————
■
:
VOLLEDIG
VAN DEN
H. ALPHONSUS MARIA DE LIGIIORI.
Kerkelijk Goedgekeurd.
-rn -
VERTAALD EiV UITGEGEVEN
DOOR DE
Vergadering des Allerheiligslen Verlossers.
IMPSIM-A-TUE.
Vrees, Sem. Libr. (lens.
T-
EENIGE WOOHTjEK
aan
-Hen aanzienlijk getal godvruclitige personen, welke hunne zaligheid en die van hunne medebroeders zeer ter harte nemen, heeft sedert lang een middel van ons verlangd, om de vruehten der Missiën te bewaren. — Daar niets alzoo, volgens het gevoelen van de H. Kerk en van alle H. Vaders, krachtiger is, om in do liefde Gods te volharden en groolen voortgang te maken, alsook om de overvloedigste weldaden van God te verkrijgen , dan lu;t gebed vereenigd met de godsvrucht tot den lijdenden Jesus, tot het allerheiligste Sacrament en tot de allerzaligste Maagd ev Moeder Gods Maria, zoo hebben wij om aan dit heilig verlangen te voldoen, niets geschikter geoordeeld dau aan onze broeders een Meditatie- en Gebedenboek te geven, dat behalve dat het de godvruchtige oefeningen op de volmaaktste wijze leert, daarenboven het werk van eeneu Heilige is, eu van eenen Heilige, die Jesus en Maria met de allertee-derste liefde beminde, te weten ; van denH. Alphoo-sus Maria de Liguori, bisschop van St. Agatha en stichter van de Vergadering des Allerheiligsten Ver-
6 EENIGE WOORDEN
lossers, in wiens menigvuldige schriften men niet alleen een hart, brandende van zuivere liefde tot God, tot Jesus en Maria vindt, maar ook eene uitmuntende geleerdheid en de allerkrachtigste onder-rigtingen, ten einde do middelen, welke God ons geeft om tot de volmaaktheid te komen, goed te gebruiken. Daarom zijn zijne werken ook door zoo veel doorluchtige mannen , Bisschoppen , Kardinalen en zelfs door alle Pausen, sedert Benedietus XIV tot Pius IX zaliger gedacht, toe, gelezen, geacht en aanbevolen. Hoor , wat onder anderen Paus Loo XII in een zijner brieven van hem zegt: „ Onder de schrijvers, zegt hij, die zich door hunne godvruchtigheid en kunde onderscheiden hebben is voornamelijk en met groot regt aan te merken de H. Alphon-sus de Liguori, een man van uitgestrekte heiligheid en geleerdheid, die bijzonder uitmunt door een ongemeen vuur eener teedere godsvrucht, en die in zijne schriften zeer bezorgd is, het herhaald gebruik der heilige Sacramenten aan te bevelen, de liefde tot Jesus, het vertrouwen op zijne barmhartigheid en verdiensten in te boezemen, en de eeredieust der allerheiligste Maagd Maria te onderhouden.quot; — Pius VII gaf ook een voortreffelijk bewijs van de hoogachting , die hij voor den H. Alphonsus en zijne uitmuntende werken had; hij noemde hem niet alleen eene glinsterende ster in de strijdende Kerk, maar gebood zelfs dat men de drie vingers van onzen H. Schrijver naar Rome zond. Zie hier zijne woorden : „ Dat zij naar Rome komen , die heilige vingers; die
AAN DEN LEZEK. 7
zoo goed voor de eer van God, van de H. Maagd Maria en van de Godsdienst geschreven hebben.quot; En hoe hoog Pius IX zal. ged. de schriften van dezen Heilige schatte, is genoegzaam gebleken als hij aan het verlangen der Kerk toegaf en den H. Alphonsus tot kerkleeraar verklaarde. Met regt dan verhengen wij ons de liefdevolle gebeden, die uit het vlammende hart van eenen zoo grooten Heilige gevloeid zijn, aan de godvruchtigheid ouzer broeders te kunnen aanbieden. En wat kan er ook voordeeliger en troostelijker voor ons en aangenamer aan God zijn, dan te kunnen bidden, gelijk de H. Alphonsus gebeden heeft ? Neem dan, o lieve lezer! dit uitmuntende boek met dezelfde liefde aan, waarmede wij het u opdragen , en vooral gij, die het geluk hebt gehad eene Missie bij te wonen, want het is voornamelijk voor u, dat wij het vertaald hebben, als onderpand van vurig verlangen, om u voor alle eeuwigheid gelukkig te zien.
Wij hebben aan het hoofd van dit kerkboek eene onderrigting tot een christelijk leven geplaatst, getrokken uit de werken van den H. Alphonsus, om te weten hoe men dit boek gebruiken moet, ten einde er veel vrucht uit te trekken.
Dat de liefde van Jesus en Maria altijd onze vreugde zij!
Jesus! Maria! Josef I Alphonsus I
-
ONDEERIGTIJSTG
\'t*
Het is om zalig te worden niet genoeg, dat men wenscht in den hemel te komen, men moet ook de middelen, die Jesns Christus ons daartoe achtergelaten heeft, aanwenden. Doen wij dit niet, dan zal het,
als wij in staat van zonden gestorven zijn, in don dag des oordeels niet helpen, ons daarmede te verontschuldigen , dat de bekoringen te sterk en wij te zwak geweest zijn. — Want God had ons de middelen gegeven , om mot zijne genade al onze vijanden te overwinnen ; en daarom is het onze schuld, als wij die niet aangewend hebben en overwonnen geworden zijn.
— Allen willen zalig worden ; maar dewijl zij nalaten de middelen te gebruiken, vallen zij in de zonden en gaan verloren.
Ic Middel om xaliu )e worden.
Men moet de gelegenheden der zonden vlugten.
Het eerste middel, om in de genade te volharden,
is, het vlugten der gelegenheden. Die niet zorgvuldig \'
is, om de gelegenheden der zouden (en bijzonder der zonden tegen de zuiverheid) te vlugten, zal noodza- ^
\'i\'quot;
ONDERRIGTING TOT EEN CIIRISTELIJK LEVEN. 9 kelijk door de bekoring overwonnen worden. De Heilige Philippus Nerius was gewoon te zeggen, dat in den strijd met ds zinnen, zij, die de vlngt nemen, de overwinnaars zijn. De gelegenheid is als een band voor de oogen , welke maakt dat men niets meer ziet, noch God, noch de hel, noch de goede voornemens, die men gemaakt heeft. De H. Schrift leert ons, dat het onmogelijk is op gloeijende kolen te gaan zonder zich te branden. Het is bijna onmogelijk, dat degene, die zich vrijwillig in gevaar stelt, niet valle, al had hij nog zoo vele goede voornemens en besluiten gemaakt. De val van zoo vele arme zielen, die de gelegenheid van zonden niet vermijden, bevestigt dagelijks deze waarheid. Maar zij, bij welke de zonden togen de heilige zuiverheid eene gewoonte geworden zijn, moeten niet alleen de naaste gelegenheid der zonden vlugten, maar ook de verwijderde, door welke zij zeer ligte-lijk in hunne oude zonden hervallen. — Laten wij ons toch door den duivel hiermede niet bedriegen, dat de personen, tot welke wij eene bekoring hebben, heilig zijn; want het gebeurt dikwijls, dat de bekoring zoo veel te sterker is, naarmate de persoon godvmch-tiger is. — De H. Thomas zegt, dat de godsvrucht de menscheu beminnelijker maakt. De bekoring begiut met den geest, en eindigt met het vleesch.
De godvruchtige pater Caputo, van de Sociëteit van Jesus, was gewoon te zeggen, dat de duivel ons verleidt , met ons in het begin de deugden en daarna den persoon te doen beminnen , waarna hij ons verblindt en in den afgrond stort.
10 ONDERRIGIING
Wij moeten ook de slechte gezelschappen vermijden; wij zijn zoo zwak, de duivel bekoort ous zonder ophouden ; onze zinnelijkheid trekt ons tot het kwaad; en de gelegenheden van zonden, welke ons een slecht gezelschap aanbiedt, zullen ons zeker tot val brengen.
Het eerste middel, dat wij derhalve in liet werk moeten stellen om zalig tc worden, is: het vlugten van alle gelegenheden van zonden, en van alle gevaarlijke gezelschappen. Bovendien moeten wij ons geweld aandoen en alle menschelijk opzigt verachten. Al wie zich geen geweld aandoet, gaat verloren. Het is waar, wij mogen niet op onze eigene krachten , maar moeten op den bijstand Gods ons vertrouwen stellen; doch God wil, dat wij ons best doen, om den hemel te winnen. „ Ue geweldigen nemen hem in.quot; (Matth. 11.)
Ile Nidde! om zalis; te worden.
Het overwegende of inwendige Gebed.
Hij die van dit middel geen gebruik maakt, zal moeijelijk langen tijd in de genade Gods volharden. De H. Geest zegt ons: „ Denk aan uwe uitersten, en in eeuwigheid zult gij niet zondigen.quot; Die dikwijls zijne uitersten, dat is; den dood, het oordeel, de eeuwigheid der hel en des hemels overdenkt, valt niet in zonden. Doch daar men deze waarheden niet met de oogen des ligchaams, maar alleen metdeoo-gen des geloofs ziet, zoo verdwijnen zij uit de gedachte, indien men ze niet overweegt: en als de zinnelijkheid ons dan aanlokt, worden wij gemakkelij-
TOT EEN CHRISTELIJK LEVEN. ] 1
ker overwonnen, zoo wij de eeuwige waarheden niet voor oogen hebben. Daarom is het, dat zoo velen zich aan verschrikkelijke zonden overgeven en verloren gaan. Alle christenen gelooven aan den dood , aan het oordeel, maar vermits zij er weinig aan denken, leven zij in zonden en ver van God.— Zonder het overwegend gebod, blijft het verstand zonder licht, en men wandelt in de duisternis ; en die in het donkere gaat, kan de gevaren, die hem dreigen, niet meer opmerken; hij kan er geene middelen tegenstellen , hij bidt God niet meer om bijstand, en gaat verloren. Daarom zegt de kardinaal Bellarminus , „ dat een Christen, die do eeuwige waarheden niet overweegt, bijna onmogelijk in do genade Gods kan volharden.quot;
Hij, integendeel, die ioderen dag eone overweging houdt, zal moeijelijk in zonden vallen, en zoo hem dit ongeluk overkwam, zou hij, indien hij terstond bad , ook terstond tot God wederkeeren. Maak dau het voornemen dagelijks, des morgens, zoo het, mogelijk is, een half uur te overwegen. Lees ook dikwijls de inleiding tot het overwegend gebed. Het is verder genoeg, zoo gij de eene of andere meditatie (waarvoor gij de voorgestelde in dit boek kunt kiezen) leest, en van tijd tot tijd eene oefening of een kort gebed doet. Ik bid u, om de liefde Gods, deze wijze van dagelijks te mediteren, niet geheel te verlaten, hoeveel moeite zij u ook koste; zoo gij mijnen raad volgt, zult gij zeker zalig worden. Het is ook zeer nuttig, dat men dagelijks een half uur, of ten minste een kwartier uurs, eene geestelijke lezing doe
] 2 ONDERRIGTING
in een boek, waarin het leven eens Heiligen verhaald wordt, of dat over de christelijke deugden handelt. Voor hoe velen is de lozing van een goed boek de oorzaak hunner bekeering én heiligmaking geworden zoo als b. v. voor den H. Wilhelmus Colombino, voor den H. Ignatius on voor zoo vele anderen.
eilc Hiddet ons zali£ lo worden.
Het dikwijls naderen tot de H. Sacramenten.
Men moet dikwijls biechten en communiceren. De heilige biecht reinigt ons hart en schenkt ons niet alleen do vergiffenis dor zonden, maar ook grootere hulp om de bekoringen te woderstaan. Verkies u dan BEncn zielbestierdor, bij wien gij altijd biecht endion gij in alle gewigtigc omstandigheden moet raadplegen en in alles gehoorzamen, bijzonder als gij gewetensangsten hebt. Wie den biechtvader gehoorzaamt, moet niet vreezen, dat hij zich zal bedriegen. „ Die u hoort, hoort mij.quot; De stem des biechtvaders is de stem van God.
De H. Communie wordt een hemelsch brood genoemd : want gelijk het aardsehe brood het leven des ligchaams onderhoudt, zoo onderhoudt ook de H. Communie het leven der ziel. „ Zoo gij het vleesch van den Zoon des menschen niet eet, zult gij het leven in u niet hebben.quot; Die integendeel dit brood dikwijls eet, dien is het eeuwige leven beloofd ; „ die van dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.quot; Daarom noemt ook de kerkvergadering van Trente de H. Communie „ een middel, dat ons van do dagolijksche zonden reinigt , en van de doodzonden bewaart.quot; Maak derhalve
TOT EEN CHRISTELIJK LEVK-f. 13
Let vaste voornemen om ten minste alle acht dagen te communiceren, en om dit niet door tijdelijke bezigheden achter te laten. — Er is geene gewigtigere zaak, dan de eeuwige zaligheid. Hoe meer gij met tijdelijke zorgen overladen zijt, zoo veel te meer bekoringen tot zonden hebt gij te ondergaan , en diensvolgens zoo veel te grooteren bijstand hebt gij noodig. — Bedien u, om deze H. Sacramenten goed te ge- . bruikon, van do biechtgebeden alsook van de oefeningen vóór en na de H. Communie en dikwijls van de liefdezuchten.
IVe uiii /. a I i ü tc worden.
Het bijwonen van de H. Mis.
Gij moet, zoo het mogelijk is, iederen morgen de H. Mis hooren. Door de H. Mis wordt aan God meer oor bewezon, dan al dc Engelen en Hciligon in den Hemel hem kunnen geven. Deze zijn slechts schepselen, en kunnen hem slechts als zoodanig eeren ; maar in de H. Mis offeren wij aan God Jesus Christus op, die hem eene oneindige eer bewijst.
Maak dikwijls gebruik van de ondorrigting om de H. Mis bij te wonen , alsdan zult gij er eenen grooten zegen uit trekken.
Ve Middel om zali^ Ie worden.
Het bezoek bij het allerheiligste Sacrament des Altaars en de allerheiligste Maagd Maria.
Hul, zoo het mogelijk is , dagelijks één van de bezoeken bij het allerh. Sacrament, iu eone kerk of te
14 ONDERRIGTIN G
huis, en verrigt één van de gebeden tot Maria voor een harer beelden. Jesus Christus is in iedere kerk op het altaar tegenwoordig, om aan allen, die hem bezoeken , genaden uit te deelen. Daarom bekomen ook zij, die deze schoone oefeningen van godsvrucht volgens gewoonte verrigten , tallooze weldaden van God. De genaden, om welke gij Jesus en Maria in de bezoeken voornamelijk moet bidden , zijn : de liefde tot God en de volharding iu de genade tot den dood.
VI*\' Jliiide) om zaii^; fe worden.
Het Gebed.
Hot zesde middel, waarvan ik u het gebruik vooral aanbeveel, is het heilige gebed. Het is zeker , dat wij zonder het gebed niets voor de zaligheid onzer ziel kunnen doen. God verzekert ons, dat hij de genade geeft aan diegenen alleen, die hem daarom bidden. „ Bidt en u zal gegeven worden.quot; Wie derhalve niet bidt, zegt de H. ïeresia, die ontvangt niets. Daarom is het eene algemeene leer der Kerk, dat het onmogelijk is zonder het gebed in de genade Gods te volharden en zalig te worden. Wie integendeel bidt, die kan vastelijk daarop staat maken, dat God hem zal bijstaan, want zijn woord kan ons niet bedriegen, en hij heeft ons dit maar al te dikwijls in het Evangelie herhaald; „Al wat gij in het gebed begeert, gelooft, dat gij het zult bekomen, en het u zal gegeven worden.quot; (*) God geeft allen, waarom wij hem in den
(*) Voorwaar , voorwaar , ik zeg u : wat gij den Vader in mljnei. naam zult vragen, zal hij u geven.
TOT EEN CHRISTELIJK LEVEN. 15
naam van Jesus Christus bidden. Willen wij dan zalig worden, zoo moeten wij hem met ootmoedigheid, met vertrouwen en volharding bidden. Daarom is het inwendig gebed zoo noodzakelijk, opdat wij in hetzelve aan de verpligting denken van te bidden, en omdat wij anders hot gebed vergeten en derhalve verloren zouden gaan. De H. Teresia zeide, dat haar wensoh, om alle menschen zalig te zien, zoo groot was, dat zij op eenen berg zou hebben willen klimmen, om van daar allen toe te roepen : bidt! De oud-vaders spraken eens lang hierover: welk middel wel het beste was om zalig te worden: en zij kwamen ten laatste overeen, dat het zekerste middel ter zaligheid bestaat in gedurig deze woorden van David te herhalen: „God, kom tot mijne hulp; Heer, haast u mij te helpen.
(Gij kunt de toepasselijke gebeden vinden bl. 18 tot 25.)
Vooral moeten wij God om zijne liefde en om de genade van volharding bidden; doch laat ons geenszins nalaten, de allerheiligste Maagd Maria aan te roepen, opdat zij door hare voorspraak ons die genade bekome. Maria wordt eene uitdeelster der goddelijke genade genoemd ; zoo wij haar daarom bidden, bekomt zij die zeker voor ons bij God. Daarom roept ons de heilige Bernardus toe: „ Laat ons door Maria de genade verzoeken.quot; Zij verkrijgt al wat zij van God verlangt, want hij kan haar niets weigeren.
GEBEDEIST ,
die men gedurende den dag verrigt.
Laat ons, zoodra wij opstaan, het teeken des H. Kruises maken en zeggen
Mijn God! ik aaubid u, ik bemin u uit geheel mijn hart.
Ik dank u voor al de weldaden , die gij mij bewezen hebt, en bijzonder dat gij mij dezen nacht zoo genadig bewaard hebt.
Alles, wat ik heden doen of lijden zal, oifer ik u op : ik vereenig al mijne werken en al mijn lijden met de werken en het lijden van Jesus en Maria, en ik maak de meening van alle aflaten, aan welke ik kan deelachtig worden . te willen verdienen.
Ik neem mij voor de zonden te vlugten.
Hier moeten wij ons voornemen maken, aangaande de zonden , in welke wij meest vallen.
Ik bid u van mij, om de liefde van Jesus, de genade van volharding te vcrleenen. Ik neem mij bijzonder voor, mij in allen tegenspoed aan uwen H. wil te onderwerpen, en u te zeggen: Heer, uw wil geschiede!
GEBEDEN GEDURENDE DEN DAG. 17
O mijn Jesus ! draag mij heden op uwe handen. Allerheiligste Maagd Maria ! laat mij eene schuilplaats onder uwe besoherming vinden. En gij, hemelsohe Vader! help mij om de liefde van Jesus en Maria. Mijn Beschermengel, mijne H. Patronen, staat mij bij!
Een Onze Vader , een Wees gegroet Maria en liet geloof, alsook driemaal Wees gegroet, o allerauiïersto Maagd Maria.
Eer wij beginnen te arbeiden.
Heer ! ik offer u de moeite op , die ik nu zal hebben.
Vóór het eten.
Mijn God ! zegen mij, zegen deze spijs, opdat ik bij liet eten geene zonden begaan moge, eu alles tot uwe eer zij.
Na hel eten.
Ik dank u , o Heer ! dat gij mij, die uw vijand geweest beu , goed gedaan hebt.
Als de klok slaat.
Mijn Jesus! ik bemin u; laat niet toe, dat ik u nog ooit beleedige, dat ik mij nog ooit van u schelde.
In tegenspoed.
Gij hebt het zoo gewild, o Heer! dat uw wil geschiede.
Zoodra wij eene bekoring krijgen , moeten vrij dikwijls de woorden — Jesus ! — Maria ! herhalen.
Als wij bemerken, dat wij eene zonde begaan hebben, of ook wanneer wij daaraan twijfelen , moeten wij terstond uitroepen :
18 GEBEDEN
Het is mij leed, o mijn God ! dat ik u , de oneindige goedheid , vergramd heb, ik wil dit nooit meer doen.
En indien het eene doodzonde ware , moeten wij die zoodra mogelijk biecliten.
GE BEDEN,
die wij dagelijks kunnen verrigten om de genaden, die tot de zaligheid noodig zijn, te verkrijgen.
Gebeden tot Jesus Christus om zijne heilige liefde.
O mijn Jesus, ik beken, dat gij waarlijk de Zoon Gods en mijn Verlosser zijt. Ik aanbid en dank u, dat gij voor mij hebt willen sterven. Zie, niets berouwt mij meer, dan dat ik u beleedigd heb; en ik begeer niets anders dan uwe liefde. Gij hebt beloofd van te verhooren al wie u aanroept: ik bid u dan, om de verdiensten van uw bitter lijden, geef mij uwe liefde, trek mijn hart tot u , maak, dat ik niets dan u beminne, om u eens in den hemel gedurende de geheele eeuwigheid te kunnen beminnen.
Gebed om de volharding tut het einde.
Mijn Heer en mijn God , ik bedank u, dat gij mij geschapen, door Jesus Christus verlost, Christen hebt laten worden en tot het ware geloof geroepen hebt; dat gij mijne bekeering, na zoo vele zonden begaan te hebben, hebt afgewaeht. O oneindige goedheid ! ik bemin u bovenal; het is mij van gansoher harte leed, u beleedigd te hebben. Ik hoop, dat gij mijne zonden reeds verseven hebt; maar zie , ik ben in se-
SEDUEENDE DEN DAG. 19
vaar van u nog op nieuw te beleedigen. Ik bid u dan, om de liefde van Jesus, mij de volharding in uwe genade tot den dood te verleenen. Gij weet zeer wel, hoe zwak ik ben : sta mij bij, en laat niet toe, dat ik mij ooit van u seheide. Ik wil liever duizendmaal sterven, dan uwe genade nog te verliezen.
Gebed om het vertrouwen op do verdiensten van Jesus Christus en de voorspraak van Maria te bekomen.
O hemelsche Vader! ik bedank u van ganseher harte, voor mij en voor alle mensohen, dat gij uit liefde tot ons, uwen goddelijken Zoon op de aarde hebt willen zenden, laten mensoh worden en sterven om ons zalig te makeu. Ik dank u daarom, en om u een bewijs mijner dankbaarheid te geven, wenseh ik u zoozeer te beminnen, als eene zoo groote genade verdient.
Jesus heeft de straf, die wij verdiend hebben, zelf ondergaan, en hij heeft aan uwe goddelijke regtvaardig-heid voldaan, en daarom vergeeft gij ons om zijne verdiensten onze zonden; om de verdiensten van Jesus neemt gij ons, arme zondaars, die niets dan straf en schande verdienen, weder genadig voor uwe kinderen aan; om de verdiensten van Jesus wilt gij, dat de mensehen eens niet u in den hemel lieerschen; om de verdiensten van J esus hebt gij u verpligt alle genaden en weldaden, die men u in zijnen naam zal vragen, toe te staan.
Ik dank n, o oneindige goedheid! dat gij, na ons Jesus tot Verlosser gegeven te hebben, om ons vertrouwen nog te vermeerderen, ons ook Maria, uwe lieve Dochter, tot voorspreekster gegeven hebt; op-
20 GEBEDEN
dat zij, die vol barmhartigheid is, zonder ophouden alle zondaars, die tot haar hunne toevlugt nemen, door hare voorspraak zoude helpen; ik dank u, omdat gij gewild hebt, dat hare voorspraak zoo magtig bij u zij, dat het u onmogelijk is, haar de kleinste genade, om welke zij u bidt, te weigeren.
Het is dan uw heiligste wil, dat wij een volkomen vertrouwen in de verdiensten van Jesus en in de voorspraak van Maria hebben; maar dit vertrouwen is eene genade, en eene groote genade, die gij alleen dengenen toestaat, die er u om bidden. Om de verdiensten van Jesus en Maria, geef mij, o mijn God! dit vertrouwen op hot bloed van Jesus en op do voorspraak van Maria, ik bid u daarom door de verdiensten van Jesus en Maria.
Gedurende den dag.
Ik keer mij tot u, o allerminzaamste Verlosser! gij hebt voor mij, misdadiger, om mij dit vertrouwen te kunnen inboezemen, aan het kruis willen sterven; maak dan, dat ik de allergrootste hoop en een waar vertrouwen in de verdiensten, die gij door uw lijden vergaderd hebt, verkrijge!
En gij, o mijne Moedor Maria! die na Jesus Christus mijne hoop zijt, bekom mij een vast vertrouwen op de verdiensten van uwen Zoon en op uwe krachtige voorspraak, die bij God alles vermag. O geliefde Jesus! o zoete Moeder Maria! ik vertrouw opu, aan u geef ik mijne ziel over, gij hebt mij zoo zeer bemind, hebt medelijden met mij, maakt mij zalig.
GBDUBESDE DEN DAG. 21
Bede om de genade van volharding in het gebed.
Ik hoop, o mijn God ! dat ik door uwe barmhartigheid reeds in staat van genade ben; ik hoop dat gij mij alles, waardoor ik u beleedigd had , vergeven hebt. Ik bedank u daarvoor uit geheel mijn hart, en hoop u gedurende de gausehe eeuwigheid te danken. Ik erken, dat ik zoo dikwijls in de zonde hervallen ben, omdat ik verwaarloosd heb in de bekoringen mijne toevlugt tot u te nemen en u de genade van volharding te vragen. Ik neem vastelijk voor, in het vervolg altijd tot u mijne toevlugt te nemen, bijzonder wanneer ik het meest in gevaar ben u op nieuw te beleedigen. Ik neem voor van zonder ophouden tot uwe barmhartigheid te vlugten en dikwijls de heilige namen van Jesus en Maria aan te roepen, omdat ik vast overtuigd beu, dat gij mij alsdan de noodige kracht, om mijne vijanden te wederstaan, niet zult weigeren. Ik beloof u dit mijn voornemen uit te voeren, maar, o mijn God! wat helpen al mijne beloften, zoo gij mij door uwe genade niet helpt die ten uitvoer te brengen: zoo gij mij niet bijstaat, om mij in hot gevaar tot u te wenden ! Hemelsche Vader! om de liefde van Jesus, help mij en laat niet toe, dat ik in de bekoringen op nieuw nalate te bidden. Ik beu vast overtuigd, dat, zoo dikwijls ik tot u mijne toevlugt neem, gij mij zeker zult bijstaan; maar ik vrees, dat, ik nog verwaarloozen zal mij aan u te bevelen, dat-ik om deze nalatigheid den kostbaren schat uwer genade verliezen en mij in het verderf storten zal. Geef
22 GEBEDEN
mij, om de verdiensten vanJesus, de gave des gebeds, geef mij die in dien hoogen graad, dat ik met ijver en zonder ophouden bidde.
Ik weet wel, o lieve Moeder Maria! dat, zoo dikwijls ik mij tot u gekeerd heb, gij mij de noodige hulp gaaft om God niet te beleedigen. Daarom keer ik mij tot u, o Maria! opdat gij mij nog eene grootere genade bekomt, namelijk : van in allen nood uwen goddclijken Zoon en u om bijstand aan te roepen. Gij bekomt van God alles, wat gij hem vraagt: bekom mij dan , om de liefde, die gij Jesus toedraagt, de genade om altijd te bidden, en tot mijnen dood toe in het gebed te volharden.
Plegtig\'e verklaring vuur het duodsuur.
Mijn God, dewijl mijn dood zeker is, en daar ik niet weet, wanneer hij mij zal overkomen, wil ik er mij van nu af aan op voorbereiden. Ik verklaar dan, dat ik alles geloof, wat de H. Kerk gelooft, en bijzonder het geheim der allerheiligste Drievuldigheid, de Mensohwording en den dood van Jesus Christus, den hemel en de hel, dewijl gij, die de eeuwige waarheid zijt, al deze waarheden geopenbaard hebt. Ik heb duizendmaal de bel verdiend; evenwel verwacht ik van uwe oneindige goedheid, dat gij mij, om de verdiensten van Jesus, de vergiffenis mijner zonden, de genade van volharding en de eeuwige zaligheid in den hemel zult geven.
Ik verklaar, dat ik u bovenal bemin, omdat gij de oneindige goedheid zijt, en om de liefde, die ik u toedraag, berouwen mij bovenal do beleedigingon, die ik u heb aangedaan, en ik neem voor liever te sterven
GEDURENDE DEN DAG. 23
dau u te vergrammen. Ik bid u, neem mij liever uit deze wereld weg, dan toe te laten, dat ik u nog op nieuw door mijne zonden verlieze. Ik dank u,omijn Jesus! voor de pijnen, welke gij uit liefde tot mij ondergaan hebt; ik dank u voor al de barmhartigheden, die gij mij, die u zoo dikwijls beleedigde, bewezen hebt.
Ik verheug mij, o mijn geliefde Zaligmaker! dat zoo vele heilige zielen in deu hemel en op de aarde u beminnen. Ik wensch, dat alle meuschen u kennen en aanbidden. Ik verklaar, dat ik uit liofde tot u, o mijn Jesus! allen, die inij ooit beleedigd hebben, vergeef en ik bid u hun goed te doen. Ik verklaar, dat ik gedurende mijn leven en vóór mij nen dood de heilige Sacramenten wil ontvangen en maak de meeuing, van u de kwijtschelding mijner zonden te ontvangen, ingeval ik in het uur van mijnen dood niet bekwaam ware, die te vragen. Ik neem den dood en al de smarten, die hem zullen vergezellen , bereidwillig aan en vereenig die met de smarten en den dood van Jesus Christus op het kruis.
Ik neem, o God! allen tegenspoed en lijden, die gij mij vóór mijnen dood zult toezenden, gewillig aan. Doe met mij en al wat mij toebehoort wat gij wilt: geef mij uwe liefde en heilige volharding, ik begeer niets anders. Lieve Moeder Maria! sta mij bij, vooral in mijnen doodstrijd, en help mij nn, opdat ik in den staat van genade volharde. Gij zijt mijne hoop, in uwe armen wil ik leven en sterven. Heilige Josef! heilige Aartsengel Michael! mijn heilige Bewaarengel! helpt mij altijd, maar bijzonder in het uur van mijnen dood. En gij, mijn allerliefste Jesus! gij, die om mij.
24 GEliEDEN
eeneu gelukzaligen dood te verschaffen, eeuen zoo bitteren dood hebt willen ondergaan, verlaat mij niet in mijnen laatsten stond; van nu af hecht ik mij naauw aan u , om in uwe armen te kunnen sterven. Ik verdien de hel; maar ik geef mij geheel aan uwe barmhartigheid. Door uw bloed hoop ik in uwe liefde te sterven en, als ik voor uwen regterstoel zal verschijnen, uwen zegen te ontvangen. Ik geef mijne ziel over in uwe gezegende handen, die gij, om mij zalig te maken, met nagels liet doorboren. Ik hoop de straf der hel te ontgaan : „ Op u, o Heer ! heb ik gehoopt en in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden.quot; Sta mij altijd bij, maar bijzonder in het uur des doods. Maak, dat ik vol liefde tot u mijnen geest geve; dat mijne laatste ademhaling een oefening van liefde zij, die mij van de aarde in den hemel voere, om u aldaar, de gansche eeuwigheid door, te kunnen beminnen, .lesus, Maria, .losef, staat mij bij in het uur des doods. Jesus, Maria, Josef, ik geef mij aan u, staat mij bij in dat verschrikkelijk oogenblik.
Gebed tot den gekruiste» Zaligmaker en tot de bedrukte Moeder Gods, voor eenen zaligen dood.
Heer Jesus Christus! om de smarten, die gij aan het kruis geleden hebt, toen uwe heilige ziel van uw ligchaam scheidde, heb medelijden niet mijne zondige ziel, als deze eens mijn ellendig ligchaam verlaten en de eeuwigheid intreden zal.
En gij, o Maria! om de smarten die gij op den Calvarie-berg gevoeld hebt, toen gij Jesus aan het kruis zaagt sterven, verkrijg mij eeuen zaligen dood, op-
GEDURENDE BEN DAG. 25
dat ik, na Jesus en u op aarde bemind te hebben, n eeuwig in den bemel moge beminnen.
Schietgebeden en liefdezucliten, waarvan men eenigen dikwijls door den dag kan herhalen.
ü tJod! wie weet wat mijn lot zal Zijn... Zal ik uf voor eeuwig gelukkig, of voor eeuwig ongel ukkig wezen ?
Wat helpt mij alles iu deze wereld zonder God ? dat mij alles ontnomen worde, zoo ik God maar niet verlieze!
Ik bemin u, mijn Jesus, die voor mij gestorven zijt!
Ware ik liever gestorven, dan u ooit beleedigdte hebben!
Ik wil liever sterven dan God vergrammen!
Jesus en Maria! gij zijt mijne hoop!
Mijn God! om de liefde van Jesus, sta mij bij!
Miju Jesus! gij zijt mij genoeg.
Laat niet toe, dat ik mij nog van u scheide.
Geef mij uwe liefde, en doe met mij wat gij wilt!
Wat kan ik na u nog beminnen, o mijn God!
Eeuwige Vader! om de liefde van Jesus, sta mij bij.
Ik geloof in u, ik hoop op u, ik bemin u.
-Hier ben ik, o Heer! doe met mij volgens uw welbehagen.
Wanneer zal ik zoo gelukkig zijn om te kunnen zeggen: mijn God! ik kan u niet meer verliezen.
Maria, mijne hoop! heb medelijden met mij.
Wie ben ik, o Heer! dat gij van mij wilt bemind wezen ?
Mijn God! u alleen wil ik en niets anders.
Alles, wat gij wilt, en alleen wat gij wilt, wil ik ook.
26 GEBEDEN
Konde ik mij geheel voor u opoffereu, die u geheel voor mij opgeofferd hebt!
Andereu was ik dankbaar, u alleen, o mijn God, was ik ondankbaar!
Ik heb n dikwijls genoeg beleedigd; ik wil u niet meer beleedigen.
Indien ik in de zonde gestorven ware, zoo konde ik u niet meer beminnen.
Laat mij veeleer sterven, dan u nog beleedigen.
Gij hebt mij gewacht, opdat ik n beminne, welaan ik wil u dan beminnen.
Ik wijd n al de dagen mijns levens toe, die mij overblijven.
O mijn Jesns! trek mij geheel tot u.
Gij wilt mij niet verlaten, zoo wil ik u dan ook niet verlaten.
Ik hoop, o God mijner ziel, dat. wij altijd elkander zullen beminnen.
Maak, dat ik, eer ik sterf, geheel aan u zij, o Jesus!
Gij verdient maar al te zeer mijne liefde; ik bemin u, ik bemin u.
Neem de liefde van eenen zondaar aan, die u maar al te dikwijls beleedigd heeft.
Ik wil u in deze wereld waarlijk beminnen, om u ook in de andere wereld te kunnen beminnen.
Doe mij kennen hoe groot gij zijt, opdat ik u op regt beminne.
Gij bemint hem, die u bemint; ik bemin u, bemin mij dan ook.
Geef mij de liefde, die gij van mij verlangt.
GEDURENDE DEN DAG. 27
Ik verheug mij, dat gij oneindig gelukkig zijt.
Hadde ik u toch altijd bemind, en ware ik toch gestorven eer ik u beleedigd had!
Maak, dat ik alle moeijelijkheden overwinne om u te behagen.
Ik geef u mijnen wil over, handel met mij volgens uw welbehagen.
Mijne vreugde zal voortaan zijn u te behagen, oneindige goedheid!
Eeuwige Gód! ik hoop in eeuwigheid u te beminnen.
Gij zijt almagtig, maak mij heilig.
Toen ik van u vlugtte, zocht gij mij; gij zult mij dus nu niet wegjagen, nu ik n zoek.
Ik dank u, dat gij mij nog tijd verleend hebt om u te beminnen; ik dank u, ik bemin u.
Van nu af wil ik mij geheel aan u schenken.
Uit al mijne krachten wil ik u beminnen, o mijn God!
Alle moeite, alle verachting wil ik gaarne verdragen, als ik u maar beminnen kan.
Ikwensch testerven voor u, die voor mij gestorven zijt.
Ik wensch dat allenu beminnen, gelijk gij het verdient.
Ik wil gaarne alles doen, waardoor ik geloof u te kunnen behagen.
Uw welgevallen is mij aangenamer daa al de vreugden dezer wereld.
O wil vau mijnen God! gij zijt mijne liefde.
O Maria! trek mij geheel tot God.
O mijne Moeder Maria! maak dat ik altijd tot u mijne toevlugt neme.
Gij moet mij heilig makeu; ik hoop dit van u.
Eer wij blapen gaan, moeten .wij ons geweten onderzoeken. Wij moeten eerst God bedanken voor al de weldaden, die hij ons bewezen heeft; en daarna al onze werken, die wij door den dag verrigt hebben, al onze gedachten en wodrrden in ons geheugen terugroepen, over ai het kwaad, dat wij begaan hebben , een berouw en de volgende oefeningen verwekken:
Oefriiinu, v«ii lt;iU*ln»f.
Mijn God ! gij zijt de onfeilbare waarheid, ik geloof alles wat de H Kerk mij beveelt te gelooven, omdat gij het gsopenbaard hebt. Ik geloof, dat gij mijn God zijt, de Schepper van hemel en aarde, dat gij de regtvaardigen in den hemel loont, en de boo-zen eeuwig in de hel straft. Ik geloof,\'dat gij één in wezen eu drievuldig iu personen zijt, de Vader, de Zoon en de H. Geest. Ik geloof aan de Mensch-wording en den dood van Jesus Christus; ik geloof eindelijk, al wat de H. Kerk gelooft; ik dank u, dat gij mij tot dit heilig geloof geroepen hebt, en verklaar in dit HL Geloof te willen leven en sterven.
Oervnins van iDiop.
Mijn God! ik hoop met een vast vertrouwen op de vervulling uwer beloften, dewijl gij almagtig, getrouw en barmhartig zijt; ik hoop, door de verdiensten van Jesus, de vergiffenis mijner zonden, de volharding tot het einde en de eeuwige zaligheid.
GEBEDEN GEDURENDE DEN DAG.
Oefening van l.iefde en Berouw.
O mijn God! ik bemin u uit geheel mijn hart, en bovenal, omdat gij de oneindige goedheid en eene oneindige liefde waardig zijt; ik bemin ook mijnen naaste uit liefde tot u. Mijne zonden berouwen mij nit gelieel mijn hart, omdat ik u, oneindige goedheid ! daardoor beleedigd heb: zij smarten mij meer, dan al het ander kwaad ; ik haat en verzaak ze uit liefde tot u. Met uwe genade, om welke ik u nu en voor altijd bid, neem ik vast voor, liever te sterven dan u nog eens te beleedigen.
Ik neem ook voor, de heilige Sacramenten in mijn leven en bij mijnen dood te ontvangen.
(Z. H. Benedictus XIV heeft zeven jaren en zeven quadrage-nen aflaat verleend aan hen, die deze oefeningen verwekken, en die dezelve gedurende eene maand dagelijks bidt, biecht, communiceert en bidt tot intentie van Z. H. den Paus, kan nog daarenboven eenen vollen aflaat verdienen.)
Ora te sluiten, kan men de Litanie der allerbeiligate Maagd Maria, den Hozekrans en het volgende gebed bidden;
Mijn God! ik dank u, dat gij mij heden bewaard hebt, ik bid u, mij ook dezen nacht te behoeden eu en mij van alle zonden te bewaren. Ik wil mij nu ter ruste leggen om u te behagen, en ik maak de meening, van u door iedere ademhaling te loven. te beminnen en te danken gelijk de Heiligen in den hemel doen. Mijne Moeder Maria, zegen en bewaar mij onder uwe bescherming. Mijne heilige Patronen, bidt voor mij.
29
OEBJEDEN
ONDER
Oaderrigt om de H. Mis bij te wonen.
Om de H. Mis met voordeel te hoeren, moet men vereenigd met den priester, deze H. offerande opdragen , eu de vier bedoelingen, voor welke zij ingesteld is, voor oogen hebben. Wij moeten derhalve:
Ten eerste. God de oneindige eer, die hem toekomt, daardoor bewijzen, met zijne heerschappij over alles te erkennen.
Ten tweede, wij moeten door het opdragen der H. Mis, aan de goddelijke regtvaardigheid voor onze zonden voldoen.
Ten derde, wij moeten God daardoor voor zijne aan ons bewezene weldaden danken.
Ten vierde, wij moeten door dit H. offer Gods bijstand en genade afsmeeken.
Wij moeten niet vergeten, dat wij, als wij de H. Mis bijwonen, aan het ambt des priesters deelnemen, dewijl hij de H. Mis in onzen naam opdraagt, en ons vermaant van te zamen met hem God te bidden, dat hij zijne en onze offerande aanneme. Daarom moeten wij
GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 31
ons inderdaad met hem vereenigeu, en gezamenlijk de H. Mis opdragen.
Om ons nu deze oefening gemakkelijk te maken, is het zeer voordeelig deze wijze, om de H. Mis bij te wonen, te volgen:
Als in het begin der Mis de priester zich voor het altaar buigt en het Confiteor bidt, moeten wij hetzelfde doen, een weinig ons geweten onderzoeken, trachten eene oefening van waar berouw te verwekken. God ootmoedig de vergiffenis der zonden, en den bijstand des H. Geestes en der allerheiligste Maagd Maria afbidden, opdat wij deze Mis met grooto godsvrucht en eerbiedigheid bijwonen. Daarom moeten wij de vier doeleiuden der H. Mis overdenken, opdat wij aan de vier genoemde verpligtingen, die wij God schuldig zijn, en om welke Jesus Christus deze H. offerande ingesteld heeft, mogen voldoen.
Van iieJ lie^in der Wis fol uian het l^vuii»elie.
In het eerste deel, van het begin tot aan liet Evangelie moeten wij het voornemen maken onze eerste schuld aan God te betalen , namelijk, wij moeten hem , }ian wien wij eene oneindige eer en eenen onuitsprekelijken lot\' schuldig zijn, eeren, prijzen en ons, denkende op onze nietigheid, voor God verootmoedigen. Herinneren wij ons dan, dat w\\j waarlijk voor de oogen van dien oneindigen God een niet zijn ; bekennen wij onze ellende, onze onmagt, en houden wij ons niet tevreden met dit ;illeen in ons hart te gevoelen , maar verootmoedigen wij ons ook uitwendig en bidden wij God, dat wij deze H. Mis met betamelijke in- en uitwendige eerbiedigheid mogen iiooren. Laat ons dan met groote aandacht het volgende gebed bidden ;
Mijn God ! ik -aanbid en erken u voor den Heer en Meester van mijn hart; ik beken voor degeheele
32 GEBEDEN
wereld, dat ik al wat ik ben en bezit, alleen aan uwe mildo hand te danken heb. Maar aangezien de hoogste magt, welke gij over alles uitoefent, eenen oneindig en eerbied vau ons vraagt, en mijne ellende en armoede zoo groot zijn, dat ik zelfs mijne pligten jegens u niet vervuilen kan, zoo offer ik u de vernederingea en eer-bewijzingeu op, die Jesus Christus u op dit altaar opdraagt. Hetgene Jesus doet, wil ik doen; met hem vernietig ik mij voor uwe oneindige heerlijkheid; ik verheug mij waarlijk, dat uw allerheiligste Zoon u, in mijne plaats, eeue oneiudige eer bewijst. Met Jesus aanbid ik u, en ik beken, dat ik alle goederen alleen aan uwe oneindige barmhartigheid te danken heb.
Hier kan men het boek sluiten en voortgaan met zulke inwendige oefeningen van ootmoedigheid te verwekken. Verheugen wij ons dan ook, dat wij God zoo oneindig vereerd zien, en laat ons meermalen het volgende gebed herhalen:
Hot verheugt mij waarlijk, o mijn God, dat uwe oneindige Majesteit door deze heilige offerande onuitsprekelijk vereerd wordt; mijne vreugde is zoo groot, dat ik ze met geene woorden kan uitdrukken.
AVij moeten ons nogtans aan deze woorden niet houden, maar inwendig en met God vereenigd, zeggen wij hem wat onze godvruchtigheid ons ingeeft-, op deze wijze voldoen wij het best aan den eersten pligt, weiken wij aan God schuldig zijn.
Van lirt Evtingrlie lot iian lie f onseoralic.
Onze tweede pligt jegens God, aan welken wij van het Evangelie tot aan de Consecratie moeten voldoen , komt van de menigvuldige groote zonden, door welke wij de goddelijke regtvaarcig-beid beleedigd hebben. Om dan Gotle te voldoen, moeten wij hem met een ootmoedig hart aldus bidden;
33
■Ëixai
OUBES DB H. MIS.
- ik ben de verrader, die trouwe-
Ik\' ?■ uopgestaaniS;beschaamd,
looze, die zoo dik 3 * ak ik aan „djne ontel-
vol leedwezen en droefhe: , deze moogt
bare zonden, ™ ;anPJesuSl uwengoddelijken
vergeven, de v ^ ^ d.t offerl) z00 t
Zoon op. ^ u in nnjne plaats
^ T5 ^Ik draag u alzoo op de verdiensten en liet te voldoen Ik g godbeid en menseh-
bloed van dienzelfden Jesus,w b o ^
beid, onder de Sedaa°te ^ ^ie als slagtoffer zieb
altaar tegenwoor ig ® ^ ^ goddelijke
op nieuw vooi m J ar zal neder.
Jesus, die uit liefde tot nnj op a ^
dalen, middelaar en voorspre regterstoel ver-
dierbaar bloed voor S^ereemS ^ mijn gebed
giffenis voor -n vraagt^ ^ vergoten
r\'ft Ik oep vol vertrouwen uwe goddelijke barm-
heeft. Ik r i uit liefde van Jesus, ver-
bartigbeid aan . e\' te en menigvuldige zon-
geet en vergeef m J J g , ! fd en ootmoedig
bart, roepen om barm g terstond kun-
mijns barten, zuobten en tranen
^ ï^deX? Zou de barmhartigbeid van T die bij op bet kruis en door bet vergieten van
I -\'quot;\'quot;a quot;quot;- voor .ij i« vecgovwg -i~ —l»
J
12
34 GEBEDEN
biddenswaardig bloed al mijne zonden,zelfs deschrome-lijkste, vergeven zult, en ik beloof u, dat ik tot mijnen laatsten adem toe niet zal ophouden dezelve te beweenen.
Hier sluit men weder het boek, eu men verwekt meerdere oefeningen van een waar en opregt leedwezen, opdat de liefde Gods ons ontvlamme. Zonder woorden uit te spreken, kunnen wij in het diepste van ons hart bidden:
O liefdewaardigste Jesus! geef aan mijne oogen de tranen van den li. Petrus, aan mijn hart het berouw van de H. Magdalena, aan mijne ziel de droefheid van alle Heiligen, die, na groote zondaars geweest te zijn, ware boetvaardigen zijn geworden, opdat ik, deze H. Mis bijwonende, de vergeving van al mijne zonden moge bekomen.
Deze oefeningen moet men dikwijls herhalen, en op die wijze zullen wij, door de verdiensten van Jesus, vergiffenis van onze zonden van God verkrijgen.
Van (Ie Consecraitic tot aan de II. Conininnie.
Van de Consecratie tot aan de Nuttiging, moeten wij aan onze derde verpligting, die wij aan God schuldig zijn , om de geheel bijzondere en ontelbare weldaden, die hij ons bewezen heeft, voldoen. AVij offeren hem alzoo tot dankbaarheid een geschenk van oneindige waarde, het ligchaam en bloed van jesus Christus op. Wij moeten alle Engelen en Heiligen verzoeken, dat zij God in onze plaats danken; tot dafc einde kunnen wij bidden als volgt:
O mijn God! gij, die mij zoo teeder bemind hebt, en dien ik nooit, zoo als gij het verdient, zal beminnen, gij ziet mij door weldaden overladen, weldaden, die gij mij op de aarde bewezen hebt, en die klein
OJJBEK DE H. MIS. 35
z\'jn in vergelijking met die, welke gij mij in de eeuwigheid bereidt. Ik erken en belijd, dat de bewijzen uwer barmhartigheid jegens mij ontelbaar zijn, en dat gij niet moede wordt om genade te geven. Ja, uwe barmhartigheid en weldaden zijn oneindig; maar ik ben ook bekwaam, om aan uwe strenge regtvaardigheid volkomen te voldoen; dit goddelijk bloed, dit aanbiddenswaardig ligehaam, de reine, heilige, onbevlekte Hostie, die ik door de handen des priesters, tot bewijs mijner dankbaarheid opoifer, is meer dan genoeg om uwe genade te vergoeden; deze vergelding is meer dan genoeg voor de gaven, met welke gij mij overladen hebt. Dit geschenk, hetwelk eene oneindige waarde heeft, is grooter dan alles, wat ik tot heden toe van u ontvangen heb, dan al wat ik nog in het vervolg bekomen kan. O gij, Engelen en Heiligen des hemels! dankt God voor mij, en offert hem voor zoo vele genaden niet alleen deze Mis op, maar al degenen, die nu op de geheele aarde gelezen worden, opdat zijne edelmoedige en liefdevolle verlangens, van mij met weldaden te overladen, volkomen beloond worden, en ik hem voor al de genaden, die hij mij bewezen heeft, die hij mij nog ieder oogenblik bewijst, en die hij mij in alle eeuwigheid zal bewijzen, volkomen moge voldoen.
God zal zulke bewijzen van dankbaarheid, en opoffering van zulk een oneindig geschenk met welbehagen en liefde aannemen : maar om deze godvruchtige gevoelens nog meer in ons op te wekken en hun groote waarde te geven, moeten wij alle bewoners des hemels verzoeken. God in onze plaats té danken, en teeder uit geheel ons hart het volgende gebed zeggen :
Ik bid u allen, gij mijne HH. Patronen, gij, he-
GEBEDEN
melsche Geesten! dankt de onuitsprekelijke goedheid Gods voor mij, opdat ik mij in liet vervolg niet meer aan de verfoeijelijkste ondankbaarheid jegens hem schuldig make, opdat ik niet in de zonde ster-ve; bidt hem, dat hij mijnen goeden wil ontvange, en de regtzinnige gevoelens mijns harten aansehou-we: smeekt hem , dat hij op de liefdevolle dankzeggingen, die Jesus hem voor mij in deze H. offerande opdraagt, nederzie.
In het vierde deel, vau de Communie des priesters tot het einde der Mis, moeten wij onze vierde schuld aan God betalen en zijnen bijstand inroepen. Zoo dikwijls wij niet met de daad communiceren, kunnen wij het geestelijker wijze doen, en om dit waardig te verrigten, moeten wij bedroefd over onze zonden, eene oefening van een waar en ootmoedig berouw verwekken ; wij moeten ons geloof aan de wezenlijke tegenwoordigheid van Christus in de heilige Hostie opwekken. Daarna moeten wij eene vurige oefening van liefde tot God en eene waarachtige begeerte verwekken van ons met Jesus te vereenigen en hem vervolgens smeeken geestelijker wijze in ons hart te komen rusten: wij kunnen dit alles met het volgende gebed doen:
O mijn God, voorwerp van al mijne verlangens, mijne ziel is bedroefd, dat ik u zoo menigmaal beleedigd, zoo dikwijls van mij verstoeten heb, n, mijn eenig, mijn opperste goed, u de goedheid zelve, de oneindige goedheid, die alleen waardig zijt dit voorwerp van alle verlangens te wezen, ik wenschte het leven verloren en u nooit beleedigd te hebben ; maar nu heb ik vast besloten liever duizendmaal te sterven, dan u nog eens te vergrammen. Allerminnelijkste, alleraanbiddens-waardigste Jesus! ik geloof, dat gij op dit altaar waarachtig tegenwoordig zijt; ja, ik geloof vast, dat de
36
n?
ONDEB DE H. MIS. 37
heilige Hostie, dat de Kelk waarlijk uw allerreinst Ligchaam, uw teeder Bloed inhouden. Gij zijt de aller-teederste der vaders, daarom bemin ik u bovenal; kom, mijn Jesus! kom in mijn hart, kom en verzadig al mijne verlangens, kom en heilig mijne ziel; kom, mijn allerzoetste Jesus! haast u mijn hart in bezit te nemen.
O mijn teederste Jesus! ik bemin u, ik bemin u, ja, ik bemin u! Gij, mijne eenigste hoop, gij wilt mij zalig maken; o laat dan toch niet toe, dat ik het ongeluk hebbe mij nog van u te verwijderen.
Na deze geestelijke Coraraunie mogeu wij niet nalaten God veel te verzoeken. Wekken wij ons op, en bidden wij hem vol vertrouwen , niet om kleine en geringe dingen, neen, maar laat ons hem de grootste genade verzoeken, want als wij aan den eeuwigen Vader zijnen goddclijken Zoon opofferen, dragen wij hem het grootste geschenk op, dat hij ontvangen kan. Laat ons dan ootmoedig bidden :
Ik erken, o mijn God ! dat ik onwaardig ben uwe weldaden te ontvangen; ik beken voor u mijne ellende, en ik weet, dat ik om mijne veelvuldige en groote zonden, in het geheel niet verdien door u verhoord te worden. Maar zoude het mogelijk zijn, dat gij het \'V gebed van Jesus, dat hij op het altaar doet, alwaar
hij zijn bloed geofferd heeft, onverhoord liet! O God mijns harten! aanzie genadig het gebed van hem , die zich voor mij tot u keert, en om des Heeren Jesus wille, geef mij alle genaden, die mij noodzakelijk zijn om zalig te worden. Jesus boezemt mij het vertrouwen in, u om de vergeving van al mijne zonden, om uwe i heilige liefde, om de onschatbare genade der volhar-
\' fquot; ding in uwe liefde en in uwe dienst te vragen. Daar ik
a
38 GEBEDEN ONDEll DE H. MIS.
al mijn vertrouwen op de verdiensten van Jesus stel, zoo bid ik u, o mijn God! om het bezit van alle deugden , en zulks in oenen hoogen graad van volmaaktheid , zoo bid ik u om uwen kraohtigen bijstand, opdat ik een ware heilige worde. Ik bid u ook om de bekeering van alle ongeloovigen, en van alle zondaars, in het bijzonder, om de bekeering van hen, die met mij eenigzins verbonden zijn of door den bloede of door geestelijke maagschap. Ik bid u ook om de verlossing, niet van céne, maar van alle zielen, die zich nu in het vagevuur bevinden. Verlos haar allen, opdat geheel de wereld erkenne, dat deze goddelijke offerande magtig is om dezen kerker, in weikeu zij gereinigd worden, te ledigen.
Bekeer, o Heer! alle zielen, die gij naar uw beeld geschapen hebt, en die door de geheele wereld verspreid zijn, opdat deze ellendige wereld zich in een paradijs van genoegens verandere, en opdat alle harten even zoo veel tempels worden, in welke gij moogt bemind, geprezen, gediend en aanbeden worden, tot dat wij allen u eens door de altijddurende eeuwigheid loven en beminnen. Alzoo hoop ik, alzoo zij het!
Bidden wij ook met een vast vertrouwen voor ons, voor onze bloedverwanten en vrienden, om al wat wij ons en hun maar wenschen kunnen, bidden wij bijzonder voor de heilige Kerk, niet met laauwheid, maar met een vast vertrouwen, overtuigd zijnde, dat ons gebed, vereenigd, en op zekere wijze, één met het gebed van onzen goddelijken Zaligmaker, zeker aal verhoord worden.
O heilige God ! dia altijd bereid zijt de zondaars in genade te ontvangen eu hen te sparen , aanschouw barmhartig mijne ziel, die, na zoo menigvuldige zonden, op nieuw tot u wederkeert, om door uw heilig Sacrament vergiffenis te bekomen. Verleen mij de noodzakelijke voorbereiding; verlicht mijn verstand, opdat ik al mijne zonden kenne, vermurw mijn hart, opdat zij mij waarlijk berouwen, en bestuur mijne tong, opdat ik ze allen opregt biechte eu daarvan vergiffenis bekome; laai: niet toe, dat mijne eigenliefde mij verblinde!
Heilige Maria, Moeder der genade en toevlugt der arme zondaars ! bid nu voor mij, opdat ik deze heilige biecht wel moge doen en door haar de vergiffenis en de genade om mijn leven te betereu moge bekomen.
Oi-li-uiiiu van Berouw vóór de Biecht.
Gij ziet voor uwe oogen, o oneindig groote God! den verrader, die u zoo dikwijls beleedigd heeft, maar
quot;f^S Isë-\'j^S SSquot; ^sS-Sü»
VOOEBEREI13INQ
TOT
DE HEILIGE BIECHT.
40 VOORBEREIDING
die li ootmoedig om vergiffenis bidt: „ een hart dat zich
voor u verootmoedigt, verwerpt gij niet.(Psalm 50.)
Ik dank n, dat gij mij tot heden toe bewaard hebt, en dat gij mij niet in de zonden hebt laten sterven. Boor de verdiensten van .Tesus Christus hoop ik, wij! gij, o mijn God! mij tot nu toe geduldig verdragen hebt, dat gij mij in deze biecht alle zonden vergeven zult, die ik begaan heb. Mijne zonden berouwen mij, o mijn God! het doet mij groot leed, dat ik ze heb begaan, wijl ik daardoor de hel verdiend en den hemel verloren heb. Maar zij berouwen mij niet alleen, omdat ik daardoor de eeuwige straffen heb verdiend; neen, zij zijn mij leed, omdat ik u, de oneindige goedheid, daardoor beleedigd heb. Ik bemin u, o mijn opperste goed, en wijl ik u bemin, ben ik bedroefd over de belcedigingen, die ik u heb aangedaan. Ik heb u verlaten; ik heb u de eer, die n toekomt, niet bewezen; ik heb de genade uwer vriendschap veracht; ik heb u, o Heer! vrijwillig verloren. Vergeef mij, om de liefde tot Jesus, al mijne zonden, ik beween die uit geheel mijn hart, ik haat en verzaak ze uit liefde tot u. ü mijn God! niet alleen de doodzonden bedroeven mij, maar ook de dagelijksche zonden, omdat ik u door deze ook beleedigd heb. Ik neem voor, van u in het toekomende niet meer vrijwillig te beleedigen. Ja, mijn God! liever wil ik sterven dan nog te zondigen.
Als wi) biechten, moeten wij niet alleen het vaste voornemen maken van de zonden niet meer te begaan, maar wij moeten ook besluiten de middelen te gebruiken om ze te vermijden, en onzen biechtvader verzoeken , dat bij ons leere hoe ons te beteren.
TOT DE BIECHT.
fifhcd na de Biecht.
O inijn allerwaardigste Jesus! welke groote dankbaarheid ben ik u niet schuldig! ik hoop^ dat gij mij door de verdiensten van uw bloed, mijne zonden vergeven hebt.\' Ik dank u daarvoor uit geheel mijn hart; ik brand van verlangen, om uwe barmhartigheid in den hemel eeuwig te prijzen. Tot nu toe, o mijn God ! heb ik n dikwijls verloren, maar in het vervolg wil ik u niet meer verliezen, ik wil van leven veranderen, gij verdient al mijne liefde; ik wil niet meer van u verwijderd worden; ik heb u beloofd liever te sterven dan u nog te beleedigen: ik vernieuw nu mijne belofte, en wil ze houden. — Ik beloof u de gelegenheid der zonden te vlugten, en het volgend middel aan te wenden (hier noemt men dit middel) om niet meer tej zondigen. Maar gij kent mijne jwakheid,o mijn God! geef mij de genade om u getrouw te blijven tot den dood toe, en help mij, zoo dikwijls ik bekoord word, tot u mijne toevlugt te nemen. Help mij, o Maria! gij zijt de Moeder der volharding, op u stel ik al mijne hoop.
41
Bemerking over de voorbereiding bij
Nergens , zegt dc H. Franciscus de Sales, toout zich onze Goddelijke Zaligmaker beminnelijker, nergens geeft hij grootere bewijzen zijner liefde, dan in de H. Communie: daar vernietigt hij zich, om zoo te spreken; daar wordt hij voedsel, om zich met de zielen, ja, zelfs met het ligchaam der geloovigen te vereenigen; daarom is er ook, volgens den geleerden Gerson, geen krachtiger middel dan de heilige Communie om de godvruchtigheid cn de liefde Gods in de harten te ontsteken.
Willen wij aan God behagen ? Als wij hem in dc H. Communie ontvangen, bezorgen wij hem zeker de grootste vreugde, dewijl de liefde, volgens den H. Dionysius, naar vereeniging tracht, en er is geene grootere vereeniging dan de vereeniging van eeue ziel met Jesus in de H. Communie; daarom zegt ook onze Zaligmaker zelf: „ Die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik in hern.quot; (Joan. ) 5.) Indien gij dagelijks de goddelijke Sacramenlen met godsvrucht
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
VOOR EN NA
DE HEILIGE COMMUNIE.
OEFENINGEN VOOB DE 11. COMMUNIE. 43
ontvangt, zegt de H. Augustinus , zult gij meer en meer in de liefde Gods toenemen.
Zoeken wij een middel tegen de zwakheden onzer ziel, nergens kunnen wij een krachtiger vinden dan in do H. Communie, die door de kerkvergadering van Trente een behoedmiddel genoemd wordt, „hetwelk ons van de dagelijksche zonden zuivert en voor de doodzonden bewaart.quot;
Hoe komt het dan, vraagt de kardinaal Bona, dat velen, na zoo vele Communiën, zoo weinig voortgang in de deugd maken, en altoos in vroegere zonden hervallen ? Niet in het voedsel, antwoordt hij, ligt de oorzaak daarvan, maar in den staat, in welken men dit ontvangt. — In het boek der Spreuken vraagt de wijze Salomon: „ Kan iemand vuur in den boezem verbergen , zonder zijne kleederen te branden ?quot; (Prov. 6, 27.) God is een verslindend vuur, dat hij zelf in onze harten, in deïï. Communie, ontsteekt. Hoe is het dan mogelijk, vraagt Wilhelmus, Bisschop van Parijs, dat in liet midden van zulk een vuur zoo vele zielen koud, zonder het minste gevoel der goddelijke liefde blijven?
De slechte voorbereiding is er alleen de schuld van: droog hout brandt snel; maar nat hout, omdat het slecht is, brandt moeijelijk. De Heiligen werkten zeer gezegend in de H. Communie, omdat zij zich zorgvuldig voorbereidden. De H. Aloysius van Gonzagua bereidde zich drie dagen lang tot de H. Communie, en hij besteedde denzclfden tijd om God daarvoor te bedanken.
Als wij ons tot de H. Communie voorbereiden, moe-
44 OEFENINGEN
ten wij bijzonder twee dingen voor oogeu houden: Wij moeten trachten ons meer en meer van de schepselen te onthechten en vurig verlangen in de liefde Gods aan te groeijen.
Daarom moeten wij beginnen met alle verkleefdheid aan de aardsche dingen te verzaken, met alles uit ons hart te verbannen, wat God niet is. Christus zegt: „ die gewasschen is, heeft niets anders noodig, dan dat zijne voeten gewasschen worden.quot; (Joan. 13.) Volgens de uitlegging van den H. Bernardus beteekent dit, dat men, om voordeel uit dit goddelijk Sacrament te trekken , niet alleen zuiver van groote zonden, maar ook aan de voeten rein moet zijn, dat is: rein zijn van de aardsche neigingen, welke, dewijl zij ons aan de aarde hechten. God zeer mishagen, de ziel besmeuren en de zegenrijke uitwerkingen der heilige Communie beletten. Als de H. Gertrudis aan den Heer vroeg, hoe zij zieh tot de heilige Communie moest voorbereiden, antwoordde hij haar; „ Ik verlang niets anders dan dat gij, wanneer gij mij ontvangt, geheel ledig van u zelve zijt.quot;
Maar om met voordeel te communiceren, moeten wij ook een groot verlangen hebben om Jesus en zijne heilige liefde te ontvangen. „Alleen degene, zegt Ger-son, die hongerig tot deze heilige Tafel nadert, wordt verzadigd.quot; De II. Maagd Maria had dit reeds gezegd: „Hij heeft de hongerigen met zijne goederen vervuld.quot; Gelijk Jesus, volgens het zeggen van Avila, eerst op de aarde wilde komen, toen liet, verlangen naar hem het allervurigst was, en men hem overal ver-
VOOR DE H. COMMUNIE. 45
wachtte, zoo wil hij ook nu niet tot eene ziol komen, die geen verlangen heeft om hem te ontvangen, dewijl het niet betaamt eene kostbare spijs te geven aan dengene, die er een\' walg van heeft.
Eens zeide Jesus tot de H. Mechtildis: De drift, waarmede eene bij zich aan de bloemen hecht om er den honig uit te zuigen, is een zwak afbeeldsel van de liefdevolle verlangens, die ik heb om mij aan de zielen in mijn Sacrament te schenken. Daar alzoo de wensch van Jesus om in ons hart te komen zoo groot is, is het ook redelijk, dat wij ook, als wij communiceren, vurig verlangen hem en zijne liefde te ontvangen. Volgens deu H. Erauoiscus de Sales moet het voorname dool eeuer ziel, die coimmmiceert, daarop gerigt zijn, om in de liefde Gods aan te groeijen, want het betaamt, dat men dengene uit liefde ont-vange, die alleen uit liefde zich geheel aan ons geeft.
VOOR DE H. COMMUNIE. .
Oerenin^ vnn triool
„Zie, hij komt springende over de bergen , huppelende over de heuvelen.quot; (Gez. 2. 8.) Gij wilt dan in het allerheiligste Sacrament u geheel met mij ver-eenigen, allerminuelijkste Jesus! Maar helaas! welke vernederingen hebt gij moeten ondergaan om nu tot mij te kunnen komen. Gij zijt God, en gij zijt menseh geworden; gij zijt het oneindige Wezen, en gij zijt een kind geworden; gij zijt de Heer aller dingen, en gij zijt een slaaf geworden: gij zijt uit den schoot van uwen hemelschen Vader nedergedaald in den schoot
4() OEFENINGEN
eener Maagd; gij verliet den troon uwer heerlijkheid, om n aan een kruis te laten hechten, en lieden daalt gij nog op nieuw van den hemel in mijn hart neder.
„ Zie, mijn Beminde staat achter den muur, hij blikt door het venster, en ziet door de traliën.quot; (Gez. 2. 9.) Zie, lieve ziel, dezelfde Jesus, die, aan het kruis hangende, uit liefde tot ons stierf, blijft nu, door dezelfde liefde lot u ontvlamd, verborgen in het allerheiligste Sacrament. — Even als een teedere bruidegom, die wederliefde verwacht, blijft Jesus in de Hostie verborgen, gelijk achter eenegeslotenetralie; hij ziet zonder gezien te worden. Hij beschouwt u nu; hij ziet, hoe gij u voorbereidt, om zijn heilig lig-ehaan te ontvangen; hij ziet wat gij zoekt, wat gij verlangt, wat gij bemint, wolke genade gij hem vragen zult, of welk geschenk gij voorgenomen hebt op te dragen. Bereid u dus, o lieve ziel! om Jesus te ontvangen; zeg hem met een hart vol geloof; Nog weinige oogenblikken, o mijn lieve Verlosser! en gij komt in mijn hart; o mijn verborgen God! wien de meeste men-schen miskennen, kom tot mij! ik geloof, dat gij in het allerheiligste Sacrament des Altaars waarlijk tegenwoordig zijt; ik belijd dit mijn geloof uit geheel mijn hart; ik aanbid u in dit Sacrament als mijnen Heer en mijnen God; mei vreugde zou ik mijn leven geven voor de belijdenis dezer waarheid; gij komt om mij met genade te vervullen, en u geheel met mij te vereenigen ; hoe groot moet dan mijn vertrouwen op uwe lietdevolle komst zijn!
VOOR KB ir. COMMOTIE.
Oereniiiquot; van Hoop.
quot;Vergroot uw hart, mijne lieve ziel! Jesus kan u met alle goederen verrijken; hij bemint u zoo zeer; hoop dan groote genade van uwen Zaligmaker, die vol teeder-heid tot u komt. Ja, allerzoetste Jesus! gij zijt mijne hoop, ik verwacht van uwe liefde tot mij, dat, daar gij u heden geheel aan mij geeft, gij de sehoone vlammen uwer goddelijke liefde in mijn hart zult ontsteken, en dat gij mij den oppersten wenseh van u te behagen, zult inprenten, opdat ik in liet toekomende alleen wille, wat gij wilt.
Oefening van J.iofde.
O mijn God, mijn God ! gij alleen zijt de ware vriend mijner ziel, kondet gij meer doen om mijne liefde te winnen, dan voor mij te sterven ? Goddelijke Zaligmaker ! gij hebt nog dit allerheiligste Sacrament ingesteld om u door hetzelve geheel aan mij te geven, om n zoo naauw met een zoo verachtelijk en ondankbaar schepsel te vereenigen. En wat meer is, gij noodigt mij zelfs uit om u te ontvangen; gij wenschfc vurig, dat ik mij met u vereenige. O oneindige , o onbegrijpelijke liefde! een God wil zich aan mij geven! gelooft gij dit, lieve ziel ? wat doet gij dan, wat zegt gij hierop? O God, o liefdewaardige , oneindige God! gij alleen verdient de liefde uwer schepselen; ik bemin u uit geheel mijn hart, ik bemin u bovenal, ik bemin u moer dan mij zel-ven, meer dan mijn leven. Mogt ik u toch van allen bemind zien; koude ik toch maken, dat alle har-
47
48 OEFENINGEN
ten u beminden, gelijk gij het verdient! Ik bemin u, allerliefdewaardigste God, en, om u te beminnen, vereenig ik mijn arm hart met de harten der Serafs, met liet hart van Maria: zoodat ik, o oneindige goedheid! u dezelfde liefde toedraag, met welke alle Heiligen ontstoken zijn. Ik bemin u alleen, want gij alleen verdient al mijne liefde, en gij verlangt, dat wij ï u beminnen. Gaat dan uit miju hart, gij aardsohequot; genegenheden, gij die God niet tot voorwerp hebt.1 Maria, Moeder der liefde! help mij, opdat ik mijnenS God beminne, hem , die zoo vurig verlangt bemiad te worden.
Oefcniiiquot; van Ootmoeil.
In weinige oogenblikken, mijne ziel! kunt gij n met het heilig vleesch van Jcsus Christus voeden; maar zijt gij ook waardig hem te ontvangen? o mijn God! wie ben ik, en wie zijt gij ? Ik weet het, ik erken maar al te wel, wie gij zijt, die zich aan mij geeft; maar gij, o mijn God! gij ook weet, wie ik bon, ik, die u aanstonds ga ontvangen! Hoe is liet mogelijk, dat gij, de oneindige zuiverheid, verlangt in mijn hart te wonen, in dat hart, dat zoo dikwijls uwe vijanden ontvangen heeft, dat zoo dikwijls dooide zonde is bevlekt geworden. Ik erken, o Heer! uwe oneindige heerlijkheid en mijne groote ellende : ik bloos, ik schaam mij voor u te verschijnen; ik zou mij uit eerbied voor u willen verwijderen. Maar indien ik u , o mijn leven! verlaat, waarheen zal ik mij wenden , waar zal ik gaan ? Waar zal ik hulp zoe-
VOOR DE H. COMMUNIE. 49
\' ken, wat zal er dan van mij geworden? Neen, neen, S ik wil altijd meer en meer tot u naderen; het geeft u niet alleen vreugde, wanneer ik u als mijn voedsel ontvang, maar gij vraagt mij zelfs tot u te ko-men. Ik kom dan, allerliefdewaardigste Jesus! be-r sehaamd over mijne zonden en geheel verootmoedigd, maar vol vertrouwen op uwe barmhartigheid en op uwe liefde tot mij, kom ik, om u lieden in mijn u hart te ontvangen.
Oefoninquot; van Beruuw.
y Hoe smart het mij, o God mijner ziel, u tot nu toe niet bemind te hebben, ja, zelfs in plaats vanu te beminnen, zoo dikwijls, om mijne hartstogten te ^ bevredigen, uwe oneindige goedheid beleedigd en bedroefd te hebben. Hoe smart het mij, mijn Jesus ! ,v\\ dat ik uwe genade en vriendschap, dat ik zelfs u, mijnen God! vrijwillig heb willen verliezen ! Het is mij leed uit geheel mijn hart, ik ben er ten uiterste \' over bedroefd. Ik haat en verzaak alle dood- en da-gelijksehe zonden, die ik begaan heb! ik haat ze ft1 meer dan al het ander kwaad, omdat zij u, de on-u eindige goedheid, beleedigd hebbeu. \'Ik hoop, dat gij g mij reeds vergeven hebt; maar ware dit niet, zoo vergeef mij, alvorens ik u ontvang, waseh met uw dierbaar bloed deze mijne ziel, in welke gij aanstonds ^ komt wonen.
•l
Oefeniiiquot; van Vei\'luiiquot;en.
U
Zie, mijne ziel, het oogeublik is gekomen, ophet-
II
50 OEFENINGEN
■welk uw Jesus in u zijn verblijf zal nemen. Zie den Heer van hemel en aarde, zie uwen Zaligmaker en uwen God; hij nadert, hij is op het punt van in u te komen. — Bereid u dan, om hem met een hart vol liefde te ontvangen ; verlang naar hem en bid hem: Kom, o Jesus! kom in mijn hart, dat naar u zucht; maar eer gij u aan mij geeft, wil ik mij aan u schenken ; zie ik geef u dit ellendig hart over, neem het aan en haast u om er bezit van te nemen.
Kom dan, mijn God! kom en vertoef niet, mijn eenigste, mijn hoogste goed, mijn schat, mijn levea, mijne liefde, mijn al; met dezelfde liefde, waarmede uwe H. Moeder Maria u ontvangen heeft, wensch ik u in mijn hart te bezitten; ik vereenig mijne Communie met de uwe, o allerheiligste Maagd, mijne Moeder Maria! zie, ik ben nu op het punt van uwen goddelijken Zoon te ontvangen; ik wensch uw hart, uwe liefde te ontvangen. Geef mij uwen Jesus, gelijk gij hem aan de herders en aan de drie koningen gegeven hebt. Ik verlang hem uit uwe zuivere handen te ontvangen. Zeg hem , dat ik uw toegenegen dienaar beu; uw allerzoetste Jesus zal mij dan nog meer beminnen, en zich, nu tot mij komende, nog inniger met mij vereenigen.
Bemerkingen op de dankzegging na de H. Communie.
Geen gebed is aangenamer aan God en voordeeli-ger aan de ziel dan de dankzegging na de H. Gom-
NA DE H. COMMUNIE. 51
munie. Het gevoelen van vele groote godgeleerden is, dat God, gedurende den tijd dat de sacramentele gedaante onverteerd blijft, aan de ziel, zoo zij zich door oefeningen van deugden daartoe bereidt, zonder ophouden nieuwe genaden geeft; en de kerkvergadering van Florence leert ons hetzelfde, toen zij verklaarde, dat het H. Sacrament dezelfde werking heeft als het aardsche voedsel, hetwelk, nadat men het genoten heeft, meer of min werkt, volgens dat het lig-chaam min of meer wel geschikt is.
Daarom zijn de godvruchtige zielen zeer zorgvuldig om na de H. Communie, zoo lang het haar mogelijk is, in het gebed te volharden. De eerbiedwaardige Pater Avila bad, zelfs in zijne missiën, twee u-ren lang na de Communie, en pater Balthazar Alva-res zeide, dat men een goed gebruik moet maken van den tijd na de H. Communie, en zich voorstellen, dat men uit den mond van Jesus deze woorden hoort, die hij eertijds aan zijne leerlingen zeide: „Mij hebt gij niet altijd bij u.quot;
Men doet dan niet goed, indien men, zoo als sommigen , terstond na de H. Communie gebeden begint te lezen; het voordeeligste is, alsdan ten minste gedurende eenigen tijd, heilige overwegingen in zich te verwekken en zonder boek, zich alsdan alleen met Jesus, die in ons hart woont, te onderhouden, en ten minste verschillende malen een gebed van verzuchting of eenige oefeningen van liefde, al waren zij altijd dezelfde, te verwekken. „ Drie uren lang herhaalde Jesus Christus, in den hof der Olijven, hetzelfde ge-
52 OEFENINGEN
bed.quot; (Matth. 26.) De ziel moet zoo ook na de H. Communie zich iu het gebed met Christus onderhouden en verzekerd zijn dat, daar zij alsdan met Jesus vereenigd is, deze godvruchtige oefeningen eene veel grootere waarde hebben en van veel grootere verdiensten zijn, dan indien men ze op eenen anderen tijd verrigtte. Bovendien is Jesus Christus in de H. Communie meer genegen zijne genade uit te deelen; en de H. ïeresia zegt, dat, als Jesus in de H. Communie in ons hart komt, hij zich in onze ziel gelijk op eenen troon van genade bevindt, en ons vraagt; Wat wilt gij van mij? even alsof hij zeide: Zie, lieve ziel! ik ben daarom tot u gekomen, om u met genade te vervullen; bid derhalve om al wat gij wilt, ik zal u geheel verhooren. Welke schatten van genaden zouden wij niet ontvangen, als wij na de H. Communie ons een uur of ten minste een half uur met Jesus onderhielden. ïe dien einde kunnen wij aandachtig en langzaam de volgende gebeden doen. Bovendien moeten wij ons den geheelen dag, op wolken wij ge-communicecrd hebben, met Christus, door inwendige gebeden, vereenigd houden.
NA DE HEILIGE COMMUNIE.
Oefening; van Geloof.
Mijn God heeft mij bezocht, mijn Jesus heeft zijne woning in mijne ziel genomen! mijn allerzoetste Jesus is in mijn hart! hij is gekomen, opdat hij aan mij en ik aan hem zij! zoo is dan Jesus aan mij, zoo ben
NA DE H. COMMUNIE. 53
ik dan aan hem! Ja, Jesus is geheei aau mij, ik ben geheel aan hem !
O oneindige goedheid, o oneindige barmhartigheid, oneindige liefde ! een Ciod vereenigt zich met mij, een God wil geheel aan mij zijn ! Wat zult gij dan doen, mijne ziel! gij, die zoo innig met Jesus verbonden, die één met Jesus geworden zijt! Wilt gij hem niets zeggen, wilt gij niets met uwen God, die in u tegenwoordig is, spreken? Verwek dan uw geloof op nieuw; denk, dat de Engelen hunnen God, die in u woont, aanbidden, en aanbid hem ook : keer u inwendig tot uwen Jesus en verdrijf alle andere gedachten; verzamel al uwe liefdegevoelens, offer ze aan uwen allerzoetsten Jesus, en zeg hem:
Oefening van Aanbitliling.
O mijn teederste Jesus! mijne liefde, mijn oneindig goed, ik groet en dank u, dat gij in mijn arm hart gekomen zijt. — Maar ach! mijn goede Jesus, mijn God ! waar bevindt gij u, waar zijt gij gekomen ? In mijn hart, dat veel onreiner is dan de stal, waarin gij geboren zijt; en dit hart, dat vol aanklevingen, vol eigenliefde en ongeregelde neigingen is! Hoe is het mogelijk, dat gij daarin hebt willen komen wonen? Ach! ik zou u wel graag met den H. Petrus zeggen: Ga van mij, want ik ben een zondig mensch ; ga van mij, o heerlijke Jesus! ik verdien niet, dat een God van oneindige goedheid in mijn hart wone: ga van mij, en neem uwe woning in die zuivere zielen, welke u met zulke groote liefde dienen.
54 OEFENINGEN
Wat heb ik gezegd? Neen, o mijn Jesus! neen, neen, verlaat mij niet, want zoo gij mij verlaat, ben ik verloren. Ach neen, ga van mij niet weg, ik omhels u, ik hecht mij naauw aan u vast, want gij zijt mijn leven. O hoe dwaas ben ik geweest van u, uit liefde tot dc schepselen, te verlaten; helaas! welke ondankbaarheid , mijn Jesus! ik heb u van mij verjaagd. Maar nu, o God mijner ziel! nu wil ik u voor immer in mijn hart houden; ja, van nu af wil ik, dat gij geheel met mij zijt, dat ik geheel aan u zij; ik wil, met u vereenigd, leven en sterven. Allerheiligste Maria! Serafs, en gij, zielen, die God met de allerreinste liefde bemint, bidt hem, dat hij mij uwe liefde geve, opdat ik ook mijnen lieven en zoeten .Tesus gezelschap houde.
Oefening van Dankzes^in^.
Ik dank u, mijn Heer en mijn God, voor de groote genade, die gij mij zoo even bewezen hebt, ik dank u, dat gij in mijn arm hart zijt komen wonen; ik wenschte, dat mijne dankbaarheid met de groote genade, die gij mij bewezen hebt, overeeukwame; maar hoe zou het mogelijk zijn, dat ik, arm mensch, u op eene waardige wijze zou kunnen danken! Pater Seg-neri zegt, dat de geschiktste oefening van eene ziel, die gecommuniceerd heeft, de verwondering is, als ze bedenkt, wie zij ontvangen heeft. Een God, een God
is in mijn hart gekomen; een!____ David zeide; Wat
zal ik den Heer geven, voor al wat hij mij gegeven heeft ? Maar ik, wat kan ik u geven, aan u die, na mij met zoo vele weldaden overladen te hebben, mij
NA DE H. COMMUNIE. 55
lieden nog uw eigen vleesch en bloed gegeven hebt!
O mijne ziel! dank en loof uwen God, zooveel gij eenigzins kunt. En gij, mijne Moeder Maria! gij, mijne heilige Patronen, mijn Bewaarengel, en gij allen, die God bemint, komt allen die den Heer vreest, en hoort welke groote dingen hij aan mijne ziel gedaan heeft! komt mijnen God iu mijne plaats danken en prijzen, bewondert en looft hem om de groote genade, die hij mij bewezen heeft.
Oi-reiiin:; van Opoffering.
„Mijn welbeminde is in mij en ik in hem.quot; (Hoogl. 2.) Indien een koning eens eenen armen herder in zijne hut bezocht, kon hem die herder wel anders dan lt;lie hut zelve, zoo als zij is, aanbieden ?
Daar gij dan alzoo, mijn goddelijke koning Jesus! de arme hut mijner ziel hebt willen bezoeken, zoo bid ik u om ze als uw eigendom aan te zien; ik geef mij geheel aan u over. Ik schenk u mijne vrijheid en mijnen wil: Mijn welbeminde is aan mij, en ik aan hem; gij hebt u geheel aan mij gegeven, ik geef mij geheel aan u, ja, van nu af, o allcrteederste Jesus! wil ik mij zeiven niet meer toebehooren; ik wil aan u, — geheel aan u zijn; ik wil, dat gij de Heer mijner zinnen zijt, en dat zij mij alleen dienen, om u te behagen, want niets kan ons, volgens den H. Petrus van Alcantara, meer vreugde geven, dan u, o mijn liefdewaardigste, menschlievendste en zoetste Jesus! te behagen. Ik schenk u al de krachten mijner ziel en mijns ligchaams, en ik wil, dat zij allen
56 OEFENINGEN
en voor altijd u toebehooren: mijn geheugen zal mij niet meer dienen, dan om uwe weldaden, uwe liefde te gedenken; mijn verstand wil ik alleen aanwenden, om mij aan u, die zonder ophouden op mijn welzijn denkt, te herinneren; mijn wil zal mij voortaan dienen, om u, mijn God, mijn zoetste Jesus! te beminnen, om alleen te willen, wat gij wilt.
Ik offer u heden op al wat ik ben en bezit, o aller-liefdewaardigste Zaligmaker ! ik offer u op mijne zinnen, mijne gedachten, mijne genegenheden, mijne wen-sehen, mijne begeerten, mijne vrijheid, met één woord. mijn ligchaam en ziel, alles stel ik in uwe handen. Neem, o oneindige God! neem dit offer aan, dat de ondankbaarste aller zondaars, dien de aarde ooit gedragen heeft, u opdraagt, neem mij genadig aan, die zich nu geheel aan u schenkt. Doe met mij, o Heer! wat gij wilt. Handel met mij naar uw welbehagen. Kom, verslindend vuur, o goddelijke liefde! kom in mij vernietigen al wat het mijne is en wat aan uwe zuivere oogen mishaagt, opdat ik van nu af geheel voor u zij, en voortaan alleen leve, om niet slechts uwe geboden en uwen raad, maar ook al uwe verlangens en al wat u behaagt, te vervullen.
O allerliefste en allerheiligste Maria! draag iu uwe zuivere handen dit mijn offer aan de heilige Drievuldigheid op; maak, dat God het genp.dig aanneme en hij mij de genade geve, van hem tot den dood toe getrouw te blijven. Alzoo hoop ik, alzoo zij het.
NA DE H. COMMUNIE.
Oefenin!; en Bede.
O mijne ziel! wat doet gij nu ? gij moogt geen oo-genblik tijds verliezen, want het is kostbaar, omdat gij nu gemakkelijk alle genaden, om welke gij bidt, bekomen kunt.— Ziet gij niet, hoe liefderijk de eeuwige Vader u nu aanschouwt, daar hij in aw hart zijnen beminden Zoon, het voorwerp zijner teederste liefde, ziet ? Verwerp dan alle andere gedachten; wek uw geloof op; vergroot uw hart, en vraag al gij wat wilt. Hoort gij niet dat Jesus zelf tot u zegt: Wat wilt gij dat ik u doe? zeg, geliefde ziel, wat begeert gij van mij ? Ik ben in uw hart gekomen om u rijk en gelukkig te maken, vraag vol vertrouwen, en gij zult alles bekomen, wat gij verlangt. O mijn allerzoetste Jesus! dewijl gij dan in mijn hart gekomen zijt.om uwe genade te geven; dewijl gij wenscht, dat ik daarom bidde, zie, ik verlang niet do goederen dezer wereld; ik wensch noch rijkdom, noch eer, uoeh aardsche vreugde; maar geef mij , bid ik u, eene groote droefheid over het misnoegen, dat ik u veroorzaakt heb, en laat mij kennen, hoe ijdel de wereld is, en hoe zeer gij onze liefde verdient. Verander dit hart; bewaar het van alle gehechtheid aan aardsche dingen; geef, dat het in alles uw welbehagen zoeke. Ja, mijn Jesus! dat het u altijd ver-heuge,en het niets anders verlange dan uwe heilige liefde. Geef mij een nieuw hart, o mijn God!
Ik verdien niet, dat mijn gebed verhoord worde; maar gij, mijn allerzoetste Jesus! die nu in mijn hart
57
58 OEFENINGEN NA DE H. COMMUNIE.
woont, gij hebt dit voor mij verdiend; ik bid, om uwe verdiensten, om die van uwe H. Moeder, en om de liefde, die gij uwen hemelschen Vader toedraagt, verhoor mijn gebed.
Laat ons hier een weinig stil blijven en Jesus bidden om eenige bijzondere genaden voor ons, voor onze bloedverwanten , vrienden, weldoeners, enz. Laat ons ook de zondaars en de zielen des vagevuars niet vergeten.
Eeuwige Vader, .lesus Christus zelf heeft ons gezegd: „ Voorwaar, ik zeg u, zoo gij den Vader iets in mijnen naam zult vragen, zal hij het u geven.quot; (Joan. 16.) Verhoor mij dan uit liefde tot dezen uwen goddelijken Zoon, die nu in mijn hart woont, en geef mij, wat ik gevraagd heb.
Mijne zoete liefde, Jesus en Maria! voor u wil ik leven en sterven, maak dat ik geheel aan u, en nooit meer aan mij zeiven zij.
51
Z
s
s! u
SI
u
GODVKXJCHTIOE OEFJSNINGEN
TOT HET ALLERHEILIGSTE
die voor en na de H. Communie, gedurende de H. Mis, de Vespers en het Lof dienen kunnen.
l LIEFDEZUCHTEN
fii
\'j:
P! u
Jcsns Clirislus in lid allorii. Sarraineiil.
„Gaat uit, gij locliters van Sion en aanschouwt den Koning Salomon met de kroon, waarmede zijne T moeder hem op den dag zijner bruiloft gekroond heeft.quot; fli (Hoogl. 3.) O gij, dochters der genade, gij, godminnen-_j de zielen, gaat uit en verlaat de duisternissen der u, aarde, aanschouwt uwen Jesus met doornen gekroond, met eene kroon van verachting en smart, waarmede u hem zijne moeder, de goddelooze Synagoge, op den 11 dag zijner bruiloft, dat is, op den dag van zijnen jf dood kroonde en waardoor hij met onze zielen aan het kruis in verbond trad. Gaat op nieuw uit, aanschouwt hem vol liefde en goedheid, nu hij zich met u in dit Sacrament van liefde komt vereenigen.
60 OEFENINGEN
O mijn lieve Jesus! hoeveel heeft het u niet gekost, om ii met de zielen in dit allerheiligste Sacrament te kunnen vereenigen ? welken bitteren en smartelijken dood moest gij eerst niet lijden! O kom spoedig en vereenig u weder met mijne ziel. Er was, helaas! een tijd, dat zij door de zonden uwe vijandin was; maar nu wilt gij u met haar, door uwe genade vereenigen; kom, mijn goddelijke bruidegom, kom, mijn Jesus! ik wil u niet meer verraden, ik wil u voor eeuwig getrouw blijven. Gelijk eene bruid vol liefde, wil ik aan niets anders denken, dan om u te behagen. Ik wil u alleen beminnen, ik wil geheel aan u zijn, mijn Jesus! geheel, ja, geheel aan u zijn.
II.
„ Mijn welbeminde is aan mij gelijk een mirtenboschje. (Hoogl. I. 12.) Wanneer een mirtenboschje afgesneden wordt, vloeit er een heilzaam sap uit; alzoo wilde ook onze Jesus al zijn goddelijk bloed onder de schrome-lijkste smarten vergieten , om het ons geheel tot onze zaligheid in dit brood des levens te kunnen geven.
Kom dan, o geheimvol mirtenboschje, o mijn zoete Jesus! die mij, als ik u gewond aan het kruis aanschouw, droefheid en medelijden inboezemt; maar als ik u in dit allerheiligste Sacrament ontvang, dan brengt gij mij meer vreugde bij, dan een uitgelezen druiventros aan eenen dorstige kan doen. „Mijn welbeminde is mij eene Cypres-drnif van Engadius wijnbergen.quot; (Hoogl. I. 13.) Kom dan in mijn hart, versterk en verzadig mij met uwe heilige liefde! o welke vreugde
TOT HET ALLEEH. SACRAMENT. 61
bezielt mij niet, als ik denk, dat ik nu denzelfden zoe.ten Jesus, die om mij gelukkig te maken, al zijn bloed vergoten en op het kruis voor mij heeft willen geofferd worden, in mijn hart ga ontvangen!
O mijn Jesus! laat niet toemat ik u op nieuw uit mijn hart verdrijve, dat ik u dwinge mij weder te verlaten. Ik wil u altijd beminnen, ik wil altijd met u naauw vereenigd blijven, ik wil voor eeuwig aan Jesus wezen. Jesus zal altijd aan mij ziju, ja altijd, altijd, altijd zal hij in mijn hart wonen.
III.
„Toen de koning in zijne slaapstede was, gaf mijn nardus zijnen aangeuamen geur.quot; (Hoogl. 1.11.) Als Jesus door de H. Communie in oen hart komt wonen, hoe klaar ziet en kont de ziel alsdan hare verworpenheid aan het licht, dat deze koning des hemels met zich brengt! Gelijk aan den nardus, die de onaanzienlijkste der planten is, erkent zich de ziel voor het nederigste aller schepselen; en als de ziel zich alzoo verootmoedigd heeft, o welken liefelijken geur verspreidt zij dan! en die goddelijke Koning bidt haar alsdan zich nog naauwer met hem te rereenigen.
Wilt gij alzoo, lieve ziel, dat Jesus in u wone, overweeg dan uwe nietigheid; bedenk wat gij zijt, wat gij verdient; verneder u zoo vee\' gij kunt,ver-ag uit u allen eigenwaan, die Jesus van u verwijdert, a hem verhindert tot u te komen.
Kom dan, o mijn welbeminde Zaligmaker! kom, laat mij bij het licht uwer genade mijne nietigheid, mijne
62 OEFENINGEN
ellende, mijn\' niet erkennen, opdat gij met welbehagen
in mij moogt rusten, en mij nooit meer verlaten.
IV.
„Denk goed van den Heer.quot; (Wijsh. 1.1.) Waarom zijt gij, lieve ziel, niettegenstaande de oneindige goedheid ea liefde, die uw Zaligmaker u betoont, zoo vreesachtig en zoo kleinmoedig? waarom mistrouwt gij hem? Nu gij waardig gemaakt zijt, Jesus Christus in uw hart te ontvangen, moeten uwe gevoelens aan eene zoo groote genade beantwoorden, en gij moet uw vertrouwen op de oneindige goedheid Gods, die zich geheel aan u gegeven heeft, stellen. Het is waar, schrikkelijk zijn de oordeelen Gods, maar alleen schrikkelijk voor de hoovaardigen on voor de versteende zondaars; de ootmoedigen, die bootvaardigheid doen, en die wensehen God te beminnen, oordeelt hij met barmhartigheid, en alles wat hij hun overzendt, komt uit een hart vol liefde en goedheid, zoodanig dat David de oordeelen Gods overwegende, overstroomde van vertrouwen: „ Ik heb overvloedig gehoopt in uwe oordeelen.quot; (Ps. 118.) Zij vervulden hem met vreugde en troost: „ Uwe oordeelen zijn beminnelijk.quot; (ib.) „ Ik heb uwe oordeelen overdacht, en ben getroost geworden.quot; (ib.) — O die groote God is liefdadig voor hen, die hem met liefde zoeken. „De Heer is goed voor de ziel, die hem zoektquot; (Klaagl. 4.) O hoe liefderijk behandelt God degenen, die hunnen wil aan zijnen wil zoeken te onderwerpen. „Hoe goed is de God van Israël voor hen, die opregt van harte zijn.quot;
TOT HBT ALLERH. SACEAMENT. 63
(Ps. 72.) Mijn God, mijne liefde, mijne hoop, mijn al! ik wil niets dan u, u alleen wil ik bezitten, om u te beminnen, n te behagen en altijd nwen wil te kunnen doen. Maak, dat ik u vinde, dat ik u verheuge, en dat ik u niet meer verlate. Zoo zij het. Amen.
V.
„ De stem van mijnen welbeminde klopt, doe open, nijne zuster, mijne vriendin, mijne duif, mijne on-jevlektequot; (Hoogl. 5. 3.) Ziedaar de zoete stem, die Jesus in het allerheiligste Sacrament laat hooren aan degenen, welke hem beminnen en naar hem wenschen. Open mij uw hart, lieve ziel! zegt hij, opdat ik er in ga en mij naauw met u vereenige; en alsdan zult gij door uwe gelijkvormigheid met mij, mijne zuster, door de mededeeling mijner goederen, mijne vriendin, door uwe christelijke eenvoudigheid, mijne duif, en door de zuiverheid des harten, met welke ik u versieren zal, mijne onbevlekte worden. Hij gaat voort en roept: „Doe open, want mijn hoofd is vol dauw, mijne lokken vol nachtdruppelen.quot; (Hoogl. 5.) Alsof hij zeide: Bedenk, o mijne beminde ziel! dat ik gedurende den langen nacht uws zondigen levens, toen gij in de duisternissen en dwalingen wandeldet, op u heb moeten wachten. Hier ben ik, en in plaats van met ee-nen geest te komen, om u te straffen, kom ik, in dit Sacrament, met de haren vol hemelschen dauw, om daardoor uwe onzuivere verlangens uit te dooven en het vuur mijner liefde in uw hart te ontsteken.
Kom dan, o mijn welbeminde Jesus! bewerk in mij
OEFENINGEN
alles wat gij van mij verlangt; ik verzaak alle aankleving, al wat u niet is, om geheel aan n te zijn en opdat gij mij geheel gelijkvormig maakt aan uwen heiligen wil, gelijk gij het verlangt.
VI.
„Dat mijn welbeminde in zijnen tuin kome, en de vruchten zijner appelboomen ete. (Hoogl. 5.)quot; Met deze woorden noodigt de ziel, die wenscht te communiceren , Jesus uit. Kom. mijn welbeminde, zegt zij, kom in mijn arm hart, dat heiaas! gedurendeeenen ongeluk-kigen tijd, van u is verwijderd geweest, maar nu door uwe genade bekeerd, geheel aan u is. „Dat hij kome en de vruchten zijner appelboomen ete.quot; Kom en proef zelf die deugden, die gij bij uw bezoek in mijn hart plant. Ach, mijn God! om uwe oneindige heerlijkheid, reinig mijn hart, versier het, ontvlam het door uwe liefde, en maak het zoo schoon voor uwe oogen, dat liet eene waardige woonplaats voor u worde.
VIL
„ Aan de borsten zal men u dragen.quot; (Is. 65.) Van het heilig Altaar roept do liefdevolle Jesus in het allerheiligste Sacrament de zielen toe: Komt, zegt hij, komt, drenkt u met de goddelijke melk, die ikuin dit Sacrament bereid heb; komt, het is mijn eigen bloed, dat ik u te drinken geef. O, roept de heilige Chrysostomus uit, waar vindt men wel eenen herder, die zijne schapen met eigen bloed laaft? De tee-derste moeders geven zelfs hare eigene kinderen aan
64
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 65
vreemde voedsters; maar gij, o goddelijke Herder, die van liefde tot de zielen brandt, gij wilt ons met uw eigen bloed laven. Daarom is het, dat de H. Ca-tharina van Sienna, als zij tot de H. Communie ging, een zoo groot verlangen had om zich met deze goddelijke melk te voeden, dat zij aan een kind geleek, hetwelk om de borst zijner moeder schreit. Daarom is het ook, dat de bruid der Gezangen haren welbeminde toeroept: „ Uwe borsten zijn beter dan wijn.quot; (Hoogl. 1.); waardoor zij, volgens de uitlegging der H. Vaders wilde zeggen, dat zij de mslk der genade, welke ons in dit Sacrament gegeven wordt, hooger achtte, dan al de vreugden dezer wereld, die gelijk de vreugde en vrolijkheid, welke ons de wijn geeft vergankelijk en ijdel zijn.
Dewijl gij, o mijne lieve Jesus! mij heden in de H. Communie met uw eigen blood wilt laven, zoo is het ook billijk, dat ik uit liefde tot u, alle vreugde en genoegens, die de wereld mij aanbiedt, verzaak. Ja, ik verzaak die, en beloof u, dat ik liever, met u vereenigd, alle rampen wil lijden, dan van u verwijderd, alle vreugden dezer wereld genieten. In plaats van alle genoegens, is het mij voldoende, al mijn vermaak te vinden in u te behagen; want gij verdient dat wij u zonder ophouden zoeken te behagen, wat het ook moge kosten. Geef mij, bid iku, geef mij alleen uwe liefde en uwe genade , dit is genoeg, ik ben er volkomen mede tevreden.
5
OEFENINGEN
VIII.
„Eet vrienden, drinkt, en maakt u dronken, mijne allerliefsten!quot; (Hoog. 5.) Wanneer de vrienden, dat is, da beginnenden in het geestelijk leven, die nog slechts sedert korten tijd de goddelijke vriendschap genieten, in de H. Communie het vleesch van J. C. nuttigen, doen zij dit met moeite: die, welke reeds verder in de deugd gevorderd zijn, drinken het bloed van hunnen Zaligmaker met minder moeite; maar door de allerliefsten worden de volmaakte zielen verstaan, die, dronken van de goddelijke liefde, deze wereld schijnen verlaten te hebben, dewijl zij als van zich zeiven, en van het aardsohelosgerukt, alleen leven om haren God te beminnen en hein te behagen.
Ach, mijn lieve Jesus! ik ben nog onder het getal der onvolmaakten; maar gij wilt, dat ik volmaakt worde. Om mijne verledene zonden en ondankbaarheden, behoor ik nu nog niet onder uwe allerliefsten, maar nog heden kunt gij mij met uwe liefde dronken maken. „Ons toekome uw rijk.quot; Kom, mijn allerliefste Jesus! noem mijne gansche ziel in uw bezit! bevestig mij in uw rijk; geef dat uwe liefde mij leide, dat zij alleen in mij heersche, en dat ik aan dezelve alleen gehoorzame; maak mij dronken, maak mij geheel dronken van liefde, maak dat ik mij onthechte van de schepselen, van mijne aardsche belangen , van mij zeiven, van alles, om niets meer te beminnen, dac n alleen, mijn God, mijn schat, mijn eenig goed, mijn al; dat ik naar u alleen zoeke, aan
06
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 07
u alleen denke, aan u alleen behage. Doe dit door de verdiensten van uw lijden. Om dit alleen bid ik u. o mijn Jesus! verhoor mijn gebed; dit hoop ik.
IX.
„Verkwik mij met bloemen, versterk mij met appelen, want ik kwijn van liefde.quot; (Hoogl. 2.) De ziei kwijnt van liefde, als zij, zich zelve en hare neigingen vergetende, alleen bezorgd is om door de heilige verlangens, die de bloei, en door heilige werken, die de vruchten der goddelijke liefde zijn, een middel voor hai-e liefdevolle kwaal te vinden.
O, mijn in het Sacrament verborgen God ! gij wilt dat ik geheel aan u zij: doe dan met mij volgens uwen wil; geef dat ik alles vergete wat tot uwe liefde niet behoort, vermeerder zonder ophouden in mij het verlangen, om u te behagen; doch maak ook, dat deze bloei niet altoos bloei blijve; maar geef, dat hij vruchten drage, opdat ik ook iets voor u doe en lijde, voor u, die zoo veel voor mij gedaan en geleden hebt. O mijn God, God mijner ziel, maak dat ik, eer ik sterf, u beminne, maar waarlijk beminne, dat ik zulks niet alleen met woorden, maar ook met werken toone.
X.
„Mijn welbeminde is wit en rood, uitgekozen uit duizenden.quot; (Hoogl. 5.) Wit is onze Jesus door zijne goddelijke zuiverheid, doch rood door het vuur zijner liefde. O onbevlekt Lam Gods! van liefde tot mij ontstoken , wanneer zal ik u gelijken \'i Wanrieer zal ik
68 OEFENINGEN
van liefde tot u branden, gelijk gij voor mij brandt? — Ja, nu verzaak ik alle andere liefde, en ik heb besloten u alleen, mijn God, mijn allerzoetste Jesua, mijn eenig goed, te beminnen. Weg, schepselen, wat wilt gij van mij? Gaat en zoekt de liefde van diegenen , welke naar u verlangen: ik wil niets dan God alleen ! God alleen wil ik mijn hart en aan hem alleen mijne genegenheden schenken.
XI.
„ De goedheid en menschlievendheid van God, onzen Zaligmaker, heeft zich getoond.quot; (Tit. 8.) De H. Paul us zegt, dat toen God mensoh werd, hij de wereld een bewijs zijner liefde tot den mensch gaf. Maar daar Jesus Christus in dit H. Sacrament onder ons blijft, toont hij, hoe ver de teederheid zijner liefde zich tot ons uitstrekt; want schijnt het niet eene dwaasheid, vraagt de H. Augustinus, als hij zegt; eet mijn vleesch, drinkt mijn bloed! alsof hijzeide: ziet meu-schen, om u te toonen, hoe zeer ik u bemin, wil ik, dat gij u met mijn vleesch voedt.
O heilig geloof, wie had dit ooit durven verlangen, wie zou dit zelfs ooit hebben durven denken, zoo Jesus dit zelf niet gewild en uitgevoerd had? Toon eenigen der leerlingen van Jesus uit zijnen eieren mond vernomen hadden, dat hij hun zijn ligchaam tot spijs wilde geven, zeiden zij dat dit al te hard was, en dat zij het niet konden hooren, noch gelooven: „ dit gezegde is hard, wie kan het hooren?quot; (Joan. 5.) En inderdaad, dewijl zij het niet wilden gelooven, ver-
tot het allerh. sacrament. 69
lieten zij hem. En het is nogtans zoo; Jesus Christus is wezenlijk, uit liefde tot ons, in het allerheiligste Sacrament tegenwoordig. En voor alles, wat Jesus voor ons gedaan heeft, verlangt hij niets dan onze liefde, gelijk de Heer eertijds aan zijn volk te kennen gaf: en nu Israël, wat vraagt de Heer uw God anders van u, dan dat gij hem bemint en uit geheel uw hart dient! (Ueut. 19.)
O mijn allerliefdewaardigste Jesus! welke groote dingen belooft en geeft gij niet aan hem, die u bemint : gij belooft hem uwe liefde: „ Ik bemin die, welke mij beminnen.quot; (Prov. 8.) Gij belooft hem uwe omhelzingen, ofschoon hij u vroeger den rug gekeerd heeft (Zach. 1.) Gij belooft hem, met den Vader en den H. Geest voor altijd in zijn hart te komen wonen: „Die mij bemint, zal van mijnen Vader bemind worden. — En wij zullen tot hem komen, en in hem wonen.quot; (Joan. 13.) O mijn Jesus! kondet gij den mensehen meer beloven, kondet gij hun meer geven, om hen tot wederliefde te bewegen ? Ik heb u verstaan, o lieve Zaligmaker! gij wilt mijne liefde. Welaan, ik bemin u uit geheel mijn hart; maar koo ik n nog niet bemin, gelijk gij het verlangt, o leer mij ubeminnen, gelijk gij wenscht van mij bemind te worden. Ja, allerzoetste Jesus! maak dat ik u beminne; geef mij wat gij beveelt, en beveel dan wat gij wilt.
XII.
„Geef geen acht, dat ik bruin ben, want de zon heeft mijne kleur veranderd. (Hoogl. l.j Het vuur
70 OEFENINGEN
mijner hartstogtcn, zegt de heilige Bruid, heeft mij ontsteld. Ook ik, lieve Jesus! moet dit van mij zeggen: „Ik ben zwart, maar schoonquot;. (Hoogl. 1.) Ja, o mijn Zaligmaker! ik ben zwart door mijne slechte werken, maar door uwe verdiensten, o zoete Jesus! ben ik schoon. In dien tijd, toen ik alleen en van n verwijderd was, was ik zwart; maar nu ik met u vereenigd ben, heeft uwe genade, uwe liefde, mij rein gemaakt. Ja, mijn Jesus , dit hoop ik, ik dank en prijs er n voor. — Sta niet toe, dat ik u nog ooit verlieze en u op nieuw hatelijk worde. Ik bemin u, o oneindige schoonheid, ik wil, dat mijne ziel altijd schoon blijve, opdat zij altijd aan uwe goddelijke oogen behage, ten einde gij haar in eeuwigheid moget beminnen.
XIII.
„Trek mij naar u, zoo zullen wij loopen op den reuk uwer zalven.quot; (Hoogl. 1.) Daar ik, lieve Jesus! zoo lang ik hier op aarde ben, mij uiet tot u kan verheffen, zoo wilt gij tot mij nederdalen, om u in dit H. Sacrament van liefde met mij te vereenigen. Trek mij dan, o mijn Heer en mijn God! trek mij geheel tot u ! ik wil u niet tot mij trekken, opdat gij mijne wenschen zoudet voldoen; neen, ik verlang, dat gij mij met uwe zoete aanlokkelijkheden geheel tot u trekket, opdat ik niets anders wensche en doe, dan wat u behaagt. Het betaamt, dat ik al mijne neigingen aan uwen heiligen wil ondenverpe. Vereenig mij geheel met u, opdat ik, aan u verbonden, verlost zij van alle aardsche genegenheden, met uwen
TOT HET AT.LKRH. SACKAMENI. 71
bijstand in den weg der deugden wandele, en in dit leven zoowel als in de vervulling van uwen heiligen wil den vrede vinde; „ Ik zal daarom in vrede slapen en rusten.quot; (Psalm. 4.)
XIV.
„Hij leidde mij in den wijnkelder, en regelde in mij do liefde.quot; (Hoogl. 2.) Door dezen wijnkelder verstaat de H. lionaventura de H. Communie, in welke de ziel, aldaar bij haren goddelijken Koning ingeleid, en met hem reeds verbonden, den wijn dor goddelijke liefde smaakt, welke het verlangen tot de schepselen verzwakt, en aan de ziel eene wel bestuurde liefde geeft. Aldaar leert men kennen, dat men zich zeiven matig, den naaste weldadig, en God, die meer dan alle schepselen verdiend bemind te worden, bovenal moet beminnen.
O mijn Koning Jesus, eenige Heer van mijn hart 1 gij ziet mij reeds in dien schoonen kelder van liefde, dat is in u zeiven, toen gij u met mij door dit Sacrament van liefde verecnigd hebt. Ja, ik gevoel het, o Jesus! gij hebt mijn hart reeds veranderd; ik bespeur in mij een heilig verlangen, hetwelk mij vrede geeft, die mij haat tegen de ongeregelde liefde inboezemt, en mij met liefde tot n, o mijn God! ontvlamt.
Nadat gij mij, o zoete Jesus! de ingangen van dezen gelukkigen kelder geopend hebt, laat ook niet meer toe, dat ik dezen nog verlate; nadat gij u met mij vereenigd hebt, ga ook niet meer van mij weg. Geef, dat, ik mij immer meer en meer van de aardsche
72 OEFENINGEN
dingen losrukke, en vereenig mij altijd meer en meer met u op deze aarde, om eens volkomen met u in den hemel verbonden te zijn, alwaar ik u openlijk zal aanschouwen, en zonder ophouden u uit al mijne krachten, de altijddurende eeuwigheid door, zal beminnen.
XV.
„Mijn welbeminde is in mijnen tuin gegaan,— om daarin te weiden en leliën te plukken.quot; (Hoogl. 6.) Wijl gij dan, o mijn allerzoetste Jesus! van uit den hemel in mijne ziel zijt nedergedaald, maak ook door uwe genade, dat gij in dezen tuin leliën en Truehten naar uw welbehagen moogt plukken. Vergeef mij, zoo ik u ooit beleedigd heb, en zoo ik u ooit heb verlaten, neem mij toch nu , daar ik vol droefheid tot u terugkom , weder aan. Geef mij de reinheid des harten, die gij van mij verlangt, geef mij de noodige kracht, om uwen heiligen wil te ver-Tullen; want alsdau zal ik u zeker behagen. Ik offer u mijne neigingen op, en wensch en wil niets anders dan u te verheugen.
XVI.
De bruid der Gezangen noemt haren welbeminde „gansch verlangenswaardig.quot;— Jesus is voor de zielen, die hem als ware bruiden beminnen, altijd verlangenswaardig, hetzij hij haar troost of droefheid overzendt, hetzij hij digt bij of verre van haar is, omdat zij weten, dat hij alles uit liefde doet, en om Tan haar bemind te worden. Behandel mij dus, o
TOT HET ALLEBH. SACRAMENT. 7li
v mijn Jesus ! gelijk het u behagelijk is; ik wil u al-
u tijd beminnen; gij kunt mij troost of lijden toezen
den, ik weet, dat alles uit uw liefdevol hart komt, en tot mijn welzijn is. „ Mijn hart is bereid, o mijn God ! mijn hart is bereid!quot; Ik heb besloten, alles, wat gij mij inboezemt met vreugde te ontvangen. „ In alle tijden zal ik den Heer loven.quot; Ja , in voor- of tegenspoed altijd, altijd wil ik u loven en beminnen , o mijn God ! Na u door mijn zonden zoo vele smarten veroorzaakt te hebben, wil ik geenen troost zoeken want ik verdien er geenen meer; neen, ik wil niets zoeken dan u te behagen. O ja, mijn Jesus! gaarne wil ik alle straffen, die gij mij moogt toezenden, lijden, indien gij slechts over mij voldaan zijt. Mijn Jesus, zoete Jesus! gij moogt verre van of digt bij mij zijn, — gij zijt mij altijd verlangenswaardig, altijd lief, ja, gij kunt mij troosten of bedroeven, ik wil u zonder op-honden beminnen, ik wil u zonder ophouden danken.
XVII.
„ Wie is deze, die daar uit de woestijn opkomt; -i overvloeijende van genoegens, rustende op haren welbe
minde ?quot; (Hoogl. S.) Welke zijn de zielen , die , sehoon zij hier nog op aarde leven de wereld toch gelijk eene woestijn aanzien, en, van de aardsche dingen onthecht , alleen in God leven, alsof er niets in de wereld ware dan God alleen; die hem alleen zoeken te behagen en, om zoo te spreken, de wereld, boven welke zij zich verheffen, reeds verlaten hebben, en de zoetheden _t, genieten, die de zielen smaken, welke aan God alleen
74 OEFENINGEN
willen toebehooren, en in hem al hare hoop stellen F
Wie zijn die getrouwe zielen anders, dan die zich menigmaal uit reine liefde met Jesus in het allerheiligste Sacrament vereenigen ! Ik ook , o mijn God! ik wensoh van die gelukkigen te zijn. Geef, door uwe genade, dat ik, van alles onthecht, geheel aan u zij. Van nu af zal de wereld voor mij eeue wildernis zijn, in welke ik, uit vrees van mij ergens aan eenig schepsel te hechten , alleen aan u wil denken, alsof gij en ik alleen in de wereld waren. In u alleen wil ik hopen, u alleen wil ik beminnen, mijn God, mijn lieve God, mijne hoop, mijne liefde, mijn al!
XVIII.
„Indien zij een muur is, zullen wij op dezelve zilveren bolwerken bouwen; is zij eene poort, zoo zullen wij ze met cederplanken versterken.quot; (Hoogl. 8. 9.) Dit doet Jesus, als hij in de heilige Communie tot eene ziel komt; hij ziet dat zij een te zwakke muur is, om tegen de hel te kunnen strijden, daarom versterkt hij haar door de kracht, die hij in dit Sacrament geeft; hij versterkt haar met zilveren bolwerken, dat is, door zijne goddelijke verlichtingen. Hij ziet, dat deze poort dreigt in te storten; daarom vernieuwt en verbetert hij haar met planken van cederhout, die kracht en duurzaamheid beduiden, omdat cederhout hard en onbederfelijk is. Hij geeft haar namelijk eene heilige vrees en eenen grooten afkeer van de schepselen. Hij verleent haar de liefde tot het gebed: heilige verlangens en bijzonder zijne goddelijke liefde.
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 75
want dit alles zijn middelen van volharding.
„Het brood versterkt het hart der nienschenquot;. Met deze woorden geeft Jesus ons te kennen , dat, gelijk het aardsohe brood het leven des ligchaams onderhoudt, het hemelsche brood, dat wij in de H. Communie ontvangen, het leven der ziel bewaart.
„Die mij eet, zal voor mij leven; die mijn vleesoii eet, en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik in hem.quot; (Joan. 6.) Dit is de zoete belofte, die Jesus dengenen doet, die hem iu hot allerheiligste Sacrament ontvangen. — Ach, mijn Jesus! wie is gebrekkiger en trouweioozor dan ik! gij weet, hoe dikwijls ik voor mijne vijanden geweken heb , hoe dikwijls zij de poort, dat is, mijnen wil ingenomen hebben en in mijn hart gedrongen zijn, en mij, door mij van uwe vriendschap te berooven. in het grootste ongeluk gedompeld hebben. Versterk mij door uwe goddelijke verlichting en door uwe kracht, opdat ik u niet meer uit mijn hart verdrijve. Mijn geliefde Jesus! indien ik u in het vervolg nog beleedigen zoude, o, laat mij dan liever nu sterven, nu ik hoop in uwe genade en met u vereenigd te zijn. Ik verzaak alle vertrouwen op mijne eigene krachten, o lieve Jesus! ik wil niet meer van u verwijderd leven. Maar zoo lang ik hier op aarde ben , kan ik van wil veranderen en u op nieuw, als vroeger, verraden. Help mij dan, o Jesus! en gij , allerheiligste Maagd Maria! help mij ook; erbarm u over mij; gij de Moeder der volharding, bekom mij van Jesus deze grootegenade, bij u zoek ik, van u hoop ik, van u verlang ik die.
OEFENINGEN
XIX.
„Ik heb gevonden, die mijne ziel bemint, ik zal liem vasthouden eu niet laten gaan.quot; (Hoogl. 3.) Zoo moet de ziel, die met Jesus Christus in het H. Sacrament veresnigd is, spreken.Schepselen, verwijdert u, gaat uit mijn hart. Een tijd lang beminde ik u, omdat ik blind was; maar nu bemin ik u niet meer, en kan u niet beminnen, omdat ik een ander, een oneindig liefdewaardiger goed dan u gevonden heb. Ik heb mijnen Jesus in mijn hart gevonden ; zijne schoonheid heeft mij met liefde ontstoken, ik heb mij na geheel en al aan dezen mijnen beminde geschonken, Jesus heeft mij voor zijn eigendom erkend, en daarom behoor ik ook niet meer aan mij zeiven toe. Vaart wel, schepselen, gij hebt geen deel meer aan mij, ik zal nooit meer aan u zijn, ik heb mij aan Jesus geschonken, ik zal immer met mijnen Jesus veree-nigd blijven. Thans behoort hij mij, en zal altijd mijn eigendom blijven ; ik zal hem houden en niet laten gaan. Nu ik Jesus in de H. Communie ontvangen heb, druk ik hem aan mijn hart; voortaan wil ik altijd door mijne liefde aan hem vereenigd blijven en niet meer toelaten, dat hij zich nog van mijn hart verwijdere.
O allerbeminnelijkste Zaligmaker! gedoog, dat ik mij zoo naauw met u vereenige, dat ik nooit meer van u kan gescheiden worden. Zie, ik druk u aan mijn hart, mijn Jesus! ik bemin u, en ik wil u beminnen , gelijk gij het verdient. Ik wil, dat al mijne blijdschap en al mijn troost zij, u te beminnen, u te
76
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 77
behagen. Gebied de schepselen, dat zij mij in vrede laten en mij niet storen; zeg hun: „ Ik bezweer u — (loet haar niet ontwaken, wekt mijne beminde niet op.quot; (Hoogl. 3.) Ach! zoo ik zelf het niet wil, kunnen de schepselen nooit in mijn hart indringen, mij storen en mij van n scheiden. Versterk dan mijnen wil, vereenig mijn arm hart met uw goddelijk hart, opdat ik alleen wille, wat gij wilt. Doe dit, o Heer! door uwe verdiensten. Amen. Alzoo hoop ik, alzoo zij het
XX.
„Waai weg, noordewind, en gij, zuidewind, kom, doorblaas overal mijnen tuin, en zijne reukwerken zullen zich verspreiden.quot; (Hoogl. 4.) Weg van mij schandelijke en verderfelijke noordewind der aardsche genegenheden; kom, o zoete en warme zuidewind der goddelijke liefde, die uit het hart van mijnen in het H. Sacrament verborgen Jesus uitgaat; doorblaas mijn arm hart, dat Jesus reeds tot zijnen lusthof verkozen heeft. Doorblaas het, en alsdan zullen nieuwe en zoete reukwerken van heilige deugden uit mij komen: o mijn teedere Jesus! gij kunt het doen, van u hoop ik het.
XXI.
„Ik heb mijne mirre en mijne reukwerken ingeza-jneld.quot; (Hoogl. 5.) Eene ziel, die Jesus ontvangen heeft, moet slechts bezorgd wezen mirre in te zamelen, opdat zij altijd den reuk dier deugden, die een gevolg der versterving zijn, verspreiden moge. „ Ik heb de honigraat met zijnen honig gegeten.quot; (Hoogl. 5, 2.)
78. OEFENINGEN
Want dn ziel, die God alleen bemint, vergenoegt zich niet met den honig; zij wil ook de honigraat, en zegt daarom aan haren Jesus: o Heer! uwe vertroostingen vergenoegen mij niet, zoo gij mij u zei ven, de bron der vertroostingen niet schenkt. De vruchten uwer liefde vergenoegen mij niet, indien gij mij u zeiven, het voorwerp mijner liefde, niet geeft. Zoo zeg ik ii dan ook, o mijne lieve Jesus! gij alleen zijt mij genoeg; ik ben bereid alle vertroostingen, die gij mij geven kunt, te ontberen, om u alleen te bezitten , o mijn God, mijn eenig goed! ik bemin u, niet om mij, neen, maar om u te behagen; gij verlangt dat ik u beminne, en gij verdient aide liefde mijner ziel, hetzij gij haar blijdschap of droefheid overzendt.
XXII.
„ In eene weide heeft hij mij geplaatst, niets zal mij daar ontbreken.quot; (Ps. 22. 2.) O mijn geliefde Jesus ! wat zoude mij kunnen ontbreken na tot deze tafel der liefde, alwaar gij mij met uw eigen vleeseh voedt, genaderd te zijn ? „ De Heer is mijn licht en mijne zaligheid, wien zal ik vreezen?quot; (Ps. 26.) Wien zou ik nog ooit kunnen vreezen, daar gij, o almagtige God! mijn licht en mijne zaligheid zijt ? Ik geef mij geheel aan u; neem mij tot uwen dienaar aan en doe dan met wat gij mij wilt; straf mij, behandel mij alsof gij zeer tegen mij vergramd waart; doe mij sterven , vernietig al wat het mijne is, ik wil niet ophouden u met Job te zeggen: „Al dooddet gij mij, wil ik toch op u hopen.quot; (Job. 13. 15.)
TOT HET ALLEE1I. SACRAMENT. 79
Indien ik maar met u blijf, indien ik u maar beminnen kan, ben ik tevreden, al behandeldet gij mij ook nog zoo hard; ja, indien gij mij vernietigdet, zou ik nog tevreden zijn, als ik u daardoor meer konde behagen.
XXIII.
„ Zie, in mijne handen heb ik u geteekend! uwe muren zijn altijd voor mijne oogen.quot; (Isai. 49. 17.) Zie, hoe zorgvuldig God voor onze ziel is, dio hij zich heeft uitverkoren: hij draagt haar in zijne handen geschreven, om haar niet te vergeten; hij voegt er bij, dat eene moeder eer haar kind vergeten zoude, dan hij eene ziel, die in staat van genade is: „ Indien zij het ook vergat, zal ik u toch niet vergeten, (Isai. 49. 15.) en uwe muren z.\'jn altijd voor mijne oogen. „ Zijn oog is op deze ziel gevestigd, om haar te verdedigen en opdat hare vijanden haar niet zouden schaden: „Heer, met het schild van uwen goeden wil hebt gij ons omringd.quot; (Ps. 5. 13.)
Onze goede God omringt ons met zijnen liefdevollen wil, die alleen op ons welzijn bedacht is, en ons van alle gevaren bevrijdt. O mijn God, o oneindige goedheid, die mij meer bemint dan iemand, en mijne zaligheid verlangt, ik geef mij geheel in uwe handen over, dat mij alle hoop ontbreke, gij zult mij toch niet verlaten. Ik weet, dat het nog groote moeite kosten zal, eer ik zoo ver gekomen zal zijn om uwen H. wil volmaakt te vervullen. „Heer wat verlangt gij van mij?quot; dit is al, wat ik u zeggen kan; zie, ik ben bereid en heb besloten, o allerzoetste Jesus!
SO OEFENINGEN
alles te doen wat u behaagt. „ Uw wil geschiede.quot; Ik. begeer niets anders te doen, dan wat gij van mij wilt. Maar help mij, want anders ben ik niet in staat het minste goed te verrigten; laat mij niet alleen kennen, wat gij van mij verlangt, maar bewerk het ook in mij. „Leer mij uwen H. wil volbrengen.quot; Maak, o eeuwige Vader, dat ik in waarheid zeggen kan, gelijk uw Jesus, toen hij nog op de aarde wandelde; „Ik doe altijd, wat mijnen Vader behaagt.quot; O mijn God! dit wensoh ik, dit begeer ik, dit hoop ik door de verdiensten van Jesns en Maria.
XXIV.
„ Mijn kind, geeft mij uw hart. (Spreuk. 24. 26.) Zie, lieve ziel, wat uw God vau u verlangt, nu hij ii bezoekt; hij wil uw hart, uwen wil. — Hij geeft zich geheel aan u, het betaamt dan ook, dat gij u zonder verdeeling aan hem geeft, en gij zorgvuldig bedacht zijt om in alles zijnen goddelijken wil te volbrengen. „Dan zal de Heer wederkeeren, en zich over u, en over al het goed, dat gij gedaan hebt, verheugen.quot; (Deut. 30.) Maak dat, als Jesus u op nieuw komt bezoeken, hij zich verblijden kan, ziende dat gij zijnen H. wil vervuld hebt.
O mijn Jesus! ik wil u behagen, vermeerder dit mijn verlangen, geef mij kracht, en doe immer met mij, wat gij wilt.
XXV.
„Wat zou ik aan mijnen wijngaard nog hebben
TOT HET ALLEB.H. SACRAMENT. 81
moeten doen, dat ik niet gedaan heb! (Isai. 5. 4.) Geef acht, lieve ziel, op hetgeen uw God u zegt; „ Wat konde ik nog voor u doen, dat ik niet gedaan heb?quot; Uit liefde tot u ben ik menseh geworden; „het Woord is Vieesch gewordenofschoon ik de Heer aller dingen ben, ben ik oen slaaf geworden: „ Hij nam de gedaante van eenen slaaf aan.quot; Ik heb zelfs, gelijk een worm in eenen duisteren stal willen geboren worden: „ Ik ben een worm en geen mensch voor u heb ik zelfs willen sterven, en dat op een met ; den vloek beladen hout: „Hij is gehoorzaam gewor-j den tot den dood toe, ja tot den dood des kruises.quot; Konde ik meer voor u doen, dan mijn leven voor u ■opofferen ? „ Eene grootere liefde dan deze dat hij zijn quot; leven voor zijne vrienden ten beste geeft, heeft nie-: mand.quot; (Joh. 15. ]3.) Doch mijne liefde heeft nog : iets grooters voor u uitgevonden: ja, mijne liefde heeft , nog meer voor u gedaan. Ik heb na mijnen dood in het H. Sacrament willen blijven, om mij geheel als voedsel aan u te geven. Zeg mij nu, wat konde ik nog meer doen, om uwe liefde te verdienen?
Mijn God en mijn Zaligmaker! gij hebt gelijk; wat kan ik er u op antwoorden. ])e woorden ontbreken mij; gij hebt mij met eene al te groote goedheid behandeld, en ik ben jegens u al te ondankbaar geweest. Ik bewonder uwe oneindige goedheid, ik zie mijne ondankbaarheid in; ach! ik werp mij voor uwe voeten neder; o miju Jesus! heb medelijden met mij, die uwe liefde met zulke groote ondankbaarheid beloond heb. Wreek u over mij, wreek u, maar niet
82 OEFENINGEN
met mij te verlaten; straf mij, maar verander mij tevens : laat niet toe, dat ik uog ooit ondankbaar zij; geef, dat ik u ten minste uit dankbaarheid beminne, en dat ik, eer ik sterf, uwe liefde met wederliefde vergelde.
„ Stel mij als een zegel op uw hart.quot; (Hoogl. 8. 7.) Vermits ik u, o mijn Jesusl mijn hart toegewijd heb, is het redelijk, dat ik u, gelijk een zegel van liefde, op hetzelve stelle, opdat gij den ingang van alle aardsehe genegenheden sluitet, en een ieder kenne, dat mijn hart aan u is, dat gij alleen er in heerscht. Maar, o Heer! wat kunt gij van mij hopen, zoo gij zelf dit ia mijne plaats niet doet? Ik kan niets anders dan u mijn hart geven, opdat gij er naar uw welgevallen mede handelt; zie, ik geef het geheel, ik heilig het u toe, ik open het u, bezit het voor altijd, ik wil er geen deel meer aan hebben. Zoo gij het bemint, zult gij het voor ubewaren. O, laat niet toe, dat ik het u nog ooit ontroove. O liefdewaardige God, o oneindige goedheid! dewijl gij zoo zeer verlangt dat ik u beminne, bid ik u, maak dat ik u beminne, maak dat ik u beminne! ik wil van nu af alleen loven om u te beminnen, en ik wil u alleen beminnen om u te verheugen. Daar gij toeh reeds een wonder gedaan hebt, door in dit H. Sacrament in. mijn hart te komen wonen, zoo doe dan nog een ander en maak, dat ik geheel aan u zij, maar gansoh en geheel onverdeeld, zoodat iets over te houden , zoodat ik bier op aarde en door de altijddurende eeuwig-
TOT HET ALLEEH. SACÏAMBUT. 83
heid zeggen kunne, dat gij de eenige Heer mijns harten, en dat gij al mijn rijkdom zijt: „God van mijn aandeel. God in eeuwigheid.quot;
O allerheiligste Maagd Maria! mijne hoop, help mij, alsdan zal ik zeker verhoord worden. Amen. Dit wensch ik, dit hoop ik, dat het zoo zij.
►amp;lt;Sgt;CK
B EZ OEKEN
AAN HET ALLERH.
EN AAN D£
toot iederen dag der maand
om ook tot voorbereiding en dankzegging bij de heilige Communie, bij de heilige Mis, of ook om gedurende de Vespers en in het Lof te gebruiken.
Het geloof leert ons, en wij mogen daaraan niet twijfelen, dat het ligohaam van Jesus Christus waarlijk onder de gedaante van brood in de geconsacreerde Hostie tegenwoordig is. Wij mogen ook niet vergeten dat Christus op onze altaren is, gelijk op eenen troon van liefde en barmhartigheid, om zijne genade uit te deelen, en dat hij dag en nacht onder ons verborgen blijft, om ons een bewijs zijner liefde te geven. Wij welen, dat de H. Kerk den heiligen Sacramentsdag met een plegtig octaaf, met uitstelling van het hoogwaardigste en met processiën voornamelijk ingesteld heeft, opdat de Christenen door hunnen eerbied, dankzeggingen en liefdebewijzen de minnelijke tegenwoordigheid en het verblijf van Jesus Christus in het
BEZOEKEN TOT HET ALLERH, SACRAMENT. 85 Altaargeheim zouden erkennen en vereeren. Maar, o God! hoe vele beleedigingen en versmadingen moest onze Zaligmaker eertijds en moet hij nog heden in dit Sacrament niet van dezelfde mensohen lijden, om wier liefde hij hier beneden op onze altaren heeft willen blijven! De Heer beklaagde er zich eens over aan zijne dienares, de Z. Margaretha Alacoque, gelijk ons de schrijver van het boek, „ over de godvruchtigheid tot het Hart van Jesus,quot; verhaalt. Op zekeren dag, als Margaretha voor het hoogwaardige Sacrament knielde, toonde haar Jesus zijn hart op eenen troon van vlammen, gekroond met droonen, en op hetzelve een kruis, en Jesus zeide haar: Aanschouw dit Hart, hetwelk de menschen zoo zeer bemint, dat het zich niet gespaard heeft, en nog bereid is zich voor hen op nieuw op te offeren: en aanschouw ook, hoe de meeste der menschen zulk eene liefde met ondankbaarheid beloonen, en hoe zij mij met laauwheid, oneerbiedigheden , heiligschendiugen en verachtingen in dit Sacrament van liefde bejegenen; doch dit is mij nog het gevoeligste, dat harten, die mij toegewijd zijn, mij op zulke wijze behandelen.quot; Daarop gebood Jesus aan zuster Margaretha, dat, op den eersten vrijdag na het octaaf van het allerheiligste Sacrament, een bijzondere feestdag ingesteld wierd om zijn aanbiddelijk Hart te eeren, opdat de Jesus minnende zielen door hare aanbiddingen en liefdebewijzen, de mishandelingen, die hij in dit Sacrament te ondergaan heeft, zouden vergoeden; en de Heer beloofde de overvloedigste genade aan hen, welke hem op deze wijze zouden eoren.
86 BEZOEKEN
Dit. leert ons, dat Jesus Christus, gelijk Mj het eertijds door een\' zijner profeten gezegd heeft, zijne vreugde vindt, onder de menschen te wonen, en dat hij zich toch niet van hen kan scheiden, niettegenstaande zij hem verachten en verlaten. — Ook kunnen wij hier duidelijk zien, hoe lief zij, die hem dikwijls bezoeken, en welke hem gaarne in de kerken, alwaar hij in dit H. Sacrament tegenwoordig is, gezelschap houden, aan het hart van Jesus zijn. Christus zelf beval aan Maria Magdalena de Pazzi, hem dagelijks drie-cn-dertig malen in het allerheiligste Sacrament te bezoeken ; deze minnende bruid gehoorzaamde en gevoelde zich, gelijk de schrijver vau haar leven betuigt, zoozeer voor haren Zaligmaker ingenomen , dat zij zelf niet het ligchaam, zoo digt als \'t mogelijk was, tot het altaar zocht te naderen. Konden toch die godvruchtige zielen die zich zoo dikwijls met Jesus in het Sacrament onderhouden, in mijne plaats spreken, zij zouden ons zeggen, welke genaden , welke verlichtingen, welke vlammen van liefde haar aldaar gegeven worden, welk geluk zij in de tegenwoordigheid van haren in het H. Sacrament verborgen God genieten.
Toen dc vrome dienaar Gods, de eerwaardige Pater Lodewijk La Nuza, vermaarde missionaris in Sicilië, nog als jongeling in de wereld leefde, was hij met eene zoo groote liefde tot Jesus bezield, dat het scheen, dat hij om den troost, welken hij in de tegenwoordigheid van zijnen zoeten Zaligmaker genoot, zich niet meer van hem kon verwijderen. Men zegt van hem, dat toen
TOT HET ALLERH. SACBAMENT. 87
zijn biechtvader liem verboden had langer dan een uur voor het allerheiligste Sacrament te blijven, men bemerken kon, welk geweld hij zich moest aandoen om, als het uur voorbij was, te gehoorzamen, en zich van het Hart van Jesus los te rukken, even als een kind, dat men juist dan, wanneer het zich met gretigheid heeft begonnen te laven, uit de armen zijner moeder wegrukt; en dan, eer hij de kerk verliet, bleef hij nog eenigen tijd staan, en zijne oogen op het altaar gevestigd houdende, verdubbelde hij zijne kniebuigingen, zoodat hij duidelijk te kennen gaf, welke moeite het hem kostte, zich uit de zoete tegenwoordigheid van zijnen lieven Josus te verwijderen. Men had aan den H. Aloysius van Gonzagua moeien bevelen niet zoo lang voor het allerheiligste Sacrament te blijven; maarzoo dikwijls hij er toen voorbij ging, gevoelde hij zich gedwongen te blijven staan, en konde er zich niet dan met geweld van afrukken. „Ga van mij, o Heer! ga van mij,quot; riep hij met eene teedere liefde uit. De H. Franeiscus Xaverius, afgemat door de vermoeijenissen en den grooten arbeid, die hij op zijne apostolische reizen in Indië uit te staan had, kwam zich verkwikken en uitrusten voor het Allerheiligste. Den dag bragt hij door met de menschen bij te staan , en den nacht met aan den voet des altaars te bidden. Zoo deed ook de H. Franeiscus Regis, die, als hij de kerk gesloten vond, nog blijde was, dat liij, knielende voor de kerkdeur, in regen en koude, van verre met zijnen Zaligmaker in het H. Sacrament kon spreken. — Da H Franciscus van Assise ging al zijne moeijelijkheden en
8S BEZOEKEN
lijden aan Josus in het allerheiligste Sacrament inede-deelen. Maar bijzonder teeder was de godsvrucht van den Koning Wenceslaus, die Jesus in het H. Sacrament zoo zeer beminde, dat hij niet alleen met zijne eigene handen het graan en de druiven verzamelde, om daarvan brood en wijn te bereiden voor de H. Mis, maar hij ging zelfs des middernaohts in den winter zijnen Jesus in de kerken bezoeken; zijne schoone ziel werd daar zoo zeer door de liefde Gods ontvlamd, dat zelfs zijn ligchaam brandde; zoodanig dat, als hij sneeuw of ijs aanraakte, deze hunne natuurlijke koude verloren. De schrijver van zijn leven verhaalt, dat als de dienstknecht, die den koning in deze nachtbezoeken vergezelde, zich eens beklaagde over zijne koude voeten s wegens de gedurige sneeuw, die zij moesten doorwaden, de koning hem beval van in zijne voetstappen te treden, hetgeen de dienaar deed en geen koude meer gevoelde.
Gij zult, beminde lezer, in deze bezoeken zelfs nog andere voorbeelden van Godminnende zielen vinden, die hier op aarde al haren troost vonden om zich met Jesus in het H. Sacrament te kunnen onderhouden: gij zult zien, dat alle Heiligen dronken geweest zijn met de teederste liefde tot deze godsvrucht; hetwelk niet te verwonderen is; want de menschen kunnen hier op aarde geene grootere vreugde, geen grooter goed dan Jesns, in het H. Sacrament vinden. — Het is zeker, dat na het gebruik der H. Sacramenten, het aanbidden van Jesus Christus in het Hoogwaardigste onder alle godvruchtige oefeningen de verhevenste, de aangenaamste aan God en do voordeeligste voor onf.
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 89
is. Welaan dan, verzuim niet langer deze godsvrucht te beoefenen; verwijder u van het gezelschap der rnen-schen, en ga van heden af ten minste een half uur of een kwartier uurs in eene kerk, om u met Christus in het H. Sacrament te onderhouden. Beproef het maar eens, en gij zult zien, hoe zoet en voordeelig dit is. Weet, dat de tijd, dien gij met godvruchtige oefeningen voor liet allerheiligste Sacrament doorbrengt, niet beter besteed kan worden, en u in het uur des doods, ja door do gansche eeuwigheid, het meeste zal troosten. — Weet ook, dat gij in een kwartier uurs, dat gij aan den voet des altaars bidt, misschien meer wint dan door de geestelijke oefeningen, die gij gedurende den ganschen dag verrigt.
Het is waar, dat Jesus,wijl hij dit beloofd heeft, overal onze gebeden verhoort; „ Vraagt en gij zult ontvangen.quot; Maar zijn welbeminde leerling zegt ons ook, dat Christus allermeest diegenen met zijne genade verrijkt, die hem in het allerheiligste Sacrament bezoeken. De gelukzalige Henricus Suso was gewoon te zeggen, dat Christus op de altaren meer dan elders het gebed der geloovigen verhoort. Hebben dan de Heiligen hunne groote voornemens niet voor het heilig Sacrament gemaakt ? en wie weet, of gij, die dit leest, ook niet eens aan den voet das altaars een vast voornemen zult maken van u opregt aan God te schenken. Uit dankbaarheid tot mijnen, in het heilig Sacrament verborgen Jesus, moet ik bekennen, dat ik het aan de godsvrucht tot het allerheiligste Saorament, die ik zeker flaaaw en gebi-ekkig oefende, te danken
90 BEZOEKEN
heb dat ik de wereld , ia welke ik tot mijn ongeluk tot in mijn 20° jaar leefde, heb verlaten. Gelukkig zijt gij, indien gij vroeger dan ik, dit doet, en u geheel aan hem geeft, die zich geheel voor u opgeofferd heeft. Ik herhaal het, gij zult niet alleen gelukkig in de eeuwigheid wezen, maav gij zult het ook in deze wereld zijn. Geloof mij, alles is ijdelheid: feesten, schouwspelen, vergaderingen, verlustigingen zijn de vreugden dezer wereld, maar vreugden vol bitterheid eu doornen; geloof mij, want ik weet het door eigene, doch smartelijke ondervinding, en ik kan u tevens verzekeren, dat Christus aan eene ziel, die met een weinig godsvrucht voor het allerheiligste Sacrament knielt, meer troost geeft dan de wereld met al hare feesten en vermaken geven kan.
Welke zuivere vreugde gevoelt men niet, als men, met geloof voor een altaar nedergeknield, aldaar, niettegenstaande men somtijds maar weinig godsvrucht gevoelt, toch vertrouwelijk met Jesus kan spreken, met .lesus, die daar wacht om ons gebed te hooren ! Welken troost geeft het niet, hem om vergiffenis te bidden en onze noodwendigheden te kunnen verhalen, gelijk een vriend aan zijnen vriend, in welken hij al zijn vertrouwen stelt, hem zijne genade, zijne liefde, den hemel te kunnen vragen. Welk geluk, oefeningen van liefde te kunnen verwekken tot hem, die op het altaar zijnen eeuwigeu Vader voor ons bidt; die aldaar, uit liefde tot ons, brandt; ja, het is zijne liefde alleen, die hem verborgen, miskend, zelfs veracht, vreugde doet vinden om in en bij ons te blijven
TOT HET ALLEEJI, SACRAMENT. 91
Docli waartoe dienen die woorden ? Beproeft on ziet.
Wat de bezoeken tot de H. Maagd Maria aangaat; zie hier do algemeen erkende uitspraak van den H. Bernardus: „ God deelt al zijne genaden door de handen van Maria uit.quot; God wil niet, dat wij iets bezitten hetgeen door de hand van Maria tot ons niet komt. Daarom zegt 1\'. Suarez: Het is een algemeen aangenomen gevoelen der H. Kerk, dat de voorspraak van Maria niet alleen voordeelig, maar noodzakelijk is om genaden te ontvangen.— Dit gevoelen wordt zeer bekrachtigd als men bemerkt, dat de H. Kerk deze woorden der H. Schriftuur op Maria toepast: „ Bij mij is alle hoop des levens en der deugd: komt allen tot mij.quot; (Eccl. 25.) Komt allen tot mij: door mijne voorspraak moogt gij alle goederen hopen; daarom voegt zij er bij: „ Gelukkig die mij hoort en die dagelijks aan mijne deur waakt.quot; (Spreuk. 8.) Zalig hij, die zorgt van dagelijks aan mijne -deur, om mijne magtige voorspraak te kloppen; want die mij gevonden heeft, die hooft hot leven, het eeuwige leven gevonden, (ibid.) Daarom wil de H. Kerk, en met regt, dat wij Maria onze algemeene hoop noemen on begroeten: Wees gegroet, onze hoop!
De H. Bernardus, die Maria don grondslag van al onze hoop noemt, zegt dat, als wij g-onade zoeken, wij die door Maria moeten zoeken. „ Want, voegt de H. Antonius er bij, indien wij zonder de voorspraak van Maria de genade verlangen, zonden wij zonder vleugels willen vliegen, en ons gebed zoude onverhoord blijven.quot;
92 BEZOEKEN
Men leest in liet boek wederkeerige aanmoediging vanP. Auriermna, ontelbare genaden, die Maria voor diegenen, die haar dikwijls in eene kerk of voor een beeld bezochten, bekomen heeft. Men leest de menigvuldige genaden, die zij in zulke bezoeken aan den zaligen Albertus den Groote, aan den abt Rupertus, aan P. Suarez bezorgd heeft; daar lezen wij, dat de Moeder Gods hun, in hunne bezoeken, die groote kennis gaf, waardoor zij tot eene zoo hooge wijsheid en vermaardheid in de Kerk gekomen zijn. lu hetzelfde bock wordt verhaald, welke genade de Z. jongeling Joannes Berchmans, van de Sociëteit van Jesus,van Maria ontvangen heeft; hij die haar dagelijks in eene kapel van liet lloomsoli-Collegie bezocht, en daar pleg-tig alle wereldsche liefde verzaakte, om, na God, alleen Maria te beminnen. Hij schreef deze woorden ouder een harer beelden : „ Ik wil niet rusten, zoo lang ik geene teedere liefde tot mijne Moeder Maria bekomen heb.quot;
Wie kan de genaden optellen, die Maria voor den H. Bernardinus van Seneu verkregen heeft? Nog jong zijnde, ging hij dagelijks in eeue kapel, digt bij de poort der stad haar bezoeken ; hij riep zonder ophouden , dat do liefdewaardigste Maagd zijn hart veroverd had; hij noemde haar zijne welbeminde en liet zich nooit van de vreugde van haar te bezoeken, beroo-ven. Door Maria had hij de genade bekomen van de wereld te verzaken, en een zoo groote Heilige, een zoo beroemde Apostel van Italië te worden.
Tracht dan, beminde lezer, dagelijks als gij de bezoeken tot het allerheiligste Sacrament doet, ook Ma^
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 93
ria in de Kerk voor een barer beelden te bezoeken. Zoo gij deze godsvrucht met vertrouwen en liefde uitoefent, kunt gij groote dingen van deze dankbare koningin verwachten, die, volgens het zeggen van den H. Andreas van Creta , „ de kleinste dienst met de grootste daden beloont.quot;
OVBll DE GEESTELIJKE COMMUNIE.
Daar aan het einde van ieder bezoek de geestelijke communie aanbevolen is, zoo is het noodzakelijk, dat men uitlegge, waarin zij bestaat, en hoe groot het voordeel derzelve is. — Volgens den H. Thomas, bestaat de geestelijke communie iu eene brandende begeerte om Jesus in liet H. Sacrament te ontvangen, en in cene liefdevolle vereeniging met hem, alsof men hem inderdaad ontvangen had.
De Heer gaf aan zuster Paulina Meresea, stichteres van het klooster St. Catharina te Napels, te kennen,-hoe aangenaam de geestelijke Communie aan God is , en welke genade hij door dezelve uitdeelt, haar too-nende, zoo als in do beschrijving van haar leven verhaald wordt, twee vaten, het eene van goud en het andere van zilver, en zeide haar, dat in het gouden vat de sacramentele en in het zilveren de geestelijke communiën bewaard werden. Ook zeide hij aan de H. Joanna van het H. Kruis, dat, zoo dikwijls zij geestelijk communiceerde, zij dezelfde genade zoude ontvangen, als die welke haar in de sacramentele communie zoude gegeven worden. Met één woord, het is genoeg dat wij weten, dat de kerkvergadering van
94 BEZOEKEN
Trente de geestelijke coramuuie zeer aanprijst en de
geloovigen opwekt om dezelve dikwijls te doen. E
Daarom communiceren alle godvruchtige mensolien d
zonder ophouden op deze wijze. De zalige Agatha E
van het H. Kruis deed het 200 maal daags, de Z. h
Petrus Le i\'evre, eerste medegezel van den H. Igna- ■«
tins, was gewoon te zeggen, dat de geestelijke com- ^
munie een voornaam middel is, om met veel zegen t
de sacramentele communie te ontvangen. Ik ver- t
maan iedereen, die in de liefde van Jesus toenemen h
wil, van ten minste eens daags op deze wijze bij het e
bezoek van het allerheiligste Sacrament, alzoo ge- b
durende iedere Mis, te communiceren; ja het is nog e
beter zoo men dit alsdan driemaal: in het begin, in s
het midden en op het einde der Mis doet. Deze oefe- v ening is veel voordeeliger dan veel denken, en zij
is tevens zeer gemakkelijk, want, zegt de H. Joanna 1
van het H. Kruis, zonder gemediteerd, zonder ge- 1
vast te hebben, zonder verlof van zijnen biechtvader 1
kan men geestelijk communiceren, en men kan het ^
zoo dikwijls doen als men wil, dewijl er slechts eene ^
oefening van liefde toe vereisoht wordt. 1
Wijze om geestelijk te communieeren,
hetwelk men bij ieder bezoek herhaalt. c
Mijn Jesus! ik geloof dat gij in het allerheiligste lt;
Sacrament tegenwoordig zijt; ik bemin u boven al, i ik wensch u in mijn hart te ontvangen; maar daar
ik u niet wezenlijk ontvangen kan, kom ten minste i
op eene geestelijke wijze in mijn hart; ik omhels u, lt;
TOT HET ALLBRH. SACRAMENT. 97
De gravin van Feria, dat doorluchtig leerkind van Pater Avila, werd, na de orde der H. Clara ingetreden te zijn, om den langen tijd , dien zij voor het Hoogwaardigste doorbragt, de bruid van het allerheiligste Sacrament genoemd. Als men haar vroeg, wat zij toch gedurende zoo veel uren voor het Hoogwaardigste deed, antwoordde zij: Ik zou daar de ge-heele eeuwigheid willen blijven: vindt men dan in het allerheiligste Sacrament wezenlijk God niet, die het genot der gelukzaligen is! Men vraagt wat men er doet. Men bemint, men looft, men dankt, men bidt. Wat doet een arme in de tegenwoordigheid van een rijke , een kranke bij een geneesheer, een dorstige bij eene heldere bron, een hongerige aan eene welvoorziene tafel ?
O mijn liefdewaardigste, mijn zoetste, mijn allerliefste Jesus, mijn leven, mijne hoop, eenig voorwerp mijner liefde, hoeveel heeft het u niet gekost om bij ons in dit H. Sacrament te kunnen blijven? Gij hebt moeten sterven om onder ons op onze altaren te kunnen wonen. En die genade van met ons te blijven, heeft men met beleedigingen beloond; uwe liefde en uw verlangen van door ons bemind te worden, heeft er u echter niet van kunnen afschrikken. Kom dan, o mijn Jesus ! kom in mijn hart; sluit het voor die schepselen, die deel zouden willen nemen aan eene liefde, welke u alleen toekomt, en die ik n geheel wil schenken.
Heersch over mij, o zoete Zaligmaker! maak, dat ik alleen aan u zij; en zoo ik u somtijds niet spoedig gehoorzamen zou, straf mij streng om mij des te 12 7
98 BEZOEKEN
bereidwilliger te do(yi zijn, om uwen heiligen wil te volbrengen. Geef, dat ik niets anders verlange en geene andere vreugde zoeke, dan u te verheugen, u dikwijls op de altaren te bezoeken, mij met u te onderhouden en u in de H. Communie te ontvangen. Dat hij, die wil, andere goederen zoeke; ik begeer niets anders dan den grooten schat uwer liefde. U alleen zoek ik voor het altaar; geef, dat ik mij zeiven vergete om alleen aan uwe goedheid te denken. Ik benijd uwe heerlijkheid niet, o gelukzalige Serafs ! maar wel uwe liefde tot uwen en mijnen God ; o, leert mij toch wat ik doen moet, om hem zoo te beminnen, zoo te behagen!
Schietgebed. MijnJesns, u alleen wil ik beminnen, u alleen behagen.
Nu de geestelijke Communie, bladz. 94 en hierna bidt men hei volgende gehed tot Maria.
Aan Maria.
Eene andere gelukkige bron van genade voor ons is onze Moeder Maria, die volgens den H. Bernardus, zoo rijk in goederen en genade is, dat er geen menseh op aarde gevonden wordt, die daaraan geen deel heeft: „ uit hare volheid hebben wij allen ontvangen.quot;
Volgens de woorden des Engels, was Maria vol van genade: „Wees gegroet, vol van genade.quot; Hier voegde de H. Petrus Chrysologus bij, dat zij de volheid van genade niet alleen voor zich ontving, maar ook om die aan hare dienaren uit te deelen; „ niet alleen voor zich, maar om de zaligheid aan de wereld te geven, ontving Maria die genade.quot;
TOT HET ALLE11H. SACRAMENT. 99
Schietgebed. Oorzaak onzer blijdschap, bid voor ons!
Het volgende gehed tot Maria leest men dagelijks aan het einde der bezoeken, om aan hare magtige bescherming deelachtig te worden.
Allerheiligste, onbevlekte Maagd, mijne Moeder, Maria! tot u, de Moeder van mijnen Heer, de Koningin der wereld, de voorspreekster, de hoop en de verdedigster der zondaars, neem ik, de ellendigste van allen, heden mijne toevlugt. Ik keer mij tot u, o groote Koningin, en ik dank u voor al de mij be-wezene weldaden, bijzonder omdat gij mij van de straf der hel, die ik zoo dikwerf verdiend heb , hebt bewaard. Ik bemin n, o allerliefdewaardigste Koningin! en uit liefde tot u, beloof ik van u altijd te dienen en mijn best te doen, om u nog van anderen te doen beminnen. Ik stel mijn vertrouwen op u, en verwacht mijne zaligheid door uwe voorspraak. Neem mij tot uwen dienaar aan, en bewaar mij onder uwe bescherming, o Moeder van barmhartigheid! en dewijl gij zoo-magtig bij God zijt, bevrijd mij van alle bekoringen, of bekom mij ten minste de kracht, om ze tot mijnen dood toe te overwinnen. Aan u vraag ik de ware liefde totJesus,van u hoop ik eenen gelukzaligen dood. O mijne Moeder! om de liefde, die gij tot God hebt bid ik u, sta mij bij tot het laatste oogenblik mijns levens, verlaat mij niet, tot dat gij mij zalig in den hemel ziet, alwaar ik u zal danken en uwe barmhartigheid, gedurende de gansche eeuwigheid, verkondigen. Amen. Alzoo hoop ik, alzoo zij het.
BEZOEKEN
De godvruchtige pater Nieremberg zegt, dat, dewijl het brood eene spijs is, dat men nuttigen of bewaren kan, Christus op de aarde onder de gedaante van brood heeft willen blijven, om zich niet alleen door de Communie met de zielen te vereenigen, maar ook om in het Tabernakel opgesloten, bij ons, tegenwoordig te blijven, opdat wij altijd zijne liefde tot ons zouden indachtig zijn.
„Hij heeft zich zei ven vernietigd, de gedaante van eenen knecht aannemendequot;, zegt de H. Paulus. Maar wat moesten wij zeggen, als wij hem de gedaante van brood zien aannemen ? De H. Petrus van Alcantara zegt. „Geene tong is bekwaam om de grootheid der liefde van Christus tot de menschen, die in staat van genade zijn, uit te drukken. Onze zoete bruidegom, de aarde verlatende, gaf ons tot gedachtenis dit H. Sacrament, in hetwelk hij zelf onder ons verblijft, opdat zijne afwezigheid ons niet van hem scheide. Hij wilde niet, dat een enkel gedenkteeken hem in ons geheugen terug riep, maar hij heeft door zijne wezenlijke tegenwoordigheid het geheugen zijner liefde tot ons willen behouden.quot; Wijl gij dan, o mijn Jesus! hier opgesloten tegenwoordig zijt, om de gebeden der ellendigen, die bij u gehoor zoeken, te aan-hooren, zoo verhoor dan ook nu het gebed van den ondankbaarsten zondaar, die op de aarde leeft. Ik werp mij rouwmoedig voor uwe voeten neder, want ik erken, welk groot onregt ik heb begaan, toen ik
100
TOT HEI ALLERH. SACRAMENT. 101
u mishaagd heb. Ik bid u dan vooral, vergeef mij de u aangedane beleedigingen. O mijn God ! had ik u toch nooit beleedigd! Weet gij ook, waarom ik u nog bid! Zie, ik heb ingezien hoe beminnenswaardig gij zijt, en daarom bemin ik u en begeer niets anders dan u te beminnen en u te behagen; maar de krachten ontbreken mij om mijnen wensch zonder uwen bijstand uit te voeren. Laat, o almagtige God! de Heiligen in den hemel getuigen uwer almagt en uwer oneindige goedheid zijn, en maak dat ik, die ook dikwijls tegen u opgestaan ben, u waarlijk beminne! gij kunt en wilt dit doen. Voorzie in alles, wat mij ontbreekt, opdat ik u waarlijk beminne, en mijne liefdebewijzen ten minste de beleedigingen, die ik u aangedaan heb, evenaren. Mijn Jesus! ik bemin u, ik bemin umeer dan mijn leven; mijn God, mijne liefde, mijn al!
SeMetgehed. Mijn God, en mijn al!
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
Laai ons mot vertrouwen tot den troon der genade gaan, om voor den tijd van nood barmhartigheid te verwerven. L)e H. Antonius zegt: „ Die troon is Maria, door wie God al de genaden uitdeelt.quot; O aller-liefdewaardigste Koningin! gij verlangt niets meer dan de zondaars te helpen; zie, ik ben een groote zondaar, die tot u zijne toevlugt neemt: help mij derhalve, help mij spoedig!
Schietgebed. Van den H. Augustinus. Eenige toevlugt der zondaars! ontferm u mijner.
\'102 BEZOEKEN
Hier volgt het gewone gebed, bl. 99.
Igt;erfle bezoek.
„ Mijne vreugde is, onder de kinderen der mensehen te zijn.\'\' Zie, hoe Jesus, niet tevreden van uit liefde tot ons gestorven te zijn, nog na zijnen dood bij ons in het allerheiligste Sacrament heeft willen blijven. Hij verzekert ons, dat hij zijne vreugde vindt onder de menscheu te zijn. „ O mensehen, roept de H. Tere-sia uit, hoe kunt gij toch eenen God beleedigen, die u verklaart, dat hij bij u zijne vreugde vindt?quot; Jesus vindt bij ons zijne vreugde, en wij vinden geene vreugde bij Jesus! en bijzonder wij, die de eer hebben in zijn huis te wonen. Welk groot eerbewijs denkt een onderdaan niet te ontvangen, aan wien de ko-aing eene woonplaats in zijn eigen paleis aanwijst! Maar is dan dit niet het paleis van onzen Koning ? Wonen wij dan niet in dit huis met Jesus Christus? Danken wij hem dan en trekken wij ons voordeel uit de zamenleving met Jesus Christus. O mijn Heer en mijn God! zie mij voor dit altaar, op hetwelk gij dag en nacht uit liefde tot mij tegenwoordig zijt, gij, die de bron aller goederen, geneesheer aller kwalen, de grootste schat der armen zijt. Aanzie den ellendigsten aller zondaars, die zich hier voor uwe voeten werpt; ik ben zwak en smeek uw medelijden af; ontferm u mijner! Docli ik wil om mijne ellende den moed niet verliezen, want ik zie u van den hemel in dit Sacrament nederdalen, en dit alleen om mij goed te doen; ik loof u, ik dank u, ik bemin u, en zoo gij toestaan
I-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 103
wilt dat ik u om eene aalmoes bidde, hoor aan wat ik noodig heb, en neem mijne beda aan : ik wil u niet meer beleedigen, en bid u van mij licht en genade te geven, om u uit al mijne krachten te beminnen. Mijn Heer en mijn God! ik bemin u uit al mijne krachten! geef dat ik dit met waarheid en altijd hier op aarde en door de altijddurende eeuwigheid moge zeggen. Heilige Maagd Maria! mijne heilige Voorspreekster bij God! heilige Engelen des hemels, helpt mij, opdat ik mijnen allerheiligsten God beminne!
Schietgebed. Goede Herder, waar brood, Jesus, ontferm u onzer, voed ons, bescherm ons, toon u aan ons in het land der levenden.
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
„ Hare banden zijn banden van zaligheid.quot; (Eccl. 6.) De godvruchtige Belbarto zegt; „ De liefde tot Maria is eene keten, met welke wij tot de eeuwige zaligheid opklimmen.quot; Laat ons onze Koningin bidden, dat zij ons immer meer en meer aan de keten der liefde, aan het vertrouwen in hare voorspraak vastbinde.
Schietgebed. O genadige , o barmhartige, o zoete Maagd Maria!
Het gewone gebed, bl. 90.
Vierde bezoek.
„üw omgang heeft niets bitters, en uw gezelschap niets verdrietigs.quot; (Wijsh. 8.) De vrienden der wereld vinden zoo veel vermaak bij elkander, dat zij geheele
j j
I
I |
r;|
I
tót I
?!
104 BEZOEKEN
dagen verliezen door niet elkander te spreken. Hij alleen, die Jesus niet bemint, vindt verdriet bij hem in dit H. Sacrament, want de Heiligen vonden daar den hemel op aarde. De H. Teresia zeide eens aan eene harer kloosterzusters, aan welke zij na haren dood verscheen; „Wij in den hemel, en gij op de aarde moeten elkander gelijken in reinheid en liefde, wij in het genieten, en gij in het lijden; want hetgeen wij in den hemel voor de Godheid zelve doen, moet gij op aarde voor het allerheiligste Sacrament verrigten.quot; Het allerheiligste Sacrament is dus onze hemel op aarde.
O onbevlekt Lam! gij, die u voor ons aan het kruis geofferd hebt, gedenk, dat ik ook eene van die zielen ben, die gij met zoo vele smarten, ja, zelfs met uwen dood hebt afgekocht. Maak, dat ik geheel aan u zij, en sta niet toe, dat ik u nog ooit verlieze, gij, die u voor mij geleverd hebt, en die u nog dagelijks voor mij op het altaar opoffert. O Jesus! maak, dat ik geheel aan u zij, opdat gij met mij zoudet doen, wat gij wilt; ik geef u mijnen wil over, opdat gij dien met de zoete banden uwer liefde vastketent, en hij immer onderdanig zij aan uwen H. wil. Ik wil niet meer leven om mijne lusten te bevredigen, maar alleen om aan uwe goedheid te behagen. — Vernietig in mij al wat u mishaagt, en geef mij de genade om voortaan aan niets anders te denken, dan hoe ik u kan behagen, en niets anders te wenschen, dan wat gij van mij verlangt. Ik bemin u, uit geheel mijn hart, o zoete Jesus! Ik bemin u, omdat gij alleen beminnens-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 105
waardig zijt. Ik beu bedroefd, dat ik u niet bemin, gelijk gij het verdient; uit liefde tot u zou ik willen sterven! O mijn Heer! en mijn God! ontvlam iu mij het verlangen van u te beminnen: geef dat ik geheel aan u zij. Alzoo hoop ik, alzoo zij het.
Schietgebed. O heilige wil Gods ! ik offer mij geheel aan u op.
Be (jeestelijke Communie, bl. 94.
A a u Maria.
„Ik ben de Moeder der schoone liefdequot;, zegt Maria ; dat is: ik ben de Moeder van die liefde, welke de zielen aan God aangenaam maakt. De M. Maria _Magdalena de Pazzi zag de allerheiligste Maagd ee-nen welriekenden balsem, die de goddelijke liefde be-teekende, uitdeelen. Door Maria alleen wordt ons de gave der goddelijke liefde gegeven; bij Maria alleen moeten wij die zoeken.
Schietgebed. Mijn Moeder, mijne hoop! maak dat ik geheel aan Jesus zij.
Het gewone gebed, bl. 99.
ViJTile bezoek.
„De musch vindt voor zich eene woning, en do tortelduif een nest, waarin zij hare jongen legt, ik vind uwe altaren, Heer der heerscharen, mijn koning en mijn God!quot; (Psalm 83.) Do musch, zegt David, vindt eene woning aan onze huizen, en de tortelduif verbergt zich in haar nest; maar gij, mijn Heer en mijn God! gij hebt uw verblijf gebouwd, en eene woon-
106 BEZOEKEN
plaats hier beneden op de altaren gevonden, opdat een ieder u vinde, en om onder ons te kunnen blijven. Waarlijk, mijn Heer en mijn God! gij bemint de mensohen al te zeer, en gij kunt niet meer doen dan gij reeds gedaan hebt, om hen tot wederliefde te bewegen. Maar maak nog, allerliefdewaardigste Jesus, dat wij ook van liefde tot u ontvlamd worden; want het betaamt immers niet, dat wij deze zoo groote liefde van onzen God mot laauwheid vergelden. Trek ons door uwe liefde tot u, laat ons altijd meer en meer inzien hoe liefdewaardig gij zijt.
O oneindige Majesteit, o oneindige goedheid, gij hebt de menschen zoo zeer bemind; gij hebt zoo veel gedaan om door ons bemind te worden! hoe is het dan mogelijk, dat er zoo weinigen zijn, die u beminnen? Ik wil niet meer, zoo als vroeger, onder het ongelukkig getal dezer ondankbaren zijn; ik heb vast besloten u uit al mijne krachten te beminnen, en niets te beminnen dan u; gij verdient het, gij beveelt het mij zoo dringend; ik wil uwen wil vervullen; bewerk, o God mijns harten ! dat ik dit volmaaktelijk doe; ik bid er u om door de verdiensten van uw lijden, en ik hoop dat gij mijne bede zult verhooren. Geef de goederen dezer wereld aan hen, die ze wensohen, ik wenseh en zoek niets anders dan den grootsten schat uwer liefde. Ik bemin u, o oneindige goedheid! gij zijt al mijn rijkdom, al mijn welbehagen, al mijne liefde.
Schietgebed. Mijn Jesus! gij hebt u geheel aan mij gegeven, ik wil mij ook geheel aan u overgeven.
De geestelijke Communie , bl. 94.
TOT HET ALLERII. SACHAM2NT. 107
Aan Maria.
O mijue Koningin ! de H. Bernardus noemt u „ eene veroveraarster der harten hij zegt, dat gij met uwe schoonheid en goedheid de harten rooft! ach! verover, bid ik u, ook dit mijn hart, ik geef liet u onverdeeld , opdat gij het, vereenigd met uw hart, aan God zoudet omdragen.
Schietgebed. Beminnelijke Moeder Maria, bid voor mij.
Het gewone gehed, bl. 99.
liezoek.
„Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.quot; (Luc. 12.) Jesus Christus zegt, dat men met zijne neigingen is, alwaar men denkt eenen schat te bezitten. Daarom schonken de Heiligen, die geenen anderen schat kenden noch beminden dau Jesus Christus , hun hart en al hunne neigingen aan het allerheilig-Sacrament. O mijn allerliefdewaardigste , in het heilige Sacrament verborgen Jesus! gij, die uit liefde tot mij hier dag en nacht tegenwoordig zijt, trek, bid ik u, mijn hart geheel tot u , opdat ik aan u alleen denke en niets beminne, niets wenschc, niets zoeke dan u alleen. Bewerk dit in mij om uw bitter lijden, door welks verdiensten ik op de vervulling mijner bede hoop.
O mijn Zaligmaker, mijn goddelijke Bruidegom! hoe beminnelijk zijn de teedere uitvindingen uwer liefde om de zielen te winnen ! O eeuwig Woord des Vaders ! het was niet genoeg, mensch te worden en voor
108 BEZOEKEN
ons te sterven, gij hebt zelfs in dit Sacrament bij ons als voedsel en onderpand des eeuwigen levens willen blijven ! — Nu eens verschijnt gij onder ons als een kind in eenen stal, dan als een arme in eene werkplaats , dan weder als een misdadiger op het kruis, nu als brood op een altaar. Zeg mij, o mijn Jesus ! ■wat hadt gij nog meer kunnen doen om onze liefde te winnen ! O liefdewaardige, oneindige God! wanneer zal ik eens beginnen aan eene zoo teedere liefde te beantwoorden ! Mijn Jesus ! ik wil van nu af niet meer leven dan voor u alleen, om u alleen te beminnen. Waartoe zou mij ook een langer leven dienen, zoo ik dit niet besteedde om u te beminnen , om u te behagen , u , mijn geliefde Zaligmaker! die uw leven voor mij opgeofferd hebt ? en wat zou ik ook nog anders kunnen beminnen dan u , die de schoonheid , de goedheid, de minzaamheid , de liefde zelve zijt ? Ik wil voortaan alleen leven om u te beminnen: geef, dat mijn hart bij de enkele herinnering uwer liefde, geheel aan u zij; maak dat ik , zoo ik slechts de woorden van Krib, Kruis, Sacrament hoor , terstond ontvlamd worde van verlangen om groote dingen voor u te doen, o mijn Jesus! die al te veel voor mij gedaan en geleden hebt.
Schietgebed. Geef mij de genade, o mijn Jesus! dat ik, eer ik sterf, iets voor u doe.
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
„ Ik gelijk aan eenen schoonen olijfboom in het veld.quot;
( TOT HET AIXERH. SACRAMENT. 109
Ik ben die sehoone olijfboom, zegt Maria, waaruit altijd olie Tan barmhartigheid vloeit. En daarom sta ik in het veld, opdat allen mij zien en tot mij vlugten. Laat ons met den H. Bernardus zeggen: Gedenk, o goedertierenste Maagd! dat men nooit gehoord heeft, 51 dat hij, die tot u zijne toevlugt genomen hoeft, door n is verlaten geworden. Ik zal ook die ongelukkige jy niet zijn, die door u verlaten wordt, na mijne toe-vlugt tot u genomen te hebben.
Schietgebed. O Maria ! geef mij de genade, dat ik altijd mijne toevlugt tot u neme.
quot;M Het gewone gebed, bl. 99.
Zevende bezoek.
„ Zie ik ben met u al de dagen tot aan het einde \'quot;i ■
der wereld.quot; (Matth. 28.) Onze geliefde Herder, die
zijn leven voor zijne schapen gelaten heeft, heeft zich ■l3 ook na zijnen dood niet van ons willen verwijderen. Ziet, zegt hij, geliefde schaapjes, ik blijf altijd bij u; voor u ben ik op aarde in dit Sacrament gebleven; gij vindt mij hier om u te troosten en u te helpen, zoo dikwijls als gij het verlangt, ik verlaat u niet tot het einde der wereld. Ik blijf bij u, zoo lang gij hier op aarde blijft. „ Onze goddelijke Bruidegom, zegt de H. Petrus van Alcantara, wilde gedurende zijne lange afwezigheid aan zijne bruid een gezelschap geven , om haar niet alleen te laten, en daarom * stelde hij dit Sacrament in, in hetwelk hij zelf verblijft; hij kon haar voorzeker geen beter gezelschap geven.quot;
110 BEZOEKEN
O allermildste en allerliefdewaardigste Jesus ! ik bezoek u nu voor dit altaar; maar gij vergeldt mijn bezoek met eene veel grootere liefde, als gij door de heilige Communie in mijne ziel komt. Alsdan zijt gij niet alleen in mij tegenwoordig, maar gij wordt zelfs mijne spijs, gij vereenigt u alsdan zoo naauw met mij, dat ik mot waarheid zeggen kan: „Mijn Jesus, gij zijt nu geheel aan mij !quot; Dewijl gij u dan geheel aan mij geeft, zoo betaamt hot ook , dat ik mij geheel aan u geve. Ik ben een nietige aardworm , en gij zijt een almagtige God ! o God van liefde , o liefde mijner ziel! wanneer zal ik eens niet alleen met woorden, maar inderdaad geheel de uwe ziju? Gij kunt dit bewerken door de verdiensten van uw , voor mij vergoten bloed; vermeerder in mij dit vertrouwen , en maak , dat ik , eer ik sterf, geheel aan u zij, en mij zeiven op geene wijze meer toebehoore. Verhoor dan ook nu het gebed eener ziel, die waarlijk verlangt u te beminnen. Ik wil u beminnen uit al mijne krachten, ik wil alles doen wat gij van mij verlangt, zonder voordeel, zonder troost, zonder loon dan u! ik wil u dienen uit liefde, alleen om u te behagen en om uw hart, dat mij zoo vurig bemint, te bevredigen. Mijn loon zal zijn u, o welbeminde Zoon des eeuwigen Vaders! te kunnen beminnen; ontneem mij mijne vrijheid, mijnen wil, al wat aan mij is : ontneem mij mij zeiven, en geef mij aan u ! ik bemin u, ik zoek u, ik haak naar u, ik verlang u alleen te bezitten.
Schietgebed. Mijn Jesus, maak, dat ik geheel u toebehoore.
TOT HET ALLBRH. SACRAMENT. Ill
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
O onze allerwaardigste Koningin ! de geheele Kerk begroet u : „ onze hoop.quot; Daar gij aldus de hoop van allen zijt, zoo wees ook de mijne, lie H. Bernardus noemt u den grondslag van al zijne hoop, en zegt; „ Die wanhoopt, moet nog in u hopen.quot; Ik wil u dan ook zeggen ; O Maria , gij redt hen , die wanhopen , daarom stel ik al mijn vertrouwen in u.
Schietgebed. Maria, Moeder Gods! bid Jesns voor mij.
Het gewone gebed, bl. 99.
Achtste bezoek.
Jesus zegt aan iedere ziel, die hem in het allerheiligste Sacrament bezoekt, hetgeen hij aan de bruid der Gezangen toeriep : „ Sla op , nader, mijne vriendin, mijne sohoone! en kom.quot; Ziel, die mij bezoekt, sta op, verlaat uwen ellendigen toestand , ik ben hier om met u mijne genade te verrijken ; nader , kom tot mij, gij moet mijne heerlijkheid niet vreezen , want ik heb mij in dit Sacrament geheel vernederd , om u alle vrees te benemen en om u vertrouwen in te boezemen. Mijne vriendin noem ik u, want gij zijt mijne vijandin niet. meer, gij bemint mij, en ik bemin u. Mijneschornie, mijne genade heeft u schoon gemaakt; kom, omhels mij, bid mij om al wat gij wilt, maar met een groot vertrouwen.
De H. Teresia zegt: „ Onze groote Koning heeft de gedaante van brood aangenomen, en zijne heerlijkheid verborgen, om ons moed in te boezemen, ten einde wij
112 BEZOEKEN
met een groot vertrouwen tot zijn goddelijk Hart zouden naderen.quot; Laat ons alzoo met groot vertrouwen en met eene groote liefde onzen Zaligmaker bezoeken, ons met hem vereenigen en hem om zijne genade smeeken.
Hoe groot moet mijne vreugde zijn, o eeuwig Woord voor mij mensoh geworden en hier in dit Sacrament tegenwoordig, dat ik tot u kan komen, tot mijnen God , de oneindige Majesteit, de oneindige goedheid die mijne ziel zoo zeer bemint. O , gij, zielen ! die in den hemel en op de aarde God bemint, bemint hem ook voor mij ! Mijne moeder Maria, help mij hem beminnen ; en gij, o mijn liefdewaardigste Jesus ! wees het voorwerp van al mijne liefde, wees de Heer van mijnen wil, bezit hem geheel; ik geef u mijn verstand, opdat het altoos aan uwe Godheid denke; mijn lig-chaam , opdat het mij helpe u te behagen; mijn hart, opdat het geheel aan u zij. Ik wensch, o geliefde mijner ziel, dat alle menschen de teedere liefde, die gij hun toedraagt, kennen, opdat zij voortaan alleen mogen leven om u te eeren, en u te verheugen, gelijk gij dit verlangt en verdient. Maak , dat ik ten minste nooit meer uwe oneindige schoonheid vergete. Van nu af wil ik alles doen wat mij mogelijk is om u te behagen. Ik neem voor, alles ten beste te geven wat gij van mij verlangt, welke moeite het mij koste, en al moest ik zelfs alles, ja, het loven daarom verliezen. Gelukkig ben ik , zoo ik alles verlieze om u , mijnen God, mijn grootste goed, mijne liefde, mijn al te winnen\'
Schietgebed. Jesus, mijne liefde! neem mij geheel, bezit mij geheel.
TOT HET ALLERH. SACBAMENT. 113
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
„Indien iemand klein is, dat hij tot mij kome.quot; (Spreuk. 9.) Maria roept tot alle kinderen, die geene moeder hebben , dat zij tot haar , de allerliefdewaar-digste onder al de moeders, zouden vlugten. De godvruchtige P. Nieremberg zegt: „De liefde van al do moeders is maar eene schaduw in vergelijking met-de liefde van Maria tot ieder van ons.quot; Mijne Moeder , Moeder mijner ziel, die mij bemint, en die na God meer dan iemand mijne zaligheid verlangt, toon dat gij mijne Moeder zijt.
Schietgebed. Mijne Moeder , maak dat ik altijd aan u denke !
Het gewone gebed, bl. 99.
Kelende hezocU.
De H. Joannes zegt, dat hij den Heer met eenen gouden band omgord zag. „Ik zag iemand, die den Zoon des mensehen geleek.... onder de borst omgord met eenen gouden band.quot; (Openb. 1].) Op zulke wijze is Jesus in het allerh. Sacrament des altaars tegenwoordig, zijne borst is vol van de melk der genade, die hij ons uit barmhartigheid wil mededeelen ; en gelijk aan eene moeder, die den kinderen hare borsten biedt, verwacht ons ook Jesus. „Aan de borst zal men u dragen.quot; (Isaï. 61.)
De eerwaardige Pater Alvarez, ziende Jesus in het allerh. Sacrament de handen vol van genade en zoe-12 8
114 BEZOEKEN
kende aan wien hij ze kon uitdeelen, verhaalt van de H. Catharina van Senen, dat zij, als zij het allerh. Sacrament ging ontvangen , met zulke groote vurigheid tot hetzelve naderde, dat zij aan een kind geleek, aan hetwelk de moeder hare borst aanbiedt.
O allerliefste Zoon des eeuwigen Vaders, ik erken dat gij het waardigste voorwerp mijner liefde zijt. Ik wensoh u zoo zeer te beminnen als gij het verdient, of ten minste ik verlang u zoodanig te beminnen als er op aarde eene ziel bekwaam is dit te doen. Ik weet wel dat ik , die u verraden heb en tegen u ben opgestaan , niet verdien u te beminnen en tot u te komen , gelijk ik het iu deze kerk doe: maar ik weet ook, dat gij mijne liefde zoekt, ik weet dat gij mij zegt: „ Mijn zoon, geef mij uw hart.quot; „ Gij zult den Heer uwen God, uit geheel uw hart beminnen.quot; Ik weet, dat gij alleen mijn leven verlengt en mij niet reeds lang in de hel geworpen hebt, opdat ik mij geheel aan uwe liefde schenke. Daar gij alzoo van mij nog wilt bemind worden, zoo sla nu uwe oogen op mij, o mijn God ! Hier ben ik ; ik volg u, ik geef mij aan u, ik bemin u,o mijn God! die geheel goedheid , geheel liefde zijt. Ik verkies u voor den eeni-gen koning en heer van mijn arm hart; gij wilt, dat het aan u zij, ik wil het u geven; het is koud, het veroorzaakt u een walg: maar zoo gij het aanneemt, zult gij het veranderen. Verander mij, o mijn Jesus ! verander mij, ik wil voortaan niet meer leven, gelijk ik tot nu toe geleefd heb, te weten : zoo ondankbaar en zonder liefde, niettegenstaande het oneindig getal
TOT HET ALLEBH. SACRAMENT. 115
liefdebewijzen, die gij mij gegeven hebt, en die eene oneindige wederliefde verdienen. Geef, dat ik van nu af door mijne liefde tot u mijne vorige ongetrouwheden vergoede.
SchietgeJjei. Mijn God ! mijn God ! ik wil u beminnen , ik wil u beminnen.
öe geestelijke Communie, bladz. 9é.
Aan Maria.
Maria gelijkt in alles aan haren Zoon Jesus, en daarom verheugt zich deze Moeder van barmhartigheid, als zij de ellendigen kan helpen en troosten. De begeerte van deze onze Moeder, om genade uit te deelen, is zoo groot, dat Bernardinus de Bustis van haar zegt, dat zij een grooter verlangen heeft om ons goed te doen en ons genaden uit te reiken, dan wij, om ze te ontvangen.
Schietgebed. Wees gegroet, onze hoop !
Het gewone gebed, bl. 99.
Tiende bezoek.
„ Uitzinnige wereldkinderen, zegt de ü. Augusti-nus, ellendigen, waar gaat gij heen, om uw hart tevreden te stellen ? komt tot Jesus, want hij alleen kan u de vreugde geven, die gij zoekt.quot; O mijne ziel! laat u niet tot zulk eene uitzinnigheid verleiden, zoek God alleen. Zoek een goed, waarin alle goederen zich bevinden. Wilt gij Jesus terstond vinden, zie, hij is digt bij u, zeg hem, wat gij van hem begeert, want hij is tegenwoordig om u te troosten en om u te verhooren.
116 BEZOEKEN
DeH. Teresia zegt: Het is aan iedereen niet geoorloofd met den koning te spreken; wat men tea hoogste kan hopen , is hem zijne begeerte door eenen derde mede te deelen; maar om met u, o Koning der glorie ! te spreken, ■ hebben wij geenen derden persoon noodig, gij zijt altijd bereid allen in het allerheüigste Sacrament te verhooren. Ieder die wil, vindt n altijd , en kan op het vertronwelijkst met u spreken. En indien men ook eindelijk toegang tot den koning bekomt, welke moeite kost dit niet ? De koningen geven zelden in het jaar gehoor; maar met u,o mijn God! kan men in dit Sacrament dag en nacht spreken , zoo dikwijls men wil.
O Sacrament van liefde! zoo wel in de H. Commn-nie, alsook wanneer gij enkel op onze altaren verblijft, trekt gij door uwe voorbeeldelooze liefde alle harten tot u, die, bewogen door eene zoo oneindige goedheid, van liefde tot u brandende, zonder ophouden aan n denken. Neem dan ook mijn ellendig hart gevangen; want het begeert u alleen te beminnen, en voortaan in de dienst uwer liefde te leven. Van nu af geef ik al mijne belangen, al mijne hoop, mijne neigingen, mijne ziel, mijn ligchaam, al wat ik heb, aan nwe goedheid over. Neem mij aan, o Heer! en doe dan met mij al wat u behaagt. Ik wii mij niet meer beklagen, o mijne liefde ! over uwe heilige beschikkingen ; ik weet, dat zij uit uw liefdevol hart voortkomen, en dat zij tot mijn welzijn strekken. Het is mij genoeg, dat gij hot alzoo wilt; ik onderwerp mij aan alles in tijd en eeuwigheid. Doe met mij wat u
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.
belieft, ik vereenig mij met uwen wil, die geheel heilig, geheel goed, geheel volmaakt, geheel liefdewaardig is. O wil van mijnen God! hoe lief zijt gij mij! met u vereenigd wil ik leven en sterven. Uw welbehagen is mijn behagen , ik wil, dat uwe wensehen ook mijne wensehen zijn. Mijn God, mijn iod! help mij; maak, dat ik van nu af alleen voor u leve, dat ik slechts leve om te willen wat gij wilt, om uwen allerliefdewaardigsten wil te volgen. Geef, dat, gelijk gij uit liefde tot mij gestorven en mijn voedsel geworden zijt, ik ook uit liefde tot u sterve. Ik betreur dien tijd, op welken ik, met mijnen eigen wil te volgen, u zoo zeer mishaagd heb. O wil van mijnen God, ik bemin u gelijk God zeiven, omdat gij één zijl met God. Ik bemin u uit geheel mijn hart, ik schenk mij geheel aan u.
Schietgebed. O wil van mijnen God, gij zijt het voorwerp van al mijne liefde!
T)e geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
Onze groote Koningin zegt: „ Ik heb rijkdommen bij mij, om hen, die mij beminnen, te verrijken.quot; (Spreuk. S.) Indien wij rijk in genade willen worden, zoo moeten wij Maria beminnen. Een groot dienaar Gods noemt haar de schatbewaarster der genade. Gelukkig hij, die met liefde en vertrouwen zijne toevlugt tot Maria neemt.
O mijne Moeder, mijne hoop, gij kunt mij heilig maken, ik hoop het van u.
|t: »;j,
fcri\'
% \' I\'.
117
v
1
1
I 1
11 A
114 BEZOEKEN
kende aan wien hij ze kon uitdeelen, verhaalt van de H. Catharina van Senen, dat zij, als zij het allerh. Sacrament ging ontvangen , met zulke groote vurigheid tot hetzelve naderde, dat zij aan een kind geleek, aan hetwelk de moedor hare borst aanbiedt.
O allerliefste Zoon des eeuwigen Vaders, ik erken dat gij het waardigste voorwerp mijner liefde zijt. Ik wensch u zoo zeer te beminnen als gij het verdient, of ten minste ik verlang u zoodanig te beminnen als er op aarde eene ziel bekwaam is dit te doen. Ik weet wel dat ik , die u verraden heb en tegen u ben opgestaan, niet verdien u te beminnen en tot u te komen , gelijk ik het in deze kerk doe: maar ik weet ook, dat gij mijne liefde zoekt, ik weet dat gij mij zegt: „Mijn zoon, geef mij uw hart.quot; „Gij zult den Heer uwen God, uit geheel uw hart beminnen.quot; Ik weet, dat gij alleen mijn leven verlengt en mij niet reeds lang in de hel geworpen hebt, opdat ik mij geheel aan uwe liefde schenke. Daar gij alzoo van mij nog wilt bemind worden, zoo sla nu uwe oogen op mij, o mijn God ! Hier ben ik ; ik volg u, ik geef mij aan u, ik bemin u, o mijn God! die geheel goedheid , geheel liefde zijt. Ik verkies u voor den eeni-gen koning en heer van mijn arm hart; gij wilt, dat het aan u zij, ik wil het u geven ; het is koud, het veroorzaakt u een walg: maar zoo gij het aanneemt, zult gij het veranderen. Verander mij, o mijn Jesus ! verander mij, ik wil voortaan niet meer leven, gelijk ik tot nu toe geleefd heb, te weten : zoo ondankbaar en zonder liefde, niettegenstaande het oneindig getal
I 115 ^
t • liefdebewijzeu, die gij mij gegeven hebt, en die eene
oneindige wederliefde verdienen. Geef, dat ik van nu af door mijne liefde tot u mijne vorige ongetrouwheden vergoede.
Schieigehed. Mijn God ! mijn God ! ik wil u beminnen , ik wil u beminnen.
De geestelijke Communie, bladz. 94.
J Aan Maria.
Maria gelijkt in alles aan haren Zoon Jesus, en daarom verheugt zich deze Moeder van barmhartigheid, als zij de ellendigen kan helpen en troosten. De begeerte van deze onze Moeder, om genade uit te deelen, is zoo groot, dat Bernardinus de Bustis van haar zegt, dat zij een grooter verlangen heeft om ons goed te doen en ons genaden uit te reiken, dan wij,
om ze te ontvangen.
Schietgebed. Wees gegroet , onze hoop !
Het gercone gebed, bl. 99.
Tiende bezoek.
i, „Uitzinnige wereldkinderen, zegt de H. Augusti-
i, nus, ellendigen, waar gaat gij heen, om uw hart te
vreden te stellen ? komt tot Jesus, want hij alleen kan u de vreugde geven, die gij zoekt.quot; O mijne ziel!
laat u niet tot zulk eene uitzinnigheid verleiden, zoek God alleen. Zoek een goed, waarin alle goederen zieh bevinden. Wilt gij Jesus terstond vinden, zie, hij is digt bij u, zeg hem, wat gij van hem begeert, want hij is tegenwoordig om u te troosten en om u te verhooren.
116 BEZOEKEN
DeH. Teresia zegt: Het is aan iedereen niet geoorloofd met den koning te spreken; wat men ten hoogste kan hopen , is hem zijne begeerte door eenen derde mede te deelen; maar om met u, o Koning der glorie ! te spreken, hebben wij geenen derden persoon noodig, gij zijt altijd bereid allen in het allerheiligste Sacrament te verhooren. Ieder die wil, vindt u altijd, en kan op het vertrouwelijkst met u spreken. En indien men ook eindelijk toegang tot den koning bekomt, welke moeite kost dit niet ? De koningen geven zelden in het jaar gehoor; maar met u, o mijn God! kan men in dit Sacrament dag en nacht spreken , zoo dikwijls men wil.
O Sacrament van liefde! zoo wel in de H. Communie , alsook wanneer gij enkel op onze altaren verblijft, trekt gij door uwe voorbeeldelooze liefde alle harten tot u, die, bewogen door eene zoo oneindige goedheid, van liefde tot u brandende, zonder ophouden aan u denken. Neem dan ook mijn ellendig hart gevangen; want het begeert u alleen te beminnen, en voortaan in de dienst uwer liefde te leven. Van nu af geef ik al mijne belangen, al mijne hoop, mijne neigingen, mijne ziel, mijn ligchaam, al wat ik heb, aan uwe goedheid over. Neem mij aan, o Heer! en doe dan met mij al wat u behaagt. Ik wil mij niet meer beklagen, o mijne liefde ! over uwe heilige beschikkingen ; ik weet, dat zij uit uw liefdevol hart voortkomen, en dat zij tot mijn welzijn strekken. Het is mij genoeg, dat gij het alzoo wilt; ik onderwerp mij aan alles in tijd en eeuwigheid. Doe met mij wat u
TOT HET ALLEEH. SACRAMENT. 117
belieft, ik vereenig mij met uwen wil, die geheel heilig, geheel goed, geheel volmaakt, geheel liefdewaardig is. O wil van mijnen God! hoe lief zijt gij mij! met u vereenigd wil ik leven en sterven. Uw welbehagen is mijn behagen, ik wil, dat uwe wenschen ook mijne wenschen zijn. Mijn God, mijn (iod! help mij; maak, dat ik van nu af alleen voor u leve, dat ik slechts leve om te willen wat gij wilt, om uwen allerliefdewaardigsten wil te volgen. Geef, dat, gelijk gij uit liefde tot mij gestorven en mijn voedsel geworden zijt, ik ook uit liefde tot u sterve. Ik betreur dien tijd, op welken ik, met mijnen eigen wil te volgen, u zoo zeer mishaagd heb. O wil van mijnen God, ik bemin u gelijk God zeiven, omdat gij één zijt met God. Ik bemin u uit geheel mijn hart, ik schenk mij geheel aan u.
Schietgebed. O wil van mijnen God, gij zijt het voorwerp van al mijne liefde !
J)e geestelijke Communie, bi. 94.
Aan Maria.
Onze groote Koningin zegt; „ Ik heb rijkdommen bij mij, om hen, die mij beminnen, te verrijken.quot; (Spreuk. 8.) Indien wij rijk in genade willen worden, zoo moeten wij Maria beminnen. Ben groot dienaar Gods noemt haar de schatbewaarster der genade. Gelukkig hij, die met liefde en vertrouwen zijne toevlugt tot Maria neemt.
O mijne Moeder, mijne hoop, gij kunt mij heilig maken, ik hoop het van u.
118 BEZOEKEN
Schietgebed. Allerminzaamste Moeder! bid voor ons.
Het gewone gebed, bl. 99.
Elfde bezoi\'k.
„ Laat ons zorgen, zegt de H. Teresia, ons niet van Jesus te verwijderen, en onzen lieven Herder Jesus niet uit het gezigt te verliezen, want die schapen welke zich digt bij den herder houden, worden altijd meer geliefkoosd; zij bekomen dikwijls iets van zijne eigene spijs. Valt de herder in slaap, dan verwijdert het schaap zich niet, tot dat hij ontwaakt, of tot dat het hem zelf opwekt en alsdan ontvangt het nieuwe liefkozingen.quot; O mijn in het Sacrament verborgen Zaligmaker! Zie, ik beu nu digt bij u; ik verlang niets van u dan den ijver en de volharding in uwe dienst.
Ik dank u, o heilig geloof, want gij leert en verzekert mij, dat in het allerheiligste Sacrament des Altaars, in dit hemelsche brood, geen brood, maar raijn Heer Jesus Christus, met zijne Godheid en Mensch-heid, uit liefde tot mij tegenwoordig is. Mijn Heer en mijn al, ik geloof dat gij iu het allerheiligste Sacrament tegenwoordig zijt, en alhoewel gij voor de oogen des ligchaams verborgen zijt, zoo erken ik u toch door het licht van het H. Geloof iu deze H. Hostie , als den Heer van hemel en aarde, als den Zaligmaker der wereld. O mijn allerzoetste Jesus! gelijk gij mijne hoop, mijne zaligheid, mijne sterkte, mijn troost zijt, zoo wil ik ook, dat gij alleen mijne liefde, het eenig voorwerp mijner gedachten, mijner wenschen.
TOT HET ALLEEH. SACRAMENT. 119
mijner genegenheden zijt. Het oneindig geluk, dat gij geniet en in alle eeuwigheid genieten zult, geeft mij meer vreugde dan alle goederen, die ik op aarde en in den hemel zou kunnen bezitten. Niets verheugt mij meer, dan dat gij, mijn Jesus! volkomen tevreden en oneindig gelukkig zijt. Heersch, o Heer! over mijne ziel, ik geef ze geheel aan u over, bezit ze voor altijd ; mijn wil, mijne zinnen, al de krachten mijner ziel zullen aan uwe liefde onderworpen zijn, en mij op de aarde alleen dienen om u te beminnen en uwe eer te bevorderen. Op zulke wijze leefdet gij op aards, Moeder van mijnen Jesus! O allerheiligste MariaI help mij, bekom mij die genade, dat ik van nu af leve zoo als gij, en geen ander geluk zoeke, dan dat van geheel aan God te zijn.
Schietgebed. Mijn Jesus, maak, dat ik geheel aan u z\'j, en gij geheel aan mij!
De geestelijke Communie, bi. 94.
Aan M aria.
„Gelukkig de menseh, die dagelijks aan don ingang van mijn huis waakt, en mij op den drempel mijner deur gadeslaat.quot; (Spreuk. 8.) Gelukkig hij, die bij Maria, gelijk de armen bij de deur der rijken, do genade als aalmoezen zoekt! Maar nog gelukkiger hij, die de deugden, welke hij in Maria opmerkt, vooral hare zuiverheid en ootmoedigheid, tracht na te volgen.
Schietqehed. Maria! mijne hoop! kom mij te hulp.
Het gewone gebed, bl. 99.
BEZOEKEN
Twaalfde bezoek.
„God is liefde; en die in de liefde blijft, blijft in God en God in hom.quot; (I Joan. 4.) Die Jesus bemint, blijft bij Jesus, en Jesus bij hem. „Die mij bemint, zal van mijnen Vader bemind worden, en wij zullen tot hem komen en onze woning bij hem nemen.quot; (Joan.14.)
Als de H. Philippus Nerius de heilige Teerspijs ontving, riep hij op het aanschouwen van het allerheiligste Sacrament uit; „ Ziedaar mijne liefde!quot; Zoo zou ook ieder van ons iu de tegenwoordigheid des allerheiligsten Sacraments moeten uitroepen: Ziedaar mijne liefde, ziedaar het voorwerp van al mijuf op de aarde en voor de geheele eeuwigheid! Gi o mijn Heer en mijn God! in het Evangelie gezegd, dat gij dengene bemint, die u bemint, en dat gij tot hem komen, in hem wonen en hem niet meer verlaten zult. Ik bemin u meer dan alle goederen der wereld , bemin mij dan ook, want ik acht uwe liefde meer dan al de koningrijken der aarde. Kom, woon in mijne arme ziel, en sluit u in haar op, opdat gij ze niet meer verlatet, of veeleer, opdat ik u er nooit meer uit jage; want gij verlaat ons niet, zoo wij u niet verdrijven, en gelijk ik u eertijds verdreven heb, kan ik dit nog doen. O sta niet toe, dat de wereld getuige van zulk eene ondankbaarheid, van zulk eene gruwzame boosheid zij, dat ik, dien gij op zulke bijzondere wijze begunstigd hebt, u, na zoovele aan mij bewezene genaden, wederom uit mijn hart verdrijve. Doch dit kan sresehieden. en daarom wensch ik. zoo
120
TOT HET ALLE-KH. SACRAMENT. 121
gij daarmede tevreden zijt, te sterven, opdat ik, door den dood met u vereenigd zijnde, , eeuwig met u ver-eenigd leve. Ik lioop van u, o mijn Jesus ! dat gij mijne bode zult toestaan. Ik omhels u, ik druk u aan mijn hart, maak, dat ik u altijd beminne,en dat gij nooit ophoudet mij te beminnen; ja, allerliefdewaar-digsteZaligmaker ! ik wil u eeuwig beminnen, en ik hoop, dat ik nooit meer uwe liefde zal verliezen.
Ik hoop, o God mijner ziel! dat wij elkander de altijddurende eeuwigheid door zullen beminnen.
Schietgebed. Mijn Jesus, ik wil u altijd beminnen, en altijd door u bemind worden.
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
„Wie in mij zijn werk doet, zondigt niet.quot; (Eeel. 24.) Al wie in mijne dienst getrouw blijft, zegt Maria, verzekert zich de genade der volharding: en al wie zich toelegt, dat anderen mij ook kenuen en beminnen, zal het eeuwige leven hebben. Ik beloof, zoo dikwijls ik de gelegenheid zal vinden, hetzij openlijk , hetzij in het geheim , de eer van Maria, de godvruchtigheid tot haar to bevorderen.
Schietgebed. Heilige Maagd Maria! laat toe, dat ik uwen lof verkondige.
Het getoone gebed, bl. 99.
Uprtieiidc liezovk.
„Mijne oogen en mijn hart zullen daar al de dagen zijn.quot; (III. Keg. 19.) Jesus Christus heeft deze
122 BEZOEKEN
schoone belofte in het allerheiligste Sacrament des Altaars, in hetwelk hij dag en nacht bij ons blijft, vervuld. Het zou genoeg zijn, zoo gij, o mijn Zaligmaker ! slechts bij dag, wanneer gij aanbidders vindt, die u gezelschap houden, bij ons bleeft. waarom wilt gij dan ook nog des nachts bij ons wonen, wanneer de menschen de kerken sluiten, in hunne huizen blijven en u alleen laten ? Maar ik versta u, de liefde heeft u onzen gevangene gemaakt; de groote liefde, die gij ons toedraagt, heeft u bewogen, om op aarde te blijven , om ons noch bij dag noch des nachts te verlaten.
O liefdewjiardigste Zaligmaker! zulk eene teedere liefde moest toch alle menschen bewegen, om voor de altaren bij u te blijven, tot dat men ze met geweld van u trok, en zelfs dan moesten zij ten minste hun hart en al hunne genegenheden aan een\' raensch-geworden God schenken, die hier in een tabernakel opgesloten blijft, om in onze behoeften te voorzien, om ons te beminnen, en het bezoek van de hem be-miuneuden af te wachten.
Welaan, mijn Jesus! ik wil uwe wenschen vervullen. Ik geef u mijnen wil over met al mijne genegenheden. O oneindige Majesteit van mijnen God! gij zijt niet alleen in het allerheiligste Sacrament tegenwoordig, om in het midden van ons en digt bij ons te blijven, maar voornamelijk om u aan uwe geliefde zielen te geven. Maar, mijn Zaligmaker 1 wie zou het durven wagen zich met uw Vleesch te spijzen? en wie zou kunnen toestemmen zich te verwijderen, dewijl gij alleen daarom in de heilige Hostie verborgen te-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 123
genwoordig zijt om tot ons te komen, en ons hart geheel te bezitten. Gij wilt, dat wij u ontvangen, gij wenscht u met ons te vereenigen. Kom dan, o mijn Jesus! kom, ik wensch u te ontvangen, wees de God mijner ziel en van mijnen wil; dat al wat mij toebehoort, allerliefdewaardigste Jesus! aan uwe liefde opgeofferd zij! Heersch, zegepraal over mij, vernietig en verdelg in mij, al wat het mijne en niet het uwe is. Sta niet toe, o mijne liefde! dat mijn, hart, in hetwelk na de H. Communie een God woont, zich wederom aan de schepselen vastkleve. Ik bemin u, ik wil u alleen en wel voor altijd beminnen.
Schietgebed. O mijn Jesus! trek mij tot u met de banden uwer lieide.
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
De H. Bernardus moedigt ons aan met deze woorden: Laat ons de genade zoeken, maar laat ze ons door Maria zoeken. De H. Petrus Damianus zegt van Maria, „dat zij den ganschen schat der goddelijke genade bezit.quot; Zij kan en wil ons verrijken. Zij zelve biedt ons hare dienst aan, als zij zegt: „ Die zwak is, dat hij tot mij kome.quot; (Spreuk. 7.) O allerliefdewaardigste , allerhoogste, allerbeminnelijkste Koningin! help eenen armen zondaar, die zich aan u beveelt en al zijn vertrouwen in u stelt.
Schietgebed. Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlugt, o H. Moeder Gods!
Het gewone gebed, bl. 99.
BEZOEKEN
Vrei\'tlende hczoek.
Ik hoor u, allerminzaamste Jesus! mij uit dit ïa-bernakel toeroepen: Hier is mijne rustplaats in eeuwigheid; hier zal ik wonen, dewijl ik ze gekozen heb. (Psalm 131.) Daar gij alzoo uwe woning onder ons op de altaren gekozen heht, dewijl gij in dit H. Sacrament onder ons verblijft, en gij uit liefde tot ons, hier uwe rust gevonden hebt, zoo betaamt het, dat ook onze harten zich niet meer van u verwijderen, en al hunne rust en vreugde bij u vinden. O hoe gelukkig zijt gij, minnende zielen, die in de wereld geene gelukkige, rust vindt, dan u digt bij uwen, in het H. Sacrament verborgen Jesus, te kunnen ophouden! Gelukkig ben ik, o mijn God! zoo ik van nu af geene grootero vreugde vinde, dan in uwe tegenwoordigheid te zijn en altoos aan u te denken, aan u , die in het H. Sacrament zonder ophouden aan mij en aan mijn welzijn denkt.
O mijn Heer en mijn God ! waarom heb ik zoo vele jaren verloren, in welke ik u niet beminde? Ongelukkige jaren! ik bejammer u, maar ik dank u, oneindige goedheid van mijnen God ! die mij, ondankbare, zoo langen tijd geduldig verdragen hebt. Maar waarom hebt gij u voor al mijne ondankbaarheden niet geheel van mij afgewend? ja, waarom, o mijn God! waarom! opdat ik, eindelijk door uwe barmhartigheid en liefde overwonnen, mij geheel aan u zonde schenken. Ik wil u niet langer wederstaan; ik wil niet langer ondankbaar zijn, o mijn Jesus! hel betaamt, da.
124
TOT HET ALLERTf. SACRAMENT. 125
ik u ten minste den korten tijd, die mij nog overig blijft, schenke. Ik hoop, mjjn Jesus! dat gij mij zult helpen, opdat ik geheel aan u zij. Gij hebt mij zoo zeer begunstigd, als ik van u vlugtte en uwe liefde veraehtte: hoe veel te meer zal ik nu, daar ik u zoek en verlang te beminnen, durven hopen, dat gij mij zult bijstaan. Geef mij de genade om u te beminnen, o mijn God! dewijl gij eene oneindige liefde verdient. Ik bemin u bovenal, ik bemin u meer dan mijn leven; het berouwt mij u beleedigd te hebben, o oneindige goedheid! vergeef mij en schenk mij tevens de. genade om u tot den dood toe, en gedurende de geheele eeuwigheid te beminnen. Vertoon aan de wereld dit wonder uwer almagt, dat eene zoo ondankbare ziel, als de mijne, zich bekeere, enu meer dan alle andere beminne. Verhoor mijn gebed, o Jesus! om uwe verdiensten. Ik begeer slechts, en neem mij voor, gedurende mijn geheel leven niets anders te willen. Gij, die mij dezen wensoh inboezemt, maak, dat ikhemnitvoere.
Schietgebed. Mijn Jesus! ik dank u, dat gij mij tot nu toe geduldig verdragen hebt.
De geestelijke Communie, bi. 94.
Aan Maria.
„ Niemand, zegt de H. Germanus, wordt zonder u zalig, o Maria! Niemand wordt zonder u van zijne kwalen verlost: aan niemand wordt eene gaaf toegestaan zonder u. Indien gij mij dan niet helpt, mijne Koningin! mijne hoop! zoo ben ik verloren en kan n nooit in den hemel loven noch prijzen. Maar ik weet,
126 BEZOEKEN
mijn Koningin! dat alle Heiligen zeggen, dat gij nooit iemand verlaat, die tot u zijne toevlugt neemt. Hij alleen gaat verloren, die zich tot u niet wendt. Daarom neem ik, ellendige, nu mijne toevlugt tot u, en stel in u al mijn vertrouwen.
Schietgebed van den H. Bernardus. Op Maria stel ik al mijn vertrouwen, zij is de grondslag van al mijne hoop.
Het gewone gebed, bl. 99.
Vijftiende bezoek.
„ Ik ben het vuur op de aarde komen brengen, en wat wil ik anders dan dat het brande?quot; (Luc. 12.) Pater Franoiscus Olympio, van de orde der ïheatijnen, zeide, dat niets op aarde het vuur der goddelijke liefde meer in de harten ontvlamt, dan het allerheiligste Sacrament des altaars. Daarom vertoonde zieh de Heer aan de H. Catharina van Senen in het H. Sacrament als eenen gloeijenden oven, waaruit beken der goddelijke liefde stroomden, die zich over de geheele aarde verspreidden; maar hetgeen die Heilige in de grootste verbaasdheid bragt, was, dat de menschen na zoo eene liefde van God tot hen nog leven konden, zonder van liefde te branden. Mijn Jesus! maak, dat ik van liefde tot u verteerd worde, maak, dat ik aan u alleen denke, niets wensche en zoeke dan u alleen. O hoe gelukkig zou ik zijn, indien het heilige vuur uwer liefde mij geheel verteerde, indien de aardscho genegenheden, hoe ouder ik word, immer meer ea meer in mij verminderden!
TOT HET ALLERH. SACBAMINT. 127
O goddelijk Woord, o mijn Jesus ! ik zie u uit liefde tot mij op het altaar geheel opgeofferd en als geheel vernietigd. Het is bülijk, dat gelij k gij u, als een slagtoffer van liefde, voor mij hebt willen opdragen, ik mij ook geheel voor u opoffere. Welaan, mijn Heer en mijn God! ik offer u mijne ziel op, ik offer u mij zeiven, mijnen wil, mijn leven op! Ik vereeuig dan mijn gering en arm offer, o eeuwige Vader! met het oneindige offer, dat uw Zoon en mijn Zaligmaker, Jesus Christus, u eens aan het kruis opgedragen heeft, en dat hij nog dagelijks op de altaren vernieuwt. Neem dan, om de verdiensten van Jesus, dit mijn offer aan, en geef mij de genade van het dagelijks te vernieuwen; laat mij sterven en mij volmaakt aan u opofferen! ik bid u om de genade, die gij aan zoo vele martelaars gegeven hebt, van uit liefde tot u te sterven; maar indien ik zulke genade niet waardig ben, geef ten minste^ Heer! dat ik u mijnen wil en mijn leven opoffere, met, aan uwen heiligen wil onderworpen, den dood aan te nemen, dien gij voor mij bestemd hebt. Ik wensoh deze genade, o Heer! ik wil sterven om u te ee-ren, om u te behagen; ik offer u nu mijn leven op, en ik draag u van nu af mijnen dood, welke hij ook zijn moge, en wanneer hij mij ook overkome, tot zoenoffer op.
Schietgebed. Mijn Jesus! ik wil sterven om u te behagen.
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
Gedoog, dat ik u nog eens met den H. Bernardus
I
128 BEZOEKEN
toeroepe: „ O mijne allerzoetste Koningin! gij zijt de grondslag van al mijne hoop!quot; en met den H. Joannes Damascenus: „ Op u heb ik al mijne hoop gesteld!quot; Gij moet mij, o Maria! de vergiffenis mijner zonden, de genade der volharding tot den dood toe en de bevrijding van het vagevuur bekomen. Die zalig worden, worden het door uwe voorspraak: gij moet mij derhalve zalig maken, o Maria! „dien gij wilt, zal zalig zijn zegt do H. Bonaventura. Zoo gij wilt, zal ik zeker zalig worden; want gij bekomt de zaligheid voor allen, die u aanroepen. Zie ik roep tot u en zeg;
Schietgebed. Zaligheid van hen die u aanroepen, maak mij zalig.
Het gewone gghei, bl. 99.
XoNlienilr bezoek.
Zoo de menschen in hun lijden immer hunne toevlugt tot het allerheiligste Sacrament namen, zouden zij zeker niet in zulk oenen droevigen toestand blijven als zij nu zijn. De Profeet Jeremias riep met eene klagende stem uit: „ Is er dan geen balsem in Galaad ? is er dan geen geneesheer te vinden \'f\' De berg Galaad, in Arabië, die overvloeit van welriekenden balsem, is, volgens den eerbiedwaardigen Beda, een afbeeldsel van Jesus Christus, die ons in dit Sacrament alle hulpmiddelen voor onze kwalen aanbiedt. Waarom beklaagt gij u, kinderen van Adam, schijnt onze Zaligmaker ons toe te roepen, waarom beklaagt gij u over de grootheid uwer kwalcu, daar gij in dit Sacrament den geneesheer en het hulpmiddel tegen dezelve vindt?
,.ï all ik be df he zi
u d
i i
TOT HEI ALLEBH. SACRAMENT. 129
„ Komt allen tot mij, ik zal u verkwikken.quot; — O mijn allerzoetste Jesus! met de zusters van Lazarus roep ik u toe: „Zie hij, dien gij lief hebt, is krank.quot;Ik ben de ellendige, dien gij bemint, mijue ziel is door de zonden verwond; ik kom tot u, goddelijke Geneesheer, help mij, gij kunt het, zoo gij wilt: genees mijne ziel; want ik lieb tegen u gezondigd!
Trek mij, allerliefste Jesus! met het teeder gewold uwer liefde geheel tot u, uwe liefde is mij kostbaarder dan de heerschappij over de geheele wereld. Ik begeer niets anders dan uwe liefde! ik kan u maar weinig geven; maar indien ik alle koningrijken der wereld konde bezitten, ik zou die slechts daarom willen, om ze, uit liefde tot u, te kunnen verzaken. Ja, mijn allerliefste Jesus! uit liefde tot u, verzaak ik al wat ik heb: bloedverwanten, vrienden, voldoeningen, gemak en zelfs alle geestelijke vertroostingen; ik verzaak mijne vrijheid, mijuei, wil, aan u wil ik al mijne liefde scheuken! ik bemin u, o oneindige goedheid, ik bemin u meer dan mij zeiven, en ik hoop u in alle eeuwigheid te beminnen.
Schietgebed. Mijn Jesus, ik geef mij aan u, neem mij aan.
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
Gij, o mijne Koningin! hebt zelve aau de H. Birgitta gezegd; Zoo dikwijls de mensch zondigt, indien hij met een waar verlangen van zich te beteren tot mij komt, ben ik terstond bereid hem te ontvangen; want ik zie
130 BEZOEKEN
niet op de menigte zijuer zonden, maar op de goedheid van zijnen wil. Ik weiger niet zijne wonden te verbinden en te genezen, want men noemt mij te regt; Moeder van barmhartigheid. Zoo gij mij dan kunt en verlangt te genezen, o Maria! aanzie mij, die nu tot u kom. Genees de menigvuldige wonden mijner ziel; want indien gij één woord aan uwen Zoon zegt, zal ik genezen zijn.
Schietgebed. O Maria! heb medelijden met mij.
Het gewone gebed, bl. 99.
Zeventiende bezoek.
De zielen, die beminnen, kennen geene grootere vreugde dan daar te zijn, waar zij het voorwerp hunner liefde vinden. Beminnen wij waarlijk Jesus; ziet, wij zijn in zijne tegenwoordigheid; Jesus, in het allerheiligste Sacrament, ziet en hoort ons: hebben wij hem dan niets te zeggen? Wij moeten in zijne tegenwoordigheid troost vinden; wij moeten ons verheugen over zijne glorie en over de liefde, die zoo vele aanbidders des allerheiligsten Sacraments tot Jesus gevoelen; wij moeten wensohen, dat alle mensehen Jesus in het Hoogwaardigste beminnen en hunne harten opofferen. Wij moeten hem ten minste al onze genegenheden schenken; hij moet al onze liefde, het voorwerp van al onze verlangens zijn. Pater Salesius, van de Soeietëit van Jesus, was getroost in al zijn lijden, zoo hij slechts van het allerheiligste Sacrament konde spreken, hij werd nooit moede het te bezoeken; riep men hem aan de poort, keerde hij weder naar zijne kamer, moest hij hier of daar gaan, zoo zocht hij altijd in deze ge-
TOT HET ALLEKH. SACRAMENT. 131
legenheid de bezoeken aan zijnon beminden Jesus te verdubbelen, en men bemerkte dat er bijna geen uur voorbij ging, zonder Jesus in het allerheiligste Sacrament bezocht te hebben. Daarom heeft hij ook verdiend door de handen der ketters, in het verdedigen der wezenlijke tegenwoordigheid van Christus in het allerheiligste Sacrament, te sterven.
O, hadde ik eens het geluk van op zulk eene wijze te sterven, o, konde ik ook, gelijk hij, de waarheid van een Sacrament verdedigen, door hetwelk gij, o liefdewaardigste Jesus, de grootheid uwer liefde geopenbaard hebt!
Allerzoetste Jesus! gij hebt reeds zoo vele wonderen door dit Sacrament gedaan, maak toch nu ook, dat ik geheel aan u zij; trek mij geheel tot u, gij verlangt mij geheel te bezitten en gij verdient dit maar al te zeer! Geef mij dan de kracht van u uit geheel mijn hart te beminnen; geef de goederen dezer wereld aan wien gij wilt, ik verzaak ze voor altijd, ik verlang, ik wil niets dan uwe liefde; uwe liefde, mijn Jesus! zoek ik, en ik wil nooit meer iets anders zoeken dan uwe liefde; ik bemin u, mijn allerzoetste Jesus! maak, dat ik u zonder ophouden beminne, en niets anders dan u beminne.
Schietgebed. Mijn Jesus! wanener zal ik u waarlijk beminnen ?
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
Mijne allerzoetste Koningin! hoe schoon is de naam.
132 BEZOEKEN
dien uwe geliefde dienaars u geven: „ Liefdewaardige Moeder!quot; Gij zijt waarlijk liefdewaardig, o zoete Koningin mijns harten! uwe schoonheid heeft zelfs uwen God tot u getrokken. De H. Bonaventura zegt, „ dat uw naam aan allen, die u beminnen, zoo liefelijk is, dat, als zij hem noemen, het verlangen om u te beminnen in hen opgewekt en vermeerderd wordt.quot; Het betaamt dan, o mijne liefdewaardigste Moeder! ja, het betaamt, dat ik u beminne; maar ik houd mij niet tevreden u met eene gewone liefde te beminnen, ik wensch nu, hier op de aarde, en eens in den hemel u na God meer dan alle anderen te beminnen. Zoo mijn wensch te stout is, uwe liefdewaardigheid en de bijzondere liefde, die gij mij bewezen hebt, zijn er de schuld van. Zoo gij minder liefdewaardig waart, zou ik minder verlangen u te beminnen. Neem dau mijnen wensch aan, o Maria! en tot teeken, dat gij hem met liefde aanvaard hebt, verkrijg mij van God de liefde om welke ik u bid; want hoe meer men u bemint, des te meer bemint men ook God.
Schietgebed. Mijne allerliefdewaardigste Moeder! ik bemin u.
Het gewone gehed, bi. 99.
«ehttlende bezoek.
In het dal van Josaphat zal Christus op eenen troon van heerlijkheid verschijnen; maar hier in het H. Sacrament is hij op eenen troon van liefde. Indien een koning, om aan eenen herder zijne liefde te bewijzen, in zijn dorp wilde wonen, opdat die herder hem dik-
TOT BET ALLERH. SACRAMENT. ]33
werf zou komen bezoeken, zou deze herder geen ondankbare zijn, indien hij het verlangen van zijnen koning verachtende, hem niet bezocht ? O mijn Jesus! ik versta u; ja, gij zijt uit liefde tot mij hier in het Sacrament des altaars tegenwoordig; indien het mogelijk ware, zou ik dag en nacht in uwe tegenwoordigheid blijven. Indien de Engelen in den hemel, verbaasd over uwe liefde tot hen, zich niet vermoeijen uwe heerlijkheid te aanschouwen, zoo betaamt het, dat ik, die u hier uit liefde tot mij op dit altaar zie, u ten minste zoeke te behagen, en uwe liefde eu goedheid jegens mij love en prijze. „ Ik zal voor het aan-gezigt der Engelen uwen lof zingen, ik zal u iu uwen heiligen tempel aanbidden, en om uwe barmhartigheid en waarheid zal ik uwen naam prijzen.quot;
In het H. Sacrament verborgen God! o brood der Engelen, o goddelijke spijs! ik bemin u; maar noch gij, ■och ik, zijn met mijne liefde tevreden. Gij, o mijn Jesus ! geef dat ik de schoonheid en goedheid kenne van hem , dien ik bemin, geef dat mijn hart alle aardsche genegenheden verzake en met uwe goddelijke liefde vervuld worde; gij komt dagelijks van den hemel op het altaar, opdat ik u alleen beminne, opdat ik mij geheel met u vereenige. Is het dan niet redelijk, dat ik ook van nu af op niets anders denke dan om u te beminnen, u te aanbidden, u te behagen? Ik bemin u uit geheel mijn hart; ik bemin u uit al mijne krachten ! Allerliefste Jesus ! wilt gij mijne liefde vergelden? O! ik bid n, zoo vergroot ze en maak, dat ik u altijd meer en meer beminne, dat ik altijd meer en meer verlange u te behagen.
134 BEZOEKEN
Schietgebed. Jesus, mijne liefde, geef iiiij uwe liefde.
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
Gelijk de arme kranken, door iedereen verlaten, nog in een algemeen gasthuis eene woning vinden, zoo zijn ook dc ellendigste zondaars, ofselioon door allen verlaten, toch niet zonder hulp, dewijl de barnihartig-lieid van Maria voor hen zorgt. God heeft de allerheiligste Maagd Maria aan de wereld gegeven, opdat zij, volgens het zeggen van den H. Basilius, eene toe-vlugt, een gasthuis voor do zondaars zij. „God heeft den zondaren een algemeen hospitaal geopend.quot; Daarom noemt haar ook de H. Ephrem: „ de herberg der zondaars.quot; Indien ik dan tot u, o mijne Koningin! mijne toeviugt neem, zoo kunt gij mij om mijne zonden niet wegjagen; ja, hoe ellendiger ik ben, des temeerregt heb ik op uwen bijstand; want God heeft u geschapen om de toeviugt der ellendigen te zijn. Ik wend mij dan tot u, o Maria! ik zoek eene schuilplaats onder uwe bescherming; gij zijt de toeviugt der zondaars, en dus mijne toeviugt, de hoop mijner zaligheid. Indien gij mij niet aanneemt, tot wien zal ik dan gaan ?
Schietgebed. Maria, mijne toeviugt, maak mij zalig.
Het gewone gebed, bl. 99.
bedoek.
Ieder mensch is zeer gaarne bij eenen welbeminden vriend. Zal het dan ook voor ons niet zoet zijn in dit tranendal bij den allerbesten der vrienden te blijven.
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 135
bij eenen vriend, die ons de grootste weldaden bewijzen kan, die ons zoo zeer bemint, dat hij gedurig bij ons wil blijven? — In dit allerheiligste Sacrament kunnen wij ons, zoo lang wij willen, met Jesus onderhouden; wij kunnen hem ons hart openen, hem om zijne genade bidden; wij kunnen ons in dit Sacrament geheel vertrouwelijk met den koning des hemels onderhouden.
Josef bevond zich te gelukkig, als God met zijne genade, gelijk de H. Schrift getuigt, in zijnen kerker nederdaalde om hem te troosten: „ hij daalde tot hem in den kerker neder en verliet hem niet in zijne boeijen.quot; (Wijsh. 10.) Maar hoe veel gelukkiger zijn wij, die iu deze ellendige wereld zonder ophouden onzeu menseh-geworden God bij ons hebben, hij die ons door zijne wezenlijke tegenwoordigheid, gedurende geheel ons leven, met zoo veel liefde en dankbaarheid bijstaat?
Welke troost is het niet voor eenen armen gevangene, indien een getrouwe vriend hem gezelschap houdt; hem troost, hem moed inboezemt, hem bijstaat en alle middelen zoekt om hem uit zijne ellende te trekken? Even zoo troost ons onze allerbeste vriend, Jesus Christus, die ons in dit Sacrament aanmoedigt , zeggende: „ Ziet, ik ben alle dagen bij u.quot; Ziet, ik ben alleen daarom van den hemel in uwe gevangenis nedergedaald, om u te helpen en te bewaren. Weigert mij dan niet, neen, maar vereenigt u met mij; blijft bij mij, en gij zult uwe ellende niet meer gevoelen; daarna zal ik u in mijn koningrijk leiden, alwaar ik u volkomen ïelukkisr zal maken.
136 BEZOEKEN
O God, o onbegrijpelijke liefde! wijl gij ons zulke groote bewijzen van liefde geeft, en om digter bij ons te zijn, op onze altaren wilt blijven, zoo neem ik voor, van n dikwijls te bezoeken, om, zoo\'veel ik kan, uwe zoete tegenwoordigheid, die de zaligheid der Heiligen in den hemel uitmaakt, te genieten. O, kende ik immer hier blijven om u te aanbidden, om oefeningen van liefde tot u te verwekken! Hoep mij tot u, indien ik uit laauwheid of om menigvuldige tijdelijke bezigheden zou nalaten u te komen bezoeken. Mijn allerzoetste Jesns! ontvlam in mij den vurigen wensch om dikwijls bij u, verborgen in het Sacrament te zijn! -— O minnelijke Jesus! waarom heb ik u niet altijd bemind? Waarom heb ik niet altijd getracht u te behagen?... Maar de gedachte, dat ik niet alleen in den hemel, maar zelfs hier nog op de aarde den tijd heb om u te beminnen, vertroost mij; ja mijn Jesus! ik kan u hier nog beminnen; ik heb ook vast besloten van dit oogenblik af te beginnen; ik wil 11 waarlijk beminnen. Ik bemin u, mijn hoogste goed, mijne liefde, mijn Jesus, mijn al! ik wil u uit al mijne krachten beminnen.
Schietgebed. Mijn God ! help mij om u te beminnen.
Be ijeeslelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
l)e godvruchtige Barnardus van Bnstis zegt; Zondaar, twijfel niet, maar neem met vol vertrouwen uwe toevlngt tot de magtige Koningin, in wier handen gij zeker genade en barmhartigheid zult vinden; weet
TOT HET ALLEKTI. SACRAMENT. 137
dat hare begeerte om u goed te doen, grooter is dan nw verlangen naar haren bijstand. Ik zal God zonder ophouden danken, dat hij ons Maria heeft leeren kennen. Hoe ellendig zou ik zijn, zoo ik u, o Maria! niet gekend of zoo ik u vergeten hadde; hoe slecht zou alsdan de zaak mijner zaligheid staan. Ik loof u, mijne Moeder! ik bemin u, ik vertrouw op u, ik geef mij geheel in uwe handen over.
Schietgebed. O Maria, gelukkig hij die u kent en op u vertrouwt.
Het gewone gebed, bl. 99.
inti^stf bezoek.
„ Op dien dag zal zich eene bron openen voor het huis van l)avid en voor de inwoners van .lerusalem tot afwassching der zonden.quot; (Zach. 13.) — Jesus in het H. Sacrament is die door de Profeten voorzegde bron, die voor allen open staat, in welke wij, zoo dikwijls wij willen, ouze zielen van de zonden, waarmede wij ze dagelijks bevlekken, kunnen afwasschen.
Als men eene fout begaan heeft, is het H. Sacrament het allerkrachtigste middel om ons te genezen. Daarom, o mijn Jesus! wil ik nu tot u in het H. Sacrament mijne toevlugt nemen, wetende dat de wateren dezer goddelijke bron niet alleen reinigen, maar ook Terlichten en kracht geven, om niet meer te vallen en alle moeijelijkheden verduldig te lijden, en dat zij tevens uwe liefde m ons ontsteken. Ik weet, mijn Jesus! dat gij mij daarom verwacht, en dat gij het bezoek van hou die u beminnen, met groote geuade beloont.
138 BEZOEKEN
Mijn Jesus! hier ben ik; zuiver mij van al de gebreken, die ik lieden begaan heb. Ik ben er bedroefd over, omdat zij u mishagen; geef mij de noodige kracht om niet meer te vallen; geef mij ook een groot verlangen om u te beminnen, om u vurig te beminnen. Acli! konde ik toch immer \'i uwe tegenwoordigheid blijven, gelijk uwe getrouwe dienares Maria Diaz, die ten tijde der H. Teresia loefde, en van den bisschop van Avila verlof had, om op het zangkoor van eene kerk te wonen, waar zij zonder ophouden bad voor het Hoogwaardigste, dat zij haren gebuur noemde, en die nooit beneden kwam dan om hare biecht te spreken of om de H. Communie te ontvangen.
Als de eerwaardige broeder Franeiscus van het kind Jems, ongeschoeide Carmeliet, voorbij eene kerk, waar het allerheiligste Sacrament rustte, ging, dan kon bij niet nalaten het te bezoeken , zeggende : „ Het betaamt niet, dat een vriend, die het huis van zijnen vriend voorbijgaat, daar niet intrede, ten minste om hem te groeten, en hem een woord te zeggen.quot; Hij vergenoegde zich evenwel niet met eenige woorden, maar hij bleef, zoolang het hem toegelaten was, in de tegenwoordigheid van zijnen beminden Zaligmaker.
Mijn eenig, mijn oneindig goed 1 gij hebt dit Sacrament ingesteld; gij blijft op dit altaar, opdat ik u beminne. Daarom hebt gij mij ook een hart gegeven , dat bekwaam is om u vurig te beminnen. Helaas , hoe komt het dan, dat ik u niet bemin, dat ik, ondankbare, u zoo weinig bemin? Neen, het is niet redelijk, dat een zoo liefdewaardig goed als gij
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 139
zijt, slechts weiuig bemind wordt; uwe liefde tot mij verdient maar al te zeer mijne wederliefde. Gij zijt een oneindige God, en ik ben een ellendige aardworm. Al stierf ik, al olferde ik mij uit liefde voor u op, dit alles zou toeli nog niets zijn in vergelijking van hetgeen gij vooi mij gedaan hebt; gij die uit liefde voor mij gestorven zijt, en die u nog dagelijks voor mij op het altaar opoffert. Gij wilt dat wij u vurig beminnen, ik wil uwen wil, o mijn allerzoetste Jesus! vervullen. Sta mij bij, help mij, dat ik u, mijn Jesus! beminne en altijd doe, wat gij van mij begeert.
Schietgebed. Mijn welbeminde is aan mij , en ik ben aan hem.
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
Mijne allerzoetste, mijne allerliefdewaardigste Koningin ! welk groot vertrouwen boezemt de H. Bor-nardus aan diegenen in, die tot u hunne toevlugt nemen! Hij zegt, „dat gij nooit de verdiensten van hen, die u aanroepen, onderzoekt, maar dat gij zonder uitsluiting allen, die u bidden, bijstaat.quot; Dewijl gij dan, wanneer ik u aanroep, vol liefde op mij ne-derziet, zoo hoor waarom ik u bid; ilc ben een arme zondaar, die de hel verdiend heb ; maar ik wil mij beteren, ik wil God beminnen, hem, dien ik zoo menigmaal beleedigd heb. Van nu af wil ik u dienen, hoe ellendig ik ook ben. Help dan dengene, die niet meer zich zeiven, maar u toebehoort. Hebt gij mij verstaan , o mijne Moeder Maria ? ik hoop, dat gij
140 BEZOEKEN
mij niet alleen verstaan, maar ook verhoord hebt.
Schietgebed. O Maria! ik ben de mve, maak mij zalig.
Het gewone gebed, bl. 09.
Ken m twintigste hezoek.
„Waar een dood ligehaam is, daar vergaderende sirenden.quot; (Luc. 17.)
Door dit ligehaam verstaan de Heiligen gewoonlijk Jesus Christus, en door de arenden de zielen, die zich van de wereld onthecht hebben, en zich bovea de aardsche dingen verheffen en ten hemel vliegen, aangezien zij met hare gedachten en genegenheden , zonder opliouden naar don hemel zuchten , die hier op aarde reeds hare woning geworden is. Overal, waar Christus in het H. Sacrament tegenwoordig is, vinden die zielen haar paradijs, zij vermoeijen zich nooit om bij hem te blijven.
De H. Hioronymus zegt: „ Als de arend de geur van een dood ligehaam ruikt, zoekt hij er aanstonds uaar.quot; Zoo moesten wij ook tot Christus in het H. Sacrament loopen en vliegen, want hij biedt ons in hetzelve de heilzaamste spijs voor onze ziel aan ; en daarom liepen ook de Heiligen , in dit tranendal, gelijk dorstige herten, tot deze hemelschebron. Pator Balthazar Alvarez sloeg dikwijls zijne oogen, zelfs in het midden van zijne verstrooijende bezigheden , naar de plaatsen, waar hij wist, dat het allerheiligste Sacrament rustte; hij bezocht het zonder ophouden en bleef dikwijls gansche nachten voor hetzelve ncdergeknield. Hij weende als hij dacht, dat de paleizen van de
TOT HET ALLEEH. SACRAMENT. 141
grcoteu dezer wereld vol menseheu zijn, die zouder ophouden hun hof maken bij eenen raensch, van welken zij niets dan een weinig ijdel, aardsoli goed te verwachten hebben, terwijl de kerken zoo ledig zijn, in welke nogtans de Heer van hemel en aarde, rijk in oneindige en eeuwige schatten, bij ons op eenen troon van liefde woont. Hij achtte de kloosterlingen gelukkig, omdat zij, zoo dikwijls zij willen, bij dag of des nachts, in hunne eigene huizen den grooton Heer kunnen bezoeken: een voordeel, dat de wereld-sche menschen niet hebben.
Daar gij dan, o mijn allerliefste Jesus! niettegenstaande mijne zonden, mijne ondankbaarheid en ongevoeligheid voor eeue zoo groote liefde , mij toch zoo liefderijk tot u roept, zoo wil ik om mijne ellenden den moed niet verliezen. Zie, ik kom, ik nader tot u, o! verander mij, verdrijf uit mijn hart alle liefde, die niet voor a is, alle verlangens, die u mishagen, allo gedachten|, die u niet tot voorwerp hebben. Mijn Jesus, mijne liefde, mijn al! ik wil u alleen behagen, u alleen verheugen; gij alleen verdient al mijne liefde; maak, dat ik zoo vast aan u verbonden zij, dat ik noch hier op aarde, noch in den hemel van u kunne geseheiden worden.
Schietgebed. Allerzoetste Jesus! laat. niet toe, dat ik mij ooit van u verwijdere.
I)c geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
Dionysius de Karthuizer noemt Maria; „deVoorspreekster van alle zondaars, die tot haar vlugten.quot;
142 BEZOEKEN
Daar het alzoo, o heilige Moeder Gods! uw ambt is, de grootste zondaars, die tot u vlugten, te verdedigen, zie dan ook op mij, die mij nu hier voor uwe voeten werp, en u met den H. Thomas de Villanova zeg: „ Welaan dan, o mijne allerliefste voorspreekster! vervul uw ambt en neem mij aan.quot; Het is waar, dat ik maar al te lang ontrouw geweest ben jegens mijnen God, dien ik zonder ophouden beleedigd heb, niettegenstaande de groote weldaden en menigvuldige genaden, die hij mij bewezen heeft; maar het kwaad is nu gedaan; gij kunt mij nog helpen, want God vergeeft mij, God maakt mij zalig, zoo gij hem mijn gebed opdraagt, zoo gij mij verdedigt.
Schietgebed. Mijne lieve Moeder! gij moet mij zalig maken.
Het gewone gebed, bi. 99.
Twee eii fiwiiiti^wte hoxoek.
De bruid der gezangen zocht haren welbeminde, en daar zij hem niet vond, vroeg zij: „ Hebt gij hem niet gezien, dien mijne ziel bemint?quot; (Hoogl. 18.) Christus was toen nog niet op de aarde gekomen; maar als nu eene ziel, die Jesus bemint, hem zoekt, zoo kan zij hem altijd in het allerheiligste Sacrament vinden. De eerbiedwaardige Avila was gewoon te zeggen, „dat men geen beminnelijker heiligdom vinden of wenschen kan dan eene kerk, waar het allerheiligste Sacrament rust.quot;
O oneindige liefde van mijnen God! gij verdient oneindige wederliefde! hoe is het toch mogelijk, dat
TOT HET ALLEKH. SACRAMENT. 143
gij, o mijn Jesus! u zoo diep hebt kunnen vernederen ; dat gij, om n met ons te vereenigen, onder de gedaante van brood bij ons hebt willen wonen! O vleesch geworden Woord! uwe vernedering is oneindig, omdat uwe liefde oneindig is! Hoe is het mogelijk, dat ik, wetende wat gij gedaan hebt om mijne liefde te winnen, u niet uit geheel mijn hart liefhebbe! Ik bemin u, en daarom wil ik uw welbehagen voor alle eigene voordeelen, voor alle voldoeningen, ja, voor mijnen eigenen wil stellen. Gij zijt mijne vreugde, ja, al mijn vermaak is, aan u, mijn Jesus, mijn God, mijne liefde, te behagen!
Ontsteek in mij een groot verlangen om altijd bij u, mijnen in het Sacrament verborgen God, te blijven, u te ontvangen, u gezelschap te houden. Ik zou ondankbaar zijn, indien uwe zoo zoete en minnelijke uitnoodigingen mij niet tot u trokken. Vernietig in mij, o Heer! alle neigingen tot geschapene dingen, en wees gij, o mijn Schepper! het voorwerp van mijne verlangens, van al mijne liefde. Ik bemin u, o liefdewaardigste goedheid van mijnen Jesus! en ik zoek niets dan u alleen! ik wil niets wat mij behaagt, ik wil alleen en ben met alles tevreden hetgeen n behaagt. Neem , o mijn Jesus! den goeden wil van ee-nen zondaar, die u beminnen wil, aan. Help mij met uwe genade, en maak, dat ik, die tot nu toe een ellendige dienaar des duivels geweest ben, een gelukkige dienaar uwer liefde worde.
Schietgebed. Ik bemin u, o Jesus, mijn hoogste goed! meer dan alle goederen.
144 BEZOEKEN
Be geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
Mijne zoetste Koningin, mijne liefste Moeder Maria! zie, ik heb mij tegen uwen magtigen Zoon in opstand gesteld, maar ik werp mij vol leedwezen voor uwe voeten, opdat gij voor mij vergiffenis verkrijgt. Antwoord mij niet, dat u dit onmogelijk is; want de H. Bernardus noemt n: „ Middelares der verzoening,quot; en van n moeten zij allen, die in gevaar zijn, hulp verwachten, wijl de H. Ephrem u den steun dor waggelenden noemt. O mijne Koningin! wie kan in grao-ter gevaar zijn dan ik, die mijnen God verloren heb, die zeker weet, dat ik de hel heb verdiend, en die onzeker ben of God mij vergeven heeft, en dien ik nog op nieuw kan verliezen! Maar gij kunt voor mij alles verkrijgen; van u hoop ik alle goed, de vergiffenis, de volharding, den hemel. Ik hoop eens in den hemel een van die te zijn, welke uwe barmhartigheid het moest zullen prijzen; o Maria! help mij door uwe voorspraak.
Schietgebed. In alle eeuwigheid wil ik de barmhartig-heid van Maria zingen, in alle eeuwigheid wil ik ze verkondigen. Amen.
Het gewone /jehed, bl. 99.
Drie rn bezoek.
Zeer vele Christenen vermoeijen en stellen zich aan grooto gevaren bloot om het heilige Land en de plaatsen te bezoeken, waar onze beminnelijke Zaligaaker geboren is, waar hij geleden heeft en voor ons is ge-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 145
atorven. Doch wij hebben niet noodig 200 ver te reizen , en ons aan zulke groote gevaren bloot te stellen, want dezelfde Jesus is digt bij ons, hij woont in deze kerk, slechts weinige voetstappen van ons af.
De H. Paulinus zegt: „ Indien de pelgrims zich gelukkig achten een weinig stof van de krib of van het graf van onzen Heer Jesus mede te brengen; moeten wij dan niet met eenen veel grooteren ijver het allerheiligste Sacrament, in hetwelk dezelfde Christus ligchamelijk tegenwoordig is, bezoeken, wijl wij dit zonder groote moeite of gevaar kunnen doen ?quot; Eene kloosterzuster, aan wie God eeue groote liefde tot het allerheiligste Sacrament gegeven had, schreef, onder anderen, het volgende in eenen brief: Ik erken, dat ik alle goed, wat ik bezit, aan het allerheiligste Sacrament te danken heb. Ik heb mij geheel aan mijnen , in het H. Sacrament verborgen God opgeofferd.
Ik weet, dat eene ontelbare menigte van genaden niet gegeven wordt, omdat men dezelve niet aan Jesus in het allerheiligste Sacrament gaat vragen; ik zie de groote begeerte, die onze Zaligmaker heeft om in hot H. Sacrament zijne genade uit te deelen. O groot geheim! 0 allerheiligste Hostie! waar toont God meer zijne almogendheid dan in de Hostie? In deze Hostie vindt men alles, wat God ooit voor ons gedaan heeft; wij moeten het geluk der zaligen niet meer benijden, neen, want wij hebben op aarde denzelfden God, met nog meer wonderen zijner liefde bij ons. Maak, dat allen, die gij kent, de godsvrucht tot het H. Sacrament vurig oefenen, ik spreek alzoo, omdat 12 10
146 BEZOEKEN
dit Sacrament mij geheel verrukt. Ik kan mij niet verzadigen, van een Sacrament te spreken, dat zulke groote liefde verdient. Ik weet niot wat ik doen kan voor Jesus in het allerheiligste Sacrament.
O Serafs! die mijnen en uwen, van liefde ontstoken God omringt, niet uit liefde tot u, maar uit liefde tot mij heeft deze groote Koning van hemel en aarde bij ons in dit Sacrament willen verblijven. Laat mij ook, gij, liefdevolle Engelen! van liefde branden: ontsteekt in mij het vuur uwer liefde, opdat wij gezamenlijk God prijzen. O 3esus, allerteederste Jesus! allerzoetste Jesus! laat mij de grootheid uwer liefde tot de mensehen kennen, opdat, bij het beschouwen van eene zoo groote liefde, de wensch van u te beminnen, van u te behagen, altijd meer en meer in mij toeneme. Ik bemin u, o allerliefdewaardigste Zaligmaker! ik wil u zonder ophouden beminnen, en dit alleen om u te behagen.
Schietgebed. Mijn Jesus! ik geloof in u, ik hoop op n, ik bemin u, ik geef mij geheel aan u.
Be geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
O allerliefdewaardigste Maagd! de H. Bonaventura noemt u: „de Moeder der weezen;quot; de H. Ephrem „de bescherming der weezen.quot; Ach! zijn die ongelukkige weezen de arme zondaars niet, die God verloren hebben? Allerheiligste Maagd Maria! ik neem mijne toevlugt tot u, ik heb mijnen Vader verloren; maar gij zijt mijne Moeder, help mij hem wedervin-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 147
Ui
den. In mijnen grooten nood roep ik u om hulp aan. Wilt gij mij ongetroost van u laten weggaan? Neen, u£ zegt Paus Innocentius III: „Want wie heeft haar 9C ooit aangeroepen en is niet verhoord geworden ?quot; Wie 9(- van hen, die bij u hulp gezocht hebben, is ooit verloren gegaan? Hij alleen gaat verloren, die zich tot n niet wendt. Maak dan, o mijne Koningin! zoo gij mijne zaligheid wenseht, dat ik u altijd aanroepe en een groot vertrouwen in u hebbe.
Schietgebed. Mijne heilige Moeder Maria! geef mij een groot vertrouwen op u.
j Ug Het gewone gebed, bl. 99.
gt;1?! Vier eu twintigste bezoek.
\'quot;i „Gij zijt waarlijk een verborgen God.quot;(Isaïas 45.) U3 In geene andere werken der goddelijke liefde toont -Sc zich do waarheid dezer woorden zoo klaar als in de aanbiddingwaardigste geheimen van het allerheiligste ( Sacrament, alwaar onze God, geheel verborgen, tegen-^ woordig is. Toen de Zoon Gods vleesch werd, verborg ^ hij zijne Godheid, en verscheen als mensch op aarde; ye. maar in dit Sacrament verbergt hij zelfs zijne Mensch-fu heid, en schijnt maar brood te zijn, om ons te too-:jCnen,hoe vurig hij ons bemint. Verborgen is de Godheid , verborgen is de Menschheid, zijne oneindige liefde ^ alleen is openbaar. Als ik aan deze overmaat uwer liefde tot de mensehen, o goddelijke Zaligmaker! deuk , dan S\' geraak ik geheel buiten mij zeiven, en weet niet meer wat te zeggen. — Gij verbergt in dit allerheiligste Sacrament, uit liefde tot ons, uwe goddelijke heer-
148 BEZOEKEN
lijkheid. Gij verduistert eu vernietigt zelfs, op eena zekere wijze, uwe heerlijkheid, uw goddelijk leven. — Gij zijt alleen op onze altaren om de mensehen te beminnen en om hun te toonen, hoe zeer gij hen bemint. Maar hoe danken zij u, o groote Zoon Gods! o Jesus! duld dat ik het zegge, gij bemint de menschen te zeer; want gij stelt hun welzijn voor uwe eigene eer.
Wist gij dan niet aan welke verachtingen uwe liefde u zou blootstellen? Ik weet, en gij zelf weet het best, dat de meeste menscheu u niet aanbidden, dat zij u in dit Sacrament niet erkennen voor dengene, die gij waarlijk zijt. Ik weet, dat dezelfde menschen dikwijls de H. Hostie met voeten getreden, op de aarde, in het water, in het vuur geworpen hebben. Helaas! ja zelfs het grootste deel dergenen, die aan u gelooven , o God, in plaats van door hunne aanbiddingen de beleedigingen te herstellen , beleedigen u op nieuw door hun oneerbiedig gedrag in de kerken, of zij laten u alleen op het altaar, dikwijls zelfs zonder eene brandende lamp, of zonder de noodige versiersels. Kon-de ik toch, mijn allerzoetste Zaligmaker! met mijne tranen, ja zelfs met mijn bloed, die ongelukkige plaatsen afwasschen, alwaar uw liefdevol hart op zulke wijze in het allerheiligste Sacrament beleedigd wordt. Maar, daar ik dit niet kan, zoo wil ik toch ten minste u dikwijls bezoeken, mijn Jesus! om u te aanbidden, gelijk ik het nu doe, om de beleedigingen te vergoeden, die gij in het allerheiligste geheim lijden moet. Neem, hemelsche Vader, deze zwakke eerbe-wijzingen aan, die de armste der menschen u heden
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 149
opdraagt, om de beleedigingen goed te maken, die uw goddelijke Zoon in het allerheiligste Sacrament heeft moeten lijden. Neem dezelve aan, in vereeniging met de oneindige eer, die Jesus u gaf op het kruis cn in het H. Sacrament nog dagelijks geeft. Kon ik toch bewerken, o mijn in het H. Sacrament ver-horgen Jesus ! dat alle menschen van liefde tot het Hoogwaardigste mogten branden.
Schietgebed. O allerbeminnelijkste Jesus! maak dat allen u kennen en beminnen.
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
O mijne magtige Koningin! hoe zeer neemt mijn vertrouwen toe, als ik, vol vrees voor mijn eeuwig geluk, tot u vlugt, en bedenk dat gij, mijne Moeder, van den eenen kant zco rijk in genade ?.ijt, dat de H. Joannes Damascenus n „eene zee van genadequot;, de H. Bonaventura „eene bron, in welke alle genaden te zamen vlietenquot;, de H. Ephrem „ de bron der genade en van alle goedquot; noemen; — en als ik van den anderen kant bedenk, dat gij zóó genegen zijt om goed te doen, dat men u beleedigt, gelijk de H. Bonaventura zegt, indien men u niet om genade bidt. O rijkste, wijsste en allergenadigste Koningin! ik weet, dat gij, beter dan ik, de noodwendigheden mijner ziel kent, en dat gij mij meer bemint dan ik u beminnen kan. Zoo hoor dan, welke genade ik u vraag; „Verkrijg voor mij de genade, welke mij het meest noodzakelijk is.quot; Bekom ze mij bij God, en ik ben tevreden.
BEZOEKEN
Schietgebed. Mijn God ! geef mij de genade, die Maria voor mij vraagt.
Het gewone gebed, bl. 99.
Vijf en twintigste bezoek.
De H. Paulus loofde de gehoorzaamheid van Jesus Christus, zeggende: „ dat hij zijnen hemelschen Vader tot den dood toe gehoorzaamde.quot; (Phil. 2.) Maar Christus heeft iu dit Sacrament nog moer gedaan, want hij heeft in hetzelve niet alleen aan zijnen liemelsehen Vader, maar zelfs aan de mensehen willen gehoorzaam worden, en dit niet tot zijnen dood, maar tot het einde der wereld toe. Hij, de koning des Hemels, volgt den wil der mensehen; hij daalt op de aarde neder, en blijft op onze altaren, om daar zelfs de mensehen te dienen. „Ik spreek niet tegen.quot; (Isaïas 20.) Daar blijft hij onbewegelijk, hij laat zich stellen, waar men hem stellen wil, in eene Remonstrans om uitgesteld te worden, of in het Tabernakel om verborgen te blijven. Hij laat zieh dragen, waar men hem dragen wil, in de huizen, door de straten; hij laat toe, dat men hem in de communie geve aan wie men hem geven wil, aan do regtvaardigen of aau de zondaars. De H. Lucas zegt, dat 7m lang Jesus op aarde leefde, hij aan Maria en aan den H. Jozef gehoorzaam was; maar in dit Sacrament gehoorzaamt hij aan zoo vele schepselen als er priesters op aarde zijn. „ Ik spreek niet tegen.quot; Gedoog, o allerliefst Hart van Jesus! die de bron van dit Sacrament van liefde zijt, gedoog dat ik mij heden geheel vertrouwelijk tot u wende. Ik verlang u heden
150
\' TOT HET ALLEEH. SACRAMENT. 151
zoo veel eer te bewijzen, als gij zelf in dit Sacrament in onze kerk, aan uwen hemelsohen Vader geeft. Ik weet, dat gij op dit altaar dezelfde liefde lot mij hebt, die gij mij beweest, toen gij u op het kruis in zulke schromelijke smarten voor mij opoffcrdet. O goddelijk Hart! verlicht al degenen, die u niet kennen. Verlos, om uwe verdiensten, of ten minste troost in het vagevuur de lijdende zielen, die u reeds toebehooren. — Vereenigd met allen, die u in den hemel en op de aarde beminnen, aanbid ik u, dank ik u, bemin ik u! Allerreinst Hart van Jesus! zuiver mijn hart van alle aanklevingen van aardsche zaken, en geef mij uwe liefde. Bezit, o allerzoetst Hart! bezit geheel mijn hart, zoodat ik van nu af zeggen kunne: „Wie kan mij van de liefde Gods, die in Jesus Christus is, scheiden?quot; (Phil. 3). Schrijf, o allerheiligst Hart! schrijf in mijn hart alle smarten, die gij jaren lang uit liefde tot mij hebt willen lijden, opdat ik aan dezelve denkende, het lijden dezer wereld verlange, of ten minste geduldig verdrage. — Allerootmoedigst Hart van Jesus! maak mij ootmoedig gelijk gij zijt. Allerzachtmoedigst Hart van Jesus! maak dat ik zachtmoedig worde gelijk gij. Neem uit mijn hart weg wat u mishaagt; geef, dat ik mij geheel aan u sehenke, en dat ik alleen leve om u te gehoorzamen, u te beminnen, u te behagen. Ik weet, dat ik u oneindig veel schuldig ben, om de oneindige liefde, die gij tot mij hebt, en dat het eene kleine zaak zoude zijn, indien ik mij uit liefde tot u opofferde.
Schietgebed. O Hart van Jesus! wees de eenige Heer van mijn hart.
153 BEZOEKEN
De geestelijke Commuiue, bl. 94.
Aan Maria.
Be H. Bernardus zegt; „ Maria is die hemelsche ark, in welke wij, zoo wij er bij tijds in ylugten, ons zeker van de schipbreuk der eeuwige verdoemenis zullen bewaren.quot; De ark, in welke Noë, ten tijde van den zondvloed, zich redde, was een afbeeldsel van Maria. Maar Heschius zegt, dat Maria een veel grootere en sterkere ark is, dan die van Noë, in welke maar weinige menschen en dieren zich konden redden, doch dat Maria al diegenen, welke onder hare bescherming vlugten, ontvangt en hunne zaligheid verzekert. O hoe arm zouden wij zijn, indien wij Maria niet hadden! Maar hoe velen gaan er toch verloren! O mijne geliefde Koningin! hoe komt dit? omdat zij niet totu hunne toevlugt nemen: want wie is er ooit verloren gegaan, die zich tot u gewend heeft?
Schieit/ebed. Heilige Maagd Maria! maak dat alle menschen zonder ophouden tot u hunne toevlugt nemen.
Het gewone gebed., hi. 99.
Zes en twinlisistc brzoek.
„Verheugt u en zingt, gij, die in Sion woont, want de Heilige Israëls is groot in het middden van u.quot;(Isaïas 12.) O God! welke vreugde moeten wij, menschen, niet gevoelen, welke hoop, welke liefde moet ons niet bezielen, als wij denken, dat in ons vaderland, in onze kerken, zeer digt bij onze huizen, onze ware God in het allerheiligste Sacrament des Altaars woont en leeft; hij,
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 153
die de Heiligea in den hemel door zijne tegenwoordigheid zalig maakt; hij, die de liefde zelve is: want de H. Bernardus zegt, „dat hij niet alleen bemint, maar dat hij de liefde zelve is.quot; Dit Sacrament is niet alleen een teeken van liefde, maar het is de liefde zelve; hot is dezelfde God, die, om zijne oneindige liefde tot de schepselen, de liefde zelve genoemd wordt, en ook waarlijk is; God is de liefde. Maar ik hoor n klagen, o mijn in het Sacrament verborgen Jesas! ik hoor u roepen: „ Ik was uw gast, en gij hebt mij niet ontvangen.quot; Gij hebt gelijk, o Heer! gij hebt gelijk; ja ik ben onder het getal dezer ondankbaren, die u alleen gelaten, die u niet bezocht hebben. Straf mij zoo veel gij wilt, doch niet gelijk ik het verdiend heb, te weten, door u van mij te verwijderen; ik wil mij beteren, ik wil mij nooit meer ondankbaar jegens u gedragen, van nu af aan wil ik u niet alleen dikwijls bezoeken, maar ik wil bij u blijven zoo lang als ik slechts zal kunnen. —Geef mij de genade, allerliefste Jesus ! dat ik u getrouw blijve, en dat ik door mijn voorbeeld ook anderen be-wege, om u in het allerheiligste Sacrament gezelschap te houden. Ik hoor wat de eeuwige Vader ons toeroept: „ Deze is mijn Zoon, in wien ik mijn behagen vind,quot; Hoe! een God vindt in u zijn behagen, en ik, helaas! arm monsch, zou mijne vreugde niet vinden in dit tranendal digt bij u te blijven! O verslindend vuur! vernietig in mij alle gehechtheid aan de geschapene dingen, dewijl zij alleen mij van u kunnen verwijderen. Gij kunt het zoo gij wilt; „o Heer! indien gij wilt, kunt gij mij rein maken.quot; Gij hebt reeds zoo veel
154 BEZOEKEN
voor mij gedaan, doe dit ook nog; verjaag uit mijn hart alle liefde, die u niet tot voorwerp heeft. Zie, ik geef mij geheel aan u, o allerzoetste Jesus! ik offer al de overige dagen van mijn leven op aan de iiefde tot dit allerheiligste Sacrament. — Zoo lang ik leef, zult gij, o Jesus! in het Sacrament, mijne kracht, mijn leven, en als ik sterf, zult gij mijne teerspijs en mijn leidsman tot den hemel zijn: dit hoop ik, o Jesus! Amen. Vervul mijne hoop.
Schietgebed. Wanneer, o Jesus! zal ik uw liefderijk aangezigt zien?
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
In u, o allerheiligste Moeder! vinden wij den steun voor onze zwakheid. Daarom noemt u de H. Germanus „ de kracht onzer zwakheid.quot; „ Gij zijt de deur, die ons geopend is, om de slavernij der zonden te ontgaan,quot; zegt de H. Bonaventura: in u vinden wij den vrede: daarom noemt u dezelfde Heilige „ de zekere rustplaats der menschen;quot; in u vinden wij verkwikking in het lijden van dit leven; daarom begroet u de H. Laurentius J ustinianus „ de troost op onze reis.quot; Met één woord, in u vinden wij do genade Gods, — God zeiven: want de H. Bonaventura noemt u „ den troon der goddelijke genade,quot; en de dienaar Gods Prosus: eene brug, over welke God, die zich om onze zonden van ons verwijderd had, tot ons komt, om met zijne genaden in onze harten te wonen.
Schietgebed. O Maria! gij zijt mijno sterkte, mijne
TOT HET ALLEIUI. SAOEAMEKT. 155
verlossing, mijn vrede, mijne zaligheid.
Het gewone gebed, bl. 99.
Zeven en t\\vintikte bezoek.
De heilige Kerk zingt in de getijden van het allerheiligste Sacrament: „ Er is geen ander volk zoo groot, dat zijne goden zoo nabij zich heeft, als onze God digt bij ons is.quot; (Üeut. 4.) Toen de heidenen hoorden wat onze God uit liefde tot ons gedaan had, riepen zij uit: „ Hoe goed is God, hoe goed is die God der Christenen !quot; Als men de geschiedenis leest, zoo vindt men, dat ofschoon de heidenen hunne goden naar hun welbehagen maakten, zij zich toch, niettegenstaande al hunne verdichtsels en hunne menigvuldige goden, die zij uitvonden , geenen God hebben kunnen inbeelden , die de menschen zoo zeer beminde, dat hij, als onze waarachtige God, ora aan zijne aanbidders zijne liefde te betuigen en hen met zijne genade te vervullen, een groot wonder zoude doen, en voor altijd, dag en nacht, de verborgen medegezel der menschen op hunne altaren zoude worden, om hun tetoonen, dat hij zich hij geen oogenblik van hen verwijderen kan. „ Hij heeft eene gedachtenis zijner wonderen achtergelaten.quot; (Psalm 1 TO.) Zoo hebt gij dan, o allerzoetste Jesus! dit grootste wonder willen doen, om uw oneindig verlangen, van digt bij ons en in onze tegenwoordigheid te blijven, te bevredigen. — Hoe is het toch mogelijk, dat de menschen uwe tegenwoordigheid vlugten; hoe kunnen zij toch zoo lang van u verwijderd blijven, en u zelden bezoeken! Blijven zij een
156 BEZOEKtN
kwartier uurs bij u, zoo schijnt him dit eene eeuwigheid om de verveling, welke zij bij u vinden. O, hoe groot zijt gij, verduldigheid van mijnen Jesus! ik versta u, o Heer! zij is groot, omdat uwe liefde tot de men-schen groot is; ja, het is deze liefde, die u dwingt gedurig onder ons ondankbaren te blijven.
O mijn God! gelijk uwe volmaaktheden oneindig zijn, even zoo is uwe liefde oneindig; laat niet toe, o mijn allerzoetste Jesus! dat ik in het toekomende wederom gelijk vroeger, onder het getal van diegenen zij, die uwe liefde met ondankbaarheid vergelden. Geef mij eene liefde, die met uwe waardigheid, met do grootheid mijner verpligting jegens u overeenkomt. Er was een tijd dat ik ook, helaas! verveling in uwe tegenwoordigheid gevoelde, omdat ik n niet beminde, omdat ik n weinig beminde; maar zoo ik met uwe hulp zoo gelukkig word van u waarlijk te beminnen, dan zal het mij niet meer moeijelijk vallen dag en nacht voor het allerheiligste Sacrament te blijven. O eeuwige Vader! ik breng u uwen eeniggeboren Zoon tot offer, neem hem in mijne plaats aan, en geef mij, om zijne verdiensten , eene zoo teedere en brandende liefde tot het H. Sacrament, dat ik mij zonder ophouden in den geest tot eene kerk wende, alwaar het Hoogwaardigste rust; dat ik altijd aan hetzelve denke, en ongeduldig den tijd afwachte om mij, in uwe tegenwoordigheid met u te kunnen onderhouden.
Schietgebed. Mijn God! geef mij uit liefde tot Jesus, eene groote liefde lot het allerheiligste Sacrament.
T)e geestelijke Communie, bl. 94.
TOT HET AIJ.RKII. SACRAMENT. 157
Aan Maria.
Maria is de toren van David, waarvan de H Geest in de gezangen zegt, dat hij met bolwerken gebouwd is: dat er duizend schilden aanhangen, al de wapenen der dapperen. (Gez. 4.) Een toren, die met duizend bolwerken omringd is, die duizend verdedingamiddelen en wapenen bereidt voor die, welke er heen vlugten. Gij zijt alzoo, o allerheiligste Maagd Maria! gelijk u de H. Ignatius noemt, „ de krachtigste verdediging van hen, welke zich in den strijd bevinden.quot; O hoe vele aanvallen, mijne geliefde Koningin ! moet ik zonder ophouden van mijne vijanden, die mij van de genade Gods en van uwen bijstand berooven willen, doorstaan! Maar gij zijt mijne sterkte, want gij weigert niet voor hen te strijden, die op u vertrouwen, daarom noemt de H. Ephrem u ook „ de verdedigster van hen, die vertrouwen.quot; Verdedig mij dan, strijd voor mij, die zoo groote dingen van u hoop, die al mijn vertrouwen in u stel.
Schietgebed. Maria! Maria! uw naam is een wapen.
Het gewone yehed, bl. 99.
Acht on twiiitigstf Iteuock.
Welk goed kan God ons weigeren, zegt de H. 1\'au-lus, na ons zijnen eenigen Zoon gegeven te hebben? „ Heeft hij ons met hem ook niet alles gegeven ?quot; (Rom. 8.) Wij weten, dat de eeuwige Vader, al wat hij bezit, aan Jesus heeft overgegeven. „Alles gaf hemde Vader in zijne handen.quot; Danken wij dan onzen God,
158 BEZOEKEN
die ons zoo zeer bemint, voor zijne goedheid, zijne barmhartigheid, zijne milddadigheid; want hij heeft ons met alle goederen en genaden verrijkt, toen hij ons Jesus in het allerheiligste Sacrament gaf. „ In alles zijt gij rijk geworden door hem, zoodat het u aan geene gave ontbreekt.quot; (I. Cor. 5.)
Zoo kan ik dan overtuigd zijn, o raenschgeworden Woord! dat,indien ik maar wil, gij aan mij en geheel aan mij zijt; maar kan ik ook van mij zeggen, dat ik geheel aan u ben, zoo als gij het van mij verlangt? Help mij,oJesus! en laat niet toe, dat de wereld getuige zij van eeue zoo groote ondankbaarheid, dat, terwijl gij verlangt dat ik u toebehoore, ik u we-dersta, en niet aan u wil zijn. — Ach! laat niet toe, dat dit ooit zoo zij; en is het voorheen zoo geweest, aeh, maak dat dit nooit meer geschiede! ik offer mij heden geheel aan u op. Ik wil, dat in den tijd en in de eeuwigheid, mijn leven, mijne gedachten, mijn wil, mijne handelingen en mijn lijden utoebehooren. Zie ik behoor geheel aan u; als eene offerande, die u reeds opgedragen is, verzaak ik de schepselen, geef ik mij geheel aan u over. Aeh ! dat de vlammen uwer goddelijke liefde mij verteren, mijn Jesus! ik wil niet dat de schepselen nog ooit deel aan mijn hart hebben. De bewijzen uwer liefde, die gij mij gegeven hebt, toen ik verre van u was, doen mij hopen, dat daar ik u nu waarlijk bemin, en daar ik mij uit liefde geheel aan u overgeef, gij mij zeker niet zult verstoeten.
Ik offer u heden, o hemelsche Vader! alle deugden, alle handelingen, alle neigingen des harten van uwen
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 159
■welbeminden Jesus op; neem ze, bij gebrek van de mijne, aan, en om zijne verdiensten die geheel de mijne zijn, vermits gij ze mij gegeven hebt, zoo verleen mij die genade, die Jesus voor mij verlangt. Door de verdiensten van Jesus dank ik u voor al uwe barmhartigheid, die gij ten mijnen opzigte bewezen hebt; door zijne verdiensten voldoe ik u voor mijne zonden; door zijne verdiensten hoop ik alle genade, de vergiffenis, de volharding, den hemel, en bijzonder die groote genade, uwe liefde te verkrijgen. Ik weet dat ik het alleen ben, die het ontvangen van al deze genaden belet. Neem ook dit kwaad van mij weg, dit bid ik u in den naam van Jesus Christus, die ons beloofd heeft: „Zoo gij den Vader iets in mijnen naam vraagt, zal het n gegeven worden.quot; (Joan. 14.) Gij kunt het mij dus niet weigeren. Ik wil niets anders, o Heer! dan u beminnen, dan mij geheel aan u geven. Ik wil niet meer, gelijk voorheen, uwe liefde met ondankbaarheid vergelden. Bewaar er mij voor, o Jesus! verhoor mij, geef dat ik mij van heden af aan u geve, om nooit meer op te houden u te beminnen. Ik bemin u, o mijn God I ik bemin u, oneindige goedheid! ik bemin u, mijne liefde, mijn hemel, mijn Jesus, mijn goed, mijn al!
Schietgebed. Mijn Jesus, mijn al! gij wilt dat ik aan u zal zijn, ik wil mij geheel aan u geven.
Be geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
Welke verkwikking gevoel ik niet in mijne ellende.
160 BEZOEKEN
welken troost iu mijne bedruktheden, welke sterkte ia de bekoringen, als ik aan n denk, o allerzoetste, allerheiligste Moeder Maria! en ik uwen bijstand aanroep ? Ja, Heiligen, gij hadt gelijk toen gij, zoo als deH. Ephreni, mijne Koningin de haven der bedrukten noem-det, toen gij met den H. Bonaventurauitriept; „Gij bevrijdt ons van onze rampen; gij zijt de troost der ellendigen; gij droogt onze tranen af.quot; Troost mij, o Maria! want ik ben door mijne zonden geheel ontsteld, en van mijne vijanden sterk omringd, zonder deugden, en koud in de dienst van God. Troost mij, troost mij, en maak, dat ik een nieuw leven beginue, een leven, dat waarlijk aan uwen goddelijken Zoon en aan u behaagt.
Schietgehed. O mijne Moeder Maria! verauder mij in eenen nieuwen mensch. Gij kunt het door uw gebed.
Het gewone gebed, bl. 99.
Kc^en en I wintiu^te bezoek. ;■
„Ik sta voor de deur en klop aan.quot; (Apoc. 5.) O allerzoetste Meester! die uit liefde tot uwe schapen niet alleen op hot kruis voor ons hebt willen sterven, maar die verborgen op onze altaren in dit goddelijke Sacrament, nabij ons hebt willen blijven, om dikwijls aan de poort van ons hart te kloppen, en om u den ingang tot hetzelve te bekomen! hoe gelukkig ware ik, indien ik mij zoo in uwe tegenwoordigheid konde houden, gelijk de bruid der gezangen, wanneer zij uitroept ; „ Onder de schaduw van hem, naar wien ik verlangd heb, rust ik.quot; (Goz. 2.)
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 161
Indien ik u beminde, indien ik u waarlijk beminde, o allerliefdewaardigst Sacrament, zou ik verlangen dag en nacht bij u voor het altaar te blijven; daar, onder de schaduw uwer heerlijkheid, verborgen onder de gedaante van brood en wijn, zou ik dat geluk, die tevredenheid vinden, welke gij aaa diegenen geelt, die u opregt beminnen.
Trek mij, door den glans uwer schoonheid en der oneindige liefde die gij in dit Sacrament openbaart, tot u. „Trek mij naar u, wij zullen den geur uwer reukwerken volgen.quot; (Gez. 1.)
Maak, o mijn Zaligmaker! dat ik aan alle schepselen, aan alle vermaken dezer wereld verzake om bij u, die in het H. Sacrament verborgen zijt, te verblijven:— „Gelijk jonge olijfboomen uw tafel omgeven.quot; Welke schoone vruchten van deugden, gelijk aan de ontluikende planten, dragen zulke gelukkige menschen niet aan God op, die met liefde voor het Hoogwaardigste nederknielen ! Ik schaam mij, o Jesus ! zoo arm, zoo ontbloot van deugden, voor u te verschijnen. Gij wilt dat degene, die voor uw altaar komt, om u te vereeren, niet met ledige handen kome. „ Hij zal niet ledig voor mijn aangezigt verschijnen. (Exod. 25.) Wat zal ik dan doen ? zal ik u dan niet meer bezoeken ? neen, dit zou u nog meer mishagen. Zie, ik kom geheel arm, en ik hoop, dat gij zelf mij al die gaven, die gij van mij verwacht, zult schenken. Ik weet dat gij in dit Sacrament niet alleen tegenwoordig zijt om uwe beminnaars te verrijken, maar dat gij ook hier zijt om aan de armen uwe gaven mede te deelen. Zoo begin 12 i;
] 63 BEZOEKEN
van heden af met mij, oHeer! Ik aanbid u, Koning mijns harten! beminnaar der mensehen, herder, out-•vlamd van liefde tot uwe schapen. Ik nader nu tot don troon uwer liefde, en ik schenk u, dewijl ik niets anders bezit, mijn arm hart, opdat het geheel aan uwe liefde, aan uw welbehagen toegeheiligd zij. Ik kan, ik wil u met dit hart zoo zeer beminnen, als ik maar immer kan. — Trek mij tot u, bind mij aan uwen heiligen wil, opdat ik van nu af vol tevredenheid met uwen leerling moge zeggen ; Ik ben met de banden uwer liefde aan u gebonden. (Eph. 3.)
Vereenig mij, o Heer! geheel met u; geef dat ik mij zeiven geheel vergete, en dat ik eens zoo gelukkig zij, alles, ja ook mij zeiven te verliezen, om u alleen te vinden, en zonder ophouden te beminnen. — Ik bemin u, o mijn in het Sacrament verborgen Jesus l bind mij aan u, ik vereenig mij met u; maak, dat ik u vinde, dat ik u beminne, en verlaat mij nimmer.
Schietgebed. Mijn Jesus! gij alleen zijt mij genoeg.
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
De H. Bernardus noemt Maria „ den zekeren weg om tot den Zaligmaker te gaan, en zalig te worden.quot; Indien het waar is, o mijne Koningin! ketgeen dezelfde Heilige van u zegt; „dat gij het zijt, die onze zielen tot God voert,quot; o, zoo wacht dan niet, tot dat ik zelf tot God ga; maar draag mij op uwe armen tot hem: draag mij, en indien ik wedersta, zoo neem mij met geweld; dwing, door de zoete aanlokselen uwer liefde, mijnen
TOT HEI AJiLERH. SACBAMENT. 163
wil, die de schepselen niet wil verlaten, dwing mij, opdat ik God alleen en zijnen H. wil zoeke. Toon aan het hemelseho hof, hoe magtig gij zijt. Na vele andere wonderen, doe nog dit wonder uwer barmhartigheid, en trek hem, die verre van God was, geheel tot hem.
Schietgebed. O Maria! gij kunt mij heilig maken, ik hoop het van u.
Bet gewone gebed, bl. 99.
Dertigste bezoek.
„Waarom verbergt gij uw aangezigt?quot; (Job 13.) Job was bevreesd, toen hij zag dat God zijn aangezigt voor hem verborg; maar wij hebben geene reden om bevreesd te zijn, ziende dat Jesus Christus in het allerh. Sacrament zijne heerlijkheid verbergt; integendeel , dat moet ons met vertrouwen en liefde vervullen; vermits Jesus zich onder de gedaante van brood verbergt, om ons vertrouwen te vergrooten, en om zijne liefde te toonen. God verbergt in dit Sacrament zijn aangezigt; maar hij toont in hetzelve zijne liefde. Want wie zou met vertrouwen tot hem durven naderen, hem zijne verlangens en genegenheden openbaren, indien deze Koning des hemels den glans zijner heerlijkheid op het altaar vertoonde?
O mijn Jesus! welke liefdevolle uitvinding! gij verbergt u in dit Sacrament onder de gedaante van brood, opdat men n beminne, opdat diegenen, welke naar u verlangen, u vinden. De profeet had gelijk, toeo. hij den menschen beval, de geheele wereld door te verkondigen, welke groote dingen onze God voor ons
164 BEZOEKEN
gedaan heeft. „Maakt aan alle volkeren zijne uitvindingen bekend.quot; (Isaïas 12.) O beminnend Hart van mijnen Jesus! gij verdient al de harten uwer schepselen te bezitten; o Hart! dat gedurig vol van de zuiverste vlammen van liefde zijt! o verterend vuur ! verteer mij geheel, en geef mij een nieuw leven vol van liefde en genade. Vereenig mij zoo met u, dat ik mij nooit meer van u ver wijdere. O Hart van Jesus! schuilplaats der zielen! ueem mij op; o Hart, dat op het kruis zoo zeer bedroefd waart om do zonden der wereld, geef mij eene ware droefheid over mijne zonden.
Ik weet, dat gij in dit goddelijk Sacrament met dezelfde liefde, welke gij op den Calvarieberg gevoel-det, bezield zijt, en dat gij daarom vurig verlangt, u geheel met ons te vereenigen. Zoude het mij mogelijk zijn, nog langer aan uwe liefde, aan uwe verlangens te wederstaan ? Om uwe verdiensten, o allerliefste Jesus! ontvlam mij, bind mij aan u, vereenig mij geheel aan uw Hart; heden neem ik mij voor, met den bijstand uwer genade, u zoo veel als ik maar kan te behagen, alle menschelijk opzigt onder de voeten te treden , mijne neigingen, mijne verlangens , mijne gemakken, die mij beletten kunnen u volkomen te behagen, te verzaken.
Maak, o Heer! dat ik uitwerke, wat ik nu voorgenomen heb, en dat ik van nu af, u in al mijne handelingen, in mijne gevoelens, in mijne genegenheden, in één woord, in alles behage. O liefde van mijnen God! verdrijf uit mijn hart alle andere liefde. O Maria! mijne hoop! gij vermoogt alles bij God; be-
TOT HET ALLEHH. SACRAMENT. J65
kom mij de genade, dat ik tot mijnen dood toe, Jesus getrouw diene, hem, die mij zoo oneindig bemind heeft. Amen. Alzoo hoop ik, alzoo zij het in tijd en eeuwigheid.
Schietgebed. Wie zal mij vau de liefde van Jesus scheiden ?
De geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
De H. Bernardus getuigt, „ dat de liefde van Maria niet grooter noch werkzamer kon zijn, dan zij inderdaad is, en dat zij zonder ophouden medelijden met ons lijden heeft, en ons door hare magt helpt.quot; Dewijl gij dan, o mijne Koningin! rijk in magt en vol liefde zijt, zoo wenseht gij allen te redden, zoo kunt gij allen helpen. Ik bid u, en wil niet ophouden u met den god-vruchtigen Blosius toe te roepen: O mijne Koningin i sta mij bij in den strijd, ondersteun mij, als ik wankel. O allerheiligste Maagd Maria! help mij in den schrikkelijken strijd, dien ik altijd tegen de hel zal te doorstaan hebben; en indien gij ziet, dat ik wankel, ach, mijne Koningin! zoo strek uwe hand tot mij uit, en sta irij krachtdadig bij. O mijn God! hoe vele bekoringen zal ik nog tot aan mijnen dood moeten doorstaan! O laat niet toe, Maria, mijne toevlugt, mijne sterkte! dat ik nog ooit de genade Gods verlieze. Ik maak nu het vaste voornemen in alle bekoringen tot u te vlugten en uit te roepen :
Schietgebed. Help mij, Maria! help mij.
Bet gewone gebed, bl. 99.
BEZOEKEN
Een en dertigste bezoek*
O welk een heerlijk gezigt was het niet, toen onze zoetste Jesus eens, van de reis vermoeid, vol goedheid en liefde aan eene bron zat en de Samaritaansohe afwachtte, om ze eeuwig gelukkig temaken. „Jesus zat aan eene bron.quot; (Joan. 4.) Op zulke wijze doet hij nu dagelijks met ons, hij daalt van den hemel op onze altaren neder; en wacht daar aan de bron van liefde, de menschen, welke hem willen gezelschap houden. Hij noodigt ze daar om hem ten minste voor een oogenblik te bezoeken, om hen alzoo meer tot zich te trekken. Hot schijnt, als of Christus, van af de altaren, waarop hij rust, tot ons roept; Waarom vlugt gij mijne tegenwoordigheid, menschen ? waarom nadert gij niet tot mij, die u zoo zeer bemin, en die voor uw welzijn, hier geheel vernederd, tegenwoordig ben ? Wat vreest gij? Ik ben nog niet hier op aarde gekomen om te oordeelen; neen, ik ben in dit Sacrament van liefde verborgen, om aan allen goed te doen, om allen, die tot mij hunne toevlugt nemen, zalig te maken. „ Ik ben niet gekomen om de wereld te oordeelen, maar om dezelve zalig te maken.quot; (Joan. 12.) Overdenken wij, „dat, gelijk .lesus Christus gedurig in den hemel bezig is voor ons te bidden,quot; (Heb. 7.) hij op dezelfde wijze in het allerheiligste Sacrament, dag en nacht op de altaren dit ambt van voorspreker uitoefent, en zich aan zijnen hemelschen Vader als offer opdraagt, om voor ons barmhartigheid en ontelbare genaden te bekomen. Daarom zegt ook de godvruchtige
166
TOT HEI ALLEEH. SACRAMENT. 167
Thomas a Kempis, dat wij tot Christus in het allerheiligste Sacrament zonder vrees voor straffen moeten naderen, gelijk een vriend tot zijnen vriend nadert.
Daar gij het mij dan toelaat, zoo wil ik u, mijn verborgen Heer en Koning! vol vertrouwen mijn hart openen. O mijn Jesus, o minnaar der menschen! ik weet maar al te wel, welk groot onregt, helaas, de menschen u aandoen. Gij bewijst hun niets dan goed, en zij verachten u. Gij zelf komt hun te gemoet, om u met hen te onderhouden, maar zij willen niets van u weten; gij biedt hun uwe genade aan, en zij weigeren dezelve. O mijn Jesus! het is maar al te waar, dat ik mij voorheen zelf met die ondankbaren vereenigd heb om u te beleedigen. Het is maar al te waar, o mijn God! maar ik wil mij beteren, ik wil de dagen van mijn leven die mij nog overblijven, alleen doorbrengen, om aan u, zooveel ik maar kan, te behagen, en alzoo mijne u aangedane beleedigingen weder goed te maken. Zeg mij, o Heer! wat verlangt gij van mij ? ik wil zonder uitzondering alles doen; laat het mij, door middel van de heilige gehoorzaamheid, kennen, ik hoop in alles te gehoorzamen. Vast besloten, beloof ik, o mijn God ! van nu af alles te doen, wat ik weet dat u behagen kan, al moest ik ook daarom alles: ouders, vrienden, aanzien, gezondheid, ja zelfs het leven verliezen. Alles, alles mag verloren gaan, indien ik u maar behage. Gelukkig verlies, dat men lijdt, om uw Hart, o God mijner ziel! te verheugen. Ik bemin u, allergrootste Goed! want gij zijt meer liefde waardig dan alle andere goederen. Ik vereenig mijn arm, maar
168 BEZOEKEN TOT HET ALLERH. SACRAMENT, u beminnend hart met de harten der Serafs, die van liefde tot u branden; ik vereenig liet met het Hart van Maria, met het Hart van Jesus. Ik bemin u uit al mijne krachten: ik wil u alleen beminnen, ja: u alleen wil ik beminnen, in alle eeuwigheid wil ik u alleeu beminnen.
Schietgebed. Mijn God , mijn God ! ik ben geheel aan u, gij zijt geheel aan mij.
Be geestelijke Communie, bl. 94.
Aan Maria.
De gelukzalige Amadeüs zegt, dat onze lieilige Koningin Maria, zonder ophouden, bij God het ambt van voorspreekster voor ons uitoefent, en dat zij altijd hare magtige gebeden aan God voor ons opdraagt; want voegt hij er bij, zij ziet onze ellende en de gevaren, in welke wij ons bevinden; en zij heeft, gelijk eene liefderijke Moeder, medelijden met ons en komt ons te hulp.
Gij ziet dan in dit oogenblik, o mijne liefdewaardigste voorspreekster! hoe ellendig ik ben, in welke gevaren ik mij bevind, en gij bidt voor mij: ja bid voor mij; bid en houd niet op te bidden, tot dat gij mij in den hemel ziet, alwaar ik u eeuwig zal danken. De godvruchtige Blosius zegt mij, o allerzoetste Maagd Maria! „ dat gij na uwen Zoon Jesus, de zekerste middelares der zaligheid voor uwe getrouwe dienaars zijt.quot; Ik smeek u heden om de genade van tot den dood toe uw getrouwe dienaar te blijven; opdat ik u in den hemel love: in den hemel, waar ik zeker ben, nimmer meer van u verwijderd te worden.
Schietgebed. Maria! maak, dat ik altijd aan u zij.
Het gewone gebed, bl. 99.
GEBEDEN
TOT DE
om door hare voorspraak de noodige genade te verkrijgen.
Gebed 0111 vergiffenis te bekomen.
O Maria, liefste Moeder Gods! gij ziet hier voor uwe voeten eenen ellendigen zondaar en eeneu slaaf der hel, die tot u zijne toevlugt neemt, en in u al zijn vertrouwen stelt. Het is waar, ik verdien niet, dat gij mij aanschouwt; maar ik weet, dat, dewijl uw goddelijke Zoon gestorven is om de zondaars zalig te maken , gij niets meer verlangt dan hen te helpen. O Moeder der barmhartigheid! zie op mijne ellende en heb medelijden met mij. Ik hoor, dat een ieder u de toevlugt der zondaars, de hoop der wanhopcnden, den bijstand der veriatenen noemt. O! wees dan ook mijne toevlugt, mijne hoop, mijn bijstand: door uwe voorspraak moet gij mij zalig maken. Om de liefde van Jesus, haast u, om mij te helpen; reik uwe hand uit tot eenen ellendige, die onder den last zijner zonden ligt en die zich aan u beveelt. Ik weet, dat het u verheugt eenen zondaar te kunnen bijstaan; kom mij dan nu te hulp, daar gij mij helpen kunt! Door mijne zonden heb
170 GEBEDEN
ik de genade Gods verloren, en mijne ziel in het verderf gestort; ik werp mij nu in uwe armen; zeg mij wat ik doen moet, om mij wederom met mijnen God te verzoenen, want ik ben bereid alles te doen, wat gij mij gebiedt; God wil, dat ik mij tot n wende; hij wil, dat ik uwe barmhartigheid aanroepe, opdat niet alleen de verdiensten van uwen Zoon, maar ook uwe gebeden mij helpen en mij van de eeuwige verdoemenis bewaren. Ik neem dan tot n mijne toevlugt, oMaria! gij bidt voor zoo vele anderen, bid dan ook Jesus voor mij: zeg hem dat hij mij vergeve, en hij zal het zeker doen; zeg hem dat gij mijne zaligheid verlangt, en hij zal mij zonder twijfel zalig maken. Toon aan de wereld hoe veel goeds gij doet aan diegenen, welke op u vertrouwen. Amen.
Gebed om de genade der volharding.
O Koningin des hemels! na langen tijd een ellendige slaaf des duivels geweest te zijn, kom ik mij thans voor altijd aan uwe dienst toewijden; ja, ik verbind mij heden om u geheel mijn leven te eeren, en u altijd te dienen; neem mij dan genadig aan, en verstoot mij niet, gelijk ik verdien. O mijne Moeder! in u heb ik al mijne hoop gesteld, van u verwacht ik al mijn geluk. Ik loof en dank God die mij, uit barmhartigheid alleen, dit vertrouwen in u gegeven heeft; want ik acht het voor eene groote verzekering van mijn eeuwig geluk. Helaas! ellendig ben ik vroeger in zonde gevallen; omdat ik u niet aangeroepen had. Maar nu hoop ik, dat God, door de verdiensten van Jesus Chris-
TOT DE ALLBRH. MAAGD MARIA. 171
tus en door uwe gebeden, mij vergeven heeft. Doch ik kan op nieuw de goddelijke genade verliezen; het gevaar is nog altijd hetzelfde, want mijne vijanden waken altijd. Ach! hoe vele bekoringen blijven mij nog te overwinnen over! O mijne allerzoetste Koningin! sta mij bij, en gedoog niet, dat ik op nieuw een slaaf der zonde word; bescherm mij altijd. Ik weet, dat zoo ik mij maar aan u beveel, gij mij zult bijstaan, en dat ik met uwen bijstand alles zal overwinnen. Maar dit is het juist, dat ik het vergeten zal van u in het midden der bekoringen aan te roepen, en dat ik alzoo voor eeuwig zal verloren gaan. Ach neen, Maria! laat dit niet toe, ik bid u, verwerf mij de genade, dat ik u in al mijne bekoringen moge aanroepen; maak, dat ik altijd in de aanvallen der hel tot u mijne toevlugt neme en uitroepe; Help mij, Maria, liefste Moeder! laat niet toé, dat ik God op nieuw door de zonden verlieze!
Gebed om eeuen zaligen dood.
O Maria! hoe zal mijn dood zijn! Augst en vrees overvallen mij; ja ik sidder en beef, ais ik aan mijne zonden en te gelijk aan dit schrikkelijk oogeablik denk, waarvan mijne eeuwige zaligheid of mijne eeuwige verdoemenis afhangt: als ik op liet laatste uur mijns levens denk, na hetwelk het oordeel volgt. O mijne allerliefste Moeder Maria! ik stel al mijne hoop in het bloed van Jesns Christus en in uwe voorspraak! O troosteres der bedrukten! verlaat mij niet, troost mij in den grooten nood, waarin ik mij alsdan zal bevinden. O
172 GEBEDEN
Maria! indien nu de knagende worm van mijn geweten over mijne zonden , de onzekerheid of God mij vergeven heeft, het gevaar van weder iu de zonden te vallen, en de gestrenglieid der goddelijke regtvaar-digheid mij reeds zoo verschrikkelijk pijnigen, wat zal ik dan in mijn doodsuur niet uit te staan hebben P Ach ik ben verloren, indien gij mij alsdan niet bijstaat. O, mijne allerliefste Koningin! bekom mij, als dit schromelijk uur nadert, eene groote droefheid over mijne zonden, eene opregte bekeering, en de volharding in de dienst van God , en dan, als het laatste oogenblik mijns levens daar is, zoo help mij, o Maria! mijne hoop! in die groote benaauwdheid, in welke ik alsdan zal liggen, opdat ik niet bij het zien mijner zonden, die de duivel mij aldan zal voor oogen stellen, in wanhoop valle; bekom mij de genade, dat ik u zonder ophouden aanroepe, opdat ik, als ik den geest geef, uwen naam en den naam uws Zoons nog op de lippen hebbe. Ook bid ik u, geliefde Koningin I (vergeef mij mijne vrijheid) van zelve, eer ik sterf, mij met uwe zigtbare tegenwoordigheid te troosten; want gij hebt toch deze genade aan zoo velen uwer dienaars bewezen, en daarom verlang en hoop ik ze ook. Het is waar, ik ben een zondaar: ik verdien zulke groote genade niet; maar ik ben ook uw dienaar, die u bemin, en die al mijn vertrouwen in u stel. O Maria! mijne oogen zullen u in mijn doodsuur zoeken ; laat mij in dit verschrikkelijk oogenblik niet troosteloos en te vergeefs naar u omzien. Maar indien ik zoc groote genade niet verdien, sta mij dan toch ten minste
TOT DE ALLEKH. MAAGD MARVA. 173
vau uit den hemel bij, opdat ik van liefde tot God en tot u ontvlamd, dit leven verlate, om u voor eene altijddurende eeuwigheid in den hemel te gaan beminnen.
Gebed om van de hel bevrijd te worden.
Ik dank u, o allerbemiimelijkste Koningin mijns harten! dat gij mij zoo dikwerf van de hel bewaard hebt, die ik om mijne veelvuldige zonden maar al te dikwijls heb verdiend. Ja er was eeu tijd dat ik, ellendige, reeds tot deze schromelijke gevangenis veroordeeld was; en dit vonnis zou welligt na de eerste doodzonde, die ik begaan heb, zijn teu uitvoer ge-bragt, indien gij mij niet uit medelijden geholpen hadt. üit loutere goedheid, zonder dat ik daarom gebeden heb, hebt gij de goddelijke Regtvaardigheid als tegengehouden ; maar daarmede waart gij niet tevreden; neen, gij hebt nog de versteendheid van nrjn hart overwonnen, en mij bewogen om mijn vertrouwen op ii te stellen. Ach! welke groote zonden zou ik niet bedreven hebben in zoo vele gevaren, waarin ik mij bevonden heb, indien gij, o liefdewaardigste Moeder! mij niet door uwe genade, die gij voor mij van God verkregen hebt, bewaard hadt. O mijne Koningin! bevrijd mij ook voortaan van de hel. Waartoe zouden mij ook uwe barmhartigheid en liefdebewijzen dienen, zoo ik voor eeuwig verloren ging? Is er ook een tijd geweest op welken ik u niet beminde, zoo bemin ik u toch nu, en God, boven alles. O laat niet toe, dat ik u en mijnen God, aan wien ik zulke groote barm-
174 GEBEDEN
hartigheid te danken heb, nog ooit verlate. O allerbeminnelijkste Koningin! gedoog niet, dat ik u, gedurende de geheele eeuwigheid, in de hel zou haten en vervloeken. Kunt gij wel toelaten, dat een uwer dienaars, die u opregt bemint, verloren gaat ? o Maria! wat antwoordt gij hierop? Voor mij, ik loop zeker in mijn eeuwig verderf, indien ik u verlaat. Maar wie zou het wel wagen u te verlaten? hoe zou het mogelijk zijn, zelfs de liefde te vergeten, die gij voor mij gehad hebt ? O mijne Koningin ! gij hebt reeds zoo veel voor mijne zaligheid gedaan; voleindig uw werk
en blijf mij bijstaan!____Wilt gij mij helpen! ach,
wat zeg ik ? indien gij mij zoo veel goeds bewezen hebt in den tijd, dat ik aan u niet dacht, hoe veel te meer moet ik dan nu niet hopen, nu ik u bemin en mij u aanbeveel! Neen, waarlijk, hij, die zich aan u beveelt, gaat niet verloren; hij alleen gaat verloren, die u niet aanroept, bijugeene hulp zoekt. O mijne Moeder! ■geef mij toch niet aan mij zeiven over, want alsdan zou ik mij in het verderf storten; integendeel , maak dat ik altijd tot u mijne toevlugt neme. Maak mij zalig, o mijne hoop! bewaar mij van de hel, maar vooreerst van de zoude; want deze alleen kan mij tot de hel verdoemen.
Gebed om in den hemel te komen.
O hemelsche Koningin! die boven alle kooren der Engelen het naaste bij God zijt, ik, arme zondaar, groet u uit dit tranendal, en bid u, om uwe mede-
TOT DE ALLEBH. MAAGD MAKiA. 175
lijdende oogen tot mij te wenden; want waar gij uwe oogen qlaat, daar verspreidt gij genade. Zie, o heilige Maagd Maria! in hoe groote gevaren ik mij nu bevind , in welke ik, zoo lang ik op de aarde leef, gedurig blootgesteld ben om mijne; ziel, den hemel en mijnen God te verliezen. Maar in u, o mijne allerliefste Maria! heb ik al mijne hoop gesteld. Ik bemin u, en ik zucht naar het gelukkige oogenblik van u in den hemel te zien en te loven. O, mijne Moeder! wanneer zal die gelukkige dag verschijnen, waarop ik aan uwe voeten zal vallen, en u, de Moeder van mijnen God, en mijne Moeder, die zich zoo vele moeite gegeven heeft om mij van het eeuwige verderf te bewaren, zal aanschouwen! Wanneer zal ik die hand kussen, die mij zoo dikwijls van de hel bevrijd heeft, ja die mij, zelfs toen ik door mijne schuld verdiende van een ieder verlaten en gehaat te zijn, met zoo vele genaden verrijkte ? Mijne geliefde Koningin! hier op aarde ben ik jegens u ondankbaar geweest: maar als ik in den hemel komen zal, dan zal ik u niet meer ondankbaar zijn, dan zal ik n de altijddurende eeuwigheid door, zoo zeer beminnen als het in mijne magt is; ja, dan zal ik mijne ondankbaarheid herstellen met u zonder ophouden te prijzen en te danken. O allerliefste Moeder! ik dank God, dat hij mij een zoo groot vertrouwen in het bloed van Jesus Christus en in u gegeven heeft. Gij moet mij zalig maken, gij moet mij van mijne zonden bevrijden, gij moet voor mij door uwe voorspraak licht en kracht verkrijgen om den wil Gods te vervullen, gij moet mij in
176 GEBEDEN
den hemel leiden. Dit alles hebben uwe getrouwe dienaars van u gehoopt en niet een is bedrogen geworden. Neen, ik zal mij ook niet bedriegen; o Maria! het zal dan alzoo zijn, gij zult mij zalig maken. Bid uwen Zoon Jebus, gelijk ik hem nu ook bid, dat hij om zijn bitter lijden in mij dit heilig vertrouwen altijd beware en vergroote, want alsdan word ik zonder twijfel zalig.
Gebed om de liefde tot Jesus en Maria te bekomen.
Ik weet, o Maria! dat gij het edelste, het verhe-venste, het reinste, het schoonste, het milddadigste, het heiligste, met één woord, hot allerliefste onder alle schepselen zijt. O, dat toch allen u kenden en beminden, mijne Koningin! gelijk gij het verdient! Intus-schen troost het mij, dat er in den hemel en op de aarde zoo vele gelukkige zielen zijn, die uwe goedheid en schoonheid beminnen; maar het verheugt mij bijzonder, dat God u meer dan alle menschen, ja zelfs meer dan alle Engelen te zamen bemint. O mijne allerbeminnelijkste Moeder! ik, arme zondaar, bemin u ook, maar mijne liefde is nog zwak; ik wensch u meer en teederder te beminnen. Ach, bekom voor mij toch deze genade, want de liefde tot u is een teeken, dat men uitverkoren is om eeuwig te leven. Ik wensch zoo vurig die genade van God te verkrijgen; daarom wend ik mij tot u, mijne Moeder!
Ik erken ook, o geliefde Moeder! hoe veel dankbaarheid ik uwen goddelijken Zoon schuldig ben; ik erken dat hij van ons oneindig verdient bemind te worden.
TOT DE ALLEBH. MAAGD MARIA. 177
Daarom moet gij dan ook, gij, die niets zoo zeer verlangt dan hem van allen bemind te zien, mij de genade verwerven van Jesus vurig te beminnen. God geeft u alles, wat gij verlangt; bekom mij dan ook de genade van mijnen wil zoo naauw met dien van God te vereenigen, dat niets in staat zij mij van hem te verwijderen. Ik zoek noch de goederen dezer wereld, noeh hare eer, noch hare rijkdommen; alles, wat ik verlang, is hetgene gij het vurigst verlangt mij 1e geven, namelijk de liefde tot God. Zou het mogelijk zijn, dat gij dit verlangen, hetwelk u zoo zeer behaagt, niet zoudt willen vervullen? Neen, gij helpt mij reeds nu; gij bidt reeds nu voor mij: bid, bid voor mij, en houd niet op te bidden, tot dat gij mij in den hemel ziet, buiten gevaar van mijnen God nog te kunnen verliezen en verzekerd van hem, met u, o allerteederste Moeder ! vereenigd, de geheelc eeuwigheid door te kunnen beminnen.
Gebed om de voorspraak van Maria.
O allerheiligste Moeder Maria! ik weet hoe vele genaden gij reeds voor mij verkregen hebt, en ik zie ook te gelijkertijd hoe ondankbaar ik mij jegens u heb gedragen; maar, ofschoon ik, ondankbare, geene weldaden meer verdien, zoo wil ik toch liet vertrouwen op uwe barmhartigheid, die veel grooter is dan mijne ondankbaarheid, niet verliezen. Heb medelijden met mij, mijne magtige voorspreekster! Gij deelt alle genaden uit, die God aan ons, ellendigen, bewijst; God heeft 12 12
17S GEBEDEN
u zoo milddadig gemaakt, opdat gij ons in onze ellenden te hulp zoudt komen. O Moeder! help mij in mijnen nood. Gij neemt de ellendigsten en de meest veriatenen, die zich tot u wenden, onder uwe bescherming , verdedig dan ook mij, die nu tot u roep. Zeg mij niet, dat hot moeijelijk is mijne zaligheid te bewerken , want de groote hindernissen zijn ligt overwonnen, indien gij mij beschermt. In uwe handen stel ik dan mijne zaligheid, en vertrouw u mijne ziel toe; zij is digt bij haar verderf; gij moet ze door uwe voorspraak redden. Ik wil onder het getal uwer ijverigste dienaars zijn, verstoot mij niet; gij zoekt de ellendigen op om hen te helpen: ach! wil dan ook mij, armen zondaar, die tot u mijne toevlugt neem, niet verlaten. Zeg voor mij een woord aan uwen Zoon, die u toch alles geeft, waar gij hem om bidt. Neem mij onder uwe bescherming, en ik ben tevreden; ja, zoo gij mij bijstaat, vrees ik niets. Ik vrees dan mijne zonden niet, omdat ik wel weet, dat gij het kwaad, hetwelk zij mij toegebragt hebben, zult herstellen; ik vrees dan ook den duivel niet, want gij zijt magtiger dan de ge-heele hel; ik heb dan eindelijk ook niets te vreezen van mijnen regter Jesus, want een van uwe gebeden stilt zijne gramschap. Ik vrees alleen, dat ik, door eigene nalatigheid, vergeten zal mij aan u te bevelen, en dat ik alzoo zal verloren gaan. O mijne Moeder I verkrijg mij de vergiffenis van al mijne zonden, de liefde tot Jesus Christus, de heilige volharding, eenen zaligen dood en eindelijk den hemel. Maar bijzonder verkrijg mij de genade om mij altijd aan u te beve-
TOT DE A1LERH. MAAGD MAEIA. 179
len. Het is waar, dit alles zijn te groote genaden voor mij, die ze niet verdien; maar zij zijn niet te groot voor u, die van God zoo zeer bemind zijt, dat hij u alles geeft, wat gij wilt; het is genoeg, dat gij hem ecu woord zegt, om alles te bekomen. Bid dan Jesus voor mij; zeg hem, dat gij mij wilt bijstaan, en hij zal zeker medelijden niet mij hebben. Mijne Moeder! op u vertrouw ik, en in deze hoop wil ik leven en sterven. Amen. Leve Jesus, onze liefde! leve Maria, onze hoop!
A.A.NDA.CHTIGE en LIEFDEVOLLE
TOT DE
Eerste ilroefheid.
Ik heb medelijden met u, mijne teedere Moeder Maria! als ik denk aan liet eerste zwaard vdn droefheid , dat uw hart doorboorde, toen do zalige Simeon n al de mishandelingen voor oogen stelde, die uw Jesus voor de mensehen moest lijdeu, on die u alle dooide H. Schrift bekend waren. Ja, gij wist zelfs dat hij voor uwe oogen op het kruis , na al zijn bloed vergoten te hebben, den geest zoude geven, verlaten van allen, zonder dat gij hem zoudt kunnen helpen of verdedigen. Ik bid u, mijne Koningin! om de bittere herinnering\', die zoo lange jaren uw hart bedroefde, verkrijg mij de genade, dat ik het lijden van Christus en uwe smarten, in bet lijden en bij mijn sterven, altijd in mijn hart drage.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet , 1 Glorie zij den Vader.
OEFENINGEN TOT DE ZEVEN WEEEN VaX MARIA. 181 Tweede droeflieid.
Ik heb medelijden met u, mijne beminde Moeder Maria! als ik denk aan het tweede zwaard van droefheid, dat mv hart doorboorde, toen gij zaagt hoe uw onschuldige eerstgeboren Zoon door diezelfde men-schen, om welker zaligheid hij in de wereld gekomen was, vervolgd werd. Gij moest toen in het midden van den nacht stil naar Egypte vlugten. Om de verdiensten van al uw lijden, dat gij, o teedere Maagd! met ^ uw verdreven kind op deze lange en moeijelijke reis, door wilde en ruwe landen, en gedurende uw verblijf in Egypte hebt moeten ondergaan, waar gij onbekend en vreemd, vele jaren veracht leefdet, bid ik u, mijne lieve Koningin! verkrijg mij de genade, om geduldig en met u veroenigd tot mijnen dood] toe alle lijden van dit ellendige leven te verdragen, ten einde eens van de pijnen der hel, die ik verdiend heb, bevrijd te zijn.
1 Ome Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Fader.
Derde droefheid.
Ik heb medelijden met u, mijne beminde Moeder Maria! om het derde zwaard van droeflieid, dat uw hart doorboorde, toen gij uwen lieven Zoon J esus verloren hadt, toen hij drie dagen lang, van u verwijderd, in Jeruzalem bleef. O mijne lieve Koningin! alsdan het voorwerp uwer liefde niet meer ziende en niet wetende waarom hij u verlaten had, hadt gij zeker dag of nacht geen rust meer. Ongetwijfeld hebt gij toen zonder ophouden naar hem gezocht die uw
182 OEFENINGEN
grootste goed was. Ik bid u, om de zuchten, welke gij gedurende de drie bittere en voor u al te lange dagen tot God zondt, verkrijg voor mij de genade van nooit meer mijnen God te verliezen, opdat ik altijd hier op aarde met hem vereenigd leve, en in zijne genade eens deze wereld verlate.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
Vierde droefheid.
Ik heb medelijden met u , mijne geliefde Moeder Maria! om het vierde zwaard van droefheid, dat uw hart doorboorde, toeu gij uwen Jesus, tot den dood veroordeeld, niet koorden en ketenen gebonden, met bloed en wonden bedekt, met doornen gekroond, op den weg onder het zware kruis, dat hij op zijne verwonde schouders droeg, zaagt vallen, gaande als een onnoozel lam uit liefde voor ons tot den dood. Toen aanschouwdet gij elkander, en uwe blikken werden even als zoo vele smartelijke pijnen, met welke uwe van liefde tot elkander ontvlamde harten verwond werden. Door deze groote smarten bid ik u om mij de genade te verkrijgen, dat ik altijd overgegeven aau den wil van mijnen God leve, en dat ik steeds vol vreugde, met Jesus vereenigd, mijn kruis tot mijnen laatsten adem drage.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
Vijfde droefheid.
Ik heb medelijden met u, mijne geliefde Moeder Maria! om het vijfde zwaard van droefheid, dat uw
TOT DE ZEVEN WEEEN VAN MAMA. 183
hart doorboorde, toen gij op den Calvarieberg uwen geliefden Zoon Jesus, onder zulke schromelijke smarten, van de menschen bespot, langzaam op hot harde en ruwe kruis voor uwe oogen zaagt sterven, zonder hem ook de kleinste verzachting, die men zelfs aan de grootste kwaaddoeners in het doodsuur niet weigeren zoude, te kunnen geven. Om den doodsangst, welken gij, liefste Moeder ! aldaar met uwen stervenden Zoon uitstond; om de droefheid, die gij gevoel-det toen Jesus voor de laatste maal aan het kruis tot u sprak, toen hij afscheid van n nam, en ons allen met den H. Joannes als uwe kinderen aan u overgaf; om de verschrikkelijke smarten die gij leedt, toen hij zijn hoofd boog en gij hom den geest zaagt geven, bid ik u, verkrijg voor mij bij uwen gekruisten Jesus de genade, dat ik ook dood zij voor alle dingen dezer wereld, en ik gedurende geheel mijn leven, alleen voor God leve, en alzoo eens daartoe kome, dat ik hem van aanschijn tot aanschijn in den hemel moge aanschouwen.
1 Onze Vader, 1 IVees gegroet, l Glorie zij den Vader.
Xosde droefheid.
Ik heb medelijden met u, mijne geliefde Moeder Maria! om het zesde zwaard van droefheid, dat uw hart doorboorde, toen men dat feeder hart van uwen dooden Zoon doorstak, die reeds voor deze ondankbaren , welke zelfs na zijnen dood niet moede waren hem te mishandelen, gestorven was. Om deze onuit-
] 84 OEFENINGEN
sprekelijke groote smarten, bid ik u, verkrijg voor G0(
mij de genade, dat ik altijd in het voor mij door- her
boorde hart van Jesus moge wonen , in dat hart, het- sta
welk de liefdekamer is, waarin alle zielen, die God lt;lilt;-
beminnen, hare rust vinden; opdat ik aldaar zoo lang en
ik leef, aan niets anders denke en niets anders be- sc
minne dan God alleen. O allerheiligste Maagd Maria! ce gij kunt dit doen, van u hoop ik het.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den ^ Vader.
Xevciiile dropflielü.
Ik heb medelijden met u, mijne geliefde Moedei Maria! om het zevende zwaa,rd van droefheid, dat uw hart doorboorde, toen gij uwen gestorven Zoon in uwe armen druktet. Hij is niet meer lief en schoon, gelijk eertijds, toen gij hem in den stal van Bethlehem in uwe armen hield: neen, hij is vol bloed; zijn heilig ligchaam is geheel verscheurd door de geeselslagen, en zijne beenderen zijn zelfs door de wouden ontbloot.
O mijn allerliefste Zoon! zoo spraakt gij toen, mijn allerliefste Zoon! waartoe heeft uwe liefde u gebragt ? En toen men hem in het graf droeg, wildet gij hem vergezellen, en hem met uwe eigene handen in hetzelve nederleggen, om, na voor de laatste maal van hem afscheid genomen te hebben, uw liefdevol hart daar te laten. Om al dat schromelijk lijden, dat uwe heilige ziel gevoeld heeft, verkrijg voor mij, o Moeder der schoone liefde! de vergiffenis van alle belee-digingen, die ik mijnen, mij zoo vurigbeminnenden )
TOT DB ZEVEN WEEEN VAN MARIA. 185
God aangedaan heb, en die mij uit geheel mijn hart berouwen. Sta mij bij, o Maria! in alle bekoringen, sta mij bij in mijn doodsuur, opdat ik door de verdiensten van Jesus, en door de uwe, zalig worde, on eens met uwen bijstand, na deze ellendige ballingschap op aarde, den lof van Jesus en den uwen voor eeuwig in den hemel moge zingen.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
Bid voor ons, \'allerbedruktste Moeder Maria.
Opdat wij aan de beloften van Christus mogen deelachtig worden.
GEBED.
O God! in wiens lijden, volgens de voorzegging van Simeon, een zwaard van droefheid de allerzoetste ziel van de glorierijke Maagd en Moeder Maria doordrong; geef genadig, dat wij, die met vereoring aan hare smarten denken, aan de gelukkige uitwerkselen van uw lijden deelachtig worden, gij, die leeft en heerscht in eeuwigheid. Amen.
KLOKTE TJITLEQdING
DEB
VAN
f In het eerste blijde geheim van den Kozekrans: dien gij, o H. Maagd! ontvangen hebt, overweegt men, hoe de aartsengel Gabriël aan de allerheiligste Maagd verkondigde, dat zij onzen Heer Jesus Christus ontvangen en baren zoude.
Overdenk , o beminnende ziel, de liefde van onzen God, die ons zou hebben kunnen zalig maken, met ons eenen Engel te zenden om ons te verlossen; maar die daarmede niet tevreden zijnde, zelf hoeft willen komen, om voor ons eeuwig geluk te sterven.
Doeh waar vindt men de liefde en dankbaarheid, die de menschen aan een zoo liefdewaardigen God schuldig zijn ? — Laat ons Maria gedurende dit deel van den Kozekrans bidden, dat zij ons de liefde Gods verkrijge. O Moeder Gods! gij waart altijd van liefde tot mijnen Zaligmaker ontvlamd, die, om ons van de hel te bevrijden, uw Zoon is willen worden: verkrijg mij van Jesus Christus de genade om hem uit al mijne krachten te beminnen.
f In het 2C blijde geheim: dien gij, Elisabeth bezoekende, gedragen hebt, overweegt men, hoe de allerheiligste Maagd Maria, na vernomen te hebben, dat hare nicht zwanger was, aanstonds tot haar reisde en drie maanden bij haar bleef.
Overdenk, dat het bezoek van Maria dit geheele huis gelukkig maakte.
KORTE UITLEGGING VAN DEN H. EOZEKKANS. 187
Zalig is hij, die door Maria bezocht wordt.
Laat ons Maria bidden, dat zij dikwijls ons hart wille bezoeken en ons heilig make.
f In het 3\'\' blijde geheim; dien gij, o Maagd!gebaard hebt, overweegt men, hoe de allerheiligste Maagd, toen de tijd der geboorte van Josus gekomen was, onzen Zaligmaker te Bethlehem in eene krib tus-sohen twee dieren ter wereld bragt.
Overdenk, hoe Maria, de tijd der baring nabij zijnde, zich te Bethlehem bevond, alwaar men haar nergens wilde ontvangen, zoodat zij gedwongen was in eenen stal tussohen de dieren, eene plaats te zoeken om den Zoon Gods te baren.
Jesus wilde op de aarde als een kindje in eene krib liggen, om de zondaars meer vertrouwen in te boezemen : wij mogen derhalve geen mistrouwen in God hebben.
Bidden wij dan Maria, dat zij ons een groot vertrouwen op God verkrijge.
f In het ée blijde geheim : dien gij in den tempel geofferd liebt, overweegt men, hoe de allerheiligste Maagd, 40 dagen na de geboorte van Christus, de tijd der reiniging voorbij zijnde, haren heiligen Zoon in den tempel opofferde, en hem op de armen van den grijsaard Simeon legde.
Maria had niet noodig zich te reinigen, dewijl zij altijd vlekkeloos geweest was, maar om aan de wet te gehoorzamen, en uit ootmoedigheid, wilde zij, voor de oogen der wereld onrein, gelijk do andare vrouwen verschijnen.
Zou het mogelijk zijn, dat, terwijl Maria, die zoo heilig was, zich niet geschaamd heeft voor onrein aangezien te worden, wij, die zoo vol zonden zijn, ons schaamden, ons als zondaren te vertoonen? Laat ons de allerheiligste Maagd bidden, dat zij ons helpe alle valsche schaamte in de heilige biecht te overwinnen.
f In het 5e blijde geheim : dien gij in den tempel
KORTE UITLEGGING
wedergevonden hebt, overweegt men, hoe Maria, ua haren goddelijken Zoon verloren en hem drie dagen gezocht te hebben, hem eindelijk den derden dag in den tempel voud, zittende onder de Schriftgeleerden nog slechts 12 jaren oud zijnde.
Overdenk , hoe de allerheiligste Maagd en de heilige Jozef, na met hunnen kleinen Jesus den tempel bezocht te hebben, hem op hunne terugreis verloren ; weenende en zuchtende zochten zij hem drie dagen lang ! en vonden hem eindelijk in den tempel.
Maria had niet de genade van Jesus Christus, maar alleen zijne persoonlijke tegenwoordigheid verloren, en evenwel heeft zij hem met zoo vele tranen gezocht. Hoe veel te meer moest hij, die zijne genaden verloren heeft, Jesus weenende zoeken ! Die hem op zulke wijze zoekt, vindt hem zonder twijfel weder.
Bidden wij Maria, dat zij voor ons eene ware droefheid over onze zonden verkrijge.
f In het le droevig geheim; die voor ons bloed gezweet heeft y overweegt men, hoe Jesus, in den hof biddende, bloed zweette.
Overdenk, hoe onze Zaligmaker, zoodra hij in den hof gekomen was, door zulk eene groote droefheid overvallen werd , dat hij zelf zeide, dat zij hevig genoeg was om hem te dooden : „ Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe.quot; Vragen wij ons af, wie Jesus in den hof zoo zeer bedroefd heeft, wie de oorzaak geweest is, dat hij bloed heeft gezweet? Het aanzien van onze zonden heeft hem dezen doodsangst veroorzaakt. Laat ons onze droefheid met die van Jesus vereenigen.
Laat ons Maria bidden, dat zij voor ons eene ware droefheid verkrijge.
f In het 2e droevig geheim; die voor onsgegeeseld is, overweegt men de verschrikkelijke geeseling van Jesus Christus in het huis van Pilatus in welke hij, volgens de verklaring van de H. Birgitta, (gt;666 gee-selslagen ontvangen heeft.
188
VAN DEN H. ROZEKEANS.
Overdenk, dat deze geeseling zoo gruwelijk was, dat zijn heilig ligchaam, volgens de voorzegging van Isaïas, aan het ligchaam van eenen melaatsche geleek; dat is, dat hij van het hoofd tot de voeten met wonden overdekt was. De godgeleerden zeggen, dat Christus deze schromelijke smarten vooral daarom heeft willen lijden, om voor de zonden van onkuisohheid te voldoen. Hebt gij het verstaan, gij, zondaar ? uwe onkuischheid heeft Jesus Christus gegeeseld ; o geesel Jesus dan toch niet meer!
Laat ons Maria bidden, dat zij ons van de boosheid die de hel vervult, bevrijde.
f In het Squot; droevig geheim: die voor ons met doornen gekroond is, overweegt men de doornenkrooning van Jesus Christus, die uit bespotting als een koning behandeld werd.
Overdenk, hoo de snoode beulen, na Jesus gegeeseld te hebben, hem op eenen steen deden zitten ; hoe zij hem aldaar oen riet in plaats van eenen sehepter in de hand gaven ; hem een oud kleed, in plaats van den koninklijken mantel, op de schouderen wierpen ; hom eeu krans van doornen , in plaats van eene kroon, op het hoofd stolden, en hoe zij met stokken op de doornen sloegen, waardoor zij iu het hoofd drongen. Daarop bespotteden zij hem, en riepen hem toe: Wees gegroet, Kouing der Joden! en sloegen hem zijn in zijn goddelijk aangezigt.
Even zoo doen de zondaars, die na gebiecht te hebben, door hunne zonden Jesus op nieuw beleedi-gen. Zij slaan hem, gelijk de Joden , in zijn beminnelijk heilig aangezigt.
Laat ons Maria bidden, dat zij voor ons verkrijge veeleer te sterven dan Jesus op nieuw te beleedigen.
f In het 4e droevig geheim : die voor ons het kruis gedragen heeft, overweegt men, hoe, nadat Pilatus Js-sus veroordeeld had, men om zijne schande en smarten te vergrooten, hem het kruis op zijne schouderen wierp.
189
KORTE UITLEGGING
Overdenk, hoe Jesus vol liefde het kruis omhelst, om voor onze zonden te voldoen. — Het is billijk, dat wij ook om God voor zoo veel beleedigingen, die wij hem aangedaan hebben, te voldoen, alle kruisen en lijden die hij ons overzendt, gewillig aannemen.
Laat, ons Maria bidden, dat zij voor ons overgeving en verduldigheid in al ons lijden verkrijge.
In het 5e droevig geheim : die voor ons gekruisigd is en gestorven, overweegt men, hoe men Jesns op den Calvarieberg gekomen zijnde, de kleederen van het ligchaam trok en hem op het kruis nagelde, waarna hij in de tegenwoordigheid van zijne bedrukte Moeder stierf.
Overdenk, welken bitteren dood onze Zaligmaker heeft willen lijden om onze liefde te winnen. Laat ons dikwijls onze oogen naar een kruisbeeld slaan en tot onzen Zaligmaker roepen: Ik bemin u, omijnJesus! die uit liefde tot mij hebt willen gedood worden.
Laat ons Maria bidden, dat zij voor ons de genade verkrijge dikwijls aan de liefde te denken, dieJesus Christus ons op het kruis bewezen heeft.
f In het le heerlijk geheim ; die van den dood opgestaan is, overweegt men, Uoo Jesus denderden dag na zijnen dood zegepralend en heerlijk uit het graf opgestaan is om niet meer te sterven.
Laat ons overdenken de heerlijkheid van onzen Za,-ligmaker in zijne verrijzenis, die door zijnen doodden duivel overwonnen en de mensohen uit de slavernij verlost heeft. Welke dwaasheid begaat niet de zondaar, die, nadat Jesus hem van de magt des duivels bevrijd heeft, om eenige ellendige vergenoeging of om eenige aardsehe goederen, zich op nieuw als slaaf aau satan geven wil.
Laat ons Maria bidden, dat zij ons zoo naauw door de liefde met Jesus vereenige, dat wij nooit meer door den duivel overwonnen worden.
f In het 2e heerlijk geheim ; die ten hemel opgevaren is, overweegt men hoe Jesus, 40 dagen na zijne ver-
190
VAN DEN H. ROZEKEANS.
rijzenis, in de tegenwoordigheid van zij ae H. Moeder en van zijne leerlingen, zegepralend en verheerlijkt ten hemel klom.
Overdenk, hoe de hemel toen gesloten was, en hoe onze Zaligmaker hem voor allen, die hem beminnen, geopend heeft.
quot;Welk eene ellende is het niet, als men bedenkt, dat onze Zaligmaker zoo veel heeft willen lijden om ons den hemel te verworven ; en dat er evenwel zoo vele dwaze zondaars zijn, die den hemel verzaken en zich zelven, om een ellendig vermaak, om een niet, tot de hel verdoemen. Laat ons Maria bidden, dat zij voor ons bij God verlichting bekome opdat wij erkennen hoe ij del de goederen der wereld zijn, en hoe groot de vreugde zal wezen, die God in den hemel bereidt voor diegenen, welke hem op de aarde beminnen.
f In het 3e heerlijk geheim : die den Heiligen Geest gezonden heeft, overweegt men, hoe Jesus Christus, die aan de regterhand des eeuwigen Vaders zit, den Heiligen Geest zond over de Apostelen, die met Maria in eene eetzaal te Jeruzalem vergaderd waren.
Overdenk, hoe do Apostelen, eer zij den Heiligen Geest ontvangen hadden, zwak en koud in de liefde Gods waren, ja zoodanig dat gedurende het lijden van Christus, de een hem verraadde, de andere hem verloochende, en allen hem verlieten; maar hoe zij, na den Heiligen Geest ontvangen te hebben, door eene zoo vurige liefde tot Jesus ontvlamd waren, dat zij, vol vreugde, hun leven voor Jesus opofferden.
De H. Augustinus zegt: „ Hij die bemint, verheugt zich, indien hij te lijden heeft.quot;
Laat ons Maria bidden, dat zij voor ons van den Heiligen Geest de gave der liefde Gods bekome, en alsdan zal alle lijden dezer wereld ons zoet schijnen.
-f In het 4e heerlijk geheim: die u in den hemel opgenomen heeft, overweegt men, hoe Maria eenige jaren na de verrijzenis van Jesus Christus de wereld verliet en door de Engelen ten hemel opgevoerd werd.
191
192 KOUTE UITLEGGING VAN DEN H. ROZEKRANS.
Daar Maria heilig geleefd had, zoo was haar dood ook zoet en troostvol. Onze dood zal niet zoo zoet zijn als de dood van Maria, omdat onze zonden ons in dat oogenblik verschrikken zullen. Wie nogtans zijn ongeregeld leven verlaat, en zich in de dienst van Maria begeeft, die kan hopen, dat zijne goede Moeder Maria aan hem denken en hem bijstaan zal, opdat hij getroost sterve, hetgeen zoo vele dienaars van Maria ondervonden hebben.
Ik stel mij onder uwe bescherming, o Maria! ik neem vast voor mij te beteren, ik bid u mij in mijn doodsuur bij te staan.
f In het 5e heerlijk geheim: die u in den hemel gekroond heeft, overweegt men, hoe Maria door haren goddelijken Zoon gekroond werd, en welke heerlijkheid de heiligen in den hemel genieten. — Toen Maria in den hemel door God gekroond werd, bestemde hij haar tot onze voorspreekster; daarom zegt de H. Amadeüs: „Zij bidt zonder ophouden voor ons.quot;
Het is wel waar, dat Maria voor allen bidt; maar het is ook zeker, dat zij op eene geheel bijzondere wijze voor diegenen bidt, die haar vurig om hare voorspraak aanroepen.
Laat ons Maria met de heilige Kerk bidden; „Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons,quot; en met den H. Philippus Nerius: „Maria, Moeder van God, bid Jesus voor ons.quot;
In den naam dos Vaders, enz.
Ik geloof in God den Vader, enz.
Glorie zij den Vader, enz. Onze Vader, enz.
Ik groet u. Dochter van God den Vador. Wees gegroet, enz.
Ik groet u. Moeder van God den Zoon. Wees gegroet , enz.
Ik groet u, Bruid van God den H. Geest. Wees gegroet, enz.
Glorie zij den Vader, enz.
DE V. BLIJDE GEHEIMEN.
I. DE BOODSCHAP DES EJSGELS.
De namen van Jesus en Maria moeten zijn gezegend, van nu af lot in eeuwigheid.
Onze Vader, enz.
1. De H. Drievuldigheid heeft toegestemd in de menseh-wording van Christus, wees gegroet, enz.
■2. Maria is tot Moedor van Christus verkoren,
3. De Engel Gabriel brengt Maria de blijde bood- s schap, §
4. Maria was in de eenzaamheid in baar gebod,
5. Do Engel zeide: Wees gegroet, vol van genade, m de Heer is met n, g
6. Maria was verbaasd, toen zij den Engel hoorde,
7. De Engel zeide; Maria, wil niet vreezen, want g gij zult ontvangen door den H. Geest, f4
8. Maria zeide: Zie de dienstmaagd des Heeren: mij geschiede naar uw woord,
H. KOZEKRANS.
9. Maria is van den H. Geest overlommerd geworden , wees gegroet., enz.
10. En het Woord is vleesch geworden en liet heeft onder ons gewoond, wees gegroet, enz.
Glorie zij den Vader, enz.
11. HET BEZOEK VAK MARIA. AAN HARE NICHT EUSABETfl.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
]. Maria uit ootmoedigheid gaat hare nicht Elisabeth bezoeken, wees gegroet, enz.
2. Maria bestuurd door don H. .Geest,
3. Maria met haast opstaande, gaat over het gebergte ,
4. Maria werd met veel liefde door hare nicht Elisabeth ontvangen, ^
5. Joannes is gezuiverd en van blijdschap opge- g sprongen in zijns Moeders ligchaam, ^
6. Elisabeth zeide: Gezegend is de vrucht uws o ligehaams, g
7. Maria heeft uitgeroepen; Mijne ziel maakt groot den Heer!
8. Elisabeth zeide: Welk geluk geschiedt mij, dat 3 de Moeder des Heercn tot mij komt!
9. Het huis van Zacharias is door de komst van Jesus en Maria gezegend,
10. Maria heeft hare nicht drie maanden met voel liefde gediend.
Glorie zij den Vader, enz.
III. DE GEBOORTE VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebleven, wees gegroet, enz.
2. Maria heeft Jesus in een en stal gebaard en in doeken gewonden, wees gegroet, enz.
3. Maria heeft Jesus met veel liefde en verwondering aanschouwd, wees gegroet, enz.
194
H. KOZEKBANS.
4. Maria heeft .Tesus omhelsd en aan haar hart gedrukt,
5. Maria heeft Jesus met hare H. borsten gevoed, =3
6. Maria heeft Jesus in eene krib gelegd, g
7. Jesus lag op hooi en stroo, tussohen os en ezel, ^
8. De Engelen hebben gezongen: Glorie zij aan a? God in het hoogste, en vrede op de aarde aan o de menschen, die van goeden wil zijn,
9. De herders zijn het Kind komen bezoeken, re
10. De drie Koningen zijn hot Kind komen aan- n bidden en hebben het hunne giften geofferd,
Glorie zij den Vader, enz.
IV. DF, OFDRAGT VAK CHRISTUS IH DES TEMPEL.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Maria gaat om haar H. Kind te offeren, wees gegroet, enz.
2. Jesus en Maria onderworpen zich aan de wet van Mozes,
3. Maria gaat door moeijelijke wegen naar Jerusalem ,
4. Maria heeft Jesus op hare armen gedragen, J
5. Maria vervolgt al biddende haren weg, g
6. Maria heeft Jesus in den Tempel geofferd, ac
7. Maria heeft aau de wet voldaan, met de offer- cr gift der arme menschen, 3
8. Anna de profetes loofde God voor de verlossing van Israël, 0
9. De oude Simeon heeft Jesus omhelsd en op n zijne armen genomen,
10. Simeon zeidc; Heer, laat nu uwen dienaar, volgens uw woord, in vrede gaan.
Glorie zij den Vader, enz.
V. UR VIKDING VAK HET VERLOREK KIND JESUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Maria heeft haar lief Kind verloren, w. gegr. enz.
195
196 H. ROZEKRANS.
2. Maria heeft haren schat gemist,
3. Maria heeft hem al weenende gezocht,
4. Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten ^ gaan zoeken, g
5. Maria heeft Jesus na drie dagen gevonden, quot;
6. Maria vindt Jesus in den Tempel, 5
7. Jesus, twaalf jaren oud zijnde, leerde de Leer- g aren, 3V
8. Maria zeide; Zoon, waarom hebt gij ons be- quot; droefd ? S
9. Jesus is met hen afgegaan en was hun onderdanig, ■
10. Maria bewaarde al de woorden inbaar hart, die Jesus tot haar sprak.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Maria, allergoedertierenste Moeder! verkrijg voor mijn hart eeue ware droefheid, en voor mijne oogen tranen van berouw, om te beweenen, dat ik Jesus door de zonden zoo dikwijls heb verloren, vergun mij hem weder te vinden en altijd te behouden. Ameu.
DE V. DROEVIGE GEHEIMEN.
I. DE BEKAAUWDHEIU VAN CHRISTUS 1» HET HOFJE.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus gaat naar het hofje van Olijven, w. gegr. enz.
2. Jesus valt plat ter aarde neder,
3. Jesus volhardt in het gebed,
4. Jesus is bedroefd tot den dood toe, »
5. Jesus zweet water en bloed, lt;§
6. Jesus stelt zijnen wil in den wil van zijnen ^ hemelsohen Vader, §
7. Jesus vermaant zijne Leerlingen om te waken -en te bidden, b
8. Jesus wordt door zijnen Apostel met eenen kus • verraden,
w
i
H. ROZEKRANS,
9. Jesus wordt door zijn bemind volk gevangen genomen, wees gegroet, enz.
10. Jesus wordt vreeselijk gebonden en gesleurd van den eenen regter tot den anderen, wees gegr., enz.
Hoe lief heeft God den menseh gehad, dat hij zijnon eenigeu Zoon niet gespaard, maar hem overgeleverd heeft tot den dood, ja tot den dood des kruises.
II. DE GEESELING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus wordt door de Joden aan de Heidenen overgeleverd, wees gegroet, enz.
2. Jesus wordt bij Pilatus valschelijk beschuldigd,
3. Jesus wordt door zijn volk achter Barabbas , gesteld, g
4. Jesus, alhoewel onschuldig verklaard, wordt w geleverd om gegeeseld te worden, quot;S
5. Jesus kleederen worden uitgerukt, ^
6. Jesus stond daar naakt en bloot, g_
7. Jesus aan eene kolom gebonden,
8. Jesus wordt wreedaardig gegeeseld, g
9. Jesus bloed vloeit langs de aarde,
10. Jesus is gewoed om onze zonden,
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
III. DE KROOKIJSG VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. De soldaten hebben Jesus eene doornen kroon bereid, wees gegroet, enz.
2. Zij hebben de doornen kroon in Jesus hoofd ^ gedrukt, ^
3. Jesus hoofd langs alle kanten doorwond, »
4. Jesus hoofd druipende van het bloed, f
5. Jesus met een\' purperen mantel bespot, g
6. Zij hebben Jesus een riet voor schepter in de n hand gegeven,
197
198 H. ROZEKEANS.
7. Zij hebben met bot riet op het gekroonde hoofd ^ van Jesus geslagen, §
8. Zij hebben in Jesus geheiligd aangezigt gespuwd, ^
9. Jesus overladen met versmaadhedeu, ^
10. Pilatus heeft Jesus aan het volk vertoond, r-zeggende; Ziet den niensch! ®
Hoe lief heeft God don mensch, enz. f
IV. UK KKUISDKiGIKG VAM CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus wordt veroordeeld om gekruist te worden, wees gegroet, enz.
2. Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd,
3. Jesus heeft zijn kruis op zijne doorwonde schouderen gedragen,
4. Jesus wordt tusschen twee moordenaars opge- s leid, g
5. Jesus bezwijkt onder het kruis om onze zon- a\' ■\\ cr? den, cd
6. Jesus beladen met zijn kruis, ontmoet zijne be- g droefde Moeder, g.
7. Jesus wordt beweend door de godvruchtige quot; vrouwen van Jerusalem, s
8. Jesus zeide-. Handelt men zoo met het groene • hout, wat zal dan mot het dorre geschieden?
9. Niemand wilde Jesus zijn kruis helpen dragen,
10. Jesus klimt voor ons op den berg van Calvarië,
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
V. DE KKUiSlUiHG LjN\' DOOU VAIS CUKISfUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus werd onmensclielijk op het kruis uitgerekt, wees gegroet, enz.
2. Jesus handen en voeten doornageid, wees gegr., enz.
3. Jesus werd aan het kruis opgerigt, en zijne wouden vloeiden van het bloed, wees gegroet, enz.
4. Jesus bidt voor zijne vijanden, wees gegroet, enz.
II. KOZEKBAJJS.
5. Jesus belooft dea moordenaar het Paradijs,
6. Jesus beveelt den H. Joannes aan zijne Moeder, ^
7. Jesns, dorst hebbende, is met gal en edik ge- § laafd, (j,
8. Jesus heeft uitgeroepen: Mijn God , waarom hebt gij mij verlaten? o
9. Jesus zeide; Het is volbragt, S-
10. Jesus heeft zijnen geest gegeven en zijn hart g voor ons laten openen, f
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
GEBED.
O Jesus! ik bid u door uwe smarten en uwen bitteren dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten, doorstokene zijde, en al uwe gezegende wonden, ontferm u mijner, en druk uw heilig lijden zóó in mijn hart, dat mij niets anders behage dan gij, mijn Jesus, die voor mij gekruist zijt. Amen.
DE V. GLORIERIJKE GEHEIMEN.
I. DE VEKKIJZEKIS VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria , enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus is den derden dag heerlijk verrezen, w. g. enz.
2. Jesus heeft dood en hel overwonnen,
3. Jesus heeft de oudvaders getroost en verlost,
4. Jesns verblijdt zijne H. Moeder, ^
5. Jesus verschijnt als een hovenier aan Maria g Magdalena, quot;
fl. Jesus vertoont zich aan Petrus, \'o
7. De leerlingen van Emaüs zeideu: Was ons quot;g hart niet brandende van liefde, als hij tot ons g. sprak ?
8. Jesus staat in het midden van zijne Leerlingen S en wenscht hun allen den vrede,
9. Jesus toont zijne heerlijke wonden aan den H. Thomas,
10. Thomas roept uit: ü mijn Heer en mijn God\'.
199
H. ROZEKBAJJS.
Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligst en goddelijk Sacrament.
II. DE HEMELVAART VAN CHRISTUS.
De namen van .1 csus en Maria, enz. Onze Vader .enz.
1. Jesus vaart heerlijk ten hemel, wees gegroet, enz.
2. Jesns klimt op door zijne eigene magt,
3. Jesus scheidt van zijne lieve vrienden,
4. Jesus belooft met hen te blijven, tot het einde der wereld, quot; ^
5. Jesus belooft hun den H. Geest, g
6. De Leerlingen hebben Jesus aanschouwd, en hij heeft hen allen gezegend, os
7. Jesus heeft voor ons den hemel geopend, o
8. Jesus zit aan de regterhand van zijnen hemel- .f schen Vader, a
9. Jesus toont zijne heilige wonden voor ons aan n zijnen hemelschen Vader,
10. Jesus is onze middelaar in den hemel.
Geloofd en gedankt, enz.
III. DE ZEKDIKG VA.N DEK H. GEEST.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus heeft den H. Geest gezonden, wees gegr. enz.
2. Jesus heeft den Trooster gezonden,
3. Jesus heeft het vuur op de wereld gezonden,
4. De H. Geest heeft de harten met liefde ontstoken, ,
5. De H. Geest heeft de verstanden verlicht, g
6. De H. Geest heeft de harten versterkt, quot;
7. De H. Geest heeft verschillende talen doen quot;g, spreken, ^
8. De H. Geest heeft zijne gaven uitgedeeld,
9. Kom, H. Geest, bezoek de harten uwer ge- -loovigen, g
10. Kom, H. Geest, ontsteek in ons het vuur ^ uwer liefde.
Geloofd en gedankt, enz.
200
H. ROZEKKANS.
IT. BE HEMELVAART VAN MA1UA.
De namou van Jesus en Maria, onz. Onze Vader, enz.
1. Maria is opgenomen ten hemel, wees gegroet, enz.
2. De hemelsohe Vader ontvangt zijne beminde Dochter,
3. Jesus omhelst zijne lieve Moeder, |
4. De H. Geest verwelkomt zijne lieve Bruid, S
5. De Serafijnen groeten Maria,
6. De Engelen dienen Maria,
7. Geheel de hemel is verblijd door Maria, 3
8. Maria zit het naast bij haren lieven Zoon, j*
9. Maria is onze Moeder en Middelares in den m hemel, §
10. Maria is onze voorspreekster in den hemel,
Geloofd en gedankt, enz.
V. DE KROOKING VAN MARIA,
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Maria is heerlijk gekroond in den hemel, wees gegroet, enz.
2. Maria gekroond om hare serafijnsche liefde,
3. Maria gekroond om hare engelachtige zuiverheid,
4. Maria gekroond om hare groote ootmoedigheid, ^
5. Maria gekroond om hare volmaakte gehoor- g zaamheid, m
6. Maria gekroond om hare heilige voorzigtig- \'S heid, ^
7. Maria gekroond om hare groote verduldigheid, ®.
8. Maria gekroond om hare ijverige dankbaarheid, quot;
9. Maria gekroond om hare volharding in alle S deugden, ^
10. Maria boven alle Engelen en Heiligen in den hemel gekroond, gelijk der Moeder van God toekomt,
Geloofd en gedankt, enz.
201
H. ROZE KRANS.
GEBED.
In de vereeuiging van al uwe deugden, verdiensten en volmaaktheden, draag ik u, zuivere Maagd en verheerlijkte Moeder Gods Maria! deze geestelijke kroon van gebeden en groetenissen op; gewaardig ze met al de lofzangen, die op de aarde en in den hemel gezongen worden, aan te nemen , en vraag voor mij en allen, voor welke ik verpligt bon te bidden, vau uwen beminden Zoon de genade om wel te leven en do eeuwige zaligheid te verwerven. Amen.
Een Onze Vader, tot dankbaarheid, dat God ons de genade verleend heeft den Rozekrans te bidden.
Onze Vader, enz.
Een Wees gegroet, dat Maria ons verstand opdrage aan den hemelschen Vader, en wij in eeuwigheid zijner barmhartigheid mogen gedenken. Weesgegroet, enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria ons geheugen op-offere aan haren Zoon, en wij gedurig ziju loven en bitter lijden indachtig mogen wezen. Wees gegroet, enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria onzen wil moge toeëigenen aan den H. Geest, en hij gedurig in ons van liefde moge branden. Wees gegroet, enz.
Het Geloof zullen wij bidden, opdat ons gebed aan God moge aangenaam zijn, dat het moge strekken tot zijne meerdere eer en glorie, tot welzijn der H. Kerk, tot bekeering der zondaren en afgevallene Christenen, en tot welzijn der gemeenten. Tk geloof in God den Vader, enz.
De almogendheid des Vaders beware ons. Do wijs-heid des Zoons onderwijze ons. De liefde des H. Geestes onsteko ons. In den naam des Vaders, enz.
202
IXLBIDING
TOT
OF
inwendig gebed of de meditatie is bijna noodzakelijk om zalig te worden, omdat men de eeuwige waarheden en de geheimen van onze H. Godsdienst alleen met de oogen des verstands, te weten, als men die dikwijls en ernstig overweegt, leert kennen, en hij, die dit verzuimt, zegt de H. Augustinus, wandelt met gesloten oogen, en kan volstrekt niet weten welken weg hij moet inslaan, en welk middel hij in het werk moet stellen, om tot zijne bestemde plaats, namelijk den hemel, te komen.
Maar voornamelijk is het inwendig gebed tot de zaligheid noodzakelijk, omdat hij, die niet mediteert, ook niet bidt; en hij, die niet bidt, gaat verloren.— Die niet gedurig mediteert, bekomt geene duurzame deugden, omdat hij alleen met volharding de deugd beoefent, die in het gebed volhardt; daarom is het ook, dat onze Zaligmaker zegt: „Men moet altijd bidden en nooit ophouden.quot; Wie niet mediteert, zal moeijelijk langen tijd de doodzonde vermijden, want hij zal in de verstrooidheid leven, zijne gebreken niet erkennen, de gevaren, in welke hij zieh bevindt, klein-
204 INLEIDING TOT HEI INWENDIG
achten, weinig bezorgd zijn om de middelen aan te wenden, ten einde ze te vermijden; en eindelijk, daar hij niet meer erkennen zal, hoe noodzakelijk het gebed is, zal hij dit geheel verlaten en verloren gaan.
Omdat men de eeuwige waarheden niet overweegt, is de wereld vol zonden, en de hel vol\'verdoemden. „De geheele aarde is onbebouwd en verwoest, omdat niemand overweegt.quot; Wie integendeel dikwijls aan den dood, het oordeel en de eeuwigheid denkt, zal of wel de zonden of het gebed verlaten, omdat de meditatie en de zonde niet in overeenstemming te brengen zijn : „ Denk aan uwe uitersten en in eeuwigheid zult gij niet zondigen.quot;
Als wij overwegen, spreekt God met ons, en God redeneert veel beter dan alle predikanten. Door de meditatie zijn de Heiligen heilig geworden, want men leert daarin het hart van alle aardsche neigingen aftrekken en het tot God keeron: „Wanneer ik overwoog, ontvlamde mijn hart in mij.quot;
Tot onderwerp onzer overdenking moeten wij, volgens de uitspraak der Heiligen, voornamelijk de eeuwige waarheden en bijzondere geheimen van onze heilige Godsdienst kiezen. Wij moeten de zonden, den hemel en de hel, de mensehwording van JesusChristus, zijn heilig lijden, den magtigen bijstand van Maria en van den H. Jozef dikwijls overwegen, omdat dit ons vertrouwen vergroot en ons bekwaam maakt om de genaden, die God ons door zijn lijden en door de voorspraak der Heiligen wil laten bekomen, te ontvangen (1).
(1) Over al deze onderwerpen vindt men meditatiën in dit boek.
GEBED OF DE MEDITATIE. 205
Het beste is, dat men in de kerk de overweging doet. Indien men nogtans daartoe geenen tijd of geene gelegenheid heeft, kan men ze ook in zijne kamer verrigten: ja, zelfs in het veld of terwijl men zich met eenig handwerk bezig houdt, hetwelk den geest niet belet zich tot God te verheffen. De morgenstond is de beste tijd om te overwegen; al wat men door den dag verrigt, gelukt veel beter, als men \'s morgens zijn gebed goed gedaan heeft. Indien het mogelijk is, zal men ook, eer men slapen gaat, een half uur, even als des morgens, aan de meditatie besteden; kan men dit nogtans niet, zoo is het genoeg voor de eerstbeginnenden, dat zij dagelijks een half uur mediteren. Eer men de meditatie begint, knielt men godvruchtig neder; (zoo men, zonder de gezondheid te schaden, gedurende de meditatie knielen kan, moet men dit doen, anders kan men ook zitten of staan.) — Hierop volgt de voorbereiding tot de meditatie, in welke men niet vergeten moet zich vooreerst in de tegenwoordigheid Gods te stellen, hetgeen men met de volgende woorden doen kan: „Mijn God! ik geloof dat gij hier tegenwoordigzijt; ik aanbid n uit den grond van mijnen niet.quot; Daarna vernedert men zich voor God, en men zegt: „O Heer! om mijne zonden verdiende ik reeds in de hel te branden; het is mij leed, dat ik u beleedigd heb; vergeef mij om uwe barmhartigheid.quot; Ten laatste bidt men God, dat hij ons verlichte: „ O eeuwige Vader! om de liefde van Jesus en Maria, verlicht mij gedurende deze meditatie, opdat ik er nut uittrekke.quot;
206 INLEIDING TOT HET INWENDIG
Eindelijk kan men een Wees gegroet en een Glorie zij den Vader, ter eero van den H. Jozef, onzen H. Engel-Bewaarder en onze Patronen bidden. Men moet de oefeningen en geboden met groote opmerkzaamheid, maar zonder er zich lang mede op te houden, verrigten.
Eer men de meditatie zelve begint, leest men aandachtig een punt der meditatie (1). Gevoelt men zich in het begin door eene of andere waarheid getroffen, zoo moet men niet verder voortlezen: „ Men moet doen, zegt de heilige Eranciscus de Sales, gelijk de bijen; die zoo lang op eene bloera blijven, tot dat zij er den honig uitgezogen hebben.quot; Men moet aanmerken , dat alhoewel men gewoon is eene waarheid des geloofs eerst met het verstand te overwegen, en alsdan na te denken over de noodzakelijkheid en hot voordeel van hetgeen men overweegt, even als over de middelen en de beletsels, om or toe te komen, niettemin het wezenlijke der meditatie in liet volgende gelogen is. Vooreerst moeten wij godvruchtige bewegingen in ons opwekken, dat is: wij moeten ons inwendig verootmoedigen, God bedanken, ons geloof en onze hoop verlevendigen, en voornamelijk oefeningen van berouw en van liefde verwekken; wij moeten ons geheel aan God opofferen, ons volkomen aan zijnen heiligen wil overgeven, en dikwijls de beweging vernieuwen , tot welke wij ons het meest getrokken gevoelen.
(1) Men yindt deze punten in de hierna volgende meditatiën met getal aangeteekend.
GEBED OP DB MEDITATIE. 207
Ten tweede moeten wij God bidden. In de overweging toont God ons onze ellende en hoezeer wij zijne genade noodig hebben, om ouzo kwade neigingen en al onze andere vijanden te overwinnen : daarom is het dan de geschiktste tijd om te bidden. Onze zaligheid hangt van het gebed af. God geeft gewoonlijk zijne genade, en bijzonder do genade van volharding, aan hem alleen, die bidt: „Bidt, en gij zult ontvangen.\'^ Die derhalve niet bidt, zegt de heiligeïheresia, ontvangt niets.
ïen derde moeten wij voornemens maken. Nadat wij door de meditatie erkend hebben, wat wij van onzen kant moeten doen om gelijkvormig met den H. Wil van God te leven, en nadat wij God om zijnen bijstand gesmeekt hebben, moeten wij, opdat de meditatie niet zonder nut voor ons blijve, datgene in -het werk stellen, wat wij geoordeeld hebben noodzakelijk te moeten doen. Wij moeten alsda,n ook een vast voornemen maken van ket een of ander kwaad ernstig te vermijden, van dit of dat goed werk te verrigten, zoodra er zich de gelegenheid toe aanbiedt. Gedurende den dag moeten wij de voornemens, die wij gemaakt hebben, menigmaal iu het geheugen terugroepen , opdat wij die indachtig zijn, als de gelegenheid zieh aanbiedt.
Hierna volgt de sluiting der meditatie. Wij danken alzoo eerst God voor de verlichting, die wij in de meditatie ontvangen hebben. Wij maken dan ook nog een vast besluit alle goede voornemens, welke wij gemaakt hebben , getrouw te vervullen, en wij bidden God ,
208 INLEIDING TOT HET INWENDIG GEBED.
dat hij ons uit liefde tot Jesus en Maria gelieve te helpen, opdat wij mogen vervullen, hetgeen wij beloofd hebben.
Eer wij ons met andere dingen bezig houden, moeten wij aan God de arme zielen des vagevuurs, de H. Kerk, de arme zondaars, onze ouders, vrienden en weldoeners aanbevelen, en een Onze Vader en Wees gegroet bidden ; want deze zijn de zegenrijkste gebe- \' den, die Jesus Christus zelf en zijne H. Kerk ons geleerd hebben.
Hebben wij dagelijks eenen bestemden tijd voor de meditatie, volgens den raad van onzen biechtvader, vastgesteld, dan moeten wij ten tijde der geestelijke dorheid, die daarom niet nalaten en ons niet verontrusten, indien wij zelfs niet de minste godsvrucht meenen te gevoelen. De H. Franciscus de Sales zegt, dat eene menigte hovelingen zieh dagelijks bij hunnen vorst bevinden, om hem hunnen eerbied te bewijzen, en dat zij tevreden zijn, zoo hij hun maar eenen en- i kelen oogslag verleent. Als wij mediteren, dan eeren wij God, en geven hem een bewijs onzer liefde. Wil hij zieh alsdan met ons onderhouden en ons troosten, zoo moeten wij hem voor eene zoo groote weldaad ■ danken; maar wil hij ons deze genade niet verleenen, zoo moeten wij tevreden ziju met aandachtig in zijn^ tegenwoordigheid te blijven, hem te aanbidden en onze noodwendigheden mede te deelen. Indien God ook dau niet gevoelig tot ons hart spreekt, zoo neemt hij evenwel de bewijzen onzer getrouwheid genadig aan; \'lij slaat acht op ons vertrouwen en verhoort ons gebed.
om gedurig vertrouwelijk met God te verkeeren.
( 1. Als de H. Man Job overwoog, welke zorg God gedurig voor het welzijn der menschen draagt, zoodat het schijnt, dat hem niets naauwer aan het hart ligt dan ons te beminnen en onze wederliefde te bekomen, riep hij uit; „Wat is de mensch, dat gij hem verheft of waarom wendt gij uw hart tot hem ?quot;
Hieruit ziet men, dat de mensch zich bedriegt,die ï gelooven zoude, dat men tegen de achting welke wij \' aan de oneindige Majesteit Gods schuldig zijn, zondigt, \' zoo men hem i/iet groot vertrouwen en vol openhartigheid nadert. Het is waar, wij moeten God met ootmoedigheid eeren, en ons in zijne tegenwoordigheid vernederen, bijzonder als wij denken, hoe ondankbaar wij geweest zijn, en welke beleedigingen wij hem vroeger aangedaan hebben; maar dit moet ons nogtans niet beletten, met de innigste en getrouwste liefde die ons immer mogelijk is, met God om te gaan. God is de oneindige heerlijkheid ; maar hij is ook de oneindige liefde. Wij kunnen ons geen\' magtiger Heer verbeelden dan God ; maar wij kunnen ons ook niemand voorstellen, die ons meer bemint dan hij! God versmaadt ons niet, neen , hij verheugt zich, als wij met 12 u
210 WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
hetzelfde vertrouwen, met dezelfde openhartigheid en teederheid, die een kind tot zijne moeder heeft, met hem omgaan. Hij zelf zoekt ons om tot hem te naderen , en hij belooft ons vooraf het vriendelijkst onthaal. „Aan de borsten zal menu dragen, en op de knieën zal men u liefkozen; gelijk een kind, dat door zijue moeder geliefkoosd wordt, zoo zal ik u troosten.quot; Gelijk eene moeder hare vreugde vindt in haar geliefd kind op haren schoot te hebben, en het te voeden en te vleijen; even zoo verheugt zieh God, als hij op gelijke wijze zielen behandelen kan, die zich geheel aan hem geschonken hebben, en die op zijne goedheid al haar vertrouwen stellen.
2. Wees overtuigd, geliefde ziel! dat gij geenen vriend, geenen vader, geene moeder, geenen man, dat gij niemand hebt, die u meer bemint dan uw God. De genade Gods is die schat, waardoor wij, van verachtelijke schepselen en slaven, de geliefde vrienden onzes Scheppers worden. „Want zij is een ondoorgrondelijke schat voor de menschen: wie hem waarneemt, wordt der vriendschap Gods deelachtig.quot;
Om ons vertrouwen te vergrooten, heeft God zich zeiven vernietigd! „ Hij is mensch geworden om vertrouwelijk met ons te kunnen omgaan; hij wandelde onder de menschen.quot;
Opdat ons vertrouwen tot hem toeneme, is hij als een kind op de aarde verschenen, is hij arm geworden, heeft hij aan het kruis willen sterven, blijft hij onder de gedaante van brood bij ons, wordt hij onze gezel op aarde, vereenigt hij zieh op het innigst met ons.
GOD TE VEEKEEREN. 211
„ Wie mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij, en ik in hem.quot; Uit dit alles ziet gij, geliefde ziel! dat zijne liefde tot n zoo groot is, dat hij u maar alleen schijnt te beminnen; — zoo moet gij dan ook niets anders, dan God alleen beminnen, opdat gij hem met de bruid der Gezangen toeroept: „Mijn beminde is aan mij, en ik aan hem.quot; God heeft zich geheel aan mij geschonken, ik wil aan hem toebehoorenj hij heeft mij tot voorwerp zijner liefde verkozen, ik wil hem — en hem alleen beminnen; „ Mijn beminde is wit en rood, uitgekozen onder duizenden.quot;
3. Gij moet dikwerf tot God zeggen: „ Waarom bemint gij mij zoo zeer ? wat vindt gij goeds in mij P hebt gij vergeten hoe dikwijls ik u beleedigd heb ? ware het mogelijk, dat ik in het vervolg nog iets anders beminde dan u, mijn hoogste goed, mijn al! die in plaats van mij in de hel te werpen, gelijk ik het verdiend heb, n:ij met genade overlaadt?quot;
Allerliefdewaardigste God! wat mij het meest berouwt , is, dat ik u, die eene oneindige liefde verdient, door mijne vroegere zonden mishaagd heb: ja deze gedachte smart mij meer dan de straffen, die ik daarvoor heb verdiend. Maar een vermorzeld en vernederd hart zult gij, o God! niet verstoeten.
O, dat ik toch voortaan in dit en in het andere leven niets wensche dan u alleen! „Wat heb ik in den hemel en wat wil ik anders op de aarde dan u, God mijns harten, en mijn aandeel in de eeuwigheid !quot; Gij alleen zijt en blijft de eenige Heer van mijn hart, van mijnen wil; gij alleen zijt mijn eenigst goed, miju
| rip
II\' ill i\'\' II
!!\'■ - ! ■:
li
212 WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
hemel, mijne hoop, mijne liefde, mijn al: „ God mijns harten, mijn aandeel in eeuwigheid!quot;
4. Geliefde ziel! om uw vertrouwen in God te vermeerderen, overdenk dikwijls, hoe liefdevol hij u tot nu toe geleid, en welke middelen hij aangewend lieeft om u uwe vroegere ongeregelde levenswijze, en de aankleving aan de aardsehe zaken te doen verzaken, en om n tot wederliefde te bewegen. Indien gij vast besloten hebt God te beminnen, en hem zoo zeer te behagen als het u mogelijk is, zoo moet gij vreezen van. met een klein vertrouwen tot uwen God te naderen. De barmhartigheid, waarmede God u behandeld heeft, is het zekerste teeken van de liefde, die hij u toedraagt. Maar het mishaagt Gode, als de zielen, welke hem waarlijk beminnen, en die hij lief heeft. Item nog mistrouwen. Indien gij alzoo aan zijn liefdevol hart wilt behagen, moet !;ij van nu af met alle mogelijke teederheid met God omgaan. „Zie, in mijne handen heb ik u geteekend; uwe muren zijn altijd voor mijne oogen.quot; Waarom vreest gij, geliefde ziel! waarom zijt gij zoo kleinmoedig? Ik, uw God heb u in mijne handen geteekend om niet te vergeten van u goed te doen. Vreest gij misschien uwe vijanden? Weet dat ik altijd bedacht ben u te verdedigen; want het is mij onmogelijk u te vergeten. Daarom riep David van vreugde uit: „Heer, gelijk met een schild hebt gij ons met goeden wil gekroond!quot; Als gij, o Heer 1 ons met uwe goedheid en liefde verdedigt en van alle zijden beschermt, wie kan ons dan schaden? Maar vooral moet gij uw vertrouwen versterken door te denken
GOD TE VERKEEHEN. \'213
aaa het groot geschenk, dat God ons gedaan heeft met ons Jesus Christus te geven: „ Want zoo lief heeft God de wereld gehad, dat hij zijnen eenigen Zoon gegeven heeft.quot; Hoe kunnen wij toch vreezen, roept de Apostel uit, dat God ons nog eenig goed wat het ook zij, weigeren zal, na ons zijn eenigen Zoon gegeven te hebben ? Voor ons allen heeft hij hem geleverd ; hoe zou hij ons ook met hem niet alles geschonken hebben ?
5. „ Mijn vermaak is bij de kinderen der mensohen te zijn.quot; Het hart der menschen is, om zoo te zeggen, een paradijs voor God; God bemint u, bemin dan ook uwen God. Het verheugt hem, als hij bij u zijn kan; laat het dan ook uwe vreugde wezen met hem vereenigd te leven en uw geheel leven door hij hem te blijven, in wiens allerlicfdewaardigst gezelschap gij de zalige eeuwigheid hoopt door te brengen.
G. Gewen u dan, geliefde ziel! alleen en verborgen, vertrouwelijk en geheel openhartig met God te spreken , gelijk met uwen dierbaarsten en geliefden vriend. Men dwaalt zeer, indien men meent, dat men vreesachtig en gelijk eeu angstige slaaf, die vol vrees en sidderend zijnen heer nadert, met God moet verkee-reu. Maar men zou zicli nog meer bedriegen, indien men meende, dat de omgang met God vervelendis: „Want zijn omgang heeft niets bitters en zijn gezelschap niets verdrietigs.quot; Ondervraag de zielen, die God waarlijk beminnen, en zij zullen n bekennen, dat zij in het lijden van dit leven geenen grooteren troost vinden dan in den allerminzaamsten omgang met God.
214 WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
7. Men verlangt niet van u, dat gij zonder ophouden uwen geest dwingt, en alzoo uwe gewone bezigheden en toegelatene verkwikkingen verzaakt, meu wil niet anders, dan dat gij zonder bezigheden te verzuimen, u ton opzigte vau God houdt, gelijk ten opzigte van dengene, dien gij bemint en die u bemint.
8. God is altijd in uwe tegenwoordigheid, hij is in uw hart: „Want in hem leven wij, bewegen wij ons, en zijn wij.quot; Gij hebt niet noodig u door eenen derden te laten aankondigen; God wenscht dat gij u, vol vertrouwen onmiddelijk tot hem wondt. Spreek met hem over uwe bezigheden, over uwe ondernemingen, over uw lijden, over al uwe zaken. Doe dit met groot vertrouwen en openhartigheid, want God is niet gewoon met diegenen te spreken, die niet met hem spreken; ook zouden zij hem niet verstaan, indien zij aan zijnen omgang niet gewoon zijn. Hierover beklaagt zich God in de gezangen, als hij zegt; „Onze zuster is klein, wat zullen wij mot haar doen? Hare liefde is zwak, wat zal ik doen ? zij verstaat mij nog niet.quot; Als wij de genade van God verachten , dan wil hij, dat wij in hem eenen magtigen en ontzaggelijken Heer leeren kennen: maar zoo lang wij hem beminnen , wil hij, dat wij hem als onzen liefsten vriend behandelen, en dat wij vol vertrouwen zonder de minste vrees met hem spreken.
9. Het is waar, dat gij God altijd den grootstea eerbied bewijzen moet, maar als hij u de genade verleent, en u duidelijk zijne tegenwoordigheid en zijnea -Tscensch te kennen geeft, dat gij met hem, die u tee-
GOD TE VERKEEREX. 215
der bemint, zoudt spreken, dan moot gij openhartig en vol vertrouwen uitroepen: „ God tracht degenen die naar hem verlangen, te voorkomen, om zich ten eerste aan hen te toonen.quot; Indien gij hem waarachtig verlangt te beminnen, zoo wacht hij niet, tot dat gij hem opzoekt: neen, hij komt tot u en biedt u de genade en de middelen van zaligheid aan, die gij noodig hebt. Hij wacht slechts daarop, dat gij hem aanspreekt om u fe toonen, hoe digt hij bij u is, en hoe bereid hij is, u te hooren en te troosten.
10. Dewijl God onmeetbaar is, zoo is hij overal tegenwoordig; maar hij bevindt zich op twee plaatsen, op eene geheel bijzondere wijze, te weten: in den hemel, alwaar hij in zijne heerlijkheid, die hij aan de Heiligen mededeelt, heerscht, en op de aarde in een» ootmoedige ziel, die hem bemint, want hij woont bij diegenen, welke eenen vermorzelden en ootmoedigen geest hebben. Alhoewel God in zijne heerlijkheid in den hemel woont, zoo versmaadt hij evenwel niet, zich dag en nacht met zijne getrouwe dienaars in de eenzaamheid en in stille kamers te onderhouden, en hun aldaar zelfs die goddelijke vertroostingen te geven, waarvan eéne enkele alle vreugden der wereld verre overtreft, en die men alleen daarom uiet wenseht, omdat men ze niet kent; „Beproeft en ziet, hoe zoet de Heer is.quot;
11. Vrienden komen op bestemde tijden te zamea om zich met elkander te onderhouden, doch zij moeten weder van elkander scheiden; maar gij, zoo gij wilt, moet u nooit van God afzonderen; „ Gij zult rusten,
216 WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
en uw slaap zal zoet zijn, want de Heer is aan uwe regterliand.quot; God waakt aan uwe zijde, als gij slaapt; hij verlaat u niet, hij denkt onophoudelijk aan u, ora, als gij des nachts ontwaakt, zich door zijne inspraak met u te onderhouden, om van u eenige oefeningen van liefde, van onderwerping aan zijnen wil, en van dankzegging te kunnen ontvangen en om op zulke wijze zijne zoete en liefdevolle zamenspraken met u nooit te onderbreken. Ja, menigwerf laat u God, zelfs terwijl gij slaapt, zijne stem iiooren, opdat gij, zoodra gij ontwaakt, terstond zijnen wil zoudet mogen volbrengen : „ Door droomen zal ik tot hen spreken.quot;
12. Des morgens vroeg als gij ontwaakt, verwacht n de Heer, om eenige woorden van liefde en van vertrouwen van u te vernemen. Hij wacht om uwe eerste gedachten en alle handelingen, die gij door den dag uit liefde tot hem verrigt, om alle lijden, dat gij om hem te verheerlijken ondergaan wilt, aan te nemen. Maar gelijk hij niet nalaat zich aan te bieden op hetzelfde oogenblik dat gij ontwaakt, zoo moogt gij ook niet nalaten, van terstond op hem eenen verliefden oogslag te werpen , en u te verheugen over de blijde tijding, dat uw God niet meer van u verwijderd is, gelijk in dien tijd, toen de zonde u van hem afscheidde; gij moet u alsdan vol vreugde herinneren, dat hij u bemint, dat hij uwe liefde begeert, dat hij n zelfs toeroept: „ Gij zult den Heer uwen God uit geheel uw hart beminnen.quot;
13. Doe niet gelijk het grootste deel der menschen, vlugt nooit dc beminnelijke tegenwoordigheid van uwen
GOD TE VERKEEÜEN. 21.7
Goedspreek met hem zoo dikwijls gij kunt, want bij wordt daardoor niet ongeduldig of verontwaardigd gelijk de grooten dezer wereld; zoo gij hem waarachtig bemint, zult gij hem ook telkens wat te zeggen hebben , verhaal hem al wat u en uwe zaken betreft, even als of gij eenen goeden vriend voor u hadt. Gij moet niet gelooven, dat God aan eenen magtigen vorst gelijkt, die slechts met voortreffelijke lieden wil omgaan, en die enkel over gewigtige zaken handelen wil. Neen; God vernedert zieh gaarne tot ons, hij verheugt zich, als wij hem onze kleinste en onbeduidendste zaken mededeelen. Hij bemint u zoo zeer, en draagt zulke groote zorg voor u, dat het schijnt, dat hij aan niets anders dan aan u te denken heeft. Hij is zoo zorgvuldig op uw voordeel bedacht, dat zijne voorzienigheid hem maar alleen schijnt te dienen om u bij te staan, zijne almagt om u te helpen, zijne barmhartigheid en goedheid om medelijden met u te hebben, om u goed te doen en door zijne teedere liefde uw vertrouwen, uwe liefde te winnen. Open hem dan ook vrijwillig uw hart, en bid hem dat hij u zoo wille leiden, dat gij altijd op het volkomenstezijnen heiligen wil vervullet, en dat al uwe wenschen en ondernemingen geen ander doel hebben dan zijn welbehagen. „Bid God, dat hij uwe voetstappen besture, en dat al uwe beraadslagingen in hem verblijven.quot;
14. Breng niet bij, dat het onnoodig is, om God uwe noodwendigheden kenbaar te maken, dat hij ze beter kent dan wij zeiven. Hij kent ze, maar hij gedraagt zich jegens ons, als of hij niets wist van alles, wat wij
218 WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
voor hem verzwijgen en voor hetgene wij bij hem geene hulp zoeken. Onze Zaligmaker wist, dat Lazarus gestorven was, en evenwel gaf hij dit eerst te kennen, nadat Magdalcna het hem gezegd had, waarop hij haar troostte, door haar te,beloven, dat haar broeder verrijzen zoude.
15. Ook moet gij, als u eeno ziekte, oene bekoring of eene vervolging overkomt, terstond tot het gebed uwe toevlugt nemen, opdat, de Heer u bijsta. Het is genoeg dat gij hem toeroept; „Zie mij aan, o God! want ik word vervolgd.quot; Hij zal n alsdan zeker troosten, of ten minste kracht geven om geduldig uw lijden te verdragen, hetgeen u nog nuttiger is, dan indien hij u geheel daarvan bevrijdde. Zeg hem welke gedachten u pijnigen, wat gij vreest, waarom gij bedroefd zijt; zeg hem : „ O mijn God I op u stel ik mijne hoop, ik offer u dit lijden op, ik geef mij geheel aan uwen heiligen wil over, heb inedelijden met mij, bevrijd mij van dien last die mij nederdrukt, of geef mij ten minste kracht om hem te dragen.quot; De belofte, die hij in het Evangelie gedaan heeft van alle lijdenden te troosten en hen, zoo dikwijls zij tot hem hunne toevlugt nemen, bij te staan, zal hij alsdan vervullen: „Komt tot mij, die belasteii beladen zijt, en ik zal u verkwikken.quot;
16. God wordt niet ontevreden, als gij in uw lijden troost bij uwe vrienden zoekt; maar hij wil, dat gij voornamelijk tot hem uwe toevlugt neemt. Hebt gij dit nagelaten, zoo moet gij ten minste, uu gij bij de schepselen hulp gezocht en nog geen troost gevonden
GOD IE VERKEEKBN.
hebt, u tot uwen Schepper wenden en hem zeggen: „ Hoer! mijne vrienden hebben slechts woorden.quot; Zij kunnen mij niet troosten, ik verzaak nu aan hunne vertroostingen, gij alleen zijt mijne hoop, mijue liefde. Troost mij, o mijn God! geef dat mijn troost besta, in nu te doen wat u het meest behaagt; zie, ik ben bereid dit lijden langen tijd te dragen; ja, ik wil het gedurende geheel mijn leven dragen, indien het n zoo behaagt; verleen mij slechts uwen bijstand.
17. Vrees niet God te mishagen, als gij u dikwijls teederlijk bij hem beklaagt en hem zegt: Hoer! waarom zijt gij zoo verre van mij? Gij weet, mijn God! dat ik niets anders dan uwe liefde verlang, help mij om uwe liefde, verlaat mij niet! Duurt uw lijden te lang, is uw angst te groot, zoo moet gij u niet den bedroefden en stervenden Jesus aan het kruis vereenigen , hem om barmhartigheid smeeken en uitroepen; „ Mijn God! mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?quot; Uw lijden moet u daartoe dienen, om u altijd meer en meer voor God te vernederen, overdenkende, dat hij, die God beleedigd heeft, geenen troost waardig is ; en om uw vertrouwen te vermeerderen, wetende, dat God al ons lijden ten beste schikt, of het voor ons welzijn toelaat. „ Alles strekt hun tot goed.quot; Maar als gij door angst en mistrouwen bekoord wordt, zoo roep vol vertrouwen uit; De Heer is mijn licht en mijne zaligheid, wien zal ik vreezen? Gij moet mijn verstand verlichten, o Heer! Gij moet mij zalig maken, op u vertrouw ik: „Op u. Heer! heb ik gehoopt , in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden.quot;
li
219
1 i
• • liquot;
Hl
220 WIJZE OM VERTRÜU W EM J K MET
De gedaclite, dat niemand, die op God zijn vertrouwen gestold heeft, verloren gegaan is, moet u gerust stellen. „ Niemand van hen die op don Heer gehoopt hebben, is beschaamd geworden.quot; Bedenk, dat God u meer bemint dan gij u zelven beminnen kunt, wat vreest gij dan toch ? Troost u met de schooue woorden van Uavid : „ De Heer zorgt voor mij.quot; Zeg hem: Heer! ik geef mij geheel aan u over, ik wil aan niets anders moer denken dan hoe ik u behagen kan; zie, ik ben bereid alles te doen, wat gij van mij verlangt. Gij wenscht niet alleen, dat het mij welga ; neen, gij zelf draagt zorg voor mijn welzijn; gij zelf zoekt alle mogelijke middelen uit, om niij zalig te maken. Ik verlaat mij op u, ik wil mij zonder ophouden op u verlaten, want gij wilt, dat ik al mijne hoop op u alleen stelle. „Ik slaap in vrede, en ik rust, want gij, Heer! hebt mij in de hoop vastgesteld.quot;
18. „ Denk goed van den Heer.quot; De wijze man leert ons door deze woorden, dat ons vertrouwen op de goddelijke barmhartigheid veel grooter dan de vrees der goddelijke regtvaardigheid zijn moet, omdat God ons oneindig liever weldaden dan straiten overzendt: want, volgens den H. Jacobus, „verheft zich de barmhartigheid boven het oordeel.quot; Daarom leort ons de H. Petrus, dat, als wij voor ous tijdelijk of eeuwig welzijn bevreesd zijn, wij ons geheel aan de barmhartigheid Gods moeten overgeven, omdat hij do grootste zorg voor ons draagt ; „Werpt al uwe zorgen op hem, want hij draagt zorg voor u.quot; Als wij dit overwegen, dan erkennen wij, dat David gelijk had, toen hij zei-
GOD TE VBRKEEKEX. 221
de; Onze God is een God vol zorgen om ons zalig te maken; hetgeen volgens de uitlegging van Bellarminus beteekent, dat het Gods eigenlijk doel is, niet te verdoemen, maar alleen zalig te maken, en dat alhoewel hij al diegenen, welke hem verachten, met zijne ongenade bedreigt, hij toch zeker allen, die hem vreezen, zijne barmhartigheid belooft, volgens de woorden van Maria: „Zijne barmhartigheid komt over degenen, die hem vreezen.quot; Ik stol u, geliefde ziel! al deze teksten der H. Schrift voor oogen, opdat gij, als de gedachte u beangstigt, dat gij niet kunt zalig worden , dat gij niet uitverkoren zijt, moget getroost worden, denkende op de beloften, die God u voor het eeuwige leven gedaan heeft, en op zijnen wensch ora u zalig te maken, indien gij besloten hebt hem te dienen cn te beminnen.
19. Gaat het u goed , zoo moet gij liet voorbeeld der meeste ondankbare eu ontrouwe menschen niet volgen, welke ten tijde des lijdens tot God vlugten; maar die, als meer kalme dagen komen, hem vergeten en verlaten. Bewijs alsdan aan God dezelfde getrouwheid , welke gij eenen geliefden vriend, die in uw geluk deelt, zoudt toonen; deel hem terstond uwe vreugde mede; prijs hem , dank hem, beken hemdat alle goed van hem komt; verheug u over uw geluk, omdat zijne liefde het u bereid heeft, en alsdan zult gij u in hem alleen verheugen, - in hem alleen uwen troost vinden : „ Ik zal mij verheugen in den hemel en mij vervrolijken in God, mijnen Zaligmaker.quot;
Ik beloof u , o mijn Jesus ! ik wil zonder ophou-
222 WIJZ OM VEETEOUWELIJK MET
den prijzen het aanzienlijk getal der genaden, die gij mij bewezen hebt, alhoewel ik, om de u aangedane beleedigingen, niets dan straf verdiend bad. — Ik dank u,oHeer! ik wil nooit de weldaden, die gij mij eertijds bewezen hebt, en die gij mij nu nog bewijst, vergeten, om daarvoor de geheele eeuwigheid te loven en te prijzen.
20. Indien gij God waarachtig bemint, geliefde ziel! zoo moet gij u meer over zijn, dan over uw eigen geluk verheugen. Die eenen vriend zeer bemint, heeft meer vreugde in diens geluk dan in zijn eigen welzijn. De kennis der oneindige gelukzaligheid van uwen God moet uw grootste geluk zijn; gij moot dikwijls tot hem spreken en hem zeggen: „ Lieve God! dat ik mij meer verheuge over uwe glorie dan over mijn eigen welzijn, want ik bemin u meer dan mij zeiven.quot;
21. Gij kunt God ook een bewijs van uw vertrouwen op hom geven, wanneer gij, na eenon misslag begaan te hebben, u niet schaamt om terstond hem te voet te vallen en hem vergilfenis te vragen. Bedenk , dat het verlangen van God om aan de zondaars te vergeven, zoo groot is, dat, als zij zieh van hem verwijderd hebben, hij hun verlies beklaagt, en ze liefde-lijk tot zich terugroept; „Waarom wilt gij sterven, huis van Israël? bekeer u en leef.quot; Hij belooft aan een ieder, die hem verlaten heeft, dat, zoodra hij in zijne armen terugkeert, hij hem weder vriendelijk zal aannemen: „Wend n tot mij en ik zal mij totu wenden.quot; Mogten toch de zondaars begrijpen, met welke liefde de Heer hen afwacht om hun te vergeven!
GOD TE VEaKEEREN. 223
„DeHeer wacht, om zich uwer te ontfermen.quot; Mog-ten zij begrijpen, hoe zeer hij ze wenscht bekeerd te zien, hoe gaarne hij ze omarmen en aan zijn hart. zou drukken. Hij bezweert het, zeggende: „Zoo waar ik leef, ik wil den dood des goddeloozen niet; maar dat hij zicli bekeere, en leve.quot; En hij voegt er bij: Indien uwe zonden gelijk scharlaken waren, zij zullen wit worden als sneeuw; en indien ze rood waren, zij zullen geheel wit worden. Als of hij zeide; Hebt berouw, o zondaars, dat gij mij beleedigd hebt, keert tot mij weder. Klaagt over mij, zoo ik u niet aanstonds vergeve, spreekt kwaad van mij; behandelt mij als eenen, die zijn woord uiet houdt; maar ueen , ik houd mijne belofte, en indien gij komt,zijt gij overtuigd, dat, ofschoon ook uw geweten door uwe zonden nog zwart ware, ik het door mijne genade zoo wit als sneeuw zal maken.
32. God zelf verklaart ous, dat, als het eene ziel berouwt hem beleedigd te hebben, hij al hare zonden vergeeft; „Ik zal zijne misdaad niet meer godenken.quot; Wend dan, zoodra gij eenen misslag begaan hebt, terstond uwe oogen tot God, verwek eene oefening van liefde , beken uwe schuld, hoop vastelijk, dat hij u vergeven zal, en zeg hem: „ Heer! zie dien gij bemint is krank, is vol wonden; genees mij, want ik heb voor uw aanschijn gezondigd.quot; Gij zelf zoekt de rouwhartige zondaars op, zie hier een\' grooten zondaar die u te voet valt. Het kwaad is geschied, wat zal ik nu doen ? Gij wilt niet dat ik wanhope; zelfs nadat ik gezondigd heb, wilt gij nog mijn heil. Ik bemin u,
224 WIJZE Oil VERTROUWELIJK MET
ja, mijn God! ik bemin n uit, geheel mijn hart. Het berouwt mij, dat ik u mishaagd heb, ik neem vast voor dit nimmer meer te doen; zijt gij dau niet mijn zoete, mijn zachtmoedige, mijn barmhartige God ? Laat mij gelijk eertijds Magdalena, de troostende woorden hooren; „ üwe zonden zijn u vergeven,quot; en versterk mij, opdat ik u in het vervolg getrouw blijve.
23. Hebt gij eenen misslag begaan, zoo moet gij ook, om den moed niet te verliezen, aanstonds uwe oogen op den gekruisten Jesus slaan, gij moet aan den hemelsehen Vader zijne verdiensten opofferen, en vastelijk vergiffenis hopen, dewijl God, ora u uwe zonden te vergeven, zijnen eenigen Zoon niet gespaard heeft. Gij moet vol vertrouwen tot hem zeggen: „ Aanzie uwen gezalfde.quot; Bedenk, o mijn God! dat, uw eigen Zoon voor mij gestorven is, en vergeef mij uit liefde tot, hem. Vergeet nooit, geliefde ziel! den raad, dien u alle geestelijke zielzorgers geven, van telkens, als gij eenen misslag begaan hebt, al moge dit ook honderdmaal op eenon dag geschieden, spoedig tot God uwe toevlugt te nemen, en alsdan u terstond gerust te stellen; doet gij dit niet, zoo zult gij moedeloos en ongerust worden wegens uwe begane misslagen; gij zult u minder en minder met God onderhouden; de wensch van hem te beminnen, zai altijd meer er. meer in u verkoelen; uw vertrouwen zal verminderen. en gij zult weinig voortgang op den weg der zali;. heid doen. Maar indien gij u oogenblikkelijk tot Glt; keert, indien gij hem om vergiffenis bidt, indien,, hem belooft u te beteren, zoo zullen uwe misslage
GOD TE VERKERKENquot;. 225
zelfs strekken om uwe liefde tot God te vermeerderen. De vriendschap tussohen de mensefaen wordt dikwijls veel grooter, wanneer, nadat de eene den anderen beleedigd lieeft, de schuldige zich vernedert en om vergeving bidt. — Zoo moet gij het met God doen: gij moet maken, dat uwe misslagen dienen om u altijd meer en meer in de liefde tot God te vestigen.
24. Getrouwe vrienden raadplegen elkander om hunne twijfelingen weg te nemen: insgelijks moet gij met God doen, gij moet hem bidden, dat hij u te kennen geve, wat hij van u wenschtLeg, o Heer 1 uw woord in mijnen mond, en uwen raad in mijn hart.quot; Zeg mij wat ik antwoorden moet; ik wil u volgen: „Spreek, o Heer! uw dienaar hoort.quot;
25. Gij moet niet alleen uw\' eigen maar ook den nood van anderen vertrouwelijk Gode aanbevelen. Hoe aangenaam meet het Gode zijn als hij ziet, dat gij menigmaal uw eigen voordeel vergeet, om hem de ellende van anderen, bijzonder van diegenen, die zwaar onderdrukt worden, aan te bevelen; als gij hem bidt, dat hij gelieve medelijden te hebben met zijne geliefde zielen in het vagevuur, die naar het aanschouwen van hunnen God zuchten; als gij hem bidt, dat hij zich over de arme zondaars gelieve te ontfermen. O mijn God! gij zijt zoo liefdewaardig, gij verdienton-■eindige liefde, hoe kunt gij verdragen, dat zoo vele -ielen in de wereld, aan wie gij zooveel goeds doet, u
iet kennen, u niet beminnen willen, u beleedigen en \' oraehteu! Maak, o allerliefste God! dat allen u kennen en beminnen: „ Geheiligd zij uw naam , ons toe-12 15
226 WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
kome uw rijk.quot; Mogten toch allen uwen heiligen naam aanbidden! mogt uwe liefde in alle harten wonen! Laat mij niet van u gaan, zonder dat gij mij eene genade voor deze arme zielen, voor welke ik u nu bid, verleend hebt.
26. Men zegt, dat iu het vagevuur diegenen eene bijzondere straf wacht, die hier op aarde slechts eene kleine begeerte gehad hebben om in den hemel te komen; en dit te regt, want zij geven daardoor te kennen, dat zij dit onwaardeerbaar geluk, liet eeuwige leven, dat Jesus Christus door zijnen dood verworven heeft, gering achten. Daarom moet gij dan ook dikwijls, geliefde ziel! naar den hemel zuchten, en voor God bekennen en belijden dat het verlangen naar den tijd, op welken gij hem van aanschijn tot aanschijn zien kunt, u onuitsprekelijk lang valt. Gij moet won-schen deze plaats van ballingschap, alwaar de zonde heerscht, en waar wij altijd in gevaar zijn God te verliezen , te kunnen verlaten, om in uw waar vaderland, alwaar de liefde gebied voert, en waar gij uwen God uit al uwe krachten beminnen zult, aan te landen. O mijn God! zoo lang ik hier op aarde leef, ben ik altijd in gevaar u te verloochenen en uwe liefde te verliezen; wanneer zal het gelukkig uur slaan, dat ik deze wereld, in welke ik u toch altijd beleedig, zal verlaten, om u uit ganscher harte te beminnen, en om mij met u te verecnigen zonder vrees van mij nog ooit van u te verwijderen ? Op zulke wijze zuchtte de H. ïeresia naar hare vereeniging met God; zij verheugde zich als zij de klok hoorde slaan; zij dacht
GOD TE VERKEEKEN. 227
alsdan, dat er weder eeu uur voorbij gegaan was, in hetwelk zij haren God had kunnen beleedigen. Haar verlangen naar don dood en naar het aanschouwen van God was zoo groot, dat zij van begeerte naar den dood stierf, en daarom is het, dat zij in een harer gezangen uitriep : „ Ik sterf, omdat ik niet sterven kan.quot;
27. Uit alles, wat ik tot nu toe gezegd heb, geliefde ziel! volgt, dat, indien gij aan bet liefdevolle hart van uwen God behagen wilt, gij uit al uwe krachten verlangen moet u zonder ophouden en vol vertrouwen met hem te onderhouden. Hij zal u zonder twijfel antwoorden, en op gelijke wijze met u. spreken. Het is waar, uwe ligcliamelijke ooren zullen de stem Gods niet vernemen; maar indien gij aan het onderhoud met da schepselen verzaakt, indien gij geheel alleen met God spreekt, zoo zal hij op eene zeer verstaanbare wijze aan uw hart antwoorden : „ Ik zal hen in de eenzaamheid leiden, en tot hun hart spreken.\'5 God zal u beloonen; en door inspraken, door inwendige verlichtingen, door de kennis zijner goedheid;, door zoete bewegingen des harten, door de verzekering, dat uwe zonden u vergeven zijn, door den voorsmaak des hemelschen vredes, door de hoop van weldra in den hemel te komen, door een inwendig geluk, door die zoetheid, welke alleen do vrucht der genade kan zijn, door zijne allerliefste voreeniging met u, zal hij uw vertrouwen op hem vergelden. Hij zal eene liefdetaal spreken, welke alleen door hen verstaan wordt, die den Heer beminnen, en niets anders doen dan God zoeken.
228 WIJZE OM VERTROUWELIJK MEI
28. Opdat gij alles, wat ik tot dusverre gezegd heb, gemakkelijk ia uw geheugen zoudt kunnen terugroepen, zoo wil ik u hier een onderrigt geven, hoe al uwe handelingen aan God regt aangenaam kunnen zijn.
Als gij des morgens ontwaakt, moet uwe eerste gedachte op God gerigt zijn; gij moet alles, wat gij gedurende den dag doen of lijden zult, aan hem opdragen; gij moet hem bidden, dat hij u met zijne genade bijsta, en het voornemen maken alle aflaten, die gij door den dag verdienen kunt, te winnen, l^aar-na moet gij uw morgengebed verrigten, God danken, oefeningen van liefde verwekken, hem om zijnen bijstand bidden, en vastelijk voornemen den tegenwoor-digen dag door te brengen, alsof het de laatste van uw leven ware. Pater S. Jure leert, dat men des morgens met God moet overeenkomen, dat telkens als men een zeker teeken. maakt, bij voorbeeld, als men de hand op het hart legt, den hemel of een kruisbeeld aanziet, men het voornemen maakt van eene oefening van liefde of van overgeving in den wil van God, of dergelijke oefeningen te verwekken. Nadat gij hierin uwe ziel in de wonde der zijde uws Zaligmakers, onder de bescherming van Maria verborgen hebt, opdat zij u door den dag zoude verdedigen, moet gij, eer gij begint te arbeiden, ten minste een half uur lang bidden, of eene meditatie doen; gij moet voornamelijk de smarten en versmadingen, die Jesus gedurende zijn lijden uitgestaan heeft, tot onderwerp uwer godvruchtige overweging kiezen; want de
GOD TE VEHKEEEEN. 229
zielen, welke God beminnen, overdenken dit hét liefst, omdat liet lijden van Christus liet meest de liefde Gods in ons ontsteekt. Wilt gij voortgang in het geestelijke leven maken, zoo moet gij u bijzonder aan drie aandachtsoefeningen houden: de godsvrucht tot het lijden van Christus, tot de heilige Maagd Maria en het allerheiligste Sacrament des altaars. Terwijl gij bidt, moet gij ook dikwerf oefeningen van berouw, van liefde tot God en van overgeving in zijnen wil verwekken. Pater Caraffa zeide, dat eene vurige oefening van liefde tot God, die men des morgens verwekt, genoeg is om ons gedurende den dag ijverig in de dienst van God te bewaren.
29. Eer dat gij eene andere bezigheid, bij voorbeeld de studie of een handwerk, naar gelang uw stand van u eischt, begint, moet gij niet vergeten, bij den aanvang van ieder werk dit aan God op te dragen, en hem bidden, dat hij u bijsta om dit zonder zonden te verrigten. Laat ook niet na, van menigmaal eenen oogslag in uw binnenste te werpen, en u door eene oefening van liefde met God te vereenigen, gelijk de H. Catharina van Senen dood. Doe, al wat gij verrigt, met en voor God. Verlaat gij uw huis of uwe kamer, en keert gij daarin terug, zoo beveel n telkens door een „ Wees gegroet\' aan de goddelijke Moeder. Begeeft gij u ten eten, zoo offer vooreerst het genoegen of den tegenzin, dien gij in de spijzen of dranken, welke men u voorzetten zal, zoudt kunnen ontmoeten, aan God op; hebt gij gegeten, zoo zeg: Heer! hoe veel goeds bewijst gij mij.
230 WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
die u beleedigd heb. — Vergeet ook uiot om door den dag eene geestelijke lezing en een bezoek tot het allerheiligste Sacrament des Altaars en tot de allerzaligste Maagd Maria te doen ; bid uwen rozekrans, onderzoek des avonds, hoe gij den dag doorgcbragt hebt, verwek de oefeningen van Geloof, Hoop, Liefde en Berouw, en maak een vast voornemen van u te beteren, en gedurende uw leven en bij uwen dood de heilige Saeramenten te ontvangen. Maak ook de meening om de aflaten, die gij verdienen kunt, te winnen. Wanneer gij naar bed gaat , bedenk, dat gij verdiend hebt in de hel te branden; omhels uw crucifix en zeg: Ik slaap in vrede en rust.
30. Ik wil u hier beknopt de aflaten opnoemen, die aan verscheidene gebeden en oefeningen van godsvrucht, welke ik u aanbevolen heb, verbonden zijn.
Al wie de oefeningen van Geloof, Hoop en Liefde verwekt, verdient iederen keer een aflaat van zeven Jaren en zeven quadragencn, en zoo hij ze gedurende eene maand verwekt, eenen vollen aflaat, toevoege-lijk aan de zielen in het vagevuur, mits men biechte, communicere en bidde tot intentie van Z. H.
Daarenboven verdient men aflaten , indien men de volgende gebeden verrigt: 1. Den kruisweg. 2. Den rozekrans. 3. De Engel des Heeren. 4. De litanie van Lorette. 5. Het Salve Regina. G. „ De heilige onbe-Tlekte en allerreinste Ontvangenis der allerheiligste Maagd Maria zij gezegend!quot; 7. Als men godvruchtig de namen van Jesus en Maria aanroept of het teeken des H. Kruises maakt te gelijk de woorden uitspre-
GOD TE VERKEEKEN. 231
kende. 8. Die dagelijks een half uur mediteert, gedurende eeue maand, kan eenen vollen aflaat verdienen op de gewone voorwaarden.
31. Opdat gij altijd ingetogen en met God veree-nigd zoudet blijven, moet gij, in al wat gij doet en hoort, iets zoeken uit te vinden, wat uw gemoed tot God verheffen of de eeuwigheid kau doen herinneren. Giet men water uit, zoo bedenk, dat op gelijke wijze uwe dagen wegvlieden, en de dood nadert. Ziet gij een licht, dat bij gebrek aan olie uitgaat, bedenk dan, dat even zoo uw leven eens eindigen zal. Ziet gij eeno begrafenis of een lijk , herinner u , dat een dergelijk lot n wacht. Ziet gij hoe de grooten dezer wereld zich in uwe tegenwoordigheid over hunne rijkdommen en waardigheid verheugen , heb medelijden met hunne dwaasheid en zeg: Mijn God is mij genoeg; „deze verlaten zich op hunne wagens, gene op hunne paardan, maar wij roepen den naam des Hee-ren aan.quot;; zij zoeken hunnen roem in ijdelhcden; ik wil hem in de genade Gods en in zijne liefde zoeken. Houdt men plegtig lijkdienst of uitvaart van aanzienlijke personen, zoo denk: Wat helpt al deze pracht, indien zij ia de hel zijn? Wandelt gij op den oever der zee, en vindt gij ze kalm of zeer onstuimig, zoo maak de gelijkenis van eene ziel, die in slaat van genade is, met een hart, dat door de zonden van God is verwijderd. Vindt gij een\' verdorden boom , denk, dat eene ziel, welke God niet bemint, in het vuur verdient geworpen te worden. Hebt gij do gelegenheid tegenwoordig te zijn als een groot kwaad-
232 quot;WIJZE 031 VERTROUWELIJK MET
doener, sidderend van angst en schaamte, zijn vonnis ontvangt, bedenk dan, welken angst de zondaar eens voor den regterstoel van Jesns Christus zal uitstaan. Zijt gij bevreesd, als het dondert en bliksemt, zoo denk aan de pijnen, welke de verdoemden in de hel, alwaar zij gedurig den donder der goddelijke regtvaardigheid hooren , moeten verduren; hoort gij dat een ter dood veroordeelde wanhopend uitroept: Zoo kan ik den dood niet meer ontgaan ! denk dan terstond aan de wanhoop eener ziel, die, ter helle veroordeeld, luide uitroept: Geen middel blijft mij over om den eeuwigen ondergang te ontvlugten!
32. Aanschouwt gij eene sehoone streek, de zee, bloemen, vruchten en andere voorwerpen, welker aanzien het oog verlustigt, zoo moet gij uitroepen : Indien God reeds op aarde zulke sehoone dingen geschapen heeft, opdat ik hem zou beminnen, o,welk eene geheel andere vreugde moet hij mij dan in den hemel bereid hebben! De II. Teresia zeide, dat, als zij bekoorlijke heuvelen en aangename dalen aanschouwde, het haar scheen , als of deze haar de ondankbaarheid jegens God verweten; en de stichter der Trappisten, de abt Kancé, herinnerde zich door de sehoone werken Gods, zijnen pligt van hem te beminnen. De H. Augustinus had reeds vóór hem gezegd ; „ Hemel en aarde, alles zegt mij, dat ik u beminnen moet.quot; Men verhaalt, dat een godvruchtig man do bloemen en kruiden, die hij op het veld vond, met zijnen stok sloeg en uitriep; Zwijgt, toont mij niet langer mijne ondankbaarheid jegens God ! ik heb u
GOD TE VEKK1SEEEN. 233
verstaan, zwijgt en laat mij gerust. Als Maria Mag-daiena de Pazzis eenen schoonen appel of eene liefelijke bloem aanschouwde, dan gevoelde zij, dat het vuur der goddelijke liefde in haar hart ontstoken werd; zij overdacht, dat God van alle eeuwigheid daarom gedacht had dezen appel, die bloem te scheppen , om haar een bewijs zijner liefde te geven.
33. llivieren en beken moeten u herinneren, dat even als deze waters niet zullen ophouden tot de zee te vloeijen, gij nimmer moogt ophouden naar God , uw eenigst en hoogst goed, te streven. Als gij rijdt of vaart, zeg dan tot u zei ven : Zie, deze onschuldige dieren vermoeijen zich om mij te dienen, en ik.... laat het mij ook wat kosten om God te dienen, om hem te behagen! Ziet gij eenen hond, die, om een ellendig stukje broods zijnen meester zoo trouw dient, overweeg alsdan welke verpligtingen gij hebt van Gode getrouw te blijven,— God, die u geschapen heeft, en u gedurig onderhoudt, bewaart en met zoo vele weldaden overlaadt. Hoort gij het gezang der vogelen, zoo zeg; Geliefde ziel! hoort gij den lof Gods niet, dien deze schepselen verkondigen! en gij, wat doet gij, looft gij hem ook door oefeningen van liefde ? Overdenk als de haan kraait, dat ook gij, even als Petrus, uwen God verloochend en zijne smarten en tranen vernieuwd hebt. Ziet gij een huis of eene plaats, alwaar gij vroeger gezondigd hebt, zoo bid God: „Heer! gedenk de zonden mijner jeugd niet, noch mijne onwetendheden.quot;
34. Beschouwt gij een aanlokkelijk dal, overweeg
234. WIJZE OM VEKTKOinVELIJK MEI
dan, dat, gelijk dit door liet vau de bergen afvloei-jende water vruchtbaar wordt, de hemelsche genade slechts in ootmoedige harten nederdaalt en dat de hoovaardigo ledig blijven. Kene fraai versierde kerk zij u het afbeeldsel eener ziel, die in de genade Gods is, en welke waarlijk een tempel Gods verdient genoemd te worden. De zee toone u de oneindigheid en grootheid Gods. Ziet gij vuur of licht op het altaar, zoo zog tot u zeiven: Sedert hoe vele jaren heb ik verdiend in de hel te branden ? Gij, o mijn God! hebt mij tot nu gespaard; geef, dat mijn hart, zoo als dit hout of dit licht, van liefde tot u bran de. Bewondert gij den sterrenhemel, zeg alsdan met den H. Andreas Avellinus; Eens zal ik hoog boven de sterren zijn.
35. Om u zeer dikwijls de geheimen dos levens van onzen Verlosser te herinneren, moet gij telkens, als gij hooi of eene krib of oenen stal ziet, aan liet kindje Jesus in Bethlehem denken. Ziet gij eene zaag, eene sehaaf, oenen hamer, zoo stel u Jesus voor, hoe hij in de werkplaats van den H. Josef arbeidde. Koorden, bandon, ketenen, doornen en nagels moeten u het lijden en den dood van uwen Zaligmaker in het geheugen terugroepen. Als de H. Franciscus van Assisië een lam zag, begon hij aanstonds te weenen en zeide: „Voor mij liet zich de Heer Jesus als een lam ten dood leiden.quot; Aanschouwt gij een altaar, eenen kolk of een kasuifel, zoo denk aan de liefde van Jesus Christus, die zich aan u in het allerheiligste Sacrament des altaars geschonken heeft.
36. Gedurende den dag moet gij u dikwijls, gelijk
GOD TE VERKEEREN. 235
de H. ïerosia, aan God opofferen en hem zeggen; „Zie, Heer! hier beu ik, doe met mij wat gij wilt: zeg mij wat gij van mij verlangt, ik ben tot alles bereid.quot; Verwek zoo menigmaal gij kunt, oefeningen van liefde tot God; want de H. Teresia zegt, dat deze het hout gelijken en in het hart het vuur der goddelijke liefde onderhouden. Begaat gij eene zoude, zoo verneder u, en tracht door eene dos te vuriger oefening van liefde wederom van uwen val op te staan. Overkomt u eenig ongemak, zoo offer dit lijden aan God op, en onderwerp u aan zijnen H. wil; gewen u daaraan van in allen tegenspoed tot u zeiven te zeggen; Dit is nu Gods wil, en daarom wil ik het ook. Er is geene oefening van liefde, die hem aangenamer is dan overgeving in zijnen wil.
37. Gij moet ook, alvorens gij een voornemen maakt of anderen eenen gewigtigen raad geeft, u telkens aan God bevelen. Herhaal, zoo dikwijls gij kunt, dit gebed met de H. Rosa van Lima; „Heer! help mij, laat inij niet aan mij zeiven over!quot; Sla dikwijls uwe oogen op een kruis of een beeld van Maria, roep de heilige namen van .lesus en Maria aan, en dit bijzonder ten tijde der bekoringen. God, die oneindig goed is, wenseht niets meer dan ons zijne genade mede te deelen; en Pater Alvarez ontwaarde op zekeren dag onzen Zaligmaker, de handen vol met genaden, en zoekende aan wie hij ze geven koude. Maar God wil, dat wij hem om zijne genade bidden. — „Bidt en gij zult ontvangen.quot; Doen wij dat niet, zoo trekt de Heer zijne hand van ons af; bidden wij hem integen-
236 WIJZE OM VERTROUWELIJK ENZ.
deel, zoo geeft hij ons wat wij wenselien: „ Wie van hen, die hem aangeroepen hebben, is verstooten geweest?quot; David zegt, dat God barmhartig jegens degenen is, welke hem aanroepen: „Gij zijt goed en zeer barmhartig voor allen, die u aanroepen.quot; Hoe goed en milddadig toont zich de Heer jegens allen, die hem waarlijk zoeken! „ God is de Heer voor diegenen, die op hem hopen, voor de ziel, welke hem zoekt.quot; Indien diegenen, welke hem niet gezocht hebben, hem vinden, hoe veel gemakkelijker zal dan hij hem vinden, die hem zoekt, om zich geheel aan zijne dienst toe te wijden.
38. De H. Teresia zegt, dat de regtvaardigen op aarde in de liefde aan de zaligen in den hemel gelijken moeten: even als deze, moeten zij slechts met God alleen bezig zijn; zij moeten aan niets anders denken, noch iets anders wenschen dan zijne eer, zijne liefde. — Zoo ook, geliefde ziel! zij God hier op aarde uwe zaligheid; hij zal het eenig voorwerp uwer genegenheden, en het doel van al uwe handelingen cn wenselien zijn, tot dat gij eens in den hemel, alwaar al uwe begeerten voldoening zullen vinden, hem volkomen en onophoudelijk zult beminnen.
BETKA-CHTlNGrEN
EN
voor eiken dag der week over de gewigtige waarheden der zaligheid.
Bén ding alleen is noodzakelijk, namelijk dat wij zalig worden.
1. Eén ding alleen is noodzakelijk; het is niet noodig dat men hier op aarde rijkdom, eer, gezondheid en vreugde bezitte en geniete; maar het is noodzakelijk dat men zalig worde, want er is tusschen den hemel en de hel geen middenpunt; en wij zullen, als dit kortstondig leven eindigt, bf voor eeuwig gelukzalig in den hemel, bf voor eeuwig ongelukkig in de hel zijn.
O mijn God! wat zal er van mij worden! zal ik zalig worden? — zal ik voor eeuwig verloren gaan? een van deze twee zal mijn lot zijn. Ik hoop dat ik zalig worde, maar wie is daar zeker van! — Ik weet, dat ik zoo dikwijls de hel verdiend heb. MijnJesus, mijn Zaligmaker! uw dood is mijne hoop.
2. Zoo vele menschen, die hier op aarde de grootste rijkdommen bezaten, die in groot aanzien waren, die de eerste ambten bekleedden, die zelfs den troon
238 MEDITATIEN VOOK
beklommen hebben, bevinden zicli tiians iu de hel, waar allo grootheid en pracht, die zij genoten hebben, alleen dient, om hunne wanhoop te vermeerderen.
Hooren wij wat onze Zaligmaker ons zegt: „ Verza-melt u geene schatten op aarde, maar vergadert u schatten voor den hemel, welke de mot noch de roest zullen verteren.quot; De dood berooft ons van alle aard-sche goederen; die duizendmaal meer waardig zijn, duren eeuwig.
3. God zelf zegt ons, dat hij de zaligheid aller men-schen verlangt. Allen wil hij zalig maken, en hij geeft aan allen den noodigen bijstand om daartoe te komen. Wee dengene die verloren gaat, hij alleen is er de schuld van! „Uw eigen verderf zijt gij, bij mij is niets dan hulp voor u.quot;
4. Eene vreeselijke smart der verdoemden bestaat in de kennis, dat zij door hunne eigene schuld verloren gegaan zijn. „ l)c wraak tegen het goddelooze vleesch is vuur en wormen.quot; (Eccl. 7.) Vuur en verterende wormen, dat is: de wroegingen van het geweten zijn de beulen der verdoemden. Het geweten, die verterende worm, zal hen eeuwig pijnigen en hun veel meer smart veroorzaken dan het vuur. Hoe bedroefd zijn wij niet, als wij door onze schuld, iets van groote waarde verloren hebben, bij voorbeeld; een edelgesteente , een zakuurwerk of eene beurs vol geld ? wij kunnen noch eten, noch slapen; onophoudelijk denken wij aan ons verlies, ofschoon wij dit meestal nog op eene andere wijze knnnen herstellen. Maar welk eene afgrijselijke smart moet een verdoemde niet ge-
ELKEN DAG DER WEEK. 239
voelen, als hij bedenkt, dat hij, door eigen schuld, zijnen God en den hemel verloren heeft, en nimmer hopen kan dit verlies te herstellen! — Wij hebben ons dan bedrogen! zoo zullen de verdoemden razend en wanhopend, de geheele eeuwigheid door, uitroepen; wij hebben ons dan bedrogen, vrijwillig hebben wij ons in het verderf gestort, ons verlies is onherstelbaar!
5. De tijd, de verandering, de volkomene overgeving in den wil van God veriigten het ongelijk, dat ons hier op aarde overkomt: maar geen dezer middelen blijft ons over, na in de eeuwigheid aangeland te zijn, indien wij niet hier op aarde den weg des hemels bewandeld hebben. Daarom vermaant ons de H. Pau-lus van ons eeuwig geluk met angst te bewerken, om het niet te verliezen; „ bewerk uwe zaligheid niet vrees en angst.quot; Zoo wij deze vrees hebben, zullen wij bedacht zijn om alle gelegenheid van zonden te vlugten , ons Gode onophoudelijk aan te bevelen, en op deze wijze onze zaligheid te bewerken. Bidden wij derhalve God, dat hij de gedachte diep in ons hart drukke, dat ons eeuwig geluk, ouze eeuwige verdoemenis van onzen laatsten adem afhangt.
Gevoelens en Oebeden.
Ik heb dikwijls uwe genade veracht, o mijn God! ik verdien niet, dat gij mij vergevet; maar de profeet zegt mij, dat gij medelijden met diegenen hebt, welke u zoeken; „ De Heer is goed voor degenen, die op hem hopen, voor de ziel die hem zoekt.quot; (Jerem. 32.) Vroeger heb ik u verlaten, o mijn God! maar
240 MEDIIATIEN VOOR
nu zoek ik u; ik wensch, ik wil en bemin niets anders dan u alleen; ik bid u, verstoot mij niet; denk aan de smarten die gij voor mij geleden hebt; deze smarten en uwe voorspraak, o Maria! zijn mijne hoop.
Meu moet de wereld en hare vermaken verachten.
1. De gedachte, dat alles in de wereld ijdel, dat alles wat de wereld hoog acht, logen en bedrog is, heeft vele zielen bewogen zieh geheel aan God te geven. „Wat helpt het den mensch, dat hij de ge-heele wereld wint, maar schade aan zijne ziel lijdt?quot; (Matth. 10.) Wat zal het ons helpen, indien wij de geheele wereld gewonnen en voor eeuwig onze ziel verloren hebben? Hoe vele jonge lieden zijn er niet, die na dit woord des Evangelies gehoord te hebben, hunne ouders, hun vaderland, de eer dezer wereld, ja zelfs de koninklijke waardigheid verlaten hebben, en in een klooster of in eene kluis gevlugt zijn, om zich daar alleen met God bezig te houden.
2. In de H. Schrift wordt de dag des doods een dag van ondergang genoemd. De dag des oader-gangs; want alle goederen, die wij op aarde gewonnen hebben en bezitten, moeten wij op onzen sterfdag verlaten. Daarom heeft de H. Ambrosius gelijk, als hij zegt, dat wij met onregt deze onze goederen noemen, omdat wij dezelve naar de andere wereld, waar wij de geheele eeuwigheid door moeten blijven, niet kunnen medenemen; hij zegt: Wat wij niet met
ELKEN DAG DER WEEK. 241
■ons kunneu nemen, dat behoort ons niet toe, de deugd alleen vergezelt ons; alleen liet goede, dat wij gedaan hebben, nemen wij met ons, dit alleen troost ons in de eeuwigheid.
Op het sterfbed verliezen de rijkdommen, de hoogste waardigheden, zilver, goud, de kostbaarste edelgesteenten hunnen glans, de vreeselijke duisternis des doods maakt, dat men noch sohepter, noch kroon ziet, zij maakt, dat men erkent, dat al, wat de wereld hoogacht, niets dan ijdelheid, ellende en voorbijvliegende damp is. Wat baten eeuen stervende, aan wien niets overblijft dan eene houten kist, in welke hij moet rotten, al de rijkdommen, die hij met zulke groote moeite vergaderd heeft? Wat baat de schoonheid des ligchaams, indien er maar eene handvol stof •en eenige afgeknaagde beenderen van overblijven?
3. Wat is het leven van den mensch op de aarde ?
Hoort, wat, ons de H. Jacobus zegt: Wat is uw leven? het is een damp, die voor korten tijd verschijnt en dan verdwijnt.(Jac. 2.) Deze is heden magtig,in aanzien, gevreesd en gevleid; morgen veracht, gelasterd, vervloekt. Hij is niet meer in zijn prachtig paleis, dat hij met zoo groote kosten gebouwd had, wat is van hem \'geworden ? Stof in het graf. „ Ik zag den goddelooze hoog verheven. —Ik ging voorbij, en zie,
hij was niet meer.quot; (Ps. 35.)
4. De H. Geest waarschuwt ons, vau ons niet door de wereld te laten bedriegen, dewijl zij hare goederen in eene valsche schaal weegt. „ Zij heeft eene be-driegelijke schaal in hare hand.quot; (Ps. L) Wij moeten
13 16
fll il
ff? (
ll
I
i
fit
242 MEDITATIEN VOOR
alles met de schaal des geloofs wegen, die ons alleen de waarachtige goederen leert kennen, en ons toont, dat al, wat zoo snel eindigt, geen waar goed kan genoemd worden.
5. De H. ïeresia zegt: „dat men geene waarde op dingen moet stellen, die met den dood eindigen.quot; Wat blijft er over van zoovele staatsministers,veld-heeren, van zoo vele prinsen en keizers, nadat zij hunnen rol gespeeld hebben en in de eeuwigheid getreden zijn? „Hunne gedachtenis is verdwenen met het geluid.quot; (Ps. 98.) Zij hebben veel ophef gemaakt, hun naam heeft door de gansohe wereld weergalmd; doch nadat zij gestorven zijn, heeft alles een einde genomen en terstond daarna zijn zij vergeten. Ik vond het volgende opschrift op een kerkhof, waar vele mannen en vrouwen van rang begraven waren; „Hier eindigt alle grootheid, hier eindigt schoonheid en praciit; aan het einde onzer loopbaan blijft ons niets dan eenige wormen , een eenvoudige steen en een weinig stof.quot;
6. Ons leven gaat voorbij gelijk eene vertooning in eenen schouwburg; het eindigt voor allen, voor den edelman en voor den landbouwer, voor koning en onderdaan, voor rijken en armen. Gelukkig degenen, die op het tooneel dezes levens zijnen rol goed voor God gespeeld heeft.
Toen Philippus III, koning van Spanje, in zijn drie en veertigste jaar stierf, zeide hij aan diegenen, welke rond zijn sterfbed stonden: „Verkondigt na mijnen dood, wat gij gezien hebt; en zegt aan allen,
ELKEN DAG DER WEEK. 243
dat de koninklijke waardigheid alleen daartoe dient, om het geweten te bezwaren, wegens dit ambt dat men op de aarde bekleed heeft.quot; En zuchtende voegde hij er bij: „met een veel grooter vertrouwen zou ik nu voor den regterstoel van Jesus Christus verschijnen, indien ik mijn leven in eene kluis doorgebragt had, waar ik mij alleen met mijne heiligmaking zou bezig gehouden hebben.quot;
De H. Franciscus van Borgia maakte het besluit zich geheel aan God te geven, toon hij het lijk van de keizerin Isabella, die eene der schoonste vrouwen van haren tijd was, aanschouwde: haar aanzien deed hem sidderend uitroepen; „ Alzoo eindigen dan de goederen dezer wereld!quot; En hierop gaf hij zich geheel aan God. Ach! of wij allen eer wij sterven, zijn voorbeeld volgden! Wij moeten ons haasten, de dood vervolgt ons; wij weten niet wanneer hij ons treffen zal. God geve, dat, als wij eens de kaars in de hand zullen hebben, het licht dat zij ons nu geeft, slechts niet alleen diene om den angst des gewetens, en de rekenschap, die wij gaan afleggen, te vermeerderen. — Maken wij dan toch een voornemen van voortaan te doen, hetgeen wij alsdan zullen wensehen gedaan te hebben; en waarvoor ons dan geen tijd meer zal overblijven.
lt;gt;evoelens en Oebi-den.
Neen, mijn God! gij hebt mij lang genoeg verdragen; ik wil u niet langer meer laten wachten, ik wil mij geheel aan u geven. Gij hebt mij reeds zoo dik-
244 MEDITATIEN VOOr
wijls vermaand om de wereld te verzaken, en u alleen te beminnen, ook nu roept gij mij; zie hier beu ik, neem mij in uwe armen, en geef mij nu geheel, ja geheel aan u over. O onbevlekt Lam! gij, die u aan het kruis op den Calvarie-berg voor mij opgeofferd hebt, reinig mij vooreerst in uw bloed, vergeef mij alle beleedigingen, die ik u aangedaan heb, en ontvlam mij alsdan met uwe liefde; ik bemin u uit geheel mijn hart! Wat zou ik toch op de aarde kunnen vinden, dat mijne liefde meer verdient, dan gij! Wie heeft mij op de aarde meer bemind dan gij? Moeder Gods, mijne voorspreekster Maria! bid voor mij en maak, dat ik waarachtig en voor altijd van leven verandere; ik vertrouw op u.
De zonden.
1. De doodzonde is eene afvalling van God, zegt de H. Thomas met den H. Augustinus. Hij, die zondigt, keert den rug aan God toe; hij veracht zijne genade en zijne liefde, hij beschimpt hem zonder vrees, ea zegt; ik wil u niet dienen; ik wil doen wat mij behaagt, het is mij onverschillig, of ik u daardoor belee-dig of niet, of ik daardoor uwe genade verlies of niet.
Om te begrijpen welk groot kwaad de zonde is, zouden wij moeteu begrijpen wat God is, en wat de mensch is, die hem door de zonde beleedigt. Zelfs de Engelen en Heiligen zijn niets voor God; en de mensch, een ellendige aardworm, is niet bevreesd zijnen God te vergrammen! I)ie zondigt, beleedigt
ELKEN DAG DER WEEK. 245
niet alleen eenen God van oneindige Majesteit, neen, — hij beleedigt ook eenen God die hem zoo zeer bemint , dat hij uit liefde tot den mensch heeft willen sterven. — Eene eeuwigheid is alzoo niet genoeg om eene enkele doodzonde te beweenen. — Wat doet hij, die zondigt? hij onteert God, want hij schat de voldoening zijner ijdelheid, zijner gramschap, zijner zinnelijkheid hooger dan God, — dan God die zoo groot, zoo goed is. — O mijn God! zoo ik u, uit liefde tot mij, aan het kruis zag sterven, zou ik alle hoop van vergiffenis verliezen, maar uw dood is mijne hoop : „In uwe handen beveel ik mijnen geest.quot; Ik beveel u deze mijne ziel, voor welke gij uw dierbaar bloed vergoten en uw leven opofferd hebt; maak dat ik u beminne, dat ik u niet meer verlioze! Ik bemin u, mijn Jesus, mijne hoop, mijne liefde! Zou hel mogelijk zijn, dat ik mij ooit op nieuw van u, mijn eenig, mijn hoogste goed, zou afscheiden, nadut ik heb ingezien hoe zeer gij mij bemint?
2. Welke smart veroorzaakt het ons niet als iemand ons beleedigt, aan wien wij weldaden bewezen hebben ? God kan geene smart gevoelen, maar koude hij dit, zoo zou hij van wee en droefheid over de ondankbaarheid zijner schepselen, voor welke hij zelfs zijn leven ten beste gegeven heeft, sterven. — O, verschrikkelijke zonde! duizendwerf verfoei en vervloek ik u; want gij zijt de oorzaak geweest dat ik mijnen Zaligmaker, die mij zoo teer bemint, leed heb aangedaan.
O gij, rampzalige zielen, die nu in de hel brandt! toen gij nog onder ons leefdet, zeidet gij: de zonde
246 MEDITATIBN VOOE
is geen groot kwaad; maar nu moet gij bekennen, dat gij, onaangezien uw groot lijden, nog uiet volgens uwe verdiensten gestraft zijt.
3. De zonde moet wel een zeer groot kwaad zijn, dewijl God, die de barmhartigheid zelve is, zich gedwongen ziet, ze met eene eeuwigdurende hel te straffen. Ja, om aau de goddelijke regtvaardigheid te voldoen, heeft een God zijn leven moeten opofferen.
O mijn God! wij weten dat de hel zulk eene schromelijke straf is, en echter vreezen wij de zonden niet, die ons in de hel trekken. Wij weten, dat een God gestorven is, om onze zonden te kunnen vergeven, en evenwel zondigen wij altijd op nieuw.
4. Het verlies van het kleinste aardsche goed baart ons onrust en piju, en het verlies van God door de zonde zou ons niet treurig en bedroefd voor geheel ons leven maken !...
O mijn God! ik dank u, dat gij mij nog tijd geeft om de smarten, die ik u berokkend heb, te beweenen.
O mijn Jesus! ik vervloek mijne zonden; geef mij een grooter berouw en meerdere liefde, opdat ik den hoon, dien ik u aangedaan heb, beweene, en dit niet zoo zeer om de straffen, welke ik daardoor verdiend heb, dan wel om het mishagen, dat ik u daardoor heb veroorzaakt.
5. Welke onrust en angst staat een hoveling niet uit, die gelooft, dat hij zijnen vorst beleedigd heeft? En wij die zeker weten, dat wij God gehoond hebben, en dat er een tijd was, in welken wij zijue vriendschap verloren hadden, wij leven gerust, wij zijn niet
ELKEN DAG DEE WEEK. 247
gedurig van leed en droefheid doordrongen ! Hoe zorgvuldig vermijden de mensohen niet het vergift, dat het ligchaam doodt! en men geeft zich zoo weinig moeite om het vergift der zonden te vermijden, hetwelk de ziel doodt en oorzaak is, dat wij God verliezen.
Laten wij ons niet door den duivel met deze hoop bedriegen; ii; zal later biechten; op zulke wijze heeft hij er reeds zeer velen in de hel gestort.
O mijn God, reeds eene reeks van jaren heb ik verdiend in de hel te branden; gij zijt genadig en barmhartig geweest, opdat ik uwe barmhartigheid prijze, opdat ik u beminne. O mijn Jesus! ik loof en bemin u, ik hoop om uwe verdiensten, dat ik nooit meer van uwe liefde zal geseheiden worden; maar zoude ik wel durven hopen, dat, zoo ik u na zulke groote genaden nog op nieuw beleedigde, gij mij dan nog niet verlaten zoudt, maar gij mij op nieuw mijne zonden zoudt vergeven? ü mijn God! laat niet toe, dat ik u nog ooit beleedige.
6. God is barmhartig voor degenen, die hem vreezen, maar niet voor die hem verachten. Diegene die God beleedigt, omdat hij barmhartig is, wekt hem daardoor nog tot eene grootere straf op. Die God beleedigt, omdat hij barmhartig is, bespot hem: en met God is het niet goed te spotten. De duivel zegt u misschien: indien gij ook deze zonde nog begaat, kunt gij evenwel nog zalig worden. Hoor wat ik u antwoord: gij verdoemt u zeiven tot de hel, indien gij zondigt. Het is waar, mogelijk is het, dat gij u nog zalig maakt; maar het kan ook gebeuren, ja, het kan veel gemak-
I
m
üfl |||
I
||i
ip \' i \':
I
I
248 MEDITAIIEN VOOR
keiijker gebeuren, dat gij verloreu gaat; is dan het eeuwig geluk zulk eene onbeduidende zaak, dat men het voor een „mogelijkquot; op het spel durft zetten? Uwe zonde veroordeelt u zeiven: indien gij nu sterft, indien God u verliet, wat zou er van u worden?
Neen mijn God! ik wil u niet meer beleedigen, ik heb u dikwijls genoeg vergramd. Hoe velen, die minder zonden dan ik begaan hebben, branden nu in de hel? Ik wil niet meer voor inij, maar voor u , ja, voor u alleen leven. U schenk ik mijnen wil, mijne vrijheid, ik ben de uwe, maak mij zalig, bewaar mij van de hel, na mij eerst van de zonden bevrijd te hebben, Ik bemin u, mijn Jesus! ik wil u niet meer verlaten.
7. De heilige Vaders zeggen, dat God het getal der zonden, welke hij aan een ieder vergeven wil, bepaald heeft. Daar wij nu dit getal niet kennen, zoo zouden wij bij iedere zonde die wij begaan, moeten vreezen dat God ons zal verlaten. Doze gedachte, wie weet of God mij nog wel vergeven zal ? zou ons van de zonden moeten onthouden; hebben wij deze vrees, zoo zullen wij zalig worden.
Die van God meer genade en verlichting bekomen heeft, moet meer dan anderen vreezen, dat God hem, zoo hij zondigt, verlaten zal. — Do H. Thomas zegt: „ hoe grooter de ondankbaarheid is van hem die zondigt , des te grooter is ook zijne zonde.quot; Ongelukkig is derhalve de christen, die God met vele genaden verrijkt heeft, en die hem niettemin door doodzonde be-leedigt.
O mijn God! wij hebben, om zoo te spreken, met
ELKEN DAS DER WEEK. 249
elkander gestreden, gij — om mij te vergeven; en ik om u te beleedigen: gij — om mij goed te doen, en ik — om n te verachten; maar nu bemin ik u uit geheel mijn hart, en ik wil door mijne liefde de be-leedigingen weder goed maken, die ik u vroeger aangedaan heb: verlicht en versterk mij.
8. Wie geene groote vrees voor de doodzonde heeft, zal weldra in dezelve vallen. Daarom moeten wij, zoo veel mogelijk, de kwade gelegenheden vlugten. Maar wij moeten ook de dagelijksche zonden vermijden. Pater Alvarez zegt: het is waar, de kleine vrijwillige zonden dooden de ziel niet, maar zij maken haar zwak, zoodat, als eene zware bekoring tot eene doodzonde opkomt, men geene kracht genoeg heeft om daaraan te wederstaan, en men daarom in de doodzonde zal bewilligen.
Neen, mijn Jesus! ik wil u niet meer beleedigen, noch door kleine noch door groote zonden, ik heb te veel reden om u te beminnen, ik wil liever sterven dan u vrijwillig het kleinste misnoegen te veroorzaken. Gij verdient immers geheel onze liefde! en daarom wil ik u uit al mijne krachten beminnen, sta mij bij.
9. Men noemt met onregt de dagelijksche zonden een gering kwaad, hoe kan men hetgeen God mishaagt, een niet veel beteekenend kwaad noemen.
Indien misschien iemand, die de dagelijksche zonden zonder vrees begaat, zeide: het is mij genoeg als ik maar zalig wordt: zoo antwoord ik hem, dat, indien hij zoo voortleeft, hij niet zalig kan worden; want gelijk de H. Gregorius zegt :„ De ziel blijft niet
250 MEDITATIEX VOOE
liggen waar zij eens gevallen is; zij valt immer dieper.quot; De H. Isidorius leert ons „dat God toelaat, dat hij die de dagelijkselie zonde weinig vreest, in doodzonde valt en dit tot straf, omdat hij God zoo weinig liefde bewijst.quot; Onze Zaligmaker hoeft aan den H. Henricus Suso gezegd, dat de zielen, die de dagelijkselie\' zonden gering achten, in groot gevaar zijn, indien zij zoo voortleven, van in do genade niet te volharden.
De kerkvergadering van Trente leert, dat wij zonder eenen bijzonderen bijstand van God, niet in de genade volharden kunnen. Wie God met vrijwillige dage-lijksehe zonden, zonder zich te willen beteren, belee-digt, die verdient, dat God hem zijne hulp onttrekke.
O mijn God! straf mij niet gelijk ik het verdien. Vergeef mij de beleedigingen die ik u aangedaan heb; beroof mij niet van uw licht en van uwe hulp. Ik wil mij beteren, ik wil u geheel toebehooren. O almagtige God! neem mij tot uwen dienaar aau, en maak dat ik mij betere! ik hoop dit van u.
10. De Heer zelf zeide aan de zalige Anna van Foligni: „Zij, die door mij verlicht zijnde, op den weg der volmaaktheid gevoerd worden, en dan toch nog op den gewonen weg willen wandelen, zullen zich door mij verlaten vinden.quot; Die God dient, en niet vreest hem door dagelijkselie zonden te mishagen, geeft te verstaan, dat God niet verdient dat wij hem met zoo groote zorgvuldigheid dienen; ja hij verklaart daardoor, dat God geene zoo groote liefde waardig is, dat wij ons dwingen zouden om zijn welgevallen voor onze neigingen te stellen. „ De zonden van ge-
ELKEN DAG DER WEEK. 251
woonte, zegt de H. Augustinus, gelijken aan eeue melaatsohheid, die de ziel zoozeer ontsiert, dat God zich van haar afkeert.
O mijn God! ik erken, dat dewijl ik hel zoo dikwijls verdiend heb, gij mij toch niet hebt verlaten; geef mij kracht om mij uit de laauwheid te rukken; ik wil u uit geheel mijn hart beminnen. O mijn Jesus ! help mij op u vertrouwen.
11. De H. Franciscus zeide: „Het is eene list des duivels de zielen eerst met een haar vast te binden, om ze daarna met eene keten te kunnen boeijen, en ze tot zijne slavinnen te maken.quot; Laat ons acht geven, dat wij ons door geene driften laten verleiden. Eene ziel, die door eene hartstogt heheerscht wordt, is of verloren of digt bij haren val.
De eerwaardige Moeder Strade zeide: „ Zoo de duivel niet veel hebben kan, vergenoegt hij zich met weinig, maar met dit weinige wint hij later veel.quot; God zelf verklaart „dat hij de laauwhartigen uit zijnen mond spuwt.quot; (Op. 5.) Dit uitspuwen beteekent het verlaten van God. — Laauwheid is eene innerlijke koorts; men merkt dezelve bijna niet, maar zij leidt ongetwijfeld tot den dood. De laauwheid maakt, dat de ziel geene gewetensknaging meer gevoelt.
O mijn Jesus ! verlaat mij niet gelijk ik het verdiend heb, sla uwe oogen niet op mijne ondankbaarheid, maar wel op de pijnen die gij voor mij verduurd hebt; al de beleedigingen die ik u heb aangedaan, berouwen mij. Ik bemin u-, o mijn God! en ik wil van dit oogenblik af, alles doen wat in
252 MEDITATIEN VOOR
mijn vermogen is, om u te behagen. O mijne liefde! ik heb u genoeg beleedigd: maak, dat ik ü, de nog overige dagen mijns levens, waarachtig beminne. O Maria! mijne hoop, sta mij door uwe voorspraak bij.
De dood en het oordeel.
1. Verbeeld u, dat gij op uw sterfbed ligt, strijdende met den dood, en dat u ten hoogste nog één uur levens overig blijft. Stel u voor, hoe gij binnenkort voor uwen Reg ter Jesus Christus zult verschijnen om rekenschap over uw geheel leven te geven. Ach ! niets zal u alsdan meer kwellen dan een kwaad geweten. Daarom moet gij, eer die dag aanbreekt, op welken gij rekenschap geven moet, uw geweten onderzoeken en zuiveren.
Het geldt hier de eeuwigheid in te treden. — In welke vrees en verwarring zullen ons, in ons doodsuur, onze zonden, het mistrrouwen dat ons de duivel alsdan aanjaagt en de onwetendheid over het toekomende niet werpen! Verbinden wij ons dan van nu af zoo naauw mogelijk aan Jesus en Maria, opdat zij ons in dit schrikkelijk uur niet verlaten.
2. Welken angst zal ons deze gedachte inboezemen : „ in weinige oogenblikken zal Jesus Christus mij oordeelen!quot; — Toen de H. Magdalena van Pazzi ziek was, vroeg haar biechtvader haar, waarom zij zoo sidderde; O eerwaardige Vader, antwoordde zij, het is eene groote zaak voor zijnen Kegter Jesus Christus te moeten verschijnen.
ELK EN DAG DEK WEEK. 253
O mijn Jesus! gedeuk, dat ik ook een van uwe schapen beu, die gij door uw dierbaar bloed hebt vrijgekocht. Wij biddeu u, o Heor! kom uwe dienaren te hulp, die gij door uw dierbaar bloed verlost hebt.
3. Het is een algemeen aangenomeu gevoelen, dat op dezelfde plaats en hetzelfde oogenblik, dat de ziel van het ligchaam scheidt, Jesus Christus haar zal oor-deelen. Uiensvolgens zal op deuzelfden stond het oordeel gehouden, het vonnis uitgesproken en de straf uitgevoerd worden.
— O vreeselijk oogenblik, van hetwelk voor een ieder onzer het zalig of ongelukkig lot voor de altijddurende eeuwigheid afhangt.
O mijn Jesus, indien gij mij nu wildet oordeelen, wat zou er dan van mij geworden? Eeuwige Vader, „aanschouw het gezigt van uwen gezalfde.quot; Ik ben bedroefd over al de beleedigiugen, die ik u aangedaan heb, aauschouw het bloed, aanschouw de wonden van uwen Zoon, en wees mij barmhartig.
4. De stervende heeft den geest gegeven, de omstanders twijfelen nog aan zijnen dood. — Intusschen is hij reeds in de eeuwigheid. Ue priester, ua zich overtuigd te hebben, dat hij dood is, besproeit het ligchaam met wijwater, en aanroept de Engelen en Heiligen , opdat zij die arme ziel helpen. „ Komt haar le hulp , gij, Heiligen Gods ! snelt toe , gij, Engelen des Heeren !quot; Maar de ziel is veroordeeld. — Helaas! dan kunnen de Engelen en Heiligen haar niet meer helpen ! . ..
Jesus zal iu het oordeel met dezelfde wonden ver-
254 MEDITATIEN VOOK
schijnen die Hij voor ons in zijn lijden ontvangen lie\'eft. Deze wonden zullen den troost der boetvaar-digen zijn, die op aarde met eene ware droefheid hunne zonden beweend hebben. — Maar zij zullen ook tevens diegenen tot schrik dienen, die in hunne zonden gestorven zijn.
O mijn God, welke afgrijselijke smarten zal hij niet gevoelen , die, als hij u voor de eerste maal aanschouwt , in u eenen vergramdon Kegter zal erkennen? Deze smart zal grooter zijn dan de pijnen der hel.
5. De ongelukkige ziel ziet haren Kegter in zijne heerlijkheid; zij erkent dat hij uit liefde tot haar geleden , met welke barmhartigheid hij haar behandeld, hoe vele middelen hij haar aangeboden heeft om zalig te worden; zij erkent de ij delheid der aardsche, de waarde der eeuwige goederen. — Zij erkent al de waarheden , — maar dit alles helpt haar niets meer; de tijd om hare dwaling te herstellen, is voorbij; wat geschied is, kan niet veranderd worden.
O geliefde Zaligmaker! maak, dat als ik u voor de eerste maal zal aanschouwen, ik u niet over mij in gramschap vinde ; geef mij nu daarom licht en kracht om van leven te veranderen. Ik wil u zonder ophouden beminnen: indien ik ook vroeger uwe genade veracht heb, zoo schat ik ze nu hooger dan alle koningrijken der wereld.
6. Welken troost zal diegene niet in den dag des oordeels gevoelen, die uit liefde tot Jesus alle dingen dezer wereld verlaten, de verachting en versterving bemind, met één woord, niets dan God lief gehad
ELKEN DAG DER WEEK.
heeft; welke vreugde, als de Zaligmaker hem zal toeroepen ; „ treed binnen, mijn goede en getrouwe dienaar, ga in de vreugde uws Heeren.quot; Verblijd u, gij zijt zalig, gij hebt niets meer te duchten.
Maar de ziel die deze wereld in staat van doodzonde verlaat, is reeds veroordeeld, alvorens Jesus Christus haar de hel schuldig verklaart, alvorens Je-sus Christus haar verdoemt.
O mijne magtige voorspreekster Maria, bid Jesus voor mij, help mij nu, dewijl gij nog kunt; want zoodra ik verloren gegaan ben, kuut gij mij niet meer helpen.
7. Wat de mensch zaait, zal hij maaijen (Gal. 6. 7.) in den dag des oordeels maaijen wij, wat wij hier op aarde gezaaid hebben: laat ons nu doen wat wij alsdan zouden wensohen gedaan te hebben. Indien wij heden, binnen een uur, voor den regterstoel Gods moesten verschijnen , wat zouden wij niet willen geven en doen om nog één jaar te kunnen leven ? Hoe willen wij dan de jaren, die ons nog te leven overig blijven, doorbrengen ? — ïoen de abt Agathon , na vele jaren in boetvaardigheid gesleten te hebben, aan het laatste oordeel dacht, riep hij uit: „Wat zal er van mij in den dag des oordeels geworden ?quot; Job had vóór hem uitgeroepen: „ Wat zal ik doen als God opstaat om mij te oordeelen ? Wat zal ik antwoorden als hij rekenschap eischt ?quot; Wat zullen wij antwoorden, als Jesus Christus rekenschap over de genade, die hij ons bewezen heeft, en over de wijze waarop wij dezelve waargenomen hebben, zal vragen ?
O mijn God ! geef de zielen van degenen , die u be
255
ll
fj
lii.
y
m
Si
256 MEDITATIEN VOOK
lijdenquot;, niet aan de wilde dieren over. (Ps. 73.) Ik verdien niet, dat gij mij vergeving schenkt; maar gij wilt dat ik op uwe barmhartigheid vertrouwen zal: maak mij zalig, o Heer! trek mij uit den modder mijner zonden; ik wil mij beteren, sta mij bij.
8. In ons doodsuur wordt er gehandeld over ons eeuwig geluk of ons eeuwig ongeluk : daarom moeten wij alle zorg aanwenden om te zegepralen. Iedereen erkent, dat het zoo is; waardoor komt het dan, dat allen niet alles verlaten, om zich geheel aan God te geven. „Zoekt den Heer, terwijl hij te vinden is.quot; (Is. 5. 55.) Die God in den dag des oordeels verloren heeft, kau hem niet meer vinden.
Mijn Jesus ! indien ik ook vroeger uwe liefde veracht heb, zoo wil ik toch nu niets anders dan u beminnen en door u bemind worden. Maak, dat ik u vinde, o God mijner ziel.
9. O gij, uitzinnige wereld-kinderen! in hel dal van J osaphat w^-oht ik u af; daar zult gij de dingen met andere oogen aanschouwen dan nu; gij zult uwe uitzinnigheid beweenen , maar zonder hoop van dezelve nog immer te kunnen herstellen.
Schep moed, geliefde ziel! die hier op aarde zoo zeer bedroefd zijt geworden. In dien dag zal uw lijden in hemelsche vreugde verandereu. De Heiligen, die op aarde veracht werden, zullen alsdan luisterrijk schitteren, terwijl koningen en vorsten , over welke alsdan het oordeel der verdoemenis uitgesproken wordt, te afschuwelijk zullen zijn om aan te zien.
O mijn gekruiste en verachte Jesus ! ik omarm uw
ELKEN DAR DER WEEK. 257
kruis : wat is de wereld, wat zijn genoegens en eer in vergelijking met u ! mijn God ! u alleen wil ik, — niets anders.
10. Welke schromelijke angst zal het niet voor de verdoemden zijn, als zij op dien dag uit de tegenwoordigheid van Jesus Christus met deze schrikkelijke woorden zullen verstooten worden: „ Gaat weg van quot;rij gt; gij gt; verdoemden 1quot;
O mijn Jesus! ook ik heb zulk een vonnis verdiend, doch ik hoop, dat gij mij nu vergeven hebt. Laat niet toe, dat ik mij nog van u verwijdere; ik bemin u, ik hoop dat ik u altijd .beminnen zal.
O mijn lieve Zaligmaker ! door uw bloed hoop ik, dat ik ook onder het getal dezer gelukzaligen zal zijn, ■om met u vereenigd , u door de altijddurende eeuwigheid te kunnen beminnen.
11. Laten wij ons geloof opwekken, denken wij , dat wij ook eens in het dal van Josaphat öf aan de rechterhand bij de uitverkorenen, oï aan de linker onder de verdoemden zullen staan. Werpen wij ons voor een kruisbeeld neder, doorgronden wij ons binnenste , en indien wij niet goed bereid zijn om voor Jesus te verschijnen, maken wij hetgeen slecht is, goed, terwijl het nog tijd is. Onthechten wij ons van alles, wat niet van God is; binden wij ons zooveel mogelijk aan Jesus Christus vast, en wel door de betrachting der eeuwige waarheden, door de heilige Communie , door verstervingen , maar vooral door het gebed. Indien wij deze middelen, die God zelf ons bij de hand geeft, tot onzer zielen zaligheid aanwen-
13 17
258 MEDITATIEN VOOR
den , dan mogen wij dit reeds als een teeken onzer
voorbeschikking beschouwen.
Mijn Jesus ! gij, die eens mijn Regter zijn zult, ik wil u niet meer verliezen, neen, ik wil u altijd beminnen. Ik bemin u, mijn geliefde, ik bemin u , en ik hoop dat ik u dit toeroepen zal, als ik u voor de eerste maal als mijn\' Hegter zal aanschouwen. Heden bid ik , dat, indien gij mij, gelijk ik het verdiend heb , straffen wilt, gij het doen zult, zonder mij van uwe liefde te berooven. Maak, dat ik u altijd beminne, dat ik altijd door u bemind worde, en doe dan met mij al wat u belieft.
De pijnen der hel.
1. Eene der grootste pijnen, die de verdoemden in de hel uit te staan hebben, wordt door hun geweten veroorzaakt ; „ Hun worm sterft niet.quot; (Mare. 9.) Deze worm, die niet sterft, is het geweten , dat de geheele eeuwigheid door, aau het hart der verdoemden zal knagen. — Ach ! welke afgrijselijke worm zal voor een verdoemden Christen de gedachte zijn, dat hij om eene kleine zaak verloren is! Zoo heb ik dan, zal hij uitroepen, voor een voorbijsnellend, nietig vermaak , den hemel en mijnen God verloren, en mij zeiven veroordeeld, om voor de gansche eeuwigheid in deze rampzalige gevangenis te blijven. Ik heb liet geluk gehad in het ware geloof opgevoed te worden, maar later heb ik God verlaten; ik heb een ongeluk-
ELKEN DAG DER WEEK. 259
kig leven geleid, om nog een ongelukkiger leven in dezen vurigen afgrond te leiden. God heeft mij zoo vele verlichtingen, zoo vele middelen gegeven, om mij zalig te maken , en ik , rampzalige , ik zelf heb willen verdoemd worden.
Ach , mijn Jesus I indien gij mij, toen ik voor de eerste maal gezondigd heb, hadt doen sterven, zoo zou ik nu op dezelfde wijze kermen. Ik dank u voor de barmhartigheid, welke gij mij bewezen hebt. Ik heb eenen afschrik van de beleedigingen, die ik u heb aangedaan. Indien ik in de hel ware, zou ik u uooit meer kunnen beminnen, maar nu kan ik u nog beminnen ; thans wil ik u uit geheel mijn hart beminnen. Ik bemin u, mijn God, mijn geliefde, mijn al!.
2. Indien wij op ons vorig leven terugzien, schijnt het ons dan niet als een droom, als een oogenblik? Hoe kort zullen dan wel aan den verdoemde de 40 of 50 jaren van zijn aardsch leven voorkomen, nadat hij al duizende millioenen jaren in do hel gebrand heeft, en dan nog zien zal, dat zijne rampzalige eeuwigheid eerst weder op nieuw begint.
Hoe ellendig zal hem dan dat kortstondig vermaak, om hetwelk hij verdoemd, geworden is, niet schijnen ! Om dat vervloekt genoegen, dat zoo pijlsnel voorbijging , zal hij uitroepen , moet ik voor de geheele eeuwigheid, van alles verlaten, in dit schromelijk vuur branden!
Maar ook de gedachte, hoe gemakkelijk hij zich zou hebben kunnen gelukkig maken, zal den verdoemde pijnigen. Hij zal uitroepen : Ach ! had ik dat
51
260 MEDITA.TIEN VOOR
onregt vergeven, had ik dit menschelijk opzigt overwonnen , had ik die gelegenheid vermeden, dan zou ik niet vervloekt geworden zijn ! Hoe weinig moeite zou het mij gekost hebben , dezen spot te verdragen ; dit vermaak te verloochenen, ja, had het nog veel meer moeite gekost, ik zou alles hebben moeten doen om zalig te worden ; ik heb het niet gedaan, ik kan dit verlies in de gansche eeuwigheid niet meer herstel- ^ len. Indien ik meermalen de Sacramenten ontvangen,
indien ik het gebed niet verlaten , indien ik mij Gode aanbevolen had , dan zou ik in de zonde niet hervallen zijn. Ik had zoo menigmaal voorgenomen dit of dat goed werk te doen.— Ik heb het niet gedaan.
Somtijds ben ik er mode begonnen, — later heb ik niet willen volharden; daarom ben ik verdoemd geworden.
O God mijner ziel! hoe dikwerf heb ik niet beloofd u te beminnen, hoe menigmaal heb ik u niet weder den rug toegekeerd. Mijn Jesus ! om de liefde, die gij mij aan het kruis bewezen hebt, geef mij uwe liefde, schenk mij de genade om in alle bekoringen tot u mijne toevlugt te nemen.] •!
3. Aan den verdoemden Christen zullen de menigvuldige genaden, die God hem hier op de aarde verleend heeft, de kennis der waarheid, de inwendige inspraken, even als zoo vele steken in het hart zijn,
die hem met smarten zullen doorboren, want hij zal gedurig tot zich zeiven zeggen: hoe gemakkelijk zou ik hebben kunnen zalig worden, en helaas! voor altijd,
voor de geheele eeuwigheid ben ik nu ongelukkig !. ..
Maar nog veel meer grievend wee zal de verdoemde ~t\'
■HBBÜ
i.
ELKEN DAG DEB, WEEK. 261
gevoelen, als hij nadenkt, dat hij vrijwillig door zijne eigene schuld verloren gegaan is, nadat Jesus Christus aan het kruis gestorven was, om voor hem de gelukzalige eeuwigheid te winnen. Ach ! zal hij uitroepen , ach ! een God heeft willen sterven om mij zalig te maken, en ik, ik verblinde, uitzinnige, heb mij vrijwillig in dezen brandenden afgrond willen ne-derstorten ! ik heb mijnen God ! ik heb den hemel verloren , o hoe ongelukkig ben ik ! — Zoo kermen de verdoemden de gansche eeuwigheid door.
O God mijner ziel dien ik veracht, dien ik verloren heb, maak dat ik u wedervinde, dewijl het thans nog tijd is. Daarom, lieve Zaligmaker, laat mij deel nemen aan uwe droefheid, die gij in den hof van Gethsemane over mijne zonden gevoeld hebt. De beleedigingeu, die ik u aangedaan heb, folteren mij meer dan al het ander kwaad. Geef mij uwe genade , o mijn Jesus ! ik beloof u altijd te zullen beminnen , en niets te beminnen dan u alleen.
4. Stel u eenen kranke voor, wiens ingewanden door de schromelijkste pijnen verscheurd worden, en met welken niemand medelijden heeft. — Die hem omringen, mishandelen hem: de eene verwijt hem zijne ongebondenheid, een ander bespot hem, een derde schopt hem zelfs met de voeten : nog veel erger wordt de verdoemde in de hel behandeld : hij lijdt alle mogelijke pijnen, zonder dat iemand zich over hem ontfermt. Ach, konde de ongelukkige in dat schrikkelijke vuur maar zijnen God beminnen, zijnen God , die hem , dewijl hij regtvaardig is, straffen moet j
262 MED1TATIEN VOOH
maar allioewel iiij weet, dat God de beminnelijkheid zelve is , moet hij hem hateu. Daarin bestaat de grootste straf der hel, dat men God, liet hoogste goed, niet meer beminnen kan.
Konden de verdoemden zich in den wil Gods overgeven en geduldig lijden gelijk de godvruchtige zieieii hier op aarde, dan zou de hel ophouden eene hel te zijn. — Neen , de rampzalige zal over de straffende roede der goddelijke regtvaardighoid woeden en razen , doch zijne woede zal hein tot niets strekken, dan om zijne pijnen nog te vergrooten.
Indien ik in de hel was, mijn Jesus ! kon ik u niet meer beminnen , dan moest ik u voor altijd haten : wat hebt gij mij gedaan om u te haten ? Gij hebt mij geschapen ; gij zijt voor mij gestorven ; gij hebt mij zoovele bijzondere genaden bewezen , zie , dat is het kwaad, dat gij mij gedaan hebt. Straf mij volgens uw welbehagen; maar laat niet toe, dat ik eens zoude moeten ophouden u te beminnen. Ik bemin u,o mijn Jesus ! ik wil u onophoudelijk beminnen.
5. Verbeeld u, welke schrik de ziel overvallen zal, als zij in de hel treedt. — Zoo ben ik dan verdoemd , roept zij uit; ach, ik heb mij bedrogen ! l)e verdoemde zal middelen zoeken om zijn verlies te herstellen, maar hij weet, dat hij in eeuwigheid niet kan geholpen worden.
Meer honderden millioenen jaren , dan er druppels in de zee, dan er zandkorrels op de aarde, dan er bladeren aan de boomen zijn , zullen voorbijgaan, en de hel zal voor den verdoemde altijd eerst eenen aau-wang nemen. Koude de onzalige ten minste zich zeiven
ELKBN DAS DER WEEK. 263
bedriegen , en vragen ; wie weet, of ds hel toeh niet eens voor mij zal eindigen ? Neen, in de hel is geen einde. Het is zeker, dat de verdoemde alle smarten, die hij ieder oogenblik gevoelt, de geiieele eeuwigheid door lijden moet. O mijn God, men gelooft aan de hel, en men zondigt echter nog!
6. Degene die dikwijls over de hel nagedacht heeft, en niettemin zich zelven daarin heeft geworpen, zal veel meer te lijden hebben dan de anderen. Verliezen wij derhalve geenen lijd; laat ons alles verzaken, laten wij ons naanw met Jesns Christus verbinden.— Al wat wij doen om de hel te vermijden, is slechts weinig in vergelijking met de straffen, die men daar te lijden heeft. — Beven wij, want die niet voor de hel beeft, wordt niet zalig.
O mijn Jesus! uw bloed, uw dood is mijne hoop, alle menschen mogen mij verlaten, zoo gij u van mij maar niet verwijdert. Ik weet het, gij hebt mij nog niet verlaten: gij biedt mij vergiffenis aan; /ie ik wil mijne zonden beweenen. Gij biedt mij uwe genade, uwe liefde aan; zie, ik wil u beminnen. Ja, mijn Jesus! mijn leven, mijn schat, raijne liefde, mijn gansch leven dour wil ik de beleedigingen, die ik u aangedaan heb, beweenen; boven alles wil ik u beminnen.
O mijn God! indien ik u ook vroeger verloren heb, wil ik u toch niet meer verliezen. Zeg mij, wat gij van mij verlangt, ik wil uwen wil vervullen. Maak, dat ik in uwe genade leve en sterve, en doe dan met mij alles wat gij wilt. O Maria, mijne hoop neem mij onder uwe bescherming, en duld niet, dat ik nog ooit mijnen God verlieze.
MEDITATIEN VOOR
De barmhartigheid.
1. Volgens den heiligen Augustinus is Gods wensch,. om ons zijne genade mede te deelen, grooter dan ons verlangen om ze te ontvangen. L)at komt daaruit voort, omdat de goedheid door hare natuur gedrongen wordt zich mede te deelen; derhalve moet, God, die de oneindige goedheid is, oneindig verlangen zich zeiven aan zijne schepselen te schenken, om hun zijner goedheid deelachtig te maken.
Hieruit komt dan ook die groote barmhartigheid voort, met welke God ons, ellendige menschen behandelt. David zegt, dat de aarde vol is van de barmhartigheid Gods, niet vol van zijne regtvaardigheid, want God gebruikt zijne regtvaardigheid tegen de zondaars alleen dan, wanneer hij zich daartoe gedwongen vindt; maar zeer gemakkelijk en onophoudelijk oefent hij jegens allen zijne barmhartigheid uit. Daarom schrijft de heilige Jacobus: „ Ue barmhartigheid verheft zich boven de geregtigheid.quot; (Jac. 2. 13.) De barmhartigheid wederhoudt onophoudelijk de geregtigheid van de straffen, die voor de zondaars bereid waren: zij bewerkt hunne vergiffens. Daarom noemde ook de Profeet God de barmhartigheid zelve: „God, mijne barmhartigheid.quot; Eu op eene andere plaats roept hij uit: „ Om uwen naam, o Heer! erbarm u over mijne zonden.quot; Als of hij wilde zeggen: vergeef mij, want gij zijt de barmhartigheid zelve.
264
ELKEN DAG DER WEEK. 265
2. Isaïas zegt, dat, als God straft, hij iets verrigt, dat aan zijn hart onbekend is; want „de Heer zal zich vergrammen, opdat hij zij werk doe, welk werk aan hem vreemd is.quot; (Isaïas 28.) Deze zijne groote barmhartigheid heeft hem eindelijk zoo zeer bewogen dat hij zijnen Zoon in de wereld gezonden heeft om menseh te worden, om aan het kruis te sterven, om ons van den eeuwigen dood te verlossen. Daarom zegt Zaeharias: „door de innerlijke barmhartigheid van onzen God, door welke hetmensehgeworden Woord, uit den hooge komende, ons bezocht heeft.quot; Hij zegt de innerlijke barmhartigheid, omdat deze barmhartigheid in den diepsteu grond van het goddelijk Hart haren oorsprong heeft: God gaf liever zijnen Mensehgeworden Zoon aan den dood, dan ons aan het eeuwige verderf over.
3. Om ons vau Gods liefde, van zijne begeerte om ons goed te doen, wel te overtuigen, behoeven wij slechts deze woorden van het Evangelie te lezen. „ Bid, en u zal gegeven worden.quot; Konde iernand, die aan zijnen vriend -een bewijs zijner liefde wilde geven, meer zeggen: vraag mij alles, wat gij maar wilt, ik zal het u geven? En God zegt dit tot ieder onzer.
Op het aanschouwen onzer ellende, roept hij ons tot zich en belooft ons, dat hij ons zal verligten; „Komt allen tot mij, die beladen zijt, en ik zal n verkwikken.quot; Als de Joden zich eens over God beklaagden en betuigden, dat zij hem om geene genade meer bidden zouden, vraagde God aan den profeet Jeremias: Waarom wil mijn volk niet meer tot
266 MEDITATIEN VOOR
mij komen! ben ik welligt een ondankbaar of traag land, dat geene, of slechts late vruchten draagt? (Je-remias 2, 30.) God berispte het gedrag der joden, die aan zijne goedheid twijfelden, hij, die altijd bereid is, dogenen die hem in hun lijden aanroepen, te troosten, gelijk hij zelf door Jsaïas verklaard heeft. „ Als gij roept, antwoordt hij u, zoodra hij het hoort.quot;
4. Gij hebt gezondigd: wensclit gij vergiffenis bij God? „Vrees niet, zegt de H. Joannes Chrysostomus, want God wenscht meer u te vergeven, dan gij zelf wenseht vergiffenis te bekomen.quot; Ziet God, dat iemand in de zonden volhardt, dan wacht hij geduldig op zijne bekeering, om hem barmhartigheid te kunnen bewijzen. „ De Heer verwacht u om zich uwer te ontfermen.quot; (Is. 70.) Hij toont ons somtijds de straf, die wij verdiend hebben, opdat wij tot inkeer zouden geraken. „ Aan hen, die u vreezen, geeft gij een teeken om voor den boog te vlugten, opdat uwe beminden gered worden.quot; (Is. 30.)
5. Hij klopt aan de deur van ons hart, opdat wij ze voor hem zonden openen: „Zie, ik sta voor de poort en klop aan.quot; (Op. 3. 16.) Hij volgt ons overal, en roept: „Waarom wilt gij dan sterven, huis van Israël?quot; (Ezeeh. 18.) Als of hij ons erbarmend toeroept: Mijn zoon, waarom wilt gij verloren gaan? — De H. Dionysius zegt, dat God ons zelf bidt van ons niet in het verderf te storten, en de H. Paulus bidt de zondaars, dat zij zich met God zouden verzoenen: „Wij bidden u in den naam van Christus, verzoent
ELKEN DAG DER WEEK. 207
u met God.quot; Waarop de H. Chrysostomus deze bemerking maakt: „Christus zelf bidt u, en waarvoorP — opdat gij u met God zoudt verzoenen.quot;
0. Indien, na zulke verlangens eenigen toch nog verhard blijven, is zulks dan de schuld van God? Zelfs aan dezen belooft hij, dat, zoo zij zich vol berouw tot hem wenden, hij ze niet zal afwijzen. „ Die tot mij komt, zal ik uiet verstooten.quot; (Joan. 6. 37.) Hij verklaart, dat hij bereid is, allen, die zich tot liem wenden, te ontvangen: „Bekeer u tot mij, en ik zal mij tot u keeren.quot; (Zachar. 1. 3.)
Hij belooft aan alle zondaars, die zich bekeeren willen, vergilfenis; hij belooft hun, dat hij al hunne zonden vergeven zal. „ Maar indien de goddelooze boetvaardigheid doet over al de zonden, die hij begaan heeft, dau zal hij leven. Ik zal al zijne begane misdaden niet meer gedenken.quot; (Es 10. 1. 12.) Hij gaat zoo ver, dat hij zegt: „ Kom en klaag over mij; al waren uwe zonden gelijk scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw.quot; (Is. 18.)
Hij zegt: klaagt, of met andere woorden; „komt maar tot mij; gij boetvaardigen: en zoo ik u niet ontvang, dan laat ik u toe mij te beschuldigen, dat ik mijn woord niet gehouden heb.quot; God stoot nooit een berouwhebbend hart van zich weg. „ Een boetvaardig en ootmoedig hart, zult gij, o God, niet versmaden.quot; (Ps. 50.)
In het Evangelie van den H. Lucas leest men, met welke vreugde de Heer het verloren schaapje weder-vindt: met welke liefde hij den verloren zoon, die
268 MEDIIATIEX VOOR
zich aan zijne voeten werpt, weêr aanneemt. Eu God zelf zegt met duidelijke woorden, dat „in den hemel grootere vreugde is over eenen boetvaardigcn zondaar, dan over negen on negentig regtvaardigeu.quot; (Lue. 13. 7.) De H. Gregorius leert ons, dat dit komt, omdat de boetvaardige zondaar gewoonlijk God meer bemint dan de regtvaardige, die al te ligt ijverloos in zijne dienst wordt.
fievoclens en Geileden.
Dewijl gij mij, o mijn Jesus! zoo langmoedig afgewacht , dewijl gij mij zoo ik hoop, met zooveel liefde vergeven hebt, wil ik u dan opregt beminnen: maar deze liefde is wederom uw gave. Geef mij dezelve, o mijn God! want het zoude u maar weinig eer bijbrengen, indien een zondaar, aan wien gij zoo vele genaden bewezen hebt, u slechts weinig beminde. O mijn Jesus! wanneer zal mijne dankbaarheid eens de goedheid, die gij tot mij hebt, evenaren? In plaats van dankbaar te zijn, heb ik u vroeger beleedigd en veracht: zal ik mij dan in het toekomende nog alzoo jegens u gedragen, jegens u, die niets gespaard hebt om mij gelukkig te maken en mijne liefde te winnen ? Neen, mijn Zaligmaker! ik wil u uit geheel mijn hart beminnen, ik wil u nooit meer mishagen. Gij verlangt, dat ik u beminne, ik verlang niets anders, gij zoekt mij, ik zoek niets anders dan u. Sta mij bij, want zonder u kan ik niets. O Maria, mijne Moeder! erbarm u over mij; leid mij tot God.
ELKEN DAG DEK WEEK.
God alleen moet liet oogmerk van al onze handelingen zijn.
1. In alles, wat wij doen, moeten wij aan God alleen, en niet aan onze bloedverwanten, niet aan onze vrienden, niet aan de grooten der wereld, niet aan ons zei ven zoeken te behagen ; want wat men niet voor God doet, is voor de eeuwigheid verloren. Wij doen nogtans zoo veel! om aan do menschen te behagen, om hun misnoegen niet op ons te trekken, ofschoon de]H. Paulus zegt: „Indien ik nog aan de menschen wilde behagen, zou ik geen dienaar van Christus zijn.quot; Daarom moeten wij God alleen, bij al wat wij doen, in het oog hebben ; „ Ik doe altijd wat hem behaagtquot;, (Joan. 8.) zegt Jesus Christus.
2. Al wat wij bezitten, komt ons van God; van ons zeiven hebben wij slechts het niet en de zonde. God alleen heeft ons waarachtig bemind, hij heeft ons van alle eeuwigheid bemind, hij heeft ons zoozeer bemind , dat hij zich zeiven aan ons op liet kruis en in het allerheiligste Sacrament geschonken heeft. Daarom verdient God alleen onze liefde.
3. Arme ziel! gij die eene aangekleefdheid aan iets, wat Gode mishaagt, in uw hart bewaart, hier op aarde zult nooit den vrede aantreffen, en gij zijt in groot gevaar om de rust des harten voor alle eeuwigheid te verliezen. Zalig integendeel is hij, die u alleen bemint, o mijn God! en die uit liefde tot u alles verzaakt: hij zal de kostbare parel uwer liefde, eenen grooteren schat dan alle schatten en rijkdommen dezer
269
270 MEDITAIIEN VOOR
wereld , vinden. Wie biertoe besluit, bekomt de ware vrijheid der kinderen \' Joda, want hij heeft zich van de banden bevrijd, die ons aan de wereld hechten, en die ons beletten ons geheel met God te vereenigen.
TJ, o mijn God, u o mijn ai! u heb ik liever dan alle eertitels, alle wetenschappen, alle goederen, welke gij mij schenken kunt. Gij zijt mijn eenig goed, gij alleen vergenoegt mij , want gij zijt de oneindige beminnelijkheid ; gij zijt het eenig waarachtig goed. Buiten u kan mij geen goed tevreden stellen. Ik herhaal het, en zal het zonder ophouden herhalen , u alleen en niets anders verlang ik, alles wat niet u of wat minder dan u is , kan mij niet bevredigen.
O, wanneer zal die gelukkige tijd gekomen zijn, op welken ik u alleen loven, u alleen beminnen, uw welbehagen zoeken zal; wanneer zal de tijd daar zijn dat ik niet meer aan de schepselen noch aan mij zeiven denk ? Sta mij hij, als gij ziet, o Heer! dat mijne liefde tot u verflaauwt; als gij ziet, dat ik in gevaar ben op nieuw in de schepselen of in de aard-sche vreugde mijn behagen te zoeken. „ Reik mij uwe hand toe uit den hooge, red mij, en verlos mij uit de menigvuldige waters.quot; (Ps. 143.) Bevrijd mij alsdan van het gevaar van op nieuw van u verwijderd te worden. L)at anderen wenschen en ïoeken wat zij willen, ik zoek niets anders dan u, mijn God, mijne liefde, mijne hoop. Want wat heb ik in den hemel, wat heb ik op de aarde , buiten u ? — God mijns harten en mijn deel in de eeuwigheid , mijn God en mijn al! (Ps. 73. 25. 26.) Ach wildet gij toch erken-
ELKEN DAG DER quot;WEEK. 271
nen , o sterfelijke menschen , dat alle goed , dat u van de schepselen komt, niets anders dan leugen en bedrog is, en dat God alleen u bevredigen kan ! In dit leven genieten wij God slechts op eene oavolkomene wijze; hij laat ons slechts een gering gedeelte van zijne goedheid, die in den Hemel onze erfenis ziju zal, kennen. Daar zal hij ons aan de zaligheid, die hij zelf bezit, laten deel nemen; hij zal ons toeroepen : Gaat iu de vreugde uws Heeren. De hemelsehe troost, dien God aan zijne dienaars op aarde geeft, is slechts een lokaas om hun verlangen tot den hemel te vergrooteu.
OevoelenM en 9gt;ebeiieii.
Maak , o alraagtige, liefdewaardige God, dat ik van heden af, in al mijn doen, niets anders begeere, niets anders zoeke dan uw welbehagen; maak dat gij alleen het voorwerp mijner liefde zijt, dewijl gij alleen om de dankbaarheid, die wij u schuldig ziju, verdient, dat wij u al onze neigingen scheuken. Niets pijnigt mij meer dan de gedachte, dat ik eertijds zoo weinig uwe oneindige goedheid heb bemind; maar ik hoop, en ik heb met uwen bijstand vast besloten, van u in het toekomende uit al mijne krachten te beminnen; ik hoop, dat ik op mijn sterfbed u alleen, mijn hoogste goed ! zal beminnen.
Heilige Moeder Gods ! bid voor mij, ellendige, uw gebed wordt zeker verhoord; bid Jesus, opdat ik hem geheel toebehoore.
MEDITATIEN VOOK
Door het gebed worden wij zalig.
1. Het gebed is niet alleen voordeelig,\' maar het is ook noodzakelijk voor onze zaligheid. Daarom heeft dan ook God , die de zaligheid van allen wil, het ons als een gebod voorgeschreven ; „ Bidt, en n zal gegeven worden. quot;(Matth. 7. 7.) De kerkvergadering van Constance heeft de ketterij van Wiclef: dat het gebed maar een raad en geen gebod is, gedoemd. Men moet zonder ophouden bidden, zegt de H. Schrift; zij zegt niet; het is voordeelig, het betaamt, dat men bidde.
Dat komt daarbij, omdat wij van den eenen kant onbekwaam zijn om door onze eigene krachten iets goeds te doen, zelfs slechts eene goede gedachte te hebben. „Zonder mij kunt gij niets doen.quot; (.loan. 15.) „ Wij zijn niet bekwaam uit ons zeiven iets te denken.quot; (2. Cor. 3. 5.) Daarom zeide de H. Philippus Nerius, dat hij van zich zeiven wanhoopte. Van den anderen kant is het gebed noodzakelijk, dewijl de H. Augus-tinus zegt; ofschoon God ons zijne genade uitdeelt, wil hij ze nogtans aan diegenen geven, die hem daarom bidden: en hij voegt er bij, dat bijzonder de genade van volharding aan hem alleen gegeven wordt, die ze vraagt.
2. Daar de duivel onophoudelijk op ons loert om ons te verslinden, zoo moeten wij noodzakelijker wijze ons zonder ophouden door het gebed tegen hem verdedigen , waarom ook Christus zelf ons vermaant : „ Men moet altijd bidden en nooit ophouden.quot; (Luc.
272
ELKEN D^G DER WEEK.
18.) Want hoe zouden wij ook anders aan de gedurige bekoringen , die ons de duivel en de wereld bereiden , kunnen wederstaan !
Het was eene ketterij van Janseuius, welke de heilige Kerk gedoemd heeft, dat wij niet in staat zijn eenige geboden te onderhouden, en dat ons dikwijls de genade ontbreekt om ze te kunnen volbrengen. „God is getrouw, sehrijft de H. Paulus , hij zal u boven uwe krachten niet laten bekoren.quot; Hij wil, dat, als wij beproefd worden , wij tot hem onze toe-vlugt nemen. De H. Augustinus zegt: „ Het gebod is ons gegeven, opdat wij de genaden zouden vragen; de genade wordt ons gegeven , opdat wij het gebod zouden vervullen.quot; Omdat wij door onze krachten zonder de genade het gebod niet kunnen vervullen, heeft God gewild, dat wij de genade vragen, met welker hulp wij het gebod volbreugen kunuen ; bidden wij , zoo geeft God ous de genade om zijne geboden te onderhouden.
De H. kerkvergadering van Trente zegt hetzelfde in weinige woorden : „ God beveelt ons niets onmogelijks : als hij ons iets beveelt, leert hij ons doen , wat in ons vermogen is , en hem bidden, opdat hij ous bijsta in hetgeen ouze krachten te boven gaat, waarna hij ons datgene helpt vervullen, wat aan ons alleen onmogelijk was.quot; Ofschoon God bereid is ons zijne hulp te verleenen , opdat de bekoring- ous niet overwiune, krijgen wij toch die hulp met, als wij niet bidden. Bijzonder is het bidden noodig voor de bekoringen tegen de deugd der zuiverheid, volgens 13 18
273
27é JIEDITATIEN VOOR
de uitspraak van den Wijzen-man : „ Wetende, dat ik niet anders konde rein zijn, tenzij liet mij van Göd gegeven werd, zoo ging ik tot den Heer en bad hem.quot; (Wijsh. 3. 17.)
Indien God ons niet helpt, indien hij ons zijne g\'e-nade niet verleent, kunnen wij de vleeschelijke lusten niet overwinnen, en als wij niet bidden, helpt God ons niet; maar zoo wij bidden, bekomen wij zonder twijfel de nootlige kraehten om aan de gansohe hel te wederstaan ; want God is alsdan onze niagt, en wij kunnen dan ook met den H. Paulus uitroepen; „Alles vermag ik in dengene, die mij versterkt.quot;
Een krachtig middel om de goddelijke genade te bekomen, is het aanroepen der Heiligen om hunne voorbidding bij God, dewijl zij zeer magtig zijn, om voor degenen, die hen op eene bijzondere wijze eeren, de grootste weldaden van God te verkrijgen. De H. Thomas zegt, dat „men niet gelooven moet, dat de vereering der Heiligen in het algemeen eene willekeurige godsvrucht is, want de gegronde beschikking van God vereisoht, dat wij, sterfelijkemenschen, door het gebed der Heiligen, de hulp, die ons tot onze zaligheid noodig is, bekomen.quot; Vooral moet men dit aan de H. Maagd Maria toeëigenen; want hare gebeden hebben eene hoogere waarde in de oogen van God dan die van al de Heiligen, en dat des te meer, dewijl, volgens den H. Bernardus, wij door Maria tot Christus onzen Zaligmaker en middelaar toegang bekomen, en omdat, gelijk dezelfde Heilige en met hem de grootste godgeleerden beweren, al de genaden,
ELKEN DAG DER WEEK. 275
die God ous geeft, door Maria geschieden; want die door haar zoekt, vindt, en zal niet bedrogen worden.
Bidden wij dan, doch bidden wij met vertrouwen. „Gaan wij alzoo met vertrouwen tot don troon der genade, opdat wij barmhartigheid vinden en in tijd van nood genade verkrijgen.quot; (Heb. 4. 16.) Jesus Christus zit nu op eenen troon van genade, om allen, die tot hem hunne toevlugt nemen, te troosten; hij roept ons toe; „Bidt, en u zal gegeven worden.quot; In den dag des oordeels zal hij ook op zijnen troon, maar op eenen troon van regtvaardigheid gezeten zijn. Welke dwaasheid zou het niet wezen den dag des oordeels te willen afwachten, wanneer er geene barmhartigheid meer te hopen is; en nu, terwijl Jesus ous vergiffenis aanbiedt, tot hem onze toevlugt niet te willen nemen.
— Heden roept hij tot ons: „Al wat gij in het gebed vraagt, gelooft, dat gij het bekomen zult, en het zal u gegeven worden.quot; (Mar. 11. 2.)
Kan iemaud aan zijnen vriend, om hem een bewijs zijner liefde te geven, meer doen, dan hem beloven dat hij hem alles, waarom hij hem bidt, zal toestaan?
— De H. Jacobus voegt er nog bij: „Zoo aan iemand onder u wijsheid ontbreekt, dat hij God, die aan allen in overvloed geeft, en die^eene verwijting doet, bidde, en ze zal hem gegeven worden.quot; De wijsheid, waarvan de Apostel spreekt, is die, welke ons leert, wat wij moeten doen om onze ziel gelukkig te maken: men moet alzoo, om ze te verkrijgen. God om de noodzakelijke genade tot de zaligheid bidden. —■ Zal God ze u ook geven? Ja, gewis en wel in
276 MEDITAT1IN VOOK
overvloed; hij zal ons meer vau zijne genade mede-deelen, dan wij verlangd hebben. Laat ons ook deze woorden van den Apostel in aanmerking nemen, „ dat God geene verwijtingen doetwant hij handelt niet, gelijk de menschen, die aan den ondankbare zijne ondankbaarheid verwijten, eu daarom zijne bede afslaan. God geeft gaarne alles, ja, nog meer dan wij hem vragen. Daarom, indien wij willen zalig worden, moeten wij bestendig en tot den dood toe bidden en tot God roepen; „ Help mij, o Heer! mijn Jesus, wees mij genadig! Maria, sta mij bij!quot;—Wij zijn verloren, indien wij het gebed verlaten. Laat ons dan bidden, bidden voor ons, bidden voor de zondaars, daar dit aan God zoo aangenaam is; laat ons dagelijks voor de arme zielen in liet vagevuur bidden, want zij toonen zich onuitsprekelijk dankbaar jegens dengene die zich over haar erbarmt. Zoo dikwijls wij bidden, moeten wij God verzoeken, dat hij ons zijne genade door de verdiensten van Jesus geve; want hij zelf leert ons, dat „zoo wij hem in zijnen naam iets verzoeken, wij het zullen erlangen.quot;
CiievoelenN en lt;-lt;■ hfiir 11.
Mijn God! il^bid u, dat gij mij om de verdiensten van Jesus, de genade wilt geven, dat ik mijn geheel leven door, maar bijzonder ten tijde der bekoring, mij aan u bevele en dat ik vast hope, dat gij mij, uit liefde tot Jesus en Maria, zult bijstaan. Heilige Maagd Maria! verkrijg voor mij deze genade, mijne zaligheid hangt van u af.
BLKEN DAG DER WEEK.
quot;VVij bewerken onze zaligheid, als wij geduldig ons kruis dragen.
I. Op Goeden Vrijdag zingt de H. Kerk : „Ziedaar het kruis, aan hetwelk de zaligheid der wereld gehangen heeft.quot; Door kruis en lijden worden wij zalig, namelijk als wij aan de bekoringen woderstaan en als wij wars van de vreugde der wereld zijn. De ware liefde Gods toont zich in kruisen eu tegenspoed.
Wij moeten dus een vast voornemen maken van het kruis, dat Jesus Christus ons oplegt, geduldig te dragen, en aan hetzelve, uit liefde tot Jesus, te sterven, gelijk hij uit liefde tot ons, zich aan het kruis opgeofferd heeft. Er is geen andere weg tot den hemel, dan de verduldigheid in den tegenspoed en zulks tot den dood toe; er is geen ander middel om den vrede in het lijden te bewaren, dan de overgeving iu den wil Gods; alleen dan, wanneer wij willen al wat God wil, blijven wij geduldig; zoo wij een ander middel zoeken, zullen wij, wij mogen doen wat wij willen , den last van het kruis niet ontgaan; integendeel, zoo wij het goedschiks op ons nemen, zal het ons in den hemel brengen, en ons hier op aarde den vrede geven.
Die het kruis van zich wil werpen, maakt het nog veel zwaarder; die het geduldig draagt, verligt den last, ja dan wordt het zelfs de oorzaak van rijken troost; want God vervult met zijne genaden diegenen, welke met goeden moed hun kruis op zich nemen om hem te verheugen. Aan onze natuur zal het lijdea
277
278 MEDITATIEN VOOR
nimmer behagen, maar zoo de liiefde Gods in ons
hart brandt, lijdt men gaarne.
2. Wij zullen ons niet over het lijden beklagen, dat God ons laat overkomen, indien wij ernstig nadenken , welke zaligheid God ons in den hemel bereidt zoo wij hem op aarde getrouw blijven; en indien wij zonder klagen de pijnen op ons nemen, die hij ons toezendt, dan kunnen wij met Job uitroepen: „Dit is mijn troost, dat hij mij mot smarten zonder verschooning plaagt, en dat ik de woorden des Heeren niet tegenspreek.quot;
3. Hebben wij God zeer beleedigd, hebben wij de hel verdiend, zoo moeten wij ons in het lijden daarover verheugen, dat God ons hier op aarde straft, omdat dit een zeker teeken is, dat hij ons in de eeuwigheid sparen wil. Medelijdenswaardig is de zondaar, voor wien alles in deze wereld gelukt! Wij moeten, zoodra ons eenig groot lijden overkomt, terstond eenen blik op de hel werpen, die wij verdiend hebben; het grootste lijden zal alsdan ongetwijfeld klein schijnen.
Indien wij gezondigd hebben, moeten wij zonder ophouden tot God roepen; Heer, spaar mij niet, laat mij lijden, maar geef mij kracht om geduldig te lijden, opdat ik niet tegen uwen H. wil doe, maar mij in alles aan uwe H. beschikking onderwerpe en u met Jesus zegge: Ja, Vader! zoo behaagt het u. (Matth. 11. 2C.)
4. Eene godminnende ziel zoekt hem alleen. „ Al geeft ook een mensch al wat hij bezit voor deze lief-
EIKEN DAG DER WEEK. 279
de, dan zou men zulks nog als eenen niet achten.quot; (Gez. 8. 7.) Die God bemint, acht alles klein, hij verzaakt alles wat zijne liefde tot God niet vergroot: — door zijne goede werken, door de boetvaardigheid en moeijelijkheden, die hij op zich neemt om God te eercn, zoekt hij noch geestelijken troost, noch zoetheid , hij zoekt niets anders dan God te behagen. Hij verzaakt alle vreugde van het ondermaansche, dewijl hij onophoudelijk zich zeiven verloochent; en dit maakt hem noch ij del, noch hoovaardig, integendeel hij erkent, dat hij een onwaardige dienaar is; gaarne verkiest hij de laatste plaats, en hij geeft zich geheel aan den goddelijken wil, aan de goddelijke barmhartigheid over.
5. Indien wij ons willen heilig maken, moeten wij onze zinnen veranderen, want wij zullen ons nooit waarachtig niet God vereenigen, indien wij niet daartoe komen, dat ons de zoetheid bitter, en de bitterheden zoet schijnen. Alleen dan, wanneer wij de kleine en groote tegenspoeden, die ons dagelijks wedervaren,, geduldig lijden, alleen dan kunnen wij hopen in de volmaaktheid toe te nemen.
God wil, dat wij lijden om voor de zonden, die wij begaan hebben, te boeten, om het eeuwige leven te verdienen, eu om hem te behagen; en dit is het edelste doel, dat wij in al onze handelingenJnoeten beoogen.
Wij moeten derhalve altijd bereid zijn, om het kruis, dat God ons oplegt, gewillig te dragen; wij moeten ons reeds van nu af voorbereiden, om alle moeijelijkheden, uit liefde tot hem, aan te nemen, opdat, als liet lijden nadert, wij hot met eeue volslagene over-
|t
4 i
ill
i i\'j li i ügt;
Ipï 111
II
yi J1-i
ff
%
280 MEDITATIEN VOOR
geving ontvangen en met Christus uitroepen: „ Zou ik den kelk, dien mijn Vader mij aanbiedt, niet drinken?quot; (Joan. 18.11.) God beschikt mij dit kruis voor mijn geluk, kan ik dan weigeren het aan te nemen?
0. Schijnt ons een lijden, dat God ons toezendt, ondragelijk, zoo moeten wij zonder aarzelen, tot het gebed onze toevlugt nemen, omdat God ons alsdan versterkt, om het met verdienste te kunnen lijden. Herinneren wij ons de woorden van den H. Paulus die ons leert, dat al het lijden dezer wereld, hoe smartelijk het ook zij, niet kan vergeleken worden bij de heerlijkheid , die ons in den hemel zal medegedeeld worden.
Als wij zeer bedroefd zijn, moeten wij ons geloof verlevendigen; inzonderheid moeten wij eenen oogslag op onzen Zaligmaker werpen, die uit liefde tot ons, aan het kruis uitgerekt, heeft willen sterven; daarna moeten wij onze blikken ten hemel rigten, en bedenken welke schatten God bereidt voor degenen, die om zijne liefde lijden. Indien wij het steeds zoo deden, zouden wij ons nimmer beklagen; integendeel wij zouden God danken voor het lijden, dat hij ons laat overkomen, en hem zelfs bidden, dat hij het zoude vergrooten.
De Heiligen in den hemel verblijden zich niet over de eer en vreugde, die zij op de aarde genoten hebben, maar over hetgeen zij uit liefde tot Jesus hebben verduurd. Alles, wat vergankelijk is, is van geringe waarde, alleen het eeuwige, dat onvergankelijk is, is hoog te achten. O hoe troostrijk, o mijn Jesus! zijn de woorden, die gij mij door uwen Profeet toeroept: „ Bekeer u tot mij en ik zal mij tot u keeren.quot; (Zach. 1. 3.)
ELKEN DAG DEK WEEK.
Rovoolens en Gebedpn.
O mijn God, om de schepselen, om mijne ellendige genegenheden heb ik u vroeger verlaten; maar nu verlaat ik alles en schenk mij aan u; ik ben zeker, dat zoo ik u waarlijk bemin, gij mij niet verstoeten zult; maar dat. gij bereid zijt mij te omhelzen. „Ik zal mij tot u keeren.quot; Neem mij dan alzoo genadig aan; laat mij kennen welk grootgoed gij zijt, en hoe zeer gij mij bemint, opdat ik u nimmer meer verlate. Vergeef mij, dat ik u zoo menigwerf beleedigd heb. Geef mij uwe liefde, en doe dan met mij al wat u behaagt. Straf mij als gij het goedvindt, ontneem mij alles, behalve u zeiven: ik bezweer het u, dat, indien ook de wereld mij al hare schatten aanbood, ik alles verzaken zoude, om u alleen te bezitten. O Maria! beveel mij aan uwen goddelijken Zoon, hij staat alles toe, ja alles, wat gij hem vraagt.
Drie overwegingen of meditatiën over den hemel welke men ook op den 3 October en met onzes Heeren Hemelvaart houden kan.
VOOR DEN ZONDAG VAN PASCHEN.
1. O, hoe gelukkig zullen wij zijn, wanneer wij hier op aarde alle rampspoeden dezes levens geduldig lijden! Er zal een dag aanbreken, waarop al onze
2S1
282 MEDITATIEN VOOK
vrees eu angst zal eindigen, op welken ziekte, vervolging en alle krnis zal ophouden; ja indien wij zalig worden, dan verwisselen zich al deze smarten in even zoo veel vreugden en heerlijkheid. Jesus Christus boezemt ons moed in en zegt; Uwe droefheid zal in vreugde herschapen worden.quot; fJoan. 16. 20.)
De vreugde des hemels is zoo groot, dat wij, sterfelijke menschen, die noch beschrijven, noch begrijpen kunnen: „Noch oog heeft het gezien, noch oor heeft het gehoord, en het is nooit in \'s menschen verstand opgekomen, wat God voor diegenen bereid heeft, welke hem liefhebben.quot; (I, Cor. 2. 9.) Nooit heeft een oog eene schoonheid gezien, welke aan de schoonheid des hemels gelijk is; nooit heefteen oor het zoete geluid gehoord, hetwelk met het aangename geluid des hemels kan vergeleken worden, eu nimmer kan het mensche-iijke hart zoo ver komen, om zich eene zaligheid te verbeelden, als die, welke God bereid heeft voor hen, die hem beminnen. Fraai is het gezigt van een landschap , dat met heuvelen, dalen , bosschen en zeeoevers versierd is; fraai is liet gezigt, hetwelk een tuin van bloemen, vruchtboomen en bronnen aanbiedt. — Maar ach! hoe veel heerlijker is de hemel.
2. Om te begrijpen, hoe groot de vreugde des hemels zijn moet, is het genoeg te weten, dat in dat rijk van zaligheid een almagtige God zijnen zetel gevestigd heeft, die onophoudelijk bezig is om de zielen, welke hij zeer bemint, gelukkig te maken. De H. Bernardus zegt: „ De hemel is eene plaats, waar zich niets bevindt , dat wij niet wensehen, en waar alles is, wat wij
ELK EN DAG DER WEEK. 283
eeuigzins wensoheu kunnen.quot; In den hemel is het nooit nacht; in den hemel is geene afwisseling van winter eu zomer; daar is het voortdurend heldere dag; daar is het altijd het liefelijkste lenteweder. In den hemel is geene vervolging, geen nijd, want allen beminnen elkander in opregtheid, en ieder verheugt zich over het geluk van anderen, alsof het zijn eigen ware. In den hemel zijn geene ziekten, geene smarten, want het ligchaam is daar aan geen lijden meer onderworpen; daar is geene armoede, wijl een ieder rijk genoeg is en niets meer te wenschen heeft. Daar is ook geene vrees, want de ziel is er in Gods genade gevestigd, zij kan niet meer zondigen, en kan het hoogste goed, dat zij bezit, niet meer verliezen.
3. In den hemel is alles, wat wij slechts kunnen verlangen. Daar wordt het oog door het aanschouwen dezer schoone stad en derzelver bewoners, die allen gelijk koningen optreden, volkomen bevredigd, want alle bewoners des hemels zijn tevens koningen van dit eeuwige rijk. Daar zullen wij de schoonheid van Maria zien, die schooner is dan alle Heiligen en Engelen te zameu. Daar zullen wij ondervinden, hoe schoon Josus Christus is, die nog oneiidig schooner is dan Maria. De reuk wordt verkwikt door den aan-genamen geur des hemels; het gehoor zal door het hemelsch streeleud geluid en door de gezangen der Gelukzaligen verheugd worden, die met de grootste liefelijkheid Gods lof door de geheele eeuwigheid verkondigen.
MEDITATIEN VOOR
fievoelens en Cïebcden.
Ach, mijn God! ik heb niet den hemel, neen, ik heb de hel verdiend, doch uw dood doet mij hopen toch zalig te worden. Ik hoop in den hemel te komen , ik bid u daarom en dit niet zoo zeer om mijne eigene zaligheid, maar voel meer om het geluk van u de geheele eeuwigheid door te kunnen beminnen, en om zeker te zijn u nooit meer te kunnen verliezen. O mijne lieve Moeder Maria! gij zeester, leid mij door uw gebed in den hemel.
TWEEDE OVERWEGING.
VOOR PAASCH-JIAANDAG.
1. Stellen wij ons eene ziel voor, die de wereld verlaat, om in staat van Gods genade de eeuwigheid in te gaan; vol ootmoedigheid en vertrouwen nadert zij tot Jesus Christus, haren Regter en Zaligmaker; Jesus omhelst deze ziel, zegent ze en doet haar de volgende troostrijke woorden hooren: Verheug u, geliefde ziel! gij zijt zalig; kom, mijne bruid! kom, gij moet gekroond worden. Indien de ziel nog moet gezuiverd worden, zoo zendt Jesus haar tot het vagevuur, en zij neemt met volkomene overgeving deze straf aan, want zij zelve wil niet den hemel, dit vaderland der volmaaktste reinheid, ingaan, zoo lang zij niet volkomen vlekkeloos is. Hierop verschijnt de Engelbewaarder, om de ziel naar het vagevuur te brengen; eerst dankt de ziel hem, dat hij haar gedurende haar leven zoo getrouw heeft bijgestaan, en dan volgt zij hem gehoorzaam.
284
ELKEN DAG DER WEEK. 285
Ach, mijn God! wauneer zal die zalige dag komen, dat ik ook deze aarde, die zoo vol gevai-en is, kan verlaten, en zeker kan zijn van u nooit meer te verliezen? Ach! ik zal mij bereidwillig in de pijnen des vagevuurs begeven, het is mij genoeg u in dit vuur uit geheel mijn hart te kunnen beminnen, ja dat ik aldaar niets anders zal beminnen dan u alleen.
2. Nadat de ziel haar vagevuur ondergaan heeft, keert de Engel weder tot dezelve terug en roept haar toe: Kom, o sehoone ziel! uwe smarten zijn voorbij, kom, om het aanschijn van uwen God te aanschouwen, die u in den hemel afwacht. Daar verheft zich de ziel boven de wolken en boven de sterren en treedt den hemel binnen. O mijn God! wat zal zij nu zeggen, als zij voor de eerste maal dit oord van vreugde aanschouwt! de Engelen, de Heiligen en vooral de Heilige Patronen komen haar te gemoet, begroeten haar juichende en roepen : Wees welkom, onze beminde gezellin! wees welkom!.. O mijnJesus! laat mij ook een zoo groot heil verdienen.
3. Welk een troost voor eene ziel, wanneer zij hare bloedverwanten, hare vrienden, die haar in den tijd zijn vooruitgegaan, terugvindt! Doch hare vreugde zal nog veel grooter zijn, als zij hare koningin Maria ziet, als zij haar de voeten kust, en voor zoovele gunsten dankt, welke zij van haar bekomen heeft. Deze koningin des hemels omarmt de ziel, en voert ze zelve tot Jesus, die haar als zijne bruid begroet. Vervolgens geleidt Jesus Christus de ziel tot zijnen hemel-schen Vader, die dezelve omhelst, zegent en spreekt:
286 MEDITATIEN TOOK
Ga binnen in de vreugde uws Heeren! waarop God haar laat deelnemen aan de zaligheid, welke hij bereid heeft.
Oevoeleiis en fiebcilen.
Ach, miju God! maak toch, dat ik u hier op aarde waarlijk beminne, opdat ik u door do geheele eeuwigheid op het innigst kunue liefhebben. Gij immers zijt het waardigste voorwerp onzer liefde, gij verdient al mijne liefde, zie, ik wil niets anders beminnen dan n alleen. Geef mij de genade, om dit mijn voornemen ten uitvoer te brengen: en gij, o mijne lieve Moeder! sta mij bij.
DEKDE OVERWEGING.
VOOR DEN DINGSDAG NA PASCHEN.
1. De schoonheid der Heiligen, het hemelsch zoet geluid en alle andere vreugden van het paradijs, zijn toch nog het geringste loon, dat ons in den hemel staat te wachten. Het goed, dat de ziel volkomen gelukkig maakt, bestaat hierin, dat zij God van aanschijn tot aanschijn zien en beminnen kan. De H. Au-gnstinus zegt, dat wanneer God zijn schoon aange-zigt aan de verdoemden toonde, de hel met al hare pijnen zicli weldra voor hen in eenen hemel zoude veranderen. Indien God hier op aarde zijne tegenwoordigheid aan eene ziel in het gebed te kennen geeft, indien hij haar door eene straal van hemelsche verlichting laat zien, hoe goed hij is en welke liefde hij de ziel toedraagt, o dan gevoelt zij zulken groo-
ELXEN DAG DER WEEK. 387
ten troost , dat zij van liefde vergaan en smelten zoude. Maar kier op aarde kunnen wij God toch zoo niet aanschouwen gelijk hij is : wij zien hem slechts in het duister en als overdekt met eenen dikken sluijer. Ach! wat zal het dan daar wel zijn, als God den sluijer wegneemt, als hij zich geheel openlijk van aanschijn tot aanschijn vertoont ? O mijn God! daar ik u zoo menigmaal verlaten heb, verdien ik niet u ooit te aanschouwen , maar vol vertrouwen op uwe goedheid, hoop ik u toch nog eens te zien en u de geheele eeuwigheid door in den hemel te beminnen. Op deze wijze spreek ik, wijl ik met eenen God spreek, die gestorven is om mij den hemel te verleencn.
2. Hier op aarde zijn de godminnende zielen zeker de allergelukkigste, maar desniettegenstaande kunnen zij toch nimmer op deze wereld tot eene volmaakte tevredenheid komen. De vrees, welke haar de onzekerheid veroorzaakt, of zij Gods haat of liefde waardig zijn, maakt dat zij bijna altijd moeten lijden; doch in den hemel is de ziel verzekerd, dat zij God bemint, en dat zij door hem bemind wordt. Daar erkent zij, dat die zoete band van liefde, welke haar met God vereenigt, de geheele eeuwigheid door niet meer kan verbroken worden.
De vlam van liefde zal intusschen nog grooter worden , wanneer de ziel nu beter dan te voren inziet, hoe groot Gods liefde geweest ia, daar hij voor haar mensch geworden en gestorven is, ja, dat hij zich in het H. Sacrament des Altaars geheel opgeofferd heeft. De vlam van liefde zal nog veel grooter worden, wan-
28 S MEDITATIEF VOOE
neer de zie) zoo duidelijk alle genade erkent, welke God liaar bewezen heeft om haar in den kemel te helpen; alsdan zal zij inzien, dat alle kruisen, die zij op aarde ondergaan heeft, zoo vele bewijzen van Gods liefde waren, om haar tot de zaligheid te brengen. De ziel zal dan erkennen, hoe barmhartig God jegens haar geweest is, hoe menigmaal hij haar verlicht en tot boetvaardigheid uitgeuoodigd heeft. Van uit den zetel harer verhevene vreugde zal de ziel er velen in de bel ontdekken, die voor geringere zouden dan de hare verdoemd zijn, en zieh zelve zal zij zalig on in het bezit van haren God zien, dien zij, de geheele eeuwigheid door, niet meer kau verliezen. Mijn Jesus, mijn Jesus ! wanneer zal ook voor mij deze zalige dag aanbreken ? .. ..
3. Het geluk des zaligen wordt hierdoor volmaakt , dat hij weet, den God, dien hij thans geniet, de geheele eeuwigheid te zullen bezitten. Zoo de gelukzaligen Ooit konden vreezen, dat zij den God, dien zij nu bezitten, weder zouden kunnen verliezen, zoo zou de hemel terstond ophouden een hemel te zijn. Maar neen, met dezelfde zekerheid, waarmede de gelukzalige weet, dat er een God is, weet hij ook, dat hij hetgeen hij thans geniet, ook voor de geheele eeuwigheid zal genieten. De tijd zal deze vreugde niet verminderen, want zij zal altijd op nieuw verschijnen. De gelukzalige zal altijd tevreden zijn, en dan nog onophoudelijk naar deze tevredeuheid verlangen. Hiernaar zal hij altijd dorsten, en gestadig zal zijn dorst gelescht worden.
ELKEN DAG DER WEEK.
289
Wanneer dus onze vijanden ons op aarde bedroe-Ten, moeten wij de oogen ten hemel slaan, om ons zeiven te troosten, en uitroepen : Schoone liemel! deze kwellingen zullen eens een einde nemen; ja, zij zullen zelfs het voorwerp onzer vreugde worden. Ue Heiligen aansoiiouweu ons, de Engelen en vooral Maria zien op ons neder : Jesus houdt reeds de kroon in zijne handen, om ze ons op te zetten, zoo wij hem getrouw blijven.
(Srvoelens en nebeden.
O mijn God! wanneer zal de zalige dag aanbreken , dat ook ik u zal bezitten, en u zal toeroepen: O mijne liefde! ik kan u niet meer verliezen! O Maria! mijne hoop, houd niet op voor mij te bidden, tot dat gij mij zalig voor uwe voeten in den hemel ziet.
12
godvetjchxige oefeninoen
TOT HET
op eiken dag der week, bijzonder van Kersavond tot Nieuwjaars-dag, te verrigten.
Geheimen van de H. Kindschheid. a. O God! kom mij tp hulp.
e. Heer! haast u om mij te helpen.
Glorie zij den Vader, enz. Onze Vader, enz. a. O Jesus! allerzoetst kind ! die om onze zaligheid uit den schoot uws Vaders nedergedaald, door den H. Geest ontvaugen zijt, die den schoot van eene Maagd niet gevreesd en als het menschgeworden Woord de gedaante van eenen slaaf aangenomen hebt, ontferm u onzer.
K. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind! ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die door uwe maagdelijke Moeder bij Elisabeth een bezoek afleggende, Joannes den Dooper, uwen Voorlooper, met den H, Geest vervuld en hem reeds in het ligchaam zijner Moeder geheiligd hebt, ontferm u onzer.
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN enz. 291
K. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind! ontferm u onzer.
JFees gegroet enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die negen maanden in den schoot uwer Moeder besloten, met het vurigst verlangen door de Maagd Maria en door den H. Josef verwacht, en door God den Vader voor de zaligheid der wereld opgeofferd werdt, ontferm u onzer.
». Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind! ontferm u onzer.
Wees gegroet enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind ! die uit de Maagd Maria te Bethlehem geboren, in slechte doeken gewonden, in eene krib gelegd, door de Engelen aangekondigd, en door de herders bezocht werdt, ontferm u onzer.
R. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind ! ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
Wij loven u, o Jesus!
Die uit eene Maagd geboren zijt.
Den Vader en den H. Geest,
In alle eeuwen der eeuwen. Amen.
a. Christus is nabij ons.
r. Komt, laten wij hem aanbidden.
Onze Vader, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die, na acht dagen in de besnijdenis gewond, met den glorierijken naam Jesus genoemd, en zoo wel door uwen naam als door uw bloed als de Verlosser der wereld aangeduid werdt, ontferm u onzer.
292 godvkttchtige oefeningen
b. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind! ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die aan de drie Wijzen door eene ster aangekondigd, op den schoot uwer Moeder door hen aanbeden en met goud, wierook en mirrhe begiftigd werdt, ontferm u onzer.
b. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind! ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die door uwe maagdelijke Moeder in den tempel opgedragen, door Simeon op de armen genomen, en door de profetesse Anna aan de Joden geopenbaard werdt, ontferm u onzer.
b. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind! out-ferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. ü Jesus! allerzoetst kind! die door den godde-loozen Herodes ter dood gezocht, door denH. Josef en uwe Moeder naar Egypte gedragen, voor eenen afgrijselijken dood bewaard, en door het heerlijke marteldom der onschuldige kinderen verheerlijkt werdt, ontferm u onzer.
B. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind! ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
Wij loven u, o Jesus!
Die uit eene Maagd geboren zijt.
Den Vader en den H. Geest,
In alle eeuwen der eeuwen. Amen.
tot het kindje jesus. 293
a. Christus is nabij ons.
r. Komt, laten wij hem aanbidden.
Onze Vader, enz.
a. OJesus! allerzoetst kind! die met uwe H. Moeder Maria en met den H. Patriarch Josef tot den dood van Herodes in Egypte gebleven zijt, ontferm ii onzer.
r. Ontferm u onzer, o Jesus ! goddelijk kind! ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. ü Jesus! allerzoetst kind! die uit Egypte met uwe ouders in het land van Israël teruggekeerd, en na vele moeijelijkheden op de reis uitgestaan te hebben, te Nazareth aangekomen zijt, ontferm u onzer.
r. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind! ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die in het heilige huis te Nazareth, uwen ouders onderdanig, in de hoogste heiligheid wandeldet, door armoede en moeijelijkheden gepijnigd, en in wijsheid, ouderdom en genade gedurig versterkt werdt, outferm u onzer.
r. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind! ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die in het twaalfde jaar uws ouderdoms naar Jerusalem geleid, door uwe ouders met de grootste smarten gezocht en den derden dag onder de schriftgeleerden met blijdschap gevonden werdt, ontferm a onzer.
294 godvruchtige oefeningen
r. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind! ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
Wij loven u, o Jesus!
Die uit eene Maagd geboren zijt,
Den Vader en den H. Geest,
In alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Voor Kersmis en onder het Octaaf.
a. Het woord is vieesch geworden. Alleluja. E. En het heeft ouder ons gewoond. Alleluja.
In het jaar laat men Alleluja weg.
Voor Driekoningen en onder het Octaaf.
a. Christus heeft zich aan ons geopenbaard. Alleluja.
b. Komt, laten wij hem aanbidden. Alleluja.
laat ons bidden.
Almagtige eeuwige God 1 Heer van hemel en aarde , ■die u aan de kleinen openbaart, wij bidden u, verleen ons, dat wij ons de allerheiligste geheimen van uwen Zoon met waren eerbied herinneren en hem waardig navolgen, om alzoo tot het hemelrijk, hetwelk gij aan de kleinen beloofd hebt, te komen; door denzelfden Jesus Christus onzen Heer, uwen Zoon, die met u leeft en heerscht in de eenheid des H. Gees-tes God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Nota. Pius VII heeft den 23 November 1819 eenen vollen aflaat verleend, dien men den 25 dag van iedere maand verdienen kan, mits men, na gebiecht en op dien dag gecommuniceerd te hebben, in eene kerk de plegtigheid der twaalf geheimen van de kindschheid van Jesus bijwone, en volgens de mee-
TOT HET KINDJE JESUS. 295
ning van Zijne Heiligheid den Paus bidde. Pius VII heeft insgelijks eenen aflaat van 300 dagen verleend aan al degenen, die deze oefening op een anderen dag rouwmoedig en godvruchtig verrigten. L)e aflaat kan eens daags verdiend worden. Beide aflaten kunnen aan de zielen in het vagevuur toegevoegd worden.
OF VOOR KEESAVOND.
De geboorte van Jesus Christus.
1. De geboorte van Jesus Christus verspreidde eene algemeene vreugde over de aarde; want hij was de Verlosser, naar wien het menselidom, sedert zoo vele jaren, met bange zuchten verlangd had, en die daarom de gewenschte der volkeren, de gewensohte dei-eeuwige heuvelen genoemd werd. Zie, hij is reeds gekomen, hij is in eenen stal geboren geworden.
2. Stellen wij ons voor, als of de Engelen die groote vreugde, die zij den herders aankondigden, ons nu ook bekend maakten, en als of zij ons zeiden; „Ziet, ik verkondig u eene groote vreugde voor alle volkeren , want heden is u in de stad van David de Zaligmaker geboren.quot; (Luc. 2.10.) Welk feest houdt men in een koningrijk, als de erfprins ter wereld komt? Maar veel vrolijker moet voor ons de dag zijn op welken wij den Zoon Gods zien geboren worden, hem, die door zijne groote barmhartigheid bewogen, uit den hemel is nedergedaald om ons te bezoeken. „ Door de innerlijkste barmhartigheid van onzen God, door welke het menschgeworden Woord, uit den hooge
296 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
komende, ons bezocht. (Luo. 1. 78.) Wij waren verloren ; en zie, hij is gekomen om ons zalig te maken, om onze zaligheid is hij van den hemel nedergedaald.quot; Ziedaar den goeden Herder, die gekomen is om zijne schapen van den dood te redden, en om zijn leven ter hunner liefde ten beste te geven. „Ik ben de goede Herder , de goede Herder geeft zijn leven voor zijne schapen.quot; (Joan. 10. 10.) Ziedaar het Lam Gods, dat geslagtoft\'erd zal worden, opdat wij aan de goddelijke genade zouden deelachtig worden: ja, hij is gekomen om onze Verlosser, om ons licht en zelfs onze spijs in het allerheiligste Sacrament des Altaars te worden. De H. Augnstinus zegt, dat Jesus Christus, na zijne geboorte, in eene krib, waarin de dieren hun voedsel vinden, heeft willen gelegd worden , om ons daardoor te toonen, dat hij ook daarom menschgeworden is, om zich aan ons als spijs te kunnen schenken.- Ltógelijks wordt Christus in het allerheiligste Sacx\'ament des Altaars, door de woorden des priesters, in de consecratie op nieuw geboren: het Altaar is alsdan de krih, aan welke wij met zijn goddelijk vleesch gespijsd worden. Menigeen zoude wen-schen, dat goddelijk kind in zijne armen te houden, gelijk de H. grijsaard Simeon; en zij bedenken niet, dat het geloof ons leert, dat, als wij communiceren, wij denzelfden Jesus, die in eene krib te Bethlehem lag, niet alleen in onze armen, maar zelfs in ons hart dragen. Hij is willen geboren worden, om zich geheel aan ons te schenken-. „Een kind is ons geboren, een, kind is ons gegeven.quot; (Isaïas 9.)
TOT HET KINDJE JESUS.
CïevoeleiiM en Oebeilen.
„Ik dwaal als een verloren schaap, zoek uwen dienaar.quot; O Heer! ik ben dat verloren schaap, dat met zijne neigingen in te volgen, zoo ellendig verloren gegaan is ; maar gij, die te zamen Herder en Lam Gods zijt, gij zijt uit den hemel nedergedaald, om mij door uwen offerdood aan het kruis te redden: „Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld!quot; Wat heb ik te vreezen, indien ik mij wil beteren ? Waarom zou ik niet een volkomen vertrouwen op u stellen, o mijn Zaligmaker! die alleen op aarde gekomen zijt om mij zalig temaken? „Zie, God is mijn Zaligmaker, ik ral vertrouwelijk handelen en niet vreezen.quot; (Isaïas 12.) Nadat gij mij u zeiven, o zoete Zaligmaker ! geschonken hebt, kunt gij mij geen grooter bewijs uwer barmhartigheid meer geven. O hoe smart het mij, dat ik u, o allerliefst kindje, beleedigd heb! Ik ben de oorzaak geweest, dat gij in den stal van Bethlehem zijt geboren. Maar dewijl gij gekomen zijt om mij te bezoeken , zoo werp ik mij voor u op de knieën, en ofschoon ik u arm en lijdend in deze krib op een weinig stroo aanschouw, zoo erken ik n evenwel voor mijnen Koning en Heer. De tranen, die gij hier vergiet, en uw jammer wekken mij op om u te beminnen en u mijn hart te schenken. Zie, mijn Jesus! ik breng het u, verander het, ontvlam het, want gij zijt immers niet in de wereld gekomen, dan om de harten met uwe heilige liefde te ontsteken. Ik hoor hoe gij mij uit deze krib toeroept: „ Gij zult den Heer nwen God, uit geheel uw hart beminnen.quot; O mijn Jesus ! wien zoude ik toch willen beminnen, indien ik u niet beminde, die mijn Heer en mijn God zijt ? Gij noemt u den mijne, omdat gij hebt willen geboren worden, om n geheel aan mij te geven, en ik zoude weigeren de uwe te zijn! Neen, allerliefdewaardigste Zaligmaker! ik geef mij geheel aan u, ik bemin u uit
297
298 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
geheel mijn hart, ik bemin u, ik bemin u, ik bemin u, o mijn hoogste goed, o oneindige liefde mijner ziel! Neem mij heden aan, en laat niet toe, dat ik nog ooit ophonde u te beminnen. Ik bemin u, mijne Koningin Maria! om den troost, dien gij gevoeldet, toen gij voor de eerste maal uwen Zoon aansohouwdet, toen gij hem voor de eerste maal iu uwe handen druktet, bid hem , dat hij mij voor zijnen dienaar aanvaarde, en mij
voor altijd door zijne heilige liefde met zich vereenige.
OF VOOR DEN EERSTEN KERSDAG.
Jpsus wordt als kindje geboren.
1. Opdat de herders den nieuwgeboren Zaligmaker zouden vindeu, werd hun door den Engel aangekondigd, dat zij hem in de gedaante vau een kindje zouden aantreffen. „ Dit zal u een teeken zijn : gij zult een kind vinden in doekeu gewonden, liggende in eene krib.quot; (Luc. 2.12.) De kleinheid der kinderen maakt, dat iedereen zich tot hen genegen gevoelt; de kleinheid van het kind Jesus moet het ons des te liefdewaardiger maken, dewijl Jesus, de oneindige God, een kindje heeft willen worden. Adam kwam als een volwassen mensch op de wereld; het eeuwige Woord wilde als een kindje versehijuen: een kindje is ons geboren om onze harten inet des te grooter geweld tot _zich te trekkeu. „ Hij wilde op deze wijze geboren worden, omdat hij wilde bemind worden.quot; Hij kwam niet op de wereld om gevreesd, maar om bemind te worden , en daarom wilde hij vooreerst als een teeder en. arm kind verschijnen.
TOT HET KINDJE JESUS.
ihIb
299
De H. Bernardus zegt ons over deze woorden van David: „ Groot is de Heer en zeor lofwaardig dat onze Zaligmaker groot is, en dat hij verdient door God zeiven geprezen te worden. Maar als hij hem daarna als een kindje in den stal van Bethlehem overwoog, riep hij vol teederheid uit: „ Klein is de Heer, en zeer liefwaardig.quot; Miju groote eu magtige God is uit liefde tot mij een kindje geworden. Ach ! hoe is het toch mogelijk, dat degene, die met geloof overweegt, dat God een kindje geworden is, dat in eenen stal op stroo ligt en weent, —- hoe is liet toch mogelijk, dat hij hem als kind niet bemint, en niet alle menschen opwekt om dit te beminnen, even als de heilige Fran-ciscus van Assisië, die uitriep ; Laat ons het kindje van Bethlehem beminnen! Het kindje Jesus spreekt nog niet, het schreit; maar, o God! zijn geschrei is eene stem vau liefde, welke ons toeroept hem te beminnen, hem ons hart te schenken.
2. Men bemint de kinderen, omdat men hunne onschuld bemint: alhoewel alle andere kinderen met de erfzonde geboren worden, werd Jesus als een klein kind geboren, maar zonder de zonde, heilig, onschuldig, onbevlekt. De bruid der gezangea verkondigt, dat haar welbeminde rood is van liefde, en geheel wit wegens zijne onsehuid , zonder de minste zondevlek : „Mijn welbeminde is wit en rood, uitverkoren onder duizenden.quot; (Hoogl. 5. 10.) In dit kindje vindt de eeuwige Vader zijn welbehagen; want, zegt de H. Gre-gorius, „in hem alleen vindt gij geeneschuld.quot; Het is voor ons, ellendige zondaars , een troost, dat dit
li
if-
300 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
goddelijk kind van den hemel nedergedaald is, om ons deze onschuld door zijn lijden mede te deelen. Indien wij van zijne verdiensten een goed gebruik wisten te maken, zouden zij ons weldra van zondaars heiligen maken; in deze verdiensten moeten wij al onze hoop stellen, want zoo wij door deze God om genade bidden, bekomen wij alles wat wij begeeren.
fJevocleiis on Oelicalen.
Eeuwige Vader! ik, ellendige, die de hel verdiend heb, en die niets bezit om u voor mijne zonden te voldoen, ik offer n de tranen, het lijden, het bloed, en den dood van het kindje op, het is uw eigen Zoon, ontferm u mijner om zijnent wille. Zoo ik u dezen Zoon niet konde opofferen, dan was het met mij gedaan , dan bleef er voor mij geene hoop meer over; maar gij hebt hem mij gegeven, opdat ik u zijne verdiensten zoude opdragen, en opdat, ik vastelijk zou hopen, door dezelve eens zalig te worden. Groot, o mijn Zaligmaker! is mijne ondankbaarheid geweest, maar uwe barmhartigheid is nog grooter. Welk groo-ter bewijs uwer barmhartigheid zoudt gij mij nog kunnen geven, na mij uwen eeniggeboren Zoon tot Verlosser gegeven te hebben; na hem als zoenoffer voor mijne zonden aangenomen te hebben ? Zoo vergeef mij dan, uit liefde tot Jesus Christus, alle beleedigingen, die ik u aangedaan heb ; zij zijn mij van harte leed, omdat zij uwe oneindige goedheid beleedigd hebben. Verleen mij, uit liefde tot Jesus,de genade van volharding. O mijn God! indien ik u nog op nieuw be-leedigde, nadat gij mij met groot geduld afgewacht hebt, nadat gij mij met zoo groote verlichting b\'jge-staan, en met zulke groote liefde mijne zonden hebt vergeven, zou ik dan niet verdienen, dat voor mij in het bijzonder eene hel bereid werd?
TOT HEI KINDJE JESUS.
O hemelsche Vader! verlaat mij uiet. Ik sidder als ik denk, koe dikwijls ik u reeds verraden, hoe dikwijls ik beloofd heb u te beminnen, en hoe menigmaal ik op nieuw ontrouw geworden ben. — O mijn God! laat niet toe, dat ik nog ooit het ongeluk hebbe van uwe genade te verliezen. Laat niet toe, dat ik nog van u gescheiden worde ! Ik herhaal het, ik wil het tot mijnen laatsten adem herhalen, ja, gij zult mij de genade geven van altijd dit gebed te kunnen herhalen: „Laat niet toe, dat ik nog ooit van u geseheiden worde.quot; MijnJesus, mijn allerliefste kindje! bind mij met uwe liefde aan u vast ! Ik bemin u, ik wil u altijd bemiunen; laat niet toe, dat ik mij nog ooit van uwe liefde scheide. Ik bemin ook u, o mijne Moeder Maria! bemin dan nok mij, en indien gij mij bemint, o zoo verkrijg mij de genade, dat ik nooit meer ophoude mijnen God te beminnen.
GE VOOR DEN TWEEDEN KERSDAG.
Jesus in doeken gewonden.
1. Stel u voor, als of gij Maria zaagt, die, na haren Goddelijken Zoon gebaard te hebben, hem met «erbied in hare armen drukt, hem eerst als haren God aanbidt, en hem daarna in doeken windt. (Luc. 2.) Zie het kindje Jesus, hoe het gehoorzaam zijne handjes en voetjes aanbiedt, om ze in doeken te laten winden. Bedenk, dat telkens als dit heilig kind zich binden laat, het aan de koorden dacht, met welke men het eens in den hof van Gethsemani zoude binden; hoe het aan de banden dacht, die het eens aan die kolom zoude hechten; hoe het aan die nagels dacht, met welke men het aan het kruis zoude
301
302 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
vastliecliten. Als Jesus daaraan dacht, liet hij zich gaarne inzwachtelen, om alzoo onze ziel van de ketenen der hel te ontbinden.
2. Onze Zaligmaker, in doeken gewonden, aanschouwt ons en wekt ons op, om ons met hem door de zoete banden zijner liefde te vereenigen; hij slaat terzelfder tijd zijne oogen tot zijnen hemelscheu Vader, en roept uit: Mijn Vader ! de menschen hebben hunne vrijheid misbruikt, zij ziju tegen u opgestaan, en alzoo slaven der zonden geworden ; ik wil nu in deze doeken gewonden worden, om voor hunne ongehoorzaamheid te boeten. Op zulke wijze gebonden, offer ik u mijne vrijheid op, opdat de menschen uit de slavernij des duivels verlost worden. Neem, o mijn Vader! de windsels aan, die mij lief en dierbaar zijn, en dit des te meer, dewijl zij mij aan de koorden herinneren , met welke ik eens zal gebonden en tot den dood zal geleid worden, om voor den mensch de eeuwige zaligheid te verwerven. „ Zijne banden zijn bandon van zaligheid.quot; (Keel. 6. 31.) De banden van Christus waren die heilzame banden, aan welke wij de genezing onzer zonden te danken hebben.
Gij hebt alzoo, o mijn Jesus! uit liefde tot mij in doeken willen gewonden worden. O goddelijke liefde! Gij alleen hebt eenen God tot uwen gevangene kunnen maken; en ik, o Heer! zou nog weigeren mij door uwe heilige liefde te laten binden ! Zou het mogelijk zijn, dat ik nog ooit den moed hadde, mij uit uwe liefdewaardige en zoete banden los te rukken, en op nieuw een slaaf der hel te worden. Uit liefde tot mij,
TOT HET KINDJE JESUS.
o Heer! ligt gij in deze krib gebondeu, ook ik wil voor altijd met u verbonden blijven.
3. üe H. Maria Magdalena van Pazzi zeide, „ dat de banden, die ons moeten vasthechten, het vaste voornemen moeten zijn om ons door de liefde met God te vereenigen, en ten zelfden tijde aan de neigingen tot alles, wat niet God is, te verzaken.quot; Daarom schijnt het dan ook, dat Jesus in het allerheiligste Sacrament des Altaars op zekere wijze gebonden, en gelijk een gevangene onder de gedaante van brood en wijn heeft willen tegenwoordig blijven, opdat de zielen, die hem beminnen, ook de gevangenen zijner liefde zouden worden.
Ivevoeleiis en Gebeden.
Hoe zoude ik nog uwe straffen kunnen vreezen, o mijn allerliefst kind! ziende dat gij, in doeken gewonden , het u zeiven, om zoo te zeggen, onmogelijk gemaakt hebt de handen op te heffen, om mij te straffen. Uwe windselen geven mij te kennen, dat gij mij niet straffen wilt, indien ik mij maar van de banden mijner ondeugden wil losrukken, en mij met u verbinden? Ja, mijnJesus! ik wil met u verbonden blijven. Het berouwt mij uit ganscher harte, dat ik mij vroeger van u gescheiden en de vrijheid misbruikt heb, die gij mij hebt gegeven; maar nu biedt gij mij eene schoonere vrijheid aan, eene vrijheid, die mij van de ketenen des duivels losrukt, en mij onder de kinderen Gods stelt. Uit liefde tot mij hebt gij, gelijk een gevangene, met deze windsels willen gebonden worden: ook ik wil, uit liefde tot u, uw gevangene worden. O gij, zalige banden, schoone teekens van zaligheid, die de zielen met God verbindt, kluistert mijn arm hart, maar kluistert het zoo vast, dat het zich nooit meer van de liefde van zijn opperste goed kan
303
304 SODVKÜCHTIGE OEFENINGEN
losrukken. Mijn Jesus! ik bemin u,ik bind mij aan u, ik schenk u mijn geheel hart, mijnen wil; neen, mijn allerliefdewaardigste Jesus! neen, ik wil u nimmer meer verlaten.
Om mijne schuld te betalen, o allerliefste Zaligmaker ! hebt gij niet alleen door Maria in doeken willen gewonden worden, maar gij hebt zelfs, als een kwaaddoener, door de beulen gebonden , door de straten van Jerusalem tot den dood willen geleid worden, gelijk een onschuldig lam, dat men ter slagtbank leidt. Gij hebt u aan het kruis laten vasthechten, en gij zijt van hetzelve niet gekomen, vóór gij den geest gegeven hadt: o laat niet toe, dat ik mij nog ooit van u verwijdere en dat ik op nieuw van uwe genade en van uwe liefde beroofd worde! O Maria! gij, die uw onschuldig kindje in doeken wondt, bind ook mij, armen zondaar, vereenig mij zoo naauw met Jesus, dat ik hem nimmer meer verlate, dat ik met hem verbonden leve en sterve, opdat ik eens het geluk bebhe, dat zalige Vadei-land in te gaan, alwaar ik niet meer vreezen moet zijne heilige liefde nog te verliezen.
01\' VOOR DEN DERDEN KERSDAG.
Jesus op stroo.
1. Jesus werd in eenen stal te Bethlehem geboren, daar vond zijne arme moeder noch wol, noch vederen, om voor haar teeder kindje eene legerstede te kunnen bereiden. Wat doet zij dan? zij bragt eenige handen vol stroo in eene krib te zamen, en legde haren Jesus daarop. „Zij legde hem in eene krib.quot; (Luc. 2.) Maar, o mijn God! dat is toch een hard bed voor een pas geboren kindje! waarlijk de ledematen van
TOT HET KINDJE JESUS. 305
een klein kind zijn te gevoelig, om ze op het stroo te durven leggen, en voornamelijk de ledematen van Jesus, die bijzonder teeder door den H. Geest gevormd waren, opdat hij des te gevoeliger aan de pijnen zoude zijn. „Gij hebt mij een ligchaam bereid.quot; Daarom veroorzaakte hem ook dit zoo harde bed on-geloofelijke smarten. Maar niet alleen smartelijk, neeu, ook schandelijk was dit bed voor Jesus. Zoude men ook wel het kind van den armsteu bedelaar, als het geboren wordt, op stroo leggen ? Gewis neen: het is de rustplaats der dieren, en de Zoou Gods wilde geen ander bed op aarde hebben dan een weinig stroo! — Toen de H. Franeiscus van Assisië op zekeren dag aan tafel zat, hoorde hij de volgende woorden van het Evangelie lezen; „Zij legde hem in eene krib;quot; plotseling stond hij op en riep uit: „ Hoe, mijn Zaligmaker ligt op stroo, en ik zou blijven zitten!quot; daarop wierp hij zich ter aarde neder, en eindigde aldaar zijn arm middagmaal, dat hij met tranen mengde, uit medelijden vergoten, terwijl hij het lijden van het kindje, dat op stroo lag, wel overwoog.
2. Maar waarom hield Maria, die met een zoo groot verlangen naar de geboorte van haren Zoon gewacht had, waarom hield zij haren Jesus, dien zij zoo vurig beminde, niet in hare armen? waarom legde zij hem op dit harde bed?— De H. Thomas van Villanova zegt, dat dit een geheim is, en de Heiligen leggen hetzelve op verschillende wijzeu uit; maar mij behaagt bijzonder de uitlegging van den H. Petrus Damianus, die zegt, „dat Jesus op stroo wilde gelegd worden, 12 20
306 GODVKUCHTIGE OEFENINGEN
om ons daardoor de versterving onzer zinnen te leeren.quot;\' Om de zinnelijke genoegens heeft de wereld zich- in het verderf gestort; daarom hadden Adam en zoo velen de genade Gods verloren. Het eeuwige Woord kwam, om ons de liefde tot het lijden te leeren: en reeds als kind begon hij ons daarin te onderrigten, met voor zich de bitterste smarten, die een kind lijden kan, te verkiezen. Daarom gaf hij Maria in, hem niet op de armen te houden, maar hem op dit pijnlijk bed te leggen, opdat hij meer koude en het steken van het stroo zoude gevoelen.
devoelcn» en lt;ieblt;-deii.
O van liefde tot de zielen brandende, o liefdewaardige Zaligmaker! vergenoegde u dan niet het smartelijk lijden dat u wachtte, de bittere dood, dien men u aan het kruis bereidde? moest gij reeds als een kindje, uw lijden beginnen ? Ja, mijn Jcsus! want toen gij nog een kindje waart, wildet gij reeds mijn Verlosser zijn, wildot gij reeds aan de goddelijke regtvaar-digheid voor mijne zonden voldoen. In plaats van in een bed, wildet gij op een weinig stroo gelegd worden, om mij van het vuur der hol, dat ik zoo dikwijls verdiend heb, te bevrijden. Gij weent en schreit op het stroo, om door uwe tranen voor mij bij uwen hemelsehen Vader vergiffenis te bekomen. Uwe tranen, o Jesus! vervullen mijn hart met smart. Het bedroeft mij, als ik u, o beminnelijk, onschuldig kindje! om de zonden van anderen zoo veel zie lijden; maar ik word tevens getroost, omdat ik weet, dat uwe pijnen de oorzaak mijner zaligheid zijn. Ik zie hieruit, hoezeer gij mij bemint. Maar, o mijnJesus! ik wil u niet alleen laten lijden en weenen; ik wil ook weenen, want ik alleen heb reden om te weenen:
TOT HET KINDJE JESUS. 307
dewijl ik u zoo dikwijls mishaagd heb. Ik heb de hel verdiend, en daarom wil ik geduldig alle lijden verdragen, als ik maar uwe genade, o mijn Zaligmaker 1 weder bekom. Vergeef mij, neem mij genadig aan; maak dat ik u beminne, en kastijd mij, gelijk gij wilt. Bevrijd mij maar vau de straffen der hel, en doe dan met mij al wat u behaagt. Ik zoek hier op aarde geene vreugde, ik verdien ze niet, omdat ik u, o oneindige goedheid! heb durven mishagen: ik wil geduldig alle kruisen lijden, die gij mij zult overzenden, want ik wil u beminnen, o miju Jesus! — O Maria! gij die altijd uw lijden met dat van Jesus vereenigdet, verkrijg voor mij de kracht om mijn kruis geduldig te dragen. Ongelukkig ware ik, indien ik, na zoo vele zonden begaan te hebben, niets te lijden had: maar gelukkig ben ik, zoo ik u, geliefde en bedrukte Moeder! en u, mijn uit liefde tot mij bedroefde en gekruiste Jesus! met mijn lijden mag vergezellen.
OF VOOR DEN VIERDEN DAamp; NA KERSMIS.
Jesus slaapt in de krib.
]. Kort en smartvol was de slaap van het kindje Jesus: eene krib was zijne wieg, een weinig stroo zijne ruststede, een weinig stroo zijn hoofdkussen; dit harde bed en de hevige koude waren dan ook oorzaak, dat zijn slaap dikwijls afgebroken werd. On-dertusschen, de nood der natuur kreeg de overhand, en dit teeder kindje sliep van tijd tot tijd in, niettegenstaande al zijn lijden.
2. Maar de slaap van Jesus was zeer verschillend van den slaap van andere kinderen. De andere kinderen bekomen door den slaap nieuwe krachten voor
308 GODVaUCHTIGE OEFENINGEN
het ligohaam: hunne ziel werkt alsdan niet, zij rust. Maar wanneer Jesus sliep, was dit zoo niet: „ Ik slaap, maar mijn hart waakt.quot; (Hoogl. 5. 2.) Zijn ligchaam sliep, maar zijne ziel waakte: en dit kwam daardoor, omdat het goddelijk Woord, dat niet slapen noch sluimeren kan, met de mensohheid van Jesus verbonden was. Het heilig kindje sliep, maar gedurende zijnen slaap dacht het aan al het lijden, dat het uit liefde tot ons, gedurende zijn geheel leven, en bijzonder bij zijnen smartolijken dood, wilde ondergaan. Jesus dacht reeds toen aan het ongemak, dat hem in Egypte verbeidde; hij dacht aan \'t armoedig en verachtelijk leven, dat hij te Nazareth zoude doorbrengen, maar vooral dacht hij aan de geeseliug, aan de doornen kroon, aan den smaad der Joden, aan zijnen doodstrijd, aan zijne verlatenheid op het kruis, aan zijnen smartelijken dood. En terwijl Jesus sliep, offerde hij Gode al dit lijden op, om voor ons vergiffenis en do eeuwige zaligheid te erlangen. Zoo was dan ook zelfs de slaap van onzen Zaligmaker vol van verdiensten voor ons, omdat hij de gramschap van zijnen eeuwigen Vader stilde, en voor ons genade verwierf. Laat ons dan ook nu onzen zoeten Zaligmaker bidden, dat hij ons door de verdiensten van zijnen zaligen slaap, van den doodslaap der zondaars bevrijde, die ellendig in de zonde slapen en noch God, noch zijne liefde kennen: laat ons hem bidden dat hij ons late slapen, gelijk zijne geliefde bruid, van welke hij zelf zegt: „Wek niet, wek toch mijne welbeminde niet op, vóór dat zij zelve wil.quot; (Hoogl. 2. 7.) Deze slaap, welken God de hem
TOT HET KINDJE JESUS.
beminnende zielen toesohikt, is, volgens den H. Basi-lius, niets anders dan eene volkomene vergetelheid van alle zaken. Deze heeft plaats als de ziel aan geene aardsohe zaken meer denkt, om alleen aan God, en aan al wat zijne eer betreft, te denken.
Grvoelens en (•rlivden.
Gij slaapt, lief, heilig kindje! uw slaap vervult mijn hart met eene onuitsprekelijke liefde. Bij de overige menschen is de slaap een afbeeldsel des doods; maar bij u is hij een afbeeldsel van het eeuwige leven; want terwijl gij sliept, verdiendet gij voor mij het eeuwige leven. Gij slaapt, maar uw hart slaapt niet, het denkt aan het lijden en aan den dood, dien gij voor mij zult uitstaan. Terwijl gij slaapt, bidt gij voor mij, en gij verkrijgt voor mij van God de eeuwige rust, die mij in den hemel wacht. Maar eer gij mij, gelijk ik hoop, zoo gelukkig maakt van met u in den hemel te rusten, wil ik, dat gij voor altijd in mijn hart eene rustplaats vinde. Er was een tijd, o mijn God! op welken ik u uit mijn hart verdreven had; maar nu hoop ik, dat gij waarlijk in mijn hart teruggekeerd zijt, na zoo dikwijls aan deszelfs deur geklopt te hebben, nu eens door de vrees, die gij mij inboe-zemdet., dan door inwendige verlichtingen, en dan weder door woorden van liefde.
Ik hoop dit, o mijn God ! want ik gevoel in mij een groot vertrouwen, dat gij mij vergeven hebt; ik gevoel een grooten afschrik van de zonden, en een groot berouw over de beleedigingen, die ik u heb aangedaan. Dit berouw vervult mijn hart met groote droefheid; maar met eene droefheid, die den vrede in mijne ziel laat, die mij troost en mij doet hopen, dat uwe oneindige goedheid mij reeds vergeven heeft, of zeker vergeven zal. Ik dank u, o mijn Jesus! en ik bid u om mij nooit meer te verlaten. Ik weet wel, dat gij mij nooit
309
310 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
verlaten zult, indien ik zelf u niet uit mijn hart verdrijf; maar juist om die genade, mij van u nooit meer te verwijderen, bid ik u; sta mij bij, maak, dat ik u altijd hierom bidde. — Geef toch, o mijn Jesus! dat ik alles vergete, om aau niets meer dan aan u te denken, aan u, die onophoudelijk aan mij en aan mijn welzijn denkt. Maak, dat ik u, zoo lang ik nog leef, beminne, tot ik stervende, mijne ziel in uwe handen overgeef, om voor de altijddurende eeuwigheid in u te rusten, zonder vrees van u nog ooit te kunnen verliezen. — O Maria! sta mij bij in het leven, sta mij bij in den dood, opdat Jesus in mij, en ik in Jesus ruste.
OP VOOR DEN VIJFDEN DAG NA KERSMIS.
Jesus weent.
1. De tranen van het kindje J esus waren zeer verschillend van de tranen der andere pas geboren kinderen; deze weenen van smart, Jesus weende niet van smart: hij weende uit medelijden en uit liefde tot ons! Voor iemand weenen is een groot teeken van liefde; daarom zeiden de Joden, als zij den Zaligmaker bij den dood van Lazarus zagen weenen; „ Ziet, hoe lief hij hem had!quot; (Joann. 11.) Hetzelfde konden de engelen zeggen; zij konden, verwonderd over de tranen van het kindje Jesus, uitroepen-: „Ziet, hoe lief hij hen heeft!quot; Ziet hoe zeer onze God de mensehen bemint, want uit liefde tot hen, is hij mensch, is hij zelfs een kind geworden; uit liefde lot hen weent hij.
2. Jesus weende en offerde aan zijnen hemelschen
TOT HET KINDJE JESUS. 311
Vader zijne tranen op, om voor ons de vergiffenis onzer zonden te bekomen. „ Die tranen, zegt de H. Ambrosius, zuiveren mij van mijne zonden.quot; Door zijne tranen bad hij om de genade voor ons, die reeds tot den eeuwigen dood veroordeeld waren , en alzoo stilde hij denquot; toorn van zijnen Vader. O .hoe krachtig waren de tranen van dit goddelijk kind, om voor ons genade te verkrijgen! O, hoe aangenaam waren zij aan God! juist toen liet onze hemelsohe Vader door de engelen verkondigen, dat hij vredu met de men-schen maakte, en dat hij ze weder ontving: Vrede op de aarde aan de mensohen die van goeden wil zijn.
3. Maar Jesus weende niet alleen van liefde, hij weende ook van smart, op het aansehouwon, dat zoo vele zondaars, niettegenstaande zijne tranen, niettegenstaande het bloed, dat hij om hunne zaligheid vergieten zoude, echter nog zijne genaden zouden verachten. Maar wie zou toch zoo wreed kunnen zijn dat hij, na een goddelijk kind om onze zonden te hebben zien weenen, ook niet weene, en de zonden verfoeije, welke oorzaak geweest zijn, dat de liefdewaardige Zaligmaker tanen vergoten heeft. O neen! wij zullen de smarten van dit onschuldig kind niet vergrooten; wij willen het troosten; en onze tranen met de zijne mengen. Wij willen viod de tranen van zijnen Zoon opofferen, en hem bidden, dat hij ons, ■om deze tranen, onze zonden vergeve.
Gevoelens en («ebeiloii.
O allerliefst kindje! toen gij in den stal van Beth-
GODVKUCHTIGE OEFENINGEN
312
lehem weeudet, dacht gij aan mij; van toen afzaagt gij mijne zonden, welke u deden weenen. En evenwel, o mijn Jesus! in plaats van u te troosten door mijne liefde en mijne dankbaarheid, na erkend te hebben hoeveel gij geleden hebt om mij zalig te maken, heb ik uwe smarten vergroot, heb ik u nog meer redenen gegeven om te weenen; had ik minder zonden begaan, dan zoudt gij minder geweend hebben. Ween, ja, ween, want gij hebt redenen om te weenen, als gij de ondankbaarheid der menschen, na hun zooveel liefdebewijzen gegeven te hebben, aanschouwt. En dewijl gij weent, ween dan ook over mij, want uwe tranen zijn mijne hoop. Ook ik ween, wegens het ongenoegen, dat ik u veroorzaakt heb, mijn Zaligmaker! ik haat, ik verfoei de zonde, het berouwt mij uit ganscher harte u beleedigd te hebben. Ik beween al die ongelukkige dagen en nachten, in welke ik, uw vijand, van uwe sehoone genade beroofd was; maar, wat zouden mij mijne tranen baten, o Jesus! indien ook gij voor mij niet geweend hadt? Ik offer u, eeuwige Vader! de tranen van het kindje Jesus op, hierdoor vergeef mij. En gij, mijn allerzoetste Zaligmaker! offer aan uwen hemelschen Vader al die tranen op, die gij op de aarde voor mij vergoten hebt, en verzoen mij door deze met hem. Ik bid u nog, o mijne liefde! van door deze tranen mijn hart te bewegen , en het door dezelve met uwe heilige liefde te ontvlammen. O konde ik toch van nu af door mijne tranen u zooveel troost veroorzaken, als ik u door mijne zonden smart berokkend heb! Maak, o Heer! dat ik u tot het einde mijns levens nimmer meer mishage; dat de overige dagen mijns levens mij alleen dienen, om de smarten, die ik u veroorzaakt heb, te beweenen, en om u uit geheel mijn hart te beminnen. — O Maria! om het tee-der medelijden, dat gij gevoeldet, zoo dikwijls als gij het kindje Jesus zaagt weenen, verkrijg voor mij de genade van eene onophoudelijke droefheid over de beleedigingen, die ik, ondankbare, hem heb aangedaan.
TOT HET KINDJE JESUS.
OF VOOR. NIEUWJAARS-AVOND.
Over den Naam Jesus.
1. Ue naam van Jesus is een goddelijke naam, welken God door den Engel Gabriël aan Maria liet verkondigen ; „ Gij zult zijnen naam Jesus noemen.quot; (Lue. 1. 31.) Daarom wordt hij ook genoemd: „Een naam boven alle namen.\'quot; (Phil. 2. 9.) „ Een naam, door welken wij alleen zalig worden.quot; (Werk. der Apostelen, 4.) De heilige Geest vergelijkt dezen verheven naam met olie. „ Uw naam is eene uitgestorte olie.quot; (HoogL 1. 2.) „En wel om deze reden, zegt de H. Bernar-dus, omdat, gelijk de olie verlicht, voedt en geneest, zoo de naam van Jesus een licht is voor den geest, een voedsel voor het hart en een geneesmiddel voor de ziel.quot;
Hij is een licht voor den geest. Door dezen naam werd de duisternis van de afgodendienst, die de aarde overdekte, verdreven, en het licht des geloofsoveral verspreid. Wij, die in deze landstreken geboren zijn, alwaar voor de komst van Jesus Christus onze voorouders heidenen waren, zouden ook nog heidenen zijn, indien de Zaligmaker niet gekomen was, om ons te verlichten. Welke dankbaarheid zijn wij derhalve aan Jesus niet schuldig voor de gave des geloofs! En wat zou er dan van ons geworden zijn, indien wij in Azië, Afrika, Amerika, of wel in het midden der ketters of schismatieken geboren waren ? — Op deze groote gave des geloofs wordt al te weinig gedacht; indien
.314 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
wij ons vergeleken met hen, die het geloof missen,
zouden wij ze beter beseffen.
2. Maar de naam van Jesus is ook eene spijs, waarmede wij ons hart voeden, omdat deze naam ons herinnert aan hetgeen Jesus voor onze zaligmaking gedaan heeft. Daarom troost ons deze naam in ons lijden; hij geeft ons kracht om op den weg der zaligheid voort te gaan; hij geeft ons moed, als wij kleinmoedig worden; hij ontvlamt in ons de liefde, omdat hij ons doet overdenken, wat Christus geleden heeft om ons zalig te maken.
3. Die naam is ook een geneesmiddel voor onze ziel, want hij maakt ons sterk tegen de aanvechtingen, die wij van onze vijanden hebben uit te staan. De H. Paulus zegt, dat de hel beeft en vlugt, als wij dezen heiligen naam aanroepen: „In den naam van Jesus zuilen de knieën zich buigen van allen, die in den hemel , op de aarde en onder de aarde zijn. (Philip. 2.15.) Wie bekoord wordt en Jesus aanroept, die valt niet, en telkens als hij hem aanroept, zal hij van den val bewaard worden. „ Ik wil den Heer loven en aanroepen en ik zal van mijne vijanden gered worden.quot; (Ps. 17. 4.) En wie is toch ooit verloren gegaan, die in de bekoring Jesus aangeroepen heeft? Hij alleen gaat verloren, die Jesus niet om zijnen bijstand bidt, of die, zoo de bekoring voortduurt, ophoudt liem aan te roepen.
Oevoelens en Kebrden.
Hadde ik u toch altijd aangeroepen, o miju Jesus!
TOT HET KINDJE JESUS.
315
alsdan zou mij zeker de duivel nooit overwonnen hebben. Ik heb daarom ellendig; uwe genade verloren, omdat ik in de bekoringen veronachtzaamd heb u om uwen bijstand te bidden. Maar nu stel ik al mijne hoop op uwen heiligen naam: „ Alles vermag ik in hem, die mij versterkt.quot; Schrijf, o mijn Zaligmaker! schrijf in mijn arm hart den magtigen naam Jesus, opdat, terwijl ik hem, door mijne liefde tot u, in mijn hart beware, ik hem tevens op mijne lippen dra-ge, om u in alle bekoringen, die de hel mij bereidt, aan te roepen. In uwen naam, o Jesus! zal ik alle goed vinden. Ben ik droevig, zoo zal uw naam mij troosten, want ik zal alsdan bedenken, hoeveel droeviger gij uit liefde tot mij geweest zijt; indien ik kleinmoedig zou worden wegens mijne talrijke zonden , zoo zal uw naam mij moed inboezemen, want hij zal mij herinneren, dat gij alleen daarom in de wereld gekomen zijt, om de zondaars zalig te maken ; als mij bekoringen overkomen, dan zal uw naam mij versterken, want hij zal in mijn geheugen terugroepen, dat uw bijstand veel magtiger is dan al het geweld van den boozen vijand; ware ik zelfs koud jegens u geworden, niettegenstaande uwe groote liefde, zoo zal het aanroepen van uwen naam mijn hart op nieuw verwarmen , en mij aan uwe oneindige liefde herinneren! Ik bemin u, o mijn Jesus! gij zijt het eenige voorwerp mijner liefde, en ik hoop dat gij het altijd blij-veu zult: ik schenk u mijn hart; niets dan u alleen wil ik beminnen, ik wil u zonder ophouden aanroepen. Met uwen naam op mijne lippen wil ik sterven; want het is een naam van hoop, van zaligheid en liefde! — Zoo gij mij bemint, o Maria! moet gij voor mij deze genade verkrijgen, dat ik zonder ophouden uwen en uws Zoons naam aanroepe. Maak, dat ik die zoete namen gedurig, zoo lang ik leef, herhale, opdat ik bij mijne laatste ademhaling moge zeggen: „Jesus en Maria! staat mij bij; Jesus en Maria! ik bemin u; Jesus en Maria! ik beveel u mijne ziel!quot;
god vetjchtige oefejjiï^gelsf
TOT DEN
op eiken dag der week en voornamelijk van Palmzondag tot Paasoli-avond te verrigten.
Gebed, dat men voor of na iedere overweging tot den lijdenden Zaligmaker kan lezen.
a. Zoete Jesus! die, in den hof diep bedroefd zijnde, uwen liemelsohen Vader badt, terwijl gij door doodsangst overvallen en met bloedig zweet bedekt waart, ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
A. Zoetste Jesus! door eenen verraderlijken kus in de handen van uwen vijand geleverd,gelijk een moordenaar gevangen en gebonden, nu van uwe leerlingen verlaten, ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
a. Zoetste Jesus! door den onregtvaardigen Raad der Joden als een misdadiger veroordeeld, en aan Pilatus als een kwaaddoener overgegeven, door den goddeloozen Herodes bepot en uitgelagehen, ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
a. Zoetste Jesus! van uwe kleederen beroofd en aan eenen paal vreeselijk gegeeseld, ontferm u onzer.
godvruchtige oefeningen, enz. 317
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer. a. Zoetste Jesus! met doornen gekroond, met vuisten en roeden geslagen, met eenen purperen mantel omhangen, uitgelagclien en met smaadwoorden ont-eerd, ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer. a. Zoetste Jesus! achter eenen moordenaar gesteld, door de Joden verworpen en onregtvaardig tot den kruisdood veroordeeld, ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer. a. Zoetste Jesus! met het zware kruis beladen, en naar de strafplaats, gelijk oen schaap tot de slagt-bank, geleid, ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer. a. Zoetste Jesus! onder de moordenaars gesteld, vervloekt en bespot, met gal en azijn gelaafd, en dooide sehrikkelijkste smarten van het zesde lot het negende uur op hot kruis gepijnigd , ontferm u onzer, v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer. a. Zoetste Jesus! van het kruis genomen en met de tranen uwer bedroefde, maagdelijke Moeder bevochtigd , ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer. a. Zoelste Jesus! geheel verscheurd, met vijf wonden geteekend, met specerijen gezalfd en in het graf gelegd, ontferm u onzer.
v. Hij heeft waarlijk onze zwakheden op zich genomen.
a. En hij zelf heeft onze smarten gedragen.
godvruchtige oefeningen
laat ons bidden.
O God ! gij, die om de wereld te verlossen, hebt willen geboren worden; die door de Joden verworpen, door Judas verraden, met koorden gebonden, gelijk een lam tot de slagtbank geleid, aan Annas, Caïphas, Pilatus en Herodes onbetamelijk voorgesteld, door valsohe getuigen aangeklaagd, met geesels en vuistslagen gewond, met spot en smaad overladen, in het aangezigt gespuwd, met doornen gekroond, de oo-gen gebonden, met een riet geslagen, van uwe kleederen beroofd, met nagels aan het kruis gehecht, met het kruis opgeheven, onder de moordenaars gesteld, met gal en edik gelaafd, en eindelijk met eene lans doorstoken hebt willen worden: door deze pijnen, o Heer! welke ik, onwaardige, vereer, door uw heilig kruis en uwen dood, bewaar ons vau de pijnen der hel, en gewaardig u mij te leiden, waar gij den met u gekrnisten moordenaar geleid hebt: gij, die met den Vader en den heiligen Geest in eeuwigheid leeft en regeert. Amen.
Over de liefde, die jesus Christus ons door zijn lijden bewezen heeft.
I. Punt. De tijd, na de komst van Jesus Christus, is geen tijd van vreeze meer, maar een tijd van liefde, zoo als de profeet het verkondigd heeft: „ Uw tijd is een tijd van beminnen(Ezech. 16. 18.) want wij hebben eenen God voor ons zien sterven: „ Christus heeft ons
318
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER. 319
bemind en zich als een slagtoffer voor ons geleverd.quot; (Eph. 5. 2.) In het oude verbond, alvorens het eeuwig Woord mensch werd, konden de menschen nog eerder twijfelen, of God hen ook teeder beminde; maar nadat zij gezien hebben, hoe Jesus uit liefde tot ons, al zijn bloed vergoten heeft, hoe hij op een schandelijk kruishout bespot, hoe hij eindelijk gestorven is, — kunnen zij er niet meer aan twijfelen, dat hij hen met de grootste teederheid bemint. Wie zou ook daartoe kunnen geraken, de overmaat der liefde van Gods Zoon te begrijpen, daar hij de straf voor onze zonden heeft willen ondergaan? Eu niettemin is dit eene geloofswaarheid: „Voorwaar, hij draagt onze zwakheden, en belast zich met onze smarten. Hij is gewond voor onze misdaden, geslagen voor onze zonden.quot; (Isaïas 35. 4.) Dit alles hoeft Jesus om de grooto liefde, die hij ons toedraagt, geleden; ., Hij heeft ons bemind en met zijn bloed gewassclion.quot; (Openb. 1.) Om ons van de smetten onzer zonden te reinigen, heeft Jesus willen gedood worden, opdat hij ons in zijn bloed een bad van zaligheid kon bereiden, ü oneindige barmhartigheid! o oneindige liefde van eenen God!
Aaiifloeiiiiiquot;:eii.
Ach, mijn Verlosser! gij hebt mij maar al te veel verpligt u te beminnen; mijne ondankbaarheid zou al te groot wezen, als ik u niet uit geheel mijn hart beminde. O mijn Jesus! ik heb u veracht, daar ik slecht geleefd heb, zonder aan uwe liefde te denken. Ik heb u den rug toegekeerd, gij hebt mij weder opgezocht; ik heb u beleedigd, en gij hebt mij zoo
T
320 godvruchtige oefeningen
dikwijls vergeven; ik heb u op nieuw beleedigd, en gij liebt mij op nieuw mijne beleedigingen kwijtge- , scholden. O mijn Heiland, Jesus! om deze liefde, f. die gij mij aan het kruis bewezen hebt, vereenig mij thans op het innigst met n, door de zoete banden uwer liefde; maar hecht mij zoo naauw aan u, dat \' ik mij nooit weder van n scheide. Ik bemin u, op- \' perste goed: ik wil u in het vervolg altijd beminnen.
II. Punt. Niet zoo zeer de dood, de smart en zelfs de smaad, welken Jesus voor ons ondergaan heeft, als het inzigt, dat hij had, toen hij deze menigvuldige en groote pijnen onderging, moet ons tot de liefde van Jesus Christus ontvlammen ; want zijn eenig inzigt was, om daardoor zijne liefde te toouen en onze harten te winuen: „ Daaraan hebben wij de liefde Gods leeren kennen, dat hij voor ons zijn leven gegeven heeft.quot; (Joan. 3.16.) Het was niet noodzakelijk voor de zaligheid onzer zielen, dat Jesus zooveel leed en tevens voor ons stierf; één druppel bloods, één traan voor ons heil vergoten, had voldaan, want deze bloeddruppel, deze traan, door eenen Godmenseh vergoten, zou toereikend geweest zijn, om duizend werelden te verlossen. Maar neen, Jesus Christus heeft al zijn bloed vergoten, hij heeft zijn leven in eene zee van smarten en verachting willen opofferen, opdat wij hieruit zouden leeren, hoe zeer hij ons bemint, opdat hij ons daardoor bewege, hem wederliefde te bewijzen. De heilige Paulns zegt De liefde van Jesus Christus dringt ons.quot; (II. Cor. 1. 14.) Hij zegt niet: Het lijden en de dood, neen, de liefde van Jesus Christus, roept hij uit, dringt ons hem te beminnen. En wie waren
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER. 321 wij dan, o Heer! dat gij tot eenen zoo kostbaren prijs onze liefde hebt willen winnen ?... „Voor allen is Christus gestorven, opdat die, welke leven, niet voor zich. leven, maar voor hem, die voor hen gestorven is.quot;
Aaiidoeiiiii^eii.
Zoo zijt gij dan voor mij gestorven, o mijn Jesus! opdat wij allen voor u en uwe liefde alleen zouden leven. Maar, mijn arme Verlosser! gedoog dat ik u zoo noem, gij zijt zoo beminnenswaardig , gij hebt zoo veel willen lijden om door de tnensehen bemind te worden; hoe velen kan men dan rekenen onder het getal der u beminnenden ? Alle mensehen houden zieh bezig met te beminnen : deze bemint de rijkdommen; gene de uiterlijke eer; deze de wellusten, zijne bloedverwanten , zijne vrienden , ja, wat nog meer is, redelooze dieren ; maar ach! hoe weinig menschen zie ik, die u beminnen , u, die toch alleen liefde verdient! Ach! mijn God, hoe klein is hun getal ! maar ook ik wil tot het getal dezer weinigen bohooreu, nadat ik u eenigen tijd lang beleedigd iieb, door, zoo als de anderen , stof en ijdelheid te beminnen; maar zie, nu bemin ik u meer dan eenig ander goed. De smarten, o mijn Jesus! die gij voor mij geleden hebt, verplig-ten mij maar al te zeer om u wederliefde te toonen. Wanneer ik echter overdenk, hoe groot de liefde is, die gij mij in uw lijden bewezen hebt, opdat ik u beminnen zou, zoo gevoel ik mij veel inniger tot u getrokken. Ontsteek mij dan met veel grootere liefde; uit liefde tot mij, mijn geliefde Zaligmaker! hebt gij u geheel aan mij willen schenken ; zie, uit liefde wil ik u ook volkomen toebehooren. Gij zijt uit liefde voor mij gestorven, ook ik wil uit liefde voor u sterven\', wanneer en op welke wijze het u belieft. Neem mijne liefde aan, en maak , door uwe genade, dat ik u op eene waardige wijze beminne.
12
21
322 godvruchtige oefeningen
III. Punt. Niets ontsteekt meer de harten met de liefde Gods, dan de overdenking van het lijden van Jesus Christus. De heilige Bonaventura zegt, dat, dewijl de wonden van Jesus liefdewonden zijn, zij pijlen schieten, welke de versteendste harten wonden, dat zij vlammen schieten, die de koudste zielen ontsteken. Het is onmogelijk, dat eene ziel, welke aan het lijden van Jesus gelooft, en hetzelve dikwijls overweegt, haren Heiland blijft beleedigen ; het is onmogelijk, dat zij hem niet beminne, ja, dat zij niet veeleer op eene heilige wijze dwaas worde, wanneer zij eenen God aanschouwt, die uit liefde tot ons, om zoo te zeggen, dwaas geworden is ; want, zegt de heilige Laurentius Justinianus, wij hebben gezien, dar, de wijsheid zelve, uit overmaat van liefde, dwaas geworden is. Daaruit vloeit voort, dat de Heidenen, wanneer men hun het lijden van den gekruisten Heiland predikte, volgens de uitspraak van den heiligen Paulus, hetzelve voor eene dwaasheid aanzagen; „Wij prediken Christus den gekruisigde, welke den Joden eene ergernis en den Heidenen eene dwaasheid is.quot; (I. Cor. 1. 23.) Hoe is het toeh mogelijk, riepen zij uit, dat een almagtige God, die zoo volkomen gelukkig is, zoo als men het ons loert, voor de schepselen heeft willen sterven ?
Aaiidocuingen.
Zeggen dan ook wij , die door het heilig geloof overtuigd zijn, dat Jesus inderdaad uit liefde voor ons gestorven is, zeggen wij ook; Ach, mijn God!
tot den lijdenden zaligmaker. 323
die de mensehen zoo teeder bemint, hoe is het toch mogelijk, dat de mensehen eene zoo groote goedheid, eene zoo teedere liefde zoo slecht beantwoorden ? Men plagt te zeggen, dat de liefde met wederliefde vergolden wordt; maar welke liefde zal zoo krachtig kunnen zijn, om aan uwe liefde te beantwoorden ? Ach, dan was het noodig, dat een andere God voor u stierf, om die liefde, welke gij ons door uwen dood bewezen hebt, te vergelden! O kruis, o wonden, o dood van mijnen Jesus ! gij dwingt mij al te zeer mijnen Zaligmaker lief te hebben ; o eeuwige , o oneindige, berniünenswaardigeGod! ik bemin u ,ik wil alleen voor u leven, ik wil alleen leven om u te behagen. Zeg maar vrat gij van mij verlangt; zie, ik ben bereid alles te doen. Maria, mijne hoop! bid Jesus voor mij.
Het bloedig zweet en de doodstrijd vaa Jesus.
I. Punt. Toen het uur van zijiien dood nabij was, begaf zich onze liefdevolle Verlosser in den hof van Gethsemani, waar hij zelf zijn bitter lijden beginnen wilde, eu toeliet, dat vrees, afkeer en droefheid hem overvielen: „Hij begon te sidderen, zich te bedroeven en to treuren.quot; (Mare. 24. Mat. 26.) Hier gevoelde hij eene groote vrees , eenen grooten afkeer van den dood, en van de pijnen, welke hem zouden vergezellen. Hier stonden op eens ai de gceselslagen, de doornen, de nagels, het kruis voor zijne oogen: hij zag deze werktuigen van zijn lijden, niet het eene na het andere, neen, allen pijnigden hem te gelijkertijd : voornamelijk zag hij de verlatenheid, in welke hij sterven zoude, dat hem alle menschelijke en goddelijke hulp zoude ontbreken.
324 godvruchtige oefeningen
Diep getroffen op het aanzien der toebereidselen voor de ijsselijke mishandelingen, en der zoo schrikkelijke versmading, bad hij zijnen Hemelschen Vader, om hem daarvan toch te willen bevrijden; „Mijn Vader, indien het mogelijk is, dat dan deze kelk van mij weg ga!quot; (Matth. 26.) Maar was hij dan dezelfde Jesus niet meer, welke zoo zeer gewenscht had voor de menschen te lijden en te sterven, dat hij uitriep: „ Ik moet met een doopsel gedoopt worden , en hoe word ik gedwongen, tot dat het volbragt worde.\' (Lue. 13.) O mijn Jesus ! hoe komt het, dat gij uu voor deze pijnen en dezen dood bevreesd zijt ? Gaarne wilde Jesus voor ons sterven: maar dit gebed rigtte hij tot zijnen hemelschen Vader, opdat wij niet zouden meenen, dat hij, om zijne Godheid, geenesmarten had te verdragen, en opdat wij zonden erkennen, dat hij niet alleen uit liefde tot ons gestorven was, maar ook, dat hij onder zulke vrceselijke pijnen stierf, dat hij er de grootste vrees voor had.
II. Punt. Alsdan gebeurde het ook nog, dat eene groote droefheid den Heer beving, zoodat hij uitriep , als of zij hevig genoeg was om hem te doen sterven: „Mijne ziel is bedroefd tot den dood.quot; (Matth. 26.) Maar, mijn Jesus! indien gij wilt, kunt gij toch den smadelijken, dood ontgaan, dien de menschen u bereiden, waarom zijt gij derhalve zoo treurig? Ach! het waren niet zoo zeer de pijnen van zijn lijden, maar veel meer het aanzien onzer zonden , dat den Zaligmaker zoo treurig maakte. Om de zonden weg te nemen, was Jesus in de wereld gekomen; maar als
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER. 325
hij zag, dat niettegenstaande al zijn üjden, zoo veel goddeloosheden gepleegd werden, zoo veroorzaakte hem dit eene smart, die hem nog, eer hij stierf, doodsangst deed uitstaan, en zooveel bloed uitperste, dat de aarde er door bevochtigd werd: „ En zijn zweet werd gelijk druppelen bloeds, die op de aarde afliepen.quot; (Lüe. 22.) Ja, dit geschiedde alleen daarom, wijl Jesus alsdan al de zonden zag, die de mensehen na zijnen dood zouden begaan, al die vijandschappen , die zonden van onkuischheid, al die diefstallen, die heiligschendingon, waardoor men hem zoude be-leedigen. Alsdan kwam iedere zonde met al hare boosheid als een gruwzaam wild dier op hem los, en verscheurde hem het hart; en Jesus riep uit: Is dat uw dank voor mijne liefde? Ach, indien ik zag, dat gij mij dankbaar waart, met welke vreugde zou ik nu gaan sterven ? Maar ach ! zoo vele zonden voor zulke schrikkelijke smarten, zoo groote ondankbaarheid voor zulke innige liefde, zie, dat is de oorzaak waarom ik nu meet zweeten.
Aandoeuingen*
Het waren dan ook mijne zonden, lieve Jesus! die u toen zoo ijsselijk bedroefden! Had ik dus minder gezondigd, dan hadt gij ook minder te lijden gehad. Hoe grooter mijne zonde was in u te beleedigen, des te meer heb ik uwe pijnen vermeerderd. Hoe is het dan mogelijk, dat ik niet van smart sterf, wanneer ik overdenk, dat ik uwe liefde beloond heb met uwe smarten en droefheid te vermeerderen ? Jegens de schepselen ben ik dankbaar geweest, jegens u alleen was ik ondankbaar, o mijn Jesus! vergeef mij, zie, het is mij van ganseher harte leed.
326 godvruchtige oefeningen
III. Punt. Jesus zich nu met al onze zonden beladen ziende, viel op zijn aangezigt, neder, als of hij zich schaamde de oogen naar den hemel te wenden. — Toen, o mijn Jesus ! barit gij don eeuwigen Vader, dat hij ook moge vergeven, toen offerdet gij u zeiven aan hem op, om door uwen dood voor mijne zonden te voldoen.
\\ a ■Klociiiii^en.
O mijne ziel! kunt gij nog langer aan zulk eene groote liefde wederstaan? Is het mogelijk, dat gij dit gelooft en toch nog iets anders bemint dan Jesus ? Werp u dan aan de voeten van uwen stervenden Verlosser en spreek tot hem: O mijn lieve Jesus! hoe is het mogelijk, dat gij mij, die u zoo zeer belee-digde, toch zoo innig bemind hebt? Hoe is het mogelijk , dat gij, ofschoon gij gezien hadt, hoe ondankbaar ik jegens u zoude zijn, dan nog voor mij hebt willen sterven? O mijn Jesus! laat mij deel nemen in de smart, welke gij in het hofje hebt geleden. Zie, ook ik verfoei al mijne zonden, en vereenig den afschuw met dien afschuw , welken gij er over gevoeld hebt. O liefde van mijnen Jesus ! gij zult het voorwerp mijner liefde zijn. Alijn God ! ik bemin u, en uit liefde tot u wil ik alle pijnen en alle soort van dood ondergaan. Verleen mij door de verdiensten van den doodstrijd, dien gij in den hof van Gethsemani hebt uitgestaan, de genade van volharding. Maria, mijne hoop! bid Jesus voor mij.
De gevangeuneraiug en uitlevering van Jesus.
I. Punt. Als Judas in den hof was aangekomen en zijnen Meester door eenen kus verraden had, vie-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMiKEB. 327 leu de wreede beulen op Jesus, en honden hem als eenen misdadiger. „Zij grepen hem aan , en bonden hem.quot; (Joan. 18.) Een God is gebonden! en door wie? door zijn eigene schepselen!...—- Wat zegt gij hier, Engelen des hemels? o mijn Jesus! wat zegt gij hier dau op? ü Koning der koningen! roept de H. Bernard us uit, hoe komt gij in de boeijen ? Wat hebben de boeijen van slaven en misdadigers gemeens met den Koning der koningen ; met den Heilige dei-Heiligen ? En zoo de menschen het wagen u te biu-den, hoe komt het nu, dat gij, de almagtige, uwe boeijen niet losrukt; dat gij u niet van de rampen bevr\'jdt, waarmede deze wreedaards u willen overladen? Ach, het zijn deze banden niet, die u binden, het is de liefde tot ons, die u tot den dood veroordeelt. Zie, omensch, zegt de H. Bonaventura, deze houdt hem vast, gene drijft hem voort, en anderen binden hem , en wederom anderen slaan hem. Zie, hoe uw Jesus zich als een zachtmoedig lam, zonder eenigen tegenstand, tot de slagtbank laat voeren. Maar wat doet gij dan nu, gij, leerlingen des Heeren? Waarom snelt gij niet toe, om uwen Jesus uit de handen der vijanden tc verlossen? Waarom vergezelt gij hem niet, om ten minste zijne onschuld voor de regters te verdedigen? Ach, mijn God! toen de Apostelen hem gevangen en geboeid zagen, vlugtten zij van hem, verlieten zij hem: „ Alsdan verlieten hem zijne leerlingen en vlugtten allen weg.quot; (Marc. 14.)
godvruchtige oefeningen
Aandoen inzeil.
O mijn verlaten Jesus! wie zal nog met u zijn, indien uwe liefste vrienden zelfs n verlaten? Maar ach, die beleediging heeft met uw lijden nog geen einde genomen. Want, hoevele zielen, die zich aan uwe navolging hadden toegewijd, hebben u, nadat zij zoovele bijzondere genaden van u ontvangen hadden, om een gering voordeel, om een ellendig vermaak., of zelfs uit menschelijk opzigt, op nieuw verlaten!\' Ach, ik, ellendige! ik behoor onder het getal dezer ondankbaren. O mijn Jesus! vergeef mij, want ik wil liever het leven verliezen dan uwe genade.
II. Punt. Als Jesus voor Caïphas gebragt was, zoo werd hij ondervraagd over zijne leerlingen en over zijne leer. Jesus antwoordde, dat hij nooit in \'t geheim, maar altijd in \'t openbaar gesproken had, en dat zij, die om hem stonden,zeiven wel het best zouden weten, wat hij geleerd had: „ Ik heb openlijk voor de wereld gesproken ; zie deze weten wat ik geleerd heb.quot; (Joan. 18. 21.) Op dit antwoord van Jesus, behandelde hem een der geregtsdienaars als eenen vermetele, gaf hem een gednehten kaakslag en sprak: „ Antwoordt gij zoo den Hoogepriester ?quot; O geduld mijns Zaligmakers! hoe kon een zoo zacht antwoord zulke beschimping verdienen, en dat in tegenwoordigheid van zooveel volk, ja, zelfs van den Hoogepriester, die in plaats van den onbeschaamde eene berisping te geven, zijne daad door zijn stilzwijgen goedkeurde. — O mijn Jesus! gij hebt dit alles willen lijden, om de beleedigingen, die ik, vermetel mensch, u heb aangedaan, te herstellen. Eeuwige Vader! vergeef mij om de verdiensten van Jesas
328
tot den lijdenden zaligmaker. 329
Christus, mijn Zaligmaker, ik bemin u meer dan mij zeiven. — De Hoogepriester vroeg hem vervolgens, of hij waarlijk de Zoon Gods was: uit eerbied voor den goddelijken naam, beantwoordde Jesus deze vraag met: „ja;quot; toen scheurde Caïphas zijne kleederen en riep; Hij heeft God gelasterd, waarop allen schreeuwden: „Hij is den dood schuldig.quot; (Matth. 26.)
.taniloeningen.
Ja, mijn Verlosser! gij zijt waarlijk den dood schuldig, want gij hebt voor mij, die den eeuwigen dood verdiend had, willen voldoen. Doch nadat gij mij door uwen dood het eeuwig leven hebt verworven, zoo is het ook billijk, dat mijn leven van nu af geheel aan u zij toegewijd. O mijn Jesus! niets anders verlang ik dan uwe liefde. Daar gij dan, die boven alle koningen verheven zijt, uit liefde tot mij meer dan alle mensehen hebt willen veracht worden, zoo wil ik ook uit liefde tot u alle ongelijk, dat men mij zal aandoen , geduldig verdragen; geef mij door de verdiensten uwer versmadingen, de kracht om alles geduldig te lijden.
III. Punt. Nadat de raad der priesters den Zaligmaker den dood schuldig verklaard had, mishandelde hem het gespuis den geheelen nacht als iemand, die eerloos verklaard is, door slaan en stooten, terwijl zij hem in het aangezigt spuwden; „Zij spuwden in zijn aangezigt en sloegen hem met vuisten.quot; (Matth. 27.) En zij spotteden met hem en spraken: „Zeg ons, indien gij de Christus zijt, wie u geslagen heeft.quot; O mijn geliefde Jesus! deze slaan u, gene bespuwen u, en gij zwijgt en lijdt alles uit liefde tot ons, gelijk
330 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
een lam, dat zich niet beklaagt. „ Hij blijft stom als een lam, voor hem die het scheert, en dat zijnen mond niet opent.quot; (Isaïas 53.) Ach, wanneer ook deze u niet erkennen, zoo beken ik het toch, dat gij alles, wat gij onschuldig hebt willen lijden, uit liefde tot mij geleden hebt. Ik dank u hiervoor, o mijn Jesus! en bemin u uit geheel miju hart. Toen het dag geworden was, werd Jesus tot Pontius Pilatus gevoerd, opdat deze hem ter dood zoude veroordeelen. Pilatus echter verklaarde hem onschuldig, maar om zich van de Joden te bevrijden, die niet ophielden te roepen en te schreeuwen, zond hij Jesus tot koning Herodes. Deze had gaarne, uit enkele nieuwsgierigheid, een wonderwerk gezien en ondervroeg Jesus over onderscheidene. dingen. Daar echter die goddelooze menscïi geen antwoord verdiende, zweeg Jesus: hierop hoonde hem deze hoovaardige koning en liet hem, tot spot. een wit kleed omhangen.
Aaiidoenfiigeii.
ü mijn God! ik heb u, gelijk weleer Herodes, veracht en bespot; straf mij niet zoo als gij Herodes gestraft hebt, door mij uwe groote genade te onttrekken. Herodes erkende u niet voor dien, welke gij waart, maar ik beken, dat gij mijn God zijt. Nocit heeft het Herodes berouwd, u beleedigd te hebben, maar ik beween het uit het diepste mijns harten; H codes beminde u niet, maar ik bemin u boven alles.— O mijn God! onttrek mij de krachtige stem uwer ingevingen niet, zeg maar wat gij van mij verlangt; met den bijstand uwer genade wil ik alles doen. Maria, mijne hoop! bid voor mij.
tot den lijdendejf zaligmaker. 331
De geeseling van Jesus Cliristus.
I. Pdnt. Pilatus ziende dat de Joden niet nalieten den dood van Jesus te vorderen , gebood, dat men hem zoude geeselen. „ Alsdan nam hem Pilatus, en deed hem geeselen.quot; (Joan. 19.) De onregtvaardige regter meende hierdoor do vijanden des Zaligmakers te bevredigen, maar dit middel om hem te redden vergrootte sleehts zijne pijnen; want dewijl de Joden vreesden, dat Pilatus hem, gelijk hij door zijne eigene woorden had te kennen gegeven: „ Ik zal hem kastijden en loslaten,quot; (Luc. 13.) na de geeseling in vrijheid zoude stellen, zoo kochten zij de beulen om, om hem zoo hevig te geeselen, dat hij daarna mogt sterven. Treed, beminde ziel! in de voorzaal van Pilatus , die toen de sohnkkelijkste schouwplaats der smarten en versmading geworden was. Zie, zoodra Jesus er kwam, legde hij zelf, volgens de openbaring van de H. Birgitta, zijne kleederen af en sloeg zijne armen om de kolom, waaraan men hem wilde geeselen. Hierdoor geeft ons Jesus te kennen, hoe bereidvaardig hij voor ons, mensohen , de vreeselijkste pijnen verdraagt en hoezeer hij ons bemint.
Zie, hoe het onschuldig Lam, het hoofd ter aarde gebogen, geheel beschaamd , de schrikkelijkste pijn afwacht.
Zie, hoe de wreedaards zich nu als woedende honden op hunne prooi werpen. Denk aan die gruwzame beulen; die slaan op de borst, de anderen op de schou-
332 godvruchtige oefeningen
ders, deze in de zijde, gene op de andere deelen van zijn H. ligchaam , ja zijn heilig hoofd, zijn liefelijk aangezigt blijft niet vrij van de slagen. O mijn God! reeds zijn de geesolroeden, de hand der beulen, de kolom, de aarde, met bloed overdekt!., ach! de on-raenschelijke vervolgers vinden geen gezond deel meer, zij maken wonden op wonden en verscheuren geheel en gansoh zijn heilig ligchaam.
Aaiicloeiiin^eii.
O beminde ziel! hoe is het mogelijk geweest, dat gij eenen God hebt beleedigd, die voor u gegeeseld is? En gij, o mijn Jesus! hoe hebt gij zoo veel voor eenen ondankbaren willen lijden ? O wonden van mijnen Jesus! gij zijt mijne hoop; o mijn Jesus! gij zijt het eenige voorwerp mijner liefde!
II. Punt. IJsselijk smartend was deze geeseling voor Jesus, want er waren 70 beulen aangesteld, die elkander afwisselden, volgens de openbaring, die aan Maria Magdalena de Pazzis geschied is; de werktuigen, welke men had uitgezocht^ waren zoo vreese-lijk, dat elke slag eene wonde toebragt.
De geeselslagen gingen over de zes duizend, zoodat men zelfs het gebeente des Heeren aan de koorden zien kon, gelijk het aan de H. Birgitta is geopenbaard; kortom, Jesus was zoo verschrikkelijk mishandeld, dat Pilatus meende, dat hij zelfs zijne vijanden tot medelijden zoude bewegen, als hij hem van zijn balkon toonde, zeggende: „Ziet den mensch.quot;(Joesl9,) De profeet Isaïas heeft het ons reeds duidelijk voorzegd , hoe ellendig hij door de geeseling zou worden ,
tot den lijdenden zaligmaker, 333
en dat zijn H. ligchaam geheel zoude verscheurd worden. „Het is verpletterd, om onze zonden.quot; Ja, zijn gezegend ligchaam zoude, gelijk het ligchaam van eenen melaatsche, met wonden overdekt worden; „Wij hielden hem voor eenen melaatsche.quot; (Isaïas 53.)
Aaii(]ooiiiiiquot;oii.
Ik dank u, o mijn Jesus! voor zoo groote liefde; het doet mij leed, dat ook ik aan uwe geeseling hsb deel genomen; ik verfoei alle schandelijke genoegens, die u zoo vele pijnen veroorzaakt liebben. Üoe mij dikwijls aan uwe liefde denken, o mijn Jesus! welke gij voor mij gehad hebt, opdat ik u beminne, opdat ik u niet meer beleedige. Ach! verdiende ik niet eene geheel bijzondere hel, ais ik, nadat ik uwe liefde gekend heb, nadat gij mij zoo dikwijls vergiffenis geschonken hebt, als ik, ellendige, u desniettegenstaande op nieuw beleedigde en mij daardoor op nieuw in het verderf stortte ? Ach ! al deze liefde, al deze barmhartigheid die gij jegens mij gebruikt hebt, zou voor mij eene nieuwe en nog smartelijkere hel wezen.
Laat het niet toe , o mijne liefde ! ik bemin u, mijn hoogste goed! ik bemin u uit geheel mijn hart, ik wil u de geheele eeuwigheid door beminnen.
III. Punt. Om voor al onze zonden, vooral voor de zonden van onkuischheid te voldoen, wil Jesus deze schrikkelijke smart in zijn onschuldig ligchaam ondergaan : „ Hij is gewond om onze misdaden.quot; (Isaïas 53.)
Aaniloeninsen.
Wij, o miju J esus ! wij hebben God beleedigd, en gij hebt de straf daarvan willen ondergaan. Uwe oneindige liefde zij daarvoor, de geheele eeuwigheid door, geprezen en geloofd! Wat was er ook van mij gewor-
334 GODVRUCHTIGE OEÏENINGIN
den, indien gij, o mijn God! niet voor mij voldaan hadt? Ach! had ik u maar nooit beleedigd! Ofsciioon ik ook door mijne zonden uwe liefde ooit veracht heb, zoo wensch ik toch niets anders, dan u te beminnen en door u bemind te worden. Gij hebt gezegd, dat gij dengene lief hebt, die u lief heeft. Ik bemin u boven alles, ik bemin u uit geheel mijn hart; maak, dat ik uwe liefde waardig worde. Ik hoop, dat gij mijne zonden vergeven hebt, en dat gij om uwe goedheid mij nu bemint. O mijn Jesus ! boei mij vaster aan uwe liefde, en laat niet toe, dat ik mij van u scheide. Ik ben geheel de uwe, straf mij gelijk gij wilt, maar duld niet, dat ik ooit weder van uwe liefde beroofd worde. Maak, dat ik u beminne, en doe dan met mij wat u belieft. Maria, mijne hoop ! bid Jesus voor mij.
])p doornen krooning en het Ecce Homo.
(Ziet den. Menseh.)
I. Punt. De wreede beulen, nog niet tevreden zijnde met\'het heiligste ligchaam van Jesus door de gee-seling zoo schrikkelijk te hebben verscheurd, willen hem nu ook nog, door den duivel en de Joden aangehitst, gelijk een spotkoning behandelen. Zij wierpen dan een stuk rood laken om de schouders, dat een koningsmantel moest beteekenen; zij gaven hem in plaats van een scepter, eene roede in de hand; zetten hem eene kroon van doornen gevlochten, als eene kroon op het hoofd, en opdat deze kroon hem niet alleen tot spot, maar ook tot pijn zoude strekken, sloegen zij met roeden op de doornen, om ze dieper in zijn heilig hoofd te doen dringen. „Zij namen de x\'oede.
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER. 335
en sloegen zijn hoofd daarmede.quot; (Matth. 27.) Alstoen drongen de doornen , zegt de H. Petrus Damianus, tot in de hersenen door en er vloeide eene zoo groote hoeveelheid bloeds uit de wonde, dat volgens de openbaring aan de H. Birgitta, de oogen en al het haar van onzen Zaligmaker geverwd waren. De pijnen, welke de doornenkrooning veroorzaakte , waren de hevigste en langdurigste, want zij hielden alleen met den dood van Jesus Christus op; wijl telkens, als de doornen kroon op zijn heilig hoofd aangeroerd werd, de smarten zich vernieuwden.
AutMloeiiiiigen.
ü gij, ondankbare doornen ! wat hebt gij gedaan ? hoe kunt gij uwen Schepper zoo schrikkelijk martelen ? Maar wat zeg ik, gij doornen? gij waart het, zondige ziel! die door uwe toestemming in kwade gedachten , het hoofd uws Zaligmakers gewond hebt. Ach, mijn geliefde Jesus ! gij zijt de koning van hemel en aarde, nu zijt gij de koning van bespotting en van smarten geworden. Ach ! waartoe heeft u de liefde tot uwe schapen gebragt ! . . . Zie mijn God ! ik bemin u; maar ach, zoo lang ik op aarde leef, ben ik toch altijd in gevaar u te verlaten en aan uwe liefde te verzaken , gelijk ik dit vroeger gedaan heb. O mijn Jesus ! zoo gij mogt zien, dat ik u in het vervolg op nieuw zoude beleedigcn, o maak dan, dat ik liever nu sterve, daar ik durf hopen mij in Gods genade te bevinden. Laat niet toe, o mijn God ! dat ik u op nieuw verlieze ; zeker iiad ik voor mijne menigvuldige zonden dit ongeluk verdiend ; maar ach, gij hebt liet toch niet verdiend , dat ik mij wederom van u ver-wijdere. Neen, mijr. Jesus! neen, ik wil u niet meer verliezen.
336 godvruchtige oepeningen
II. Punt. Dit goddeloos gespuis was niet bevredigd met Jesus zoo gruwzaam te hebben gekroond, het wilde ook nog den spot met hem drijven en hem nieuwe beleedigingen, nieuwe pijnen veroorzaken. Zij knielden voor hem neder, en onder een spotgelach begroetten zij hem als koning der Joden. Zij spuwden hem in \'t aaugezigt en gaven hem kaakslagen; zij hoonden en bespotten hem op de veracht elijkste wijze. „ En zij bogen de knieën voor hom, bespotten hem en rie pen: Wees gegroet, koning der Joden!____ Zij spuwden hem en gaven hem kaakslagen...quot; (Matth. 27.)
O mijn Verlosser, hoe verre is het met u gekomen! Ach, God! zoo er destijds iemand voorbij gegaan ware en dezen mismaakten mensch had gezien, die met een stuk rood doek bedekt, zulk eeneu soepter in de hand hield, zulk eene kroon op het hoofd droog : — zoo hij gezien had, hoe hem dat goddeloos volk bespotte en mishandelde, voor wien anders zou hij hem gehouden hebben, dan voor den sleehtsten en boosaardigsten mensch der wereld ? Laat ons dan overwegen, hoe de Zoon Gods geheel Jerusalem tot bespotting diende.
Aandoeningon.
Ach, mijn Jesus ! zoo ik aan uw ligchaam denk , zie ik niets dau wonden, en wanneer ik in uw hart zie, dan vind ik niets dan bitterheid en angst, die n doodskwalen veroorzaken. Ach, mijn God! wie anders dan gij, de oneindige goedheid zelve, had zich zoo diep kunnen vernederen, om zoo veel voor zijne schepselen te willen lijden ? Maar wijl gij God zijt, zoo bemint gij ook als God. Deze wonden, welke ik
tot den lijdendenquot; zaliamp;makee. 337
aan uw heilig ligchaam beschouw, zijn even zoovele bewijzen uwer liefde tot ons. Ach, wanneer alle nien-schen u in dien toestand beschouwen, waarin gij eens een voorwerp van schrikkelijke smarten en een voorwerp van verachting werdt, wie kan dan nog langer koud voor uwe liefde wezen? O mijn Jesus! ik bemin n, ik geef mij geheel en al aan u. Zie, ik bied u mijn bloed en leven, alles wat ik bezit ten offer aan. — Zie ik ben bereid te lijden en te sterven , wanneer en gelijk het u belieft.
Wat kan ik u ook nog weigeren, nadat gij noch uw bloed noch uw leven mij geweigerd hebt ? Neem barmhartig het offer aan, hetwelk een ellendige zondaar u heden opdraagt, die u nu uit ganscher harte bemint.
III. Punt. Nadat Jesus tot Pilatus teruggebragt was, zoo toonde hem deze uit een balkon aan het volk en sprak: „Ziet den menschquot; (Joan. 19.), als of hij wilde zeggen; Ziet den mensch, dien gij voor miju aangezigt gesteld en aangeklaagd hebt, omdat hij zich tot koning wilde verheffen, ziet, dien behoeft gij niet meer te vroezen. Nadat gij hem zoo schrikkelijk mishandeld hebt, gelijk gij hem hier ziet, kan hij maar weinig tijds meer leven, laat hem hier dan gaan, opdat hij gerust in zijn huis kunne sterven, en dwingt mij niet eenen schuldelooze te veroordeelen. Maar de Joden, di-a nog woedender waren dan te voren, riepen als dolzinnigen; „Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.quot; (Matth. 27.) Zij schreeuwden van alle kanten: „ Kruis hem, weg met hem, kruis hem!quot; (Joan. 19.) Doch even als Pilatus toenmaals onzen Zaligmaker van het balkon aan het volk vertoonde, zoo toont ons de eeuwige Vader zijnen god-delijken Zoon uit den hemel en roept; Ziet den mensch,
12 22
338 godtodchtige oefeningen
dien ik u als Verlosser beloofd heb, en naar vrien gij zoo lang hebt getracht; ziet, hij is mijn eenige Zoon, dien ik even zoo lief heb als mij zei ven. Ziet, uit liefde tot n, heeft hij meer smarten, meer verachting willen verdragen, dan ooit een mensch verdragen heeft. Denk zeer dikwijls aan zijn lijden en bemin uwen Verlosser.
Aaniloeniu^engt;
ü mijn God! zie, ik overdenk nu het lijden van uwen Zoon. Zie ik bemin hem. — Maar zie ook op mij neder en door de verdiensten van de smarten en verachting, welke hij onderging, vergeef mij alle be-leedigingen, die ik u lieb aangedaan. Zijn bloed kome over ons: het bloed van dezen God-mensch, van uwen geliefden Zoon kome op onze zielen neder en ver-werve ons barmhartigheid bij u. Het berouwt mij , oneindige goedheid, u te hebben beleedigd, ik bemin u van ganscher harte. Maar gij kent mijne zwakheid, sta mij bij, o mijn God! en ontferm u mijner. Maria, mijne hoop ! bid Jesus voor mij.
De veroordeeling van Jesus en het beklimmen van den Calvarie-berg.
I. Punt. Pilatus vreesde in ongenade bij den keizer te komen, en veroordeelde derhalve Jesus eindelijk tot den kruisdood, ofschoon iiij hem meermalen voor onschuldig verklaard had. O mijn onschuldige Verlosser!, zoo weent de H. Bernardus, welk eene misdaad hebt gij dan gedaan, dat gij tot den dcod veroordeeld wordt? Ach, ik weet het wel, welke
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER. SS®
groote zonde gij bedreven hebt, zegt deze Heilige verder: de groote liefde, die gij ons, menschen, hebt toegedragen, is uwe zonde: deze meer dan Pilatus, heeft u tot den dood veroordeeld.
Het goddeloos vonnis wordt voorgelezen. Jesus hoort het aan, en met volkomen overgeving onderwerpt hij zich aan den wil des eeuwigen Vaders, die zijnen dood, zijnen kruisdood, voor onze zouden verlangt. „Hij vernederde zich zei ven en werd gehoorzaam tot den dood, ja tot den dood des kruises.quot; (Phil. 2. G.)
O mijn onschuldige Jesus! uit liefde tot mij hebt gij den dood aangenomen. Zie, ik, zondaar, neem uit liefde tot u den dood aan, wanneer en hoe gij denzel-ven mij ook zoudt laten overkomen.
Nadat het vonnis voorgelezen is, grijpen de woedende beulen het onschuldige Lam Gods, trekken hem de kleederen aan en houden hem het kruis voor, dat uit twee ongekapte balkeu in elkander geslagen is. Jesus wacht niet tot dat hem het kruis op de schouderen gelegd wordt. Hij zelf omhelst het, kust het, legt het op zijne gewonde schouderen en roept: Kom, geliefd kruis, want zie, sedert drie en dertig jaren heb ik u gezocht, op u wil ik, uit liefde tot mijne schapen, sterven.
Aundoenlngcn.
Ach, mijn Jesus, wat hadt gij nog kunnen doen om ons tot wederliefde te dwingen! Wanneer een mijner knechten zich bij mij aangeboden had om in mijne plaats te sterven, zoo had hij gewis mijne liefde verworven; hoe heb ik dan zoo lang kunnen leven zon-
338 godyhuchiige oefeningen
dien ik u als Verlosser beloofd heb, en naar wien gij zoo lang hebt getracht; ziet, hij is mijn eenige Zoon, dien ik even zoo lief heb als mij zei ven. Ziet, uit liefde tot u, heeft hij meer smarten, meer verachting willen verdragen, dan ooit een mensch verdragen heeft. Denk zeer dikwijls aan zijn lijden en bemin uwen Verlosser.
Aaiiflocn Silken*
O mijn God! zie, ik overdenk nu het lijden van uwen Zoon. Zie ik bemin hem. — Maar zie ook op mij neder en door de verdiensten van de smarten en verachting, welke hij onderging, vergeef mij alle be-leedigingen, die ik u heb aangedaan. Zijn bloed kome over ons; het bloed van dezen God-mensch, van uwen geliefden Zoon kome op onze zielen neder en ver-werve ons barmhartigheid bij u. Het berouwt mij, oneindige goedheid, u te hebben beleedigd, ik bemin u van ganscher harte. Maar gij kent mijne zwakheid, sta mij bij, o mijn God! en ontferm u mijner. Maria, mijne hoop ! bid Jesus voor mij.
De veroordeeling van Jesus en het beklimmen van den Calvarie-berg.
I. Punt. Pilatus vreesde in ongenade bij den keizer te komen, en veroordeelde derhalve Jesus eindelijk tot den kruisdood, ofschoon hij hem meermalen voor onschuldig verklaard had. O mijn onschuldige Verlosser!, zoo weent de H. Bernardus, welk eene misdaad hebt gij dan gedaan, dat gij tot den dood veroordeeld wordt? Ach, ik weet het wel, welke
101 DEK LIJDENDEN ZALIGMAKER. 339 groote zonde gij bedreven hebt, zegt deze Heilige verder; de groote liefde, die gij ons, mensohen, hebt toegedragen, is uwe zonde: deze meer dan Pilatus, heeft n tot den dood veroordeeld.
Het goddeloos vonnis wordt voorgelezen. Jesus hoort het aan, en met volkomen overgeving onderwerpt hij zich aan den wil des eeuwigen Vaders, die zijnen dood, zijnen kruisdood, voor onze zonden verlangt. „ Hij vernederde zich zeiven en werd gehoorzaam tot den dood, ja tot den dood des kruises.quot; (Phil. 2. 6.)
O mijn onschuldige Jesus! uit liefde tot mij hebt gij den dood aangenomen. Zie, ik, zondaar, neem uit liefde tot u den dood aan, wanneer en hoe gij denzel-ven mij ook zoudt laten overkomen.
Nadat het vonnis voorgelezen is, grijpen de woedende beulen het onschuldige Lam Gods, trekken hem de kleederen aan en houden hem het kruis voor, dat uit twee ongekapte balken in elkander geslagen is. Jesus wacht niet tot dat hem het kruis op de schouderen gelegd wordt. Hij zelf omhelst het, kust het, legt het op zijne gewonde schouderen en roept; Kom, geliefd kruis, want zie, sedert drie en dertig jaren heb ik u gezocht, op u wil ik, uit liefde tot mijne schapen, sterven.
Aaiidoeningrn.
Ach, mijn Jesus, wat hadt gij nog kunnen doen om ons tot wederliefde te dwingen! Wanneer een mijner knechten zich bij mij aangeboden had om in mijne plaats te sterven, zoo had hij gewis mijne liefde verworven; hoe heb ik dan zoo lang kunnen leven zon-
340 godveuchiiamp;e oefeningen
der ii te beminnen, ofschoon ik weet, dat gij, mijn eeni^e, mijn hoogste weldoener! gestorven zijt om mijne zonden te vergeven. Ik bemin u, mijn hoogste goed! en daar ik u bemin, berouwt het mi] u te hebben beleedigd.
II. Punt. De veroordeelden verlaten de geregts-zaal, en begeven zich op weg naar de geregtsplaats; — de Koning van hemel en aarde vergezelt hen met zijn kruis op de schouderen; „En hij droeg zijn kruis en ging uit naar de plaats, die men Golgotha of de plaats
de/doodshoofden noemt.quot; (Joan. 19.) Verlaat ook gij nu den hemel, gij. Serafs, en begeleidt uwen Heer, die den berg opklimt, om aldaar gekruisigd te worden ! O wat schouwspel, een God wil voor de mensehen gekruisigd worden! Mijne ziel, aanzie uwen Verlosser, die voor u gaat sterven! Zie, hoe hij het hoofd heeft neergebogen, hoe zijne knieën sidderen, hoe hij geheel met wonden overdekt is, hoe uit al zijne wonden bloed stroomt, hoe hij het zware kruishout op zijne schouders draagt! Ach, mijn God! hij gaat zoo moeijelijk voorwaarts, dat hij schijnt ieder oogenblik den geest te zullen moeten geven. — Spreek tot uwen Zaligmaker ; o Lam Gods! waarheen begeeft gij u dan? Zie, uw Jesus antwoordt: Ik ga om voor u te sterven. Wanneer gij mij dood ziet, o vergeet dan de liefde niet, welke ik u toegedragen heb, herinner u dikwijls dezelve en bemin mij waarlijk.
Aandoeningen.
Aeh! mijn Zaligmaker! hoe is het mogelijk, dat ik vroeger geleefd heb zonder aan uwe liefde te denken ?
tot den lijdenden zaligmakek. 341
O gij, schandelijke zonden! gij hebt het hart mijns Zaligmakers bedroefd, een hart, dat mij zoo innig bemind heeft. O mijn Jesus! ik beween hot ongelijk, dat ik u heb aangedaan. Ik dank u voor het geduld, waarmede gij mij hebt verdragen, ik bemin u, ja ik bemin u van ganscher harte, u alleen wil ik liefhebben. Ach! breng mij altijd die liefde in de gedachte, welke gij mij toegedragen hebt, opdat ik nooit meer vergete u te beminnen.
III. Punt. Jesus Christus klimt op den Calvarieberg en noodigt ons uit, hem na te volgen. Ja, mijn onschuldige Verlosser! gij gaat met uw kruis vooruit en stapt maar altijd voorwaarts; zie, ik wil uniet verlaten. Leg mij een kruis op, welk het ook zijn moge, ik zal het opnemen en er u mede tot aan den dood volgen. Daar gij voor mij gestorven zijt, wil ik ook met u vereenigd sterven. Gij beveelt mij , dat ik u liefhebbe; zie, ik wensch ook niets anders dan u te beminnen. O mijn Jesus! gij zijt en zult altijd het eenig voorwerp mijner liefde wezen. Sta mij slechts bij, opdat ik u getrouw blijve. Maria, mijne hoop ! bid Jesus voor mij.
Jesus wordt gekruist en sterft.
I. Punt. Zoo zijn wij dan op den Calvarie-berg aangekomen, waar zich de grootheid van Gods liefde tot den mensch vertoont, waar een God in eene zee van pijnen voor ons sterft! Als Jesus daar aangekomen was, trok men hem met geweld de kleederen uit, welke door het bloed aan zijn verscheurd ligchaam waren
342 godvruchtige oefekingen
vastgekleefd, en men wierp hem op het kruis. Het Lam Gods legde zich op zijn sterfbed, strekte zijne handen voor de beulsknechten uit en gaf zijn leven aan den eeuwigen Vader voor het heil dermenschen ten offer. Zie, reeds hebben zij Jesus aan het kruis genageld, reeds rigten zij het kruis op. Zie, beminde ziel! hoe uw Zaligmaker aan drie dikke nagels hangt, zie hoe hij aan het schandhout vastgehecht is, waar hij geen oogenblik rust vindt. Nu tracht hij op zijne handen, dan op zijne voeten te steunen; doch waar hij ook steunt, het vermeerdert slechts zijne smarten.
Aaiidoeiiin^en.
O mijn Jesus, welk eenen bitteren dood moet gij ondergaan! Op het kruis lees ik deze woorden: „Jesus van Nazareth, Koning der Joden.quot; (Joan. 19.) Maar ach, buiten dit opschrift, waarmede men u bespot, ziet men niets wat uwe koninklijke waardigheid aanduidt. Waarlijk geven deze troon van smarten, deze doorboorde handen, dit verwond hoofd, dit verscheurde ligchaam te kennen, dat gij een koning zijt, maar een koning van liefde. Vol medelijden nader ik tot u, o mijn Jesus! om uwe gewonde voeten te kussen. Ik omhels het kruis, waaraan gij als een slagtoffer dei-liefde hebt willen sterven. Ach, mijn Jesus! wat ware er van mij geworden, zoo gij niet voor mij aan de goddelijke regtvaardigheid voldaan hadt ? Ik dank en bemin u alleen.
II. Punt. Toen Jesus aan het kruis hing, vond hij niemand, die hem troostte; onder degenen, die om hem stonden, lasterden hem sommigen, en anderea bespotten hem, zeggende: „ Zoo gij de Zoon Gods zijï, kom af van het kruis. — Hij heeft anderen geholpen
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER. 343 en zich zeiven kan hij niet helpen.quot; (Mat,th. 27.) Ja, zelfs bij diegenen, die met hem gekruist werden, verwekte hij geen medelijden, want een der misdadigers, die daar hingen, lasterde hem. (Luc. 23.) Het is waar, ook Maria was ouder het kruis en stond\' haren stervenden Zoon bij; maar in plaats van hierdoor getroost te worden, vergrootte het aanzien zijner bedrukte Moeder zijne pijn nog meer: want hij wist, welke smarten Maria uit liefde tot hem moest verdragen. — Onze goddelijke Verlosser dan, geenen troost op aarde vindende, wendt zich tot zijnen hemelsehen Vader in den Hemel; maar ach! de eeuwige Vader zag hem beladen met al de zonden der menschen, waarvoor hij moest voldoen, en sprak derhalve: Neen, mijn liefste Zoon! ik kan u niet troosten, ik moet u aan uw lijden overlaten, ik moet u ongetroost lateu sterven. Toen riep Jesus uit: „Mijn God! Mijn God! waarom hebt gij mij verlaten?quot; (Matth. 27.)
Aandoeningpii.
Ach , nujn Jesus! hoe bedroefd en ellendig hangt gij aan het kruis! O hoeveel redenen hebt gij niet om treurig te zijn, wanneer gij overdenkt, dat gij alleen hierom zooveel lijdt, opdat u de nienscheu zouden beminnen. O sehoone vlammen van liefde! gij, die het leven van eeneu God verteerd hebt, verteert ook in mij alle aardsche genegenheid, en maakt dat mijn hart alleen voor zijnen God brande, die voor mij den veraohtelijkeu kruisdood heeft willen sterven. Maar, hoe is het mogelijk, mijn Jesus! dat gij voor mij hebt willen sterven, daar gij toch de beleedigingen voorzaagt, die ik u zoude aandoen? wreek u nu op mij, doch wreek u op eene wijze, die mij tot zalig-
344 godvruchtige oefeningen
heid verstrekt: verleen mij zulke smart over mijne zonden, dat ik altijd met leedwezen aan de beleedi-gingen denke, welke ik u heb aangedaan. Komt, gij geeselen! gij doornen! kom, o gruwzaam kruis! dat mijnen Zaligmaker zoo afgrijselijk gepijnigd hebt ; komt en doorwondt mijn hart, en maakt, dat ik altijd aan de liefde denke, welke Jesus mij heeft toegedragen. Maak mij zalig, o mijn Jesus! en geef mij dan ook de genade, om u te beminnen, want uwe liefde is mijne zaligheid.
III. Punt. Als nu onze goddelijke Verlosser den dood nabij was, riep hij met eene stervende stem: „Het is volbragt!quot; (Joan. 19.) als of hij zeide: Ziet, menschen, alles is volbragt, uwe verlossing is voltrokken; bemint mij dan, want ziet, ik heb niets meer kunnen doen om van u bemind te worden. O mijno ziel! zie, hoe uw Jesus sterft. Zie, hoe zijne oogen verduisteren, hoe zijn gelaat geheel verbleekt, hoe zijn hart nog maar langzaam klopt, hoe zijn heilig ligchaam zich reeds stervende uitrekt. Zie hoe zijne gezegende ziel op het punt is om zijn heilig ligchaam te verlaten. Daar wordt plotseling de zon verduisterd, de aarde beeft, daar openen zich de graven, ten teeken, dat de Schepper van het Heelal gaat sterven. Zie, hoe Jesus, na zijne heilige ziel aan den eeuwigen Vader te hebben aanbevolen, eenen diepen zucht loost, hoe hij vervolgens zijn hoofd buigt tot een teeken dat hij zelf zijn leven aan God ten offer opdraagt, welke offerande hij nu voor onze zaligheid vernieuwt; zie, hoe hij eindelijk door de hevige smarten sterft en zijnen geest in de handen zijns geliefden Vaders overgeeft.
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER. 345
Anndoeningen.
Treed nader tot bij het kruis, beminde ziel! omarm de voeten van uwen overledenen Vorst, en gedenk, dat Jesns uit liefde tot u gestorven is. Ach, mijn Jesus! waartoe heeft uwe liefde tot mij u ge--bragt! wie heeft meer dan ik, de vruchten van uwen dood genoten? O mijn Jesus! laat mij beseffen hoe groot de liefde moet zijn, die eenen God bewoog om voor mij te sterven, opdat ik in het vervolg niets anders meer beminne dan u alleen. Ik bemin u, mijn hoogste goed, waarachtige beminnaar mijner ziel! in uwe handen beveel ik mijnen geest. Laat mij, door de verdiensten van uwen dood, alle aardsche liefde verzaken, daar gij alleen liefde verdient. Maria, mijne Moeder! bid Jesus voor mij.
Leve Jesus, onze liefde! leve Maria, onze hoop!
Mijn gekruisigde God, verwond Hart van mijnen Jesu^! laat mijn hart aan uwe zijde rusten.
lol de vijf wonden van den gekruisigden Jesns.
1. Mijn Heer Jesus Christus! ik aanbid de wonde van uwen regtervoet; ik dank u, dat gij dezelve voor mij hebt willen ontvangen, onder zulke hevige smarten en met zulke groote liefde. Ik heb medelijden met uwe smarten en met de smart uwer bedroefde Moeder. Door de verdiensten dezer heilige wonde bid ik u om vergiffenis mijner zonden; ik beween die van ganscher harte en meer dan alle kwaad, omdat ik u, de oneindige goedheid, daardoor beleedigd heb. Smartvolle Moeder Gods! bid Jesus voor mij.
346 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader, enz.
2. Mijn Heer Jesus Christus! ik aanbid de wonde van uwen linkervoet; ik dank u, dat gij deze voor mij hebt willen lijden, onder zulke hevige smarten en met zulke groote liefde. Ik heb medelijden met uwe smart en met de smart uwer bedroefde Moeder. Door de verdiensten dezer heilige wonde bid ik u, dat gij mij de kracht wilt verleenen om in het toekomende nooit meer in doodzonde te vallen, maar tot aan deu dood toe in Gods genade te volharden. Bedrukte Moeder Gods! bid Jesus voor mij.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie enz.
3. Mijn Heer Jesus Christus! ik aanbid de wonde van uwe linkerhand ; ik dank u, dat gij dezelve voor mij hebt willen lijden , onder zulke hevige smarten en met zulke groote liefde. Ik heb medelijden met uwe smarten en met de smart uwer bedroefde Moeder. Door de verdiensten vau deze heilige wonde bid ik u, dat gij mij van de hel wilt bevrijden, welke ik zoo dikwijls verdiend heb en waar ik u niet meer zoude kunnen beminnen. Bedrukte Moeder Gods! bid Jesus voor mij.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie enz.
4. Mijn Heer Jesus Christus! ik aanbid de wonde van uwe regterhaud; ik dank u, dat gij dezelve voor mij hebt willen lijden, onder zulke hevige smarten en met zulke groote liefde. Ik heb medelijden met uwe smarten en met de smart uwer bedroefde Moeder. Door de verdiensten dezer heilige wonde bid ik u, dat gij
TOT BEN LIJDENDEN ZALIGMAKER. 347
mij de glorie des hemels wilt verleeneu, waar ik u volkomener uit al mijne krachten zal beminnen. Bedrukte Moeder Gods ! bid Jesus voor mij.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie enz.
5. Mijn Heer Jesus Christus! ik aanbid de wonde van uwe heilige zijde; ik dank u dat gij, zelfs nog na uwen dood, deze beleediging hebt willen verdragen en wel met de grootste liefde, ofschoon zij n geen pijn meer veroorzaken konde. Ik heb ook medelijden met uwe bedroefde Moeder, die er toen de smart alleen van ondergaan moest. Door de verdiensten dezer heilige wonde bid ik u, dat gij mij uwe heilige liefde wilt schenken, opdat ik u hier op aarde beminne, om u hierna van aanschijn tot aanschijn de geheele eeuwigheid door, te kunnen beminnen. Bedrukte Moeder Gods! bid Jesus voor mij.
] Onze Vaier, 1 Wees gegroet, 1 Glorie enz.
OVEK WEGINGEN
VOOB DE
TOT HET
Korte bemerkingen over de godsvruolit.
De voornaamste godsvrucht voor een Christen blijft toch altijd de liefde tot Jesus Christus, dat men namelijk dikwijls nadenkt, hoezeer ons deze liefderijke Zaligmaker bemind heeft en hoe innig hij ons nu nog bemint. Met regt beklaagt zich een godvruchtig schrijver daarover, dat vele menschen allerlei oefeningen van godsvrucht behartigen, en de godsvrucht tot Jesus veronachtzamen ; dat vele predikanten en biechtvaders over alles weten te redeneren, maar dat zij weinig van de liefde tot Jesus Christus spreken, die toch de voornaamste godsvrucht voor eenen Christen zou moeten zijn.— Daarom moesten dan ook predikanten en biechtvaders niets meer ter harte nemen, dan hunne toehoorders en biechtkinderen zonder ophouden deze gods-
NEGENDAAGSCHE GODSVRUCHT , ENZ. 349 vrucht in te boezemen en de liefde tot Jesus Christus in hen te ontvlammen: maar dewijl men dit veronachtzaamt , komt het, dat menige ziel op den weg der deugd niét alleen geringen voortgang maakt, maar dat zij altijd dezelfde zonden begaat en dikwijls zelfs in doodzonde valt. Dat komt zeker alleen daardoor, omdat men niet aangemoedigd wordt en terzelfder tijd er ook niet aan denkt om de liefde tot Jesus te bekomen, die toch de gouden keten is, welke de ziel met God vereenigt. De Zoon Gods is alleen daarom in de wereld gekomen, om bemind te worden.„Zie ik ben het vuur op de wereld komen brengen, en wat wil ik anders dan dat liet brande?quot; (Luo. 13.) De eeuwige Vader heeft daarom zijnen Zoon in de wereld gezonden, om zijne liefde te toonen en ons daardoor tot wederliefde te bewegen, en God zelf geeft ons de verzekering, dat hij ons beminnen zal, naarmate wij Jesus Christus beminnen: „De Vader zelf bemint n, omdat gij mij bemind hebt.quot; (Joan. 16.) God geeft ons zijne genade, indien wij hem in den naam van Jesus daarom bidden: „ Indien gij den Vader in mijnen naam om iets bidt, zoo zal hij het u geven.quot; (Joan. 1G.) Ja, hij ontvangt ons dan slechts in den hemel, als ons leven aan het leven van Jesus gelijkvormig is : „ Die hij voorgekend heeft, heeft hij voorbestemd, om aan het beeld van zijnen Zoon gelijkvormig te worden.quot;(Kom.S. 29.) Maar wij zullen nooit zeker aan Jesus Christus gelijkvormig worden, indien wij dit niet wenschen en indien wij niet dikwijls nadenken , hoe groot de liefde van J esus tot ons geweest is.
In het leven van de Zal. Margaretha Alaooque, van
350 NBDENDAAGSCHE GODSVRUCHT
de orde der Visitatie, wordt verhaald, dat de Zaligmaker haar geopenbaard heeft, dat hij wilde, dat men in onze laatste tijden, in de heilige Kerk het feest van het allerheiligste Hart van Jesus zoude instellen en deze godsvrucht verbreiden, opdat de deugdzame menschen door hunne aanbidding en door huune liefde-bewijzen , de beleodigingen zouden kunnen herstellen, die zijn heilig Hart van de ondankbaren bijzonder dan te lijden heeft, wanneer hij in het Hoogwaardigste op onze altaren uitgesteld is. Er wordt nog in het leven van dezelfde kloosterlinge, hetwelk de bisschopLau-guet van Sens beschreven heeft, verhaald, dat, als zij eens voor het allerheiligste Sacrament bad, Jesus haar zijn Hart toonde op een vlammenden troon, gekroond met doornen en boven hetzelve een kruis, en dat hij haar zeide; Beschouw dit Hart dat de menschen zoo zeer bemind heeft, dat het alles voor hen gedaan, ja dat het zelfs, om hun een bewijs zijner liefde te geven, zich zeiven heeft willen opofferen. Maar beschouw ook, dat het, tot loon voor de groote liefde, van het meeren-deel der menschen niet dan ondankbaarheid en verachting in dit Sacrament van liefde te lijden heeft. Doch wat mij de grootste smarten veroorzaakt, voegde hij er bij, is, dat harten, die mij toegewijd zijn, mij op zulke wijze behandelen. Daarop beval haar de Heer, dat zij moest zorgen, dat op den eersten vrijdag na het octaaf van H. Sacramentsdag, een bijzonder feest ingesteld werd, om zijn goddelijk Hart te vereeren. en dit om drie oorzaken: 1. opdat de geloovigenhem zouden danken voor liet grootste gescheiA, dat hij hun
TOT HET H. HART VAN JESUS. 351
in liet allerh. Sacrament des Altaars op de aarde nagelaten heeft; 2. opdat de zielen, die hem beminnen, door hare aanbidding en hare liefdebewijzen de verachting en mishandelingen, die Jesus in dit Sacrament van de zondaars lijden moet, zouden vergoeden; en 3. opdat men door de bijzondere eer die men hem betoont, op zekere wijze zoude herstellen, dat hij in zoo vele kerken te weinig geëerd en aanbeden wordt. Eindelijk beloofde Jesus, dat hij de schatten, die in zijn H. Hart verborgen zijn, rijkelijk aan degenen, die hem vereeren zullen, zal uitdeden en zulks bijzonder op dezen feestdag en telkens als men hem in het allerheiligste Sacrament des Altaars bezoekt. Zoo is dan godsvrucht tot het heilige Hart van Jesus niets anders dan eene oefening van liefde tot een zoo liefderijken God.
Maar wat is nu het voorwerp dezer godvrucht ? Het onzigtbare voorwerp derzelve is de liefde, die in het Hart van Jesus tot de menschcu ontstoken is en zulks om daze reden, dewijl men het hart als de zetel der liefde beschouwen moet, gelijk men dit uit de volgende teksten der H. Schriftuur zien kan. „ Mijn zoon, geef mij uw hart.quot; (Spr. 23.) „Mijn hart en mijn vleesch verheugen zich in den levenden God.quot; (Ps. 83.) „God mijns harten en mijn deel is God in eeuwigheid.quot; (Ps.) „Do liefde Gods is in onze harten uitgestort door den H. Geest, die ons gegeven is.quot; (Rom. 5.) Het zigtbare voorwerp van deze godsvrucht is het allerheiligste Hart van Jesus niet in zich zelf alleen beschouwd, maar met de allerheiligste menschheid en te gelijk ook met den tweeden godde-
352 nesendaagsche godsvrucht
lijken Persoon, het eeuwig Woord verbonden.
Deze godsvrucht verbreidde zich in korten tijd zoo zeer, dïTt behalve, dat zij in vele vrouwenkloosters ingevoerd is, men reeds met inwilliging der geestelijke overheid meer dan 400 broederschappen, ter eere van het allerheiligste Hart van Jesus, (op het einde van de achttiende eeuw) opgerigt had, en zulks met alleen in Frankrijk, Savoije, België, Duitschland en Italië, maar ook in de Missiën bij de ongeloovigen. De Roomsche Stoel heeft aan deze broederschappen vele aflaten verleend, en toegelaten, kapellen en kerken ter eere van het Hart van Jesus te bouwen.
EERSTE OVERWEGING.
jesus beminnenswaardig hart.
Hij, die zich in alles, liefderijk toont, wordt noodzakelijker wijze bemind. O, indien wij toch ter harte namen, altijd meer te leeren kennen, om hoe vele redenen Jesus onze liefde verdient, zeker zouden wij ons allen in de gelukkige noodzakelijkheid bevinden, van hem te moeten beminnen. Waar konde men ook wel een beminnenswaardiger hart, dan het Hart van Jesus vinden? zijn Hart is geheel rein, gansch van liefde tot God en tot de menschen vervuld: want Jesus verlangt niets dan de eer van zijnen hemelschen Vader en onze zaligheid. Dit is het Hart, in hetwelk God zijne vreugde, zijn welbehagen vindt. In dit Hart heerschen alle volmaaktheden, alle deugden. Daar vindt men een gloeijende liefde tot God den
TOT HET H. HAKT VAN JESUS. 353
Vader, de diepste ootmoedigheid en eerbied, die men zich verbeelden kan, alsmede de diepste schaamte over onze zonden, die Jesus op zicli genomen had, en ter zolfder tijd het kinderlijk vertrouwen van eenen teeder beminden Zoon. In het Hart van Jesus vindt men den grootsten afschrik van onze zonden en tevens liet innigste medelijden met onze ellende, de schromelijkste pijnen verbonden met de volmaaktste overgeving aan don goddelijken wil; zoo vinden wij dan in dit wonderbaar en heilig llart alle beminnenswaardigheid die men zich voorstellen kan. Eenige menschen beminnen hunnen naaste, omdat hij schoon, of omdat hij onschuldig is, of wel omdat zij aan zijnen omgang gewoon zijn, of omdat hij deugdzaam is; maar indien er nu een persoon ware, in welke men al deze schoone eigenschappen en nog duizend andere vereenigd vond, zou het wel mogelijk zijn hem niot te beminnen! Indien wij vernamen, dat in een afgelegen land, een vorst leefde, die schoon, ootmoedig, vriendelijk, deugdzaam, vol liefde en milddadigheid was, en die zelfs het kwaad met goed vergold, zonder twijfel zouden wij hem, ook zonder hem te kennen of zelfs zonder van hem gekend te zijn, en zelfs zonder hoop van hem ooit te kennen, beminnen, zekerlijk zouden wij hem, zonder het te willen, ons hart schenken. Hoe is het dan toch mogelijk, dat Jesus Christus, die al deze deugden bezit en dat op de volmaaktste wijze, en die ons te gelijker tijd zoo teeder bemint, — hoe is het toch mogelijk, dat Jesus slechts weinig door de menschen bemind wordt, dat hij niet het eenig voorla 33
354 negendaagsche godsvrucht
werp hunner liefde is, o mijn God! en Jesus,dieal-leen waarachtig beminnenswaardig is, en die ons zoo vele bewijzen zijner oneindige liefde gegeven heeft, hij alleen, als ik zoo spreken mag, heeft het geluk niet, dat hij door ons bemind wordt, even als of hij onze wederliefde niet verdiende! Dit maakte, dat de H. Kosa van Lima, Catharina van Genua, de H. Teresia, Magdalena van Passis van droefheid moesten weenen en vol smart uitriepen; „De liefde wordt niet bemind, ach, de liefde wordt niet bemind !
Gevoelens en (webeden.
O mijn beminnenswaardige Verlosser! zoude de eeuwige Vader mij wel een waardiger voorwerp hebben kunnen doen beminnen dan u t Gij maakt de schoonheid des hemels uit, gij zijt de beminde Zoon uws Vaders in uw hart bevinden zich alle deugden. O liet-derijk Hart van Jesus! gij verdient maar al te zeer de liefde aller harten: ach, arm en ongelukkig is het hart, dat u niet bemint! O mijn God! al dien tijd, dat ik u niet beminde, was ook mijn hart zoo ongelukkig; maar in het vervolg wil ik nooit meer m zulk een ongeluk leven. Ik bemin u, mijn Jesus! ik wil u altijd beminnen. O, mijn Zaligmaker .ik heb u vroeger schandelijk vergeten: welke straffen verdien ik daarom niet? verdient mijne ondankbaarheid niet, dat gij mij ook vergeet, dat gij mij ook verlaat. Neen, neen, mijn allerliefste Zaligmaker . duld dit met. Een God bemint u, en een ellendige zondaar geluk ik dien gij met zoo groote weldaden overladen nept, dien gij zoo innig bemint, zou u niet beminnen? O eii schoone vlammen van liefde, die in het liefderijk Hart van mijnen Jesus brandt! komt en ontsteekt ook in mijn arm hart dit heilig en goddelijk vuur, dat Jesus bewoog uit den hemel neder te dalen, om liet
TOT HET H. HART VAN JE3US. 355
op de aarde te ontsteken. Verbrijzelt en vernietigt alle onreine neigingen, die in mijn hart opwellen, en die het beletten, u, o mijn Jesus! geheel toe te behooren. Maak, o mijn God! dat ik alleen leve om u te beminnen, — u alleen, mijn geliefde Zaligmaker! Indien ik u ook eenen tijd lang veracht heb, zoo zult gij toch van nu af het eenige voorwerp mijner liefde wezen. Ik bemin u, ik wil niets anders beminnen dan u alleen. O mijn lieve Jesus! versmaad niet de liefde van een hart, dat u een tijd lang bedroefd heeft. Het strekt tot uwe eer aan de Engelen te laten zien, dat een hart, hetwelk u eertijds schuwde, en zelfs belee-digde, van liefde tot u brandt. Allerheiligste Maagd Maria! gij zijt mijne iioop, sta mij bij; bid Jesus, dat hij mij door zijne genade zoo verandere, gelijk hij mij hebben wil.
JESUS LIErDEEIJK HART.
Konden wij, arme menschen, toch begrijpen, hoe het Hart van Jesus uit liefde tot ons brandt! Hij heeft ons zoo zeer bemind, dat, indien ook alle menschen op aarde, alle Engelen en Heiligen hunne krachten vereenigden om ons te beminnen , zij toch niet het duizendste deel der liefde, die Jesus ons toedraagt, bereiken zouden. Hij bemint ons oneindig meer dan wij ons zeiven; hij heeft ons bovenmate bemind : „ Zij zeiden dat het bovenmate was, hetgeen liij te Jeruzalem zou vervullen.quot; (Luc. 9. 13.) Is er ook wel ceue grootere overmaat van liefde, dan dat oen God voor zijn schepsel sterft ? Hij heeft ons tot op het uiterste bemind; „Daar hij de zijnen beminde, zoo beminde hij ze tot het einde toe.quot; (Joann. 13.1.) Nadat ons
356 NEGENDAAGSCHE GODSVKÜCHT
Jesus reeds door de gelieele eeuwigheid bemind had , omdat er geen oogenblik in dezelve was, waarop hij niet aan ons dacht, en op welk hij niet een ieder van ons beminde.— „Met eene eeuwige liefde heb ik u bemindquot; — zoo heeft hij toch uit liefde tot ons willen mensch worden , een smartvol leven en den dood aan het kruis willen lijden; hij heeft derhalve ons meer bemind dan zijne eer, dan zijne rust, dan zijn leven, dewijl hij dit alles opgeofferd heeft om ons de liefde, die hij ons toedraagt, te kennen te geven. Is dit dan geene overmaat van liefde, welke de Engelen in den Hemel, de altijddurende eeuwigheid door bewonderen zullen ? Maar de liefde heeft, onzen Zaligmaker ook nog bewogen in het allerheiligste Altaarsacrament, als op eenen troon van liefde bij ons te blijven; daar vinden wij hem, ondor dc gedaante van een weinig brood, in een ciboriuni ingesloten, en het schijnt, als of hij zijne goddelijke heerlijkheid geheel vernietigt en dat hij daar zonder het gebruik zijner zinnen is, het schijnt als of hij daar niets anders doet dan de menschen beminnen. quot;De liefde maakt, dat men de gedurige tegenwoordigheid van het geliefde voorwerp wensoht; deze liefde en deze wensch waren dan ook de oorzaak, waarom Jesus onder ons in het allerheiligste Sacrament des Altaars wilde blijven.
De dertig jaren , die Jesus op de aarde meï de menschen leefde, schenen aan dezen liefdevollen Zaligmaker een te korte tijd, en daarom meende hij het grootste aller wonderen te moeten uitwerken, namelijk de instelling van het allerheiligste Sacrament,
TOT HET H. HART VAN JESUS. 357
om ons zijn verlangen van altijd bij ons te blijven te kennen te geven. Maar het werk der verlossing was toch reeds geheel volbragt, de inenschen waren toch reeds weder met God verzoend, waarom wilde Jesus dan in dit Sacrament op de aarde blijven ? Hij blijft, omdat hij zich niet van ons kan scheiden, omdat, gelijk hij zelf zegt, hij zijne vreugde met demenschen vindt. Deze liefde heeft hem bewogen zelf een spijs onzer ziel te worden, om zich met ons te kunnen vereenigen, en om uit zijn en ons hart één hart te kunnen maken: „Wie mijn vleeseh eet, blijft in mij, en ik in hem.quot; (Joan. 6.) O wonder, overmaat der goddelijke liefde! — Een groot dienaar Gods plagt te zeggen: Indien iets mijn geloof aan het geheim van het allerheiligste Sacrament konde doen wankelen, zoo ware dit niet de twijfel aan de mogelijkheid, dat liet brood het vleeseh van Ghristus worde, noch de twijfel aan de mogelijkheid, dat Jesus te gelijker tijd op meerdere plaatsen tegenwoordig zij, of dat hij zich in eene zoo kleine ruimte bevinde: want op deze twijfelingen zoude ik terstond antwoorden, dat God alles kan; maar als men mij vraagt hoe het toch mogelijk is, dat God de menschen zoo zeer bemint, dat hij zelfs hunne spijs heeft willen worden, dan blijft mij geen antwoord over , dan dat dit eene geloofswaarheid is, die mijn verstand te boven gaat, en dat de liefde van Jesus onbegrijpelijk is. O liefde van mijnen Jesus! maak, dat de menschen u kennen, dat zij n beminnen.
NEGENDAAGSCHE GODSVHUCHI
(•rvoelrns en Gebeden.
O alleraanbiddelijkst Hart van mijnen Jesus! Hart, brandende van liefde tot de mensehen! O Hart, geschapen om de mensehen te beminnen! hoe is het toeh mogelijk, dat zij u verachtenV Ach, ik ongelukkige ! ik ben ook een der ondankbaren geweest, die u niet weten te beminnen. Vergeef mij, o mijn Jesus ! deze mijne groote zonde van u niet bemind te hebben, daar gij toch zoo beminnenswaardig zijt ^ en daar gij mij toeh zoo zeer bemind hebt, dat gij niets meer voor mij kondet doen om mij tot wederliefde te bewegen. Ik erken het, dat, dewijl ik zoo lang uv\'e liefde veracht heb, ik niet meer verdien u te mogen beminnen. Maar neen, neen, mijn allerliefste Zaligmaker ! straf mij gelijk gij wilt, doch niet op die wijze. Geef maar, dat ik u beminne, en straf mij dan gelijk het u behaagt! Maar, hoe zou ik toch eene zoo schromelijke straf kunnen duchten, daar gij zelf mij het zoetste gebod geeft, u, mijnen Heer en mijnen God, te beminnen; ,, Gij zult uwen Heer en uwen God uil, geheel uw hart beminnen.quot; Ja, mijn God, gij zelf verlangt, dat ik u beminne. Zie, ik wil u beminnen, zie, ik wil niets beminnen dan u alleen, die mij maar al te zeer bemind hebt. O liefde van mijnen Jesus! Gij zijt het eenigste voorwerp mijner liefde; o van liefde brandend Hart van mijnen Jesus! ontvlam ook mijn hart. Laat niet toe, dat ik in het vervolg nog ooit, al ware het ook maar één oogenblik, leve zonder u te beminnen, ik bid u, dat gij mij veeleer wilt laten sterven, ja zells vernietigen, dan zulk een oogenbkk toe te laten. O mijn God! laat de wereld niet getuige zijn van eene zoo schrikkelijke ondankbaarheid, te weten: dat ik, dien gij zoo zeer bemint, dien gij zoo groote genade, zoo groote gunsten bewezen hebt, op nieuw uwe liefde verachte. Neen, mijn Jesus! duld dit niet. Om het bloed, dat gij voor mij vergoten hebt, hoop
358
TOT HET H. HART VAN JESUS. 359
ik, dat ik u altijd beminnen zal, en dat gij ook mij altijd beminnen zult, en dat onze wederzijdsche liefde in eeuwigheid niet zal ophouden. O Moeder der schoone liefde, allerzaligste Maagd Maria, die zoo zeer wenscht, dat uw Jesus bemind worde; bind, hecht mij aan uwen Zoon, ja vereenig mij zoo naauw met hem, dat ik nooit meer van hem moge gescheiden worden.
JESUS LIEFDE-VERLANGEND HART.
Jesus kan ons ontberen, hij blijft met en zonder onze liefde even gelukkig, even rijk, even magtig; en toch zegt de H. Thomas: „ Daar Jesus ons bemint, verlangt hij zoo zeer, dat wij hem beminnen, als of de menseh zijn God ware, en als of zijne zaligheid van de menschen afhing.quot; Dit verwonderde den H. man Job zoo zeer dat hij uitriep; „Wat is de mensch, dat gij hem zoo groot acht, of waarom hecht gij uw hart aan hem? (Job 7.) Hoe! een God wenscht eu zoekt zoo vurig de liefde van eeneu ellendigen aardworm ? Reeds zou het eene groote genade geweest zijn, indien God ons maar enkel toegelaten had hem te beminnen. Indien een onderdaan tot zijnen koning zeide: Heer, ik bemin u, zou men hem zeker voor een onbeschaamd mensch houden. Maar wat zou men zeggen, zoo de koning aan den onderdaau zeide: Ik wil, dat gij mij bemint. De koningen dezer wereld vernederen zich niet zoo zeer; maar Jesus, de Koning des Hemels, bidt ons vurig dat wij hem beminnen; „Gij zult den Heer, uwen God, uit geheel uw hart beminnen.quot; Hij wenscht innig, dat wij hem ons hart
360 negendaagsche godsvrucht
scüenken; „Geef, mijn zoon, geef mij uw hart.quot;En indien eene ziel hem ook uit haar verdrijft, zoo ver-laat hij ze echter nog niet; neen, hij blijft voor de deur van haar hart staan en roept en klopt om ingelaten te worden: „Ik sta voor de deur en klop aan.quot;
(Openb. 3.) Hij bidt de ziel om toch open te doen, en hij noemt haar zijne zuster, zijne bruid; „ Doe open, mijne zuster, mijne bruid.quot; (Hoog. 6.) Met één woord, hij vindt zijne vreugde in de liefde, die wij hem toedragen , en het is voor hem eene vertroosting als eene ziel dikwijls uitroept; O mijn God! mijn God\'.ik bemin u. Dit alles is de werking dor groote liefde, die God ons toedraagt; wie bemint, wensehtnoodzakelijk wederliefde; het hart verlangt het hart; liefde zoekt liefde. „ Waarom bemint God dan ? om bemind te worden,quot; \'zegt de H. Bernardus. En God zelf heeft dit gezegd; „Wat verlangt de Heer, uw God van u? dat gij hem vreest en bemint.quot; (Deut. 10.) Daarom leert hij, dat hij die Herder is, die, na hel verloren schaap gevonden te hebben, allen tot zich roept, opdat zij zich met hem verheugen zouden; „Verheugt u met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was. (Luc. 15.) Hij leert, dat hij die huisvader is, die, toen de verloren zoon tot hem kwam, hem niet alleen vergeving schonk, maar hem zelfs teeder omarmde. Ja, hij leerde zelfs, dat, wie hem niet bemint, tot den eeuwigen dood zal veroordeeld worden; „Wie niet bemint, dis blijft in den doodquot; (Joan. 3.); en dat hij integendeel dien, welke hem bemint, bij zich behoudt en hem als zijn eigendom aanziet; „Wie in de liefde blijft, die
TOT HET H. HAKT VAN JESUS. 361
blijft iu God en God in hem.quot; (I. Joan. 4.) Zullen dan zoo vele beden, zulke vurige verlangens, zulke schrikkelijke bedreigingen, zulke schoone beloften ons niet bewegen om eenen God te beminnen, die zoo zeer wenscht door ons bemind te worden ?
C»evoelens en Cüeheden.
Gij beveelt mij, mijn allerliefste Verlosser! zeg ik u met den H. Augustinus, dat ik u beminne, en gij dreigt mij met de hel, indien ik u niet bemin. Maar kan er wel eene sehromelijker hel zijn, kan er wel een grooter ongeluk over mij komen, dan van uwe liefde beroofd te zijn? Wilt gij mij dan vrees aanjagen, zoo dreig mij met het gevaar dat ik voortaan leven zou zonder u te beminnen; deze bedreiging zal mij grooteren angst geven dan duizend hellen! Indien de verdoemden, o mijn God! in het midden van het helsehe vuur, van liefde tot u branden konden, zoo zou de hel voor hen in eenen hemel veranderen. Zoo, integendeel, de gelukzaligen in den hemel aan uwe liefde verzaken moesten , zou de hemel zelf voor hen eene hel worden. (H. Augustinus.)
Ik erken, o mijn allerzoetste Jesus! dat ik om mijne zonden verdiend heb van uwe genade beroofd en veroordeeld te worden, u niet meer te beminnen; maar ik weet ook, dat gij evenwel voortgaat met te bevelen u te beminnen; ik gevoel te gelijker tijd in mij eenen levendigen wensch om u te beminnen. Die wenseh is een geschenk uwer genade. O mijn God! verleen mij de kracht, dat ik hem in het werk stelle, en maak, dat ik u van nu af regtzinnig en uit geheel mijn hart zeggen kunne en dat ik dikwijls herhale; Mijn God, ik bemin u, ik bemin u, ik bemin u\' Gij wenscht dat ik u beminne, en ook ik, ik wil u beminnen; vergeef mij dan, o mijn Jesus! alle beleedigingen, die ik u heb aangedaan, maak, dat wij in het toekomende
362 negendaagsche godsvkucht
altijd elkander beminnen: ik wil u nooit meer verlaten, verlaat ook gij mij niet. O gij zult mij altijd beminnen! O mijn geliefde Zaligmaker1 uwe verdiensten ziin mijne hoop! maak, dat ik u immer bemmne; maak, dat een zondaar, die u zoo dikwert beleedigd heeft, van liefde tot u ontvlamd worde. Onbevlekte Maagd Maria! help mij, bid Jesus voor mij.
VIERDE OVERWEGING.
jesus smartvol habt.
Het is niet mogelijk, indien men overweegt, hoe vele smarten het Hart van Jesus, uit liefde tot ons, zoo lang hij op aarde leefde, geleden heeft, dat men geen medelijden met onzen Zaligmaker zou gevoelen. Jesus zelf leert ons, dat zijn Hart met zoo groote droefheid vervuld was, dat deze alleen genoeg was om hem het leven te benemen, en hem van smart te dooden, indien de kracht zijner Godheid niet dooi een wonder zijnen dood belet had; „Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe.quot; (Mare. 14.) De groote smart voor het Hart van Jesus, was niet de gedachte aan de martelingen, die hem wachtten, nooh de belee-digingen, die hij van de menschen moest uitstaan: neen, het was het aanzien van den ondank, met welken de menschen zijne oneindige liefde zouden vergelden. Jesus voorzag duidelijk alle zonden, die wij, niettegenstaande al zijn lijden, niettegenstaande zijnsn zoo bitteren en verachtelijken dood, zouden begaan. maar in het bijzonder voorzag hij, hoe schromelijk de menschen zijn aanbiddenswaardig Hart, dat hij ons tot teeken zijner liefde in het allerheiligste Sacrament
TOT HET H. HART VAN JESUS. 363
zoude laten, beleedigen zouden. Ach, mijn God! hoe vele oneerbiedigheden heeft niet Jesus Christus, iu dit Sacrament van liefde, van de menschen moeten uitstaan? Zij hebben het op den grond in het slijk geworpen; zij hebben het met de voeten getreden om den duivel te verheugen, en evenwel konden deze zoo verachtelijke behandelingen hem niet terughouden, om dit groot onderpand zijner liefde hier op aarde te laten. Jesus haat bovenal de zonde, en evenwel schijnt het, als of zijne liefde tot ons grooter is dan zijn haat tegen de zonde; want hij wil liever zulke goddelooze beleedigingen uitstaan, dan de zielen, die hem beminnen, van dit goddelijk voedsel berooven. Zal dan toch dit alles ons niet bewegen, dit Hart te beminnen, hetwelk ons zoo zeer bemind heeft? Heeft Jesus Christus misschien nog niet genoeg gedaan, om onze liefde te verdienen? Willen wij, ondankbaren, ook nog in het vervolg onzen Jesus op het Altaar alleen laten, gelijk het de meeste menschen doen ? Willen wij ons niet liever met de weinige godvruchtige zielen vereenigen, die het Hoogwaardigste omgeven, en van liefdevlammen verteerd worden ? Het Hart van Jesus verteert zich aldaar uit liefde tot ons, en wij zouden in zijne tegenwoordigheid niet van liefde tot hem branden!
Oevoolen» en (ieboden.
O mijn aanbiddenswaardigste, mijn allerliefste Jesus! zie hier voor uwe voeten eenen armen zondaar, die zoo dikwijls uw allerliefderijkst Hart bedroefd heeft. O mijn God! hoe is het toch mogelijk, dat ik dit
304 NEGENDAAGSCHE GODSVKTJC1IT
Hart bedroefd heb, dat mij zoo vurig bemint, cn dat niets gespaard beeft om mij tot wederliefde te bewe-o-en. Maar troost u, mijn Zaligmaker! (Laat toe dat fk zoo spreke) want zie, mijn arm hart, dat door uwe genade tolr wederliefde ontstoken is, gevoelt zoo groote droefheid over de beleedigingen, dieikuaan-gedaan heb, dat ik van droefheid zou kunnen sterven, ü Jesus! had ik toch eene droefheid over mijne zonden, gelijk de smarten, die gij daardoor in uw leven geleden hebt! Eeuwige Vader! ik offer u de pijnen en den afschrik op, die uw Zoon om mijne zondea geleden heeft, en even zoo bid ik u, mij eene zoo groote droefheid over de beleedigingen, die ik u aangedaan heb, in te boezemen, dat ik mijn leven ia leedwezen en tranen doorbrenge, altijd denkende, dat er een tijd was op welken ik uwe vriendschap verachtte. En gij, o mijn geliefde Jesus! geef mij van nu af eenen zoo grooten haat der zonde, dat ik zells van de kleinste onvolmaaktheden eenen afschrik hebbe, want dit alles mishaagt u, en gij hebt niet verdiend, dat men u in kleine of groote dingen beleedige: neen, gij hebt integendeel oneindige liefde verdiend. Zie, mijn geliefde Zaligmaker! ik heb nu eenen afkeer van alles wat u mishaagt, en ik wil in het vervolg niets beminnen dan u,en hetgeen u behaagt. Sta mij bij, geef mij kracht, geef mij, o mijn Jesus! de genade, dat ik u altijd aanroepe, en dat ik altijd de volgende woorden herhale; O mijn Jesus, geef mij uwe liefde geef mij uwe liefde! En gij, o allerheiligste Maagd Maria, verkrijg mij de genade van altijd te bidden en onophoudelijk uit te roepen: Mijne moeder, maak dat ik Jesus beminne!
VIJFDE OVEllWEGING.
JESUS MEDELIJDEND HAKT.
Waar konden wij wel een mededoogender, een teeder-
TOT HET H. HAM VAN JESUS. 365
der, waar konden wij wel een hart vinden, dat grooter medelijden met onze ellende heeft, dan het Hart van Jesus Christus! Zijn medelijden met ons bewoog hem om uit den hemel op de aarde neder te dalen. Zijn medelijden deed hem zeggen, dat hij die goede Herder is, gekomen om het leven voor zijne schapen te geven. Om voor ons, zondaars, vergiffenis te bekomen, heeft hij zieh zeiven niet willen sparen, hij heeft zich zeiven aan het kruis willen opofferen, om door zijn lijden voor de straf, die wij verdiend hebben, te voldoen. Nu nog dwingen hem zijn medelijden en zijne barmhartigheid ons toe te roepen: „Waarom wilt gij sterven, o huis van Israël? Keer u tot mij, en leef.quot; (Ezech. 18. T3.) Hij roept ons toe: O gij, arme menschen, o mijne lieve kinderen, waarom vliedt gij mij, om eeuwig verloren te gaan? Ziet gij dan niet dat gij u in het eeuwig verderf stort, zoo gij u van mij verwijdert? Erkent toch, dat ik uwen ondergang niet wil; neen, mistrouwt mij niet; want zoo haast gij maar besloten hebt tot mij terug te keeren, ben ik bereid u het leven te geven; komt, en gij zult op nieuw het leven der genade bekomen : „ Keert u tot mij en leeft.quot; Dit medelijden doet hem ook heden nog roepen, dat hij de liefdevolle Vader is, die, alhoewel zijn zoon hem veracht , dezen toch niet van zich verstoot; neen, maar dat hij hem teeder omarmt, indien hij slechts vol leedwezen tot hem terugkeert, en dat hij alsdan alle be-leedigingen, die hij van hem heeft moeten uitstaan, vergeet. „ Ik zal al zijne misdaden niet meer gedenken.quot; De menschen doen het niet zoo, want, indien zij ook
366 KEGENDAAGSCHB GODSVRUCHT
vergeven, zoo vergeten zij toch de beleedigingen niet, die men hun aangedaan heeft, en zij bewaren in hun hart eene neiging tot wraak. En indien zij zich ook niet wreken, zoo veroorzaakt het hun toch een groeten tegenzin om met diegenen om te gaan, welke hen beleedigd hebben. Maar gij, o mijn Jesus !gij vergeeft den rouwhartigen zondaars, ja, gij schenkt hun zelfs u zeiven hier op aarde in do heilige Communie, en gij zult hen eens in den hemel aan uwe heerlijkheid deelachtig maken, zonder dat gij ook maar den kleinsten tegenzin gevoelt om met de zielen, die u zoo zeer beleedigd hebben, voor de altijddurende eeuwigheid vereeuigd te blijven. Wuar zou men dan toch, o mijn allerliefste Zaligmaker! een liefelijker , een me-dedoogender hart dan het uwe kunnen vindon?
Gevoelens en Gebeden.
Medelijdend Hart van mijnen Jesus! heb modelijden met mij. ü allerzoetste Jesus! ontferm u mijner, geef -mij de genade, dat ik u altijd aanroepe; O zoetste Jesus! ontferm u mijner. Zelfs eer ik u beleedigd had, verdiende ik zeker niet ééne van al die groote gena-den, die gij mij verleend hebt; gij hebt mij geschapen, gij hebt mij zoo vele verlichtingen gegeven en dit alles zonder mijne verdiensten. Maar na u beleedigd te hebben, heb ik niet alleen geene gunsten verdiend, neen, maar ik heb de hel verdiend, ik heb verdiend, om voor eeuwig van u verwijderd te worden. Uwe barmhartigheid heeft u bewogen, mij wederom in uwe genade aan te zien; mij, nadat ik in uwe ongenade geval-was weer in het leven terug te roepen. Uwe barmhartigheid heeft mij verlicht, heeft mij vergiffenis aangeboden , heeft mij den wensch van u te beminnen
■Bt TOT HET H. HART VAN JESUS. 367
ingeboezemd. Zoo durf ik nu dan hopen in staat van genade te zijn. — O mijn Jesus! ontferm u mijner, . f nu en in het toekomende. — Ik bid u, mij de genade, de noodige verliehting en do kraeht te geveu om nooit meer ondankbaar jegens u te zijn. O Iaat niet toe, dat ik mij nog ooit van u afscheide ! Mijn Jesus ! ik bemin u, en wil u altijd beminnen; ik bid u mij J3 deze genade, om welke ik u smeek en die ik van u verwacht, te bewijzen, te weten : dat ik mij nooit ^ meer van u verwijdere. Ach! laat niet toe, dat ik mij •3. nog ooit van u scheide. Ik bid u ook, mijne lieve 13 Moeder Maria! gedoog niet, dat ik mij nog ooit van mijnen Jesus verwijdere.
li
B ZESDE OVERWEGING.
JESUS MILDDADIG HABT.
\'l Mensohen, die oen goed hart hebben, zoeken steeds B een ieder tevreden te stellen, bijzonder diegenen, die in nood of zeer bedrukt zijn. Maar waar zou men j. wel iemand kunnen vinden, die eeu boter hart heeft dan Jesus? Dewijl hij de oneindige goedheid zelve is, zoo heeft hij het vurigste verlangen om zijne rijkdom-quot; men mede te deeleu: „Bij mij is rijkdom, om diegenen rijk te maken, welke mij beminnen.quot; (Spreuk. 7.) ; Jesus is arm geworden, zegt de Apostel, om ons rijk te maken. „Om uweut wille is hij, daar hij rijk was, arm geworden, opdat gij door zijne armoede zoudt ; rijk worden.quot; (II. Cor. 8. 9.) Daarom heeft hij dan ook in het allerheiligste Sacrament bij ons willen blijven , want wij vinden hem daar de handen vol genaden , gelijk het aan pater Balthazar Alvarez geopenbaard werd, om ze aan diegenen uit te deelen, die hem in
308 NEGENDAAGSCHE GODSYKDCHT
onze kerken bezoeken. Dit is ook de oorzaak, waarom Jesus ziek iu de H. Communie aan ons geheel en gansch heeft willen schenken; want daardoor geeft hij ons te kennen, dat, na zich zeiven aan de menschen gegeven te hebben , hij hun zeker zijne weldaden niet weigeren zal. ,, Zou hij ons dan niet alles met hem geschonken hebben ?quot; (Kom, 8.) In het Hart van Jesus vinden wij alle goederen, alle genaden, die wij ons zeiven wenschen kunnen. „In alles zijt gij door hem rijk geworden, zoo dat gij aan geene genade gebrek hebt.quot; (I. Cor. 1.) Wij weten ook, dat wij aan het Hart van Jesus Christus al de genaden moeten danken, die wij ontvangen hebben, namelijk: de genade der verlossing, van den roep tot het Christendom, der verlichting, der vergiffenis onzer zonden, des bijstands in de bekoringen, der kracht om den tegenspoed geduldig te verdragen, iets goeds te ver-rigten; „Zonder mij kunt gij niets doen.quot; (Joan. 15.) En indien gij ook eertijds weinige genaden zoudt ontvangen hebben, zegt de Heer, zoo beklaag u daarom niet over mij, neen, beklaag n liever over u zeiven, want gij zijt het, die nagelaten hebt er om te bidden : „ Tot nu toe hebt gij om niets gebeden— Bidt en gij zult ontvangen.quot; (Joan. 10.) O hoe rijk en milddadig toont zich het Hart van Jesus jegens een ieder, die tot hem zijne toevlugt neemt! „Rijk is het voor allen, die hem aanroepen.quot; (Ps. S5.) Wenden wij ons dan altijd tot dat goddelijk Hart: bidden wij hem met een groot vertrouwen , eu alles wat wij wenschen, zullen wij verwerven.
TOT HET H. HART VAN JESÜS.
Gevoelens en Oebeilen.
O mijn Jesus! gij hebt niot geweigerd uw bloed voor mij te vergieten, uw ieven voor mij op te offeren en ik zou weigeren u mijn ellendig hart te schenken! Noen, mijn geliefde Zaligmaker! ik schenk het u geheel en gansoh; ik geef mijnen wil aan u over; neem hem genadig aan, en doc dan met mij wat gij wilt. Ik heb niots, maar ik bezit dit hart, dat gij mij geschonken hebt, hetwelk mij niemand ontnemen kan; - men kan mij mijn vermogen, mijn leven rooven, maar niet j mijn hart. Met dit hart wil ik u beminnen. Leer mij, o mijn God ! de volkomene verloochening van mij zeiven; toon mij wat ik doen moet om uwe reine liefde to bekomen, tot hetwelk uwe goedheid mij zoo groot verlangen gegeven heeft. Zie ik heb thans vast voorgenomen u te behagen; maar om u dit ook met de j daad te kunnen bewijzen, heb ik uwe hulp noodig ; o mijn God ! ik verlang naar uwen bijstand, ik bid er u om, ik hoop, dat gij mij helpen zult. Van u, o bemind Hart van mijnen Jesus! hangt het af, of mijn arm hart, dat vroeger zoo ondankbaar jegens u geweest is, en dat door eigene schuld van uwe genade beroofd was, in het vervolg u zal toe-behooren. Maak, o mijn Zaligmaker ! dat mijn arm hart van liefde tot u ontvlamd worde , even gelijk uw Hart van liefde tot mij ontstokenis. Maak, dat mijn wil geheel met uwen heiligen wil vercenigd zij , zoo dat ik in het toekomende nooit meer iets wille, dan wat gij wilt, en dat, van nu af aan , uw heilige wil de beweegreden van al mijne handelingen , gedacliten en verlangens zij. Ik hoop, o mijn Zaligmaker! dat gij mij de genade niet zult weigeren, dit voornemen in het werk tc stellen, hetwelk ik nu hier voor uwe voeten maak. Zie, ik wil gaarne alles aanwenden wat gij over mij, en over al wat in mij is, zoo wel in liet leven als in den dood, wilt beschikken. O aller-
309
370 NEGBNDAAamp;SCHE GODSVRUCHT
heiligste en onbevlekte Maagd Maria! uw Hart was altijd in alle dingen met het Hart van Jesns vereenigd. O mijne Moeder! verkrijg mij de genade, dat ik in het vervolg niets wille noch wensche, dan hetgeen gij en Jesns van mij verlangt.
ZEVENDE OVERWEGING.
JESUS DANKBAAK HART.
Het Hart van Jesns is zoo dankbaar, dat het zelfs niet het kleinste werk, dat wij nit liefde tot hem doen, dat het geen woord tot zijne eer gesproken, geen goed voornemen, dat wij maken, om liem te behagen, onbeloond kan laten; Jesus is zoo dankbaar, dat hij ons alles honderdvoudig wedergeeft: „Gij zult liet honderdvoudig ontvangen.quot; Ja, die menschen zeiven, die dankbaar zijn, plegen eene weldaad, die men hun bewezen heeft, ten hoogste eens te vergelden, waardoor zij, gelijk men gewoon is te zeggen, aan hunne ver-pligting voldaan hebben; daarna vergeten zij deont-vangene weldaden. Maar Jesus Christus maakt het niet zoo met ons; — iedere goede handeling, die wij verrigt hebben om hem te behagen, beloont hij niet alleen honderdvoudig hier op aarde, maar ook nog oneindig in de andere wereld, alwaar hij ons ieder oogenblik van de altijddurende eeuwigheid daarvoor beloont. Wie kan toch wel zoo ligtzinnig zijn, dat hij niet alles verlangt te doen, om het dankbare Hart van Jesus te bevredigen! Maar ach, mijn God, wat doen de menschen om aan Jesus te behagen! hoe is ) het mogelijk, dat zij zich zoo ondankbaar jegens han-nen Zaligmaker kunnen toonen! Had Jesus maar één
TOT HET H. HART VAN JESUS. 371
druppel bloeds, maar één traan voor onze zaligheid vergoten, zoo zouden wij hem reeds daarvoor oneindig groote dankbaarheid schuldig zijn; omdat deze ééne druppel bloeds, deze ééne traan, die eene oneindige ; waarde zou gehad hebben, meer dan genoeg was om ) ons van God alle genaden te verkrijgen. Maar Jesus j heeft zich voor alle oogeublikken zijns levens willen opofferen; hij heeft ons al zijne verdiensten, zijn lij-1 deu, zijnen smaad, zijn bloed, ja hij heeft ons zijn 1 leven zelfs geschonken, zoodat wij niet ééne, maar oneindig veel redenen hebben om hem te beminnen. ( Maar ach! jegens de dieren toonen wij ons dankbaar, j zoo ergens een houdje ous een teeken van gehechtheid geeft, dan schijut het ons, dat wij het moetenbemin-c nen. En hoe kunnen wij dan toch zoo ondankbaar je-^ gens God zijn? Het schijnt of de weldaden Gods van I natuur veranderen, en in plaats van weldaden mis-1 handelingen worden; want in plaats, dat wij Goddaar-I voor onze dankbaarheid «sn liefde bewijzen, vergelden . wij ze met beleedigingen en verachtingen! O mijn God! 1 verlicht ons, ondankbaren, opdat wij erkennen, hoe \' zeer gij ons bemint.
(
Cüevoeleii.«i en (■ebedni.
Ü mijn allerliefste Jesus! zie eenen ondankbaren zondaar voor uwe voeten. Jegens de schepselen ben ik dankbaar geweest, jegens u alleen was ik ondankbaar, jegens u, o Heer! die voor mij gestorven zijt, . en die niets meer zoudt hebben kunnen doen dan gij inderdaad gedaan hebt, om mijne liefde te verdienen. ( l)e gedachte, dat ik met een oneindig goed, een on-
372 NEGENDAAGSCHE GODSVRUCHT
eindig barmhartig Hart te doen heb, troost mij en geeft mij moed; met een Hart, dat mij de verzekering geeft de beleedigingen van die zondaars te zullen verbeten , die over hunne zonden bedroefd zijn, en die God willen beminnen. O mijn geliefde Jesus! vroeger heb ik u beleedigd en veracht, maar na bemin ik u meer dan alle andcreu, meer dan mij zelven. Zeg mij maar, wat gij van mij wilt: ik beu bereid, met de hulp uwer genade, alles te doen. Ik geloof, o mijn God! dat gij mij geschapen, dat gij uw bloed en uw leven voor mij gegeven hebt \\ ik geloof, dat gij uit liefde tot mij in het^ allerheiligste Sacrament hebt willen tegenwoordig blijven; ik dank u daarvoor, o mijne liefde! maar laat niet toe, dat ik, na zoo vele weldaden en bewijzen uwer liefde, nog in het vervolg ondankbaar jegens u worde: bind, hecht mij aan uw Hart en gedoog niet, dat ik u in het toekomende nog ooit; rms-hage. Ik heb u lang genoeg beleedigd, o mij a Jesus! van nu af aan wil ik u beminnen. O, konde ik toch die jaren, welke ik verloren heb, wedervinden! maar helaas! zij Weren niet meer terug, en misschien heb ik maar korten tijd meer te leven; — doch, lüj moge kort of lang zijn, o mijn God! ik wil alle overige dagen mijns levens alleeu daarmede doorbrengen, met u, mijn opperste goed! die eene eeuwige, eene oneindige liefde verdient, te beminnen. O mijne Moeder Maria! laat niet toe, dat ik nog ooit jegens uwen goddel;jken Zoon Jesus ondankbaar zij, bid uwen Jesus voor mij.
HET VERACHTE HART VAN JESTJS.
Er is geene grootere smart voor een hart, dat bemint, dan zijne liefde veracht te zien, en deze smart is des te grooter, naarmate de liefdebewijzen grooter geweest zijn. Indien een mensch al zijne
TOT HET H. HART VAN JESUS. 373
goederen verzaakte, en in eene mldernis ging; indien hij zich daar niet dan met wortels voedde, en op den grond sliep; indien hij daar op allerhande wijzen zijn ligelmam pijnigde, en zioh ten laatste voor Jesus Christus liet ter dood brengen, zou dit niet eene vergoeding zijn voor al het lijden, wat Jesus uitgestaan heeft, voor het bloed, voor het leven zolfs, dat de Zoon Gods, uit liefde tot ons, opgeofferd heeft. Indien wij ons ook ieder oogenblik van ons leven opofferden, zoo zouden wij toch verre verwijderd blijven van do liefde, die hij ons door zijne overgeving in het allerheiligste Sacrament bewezen heeft. Een God verschijnt onder de gedaante van oen weinig brood, en wordt het voedsel zijner schepselen. Maar ach, mijn God! op welke wijze beloonen u de meusehen, op welke manier bewijzen zij Jesus hunne dankbaarheid? Zij mishandelen hem, zij verachten zijn heilig gebod en zijne leer. Zij beleedigen hem op zulke wijze, dat zij noch hunnen vijand, noch eenen slaaf, ja, dat zij den ellendigsten der mensohen zoo niet zouden durven behandelen. Hoe is het mogelijk, dat wij aan al deze mishandelingen denken, die Jesus geleden hoeft en nog dagelijks lijdt, en dat wij niet de geringste droefheid daarover gevoelen, en niet het minste bezorgd zijn om de oneindige liefde van zijn goddelijk Hart door onze liefde te vergelden! Waarom beminnen wij dan niet dit Hart, dat in hst allerheiligste Sacrament van liefde tot ons brandt; dat niets zoo zeer wenscht, als ons zijne goederen uit te deelen, en zich aan ons geheel en gansch te
374 NEGENDAAGSCHE GODSVRUCHT
schenken; dat altijd bereid is, zoo haast wij maar tot hein willen komen, ons in zijn Hart te ontvangen?... „En die tot mij komt, zal ik niet verstoo-ten.quot; (Joan. 5. 47.quot;) Waarom beminnen wij niet dit Hart ? — Het is bij ons als eeue gewoonte geworden van de scheppina:, van de menschwording van Jesus, van de geboorte van onzen Zaligmaker in ee-nen stal, van zijnen dood aan het kruis te hooreu spreken. O mijn God! indien een ander mensch ons ééne van deze weldaden bewezen had, zoo zouden wij hem zonder twijfel beminnen: God alleen solnjnt dat ougeluk met de menschen te hebben, dat. ofschoon hij toch niet meer voor hen had kunnen doen om hunne liefde te verdienen, hij hierin evenwel tot-zijn doel niet is kunnen komen, en dat hij, in plaats van bemind te worden, verachting lijden moet. Dit alles komt daardoor, omdat de menschen de liefde Gods vergeten.
lt;*evoeleiiN i\'ii Ciebeflen.
O Hart van mijnen Jesus! afgrond van barmhartigheid en liefde, hoe kan het toch zijn, dat ik niet van droefheid sterf en verteerd word, als ik bedenk, hoe goed gij mij behandelt, en hoe ondankbaar ik jegens u geweest ben ? O mijn Zaligmaker! na mij het wezen gegeven te hebben, hebt gij ook nog uw bloed en uw leven voor mij willen opofferen. Gij hebt, uit liefde tot mij, u aan de verachting en aan den dood overgeleverd; ja, gij zijt zelfs daarmede nog nr.et tevreden geweest: gij hebt liet grootste wonder van alle liefde uitgewerkt, met u dagelijks op onze altaren te willen opofferen, ofschoon gij vooruit wist, \'loe vele belerdigingen gij aldaar van de menschen zoudt
TOT HET H. HART VAN JESUS. 375
hebben uit te staan. O mijn God! o mijn Jesus! hoe is liet toch mogelijk, dat ik niet van schaamte sterf, als ik aan mijne ondankbaarheid denk. O mijn Zaligmaker! maak, dat mijn ongeluk eens een einde neme., en verwond mijn hart met uwe liefde; maak dat het geheel aan u zij. Gedenk het bloed en de tranen , die gij voor mij vergoten hebt, en vergeef mij. Laat niet toe, dat uw schromelijk lijden voor mij verloren ga. Ofschoon gij, o mijn God! den ondank en de beleedigingen gekend hebt, waarmede ik uwe liefde vergelden zou, zoo hebt gij evenwel willen voortgaan met mij te beminnen. Gij bemindet mij toen ik u niet beminde, toen ik zelfs niet eens naar uwe liefde trachtte; o, hoeveel te meer durf ik nu hopen, dat gij mij uwe liefde niet weigeren zult, dewijl ik niets wenseh, niets begeer dan u te beminnen en door u bemind te worden. O mijn God! vervul mijn verlangen, of veel meer het uwe, want gij zijt het, die mij dezen wensch ingeeft. Maak, dat deze dag, de dag mijner bekeering zij, en dat ik eindelijk eens beginne u te beminnen, om nooit meer op te houden. Maak dat ik geheel aan mij zelve afsterve, om alleen voor u te leven, en om onophoudelijk van liefde tot u ontstoken te blijven. O Maria! uw hart was dat gelukkig altaar, op hetwelk de liefde Gods zonder ophouden brandde; o mijne lieve moeder! maak dat ik aan u gelijk worde; bid uwen goddelijken Zoon voor mij, want hij verheugt zich, als hij u eeren kan met te geven wat gij hem vraagt.
NEGENDE OVERWEGING.
JESUS GETROUW HART.
O, hoe getrouw is het sehooue Hart van Jesus jegens diegenen, welke hij tot zijne heilige liefde roept!... „Getrouw is hij die u geroepen heeft, hij zal het ook
376 HEeENDAAGSCHE GODSVRUCHT
volbrengen.quot; (1. ïhess. 5. 25.) Die getrouwheid Gods is het, die ons het vertrouwen geeft van alles te hopen ; en indien wij ook God uit ons hart verjaagd hadden , zoo moeten wij hem maar de deur van dit ondankbaar hart openen, en terstond komt hij er weder in terug; „Zoo iemand mij open doet, tot hem zal ik ingaan, en met hem het avondmaal nemen.quot; (Openb. 3.) Als wij genade wensehen, zoo moeten wij God maar in den naam van Jesus daarom bidden; want hij heeft ons beloofd, dat wij ze alsdan zeker zullen bekomen; „Al wat gij den Vader in mijnen naam zult vragen, zal hij u geven.quot; (Joan. 15.) Worden wij bekoord, zoo moeten wij ons vertrouwen in zijne verdiensten stellen; want hij zal niet toelaten, dat onze vijanden sterker zijn dan wij; „God is getrouw, hij laat niet toe dat wij boven onze krachten bekoord worden.quot; (I. Cor. 10.) ü, hoe veel beter is het met God dan met de inensehen te doen te hebben; want, helaas! hoe dikwijls beloven de menschen en houden zij hun woord niet; dit komt, of wel omdat z.j, als zij beloven, den wil niet hebben om woord te houden, of wel, omdat zij later van meening veranderen. .Maar „God,quot; zegt de H. Geest in deH. Schrift, „isniet gelijk de mensch, dat hij liege; niet een zoon der menschen, dat hij verandere.quot; (Num. 23.19.) God kan in zijne belofte niet ontrouw zijn, omdat liet onmogelijk is dat hij liege, hij, die de waarheid zelve is. Hij kan niet van wil veranderen, omdat hij altijd wil wat regt en goed is. Hij heeft beloofd een ieder, die zich tot hem wendt, te ontvangen; een ieder.
TOT HET H. HART VAN JESCS. 377
die hem hulp vraagt, te helpen, en diengeue te beminnen, die hem bemint. Zal hij misschien zijne belofte niet houden? Hij heeft het gezegd; zal hij het dan niet doen? O waren wij maai- zoo getrouw jegens God als hij jegens ons is! Hoe dikwijls hebben wij hem eertijds niet beloofd geheel de zijnen te worden, hem te dienen en hem te beminnen: en toch hebben wij hem op nieuw verraden, op nieuw zijne dienst verlaten en ons in de slavernij des duivels geworpen. Laat ons God derhalve bidden, dat hij ons kracht verleene, om hem in het vervolg getrouw te dienen. Gelukkig zullen wij zijn, indien wij Jesus Christus in het weinig, dat hij van ons verlangt, getrouw blijven. O hij zal ons zeker met de grootste weldaden beloonen, en hij zal dat in ons vervullen, wat hij aan zijne getrouwe dienaars beloofd heeft; „Welaan, gij goede en getrouwe dienaar! omdat gij over weinig getrouw geweest zijt, zoo wil ik u over veel stellen, ga in de vreugde van uwen Heer.quot; (Matt. 20.)
Cai\'vnelenM en Cüebedcn.
O, mijn geliefde Zaligmaker! ware ik toch zoo getrouw jegens u geweest als gij jegens mij geweest zijt; zoodra ik u mijn hart slechts geopend heb, zijt gij tot mij gekomen om mij vergeving te^ schenken en mij wederom in uwe genade te ontvangen; ja, zoo dikwijls als ik u geroepen heb, zijt gij mij dadelijk te hulp gekomen. Gij zijt mij altijd getrouw gebleven, maar ach! ik ben toch al te ontrouw jegens u geweest; ik heb beloofd u te dienen, en helaas! hoe dikwerf heb ik u niet weder den rug gekeerd ? ik heb
378 NEGENDAAGSCUE GODSVKUCHT ENZ.
u mijne liefde beloofd, en koe menigmaal heb ik niet op nieuw mijne belofte gebroken ? als of gij, mijn God! die mij toch geschapen en verlost hebt, mijne liefde minder verdiend hadt, dan de schepselen, dan de ellendige vreugden, waarvoor ik u verlaten heb. Vergeef mij, o mijn Jesus! ik erken mijne ondankbaarheid, en ik heb er een afschrik van. Ik erken dat gij de oneindige goedheid zijt, die eene oneindige liefde verdient, en wol bijzonder van mij, daar gij niettegenstaande al de beleedigingen, die ik u aangedaan heb, mij evenwel zoo zeer bemind hebt. Hoe ongelukkig ware ik, indien ik mij zelf in het verderf wilde storten! de genade, die gij mij bewezen, en de blijken van bijzondere liefde, welke gij mij gegeven hebt, zouden in de hel voor mij eene nieuwe helsche pijn zijn. O mijne liefde! heb medelijden met mij, laat niet toe, dat ik u nog ooit verlate, en dat ik, na door eigene schuld verdoemd te zijn, in de hel met haat en beleedigingcu die liefde, uie gij tot mij hebt, zou moeten vergelden. Liefderijk en getrouw Hart van mijnen Jesus! ontvlam mijn ellendig hart door uwe liefde, opdat het voor u brande, gelijk uw Hart uit liefde tot mij brandt. O mijn Jesus! het schijnt, dat ik u nu bemin, maar mijne liefde is nog zwak: maak, dat ik u zeer liefhebbe, en dat ik u tot den dood toe getrouw blijve. Ik bid u om deze genade, en te gelijk om de genade, van u altijd daarom te bidden. Laat mij liever sterven, dan u op nieuw te verraden. O mijne Moeder Maria! sta mij bij, opdat ik ook uwen Zoon Jesus getrouw blijve.
GrOD VR CTCHTIG J3 OEFENINGEN
TOT HET ALLERHEILIGSTE
voor iederen dag der week, maar die men bijzonder
de week vóór of na H. Sacramentsdag bidden kan.
EERSTE OVERWEGING.
De liefde tot Jesus Christus in het allerheiligste Sacraraeut (les Altaars.
Als onze liefdevolle Zaligmaker , na door zijnen dood het werk der verlossing voleindigd te hebben, deze wereld verlaten moest, om tot zijnen Vader terug te keeren ; en als hij zag, dat het uur van zijnen dood gekomen was, — „daar Jesus wist, dat zijn uur gekomen was om uit deze wereld tot zijnen Vader te gaan,quot; (Joan. 13. 1.)— zoo wilde hij ons in dit tranendal niet alleen laten. Wat deed hij toen? Hij stelde het allerh. Sacrament des Altaars in, in hetwelk hij zich zeiven geheel eu al aan de menschen schonk.
De H. Petrus van Alcantara zeide; „ Geene taal kan de grootheid van de liefde van Jesus tot de zielen, die in staat van genade zijn, uitdrukken.quot; Onze zoetste bruidegom , als hij de aarde verliet, gaf ous voor gedachtenis, dit heilig Sacrament, in hetwelk hij zelf onder ons blijft, opdat zijne afwezigheid ons niet van hem zou scheiden; en hij wilde niet, dat en-
3s0 godvruchtige oefeningen tot het kei een teeken hem iu onze gedachtenis zoude terugroepen; neen, hij wilde, door zijne wezenlijke tegenwoordigheid, de herinnering aan zijne liefde tot ons levendig houden.
Jesus wilde zich alzoo door zijnen dood aiet van ons scheiden: maar stelde dit Sacrament van liefde in, om tot het einde der wereld bij ons te kunnen blijven. „Zie ik ben bij n tot het einde der wereld.quot; (Matth. 28.) Ziet, het geloof leert ons, dat hij op de altaren, waar hij verborgen blijft, zich als in even zoo vele gevangeuissen van liefde bevindt, opdat een ieder, die hem zoekt, hem zoude vinden. Maar, o mijn God! roept de H. Bernardus uit, dit betaamt toch niet voor uwe zoo groote heerlijkheid. Het is genoeg, antwoordt Jesus, dat het aan mijne liefde betaamt. Diegenen, welke naar Jerusalem gaan, om de stad te bezoeken, in welke het mensehgeworden Woord geboren is, het geregtshof waar Jesus gegeeseld werd, den Calvarie-berg, alwaar hij stierf, en het graf, waarin hij begraven werd, gevoelen op het aanzien van deze heilige voorwerpen een zeer teedere godsvrucht; maar ach, hoeveel grooter moest niet onze godsvrucht zijn, wanneer wij eeu altaar bezoeken, op hetwelk Jesus in het allerheiligste Sacrament tegenwoordig is. I)e eerwaardige Joannes Avila was gewoon te zeggen, dat er geen grooter heiligdom is, dan eenekerlc, in welke Jesus in het heilige Sacrament tegenwoordig is.
Gevoelens en Oebeden.
O mijn geliefde Jesus! o mijn van lieide tot de men-
ALLERH. SACRAMENT DES ALTAARS. 381
sohen ontstoken Heer en God, wat zoudet gij toch grooters hebben kunnen uitdenken, ori de liefde der mensehen te bekomen. Ach, indien de mensohen u waarachtig beminden, dan zouden zek^r alle kerken onophoudelijk met de menschen gevuld ziju, die u met het aangezigt ter aarde aanbidden en van liefde ontvlamd, u danken zouden, als zij u met deoogen des gelool\'s in een tabernakel verborgen zouden zien. Maar neen, de meeste menschen vergeten u en uwe liefde, zij blijven bij eenen mensch, van welken zij een ellendig goed hopen. Maar u, o mijn God! u verlaten zij, u laten zij geheel alleen. Ach, kondeik toch door mijnen ijver in u te dienen, eene zoo groote ondankbaarheid vergoeden! Het berouwt mij van harte, dat ik vroeger gehandeld heb even als deze ligtziunige en ondankbare mensohen; maar in het vervolg wil ik het niet meer doen; neen, ik wil, zoo lang ik kan, in uwe tegenwoordigheid blijven.
TWEEDE OVERWEGING.
josus is op onze altaren tegenwoordig, opdat alle menschen hem daar zouden vinden.
De H. Thomas zeide, dat hier op aarde uiet alle onderdanen met hunnen vorst sproken kunnen; ten hoogste kan een gering man hopen door eenen derde zich tot eenen koning te wenden. Maar, om met u te spreken, o Koning dés hemels! heeft men geenen derden persoon noodig; iedereen die maar wil, kan u in het allerheiligste Sacrament vinden, en zich daar geheel openhartig, zoo lang het hem behaagt, met u onderhouden. Daarom, voegde dezelfde Heilige er nog bij , heeft Jesus Christus zijne heerlijkheid onder de gedaante, van brood verborgen, opdat wij een te groo-
382 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TOT HET ter vertrouwen zouden hebben, opdat hij ons alle vrees zoude ontnemen van tot hem te naderen. Ach ! het schijnt als of ons Jesus van af het altaar onophoudelijk toeroept; „ Komt allen tot mij, die belast en beladen zijt, en ik zal u verkwikken.quot; Komt, roept hij uit, komt, gij armen, gij kranken,gij bedrukten, komt, gij regtvaardigen en zondaars, in mij zult gij troost in uw verdriet, in uwe droefheid vinden. Het is het verlangen van Jesus Christus, om allen, die tot hem hunne toevlugt nemen, te troosten. Dag en nacht blijft Jesns op onze altaren, opdat allen hem daar zouden kunnen vinden, opdat hij daar aan allen zijne genade zou kunnen uitdeden. Daardoor kwam het, dat de Heiligen hier op aarde zulk eene groote vreugde vonden om zich met hunnen in het Sacrament verborgen Zaligmaker op te houden, dat geheele dagen en nachten hun maar één oogenblik schenen. Nadat de gravin Feria in de orde van de H. Clara getreden was, koude zij niet moede worden in het koor voor het altaar te knielen. Als men haar eens vroeg, wat zij dan tocli zoo lang voor liet Hoogwaardigste deed, antwoordde zij met verwondering: „ Gij vraagt wat ik voor het allerheiligste Sacrament doe: wat zoude men daar doen ? men dankt, men bemint, en bidt.quot; — Toen de H. Phi-lippusNerius eens het Hoogwaardigste goed aanschouwde, riep hij uit: „Ziedaar mijne liefde, al mijne liefde.quot; Ach! indien Jesus ook onze liefde ware, dan zouden ons geheele dagen en nachten slechts ais weinige oogenblikken voorkomen.
ALLERH. SACRAMENT DES ALTAAES. 3S3
OovoeSeiis en Geboilcn.
Zie, mijn Jesus! ik ook, ik hoop vau nu af, u eiken keer, als ik u aan het altaar bezoek, te kunnen toeroepen : Ziedaar mijne liefde, ziedaar al mijne liefde. Ja, mijn geliefde Jesus! ik wil niets anders beminnen dan u. Ik wil, dat gij het eenige voorwerp mijner liefde zijt. Ik zoude van droefheid sterven, wanneer ik denk, dat ik vroeger do schepselen bemind heb, en dat ik verre van u mijne vreugde gezocht, dat ik u, o oneindig goed! gevlugt heb. Uaar gij evenwel niet wildet, dat ik verloren ging, zoo hebt gij mij met zoo veel geduld verdragen, en hebt, in plaats van mij te straffen, mijn hart met zoo vele liefdepijlen verwond , dat ik u niet langer wederstaan kan: dat ik mij eindelijk geheel aan u geschonken heb. Ik erken, dat gij wenscht, dat ik u geheel toebehoore, maar dewijl gij dit verlangt, o mijn Jesus! zoo doe het ook, want zie, gij moet dit doen. Maak, dat ik aan alle aardsche dingen, aan alle eigenliefde verzake, en dat ik niets anders zoeke dan u, dat ik aan niets anders denke dan aan u, dat ik van niets anders spreke dan vau u, dat ik niets anders wensehe, noch uaar iets anders zuchte, dan om van liefde tot u ontvlamd te zijn, dan voor u te leven en te sterven, o liefde tot J esus, kom, bezit geheel mijn hart; vernietig in hetzelve alle andere liefde, die niet God tot voorwerp heeft. Ik bemin u, o mijn Jesus! die in het allerheiligste Sacrament verborgen zijt. Ik bemin u, mijn leven, mijn schat, mijne liefde, mijn al! Ü Maria, mijne hoop! bid voor mij, maak, dat ik geheel aan Jesus zij.
DERDE OVERWEGING.
Welk een groot geschenk Jesus ons gedaan heeft, toen hij zich aan ons in het allerheiligste Sacrament des Altaars gegeven heeft.
Het was voor de liefde van Jesus Christus niet ge-
384 GODVEtTCHTIGE OEFENINGEN TOT HET noeg in eene zee van pijnen en smarten zijn godde-delijk leven voor ons op te offeren en ons daardoor zijne liefde te kennen te geven; neen, ten einde ons nog moer te bewegen om liem te beminnen, wilde liij ons in den nacht voor zijnen dood, zich zeiven gansch en geheel in het allerheiligste Sacrament des Altaars, als eene spijs achterlaten. God is almagtig, en nog-tans kan hij, nadat hij zich aan eene ziel in dit Sacrament van liefde geschonken heeft, ons niets meer geven. De kerkvergadering van Trente zegt, dat als Jesns in de H. Communie zich aan ons geeft, hij, om zoo te zeggen, alle rijkdommen zijner oneindige liefde tot de menschen uitstort. Hoe gelukkig, zegt de H. Franciseus van Sales, konde zich een onderdaan ac.i-ten, die door zijnen koning verzocht en geboden werd, om aan zijne, tafel en met hem uit denzelfden schotel te eten; ja, wat zoude hij wel zeggen , indien de koning hem uit liefde met zijn eigen vleescli wilde voeden? Jesns geeft ons in de heilige Communie, als eene spijs, niet een deel van zijn eigen voedsel, niet een deel van zijn eigen ligchaam, neen, hij geeft ons wezenlijk zijn geheel ligchaam: „Neemt en eet, dit is mijn ligchaam.quot; En met zijn ligchaam geeft hij ons nog zijne heilige ziel en zijne Godheid zelve. Daardoor komt het, roept de II. Chrysostomus uit, dat, als de Hoor zich zelvon aan ons in het allerheiligste Sacrament geeft, hij ons alles geeft, wat hij bezit, en dat hem niets meer te geven overblijft. Alles heeft hij u gegeven, zegt die Heilige, niets heeft hij voor zich gehouden. O bewonderenswaardig wonder der god-
ALLERII. SACRAMENT DES ALTAARS. 885 delijke liefde! De God, die de Heer idler dingeuis, wordt ons eigendom.
(■«voelenst en Relic-den.
O mijn allerliefste Jesus! wat zoudt gij nog meer hebben kunnen doen om mijne liefde te winnen? Ach! laat ons erkennen welk eene overmaat van liefde het geweest is, die u bewogen lieeft eene spijs te worden, om u daardoor zoo innig met ons, arme zondaars, te kunnen vereenigen. Gij, o mijn Zaligmaker! gij hebt mij zoo zeer bemind, dat gij u mij zoo dikwijls in de heilige Commimie hebt willen schenken; en ik, ik heb u zoo dikwijls uit mijn hart durven verdrijven! Maar, o mijn Jesus! gij kunt een ootmoedig en berouwvol hart niet verstoeten. Gij zijt uit liefde tot mij mensch geworden; gij zijt voor mij gestorven; gij hebt zelfs mijne spijs willen worden; zeg, wat zoudt gij nog meer hebben kunnen doen om mijne wederliefde te winnen ? Acli! konde ik toch telkens van droefheid sterven, als ik daaraan denk, dat ik uwe genade zoo zeer veracht heb. Het berouwt mij, o mijne liefde! vanganscher harte, dat, ik u beleedigd heb. Ik bemin u, o oneindige goedheid! ik bemin u, o oneindige liefde! Ik verlang niets anders dan u te beminnen, ik vrees niets anders dan zonder uwe liefde te leven, ü mijne geliefde Jesus! weiger toch niet in mijn hart te komen. Kom; want zie, ik wil liever duizendmaal sterven, dan u nog ooit uit mijn hart te verjagen. Zie, ik wil alles doen, wat in mijne magt is om u te behagen. Kom en ontsleek mijn hart niet uwe liefde. Maak, o Jesus! dat ik alles vergete, om aan u alleen te denken, om alleen naar u, mijn hoogste, mijn eenigste goed, te zuchten. (3 mijne Moeder Maria! bid voor mij, en maak, door uw gebed, dat ik mij dankbaar jegens die zoo groote liefde van mijnen Jesus betoone.
25
12
3S6 godvruchtige oefeningen tot het VIERDE OVERWEGING.
Welk eene groote liefde Jesus Christus ous in het allerheiligste Sacrament des Altaars bewezen heeft.
„quot;Daar Jesus wist, dat zijn uur gekomen was, om uit deze wereld tot zijnen Vader te gaan, en daar hij de zijnen liefhad, zoo beminde hij hen tot het einde toe.quot; (Joan. 13. 1.) Daar Jesus wist, dat zijn doodsuur gekomen was, zoo wilde hij ons, eer hij stierf, het grootste teekcn zijner liefde geven, dat hij ous kon nalaten, te weten; het allerheiligste Sacrament des Altaars. De H. Chrysostomus zegt, dat de woorden „tot het einde toe beminde hij henquot; betee-kenen, dat hij ons mot oneindige liefde beminde. Ja, Jesus beminde de menschen met de grootste liefde, waarmede hij hen beminnen konde, dewijl hij zich geheel aan hen schonk.\'Maar, wanneer stelde dan Jesns dit heilig Sacrament iu, in hetwelk hij zich zeiven aan ons nalaat? Inden nacht, die zijnen dood vooraf ging: „In den nacht Jut Jesus verraden werd, schrijft de H. Paulus, nam hij het brood en dankte, brak het en zeide: Neemt en eet, dit is mijn ligchaam. (I. Cor. 11. 23-24.) üp denzelfden tijd als de menschen zich gereed maakten om hem to dooden, wilde Jesus hun dit laatste bewijs zijner liefde geven. Blijken van liefde, welke onze vrienden ons bij hunnen dood geven, maken eenen dieperen indruk op onze harten, en daarom wilde ons Jesus kort voor zijnen dood dit Sacrament nalaten. De H. Thomas heeft derhalve gelijk, als hij dit groot geschenk een Sacrament en het onder-
ALLERH. SACRAMENT DES ALTAARS. 387 pand zijner liefde noemt, en de H. Bernardus, als hij zegt: „ Het is de liefde der liefdequot;; want in dit Sacrament vereonigt Jesus Christus aLe andere liefde-bewijzen, die hij ons ooit gegeven heeft. De H. Maria Magdalena van Pazzis noemt den dag, op welken Jesus dit Sacrament instelde: „ den dag der liefde.quot;
Gevoelen» en Cilebeflen.
ü oneindige liefde van mijnen Jesus, die eeneoneindige wederliefde verdient! Gij, o mijn GodI gij bemint de menschen al te zeer; hoe is het toch mogelijk, dat de menschen zoo weinig liefde tot u hebben r Wat zoudt gij nog meer hebben kunnen doen, om hunne liefde te bekomen? ü mijn Jesus! gij zijt zoo liefdewaardig; gij bemint ons zoo innig; maak toch dat de menschen u kennen en beminnea. Ach! wanneer zal ik u beminnen, gelijk gij mij bemind hebt? O! laat mij toch nimmer meer do grootheid uwer goedheid miskennen, opdat ik altijd meer en meer van liefde tot u ontstoken worde, opdat ik onophoudelijk en zorgvuldig u zoeke te behagen. O geliefde mijner ziel, had ik u toch altijd bemind! Maar helaas, er was een tijd, dat ik u niet alleen niet beminde, maar dat ik uwe genade eu liefde verachtte. De droefheid, die ik daarover gevoel, is mijn troost; want ik hoop, dat gij mij dat vergeven zult, dewijl gij ons beloofd hebt, dat gij dengeue, dien zijne zonden berouwen, vergeven zult. ü mijn Zaligmaker! zie, ik bemin u alleen, help mij uit liefde van uw bitter lijden, opdat ik u uit al mijne krachten be-minne. Ach, koude ik voor u sterven, gelijk gij voor mij gestorven zijt! O allerheiligste Maagd Maria, Moeder van mijnen Gcd ! verkrijg mij de genade^ om van nu af niets te beminnen dan God alleen.
388 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN ÏOT HET
Hoe innig zich eene ziel met Jesus in de heilige Communie vereenigt.
De H. Dionysius de Areopagiet zegt, dat de liefde zich voornamelijk daardoor te kennen geeft, dat zij naar vereeniging zoekt. Daardoor konit het dan , dat Jesus de H. Communie ingesteld lieeft, om zich geheel en al met ons te veroenigen. Jesus had zich reeds aan ons als Leeraar, als voorbeeld, als offer geschonken; er blijft alleen over, dat hij zich aan ons als spijs geve, opdat hij een met ons worde gelijk het voedsel één wordt met dengeno die liet neemt. En dit deed hij, toen hij dit Sacrament van liefde instelde. De H. Beruardinus van Sienna zegt; „Het is het hoogste bewijs van liefde geweest, toen Jes\'us zich aan ons als spijs gaf, want toen gaf hij zich aan ons, om zich geheel met ons te vereenigen, even gelijk de spijs en hij, die ze gebruikt, met elkander vereenigd worden.quot; Het was voor Jesus niet geaoeg zich met onze menschelijke natnur vereenigd te hebben; neen, door dit Sacrament wilde hij zich met ieder van ons in het bijzonder vereenigen, om voor ieder, die hem ontvangen zoude, alles te worden. Daarom schreef de H. Franciscus van Sales; „ In geene andere handeling toont zich onze Zaligmaker teederder en liefdevoller dan in deze ; dewijl hij zich hier, om zoo te zeggen , vernietigt, en eene spijs wordt om onze zielen te doordringen en om zich met de harten zijner geloovigen te vereenigen.quot; De H. ChrysoStomus zegt,
ALLEBll. SAORAMENI DES ALTAARS. 389 dat Jesus, dewijl hij ons zoo vurig beniiude, zich met ons in de H. Communie vereenigen wilde, opdat wij ééu met hem zouden worden. Met één woord, roept de H. Laurcatius J ustiniauus uit, gij wildet, o God van liefde ! dat ons hart en uw hart maar ééu hart zouden worden. Hetzelfde gaf ons Jesus zelf te kennen , toen hij zeide: l)ie mijn vleosch eet, blijft in mij, en ik in hem.quot; (Joan. 6. 17.) Wie derhalve communiceert, die is in Jesus, en Jesus in hem ; en deze vereenigiug is niet alleen ecne enkele vereeniging des harten ; neen, het is eene waarachtige, eene wezenlijke vereeniging. Zoo als twee van was te znnieu gesmoltene harten, zegt de H. Cyrillus van Alexan-drië, zich met elkander vereenigen, zoo wordt ook hij, die communiceert, één met Jesus. Stellen wij ons alzoo voor, als wij conimunioeren, als of Jesus ons zeide, wat hij eens aan zijue geliefde dienares Mar-garetha van Yperen zeide ; „ Zie , mijne dochter, welk eene schoone vereeniging nu tusschen ons plaats vindt, beminnen wij dau elkander, laat ons altijd door de liefde aan elkander verbonden blijven, en laat ons nooit meer scheiden.quot;
iScvoelcns «\'n •• (\'bedril.
Ach, mijn Jesus! dat alleen zoek ik bij u, dat alleen wil ik altijd in de heilige Communie zoeken, te weten, dat wij met elkander vereenigd blijven, en nooit meer scheiden. Jk weet het, o mijn Jesus! dat gij u niet van mij zult scheiden , indien ik mij niet het eerst van u verwijder. Maar dit is juist wat ik vrees, dat ik weder door de zonden van u zal schei-
390 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TOT HET
den, gelijk ik dit holaas! vroeger gedaan heb. Ach! laat dit niet toe, mijn geliefde Zaligmaker, gedoog niet, dat ik mij nog van u seheide. Ach ! tot, mijnen dood toe, ben ik in gevaar dit te doen, en daarom bid ik u , door do verdiensten van uwen dood, van mij liever te laten sterven, dan u nog ooit eene zoo groole beleediging aan te doen. Ik herhaal het, eu bid u om de genade van het altijd te kunnen herhalen ; Laat dit niet toe, dat ik mij van u afscheide. O God mijner ziel! ik bemin u , ik wil u onophoudelijk beminnen , ik wil u alleen beminnen. Voor heinel en aarde zeg ik het, dat ik u alleen beminnen wil, en niets anders. — O Moeder van barmhartigheid, allerheiligste Maagd Maria ! bid daarom voor mij, en bekom mij de genade, dat ik nimmer iets anders be-minne dan Jesus alleen.
Hoe groot het verlangen van Jesus Christus is, ora \'.if-\'h met ons in de heilige Communie te vereenigen.
Daar Jesus wist, dat zijn uur gekomen was, zegt de H. Joannes (13. 1.); dit uur , dat Jesus zijn uur noemde , was de nacht, waarin zijn lijden moest beginnen. Maar hoe is het toch mogelijk, dat de Heer een zoo schromelijk uur zijn uur noemt ? Dit komt, wijl hij gedurende zijn geheel leven naar dit uur zuchtte, dewijl hij besloten had, ons in dezen nacht de H. Communie na te laten, door welke hij zich geheel en gansch vereenigen wilde met zijne geliefde zielen , voor welke hij weldra zijn bloed vergieten zou. Hoorenwij. wat Jesus in dien nacht aan zijne leerlingen zeide: Met hegeerte heb ik verlangd dit Paaschlam met u te eten. Door deze woorden wilde Jesus ons het verlangen eu
ALLERH. SACRAMENT DES ALTAARS. 391 do begeerte te kennen geven , die hij had om zieli met ons in dit Sacrament van liefde te vereenigon. Do H. Laurentius Justinianus zegt, dat de woorden „met begeerte heb ik verlangdquot; woorden waren, die uit het van oneindige liefde ontstoken Hart van Jesus voortkwamen , maar dezelfde vlammen , die toen in het Hart van Jesus brandden, branden nu nog, en dezelfde uitnoodiging om hem te ontvangen, die hij toen aan zijne leerlingen deed , doet hij uog lieden aan ons, ons toeroepoude ; „Neemt en eet, dit is mijn ligchaam.\'quot; — Om ons aan te moedigen hem met liefde te ontvangen , belooft hij ons zelfs don hemel; „ Wie mijn vleesoh eet, die heeft het eeuwige laven.quot; (Joan. 5.) Ja, hij gaat zoo verre, dat hij ons met den dood bedreigt, indien wij weigeren hem te ontvangen : „ Indien gij het vleescli van don Zoon des mensehen niet eet, zoo zult gij het loven in u niet hebben.quot; Al deze uituoodigingen , al deze beloften , deze bedreigingen komen alleen voort uit het vurig verlangen , dat Jesus heeft, om uit liefde tot ons , zich met ons te vereenigon. „ Men vindt geene bij, zeide eens de Hoer aan eene heilige ziel , die zich mot grootere drift op de bloemen hecht, om er den honig uit te zuigen, dan ik begeerte en liefde heb , om tot eene ziel te komeu, die naar mij verlangt.quot; Maar dewijl Jesus ons bemint, zoo verlangt hij ook , dat wij hem beminnen ; dewijl hij ons wenscht te bezitten, zoo verlangt hij ook , dat wij naar hem verlangen. God dorst daarnaar, zegt de H. Gregorius , dat wij naar hem dorsten. Zalig is degene, die met een groot verlan-
392 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TOT HET
gen om zich met Jcsus te vereenigen, tot de heilige
Communie gaat.
Oevoi\'li\'ns en (Jeliedi-ii.
O mijn aanbiddenswaardige Jesus! gij kunt ons nu geen grooter bewijs uwer liefde meer geven. — CTij hebt toch reeds uw leven voor ons willen opofferen. Ja gij hebt zelfs in het allerheiligste Sacrament bij ons\' willen blijven, opdat wij ons met uw heilig vleesch spijzen zouden, en gij wensclit zoo vurig, dat wij u ontvangen; o mijn Jesus! hoe is het toch mogelijk, dat wij, die al deze teekeneu uwer liefde kennen, evenwel niet van liefde tot u ontstoken zijn ? O gij, v er-
kleefdheid aan de aardsche dingen! verlaat mijn hart,
want gij alleen hindert mij, mijnen Jesus te bemin-nen, gelijk hij mij bemint!... Zoude ik ergens zulke groote bewijzen van liefde vinden als die, welkegy, o allerzoetste Zaligmaker! mij gegeven hebt! Uit liefde tot mij hebt gij uw leven willen opofferen, uit jefde tot mij hebt gij eenen zoo bitteren en zoo smadelij-ken dood geleden: uit liefde tot mij hebt gij u bijna vernietigd, als gij iu het allerheiligste Sacrament een spijs hebt willen worden, om u geheel enganschaan mij te kunnen schenken. Ach, mijn God! laat met toe, na mij zoo vele bewijzen uwer goedheid gegeven te hebben, dat ik nog ondankbaar jegensu blijve. Ik dank u, dat gij mij nog tijd geeft om de beleedigin-gen, die ik u aangedaan heb, te beweenen, en om u de nog overige dagen mijns levens 1e beminnen. Het berouwt mij, opperste goed! dat ik vroeger uwe liefde zoo zeer veracht heb. Ik bemin u , oneindige schat! Ik bemin u, oneindige liefde! die oneindige wederliefde verdient. Help mij, o Jesus! opdat ik uit mijn hart alle neigingen, die u niet tot voorwerp hebben , verdrijve, opdat ik van nu af niets vcrl inge, niets zoekc en niets beminne dan u alleen, ü mijn
ALLER1I. SACRAMENT DES ALTAAKS. 393
geliefde Zaligmaker! maak, dat ik u allijd vinde, maak dat, ik u altijd beminne. Beneem mij mijnen ge-heelen wil, opdat ik nooit meer iets anders willo dan wat u behaagt. O mijn God, mijn God! wien zoude ik ook wel beminnen, zoo ik n niet beminde, u,die toch alle goed in u bevat? Ja, u alléén wil ik en niets anders. O Maria, mijne Moeder ! trek mijn hart tot u, en vervul het met de reine liefde tot Jesus Christus.
ZEVENDE OVERWEGING.
De heilige Commuuie sciieukt ons de volharding in de genade Gods.
Als Josus in do heilige Communie tot eene ziel komt, dan brengt hij haar alle goederen, allo genaden, en vooral de genade der heilige volharding. Dit is de bijzonderste werking van het allerheiligste Sacrament. Het voedt do ziel, die het ontvangt, met dit brood des levens, en verleent haar eene groote kracht om op den weg der volmaaktheid voort te gaan, en om de vijanden , die haren ondergang besloten hebben, to wederstaan. Daarom noemt zich dan ook Jesus in het allerheiligste Sacrament een hemelseh brood; „Ik ben het levend brood, dat van don hemel nedergedaald is. Wie van dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.quot; (Joan. 0. ]5.) Even als liet aardsche brood het leven des ligchaams onderhoudt, even zoo onderhoudt dit hemelsche brood het leven der ziel, in welke het bewerkt, dat dezelve in de genade Gods volharde. De kerkvergadering van Treute (Zit. 13. c. 2.) leert ons ook , dat de H. Commuuie het behoedmiddel is, dat ons van de dagelijksehe zonden zui-
394 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TOT HET vert, en van de doodzonden bewaart. Paus Innocen-tius III zegt, dat Jesus ons door zijn heilig lijden van de bedrevene zonden gereinigd heeft; en ons door het allerheiligste Sacrament des Altaars van do zonden bewaart, die wij nog begaan kunnen. Daarom, zegt de H. Bonavontnra, moeten de zondaars zich niet van de heilige Communie aflioudcn, omdat zij zondaars geweest zijn; juist daarom moeten zij des te dikwijler communiceren, want hoe zwakker zich iemand gevoelt, des te meer heeft hij krachtige middelen uoodig.
Ocioeiens en fiebedeii.
Zie, o mijn God! hoe ellendig ik ben; maar ach, waarom beklaag ik mij over mijne zwakheid, als ik zie, hoe dikwijls ik in de zonde teruggevallen ben ? Ach ! hoe zonde ik ook aan de aanvallen der hel hebben kunnen wederstaan , daar ik mij van u verwijderde, die al mijne kracht zijt? Ware ik dikwijler tot do heilige Communie gegaan, o dan zouden mij mijne vijanden zeker niet zoo dikwijls overwonnen hebben. Zie, ik wil het voortaan niet meer zoo maken; „ Op u , o Heer ! heb ik gehoopt: in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden.quot; Neen, neen, ik wil geen vertrouwen meer in mijne goede voornemens stellen; gij alleen, o mijn Jesus! gij zult mijne hoop zijn. Gij moet mij de kracht geven, om nooit meer in de zonden te bewilligen. Zie, ik ben zwak, maar gij moet mij in de heilige Communie de noodige kracht ver-leenen, om aan de bekoringen te wederstaan. „ Alles vermag ik iu deugene die mij versterkt.. .quot; Vergeef mij, o mijn Jesus ! alle beleedigingen, die ik u heb aangedaan, en die ik uit geheel mijn hart beween. Ik neem vastelijk voor liever te sterven, dan u nog ooit te beleedigeu; en ik hoop, dat gij mij door uw bit-
ALLEim. SACRAMENT DES ALTAAKS. 395
ter lijden zult bijstaan, om tot mijnen dood toe in uwe genade te volharden. „ Op u , o Heer, heb ik go-hoopt ; in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden.quot; Dit roep ik tot u, o mijne lieve Moeder Maria! met den H. Bonaventura: „ Op u, o mijne Koningin! heb ik gehoopt: in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden.quot;
Over de voorbereiding en dankzegging bij de H. Communie.
De kardinaal Bona vraagt, hoe het mag komen, dat zoo vele mensohen, niettegenstaande zoo vele Communiën, evenwel zoo weinig voortgang op den weg der zaligheid maken ? Dat komt niet van het voedsel, antwoordt hij, maar van de voorbereiding dergenen, die het ontvangen. Snel steekt het vuur droog hout in brand, maar niet het natte, omdat dit weinig tot branden geschikt is. De Heiligen trokken zulke groote voordeelen uit hunne Communiën, omdat zij er op bedacht waren zich zorgvuldig daartoe voor te bereiden. Op twee dingen moet eene ziel, die zich tot de H. Communie voorbereidt, bedacht zijn : ten eerste moet zij aan alle schepselen afgestorven zijn ; zij moet alles uit haar hart verdrijven, wat niet God of voor God is. Want alhoewel ook eene ziel in staat van genade is, indien zij zich toch met aardsche neigingen bezig houdt, vindt do liefde Gods des te minder plaats in haar hart, hoe moor deze aardsche begeerten daarin heerschen. Toen de H. Gertrudis op zekeren dag aan den Heer vroeg, op welke wijze hij verlangde, dat zij zich tot de heilige Communie zoude voorbereiden, zoo antwoordde haar Jesus: Ik verlang
396 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TOT HET niet anders van u, clan dat gij mij ledig van u zel-veu ontvangt. Maar om groeten zegen uit de heilige Communie te trekken, moet men ook nog een groot verlangen hebben om Jesus te ontvangen, om hem altijd meer en meer te beminnen. Gerson zegt, dat alleen hij, die hongerig tot, deze tafel nadert, verzadigd wordt. Üe H. Franoisous van Sales verlangt, dat het bijzonderste doelwit eener ziel, die communiceert, daarop gerigt zij om in de liefde üods aan te groei-jen. Uit liefde, zeide hij, moet men hem ontvangen, die zich aan ons uit loutere liefde geschonken heeft. Daarom zeide ook eens Jesus aan eene heilige ziel ; Als gij communiceren wilt, dan moet gij ook alle liefde wenscheu te bezitten, die ooit een hart tot mij gehad heeft: en dan zal ik uwe liefde ontvangen, als of zij zoo groot ware als gij ze wenscht.
Maar na de H. Communie moet men ook de dankzegging niet verzuimen. Br is geen gebed, dat Gode aangenamer is dan het gebed na de heilige Communie ; de godvruchtige gevoelens, die wij alsdan in ons opwekken, hebben veel grootere waarde bij God, dau die, welke wij op eeuen anderen tijd zouden hebben; want hunne waarde wordt alsdan door de tegenwoordigheid van Jesus, die met de ziel vereenigd is, vergroot ; en indien wij God alsdan om iets bidden, zoo moeten wij denken, dat, gelijk de H. ïeresia zegt, Jesus na de heilige Communie zicli in onze ziel, gelijk op eenen troon van genade bevindt, en ons toeroept; Wat wilt gij dat ik doe? Zie, lieve ziei 1 ik ben juist daarom van den hemel tot u gekomen, om
ALLERH. SACRAMENT DES ALTAARS. 397 u met genade te vervullen; bid mij om al wat gij wilt, en hoe veel gij ook verlangen moget, zie, alles zal u gegeven worden. O , welke genadeschatten verliezen diegenen, welke na de heilige Communie veronachtzamen God te bidden.
\' GotoeleiiN rn Uebeden.
O God van liefde ! gij wenscht zoo vurig om ous uwe genaden mede te deeleu, en wij zijn zoo weinig daarop bedacht u om genade ie bidden! O, wolken angst zal het ons in ons doodsuur veroorzaken, als wij aan deze nalatigheid, die ons zoo schadelijk geweest is, zullen denken. O miju God ! vergeet het ver-ledene; zie, iu het toekomende wil ik mij, met uwe hulp, beter voorbereiden en zorg dragen, om alle aardsche neigingen uit miju hart te verdrijven, welke mij zouden kunnen beletten al de genaden te ontvangen, die gij mij wilt mededeelen. Maar ook na de heilige Communie wil ik, zoo goed als ik kan, u den noodigen bijstand vrageu, om in uwe liefde aan te groeijen, geef mij slechts de genade om mijn goed voornemen uit te voeren. Ach, mijn Jesus! hoe weinig was ik vroeger daarop bedacht om u te beminnen; ach! de tijd, dien uwe barmhartigheid mij nog geven zal. zal voor mij een tijd zijn, om inij tot den dood voor te bereiden, en om door mijne liefde de beleedigingen, die ik u heb aangedaan, wederom te vergoeden. Zie, ik wil dezen tijd geheel doorbrengen met mijne zonden te beweeneu en u te beminnen. Ik bemin u , o Jesus , mijne liefde ! ik bemin u , mijn eenig goed ! ontferm u mijner, en verlaat mij niet. En gij, o mijne Moeder Maria, mijne hoop! laat ook niet na, mij door uwe voorspraak te helpen.
GOrgt;quot;Vquot;RTJCHTIGE OEFENINGEN
TOT DEN
voor eiken dag der week, maar voornamelijk om van zondag vóór Pinksteren tot na het Pinksterfeest te verrigten.
Over de godsvructit tot den H. Geest.
Onder al de oefeningen van godsvrucht is de negen-daagsehe godsvrucht tot den H. Geest eene der ge-wigtigste. dewijl de H. Apostelen en de allerheiligste Maagd Maria deze het eerste in de eetzaal te Jerusalem geoefend hebben, en dewijl dezelve met de grootste wonderen en genaden vergezeld werd, vooral met de gaaf van den H. Geest zeiven, die een geschenk is, dat Jesus Christus ons door zijn lijden verworven heeft. De goddelijke Zaligmaker zelf leerde ons deze waarheid, als hij aan zijne leerlingen zeide, dat, zoo hij niet stierf, hij hun den H. Geest niet zenden kon: „Indien ik niet heenga, zoo zal de Trooster niet tot u komen, maar ga ik weg, dan zal ik hem tot u zenden.quot; (Joan. 16. 17.)
Het geloof leert ons, dat de H. Geest do liefde is, die God de Vader en de Zoon tot elkander hebben. Daarom schrijft men ook do mededeeling der .iefde Gods bijzonder aan den H. Geest toe, volgens deze
GOBVBUCHIIGE OEFENINGEN TOT BEN H. GEEST. 399 woorden van den H. Paulus: „De liefde Gods is in onze harten uitgestort door den H. Geest, die ons gegeven is.quot; — Het zal derhalve gevoegelijk zijn, dat wij in deze godsvruohtoefening de hooge waarde dor liefde Gods betrachten, opdat de begeerte naar dezelve in ons vermeerderd worde, en opdat wij ons moeite mogen aandoen, om dezelve door godvruchtige oefeningen en bijzonder dooy het gebed, te verkrijgen; dewijl God ze aan die, welke er hem ootmoedig om bidden, beloofd heeft: „ Uw Vader in den hemel zal den goeden geest geven aan diegenen, welke hem daarom bidden.quot; (Rom. 3. 5.)
GEBED
om de zeven gaven van den H. Geest, hetwelk men vuór of na iedere overweging van den H. Geest kan lezen.
y. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aaubid u als den waren God, één met den Vader en don Zoon. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en dor Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor al de genaden, die gij aan de wereld bewezen hebt, en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe genade en liefde in mijn hart te komen, en mij de gave van vrees te verleenen, opdat dezelve mij belette, wederom in de zouden te vallen, die ik vroeger begaan heb, en welke ik u bid mij genadig te willen vergeven.
Onze , Vader. Wees gegroet.
Rj. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam onze harten.
y. Heilige Geest , trooster der zielen! ik aanbid u als den waren God, één met den Vader en den
400 GODVRUCHTIGE OEPENISGEN
Zoon. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en dei-Serafs. Ik offer n mijn hart op, endank u voor alle weldaden, die gij aan de wereld bewezen hebt, en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe genade en liefde in mijn hart te komen, en nuj de gaaf van godsvrucht te verleenen, opdat ik u in het vervolg ijveriger moge dienen, spoediger uwe heilige inspraken volge, en getrouwer de geboden Gods onderhoude.
Onze Fader. Wees r/egroet.
lï. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam onze harten.
y. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid u als den waren God, één met den Vader en den Zoon. Ik loof ii met de lofzangen der Engelen en der Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor alle weldaden, die gij aan de wereld bewezen hebt, en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe genade en liefde in mijn hart te komen, en mij de gaaf van wetenschap te verleenen, opdat ik de goddelijke dingen wel erkennen moge, en, door u verlicht, den weg mijner eeuwige zaligheid bewandele.
Onze Fader. Wees gegroet.
ri. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam onze harten.
5\'. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid u als den waren God, één met don Vader en den Zoon. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en der Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor alle genaden, die gij aan de wereld bewezen hebt, en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe genade
TOT DEN H. GEEST. 401
en liefde in mijn hart te komen, en mij de gaaf van kracht te verleenen, opdat ik vol moed alle aanvallen des duivels en alle gevaren der wereld, die mijne zaligheid beletten kunnen, overwinnen moge.
Otize Vader. Wees gegroet.
R}. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam onze harten.
y. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid u als den waren God, één met den Vader en den Zoou. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en der Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor al de genaden, die gij aan de wereld bewezen hebt, en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe genade en liefde in mijn hart te komen, en mij de gaaf van goeden raad te verleenen , opdat ik altijd verkieze wat tot mijn geestelijk welzijn het nuttigste is, en opdat ik alle strikken en lagen des duivels moge vermijden.
Onze Vader. Wees gegroet.
rJ. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom eu ontvlam onze harten.
j!\'. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid u als den waren God, één met den Vader en den Zoon. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en der Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor alle genaden, die gij aan de wereld bewezen hebt, en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe genade en liefde in mijn hart te komen, en mij de gaaf van verstand te verleenen om de geheimen van God te kennen, en om door de betrachting der hemelsohe dingen, mijne gedachten eu begeerten altijd meer en.
12 26
402 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
meer van de ijdelliedeu dezer ellendige wereld af te trekken.
Onze Vader. Wees gegroet.
Rj. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam onze harten.
f. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid u als den waren God, een met den Vader en den Zoon. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en der Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor alle genaden, die gij aan de wereld bewezen hebt, en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe genade en Hefde in mijn hart te komen en mij de gaaf van wijsheid te verleenen, om door dezelve al mijne handelingen tot God, als tot mijn laatste einde te rigten,
opdat ik na hem hier op aarde bemind en getrouw gediend te hebben, hem hierna in de andere wereld, gedurende de gansohe eeuwigheid moge genieten.
Onze Vader. Wees gegroet.
Hj. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam onze harten.
De liefde Gods Is een Tuur dat ontvlamt.
God had in de wet van Mozes bevolen, dat er op Dit zijn altaar vuur zoude branden. „Maar het vuur op dinj het altaar zal altijd branden.quot; De H. Gregorius zegt: te h „ Onze harten zijn Gods altaren en de Heer wil, dat goec in dezelve zijne goddelijke liefde zonder ophouden vreu brande.quot; Daarom was het den eeuwigen Vader niet te o genoeg, ons zijnen Zoon Jesus Christus te scheuken, zegt
waa well
TOT DEN H. GEEST. 403
opdat hij ons door zijnen dood zoude zalig maken : neen, hij wilde ons nog den Heiligen Geest zenden, opdat deze in onze harten zoude wonen om dezelve zonder ophouden met zijne liefde te ontvlammen. Christus zelf verzekert ons, dat hij juist daarom op aarde gekomen is, om onze harten door dit heilige vuur te ontvlammen, en niets anders wenseht, dan i dat het zich ontsteke: „Ik ben het vuur op aarde ko-gt; men brengen en wat wil ik anders dan dat het bran-; de ?quot; Hij vergeet de beleedigingen en den ondank i die hij op de aarde van de mensehen heeft moeten i uitstaan, en zoodra hij ten hemel gevaren is, zendt hij ons den H. Geest.— Gij bemint ons dan, o lief-, dewaardigste Zaligmaker! iu uwe heerlijkheid, gelijk y . gij ons in uwen smaad en in uw lijden bemind hebt. , Daarom wilde ook de H. Geest den leerlingen onder de gedaante van vurige tongen verschijnen. „ Eu daar verschenen hun verdeelde tongen gelijk vuur.quot; Ti (Werk. der Ap.) En daarom leert ons de H. Kerk bidden: „ Wij bidden u, o Heer! de H. Geest ge-waardige zich ons met het vuur te ontvlammen, hetwelk onze Heer Jesus Christus op de aarde gezonden heeft, en hetwelk hij in alle harten wil zien branden.quot; 3p l)it heilige vuur ontvlamde de Heiligen, om groote Dp dingen voor God te ondernemen, hunne vijanden ;t; te beminnen, naar verachting te verlangen, aan alle iat goederen dezer wereld te verzaken, zelfs om met en vreugde het marteldom en den schromelijksten dood iet te ondergaan. De liefde kan zich niet vermoeijen, zij :n,zegt nooit: Het is genoeg. Hoe meer eene ziel, die
404 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
God bemint, voor haren beminde doet, des te groo-ter wordt haar wensch om nog meer te doen , ten einde hem te behagen, en zijne liefde altijd meer en meer te verdienen. Dit heilige vuur der liefde Gods, ontvlamt zich gedurende het inwendige gebed: „ Als ik overwoog, ontvlamde het vuur.quot; (Psalm.) Indien wij dus wensohen door de liefde Gods ontvlamd te worden, dan moeten wij het geheel beminnen, dewijl het aan een offeraltaar gelijkt, op hetwelk het vuur der goddelijke liefde zich onophoudelijk ontsteekt.
Krvoelcus en Ciolieden.
Tot nu toe, o mijn God! heb ik nog niets vooru gedaan, terwijl gij nogtans zulke groote dingen voor mij verrigt hebt. Ach, mijne laauwheid moest u reeds van over lang bewogen hebben, om mij uit uwen mond te spuwen, ü H. Geest! verwarm hetgene koud is, en ontsteek in mij eene groote begeerte om u te beha-o-en. Ik verzaak nu al mijne gemakken. Ik wil liever sterven , dan u nog in het minste te mishagen. Gij wilt in de gedaante van vurige tongen verschijnen ; zoo wil ik u dan ook mijne tong toewijden opds.tik u niet meer met dezelve beleedige. O mijn God! gij hebt ze mij gegeven om uwen lof te verkondigen, cn ik, ik heb mij van dezelve bediend, om u te belee-digen, en zelfs om anderen tot zonde te brengen! Ach, het berouwt mij uit geheel mijn hart! uit liefde tot Jesus Christus, die, toen hij hier op aarde leefde, uwe eer zoo zeer door zijne tong bevorderd heeft, maak, dat, ik u van nu af waarachtig eere, uwen lof zinn-e, u om uwen bijstand smeeke, en uwe goedheid en \'de\' oneindige liefde, die gij verdient . verkondige. Ik bemin u, mijn hoogste goed! ik bemin u, o God van liefde! O Maria! gij zijt de welbeminde bruid
TOT DEN H. GEEST.
van den H. Geest, bekom voor mij het vuur der goddelijke liefde.
De liefde is een licnt dat verlicht.
Ken der grootste nadeelen, welke ons de zonde van Adam toegebragt heeft, bestaat hierin, dat ons verstand door de driften verduisterd is. Arme ziel, die u door eene drift laat beheersehen ! De drift is een damp en een sluijer, die ons belet de waarheid te kennen. Hoe kan men de boosheid vlugten, als men niet meer weet wat boosheid ia ? Hoe meer zonden wij begaan, des te donkerder wordt het in ons. Maar de H. Geest, die een gelukkig licht genoemd wordt, ontvlamt niet alleen door zijne goddelijke stralen onze harten met zijne liefde, maar hij verdrijft ook de duisternis , en maakt dat wij erkennen de ijdelheid der aardsche en de groote waarde der eeuwige goederen, het gewigt van de zaligheid onzer ziel, den grootsten schat der genade Gods, zijne goedheid, de oneindige liefde, die hij verdient, en de oneindige liefde, die hij ons toedraagt. „ De vleeschelijkc niensch begrijpt de dingen niet, die den geest Gods aangaan.quot; (l.Cor. 2. 14.) De mensch die zich door de bevrediging der aardsche wellusten bezoedelt, weet maar weinig van deze waarheden en daarom bemint de ongelukkige hetgeen hij moest haten, en daarom haat hij, wat hij zou moeten beminnen. De H. Maria Magdalena van Pazzis riep uit: „ O liefde ! gij die niet gekend , o liefde! gij die niet bemind wordt.quot; En daarom kon
405
406 GODVRTJCHTIGE OEFENINGEN
de H. Teresia met reden zeggen , dat God niet bemind wordt, omdat men hem niet kent. De Heiligen baden onophoudelijk, dat God hen zoude verlichten: Zend lieht, doorstraal mijne duisternis, open mijne oogen; want zonder lieht kunnen wij de afgronden niet vermijden, kunnen wij God niet vinden.
Gevoelens en Cielieilen-
O heilige, o goddelijke Geest! ik geloof, dat gij waarlijk God zijt, een eenige God met den Vader en den Zoon. Ik aanbid u, ik erken u als den gever aller verlichtingen, door welke gij mij hebt doen kennen, welk groot kwaad ik beging als ik u beleedigde, en welke verpligting ik heb u te beminnen; ik dank u daarvoor en het berouwt mij bovendien yt belee-digd te hebben. Ik had verdiend, dat gij mij in de duisternis liet, maar ik erken nu, dat gij mij niet verstooten hebt. Verlicht mij ook in het vervolg, o heilige Geest! laat mij altijd meer en meer uwe oneindige goedheid erkennen, en geef mij kracht, opdat ik u voortaan uit geheel mijn hart beminne. Geef mij altijd meer genaden, opdat ik, door dezelve overwonnen, gedwongen worde niets te beminnen, dan u alleen. Hierom bid ik u, door de verdiensten van Jesus Christus. Ik bemin u, o mijn opperste goed! ik bemin u meer dan mij zeiven. Ik wil geheel aan u zijn; neem mij aan, en laat niet toe, dat ik mij nog ooit van u verwijdere. O mijne lieve Moeder Maria! sta mij bij door uwe heilige voorspraak, sta mij bij.
De liefde Gods is een water dat den dorst laaft.
De liefde Gods wordt ook eene levende bron genoemd. Onze Zaligmaker zeide aan de Samaritaansche
TOT DEN H. GEEST. 407
vrouw: „Hij, die van het water zal drinken, dat ik hem geven zal, zal in eeuwigheid geen\'dorst hebben.quot; (Joan. 4. 13.) De liefde Gods is een water, dat den dorst laaft, immers wie God waarlijk bemint, die zoekt en wenscht niets meer; want hij vindt in God alle goed. Daarom vergenoegt hij zich met God en roept altijd vol vreugde uit: „Mijn God an mijn al!quot;
God beklaagt zich over zoo vele zielen, die ellendige en kortstondige vreugde bij de schepselen zoeken, en hem, het oneindige goed, de bron der levende wateren, verlaten: „Zij hebben zich putten gegraven, doorboorde putten, die geen water kunnen inhouden.quot; (Jerem. 2. 12.) Maar dewijl God ons bemint, dewijl hij ons zoo gaarne in vrede wil zien, roept hij ons toe: „Indien iemand dorst heeft, dat hij tot mij kome.quot; (Joan. 3. 7.) Wie gelukkig wenscht te zijn, kome tot mij, en ik zal hem den H. Geest geven, die hem hier op aarde, en eens in den hemel gelukkig zal maken. Hij gaat voort en zegt: „ Die in mij gelooft, uit diens binnenste zullen, gelijk de H. Schrift zegt, stroomen van levende wateren vloei-jen.quot; (Joan. 7. 38.) Hij, die gelooft, en te gelijk Jesus Christus bemint, zal met zoo vele genaden verrijkt worden, dat uit zijn hart (dat is, uit zijnen wil) bronnen van heilige deugden zullen vloei-jen, die hem niet alleen helpen zullen om het leven van genade voor zich te bewaren, maar die maken zullen, dat ook anderen dit goddelijk leven zullen bekomen. Dit water, waarvan onze Zaligmaker spreekt , is de H. Geest, die wezenlijke liefde, die Jesus
408 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
Christus beloofd heeft ons na zijne hemelvaart te zenden. Dat zeide hij van den geest, welke diegenen, „ die in hem zouden gelooven, ontvangen zouden; want do H. Geest was ons nog niet gegeven, omdat Jesus nog niet verheerlijkt was.quot; (Joan. 7.39.) De sleutel, waarmede wij ons den ingang tot deze zalige waters openen, is het heilig gebed, waardoor wij alle goed verkrijgen , dewijl de Heer ons beloofd heeft; „ Bidt en gij zult ontvangen.quot; Wij zijn blind, arm en ellendig, maar door het gebed bekomen wij licht, kracht en alle schatten der genaden. ïheodoretus zegt: „Het Gebed, alhoewel het maar één is, vermag alles.quot; Hij,. die bidt, bekomt alles, wat hij wenscht. God wil ons zijne genade schenken, maar hij wil, dat wij hem bidden.
ftevoelrns en «ebcden.
„Heer, geef mij dit water.quot; Met de Samaritaan-sche vrouw bid ik u, o mijn Jesus! geef mij dit water uwer liefde! opdat ik al wat aardsch is, vergete, om enkel voor u, die oneindig liefdewaardig zijt, te leven. „Bevochtig hetgene dor is.quot; Mijne ziet is eene dorre aarde, die niets dan distels en doornen der zonde voortbrengt, besproei ze met uwe genade, opdat zij, eer ik sterf, tot uwe grooie eer eenige vruchten drage. O gij, bron der levende wateren, mijn hoogste goed! hoe dikwijls heb ik u verlaten , om hier op aarde onreine gevoelens te zoeken, die mij uwe liefde hebben doen verliezen! Ware ik toch gestorven, eerikube-leedigd had! Voortaan wil ik niets anders dan u, o mijn God! help mij, en maak dat ik u getrouw blij ve. Maria, mijne hoop! bewaar mij onder uwe moederlijke bescherming.
TOT DEN H. GEEST.
De liefde Gods is een dauw die bevochtigt.
De H. Kerk doet ons bidden, dat de instorting des H. Geestes onze harten reinige, bevruchte, be-sproeije en met zijnen dauw doordringe. De liefde bevrucht de goede begeerten, de heilige voornemens en heilige werken, die uit het hart voortkomen; deze zijn de bloemen en de vruchten, die de genade des H. Geestes voortbrengt. Men noemt de liefde daarom ook eenen dauw, omdat zij het vuur der booze begeerten en bekoringen uitbluscht. Derhalve wordt de H. Geest ook met regt een verzachtingsmiddel en eene verkwikking in de hitte genoemd. Als wij bidden, dan daalt deze dauw in onze harten neder. Een gebed van, een kwartier uurs is genoeg om den haat, en de ongeregelde liefde in ons hart uit te blusschen. „Hij bragt mij in den wijnkelder, en regelde in mij de liefde.quot; Het inwendige gebed of de meditatie is de wijnkelder, in welke onze liefde geregeld wordt, zoo dat wij den naaste gelijk ons zeiven, en God boven al beminnen. Die God bemint, bemint het gebed; maar wie liet gebed niet bemint, dien is het bijna onmogelijk zijne driften te overwinnen.
Cievoelens en iüebedoii.
O heilige Geest! ik wil niet meer voor mij zeiven leven; al de dagen mijns levens, die mij nog overblijven, wil ik enkel besteden, om u te behagen en u te beminnen. Derhalve bid ik u om de genade des ge-beds. Kom gij zelf in mijn hart en leer mij bidden.
409*
410 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
Verleen mij kracht, om het gebed ten tijde der dorheid nooit te verlaten; geef mij den geest des gebeds, dat is, de genade van altoos te bidden, en uom datgene te bidden, wat aan u het meest behaagt. Om mijne zonden zou ik reeds verloren gegaan zijn, maar ik -erken uit de teedere liefde, met welke gij mij behandeld hebt, dat gij mij zalig, dat gij mij heilig maken ■wilt: ja, ik wil heilig worden om u te behagen, en om u altijd meer en meer om uwe oneindige goedheid te beminnen. Ik bemin u, mijn opperste goed, mijne liefde, mijn al! en dewijl ik u bemin, zoo schenk ik mij geheel aan u. O Maria, mijne hoop ! sta mij bij.
De liefde Gods is eene rust die verkwikt.
Do liefde wordt ook nog „rust in den arbeid, troost in het weenenquot; genoemd. De liefde Gods is eene rust, die verkwikt, want de wezenlijkheid der liefde bestaat in den wil des beminnaars met den wil des beminden te vereenigen. Voor eene ziel, die God bemint, is het, wanneer zij smart of verlies van goederen lijdt, genoeg, om zich wederom aanstonds ts troosten, als zij bedenkt, dat het de wil van haren welbeminde is, dat zij die smart, dat verlies ondergaat. Het is haar genoeg te zeggen; Mijn God wil het zoo, en terstond vindt zij in allen tegenspoed rust en tevredenheid. Dit is die vrede, die alle aardsche vreugde overtreft. Wanneer de H. Maria Magdalena van Paz-zis slechts deze woorden: „ de wil Godsuitsprak, werd zij met vreugde vervuld. Hier op aarde moet een ieder zijn kruis dragen, maar, zegt de H. Teresia, .alleen voor diegenen is het zwaar die het on\\\\ illig
TOT DEN H. GEEST. 411
dragen, niet voor hem, die het met vreugd op zijne schouders neemt. Op deze wijze wendt en geneest de Heer ten zelfden tijde; want de H. Geest maakt door zijne zoete vertroostingen, dat smaad en lijden ons aangenaam en liefelijk voorkomen. „Ja, Vader! al-zoo heeft het n behaagdzoo moeten wij in allen tegenspoed, die ons overvalt, uitroepen, of Dit geschiede, o Heer! omdat het alzoo uw heilige wil is.quot; Als de vrees voor een tijdelijk ongeluk ons beangstigt, zoo moeten wij eiken keer tot God roepen : „ Doe, o Heer ! wat u behaagt; en ik ben bereid alles aan te nemen wat gij mij wilt overzenden.quot; Het is ook zeer nuttig, dikwijls gedurende den dag oefeningen van overgeving in den goddelijken wil te verwekken, gelijk de H. Teresia deed.
fJcvoeleiiM en fiebrden.
O mijn God! hoe dikwijls ben ik, om mijne zondige neigingen te voldoen, tegen uwen heiligen wil opgestaan; dit smart mij meer dan alle ander kwaad. O mijn God\', van nu af wil ik u uit geheel mijn hart beminnen. „ Spreek , Heer ! uw dienaar hoort.quot; Zeg mij, wat gij van mij wilt, ik wil alles doen, uw wil zal altijd mijn eenig verlangen, het eenig voorwerp mijner liefde zijn. O heilige Geest! kom mijne zwakheid te hulp. Gij zijt de zoetheid zelve, hoe konde ik ook nog iets anders beminnen dan u alleen! Trek door de liefelijkheid uwer heilige liefde al mijne neigingen tot u. Ik wil alles verlaten, om mij geheel aan u te scheuken. Neem mij aan en sta mij bij. O Maria, mijne Moeder! in u stel ik al mijn vertrouwen.
412 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
De liefde Gods is eene kracht die versterkt.
„ Ue liefde is sterk als de dood.quot; (Gez. 8. 6.) Gelijk er niets in de wereld is, dat don dood wederstaan kan, zoo is er voor de ziel, die God bemint, geene moeijelijkheid , die niet eindelijk voor de liefde wijken moet. Als het er op aan komt om aan den welbeminde te behagen, dan verdraagt de liefde alles: verlies, verachting en smarten. Niets is zoo hard, dat niet door het vuur der liefde vermorzeld wordt. Het zekerste teeken, dat eene ziel God bemint, is, dat zij hem in hare liefde getrouw blijft niet alleen als het haar goed gaat, maar ook als haar tegenspoed overkomt. Ue H. Franciscus de Sales zegt: „ God is even zoo liefdewaardig in den tegenspoed als in de vertrooslingen, omdat hij ons alles uit liefde toezendt.quot; Ja , hoe meer hij ons hier op aarde bezoekt, des te meer bemint hij ons. De H. Joannes Chrysostomus achtte den H. Pau-lus gelukkiger, toen hij in de boeijen zuchtte, dan wanneer hij tot in den derden hemel verheven was. Daarom verheugden zich de H. Martelaars te midden van hun lijden; zij dankten den Heer, als voor de grootste genade, die hij hun bewijzen kon, als hij ze uit liefde tot hem liet lijden. De andere Heiligen, die geene tirannen vonden, die hen wilden pijnigen, zijn, om aan God te behagen, door hunne boetpleging hunne eigene tirannen geworden. De H. Augustlnus zegt, „ dat hij, die bemint, niet moede wordt, en zoo hij zelfs moede zonde worden, bemint hij de vermoeidheid.quot;
TOT DEN H. GEEST.
Gevoelen» en Cüeliedeii.
O God mijner ziel! ik zeg, dat ik u bemin, maar wat doe ik uit liefde tot u ? — niets; — dat is dan een teeken, dat ik u niet, of weinig bemin. Geef mij derhalve, o mijn Jesus! den H. Geest, opdat hij mij kracht verleene, eer ik sterf, uit liefde tot u te lijden en iets voor u te doen. Laat mij niet sterven, o mijn allerliefste Zaligmaker! zoo koud en ondankbaar g\'elijk ik het tot nog toe jegens u geweest ben. Geef mij kracht, opdat ik het lijdon beminne, nadat ik zoo vele zonden begaan heb, voor welke ik de hel verdiende. O mijn God! die geheel goedheid en liefde zijt, gij wenscht in dit hart te wonen, waaruit ik u zoo dikwijls verdreven heb; kom, neem er uwe woning in, neem het iu bezit, maak, dat het geheel aan u zij. Ik bemin u, o mijn Heer! en zoo ik u bemin, dan zijt gij reeds bij mij teruggekeerd, want de H. Joaunes geeft mij de verzekering, „dat wie iu de liefde blijft, in God blijft, en God in hem.quot; Daar gij nu dan bij mij zijt, zoo vermeerder de liefde; bind mij vast met de banden uwer liefde, opdat ik niets wensche, zoeke, niets beminne dan u alleen, en opdat ik, met u vereenigd, mij nooit meer van uwe liefde moge scheiden. Ik wil u toebehooren, o mijn Jesus! ik wil u geheel toebehooren. O mijne kouingin en voorspreekster Maria! verkrijg voor mij liefde en volharding.
De liefde maakt dat God in ons hart woont.
De H. Geest wordt een gast der ziel genoemd: „Zoete Gast der ziel.quot; Dezen gast heeft Jesus Christus diegenen beloofd, die hem bemiunen, als hij zeide: „ Indien gij mij bemint, zal ik den Vader bidden, en
413
414 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
hij zai u eenen anderen Trooster geven om in eeuwigheid bij u le blijven.quot; CJoan. 14. 15.) De H. Geest verlaat de ziel niet, indien zij zelve hem niet uit haar verdrijft. God woont alzoo in een hart, dat hem bemint. Maar hij zelf verklaart, dat hij dan eerst met ons tevreden is, als wij hem uit geheel ons hart beminnen. De H. Augustinus verhaalt, dat de heiden-sche Romeinen Jesus Christus niet onder hot getal hunner goden wilden aannemen, „ omdat, zeiden zij, hij een hoovaardig God is, die alléén wil aangebeden worden, en die niemand nevens zich duldt.quot; Zij hadden gelijk; Christus verdraagt niemand in een hart, dat hem bemint; hij wil alleen daarin wonen, hij wil alleen bemind worden; en zoo hij ziet, dat wij nog iets anders dan hem beminnen, aanziet hij dat schepsel, hetwelk deel aan een hart heeft, dat hij alleen wil bezitten, (om zoo te spreken) met nijdigeoogen. „Meent gij, zegt de ïï. Jacobus, dat de Schrift te vergeefs zegt: heeft de geest die in ons woont niet eene neiging tot den nijd?quot; „Met één woord, zegt de H. Hieronymus, Jesus is afgunstig,quot; en daarom prijst onze hemelsche Bruidegom die zielen, die gelijk de tortelduiven, eenzaam en van de wereld verwijderd levon; „ Uwe wangen zijn schoon gelijk die der tortelduiven.quot; (Hoogl. 1. 9.) Daarom wil hij niet, dat de wereld deel neme aan eene liefde, die hij alleen bezitten wil, en hij noemt zijne geliefde bruid eenen gesloten hof: „Mijne zuster, mijne bruid! gij zijt een gesloten hof.quot; (Hoogl. 4.) Een hof, die voer alle aardsche liefde gesloten is. Verdient Christus dan onze
TOT DEN H. GEEST.
liefde niet?— De H. Chrysostomus zegt: „Alles heeft hij u gegeven, niets heeft hij voor zich gehouden.quot;\' Hij heeft voor u zijn bloed, zijn leven ten beste gegeven; er blijft hem niets meer overig voor u te doen.
nevocleiiM en Geitellen.
Ik zie hot, o mijn God! gij wilt, dat ik geheel aan u zij. Ofschoon ik u dikwijls uit mijn hart verdreven heb, zoo hebt gij er toch nog in terug willen keerenr om u met mij te vereenigen. Zoo neem dau nu volkomen bezit van mijn hart, ik schenk mij geheel aan u, neem mij aan, o mijn Jesus! en laat niet toe, dat ik in het vervolg nog een oogenblik leve zonder u te beminnen. Gij zoekt mij: ook ik wil u alleen zoeken. Gij wilt dat mijn hart u geheel toebehoore. Zie, mijn hart begeert niets anders dan u alleen. Gij ver-eenigt mij altijd naauwer met u, opdat ik mij nooit meer van n afscheide. Heilige, hemeische Koningin Maria! op u stel ik mijn vertrouwen.
De liefde Gods is een band die ons met God verbindt.
Gelijk de H. Geest, die ongeschapene liefde, een onontbindbare band is, die God den Vader met zijnen Zoon verbindt, zoo is hij ook een band, die de ziel aan God knoopt. „De liefde Gods, zegt de H. Angustinus , is eene deugd die ons met God verbindt.quot; Daarom riep de H. Laurentius Justinianus vol vreugde uit: „O liefde! hoe sterk zij t gij, daar gij instaat geweest zijt eenen God met onze zielen te vereenigen?quot; De banden dezer wereld zijn banden des doods, maar de banden Gods zijn banden des levens en der
41amp;
416 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
zaligheid: „Zijne banden zijn heilzame bandenquot;, wijl zij ons door de liefde verbinden met God, die ons waar en eenig leven is.
Eer Christus op de aarde kwam, vlngtten de men-schen God; vol aangekleefdheid aan de aardsche dingen, wilden zij zich niet met hunnen Schepper ver-eenigen. Maar onze liefdevolle God heeft ze met banden van liefde tot zich getrokken, zoo als hij beloofd had door Oseas: „Met menschelijke banden trok ik ze, met banden van liefde.quot; (Os. 11. 4.) Deze banden van liefde zijn de weldaden, die God ons bewezen heeft, de beloften des hemels, die hij ons gedaan heeft, en voornamelijk het geschenk van Jesns Chris- ^jjgl tus aan het kruis en in het allerheiligste Sacrament mijr des Altaars, en eindelijk de zending van den H. Geest. doo( — Daarom roept dan ook de profeet uit; „ Uoe de banden van uwen hals los, o gij gevangene dochter. (Isaïas 52. 2.) O gij, geliefde ziel! die voor den hemel geschapen zijt, doe de aardsche banden los, en vereenig u met God door den band zijner heilige liefde! De „Heb de liefde, die de baud der volmaaktheid is.quot; ^ (Col. 3. 14.) De liefde is de band, die alle deugden ^ in zich besluit en de ziel volmaakt doet zijn. Bemin, ^ ^ en doe alsdan wat gij wil, zegt de H. Augustinus:
want wie God bemint, draagt zorg om alles te vlug-^ ten, wat aan zijnen welbeminde mishagen kan, en zoekt r „ in alle dingen aan God te behagen.
€■ cvurU\'iis i\'ii (aelieiiei). hetw
goed
O mijn dierbaarste Jesus! hoe vele redauen heb ik
nief
hee:
lijk
nad
voo
of i
wilt
ii a
zoo
Gij
ook
liefi
dat
ten dat
TOT DEN H. GEEST. 417
niet om u te bonüunen, nadat het u zooveel gekost heeft om mijne liefde te bekomen! Het zoude waarlijk eene te groote ondankbaarheid zijn, indien ik, nadat gij uw bloed voor mij vergoten, en uw leven voor mij opgeofferd hebt, u maar weinig beminde, of indien ik mijn hart tusschen u en de schepselen w7ilde verdeelen. Ik wil mij van alles onthechten, en u alleen al mijne neigingen schenken. Maar ik ben zoo zwak om mijnen wensch ten uitvoer te brengen. Gij dus, die mij deze voornemens instort, geef mij ^ look do kracht om ze uit te voeren. Doorwond, oge-■ |liefde! mijn arm hart met de pijlen uwer liefde, op-|dat het altijd naar u zuchte; maak dat het u onop-jhoudelijk zooke, dat ik zonder ophouden naar u ver-ilange, dat ik u altijd vinde. O mijn Jesus! ik wil u alleen, maar u alleen. Geef, dat ik dikwijls gedurende •t Imijn leven, doch bijzonder in het uur van mijnen t. idood deze woorden herhaie: U alleen begeer ik,bui-e ten u verlang ik niets! O Maria, mijne Moeder! geef dat ik van nu af niets auders wille dan God alleen.
r.
3l
De liefde Gods is een schat die alle goedereii in zich besluit.
De liefde Gods is die schat, waarvan het heilige Evangelie zegt, dat men allen verlaten moet om hem \' te bekomen, omdat de liefde ons aan de vriendschap Gods deelachtig maakt. „ Zij is een oneindige schat — ^ wie hem bezit, wordt der vriendschap Gods deelachtig.quot; (Wijs. 7. 14.) „O mensch, zegt de quot;H. Augus-linus, waarom zoekt gij goederen? zoek één goed, in hetwelk allo goederen zich bevinden.\'\' Maar dit ééne ^goed. God, kunnen wij niet vinden, indien wij do aardsche dingen niet verlaten. De H. ïeresia zeide;
418 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
„ Trek uw hart van de schepselen af, en gij zult God vinden.quot; Wie God vindt, die vindt alles wat hij maar wenschen kan ; „ Stel uwe begeerten iu den lieer, dan zal hij u alles geven wat uw hart verlangt.quot; (Ps.) Het monschelijk hart zoekt noodzakelijkerwijze goederen, die liet kunnen gelukkig maken; maar zoo het deze goederen in de schepselen zoekt, zal het, hoeveel het er ook moge vinden, toch uooit tevreden zijn, doeh, indien ons hart, niets, niets dan God alleen zoekt, bevredigt God al deszelfs wenschen. Wie is wel gelukkiger hier op aarde dan do Heiligen? Dat komt omdat zij niets willen of zoeken dan God alleen. Toen zeker vorst eens op do jagt ging, ontmoette hij in het bosch eenen kluizenaar; de vorst vroeg hom wat hij daar kwam zoeken; en wat zoekt gij dan , mijn vorst ? antwoordde de kluizenaar. Ik jaag naar wilde dieren , zeide de vorst; en ik , hernam de kluizenaar, jaag naar God.
Toen een vervolger dor Christenen den H. Clemens goud en edelgesteenten aanbood om Jesus Christus te verloochenen, riep de Heilige al zuchtende uit: „ Hoe is het mogelijk, dat men eeuen God met een weinig slijk vergelijken kan?quot; Gelukkig hij, die, kent /welk een schat de liefde Gods is, en die denzelven zoekt te bekomen! vindt hij dien, dan zal hij zich vrijwillig vau alle aardsche dingen ontblooten, om niets tf bezitten dan God alleen. „Als het huis brandt, zegt de H. l\'ranciscus de Sales, dan werpt men alles het venster uit.quot; En pater Seguerie plagt te zeggen: „ Df liefde Gods is eeue diefegge, die ons alle aardsehi
I
TOT DEN H. amp;EEST. 419
neigingen ontrooft;quot; tot dat wij zoo ver gekomen zijn om uit te roepen: „ Wat zou ik anders willen dan u alleen, mijn God!quot;
(icvoeieiiK eii «Jeheilcn.
Tot nu toe heb ik niet u, o mijn God! maar mij zeiven en de voldoening mijner neigingen gezocht, en ik heb derhalve u, o hoogste goed! den rug gekeerd. God is de Heer voor de ziel, die hem zoekt! Gij zelf zegt mij, o mijn God! dat gij vol goedheid jegens diegenen zijt, die u zoeken. Geliefde Zaligmaker! ik erken welk groot kwaad ik beging, toen ik u verlaten heb. Dit berouwt mij van gansoher harte. Ik erken welk een oneindige schat gij zijt; ik wil niet langer deze kennis misbruiken. Ik verzaak alles, en verkies u voor het eenigo voorwerp mijner liefde. O mijn God, mijne liefde, H. Geest! kom en vernietig in mij, door uw heilig vuur, alle neigingen, die niet voor u zijn. Maak, dat ik u geheel toebehoore. — O mijne voorspreekster en mijne Moeder Maria! help mij door uw gebed.
Middel om God te beminnen en om heilig te worden.
Hoe meer men God bemint, te meer groeit men in heiligheid aan. De H. Franciseus van Borgia zegt, „ dat het gebed do liefde Gods in ons hart plaut, maar dat de versterving al het aardsohe uit het hart wegneemt en hetzelve geschikt maakt, dit goddelijk vuur te ontvangen.quot; Hoe meer aardsche neigingen er in het hart zijn, te minder plaats vindt de liefde Gods daarin. „ De wijsheid vindt men niet in het hart van hen, die wellustig leven.quot; i)e Heiligen zochten, zoo
: 1;
I I\'
420 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
veel het mogelijk was, de eigenliefde en Immie zinnen te versterven. „Er zijn weinig Heiligen, en zoo wij zalig en heilig willen worden, moeten wij leven gelijk die weinigen,quot; zegt de li. Joannes Climax. „ Wie volmaakt wil zijn, zegt de H. Ber-nardus, die moet op eene bijzondere wijze leven.quot; Maar vooral is het noodzakelijk, indien men heilig wil worden, dat men den wensch hebbe, om heilig te worden: „ Wensch en maak voornemens.quot; Er zijn ee-nigen, die altijd wenschen, maar die nooit de hand aan het werk slaan. „ Zulke twijfelmoedige zielen, zegt de H. Teresia, vreest de duivel niet.quot; „Integendeel , voegt zij er bij, God bemint de grootmoedige ziel.quot; De duivel doet al wat hij kan, opdat het ons hoovaardigheid sehijne, groote dingen voor God te willen doen. Het ware hoovaardigheid, indien wij meenden, het door onze eigene kraehten te kunnen verrigten , maar het is geene hoovaardigheid, zoo men op den bijstand Gods steunende, wil heilig worden, dewijl er gesehreven staat: „ Alles vermag ik in hem, die mij versterkt.quot; Wij moeten den moed hebben, een vast besluit maken en de hand aan het werk slaan. Het gebed vermag alles. Wat ons door onze eigene kraehten onmogelijk is, dat kunnen wij met den bijstand Gods, want hij heeft beloofd ons alles te geven, waar wij hem om zullen bidden. „Gij kunt bidden, waarom gij wilt, het zal u gegeven worden.quot; (Joan. 15.)
TOT DEN H. GEEST.
Oev«eSe»as vn Cpelieden.
O mijn allerliofsto Verlosser! gij wilt dat ik u be-minne: gij beveelt, mij, dat ik u uit geheel mijn hart berainne. Ja, mijn Jesus ! ik wil u uit geheel mijn hart beminnen. Vol vertrouwen op uwe barmhartigheid kunnen de zonden, die ik vroeger begaan heb, mij geenen schrik aanjagen, dewijl ik ze nu meer dan alle ander kwaad haat en verfoei, en dewijl ik weet dat gij de beleedigingen, die men u aangedaan heeft, vergeet, als men er berouw over gevoelt, en als men u bemint. Daar ik u meer dan anderen beleedigd heb, o mijn God! zoo wil ik u ook, met uwen bijstand op welken ik hoop, meer dan anderen beminnen. O mijn God! gij wilt, dat ik heilig worde om u te behagen. Ik bemin u, oneindige goedheid! ik schenk mij geheel aan u. Gij zijt het eenig voorwerp mijner liefde. Neem mij tot uwen dienaar aan ; maak , dat ik geheel aan u zij; laat niet toe dat ik u nog ooit be-leedige. Maak dal:, gelijk gij u volkomen voor mij opgeofferd hebt, ik mij ook geheel voor u opotfere. O Maria, welbeminde bruid des H. Geestes! verkrijg mij de liefde Gods en de genade van volharding.
421
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
VOOR DE
VAX
OVERWEGING voor het feest der Zuivering van Maria en der Opdragt van Jesus in den tempel.
(\'2 Feljraarij.)
1. Nadat de tijd gekomen was, dai, Maria, om de wet tc_volbrengen, zich in den tempel tot de zuivering zoude begeven, om aldaar ten zelfden tijde haren Jesus aan den hemelsehen Vader op te drager , zoo begaf zij zich, met den heiligen Josef, op reis naar Jerusalem. Do heilige Josef nam de twee tortelduiven, welke zij moesten opofferen, en Maria nam haar geliefd kind. Zij droeg het Lam Gods, om het als een voorbeeld van dat offer daar te brengen, hetwelk dezelfde Zoon eens aan het kruis moest voltrekken.
O mijn God! ik offer mij zeiven heden aan u op, in vereeniging met de offerande, welke Maria u heden opdraagt; ik offer u uwen mensohgeworden Zoon op, en bid u, dat gij mij duor zijne verdiensten, uwe genade wilt verleenen : ik verdien deze wel niet; maar
DB ZEVEN VOORNAAMSTE FEESTDAGEN ENZ. 423 Jesus heeft zich zeiven aan u ten offer willen brengen, om mij die genade te verkrijgen. Ontferm u dan mijner uit liefde tot Jesus.
2. Zie, geliefde ziel! hoe Maria in den tempel treedt, hoe zij daar haren Zoon voor alle menschen ten oifer brengt. Jesus zelf offert zieh heden op aan den hemel-schen Vader. Zie , mijn Vader, riep hij uit, zie ik offer u mijn leven op, gij hebt mij in de wereld gezonden, opdat ik de wereld zou zalig maken , zie ik oifer mijn bloed , mijn leven , alles draag ik u op voor het heil der wereld.
O , hoe ellendig was het met mij gelegen , zoo gij, mijn geliefde Zaligmaker! aan de goddelijke regtvaar-digheid niet voor mij voldaan hadt. Ik dank u hiervoor uit geheel mijn hart, en bemin u uit al mijne krachten. Wien zoude ik ook liefhebben, wanneer ik u uiet beminde, u, mijn God ! die uw leven voor mij opgeofferd hebt ?
3. Hot offer van Jesus Christus was aan God aangenamer , dan zoo alle menschen en engelen hun leven hadden opgedragen , en wel omdat door dit eenige offer van Jesus Christus, oene oneindige eer , eene oneindige voldoening aan den eeuwigen Vader gegeven werd. .lesus Christus zeide eens tot eene heilige ziel : Ik heb mij voor u aan mijnen hemelsohen Vader geofferd , opdat gij u aan mij zoudet opofferen.
Ja, mijn Jesus! wijl gij voor mij uw leven aan uwen hemelschen Vader hebt opgeofferd , zoo wil ik mijn leven ook voor u ten offer geven.
Vroeger heb ik u door zoo groote ondankbaarheid beleedigd ; maar, o mijn Jesus ! gij hebt beloofd de
42-1 DE ZEVEN VOORNAAMSTE
beleedigingen des zondaavs, die over dezelve berouw heeft, te vergeten. Zie, zij zijn mij leed, en ik zoude van droefheid er over, willen sterven. Door mijne zonden heb ik verdiend onder het getal der dooden gerekend te worden, maar door u hoop ik weder onder het getal der levenden te behooren : ja, ik hoop dat ik , mijn geheel leven door, u beminnen zal. O oneindig goed ! maak, dat ik u bemiune; o mijn Jesus ! dat is alles , wat ik van u verlang. Geef de goederen dezer wereld aan hem, die dezelve begeert; ik wensoli niets anders dan den overgrooten schat uwer liefde. Mijn Jesus ! gij alleen verzadigt mij. O mijne Koningin, o mijne Moeder Maria ! door uwe voorspraak hoop ik alle goed.
OVERWEGING voor den feestdag der Boodschap van Maria.
(25 Maart.)
1. Toen God zijnen Zoon in de wereld wilde zenden, opdat hij mensoh zoude worden, om de men-schen, welke door de zonden waren verloren, te verlossen , koos hij tot Moeder eene maagd, welke onder al de maagden , de zuiverste, de iieiligste en de ootmoedigste was.
Overdenk, geliefde ziel! hoe Maria, als zij in hare arme woning God bad, den beloofden Verlosser te willen afzenden, eensklaps eenen Engel zag, die tot haar zeide; „ Wees gegroet, gij vol van genade, de Heer is met u, gezegend zijt gij onder de vrouwen.quot; (Lucas 1.) Wat doet de ootmoedige Maagd wel, als zij deze eervolle begroeting hoort ? Zij wordt daarom
FEESTDAGEN VAN MARIA. 425
niet hoovaardig, neen, zij zwijgt , zij verschrikt, wijl zij zicli zulken lof geheel onwaardig rekeut: „ ïoen zij dit hoorde, verschrikte zij.quot;
O Maria! gij zijt zoo nederig, en ik ben zoo hoovaardig, verkrijg mij de heilige ootmoedigheid.
2. Maar had deze lot\' niet gemaakt, dat Maria ton minste begon te twijfelen, of zij niet dezelfde Maagd ware, die voor den Zaligmaker bestemd was? Neen, deze lof had geen ander gevolg, dan dat zij voor zich zelve vreesdej, zoodat de Engel haar moed moest inboezemen met de woorden: „Maria, vrees niet, want gij hebt genade bij God gevonden!quot; Daarop verkondigde haar de Engel, dat zij het was, welke God tot Moeder van den Verlosser der wereld had verkoren ; „ Zie gij zult in uwen schoot ontvangen, en eenen Zoon baren, en gij zult zijnen naam Jesus noemen.quot;
Gelukkig zijt gij, o Maria! want hoe lief waart gij uwen God, on hoe lief zijt gij hem nog ! o , ontferm n onzer !
3. Haast u, o heilige Maagd! roept de heilige Bernardns Maria toe, waarom vertraagt gij nog uwe toestemming te geven ? Het eeuwig Woord wenscht deze uwe toestemming, alvorens het \'t vleesch aanneemt en uw Zoon wordt: wij allen, die als ongelukkige wezens tot den eeuwigen dood veroordeeld zijn, wij allen wachten daarop: wanneer gij toestemt de Moeder van Jesus te worden, o, dan zijn wij allen bevrijd. Haast u derhalve, o mijne Koningin! geef uw jawoord, en wees de oorzaak niet, dat het heil der wereld, dat van u afhangt, nog langer worde uit-
426 DE ZEVEN VOORNAAMSTE
gesteld. Doch verheugen wij ons, want ziet, Maria antwoordt den Engel: „ Zie de dienstmaagd des Hee-ren, mij geschiede naar uw woord.quot;
Zie, zeide zij, ik ben eene dienstmaagd des Hee-ren, die doen moet, wat hij van haar verlangt; indien de Heer zijne dienstmaagd voor zijne Moeder kiest, zoo moet men niet de dienstmaagd, maar de goedheid des 1 loeren prijzen, die haar zoo hoog heeft willen verheffen.
O nederige Maagd Maria, door uwe nederigheid hebt gij uwen God met znlk eene groote liefde jegens u ingenomen, dat gij hem daardoor bewogen hebt uw Zoon en onze Verlosser te worden. Ik weet het, dat uw Zoon niets weigert van hetgeen gij hem vraagt; zeg hem dus, dat ik hem alleen bemin, bid hem, dat hij mij alle beleedigingen, die ik hem aangedaan heb, vergeve. Bid hem, dat hij mij de genade van volharding in het goede verleene. Met één woord, beveel hem mijne ziel, want een Zoon, die u zoo innig bemint, kan u niets weigeren.
O Maria! gij moet maken, dat ik zalig worde, gij zijl, mijne hoop. Amen.
OVERWEGING soor den feestdag der Bezoeking van Maria.
(2 Julij.)
1. Maria verlaat Nazareth, om zich naar de stad Hebron te begeven, welke (volgens Boeardus) twintig mijlen van daar gelegen was, zoo dat Maria ten minste zeven dagen op deze reis doorbragt; de weg
FEESTDAGEN VAN MARIA. 427
liep over moeijelijke bergen, eu de heilige Josef alleen vergezelde de goddel\'jke Moeder. Uo H. Lucas bemerkt, dat Maria hare schreden verhaastte: „ Zij ging met spoed over het gebergte.quot; (Lno. 1. 29.) Maar zeg ons toeh, heilige Maagd! waarom onderneemt gij deze lange en moeijelijke reis, en Imast gij u zoo zeer? Ik wil eenen pligt, die mij de liefde des eveumen-schen oplegt, vervullen, antwoordt Maria; ik wil een vroom huisgezin troosten Indien hot dus uw pligt is, o groote Moeder! andoren te troosten en genaden aan de zielen uit te deelen, o zoo bezoek ook mijne arme ziel. Uw bezoek heiligde toen het geheelo huis der heilige Elizabeth: kom, o Maria! heilig mij ook.
2. Overdenk, hoe do heilige Maagd in het huis der heilige Elizabeth aankomt. Reeds is zij de Moeder van God geworden, maar desniettegenstaande groet zij het eerst hare nicht: „Zij kwam in het huis, en groette Elizabeth.quot;
Elizabeth, door God ingoiicht, wist reeds dat de Zoon Gods mensch geworden was, dat hij de Zoon van Maria had willen worden; derhalve zeide zij tot Maria: „Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws ligchaams!quot; Vol beschaming en te gelijk vol vreugde riep zij uit Van waar komt mij dit, dat de Aioeder van mijnen Heer tot mij komt ?quot; Wat antwoordde de ootmoedige Maagd wel op deze woorden? zij antwoordde: ,Mijne ziel verheft den Heer,quot; als of zij wilde zeggen: Gij looft mij, Elizabeth, ik integendeel, loof mijnen God, die mij, zijne ellendige dienstmaagd, tot ne hoogste waardig-
428 DE ZEVEN VOORNAAMSTE
heid van zijne Moeder te worden, heeft willen ver-heffen, „ want hij heeft op de nederigheid zijner dienstmaagd nedergezien.quot; O heilige Maagd Maria! gij deelt aan allen, die daarom bidden, zoo groote genaden uit, daarom bid ik n, wil mij uwe ootmoedigheid verwerven. Gij erkent, dat gij voor God niets zijt; maar zie, ik ben zelfs nog ellendiger dan een wijl ik niet alleen niets ben, maar wijl ik ook te gelijk een zondaar ben. Gij kunt het bewerken, o Maria! dat ik ootmoedig worde, doe het derhalve uit liefde voor God, die u tot Moeder verkoren heeft.
3. Maar wat geschiedde er, toen Elizabeth de groe-tenis van Maria hoorde ? „ Toen Elizabeth de groetenis van Maria hoorde, sprong het kind van vreugde in haren schoot op, en Elizabeth werd met den H. Geest vervuld.quot; (Lue. 1. 41.) De H. Joannes sprong van vreugde op, wijl hem nu reeds de heiligmakende genade, nog eer hij geboren was, gegeven werd. Elizabeth werd van den ïl. Geest vervnld, en Zacharias, de vader van den H. Joannes den Deeper, moest kort daarna hierdoor getroost worden, dat hij het gebruik der spraak terugkreeg.
Zoo is het dan maar al te waar, dat, door uwe tussehenkomst, o mijne Koningin en Moeder ! Gods genade uitgedeeld en de zielen geheiligd worden. Vergeet mij dus niet, o mijne lieve Moeder Maria! mij, die uwe arme dienaar ben, die u liefheb en al mijne hoop op u vestig. God , die u zoo groote liefde toedraagt, verhoort al uwe smeekingen; hierom, mijne lieve Moeder! bid voor mij en maak dat ik heilig worde.
FEESTDAGEN VAK MARIA.
OVERWEGING voor het feest der Hemelvaart van Maria.
(15 Augustus.)
1. Maria sterft, maar hoedanig is haar dood? zij sterft geheel vrij van alle aangekleefdheid aan de geschapene dingen. Zij sterft, verslonden in die goddelijke liefde, waarmede zij geheel haar leven door bezield was, en die haar heilig Hart geheel ontvlamd had.
O heilige Moeder Maria! gij verlaat de aarde, doch gij vergeet, ons, ellendige ballingen, niet, die ia dit tranendal moeten blijven, waar ons zoovele vijanden bestrijden, welke niet anders wensohcn , dan ons voor de gansche eeuwigheid ongelukkig te maken. Ach! door de verdiensten van uwen heiligen dood, verkrijg ons de genade, dat wij do aardsche dingen moer en meer vaarwel zeggen, dat God ons onze zonden ver-geve, dat wij God beminnen en tot aan den dood in zijne genade volharden, en wanneer ons laatste uur zal gekomen zijn, o sta ons dan bij door uw gebed in den hemel, en maak dat wij u alsdan in den hemel onze dankbaarheid kunnen bewijzen.
2. Maria sterft: haar heilig ligehaam wordt dooide Apostelen naar het graf gedragen en nedergelegd, de Engelen bewaken hetzelve daar drie dagen , waarna zij het ten hemel opvoeren. — Maar de heilige ziel van Maria, van het ligchaarn gescheiden, gaat regtstreeks , van ontelbare Engelen en van haren Zoou vergezeld, in het rijk der gelukzaligen. Maria in don
429
430 DE ZEVEN YOOHNAAMSTE
hemel gekomen, offert zich zeiven geheel aan God den Heer op, zij aanbidt en dankt hem met onuitsprekelijke liefde voor zoo vele genaden, die hij haar geschonken heeft; God de Heer omhelst haar, maakt haar tot Koningin des hemels, en verheft haar boven de Engelen en Heiligen, gelijk ons dit door de li. Kerk geleerd wordt. Wanneer volgens het zeggen des Apostels, het menschelijko verstand de groote heerlijkheid niet kan bevatten, welke iod aan zijne dienaren hier op aarde, in den hemel bereid heeft, o! hoe groot moet dan dan wel de heerlijkheid zijn, die hij zijne heilige Moeder toegerekend beeft, dewijl zij hem op aarde meer bemind heeft dan alle Heiligen en Engelen, en dit uit al hare krachten, zoo dat Mai\'ia alléén, in den hemel aangekomen, tot God konde zeggen; Indien ik, omijn God! u op aarde niet lief gehad heb, zoo als gij liet verdient, dan hob ik u toch ten minste zoo zeer bemind, als het mijne krachten toelieten.
3. Verblijden wij ons derhalve met Maria over de glorie, waarmede God haar verrijkt heeft; verblijden wij ons ook om onzent wil, wijl Maria, toen zij Koningin der vreugde geworden is, ook te gelijk onze voorspraak is geworden. Zij is eene zoo barmhartige voorspraak, dat zij gaarne alle zondaars aanneemt, die zich harer aanbevelen , en gelijktijdig heeft zij zulk eenen grooten invloed in den hemel, dat zij alle regtszaken wint, die haar toevertrouwd zijn. O mijne Koningin en mijne voorspraak Maria! in uwe handen ligt mijn heil. Indien gij voor mij bidt, zal
FEESTDAGEN VAN MARIA. 431
ik zalig worden, zeg uweu Zoon, dat het uw wil is, dat ik\'in den hemel korae: alles, wat gij hem vraagt, geeft hij u. O ons leven, onze zoetheid, onze hoop, o Maria! bid Jesus voor mij.
OVERWEGING voor den feestdag der Geioorte van Maria.
(S September.)
1. Vóór de geboorte van Maria lag de geheele wereld in de duisternissen dor zonde begraven. Met de geboorte van Maria brak de dageraad aan, zegt een Heilige. Van Maria wordt er in de heilige Schrift gezegd: „Wie is zij, die daar komt aangetreden als een opgaande dageraad?quot; (Hoogl.) Alles verheugt zich, zoodra de dageraad verschijnt, want hij is een voorbode van den zonopgang. Gelijkcrwijs verheugde zich de wereld, toen Maria geboren werd, wijl zij eeue voorbode was vau de zou der geregtigheid, dat is,, van Jesus Christus, die, nadat hij haar Zoon geworden was, ons wilde zalig maken. Derhalve roept ook de H. Kerk uit: Uwe geboorte, o II. Maagd en Moeder Gods! heeft de geheele wereld met vreugde vervuld: want nit u is de zou der geregtigheid geboren, die ons het eeuwige leven heeft aaugebragt. Zoo werd bij de geboorte van Maria het geneesmiddel voor onze kwaal, onze troost en ons heil geboren, want door Maria hebben wij onzen Zaligmaker ontvangen.
2. Nadat deze heilige Maagd bestemd was om de Moedor vau het eeuwig Woord te worden, verrijkte God haar met zoo vele genaden, dat van het eerste
432 DE ZEVEN VOORNAAMSTE
oogenblik harer onbevlokto ontvangenis, bare heiligheid die van alle Heiligen en Engelen te zamen overtrof. Zij ontving namelijk genaden van hoogeren aard, gelijk de hooge waardigheid van Moeder Gods vorderde.
Zie, ik arme zondaar, begroet en vereer u heden, o heilig kind, Maria! gij vol genade, gij zijt dus de geliefde vreugde van uwen God. Heb derhalve medelijden met mij, die door mijne zonden een voorwerp van haat en afsehuw voor God geweest ben.
Gij, o allerzuiverste Maagd! hebt van uwe teeder-ste jeugd af, in zoo hoogen graad de liefde van uwen God weten te verkrijgen, dat hij u niets kan weigeren. Op u stel ik mijne hoop, bid uwen God voor mij en ik zal zeker niet verloren gaan.
3. Dewijl Maria tot Moeder van onzen Zaligmaker bestemd was, wilde God ook, dat zij eene middelares tusschen God en ons zou worden ; daarom, zegt de heilige Thomas, ontving Maria zoo vele genaden, als er noodig waren, om alle menschen zalig t3 maken, en de heilige Bemardus noemt Maria eene volle waterleiding, aan welker volheid wij allen deelen (1).
O mijne Koningin Maria, o Middelares der zondaars! kwijt n van uwen pligt aan mij, bid God voor mij. Mijne zonden, o magtige Moeder Gods! zullen mijn vertrouwen op u niet verminderen. Neen, ik vestig mijne hoop op u, en mijn vertrouwen is zoo groot, dat, wanneer mijne zaligheid van mij zeiven afhing, ik ze dan nog liever aan n, dan aan mij zou toevertrouwen. O Maria! neem mij onder uwe bescherming, dan ben ik tevreden. (1) Pleuus aquae-ductus, ita ut accipiant ceteri de ejus plenitudme.
ftl
FEESTDAGEN VAN MARIA. 433
OVERWEGING voor het feest der Opdragt van Maria.
(21 November.)
SI
g 1. Het heilig kind Maria was naauwelijks driejaren oud, of het bad reeds zijne vrome ouders, dat zij u het mogten toestaan zich in den tempel op te sluiten, [\\ zoo als zij dit aan God beloofd hadden. Als de daar-ii toe bestemde dag gekomen was, reisde de onbevlekte f, jonge Maagd met den H. Joachim en met de heilige _ ^ Anna uit Nazareth. Bene menigte Engelen vergezelden het heilige kind, dat naderhand de Moeder van u haren Schepper moest worden. Begeef u, roept de H. 3 Germanus tot Maria, begeef u, o heilige Maagd, in -j het huis des Heeren, en wacht daar de aankomst van u den H. Geest, die u tot Moeder van het eeuwig Woord zal maken.
2. Als de Heiliga reizigers aan den tempel te Jerusalem gekomen zijn, zoo wendt zich het heilig kind 1 Maria tot hare ouders, knielt neder, kust hunne handen, en bidt hen om hunnen zegen. Vervolgens be-^ stijgt de heilige jonge Maagd zonder om to zien de ^ trappen des tempels, verzaakt voor altijd de wereld en alles, wat de wereld ons geven kan, geeft zich aan God over, en wijdt zich geheel toe aan zijne dienst. Het leven, dat Maria verder in den tempel leidde, si was eene voortdurende oefening der liefde Gods en der opoffering van zich zelve. Elk uur, jaelkoogen--j3 blik nam Maria toe in de deugden. Het is zeker, dat Gods genade op eene bijzondere wijze in haar werkte;
12 23
-u Si
434: DE ZEVEN VOOKNAAMSTE
maar niettegenstaande dat, was zij er allerzorgvuldigst op bedacht om uit al hare krachten met Gods genade mede te werken. — Eens versoheen de allerzaligste Maagd aan de H. Elizabeth en sprak: Meent gij, mijne dochter! dat ik de deugden zonder moeite verkregen heb ? weet dat ik niet eene enkele genade zonder aanhoudend gebed, zonder vurige begeerten, zonder vele tranen en boetplegingen van God bekomen heb.
\'6. In den tempel deed Maria niets dan bidden, en daar zij wist, dat de menschen zich in het verderf gestort hadden en een voorwerp van Gods haat geworden waren, zoo bad zij den Heer hoofdzakelijk, dat hij den Messias mogt zenden. Toenmaals had zij gewenscht de dienstmaagd van die gelukkige maagd te mogen zijn, die bestemd was, om de Moeder van haren God te worden. Wie had alsdan toL, haar durven zeggen: Heilige Maagd, weet, dat de Zoon Gods, om uw gebed, reeds bereid is op de wereld te komen, om de menschen te verlossen; maar weet ook, dat gij die hooggezegende zijt, die uitverkoren is, om de Moeder des Scheppers te worden?
O heilig kind, o geliefd kind van uwen God! gij bidt voor allen, bid ook voor mij. Van uwe kindschheid af hebt gij u geheel aan de liefde van uwen God toegewijd, o, verkrijg mij de genade, dat ik ten minste de nog overige dagen mijns levens alleen voor God leve- — Naar uw voorbeeld, zeg ik van heden af vaarwel aan alle schepselen, en geef mij geheel over aan de liefde van mijnen God. Ook aan u of.cr ik mij op, o mijne Koningin! van dezen dag te beginnen, wil
FEESTDAGEN VAN MARIA. 435
ik uw dienaar zijn. Neem mij aan tot uwen dienaar, en verkrijg mij de genade, u en uwen Zoon getrouw te blijven, opdat ik u eens in den hemel, voor allo eeuwigheid moge loven en beminnen.
OVERWEGING
voor het feest der Onievl. Ontvangenis van Maria.
(8 December.)
1. Het was betamelijk, dat de drie goddelijke Personen der H. Drieëenheid Maria van de erfzonde bewaarden. Het was betamelijk, dat de eeuwige Vader zulks deed, wijl Maria zijne eerstgeborene dochter was, even als Jesus de eerstgeborene des Heeren was. „ He eerstgeborene vóór alle schepselen.quot; (Col. 1.) Zoo werd ook Maria, die tot Moeder van Jesus bestemd was, altijd als de eerstgeborene en van den Heer aange-nomene dochter beschouwd, en derhalve was zij ook altijd door de goddelijke genade een eigendom des Vaders.
Het was betamelijk, dat de eeuwige Vader, om zijnen goddelijken Zoon te eeren, deszelfs Moeder vau alle vlekken der zonde bewaarde. En ook daarom was het betamelijk, omdat deze H. Maagd bestemd was, het hoofd der helsche slang, die do mensehen verleid had, te verpletten, gelijk er iu de heilige Schrift gezegd wordt: Zij zal uwen kop verpletten. (Gen. 3.15.) Hoe was het dan wel mogelijk geweest, dat zij zelve onder de heerschappij des duivels geleefd had ? Bovendien was Maria verkoren, om eene voorspreekster der
436 DE ZEVEN VOORNAAMSTE
zondaars te zijn, en daarom was het betamelijk, dat God haar voor alle zondeschuld bewaarde, opdat zij niet zelve met de schuld der menschen, welker vergiffenis zij afbidden moest, beladen werd.
2. Het was betamelijk, dat de goddelijke Zoon eeue van alle schuld zuivere Moeder had; Jesus zelf had Maria tot zijne Moeder gekozen. Wie zoude geloo-ven, dat een zoon, die eene koningin tot moeder kon hebben, zich eene slavin zoude kiezen? En hoe kan men denken, dat het eeuwige Woord, hetwelk eene vlekkelooze en door de liefde met God vereeuig-de Moeder kon hebbenquot; eene Moeder zou verkiezen, die door de zonde was besmet geweest, en die eenen tijd lang in de vijandschap van God geleefc. had ? Bovendien moeten wij, zegt de heilige Auguistinus, godenken, dat het vleesch van Christus liet vleescli van Maria is. Zeker had de Zoon Gods zijn heilig ligchaam niet van eene heilige Agues, niet vau eene heilige Gertrudis of Teresia willen aannemen, wijl deze heilige Maagden vóór haren doop door de zonde bevlekt waren en wijl alsdan de duivel aan Christus den Heer het verwijt had kunnen doen, dat hij zijn ligchaam van een schepsel ontvangen had, hetwelk hem eeni-gen tijd was onderworpen geweest.
0 Maar Jesus gevoelde volstrekt geenen afkeer, om uit Maria menscli te worden, wijl zij namelijk altijd geheel zuiver en onbevlekt was De heilige i homas zegt, dat Maria van God bewaard werd, zoodat zij niet ééne fout beging, ook niet de minste, wijl dit aan de hooge waardigheid van Moeder Gods niet be-
FEESTDAGEN VAN MARIA. 437
taamd zou hebben. Maar hoe veel onwaardiger ware het we! voor haar geweest, ind en zij met de erfzonde, waardoor de ziel een voorwerp van den goddelijken haat wordt, was bevlekt geworden?
3. Het betaamde ook, dat Maria, als eene geliefde Bruid van den Heiligen Geest, eene onbevlekte Maagd was. Nadat de verlossing der zondige mensehen was besloten, wilde de Heilige Geest, dat zijne heilige Bruid op eene verhevener wijze dan alle mensehen verlost werd, en derhalve bewaarde hij haar van alle zonden. Indien God het ligohaam van Maria na haren dood, van bederf bewaarde, o met hoe veel meer reden moeten wij dan gelooven, dat hij hare ziel voor het verderf der zonden behoed heeft 1 Daarom noemt haar hemel-sehe Bruidegom haar eenen besloten hof, eene verzegelde bron, wijl de vijanden der gezegende ziel van Maria daartoe geenen ingang vonden. Hij verkondigt haren lof, en noemt haar geheel schoon, en zegt, dat zij altijd zijne vriendin geweest is, en dat zij geheel zuiver is: „Geheel schoon zijt gij, mijne vriendin! en er is geene vlek in u.quot; (Hoog!. 4. 7.)
O mijne beminnenswaardige Koniugin! ik verblijd mij daarover, dat gij door uwe schoonheid en lieilige reinheid uwen God zoa aangenaam zijt, en ik dank God, dat hij u van alle schuld bewaard heeft. O mijne Koningin! wijl de geheele heilige Drievuldigheid u zoo lief heeft, zoo sla ook uwe barmhartige oogen op mijne ziel, die met zoo vele zonden beladen is, en verwerf mij bij God vergiffenis mijner zonden en de eeuwige zaligheid. Zie genadig op mij nigt;
43S DE ZEVEN VOORNAAMSTE FEESTDAGEN ENZ. der, en verander mijn arm hart door uwe liefelijkheid. O heilige Maagd Maria! gij hebt reeds zoo vele harten met uwe liefde ontvlamd, ontvlam ook heden mijn hart; dat ik in het vervolg niets beminne dan God en u. Gij weet het, dat ik al mijne hoop op u heb gesteld. O mijne lieve Moedor! verlaat mij niet, sta mij bij, zoo lang ik leef, door uw heilig gebed. Doch bijzonder sta mij bij, in het uur van mijnen dood: maak, dat ik u alsdan aauroepe, dat ik u alsdan liefhebbe, opdat ik u de geheele eeuwigheid in den hemel moge beminnen.
i#. 4^ ü%.Sjfr 5-rifc
GODVETICHTIGE OEFENINGEN
TOT
voor iedflren dag der week, die men ook de zeven woensdagen, welke zijnen feestdag voorafgaan, of de week vóór en na denzelven kan verrigten.
Over de godsvrucht tot den H. Josef.
Het voorbeeld van «Tesus Christus, die, als hij hier op aarde wandelde, den H. Josef zoo zeer eerde, en hem zijn geheel leven lang gehoorzaamde, moet meer dan genoeg zijn, om alle harten met liefde en godsvrucht tot dezen grooten Heilige te ontvlammen. Van het oogenblik af, dat God den H. Josef voor zijnen plaatsbekleeder gekozen had, aanzag onze Zaligmaker hom als zijn\'eigen vader, en als zoodanig eerde en gehoorzaamde hij hem jaren lang. „ Hij was hun onderdanig.quot; (Luc. 2. 51.) Dit beteekent, dat de eenige zorg van onzen Zaligmaker daarin bestond, om Maria en den H. Josef te gehoorzamen. De H. Josef, die aan het hoofd van deze kleine familie gesteld was, had het ambt van te gebieden, en Jesus, die hem onderworpen was, moest gehoorzamen: zoo dat hij geenen voetstap ging, noch spijs, noch drank
440 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
of rust genoot, zonder eerst de toestemming van den H. Josef daartoe bekomen te hebben. De Heer zeide eens aan de H. Birgitta: „Mijn Zoon was zoo gehoorzaam dat, als de H. Josef hem zeide: Doe dit of dat, hij het terstond deed.quot; En Gerson zegt Dikwijls bereidde hij het eten, waschte de schotels, haalde het water aan de fontein, of maakte het huisje van Nazareth zuiver.quot; — Deze ootmoedige onderdanigheid van Jesus leert ons, dat de H. Josef een zeer groote Heilige is, die nu in den hemel hoog verheven is. Daarom zegt ook die godvruchtige schrijver met reden: „Hij, dien de Koning der Koningen zoo hoog heeft willen verheffen, verdient van de men-schen eene geheel bijzondere vereering.quot; Jesus zelf beval aan de H. Margaretha van Cortona, den H. Josef bijzonder te vereeren, omdat hij op aarde zijn voedstervader geweest is.
De weinige plaats laat mij niet toe de ontelbare voorbeelden op te noemen, waaruit men ziet, welke groote genade de H. Josef voor zijne dienaars verkregen heeft; ik vergenoeg mij, met hier alleen de volgende woorden van de H. Teresia aan te halen: „Ik herinner mij niet, zegt zij, dat ik ooit den H. Josef om iets gebeden heb, dat hij voor mij niet verkregen heeft. De groote genaden, die God mij door. hem verleend, en de menigvuldige gevaren naar lig-chaam en ziel, van welke hij mij bevrijd heeft, verdienen waarlijk bewondering. Het schijnt, dat God aan de andere Heiligen de genaden gegeven heeft, om degenen, die hen aanroepen, in eenen bijzonde-
TOT BEN H. JOSEF. 441
ren nood ter hulp te komen; naar ik heb de ondervinding, dat deze heerlijke Heilige in allen nood bijstaat. De Heer schijnt daardoor ie willen toonen, dat, gelijk hij hem hier op aarde onderdanig was, hij ook in den hemel alles doet, wat de H. Josef van hem verlangt. Hetzelfde hebben ook andere personen, aan welke ik geraden had, zich aan hem aan te bevelen, ondervonden. Ik zou gaarne iedereen aanmoedigen, om dezen glorierijken Heilige zeer te vereeren, omdat ik zoo dikwijls de ondervinding gehad heb, dat hij zoo veel goeds bij God bekomen kan. Ik heb nooit iemand gekend, die tot hem eeneopregte, hartelijke godsvrucht gehad en hem bijzonder geëerd heeft, in wien ik ook niet eenen grooten voortgang in de deugden bemerkt heb. Sedert vele jaren verlang ik, op zijne feestdagen, eene bijzondere genade van hem, en telkens wordt mijne bede vervuld. Indien er iemand is, die mij niet gelooven wil, o, ik bid hem in den naam van God, het te beproeven. — Ik begrijp niet, hoe men aan Maria, de Koningin der Engelen, en aan den tijd, op welken zij zoo veel met het kindje uit te staan had, kan denken, zonder te gelijker tijd den H. Josef te danken voor de getrouwe dienst, die hij toen aan de Moeder en aan het Kind bewezen heeft.quot; De H. Bernardinus van Senen zegt, „dat men niet twijfelen kan, dat onze Zaligmaker, die den H. Josef hier op aarde als zijnen Vader geëerd heeft, hem in den hemel niet alleen niets zal weigeren, maar hem alles zal geven wat hij zal vragen.quot; Daar wij allen sterven moeten, zoo laat ons den H.
442 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
Josef op eene geheel bijzondere wijze eeren, om door hem eenen zaligen dood te bekomen; want alle Christenen aanzien hem als den voorspreker der stervenden, die zijne dienaars in het uur des doods bijstaat, en dat om drie redenen:
Ten eerste: omdat Josus hem niet alleen als vriend maar als vader bemint. Daarom is het ook, dat zijne voorspraak zoo magtig is. Gerson zegt, „ dat de gebeden van den H. Josef, op zekere wijze, bij Jesus bevelen zijn.quot;
Ten tweede: omdat de H. Josef eene bijzondere magt bekomen heeft tegen de boozegeesten, die ons in het uur des doods aanvallen. Dewijl Josef onzen Zaligmaker van de vervolging van Herodes bevrijd heeft, daarom heeft God hem de magt gegeven. de stervenden van de vervolgingen des duivels te bevrijden.
Ten derde: do bijstand, welken Jeijus en Maria aan den H. Josef in zijn doodsuur bewezen hebben, heeft hem het voorregt gegeven van ook, voor xijne getrouwe dienaars, eenen heiligen en zoeten dood te verkrijgen. Indien zij hem derhalve in hun doodsaur aanroepen , zal hij hen niet alleen bijstaan, maar hij zal ook nog zorgen, dat Jesus en Maria hun te hulp komen.
GEBED\', DAT MEN VÓÓR OP NA IEDERE MEBITATIE, OVER DEN H. JOSEF, DOEN KAN (1).
De zeven smarten en de zeven vreugden van den H. Josef.
1. Zuivere Bruidegom der allerheiligste M aagd Ma-
(1) Men kan dagelijks, zoo men dit gebed doet, 100 dagen eu op woensdag 300 dagen aflaat verdienen, den 19en Maarl eu den
TOT DEN H. JOSEi\'. 4é3
ria, H. Josef! hoe schrikkelijk ook de smart ware, die gij uitgestaan hebt, toen gij meendet, dat gij uwe heilige eu onbevlekte Bruid moest verlaten, even zoo groot was ook de vreugde, die gi; gevoeldet, als de Engel u het geheim der menschwording van Jesus Christus verkondigde.
Wij bidden u, om deze smart en deze vreugde, van ons, nu en in het uur van onzen dood, te troosten; verkrijg ons van God de genade, om, gelijk gij, zalig in do armen van Jesus en Maria te leven en te sterven.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
2. O gelukkige Patriarch, glorierijke Josef\' die tot de hooge waardigheid van voedstervader des Mensch-geworden Woords verheven geweest zijt, de smart, welke gij gevoeldet, als gij het Kindje Jesus zoo arm
, zaagt geboren worden, veranderde weldra in eene heilige vreugde, als gij het gezang der Engelen hoordet, en als gij zaagt al hetgeen in dezen vreugdevollen . nacht geschiedde.
Wij bidden n, om deze smart en deze vreugde, verkrijg ons de genade, dat wij, als wij deze wereld verlaten, het heilig gezang der Engelen hooren, en de heerlijkheid des hemels voor alle eeuwigheid genieten mogen.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zijden Vader.
3. O heerlijke H. Josef! volmaakte vervuiler der goddelijke wet, uw hart was vol smarten, als gij zaagt, hoe dat goddelijke kindje in de besnijdenis zijn kostbaar bloed vergoot; maar gij werdt weder met vreugde
derden zondag na Pasctien, kau men eenen volleu aflaat verdienen, als ook alle maanden , indien men het dadelijks bidt., onder de gewone voorwaarden.
444 GODVRUCHTIGE OEFEJilKGEN
en troost vervuld, als men het den naam van Jesus gaf.
Wij bidden n, om deze smart en deze vreugde, verkrijg ons de genade, dat, na hier op aarde de zonden uit onze harten gebannen te hebben, wij vol vreugde den dood mogen omhelzen en alsdan met hart en mond den H. Naam Jesus aanroepen.
1 0»^« Vuder, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
4. O glorierijke H. Josef! aan wien, om uwe getrouwheid , de geheimen onzer verlossing geopenbaard werden, ofschoon u de voorzegging van Simeon, die u verkondigde wat Jesus en Maria zouden moeten lijden, eeue schrikkelijke smart veroorzaakte, zoo verschafte zij u ook tevens eene groote vreugde, ziende, dat de eeuwige zaligheid van eene onuitsprekelijke menigte zielen uit dat lijden zou volgen.
Wij bidden u, om deze smart en deze vreugde, bid God, dat ook wij onder het getal dergenen mogen zijn, die door de verdiensten van Jesus Christus en door de verdiensten van Maria, tot het eeuwige leven verrijzen.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
5. O getrouwe bewaarder van den Menschgewor-den Zoon Gods, roemrijke H. Josef! hoe veel hebt gij moeten lijden, en om den Zoon Gods te dienen en om hem het noodzakelijke onderhoud te kunnen bezorgen, bijzonder gedurende de vlugt naar Egypte; maar hoe groot moet ook uwe vreugde geweest zijn, van altijd met den Zoon van uwen God te kunnen leven, en te zien hoe de afgodsbeelden bij zijne aankomst in Egypte nedervielen.
TOT DEN H. JOSÏF. 445
Wij bidden u, om deze smart en deze vreugde, dat gij door uwe voorspraak wilt bewerken, dat wij altijd den helsohen vijand van ons afkeeren, bijzonder met de gelegenheid der zonden te vlugten, en dat wij alzoo de genade verdienen, dat alle afgodsbeelden, te weten de aardsche neigingen, in onze harten, vernietigd worden, en dat wij in de dienst van Jesus en Maria, alleen voor hen leven en vol vreugde in hunne armen sterven mogen.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, \\ Glorie zij den Vader.
6. O glorierijke H. Josef! gij die een Engel op de aarde waart; en die geheel verwondert zaagt, hoe de koning des hemels aan uwe bevelen gehoorzaamde; de vreugde, die gij gevoeldet, als gij Jesus uit Egypte wederbragt, werd gestoord door de vrees voor Ar-chelaüs; maar nadat de Engel u gerust gesteld had, bleeft gij gaarne te Nazareth, in het gezelschap van Jesus en Maria.
Wij bidden u, om deze smart en vreugde, dat wij zonder angst en vrees, gerust met Jesus en Maria ver-eenigd mogen leven, en dat wij in ons doodsuur onze zielen in hunne handen overgeven.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
7. O voorbeeld van heiligheid, heerlijke H. Josef! gij zocht drie dagen lang met de grootste smarten het kind Jesus, hetwelk gij zonder uwe schuld verloren hadt; maar in uw geheel leven hebt gij ook geene grootere vreugde gevoeld, dan toen gij hem eindelijk in den tempel onder de leeraars der wet wedervondt.
Wij bidden u, om deze smart en vreugde, bid
446 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
God voor ons, dat hij nooit toelate, dat wij nog het ongeluk hebben van Jesus Christus door de doodzonde te verliezen, en dat, indien dit allergrootste ongeluk ons overkwame, wij hem terstond vol droefheid mogen wederzoeken, tot dat wij het geluk hebben hem terug te vinden, bijzonder in het uur van onzen dood, opdat wij daarna in den hemel met u vereenigd, zijne oneindige barmhartigheid, de altijddurende eeuwigheid door, mogen loven.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
Jesus was 30 jaren oud, als men hem voor den zoon van Josef hield.
Bid voor ons, H. Josef!
li,. Opdat wij deelachtig worden der beloften van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! wiens onbegrijpelijke voorzieniglieid den H. Josef tot bruidegom van uwe allerheiligste Mosder gekozen heeft, wij bidden u, maak, dat, daar wij hem als onzen bewaarder op de aarde eeren, wij mogen verdienen, hem in den hemel tot voorspreker te hebben. Die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.
OF VOOB. DEN MAANDAG.
De reis naar Bethlehem,, waar Jesus geboren is.
1. „En Josef ging ook van Galilea, van de stad Nazareth naar Judea, in de stad van Uavii, welke Bethlehem genoemd wordt.quot; O! hoe stichtend en
TOT DEN H. JOSEP, 447
hartroerend moet dit gesprek van Josef en Maria op deze reis geweest zijn, als zij van de barmhartigheid Gods spraken, die zijnen ecnigen Zoon in de wereld ging zenden, om alle menschen zalig te maken; als zij elkander over de liefde van den Zoon Gods onderhielden, die in dit tranendal komen wilde, om door zijn lijden en door zijnen dood, voor de zonden der menschen te voldoen.
2. Maar groot was de smart van den H. Josef, als meu hem en Maria dien nacht, in welken het eeuwige Woord geboren werd, nergens in Bethlehem wilde ontvangen, zoo dat hij gedwongen was, in eenen stal eene schuilplaats te zoeken. O, hoe veel moest niet de H. Josef lijden, als hij zijne H. Bruid aanschouwde, Maria eene Maagd van vijftien jaren, die, bij hare ophanden zijnde verlossing, van koude, in deze natte en van alle kanten opene spelonk, sidderde.
3. Maar onbeschrijfelijk groot was zijne vreugde, als Maria hem plotseling toeriep: Kom, Josef! kom wij zullen ons goddelijk kindje aanbidden; het is reeds in dezen donkeren stal geboren; zie toch, hoe schoon hij is, zie in deze krib ligt hij op een weinig stroo, de Heer der gansche wereld, zie hoe hij van koude beeft, hij, die de Engelen des hemels door zijne liefde ontvlamt, zie, hoe hij weent, hij, die de blijdschap der gelukzaligen in den hemel uitmaakt. Wie kan de liefde en vreugde van den H. Josef begrijpen, als hij met zijne eigene oogen den Zoon Gods, die een klein kindje geworden was, aanschouwde; als hij de Engelen hoorde, die hunnen pas geboren Heer omringden
448 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
en zijnen lof zongen ; als hij den stal helder verlicht zag? Daar vielJosef weenend van blijdschap, op zijne knieën en riep uit: Ik aanbid u, Heer, mijn God! hoe gelukkig ben ik, dat ik, na Maria, de eerste ben, die u hier op aarde gezien heb! O, hoe gelukkig ben ik, want ik weet, dat gij in de wereld voor mijn kind gehouden en mijn zoon genoemd zult worden ! zoo gedoog dan ook, dat ik u van nu af mijnen zoon, mijnen God noeme ; dat ik mij geheel aan u geve; ik wil niet meer voor mij, maar voor u alleen leven; ja, mijn leven zal voortaan alleen dienen, om u, mijn Heer en mijn God , te beminnen en te dienen.— Maar de blijdschap van den H. Josef werd nog zeer vergroot, als hij in denzelfden nacht de herders, die de Engel geroepen had om hunnen pasgeboren Zaligmaker te aanbidden, zag komen, en als later de drie Koningen uit ver afgelegene landen aankwamen , om den Koning des Hemels te vereeren, die op de wereld gekomen was, om ons, zijne schepselen, zalig te maken.
lt;ievoelens en Gebeden.
Ik bid u, H. Josef! om de smarten, die gij uitgestaan hebt, als gij het goddelijk Woord in eenen stal zoo arm, zonder windselen, in den kouden nacht, aanschonwdet, en als gij het van koude zaagt beven en weenen, verkrijg mij eene ware droefheid over mijne zonden, want zij zijn de oorzaak geweest, dat Sp0ei Jesus toen geweend heeft; maar ik bid u door den troost, dien gij gevoeldet, als gij voorde eerste maal ° dat schoone en lieve kindje Jesus in de kribbe aan- igeho schouwdet; want van dit oo^enblik af branddet gij deEi
TOT DEN H. JOSE1\'. 449
van liefde tot oen zoo beminnelijk en liefdewaardig kind; verkrijg mij de genade, da: ik ook hier op de aarde eene groote liefde tot Jesuti bekome, opdat ik hem eens voor de geheele eeuwigheid, in den hemel bezitte en beminne.
H. Maagd Maria ! beveel mij uwen Zoon, en bid hem, dat hij mij alle beleedigingen, die ik hem aangedaan heb, vergeve; vergeef mij, allerbeminnelijkste Jesus! uit liefde tot Maria en tot den H. Josef, en geef mij de genade van u eens in den hemel te aanschouwen, om u aldaar te loven, en uwe schoonheid en goedheid, die u bewogen heeft van uit liefde tot mij een kind te worden, te prijzen. — Ik bemin u, oneindige goedheid! ik bemin u, o mijn Jesus, mijn God, mijne liefde, mijn al!
OF VOGE, DEN DINGSDAG.
De reis naar Egypte.
i 1. Zie, de Engel des Heeren verscheen aan Josef in den slaap en zeide : „ Sta op, neem het kind en zijne Moeder en vlugt naar Egypte.quot; Nadat de H. drie koningen aan Herodes getoond hadden, dat de Koning der Joden reeds geboren was, beval deze wree-^ de vorst, dat men alle kinderen, die men in Bethlehem kon vinden, moest vermoorden. Maar God wilde j! toen zijnen Zoon nog sparen, en daarom zond hij ee-;r nen Engel, om aan den H. Josef ;e zeggen, dat hij ^\' spoedig met de Moeder en het Kind naar Egypte moest \' i vlugten. Laat ons hier bewonderen, hoe gewillig de n. gehoorzaamheid van den H. Josef was, die, ofschoon ;ij de Engel hem niet juist den tijd van het vertrek voor-12 2S
450 GODVKUCHTIGE OEFENIKGEN
geschreven had, evenwel, zonder lang te denken, wanneer hij deze reis het beste kon doen, zonder te weten, welke streek hij in Egypte voor zijne verblijfplaats zou verkiezen, terstond voor zijn vertrek bereid was. Hij ging zonder uitstel Maria dit bevel te kennen geven, en in denzelfden naeht nog begaf hij zich, alleen met de allerheiligste Maagd en met het goddelijke kind, zonder leidsman, op deze moeijelijke reis naar Egypte, alwaar men niet komen kon dan door wildernissen en over bergen, zonder weg of aanwijzer, en hetwelk vele dagreizen vau Bethlehem gelegen is. O, hoeveel moest deH. Josef op deze reis lijden, als hij zag wat Maria uit te staan had, die met haar allerliefst kind in hare armen (want nu moest eens Maria, dan de H. Josef hetzelve dragen) niet gewoon was eene zoo moeijelijke reis, in het midden van den winter door wind en regen, te maker., waarbij zij nog vreesden vau ieder oogeublik door de soldaten van Herodes overvallen te worden.
Hun voedsel op de reis was een weinig brood, dat zij van huis medegenomen of onder weg gebedeld hadden, hunne nachtrust was nu eens in een ellendige hut, en dan eens onder den blootenhemel. Alhoewel deH. Josef in den wil des eeuwigen Vaders, die zijnen goddelijken Zoon reeds als een klein kind wilde zien lijden, om voor de zonden der menschen te voldoen, overgegeven was, moest zijn teeder en liefdevol hart toch de grootste smarten uitstaan, als hij zijnen Zaligmaker, dat liefste kindje, van koude en pijn sidderen en weenen zag.
TOT DEN H. JOSEP.
2. Overdenk hier ook nog. lieve ziel! wat Josef gedurende het zevenjarig verbliji\' in Egypte te lijden had. Hij leefde aldaar onder de heidenen, onder een vreemd volk, onbekend en zonder vrienden of bloedverwanten, die hem konden bijstaan ; daarom zegt de H. Bernardus, „dat om Maria en dat goddelijk kind, hetwelk alle mensehen en dieren voedsel geeft, te kunnen onderhouden, de H. Josef dag en nacht moest arbeiden.quot;
(■evoelcn.v en t»fin-den.
O, mijn heilige Voorspreker! dewijl gij altijd zoo vaardig aan den wil van uwen God gehoorzaamdet, verkrijg mij van uwen Jesus de genade, om al zijne geboden op het volmaaktste te vervullen. Bekom mij ook op mijne reis naar de eeuwigheid, op welke ik nog vele vijanden ontmoeten zal, de genade om altijd in het gezelschap van Jesus en Maria te blijven, want zoo zij mij vergezellen, zal mij de moeite van dit leven en zelfs van den dood, zoet en lief zijn.
H. Maria, Moeder Gods! door het lijden, dat gij, o teedere Maagd! op de reis naar Egypte uitgestaan hebt, verkrijg mij de kracht om alle moeijelijkheden, die mij nog zullen overkomen, met geduld en overgeving te lijden.
O mijn liefdewaardig kindje Jesus! ontferm u mijner. Gij, mijn Hoer en mijn God! die toch geheel onschuldig waart, wildet reeds toen als een klein kind. zoo veel voor mij lijden, en ik, zondaar, die zoo dikwijls de hel verdiend heb, ik word zoo ongeduldig eu-ontevreden, als ik maar iets voor u te lijden heb. Vergeef mij, mijn Zaligmaker! want ik heb vast besloten, voortaan alles, wat gij mij zult overzenden, geduldig te verdragen; ik ben bereid alle kruis en lijden, dat gij mij zult toezenden, zonder mom n aan te nemen.
451
452 godvruchtige oeïesingex
Maar lielp mij ook met uwe genade, want anders blijf ik u niet getrouw. Ik bemin u, mijn Jesus, mijn schat, mijn al! ik bemin u , ik wil u altijd beminnen, en om n te behagen, wil ik alles lijden, wat gij mij zult laten overkomen.
01\' VOOB DEN WOENSDAG.
Het verlies rati Jesus in den temiiel.
1. „Het kind Jesus bleef in Jerusalem en zijne ouders wisten het niet.quot; (Lnc. 2.43.) Als de tijd, om uit Egypte terug te komen, daar was,zoo beval de Engel wederom aan den H. Josef, met liet kind en zijne Moeder naar Judea terug te keeren. De H. Bo-naventura bemerkt, dat Josef en Maria op deze tweede reis, nog meer dan op de eerste, te lijden hadden, want daar Jesus toen omtrent zeven jaren oud was, zoo was hij reeds te groot om op de armeii gedragen te worden, en ook te zwak, om eene zoo lange reis te voet te maken, waarom dit allerliefdewaardigste kind ook zeer dikwijls van vermoeidheid nederviel.
2. Overweeg ook eens, lieve ziel! welke droefheid Josef en Maria gevoelen moesten, als zij na hunne terugkomst van Jerusalem, Jesus in den tempel verloren hadden. De H. Josef was zoo zeer aan den om-n-ang en aan het aanschouwen van zijnen lieven Zaligmaker gewoon. O hoe groot moest da:i zijne droefheid niet zijn, als hij drie dagen lang van hem beroofd bleef, onzeker of hij hem nog ocit zouweder-vinden. Hij wist niet waarom hij van Jesus afgesehei-
TOT DEN H. JOSEF. 453
den was, en dit was zijne groot. te droefiioid ; want dewijl hij zeer ootmoedig was, vreesde liij, dat om eene font, die hij misschien begaan had, Jesus niet meer in zijn huis wilde leven en hem onwaardig hield van met hem om te gaan, van de eer voor hem te zorgen en van eenen zoo grooten schat te bewaren. Voor eene ziel die God alleen bemint, is er geene grootere pijn dan de vrees van hem beleedigd te hebben. Josef en Maria bragten deze drie dagen zonder rust door, zij weenden zonder ophouden en werden niet moede hunnen lieven Jesus te zoeken, gelijk Maria zelve aan Jesus zeide, nadat zij hem in den tempel wed erge von d en hadden: „ Mijn Zoon, waarom hebt gij zoo met ons gehandeld ? Zie, uw vader en ik hebben u met droefheid gezocht.quot; O mijn Zoon! welke bittere smarten hebt gij ons drie dagen lang doen lijden; want al weenende hebben wij u zonder ophouden overal gezocht , zonder u te kunnen vinden, zonder het minste van u te vernemen.
quot; 3. Maar overdenk ook, geliefde ziel! de vreugde, die de H. Josef gevoelde, na Jesus gevonden en vernomen te hebben, dat de oorzaak, waarom Jesus zich van hem verwijderd had , niet hunne schuld , maar alleen zijn wenseh, om de eer des eeuwigen Vaders te bevorderen, geweest was.
CitovoeleiiN en
Gij weent, o H. Josef! omdat gij uwen Jesus verloren hebt: maar gij hebt toch zijne liefde niet verloren, hij heeft n altijd bemind, en zijne liefde is zoo
454 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
groot geweest, dat hij u voor zijuen voedstervader en beschermer gekozen heeft. Laat mij weenen, mij, die, om de schepselen en mijne driften te kunnen volgen, zoo dikwijls mijnen God verloren en zijne heilige genade veracht heb. Om de verdiensten dezer smarten, die gij uitgestaan hebt, toon gij Jesus verloren hadt, verkrijg mij do genade, dat ik gedurig de beleedigin-gen beweene, die ik mijnen Zaligmaker heb aangedaan. En om de vreugde, die gij gevoeldet, als gij hem in den tempel wedervondt, maak, dat ik hem ook wedervinde, en dat, nadat hij door zijne genade in mijn hart teruggekomen is, ik hem nooit meer verlieze.
Allerliefsle Moeder Maria! gij, die de toevlugt dei-zondaars zijt,\' verlaat mij niet, heb medelijden met mij; zoo ik ook vroeger uwen goddelijken Zoon be-leedigd heb, zie, nu berouwt liet mij uit geheel mijn hart, nu beu ik bereid liever duizendmaal het leven te verliezen, dan op nieuw zijne goddelijke genade te verzaken. Bid hom, dat hij mij vergave, en dat hij mij de genade van volharding verleene.
Indien gij, mijn liefdewaardigste Jesus! mij nog niet vergeven hebt, ach! zoo vergeef mij nu toch. Ik heb oenen afschrik van al de beleedigingon , die ik u heb aangedaan. Zij doen mij zoo leed, dat ik verlang van droefheid te sterven; ik bemin u, en dewijl ik u bemin, acht ik uwe liefde en genade meer dan alle rijkdommen der wereld; sta mij bij, mijn Jesus! opdat ik u altijd beminne, opdat ik u nooit moer boloodige.
OF VOCE DEN DONDERDAG.
Hoe de H. Josef hier op aarde altijd het gezelsc.iap van Jesus genoot.
„En Hij (Jesus) ging mot hen terug, kwam in Nazareth en was hun onderdanig.quot; (Luc. 2. 51.) Na-
TOT DEN H. JOSEF. 455
dat Jesus door Maria eu Josef in den tempel wedor-gevouden was, keerde hij met lien naar Nazareth terug, alwaar hij in het gezelschap van denH. Josef, dien hij als zijnen vader gehoorzaamde, tot diens dood zijn leven doorbragt. — Overdenk, geliefde ziel! welk heilig leven Josef bij Jesus en Maria leidde. In deze H. Familie was men met niets anders bezig, dan met hetgeen de eer Gods bevorderen kon: men dacht en wensehte niets anders dan alleen aan God te behagen; men sprak van niets anders dan van de liefde, die de menschen aan God schuldig zijn, en van de liefde van God tot ons, die zijnen eeniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, om voor de zaligheid der menschen te lijden, en zijn leven in eene zee van smarten en verachting te verliezen. O! hoevele tranen moeten Maria en Josef, die eene zeer groote kennis der H. Schriftuur hadden, vergoten hebben, als zij elkander in de tegenwoordigheid van Jesus, over zijn bitter lijden eu over zijnen dood onderhielden! Met de grootste droeflieid overwogen zij met elkander, dat hun lieve Jesus, volgens de voorzegging van Isaïas, „die man van smarten en verachting was;quot; dat hij door zijne vijanden zóó schromelijk mishandeld moest worden, dat men zijne vroegere schoonheid niet meer. zou kunnen herkennen, dat de geeselslageu hem verminken en verscheuren zouden, en dat hij aan eeuen met wonden bedekten melaatsche zou gelijken, dat hun allerliefst kind dat alles geduldig zou lijden, zonder eens den mond open te doen, om zich ove.r zulke groote mishandelingen te beklagen; dat het zich ge-
4Ó6 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
lijk een lam tot de slagtbank zou laten leiden, en eindelijk aan een eerloos hout tussciien twee moordenaars, van smart den geest zou geven.
Overdenk, lieve ziel! welke gevoelens van droefheid en liefde zulke zamenspraken aan het hart van den H. Josef moesten geven.
rvoeïclis rn O heden.
H. Josef! om de tranen, die gij vergoten hebt, als gij het toekomende lijden van uwen Jesus over-•woogt, bekom mij de genade dat ik altijd met eene teedere godvruchtigheid aan de smarten van mijnen Verlosser denke. Om de heilige liefdevlammen, die zich in uw hart vergrootten , als gij aat. den dood van uwen Zaligmaker dacht of daarvan spraakt, maak dat een vonk er van in mijn hart valle, in dit hart, dat door zijne zonden oorzaak van het lijden van Jesus geweest is.
H.Maagd Maria! om de smarten, die gij in Jerusalem bij het aanschouwen van het lijden en den dood van uwen lieven Zoou uitgestaan hebt, verkrijg mij eene groote droefheid over mijne zonden.
Allerliefste Jesus! die uit liefde tot mij zooveelgeleden hebt, die uit liefde tot mij gestorven zijt, maak dat ik nooit eene. zoo groote liefde vergete. Mijn Zaligmaker! uw dood is mijne hoop. Ik geloof, dat gij voor mij gestorven zijt. üoor mve verdiensten hoop ik zalig te worden, ik bemin uuit geheel mijn hart, ik bemin u bovenal, ik bemin u meer dan mij zeiven, ik bemin u, en uit liefde tot u, wil ik gaarne alles lijden ! niets baart mij grootere droefheid dan dat ik u, mijn grootste goed! beleedigd neb. Ik verlang niets anders dan u alleen te behagen. Help mij, mijn Zaligmaker ! en laat niet toe, dat ik mij nog ooit van u verwijdere.
TOT DEN H. JOSEF.
quot;Voor den vijfden Woensdag-
OF VOOR DEN VRIJDAG.
Hoe zeer de H. Josef Jesas en Maria beminde.
1. „Eu Jesns ging met hen terug, kwam in Nazareth, en was hun onderdanig.quot; Overdenk vooreerst, geliefde ziel! hoe groot de liefde was, die Josef Maria toedroeg. Zij was de schoonste onder alle vrouwen , zij was ootmoedig, zachtmoedig, rein en gehoorzaam ; zij alleen beminde God meer dan alle andere menschen, ja dan alle Engelen; en daarom verdiende zij dat de H. Josef, die de deugd zoo hoog wist te schatten, haar op het innigst beminde. Maar zijne liefde moest nog vergrooten, als hij zag, hoe zeer Maria hem beminde, welke zonder twijfel haren, lieven Bruidegom boven al de andere schepselen stelde. Maar hij behandelde haar te gelijk als de beminde Bruid van zijnen God, die uitgekozen was om de Moeder van zijn eeniggeboren Zoon te zijn. Indien gij dit alles bedenkt, lieve ziel! zoo kunt gij u gemakkelijk voorstellen, hoe zeer Josef, die een zoo dankbaar en goed hart had, Maria moest beminneu.
2. Maar overweeg ook, hoe groot de liefde was, die Josef tot zijnen Zaligmaker had. Nadat God dezen Heilige tot voedstervader van Jesus Christus bestemd had, moest iiij hem ook de liefde eens vaders en van den vader van eencn zoo liefdewaardigen zoon, die te gelijk God was, inboezemen: daarom was ook de liefde van den heiligen Josef niet alleen eene natuurlijke liefde, gelijk die der andere vaders, maar
457
458 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
eene bovennatuurlijke liefde, omdat iiij in den persoon vau zijnen zoon tevens zijnen God erkende. Door de goddelijke openbaring wist de heilige Josef, dat deze kleine jongeling, die hem overal vergezelde, het goddelijk Woord was, dat uit liefde tot de mensehen, en in het bijzonder uit liefde tot hem, mensch geworden was. Hij wist, dat Jcsus hem ouder alle mensehen uit verkoren had, om door hem beschermd te worden , en dat hij zijn zoon wilde genoemd worden. Overdenk dan, lieve ziel! welke vlammen van liefde in het hart van den H. Josef moesten branden, als hij zag, dat zijn Zaligmaker hem als een gewone leerling hielp, zijne werkplaats opende en slont, met hem hout zaagde, met de schaaf en de bijl arbeidde, de krullen en spaanders verzamelde, het huis veegde, met één woord, hoe Jesus alles deed wat hij hem beval. Jesus deed niets zonder aan den heiligen Josef, dien hij als zijnen vader aanzag, verlof gevraagd te hebben. quot;Welke liefde moest zich dan in het hart van den H. Josef ontsteken, als hij dit lieve kind in zijne armen droeg, als hij het liefkoosde, als Jesus met zijne lieve handjes zijn aangezigt streelde, als hij de woorden ■des eeuwigen levens uit zijnen mond vernam, die even als zoo vele liefdepijlen waren, welke zijn hart doorstaken! Hoe zeer moest zijne liefde vergrooten, als hij dit goddelijk kind aanzag, hetwelk hem in alle deugden het allerheiligste voorbeeld gaf.
Een lauge vertrouwelijke omgang maakt dikwijls dat de liefde tusschen mensehen , die voor elkander ingenomen zijn, vermindert, want men leert immer
TOT DEN H. JOSEF.
meer eu meer, hoe langer men met elkander omgaat, do wederzij dsche gebreken kennen. Maar dit was niet met den H. Josef, want hoe langer hij met Jesus omging , lioe beter hij zijne heiligheid inzag. Daaruit kunt gij besluiten, lieve ziel! hoe zeer hij Jesus beminde, daar hij, gelijk men algemeen gelooft, vijf en twintig jaren lang zijn gezelschap genoot.
üvorlftis esi lt;■ lt;*1umSimi ,
Ik verheug mij, o H. Josef, over het groote geluk en de hooge waardigheid, die u ten deel gevallen is, van, gelijk een vader, die het regt heeft te verlangen dat men hem gehoorzame, aan hem te kunnen bevelen , aan wien hemel en aarde onderdanig is. Daar eeu God u heeft willen gehoorzamen, zoo wil ik mij ook in uwe dienst begeven. Van nu af wil ik u dienen, wil ik u vereeren, wil ik u beminnen als mijnen Heer en Gebieder. Neem mij maar onder uwe bescherming, en doe dan met mij wat u behaagt: want ik weet, dat alles wat gij mij bevelen zult, voor mijn welzijn en voor de eer van uwen en mijnen Verlosser zijn zal O, H. Josef! bid Jesus voor mij; want nadat hij op aarde al wat gij hem bevolen hebt, vervuld heeft, zoo zal hij n nu zekerlijk ook niets weigeren. Bid Jesus, dat hij mij de beleedigingen, die ik hem aangedaan heb, vergeve. Bid hem, dat hij bewerken wille, dat ik altijd meer en meer de schepselen en mij zeiven verloochene; bid hem, dat hij zijne heilige liefde in-mijn hart ontsteke; en Maria! neem mij uit liefde tot Josef onder uwe bescherming, eu bid uwen H. Bruidegom, dat hij mij als zijnen dienaar aanneme.
En gij, mijn liefdewaardigste Jesus! om voor mijne ongehoorzaamheid te voldoen, wildet gij u zoo diep vernederen eu aan eenen mensch gehoorzamen; om de verdieusten, die gij mij daardoor verworven hebt.
459
460 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
geef mij de genade, dat ik van nu af, zonder uitsluiting alles wat gij van mij verlangt, vervulle; om de liefde die gij en J osef voor elkander hebt, verleen mij, o oneindige goedheid! eene gi-oote en teedere liefde tot u, die verdient, dat men u uit alle krachten beminne. Vergeef mij de beleedigingen, die ik u aangedaan heb, en ontferm u mijner. Ik aanbid u, o Je-sns, mijne liefde, mijn God! ik wil u altijd beminnen.
OF VOOR DEN ZATURDAG.
De dood van den H. josef.
„Kostbaar voor de oogen des Heeren is de dood zijner Heiligen.quot; (Ps. 115. 15.) Overdenk, hoe de H. Josef, na Jesus en Maria zoo getrouw gediend te hebben, in het huis te Nazareth op het sterfbed lag. De Engelen omringden hem: de Koning der Engelen, Jesus Christus, zat op den eenen, Maria op den an-deren kant van zijn armoedig bed; en in zulk een zoet en heilig gezelschap verliet hij, vol hemelsohen vrede, deze ellendige wereld. Zacht en kostbaar was zijn dood in de tegenwoordigheid van Maria, nevens een Zoon, die te gelijk zijn Verlosser was. Hoe zou ook de dood bitter kunnen geweest zijn voor hem, die in de armen van het eeuwige leven stierf? Niemand kan uitdrukken of begrijpen, welke acten van overgeving, welke vlammen van liefde, de woorden van het eeuwige leven, die nu Jesus en Maria hem in het laatste oogenblik zijns levens toespraken, in het hart van Josef ontstoken hebben. Daarom schijnt het gevoelen van den H. Franciseus de Sales, dat de
TOT DEN H. IOSEF. 461
H. Josef uit liefde tot God gestorven is, zeer wel gegrond. Daar Josef altijd heilig geleefd liad, zoo was zijn dood zacht, vreedzaam, zonder angst of vrees. Niet zoo sterft degene, die God vroeger beleedigd, die de hel verdiend heeft; hij zal nogtans eenen onuitsprekelijk grooten troost gevoelen, indien de H. Josef hem bijstaat, en tegen de aanvallen der duiveis verdedigt, die zonder twijfel aan hem gehoorzamen zullen, aan wien God onderdanig was. Zalig is hij, die in deze schrikkelijke oogenblikken door den H. Josef bijgestaan wordt. — Daar de H. Josef in de armen van Jesus en Maria gestorven, en daar hij door de vlugt naar Egypte het kind Jesus van den dood bevrijd heeft, zoo heeft hij ook liet regtbekomen een bijzonder patroon der stervenden te zijn, en zijne getrouwe dienaars tegen de gevaren van deu eeuwigen dood te beschermen.
GevoeleiiM en (lelietleu*
Met regt, o H. Josef! is u een zoo zalige dood verleend geworden, nadat gij uw leven zoo heilig door-gebragt hadt. Ik verdien, om mijne menigvuldige zonden , slecht te sterven, maar indien gij mij bijstaat, zal ik niet verloren gaan. Gij waart niet alleen de vriend, maar zelfs de voedstervader en beschermer van hem, die eens oordeelen zal; Jesus zal mij niet verdoemen, indien gij een goed woord voor mij spreekt. Na Maria kies ik u, o H. Josef! voor mijnen voorspreker en bewaarder. Ik bepaal u den overigen tijd mijns levens dagelijks door de eene of andere zaïk te vereeren en dagelijks uwen bijstand in te roepen. Neem mij tot uwen dienaar aan, niet om mijne verdiensten, neen,
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
maar om uwe liefde tot Jesus en Maria. Om het zoet gezelschap, dat Jesus eu Maria u hier op de aarde gaven, bescherm mij zoo lang ik leef, en maak, dat ik mij nooit meer van mijnen God, door het verlies zijner genade verwijdere. Om den bijstand, dien Jesus en Maria u in de laatste oogenblikken uws levens gaven, sta mij bij in mijn doodsuur, opdat, indien Jesus en Maria mij aldus vergezellen, ik u eens in den hemel moge danken en in uw gezelschap gedurende de gansche eeuwigheid God love en prijze.
Heilige Maagd Maria, mijne hoop! gij weet het, dat ik door de verdiensten van Jesus Christus eu door uwe voorspraak, eenen zaligen dood en het eeuwige leven verhoop. O mijne Moeder! verlaat mij niet, en sta mij bijzonder bij in het uur van mijnen dood, verkrijg mij de genade, dat ik u en Jesus alsdan aan-roepe en beminne.
Allerliefste Zaligmaker! die eens mijn Regter zijn zult, vergeef mij alle beleedigingan, die ik u aangedaan heb, en welke mij van ganseher harte leed zijn; maar vergeef mij spoedig, vergeef mij eer het uur des doods, dat te gelijk voor mij liet uur des oordeels zijn zal, daar is. O ik, ongelukkige! hoe vele jaren heb ik verloren, in welke ik u niet bemind heb! Geef mij de genade dat ik den overigen tijd mijns levens eene groote liefde tot u hebbe! En als het oogenblik daar is, op hetwelk ik dit leven verlaten en de een-wigheid intreden zal, laat mij dan in brandende liefde tot u sterven. Ik bemin n, mijn Zaligmaker, mijn God, mijne liefde, mijn al! ik bid u om niets anders dan om de genade van u te beminnen! ik. wensch, ik begeer in den hemel te komen, om uit al mijne krachten de geheelc eeuwigheid door te beminnen. Amen. Alzoo hoop ik, alzoo zij het. — Jesus! Maria! Josef! maakt dat ik in den doodstrijd met n veree-nigd blijve.
462
TOT DEN H. JOSEF.
OF VOOR DE-V ZONDAG.
De heerlijkheid van den H. Josef in den Hemel.
]. „Welaau, gij, goode en getrouwe knecht! dewij! gij over weinig getrouw geweest zijt, zoo ga binnen in de vreugde van uwen Heer.quot; (Matth. 25. 23.) Hoe heiliger iemand hier op aarde geleefd heeft, des te grooter is de heerlijkheid, die God hem in den hemel bereidt. Het is meer dan genoeg om zich van de heiligheid van den H. Josef een begrip te maken, zoo men deze woorden van het Evangelie nadenkt: „ Maar Josef, haar man, daar hij regtvaardig was, enz. enz.quot; Een regtvaardig man, dat is; een man die alle dengden bezit.
3. Indien derhalve de H. Geest Josef reeds toen regtvaardig noemde, als hij tot bruidegom van Maria uitverkoren werd, hoe zeer moest dan niet zijne liefde tot God, hoe zeer moesten zijne deugden toegenomen hebben, door den gedurigen omgang met Maria, die hem een zoo volkomen voorbeeld door de oefening aller deugden gaf. Indien één woord van Maria genoeg was, om Joannes den Dooper te heiligen , en Elisabeth met den H. Geest te vervullen, tot welke heiligheid moest dan niet do sehoone ziel van Josef door den vertrouwelijken omgang met Maria, en dat gedurende vijf en twintig jaren, gekomen zijn.
3. Maar nog veel meer moest Josef in deugden en verdiensten toegenomen hebben, dewijl hij zoo vele
404 GODVRU CHTIGE OEFENINGEN
jaren op het innigste met de lieiliglieid zelve, met Jesus Christus, te zamen leefde, dien hij diende, dien hij voedde, dien hij hier op aarde in alles bijstond. Indien God dengene belooning belooft, die aan eenen arme, uit liefde tot hem, maar eenen dronk waters geeft, welk loon moet God dan niet den H. Josef in den hemel gegeven hebben, die hem van de vervolging van Herodes bevrijdde, die hem kleedde en voedde, die hem zoo dikwijls op zijne armen droeg, die hem zoo liefdevol opvoedde. Wij kunnen niet twijfelen, dat het leven van den H. Josef, die altijd Jesus en Maria voor oogen had, een gedurig gebed was, in hetwelk hij zonder ophouden oefeningen van geloof, hoop en liefde en van overgeving in den goddelijken wil verwekte. Indien het loon bestemd wordt volgens de verdiensten, die men hier op aarde verworven heeft, hoe groot moet dan niet de heerlijkheid van den H. Josef zijnP Üe H. Augustinus vergelijkt do andere Heiligen met de sterren, maar den H. Josef met de zon. Pator Suarez zegt, dat het zeer waarschijnlijk is, dat, na Maria de H. Josef alle Heiligen in verdiensten en heerlijkheid overtreft: en Ber-nardus van Bustis houdt staaude, dat Josef, als hij voor zijne vereerders genade verkrijgen wil, op eene zekere wijze aan Jesus en Maria in den hemel beveelt.
Gevoelens en CieïioJen.
H. Josef! digt bij uwen geliefden Jesus, die u hier op aarde gehoorzaamde, woont gij ook verheven in den hemel in uwe heerlijkheid, heb medelijden met
TOT DEN H. JOSEF.
mij, die door vreeselijke vijanden, door kwade geesten en door schandelijke driften omgeven ben, die gedurig tegen mij strijden, cm mij van de genade Gods te berooven. Om de groote genade, die u hier op de aarde gegeven is van zonder ophouden in het gezelschap van Jesus en Maria te hebben kunnen leven, bekom mij de genade van de nog overige dagen mijns levens innig met God vereenigd te blijven, aan de aanvallen der hel te wederstaan en in de liefde van Jesus en Maria te sterven, opdat ik eens met u vereenigd hun gezelschap in het rijk der zaligen genieten moge.
Allerheiligste Maagd, mijne lieve Moeder! wanneer zal het zalig uur slaan, dat ik, bevrijd van alle vrees om God door de zonden nog te verliezen, uwe voeten zal omhelzen om u nooit meer te verlaten. Gij moet mij helpen. Gij moet bewerken, dat mij deze zaligheid ten deele valle! Wanneer, o mijn allerliefste Zaligmaker Jesus Christus! wanneer zal ik u toch in den hemel bezitten, wanneer zal ik u van aanschijn tot aanschijn beminnen, om u nooit meer te verliezen? Ach! zoo lang ik hier op aarde leef, ben ik in gevaar; o mijn Heer en mijn eenig goed! om de verdiensten van den H. Josef, dien gij zoo zeer bemint, en dien gij in den hemel zooveel eer bewijst, om de verdiensten van uwe lieve en H. Moeder, en voornamelijk door de verdiensten, die gij in uw leven en in het sterven verworven, en door welke gij mij alle goed en al wat ik maar hopen kan, bekomen hebt: laat niet toe dat ik nog ooit hier op aarde van u verwijderd worde: maak dat ik u in den liemel,.alwaar de ware liefde woont, uit al mijne krachten beminne en bezitte, en dat ik gedurende de gansche eeuwigheid uwe tegenwoordigheid en uwe liefde cje-niete. Amen. AIzoo hoop ik, alzoo zij het.
465
■f\'^y\'S h
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
De H. Bei-narclus leert, ons, dat wij onze H. Bewaarengelen op drie wijzen vereeren kunnen, te weten : door de eerbiedigheid die wij liun bewijzen, door de godsvrucht dio wij hun toedragen, en door het vertrouwen dat wij in hen moeten stellen.
1. quot;Wij moeten hun eeue grooto bewijzen: want deze heilige Geesten, cao mot God in den hemel heersehen, ziju altijd nabij ons en staan ons in al ons doen en laten bij. Daarom moeten wij dan ook, uit eerbied voor onzen H. Engelbewaarder, alle handelingen vermijden, die hem zouden kunnen mishagen. De H. Francisea, eene Romeinsohe vrouw van rang, zag eens eenen H. Engelbewaarder in mensche-lijke gedaante, die telkeus,dat iemand een onbetamelijk woord sprak, met zijne hand zijn aangezigt bedekte.
lt;;i-volt; i( iis en CüebedtMi.
ü mijn H. Engelbewaarder! hoe dikwijls hebt gij, om mijne zonden, uw heilig aanschijn moeten bedekken ? Ik bid u derhalve om vergiffenis , maak dat God mij ook vergeve, want ik heb vast besloten hem nooit meer te beleedigen.
2. Wij moeten ook eene groote rodsvrucht tot onzen H. Engelbewaarder hebben, en zulks om den eerbied.
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN, ENZ. 467 dien hij verdient, en om de groote liefde, die hij ons toedraagt. De liefde van een en vader, broeder of vriend kan niet grooter zijn dan de liefde, die onze H. Engelbewaarder voor ons heeft. De vrienden der wereld beminnen ons gewoonlijk om het een of ander tijdelijk voordeel, en daarom vergeten zij ons gemakkelijk als wij in nood zijn, of als wij hen beleedigd hebben. 3\' Onze H. Engelbewaarder integendeel bemint ons uit quot;quot; reine liefde, en daarom helpt hij ons ook in den nood. n Ja, hij helpt ons zelfs dan nog, wanneer wij God be-r\' leedigd hebben. „Hij verlaat u niet als gij zondigt.quot;
Hij traeht u alsdan uwe zonden te doen erkennen, op-J\' dat gij door een waar leedwezen terstond weder tot
11 God zondt terugkeeren.
is
Oevoi\'lens en (lelifilen.
.n
[e Ik dank u, mijn H. Engelbewaarder! voor de heilige inspraken, met welke gij mij verliebt hebt. Ach! s\' hadde ik toch altijd uwen raad gevolgd! ga voort ■n met mijn verstand te verlichten. Doe mij verwijtin-e. gen als ik eenen misslag bega, en verlaat mij niet,
bijzonder in het laatste uur mijns levens. e 3. Wij moeten ook een groot vertrouwen op den bijstand van onzen H. Engelbewaarder hebben; God in zijne oneindige liefde, vergenoegde zich niet met ons j, zijnen eenigen Zoon Jesus Christus tot onzen Verlos-k- ser, en Maria tot onze voorspreekster gegeven te heb-ben, hij wilde ook dat zijne H. Engelen onze bewaarders zouden zijn, en hij heeft hun bevolen van ons, !n zoo lang wij leven , bij te staan. „ Om uwent wille I heeft hij zijnen Engelen bevolen, u op al uwe wegen te bewaren.quot;
46S GODVRUCHTIGE OEFENINGEN, ENZ.
nrvoclenN en Oebeden.
O oneindige barmhartigheid Gods ! zoudt gij nog wel meer hebben kunnen doen om mijne zaligheid te bevorderen? Ik dank u daarvoor, omijnCiod!— en u ook dank ik , o mijn H. Engelbewaarder ! dat gij mij reeds zoo vele jaren hebt bijgestaan. Dikwijls heu ik u verlaten, en evenwel hebt gij u nooit van mij verwijderd. Wie weet, hoeveel tijd mij nog overblijft, eer het uur van mijnen dood slaat. O mijn H. Bugelbewaarder! leid mij in den hemel, houd niet op mij bij te staan, tot dat ik voor de geheele eeuwigheid met u vereenigd, God loven en prijzen zal.
De kruisweg stelt ons Christus voor, als hij, beladen met het kruis, uit liefde tot ons den berg van Calvarië beklom. Wij moeten dan deze godsvruehtoefening met eene teedere liefde verrigten, en ons voorstellen, dat wij onzen Zaligmaker vergezellen, om hem ons medelijden en onze dankbaarheid te betoonen.
Eer wij den kruisweg beginnen te bidden, moeten toij voor hei hoog-aiiaar knielen, alwaar wij eene oefening van berouw moeten verwekken en de meening maken om de aflaten, die er aan verbonden zijn, voor ons of zielen des vagevuurs te winnen. Laat ons derhalve bidden.
VOORBEREIDEND GEBED.
Mijn Heer Jesus Christus! met zoo groote liefde en droefheid hebt gij dezen weg gemaakt om voor mij te sterven, en ik heb u desniettegenstaande zoo dikwijls verlaten; maar nu bemin ik u uit geheel mijn hart, en dewijl ik n bemin, berouwt het mij, dat ik n ooit beleedigd heb. Gij gaat uit liefde tot mij sterven ; ik wil n volgen om uit liefde tot u, mijn Zaligmaker ! ook te sterven; mijn Jesus! ik wil altijd met u vereenigd leven en sterven.
I. STATIE.
Jesus wordt ter dood veroordeeld.
y. Wij aanbidden u, o Christus! en loven u. Hj. Omdat gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt. Overweeg, hoe Jesus Christus nadat hij gegeeseld
470 H. KRUISWEG.
en met doorneu gekroond was, door Pilatus onregt-vaardig werd veroordeeld om den dood des kruises te ondergaan.
(Hier en bij iedere statie, houdt men zich een weinig stil en men overdenkt, wat Christus in deze statie geleden heeft.)
Aanbiddenswaardige Jesus! het was niet Pilatus, neen het waren mijne zonden , die u ter dood veroordeeld hebben. Ik bid u door de verdiensten van deze smartvolle reis, sta mijne ziel bij op hare reis naar de eeuwigheid.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van u geseheiden worde. Geef dat ik u altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u beiiaagt.
OnzeVader. Weesgegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
II. STATIE.
Jesus wordt beladen met zijn kruis.
Wij aanbidden u, o Christus! en loven u.
r). Omdat gij door uw H. Kruis de wereld verlost liebt.
Overweeg, hoe de Zaligmaker, terwijl hij, met zijn kruis op de schouderen, dezen weg aflegde, aan u dacht en voor u aau zijnen Vader den dood opdroeg dien hij zoude ondergaan.
Allerliefste Jesus! ik omhels alle tegenspoeden, die gij mij tot aan den dood toe zult overzenden, ik bid a door de verdiensten der smart, welke gij in het
n. kbüisweo. 471
dragen van uw kruis hebt uitgestaan, schenk mij den noodigen bijstand om het mijne met eene volkomene verduldigheid en onderwerping te dragen.
OJesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zei-ven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
III. STATIE.
Jesus valt voor de eerste maai onder het kruis.
Wij aanbidden k, o Christus! en loven u.
rt. Omdat gij door uw II. Kruis de wereld verlost hebt.
Overweeg den eersten val van Jesus ouder zijn kruis. Zijn vleesch was geheel en al verscheurd door de gee-selslagen, zijn hoofd was met doornen gekroond en hij had veel bloeds vergoten ; hij was zoo zwak, dat hij uaauwelijks koude voortgaan, en droeg nog dezen drukkendeu last op zijne schouderen; de krijgsknechten bragten hem wreede slagen toe en daarom viel hij verscheidene malen op dezen weg ter aarde neder.
Welbeminde Jesus! liet is niet het gewigt van het kruis, maar het is de last mijner zonden, waardoor gij zoo vele pijuen hebt uitgestaan. Ach! ik bid u door de verdiensten van dezen uwen eersten val ouder uw kruis, behoed mij voor het ongeluk, van in doodzonde te hervallen.
472 H. KRUISWEG.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder, van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Wees gei/roet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm, u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
IV. STATIE.
Jesus ontmoet zijne bedroefde Moeder.
y. Wij aanbidden u, o Christus! en loven u.
Omdat gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.
Overweeg, hoe de Zoon zijne Moeder ontmoet op dezen weg. Jesus en Maria zagen elks.nder te gelijker tijd aan , en hunne blikken waren als zoo\' vele pijlen, die hunue harten, welke elkander zoo teeder beminden, doorboorden.
Lieve Jesus! door de smart, welke gij hebt ondervonden in deze ontmoeting, verleen mij uwe genade, dat ik een ware vereerder van uwe allerheiligste Moeder moge worden. En gij, o mijne Koningin ! die van smart overstelpt waart, verwerf voor mij, door uwe voorspraak, dat ik gestadig en met liefde het lijden van uwen Zoon moge indachtig blijven.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar
H. KRUISWEG. 473
uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Weesgegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
V. STATIE.
Simon van Cyrene helpt Jesus zijn kruis dragen.
y. Wij aanbidden u, o Christus! en loven u.
Éj. Omdat gij door uw II. Kruis de wereld verlost hebt.
Overweeg hoe de Joden, toen zij zagen, dat Jesus bij eiken voetstap op het punt was van te bezwijken door zijne zwakheid, vreesden dat hij onder weg zoude sterven. Zij die hem den schandelijken kruisdood wilden zien ondergaan, noodzaakten Simon den Cyrener, het kruis achter den Heer te dragen.
Allerliefste Jesus! ik wil het kruis niet weigeren gelijk de Cyrener, ik neem het aan en omhels het; ik aanvaard in het bijzonder den dood, die voor mij bestemd is, met alle smarten, waarmede hij zal vergezeld gaan, ik vereenig dien met uwen dood en offer u denzelveu op, gij zijt gestorven uit liefde voor mij, ik wil sterven uit liefde tot u, en om u te behagen.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
H. KRUISWEG.
Veronica droogt Jesus\' aangezigt af.
f. Wij aanbidden u, o Christus! en loven u.
R). Omdat gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.
Overweeg, hoe deze H. Vrouw Verouica, toen zij Jesus zoo inishandeld en zijn aangezigt met zweet en bloed overdekt zag, hem eenen doek aanbood, met welken de Zaligmaker zijn aanbiddelijk aangezigt afdroogde en in welken hij het afbeeldsel van zijn geheiligd aangezigt liet gedrukt, blijven.
Welbeminde Jesus! uw aanschijn was schoon van te voren, maar op deze wijze heeft het a,l zijne schoonheid verloren, en de wonden en het bloed hebben het geheel en al misvormd. Helaas! mijne ziel was ook schoon, toen zij in het doopsel in uwe genade was aangenomen; maar ik heb haar misvormd door mijne zonden. Gij alleen, o mijn Verlosser! kunt hare oude schoonheid teruggeven; doe het door uw bitter lijden.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van gescheiden worde. Geef dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wal u behaagt.
Onze Vader. Wees geyroet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm v, onzer, o Heer! ontferm u onzer.
474
H. KRUISWEG.
Jesus valt ter*, tweeden male.
Wij aanbidden ie, o Christus! en loven u.
Rl. Omdat gij door uw H. Kruis de ivereld verlost hebt.
Overweeg, hoe Jesus ten tweede male onder het kruis nedervalt, en hoe door dezen val de pijnen der wonden van zijn gezegend hoofd en van al de andere heilige leden van onzen reeds met zoo vele smarten overladen Zaligmaker, vernieuwd worden.
Allerzoetste Jesus! hoe menigmaal hebt gij mij vergeven, en ik, hoe menigmaal ben ik hervallen en weder begonnen u te beleedigen. Ach! ik bid u, door de verdiensten van dezen uwen tweeden val, schenk mij de noodige hulp, om tot mijnen dood toe in uwe genade te volharden. Geef, dat ik in alle aanvechtingen , die mij zullen overvallen, altijd tot u mijne toevlugt moge nemen.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van u gescheiden worde. Geef dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Wees gegroet. Olorie zij den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
Jesus troost de vrouwen van Jerusalem.
f. Wij aanbidden u, o Christus! en loven u.
475
476 H. KRUISWEG.
k). Omdat gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.
Overweeg, hoe deze vrouwen weenden van medelijden , toen zij Jesus in eenen zoo erbarmelijken staat zagen voorbijgaan en hem langs den weg zijn bloed zagen storten. Maar Jesns zeide haar: Weent niet over mij, maar weent over u zelven en over uwe kinderen.
O Jesus, overladen met smarten! ik beween mijne bedrevene zonden om de straffen, die ik door dezelve verdiend heb, maar nog meer om het verdriet, dat ik u daardoor veroorzaakt heb, u, die mij zoo zeer bemind hebt. Het is niet zoo zeer de hel, dan wel eigenlijk uwe liefde, die mij mijne zonden doet be-weenen.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van u gescheiden worde. Geef óat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Weesgegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer! ontferm v. onzer.
IX. STATIE.
Jesus valt ten derde male.
f. Wij aanbidden u, o Christus! en loven u.
B). Omdat gij door uw H. Kruis de loereld verlost hebt.
Overweeg den derden val van den Zaligmaker. Zijne krachten waren zeer uitgeput, en onmenschelijk was de wreedheid der beulen, die hem zijnen weg wilden
H. KRUISWEG. 477
doen verhaasten, wanneer hij naauwelijks den eenen voet voor den anderen kon verzetten.
O versmade Jesus! door de verdiensten der zwakheid, die gij hebt ondervonden op uwen weg naar den Calvarieberg, verleen mij genoegzame kracht, om alle menschelijk opzigt en mijne kwade driften, die mij eertijds tot het verachten uwer genade verleid hebben, te overwinnen.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz. Ontferm u onzer, o Heer.\' ontferm u onzer.
X. STATIE.
Jesus wordt van zijue kleederea beroofd.
y. Wij aanbidden u, o Christus! en loven u. É). Omdat gij door uw H. Kruis de toereld verlost hebt. Overweeg, hoe gewelddadig Jesus van zijne klee-, deren beroofd werd; hoe zijn onderkleed aan zijn dooide geeselslagen verscheurd vleesch was vastgehecht, en hoe de beulen, met hem hetzelve uit te trekken, ook tevens zijne wonden weder openden. Deel in de smarten van uwen Heer, en zeg hem:
Onschuldige Jesus! ik bid door de smart, welke gij alsdan ondervonden hebt, help mij om mij te ontdoen van alle aardsche genegenheden, ten einde ik
478 H. KRUISWEG.
op u, die zoo waardig zijt bemind te worden, mijne
geheele liefde moge vestigen.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgeus over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Weesgegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
XL STATIE.
Jesus wordt aan het kruis genag-eld.
f. Wij aanbidden u, o Christus! en lemen u.
Rj. Omdat (jij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.
Uverweeg, hoe Jesus, na op het kruis te zijn uitgerekt, zijne handen uitstrekt en aan den eeuwigen Vader zijn leven opoffert voor onze zaligheid. Uie wreedaards nagelen hem op hetzelve vast en daarna het kruis opgetrokken hebbende, laten zij hem van smart aan het schandelijke hout sterven.
O Jesus! met verachting overladen, ik bid u, nagel mijn hart aan uwe voeten, opdat het altijd aan dezelve moge gehecht blijven om u te beminnen, opdat het u nooit weder moge verlaten.
O J esus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van u geseheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar
H. KRUISWEG. 479
uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Wees gegrvet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
Jesus sterft £an het kruis.
Wij aanbidden u, o Christus! en loven u.
Êj. Omdat gij door uw B. Kruis de wereld verlost hebt.
Overweeg, hoe Jesus, nadat hij drie uren in doodstrijd aan liet kruis had gehangen, eindelijk uitgeput van folteringen, zich aan de zwaarte van zijn lig-chaam overgeeft, zijn hoofd buigt en sterft.
O gestorvene Jcsus! ik omhels met teederheid liet kruis, aan hetwelk gij voor mij gestorven zijt. Ik heb door mijne zonden eenen rampzaligen dood verdiend, maar op uwen dood heb ik mijne hoop gevestigd. Ach I ik bid u, door de verdiensten van uwen dood, schenk mij de genade, dat ik onder het omhelzen uwer voeten en brandende van liefde tot u, moge sterven. Ik stel mijne hoop in uwe handen.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van u gescheiden worde. Geef dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
H. KRUISWEG.
XIII. STATIE.
Jesus wordt nedergelaten van het kruis.
f. Wij aanbidden u, o Christus! en loven, u. r). Omdat gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt. Overweeg, hoe de Heer gestorven zijnde, door twee zijner leerlingen, Nicodemus en Josef van Arimathea van het kruis afgelaten en in den schoot zijner bedroefde Moeder wordt nedergelegd, die hem met tee-derheid aanneemt en aan haar hart drukt.
O Moeder van smarten! ter liefde van dezen Zoon, bid ik u, neem mij voor uwen dienaar aan, en bid hem voor mij. En gij, mijn Verlosser! daar gij voor mij gestorven zijt, zoo sta mij toe, dat ik u moge beminnen; want ik wil alleen u en niets meer.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zeiven. Het is mij den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe dat ik ooit weder van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen wit. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
OnzeVader. Tlrees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
XIV. STATIE.
jesus wordt in het graf -gelegd.
y. Wij aanbidden u, o Christus! sn loven u.
Omdat gij door uw li. Kruis de wereld verlost hebt.
Overweeg, hoe de leerlingen het ligchaam vau Jesus medenamen om hot te begraven; het werd ook
480
H. KR\'JISWEG. 481
Vergezeld door zijne H. Moeder, die het met hare eigen handen in het graf nederlegde. Daarna sloten zij het graf digt en verwijderden zich allen.
Ach, begraven Jesus! ik omhels den steen, met welken uw graf gesloten werd. Maar gij zijt den derden dag verrezen, ik bid u door deze uwe opstanding, laat mij ten jongsten dage heerlijk verrijzen met u, om u in alle eeuwigheid te danken en te beminnen.
O Jesus, mijne liefde! ik bemin u meer dan mij zelven. Het is mij uit deu grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe dat ik ooit weder van u gesehoiden worde. Geef, dat ik u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Ontferm, u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
Hierna zal men bidden: vijfmaal Onre Vader, vijfmaal Wees gegi-oeL, en zoo veel maal Glorie zij den Vadereer eere van de vijf wonden van Jesus, en één Onze Vader en Wees gegroet met Glorie zij den Vader enz. ter bedoeling van Z. H. den Pans van Rome. Bid hierna do acten van Geloof, Hoop, Liefde en Berouw.
31
12
GEBEDEN
ONDKR
Denk hij u zelvcu , dat Jesus waarlijk en wezenlijk in dit II. Sacrament des Altaars tegenwoordig is. Verheeld u, dat Jesus, in het tabernakel, even als in den hemel, op eenen verheven troon gezeten en van Engelen omgeven is , die zich uit eerbied voor hem nederwerpen en hem aanbidden. . . Verneder u voor God, u zei ven onwaardig kennende voor hem te verschijnen.
II. Zelfvernedering en aanroeping van God.
ü mijne ziel ! werp u voor Jesus neder, en verbeeld u , dat gij hem te zamen met de Engelen aanbidt... Dierbare Jesus ! ik sta voor uw aanschijn beschaamd... Zal ik, stof en asch , mij onder de Engelen durven stellen, om u, mijn Jesus! te aanbidden?Helaas! ik ben niet waardig mijne oogen tot u te verheffen... Neon, lieve Jesus I de Engelen zeiven erkennen zich niet waardig u te aanschouwen, en bedekken uit eerbied hun aangezigt met hunne vle-igelen, veel meer ben ik onwaardig voor u te verschijnen. Ik, helaas! hen een zondige aardworm, en toch, goddelijke Zalig-
gebeden ondeb het loï. 483
maker! wilt gij dat ik tot u komc, en u aanbidde, en de nood, waarin ik ben , dwingt mij tot u te komen ; daarom nader ik niet vertrouwen tot 11, om u met den grootsten eerbied te aanbidden.
O Jesns! acli, of ik u opregt aanbidden en loven konde ! Gij verdient allen lof, en nooit kan men u genoeg loven , want gij gaat allen lof oneindig te boven ... daarom vereenig ik mij niet do Engelen en Heiligen en zelfs met u, lieve Jesus ! toen gij nog op aarde leefdet en nu gij in den hemel zijt.
III. Lof aan Jesus, rustende in het H. Sacrament.
O mijne ziel! laat ons alle sehepselen uitnoodigen üod te loven : laat ons hun zeggen : Looft den Heer met mij (Psalm 33)... Al hadden wij zoo vele tongen, als er schepselen op aarde zijn, om God dag en nacht te loven, dan zouden wij hem nog te weinig loven, want hij gaat allen lof te boven : quia major ojini laijde.
Lieve Jesus! ik werp mij vol eerbied voor u\'neder , en aanbid n rustende in het H. Sacrament. Heer Jesus, onze God en al! gij zijt waardig te ontvangen den lof, de glorie, de eer, de magt en de zegening ; want gij hebt alles in uwen wil geschapen. (Apoc. J-.) Ja, lieve Jesus! gij zijt allen lof waardig : gij blijft uit liefde tot mij op het altaar, opdat ik u aanbidden en loven zoude.— O zoete Jesus ! hoe hebt gij mij zoo bemind ? en hoe blijft gij zoo, uit liefde tot mij, boos menscii, in het heiligp tabernakel dag en nacht tegenwoordig ?.. . Goddelijke Zaligmaker ! ik geloof, dat gij hier waarlijk en wezenlijk tegen-
484 GEBEDEN
woordig zijt, en ben bereid , ter bevestiging van deze waarheid, mijn bloed te vergieten eu uit liefdevoor u te sterven. O Jesus! versterk mijn geloof, opdat hetzelve op mijn gedrag werke en uit de eerbiedige houding van mijn ligehaam zigtbaar worde. Amen.
IV. liiefdeverzuohtingen.
I\'ius Vil, 11 Augustus 1818, verleent aan heu, die ze met een rouwmoedig hart bidden , 300 dagen aflaat.
1. O mijn God, mijn opperste goed ! ach, of ik u altijd bemind hadde !
2. Mijn God! ik verfoei don tijd, waarop ik u niet beminde.
3. Hoe heb ik zoo lang zonder uwe liefde kunnen leven ?
4. En gij, o mijn God ! hoe hebt gij mij zoo lang kunuen verdragen !
5. Mijn God! ik dank u voor zulke lijdzaamheid.
6. Nu wil ik u altijd beminnen.
7. Ik wil liever sterven, dan u niet te beminnen.
8. Mijn God! ruk mij liever uit het leven, dan toe te laten, dat ik zou ophouden u te beminnen.
9. De genade, die ik vraag, is, u altijd te beminnen.
10. Met uwe liefde zal ik gelukkig ziju.
Glorie zij den Vader, enz.
1. Ik wenseh, o mijn God! u van alle mensohen bemind te zien.
2. Ik zou mij gelukkig achten mijn bloed te vergieten, opdat alle menschen u beminnen.
ONDER HET LOr. 485
zc 3. Zij, die u niet beltinnen, zijn blind. )r 4. Verlicht hen, o mijn God jit 5. U niet te beminnen, o opperste goed! is het r0 eenige onheil, dat wij vreezen moeten.
6. O mijn God! ik wil niet onder het getal dier blinden zijn, welke u niet beminnen.
7. G\'j, o mijn God! zijt mijne blijdschap en al et mijn goed.
8. Ik wil geheel en altijd aan u zijn.
k (J. Wie zou mij van uwe H. liefde kunnen scheiden ?
10. Komt gij, schepselen! komt gij allen mijnen u God beminnen.
Glorie zij den Vader, enz.
^ 1. Mijn God! ik zou duizend harten wenschen
te hebben, om u te beminnen.
p. 2. Ik zou de harten van alle menschen willeu Siebben, om u te beminnen.
3. Ik zou mij verheugen, als er vele werelden waren, die allen u beminden.
14. Ik zou gelukkig zijn, indien ik u met de harten van alle mogelijke schepselen beminnen konde.4. Ik zou gelukkig zijn, indien ik u met de harten van alle mogelijke schepselen beminnen konde.
5. Gij verdient het, o mijn God!
6. Mijn hart is al te arm en al te koud om u te beminnen.
7. O rampzalige ongevoeligheid der menschen ten opzigte van het opperste goed!
, 8. O verblindheid der wereldlingen, welke de ware liefde niet kennen!
9. Gelukkige hemelbewoners, welke hem kennen en beminnen! »
I
486 GEBEDEN
10. O gelukkige uoodzakelijklieid, van God te be minnen !
Glorie zij den Vader, enz.
1. Wanneer zal ik, o mijn God! van liefde voor ii branden ?
•2. O hoe gelukkig zou dit voor mij zijn!
3. Maar hoewel ik u niet beminnen kan, gelijk gij verdient van mij bemind te worden, zal ik ten minste mij verblijden, dat zoo vele anderen u van ganseher harte beminnen.
4. Ik zal mij bijzonder verblijden , omdat de Engelen en de Heiligen u in den hemel beminnen.
5. Ik vereenig mijn laauw hart met hunne vlammende harten.
6. Ik wensch u op dezelfde wijze te beminnen, gelijk do Heiligen, die het meest in uwe liefde ontstoken waren, u bemind hebben.
7. Ik wensch eene liefde voor u te hebben, gelijk aan die, welke de H. Maria Magdaleua, de H. Ca-tharina en de H. ïeresia voor u gehad hebben.
8. Of gelijk aan de liefde, waarmede de lieilige Au-gustinus, de H. Dominions, de H. Franeiseus Xave-rins, de H. Philippus Nerius en de H. Aloysius van Gonzagua u bemind hebben.
9. Of gelijk aan die liefde, welke de HH. Apostelen , bijzonder de H. Petrus, de H. Paulus en de beminde leerling voor u gehad hebben.
10. Of eindelijk gelijk aan die liefde, waarmede de groote Patriarch, de H. Josef, u beminde.
Glorie zij den Vader, enz.
ONDER HET LOP. 487
1. Daarenboven zou ik wenschen u te beminnen, gelijk de allerheiligste Maagd u op aarde bemind heeft.
2. Gelijk zij u beminde, toen zij mven goddelijken Zoon in haren reinen schoot ontving, toen zij hem met de moedermelk voedde, toen zij hem zag sterven.
3. Gelijk zij u thans bemint, en gelijk zij u eeuwig beminnen zal.
4. Maar dit zou nog niet genoeg zijn, om u, o oneindig goede God! waardig te beminnen.
5. Ik zou u daarenboven willen beminnen, gelijk het goddelijk Woord, Menseh geworden, u bemind heeft.
6. Gelijk hij u in zijne geboorte beminde.
7. .ielijk hij u, aan het kruis stervende, beminde.
8. Gelijk hij u onophoudelijk bemint in de Tabernakelen, waar hij verborgen blijft.
9. Gelijk hij u in den hemel bemint, en eeuwig beminnen zal.
10. Eindelijk, o mijn God! ik zou u zoo zeer wenschen te beminnen, als gij u zeiven bemint; maar dewijl dit onmogelijk is, maak door uwe goedheid dat ik u zoo zeer beminne, als ik u beminnen kan, en gij het verlangt. Amen.
Glorie zij den Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! die onzigtbare goederen bereid hebt voor hen, die u beminnen, stort de uitwerkselen uwer liefde in onze harten, opdat wij, u in alles beminnende, de vervulling uwer beloften, die alle verlangen te
488 GEBEDEN ONDER HET LOF.
boven gaan, bekomen, door Jesns Christus, onzen
Heer. Amen.
V Slnitgebed.
Hartelijk dank, lieve Jesus! dat gij mij zoo lang in uwe tegenwoordigheid toegelaten hebt. Vergeef mij mijne oneerbiedigheid, laauwheid en onachtzaamheid, waarmede ik in uwe tegenwoordigheid verschenen ben. O minnelijke Jesus! ik heilig mij geheel aan u toe, verberg mij in uw honigvloeijend hart en laat niet toe, dat ik ooit van u gescheiden worde. O Jesus! geef mij uwen H. zegen. Blijf bij mij en vereenig u geheel met mij, opdat ik met uwen Apostel zeggen moge: Ik leef niet, maar Jesus leeft in mij.
O Maria! toon, dat gij mijne Moeder zijt, en draag altijd zorg voor mij: ik stel mij geheel in uwe moederlijke bescherming. Amen.
Eenige woorden aau den lezer......... 5
Aanleiding tot een christelijk leven....... 8
EERSTE DEEL.
GEBEDEK , DIE MEK GEDüREPiDE DEK DAG VEKR1GT.
Gebed tot Jesus Christus, om zijne heilige liefde . . 18
Gebed om de volharding tot het einde......ib.
Gebed om het vertrouwen op de verdiensten van Jesus
Christus en om de voorspraak van Maria te bekomen. 19
Gedurende den dag............20
Bede om de genade van volharding in het gebed . . 21
Plegtige verklaring vóór het doodsuur......23
Gebed tot den gokruisten Zaligmaker en tot de bedrukte
Moeder Gods, voor eenen zaligen dood.....2\'!
Schietgebeden en liefdezuchten , waarvan men er eenige
dikwijls door den dag kan herhalen......25
Oefening van geloof............ib.
Oefening van hoop............ib.
Oefening van liefde en berouw........29
Gebeden onder de heilige Mis.........30
Voorbereiding tot de heilipe Biecht.......39
Godvruchtige oefeningen vóór en na de H. Communie, 4-2 Godvruchtige oefeningen tot liet allerheiligste Sacrament
INHOUD.
Bezoeken bij het allerheiligste Sacrament des Altaars en aan de allerheiligste Maagd Maria, voor iederen dag
Aandachtige en liefdevolle oefeningen tot de zeven weeën
Korte uitlegging der vijftien geheimen van den Roze-
De heilige Rozekrans ...........193
Inleiding tot het inwendige gebed of de meditatie . . 2Ub
Wijze om gedurig vertrouwelijk met God te verkeeren. 209 Betrachtingen of meditatiën voor iederen dag der week,
over de gewigtige waarheden onzer zaligheid . . . 23^
Godvruchtige oefeningen tot den lijdenden Zaligmaker,
voor iederen dag der week , en voornamelijk van Palmzondag tot Paaschavond te verrigten......31^
Godvruchtige oefening tot de vijf wonden van den gekruisigden Jesus.............315
VIJFDE DEEL.
Overwegingen voor de negendaagsche godsvrucht tot het aanbiddelijk Hart van Jesus.........34?8
490
\'C lt;:lt; c ( C € . lt; lt;c . lt; «r c € (■ c « lt; lt; lt; lt;ïL lt; lt;fi t «C f lt;Ê lt;• lt;\' - lt;£ lt; lt; € C i lt;1 c ■gt; C c x CC-\' ö: T lt; lt;£ lt; ( Clt; lt; t. it c lt;\' \'-.f |
C- - - -lt; •\' c lt; lt;, lt;lt; «;■.•lt;.lt; t lt;( lt; lt; lt; \'.(; lt; C lt; ■ t C Cvtlt; lt; c c lt; lt; . c lt; lt; * c lt; lt;vClt;: t clt; f C c-clt; lt; c . C •\' t t lt; lt; cc c lt;(■.lt;lt; C(. t «. lt; c lt; lt;. lt;lt; (CC(lt; lt; o t cc c c lt; lt;lt; i lt;a:lt; lt; lt; c c , ,f cc f lt; lt; lt;quot; ( lt;, cc f v lt; lt;- r C etclt;■.\'( lt;lt; lt;■ c •C\' \' lt; clt; V\' Cc C( c ( C c lt;quot; C\' ï t lt; lt; lt; lt;- ( cv CV lt; lt; C Ci c c c lt;1. C « Cf C lt;■ ( C C cc lt; C ( c ( d: clt; c c ( CC Cfc CC C €, \'(.C co C C cCC cc cc^ct cc. c ;lt; ■ lt; c c c lt; lt; t c lt;lt; 1 vC ( \'lt;C Clt; C c c lt;lt; cc C \'C ( C c lt; i c : c c c cC (■ cc lt;. lt;c C clt;r c fC clt; cc lt;c (C tCC CC cc c lt; Clt; c c cc C O cc clt; (C cc cc lt;c t «t CCCv c«. c^c ■ cM |
C Cgt;c c «C . c c«: c lt; cclt; lt; lt; lt;quot; c c Clt; C C ( . lt; lt; c lt;. lt;\' lt;- c C c r« c c c cc lt; C |