-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

, I (gt;H

GODVRUCHTIGE GEZANGEN ƒ ƒ /

BIJZONDER TEN DIENSTE DER LEDEN

Onze Lieve Vrouw van liet H. Hart

TK

NEDERHORST-DEN-BERG.

(Jen voordeele def^ Broederschap).

ROERMOND

J. J. ROMEN EN ZONEN,

Drukkers van Z. H. den Paus.

Uitgevers van het Maandschrift van O. L. Vrouw van het H. Hart.

Liturgische Varee-iiging Aartsbisdom UTRECHT JyLjdjL Volgnummor Bibliotheek

-ocr page 6-

Jmprimatui\\.

P. J. H. RUSSÉL, Can. Poen. et Prof., ad hoc delegatus.

Ruilemund^: , 24 Api ilius 1881.

-ocr page 7-

Magnificat.

Magnificat * anima mea Dominum.

Et exultavit spiritus mens * in Deo salutari raeo.

Quia respexit humiiitatem ancilhe suae; \' ecce enira ex hoc beatam me dicent omnes gene-ratibnes.

Quia fecit raihi magna qui potens est, * et sanctum nomen ejus.

Et misericordia ejus a progenie in progenies, * timentibus eum.

Fecit potentiam in brachio suo; * dispersit superbos mente cordis sui.

Deposuit potentes de sede, * et exaltavit humiles.

Esurientes implevit bonis, * et divites dimisit ihanes.

Suscepit Israël puerum suum, * recordatus mi-sericordiae suae.

Sicut locutus est ad patres nostros, * Abraham , et semini ejus in saecula.

Gloria Patri, et Filio, et Spiritui sancto.

Sicut erat in principio , et nunc , et semper,

et in saecula saeculorum. Amen.

%

-ocr page 8-

Ehythmus S. Thorase ad SS. Eucljaristiam.

Adoro te devote , latens Déitas,

Quae sub his figüris vere latitas :

Tibi se cor meum totura sübjicit,

Quia te contémplans totum deficit. Ave Jesu! Pastor fidelium,

-gt;lt; Adauge fidem omnium In te credentium.

Visus, tactus , gustus in te faliitur , Sed audita solo tuto créditur.

Credo quidquid dixit Dei Filius : Nil hoc verbo veritatis vérius. Ave Jesu, enz.

In cruce latébat sola Déitas ;

At hie latet simul et humanitas:

Ambo tamen credens atque cónfitens , Peto quod petivit latro poenitens. Ave Jesu, enz.

Plagas , sicut Thomas , non intüeor , Deum tamen meum te confiteor : Fac me tibi semper magis credere , In te spem habere , te diligere. Ave Jesu, enz.

-ocr page 9-

O memoriale mortis Dómini,

Panis vivus, \\itam praestans homitii :

Praesta meae menti de te vivere ,

Et te illi semper dulce sapere.

Ave Jesu, enz.

Pie pelkane , Jesu Dómine,

Me immündum munda tuo sanguine :

Cujus una stiila salvum facere Totum mundum quit ab omni scélere. Ave Jesu, enz.

Jesu , quern velatum nunc adspicio ,

Oro fiat illud , quod tam sitio ,

Ut te revelata cernens facie ,

Visu sim beatus tuaï glóriae. Amen. Ave Jesu, enz.

3.

Aanroeping van den H. Geest.

Wijze, o. a., ais Slahal Maler — Bijstand van die voor u strijden.

Heil\'ge Geest! kom laat uw stralen Uit den hemel op ons dalen,

Die der armen Vader zijt:

Kom, o Gever aller gaven!

Kom de droeve harten laven ,

Dat uw heillicht hen verblijd\'. 1\'

-ocr page 10-

Zoete Gastvriend onzer zielen ! Levensbalsera voor wie vielen,

Rust bij \'t zwoegen van den dag; Kom , o Laafbron! \'t heete woelen Der ontgloeide drift verkoelen,

Troost in alle weegeklag!

Zalig Licht! o doe uw stralen In het diepst des harten dalen Van \'t geloof in U vervuld ;

Komt uw kracht ons niet doordringen, Niets dan in ons, stervelingen,

Niets is zonder schade of schuld. Wil in ons \'t onreine wisschen,

Wil \'t verdorde in ons verfrisschen,

Heelen wat er wond ontving; Wil wat stug is in ons breken, \'t Koude weêr in gloed ontsteken,

Richten wat het spoor ontging.

Geef wie trouw in U gelooven \'t Zevengavental van boven,

Dat hen sterke in alle deugd ;

Geef hun haar vergelding te erven , Geef, o geef een zalig sterven,

Geef hun de eeuw\'ge hemelvreugd.

-ocr page 11-

Aan \'t Allerheiligste Hart van Jesus.

Wijze : Pitié mon Dien.

O God van liefde, hoor het biddend smeeken

Van \'t harte voor uw troon in \'t stof geknield ! Voor mij liet Gij uw Hart aan \'t kruis doorsteken , Voor mij werdt Gij doorwond, voor mij ontzield! God van genaden,

Ontferming Heer!

Met gunsten overladen ,

Bedroef ik U, nooit weêr.

Uw minlijk Hart, van liefdegloed omgeven,

Zegt door dat vuur hoezeer Gij mij bemint; Gij roept en vraagt verlangend ; »voor mijn leven Geef mij, geef aan uw God uw hart, mijn kind 1quot; God van genaden,

Ontferming Heer!

Met gunsten overladen,

Bedroef ik U nooit weêr.

Uw Harte met een doornenkrans omwonden, Zegt mij, wat Ge in uw liefde voor mij leedt:

-ocr page 12-

En \'t kruis, waaraan Gij stierft voor mijne zonden Vraagt, dat ik nooit uw bittren dood vergeet\'. God van genaden,

Ontferming Meer!

Met gunsten overladen,

Bedroef ik U nooit wéér.

5.

Lied ter eere Tan O. L. V. van het H. Hart.

Wijze : Pitié mon Dieu.

1.

Hoor ons, o God! Hoor, Vader! onze heden!

Ter neer geknield met harten, vol van rouw; Barmhartig God! Verstoot ons niet op heden! Wij zweren U van nu af eeuwig trouw, o Lieve Vrouwe Van \'t Heilig Hart!

Op U rust ons vertrouwen,

In voorspoed en in smart. 1 ^s\'

-ocr page 13-

2.

Naast U, o Heer! gaan wij tot onze Moeder, Door U geplaatst op glorievollen troon,

Met macht bedeeld door U, o Albehoeder! Draagt zij èn staf èn Koninginne-Kroon. o Lieve Vrouwe enz.

3.

o Rijksvorstin ! als legerscharen machtig ,

Die elk verwint, wie tegen U genaakt;

Nooit was eenheid, een vorst, als Gij, zoo krachtig. Die met uw voet den draak onmachtig maakt! o Lieve Vrouwe, enz.

4.

Denk aan die macht in deez\' benarde tijden, Waarin de vorst der duisternis regeert;

Denk aan den strijd, aan het verscheurend lijden. Waarin de Kerk, de Bruid uws Zoons, verkeert, o Lieve Vrouwe, enz.

5.

o Moedermaagd! kunt gij het nog gedoogen, Kunt Gij \'t nog zien, dat lijden, zoo geducht?

Draal langer niet 1 Aanhoor ons in den hoogen, Hoor onze beö, der kind\'ren harte-zucht. o Lieve Vrouwe, enz.

-ocr page 14-

- 10 —

6.

Onstuimig zijn de hooggezweepte golven, En dreigen ons met een gewissen dood,

o Ster der zee! als reeds in \'t graf bedolven, Zien wij met troost uw licht in onzen nood. o Lieve Vrouwe, enz.

7.

Spreek slechts o Vrouw ! Beveel aan Jesus Harte, U is het recht, Gij hebt Het voortgebracht.

Zeg aan uw Kind : Gedoog niet meer de smarte, Red uwe Kerk, verdelg der duiv\'len macht, o Lieve Vrouwe, enz.

8.

Doch Moederlief! o Koningin verheven!

Denk ook aan mij, die U als Moeder mint.

\'k Ben ook uw kind, door Jesus U gegeven, Hoor nog zijn stem : o Vrouw, ziedaar uw kind! o Lieve Vrouwe, enz.

9.

En zoudt Gij dan de stem van \'t kind versmaden, Dat tot U bidt, aan U het harte biedt!

Neem aan dat hart, dat toonen zal door daden, Dat het in U zijn lieve Moeder ziet.

o Lieve Vrouwe, enz.

-ocr page 15-

— n —

10.

Wees welkom dan ! Wil in ons midden leven!

Aanvaard den troon, neem uwen zetel in! Wij wenschten ü een gouden troon te geven, Maar geven toch d\'onwrikbre harte-rain. o Lieve Vrouwe, enz.

11.

Maak van deez\' plaats een kweekschool voor hier

boven,

En laat niet toe, dat iemand hier verga!

Laat ons met U het hart van Jesus loven, In \'t eeuwig blij, in \'t zoet Halleluja!

o Lieve Vrouwe, enz.

6.

Liefdegroet aan de Wonde van Jesus\' H. Hart.

Wijze ; O vijf werelds klare lichten !

Wees gegroet, doorstoken borste ! Hartewond! waar ik naar dorste ;

Gij, o teed\'re Pelikaan !

Biedt uw bloed ter laving aan.

f Heer! ontferm ü onzer.

-ocr page 16-

— 42 —

O Maria , Koninginne!

Moeder Gods en Kruisheldinne!

Gij, die , met uw Zoon gewond , Onder \'t bloedig kruishout stondt, Bid voor ons, Maria !

Open zij\' ! voor mij doorstooten,

Waaruit Lloed en water vloten,

\'k Ving reeds zoeten drop bij drop Uit uw heil\'ge bronwel op.

f Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

k Liet soms over de open lippen D ademtogt niet henen glippen,

t Was, als ik dan stille zweeg.

Of een zucht uw hart ontsteeg ; f Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

t Was, of bij \'t eerbiedig luist\'ren Ik een stemme hoorde fluist\'ren ,

iN aamloos zoet dan vraagde zij ;

Kind ! mijn kind ! bemint gij Mij ? f Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

j zondaar ! dorst het wagen ,

In die zijde een speer te jagen,

-ocr page 17-

— 13 —

\'t Harte door, dat niet meer leeft: En uw hand heeft niet gebeefd?... f Heer ! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Ach, doorwond uw hart van binnen , Om alleen uw God te minnen,,

Dat het Hem ten offerand Van ondoofb\'re liefde brand\'.

f Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Lof zij God in drie Personen,

Lof zij Hem wien doornen kronen,

Die het Vijftal Wonden draagt,

Lof zijn Moeder , altijd Maagd !

f Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

7.

Lied te Sittard tóóf liet offeren der kaars.

Wijze : Komt, Roomsche Katholijken!

Weest welkom , Broederledcn !

In Sittards heiligdom ;

Stort lofzang en gebeden,

Toont dat uw liefde klom. 2

-ocr page 18-

— u —

o Moeder zonder smet! o Heilig Eng\'lenkoor!

Dringe uw en ons gebed Vereend tot Jesus door.

Hoe zoet is \'t, hier te midden Van broedïen zonder tal,

Hem openlijk te aanbidden , Die Heer is van \'t Heelal! o Moeder zonder smet! enz.

Hoe zoet is \'t zonder schromen Voor smaad of spotternij,

Lofzingend saam te komen , In lange pelgrimsrij! o Moeder zonder smet! enz.

Hetzij we in dichte scharen Bij loflied en gebeén,

Of zwijgend saamvergaren; Ons aller doel is één. o Moeder zonder smet! enz.

Gods Moeder zalig spreken , Tot glorie van haar Zoon;

-ocr page 19-

Haar vragen, dat ze ons smeeken Hem aanbiede op zijn troon, o Moeder zonder smet? enz.

Wordt straks door maagdenhanden Ons offer aangebracht,

\'t Zal haar ter eere branden, Bij dag en ook bij nacht, o Moeder zonder smet! enz.

o Dat het haar behage,

Het offer onzer min;

Wij roepen telken dage Haar hooge voorspraak in. o Moeder zonder smet! enz.

Wees welkom , broederleden ! In Sittard\'s heiligdom ;

Stort lofzang en gebeden,

Toon dat uw liefde klom. o Moeder zonder smet I enz.

-ocr page 20-

- 16 —

8.

Bedevaartslied voor de Pelgrims naar 0.1. Yr. van Let H. Hart te Sittard.

(Wijze: Ynder Pius, Pius norms.)

Lieve Vrouw van Jesus\' Harte,

Sraeekende Almacht om Gods troon;

Heil in ziels- en lichaamssraarte,

Spreek voor ons bij uwen Zoon!

Komt, Maria\'s teerbeminden ,

Nadert, vrome pelgrimsdrom !

Hier is altijd troost te vinden,

Hier in Sittards Heiligdom.

Komt naar Ursuls gezellinnen,

Gij die \'t wee der zorgen draagt, ü verkwikken hart en zinnen.

Om den troon der Moedermaagd !

Komt, Maria\'s, enz.

3.

Vallen ziels- of lichaamskwalen Drukkend op \'t bezwaard gemoed;

refrein.

-ocr page 21-

Wil geen troost in \'t harte dalen, Valt Maria dan te voet!

Komt, Maria\'s enz.

4.

Loert de hel op onze zielen,

Spant zij al haar krachten in; Wie zal dan haar macht vernielen? Gij, Maria, Koningin!

Komt, Maria\'s enz.

5.

Wil de satan met zijn listen, O Maria, Moeder zoet,

Aan uw Zoon ons hart betwisten, Plet hem dan met uwen voet! Komt, Maria\'s enz.

6.

Wekt de wellust ons tot zonden, Is onze onschuld in gevaar;

Zend dan , Maget ongeschonden , Ons ter hulp een Eng\'lenschaar ! Komt, Maria\'s enz.

7.

Randt de wereld in haar woede Paus of Kerk van Jesus aan;

-ocr page 22-

— 18 —

0 dan zult gij met Gods roede Heel dat rot uiteen doen gaan! Komt, Maria\'s, enz.

8.

Doe ons scheepje veilig varen, Gij, Maria, ster der zee!

Doe het trots de woeste baren Landen aan de zaal\'ge reê !

Komt, Maria\'s teerbeminden.

Nadert, vrome pelgrimsdrom!

Hier is altijd troost te vinden,

Hier in Sittards Heiligdom.

9.

Ave Maria.

Wees gegroet op kindertoon,

Wees gegroet Maria, Moeder Van Gods een\'geboren Zoon,

Onzen Heiland en behoeder. U, die onze Moeder zijt, } ^ U zij ook mijn lied gewijd. (

Vol van gratie noemde U God, Vol van gunsten en genaden;

-ocr page 23-

— 19 —

O waar\' dit ook hier mijn lot,

Op de smalle levenspaden.

Moeder Gods! o bid voor mij, i ^ Dat ik die steeds waardig zij. |

i God is met U, wel een eer!

Wie zal U dan tegenstreven; O mogt ik ook God den Heer, Als gij, recht ter eere leven. Bid, Maria, bid voor mij, ) Dat Gods eer mijn streven zij. |

Heerlijk blonk reeds in uw jeugd,

Uw volstandig Gods vertrouwen; God beloonde uw\' stille deugd

Zeeg\'nend boven alle vrouwen. Bid, Maria, bid voor mij, i ^ Dat ook ik gezegend zij. \\

Ook uw goddelijke Zoon, v Onze Heer, zij mij ten zegen,

Stroom\' zijn liefde en gunstbetoon Op uw smêekgebe4 mij tegen. Moeder Gods! o bid voor mij, | ^ Dat, uw Zoon mijn Heiland zij. ^

-ocr page 24-

— 20 —

Lieve Moeder, o mijn vreugd!

Bid voor mij , o bid voor allen, Die door Godsdienst, reine deugd,

Streven naar uw welgevallen. Bid voor ons in allen nood , ) j Tot in \'t uur van onzen dood. k

10.

Jubeliied aan Maria, Onbevlekt Ontvangen.

Wijzen : Wees gegroet op kindertoon.

Lieve Moeder van den Heer!

Laat ons om uw zetel dringen,

Laat uw kind\'ren u ter eer t Zielverrukkend feestlied zingen, \'t Moet weêrklinken luid en blij: Moeder, Onbevlekt zijt gij!

\'t Heeft reeds \'t wijde wereldrond En herscheppend overklonken ,

\'t Woord, door Pius\' mond verkond;

-ocr page 25-

— 21 —

En uw kind\'ren vreugdedronken,

Jub\'len op uw feestgetij:

Moeder, Onbevlekt zijt gij!

Neen, dat loflied zwijgt niet meer; Tot aan \'s werelds verste palen

Zullen met het hemelsch heer Al uw kind\'ren \'t luid herhalen, \' \'t Woord van \'t zalig jubeltij : Moeder, Onbevlekt zijt gij !

En we voegen dank en beê Aan de blijde feestgezangen ;

Wie, wie dankt niet met ons mee Voor al \'t heil door u ontvangen, In het zalig jubeltij,

Moeder, Onbevlekt zijt gij !

Zonnezuiv\'re Moedermaagd !

Om de glorie u gegeven,

Hoor ook wat ons hart u vraagt: Dat we na een schuldloos leven Eeuwig jub\'len aan uw zij\' :

Moeder , Onbevlekt zijt gij ! -

-ocr page 26-

— 22 —

11.

Loflied aan de Moeder van barmhartigheid.

salve regina.

wijze; 0 vijf werelds klare lichten! of: Zing, mijn ziel! het vijftal Wonden.

Wees gegroet, o Koninginne!

Moeder, gij vol teed\'re minne,

Gij ons leven, hoop , zoo zoet,

Wees , Maria ! wees gegroet;

Bid voor ons, Maria!

\'t Is tot u dan, dat wij vluchten.

Onder tranen en veel zuchten,

Tot u rijst ons klaaggeschal In dit aardsche tranendal;

Bid voor ons, Maria !

O, dan nu wil voor ons spreken,

\'t Goedig oog slaan op ons sraeeken, Gij, die altijd voor ons pleit,

Moeder van barmhartigheid!

Bid voor ons, Maria!

-ocr page 27-

— 23 —

En na dit ons ballingsleven,

Toon ons Jesus, hoogverheven , Heil\'ge vrucht van uwen schoot, Toon Hem ons bij onzen dood; Bid voor ons, Maria!

O dan Moeder vol ontferming!

Toon ons, kind\'ren, uw bescherming, O gij Maagd! zoo vroom, zoo zoet, Wees, Maria ! wees gegroet; Bid voor ons, Maria!

12.

Lied op den Naam trü Maria.

Wijzen . Maria, wees gebenedijd. — o Moeder Gods, o reinste Maagd!

Maria\'s naam, die \'t hart verblijdt,

Zij dit ons dankbaar lied gewijd;

Haar moedernaam zoo zoet, zoo groot, Is ons een troost in allen nood ,

Is ons een kracht tot in den dood.

-ocr page 28-

— 24 -

Ach ! bij uw moedernaam zoo zoet, quot;Wij bidden u, dat ge ons behoedt;

Gij, die de heislang hebt verplet,

Gij zijt het, die door uw gebed,

Maria! uwe kind\'ren redt.

Roep ik tot u in zielsverdriet,

Neen, Moeder ! gij verstoot mij niet;

Hebt gij van ons uw naam verstaan, Gij ziet ons uit den hemel aan, Én ongetroost laat ge ons niet gaan.

In allen nood, tot in den dood,

Weerklinkt uw naam, zoo zoet, zoo groot: Wie weet niet, dat gij \'t kind aanschouwt. Dat op uw moedernaam vertrouwt.

Naast God op u zijn hope bouwt.

Ach zegen dan deez\' kinderschaar.

Hier biddend bij uw feestaltaar:

Aan u, die aller Moeder zijt,

Wier zoete naam ons hart verblijdt.

Zij dit ons dankbaar lied gewijd.

-ocr page 29-

— 2S —

13.

Ter eere van Maria.

Wijze : o Beeld der schoons liefde.

vrouwen.

O beeld van \'t reinste leven,

Maria, Josefs Bruid !

Zoo wij ons hart u geven,

Gij deelt uw gunsten uit.

mannen.

Ach, dat ik u beminne,

In blijdschap en in smart;

Druk diep, mijn Koninginne! Uw beeldt\'nis in mijn hart.

vrouwen.

O Josefs Bruid, mijn Moeder!

Mijh trouwe toeverlaat!

Werd niet uw Zoon mijn Broeder, Die nooit uw beê versmaadt?

mannen.

Ach, dat ik u beminne, enz.

3

-ocr page 30-

— 26 —

VROUWEN.

Ach, was ik rein van zonden, O vlekkelooze Maagd!

Ik zou uw lof verkonden ,

Gelijk het u behaagt.

MANNEN.

Ach, dat ik enz.

VROUWEN.

\'k Zou met uw trouwe scharen, En \'t juichend hemelheer,

Mijn dankbaar loflied paren , En jub\'len u ter eer.

MANNEN.

Ach , dat ik enz.

VROUWEN.

Helaas! hoe moet ik klagen , Dat ik onwaardig raensch,

U zóó niet kan behagen.

Gelijk ik \'t vurig wensch.

MANNEN.

Ach, dat ik enz.

-ocr page 31-

— 27 —

vrouwen.

Maar \'k wil mij alle dagen, Mijn Moeder! u ter eer, Godvruchtiger gedragen, En dienen mijnen Heer.

mannen.

Ach, dat ik u beminne,

In blijdschap en in smart; Druk diep, mijn Koninginne! Uw beeldt\'nis in mijn hart.

14.

Smeeklied tot Maria Toor de Overledenen.

Wijze : O vijf wereld klare lichten! eenigen.

Uit de diepe boetekolken Dringt de weeklacht naar de wolken, Al der dooden, die dit uur Lijden in het lout\'rend vuur: f Heer! ontferm U hunner.

-ocr page 32-

— 28 —

ALLEN.

En gij, Moeder der genade!

Sla hun smart\'lijk zuchten gade. Ach, wil lum ten toevlucht zijn, In hun onuitspreekb\'re pijn: Bid voor hen, Maria!

EEMGEN.

Zij daar in hun onvermogen,

Klagen ons met smeekende oogen: «Wist gij, die op aarde zijt,

«Wist gij, wat een ziel hier lijdt!quot; f Heer! ontferm U hunner.

ALLEN.

En gij. Moeder der genade! enz.

EEMGEN.

Zij, ach! die zoo droevig klagen,

\'t Zijn onze ouders, kind\'ren, magen, \'t Is een ziel, — ach wat verwijt! Die door ons die smarten lijdt!... f Heer! ontferm U hunner!

ALLEN.

En gij. Moeder der genade! enz.

-ocr page 33-

EEiNIGEN.

Wil, genadig God! vergeven

Wat zij tegen U misdreven,

Eindig, eindig hunne straf,

Wiscli hun laatste smetten af; f Heer! ontferm U hunner.

ALLEN.

En gij, Moeder der genade! enz.

EENIGEN.

Laat hen, die toch ü beminden,

Laat hen nu ontferming vinden: Om het lijden van uw Zoon,

Geef hun \'t langverbeide loon ; -j- Heer! ontferm U hunner.

ALLEN.

En gij. Moeder der genade! enz.

EENIGEN.

Geef hun, die in kerkernachten

Naar uw Vaderblik versmachten ,

Geef hun in uw aangezicht De eeuw\'ge rust en \'t eeuwig licht f Heer! ontferm U hunner.

-ocr page 34-

— 30 —

ALLEN.

En gij, Moeder der genadeI enz. EENIGEN.

Nóg eens, voor U neergebogen , Sraeeken we ü: Heb raededoogen! Voer hen uit den langen nacht In de glorie die hen wacht: f Heer! ontferm ü hunner.

ALLEN.

En gij, Moeder der genade! Sla hun smart\'lijk zuchten gade , Ach, wil hun ten toevlucht zijn, In hun onuitspreekb\'re pijn: Bid voor hen, Maria!

15.

Laat ons Maria prijzen.

EENIGEN.

Komt, spoedt u ! komt Maria prijzen :

Zij is zoo groot;

Met snaar en stem haar eer bewijzen, Tot aan den dood.

-ocr page 35-

- 31 —

ALLEN.

Broeders, zusters ! zwijgt nu niet,

Zwijgt Maria\'s grootheid niet;

Maar verheft haar in uw lied ,

Wees gegroet, wees gegroet, wees gegroet, Maria!

EENIGEN.

Lokt uit uw speeltuig zoete klanken!

Zij is zoo goed ;

En laat uw stem haar zingend danken ,

Met blij gemoed.

ALLEN.

Broeders, zusters! enz.

EENIGEN.

Vlecht, maagden ! om Maria te eeren

Een leliekrans;

Eens moge uw leliewit verkeeren In hemelglans.

ALLEN.

Broeders , zusters! enz.

EENIGEN.

o Moeders! reeds uw zuigelingen

Aan Haar gewijd;

Gij moogt Maria\'s zorg bezingen,

Zij waakt altijd.

-ocr page 36-

ALLEN.

Broeders , zusters! zwijgt nu niet,

Zwijgt Maria\'s grootheid niet;

Maar verheft Haar in uw lied,

Wees gegroet, wees gegroet, wees gegroet Maria

EENIGEN.

Gij , vaders , moede van het zwoegen ,

Zingt Haar ter eer ;

\'t Wordt offerand en zielsgenoegen :

Wat wilt gij meer ?

ALLEN.

Broeders, zusters ! enz.

EENIGEM.

o Jong\'ling ! wijd uw schoonste jaren

Aan deze Maagd :

Zij redt uw onschuld uit gevaren ,

Zoo gij het vraagt.

ALLEN.

Broeders , zusters , enz.

EEMGEN.

Wanneer de schapen veilig grazen In klaverwei,

-ocr page 37-

— 33 —

Dan moet de herder \'t loflied blazen Op zijn schalmei.

ALLEN.

Broeders , zusters ! enz.

EEMGE.V

En , scheepling ! komt na \'t stormgeklater De kalmte weer,

Bezing dan vrij , voor lucht en water , Maria\'s eer.

ALLEN.

Broeders , zusters ! enz.

EENIGEN.

Wanneer de dagtoorts met haar stralen In \'t Oosten glimt ,

Zij hoore , hoe tot Haar driemalen Het Ave klimt.

ALLEN.\'

Broeders , zusters ! enz.

EENIGEN.

En spreidt de zon in \'t heete Zuiden Haar glans en gloed ,

Dan moet de bedeklok weer luiden Ten Eng\'lengroet.

-ocr page 38-

— 34 —

ALLEN,

Broeders, zusters ! zwijgt nu niet,

Zwijgt Maria\'s grootheid niet;

Maar verheft flaar in uw lied,

Wees gegroet, wees gegroet, wees gegroet Maria!

EEN1GEN.

Maar zinkt het licht naar de avondlanden ,

En daalt de nacht ,

Heft dan tot Haar uw hart en handen :

Groot is haar macht.

ALLEN.

Broeders, zusters ! enz.

EENIGEN.

Wij quot;op deez\' aarde vreemdelingen ,

Gaan lievend voort ;

Zij leidt ons , die haar liefde zingen ,

Naar \'t vaderoord.

ALLEN.

Broeders , zusters ! enz.

-ocr page 39-

— 35 —

16.

Maria, hulp in allen nood.

Wijze ; O vijf werelds klare lichten!

(Weinige stemmen.)

Wie kan \'s werelds wee ontvluchten, Wie moet niet in smarten zuchten ? Ja , \'t is hier een tranendal ,

Waar men immer weenen zal: Wie zal ons beschermen ? (Allen.)

Pelgrim ! laat , laat af van klagen , Ga Maria hulpe vragen En vertrouw ! want haar gebed Heeft zoo menigeen gered !

Zij zal u beschermen.

Waar ik wende mijne schreden ,

Naar de velden , naar de steden , Overal is ramp en druk ,

Overal is ongeluk:

Wie zal ons beschermen ? Pelgrim ! enz. als boven.

-ocr page 40-

Ginds zijn kreup\'len , lammen , blinden , Hier is ziekte en pijn te vinden ; Werwaarts ik mijne oogen wend, Overal zie ik ellend\',

Wie zal ons besehermen ?

Pelgrim ! laat, laat af van klagen, Gapiaria hulpe vragen

En vertrouw! want haar gebed Heeft zoo menigeen gered 1 Zij zal u beschermen.

Doet de dood geen tranen vloeien En een tal van jamm\'ren groeien , Schoon hij ook de grenspaal is Van des levens droefenis :

Wie zal ons beschermen ?

Pelgrim ! enz.

Had ik rampen slechts te vreezen , o \'t Zou nog te dragen wezen :!

Maar de duivel briescht ook rond , Dreigt mijn ziel op eiken stond ; Wie zal ons beschermen ?

Pelgrim ! enz.

Hier door \'t zondig vleesch geprikkeld, Daar in oogenlust gewikkeld ,

-ocr page 41-

— 37 —

Dan weer door de hoovaardij ,

Nimmer van bekoring vrij:

Wie zal ons beschermen?

Pelgrim ! zwijg, enz.

Wat , wat stem gebiedt mij \'t zwijgen ? Zou ik ook nog hulp verkrijgen Als ik \'t aan Maria vraag ,

Vurig bid en niet meer klaag?

Zal zij mij beschermen?

(Allen.)

Ja , gij kunt met vol vertrouwen ,

Zeker op haar voorspraak bouwen Want haar moederlijk gebed Heeft reeds menigeen gered :

Zij zal u besehermen.

17.

Pelgrimsgroet aan Sittard.

Wijze : Wien Neêrlands bloed.

Gegroet , o Sittard! kleine stad, Op Limburgs fleren grond ,

Die in uw veste een schat bevat Als nooit een sterv\'ling vond ;

Een schat die u ten zegen strekt, 4

-ocr page 42-

— 36 —

Ginds zijn krenp\'len , lammen , blinden , Hier is ziekte en pijn te vinden ; Wervvaarts ik mijne oogen wend, Overal zie ik ellend\',

Wie zal ons beschermen ?

Pelgrim ! laat, laat af van klagen, GaiMaria huipe vragen En vertrouw! want haar gebed Heeft zoo menigeen gered!

Zij zal u beschermen.

Doet de dood geen tranen vloeien En een tal van jamra\'ren groeien , Schoon hij ook de grenspaal is Van des levens droefenis :

Wie zal ons beschermen ?

Pelgrim ! enz.

Had ik rampen slechts te vreezen , o \'t Zou nog te dragen wezen :j Maar de duivel briescht ook rond , Dreigt mijn ziel op eiken stond ; Wie zal ons beschermen ?

Pelgrim ! enz.

Hier door \'t zondig vleesch geprikkeld, Daar in oogenlust gewikkeld ,

-ocr page 43-

— 37 —

Dan weer door de hoovaardij ,

Nimmer van bekoring vrij:

Wie zal ons beschermen?

Pelgrim ! zwijg, enz.

Wat, wat stem gebiedt mij \'t zwijgen ? Zou ik ook nog hulp verkrijgen Als ik \'t aan Maria vraag ,

Vurig bid en niet meer klaag?

Zal zij mij beschermen?

(Allen.)

Ja , gij kunt met vol vertrouwen ,

Zeker op haar voorspraak bouwen Want haar moederlijk gebed Heeft reeds menigeen gered :

Zij zal u beschermen.

17.

Pelgrimsgroet aan Sittard.

Wijze ; Wien Neêrlands bloed.

Gegroet , o Sittard! kleine stad , Op Limburgs fleren grond,

Die in uw veste een schat bevat Als nooit een sterv\'ling vond;

Een schat die u ten zegen strekt, 4

-ocr page 44-

- 38 -

Gods gunsten mild verspreidt,

Die aller harten tot u trekt,

Uw naam alom verbreidt. (bis.J

Geen goud, geen zilver, geen smaragd, Geen saphir noch juweel,

Hoe groot in waarde of rijk in pracht, Kan \'t halen bij uw deel;

Neen! boven aller steden goed Blinkt \'t uwe vol waardij,

En daarom, Sittard! wees gegroet Op \'t heuglijk feestgetij. (bis.)

Ja, Sittard ! in oud-Limburgs kroon Zijt gij een rijke steen,

Want een Vorstinne, groot en schoon. Toog naar uw veste heen;

Uw Klooster werd haar liev\'lingsoord, De lustplaats naar haar zin. En daaglijks wordt de lof gehoord Dier machtige Vorstin. (bis.)

Beveel u aan haar hoede steeds In alle druk en nood;

Schonk Zij u hare gaven reeds Haar voorraad is zoo groot;

-ocr page 45-

— 39 —

En daarom wat u dreige of tartquot;, Gij weet waar hulpe rest,

De lieve Vrouw van \'t Heilig Hart Heerscht binnen uwe vest. (bis.)

Gegroet dan, Sittard! wees gegroet Van Hollands pelgrimsschaar, Uw Koningin, zoo groot en goed, Trekt ons tot u en Haar,

Wij komen knielen voor Haar troon Bij smeekgebed en lied:

Maria ! Moeder van Gods Zoon , Verstoot Uwe kind\'ren niet!quot; (bis.)

18.

Pelgrimslied.

Wijze : Nate Deo.

Zie, Maria! Hollands broederleden ; \'t Hart vol vreugde, tot Uw zetel treden. Met een vast en kinderlijk vertrouwen Komen wij U ons belang ontvouwen. Moeder Gods verheven.

-ocr page 46-

- -iO —

Troosteres in alle smart!

Laat .ons smeeken i

Tot U spreken, gt; bis.

Lieve Vrouw van \'t Heilig Hart. \'

Kunnen wij U ginder niet raeer eeren, Waar de wetten Uwe dienaars weren; Op de plaats, door U thans uitverkoren, Zult gij ook Uw Kinderen verhooren. Moeder Gods verheven,

Troosteres in alle smart!

Laat ons smeeken j

Tot ü spreken, ? bis.

Vrouwe van het Heilig Hart! i

Ja, door innig liefdevuur gedreven,

Komen wij ü eer en hulde geven,

Knielen voor Uw schoone beeltnis neder En ons hart verzucht en smeekt U teeder. Moeder Gods verheven,

Troosteres in alle smart!

Laat ons smeeken , J

Tot U spreken, gt; bis.

Lieve Vrouw van\'t Heilig Hart! 1

-ocr page 47-

O Maria! sla Uw moederoogen Op den grijsaard onder \'t leed gebogen, Die Gods Kerk op aarde moet bestieren,

Laat Hem spoedig d\' overwinning vieren. Moeder Gods verheven,

Troosteres in alle smart,

Laat ons smeeken /

Tot U spreken , } bis.

Lieve Vrouw van \'t Heilig Hart! \'

Wil de slagen van Gods Kerke weren, Doe den vrede voor Haar wederkeeren , Schenk Uw dienaars, die vervolging lijden, Moed en kracht om harent wil te strijden. Moeder Gods verheven,

Troosteres in alle smart,

Laat ons smeeken 1

Tot U spreken , gt; his.

Sleutel van het Heilig Hart. i

Wil ons voor de snoode wetten hoeden , Die zoo menig Christlijk hart doen bloeden; Wil de prinsen van Gods Kerk gedenken, En Haar priesters zielenijver schenken.

Moeder Gods verheven, 4*

-ocr page 48-

— 42 —

Troosteres in alle smart,

Laat ons sraeeken 1

Tot U spreken, | bis.

Deur van \'t Godlijk Heilig Hart. )

In de smarten van dit aardsche leven, Wil ons. Moeder! kracht en sterkte geven; Blijf ons aan het Godlijk Hart bevelen, Opdat wij in al zijn schatten deelen.

Moeder Gods verheven,

Troosteres in alle smart,

Laat ons smeeken )

Tot U spreken, ; Ms.

Zek\'re weg tot \'t Heilig Hart! 1

Geef dat allen, \'t U ter eer, verkonden, Die Uw hulp en bijstand ondervonden, Opdat zij die onder \'t lijden zuchten, Met vertrouwen tot U mogen vluchten. Moeder Gods verheven,

Troosteres in alle smart.

Laat ons smeeken )

Tot U spreken, \\ bis.

Lieve Vrouw van \'t Heilig Hart! i

-ocr page 49-

Leid ons op den pelgrimstocht des levens, Moeder Gods! en onze moeder tevens, Wil ons aan het Godlijk Harte binden, Opdat wij een veil\'ge haven vinden.

Moeder Gods verheven,

Troosteres in alle smart,

Laat ons smeeken I

Tot U spreken , ) bis.

Toon ons Jesns Godlijk Hart. \'

19.

Lof- en smeeklied ter eere ran Onze Lieve Trouw ran \'t H. Hart,

Wijze: Moeder vol van teederheid.

Lieve Vrouw van \'t Heilig Hart,

Nooit in Satans strik verward , Wij komen hier tot U 1

Verhoor en help ons nu. J \'

Zie Uw Godlijk kind daar staan, \'t Noodigt ons tot U te gaan.

En zegt, met stom gebaar: | «Komt, kind\'ren, vlucht tot Haar!quot;\'

-ocr page 50-

— 44 —

Ja, wij vluchten tot Uw troon, Lieve Moeder van Gods Zoon! En knielen biddend néér Bij \'t loflied U ter eer.

Ja, wij zingen Uwen lof Koningin van \'t Hemelhof! En melden als om strijd, Hoe groot en goed Gij zijt

Moeder van het Godlijk kind. Die het Heilig Hart bemint, Des vredes Koningin Toon ons Uw moedermin.

Gij, zoo vol barmhartigheid Die Gods gaven mild verspreidt, Die alle harten wint, )

Toon dat Gij \'t onze mint. (

Zoet geschenk van \'s Hemels zaal. Leidraad van Gods g\'nade straal, Doorluchte Midd\'lares, i

Zijt onze advokates! |

-ocr page 51-

- 45 -

Zek\'re hulp in elk gevaar,

Hoop der hopelooze schaar, Der weezen steun en troost, 1 ^ Bid voor uw schuldig kroost! \\

Zuivere aarde uit wier schoot Eens de Vrucht des levens sproot, Wees ons een veil\'ge reê, | ^ Op \'s werelds woeste zee. |

Reine lelie uit het dal,

Geurend door het gansch heelal, Geheimnisvolle bron, )

Wees onze levenszon. |

Ach, versmaad den lofzang niet, Dien het kinderhart ü biedt. En toon dat Gij altijd Een goede moeder zijt.

Sta ons bij in druk en smart. En ontsluit ons Jesus\' Hart, Zoo vol van liefdevuur,

Vooral in \'t stervensuur.

-ocr page 52-

- 46 —

Leid ons dan aan Uwe hand Naar het Hemelsch Vaderland ,

En voer ons tot den troon | Van Jesus Uwen Zoon. * Mquot;

20.

Holde aan het Heilig Hart van Jezns.

Wijze ; Maria leev.

O Heilig Hart, van \'t vuur der liefde gloeiend, Dat voor het heil van \'t zondig menschdom blaakt; Genadebron, van Heraelzegen vloeiend,

Die \'t hart verkwikt dat U met liefde naakt. Harte van Jezus,

Ons hoogste goed.

Aanvaard de hulde Van \'t kinderlijk gemoed.

Neen, Jezus! neen, geen Engel kan \'t ons malen Hoe graag ge Uw hart aan \'t hart des menschen bindt, Geen schetst de kracht, den gloed der liefdestralen. Die g\' overstort in \'t hart dat u bemint.

Harte van Jezus, enz.

-ocr page 53-

— 47 —

Geen menschentong kan U naar waarde schatten, O Heilig Hart! geheim der liefde Gods;

Geen menschengeest kan dat geheim bevatten, O, nedrig Hart! versmaad door sterv\'lings trots. Harte van Jezus, enz.

O , Heilig Hart! wat vuur moest U verslinden. Toen g\' aan den Heer als liefdes offer vioegt Dat Hij zich zelv\' op \'t nauwst aan ons zou binden Wijl dra voor Hem het uur van scheiden sloeg. Harte van Jezus, enz.

O, Heilig Hart! wie kan Uw vreugd verkonden, Als Gij Uw wensch tot waarheid zaagt gemaakt En voor de ziel een spijze wordt gevonden In \'t Sacrament, als zelfs geen Engel smaakt? Harte van Jezus , enz.

Wees dan geloofd, o Jezus\' Godlijk Harte!

Nooit worde \'t vuur der liefde in ons gebluscht; Blijft onze lust zoowel in vreugd als smarte, Tot eens ons hart met U en in U rust.

Harte van Jezus,

Ons hoogste goed.

Aanvaard de hulde Van \'t kinderlijk gemoed.

-ocr page 54-

— 48 —

21.

Het wees gegroet.

Wijze ; Wees gegroet op kindertoan.

Wees gegroet, Maria , Maagd ! Tot Gods moeder uitverkoren ;

Die het Heilig Hart behaagt,

Wil uw kinderen verhoeren,

Vrouw van \'t Heilig Hart zoo zoet,) Lieve Moeder, Wees gegroet ! \\

Gij die vol genade zijt,

Wil voor ons genft bekomen ,

Doe het Heilig Hart altijd

Voor Uw kind\'ren overstroomen ,

Van genade en overvloed ; l

Lieve Moeder, Wees gegroet! {

Zie de Heer is steeds met U ,

En gij gansch in Hem verslonden ; Ach, verhoor ons smeeken nu In dit dal van smart en zonden. Kom uw kind\'ren te gemoet, 1 Lieve Moeder , Wees gegroet! |

-ocr page 55-

- 49 —

Vrouwe, die gezegend zijt Boven alle andere vrouwen ,

U , zij steeds ons lied gewijd,

ü , die we onze nood verlrouwen.

Daarom klinkt het welgemoed : |

Lieve Moeder, Wees gegroet! |

Hooggezegend is de Vrucht Van Uw lichaam, Jezus; Moeder !

Wie er immer tot ü vlucht ,

\'t Hart van Jezus zij zijn hoeder ,

Leid hem tot die bron van \'t goed ; j Lieve Moeder, Wees gegroet! j

O, Maria , Moeder Gods !

Wil voor ons, schoon zondaars, stneeken

Als natuur en kunst ten trots ,

\'t Doodsuur voor ons aan gaat breken,

Zuchte dan nog \'t zwak gemoed : | -

Lieve Moeder , Wees gegroet! | !Squot;

Ja , Maria ! Wees gegroet !

Wees gegroet van ons en allen ;

Laat ons eens ra,et d\' Eng\'len stoet, 5

-ocr page 56-

— 50 —

\'t Driewerf heilig , heilig schallen , Samensmeltend met het zoet. j Lieve Moeder, Wees gegroet! j

32.

Afscheidslied te Sittard.

Vaarwel, vaarwel, wij scheiden , o Dierbaar heiligdom !

Kon hij hier langer beiden Nog bleef de pelgrimsdrom.

Maar , Moeder Gods ! blijf gij )

De U trouwe pelgrims bij. \\

Doch schoon wij huiswaarts keeren, Wij laten \'t harte hier :

En wat ons ook moog deeren Trouw schut ons uw banier.

Ja, Moeder Gods ! blijf gij 1

De ü trouwe pelgrims bij. |

o Mocht hij , wie vermeten Durft spotten met ons lied ,

-ocr page 57-

— 51 —

o Mochte hij eens weten ,

Wat hier de ziel geniet.

o Moeder Gods! bid gij i

Voor spotters zoo als zij. | ^s\'

Wij znllen \'t laid verkonden,

Als wij zijn weergekeerd ,

Hoe hier uit duizend monden

Gods Moeder wordt vereerd.

Maar, Moeder Gods ! blijft gij , | De ü trouwe pelgrims bij. | ts\'

Door onze vaderdreven

Weerklinke \'t pelgrimslied ;

En neen , zoo lang wij leven ,

Zwijgt onze lofzang niet!

Maar, Moeder Gods ! blijf gij ) De U trouwe pelgrims bij. |

Moge, aller hart ontgloeien,

Maria ! in uw min ,

De godsvrucht tot u bloeien , In \'t Christlijk huisgezin !

o Moeder Gods ! blijft gij, ) . De U trouwe pelgrims bij. (

-ocr page 58-

— Si —

Vaarwel, vaarwel, wij scheiden

Van Slttards heiligdom ;

Moog God ons hier weer leiden,

Met nog veel grooter drom ! Dan, Moeder Gods! zijn wij, Uw trouwe pelgrims, blij.

23.

Akten vóór de H. Communie.

Wijze : Lieve Moeder van den Heer!

Jesus! Menschgeworden God, Die niet in uw woord kunt falen. Gij rust hier in \'t Sakraraent; Kan \'t mijn geest niet achterhalen. God der waarheid ! \'k tuig het nu, | Jesus! ik geloof in U. (

God van almacht, liefde en trouw! \'k Ben beschaamd om al mijn zonden, Maar Gij, Heer! hebt ze uitgewischt In het bloed van zóóveel wonden; Vol betrouwen kom ik nu, |

Goede Jesus! \'k hoop op U. i

-ocr page 59-

_ 53 —

God van liefde en Opperst Goed! Gij wilt spijzen ons en drenken, In \'t geheim der hoogste min Heel U zeiven aan ons|schenken ;

Liefste Jesus! kom, kom nu, | ^ Ach mijn ziel verzucht naar U. i

\'k Ben niet waardig, groote God! Dat Gij ingaat in mijn harte:

Spreek, Heer! spreek een enkel woord. En, doorwond van liefdesmarte.

Schrei ik: Jesus! kom toch nu, i Kom, o kom! ik smacht naar U. |

\'k Zal dan aan den heil\'gen Disch U, mijn Jesus! gaan ontvangen,

U, mijn\' God, mijn\' grooten God, Aan mijn zalig harte prangen.

Goede Jesus! kom toch nu, i Kom, o kom ! ik snel tot U. 1

5*

-ocr page 60-

24.

Akten na de H. Commnnie.

EENE STEM.

Nu heeft mijn lieve Jesus dan Zich mij tot spijs gegeven, Die mijn verkwikte ziel bewaar\' In \'t eindelooze leven;

ALLEN.

Ach, goede God! ü smeeken wij: Blijf ons, blijf ons nu eeuwig bij.

EENE STEM.

Zoo is dan waarlijk \'s Vaders Zoon

Tot mijne ziel gekomen.

En heeft zijn zetel in mijn hart.

Mijn zondig hart genomen;

ALLEN.

Ach God! ach God! U smeeken wij Blijf ons, blijf ons nu eeuwig bij. EENE STEM.

O dat ik al de stemmen had, Die opgaan van deze aarde,

-ocr page 61-

En \'t niramer-zwijgend hemelkoor Zich aan mijn loflied paarde!

ALLEN.

ü, God! U, God! aanbidden wij, Blijf ons, blijf ons nu eeuwig bij.

EENE STEM.

\'k Aanbid, ik loof, ik dank U, God! Ach, zie mijn tranen beven;

Wat zal ik, goede Jesus! ü Voor zóóveel liefde geven?

ALLEN.

U God! U, God! U danken wij, Blijf ons, blijf ons nu eeuwig bij.

EENE STEM.

Ik wil, mijn Jesus! wat ik ben. Mijn hart, mijn vreugd en lijden,

Mijn leven en mijn stervensuur Ten offerand U wijden;

ALLEN.

ü. God! U, God! U danken wij. Blijf ons, blijf ons nu eeuwig bij.

-ocr page 62-

— 56 —

eene stem.

Maar zwak is onze ziel, o Heer!

Als \'t licht-bewogen riet;

Almachtig God! wij smeeken U : Verlaat, verlaat ons niet;

allen.

Nog eens, nog eens dan smeeken wij: Blijf ons, blijf ons toch eeuwig bij!

25.

Lofzang aan het H. Sakrament.

pange lingua.

Wijze, als het Vaandellied, of het Oostenrijksche Volkslied, en elke Benedictie.

Wil, mijn tong ! \'t geheim des Heeren,

\'t Lichaam, allen roem te groot, \'t Kostbaar Bloed met lofzang eeren.

Dat de vrncht uit ed\'len schoot,

Dat de Heer van wie regeeren, Ten rantsoen der aard\' vergoot.

-ocr page 63-

Ons gegeven, ons geboren.

Uit een maagdelijke Bruid,

Heeft Hij de aard\' ten woon -verkoren. Strooit het zaad des woords er uit. Tot Hij \'t leven. Hem beschoren.

Met een wondere orde sluit.

\'t Laatst, dien avond van zijn leven. Met zijn broed\'ren aan den Disch, Heeft Hij, als het voorgeschreven Paasehmaal trouw gehouden is.

Zelf zich hun ten spijs gegeven,

In dit nieuw Geheimenis.

\'t Woord, in \'tvleesch tot ons gekomen. Maakte brood zijn vleesch door \'t woord. Wijn zijn bloed, dat uit ging stroomen;

Zoo geen zin \'t Geheim doorboort, \'t Is genoeg voor \'t hart des vromen, Dat hij hier \'t geloof slechts hoort.

Eeren wij dan diep-gebogen

Een zoo Heilig Sakrament;

De oude schaduw is vervlogen,

In dit nieuw Geheim volend;

-ocr page 64-

Wat de zinnen niet vermogen: \'t Worde door \'t geloof gekend.

Lof den Vader, Ongeboren,

En zijn Ééngeboren Zoon! Lof van alle jubelkoren.

Zij met dank en zegentoon. Beider Geest, als Hun, beschoren Op hun éénen glorietroon.

36.

Smeeklied tot de H. Rosa van Lima.

Wijze: Marias beeld.

Na \'s werelds strijd en lijden. Met Jesus\' hulp volbracht.

Geniet Gij Zijn verblijden En deelt Zijn glorie macht.

O dat nu, goede Heilige,

Uw voorspraak ons beveilige,

O Rosa van Lima, bid, o bid voor ons.

-ocr page 65-

Wij nog bij \'s levens plagen, Wij zijn in zielsgevaar;

Wij klagen niet, wij vragen. Dat ons uw hulp bewaar\',

O dat nu, goede Heilige, Uw voorspraak ons be veilige,

O Rosa van Lima, bid, o bid voor ons.

Komt Satan ons bekoren.

Lokt vleesch of wereld aan: Wil onze smeekstem hooren, Ach help ! of wij vergaan.

O dat nu, goede Heilige, Uw voorspraak ons beveilige,

O Rosa van Lima, bid, o bid voor ons.

God kroonde uw heilig leven Met glorierijken dood:

Mocht op uw beê Hij geven. Dat \'k zalig d\'oogen sloot.

O dat nu, goede Heilige, Uw voorspraak ons beveilige,

O Rosa van Lima, bid, o bid voor ons.

O waar Ge in d\'eeuw\'gen vrede Thans Jesus\' aanschijn ziet,

-ocr page 66-

— 60 —

Verwerf mij door uw bede,

Dat ik uw heil geniet\'.

O dat nu, goede Heilige, Uw voorspraak ons beveilige,

0 Rosa van Lima, bid, o bid voor ons.

27.

Loflied aan onzen H. Engel-bewaarder.

Wijze : Puer nobis mscitur, of: Vreedzaam wandelt ster bij ster.

U, die om den zetel dient Van den Heer der Heeren,

Zijn Gezant, mijn Zielevriend !

\'k Wil u dankbaar eeren.

Gij, die eeuwig u verblijdt In het godlijk wezen.

Maar ook mijne vreugd hier zijt.

Engel! wees geprezen.

Gij omzweeft mij nacht en dag. Schutsgeest, mij gegeven!

Moge ik rein in vroom ontzag Voor uw bijzijn leven !

-ocr page 67-

Gij, ja! blijft mij onverdiend

Al uw liefde toonen :

Laat mij, teed\'re Hemelvriend ! U met liefde loonen.

Gij geleidt, verlicht, behoedt.

Trouwe Gids! mijn schreden ; Gij ook. sterkt mijn zwak gemoed Door uw smeekgebeden.

Veilig is mijn levensbaan.

Wie mij ook bestrijden :

ü, mijn Engel! roep ik aan, Gij zult mij bevrijden.

Blijf, o blijf in allen nood

Mijner u ontfermen;

Maar vooral, wil bij mijn dood, Wil mij dan beschermen!

Als mijn ziel aan d\' aarde ontgaat.

Wil mij niet begeven:

Voer haar, trouwe Toeverlaat! In het eeuwig leven.

-ocr page 68-

— 62 —

28.

Smeekgebed aan den H. Josef.

Heil\'ge Josef! trouwe Hoeder

Van uw Godlijk Voedsterkind, Die uw Jesus heel uw leven Onuitspreeklijk hebt hemind : Heil\'ge Josef! vraag dat wij Hem beminnen zoo als gij.

Heil\'ge Josef! die uw\' Jesus In uw stulpje met u hadt,

Vaak van d\' arbeid tot Hem opziend, Stil en innig Hem aanbadt: Heil\'ge Josef! vraag dat wij Jesus dienen zoo als gij.

Heil\'ge Josef! door Gods Zone In uw ned\'rig werk verlicht,

Daar Maria \'t oog vol liefde Op haar Kind en Bruigom richt: Vraag dat in hun aanschijn wij Ons verblijden, zoo als gij.

-ocr page 69-

Heil\'ge Josef! die in d\' armen

Van uw Bruid en Pleegkind stierft, En voor uw getrouwe liefde \'t Loon der eenwigheid verwierft: Heiige Josef! vraag dat wij Zalig sterven, zoo als gij.

29.

Loflied aan den H. Josef

als

PATROON DER H. KERK. Wijze : Komt heffen wij een loflied aan

Nu rijze op heel het wereldrond,

Als in de hemelsfeer.

Een nieuw gezang uit aller mond,

O Josef! u ter eer ;

Want u, Maria\'s Bruidegom

En Hoeder van Gods Zoon, U vroeg \'t geloovig volk alom Ten dierh\'ren Schutspatroon.

-ocr page 70-

- 64 —

Al \'t Vadertal van \'t Vatikaan,

Het drong met \'s Heeren volk Vereend op uw verheffing aan,

Bij Gods onfeilb\'ren tolk; En Pius, in wiens vaderhart

Men \'t uwe wedervindt,

Hoe heeft hij in zijn vreugd en smart, O Josef! u bemind.

Uw Onbevlekt-Ontvangen Bruid

Heeft hij met eer gekroond. En op haar Feestgetij ook luid

Zijn liefde aan u getoond;

Hij gaf u op dat dubbel Feest Tot Schutspatroon der Kerk, Opdat nu tegen Satans geest Uw Vadermacht haar sterk\'.

O gij, eens zwoegend in een stulp

En toch zoo vorst\'lijk groot! O reik der Kerk die vaderhulp.

Die g\' in haar oorsprong boodt. Toen Gij Maria en Gods Zoon . Zoo trouw hier hebt behoed :

-ocr page 71-

— 65 -

Wees, koninklijke Schutspatroon ! Wees van Gods Kerk gegroet.

Tot u roept zij, vervoerd van min.

Wijd over \'t gansch heelal, Tot u, o Hoofd van \'t Godsgezin!

Met dankbaar lofgeschal.

Die in Maria en Gods Zoon

De Kerk reeds hebt behoed; Wees, Patriarch en Schutspatroon! Wees, Josef! wees gegroet.

O Vader! zie ons tot u gaan Met Pius, met Gods Kerk, En hoor \'t eenparig smeeken aan,

Voltrek, voltrek uw werk! Gij, die des Opperkonings Zoon,

Zijn Moeder hebt behoed : 0 Patriarch en Kerkpatroon !

Wees, Josef! wees gegroet.

6*

-ocr page 72-

— 66 —

30.

Feestzang aan de HH. Apostelen Petrus en Panlus.

decora lux.

Wijze: O Moeder Gods, o reinste Maagd!

Het heerlijk licht der eeuwigheid Heeft zijn welzalig vuur verbreid En mild den gulden dag bespreid, Die beide Apostelvorsten kroont. Der schuld den open heilweg toont.

Gij, groote Leeraar dezer aard\'!

En gij, die \'s hemels poort bewaart! Die, Vaders, \'t nieuwe Rome sticht, En, Rechters, voor uw aangezicht De volken van uw zetels richt.

Waar d\' een door \'t zwaard zijn, leven geeft, En d\' ander door den kruisdood sneeft, Verwinnen beiden door den dood,

Die hun de gloriepalmen bood, En \'s levens Vorstenraad ontsloot.

-ocr page 73-

— 67 —

O zalig Rome, als gij zijt!

Door zulk een kostb\'ren vloed gewijd; Twee Vorsten sierden door hun bloed U met zóó schoon een purpergloed, Dat g\' alle schoon hier zwichten doet.

Zij glorie U, Drievuldigheid! En zonder einde toebereid;

Eer, macht en jubel U alleen,

Die \'t Al regeert, van wezen één. Door al der eeuwen eeuwen heen.

31.

Smeeklied aan den H. Willibrordns,

apostel en patroon van nederland.

Wijze : Creator alme siderum.

O Willibrord! die van omhoog Ons gaslaat met beschermend oog,

Hoor \'t nageslacht der vad\'ren aan. Met wie gij zelf hebt omgegaan.

-ocr page 74-

- 68 —

Zie Neêrland aan, uw roem en kroon, Gij, onze Apostel en Patroon!

Hier hebt gij, moedig Godsgezant!

Hier Jesus\' heilbanier geplant;

Hier half een eeuw zijn naam verbreid, Zijn Bruid een\' zetel toebereid;

Hier door uw ijver en gebed Mijn vad\'ren uit den dood gered.

Ach! elfmaal ging een eeuwkring rond, Sinds gij hier Satans rijk vervyont, En nu! ach meer dan \'t half geslacht. Het zonk terug in \'s vijands macht.

Geliefde Vader en Patroon!

Zie Neêrland aan, uw roem en kroon: Bid, Willibrord ! bid bij den Heer, Dat al wie doolt eens wederkeer\'.

Ach voer hen met uw trouw gezin, Ach voer ook hén uw glorie in:

O gij, die \'t kruis hier hebt geplant, Bid voor uw dierbaar Nederland!

-ocr page 75-

- 69 —

32.

Jubellied aan «le HH. XIX Martelaren van Gorkum.

Wijze ; Creator aline siderum.

Tot u, o Gorkums Heldental!

Weerklinke luid mijn lofgeschal;

Tot. u, door wie mijn ziel ontgloeit, Van dankb\'ren jubel overvloeit.

Gedenk ik, hoe g\' op onzen grond Uwe onverwelkb\'re kroonen wont,

Dan juich ik bij uw heldenmoed;

Ook ik ben van uw Nefirlandsch bloed!

Ik juich, als g\' in den dood niet buigt. Maar trouw voor \'t Hoofd der Kerk getuigt. Dat Pius, die u heilig roemt.

Ook ons zijn dierb\'re kind\'ren noemt.

Ik juich, als gij zoo onversaagd Maria Moeder prijst en Maagd,

En onze en \'s hemels Koningin:

Verrukt stemt heel mijn ziel het in!

-ocr page 76-

- 70 —

Maar sterft gij voor \'t Geheimenis, Waar Jesus zelf ons voedsel is: Dan naamloos is mijn ziel verblijd, Dat ik het ook met u belijd.

Dat ik met u één God, één Heer, Eén Geest, één lichaam, doop en leer In de ééne Moederkerk beken, En onverdiend haar kind ook ben.

Drie eeuwen vloden sedert heen. En ons en uw geloof is één:

O voer\' het, bij één hoop, één min. Ook ons uw Kerk der glorie in !

33.

Eereboete-Lied, in Yereeniging met onze HH. Martelaren van Gorknm.

Wijze ; Wees gegroet op kindertoon.

Jesus! Offer van \'t altaar,

ü, door \'t ongeloof bestreden,

ü, door Gorkums Heldenschaar

-ocr page 77-

— 71 —

Tot hun jongsten snik beleden:

Jesus! ü zij lof bereid, ■ i Nu en tot in eeuwigheid. ( ^\'s\'

U, in \'t Heilig Sakrament Ons ten gastvriend, spijs en leven,

U, door \'t ongeloof miskend.

Door uw Mart\'laars hoog verheven : Jesus! U zij lof bereid, |

Nu en tot in eeuwigheid. \\ ^\'s\'

\'s Vaders en Maria\'s Zoon!

Ach! wat al ondankb\'ren steken

Zoon en Moeder naar de kroon? Wij dan met uw Mart\'laars spreken: U en haar zij lof bereid, j

Nu en tot in eeuwigheid. i *quot;s\'

Hemelkoning! ook gehoond In d\' uw dierb\'re vriendenkringen.

Die Gij met uw glorie kroont;

Hoor ons met uw Mart\'laars zingen: U en hun zij lof bereid,

Nu en tot in eeuwigheid.

-ocr page 78-

— Ti

ll, gesmaad in \'t Heilig Hoofd Der vereende Christenscharen,

U, in hem door \'t bloed geloofd Onzer trouwe Martelaren:

U en hem zij lof bereid, ) ^

Nu en tot in eeuwigheid. (

Jesus! in uw Kerk bespot,

Met haar macht, haar leer en leven,

U, haar Bruidegom en God!

Door uw Mart\'laars luid verheven, U en haar zij lof bereid, ) ^

Nu en tot in eeuwigheid. \\

U, voor wien zich alle knie Over \'t gansch heelal moet buigen.

Dat het U dan hulde biê Met uw Heiige Bloedgetuigen :

U zij aller lof bereid, | ^

Nu en tot in eeuwigheid. \\

-ocr page 79-

— 73 —

34.

Bij het Allerheiligste.

Wijze: Maria leev !

ü, Jesus! eer, om ons zoo diep verborgen In \'t Sakrament van uwe onpeilbre min;

Hier waakt Ge altijd; van d\' avond tot den morgen, En trekt om ons uw gloriestralen in.

Mijn God en Koning!

Mijn Opperheer!

U, in uw woning,

U, Jesus! dank en eer.

U dank en eer! van alle tong en talen ,

Van wat op aarde en in den hemel leeft; Ten boete blijv\' heel \'t wereldkoor herhalen; Aan Jesus eer! die ons zich zelf hier geeft. Mijn God en Koning! enz. enz.

ü dank en eer! maar ach, die zwakke klanken.

Zij kunnen U, die in ons midden troont,

Voor zulk een gunst, zoo eindloos groot, niet danken. Veel minder nog, als Ge in ons binnenst woont. Mijn God en Koning! enz. enz. 7

-ocr page 80-

— Ti —

O geven wij voor liefde liefde weder:

Zij trekke ons hier naar Jesus\' tempelkoor;

Daar werpen we ons ten dankbaar offer neder, Dat onverdeeld en eeuwig Hejn behoor\'.

Mijn God en Koning!

Dan vieren wij,

In \'s hemels woning.

Uw eindloos lofgetij.

35.

O Moeder Gods.

O, Moeder Gods! O, reinste Maagd!

Naar \'t voorbeeld onzer vaadren Vertrouwen wij nooit vruchteloos U sraeekende te naadren.

Wij bidden U, o Koningin,

Wend minzaam toch Uwe oogen Van \'t glorielicht, waarin Gij troont. Op ons, in \'t stof gebogen.

Wij zuchten in dit tranendal Van noodgevaar omgeven.

En moeten vaak in druk en smart En bange zorgen leven.

-ocr page 81-

— 75 —

Maar Gij, o troost, o hulp in nood. Wil onzer U erbarmen,

• En klem ons, voor \'t gevaar beschut, In Uwe moeder-armen !

De duivel zoekt, ons ten verderf,

Zijn strikken uit te zetten.

Maar Gij, o kom, wil met Uw voet Zijn helschen kop verpletten.

De wereld tracht door schijngeluk Ons aan de deugd te onttrekken;

Maar geef dat wij nooit onze ziel Door \'t aardsche slijk bevlekken.

Het vleesch is zwak en steeds geneigd Geneugten na te jagen.

Maar bid dat wij als \'t hoogst geluk God zoeken te behagen.

Maria, bid, bid Uwen Zoon,

Dat wij, hoezeer omgeven

Van zonde en kwaad, toch immer rein, Voor Godes aanschijn leven.

-ocr page 82-

— Ti —

O geven wij voor liefde liefde weder:

Zij trekke ons hier naar Jesus\' tempelkoor;

Daar werpen we ons ten dankbaar offer neder, Dat onverdeeld en eeuwig Hejn behoor\'.

Mijn God en Koning!

Dan vieren wij,

In \'s hemels woning.

Uw eindloos lofgetij.

35.

O Moeder Gods.

O, Moeder Gods! O, reinste Maagd!

Naar \'t voorbeeld onzer vaadren Vertrouwen wij nooit vruchteloos U sraeekende te naadren.

Wij bidden U, o Koningin,

Wend minzaam toch Uwe oogen Van \'t glorielicht, waarin Gij troont. Op ons, in \'t stof gebogen.

Wij zuchten in dit tranendal Van noodgevaar omgeven.

En moeten vaak in druk en smart En bange zorgen leven.

-ocr page 83-

— 75 —

Maar Gij, o troost, o hulp in nood. Wil onzer U erbarmen,

• En klem ons, voor \'t gevaar beschut, In Uwe moeder-armen !

De duivel zoekt, ons ten verderf,

Zijn strikken uit te zetten.

Maar Gij, o kom, wil met Uw voet Zijn helschen kop verpletten.

De wereld tracht door schijngeluk Ons aan de deugd te onttrekken;

Maar geef dat wij nooit onze ziel Door \'t aardsche slijk bevlekken.

Het vleesch is zwak en steeds geneigd Geneugten na te jagen.

Maar bid dat wij als \'t hoogst geluk God zoeken te behagen.

Maria, bid, bid Uwen Zoon,

Dat wij, hoezeer omgeven

Van zonde en kwaad, toch immer rein, Voor Godes aanschijn leven.

-ocr page 84-

37.

Lofzang en opdracht aan het hart yan Maria.

1.

0 Maagd, o schoonheid, nooit volprezen, O Moeder van \'l Oneindig Wezen,

Wat luister schittert van uw troon! De Seraf, aan zich zelv\' onttogen.

Juicht, voor uw grootheid neergebogen: O Koningin, wat zijt Gij schoon! {his )

2.

Al mist, Maria, \'t aardsche duister, Het schouwspel van uw grootschen luister.

Ons koestert toch uw liefdegloed.

Ja, de Engel roeme uw heerlijkheden, Wij juichen, jublen hier beneden:

O Moedermaagd, wat zijt Gij goed! (bis

3

Dank, dank voor zooveel liefdedaden,

Voor zooveel duizenden genaden.

-ocr page 85-

Gevloeid door uwe liefdehand !

Ontvang, voor al die zegeningen,

Maria, van uw lievelingen

Hun hart tot eeuwig onderpand, (bis.)

4.

O Moeder, altoos even teeder,

O zie met welgevallen neder

Op \'t offer van uw dierbaar kroost! Schrijf in uw hand ons aller namen.

Neem in uw hart ons hart te zamen! Dan, Moederlief, zijn wij getroost, (bis.)

5.

Dan mogen vrij de winden tieren. De bliksems door het luchtruim zwieren.

En monsters jagen door de zee; Vergeefsch hun razen, hunne woede; Wij zeilen onder uwe hoede Beveiligd naar de Hemelree. (bis.)

6.

Daar zal geen vrees ons hart meer klemmen, Daar zingen wij met blijder stemmen,

-ocr page 86-

— 80 —

Geschaard om uwen zegetroon,

Uw naam tot lof en God ter eere:

Maria, Moeder van den Heere,

Wat zijt Gij goed! wat zijt Gij schoon! (bis.)

38.

Aan Maria.

Moeder des Heeren, Moeder en Maagd!

Nooit heeft U iemand Vruchtloos gevraagd.

Ik kom, o Maria,

Tot U, ais een kind,

Dat U, als zijn Moeder Recht hartlijk bemint.

2.

Moeder des Heeren, Moeder van God!

Ook mijne Moeder, Zie op mijn lot.

-ocr page 87-

— 81 —

■s

Gij zijt mijn vertrouwen

In voorspoed en nood; Gij zijt mijn vertrouwen In-leven en dood.

3.

Moeder des Heeren, Moeder van mij! Sta mij als Moeder,

Moederlijk bij. O Moeder van Jesus!

Ik schenk U mijn hart, Ik schenk U mijn liefde, In blijdschap en smart.

4.

Moeder des Heeren,

Zegebodin!

Machtige Moeder!

Hemelvorstin! Wij smeeken U nedrig,

Van alles ontbloot, Verstoot onze beden Niet in onzen nood.

-ocr page 88-

— 82 —

39.

De kinderen van Maria.

Wij allen zijn Maria\'s kindren,

Onder \'t kruis nam Zij ons aan;

Zijn wij bij Haar, niets kan ons hindren, En onz\' harten zijn voldaan! •

Maria,

Allen zijn we uw kindren;

Maria

Lacht ons als Moeder aan,

1.

We aanschouwen U, tnel de armen open. De hand omstraalt met \'t noodig gratie-licht:

Wat mag uw kind van U niet hopen? God heeft uw troon naast zijnen troon gesticht. Wij allen zijn Maria\'s kindren, enz.

2.

Een sterrenkrans blinkt om uw schedel. Uw glans verdooft den felsten zonnegloed,

Gij trapt de maan, zoo lief, zoo edel; De helsche draak ligt plassend in zijn bloed. Wij allen zijn Maria\'s kindren, enz.

-ocr page 89-

— 83 —

3.

Komt schrik ons teeder hart bespringen. Op \'t zien van satans list en boos geweld...

Wie kan ons uit uw armen wringen? Uw liefde, uw macht is tusschen ons gesteld.

Wij allen zijn Maria\'s kiridren, enz.

4.

De wereld toont haar broze goedren.

Roemt \'t schijngeluk, dat hare minnaars streelt,

Terwijl Gij, Moeder aller moedren,

Het ware goed aan uwe kindren deelt.

Wij allen zijn Maria\'s kindren, enz.

5.

Weg, ver van hier, gij schandvermaken, Die lach en dans met zucht en tranen paart,

Men kan uw doodend gift niet naken.

Waar Jesus\' liefde ons ware vreugde gaart.

Wij allen zijn Maria\'s kindren, enz.

6.

Trek steeds tot U ons hart en zinnen, O Koningin van \'t zalig Hemelhof,

Dat wij, naast Jesus, U beminnen.

En eeuwig meer verheffen uwen lof.

Wij allen zijn Maria\'s kindren, enz.

-ocr page 90-

— SA —

40.

Aan mijne onbevlekte Moeder.

1,

Wij prijzen vol vreugde de zuiverste Maagd,

Wij prijzen Ze in vioolijke zangen;

H aar schoonheid heeft eeuwi g haar Schepper behaagd,

Zij werd zonder zonden ontvangen.

O reinste der maagden, U prijze mijn lied! Versmaad, ach, versmaad mijne zangen toch niet.

2.

Van \'t hoogste des Hemels zag God op U neer,

Zijn oog sloeg U liefderijk gade;

Reeds vóór uw geboorte werdt Gij door den Heer

Vervuld met de grootste genade;

Gij bleeft steeds van iedere zonde bevrijd, En eeuwig uw Heer en uw Schepper gewijd.

3.

Gelijk onder doornen de lelie bekoort.

Zoo zijt Gij het sieraad der vrouwen;

-ocr page 91-

— 85 —

Ach, mocht ik, o Moeder van \'t eeuwige Woord,

Toch al uwe schoonheid aanschouwen! O vleklooze Moeder, wat zijt Gij toch schoon! Gij deelt in de schoonheid van Jesus, uw Zoon.

4.

Nn leeft Gij daarboven in eindlooze vreugd,

Waar de Englen U juichend omringen; De Hemel wordt thans door uw schoonheid verheugd,

Die Cherubs en Serafs bezingen.

O luistör des Hemels! Gij glinstert van licht. God zelf heeft uw troon naast den zijnen gesticht.

5.

O maagdlijke Moeder, o vleklooze Maagd,

Tot boven de sterren verheven,

Bekom ons die deugd, welke \'t meest U behaagt.

En leid ons tot \'t eeuwige leven.

Daar zingen wij eeuwig rondom uwen troon: O reinste der maagden, wat zijt Gij toch schoon!

8

-ocr page 92-

— 86 -

41.

Lied tot ileu IL Josef.

1.

Heiige Josef, vol betrouwen Brengen we U ons nedrig lied;

Want van aangenomen kindren Smaadt Gij \'t dringend smeeken niet.

Waker van den kleinen Jesus,

Hoed ook ons in teedre jeugd;

Dan gewis voor God en menschen Groeien we op in eer en deugd.

2.

Mogen we altoos Jesus volgen Van de wieg tot aan liet graf,

Die van ootmoed en van liefde Ons liet schoonste voorbeeld gaf!

Waker, enz.

3.

Ach, bescherm ons heel het leven, Sta ons bij in ramp en smart.

Toon ons altijd, beste leidsman.

Toon ons steeds uw vaderhart!

Waker, enz.

-ocr page 93-

43.

D a g 1 i e d.

1.

De tijd der eerste jaren

Snelt henen als een schip Door \'t schuim der woeste baren,

Bedreigd door storm en klip. Gelukkig zij, die geven

Aan de Opperheerschappij Den schoonsten tijd van \'t leven. Eer hij vervlogen zij!

2.

Wat tranen en wat zuchten

Perst, op den rand van \'t graf, O wereldsche genugten,

Uw valsch genot niet af! Dal andren wierook branden

A\'oor hunne vijandin ;

Geeft God uw beste panden, Dan is verlies, gewin.

-ocr page 94-

— 88 —

3.

Wacht niet tot de onde dagen.

Uit vreeze dat de tijd Op zijnen plunderwagen.

Met \'t beste henen rijdt, Men moet het offer geven

Eer de offerbloeme kwijn\', Dan zal het eind van \'t leven Een vroolijke avond zijn..

43.

Toewijding aan Maria. 1.

Moeder vol van teederheid. Vol van zoete Majesteit, Ons leven, hoop en vreugd, U wijden we onze jeugd.

2.

Onze gansche levenstijd. Moeder, zij U toegewijd; Dan wachten wij voor loon Een onverwelkbre kroon.

-ocr page 95-

— 89 —

3.

Die zijn leven U maar schenkt,

Door den ouderdom gekrenkt.

Schenkt een verwelkte roos,

Beroofd van geur en bloos.

4.

Ook van uwe teedre jeugd Bloeidet Gij in reine deugd;

Dit noemt men niet in schijn,

Maar echte kindren zijn.

5.

Geef, o lieve Moeder, geef,

Dat in ons uw liefde leev\',

Getrouw in vreugd en nood,

Getrouw, ja, tot den dood.

44.

Vreugd der kinderen van Maria onder hare besclierming.

1.

Kindren van Maria,

Zwaait de zegevaan;

Zingt het alleluja.

Nooit kunt gij vergaan! 8*

-ocr page 96-

— 90 —

2.

Uit haar open handen Vloeit een zegenstroora;

Maar op zielsvijanden Slingren zij den schroom.

Kindren van Maria,

Zwaait de zegevaan;

Zingt het alleluja,

Nooit kunt gij vergaan!

3.

Leger in slagorde , Vol ontzaglijkheid,

O! verplet de horde. Die ten afgrond leidt.

Kindren van Maria, enz.

4.

Voorbodin der zonne, Schoone dageraad.

Die \'k mijn harte gonne. Met een blij gelaat.

Kindren van Maria, enz.

-ocr page 97-

— 9i —

5.

Licht in duisternissen,

Schoon en lieflijk licht. Kan men \'t voetpad missen,

\'t Oog op U gericht? Kindren van Maria, enz.

6.

Mild in zegenstralen,

Zonne der natuur; Moeder, kom ons haleri

In ons stervensuur. Kindren van Maria, enz.

45.

Te D e u m.

I.

Groote God! U loven wij. Onbepaald is uw vermogen;

Voor uwe opperheerschappij Buigt zich \'t aardrijk opgetogen; Gij bestondt vóór allen tijd, Blijvende eeuwig wat Gij zijt.

-ocr page 98-

— 92 —

2.

Alles heft een loflied aan; Cherubijnen, Seralienen,

Duizende Engelen, die staan Rond uw troon om U te dienen, Alles roept U, nimmer moe,

Heilig, heilig, heilig! toe.

3.

Al wat op uw vruchtbaar woord, Groote God der legerscharen.

Uit het niet sprong dankend voort. Alle schepslen, die ooit waren, Hemel, aarde en oceaan.

Alles heft een danklied aan.

4.

Op verrukkelijken toon Zingt het heer der uitverkoren. Neergebogen voor uw troon; Martelaars, Apostelkoren,

Alles juicht in lofgeschal: Opperkoning van \'t heelal.

-ocr page 99-

— 93 —

5.

Grondkracht, waarop \'t aardrijk draait. Door wiens hand onteibre zonnen

Zijn door \'t maatloos ruim gezaaid. Hoort Ge uw lof, o Onbegonnen,

Eenge Vader van \'t bestaan.

Door der Christnen citer slaan?

6.

Lof \'t Drievuldig in persoon,

\'t Eenig onbesefbaar Wezen,

Lof U, \'s Vaders eengen Zoon, Op denzelfden toon geprezen;

Lof U, Geest, die \'t ai vervult. Waart, en zijt, en wezen zult.

7.

Gij, des Vaders eeuwig Woord,

En te Bethlehem geboren.

Gij, dien eene Maagd bracht voort. Door U zelf daartoe verkoren. Gij vergoot uw dierbaar Bloed, En verwierft ons \'t hoogste goed.

-ocr page 100-

— 94 —

8.

Aan des Vaders rechterhand, Zijt Ge in heerlijkheid gezeten;

In ontzaggelijken stand,

Zult Gij, Rechter, ons geweten. Na het laatst trompetgeschal, Openbaren aan \'t heelal.

9.

Sta dan uwe dienaars bij. Die voor U en met U strijden;

Die Gij met uw Bloed kocht vrij, Toen U Golgotha zag lijden;

Stel ons, na dit tranendal. Onder \'t juichend Englental.

10.

Zie uw volk genadig aan.

Help het; zegen, Heer, uw erve.

Leid ons op de rechte baan. Dat geen vijand ons verderve; Open ons de gloriezaal, Wij zijn uwe zegepraal.

-ocr page 101-

11.

Alle dagen zullen wij Uwe wondre goedheid prijzen,

Aan uw opperheerschappij Eindeloozen dank bewijzen.

Help in d\'allerlaalslen slrijd, Wie uw heilgen Naam belijdt.

12.

Zoete Jesus, onze Heer,

Stort meedoogend uwen zegen Op de christenvolken neer; Zie, ons hart klopt onverlegen: Op ü, Jesus, hopen wij;

Dat die hoop nooit ijdel zij!

46.

Stabat Mater Dolorosa.

\\.

Naast het kruis, met schreiende oogen. Stond de Moeder, diep bewogen ,

Waar de Zoon doornagcld hing; Toen door ziel en zuchtend harte, Overstelpt van wee en smarte, Een doorborend slagzwaard ging.

-ocr page 102-

— 96 —

2.

Hoe bedrukt, hoe neergeslagen ,

Moest die teedre Moeder klagen

Om Gods eenig Kind, haar Zoon! Ach ! hoe streed zij; ach! hoe kreet zij, En wat boezempijnen leed zij,

\'t Roemrijkst Kind aan \'t kruis ten toon.

3.

Wie kan tranen wederhouên,

Jesus\' Moeder zoo aanschouwen

Door zoo grievend leed verscheurd\'.\' Wie kan, zonder diep erbarmen,

Jesus\' Moeder hooren kermen ,

Daar zij haren Zoon betreurt?

4.

Voor de zonden van de zijnen Zag zij Jesus zóó in pijnen,

Door de felle geeselstraf;

\'t Dierbaar Kind zag zij hier lijden,

Gansch verlaten doodlijk strijden,

Eer de geest hem nog begaf.

-ocr page 103-

— 97 —

5.

Geef, o Moeder, bron van liefde,

Dat ik \'t leed, dat U zoo griefde.

Met U voele en met U klaag\';

Dat zijn gloed mijn harte winne.

Dat ik Jesus, Godmensch, minne.

Dat ik ook aan Hem behaag\'.

6.

Heiige Moeder, wil mij geven Wonden, diep in \'t hart gedreven:

Jesus\' kruis zij steeds mijn doel.

Dat ik schuilende in zijn wonden. Dus gefolterd, om mijn zonden,

Deelend zijne smart gevoel.

7.

Mocht ik klagen al mijn dagen.

Waarlijk al die smarten dragen.

Tot mij \'t sterfuur overviel!

Mij bij \'t kruis met ü vereenen.

Met U sterven, met U weenen,

\'t Is de wensch van mijne ziel. 9

-ocr page 104-

— 98 —

8.

Maagd, der maagden roem en zegen! Wees, ach wees mijn zucht niet tegen,

Gun mij, dat ik met U klaag. Doe mij strijden, doe mij lijden Christus\' striemen langs de zijden: Dat ik steeds daarvan gewaag!

9.

Doe mij door die slagen wonden, Dronken van dit kruis, verkonden

Wat de liefde uws Zoons vermag: \'k Ben ontvlamd, in liefde ontsteken; Wil toch zelve voor mij spreken In den jongsten oordeelsdag.

10.

Doe mij door het kruis bewaren;

Jesus\' kruisdood moet mij sparen ,

Wiens genade mij verheugt.

Als mijn lichaam komt te sterven.

Geef dat mijne ziel mag erven \'s Hemels glorierijke vreugd.

-ocr page 105-

— 99 —

47.

Het Kerstfeest.

1.

O, hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel! Jesus kwam op aarde, Gaf der menschheid waarde, Dat heel de aard voor Jesus kniel\' 2.

O, hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel! Dat ons loflied rijze.

Onze mond U prijze;

Jesus, dat elk voor U kniel\'!

3.

O, hoe heerlijk, Hoe begeerlijk,

Kerstmis, zijt gij voor de ziel! O, wat treugd, wat zegen, Zendt dit feest ons tegen; Och, dat elk voor Jesus kniel\'!

-ocr page 106-

— 100 —

4.

O, hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Zijt gij, Kerstmis, voor de ziel! Zalige Englen zingen Ora die zegeningen;

Dat de mensch dan nederkniel\'!

5.

O, hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel! Jesus, welk een waarde Had uw komst op aarde : Dat voor U al \'t schepsel kniel\'

6.

O, hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel! Jesus Christus 1 Amen! Zingen wij te zamen! Stervling, juich, aanbid en kniel

-ocr page 107-

— 401 —

48.

Het Onze Vader.

U, God! ons aller Vader,

Die in den Hemel zijt,

U loven wij te gader,

In Uwen lof verblijd.

Geheiligd moet steeds wezen Bij ons Uw heiige Naam;

Hij zij door ons geprezen:

Maak ons daartoe bekwaam.

Laat ons, o God! toekomen Uw rijk, het loon der deugd,

Alwaar Gij aan de vromen

Zult schenken de eeuwge vreugd.

Uw wil geschiede op aarde Als bij U, onverlet;

Men houde dien in waarde Als een onbreekbre wet.

-ocr page 108-

— m —

Wil heden ons vergunnen, O, God! ons daaglijksch brood.

Opdat we U dienen kunnen, Bevrijd van hongersnood.

Vergeef nu, in dit leven,

Al wat wij schuldig staan.

Gelijk we een elk vergeven Wat aan ons is misdaan.

Leid ons niet in bekoring,

Maar weer van ons het kwaad;

Keer alle deugdverstoring,

Opdat zij ons niet schaad\'.

49.

Maria Leve!

Maria leev\'! Wat glans en luister raenglen

Zich in dit hart, van alle vlekken vrij!

Maria leev\'! de Koningin der Englen,

De Moedermaagd, het hoofd der maagdenrij. Maria Leve, met God, haar Kind! / ^ Leve Maria! die ons als Moeder mint! ( u\'

-ocr page 109-

Maria leev\'! Komt laat ons voor haar knielen,

Ze is dochter Gods, Gods moeder, Godes Bruid; Maria leev\'! Ze is quot;t heilverbond der zielen,

Door hare hand stort God zijn gunsten uit. Maria leve, enz.

Maria leev\'! Zou \'k immer Haar verlaten ?

\'k Was liever dood en lag in \'t duister graf. Wat, zonder Haar, wat zou mij \'t leven haten? Neen, God hreke eer den draad mijns levens af. Maria leve, enz.

Maria leev\'! Laat me in Haar liefde leven:

Met Haar vereend, vrees ik noch dood noch pijn; De laatste zucht, die op mijn lip zal zweven, Zal liefdezucht voor U, Maria! zijn.

Maria leve, enz.

50.

Hulde.

O Sanctissima,

O piïssima,

Dulcis Virgo Maria!

Mater amata,

Intemerata,

Ora, ora pro nobis!

-ocr page 110-

— 104 —

51.

De Lofzang van het Hoogheilig Sakrameut.

Pange lingua gloriosi Corporis mysterium,

Sanguinisque pretiosi,

Quem in mundi pretium.

Fructus ventris generosi Rex effudit gentium.

Nobis datus, nobis natus Ex intacta Virgine,

Et in mundo conversatus,

Sparso verbi semine,

Sui moras incolatus Miro dausit ordine.

In supreraiB nocte Coenae Recumbens cum fratribus, Observata lege plene,

Cibis in legalibus,

Cibum turbae duodenae Se dat suis manibus.

Verbum caro, panem verum Verbo carnem efficit:

Fitque sanguis Christi merum.

-ocr page 111-

— 105 —

Et si sensus deficit:

Ad firmandum cor sincerum Sola fides sufficit.

Tantum ergo Sacramentum,

Veneremur cermii,

Et antiquum documentum Novo cedat ritui.

Praestet fides supplementum Sensuum defectui.

Genitori, Genitoque Lans et jubilatio;

Saius, honor, virtus quoque,

Sit et benedictio:

Procedenti ab utroque,

Compar sit laudatio. Amen.

v. Panem de coelo, prsstitisti eis, Alleluja. r. Omne delectamentum in se habentem, Alleluja.

52.

PSALM CXXIX.

voor de Overledenen.

De profundis clamavi ad te, Domine: Domine, exaude vocem meam.

-ocr page 112-

— 106 —

Fiant aures tuae intendentes; in vocem depre-cationis mes.

Si iniquitates observaveris, Doraine; Doraine, quis sustinebit.

Quia apud te propitiatio est, et propter legem tuam sustinui te Domine.

Sustinuit, anima mea in verbo ejus; speravit anima mea in Domino.

A custodia matutina usque ad noctem speret Israël in Domino.

Quia apud Dominum misericordia et copiosa apud eum redemptio.

Et ipse redimet Israël: ex omnibus iniquitatibus ejus.

Requiem sternara dona eis, Doraine!

Et lux perpetua luceat eis.

v. A porta inferi.

r. Erue, Domine, aniraas eorura. v. Requiescant in pace.

r. Amen.

v. Domine, exaudi orationem meara. r. Et clamor meus ad te veniat.

v. Dorainus vobiscura.

r. Et cum spiritu tuo.

-ocr page 113-

— 107 —

oremus.

Deus, qui inter Apostolicos sacerdotes, famulos tuos Pontificaii, seu sacerdotali fecisti dignitate vigére: prassta quaesumus: ut eorum quoque perpetuo aggregentur eonsortio.

Deus, venia; largitor, et huraanae salutis amator: quaesumus cleinentiam tuam, ut nostras Congre-gationis fratres, propinquos et benefactores, qui ex hoe saeculo transierunt, beata Maria semper Virgine intercedente cum omnibus sanctis tuis, ad perpetuae beatitudinis consortium pervenire concedas.

Fidelium Deus omnium conditor et Rederaptor, animabns famulorum famuiarumque tuarum remis-sionem cunctorum tribue peecatorum : ut indu!-gentiam, quara semper optaverunt, piis supplica-tionibus consequantur. Qui vivis et regnas in Siecula saeculorura.

r. Amen.

v. Requiem aeternam dona eis, Domine! r. Et lux perpetua iuceat eis. v. Requiescant in pace.

r. Amen.

-ocr page 114-

— 108 —

53.

Litanie van O. L. Vr. yan Loretto.

Kyrie, eleison.

Christe, eleison.

Christe, amli nos.

Christe, exaudi nos.

Pater de Coelis Deus, miserere nobis.

Fili Rederaptor mundi Deus. miserere nobis. Spiritus Sancte Deus, miserere nobis.

Sancta Trinitas unus Deus, miserere nobis. S. Maria,

S. Dei Genitrix,

S. Virgo virginum.

Mater Christi,

Mater Divin® gratise,

Mater purissima.

Mater castissima.

Mater inviolata,

Mater intemerata.

Mater araabilis.

Mater admirabilis,

Mater Creatoris,

Mater Salvatoris.

-ocr page 115-

quot;Virgo prudentissima, Virgo veneranda,

Virgo praedicanda,

Virgo potens,

Virgo ciemens,

Virgo lidelis,

Speculum justiliaj,

Sedes sapientiae,

Causa nostra; k\'titia1, Vas spirituale, Vas honorabile, Vas insigne devotionis, Rosa mystica,

Turris Davidica,

Tunis eburnea,

Domus aurea,

Foederis Area,

Janua cocli,

Stella matutina,

Salus inlirmorum, Refugium peccatorum, Consolatrix afflictorum, Auxilium cliristianorura, Hegina Angelorura,

-ocr page 116-

— HO —

Regina Patriarcharum, Regina Prophetarum, Regina Apostolorum, Regina Martyrum,

Regina Confessorum, g. 5\' g. g ^ |.

Regina Yirginum, quot; g ê —

Regina Sanctorum omnium, f1\' ! ^

Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, paree nobis Domine.

Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, exaudi nos Domine.

Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, miserere

nobis.

Christe audi nos.

Christe exaudi nos amp;c.

f. Ora pro nobis, sancta Dei genitrix, aquot;. Ut digni efficiamur proraissionibus Christi.

-ocr page 117-

— ill —

54.

Avondgroet tot Maria.

Maria\'s beeld, te midden

Van vroolijk schittrend licht, Noodt ons te komen bidden Bij \'t altaar haar gesticht.

Komt, laat ons tot Haar ijlen, Een kleine poos daar wijlen.

Maria, Maria, Moeder, zegen ons.

Wij vallen aan uw voeten,

Neem ons genadig aan ;

Ontvang nog onze groeten

Voor dat wij huiswaarts gaan. Dan gaan wij Hij te moede. Vertrouwend op üw hoede.

Maria, Maria, Moeder, zegen ons.

U wijden we onze harten

Voor \'t goede, dat ge ons doet, In blijdschap en in smarten,

In voor- en tegenspoed,

Steeds willen we ü vereeren, En Uwen roem vermeeren.

Maria, Maria, Moeder, zegen ons.

-ocr page 118-

— 112 —

Stort, met Uw moederhanden,

Uw zegen op ons neèr; Verbreek des zondaars banden

En breng tot God hem weêr. Dan ziet Ge ons morgen weder, O Moeder, goed en teeder! Maria, Maria, Moeder, zegen ons.

55.

Aanroeping van den H. Geest.

Kom Heiige Geest daal in dit uur, (bis.) In onze harten neör; ontsteek ze in liefdevuur.

Komt Gij onze oogen niet verlichten.

Dan dwalen wij van \'t ware pad,

Geen mensch zoo wijs die niet moet zwichten (bis) Als Gij aan zijn verstand Uw licht onttrokken hadt.

Kom, Heiige Geest! enz.

Dè hel alleen kon niet ons hart vermannen, Zij riep om hulp de list der wereld aan; En meer dan duizend strikken zijn gespannen. Ach, God! help ons, opdat wij niet vergaan, {ks)

-ocr page 119-

— il3 —

Kom Heiige Geest! enz.

Verlicht ons hart door Uwer wijsheid stralen,

Dan missen wij het ware welzijn niet. Dan nimmer doet de blinde jeugd ons dwalen, En de oude dag kent geen verdriet.

Kom, Heiige Geest! enz.

56.

Maria troost ons.

Moeder des Heeren!

\'k Wil U vereeren ,

o Troost voor \'t hart,

In smart.

Beste der moedren,

Schenk me alle goedren ;

Wat zijt Gij goed )

En zoet! ( ^s\'

Gij schenkt troost aan \'t bedroefd geweten,

Gij komt tot ons in angst en nood. Gij slaakt des zondaars ijzren keten. En redt hem dus van d\'eeuwgen dood.

-ocr page 120-

— 114 —

Moeder des Heeren!

\'k Wil ü vereeren ,

o Troost voor \'t hart,

In smart.

Beste der moedren,

Sehenk me alle goedren;

Wat zijt Gij goed i En zoet! \\ ^\'s\'

(Jw zoete hand droogt onze tranen,

Uw naam zoo zoet geneest ons wee. Ja zelfs Uw ijvrige onderdanen Doen blij op \'t kerkhof hunne beê.

Moeder des Heeren, enz.

Uw teedre ziel kan \'t geenszins lijden.

Dat iemand ooit ellendig zij,

Gij komt met ons in \'t sterfuur strijden. En voert tot God ons naast Uw zij.

Moeder des Heeren, enz.

U wijd ik dus wat me ooit moog kwellen,

U draag ik al mijn kruisen op;

\'k Weet dat mij niets dan kan ontstellen. Wijl \'k zoo de bron van weemoed stop.

Moeder des Heeren, enz.

-ocr page 121-

— 113 —

57.

Maria! wees gegroet.

EEN1GEN

Maria! wees gegroet,

Maria! wees gegroet.

Kom nog een tweede maal,

Kom, nog een honderdmaal!

Maria! wees gegroet.

Allen. Maria! wees gegroet.

Welaan nog duizendmaal,

Neen, zonder eind of paal : (1) Van eiken serafijn.

Van eiken cherubijn ; ^

Van gansch het Englenkoor, §quot;

\'t Klink\' heel den hemel door: g

Van ieder steen hoe klein, g

Van ieder korengrein :

Van \'t bloempje langs den stroom, 3 Van \'t blaadjen op den boom :

Van \'t kleinste spiertje gras.

Van \'t diertje uit \'t kleinste ras: (1) Na e!k vers herhalen ; Maria ! wees gegroet.

-ocr page 122-

— H6 —

Van heel het voglenheer.

Van \'t kleinste vischje in \'t meer Kortom! van al wat leeft, Van alles wat er zweeft: Van ieder aardsche vrucht, Van water, vuur en lucht: \'k Laat U ook kiezen vrij Wat U behaagt in mij;

Dan hoop ik na mijn dood Te zingen in uw schoot:

Maria! wees gegroet.

Allen. Maria! wees gegroet.

58.

Danklied na de H. Mis.

Wijze : Creator alme sulerum, en andere kerkzangen; of O Moeder Gods, o reinste Maagd!

Zoo is dan \'t offer van het Kruis Hier weör gebracht in \'s Heeren huis, Het Lam, dat op Calvarie stierf,

Ons \'t leven door zijn dood verwierf.

-ocr page 123-

— 417 —

\'t Was Jesus, onze Middelaar,

Die Offer zelf en Offeraar,

Zich onder schijn van wijn en brood, Voor ons den eeuwgen Vader bood.

Hij bracht aan \'s levens Opperheer In onzen naam oneindige eer,

Den dank aan aller gaven Bron,

Zooals geen schepsel brengen kon.

Hij vroeg aan God , door ons vergramd , Op ons te recht in toorn ontvlamd, Vergeving door zijn offerbloed.

En heeft ons, zondaars, wéér behoed.

Hij bad met heel de Christenschaar, Thans neérgeknield voor \'t smeekaltaar. Bij zijn verzoenden Vader meê.

En vroeg verhooring onzer lieê.

O godlijk Lam, voor ons geslacht!

U dan zij onze dank gebracht; Wij smeeken door uw dierbaar Bloed, Dat Ge ons voor alle kwaad behoedt.

-ocr page 124-

— H8 —

59.

Iluide aan de H. Fsxmilie.

i.

Solo. U, Jozef, wijd ik mijnen zang,

Maria zing ik levenslang,

U dierbre Jesus is \'t nog meer,

Wien ik met mijnen zang vereer. Allen. O Heilig huisgezin,

Daar eer ik Jozef in,

Ik eer Maria, Moedermaagd, Met heur godlijk Kind,

Dat ons leeder mint.

En niets van ons dan liefde vraagt.

2.

Was ooit een huisgezin zoo groot, En tegelijk in dieper nood,

Dan \'t allerheiligst huisgezin? Dit boezemt troost bij \'t lijden in O Heilig, enz.

Solo.

Allen.

-ocr page 125-

— M9 —

3.

Solo. Was ooit een huisgezin op aard

Zoo heilig, zoo onze achting waard? Het hoofd gebogen in het stof,

Zing ik dit heilig Drietal lof.

Allen. O Heilig, enz.

Solo. Was ooit op aard een huisgezin

Zoo mild, zoo rijk aan menschenmin? Ik werp daarom voor U, o Heer, Mij zelf als dankbaar offer neêr. Allen. O Heilig, enz.

60.

Hulde aan Maria.

I

Wonderschoon prachtige. Wondergroot machtige.

Lieflijk volzalige hemelsche vrouw !

Wie \'k mij als teeder kind, Liefdevol toeverbind,

Ja mij met ziel en met lichaam vertrouw!

-ocr page 126-

— 120 —

Goed, bloed en leven Wil ik U geven;

Alles, ja al wat ik ben van af nu,

Geef ik met vreugde Maria aan U.

2.

Sterren omglanzen U,

Zonnen omkransen U,

Troostende ster in de nachtlijke vaart!

Voor de betreurende, \'t Menscbdom besmeurende Zondesmet heeft U Gods Almacht bewaard. Zalige Moeder,

Jesus onz\' Broeder,

Heiland en Redder van Adams geslacht, Hebt gij uit Sion op aarde gebracht.

Q

Hemelsche Koningin,

\'s Eeuwigen Voedsterin, Wonderbaar Moeder en Maagd te gelijk! Sterkte der strijdenden.

Zalving der lijdenden,

Levende bron in vertroostingen rijk! U, o getrouwe.

Machtige Vrouwe,

-ocr page 127-

— 121 —

Schouwen wij hopend en rouwmoedig aan, Moeder, och ! voer ons op zekere baan!

4.

Gij zijt en heil en troost Voor \'t U steeds minnend kroost. Vorstin des Hemels en Moeder van God ! Spiegel der zuiverheid.

Bijstand der Christenheid,

Ark des verbonds en geleidster tot God ! Werp op mij neder,

Moeder zoo teeder,

Moeder! ja werp toch uw oogen op mij! Leer mij in ootmoed zoo wandlen als gij.

5.

In lijden geoefende Kent gij bedroevende Rampen en pijnen eu innige smart.

Niemand verlaat gij ooit;

Kindren verstoot gij nooit; Niemand veracht ooit uw moederlijk hart. Troost ons in \'t lijden.

Sterk ons in \'t strijden.

Bid ook voor ons uwen Godlijken Zoon , Als Hij ons roept voor zijn eeuwigen troon.

-ocr page 128-

— 122 —

61.

Loflied ter eere van den Heiligen Jozef.

Lieve Moeder van den Heer).

Wees gegroet op blijden toon,

Heiige Jozef, trouwe Hoeder Van Gods menschgeworden Zoon, Van Maria, zijne Moeder;

Heiige Jozef, bid voor mij, ) Dat ik uw beschermling zij. | \'m\'

God zag op uw eenvoud neer,

Sr,honk ü immer meer genaden. Ja, met U was steeds de [leer Op uw harde levenspsden :

Heiige Jozef, bid voor mij, /

Dat mefmij ook Jesus zij. ( ^s\' •

Jozef, o wat heeft U God Hoog gezegend, hoog verheven! ■ Neen, zoo zegenrijk een lot Werd geen man hier ooit gegeven ! Heiige Jozef, bid voor mij, j Dat ook ik gezegend zij. ( ls\'

-ocr page 129-

— 123 —

Voedstervader van Gods Zoon, Wil mij toch genii verwerven; Bid voor mij steeds voor Gods troon Nu en in het uur van sterven: Heiige Jozef, bid voor mij,

Dat ik sterve zoo als Gij.

62.

Akte van toewijding .1.111 liet Heilig\' Hart ran Jesus.

Goedgekeurd bij besluit van de II. Congregatie der Riten van 22 April 1875, en door Z. H. Pius IX verrijkt met een vollen aflaat, toevcegelijK aan de zielen in het vagevuur, voor alle ge!ooviggt;n, die deze Akte van toewijding zullen doen op den 10 Juni 1875, mits ze, na waardig gebiecht en gekoimnunieeerd te hebben , eene kerk of openbare bidplaats bezoeken en daar eenigen tijd bidden tot intentie \\an Z. H.

0 Jesus, mijn verlosser on mijn God, ondanks de groole liefde, die Gij den mensdien toedraagt, voor wier verlossing Gij al uw kostbaar bloed vergoten hebt, ontvangt Gij toch van hen zoo

-ocr page 130-

— 124 —

weinig wederliefde maar integendeel zooveel be-leediging en smaad, vooral door de godslasteringen en ontheiliging der feestdagen. Ach, konde ik Uw Goddelijk Hart eenige voldoening schenken, konde ik zoo groote ondankbaarheid en miskenning vergoeden die Gij van het grootste gedeelte der raenschen ondervindt \\ Konde ik U toonen hoezeer ik verlang Uw aanbiddelijk en liefdevol Hart, ten aanschouwe van alle raenschen, mijne wederliefde en vereering aan te brengen en daardoor Uwe glorie meer en meer te bevorderen. Konde ik op die wijze de bekeering der zondaars verwerven en zoo vele anderen uit hunne onverschilligheid opwekken, die wel is waar het geluk hebben tot Uwe Kerk te behooren, maar toch de belangen Uwer glorie en van de H. Kerk, Uwe Bruid, niet ter harte nemen. Konde ik zóóMiog verwerven dat ook zulke Katholieken, die wel niet in gebreke blijven zich door vele uiterlijke werken van liefdadigheid katholiek te toonen, maar door te groote gehechtheid aan eigene opvattingen zich aan de beslissingen van den H. Stoel weigeren te onderwerpen of gevoelens koesteren die van Zijne leer afwijken, — tot inkeer komen en de

-ocr page 131-

— 12S —

overtuiging erlangen dat, al wie niet in alles dü Kerk hoort, ook God niet hoort die met haar is. Om dan al die heilige doeleinden te bereiken en bovendien de zegepraal en den duurzamen vrede van Uwe onbevlekte Bruid, het welzijn en den voorspoed van Uwen Stedehouder op aarde te verkrijgen en zijne heilige intention vervuld te zien, en levens opdat geheel de geestelijkheid meer en meer zich heilige on U welgevalliger worde, en voor zooveel andere doeleinden nog, die Gij, o mijn Jesus, beoogt als overeenkomstig met Uwen Goddelijken wil en die op eenigerlei wijze strekken tot bekeering der zondaars en heiliging der rechtvaardigen, opdat wij allen daardoor eenmaal de eeuwige zaligheid onzer zielen deelachtig worden; en eindelijk, omdat ik weet, o mijn Jesus, dat ik iets doe wat aan Uw allerzoetst Hart welgevallig is, daarom werp ik mij aan Uwe voeten neder en erken ik plechtig, in tegenwoordigheid der Allerheiligste Maagd Maria en van geheel het Heraelsch Hof, dat ik op alle titels van rechtvaardigheid en dankbaarheid geheel en uitsluitend toebehoor aan U, mijn Verlosser Jesus Christus, eenige bron van al mijn geluk

-ocr page 132-

— 126 -

naar ziel en lichaam; en mij vereenigend met de intentie van den Paus, wijd ik mij zeiven en al het mijne toe aan Uw Allerheiligst Hart; dat Hart alleen verlang ik te beminnen uit geheel mijne ziel, uit geheel mijn hart, uit al mijne krachten, met Uwen wil tot den mijnen te maken en al mijne begeerten met de Uwe te vereenigen.

Eindelijk tot openbaar blijk van deze mijne toewijding verklaar ik plechtig aan U, mijn God, dat ik voortaan ter eere van datzelfde Allerheiligst Hart de geboden Feestdagen, naar de voorschriften der H. Kerk wil onderhouden en ze doen onderhouden door allen, bij wie ik invloed of gezach heb.

Al deze heilige verlangens en voornemens leg ik, zooals Uwe genade ze mij ingeeft, gezamenlijk in Uw beminnelijk Hart neder en vertrouw Het daarmede eene voldoening te kunnen geven voor zoovele beleedigingen, die Het van de ondankbare kinderen der menschen ontvangt, en voor mijne ziel en die van al mijne naasten, mijn eigen en aller geluk te kunnen verkrijgen in dit en in het andere leven. Amen.

-ocr page 133-

— 127 —

63.

Akte van Eerherstel aan liet H. Hart van Jesus.

O aanbiddelijk Hart van Jesus! Bron van genade en licht, o brandoven van liefde, die alle zaligen des Hemels doorgloeit! mocht ik nederdalen in uw diepte, door uwen gloed gekoesterd, door uwe vlammen worden verteerd ! Goddelijk Hart, wat gaf ik tot hiertoe, mij weinig moeite, om U te leeren kennen, U te beminnen, U na te volgen. Mocht ik nu ten minste, doordrongen van den diepsten eerbied, van de levendigste droefheid, en van de vurigste liefde mij neder-werpen voor uw aanschijn, en U vragen, vergiffenis voor de beleedigingen, door de menschen en door mij niet het allerminste, U aangedaan in het Sakrament uwer liefde vooral ! Ja Minnelijk Hart, Eerherstel bied ik U, voor alle ongeloovi-gen die U niet kennen, voor alle ketters die U lasteren, voor alle slechte christenen die U vergeten. Eerherstel bied ik U ook, voor al mijne ondankbaarheden jegens U, voor mijne traagheid in mijne bezoeken aan uw H. Sakrament, voor

-ocr page 134-

— 128 —

mijne lauwheid in mijne Kommunicn, voor mijne oneerbiedigheid in uwe kerken! O Hart, dat zoo gaarne vergeeft, maak ons uw vergeving waardig! Ons rest geen andere toevlucht tegen de rechtvaardigheid uws Vaders, dan juist dat hart dat zoo mishandeld wordt, en na de bloedigste mishandeling zelfs, zoo gereedelijk vergeeft.

O medelijdend Hart van Jesus wees ons toonbeeld in ons leven, onze toevlucht in de dood, en in de Eeuwigheid ons loon. Amen.

«

64.

Akte van toewijding aan Onze Lieve Trouw van het Heilig Hart.

In den naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. Amen. Onze Lieve Vrouw van het H. Hart, Moeder van Jesus en ook mijne Moeder, Moeder van barmhartigheid, Moeder der schoone liefde, ik kom mij heden vertrouwvol voor uwen genadetroon neerwerpen, om mij geheel en onverdeeld aan uwen heiligen dienst toe te wijden. —

-ocr page 135-

— 129 —

Sluit, o genadige Moeder, mij en allen die mij dierbaar zijn, in Jesus\' liefdevol, nooit volprezen Harte, en verkrijg ons de ontschatbare genade dat wij ons door de zonde nimmer uit dit brandpunt der Goddelijke liefde laten verdrijven! — Ik zal, onder nederig opzien tot uwen Jesus, mij beijveren, om U, Onze Lieve Vrouw van het H. Hart, overal te doen kennen en beminnen. Ook neem ik het vaste voornemen, mij steeds te spiegelen aan het voorbeeld van ü en van uwen kuischen Bruidegom, en door een recht christelijk gedrag mij waardig te maken, om in de zegenrijke en glorievolle Broederschap, welke door U, o Maria, wordt aangevoerd, te leven en te sterven. Zegen dit voornemen, o liefderijke sleuteklraagster van Jesus\' aanbiddelijk Hart, ondersteun mijne zwakheid, bescherm mij en de mijnen gedurende dit kortstondige leven, en verwerf ons door uwe alvermogende bede de kostbare gunst, dat onze laatste woorden op het sterfbed mogen zijn; Leve Onze Lieve Vrouw van het H. Hart. — Onze Lieve Vrouw van het H. Hart, bid voor ons! —

-ocr page 136-

— 130 —

65.

Gebed van den H. Bernardus tot de H. Maria.

Gedenk, o goedertierenste Maagd Maria, dat het nooit is gehoord, dat iemand, die tot [J zijnen toevlucht nam. Uwen bijstand of Uwe voorspraak inriep, door U is verlaten geworden. Door dit vertrouwen aangemoedigd, vlucht ik tot U, Maagd der maagden, en werp mij onder den last mijner zonden zuchtende voor Uwe moederlijke voeten neder. O moeder des Woords! wil mijne gebeden niet versmaden, maar neem die genadig aan en gewaardig ze te verhoeren. Amen,

-ocr page 137-

— 131 —

6().

Gebed van Pater Zucchi.

Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met U, gezegend zijt gij boven alle vrouwen, en gezegend is de vrucht uws lichaams Jesus, Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons zondaars, nu en in het uur van onzen dood. Amen.

O mijne Meesteres, o mijne Moeder, ik draag mij geheel aan U op; en om ü te bewijzen dat ik U ben toegedaan, wijd ik U heden toe mijne oogen, mijne ooren, mijn mond, mijn ,l\\art, ja geheel mij zeiven. Daar ik alzoo de uwe ben, o goede Moeder, bewaar mij, verdedig mij als uw goed en uw eigendom.

Verzuchting in de bekoringen.

O mijne Meesteres, o mijne Moeder, gedenk dat ik de uwe ben. Bewaar mij, verdedig mij als uw goed en uw eigendom.

-ocr page 138-

- 132 —

F L A T E N.

Bij dekreet van den 5 Augustus 1831 heeft Z. H. Pius IX verleend:

1°. Eenen aflaat van 100 dagen eens op iederen dag te verdienen, wanneer men vorenstaand gebed van Pater Zucchi met het Wees gegroet \'s morgens en \'s avonds godvruchtig bidt.

2°. Eens in de maand vollen aflaat, wanneer men het gedurende de geheele maand dagelijhs bidt. De verdere voorwaarden daartoe zijn : biechten, communiceer en, eene kerk of openbare kapel bezoeken, en daar bidden volgens intentie van Z. H. den Paus.

3°. Eenen aflaat van 40 dagen, telkens wanneer men, in de bekoringen, de vorenstaande Verzuchting godvruchtig en met een rouwmoedig hart bidt.

Al deze aflaten zijn toepasselijk op de geloo-vige zielen.

-ocr page 139-

- 133 —

67.

Het „Memorarequot; van O. L. Vr. van liet H. Hart van Jesus.

■100 dagen atlaat (Pius IX, 13 Juni 1870).

Gedenk, Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart, den onweerstaanbaren invloed, dien Gij bezit op het Hart van uwen aanbiddelijken Zoon. Vol vertrouwen op uwe verdiensten komen wij uwe bescherming afsmeeken, Liefderijke Moeder van Jesus, die de onuitputbare bron van alle genade is, welke Gij naar welgevallen kunt openen, om er over \'tmenschdom te doen uitstroomen de schatten van liefde en barmhartigheid, van licht en zaligheid, die er in zijn opgesloten. Verleen ons, smeeken wij U, de gunsten die wij verzoeken. Neen, wij zullen niet afgewezen worden, en, omdat Gij onze Moeder zijt. Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart, neem onze gebeden gunstig op, en gelief ze te verhooren.

-ocr page 140-

INHOUD.

Bladz.

1. Magnificat........

2. Adoro te

3. Aanroeping van den H. Oeesl.

4. Aan \'t Allerheiligste Hart van Jesus.

5. Lied ter eere van O. L. V. van het

H. Hart.......

6. Liefdegroet aan de Wonde van Jesui\'

H. Hart........

7. Lied te Sittard vóór het offeren der kaars.

8. Bedevaartslied voor de Pelgrims naar

O. L. V. van het H. Hart te Sittard.

9. Ave Maria 10. Jubellied aan Maria, Onbevl. Ontv i \\. Loflied aan de Moeder van barmhar

tigheid.......

12. Lied op den Naam van Maria.

13. Ter eere van Maria.

14. Smeeklied tot Maria voor de Overledenen

15. Laat ons Maria prijzen.

16. Maria, hulp in allen nood.

17. Pelgrimsgroet aan Sittard .

18. Pelgrimslied.....

19. Lof- en Smeeklied ter eere van Onze

Lieve Vrouw van V H. Hart . . 43

3

-ocr page 141-

inhoud.

Bladz.

20.

Hulde aan het H. Hart aan Jesus .

46

2i.

Het Wees gegroet......

48

22.

Afscheidslied te Sittard.....

50

23.

Akten vóór de H. Communie .

52

24.

Akten na de H. Communie .

54

2S.

Lofzang aan het H. Snkramcnt .

56

26.

Smeeklied lot de H. Rosa var. Lima.

58

27.

Loflied aan onzen H. Engelbewaarder

60

28.

Smeekgebed aan den H. Josef.

62

29.

Loflied aan den H. Josef ....

63

30.

Feestzang aan de H. E. Petrus en

Paulus.........

66

31.

Smeeklied aan den H. Willibrordus .

67

32.

Jubellied aan de H. H. XIX Marte

laars van Oorkum.....

69

33.

Eereboelelied, in vereeniging met onze

H H. Martelaren van Gorkurn.

70

34.

Bij het Allerheiligste.....

73

38.

0 Moeder Gods......

74

36.

Smeekzang aan alle Heiligen .

76

37.

Lofzang en opdracht aan hel harl van

Maria..........

78

38.

Aan Maria........

80

39.

De Kinderen van Maria ....

82

40.

Aan mijne Onbevlekte Moeder .

84

44.

Lied tot den H. Josef.....

86

42.

Daglied......

87

43.

Toewijding aan Maria.....

88

44.

Vreugd der kinderen van Maria onder

hare bescherming......

89

-ocr page 142-

inhoud.

Bladz.

45. Te üeum.........91

46. Slahat Mater Dolorosa.....95

47. Het Kerstfeest.......99

48. Het Onze Vader.......101

49. Maria Leve!.......-.102

50. Hulde.............103

51. De Lofzang aan het Hoogheilig Sa-

kramen t..........104

52. De Profundis........105

53. Litanie van O. L. V. van Loretto . 108

54. Avondgroet lot Maria.....111

55. Aanroeping van den H. Geest. . . 112

56. Maria troost ons.......113

57. Maria! Wees gegroet.....115

58. Danklied na de Fl. Mis.....116

59. Hulde aan de H. Familie. . * . .118

60. Hulde aan Maria......119

61. Loflied ter eere valt;i den H. Jozef . 122

62. Akte van toewijding aan het H. Hart

van Jesus........123

63. Akte van Eerherstel aan het H. Hart

van Jesus........127

64. Akte van toeiuijding aan Onze Lieve

Vrouw van het Heilig Hart . .128

65. Oebed van den H. Bernardus. . .130

66. Oebed van Pater Zucchi .... 131

67. Het Memorare van O. L. V. van

hel H. Hart van Jesus. . . .133

-ocr page 143-
-ocr page 144-
-ocr page 145-