-ocr page 1-

De Provinciale Reglementen

VAN

NOORD-BRABANT

VOLLEDIG VERZAMELD DOOR

Mr, Siphons van Rijckevorsel

ADVCCAAT-PRCCUREUR.

ie

TWEEDE EN LAATSTE AFLEVERING,

—lt;-gt;- -=^ •• —r:-gt;---

Snelpersdruk van P. STOKVIS amp; ZOOX, te \'s-Hertuyenboisch.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

De Provinciale Reglementen

VAX

NOORD-BRABANT

VOLLEDIG VERZAMELD DOOR

Mr. Alplions van Rijckevorsel,

ADVOCAAT-PROCUREUR TE

Snelpersdruk van P. STOKVIS amp; ZOON, tc \'s-Hertogenhosch

-ocr page 4-
-ocr page 5-

YOOEBERICHT.

Het duel van dit u-erl; is eau volledige verzamelinfi te geven van al de Reglementen, welke thans algemeen in de provincie Noord-Brabant gelden.

Daar zijn in de vijf en twintig laatste jaren van tijd tut tijd wel eenige Verordeningen afzonderlijk ter perse gelegd, maar een volledige verzameling liet nog altijd op zich wachten.

En toch de behoefte hieraan is groot. Het wordt immers met den dag moeiel\'jkcr het Provinciaal BI.ui te Considteeren. Alles te samen in één bockske zoude, zóó dacht het mij, velen niet onaangenaam zijn. (a)

Vandaar mijn poging, mijn werk. Moge het van eenig nut zijn voor Noord-Brabant, dan acht ik mijn arbeid rijk bekroond.

\'s-IIertogenhosch.

Mr. ALPHOXS VAX RIJCKEVORSEL.

(a) Eangschikliing volgens het onderwevj) daclit inij Ijoveu ilc chronologische verkieslijk te zijn. Een chronologische lijst met verwijzing naar de bladzijde zal niettemin na de Inhoudstafel volgen.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

Besluit houdende mededeeling eencr resolutie van de-Provinciale Staten, waarbij de voorgestelde regeling der uitgifte van het Provinciaal Blad, enz. wordt vastgesteld:

De Gedeputeerde Staten der Provincie Koordbrabant, gehoord hebbende het gerapporteerde, ingevolge appointe-ment eomraissoriaal van den 29 Julij 1851 lett. G G. G , op eene resolutie van de Staten dezer Provincie, van den 5 dier maand No 23, zijnde van den volgenden inhoud:

Zaturdag den 5 Julij 1851.

lo. enz

23o. Is gehoord het gerapporteerde bij monde van den heer Oom en, van de afcieeling in welker handen is gesteld geweest een voorstel van heeron Gedeputeerde Staten, tot regeling der uitgifte van het Provinciaal blad. en zoodanige andere ten behoeve der Provincie gedrukte stukken, welke algemeen verkrijgbaar zullen worden gesteld.

En is conform het rapport besloten het gedane voorstel met de twee daarin aangebrachte wijzigingen te arresteren, zoo als hetzelve hierna is volgende:

ARTIKEL 1.

Het Provinciaal Blad van Noordbrabant wordt uitgegeven in formaat, letter en papier gelijk aan het Staatsblad.

Het drukken en het leveren van het daarvoor noodige papier, zal in het openbaar worden aanbesteed voor eenen tijd van drie jaren, aanvangende met lo Januarij 1852.

ART. 2.

Het Provinciaal Blad is algemeen verkrijgbaar bij jaargangen en bij afzonderlijke nornmers.

ART. 3.

Te beginnen met lo Januarij wordt de prijs voor eeneu jaargang bepaald op vier yulUen,

-ocr page 8-

6 —

ART. 4.

Afzonderlijke nommers zijn verkrijgbaar, zoolang er voorhanden zijn:

Van een tot vier bladzijden druks voor 21/2 Cts.

„ vijf tot acht bladzijden druks voor 5 Cts.

„ negen tot twaalf bladzijden druks voor T1/^ Cts „ dertien tot zestien bladzijden druks voor 10 Cts.

Voor iedere vier bladzijden druks of minder, boven de zestien bladzijden, 2\'/, Cents,

-AKT. 5.

Exemplaren van provinciale reglementen en verordeningen die strafbepalingen inhouden, zijn steeds verkrijgbaar op de Griffie, voor deigt; prijs in art. 4 bepaald.

ABT. 6.

In het Provinciaal Blad worden opgenomen de provinciale reglementen en verordeningen, en alle zoodanige stukken waarvan door de wet, door maatregelen van algemeen bestuur of door de industrie voor Gedeputeerde Staten .de openbaarmaking door middel van Provinciaal Blai bevolen is.

Aanschrijvingen of andere stukken, welke van geen algemeen of blijvend belang zijn, zullen niet in het Provinciaal blad worden geplaatst.

ART. 7.

Aan den voet van elk in het Provinciaal Blad opgenomen stuk, zal vermeld worden de dag der uitgifte van het blad, waarin het geplaatst is

ART. 8.

De kosten der ten behoeve der Provincie gedrukte stukken, die niet in het Provinciaal Blad opgenomen worden, doch die ingevolge de wet algemeen verkrijgbaar moeten zijn, zullen berekend worden op den voet als bij artikel vier bepaald is

Zullende afschrift dezer ter uitvoering aan heeren Gedeputeerde Staten worden gezonden.

Accordeert met voorschreven verbaal, De Griffier,

{get.) G. BUYSEN, L. G.

-ocr page 9-

Besluiten,

dat hiervan, door de opname dezes in het Provinciaal Blad, kennisgeving zal gedaan worden aan de plaatselijke besturen in de Provincie,

\'s-Hertogenhosch, den 2 January 1652.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, A. J BORRET.

Ter ordonnancie van dezelve,

Opgenomen Prov- Blad. J. ME.NU.

Besluit der Provinciale Staten, waarbij nader bepaald wordt de prijs van het Provinciaal Blad, te beginnen met 1854, en van andere drukwerken

De Staten der Provincie Noordbrabant,

Hebben besloten als volgt:

ARTIKEL 1.

De prijs van het Provinciaal blad van Noordbrabant, wordt te beginnen met lo January 1854, bepaald op f2.— per jaargang.

ART. 2.

De door Gedeputeerde Staten, naar aanleiding van art. 103 der provinciale wet, opgemaakte begrooting van kosten van het Provinciaal Bestuur voor zooveel het rijksbestuur is, en die der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven, met de daarbij behoorende memorie van toelichting;

De rekening van de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven met de verantwoording van Gedeputeerde Staten, zjjn ieder afzonderlijk voor 25 cents verkrijgbaar.

ART. 3.

l\'e prijs van het verslag van den toestand der provincie wordt bepaald op ƒ 1.—

ART. 4.

Provinciale Reglementen en verordeningen, die strafbepalingen inhouden, worden kosteloos toegezonden aan do

-ocr page 10-

8 —

Kantongeregten, de Arrondissementsregtbanken, aan het Provinciaal Geregtshof in de provincie en aan het openbaar ministerie bij die Collegien.

ART. 5.

De len behoeve der provincie gedrukt wordende stukken, die algemeen verkrijgbaar zijn, worden aangevraagd ter provinciale Griffie, tegen betaling van den daarv^ or bepaalden prijs.

ART. 6.

Het abonnement van het Provinciaal Blad wordt, binnen de vier eerste maanden van het jaar waarover het loopt, ter provinciale Griffie voldaan.

ART. 7.

De Griffier houdt van hetgeen ter Provinciale Griffie ten behoeve der provincie ontvangen is, aanteekening in een daarvoor aangelegd register, en stort het ontvangen bedrag, na afloop van ieder kwartaal, bij den ambtenaar, met het beheer der provinciale fondsen belast \'s-Hertoyenbosch, den 12 July 1853.

De Staten voornoemd, A. J. BORRET, De Griffier,

Opgenomen Prov. BI. 1853 No. 18. J. MENU.

Besluit der Provinciale Staten van 22 Julij 1875 tot regeling van den dienst van den Provincialen Waterstaat.

Pe Staten van Koordhrabunt, enz.

Hebben besloten als volgt:

ARTIKEL 1.

De Provinciale waterstaatsdienst in 3oordbrabant wordt opgedragen aan een Hootdingenieur, een Ingenieur en aan Opzichters

ART. 2.

De Hoofdingenieur en de Ingenieur worden door de Provinciale Staten benoemd en ontslagen.

Zij kunnen worden geschorst door Gedeputeerde Staten

-ocr page 11-

hetzij met, hetzij zonder geheel ot gedeeltelijk behoud van jaarwedde.

De benoeming geschiedt op eene aanbeveling \\an minstens drie personen, door Gedeputeerde Staten in te dienen.

ART. 3.

Benoembaar zijn zij, die in het bezit zijn van het diploma van civiel ingenieur, bedoeld in art. 61 der wet van 2 Mei 1863 (quot;Staatsblad No. 50) en zij die voor de invoering dier wet het diploma van civiel Ingenieur of den rang van Ingenieur van den Waterstaat verkregen hebben.

ART. 4.

De Ingenieur is onder den Hoofdingenieur werkzaam en vervangt hem bij afwezigheid of ontstentenis-

ART. 5.

De Hoofdingenieur heeft zijn woon- en standplaats te \' s-HertogenboscIi.

De woon- en standplaats van den Ingenieur wordt door Gedeputeerde Staten aangewezen.

ART. 6.

De instructie van den Hoofdingenieur en ran den Ingenieur wordt door de Provinciale Staten op voordracht van Gedeputeerde Staten vastgesteld.

Deze instructie is vastgesteld 7 Juli 1870 sie blad:. 11.

ART. 7.

Het bureau van den Provincialen Waterstaat is gevestigd in het Gouvernementsgebouw te \'s-Hertoyenbusch of in een ander door Gedeputeerde Staten aan te wijzen gebouw; de inrichting van het bureau wordt door hen geregeld.

Het personeel van den bureaudienst wordt door Gedeputeerde Staten benoemd, geschorst en ontslagen.

ART. 8.

Provinciale Opzichters, die in het bezit zijn van het diploma van civiel Ingenieur, worden bij voorkeur op het bureau van den Provincialen Waterstaat geplaatst en hebben den titel van Provinciaal adjunct Ingenieur.

ART. 9.

Over alle zaken, den Provincialen Waterstaatsdienst be-

-ocr page 12-

— 10 -

treffende, dienen de Hoofdingenieur en de Ingenieur van bericht en raad aan de Provinciale en Gedeputeerde Staten, aan hunne ooraraissiën en aan den Commissaris des Konings

ABT. 10.

De Hoofdingenieur is belast met de afgifte der bewijzen, vereischt tot het opmaken der bevelschriften van betaling wegens verordeningen betrekkelijk den Provincialen quot;Waterstaat.

ART. 11.

Het is aan den Hoofdingenieur en aan den Ingenieur verboden rechtstreeks of door tussehenkomst deel te nemen aan leveringen of aannemingen.

Het is hun verboden werkzaamheden voor anderen te verrichten

ART. 12.

De Hoofdingenieur geniet eene jaarwedde van /4500.— de Ingenieur eene jaarwedde van / 3000.—.

Dil artikel is aldi\'.s gewijzigd bij heslini der Provinciale Sla/en van 14 Julij 1880. Goedgek. bij Kouinkl. Besl. 9 Aug. 1880, No. 3, opgenomen in het Frov. BI. 1880 Nu. 37. Deze wijziging trad in werking, ie rekenen van 1 Jamiarij 1881.

ART. 13.

Reis- en verblijfkosten worden aan den Hoofdingenieur en aan den Ingenieur vergoed naar de tweede klasse van het tarief, vastgesteld bij het Koninklijk besluit van 15 December 1849 (Staatsblad No 62.)

Om reis- en verblijfkosten te kunnen in rekening brengen is het noodig, dat de reis is geschied, in spoedeischende gevallen op last van den Commissaris des Konings en in gewone zaken op last van Gedeputeerde Staten.

Geene vergoeding wordt gegeven voor reis- en verblijfkosten binnen den afstand van vijf kilometers hunner woonplaats.

ART. 14.

Ten laste der Provincie wordt aan den Hoofdingenieur en aan den Ingenieur pensioen verleend onder de voor-

-ocr page 13-

- 11 —

waarden en 7-egelen, bij de wetten betreffende de burgerlijke pensioen yoor Rijks ambtenaren bepaald, met uitzondering, dat zij niet verplicht zijn ten behoeve van een pensioenfonds bij te dragen door korting op hunne jaarwedde.

ART. 15.

Dit besluit treedt in werking op 1 Januarij 1876 of op een nader door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip.

Te rekenen van dat tijdstip treedt de Provinciale Hoofdingenieur op in de plaa\'s van den Hoofdingenieur van den Waterstaat, waar de medewerking van laatstgemelden ambtenaar krachtens besluiten en reglementen door de Provinciale en Gedeputeerde Staten vastgesteld, gevorderd wordt

Aldus vastgesteld door de States van Noordbrabant don 22sten Juli 1875.

De Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Voorz. \' VAN COOTH, Griffier.

Goedgek. bij K. B. van 11 Sept. 1875 No. 30, en opgenomen in Prov. BI 1875 No. 20.

Instructie voor den Provincialen Hoofd-Tmjen ieur en voor den Provincialen Ingenieur in Noordbrahant.

De Staten van Noordbrahant enz.

Hebben besloten vast te stellen de volgende Instructie voor den Provincialen Hoofd-Ingenieur en voor den Provincialen Ingenieur in Noordbrahant.

AFDEELING I.

Instructie voor den Provincialen Hoofd-Ingenieur.

ARTIKEL 1.

De Hoofd-Ingenieur verricht de werkzaamheden, die uit den aard zijner betrekking voortvloeien.

Zijn werkkring strekt zich uit tot alle openbare en waterstaatswerken, die ten koste of met eene bijdrage van de Provincie worden aangelegd of onderhouden, alsmede tot die waarvan het toezicht door de Grondwet, door ecne wet, door een algemeenen maatregel van inwendig bestuur

-ocr page 14-

— 12 —

of door een provinciaal reglement aan de Provinciale- of Gedeputeerde Staten is opgedragen.

Het belang van gemeenten en waterschappen wordt door hem bij openbare- en waterstaatswerken niet uit het oog verloren.

A KT. 2.

Hjj geeft uitvoering aan de bevelen, hem door de Provinciale of Gedeputeerde Staten ot in spoedvereischende gevallen door hunnen Voorzitter gegeven; heeft hij bedenkingen tegen door Gedeputeerde Staten voorgeschreven maatregelen, dan geeft hij daarvan onverwijld aan hen schriftelijk kennis; Gedeputeerde Staten beslissen of de door hen gegeven bevelen, al dan niet onveranderd zullen uitgevoerd worden.

Hij woont, daartoe uitgenoodigd, de vergadering van Gedeputeerde Staten en van Commissien of afdeelingen van de Provinciale of Gedeputeerde Staten bij en is hen behulpzaam in de behandeling van zaken. Daartoe uitgenoodigd door Gedeputeerde Staten vergezelt hij die Commissien bij het doen van plaatselijke opnemingen.

ART. 3.

Wanneer de Hoofd ingenieur zich wegens dienstzaken of om andere redenen voor langer dan een dag uit zijne standplaats verwijdert geeft hij daarvan kennis aan Gedeputeerde Staten.

Behalve voor dienstzaken behoeft hij verlof van Gedeputeerde Staten, om zich voor langer dan acht dagen van zijne standplaats te verwijderen.

ART. 4.

De Ingenieur, de adjunct-Ingenieurs en de Opzichters van den Provincialen Waterstaat, alsmede de brugwachters aan de voor rekening der Provincie aangelegde beweegbare bruggen, staan onder de bevelen van den Hoofdingenieur.

De Hoofd-lngenieur ziet toe, dat die ambtenaren met nauwgezetheid en ijver hunne plichten vervullen en hunne instructie naleven; hij is gehouden die ambtenaren bij plichtverzuim, achteloosheid of wangedrag te berispen.

Waaneer die ambtenaren zich schuldig maken aan grove

-ocr page 15-

nalatigheid ot aan vci-keoi-de handelingen geeft; de Hoofdingenieur daarvan kennis aan Gedeputeerde Staten en doet daarbij zoodanige voorstellen, als hij zal verraeenen te be-hooren.

Omtrent den ijver, do geschiktheid en de dienstverrichtingen der Provinciale Opzichters geeft hij ora de drie maanden verslag aan Gedeputeerde Staten.

AET. 5.

De ontwerpen, bestekken, plans en begrootingen van aan te leggen, te herstellen en te onderhouden provinciale werken, alsmede de daarvoor noodige kaarten en teekeningen worden door den Hoofd-lngenieur of op zijnen last en onder zijn toezicht door de onder zjjne bevelen staande ambtenaren gereed gemaakt: plaatselijke opnemingen, waterpassingen en metingen worden door hem of onder zijn toezicht gedaan.

ART. 6.

De t ntwerpen, bestekken, plans en begrootingen van werken, die met eene bijdrage uit do Provinciale kas worden aangelegd en onderhouden alsmede die van andere door Gedeputeerde Staten aan te wijzen weiken worden door den Hoofd-lngenieur of op zijnen last en onder zijn toezicht nagezien en de daarin te brengen verbeteringen aangegeven.

ART. 7.

Hij houdt toezicht op dan aanleg en het onderhoud van provinciale werken en van werken, in de kosten waarvan door de Provincie wordt bijgedragen.

Hij ziet toe en doet waken, dat de bestekken en voorwaarden van aanbesteding stipt worden nageleefd en dat daarvan niet worde afgeweken

Hij zorgt vooral dat een nauwgezet toezicht gehouden wordt op de hoedanigheid en de hoeveelheid der bouwstoffen, die volgens de bestekken en voorwaarden van aanbesteding moeten geleverd en bij herstel en onderhoud van die werken gebruikt worden.

Hij neemt de noodige maatregelen ter verzekering, dat de bij voorwaarden van aanbesteding bepaalde hoeveelheid grint geleverd en op de wegen, waarvoor die bestemd is, verwerkt worde.

-ocr page 16-

— 14 —

ART. 8.

Aan het toezicht van don Hoofd-Ingenieur zijn onderworpen de openbare wegen en voetpaden, de daarin aanwezige bruggen, duikers en andere kunstwerken, de dijken, sluizen en andere kunst- en waterwerken, die door de provincie, door gemeenten of waterschappen aangelegd of onderhouden worden, alsmede de werken die door particuliere instellingen of vereenigingen aangelegd of onderhouden worden, wanneer deze werken tot gemeenen dienst van allen besterad zijn of ingevolge de wet, een algemeenen maatregel van inwendig bestuur of een provinciaal reglement aan het toezicht van de Provinciale of Gedeputeerde Staten onderworpen zijn.

ART. 9.

De Hoof Ingenieur draagt zorg, dat het toezicht, hem bij deze instructie opgedragen, ook door de onder zijne bevelen staande ambtenaren ieder voor zoo veel hunnen dienstkring betreft, naar behooren gehouden worde.

ART. 10.

Hij vesiigt tijdig de aandacht van Gedeputeerde Staten op de gebreken en op den toestand van die werken, waar deze niet voldoende is en doet tevens zoo noodig voorstellen tot het nemen van maatregelen en voorzieningen tot behoud, herstel en onderhoud, herstel en onderhoud

In spoedeischende gevallen neemt hij, voor zooveel het werken geldt, door de Provincie aangelegd of onderhouden, op eigen verantwoordelijkheid de noodige maatregelen tot voorziening en geeft onverwijld daarvan kennis aan Gedeputeerde Staten.

ART. 11.

Hij geeft aan Gedeputeerde Staten elke drie maanden verslag van den toestand van de openbare wegen en van de daarin gelegen kunstwerken, die mrt eene bijdrage uit de Provinciale kas zijn aangelegd of verbeterd,

ART. 12.

Hij stelt Gedeputeerde Staten in de gelegenheid om zoo noodig tijdig de aandacht van de gemeente- en waterschapsbesturen te kunnen vestigen op uitgaven, die op de door

-ocr page 17-

hen op te maken begrootingen behooren voor te komen, om te voorzien in de kosten van aanleg, onrterhoud of herstel van openbare werken.

ART. 13.

Binnen de eerste drie maanden van het jaar zendt hij aan de Provinciale S-aten een verslag in betreffende den staat van het onderhoud der Provinciale wegen en werken alsmede belreöende den toestand der werken, met welker uitvoering hij belast is waarover het toezicht aan hem is opgedragen en deelt daarbij de opmerkingen en beschouwingen mede, welke hij van belang acht, dat ter kennis van het Provinciaal bestuur komen,

ARÏ. 14.

Hij geeft aan Gedeputeerde Staten in het voor- en najaar verslag van den toestand, waarin de rivier- en zee-waterkeerende werken en de daarin gelegen sluizen binnen de provincie zich bevinden; hij vestigt tevens hunne aandacht op die werken, welke Let meest aan gevaar zijn blootgesteld en stelt voor de te nemen maatregelen, noodig om gevaar of doorbraken te voorkomen.

-■\\RT. 15.

Hij zorgt, dat de bewijzen van opneming en goedkeuring van werken en van leveringen vereigcht voor het opmaken van bevelschriften van betaling wegens vorderingen betrekkelijk den aanleg en het onderhoud van werken, die voor rekening of met eene bijdrage der Provincie aangelegd ot onderhouden worden en van de daarvoor noodige leveringen, niet worden afgegeven, dan na zich volkomen overtuigd te hebben, dat deze geheel overeenkomstig de be-stbkken en voorwaarden van aanbesteding, naar gelang der daarbij bepaalde termijnen, zijn geleverd en uitgevoerd; hij zorgt, dat de opneming van ten koste der provincie aangelegde werken en gedane leveringen zoo spoedig doen-lijs plaats hebbe en dat nadat bevonden is, dat overeenkomstig bestek en voorwaarden de werken behoorlijk uitgevoerd en de levering van bouwstoffen gedaan zijn, onverwijld de bewijzen van opneming en goedkeuring kosteloos worden afgegeven.

-ocr page 18-

- If! —

AFDEELING II.

Instructie voor den Provincialen Ingenieur in Noordbrabant,

ART. 16.

De Ingenieur van den Waterstaat staat onder de bevelen \\an den Hoofdingenieur en is hem behulpzaam in illes wat aan dien Hoofdambtenaar bjj bet besluit der Staten \\an 22 Juli 1876 (Provinciaal blad No. 20) of zijne instructie is opg?drageu.

ART. 17.

Behalve voor dienstzaken behoeft hij verlof van den Hoofd-Ingenicur om zich voor langer dan een dag en van Gedeputeerde Staten om zich voor langer dan acht dagen van zijne standplaats te verwijderen.

Hij treedt bij afwezigheid of ontstentenis van den Hoofdingenieur in diens plaats op.

ART. 18.

Met de werkzaamheden en het toezicht, aan den Hoofdingenieur bij zijne instructie opgedragen, is ook de Ingenieur onder dc leiding en het oppertoezicht van den Hoofdingenieur, belast.

ART. 19.

In spoedeischende gevallen neemt hij, voor zooveel het werken geldt, door de Provincie aangelegd of onderhouden, ook zonder voorkennis van den Hoofd-Ingenieur, op eigen verantwoordelijkheid de noodige maatregelen tot voorziening en geeft onverwijld daarvan kennis aan den Hoofd-Ingenieur en aan Gedeputeerde Staten.

Aldus vastgesteld te \'s Hertogenbosch, den 7 Julij 1876.

De Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRA.KESTEIN. Voorzitter.

VAN COOTH. Griffier.

Goedgek bij K. B van 10 Aug 1876 No 21 en opgenomen Prov. Blad No. 17

-ocr page 19-

— 17 —

Bestuit der Staten tot regeling van het getal, de benoeming, de jaarwedden, het pensioen enz van de provinciale opzichters van den Waterstaat.

Dit besluit is eene wijziging van het vroegere 5 Ju. Jij 1S73. Hierdoor is tevens vervallen het besluit van 10 \'November 1876

De Provinciale Staten van Noordbrdbant, hebben besloten als volgt:

ARTIKEL 1.

Het getal der provinciale opzichters van den Waterstaat zal dat van 14 niet te boven gaan.

-ART. 2.

De provinciale opzichters worden benoemd, bevorderd, geschorst en ontslagen door Gedeputeerde Staten,

ART. 3.

Tot provinciaal opzichter van den Waterstaat kan alleen hij worden benoemd, die een examen heeft afgelegd in tegenwoordigheid van eene commissie uit Gedeputeerde Staten, volgens een door Gedeputeerde Staten vast te stellen programma.

Vit proyramma is vastgesteld 6 Felr. 1873 zie bh. 33.

Die in hot bezit is van een diploma van Civiel-Tnge-nieur, is vrijgesteld van het afleggen van examen.

ART. i.

De provinciale opzichters van den Waterstaat zijn verdeeld in drie klassen.

ART. 5.

De bezoldiging van een provinciaal opzichter van den Waterstaat bedraagt niet minder dan / 1000.— en niet meer dan f 1600.— in hel jaar, voor ieder hunner door Gedeputeerde Staten te bepalen.

Het gezamenlijk bedrag der jaarwedden van de provinciale opzichters van den Waterstaat zal geen / 18.200__

in het jaar te boven gaan.

ART. 6.

Voor reis- en verblijfkosten der Provinciale opzichters

2,

-ocr page 20-

- 18 —

vau den Waterstaat wordt eene som van f 2400- — in het jaar beschikbaar gesteld, onverminderd die bedoeld in de laatste zinsnede van art 11.

Met het einde van elk vierendeel jaars zendt de Hoofdingenieur aan Gedeputeerde Staten de staten der dienstreizen, door de provinciale opzichters gedaan, vergezeld van eene voordracht van het bedrag, hetwelk daarvoor billijk toeschijnt.

ART. 7.

Aan Provinciale Opzichters van den Waterstaat, die voor den dienst ongeschikt zijn geworden en eervol zijn ontslagen, wordt pensioen toegekend.

Het ponsioen wordt door Gedeputeerde Staten niet verleend, dan nadat behoorlijk van de ongeschiktheid gebleken is.

Het pensioen bedraagt voor de provinciale opzichters van den Waterstaat der le klasse / 600,— 2e klasse ƒ500.— 3e klasse / 400.—

Is een provinciaal opzichter van den Waterstaat minder dan 30 jaren in dienst der provincie geweest, dan wordt voor welk jaar, dat aan de 30 ontbreekt, het pensioen met ƒ 10.— verminderd.

Hij die geen 10 jaren als Provinciaal opzichter van den Waterstaat in dienst der provincie is geweest, heeft geen aanspraak op pensioen.

■ART. 8.

De dienstkringen en de standplaatsen der provinciale opzichters van den Waterstaat worden door Gedeputeerde Staten aangewezen.

Zie bh. 2C.

ART. 9.

De instructie der provinciale opzichters van den Waterstaat wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld en in het Provinciaal Blad geplaatst.

Deze instructie is vastgesteld 17 Oef ober 1873. Vrooinciial Blad 1873 No. 39.

ART. 10.

De provinciale opzichters van den Waterstaat bekleeden geene ambten of bedieningen, zij drijven geen handel, doen geen nering, noch oefenen eenig beroep uit; dit ver-

-ocr page 21-

- 19 —

bod is mede van toepassing op de leden van het gezin van de provineiale opzichters, voor zoover het verbodene ten huue van dezen zou geschieden.

ART. 11.

Het is aan de provinciale opzichters van den Waterstaat verboden andere werkzaamheden buiten den eigenlijken dienst der Provincie te doen, dan hun door Gedeputeerde Staten krachtens de volgende zinsnede worden opgedragen.

Gedeputeerde Staten kunnen, voor zoover de dienst der provincie dit toelaat, de provinciale opzichters belasten met het maken van plannen en ontwerpen voor werken bestemd tot den openbaren dienst, ook buiten den eigenlijken dienst der provincie.

He reis- en verblijfkosten van de provinciale opzichters en andere noodzakelijke uitgaven voor opmelingen enz. door hen gedaan, worden hun vergoed uit df3 bedia-gen door Gedeputeerde Staten van de belanghebbende voor die werkzaamheden te innen

Aldus vastgesteld te \'s-flertor/enhosch den 17 Julij 1879.

De Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRA.KESTEIN, Voorzitter VAN COOTH, Griffier.

Goedgekeurd bij K. B. van 26 Sept. 1879, No. 4, en opgenomen Prov, 131 1879 No. 32.

Instructie voor de Provinciale Opzichters van den Waterstaat in Noordbrabant

De Gedeputeerde Staten van Koordbrahant:

Gelet op art. 9 van het besluit der Staten van 5 Juli 1872, waarbij is bepaald, dat de insiructie voor do in dat besluit bedoelde opzichters wordt vastgesteld door Gedepu-teeide Staten.

Hebben besloten:

voor de Provinciale opzichters in Noordbrabant rast te stellen de volgende instructie:

ARTIKEL 1.

Ieder opzichter behoort in zijn dienstkring zich volkomen

-ocr page 22-

— 20 —

bekend te maken met alles wat hem tot behoorlijke uitoefening van zijne dienstplichten nuttig kan zijn.

Bijzondei- heeft hij zich toe te leggen op de lokale kennis van zijn aangewezen werkkring, en op eene grondige kennis van den prijs der materialen en daggelden ten einde begrootingen te kunnen opmaken.

ART. 2.

De opzichter zorgt, dat in zijn1 dienstkring de provinciale werken en die waarover hem het dagelijksch toezicht wordt opgedragen, naar do besteksbepalingen uitgevoerd, de daarvoor benoodigde materialen nauwkeurig opgemeten en deze ten meeste nutte van het werk aangewend worden.

Hij houdt een geregeld toezicht over alle wegen die met provinciaal subsidie zijn of worden aangelegd en voorts over alle andere werken, waarvoor dit bijzonder wordt gelast.

In -zijn kring maakt hij zich bekend met alle openbare wegen^ vaarten en waterleidingen de bruggen en duikers, dijken, kaden en sluizen van algemeen belang, den toestand waarin zij zich bevinden en de veranderingen die zij ondergaan.

Van een en ander geeft hij geregeld bericht op door den Ingenieur to bepalen tijden en overeenkomstig de voorschriften en modellen door laatstgenoemden te geven.

ARÏ. 3.

Meer bijzonder moet de opzichter de belangen eener veilige passage behartigen.

Wanneer deze op de provinciale wegen bedreigd wordt, neemt hij onverwijld de maatregelen die het bestek en de algemeene bepalingen voorschrijven, en, zoo deze ontoereikend zijn, doet hij het noodige uitvoeren om dadelijk gevaar te voorkomen. Daarvan wordt onverwijld, zoo mogelijk per telegram of expresse, aan den Hoofdingenieur den Ingenieur en aan Gedeputeerde Staten bericht gezonden.

Zoo op andere wegen eenig gevaar ontstaat, of deze door den toestand der werken enz onveilig worden, geeft de opzichter daarvan dadelijk kennis aan het hoofd van het betrokken gemeentebestuur en zendt een schriftelijk bericht aan den Ingenieur en aan (gedeputeerde Staten.

-ocr page 23-

21 —

ART. 4.

De opzichter ziet toe op de nakoming der bestaande of te maken wetten, reglementen en verordeningen, voor zoover daarbij de zaken aan zijne waakzaamheid, of in het algemeen aan die der ambtenaren van den Waterstaat worden toevertrouwd.

De door hem op te maken processen verbaal, worden onverwijld aan den Ingenieur gezonden, zoo veel noodig vergezeld van de vereischte toelichtingen en ophelderingen.

Hij waakt tegen schending der eigemiomsrechten van de provincie, en zorgt dat op de provinciale wegen of daartoe behoorende gronden, geene gebouwen of beplantingen worden opgericht, uitwegen aangelegd en slooten geopend of gedicht, zonder daartoe de vereischte vergunning is verleend.

AKÏ. 5.

De opzichters zijn belast met het doen van meetingen, peilingen, waterpassingen en in het algemeen met die werkzaamheden welke hun door de personen onder wier orders zij gesteld zijn, worden opgedragen.

Zij nemen jegens deze eene gepaste ondergeschiktheid in acht.

Wanneer opzichters van gelijken rang gezamenlijk werken, wordt de bevelvoerende door den Ingenieur aangewezen.

-\\RT. G.

Zonder toestemming van zijn onmiddelijken superieur is geen opzichter bevoegd eenige afwijking van de goedgekeurde bestekken te gelasten of toe te laten, zoo ten opzichte der te maken werken als van de hoeveelheid en de kwaliteit der te leveren materialen

Op eigen gezag mag hij geene leverantien bevelen, wer ken uitvoeren of uitgaven doen.

Alle hiermede in strijd verrichte handelingen blijven voor rekening van den lastgever.

ART. 7.

Onverminderd het bepaalde bij artikel 10 van het bepaalde der Staten dd. 5 Juli 1872 (Provinciaal Blad No. 31) is hot aan do opzichters verboden middellijk of onmiddellijk

-ocr page 24-

— 22 —

deel te nemen in eenige aanneming- of levering van mate-terialen, onverschillig ten wiens kosten die geschieden.

Insgelijks mogen zij geen aandeel hebben in het doen van voorschotten aan aanemers, noch de belangen van dezen bij de administratie waarnemen- (a)

ART. S.

Ieder opzichter is verplicht een nauwkeurig register te houden van de brieven die hij ontvangt, en van die welke hij verzendt, benevens van de kaarten, teekeningen en instrumenten, welke bij hem berusten. Al wat tot zijn archief behoort, moet hij in de beste orde bewaren en bij het verlaten van den dienstkring aan zijn\' opvolger overgeven.

Van zoodanige overgifte of overneming van het archief wordt behoorlijk proces-verbaal in drievoud opgemaakt en een exemplaar aan den betrokken Ingenieur gezonden.

art. 9.

Wanneer eene der fot zijn dienstkring behoorende gemeenten door den Commissaris des Konings bezocht wordt of wel eene Commissie uit Gedeputeerde Staten tot het instellen van een onderzoek aldaar aankomen zal en de opzichter daarvan officieel konnis bekomen heeft, moet h\'j in die gemeen!e tegenwoordig zijn om \'s Konings Commissaris of de Commissie uit Gedeputeerde Staten de aan-wijzingen te doen of de inlichtingen te geven, die van hem verlangd worden.

art. 10.

Onverminderd de inspectien. die de opzichters uit eigen beweging verrichten, moeten zij zich dadelijk op order van

(a) Art 10 van het besluit tier Staten van 5 Juli 1872 (Prov. Blad No, 3]) luidt als volfrt:

l\'c Provinciale Opzichters van den Waterstaat bekleeden gsene ambten ol\' bedieningen, zij drijven geen handel, doen geen nering, noeli oefenen eenig beroep uit; dit verbod is mede van toepassing op de leden van het gezin van de Provinciale Opzichters, voor zoover het verbodene ten huize van dezen zou geschieden.

Zij verrichten geene werkzaamheden voor anderen, dan met vergunning van Gedeputeerde Staten.

-ocr page 25-

— 23 -

den Hoofdingenieur naar de plaats begeven, ■waar hun dienst noodzakelijk wordt geoordeeld.

Zonder vergunning van zijn\' superieur raag hij zich niet buiten zijn dienstkring of van zijn post verwijderen.

1\'e Ingenieur kan drie en de Hootuingcnieur acht dagen verlof aan don opziehtei toestaan. Verloven voor langeren tijd woraen door Gedeputeerde Staten verleend.

De opzichters zenden elk kwartaal staten der door hen gedane dienst- en andere reizen, volgens op te geven model, in tweevoud aan den Ingenieur.

ART. 11.

Wegens wangedrag, verkeerde handelingen, plichtverzaking, verzuimen en vergrijpen tegen de ondergeschiktheid, betrekkelijk den dienst gepleegd, kan den opzichter door Gedeputeerde Staten eene schorsing worden opgelegd in dienst of in bezoldiging of in beiden en kan hij uit den dienst ontslagen worden.

Aldus vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-hrahant.

Gegeven te \'s Hertogenbosch, den 17 October 1873.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN.

De Griffier,

VAN COOTH.

Opgenomen Frov. Blad 1873 No. 39.

Programma van het examen om voor eene benoeming tot Provinciaal Opzichter van den Waterstaat in Noordbrabant in aanmerking te kunnen komen

De Gedeputeerde Staten van Ivoordbrammt Gelet op artikel 3 van het besluit der Provinciale Staten van 5 Julij 1872 (Provinciaal Blad No. 31), waarbij is bepaald, dat, om tot Provinciaal Opzichter van den Waterstaat te kunnen worden benoemd, door hen die niet in het bezit zijn van een diploma van civiel Ingenieur, in tegenwoordigheid eener Commissie uit Gedeputeerde Staten een

-ocr page 26-

24 —

examen zal behooren afgelegd te worden, volgens een door Gedeputeerde Staten vast te stellen programma.

Gelet op het bericht van den Hoofdingenieur van den Waterstaat in het Ode district, dd. 29 Januari jl. No 254/179.

Hebben besloten als volgt:

ARTIKEL 1.

Bij het afnemen van het examen, af te leggen, om, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 3 van het besluit der Staten van 5 Juli 1872, voor eene benoeming tot Provinciaal Opzichter van den quot;Waterstaat in aanmerking te kunnen komen, zal het volgende programma tot leiddraad strekken

VEREISCHTEN:

a. Het schrijven van duideljjk leesbaar schrift.

h. Het maken van een opstel of verslag in de Neder-landsche taal, over een op te geven onderwerp, zonder grove fouten tegen taal en stijl.

c- De beginselen der rekenkunde ;

het nauwkeurig en vlug rekrnen, zoo met geheele getallen als met gewone en tiendeelige breuken j

de vierkants wortoltrekking;

het Nederlandsche stelsel van maten en gewichten.

d. De beginselen der stelkunde, tot en met de vierkants vergelijkingen.

e. l»e beginselen der meetkunde, bijzonder tot het berekenen van oppervlakte en inhoud zooals bij de uitvoering van werken en het opmaken van begrootingen van kosten te pas komt.

/. De beginselen der landmeetkunde, het uitbakenen van rechte en gebogen richtingen, het in kaart brengen van gedane opmetingen, en het verrichten van eenvoudige waterpassingen, tot het nemen van profillen vereischt.

lt;j. De verklaring en het gebruik van den gewonen meetketting, het meetkruis, astrolabium en boussole van het timmermans-, fleschjes- en lucht belwarerpas; alsmede de kennis van het gebruik en de correctie van een der gewone waterpas instrumenten van Becker, Lenoir, Eamsden af Trough ton.

-ocr page 27-

h. De kennis der bouwstoffen en van hare eigenschappen en gebreken benevens van de wijze zooals dezf» in den handel voorkomen.

i. De kennis van de aanwending en samenvoeging dei\' bouwstoffen, en dus van timmer- metsel- smids- en andere werken, benevens van de beginselen der burgerlijke bouwkunde.

k. De kennis van den aanleg van grint- klinker- en keiwegen, met in begrip van de daarbij voorkomende werken, als aarde- en rijswerken, duikers en bruggen.

I- Do kennis der eerste beginselen van don sluizenbouw, alsmede der waterloopkunde, toegepast op rivieren en kanalen-

m. Het rechtlijnig teekenen en hat in kaart brengen van het opgemeten terrein.

n. De aardrijkskunde van Nederland-

Tot aanbeveling zal strekken: g. Bekwaamheid in eon of ander handwerk, het als timmerman, metselaar, smid, molenmaker of rijswerker-p- Kennis der eenvoudige werktuigen.

q. De kennis der Fransche taal )•. Ervarenheid in het handteekenen-ART. 2.

Tot het examen worden alleen toegelaten Nederlanders, niet ouder dan 30, en niet jonger dun 20 jaren, van een goed zedelijk gedrag en van een gezond lichaamsgestel, zonder gebreken, die hinderlijk zijn of hen voor den dienst van opzichter ongeschikt maken.

ART. i.

Het besluit van Gedeputeerde Staten van 22 Maart 1856 (Provinciaal Blad No 12) wordt ingetrokken. \'s-HertopenloscJi, den 6 Februari 1873.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTE1N, Pe Griffier,

VAïü COOTH.

Opgenomen Prov. Blad 1873 No- 10-

-ocr page 28-

— 26 -

Dienstkringen en Standplaatsen der Opzichters van den Provincialen Waterdaat.

De Gedeputeerde Staten van Koordhrant;

Gezien het voorstel van den Hoofdingenieur van den Provincialen Waterstaat dd. 23 Augustus jl. No. 1123 tot ■wijziging van de besluiten van 20 Februari 1873 (Prov, Blad No. 11) en 15 Januari 1874 (prov. Blad No. 9) houdende aanwijzing van de dienstkringen en standplaatsen der opziohters van den provincialen V\\ aterstaat.

Hebben besloten als volgt:

lo. in te trekken de bovenaangehaalde besluiten van \'20 Februari 1873 en 15 Januaii 1854.

2o. te bepalen, dat te rekenen van den In Januari 1877, de provincie zal zijn verdeeld in tien dienstkringen, in eiken waarvan een opzichter zal geplaatst zijn, en

3o, de grenzen dier dienstkringen zoomede de standplaatsen der provinciale opzichters vast te stellen als volgt:

Iste DIENSTKRING.

Standplaats O S S.

Van het punt, waar de scheiding der gemeenten Grave en Escharen de grens der Provincie boordbrabant met Gelderland snijdt, langs deze grens tot den mond der Vieze, verder de /Hese tot de scheiding der gemeenten Engelen en \'s Hertogenhosch, langs de zuidelijke grenzen van de gemeenten \'s llertogenbosch, Rosmalen, huiand, G\'-ffen, Heesch, Sist el rode Schaijk en Reek, de oostelijke gemeente-sclieiding van Velp en Grave tot het beginpunt.

Tot dezen dienstkring behooren de Provinciale wegeu:

Van \'t Wildt naar Lithoijen, van Dijen over Oss naar Herpen, met de zijtakken naar den Maasdijk en naar den Kijksweg, van O verlang el over Reek, Zeeland, üden en Nis-telrode naar lleesch en van Vehp naar Grave.

Ilde DIENSTKRING.

Standplaats BOXMEER.

Van de scheiding tusschen de gemeenten Grave en Escharen, langs de grens der Provincie Soordbrabant met de

-ocr page 29-

Provincie Gelderland en Limburg tot de scheiding van de gemeenten Samheek en Vierlinysbeek nabij den paal genaamd de. Kleine loef, verder begrensd door de gemeenten Hal-el, Gemest, Boekei, Erp, feghel, Nistelrode, Schaijk Beek. Velp en Grave tot het beginpunt.

Tot dezen dienstkring behooren de Provinciale wegen.-

Van Grave naar Boxmeer met de zijtakken Oe^felt - Mans-veer en Oeffeit— Haps — Mil, de weg van St o\'er.\'shut over St. Anflwnis, Boxmeer en Vierliiignbeek naar de Limburgsche grens met do drie zijtakken St- Anthonis — Wanroij, Boxmeer Groot Rjksveer en Vierlitigsbeekerveer—Bakerstaai-

lilde DIENSTKRING.

Standplaats V E G H E L.

Door den Jsten er. llden dienstkring van de scheiding

der gemeente \'s /Jertogenhosrh en St. MicJiiels Gestel tot de gemeentescheiding van Ha kei on Gemert. Yerder door de gemeenten Bakel, Aarieri.vfel, Lieshout, Son en Breugel, Best, Oirschot, Boxtel, Esrh en Vught tot hot beginpunt.

Tot dezen dienstkring behooren de Provinciale wegen:

Van den Rijksweg der le klasse No 8 onder Rosmalen door Berliciim naar Peghel tot aan de kom van de gemeente üden, van Veghel over Erp, Gemert, Handel, tot aan de Stotershut, met den zijtak van Gemert naar de Beeksche brug, van Veghel over St. Oedenrode, Schijndel St. Michiels Gestel naar Vught, met don zijtak van St. Mich iels Gestel over den 1 Mengen naar Berliciim.

IVde DIENSTKRING.

Standplaats H E L MOND.

Van de scheiding der gemeenten St. Of denrode en Son door den llden en lilden dienstkring tot de grenzen met de provincie Limburg verder deze grens volgende tot de scheiding van de gemeenten Someren, en Maarheese, vervolgens door de gemeenten Maarhreze, Soerendonk, Heeze, Zes Gehuchten, Tongelre, Woensel en Best tot het beginpunt.

Tot dezen dienstkring behooren de provinciale wegen ;

Van Heeze over Someren en Asten naar de Belgische grens, van Gledrop over Mierlo en Helmond naar Deurne,

-ocr page 30-

van Udmoud over Jarlerixtel, Lieshout, St- Oedenrode en Son naar Woensel, met den zijtak Aarlerixtel — Beeksche brug.

Vde DIENSTKR1NG.

Standplaats EIND HOVE N.

Van de scheiding der gemeenten Son, Best en Woenamp;el door den IVden dienstkring tot aan de Belgische grenzen. verder deze volgende tot do scheiding der gemeenten Hoo-gemierde en Hilvareidteek, vervolgens door de gemeenten Hilvarenheek, IHessen, Oostelheers c- Oir schot en best tot het beginpunt.

lot dezen dienstkring behooren de provinciale wegen: \\ an Eindhoven over Itcusel naar de Belgische grenzen, van Leende over l\'alkensivaard en Luiksgestel naar de Belgische grenzen, van Maarheeze over Bud el naar de Belgische grenzen en van Eindhoven over Tongelre en Nuenen naar\' Lieshout-

VJ.de DIENSTKRING.

Standplaats TILBURG.

Van de grensscheiding der gemeente \'s TJertogenhosch, Cromvoirt en Engelen door den lilden, IVden en Vden dienstkring tot de Belgische grenzen nabij de Teulderhoef, verder door de Belgische grenzen tot de scheiding van de gemeenten Alphen en Goirle, van daar door de gemeenten Alphen, Gilze, Rijen, Dongen, \'s Grevelduin — Capellquot;, Vrijhoeven— Capelle, Sprang Waalwijk, Baardwijk, 1) runen. Vlijmen en Engelen tot het beginpunt-

Tot dezen dienstkring behooren de provinciale wegen ; Van Tilburg over Hilvarenbeek, Oir schot en Best naar St- Oedenrode, van 7 iliturg over Moergestel naar Oir schot, van Tilburg naar Besoijen met den zijtak van Loonopzand over Udenhout naar Moergestel

Vilde DIENSTKRING.

Standplaats HEUS DEN.

Van de Diese bij Engelen, tot het fort Crevecoeur, van daar door de scheiding van de provincie Noordbrabant met

-ocr page 31-

— 29 —

Gelderland en Zuidholland tot het Bergsche veld, verder door de gemeente Made en Dnmmelen, Ooxterhoid, \'s Gra-oemoer en Dongen en pindelijk door den Vlden dienstkring,

Tot dozen dienstkring oehooren de provinciale wegen :

Van Hemden over Meeuwen en Dussen naar Werkendam, met den zijtak Heesbeen—Drougelen, van \'s Hertogenbosch over A icmvkuik. Waalwijk, Capelle tot Raaimdonk met de 2 zijtakken van Drunen naar Heimlen en van A\'iemvkitik naar llelvoirt,

VlIIste DIENSTKRING.

Standplaat* O O S T E R IT O ü ï.

Van de scheiding der provinciën Noordhrahant en Zuidholland aan den Biesbosch, door den Vilden en Vlden dienstkring; verder langs de Belgische grenzen tot de scheiding van Rijs/tergen met Zundert, vervolgens door de gemeenten Zundert, Rurphen en Sprnndel Etten en Zevenbergen langs de scheuiing der provinciën Noordhrahant en Zuid-holland tot hot beginpunt

Do navolgende Provinciale wegen behooron tot dezen dienstkring:

Van Hooge Zwaluwe over Made, Oosterhout, \\t (Iravemoer naar Waspik met den zijtak naar Wagenberg•, van Uloenhout over Baarle Nassau naar Gilze ract zijtak naar de Belgische grenzen en van Moerdijk naar Latje Zwaluwe.

IXde DIENSTKRING.

Standplaats F IJ N A A R T.

Van de aansluiting aan den VlIIsten dienstkring op de scheiding der gemeenten Zwaluwe en Zevenhengen langs de grens der provincie Zuidholland\' tot de mond van den Steen-hergschen Vliet; verder Joor do gemeenten Sieenhergen, Oud Gastel, Ouden\'iosch. Rurphen. en Spruudel (ot den VHIsten dienstkring en vervolgens langs den Vllfsten en Vliden dienstkring tot het beginpunt.

Tot dezen dienstkring behooren de volgende provinciale wegen:

Van de Roodevaart over Zevenbergen en Leur naar de Vaartkant met zijtak van Zevenbergen naar Standdaavbuüen,

-ocr page 32-

— 30 -

van de Drie Hoefijzers over Zevenhergen. Klundert eu Ouden molen naar Willemstad, van Oudenmolen over Fijnaart en Stah ddaarhuiten naar Oud en f osch, en van daar over Hoeven naar Etten met de zytakken van Fijnaart naar Stampersyat en van de Fijnaarsche hade tot den Stoof dijk, van den Ruiyenhilschen dijk tot Steenhergeu.

Xde DIENSTKRING.

Standplaats ROSE J^DAAL.

Van at den mond van den Ste\'-nhe.rgschen Vliet door den IXden en Vlllsten dienstkring tot de Belgische grenzen en verder door deze grenzen en die met do Provinciën Zeeland en Ziiidliolland tot don Dintehnond.

Tot dezen dienslkring behooren de provinciale wegen;

Van Bergenopzoom naar Putte; van Rosemmal over Oud dastel naar Dinteloord, met den zijtak van Otcl Gastel naar Kruisland, en van Oud Gastel naar Ouden/iosch; van Halsteren naai\' Stemhergen, met zijtak van Steenbergen over Kruisland naar 11\'ouw; van Sej/pe over Rucphcn naar Zimdert.

Gegeren te \'sllertogen\'iosch, den 31 Augustus 1876.

lie Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Voorzitter.

VAN COOTH, Grif per.

Opgenomen Prov. Blad 1876 No. 19-

Algemeen Reglement voor de Water schaopen in de Pro v ine ie Noordbrabant

VOORAFGAANDE BEPALING.

ARTIKEL 1.

Voor eik Waterschap (a) wordt een bijzonder Reglement vastgesteld, tot regeling der onderwerpen waarin bij dit

(a) Al de Bijzondere Reglementen mede te deelen, zou voorzeker buiten de bedoeling dezer verzameling vallen. Daar er eeliter een paar Rivieren zijn, die bijna de geheele provincie doorsnijden, zal ik als bijlage de Bijz. Regl. van deze geven, alhoewel zij eigenlijk in deze collectie geen plaats moesten vinden.

-ocr page 33-

— 31 —

algemeen reglement niet is voorzien of waarvan het de nadere regeling voorschrijft.

EERSE AFDEELINGr.

Van de stemgeregtigheid, de zamenstelling ran het Bestuur en de Verkiezingen.

HOOFDSTUK I.

Van de Ingelanden en de Stemgeregtigheid.

ART. 2.

Ingelanden zijn alle personen, maatschappen en zedelijke ligchamen, die als eigenaars, erfpachters of vruchtgebruikers een of meer perceelen onroerend goed in het Waterschap gelegen, bezitten

Als grondbezit gelden : voor den man de eigendommen zijner vrouw; voor den vader die zijner minderjarige kinderen; voor den zoon of schoonzoon eener weduwe, die zijner moeder of schoonmoeder, op hare schriftelijke aanwijzing.

ART. 3.

Stemgeregtigde Ingelanden zijn zij, die in de Waterschappen minder groot dan 100 bunders, één bunder; in die van eene grootte van 100 tot 300 bunders, twee; in die van eene grootte van 300 tot 600 bunder, drie; en in die van eene grootte van 600 bunders en daar boven, vier bunders, bezitten.

ART. 4.

In de Waterschappen minder groot dan 100 bunders zal het bezit van één bnnder regt geven op ééne stem; van drie bunders, op twee, van zes bunders op drie stemmen; en van ieder vijftal bunders daar boven, nog op ééne stem.

In die van eene grootte van 100 tot 300 bunders, zal het bezit van twee bunders regt geven op ééne stem, van vijf bunders op twee, van negen bunders op drie. van vijftien bunders op vier stemmen, en van ieder tiental bunders daar boven nog op ééno stem.

In die van eene grootte van 300 tot 600 bunders, zal het bezit van drie bunders regt geven op ééne stem, van zeven

-ocr page 34-

— 32 —

bunders op twee; van twaalf bunders op drie, van twintig bunders op vier stemmen, en van ieder vijtiental bunders daar boven nog op ééne stem-

In die van eene grootte van GOO bunders en daar boven, zal het bezit van vier bunders regt geven op ééne stem, van negen bunders op twee. van vijftien bunders op drie. van vier en twintig bunders op vier stemmen en van ieder twintigtal bunders daar boven nog op ééne stem.

ART. 5,

Het stemregt wordt voor minderjarigen, onder curatele gestelden en afwezigen uitgeoefend door diegenen, welke hen volgens het burgerlijk regt vertegenwoordigen, en voor zedelijke ligchamen en openbare instellingen door een lid van het Bestuur dier lichamen ot instellingen daartoe schriftelijk aangewezen.

Voor hen, die eenig onverdeeld perceel bezitten, kan een hunner optreden, mits geen der medeeigenaars zich daartegen, voor het uitbrengen der stemmen, verzette.

ART. G.

Sterageregtigde Ingelanden en zij die, krachtens het vorig artikel, stemgerechtigd zijn, kunnen zich bij eene schriftelijke volmagt doen vertegenwoordigen.

Op denzelfden persoon mogen niet meer dan twee vol-magten worden verstrekt.

lie leden van het Biistuur, de Secretaris-Penningmoester de overige beambten en bed\'enden van het Waterschap, worden niet als gemagtigden toegelaten.

HOOFDSTUK II.

Van ch zamenstelling van het Bestuur.

ART. 7.

Het Bestuur van elk Waterschap bestaat uit eenen Voorzitter en uit zoo vele andere leden, onder zoodanige benaming, als het bijzonder Reglement bepaald.

ART. 8.

Het Bestuur wordt bijgestaan door eenen Secretaris-Pen-ningrneester en de verdere beambten en bedienden tot wier aanstelling door stemgeregtigde Ingelanden magtiging wordt verleend.

-ocr page 35-

— 33 —

De betrekking van den Secretaris Penningmeester kan door een besluit der vergadering van sterageregtigde Ingelanden worden gesplitst.

ART. 9.

De leden van het Bestuur worden door Sterageregtigde ingelanden benoemd.

Van elke benoeming wordt mededeeling gedaan aan Gedeputeerde Staten.

In de Waterschappen waarvan het Bestuur door den Koning moet benoemd worden, zenden sterageregtigde ingelanden, voor ieder te vervullen plaats, eene voordragt in van drie personen aan Gedeputeerde Staten.

ART. 10,

De leden van het Bestuur worden voor den tijd van zes jaren benoemd.

Een derde of zoo na mogelijk een derde van hen treedt om de twee jaren, op den In Julij at, volgens eenen door het Bestuur te maken en aan Gedeputeerde Staten mede te deelen rooster.

De aftredenden zijn dadelijk hierkiesbaar.

Die ter vervulling eener, buiten den bij den rooster bepaalden tijd opengevallen plaats benoemd is, treedt af, op het tijdstip, waarop datgene in wiens plaats hij benoemd is, moest aftreden.

ART. 11.

Wanneer in een Waterschap, het 3e lid van art. 9 niet van toepassing is en het stemrcgt door niet meer dan zes Ingelanden kan worden uitgeoefend, maken zij gezamenlijk het Bestuur uit en kiezen uit hun midden een Voorzitter

ART. 12.

De leden van Waterschapsbesturen moeten zijn stemge-regtigd, meerderjarig en in het volle genot der burgerlijke regten.

Zij moeten hunne vaste woonplaats hebben in het Waterschap of binnen drie uren van zijne grenzen.

In het bijzonder Reglement kan de bepaling worden opgenomen dat Ingelanden, die de stemgeregtigdheid missen, zonen of schoonzonen van Ingelanden en huurders of brui-

3.

-ocr page 36-

- 34 —

kers van land in bet Waterschap gelegen, tot leden van het Bestuur mogen worden benoemd ot voorgedragen, mits de overige vereischten bezittende.

ART. 13.

Bloedverwantschap of zwagerschap mag niet bestaan in den eersten of tweeden graad tusschen de leden van het Bestuur onderling, noch tusschen den Voorzitter en den Secretaris Penningmeester.

Zwagerschap, na de benoeming ontstaande, is geene reden tot aftreding, doch hjj door wiens huwelijk de zwagerschap is ontstaan is niet herkiesbaar.

Zwagerschap houdt op rede van uitsluiting te zijn door het overlijden dor vrouw, die haar veroorzaakte.

ART. 14.

Dezelfde persoon mag niet lid zijn van twee of meer Besturen van Waterschappen wier belangen met elkander strijdig zijn.

Het lidmaatschap van het Bestuur is niet vereenigbaar met de betrekking van bediende of beambte van het Waterschap.

ART. 15.

De leden van het Bestuur mogen noch middellijk noch onmiddellijk deel nemen aan aannemingen of leveringen ten behoeve van het Waterschap, aan onderhandsche pachten van goederen of inkomsten daaraan behoorende, of aan het koopen van betwiste vorderingen ten zijnen laste.

Zij mogen evenmin in regtsgedingen, waarin het quot;W ater-schap betrokken is, als advocaat of procureur optreden.

ART. 16.

De leden van het Bestuur kunnen ten allen tijde hun ontslag nemen, of, zijn zij door den Koning benoemd, vragen.

In het eerste geval zenden zij dit schriftelijk aan den Voorzitter van het bestuur en blijven in bediening tot dat aan hunne opvolgers zitting is verleend.

ART. 17.

Een lid van het Bestuur een der gevorderde vereischten verliezende houdt op lid te zijn.

-ocr page 37-

— 35 —

Handelt hij in strijd met art. 15 dan wordt zijne vervallen verklaring, of, is hij door den Koning benoemd, zijn ontslag door het Bestuur aan Gedeputeerde Staten voorgedragen.

ART. 18.

Bij wiens vervallen verklaring of ontslag, op grond van handeling in strijd met art. 15, of in de gevallen voorzien bij art. 100 heeft plaats gehad, is gedurende twee jaren, e rekenen van de dagteekening van het daartoe betrekkelijk besluit, niet tot lid van het Bestuur verkiesbaar.

ART. 19.

De Yoorzitter wordt bij afwezigheid, verhindering of ontstentenis, vervangen door het oudste lid in jaren, tenzij het Bestuur daartoe uit zijn midden een ander lid heeft aangewezen.

ART. 20.

De Secretaris-Penningmeester wordt benoemd door stem-geregtigde Ingelanden uit eene voordragt van drie personen, door het Bestuur op te maken-

In de Waterschappen waar die benoeming aan den Koning behoort, zendt het Bestuur die voordragt aan Grede-puteerde Staten

Hij wordt benoemd voor den tijd van zes jaren en is telkens herkiesbaar.

ART. 21.

De overige beambten en bedienden worden door het Bestuur, tot wederopzegging, benoemd-

ART. 22.

Tot Secretaris-Penningmeester, beambten en bedienden zijn alleen benoembaar zij, die meerderjarig en in het volle genot der burgerlijke regten zijn.

De Secretaris-Penningmeester moet zijne vaste woonplaats hebben ia het Waterschap of binnen drie uren afstands van zijne grenzen.

De artt. 14 en 15 zijn op de beambten en bedienden van toepassing.

ART. 23.

De Secretaris-Penningmeester stelt, alvorens in dienst te treden, borgtogt.

-ocr page 38-

De aard en het bedrag daarvan worden, voor zijne benoeming, door stemgeregtigJe Ingelanden, op voorstel van het Bestuur, bepaald, en kunnen op dezelfde wijze, bij aan-merkelijko verhooging of verlaging der inkomsten van het Waterschap, gewijzigd worden.

ART. 24.

De beambten en bedienden ontvangen hunne instruetien van het Bestuur.

De instructie van den Secretaris-Penningmeester wordt door stemgeregtigde Ingelanden vastgesteld op voordragt van het Bestuur-

ART. 25.

Het bestuur is bevoegd den Secretaris-Penningmeester in zijne betrekking te schorsen.

Hij kan ten allen tijde worden ontslagen.

Is hij door stemgeregtigde Ingelanden benoemd, dan geschiedt dit d ior hen op voordragt van het Bestuur; is hij door den Koning benoemd, dan wordt zijn ontslag door het Bestuur aan Gedeputeerde Staten voorgedragen.

[ie overige beambten en bedienden worden geschorst en ontslagen door het Bestuur-

ART. 26-

Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis van den Secretaris-Penningmeester of van een of meer der beambten en bedienden wordt door het Bestuur in hunne tijdelijke vervanging voorzien.

ART. 27.

Bij schorsing, ontslag of overlijden van den Secretaris Penningmeester, worden zijne boeken door den Voorzitter en een lid vaa het Bestuur gesloten, zijne kas opgenomen, en die boeken en kas, tot dat in de dienst voorzien is, bewaard.

Hiervan wordt proces-verbaal opgemaakt

HOOFDSTUK III.

Van de bezoldigingen en schadeloosstellingen.

ART. 28.

De leden van het Bestuur en de Secretaris-Penningmeester

-ocr page 39-

— 37 -

genieten eene jaarwedde en eene schadeloosstelling bjj het voeren van schouwen, die in het bijzonder Reglement vastgesteld worden.

Op gelijke wijze wordt het hoogste bedrag bepaald dei-in rekening te brengen huishoudelijke kosten van het Bestuur.

De bezoldigingen en schadeloosstellingen der overige beambten en bedienden worden door stemgeregtigde Ingelanden, op voordragt van het Bestuur vastgesteld.

HOOFDSTUK IV.

Van de lijst der stemgeregtigde Ingelanden.

-ART. 29.

Een lijst van de stemgeregtigde Ingelanden wordt door het Bestuur opgemaakt en jaarlijks, in de eerste helft der maand January, herzien.

De lijst vermeldt de namen en voornamen der Ingelanden, het bundertal dat zij bezitten en het getal stemmen dat door ieder hunner uitgebragt kan worden.

Zij wordt, voor het einde der maand Januarij, gedurende veertien dagen, ter inzage van Ingelanden gelegd.

Taarvan geschiedt openbare kennisgeving.

ART. 30.

Ieder Ingeland, die vermeent dat de lijst niet naauwkeu-rig is opgemaakt, heeft gedurende den tijd dat zij ter inzage ligt, het regt zijne bezwaren bij het Bestuur schriftelijk in te brengen.

ART. 31.

Het Bestuur beslist over de bezwaren binnen veertien dagen nadat zij zijn ingebragt, verbetert de lijst, indien daartoe termen zijn, en geeft van zijne beslissing terstond kennis aan den belanghebbende.

ART. 32.

Gedurende acht dagen, te rekenen van den dag waarop die beslissing ter zijner kennisse is gebragt, kan de belanghebbende die daarin niet berust, bij Gedeputeerde Staten in beroep komen

ART. 33.

Gedeputeerde Staten doen, zoodra mogelijk, uitspraak en

-ocr page 40-

— 38 —

geven van hunne beschikking kennis aan het Bestuur en aan den belanghebbende.

.4KT. 34.

Bij overgang van eigendom, erfpacht ot vruchtgebruik kan de nieuwe verkrijger vorderen dat hij, dadelijk, als stemgeregtigde op de lijst gebracht of dat het aantal stemmen waartoe hij geregtigd is, gewijzigd wordt.

De namen dergenen die, ten gevolge van zoodanigen overgang het stemregt verloren hebben, worden tevens op de lijst doorgehaald.

AET. 35.

De lijst blijft voortdurend van kracht, behoudens de wijzigingen daarin te brengen bij de jaarlijksche herziening of volgens artt. 31, 33 en 34.

HOOFDSTUK V.

Van de verkiezingen.

ART. 36.

De verkiezing, ter vervulling van de plaatsen, die door aftreding open vallen, geschiedt bij het doen van rekening, en die, ter vervulling van tusschen tijds open vallende plaatsen, binnen zes maanden na dat open vallen op een door het Bestuur te bepalen dag.

Zij worden gehouden terzelfde plaatse als de vergaderingen van stemgeregtigde Ingelanden, en ten minste veertien dagen bevorens bekend gemaakt door afkondiging en aanplakking in de gemeenten waarin het Waterschap gelegen is.

ART. 37.

De Voorzitter wijst twee leden van het Bestuur, of, bij ontstentenis van deze, twee stemgeregtigde Ingelanden aan, die met hem het bureau van stemopneming uitmaken.

Zij beslissen over de waarde der stembriefjes en over de geschillen die zich bij de stemming opdoen.

De redenen waarom een stembriefje van onwaarde is verklaard, worden door den Voorzitter onmiddelijk bekend gemaakt.

ART. 38.

Alle verkiezingen geschieden met door het Bestuur gewaarmerkte briefjes.

-ocr page 41-

1

— 39 —

Elk Ingeland of diegene, welke hem regtens of krachtens volmagt vertegenwoordigt, ontvangt bij de stemming, voor ieder uit te brengen stem, één stembriefje.

ART. 39.

Voor ieder persoon wordt afzonderlijk gestemd.

Bij eene eerste stemming wordt de volstrekte meerderheid der uitgebragte stemmen gevorderd.

Wanneer daarbij geene volstrekte meerderheid beslaat, heeft onmiddelijk eene tweede vrije stemming plaats-

Is ook bij deze geene volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt de stemming bepaald tot de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen, of, zijn de meeste stemmen tusschen meerdere personen verdeeld, tot allen, die aldus de meeste stemmen hebben erlangd. Ook hierbij geene volstrekte meerderheid van steramen verkregen zijnde, heeft er eene vierde stemming plaats over de twee personen, die bij de derde stemming de meeste stemmen hebben erlangd.

Indien bij de derde of vierde stemming de stemmen staken beslist het lot.

ART. 40.

Terstond na den afloop der stemming wordt door Jen Voorzitter bekend gemaakt het getal der briefjes die, na aftrek der van onwaarde verklaarde, in aanmerking komen, en het getal stemmen op iederen persoon uitgebragt.

Van de stemming wordt een proces verbaal opgemaakt waarin het bovenstaande vermeld wordt.

Eene lijst der gestemd hebbende Ingelanden, met aanduiding van de namen der gemagtigden, wordt bij het proces verbaal gevoegd.

l)e stembriefjes worden een jaar bewaard en vervolgens vernietigd.

ART. 41.

De benoemde, die bij de stemming tegenwoordig is, verklaart binnen acht dagen, en hij, die niet tegenwoordig is, binnen veertien dagen na ontvangst van het berigt zijner benoeming of hij die aanneemt.

Hij wordt, laat hij dien tijd zonder kennisgeving voorbij gaan, geacht de benoeming niet aan te nemen-

-ocr page 42-

— 40 —

ART. 42.

Ieder die bij de verkiezing heeft gesterad, kan ter zake van onregelmatigheid, die daarbij heeft plaats gehad, binnen acht dagen na de verkiezing, schriftelijk voorziening vragen bij Gedeputeerde Staten-

Gedeputeerde Staten, de ingebragte bezwaren gegrond bevindende, vernietigen de gedane keuze bij een met reden omkleed besluit.

TWEEDE AFDEELING.

Van het besturen van het Waterschap, de schuld-pligtigheid, de begrooting en rekening en het toezigt van Gedeputeerde Staten

HOOFDSTUK I.

Van het houden en de orde der vergaderingen.

ART. 43.

Alle vergaderingen worden door den Voorzitter belegd, die van het Bestuur ten minste tweemaal 24 uren en die van sterageregtigde Ingelanden ten minste acht dagen voor elke bijeenkomst.

In spoed eischende gevallen kan dit binnen den bepaalden tijd geschieden.

ART. 44.

De vergaderingen van sterageregtigde Ingelanden worden gehouden op de plaats in het bijzonder Reglement vermeld en die van het Bestuur ter plaatse door den Voorzitter aan te wijzen

De bijeenroeping der vergaderingen van het Bestuur geschiedt bij brieven, en die der vergaderingen van sterageregtigde ingelanden op de wijze in het bijzonder Reglement bepaald.

In elk geval worden de te behandelen onderwerpen daarbij vermeld.

Onderwerpen, bij de oproeping niet vermeld, worden niet behandeld, tenzij twee derde der tegenwoordige leden of der vertegenwoordigde stemmen daartoe hunne toestemming geven.

-ocr page 43-

— 41 —

ART. 45.

De Yoordtter is verpligt eene vergadering te beleggen op aanschrijving van Gedeputeerde Staten en wanneer dit door twee leden van het Bestuur of door stemgeregtigde Ingelanden, vertegenwoordigende een tiende der in het Waterschap uit te brengen stemmen, schriftelijk, met opgave der onderwerpen die in beraadslaging zullen komen, wordt verzocht.

Zoodanige vergadering wordt binnen acht dagen belegd.

ART. 46.

Het Bestuur neemt geen besluit, zoo niet meer dan de helft der leden tegenwoordig is.

AET. 47.

In het geval bij het vorig artikel bedoeld, wordt, ter behandeling van de zaken waartoe de vergadering was bijeen geroepen eene nieuwe vergadering belegd.

In die vergadering beslissen de tegenwoordig zijnde leden.

ART. 48.

In alle vergaderingen wordt, over zaken, mondeling bij hoofdelijke oproeping gestemd, en, over personen, met be-slotene en ongeteekende brietjes-

Alle besluiten worden bij meerderheid der uitgebragte stemmen genomen-

In do vergaderingen van stemgeregtigde Ingelanden worden daarbij de bepalingen van art 4 gevolgd.

Indien de stemmen staken beslist de Voorzitter.

Bij benoemingen of voordragten ter benoeming komt art. 39 in toepassing.

ART. 49.

De leden van het Bestuur onthouden zich van mede stemmen over zaken die hen, hunne echtgenooten of hunne bloed- of aanverwanten, tot den derden graad ingesloten, persoonlijk aangaan.

HOOFDSTUK II.

Van de stemgeregtigde Ingelanden

ART. 50.

Aan de stemgeregtigde ingelanden is, onverminderd het

-ocr page 44-

— 42 —

bepaalde bij de artt. 8, 6, 11, 20, 23, 24 en 28 opgedragen :

a. Het onderzoeken en vaststellen der begrooting en der rekening en de beslissing omtrent alle daar tegen ingebragte bezwaren ;

h. de bepaling van het bedrag der omslagen;

c. het bepalen der uitvoering en der wijze van uitvoering van nieuwe en buitengewone werken, behoudens de goedkeuring des Konings waar die wordt vereischt;

d. het besluiten tot het aankoopen van onroerend goed en aangaan van geldleeningen ten behoeve van het Waterschap het ruilen, vervreemden en bezwaren van zijne eigendommen ;

e. het verleenen van magtiging tot het onderhands verkoopen, verpachten of verhuren of tot onderhandsche aanbesteding of uitvoering in eigen beheer, in de gevallen bedoeld bij artt 55 en 56;

ƒ. het verleenen van uitstel, vermindering of kwijtschelding aan koopers, pachters, huurders en bruikers of aan hen die hebben aangenomen iets te doen of te leveren ten behoeve van het Waterschap ;

g. het besluiten tot het al of niet voeren van regtsge-dingen, en het aangaan van dadingen; — uitgezonderd waar het geldt het nemen van voorloopige maatregelen, of de invorderingen van kooppenningen, pachten of huren;

h. het vaststellen van de wijze en de voorwaarden waarop het geheel of gedeeltelijk onderhoud van dijken door de daartoe verpligten kan worden afgekocht;

i. de goedkeuring van alle overeenkomsten van blijvenden aard ten laste van het Waterschap.

HOOFDSTUK III.

Van het Bestuur.

ART. 51.

Het Bestuur vertegenwoordigt het Waterschap bij alle handelingen in en buiten regten en neemt alle maatregelen, vereischt tot bewaring, verzekering en handhaving van zijne regten en belangen.

-ocr page 45-

— 43 —

ART. 52.

Het maakt de keuren of politieverordeningen die in het belang van het Waterschap vereischt worden en stelt de verordening regelende hare afkondiging vast, met inachtneming der bepalingen van het Provinciaal Reglement van den lln November 1856 (Provinciaal Blad No- 25)

ART. 53.

Het zorgt voor de uitvoering van de besluiten van stemgeregtigde Ingelanden en beslist de geschillen over die uitvoering ontstaan.

ART. 54.

Het is belast met het voorbereiden van al hetgeen in hunne vergadering ter overweging en beslissing gebragt moet worden, en gehouden haar inlichtingen te geven, die zij verlangt,

ART. 55.

Het beheert de eigendommen van het Waterschap.

Alle verkoopingen, verpachtingen en verhuringen geschieden in het openbaar, tenzij stemgeregtigde Ingelanden hebben bepaald dat dit onderhands zal mogen geschieden.

ART. 56.

Het zorgt voor het onderhoud van alle werken en is belast met uitvoering van alle nieuwe of buitengewone door stemgeregtigde Ingelanden aangewezen werken.

Alle uit te voeren werken, alsmede de leverancien, waarvan de vermoedelijke kosten het in het bijzonder Reglement bepaald bedrag te boven gaan, worden in het openbaar aanbesteed, hiervan kan worden afgeweken, indien de vergadering van stemgeregtigde Ingelanden magliging tot on-derhandsche aanbesteding ot uitvoering in eigen beheer verleend heeft.

ART. 57.

Het beveelt de uitvoering van alle gewone of buitengewone werken, die het in het belang van het Waterschap noodig acht, voor zooveel Ingelanden of anderen daartoe verpligt zijn-

Het is gehouden, jaarlijks, zoo tijdig mogelijk de te maken sieringen tot herstel der dijken en andere zee- en rivierwaterkeerende werken aan Gedeputeerde Staten tor

-ocr page 46-

— 44 —

goedkeuring in te zenden, met opgaaf van hetgeen daaraan ten kosie moet worden gelegd en met aanduiding van datgene hetwelk gewoon onderhoud en dat, hetwelk buitengewone herstellingen of nieuwen aanleg betreft-

Het is bevoegd om die werken, bij weigering of nalatigheid en bij dringend of dreigend gevaar, ten koste van hen die daartoe verpligt zijn, overeenkomstig de bestaande wettelijke bepalingen te doen uitvoeren.

ART. 58.

Het bepaald waar de aarde tot het maken, verleggen, verbeteren of hérstollen van dijken en kaden moet worden gehaald, met inachtneming van de bestaande verordeningen en wettelijke bepalingen

ART. 59.

Het is bevoegd, bij dringend of dreigend gevaar, overeenkomstig de bestaande wettelijke bepalingen, voorwerpen tot waterkeering benoodigd, welke zich in den omtrek bevinden en aan derden toebehooren, ten behoeve van het quot;Waterschap tot zich te nemen.

ART. 60.

Het doet, bij dringend of dreigend gevaar, alle, ook nieuwe en buitengewone werken, die in het belang van het Waterschap vereischt worden ook zonder vooraf verleende magtiging of goedkeuring, op de wijze die het raadzaam oordeelt, uitvoeren.

Het is in zoodanige gevallen, verpligt daarvan aan stem-geregtigde Ingelanden en aan Gedeputeerde Staten, ten spoedigste kennis te geven

ART. 61.

Het is belast met het toezigt en het schouw voeren over alle werken die het belang van het Waterschap raken, onverschillig door wien of ten wiens kosten zij worden gemaakt of onderhouden.

ART. 62.

Het beveelt de opruiming van al hetgeen binnen den kring van het Waterschap, in strijd met de wettelijke verordeningen, ten zijnen nadeele is gedaan, geplaatst of gemaakt.

Het is bevoegd om die opruiming op dezelfde wijze,

-ocr page 47-

— 45 —

zoowel bij weigering of nalatigheid als bij dringend of dreigend gevaar, te doen uitvoeren ten koste van hen die daartoe verpligt zijn.

ART. 63.

liet ziet toe op het beheer der inkomsten en uitgaven van het Waterschap.

Het bepaalt den tijd wanneer en de termijnen waarin de aanslagen betaald worden.

Het besluit tot de geregtelijke invordering van omslagen, pachten en huren.

Het neemt de boeken en kas van den Secretaris-Penningmeester op, zoo dikwijls het dit noodig acht

Het zorgt dat hij behoorlijk borg stelle en dat de borg-togt voortdurend voldoende zij.

ART. 64.

Het bepaald het bedrag der kosten die betaald moeten worden ter verkrijging van alle het Waterschap rakende stukken.

ART. 65.

Het is verpligt de begrootingen van inkomsten en uitgaven op te maken, de rekening en verantwoording van den Secretaris Penningmeester op te nemen en deze stukken ter vergadering van stemgeregtigde Ingelanden over te leggen, overeenkomstig de bepalingen van dit Reglement.

ART. 66.

Het regelt en bestuurt het huishouden van het Waterschap en voorziet in alles waarvan de regeling en beslissing niet aan stemgeregtigde Ingelanden is voorbehouden.

ART. 67.

Het is verpligt uitvoering te geven aan de bevelen en de beslissingen des Konings en van Gedeputeerde Staten ter uitvoering van wetten, algemeene maatregelen van inwendig bestuur of wettelijke verordeningen, gegeven en genomen, behoudens beroep op den regter, in do gevallen, voorzien bij de wet van 12 Juhj 1855 Staatsblad No. 102.

Het is mede verpligt aan d«n Commissaris d-es Konings de door hem verlangde inlichtingen te verstrekken-

-ocr page 48-

— 46 —

HOOFDSTUK IV

Van den Voorzitter.

ART. 68.

Aan den Voorzitter is het onmiddelijk toezigt en dage-lijksch beheer opgedragen.

Hij zit voor in de vergaderingen van het Bestuur en van stemgeregtigde Ingelanden-

ART. 69.

Hij is belast met de uitvoering der besluiten van het Bestuur en zorgt, zooveel van hem afhangt, dat het aan zijne verpligtingen voldoet.

ART. 70.

Hij ontvangt en opent alle aan het Bestuur of aan stemgeregtigde Ingelanden gerigte stukken.

Hij teek ent alle stukken die van het Bestuur of van stemgeregtigde Ingelanden uitgaan.

ART. 71.

Hij heeft het toezigt op de benmbten en bedienden van het Waterschap.

ART. 72.

Op zijnen naam worden alle regtsgedingen, waarin het Waterschap als eischer of verweerder optreedt, gevoerd en ten einde gebragt.

ART. 73.

Hij neemt in afwachting van de beslissing van het Bestuur of van stemgeregtigde Ingelanden, omtrent het al of niet voeren van een regtsgeding, de maatregelen die noodig zijn tot bewaring der regten van het Waterschap.

ART. 74.

De dwangbevelen door den Secretaris-Penningmeester voor invorderbare omslagen, lasten, of kosten afgegeven, worden door hem uitvoerbaar verklaard.

ART. 75.

Hij is verpligt, om, wanneer de dwang der omstandigheden geene voorafgaande bijeenroeping van het Bestuur gedoogt, op eigen gezag al die maatregelen te nemen en te doen uitvoeren, waartoe het Bestuur bevoegd is, en die

-ocr page 49-

— 47 —

bij dringend of dreigend gevaar, in het belang van het Waterschap gevorderd worden.

Hij is gehouden van het door hem verrigte ten spoedigste aan het Bestuur kennis te geven

HOOFDSTUK V.

Van den Secretaris Penningmeester en de verdere beambten en bedienden.

ART. 76.

De Secretaris-Penningmeester woont alle vergaderingen bij en houdt aanteekening van de handelingen en besluiten.

Hij is den Voorzitter in de uitvoering der genomene besluiten behulpzaam.

De stukken die van het Bestuur en van stemgeregtigde Ingelanden uitgaan worden door hem mede onderteekend.

ART. 77.

Hij is beslast met de uitvoering van al de ontvangsten en inkomsten van het Waterschap en zorgt dat die behoorlijk geschiede.

Door hem worden alle betalingen uit de kas van het Waterschap gedaan, op bevelschriften door den Voorzitter en een der leden van het Bestuur onderteekend.

Hij is aan het Bestuur verantwoording schuldig wegens alle door hem gedane ontvangsten en uitgaven en zorgt voor de tijdige indiening zijner rekening en verantwoording.

ART. 78.

Hij bewaart het archief van het Waterschap.

Alle afschriften en uittreksels van stukken worden door hem, op last of met voorkennis van het Bestuur, afgegeven en onderteekend.

ART. 79.

De beambten en bedienden zijn verpligt, behoudens hunne instructie, de bevelen van den Voorzitter, de dienst van het Waterschap betreffende, na te komen

HOOFDSTUK VI.

Van de schuldpligtigheid en de omslagen.

ART. 80.

De omslagen worden gedragen door allen binnen het Waterschap gelegen perceelen, behoudens tegenbewijs.

-ocr page 50-

— 48 —

ART. 81.

Zij worden volgens de kadastrale grootte, imnders-gewijze gedragen.

In het bijzonder Reglement kunnen echter voor de heffing en verdeeling der omslagen andere grondslagen worden vastgesteld,

ART. 82.

[n de omslagen worden niet betrokken de eigendommen van den Staat, de Provincie of de Gemeente, die uitsluitend en bij voortduring tot publieke dienst bestemd zijn.

ART. 83.

In ieder Waterschap bestaat een logger inhoudende: lo. De aanwijzing van perceelen in het quot;Waterschap, met vermelding der kadastrale indeeling en inhoudsgrootte;

2o. de namen en woonplaatsen der eigenaren, erfpachters en vruchtgebruikers;

3o. den geheelen of gedeeltelijken vrijdom der perceelen; 4o. indien in het Waterschap de omslagen niet bunders-gewijze naar de kadastrale grootte gedragen worden, den voet waarop de heffing of verdeel ing geschiedt; en

5o. de opgave van alle verdere lasten van blij venden aard, waarmede de perceelen ten behoeve van het Waterschap bezwaard zijn.

ART. 83.

In de Waterschappen waar het onderhoud der dijken, geheel of gedeeltelijk, ten laste van dijkgeslaagden is, wordt bovendien een register aangelegd, inhoudende;

a. De perceelen die met het geheel of gedeeltelijk onderhoud der dijken zijn belast, met opgave van hunne ligging en kadastrale omschrijving;

h. de namen van de eigenaren, erfpachters of vruchtgebruikers dier perceelen; en

c. het dijkvak, met welks onderhoud de perceelen belast zijn, met aanduiding der lengte en verdere bijzonderheden die tot de kennis van den aard en de uitgestrektheid van dat onderhoud dienstig of noodig zijn.

Is het hier bedoeld onderhoud ten laste van Gemeenten of Waterschappen, dan wordt daarvan in het register aan-teekening gemaakt, met de opgave onder c vermeld.

-ocr page 51-

- 49 —

ART. 85.

In de leggers en registers bij het vorig artikel vermeld, worden jaarlijks in de maand December de noodig bevon-dene wijzigingen gemaakt.

Zij die op den In Januarij daarin bekend staan als eigenaars, erfpachters of vruchtgebruikers of zijn aangewezen als gehouden tot geheel of gedeeltelijk onderhoud van dijken, worden, als schuldpligtig voor dat jaar aangemerkt, behoudens tegen bewijs.

ART. 86.

Een ieder kan tegen betaling der kosten uittreksels uit de leggers en registers vorderen.

ART. 87.

Aan iederen schuldpligtige, of indien hij niet in da gemeente woont waarin het Waterschap golegen is, aan zijnen gemagtigde, pachter of bruiker wordt een aanslag billet gezonden.

Het vermeldt:

lo. Het dienstjaar, de bundertallen waarover de aanslag wordt gevorderd, den aanslag voor het bunder en het geheel bedrag van het verschuldigde; en

2o. den tijd waarop, de termijnen waarin, en do plaats waar, de omslag moet worden voldaan.

HOOFDSTUK VII.

Van de begrooting en rekening.

ART. 88.

Het dienstjaar ran het Waterschap loopt van den eersten Januarij tot den laatsten December.

ART. 89.

De begrooting en rekening vermelden alle inkomsten en uitgaven van het dienstjaar.

Zij worden voor hare vaststelling, gedurende veertien dagen, ten kantore van den Secretaris Penningmeester, ter inzage van Ingelanden neergelegd.

Hiervan geschiedt openbare kennisgeving.

ART. 90.

Van elk beheer, waarvoor een afzonderlijke omslag wordt

4.

-ocr page 52-

— 50 —

vereischt, wordt eene afzonderlijke begroeting opgemaakt en afzonderlijk rekening gedaan.

ART. 91.

De rekening en verantwoording van het afgeloopen dienstjaar wordt aan de vergadering van stemgeregtigde Ingelanden gedaan voor den In Julij daaraanvolgende, op den tijd in het bijzonder Reglement bepaald.

ART. 92.

Jaarlijks op denzelfden dag, waarop de rekening en verantwoording van het verloopen dienstjaar geschiedt, wordt de begrooting van inkomsten en uitgaven voor het loopende dienstjaar aan de vergadering van stemgeregtigde Ingelanden aangeboden.

ART. 93.

Voor waterschappen wier geldelijk beheer van zeer weinig omvang is, kan in het bijzonder Reglement worden bepaald, dat de begrooting en de rekening over meer dan een dienstjaar zullen loopen-

ART. 9-t.

Buiten de vastgestelde begrooting kunnen, behoudens in geval van dringend of dreigend gevaar, geene uitgaven worden gedaan, dan krachtens voorafgaande magtiging van stemgeregtigde Ingelanden.

HOOFDSTUK VUL

Van het toezicjt van Gedeputeerde Staten.

ART. 95.

Gedeputeerde Staten hebben het regt om van het Bestuur en van stemgeregtigde Ingelanden alle inlichtingen te vragen en de overlegging van aile stukken en bescheiden te vorderen, die, na hun oordeel, voor de uitoefening van het hun opgedragen toezigt vereischt worden.

ART. 96.

Zij schorsen en vernietigen alle besluiten van het Bestuur en van stemgeregtigde Ingelanden, die met de wet, met dit of het bijzonder Reglement of andere wettig bestaande verordeningen in strijd zijn, of kunnen strekken ten nadeelen van den algemeenen Waterstaat, of van dien van andere»

-ocr page 53-

Waterschappen, of waarbij het algemeen belano van het Waterschap blijkbaar wordt benadeeld-

ART. 97.

Aan hunne goedkeuring zijn onderworpen:

a. De keuren of verordeningen van politie;

h. de besluiten omtrent het koopen, ruilen, vervreemden en bezwaren van onroerende goederen en die waarbij de wijze en de voorwaarden van afkoop van het onderhoud der dijken worden vastgesteld ;

c. het aangaan van geldleeningen ;

d. het maken van nieuwe zee- ot\' rivierwaterkeerende werken of van verandeiingen in de bestaande, voor zoover de magtiging van het hooger Bestuur daartoe niet wordt vereischt;

e. het voeren van regtsgedingen en het aangaan van dadingen in art- 50 bedoeld; en

f- de overeenkomsten met andere Waterschappen of met (lemeentebesturen, betreifende den Waterstaat van het Waterschap. het onderhoud van werken of gemeenschappelijke belangen.

ART. 98,

Zij beslissen de geschillen omtrent de toepassing van dit ot het bijzonder Eeglement, die over het maken of onderhouden van werken en die tusschen het Bestuur en de vergadering van stemgeregtigde Ingelanden of tusschen Waterschaps Besturen onderling, voor zooverre de beslissing daaromtrent niet bij de wet of bij wettelijke verordeningen aan anderen is opgedragen.

Zij zijn bevoegd, om, wanneer de Voorzitter, het Bestuur of stemgeregtigde Ingelanden weigeren of nalatig zijn te voldoen aan de voorschriften van dit of het bijzonder Reglement, van wetten ot algemeene maatregelen van inwendig Bestuur of andere wettelijke verordeningen, tot welker uitvoering zij verpligt zijn, die te doen uitvoeren.

ART. 99.

Zij worden geacht het besluit goed te keuren, waarop bij stemgeregtigde Ingelanden of bij het Bestuur, binnen eene maand na de aanbieding ter goedkeuring, geene beslissing of geen berigt de beslissing verdagende ontvangen is.

-ocr page 54-

De beschikking waarbij zij eene benoeming of een besluit van stemgeregtigde Ingelanden of van het Bestuur schorsen of vernietigen, eene gevraagde goedkeuring weigeren of omtrent een geschil uitspraak doen, is met redenen omkleed.

Van die beschikking en tegen door hen verleende goedkeuring kan, binnen ééne maand na de kennisgeving, beroep bij den Koning worden ingesteld.

ART. 100.

Zij zijn bevoegd, om,^onverminderd het bepaalde bij art, 17, de leden van het Bestuur te schorsen en van hunne betrekking vervallen te verklaren, of indien zij door den Koning benoemd zijn, hun ontslag aan den Koning voor te dragen, op grond van: aanhoudend of verregaand pligtver-zuim en weigering of nalatigheid om zich overeenkomstig de beschikkingen van den Koning of van Gedeputeerde IStaten, ter uitvoering van wetten, algemeene maatregelen van inwendig bestuur of wettelijke verordeningen genomen, te gedragen of daaraan gevolg te geven, uitgezonderd in de gevallen voorzien bij de wet van 12 Julij 1855 (Staatsblad No- 102.)

Zij zijn in zoodanige gevallen verpligt om den belanghebbende vooraf te hooren en deze kan van hunne beschikking bij den Koning in beroep komen.

HOOFDSTUK IX.

Van het bijzonder Reglement.

ART. 101.

Het bijzonder Reglement houdt in:

a. De aanwijzing der grenzen van het Waterschap;

h. het getal leden van het Bestuur en de benaming van den Voorzitter en der andere leden;

c. de bepaling, bedoeld bij art. 12, voor zooverre de stemgeregtigheid, bij art. 3 gevorderd, niet voldoende geacht wordt;

d. de bezoldiging en sohadeloosstelling aan den Voorzitter, de leden van het Bestuur en den Secretaris Penningmeester toe te kennen ;

-ocr page 55-

e. Het hoogste bedrag der huishoudelijke kosten van het Bestuur;

f. de plaats waar en de wijze waarop de vergaderingen van stemgeregtigde Ingelanden gehouden en bijeen geroepen worden;

g. Den dag waarop jaarlijks rekening en verantwoording van hel afgelocpcn dienstjaar aan stemgeregtigde Ingelanden gedaan wordt;

h. de bepaling van het bedrag bij art. 56 bedoeld;

i. de wijze waarop door heriiestuur kennisgeving geschiedt van het voeren van schouwen en het ter inzage leggen van stukken;

1c. de regeling der schuldpligtigheid, indien de omslagen niet volgens de kadastrale grootte, bunders-gewijze gedragen kunnen worden;

l. de regeling der uitdeelingen, waar die plaatshebben;

m- de verdere bepalingen waarin het algemeen Reglement niet voorziet, die in het belang van het Waterschap noodig geacht worden.

OVERGANGSBEPALINGEN.

ART. 102.

De thans in bediening zijnde Besturen blijven voortduren tot dat zij vervangen zijn volgens^de bepalingen van dit en van het bijzonder Reglement.

Die vervangingquot;geschiedt in elk Waterschap binnen twee maanden na de vaststelling van het bijzonder Reglement.

De rooster, volgens welken de aftreding der leden van het Bestuur geregeld wordt, komt voor het eerst in werking op den eersten\'Julij van het tweede jaar,], volgende op dat, waarin zij in dienst zijn getreden.

Het lot bepaaltjden\'tijd, waarop elk^lid van^het Bestuur naar den rooster aftreedt

De Secretaris Penningmeester blijft^ in zijne betrekking gedurende den tijd, waarvoor hij is aangesteld, en de verdere beambtenquot;; |en^bcdienden tot dat zij, volgens het voorschrift van dit Reglement, vervangen zijn.

ART. 103.

De leden\' van hetquot; Bestuur\'en \' dequot; Secretaris\'Penningmeester behouden hunne bezoldigingen tot op het tijdstip

-ocr page 56-

— 54

van het in werking komen van liet bijzonder Eeglement,

en de verdere beambten en bedienden tot dat daarin, volgens de bepalingen van het algemeen Reglement, is voorzien. 1 Die voorziening geschiedt In de eersie vergadering van o111\' stemgeregtigde Ingelanden, na het in werking komen van het het bijzonder Eeglement. ^

ART. 104.

Binnen drie maanden na de afkondiging van dit Reglement, ontwerpen de thans bestaande Besturen het voor ieder quot;Waterschap voorgeschreven bijzonder Reglement en J*1

leggen dit, gedurende veertien dagen, ter inzage van 111

Ingelanden. di

Van dit ter inzage leggen geschiedt openbare kennis- i1

geving. o

Ingelanden kunneu hunne bezwaren daar tegen schriftelijk inbrengen, bij Gedeputeerde Staten of bij het Bestuur; v

binnen drie weken, gerekend van den dag waarop de ontwerpen ter inzage zijn gelegd.

De Besturen zenden do ontwerpen binnen eene maand, gerekend van den dag waarop zij ter inzage zijn gelegd, met de daar tegen ingekomen bedenkingen aan Gedeputeerde Staten die met het door hen noodig gekeurde wijziging ter vaststelling aan de vergadering der Provinciale Staten voorgedragen.

AEÏ. 105.

hujeirokken en vervangen door art. 9 en G van het lieylement 1S78 — Juli 3 — Pr. BI. No. 23, zie aldaar.

ART. 106.

Gedeputeerde Staten nemen de voorzieningen, die, tot het in werking komen en de volledige toepassing van dit en het bijzonder Reglement, vereischt worden,

SLOTBEPALING EK

ART. 107.

Dit Reglement komt in werking drie maanden na do afkondiging in het Provinciaal Blad van Noordbrabant.

m

-ocr page 57-

ART. 108.

Aan de bepalingen, in dit Eeglement vervat, zijn niet onderworpen het Heemraadschap van de Mark en Dintel, het Beemraadschap van den Eosendaalschen en Steenhergsclien Vliet en het quot;Waterschap voor de Oude Maas.

ART. 109.

Bij het in werking komen van dit Eeglement vervalt het Reglement op het beheer der dijken en Polders in deze Provincie van 24 Februari] 1746 (Provinciaal Hlad Jso. 60) met de daarin gebragte wijzigingen, en zijn mede alle met dit algemeen Reglement strijdige bepalingen, voorkomende in bestaande Reglementen, octrooijen, ordonnanciën, keuren of dergelijke vervallen.

Bij het in werking komen van het bijzonder Reglement vervallen alle overige bepalingen van Bestuur, zonder eenige uitzondering.

Aldus ^ astgesteld door de Provinciale Staten van Noord-hrdbant.

\'s-Hertogenhosch, den 9 November 1861.

P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Voorzitter.

VAN COOTH, Griffier.

Behoort bij het Koninkl. Besl. van den 4 Jan- 1862 No. 101,

Mij bekend.

De Minister van Binnenlandsche Zaken, S. VAN HEEMSTRA.

Goedgekeurd bij K. B. van 4 Jan- 1862 No- 101, en opgenomen Prov, BI 1862 No- 1.

Provinciaal Regiemod houdende bepalingen ten aanzien van het maken van keuren of verordeningen van politie door waterschapsbesturen in ïs oordbrabant.

I\'e staten van Noordhrabant, overwegende dat ingevolge art. 1 der Wet van 12 Julij 1855, Staatsblad No, 102, de

-ocr page 58-

— 56 —

besturen van Waterschappen tegen overtreding der keuren of verordeningen van policie, door hen krachtens de hun toegekende of tot hiertoe wettig uitgeoefende hevoegdheid gemaakt of te maken, straf kunnen bedreigen ; dat het tot wegneming van allen twjjfel over de vraag of en welke Waterschapsbesturen in Noor dhr ahant die bevoegdheid hebben, noodig is toegeschenen, voorzieningen te maken.

Hebben besloten als volgt:

ARTIKEL 1.

De besturen der onder verschillende benamingen in de Provincie bestaande Waterschappen, maken keuren of policie-verordeningen over onderwerpen van Waterschaps-policie, waarvan de zorg aan hen is toevertrouwd.

ART. 2.

De keur of verordening van policie wordt, na door het Waterschapsbestuur voorloopig le zijn vastgesteld, gedurende ten minste veertien dagen, voor een ieder ter lezing nedergelegd. — Yan dat nederleggen geschiedt openbare kennisgeving.

üinnen vermelden tijd kan elk belanghebbende bezwaren bij het Waterschapsbestuur inbrengen. — Worden de bezwaren mondeling ingebragt, dan worden deze in een door den Secretaris op te maken Proces-Verbaal vervat.

De belanghebbende, die bezwaren heett ingebragt. ontvangt binnen veertien dagen na het verstrijken van dien termijn, mededeeling van de beslissing van het Waterschapsbestuur.

Het Waterschapsbestuur stelt de keur of verordening van policie vast binnen dertig dagen na afloop van den in de eerste zinsnede van dit artikel bedoelden tijd; zij wordt na die vaststelling gedurende ten minste veertien dagen voor een ieder ter lezing nedergelegd; van dat nederleggen geschiedt openbare kennisgeving.

Elk belanghebbende kan binnen dien tijd zijne bezwaren bij Gedeputeerde Staten inbrengen.

Het Waterschapsbestuur zendt de keur of verordening van policie, nadat zij vastgesteld is en gedurende veertien dagen ter lezing heeft gelegen, met de daartegen inge-bragte bezwaren, vergezeld van zijne beschouwingen om-

-ocr page 59-

— 57 —

trent die bezwaren en van de daarop genomen beslissing, aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring in.

ART. 3.

De door hen vastgestelde keuren verbinden niet, dan nadat zij behoorlijk zijn afgekondigd.

AKT. 4.

De keur of policie-verordening wordt door den Voorzitter van het quot;Waterschapsbestuur afgekondigd, binnen veertien dagen na de dagteekening van de goedkeuring door Gedeputeerde Staten aan dien keur of policie-verordening verleend.

ART. 5.

De afkondiging geschiedt in al de gemeenten, op welker grondgebied het Waterschap geheel of ten deele gelegen is.

De wijze van afkondiging heeft plaats bij eene door het quot;Waterschapsbestuur, onder goedkeuring van Stemgeregtigde Ingelanden, vast te stellen verordening, die tevens- het noodige voorschrift bevat, om van de gedane afkondiging te doen blijken.

.ART. 6.

Het formulier van afkondiging luidt:

De Voorzitter (Dijkgraaf) van het...........................................

doet te weten: dat door het bestuur van...........................

in zijne vergadering van...........................................is vastgesteld

de volgende Verordening (titel der Verordening), (inhoud der Verordening); zijnde die Verordening, bij besluit van

Gedeputeerde Staten van den..........................................................

goedgekeurd, en is hiervan heden den.......................................

in de gemeente........................afkondiging geschiedt,

door middel van.......................overeenkomstig de

voorschriften vervat in de verordening, bedoeld in de tweede zinsnede van art. 5.

ART. 7.

De keuren of policie-verordeningen treden in werking op den vijftienden dag na dien waarop zij zijn afgekondigd, indien zij geen ander tijdstip daartoe aanwijzen.

ART. 8.

De keuren of policie-verordeningen worden gedurende»

-ocr page 60-

-- 58 —

drie maanden, op eene door de Verordening bedoeld in de tweede zinsnede van art. 5, aan tc wijzen plaats, voor een ieder ter lezing nedergelegd. Zij worden in druk tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld en medegedeeld aan het kantongeregt en de Arrondissements-Regtbank, waaronder het Waterschap gelegen is, alsmede aan het Openbaar Ministerie.

Bij een door het Waterschapsbestuur, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten te nemen besluit, kan worden bepaald, dat de keuren of policie-verordeningen niet in druk maar in afschrift tegen betaling zullen verkrijgbaar gesteld worden.

-ART. 9.

Jaarlijksch doen Gedeputeerde Staten, in den loop der maand Januarij, in het Provinciaal Blad eene korte opgaaf plaatsen van de gedurende het vorige jaar, door de Waterschapsbesturen hunner Provincie afgekondigde verordeningen.

ART. 10.

Gedeputeerde Staten beslissen omtrent de aan hen ter goedkeuring ingezonden policie-verordeningen, binnen dertig dagen na dien, waarop zij hun zijn aangeboden.

Indien öe keur of policie verordening aanleiding geeft tot bedenkingen, zijn Gedeputeerde Staten bevoegd hunne beslissing te dien aanzien te verdagen; zij geven hiervan kennis aan het Waterschapsbestuur.

\'s-Hertogenbosch, den 11 November 1856.

De Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Vonrz.

VAN COOTH, Griffier.

Goedgek. bij K, B. van 20 Nov. 1856 No. 70.

Opgenomen Prov. Blad 1856 No. 25-

-ocr page 61-

— 59

Eeglement op de Waterleidingen in Nooixl-Brabant

De Staten van Noordbrahant enz.

Hebben besloten vast te stellen een Reglement luidende als volgt :

ARTIKEL 1.

Binnen zes maanden na het in werking treden van dit reglement worden in elke gemeente en in elk waterschap twee leggers, A en B, opgemaakt van de Waterleidingen, dienende om in het openbaar belang water te ontvangen en af te voeren, met uitzondering van de kanalen, water-loopen en rivieren, in onderhoud bij het Rijk.

De legger A. bevat do waterleidingen, waarvan de loop zich tot ééne gemeente of één waterschap bepaalt. De legger B. behelst de overige waterleidingen.

De leggers worden opgemaakt door het Gremeentebe-stuur, tenzij \'t eene waterleiding geldt, die onder recht-streeksch beheer en toezicht van een waterschapsbestuur staat, in welk geval de samenstelling der leggers aan dit laatste bestuur is opgedragen.

Op aanvrage der betrokken besturen en na gebleken noodzakelijkheid kunnen Gedeputeerde Staten den in de le alinea van dit artikel gestelden termijn verlengen.

Onder gemeentebesturen verstaat men in dit reglement het College van Burgemeester en Wethouders in elke gemeente-

ARÏ. 2.

De leggers worden opgemaakt overeenkomstig door Gedeputeerde Staten te geven voorschriften.

fgt;eze voorschriften zijn gegeven 4 Oct. 1875 waarbij gevoegd is een model, zie Hz. 72.

De legger A vermeldt de benaming der waterleiding, haren loop, de daarin of daarover gelegen kunst- of andere werken, het doorlaatvermogen dier werken, en, wanneer het onderhoud niet op de aangelande eigenaars rust den grond en de omschrijving dier verplichting met vermelding der namen van de onderhoudplichtigen.

De legger B. vermeldt bovendien, als Gedeputeerde Staten zulks noodig oordeelen, het minimum van breedte en diepte der waterleidingen.

-ocr page 62-

— fiO -

ABT. 3.

Zoodra de leggers door de in art. 1 bedoelde besturen zijn opgemaakt, worden zij gedurende veertig dagen voor een ieder ter inzage ntergelegd op de secretarie der gemeente, wier bestuur hen heeft samengesteld, of wel op de secretarieën dei\' gemeenten, waarover het waterschap zich uitstrekt, als zij door een waterschapsbestuur zijn opgemaakt, onder dien verstande, dat in het laatste geval in elke gemeente slechts dat gedeelte der leggers behoeft te worden neergelegd, wat op die gemeente betrekking heeft.

Van deze nederlegging geschiedt onverwijld openbare kennisgeving in de gemeente, waar zij heeft plaats gehad, en in de aangrenzende gemeenten, alsmede in een binnen de provincie verschijnend dagblad en in zoodanige andere dagbladen, als het bestuur, dat de leggers heeft opgemaakt, bepalen zal.

De openbare kennisgeving bevat tevens, dat iedereen bevoegd is tot veertien dagen na het verstrijken van den termijn, in de le alinea bedoeld, bij het bestuur, dat de leggers heeft opgemaakt, mondeling of schriftelijk bezwaren tegen die leggers in te brengen- Zij vermeldt ook den tijd en de plaats, waarop dat bestuur zitting zal houden tot het aanhooren der mondeling in te brengen bezwaren.

ART. 4.

Dat bestuur maakt van de mondeling ingebragte bezwaren proces-verbaal op en stelt den legger uiterlijk binnen 30 dagen, na den in de laatste alinea van art. 3 aangegeven termijn, met of zonder verwijzing voorloopig vast

ABT. 5.

De voorloopig vastgestelde legger wordt na voorafgaande kennisgeving, zooals die in de 2e alinea van art, 3 is voorgeschreven, gedurende dertig dagen voor een ieder ter inzage neergelegd, met inachtneming der voorschriften van de le alinea van art. 3-

ABT. 6.

Gedurende dat tijdvak kan ieder belanghebbende schriftelijk zijne bezwaren inbrengen bij Gedeputeerde Staten, $31} wie inmiddels de legger dopr het betrokken bestuur

I

-ocr page 63-

in dubbel toegezonden wordt, vergezeld van de bij dat bestuur ingekomen bezwaren en zijn gevoelen daaromtrent.

ART. 7.

Daarna beslissen Gedeputeerde Staten over de bij hen ingekomen bezwaren. Zij zijn bevoegd ambtshalve aanvulling of wijziging der leggers te bevelen^ na deswege de daarbij betrokken bijzondere personen en waterschapsbesturen, alsmede den raad der belanghebbende gemeenten te hebben gehoord.

ART. 8.

Met in achtneming der overeenkomstig het voorgaand artikel tot stand gekomen beslissingen, aanvullingen of wijzigingen, die allen terstond aan de belanghebbenden schriftelijk worden medegedeeld, stellen Gedeputeerde Staten den legger vast.

ART. 9.

Zij zenden een exemplaar van den aldus vastgestelden legger aan het bestuur, dat hem voorloopig had vastgesteld.

ART. 10,

Binnen veertien dagen na de ontvangst, wordt de legger afgekondigd :

a. door de gemeentebesturen, op de wijze in art. 172 der Gemeentewet bepaald;

b. door de waterschapsbesturen, met inachtneming der voorschriften, opgenomen in het Provinciaal Reglement van November 1856 (Provinciaal Blad No. 25.)

ART. 11.

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd ambtshalve eene herziening van den legger te bevelen, bij welke herziening dezelfde bepalingen moeten worden nageleefd, als voor de eerste vaststelling gegeven zijn.

ART. 12.

Gedeputeerde Staten doen in het Provinciaal Blad eene opgave plaatsen van de afgekondigde leggers, alsmede van de besluiten en beslissingen, waardoor die later worden gewijzigd of aangevuld.

De leggers liggen, met inachtneming der slotwoorden van alinea 1 art 3, ten allen tijde op de secretariën der in dat artikel bedoelde gemeenten ter inzage van een ieder.

-ocr page 64-

- (52 —

on(

Teg-en betaling der kosten kan een ieder daarvan een dei afschrift of uittreksel bekomen-

ART. 13.

Wanneer, na de vaststelling van een legger, de noodza- -w

kelijkheid blijkt, om eene waterleiding, of een kunst- of bi

ander werk daarop te brengen, wordt een suppletoiro leg- b:

ger opgemaakt, waarmede men handelt, gelijk ten aanzien o

van den legger is bepaald. v

Op andere wijzigingen in de leggers, behalve die, waar- z

toe de voorschriften van artt. 14, 20, 21, 22 en 23 aan- t

leiding kunnen goven, zijn do vorenstaande bepalingen eveneens toepasselijk.

ART. 14.

Bij eiken overgang van den onderhoudplicht zal de nieuwe onderhoudplichtige binnen vier maanden daarvan schriftelijke opgave doen aan het betrokken bestuur, dat dien overeenkomstig den legger, zoo noodig, wijzigt-

Ook zonder de opgave is het betrokken bestuur ambtshalve tot die wijziging bevoegd. In dat geval geeft het daarvan dadelijk kennis aan de belanghebbenden, die binnen eene maand na de dagteekening der kennisgeving, in beroep kunnen komen bij Gedeputeerde Staten.

Alsdan wijzigt het betrokken bestuur den legger na bekomen mededeeling en met inachtneming van de eindbeslissing-

In de eerste maand van elk jaar doen de besturen aan Gedeputeerde Staten opgave van alle de in het afgeloopen jaar in den legger gebrachte wijzigingen.

ART. 15.

Tenzij anderen daarmede bezwaard zijn, is het onderhoud der waterleidingen zooals dat in de volgende artikelen geregeld wordt, ten laste van de eigenaars der aangelegen erven, zoover deze zich langs de waterleiding uitstrekken, en voor de helft harer breedte.

Voor eigenaars van aangelegen erven worden zij gehouden, die in de registers van het kadaster als eigenaars voorkomen van de aan de waterleiding grenzende perceelen,

Is zoodanig perceel met een vruchtgebruik bezwaard of in erfpacht uitgegeven, dan komt de hierboven bedoelde

i

-ocr page 65-

— 63 —

onderhoudplicht ten laste van den vruchtgebruiker of van )n den erfpachter.

ART. 1G.

üe onderhoudpliehtigen moeten vóór elke schouw de waterleidingen brengen op do bij den legger bepaalde breedte en diepte, haar zuiveren van onkruid, waterplanten, biezen, ruigte, boomen, struiken, alsmede van wortels en overhangende takken die den geregelden afvoer van het water belemmeren, Zij zijn verplicht de oevers, waar die zijn uitgezakt, ingestort of aangezand, te herstellen, en om de aarde die in de waterleiding gevallen is, alsmede de zandplaten daaruit te verwijderen.

Het is verboden, bij de ruiming en zuivering, het onkruid, de waterplanten, biezen enz. door de waterleiding te laten afvoeren. Deze voorwerpen moeten, even als de aarde en het zand^ uit de waterleiding afkomstig, daaruit wordon verwijderd

De ruiming en zuivering, in de eerste zinsnede van dit artikel bedoeld, kan worden uitgevoerd voor rekening van: a. de Gemeente, krachtens een raadsbesluit onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten;

h. het quot;Waterschap, krachtens een besluit van stemgerechtigde Ingelanden.

ABT. 17.

Is geheele of gedeeltelijke verlegging, buitengewone verbreeding ot verdieping van eene waterleiding noodig, en vinden de betrokken gemeenteraden geen termen die voor rekening der gemeente tot stand te brengen, dan wordt een waterschap opgericht, hetwelk overeenkomstig de deswege bestaande voorschriften zal doen wat noodig is.

Men vergelijke het besluit der Proo. Staten 1 Noo. 1878, luidende als volgt:

Besluit der Prov. Staten van 7 November 1878 tot regelimj der voorwaarden, waaronder bij aanvragen van eigenaren van gronden tot oprichting van waterschappen, de hulp van den Pro-

-ocr page 66-

— 04 -

vindalen Waterstaat [door tusschen-komst van Gedeputeerde Staten kan worden ingeroepen

De Staten van Noordbraliant, hebben besloten als vohjt: ARTIKEL 1.

Dij aanvragen van de betrokken eigenaren tot op-richting^van een waterschap naar aanleiding van art. 17 van het provinciaal Reglement op de iva-terleidingen van 4 November 1874 (Provinciaal Blad van 4 875 No. 2) kunnen belanghebbende door Gedeputeerde Staten de hulp inroepen van den*Provincialen Waterstaat voor het\\loen van de noodige opnemingen ter grensbepaling en wat verder uoodig zal bevonden worden.

ART. 2.

Alvorens Gedeputeerde Staten hunne tusschenkomst ver-leenen \\ worden de stukken,*, de aanvraig betreffende, dom\' dat collegia gedurende eene maand ter inzage gelegd van een ieder, ter secretarie der gemeenten, welke in het Waterschap zouden™gelegen zijn. Van die ter visie ligging geschiedt vooraf op de gebruikelijke wijze openbare ^afkondiging in de bedoelde gemeenten.

ART. 8.

Oordeelcn Gedeputeerde Staten, dat het aangevraagd Waterschap niet voor oprichting vatbaar is, wordt de gevraagde hulp niet verleend.

ART. 4.

De kosten van de werkzaamheden te verrichten door of vanwege^den Provincialen Waterstaat •\'worden door het betrokken Waterschap^ binnen een jaar.

-ocr page 67-

(if) —

na dal het is geconstateerd en hevoeyd tot het heffen ran omslag, aan de Provinciale kas terngegcven. \'s Hertogenbosch, den 7 November quot;1878.

De Slaton voornoemd,

P. .T. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Foor;.

VAN COOTH, Griffier.

Goedgekeurd hij K. B. van 21 Aug. 1870 No. 9. en opgenomen Prov. BI. 1879 No. 29.

i)c Gedeputeerde Stalen van Noordbrabant.

P. J. P.OSCII VAN DRAKESTEIN, Yoorziller.

VAN COOTH, Griffier.

ART. ]8.

Pe bij de waterleidingen behoorende kunst- of andere werken, welke door gebrek aan onderhoud of door bouwvalligheid den afloop van het water belemmeren, worden op last der toezicbthebbende besturen of commissiën door de onderhoudsplichtigen hersteld.

ART. 19.

Het is verboden, tenzij met vergunning der betrokken besturen of commissiën, langs waterleidingen, die breeder zijn dan drie meters, over den gewonen waterspiegel gemeten, opgaande boomen of houtgewas te planten of te hebben op korteren afstand van den oever dan één meter.

Deze bepaling is niet toepasselijk op beplantingen, welke tijdens de invoering van dit Reglement bestaan.

ART. 20.

Het is verboden, tenzij met vergunning van Gedeputeerde Staten eene waterleiding te dichten, te verleggen, daaraan eene andere richting te geven, in haren loop verandering to brengen, haar te verbreeden, te vernaauwen of ondieper te maken.

ART. 21.

Het is verboden, tenzij met vergunning der toezichthob-bende besturen of commissiën:

-ocr page 68-

— 66

a. kribwerken, stoepen of stappen in waterleidingen te leggen, daarin schuttingen te raaken, dammen te leggen, palen of latwerk te slaan of te hebben;

h- bruggen, vonders en schoren over sluizen, duikers en heulen in waterleidingen te leggen, of bij geheel of gedeeltelijk herstel daarvan de afmetingen dier voorwerpen zóó te veranderen, dat zij daardoor een minder voldoend doorlaatvermogen erlangen.

c. vischtuig, huiden, vlas, hennip, hout, banden en soortgelijke voorwerpen, waardoor de geregelde afloop van het water belemmerd kan worden, in waterleidingen te leggen of te hebben ;

d. op den afstand van minder dan een meter van den oever der waterleiding aarde puin- of mesthoopen te leggen of te hebben.

ART. 22.

Aan de vergunningen, in de beide voorgaande artikelen bedoeld,worden i.le voorwaarden verbonden, die noodig zijn, om den geregelden afvoer van het water te verzekeren.

Bij niet nakoming dor gestelde voorwaarden kunnen zij ten allen tijde worden ingetrokken; ook kunnen zjj door of op last van Gedeputeerde Staten worden ingetrokken zoodra andere belanghebbenden tegen de verleende vergunning gegronde bezwaren bij hen hebben ingebracht.

ART. 23.

De wijziging der leggers, waartoe de vergunningen in artt. 20, 21 en 22 bedoeld, aanleiding kunnen geven, geschiedt door of op last dergenen, die de vergunningen verleenden of haar introkken.

ART. 24.

Het is verboden, in strijd met de bevelen der toezicht-hebbende besturen of commission, sluizen, duikers en heulen geheel of gedeeltelijk te openen, daarin schotbalken of schuttingen te plaatsen of die buiten werking te brengen.

ART. 25.

De zorg voor en het toezicht over de naleving der bepalingen van dit reglement, alsmede de schouwvoering over de waterleidingen en de daarbij behoorende kunst- of andere werken zijn opgedragen :

-ocr page 69-

a. aan het bestuur der gemeente, op wier grondgebied de waterleiding gelegen is, indien deze niet onder hot beheer en toezicht van een waterschapsbestuur staat;

b. aan het waterschapsbestuur,indien de waterleiding onder zijn beheer en toezicht staat.

ARÏ. 26.

Voor de waterleidingen, voorkomende op den legger li, kunnen Gedeputeerde Staten, dit noodig oordeelende, bepalen, dat de zorg en het toezicht, alsmede de schouw, in art. 25 bedoeld, aan eene of meer commissiën uit de besturen der betrokken gemeenten of waterschappen worden opgedragen, overeenkomstig eene door Gedeputeerde Staten vast te stellen instructie.

AKÏ. 27.

De tijd, waarop de ruiming en zuivering der waterleidingen zal plaats hebben, hetgeen minstens eenmaal per jaar geschieden moet, wordt door de betrokken besturen of commissiën bepaald.

Ten aanzien der waterleidingen, op den legger li voorkomende, geschiedt zulks daar, waar Gedeputeerde Staten dit noodig oordeelen, onder hunne goedkeuring.

-ART. 28.

De tijd, voor de ruiming en zuivering bepaald, de dagen, waarop de schouw voering zal plaats hebben, en het uur, waarop deze telken dage een aanvang neemt, worden door de toezichthebbende besturen en commissiën minstens tweemaal voor den bepaalden dag door middel van afkondiging en aanplakking in de gemeenten, waar schouw gevoerd zal worden, ter algemeene kennis gebracht.

Tusschen de eerste en tweede openbare kennisgeving moeten ten minste zes dagen verloopen. en dat laatstge-melde moet minstens twee dagen voor de schouwvoering plaats hebben.

Wordt eene reeds afgekondigde en aangeplakte schouwvoering tengevolge van buitengewone omstandigheden uitgesteld, dan is slechts ééae nieuwe afkondiging en aanplakking noodig, welke minstens vijt dagen voor de schouwvoering geschieden moet.

ART. 29.

Van elke schouwvoering wordt een procesverbaal opge-

-ocr page 70-

maakt. Het vermeldt tie waterleiding of het gedeelte daarvan, waarover de schouw is gevoerd, de overtredingen, die daarbij zijn opgemerkt en de namen dergenen, ten wier laste eene overtreding is geconstateerd.

ART. 30.

Zij, die met de schouwvoering belast zijn, bepalen in het proces verbaal de wijze waarop, en de termijnen, waarbinnen het gebrekkig bevondene moet hersteld worden.

Het proces verbaal wordt zoo spoedig mogelijk na de schouwvoering ter algemeene kennis gebracht in de gemeenten, op wier grondgebied overtredingen bevonden zijn, en wel in elke gemeente voor zooveel haar betreft. Een afschrift of uittreksel van het proces verbaal wordt aldaar op de secretarie ter inzage van een ieder gelegd.

ART. 31.

De herschouw heeft plaats op het tijdstip, in het proces verbaal der eerste schouwvoering bepaald door hen die hair gevoerd hebben, doch niet eerder, dan nadat het proces verbaal overeenkomstig het voorgaande artikel, minstens acht dagen (er inzage heeft gelegen.

Is de verbetering of de herstelling in het geheel niet of niet op voldoende wijze geschied, dan wordt tegen den overtreder of nalatige andermaal proces verbaal opgemaakt.

ART. 32.

De eigenaar of de gebruiker van het erf, waarlangs do waterleiding loopt, is verplicht, om hen, die de schouw voeren of die met de ruiming en zuivering belast zijn, op dat erf toe te laten, en te gedoogen, dat daarop gebracht worde hetgeen tengevolge der ruiming en zuivering uit de waterleiding, voor zoover hot erf zich daarlangs uitstrekt, moet worden verwijderd.

ART. 33.

De toezichthebbende besturen en commissiën zijn bevoegd ten allen tijde wanneer dit in het belang der waterleiding noodzakelijk is, opruiming, herstel of verbetering te bevelen van de tot de waterleiding behoorende kunst- of andere werken, verkeerende in het geval van art. 18, en zulks

-ocr page 71-

ten koste van hen, op of ten behoeve van wier erf de werken bestaan.

Eveneens bevelen zij opruiming of verbetering van kunsten andere werken, of beplantingen, die in strijd met de voorschriften van dit reglement zonder vergunning zijn aangelegd, of te wier aanzien de voorwaarden, waaronder de vergunning verleend is, niet zijn nageleefd

Plet bevel wordt schriftelijk gegeven, het bepaalt de wijze van herstel of verbetering en den termijn, waarbinnen aan den last moet zijn voldaan.

j\\RT. 34.

Van dc beslissingen en bevelen, door de toezichthebbende besturen ot commissiën krachtens art- 18, 21 en 33 gegeven, is hooger beroep bij Gedeputeerde Staten toegelaten binnen veertien dagen na de uitvaardiging- In spoedei-schende gevallen kunnen zij, niettegenstaande het hooger beroep, onverwijld worden ten uitvoer gelegd.

ART. 35,

De toezichthebbende besturen of commissiën en Gedeputeerde Staten zijn bevoegd, des noods ten koste der overtreders of nalatigen, te doen wegnemen, beletten of verrichten hetgeen in strijd met de voorschriften van dit reglement wordt daargesteld, ondernomen of nagelaten.

ART. 36.

Wanneer de toezicht hebbende besturen of commissiën in gebreke blijven de noodige bevelen te geven tot opruiming, herstel of verbetering van werken, of behoorlijke schouw voering te houden, dan wordt opruiming, herstel of verbetering door Gedeputeerde Staten geboden, en wordt de schouwvoering gehouden door ambtenaren, daartoe door Gedeputeerde Staten aan te wijzen, of door eene commissie uit hun midden.

Blijft een bestuur in gebreke, ingevolge art. 1 van dit reglement, do leggeis tijdig op te malcen, dan geschiedt zulks ten zijnen koste op last van Gedeputeerde Staten.

ART. 37.

Geschillen tusschen de gemeente- en de waterschapsbesturen en de commission, bedoeld in art. 26, worden door Gedeputeerde Staten beslist.

-ocr page 72-

— 70 —

ART. 38.

Van de beslissingen of bevelen, door Gedeputeerde Staten krachtens dit reglement genomen ot gegeven, is hooger beroep bij den Koning toegelaten, binnen veertien dagen na de uitvaardiging.

ART. 30.

Overtreding en niet opvolging der voorschriften van dit reglement of van de krachtens hetzelve uitgevaardigde bevelen, wordt telkens gestraft, als volgt:

van art- 14, met eene boete van /1.— voor elk kadastraal perceel, ten aanzien waarvan het verzuim werd gepleegd, tot een maximum van /\'25.—;

van art. 16, met eene boete van /1. - voor elke lengte van 20 meters of gedeelte daarvan tot een maximum van /•25.-;

van art. 19, met eene boete van voor eiken boom

of struik, tot een maximum van /\'25.—;

van art. 18, 32 en 33, mot eene boete van /\'2,— ; van art. 20 en 21, met eene boete van /\'3.— ;

van art. 24, met eene boete van /10—.

In het geval van art 31 met het dubbel der boete, die tegen de overtreding, zoo als zij bij de eerste schouw geconstateerd was, bedreigd is.

ART. 40.

De toezichthebbende besturen en commission, alsmede zij, die krachtens dit reglement met eene schouwvoering belast zijn, benevens de Proviririale en Rijks Opzichters van den waterstaat zijn bevoegd proces verbaal op te maken van de overtredingen van dit reglement-

De manschappen der Koninkijke Marechaussee en de Rijks- en Gemeente veldwachters hebben dezelfde bevoegdheid ten aanzien dor overtredingen van artt. 19, 21, 24 en 32.

ART. 41.

lie bepalingen van dit reglement zijn toepasselijk op de waterleidingen, welke overeenkomstig art. 1, en volgende op de leggers zijn gebracht.

Nogtans zullen die bepalingen, welke niet de samenstelling der leggers betreö\'en, voor de waterleidingen voor-

-ocr page 73-

71 —

komende op den legger A. slechts zoolang gelden tot dat de betrokken gemeenteraden en waterschapsbestuur het politietoezicht op die waterleidingen geregeld hebben.

ART. 42.

De artikelen 17, 18, 33, 35 en 36 zijn niet toepasselijk op waterleidingen die onder beheer en toezicht van een waterschapsbestuur staan-

ART. 43.

Aan de bepalingen in dit reglement vervat, zijn niet onderworpen het Heemraadschap van de Mark en Dintel, het Heemraadschap van den Eosendaalschen en Steenberg, schen Vliet en het waterschap van de Oude Maas-

ART. 44.

De ordonnantie van den Baron van Breda van 8 September 1779, de Publicatie der Eepresentanten van het volk van Bataafsch Brabant van 27 Mei 1796, het Schouw-1\'eglement voor de gecedeerde Landen, gearresteerd bij den Commissaris van het Staatsbewind tot gemelde landen den 23 Juli 1802, en de artikelen 15, 16 en 17 van het Eeglement, bevattende voorzieningen ter voorkoming van overstroomingen op de rivieren de Dommel en de A a (Provinciaal Blad 1856 No. 26) alsmede alle andere in deze Provincie op het stuk der waterleidingen oestaande bepalingen worden ingetrokken.

Aldus vastgesteld.

\'sHertogeniosch, den 4 Norember 1874.

De Staten van Noord Brabant, P. J- BOSCH VAN DRAKESTEIN.

De Griffier,

VAN COOTH.

Goedgek. bij K. B. van 22 Dec. 1874 No 22 en opgenomen Prov. Blad No. 2

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN.

VAN COOTH. Griffier.

-ocr page 74-

Voorschriften tot hd opmaken der leggers van de waterleidingen.

De Gedeputeerde Staten der provincie Noord Brabant:

Overwegende dat hot -wenschelijk is voorgekomen verandering te brengen in de voorschriften tot het opmaken der leggers van de waterleidingen, gelijk die zijn gegeven bij besluit van 2 April 1875 (provinciaal blad JSV 7.)

Gelet op art. 2 van het reglement op de waterleidingen in Noord-Brabant van 4 November 1874 (provinciaal blad van 1875 No. 2).

Hebben besloten :

lo. intetrekken het besluit van 2 April 1875 provinciaal blad No. 7);

2o. Vasttestellen de bij dit besluit gevoegde modellen, waarnaar de leggers van de waterleidingen behooren te worden opgemaakt;

3o. te bepalen, dat het drukwerk, voor het opmaken der leggers benoodigd, voor rekening der provincie kosteloos aan de gemeente- en aan de waterschapsbesturen zal verstrekt worden

\'s Hertof/enhosch, den 4 October 1875.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J HOSCH VAN DRAKENSTEIN De Griffier,

VAN COOTH.

Prov. lilad 1875 No- 25.

-ocr page 75-

- 73

de Model T.

GEMEENTE

-3*:-

Legger A.

bevattende de Waterleidingen in de gemoontc

waarvan de loop zich tot

die gemeente bepaalt

-ocr page 76-

EEGISTER

FH

O g

a

S3 Ö

r^P

SH

O

bo

, fcD g

05 nü

N

oS

s

3

fcc

Benaming der

Waterleiding

O

rÖ fcC

:SÏ Ö

O

Benaming dei-

Waterleiding.

-ocr page 77-

WATERLEIDINGEN.

Legger A. Gemeente

Do WATERLEIDING genaamd aanvangende

van hot kadastraal perceel ( No. loopende door

in

grens van het kadastraal perceel (

No. , langs den

lang M,

grens oever) Sectie

en uitmondende

oever) Sectie oever gemeten,


-ocr page 78-

70

Aanwijzingen ten aanzien der onder ondeihoudsplichtig-heid, voor zooveel de Waterleiding betreft.

Aanduiding der in of andere werken

d v

plicht


Afmc gen, vond

c c

o: o

ag

0! a

ó) CO

s

= c S 5

O

S3 tc cs v _g e3

Si,\'

s

2 ® fcD =3 O. C S-

O \'S •-

gt; •quot; V

■ s ^

Gj *-• C

O QJ

© iN

O o

w 05 *

05 P- N

c

O r-i ^

0

t-i T3 m lt;D -3 t. ^0«

fcc V. c c c O

.2^2 3 s- m

c ö o

c ? -

60 03 ^3

C

O n3

G

? co

5 .

c5 g C ^ r2 C ^£.

U

O

0

s

.2

g

s

0

03

m

£

XL 0 bc^o u

s

^5 ,

s

S quot;s quot; . 1

bc

„ ^ .

? O

.S O gt; fc-

:=5 « CH

amp;, ^3 O

0 \'Ö Tj ot s -J

S £ 2 o--£

O lt;D

rs quot;ö

o

® c 6C §

c ■ J--•- -O OJ

.S ^ *2 -5 -

C C

« a

o .;

g. §

~ s C-S

© agt; 3

2 c 3 ^

O O lt;3?

-W O Q ® ^ P.

Kadastrale aanduiding der perceelen, uitmakende de aangelegen erven langs de waterleiding.

j

Rechter

Linker

Oever.

Oever.

bC J

C 1 cs •* 1 :

fcc.s ö ^ ^ «

o ® rtn

2 ë = 3

i« S quot;S quot;o

O ^ -c «

7 « 5 ^ fl

o , c co -w o 6c o :c5

5 S \'o s ~

.2 quot;S 1 £

T3 ^3 O -S

® j3 co

O, S Js!

0 C5 • —

ë = -

1 ï- -O

S Q) a ? ^ tc

S c

^2 a» o

w ^ 0

1 fl ö

1 s £ ëo

-H £ ° .s

x o 2

- C- o

5 ~ o o

2 3 ^

^ N

amp;S fc- «

o öc \'O c

CS

bC 0 •S u, 1 gt; ^

I \'S ^

co quot;ti

i So On

Cu O

-n ^ cö t c gt;• v.

bO O)

c 6c^ rT

\'rt bc 01

c ^

O

co

-ocr page 79-

op de Waterleiding aanwezige kunst- of en van de eigeraren of onderhoudsplichtigen dier werken.

co ï- a

n3 c3 (X)

3 o3 o

O quot;Ö u

\'T C gt;

O « O \'Ö e H Cc;0

quot;s ^ £ = S

c S O 5 O

s s ^

SC ® c » ^

u a) a ®3 HQ bJD

^ «1

O t-^ lt;D *-i Oh\'Ö

amp;- c

. . I— w w

OC O fcD Oi c ^ O

2 O

O Ph

. a) :=i c ■ S S -r P .

c

S.S3-

R JU lt;

S S \'3

^ o1 c ^

^2

.S o

\'S.-S

13

12

Wyzigingen,

met Toelichtingen

vermelding van

en

do daarop betrekkelijke be- Bijvoegingen, sluiten.

U

-ocr page 80-

— 78 —

Aldus opgemaakt dooi- het gemeentebestuur van

den 187 en

gedurende veertig dagen, te rekenen van den tot en met den , ter inzage van een ieder

op de Secretarie der gemeente is neergelegd, van welke ne derlegging openbare kennisgeving is gedaan met inachtneming van het bepaalde in art. 3 van het reglement op de quot;Waterleidingen in JSoordhrahant van 4 November 1874 (Provinciaal blad van 1875 No. 2.)

den 187

Het Gemeentebestuur van

Nadat behoorlijk was voldaan aan de voorschriften van art 3 van het Reglement op de Waterleidingen in Noord-hrabant (Provinciaal Blad van 1875 No- 2) is deze legger op den 187 met inachtneming van

art. 4 van het aangehaald reglement voorloopig vastgesteld en ingevolge art. 5 van dat reglement van den

tot en met den , dat is

gedurende dertig dagen, ter inzage van een ieder op de Secretarie nedergelegd.

den 187

Het Gemeentebestuur van

-ocr page 81-

- 79 —

Aldus vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van het Re-ment op de quot;Waterleidingen in Noordhyahant van 4 November 1874 (Provinciaal Blad van 1875 No. 2) nadat aan de voorschriften van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van het Reglement behoorlijk was voldaan, met inachtneming der beslissingen, aanvullingen of wijzigingen, naar aanleiding van art. 7 genomen of bevolen.

\'s Hertogenhosch, den

De Gedepuieerde Staten ran Noordbrabant,

De Griffier,

-ocr page 82-
-ocr page 83-

— 81

Mn ri ei, 11.

WATERSCHAP

i, BmtiwciTPm

wJÉIBji a

■1

If A/J

:«:

Legger A,

bevattende de Waterleidingen in het Waterschap

waarvan de loop zich tot

dat Waterschap bepaalt.

6,

-ocr page 84-

REGISTER

Benaming dei-

i

GEMEENTE.

Sh

i 0

s s

s

CP N

O bX)

ö ^

S CD

Waterleiding.

l |

tp O

;

ci

S

O

-ocr page 85-

WATERLEIDINGEN*.

Legger A. Waterschap

Nquot;.

Da WATERLEIDING genaamd aanvangende in de gemeente van het kadastraal perceel ( No. loopende door

No. hing

het kadastraal perceel der gemeente (

, langs den M.

oever) Sectie

en uitmondende grens van oever) Sectie oever gemeten,


-ocr page 86-

— 84 -

plichti

.Afmei gen, vondf ren.

c A .-t; t 3

1 1 .-T

C S3 S

O O O !^ -w -G

5-S §-■

a « g a s,

H - »

— tC 3 O. C i*

C -3 i-

gt; .J- o

£

53 C3

iri 03 93

p.-0 s

03 O

03

S)S g

03 CS S

e O cub j* O «3 !- C —

■ cö 7 fc-

\' Cj Ï- -O gt; gt; 03 03 , gt; n3 bo

! C r-

\' ,3 S \'o

^ m

g ^

SPS \'- ■ % s

to t-

_5 3 M ^2 ^ ^ ü

03 cc n3 „ c«

c gt; s.

^^03(55 •= O ^

S ^ -

S 03

a SFquot;0quot; fcc.s c

\'O C3 \'

■r; -

D-bS

03 « cj 03

_ cS . fes ^ NJ

c

- — 03

O 03 ^

03 -03 ^

03 j;

3 t-

-c s

cc

cS .

^ s s

K 03 03 03

•-5 ^

•s s o §

s ^ o g

ë o-a P.

^ co S 03

C - ö —

.S ^ 1 ° \'gt; t-:W 03 amp; *2 0 o tï co 3 s

£ C O

O^-g

a

K M

O

es 5 c

^ ^ 03 amp;

-w ^2 O

g N quot;S

a s

3

l2i

TS

;=n

gt;• -a

Aanwijzingen ten aanzien der onder ondeihoudsplichtig-heid, voor zooveel de quot;Waterleiding betreft.

Kadastrale aanduiding der porceelen, uitmakende de aangelegen erven langs de waterleiding.

; cs o

: ^ 03

c

^ 03 CS _

. cS rd C3 53

\' cS 03 C «3

03 «D 03 ;^3

tog S-ffl \'5 £ ^

.2-ël® ^ o

Rechter Linker Oever, j Oever.

««quot;S

cS

\'Si\'s

^ O co quot;73

cl n 510 33

\'B. s .S

ogt; -TS s- ^ -3 3

O amp;D O ^ co

g-E-0 to^.s

C . ** O i-i fi ^

gt; 03 03 cj ^

:wö t».

Aanduiding der in andere werke

^3

O 03 03 _

co quot;S ^ cS

Sü S

O N t- C C3 ^ O- 03 03 03

O ^

c ® j C cT ö cT fl*

03^^03^03^-

- amp;X)

®.Sigt;-a.H -n g 2-«

O S «3

^ S

P- ü

cs a

-ocr page 87-

— S5

in erkele:

( Dp

en

plichtigen dier werken.

de Waterleiding aanwezige kunst- of\' n van de eigeraren of onderhouds-

Afmetingen der bruggen, duikers, heulen,

0)

a

ei . n

C = ü

zgt; -c

I 0

o IS

N O O

vonders, vaste schoo-ren, sluizen en schutten.

tm

C8

d

o

C3

fl

- -

^ C£

gt; C

-3 -o

^ 5

•S \'S

o - js

— f-

o u

S tc

\'S a

o *

-a: JJ _

r* 0

• S ^

«-o

a

CO

gt;-S 0

O CS

feD Q

to S 5

O ^

s

10

11

c _= X

12

I I i-.

- t- O

O C3 \'Ö

O CÖ

^ ^ Ö \'

O

_ w „ t: c gt; c

O O» ~ quot;

C ü

lt;D O tD O o

O im O

O Ph

_ (D

S

— ^ O) O G C ^ CJ 03 !

o S —« o •—i

? O s- .n;

feD « ^

fl C Jquot; Ld 3

Ü t- D O

è 2 «T-S

c « cc s

o 5 ^ ^ ^

bc ^ C ^ C

C3 y 2 q

O ^ iS U sit gi

-73 ^ quot;ïquot;

- C ^ ^ quot;S g O O c cö 2 fcJD^ 0

5 quot;-C O o

= J J= 2 T3

^ quot; ffl ö

) O o.

•73 CS Ö « O TJ

^ O

-t o

quot;B-P

13

quot;Wyzigingen,

met Toelichtingen

vermelding van

en

do daarop betrekkelijke be- Bijvoegingen, sluiten.

14

15


-ocr page 88-

Aldus opgemaakt door het gemeentebestuur van

den 187 en

gedurende veertig dagen, te rekenen van den tot en met den , ter inzage van een ieder

op de Secretarië[n] der gemeente|n]

neergelegd, van welke nederlegging openbare kennisgeving is gedaan met inachtneming van het bepaalde in art. 3 van het reglement op de Waterleidingen in hoordbrdbant van 4 November 1874 (Provinciaal blad van 1875 No. 2.)

den 187

Het Waterxchapsbestuur van

Nadat behoorlijk was voldaan aan de voorschriften van art. 3 van het Reglement op de Waterleidingen in Noord-hrdbant (Provinciaal lilad van 1875 No. 2) is deze legger op den 187 met inachtneming van

art. 4 van het aangehaald reglement voorloopig vastgesteld pn ingevolge art. 5 van dat reglement van den

tot en met den dat is

gedurende dertig dagen, ter inzage van een ieder op do Secretarië[n] der gemeentelij nedergelegd.

den 187

JJei Waterschapsbestuur van

-ocr page 89-

- 87 —

Aldus vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van het Re-raent op de Waterleidingen in Noordhrahant van 4 November 1874 (Provinciaal Blad van 1875 No. 2) nadat aan de voorschriften van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van het Reglement behoorlijk was voldaan, met inachtneming der beslissingen, aanvullingen of wijzigingen, naar aanleiding van art. 7 genomen of bevolen

\'s Hertogenhosch, den

De Gedeputeerde Staten van h\'oordhvahant,

De Griffier,

-ocr page 90-
-ocr page 91-

— 89 —

Model UT.

GEMEENTE

wmrnm

-----mr

Legger B,

bevattende de Waterleidingen in do gemeente

waarvan de loop zich tot

buiten die gemeente uitstrekt.

BïHöiSÏÏ»

-ocr page 92-

- 90 —

REGISTER

Benaming dei-

Waterleiding.

bp

-O gt;

a

#

C3

J-

to

O

tx

\'TS

CU

G

Benaming der

Waterleiding.

f-t

0?

s

G

tp O

agt; bD bc

rS ^ j

3 s

O


i

-ocr page 93-

WATERLEIDINGEN.

Legger B Gemeente

Nquot;.

Da WATERLEIDING aanvangende

genaamd

van het kadastraal perceel ( No. loopende door

No. lans

het kadastraal porecel (

langs den M.

grens 1 oever) Sectie

en uitmondende grens van oever) Sectie oever gemeten,


-ocr page 94-

— 92

Aanwijzingen ten aanzien der onderhoudsplichtig-heid, voor zooveel de quot;Waterleiding betreft.

Aanduiding der in andere werke

de n va )licliti

op


» (D C 03

: ^ 2 o

; a*S j* : o a \'z

\' ÏC ï

g Sf

^ fcD

e ^

o rir

C O

Ö -r Ö

o 2 S)

£ o c

o 2 —

^ ^ O ■

~ Ü O

y «2

lt;D

Cw QJ

gt; p | ^

tc^ -H

cö quot;K ff

r. O

cT S

ff

O s

s ff

O M

c c

(D O) O —

) co 5 ^ ff C gt; ^

Linker Oever.

— fcj) Q. c

-quot;2eS

«h 03

S ff =

-C Q

I E i

O -=

^ quot;^3 O G ^ quot;Of*

Ö %

fco\'o ff

o

rz

I ^

* ¥ 5 £

c,

O O

o .S £

^ r- r.

rff ff

O O O

CO \'o

O-S 1

a. o

amp; ri \'

J -a 03

c

^T\'B ^

O) O

Kadastrale aanduiding der pcrceelen, uitmakende de aangelegen erven langs de waterleiding.

Rechter Oever.

S

S s •S5

— CC»-w^oO

quot; ^ -2 ïrcëST

co 3 ^ CD s a O) f

£ 2 2 \'S -3 [

^ o S .2 quot;a) o 2 5

•-3 ^3 -quot;ö ^ O -w C

^ o O) .T;

iqu ff ^ ^

0 . o « S

= 3 quot;3 §

CC S-

« ? = Ë

£ tot: c c

S O C) O

*73 U-Z

— ff O O

quot;t: et

6 7

-ocr page 95-

— 93 -

(fp de Waterleiding\' aanwezige kunst- ol\' n van de eigeraron of onderliouds-jlichtigen dier werken.

in

erke

c — ? ü) — quot;

C O O -lij

E ^

10

15

11

12

Afmetingen der bruggen, duikers, heulen, vonders, vaste sciioo-ren. sluizen en schutten.

•S •;

amp;D o C

13

c ff p

, O O, CS «

1 ^ O C

14

t: = gt; - 3

O; O O ^ .gt;-3 —

S c ^ -Vr^ 33 \'o

c ^ fcc p

O

- C -^5

? O O

c -C ?-

^ J= X3 ^ O

r g \' S \'

I i-i I

— O O

c3 rr bD

O) O g ---3

* O

r3 ^

CD — O —

Wijzigingen,

met Toelichtingen

j

vermelding van

en

de daarop betrekkelijke be- Bjjvoegingen. sluiten.

16

-ocr page 96-

— 04 —

Aldus opgemaakt door het gemeentebestuur van

den 187 en

gedurende veertig dagen, te rekenen van den tot en met den , ter inzage van een ieder

op de Secretarie der gemeente

neergelegd, van welke nederlegging openbare kennisgeving is gedaan met inachtneming van het bepaalde in art- 3 van het reglement op do Waterleidingen in Aoordbrabant van 4 ^November 1874 (Provinciaal blad van 1875 No. 2-)

den 187

Het Gf.meeniehestuur van

Nadat behoorlijk was voldaan aan de voorschriften van art 3 van het Reglement op de Waterleidingen in Noordbrabant (Provinciaal lllad van 1875 No- 2) is deze legger 0p den 187 met inachtneming van

art. 4 van het aangehaald reglement voorloopig vastgesteld en ingevolge art. 5 van dat reglement van den

tot en met den dat is

gedurende dertig dagen, ter inzage van een ieder op de Secretariënedergelegd.

den 187

IJet Gememtebeduut van

-ocr page 97-

- 95 —

Aldus vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van het Re-rnent op de Waterleidingen in Nonrdhrahant van 4 quot;So-veraber 1874 (Provinciaal Blad van 1875 No. 2) nadat aan de voorschriften van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van het Reglerapnt behoorlijk was voldaan, met inachtneming der beslissingen, aanvullingen of wijzigingen, naar aanleiding van art. 7 genomen of bevolen

\'s He.rtogenhosch, den

De Gedeputeerde Staten van Noor dhr ahant,

De Griffier,

-ocr page 98-
-ocr page 99-

- 97 —

WATEESCHAP

Legger B,

bevattende de Waterleidingen in het Waterschap

waarvan de loop zich tot

buiten dat Waterschap uitstrekt.

Model IV.

-ocr page 100-

- 98 — REGISTER

Benaming

lt;D r*

1 O

OP bD

der

GEMEENTE.

; s 2

;n35

r- tQ

b o es

^ H-i

Waterleiding.

tp O

;

iS

s

-ocr page 101-

WATERLEIDINGEN.

Legger ]!. Waterschap

Do WATERLEIDING genaamd aanvangende in de gemeente van het kadastraal perceel ( No. loopende door

en

het kadastraal perceel der gemeente ( No. , langs den

lang M,

grens oever) Sectie

grens van oever) Sectie oever gemeten,


-ocr page 102-

— 100 -

Aanwijzingen ten aanzien der onderhoudspliohtig-heid, voor zooveel de Waterleiding betreft.

Aanduiding der in

andere werkde

np d( n Vi plicht


Afme Sen, vond ren,

O C co

^ O *quot;

c 0

c- S

O CS •-

ë c -

ce r-

C O ö

O ^ ^ o

Cs a?

^3 ^ co

OC a: -fca i-

C a x s

c a- o Ph C

- d- 5

O c3 H

c c S

| y.;

^ ^ ê-

O • c

_kgt; o ci r; quot;H \'o ^ 0

I fcos 5

■s SP-® \'quot;S fcc.s c ^3 cö O O ^

gt; o .s

? \'es \'o O ^ ^

O -

-o

- o? ^3 fcO

G

fc/D: fc£ .

3

rr-t

CO ^

CJ co ■4-i O

O \' rS O

^ n3 „

S , 3 ë fcc O)

\'o, c = fcr-

(D fcC y —

\'O C —

bcquot; - ^

S - = c

o —

— ? O gt; Ö è -2 •-O

^ c CO

^ C- N

= iS I ■ I

e ^

^ o

^ c o

sT.ÏÏ

-2 -3 3 ^

| C ? O

C O

gt; O ü

ce gt;

~ C

quot;S O C3 i£ CO ^ ö

ë

^ !S3 fc- C CL, O O O Pnrü

.S.ü O O O

.s -r Cl 2 -

O O

r3 p.

5.2

ïgt; TS

«ü ~ o ^ o i. ^

ï? n

10

, S- T3 co

^■S ? 5

ci .

—•o 5 .S f2 ^ q

1-^ s-i- «|s|ic

— CCO-u^oO

o -o ^ ^ g S -«

S C O \'o ^

o -f -S

O CJ

C 1 1

^ Q3 CO

P--0 I

O Ö ö O Jai

^5 O

I bi: s r* amp;

— fcD 3

| p. C !-«

O \'U t-

gt; •- O

I - ^ ^

gt; 2 o g Ö ®

5 ^3 O -t-s ü r—:

O CS

, cS

9

-ocr page 103-

— 101 -

up de quot;Waterleiding aanwezige kunst- of

van de eigeraren of onderhoudsplichtigen dier werken.

Afmetingen dor brug-1 gen, duikers, heulen,! vonders, vaste schoo-ren, sluizen en schutten.

G -r

O OJ

\' ~ cS O ^ t-

r- 0

CO O CS

CD o

= \'^ 1 5 s

§ ^ 1 i ■ x x

S J- O o O \'O fco Ü ~ S S-S

^ ^ O

o ü O

rs v,

^ 0

-0 ^ quot;o

(D

— —

• . - O O

agt; bo o || o 2

O

O

O c es gt; 03

«J ^ t~

■S - 5^ S^3 S\'S

O Sri C3 fc.

,ü o a -s

gtl 0 1 \'Ö

c-g s

G) C -bC ^ =

C O) O ^ ^ ^ O ; —

O 5 quot;c?

C

|r o

^2 ® O

Wijzigingen, met

vermolding van de daarop betrekkelijke besluiten.

Toelichtingen

Bijvoegingen.


17

16

U I

15

11 12 13

-ocr page 104-

— 102 —

Aldus opgemaakt door het gemeentebestuur van

den 187 en

gedurende veertig dagen, te rekenen van den tot en met don , ter inzage van een ieder

op de Secretarië[n] der gemeente[n]

neergelegd, van welke nedorlegging openbare kennisgeving is gedaan met inachtneming van het bepaalde in art. 3 van het reglement op de Waterleidingen in boordbrabant van 4 November 187-1: (Provinciaal blad van 1875 No. 2.)

dvn 187

Het Waterschapsbestuur van

Nadat behoorlijk was voldaan aan de voorschriften van art 3 van het Reglement op de Waterleidingen in Noord-hrabant (Provinciaal Blad van 1875 No- 2) is deze legger 0p den 187 met inachtneming van

art. -1 van het aangehaald reglement voorloopig vastgesteld en ingevolge art. 5 van dat reglement van den

tot en met den dat is

gedurende dertig dagen, ter inzage van een ieder op de Secretarië[n] der gemeente[n] nedergelegd.

den 187

liet Waterschapsbestuur van

-ocr page 105-

Aldus vastgesteld overeenkomstig artikel 8 van het Reglement op de Waterleidingen in Noordhrahant van 4 November 1874 (Provinciaal Blad van 1875 No. 2) nadat aan de voorschriften van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van het Reglement behoorlijk was voldaan, met inachtneming der beslissingen, aanvullingen of wijzigingen, naar aanleiding van art. 7 genomen of bevolen,

\'s Hertogenhosch, den

De Gedeputeerde Staten van Noordbrahanf,

De Griffier,

-ocr page 106-
-ocr page 107-

— 1(35 —

Reglement houdende voorschriften betrekkelijk het onderhoud en herstel van de zee- en rivierwa-terkeerende dijken en van de leidijken langs de Beersche Maas.

ARTIKEL 1.

Het onderhoud en herstel van de rivier- en zeewater-keerende dijken en van de leidijken der Beersche Maas geschiedt te rekenen voor 1 Mei 1879 door het waterschap, waartoe de dijk behoort.

Onder onderhoud en herstel in dit reglement bedoeld is ook begrepen het aanbrengen van beslagwerk en van andere voorzieningswerken aan glooiingen van dijken.

ART. 2.

De kosten van onderhoud en herstel worden omgeslagen over de perceelen, waarop de last van het onderhoud rust, naar den maatstaf en de grondslagen aan te geven bij eene door het bestuur van het waterschap onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten vast te stellen keur of verordening.

In die keur of verordening worden de maatstaf en de grondslagen, waarnaar de aanslagen moeten geschieden, bepaald naar gelang van den toestand, de ligging en geaardheid en de meerdere of mindere zwaarte of breedte van dijkvakken of glooiingen van dijkvakken.

De keur of verordening moet binnen een jaar na de invoering van dit reglement door het bestuur van het waterschap vastgesteld en aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen worden.

ART. 3.

Kosten van verbreeding; verhooging, verzwaring of verlegging van dijken en van de glooiingen van dijken, alsmede de kosten van onderhoud en herstel van dijkvakken, waarvan het onderhoud is afgekocht, of waarvan de onderhoudsplichtige niet bekend is, zijn geheel ten laste van het waterschap.

ART. i.

Op dë keur of verordening in art. 2 bedoeld zijn van,

9.

-ocr page 108-

— 10(5 —

toepassing de bepalingen, vervat in de artikelen 2—10 van het provinciaal reglement van 11 November 1856 (Provinciaal Blad No. 25.)

ART. 5.

Acht een waterschapsbestuur ten gevolge van bijzondere plaatselijke omstandigheden het noodig of raadzaam dat de verplichting tot onderhoud of hersfel van eene of meer der tot het waterschap behoorende dijken op den thans bestaan-den voet blijve voortduren, kan bij een besluit van Gedeputeerde Staten onder \'s Konings goedkeuring, de uitToering van dit reglement voor eenen in het besluit te bepalen termijn, voor dat waterschap worden geschorst.

ART. 6.

De wijze en voorwaarden, waarop de omslagen in art. 2 bedoeld kunnen worden afgekocht, worden binnen een jaar na het in werking treden van dit reglement, overeenkomstig de bepalingen van art. 50 letter h. en art. 97 letter 6. quot;van het algemeen reglement voor de waterschappen in de provinci.3 Noor dhr abant van 9 November 1861 (Provinciaal Blad van 1862 No. 1) geregeld bij een door Gedeputeerde Staten goed te keuren besluit van stemgerechtigde ingelanden.

Tarief en voorwaarden van afkoop van dijken zullen gedurende 14 dagen, ter plaatse waar dit gebruikelijk is ter lezing worden gelegd en na onderzoek der daartegen ingekomen bemerkingen van geërfden of dijkgeslaagden, worden vastgesteld.

Blijven stemgerechtigde ingelanden in gebreke de wijze en voorwaarden van afkoop te regelen, dan geschiedt dit door Gedeputeerde Staten.

ART. 7.

De kosten van onderhoud en herstel komen zoolang de keur of verordening, bedoeld in art. 2 niet in werking is getreden, ten laste van het waterschap.

ART. 8.

Van de Beslissingen door Gedeputeerde Staten genomen, is gedurende dertig dagen te rekenen van de dagteekening der beslissing beroep bij den Koning toegelaten.

-ocr page 109-

— 107 —

Bij verschil tusschen het waterschapsbestuur en Gedeputeerde Staten beslist de Koning.

ART. 9.

Artikel 105 van het algemeen reglement voor de waterschappen in de provincie Noordbrabant van 9 November 1861 (Provinciaal Blad van 1862 No- 1) wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld,

\'s-Hertogenbosch, den 3 Juli 1878

De Staten van Noordbrabant, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Voorz.

VAN COOTTI, Griffier.

Goedgek. bij K. B van 21 Juli 1878 No 1. Opgenomen Prov. Blad 1878 No. 28.

Reglement van politie op de zee- en riviencaterhee-rende dijken en kaden en de daarin gelec/en sluizen en werken in de provincie Noordbrabant.

AKTIKEL 1.

De hoogte en breedte, welke de dijken minstens behoo-ren te hebben en de glooiingen aan de binnen- en buitenzijde dier dijken worden binnen een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijd, door het Waterschapsbestuur, onder wiens beheer de dijk is, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, bepaald.

Bij verschil tusschen het Waterschapsbestuur en Gedeputeerde Staten beslist de Koning.

Blijft het waterschapsbestuur in gebreke de hoogte en breedte, in de eerste zinsnede van dit artikel bedoeld, te bepalen, dan geschiedt dit door Gedeputeerde Staten.

ART. 2.

De kosten van verpleging en verbreeding der dijken zijn ten laste van het Waterschap. ,

Is verbreeding of verhooging van een dijk alleen of mede in het belang van buiten het Waterschap gelegen eigendommen noodig, dan wordt voor de uitvoering van het

-ocr page 110-

— 108 -

werk on het. vinden van al de kosten een waterschap opgericht, waarvan de duur en de zamenstelling door de Provinciale Staten, na verhoor van belanghebbenden, onder goedkeuring des Konings, worden bepaald.

ART. 3,

Pe Waterschapsbesturen onder wier beheer rivier- of zeewaterkeerende werken zijn. zenden jaarlijks uiterlijk vóór de maand Mei aan (Gedeputeerde Staten in^ een nauwkeurig opgemaakt verslag van den toestand, waarin de rivier- of zee-waterkeerende werken en de daarin gelegen sluizen zich bevinden, met aanwijzing van die werken, welke het meest aan gevaar zijn blootgesteld.

Vóór de maand October geven zij eveneens verslag van de- reeds genomen en nog te nemen maatregelen van voorzorg, van de hulpmiddelen bij het Bestuur voorhanden, om doorbraak of gevaar te voorkomen, alsmede van den toestand der. Rijksmagazijnen en van de daarin voorhanden gereedschappen en materialen, die voor den ophanden winter geleverd zijn of voor welker levering schriftelijke overeenkomsten zijn gesloten-

ART. 4.

Het is verboden;

a. kribwerken, bermen, stroo- of rietbekleedsels, spreidingen en ruwaarden, steen en puinglooiingen aangelegd tot versterking of verdediging van dijken en kaden, alsmede uitwaterings- of spuislnizen te beschadigen.

b. schepen of schuiten aan krib- of beslagwerk van den dijk vast te maken.

c. uitwateringST of spuisluizen geheel of gedeeltelijk te openen, te sluiten, daarin schotbalken te plaatsen of die buiten werking te brengen, tenzij op last of met vergunning van het Bestuur, onder wiens beheer de sluis staat en overeenkomstig de instructie, door dat bestuur gegeven.

Rï. 5.

Het is verboden, tenzij krachtens een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd besluit van het Waterschapsbestuur;

a. dijken, te slechten, te verlagen, te versmallen, die geheel of gedeeltelijk te. verleggen, daarin piasbermen, of tijdelijke openingen te maken, nieuwe sluizen of duikers in dijken

-ocr page 111-

— 109 —

•of kadé te léggen, bestaande Sluizen of duikérs te dlcbten of de inrichting of afmeting daarvan te veranderen.

h vergravingen aan dijken en kaden of glooiingen van dijken te doen, daarin gaten of kuilen te maken, of zoden daarvan \'af te steken.

c. Vijvers, putten of slooten te graven binnen den afstand van 20 meters van den teën aan de binnen- of buifenzijdè van dijken,

d. op dijken of hunne glooiingen \'nieuwe \'gebouwen op te richten, bestaande gebouwen af te breken, te veranderen of te herstellen, waarbij muren öf fundéeringën worden vernieuwd, verplaatst of veranderd, of werken aan te leggen, waarvoor ingravihg in den dijk óf zijne glöoiingèn noodig is.

De vergunning tot het bouwen op dijk«n of hunne;glooi-ingen wordt gegeven \'onverminderd de réchten van derden op overeenkomst of een anderen réchtstitèl gegrond, alsmede behoudens de verplichting tot opruiming zonder schadeloosstelling in de gevallen omschreven bij art. 13 en voorts ïnet inachtneming der volgende bepalingen ;

lo. tusschen 15 October en 1 April mogen geèn otitgra-vingen voor de uittevoeren werden in het lichaam van den dijk plaats hebben; zij moeten uiterlijk vóór 15 October weder zijn aangevuld.

26. geene andere ingravingen mogèn in het dijkslichaam plaats hebben dan voor aanleg en fundeering noodig is. Kelders mogen in den dijk of zijne glooingen niet worden gemaakt

3o- binnen den afstand van één meter uit den kant van de dijkskruin mogen geen ;geboüwen, muren of schuttingen worden opgericht.

Geen deuren, luiken of ramen mogen binnen dien afstand naai* de zijde van den dijk opendraaien, tenzij die daarbij steeds een meter van de dijkskruin verwijderd blijven.

4o. de dorpels der ingangen van de gebouwen mogen niet lager liggen dan het midden van de dijkskruin, tenzij de gebouwen op meerderen afstand dan \'6 Meter uit den kant van de dijkskruin worden opgericht; in het laatste géval èal de dorpel minstens 50 cM boven de oppervlakte der glooiing te dier plaatsé worden aangelegd.

Aan de vergunriing worden bovendien zoddanigfe vobr-

-ocr page 112-

— 110 —

waarden verbonden als in het belang der dijksverdediging in elk bijzonder geval zullen noodig geacht worden.

ART. 6.

Het is verboden sluizen of duikers te openen tot inlating van rivierwater of ze bij mogelijkheid van lozing gesloten te houden, dan overeenkomstig de voorschriften door het Waterschapsbestuur, onder goedkeuring vau Gedeputeerde Staten, vast te stellen.

Gedeputeerde Staten verleenen deze goedkeuring niet dan na verhoor van belanghebbenden.

ART. 7.

Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van het Waterschapsbestuur :

a- kruinen en glooiingen van dijken en kaden te beploegen of om te spitten.

h- op glooiingen van dijken en kaden varkens of ganzen te laten weiden of loopen

c. boomen. heggen of heesters te planten op kruinen of glooiingen van dijken of kaden.

d. mestspeciën, hout, riet, aardhoopen, rasterwerken, palen of schuttingen op kruinen of glooiingen van dijken en kaden te plaatsen,

e. op glooiingen van dijken en kaden paarden of runderen van 1 November tot 1 April te laten weiden of losloopen.

ART. 8.

Van de beschikkingen krachtens het voorgaand artikel door het waterschapsbestuur genomen, kunnen belanghebbenden bij Gedeputeerde Staten hooger beroep instellen, binnen veertien dagen nadat die ter hunner kennis zijn gebracht.

Gedeputeerde Staten doen daarvan onverwijld mededeeling aan het Waterschapsbestuur, waardoor de genomen beschikking uiterlijk drie maanden geschorst wordt

Binnen dien termijn wordt door Gedeputeerde Stalen op het hooger ingesteld beroep eene beslissing genomen • Gedeputeerde Staten zijn ook bevoegd in hooger beroep wijzingen te brengen in de voorwaarden waaronder de vergunning door het waterschapsbestuur verleend is.

Do beschikking naar aanleiding der bepalingen onder a.

-ocr page 113-

— Ill —

en c, van art 7, door het waterschapsbestuur genomen, wordt binnen acht dagen aan Gedeputeerde Staten medegedeeld, en kan door deze ook ambtshalve vernietigd worden.

Vier weken na deze mededeeling wordt eerst uitvoering aan deze beschikking gegeven, tenzij die binnen dezen termijn geschorst wordt, welke schorsing uiterlijk drie maanden duurt.

De termijn van vier weken kan door Gedeputeerde Staten worden verkort.

ART. 9.

Bestaande slooten, gelegen binnen den afstand van dijken en kaden bepaald in art. 5 lett. c kunnen na kennisgeving aan den Voorzitter van het Waterschapsbestuur worden gebracht op de vroegere diepte en breedte, mits niet in strijd met vroegere reglementen of eene door het bevoegd gezag verleende vergunning.

ART. 10.

Bestaande beplantingen op kruinen of glooiingen van dijken en kaden, welke bij een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd besluit door het Bestuur van het Waterschap verklaard worden niet schadelijk te zijn aan de waterkeering, kunnen tot wederopzegging behouden of door eene nieuwe beplanting vervangen worden ; de rooiing mag niet plaats hebben, dan na verkregen vergunning van het Waterschapsbestuur en met inachtneming der bij die vergunning gegeven voorschriften.

Die beplanting welke schadelijk worden verklaard, moeten worden opgeruimd tegen eene billijke vergoeding aan rechthebbenden uit te keeren.

ART. 11.

De bepalingen der artt. 4, 5, 7 en 8 zijn van toepassing op binnendijken, die door voorgelegen inpolderingen of door aanleg van sluizen in een rivier slaperdijken zijn of bij doorbraak tegen verdere overstrooming dienen.

Het besluit van het Waterschap in art. 5 bedoeld is voor binnendijken niet aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen.

1)0 vierde, vijfde cn jiesde zinsnede van art. 8 zijn Yoor

-ocr page 114-

— 112 -

binnendijken van toepassing op besluiten krachtens art, 5 lett. a genomen.

ART. 12.

Bij Terschil of een dijk, sluis of waterwerk al dan niet onder zee- of rivierwalerkeerende werken behoort en of een dijk, bedoeld in het vorig artikel, slaperdijk is, beslist de Koning.

ART. 13.

De vergunning bedoeld in de artikelen 5, 7 en 10 kunnen bij een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd besluit van •het quot;Waterschapsbestuur worden ingetrokken, bij welk besluit tevens opruiming zonder schadeloosstelling, alsmede herstelling van den dijk en zijne glooiingen in den vorigen toestand kan bevolen worden :

a, wanneer de ondervinding leert, dat hetgeen ingevolge die vergunning plaats heeft, nadeelig of gevaarlijk voor de dijksverdediging is of kan worden.

h. wanneer in strijd met de voorwaarden dier vergunning is gehandeld.

Blijft het Waterschapsbestuur in gebreke de vergunning in te trekken, of is deze door Gedeputeerde Staten ot bij een onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten genomen besluit van het Waterschapsbestuur verleend, dan wordt de vergunning door hen ingetrokken, na verhoor van het W aterschapsbestuur.

ART. 14.

Het waterschapsbestuur beveelt, dat hetgeen zonder de vereischte vergunning of in strijd met de voorwaarden der vergunning is daargesteld ot verricht door den overtreder opgeruimd of in den vorigen toestand hersteld worde.

Wordt aan dit bevel niet voldaan, dan is het Waterschapsbestuur verplicht de werkzaamheden ten koste van den nalatige te doen -verrichten.

ART. 15.

Wanneer het WaterAchapsbestuur aan de verplichtingen, bij het voorgaand artikel opgelegd niet voldoet of in strjjd

-ocr page 115-

— 113 —

met het bepaalde in art, 5 en 6 gehandeld heeft, bevelen Gedeputeerde Staten opruiming of herstel.

Paragraaf 2 der wet van 12 Juli 1855 (Staatsblad No. 102) is van toepassing op de werken tot opruiming vereiseht-

ART. 16.

De Waterschapsbesturen zijn verplicht te zorgen, dat de uitwateringssluizen zoorzien zijn van eene noodkeering. Gedeputeerde Staten zijn echter bevoegd op verzoek van belanghebbende hiervan ontheffing te verleenen.

ART. 17.

Do waterschapsbesturen zijn verplicht te zorgen, dat bij ijsgang, gevaar of wanneer de waterstand der rivier eene door Gedeputeerde Staten te bepalen hoogte bereikt heeft, de dijken en waterkeerende werken behoorlijk bewaakt worden, dat van den toestand der rivieren en dijken geregeld mededeeling gegeven wordt aan de besturen van de aangrenzende Waterschappen, en dat aan de Waterstaats-amb-tenaren met den dienst der buitengewone rivier-correspondentie belast, alle mogelijke inlichtingen en hulp gegeven worden.

De wijze van bewaking wordt door het Waterschapsbestuur, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, geregeld.

Besluit waarbij voor de waterschappen de Hooge Maasdijk van stad en land van Tieusden en het Oud-Land van Altena bepaald wordt bij welken waterstand der rivier, de dijken en wafer keer ende werken door de zorg der waterschapsbesturen moeten bewaakt worden.

De Gedeputeerde Staten van Noord Brabant ;

Overwegende, dat ingevolge Art. 17 van het Reglement van politie op de zee- en r ivier water keer en de dijken en kaden enz. (Provinciaal blad van 1874 no. 22) de besturen der waterschappen verplicht zijn te zor-

-ocr page 116-

— 114 -

gen, dat bij ijsgang, gevaar of wanneer de waterstand der rivier eene door Gedeputeerde Staten te bepalen hoogte bereikt heeft, de dijken en waterkee-rende werken behoorlijk moeten bewaakt worden.

Gelet op de berichten van den Hoofd-Ingenieur van 10 en 17 April 1875 no. 352 en 425 P.

Hebben besloten die hoogte te bepalen als volgt :

a. voor het waterschap de hooge Maasdijk van stad en land van Heusden, vereenigd met den Oud-Heus-denschen. Doeverenschen en Drongelensehen zeedijk wanneer het water aan de rijkspeilschaal te Heusden eene hoogte van vier meiers en zeventig centimeters boven het Amsterdamsch peil (4.70 M. -|- A. P.) zal bereikt hébben.

b. voor hel Oud Land van Altena, wanneer het water aan de Rijkspeilschaal te Heusden eene hoogte van vijf meters, twintig centimeters boven het Amster-damsche peil (5.20 M. A. P.) zijnde 1.60 M. onder het noodpeil (6.80 A. P.) zal bereikt hebben.

Een afschrift van dit besluit zal gezonden worden naar de besturen der voormelde waterschappen, aan de besturen der gemeenten, waarover die waterschappen zich uitstrekken en aan den Hoofd-Ingenieur van den waterstaat.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN.

De Griffier, VAN COOTH.

Opgenomen Prov. Bi- 1875 no. 24-ART. 18.

quot;Wanneer bij dreigend gevaar, ijsgang of hoogen waterstand, de gewone wijze van bewaking niet voldoende is, kunnen de inwoners der gemeenten, die door den dijk beschermd worden, tot het doen van persoonlijke diensten worden opgeroepen.

De aard en duur dezer diensten, de wijze van oproeping, afkoop, plaatsvervanging en schadeloosstelling, de aanwijzing der gemeenten of gedeelten van gemeenten, waar de inwoners

-ocr page 117-

— 115 —

tot het doen van persoonlijke diensten kunnen verplicht worden, -worden door het bestuur van het Waterschap, gemeenschappelijk met de raden der belanghebbende gemeenten, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, geregeld.

Bij verschil tusschen de quot;Waterschaps- en gemeentebesturen, beslissen Gedeputeerde Staten, en tusschen een of meer dier besturen en Gedeputeerde Staten, beslist de Koning.

ART. 19.

Geschillen tusschen Waterschapsbesturen of tusschen Waterschaps- en gemeeate\'oesturen over aanleg en onderhoud van werken tot waterkeering of uitwatering, alsmede geschillen over bevoegdheid, worden door Gedeputeerde Staten beslist.

ART. 20.

Van de beslissing door Gedeputeerde Staten krachtens dit reglement genomen, is gedurende dertig dagen hooger beroep bij den Koning toegelaten.

ART. 21.

De bepalingen van dit reglement betrekkelijk dijken, zijn van toepassing op zee- en rivierwaterkeerende kaden, daarvan uitgezonderd zoogenaatade grientkaden en bekadin-gen van geheel tijdelijken aard.

ART. 22.

Op dijken die niet zee of rivier-waterkeerend zijn en niet tot de binnendijken ia art 11 bedoeld, behooren, is alleen van toepassing het bepaalde bij art. 5 lett a. in verband met de tweede zinsnede van art. 11.

ART. 23.

De verplichtingen en bevoegdheden in dit reglement aan waterschapsbesturen opgelegd en toegekend, gelden eveneens voor andere besturen van zee- en rivierwaterkeerende dijken en kaden en de daarin gelegen sluizen en werken, al zij dat bestuur opge Iragen aan en behoort het tot gemeenten, zedelijke lichamen, stichtingen of bijzondere personen.

ART. 24.

Onverminderd de verplichting tot vergoeding der toegebrachte schade, worden de overtreders van de bepalingetl van dit Reglement gestraft als volgt:

-ocr page 118-

— 116 —

a. die van art. 4 zinsnede a en c, die van art. 5 zinsnede a, b en d, die van art. 6 en weigering om aan de bevelen in artikel 14 en 15 bedoeld, binnen den in het bevel gestelden termijn te voldoen, met eene geldboete van ƒ 25 — Z 75 en met gevangenis hoogstens van 7 dagen, te zamen of afzonderlijk ;

b. die van art 5 zinsnede c en van art 7 a, c en d. met eene geldboete van hoogstens f 25.

h- die van art. 4 zinsnede h en van art. 7 zinsnede b en e met eene geldboete van hoogstens f 5.

ART. 25.

Door dit reglement zijn ingetrokken het provinciaal Ee-glement van Policie voor de Polders in boord Bra/iant van 24 Februari 1846, gewijzigd bij de besluiten der Staten Van 12 Juli 1048, 10 Juli 1860, 7 November 1862 (Provinciaal blad Van 1846 No 60, van 1848 No- 68 en van 1863 No. 1 :

AKT. 26.

De bepalingen van art. 5 lett. d treden in werking met 1 Januari 1882.

Aldus vastgesteld-

\'s-Hertogenhosch, den 22 Juli 1881.

De Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTE1N.

De Griffier,

VAN COOTH.

Goedgek- bij K. B. van 8 Oct. 1881 en opgenomen Prov. BI 1881 No 21.

Provinciaal Reglement, bevattende voorzieningen ter voorkoming van overstroomingen op de rivieren de Dommel en Aa, en de daarin stroomende rivieren, heken en waterleidingen De Staten van Noord-Brabant,

Hebben in afwachting van het nader te maken reglement van beheer over de rivieren, vastgesteld hetgeen volgt .-ARTIKEL 1.

De peilshoogte, waarop het water aan de watermolens

-ocr page 119-

— 117 —

op de Dommel en, de Aa en op de daarin stroomende rivieren, beken en waterleidingen mag worden geschut, wordt bepaald door Gedeputeerde Staten, na verhoor van den Hoofd-Ingenieur van den waterstaat.

ABT. 2.

In het besluit tot regeling der peilshoogte van eiken watermolen, worden tevens de noodige voorschriften gegeven, omtrent alles wat behoort tot het toestel van den watermolen dat in de rivier aanwezig is, of met de daartoe behoorende water- of kunstwerken in onmiddellijk verband staat, ten einde :

a. voor te komen dat de afstrooming van het water, door de kunstwerken in de rivier aangebragt, niet ten nadeele der eigenaars van de boven den molen gelegen gronden, worde belemmerd;

b. de stipte naleving en uitvoering van de bepalingen van dit reglement te kunnen verzekeren.

ART. 3.

Bij de bepaling) der peilshoogte, waarop het water door den molenaar mag worden geschut, wordt tevens door Gedeputeerde Staten de wijze geregeld, waarop kan blijken of het water boven peil wordt opgekeerd.

Daarbij wordt gezorgd, dat dit op eene voor een ieder zigibare wijze plaats heeft.

Het is verboden eenige verandering van welken aard ook te brengen aan de door Gedeputeerde Staten ingevolge van dit artikel bepaalde peilen, dan na door hen daartoe te zijn gemagtigd.

ART. 4.

Alvorens de peilshoogte voor eiken watermolen te bepalen. zenden Gedeputeerde Staten een afschrift van het ontwerp van het in de artikelen 1 en 2 bedoeld besluit, aan;

a. Burgemeester en quot;Wethouders der gemeente op welker grondgebied de watermolen gelegen is;

b- Burgemeester en Wethouders van de gemeente die onnüddelijk boven den watermolen gelegen is; en, strekt de rivier tot scheiding van gemeenten, alsdan ook aan Burgemeester en Wethouders der gemeente, gelegen aan de overzijde der rivier;

-ocr page 120-

— 118 —

e. den eigenaar van den watermolen.

Burgemeester en Wethouders der onder letter a- en h. gelegen gemeenten, doen het ontwerp-besluit gedurende veertien dagen voor een ieder ter inzage leggen, en noodigen bij de bekendmaking daarvan de inwoners uit, de bezwaren, die zij tegen de voorgestelde regeling hebben, binnen denzelfden termijn schriftelijk of mondeling aan hen mede te deelen.

Burgemeester en Wethouders maken proces-verbaal op van de mondeling bij hen ingebragte bezwaren, voegen de schriftelijke aan hen kenbaar gemaakte bezwaren daarbij en zenden die stukken binnen veertien dagen na het verstrijken van den in de vorige zinsnede bepaalden termijn, aan Gedeputeerde Staten in, met bijvoeging hunner beschouwing, zoo omtrent de ingebragte bezwaren, als omtrent de regeling der zaak in het ontwerp van besluit.

De eigenaars van den watermolen, de gebruiker daarvan en de belanghebbenden, zijn bevoegd binnen voorzegden termijn de bezwaren die zij hebben, regtsreeks aan Gedeputeerde Staten in te zenden.

ART. 5.

De Gedeputeerde Staten stellen het besluit, waarbij de peilshoogte geregeld wordt, niet vast, dan nadat de in art. 4 bedoelde stukken bij hen zijn ingekomen, of wel de termijn, vermeld in de voorlaatste zinsnede van dat artikel verstreken is.

ART. 6.

Geene verandering van welken aard ook, mag gebragt -worden in het tot den watermolen behoorende toestel, dat in de rivier gelegen is of dat met de daartoe behoorende water- of kunstwerken in onmiddellijk verband staat, dan na verkregen toestemming van Gedeputeerde Staten.

De bepalingen in art. 4 worden, voor en aleer tot het maken van verandering toestemming gegeven wordt, nageleefd.

ART. 7.

De belanghebbende die bezwaren heeft tegen de peilshoogte, zoo als deze door Gedeputeerde Staten bepaald is, of tegen de voorschriften en bepalingen, door Gedeputeerde Staten gegeven, kan binnen eene maand na dat het

-ocr page 121-

- 119 —

besluit van Gedeputeerde Staten in de gemeente afgekondigd is, daarvan in beroep komen bij den Koning.

Die in hooger beroep komt, geeft daarvan onmiddellijk kennis aan Gedeputeerde Staten, met overlegging tevens van een afschrift der ingebragte bezwaren.

De uitvoering van het werk blijft in het laatste geval geschorst, tot dat de Koning zal beslist hebben.

ART. 8.

Gedeputeerde Staten doen onverwijld na het in werking treden van dit reglement onderzoeken, aan welke watermolens eene nadere regeling der peilshoogte of wel verandering in hot toestel van den watermolen, (dat in de rivier gevonden wordt ot met de daartoe behoorende water- of kunstwerken in onmiddelijk verband staat), dringend noodig is, en zorgen dat, waar het overwegend belang der oevereigenaars dit vordert, onverwijld tot het regelen dier peilshoogte en het maken der verandering in het toestel van den watermolen of van hetgeen met de onmiddellijk daartoè behoorende water- of kunstwerken in verband staat, wordt overgegaan.

De nieuwe werken en veranderingen door Gedeputeerde Staten bevolen, komen ten laste van den eigenaar van den watermolen

ART. 9.

Wanneer het ter voorkoming van overstroomhigen, of uit anderen hoofde noodig of wenschelijk is, Hat de sluizen aan een of meer watermolens getrokken worden, bevelen Gedeputeerde Staten de opening der sluizen gedurende een of meer dagen, na alvorens den Hootd-Ingenier van den Waterstaat te hebben gehoord.

ART. 10.

In spoedvereischende gevallen en wanneer voor de onverwijlde trekking der sluizen dringende noodzakelijkheid bestaat, hebben Burgemeester en wethouders, ten aanzien van den watermolen op het grondgebied hunner gemeente gelegen, de bevoegdheid tot het doen trekken der sluizen, mits onverwijld daarvan kennis gevende aan Gedeputeerde Staten, aan den Hoofd-Ingenieur van den Waterstaat en aan den provincialen Opzigter van den Waterstaat, tot wiens

-ocr page 122-

-120 -

district de gemeente behoort waar de watermolen gelegen is.

Gelijke kennisgeving geschiedt aan Burgemeester en Wethouders der onmiddellijk boven, beneden en aan de overzijde\' der rivier gelegen gemeenten.

ART. 11.

De gebruiker van den watermolen is verpligt den molen te doen stilhouden de sluizen te trekken, het water op te schutten, het doen van een onderzoek naar het toestel van den watermolen te gedoogen en daarbij behulpzaam te zijn, wanneer dit door Gedeputeerde Staten, den Hoofdingenieur van het district den betrokken Ingenieur van den Waterstaat, of door Burgemeester en Wethouders der gemeente op welker grondgebied de molen gelegen is, bevolen wordt, hetzij om onderzoek te doen, of er al niet eene overtreding heeft plaats hehad, hetzij tot het doen van opnemingen boven, beneden of in de nabijheid van den molen.

ART. 12-.

De watermolens, waarvoor slechts vergunning bestaat om gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt, mogen in de overige gedeelten van het jaar niet werken.

ART. 13.

De eigenaar en de gebruiker van den watermolen zijn, elk- voor zooveel hem aangaat, verpligt zorg te dragen voor eene nauwgezette opvolging der in dit reglement verratte bepalingen,

ART. 14.

De overtreding van eene der voorgaande bepalingen van dit reglement, hetzij door opzet, hetzij door nalatigheid of verzuim, wordt gestraft met eene geldboete van 25 tot 75 gulden en met eene gevangenisstraf van een tot zeven dagen, te zamen of afzonderlijk.

Bij herhaling der overtreding wordt het maximum der straf opgelegd.

Op hem die den eigenaar of gebruiker van den watermolen of ieder anderen overtreder bijgestaan, of die medegewerkt zal hebben tot de overtreding, zijn de straffen, vervat in dit artikel, van\' toepassing.

-ocr page 123-

— 121 —

ART. 15.

Geene verandering of belemmering hoe ook genaamd, mag worden gebragt in den loop der Dommel en Aa, of in de daarin stroomende rivieren, beken en waterleidingen, dan na verkregen magtiging vau Gedeputeerde Staten.

De overtreding van dit artikel wordt gestraft met eene geldboete van vijf tot vijf-en-twintig gulden, en met eene gevangenisstraf van een tot vijf dagen, gezamenlijk ot afzonderlijk.

Vervallen ingevolge art. 44 Reglement op de Waterleidingen zie bh. 71.

ART. 16.

Geleputeerde Staten bepalen den tijd, waarop bovenvermelde rivieren en beken, twee of zoo noodig meermalen \'sjaars moeten geruimd en gezuiverd worden.

Het besluit waarbij die tijdstippen ter algemeene kennis worden gebragt, bepaalt, zoo noodig, tevens de wijze waarop de ruiming en zuivering behoort plaats te hebben.

Tervallen ingevolge art. 44 Reglement op Je Waterleidingen tie Ih. 71.

ART. 17.

Burgemeester en quot;Wethouders der gemeenten voeren, op de door Gedeputeerde Staten daarvoor te bepalen dagen, de schouw over de rivieren, beken en waterleidingen, voor zooverre die over het grondgebied hunner gemeente loopen en maken proces-verbaal op van de door hen bevonden overtredingen.

De Gedeputeerde Staten doen, wanneer het door hen noodig of nuttig geoordeeld wordt, door een of meer leden uit hun midden, bijgestaan door een beambte van den Waterstaat, de schouw over de voormelde rivieren en beken voeren.

Vervallen ingevolge art. 44 Reglement op de Waterleidingen tie ih. 71.

ART. 18.

De Gedeputeerde Staten, als met de uitvoering van dit reglement belast, zijn bevoegd tot het, des noods ten koste der overtreders, doen wegnemen, beletten of verrigten, van hetgeen in strijd met dit reglement wordt daargesteld, ondernomen, of nagelaten.

10

-ocr page 124-

— 122 —

Gelijke bevoegdheid hebben in de gevallen voorzien bij de artikelen 9 —11, Burgemeester en Wethouders der gemeente op welker grondgebied de watermolen gelegen is

Spoedvereischende gevallen uitgezonderd geschiedt de in de vorige zinsneden bedoelde uitvoering niet, dan nadat de belanghebbenden schriftelijk zijn gewaarschuwd.

ART. 19.

De zorg en het toezigt voor de naleving der bepalingen van dit reglement is opgedragen aan de Ambtenaren en Opzigters van don Waterstaat, aan de Burgemeester en Wethouders der gemeenten, langs voormelde rivieren en beken gelegen.

Het toezigt op het peil wordt daarenboven ook opgedragen aan de Veldwachters en de Maréchaussee.

De processen-verbaal van de beambten van den Waterstaat, van de Veldwachters en van de Maréchaussée worden opgemaakt op den eed bij den aanvang hunner bediening afgelegd, of wel binnen tweemaal vier-en-twintig uren bij den Kantonregter, of den Burgemeester der gemeente op welker grondgebied de overtreding gepleegd is, onder eede be\'vestigd.

In spoedvereischende gevallen, wanneer het nemen van onmiddellijke voorzieningen dringend noodzakelijk is, hebben de Hoofd-Ingenieur en de Ingenieurs van den Waterstaat dezelfde bevoegdheid, die in de eerste zinsnede van art. 18 aan Gedeputeerde Staten is opgedragen.

Zij geven onverwijld van den door hen gegeven last kennis aan Gedeputeerde Staten.

ART. 20.

De bepalingen van art 15 en volgende, zijn van toepassing op de Dieze, met hare vertakkingen, voor zoo verre deze zich op het grondgebied der gemeente \'s HerlogenLosch tot aan den havenmond aldaar uitstrekt.

\'sHertogeniosch, den 11 November 1856.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J BOSCH VAN DEAKENSÏEIN.

De Griffier,

VAN COOTH.

Goedgek bij K. R. van 20 Nov opgenomen Prov. Blad 1856 No. 26

-ocr page 125-

— 123 —

Beglement, tot regeling der pnlshoogte aan de watermolens in de provincie Noorclbrabant; met uitzondering van die op de rivieren de Dommel en de Aa en de daarin stroomende rivieren, heken en waterleidingen.

De staten van Noordbrabant, overwegende flat er noodzakelijkheid bestaat, over te gaan tot eene behoorlijke regeling der pegels aan de watermolens.

Hebben vastgesteld hetgeen volgt :

ARTIKEL 1.

De peilshoogte, waarop het water aan de watermolens, met uitzondering van die op de rivieren de Dommel en de Aa en de daaiin stroomende rivieren, beken en waterleidingen, mag worden geschut, wordt bepaald door Gedeputeerde Staten, na verhoorvandenHoofd-Ingenieur van den Waterstaat

ART. 2.

In het besluit tot regeling dor peilshoogte van eiken watermolen, worden tevens de noodige voorschriften gegeven, omtrent alles wat behoort tot don in de rivier aanwezigen toestel van dea watermolen, of met de daartoe behoorende water- of kunstwerken in onraiddelijk verband staat, ten einde;

a. Te voorkomen dat de atstrooming van het water, door de kunstwerken in de rivier aangebragt, ten nadeelo der eigenaars van de boven den molen gelegen gronden, worde belemmerd ;

i de uitvoering en stipte naleving van de bepalingen van dit reglement te kunnen verzekeren-

ART. 3.

Bij de bepaling der peilshoogte, waarop het water dooiden molenaar mag worden geschut, wordt tevens door Gedeputeerde Staten de wijze geregeld, waarop kan blijken of het water boven peil wordt opgekeerd.

Daarbij wordt gezorgd, dat dit op eene voor een ieder zigtbare wijze plaats heeft.

Het is verboden, zonder magtiging van Gedeputeerde Staten, eenige verandering, van welken aard ook, te brengen aan de door hen ingevolge dit artikel bepaalde peilen.

-ocr page 126-

— 124 —

AKT. 4.

Alvorens de peilshoogte voor den watermolen te bepalen, zenden (iedeputeerde Staten een afschrift van het ontwerp van het in de artikelen 1 en 2 bedoeld besluit aan :

a. Burgemeester en Wethouders der Gemeente op welker grondgebied de watermolen gelegen is ;

h. Burgemeester en Wethouders van de gemeente die onmiddellijk boven den watermolen gelegen is, en stiekt de rivier tot scheiding van gemeenten, alsdan ook aan Burgemeester en Wethouders der gemeente, gelegen aan de overzijde der rivier ;

c. Het waterschapsbestuur indien er een waiterschap bij betrokken is ;

d. Den eigenaar of gebruiker van den watermolen.

Burgemeester en Wethouders der onder letter a. en b.

bedoelde gemeenten, doen het ontwerp-besluit gedurende veertien dagen voor een ieder ter Secretarie ter inzage leggen, en noodigen bij de bekendmaking daarvan de inwoners uit, de bezwaren, die zij tegen de voorgestelde regeling hebben binnen denzelfdeu termijn schriftelijk ot\'mondeling aan hen mede te deelen.

Burgemeester en Wethouders maken proces-verbaal op van de mondeling bij hen ingebragte bezwaren, voegen de schriftelijk aan hen kenbaar gemaakte daarbij, en zenden die stukken, binnen veertien dagen na het verstrijken van dan in de vorige zinsnede bepaalden termijn, aan Gedeputeerde Staten in. met bijvoeging hunner beschouwingen, zoo omtrent de ingebragte bezwaren, als omtrent de ontworpen regeling.

De eigenaar van den watermolen, de gebruiker daarvan en de belanghebbenden zijn bevoegd binnen voorschreven termijn de bezwaren die zij hebben, regtstreeks aan Gedeputeerde Staten in te zenden.

ART. 5.

De Gedeputeerde Staten stellen het besluit, waarbij de peilshoogte geregeld wordt, niet vast, dm nadat de termijn vermeld in de voorlaatste zinsnede van het vorig artikel verstreken is en de in dat artikel bedoelde stukken bij hen kunnen zijn ingekomen.

ART. 6.

Geene verandering, van welken aard ook, mag gebragt

-ocr page 127-

— 125 —

worden in den tot den watermolen behoorendo toestel, die in de rivier gelegen is of met de daartoe behoorende water-of kunstwerken in onmiddelijk verband staat, dan na verkregen toestemming van Gedeputeerde Staten.

He bepalingen in art. 4 worden, voor en aleer tot het raaken van verandering toestemming gegeven wordt,nageleefd.

ART. 7.

De belanghebbende die bezwaren heeft tegen de peils-hoogte, zoo als deze door Gedeputeerde Staten bepaald is, of tegen de voorschriften en bepalingen, door Gedeputeerde Staten gegeven, kan binnen eéne maand, nadat het besluit van Gedeputeerde Staten in de gemeente afgekondigd is, daarvan in beroep komen bij den Koning.

Die in hooger beroep komt geeft daarvan onmiddellijk kennis aan Gedeputeerde Staten, met overlegging tevens van een afschrift der ingebragte bezwaren.

De uitvoering van het werk blijft in het laatste geval geschorst, tot dat de Koning zal beslist hebben.

ART. 8.

Gedeputeerde Staten doen onverwijld na het in werking treden van dit reglement onderzoeken, of eene nadere regeling der peilshoogte aan den watermolen of eenige verandering van den daartoe behoorenden toestel, die in de rivier gevonden wordt of met de daartoe behoorende water- of kunstwerken in onmiddellijk verband staat, dringend noodig is en zorgen dat, waar, het overwegend belang der oever eigenaars dit vordert, onverwijld tot het regelen dier peilshoogte en het bepalen der vereischte verandering in den toestel van den watermolen of van hetgeen met de onmiddellijk daartoe behoorende water- of kunstwerken in verband staat, wordt overgegaan.

De nieuwe werken en veranderingen door Gedeputeerde Staten bevolen, komen ten laste van den eigenaar van den watermolen.

ART. 9.

Wanneer het ter voorkoming van overstroomingen, of uit anderen hoofde noodig of wenschelijk is, dat de sluizen aan een of meer watermolens getrokken worden, bevelen Gedeputeerde Staten de opening der sluizen gedurende een

-ocr page 128-

- 126 —

of meer dagen, na vooraf den Hoofd ingenieur van den Waterstaat te hebben gehoord.

ART. 10.

In spoedeischende gevallen en wanneer voor de onverwijlde trekking der sluizen dringende noodzakelijkheid bestaat, hebben Burgemeester en Wethouders, ten aanzien van den watermolen op het grondgebied hunner gemeente gelegen, de bevoegdheid tot het doen trekken der sluizen, mits onverwijld daarvan kennis gevende aan Gedeputeerde Staten, aan den Hoofd-Ingenieur van den quot;Waterstaat en aan den provincialen Gpzigter van den Waterstaat, tot wiens district de gemeente behoort waar de watermolen zich bevindt.

Gelijke kennisgeving geschiedt aan Burgemeester en Wethouders der onmiddellijk boven, beneden en aan do overzijde der rivier gelegen gemeenten.

ART. 11.

De gebruiker van den watermolen is verpligt den molen te doen stilhouden, de sluizen te trekken, het water op te schutten, het doen van een onderzoek naar den toestel van den watermolen te gedoogen en daarbij behulpzaam te zijn, wanneer dit door Gedeputeerde Staten, den Hoofd ingenieur van den Waterstaat, den betrokken Ingenieur van het district, of door Burgemeester en Wethouders der gemeente op welker grondgebied de molen zich bevindt, bevolen wordt, hetzij om onderzoek te doen, of er al of niet eene overtreding heeft plaats gehad, hetzij tot het doen van opnemingen boven, beneden of in de nabijheid van den molen, hetzij tot het voeren van schouw.

ART. 12.

De watermolens, waarvoor slechts vergunning bestaat om gedurende een gedeelte van hot jaar te worden gebruikt, mogen in de overige gedeelten van het jaar niet werken.

ART. 13.

De eigenaar en do gebruiker van don watermolen zijn, elk voor zooveel hem aangaat, verpligt zorg te dragen voor eene naauwgezotto opvolging der in dit reglement vervatte bepalingen-

ART. 14.

De overtreding van eens der bepalingen van dit regio-

-ocr page 129-

_ 127 —

reent, wordt gestraft met eene geldboete van 25 tot 75 gulden en met eene gevangenisstraf van een tot zeven dagen, te zamen of afzonderlijk behoudens de straffen bij wettelijke verordeningen bedreigd.

ART. 15.

De Gedeputeerde Staten, als met de uitvoering van dit reglement belast, zijn bevoegd tot het, des noods ten koste der overtreders, doen wegnemen, beletten of verrigten, van hetgeen in strijd met dit reglement wordt daargesteld, ondernomen of nagelaten.

Gelijke bevoegdheid hebben in de gevallen, voorzien bij de artikelen 9—tl. Burgemeester en Wethouders der gemeente op welker grondgebied de watermolen zich bevindt

ART. 16.

De zorg en het toezigt voor de naleving der bepalingen van dit reglement zijn opgedragen aan de ambtenaren en opzichters van den Waterstaat, en aan de Burgemeester en Wethouders der betrokken gemeenten.

Het toezigt op het peil wordt daarenboven ook opgedragen aan de Veldwachters en de Maréchaussee.

In spoedeischende gevallen, wanneer het nemen van on-middelijke voorzieningen dringend noodzakelijk is, hebben de Hoofd-lngenieur en de Ingenieurs van den Waterstaat dezelfde bevoegdheid, die in de eerste zinsnede van art. 15 aan Gedeputeerde Staten is opgedragen-

Zij geven onverwijld van den door hen gegeven last kennis aan Gedeputeerde Staten.

Aldus vastgesteld don 20 November 1866.

De Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN.

De Griffier,

VAN COOTH.

Goedgek. bij K. Ti. van 18 Jan. 1867 No. 52 en opgenomen Prov. LI 18G7 No 5.

-ocr page 130-

— 128 —

Beylement houdende bepalingen tot wering van beplantingen in de nabijheid van windmolens, dienende tot uitmaling van water uit de polders.

De Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

doen te weten dat door de Provinciale Staten dier Provincie in hunne vergadering van 3 Juli 1873 is vastgesteld hetgeen volgt :

ARTIKEL 1.

In de nabijheid van windmolens, dienende tot uitmaling van water uit de polders, zijn verboden beplantingen:

a. van opgaande boomen en kopwilligen binnen den afstand van 400 meters;

b. van rijs- en hakhout binnen den afstand van 200 meters.

AKT. 2.

De overtreding van de bepalingen van dit reglement wordt gestraft met eene geldboete van /\' 5 —, onverminderd de verplichting tot onverwijlde opruiming der beplanting.

Bij nalatigheid van den overtreder geschiedt de opruiming ten zijnen koste, op last van het waterschapsbestuur.

Aldus vastgesteld.

\'s Hertoyenbosch, den 3 Juli 1873.

De Gedeputeerde Staten van Noordbrabant, P. J. BOSCH VAN DEAKESTEIN, Voorzitter.

VAN COOTH, Griffier.

Goedgek- bij K. 15. van 25 Juli 1874 no. 22 opgenomen Prov. Blad 1874 no- 23.

Reglement op de openbare wegen en voetpaden in de provincie Noord-Brabant.

De Staten van Noordhrabunt, enz.

EERSTE AFDEELING.

Van de wegen en voetpaden en derzeher leggers. ARTIKEL 1.

Onder wegen en voetpaden worden in dit reglement verstaan alle wegen, straten, stegen en voetpaden, die tot ge.

-ocr page 131-

— 129 —

meenen dienst van allen bestemd zijn, benevens de daarin gelegen of daartoe beboerende kunstwerken, als: bruggen, duikers, heulen, vonders, slooten en greppels en alles wat tot instandhouding of bruikbaarheid van den weg of het voetpad wordt vereischt.

Hiervan zijn uitgezonderd:

a- de ijzeren spoorwegen.

h. de wegen waarvan het onderhoud ten laste van het Rijk is.

-\\RT. 2.

De wegen worden onderecheiden in:

a. provinciale wegen;

hs wegen, straten, stegen, rij- en landwegen en voetpaden, die gemeenten of onderscheidene deelen eener gemeente onderling verbinden of naar openbare rijks- of provinciale wegen of naar spoorweg-stations, veren en aanlegplaatsen aan rivieren, vaarten en havens leiden.

ART. 8.

Van de wegen en voetpaden worden opgemaakt leggers.

.ART. 4.

Die leggers dienen tot grondslag ter beoordeeling van alle wederrechtelijke handelingen in het vervolg te plegen.

ART. 5.

De leggers der provinciale wegen worden opgemaakt en vastgesteld door Gedeputeerde Staten en ia het Provinciaal Blad opgenomen.

De artikelen 10, 23, 24, 25 en 26 van dit reglement zijn daarop van toepassing.

ART. 6.

De leggers der onder ]ett, h. van art. 2 genoemde wegen en voetpaden worden opgemaakt door den gemeenteraad, en door Gedeputeerde Staten, behoudens beroep op den Koning, vastgesteld, op de wijze in de volgende artikelen bepaald-

ART. 7.

De leggers worden binnen een jaar^ na het in werking treden van dit reglement, door Burgemeester en Wethouders ontworpen overeenkomstig de voorschriften door Gedeputeerde Staten te geven.

-ocr page 132-

- 130 -

De hier bedoelde voorschriften zijn gegeven 27 iVbp, 1874, waarbij is gevoegd\' een model, waarnaar de leggers behoor en te worden onderworpen. Zie hlz. 144.

ART. 8.

Die voorschriften worden in het Provinciaal Blad geplaatst.

Dit is geschiedt in 1874 Frov. BI. No. 33.

ART. 9.

Op den legger worden gebracht alle wegen en voetpaden, die tot gemeenen dienst van allen bestemd zijn, onverschillig of het onderhoud dier wegen en voetpaden, ten laste is van gemeenten, waterschappen of anderen en ot die wegen en voetpaden aan de gemeenten of waterschappen behooren of over gronden van particulieren loopen.

ART. 10.

De legger vermeldt bij iederen weg of voetpad :

a. de benaming en soort en wie het bestuur of beheer heeft ;

h. de richting of strekking ;

c. de lengte en breedte ;

\' Ten aanzien der breedte wordt vermeld de werkelijke breedte tijdens het opmaken van den legger, de breedte volgens de kadastrale opmeting of volgens andere bescheiden of bewijzen ; bij ongelijkmatige breedte, waar die ongelijkmatigheid begint en eindigt en de wisselplaatsen waar die aanwezig zijn;

d. de breedte der langs de wegen en voetpaden gelegen slooten en greppels en of deze al dan niet over de geheele of halve breedte tot den weg of het voetpad behooren;

e de palen, steenen of andere scheidingsteekenen waarmede de wegen of voetpaden van de daar langs gelegene gronden worden afgescheiden.

/\'. de bruggen, vonders, sluizen, duikers en alles wat tot den weg ot het voetpad behoort en tot instandhouding en bruikbaarheid daarvan wordt vereischt;

g. de beplanting op de kanten of zijbertnen met vermelding in het algemeen aan wie die toebehoort en of die is geschied krachtens eigendomsrecht, recht van opstal of eenig ander recht met aanhaling van den titel van aankomst;

h. de omschrijving der verplichting tot onderhoud, waar het onderhoud van den weg of van het voetpad pf van de

-ocr page 133-

— 131 —

daarin gelegen kunst of andere werken op een ander rust, dan op hem, die het beheer er over heeft met aanhaling van den daartoe betrekkelijken rechtstitel of overeenkomst en vermelding der perceelen waarop de last tot onderhoud kleeft ;

i. de beslissingen van Gedeputeerde Staten, van den Koning en de Rechterlijke uitspraken-

ART. 11.

De ontworpen legger wordt door Burgemeester en Wethouders gedurende dertig dagen ter inzage van een ieder op de Secretarie der gemeente nedergelegd-

Van die nederlegging geschiedt minstens drie dagen te voren openbare kennisgeving door afkondiging op de gebruikelijke wijze, zoo in de gemeente zelve, als in de aangrenzende gemeenten, en ook in een of meer der in de provincie verschijnende nieuwsbladen.

ABT. 12.

Gedurende dion termijn en acht dagen daarna is een ieder bevoegd mondeling of schriftelijk bezwaren tegen den legger bij Burgemeester en Wethouders in te brengen.

De openbare kennisgeving omschrijft die bevoegdheid en vermeldt tijd en plaats waarop Burgemeester en Wethouders zitting zullen houden tot het aanhooren der bezwaren die mondeling worden ingebracht.

ART. 13.

Van de mondeling ingebrachte bezwaren wordt procesverbaal opgemaakt, dat dooi\' hen die bezwaren hebben ingebracht, mede wordt onderteekend.

Van de schriftelijk ingediende bezwaren wordt door den Burgemeester of den Secretaris een bewijs van ontvang afgegeven.

ART. 14.

Burgemeester en Wethouders zenden de ontworpen leggers met de bij hem ingekomen bezwaarschriften en met het proces verbaal, in het vorig artikel bedoeld, aan den gemeenteraad in en voegen bij de stukken een verslag, waarin zij hun gevoelen ten aanzien der ingebrachte bezwaren mededeelen.

Een afschrift van het verslag wordt op de Secretarie ter inzage van een ieder nedergelegd.

-ocr page 134-

— 132 -

Van die inzending en nederlegging wordt openbare kennisgeving gedaan, bovendien wordt daarvan schriftelijk kennis gegeven aan hen, die bezwaren tegen den legger hebben ingebracht.

Een ieder kan een afschrift of uittreksel van het verslag van Burgemeester en Wethouders tegen betaling van kosten verkrijgen of zoodanig afschrift of uittreksel ten zijnen koste nemen.

A ET. 15.

Binnen veertien dagen na de kennisgeving in het vorig artikel vermeld, kunnen bij den gemeenteraad bezwaren tegen den legger en daarbij overgelegde stukken worden ingebracht.

ART. 16.

De gemeenteraad onderzoekt de bezwaren en doet uitspraak bij een met redenen omkleed besluit, hetwelk binnen acht dagen aan den belanghebbende in afschrift wordt medegedeeld.

De raad kan den legger ook ambtshalve wijzigen.

■ Waar de raad of de belanghebbende dit verlangt, zoomede wanneer de raad ambtshalve vermeent wijzigingen in den legger te moeten brengen, zal de belanghebbende nader door den raad worden gehoord.

ART. 17.

De leggers worden door den gemeenteraad in dubbel opgemaakt en een dier exemplaren wordt binnen acht dagen na die opmaking aan Gedeputeerde Staten opgezonden, het andere blijft ter secretarie ter inzage van een ieder-

De leggers vermelden de dagteekening der voorloopige en definitieve opmaking, den tijd gedurende welke zij ter inzage hebben gelegen en den dag waarop daarvan kennisgeving is gedaan.

ART. 18.

Yan de definitieve opmaking en opzending aan Gedeputeerde Staten, zoomede van de nederlegging ter inzage, geschiedt openbare kennisgeving, op de wijze in art. 11, al. 2 bepaald.

ART. 19.

Binnen Teertig dagen na die kennisgeving, kunnen bij

-ocr page 135-

— 133 -

Gedeputeerde Staten bezwaren tegen den legger worden ingebracht.

AKT. 20

Die bezwaren worden behandeld en beslist ingevolge art. 24bis van de Instructie van Gedeputeerde Staten, vastgesteld den 3en November 1869 (Provinciaal blad No. GO.)

Hetzelfde heeft plaats, indien Gedeputeerde Staten ver-meenen. ambtshalve, aanvulling of wijziging in Jen legger te moeten maken,

ART. 21.

Gedeputeerde Staten stellen den legger vast en geven daarvan bericht aan het gemeentebestuur met opgave van de daarin gemaakte veranderingen

Waar belangen van een waterschap of van bijzondere personen betrokken zijn bij de veranderingen, welke in den legger zijn gebracht, wordt van die veranderingen ook aan hen kennis gegeven.

Gedeputeerde Staten kunnen ook den legger gedeeltelijk vaststellen, voor zoo verre er geene bezwaren bestaan.

In dat geval worden de aangehoudene wegen en voetpaden, na beslissing van de bezwaren op een suppletoiren legger gebracht.

ART. 22.

Binnen eene maand, na ontvangst van het bericht van Gedeputeerde Staten, wijzigen de gemeentebesturen dienovereenkomstig het exemplaar der leggers onder hunne berusting en kondigen af, dat de door Gedeputeerde Staten vastgestelde legger ter inzage van een ieder ligt ter Secretarie der gemeente, op de wijze in art. 11, al. 2 bepaald.

ART. 23.

Binnen veertig dagen na die afkondiging, kunnen belanghebbenden bij den Koning in hooger beroep komen. Eecht van hooger beroep heeft ook het gemeentebestuur, voor zoo veel die wijzigingen betreft, welke door Gedeputeerde Staten gebracht zijn in de leggers door het gemeentebestuur opgemaakt.

ART. 24.

Het beroep op den Koning schorst de ten uitvoerlegging

-ocr page 136-

— 134 —

van den legger ten aanzien van den weg of hot voedpad, dien het geldt.

Van dat beroep wordt kennis gegeven aan het gemeen-bestuur en aan Gedeputeerde Staten, die daarvan aanteeke-ning doen op den legger.

ART. 25.

De legger treedt in werking acht dagen na verloop van den termijn in art. 23 bepaald.

ABT. 26.

De artikelen 22 tot en met 25 zijn ook op suppletoire leggers toepasselijk.

.ART. 27.

Blijft een gemeentebestuur in gebreke, ingevolge de voorschriften van dit reglement de leggers tijdig op te maken dan geschiedt dit ten zijnen koste op last van Gedeputeerde Staten.

ART. 28.

Telkens wanneer dit noodig is en jaarlijks in de maand Maart, wordt door de gemeentebesturen aan Gedeputeerde Staten bericht of en zoo ja, welke veranderingen in de leggers behooren gebracht te worden

Bij het bericht in de maand Maart, voegen zij een verslag over den staat, waarin zich de openbare wegen en voetpaden bevinden.

ART. 22.

In de vastgestelde leggers geschiedt geene verandering behoudens \'s Konings beslissing of de uitspraak van den Eechter, dan door Gedeputeerde Staten.

De regels voor de eerste opmaking gesteld, zijn bij iedere wijziging van toepassing.

ART. 30.

Een ieder is bevoegd, ter secretarie der gemeente inzage van de leggers te nemen of uittreksels daaruit ten zijnen koste te vorderen.

ART. 31.

De bepaling der breedte van straten en stegen in de aaneengebouwde kom eener gemeente, geschiedt door de gemeentebesturen.

-ocr page 137-

- 135 —

Alle overige nieuw aan te leggen wegen, rijbanen en bermen te zaraen genomen, moeten eene breedte hebben ▼an minstens acht meters en de voetpaden van minstens een meter.

ART. 32.

De bruggen in openbare wegen gelegen moeten eene breedte hebben van minstens drie meters tusschen de leuningen en de duikers eene lengte van minstens drie meters tusschen de landhoofden, en de vonders in openbare voetpaden moeten, wanneer zij minder dan drie meters lang zijn, eene breedte hebben van minstens 35 centimeters en voor eiken geheelen of gedeeltelijken meter lengte boven de drie meters, eene meerdere breedte van tien centimeters.

De bepaling van dit artikel is alleenlijk van toepassing op de bruggen, duikers en vonders na de invoering van dit reglement te maken,

ART. 33.

Bruggen en duikers moeten, waar dit voor de veiligheid van den weg noodig is, van leuningen en vleugelstokken voorzien zijn

Vonders, langer dan een meter, moeten althans aan de eene zijde, voorzien zijn van eene leuning.

ART. 34.

Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verleenen van de bepalingen, in de twee vorige artikelen vervat.

ART. 35.

De openbare wegen moeten van de daarlangs gelegen gronden gescheiden zijn door slooten, greppels of door op bekwamen afstand van elkander staande palen of steenen of op zoodanige andere wijze als door het gemeentebestuur, of staat de weg onder beheer van een waterschapsbestuur, door dat bestuur bepaald wordt.

TWEEDE APDEELINGL

Van het toezicht op de openbare wegen en voetpaden.

ART. 36.

Gedeputeerde Staten zien toe, dat zij aan wie de zorg voor de instandhouding, bruikbaarheid, veiligheid en vrijheid der openbare wegen en voetpaden is opgedragen en

-ocr page 138-

— 136 —

die in dit reglerneni door het woord Beheerders worden aangeduid, aan hunne verplichtingen voldoen-

ART. 37.

Zij zijn bevoegd daartoe de noodige bevelen te geven aan de ambtenaren van den Waterstaat en de beheerders.

.ART. 38.

Wordt voor de instandhouding, bruikbaarheid, veiligheid of vrjjheid van den weg niet op eene voldoende wijze gezorgd, kunnen Gedeputeerde Staten herstel van het gebrek, binnen een door hen te bepalen tijd bevelen,

Is het een gemeente-weg ot voetpad, dan zijn de artikelen 126 en 127 der gemeentewet van toepassing.

Is het beheer bij een waterschapsbestuur, zoo geschiedt voorziening ingevolge § 2 der wet van 12 Juli 1855 (Staatsblad No- 102).

Is het beheer bii eene vereeniging of bijzonder persoon, zoo kunnen Gedeputeerde Staten, namens de provincie het herstel voor rekening der daartoe verplichten aanbesteden en op hunne kosten doen uitvoeren.

ART. 39.

In spoedeischende gevallen zijn zoo wel Burgemeester en Wethouders als Gedeputeerde Staten bevoegd, oogenblikkelijk noodzakelijke herstellingen of opruimingen, ten koste der daartoe verplichten, te laten doen en ook, zoo noodig, ter voorkoming van ongelukken, door afsluiting den doortocht te beletten.

ART. 40.

Behoudens het algemeen toezicht van Gepeputeerde Staten, in de vorige artikelen omschreven, wordt het aanhoudend en dagelijksch toezicht opgedragen :

aan Burgemeester en Wethouders over de gemeentewegen en voetpaden en die door vereenigingen of bijzondere personen beheerd worden;

aan de waterschapsbesturen over de wegen onder hun beheer.

Die besturen worden in het reglement aangeduid door de woorden: „het toezichthebbend bestuur.quot;

ART. 41.

Die besturen nemen, zoo dikwijls zij dit noodig achten,

-ocr page 139-

den staat der wegen en voetpaden op, en doen jaarlijks in het voorjaar eene schouw ter opneming van do herstellingen en verbeteringen die daaraan moeten worden verricht.

Zij geven acht dagen te voren, door afkondiging, kennis van den dag en de plaats, waar de schouw zal worden gevoerd.

Van de wegen en voetpaden, onder hun beheer, maken zij eenen staat op van de te doene herstellingen en verbeteringen en vaardigen onmiddelijk de dienaangaande noodige bevelen uit

Van de overige wegen en voetpaden maken zij proces verbaal op, hetwelk de bestaande gebreken aanwijst en tevens voorschrijft wat moet worden gedaan om daarin te voorzien.

Dit proces verbaal wordt door een politiebeambte aan de beheerders beteekend met last tot herstel binnen eenen bepaalden tijd.

Na het verstrijken van den gestelden termijn wordt het werk op nieuw geschouwd en is aan den last niet of niet voldoende voldaan zoo wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt.

De processen-verbaal worden aan Gedeputeerde Staten opgezonden, die handelen overeenkomstig art. 38.

Van alle hunne verrichtingen, krachtens dit artikel geven de besturen verslag aan Gedeputeerde Staten.

DERDE AFDEELING.

van de zory voor de instandhouding, bruikbaarheid, veiligheid en vrijheid der openbare wegen en voetpaden.

ART. 42.

De zorg voor de instandhouding, bruikbaarheid, veiligheid en vrijheid der openbare wegen en voetpaden, rust op de beheerders, zijnde :

a. voor de Provinciale wegen op Gedeputeerde Staten ;

h. voor de gemeentewegen en voetpaden op Burgemeester en quot;Wethouders

c. voor wegen tot waterschappen behoorende, op de Waterschapsbesturen ;

11.

-ocr page 140-

— 138 —

d. voor wegen aan vereenigingen of bijzondere personen bchoorende, op de bestuurders of eigenaars.

ART. 43.

Behoudens bestaande wettige verplichtingen van anderen, is het onderhoud der werken, wegen en voetpaden in het vorig artikel bedoeld, ten laste van hen aan wie zij behooren.

ART. 44.

De eigenaar van eenen weg of voetpad kan zich van den last van onderhoud bevrijden, door aan de Gemeente of het quot;Waterschap, zoodanig gedeelte van het terrein, als voor openbaren weg of voetpad dient, ter breedte in art. 31 bepaald, af te staan op de voorwaarden, door gemelde besturen, binnen een jaar na de daarstelling van dit reglement te bepalen.

ART. 45.

Beheerders zorgen:

a. dat voortdurend de sporen behoorlijk en tijdig geslecht worden ;

h. dat de laagten, gaten en kuilen, zoodra mogelijk na hun ontstaan, worden aangevuld ;

c. dat de oppervlakte der zand- en kleiwegen en der voetpaden steeds gehouden wordt met eene voor de afwatering nopdige helling;

d. dat de slooten, greppels en duikers, die tot afwatering der wegen en voetpaden dienen, voor de afstrooming en de lossing van het water steeds bekwaam gehouden worden ;

e. dat de afwatering van den weg, zoo noodig, door kielspitten in den berm, steeds onbelemmerd kunne plaats hebben;

f. dat de boomen, waarvan de takken over den weg hangen, tot op eene hoogte van 4 meters en bij een voetpad tot op eene hoogte van 2 meters worden opgesnoeid;

g. dat geen dammen, dienende tot uitwegen, in slooten langs wegen worden aangelegd of aanwezig blijven tenzij deze, waar het noodig is, voorzien zijn van voldoende duikers, buizen of doorlaten, waardoor het water behoorlijk kan afstroomen.

-ocr page 141-

— 139 -

VIERDE AFDEELING.

Politie zorg.

ART. 46.

Bij eiken windmolen, waarvan het middenpunt minder dan vijf en zeventig meters uit de as der openbare wegen verwijderd is, wordt ten koste van den eigenaar van den molen aan den overkant van den weg eene voldoende balie of heining geplaatst en onderhouden.

Hij watermolens, zoo geplaatst dat het schuim uit den waterloop door den wind over den weg kan worden gedreven, wordt ten koste van den eigenaar van den watermolen, aan de zijde van den waterloop gesteld en onderhouden een schut van genoegzame hoogte en lengte om het schuim te keeren.

Burgemeester eu Wethouders beoordeelen de noodzakelijkheid van het plaatsen van balie of heining en schut en . geven daaromtrent de noodige voorschriften.

De eigenaar van den molen is verplicht aan het bevel van Burgemeester en Wethouders binnen den door heu te bepalen tijd te voldoen.

ART. 47.

De molenaars van molens, binnen den afstand van vijf en twintig meters uit de as van den openbaren weg, moeten op verlangen van de voerlieden, of berijders van paarden den molen doen stilstaan, tot dat die voorbij zijn-

ART. 48.

Het is verboden, tenzij krachtens een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd besluit van het toezicht hebbend bestuur;

a. openbare wegen of voetpaden of eenig daarin gelegen kunst of ander werk geheel of gedeeltelijk te verleggen, te versmallen of daarin in het algemeen eenige verandering te brengen;

Gedeputeerde Staten verleenen hunne goedkeuring niet, dan nadat is gebleken, dat van gemelde verandering tijdig in de gemeente en wanneer het een weg geldt die de gemeenten onderling verbindt, ook in de aangrenzende gemeenten, openbare kennisgeving is gedaan, ten einde be-

-ocr page 142-

— 140 -

langhebbendcn in do gelegenheid te stellen hunne bezwaren te Joen gelden-

b- op openbare wegen en voetpaden hekken of sluitboo-men te plaatsen of te hebben, tenzij ter voorkoming van tolontduiking op wegen, waar het resht van tolheffing wettig bestaat,

Gedeputeerde Staten verleenen hunne goedkeuring niet tenzij onder zoodanige bepalingen en voorwaarden, als waardoor het vrije en veilige verkeer verzekerd is.

ABT. 49.

Het is verboden, zonder last of schriftelijke vergunning van het toezicht hebbend bestuur en zonder in achtneming der door dat bestuur te stellen voorwaarden :

a. openbare wegen of voetpaden tijdelijk af te sluiten of den doortocht geheel of gedeeltelijk te beletten of te stremmen;

Spoedeischende gevallen uitgezonderd, geschiedt dit niet, dan na voorafgaande openbare kennisgeving;

h. in openbare wegen of voetpaden nieuwe bruggen, sluizen, duikers, heulen of buizen te leggen;

c. slooten of greppels langs of duikers, beulen, buizen in openbare wegen en voetpaden te dichten of te versmallen, daarin dammen of andere werken te maken of daarin of daarover eenige voorwerpen te leggen, die de afstrooming van het water kunnen stremmen of verhinderen;

d. spoorleiders te verplaatsen;

e. huizen, gebouwen, getimmerten en andere werken van dien aard, binnen den afstand van een meter van den buitensten boord of rand van den weg te bouwen.

ART. 50.

Het is verboden, zonder last of schriftelijke toestemming van beheerders:

a- plaggen of zoden te steken van of aarde te graven uit openbare wegen of voetpaden of de daar langs gelegene slooten en greppels, voor zoover die tot den weg of het voetpad behooren;

h. greppels in een voetpad of in de rijbaan van een openbaren weg te graven.

ART. 51.

Het is verboden :

-ocr page 143-

— 141 —

a- op de openbare wegen en voetpaden, huizon, hutten, getimmerten of eenige verblijfplaats op te richten ;

h. gedeelten of strooken gronds, behoorende tot de kanten of zijbermen van openbare wegen en voetpaden, in te nemen;

c. op gronden, langs openbare wegen en voetpaden gelegen, boomen te planten binnen den afstand van twee meters en heggen binnen den afstand van 50 centimeters van den uitersten boord of kant, tenzij bij overeenkomst bedongen is om boomen en heggen dichter langs die wegen en voetpaden te mogen planten.

cl bijenkorven te plaatsen binnen den afstand van twintig meters gemeten uit het midden der openbare wegen

c. vee op of langs openbare wegen te laten grazen of weiden zonder recht van beweiding ;

/\'. vee onbeheerd op den openbaren weg te laten loopen;

g. voetpaden met rij-, last- of trekdieren te berijden of daarover vee te drijven ;

h. over bermen van kunstwegen, tenzij met toelating van het toezichthebbend bestuur, met paarden, voer- of rijtuigen te rijden, tenzij dit bij uithalen, omdraaien of voorbij rjjden noodig is;

i. hout, ploegen, eggen, horden ot andere voorwerpen, sleden daarvan uitgezonderd, over het bestrate of begrinte gedeelte van openbare wegen to slepen ;

k. tusschen zons onder- en opgang spoorleiders op of binnen den afstand van drie meters uit het midden des wogs langs de rijbanen van openbare wegen te laten liggen;

l. plantsoen, palen, zij- of afwegen, bermen, slooten of greppels van den weg, ot bouwstoffen ten behoeve van den weg aangevoerd, te beschadigen ;

»lt;• keien of steenen, die langs den weg getast staan of voorraadshoopen van grint of leem te verleggen, omver te werpen of at to nemen ;

«. goten of riolen over openbare wegen en voetpaden te loozen of daarop water van mestvaalten of andere onreine stoffen te doen afloopen ;

o. op de openbare wegen en voetpaden te leggen of te laten liggen aarde, mest, vuilnis, ruigte, steenen, puin of andere voorwerpen, die daarvoor nadeelig of voor het vrije en veilige gebruik hinderlijk zijn

-ocr page 144-

— 142 —

ART. 52.

Het toezichthebbend bestuur is bevoegd en op last van Gedeputeerde Staten verplicht ten koste der overtreders te Hoen wegnemen, beletten of verrichten van hetgeen in strijd met dit reglement is daargesteld of ondernomen of nagelaten.

Spoedeisehende gevallen uitgezonderd, geschiedt dit niet, dan nadat de belanghebbenden schriftelijk zijn aangemaand en gewaarschuwd.

ART. 53.

Van de beslissingen door de besturen volgens art 46 en art. 49 genomen en van de bevelen door hen krachtens art. 49 gegeven, is hooger beroep bij Gedeputeerde Staten toegelaten binnen veertien dagen na ontvangst van de daartoe betrekkelijke kennisgeving. Het hooger beroep schorst de uitvoering van het gegeven bevel, tenzij om redenen, in het bevel te vermelden, de uitvoering geen uitstel gedoogt.

ART. 54.

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd ambtshalve eene vergunning krachtens dit reglement verleend in te trekken, wanneer de instandhouding, bruikbaarheid of vrijheid van den weg dit vordert-

ART. 55.

Van de beslissingen en bevelen door Gedeputeerde Staten krachtens dit reglement genomen en gegeven, is hooger beroep bij den Koning toegelaten binnen veertien dagen na de ontvangst van de des betrekkelijke kennisgeving.

ART. 56.

Behalve do bevoegdheid, bij art, 11 van het wetboek van strafvordering aan openbare ambtenaren verleend, zijn ook de voorzitters en de leden van de gemeente- en waterschapsbesturen zeiven alsmede de ambtenaren van den waterstaat, die in dienst der provincie zijn en de beëedigde wegwerkers bevoegd procesverbaal op te maken tegen hen, die in overtreding zijn van dit reglement.

ART. 57.

Ieder die last geeft tot het plegen van eenig feit, bij dit reglement verboden, is strafbaar even als hij, die het feitpleegt.

-ocr page 145-

— 143 —

VIJFDE AFDEELING.

Strafbepalingen.

ART. 58.\'

Overtredingen van de bepalingen van dit reglement worden, voor zooveel daartegen niet is voorzien bij het vierde Boek van het wetboek, van strafrecht of andere wetten ot maatregelen van inwendig bestuur, gestraft als volgt :

Overtreding van de laatste zinsnede van art. 46 met eene boete van niet minder dan vijf en niet hooger dan vijf en twintig gulden ;

van art. 47 met eene boete van een tot drie gulden : van art. 48 letter a. en l;

van art. 49

van art fgt;l letter a, h en c-met eene boete van niet minder dan vijf en niet hooger dan vijf-en twintig gulden :

van art. 50,

van art 51. letter d tot o.

met eene boete van drie gulden.

De gemelde boeten kunnen door den rechter tot het dubbel worden verhoogd, ingeval de overtreder binnen de laatste twaalf maanden voor gelijksoortige overtreding is veroordeeld of daarvoor vrijwillig de geldboete heeft betaald.

0 verganyshepa lingen

ART. 59.

Hij de invoering van dit reglement zijn vervallen : a. De Ordonnancie omtrent het plaatsen van hekken, draaiboomen enz. van 15 Juli 1823 (Provinciaal Blad van 1824 No. 55).

h. Het reglement van politie op de provinciale wegen in ft oordbrabant van 7 November 1857 (Provinciaal Blad van 1857 No. 24) en de daarin bij besluit van 13 Juli 1858 gebrachte wijzingen (Provinciaal Blad van 1858 No. 19.) Aldus ^stgesteld door de Staten van Noordbrabant, don 8sten Juli 1874

P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Vonrz.

VAN COOTH, Griffier.

Gtoedgek. bij K. B. van 25 Juli 1874 No. 23. Opgenomen Prov- Blad 1874 No. 21-

-ocr page 146-

— 144 —

Voorschriften tot het opmaken der leggers van de openbare wegen en voetpaden, bedoeld in art. 10 van het provinciaal reglement van 8 Juli 1874 (Provinciaal Blad No. 21 J

De Gedeputeerde Staten van Koord Brabant;

Gezien het bij Koninklijk besluit van 25 Juli- No. 23 goedgekeurde reglement op de openbare wegen en voetpaden in deze provincie (Provinciaal Hlad Jo. 21).

Overwegende dat ingevolge art- 7 van dat reglement voorschriften behooren te worden gegeven, overeenkomstig welke de leggers der onder letter 6. van art. 2 genoemde wegeu en voetpaden beboeren te worden ontworpen.

Hebben besloten ;

vast te stellen het hierbij gevoegd model, waarnaar de bovenbedoelde leggers behooren te worden ontworpen.

Dit besluit met het daarbij beboerend model zal ter voldoening aan art 8 van voormeld reglement in het provinciaal blad worden opgenomen.

Het drukwerk, noodig voor het opmaken der leggers, bedoeld in art. 7 van het Reglement, worden voor rekening der provincie, kosteloos aan de gemeenten verstrekt.

\'s-Hertogenhosch, den 27 November 1874.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, 1\'. J, BOSCH VAN DRAKESÏEIN.

De Griffier, VAN COOTH.

Opgenomen Prov. BI. 1874 no. 33.

-ocr page 147-

145 —

GEMEENTE

LEGGER

bedoeld in art. 10 van liet Eeglement op de openbare wegen en voetpaden in de provincie Noordbrabant van 8 Juli 1874 (Provinciaal Blad No 21.)

-ocr page 148-

— 146 —

quot;55

leas

= :?

ü £

C3

S 0

13 C

c3 QJ ^ gt;-

«D 3 ®

^3 ^ Ij

- O O ® M lt;—i

C O O XJ O fcO T-quot;

1£-gt;quot; C3 ij

s cs

O 03

S 13

H qj

- bo

O bc -2 fco

03 O

formi le pah )f and dings vaan vegei len v angs ;rond ifges^ Art.;

O Üü

w

w O

H ^

O £ o ^ amp; j: H S O

s

3 Ö u

O

fc-

w c3 O

O S ^

-4- Q. 03 0) O

i S o : .s -c ^

; p

O O)

s ^

cq

Benaming en soort der wegen, straten, stegen of voetpaden met vernnlding aanj wie het bestuur | of beheer is op-!

gedragen. i (Art. 10 lett. a.)

o

O

■73

-O

rn

O

P-

cl,

\'o ti

lt;D —

tJD

o

C4-t

£

O

c ^3 ^

^3 os

S^\'S .2

bJD fcD r

:ss 9

W

be

O quot;2 C

C\'o N

0 s

05 N

.„DO

quot;o gt; £

t- c S ^

CS d quot;

is quot;Sj.S «-\'^\',3 -2 « ^ s- ^

S .5 « ^

O quot; g

O _ S O

Breedte der langs de wegen en voetpaden gelegen slooten en greppels en of deze al dan niet over de geheele of halve breedte tot den weg of het voetpad be hooren.

(Art. 10 letter d.)

-ocr page 149-

— 147 —

Vermelding van de bruggen, vonders, sluizen, duikers en Vermelding van\'alles wat tot den weg

lepalen, 8teenen!°f hfet b®-

r hoort en tot instand-

if andere scliei-jhouding en bruik-

dingsteekenen, :baar,l;eid .daarvan , wordt vereischt, met aarmede de opgaaf tevens van de

„ „f „i lengteenbreedte der vegen oi voetpa- , 0 ,

bruggen en duikers,

ien van de daar van de wijdte in den

, dag van die kunst-langs gelogen b, .

0 ^ 0 werken en 01 en in

ronden worden;hoeverre de bruggen

kfgescheiden. dui*er* cn vonders jvan leuningen en

Art. 10 letter ^.)| vleugelstukken voor

jzien zijn.

i(Art. 10 letter ƒ en art. 32 en 33. 8 9

Omschrijving der beplantingop do kanten of zij-\' bermen met vermelding in het algemeen aan wie die toebe-j hoort en of\'die isj geschied krach-1 tens eigendoms-recht, recht van! opstal of eenig ander recht,met aanhaling van ;den titel van aankomst. (Art. 10 lottery.)

10

Omschrijving der verplichting tot onderhoud waar het onderhoud van den weg of van het voetpad ol van de daarin gelegen kunst of andere werken op een ander rust dan op hem die het beheer er over heeff, met aanhaling van den daartoe be-trekkelijken rechtstitel of overeenkomst en vermelding der perceelen, waarop de last tot onderhoud kleeft.

(Art. 10 letter h.)

11

a

S a

-2 id

CO «

£-

3 ® S.--O 3 ■O

O 0)

O

^ -

C t -c3 o gt; -*2 s

a c5

O Hl

O gt;

1-9 1—I

n

iz; B-I

S3 H

CS g

ÈH X

O

3

ei O H

.5

a 12

13


-ocr page 150-

— 148 -

Aldus in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van 18 ontworpen en gedui-ende dertig dagen te rekenen van tot en met den

ter inzage van een ieder op de secretarie der gemeente nedergelegd, van welke ncderlegging openbare kennisgeving is gedaan, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 11 en 12 van het reglement op de openbare wegen en voetpaden.

Burgemeester en Weihouders der gemeente

De Secretaris, De Burgemeester,

Op den 18 is deze legger aan

den gemeenteraad verzonden ; een afschrift van het verslag van Burgemeester en Wethouders ten aanzien der ingebrachte bezwaren is van den tot en met den op de secretarie dei-gemeente ter inzage van een ieder nedergelegd ; van die verzending en nederlegging is openbare kennisgeving gedaan; tevens is daarvan ingevolge de laatste zinsnede van artikel 14 schriftelijk kennis gegeven aan hen, die bezwaren tegen den legger hebben ingebracht.

Burgemeester en Wethouders der gemeente

Pe Secretaris,

De Burgemeester,

-ocr page 151-

— 149 —

De legger is in tweevoud opgemaakt ter openbare vergadering van : een der exemplaren is den

aan Gedeputeerde Staten opgezonden en het andere is ter socretarie der gemeente van den tot en met den

ter inzage van een ieder nedergelegd ; van de definitieve opmaking van den legger, van de Terzending en nederlegging is ingevolge artikel 18 van het reglement openbare kennisgeving gedaan op de wijze in de tweede zinsnede van art. 11 bepaald.

De Raad der gemeente De Secretaris, De Burgemeester,

Vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Xoordbrabant bij besluit van

De Gedeputeerde Staten van AoorcUraiant,

Voorzitter.

Griffier.

-ocr page 152-

— 150 —

Besluit der Staten van Noord-Brabant van 5 Juli 1870, waarbij de algemeene voorwaarden worden vastgesteld, waaronder het recht van beplanting (recht van opstal) op de bermen of kanten der provinciale 1 vegen kan verleend rcorden.

De Staten van Noordbrabant enz-

Hebben besloten, enz.

lo. Igt;e afstand geschiedt voor eenen termijn van tachtig achtereenvolgende jaren, te rekenen van do dagteeke-ning der te sluiten overeenkomst, tegen eeno vergoeding ten behoeve der provincie van /\' 0.80 voor eiken te planten boom, in eens af.

2o- De betaling dier vergoeding geschiedt ten kantore van den arrondissements-betaalmeester te \'s Heiior/enbosch, waarvan de kwitantie ter provinciale Griffie moet worden overgebracht, om te worden vervangen door een bewijs van overname; met hot planten wordt niet aangevangen alvorens dat bewijs aan de Directie over d°n provincialen weg zal zijn vertoond.

3o. De heesters moeten zijn gezond, jeugdig, rechtstam-mig gewassen, zonder gebreken, van geen kanada- of andere populiersoort.

De onderlinge afstand en de afstand uit de as van den weg, welke bij het planten der heesters in acht moet genomen worden, wordt bij het verleenen der vergunning in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Het planten geschiedt onder toezicht van de Directie over den weg ; van het tijdstip waarop daarmede zal worden aangevangen, wordt vooraf tijdig aan dia Directie kennis gegeven.

De afstand dezer beplanting van de aangrenzende per-ceelen wordt door de Directie geregeld

4o. Bij het graven der kuilen tot plaatsing der heesters, alsmede bij het doen van ontgravingen voor het rooien der boomen, moet de zijweg tot op nader te bepalen afstand uit de as des wegs onaangeroerd blijven en de uitkomeade grond voor de veiligheid van het verkeer naar de zijde der kunstbaan worden opgeworpen.

5o. Onverwijld na het planten en na het rooien der

-ocr page 153-

— 151 —

boomen, vrordt de zijweg weder onder het algemeen profiel bijgewerkt en in goeden staat gebracht, bij gebreke van dien geschiedt het herstel ten koste van den concessionaris.

60. Door den concessionaris moet in het onderhoud der beplanting worden voorzien. Bil het sterven, breken of rooien der boomen, behooren daarvoor goed levende in de plaats gesteld te worden, de omvergewaaide boomen moeten weder opgericht of des nocdig door nieuwe vervangen worden, terwijl in het algemeen de boomen volgens order van de Directie over den weg moeten worden gesnoeid, alles zonder daarbij eenig nadeel aan den weg met toebehooren of hinder aan het verkeer toe te brengen

7o. De concessionaris is verplicht de voorschriften op te volgen welke door Gedeputeerde Staten in het belang van de veiligheid en de bruikbaarheid van den weg ten aanzien der beplantingen zullen gegeven worden.

80. Wanneer de hierboven gestelde bepalingen niet naar behooren worden nagekomen, geschiedt op last van Gedeputeerde Staten voornoemd de geheele ot gedeeltelijke rui-» raing der beplanting, door of ten koste van den concessionaris.

9o. De bovenstaande bepalingen zijn en blijven ook van toepassing op alle latere rechtverkrijgenden,

lOo. De kosten der akte van overeenkomst en die der overschrijving in de openbare registers, overeenkomstig art. 760 van het Burgerlijk wetboek, zijn fen laste van den Concessionaris.

\'s-Hertoyenbosch, den 5 Juli 1870.

De Gedeputeerde Staten van oordbrabant, P. J. BOSCH VAN DBAKESTEIN, Voorzitter.

VAN COOTH, Griffier.

Opgenomen Prov. Blad 1870 no, 20.

„Reglement op de beplantingen op hermen of kanten van openbare ivegen, niet in onderhoud bij het Rijk zijnde.

ART. 1.

Het is verboden op bermen of kanten van openbare wegen

-ocr page 154-

- 152 —

nieuwe beplantingen aan te leggen en bestaande beplantingen aan te vullen of door nieuwe te vervangen, anders dan op ouderlingen afstand en in de lijn of richting, aan te wijzen door het bestuur, hetwelk volgens het provinciaal reglement op de openbare wegen het toezicht heeft over den weg, en onder de voorwaarden in de volgende artikelen opgenomen.

ART. 2.

Het is verboden beplantingen aan te leggen, aan te vullen of door nieuwe te vervangen op eenen afstand van minder dan drie en een halve meter uit de as van openbare wegen, tenzij bij onvoldoende breedte van den weg, krachtens eene vergunning van het toezichthebbend bestuur in Art 1 bedoeld-

ART. 3.

Voor dat op bermen of kanten van openbare wegen met eene beplanting wordt aangevangen, moet van den tijd en de wijze waarop dit geschieden zal, schriftelijk kennis worden gegeven aan het toezichthebbend bestuur, dat daarop binnen veertien dagen de noodige aanwijzingen zal doen overeenkomstig dit reglement.

ART. 4.

Bij rooiing van beplantingen mag het verkeer over den weg niet gehinderd worden

De daardoor ontstane kuilen moeten voor zonsondergang van den dag der rooiing gedicht zijn.

Het hout, afkomstig van beplantingen, moet binnen acht dagen zijn weggevoerd, ten ware daarvoor door het bestuur, dat het toezicht op den weg heeft, langere termijn wordt toegestaan.

ART. 5.

Het bestuur, dat het toezicht over den weg heeft, is bevoegd en op last van Gedeputeerde Staten, verplicht, ten koste der overtreders te doen wegruimen, beletten of verrichten, hetgeen in strijd met dit reglement is daargesteld, ondernomen of nagelaten.

Spoedeischende gevallen uitgezonderd, geschiedt dit niet dan nadat de belanghebbende schriftelijk is gewaarschuwd.

-ocr page 155-

— 153 —

ART. G.

Van de beslissingen en bevelen, krachtens dit reglement genomen of gegeven, is hooger beroep toegelaten, binnen 14 dagen na ontvangst van de daartoe betrekkelijke kennisgeving :

a, bij Gedeputeerde Staten van de beslissingen en bevelen van het bestuur, hetwelk het toezicht over den weg heeft.

b- bij den Koning van de beslissingen en bevelen van Gedeputeerde Staten.

ART. 7.

Behalve de bevoegdheid bij art. 11 van het Wetboek van strafvordering aan openbare ambtenaren verleend, zijn ook de ambtenaren van den Waterstaat, die in dienst der Provincie zijn, bevoogd, proces-verbaal op te maken tegen hen die in overtreding zijn van dit reglement.

ART. 8.

Door beplantingen, in dit reglement bodoell, worden verstaan, boomen heesters en struikgewassen.

ART. 9.

Overtredingen van de bepalingen van dit reglement worden, voor zoover daartegen niet is voorzien door eene wet of een algemeenen maatregel van inwendig bestuur, gestraft met eene geldboete van één tot vijf gulden.

Aldus vastgesteld,

\'s-Hertogenbosch, den 5 Juli 1878.

De Staten van Noordbrabant, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN.

VAN COOTH. Griffier.

Goedgek. bij K. B. van 8 Nov. 1878 No. 53 opgenomen Prov. Blad 1878 No. 36,

12.

-ocr page 156-

— 154 —

Voorwaarden waarop door Gedeputeerde Staten vergunning kan worden verleend tot het maken van uitwegen op provinciale tregen of tot demping van bermslooten langs die wegen.

ARTIKEL 1.

Vergunning tot demping van bermslooten langs provinciale wegen of tot wijziging van de afmetingen dier sloten wordt, zonder dat vergoeding voor den intenemen grond verschuldigd is, door Gedeputeerde Staten verleend, wanneer de demping of verandering van afmetingen geschiedt tot het maken van een uitweg ten behoeve van het aangrenzend perceel. Voor zoodanigen uitweg wordt eene kruinsbreedte van hoogstens vijf meter toegelaten.

ART. 2.

Is voor het maken van een uitweg opruiming noodig van een of meer voor rekening der provincie geplante boomen, dan wordt de waarde daarvan en de vergoeding voor het gemis van de uitoefening van plantrecht door Gedeputeerde Staten bepaald

ART. 3.

Wegens demping van bermslooten of wijziging van de afmetingen dier siooten over eene grootere lengte dan in Art. 1 is bepaald, wordt voor het gebruik van de intenemen oppervlakte betaald, /quot;0.15 per centiare

Deze vergoeding wordt in eens afbetaald voor het gebruik van den grond voor onbepaalden tijd-

ART. 4.

De ingenomen of aangevulde grond blijft provinciaal eigendom.

Zonder bijzondere of nadere vergunning van Gedeputeerde Staten mogen daarop geen boomen geplant, noch werken van welken aard ook, worden aangelegd of gemaakt.

Deuren, vensters of hekken mogen niet draaien over den eigendom der provincie, tenzij daartoe uitdrukkelijk door Gedeputeerde Staten vergunning verleend is.

ART. 5.

De dammen in de bermslooten mogen niet hooger wor-

-ocr page 157-

— 155 —

den opgewerkt dan de buitenkant van den berm van den weg.

Zij worden aangelegd met wederzijdsche glooiingen van minstens één op één-

Voor de over de bermdooten te leggen bruggen mag de bovenkant van het dek niet hooger liggen dan de buitenkant van den berm van den weg.

ART. 6.

De dammen moeten voorzien zijn van duikers of buizen van een voldoend doorlaatvermogen voor de afstrooming van het water.

De afmetingen van de duikers of buizen en de diepte waarop die zullen gelegd worden, worden door Gedeputeerde Staten bepaald,

ART. 7.

Is op het tijpstip , dat de vergunning verleend wordt een duiker of buis niet noodig, dan kan door Gedeputeerde Staten tot wederopzegging ontheffing van de verplichting tot het leggen daarvan verleend worden.

ART. 8.

Gedeputeerde Staten kunnen, wanneer de plaatselijke omstandigheden dit wenschelijk maken, aan de eigenaars ten wier behoeve de uitweg verleend wordt, de verplichting opleggen om langs den provincialen weg tegenover den dam ot brug een open goot van klinkere of keien te leggen, die zij voortdurend zullen moeten onderhouden.

Mocht later zulk een goot noodig geacht worden, dan zijn zij steeds verplicht den daartoe door Gedeputeerde Staten te geven last binnen een daarbij aangegeven termijn uittevoeren.

ART. 9.

De eigenaar of vruchtgebruiker van het erf, ten behoeve waarvan de uitweg of dam gelegd is, is verplicht :

a. een duiker of buis te leggen of wel een bestaanden duiker of buis dieper te leggen of het doorlaatvermogen daarvan te vergrooten, wanneer dit door Gedeputeerde Staten wordt noodig geacht en bevolen.

h. in het onderhoud van den uitweg en van den daarin gelegen duiker ot buis behoorlijk te voorzien.

-ocr page 158-

— 156 —

c- op schriftelijken last van Gedeputeerde Staten binnen den door hen te bepalen termijn den uitweg of dam op te ruimen, te verleggen of te veranderen, wanneer dit naar het gevoelen van Gedeputeerde Staten in het algemeen belang, of in het belang van den provincialen weg of de veiligheid van het gebruik van den weg gevorderd wordt.

ART. 10.

De werken worden aangelegd overeenkomstig de aanwijzing en ten genoegen van den Hoofd-lngenieur van den provincialen Waterstaat of van den door hem daarvoor aan te wijzen ambtenaar van den provincialen Waterstaat.

ARÏ. 11.

De vergoeding voor het gebruik van den intenemen provincialen grond moet betaald worden bij den Arrondis-sements-Betaalmeester te \'s Jlertogenbosch.

Het daarvoor te ontvangen bewijs van storting wordt ter provinciale Griffie tegen een bewijs van overneming ingeleverd, met de uitvoering van het werk mag niet worden aangevangen voor en aleer het bewijs van overneieing aan den provincialen opzichter van den Waterstaat, onder wiens dienstkring de provinciale weg gelegen is, vertoond is en deze dat bewijs voor gezien heeft geteekend.

ART. 12.

De vergunning vervalt, wanneer het werk niet is voltooid binnen een jaar na de dagteekoning van het besluit van Gedeputeerde Staten, waarbij die verleend is, tenzij do tijd tot voltooiing van het werk bij een besluit van Gedeputeerde Staten verlengd is.

ART. 13.

De vergunning wordt ingetrokken zonder dat hij, ten behoeve van wiens erf de uitweg of dam gelegd is, aanspraak kan maken op schadevergoeding of op teruggave van hetgeen voor het gebruik van den grond betaald is:

«. wanneer de eigenaar van het erf, ten behoeve waarvan het werk uitgevoerd is, de verplichtingen, hem bij dit besluit opgelegd of de bijzondere voorwaarden waaronder de vergunning is, niet nakomt.

b. wanneer aan de voorschriften of bevelen door Gede-

-ocr page 159-

— 157 -

puteerde Staten krachtens art. 9 gegeven, niet binnen den door hen gestelden termijn, voldaan is.

c. -wanneer opruiming verlegging of verandering van den dam of uitweg in het algemeen belang of in dat van het behoud, onderhoud of veiligheid van den weg door Gedeputeerde Staten noodzakelijk wordt verklaard.

ART. 14.

Is de vergunning ingetrokken of vervallen, dan is de eigenaar of vruchtgebruiker van het erf, ten behoeve waarvan de dam of uitweg is gelegd verplicht den bermsloot in behoorlijken toestand te herstellen, bij gebreke waarvan dit ten zijnen koste op last van Gedeputeerde Staten geschiedt.

ART. 15.

De bepalingen, vervat in de artikelen 9, 13 en 14 zijn van toepassing op bestaande dammen en berraslooten langs provinciale wegen-

Aldus vastgesteld te \'.s-Hertogenbosch den 6 Juli 1876, De Staten van Koord-Brabant, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Voorzilter VAN\' COOTH, Griffier-Goedgek. bij K. 13. van 29 Aug. 1876 No. 2 en opgenomen Prov. BI 1876 No. 20.

A Igemeene voorwaarden, waaronder bijdragen in de kosten van aanleg en verbetering van gemeente-, polder en andere wegen uit de provinciale fondsen worden verstrekt.

De Staten van Noordlrabant hebben besloten als volgt: Bijdragen in de kosten van aanleg en verbetering van gemeente-polder, en andere wegen worden niet verstrekt uit de provinciale fondsen dan onder de volgende algemeene voorwaarden :

ARTIKEL 1.

De begrooting der kosten, de vaststelling der plannen en

-ocr page 160-

— 158 —

Toor waard en van aanbesteding der werken en leveraneiën zijn, even als de aanbesteding zelve, aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen.

Bij Besluit van den 17 Jt\'.Ji 1879 is aan dit artikel loegevoeyd de volgende zinsnede :

De kosten, aan deze werkzaamheden verbondeiij blijven bij de bepalingen der bijdrage uit de Provinciale kas buiten rekening:

Zie l\'rov. BI. 1879 No. 24.

ART. 2.

De aanbesteding geschiedt in het openbaar, in bijwezen van eenen door den Hoofd-Ingenieur van den Provincialen waterstaat aan te wijzen ambtenaar van den waterstaat.

ART. 3.

De uitvoering en het voordurend onderhoud van het werk heeft plaats onder toezicht en goedkeuring van den Hoofdingenieur van den Provincialen waterstaat in de provincie.

ART. 4.

Ingeval van geschil bij de uitvoering, tusschen hem die den weg aanlegt en de Hoofd-Ingenieur van den Provincialen waterstaat, beslissen Gedeputeerde Staten.

ART. 5.

Aan Gedeputeerde Staten behoort, na ingewonnen advies van den Hoofdingenieur van den Provincialen waterstaat, de beslissing, of de weg al of niet naar behooren wordt onderhouden Deze beslissing wordt door Gedeputeerde Staten aan hem die den weg aanlegt, medegedeeld, met aanschrijving om daaraan binnen eenen door Gedeputeerde Staten te bepalen termijn te voldoen.

Wordt hieraan niet voldaan, zijn Gedeputeerde Staten bevoegd bij openbare aanbesteding in dat onderhoud te voorzien ten koste van hen die de bijdragen genoten

ART. 6.

Zij, aan wie de bijdrage wordt toegestaan, zullen zich sohriftelijk omtrent do aanneming daarvan verklaren, en verbinden tot de naleving der in dit besluit bepaalde voorwaarden.

-ocr page 161-

— 159 —

ART. 7.

Zijn er in het besluit der Staten, waarbij de bijdrage wordt toegekend, behalve de hierboven vermelde algemeene voorwaarden, nog bijzondere voorwaarden aan het verleenen der bijdrage verbonden, moeten deze ook schriftelijk op dezelfde wijze worden aangenomen.

AKT. 8.

Op de wegen, met eene bijdrage uit de Provinciale kas aangelegd of verbeterd, wordt geen tol geheven.

Mocht te eeniger tijd tot tolheffing worden overgegaan, dan is de gemeente of het waterschap, waaraan de bijdrage uit de Provinciale kas is uitgekeerd, tot teruggave dier bijdrage gehouden te rekenen van het tijdstip, waarop de tolheffing aanvangt.

ART. 9.

Het bevelschrift tot uitbetaling der bijdrage wordt door Gedeputeerde Staten niet afgegeven, voor en aleer aan hen de in de art. 6 en 7 bedoelde schriftelijke verklaring, in behoorlijken vorm opgemaakt, zal zijn ingezonden.

ART. 10.

Het bevelschrift tot betaling der bijdrage wordt door Gedeputeerde Staten niet afgegeven, tenzij aan hen uiteen bericht van den HoofJ-Ingenieur van den Provincialen waterstaat gebleken is, dat de weg met de daarin gelegen kunstwerken is aangelegd en de daarvoor noodige bouwstoffen zijn geleverd overeenkomstig de door hen goedgekeurde plannen en voorwaarden van aanbesteding.

ART. 11.

Indien bij de voorwaarden van aanbesteding betaling der aannemingsom in termijnen bepaald is, zijn gedeputeerde Staten bevoegd de bijdrage der Provincie eveneens in termijnen te doen betalen, mits zij zich op de wijze, in het Torig artikel bepaald, verzekerd hebben, dat het werk overeenkomstig de plannen en voorwaarden binnen de gestelde termijnen is opgeleverd.

Gedeputeerde Staten geven geen bevelschrift af tot betaling der bijdrage in termijnen, indien de aanleg van den weg over zijne geheele lengte en van al de daar in gelegen kunstwerken niet aanbesteed en de algeheele uitvoering

-ocr page 162-

- 160 -

van het werk overeenkomstig de goedgekeurde plannen en voorwaarden van aanbesteding niet behoorlijk verzekerd is.

ART. 12.

De weg moet, rijbaan en bermen te zamen genomen, eene breedte hebben van minstens acht meter.

Bij verbetering van reeds bestaande wegen kan, bij een met redenen omkleed besluit, door Gedeputeerde Staten vergunning worden verleend om den weg gedeeltelijk op eene mindere breedte dan van 8 meter te behouden.

Bij lesluit van 17 Juli 1879 is aan dit artikel gevoegd de volgende sinsnede:

„Tn de onkosten van aankoop voor terrein tot aanleg of verbetering van den weg wordt in geen geval door de provincie gedeeld.quot;

Zie Prov. Blad 1879 Mo. 24.

ART. 13.

Ingeval de weg niet voltooid is binnen vijl jaren na de dagteekening van het besluit waarbij de bijdrage verleend is, vervalt de bijdrage.

ART. 14.

Het besluit van 11 Juli 1854 (Provinciaal Blad No. 12) wordt ingetrokken.

quot;\'sliertogenljosch, den 10 November 1876.

De Staten van NoordhrahaiU, P. J. BOSCH VAN DRAKENSTEm, Voorzitter,

VAN COOTH,

De Griffier.

Opgenomen Prov. Blad 1875 No- 24-

-ocr page 163-

— 161 —

Reglement van politie op het gebruik van en het vervoer over de openbare ivegen in Noordbrabant.

De Staten van Noordbrabant, enz-

Hebben, enz-

ARTIKEL 1.

De geleiders van voertuigen, elkander op kunstwegen ontmoetende zijn, wanneer de breedte of de zjjbertnen van den weg het toelaten, verpligt met hunne voertuigen naar de regterzijde en ter halver breedte van den weg uit te wijken. Dezelfde verpligting bestaat op alle andere wegen, indien beider voertuigen ledig of bevracht zijn; is echter eer der voertuigen ledig, dan is de geleider daarvan verpligt, wanneer de breedte of zijbermen van den weg het gedoogen, het spoor voor het voertuig dat bevracht is, vrij te laten.

-\\RT. 2.

De geleider van een voorrijdend voertuig is gehouden voor een achteroprijdend voertuig,wanneer de geleider daarvan vooraf behoorlijk gewaarschuwd heeft, op kunstwegen naaide regterzijde en ter halver breedte van den weg uit te wijken, en eveneens op alle andere wegen, wanneer beider voertuigen bevracht zijn; is slechts het eene bevracht, dan kan dit het spoor behouden, tenzij voor het andere geen genoegzame ruimte tot voorbijrijden overblijve.

ART. 3.

In de nabijheid van bruggen of engten is de geleider van het voertuig dat het verst daarvan verwijderd is, verpligt stil te houden en vrijen doortogt te laten aan het voertuig dat het eerst tot aan de brug of engte genaderd is.

ART. 4.

Het is verboden op kunstwegen en dijken met eene enkele lijst, anders dan stapvoets, te rijden.

ART. 5.

De geleiders van voertuigen zijn verpligt bij het rijden zich steeds in de onrniddehjke nabjjheid van de paarden of trekbeesten te bevinden, zoodat zij deze onder hun bereik hebben en ze behoorlijk in bedwang kunnon houden.

13.

-ocr page 164-

— 162 -

Wanneer zij stil houden en zich van het voertuig verwij deren, behooren zij bevorens een bekwaam persoon bij de paarden of trekbeesten te plaatsen, of deze behoorlijk \\ast te binden. In het laatste geval moeten de voertuigen minstens twee ellen uit het midden van den weg geplaatst zijn.

ART. 6.

Het is verboden paarden of trekbeesten onbeheerd op de wegen te laten, of die, op minderen afstand dan van twee ellen uit hot midden van den weg, vast te binden.

-ART. 7.

De wijdte van het spoor van in de Provincie voortdurend gebezigd wordende karren, bestemd voor den landbouw of voor het vervoer van goederen wordt bepaald op 1,468 meter, gemeten van het middenpunt der velgen of banden. Deze bepaling is niet van toepassing op handkarren, hond-of ezelskarren.

Alzoo geviijsigd 6 Ju li] 1870. goeilyek. K. B. 3C Aug. 1870 No. 1. Opgenomen Prov. BI. 1870 Nu, 37.

ART. 8.

De geleiders van door ezels en honden getrokken voertuigen zijn verplicht bij het naderen en voorbijrijden van met paarden bespannen voertuigen, zich ter zijde van den weg te begeven, en wanneer dit op bruggen, dijken of wegen van mindere breedte dan zeven ellen geschiedt, stil te houden en zich voor de honden en ezels te plaatsen.

Zij mogen een vooruit in drat rijdend voertuig voortdurend niet dan op een afstand van ten minste^tien ellen opvolgen.

ART. 9.

Het is verboden honden anders dan naast elkander voor een voertuig te spannen-

ART. 10.

De honden voor een voertuig gespannen, moeten voorzien zijn van een behoorlijken muilkorf.

ART. 11,

Onder de voertuigen in dit reglement bedoeld, zijn begrepen of worden daarmede gelijk gesteld alle\'voorworpen, die op wegen getrokken of voortgestuwd worden.

-ocr page 165-

— 163 —

ART. 12.

De overtredingen der bepalingen in dit reglement omschreven, worden gestraft met eene geldboete van drie tot vijf gulden, voor zoover daartegen niet bij de wet ofeenen maatregel van algemeen bestuur is voorzien-

Bij elke veroordeeling tot geldboete wordt tevens door den regter bepaald, dat indien daaraan niet voldaan is binnen twee maanden, nadat de veroordeelde tot betaling-is aangemaand, de geldboete door gevangenisstraf van fen hoogste zeven dagen zal vervangen worden.

ART. 13.

Bij het in werking treden van dit reglemen-t zijn ingetrokken :

a- de ordonnantie omtrent de politie dor voer- en rijtuigen op de openbare wegen, vastgesteld door de Provinciale Staten ter vergadering van 22 Julij 1822, goedgekeurd door den Koning bij besluit van 5 December van dat jaar (Provinciaal Blad van 1823 No. 1.)

h- het besluit der Provinciale Staten van 9 Julij 1823, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 31 Julij daaraanvolgende, houdende eene wijziging in de ordonnantie onder litt. a genoemd (Provinciaal Blad van 1823 No. 102 )

f, de ordonnantie op de invoering van een evenwijdig karrespoor, vastgesteld door de Provinciale Staten ter vergadering van 13 Julij 1824, onder wijzigingen goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 6 December 1829 (Provinciaal Blad No. 166.)

d. het besluit van Gedeputeerde Staten van t; April 1832 (Provinciaal Blad No. 58.)

\'s-Hertogenbosch, den S Juli 1859

De Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESÏEIN.

De Griffier,

VAN COOTH.

Goedgekeurd bij K. B van 23 Julij 1S59 No. 49, en opgenomen Prov. Blad 1859 No. 10.

-ocr page 166-

— 164 —

Besluit betrekkelijk het gebruik van ■wielen met breede velgen en handen.

De Staten van Noordbrabant, hebben besloten als volgt: ARTIKEL 1.

Te rekenen van 1 Mei 1873 is op de openbare wegen in A\'oordbrabant voor zoover die niet in onderhoud bij het Eijk zijn, verboden het gebruik van voertuigen met wielen, waarvan de velgen en banden minder dan negen en een half centimeter breed zijn.

ART. 2.

ïe rekenen van hetzelfde tijdstip is op de openbare kunstwegen in Noordbrabant, voor zoover die niet in onderhoud bij het Rijk zijn, verboden het gebruik van tweewielige voertuigen op vast stel. bespannen met meer dan een paard of os. tenzjj de wielen voorzien zijn van velgen en banden, eene breedte hebbende minstens van elf en een half centimeter.

ART, 3.

Van het verbod in de twee vorige artikelen vervat, zijn uitgezonderd:

a. voertuigen op veeren en riemen, daaronder niet begrepen diligences en omnibussen bestemd voor het vervoer van meer dan zes reizigers;

b- voertuigen op vast stel, uitsluitend bestemd voor personen vervoer;

c- voertuigen, niet door paarden of ossen getrokken;

d voertuigen, waarvan de gebruiker zijn hoofdverblijf buiten Noordbrabant houdt en die mede bestemd zijn ten dienste van den landbouw of eenig bedrijf van nijverheid buiten de provincie.

e. voertuigen tot het leger behoorende, onder militair geleide of door militairen in hunne betrekking vervoerd.

/\'. vierwielige voertuigen, uitsluitend ten dienste van den landbouw gebezigd wordende.

ART. 4.

De overtreding van het verbod, in de artt. 1 en 2 van

-ocr page 167-

— 165 —

dit besluit vervat, wordt gestraft met eene geldboete van drie tot vijf gulden.

\'s-Hertogenbosch, den 7 November 1871.

De Staten van h oord Brabant, P. J. BOSCH VAN DRA.KESTE1N, roorzilter VAN COOTH, Gril fier.

Goedgek. bij K. B. van 16 November 1871, No- 17, en opgenomen Prov- Blad 1871 No. 23.

Reglement op het vervoer van vrachten hij dooiweder over kei- klinker en grindwegen, die niet in onderhoud hij het Bijk zijn.

De Staten der Provincie Noordhrabant;

Overwegende dat het nuttig is voorgekomen in het belang van de instandhouding der kei- klinker- en grindwegen in Noor dhr af, ant, die niet bij het Rijk in onderhoud zijn, bepalingen vast te stellen ten aanzien van het vervoer van vrachten bij invallend dooiweder

Gelet op de wet van 6 April 18G9 (Staatsblad no. 39-)

Hebben besloten als volgt:

ARTIKEL 1.

Het vervoer van vrachten bij invallend dooiweder kan tijdelijk op de kei- klinker- en grindwegen, die niet in onderhoud Lij het rijk zijn, door Gedeputeerde Staten, op voordracht van den Hoofd-lngenieur van den Waterstaat, worden verboden.

Gedeputeerde Staten, zijn bevoegd het verbod te beperken tot een of meer in het bijzonder door hen aan te wijzen wegen.

ART. 2.

Het is verboden gedurende den tijd, door Gedeputeerde Staten te bepalen, de in het vorig artikel b.jdoelde wegen te berijden met beladen voertuigen bespannen met een of meer paarden, ossen of ezels.

ART. 3.

Van dit verbod zijn uitgezonderd ;

-ocr page 168-

— 166 —

a. Voertuigen op veeren of riemen;

b. Voertuigen op vast stel, uitsluitend bestemd voor personen en brievenvervoer ;

c. tweewielige voertuigen op vast stel, beladen met eene vracht, hoogstens van 600 en vierwielige met eene vracht hoogstens van 800 kilogrammen, wanneer de velgen en banden der wielen eene breedte hebben van vijf tot negen en een half centimeter.

d. tweewielige voertuigen op vast stel, beladen met eene vracht hoogstens van 800 kilogrammen en vierwielige voertuigen op vast stel beladen met eene vracht hoogstens van 1000 kilogrammen, wanneer de velgen en banden der wielen eene breedte hebben van minstens negen en een half centimeter.

e. Voertuigen tot het leger behoorende, onder militair geleide of door militairen in hunne betrekking vervoerd.

f. Voertuigen, komende uit andere Rijken of provinciën en ingericht overkomstig de aldaar bestaande voorschriften-

ART. 4.

Behoudens de bevoegdheid, bij art. 11 van hot wetboek van strafvordering aan openbare ambtenaren verleend, zijn de provinciale opzichters van den Waterstaat en de beöe-digde wegwerkers verplicht proces-verbaal op te maken tegen hen, die in strijd met de bepalingen van dit reglement, de in art. 1 bedoeld^ wegen berijden met voertuigen welke blijkens den aard en de hoeveelheid der voorwerpen, waarmede die voertuigen beladen zijn, geacht moeten worden zwaarder bevracht te zijn, dan volgens art. 3 is toegelaten.

De provinciale opzichters van den Waterstaat en de beëe-digde wegwerkers zijn gehouden de voortzetting van het vervoer met die wagens over den weg niet verder toe te laten, dan tot de kom der naast bijzijndo gemeente aan dien weg gelegen.

Zij zijn verplicht de voertuigen in de eerste zinsnede van dit artikel bedoeld ten koste van den geleider te doen ontladen. De kosten van ontlading komen echter ten laste der Provincie, indien het blijkt, dat het voertuig niet zwaarder was beladen dan volgens art. 3 geoorloofd is

-ocr page 169-

— 16T —

ART. 5.

De personen in de eerste zinsnede van het vorig artikel vermeld, zijn bevoegd de overtreding te constateren bij proces-verbaal opgemaakt op den eed, bij den aanvang hunner bediening afgelegd. Zij zenden het door hen opgemaakt proces-verbaal onverwijld aan den Burgemeester Jer gemeente, waar de overtreding heeft plaats gehad.

ART. 6.

De overtreding der bepaling vervat in de artikelen 2 en 3 van dit reglement wordt gestraft met eene geldboete van minstens één en van hoogstens vijf gulden, onverminderd de verplichting der overtreders tot vergoeding der aan de wegen toegebrachte schade.

Hij die niettegenstaande het verbod, vervat in de tweede zinsnede van art. 4, het vervoer over den weg voortzet, wordt gestraft met eene geldboete van niet minder dan 25 en niet hooger dan 75 gulden.

Weigering om, in het geval voorzien bij de derde zinsnede van art- i het voertuig te doen ontladen, wordt gestraft met eene geldboete van niet minder dan 5 en niét hooger dan 75 gulden.

ART. 7.

Het besluit van Gedeputeerde Staten, waarbij de tijd wordt aangekondigd, waarop overeenkomstig de bepalingen van dit reglement het vervoer van vrachten over alle of sommige dei in art. i bedoelde wegen zal verboden zijn, alsmede het besluit tot opheffing van het verbod, zullen onverwijld worden afgekondigd in de gemeenten, langs die wegen gelegen en zooveel mogelijk ter algemeene kennis der ingezetenen worden gebracht.

\'sllertogeiifjosch, den 7 November 1871.

De Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Voorzitter.

VAN COOTH, Griffier.

Goedgek. bij K. B- van 1G November 1871, No. 17, en opgenomen Pr- BI. 1871 No 21.

-ocr page 170-

- 168 —

Voorwaarden, waarop door Gedeputeerde Staten vergunning kan verleend worden tot het leggen van ijzeren sporen op de provinciale wegen en tot V het bereiden dier wegen met wagens of rijtuigen

door paarden getrokken of door stoom in beweging gebracht.

De Staten van oordbrabant, enz-

Hebben besloten, enz.

ARTIKEL 1.

Tot het exploiteeren van stoomtrammen waarvan de rijtuigen ingevolge het bepaalde bij art 2 der wet van 9 Augustus 1878 Staatsblad No. 124 zich met gten grootere snelheid dan 15 kilometer per uur zullen bewegen, of van tramwegen waarop de rijtuigen door paarden getrokken zullen worden, kan behoudens de noodige concessie der Hooge Regeering door Gedeputeerde Staten vergunning worden verleend tot het loggen van ijzeren sporen op provinciale wegen, waar die wegen eene kruinsbreedte hebben van minstens 8 meterj wanneer de weg op sommige punten eene mindere breedte blijkt te hebben, zal door den concessionaris daarin moeten worden voorzien ten zijnen kosten, indien dit door Gedeputeerde Staten noodig wordt bevonden. De sporen zullen zooveel mogelijk over de zij bermen der wegen worden gelegd.

ART. 2.

De vergunning wordt verleend voor den tijd door Gedeputeerde Staten te bepalen.

De concessionaris zal binnen eene maand na dagteeke-ning van het besluit schriftelijk behooren te verklaren of hij de vergunning en de daaraan verbonden voorwaarden aanneemt.

Voor het in gebruik nemen van den Provincialen grond is eene jaarlijksche vergoeding verschuldigd van t 15.— per kilometer, in te gaan bij den aanvang der exploitatie en telken jare bij vooruitbetaling te voldoen.

-ocr page 171-

— 169 —

ART. 3.

quot;Waar openbare wegen en uitwegen voor landerijen van den provincialen weg uitgaan, moet daarvoor tusschen en aan de buitenzijde der sporen over minstens één meter lengte eene bestrating worden aangebracht met keien of klinkers als door G-fdeputeerde Staten zal worden bepaald, en wel voor openbare wegen ter breedte van 5 meter en voor uitwegen ter breedte van 3,5 meter. I\'eze bestrating zal moeten liggen ter hoogte van den bovenkant der spoorstaven.

ART. 4.

quot;Waar door het leggen van de spoorbaan wijziging noodig is in het bestaande profil van \'ien weg, en dit in het belang der waterlossing of om andere redenen niet kan worden toegelaten, zonder het maken van bijzondere werken, of het geheel of gedeeltelijk verleggen of verhreeden van den kunstweg, zal de voorwaarde worden opgelegd, dat die werken voor rekening van den concessionaris worden uitgevoerd en onderhouden.

ART. 5.

Aan den concessionaris kan mede worden opgelegd het zoo noodig wijzigen der inrichting van bruggen en andere kunstwerken, waar dit met het oog op het te verwachten vervoer over de spoorbaan wenschelijk wordt geacht.

.ART. G.

Mochten later werken noodig worden geacht als bedoeld bij de arlikelen 4 en 5, dan is de concessionaris verplicht den daartoe door Gedeputeerde Staten te geven last, binnen een daarbij aangegeven tijd uit te voeren

ART. 7.

Wanneer voor het leggen of het gebruik van den tramweg, opruiming noodig is van voor rekening der provincie geplante boomen of wanneer daardoor de uitoefening van het plantrecht langs den weg, waar dit aan de provincie behoort, niet meer kan plaats hebben, wordt door den concessionaris voor het gemis van plantrecht betaald 80 cent per zes strekkende meters, terwijl de op te ruimen boomen ten bate dor provincie worden voorbehouden.

-ocr page 172-

— 170 —

ART. S,

Langs de wegen gelegen strooken gronds, die aan de provincie toebehooren, kunnen aan den concessionaris in gebruik worden afgestaan tot het aanleggen van wisselplaatsen, stations, enz. tegen eene jaarlijIcsche vergoeding van 15 cent per centiare.

liet woord tjaarlijkschequot; is ingevoegd volgens Beslui/ der Staten van 17 Nov. 1881.

ART. 9.

De concessionaris is verplicht te gedoogen, dat aan den tramweg voor den aanleg van exploitatie waarvan hem vergunning is verleend, spoorwegen door anderen aan te leggen, zich aansluiten, en dat die weg door zoodanige wegen worde doorsneden.

Zoo ten behoeve der aansluiting of doorsnijding op den eerstgenoemden tramweg werken te verrichten zijn, of do dienst moet worden gestaakt, wordt deswege door de ondernemers der aan te leggen spoorwegen, schadeloosstelling verleend.

Indien door Gedeputeerde Staten wordt bevolen of toegestaan het maken van nieuwe of het wijzigen van bestaande werken in de provinciale wegen, in verband met den aanleg of verbetering van wegen, kanalen en waterleidingen, zal de concessionaris dit niet kunnen beletten noch uit dien hoofde eenige scliadevergoeding vorderen-

ART. 10.

De concessionaris is insgelijks verplicht te godoogen dat de weg, waarover zijn dienst loopt, en de daartoe behoo-rende werken, stations, enz- voor zooveel die op provincialen grond zijn aangelegd, ten behoeve van andere spoorwegdiensten worden gebruikt.

Dit geschiedt krachtens een door Gedeputeerde Staten daartoe te nemen besluit tegen schadeloosstelling, door de ondernemers dor spoorwegdienst, ten wier behoeve het gemeenschappelijk gebruik wordt gegund, te voldoen.

Het gemeenschappelijk gebruik heeft plaats overeenkomstig de bepalingen, na verhoor der bestuurders van de betrokken diensten, door Gedeputeerde Staten vasttestellen. Do uitvoering van werken, noodzakelijk voor den gemeen-

-ocr page 173-

— 171 -

schappelijken dienst, wordt door de ondernemers der betrokken diensten, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, geregeld.

Indien het deswege te houden overleg niet binnen don door Gedeputeerde Staten te bepalen tijd tot overeenstemming heeft geleid, worden die bepalingen na verhoor der belanghebbenden, door dit College vastgesteld.

De schadeloosslellingen in dit en in het vorig artikel bedoeld, worden bij gebreke van minnelijke schikking door den rechter bepaald,

ART. 11.

Gedeputeerde Staten kunnen bij het verleenen van vergunning aan de concessionaris zoodanige bepalingen in het belang van het vrije en veilige verkeer opleggen, als zij zullen vermeenen noodig te zijn.

Indien tijdens de exploitatie van den tramweg blijkt, dat de bepalingen hiervoor bedoeld, niet toereikend zijn om het vrije en veilige verkeer over den provincialen weg te verzekeren, kunnen Gedeputeerde Staten die bepalingen wijzigen of aanvullen.

De concessionaris zal zich daaraan hebben te onderwerpen.

ART. 12.

üe aan den concessionaris bij het verleenen van vergunning op te leggen werken, worden aangelegd en onderhouden overeenkomstig de aanwijzing en ten genoegen van den Hoofdingenieur van den provincialen waterstaat of van den door dezen daarvoor aan te wijzen ambtenaar.

ART. 13.

De vergoeding verschuldigd voor het gebruik van den in te nemen provincialen grond en de overige kosten uit de te verleenen vergunning voortspruitende, moeten worden betaald bij den Arrondissements-Betaalmeester te \'s Her-toyenhosdi.

Het daarvoor te ontvangen bewijs van storting wordt ter provinciale griffie tegen een bewijs van overneming ingeleverd-

ART. 14.

De vergunning vervalt;

-ocr page 174-

— 172 -

a- wanneer dezelve niet binnen den termijn bij het 2e lid van art. 2 bepaald is aangenomen.

b. wanneer de spoorbaan niet is gelegd en in exploitatie is gebracht binnen twee jaren na de dagteekemng van het besluit der Gedeputeerde Staten, waarbij die vergunning verleend is, tenzij de tijd tot voltooiing van het werk bij een besluit van Gedeputeerde Staten verlengd is.

c. wanneer do concessie van de Hooge llegeenng tot exploitatie van den weg om welke reden ook mocht komen

te vervallen. , , „ ,

d wanneer de exploitatie mocht gestaakt of voor langer

dan eene maand geschorst worden.

ART. 15.

De vergunning wordt ingetrokken, zonder dat de con-oessionaris aanspraak kan maken op schadevergoeJing o op teruggaaf van hetgeen door hem aan de provincie

betaald is : . i, t

a. wanneer de concessionaris de verplichtingen, nem by deze voorwaarden en de bijzondere bepalingen, waaronder de vergunning verleend is, niet nakomt, en

},. -wanneer aan de voorschriften of bevelen door Gedeputeerde Staten krachtens de Artt 6 en 9 gegeven, niet binnen den door hen gestelden termijn is voldaan.

ART. 16.

Na intrekking der vergunning of het einde van den termijn waarvoor de vergunning is verleerd, zal de provincie het recht hebben te doen opruimen alle ten behoeve van den spoorweg aangelegde weiken op provinciale wegen, en deze in den vorigen staat te herstellen, een en ander ten koste van den concessionaris.

ART. 17.

Binnen drie maanden na de aanneming der vergunning zal de concessionaris als waarborgfonds voor de provincie deponeeren ter plaatse doori Gedeputeerde Staten te bepalen, een bedrag van f450 — per kilometer, dit waarborgfonds zal bestaan in rentegevende schuldbrieven van den

-ocr page 175-

- 173 -

Staat der Nederlanden, berekend naar den koers van den dag of in schuldbrieven ten laste der provincie.

Aldus vastgesteld,

\'i- Hertogenbosch, den 6 November 1879.

De Staten van Noordhrahant, F. J. BOSCH VAN DRAKENSTEIN. De O riff ier,

VAN COOTH.

Goedgek. bij K. B- van 22 Nov. 1879 No 13, en opgenomen Prov. Blad 1879 No. 37.

Reglement op het gebruik van en het vervoer over de openbare wegen in de Provincie Noord-Brabant, met voertuigen die zich over ijzeren of stalen sporen bewegen.

De Staten van Noordhrabant,

Overwegende, dal het wenschelijk is voorgekomen, dat bepalingen worden vastgesteld ten aanzien van het gebruik van- en het vervoer over de openbare wegen in Noord-Brabant, met voertuigen, die zich over ijzeren of stalen sporen bewegen.

tTelet op het reglement van politie op het gebruik vanen het vervoer over de open\'oare wegen in Noord-Brabant, (provinciaal blad 1859 No 10)

Hebben besloten vast te stellen als volgt:

ARTIKEL 1.

De bepalingen van het reglement van politie op het gebruik van- en het vervoer over de openbare wegen in Noord-Brabant, vastgesteld bij besluit van 8 Juli 1859, gewijzigd bij besluit van 5 Juli 1870 (provinciaal blad No. 37), zijn niet van toepassing op rij- en voertuigen die zich over ijzeren of stalen sporen bewegen.

ART. 2.

De voorwaarden waaronder het gebruik van openbare wegen, geenu rijks of provinciale wegen zijnde, voor aanleg en exploitatie van tramwegen door de beheerders en

-ocr page 176-

- 174 —

toezichthebbende besturen wordt toegestaan, zijn, met het oog op de bruikbaarheid en veiligheid van den weg, voor het gewoon vervoer aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen-

-ART. 3.

De bestuurders van rij- of voertuigen, zijn verpligt op de eerste waarschuwing, te geven door den bestuurder van een naderend tratnrijtuig, de geheole spoorbaan voor den doortocht vrij en onbelemmerd te laten.

ART. i.

Van de beslissingen van Gedeputeerde Staten, krachtens artikel 2 genomen, is hooger beroep bij den Koning toegelaten binnen veertien dagen na de ontvangst van de des betrekkelijke kennisgeving.

\'.s IlertoyenloscJi, den 17 Febr- 1880.

De Staten voornoemd P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Voorz.

VAN COOTH, Griffier.

Goedgek. bij K. B. van 26 Februari 1880 No. 7, en opgenomen Prov. BI. 1880 No. 9.

Reglement op de uitoefening der Jachten Visscherij en de afpaling der Eendehooien in Noordhrahant.

De Staten van Noordbrabant, enz.

Hebben enz.

ARTIKEL. 1.

De uitoefening der afzonderlijke jagten op waterwild is geoorloofd ; op rivieren, meeren en veenplassen; hunne stranden en oevers; in moerassen ; op lage en drassige heide, broek- en poldcrgronden, en in bosschen, die met water bezet zijn.

ART. 2.

De jagt op grofwild is, gedurende de maanden October, November en December, op eiken Donderdag geoorloofd mits alsdan tevens de jagt op klein wild geopend zij.

ART. 3.

Als vischtuigen mogen niet gebruikt worden :

de kuil,

-ocr page 177-

— 175 —

de overhaarn,

de schrobbe,

de aalzak en de molenzak by watermolens, tijdens de sluizen getrokken worden.

ART. 4.

De mazen der vischnetten mogen niet kleiner zijn dan 15 millimeters, van knoop tot knoop, langs hot touw, nat gemeten.

Hiervan zijn uitgezonderd ;

de aalszak en de aaisfuik, wanneer zij gebruikt worden aan palen, die in den grond zijn vastgezet ;

liet kruisnet of totebel,

de ankerkuilen en staalboomen,

de spieringzegens, waarvan de mazen echter niet kleiner mogen zijn dan 10 millimeters, van knoop tot knoop langs het touw, nat gemeten

AET. 5.

De oeverbreeite der grachten, bedoeld bij art. 12 en\' 13 der wet van 13 Junij 1857 (Staatsblad No. 87) wordt bepaald op minstens 4 meters, gemeten uit den beganen grond,

ART. 6.

De palen, dienende tol afpaling der eendenkoijen, moeten gesteld worden op eenen afstand van hoogtens 750 meters uit het midden der kooi, en mogen niet verder dan 200 meters van elkander verwijderd staan

ART. 7.

Het reglement op de uitoefening der Jagt en Visscherij in Noordbrabant van den 9 Juhj 1852 (Prov. Blad No- 17) en de daarin, bij besluit van 8 Julij 1862 (Prov. Blad No, 8,) gebragte wijziging^ worden ingetrokken.

\'s Hertogenboscli, den 8 Julij 1869.

P. J. BOSCH YAN DEAKESTEIN.

VAN COOTH,

Griffier.

Goedgek. bij K. B. van 28 Julij 1869 No. 18, en opgenomen Prov, Blad 1869 No. 28,

-ocr page 178-

- 176 —

Reglementen tot ivering en bdeugüing van de Veepest.

Ofschoon de Prov. Reglementen tot wering en beteugeling van de Veepest tot dusver niet formeel zijn ingetrokken, zijn zij echter in deze verzameling niet opgenomen, omdat sedert de vaststelling dier Reglementen dat onderwerp bij de wet is geregeld. Wel wordt echter in Artikel 15 der wet tot regeling van het Veeartsenijkundig Staatstoezicht en de Veeartsenij kundige Politie (wet van 20 Juli 1870 Stbl. No. 131), de bevoegdheid der Provinciale Staten en Ge-meentebesturen erkend, om, ten aanzien van het in dat artikel bedoeld onderwerp, Reglementen en Verordeningen vast le stellen, mits die dan niet in strijd zijn met de voorschriften, van Rijkswege gegeven.

Bepalingen in het belang van veeteelt, land- en tuinbouw fn houtteelt, alsmede tot regeling van den veearlsenijkundigen dienst in de proiincie Noord-Brabant

De Staten van 2ioordbrahant,

Overwegende dat het wenschelijk is voorgekomen in het belang van veeteelt land- en tuinbouw en houtteelt, alsmede tot regeling van den veeartsenijkundigen dienst in deze provincie eenige bepalingen vast te stellen.

Hebben besloten als volgt;

ARTIKEL 1.

Over 1873 wordt beschikbaar gesteld eene som van ƒ• 1000-—, tot bezoldiging van wandelleeraars in landbouw, tuinbouw en houtteelt,

ART. 2.

De wandelleeraars en hun werkkring worden door Gedeputeerde Staten aangewezen.

-ocr page 179-

— 177 —

ART. 3.

De provincie worJt door Gedeputeerde Staten verdeeld in tien districten.

T)it is geschied bij Besluit van 31 Mei 1S78 Zie bladz... 178 ART. 4.

In het belang van elk dier districten wordt jaarlijks ter beoordeeling en bepaling door (iedeputeerde Staten oene som van /iOO.— a /300. — beschikbaar gesteld tot het subsidieeren van een veearts

Het subsidie is onafhankelijk van door de betrokken cre-meentebesturen in de bezoldiging van den veearts te ver-leenen bijdragen.

ART. 5.

Bedoelde veeartsen worden door Gedeputeerde Staten benoemd, geschorst en ontslagen

Zij zijn verplicht te wonen en hun bestendig verblijf te houden in eene der gemeenten van het hun aangewezen district.

Hunne instructie wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

In die instructie wordt den veeartsen de verplichting opgelegd:

tot het bezoeken van elke gemeente in het hun aangewezen district gelegen, ten minste eenmaal in de drie maanden, tot het uitbrengen van verslag, telken drie maanden omtrent den gezondheidstoestand van het vee in elke gemeente in gemeld district, vergezeld van hunne beschouwingen omtrent de maatregelen in het belang van den veestapel te nemen;

tot het doen van kostelooze inenting tegen de longziekte wanneer hunne hulp binnen het district daartoe wordt ingeroepen.

Tevens kan hun de verplichting worden opgelegd tot het doen van voorlezingen en voordrachten en het geren van onderwijs in de vakken en lokalen door Gedeputeerde Staten aan te wjjzen.

Die voorlezingen en dit onderwijs zullen voornamelijk betrekking hebben tot:

lo- de eerste beginselen der ontleedkunde van het vee ;

14

-ocr page 180-

— 178 —

2o. de algemeene kennis van gezondheidsregelen en eischen

ter verzorging van hot vee ;

3o. de algeraeene regelen tot verbetering van het vesras, in het bijzonder met het oog op het vee in hun district,

4o- de onderkenning der ziekten van het vee, die in het district veelvuldig voorkomen, inzonderheid van die ziekten

welke besmettelijk zijn; ..

5o. de middelen bij het waarnemen van verschijnselen van sommige ziekten, in afwachting van den veearts aan

te wenden, en , .

6o- de algemeene regelen Tan net hoet beslag Deze Instructie is vastgesteld 21 l\'ebmari 1873, Trov. BI. 1S73 iVo. 12, Zie bh. 181

Aldus vastgesteld te s Hertogenhosch, 6 Juli 1872.

De Staten voornoemd. P. J BOSCH VAN DRAKESÏEIN. He Griffier,

VAN COOTH.

Goedgekeurd bij K B van 30 Julij 1872 No. 30, en opgenomen Prov- BI- 1872 No- 27-

Besluit waarbij nader geregeld wordt de indeeling der provincie in tien Districten, in elk waarvan volgens het besluit der Staten van 6 Juli 1872 (Provinciaal Blad No. 27) een veearts op eene toelage uit de Provinciale kas van f 200 a f300 door Gedeputeerde Staten benoemd wordt.

De Gedeputeerde Staten van Noordhrahant \\

Gelet op art. 3 van het besluit der Provinciale Staten van G Juli 1872 (Provinciaal Blad No. 27), houdende be-palincren in het belang van veeteelt, land- en tuinbouw en houtteelt, alsmede tot regeling van den veoartsenijkundigen

dienst in deze Provincie

Hebben besloten ; te bepalen, dat de tien districten, m elk waarvan een veearts op eene toelage van ƒ 200 a / 300 uit de provinciale kas door hen benoemd wordt, zullen samengesteld zijn, als volgt:

-ocr page 181-

Het District CVIJK.

De gemeenten Maashees en Overloon, Vierlingsbeek, Sam-heek, Boxmeer, O//loo, St. Anthonis en Ledearker, Boekei, Beugen en Rijcleevoort. Orffelt, Cuijk, en St- Agatha, Linden, Beers, Gassel, Escharen, Wanroij, Mil en St. Hxihert, Haps, Grave, Velp, Reek, S\'-haijk en Zeeland.

Het District OSS,

De gemeenten Herpen, Huiseling en Neerloo\'i, Ravenstein, Deursen en Dennenburg, Bieden, Deinen en Lamjd, Meg en. Haren en Macharen, (Jijen en Teeffelen, Litho jen, Lith A lent. Maren en Kessel, Berchem, Oss, lleesch, Nistelrode, Udeu, V eg hel, E rp, Hinther, Ileeswijk, Berlicum en Middelrode, Rosmalen, Nuland en Geffen.

Het District \'s HERTOGESBOSCU.

De gemeenten \'s fleriogenbosch, den Dungcn, Schijndel, St, Mich ids Gestel, Vught, Esch, Boxtel, Best, iiempde\', Helopirt, C ram voir t. Vlijmen, Nieuwkuijk en Omenoort, Drunen, Oud-Li eusdcn en Elshout, Heus dsn. Heesheen, E ether» en G enderen, Brongeltn, llagoort, Gansoijen en Doeveren Wijk en Aalburg, Veen, Herpt en Bern, Hedikhuizen, Bokhoven, Engelen Empel en Meerwijk.

Het District EL NL) HOL E N.

De gemeenten Lieshout, Gemert, Beek en Donk, Aarle-Rixtel, Stiphout, Bakel en Müheeze, Helmond, v lier den, Deurne en Liessel, Asten, Someren, Lierop, Mierlo, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Geldrop, Zes Gehuchten, St- Oed\'-nrode, Sou en Breugel, Woensel, en Eckart, Tongelrr, Eindhoven, Stratum, Ileeze. Leende, Maarheeze, Soerendonk, Sterkvel en Gastel. Bitdel, Borkel en Schaft, Valkenswaard, Aalst, Waalre, Dommelen, Riethoven, WeHerhoven, Bergt ijk. Luijksgestel, Bh del en Netersel, Reusel, Hoogeloon, Hapert en Casteren, Vessem, Win\'elre en Knegsel, Eersel Duizel en Ste,nsel, Geldhoven en Meereveldhoven, Gestel en Blaarckem, Strijp, Zeèlst en Oerle.

Het District TILBURG.

De gemeenten Baardwijk, Waalwijk, Besoijen, Sprang, Cappelle, Vrijhoeven Cappel, Hooge en Lage Mierde, Oir schot.

-ocr page 182-

180 —

Oost • West- en Middelheers, Loonopzand, Tilburg, Goirle, Hilvarenbeek, Dies sen, Moergestel, Gister wijk, Ilaaren, Berkel en Eusch\'A en üdamp;Yihoiit^

Het District ALMKERK-De gemeenten Meeuwn. HM en Bnhijlommhroek, Bussen, Munster en Muilkerk, Mmkerk en UiUoijK, Emmkhovtn en Waardhuizen, Werkendam, de Werken en Sleeuw ijk, Wou-drichem en Oudendijk , Rijswijk, Giessen en Andel-

Het District OOSTERHOUT.

De gemeenten Oosterhout, Dongen, \'s Gravenmoer, Wasptlc, Raamsdonk, Geertruidenberg en Made en ürunmelen-

Het District RREBA-De gemeenten Gilze en Rijen. Mphen en Ri\'l. Baarle-Xassau, Chaam, Ginneken en Bavel, Tetermgen, Breda, Rjsbergen, Zundert en Wernhout, Rucphen, Sprundel en Zegge en Prinsenhage.

Het District ZEVENBERGEN. De gemeenten T-rheijden, Etten en Leur, Zevenbergen, Hoone en Lage Zwaluwe. Khmdert, Fijnaart en Hnjntngen, Willemstad Hoeven en St. Maartenspolder, Oudenbcch, Ouden Meuw Gastel en Standaardbuiten.

Het District BERG EN OP ZOOM. De gemeenten Dinteloord en Primland, Nieuw-Vosmeer, Steenbergen en Oudendijk, Rosendml en Ntspen^ ome. Halsteren, Bergenopzoom, Ossendrecht, Woemdrecht en Uoo-gerheijden. Huibergen en Putte.

Gegeven te \'« llertogenbosch, den 31 Mei 1878

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P J. BOSCil VAN DRAKESTEIX.

De Griffier, VAN COülH.

Opgenomen ProT. BI. 1878 No- 19.

-ocr page 183-

Besluit tot vaststelling der Instructie voor de veeartsen in de Provincie Noordbrahant

De Gedeputeerde Staten van Noord hrahant; gelet op art 5 derde zinsnede van het besluit der Staten van 6 Juli 1872, waarbij is bepaald, dat de instructie voor de in dat besluit bed\' elde veeartsen wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten.

Hebben besloten :

Voor de veeartsen in de Provincie Noord-ISrahvnt vast te stellen de navolgende instructie.

ARTIKEL. 1.

Pe veeartsen zijn verplicht te wonen en hun bestendig verblijf te houden in de door Gedeputeerde Staten aan te Avijzen gemeente van het distriet, waarvoor zij benoemd zijn.

I\'jjaldien zij z:ch voor meer dan drie dagen uit hunne standplaatsen willen verwijderen, geven zij daarvan kennis aan het hoofd dier gemeente met opgaaf van den duur hunner afwezigheid.

Zij behoeven de vergunning van Gedeputeerde Staten voor eene afwezigheid van meer dan zeven dagen.

ART .2.

Zij bezoeken elke in hun distrirt gelegen gemeente ten minste eenmaal in de drie maanden en maken zich bij die gelegenheid zoo veel mogelijk bekend met den toestand van den veestapel.

ART. 3.

Telken drie maanden zenden zij aan Gedeputeerde Staten een schriftelijk verslag omtrent den gezondheidstoestand van het vee in elke gemeente van hun district, welk verslag behoort vergezeld te gaan van hunne beschouwingen, omtrent de maatregelen in het belang van den veestapel te nemen.

ART. 4.

Zij zijn verplicht tot kostelooze inenting van het vee tegen de longziekte, wanneer hunne hulp binnen het district daartoe wordt ingeroepen.

-ocr page 184-

- 182 —

ART. 5.

Zij zijn gehouden op schriftelijke vordering van het hoofd van een der gemeenten tot het hun aangewezen district behoorende, zich onverwijld naar die gemeente te begeven tot het onderzoeken van aan besmettelijke ziekte lijdend of daarvan verdacht vee, daaronde begrepen paarden, varkens en schapen en van hunne bevinding aan den lastgever schriftelijk verslag uit te brengen.

Dit onderzoek geschiedt kosteloos.

ART. 6.

Bij het onderkennen eener besmettelijke ziekte onder het vee, geven zij daarvan onverwijld kennis aan den Burgemeester der gemeente, waarin het zieke vee zich bevindt, aan Gedeputeerde Staten en aan den Commissaris des Konings

ART. 7.

Bij hunne in bediening treden en verder in de eerste helft der maand Januari van elk jaar doen zij aan Gedeputeerde Staten schriftelijk opgaaf van de gemeenten alwaar en de tijdstippen waarop zi; gedurende het jaar, in den zin van het besluit der Staten van 6 Juli 1872, voorlezingen en voordrachten zullen houden of onderwijs wenschen te geven, met vermelding tevens der daarbij door hen te behandelen onderwerpen.

ART. 8.

Onverminderd de hiervoor gestelde bepalingen zijn de veeartsen verplicht zich te gedragen naar de hun door Gedeputeerda Staten of den Commissaris des Konings te geven voorschriften.

Aldus vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-brabant den 21 Februari 1873.

j Hertogenhosch, den 21 Februari 1873

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKENSTEIN.

De Griffier,

VAN COOTtf.

Opgenomen Prov- BI. 1873 No 12.

-ocr page 185-

— 183 —

Besluit tot regeling der tegemoetkoming, toe te kennen aan gemeenten, waterschappen en anderen wegens afschaffing van tollen op kunstwegen.

De Provinciale Staten van iïoordhralant hebben besloten als volgt:

Dit besluit U aangevuld door dat van 13 Juli 1S74, zie bh. 185.

ARTIKEL 1.

Aan gemeenten, waterschappen en anderen, ten wier behoeve tol op kunstwegen in Xoordhrahant geheven wordt, wordt bij afschaffing van tolheffing eene tegemoetkoming uit de Provinciale kas toegekend, berekend naar het gemiddeld bedrag, hetwelk de tol jaarlijks in de laatste zes jaren zuiver heeft opgebracht en wanneer de tol nog niet reeds gedurende zes volle jaren is geheven geworden, het gemiddeld jaarlijksch bedrag over den tijd, dat de tol geheven is.

ART. 2.

Deze tegemoetkoming wordt berekend als volgt: a. 70 pCt.:

aan do gemeente \'s-Hertogenbosch bij afschaffing der tolheffing op den straatweg \'s Hertogenboscti - Best ;

aan de gemeenten \'s-Hertogenbosch en Rosmalen bjj afschaffing van de tolheffing op den straatweg \'s [iertogen-bosch—Hintham ;

aan de gemeenten Breda en Ginneken bij afschaffing van do tolheffing op den keiweg van Breda naar Ulven-hout; en

aan de waterschappen van Oss en Litho ij en bij afschaffing der tolheffing op den Litterweg,

Welke wegen zijn aangelegd zonder eenige bijdrage uit de Kijks- of Provinciale kas en deel uitmaken van groote communicatiën.

h. 55 pCt aan de gemeenten, waterschappen en anderen, die eene bijdrage uit de Provinciale kas hebben genoten hoogstens van een derde in de kosten van aanleg en van het eenjarig onderhoud van den weg. waarop de tol geheven wordt.

-ocr page 186-

— 184 —

c. 40 pCt, aan de gemeenten, waterschappen en anderen, Jio cene bijdrage uit de Provinciale kas hebben genoten van meer dan een derde in de kosten van aanleg en het eenjarig onderhoud van den weg, waarop de tol geheven wordt.

ART. 3.

Door zuivere opbrengst wordt verstaan het bedrag, hetwelk de tol bij verpachting of gadering oplevert, na aftrek der kosten aan de inning verbonden, waaronder ook begrepen worden tolhuizen, tolboomen, enz. waar deze het eigendom zijn van de gemeente, het waterschap of van hen, ten wier voordeele de tolheffing plaats heeft.

ART. 4.

Het bedrag der tegemoetkoming en het tijdstip, waarop de tolheffing zal ophouden, worden door Gedeputeerde Staten nader geregeld met de gemeente- en waterschapsbesturen en anderen, die zich bereid verklaard hebben de tegemoetkoming naar den maatstaf in art. 2 bepaald, aan te nemen.

ART. ö.

De tegemoetkoming uit de Provinciale kas wordt bij halfjaarlijksche termijnen betaald.

Zij is ten allen tijde van wege do Provincie afkoopbaar tegen het twintigvoud van het jaarlijksch bedrag-

ART. 0.

Wordt de weg niet voldoende onderhouden, dan zijn Gedeputeerde Staten, na tijdige waarschuwing, bevoegd de tegemoetkoming niet te doen uitbetalen.

Bij geschil over al dan niet voldoend onderhoud, beslist de Koning.

De bepalingen, welke ter verzekering van een behoorlijk onderhoud der kunstwegen in het besluit der Staten van II Juli 1854 (Provinciaal Blad No. 12) opgenomen zijn, zijn van toepassing op de wegen, waarop de tolheffing krachtens dit besluit wordt afgekocht.

ART. 7.

Zij die de voorwaarden, in dit besluit opgenomen aanne-nemen, moeten daarvan aan Gedeputeerde Staten doen blijken uiterlijk voor of op den Kaatsten Maart 1874.

-ocr page 187-

- 185 -

•ART. 8.

Dit besluit is alleen van toepassing op tolhrffing, waar die thans wettig bestant en met op tolheffingen welke later door gemeenten, waterschappen of anderen mochten ingevoerd worden

\'s-Hertoyenljosch, den 20 November 1873.

De Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTE1N.

YAN CÜÜTH, Griffier.

Goedgek. bij K. B van 29 Deo- 1873 Ko. 19, en opgenomen Prov. BI. 1874 ^\'o. 7.

Besluit der Staten, iraarhij wordt aangevuld hei besluit van 20 November lh73 (Prov. Blad van 1874 iVo 7) tot regeling der tegemoetkoming, toe te kennen aan gemeenten, waterschappen en anderen, wegens afschaffing van tollen op kunstwegen.

De Staten van Noordbrahant hebben besloten als volgt: a aan de gemeente Oos wordt alsnog toegekend eene tegemoetkoming van 40 pCt, van hot gemiddeld bedrag hetwelk de sedert I Januari] 1872 afgeschafte tol in de kom dier gemeente gedurende de laatste zes jaren der heffing jaarlijks zuiver heeft opgebracht mits de gemeente ook de tolheffing op den weg van Oss naar Heesch en op den weg in de Vliet tegen eene teoemoetkorning van 55 pCt. afschaffe, alles op den voet, in het besluit van 20 November 1873 omschreven.

h. aan de gemeente Raamsdonk wordt eene tegemoetkoming van 70 pCt in plaats van 55 pCt. toegekend.

c. eene tegemoetkoming van 70 pCt in plaats van 55 pCt. wordt verleend voor de afschaffing der tolheffing op den weg van Klundert naar de haven van Moerdijk

d. aan de gemeentebesturen van Gilze, Huibergen, Loon-opzand en andere, die thans de gestelde voorwaarden niet aangenomen hebben, wordt voortdurend gelegenheid gege-

-ocr page 188-

- 186 —

ven tot de regeling toe te treden, mits de opbrengst der tol- en weggelden gedurende het tijdvak van 1868 tot 1873 tot grondslag voor de regeling dor tegemoetkoming worde genomen, tenzij die over de laatste zes jaren, aan den afkoop voorafgaande, minder mocht bedragen.

\'s Hertogeuhosch, den 13 Juli 1874.

De Staten voornoemd, P. J BOSCH VAN DRAKESTEIN, VAN COOTH, Gril fier.

Goedgek. bij K. B. van 11 September 1874 No. 20, en opgenomen Prov. Blad. 1874 No. 31.

Besluit tot heffing mier provinciale belasting op ch paarden, muildieren en muilezels, alsmede op de

als trekdieren gebezigd wordende ezeU, runderen en honden, ter vervanging der to\'heffing op de provinciale ireqen en tot jaarlijkse hen afkoop der tolheffing op de Rijkv- en andere wegen in Noordhrabant

De Staten van Noordhrabant, enz.

Hebben, enz.

ARTIKEL 1.

ïer vervanging der tolheffing op de provinciale wegen en tot jaarlijksohen afkoop der tolheffing op de Rijks- en andere wegen in Noordhrabant wordt ten behoeve de/ provincie Noordrha\'ant eene belasting geheven op de paarden, muildieren en muilezels, alsmede op de als trekdieren gebezigd wordende ezels, runderen en honden-

ART. 2.

Tot regeling der belasting worden de paarden gerangschikt in vier categoriën.

De eerste categorie bevat de paarden, uitsluitend gebezigd voor landbouw, het trekken van schepen en schuiten, het weghalen van asch en vuilnis in de kommen der gemeenten, het in werking brengen van molens en werktuigen en tot uitoefening der beroepen van karlieden en sleepers in de

-ocr page 189-

- 187 —

woonplaats der belastingschuldigen en in de aangrenzende gemeenten.

De tweede categorie bevat:

a- de paarden toebeboorende aan fabrikanten trafikanten, handel of neringdoende personen en uilsluitend gebezigd tot uitoefening hunner bedrijven in hunno woonplaats en de aangrenzende gemeenten.

I/. de paarden door landbouwende personen gebezigd onder den zadel of voor rij- of voertuigen die of welker zitplaatssen op ijzeren of stalcnveeren ot op riemen of andere rekkende of veerkrachtige lichamen rusten of hangen.

In deze categorie worden niet meer toegelaten dan twee paarden van eiken landbouwenden persoon die ten minste tien en dan een paard van eiken landbouwen\'len persoon, die t(n minste vier hectaren bouwland in eigen gebruik heeft en wanneer deze des winters in eene andere gemeente dan des zomers woont, de paarden des winters houdt in de gemeente, alwaar dat land gelegen is.

Twee hectaren wei- of hooiland gelden ter zake voorschreven voor een hectare bouwland.

De meerdere paarden in voege voormeld gebezigd, alsmede de paarden op welke andere wijze ook gebruikt, die gespannen worden voor koetsen of andere rjjtuigenmet een bok ot eene afzonderlijke zitplaats voor den koetsier, vallen in de derde categorie.

De derde categorie bevat alle paarden, niet in de twee vorige en in de 4de categorie omschreven.

De vierde categorie bevat de paarden door stalhouders en vei huurders van paarden en rijtuigen, gebezigd onder den zadel of voor rij- of voertuigen die of welker zitplaatsen op ijzeren of stalen veeren of op riemen of andere veerkrachtige ligchamen rusten of hangen, alsmede de paarden van voerlieden en vrachtrijders gebezigd tot vervoer van personen en tot vervoer van goederen van de eene gemeente naar de andere.

ART. 3.

De belasting bedraagt jaarlijks wegens :

Een ezel, rund of hond die in den loop van het dienstjaar als trekdieren gebezigd wordt...... f, \\,—

-ocr page 190-

— 1S8 -

een paard, muildier of rauik-zel der 1ste categorie, - 3.— quot; quot; n » r 2de „ • - 9.—

v v p » » 3de n « -15.

n v d n 1) 4de v . -21.—

ART. 4.

Pe belasting is niet verschuldigd wegens:

a- paarden die liet eerste viertal melktanden nog niet verloren hebben en niet als trekdieren of onder don zadel gohruikt worden ;

ti- dienstpaarden behoorende (ot het leger;

c. paarden gehouden door officieren in werk el ijken dienst en door rijks ambtenaren, voor zoover zij volgens de dienstreglementen tot het \'ouden dezer paarden verplicht zijnen deze i iet gebezigd worden voor rij- of voertuigen ;

d paarden waarvan de houder zijn hoofdverblijf niet in eene gemeente dezer provincie houdt en die minder dan veertien achtereenvolgende da^en in de provincie verblijven;

i? paarden en trekdieren van ingezetenen der Provincie, welke in gemeenten buiten de Provincie Noor dhr ahant. gelegen, worden gehouden en uitsluitend aldaar gebezigd worden;

f. paarden van paardenkoopers, voor den handel bestemd en niet als trekpaarden of onder den zadol gebezigd wordende.

ART. 5.

De belasting is verschuldigd door de hoofden van huisgezinnen of door hen, die bij andere inwonende, paarden of in art- 1 bedoelde trekdieren houden

ART. 6.

Het dienstjaar, waarover de belasting loopt, gaat in met den Isten Mei van elk dienstjaar en eindigt met den laat-sten April van het volgende jaar.

De tijd waarover de belasting verschuldigd is, wanneer deze naar tijdsgelang geheven wordt, wordt berekend bij drie maandelijksche tijdvakken aanvangende niet 1 Mei, 1 Augustus, 1 November cn 1 Februari van het dienstjaar.

Een ingetreden drietnaandelijksch tijdvak wordt voor een geheel gehouden

ART. 7.

De belasting is voor het volle jaar verschuldigd wegens

-ocr page 191-

- ISO —

paarden en trekdieren, die op 15 Mei van het dienstjaar gehouden worden

Wegens paarden f n trekdieren na den 15den Mei aangeschaft. of wegens paarden die na dat tijdstip het eerste viertal melktanden verloren hebben, is de belasting verschuldigd naar gelang van den nog overigen tijd van het dienstjaar.

quot;Wegens paarden, die in den loop van het dienstjaar ten gevoïge van een veranderd gebruik in eene hoogere categorie behooren, heeft verhooging van belasting naar tijdsgelang plaats.

ART. 8.

Teruggave of afschrijving van belasting, wordt ni^t verleend tenzjj weg3ns paarden of trekdieren waavwn de belastingschuldige zich vóór 1 November van het dienstjaar ontdaan heeft, in welk geval teruggave of afschrijving plaats heeft voor het beilrag, verschuldigd over de zes laatste maanden van het dienstjaar.

ART. 9.

Voor de toepassing van dit besluit worden muildieren en muilezels met paarden gelijk gesteld-

ART. 10.

Dit besluit treedt in werking met 1 Mei 1876, waardoor zal ophouden van kracht te zijn het besluit tot heffing eener provinciale belasting op paarden enz. vastgesteld den 16 November 1870

Aldus vastgesteld te \'s-Hertogenhosch, den 22 Juli 1875-De Staten van Noordira\'iant, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN

VAN COOÏH, Grillier.

Goedgek. bij K. B. van 2i Pebr. 1876 N\'o 7, onder bepaling, dat deze belasting niet zal kunnen geheven worden, alvorens die door de wet bekrachtigd is- Opgenomen Prov. Blad 1876 No. 5.

Deze bekrachtining had plaats bij wet van 26 April 187G. Staatsblad No. 81.

-ocr page 192-

— 190 —

Beglement op de invordering der Provinciale belasting op paarden, muildieren, muilezels en-trekdieren t-n behoeve der provincie Noordbrabant

De Staten van Noordbrabant, enz.

Hebben enz-

ARTIKEL 1.

De belasting op de paarden en trekdieren wordt ingevorderd door de Rijks-Ontvangers der directe belastingen in de gemeenten of door ambtenaren door Gedeputeerde Staten aan te wijzen.

ARÏ. 2.

Tot regeling der belasting worden het aantal paarden en trekdieren en de categorie, waartoe de paarden behooren, door de belastingschuldigen aangegeven in voege, als hierna is vernield.

ART. 3.

Jaarlijks wordt in de eerste helft der maand Mei op last van Gedeputeerde Staten aan de woningen der ingezetenen, die een of meer paarden of trekdieren houden, kosteloos bezorgd een beschrijvingsbiljet ter invulling van het getal paarden en trekdieren door hen gehouden en van de categorien, waartoe de paarden behooren,

ART. 4.

De belastingplichtige, aan wiens woning het beschrijvingsbiljet bezorgd is, is verplicht het zonder eenig voorbehoud in te vullen en met zijne handteekening te bekrachtigen. Kan de belastingplichtige niet schrijven, dan bekrachtigt hij zijne aangifte met een leeken, door hem in de tegenwoordigheid van twee getuigen geplaatst, die hiervan door mede onderteekening doen blijken-

ART. 5.

Het beschnjvingsbiljet moet behoorlijk ingevuld, binnen acht dagen na ontvangst, door den Delastingplichtige worden ingeleverd.

Hij, die geen beschrijvingsbiljet heeft ontvangen, is verplicht een beschrijvingsbiljet, hetwelk steeds op de plaatsen,

-ocr page 193-

— 191 —

in art- 6 vermeld, verkrijgbaar is, voor of uiterlijk op 21 Mei behoorlijk ingevuld in te leveren.

Houders van paarden en trekdieren, welke naden 15 Mei zijn aangeschaft of ten gevolde van een veranderd gebruik belastbaar zijn geworden of in eene hoogere categorie be-hooren, en houders van paarden, welke na dsn 15 Mei van het dienstjaar het eerste viertal melktanden verloren hebben, zijn verplicht onverwijld daarvan aangifte te doen door een behoorlijk en volledig ingevuld besehrijvingsbiljet in te leveren.

Het bschnjvingsbiljet wordt tegen overgifte van een bewijs van ontvang ingeleverd bij den ambtenaar door Ge-puteerde Staten daar\'oe aangewezen bij een in het Provinciaal Blad te plaatsen besluit

Dit is geschied bij het volgende besluit:

Besluit waarhij bepaald wordt dat de he-schrijvingshiljetten naar aanleiding van de laatste zmsnede van art. 5 van het reglement op de invordering der Provinciale beladmg op paarden enz., moeten worden ingeleverd bij de Rijks ontvangers.

De Gedeputeerde Staten van Noordbrabant;

Gelet op de laatste zinsnede van artikel 5 van het reglement op de invordering der provinciale belasting op paarden, muildieren, muilezels en trekdieren ten behoeve der provincie Noordbrabant van 22 Juli 1875, {Provinciaal Blad No. 6), waarbij bepaald is dat het besehrijvingsbiljet voor die belasting tegen overgifte van een bewijs van ontvang moet worden ingeleverd bij den ambtenaar door Gedeputeerde Staten daartoe aangewezen.

Overwegende, dat blijkens missive van den Minister van Finantiën van 8 Mei 18 7G No. 59 de Ontvangers der directe belastingen in Noordbrabant ge-machtigd zijn zich te belasten met het doen uitreiken en

-ocr page 194-

— 192

terughalen der beschvijvingsbiljetten voor gemelde he-last ing in de tot hun kantoor hehoorende gemeenten.

Hehhcn besloten als volgt:

De houders van paarden, muildieren, muilezels en van als trekdieren gebezigd wordende ezels, runderen en honden, zijn verplicht hel beschrijvingsbiljet voor de provinciale belasting op paarden, enz., overeenkomstig de voorschriften van bovengemeld reglement, in te leveren hij den Ontvanger der directe belastingen, onder wiens kantoor de gemeente hunner woonplaats behoort.

Dit besluit zal worden geplaatst in het Provinciaal Blad van Noordbrabant.

\'s-Hertogenbosch, den 26 Mei 1870.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTE1N.

VAN COOTH, Griffier.

Opgenomen Prov. Blad 1876 No. 8.

ART. 6.

Beschrijvingsbnjetten zijn steeds ter provinciale Griffie, ter seiretarie der gemeenten en op de kanioren van de ontvangers der Rijks directe belastingen in NoordbraOant kosteloos verkrijgbaar.

ART. 7.

De belastingplichtigen die naliten het beschrijvingsbiljet behoorlijk ingevuld tijdig in te leveren en zij die door onvolledige of onjuiste invulling van het beschrijvingsbiljet de belasting geheel of gedeeltelijk trachten te ontduiken, verbeuren onverminderd hunne verplichting tot betaling der versehul ligde belasting eone boete ten bedrage van het vijfvoud der over het volle jaar verschuldigde belasting; de boete bedraagt niet meer dan vijf en zeventig gulden.

Zij die bij een vonnis, hetwelk in kracht van gewijsde

-ocr page 195-

— 193 -

\'S i?e■?^an, ,croordeeld zjjn ter zake van overtreding ot on uiking der Provinciale belasting op paarden on trekdieren, worden ambtshalve door Gedeputeerde Staten aangeslagen.

ART. 8.

De kohieren en aanvullingskohieren der belasting op paarden en trekdieren worden door of van wege Gedeputeerde Staten opgemaakt, overeenkomstig de ingeleverde beschnjyingsbiljetten en krachtens de vonnissen, in het laatste lid van het vorig artikel bedoeld.

1\'e kohieren en aanvullingskohieren worden door Gedeputeerde Staten invorderbaar verklaard.

ART. 9.

Na invorderbaar verklaard te zijn wordt het kohier of aanvullingskohier door don Burgemeester der gemeente gedurende acht dagen vooreen ieder ter lezing op de secretarie nedergelegd, waarvan bevorens op de wijze, in de gemeente gebruikelijk, openbare kennisgeving geschiedt.

De Burgemeester zendt het kohier, nadat daarop vermeld is dat het gedurende acht dagen op de secretarie der gemeente ter inzage gelegen heeft en dat bevorens van de ne-ei egging openbare kennisgeving geschied is, zoodra mogequot; lijk aan den Rijks-Ontvanger ot den Ambtenaar, door Gedeputeerde Staten aangewezen.

ART. 10.

Een ieder kan binnen eene maand, te rekenen van den dat het kohier of aanvullingskohier voor een ieder ter inzage op de secretarie is nedergelegd, tegen zijnen aanslag bij Gedeputeerde Staten bezwaren inbrengen.

ART. 11.

Elke aanslag is in zijn geheel verschuldigd door hem ten wiens naam de aanslag op het kohier voorkomt.

De belasting wegens paarden der eerste categorie en wegens trekdieren is in eens invorderbaar voor of op den laat-sten dag der maand, volgende op die, waarin het kohier is afgekondigd.

De belasting wegens paarden der tweede, derde en vierde categorie is in drie termijnen invorderbaar.

15.

-ocr page 196-

— 194 —

De eerste termijn vervalt op den dag in de tweede zinsnede van dit art. aangegeven, de tweede termijn op den laatsten dag der maand November, de derde termijn op den laatsten dag van Januari.

ART. 12.

De ontvanger of de ambtenaar door Gedeputeerde Staten aangewezen, zendt, na de overneming van het kohier, zoodra mogelijk on kosteloos aan ieder belastingschuklige een gedagteekend aanslagbiljet, bevattende :

den naam van den belastingschuldige, de aanwijzing van het bedrag van den aanslag, van de plaats van betaling, van de dagen en uren, waarop hij zitting houdt;

de termijnen waarin de belasting moet betaald worden.

ART. 13.

Teruggave van betaalde belasting of afschrijving van belasting, in de gevallen voorzien bij art. 8 van het besluit tot heffing eener provinciale belasting op paarden en trekdieren enz. wordt verleend op een verzoekschrift, hetwelk voor den 1 November van het dienstjaar aan Gedeputeerde Staten moet zijn ingediend.

ART. 14.

De beambten der Kijks en gemeentemiddelen, de deurwaarders bij Kijks belastingen, de maréchaussee en beambten der Eijks- en Gemeente politie, zijn bevoegd van overtreding of ontduiking ter zake der provinciale belasting op de paarden en trekdieren procesverbaal op te maken.

Procesverbaal van ontdekte overtreding of ontduiking wordt aan Gedeputeerde Staten ingezonden, die het met hunne beschouwingen aan het Openbaar Ministerie ter vervolging inzenden.

ART. 15.

Voor de toepassing van dit reglement worden muildieren en muilezels met paarden gelijk gestold.

ART. 16.

Eene door Gedeputeerde Staten vast te stellen instructie zal de noodige voorschriften inhouden ten aanzien der termijnen, waarbinnen de tea behoeve der Provincie ontvangen

-ocr page 197-

- 195 —

belasting op paarden en trekdieren bij den ambtenaar bedoel i in art. 118 der Provinciale Wetj moet worden over-gestort, alsmede zoo noodig, ten aanzien van de beëediging en der te stellen borgtochten van de ambtenaren, die met de invordering bulast worden-

Aldus vastgesteld te \'s-Hertogenbosch, den 23 Juli 1875.

De Staten van Noord-Brabant, P- J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, I oorzilter VAN COOÏH, Griffier.

Goedgek. bij K. B. van 24 Febr- 1876 No. 3, en opo-e-nomen Prov- BI- 187G No- 6.

Regeling van het bedrag der belooning van ambtenaren enz- toegekend wegens het constat eer en van ontduiking van de provinciale belasting op paarden, enz.

1)6 Gedeputeerde Staten van Noordbrabant; doen te weten. dat door hen in hunne vergadering van 26 Januari 1880 is vastgesteld hetgeen volgt:

Overwegende, dat het noodig is voorgekomen nader de belooning te regelen, die toegekend wordt aan Ambtenaren om te waken tegen ontduiking van de Provinciale belasting op paarden, muildieren en muilezels, alsmede op de als trekdieren gebezigd wordende ezels en runderen.

Hebben besloten met intrekking van hun besluit van 19 Maart 1874, die belooning te regelen als volgt:

Aan de kommiezen en deurwaarders bij \'s Rijks belastingen en aan de beambten van de \'s Rijks- en gemeentepolitie wordt voor elke, door hen bij procesverbaal geconstateerde ontduiking of overtreding ter zake van voormelde provinciale belasting, die op de honden daarvan uitgezonderd, toegekend een vierde van het bedrag der boeten, waartoe de overtreder veroordeeld wordt, onverschillig of de boete al dan niet op den overtreder verhaald wordt, onder de volgende bepaling:

„Het aandeel in de boete wordt niet uitgekeerd, wanneer

-ocr page 198-

— 196 —

„het procosverbaal is opgemaakt in strijd met de wenken, „gegeven in de algeraeene aanschrijving van 4 November 1879 „(Bijblad No. 79).quot;

Zie deze algemeene aanschrijving bh. 197.

\'s HertogenLosch, den 26 Januarij 1880.

De Staten voornoemd.

P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Voorz. VAN COOTH, Griffier. Opgenomen Prov. Blad 1880 No 4.

Besluit waarhij aan de Rijks-Ontvangers de invordering der Provinciale belasting op de paarden, enz. wordt opgedragen en het toezicht daarop aan de Controleurs.

De Gedeputeerde Staten van oordbrabant, enz. Overwegende, dat blijkens een schrijven van den Minister van Financiën van 3 October jl. No 7, de Controleurs en Rijks-Ontvangers der directe belastingen gemachtigd zijn om zich met sommige werkzaamheden betrekkelijk de provinciale belasting op paarden en trekdieren te belasten.

Gelet op het besluit der Staten van Noordhrabaftt van 16 November 1870 {Provinciaalblad van 1871 No. 20) tot heffing eener provinciale belasting op de paarden enz. en op het reglement op de invordering dier belasting (Provinciaalblad van 1871 No. 21), alsmede op de wet van 16 Juni 1872 (Staatsblad No. 60), waarbij de heffing van voormelde provinciale belasting is bekrachtigd.

Hebben Besloten :

a. aan de Rijks-Ontvangers der Directe belastingen op te dragen de invordering der provinciale belasting op de paarden, alsmede op de als trekdieren gebezigd wordende muilezels, ezels, ossen en honden, tegen eene belooning van vijf ten honderd van bet bedrag der belasting.

h De Controleurs te beiasten met het toezicht op den geregelden loop der invordering dier belasting en met de kasverificatiën, tegen eene belooning van één ten honderd

-ocr page 199-

— 197 —

van het bedrag der belasting, met bepaling, dat die belooning in geen geval minder dan f 25— zal bedragen-

Afschrift van dit besluit zal gezonden -worden aan de Heeren Provinciale Inspecteurs van Rijks belastingen te Eindhoven en Maastricht, en aan de Heeren Controleurs en Eijks-Ontvangers in Koordbrahant, alsmede aan den Heer Controleur to Gcnnip.

1 sliettogenlosch, den 10 October 1872.

De Staten voornoemd, P. J, BOSCH VAN DRAKESTEIN, Voorzitter.

VAN COOTH, Griffier.

Opgenomen Prov. BI. 1872 No. 46.

Algemeen aanschrijven der Gedeputeerde Staten omtrent de toepassing der Provinciale Paardenbelasting.

Aan Heeren Controleurs der Directe Belastingen, Rijks Ontvangers cn Burgemeesters der gemeenten in Noordbrabaitt-

^s-Hertogenbosch, den 4 November 1879.

quot;Wij hebben het noodig geacht onze zienswijze in verband met de in den laatsten tijd gevallen rechterlijke beslissingen nader te doen kennen, aangaande de toepassing van eenige bepalingen der provinciale belasting op de paarden en trekdieren-

In de eerste categorie moeten worden aangegeven:

lo. De paarden, muildieren of muilezels door landbouwers voor de uitoefening van hun bedrijf gebezigd wordende ; onder deze paarden moeten ook begrepen worden dekhengsten, die uitsluitend tot dekking en voor landbouwbedrijf worden gebruikt

Wegens paarden, die het eerste viertal melktanden nog niet verloren hebben en niet als trekdieren of onder den zadel gebruikt worden, is volgens art- 4 letter a van het besluit tot heffing der onderwerpeljjke belasting, geene belasting verschuldigd-

-ocr page 200-

— 198 —

Beide omstandigheden het bezit ran het eerste viertal melktanden en het niet als trekdier of onder den zadel gebruiken, behooren alzoo zamen te gaan om op vrijstelling aanspraak te kunnen maken.

Landbouwers mogen hunne paarden die zij voor do uitoefening van den landbouw bezigen en in de eerste categorie zijn aangegeven, ook buiten hunne woonplaats en de daaraan grenzende gemeenten gebruiken tot aan- en vervoer van voortbrengselen van landbouw (waaronder ook die voor tuinbouw, hout- en veeteelt te begrijpen zijn), afkomstig van eigen of gepachte gronden; eveneens mogen zij die paarden gebruiken tot aanvoer ook uit niet aangrenzende gemeenten van brandstoffen, van metselsteenen en verdere bouwmaterialen die zij voor hunne woonhuizen en gebouwen, welke tot uitoefening van hun landbouw bedrijf bestemd zijn, noodig hebben; voorts ook tot aan-en vervoer van meststoffen, guano en kunstmest daaronder begrepen.

Zij maken zich niet aan ontduiking of overtreding der belasting schuldig, wanneer zij eenige voortbrengselen van landbouw, huisraad, bouwmaterialen of vee van andere landbouwers afkomstig of voor dezen bestemd kosteloos bij wijze van dienstbetoon volgens de onder do landbouwers bestaande gewoonte zelfs buiten de aangrenzende gemeenten vervoeren. Zoodanig vervoer is naai\' onzo meening niet als overtreding der belasting te boschouwen en behoort daarvan alzoo geen procesverbaal opgemaakt te worden.

Hetzelfde geldt wanneer landbouwers met hunne in de eerste categorie aangegeven paarden, personen kosteloos opladen, alquot; zijn do plaatsen der bestemming gelogen buiten de aangrenzende gemeenten, (a)

2o. Paarden, muildieren of muilezels door karren of sleepeis voor de uitoefening van die bedrijven gebezigd wordende in hunne woonplaats en de daaraan grenzende gemeenten.

Ten aanzien van deze paarden enz. valt op te merken.

(a) In overeenstemming met de hier aangegeven beginselen zijn onderscheidene vonnissen gewezen, uittreksels uit eenige dier vonnissen zijn achter deze aanschrijving gevoegd.

-ocr page 201-

— 199 —

dat karlieden met het oog op de provinciale belasting alleen zijn personen, die in hunne woonplaats en in de daaraan grenzende gemeenten -vrachten vervoeren waarvnn het vrachtgoed voor een bepaald persoon bestemd en van een persoon afkomstig is, doch die nimmer op gezette tijden goederen vervoeren voor verschillende personen bestemd.

Worden de paarden van karlieden ook gebruikt buiten de woonplaats van de aangevers en de daaraan grenzende gemeenten tot hot vervoeren van vrachten, dan is de belasting der 4de categorie verschuldigd, omdat in dat geval karlieden voor de toepassing der onderwerpelijke belasting met voerlieden of vrachtrijders worden gelijk gesteld.

Voorts moeten als vrachtrijders of voerlieden worden beschouwd, zij die doorgaans goederen van verschillende personen afkomstig of voor verschillende personen bestemd, van of naar havens, stations, weekmarkten of aanlegplaatsen van stoombooten vervoeren, al zijn die aanlegplaatsen enz. in de aangrenzende gemeenten gelegen. In do 2de calegorie moeten o. a. worden aangegeven;-Paarden enz. door bakkers, winkeliers, kooplieden, klompenmakers, houthandelaars, aannemers, molenaars, bleekers, steenbakkers, bierbrouwers en andere een bedrijf uitoefenende of neering doende lieden gehouden wordende tot uitoefening dier bedrijven in hunne woonplaats\'en de daaraan grenzende gemeenten, ook al wordt door voormelde personen tevens het landbouwersbedrijf of dat van karreman uitgeoelend indien zij de paarden voor hot landbouwers of karremansbedrjjf besterad, tevens gebruiken ten behoeve van een der voormelde beroepen.

Bij verschillende vonnissen, veroordeelingen wegens ontduikingen of overtredingen der onderwerpelijke belasting bevattende, is beslist, dat landbouwers die een of meer hunner paarden hebben aangegeven in de 2de categorie letter ff, de in de eerste categorie aangegeven paarden niet afwisselend met die der 2de categorie mogen gebruiken voor rijtuigen of onder den zadel,

In de 3de (ahyot ie moeten worden aangegeven: lo. Paarden enz. door kooplieden, aannemers, winkeliers, fabrikanten, bierbrouwers, klompen- en wagenmakers, smeden, kuipers, timmerlieden, steenbakkers, houthandelaars, slagers,

-ocr page 202-

— 200 -

hoepelmakers, bleekers,-wijnhandelaars, kramers, broodbakkers, leerlooiers enz. voor de uitoefening van deze hunne bedrijven gehouden en als zoodanig gebezigd wordende buiten hunne woonplaats en de daaraan grenzende gemeenten,

2o. Paarden enz. door landbouwers gebruikt wordende onder den zadel of voor rijtuigen op veeren of waarvan de zitplaatsen op riemen of veerkrachtige ligchamen rusten of hangen, indien zij niet het vereischte aantal hectaren land in eigen gebruik hebben.

Overigens moeten de landbouwers om op de gunstige uitzondering ten hunnen aanzien gemaakt in art 2 letter h van het besluit tot heffing der onderwerpelijke belasting, te kunnen aanspraak maken, voldoen aan de eischen gesteld in de 6de, 7de en 8ste zinsnede van gemeld artikel 2 wat landgebruik en soort van rijtuigen betreft.

3o. Paarden enz, door winkeliers voor de uitoefening van dat bedrijf aangegeven, indien zij die paarden tevens bezigen voor rijtuigen op veeren, of riemen, echter met dien verstande dat zy roet de 2de categorie kunnen volstaan indien de voertuigen voorzien van veeren of riemen uitsluitend zijn bestemd tot vervoer hunner waren in hunne woonplaats en de daaraan grenzende gemeenten. Op grond daarvan is uitgemaakt, dat een broodbakker roet zijn in de tweede categorie aangegeven paard zijne waren met een voertuig op veeren mag vervoeren in zijne woonplaats en de daaraan grenzende gemeenten.

4o Paarden enz. voor rijtuigen op veeren of op riemen gebruikt wordende door geneesheeren.

5o. Paarden enz. gebezigd wordende voor rijtuigen op veeren of riemen mits de houders dier paarden geene rijtuigverhuurders zijn.

In de 4de categorie moeten worden aangegeven :

lo Paarden enz. door karlieden gehouden welke gebezigd worden tot het aan of vervoeren van vrachten buiten de woonplaats dier karlieden en de daaraan grenzende gemeenten ;

en 2o, Paarden enz- door rijtuigverhuurders gehouden wordende-

Wijders is beslist, dat een rijtuigverhuurder, die tevens landbouwer is, of nog een paard of moer paarden voor een

-ocr page 203-

- 201 —

ander beroep gebruikt, het paard of paarden die hij voor de uitoefening dier beroepen houdt, niet afwisselend mag gebruiken als rijtuigverhuurder daar alsdan die paarden vallen in de 4de categorie.

Door een der rechtbanken werd een belastingschuldige, die twee paarden bezat, doch er slechts een had aangegeven vrijgesproken, omdat niet was gebleken dat het tweede paard als trekdier of onder den zadel werd gebezigd en alzoo niet kon worden nagegaan, in welke categorie dat paard behoorde te worden aangegeven

De Hooge Raad der Nederlanden heeft dit vonnis vernietigd, (a)

(a) Overwegende, dat het het nitgesprolcen ontslag van regtsvervolging steunt op de overweging, dat «volgens artikel 2 van hovengemeld besluit «tot heffing van eene provinciale belasting op de paarden enz. in Noord-nBrabant, vastgesteld door de Staten dier provincie den 23 Juli 1875 ; «regelende de rangschikking van de categorieo, de paarden daaronder zijn //gebragt naar gelang van de verschillende doeleinden, waartoe zij gebezigd «worden, zoodat de houder van een paard, wanneer niet blijkt, of en waartoe vhij het bezigt en mitsdien ook niet bepaald kan worden, onder welke «categorie het behoort, niet belastingpligtig is.quot;

Overwegende echter, dat bij gemeld art. 2 niet tot de omschrijving van elk der vier categorien, waarin de paarden worden gerangschikt, melding wordt gemaakt van het doel, waartoe zij worden gebruikt, daar toch de derde categorie enkel wordt gezegd te bevatten: alle paarden niet in de twee vorige en in de vierde categorie omschreven.

Overwegende, dat derhalve uit dat artikel niet volgt dat, om in de belasting te vallen, de paarden tot het een of ander doel zouden moeten worden gebezigd, welke beperkende uitlegging dan ook in strijd is met artikel 1 van het besluit waarbij in algemeene bewoordingen de paarden en dus — behoudens de in dit artikel 4 uitdrukkelijk uitgezonderde — alle paarden als aan belasting onderhevig worden genoemd.

Overwegende dat bijgevolg het middel van cassatie is gegrond;

Vernietigt het vonnis enz.

En uit kracht van artikel 105 der wet op de Rechterlijke organisatie en het beleid der Justitie ten principale regt doende op de bij dit vonnis ten laste van den gerequireerde bewezen verklaarde feiten.

Verklaart, dat die opleveren; het, als belastingplichtige der provinciale belasting op paarden en trekdieren in Noor dhr ah ant trachten door onvolledige invulling van een beschrijvingsbiljet, die belasting te ontduike*

V erklaart den gerequireerde daaraan schuldig;

Gezien enz.

Gelet enz

Gezien enz.

Veroordeelt den gerequireerde.

// in geldboete van f7o.

Bepaalt enz

-ocr page 204-

— 202 -

Bij het opmaken van processenverbaal wegens verkeerde aangiften, is het vooral in het geval dat er in de betrokkene gemeente meer personen ^an den zelfden naam wonen, dienstig dat het volgnummer van het kohier, waaronder de aanslag voorkomt in het procesverbaal worde vermeld.

Nog kunnen wij mededeclen dat door den Hoogen Raad der Nederlanden is beslist, dat processenverbaal wegens ontduiking der onderwerpelijke belasting niet behoeven geregistreerd te worden.

ïen slotte meenen wij uwe aandacht te mogen vestigen op ons besluit van 19 Maart 1874 (Provinciaal Blad van 1874 Ko 18)wanrbij is bepaald, dat aan de ambtenaren en deurwaarders van \'s Rijks belastingen en aan de beambten van \'s Rijks en Gemeente politie voor elke ontduiking of overtreding dezer belasting, die door hen zal geconstateerd worden, een vierde is toegelegd van de boete, waartoe de overtreder veroordeeld wordt.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKESTE1N.

De Griffier, VAN COOTH.

ö. Beklaagd van op den 20 Februari 1879 als voerman een hem toobehoorcnd paard, hetwelk door hem voor de provinciale belasting op de paarden, muildieren, muilezels en trekdieren in Noordbrniant over het dienstjaar 1878/79 was aangegeven in do eerste categorie, te hebben gebezigd als trekdier tot vervoer van personen van \'sllosch naar (\' light.

Overwegende dat beklaagde Ier tertchtzitting heeft opgegeven, dat hij is landbouwer, wonende te Boxtel; dat hij in de provinciale belasting op de paarden over het dienstjaar 1878/79 had aangegeven in de eerste categorie, dat hij met zijn knecht op 20 Februari 1879 met kar en paard te \'s-Bosch naar de markt waren geweest en terugkomende hun buurman Johannes van Hirtum, met zijne vrouw en dochter hadden opgeladen, uit welwillendheid zonder eenige belooning.

Overwegende dat beklaagdes opgave in elk opzicht bevestigd wordt, door de onder eede ter terechtzitting afgelegde

-ocr page 205-

— 203 -

getuigenis van Johannes van Hirturn te Boxtel, die verklaarde, dat hij met zijne vrouw en dochter van de Bossche markt komende, zonder eenige vergoeding te geven, op de kar van zijn buurman was opgeladen en in geen enkel opzicht tegengesproken wordt door de verklaring van den onder eede ter terechtzitttng gehouden getuige, don commies, bij \'s Eijks belastingen Jaegers ;

Overwegende dat door die handeling beklaagde noch voerman, noch vrachtrijder wordt, zeer zeker zijn karakter van landbouwer behoudt en hij zijn paard voor niets anders als voor landbouw heeft gebezigd, zoodat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, dat beklaagde als karman buiten de aangrenzende gemeente heeit gehandeld

Recht doende m naam des Konings !

Verklaart de schuld van beklaagde aan het hem ten laste gelegde niet bewezen.

Spreekt hem vrij.

h. Beklaagd van op den 10 Februari 1879 als karman een hem toebehoorend paard hetwelk door hem voor de provinciale belasting op de paarden, muildieren, muilezels en trekdieren in oordbrabant over het dienstjaar 1878/79 was aangegeven in de eerste categorie te hebben gebezigd als trekdier tot vervoer van een kalf van Schijndel naar Boxtel.

Overwegende dat beklaagde ter terechtzitting heeft opgegeven, eene opgave door den tweeden getuige ter terechtzitting onder eede bevestigd, dat hij den 10 Februari 11. terwijl hij voor zich toch een kalf met kar en paard moest vervoeren naar Boxtel, afkomstig van zijn landbouwersbe-drijf, tegelijk een kalf heeft opgeladen voor Verhagen, die dit ook als landbouwer afleveren moest; dat hij voor dit vervoer niets heeft genoten.

Overwegende dat door die handeling, beklaagde noch voerman noch vrachtrijder wordt, doch zeer zeker zijn karakter van landbouwer behoudt en zijn paard voor niets anders als voor landbouw heelt gebezigd, zoodat het wettig en overtvrgend bewijs ontbreekt, dat de beklaagde als karman buiten de aangrenzende gemeenten heeft gehandeld ;

liecht doende in naam des Konings.

-ocr page 206-

— 204 —

Verklaart de schuld van beklaagde aan het hem ten laste gelegde niet bewezen; spreekt hem vrij.

c. Beklaagde van op den 28 Peceraber 1879 als karman een hem toebehoorend paard hetwelk door hem voor de provinciale belasting op de paarden, muildieren, muilezels en trekdieren in Noordhrahant over het dienstjaar 1878/79 was aangegeven in de eerste categorie, te hebben gebezigd als trekdier tot vervoer van twee varkens, van Beugen naar Reek

Óverwegende dat beklaagde ter terechtzitting heeft opgegeven, eene opgave door den derden getuige onder eede bevestigd, dat, terwijl hij den 28 December 11. zijne varkens met kar en paard van Beugen naar Eeek moest afleveren, afkomstig van zijn landbouwersbedrijf. hij eveneens He varkens voor den derden getuige en voor diens landbouwbedrijf, heeft opgeladen en vervoerd zonder eenige betaling te erlangen.

Overwegende dat door die handeling beklaagde noch voerman noch vrachtrijder wordt, doch zeer zeker zijn karakter van landbouwer behoudt en zijn paard voor niets dan voor landbouw heeft gebezigd, zoodat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, dat beklaagde als karman buiten de aangrenzende gemeenten heeft gehandeld.—

Hecht doende enz-

Verklaart de schuld van beklaagde aan het hem ten laste gelegde niet bewezen.

Spreekt hein vrij.

d. Beklaagd van op den 28 Februari 1879 een hem toebehoorend paard, hetwelk door hem voor de provinciale belasting op de paarden enz. in Xoordbrabant over het dienstjaar 1878/79 was aangegeven in de eerste categorie te hebben gebezigd als trekdier tot vervoer van turf van Mil naar Grave.

Overwegende dat de beklaagde ter terechtzitting heeft bekend, welke bekentenis wordt bevestigd door beëedigde verklaring van den eersten getuige, die heelt verklaard zulks te hebben gezien, dat hij den 28 Februari 1879 zijn paard, hetwelk hij voor de provinciale belasting op de paarden enz. in NoordbraLant over 1878/79 had aangegeven in de eerste categorie te hebben gebezigd tot vervoer van

-ocr page 207-

— 205 —

turf van Mil naar Grave; daarbij voegende dat do door hora vervoerde turf op eigen land was gestoken.

Overwegende dat mitsdien het wettig en overtuigend bewijs voor de aanklacht is geleverd ;

Overwegende dat het steken en verkoopen van turf van eigen land afkomstig, moet worden beschouwd als eene daad tot den landbouw behoorende, wanneer in deze provincie niet blijkt dat die afkomstig is van eene in exploitatie zijnde veenderij, hetgeen hier niet het geval is, zoodat de beklaagde allezins bevoegi was zjjn paard in de eerste categorie der provinciale belasting aangegeven, te bezigen tot den in de dagvaarding vermelden vervoer;

Eecht doende enz.

Verklaart enz.

Verklaart dat die feiten noch misdaad, noch wanbedrijf, noch overtreding daarstellen.

Ontslaat den beklaagde van alle regtsvervolging te dier zake-

Tieglemnit van orde voor de Provinciale Staten van Noordbrabant.

HOOFDSTUK I.

Van het onderzoek der geloofsbrieven.

ARTIKEL 1.

De geloofsbrieven der nieuw inkomende leden zullen onderzocht worden door eene of meer comraissiën van vijf\' leden door den Voorzitter te benoemen-

ART. 2.

De commissie brengt, na onderzoek van de aan haar overhandigde stukken, bij monde van een door haar daartoe benoemd lid, in de Vergadering verslag uit.

De leden, togen wier toelating geene bezwaren bestaan, worden door den Griffier binnengeleid en door de Vergadering toegelaten.

Zij nemen onmiddellijk zitting, na de gevorderde eeden te hebben afgelegd.

-ocr page 208-

- 206 —

HOOFDSTUK II.

Van den Voorzitter.

ART. 3.

De Voorzitter der Vergadering is belast mot de leiding der -werkzaamheden; de handhaving der orde bij de beraadslagingen; de zorg voor de naauwgezette inachtneming en naleving van dit reglement; hot aan al de leden behoorlijk quot;elegenheid geven om hunne bedenkingen voor te dragen; het quot;juist stellen der door de Vergadering te beslissen vraagpunten en aankondigen der uitkomst van alle stemmingen.

Hij zorgt dat geen spreker in zijne rede gestoord worde; hij roept een spreker, die zich beleedigende uitdrukkingen veroorlooft of de orde stoort, tot de orde; hij roept tot de behandeling van het onderwerp terug een spreker die daarvan atwijkt; alle» behoudens des sprekers recht van beroep op de Vergadering.

Indien een spreker voortgaat zich eene afwijking te ver-oorlooven, stelt hij aan de Vergadering voor, om hem gedurende de zitting, waarin dit plaats heeft, over het onderwerp in behandeling het woord to ontnemen. ^

Bij wijst den snelschrijver der dagbladen, die zich daartoe aanmelden, in de vergaderzaal eene plaats aan.

AKÏ. i.

Na gedane waarschuwing kan de Voorzitter dadelijk uit de vergaderzaal doen verwijderen do toehoorders dio teekenen van goed- of afkeuring geven, of de stilte of orde der Vergadering storen.

Hij kan tot handhaving der orde do Vergadering voor

één uur schorsen-

Het uur vorloopen zijnde, wordt de behandeling hervat.

ART. 5.

Wordt de Vergadering, ingevolge de wet, door het oudste lid in jaren van Gedeputeerde Staten, dat aanwezig is, voorgezeten, verlaat deze, zoo hij het woord over het in overweging zijnde onderwerp wil voeren, den voorzitters stoel, en quot;plaatst zich weder daarop, nadat hij zijne rede geeindigd heelt.

-ocr page 209-

- 207 —

Gedurende die rede wordt het voorzitterschap bekleed door het lid van Gedeputeerde Staten dat op hem in jare volgt:

HOOFDSTUK HL

Van de Vergaderingen.

ART. 6.

De bijeenkomsten der Vergaderingen zullen worden gehouden des voormiddags ten 11 ure, ten ware de Vergadering anders mocht bepalen-

ART. 7.

Ieder lid zal, de vergaderzaal binnengekomen zijnde, zijnen naam op eene daartoe bestemde lijst teekenen-

ART. 8.

Zoodra het gevorderde aantal leden om te kunnen beraadslagen tegenwoordig is, opent de Voorzitter de Vergadering.

Is een halt uur na den bepaalden tijd geen genoegzaam getal leden tegenwoordig, opent de Voorzitter desniettemin de bijeenkomst, en doet hij do namen der afsvezige leden aflezen en deze tevens in de notulen opteekenen. — In dit geval bepaald de Voorzitter den dag der volgende Vergadering.

ART. 9.

Behalve in de gevallen bij artt- 8 en 11 voorzien, bepaalt de Vergadering de dagen der bijeenkomst,

ART. 10.

Het uur der eerste bijeenkomst van elke gewone en elke buitengewone zitting, wordt door den Voorzitter bepaald.

De dag ea het uur dier bijeenkomst worden in een of meer dagbladen der Provincie aangekondigd en bij schriftelijke kennisgeving aan de leden medegedeeld.

Minstens acht dagen voor de opening van elke zitting wordt door den Griffier aan de leden toegezonden eene gedrukte lijst, bevattende zoo veel mogelijk, den korten inhoud van de te behandelen onderwerpen.

Geene andere onderwerpen worden in die zitting behandeld, met uitzondering van spoedeischende gevallen en van nader inkomende stukken, die betrekking hebben op reeds aanhangige zaken.

-ocr page 210-

— 208 —

De bepaling van de laatste zinsnede is niet van toepassing op buitengewone vergaderingen van de Provinciale Staten.

^RT. 11.

Na het openen van iedere Vergadering, worden de notulen door den Griffier voorgelezen, aan de goedkeuring der Vergadering onderworpen en door deze vastgesteld.

Die der laatste Vergadering worden nog staande dezelve gearresteerd-

De notulen behelzen de namen der leden die tegenwoordig en die afwezig waren, en van die welke vóór of tegen eenige behandelde zaak stemden; zij bevatten alle genomen besluiten en eene nauwkeurige uitkomst der stemming, ingeval van te doene keuzen; zij vermelden den inhoud der ingekomen of ter tafel gebrachte stukken en van alle mededeelingen, voorstellen, kennisgevingen en behandelingen, die in de Vergadering plaats hebben.

Er worden geene protesten of aanteekeningen in de notulen opgenomen ; alleen staat het aan ieder der leden vrij, om bij een genomen besluit blootelijk te doen opteekenen, dat hij zich daarmede niet heeft vereenigd.

De notulen worden binnen 24 uren door den Voorzitter en Griffier geteekend.

ART. 12.

De Vergadering kan bepalen, dat aan een genomen besluit zonder resumptie gevolg zal gegeven worden.

ART. 13.

De zaken worden in de volgende orde behandeld :

lo- Na de voorlezing en goedkeuring der notulen, doet de Voorzitter mededeeling van de ingekomen stukken, en laat die voorlezen, tenzij de vergadering anders bepale. De Voorzitter stelt omtrent ieder stuk de beslissing voor, die de aard der zaak meebrengt;

2o. de zaken, in eene voorgaande bijeenkomst aangehouden, komen in beraadslaging;

3o. de verder aan de orde gestelde zaken worden ter tafel gebracht;

lo. de verslagen namens de bijzondere Commissiën en de Afdeelingen worden achtereenvolgens uitgebracht en in

-ocr page 211-

— 209 —

behandeling genomen, in zoover niet tot de nederlegging ter griffie of tot verzending is besloten;

5o. aan de leden die een voorstel te doen of inlichting te vragen hebben, wordt daartoe gelegenheid gegeven.

Van deze orde kan niet, dan bij besluit der vergadering afgeweken worden-

ART. 14.

De Voorzitter stelt de orde van den dag vast met inachtneming der regels, in het voorgaande arikel voorgeschreven, en kondigt die orde voor iedere vergadering aan.

Eene lijst der aan de orde zijnde werkzaamheden, ligt in de vergaderzaal ter inzage der leden.

ART. 15.

De beraadslaging is tweeledig. — Zij bepaalt zich in de eerste plaats tot het onderwerp in het algemeen, daarna tot zijne bijzonderheden.

Bij de beschouwingen over het onderwerp in het algemeen, komen uitsluitend .het beginsel en het geheelquot; van hét voorstel in aanmerking.

De beraadslaging over de onderdeelen en artikelen heeft in hunne volgorde plaats, zoodanig dat bij ieder onderdeel en artikel tevens de daartoe betrekkelijke wijzigingen (amon-dementen), en de ondergeschikte wijzigingen (sub amendementen), worden behandeld

ART. 16.

Van het oogenblik af dat een rapport is uitgebracht, tot dat de beraadslaging daarover is gesloten, staat het aan elk lid vrij, daarop wijzigingen en ondergeschikte wijzigingen voor te stellen, — zij moeten schriftelijk aan den Voorzitter worden ter hand gesteld, — zij zullen bij de beraadslaging een onderwerp van behandeling uitmaken, en kunnen door den Voorsteller worden toegelicht, wanneer zij door ten minste vijf leden ondersteund worden.

In dit en alle andere gevallen, doen de leden van hunne ondersteuning blijken, door van hunne plaatsen op te staan.

ART. 17.

Voorstellen vreemd aan de orde van den dag, moeten schriftelijk en onderteekend door den Voorsteller ten minste

16.

É

-ocr page 212-

een uur voor den aanvang der vergadering aan den Voorzitter worden ter hand gesteld.

Bij gebreke van dien, is de Voorzitter bevoegd, de voorstel len^erst in de op deze vergadering volgende bijeenkomst ter tafel te brengen-

ART. 18,

Nadat oen verslag door een Rapporteur is uitgebracht, zal het met de stukken, gedurende ten minste 24 uren, ter inzage van de leden op de Griffie nedergelegd en een dag bepaald worden voor de openbare beraadslaging, tenzij de Vergadering tot eene dadelijke behandeling moge besluiten, hetwelk echter in zaken die geen spoed vereischen, niet zal geschieden, wanneer ten minste vijf leden de nederleggiag ter griffie gedurende 24 uren uitdrukkelijk vorderen.

De Rapporteur of een lid der afdeeling of commissie, waarin het onderwerp is onderzocht, zal het eerst het woord kunnen voeren, tot ondersteuning van het rapport.

ART. 19.

Ieder lid der vergadering, dat ten aanzien van bepaalde onderwerpen inlichtingen van Gedeputeerde Staten wil vragen, heeft daartoe het verlof der Vergadering noodig.

De Gedeputeerde Staten, geven, of dadeljjk, of in eene nader te bepalen bijeenkomst van dezelfde zitting, de verlangde inlichtingen.

ART. 20.

Geen lid voert het woord dan na het van den Voorzitter verzocht en verkregen te hebben, die het yerleent in de orde waarin het gevraagd is.

Die orde kan echter altijd verbroken worden, wanneer het woord over een persoonlijk feit, om eene motie van orde te doen, of over de vaststelling van het vraagpunt

verlangd wordt

Het woord voor een persoonlijk feit wordt niet verleend, dan na eene voorloopige aanduiding van het feit. Verkeerde opvatting van bijgebrachte redenen, wordt niet aangemerkt als een persoonlijk feit.

ART. 21.

De leden voeren het woord van hunne plaatsen.

Geen spreker mag in de rede gevallen worden, ten ware

-ocr page 213-

- 211 —

hij aanleiding mocht geven, om aan de opvolging van dit reglement herinnerd of tot de orde geroepen te worden,

ART. 22.

Geen lid voert meer dan twee malen over hetzelfde onderwerp het woord, tenzij de Vergadering hem daartoe verlof geve.

Bij de behandeling echter van een uitgebracht verslag of van een door een lid gedaan voorstel, heeft de Rapporteur of Voorsteller het recht telken reize de sprekers te beantwoorden.

ART. 23.

Wanneer de Voorzitter of een dor leden vermeent dat eene in beraadslaging gebrachte zaak genoegzaam is toegelicht, raadpleegt de Voorzitter de Vergadering over de sluiting of voortzetting der beraadslaging.

ART. 24.

De beraadslaging gesloten verklaard zijnde, wordt tot de stemming overgegaan: eerst over de ondergeschikte wijzigingen, vervolgens over de wijzigingen, daarna over de onderdeelen en artikelen van het onderwerp, en eindelijk over het onderwerp in zijn geheel,

ART. 25.

Ieder lid brengt zijne stem uit met voor of tegen, zonder eenige bijvoeging.

De stemming heeft plaats naar de volgorde der presentielijst, doch zal bij elke stemming met het nomraer dier lijst, door het lot aan te duiden, de omvrage beginnen.

Wordt de vergadering door een lid der Gedeputeerde Staten voorgezeten, dan brengt deze het laatste zijne stem uit.

ART. 26.

Na afloop eener gehoudene stemming over een keuze van personen, zullen de stembriefjes door de stemopnemers onmiddellijk worden vernietigd.

ART. 27.

Voor dat de Vergadering tot het indienen van een verzoekschrift, naar aanleiding van art. 134 der grondwet, besluit, wordt het daartoe strekkende voorstel, al dan niet

-ocr page 214-

— 212 —

van een ontwerp van adres vergezeld, ter overweging aan al de afdeolingen verzonden. De commissie van Rapporteurs van welke een door iedere Afdeeling te benoemen, stelt de aanneming van het ontwerp van adres met of zondei wijziging of do verwerping daarvan voor, of wel zij biedt zelve een ontwerp aan.

ART. 28.

Tndien, overeenkomstig art. 69 der provinciale wet, met geslotene deuren beraadslaagd wordt, kan de Vergadering de geheimbouding van bet verhandelde aan hare leden en haren Griffier opleggen en weder opheffen.

De notulen dezer vergadering worden afzonderlijk gehouden, en in eene beslotene Vergadering vastgesteld.

ART. 29,

Wanneer de zaken, die deze en eene of meer andere Provinciën gemeenschappelijk aangaan, naar aanleiding van art. 97 der provinciale wet, eene gezamenlijke regeling behoeven, wordt daartoe eene commissie van zes leden, door iedere afdeeling een, benoemd.

De commissie zal dadelijk na hare benoeming een vei-zoekschrift aan den Koning ontwerpen, tot het bekomen van machtiging om de gemeenschappelijke zaken te regelen, en voor haar, zoo zij niet uitsluitend uit Gedeputeerde Staten is samengesteld, om hare werkzaamheden na de sluiting der Staten-Vergadoring voort te zetten. Het ontwerp adres wordt aan de Vergadering medegedeeld en aan hare goedkeuring onderworpen.

Zood a de vereischte machtiging des Konings is verkregen zal de commissie zich in betrekking stellen met de commissie uit de Staten der betrokkene Provincie, en de regeling voorloopiy tot stand brengen.

Zij draagt vervolgens aan de Staten, in hunne eerstvolgende Vergadering, de bekrachtiging voor van hetgeen door haar is verricht.

Indien de bekrachtiging wordt geweigerd, zal daarvan door de Gedeputgerde Staten aan de Staten der betrokken Provincie kennis gegeven worden; en ingeval de bekrachtiging wordt verleend, zal door hen de goedkeuring des Konings op de regeling der zaken verzocht worden, en na

-ocr page 215-

— 213 —

na het bekomen daarvan de uitwisseling der bekrachtigingen plaats hebben.

Van een en ander wordt aan de Staten in de eerstvolgende Vergadering verslag gegeven.

ART. 30.

Wanneer de Voorzitter vermeent dat de Vergadering niet meer voltallig zou zijn, verdaagt hij, na zich hiervan door hoofdelijke oproeping der nog aanwezige leden te hebben verzekerd, de zitting tot eenen volgenden dag.

De namen der leden die de Vergadering verlaten hebben worden in de notulen opgeteekend.

HOOFDSTUK IV.

Van de afdeelimjen.

ART. 31.

TJij den aanvang van elke zomer-vergadering verdeelen zich de leden, bij loting, in zes afdeelingen, waarvan de eerste en zesde zullen bestaan uit tien-, en de overige uit elf leden.

De leden van Gedeputeerde Staten nemen aan deze loting geen deel, doch zal er, bij afzonderlijke loting, bepaald worden bij welke afdeeling ieder hunner zal worden ingedeeld.

ART.quot; 3Ü.

Al de voorstellen, verzoekschriften en stukken, welke de Vergadering daarvoor vatbaar acht, worden aan een der afdeelingen verzonden in de volgorde, waarin die ter tafel worden gebracht, te beginnen met de afdeeling No. 1

Oordeelt de Vergadering het dienstig, een bepaald onderwerp, aan het onderzoek eener bijzondere commissie te onderwerpen, benoemt zij tot dat einde minstens drie leden.

Zaken, welke daarvoor vatbaar worden geacht, kunnen tot onderzoek naar de zes afdeelingen worden verzonden, om te worden behandeld in den geest van artikel 37 en volgende.

ART. 33.

Na den afloop der loting, bedoeld in art-31, constitueeren jsicli de afdeelingen voor het geheele zittingjaar, en benoe-

-ocr page 216-

- 214 —

men uit hun midden, onder de leiding yan het oudste lid in jaren, hunnen Voorzitter en onder-Voorzitter.

Bij afwezigheid Tan den Voorzitter en onder-Voorzitter zit de oudste in jaren voor.

Iedere afdeeling kiest voor elk onderwerp haren Rapporteur.

Geen lid behoeft te gelijkertijd Rapporteur over meer dan eene zaak te zijn, tenzij de nieuwe met de vorige in verband sta.

Door iedere afdeeling worden de namen van haren Voorzitter, van den ouder-Voorzitter en van de leden, benoemd voor de Commissiën van Rapporteurs, aanstonds na hunne benoeming, aan den Griffier medegedeeld-

ART. 34.

De Rapporteur maakt, na gedaan onderzoek, het verslag op houdende eene bepaalde conclusie.

Het verslag, na door de afdeeling goedgekeurd en door den Voorzitter en Rapporteur geteekend te zijn, wordt met de stukken aan de afdeelingen ter inzage verzonden.

Bij de afdeeling terug bezorgd, draagt de Rapporteur het in de Vergadering voor.

ART. 35.

Bij aldienv eene afdeeling het dienstig acht, betrekkelijk eene aan haar verzondene zaak inlichtingen te vragen van het college van Gedeputeerde Staten^ worden, op een deswege gedaan verzoek van die afdeeling, door den Voorzitter van het collegie van Gedeputeerde Staten een of meer leden van Gedeputeerde Staten uitgenoodigd, zich ten dien einde in de afdeeling te begeven.

ART. 36.

De bijzondere Commissiën benoemen uit haar midden onder de leiding van het lid der üerste Afdeeling, of in het geval bij de tweede zinsnede van art 32 voorzien, van het eerste benoemd lid, een Voorzitter en een Rapporteur

Het verslag door den Rapporteur opgemaakt en door de Commissie goedgekeurd, wordt namens haar door den eerst-gemelden in de vergadering uitgebracht.

De vergadering beslist, behoudens de bepalingen van artt- 13 en 18, of het verslag hetzij ter behandeling aan

-ocr page 217-

de orde gesteld, hetzij aan al de afdeelingen ter kennisgeving verzonden, hetzij gedrukt en aan de leden rondgedeeld zal worden.

HOOFDSTUK V.

Van de begrooting en rekening.

ART. 37.

De begrooting van kosten van het provinciaal bestuur, voor zooveel het rijks bestuur is, en die der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven, zoo mede de rekening Van deze inkomsten en uitgaven, worden in iedere afdeeling onderzocht en behandeld.

ART. 38.

Dat onderzoek zal in de afdeelingen worden aangevangen voor en aleer tot andere werkzaamheden wordt overgegaan.

ART. 39.

De bij de begrootingen en rekening overgelegde stukken zullen, in origineel of bij afschrift, aan elke afdeeling worden medegedeeld-

ART. 40.

Zoodra de overweging in al de afdeelingen is afgeloopen, komt de commissie van Rapporteurs, bestaande uit zes leden, uit en door iedere afdeeling een benoemd, bijeen.

Zij kiest in die bijeenkomst uit haar midden eeneu Voorzitter en algemeenen Rapporteur.

ART. 41.

De Rapporteurs deelen onderling mede hetgeen in de afdeelingen is aangemerkt, behandeld ot verlangd ; onderwerpen de begrootingen en rekeningen aan hunne eigene beoordeeling ; ontwerpen de wijzigingen, welke zij, naar aanleiding dier verschuldigde overwegingen, noodig achten, en beslissen of de aanneming van hoofdstukken, afdeelingen of artikelen der begrootingen en rekening, met of zonder wijzigingen, of wel de verwerping daarvan aan de Vergadering zal worden aangeraden.

ART. 42.

Wanneer de commissie van Rapporteurs besluit de verwerping van hoofdstukken, afdeelingen of artikelen van de begrootingen of rekening der Vergadering aan te raden,

-ocr page 218-

— 216 -

wijzigingen daarin noodig acht, inlichtingen van Gedeputeerde Staten verlangt of het uit anderen hoofde geraden oordeelt, treedt zij, hetzij bij monde, hetzij schriftelijk, in overleg met het Gedeputeerd Bestuur.

ART. 43.

De uitkomsten van dit overleg en alle veranderingen door Gedeputeerde Staten in de oorspronkelijke begrootingen of rekeningen gebracht, worden door de commissie, met haar oordeel deswege, in het uittebrengen verslag medegedeeld. Do van Gedeputeerde Staten ontvangen schriftelijke antwoorden, worden bij de behandeling van iedere punt in hun geheel in het verslag opgenomen.

ART. U.

Het verslag van het verhandelde in de commissie van Eapporteurs, wordt door den algemeenen Eapporteur opgemaakt en door de commissie vastgesteld.

Het gaat vergezeld van de stukken van wege Gedeputeerde Staten bij de commissie ingekomen, en ingeval het de aanneming der begrootingen of het vaststellen der rekening met wijzigingen aanraadt, van eene opgave dier wijzigingenquot;

Aldus vastgesteld door de Provinciale Staten

van Noor dhr ah ant.

\'•s Ilertogenhosch, den 2 November 1869.

P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN.

VAN COOTH, Griffier.

Behoort bij Koninklijk besluit van den 19 November 1869 No. 18.

Mij bekend,

De Minister van Binnenlandsche Zaken, POCK-

-ocr page 219-

— 217 —

Instructie voor de Gedeputeerde Staten der provincie Noordhrahant.

ARTIKEL 1.

De Gedeputeerde Staten aanvaarden hunne betrekking dadelijk, nadat zij door den Commissaris des Konings zijn geinstalleerd.

De installatie heeft plaats zoo spoedig mogelijk na hunne benoeming. Alvorens te -worden geinstalleerd. leggen zij eene verklaring over, vermeldende de betrekkingen die zij bekleeden-

ART. 2.

Zij vergaderen ten minste tweemaal in de week, en voorts zoo dikwijls als de dienst het vordert.

ART. 3.

De Gedeputeerde Staten verdoelen zich in drie vaste Commissiën. Flet onderzoek der financiën is aan de-eerste, dat van justitie en politie aan de tweede, en dat der overige zaken aan de derde Commissie opgedragen.

De leden van deze en van alle andere Commissiën, welke voor de geregelde dienst noodig zijn, worden door de Gedeputeerde Staten benoemd.

De Commissiën bespoedigen het onderzoek der zaken, en brengen van hunne bevinding schriftelijk verslag uit in de Vergadering.

ART. 4.

De Gedeputeerde Staten zullen voortdurend en nauwkeurig letten op alles, wat nopens de regeling en het beheer van het provinciaal huishouden aan de Staten is opgedragen.

Zij moeten, ter voorbereiding van alles wat in de vergadering der Staten ter overweging en beslissing moet worden gebragt, de voorstellen en mededeelingen doen, die tot regeling en uitoefening van het bij de wet opgedragen toezicht nuttig of noodig zijn.

ART. 5.

Zij zijn gehouden, aan de Staten alle inlichtingen te geven, welke zij ter beoordeeling eener zaak dienstig achten,

-ocr page 220-

- 21S —

en zij zullen aan de Staten schriftelijk dienen tan berigt en advies, indien deze het vorderen.

ART. 6.

Behoudens de bepalingen in deze instructie vervat, nemen zij in het beheer der provinciale inkomsten en eigendommen, op hunne verantwoordelijkheid, al do maatregelen, waardoor de rigtige uitvoering van dat beheer verzekerd wordt.

ART. 7.

Zij maken eene behoorlijke beschrijving van al de bezittingen en fondsen, onder welken titel ook der Provincie (oebehoorende. en zorgen, dat die geregeld bijgehouden en bij de behandeling der begrooting overgelegd worde.

ART. 8.

Zij zorgen, dat van alle regten en eigendommen der Provincie, de titels behoorlijk worden bewaard, en dat daarvan een inventaris worde opgemaakt, die steeds ter inzage voor de Staten op de Griffie aanwezig moet zijn.

ART. 9.

De Gedeputeerde Staten dragen zorg, dat de gebouwde eigendommen der Provincie behoorlijk tegen brandschade verzekerd worden.

ART. 10.

Alle aanbestedingen van provinciale en andere werken, waartoe door de Staten is besloten, moeten zij in het openbaar houden.

Zij kunnen bij die werken tijdelijke opzigters aanstellen.

Wanneer de Staten zich de goedkeuring der plannen en voorwaarden \\an aanbesteding voorbehouden, worden die door Gedeputeerde Staten ontworpen en aan de bekrachtiging der Staten voorgedragen. Alleen in buitengewone omstandigheden, of bij werken van geringe kosten, zijn zij gemagtigd tot het doen van onderhandsche aanbestedingen, in het belang der Provincie; doch zij zullen in dat geval de redenen daarvan in de eerstvolgende zitting der Staten mededeelen.

Wanneer zij aan Art ItiO der wet, regelende do zamen-

-ocr page 221-

— 219 —

stelling en magt van de Provinciale Staten gevolg -willen geven, zullen zij, bij de kennisgeving, aan de Staten moeten overleggen een verslag van den Hoofd-Ambtenaar van den Waterstaat in de Provincie, waaruit de noodzakelijkheid tot dadelijke voorziening blijkt,

ART. 11.

Zij mogen geene gelden van de Provincie bij voorschot doen uitbetalen en geene tegemoetkoming toekennen, noch uitkeering doen boven de verschuldigde sommen

In buitengewone en onvoorziene gevallen, zullen zij daartoe eene voordragt aan de Staten kunnen doen.

-ART. 12.

De verhuring der eigendommen en de verpachting der inkomsten van de Provincie, moeten in het openbaar, en mogen voor niet langer dan zeven jaren geschieden.

Zonder magtiging der Staten wordt nimmer eene onder-handsche verhuring of verpachting gesloten.

Zij zorgen, dat allo huurders en pachters voldoende zekerheid stellen, voor de stipte naleving van alle hunne verbindtenissen.

ART. 13.

Wordt de Provincie in regten betrokken, doen zij bij den Eegter verzoek tot statering van het geding of trachten een uitstel te erlangen, tot dat de Staten over het al of niet voortzetten van het geding hebben beslist.

.ART. 14.

Zij zorgen, dat do gelden, welke door anderen dan de Rijksambtenaren, ten behoeve der Provincie worden ontvangen, of die aan haar, uit welken hoofde ook, moeten worden voldaan, zonder uitstel worden betaald en gestort bij den ambtenaar, belast met de ontvangst der provinciale gelden.

ART. 15.

Van de gelden, welke door Rijks-ambtenaren ten behoeve der Provincie worden ontvangen en ter hunne beschikking gesteld, doen zij behoorlijk aanteekening houden.

T

-ocr page 222-

- 220 —

ART. 16.

Zij doen mede behoorlijk aanteekenen de dagteekening der bevelschriften tot betaling, het bedrag waarvoor, en den ]iost der begrooting waarop zij zijn afgegeven.

ART. 17.

Van alle overeenkomsten, in het belang der Provincie aangegaan, moeten zij schriftelijke bewijzen doen opmaken en ter Griffie in bewaring geven.

ART. 18.

Pehoudens de bevoegdheid, in Art- 31 der Wet, regelende de magt dor provinciale Staten, aan den Commissaris des Konings toegekend, worden alle aan de Staten gerigte stukken, in do eerstvolgende vergadering der Gedeputeerde Staten, ter tafel gebragt. Zij worden dadelijk afgedaan, zoo zij daarvoor vatbaar zijn.

Behoeven zij een onderzoek, worden zij aan de Commissie, waarbij ze behooren, verzonden, die het onderzoek met naauwgezetheid doet en de afdoening bespoedigt.

Eetreffon de stukken een onderwerp, behoorende tot de kennisneming der Staten, dragen de Gedeputeerde Staten zorg, dat, zoo noodig, de ambtenaren en belanghebbenden, wien het aangaat worden gehoord, en dat het vereischte onderzoek plaats grijpe.

Zij brengen de stukken, ter overweging\'en beslissing voorbereid, ter, tafel in de eerstvolgende zitting der Staten.

ART. 19.

Alvorens de ontworpen nieuw of gewijzigde reglementen van waterschappen, den Staten ter overweging- en bekrachtiging aantebieden, brengen de Gedeputeerde Staten die ter kennis van de betrokken besturen, en doen ze door hunne tusschonkomst, gedurende veertien dagen, ter inzage van de belanghebbenden nederleggen. Zij zorgen dat hiervan door de besturen behoorlijk afkondiging geschiede, en aan de belanghebbenden gelegenheid gegeven worde, hunne aanmerkingen te maken.

Na verloop van dien tijd worden zij, met de door de besturen en belanghebbenden gemaakte bedenkingen aan de Gedeputeerde Staten teruggezonden, en door dezen bij de Staten pvergebragt,

-ocr page 223-

221 —

ART. 20.

De Gedeputeerde Staten voegen by alle reglementen en verordeningen, welke door hen ontworpen worden, eene memorie van toelichtingen. Zij zorgen dac de/e worden gedrukt en, zoo mogelijk, veertien dagen voor de behandeling aan de Staten uitgedeeld.

ART. 21.

De provinciale reglementen en verordeningen, en de besluiten en beslissingen der Staten, die \'s Konings goedkeuring behoeven, zullen binnen drie dagen, nadat zij zijn vastgesteld, aan die goedkeuring onderworpen worden.

Wanneer de goedkeuring wordt geweigerd, zijn de Gedeputeerde Staten verpligt, het noodige ter opheffing van de gemaakte bedenkingen voor te bereiden, en doen zij deswegens, zoo spoedig mogelijk, de vereischte voorstellen aan de Staten.

Ingeval van schorsing of vernietiging, geven zij daarvan kennis in de eerstvolgende zitting der Staten, en zy doen die onmiddelijk openbaar maken, bijaldien het geschorste of vernietigde stuk afgekondigd is-

Zij houden behoorlijk aanteekening van den dag der schorsing.

ART. 22.

Indien eene verordening of besluit, rakende het provinciaal huishouden, wordt geschorst ot vernietigd, moeten Gedeputeerde Staten, ten spoedigste, zoodanige nieuwe maatregelen voorbereiden en in do eerstvolgende zitting der Staten voordragen, als waardoor in de regeling der zaak kan worden voorzien.

ART. 23.

De Gedeputeerde Staten voeren de provinciale reglementen en verordeningen, en de besluiten en beslissingen der Staten, zoo spoedig mogelijk uit, alsmede de wetten, alge-meene maatregelen van inwendig bestuur en Koninklijke bevelen, waarvan de uitvoering aan de Staten is opgedragen.

De verordeningen, die zij maken op de uitvoering der Wetten, algemeene maatregelen van inwendig Bestuur en

-ocr page 224-

Koninklijke bevelen, worden, na de goedkeuring des Ko-nings, openbaar gemaakt.

ART. 24.

De beslissingen der geschillen over de uitvoering der wetten, algemeene maatregelen van inwendig bestuur en Koninklijke bevelen, en der provinciale reglementen en verordeningen, mitsgaders der besluiten en beslissingen der Staten, door de wet aan de Gedeputeerde Staten opgedragen, worden door ben, zonder uitstel met redenen omkleed, gegeven, en met uitzondering van die over de besluiten en beslissingen, openbaar gemaakt

Dit artikel is aangevuld hij Besluit u Nov. 180Ü. met het volgende, art. 24 his

ART. 24. bis § i.

In alle geschillen, hetzij door eene\'wel, een algeraeenen maatregel van inwendig bestuur ot een Koninklijk besluit, hetzij door eene provinciale verordening aan de beslissing der Gedeputeerde Staten onderworpen, geven deze aan de daarbij betrokken besturen en bijzondere personen, die dit verzoeken, voor de uitspraak gelegenheid hunne belangen, zoowel mondeling, als schriftelijk, voor te dragen.

§ 2

Na den afloop van het voorloopige onderzoek der zaak wordt op last van den Voorzitter door den Griffier den belanghebbenden schriftelijk kennis gegeven van den termijn, binnen welken zij memoriën en bewijsstukken kunnen indienen, en worden die belanghebbenden voorts opgeroepen om in de vergadering der Gedeputeerde Staten te verschijnen op den dag, waarop zij of hunne gemachtigden zullen gehoord worden, met aanwijzing van de dagen en uren, gedurende welke van de stukken, tot het geschil betrekkelijk, op de Griffie inzage kan genomen worden.

Van die stukken wordt aan de belanghebbenden, die het verzoeken, afschrift tegen betaling der kosten, zoo spoedig mogelijk uitgereikt.

-ocr page 225-

— 223 —

§ 3.

Tusschen de oproeping en den dag der verschijning moeten ten minste tien vrije dagen verloopen

In spoed eischende gevallen echter zijn de Gedeputeerde Staten bevoegd dezen terrnjn te beperken, en kunnen zij mede bevelen, dat van de stukken aan de belanghebbende op den dag zeiven hunner verschijning rnededeeling zal gedaan worden.

§ 4.

In de openbare vargadering dor Gedeputeerde Staten, waarin het verhoor plaats heeft, wordt aan de belanghebbenden, die in persoon of door gemachtigden zijn verschenen, door den Voorzitter het woord verleend m de orde, door hem te bepalen.

De Voorzitter en de leden kunnen van de belanghebbenden of hunne gemachtigden inlichtingen vragen

§ 5.

De uitspraak der Gedeputeerde Staten is met redenen omkleed, en wordt in eene openbare vergadering voorgelezen.

De uitspraak wordt den belanghebbenden in afschrift medegedeeld-

§ 6.

Leges voor de stukken, ter zake van bovenbedoelde geschillen af te geven, worden op de provinciale griffie niet geheven.

AKT. 25.

De Gedeputeerde Staten zorgen voor de openbaarmaking van alle reglementen on verordeningen, besluiten en beslissingen, stukken en bescheiden, waartoe door de wet of de Staten bevel is gegeven.

Ten dien einde zal een provinciaal blad worden opgerigt.

Dit blad zal, bij inteekening voor een jaargang, of bij afzonderlijke nummers, algemeen verkrijgbaar worden gesteld.

AKT. 26.

De Gedeputeerde Staten mogen de keuren of politie verordeningen der waterschappen niet goedkeuren, zoolang aan hen

-ocr page 226-

het bewijs niet is geleverd, dat do betrokkene besturen hebben voldaan aan de bepalingen op het vaststellen daarvan voorgeschreven.

ART. 27.

Alvorens de begrootingen der gemeenten of de besluiten der Gemeenteraden goed te keuren, of deze laatste ter good-of afkeuring aan den Koning voor te dragen, zullen Gedeputeerde Staten doen overleggen een verslag van hetgeen daaromtrent in den Raad verhandeld is.

ART. 28.

De besluiten der Gemeenteraden, tot het instellen, veranderen of afschaffen van jaarmarkten of gewone marktdagen zullen de Gedeputeerde Staten niet goedgekeurd of ter goedkeuring aan den Koning voorgedragen mogen worden, dan nadat de besluiten door de Gemeenten, en op hare kosten, in de Staats-Courant bekend gemaakt, en de omliggende Gemeenten daarop gehoord zijn.

ART. 29.

Bij het doen van voorstellen of voordragten, zullen zij altijd de berigten en adviezen moeten overleggen, welke zij daarop hebben ingewonnen.

ART. 30„

De Gedeputeerde Staten dragen zorg, dat één of, zoo noodig, meerder leden uit hun midden, op behoorlijke tijden, de plaatsen bezoeken waar belangrijke provinciale werken zijn aangelegd of worden daargesteld, of waar gewigtige gebeurtenissen plaats grijpen.

ART. 31.

Bij het overleggen der lijsten, waaruit van hunne bijwoning dor vergaderingen, welke door ieder hunner niet zijn bijgewoond,

ART. 32.

Het jaarlijksch uitvoerig en beredeneerd verslag van den toestand der Provincie, zullen zij doen drukken, en een exemplaar daarvan zoo mogelijk, eenige dagen vóór den aanvang der zomerzitting, aan ieder lid der Staten toezenden.

-ocr page 227-

.MIT. 33.

[n elke gewone zitting der Staten, brengen zij eenen staat vermeldende den toestand der provinciale kas, in de vergadering, en leggen dien, gedurende de zitting, ter inzage van de leden op Je Griffie.

ART. 34.

De Gedeputeerde Staten, tot het doen van verantwoording, of het geven van inlichtingen, door de Staten uitge-noodigd en nalatig blijvende daaraan dadelijk of op den daartoe nader bepaalden dag te voldoen, zullen geacht worden te -weigeren ten ware een uitstel door hen werd verkregen.

ART. 35.

De provinciale Griffie wordt door de Gedeputeerde Staten, in overeenstemming met hunne vaste Commission, ingerigt.

ABT. 36.

Zij benoemen de uit \'s Rijks kas bezoldigde Ambtenaren en bedienden, op eene voordragt van drie personen, door den Commissaris des Konings opgemaakt, welker benoeming of ontslag niet bij de wet of de Provinciale reglementen en verordeningen aan anderen is opgedragen-

ART. 37.

De Gedeputeerde Staten doen eenen staat van alle provinciale ambtenaren en bedienden opmaken en bijhouden, met vermelding van hunne dienstjaren en het bedrag hunner bezoldiging.

Zij doen dien staat vergezeld gaan mei alle zoodanige aanmerkingen, als zij in het belang der Provincie en der ambtenaren en bedienden, nuttig achten.

Die staat wordt bij de behandeling der begrooting overgelegd, en moet steeds op de Griffie, ter inzage voor de Staten, voorhanden zijn.

ART. 38.

Zij schorsen den Griffier, wanneer hij de verplichtingen

17.

-ocr page 228-

— 226 —

verzuimt, welke hem bij de Wet en zijne instructie zijn opgelegd.

Zij ontslaan of schorsen, naarmate van hunne bevoegdheid, de provinciale ambtenaren en bedienden, wanneer deze hunne pligten niet naleven, of handelen tegen de bevelen, welke hun door het bevoegd Gezag worden gegeven.

ART. 39.

Geen ontslag of schorsing van provinciale ambtenaren of bedienden, raag door Gedeputeerde Staten gegeven of uitgesproken worden, dan nadat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld, om in zijne verdediging te worden gehoord. Echter zal in spoed vereischende gevallen, en indien de dienst zulks vordert de schorsing zonder verhoor kunnen worden uitgesproken

Van elk ontslag en elke schorsing geven zij, met vermelding der redenen, kennis aan de Staten.

ART. 40.

Jn de eerstvolgende zitting dragen zij aan de Staten een ontwerp voor, bevattende de bepalingen, welke zij, voor de borgststelling van de rekenpligtige ambtenaren der Provincie noodig oordeelen.

ART. 41.

De Gedeputeerde Staten zullen, na het sluiten van elke zitting der Staten, van het verhandelde in de openbare vergaderingen, een kort verslag opmaken en doen drukken, en een exemplaar daarvan aan ieder lid toezenden.

Aldus vastgesteld door de Staten der Provincie Noordbrabant,

\'\'s Hertogenbosch den 9en Julij 1851.

A. J BORREÏ.

ter ordonantie van denzelvea, G. BUYSEN, l. G.

-ocr page 229-

Besluit tot wijziging van het besluit van 30 Juli l.v52 Letter H. Goedgekeurd bij koninklijk besluit van 10 Augustus J852 No. 49 hoü-dende voorschriften omtrent de inrichting van de begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven.

De Gedeputeerde Staten van Noordbrabant :

Gezien hun besluit van 30 Juli 1852 goedgekeurd bjj Koninklijk besluit van 10 Augustus 1852 Ko, 49; (1)

Overwegende dat het noodig is voorgekomen een nieuw model vast te stellen voor de begrootingen van plaatselijke inkomsten en uitgaven ;

Gelet op art. 206 der wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad No. 85;)

BESLUITEN.

Het model der begrooting, gevoegd achter het bovenaangehaald besluit, te doen vervangen door het model bij dit besluit behoorende.

\'s-Hertogenbosch den 23 September 1880.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, VAN DEN HEUVEL, VAN COGTH, Griffier. Goedgek- bij K. B. van 8 Oct. 1880 No- 4.

Opgenomen Prov. BI. 1880 No. 36.

1

De voorschriften bij genoemd besluit gegeven, als zijnde nog in hun geheel van toepassing, volgen achter het model der begrooting.

-ocr page 230-
-ocr page 231-

Begrooting-

DER

Plaatselijke Inkomsten en Uitgaven

Gemeente

VOOR OEN DIENST VAN 18

Bevolking der gemeente inwoners.

SJVS\'j- /VWUVv

-ocr page 232-

INKOMSTEN.

-ocr page 233-

HOOFDSTUK AFDEKLTNG,

|

A.AKD DER INKOMSTEN.

GERAAMD BETRAG.


I I

Hoofdst. I. HOOFDSTUK 1.

i

Ontvangsten wegens vroegere diensten.

Art. 1. Batig slot der door Gedeputeerde Staten gesloten rekening over het dienstjaar 18 , zoover de Raad daaraan niet reeds eene bepaalde bestemming heeft gegeven f

9

l) quot;•

Totaal van het le hoofdstuk. f Hoofdst. II. HOOFDSTUK II.

Opbrengst van Belastingen.

Afd. 1. Afdeeling !•

Opcenten op \'s rijks directe belastingen en uitkeering van het i/-a der personeele belasting.

Art. 1. Opcenten op de hoofdsom der belastingen op de gebouwde eigendommen f „ 2. Opcenten op de ongebouwde eigendommen f „ 3 Opeenten op het personeel f „ 4. Uitkeering der Ys gedeelten van de belasting op het personeel f

Totaal der Ie afdeeling f

-ocr page 234-

232

HOOFDSTUK

GERAAMD

AFDEELING.

AARD DEE INKOMSTEN.

BEDRAG.

Afd. II.

Afdeeling II.

Plaatselijke directe helastingen-Hoofdelijke omslag i

Belasting op het inkomen fj

Totaal der II afdeeling f

Afdeeling III,

Belasting op honden, tooneelvertoonin-gen en andere openbare vermakelijkheden.

Belasting op honden f

Belasting op tooneel voorstellingen! -Totaal de- III afdeeling f

Afdeeling IV-Heffing van tol-, weg-, straat- veer-\' en andere gelden voor Jut gebruik\' of genot van openbare gemeentewerken, hezittingen of inrichtingen en van door of van wege de gemeente verstrekte diensten.

Opbrengst van tol ;straat gelden, als:

a.

b. Vergoeding van de provincie voor de opheffing van tollen f

Art. 1. „ 2.

3.

Afd. III.

Art. 1.

„ 2.

Afd. IV.

Art. 1.

weg-, en

Opbrengst van veergelden f Opbrengst van standplaatsen, als: «. op markten f

2. 3.

Transporteeren f

-ocr page 235-

— 238 ~

I I

HOOFDSTUK; I GERAAMD

AARD DER INKOMSTEN. I

AKDEEliING.I I BEDRAG.

Trans-port f

Art. 5 Opbrengst van haven-, kaai-, kraan, dok- hoorn- en sluisgelden als :

a. f

h.

__f

n 6 Wik- weeg-, meet- en keurloo-nen als :

a. Weegloonen f

b.

_____f

,, 7. Begrafenisrechten . . f „ 8. tlpbrengst der leges en andere

rechten ter secretarie geheven „ 9 Schoolgelden :

a. voor het gewoon lager onder-|wijs ... f

\\b. voor het meer uitgebreid lager onderwijs- . * f lt;•. voor het middelbaar onderwijs . ■ . . f

d. voor het onderwijs op do teekenschol en. f

e. voor het hooger onderwijs (gijmnasia) f

Totaal der IVe afdeeling t

n n ^\'1® »

l) »Ie»

Totaal van het Tie hoofdstuk

-ocr page 236-

— 234 —

HOOFDSTUK

GERAAMD

AARD DER INKOMSTEN.

AFDEELING.

BEDRAG,

Hoofdst. III

HOOFDSTUK III.

i

Baten en opkomsten, spruitende uit

voorwerpen en eigendom aan de

gemeente behoorende.

Art. 1.

Eenten van :

a. inschrijvingen op

|

het Grootboek f

h. schuldbrieven ten laste der provincie f je. hypothecaire schuld vorderingen f

\\d.--f

Grond- graan- en geldrenten. Tienden en Cijnsen als: a. f h. __f

2-

Huur van huizen en gebouwen als:

Opbrengst van verpachte landerijen als;

a. van bouwlanden, f

b. van hooilanden- -

c. van weilanden. -__f

Opbreagst van weigelden als:

«■ van de gemeente-weide f

h- van broekgronden f c.

Opbrengst van onderhandsche ingebruikgeving van inculte- of hei-! degronden als ;

a tot het beweiden met schapen enz. f

Transporteren fj

3.

4.

5.

6.

i

-ocr page 237-

— 235 —

HOOFDSTUK A F DEELING.

GERAAMD BEDRAG.

AARD DER INKOMSTEN.

I

Transport f

b- tot het steken van turf f

c. tot hfct steken van heiplaggen. f

d. tot het halen van leero en zand f

___-_fi

Opbrengst van verkoopingen als: a. van boomen. f h. n hakhout. f

c. „ turf f

d. „ heiplaggen f

----f:

Vergoeding voor het recht van opstal om op kanten van openbare wegen te mogen planten.

Opbrengst der jachtverpaeh-ting f

„ van visscherijen f

„ baardasch en vuil

nis. f

Totaal van het Ille Hoofdstuk, f

Art. 7.

10. 1).

Hoofdst. IV, HOOFDSTUK IV.

Ontvangsten van verschillenden aard en toevallige haten.

Art. 1. Vergoeding door het Rijk ingevolge art. 45 der wet op het lager onderwijs.

Transporteeren f

-ocr page 238-

— 236 —

HOOFDSTUK

AAKD DER INKOMSTEN.

GERAAMD

AFDEELING.

BEDRAG.

Transport f

Ontvangsten der geldboeten ten behoeve der gemeente uitgesproken

memorie-

Pensioensbijdrage der onderwij zers. f\\

liijks- en provinciale bijdrageni in de verplegingskosten van krank-\' zinnigen.

Aandeel der Rijksbijdrage in de kosten van het kantonale huis van i bewaring te over het

\'jaar

Teruggaaf van voorschotten voor het Eijk wegens reisgelden, huigvesting, voeding enz. aan manschappen Hor nationale Militie en andere militairen

Uitkeering van bijdragen voor hel onderwijs ingevolge bestaande ver plichtingen-

Opbrengst van \\ erkochte spring-stieren.

Teruggaaf van zegelgelden door houders van bevelschriften.

Bedongen ongelden bij aanbestedingen tot bestrijding van kosten daarop vallende.

Alle andere ontvangsten niet itot de vorenstaande behoorende als:

Transporteeren f

Art 2.

„ 3.

, 4.

.. 5.

, 6.

9. 10.

11.

-ocr page 239-

HOOFDSTUK!

I

AFDEELING ;

GERAAMD BEDRAG.

AARD DER INKOMSTEN.

Transport f

a ontvangsten tot de vorige dienstjaren behoorende en eerst na hunne afsluiting ingekomen

memorie

b. ontvangsten ter zake van onderwerpen waarvoor geen post op , de begrooting is uitgetrokken

memorie

iTotaal van het IVe hoofdstuk f HOOFDSTUK V.

Buitengewone ontvangsten.

Afdeeling f.

Opbrengst van geldleeningen.

Geldleening ter voorziening int de kosten van f

Totaal der Ie afdeeling f

Afdeeling II.

Opbrengst van den verkoop der gemeente-eigendommen.

Opbrengst van den verkoop van

f

Totaal der He afdeeling f

Hoofdst, V.

Afd. I.

Art. 1.

Afd II

Art. 1. „ 2.

-ocr page 240-

— 238

HOOFDSTUK AFDEELING.

GEKAAMD BEDRAG.

AARD DER INKOMSTEN.

Afdeeling III.

Opbrengst van andere buitengewone ontvangsten-

Aflossing van kapitalen Tijdeljjko rijksbijdrage ingevolge artikel 49 der wet van 17 Augustus 1878 Stsb- No- 127-

Totaal der Ille afdeeling „ , He afdeeling „ B Ie afdeeling

Totaal van het Ve hoofdstuk

VERZAMELING.

Ie Hoofdstuk-

2e

Afd. lil-

Art- 1 „ 2.

Ontvangsten van vorige diensten / Belastingen en Heffingen.

Baten en opkomsten van bezittingen,

Ontvangsten van

verschillenden

aard

Buitengewone ontvangsten. 1

3e

f

4e

5e

Totaal der inkomsten

-ocr page 241-

U I T G A V E JS .

-ocr page 242-

240 -

A.ARD DER UITGAVEN.

HOOFDSTUK

GERAAMD BETRAG.

AFOEELING.

Hoofdst I. j HOOFDSTUK I.

Bezoldiging, schr jftoonen, presentie-gelden en reis- en verl)lijfl:os/en,te genieten door de personen in het dagel jksch hestuur der gemeente werkzaam.

Jaarwedde van den !ter

Jaarwedde van ders.

Jiurgeraees-f

de Wethou-f

Art. 1-

Presentiegeld van de le\'len van den Raad. f\'

.Jaarwedde van den Secretaris f Jaarwedden en schrijfloonen van ambtenaren, klerken en bedienden ter secretarie, als : f

van de klerk ter Secretarie t van den ambtenaar belast met het bijhouden der registers van den burgerlijkan stand en der bevolkings registers f

Idem der kiezerslijsten f

van den kamerbewaarder f van den bode ter Secretarie f

Jaarwedde te weten :

a- Minimum der jaarwedde f

b. Veranderlijke belooning bovendien f

van den Ontvanger

Jaarwedden van ambtenaren,

Transporteeren f

3.

4.

5.

Ij. 0.

c-d.

7.

-ocr page 243-

241 —

hoofdstuk.]

Af DUELING.!

geuaam!)

bedrag.

AARD DER UITGAVEN.

Transport f belast met het toezicht en het innen van heffingen, gelden en renten, (bedoeld bij art 238 gem. wet) en met het waken tegen ontduiking of overtreding, ter zake van plaatselijke belastingen, als; n. gaarders van tol-, weg- en havengelden

Art. 8. Jaarwedden der ambtenaren van politie, als:

a van den commissaris van politie f h. van veldwachters en politieagenten f c, van nachtwachten als dienaars van politie aangesteld f

9« i Kosten van kleeding en wapening der ambtenaren van poli-itie f

10. i Jaarwedden van andere hierboven niet vermelde ambtenaren in idienst der gemeente, als a.

opzichters van gebouwen, wegen, enz. f h. van den klokkenist f

c. „ „ pootmeester f

d. „ v vaste gemeente arbeiders f

Transporteeren f

van den bouwkundige en de

18

-ocr page 244-

— 242 —

HOOFDSTUK AFUEELING

AARD DER UITGAVEN.\'

GERAAMD BEDRAG.

» V\'

Transport f Pensioenen en wachtgelden, als

o.

b

t

* 12.

Reis- en verblijfkosten ter zake van:

a- Cotnrnissiën door den Raad benoemd f b. Verkiezingen f

Totaal van het Ie hoofdstuk f

Hoofdst. II.

HOOFDSTUK II

Kosten van huur, van schoonhouden en meubelen van het gebouw ot de vertrekken bestemd voor de vergadering van den raad, voor die van Burgemeester en Wethouders tnvoor de Secretarie, benevens de kosten van licht, brand, bureaubehoeften en andere kleine uitgaven.

Art. 1.

, 2-

V ^

Huur van het gebouw of vertrek voor de vergadering van den Raad en van Burgemeester en Wethouders, mitsgaders voor de Secretarie bestemd f Kosten van schoonhouden en meubelen \\an dat gebouw en van die vertrekken f Kosten van licht, brand en bureaubehoeften, als:

-;

Transporteeren f

|

-ocr page 245-

— 243 —

hoofdstuk:!

AFDEELlNGr.i

geua.am!) bedrag.

AARD DER UITGAVEN.

Transport

ja. licht en brandstoffen f |(5. schrijfbehoeften f

c. briefporten, bodeloonen en 1 dore kleine verschotten f

Art, 4.

Art. 7.

9.

10.

De kosten der stukken, die ten behoeve der gemeente gedrukt worden. f

Abonnement;

a. op het Staatsblad. f 4.00 h. op het Provinciaal blad - 2.00 c, op de notulen der provinciale Staten. - 50 __fl

Kosten van het aanleggen en bijhouden der registers van den burgerlijken stand. f

Kosten van aanleggen on biihouden der bevolkingsregisters f Kosten van het aanleggen en bijhouden der kiezerslijsten en van het uitoefenen der kiesverrichting (zonder kosten van ververschingen der stembureaux) f Kosten van hot aanleggen van, de dubbelen der leggers en plans van het kadaster, f Kosten van aankoop der registers van bevelschriften met de zegelgelden. f( Kosten van het aanleggen en Transpor teer en f

11.

-ocr page 246-

— 244 —

HOOFDSTUK AFDEELING

GERAAMD BEDRAG.

AAED DER UITGAVEK

|

Transport f

bijhouden des leggers van openbare wegen en waterleidingen. f Kosten van aankoop en inbin-\' ding van boekwerken f

Kosten van uitsteken der toren-vlag bij plechtige gelegenheden, f Zegels en dergelijke f

Zegels van huwelijks afkondigin-l gen. f

Adverlentiekosten. f

Totaal van He hoofJstuk. f\'

HOOFDSTUK III

Kostlt;n vun het aanleggen en onder-houdm van open/tare wegen, werken en inrichtingen.

Onderhoud van wegen, straten |en pleinen, bruggen en riolen, als van :

a. kunstwegen, straten en plei-{ nen. 1

b. gewone of landwegen. 1 \\c. bruggen, duikers, sluizen en

riolen. f

d.

Onderhoud van den gemeente-toren en het uurweik.

Onderhoud van vaarten, grach-

Transporteeren f

Art. 12

, 13.

, 14-, 15.

, 16. I

Hoofdst. Ill

1.

2. 3.

-ocr page 247-

— 245 —

ten, waterleidingen, pompen en fonteinen, als:

a f

Art- 4. « 5.

Onderhoud der algemeene begraafplaats en lijkenhuis f Onderhoud van bet slachthuis, de vischbanken en soortgelijke inrichtingen, als :

a f

Kosten van het aanleggen van nieuwe wogen, straten, pleinen, pompen en andere openbare werken, als;

a f

Totaal van het Ille hoofdstuk f

HOOFDSTUK IV.

Kosten van onderhoud van gemeente eigendommen en wegens die eigendom men verschuldigde lasten-

Kosten van onderhoud van het gemeentehuis fj

Kosten van onderhoud van kazernen en wachthuizen f| Kosten van onderhoud der brandweer, als:

a. van brandspuiten, brandhaken en verdere gereedschappen f

Tramporfeeren f

Iloofdst- IV-

Art. 1

3.

-ocr page 248-

— 24(i —

HOOFDSTUK i GERAAMD

1 AARD DER UITGAYEN. i

AFÜEELING I BEDRAG.

Transport i | ft-van de oefeningen van het personeel f

Kosten van onderhoud van ponten en schuiten 1 Kosten van onderhoud van gemeente gebouwen, eigendommen en werken in het openbaar aanbesteed

Onderhoudskosten van ;

a- Het brandspuithuis

Onderhoud der gemeente beplantingen f Kosten van ontginning van woeste gronden, en van verbetering van andere gemeente gronden f

Grondbelasting wegens ; a. f

Polderlasten f

Totaal van het IV hoofdstuk f

HOOFDSTUK V.

lienlen en aflossingen van yeldlee-ningen en andere uit keer ing en

Eenten van door de gemeente aangegane geldleeningen, als van : (a) a.

h

Giondrenten f\' f

Graan- en geldrenten f

Aflossing van schulden, als : (a) o- f

Totaal van het Ve hoofdstuk f

(a) Specifieke vermelding der kapitalen, ren-tentaxe en wanneer de leening is aangegaan

-ocr page 249-

— 247 -

HOOFDSTUK

GERAAMD

AARD DER UITGAVEN.

AFDEELING.

BEDR\\G.

HOOFDSTUK VI.

Kosten van Onderwijs en armwezen Afdeeling I.

Onderwijs.

Jaarwedden der Onderwijzers. f Vergoeding aan onderwijzers aan het hoofd van scholen staande wegens gemis van vrije woning. f Toelagen en bijdragen tot op leiding van onderwijzers. f

Kosten van het herhalingson-derwijs f

Hoofdst-lVJ

Afd. 1. !

Art. 1. „ 2.

3.

5.

6.

7.

10

11.

12.

Kosten van het stichten van schoollokalen en onderwijzerswoningen, f Kosten van het in standhouden van schoollokalen en onderwijzerswoningen. f Huur van schoollokalen en onder-j wijzerswoningen, f Kosten van het aanschaffen en onderhouden van schoolraeubekn- f Kosten van het aanschaffen en onderhouden van schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften. 1 Kosten van verlichting en verwarming en van het schoonhouden der schoollokalen. f Kosten van het plaatselijk school-i toezicht. f Kosten van de vergelijkende examens- f Kosten van schoolbibliotheken, f

Tramporteeren f

13.

-ocr page 250-

— quot;J 4 8

HOOFDSTUK

i GEKAAMD BEDRAG

AFDEELINüi

AARD DER UITGAVEN.

Transport f

Kosten vau belooningen en eereblijken. f Te Zamen. f Storting van de pensioensbijdragen der Onderwijzers bij den arron-dissereents betaalmeester. f Kosten van het middelbaar Onderwijs. f

a. Jaarwedden der leeraren en onderwijzers. f

b. Kosten van schoolboeken en schoolbehoeften. f c Kosten van vuur en licht, f d, „

bouwen en schoolmeubelen.

17.

Kosten van het Gymnasium, f

a. Jaarwedden van leeraren. f\'

b. Kosten van schoolboeken en

1 schoolbehoeften. f

c. Kosten van vuur en licht f •d. „ „ onderhoud der gebouwen en meubelen. f

Art. 14.

15.

16.

onderhoud der ge-{

Kosten van plaatselijk toezicht jop het middelbaar onderwijs. f Kosten van plaatselijk toezicht op het gymnasium. f

! Subsidie aan bijzondere scholen als la

Subsidie aan bewaarscholen als:

ja.

Totaal der Ie afdeeling. f

18.

19.

20.

21.

-ocr page 251-

HOOFDSTUK A F DEELING.

GERAAMD BEDRAG.

AARD DER UITGAVEN.

Afdeeling II.

Armwezen en gezondheidspolitie-

Subsidiën aan instellingen van weldadigheid, als:

a. ïen behoeve van het burgerlijk of algemeen armbestuur f

b.

Kosten van verpleging van arme krankzinnigen. f

Jaarwedden van genees-, heel-en verloskundigen met de armen praktijk belast. f

Kosten van geneesmiddelen 1 Kosten vallende op de koepokinenting f Kosten van het begraven van lijken van onvermogenden fi

Kosten van het voeren der dood-

schouw. f

Kosten van het nemen van maatregelen tot voorkoming der verspreiding van besmetteljjke ziekten f Kosten van oude en gebrekkige arme lieden en weezen die uit een policiair oogpunt recht-i streeks door de gemeenten besteed worden 1

Totaal der He afdeeling

li n I® n

f f

van het Vie hoofdstuk f

Afd 11-

Art. 1.

2.

3.

4.

5.

6

7.

8.

-ocr page 252-

— 250 —

HOOFDSTUK I AFUEELING, i

GERAAMD BEDRAG.

AARD DER UITGAVEN.

1

HOOFDSTUK VIL

Uitgaven niet onder de vorige hoord-stukken behoor ende of door Lij zonder e, wetten aan de gemeente opgelegd-

Sadeelig slot der vastgestelde en gesloten rekening over het dienstjaar 18 f\'

Kosten van licht en brand ten behoeve der nachtwacht f

Kosten van verlichting der straten f Kosten der Schutterij, als ;

Kosten van verzekering tegen brandschade 1

Aandeel van de gemeente in verevende uitgaven van kwade posten der personeele belasting f

Kosten van toszicht en invordering der plaatselijke middelen bui J ten de jaarwedden der beambten fi Vergoeding aan het Rijk Inge-, volge de wet van den 21 December 1852, (Staatsblad No. 226) van 21/., ten honderd van het onzuiver bedrag der opcenten ten behoeve der gemeente geheven op de grond belasting over het dienstjaar 18 en op de personeele belasting over het dienstjaar 18 f

Kosten van verkoopingen en verhuringen daaronder begrepen, het salaris van notarissen, griffiers en deurwaarders f

Transporteertn f

Hootdst.VII

Art. 1.

3.

6-

9.

-ocr page 253-

HOOFDSTUK

GERAAMD

AARD DER UITGAVEN.

A F DEELING.

BECRAG.

Transport f

Voorschotten voor het Rijk wegens reisgelden, huisvesting voeding enz van manschappen der nationale Militie en anderen militairen.

Aandeel der gemeente in de kos-sten van het kantonale huis van bewaring. f

Kosten van justeerloon der gemeente maten en gewichten. f belegging van gelden door aan koop van inschrijvingen op het grootboek der Nederlandsche Schuld, van schuldbrieven ten laste :der provincie ]SToordbrabant of on-:der verband van eerste hypotheek {tegen een rente van minstens percent f Onverhaalbare kosten van vervolging en andere proceskosten. f Verplegingskosten van gevange nen wegens politie overtredingen. Premiën voor springstieren, f „ „ markten. f Kosten van inkasseering van renten op het grootboek enz. f Bijdrage in de bezoldinging van den veearts. f Toelage aan de Kamer van Koophandel. 1

Totaal van het Vile hoofdstuk, f

Art. 10.

11.

12.

13.

14.

15.

16. 17. 18

19.

20.

-ocr page 254-

252

HOOFDSTUK I AFDEELING.

GERAAMD BEDRAG.

AARD DER UITGAVEN.

Hoofds-VIIl HOOFDSTUK. VIII

Onvoorziene uitgaven.

Art. 1. Voor onvoorziene uitgaven, ingevolge art. 205. litt. iv der Ge meentewet met goedkeuring van Gedpputeerde Staten te doen. f\' 2- quot;Wanneer voor een der posten van uitgaat ook die voor memorie zijn vermeld, begrepen in de vol-jgende artikelen.

geene genoegzaame som mocht zijn uitgetrokken, kan het ontbrekende bedrag, met toestemming van den Raad, volgens art 215 der Gemeentewet en indien hoogere goedkeuring is verkregen ingeval zulks vereiscbt wordt, aangevuld worden door af en overschrijving uit den post alhier gebracht ten bedrage van f.

Totaal van het VUIe hoofdstuk- f

VERZAMELING.

Hoofdst. I f\'ezoldigingen enz van het da-gehjksch bestuur.

„ II Kosten voor de Secretarie.

IFI Kosten van wegen, werken en inrichtingen.

Transporteeren f

-ocr page 255-

■J53 —

GERAAMD BEDRAG.

HOOFDSTUK AFDEELING.

AARD DER UITGAVEK

Transport f \'

Hoofdst. IV! Kosten en onderhoud van ge-imeente eigendommen.

Kenten en aflossingen van geld-leeningen

Kosten van onderwijs en armwezen.

Uitgaven niet onder de vorige hoofdstukken begrepen.

Onvoorziene uitgaven

I

V. VI VII.

vin

BALANS.

Inkomsten der gemeente Uitgaven der gemeente quot;Waarschijnlijk batig slot-

Deze begrooting aan den (iemeenteraad aangeboden den is, ingevolge art 203 der gemeentewet van den

tot den op de secretarie der ge

meente voor een ieder ter lezing nedergelegd.

Aldus vastgesteld door den Eaad der gemeente iu zijne openbare vergadering van den 18

De Secretaris, De Burgemeester,

Kehoort bij het besluit van goedkeuring genomen dooide Gedeputeerde Staten van Noordbratanl in hunne vergadering van 18 (j. No. Mij bekend,

De Griffier der Staten van NoorMrahcuit,

-ocr page 256-

- 254 —

De Gedeputeerde Staten der provincie Nuordhralant, doen te weten, dat door hen, in hunne vergadering van 30 Julij 1852, is vastgesteld hetgeen volgt;

De Gedeputeerde Staten der provincie Noordbratant, gelet op art. 206 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad No. 85).

Hebben goedgevonden en verstaan :

De volgende voorschriften betreffende de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente vast te stellen.

ARTIKEL 1.

De begroeting der plaatselijke inkomsten en uitgaven wordt ingerigt overeenkomstig het hier achter gevoegd model.

ART. 2.

Het getal, de omschrijving en de volgorde der Hoofdstukken, als mede de omschrijving en de volgorde der afdeelin-gen, bij de model-begrooting aangewezen, worden onveranderd in de begrooting opgenomen.

Zijn er hoofdstukken of afdeelingen, waaronder geen post gebragt behoeft te worden, dan wordt zulks met het woord nihil aangeduid.

De afdeeling worden, zoo noodig, met anderen vermeerderd,

ART. 3.

De omschrijving van eiken post van inkomst en uitgaaf wijst den aard en oorsprong der inkomst, en den aard en de trekking der uitgaaf duidelijk aan.

ART. 4.

Het bedrag der inkomsten wordt bij de begrooting onverkort voorgesteld, zonder eenigen aftrek wegens kosten van invordering of beheer, wegens lasten of anderzins.

ART. 5.

Tot grondslag der raming van de opbrengst der opcenten op de grond en personele belasting, strekt, voor zoo veel de grondbelasting betreft, de hoofdsom voor het jaar, waarin de begruoting door den gemeenteraad wordt voorgesteld, en wat de personele belasting aangaat, de hoofdsom voor het laatst afgeloopen dienstjaar.

Tot grondslag der raming van de overige belastingen,

-ocr page 257-

dient de opbrengst over het jaar, voorafgaande aan dat waarin de begrooting wordt vastgesteld, ten zij bijzondere redenen tot eene andere raming leiden, die dan bepaaldelijk worden opgegeven

ART. 6.

Indien de Eaad bij de begrooting zelve raagtiging wil verleenen tot het doen van af- en overschrijving, worden bij het hootdstuk VIII (onvoorziene uitgaven), de posten der begrooting vermeld waarop overschrijving uit den post van onvoorziene uitgaven mag plaats hebben.

ART. 7.

De begrooting vergezeld van eene memorie van toelichting, die voor elk artikel en zoo noodig voor eiken post, de gronden waarop de raming der inkomsten en uitgaven berust, vermeldt, en ingeval van verschil met do raming van het vorige jaar, onder opgave van dat verschil,\'de oorzaken daarvan aanwijst

Inzonderheid worden bij die memorie de redenon uiteengezet, waarom de voorgedragen uitgaven in het goioeenteljjk belang noodig of geraden zijn geoordeeld.

ART. 8.

Op den eersten Julij van het jaar, volgende op het dienstjaar, wordt dat dienstjaar gesloten en daarop geen ontvangst of uitgaaf meer toegelaten.

Gelden, tot eene geslotene dienst behoorende, doch na de sluiting ontvangen, worden op de begrooting niet afzonderlijk vermeld.

Op de begrooting wordt alleen vermeld het batig slot der laatste door Gedeputeerde Staten gesloten rekening van een dienstjaar, voor zoo verre de Kaad aan dat slot geene bepaalde bestemming heeft gegeven.

ART. 9.

Uitgaven tot een gesloten dienstjaar behoorende en nog na de sluiting te doen, worden ten laste van den post voor onvoorziene uitgaven der begrooting van een volgend dienstjaar aangewezen, voor zoo verre zij niet uit andere

-ocr page 258-

256 —

daartoe door den Raad aangewezen middelen worden bestreden.

\'« Hertogenhosch, den 30 Julij 1852.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, A. J. BORRET.

De Griffier,

J. MENU.

Verzameling der voorschriften omtrent de

inrichting der gemeente-rekening. \'s Hertogenhosch, den 27 November 1873.

In verband met ons besluit van 4 April 1873. goedgekeurd bij koninklijk besluit van 12 November 1873 No, 9, (Provinciaalblad No- 40) hebben wij het wonsohelijk geacht, de voorschriften betreffende de inrichting der tremeentere-kening, gegeven bij besluit van 27 Maart 1854 (Provinciaalblad No- 7) zooals die door latere besluiten zijn gewijzigd in hun geheel mede te dcelen.

Tot meerdere verduidelijking hebben wij daarnevens gevoegd een denkbeeldig ingevulden verzamelstaat van ontvangsten, die tot leiddraad kan strekken van de wijze waarop die staat behoort te worden ingevuld.

Ten aanzien van het gezegeld register van bevelschriften zij voorts medegedeeld, dat alleen het bevelschrift dat uitgeknipt wordt, — niet de stok noch de strook rechts — behoeft gezegeld te zijn, terwijl de zegels die bij het einde van het dienstjaar (1 Julij) blijken ongebruikt te zijn gebleven, bij het zegelen van een volgend register in betaling kunnen gegeven worden. De aandacht der Regeering is daarop gevestigd, die hiertegen geen bezwaar heeft geopperd.

De Staten van Hoard Brabant, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, Voorzitter VAN COOTH, Griffier.

-ocr page 259-

Verzameling der voorschriften omtrent de inrichting der rekening van de Ontvangsten en Uitgaven der gemeenten in de provincie Noordbrabant.

BBSLÜITEN Tan Gedeputeerde Staten ran 28 Maart 1854 Provinciaal Blad No. 7, 20 Juli 1866 „ „ „ 27,

27 Nov. 1873 „ „ „ 40.

De Gedeputeerde Staten van Noordbrabant, doen te weten, dat door hen in hunne vergadering van 24 Februari 1854, is vastgesteld hetgeen volgt:

Pe Gedeputeerde Staten der prounoie Noordbrabant-, Gelet op de tweede zinsnede van art. Il5 der Gemeentewet;

Hebben goedgevonden en verstaan:

De voorschritten vast te stellen, waarnaar de rekening der ontvangsten en uitgaven van de gemeenten in de provincie Noordbrahant zal ingericht worden.

Die voorschriften luiden als volgt:

ARTIKEL 1.

De rekening der ontvangsten en uitgaven der gemeenten, wordt te beginnen met het dienstjaar 1853, opgemaakt overeenkomstig het model letter A.

ART. 2.

De rekening vermeldt naar de volgorde de hoofdstukken, afdeelingen en artikelen der begrooting van het jaar waarover zij gedaan wordt

Zijn er in den loop van het dienstjaar nieuwe posten van ontvangst of uitgaaf aan de begrooting toegevoegd, zij worden verantwoord onder de hoofdstukken en afdeelingen der begrooting, waaraan zij bij het door Gedeputeerde Staten goedgekeurd besluit van den gemeenteraad zijn toegewezen. Artikelen alleen voor memorie of nihil uitgetrokken, en waarop niets is ontvangen of uitgegeven, worden niet in de rekening opgenomen.

19.

-ocr page 260-

— 25S —

ART. 3.

Rij (Je rekening worden gevoegd :

a. Een verzamelstaat der ontvangsten yolgens model letter B.;

h. Een verzamelstaat van bevelschriften, afzonderlijk voor elk hopfdstnk van uitgaaf, volgens model C.

D^e verzamelstaten wijzeu de verschillende posten waaruit elk artikel der rekening is samengesteld, duidelyk aan.

In de verzamelstaten worden echter niet gespecificeerd opgenomen ;

lo. De ontvangsten van plaatselijke belastingen, dio volgens kohieren worden ingevorderd, of waarvoor bijzondere registers worden gehouden;

2o. De ontvangen weigelden ;

3o Betalingen van werkloonen op betaalrollen of van renten op coupons.

ART. 4.

In de kolom van aanmerkingen der verzamelstaten worden vermeld:

a. Pe inlichtingen, die noodig zijn tot opheldering van het verschil tusschen de in de begrooting bij raming uitgetrokken som en het onder hetzelfde artikel in de rekening opgenomen bedrag;

b. De redenen waarom op posten van ontvangst achterstallen zijn gebleven, of waarom ontvangsten daarvan oninbaar zijn verklaard.

ART. 5.

Op al de tot de rekening behoorende bijlagen, zoo voor ontvangst als voor uitgaaf, wordt een doorloopend nummer gesteld; op elke bijlage wordt teveus vermeld het hoofdstuk, de afleeling en het artikel der rekening waartoe zij betrekking heeft.

De volgnummers worden op de rekening, en op de verzamelstaten opgenomen.

ART. 6.

P^ltengewone ontvangsten en toevallige baten niet bij de begrooting voorzien, en ontvangsten, wegens hetgeen bij de sluiting der rekening van een vorig dienstjaar als nog

-ocr page 261-

te ontvangen, ter nadore verantwoording is gebleven, worden (voor zoo verre zij niet bij een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd besluit van den Gemeenteraad aan de begrooting reeds zijn toegevoegd; in de rekening opgenomen onder Hoofdstuk IV ontvangsten van verschillenden aard en toevallige haten, onder do benaming: andere ontvangsten uiet tot de vorenstaande behoorende.

ART. 7.

De ontvangsten worden in rekening gebracht tot het werkelijk ontvangen onzuiver bedrag, zonder eenigen aftrek wegens kosten van invordering of van daarop aangewezene uitgaven, welke, door behoorlijke bewijzen gestaafd, in uitgaat worden verantwoord.

Het bedrag van de bij koop of pachtovereenkomsten bedongen betaling tot bestrijding der kosten, wordt insgelijks in de rekening gebracht; de werkelijk betaalde kosten worden in uitgaaf verantwoord, op de wyze bij het slot der vorige zinsnede bepaald.

Voor ontvangsten, resultaat van een afzonderlijk beheer, aan eene commissie, een ontvanger of rentmeester opgedragen, of van een gemeenschappelijk bezit, wordt slechts het saldo der rekening van die administratie verantwoord, onder overlegging echter van de rekening dier administratie en, zoo veel mogelijk, met al de daartoe behoorende bewijsstukken.

In zoodanige rekening mogen geene uitgaven gevonden worden, welke eigenaardig een onderwerp van plaatselijk beheer uitmaken.

(a) De verantwoording der opbrengst van de gemeente opcenten op de rijks personeele belasting en van de uit-keering van het */5 dier belasting geschiedt over de maanden Januari—December van het dienstjaar, namelijk over de maanden Januari—A.pril van het belastingjaar aanvang genomen hebbende met 1 Mei van het vorig jaar, en over de maanden Mei — December van het belastingjaar aanvang nemende met 1 Mei van het jaar waartoe de gemcentebe-grootingen betrekking hebben.

(a) Bepaald bij besluit van 20 Juli 1S66 Provinciaal Blad No. 23.

-ocr page 262-

— 200 -

ART. 8.

Tot staving der ontvangsten worden, naar mate van haren aard overgelegd :

a. de door de controleurs van\'g Rijksmiddelen geviseerde staten (a) (formulieren No. 13, 13a en 13i) wegens gemeen-teopcenten op de directe belastingen en accijnsen; (b)

h. De maandstaten, door den ontvanger (daar waar die door hem volgens zijne instructie moeten worden opgemaakt) behoorlijk voor deugdelijk verklaard ;

c. Eenvoudige ongezegelde afschriften van de overeenkomsten van verkoopingen en verpachtingen, waarop van de registratie dier akten moet blijken ; (c)

d. Afschriften van de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde raadsbesluiten van handelingen, vallende onder het bereik van art. 194 der Gemeentewet, en waaruit ontvangsten ten behoeve der gemeente voortvloeien ;

e. Verklaringen volgens model letter D. door den ontvanger opgemaakt, houdende omschrijvingen van den aard van de ontvangst, vermelding van de dagteekening der koninklijke besluiten, waarbij heffing van plaatseljjke belastingen of daarmede volgens de wet gelijk gestelde rechten zijn toegestaan, en van de dagteekening waarop de kohieren van omslagen door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd

ART. 9.

De stukken onder c. en d. van art. 8 vermeld, worden door Burgemeester en quot;Wethouders, na vergelijking met de boeken en registers van den ontvanger, voor deugdelijk verklaard.

ART. 10.

Op in de rekening gebrachte ontvangsten wordt niet teruggekomen en geene ontheffing daarvan aan den ontvanger

(a) Voor de verantwoording der \'/6 op liet personeel der formulieren No. 16a en 17a.

(b) Opcenten op de accijnsen vervallen door de wet van 7 Juli 1865 (Staatsblad .No. 79.)

(c) Zie ook Circulaire van 24 Juli 1868 G. No. 120 Bijblad No. 71. Eenvoudige afschriften zijn simpele d. i. volledige.

-ocr page 263-

— 261 —

toegestaan op grond dat sommen voorloopig verantwoord» doch werkelijk niet ontvangen zouden zijn-

ART. 11.

Geene betalingen worden op een artikel der rekening in uitgaaf gebracht, dan die gedaan zijn voor de onderwerpen in het betrokken artikel omschreven.

(a) ART. 12.

De bevelschriften worden gescheurd of geknipt uit een register ingericht volgens hierbij gevoegd model-

Ieder bevelschrift bevat behalve het bepaalde bij art. 114 der Gemeentewet, het onderworp van betaling duidelijk omschreven, den naam en voornaam, de betrekking, bedrijf of beroep, en woonplaats van hem aan wien de betaling moet worden gedaan- De daaraan te hechten bewijsstukken worden voor gezien geteekend op dezelfde wijze als de bevelschriften worden ondèrteekond.

Aanvang nemende met het dienstjaar 1874 worden in iedere gemeente voor ieder dienstjaar aangelegd twee registers van bevelschriften, behoorlijk genummerd en gewaarmerkt, waarvan één bestemd is tot uitgifte van bevelschriften aan zegel onderworpen, het andere van ongezegelde bevelschriften.

De leden die zich met een genomen besluit tot afgifte van een bevelschrift niet hebben vereenigd, doen daarvan blijken door hunne handteekening te stellen onder het woord „Tegenquot; op het relaas dat in het register bevestigd blijft.

De stok dier registers moet worden ingevuld en na elke vergadering van Burgemeester en Wethouders worden op • getrokken, zoodat ten allen tijde onmiddellijk kan blijken tot welk bedrag betalingen zijn bevolen.

De registers worden met de gemeente rekening aan Gedeputeerde Staten ingezonden en bij kasopneraingen van hunnentwege vertoond-

De ontvanger is verantwoordelijk voor de behoorlijk vol-daanreekening van het bevelschrift; hij vermeldt daarbij de dagteekening der betaling en het nummer van zijn journaal.

(a) Gewijzigd bij besluit van 37 Nov. ISfS Provinciinl ISljul No. 40

-ocr page 264-

262 —

Aan den houder van een bevelschrift stelt hij, na invulling van het volgmimmer van zijn journaal en het bedrag, den strook ter hand, die van de rechter zijde van het bevelschrift -wordt geknipt.

De strook van een bevelschrift, dat bestemd is om aan eene betaalsrol te worden gehecht, wordt aan den eerst vermelden persoon op debetaalsrol ter hand gesteld.

A UT. 13.

Voor betalingen van jaarwedden van mindere bedienden of arbeidsloonen on daggelden kan, voor zooveel de daarin vervatte uitgaaf tot hetzelfde artikel der begrooting behoort, ééne betaalsrol worden opgemaakt, die na voldaanteekening aan het bevelschrift wordt gehecht.

AliT. 14.

Bij alle bevelschriften wegens leveringen, werkzaamheden of daggelden, worden de daartoe betrekkelijke specifieke rekeningen of verklaringen overgelegd.

Hiervan zijn uitgezonderd bevelschriften tot betaling van uitgaven ten bedrage van f 3 — of daar beneden.

ART. 15.

Voor alle betalingen wegens huur, wordt aan de daarvoor af te geven bevelschriften gehecht een eenvoudig ongezegeld afschrift van de ter zake aangegane overeenkomst, waarop wordt vermeid het bewijs dat de registratierechten zijn betaald, of dat de akte op proportioneel zegel is geschreven

AliT. 16.

Bij de bevelschriften voor vergoeding van reis- en verblijfkosten worden verklaringen overgelegd, houdende aanwijzing van hdt oogmerk der reis en van den bereisden afstand.

ART. 17.

Aan de bevelschriften van betalingen voor aanbestedingen wordt gehecht een afschrift van de daartoe betrekkelijke overeenkomst, tenzij slechts eene betaling op rekening, in

-ocr page 265-

mindering van den aannemingsprijs plaats heeft, in welk geral dat op het bevelschrift wordt vermeld- (a)

Het bedoeld afschrift wordt dan eerst overgelegd bij het bevelschrift van volledige afbetaling.

Voor betalingen van onderhandsche aanbestedingen wordt bovendien aan het bevelschrift gehecht een afschrift van het door Gedeputeerde Staten, krachtens art. 191 der Gemeentewet, goedgekeurd besluit van den Raad der gemeente AHT. 18. (b)

Aan de bevelschriften voor schoolgelden aan de onderwijzers verschuldigd, worden de lijsten der leerlingen gehecht, voor gezien geteekend door den Voorzitter en den Secretaris of door twee leden van de plaatselijke schoolcommissie of van de commissie van schooltoezicht,

AKT. 19.

Bij de bevelschriften tot betaling op grondlasten ten name der gemeente, wordt in de kolom van aanmerkingen van den verzamelstaat letter C. verwezen naar het artikel der rekening waarop de inkomsten der belaste goederen zijn verantwoord, of worden de redenen opgegeven waarom daarvan geene inkomsten worden genoten.

AKT. 20.

Voor alle betaling, gedaan tengevolge van af- en overschrijving, wordt, als bijlage aan het daartoe beirekkelijk bevelschrift gehecht:

quot;Wanneer machtiging tot af- en overschrijving bij de begrooting zelve is gegeven, afschrift van het besluit van den raad, houdende de in art. 215 der (iemeentewet, gevorderde toestemming ; en

Wanneer machtiging bij een afzonderlijk door Gedeputeerde Staten goedgekeurd besluit van den raad is verleend, afschrift van dat besluit.

AKT. 21.

De rekening wordt door den gemeente-ontvanger over elk

(a) Weiischelijk is dat ter Secretarie eene openstaande rekening worde gebonden, ten lilijke hoeveel aan eeu aannemer op rekening is uitbetaald; door een atsclirift van dat register aar de bevolscbril\'ten te fiechten, kunnen alsdan mj onderzoek der rekening de uitbetaalde aannemingsomraen zeer doelmatig worden vergeleken met bet proces verbaal van annbestcding

li.) .Art. 18 vervallen door dc AVct op het Lager Onderwijs.

-ocr page 266-

- 264 —

dienstjaar, zoo spoedig mogelijk na de sluiting daarvan (1 Juli) op het tijdstip, door Burgemeester en Wethouders jaarlijks te bepalen of bij de instructie van den gemeente ontvanger aangewezen, met al de daarbij behoorende bescheiden, in behoorlijke orde opgemaakt aan Burgemeaster en Wethouders in dubbele expeditie overgelegd.

AKT. 22.

Burgemeester en Wethouders leggen, met inachtneming der bepalingen van art. 219 der Gemeentewet, de rekening en bijlagen over in eene in de maand Juli te houden vergadering van den Gemeenteraad.

AKT. 23.

Burgemeester en Wethouders zenden, te gelijk met de overlegging der rekening aan den raad, aan Gedeputeerde Staten een afschrift der afkondiging, waarbij het aanbieden, het ter neder leggen en het verkrijgbaar stellen der rekening ter openbare kennis ia gebracht, (a)

AKT. 24.

In de notulen der vergadering van den raad waarin de rekening quot;wordt vastgesteld, worden vermeld de redenen, waarom sommige posten van ontvangst of uitgaaf door den raad zijn vermeerderd of verminderd indien dit heeft plaats gehad, of waarom, door Burgemeester en Wethouders voorgedragen posten als restant of oninbaar, niet als zoodanig zijn geleden.

AKT. 25.

Binnen of uiterlijk op den termijn, daartoe jaarlijks krachtens art. 221 der Gemeentewet door Gedeputeerde Staten te bepalen, wordt de rekening in dubbele expeditie aan Gedeputeerde Staten gezonden, onder bijvoeging.

lo Van al de tot de rekening behoorende bescheiden, de verzamelstaten modellen letter B en O in dubbele expeditie.

2o. Van het besluit van den raad waarbij de ontvangsten en uitgaven voorloopig zijn vastgesteld, in dubbele expeditie.

3o. Van een afschrift der verantwoording van Burge-

(a) De kosten der verkrijgbare rekening moeten in de afkondiging zijn uitgedrukt.

-ocr page 267-

meester en Wethouders, bedoeld bij art. 219 der Gemeen-

tcwet ; en

■to. Van een afschrift dor notulen van de vergadering van den raad, vertnelden\'ie hot voorgeschrevene bij het vorig artikel, (a)

Aldus vastgesteld door Gedeputeerde Staten der provincie boordbrahant-

\'s llertoyen\'iosclt, den 24 Februari 1854 F. BROUWERS L, P.

VAN COOTH,

Griffier.

Goedgek. bij K. li. van 20 Maart 1854 No. 36. en opgenomen 1\'rov- 151. 1854 No 7-

(a) Behoort to zijn een getrouw verslag van het verhandelde in de vergaderinjr, waarin tevens duidelijk behoort vermeld te zijn dat Burgemeester en Wethouders zieh volgens art. 220 der Gemeentewet van medestemmen hebben onthouden. (Zie Circ. 21 .Tuni 1872 Provinciaal Blad .No. 54.)

-ocr page 268-

- 2fi() -

S H co Ö !zi -tj

H O

o

■naSuijjaamuE;\'

Volg-nummer der bijlagen

---------------------

Aanduiding van hetgeen

nog blijft te

verhalen

is afge- 1 schreven als oninbaar

Verschil tussohen hetgeen moet ontvangen worden en hetgeen werkelijk is ontvangen.

in minder.

in

meerder.

BEDRAG

der werkelijke

ontvangsten.

-—---------------------------------

van hetgeen

moest ontvangen worden.

;

der ontvangsten geraamd bij de begrooting. |

-— —-----------------------------

A A R D

DER

ONTVANGSTEN.

•TOIXHV •aNi\'iaaajv Nnxsa.-ioon

-ocr page 269-

Hoofdstuk. At\'deeling. Artikel.

p- « 2 = lt;K l-J.

° f c 5\'

oq 5. r* C-

Aanmerkingen.

-ocr page 270-

— 268 —

Model Litt. B.

GEMEENTE

PKOVINCIE

Dienst 18

Verzamehtaat der Ontvangsten, verantwoord in de Rekening der gemeente

over liet

dienstjaar 18

T

fco c

c3 gt;

c O

L.

O

tJD OS u ^3 O

Rekening.

cu tn r c

o

S to

S « 5-°

to c:

d

-1 O

O C

E

^3 quot;O C cc

a o

O cö

fl ^ (tj c3

^ quot;3 quot;3-gf So

2 2 quot;r o

CC 53 lt; ^

CÖ ^ 55amp;

cc rz3 tX) c3

i| gt;

c c

O o bX)

N G3

gt; agt; «

6D

£3

CJD S

I i I

-ocr page 271-

— 269 —

Model Litt. C.

G E M E E N T K

PROVINCIE

Dienst 18

Hoofdstuk

Verzanielstaat van bevelschriften betaald op het Hoofdstuk der begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente over het dienstjaar 18

ieder

ft.

betaling

per

c ü

si

O) .

fcD W

£ o

O s

#c

s

CD

O

a

V olgnummer.

c

O to G

% ffl

?

_feD

quot;3 t-

ü? 60 gt; c

c \'5

r\'

-ocr page 272-

- 270 —

Model. Litt. D.

PROVINCIE GEMEENTE

Dienst 18 Hooldstuk.

Afdeeling. Artikel.

B1JLA.GE DER REKENING No.

De ontvanger der gemeente verklaart dat op den post onder voormeld artikel der begrooting van den

jare 18 uitgetrokken ter somma van f wegens (a)

waarvan de heffing is toegestaan bij (b)

is ontvangen eene som van

den is

De ontvanger voornoemd,

Gezien en na vergelijking met

het betrokken Regquot;\'ter deugdelijk journaal

verklaard door Burgemeester en Wethouders der gemeente

De Secretaris,

(a) Alhier in te vullen, naar gelang der soort van ontvangst: HooHe-lijkea Omslag, ojiorengst van tollen, belasting op honden enz.

(b) Alhier in te vullen: goedgekeurd kohier van den 18 koninklijk besluit van den 18 eoz.

-ocr page 273-

Model Litt. £.

PROVINCIE GEMEEKÏE

NOORD-BRABANT.

REGISTER

VAN

BEVELSCHRIFTEN VAN BETALING.

OVER

HET DIENSTJAAR 18

waarvan de begrooting is goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten dd. 18 G. No.

bladen genummerd en

Dit register bevattende gewaarmerkt-

den 18

De Burgemeester,

-ocr page 274-

BEGROOTING

IBEDRAG.

Artikel

Hoofd-! At\'dee-stuk. i ling

|

1

-ocr page 275-

— 9.1

Model Litt. E, No.

Dienstj. 18

Hoofdstuk Afdeeling Artikel

van de begrooting.

Goedgekeurd bij besluit van Gedeput. Staten

EH 25

1* i [xj

r

ife

t—i Iph

iw

1 o

^ ! S ! k K PP

Zegge f

*5 s

18

No. van j het Journaal, i Voldaan |

den

TEGEN

ALS BOVEN.

Met stemmen

besloten af te geven bevelschrift aan van beroep te

wegens

ten bedrage van f

No.

Vergadering van Burgemeester en Wethouders gehouden den J8

Mij bekend. De Secretaris,

Voorzitter. Wethouder.

Tegenwoordig

ALS BOVEN.

No.

wegens de som van volgens aangehecht.

Dit bevelschrift wordt, mits behoorlijk voor voldaan geteekend en van de bovengemelde bescheiden voorzien, in de rekening over het jaar IS geleden.

Bijl. der Rekening No. Gemeente

BEVELSCHRIFT YAN BETALING, i

De Ontvanger der gemeente

zal betalen aan

Burgem en Weth N oorzitter. Wethouder Secretaris

den

20.

-ocr page 276-

_________________

-ocr page 277-

Aiodei Lett- Ij-

provincie

NOOEDRRABANT,

VEHZAM ELSTAAT

der

Ontvangsten,

Pionst 1872.

GEMEENTE N- N\'.

verantwoovd in do vekeniny dlt;\'v neweente \'

over het dienstjaar 1872.

---UTJWVW- ■

[Men beschouwe dit model, voor zoo veel de invulling betreft, slechts als een voorbeeld ter verduidelijking van de bestemming der kolommen; nog meerdere duideUjking van den verzamelstaat waar die naar plaatselijke omstandigheden gewenscht voorkomt, is daardoor volstrekt niet uitgesloten-]

-ocr page 278-

— 276 —

REKENING. !

quot;! Naam van den belanghebbende van wien de ontvangst | heeft plaats gehad, i

Onderwerp van ontvangst.

4/5 der personeele belasting over het dienstjaar 1871/2

4/5 der personeele belasting over het dienst-ijaar 1872/3.

Idem.

837.50

Idem.

735 50

Verschillende perso-; Hoofdelijken omslag: nen vermeld op dei volgens primitief kohier 2070. kohieren. 1 » Suppletoir „ 500.-

r H.

Idem.

Idem. Hondenbelasting:

volgens primitiei kohier 360.-Idem. „ Suppletoir id. 9,-

Transporleere. f

III.

1

kening over 1871.

II. I. 1 Uijks Ontvanger te 40 opcenten op de belasting der

gebouwde eigendommen f466.— T 2 Idem. 10 Idem op de onge

bouwde eigendommen, f 870.—

Idem. 25 opcenten op het

personeel over den dienst ]S71;2. 400.—

Idem. Id. 1872/3. 250. -

-ocr page 279-

be § ®

c3 ^5 60

TS CÖ

D fl gt;

m g-ë

a

e u

3 £ c ts tp I\'S igt;

;p

ie

®

.o

Bewijzen tot staving der ontvangst overgelegd.

2000; — Besluit vnn Gedeputeerde Stnten dd.

2 December 1871 G. No. 5. 1 300 - Goedgekeuad raadsbesluit dd. 2

September 1872 G. No. 3. 2

et. Verklaring model D. 3

b. Verklaring van den Kijks-Ont-

v ruiger. 4

c. Saldo staat dd. 31 December 1872. 5

1336 -

Verklaring model D. 6

Saldo staat dd. 30 Augustus 1872. 7 Stant van uitkeering dd. 31 De-

650 — cember 1872. 8

Verklaring model D. 9

Saldo staat dd. 30 Augustus 1872. 10

Staat van uitkeering dd. ól De-1573 - cember 1872. 1\'

Verklaring model D. \'2

(a) Kerste kuhier van den hoofd. omsl. 13 Tweede kohier van den hoofdolij-

2570 — ken omlag. 11 Staat van oninbare posten met de

vervolgingsstukken. 15

Verklaring model D. lfi

Eerste kohier der hondenbelastirg 17 Tweede id. id. 18

369 -

_[_

8798.-I

(agt; Ter zake van plaatselijke belastingen mogen in den regel geene restanten Mi\'de rekening voorkomen, aangezien de ontvanger op eigen gezag overeenkomstig de Gemeentewet de noodige vervolgingen behoort in te stellen : alleen kunnen die posten, die uit de vervolgingstukken blijken onverhaalbaar te zijn, en die door den raad voorloopig als oninbaar zijn aangemerkt, als zoodanig door Gedeputeerde Staten worden geleden. Zonder dat van die vervolging blijkt komen restanten ten laste

-ocr page 280-

— 278 —

Naam van den j belanghebbende van wien de ontvangst heeft plaats gehad.

REKENING.

fc\'o

33

O

Onderwerp van ontvangst.

Transport f II. ! IV. I 2b J Jansen, Gaarder. Opbrengst der kaai-

gelden langs de Lelievaart ii.20 „ : „ „ J. I3eks, Gaarder. Idem langs de haven 2 60

Opbrengst van Legesgeleen,

Verschillende sonen.

6 X. If. Secretaris der gemeente

per. Teruggaaf van zegelden door houders van bevelschrif.en.

Verschillende personen vermeld op de kohieren.

Schoolgelden v. hot onderwijs In de hoofdschool 300. — In de school op den Beig 50,—

Avondschool in de hoofdschool 40.—

la


Huur van het huis het Hert tijdvak 1 Mei — 31 December 1872 35.—

100/0 opgeld van 52.—

la J. Jansen.

1 jaar 5.20

Firma N amp; Bie. te

2a

i Kenten van inschrijvingen op het Grootboek der ed. Schuld

26 Verschillende pers;- Henten van uitstaande kapi-i;cn vermeld op, talen.

.don Staat.

Transporteert f

van den ontvanger, als zijmie aan zijne nalatigheid te wijten. Ten opzichte van achterstallige huur- en fachtpenningcn en dergelijke waarvan de invordering niet bij wijze van parate executie kan geschieden zal uit stukken behooren te blij ken dat de ontvanger tijdig aan het Gemeentebestuur voorstellen heeft ge daan tot het instellen van rechtsvorderingen, bij weigering waarvan die ae hterstallen ter verantwoording blijven van dat bestuur. (Verg. art. 233 en art. 170 litt. r der Gemeentewet.)

-ocr page 281-

— 279 —

Bewijzen tot staving der ontvangst overgelegd.

5 = ö g

s s

c \'

c

tu to

s ^

ü 1

\'ë

3 lt;D

C quot;O

?!

O I

to

O

^ 1

**

gt;

lt;


8798

Verklaringen model D. Verzameling der ontvangen gelden met du betrekkelijke Staten van ont-| vangst.

5 80

[ |

501— a. Verklaring model D.

h. Afschrilt van het register van i leges.

19

20

21 22

23

24

25

2G

i a. Verklaring model D. 4 20| h. Lijst der nummers van de bevelschriften waarvan het zegelis vergoed.

i Verklaring model D.

Lijst van de schoolgaande kinderen met een recapitulatie staat der ontvangen schoolgelden

390 —

«. Verklaring model 1). h. Volledig afschrift tdor huur overeenkomst,

c. Goedgekeurd besluit tot onder-handsche verhuring dd. 1 April 1872 G. No. 10.

28

29

40i20

a. Verklaring model D. 30

h. Specifieke staat der inschrijvingen 31

32

a. Verklaring model i3.

(a) b. Specifieke staat der schuldenaars 300|— en kapitalen. 33

10038.20

(a) De ontvanger in quot;t bezit zijiuie van de grossen der authentieke acten is volgens art. 11 li Gemeentewet tot de ten uitvoerlegging, ingeval van wanbetaling verplicht.

450 —

-ocr page 282-

— 280

REKENING.

] Naam van den ibelanghebbendo van ^ ■ wien de ontvangst t! heeft plaats gehad.

Onderwerp van ontvangst.

Transport f

Idem.

UI.

4a

Grondrenten.

ba ld. Opbrengst van verkochte wilgen

boomen en schaarhout. 140.— 10°opgeld 14,—

ld. Opbrengst van ver

kocht masthout 344.—

10 /„ opgeld 34.40

5j ld. Opbrengst derverkoopingvan

turf 80.—

50/0 opgeld. 4. -

ld. Opbrengst der verkooping

van Gemeentegronden verhuurd over het tijdvak van 1 gt;Iei l Mei 1875, alhier over 5 jaar.

^ , Ontvanger van de Geldboete ten behoeve der gc-iRegistratie te meente uitgesproken of verbeurd

Y Hot Rijk (Depart. Bijdrage in dekosten van vervan Binnenl. Zaken J pleging van behoeftige krankzinnigen over het jaar 18 150.— !De Provincie Noord- Idem 150 —

\' jbrabant.

8 Het Kijk (Depart. Teruggave wegens voorgeval! Oorlog.) schoten reisgelden aan Miliciens over 18

Transporteert ƒ

-ocr page 283-

— 281 —

i d

1 s s

Bewijzen tot staving der ontvangst \' 2 t-

overgelegd. ^ lo^ =-J

iquot;© ^ |

i t-w

g-0 B

■S B £

« g-S

O

o. Verklaring model D. j b. Specifieke st-.at der grondrenten aan de gemeente behoorende.

10028 !20 40\' —

34

35

36

37

38

39

a. Verklaring model D. h. Volledig afschrift der akte van publieke verkooping dd. 31 Mei 1872.

Idem. Idem.

582140.

a. Verklaring model D. 40

b. Volledig afschrift der akte van publieke verkooping dd 31 Mei 1872. 41

84,-

a. Verklaring model 1). 42

h. Afschrift der akte van publieke verhuring dd. 30 Maart 1868. 43

190— c. Afschrift van het raadsbesluit\' waarbij aan J. de AVil pachter van het 5e perceel over 1872 op grond van art. 138 Gemeentewet, kwijtschelding wordt verleend. 44

a. Verklaring model D. 45

36[— b. Staat der boeten eti verbeurten. 46

Verklaring model D. Verklaring model D.

47

48

49

Order van betaling No. Bevelschrift van betaling No.

Order van betaling No.

300

|76j Verklaring aiodel D.


M2in,-27t

-ocr page 284-

— 282 —

REKENING.

Naam van den belanghebbende van wien de ontvangst heeft plaats gehad.

Transport f

IV II. ; 1 Verschillende per- Ontvangsten tot vorige dienst-sonen. jaren behoorende en eerst na

\'hunne afsluiting ingekomen.

II. I 1 W. Kamps te

V. I. 1 Verschillende per-! Opbrengst der geldleening tot sonen op den Stor-jhet bouwen dor school. ting-Staat vermeld.

Opbrengst van den verkoop van een perceel Uiterwaard.

20000.—

Onderwerp van ontvangst.

10o/„ opgelden. . . 2000. •

Totaal. . /\'

-ocr page 285-

— 283■ —

Bewijzen tot siaving der ontvangst | S t. g_|

overgelegd. = ~ ^

0 0 to :=mi

quot;S •—2 1

in S

« -o \'0

35 S s

ll-gt;2fl 127

«. Verklaring model D. (*) 6. Specifieke staten van ontvangsten

765 50 c. Staat van restanten strookende met vorige rekening.

a. Verklaring model D. 8000 — 6. Procesverbaal van inschrijving der geldleening en Slorting-Staat.

Goedgekeurd besluit dd. 8 Februari; 1872 G. Ho. 18.

! a. Verklaring model D.

i. Volledig afschrift der akte van publieke vtrkoopingdd. 4 Januari 1872 c. Goedgekeurd besluit dd. 15 December 1871 G. jSto. 50.

50

51

52

53

54

55

56

57

58

2-i(ll 10:

(a) liet bedrag dat bij het sluiten eener rekening verhaalbaar is gebleven moet steeds in zijn geheel en de volgende worden overgebraeht. Onder het bedrag in de kolom : «moest ontvangen worden.quot; behooren slechts voor te komen die posten welke in de vorige rekening alsnog verhaalbaar zijn vermeld. Anderen ontvangsten, al zijn die tot een vorig dienstjaar betrekkelijk moeten vermeld worden onder den post. «Ontvangsten wanneer zoon post op de begrooting is uitgetrokken.quot;

-ocr page 286-
-ocr page 287-

Algemeen aanschrijven van Gedeputeerde Staten omtrent het aangaan van geldleeningen.

Aan de gemeenteraden in Xoordhrahanl.

\\s Hertogenbosch, den 1! Mei 1873.

Het is ons meermalen voorgekomen dat sommige Gemeenteraden zich een minder juister denkbeeld vormen van de gevallen waarin eene goldleening als een geschikt middel is aan te merken tot dekking van plaatselijke uitgaven.

Uat geldleeningen — het maken van schulden — uitzonderingen beboeren te zijn op een goeden huishoudelijken regel, zal wel geen betoog behoeven. Behalve den geldelijken last die er door op de toekomst gelegd wordt, ontstaat ook dit nadeel, dat het gemeentebestuur later belemmerd wordt in zijne bewegingen, indien de gemeente met schulden, uit een vroeger tijdperk, is bezwaard, en bijgevolg moeilijker de middelen zal kunnen vinden tot voorziening in nieuwe behoeften, welke ongetwijfeld elk volgend tijdperk zal medebrengen ; de geschiedenis van iedere gemeente kan dit bevestigen.

Geldleeningen mogen alleen dan ten laste van gemeenten worden aangegaan wanneer deze strekken tot bestrijding der kosten van zeer huilengewone werken, waarvan de betaling in een of twee jaren, al te zwaar op de belastingschuldigen zou drukken, — om zoo doende den last over eenige jaren te verdeelen. Naar dit stelsel kunnen niet als buitengewoon aangemerkt worden : de kosten van onderhoud van bestaande openbare werken; zelfs in de kosten van verbeteringen en gedeeltelijke vernieuwingen mag niet door eene geldleeuing voorzien worden, indien namelijk die kosten niet ver te boven gaan het gemiddeld bedrag dat periodiek voor zulke openbare werken, b. v. over een tijdvak van 5 of 10 jaren genomen, op de begrootingen is uitgetrokken. Die kosten behooren — wil men de toekomst der gemeente niet door een overdreven schuldenlast bezwaren —• uit de gewone middelen te worden gevonden.

Van niet minder belang is de regel in art. 136 der gemeentewet nedergelegd, dat bij het aangaan eener leening de middelen moeten worden aangewezen waaruit de betaling

-ocr page 288-

— 2 SO -

van renten en de aflossing, — natuurlijk zoo spoedig mogelijk, — zullen worden gevonden. De vermelding, dat de middelen daartoe uit de gewone inkomsten zullen worden gevonden, beantwoordt in den regel niet aan de bedoeling van de aangehaalde wetsbepaling- Zijn de gewone middelen voldoende, dan behoort door een duidelijk financieel overzicht te worden aangetoond dat in de publieke dienst, zonder verhooging der inkomsten, gelijktijdig naar behooren zal kunnen voorzien. Daar dit echter in den regel wel niet het geval zal zijn, en de middelen door verhooging van plaatselijke belastingen zullen moeten gevonden worden, ligt het in den aard der zaak dat gelijktijdig met het lee-ningsbesluit de vereischte veordracht behoort te worden ingezonden, om daarop \'s Konings goedkeuring te erlangen.

Bestaat echter uitzicht om de middelen te vinden door lateren verkoop van gemeentegronden, bosschen of andere eigendommen, die \'t zij door verbetering van wegen, \'t zij door het graven van kanalen, waartoe de leening moet strekken, tot aanzienlijk hoogere waarde zijn te brengen, dan zal dit behoorlijk in het leeningsbesluit moeten worden omschreven-

Vroeger hebben wij reeds aangedrongen dat de gemeenten in navolging der provincie onmiddellijk bij het aangaan der leeningen, de aflossing van\' iederen schuldbrief bij loting zouden vaststellen en dat de tijdstippen der aflossing daarop zouden worden vermeld. Hierdoor wordt eene vervroegde aflossing, wanneer die in \'t belang der gemeente zoude zijn, niet verder beperkt dan art 1808 Burg. Wetboek toelaat.

Eindelijk vestigen wij nog de aandacht op de wensche-lijkheid en billijkheid tevens, dat de leeningen voor het publiek worden opengesteld — en dat de schuldbrieven niet te groote geldsommen vertegenwoordigen. Wordt daardoor aan kleine kapitalisten gcle-ieniieid gegeven om op soliede wijze hunne spaarpenningen te beleggen, tevens wordt daardoor hot aanbod van kapitaal vermeerderd, waarmede de gemeente, van welke de vraag uitgaat, ongetwijfeld haar voordeel doet.

Wij voegen hierbij een ontwerp van een raadsbesluit tot

-ocr page 289-

— 287 —

het aangaan eener leening, houdende tevens regeling van de rentebetaling on de aflossing, ten einde meer duidelijlc te doen uitkomen, welke bepalingen, naar onze raeening, in zoodanig besluit behooren opgenomen te worden.

Ue Staten van Noord-Brabant, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN, 1\'oorzilUr VAN COOTH, Griffier.

Model — Ontwerp.

De gemeenteraad van

Heeft in zijne openbare vergadering van

besloten, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, vast te stellen :

Plan voor eene geldleening tot een bedrag van /\' ten laste der gemeente

ARTIKEL 1.

Er zal eene geldleening plaats hebben ten laste der gemeente tot een bedrag van

gulden, tegen eene jaarhjksche rente van percent van het nominaal bedrag.

Zij is bestemd tot dekking der kosten van de volgende openbare werken :

lo. geraamd op f

te zaraen f

-ocr page 290-

__ 288 —

AUT. 2.

Deze geldleening zal, naar mate de behoefte, in eens of gedeelten worden opengesteld.

ART. 3.

Burgemeester en Wethouders bepalen de wijze waarop en de plaats waar, in de geldleening overeenkomstig art- 2 van dit besluit opengesteld, kan worden deel genomen

A UT, 4.

Het tijdstip van de opening der geldleening zal bij tijds door Burgemeester en Wethouders op de gebruikelijke wijze in de gemeente, en in een of meer dagbladen, worden bekend gemaakt

ART. 5.

Belanghebbenden worden bovendien behoorlijk in de gelegenheid gesteld, kennis te nemen van dit plan en van hetgeen bij de openstelling der geldleening door Burgemees • ter en Wethouders ter behoorlijke uitvoering is bepaald-

ART. 6.

De toekenning van schuldbrieTen wordt beheerscht door het hoogste bod of het te trekken lot, op de wijze door Burgemeester en Wethouders te bepalen.

ART. 7.

Bij uitgifte der schuldbrieven worden afgegeven zooveel halfjarige coupons, als tot aan de aflossing van den schuldbrief zullen vervallen,

ART. 8.

Geene inschrijvingen worden aangenomen, dan van personen die bekend staan aan hunne inschrijvingen gestand te kunnen doen. Ingeval van twijfel beslist do Raad. Zij die voor

-ocr page 291-

— 280 —

derden inschrijven, zyn voor die inschrijving aansprakelijk.

ART. 9.

De schuldbrieven zijn ieder groot honderd gulden of de veelvouden van die som, mits niet hooger dan het bedrag dat gelijktijdig aHosbaar is

AUT. 10.

Bij het openstellen dor geldleening worden de dagen bepaald, waarop de stortingen moeten gedaan worden.

Deze stortingen hebben plaats ten kantore van den Gemeente-Ontvanger, en op die kantoren welke door Burgemeesters en Wethouders zullen worden aangewezen.

AliT. 11.

Voor gedeeltelijke stortingen kunnen bewijzen van ontvangst worden afgegeven. He renten gaan in met den dag door Burgemeester en Wethouders bij het uitschrijven der leening te bepalen.

A KT. 12.

De bewijzen van ontvangst worden zoodra mogelijk verwisseld tegen schuldbrieven met een doorloopend nummer ten laste der gemeente afgegeven.

De schuldbrieven worden, met den Gemeente-Ontvanger, onderteekend uit naam van het Gemeentebestuur, door den Burgemeester en den Secretaris.

ART. 13.

Het zegel van den uit te reiken schuldbrief, wordt door den geldschieter betaald,

AUT. 14.

Do overige kosten waartoe de geldleening aanleiding mocht geven, zijn ten laste der gemeente.

21.

-ocr page 292-

— 290 —

A H ï. 15.

De coupons zijn betaalbaar ten kantore van den Gemeenteontvanger en op zoodanige kantoren als door Burgteineester en Wethouders mochten worden aangewezen-

Zjj moeten in betaling worden aangenomen tot kwijting van plaatselijke belastingen en andere vorderingen ten behoeve der gemeente.

ART. 16.

De coupons die binnen vijf jaren na den verschijndag niet ter betaling zijn aangeboden, worden niet meer betaald en vervallen ten voordeele der gemeente

A UT. 17.

Aanvang te nemen met het jaar volgende op de sluiting der leening zullen jaarlijks schuldbrieven te

zamen ten bedrage van f worden afge

lost, zoodat de geheele schuld in het jaar zal

zijn afbetaald.

A KT. 18.

De schuldbrieven zullen op den verschijndag der laatst aanwezige halfjarige coupon aflosbaar zijn ten kantore van den Gemeente Ontvanger, en zal daarop geene verdere rente meer verschuldigd zijn.

Het tijdstip der aflossing wordt voor de uitgifte op iede-ren schuldbrief vermeld

ART. 19.

Voor de schuldbrieven welke door brand of op andere onvoorziene wijze mochten verloren raken, kunnen na genomen voorzorgen en onder zakelijke borgstelling, andere schuldbrieven aan de rechthebbenden worden afgegeven.

In dat geval worden de schuldbrieven onder dezelfde nummers en als duplicaten op naam gesteld, en zonder coupons uitgegeven.

ART. 20.

Tot verzekering en waarboig voor de geregelde betaling

-ocr page 293-

der intresten en de aflossing der sehuldbrievou dezer geld-leening worden aangewezen de volgende middelen :

lo. Verhooging van de volgende plaatselijke belastingen: (a)

«. met f

h.

Aldus vastgesteld enz.

De Burgemeester,

De

(a) Kunnen andere middelen worden aangewezen of kan worden aangetoond dat de gewone middelen toereikend zijn, zal dit artikel naar gelang van omstandigheden kunnen gewijzigd worden.

-ocr page 294-

— 292

Besluit waarbij de som wordt bepaald waarboven, zonder magtiging der Gedeputeerde Staten, de besturen der burgerlijke en gemengde instellingen van weldadigheid, niet hunnen overgaan tot het doen uitvoeren der werken bedoeld in de eerste zinsnede van art. 17 der wet tot regeling van het armbestuur.

De Gedeputeerde Staten van ^oordhrabant.

Gelet op de eerste zinsnede van art. 17 der wet tot regeling van het armbestuur

Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen, dat de besturen van burgerlijke en gemengde instellingen van weldadigheid bij het oprigten van nieuwe of het vernieuwen van bestaande gebouwen en het doen van buitengewone met vernieuwing gelijkstaande herstellingen, door hen be-hooren gemagtigd te zijn, wanneer de kosten dier werken gerekend worden te boven te gaan eene som van f 250.0 ».

\'s-HertogenboNch den 29 Augustus 1854.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, A- J. BORRET.

VAN COOTH, Griffier.

Opgenomen Prov- BI. 1854 No. 20.

-ocr page 295-

- 293 —

Medecleeling van Zijner Majesteits besluit van 2

Augustus 1870 No. 10, betreffende de regeling der wijze waarop wordt hennis gegeven van het verstrekken der kosten voortvloeiende uit het overbrengen van arme krankzinnigen naar en hunne verpleging in gestichten voor krankzinnigen, voor zoo ver die niet uit de fondsen dier gestichten zelve moeten worden bestreden, of daarin niet door de kerkelijke en bijzondere weldadigheid wordt voorzien.

Aan Burgemeester en wethouders der gemeenten in Noor dhr ahant.

Ik heb de eer U hierbij mededeeling te geven van Zijner Majesteits besluit van 2 Augustus jl No- 10. ter uitvoering van het 2de lid van artikel 26 der wet van 28 Juni 1854 (Staatsblad No. 100) zooals het is gewijzigd bij artikel 4 der wet van 1 Juni 1870 (Staatsblad No. 85).

De kennisgeving, in artikel 4 van eerstgemeld Koninklijk besluit bedoeld, kunnen geschieden bij gewonen brief, vergezeld van eenen staat van inlichtingen ingericht naar het hierachter aangegeven model.

De Commissaris des Konings in S\'oordhrabant,

P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN.

Opgenomen Prov. BI. 1870 No. 40-

-ocr page 296-

— 294

STAAT van inlichtingen na

sing in gesticht

een

wordt geacht.

ens personen wier plaat-voor krankzinnigen te noodzakelijk


1. Naam en voornaam.

2. Geboorteplaats.

3. Jaar en dagteekening van geboorte of ouderdom.

4 Beroep of maatschappelijke betrekking,

5- Gehuwd, zoo ja, met wie.

6- Naam, en voornaam van den vader of voogd, ingeval de krankzinnige minderjarig is.

7. Woonplaats tijdens de aanvraag van \'s Eechters machtiging, sedert wanneer in die gemeente woonachtig, met vermelding of hij aldaar in het bevolkingsregister is ingeschreven.

8. Is de krankzinnige vreemdeling, vermelding sedert wanneer hij in Nederland woont of zijn verblijf houdt.

9. Opgave van de omstandigheden, die de plaatsing in een krankzinnigen geslicht noodzakelijk maken.

10. Is de krankzinnige reeds in een geneeskundig gesticht opgenomen, het tijdstip van opneming.

Aldus opgemaakt door Burgemeester en Wethouders der gemeente

18

den

-ocr page 297-

Wij Willem III, bij de gratie Gods, Konijw der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Op de voordragt van onze Ministers van Binnenlandscbe Zaken en van Justitie van 21 Julij 1870 No. 233, 7e afdeeling en van 30 daaraanvolgende 4 afdeeling No. 180 : Gelet op het 2 lid van art. 26 der wet van 28 Junij 1854 (Staatsblad No. lOOi, zoo als het, is gewijzigd bi} art. 4 der wet van 1 Junij 1870 (Staatsblad No. 85), houdende dat de wijze waarop wordt kennis gegeven van het verstrekken der kosten voortvloeijende uit het overbrengen van arme krankzinnigen naar en hunne verpleging in gestichten voor krankzinnigen, voor zoo ver die niet uit de fondsen dier gestichten zelve moeten worden bestreden, of daarin niet door de kerkelijke en bijzondere weldadigheid wordt voorzien, door ons wordt geregeld

ilebben goedgevonden en verstaan :

met intrekking van ons besluit van 22 December 1855 No- 83 te bepalen :

ARTIKEL 1.

Indien er noodzakelijkheid bestaat een arme krankzinnige in een gesticht voor krankzinnigen te doen verplegen, alvorens deswege, door het bestuur, dat tot betaling van de kosten verpligt is, zij overeengekomen met een bestuur over zoodanig gesticht, het zij hangende het onderzoek naar de woonplaats van den lijder, hetzij door het bestuur dor gemeente waar die woonplaats is gevestigd, in gebreke blijft de zaak te regelen, zal daarvan onverwijld aan nozen

-ocr page 298-

- 29G —

Commissaris in de provincie, waarin de krankzinnige verblijft, worden kennis gegeven door het bestuur der gemeente in welke de krankzinnige wiens woonplaats elders is of geacht wordt te zijn, zich bevindt, en, indien de officier van justitie in de zaak betrokken is, ook dezen, met vermelding tevens of, en zoo ja, wanneer de plaatsing in een gesticht al dan niet reeds is geschied, of, in afwachting van den verderen loop der zaak, zal geschieden.

ART. 2.

Indien een arme krankzinnigen in een gesticht voor krankzinnigen is opgenomen, alvorens uitgemaakt zij door wie de kosten van overbrenging en verpleging zullen worden betaald, zal het bestuur van het gesticht onverwijld na de opneming, daarvan kennis geven aan onzen Commissaris in de provincie in welke het gesticht gelegen is.

ART. S.

De voormelde kennisgevingen zullen, behalve de omstandigheden, die de plaatsing van den armen krankzinnige in het gesticht noodzakelijk maken of maakten, al de opgaven bevatten, noodig om te geraken tot de aanwijzing van zijne woonplaats.

ART. 4.

De vorm, in welke de voormelde kennisgevingen zullen geschieden, zal door onze Commissarissen in de provinciën worden voorgeschreven,

ART. 5.

Onze voornoemde Commissarissen zullen, onverwijld na het ontvangen der voormelde kennisgevingen, des noodig in overleg met Gedeputeerde Staten hunner provincie of met hunne ambtgenooten in andere bij de zaak betrokken gewesten, door de ter hunne beschikking zijnde middelen bevorderen, dat zoodra mogelijk de woonplaat* van den arme krankzinnige opgespoord, of\' des noodig, de vereischte beslissing deswege gevraagd worde ; dat het bestuur der gemeente, die als woonplaats is aangewezen, met het voorgevallene

-ocr page 299-

- 207 -

volledig bekend worde gemaakt, en dat de voldoening dor kosten van overbrenging en verpleging, ook van die welke hangende het onderzoek reeds zijn gemaakt, van de zijde van dat bestuur ten spoedigste worde geregeld.

.AET. 6.

Indien het aan onze Commissarisssen in de provinciën uit de ontvangen kennisgevingen of uit het ingesteld onderzoek blijkt, dat de gemeente waar de voormelde arme krankzinnigen woonplaats hebben, vermoedelijk niet zal zijn te vinden, brengen zij de zaak onmiddellijk ter kennis van onzen Minister van Binnenlandsche Zaken.

.AIIT. 7.

Indien de plaatsing van een arme krankzinnige in een gesticht voor krankzinnigen, zoo dringend noodig is. dat daarmede niet kan worden gewacht, tot na de aanwijzing van zijne woonplaats, en de plaatsing niet kan woraen verkregen, zonder dat eenig bestuur zich jegens dat van het gesticht aansprakelijk stelle voor de kosten van overbrenging en verpleging, zal onze Commissaris in de provincie waar de krankzinnige verblijft, het bestuur der genuente in welke de lijder zich bevindt, uitnoodigen, zich tijdelijk, tot dat de woonplaats bekend zij, tot het voorschieten dier kosten te verbinden, behoudens verhaal op die woonplaats.

Onze Ministers voornoemd zijn belast met de uitvoering van dit beslnit, ieder voor zooveel hem aangaat.

\'s Gravenhuge, den 2 Augustus 1870-WILLEM.

De Minister van Binnenlandsche Zaken,

FOCK.

De Minister van Justitie,

VAN LILA AR.

Kosten van hermeting en herschatting. De Gedeputeerde Staten der provincie Noordbrabant;

-ocr page 300-

— 298 —

Gelet op de bepaling van de eerste zinsnede van art. 21 en Tan de artt- 17 en 18 der wet van den 26 Mei 1870 (Staatsblad No. 82.)

Hebben besloten-Te bepalen als volgt:

lo. aan de deskundigen die tot het doen eener herrae-ting of hersehattingen worden benoemd, wordt voor de hun opgedragen werkzaamheden toegekend eene belooning van vijf gulden per dag, en wanneer zij zich op meer dan één uur afstands buiten hunne woonplaats moeten begeven, worden de reis- en verblijfkosten behalve de hiervoor genoemde belooning berekend naar de 3e klasse van het tarief vastgesteld bij Koninklijk besluit van den 15 December 1849, (Staatsblad No- 62)

: o. voor het doen der eedsaflegging, en voor het uit te brengen schriftelijk verslag, wordt geene afzonderlijke belooning toegekend.

Dit besluit zal in het Provinciaal Blad worden geplaatst, en aan de gemeente besturen en aan de Provinciale Inspecteurs te Eindhoven en te Maastricht worden toegezonden.

\'s Hertogenlosch, den 28 Maart 1872-

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DKAKESTEIN VAN COOTH, Griffier. Opgenomen Prov- BI. 1872 No, 13.

Mededeeling ran de herziening der Jaarwedden van Burgemeester, Wethouders en Secretarissen.

\'x Hertoge/ibosch, den 3 September 1874.

Wij hebben de eer mededeeling te geven van de bjj

-ocr page 301-

— 299 —

Koninklijk besluit van 24 Augustus 1874 No 29 bekrachtigde regeling der jaarwedden van Burgemeesters, Secretarissen en Wethouders zoo als die regeling bij ons besluit Tan 3 Juli 1874 G- No- 38 heeft plaats gehad.

De Gedeputeerde Staten ran hoordbrabant,

H. T. J. VAN DER VEN.

VAN COOTH, Griffier.

Opgenomen Provinciaal lil. 1874 No- 28.

-ocr page 302-

— 300 —

De Gedeputeerde Staten van Noordbrabant;

Overwegende dat het doelmatig is voorgekomen het besluit van 13 September 1867 goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 15 Maart 1868 No. 45, tot vaststelling der jaarwedden van Burgemeesters en Secretarissen van de gemeenten dezer provincie alsmede het besluit van 28 Juli 1857 goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 5 October 1857 Ho. 25, voor zoo veel dit nog geldt en betrekking heeft op jaarwedden der Wethouders, te herzien en de jaarwedden voor alle gemeenten op nieuw te regelen

Gelet op de medegedeelde besluiten en berichten van de Gemeenteraden naar aanleiding der aanschrijving dezer vergadering van den 12 Maart jl. G. Jo. 131 (Bijblad No. 25 ) Gelet op artt. 75, 94 en 104 der Gemeentewet;

BESLUITEN:

Vast te stellen de jaarwedden van de Burgemeesters, Secretarissen en Wethouders der gemeenten in yoordhrabant, te rekenen van den le Januari 1875, op het bedrag voor ieder aangewezen in de tabel bij dit besluit gevoegd.

\'s-llertogenhosch, den 3 Juli 1874.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J BOSCH VAN DRAKESTEIN.

De Griffier,

VAN COOTH.

-ocr page 303-

— 301 —

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken van 18 Augustus 1874, No 161. 2e Afdeeling;

Gelet op de artt- 75, 94 en 104 der Gemeentewet.

Hebben goedgevonden en verstaan :

Met onze goedkeuring te bekrachtigen de jaarwedden van Burgemeesters, Secretarissen en Wethonders der gemeenten in de provincie Noordbrabant, gelijk die door (iedeputeerde Staten dier provincie bij hun besluit van 3 \'ulij jl., met ingang van 1 Januarij 1875, vastgesteld en in nevens ge-voegden staat vermeld zijn-

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering dezes.

Montreux, 24 Augustus 1874.

De Minister van Binnenlandsche Zaken WILLEM.

GEERTSEMA.

-ocr page 304-

— 302 —

STAAT behoorende bij het Koninklijk Besluit van 24 Augustus 1874 No. 29.

YastgeBtelde Jaarwedden van

i

GEMEENTEN.

Burgemeester.

Secretaris.

ieder Wethouder.

Aalst

f 200.—

f 300.—

f 40.—

Aarle-Rixtel

250.—

375.—

50,-

Alem, c. a.

225.-

350.—

45.—

Almkerk, c. a.

325,—

500.—

65.- (a)

Alphen, c. a.

250.—

375. -

50.—

Andel

200.—

300,—

40.—

Asten

450.—

675.-

90. -

Baardwijk

225.—

350.-

45.—

Baarle-Nassau

300.—

450.—

60.—

Bakel, c. a.

275.—

425.—

55.—

Beek en Donk.

225.—

350.—

45.—

Beers

200.—

300.—

40,—

Berchem

250.—

375. -

50.—

Bergenopzoom.

1,000.-

1,250.-

300.—

Bergeijk

250.—

375.—

50.—

Berkel

225.—

350.—

45.—

Berlicum

300.—

450.—

60.—

Besoijen

225.—

350,—

45.—

Best

250.—

375.—

50. -

Beugen, c. a.

250.—

375.—

50.—

Bladel, c. a.

250.—

375.-

50.—

Boekei

275.—

425.-

55.—

Bokhoven

150.—

225.—

30.—

(a) Door de Vereening van Emmikhoven met Almlcerk zijn deze jaarwedden alzoo verhoogd. Vastgesteld, Besluit 4 Sept. 1879. Prov. BI. 30

-ocr page 305-

— 303 —

GEMEENTEN.

Vastgestelde Jaarwedden van

Burgemeester.

Secretaris.

ieder W ethouder.

Borkel, c. a.

f 200.—

f 300.-

f 40.—

Boxmeer

300.—

450.—

60.—

Boxtel

550.—

800,-

110.—

Breda

1,800.—

1,800.—

500.—

Budel

275.—

425.—

55.—

Capelle

275.—

425.-

55.—

Chaam

225.-

350.—

45.—

Cromvoirt

200.—

300.-

40.—

Cuijk, c. a.

300,—

450.—

60.-

Deurne, c. a.

600.-

850.—

120.—

Deursen

150.—

225.—

30,-

Dieden

200.—

300,-

40.—

Diessen

225.—

350,-

45.—

Dinteloord, c. a.

325.—

500.—

65.-

Dinther

250.—

375.—

50.—

Dommelen

150.—

225.—

30.—

Dongen

400.—

600.-

80.—

Drongelen

200.—

300.—

40.—

Drunen

300.—

450.—

60.—

Duizel, c. a.

200.—

300.—

40.—

Dungen

225.—

350.-

45.—

Dussen

275.-

425.—

55.—

Eersel

225.—

350.-

45.—

Eindhoven

500.—

725.—

100.—

Empel, c. a.

200.—

30U.—

40.—

Engelen

150.-

235.—

30.—

Erp

275.-

425.—

55.—

Esch

150.—

225.-

30.—

Escharen

200.—

300.-

40.—

-ocr page 306-

— 304 —

Vastgestelde Jaarwedden van

GEMEENTEN.

Burgemeester.

Secretaris.

ieder W ethouder.

EtteiJ, c. a.

f 600.—

f 850.—

f 120.-

Fijnaart, c. a.

350. -

525.—

70.—

Gassel

200.—

300,-

40.—

Geertruidenberg

300.—

450.—

60.—

Geffen

225.—

350.—

45.-

Geldrop

250.—

375.—

50,-

Gemert

550.-

800.—

110.—

Gestel, c. a.

250.—

375.—

50.—

Giessen

150.—

225.—

30.—

Gilze, c. a.

325.—

500.—

65.—

Ginneken, c. a.

500.—

725. -

100.—

Goirle

225.-

350.—

45.—

Grave

450.—

700.—

100.—

\'s Gravemoer

200.—

300.—

40,—

Haaren

250.—

375 -

50.—

Halsteren

300,—

450.-

60.—

Haps

200.-

300.—

40.—

Hedikhuizen

225.—

350.-

45.—

Heesbeen, c. a.

225.—

350.—

45.—

Heesch

275.—

425.—

55.—

Heeswijk

200.-

300.—

40.—

Heeze

250.—

375.-

50.—

Helmond

750.-

1,050.—

150.—

Helvoirt

225.-

350.—

45.—

Herpen

250.-

375.—

50.-

Herpt, c. a.

200.-

300.—

40.—

quot;B-Hertogenbosch

2,400.—

2,200.—

600.—

Heusden

400.—

600 —

80.-

Hilvarenbeek

l

300.—

450.—

60.—

-ocr page 307-

— 305 —

Vastgestelde Jaarwedden van

GEMEENTEN. 1

Burgemeester.

Secretaris.

ieder W ethouder.

Hoeven, c. a. Hoogeloon

1

f 275.—|

f 425.—

f 55.—

225.—1

850.—

45.—

H. en L. Mierde .

225. -

350. —

45.—

Huibergen

200.—

800.—

40.—

Huisseling

200.—j

300. — ^

40.—

Klundert

400.—

600.—

80.—

Leende

225.—

350,-

45.—

Lierapde

225.—

350.-

45.—

Lierop

200,—

300.—

40,—

Lieshout

225,-

350.—

45.—

Linden

200. -

300.—

40. -

Lith

225. -

350.—

45.—

Lithoijen

200.—

300.—

40.—

Loonopzand

675.-

950.—

135.-

Luijksgestel

200,—

300.-

40.—

Maarheeze

200.—

300.—

40.-

Maashees, c. a.

225.—

350.—

45.—

Made, c. a.

350.—

525.-

70.—

Meeuwen

200.—

300.-

40.—

Megen, c. a.

300.—

450.—

60.—

St. Michiels-Gestel

350.-

525,-

70.—

Mierlo

300.-

450.—

60.—

Mil, c. a. Moergestel

300.—

450.—

60.—

225.—

350.—

45.—

Nieuwkuik, c. a.

225.—

350.—

45.—

Nieuw-V osmeer.

225.—

850,-

45.—

Nistelrode

300.—

450,-

60.—

Nuland

225.—

350.—

45. —

Nuenen, c. a.

300.—

450.—

1

60.— 22

-ocr page 308-

— 306 —

quot;Vastgestelde Jaarwedden van

GEMEENTEN.

Burgemeester.

i

Secretaris.

ieder Wethouder.

St. Oedenrode

[

f 525.—

f 750.—

f 105.—

Oeffeit

200.—

300.—

40.—

Oerle

200.—

800.—

4U.—

Oijen, c. a.

200.—

300.—

40.—

Oirschot

450.—

675,—

90.—

Oisterwijk

350.—

525.—

70.—

Oostel beers, c. a.

200.—

300.—

40. -

Oosterhout

950.—

1,250.—

190.—

Oploö, e. a.

250.—

375.—

50.—

Osb

500.—

725.-

100.—

Ossendrecht

250.—

375.—

50.—

0. en N.-Gastel

400.—

600.—

80.—

Oudenbosch

450,-

675.—

90.—

Oudheusden, c. a. Princenhage

200.—

300.-

40.—

675.—

950.—

135.—

Putto

200.—

300.—

40.—

Raamsdonk

425.-

625.—

85.—

Kavenstein

200.—

300.—

40.—

Heek

200.—

300.—

40.—

Reusel

225.—

350.—

45.—

Riethoven

200.—

300.—\'

40.—

Rosendaal, c. a.

900.—

1,200.—

180.—

Rosmalen

300,-

450.-

60.—

Rucphen, c. a.

450.-

675.—

90.—

Rijsbergen

250.—

375.—

50.—

Rijswijk

150.-

225.—

30.—

Sambeek

225.—

350.—

45.-

Sehaijk

250,—

375.—

50.—

Schijndel

550.—

800,-

110.-

1

-ocr page 309-

— 307 —

Vastgestelde Jaarwedden van

GEMEENTEN. I BurSe- 1 „ ^ . j ieder

\' becretans. 1

meester. | ! Wethouder.

Soerendonk

f 200 —

f 300.—

f 40 —

Someren

400.-

600.—

80.—

Son, c. a.

250.—

375, -

50. -

Sprang

250.—

375.—

50.—

Standdaarbuiten

225.-

350__

45.—

Steenbergen, c. a.

750.—

1,050.—

150.—

Stiphout

200.—

300.—

40—

Stratum

250.—

375. —

50.—

Strijp

225.—

850.—

45.—

Terheijden

300.—

450._

60.—

Teteringen Tilburg

225.—

350.—

45.—

2,000.—

2,000—

500—

Tongelre

200.—

300.—

40.—

Uden

600.—

850.-

120—

TJdenhout

275.—

425.-

55.—

Valkenswaard

225.-

350.—

45.—

Veen

200.—

300.—

40.—

Veghel

550.—

800—

110—

Veldhoven, c. a.

225.

850—

45.—

Velp

200.—

300—

40.-

Vessem, c. a.

225.—

350—

45.—

Vierlingsbeek

225.—

850. -

45.—

Vlierden

200.—

300—

40.—

Vlijmen

400.—

600—

80—

Vnjhoeve-Capelle

150.—

225—

30.—

Vught

400 —

600—

80.—

W aalre

200.—

800—

40.—

Waalwijk

400.—

600—

80.—

Wanroij

225.—

350.—

45.—

-ocr page 310-

— 308 —

Vastgestelde Jaarwedden van

GEMEENTEN.

Burgemeester.

Secretaris.

ieder Wethouder.

Waspik

f 300.—

f 450.—

f 60. -

Werken, c. a.

300.—

450.—

60.—

Werkendam

300.—

450.—

60.—

Westerhoven

200. -

300.—

40.—

Willemstad

300.—

450.—

60.—

Woensdrecht

300.—

450.—

60.—

Woensel, c. a.

400.—

600. --

80.—

Woudrichem, c. a.

300.-

450.—

60.—

Wouw

400.—

600.—

80. -

Wijk, e. a.

250.-

375.—

50.—

Zeeland

250.—

375.—

50.—

Zeelst

225,—

350.—

45.—

Zes-Gehuchten

225.—

350.—

45.—

Zevenbergen

675.—

975.—

135.—

Zundert

500.-

725.—

100.—

Zwaluwe

450. -

675. —!

90.—

Mij bekend,

De Minister van Binnenlandsche Zaken, QEERTSEMA.

-ocr page 311-

— 309 —

Mededeeling van het besluit houdende herziening der jaarwedden van de Gemeente-Ontvangers. gt;s Hertogenhosch, den 4 Januari) 1867.

Wij hebben de eer U mededeeling te doen van \'s Konings besluit van den 15 December 18b6 No 54, waarbij goedkeuring is verleend aan het besluit dezer vergadering van den 18 October 1866 (j- No- 80 en 30 November daaropvolgende G, No. 135, houdende nadere regeling van de jaarwedden der Gemeente-Ontvangers in deze provincie.

De Gedeputeerden Staten van Noordbrabant, P. J. BOSCH VAN DRAKEöTEIN, De Griffier,

VAN COOTH Opgenomen Prov- Bl. 1867 No- 1.

Wij WILLEM III, bij de Gratie Gods koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, enz, enz. enz.

Op de voordragt van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken van den 13 December 1866 No- 221, 2e afdeeling;

-ocr page 312-

— 310 —

Gelet op de artt. 104 en 107 der Gemeentewet.

Hebben goedgeTonden en verstaan :

met onze goedkeuring te bekrachtigen de regeling der iaarwedden van de gemeente-Ontvangers in Noordbrahant vastgesteld bij besluiten van Gedeputeerde Staten dier provincie van 18 October 1866 G- No. 80 en 30 November 1866 G. No. 135, om in te gaan met 1 Januarij !867, ■welke regeling bepaalt:

lo. dat aan de Gemeente-Ontvangers wordt toegekend de volgende veranderlijke bolooning, te weten : a. Van alle gewone ontvangsten, do schoolgelden daar

onder niet begrepen ;

Van de eerste / 1500.— 4 pCt

„ „ volgende/quot;] 500,— 3 pCt.

n , „ ƒ 10000.- 2 pCt.

, „ „ ƒ20000.— I pCt.

daarboven \'It pCt.

h. Van alle buitengewone ontvangsten, waaronder worden verstaan de opbrengt van geldleeningen, van den Verkoop van onroerende goederen, renten, inschrijvingen en schuldbrieven aan de gemeente toebehoorende, aflossing van uitstaarde kapitalen en buitengewone bijdrage van het Rijk van de provincie of van particulieren voor den aanleg van open

bare werken :

Van de eerste ƒ 10.000 \'/s pCt.

n v volgende/ 10.000 \'U pCt.

daarboven Vs pCt,

c. Van de Schoolgelden 5 pCt., terwijl het minimum daarvoor te genieten zal bedragen f 10.—

2o. dat de belooning in geen geval minder zal bedragen dan het bedrag aangewezen in den Staat, bij dit besluit gevoegd:

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit

Het Loo, den 15 December 1866.

WILLEM.

De Minister van Binnenlandsche Zaken HEEMSKERK.

-ocr page 313-

Tabel

aanwijzende het

MINIMIN DER JAARWEDDEN

Tan de

ONTVANGERS

DER GEMEENTE IN NOORDBRABANT,

behoorende bij het koninklijk besluit van 15 December 1866 No. 54.

-ocr page 314-

— ai2 —

Minimum

Minimum

GEMEENTEN-

der Jaarwedde.

GEMEENTEN !

1

der Jaarwedde.

Aalst

,5.-!

|

Deurne, c. a.

f 370.—

Aarle-Eixtel

165.—!

Beursen, c. a.

65.—

Alcm, c. a.

140.-i

Dieden, o. a.

95.—

Almkerk, c. a.

105.-1

I)i essen

85.—

Alphen en Riel

125.—

Dinteloord, c. a.

250.—

Andel

125.—

Dinther

145.-

Asten

360. -

Dommelen

65.—

Baardwijk

125.—

Dongen

290.--

Baarle-Nassau

130.—

Drongelen, c. a.

100.—

Bakel, c. a.

180.—

Drunen

245,—

Beek en Donk

130.-

Duizel, c. a. Den Dungen

80,—

Beers

100.-

125. -

Bercliem

130.-

Dussen, c. a.

200,—

Bergenopzoom

690.-

Eersel

120,-

Berge ijk

145.—

Eindhoven

515 —

Berkel, c. a.

90.-

Emmikhoven, c. a.

130. -

Berlicum, c. a.

175.—

Empel, c. a.

100.—

Besoijen

125.—

Engelen

120,—

Best

145.—

Erp

165.—

Beugen, c. a.

160.—

Esch

70,—

Bladel, c. a.

145.—

Escharen

135.—

Boekei

145.—

Etten en Leur

350.—

Bokhoven

90—

Fijnaart, c. a.

230.-

Borkel en Schaft

65.—

Gassel

75.—

Boxmeer

260.—

Geertruidenberg

205.—

Boxtel

270.—

Geffen

120.—

Breda

1,075.—

Geldrop

140,-

Budel

125.—

Gemert

260.—

Capelle

195.-

Gestel, c. a.

110.—

Chaam

115,—

Giessen

70.—

Cromvoirt

90.-

Gilze en Bijen

180,-

Cuijk, c. a.

270.—

Ginneken, c. a.

320,—

-ocr page 315-

— 313 —

Minimum

Minimum

GEMEEN!EN

der Jaarwedde.

GEMEENTEN-

der Jaarwedde.

Goirle

f 130.—

Luiksgestel

f 95.—

Grave

375.—

Maarheeze

60.—

\'s Gravemoer

100.—

Maashees, c. a.

105.—

Haaren

110.

Ma,de, c. a.

210.—

Halsteren

180.-

Meeuwen, c. a.

125.—

Haps

120.—

Megen, c. a.

150 —

Hedikhuizen

245.-

St. Michiels-Gestel

210.—

Heesbeen, c. a.

135 -

Mierlo

170.—

Heescli

120.-

Mil, c. a. Moergestel

220.—

Heeswijk

110.—

115.—

Heeze

135.—

Nieuwkuik, c. a.

155.—

Helmond

520.-

Nieuw-Yosmeer.

135.—

Helvoirt

145.—

N istelrode

140.—

Herpen

135.—

Nuland

105.—

Herpt, c. a. \'s Hertogenbosch

70.-

Nuenen, c. a.

180.—

1,500.—

St. Oedenrode

270.—

Heusden

320.-

OefFelt

130.—

Hilvarenbeek

195—

Oerle

60.—

Hoeven, c. a. Hoogeloon, c. a.

120.-

Oijen, c. a. Oirschot

85.—

155.—

210.—

H. en Lagemierde 110.—

Oisterwijk

160.—

Huibergen

75.—

Oostelbeers, c. a.

110.-

Huisseling, c. a.

105.-

Oosterhout

485.—

Klundert

375.-

Oploo, c. a.

120. -

Leende

100.-

Oss

310.—

Liempde

110.-

Ossendrecht

135.--

Lierop

90.-

O. en N. Gastel

230.—

Lieshout

100.—

Oudenbosch

265.—

Linden

105.—

Oudheusden, c. a.

130.—

Lith

135.—

Princenhage

280.—

Lithoijen

95.—

Putte

75.—

Loonopzand

895.-

Raainsdonk

270.—

-ocr page 316-

- 514 —

Minimum

Minimum

GEMEENTEN-

der

GEMEENTEN-

der

Jaarwedde.

Jaarwedde.

Ravenstein

f 165.-

Veghel

f 345.—

Reek

115.—

Veldhoven, c. a.

90.—

Reusel

80.—

Velp

45.--

Riethoven

75.—

Vessem, c. a. Vierlingsbeek

95.—

Rosendaal, c. a.

405.—

120.—

Rosmalen

180.—

Vlierden

75.—

Rurphen

230.-

Vlijmen

335—

Rijsbergen

130.—

Vnjhoeve-Capelle

115.—

Rijswijk

65.-

Vught

235.—

Sambeek

120 —

Waalre

90.—

Schaijk

105.-

W aalwijk

330.—

Schijndel

280.—

W anroij

115.—

Soerendonk

65.—

Waspik

180.-

Someren

205,-

Werken, c. a.

155.—

Son, c. a.

100.—

W erkendam

205.—

Sprang

140.—

Westerhoven

60.—

Standdaarbuiten

135.—

Willemstad

205.-

Steenbergen, c. a.

425.-

Woensdrecht

140.—

Stiphout

80.—

Woensel, c. a. Woudrichem, c. a.

175—

Stratum

120.—

195—

Strijp

95.—

Wouw

220—

Terheijden Teteringen

230.—

Wijk, c. a.

165—

115.—

Zeeland

150—

Tilburg

675.—

Zeelst

100—

Tongelre

80.—

Zes-Gehuchten

65—

Uden

270.-

Zevenbergen

365—

Udenhout

155.—

Zundert

250—

Valkenswaard

100.—

Zwaluwe

280—

Yeen

125.—

Mij bekend,

T)e Minister van Binnenlandsche Zaken, HEEMSKERK,

-ocr page 317-

— 315 -

Mededeeling der aanvulling van het besluit tot regeling van de jaarwedden der gemeente-ontvangers. \'s Hertogenbosch, den 4 Mei 1867.

Wij hebben de eer U mededeeling te doen van het Koninklijk besluit van den 19 April jl. No. 54. waarbij aan de gemeente ontvangers in deze provincie die op den 1 Januarjj 1867 in funtie waren, wier bezoldiging ten gevolge van Zijner Majeste:ts besluit van den 5 December 1866 No. 54 vermindering mogt ondergaan, het genot der jaarwedde vroeger aan hun ambt verbonden wordt verzekerd.

De Gedeputeerde Staten van Noordhrdbani, P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIN.

De (-ïriffier,

VAN COOTH.

Opgenomen Prov. Blad 1867, No- 29-

Wij WILLEM III, hij de gratie Gods, Konivg der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, enz, enz, enz.

Op de voordragt van onzen ÏMinister van Binnenlandsche Zaken van den 17 April 1867 No- 1!07, 2e afdeeling;

Gelet op art. 104 en 107 der gemeentewet,

Hebben goedgevonden en verstaan :

Goed te keuren, dat overeenkomstig het besluit van de Gedeputeerde Staten van Noordbrabant van den 12 April

-ocr page 318-

— 316 -

1867 No. 156 G- 5e afdeeling, de gemeente-ontvangers in die provincie, op den 1 Januaiij 1867 in functie zijnde, wier bezoldiging tengevolge van ons besluit van den 5 December 1866 Ko- 54 vermindering mogt ondergaan, in het genot zullen blijven der jaarwedde vroeger aan hun ambt verbonden

Onze Minister van binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit Besluit.

\'s Gravenhage, den 19 April 1867.

WILLEM.

De Minister van Binnenl. Zaken.

HEEMSKERK.

Opgen. Prov BI. 1867 No- 29

Mededeeling van het besluit tot nadere regeling van de Jetaneedden der Ontvangers van gemeenten alwaar afdeelingen, bedoeld bij art. 217 der Gemeentewet, bestaan.

Wij hebben de eer mededeeling te doen van het besluit dezer Vergadering van den 14 Mei jl. G No. 146, tot nadere regeling van de Jaarwedden ol\' bezoldiging der ontvangers van gemeenten alwaar afdeelingen bestaan, die overeenkomstig art. i 17 § 3 der Gemeentewet zijn geregeld en bestuurd worden; alsmede van \'s Konings besluit van den 23 Junij 1869, No. 16, waarbij daaraan de vereischte goedkeuring is verleend.

\'s Hertogenbosch, den 5 Julij 1869.

De Gedeputeerde Staten, P. J. BOSCH VAN PRAKESTEIN.

VAN COOTH,

Griffier.

Opgenomen Prov. BI- 1869 No. 26.

-ocr page 319-

— 317 —

Belooning van Gemeente ontvangers.

De Gedeputeerde Staten van \\oord/\'rabant.

Overwegende, dat bij de regeling der jaarwedden van de gemeente ontvangers bij besluiten dezer vergadering Yan 18 October en 30 November 1866. goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 15 December daaropvolgende No. 54 (Provinciaalblad van 186/ No. 1) niet is voorzien in hot geval, als de ontvanger tevens is belast met de ontvangsten en uitgaven van eene of meer afieelingen bedoeld bij art 217 der gemeentewet;

De betrokken Gemeenteraden gehoord ;

Gelet op art 217 en art. 107 in verband met art. 101 der Gemeentewet ;

Hebben besloten te bepalen :

lo. Dat de ontvangers van gemeenten alwaar afdeelin-gen bestaan, die overeenkomstig art. 217 § 3 der Gemeentewet zijn geregeld en bestuurd worden, eene percentsgewijze belooning zullen genieten, berekend overeenkomstig boven aangehaald besluit, naar do uitkomsten der rekening van elke huishouding atzond.-rlijk;

2o Dat die percentsgewijze belooning wegens ontvangsten ten behoeve eener afdeeling, indien daaromtrent bij de regeling ingevolge art. 217 der Gemeentewet geene andere bepalingen zijn gemaakt, komt ten laste van de afzonderlijke huishouding der afdeeling.

\'s JlerlogenboscJi, den 14 Mei 1869.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, (get) P. J. BOSCH VAN DRAKESTEIJN.

De Griffier,

(get.) VAN COOÏH.

-ocr page 320-

— 318 —

WIJ WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Op het rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken van den 19 lunij IS\'iO, No. 150, 2o afdeeling;

Gezien het daarbij overgelegde besluit van Gedeputeerde Staten van Noordbrahant van 14 Mei 1869, (i. jS\'o. 146, 8e afd., bepalende :

lo dat de Ontvangers van gemeenten alwaar Afdee-lingen bestaan, die overeenkomstig art. 217, § 3 der gemeentewet zijn geregeld en bestuurd worden eene percentsgewijze belooning zullen genieten berekend overeenkomstig hunne bij ons besluit van 15 December 1866, no. 54, goedgekeurde besluiten van 18 October 1866 G. no. 88 en So November 1866 G. no l i5, naar de uitkomsten der rekening van elke huishouding afzonderlijk :

en 2o. dat die percentsgewijze belooning wegens ontvangsten, ten behoeve eener afdeeling, indien daaromtrent bij de regeling ingevolge art. 217 der gemeentewet, geene andere bepalingen zijn gemaakt, ten laste komt van do afzonderlijke huishouding dor afdeeling;

(ielet op de artt. 104, 107 en 217 der gemeentewet; Hebben goedgevonden en verstaan: dat besluit van Gedeputeerde Staten van Soordbruhant, zoo als het hiernevens is gevoegd, goed te keuren.

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Het Loo, den 23 Juni 1869.

(get.) WILLEM.

De Minister van Binnenlandsche Zaken, FOCK.

-ocr page 321-

- 319 —

Voorschriften omtrent de inrichting van het verslag van den toestand der Provincie Noordbrabant.

De Gedeputeerde Staten van Noord/trawant, ontvangen hebbende de door den Minister yan Binnenlandsche Zaken onder dagteekening vaa 13 Februari 1878 vastgestelde voorschriften omtrent de inrichting van het verslag van den toestand der Provincia, ter vervanging van het model bij bescfiikking van den Minister van liinnsnlandsche Zaken van 5 .lanuari 1867 vastgesteld.

Hebben besloten die voorschriften in het Provinciaal blad te doen opnemen.

Gegeven te \'s Hertogenbosch den 22 Februari 1878.

De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. J. BOSCH VAN DRAKErfTEIN, De Griffier, VAN COOTE.

Opgenomen Prov. BI. 1878 No 7.

NOTA.

Bij de toezending dier voorschriften is tot toelichting daarvan door den Minister van Binnenlandsche Zaken o a. hot volgende te kennen gegeven ;

„Door die voorschriften wordt evenmin als tot dusverre de behandeling in het verslag van andere onderwerpen als van die waaromtrent voorschriften zijn gegeven, uitgesloten.

„Mogt alzoo uw College van gevoelen zijn dat in het belang van de kennis van den toestand der provincie do publicatie van gegevens omtrent meer onderwerpen in de voorschriften worden opgenoemd, wenschelijk is, dan zal het mij aangenaam zijn dat ook die onderwerpen in het verslag worden behandeld.

„Omtrent de statistiek der provinciale, gemeentelijke en waterschapsfinanciën heb ik mij voor alsnog van het geven van Toorschriften onthouden.

-ocr page 322-

Voorschriften omtrent de inrichtiny van het verslag van den toestand der provincie Noordbrabant.

A. In dit verslag zullen worden behandeld de volgende onderwerpen in de daarbij aangegeven orde.

I Personeel van het Provinciaal Bestuur.

1. Verdeeling der provincie in hoofd en onder kiesdistricten. Veranderingen daarin gehragt.

2. Verkiezingen.

Namen der afgetredenen, namen der verkozenen en jaar hunner aftreding.

3. Onderzoek der geloofsbrieven-

Geschillen daarover en deswegens genomen beslissingen.

4. Personeel der Gedeputeerde Staten.

Vergaderingen daarin.

5. Amhtemren in dienst der provincie.

a. Op de provinciale griffie.

I). Buiten de griffie.

Veranderingen in het personeel.

Bezoldigingen.

II. De Staten als kiescollegie.

1- Vaststelling van de lijst der hoogstaangeslagenen.

Opmerkingen omtrent de uitvoering van de voorschriften der kieswet, voor zooveel dit onderwerp betreft. Reclames. Beslissingen.

III. Huishouding der provincie.

1. Provinciale verordeningen Voorbereiding. Vaststelling. Uitvoering.

2. Provinciale werken.

Besluiten daaromtrent door de Staten genomen. Uitvoering daaraan gegeven. Verslag omtrent aanlegen onderhoud en kosten daarvan (waterkeeringen, havens, vaarten en kanalen; wegen en bruggen; overige werken).

-ocr page 323-

321

3 Provinciale archieven, hihliothéken en verzamelingen

Aanwinst. Regeling en beschrijving. Gebruik door het publiek.

Zorg voor gemeente, tvaterschaps- en andere archieven-4- Provinciale financiën.

a. Koeten van het Provinciaal bestuur, voor die ten laste

komen van den staat.

Uitkomst der laatst geslopen dienst.

Voorgedragen begrooting, Beslissing der Regeering daaromtrent,

h. Kosten van het Provinciaal bestuur, voor zooveel die

ten laste komen van de provincie.

Laatst gesloten rekening. Vaststelling. Goedkeuring. Begrooting. Vaststelling. Goedkeuring.

Belastingen.

Qeldleeningen Verleende Subsidiën.

IV. Toezigt op de gemeentebesturen.

1. Regeling van gemeentegrenzen.

2. V erkuzingen.

Onderzoek van geloofsbrieven. Geschillen. Beslissingen.

3. Bezoldigingen.

a. Van Burgemeesters. Wethouders. Secretarissen

en Ontvangers.

b. Van Commissarissen van Politie

4. Plaatselijke verordeningen.

Vaststelling. Onderzoek- Voordragt tot vernietiging.

5. Markten.

Instelling, Verandering.

6. Gemeente-rekeningen.

Vastatelling. Onderzoek bij de Rekenkamer.

7. Gemeente begrootingen.

Goedkeuring.

8. Plaatselijke belastingen.

Invoering, afschaffing, wijziging.

Beslissingen omtrent reclames tegen aanslagen in de plaatselijke directe belastingen.

..i ■■■■ 1

23,

I

-ocr page 324-

— 322 —

9. Geldleeningen en verdere onderwerpen, bedoeld bij art.

194 der gemeentewet.

Beslissingen daaromtrent.

10. Stibsidien aan behoeftige gemeenten.

V. Toezigt op den Waterstaat.

1. Personeel.

Verkiezingen en benoemingen- Geschillen daarover en beslissingen deswegens genomen.

2. Reglementen.

Vaststelling. Wijziging. Goedkeuring.

3. Keuren.

Goedkeuring.

4. Waterschapswerken.

Toezigt (waterkeeringen, waterstand, waterlossing.)

5. Verveeningen en ontgrondingen.

Toezigt. Nieuwe Concessiën. Comptabiliteit der \\een-derij besturen.

6- Droogmakingen en bedijkingen.

Nieuwe concessiën.

7. Havens, kanalen, vaarten, wegen en bruggen.

Toezigt. Heffing van regten voor \'t gebruik

8. Waterschaps financiën.

Onderzoek der rekeningen van dijks-en polderbesturen-Geschillen omtrent dijk- en polderlasten.

VT. Uitvoering van verschillende wetten en alge-meene maatregelen van inwendig bestuur.

1. Onderwijs.

c Lager ondenvijs.

Omvang van het onderwijs. .

Vermeerdering van het getal der scholen. Uitbreiding der vakken van onderwijs.

Schoollokalen

Afkeuring.

Onderwijzend personeel-

Hulponderwijzers aan het hoofd eener school- Schorsing Ontslag. Vervallenverklaring van bevoegdheid. Verklaring omtrent ongeschiktheid. Beroep op weigering van visum- Bekleeden van ambten

-ocr page 325-

— 323 —

en bedieningen, Jaarwedden- Vergoeding1 voor gemis van vrije woning.

Subsidien-

b. Middelbaar onderwijs.

Vermeerdering van het getal der scholen Bepaling van het getal leeraren.

Schoollokalen.

Afkeuring,

Onderwijzend personeel.

Schorsing. Ontslag,

Beroep op weigering van visum.

Jaarwedden.

Subsidien.

c. Hooger onderwijs.

Omvang van het onderwijs.

Bepaling van het getal leeraren.

Onderwijzend personeel.

Schorsing. Ontslag.

Jaarwedden.

2. Medische iiolitie-

Inrichtingen tot afzondering en verpleging van lijders

aan besmettelijke ziekten.

Begraafplaatsen.

3. Plaats van vestiging van kerken Uitspraken daaromtrent.

4. Nijverheid

Oprigting van fabrieken.

Concessiën voor openbare middelen van vervoer.

Beurtveeren.

Maten en gewichten.

5. Jagt en visscherij.

Provinciale reglementen.

Opening en sluiting.

Eendenkooijen, zwanendriften en duiventillen.

C. Makingen en schenkingen.

Aanvragen om magtiging tot aanvaarding. 7. Armwezen.

Regeling der instellingen van welddigheid-Reglementen-

-ocr page 326-

— 324 —

Regeling der bestemming, indien het doel eener instelling is vervallen.

Beheer der instellingen van tvddadightid.

Toezigt.

Subsidien-

T\' erpleginy van arme krankzinnigen.

Geschillen daaromtrent.

8. Huizen van hewaring.

Verdeeling der kosten.

9. Strandvonderij.

Opgave van strandingen.

Verkoop van strandvonderijgoederen.

Onderzoek van rekening.

10. Militie en schutterij\'

Bepaling van contingent.

Reclames. Hooger beroep van vonnissen-11 Rijks directe belastingen-

Adviezen en beslissingen daaromtrent-B. Achter het verslag zal een alphabetisch zaken register worden geplaatst

Behoort bij missive van den Minister van Binnen-landsche Zaken van 13 Februari 1878 No- 25, afdeeling Statistiek-

Mij bekend, De Secretaris-Generaal, HÜBRECHT.

E I X D E.

-ocr page 327-

CHRONOLOGISCHE INHOOOSTAFEL.

1851 Juli 9- Instructie voor de Gedeputeerde Staten.

1852 Jan- 2- Besluit houdende raededeeling eener Re

solutie van de Provinciale Staten, waarbij de voorgestelde regeling der uitgifte van het Prounciaal Blad, enz. wordt vastgesteld.

1853 Juli J2 Besluit der Provinciale Staten, waarbij

nader bepaald wordt de prijs van het Provinciaal Blad, te beginnen met 1854, en van andere drukwerken.

1854 Febr 24. Verzameling der voorschriften omtrent

de inrichting der rekening van de ontvangstenen uitgaven der gemeenten.

Modelstaten voor de inrichting.

1854 Aug. 29. Besluit waarbij de som wordt bepaald waarboven, zonder machtiging der Gedeputeerde Staten, de besturen der burgerlijke en gemengde instellingen van weldadigheid, niet kunnen overgaan tot het doen uitvoeren der werken bedoeld in de eerste zinsnede van art. 17 der wet tot regeling van het armbestuur

1856 Nov. 11. Provinciaal Reglement houdende bepalingen ten aanzien van het maken van keuren of verordeningen van politie door Waterschapsbesturen.

J856 Nov. 11. Provinciaal Reglement, bevattende voorzieningen ter voorkoming van overstroo-mingen op de rivier de Dommel en Aa, en de daarin stroomende rivieren, beeken en waterleidingen

1859 Juli 8. Reglement van politie op het gebruik van en het vervoer over de openbare wegen.

1861 Nov. 9. Algemeen Reglement v de Waterschappen.

1866 Nor. 20. Reglement tot regeling der peilshoogte aan de watermolens met uitzondering van die op de rivieren de Dommel en A a

-ocr page 328-

— 326 —

en de daarin stroomende rivieren, beeken en waterleidingen.

1867 Jan. 4. Mededeeling -van het besluit houdende herziening der jaarwedden van de Gemeente-Ontvangers, (hierbij gevoegd het Koninklijk Besluit en de Tabel.)

1867 Mei 4. Mededeeling der aanvulling van het besluit tot regeling van de jaarwedden der Gemeente Ontvangers, (hierbij gevoegd het Koninklijk Besluit.)

1869 Mei 14. Belooning van Gemeente-Ontvangers (met Koninklijk Besluit)

1869 Juli 5. Mededeeling van het besluit tot nadere regeling van de jaarwedden der ontvangers van gemeenten alwaar afdee-lingen, bedoeld bij art. 217 der gemeentewet bestaan.

1869 Juli 8. Reglement op de uitoefening der Jachten Visscherij en de afpaling der Eende kooien

1869 Nov \'2. Reglement van orde voor de Provinciale

Staten.

1870 Juli 5. Besluit, waarbij de algemeene voorwaarden

worden vastgesteld, waaronder het recht van beplanting (recht van opstal) op de bermen of kanten der Provinciale wegen kan verleend worden.

1870 Aug. 2- Mededeeling van Zijner Majesteit» besluit van 2 Augustus 1870 betreffende de regeling der wijze waarop wordt kennis gegeven van het verstrekken der kosten voortvloeiende uit het overbrengen van arme krankzinnigen naar en hunne verpleging in gestichten voor krankzinnigen, voor zoover die niet uit de fondsen dier gestichten zelve moeten worden bestreden, of daarin niet door de kerkelijke en bijzondere weldadigheid wordt voorzien

-ocr page 329-

— 327 —

Model-Staat van inlichtingen voor opname in krankzinnige gestichten.

1871 Nor- 7, Besluit betrekkelijk het gebruik ran wielen met breede velgen en banden.

1871 Nov- 7. Reglement op het vervoer van vrachten

bij dooiweder over kei-, klinker en grintwegen, die niet in onderhoud bij het rijk zijn.

1872 Maart 28. Kosten van hermeting en herschatting.

1872 Juli G Bepalingen in het belang van veeteelt,

land- en tuinbouw en houtteelt, alsmede tot regeling van den veeartse-nijkundigen dienst.

1872 Oct. 10. Besluit, waarbij aan de Rijks-Ontvangers

de invordering der provinciale belasting op de paarden, enz,, wordt opgedragen en het toezicht daarop aan de Controleurs.

1873 Febr. 6. Programma van het examen om voor eene

benoeming tot Provinciaal Opzichter van den Waterstaat in aanmerking te kunnen komen

1873 Febr. 21. Besluit tot vaststelling der Instructie voor de veeartsen.

1873 Mei 2. Algemeen aanschrijven van Gedeputeerde Staten omtrent het aangaan van geld-leeningen.

Model-Ontwerp.

1873 Juli 3. Reglement, houdende bepalingen tot wering van beplantingen in de nabijheid van windmolens dienende tot uitmaling van water uit de polders.

1873 Oct. 17. Instructie voor de Provinciale Opzichters van den Waterstaat.

1873 Nov. 20. Besluit tot regeling der tegemoetkoming, toe te kennen aan gemeenten, waterschappen en anderen wegens afschaffing van tollen op de kunstwegen.

-ocr page 330-

— 328 —

1873 Not. 27. Verzameling der voorschriften omtrent de

inrichting der genieenterekening.

1874 Juli 8. Reglement op de openbare wegen en voet

paden.

1874 Juli 13. Besluit, waarbij wordt aangevuld het besluit van 20 Nov. 1873 tot regeling der tegemoetkoming, toe te kennen, aan gemeenten, waterschappen en anderen wegens afschaffing van tollen op de kunstwegen

1874 Sept 3. Mededeeling van de herziening der jaarwedden van Burgemeester, Wethouders en Secretarissen (hierbij gevoegd het Koninklijk Besluit en den Staat. 1874 Nov. 4. Reglement op de Waterleidingen.

1874 Nov. 27. Voorschriften tot het opmaken der leggers

van de openbare wegen en voetpaden bedoeld in art. 10 van Prov. Regl. van 8 Juli 1874 (met model).

1875 Juli 22. Besluit der Provinciale Staten, tot rege

ling van den dienst van den Provincialen Waterstaat-1875 Juli 22. Besluit tot heffing eoner provinciale belasting op paarden, muildieren en muilezels, alsmede op de als trekdieren gebezigd wordende ezels, runderen en honden, ter vervanging der tolheffing op de provinciale wegen en tot jaar-lijksch afkoop der tolheffing op de Rijks- en andere wegen-1875 Juli 22- Reglement op de invordering der provinciale belasting op paarden, muildieren, muilezels en trekdieren ten behoeve der provincie.

1875 Oct. 4- Voorschriften tot het opmaken der leggers

van de waterleidingen (met model)-

1876 Mei 20. Besluit waarbij bepaald wordt, dat de be-

schnjjvingsbiljetten naar aanleiding van

-ocr page 331-

— 323

de laatste zinsnede van art. 5 van het reglement op de invordering der provinciale belasting op paarden enz., moet worden ingeleverd bij de Rijks-Ontvangers.

1870 Juli 6, Voorwaarden, waarop door Gedeputeerde Staten vergunning kan worden verleend tot het maken van uitwegen op de Provinciale wegen of tot demping van bermslooten langg die wegen.

187C Juli 7- Instructie voor den Provincialen Hoofdingenieur en voor den Provincialen Ingenieur.

1876 Aug. 31. Dienstkringen en standplaatsen der Opzichters van den provincialen Waterstaat.

1876 Nov. 10. Algemeene voorwaarden waaronder bijdragen in de kosten van aanleg en verbetering van gemeente-, polderen andere wegen uit de Provinciale fondsen worden verstrekt.

1878 Febr 22. Voorschriften omtrent de inrichting van het verslag van den toestand der provincie (met Nota\'.

1878 Mei 31- Besluit, waarbij nader geregeld wordt de indeeling der provincie in tien districten, in elk waarvan volgens het besluit der Staten van 6 Juli 1872 een veearts op eene toelage uit de Provinciale kas van f 200— a f300 — door Gedeputeerde Staten benoemd wordt.

1878 Juli 3. Eeglement houdende voorschriften betrekkelijk het onderhoud en herstel van de zee- cn rivierwaterkeerende dijken en van de ieidijken langs de Beorsche Maas.

1878 Juli 5. Reglement op de beplantingen op bermen of kanten van openbare wegen, niet in onderhoud bij het rijk zijnde,

-ocr page 332-

— 330 -

1878 Nov. 7. Besluit iot regeling der voorwaarden,

waaronder bij aanvragen van eigenaren van gronden tot oprichting van Waterschappen, de hulp van den Provincialen Waterstaat door tusschen-komst van Gedeputeerde Staten kan worden ingeroepen,

187# Juli 17. Besluit der Staten tot regeling van het getal, do benoeming, de jaarwedden, het pensioen, enz. van de Provinciale Opzichters van den Waterstaat.

1879 Nov, 4. Algemeen aanschrijven der Gedeputeerde

Staten omtrent de toepassing der provinciale paardenbelasting.

1879 Nov 6. Voorwaarden, waarop door Gedeputeerde

Staten vergunning kan verleend worden tot leggen van ijzeren sporen op de provinciale wegen en tot het berijden dier wegen met wagens of rijtuigen door paarden getrokken of door stoom in beweging gebracht. 1880. Jan. 26- Regeling van het bedrag der belooning van ambtenaren enz. toegekend wegens het constateeren van ontduiking van de provinciale belasting op paarden, enz.

1880 Febr. 17. Reglement op het gebruik van en het

vervoer over de openbare wegen, met voertuigen die zich over ijzeren of stalen sporen bewegen

1880 Sept. 23- Besluit tot wijziging van het besluit van

30 Juli 1852 letter H, houdende voorschriften omtrent de inrichting van de begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven.

1881 Juli 22. Reglement van politie op de zee- en

rivierwaterkeerende dijken en kaden en de daarin gelegen sluizen en werken.

-ocr page 333-

INHOUDSTAFEL.

Bladz.

Besluit houdende mededeeling eener Resolutie van de Provinciale Staten, waarbij de voorgestelde regeling der uitgifte van het Provinciaal Blad, enz. wordt vastgesteld. 5

Besluit der Provinciale Staten, waarbij nader bepaald wordt de prijs van het Provinciaal Blad, te beginnen met 1 854, en van andere drukwerken T Besluit der Provinciale Staten, tot regeling van den

dienst van den Provincialen Waterstaat. 8

Instructie voor den Provincialen Hoofd-Ingenieur en voor

den Provincialen Ingenieur. 11

Besluit der Staten tot regeling van het getal, de benoeming, de jaarwedden, het pensioen, enz. van de Provinciale Opzichters van den Waterstaat, 17 Instructie voor de Provinciale Opzichters van den Waterstaat. 19 Programma van het examen om voor eene benoeming tot Provinciaal Opzichter van den Waterstaat in aanmerking te kunnen komen. 23 Dienstkringen en standplaatsen der Opzichters van den

Provincialen Waterstaat 26

Algemeen Reglement voor de Waterschappen. 30

-ocr page 334-

— 332 -

Bladz.

Provinciaal Reglement houdende bepalingen ten aanzien van het raaken van keuren of verordeningen van politie door Waterschapsbesturen. 55

Reglement op de Waterleidingen. 59

Besluit tot regeling dor voorwaarden, waaronder bij aanvragen van eigenaren van gronden tot oprichting van Waterschappen, de hulp van den Provincialen Waterstaat door tusschenkomst van Gedeputeerde Staten kan worden ingeroepen. 63 Voorschriften tot het opmaken der leggers van de

waterleidingen (met model). 72

Reglement houdende voorschriften betrekkelijk het onderhoud en herstel van de zee- en rivierwater-keerende dijken en van de leidijken langs de Beersche Maas. 105

Reglement van politie op de zee- en rivierwaterkeerende dijken en kaden en de daarin gelegen sluizen en werken in de provincie Noord-Brabant. 107

Provinciaal Reglement, bevattende voorzieningen ter voorkoming van overstroomingen op de rivier de Dommel en Aa, en de daarin stroomende rivieren, beeken en waterleidingen 116

Reglement tot regeling der peilshoogte aan de watermolens met uitzondering van die op de rivieren de Dommel en Aa en de daarin stroomende rivieren, beoken en waterleidingen 123

Reglement^ houdende bepalingen tot wering van beplantingen in de nabijheid van windmolens dienende tot uitmaling van water uit de polders. 128 Reglement op de openbai-e wegen en voetpaden. 128

Voorschriften tot het opmaken der leggers van de openbare wegen en voetpaden bedoeld in art- 10 van Prov. Rcgl. van 8 Juli 1874 (met model) 144

-ocr page 335-

- 333 —

Bladz.

Besluit, waarbij de algemeens voorwaarden worden Tastgesteld, waarondor het recht van beplanting (recht van opstal) op de bermen of kanten der Provinciale wegen kan verleend worden. 150

Reglement op de beplantingen op bermen of kanten van

openbare wegen, niet in onderhoud bij het rijk zijnde 151 Voorwaarden, waarop door Gedeputeerde Staten vergunning kan worden verleend tot het maken van uitwegen op de Provinciale wegen of tot demping van bermslooten langs die wegen. 154

Algemeene voorwaarden waaronder bijdragen in de kosten van aanleg en verbetering van gemeente-, polder- en andere wegen uit de Provinciale fondsen worden verstrekt \' 157 Reglement van politie op het gebruik van en het vervoer over de openbare wegen- 161 Besluit betrekkelijk het gebruik van wielen met breede

velgen en banden. 164

Reglement op het vervoer van vrachten bij dooiweder over kei-, klinker- en grintwegen, die niet in onderhoud bij het rijk zijn- 165

Voorwaarden, waarop dooi* Gedeputeerde Staten vergunning kan verleend worden tot leggen van ijzeren sporen op de provinciale wegen en tot het berijden dier wegen met wagons of rijtuigen,

door paarden getrokken of door stoom in beweging gebracht. 168 Reglement op het gebruik van en het vervoer over de openbare wegen, met voertuigen die zich over ijzeren of stalen sporen bewegen. 173 Reglement op de uitoefening der Jacht en Visscherij en

de afpaling der Eendekooien 174

Reglementen tot wering en beteugeling van de veepest. 176

-ocr page 336-

— 834 —

Bladz,

Bepalingen in het belang van veeteelt, land- en tuinbouw en houtteelt, alsmede tot regeling van den veeartsenijkundigen dienst. 176

Besluit, waarbij nader geregeld wordt de indeeling der provincie in tien districten, in elk waarvan volgens het besluit der Staten van 6 Juli 1872 een veearts op eene toelage uit de Provinciale kas van f 200.— a f 300— door Gedeputeerde Staten benoemd wordt. 178 Besluit tot vaststelling der Instructie voor de veeartsen- 181 Besluit tot regeling der tegemoetkoming, toe te kennen aan gemeenten, waterschappen en anderen wegens afschaffing van tollen op de kunstwegen. 183 Besluit, waarbij wordt aangevuld het besluit van 20 Nor. 1873 tot regeling der tegemoetkoming, toe te kennen, aan gemeenten, waterschappen en anderen, wegens afschaffing van tollen op de kunstwegen. 185 Besluit tot heffing eener provinciale belasting op paarden, muildieren en muilezels, alsmede op de als trekdieren gebezigd wordende ezels, runderen en honden, ter vervanging der tolheffing op de provinciale wegen en tot jaarlijksch afkoop der tolheffing op de Rijks- en andere wegen. 186 Reglement op de invordering der provinciale belasting op paarden, muildieren, muilezels en trekdieren ten behoeve der provincie. 190 Besluit waarbij bepaald wordt, dat de beschrijvingsbiljetten naar aanleiding van de laatste zinsnede van art. 5 van het reglement op de invordering der provinciale belasting op paarden enz-, moet worden ingeleverd bij de RijksOntvangers. 191 Regeling van het bedrag der belooning van ambtena-

-ocr page 337-

835 —

Bladz\'

ren enz.,toegekend wegens het constateeren ran ontduiking van de provinciale belasting op paarden, enz. 195 Besluit, waarbij aan de Rijks-Ontvangers de invordering der pro-vineiale belasting op de paarden, enz., wordt opgedragen en het toezicht daarop aan de Controleurs. 196 Algemeen aanschryven der Gedeputeerde Staten omtrent de toepassing der provinciale paardenbelasting. 197 Reglement van orde voor de Provinciale Staten. 205 Instructie voor de Gedeputeerde Staten. 217 Besluit tot wijziging van het besluit van 30 Juli 1852 letter H, houdende voorschriften omtrent de inrichting van de begrooting der plaatselijke inkomsten en uitgaven. 227 Verzameling der voorschriften omtrent de inrichting

der gemeenterekening 256

Verzameling der voorschriften omtrent de inrichting der rekening van de ontvangsten en uitgaven der gemeenten. 257

Modelstaten voor de inrichting. 266

Algemeen aanschrijven van Gedeputeerde Staten omtrent het aangaan van geldleeningen. 285 Model-Ontwerp. 287 Besluit waarbij de som wordt bepaald waarboven, zonder machtiging der Gedeputeerde Staten, de besturen der burgerlijke en gemengde instellingen van weldadigheid, niet kunnen overgaan tot het doen uitvoeren der werken bedoeld in de eerste zinsnede van art. 17 der wet tot regeling van het armbestuur. 292 Mededeeling van Zijner Majesteits besluit van 2 Augustus 1870 betreffende de regeling der wijze

-ocr page 338-

— 336 —

Bladz.

waarop yrordt kennis gegeven van het vergtrekken der kosten voortvloeiende uit het overbrengen van arme krankzinnigen naar en hunne verpleging in gestichten voor krankzinnigen, voor zoo ver die niet uit de fondsen dier gestichten zelve moeten worden bestreden, of daarin niet door do kerkelijke en bijzondere weldadigheid wordt voorzien 293,295 Model-Staat van inlichtingen voor opname in krankzinnige gestichten 294 Kosten van hermeting en herschatting 297 Mededeeling van de herziening der jaarwedden van Burgemeester, Wethouders en Secretarissen (hierbij gevoegd het Koninklijk Besluit en den staat.) 298 Mededeeling van het besluit houdende herziening der jaarwedden van de Gcmeonte-Ontvangers, (hierbij gevoegd het Koninklijk Besluit en de Tabel) 309 Mededeeling der aanvulling van het besluit tot regeling van de jaarwedden der gemeente-ontvangers (hierbij gevoegd het Koninklijk Besluit) 315 Mededeeling van het besluit tot nadere regeling van de jaarwedden der ontvangers van gemeenten alwaar afdeelingen, bedoeld bij art. 217 der gemeentewet bestaan. 316 Belooning van Gemeente-Ontvangers (met Koninklijk

Besluit.) 317

Voorschriften omtrent de inrichting van het verslag

van den toestand der provincie (met Nota) 319

Chronologische Inhoudstalel 325

oquot;. 40ou

-ocr page 339-