A, r f s.
gt; A,
y iy \' vgt;A , 7t r \'r^OVj
\\ ev K J^A^vi •
y V^\\: vV*» v 10ih
s \' ƒ it Vr-J
y
;• \'V,.\'.\'\' \'xC a jtVr *quot; V ■ ^-v;
:-\'% V O ■• t\'.\'quot;\'■ • \\ gt; ,, *gt;■ ( r
l^jr^ -f ^
quot;i A. ,,n N~1 0 \'-v •■ gt;- ir - I »
■ v\' i t -tVw
riVgt; lt;v
gt;i
/V\'^
lt; ^
.T, ^
■AlVi.
fTs v ^ *
/ v
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
2945 098 2
r REDF.RIK de Groote kn zijn Tun, met ccnc Inleiding door Thomas Campbell. Londen 1842.
Dit werk, dat de groote eer geniet in de wereld te zijn gezonden door den schrijver van „Lochiel en Hohen-linden,quot; is een zoo uitnemenden leidsman niet geheel onwaardig. De schrijver legt wel is waar de bekentenis af, dat zijn werk niets meer dan eene compilatie is, maar die compilatie is dan toch van zeer onderhoudenden aard en wij verheugen ons reeds bij voorbaat zeer in het vooruitzicht op meerdere soortgelijke werken van den schrijver. Het verhaal loopt slechts tot het begin van den zevenjarigen oorlog en wij missen derhalve daarin het belane-wekkendste gedeelte van Krederik\'s regeering.
Het kan niet anders dan welgevallig zijn, aan onze lezeis, clat wij deze gelegenheid te baat nemen om hun een zwakke schets aan te bieden van den grootsten Koning, die in den nieuweren tijd, krachtens het geboorterecht, den troon beklommen heeft. Edoch, wij vreezen, dat
het bijkans tot de onmogelijkheid behoort, een zoo lang en aan gebeurtenissen zoo rijk geschiedverhaal binnen zulke nauwe grenzen te beperken, als wij verplicht zijn te doen. Zouden wij gedwongen worden op te houden, dan zullen wij wellicht, wanneer de voortzetting van dit werk verschijnt, tot ons onderwerp terugkeeren.
De Pruisische monarchie, de jongste der groote Euro-peesche staten, maar, wat bevolking en inkomsten betreft, de vijfde onder hen, en wat kunsten, wetenschap en beschaving aangaat, zeer zeker gerechtigd tot den derden, indien niet tot den tweeden rang, had eenen nederigen oorsprong. Omtrent het begin der vijftiende eeuw werd de familie Hohenzollern door keizer Sigismond beleend met de mark Brandenburg. In de zestiende eeuw omhelsde die familie het Luthersche geloof en in het begin der zeventiende verkreeg zij van den koning van Polen de investituur van het hertogdom Pruissen. Zelfs na deze uitbreiding van grondgebied waren de hoofden van het huis Hohenzollern nauwelijks in rang gelijk aan de keurvorsten van Saxen en Beieren. De bodem van Brandenburg was grootendeels onvruchtbaar. Ja, zelfs rondom Berlijn, de hoofdstad van het gewest, en rondom Potsdam, de lievelings-verblijfplaats der markgraven, was het land een woestijn. Op eenige plaatsen kon de vlijtige landbouwer met veel moeite aan den met hooge lagen zand bedekten grond een schralen oogst van rogge en haver afdwingen, terwijl op andere plaatsen de oude wouden, waaruit de overwinnaars van Rome te voorschijn komende naar den Donau waren afgezakt, onaangeroerd bleven van \'s menschen hand. Waar de grond rijk was, was hij gemeenlijk moerassig en de door de vruchtbaarheid verlokte landbouwer werd teruggedreven door de vrees voor zijne gezondheid. Frederik Willem, de groote
3
keurvorst, was de vorst, aan wiens staatkunde zijne opvolgers zijn overeengekomen hunne grootheid toeteschrij-ven. Hij verwierf door den vrede van Westfalen verscheidene kostbare bezittingen, zooals onder andere de rijke stad en het district Maagdenburg en hij stierf, aan zijnen zoon Frederik eenc heerschappij nalatende in aanzien elke andere gelijk, die niet met den naam van koningrijk bestempeld werd.
Frederik streefde naar den koninklijken titel. Pronkzuchtig en buitensporig, zijne ware belangen en zijne groote verplichtingen verwaarloozend, met eene niet te verzadigen begeerte hakende naar onbeduidende onderscheidingen, vermeerderde hij geenszins het werkelijk gewicht van den Staat, en liet zijn erfdeel aan zijne nakomelingen, wellicht meer in waarde verminderd, dan vermeerderd; het doel van zijn leven echter, den koningstitel, bereikte hij. In het jaar 1700 nam hij deze waardigheid aan en moest bij die gelegenheid alle bespottingen doorstaan, welke ten deel vallen aan hem, die van niets tot iets gekomen is. Vergeleken met de overige gekroonde hoofden van Europa, maakte hij een figuur, veel overeenkomende met die, welke een Nabob, die een titel gekocht heeft zoude maken in gezelschap van pairs, wier voorouders door verraad jegens de Plantagenets, vervallen verklaard waren van den adelstand. De nijd van de kaste, welke Frederik verliet en de toorn van de kaste, waar hij zich indrong, openbaarde zich op de meest stellige wijze. Al dadelijk weigerde de keurvorst van Saksen de nieuwe majesteit te erkennen. Lodewijk de Veertiende zag op hem neder met een blik, niet geheel en al ongelijk aan dien, waarmede de graaf in Molière\'s blijspel Jourdain aanziet, toen deze de kleêren van een heer had aangetrokken. Oostenrijk wilde zijne erkenning betaald zien en eischte daarvoor
1*
4
groote offers en gaf haar eindelijk op eene minder aanvallige wijze. Frederik werd opgevolgd door zijnen zoon, Frederik Willem, een vorst, die, men moet het toegeven, eenige bekwaamheid voor administratie-zaken bezeten heeft, maar wiens karakter geheel ontsteld werd door zijne talrijke ondeugden en zonderlingheden, waardoor hij veel gelijkenis verkreeg met een kersversch aan het dolhuis ontsprongen gek. Hij behandelde zijne zaken met de grootste nauwkeurigheid en hij was de man, die het plan vormde, om door middel van eene krachtige militaire organisatie aan Pruisen onder de Europesche mogendheden eene plaats te verschaffen, geheel en al buiten evenredigheid tot zijne bevolking en uitgestrektheid. Groote spaarzaamheid stelde hem in staat in tijd van vrede een leger van zestig duizend man te onderhouden. Deze troepen werden zoodanig gedisciplineerd, dat de lijfgarden van Versailles en van het kabinet van St. James een onhandig detachement zouden zijn geschenen, indien zij naast hen hadden gestaan. De gebieder van zulk eene macht kon niet anders door zijne naburen dan als een geduchte vijand en een kostbare bondgenoot beschouwd worden.
Edoch, Frederik Willem\'s inborst was slecht. Al zijne neigingen werden hartstochten en al zijne hartstochten kregen den stempel van zedelijke en verstandelijke verdorvenheid. Zijne spaarzaamheid ontaardde in vuile gierigheid. Zijn smaak voor militaire pracht en orde kreeg veel overeenkomst met dien van een Hollandschen burgemeester voor tulpen of met dien van een lid van den „Roxburgh clubquot; voor een cactus. Terwijl aan den eenen kant de afgezanten van het Berlijnsche hof in zulke eene armoede verkeerden, dat zij aan de spotternij der vreemde hoofdsteden niet ontsnappen konden en het voedsel van de koninklijke prinsen en prinsessen te gering was om den honger te
5
stillen, cn zoo slecht, dat de hongerige er zelfs van walgde, werden aan den anderen kant voor groote rekruten buitensporige geldsommen besteed, \'s Konings eerzucht ging zoo ver vn.11 ccnc brigade van reuzen te vormen en ieder land werd bezocht door zijne agenten, zoekende naar mannen boven de gewone grootte. Die nasporingen werden niet beperkt tot Europa. Aan de wervers van Frederik Willem kon geen hoofd ontsnappen, dat uitstak boven de menschenschaar op de marktpleinen van Aleppo, Caïro of Surat. Een meer dan zeven voet lange Ier, die in Londen door den Pruisischen gezant was gevonden, ontving eene beneficatie van bijkans 15600 gulden, eene geldsom, grooter dan het traktement van den gezant bedroeg. Deze buitensporigheid was des te bepottelijker, daar een dappere jongen van vijf voet, die men wellicht voor eenige guldens zou hebben kunnen aanwerven, waarschijnlijk een beter en meer te vertrouwen soldaat zou geweest zijn. Maar wat voor een verzamelaar van een andere soort een koperen Otho is, dat was voor Frederik Willem die lange Ier.
liet is opmerkenswaardig, dat Frederik Willem een der vreedzaamste vorsten was, ofschoon het hoofddoel van zijne administratie bestond in het bezit van eene groote militaire macht te geraken, ofschoon zijne regeering een gewichtig tijdperk vormt in de geschiedenis der krijgstucht en ofschoon zijn voornaamste hartstocht bestond in zucht voor militaire praal. Wij vreezen, dat zijn tegenzin voor oorlog niet voortsproot uit menschlie-vendheid, maar slechts ee\'n zijner duizende grillen was. Zijne gevoelens omtrent zijne troepen schijnen geëvenaard te hebben die van een vrek omtrent zijn geld. Hij hield er van ze te verzamelen, te tellen en te zien vermeerderen; maar hij kon het niet over zijn hart krijgen iets
6
van zijn kostbaren schat af te nemen. Hij zag uit naar een toekomstigen tijd, wanneer zijne Patagonische bataillons den vijand gelijk schapen zouden verstrooien, maar die toekomst werd nooit tot werkelijkheid en het is waarschijnlijk, dat zijn heerlijk leger, zelfs wanneer hij nog dertig jaar langer zoude geleefd hebben, nooit iets anders zou te doen gehad hebben dan het leveren van spiegelgevechten op het exercitieveld bij Berlijn. Doch de groote militaire macht, welke hij bijeengebracht had, was bestemd gebruikt te worden door een man, vermeteler en vindingrijker dan hij.
Frederik, bijgenaamd de Groote, de zoon van Frederik Willem, werd geboren in de maand Januari van het jaar 1712. Men kan gerust zeggen, dat hij door de natuur begiftigd was met een groot en scherp verstand, met een zeldzame vastheid van karakter en met een ijzeren wil. Wat zijne overige karaktertrekken betreft, is het moeielijk te zeggen, of die toe te schrijven zijn aan de natuur dan wel aan de vreemdsoortige opvoeding, die hij genoot. De geschiedenis zijner jeugd vervult een iegelijk met smart. Olivier Twist, in het werkhuis, Smike te Dothe-boys Hall waren vertroedelde kinderen, in vergelijking met dezen ongelukkigen vermoedelijken troonopvolger. De inborst van Frederik Willem was hard en slecht en de gewoonte naar willekeur te heerschen, had hem vreeselijk woest gemaakt. Zijne woede gaf zich voortdurend lucht in vloeken en slaan. Als zijne majesteit ging wandelen, nam iedereen voor hem de vlucht alsof een tijger uit de menagerie losgebroken was. Als hij eene vrouw op straat tegenkwam, gaf hij haar een schop en zeide haar: „ga naar huis en houd u bezig met uwe telgen.quot; Als hij een geestelijke naar de soldaten zag kijken, gaf hij den eerwaarden heer den raad om zich op te houden met de
7
studie cn liet gebed en bekrachtigde dien vromen raad met een ferm pak stokslagen. Maar in zijn eigen huis was hij het redelooze dier gelijk. Zijn paleis geleek op een hel en hij was de verfocielijkste der duivelen, het middelpunt tusschen Moloch en Puck. Zijn zoon Frederik en zijne dochter Wilhelmina, de latere markgravin van Bayreuth, waren in het bizonder een voorwerp van zijn afkeer. Zijn eigen verstand was niet gevormd. T lij verachtte de litteratuur. Hij haatte het ongeloof, het pausdom en de metaphysica en wist toch niet, waarin juist die drie zaken van elkander verschilden. Volgens hem bestond \'s mcnschen levenstaak in drillen en gedrild te worden. De voor een vorst passende uitspanningen waren; te zitten in een wolk van tabakrook, onder het rooken Zweedsch bier te drinken, triktrak te spelen om anderhalve stuiver per partij, wilde zwijnen te dooden en patrijzen bij duizendtallen te schieten. De kroonprins toonde zich niet zeer ingenomen met de ernstige bezigheden en met de vermaken van zijnen vader. Hij veronachtzaamde de plichten der parade; hij verfoeide den tabaksrook; hij hield niet van het triktrakspel en van jachtpartijen. Mij had een uitnemend gehoor en was meester op de fluit. Zijne eerste onderwijzers waren Fransche uitgewekenen geweest en zij hadden in hem een grooten hartstocht opgewekt voor de Fransche letterkunde en de Fransche maatschappij. Frederik Willem beschouwde deze liefhebberijen als verwijfd en verachtelijk en vuurde ze door zijne voortdurende tegenwerking, nog meer aan. De toestand werd ondragelijker, toen de kroonprins den leeftijd bereikt had, waarop de grootste omwenteling in \'s mcnschen geest en lichaam plaats grijpt. Hij was schuldig aan eenige zonden der jeugd, welke geen goede en wijze vader met gestrengheid zoude bestraffen. Later
8
werd hij beschuldigd van zonden, zij het terecht of ten onrechte, waarvoor de geschiedenis met schaamte hare oogen nederslaat en die zelfs den hekeldichter het schaamrood op de wangen dringen, zulke ondeugden, dat, om de krachtige taal van Lord Keepe levendig te gebruiken, \'s menschen booze natuur, welke uit zich zelf den mensch tot alle zonde verleidt, ze verafschuwt. Maar de feilen zijner jeugd waren niet gekenmerkt door eenige bizondere slechtheid. Desniettemin deden zij den koning schuimbekken van woede, die alle zonden en overtredingen haatte met uitzondering van die, waaraan hij zich zelf overgaf, en die meende, dat hij door het verfoeien der kleinere feilen van anderen voor zijne verregaande beestachtigheid den hemel ruimschoots vergoeding schonk. De kroonprins was ook niet een van hen, die op gezag geloovcn. Hij stelde onoplosbare vragen en bracht argumenten te berde, welke schenen te verschillen van de zuivere Luthersche leer. De koning hield zijn zoon verdacht van de eene of andere ketterij, maar zijne majesteit wist zelf niet recht of de stellingen, door den zoon verkondigd, van Calvinistischen of van Atheistischen aard waren. Was de gewone boosaardigheid van Fredc ik Willem al treurig genoeg, thans werd het nog erger, nademaal hij nu boosaardigheid voor een gedeelte van zijn plicht als Christen hield en zijn geweten vuurde zijnen haat aan. De fluit werd gebroken, de fransche boeken werden uit het paleis geworpen; de prins werd geschopt, geranseld en bij de haren getrokken. Onder het eten werden hem de schotels naar het hoofd geslingerd, nu eens werd hij op water en brood gezet, dan wederom genoodzaakt zulk walgelijk voedsel tot zich te nemen, dat zijne maag het niet kon verteeren. Eens sloeg zijn vader hem ter neêr, sleepte hem langs den grond naar het raam en slechts met moeite gelukte
9
het den prins, tc redden van den dood door worging, met behulp van het gordijnkoord. De koningin, die haar zoon niet wenschte vermoord te zien, stelde zich door dat misdrijf aan de grootste beleedigingen bloot. De prinses Wilhelmina, die haars breeder\'s partij koos, werd bijna even slecht behandeld als de leerlingen van juffrouw Browwrigg. Tot wanhoop gedreven, beproefde de ongelukkige jongeling weg te loopen. Toen steeg de woede van den ouden tyran ten top. De prins was officier in het leger, zijn vlucht was daarom desertie, en volgens het Wetboek van Frederik Willem, was desertie de grootste aller misdaden. „Desertie,quot; zegt deze koninklijke godgeleerde in een van zijne half waanzinnige brieven, „komt voort uit hel. Zij is het gewrocht van de kinderen des duivels. Geen kind van God kan zich met eenige mogelijkheid daaraan schuldig maken.quot; Een medeplichtige van den prins werd, in weerwil der voorspraak van een krijgsraad, zonder mededoogen ter dood gebracht. De prins had veel kans hetzelfde lot tc moeten ondergaan. Slechts met moeite gelukte het aan de tusschenkomst van de Staten van Holland, van de koningen van Zweden en Polen en van den keizer van Duitschland, dat liet huis van Brandenburg zich niet bezoedelde met eenen onnatuurlijken moord. Edoch eerst, nadat Frederik maanden lang in wreede onzekerheid had doorgebracht, vernam hij, dat hij het er ditmaal levend zou afbrengen. Mij bleef echter gevangen, maar was daarom toch niet te beklagen. Hij vond in zijne gevangenbewaarders ecne teederheid, waarnaar hij te vergeefs bij zijnen vader gezocht had, zijne tafel was niet met lekkernijen bezet, maar hij kreeg toch gezond en genoeg voedsel om den honger tc stillen; hij kon zonder schoppen de Henriade lezen en zijne fluit kon hij bespelen, zonder dat die op zijn hoofd aan stukken
IO
geslagen werd. Toen zijne gevangenschap eindigde, was hij den manbaren leeftijd ingetreden. Hij was bijna een en twintig jaar oud en nauwelijks kon hij meer met de roede, die zijn jeugd zoö verbitterd had, aan banden gelegd worden. Het lijden had zijn verstand ontwikkeld, maar zijn hart gestaald en zijn inborst vergald. Hij had geleerd zich zelf te bedwingen en den huichelaar te spelen; hij veinsde zich te gedragen overeenkomstig de wenschen van zijnen vader en hij nam zich eene vrouw, die zijn vader hem aanwees; edoch slechts in naam werd zij zijne echtgenoote. Hij diende met eer, ofschoon de gelegenheid zich hem niet aanbood, eenig schitterend wapenfeit te verrichten, ouder het opperbevel van prins Eugenius, gedurende een veldtocht, die zich niet door bijzondere gebeurtenissen onderscheidde. Men veroorloofde hem nu een afzonderlijk palcis te bewonen en hij was derhalve in staat zijn smaak te bevredigen. Deels om den koning tevreden te stellen en deels, ongetwijfeld uit neiging, besteedde hij een gedeelte van zijnen tijd aan het militarisme en aan de politiek en verwierf dus langzamerhand eene zaakkennis, waarvan zich zijne vertrouwdste vrienden geen denkbeeld konden vormen.
Zijne lievelingsverblijfplaats was Rheinsberg, eene plaats dicht bij de grenzen tusschen Pruisen en het hertogdom Mecklenburg gelegen. Rheinsberg is een vruchtbaar en aanvallig oord te midden der zandwoestijn van de mark. Het verblijf, omringd door eiken- en beukenhout, ziet uit op een groot meer. Daar verdreef zich Frederik den tijd met het aanleggen van tuinen, dan eens ze verdeelende in regelmatige lanen en wandeldreven, dan wederom ze makende tot een doolhof, met het bouwen daarin van obelisken, priëelen en broeikassen en met het verzamelen van zeldzame vruchten en bloemen. Zijne afzondering
11
deelden eenige vertrouwden, onder wie hij de voorkeur schijnt geschonken te hebben aan hen, die van geboorte of wel van afkomst Franschen waren. Met hen at en dronk hij, verkortte zich den tijd met concerten en stichtte eene ridderorde die hij noemde de Bayards-orde; maar letterkunde bleef en was zijn hoofdgenoegen. Zijne ge-heele opvoeding was Fransch geweest. De langdurige macht, welke Lodewijk de veertiende genoten had en de groote verdiensten der tooneeldichters in het treur- en blijspel, der hekeldichters en der gewijde redenaren, die onder dien pronklievenden vorst leefden, hadden aan de Fransche taal de wereldheerschappij verschaft. Zelfs in landen, die eene nationale letterkunde bezaten en die fier konden zijn op mannen grooter in naam dan Racine, Molière en Massillon, in het vaderland van Dante, in dat van Cervantes, in dat van Shakspeare en Milton, waren Pa-rijsche zeden en gebruiken doorgedrongen. Duitschland had nog geen enkel meesterstuk van dichtkunst of welsprekendheid opgeleverd en daarom heerschte dan ook daar de smaak voor al wat Fransch was zonder mededinger en onbeperkt. Ieder jongeling van aanzien leerde Fransch spreken en schrijven. Beschaafd of zelfs maar met gemak en nauwgezetheid zich uit te drukken in zijne moedertaal werd voor niet gewichtig genoeg gehouden. Zelfs 1\' rederik Willem met al zijne ruwe Saksische vooroor-deelen hield de kennis der Fransche taal voor zijne kinderen noodzakelijk, daarentegen hield hij de bekendheid met de Duitsche taal voor onnoodig. Het leeren van Latijn werd bepaald verboden. „Mijn zoon,quot; zoo schreef zijne majesteit, „zal geen Latijn leeren en ik duld zelfs niet, dat iemand over zulke zaken tot mij een woord rept.quot; Een der leermeesters verstoutte zich met den kroonprins de Gouden Bul te lezen, toen Frederik
12
Willem binnenkwam en op zijne gewone koninklijke wijze losbulderde en zeide;
„Waarmede, schurk, zijt gij daar bezig?quot;
„Om u te dienen,quot; antwoordde de onderwijzer, „ik hield mij bezig met aan zijne koninklijke hoogheid de Gouden Bul te interpreteeren.quot;
„Ik zal u met uw Gouden Bul, gij schavuit 1quot; brulde de Pruisische majesteit en meteen hief de koning zijn rotting omhoog. De verschrikte onderwijzer maakte zich vlug uit de voeten en Frederik\'s klassieke studie nam voor altijd een einde. Soms schiep hij behagen in het uitspreken van latijnsche volzinnen en sprak dan de taal van Cicero op volgende wijze: „Stante pede morire.quot; „De gustibus non est disputandus.quot; — Tot verbas, tot spondera.quot; Van het Italiaansch kon hij nog geen bladzijde van Metastasio met gemak lezen, en van het Spaansch en Engelsch verstond hij, voor zooverre wij weten, geen enkel woord.
Daar de voornaamste meesterstukken der menschhcid, tot welke hij toegang had, van Fransche schrijvers afkomstig waren, kan het niemand verwonderen, dat hij voor die schrijvers een hoogen eerbied koesterde. Zijn eerzuchtig en hevig karakter zette hem aan, de voorwei-pen zijner bewondering na te bootsen. Wellicht bestond zijn vurigste wensch in de begeerte onder de meesteis der Fransche rede en dichtkunst eene plaats in te nemen. Hij schreef in proza en poczy, als ware hij een uitgehongerde knol van Cave of Osborn, maar de natuui , welke hem ruimschoots bedeeld had met talenten vooi militaire en administratieve zaken, had hem niet geschonken die hoogere en zeldzamere gaven, zonder welke dc mensch met alle vlijt te vergeefs naar den onstei felijken roem van dichter en redenaar streeft. En indien hij ook
al begiftigd ware geweest met meer verbeeldingskracht, vernuft en rijkdom aan gedachten, dan hij schijnt gehad te hebben, dan zoude toch allerwaarschijnlijkst een groot gebrek hem bij voortduring verhinderd hebben, een hooge plaats in»de geletterde wereld in te nemen. Over geen taal bezat hij volkomen heerschappij. Hij kende genoeg Duitsch om zijne dienstboden uit te schelden en om zijne grenadiers bevelen te geven, maar hij sprak en schreef die taal met veel fouten en slecht. Van het eenvoudigste Duitsche gedicht kon hij moeijelijk de beteekenis vatten. Eens las men hem eene vertaling van de Iphigénie van Racine. Hij had het orgineel in zijne handen, maar moest bekennen, dat zelfs met behulp daarvan hij de vertaling niet kon verstaan. Edoch, ofschoon hij de studie zijner moedertaal verzuimd had, ten einde zijn geheele aandacht aan het Fransch te wijden, was zijn Fransch toch het Fransch van een vreemdeling. Het was noodzakelijk, dat hij steeds eenige letterkundigen van Parijs ter zijner beschikking had, ten einde hem te wijzen op de fouten en verkeerde rijmen, waaraan hij zich tot het laatst toe dikwerf schuldig maakte. Maar al hadde hij ook bezeten het dichterlijke vermogen, iets wat volgens onze meening hem ten eenenmale ontbrak, zoude hem toch het gebrek aan kennis eener taal belet hebben een groot dichter te zijn. Daar werd, voor zoo verre wij ons herinneren, nooit door iemand een grootsch werk vervaardigd, tenzij in eene taal, welke men geleerd heeft, zonder zich te herinneren hoe of wanneer, en welke men met volkomen gemak gesproken heeft, zonder den bouw der volzinnen ontleed te hebben.
Romeinen van groote bekwaamheid schreven Grieksche verzen; maar hoevele dier verzen hebbende onsterfelijkheid verdiend? Vele uitstekende en geleerde mannen hebben
14
Sophoclcs of Shakespeare, dan zouden wij kunnen verwacht hebben, dat hij Zaire rechtvaardiger beoordeeld had. Ware hij in staat geweest Thucydides en 1 acitus in het oorspronkelijke te bestudeeren, zoo zoude hij geweten hebben, dat daar in de geschiedenis mannen waren verre boven den schrijver van hot leven van Karei den Twaalfde verheven. Maar het schoonste heldendicht, het ontzag-wekkendste treurspel en het gekleurdste geschiedkundig werk, dat Frederik ooit gelezen had, had ook Voltaire tot schrijver. Daarom dan ook vergoodde de jeugdige vorst een zoo talentvollen man. De godsdienstige en philosophische leerstellingen van Voltaire waren nog niet wereldkundig gemaakt. Eerst later, toen hij openlijk den oorlog aan de kerk verklaard had en uit zijn vaderland verbannen was, verkondigde hij die. Maar toen Frederik te Rheinsberg woonde, was Voltaire nog een hoveling; en ofschoon hij niet altijd heer en meester was over zijne scherpe tong, had hij toch nog niets verkondigd, dat hem van Versailles kon doen verbannen, en slechts weinig had hij geschreven, dat niet met genoegen door de godgeleerden van de school van Hugo de Groot en Tillotson gelezen werd. In de Henriade, in Zaire, en in Alzire wordt al de Christelijke godsvrucht op de heerlijkste wijze ten toon gespreid en eenigc jaren na het tijdperk, waarover wij schrijven, liet een Paus zich de opdracht van Mahomet welgevallen. Ondanks den sluijer, waarmede hij ze verhulde, konden de werkelijke gevoelens van den dichter voor een scherp oog en voor het verstand van Frederik niet verborgen blijven, die soortgelijke gevoelens koesterde en gewend was dergelijke veinzerij in praktijk te brengen.
De prins schreef aan zijnen afgod op den toon van een vereerder, en Voltaire antwoordde met uitgelezene
15
in den nieuweren tijd Latijnschc gedichten geschreven; maar, voor zooverre wij weten, kunnen deze gedichten en zelf niet die van Milton onder de besten gerangschikt-wórden. Het is daarom niet vreemd, dat wij niets vinden in de Fransche verzen van Frederik, wat het bereik van een mensch van gezond verstand te boven gaat en wat een hooger standpunt dan de dichtkunst van Newdigate en Seaton inneemt. Wellicht kunnen zijne beste stukken eene plaats innemen onder de slechtsten in de bloemlezing van Dodsley. In de geschiedenis slaagde hij beter. In zijne lijvige gedenkschriften vinden wij geen sporen van diep nadenken of van levendig koloriet. Maar het verhaal onderscheidt zich door duidelijkheid, juistheid, verstand en eene zekere mate van waarheid en eenvoud, hetgeen bizonder te prijzen is in een man, die, na groote dingen verricht te hebben, zich terneder zet om ze te vertellen. In het geheel echter zijn van zijne geschriften de brieven ons het aangenaamst en in het bizonder die, welke niet met verzen opgesmukt zijn.
Niet vreemd is het, dat een, aan de letterkunde toegewijd en slechts met die van Frankrijk bekend jongeling, met diepen eerbied zijne blikken op Voltaire gevestigd hield.
„Iemand, die nooit de zon gezien heeft,quot; zegt Calderon in een zijner liefelijkste tooneelspelen, „kan men niet berispen, „indien hij denkt, dat de maan aan luister niet kan over-„troffen worden. Iemand, die noch de Maan, noch de „zon gezien heeft, kan men niet verdenken, wanneer „hij spreekt over den ongeëvenaarden glans van de Ochtend-„ster.quot; Was Frederik in staat geweest Homerus en Milton of zelfs Virgilius en Tasso te verstaan, dan zoude zijn bewondering der Henriade er getuigenis van afleggen, dat hij niet het vermogen had om het uitstekende in de kunst te onderscheiden. Was hij bekend geweest met
i6
sierlijkheid en behendigheid. De daarop volgende correspondentie zal met vrucht geraadpleegd worden door hen, die in de vleikunst een hoogen trap willen bereiken. Daar is niemand geweest die fijnere complimenten gaf, dan Voltaire. Het zoetste suikerwerk van hem had altijd een aangenamen en bovendien prikkelenden smaak, verkwikkend voor een door het grove toebereidsel van geringere kunstenaars afgestompt verhemelte. Slechts uit zijne hand kon zooveel suiker toegediend worden, zonder dengene, die het verzwolg ziek te maken. De vrienden gaven elkander kopijen van verzen, schrijflessenaars en snuisterijen van barnsteen. Frederik vertrouwde zijne geschriften aan Voltaire toe en Voltaire schonk zijn bijval in die mate, alsof Frederik in een persoon Racine en Bossuet was. Een der werken van zijne koninglijke hoogheid bestond in eene weerlegging van Machiavelli. Voltaire liet het drukken. Het kreeg den titel van „Anti-Machiavelliquot; en was een stichtende preek tegen roof, trouweloosheid, willekeur, onrecht-vaardigen oorlog, in het kort tegen alles, waardoor de schrijver zelf later berucht geworden is.
De oude koning liet nu en dan een woest gebrul hoo-ren over de vermaken te Rheinsberg. Maar zijne gezondheid was gebroken, zijn einde naderde en zijne krachten namen af. Slechts één genoegen was voor hem over gebleven, dat van soldaten te zien. Hij kon altijd verzoend worden door een geschenk van een zesvoet grooten grenadier en op verstandige wijze bood zijn zoon hem zulke geschenken aan.
In het begin van het jaar 1740 stierf Frederik Willem met een moed en eene waardigheid, een beter en wijzer man waardig, en Frederik, die pas zijn acht en twintigste jaar voleind had, werd Koning van Pruisen.
•7
Men begreep zijn karakter weinig. Dat hij groote bekwaamheden had, daaraan twijfelde niemand, die met hem gesproken had of in briefwisseling getreden was. Maar het gemakkelijke leven van een Epicurist, dat hij geleid had, zijne liefde voor goed eten en drinken, voor muziek, gezelligheid en ligte literatuur deed menigeen hem aanzien als een wellusteling naar ziel en ligchaam. Zijne gewoonte om te bazelen over matigheid, vrede, vrijheid en het geluk, dat een goed mensch ontleent aan het geluk van anderen, had eenigen, die hem beter hadden moeten kennen, verschalkt. Die, welke het best over hem dachten, verwachtten een Telemachus volgens het model van Fenélon. Anderen voorzeiden de nadering van eenc eeuw der Medici, eene eeuw, kunsten en wetenschappen toegenegen en tevens niet afkeerig van vermaak. Niemand koesterde de minste achterdocht, dat een tyran van buitengewone krijgs- en staatkundige talenten en van nog buitengewonere werkzaamheid, zonder vrees, zonder trouw, en zonder genade, den troon beklommen had.
De teleurstelling van Falstaff bij de krooning van zijn ouden, vrolijken makker was niet erger dan die, welke den vertrouwden van Rheinsberg wachtte. Zij hadden lang uitgezien naar de troonsbeklimming van hunnen meester, als naar eene gebeurtenis, van welke hun eigen voorspoed en grootheid zou dagteekenen. Eindelijk hadden zij het beloofde land bereikt, het land, dat zij zich voorgesteld hadden, als overvloeiende van melk en honing, en zij vonden eene woestijn. „Geen dwaasheden meerquot;, luidde de korte, scherpe vermaning, die Frederik aan een van hen toedeelde. Het werd spoedig duidelijk, dat in de gewichtigste punten de souverein eene sterke familiegelijkenis met zijnen voorganger had. Daar was inderdaad een groot verschil
2
18
tusschen vader cn zoon, wat betreft grootte en scherpte van verstand, denkbeelden, vermaken, studievakken en uitwendig gedrag. Maar in den grond was beider karakter hetzelfde. Beide waren bezield met liefde voor orde en zaken, met smaak voor militaire bedrijven, met spaarzaamheid, met een gebiedenden geest, met eene prikkelbare inborst en beide schiepen behagen in de smart en vernedering van anderen. Edoch deze eigenschappen hadden een deel der algemcene verdorvenheid van de inborst van Frederik Willem uitgemaakt en droegen een geheel ander karakter bij Frederik\'s scherp en beschaafd verstand.
Zoo was Frederik, bijvoorbeeld, zoo bezorgd, als eenig vorst slechts zijn kon, voor het gehalte van zijn leger. Maar deze bezorgdheid ontaardde nooit, gelijk die zijns vaders, in waanzin, toen deze fabelachtige sommen voor zijne reuzen betaalde. Frederik was zoo gierig als slechts een burgervorst zijn kon. Maar hij begreep niet, gelijk zijn vader, dat het der moeite waard was, ongezonde kool te eten, ten einde vier of vijf rijksdaalders in het jaar te besparen. Frederik was, naar wij vreezen, even slecht als zijn vader, maar zijn verstand stelde hem in staat zijne boosheid meer te bedekken dan zijn vader deed, en ellende en vernedering te veroorzaken door eene berisping in plaats van door slagen. Wel is waar liet Frederik geenzins zijn, krachtens erfrecht verkregen, voorrecht van scheppen en zamelen varen. Zijne toepassing echter van dat recht verschilde belangrijk van die zijns vaders. Voor Frederik Willem scheen het bloote feit, dat wie ook, mannen, vrouwen of kinderen, Pruisen of vreemdelingen onder het bereik zijner voeten of handen kwamen , voldoenden grond op te leveren om tot afrossen over te gaan. Frederik vorderde zoowel provocatie ais
19
gelegenheid, en slechts op zijne geborene onderdanen paste iiij deze vaderlijke kastijding toe; echter had eens de heer Thicbault de groote eer eene uitzondering op dien regel te maken.
Noch zijne onderdanen, noch zijne buren kenden het karakter van hrederik geheel en al, toen gebeurtenissen plaats vonden, die liet in een helder daglicht plaatsten. Eenige maanden na zijne troonsbeklimming stierf Karei de zesde, keizer van Duitschland, de laatste nakomeling in de mannelijke linie van het huis van Oostenrijk.
Karei Het geen zoon na en had lang voor zijn dood alle hoop op mannelijke afstammelingen laten varen. Gedurende het laatste gedeelte van zijn leven was zijn hoofddoel geweest, aan zijne nakomelingen in de vrouwelijke linie het bezit der vele kroonen van het Habsburgsche huis te verzekeren. Met dit doel had hij eene nieuwe wet voor de erfopvolging afgekondigd, alom bekend in Europa onder den naam van Pragmatieke Sanctie. Krachtens die wet volgde zijne dochter, de aartshertogin Maria Theresia, de vrouw van Frans van Lotharingen, in de heerschappij van hare voorouders op.
Geen souverein heeft ooit van ecnen troon, krachtens rechtmatiger titel, bezit genomen. De geheeie politiek van het Oostenrijksche huis was gedurende twintig jaar op een enkel doel gericht geweest: op de regeling der erfopvolging. Van iedereen, wiens rechten op eenige wijze als geschonden konden beschouwd worden, waren op de plechtigste wijze afstandsverklaringen verkregen. De nieuwe wet was erkend door de staten van alle koningrijken en vorstendommen, welke de groote Oostenrijksche monarchie vormden. Engeland, Frankrijk, Spanje, Rusland, 1 olen, Pruisen, Zweden, Denemarken, de Duitsche bond hadden zich bij tractaat verbonden tic Pragmatieke Sanctie
20
tc handhaven. Die Sanctie was toevertrouwd aan de bescherming van de geheele beschaafde wereld.
Zelfs, indien geen bepaalde overeenkomsten omtrent dit onderwerp hadden bestaan, was de regeling zoodanig, dat een goedgezind mensch de uitvoering daarvan niet zou hebben willen beletten. Het was eene vredelievende regeling. Het was eene regeling aangenaam aan de bevolking, wier geluk hoofdzakelijk daarin betrokken was. Het was eene regeling, die geen verandering teweegbracht in de machtsverdeeling onder de staten der Christenheid, liet was eene regeling, die alleen door eenen algenieenen oorlog kon opgeheven worden; en het gevolg van die opheffing zou zijn, dat het evenwicht van Europa zou vernietigd worden, dat de loyale en patriotische gevoelens van millioenen met voeten zouden getrapt worden en dat groote stukken land, welke gedurende eeuwen met elkander vereenigd waren door ruw gewold van een gescheurd zouden worden.
De vorsten van Europa waren daarom krachtens hun plicht, welken hij, die met gezag over zijne medeburgers bekleed is, voor het heiligst moest houden, gebonden tot eerbiediging en verdediging van de rechten der Aartshertogin. Haar toestand en hare persoonlijke eigenschappen waren van dien aard, dat zij ieder edeldenkend mensch opwekten tot medelijden, bewondering en ridderlijke gevoelens. Hare gedaante was majestueus, hare gelaatstrekken waren schoon, haar voorkomen liefelijk en vol leven, hare stem muziekaal, hare houding bevallig en waardig. In het huiselijk leven kon men haar geen verwijten maken. Zij was gehuwd met een man, dien zij beminde en was
3 • r
op het punt van te bevallen, toen haar vader stierf. Het Verlies van een vader en de nieuwe regeeringszorgen waren te groot voor haar bij den zwakken toestand
21
barer gezondheid. Hare vrolijkheid was ter neer gedrukt en hare wangen verloren haren blos. Echter scheen het, dat zij weinig reden voor verontrusting had. Het scheen, dat rechtvaardigheid, menschlicvendheid en getrouwheid aan geslotene verdragen genoeg gewicht in den weegschaal zouden leggen om de zoo plechtig getroffene regeling in werking te doen treden. Engeland, Rusland, Polen en Holland verklaarden formeel hunne overeenkomsten te willen vervullen. De Fransche gezanten gaven eene mondelinge verklaring in denzelfden geest. Maar van geen kant ontving de jeugdige koningin van Hongarije heiliger verzekeringen van vriendschap en ondersteuning dan van den koning van Pruisen.
Toch was de koning van Pruisen, de Anti-Machiavelli, reeds vast besloten tot de groote misdaad van schennis van zijn gegeven woord, tot diefstal jegens dc bondgenoote, die hij verplicht was te verdedigen, tot het dompelen van geheel Europa, in eenen langen, bloedigen en vernielenden oorlog en dit alles met geen ander doel, dan om zijn grondgebied te vergrooten cn zijn naam in de nieuwsbladen vermeld te zien. Hij nam het besluit, met spoed en in het geheim een leger tc verzamelen, Silezic binnen te trekken, eer Maria Theresia van zijn plan in ervaring zou gekomen zijn en deze provincie aan zijn rijk toe te voegen.
Wij willen ons niet verlagen met in het brcede te wederleggen de schijngronden, die de samensteller der gedenkschriften, die voor ons liggen, van Dr. Preuss overgeschreven heeft. Zij komen daarop neêr, dat het Brandenburgsche huis eenige rechten op Silezië had, welke rechten dit huis genoodzaakt was geweest ten gevolge van den eisch van het hof van Weenen tc laten varen. Het staat vast, dat Pruisen toegegeven had, wie ook in den
beginne gelijk mag hebben gehad. Iedere vorst van het Brandenburgsche huis had berust in den bestaanden toestand. Ja, het hof van Berlijn had zich zelfs onlangs nog niet dat van Weenen verbonden en had de integriteit van de Oostenrijksche staten gewaarborgd. Is het niet duidelijk, dat de wereld nooit, zelfs niet éénen dag, vrede zou genieten, indien verouderde aanspraken tegenover nieuwe verdragen en een langdurig bezit gesteld werden? De wetten van alle natiën hebben wijselijk eencn tijd bepaald, na verloop waarvan titels, hoe onwettig ook in hunnen oorsprong, niet meer aangevochten kunnen worden. Iedereen gevoelt, dat, indien aan iemand zijne bezittingen ontnomen werden, op grond van de een of andere onrechtvaardigheid gepleegd ten tijde der Tudors, al het kwaad, hetgeen voortspruit uit willekeurige verbeurdverklaring, ia het leven zou geroepen en alle eigendom onzeker zou worden. Het is een voorschrift van openbare orde, zoo luidt de wettelijke regel, dat er aan procedeeren oen einde kome. En ongetwijfeld is deze regel ten minste evenzeer van toepassing in het staatsrecht; want daar beteekent strijd: verwoesting van stad en land, vernietiging van handel en nijverheid, belegeringen, gelijk die van Bayadoz en St. Sebastian, slagvelden, gelijk aan die van Eylau en Borodino. Wij houden het er voor, dat de overgave van Noorwegen door Denemarken aan Zweden, ccne onrechtvaardige daad was, maar zoude de koning van Denemarken daarom gerechtigd zijn, om zonder eenige nieuwe aanleiding, in Noorwegen te landen en eenen oorlog aan te vangen? De koning van Nederland denkt ongetwijfeld, dat hij, in strijd met recht en billijkheid, van België beroofd werd. Toegegeven, het ware zoo. Zoude hij daarom gerechtigd zijn met een leger Brussel binnen te rukken ? De onrechtvaardigheid van Frederik was echter
23
nog grooter, daar dc onrechtmatige daad, waarover hij zich beklaagde, meer dan eene eeuw geleden begaan was. En men moet niet uit liet oog verliezen, dat hij de grootste verplichtingen aan het huis van Oostenrijk had. Men gelooft zelfs, dat zijn leven door tusschenkomst van den vorst, wiens dochter hij op het punt stond te berooven, gespaard bleef.
Om den koning recht te laten wedervaren, moet men bekennen, dat hij op niet meer deugd aanspraak maakte, dan hij werkelijk bezat. In zijne proclamaties kan hij ter wille van den vorm eenige onzinnige verhalen omtrent zijne verouderde aanspraken op Silezië opgedischt hebben, maar in zijne gesprekken en gedenkschriften sloeg hij eenen anderen toon aan. Zijne eigene woorden zijn: „Eerzucht, belang, de wensch om dc menschen over mij te doen spreken, behaalden de overwinning; en ik besloot tot den oorlog.quot;
Zijn besluit genomen hebbende, handelde hij met bekwaamheid en kracht. Het was onmogelijk dc toebereidselen geheel en al te verbergen, want op het Pruisische territoir zag men soldaten, kanonnen en bagage zich heen en weer bewegen. Dc Oostenrijksche gezant te Berlijn stelde zijn hof in kennis van deze gebeurtenissen en liet blijken van zijn achterdocht omtrent Frederik\'s plannen, edoch de ministers van Maria Theresia weigerden geloof te schenken aan eene zoo zwarte beschuldiging van een jong vorst, die alom bekend was, doordien hij zoo hoog opgaf van zijne rechtschapenheid en mensch-lievendheid. „Wij willen het niet,quot; zoo zeiden zij, „wij kunnen het niet gelooven.quot;
Ondertusschen waren de Pruisische legerkrachtcn verzameld. Zonder oorlogsverklaring, zonder eenigen eisch tot schadevergoeding, terwijl hij plichtplegingen wisselde
24
en verzekeringen van vriendschap gaf, opende hij de vijandelijkheden. Vele duizenden zijner troepen stonden reeds in Silezic eer de koningin van Hongarije wist, dat hij aanspraak maakte op eenig deel van haar grondgebied. Eindelijk zond hij haar een boodschap, welke alleen als eene beleediging kon aangezien worden. Indien zij hem Sileziö slechts wilde afstaan, zoo zoude hij haar, zeide hij, tegen ieder beschermen, die beproeven zou haar van hare overige bezittingen te berooven; alsof hij zich niet reeds verbonden had haar bij te staan, en alsof zijn nieuwe belofte meer waard was dan zijne oude!
Het was midden in den winter. Daar heerschte eene strenge koude en de wegen waren met dikken modder bedekt. Maar de Pruisen rukten voorwaarts. Weerstand was onmogelijk. Het Oostcnrijksche leger was toen noch talrijk, noch krachtig. Het kleine gedeelte van dat leger, dat in Sileziö lag, was op vijandelijkheden niet voorbereid. Glogaw werd geblokkeerd; Breslau opende hare poorten, Ohlau werd ontruimd. Eenige garnizoensplaatsen hielden zich nog staande; maar het geheele open land werd onderworpen; geen vijand waagde het den koning in het open veld het hoofd te bieden; en, voor het einde van Januari van het jaar 1741, keerde hij naar Berlijn terug om de gelukwenschen zijner onderdanen in ontvangst te nemen. —
Ware de Silezische quaestie eene quacstie tusschen Frcderik en Maria Theresia geweest, zoo zoude het onmogelijk geweest zijn den koning van grove trouweloosheid vrij te spreken. Maar wanneer wij letten op de gevolgen, die zijne staatkunde te weeg bracht en onfeilbaar te weeg brengen moest voor alle beschaafde volken, zoo moeten wij een nog strenger veroordeelend vonnis vellen. Tot op het oogenblik, dat hij den oorlog
25
begon, scheen het mogelijk, zelfs waarschijnlijk, dat de vrede zou bewaard blijven. De plundering van het groote Oostenrijksche erfgoed was inderdaad een sterke bekoring, en in meer dan een cabinet peinsde men reeds over eerzuchtige plannen. Maar de verdragen, door welke de Pragmatieke Sanctie gewaarborgd was, waren uitdrukkelijk en van jeugdigen datum. Geheel Europa in verwarring te brengen om een klaarblijkelijk onrechtvaardig doel was geen zaak van geringe beteekenis. Engeland bleef getrouw aan zijne verbindtenissen. Fleury had steeds zijn stem voor den vrede doen hooren. Hij bezat een geweten. Hij was nu oud van dagen en wilde niet bezoedeld met eene groote misdaad, na een leven, dat, wanneer men zijn toestand in aanmerking neemt, vlekkeloos mag genoemd worden, voor den rechterstoel van zijnen God verschijnen. Zelfs de ijdele en beginsellooze Ecllc-Isle, wiens geheele leven een wilde droom van verovering en roof was, voelde dat Frankrijk, verbonden als het was door plechtige verdragen, niet zonder schande een directen aanval op de Oostenrijksche bezittingen kon doen. Karei, keurvorst van Beijeren, beweerde recht te hebben op een groot gedeelte van het erfgoed, dat de Pragmatieke Sanctie aan de koningin van Hongarije gaf, maar hij was niet machtig genoeg, dit beweerde recht zonder ondersteuning tot gelding te brengen. Men mocht derhalve niet zonder grond verwachten, dat al de vorsten der Christenheid na een korten tijd van rusteloosheid berusten zouden in de door den overledenen keizer gemaakte regeling. Edoch de egoïstische roofzucht van den koning van Pruisen gaf het teeken aan zijn buren. Zijn voorbeeld bracht hun schaamte-gevoel tot zwijgen. Üü goede uitslag gaf hun aanleiding de moeielijkheid, die daarin lag om de Oostenrijksche monarchie te ver-
20
nictigcn gering tc schatten. De gcheele wereld gordde de wapenrusting aan. Over het hoofd van Frederik komt al het bloed, dat vergoten werd in een oorlog, die gedurende vele jaren en in alle werelddeelen woedde, het bloed van den veldslag van Fontenoy, het bloed van de bergbewoners, die geslacht werden bij Culloden.
Het kwaad, te weeg gebracht door zijne verdorvenheid, die hem eene naburige natie, welke hij beloofd had te verdedigen, deed plunderen, werd gevoeld in landen, waar de naam van Pruisen onbekend was; en dien ten gevolge zag men Negers elkander bevechten op de kust van Coromandel en Roodhuiden elkander scalpeeren aan de groote zeeün van Noord-Amerika.
Zonder veldslag was Silezie bezet; maar de Oosten-rijksche troepen naderden ter bevrijding van de vestingen, die zich nog staande gehouden hadden. In de lente begaf Frederik zich weder naar zijn leger. Hij had weinig van den oorlog gezien en had nooit het bevel gevoerd over eene groote menigte menschen. Het is derhalve niet vreemd, dat zijne eerste militaire verrichtingen weinig verrieden van die bekwaamheid, welke op een later tijdstip geheel Europa met bewondering vervulde. Wat men kan zeggen van eenige schilderijen van Raphael in zijne jeugd, kan van dezen veldtocht gezegd worden. Hij voerde den krijg in den beginne van zijne loopbaan als veldheer slecht. Gelukkig voor hem waren de bevelhebbers, die hem tegenover stonden, mannen van geringe bekwaamheid. De krijgstucht zijner eigene troepen, in het bijzonder zijner infanterie werd in die eeuw niet geëvenaard, en eenige bekwame en ervarene officieren stonden hem met hunnen raad ter zijde. Van hen was de uitstekendste de veldmaarschalk Schwerin, een dappere gelukzoeker van Pommersche afkomst, die
27
dc helft der Kuropccschc gouvernementen gediend had, brieven van aanstelling van de Staten Generaal van I lolland en van den hertog van Mecklenburg gehad had, onder Marlborough bij Blenheim gevochten had en met Karei den twaalfde bij Bender geweest was. De eerste slag van 1\' rederik werd geleverd bij Molwitz en nooit begon de loopbaan van cenen grooten veldheer onder slechter voorteckens. Zijn leger overwon. Niet alleen, gelukte het hem echter niet zijn naam als bekwaam veldheer te vestigen, maar hij was bovendien zoo ongelukkig, dat men het in twijfel trok, of hij wel den moed van een gemeen soldaat bezat. De cavalerie, waarover hij in eigen persoon het bevel voerde, werd op de vlucht geslagen. Niet gewoon aan het gedruisch en aan de slachting op het slagveld, verloor hij zijne zclfbeheersching en luisterde te gretig naar degenen, die hem rieden zijn persoon in veiligheid te brengen. Zijn Engelsch paard droeg hem vele mijlen ver van \'t slagveld, terwijl Schwerin, schoon op twee plaatsen verwond, met moed den slag voortzette. De bekwaamheid van den ouden veldmaarschalk en de volharding van de Pruisische troepen behielden de bovenhand en de Oostenrijkers moesten met verlies van acht duizend man het veld ruimen.
Dc nieuwstijding werd den koning laat in den nacht bericht op een molen, waar hij een schuilplaats had gevonden. Het griefde hem zeer. Hij had gewonnen; maar hij was zijn geluk verschuldigd aan maatregelen, welke anderen hadden genomen, en aan de dapperheid van mannen, die gevochten hadden terwijl hij zich op dc vlucht bevond. Zoo weinig beloofde het optreden van den grootstcn krijgsman van dien tijd.
De slag bij Molwitz was het teeken voor een alge-
28
meenc uitbarsting in geheel Europa. Beijeren vatte de wapenen op. Frankrijk, ofschoon nog niet den oorlog verklarende, nam echter daaraan deel als bondgenoot van Beijeren, De twee groote staatslieden, aan wie de menschheid vele jaren van vrede en rust verschuldigd was, verdwenen te dien tijde van het staatstooneel, maar niet voor zij zich schuldig gemaakt hadden aan de zwakte, van hun gevoel van rechtvaardigheid en hunne liefde voor vrede te hebben opgeofferd aan de ijdele hoop op bewaring van hun macht. Fleury terneer gebogen door zwakte en ouderdom bezweek onder de onstuimigheid van Belle-Isle. Walpole trok zich terug uit den dienst van zijn ondankbaar vaderland en begaf zich naar zijne bosschen en schilderijen te Houghton, terwijl zijn macht overging op den vermetelen en zonderlingen Carteret. Zooals de ministers waren, zoo waren de volkeren. Dertig jaren, gedurende welke Europa met kleine tusschenpoozen rust genoten had, hadden den geest van elke natie voorbereid op groote militaire schouwspelen. Een nieuw geslacht was opgegroeid, dat zich niet kon herinneren aan het beleg van Turijn of aan den slag van Malplaquet; dat den oorlog door niets anders dan door zijne tropheen kende en dat, terwijl het met fierheid neerzag op de tapijten te Blenheim of op het standbeeld op het plein der Victorie, weinig er aan dacht met hoevele ontberingen, verspilling van rijkdom en tranen overwinningen gekocht moeten worden. —
Een tijd lang scheen het geluk zich van de Koningin van Hongarije afgekeerd te hebben. Frederik viel Moravië binnen. De Franschen en Beijeren drongen Bohemen binnen en vereenigden zich daar met de Saksers. Praag werd ingenomen. De keurvorst werd door de stemmen zijner ambtgenooten tot den keizerlijken troon verheven.
29
ccn troon, dien het huis van Oostenrijk, ten gevolge van het bezit gedurende zoovele eeuwen, bijna aanzag als eene hetzelve krachtens erfrecht toekomende bezitting.
Edoch de trotsche dochter der Caesars was niet gebroken. Hongarije behoorde haar nog toe krachtens eenen onbetwistbaren titel; en ofschoon hare voorouders Hongarije voor het oproerigste van al hunne koningrijken gehouden hadden, besloot zij zich toe te vertrouwen aan de getrouwheid van een wel ruw, onstuimig en de onderdrukking verafschuwend, maar dapper, edelmoedig en ongekunsteld volk. Tc midden van nood en gevaar had zij het leven geschonken aan eenen zoon, den lateren keizer Jozeph den tweede. Nauwelijks was zij opgestaan van haar kraambed, of zij begaf zich ijlings naar Presburg. Daar ten aanschouwe van eene ontelbare menigte werd zij gekroond met de kroon en gekleed met het kleed van den heiligen Stephanus. Geen toeschouwer kon zijn tranen weerhouden, toen de schoone, jonge moeder, nog zwak ten gevolge der bevalling, volgens de gewoonte harer vaderen den berg der vete opreed, het oude staatszwaard uit de schede trok, hetzelve naar het noorden en zuiden, oosten en westen zwaaide, en met een gloed op haar bleek gelaat de vier wereldstreken uitdaagde hare rechten en die van haren zoon te betwisten. Op de eerste zitting van den rijksdag verscheen zij gekleed in den diepen rouw over haren vader en smeekte haar volk in pathetische en waardige woorden hare rechtvaardige zaak te steunen. Magnaten en afgevaardigden sprongen op, trokken halverwege hunne zwaarden en beloofden haar met vurige stemmen met hun leven en fortuinen bij te staan. Tot nu toe had hare karaktervastheid haar nooit in het openbaar verlaten, maar thans zonk zij ineen op haren troon cn weende. Nog roerender
3°
was het schouwspel, toen zij eenige dagen later wederom voor de staten van haar koningrijk verscheen, den kleinen aartshertog in hare armen houdende. Toen brak het enthusiasmus van Hongarije zich baan en uitte zich in dien oorlogskreet, die spoedig door Europa weerklonk: „Laat ons sterven voor onzen koning Maria Theresia!quot; (\') Ondertusschen peinsde Frederik over eene verandering in zijne politiek. Hij wenschte niet ten koste van het huis van Habsburg Frankrijk tot de machtigste mogendheid op het continent te verheffen. Zijn eerste plan was de koningin van Hongarije te berooven. Zijn tweede plan was dat niemand anders haar zou berooven dan hij. Hij was in verstandhouding getreden met de tegen Oostenrijk verbondene mogendheden; maar die verbintenissen waren volgens zijne meening van niet meer kracht dan zijn aan de Pragmatieke Sanctie gegeven woord. Zijn plan bestond nu daarin, zich het aandeel in den buit te verzekeren, door zijne medeplichtigen te verraden. Maria Theresia was niet zoo genegen naar eene zoodanige schikking te luisteren; maar het Engelsche gouvernement stelde haar zoo uitdrukkelijk de noodzakelijkheid voor om Frederik af te koopen, dat zij in onderhandelingen toestemde. De onderhandelingen zouden echter niet met een verdrag geëindigd zijn, waren niet de wapens van Frederik met eene tweede overwinning gekroond geworden. Prins Karei van Lotharingen, een schoonbroeder van Maria Theresia, een moedig en ijverig ofschoon ongelukkig veldheer, leverde slag aan de Pruisen bij Chotusitz en werd geslagen. De koning was nog maar een beoe-
(\') Zij werd in het Latijn geuit: „Moriamur pro Rege nostro Maria Theresia!quot;
Vert.
3i
fenaar der militaire kunst. Hij erkende later, dat zijn succes bij die gelegenheid in het geheel niet aan zijn talent als veldheer, maar alleen aan dc dapperheid en standvastigheid zijner troepen moest toegeschreven worden. Volkomen echter wischtte hij door zijnen persoonlijken moed en energie den smet uit, dien Molwitz op zijn goeden naam had achter gelaten.
Een onder Engelsche bemiddeling gesloten vrede was dc vrucht van dezen slag. Maria Theresia stond Sileziü af: Frederik liet zijne bondgenooten in densteek: Saksen volgde zijn voorbeeld, en der koningin stond het vrij haar geheele krijgsmacht tegen Frankrijk en Beijeren te keeren. Zij was vooral overwinnend. De Franschen waren genoodzaakt Bohemen te ontruimen en ontkwamen te naau-wernood. De geheele weg, langs welken zij waren teruggetrokken, was te erkennen aan de daar liggende lijken van duizenden, die omgekomen waren van koude, vermoeienis en honger. Velen van hen, die hun vaderland bereikten, droegen de kiem des doods met zich. Beijeren werd overstroomd door benden van wilde krijgers afkomstig van dat bloedige en strijdbare land, dat op de grenzen tusschen het Christendom en den Islam ligt. Dc vrecse-lijke namen van Pandoer, Croaat en Hussaar werden toen voor het eerst bekend aan het westelijk gedeelte van Europa. Dc ongelukkige Karei van Beijeren, overwonnen door Oostenrijk, verraden door Pruisen, uit zijn erfelijke staten verdreven en door zijne bondgenooten geminacht, bereikte door schaamte en berouw een ontijdig einde. Een Engelsch leger verscheen in het midden van Duitsch-land cn sloeg de Franschen bij Dcttingen. De Oostcnrijk-schc veldheeren begonnen reeds te zeggen, dat zij het werk van Marlborough en van Eugenius zouden voltooien en Frankrijk zouden dwingen Elzas en de drie te verlaten.
32
In dit gevaar zag het hof van Versailles naar Frederik uit om hulp. Tot tweemaal toe reeds had hij een groot verraad gepleegd; misschien kon men hem ten derden male tot zoo iets overhalen. De hertogin van Chateauroux had toen den grootsten invloed op den zwakken Lodewijk. Zij besloot eenen gezant naar Berlijn te zenden en Voltaire werd voor die zending uitgekozen. Gretig belastte hij zich met die taak; want, terwijl zijn letterkundige roem geheel Europa vervulde, werd hij gekweld door eene kinderachtige begeerte naar staatkundige onderscheiding. Hij was ijdel, en niet zonder reden, op zijne behendigheid en zijne indringende welsprekendheid, en hij vleide er zich mede grenzenloozen invloed op den koning van Pruisen te bezitten. De waarheid was, dat hij nog slechts eene zijde van Frederik\'s karakter kende. Hij was wel bekend met al de kleine ijdelheden en verlangens van den rijmelaar; maar hij wist niet, dat deze zwakheden vereenigd waren met al de talenten en ondeugden, welke in het werkelijk leven tot succes voeren en dat de ongelukkige verzenmaker, die hem plaagde met riemen van middelmatige alexandrynen, de waakzaamste, de wantrouwendste en de strengste dei-staatkundigen was.
Voltaire werd ontvangen met alle teekenen van eerbied en vriendschap, kreeg huisvesting in het paleis en spijsde dagelijks aan den koninklijken disch.
De onderhandelingen waren van buitengewonen aard. Het onderhoud, dat plaats vond tusschcn den eersten letterkundige en den eersten praktischen man der eeuw, die door een vreemdsoortige gril er toe gebracht waren om van rol te wisselen, leverde iets zeer koddigs op. De groote dichter wilde van niets anders praten dan van verdragen en verbonden, en de groote koning van niets anders dan van metaphoren en rijmen. Kens stopte Voltaire zijne Majcs-
33
tcit een papier over den toestand van Europa in de handen en kreeg het terug op den rand beklad met verzen. In het geheim lachten zij over elkander. Voltaire spaarde de gedichten van den koning niet en de koning heeft zijne gedachten over de diplomatie van Voltaire geopenbaard; „Hij had,quot; zegt Frederik, „geen geloofsbrieven en de geheele zending was scherts, niets anders dan eene grap.quot;
Maar wat de invloed van Voltaire niet kon te weeg brengen, veroorzaakten de snelle vorderingen der Oostenrijksche wapenen. Indien het in de macht zou staan van Maria Theresia en van George den Tweede vredesvoorwaarden aan Frankrijk voor te schrijven, welke kans bestond er dan voor Pruisen om lang in het bezit te blijven van Silezic? Frederik\'s geweten zeide hem, dat hij trouweloos en inhumaan tegenover de koningin van Hongarije gehandeld had. Dat haar wrok vreesclijk was, daarvan had zij bewijs genoeg gegeven en overeenkomstig zijn eigen eerbied voor verdragen beoordeelde hij den hare. „Verdragen, zeide hij; waren niets anders dan gouddraad, schoon om aan te zien, maar te teer om de minste spanning te weêrstaan.quot; Hij hield het voor het veiligst met Frankrijk een verbond te sluiten en wederom de keizerin-koningin aan te vallen. Dientengevolge hervatte hij in den herfst van 1744 zonder kennisgeving, zonder eenig gepast voorwendsel de vijandelijkheden, trok door het keurvorstendom Saksen zonder zich te bekommeren om de toestemming van den keurvorst, rukte Bohemen binnen, nam Praag en bedreigde zelfs Weenen.
Hij ondervond nu ten eersten male de onbestendigheid der fortuin. Een Oostenrijksch leger onder Karei van Lotharingen bedreigde zijn gemeenschap met Silezic. Saksen stond in volle wapenrusting achter hem. Hij hield het
3
34
voor noodzakelijk zich door een terugtocht te redden. Hij gaf later toe, dat zijn tegenspoed het noodzakelijk gevolg was zijner eigene fouten. Geen veldheel, zeide hij, had ooit grootere misslagen begaan. Men moet er bijvoegen, dat hij aan het ongeluk van dezen veldtocht steeds zijn later succes toeschreef. Het was te midden van moeielijkheid en ongeluk, dat hij voor het eeist een helderen blik kreeg in de regelen der krijgskunde.
Het gedenkwaardige jaar 1745 volgde. De krijg woedde ter zee en te land, in Italië, in Duitschland en in Vlaanderen; en zelfs Engeland zag na vele jaren van diepe inwendige rust voor den eersten keer vijandelijke legeis zich in slagorde tegenover elkander opstellen. Dit jaar is gedenkwaardig in het leven van Fredcrik, als de datum waarop zijn groentijd in de krijgskunde als geëindigd kan beschouwd worden. Daar zijn groote veldheeren geweest, wier vroegrijpe en aangeleerde bekwaamheid in militaire aangelegenheden op instinct geleek: Condé, Clive en Napoleon zijn daarvan voorbeelden. Maar Wederik was niet een van die schitterende talenten. Zijne bekwaamheid in
de krijgswetenschap was eenvoudig de bekwaamheid, welke
een man van een scherp verstand bereikt in iedere wetenschap, waarop hij zich met hart en ziel toelegt. Ie Hohenfriedberg was het, dat hij ten eersten male bewees, hoe veel nut hij getrokken had uit zijne fouten en hare gevolgen. Zijne overwinning op dien dag was hoofdzakelijk verschuldigd van zijne bekwame beschikkingen, en overtuigde Europa, dat do vorst, die eenige jaren geleden verschrikt had gestaan bij de verwarring te Mol-witz, in de krijgskunde een door geen zijner tijdgenooten of alleen door Saxen geëvenaarde meesterschap had verworven. De overwinning bij Hohenfriedberg werd spoedig gevolgd door die bij Sorr.
35
Ondcrtusschcn waren dc wapenen van Frankrijk in de Nederlanden zegevierend geweest. Frederik had geen grond meer om te vreezen, dat Maria Theresia in staat zou zijn, dc wet aan Europa voor te schrijven en hij begon er aan te denken ten vierden male zijn woord te breken. Tiet Hof van Versailles was ontsteld en verstomd. Een ernstige brief van de hand van Lodewijk werd naar Berlijn gezonden, maar te vergeefs. In den herfst van 1745, maakte Frederik vrede met Engeland en voor het einde van het jaar ook met Oostenrijk. De aanspraken van Karei van Beijeren konden geen hinderpaal voor eene schikking opleveren. Die ongelukkige vorst was niet meer, en Frans van Lotharingen de echtgenoot van Maria Theresia werd met algemeene toestemming van den Duitschen bond tot de keizerlijke waardigheid verheven.
Pruisen was weder in vrede, maar de Europeesche oorlog duurde voort, tot hij in het jaar 1748 door den vrede van Aken eindigde. Van alle mogendheden, die daaraan deelgenomen hadden, was Frederik deeenigewinner. Niet alleen had hij aan zijn vaderlijk erfdeel de schoone provincie Silezië toegevoegd; maar door zijne beginsellooze behendigheid was hij er zoo goed in geslaagd om dan eens de macht van Oostenrijk, dan wederom die van 1\' rank rijk te besnoeien, dat hij in het algemeen voor dengene gehouden werd, die liet overwicht van Europa in zijne handen hield, eene hooge waardigheid voor iemand die de minste onder de koningen gerekend werd te zijn en wiens overgrootvader niets meer dan een markgraaf geweest was. Door de wereld werd dc koning voor een staatsman zonder eenige moraliteit en welvocgelijkheid gehouden, onverzadeiijk roofzuchtig cn schaamteloos valsch; en geenszins had dc wereld ongelijk. Het was hem gegeven om op denzelfden tijd een verstandig man, een opkomend
3*
36
veldheer en een sluw onderhandelaar en regeerder te zijn. Die hoedanigheden, waarin hij iedereen overtrof, waren tot nog toe even onbekend aan anderen als aan hem zei-ven; want het waren hoedanigheden, welke alleen aan den dag komen op een donkeren achtergrond. Zijn loopbaan was tot nog toe met weinig uitzondering voorspoedig geweest; en het was alleen in tegenspoed, welke zonder hoop of hulp scheen, in tegenspoed, welke zelfs mannen beroemd door hunne geestkracht zoude verpletterd hebben, dat hij blijk zou geven van zijne werkelijke grootheid.
Hij had zich van den beginne zijner regeering toegelegd op publieke aangelegenheden op eene onder koningen onbekende wijze. Lodewijk de Veertiende was inderdaad zijn eigen eerste minister geweest en had over alle takken van bestuur een algemeen toezicht uitgeoefend; maar dit was voor Frederik niet genoeg. Hij was er niet mede tevreden zijn eigen eerste minister te zijn; hij wilde ook zijn eigen ecnige minister wezen. Onder hem was er geen plaats, niet alleen niet voor een Richelieu of een Mazarin, maar ook niet voor een Colbert, een Louvois of een iorcy. Eer, liefde tot den arbeid om den wille van den arbeid, eene rusteloze en onverzadelijke begeerte om te bevelen, om zich met alles te bemoeien, om zijn macht aan iedei-een te doen gevoelen, een diepe verachting en een diep wantrouwen voor zijne medemenschen, deed hem ongaarne om raad vragen, gewichtige geheimen mededeelen en groote macht aan anderen opdragen. De hoogste ambtenaien onder zijne regeering waren niets anders dan klerken en werden niet zoo veel door hem vertrouwd, als dikwerf bekwame klerken door hoofden van departementen vei -trouwd worden. Hij was zijn eigen schatmeester, zijn eigen opperbevelhebber, zijn eigen intendant van publieke werken, zijn eigen minister van koophandel, justitie, binnen-
37
en buitcnlandsche zaken, zijn eigen stalmeester, hofmeester en kamerheer. Zaken, waarvan geen hoofdambtenaar in eenig ander land ooit iets zou hooren, werden dooiden koning in eigen persoon beslist. Wenschte een vreemdeling een goede plaats om eene revue te zien, zoo moest hij aan Frederik schrijven en ontving des anderen daags door eenen koninklijken bode het met Frederik\'s eigen hand geteekende antwoord van Frederik. Deze werkzaamheid was van eenen buitensporigen en ziekelijken aard. De openbare zaak zoude voorzeker meer zijn gebaat geworden, indien ieder departement onder het bestuur van een bekwaam en rechtschapen man gestaan hadde, en indien de koning zich met de algemeene controle tevreden hadde gesteld. Op deze wijze zouden de voordeden, welke voortvloeien uit de eenheid van ontwerp en die, welke uit de verdeeling van arbeid voortvloeien, voor een groot deel vereenigd zijn geweest. Maar een zoodanig systeem zou niet gepast hebben voor het bizondere karakter van Frederik. Hij kon, behalve die van zich zeiven, geen wil, geen rede in den staat verdragen. Hij wenschte geen bekwamere hulp, dan die van schrijvers, die juist verstand genoeg hadden om te vertalen en over te schrijven, om uit zijn gekrabbel wijs te worden en om zijn kort ja en neen in den officieclen vorm te brengen. In een secretaris van zijn kabinet eischte hij evenveel hoogere verstandelijke vermogens, als in eene copieermachine, maar zijne eigen inspanningen waren van zoodanigen aard, als men naauwelijks kan verwachten van een menschelijk lichaam of verstand. Te Potsdam, zijn gewone residentie, stond hij s\'zomers om drie en s\'winters om vier ure op. Een page verscheen spoedig met een mand vol brieven, welke met den laatsten koerier van den koning aangekomen waren, dépêches van gezanten, berichten van ambtenaren
38
der belastingen, plannen van gebouwen, ontwerpen voor het dempen van moerassen, klachten van personen, die zich belecdigd achtten, sollicitatien van lieden, die titels, militaire en burgerlijke betrekkingen begeerden.
Met scherpe oogen onderzoekt hij de regels, want steeds koesterde hij achterdocht, dat men hem wilde bedriegen. Dan las hij de brieven, verdeelde ze in pakketten en gaf gewoonlijk door een teeken zijn genoegen te kennen, dikwerf door twee of drie woorden nu en dan door een scherp epigram. Tegen achten had hij gewoonlijk dit gedeelte van zijn taak geëindigd. De adjudant-generaal stond vervolgens op hem te wachten en ontving zijne orders voor den dag wat betreft de militaire organisatie van het koningrijk.
Daarop hield de koning revue over zijne gardes, niet zooals koningen zulks gewoonlijk plegen te doen, maar met de stipte oplettendheid en gestrengheid van een oud drilsergeant. Ondertusschen waren de vier secretarissen van het kabinet bezig met het beantwoorden van brieven, waarover de koning des morgens zijn wil had kenbaar gemaakt. Deze ongelukkige mensehen waren genoodzaakt het geheele jaar door gelijk negerslaven in den tijd van den suikeroogst te werken. Zij hadden nooit een vrijen dag. Zij wisten nooit wat middageten was. Het was noo-dig, dat zij, wanneer zij opstonden, hun werk af hadden. De steeds voor bedriegerij bevreesde koning nam uit den hoop voor de hand weg oen handvol brieven en keek ze in om te zien, of zijne bevelen naauwkeurig nagekomen waren. Dit was geen slechte voorzorg tegen bedriegerij van den kant zijner secretarissen; want indien een van hen betrapt werd op zulk een schurkenstreek, kon hij zich gelukkig achten, als hij er met vijf jaren gevangenisstraf afkwam. Daarop onderteekende Frederik de antwoorden en allen
39
werden denzelfden avond verzonden. De algemeene grondslagen, waarop deze vreemdsoortige regccring rustte, verdienen de aandacht. De politiek van Frederik was inderdaad dezelfde als die van zijn vader; doch terwijl Frederik haar tot een uiterste dreef, waartoe zijn vader haar nooit had denken te brengen, zuiverde hij haar tevens van al die absurditeiten, waarvan zijn vader haar had doen vergezeld gaan. Het voornaamste doel van den koning was een groot, krachtig en goed geoefend leger te bezitten. Hij had een koningrijk, dat wat uitgebreidheid en bevolking betreft naauwelijks in den tweeden rang der Euro-peesche mogenheden stond; en desniettegenstaande streefde hij naar eene plaats niet beneden die der souvereinen van Engeland, Frankrijk en Oostenrijk. Daarom moest Pruisen noodzakelijk geheel en al op voet van oorlog zijn ingericht. Lodewijk de vijftiende met vijf maal zooveel onderdanen als Frederik en met meer dan vijf maal zooveel inkomsten, had geenszins een krachtiger leger. De evenredigheid waarin de soldaten in Pruisen tot de bevolking stonden grenst bijkans aan het ongeloofelijke. Van de mannen in de kracht des levens was een zevende gedeelte vermoedelijk onder de wapenen en deze groote macht had door het drillen, de inspecties en door het niet karig gebruik van stok en roede geleerd alle militaire bewegingen te verrichten met een juistheid, welke Villars en Eugenius zouden bewonderd hebben. Aan de verhevene gevoelens, welke noodzakelijk zijn voor een leger van de beste soort, was toen gebrek in Pruisischen dienst. In die gelederen werd niet gevonden de godsdienstige en politieke geestdrift, welke de piekdragers van Cromwell bezielde, de vaderlandslievende ijver, de dorst naar roem en de eerbied voor een veldheer, welke de oude garde van Napoleon deed ontvlammen. Maar in het mechanieke
40
gedeelte van het militaire beroep stonden de Pruisen even ver boven de Engelsche en Fransche troepen van die dagen als de Engelsche en Fransche troepen boven ecne landelijke militie.
Ofschoon de soldij van den Pruisischen soldaat klein was, ofschoon door Frederik met een ijver en wantrouwen, die Joseph Hume nooit bij het onderzoek van eene oorlogsbegrooting aanwendde, naar het verblijf van lederen rijksdaalder, die onder den naam van buitengewone onkosten uitgegeven was, gevorscht werd, waren de uitgaven van zulk een leger, in aanmerking nemende den nationalen rijkdom, buitengemeen groot. Het was noodzakelijk, opdat de staat niet te gronde gericht zoude worden, dat alle andere uitgaven zooveel mogelijk uitge-zuinigd werden. Daarom bezat Frederik ofschoon de zee zijne bezittingen bespoelde, geen vloot. Noch had hij, noch begeerde hij kolonies te bezitten. Zijne rechters, zijne fiscale ambtenaren betaalde hij slecht. Zijne gezanten bij de buitenlandsche hoven liepen tc voet of reden zoo lang in hunne oude smerige rijtuigen, tot de assen braken. Zelfs aan zijne hoogste diplomatieke agenten, die tc Londen en te Parijs verblijf hielden, gaf hij minder dan duizend pond sterling s\'jaars. Dc koninklijke huishouding werd bestierd met eene karigheid, ongekend in de woningen van rijke onderdanen, zonder voorbeeld in ecnig ander paleis. Dc koning hield veel van lekker eten en drinken, en gedurende het grootste gedeelte van zijn leven schiep hij er behagen in, zijn tafel omringd van gasten te zien, desniettegenstaande gingen dc kosten van zijn keuken de som van twee duizend pond sterling in het jaar niet te boven. Hij onderzocht eiken buitengewonen post met eene zorg, die gepast mag hecten voor eene houdster van commensalen, maar niet voor een groot
41
vorst. Wanneer men hem meer dan vier rijksdaalders vroeg voor honderd oesters, bulderde hij los, alsof hij gehoord had, dat een zijner veldheeren aan de keizerin eene vesting verkocht had. Geen flesch Champagne werd ontkurkt zonder zijn uitdrukkelijk bevel. Het wild van de koninklijke parken en bossehen, eene groote onkosten post in de meeste koninkrijken, was voor hem een bron van winst. Alles werd verpacht: en ofschoon de pachters door hun contract bijkans te gronde gericht werden, gaf de koning hun geen kwijtschelding. Zijne garderobe bestond uit een mooi galapak, dat zijn leven lang uithield, uit twee of drie oude jassen goed voor Monmouth-straat, uit gele met snuif bevlekte vesten en uit hooge door den tijd bruin geworden laarzen. De bouwlust echter speelde hem soms zulke parten, dat hij de grenzen der zuinigheid, ja zelfs die der voorzichtigheid overschreed. In alle andere zaken was .zijne spaarzaamheid van dien aard, dat wij dezelve met een harderen naam moesten bestempelen, indien wij niet daarvan teruggehouden werden door de overweging, dat zijn geld kwam van een zwaar belast volk en dat het onmogelijk voor hem was, zonder overgroote dwingelandij, te gelijkertijd een ontzagwekkend leger en eene schitterende hofhouding te onderhouden. Wat Frederik\'s verdiensten als bestuurder aangaat, had hij aanspraak op veel lof. Orde werd in zijn koningrijk stipt gehandhaafd. Eigendom was zeker. Eene groote vrijheid in spreken en schrijven stond ieder ten dienste. Vertrouwende op de onweerstaanbare uit een groot leger voortspruitende kracht zag de koning met een wijze minachting op ontevredenen en schrijvers van schotschriften neder en beloonde geen spionnen en aanbrengers. Wanneer men hem vertelde van de misnoegdheid van een zijner onderdanen, vroeg hij slechts: „Hoeveel duizend
42
man kan hij in het veld brengen?quot; Eens zag hij een hoop menschen naar iets op oen muur kijken. 1 fij reed er heen en zag, dat het voorwerp van nieuwsgierigheid een spotplakkaat op hem zelf was. Het plakkaat was zoo hoog aangeplakt, dat het niet gemakkelijk te lezen was. Frederik beval zijnen bedienden het af te rukken en lager te plaatsen. „Mijn volk en ik,quot; zeide hij, „zijn met elkander in overeenstemming en zulks verschaft ons beiden genoegen. Zij moeten doen, wat zij willen en ik moet doen, wat ik wilquot;. Niemand zou zich verstout hebben te Londen hekeldichten op George den tweede uit tc geven, welke in snoodheid die evenaarde, welke de boekverkoopers in Berlijn straffeloos verkochten. Een boekverkooper zond naar het paleis een kopij van het scherpste schotschrift, dat wellicht ooit in de wereld geschreven was. De gedenkschriften van Voltaiie, uitgegeven door Beaumarchais en vroeg zijner Majesteits bevelen: „Adverteer het niet op ecne beleedigendc wijzequot;, zeide de koning, „maar verkoop het op alle wijzen. Ik hoop, dat uwe moeite ruimschoots zal betaald wordenquot;. Zelfs onder staatslieden gewend, aan de vrijheid van drukpers, is zulk cenc vastheid van karakter niet algemeen te vinden.
Men is het verplicht aan de nagedachtenis van Frederik, te zeggen, dat hij er ernstig naar streefde aan zijn volk den grooten zegen van goedkoop en spoedig recht, te verschaffen. Hij was een der eerste heerschers, die de wreede en onzinnige praktijk der pijnbank afschafte. Geen doodvonnis, uitgesproken door de gewone tribunalen, werd ten uitvoer gelegd zonder zijne bekrachtiging, en zijne bekrachtiging werd, uitgezonderd in gevallen van moord, zelden gegeven. Jegens zijne troepen handelde hij op ecne geheel andere wijze. Militaire vcigiijpen
43
werden met zulk ccnc barbaarschc ruwheid bestraft, dat doodgeschoten te worden door den Pruisischen soldaat als eenc lichtere straf werd aangemerkt. Inderdaad, de grondslag waarop Frederik\'s gehcelc politiek steunde, was: hoe gestrenger het leger behandeld wordt, des te veiliger is het, de burgerij met zachtheid te behandelen.
Godsdienstvervolging was onder zijne regeering onbekend, tenzij men eenige dwaze en onrechtvaardige beperkingen, voor zooverre de joden betrof, als eene uitzondering wil aanmerken. Zijne politiek, wat aangaat de Katholieken in Sileziö, vormt een schoon contrast met die, welke onder vrij gelijke omstandigheden, door Engeland ten opzichte van de katholieke Ieren gehuldigd werd. Iedere vorm van godsdienst en ongeloof vond in zijne staten een toevluchtsoord. De spotter, over wien de Fransche parlementen een wreed doodvonnis uitgesproken hadden, werd verhoogd door eene aanstelling in den Pruisischen dienst. De Jezuiet, die nergens anders zijn gelaat kon vertoonen, die in Brittannie nog onderworpen was aan de strafwet, die door Frankrijk, Spanje, Portugal en Napels vogelvrij verklaard was, die zelfs door het Vaticaan verlaten was, vond veiligheid en middelen van bestaan in den Pruisischen staat.
De meeste gebreken van Frederiks beheer lossen zich op in bemoeizucht. De onvermoeide werkzaamheid van zijn verstand, zijn heerschzuchtig karakter, zijne militaire gewoonten, dit alles te zamen genomen deed hem vervallen in die groote fout. Hij drilde zijn volk, zooals hij zijne grenadiers drilde. Aan kapitaal en nijverheid werd door eene menigte ongerijmde verordeningen een verkeerde richting gegeven. Er was een monopolie van koffie, een monopolie van tabak, een monopolie van geraffineerde suiker. Het zich in de schatkist bevindende geld, waar-
44
mede dc koning in het algemeen zoo spaarzaam was, werd verkwist, doordien hij moerassen liet beploegen, moerbczicnboonien te midden van het zand liet planten, schapen van Spanje deed invoeren, om de Saksische wol tc verbeteren, voor fijn garen prijzen toekende en porselein-, tapijt-, ijzer-, en kantfabrieken oprichtte.
Noch de ondervinding van andere vorsten, noch zijne eigene konden hem leeren, dat daar iets meer dan een bevel en eene geldsom noodig was, om een Lyon, een Brussel of een Birmingham te scheppen.
Daar was echter, wat zijne handelspolitiek betreft, cenige verontschuldiging. Op zijne zijde stonden schitterende voorbeelden en het volksveroordeel. Hoe betreurenswaardig hij ook dwaalde, hij dwaalde in gezelschap van zijn tijd. In andere opzichten was zijne bemoeizucht onverdedigbaar. Hij bemoeide zich zoowel met den loop der justitie, als met den loop des handels en stelde zijne eigene onbekookte begrippen van billijkheid tegenover dc eenstemmige wetsuitlegging der aanzienlijkste ambtenaren. Het kwam nooit bij hem op, dat mannen, die hun leven lang zich bezig gehouden hadden met het vellen van vonnissen in burgerrechterlijke strijdvragen, waarschijnlijk beter in staat waren een juist oordeel over zulke vragen te vormen, dan een vorst, wiens aandacht afgeleid werd door duizenden andere zaken, en die nimmer een wetboek doorgelezen had. De hem door dc rechtbanken gebodene weerstand deed hem in woede ontvlammen. Hij schopte zijne rechters. Wel is waar, had hij niet het voornemen onrechtvaardig te handelen. Hij verkeerde in de vaste meening, dat hij rechtvaardig handelde en de zaak van den arme tegen den rijke verdedigde. Desniettegenstaande veroorzaakte die goedgemeende bemoeizucht waarschijnlijk veel meer nadeel, dan
45
al dc uitbarstingen van zijne boozc hartstochten gedurende zijne gehcelc langdurige regeering. Wij zouden kunnen trachten onder een wellusteling of een dwingeland te leven; maar geregeerd te worden door een bemoeial is meer, dan \'smenschen natuur kan verdragen.
Dezelfde hartstocht om te heerschen en te regelen vertoonde zich in ieder deel van \'s konings politiek. Iedere knaap van een zekeren stand in de maatschappij werd gedrongen naar eenige bepaald aangewezene scholen binnen het Pruis-sische gebied te gaan. Indien een jonge Pruis zich slechts voor eenige weinige weken naar Leijden of Göttingen begaf met het doel om te studeeren, werd dit vergrijp gestraft met het verlies zijner burgerlijke rechten, en dikwerf met de verbeurdverklaring van zijne bezittingen. Niemand mocht op reis gaan zonder koninklijk verlot. Indien de toestemming gegeven werd, werd het zakgeld van den reiziger vastgesteld bij koninklijk besluit. Een koopman mocht medenemen twee honderd vijftig rijksdaalders in goud, een edelman vier honderd; want het dient, in het voorbijgaan te worden opgemerkt, dat Frederik zorgvuldig staande hield het oude onderscheid tusschen den adel en de burgerij. In schijn was hij een Fransche philosoof, maar in werkelijkheid een Duitsch vorst. Hij sprak en schreef over de privilegies van den adel in den stijl van SiCyes, maar in de praktijk keek niemand met scherper oogen naar de geslachtslijsten en de kwartieren.
Zoo was Frederik de heerscher. Maar daar was nog een andere Frederik, de Frederik van Rheinsberg, de viool- en fluitspeler, de rijmelaar en de metaphysicus. Te midden der staatszorgen was de koning getrouw gebleven aan zijnen hartstocht voor de muziek, voor het lezen, voor het schrijven en voor het letterkundig gezelschap. Aan deze vermaken wijdde hij al den tijd, dien
46
hij aan oorlogs- en staatszaken kon onttrekken, cn misschien wordt meer licht geworpen op zijn karakter door hetgeen voorviel gedurende zijne uren van uitspanning, dan door zijne veldslagen of zijne wetten.
Met recht kon Schiller er op bogen, dat in zijn vaderland geen Augustus, geen Lorenzo de kindschheid der dichtkunst bewaakt had. De rijke en krachtige taal van Luther, door het Latijn uit de scholen der pedanten en door het Fransch uit de paleizen der koningen verdreven, had hare toevlucht genomen tot het volk. Van de macht dier taal had Frederik geen denkbeeld. Hij sprak gewoonlijk van die taal en van hen, die zich van haar bedienden met de verachting der onwetendheid. Zijne bibliotheek bestond uit Fransche boeken; aan zijne tafel hoorde men niets anders dan Fransche conversatie. De gezellen van zijne uitspanningsuren waren voor het grootste gedeelte vreemdelingen. Brittanje verschafte aan den koninklijken kring twee uitstekende mannen, geboren in de hoogste kringen en door burgerlijke beroeringen verdreven uit het land, voor hetwelk onder gelukkiger omstandigheden hunne talenten en deugden een bron van kracht en roem zouden geweest zijn. George Keith, graaf maarschalk van Schotland, had de wapens opgevat voor het huis Stuart in 1/15, en zijn jongere broeder Jacob, toen pas zeventien jaar oud, had dapper aan zijne zijde gevochten. Toen alles verloren was, trokken zij tezamen naar het vaste land, zwierven van land tot land, dienden onder verschillende vaandels en gedroegen zich zoo, dat zij de achting en genegenheid wonnen van velen, die niet ingenomen waren met de taak der Jacobijnen. Hunne lange zwerftochten eindigden te Potsdam en 1\' rederik had geene vrienden, die een zoo groot deel van zijne achting verdienden of zich verwierven. Het waren niet alleen
47
beschaafde mannen, maar ook mannen van adel en krijgslieden even goed in staat om hem gedurende het eten den tijd te verdrijven, als ook om hem te dienen gedurende den oorlog en in de diplomatie. Zij schijnen de eenigen van al zijne vrienden geweest te zijn, die nooit reden gehad hebben om zich te beklagen over zijn gedrag jegens hen. Eenigen van hen, die de geheimen van het koninklijk paleis het best kenden, zeiden, dat de maarschalk het eenige menschelijke wezen was, dat Frederik ooit werkelijk bemind heeft.
Italië zond naar de partijen te Potsdam de bekwame en beminnelijke Algarotti en Bastiani, een behendig, omzichtig en kruipend geestelijke. Maar het grootste gedeelte van het gezelschap, dat Frederik rondom zich vergaderd had, leverde Frankrijk. Maupertuis had eenige beroemdheid verkregen door de reis, die hij naar Lapland gedaan had met het doel door meting den vorm van onze planeet te onderzoeken. Hij kreeg een leerstoel aan de Berlijn-sche academie, eene nederige nabootsing van de beroemde academie van Parijs. Baculard d\'Arnaud, een jong dichter, die naar men meende, veel beloofde voor de toekomst, had men overgehaald zijn vaderland te verlaten en zich aan het Pruisische hof te vestigen. De markies d\'Argens was een der meest geziene vrienden des konings, waarschijnlijk omdat beider karakter zoo geheel van elkander verschilde. De talenten van d\'Argens waren vele en zijne manieren die van een Fransch edelman, maar zijn geheele karakter ging op in luiheid, in schroomvalligheid en in zelfbevrediging. Hij was een van die verworpelingen, die bijgeloovig zijn zonder geloovig te zijn. Het christendom hatende met eene hevigheid die het gezonde oordeel uitsloot, niet in staat in de harmonie en schoonheid van het heelal de sporen der goddelijke almacht en wijsheid
48
tc erkennen, was hij de slaaf van droomcn en voorteekens, wilde niet aan tafel gaan zitten met dertien personen, werd bleek, indien het zout naar hem toeviel, verzocht zijne gasten hun mes en vork niet kruiselings over elkander te leggen, en zou niet om alles in de wereld eenereisop Vrijdag beginnen. Voor zijne gezondheid verkeerde hij voortdurend in angst. Wanneer zijn hoofd hem pijn deed of zijn pols wat snel sloeg, waren zijn spookachtige vrees en verwijfde voorzorgen de scherts van geheel Berlijn. Dit alles paste zeer in \'skonings plannen. Hij had iemand noodig, die hem den tijd verdrijven, en dien hij tevens verachten kon. Wanneer hij een half uur wenschte te slijten met een aangenaam praatje was het gezelschap van d\'Argens uitstekend; wanneer hij zijne verbittering en verachting lucht wilde geven, was d\'Argens een voortreffelijk mikpunt.
Met deze menschen en anderen van soortgelijk slag bracht Frederik den tijd door, dien hij aan de openbare zaak kon onttrekken. Hij wilde, dat zijne avondpartijen een vrolijk en ongedwongen karakter zouden dragen. Hij verzocht zijnen gasten al hun zelfbedwang ter zijde te stellen en te vergeten, dat hij aan het hoofd stond van honderd zestig duizend soldaten en volkomen heer en meester was over het leven en de vrijheid van allen, die met hem aan tafel zaten. Er was daarom op die partijen een uiterlijk vertoon van ongedwongenheid. Het verstand en de geleerdheid van het gezelschap werd met praal ten toon gespreid. De verhandelingen over geschiedenis en letterkunde waren dikwerk zeer belangwekkend. Maar het hoofdonderwerp van het gesprek vormde de bespottelijkheid van al de godsdiensten onder de mensch-heid bekend, en de onbeschaamdheid, waarmede leerstellingen en namen, met eerbied genoemd door de geheele
49
Christenheid bij die gelegenheden behandeld werden, deed zelfs personen, gewend aan het gezelschap van Fransche en Engelsche vrijdenkers, ontstellen. Ware vrijheid echter of ware genegenheid was in dit schitterend gezelschap niet te vinden. Koningen met een absoluut gezag bekleed hebben zelden vrienden; en Frederik\'s fouten waren van dien aard, dat zij zelfs, waar volkomen gelijkheid bestaat, zijne vriendschap uiterst gevaarlijk maakten. Hij had inderdaad vele hoedanigheden, die bij eene eerste kennismaking een ieder zeer voor hem deden innemen. Zijn gesprek was vol geest; zijne manieren zelfs voor degenen, die hij wenschte te behagen, vleiend. Niemand kon op eene fijnere wijze vleien. Door zijne vriendelijkheid gelukte het hem volkomener dan een ander degenen, die hem naderden, te vervullen met een onbepaalde hoop op eenig groot voordeel. Maar onder dit schoon uiterlijk verborg hij den achterdochtigen, hoogmoedigen en kwaadwilligen tyran. Hij had eene voorliefde voor wreede scherts en dit mag bij een knaap over het hoofd gezien worden, maar het is bijna altijd zonder onderscheid het teeken van een verdolven hart, wanneer een man op rijpen leeftijd en van scherp verstand voortdurend en koelbloedig zich daaraan schuldig maakt. Indien een hoveling veel van kleeding hield, werd olie over zijn schoonst gewaad geworpen. Indien hij tuk op geld was, vond men iets uit, dat hem meer kostte, dan hij met mogelijkheid besparen kon. Indien hij zwaarmoedig was, maakte men hem wijs, dat hij de waterzucht had. Indien hij er bepaald op gesteld was, eene plaats te bezoeken, werd een brief verdicht om hem af te schrikken daarheen te gaan. Men kan zeggen, dat dit kleinigheden zijn. Dit zijn het, maar het zijn ontegensprekelijke bewijzen van eene inborst, voor welke het gezicht van
4
50
het lijden en den tegenspoed der menschheid geen onaangename gewaarwording is.
Frederik had een scherp oog voor de gebreken van anderen en hield er van, zijne ontdekkingen mede te deelen. Hij bezat eenig talent voor sarkasme en groote bekwaamheid, om de gevoelige plaatsen te ontdekken, waar zijn sarkasme het meest zou verwonden. Zijne ij delheid, even goed als zijne boosaardigheid, schiep behagen in het plagen en in de verlegenheid van hen, die onder zijne bijtende scherts gebukt gingen. Zijn succes echter bij die gelegenheden behoorde even zeer aan den koning als aan het vernuft. Wij lezen, dat Commodus met het zwaard in zijne hand de arena binnentrad om te vechten tegen een ellendig, slechts met een floret van lood gewapend zwaardvechter en, na het bloed van het hulpeloos slachtoffer vergoten te hebben, medailles sloeg ter herinnering aan die schandelijke overwinning. De zegepralen van Frederik in den kamp van geestige gezegden en snedige antwoorden waren van dergelijk allooi. Hoe hem te behandelen was ecne moeielijke vraag. Teruggetrokken te schijnen in zijne tegenwoordigheid stond gelijk met het ongehoorzaam zijn aan zijne bevelen en met het vergallen van zijn genot. Lieten zich echter zijne vrienden door zijne minzaamheid verleiden tot de een of andere familiariteit, dan konden zij er staat op maken, dat zij hunne aanmatiging met eene wreede vernedering moesten boeten. Zijne beleedigingen ten kwade te duiden was gevaarlijk, dit echter niet tedoen stond gelijk met ze te verdienen en ze uit te lokken. In zijn oog waren degenen, die er tegen op kwamen, onbeschaamd en ondankbaar; degenen die ze verdroegen, honden, gemaakt om beenen en schoppen te ontvangen met hetzelfde kruipende geduld. liet is inderdaad moeielijk te begrijpen, hoe iets anders dan de
pijn van den honger mannen er toe gebracht kon hebben, vrienden van den koning te worden, liet was geen winstgevende post. Zijne Majesteit was even gestreng en spaarzaam in zijne vriendschap als in de andere onkosten van zijn huishouden en even ongenegen om een rijksdaalder te veel voor zijne gasten als voor zijne middagmalen uit te geven. De som, welke hij gaf aan een dichter of aan een wijsgeer was de laagste som, waarvoor zulk een dichter of wijsgeer kon overgehaald worden om zich als slaaf te verkoopen, en de slaaf mocht zich gelukkig rekenen, indien datgene, wat zoo karig gegeven was, niet, na jaren lijdens, ruw en willekeurig werd ingetrokken.
Potsdam was, in waarheid, wat het genoemd werd door een zijner beroemdste bewoners, het paleis van Alcina. Op het eerste gezicht scheen het een aangenaam verblijf te zijn, waar ieder intellectueel en physiek genot den gelukkigen avonturier verbeidde. Iedere nieuwe bezoeker werd ontvangen met groote gastvrijheid, bedwelmd door vleijerij en door het vooruitzicht op geluk en grootheid. Het was te vergeefs, dat eene lange rei van gunstelingen, die dat verblijf met vreugde en hoop binnengetreden waren en die na een korten tijd van schijngeluk er toe veroordeeld werden hunne dwaasheid door jaren van ellende en teleurstelling te boeten, waarschuwend hunne stem verhieven voor den aankomeling, die den bekoorlijken drempel naderde. Eenigen waren wijs genoeg de waarheid spoedig te ontdekken en te ontvlugten zonder om te zien, anderen bleven en versleten hun leven in droefenis en in schande. Wij aarzelen niet te zeggen, dat de armste schrijver van dien tijd te Londen, slapende op een tafel, etende in een kelder, met een das van papier en met een pin in plaats van een doekspeld een
T
__L
4#
gelukkiger man was dan een van dc letterkundige vrienden aan Frederik\'s hof. Edoch de merkwaardigste van allen, die den betooverden tuin, dronken van genot, binnentraden en hem verlieten in eene vlaag van woede en schaamte, was Voltaire. Vele omstandigheden hadden bij hem de begeerte opgewekt om een huis te zoeken verre van zijn vaderland verwijderd. Zijn roem had hem vijanden berokken. Zijne gevoeligheid kwam hem zeer te stade. Het waren inderdaad verachtelijke aanvallers. Van al hetgeen zij tegen hem schreven, is niets overig gebleven met uitzondering van datgene, wat hij zelf bewaard heeft. Edoch het gestel van zijn geest geleek op het gestel van die lichamen, op welke de kleinste krab van een doorn, of de beet van een mug steeds verzwering veroorzaakt. Ofschoon zijn naam meer aan aanzien won dan verloor door de beleediging van zulke schrijvers als Freron en Desfontaines, ofschoon de wraak, die hij nam op Fréron en Desfontaines van dien aard was, dat geeselen, brandmerken en te pronk staan er ecne kleinigheid bij zou geweest zijn, zoo is er grond genoeg om te gelooven, dat zij hem veel meer leed veroorzaakten, dan hij ooit aan hen. Ofschoon hij gedurende zijn leven den naam genoot van een classiek gevormd man te zijn, ofschoon hij door zijne tijdgenooten verheven werd boven alle dichters, wijsgeeren en geschiedschrijvers, ofschoon zijne werken met evenveel genoegen en bewondering te Moskou en te Westminster, te Florence en Stockholm, als te Parijs gelezen werden, zoo werd hij toch geplaagd door die rustelooze ijverzucht, welke, naar het schijnt, alleen eigen moet zijn aan mannen, die, bewust van hunne machteloosheid, verteerd worden door den dorst naar roem. Voor letterkundigen, die in de verste verte niet met hem konden wedijveren, was hij, indien zij zich goed
53
jegens hem gedroegen, niet alleen rechtvaardig, niet alleen vriendelijk, maar dikwerf ook een hartelijk vriend en een groot weldoener. Maar iederen schrijver, die hem in beroemdheid evenaarde, werd hij of een geheime of een openlijke vijand. Hij trachtte op een sluwe wijze Montesquieu en Ikiffoii te verkleinen. Openlijk en met grove beleedigingen bestreed hij Boileau. En niet had hij de gaaf zijne gevoelens te verbergen onder den schijn van scherts of van verachting. Met al zijne groote talenten en zijne lange ondervinding, bezat hij niet meer zelfbe-heersching dan een vertroeteld kind of eene hysterische vrouw. Wanneer hij vernederd was, putte hij de geheele rhetorica van toorn en verdriet uit om zijne vernedering te kennen te geven. Zijne bittere woorden, zijn stampen en vloeken, zijne grimassen en tranen van woede waren een groot feest voor die verworpelingen, wier genoegen gelegen is in de smart van een groot verstand en in de vernedering van een onsterfelijken naam. Die schepsels hadden nu iets gevonden om hem het zwaarst te verwonden. Op eene wandeling was het ten minste dooiden nijd zelf erkend geworden, dat hij zonder een levende mededinger was. Sedert Racine bijgezet was bij de groote mannen, wier stof den heiligen omtrek van Port Royal heiliger maakte, was er geen tragische dichter opgestaan, die den palm kon betwisten aan den schrijver van Zaire, van Alzire en van Merope. Eindelijk deed zich een mededinger op. De oude Crcbillon, die, vele jaren te voren, eenig succes op het tooneel verworven had en die lang vergeten was, kwam te voorschijn van zijn zolder in een der gemeenste stegen bij de Rue St. Antoine, en werd begroet door de toejuichingen van afgunstige letterkundigen en van eene grillige bevolking Een stuk genaamd Catalina, dat hij in zijne eenzaam-
54
hcid geschreven had, werd ten tooneele gevoerd onder uitbundigen uitval. Van dit verfoeijelijk stuk is het genoeg te zeggen, dat de intrigue neerkomt op cene lieldesgeschiedenis tusschen Catalina, wiens vertrouweling de praetor Lcntulus is, en Tullia, de dochter van Cicero. Het theater weerklonk van toejuichingen. De koning pensioneerde den gelukkigen dichter; en in de koffihuizen zeide men, dat Voltaire een bekwaam man was, doch dat de ware tragische inspiratie en het goddelijke vuur, dat Corneille en Racine bezield had, alleen in Crébillon te vinden was.
De slag ging Voltaire aan het hart. Had zijne wijsheid en kracht in evenredigheid gestaan tot de vruchtbaarheid van zijn verstand en tot de helderheid van zijn geest, dan zou hij gezien hebben, dat het de macht van alle bluffers en lasteraars in Europa te boven ging, Catalina boven Zaire te plaatsen; maar hij had niet dat overgroote geduld waarmede Milton en Bentley hunne aanspraken aan het niet te bedriegen oordeel van den tijd overlieten. Vol vuur ving hij een onwaardigen strijd aan met Crébillon en schreef eene reeks tooneelstukken over dezelfde onderwerpen, die zijn mededinger behandeld had. Die stukken werden koel ontvangen. Boos op het hof, boos op de hoofdstad, begon Voltaire behagen te scheppen in het vooruitzicht op de ballingschap. Zijne gehechtheid aan Madame du Chatelet hinderde hem lang in de uitvoering van zijn plan. Haar dood maakte hem vrij; en hij besloot te Berlijn een schuilplaats te zoeken.
Naar Berlijn was hij uitgenoodigd door een reeks brieven, vervat in bewoordingen van de grootste vriendschap en bewondering. Voor eenmaal scheen de groote spaarzaamheid van Fredcrik verminderd te zijn. Ordeteekens, eereambten, een groot jaargeld, een goed bezette tafel.
55
prachtige vertrekken onder een koninklijk dak werden aangeboden als vergoeding voor het genoegen en dc eer, die men verwachte van het gezelschap van den eersten wijsgeer van dien tijd. Duizend louis werden toegezonden voor de reiskosten. Geen gezant, welke uit Berlijn naar een hof van den eersten rang vertrok, was ooit ruimer bedacht geworden. Edoch Voltaire was niet voldaan. Later toen hij een ruim fortuin bezat, was hij zeer vrijgevig; maar voor dit het geval was, liet hij zich noch door rechtvaardigheid noch door schaamte in zijne begeerte naar winst beteugelen. Hij had de onbeschaamdheid om nog duizend louis d\'or meer te vragen, ten einde zijne nicht. Madame De\'nis, cene zeer leelijke coquette voor zijn gezelschap te kunnen medenemen. Dc onbeschofte geldzucht van den dichter bracht bij den strengen en zuinigen koning eene natuurlijke werking te weeg. Het antwoord was eene drooge weigering. „Ik begeerde niet de eer van het gezelschap der dame,quot; zeide zijne majesteit. Hierop verwijderde zich Voltaire in een aanval van kinderachtige woede. „Was er ooit zulk eene gierigheid? Hij heeft honderde vaten vol daalders in zijne kelders, en schaehert met mij om een ellendige duizend louis d\'or.quot; Het scheen dat de onderhandelingen zouden afbreken; maar Frederik huichelde met groote handigheid onverschilligheid, cu scheen genegen zijne afgoderij op Baculard d\'Arnaud over te brengen. Zijne Majesteit schreef zelfs .slechte verzen, waarvan de beteekenis was dat Voltaire eene ondergaande en d\'Arnaud eene opgaande zon was. Goedgezinde vrienden brachten spoedig de dichtregels aan Voltaire. Hij was in zijn bed. Hij sprong er uit in zijn hemd, danste woedend in de kamer rond, en stuurde om zijn paspoort en zijne postpaarden. liet was niet moeijclijk het einde te voorspellen van eene verbindtenis, die zoo begon.
Het was in het jaar 1750, dat Voltaire de groote hoofdstad verliet, die hij niet zou weerzien dan na verloop van bijna dertig jaren, toen hij terugkeerde ter neer gebogen door hoogen ouderdom om te sterven midden van een prachtigen en verschrikkelijken triomf. Zijne ontvangst in Pruisen was van dien aard, dat ook een minder ijdel en prikkelbaar man door zoo iets allicht zoude opgeblazen zijn. Mij schreef aan zijne vrienden te Parijs, dat de vriendelijkheid en oplettendheid, waarmede hij ontvangen was, alle beschrijving te boven ging, dat de koning een zeer beminnenswaardig mensch en dat Potsdam het paradijs der wijsgeeren was. Hij werd benoemd tot kamerheer en ontving met zijn gouden sleutel, het kruis van eene ridderorde en eenen brief, waarbij hem voor den duur van zijn leven een jaargeld van acht honderd pond sterling toegekend werd. Honderd zestig pond in het jaar werden aan zijne nicht beloofd, indien zij hem overleefde. De koninklijke koks en koetsiers werden ter zijner beschikking gesteld. Hij woonde in hetzelfde vertrek, waarin Saxe gewoond had, toen hij op de hoogte van zijne macht en roem Pruisen bezocht. Frederik verlaagde zich zelfs om voor eenigen tijd de taal der vleijerij te gebruiken. Hij drukte aan zijne lippen, de magere hand van het kleine grijnzende geraamte, dat hij beschouwde als de uitdeeler van onsterfelijken roem. Hij wilde, zeide hij, bij zijne titels, die hij aan zijne voorouders en aan zijn zwaard verschuldigd was, nog een andere voegen, verkregen door zijne laatste en grootste aanwinst. Zijn titel zou aldus luiden; Frederik, koning van Pruisen, markgraaf van Brandenburg, souvereine hertog van Silesic, bezitter van Voltaire. Maar zelfs te midden van de wit-tebroodsdagen begon de prikkelbare ijdelheid van Voltaire te werken. Eenige dagen na zijne aankomst kon hij zich niet
57
weerhouden zijne nicht tcvertellen, dat de beminnelijke koning de eigenaardigheid had om met de cene hand tc krabben terwijl hij met de andere hand paaide en streelde. Spoedig kwamen cr wenken niet minder onrustwekkend om dat zij geheimzinnig waren. „De avondpartijtjes zijn heerlijk. De koning is de ziel van het gezelschap Maar ik heb opera\'s en comedien, lezingen en concerten, mijne studie en boeken. Maar — maar — Berlijn is schoon, de prinsessen bekoorlijk, de eeredames schoon— Maar— Deze buitengewone vriendschap verkoelde spoedig. Nimmer zijn er twee personen geweest zoo uitstekend geschikt om elkander te plagen. De een bezat juist de fouten, waarvoor de ander den grootsten afkeer koesterde en zij waren op verschillende wijzen de hartstochtelijkste men-schen. Frederik was zuinig, bijna gierig. Wanneer hij zijn speelgoed gekocht had, begon hij te denken, dat hij cr te veel voor betaald had. Voltaire was begeerig, zelfs onbeschaamd en schurkachtig, en dacht dat de gunsteling van een vorst, die vaten vol goud en zilver in zijne kelders had liggen, eene fortuin moest bezitten waarom ieder hem moest benijden. Zij ontdekten spoedig elkanders gebreken. Beiden waren boos en een oorlog begon, waarin Frederik zich verlaagde tot de rol van Harpagon en Voltaire tot die van Scapin. Het is vernederend te verhalen, dat de groote krijgsman en staatsman bevel gaf om de hoeveelheid suiker en chocolaad, die zijn gast gebruikte, te verminderen. Het is, indien mogelijk, een nog vernederender daadzaak, dat Voltaire zich schadeloos stelde door de waskaarsen uit de koninklijke voorzaal in zijn zak te steken. 1 wisten over geld waren echter niet de ernstigste twisten van deze buitengewone vrienden. De sarkasmen van den koning vergalden spoedig het lichtgeraakte karakter van den
58
dichter. d\'Arnaud cn d\'Argens, Guichard en La Mctric mochten om der wille van een stuk brood de onbeschoftheid van hun meester verdragen willen; Voltaire echter was van een ander allooi. Hij wist, dat hij een potentaat was even goed als Frederik, dat zijn Europeesche naam cn zijn onvergelijkelijk vermogen in het bedekken met bespotting van al, wat hij haatte, hem tot een voorwerp van vrees maakte zelfs voor de hoofden van legers en de heerschers over naties. En inderdaad van alle verstandelijke wapens, die ooit door \'s mcnschen hand gevoerd zijn, was de spot van Voltaire het meest te duchten. Bijgeloovigen en tyrannen, die nooit bewogen waren geworden door het gemeen en de vervloekingen van millioenen, werden bleek bij het hooren noemen van zijn naam. Beginselen door niemand nog aangetast, beginselen welke aan de hevigste mokerslagen weerstand geboden hadden, de kostbaarste waarheden, de edelste gevoelens, de voortreffelijkste en sierlijkste denkbeelden, de onbevlektste namen, de verhevenste instellingen begonnen er gemeen en akelig uit te zien, zoodra die verdroogde glimlach zich tot hem wendde. Aan iedereen, hoe sterk hij ook was in zijne zaak, talenten, stand en karakter, die zich in het strijdperk waagde met dezen grooten spotter, mocht wel worden toegevoegd de waarschuwing, welke eertijds aan den aartsengel gegeven werd:
„Ik waarschuw u, ontvlied
zijn doodelijken pijl: en koester niet de ijdele hoop, dat hij in die schitterende armen u niet verwonden kan, ofschoon van goddelijken oorsprong; want die noollottige
macht
kan niemand, tenzij Hij die over ons regeert, weerstaanquot; Wij kunnen niet stilhouden om te verhalen, hoe dikwerf hij zich van dat zeldzame talent bediende tegen
59
achtingswaardige mededingers, hoc dikwerf hij het gebruikte om vijanden te verpletteren en te pijnigen, die slechts ccne stille verachting verdienden; hoe dikwerf het aangewend werd tot het schadelijke doeleinde om den laatsten troost van aardsche ellende en de laatste hinderpaal der aardsche macht te vernietigen. Ook kunnen wij niet stilhouden om te verhalen hoe dikwerf hij het gebruikte om staande te houden de gerechtigheid, de menschlievendheid en de verdraagzaamheid, de beginselen ecner gezonde wijsbegeerte en die van eenen vrijen regeeringsvorm. Met is hier de plaats niet voor eene uitvoerige karakterbeschrijving van Voltaire.
Aanleidingen tot twist vermenigvuldigden spoedig. Voltaire, die, deels uit begeerte tot geld en deels uit begeerte naar afleiding, altijd hield van speculeeren, werd gewikkeld in transacties van een op zijn minst genomen twijfelachtigen aard. De koning verheugde zich er over zulk een gelegenheid te hebben zijnen gast te vernederen, en men wisselde van weerskanten bittere verwijtingen en klachten. Ook Voltaire was spoedig in staat van oorlog met de andere letterkundigen, die den koning omgaven; en dit verbitterde Frederik, die echter hoofdzakelijk zich zeiven dit alles te verwijten had, want uit lust tot plagen, waar hij hartstochtelijk veel van hield, prees hij voortdurend, kwistig en buitensporig, kleine mannen en slechte boeken en dit alleen om te genieten de vernedering en de woede, die Voltaire bij zulke gelegenheden niet pleegde te verbergen. Zijne Majesteit had spoedig reden de moeite te betreuren, die hij zich gegeven had om de ijverzucht onder de leden van zijn huishouden aan te wakkeren. Het gcheele paleis verkeerde in gisting door letterkundige kabalen en kuiperijen. Vergeefs verhief zich de gebiedende stem , die
6o
hondcrdzcstigduizcnd soldaten in orde liicld om den strijd tussehen de verbitterde geleerden tot bedaren te brengen. 1 iet was gemakkelijker zulk een storm te verwekken dan te doen ophouden. Kn ook Frederik, die zich veel op zijn verstand verbeeldde, werd op alle wijzen geërgerd, llij had eene groote hoeveelheid verzen aan Voltaire gezonden en verzocht, dat zij hem verbeterd en van opmerkingen voorzien zouden worden terug gezonden. „Zie, zeide Voltaire, „welk eene hoeveelheid vuil linnen heeft de koning mij gezonden om te wasschen! Aan gedienstige geesten, die deze hatelijkheid den koning mededeelden ontbrak het nietj en Frederik was even vertoornd, „als een schrijver van de „Grubstreet,quot; die zijn naam in de Dunciade vermeld vond.
Dit kon niet voortduren. Een omstandigheid, die, toen de wederzijdsche achting nog bestond, slechts aanleiding tot lachen zou gegeven hebben, bracht eene hevige uitbarsting te weeg. Maupertuis genoot Frederik\'s genegenheid in meerdere mate, dan eenlg ander letterkundige. Mij was president van de Berlijnsche academie; en de tweede in rang na Voltaire, ofschoon op een onme-telijken afstand, in het letterkundig gezelschap, dat aan het Pruisische hof saamgekomen was. Frederik was, door voor zijn eigen genoegen de ijverzucht der beide naar roem begeerige Franschen op te wekken, er in geslaagd eene bittere vijandschap tussehen hen in het leven te roepen. Voltaire besloot een onuitwischbaar teek-en op het voorhoofd van Maupertuis te drukken en schreef het bij uitstek komieke schotschrift genaamd „Dokter Akakiaquot; Hij toonde dit kleine stuk aan Frederik, die te veel smaak bezat en te boosaardig was, om in zulk eene heerlijke spotternij geen behagen te scheppen. Inderdaad, zelfs in den tegenwoordigen tijd is het niet ge-
61
makkelijk voor iemand, die eenigen smaak bezit voor liet belachelijke, de grappen over de Latijnschc stad, de Pata-goniers en het gat naar het middenpunt der aarde te lezen, zonder tranen te lachen. Maar ofschoon Frederik behagen schiep in dit grappig paskwil, wilde hij toch niet, dat het zoude verspreid worden. Zijne eigenliefde was daarbij in het spel. Hij had Maupertuis gekozen om een leerstoel aan zijne academie te vervullen.
Indien geheel Europa over Maupertuis lachte, zoude dan niet daarmede de naam der academie en zelfs niet de waardigheid van haren koninklijken beschermheer eeniger-mate gemoeid zijn? De koning verzocht daarom Voltaire het werk niet te verspreiden. Voltaire beloofde zulks te doen en brak zijn woord. Het schotschrift werd uitgegeven en ontvangen met toejuichingen en grooten bijval door allen die de Fransche taal verstonden. De koning raasde. Voltaire hield zijne onschuld staande en verzon de een of de andere leugen wat betrof den drukker of uitgever. Ue koning liet zich zoo gemakkelijk niet om den tuin leiden. Hij beval dat het schotschrift door den beul zoude worden verbrand en drong er op aan, dat Voltaire hem zoude toezenden eene verontschuldiging in de nederigste bewoordingen vervat. Voltaire zond aan den koning terug zijn kruis, zijn sleutel en de brieven, hem recht gevende op zijn jaargeld. Na deze uitbarsting van woede gevoelde het vreemde paar zich beschaamd en wilde zich verzoenen. Maar de breuk was onherstelbaar, en Voltaire nam voor altijd zijn afscheid van Frederik. Zij namen van elkander een koel afscheid niet koude beleefdheid; doch zonnen op wraak. Voltaire had onder zijne berusting een boekdeel van \'s konings gedichten en vergat dit terug te geven. Dit was, gelooven wij, slechts een van die vergissingen, welke mcnschen die zich op reis begeven, meermalen bc-
62
gaan. Dat Voltaire voornemens zou geweest zijn lotter-dieverij te plegen is niet te gelooven. Hij zou niet, hiervan zijn wij overtuigd, om de helft van Frcderik\'s koningrijk cr in toegestemd hebben het vaderschap over Frederik\'s verzen te aanvaarden. De koning echter, die zijn eigene gedichten bovenmatig hoog schatte en die alle handelingen van Voltaire in het zwartste licht zag, was er woedend over dat zijne lievelingsstukken in het bezit waren van een vijand zoo diefachtig als een kraai en zoo boosaardig als een aap. In de door deze gedachte teweeggebrachte woede verloor hij alle betamelijkheid uit het oog, en besloot tot eene daad ten eenenmale schandelijk en bespottelijk.
Voltaire had Frankfort bereikt. Zijn nicht. Madame Denis, kwam daarheen om hem te ontmoeten. Mij achtte zich veilig voor de macht van zijn vroegeren meester, toen hij op last van den Pruisischen gezant in hechtenis genomen werd. liet kostbare bock werd overgegeven. Maar de Pruisische dienaren hadden ongetwijfeld den last ontvangen Voltaire niet te laten ontsnappen zonder hem eene grove beleediging aan te doen. Mij werd twaalf dagen lang in eene ellendige schuur opgesloten. Schildwachten met de bajonet op het geweer bewaakten hem. Zijn nicht werd door de soldaten door den modder gesleept. Zestienhonderd daalders werden hem door zijn onbeschaam-den cipier afgeperst. Met is onzin te zeggen, dat deze daad niet aan den koning kan worden te laste gelegd. Werd iemand er voor gestraft? Werd een onderzoek ingesteld? Was het niet overeenkomstig Frederik\'s karakter? Maakte deze daad niet een geheel uit met zijn gedrag bij andere dergelijke gelegenheden? Is het niet van algemeene bekendheid, dat hij herhaaldelijk aan zijne officieren in het geheim bevel gaf om de huizen dergenen, tegen wien hij eene veete had, te plunderen en te verwoesten, hun
-
lt;53
ter zelfden tijd last gevende zoodanig hunne maatregelen te treffen dat zijn naam er geen gevaar bij liep? Hij handelde aldus jegens graaf Bruhl in den zevenjarigen oorlog. Waarom zouden wij gelooven, dat hij schroomvallig zou geweest zijn nu het Voltaire gold.
Toen eindelijk de beroemde gevangene zijne vrijheid herkreeg, waren zijne vooruitzichten niet zeer verblijdend. Hij was een balling, verbannen uit zijn geboorteland en uit het land, dat hem had aangenomen. De hransche regeering had zich over zijne reis naar Pruisen beleedigd gevoeld en wilde hem geen verlof geven naar Parijs terug te keeren en in de nabijheid van Pruisen was het niet veilig voor hem om te blijven.
Hij zocht een schuilplaats aan de prachtige oevers van het meer Leman. Daar bevrijd van alle banden, die hem tot nu toe gebonden hadden, en weinig te hopen of te vreezen hebbende van kerk en staat, begon hij zijn lang-durigen oorlog tegen alles wat gezag had, zij het goed of kwaad, want wat Burke zeide van de constitueerende vergadering was in hooge mate waar van dezen haren grooten voorlooper: Voltaire kon niet opbouwen; hij verstond slechts het afbreken, hij was de ware Vitruvius wat het verwoesten betreft. Hij heeft ons geen enkel leerstelsel nagelaten, waaraan hij een naam geschonken heeft en in geenen deele den voorraad onzer positieve wetenschap vermeerderd. Geen leeraar der menschheid echter is er ooit geweest, die nagelaten heeft zulk eene groote en verschrikkelijke menigte van waarheden en leugens, van edele en lage en van nuttige en schadelijke dingen. Van het tijdstip af dat zijn verblijf aan den voet der Alpen dag-teekende nam de toneeldichter, de hekeldichter en de geschiedschrijver een gewichtiger karakter aan. Hij werd nu de patriarch, de stichter eener secte, het hoofd van
64
een komplot, de vorst van cenen uitgestrekten staat op het gebied van het verstand. Hij genoot dikwerf een genoegen dierbaar aan de betere helft zijner natuur, het genoegen de onschuld, die geen anderen steun had, te verdedigen, groote verkeerdheden te herstellen en de tyrannic der aanzienlijken te bestraffen. Ook had hij de voor zijnc onverzadelijke ijdelheid niet minder aangename voldoening te hooren dat de verschrikte Kapucyners hem den antichrist noemden. Edoch, zij het dat hij bezig was met werken van liefdadigheid, zij het met daden van boosheid, nimmer vergat hij Potsdam of Frankfort en angstvallig luisterde hij bij elk geruisch, dat aantoonde, dat een storm zich in Europa begon te verheffen en de dag zijner wraak naderde. Spoedig vervulden zich zijne wenschen. Maria Theresia had nooit voor een oogenblik het groote kwaad vergeten, dat zij uit de handen van Frederik had ontvangen. Jong en zwak, pas op het punt van moeder te worden, was zij gedwongen geweest de oude hoofdstad van haar geslacht te ontvluchten; zij had haar schoon erfgoed door roovers zien verbrokkelen en hij was de eerste onder die roovers geweest. Zonder een voorwendsel, zonder eene aanleiding, in weerwil der heiligste verbintenissen, had hij de hulpelooze bondgenoote, die hij verplicht was te verdedigen, aangevallen. De keizerin-koningin had zoowel de gebreken als de deugden, welke eigen zijn aan eene levendige gevoeligheid en eenen verheven geest. Daar was geen gevaar, dat zij niet het hoofd wenschtc te bieden; geen ramp, die zij niet over hare onderdanen of over het geheele men-schelijke geslacht zoude brengen, indien zij slechts het genoegen eener volkomene wraak mocht smaken. Ook onder het masker van plicht vertoonde zich de wraak aan haren beperkten en bijgeloovigen geest.
65
Silezië was niet alleen ontstolen aan het huis van Oostenrijk, maar ook aan de Kerk van Rome. De overwinnaar had wel zijnen nieuwen onderdanen toegestaan God op hun eigen manier te aanbidden, doch dit was nog niet genoeg. Het scheen der dweeperij eene onverdragelijke verdrukking, dat de katholieke kerk, welke lang de heerschappij genoten had, gedwongen was zich met gelijkheid te moeten tevreden stellen. En niet was dit de eenige omstandigheid, welke Maria Theresia aanleiding gaf haar vijand als de vijand van God te beschouwen. Het profane in de geschriften en gesprekken van Frederik en de vree-selijke geruchten, welke in omloop waren omtrent zijne zedeloosheid, ergerden natuurlijk eene vrouw, die met een vast geloof alles geloofde, wat haar biechtvader haar voorhield, en die, ofschoon omgeven van verleidingen, hoewel jong en schoon, vurig in al hare hartstochten, en ofschoon bekleed met eene absolute macht, haren naam onbezoedeld zelfs vrij van laster had bewaard.
Sileziö terug te krijgen, de dynastie van Hohenzollern tot in het stof te vernederen, was het groote doel haars levens. Zij arbeidde gedurende vele jaren voor dat doel, met eene even onvermoeide vlijt als die, welke de dichter toeschrijft aan de fiere godin, die de krachten van hare onsterfelijke paarden uitputte bij het werk om alle volkeren tegen Troye op te ruijen, en die aanbood haar geliefd Sparta en Mycenae aan verwoesting prijs te geven, indien zij slechts eenmaal den rook uit het paleis van Priamus mocht zien opstijgen. Met den zelfden geest bezield streefde de trotsche Oostenrijksche Juno er naar eene zoodanige coalitie tegen haren vijand tot stand te brengen als Europa nooit te voren gezien had. Zij kon door niets anders bevredigd worden dan door het feit, dat de geheele beschaafde wereld, van de Witte tot de Aziatische
5
66
Zee, van de Golf van Biscaye tot.de weiden der wilde paarden van den Don vereenigd in wapenen stond tegenover een kleinen staat.
Door verschillende kunstgrepen slaagde zij er spoedig in den bijstand van Rusland te verkrijgen. Een groot deel van den buit werd aan den koning van Polen beloofd; en die vorst, beheerscht door zijn gunsteling, graaf Bruhl, beloofde bereidwillig de hulp der Saksische strijdkrachten. De groote moeijelijkheid was met Frankrijk. Dat de huizen van Bourbon en Habsburg ooit van harte zouden medewerken tot eenig groot plan van Europeesche staatkunde, was lang voor even onmogelijk gehouden, als, om de krachtige uitdrukking van Frederik te gebruiken, dat vuur en water zich zouden vereenigen. De geheele geschiedenis van het continent gedurende twee en een halve eeuw was de geschiedenis van de wederzijdsche afgunst en vijandschap tusschen Frankrijk en Oostenrijk geweest. Sedert het bestuur van Richelieu vooral was het beschouwd geworden als de staatkunde van den allerchristelijksten koning, bij alle gelegenheden het hof van Weenen te dwarsboomen en ieder lid van den Duitschen bond in bescherming te nemen, die tegen de bevelen der Ceasars opstond. De aan beiden gemeene godsdienst was niet in staat geweest deze sterke antipathie te doen verdwijnen. De heerschers van Frankrijk, ofschoon bekleed met het Ro-meinsche purper en bezig met de vervolging der ketters van Roebelle en Auvergne, zagen met welbehagen neder op de Luthersche en Calvinistische vorsten, die het hoofd van het keizerrijk bestreden. Indien de Fransche ministers eenigen eerbied hadden getoond voor de wetten hunner voorvaderen, zouden zij Frederik behandeld hebben evenals de grootsten hunner voorgangers handelden. Dat tegen Gustaaf-Adolf eene doodelijke vijandschap tusschen Pruisen en Oos-
6;
tcnrijk bestond, leverde reeds op zich zelf voldoenden grond tot eene innige vriendschap tusschen Pruisen en Frankrijk. Met Frankrijk kon Frederik nooit in een ernstigen oor-log gewikkeld worden. Zijn grondgebied was zoo gelegen, dat zijne heerschzucht, hoe begeerig en gewetenloos deze ook was, hem nooit kon aanzetten dit land uit eigen beweging aan te vallen. Hij was meer dan voor de helft een Franschman; hij schreef, sprak en las niet anders dan Fransch; hij schiep behagen in Fransch gezelschap en hij hield de bewondering der Franschen voor de beste belooning zijner daden. Het scheen ongelooflijk, dat eenige Fransche regeering, hoe bekend ook voor lichtzinnigheid en domheid, eenen zoodanigen bondgenoot zoude verwerpen.
Het hof van Weenen gaf echter de hoop niet op. De Oostenrijksche diplomaten ontwierpen een nieuw politiek plan, hetwelk, zulks moet erkend worden, niet geheel van staatsmanswijsheid ontbloot was. Volgens deze theorie hadden de groote mogendheden lang in dwaling verkeerd. Zij hadden elkander beschouwd als natuurlijke vijanden, terwijl zij inderdaad natuurlijke bondgenooten waren. Eene menigte opeenvolgende en wreede oorlogen hadden Europa verwoest, de bevolking verminderd, de schatkist uitgeput, de staatsschulden met een enorm cijfer vermeerderd en toen na twee honderd jaren vechtens de doorluchtige huizen, wier vijandelijkheden de wereld verontrust hadden, vrede sloten en hunne winst telden, waarop kwam toen de winst aan beide zijden neder? Slechts daarop, dat zij elkanders bloei en ontwikkeling hinderend in den weg getreden waren. Niet de koning van Frankrijk, niet de keizer had de vruchten van den dertigjarigen oorlog of van den oorlog over de pragmatieke Sanctie geoogst. Die vruchten waren hun ontfutseld door staten
5 *
68
van den tweeden en derden rang, welke, beveiligd als zij waren door hunne onbeduidendheid tegen den afgunst, hun grondgebied handig vergroot hadden onder het voorgeven, dat zij werkten in het belang der hoofdbestuurders van het Christendom. Terwijl de leeuw en de tijger elkander verscheurden, liep de jakhals met de prooi naar het digte boseh. De ware winner bij den dertigjarigen oorlog was noch Frankrijk, noch Oostenrijk geweest, maar Zweden. De ware winner bij den oorlog over de pragmatieke Sanctie was noch Frankrijk, noch Oostenrijk geweest, maar de Brandenburgsche gelukvo-gel. 1\'rankrijk had zich groote inspanningen getroost, had zijn krijgswezen en zijne staatsschuld aanzienlijk vermeerderd en weshalve? Slechts om te zien, dat Fre-derik Silezië aan Oostenrijk ontroofde. Daarom en daarom alleen was het eenc Fransche leger door het zwaard en den honger in Bohemen omgekomen en had het andere met stroomen van het edelste bloed te Fontenoy een schralen krijgsroem ingeoogst. En was deze vorst, door wiens toedoen Frankrijk zoozeer geleden had, een dankbare of zelfs slechts een eerlijke bondgenoot? Had hij zich niet even valsch ten opzichte van het hof van Versailles, als ten opzichte van het hof van Weenen gedragen? Had hij niet op een groote schaal de rol gespeeld, welke in het dagelijkschc leven vervuld wordt door het lage werktuig van den onruststoker, die zijne buren aan het twisten brengt, hen in kostbare en eindelooze rechtsgedingen wikkelt en allen aan elkander verraadt, zeker als hij is, dat hij zich, wie ook te gronde mag gericht worden, zal verrijken? Voorwaar de groote wijsheid van de groote mogendheden was niet elkander, maar dezen gemeen-schappelijken twiststokcr aan te vallen, die door de hartstochten van beiden aan te wakkeren, door het voorgeven
69
van beiden tc dienen en door beiden in den steek te laten, zich boven den stand verheven had, waarin hij geboren was. Het hoofddoel van Oostenrijk was Silezie te herwinnen, het hoofddoel van Frankrijk was eene uitbreiding van grondgebied naar den kant van Vlaanderen te verkrijgen. Indien zij niet elkanders partij kozen, zou de uitslag waarschijnlijk zijn, dat zij na eenen lang-durigen oorlog, na den dood van vele duizenden dapperen, na het verspillen van vele millioenen, hunne wapenen zouden nederleggen, zonder hun doel bereikt te hebben, maar, indien zij met elkander in overeenstemming handelden, zoude er geen gevaar en geen moeielijkheid zijn. Oostenrijk zou gaarne in België zulke conccssiën doen als Frankrijk onmogelijk in tien geregelde veldslagen kon verkrijgen. Silezic zoude gemakkelijk weder geannexeerd kunnen worden aan de monarchie, waarvan het lang een deel had uitgemaakt. 1 Iet verbond van twee zulke machtige mogendheden zoude den koning van Pruisen ontzag inboezemen. Als hij weerstand bood, zou een korte veldtocht over zijn lot beslissen. Frankrijk en Oostenrijk, lang gewend om met verlies uit het oorlogsspel tc voorschijn tc komen, zoude voor de eerste maal aan grondgebied winnen. Er kon tusschen hen geen aanleiding tot ijverzucht ontstaan. De macht van beiden zoude vermeerderd worden; het evenwicht zoude behouden blijven en de ecnige verliezer zoude zijn een kwaadwillige en bc-ginsellooze vrijbuiter, die van geen van beiden eenig medelijden verdiende.
Deze door haar nieuwheid en schranderheid aantrekkelijke stellingen kwamen spoedig in de mode op avondpartijen en in de koffijhuizen van Parijs, en werden toegejuicht door iedcrcn markies en luimigen abbé, die toegelaten werd om het gekrulde en gepoederde haar
70
véui Madame de Pompadour te zien. Het was echter niet aan eenige politieke theorie, dat liet vreemdsoortige vei bond tusschen Frankrijk en Oostenrijk zijn oorsprong te danken had. De ware beweegreden, welke de groote continentale machten noopte hun ouden wrok en hunne oude staatkunde te vergeten, was persoonlijke afkeer van den koning van Pruisen. Dit gevoel was liet sterkste bij Maria iheresia; maar het bepaalde zich in geenen dcele tot haar. Frederik, in eenige opzichten een goede meester, was een slechte buurman. Dat hij streng was in al zijne handelingen en spoedig van de gelegenheid gebruik maakte, was niet zijn meest te berispen fout. Zijne bittere en smadende woorden veroorzaakten diepere wonden dan zijne eerzucht. In zijne hoedanigheid van letterkundige hield hij zich nog minder binnen paal en perk dan in zijne hoedanigheid van vorst. Hekeldichten tegen alle vorsten en ministers van Europa werden toegeschreven aan zijne pen. In zijne brieven en gesprekken zinspeelde hij op de grootste potentaten van dien tijd in bewoordingen, welke beter zouden gepast hebben voor Colle in een debat met den jongen Crébillon aan Pel-letier s tafel dan voor een groot vorst, die over groote vorsten spreekt. Over vrouwen was hij gewoon zich uit te laten op eene wijze, dat het onmogelijk was voor de goedaardigste vrouw hem te vergeven; en ongelukkig voor hem werd toen bijna het geheele continent geregeerd door vrouwen, die in geenen dcele door goedaardigheid uitmuntten. Maria ïheresia zelf ontkwam niet aan zijne gemeene grappen. De keizerin Elizabeth van Rusland wist, dat hare liefdegeschiedenissen hem een aangenaam onderwerp voor gemeene taal en bespotting boden. Madame de Pompadour, die inderdaad het hoofd der Fransche regeering was, werd nog grievender beleedigd.
Zij had door middel van fijngesponncn vleijcrij beproefd den koning van Pruisen gunstig voor zich te stemmen; doch hare pogingen waren door hem met droogc en bijtende woorden beantwoord. De keizerin-koningin sloeg eenen anderen weg in. Niettegenstaande zij de trotschte der vorstinnen en eene strenge matrone was, verloor zij in haren dorst naar wraak zoowel de waardigheid van haar geslacht, alsook de zuiverheid van haar karakter uit het oog, en verlaagde zicii er toe het bijwijf van lacre geboorte en van gemeene inborst te vleijen, die, nadat zij door zich aan de ontucht over te geven invloed verworven had, dien invloed behield door anderen te verleiden. Maria Theresia schreef inderdaad eigenhandig eenen brief, opgevuld met uitdrukkingen van achting en vriendschap aan hare waarde nicht, dc dochter van den slager Poisson, de vrouw van den tollenaar D\'Etiolcs, de werfster van jonge meisjes voor den harem van een ouden losbol, een vreemd soort nicht voor dc afstammeling van zoovele keizers van het westen. Dc maitressc werd geheel en al voor het plan gewonnen en had niet veel moeite om Lodewijk over te halen, die zich over hem aangedaan onrecht te wreken had.
Hij was niet licht geraakt, maar de verachting, zegt een Oostersch spreekwoord, doordringt zelfs de schaal van de schildpad, en noch de voorzichtigheid, noch dc welvoegelijkheid hadden ooit 1\' rederik terug gehouden van uitdrukkingen, die zijne grenzenlooze verachting van de luiheid, domheid en laagheid van Lodewijk tc kennen gaven. Frankrijk werd aldus overgehaald zich bij dc coalitie te voegen en het voorbeeld van Frankrijk bepaalde het gedrag van Zweden, dat toen geheel onder 1* ranschen invloed stond.
Dc vijanden van Frederik waren zeker sterk genoeg
72
om hem openlijk aan te vallen, edoch zij wenschten bij alle hunne overige voordeden het voordeel aan eene verrassing verbonden te voegen. Hij was echter niet de man die zich van streek liet brengen. 1 lij had werktuigen aan ieder hof, en hij ontving nu uit Weenen, Dresden en Parijs zulke omstandige en overeenstemmende berichten, dat hij het hem bedreigende gevaar niet kon in twijfel trekken. Hij vernam, dat hij te gelijk door Frankrijk, Oostenrijk, Rusland, Saksen, Zweden en den Duitschen bond zoude aangevallen worden; dat het grootste gedeelte van zijne bezittingen onder zijne vijanden zoude verdeeld worden, dat Frankrijk, dat wegens zijne geographische ligging geen direct aandeel in den buit kon krijgen, eene vergoeding in de Nederlanden, dat Oostenrijk Silezië en Rusland Pruisen zou krijgen; dat Augustus van Saksen Maagdenburg verwachtte ; en dat Zweden niet een gedeelte van Pom-meren zoude beloond worden. Indien dit plan gelukte, zoude het huis van Brandenburg dalen beneden dat van den hertog van Wurtemburg of dat van den markgraaf van Baden.
En welke hoop was er, dat die plannen zouden mislukken? Nooit had men sedert eeuwen zulk een verbond der continentale mogendheden gezien. Eene minder krachtige federatie had binnen eene week tijds alle gewesten van Venetië veroverd, toen Venetië nog stond op het toppunt van zijne macht, van zijnen rijkdom en van zijnen roem. Eene minder krachtige federatie had Lodewijk den Veertiende gedwongen zich tot in het stof te vernederen. Eene minder krachtige federatie heeft nog in onzen tijd een nog machtiger rijk onderworpen en eenen nog trotscheren naam vernederd. Van zulke ongelijkheid in strijdkrachten werd nimmer te voren in eenen oorlog gehoord. Frederik heerschte over bijna
73
vijf milliocn onderdanen. De bevolking der landen, die hem tegenover stonden bedroeg honderd millioen. De onevenredigheid in rijkdom was ten minste even groot. Kleine staten, sterk door vaderlandlievende gevoelens, hebben somtijds het hoofd geboden aan groote monarehien, die verzwakt waren door partij- en burgertwisten. Maar zoo klein als Frederiks koningrijk was, bevatte het waarschijnlijk een grooter aantal ontevredene onderdanen dan te vinden was in alle staten zijner vijanden. Silezië maakte een vierde deel van zijne bezittingen uit; en het meeste, wat hij kon verwachten van de onder Oostenrijksche vorsten geborene Sileziërs, was onverschilligheid. Van de Silezische Katholieken kon hij nauwelijks iets anders dan tegenstand verwachten.
Eenige staten zijn door hunne geographische ligging in staat geweest aan groote overmacht met goeden uitslag het hoofd te bieden. Onderscheidene malen heeft de zee Engeland tegen de woede van het geheele continent beschermd. De regeering van Venetië, verdreven uit hare bezittingen op het vaste land, kon nog aan de verbondenen van Kamerijk te midden der lagunen weerstand bieden. Meer dan een groot en goed gevormd leger, dat de schaapherders van Zwitserland als een gemakkelijken buit beschouwde, is in de bergpassen der Alphen omgekomen. Frederik kon op zulke voordeden niet rekenen. De vorm van zijne staten, hunne ligging, de natuurlijke gesteldheid van den grond alles was tegen hem. Zijn langwerpig uitgestrekt, verspreid en alleenstaand grondgebied scheen bepaald geschapen te zijn voor aanvallende vijanden en werd door geen zee, door geen bergketen beschermd. Te nauwernood was een deel van zijn land zeven dagen marscheerens van het grondgebied van den vijand verwijderd. De
74
hoofdstad zelfs stond in oorlogstijd voortdurend aan aanvallen bloot. Daar was nauwelijks een staatkundige of een soldaat in Europa, die het in twijfel trok, dat de strijd in eenige weinige dagen zou eindigen niet de vernietiging van het huis van Brandenburg.
Ook Frederik dacht er niet anders over. Hij verwachtte niets minder dan den ondergang van zijn huis. Toch was er nog een kans om aan het gevaar te ontkomen. Zijne staten hadden ten minste het voordeel, dat aan eene centrale ligging eigen is, zijne vijanden waren ver van elkander verwijderd, en konden niet gemakkelijk hunne verpletterende strijdkrachten op een punt vereenigen. Zij woonden onder verschillende klimaten, en het was waarschijnlijk, dat het jaargetijde, dat het best zou passen voor de militaire operaties van het eene gedeelte van hen, niet geschikt zoude zijn voor het andere gedeelte. Ook leed de Pruisische monarchie niet aan eenige zwakheden, welke gevonden worden in veel uitgebreidere en schooncre rijken. Hare werkelijke sterkte moest niet alleen afgemeten worden naar het getal vierkante mijlen of het getal personen. In dat kleine doch goed verbondene en geoefende lichaam waren niets anders dan zenuwen, spieren en bcenen. Geen schuldeischers zaten op dividenden te wachten. Geen verwijderde kolonies eischten verdediging. Geen hof vol vleijers en maitressen verslond de soldij van vijftig bataillons. Het Pruisische leger, ofschoon veel geringer in aantal, dan de troepen, die op het punt waren hetzelve tegenovergesteld te worden, was buiten alle evenredigheid sterk, vergeleken met de uitgestrektheid van het Pruisische grondgebied. Het was ook bewonderenswaardig geoefend en van uitmuntende officieren voorzien, gewoon om te gehoorzamen en gewoon
75
om te overwinnen. Do inkomsten waren niet alleen met schulden bezwaard, maar gingen in tijd van vrede de gewone uitgaven te boven. Frederik was de eenige van alle Europeesche vorsten, die voor tijden van zorg geld bespaard had. Voor alles echter stond hij alleen en zijne vijanden waren vele. In hunne legers zoude zeker de ijverzucht, de tweedracht en de zwakheid onafscheidelijk van coalities te vinden zijn, terwijl hij de energie, de eenheid en het geheim van een sterke alleenheerschappij bezat. Tot eene zekere hoogte kon in het gebrek aan strijdkrachten voorzien worden door de hulpmiddelen der krijgskunst. Klein als het leger van den koning was in vergelijking met de zes honderd duizend man, die zijne tegenstanders in het veld konden brengen, kon snelheid van beweging eenigermate de geringheid van strijdkrachten vergoeden. Het was dus mogelijk, dat verstand, overleg en geluk samen vereenigd den strijd gedurende een of twee veldtochten konden rekken en zelfs maar eene maand te winnen was van groot gewicht. Het kon niet lang duren, dat de gebreken, welke in alle groote bondgenootschappen gevonden worden, zich zouden beginnen te vertoonen. Ieder lid van den bond zoude zijn aandeel aan den oorlog voor te groot en zijn deel in den buit voor te klein houden. Klachten en beschuldigingen zouden er in overvloed zijn. De Turk kon op den Donau onrust beginnen te stoken, de staatslieden van Frankrijk konden de fout ontdekken, die zij begaan hadden, door vaarwel te zeggen aan de grondslagen, waarop hunne nationale politiek rustte. De oorlog was het gevolg van den persoonlijken afkeer, die drie of vier vorsten jegens Frederik koesterden en de dood van een dier vorsten kon eene volkomen omwenteling in den toestand van Europa teweeg brengen,
76
Tc midden van eenen donkeren cn stormachtigcn horizont gelukte liet Frederik eene heldere plek te ontdekken. De vrede, welke gesloten was tusschen Frankrijk en Engeland in 1748) was in Europa niet meer dan een wapenstilstand, en was zelfs in de andere werelddee-len niet eens een wapenstilstand geweest. In Indie werd over de souvereiniteit van de Carnatica tusschen twee groote Muzelmannen oorlog gevoerd; fort Saint George had dc eenc zijde gekozen, Pondicherry de andere; en in een reeks van gevcchtcn en belegeringen hadden de troepen van Lawrence en Clive die van Dupleix bevochten. Eenc worsteling, minder belangrijk in hare gevolgen, maar die onvermijdelijk verbittering moest te weegbrengen, werd tusschen deze Franschc cn Engclsche avonturiers gevoerd, die negers roofden en goudstof inzamelden op de kust van Guinea. Doch het was in Noord-Amerika, dat de naijver en de wederzijdschc afkeer der beide naties het best zichtbaar was. De Franschen poogden de Engclsche kolonisten te omsingelen met een keten van militaire posten, die zich uitstrekten van dc groote zeeën tot aan de monden van den Mississippi. De Engelschen liepen te wapen. Dc wilde stammen der inboorlingen verschenen op beide zijden, vereenigd met de bleekgezichten. Gevechten werden geleverd; forten werden bestormd en vreeselijke geschiedenissen over brandstapels, scalpeeren en doodgezangen bereikten Europa en deden die nationale vijandschap ontvlammen, welke de sedert eeuwen bestaan hebbende naijver teweeggebracht had. De twisten tusschen Frankrijk en Engeland kwamen tot eene uitbarsting op denzelfden tijd, toen de storm, welke zich samengetrokken had, op het punt stond over Pruisen los te breken. De smaak cn de belangen van Frederik zouden hem geleid hebben, indien
77
men hem de keus gelaten had, de partij van het huis van Bourbon tc kiezen. Maar de dwaasheid van het hof van Versailles liet hem niet vrij in zijne keus. Frankrijk werd het werktuig van Oostenrijk, en Frederik werd genoodzaakt de bondgenoot van Engeland te worden. Hij kon inderdaad niet voorzien, dat cene mogendheid, welke de zee met hare vloten bedekte en welke tegelijkertijd aan de oevers van den Ohio en aan die van den Ganges oorlog voerde, over een groot getal troepen voor krijgsverrichtingen in Duitschland zoude kunnen beschikken. Maar Engeland, ofschoon arm in vergelijking met het Engeland van onze dagen, was veel rijker dan eenig ander land op het continent. Het bedrag van zijne inkomsten en de hulpbronnen, welke het vond in zijn cre-diet, ofschoon zij voor onaanzienlijk mogen gehouden worden door een geslacht, dat Engeland in een jaar honderd dertig millioen heeft zien innen, schenen wonderbaar aan de staatkundigen van die eeuw. Een zeer matig deel van zijnen rijkdom, uitgegeven door een bekwaam en zuinig vorst in een land, waar de levensmiddelen laag van prijs waren, zou voldoende zijn om een geducht leger uit te rusten en te onderhouden.
Zondanig was de toestand, waar Frederik in verkeerde. Hij begreep volkomen het gevaar, dat hem bedreigde. Hij zag, dat er nog een geringe kans was om te ontkomen; en voorzichtig maar vermetel tevens besloot hij den oorlog tc beginnen. In de maand Augustus van het jaar 1756 begon de zevenjarige oorlog. De koning eischte, dat de keizerin-koningin hem nauwkeurig met hare voornemens zoude bekend maken en zeide haar kortaf, dat hij eene weigering als eene oorlogsverklaring zoude beschouwen. „Ik wensch,quot; zeide hij, „geen antwoord in vorm van een orakel!quot; Hij kreeg een
7»
trotsch en tevens ontwijkend antwoord. In een oogen-blik was het rijke keurvorstendom Saksen door zestig duizend man Pruisische troepen bezet. Augustus had met zijn leger eene sterke stelling te Pirna. De koningin van Polen was te Dresden. Binnen eenige dagen was Pirna geblokkeerd en Dresden ingenomen. Het eerste, waar Frederik aan dacht, was de Saksische staatspapieren in zijn bezit te krijgen; want hij wist wel, dat deze papieren duidelijke bewijzen inhielden, dat hij, ofschoon oogenschijnlijk de aanvaller, werkelijk tot zijne verdediging handelde. De koningin van Polen, even goed als Frederik met het gewicht dezer documenten bekend, had ze ingepakt en in haar slaapkamer verborgen en wilde ze juist naar Warschau zenden, toen een Pruisisch officier verscheen. Hopende, dat geen soldaat het zou wagen eene vrouw, eene koningin, de dochter van een keizer aan te randen, ging zij voor de kist en er eindelijk op zitten. Edoch haar weerstand baatte niets. Frederik werd in het bezit der papieren gesteld en vond daarin, zooals hij verwacht had, overvloedige bewijzen van de plannen der coalitie. De gewichtigste documenten werden onmiddelijk openbaar gemaakt en het gevolg daarvan was gunstig voor den koning. Het was duidelijk, dat de koning van Pruisen, aan welke vergrijpen hij zich ook vroeger mocht hebben schuldig gemaakt, nu de verongelijkte was en zijnen vijanden de loef afgestoken had. Ondertusschen werd het leger te Pirna al dichter en dichter ingesloten; maar de belegerden waren niet zonder hoop op hulp. Een groot Oostenrijksch leger onder den maarschalk Brown stond op het punt door .de bergpassen te dringen; welke Bohemen van Saksen scheiden. Frederik liet te Pirna een voldoend leger om de Saksen in bedwang te houden, ijlde in Bohemen
79
Brown te gcmoct, ontmoette hem bij Lozowitz en versloeg hem. Deze slag besliste over het lot van Saksen, Augustus en zijn gunsteling Bruhl ontvluchtten naar Polen. Het geheele leger van het keurvorstendom capituleerde. Sinds dien tijd tot aan het einde van den oorlog behandelde Frcderik Saksen als een deel van zijn rijk, of liever hij handelde jegens de Saksers op eene wijze, waaruit men de juist beteekenis der woorden: „subjectos tanquam suos, viles tanquam alienosquot; zou kunnen leeren kennen. Saksen was evenzeer in zijne macht als Brandenburg; en hij stelde niet zooveel belang in de welvaart van Saksen als in die van Brandenburg. Dientengevolge lichtte hij troepen en hief hij belastingen in het ingelijfde gewest, met veel meer gestrengheid dan in eenig ander deel van zijn eigen rijk. Zeventien duizend man, die in het leger te Pirna geweest waren, werden gedeeltelijk gedwongen, gedeeltelijk overgehaald, dienst te nemen onder de vanen van hunnen overwinnaar. Dus was binnen weinige weken van het begin der vijandelijkheden een der verbondenen ontwapend en van diens wapenen bediende Frederik zich tegenover de anderen. De winter maakte voorloopig een einde aan den veldtocht. Alles was tot nu toe goed afgeloopen. Het werkelijke krijgsgewoel echter moest nog komeu. Men kon gemakkelijk voorzien, dat het jaar 1757 een gedenkwaardig jaar in de geschiedbladeren van Europa zou zijn.
Het plan van den koning voor den veldtocht, was eenvoudig, stout en juist. De hertog van Cumberland met een Engelsch en Hanoveraansch leger was in het westen van Duitschland en zoude in staat zijn de Fran-schen bezig te houden en het hun daar onmogelijk maken Pruisen aan te vallen. De Russen, door de sneeuw
80
opgesloten, zouden zich waarschijnlijk niet in beweging stellen, voor de lente ver gevorderd was. Saksen was verpletterd. Zweden kon niet veel gewichtigs uitvoeren. Gedurende eenige maanden zou Frederik alleen met Oostenrijk te doen hebben. Indien zelfs alles medeliep, waren toch de kansen niet in zijn voordeel. Maar bekwaamheid en moed hebben dikwerf over nog grootere ongelijkheid gezegevierd.
In het begin van het jaar 1757 zette het Pruisische leger in Saksen zich in beweging. Door vier bergpassen drongen zij Bohemen binnen Op Praag had de koning het eerst het oog; maar het meer verwijderde doel was waarschijnlijk Weenen. Bij Praag lag de maarschalk Brown met een groot leger, Daun, de voorzichtigste en gelukkigste der Oostenrijksche veldheeren, naderde met een tweede leger. Frederik besloot Brown te verslaan, eer Daun aankwam. Op den zesden Mei werd onder die muren, welke honderd dertig jaren te voren getuige waren geweest van de overwinning van het Katholieke verbond en van de vlucht van den ongelukkigen keurvorst, een bloediger slag geleverd dan Europa gezien had in het lange tijdperk, dat lag tusschen Malplaquet en Eylau. De Koning en prins Ferdinand van Brunswijk onderscheidden zich op dien dag door hunne dapperheid en wapenfeiten. Maar de roem van den dag kwam toe aan Schwerin. Toen de Pruisische infanterie aarzelde, rukte de dappere oude maarschalk het vaandel uit de handen van een vaandrig en hetzelve in de lucht zwaaijende voerde hij zijn regiment in het gevecht terug, dus viel hij twee-en-zeventig jaren oud in het hevigste gevecht, nog in zijnen dood de banier vastklemmende, welke den zwarten adelaar op het zilveren veld voert. De koning behaalde de overwinning; maar hij had
l\'i
81
dezelve duur gekocht. Geheele regimenten van zijne dapperste soldaten waren gevallen. Hij gaf toe, dat hij achttien duizend man verloren had, van den vijand waren vier-cn-twintig duizend man gedood, gewond of gevangen genomen.
Een deel van het overwonnen leger werd in Praag opgesloten. Een ander deel vluchtte naar dc troepen, die onder het bevel van Daun niet ver af waren. Frederik besloot hetzelfde te doen, waarmede hij zoo uitstekend geslaagd was bij Lowositz. Hij liet een goed leger achter om Praag te belegeren en ging aan het hoofd van dertig duizend man Daun te gemoet. Ofschoon de voorzichtige maarschalk een grooter leger dan Frederik had, wilde hij niets wagen. Hij nam te Collin eene bijna onneembare stelling in en wachtte den aanval des konings af.
Plet was de achttiende Juni, een dag, welken men, indien het bijgeloof der Grieken nog invloed had, voor den Nemesis heilig zoude houden, een dag, waarop de twee grootste vorsten van den nieuweren tijd op eene verschrikkelijke wijze moesten ondervinden, dat noch bekwaamheid noch dapperheid de onbestendigheid der fortuin kunnen doen veranderen. De slag begon voor den middag en een gedeelte van het pruisische leger zette den strijd voort, totdat de zon was onder gegaan. Eindelijk echter zag dc koning, dat zijne troepen, nadat zij herhaaldelijk onder een verschrikkelijk bloedbad teruggedreven waren, niet meer in het gevecht konden worden teruggevoerd. Met moeite haalde men hem over het veld te ruimen. De officieren van zijn staf voelden zich verplicht hem te berispen en een van hen nam dc vrijheid te zeggen: quot;Is uwe majesteit voornemens de batterijen alleen te bestormen?quot; Dertien duizend van zijne
82
dapperste soldaten waren omgekomen. Hem bleef niets anders over dan in goede orde terug te trekken, het beleg van Praag op te breken en zijn leger langs verschillende wegen uit Bohemen te verwijderen.
Deze nederlaag scheen beslissend te zijn. hrederiks toestand was zoodanig geweest, dat slechts, naar het scheen, een onafgebroken reeks van overwinningen hem van den ondergang kon redden. En nu als het ware bij het begin van den veldtocht, had hij eene nederlaag geleden, die echter in een oorlog van gelijke strijdkrachten van invloed zou geweest zijn. Hij had veel te danken aan de denkbeelden, die geheel Europa over zijn leger koesterde. Sedert zijne troonsbeklimming hadden zijne soldaten in vele op elkander volgende gevechten de overwinning op de Oostenrijkers behaald.
Maar de roem had van zijne wapenen afscheid genomen. Al degenen, die door zijn boosaardig sarcasme belcedigd waren, haastten zich met zich door bespotting op den spotter te wreken. Zijne soldaten vertrouwden niet meer blindelings op zijn goed gesternte. Zijn geheele leger onderwierp al zijne bevelen aan eene scherpe kritiek. Zelfs onder zijne eigene familie telde hij kwaadsprekers. Zijn op hem volgende broeder, Willem, de vermoedelijke of liever de werkelijke troonopvolger en overgrootvader van den tegenwoordigen koning, kon zich niet weerhouden zijn eigen lot en dat van het huis van Hohenzollern te beklagen, eens zoo groot en voorspoedig, maar nu door de ondoordachte eerzucht van zijn opperhoofd eene bespotting voor alle volkeren geworden. Deze klachten en eenige fouten, welke Willem beging op den terugtocht uit Bohemen, veroorzaakten bij den onverbiddelijken koning een levendig misnoegen. 1 Iet hart van den prins werd door de bittere verwijten van
83
zijnen broeder gebroken; hij verliet het leger, begaf zich naar een zijner landgoederen en stierf kort daarna ten gevolge van hartzeer en verdriet.
Het scheen, dat het ongeluk van den koning naauwe-lijks kon vergroot worden. Toch ondervond hij op den zelfden tijd eene niet minder vreeselijke ramp, dan die bij Collin. De Franschen waren onder den maarschalk D\'Estrees Duitschland binnengedrongen. De hertog van Cumberland had hen bij Hastenbeck slag geleverd en was geslagen. Ten einde het keurvorstendom Hanover van geheele onderwerping te redden, had hij met hen een verdrag gesloten, krachtens hetwelk hun de vrijheid gegeven werd het Pruisische grondgebied met de wapenen in de hand te betreden.
En opdat niets aan Frederik\'s ongeluk zou ontbreken, verloor hij dien zelfden tijd ook zijne moeder; dit verlies schijnt hij meer gevoeld te hebben dan men zou denken, wanneer men let op zijn ruw en streng karakter. Zijne ongelukken hadden hem inderdaad tot in het hart getroffen. De spotter, de tyran, de gestrenge heersch-zuchtige en cynische man was zeer ongelukkig. Zijn gelaat was zoo verwilderd en zijn lichaam zoo vermagerd, dat de menschen hem, toen hij bij zijne terugkomst uit Bohemen Leipzig doortrok, nauwelijks herkenden. Zijn slaap was gestoord, onwillekeurig schoten hem de tranen in de oogen en het graf begon hem het beste toevluchtsoord voor ellende en schande te schijnen. Hij had het besluit genomen niet levend in de handen zijner vijanden te vallen en geen vrede te sluiten onder voorwaarden, tengevolge waarvan hij de door hem ingenomen plaats onder de vorsten van Europa moest opgeven. Hij meende, dat hem niets anders overbleef dan te sterven en koelbloedig koos hij de wijze, waarop hij het leven
6*
84
wilde vaarwel zeggen. Hij droeg altijd bij zich een onfeilbaar en snelwerkend vergif in een glazen doosje, en de weinigen, die hij vertrouwen schonk, liet hij niet in het onzekere omtrent zijn besluit.
Zeer onvolkomen zouden wij den toestand van Frederik\'s ziel beschrijven, indien wij niet spraken over zijne bespottelijke eigenaardigheden, welke zoo vreemd afstaken bij den ernst, de energie en de ruwheid van zijn karakter. Het is moeielijk te zeggen of het tragische dan wel het komische de bovenhand had bij het tooneel, dat nu vertoond werd. Te midden van al de groote rampen des konings werd zijn hartstocht voor het schrijven van nietsbeduidende gedichten al heviger en heviger. Terwijl hij niets dan vijanden rondom zich zag, wanhoop in zijn hart en pillen van vergif in zijne zakken droeg, schreef hij honderden dichtregels, haat ademend tegen de goden en de menschen, het zoutelooze drab van de Hippokrene van Voltaire, de zwakke weerklank van de lier van Chaulieu. Het is vermakelijk zijne daden gedurende de laatste maanden van het jaar 1757 met zijne geschriften gedurenden denzelfden tijd te vergelijken. Het valt te betwijfelen of een gelijk tijdperk van het leven van Hannibal, van Caesar of van Napoleon eene vergelijking kan doorstaan met die korte periode, de schitterendste in de geschiedenis van Pruisen en van Frederik. Op denzelfden tijd echter wendde de groote krijgsman de weinige vrije oogenblikken, die hij had, aan tot het schrijven van odes en brieven, een weinig beert dan die van Cibber en een weinig slechter dan die van Hayley. Hier en daar stoot men op de mannelijke woorden, die eigenlijk in proza moesten geschreven zijn, vergezeld door Prometheus en Orpheus, Elysium en Acheron, de klagende Philomela, de papavers van Morpheus en meer
«5
dergelijke vodden, die reeds sedert lang door dc geleerden onder dc menschen met verachting aan de middelmatigheid zijn prijs gegeven, gelijk een kleed, dat door ecne trotsche schoone aan hare kamenier wordt toegeworpen. Wij weten geen ander voorbeeld van een mcnschelijk karakter, hetgeen op zoo treffende en grootsche wijze zooveel sterkte cn zwakte in zich vcreenigde als het karakter van dezen hoovaardigen, waakzamen, vastberaden cn wijzen halven geleerden, die half Mithridates cn half Trissotin was, het hoofd biedend aan dc gansche wereld onder de wapenen met een ons vergif in den eenen zak cn een pak slechte verzen in den anderen.
Eenigen tijd te voren had Fredcrik pogingen in het werk gesteld om zich met Voltaire te verzoenen en zij hadden aan elkander beleefde brieven geschreven. Na den slag van Collin werden hunne brieven ten minste in schijn vriendschappelijk cn vertrouwelijk. Wij kennen geen verzameling van brieven, welke zoo veel licht doet schijnen op de donkerste en verwardste deelen van het mcnschelijk karakter als de briefwisseling van deze vreemde wezens nadat zij elkander vergiffenis hadden geschonken. Beiden gevoelden, dat dc twist hen in de achting van het publick had doen dalen. Zij bewonderden elkander. Zij hadden elkander noodig. De groote koning wenschtc door den grooten dichter voor de nakomelingschap bewaard tc blijven. Dc groote schrijver voelde zich vereerd door dc hulde van den grooten koning. Dc wonden echter, welke zij elkander toegebracht hadden, waren te diep om genezen te kunnen worden. Niet alleen bicven de lidteekens, maar dc wonden begonnen tc zweren cn op nieuw tc bloeden. Dc brieven bestonden grootendcels uit plichtplegingen, dankbetuigingen, dienstaanbiedingen cn verzekeringen van gehechtheid. Maar indien Fredcrik
86
zich door dc ccn of andere omstandigheid wederom herinnerde aan de sluwe en boosaardige streken waardoor Voltaire hen had geërgerd, hield hij op met zijne loftuigingen en gaf lucht aan zijne verachting en aan zijn misnoegen. Veel erger was het, wanneer Voltaire dacht aan de belcedigingen, die hij en zijne bloedverwante te Frankfort ondervonden hadden. Dadelijk veranderden zijne loftuitingen in scheldwoorden. „Herinner „u, zoo zeide hij, hoe gij u jegens mij gedragen hebt. „Om uwentwille heb ik de genegenheid van den koning „van mijn geboorteland verloren. Ik hield van u, ik „vertrouwde op u, ik had geenen anderen wensch dan „mijn leven in uwen dienst te sluiten. En waarin be-„stond mijne belooning? Beroofd van al hetgeen gij „mij hadt toegekend: den sleutel, de orde, het pensioen, „was ik genoodzaakt uw grondgebied te ontvluchten. Ik „werd opgejaagd als ware ik een uwer grenadiers, die „gedeserteerd was. Men nam mij in hechtenis, belee-„digde en plunderde mij. Mijne nicht werd door uwe „soldaten door de bemodderde straten van Frankfort „gesleept, alsof zij een uwer ellendige huurlingen was. „Gij bezit groote talenten. Gij bezit goede hoedanigheden. Maar gij hebt ccn leclijke ondeugd. Gij ver-„heugt u in dc vernedering uwer medeburgers. Gij hebt „schande gebracht over den naam van wijsgeer. Door „uw toedoen is het geschied, dat men waarde is begin-„nen te hechten aan de praatjes der femelaars, die „zeggen, dat men dc rechtvaardigheid of menschlievcnd-„heid niet kan vertrouwen van hen, die het christelijk „geloof afzweren.quot; Daarop antwoordde de koning minder woedend, maar even scherp: „Gij weet, dat gij u schan-„dclijk in Pruisen gedragen hebt. liet was goed voor „u, dat gij te doen hadt met een man, zoo toegevend
87
„voor de zwakheden van het genie als ik. Gij ver-„diendet niet dcii kerker kennis te maken. Ciij zijt alom ,bekend voor uwe talenten, maar ook voor uwe trouweloosheid en uwe boosaardigheid. Maupertuis is dood; maar gij gaat nog voort met hem te belasteren en te „bespotten, alsof gij hem niet in zijn leven reeds onge-„lukkig genoeg gemaakt hadt. Scheid daarmede uit. En „laat mij vooral niets meer van uwe nicht hooren. Ik „ben doodziek van haren naam. Uithoofde uwer verdiensten kan ik uwe fouten verdragen; doch zij heeft niet „Mahomet of Merope geschreven.quot;
Men zou zeggen, dat dergelijke gebeurtenissen noodzakelijk een einde moesten maken aan alle vriendschapsbetrekkingen. Maar dit was niet zoo. Na elke uitbarsting van woede werd dit buitengewone paar menschen meer op elkander gesteld en wisselde onder elkander van plichtplegingen en verzekeringen van wederzijdsche achting met eenen bewonderenswaardigen schijn van oprechtheid.
Men kan wel vooronderstellen, dat mannen, die aldus aan elkander schreven, niet keurig waren in het gebruik van woorden, wanneer zij over elkander spraken. De Engelsche afgezant Mitchall, die wist, dat de koning van Pruisen voortdurend schreef aan Voltaire met de grootste openhartigheid over de gewichtigste onderwerpen, verwonderde zich te hooren, dat zijne Majesteit hem noemde eenen slecht geaarden kerel, den grootsten schelm op de oppervlakte der aarde. En de wijze, waarop zich de dichter over den koning uitliet, was niet veel eerbiediger.
Men zou waarschijnlijk Voltaire in het nauw gebragt hebben, indien men hem gevraagd had, welke zijne ware gevoelens jegens Frederik waren. Zijne gevoelen waren een zamcnstel van vijandschap cn vriendschap, van haat en bewondering en de evenredigheid, waarin ze tot
88
elkander stonden, veranderde elk oogenblik. De oude patriarch geleek op een bedorven kind, dat binnen de tijdruimte van een kwartier schreeuwt, stampvoet, stompt, lacht, kust en liefkoost. Ofschoon zijn wrok geenzins uitgebluscht was, had hij toch sympathie voor zijnen ouden vriend. Als Franschman wenschte hij, dat de wapenen van zijn vaderland met voorspoed mochten bekroond worden. Als wijsgeer was hij bezorgd voor den duur van een troon, waarop een wijsgeer zetelde. Hij wenschte zoowel Frederik te redden als te vernederen. Daar was eene wijze maar ook slechts eene, waarop zijne met elkander in strijd zijnde gevoelens te gelijker tijd konden bevredigd worden. Indien Frederik gered werd door de tusschenkomst van Frankrijk en indien bekend werd, dat hij dit verschuldigd was aan de bemiddeling van Voltaire, zou dit inderdaad een uitnemende wraak zijn; zulks immers zoude niets anders zijn als gloeijende kolen verzamelen op het hoofd van den hoovaardige. Ook hield de ijdele en rustelooze dichter het niet voor onmogelijk, dat hij van uit zijn kluizenaarscel bij de Alpen den vrede aan Europa zou voorschrijven. D\'Estrees had Hanover verlaten en het opperbevel over het Fransche leger was aan den hertog van Richelieu toevertrouwd, een man, die hoofdzakelijk zijne onderscheiding verschuldigd was aan de hoffelijkheid, die hij ten toon spreidde. Inderdaad was Richelieu tic uitmuntendste van die verleiders van beroep, die aan Crébillon den jonge en aan La Clos stof opleverden voor hunne helden. In zijne jeugd was het koninklijke huis zelf niet veilig voor zijne aanmatigende liefde. Men geloofde, dat hij in de familie van Orleans veroveringen gemaakt had; en cenigen vermoedden, dat hij betrokken was in de geheimzinnige wroeging, die de laatste uren
89
van de bekoorlijke moeder van Lodewijk den vijftiende verbitterde. Maar de hertog was nu zestig jaren oud. Met een door de ondeugden bedorven hart, met een hoofd sedert lang gewend om aan niets dan beuzelingen te denken, met eene geschokte gezondheid en een geknakt fortuin en, wat het ongelukkigst van allen was, met een zeer rooden neus, ging hij eenen onaange-namen, onbeduidenden en niet geachten ouderdom te gemoet. Zonder eenige geschiktheid voor de betrekking van opperbevelhebber en slechts dien persoonlijken moed, die hem en den geheel en Franschen adel eigen was, bezittende, was hij aan het hoofd van het Hanoversche leger geplaatst, en in die hoedanigheid deed hij zijn best om door afpersing en omkooperij zijn door een ongeregeld en verkwistend leven te gronde gericht vermogen te herstellen.
De hertog van Richelieu haatte tot op het einde van zijn leven de philosophen, niet om die leerstellingen, welke ook een rechtschapen en verstandig man zoude hebben afgekeurd, maar om hunne goede hoedanigheden: om hun zucht voor het vrije onderzoek, en om hun haat tegen die maatschappelijke misbruiken, waarvan hij zelf de verpersoonlijking was. Maar hij, gelijk velen van hen, die evenzoo dachten, zonderden Voltaire van de lijst der vogelvrij verklaarde schrijvers uit. Dikwerf zond hij vleijende brieven naar Ferney. Hij deed den patriarch de eer aan geld van hem te leenen, en dreef deze vriendschap zelf zoo ver, dat hij vergat de renten te betalen. Voltaire dacht, dat het in zijne macht stond den hertog en den koning van Pruisen tot elkander te brengen. 1 lij richtte aan beiden ernstige brieven; en het gelukte hem in zooverre, dat eene briefwisseling tusschen hen begon. Aan geheel iets anders echter had F reder ik zijne bevrij-
9°
ding te danken. In het begin van November scheen het net geheel en al rondom hem zich gesloten te hebben. De Russen waren in het veld en verspreidden verwoesting in zijne oostelijke provincies. Silezië werd overstroomd door de Oostenrijkers. Een groot Fransch leger naderde van het westen onder het bevel van den maarschalk Soubise, een prins van het groote Armoricaansche huis van Rohan. Zelfs Berlijn was door de Croaten ingenomen en geplunderd. Zoo was de toestand, waaruit Frederik zich in den korten tijd van dertig dagen met onver-welkbaren roem redde. Het eerst trok hij op tegen Soubise. Op den vijfden November ontmoetten de legers elkander bij Rosbach. De Franschen waren twee tegen een; maar zij waren slecht gedisciplineerd en hun bevelhebber was een domkop. De taktiek van Frederik en de dapperheid der voortreffelijk aangevoerde Pruisische troepen behaalden eene volslagene overwinning. Zevendui -zend man werd krijgsgevangen gemaakt. Hunne wapenen, vaandels en bagage vielen in de handen des overwinnaars. Zij, die ontkwamen, namen op dezelfde wijze de vlucht als eene volksmenigte, die door cavalerie uiteengejaagd wordt. De in het westen overwinnende koning keerde nu zijne wapenen tegen Silezië. Daar scheen alles verloren te zijn. Breslau was gevallen en Karei van Lotharingen was met eene sterke krijgsmacht in het bezit van de geheele provincie. Op den vijfden December, juist eene maand na den slag van Rosbach, ontmoetten Frederik met veertig duizend man en prins Karei aan het hoofd van niet minder dan zestig duizend elkander te Leuten dicht bij Breslau. De koning, die over het algemeen misschien te zeer genegen was om den gemee-nen soldaat als een zuiver werktuig te beschouwen, nam op dien groeten dag tot middelen zijne toevlucht, over-
9i
eenkomende met die, waarvan zich later Bonaparte met zulk uitnemend geluk bediende ten einde de geestdrift van \'t leger aan te vuren. Hij riep de hoofdofficieren bij elkander, sprak hen toe met krachtige en vurige woorden en beval hen op gelijke wijze tot hunne manschappen te spreken. Toen de legers in slagorde stonden, waren de Pruisische troepen vrceselijk opgewonden; edoch hunne opgewondenheid toonde zich, zooals zulks een ernstig volk voegt. De ruwe liederen der oude Saksers zingende, gingen de troepen op het geraas der trommels en fluiten tot den aanval over. Zij hadden nooit zoo goed gevochten en de kunde van hunnen aanvoerder was nooit zoo duidelijk zichtbaar geweest. „Die slag,quot; zeide Napoleon, „was een meesterstuk. Op zich zelf is hij allezins voldoende om Frederik aanspraak te verschaffen op eene plaats onder de grootste veldheeren.quot;
Het was eene volmaakte overwinning. Zeven en twintig duizend Oostenrijkers waren gedood, verwond of krijgsgevangen gemaakt; vijftig standaarden, honderd kanonnen en vier duizend wagens waren in de handen der Pruisen gevallen. Breslau opende zijne poorten; Silezie was heroverd; Karei van Lotharingen trok zich terug van het oorlogstooncel om zijn schande en verdriet te Brussel te verbergen; en Frederik gunde zijnen troepen eenige rust in de winterkwartieren na eenen veldtocht, die wat de wisselvalligheden betreft moeijelijk te vergelijken is met eenen anderen in de oude of nieuwe geschiedenis.
De geheele wereld was vol van den roem des konings. Hij had gedurende het afgcloopen jaar eenen strijd gevoerd en wel met goed geluk tegen drie mogendheden, waarvan de zwakste over driemaal meer hulpmiddelen te beschikken had dan hij. Hij had vier geregelde slagen aan
92
ccne grootc overmacht geleverd. Drie van die slagen had hij gewonnen; de nederlaag van Collin gewroken en het geleden nadeel zoodanig hersteld, dat zijn militaire roem meer in aanzien gewonnen dan verloren had. De overwinning van Leuthen staat bovenaan op de lijst der door Pruisen behaalde lauweren. Leipzig en Waterloo wel is waar waren in de gevolgen voor de menschheid gewichtiger. Maar de roem van Leipzig moest door de Pruisen met de Oostenrijkers en Russen gedeeld worden; en te Waterloo droeg de Engelsche infanterie de last en de hitte van den dag. De overwinning van Rosbach was uit een militair oogpunt minder eervol dan die van Leuthen; want zij werd behaald op een onkundigen veldheer en een slecht georganiseerd leger; maar de zedelijke werking, welke zij te weeg bracht, was buitengemeen groot. Alle vroegere overwinningen van Frederik waren zegepralen over Duitschers geweest, en konden geen opwellingen van nationalen trots onder het Duitsche volk te voorschijn roepen. Het was onmogelijk, dat een Hes of Hanoveraan patriotische vreugde kon gevoelen bij het hooren van eene door de inwoners van Pommeren op die van Moravië behaalde overwinning of over het feit, dat Saksische banieren in de kerken van Herlijn waren opgehangen. En inderdaad ofschoon de Duitschers, wat militaire bekwaamheid betreft, hoog in aanzien stonden bij de geheele wereld, zoo konden zij zich op geen grooten dag, welke hun als een volk toebehoorde, beroemen; op geen Agincourt noch op een Bannockburn. De meeste hunner overwinningen hadden zij op elkander behaald; en hunne schitterende wapenfeiten waren verricht onder het bevel van Eugenius, die zelf een vreemdeling was. De tijding van den dag van Rosbach bracht het bloed van de geheele machtige bevolking in beweging
93
van de Alpen tot aan de Oostzee en van de grenzen van Rusland tot aan die van Lotharingen. Westfaleu cn beneden Saksen waren overstroomd door eene groote bende vreemdelingen, wier spraak onverstaanbaar was en wier onbeschofte en losbandige levenswijze de sterkste gevoelens van afkeer en haat had opgewekt. Die groote legermacht was door eene kleine hoeveelheid van Duitsche krijgslieden, aangevoerd door cenen vorst zoowel van vaders als van moeders zijde van Duitschen bloede en versierd niet het blonde haar en het heldere blauwe oog van Duitschland, op de vlucht gejaagd. J Iet nieuws veroorzaakte overal vreugde cn genoegen bij de geheele groote menschenmenigte, die de verschillende tongvallen der oude taal van Arminius sprak. De roem van Frederik begon eenigermate de plaats te vervullen van eene gemeenschappelijke regeering en van eene gemeenschappelijke hoofdstad. Het werd een punt van veree\'niging voor alle ware Duitschers, waar de burger van Frankfort en de burger van Neurenburg elkander geluk wenschten. Toen eerst openbaarde het zich, dat de Duitschers werkelijk eene natie waren. Toen eerst zag men blijken van dien patriottischen geest, welke in 1813 de groote bevrijding van midden Europa tot stand bracht en welke tegen vreemde heerschzucht de oude vrijheid van den Rijn bewaakte en nog lang zal bewaken.
En niet alleen van politieleen aard waren de gevolgen, welke die beroemde dag te weeg bracht. De grootste meesters der Duitsche dichtkunst en welsprekendheid hebben toegegeven, dat de groote koning, ofschoon hij noch zijne moedertaal op prijs stelde, noch haar verstond, en ofschoon hij Frankrijk beschouwde als den eenigen zetel van smaak en philosophic, er onbewust veel toe bijgedragen heeft om den geest zijner landgenooten van
94
het vreemde juk te bevrijden en dat hij door de overwinning van Soubise dien geest wakker schudde, welke op het gebied der letterkunde spoedig den voorrang aan Boileau en Voltaire begon te betwisten. Op zulk eene vreemde wijze verijdelt het toeval de plannen der men-schen. Een vorst, die alleen Fransch las, die alleen Fransch schreef, die er naar verlangde tot de Fransche letterkundigen gerekend te worden, werd geheel onbewust het middel om het halve continent te bevrijden van de heerschappij der Fransche kritiek, waarvan hij zelf tot het einde van zijn leven de slaaf was. Toch evenaarde de geestdrift van Duitschland voor Frederik nauwelijks de geestdrift van Engeland. De geboortedag van onzen bondgenoot werd met evenveel geestdrift gevierd als die van onzen Soeverein; en s\' avonds waren de straten van Londen schitterend geïllumineerd. Portretten van den held van Rosbach met zijnen driekan-tigen steek en zijne lange pruik waren in ieder huis. Een oplettende opmerker ziet nog heden in de zitkamers van ouderwetsche koffijhuizen en in de portefeuilles van platenverkoopers twintig portretten van Frederik tegen een van George den tweede. De schilders van uithangborden waren overal bezig den admiraal Verno in den koning van Pruisen te veranderen. Die geestdrift was sterk onder godsdienstige lieden en in het bijzonder onder de Methodisten, die wisten, dat de Franschen en Oostenrijkers Papisten waren en veronderstelden, dat Frederik de Josua of de Gideon van den hervormden godsdienst was. Een der toehoorders van Whitfield schreef op den dag, waarop aan God voor den slag van Leuthen dank gezegd werd, de volgende kluchtige woorden in een dagboek, waarvan een gedeelte in ons bezit gekomen is: „De Heer bewoog den koning van Pruisen
95
„en zijne soldaten te bidden. Zij hielden drie vasten-„dagen en brachten ongeveer een uur in het gebed en „het zingen van psalmen door, voor zij begonnen te „vechten, O! hoe goed is liet te bidden en te vechten.quot; Ecnige aanzienlijke jonge Engelschen namen zich voor, üuitschland te bezoeken ten einde de krijgskunst onder den grootste der veldheeren tc lecren. Beleefd maar standvastig bedankte Frederik voor dit laatste bewijs van Engelsche hulde en bewondering. In zijn leger was geen plaats voor dilettant studenten in de krijgskunst. De Pruisische krijgskunst helde over tot wreedheid. Als de officieren in den oorlog waren verwachtte men van hen, dat zij eene zelfverloochening toonen en zich ontberingen getroosten zouden, die nauwelijks door de gestrengste kloosterorden voorgeschreven werden. Zij mochten, hoe voornaam zij ook van geboorte waren en welken hoogen rang zij ook bekleedden, van geen andere dan tinnen borden eten. Zelfs eenen graaf en veldmaarschalk werd het als eene groote misdaad aangerekend bij zijne bagage een enkelen zilveren lepel tc hebben. Vrolijke jonge Engelschen met een inkomen van twintig duizend pond in het jaar, gewend aan vrijheid en aan weelde, zouden zich niet licht aan die Spartaan-sche ontberingen onderwerpen. De koning durfde het niet wagen ze op dezelfde wijze te behandelen, als hij deed met zijne eigene onderdanen. Gesteld als hij was met Engeland, kon hij het niet goed wagen oproerige leden van de familie Howard en Cavendish gevangen te zetten of dood te schieten. Aan den anderen kant was het voorbeeld van eenige elegante heeren met eigen rijtuig en livereibedienden, die van zilveren schotels aten en Champagne en Tokayer dronken voldoende om zijn geheele leger tc bederven. Hij hield het voor het best
96
eens voor altijd een einde te maken aan dergelijke voorstellen en weigerde beleefd zulke gevaarlijke elementen onder zijne troepen te hebben.
De hulp van Engeland werd op eenc veel nuttiger en betere wijze gebruikt. Ecne jaarlijksehe bijdrage van bijna zevenhonderd duizend pond stelde den koning in staat waarschijnlijk meer dan vijftig duizend man aan zijn leger toe te voegen. Pitt, thans op het toppunt zijner macht en populariteit, nam de taak op zich het Westen van Duitschland tegen Frankrijk te verdedigen en vroeg aan Frederik om eenen generaal. De generaal, welke uitgekozen werd, was prins Ferdinand van Bruns-wijk, die zich in den Pruisischen dienst zeer onderscheiden had. Hij werd aan het hoofd van een leger geplaatst, gedeeltelijk samengesteld uit Engelschen, gedeeltelijk uit Hannoveranen, gedeeltelijk uit huurlingen, onderdanen van de kleine vorsten van het Rijk. Hij rechtvaardigde spoedig de keus van de twee verbondene mogendheden en bewees, dat hij de tweede veldheer van zijn tijd was.
Frederik bracht den winter te Breslau door met te lezen, te schrijven en zich voor te bereiden voor den volgenden veldtocht. De verwoesting, welke de oorlog had aangericht onder zijne troepen was spoedig hersteld; en in de lente van 1758 was hij wederom gereed voor den strijd. Prins Ferdinand hield de Franschen in bedwang. De koning ging ondertusschen, na tegen de Oostenrijkers eenige verrichtingen, welke geen zeer gewichtig resultaat opleverden, beproefd te hebben, de Russen te gemoet, die overal waar zij kwamen alles vermoordden, verbranden en vernielden en tot in het hart van zijn koningrijk doorgedrongen waren. Hij leverde hun slag te Zorndorf bij Frankfort aan den Oder. Geen
97
rrenade werd gegeven, noch genomen; want de Germanen en Scythen hadden van elkander een bitteren afkeer en het gezicht van de verwoestingen, aangericht door de half wilde Russen, hadden den koning en zijn leger vertoornd. Onder de Russen werd eene groote slachting aangericht; en gedurende eenige maanden had men niets meer van het oosten te duchten.
Een dag tot dankzegging werd door den koning uitgeschreven en met groote vreugde door zijn volk gevierd. Ook de vreugde in Engeland was hartstochtelijk en oprecht. Dit mag aangezien worden als het oogenblik, waarop de militaire roem van Frederik het toppunt bereikte. In den korten tijd van drie vierendeel jaars had hij drie groote overwinningen over drie machtige en oorlogzuchtige mogendheden Frankrijk, Oostenrijk en Rusland behaald.
Maar het was besloten dat Frederik op de proef gesteld zoude worden. Dadelijk op die reeks overwinningen volgde een reeks rampen en wel van zoodanigen omvang, dat zij den roem te schande gemaakt en het hart gebroken zouden hebben van bijna ieder ander veldheer. Toch was Frederik nog in zijn ongeluk een voorwerp van bewondering voor zijne onderdanen, zijne bondgenooten en zijne vijanden. Ter neer geslagen door tegenspoed, het leven moede, hield hij zich nog staande en toonde dat hij op de vlucht en te midden van nederlagen en van hetgeen een hopelooze toestand scheen, grooter was dan op de plaatsen zijner schitterendste overwinningen.
Nadat hij de Russen overwonnen had, begaf hij zich naar Saksen om het hoofd te bieden aan de troepen van de keizerin-koningin onder het bevel van Daun, den voorzichtigste en van Laudohn den vindingrijkste en
98
ondernemendste harer veldheeren. Deze beide generaals waien het eens omtrent een plan, waarin de voorzichtigheid van den een en de dapperheid van den ander gelukkig vercenigd schijnen geweest te zijn. In het stilste van den nacht overvielen zij den koning in zijn kamp te Hochkirchen. Zijne tegenwoordigheid van geest redde zijne troepen van geheelen ondergang\', maar niets kon hen voor de nederlaag en voor zware verliezen bewaren. Onder de dooden was maarschalk Keith. Het eerste geknetter der geweren wekte den edelen balling uit zijn rust en onmiddelijk was hij vooraan in het gevecht. Hij kreeg eene gevaarlijke wond, doch weigerde het veld te verlaten en was er mede bezig zijne troepen weder in orde te brengen, toen een Oostenrijksche kogel een einde maakte aan zijn werkzaam en avontuurlijk leven. De tegenspoed was groot. Doch Frederik verstond het beter dan eenig ander veldheer hoe men eene nederlaag moest herstellen en Daun verstond het slecht van eene overwinning gebruik te maken. In weinige dagen was het Pruisische leger wederom even krachtig als voor den slag. Het vooruitzicht was echter droevig. Een Oostenrijksch leger onder den Generaal Harsch was Silezic binnengedrongen en belegerde de vesting Neisse. Daun had na zijne overwinning bij Hochkirchen in de vertrouwelijkste bewoordingen aan Harsch geschreven: „Ga voort met uwe krijgsverrichtingen tegen Neisse. Wat den koning aangaat, wees geheel op uw gemak. Ik zal goed met hem afrekenen.quot; Inderdaad de toestand der Pruisen was vol moeielijkheden. Tusschen hen en Sileziö lag het overwinnend leger van Daun. Het was in het geheel niet gemakkelijk voor hen Silezië te bereiken. Indien zij het bereikten, gaven zij Saksen aan de Oostenrijkers over. Maar de dapperheid en werkzaamheid van Frederik over-
99
wonnen alle hindernissen. I lij maakte met buitengewone snelheid een cirkelvormige marsch, ging Daun voorbij, begaf zich naar Silczie, ontzette Neisse en vedreef Harsch naar Bohemen. Daun maakte gebruik van des konings afwezigheid en viel Dresden aan. De Pruisen verdedigden het wanhopig. De bewoners van die rijke en schoone stad smeekten het garnizoen en de belegeraars te vergeefs om genade. Men kon duidelijk zien dat, indien de stad al zou ingenomen worden, zulks zoude moeten geschieden met de bajonet en wel de eene straat na de andere. Toen de zaken zoo stonden kwam er tijding, dat Frederik, na Silezië van zijne vijanden gezuiverd te hebben in ijlmarschen naar Saksen terugkeerde. Daun brak het beleg van Dresden op en keerde terug naar het Oosten-rijksche grondgebied. De koning hield zijn schitterenden intocht over puinhoopen in de ongelukkige stad, welke zoo wreed geboet had voor de zwakke en verraderlijke staatkunde van zijn souverein. Het was nu de twintigste November. Het koude weder belette militaire operaties en de koning sloeg wederom zijne winterkwartieren te Breslau op.
Het derde der zeven vreeselijke jaren was voorbij; en Frederik hield zich nog staande. Niet alleen in den oorlog, maar ook in het huisgezin hadden hem vele rampen getroffen. Op den veertienden October, de dag, waarop hij bij Hochkirchen geslagen was, de dag, op wiens verjaardag acht en veertig jaren later eene nog grootere nederlaag de Pruisische monarchie aan den rand van den afgrond bracht, stierf Wilhehnina, markgravin van Baijreuth. Naar de berichten te oordeelen, welke wij voor haar zelve en van hare uitstekendste tijd-genooten bezitten, zouden wij zeggen, dat zij, ruw, onkiesch en iemand geweest was, die aan anderen eenen
7*
lOO
vreeselijkcn haat kon toedragen, edoch niet ontbloot van voortreffelijke en edele gevoelens. Haar verstand van nature streng en scherp, was uitnemend gevormd en zij was en verdiende de lievelingszuster van Frederik te zijn. Met uitzondering van het verlies van eene provincie of van een slag trof hem dit verlies zwaarder dan dat van iets anders. Te Breslau was hij gedurende den winter onvermoeid bezig niet zijnen dichterlijken arbeid. De geestigste regels, die hij misschien ooit geschreven heeft, zijn te vinden in een bijtend schotschrift op Lodewijk en Madame de Pompadour, hetgeen hij toen vervaardigde en aan Voltaire zond. De verzen waren inderdaad zoo goed, dat Voltaire vreesde, men mocht hem voor den schrijver houden of ten minste denken, dat hij ze verbeterd had; en derhalve zond hij ze deels uit vrees, deels, vreezen wij, uit lietde tot het kwaad naar den hertog van Choiseul, den toenmaligen premier minister van Frankrijk. Choiseul besloot zeer wijselijk Frederik met Frederik\'s eigene wapenen te bestrijden en vroeg Palissot om hulp, die ietwat bedreven was in het maken van verzen en die eenig talent als hekeldichter bezat. Palissot bracht eenige zeer hatelijke regels te voorschijn betrekking hebbende op het zedelijke en letterkundige karakter van Frederik, en de hertog zond ze aan Voltaire. Deze feiten, die onmiddelijk volgden op het bloedbad van Zorndorf en den brand van Dresden, stellen het vreemdsoortige karakter van den koning van Pruisen in een helder daglicht.
Op denzelfden tijd werd hij aangevallen door eenen nieuwen vijand. Benedictus de veertiende, de beste en wijste van de twee honderd vijftig opvolgers van den heiligen Petrus was niet meer. Gedurende de korte tusschenruimte tusschen zijne regeering en die van zijnen
IOI
leerling Ganganclli was Rezzonico, die den naam aannam van Clemens den dertiende, met de hoogste waardigheid in de kerk van Rome bekleed. Deze dwaze priester besloot te beproeven wat het gewicht van zijn gezag kon bewerken ten gunste van de rechtgeloovige Maria Theresia tegenover een ketterschen koning. Bij de hoogmis op kerstmis werden een zwaard met een kostbaren gordel en schede, een hoed van karmozijn rood fluweel met hermelijn gevoerd, en een duif van parelen, het mystische symbool van den goddelijken Trooster plechtig gewijd door den opperpriester en met groote plechtigheid aan maarschalk Daun, den overwinnaar van Kolin en Hochkirchen gezonden. Dit gunstbewijs was meer dan eens door de pausen aan de groote voorvechters van het geloof geschonken.
Dergelijke eer was meer dan zes eeuwen vroeger door Urbanus den Tweede aan Godfried van Bouillon bewezen. Dergelijke eer was betoond aan Alba voor het vernietigen van de vrijheid der Nederlanden, en aan Joan Sobiesky na de bevrijding van Weenen. Edoch de geschenken, welke met diepen eerbied door den ridder van het heilige graf in de elfde eeuw aangenomen werden en welke niet geheel hunne waarde zelfs in de zeventiende eeuw verloren hadden, schenen onuitsprekelijk bespottelijk aan een geslacht, dat Montesquieu en Voltaire gelezen had. Frederik schreef sarkastische verzen over de gaven, den gever en den ontvanger. Maar het publiek had geen souffleur noodig; en een algemeen gelach van Petersburg tot Lissabon herinnerde het Vaticaan er aan, dat de eeuw der kruistochten voorbij was.
De vierde veldtocht, de noodlottigste aller veldtochten van dezen vreeselijken oorlog, was nu aangevangen. De Oostenrijkers hadden Saksen bezet en bedreigden
102
Berlijn. Dc Russen versloegen de veldheeren des konings aan den Oder, bedreigden Silezië, vereenigden zich met Laudohn en verschansten zich in eene sterke stelling bij Kunersdorf. Frederik haastte zich hen aan te vallen. Een groote slag werd geleverd. In den voormiddag behield de onstuimigheid der Pruisen en de bekwaamheid van hunnen aanvoerder de overhand. De stellingen der Russen werden doorgebroken. De helft der Russische kanonnen werd genomen.
De koning zond een koerier naar Berlijn met eenige regels, bericht gevende van eene volkomene overwinning. Maar ondertusschen hadden de ruwe Russen, geslagen doch niet verslagen, wederom post gevat in eene bijna onneembare stelling op eene hoogte, waar de joden van Frankfort gewoon waren hunne dooden te begraven. Hier begon het gevecht op nieuw. De Pruisische infanterie, uitgeput door het reeds zes uren geduurd hebbende gevecht onder eene zon, welke de tropische hitte nabij kwam, greep herhaaldelijk edoch te vergeefs den vijand aan. De koning voerde drie charges in persoon aan. Twee paarden werden onder hem gedood. De officieren van zijn staf vielen overal rondom hem. Zijn jas was van verscheidene kogels doorboord. Alles was te vergeefs. Zijne infanterie werd onder zware verliezen terug geworpen. De schrik begon zich van iedereen meester te maken. Op dat oogenblik wierp zichv de cavalerie van Laudohn, die nog niet in het gevecht geweest was, op de wankelende gelederen. Eene volkomene nederlaag volgde. Frederik zelf stond op het punt in dc handen der overwinnaars te vallen en werd met moeite gered door een dapper officier, die aan het hoofd van een handvol huzaren van een gunstig oogenblik gebruik maakte. Terneergeslagen naar ziel en lichaam bereikte
I03
de koning dien nacht een dorp, dat de Kozakken geplunderd hadden en wierp zich daar in eene verwoeste en verlatene boerderij op een hoop stroo. Hij had naar Berlijn dc volgende tijding gezonden, die zeer van de eerste verschilde: „Laat de koninklijke familie Berlijn „verlaten, zend de archieven naar Potsdam. De stad „kan met den vijand capituleercn.quot;
De nederlaag was inderdaad verpletterend, van vijftig duizend man, dien morgen onder de zwarte adelaars opgetrokken, waren in het geheel nauwelijks drie duizend man overgebleven. Dc koning schreef om zijne vrienden vaarwel tc zeggen en om bevelen te geven, wat gedaan moest worden zoo hij kwam te sterven. „Ik heb geen hulpbronnen meer,quot; aldus luidt een zijner brieven, „alles is verloren, ik wil den ondergang van mijn land „niet overleven. Vaarwel voor eeuwig.quot; Maar dc weder-kecrige afgunst der bondgenooten verhinderde het, dat zij van hunne overwinning voordeel trokken. Eenige dagen gingen met talmen en krakeelen te loor; die dagen maakte Frederik zich ten nutte en dit was voor hem meer waard dan jaren bij andere menschen. Op den morgen na den slag had hij achttien duizend man bijeen. Zeer spoedig bedroegen zijne strijdkrachten dertig duizend man. Men verschafte zich kanonnen uit dc naburige vestingen; en daar was wederom een leger. Berlijn was thans gered; edoch het ongeluk vervolgde den koning in onafgebrokene tusschenpoozingen. Een zijner veld-heeren werd met een groote menigte troepen bij Maxen gevangen genomen; een ander werd bij Meissen verslagen; en toen eindelijk de veldtocht in 1750 te midden van eenen gestrengen winter een einde nam, scheen dc toestand van Pruisen hopeloos. De cenige troost bestond daarin, dat in het westen Ferdinand van Brunswijk
I
104
gelukkiger geweest was dan zijn meester; en door ccnc menigte wapenfeiten van welke de slag bij Minden de roemrijkste was, alle vrees voor gevaar van den kant van Frankrijk uit den weg geruimd had.
Het vijfde jaar was nu in aantocht. Het scheen onmogelijk, dat het Pruisische grondgebied, herhaaldelijk verwoest door honderd duizenden aanvallers, langer den strijd zou kunnen uithouden. Maar de koning voerde oorlog, zooals geen Europecsche mogendheid, met uitzondering van de commissie der openbare veiligheid gedurende de gropte beroering der Fransche omwenteling, ooit oorlog gevoerd heeft. Hij regeerde zijn koningrijk op dezelfde wijze als hij eene belegerde stad zou geregeerd hebben en bekommerde er zich niet om, wanneer hij maar aan den vijand het hoofd kon bieden, welke schade ;;ijne onderdanen aan hunne eigendommen leden en welke middelen van bestaan vernietigd werden. Zoolang er een man in Pruisen over was, moest die man een geweer dragen, zoolang er een paard over was, moest dat paard artillerie trekken. Men besnoeide de munt, de burgerlijke ambtenaren kregen geen betaling meer, in eenige provincies hield het bOrgerlijke bestuur geheel op te bestaan. Doch er was nog roggebrood en aardappelen; er was nog lood en kruid; en zoolang de middelen er waren om het leven te houden en te vernietigen besloot Frederik den strijd tot het uiterste voort te zetten. Het eerste gedeelte van den veldtocht van 1760 wasvoor hem ongunstig. Berlijn werd weder door den vijand bezet. Groote schattingen werden van de inwoners geheven en het koninklijke paleis werd geplunderd. Maar eindelijk, nadat hij twee jaren lang niets dan ongeluk ondervonden had, keerde de overwinning tot zijne wapenen terug. Bij Liegnitz won hij een grooten slag
«r
.
op Laudohn; bij Torgau zegevierde hij na een vreeselijk bloedbad over Daun. Het vijfde jaar eindigde en nog was er geen beslissing. In de landen, waar de oorlog gewoed had, waren dc ellende en de nood schrikwekkender dan ooit; maar nog waren er menschen en beesten, wapenen en voedsel, en nog vocht Frederik voort. Hij was nu door het tergen gelijk geworden aan een wild dier. Bittere haat vervulde zijn hart. De onverzoenlijke wrok, waarmede zijne vijanden hem vervolgden, ofschoon eigenlijk in het leven geroepen door zijne eigene beginsellooze eerzucht, verwekte bij hem een dorst naar wraak, die hij niet beproefde te verbergen. „Met is hard,quot; zegt hij in een zijner brieven, „voor den mensch te verdragen, wat ik verdraag. Ik „begin te gevoelen, dat dc goden, zooals de Italianen „zeggen, in wraak behagen scheppen. Mijne philosophic „heb ik door het ongeluk vergeten. Ik ben geen heilige, „gelijk aan die waarover wij in de legenden lezen; en „ik moet bekennen, dat ik te vreden zou sterven, indien „ik slechts een gedeelte van het ongeluk, dat mij treft, „aan anderen kon toebrengen.quot;
Door zulke gevoelens opgebeurd doorworstelde hij met afwisselend geluk den veldtocht van 1761 en vermeerderde voortdurend zijnen roem. Over het geheel genomen echter was de afloop van dezen veldtocht voor Pruissen noodlottig. Geen groote slag werd door den vijand gewonnen; maar in weerwil van de wanhopige sprongen van den verjaagden tijger, sloot zich de kring der vervolgers al nauwer en nauwer rondom hem. Laudohn had de gewichtige vesting Schweidnitz bij verrassing ingenomen. Met die vesting was de helft van Silczië en de macht over de gewichtigste bergpassen aan de Oostenrijkers overgegaan. De Russen hadden de veldhceren des konings in Pommeren overwon-
io6
nen. Het land was dusdanig verwoest, dat hij volgens zijne eigene bekentenis wanhopig rondom zich zag en niet in staat was tc bedenken, waar hij rekruten, paarden of levensmiddelen vinden zou.
juist tegen dezen tijd brachten twee groote gebeurtenissen cene volkomene verandering in de verhoudingen van bijna alle mogendheden van Europa te weeg. De cene dezer gebeurtenissen was, dat Pitt zich uit den staatsdienst terugtrok; de andere was dc dood der keizerin Elisabeth van Rusland.
De uittreding van Pitt scheen een voorteeken van volkomen ondergang voor het huis Brandenburg te zijn. Zijn hoog en hevig karakter was niet in staat tot iets dat op vrees of verraad geleek. Hij had dikwerf, toen hij nog aan het bewind was, de verklaring afgelegd, dat Engeland nooit een vrede van Utrecht zou sluiten en nooit uit hoofde van eigen belang een bondgenoot, die in den grootsten nood verkeerde, in den steek zou laten. De oorlog, die op het continent woedde, was zijn werk. Hij was stout genoeg geweest, hij, die in vroegere tijden met de onweerstaanbare kracht van zijn redenaarstalent de Hannoversche politiek van Carteret en de Duitsche ondersteuning van Newcastle aangevallen had, de verklaring af tc leggen, dat Hannover even dierbaar aan ons behoorde te zijn als Hampshire, en dat hij Amerika in Duitschland wilde veroveren. Hij was gevallen; en de macht, die hij niet altijd met bescheidenheid maar steeds met kracht en verstand had uitgeoefend, was overgegaan op een gunsteling, dieN de vertegenwoordiger van de partij der Torys was, van die partij welke Willem gedwarsboomd, Marlborough vervolgd en de Catalanen overgegeven had aan de wraak van Philip van Anjou. Vrede tc sluiten met Frankrijk, af tc breken zoo spoedig mogelijk of met meer dan betamelijken spoed elke verbinding op het vasteland, waren de hoofdplannen van dezen
to/
nieuwen minister. De toen gevolgde politiek boezemde Frederik een diepen en bitteren afkeer in voor den En-gelschen naam en veroorzaakte gevolgen, die nog in dc beschaafde wereld gevoeld worden. Aan die politiek was het te danken, dat Engeland eenige jaren later op het ge-heele vaste land geen enkelen bondgenoot kon vinden om het tegen het huis van Bourbon bij te staan in het grootc gevaar, waarin het toen verkeerde. Aan die politiek was het te danken, dat Frederik, verlaten door Engeland, genoodzaakt was zich op eenen lateren leeftijd met Rusland nauw te verbinden en zich verleiden liet medeplichtig te worden aan die groote misdaad, dc vruchtbare moeder van andere groote misdaden, de eerste deeling van Polen.
Nauwelijks had de aftreding van Pitt Pruisen van zijn eenigen vriend beroofd, toen de dood van Elisabeth ecne volslagene omwenteling in de politiek van het Noorden te weeg bracht. De groothertog Peter, haar neef, die nu de Russischen troon beklom, was niet slechts geheel vrij van de vooroordeelen, welke zijne tante tegen Frederik gehad had, maar een vereerder en slaafsche volgeling van den grooten koning. De dagen der regeering van den nieuwen Czaar waren weinige en rampspoedige, doch toereikend om een ommekeer in den geheelen toestand van het Christendom te weeg te brengen. Hij schonk aan dc Pruisische krijgsgevangenen hunne vrijheid, voorzag ze behoorlijk van kleeding en levensmiddelen en zond ze aan hunnen meester terug, hij nam zijne troepen uit dc provinciën weg, welke Elisabeth besloten had bij haar gebied in te lijven; en hij ontbond al die Pruisische onderdanen, welke gedwongen geworden waren trouw aan Rusland te zweren, van hunne verplichtingen.
Niet tevreden met het sluiten van eenen vrede op voor . Pruisen gunstige voorwaarden, verzocht hij om aanstelling
in den Pruisischen dienst, stak zich in eene Pruisische uniform, droeg den zwarten adelaar van Pruisen op zijn borst, trof maatregelen om Pruisen te bezoeken, ten einde een onderhoud te hebben met het voorwerp zijner afgoderij, en zond vijftien duizend uitmuntende soldaten om het verstrooide leger van Frederik te versterken. Aldus versterkt herstelde de koning spoedig het verlies van het vorige jaar, herwon Silezie, versloeg Daun bij Buckers-dorf, belegerde en herwon Scheidnitz en stelde tegen het einde van het jaar tegenover de strijdkrachten van Maria Theresia een even geducht leger als voor de groote rampen in 1759. Voor het einde van den veldtocht werd zijn vriend, keizer Peter, nadat hij door eene groote menigte vergrijpen aan de instelling, zeden en gevoelens van zijn volk zijn persoon en zijne regeering gehaat gemaakt had, afgezet en vermoord. De keizerin, die onder den naam van Catharina de Tweede, thans de teugels van het bewind in handen nam, was bij het begin van hare regeering in geenen deele ingenomen met Frederik en wilde geen verlof aan hare soldaten geven om onder zijn bevel te blijven. Maar zij leefde den door haren echtgenoot geslotenen vrede na; en Pruisen werd niet langer door gevaren uit het oosten bedreigd. Engeland en Frankrijk verlieten omstreeks denzelfden tijd de kampplaats. Zij sloten een verbond waarbij zij zich jegens elkander verplichten, wat betreft den Duitschen oorlog, onzijdigheid in acht te nemen. Dus werden van weerskanten de coalitien ontbonden; en de oorspronkelijke vijanden Oostenrijk en Pruisen bleven alleen over elkander staan.
Ongetwijfeld kon Oostenrijk over veel meer middelen gebieden dan Pruisen en was het minder door de vijandelijkheden uitgeput, doch het scheen nauwelijks mogelijk dat Oostenrijk alleen kon bewerkstellingen wat het vei\'-
ICQ
gcefs getracht had tot stand te brengen, gesteund door Frankrijk aan den cenen en door Rusland aan den anderen kant. Ook van een ander kwartier werd het keizerlijke huis met gevaar bedreigd. De Porte voerde eene dreigende taal en honderd duizend Turken verschenen aan de grenzen van Hongarije, liet trotsche en wraakzuchtige karakter van de keizerin koningin verloochende zich eindelijk; en in Februari 1763 maakte de vrede van Hubertsburg een einde aan den strijd, welke gedurende zeven jaren Duitschland geteisterd had. De koning stond niets af. Het geheele vaste land onder de wapenen was niet in staat geweest Silezië uit die ijzeren omhelzing los te rukken.
De oorlog was voorbij. Frederik was gered. Zijn roem stond boven het bereik van den nijd. Al had hij geene zoo groote veroveringen gemaakt als Alexander, Caesar en Napoleon, al had hij op het slagveld niet bij voortduring het geluk gehad van Marlborough en Wellington, zoo had hij toch een in de geschiedenis ongeëvenaard voorbeeld gegeven van datgene, wat bekwaamheid en vastberadenheid vermogen, tegen de grootste overmacht en te midden van het diepste ongeluk. Zegevierend trok hij Berlijn na eene afwezigheid van meer dan zes jaren binnen. De straten waren schitterend geïllumineerd en, terwijl hij met Frederik van Brunswijk aan zijne zijde in een open rijtuig voorbij reed, begroette hem het volk met luide toejuichingen. Hij was geroerd door deze teekenen van gehechtheid en riep herhaaldelijk uit: „Lang leve mijn dierbaar volk! Lang leven mijne kinderen!quot; Toch te midden van dit vrolijke tooneel kon hij overal niets anders bemerken dan sporen van verwoesting en verval. De stad was meer dan geplunderd. De bevolking was aanzienlijk verminderd. Berlijn echter had weinig geleden in vergelijking met de meeste gedeelten van het koningrijk. De schade aan privaat
I IO
eigendom toegebracht, de terneergeslagenheid van alle standen was zoodanig, dat de hardvoehtigste man er van zoude ijzen. Bijna elke provincie was de schouwplaats geweest van den oorlog en van eenen met onmededoogende woestheid, gevoerden oorlog. Zwermen Kroaten waren op Silezie neergevallen. Tien duizend Kozakken waren los gelaten op Pommeren en Brandenburg. Alleen de door de overweldigers gehevene schattingen bedroegen, naar men zeide, meer dan honderd millioen daalders en de waarde van hetgeen zij plunderden, was waarschijnlijk veel geringer dan de waarde van hetgeen zij vernielden. De velden lagen braak. Zelfs het zaaikoren was in de razernij van den honger verslonden. Hongersnood en de daardoor veroorzaakte besmettelijke ziekten hadden den veestapel aanzienlijke schade berokkend, en op goede gronden vreesde men, dat een groote pest onder het menschengeslacht dien vreeselijken krijg op den voet zoude volgen. Bij de vijftien duizend huizen waren tot den grond afgebrand. De bevolking van het koningrijk was in zeven jaren tijds met tien procent verminderd. Een zesde gedeelte van de mannelijke bevolking, in staat om de wapenen te dragen, was op het slagveld omgekomen. In eenige districten zag men op het oogstveld niet anders dan vrouwen aan het werk. In andere ging de reiziger door een reeks stille dorpen, waarin geen enkele bewoner te vinden was. De munt was besnoeid; het gezag der wetten en ambtenaren ondermijnd; de geheele maatschappij verkeerde in eenen verwarden toestand. Want alles wat gedurende dien kramp-achtigen strijd geen krijgsgeweld was, stond met regee-ringloosheid gelijk. Zelfs het leger verkeerde in eenen staat van oplossing. Eenige groote veldheeren en eene menigte uitstekende officieren waren gevallen en onmogelijk was het geweest de opengevallene plaatsen aan te vullen.
111
Dc moeielijkhcid om rekruten te vinden was tegen het einde van den oorlog zoo groot geweest, dat keuring niet meer mogelijk was. Men durfde nauwelijks hopen, dat dertig jaren rust en vlijt de door die zevenjarige ellende veroorzaakte verwoesting zouden kunnen herstellen. Daar was echter eene troostende omstandigheid. Schuld was er niet gemaakt. De oorlogskosten waren verschrikkelijk bijna ondragelijk geweest, maar geen achterstallige schulden waren er, die in tijd van vrede de schatkist zouden kunnen drukken.
Hier moeten wij thans ophouden. Wij hebben Frederik vergezeld tot aan het einde zijner loopbaan als krijgsman. Als deze gedenkschriften geëindigd zijn, kunnen wij wellicht wederom den draad van ons verhaal opvatten, het karakter van Frederik in het licht stellen en eene beschrijving geven van zijne binnen- en buitenlandsche staatkunde en van zijne persoonlijke zeden gedurende de vele vrede-jaren, die op den zevenjarigen oorlog volgden.
Mr. H. C. M. van Wksterloo.
In dit geschrift van Macaulay komen meer dan eens uitdrukkingen voor, welke van zijn onjuiste waardeering der katholieke zaken getuigen. Wij hebben gemeend, die niet te moeten weglaten. Zij zijn onschadelijk voor den ontwikkelden katholiek. De Kerk kan ieders aanvallen met kalmte afwachten. Wij wenschten het verwijt te ontgaan van slechts datgene te durven wedergeven wat de groote Engelsche geschiedschrijver aanvoerde ter ontvouwing der slechte staatkunde, welke tot den huidigen dag door Pruisen is gevolgd. Wij stellen ons voor over dit onderwerp ook andere mannen van gezag te doen spreken, die evenmin van partijdigheid hetzij ten gunste der Katholieken, hetzij ten ongunste der Pruisische regeering kunnen verdacht worden.
M