ELFDE DRUK.
TE GRONINGEN BIJ J. B. WOLTERS, 1884.
S. oct.
4
Algemeesk Geschiedesis. I. (^ulie Geschiedekis. . Achtste druk, f 2,90 Algemeene Geschiedenis. II. Middeleeuwen . . . Zerende druk. - 2,90 Algemeene Geschiedems. III. Xiei\'we Geschiedenis. Zeveiuh druk. - 2,90 Algemeese Geschiedekis. IV. ifieuwste Geschied. Zext.lt druk. - 2,90
Handboek der Ai.gemeene Geschiedenis......Vijfde druk. - 3,90
Overzicht der Algemeese Geschiedenis......Elfde druk. - 1,75
Geschiedenis van het Vaderland.......... Zesde druk. - 3,90
Beknopte Geschiedenis van het Vaderland . . . Zesde druk. - 1,75
Geschiedenis van de Nederlanden. Eerste Deel.........- 4,90
Verspreide en nieuwe opstellen uit de Geschiedenis......- 3,75
De Oostersche volken en Griekenland................4,50
Het opsporen der Historische waarheid...............0,50
Wet van 28 April 1876 en de Alg. Geschiedenis.........0,40
UITGAVEN VAN J, B, W0LTERS TE GRONINGEN
OVERZICHT DER ALGEMEEXE GESCHIEDENIS.
DEK
DOOK
TE 6K0NIUGEN BIJ J. B. WOLTERS, 1884
Magna mui est memoria rerum gestarum.
Sallustiüs.
Stoomdrukkerij van J. B. Welters.
De Algemeene Geschiedenis, voorzooverre hiervan berichten zijn bewaard gebleven, is een samenhangend verhaal van de merkwaardigste gebeurtenissen, waaronder het menschelijk geslacht tot op onzen tijd is gevormd en ontwikkeld.
üe Algemeene Geschiedenis, ons bekend, is zeer beperkt, en dit te meer, naarmate wij hooger in de oudheid opklimmen. Zoo bepaalt zich de bekende Oude Geschiedenis bijna uitsluitend tot het Westen van Middel-Azië en de kustlanden langs de Middel-landsche Zee, tot de volkeren en de gebeurtenissen, waarvan zij de woonplaats en het tooneel waren. Ook dus omschreven, is zij nog zeer onvolledig: van de eerste duizenden jaren valt weinig of niets met zekerheid te vermelden; van 2000—500 v. C. bestaan alleen fragmenten.
Velerlei zijn de bronnen der geschiedenis. In de oudste tijden waren het alleen mondelinge overleveringen, veelal mythe7i, d. i. in verdichtselen gehulde geschiedenissen. In lateren tijd, dus ook thans, zijn het o. a. opscariften op gedenkteekenen en munten, oorkonden, kronieken en jaarboeken, gedenkschriften, historische werken.
Tot bepaling der voorvallen dient de opgave van de plaats, waar en van de7i tijd, wanneer zij gebeuren. In zoo verre dus aardrijkskunde en tijdrekenkunde bijdragen tot het vaststellen der gebeurtenissen naar plaats en tijd, zijn zij de voornaamste hulpwetenschappen der geschiedenis. De merkwaardigste tijdrekeningen (aeren) zijn ;
De tijdrekening naar de jare7i der wereld, volgens \'t aangenomen gevoelen ongeveer 4000 jaren vóór de geboorte van C., bij de Israëlieten.
De tijdrekening naar Olympiaden, beginnende metyyó v. C., bij de Grieken, hoewel ver van algémeen, sedert 300 v. C. in gebruik. — Iedere Olypiade bevat vier jaren.
De tijdrekening naar de stichting van Rovie gens Varro, met 753 v. C., bij de Romeinen.
De tijdrekening naar de Hedschrah oi vlucht van Mohammed, die met 622 n. C. aanvangt, bij de Mohammedanen.
De jaartelling naar de jaren voor en na de geboorte van Christus, bij de Christenen.
Wat de berekening van het jaar aangaat, komt bovenal in aanmerking het onderscheid tusschen het maan jaar en het zonnejaar. Het eerste, dat bij de meeste volkeren der oudheid in gebruik
Wijkne, Overzicht. 11de druk. 1
was, telde ongeveer 355 dagen. Ten opzichte van het tweede valt te letten op het verschil tusschen het Juliaansche en het Gregoriaansche jaar. De Juliaansche tijdrekening, naar Julius Caesar genoemd, stelde het zonnejaar, sedert 45 v. C., op 365 dagen en 6 uren en is tot 1582 n. C. algemeen in gebruik gebleven (oude stijl). De Gregoriaansche, volgens nauwkeuriger waarnemingen door Gregorius XIII in 1582 ingevoerd (nieuwe stijl), bepaalde den duur van \'t jaar op 365 dagen, 5 uren, 48 minuten en 48 seconden en is thans bij alle Christenvolkeren, behalve bij de Russen en de overige Grieksche Christenen, aangenomen.
In den zoogenoemden voorhistorischen tijd, vóór de schepping en vermenigvuldiging van het geslacht der menschen, heeft de oppervlakte der aarde door vuur en water menige verandering ondergaan, ten gevolge waarvan zij haar tegenwoordige gedaante heeft verkregen. — De wetenschap, die de voortgaande vorming der aardkorst naspoort en verklaart, is de geologie (aardkennis).
Of alle menschen, zooals het oude Testament leert, van één paar afstammen, is een vraag, die voor alsnog niet is uit te maken. Daarentegen is tot dusver niets gevonden, hetwelk in strijd is met de leer, dat de geheele menschheid slechts één soort uitmaakt. Nügtans is het niet te ontkennen, dat zich bij de menschen eigenaardige verscheidenheden naar lichaam en zie! voordoen, uit verschil van klimaat, voedsel, ontwikkeling van den geest en andere oorzaken voortspruitende, die zich van geslacht tot geslacht voortplanten. Vandaar een verdeeling van het menschdom in rassen of hoofdstammen , b. v in deze drie: het Kaukasische, waartoe o. a. de Indo-Germaansche of Arische en de Semietische stam behooren , het Mongoolsche en het Aethiopische ras.
De voorstelling, die men zich gewoonlijk maakt van den gang der ontwikkeling van de menschheid, is deze. De eerste bewoners dezer aarde ontvingen voedsel, kleeding, kortom alles, onmiddellijk uit de hand der natuur. Weldra begon de strijd van den mensch tegen de dieren, en hiermede jacht en vischvangst. Behalve met deze bedrijven, hielden zich gansche volkeren met de veeteelt bezig. Van het zwervend herdersleven gingen zij later tot den akkerbouw over. Hij werd de aanleiding tot vaste woonplaatsen en de oorzaak van het ontstaan van staten. In de vroegste eeuwen, waarvan overblijfselen zijn bewaard gebleven, gebruikten de menschen geen andere dan steenen werktuigen, weshalve dat tijdperk het steetien heet. Op dien tijd volgde het bronzen , hierop het ijzeren tijdperk.
De onderscheiden regeeringsvormen der staten zijn:
1. De monarchale, waar ééo persoon heerscht, en deze vorm is:
a. onbeperkt, wanneer de heerscher alleen wetten geeft en ze uitvoert, zonder de onderdanen te raadplegen (óf absolute, d. i. volstrekte monarchie, als de vorst naar vaste wetten regeert, öf
3
despotisch, willekeurig, wanneer de heerscher alleen de wet geeft en ze laat uitvoeren, zonder dat de staatsinstellingen de medewerking eener andere macht voorschrijven, of wel, wanneer de heerscher die, welke zijn voorgeschreven, niet erkent);
b. beperkt, wanneer de vorst het wetgevend gezag met andere staatsmachten deelt.
2. De republikeinsche (\'vrije staten), waar meer dan één persoon de hoogste macht in handen heeft, en deze is :
a. aristocratisch (regeering der aanzienlijken), wanneer de aanzienlijken de wetten geven en doen uitvoeren, of wel een bepaalde stand of klasse van hen, altijd zonder het andere gedeelte van \'t volk;
b. democratisch (volksregeering), wanneer het geheele volk aandeel aan hel staatsbestuur heeft: volstrekt, wanneer de besluiten en de wetten bij stemming van alle burgers worden opgemaakt, aangenomen of verworpen; middellijk of vertegenwoordigend, zoo de macht der staatsburgers zich bepaalt tot het verkiezen van hun vertegenwoordigers, als deelgenooten der wetgevende macht. —
In bijna alle beschaafde staten van den tegenwoordigen tijd is de regeeringsvorm een samenstel uit de twee zoo even genoemde hoofdvormen : hier heeft meer de alleenheersching, daar de macht der aanzienlijken, elders die des volks het overwicht.
De behandeling der geschiedenis is tweeledig: ethnographisch, volksgewijze, d. i. die van het eene volk na die van het andere: synchronistisch, gelijktijdig, d. i. wanneer alle gebeurtenissen van \'t zelfde tijdvak en van de onderscheiden volken gelijktijdig worden behandeld.
Men verdeelt de geschiedenis op de volgende wijze:
I. OUDE GESCHIEDENIS
Volgens de ethnographische manier in vier afdeelingen:
1. De geschiedenis der Aziatische rijken Sina, Indie, Assyrië, Babylonie, de Israëlieten, Phoenicie, Medië en Perzië, alsmede die van Aegypte.
2. De geschiedenis der Grieken tot de vernietiging hunner onafhankelijkheid.
3. De geschiedenis van Macedonië, van \'t rijk van Alexander den groote en van de hieruit ontsproten staten.
4. De geschiedenis der Romeinen.
Naar de synchronistische wijze in vier tijdvakken :
1. Van het begin der oude geschiedenis tot de stichting van het Perzische rijk door Cyrus in 558 v. C.
1*
4
2. Vandaar tot Alexander den groote in 336 v. C.
3. Van Alexander den groote in 336 v. C. tot het begin van Augustus\' alleenheerschappij te Rome in 31 v. C.
4. Vandaar tot den val van het West-Romeinsche rijk in 476 n. C.
II- MIDDELEEUWEN.
Volgens de synchronistische wijze in vier tijdvakken:
1. Van den val van \'t West-Romeinsche rijk in 476 n. C. tot den dood van khalif Haroen al Raschild in 809 n. C. en van keizer Karei den groote in 814 n. C.
2. Vandaar tot Gregorius VII (1073—1085) en tot het begin der kruistochterf in 1096.
3. Vandaar tot het einde der kruistochten in 1291 en tot de verkiezing van Rudolf von Habsburg tot Roomsch of Duitsch koning in 1273.
4. Het laatste tot het begin der nieuwe geschiedenis in 1500.
III. NIEUWE GESCHIEDENIS,
■ Naar de synchronistische leerwijze in drie tijdvakken:
1. Van het begin der nieuwe geschiedenis tot den Westphaal-schen vrede in 1648 en die van Koppenhagen en van Olïva in 1660.
2. Vandaar\'tot den oorlog voor de onafhankelijkheid der Ver-eenigde Staten van Noord-Amerika, die in 1783 werd beslist, en het begin de eerste Fransche omwenteling in 1789.
3. Van het begin der eerste Fransche omwenteling tot 1815.
IV. NIEUWSTE GESCHIEDENIS.
Van 1815 tot op onzen tijd.
OUDE GESCHIEDENIS.
EERSTE AFDEELING.
DE GESCHIEDENIS DER AZIATISCHE RIJKEN SINA, INDIË, ASSYRIË , BABYIjONIË, DE ISRAËLIETEN, PHOENICIË, MEDIË EN PERZIË, BENEVENS DIE VAN AEGYPTE.
§ I-
Sina en Indië.
Hoewel de geschriften der ouden niet van Sina en Indie spreken, wordt er hier met een woord gewag van gemaakt, omdat zij mede tot de oudste van de bekende staten behoorden. Wat men van deze landen en volken weet is hoofdzakelijk de vrucht van \'t onderzoek der nieuwere tijden. Sina werd door een Mongoolschen stam bevolkt , die zeer vroeg tot een maatschappelijk leven overging, doch weldra op den eenmaal bestegen trap van ontwikkeling bleef staan. — Volgens de overleveringen van dit volk, de eenige bronnen zijner geschiedenis, klimt zij tot omstreeks 2600 v. C. op; de zekere berichten evenwel beginnen niet vóór de achtste eeuw v. C. ■—Tot beveiliging tegen de invallen der zwervende herdersvolken werd in de derde eeuw v. C. de oprichting van [len grooten Sineeschen muur aangevangen, die, 300 geogr. mijlen (400 uren) lang zijnde, Sina ten n. en n.w. van het land dier volkeren scheidt. — De regeeringsvorm was despotisch (zie blz. 3). — De grondlegger van Sina\'s godsdienst, staat- en letterkunde was Confucius (Kong-futse), ongeveer 500 v. C., die de oude leerstellingen en overleveringen verzamelde en in orde bracht. Hem wordt ook de vervaardiging der heilige boeken, kings genoemd, toegeschreven. Behalve deze godsdienst, die der hoogere standen, is er het Boeddhisme (zie blz. 6), dat, waarschijnlijk sinds de 3de eeuw n.C., in Sina, inzonderheid onder de lagere volksklassen, vele belijders telt. Is de dienst van Confacius de godsdienst van den staat, die van boeddha, hier Foh geheeten, is die van \'t volk in quot;t algemeen.
Oorspronkelijk door negerstammen bevolkt, werd Indie reeds vroeg door den Indo-Germaanschen of Arischen stam der Hindoes onderworpen. Toen de Grieken door den tocht van Alexander den groote met dit land bekend werden, was het in vele staten verbrokkeld, waarvan de een den ander óf schatplichtig óf vijandig was. Het volk was in vier kasten verdeeld: 1) dc brahmanen, priesters, wijzen, artsen en raden des konings; 2) dc kshatrya s, vorsten en krijgslieden; 3) de vaicja\'s, herders, kooplieden en landbouwers : 4) de soedras, dienstbaren en werklieden. In tegen-
6
stelling met de drie eerste kasten, die uit de nakomelingen der Hindoes bestonden, bevatte de vierde kaste de afstammelingen van hen, die onderworpen waren. De oude godsdienst der Hindoes is een waar veelgodendom, dat allengs in een zeker stelsel, het brahmaisme, overging, welke leer in de geschriften van lateren tijd drie hoofdgoden aanneemt: Brahma, den schepper, £iwa, den verdelger, Vishnoe, den onderhouder. De heilige taal dezer leer is het sanskriet. Het oudste geschrift in \'t sanskriet zijn de veda\'s (weten), zoo genoemd, omdat zij de wetenschap der brahmanen bevatten. Zij behelzen de heiligste oorkonden, gebeden, lofzangen, leerstukken, voorschriften en mythen. Tusschen 600 en 480 v. C. trad in Indië een hervormer op, Sarvdrthasidda ge-heeten, die een tweeden godsdienst grondvestte, dien men boeddhisme noemt. Dien naam ontleent hij aan den stichter, die den bijnaam boeddha, d. i. de verlichte, de opgewekte, kreeg. Hoewel de Boeddha het onderscheid der kasten niet ontkende, sloot hij niemand van het hooren zijner leer, van de mogelijkheid om zalig te worden uit. Zóó wischt het boeddhisme metterdaad de grenslijn uit, die de kasten vaneen scheidt. Mettertijd ontstonden tusschen de aanhangers van het brahmaïsme en de boeddhisten hevige oorlogen, die, waarschijnlijk in de zevende eeuw n. C., hierop uitliepen, dat de laatsten Indie, met uitzondering van een klein gedeelte, moesten verlaten. Doch inmiddels had hun leer in Sina, Japan en andere landen tallooze aanhangers gevonden en breidde zich steeds verder uit, zoodat het getal harer belijders heden ten dage tot vijfhonderd millioenen is geklommen.
Merkwaardige historische gebeurtenissen uit Indie\'s vroegsten tijd kennen we niet. Doch uit die lang vervlogen eeuwen bestaan nog overblijfsels der letterkunde en misschien ook der bouwkunst, waaruit wij eenige gevolgtrekkingen omtrent het leven der men-schen kunnen maken. Zoo vindt men op twee kleine eilanden in de nabijheid van Bombay, Salsette en Elephante, groote tempels , onder den grond in de rotsen uitgehouwen, die uit veel vertrekken bestaan en met trappen, zuilen en beeldhouwwerk zijn versierd. Andere rotstempels zijn boven den grond, zooals die van Mavalipoei-am (op de oostkust van Voor-Indië, ten z. van Madras). Ofschoon vele dezer gedenkteekenen reeds zijn verwoest, geven de daarvan overgebleven bouwvallen ons getuigenis van hetgeen zij zijn geweest. Intusschen begint men meer en meer te betwijfelen, dat die gebouwen uit de grijze oudheid afkomstig zijn.
§ 2-
Assyrie en Ba by Ion ie.
Aan de rivieren Euphraat en Tigris bevond zich het middelpunt van twee staten, die in de Oude Geschiedenis onder den naam
7
Babylonisch en Assyrisch rijk een groote rol spelen. Het oudste van deze rijken, welker bevolking tot den Semitischen stam behoorde, is Babylonië, hoofdstad Baby Ion, uit welk rijk Assyrie, volgens het Oude Testament, zijn eerste bewoners kreeg. De oudste geschiedenis der beide rijken is duister en fabelachtig.
Reeds in zeer vroegen tijd bezweek Babylonië voor de macht van Assyrie en bleef eeuwen lang een Assyrisch wingewest. De hoofdstad van Assyrie heette Ninivé. Omdat dit de naam der hoofdstad was, had de eerste koning van dit rijk, zooals Griek-sche overleveringen melden, den naam Minus gedragen. Van een werkelijk bestaan van dien Ninus blijkt echter evenmin, als het zeker is, dat hij een gemalin zal hebben gehad, die Seinir;lmis heette en die na hem de kroon droeg. Stelt men, gelijk aannemelijk is, het begin van het Assyrische rijk omtrent 1250 v. C., dan komt hetgeen men van de eerste eeuwen met zekerheid kan berichten slechts hierop neer, dat dit rijk in dien tijd zijn heerschappij uitbreidde over nagenoeg geheel West- en Middel-Azie, alsmede over Bactriana, in vroegere dagen een aanzienlijken handelsstaat, waarvan de hoofdstad Bactra heette. Met het begin der achtste eeuw v. C. kwam Assyrie in vijandelijke aanraking met de Israëlieten. Van 770 v. C. af kennen wij een rij koningen, onder welke salai anassar, die 729—omstreeks 721 v. C. Israel of het rijk der tien stammen veroverde, en s a n h ë r1 b , omtrent 713 v. C., die uit hoofde eener plotselinge ramp, welke zijn leger trof, den oorlog tegen Juda en Aegypte moest opgeven, de voornaamste zijn. Tot stedehouder in Babylonië stelde Assyrie\'s laatste koning, sardaxapalus of sarak gcheeten, Nabopolassar aan, die zich echter weldra in zijn gewest onafhankelijk maakte.
Babylonië bereikte onder den zoon van dien nabopolassar, den eersten koning van dit rijk, zijn grootsten bloei. Dit was NEBUKADNezAR, die, aanvankelijk mederegent zijns vaders, verbonden met Cyaxitres, koning van Medie, een einde maakte aan het Assyrische rijk door de inneming van Ninivé. Nadat de veroveraars dit rijk ongeveer 606 v. C. onder elkander hadden verdeeld, sloeg Nebukadnëzar omtrent 605 v. C. den koning van Aegypte, Necho, bij Circësium (aan den Euphraat). Kort daarna werd hij, bij den dood zijns vaders, koning. Hierop onderwierp hij Syrië, de dikwijls opgestane stammen Juda en Benjamin (586 v. C.) en Phoenicië. Dezen veroveraar wordt, met meer recht dan aan Serninimis, de bewonderenswaardige verfraaiing van Babyion toegeschreven. In 538 v. C. werd het rijk, dat na zijnen dood allengs was vervallen, door Cyrus, koning van Perzië, veroverd, daar een zijner opvolgers, Nabonitus, zich tegen hem had verbonden met Croesus, koning van Lydië. Babylonië werd toen bij Perzië ingelijfd.
8
§ 3-Aegypte.
Onder de benaming Aegypte, een voor de geschiedenis /.t er merkwaardig land, verstaat men gewoonlijk slechts het dal, henveikde Nijl van \'t zuiden naar \'t noorden in een bijna rechte lijn doorstroomt en dat ten w. door zandwoestijnen, ten o. door bergen van gr.i-niet is ingesloten. De geschiedenis vermeldt geen land, dat zich vroeger tot een beschaafden staat heeft ontwikkeld. De Nijl doorliep het oudtijds in één richting tot op de hoogte van Cer-casörus, waar hij zich in drie hoofdarmen splitste. Het land tasschen de beide uiterste armen heeft naar zijn driehoekige gedaante den naam Delta, naar den vorm der Grieksche (D), gekregen. De vruchtbaarheid van het land hangt, bij schier volslagen gebrek aan legen, van de overstroomingen des Nijls af, die ieder jaar in meerdere of mindere mate plaats hebben en van \'t einde van Juli tot het laatst van October duren. Ten z. van Aegypte ligt Aethiopie, en daarin Meroë. Ten tijde der Romeinen verdeelde men Aegypte in: Opper-Aegypte of Thebaïs, van het eiland Philae (ten z. van Syene) tot PhylSce Herraopolitana (ten z. van Hermopölis Magna), waarvan Thebe de voornaamste stad was; Midden-Aegypte of Heptammis, van Phylace Hermopolitana tot Babylon (ten n.o. van Memphis), met Memphis; Beneden-Aegypte, gedeeltelijk uit het Delta bestaande, met Heliopölis.
De inwoners van Aegypte, deels tot den Semietischen stam, deels tot het Aethopische ras behoorende, waren verdeeld in een zeker aantal kasten, van welke de twee eerste den grooten hoop der lagere kasten beheerschten: i) de priesters, die tevens de geleerden, de rechters, de geneeskundigen, de sterrewichelaars en de bouwmeesters van het gansche volk waren en den grootsten invloed op het staatsbestuur hadden; 2) de krijgslieden, die zich uitsluitend met den wapenhandel bezig hielden en, evenals de priesterkaste, een stuk grond bezaten, dat vrij was van belasting. De overige kasten bevatteden kooplieden, landbouwers, schippers, herders, enz. in \'tkort dat gedeelte des volks, hetwelk belastingen betaalde en aan de eerstgenoemden onderworpen was. Aan het hoofd van den staat stond een koning (pharao in het O. T. genoemd), wiens kroon erfelijk was.
De eenige goden, die, behalve eenige dieren, door \'t geheele land heen werden vereerd, waren Osiris en his. In Typhon was al het booze, dat de natuur oplevert, in Osiris en Isis al het goede, dat zij schenkt, verpersoonlijkt. Tot de godheden van minderen rang behoorden dc apis, een met bijzondere teekenen geboren stier, die inzonderheid te Memphis werd vereerd; verder
de ichneumon, de krokodil, de katten en andere.— In Aegypte bestond het geloof, dat de ziel na den dood voortleefde en eens weer in het lichaam terugkeerde. Veel zorg werd vermoedelijk daarom gewijd aan het balsemen der lijken {mummiën, d. i. gebalsemde lijken).
Het schrift der Aegyptenaren, een beeld- en letterschrift, was drievoudig: het hieroglyphen-schrift, uit afbeeldingen of zinnebeelden van voorwerpen bestaande; het hieratischc, een overgang van het teekenen tot het schrijven, waarvan zich de priesters bedienden ; het demotische of volksschrift, een verkorting van het hiëratische Elk dezer soorten had weer haar onderdeden. De wetenschappen, die de Aegyptenaren tot een zekere hoogte beoefenden, waren de sterrekunde, de genees- en de meetkunst. Van den ijver, waarmede zij zich bovenal op de bouwkunst toeleiden , getuigen de nog aanwezige overblijfselen; pyramiden, tempels, obelisken en catacomben of grafspelonken. Het grootste gebouw der wereld was de labyrinthus in Midden-Aegypte, een paleis, dat uit 3000 kamers, 1500 boven en evenveel onder den grond, bestond.
Onder het overgroote getal der vroegste koningen zijn het meest beroemd: cheops, chephren en mycerinus, zooals zij bij de Grieken heeten, de stichters der groote pyramiden, of, gelijk hun eigenlijke naam luidt, chufu, schafra en men-kera; verder ramses ii of, zooals de Grieken hem noemden, SESOSTRIS, die, volgens de overlevering, Aethiopifi, Klein-Azie en Europa tot de Don bemachtigde. Later voerde binnen-landsche tweespalt tot een gemeenschappelijke regeering van twaalf vorsten, dodecarchie, totdat één hunner, psammstichus (670 —616 v. C.), zich met behulp van Carische en Ionische zeeroo-vers de oppermacht verschafte. Sedert werd de toegang tot het vroeger bijna afgesloten Aegypte voor vreemdelingen geopend en de handel met de Grieken begunstigd. Necho, zijn zoon, liet door middel van Phoeniciscbe zeelieden Afrika omvaren. De laatste koning was PSAMMëNÏTUS, die nauwelijks den troon had bestegen, of hij werd bij Pelusium (aan den oostelijken Nijlarm) door Cambyses, den tweeden koning der Perzen, geslagen en gevangen genomen. Zóó werd Aegypte in 525 v. C. een Perzisch wingewest.
§ 4-
De Israëlieten.
Volgens hun eigen overleveringen begint de geschiedenis der Hebreêrs of Israëlieten, later ook in \'t algemeen [oden genoemd, met welken naam oorspronkelijk alleen de bewoners van quot;t latere koninkrijk Juda werden aangeduid, een volk van den Semietischen stam,
10
met Abraham, die vóór 2000 v. C. leefde en aan\'t hoofd van een zwervenden herdersstam uit Mesopotamië (het land tusschen de rivieren) naar Kanaan trok. Van Abraham was Izaiik een zoon , van dezen Jakob of Israël. Jakob had twaalf zonen, die de stamvaders werden der twaalf stammen , waarin het volk werd verdeeld. Een dezer zonen, Jozef, als slaaf naar Aegypte gevoerd, steeg er tot hooge waardigheden en riep zijn stamgenooten tot zich, aan welke het landschap Gosen in Beneden-Aegypte werd ingeruimd.
Wegens de harde verdrukking, welke zij later moesten verduren,
leidde Mozes hen in grooten getale omstreeks 1300 naar Arabie,
waar hij veertig jaren met hen rondtrok en hun bij den berg Sin al wetten gaf.
Onder aanvoering van Josua namen de Israëlieten, na veel-vuldigen kamp met de Philistiinen, de Moabieten en andere heidensche volkeren, bezit van Kanaan en verdeelden het onder de twaalf stammen, welk getal met één was vermeerderd, doordien voor den stam van Jozef die zijner beide zonen, Manasse en Ephralm, optrad. Doch de stam Levi, als die der priesters en wijzen (levieten), had geen afzonderlijk erfdeel, maar woonde onder de overige stammen verbreid. In hachelijke tijden traden van tijd tot tijd koene mannen op, richter en oi rechters genoemd,
die hun landgenooten van de heerschappij der heidenen bevrijdden,, zooals Gideon en Simson. De laatste der richteren was Samuel, die, om het nationaal gevoel te doen herleven, profetenscholen oprichtte, waaruit later die met een hoogeren geest bezielde mannen te voorschijn kwamen, welke onder den naam profeten krachtig ijverden voor de vereering van den god Israëls, jahve geheeten, ook tegen de macht der koningen,
en in hun toespraken het volk waarschuwden, vermaanden en vertroostten.
Toen het volk, op \'t voorbeeld der naburen, eindelijk een koning verlangde, zalfde Samuel saul (omstr. 1080—omstr. 1050),
een man uit den stam Benjamin, tot koning. Na Suil besteeg \'
DAViD (omstr. 1050—1025), uit den stam Juda. den troon.
Eerst omstreeks 1040 door alle stammen erkend, breidde hij het rijk tot den Euphraat uit en verhief Jeruzalem tot hoofdstad.
Maar niet alleen als veroveraar schitterde hij; hij opende ook handelswegen, regelde de geldmiddelen en \'t gansche staatswezen.
Nog meer is hij als dichter beroemd en zijn naam door de psalmen, voor een gedeelte zijn werk, door de geheele beschaafde wereld verbreid. Zijn zoon salomo (omstreeks 1025—omstr. 986),
vermaard door zijn schranderheid en groote geleerdheid, liet den prachtigen tempel van Jeruzalem bouwen. Maar door zijn groote weelde, die het volk zeer drukte, ontstond alom misnoegen,
zoodat de staat na zijn dood in 986 in twee rijken werd verdeeld: Israel, het rijk der tien stammen, met de hoofdstad
I 1
11
Sichem, daarna Samaria, onder Jeroboam, en Ju da, het rijk der twee stammen, met de hoofdstad Jeruzalem, onder Rehabëam.
Met deze scheuring van het Israëlitische volk begonnen de voorteekenen zich te vertoonen van den ondergang van den staat. Meestal lieten profeten, als Ella, Jezsia en Jeremla, hun waarschuwende stem tevergeefs hooren tegen de vereering van andere goden dan van Jahve, De laatste koning van Israël, Hosëa, werd omstreeks 721 met het meerendeel van \'t volk door Salmanassar (zie blz. 7) naar Assyrië gevoerd. En toen in 586 Jeruzalem, de hoofdstad van het allengs verzwakte Juda, voor Nebukaknëzar was bezweken, werd koning Zedekia met de meeste bewoners des lands naar Babylonië verplaatst (zie blz. 7).
§i5-
Phoen icilt;?\'.
De Phoeniciërs, tot den Semietischen stam behoorende /.wier geschiedenis voornamelijk Sidon en Tyrus tot middelpunt heeft, legden zich reeds vroeg op handel, scheepvaart en «ijverheid toe. Den hoogsten bloei bereikte Tyrus van 1000 tot 500 v. C. Van haar koningen zijn te vermelden Hiram, volgens \'t O. T. de bondgenoot van David en Salomo, en Pygmalion, wiens zuster Dido, naar de overlevering, Karthago stichtte. Grooten roem verwierf Nieuw-Tyrus, want terwijl de overige steden van Phoe-nicië, zonder eenige poging tot tegenweer aan te wenden, eerst Salmanassar en later Nebukadnezar huldigden, verdedigde het zich vijf jaar lang tegen den eerste, dertien jaar tegen den laatste dier veroveraars. Eindelijk werd het, na vruchteloos verzet, in 332 v. C. door Alexander den groote, koning van Macedonië, verwoest, nadat Phoenicië sedert omtrent 550 aan Perzië was onderworpen geweest.
Al in de vroegste tijden hadden de Phocniciërs volkplantingen op Cyprus, Sicilië en meer andere eilanden der Middellandsche Zee, alsmede in Spanje en op de noordkust van Afrika, b. v. Gades (Cadix) en Karthago, welke laatste stad van alle Phoeni-cische koloniën de belangrijkste is. In 814 v. C. gesticht door Did a of Elissa werd het in \'t vervolg een zelfstandige, machtige handelsstaat, die op zijn beurteen reeks van koloniën grondvestte. In Mago, die in de zesde eeuw leefde, had Karthago een ervaren regent, en het bestuur van den staat werd door de ouden om zijn wijsheid geroemd. — De handel der Phoeniciërs bestond in zee- en landhandel. Den zeehandel dreven zij voornamelijk met hun volkplantingen; maar ook bevoeren zij de Perzische en de Arabische golf. Van de zoogenoemde Kassiiertdes, tin-eilanden,
12
n.1. de Scilly-eilanden (ten z. w. van Engeland), haalden zij tin; de kusten der Oostzee leverden hun barnsteen. De land-handel richtte zich zuidwaarts naar Arabië en Aegypte, oostwaarts naar Palaestina, Syrië, Perzië en Babylonië, en noordwaarts naar Armenië. — De merkwaardigste uitvinding, welke men doorgaans aan de Phoeniciërs toeschrijft, is die van de purper-verf. Twijfelachtig is het, of het verhaal, hetwelk de uitvinding van \'t glas aan de Phoeniciërs toeschrijft, waarheid bevat. Eveneens moet nog in \'t onzekere worden gelaten, of ook het letterschrift hun zijn oorsprong is verschuldigd; maar dat de Grieken het aan hen ontleenden, staat vast.
In de uitgestrekte landstreek tusschen den Perzischen Zeeboezem, de Kaspische Zee, den Tigris en den Indus woonden, sedert overoude tijden, volkeren, die, in nauwe verwantschap tot elkander staande, den Medo-Perzischen tak van den Indo-Germaan^fchen of Arischen volksstam vormen. Tot dezen tak behoorden onder anderen de Mediers en de Perzen ToenAssyrië en Babylonië zich uitbreidden , werden de Medo-Perzische volkeren door deze staten onderworpen, totdat zij bij het zinken dier staten zich wederom verhieven, ze hielpen vernietigen en in hun plaats de heerschappij over West-Azië erlangden. Op een tijd, die niet meer zeker is te bepalen, doch waarschijnlijk in de dertiende eeuw v. C., trad onder hen een hervormer op, Zoroaster (Zarathustra), die de oude, maar in verval geraakte geloofsleer herstelde en wien men deswege later die leer zelve toeschreef Zij is vervat in een boek, Zend-Avesia genoemd, van welke beide woorden Avesta „oude tekstquot; en Zend „verklaringquot; betee-kent. Volgens die leer is er een hoogste wezen, Ahoeraviazda of Ormuzd, de god van het licht en het goede, wien A?igra-mainyus of Ahrvman, de god der duisternis en van het kwade, ter zijde werd gesteld. Onder hen staan een groot aantal goede en booze geesten.
De ons bekende geschiedenis der Medo-Perzen begint eerst in de zevende eeuw v. C. Nadat de Mediërs zich van de Assyriërs hadden vrijgemaakt, kozen zij dejöces tot koning en bouwden hem de hoofdstad Ecbatana. Weldra onderwierpen zij de Perzen. De vermaardste hunner vorsten is cyaxftres (633—593), die met Nebukadnezar Ninivé belegerde en eerst omstreeks 606 den Assyrischen oorlog, reeds door zijn vader begonnen, eindigde (zie blz. 7), omdat een groote horde Scythen, die tusschen de Don en de Wolga te huis behooren, gedurende acht-en-twintig
13
jaren Medie plunderend doortrokken. Tegen zijn zoon astyages (593—558) stonden de onderworpen Perzen op, wien het niet alleen gelukte, hun onafhankelijkheid te verwerven, doch ook de Mediërs te onderwerpen.
Bij dezen opstand werden zij geleid door Cyrus, een man, die van de zijde zijns vaders. Cambyses, tot het geslacht der Achaemeniden, het edelste der Perzische huizen, behoorde. Zijn moeder was Mandamp;ne, een dochter van AstySges. Zoodra Cyrus was geboren, beval Astyftges, door booze droomen verontrust, zijn getrouwsten staatsdienaar HarpSgus, het kind te dooden. Op een verwonderlijke wijze in \'t leven gespaard, speelde Cyrus, een knaap geworden, eens met andere kinderen. Hij was in \'t spel tot koning gekozen, en toen hij een anderen jongen, den zoon van een aanzienlijk Mediër, die hem niet wilde gehoorzamen, had gestraft, en de vader van dien jongen zich bij den koning beklaagde, liet AstySges den jongen Cyrus voor zich komen. Het vrijmoedig spreken van Cyrus beviel den koning, die zeer spoedig ontdekte, dat Cyrus zijn kleinzoon was. Nu nam Astyages hem tot zich; maar op Harpagus wreekte hij zich onmenschelijk door zijn eigen zoon te dooden en hem den vader als spijs voor te doen zetten. Diep gegriefd en verbitterd, zette HarpSgus den thans volwassen jongeling tegen zijn grootvader op. Cyrus won de genegenheid der Perzen, stelde zich aan hun hoofd, en daar Harpagus met het Medische leger tot hem overliep, nam hij zijn grootvader gevangen en besteeg zelf den troon. Zóó luidt een door Herodotus, een Grieksch geschiedschrijver uit de vijfde eeuw v. C., medegedeelde overlevering, om te verklaren, hoe de oppermacht in West-Azië aan de Perzen kwam.
Weldra vond cyrus (558—529) gelegenheid tot vergrooting van zijn gebied. Over Lydie heerschte de rijke koning Croesus. Groote schatten had hij in zijn hoofdstad opgehoopt, waardoor hij tot een spreekwoord is geworden. Doch omdat hij steeds meer wilde hebben, liet hij het orakel te Delphi vragen, of hij het rijk van Cyrus wel zou kunnen veroveren. Het orakel antwoordde; „wanneer Croesus de Perzen aangrijpt, zal hij een groot rijk verwoesten.quot; Terstond trok hij tegen Cyrus op; maar na den eersten onbeslisten veldslag nam de koning van Perzië Sardes, de hoofdstad van Lydië, in en telde den koning zeiven onder zijn gevangenen (omstreeks 549), met wien hij desniettemin van dat oogenblik af als vriend verkeerde. Met Lydië kwamen ook de volkeren en de Grieksche koloniën in Klein-Azië onder Perzië.
In het lot van Lydië moest ook Babylonië deelen. Babyion nam Cyrus, na een langdurig beleg, in 538 door de bedding van den Euphraat, die de stad doorstroomde, zoo af te leiden, dat zijn soldaten ze doorwaden en dus de stad binnendringen konden. Kort daarna gaf hij aan de in ballingschap levende Joden verlof,
14
naar hun land terug te keeren. Omtrent den laatsten krijgstocht van Cyrus en zijn dood in 529 zijn de berichten tegenstrijdig. Het waarschijnlijkste is, dat hij in een gevecht tegen de Derbi-ciers, een volk, dat ten o van de Kaspische Zee woonde, werd gewond en kort daarna stierf.
Cyrus* veroveringen werden door een zijner naaste opvolgers, Darius 1, een zoon van Hystaspes (521—485), voortgezet. Niet alleen maakte hij het Westen van Indie cijnsbaar; maar hij trok ook, als de eerste Aziaat, die ons werelddeel beoorloogde, over den Bosporus (de straat van Constantinopel) naar Europa, waar de tocht over den Ister of Donau tegen de Scythen wel mislukte, doch waardoor de Perzen vasten voet in Thracië en Macedonië kregen. Tegen hem ontstond een oproer van de Klein-Aziatische Grieken, dat, hoewel weder gedempt, de oorzaak werd van een der belangrijkste oorlogen in de wereldgeschiedenis. Want Darius besloot toen het Europeesche Griekenland aan zich te onderwerpen. Dit plan veroorzaakte dien langdurigen oorlog, die onder 2ijn zoon Xerxes I en latere koningen met korter ot langer tusschenpoozen voortduurde. Deze oorlog, doch inzonderheid de verdorvenheid van het hof en het volk, bracht het rijk ten val, dat in 330 v. C. door Alexander den groote werd veroverd.
TWEEDE AFDEELING.
DE GESCHIEDENIS DEE GRIEKEN TOT DE VERNIETIGING HUNNER ONAFHANKELIJKHEID.
§ 7-
Griekenland.
Griekenland bevatte de volgende deelen:
a. De Peloponnesus, met acht landschappen: Arcadië, Corinthië, Argolis, Laconië, Messenië, Elis, Achaje en Sicyonië met Phliasië.
b. Midden- Griekenland of Hellas, ook met acht landschappen : Attïca, Megaris, Boeotië, Phocis, Locris, Doris, Aetolië en Acarnanië.
c. Noord-Griekenland of Ihessaliè\' en Epirus. De voornaamste der Grieksche eilanden zijn:
In de Ionische Zee: Corcyra en IthSca.
In de Aegelsche Zee: Euboea, Thasus, Lemnos, Tenëdos, Samos. Verder de beide groepen der Cycladen en der Sporaden.
In den Saronischen Zeeboezem: Aegina en SalSmis.
In de Middellandscbe Zee: Rhodus, Cyprus, Creta.
Van den vroegsten tijd tot de vestiging- der Heracliden en der Dariërs in de Peloponnesus. — Van ongeveer 1800 tot omstreeks 1000.
In haar begin is de geschiedenis der Grieken duister en, gelijk die van bijna alle volken, vol fabelachtige overlevering. Griekenland werd het eerst bevolkt door de Pelasgen, die uit Azië moeten zijn gekomen en zich voornamelijk in Thessalië en in de Pelopon-nésus vestigden. Ook spreken oude overleveringen van volkplantingen , in zeer vroegen tijd in Griekenland aangelegd. De Phoe-niciër Cadmus kwam in Boeotiê en bouwde den burg CadmSa, aan welks voet later Thebe ontstond. D a n S u s uit Aegypte landde in Argos en maakte zich meester van de heerschappij over dit landschap. De naam Peloponnesus wordt afgeleid van P e 1 o p s, een Phrygiër, die in Elis verscheen en het spoedig aan zich onderwierp. Als vierde volkplanter wordt C e c r o p s genoemd, die uit Aegypte naar Attica zal zijn getrokken en er door het bouwen van den burg Cecropïa den grond gelegd hebben tot de stad Athene. Maar dat hij een vreemdeling was en uit Aegypte kwam, is een vinding van lateren tijd. Veelal neemt men heden ten dage aan, dat die overleveringen niet letterlijk zijn op te vatten, alsof er inderdaad zulke groepen volkplanters in Griekenland zijn gekomen. Hiermede is echter niet geloochend, dat het Oosten eenigen invloed op Griekenlands aloude beschaving heeft geoefend.
Op den Pelasgischen tijd volgt die, waarin de Helle7ien het heerschend volk van dit land waren. Hun naam, afgeleid van Hellen , den zoon van Deucalion, werd allengs de algemeene naam voor het Griekschc volk, terwijl de naam Grieken hun eerst later door de Romeinen werd gegeven. Naar de afstammelingen van Hellen kregen, althans na 1000 v. C., de drie hoofdstammen van het Grieksche volk, die zich door hun tongvallen, welke ook schrijftaal waren, onderscheidden, de namen loniërs, Dorièrs en Aeoliërs, onder welke laatsten ook de Achaeêers, een hoofdstam , werden gerekend.
Vele gebeurtenissen kenmerken den heldentijd, waarvan de voornaamste zijn: de tocht der Argonauten naar Colchis (ten o. van de Zwarte Zee); die der zeven vorsten tegen Thebe en de Trojaansche oorlog, omstreeks 1194 — 1184. Onder alle helden van den Achaeïschen tijd zijn HerScles (Hercules) en Theseus
lt;le beroemdste, s^ene door 7,ijn twaalf darten, op last van den koning van MycSnae (in Argolis), Eurystheus, verricht, deze door zijn tocht naar Creta en vele andere blijken zijner dapperheid. Beiden echter behooren eigenlijk in de fabelleer te huis.
§ 9-
De vestiging der Her ach den en der Doritirs in de Peloponnesus. — De volkplantingen der Grieken.
Onmiddellijk na den Trojaanschen oorlog vinden wij bijna overal in Griekenland verwarring en onlusten, regeeringsveranderingen en volksverhuizingen. De grootste omwenteling brachten de Hera-cliden, nakomelingen van HerScles, te weeg, die door Eurystheus uit de Peloponnesus waren verdreven en bij de Doriërs een verblijfplaats hadden gevonden. Met behulp van dezen stam en van den Aetolier Oxylus gelukte het ongeveer 1000 aan de Hera-clïden Temënus, Cresphontes en Aristodsmus, de Achaeërs te verslaan en zich in \'t bezit van een groot deel der PeloponnBsus te stellen. Daar elk zijn aandeel van \'t veroverde land verkreeg, kwam Laconie aan Procles en Eurysthënes, tweelingzonen van Aristodemus, die in de PeloponnBsus was gestorven. Van nu aan was dit schiereiland de hoofdzetel der Doriërs, zooals Attica die van de loniërs. De andere stam, die thans de minstbeteekenende werd, kreeg eerst tegen het einde der Grieksche geschiedenis weder eenig gewicht.
Als een belangrijk gevolg dezer verovering van het schiereiland kan men de vele volkplantingen der Grieken aanmerken. De algemeene oorzaken, waaraan die bijna ontelbare Grieksche volkplantingen haar ontstaan hadden te danken, waren oorlogen tusschen de onderscheiden stammen, overbevolking, staatspartijschappen , handelsbelangen.
Op de westkust van Klein-Azië, die naar deze volkplantingen de namen Aeïilis, lonie, Doris kreeg, stichtten de Achaeërs in Mysië en Lydië twaalf steden. Daarenboven legden zij op Tenë-dos en Lesbos koloniën aan. — Den loniërs zijn twaalf steden in Lydië en in Carië haar oorsprong verschuldigd. Ook bevolkte deze stam de eilanden Samo\'s en Chios. De Doriërs vestigden in Carië twee steden, waarvan Halicarnasus de voornaamste was, en drie op Rhodus, die later tezamen een nieuwe stad, insgelijks Rhodus geheeten, stichtten. Onderscheiden andere lagen aan de Zwarte Zee; aan den Bosporus; aan de Propontis of Zee van Marmbra; aan den Hellespont; op de zuidkust van Thracië en Macedonië, in Beneden-Italië, voor een deel Groot-Griekenland geheeten; op Sicilië; op de zuidkust van Gallië; op de oostkust van Spanje e\'n op de noordkust van Afrika.
17
Verreweg een der belangrijkste aller koloniën was Syracuse op Sicilië. Deze stad, in 735 door Corinthe gesticht, stond eerst onder het bestuur van de aanzienlijken. Door \'t volk verdreven , voerde Gelo hen in 484 terug, maar werd tevens zelf heer der stad. Na hem werd zijn broeder Hiëro tiran (zie beneden op deze blz.); doch de jongere broeder en opvolger van Hiëro, Thrasybnlus, werd in 466 wegens zijn geweldenarijen verdreven. Hierop volgde een volksregeering en was Syracuse aan vele woelingen ten prooi; maar de aanvallen der Atheners (415— 413) ging het gelukkig te keer. Een vierde regeeringsverandering greep plaats in 405. In dit jaar wierp zich de opperbevelhebber Dionysïus tot tiran op en verijdelde door vier oorlogen de veroveringsplannen der Karthagers op Sicilië. Zijn zoon, Diony-s i u s II, die zijn vader opvolgde, werd eerst verdreven, daarna hersteld, doch moest weldra zijn plaats aan den Corinthiër Ti-molëon inruimen. Na een gelukkigen oorlog met Karthago herstelde Timoleon voor korten tijd de volksregeering en keerde toen tot het ambteloos leven terug. Hij stierf in 337. Op Agathö-cles, die zich in 317 meester maakte van \'t gezag, volgden verschillende overweldigers, totdat in 269 de veldheer HiëRO tot koning werd verkozen. Zijn kleinzoon Hieronymus, die de koninklijke waardigheid in 216 erlde, verloor ze een jaar later met het leven. Niet lang daarna, in 212, nam Marcellus de stad Syracuse in, die dus aan Rome werd onderworpen.
§ 10.
De Grieken in V algemee7i.
Ten gevolge van de volksverhuizingen werden de koninkrijken uit den heldentijd meestal vernietigd, en overal verrezen nieuwe staten. Voor zoover ons bekend is, werden zij bijna alle mettertijd gemeenebesten met een opperhoofd, hetwelk de uitvoerende macht bezat, een beraadslagenden senaat en een wetgevende volksvergadering. In de zevende en de zesde eeuw werden er ook eenige langer of korter door tirannen beheerscht, d.i. doormannen, die \'t volstrekt gezag aan zich trokken in een staat, welke vroeger een gemeenebest was. Sedert dezen zelfden tijd ontwikkelde zich bij de Grieken meer en meer een veelzijdige geestbeschaving, zoodat zij weldra in kunsten en wetenschappen elk volk der oudheid verre voorbijstreefden. De voornaamste oorzaken dezer ont wikkeling, waarvan eenige, zooals de orakels en de spelen, den band der nationale eenheid tusschen de verschillende stammen en staten tevens onderhielden, zijn de volgende:
1. De gelukkige aanleg des volks, zijn fijn kunstgevoel en zucht voor geestbeschaving, door een milde luchtstreek begunstigd,
Wi.iNNE, Or er zicht, 11 de druk. 2
18
waardoor het scheen bestemd te zijn om de geheele wereld in kunstmin en verlichting ten voorbeeld te strekken.
2. De vele en toegankelijke zeekusten, rijk in golven, baaien, zeeën en havens, voor veelvuldig verkeer, handel en scheepvaart gunstig.
3. De gemeenschappelijke taal, hoezeer in tongvallen onderscheiden.
4. De nationale spelen, die onder de afzonderlijke stammen een edelen wedijver voor de ontwikkeling der krachten van \'t lichaam en later ook van den geest opwekten. De voornaamste dezer spelen waren de Olympische, die alle vier jaren te Olympia (in Elis) ter eere van Zeus (Jupiter) werden gevierd. Met zonsopgang namen zij een begin. Hardloopen of wedrennen met wagens, worstelen, vuistvechten, \'t werpen met de schijf of de werpspies , springen waren de voorgeschreven vijf oefeningen , waarin men met elkander wedijverde en die dagen achtereen duurden. Op den laatsten dag bekranste men de overwinnaars. Onder gejuich en gezang kregen zij een olijftak, en elk hunner tevens het recht, zichzelf ter eere een standbeeld te Olympia te doen zetten. Dichters hieven hier hun zegezangen aan ter verheerlijking der overwinnaars; geschiedschrijvers lazen er hun werken voor.
5. De orakels, waaronder de Grieken de vermeende uitspraken hunner goden verstonden, door den mond van priesters of priesteressen hun medegedeeld. De beroemdste waren dat te Dodona (in Eplrus) en dat te Delphi. Het laatstgenoemde heette hd Pythische en was Apollo, den god der fraaie kunsten, geheiligd. Hier, te Delphi, begaf zich een priesteres, Pythia genoemd, binnen in \'t heiligdom en ging op een met lauriertakken omvlochten drievoet zitten , die boven een opening in den grond stond, waaruit bedwelmende dampen opstegen. Dan kreeg zij kramptrekkingen en liet onsamenhangende woorden hooren , welke de priesters zich haastten te verklaren. Gewichtige staatsaan-gelegenheden werden niet beslist, eer men het orakel om raad had gevraagd. Ook lieten velen er zich de toekomst voorspellen. Een geruimen tijd werkten deze orakels zeer weldadig, daar zij in hachelijke omstandigheden goeden raad gaven en aan de wetten een hooger aanzien verleenden, zoolang n.1. mannen van doorzicht, in \'t belang des vaderlands, antwoorden lieten geven, die \'s lands heil bedoelden. Intusschen verloren zij ten laatste hun invloed, toen zij door hebzuchtige priesters werden misbruikt, die voor geld de voorspellingen naar den zin der vragers inrichtten, allerlei kunstgrepen bezigden of, wanneer zij zich anders niet wisten te redden, dubbelzinnige antwoorden gaven.
Sparta.
Boven alle Grieksche staten muntten weldra het Dorische Sparta en het Ionische Athene uit, niet door omvang van grondgebied of door vruchtbaarheid van bodem , maar inzonderheid door de degelijkheid hunner burgers, een heilzame werking hunner staatsregeling.
Sparta had na de Dorische volksverhuizing altijd twee koningen tegelijk , één uit de Eurypontiden (zoo geheeten naar Procles\' kleinzoon) en één uit d,: Agiden of Agiaden (naar Agis, den zoon van Eurysthënes). De inwoners zeiven waren verschillend in oorsprong en toestand: i. de eigenlijke Spartanen, voor verreweg \'t grootste gedeeke nakomelingen der Doriërs en uitsluitend burgers der hoofdstad, als de heerschende klasse; 2. de 1\'erioeken (rondomwonenden) — ook wel Lac€dac7iioniC\'rs genoemd, welken naam zij met de Spartanen gemeen hebben, — hoofdzakelijk afstammelingen van de vroegere bewoners der landstreek, de AchaeC\'rs; zij waren landbouwers, kooplieden of handwerkslieden, die persoonlijke vrijheid genoten , maar schatting betaalden; 3. de Heluten of lijfeigenen van den staat, welke het land bebouwden en den Spartanen dienstbaar waren.
Eerst Lycurgus\' wetgeving gaf aan Sparta dat eigenaardige kenmerk, waardoor het zich in de geschiedenis van alle andere staten en volken onderscheidt. Evenals over lycurgus\' leven loopen de berichten over zijn tijd zeer uiteen. Dit moet intus-schen worden vastgehouden , dat zijn leeftijd vermoedelijk in de laatste helft der negende eeuw v. C. valt. In de dagen van Lycurgus bestond te Sparta de grootste verwarring. Ten einde aan den verwarden toestand van Sparta een einde te maken, nam hij, hiertoe opgewekt door het Delphisch orakel, de taak op zich, zijn medeburgers wetten te geven.
Het doel van Lycurgus\' geheele wetgeving, die oorspronkelijk alleen op Sparta en zijn naasten omtrek betrekking had, was éen: de onafhankelijkheid van den staat. Om dit te verwezenlijken moesten de burgers, ieder in\'t bijzonder, het belang van het vaderland boven hun eigen belang stellen; zij mochten door geen weelde bedorven, door geen vreemde zeden besmet worden. Vanhier een strenge levenswijze en afgeslotenheid naar buiten. Onder Lycurgus\' wetten neemt bij sommige schrijvers der oudheid de wet over de verdeeling van \'t land een eerste plaats in. Mogen ook de getallen niet geheel vaststaan, er is geen grond genoeg om te betwijfelen, dat Lycurgus al het land in een zeker aantal gelijke stukken heeft verdeeld, die niet vervreemd, noch gesplitst mochten worden. •—■ De mannen aten in openbare gebouwen aan gemeenschappelijke tafels, syssiiia of phiditia, waartoe ieder zijn
20
bijdrage moest leveren. De spijs was voedzaam, maar eenvoudig, een zwarte soep de hoofdschotel. Van hun zevende jaar af tot hun dertigste werden de knapen, later jongelingen, in openbare gebouwen opgevoed. Het doel der opvoeding bepaalde zich tot deze hoofdpunten : versterking der lichaamskrachten; het gewennen aan pijn, aan stipte gehoorzaamheid, aan ontzag voor den ouderdom; het streven naar kortheid van uitdrukking (Laconisch gezegde)-, op scherping van \'t gezond verstand; het in \'t geheugen prenten der krijgsliederen. De wetten zeiven waren niet beschreven: in korte rijmen gingen zij van mond tot mond, om zóó des te vaster in \'t geheugen der burgers te worden geprent.
De onderscheiden staatsmachten waren: de raad der ouden (geroesia), de beide koningen, de volksvergadering en de ephoren, vijf mannen, welke hun gezag langzamerhand zoo uitbreidden, dat het in den historischen tijd dat der koningen overtrof.
Door zijn instellingen vormde Lycurgus een eenvoudig, matig en krijgshaftig volk, welks diep ontzag voor eigen wetten Sparta gedurende vier eeuwen machtig maakte en welks heldenmoed en vaderlandsliefde den Spartanen niet zeer lang na \'s wetgevers leeftijd de bewondering der overige Grieken, inzonderheid van die der Peloponnesus, zoozeer verwierven, dat deze bij gemeenschappelijke aangelegenheden hun gaarne de hoogste leiding, de hegemonie, overlieten. — Niettegenstaande dezen voorrang valt het in \'t oog, dat de ontwikkeling van menige kracht des mensche-lijken geestes bij de Spartanen geheel werd verwaarloosd. De mensch, zijn geheele aanleg en ontwikkeling, ging onder in den dapperen geharden staatsburger.
§ 12.
Athene.
Athene , volgens de overlevering door C e c r o p s gesticht, werd in \'teerst door koningen geregeerd. Nadat de laatste, Cod rus, zich omstreeks 1000 voor zijn vaderland had opgeofferd, werd de koningstitel afgeschaft. Nu kwam er één archon (regeerder) voor zijn leven, later voor tien jaren: maar van 683 af werden er negen tegelijk en slechts voor één jaar door het volk gekozen.
Het volk bestond uit eupatriden, de aanzienlijken; geomoren, landbouwers, en demioergen, handwerkslieden. De macht en spoedig ook allen rijkdom bezaten de eersten, uit welke men de archonten koos. De onderdrukking, welke deze bevoorrechte stand zich dien ten gevolge zoo licht veroorloofde, deed dikwijls gevaarlijke onlusten ontstaan.
Opdat nu de gebreken van den staat mochten worden weggenomen , wendden eenige der verstandigste mannen zich tot
21
SOLON, die dit vertrouwen om zijn wijsheid, deugd en ondervinding alleszins verdiende. In 594 werd hij tot archon gekozen. Ten einde de drukkende ongelijkheid van vermogen te matigen, vernietigde hij de meeste schuldbrieven der armste schuldenaars (d. i. hij liet de schuldzuilen of steenen pilaren wegnemen, waarop de naam van hem, die \'t geld had voorgeschoten, en de grootte der som waren gegrift). Verder verbood hij, van nu aan ■ op persoonlijke borgstelling schulden te maken of een Athener als slaaf te verkoopen. Deze maatregel werd seisachilüa, d. i. verlichting der lasten, geheeten.
Kort hierna werd hij met het ontwerpen eener nieuwe wetgeving belast. Hij ging van de billijke grondstelling uit, dat in den staat alle burgers over \'t geheel aan elkander gelijk moeten zijn, doch dat ieders staatsburgerlijke rechten en plichten in verhouding behooren te staan niet tot de geboorte, maar tot den grondeigendom. Solon verdeelde de burgers volgens hun vermogen in vier klassen. Alleen die der drie eerste klassen waren tot geregelden krijgsdienst als ruiters of zwaargewapenden verplicht. Daarentegen werden ook de overheden slechts uit dezelfde klassen door alle burgers gekozen. Behalve door de archonten werd de staat bestuurd door een raad en door de volksvergadering, bij welke het oppergezag berustte.
Nog bij het leven van Solon barstten er te Athene, gelijk vroeger meermalen was gebeurd, hevige twisten los, die daarmede eindigden, dat PisiSTRaTUS, het hoofd van een der kampende partijen, de oppermacht verkreeg, die bij zijn dood in 527 op zijn zonen. Hippias en Hipparchus, overging. Maar in 510 werd aan hun heerschappij een einde gemaakt. Hippias vluchtte naar Darius I, koning van Perzie, en versterkte hem in zijn voornemen om den Atheners den oorlog aan te doen.
§ 13-
De Perzische oorlogen — Van 493 tot 387.
De botsing, die tusschen de Aziatische alleenheersching der Perzen en den vrijen staatsvorm der Grieken op de kust van Klein-Azië ontstond (zie blz. 14), verwekte in het begin der vijfde eeuw tusschen de Perzen en de Grieken een reeks van oorlogen, die aan den eenen kant den ondergang van Perzie bewerkten, aan den anderen het Grieksche volk tot het hoogste toppunt van macht en ontwikkeling des geestes verhieven.
Na de onderwerping der Aziatische Grieken besloot Darius I Griekenland onder het juk te brengen, \'t Eerst afgezonden leger onder Mardonïus in 493 bereikte Griekenland niet: het landleger werd door de dappere aanvallen der Thraciërs tot terugkeer
22
gedwongen en de vloot bij het voorgebergte A t h o s (in \'t z. o. van Macedonië) door stormen vernield. Desniettemin zond Darius reeds in \'t volgende jaar herauten naar de onderscheiden staten, ten einde aarde en water te vragen, als teekens van onderwerping. Thebe en de meeste eilanden huldigden de oppermacht des konings: te Sparta en te Athene daarentegen weiden de gezanten gedood. In 490 ondernamen twee Perzische veldheeren , D a t i s en Artaphernes, over zee een tweeden tocht. Eerst veroverden zij Eretrïa (op Euboea) en landden toen in Attïca. Moedig togen de burgers van Athene, ten getale van 9000 of 10,000, slechts door 1000 Plataeërs ondersteund, onder aanvoering van mil-t 1 ü d es, den vee; sterker vijand te gemoet en versloegen hem bij Marathon. Zoowel aan de dapperheid en de geestdrift der kleine schare, als aan de krijgskunde van Miltiftdes kwam de eere toe der overwinning in dezen strijd. Volmondig prezen de Spartanen, die eerst des daags na den kamp op het slagveld aankwamen, de heldendaad der Atheners. Wel waren zij genegen geweest om mede te kampen; maar een oude wet verbood hun voor\'t invallen der volle maan, die destijds juist op handen was, ten strijde uit te trekken. Te Athene werd de overwinnaar evenzeer met gejubel en eerebewijzen begroet; doch later stierf hij in de gevangenis, dewijl zijn aanval op het eiland Paros, dat zich aan de Perzen had onderworpen, was mislukt.
Xerxes i, Danus\' opvolger, rustte zich vier jaren lang tot den oorlog toe. Met een ontzaglijk leger, uit de meest verschillende volkeren van Azië samengesteld, trok hij in 480 over den Hellespont naar Europa, terwijl zijn talrijke vloot langs de kusten zeilde. Na Thessalië te hebben onderworpen, naderde Xerxes de Thermopylae, den bergpas, die uit Thessalië naar Hellas leidde. Hierheen waren ruim 7000 Grieken onder bevel van Sparta\'s koning leonÏdas getrokken, terwijl de Grieksche vloot naar de zeeëngte tusschen Euboea en Thessalië was gestevend. Moedig verijdelde de kleine bende een tijdlang alle pogingen der honderdduizende Perzen om de bergengie te veroveren, en toen iemand tot een der Spartanen zeide, dat de pijlen der Perzen zoo talrijk waren, dat zij de zon verduisterden, antwoordde hij: „des te beter, dan zullen wij in de schaduw vechten.quot; Terwijl nu de Perzen, in weerwil van al hun inspanning, niet de minste vorderingen maakten, toonde hun een verrader, Ephïaltes, bij nacht een aan velen onbekend voetpad. Hierlangs getrokken, vielen zij den Grieken in den rug. Nu liet Leontdas, de onmogelijkheid eener verdere verdediging inziende, de meeste Grieken aftrekken: hijzelf, getrouw aan Spaita\'s wet „sterven of overwinnenquot;, bleef met zijn 300 Spartanen en eenige honderden andere Grieken stand houden. Allen vielen, op twee na, in den rcemrijksten strijd (480).
Thans verscheen Xerxes in Attica, verwoestte het en nam zelfs Athene in , dat vrouwen, grijsaards en kinderen hadden verlaten , orn zich op naburige plaatsen in veiligheid te stellen. Themis-tocles, zoo schrander als eerzuchtig, had de weerbare mannen overreed om zich op de vloot te begeven, door de Delphische orakelspreuk, dat de Atheners zich achter houten muren moesten verdedigen, zóó te verklaren, dat met die muren schepen werden bedoeld. Dewijl er evenwel bij de Grieken veel verdeeldheid bestond, bedacht Themistöcles een list, ten einde tot een alge-meenen zeeslag te komen. Hij liet n.1. den koning van Perzië zeggen, dat hij de Grieken onmiddellijk moest aangrijpen, zoo hij de gelegenheid om hen met één slag te vernietigen niet wilde verliezen, dewijl zij op \'t punt stonden om uiteen te gaan. Bij Salamis nu tastte Xerxes hen in 480 aan, op een plaats te eng voor de uitbreiding zijner vloot. In dezen slag behaalden de Grieken, uitmuntende in het snel wenden hunner schepen, een volledige overwinning. Xerxes vlood naar Azië, den veldheer Mardonïus met 300,000 man uitgelezen troepen in \'t n. van Griekenland achterlatende.
In 479 trok de Spartaansche krijgsmacht onder pausanias, den voogd van den jongen koning Plistarchus, de Perzen te ge-moet. Met haar vereenigden zich de Atheners, aangevoerd door A ris tides. Bij Plataeae (in Boeotië) geraakten de legers handgemeen: de Perzen, die grootendeels sneuvelden, gelijk ook Mardonïus, werden verslagen. Op denzeifden dag werd ook een ander leger der Perzen bij het Ionische voorgebergte MycSdé door de Grieken overwonnen en het overschot der Perzische vloot vernield.
§ 14-
Pen des. — De Peloponnesische oorlog, van 431 tot 404. —
A lcibiades.
Nu was het gevaar voor Griekenlands onafhankelijkheid geweken en werd Perzië op zijn beurt bedreigd. Themistöcles, die te Athene nog aan t hoofd stond, overreedde zijn medeburgers, om de muren der stad te herstellen en de haven Piraeus te voltooien. In weerwil zijner verdiensten moest hij voor den nijd zijner vijanden en voor de vrees der burgers, dat hij naar de opperheerschappij stond, wijken. Men zeide, dat hij in \'t geheim met de Perzen onderhandelde, en verwijderde hem door het ostracisme, d. i. een volksbeslissing, waarbij men de namen van hen, die men verbannen wilde, op scherven grifte. Daarom vluchtte hij naar Perzië, waar hij is gestorv en.
Inmiddels wies Athene\'s macht steeds aan , bovenal doordien het vele kuststeden en eilanden van zich afhankelijk maakte en 7ÓÓ., in Sparta\'s plaats, de hegemonie kreeg. Het bereikte echter het
24
toppunt zijner grootheid eerst onder quot;t beheer van pericles (sinds ongeveer 450), die ■ alleen door zijn welsprekendheid en belangeloosheid, tot zijn dood, zonder den naam, den staat volkomen als alleenheerscher regeerde. Hij inzonderheid maakte Athene tot het middelpunt van alle kunst en wetenschap, versierde de stad met de meesterstukken der uitstekende kunstenaars en met heerlijke gewrochten der bouwkunst. Doch deze bloei was van korten duur. Het bezit van den eersten rang onder de staten van Griekenland voerde tot misbruik van macht en \'t onderdrukken der kleine staten. Hierbij kwam de nijd der grootere staten, vooral van Sparta, waardoor de ontevredenheid werd gevoed. Na vele andere verdeeldheden sloeg, nog bij \'t leven van Pericles, met den Poloponnesischen oorlog, 431—404, de wederzijdsche verbittering tot dadelijkheden over.
Griekenland verdeelde zich in twee partijen : die van Athene bestond hoofdzakelijk in de bewoners der eilanden en kusten ; Sparta daarentegen werd door nagenoeg alle Peloponnesiërs bijgestaan. Reeds in \'t begin (429) sleepte een vreeselijke pest, die te Athene ontstond, duizenden , onder welke ook Pericles, ten grave. Inmiddels werd de oorlog met steeds grooter verbittering en teugelloozer wreedheid voortgezet. Wel werd er eens, in 421, vrede gesloten; maar de gezindheid der beide partijen was dezelfde gebleven. Kort daarop namen alzoo de vijandelijkheden weder een begin, vooral door toedoen van alcibiSdes, een leerling van den beroemden Socrates, die uit een oud geslacht gesproten, rijk, schrander en schoon was, èn als jongeling èn als man, doch ook in de hoogste mate lichtzinnig. Toen er te Athene gezanten uit Sicilië kwamen, om hulp tegen Syracuse te vragen, bewoog AlcibiMes de Atheners dit verzoek in te willigen, daar hij zich met de hoop vleide, geheel Sicilië te zullen onderwerpen. Een trotsche vloot werd uitgerust; Alcibiitdes was één der drie opperbevelhebbers. De vloot lag zeilree en was op \'t punt in zee te steken, toen op een nacht bijna alle Hermesbeelden te Athene werden verminkt. Dat was godsdienstschennis, en velen beweerden, dat Alcibiades met zijn moedwillige vrienden deze euveldaad had bedreven. Toch liet men hem in 415 eerst met de beide andere bevelhebbers, Nicias en Lam;tchus, uitzeilen. Maar weldra daagden de Atheners hem ter verantwoording en veroordeelden hem, toen hij niet verscheen, bij verstek ter dood. Hij nam de wijk tot de Spartanen en hitste hen zoozeer tegen de Atheners op, dat zij hen niet alleen in Griekenland beoorloogden, doch ook een vloot tot bijstand van Syracuse zonden. Zoowel hierdoor, als door het vroegtijdig sneuvelen van Lam;lchus en het dralen van Nicias mislukte de geheele onderneming der Atheners in 413. Nicias werd gevangen genomen en gedood, vloot en leger vernield. Athene\'s beste krachten waren verspild.
25
Terwijl dit voorviel, beproefden de Perzen de Grieksche volkplantingen in Klein-Azie weder onder hun gezag te brengen, waartoe zij zich met Sparta verbonden Alcibiftdes, die zich te Sparta veler haat op den hals had gehaald, zag zich gedwongen naar Tissaphernes, den Perzischen landvoogd van Ionic en Carië, te vluchten. Vanhier begaf hij zich naar een Atheensch leger, dat op het eiland Samos lag en hem tot veldheer had gekozen. Weldra versterkte hij het vertrouwen der krijgslieden door twee overwinningen ter zee, op de Spartanen behaald. In 408 keerde hij, van zijn ballingschap ontheven, naar Athene terug. Hij stond op zijn met buit beladen schip, en \'t volk ontving hem met uitbundig gejuich. Dan, kortstondig was de overdreven ingenomenheid der Atheners met de daden van hun lieveling. Om een gering verlies, dat hij door de schuld van zijn onderbevelhebber Antiochus tegen den Spartaanschen vlootvoogd lysander leed, werd hij op nieuw afgezet en keerde nooit naar Athene terug. Met hem week Athene\'s geluk. Na schier alle zeesteden en eilanden te hebben onderworpen, nam Lysander Athene in 404 in. De muren der stad werden onder muziek geslecht en een aristocratische regeering, die der dertig, ingevoerd. Wel werd een jaar daarna de macht dier dwingelanden vernietigd : maar Athene steeg niet weder tot den bloei van vroegere dagen. Ook Alcibiades\' einde was treurig. Door de Spartanen vervolgd, had hij een toevlucht gezocht bij een Perzisch landvoogd in Klein-Azië, die hem, op verlangen der Spartanen , door gehuurde sluipmoordenaars liet om hals brengen.
§ I5J Socrates.
Met het verval van den roem en de kracht van den staat ging toenemend zedebederf te Athene hand aan hand. Te midden van dat zedebederf leefde er echter een man, die door zijn deugd-zamen wandel en zijn onophoudelijk streven naar waarheid het verheven beeld van een waren wijze oplevert. Het is de wijsgeer s o c r a t e s. Onder een wijsgeer verstaat men iemand, die er zich bovenal op toelegt, het wezen aller dingen grondig te leeren kennen. Socrates was de zoon van een beeldhouwer en oefende een tijdlang de kunst zijns vaders uit. Ook diende hij, gelijk alle andere Atheensche burgers, als krijgsman en streed gedu-renden den Peloponnesischen oorlog voor zijn vaderland Zijn leven lang verkeerde hij vrijwillig in bekrompen omstandigheden en onthouding, zich geheel wijdende aan de zending, waartoe hij zich geroepen achtte. In tegenstelling met de overige wijsgee-ren, wier doel op de kennis der natuur en van \'t heelal was
26
gericht, bepaalde hij de wijsbegeerte bij den mensch zelf, weshalve bij de vader der etfüca of natuurlijke zedekunde heet. In \'t opschrift van het Delphisch orakel „ken uzelfquot; lag, meende hij, de sleutel aller wijsheid.
Destijds waren er te Athene mannen, sop his ten geheeten , die de studie der wijsbegeerte met die der welsprekendheid en staatkunde vereenigden en op het werkelijk leven overbrachten, ook voor geld deze vakken onderwijzende. Onder de handen dier nieuwe leermeesters ontaardde langzamerhand de zucht naar wetenschap: vernuft en redekunde werden kleederen, waarmede men, naar welgevallen , de logen als waarheid kon vermommen. Hierdoor kwamen de sophisten in botsing met Socrates, die de menschen poogde te overreden, over hun doen en laten, over het goede en booze na te denken, zich van hun eigen levenstaak rekenschap te geven. Niet met lange redevoeringen trad hij tegen de sophisten op; doch met hen gesprekken aanknoopende, legde hij hun vragen voor en bracht hen, door hun het verkeerde hunner antwoorden aan te toonen, in verlegenheid. Op dezelfde wijze handelde SocrStes, zoowel wanneer hij zich met zijn eigenlijke leerlingen, b.v. Plato en Alcibiades, als met de burgers, waar hij ze ook aantrof, onderhield.
Socrfttes was nu 70 jaren oud. Nooit had het hem aan vijanden ontbroken, hem, die elk onbewimpeld de waarheid zeide; maar steeds had hij gezegevierd. Eindelijk klaagde men hem openlijk aan, dat hij de goden, die Athene vereerde, verwierp, er nieuwe invoerde en de jeugd bedierf. Het gebruik wilde, dat de beschuldigden zich door een pleitrede verdedigden of lieten verdedigen. Socrates hield zelf zijn verdedigingsrede. De oud heid heeft ons deze verdediging medegedeeld; zij is in vele opzichten merkwaardig. Zoo zeide hij b. v.: „Niemand weet, wat de dood is en of hij niet voor den mensch het grootste aller goederen moet worden geacht. Mocht gij, Atheners, mij niet ter dood veroordeelen, dan zou ik zeggen: wel ben ik uw vriend, doch den god zal ik meer gehoorzamen dan u; zoolang ik adem, zal ik niet ophouden naar wijsheid te zoeken, en als ik een uwer aantref, zal ik hem toevoegen: hoe, schaamt gij u niet, wel geld, roem en eer na te jagen en niet naar kennis en waarheid te streven ?quot; Nadat Socrates aldus had gesproken, veroordeelden hem de rechters tot het drinken van den giftbeker. Toen hij in den kerker was teruggebracht, riep een zijner leerlingen in de diepste smart uit: „Zoo onschuldig te moeten stervenquot;, waarop hij glimlachend zeide: „Zoudt gij misschien liever hebben, dat ik schuldig stierf?quot; Een ander spoorde hem aan te vluchten. Socrates wees dit van de hand, omdat hij niet ongehoorzaam wilde zijn aan de wetten. Op zijn laatsten levensdag sprak hij met zijn vrienden over\' de onsteifelijkheid der ziel, en toen de avond viel, ledigde
hij kalm den giftbeker, die in \'t jaar 400 een einde aan zijn leven maakte.
§ 16.
Van V einde der Perzische oorlogen tot de onderu er ping van Griekenland aan Macedonië. — Van 387 tot 338.
Gelijk Athene, werd ock Sparta, na den Peloponnesischen oorlog machteloozer door de toenemende verzwakking van den volksgeest, een gevolg van het verwaarloozen der wetgeving van Lycurgus. Toen het nu, ter hulpe van de Grieksche steden in Klein-Azie, legers hierheen zond, om de Perzen te beoorlogen , verwekten de Perzische gezanten in Griekenland zelf een oorlog van onderscheiden staten tegen Sparta. De Spartanen, ten volle inziende, dat zij de opperheerschappij in Griekenland niet konden handhaven zonder de medewerking van Perzië, zonden hierop den geslepen Antalcidas naar dit rijk, ten einde Artaxer-xes II, die er toen regeerde en wegens zijn sterk geheugen Mnemon heette, voor zich te winnen. Dit gelukte, zoodat de vrede van Antalcidas in 387 zoowel aan den langdurigen oorlog tegen Perzië als aan dien der Grieksche staten onderling een einde maakte. Weldra misbruikte Sparta, op Perzië steunende, zijn macht. Een Spartaansch veldheer, die met zijn leger langs Thebe trok, bemachtigde wederrechtelijk Cadmea, den burg van Thebe, door een aristocratische partij uit deze stad aangezet, welke alsnu een menigte van haar staatkundige tegenstanders dwong, Thebe te verlaten.
Maar in 378, vier jaren na het gewelddadig bezetten der stad. keerde Pelopïdas, een der ballingen, met andere Thebaansche vluchtelingen in het geheim terug, bracht de hoofden der tegenpartij op een gastmaal om het leven en dwong de bezetting, den burg te ontruimen. Met moed ondernam Thebe den strijd tegen Sparta in den Thebaanschen oorlog, 378—362, en werd eenige jaren lang Griekenlands eerste staat. De hoogte, waartoe het zich in dezen tijd verhief, was geheelenal het werk van twee uitstekende mannen onder haar burgers, epaminondas en Pelopïdas. Eerst bracht Epaminondas, met behulp van Pelopïdas. den Spartanen bij Leuctra (ten z.w. van Thebe) een nederlaag toe. In den tweeden slag, bij Mantinea (in Arcadië), werd hijzelf doodelijk gewond, doch stierf niet, eer hij zich, der zege bewust, den pijl uit de wonde liet trekken. Met hem nam niet alleen de grootheid van Thebe, maar die van geheel Griekenland een einde. Van nu aan werd het door een aantal andere burgeroorlogen meer en meer verzwakt. Van dezen toestand maakte een ten n. van Griekenland wonend koning, p h 1 lips 11
28
van Macedonië, die vroeger eenigen tijd als gijzelaar ten huize van Epaminondas had doorgebracht, gebruik, ten einde de Grieken aan zijn heerschappij te onderwerpen. Hij wendde zoowel omkoo-ping en andere geheime middelen als openbaar geweld aan, om zijn doel te bèreiken. Tevergeefs ging te Athene de beroemde Demosthenes door zijn redevoeringen de pogingen van Philips te keer. De koning nam stad op stad, en nadat hij in 338 in den slag bij Chaeronëa (in Boeotie) op Athene en Thebe de zege had behaald, werd de hugemmie van Macedonië over Griekenland door alle Grieksche staten erkend en hem in hun naam het opperbevel opgedragen in den oorlog, dien men Perzië wilde aandoen.
DERDE AFDEELING.
BE GESCHIEDENIS VA.N MACEDONIË, VAX \'T RIJK VAK ALEXANDER DEN GROOTE EN VAN DE HIERUIT ONTSPROTEN STATEN.
§ 17-
Alexander de groote, van 336 tot 323.— De uit het Perzisch-Macedonisch rijk voortgekomen staten.
De oudste geschiedenis van Macedonië spreekt van het geslacht der Temeniden of nakomelingen van Temënus (zie blz. 16) , dat het eerste in dit rijk was en reeds vele koningen vóór Philips II had opgeleverd. Doch eerst met zijn regeering begint de grootheid van Macedonië. Hem volgde zijn zoon alexander de groote, in 356 geboren en door den beroemdsten wijsgeer der oudheid, Aristotëles, onderwezen, in 336 op. Na te Corinthe van de Grieksche gezanten het opperbevelhebberschap, zijn vader vroeger opgedragen, te hebben verkregen, bedwong hij gemakkelijk de Thracische en de Illyrische volksstammen, die zich tegen zijn heerschappij verzetteden, en strafte den opstand der Thebanen met de verwoesting hunner stad.
Toen nam hij de taak op zich, die zijn vader zich had voorgeschreven, en trok in 334 met 35,000 man uitgelezen troepen over den Hellespont. De Perzen leverden hem slag bij de Granlcus, waar zij een nederlaag ondergingen. Het loon der overwinning
29
was het westelijk deel van Klein-Azie tot het Taurusgebergte. De koning trok nu door lonië, Carië, Lycië, Pamphylië, Pisidie en Phrygie naar Cilicië. Te Tarsus (in Cilicië) door zijn arts Philip-pus van een gevaarlijke ziekte hersteld, sloeg hij bij Issus in 333 het leger der Perzen, dat op 600,000 man wordt geschat, en nam de gemalin, de moeder en de dochters van koning-DARius 111 CODOMANNUS gevangen.
Alexander liet daarop den koning van Perzië vooreerst aan zijn lot over, ten einde de kustlanden Syrië, Palaestina, Phoenicië, waar Nieuw-Tyrus hem zeven maanden lang weerstond, alsmede Aegypte te onderwerpen. Hier grondvestte hij Alexandrië, dat door zijn gelukkige ligging weldra het middelpunt van den wereldhandel en de hoofdzetel der wetenschap werd, de stad, waar voor \'t eerst Oosterscbe geleerdheid en Grieksche letteren in onderlinge aanraking kwamen. Uit Aegypte toog hij naar Azië en sloeg bij Arbëla of GaugamBla (in Assyrië) in 331 de Perzische hoofdmacht, op 1,000,000 manschappen begroot. Kort hierna werd de koning van Perzië op de vlucht door den satraap van Bactriana, Bessus, vermoord en bezetteden de Mace-doniërs de hoofdsteden van Perzië, Babyion, Susa, Persepölis en Ecbatftna. Zóó viel het uitgestrekte rijk in handen van Alexander, die ook de in \'t n.o. van Perzië gelegen provinciën, Bactriana en Sogdiana, doortrok en Bessus met den dood strafte.
Ofschoon thans overal als opperheer van Perzië erkend, streefde Alexander nog naar grooter gebied. Deze zucht deed hem een tocht naar noordelijk Indië en Pendsjab ondernemen, waar hij eenige veroveringen maakte. Maar bij de Hyphasis dwongen hem de Macedoniërs, die zich met weerzin verder van eigen land en volk verwijderden, in 326 tot den terugtocht. Terwijl zijn vlootvoogd Nearchus met een nieuw gebouwde vloot uit den Indus langs de kusten naar den mond van den Tigris stevende, voerde de koning zelf zijn leger langs den rechteroever van den Indus, door Gedrosïë en Carmanïë, naar Babyion. Hier trachtte hij zijn plan , de ineensmelting van Macedonië en Perzië en de verbreiding der Grieksche beschaving over Azië, te volvoeren. Het weerstreven ■ dier bedoelingen hadden reeds eenige zijner vrienden , als P h i 1 ö-tas en de vader van Philötas, Parmenio , met den dood geboet. Om een andere reden, het in drift en dronkenschap verkleinen zijner daden en \'t uiten van beschimpingen, had de insgelijks niet nuchteren koning zijn veldheer Cl It us, den redder zijns levens bij de Granlcus, eigenhandig gedood. Te midden van zijn overleggingen verraste de dood den koning zeiven in 323.
Met het sterven van Alexander verviel zijn schepping, vooral bij het gemis van een geschikten opvolger. De eerstvolgende tijd bevat dan ook niets dan een reeks van onderlinge twisten en oorlogen tusschen zijn veldheeren, stedehouders {aiadochen, d.i.
30
opvolgers), in de verschillende landen, -welke in 301 met de nederlaag en den dood van Antigönus bij Ipsus (in Phrygië) eindigden, die door Seleucus werd verslagen. Gedurende en na deze oorlogen kwamen er uit de veroveringen van Alexander onderscheiden rijken voort. Seleucus stichtte in 312 het Se-leucidisch-Syrisch rijk, waarvan zich weldra Pergfunus en het Parthische rijk losscheurden. Ptolemaeus Lagi, d. i. een zoon van Lagus, die ook den bijnaam Süter, d. i. redder had, stichtte in 323 in Aegypte het rijk der Ptolemaeën. Macedonië bleef een staat op zichzelf, die na eenige wisseling van heerschers, door de nakomelingen van een der diadochen, D e m e-tr 1 us PoliorcEtes, d. i. stedenveroveraar, werd bestuurd. De Grieken, die zich aan Macedonië onttrokken, vereenigden zich grootendeels in het Achaéisch en het Aetolisch ver hond. Onophoudelijk oorlogen tegen elkander voerde de boven genoemde staten langzamerhand tot hun ondergang: in de tweede en in de eerste eeuw v. C. werden zij, de een na den ander, Romeinsche wingewesten.
VIERDE AFDEELING.
DE GESCHIEDEXIS DER ROMEIXEX.
It a l i e.
Onder de Romeinen bestond Italië uit de volgende deelen:
a. Oppcr-Italie, hoofdzakelijk Gallia (aan deze zijde der Alpen), en Ligurië.
b. Eigenlijk of Midden-Italie, met de volgende landschappen : Etrurië of Tuscië, Latium, Carapanie, Umbrië, PicCnum en S.imniam.
c. Bene den-Italië, —• ook, voor zoover de kusten met vele Grieksche volkplantingen waren bezet. Groot-Griekenland genoemd, — bevatte de volgende deelen; Lucanië, Bruttium, Apu-lïë, Calabrië.
Eilanden, tot Italië behoorende: Sicilië, Sardinië en Corsica.
§ 19-
Stichting en oudste bewoners van Rome.
De oudste bewoners van Italië bestonden uit velerlei volksstammen , waarschijnlijk alle van den Indo-Germaanschen of Arischen stam, van welke de Etruscen, de Sabijnen, de Latijnen en de Sam-
31
nieten de voornaamste zijn. Uit de Latijnen en de S.xbijnen zijn de Romeinen voortgekomen. De volksoverlevering der Romeinen bracht de voornaamste der Grieksche overleveringen, die van den Tro-jaanschen oorlog, in verband met het ontstaan van Rome. Zooals zij n.1. luidt, landde na vele omzwervingen de Trojaan Aenëas in Latium, waar zijn zoon Ascanïus later de stad Alha Long-a grondvestte, die eenige eeuwen lang door zijn nakomelingen werd geregeerd. Onder hen was Nurnïtor de laatste, die echter door zijn jongeren broeder Amulïus van den troon werd gestooten. Tegen de verwachting van Amulïus baarde de dochter van Nurnïtor, Rhea Silvia, tevens priesteres van Vesta, de godin van den huiselijken haard, twee zonen, Romülus en Remus, welke door hun oud-oom tot den dood in de wateren des Tibers werden veroordeeld. Doch Faustülus, \'s konings herder, nam hen op van de plaats, waar zij waren nedergelegd, en voedde ze op. In een twist met de herdersknapen van Numïtor werd Remus door hen gegrepen en voor zijn grootvader geleid. Faustülus, ijlings toegesneld , openbaarde thans het geheim der geboorte van de beide broeders, die nu hun gezellen verzamelden, hun oud-oom overvielen , hem doodden en hun grootvader Nnmïtor in zijn waardigheid herstelden. Toen bouwden zij, met vergunning van Numïtor, op den Palatijnschen heuvel de stad Rome, bij welker stichting oneenigheden tusschen de broeders ontstonden, ten gevolge waarvan Remus door de aanhangers van Romülus werd gedood. Volgens de gewone berekening, die van Varro, va\'t de stichting van Rome in \'t jaar 753 op den 2isten April.
Het geheele Romeinsche volk bestond in de vroegste tijden uit drie standen : de patriciërs , de cliënten en de plebejers. De patriciërs, de aanzienlijken, waren zij, welke de stad gesticht en de toenmalige bewoners der landstreek onderworpen hadden, alsmede hun nakomelingen. Zij alleen werden geroepen tot het bekleeden der hoogste ambten en van de priesterlijke waardigheden en vormden de oorspronkelijke volksvergadering (comifia curia la), waarin over een zeker aantal gewichtige aangelegenheden van den staat werd beraadslaagd en beslist.
De dientwaren een soort van onderhoorigen der patriciërs en meerendeels gesproten uit de nakomelingen van hen, die zich tot gehoorzaamheid aan de stichters der stad hadden verbonden. In betrekking tot de cliënten, die later onder den derden stand verdwenen, heetten de patriciërs patronen.
De plebejers maakten een vrijen stand uit, die opkwam door het groote aantal menschen, van elders te Rome gekomen. Zij waren in de eerste eeuwen van alle overheidsambten , behalve van de krijgs-ambten, en van het stemrecht in de volksvergadering uitgesloten.
Aan het hoofd van den staat had men te Rome een koning, wien een senaat en een volksvergadering ter zijde stonden.
32
§ 20.
Rome onder de koningen. — Van 753 tot 509.
Gelijk de geschiedenis van den aanvang der meeste staten, zoo is ook die van Rome en van haar eerste instellingen gedurende dit tijdperk en nog tot diep in den tijd der republiek hoogst onzeker en mythisch. Evenmin als het jaar van Rome\'s stichting vaststaat, is het zeker, dat er zeven konirjgen hebben geregeerd. Hoe lang elk dier koningen den schèpter heeft gezwaaid, wat hij heelt volvoerd of wat onder zijn bewind is gebeurd, dit alles is niet meer uit te maken.
Naar men wil, moeten de zeven in deze orde elkander zijn opgevolgd: Romülus, Numa Pompilius, Tullus Hostilius, Ancus Martïus, Lucius Tarquinïus Priscus, Servïus Tullius, Lucïus Tarquinïus Superbus of de overmoedige. Op naam van Servius Tullius worden twee gewichtige veranderingen in de staatsregeling gesteld, de verdeeling van \'t Romeinsche gebied en die der burgers naar hun vermogen. Het gebied der stad —- en dus middellijk de bevolking tevens — werd verdeeld in een zeker aantal geographische deelen, vier stedelijke, tribus geheeten, en vele landelijke, die men somtijds eveneens tribus, doch doorgaans regiones noemde. Hoe groot het geheele getal was, is onbekend, maar zeker, dat er in \'t jaar 494 v. C. een-en-twintig in \'t geheel waren. In deze tribus, welker getal later tot vijf-en-dertig aangroeide, werden natuurlijk zoowel de patriciërs als de plebejers opgenomen. Verder bezorgde Servïus den plebejers eenig aandeel aan de regeering, doordien hij het geheele volk, volgens ieders vermogen, op de wijze van een leger, in vijf klassen splitste, welker onderafdeelingen centurün heetten, en de armste lieden, in één centurie vereenigd, hieraan toevoegde. Naar deze indeeling in klassen werd de mate van de staatsburgerlijke rechten en verplichtingen der Romeinsche burgers vastgesteld. De jongere burgers uit de beide eerste klassen verrichtten te velde den zwaar-sten, die der overige lichter dienst, en de laatste centurie schier in \'t geheel geen. Naar deze indeeling werd het geheele volk later tot één vergadering vereenigd, comitia centuriata, waar de stemming naar centuriên geschiedde, en die na de afschaffing van de koninklijke regeering de zetel van \'t hoogste gezag te Rome werden.
De laatste koning, Lucïus Tarquinïus Superbus, was wreed en willekeurig: hij ontnam den plebejers hun pas verkregen rechten en dwong hen tot drukkende heerendiensten; den senaat riep hij maar zelden bijeen en liet dien tot een gering getal uitsterven; vele patriciërs werden van hun eigendom beroofd, verbannen ot
33
Ier dood veroordeeld. Hierom riepen Lucius Junius Brntus en anderen het volk tot wraak en vrijheid op en werd Tarquinïus met zijn geslacht in 509 verdreven.
§ 21.
De oorlogen van Rome tegen de verdreven Tarquinlussen.— De plebejers erlangen allengs volkomen gelijkstelling in staatsburgerlijke rechten met de patriciërs. —
Vari 509 tot 287.
In de plaats der koningen kwamen twee consuls, die jaarlijks in de comitia centuriata uit de patriciërs werden gekozen. Hun macht was ongeveer gelijk aan die, welke de koningen tot hiertoe hadden; maar nu was zij onder twee personen gedeeld. De eerste consuls waren Lucius Junius Brut us en Tarquinïus Collatinus; doch de laatste werd weldra vervangen door Va-lerïus Publicöla.
Intusschen trachtte de verjaagde koning óf zich in zijn heerschappij te herstellen, óf althans zijn goederen terug te erlangen. Als middelen gebruikte hij én een heimelijke samenzwering én openbare oorlogen der naburen tegen Rome. Zijn plan werd nog-tans verijdeld, en hij stierflater in ballingschap. De door hem verwekte oorlog met Porsenna, koning van Clusïum (in Etrurië), bracht Rome zeer in \'t nauw. De stad ware verloren geweest, zoo niet Horatïus Cocles, d. i. de eenoogige, met ongehoorde stoutmoedigheid den toegang tot een brug over den Tiber zoo lang met zijn lichaam had afgesloten en verdedigd, totdat zij was afgebroken. In dezen tijd voerden de Romeinen, omtrent 500 v. C., het dictatorschap in , een waardigheid, waardoor in hachelijke tijden aan één man een onbeperkt gezag, maar voor niet langer dan een half jaar, werd verleend.
Totdus verre was steeds een derde deel van het veroverde land als staatseigendom, tegen betaling van 1/10 der jaarlijksche opbrengst , onder de patriciërs verdeeld. Zoodanige gronden noemde men staat slander ij en. Terwijl de onophoudelijke oorlogen de patriciërs dus verrijkten, maakten zij de plebejers steeds armer: de aanhoudende legertochten verhinderden hen, hun akkers te bebouwen , en toch moesten de grondlasten even goed als in vredestijd worden betaald. Zoo werden zij gedwongen onder harde voorwaarden schuldenaars der rijke patriciërs te worden, die hen, vooral nadat de vrees voor de herstelling van het koningschap was geweken, al meer en meer onderdrukten en als tot lijfeigenen
WUKKE, Overzicht. 11de druk. 3
34
maakten. Dus ontstond te Rome tusschen de beide standen een strijd, die omtrent twee eeuwen duurde en langzamerhand Rome\'s staatsregeling voltooide.
Eerst verwierven de plebejers in 494 het recht om verdedigers, volkstribunen, aan te stellen, die hen moesten beschermen en dit vermochten, daar zij niet alleen door hun veto — d. i. ik verbied het — elk besluit van den senaat krachteloos maken, maar ook het oproepen der plebejers tot den krijgsdienst beletten konden. Van 451 tot 449 kregen de Romeinen geschreven wetten , die door tien mannen, decemviri, werden ingevoerd en op twaalf koperen tafelen gegraveerd. Nog was de scheidsmuur tusschen de beide standen niet vervallen: het bestuur van den staat bleef geheel in handen der patriciërs. In 445 werd overeenkomstig Canulëjus\' voorstel van wet beslist, dat huwelijken tusschen de beide standen rechtsgeldig zouden zijn. Eindelijk bewerkten de Licinische wetten in 367 bijna volkomen gelijkstelling der plebejers met de patriciers-Zij bepaalden, dat één der consuls altijd een plebejer moest zijn, dat elk Romeinsch burger aandeel aan de staatslanderijen zou hebben en de bestaande schulden verminderd zouden worden. Spoedig daarna verwierven ook de plebejers den toegang tot de overige staatsambten. En in 2S7 werd de volkomen gelijkstelling der standen voor de wet voltooid.
§ 22.
Oorlogen van Rome met de Galliërs, de Samnieten, de Latijnen en andere volkeren. — Beneden-Italië aan Rome onderworpen in den oorlog met Tarente en met koning Pyr-rhus. — Van 390 tot 272 v. C.
Gedurende den binnenlandschen strijd had Rome bijna onafgebroken tegen de Volscen, de Sabijnen en andere naburige stammen geoorloogd. Later brachten de Senonische Galliërs onder hun opperhoofd of Brennus — want het is waarschijnlijk geen eigennaam, maar een titel —, door \'t winnen van een veldslag en door een hierop gevolgde belegering van het Capitool of den burg, Rome in 390 zeer in \'t nauw. Reeds beklommen de Galliërs eens bij nacht, bij overrompeling, \'t Capitool; doch de ganzen, die er Juno ter eere werden onderhouden en die de bezetting, bij alle gebrek aan levensmiddelen, had gespaard, wekten, volgens de overlevering, door haar gekwaak nog tijdig Manlïus, die, omdat hij op het Capitool woonde, Capitollnus werd geheeten en nu zijn post wakker verdedigde. Zóó vond de vroomheid haar loon, en \'t Capitool werd behouden. De ingesloten Romeinen werden, zooals de overlevering wil, door den dictator cam 1 llus ontzet,
35
juist toen de Galliërs, door verderlelijke ziekten geteisterd, zich gereed maakten een groote som gelds als losprijs in ontvangst te nemen.
Van 343 tot 290 voerden de Romeinen hevige oorlogen met de Samnieten, die, evenals zijzelven , naar de opperheerschappij over Italië stonden; met de Latijnen, die, tot dusver als bondgenooten met de Romeinen vereenigd, thans toegang tot den senaat en het consulschap vorderden , en met de Etruscen, als bondgenooten der Samnieten. Bij de Romeinen onderscheidden zich Publius De-cïus Mus, vaderen zoon, Qu in tus Fabius Maxi mus Rul-lianus en andere veldheeren. Bij de Samnieten maakte zich Gavius Pontïus beroemd, die in 321 de Romeinen in de berg-engte bij Caudïum (in \'tz.vv. van Samnium) insloot, hen smadelijk onder het juk liet doorgaan, doch den gewenschten vrede niet verkreeg, vermits de Romeinsche senaat het gesloten vredesverdrag nietig verklaarde. Al die oorlogen eindigden hiermede, dat de Samnieten, gelijk de overige volkeren, Rome\'s oppermacht erkenden.
De grondslag tot Rome\'s heerschappij over Italië was aanvankelijk gelegd. Nog één gevaarlijke oorlog^ toefde echter den nu reeds krachtigen staat, n.1. die met Tarente, de rijkste en machtigste der Grieksche koloniën in Zuid-Italiê, die Pyrrhus, koning van Epirus, te hulp riep. Tweemalen sloeg Pyrrhus, in 2So in Italië geland, met zijn wel geoefend leger en zijn olifanten, hoewel met zware inspanning, de Romeinen; maar in 275 dwong ^lanius Curïus Dentatus, een man, die in edel zelfgevoel liever heerschte over hen, die rijkdommen bezaten , dan dat hij er zelf bezat, door een derden veldslag den koning, naar zijn land terug te gaan. Drie jaren later werd Tarente ten onder gebracht en daarmede welhaast geheel Bcneden-Italie.
§ 23-
De eerste Punische oorlog. — Van 264 tot 241 v. C.
Rome\'s vrees voor de uitbreiding van \'t Karthaagsche gebied op Sicilië en wederzijdsche ijverzucht der beide staten gaven aanleiding tot den eersten der Punische oorlogen, zoo genoemd naar de Poeniers, d. i. Karthagers. Terwijl de Romeinen het grootste gedeelte van \'t gebied der Karthagers op Sicilië veroverden, stroopten deze vijanden op de kusten van Italië. Ten einde op den duur tegen de Karthagers te zijn opgewassen, rustten de Romeinen, wier kleine vaartuigen zich niet met de groote schepen hunner vijanden konden meten, in zestien dagen een vloot van honderd twintig schepen uit. Met behulp van enterbruggen, die den zeeslag als \'t ware in een gevecht te land veranderden, behaalde Gajus
36
Duillïus in 260 bij Mylae (op de n.o. kust van Sicilië) de eerste overwinning ter zee. Nu vatteden de Romeinen het plan op, den oorlog naar Afrika te verplaatsen. Atilïus Regülus baande zich den weg hierheen en drong zegevierend tot in de nabijheid van Karthago door. In dien nood stelden de Kartha-gers Xantippus, een vreemdeling, aan \'t hoofd van \'t leger, die de Romeinen in 255 bij Tunes (ten w. van Karthago)beslissend sloeg en Regülus gevangen nam. Van de verdere lotgevallen van dezen man is niets met zekerheid bekend, dan dat hij later te Karthago stierf. Nadat de oorlog nog een tijd lang van weerskanten met de uiterste inspanning was gevoerd, eindigde hij in 241. De voorwaarden, den Karthagers opgelegd, waren hoofdzakelijk: Sicilië te ontruimen en 3200 talenten (8,448,000 gl.) oorlogskosten te betalen.
Met deze voordeelen nog niet tevreden, ontrukten hun de Romeinen te midden van den vrede het eiland Sardinië. De oorlog was nu geëindigd, en de beide staten zochten, elk in een bijzondere landstreek, zich nieuwe bezittingen te verwerven. Hamilcar Bar cas en na hem zijn schoonzoon Hasdrübal veroverden voor Karthago het grootste deel van Spanje tot den Iberus. Met den laatste sloten echter de Romeinen, om een dam op te werpen tegen de steeds aangroeiende macht der Karthagers in Spanje, een verdrag, waarbij Karthago beloofde, geen leger over den Iberus te laten trekken. Intusschen vermeesterden de Romeinen Corsica, benevens een deel van Illyrië, en onderwierpen Cisalpijnsch Gallië.
§ 24.
De tweede Punische oorlog. — Van 218 tot 201 v. C.
In Spanje was hannïbal, een zoon van Hamilcar, in de plaats van zijn zwager Hasdrübal gekomen. Snel zette hij het werk voort, waartoe zijn vader hier den grond had gelegd. Ten einde gelegenheid te vinden om Rome den oorlog aan te doen, belegerde en veroverde hij in 212 Saguntum (een stad, in \'to. van Spanje aan zee gelegen en sinds lang met Rome verbonden). Dit maakte den tweeden Funischtn oorlog onvermijdelijk, hetgeen ook Hanni-bals doel was. Het plan der Romeinen om een leger naar Spanje en een ander naar Afrika te zenden voorkwam Hannïbal, althans gedeeltelijk, door zijn roemrijken tocht over de Alpen. Onder bestendige gevechten met woeste volkeren en in weerwil van de tal-looze bezwaren eener onherbergzame natuur werd deze onderneming , die Hannïbal op meer dan de helft zijns legers kwam te staan, volbracht. Bij de eerste ontmoeting sloeg hij de Romeinen in 218
37
tweemaal in Opper-Italie bij de Ticlnus en de Trebia. In 217 drong hij tot het Trasimënisch meer (in Eutrurië) door, waar hij een derde leger vernietigde. Toen benoemden de Romeinen Quintus Fabïus Maxïmus tot dictator, die, daar hij door een slag te ontwijken krijgskundig den vijand afmatte, den bijnaam cunctator, d. i. draler, kreeg. Hij trachtte den vijand in ongelegenheid te brengen door hem het onderhoud zijner troepen moeilijk te maken. Toen echter.de onbezonnen consul V a r r o, die na hem aan \'t hoofd van een deel der legioenen stond, in 216 den slag bij Cannae (in Apulië) waagde, leden de Romeinen een verschrikkelijke nederlaag, die door den afval hunner meeste bondgenooten in Beneden-Italië werd gevolgd.
In dien wanhopigen toestand gaf Rome echter den moed niet op. Marcellus stak naar Sicilië over, om Syracnse te beoorlogen, dat onder het bewind van Hieronymus (zie blz. 17) van Rome was afgevallen. Door krijgslist veroverde hij in 212 de stad, die, onder anderen met behulp van de werktuigen van den groeten wiskundige Archim5des, den vijand veel nadeel toegebracht en het beleg lang en moedig doorgestaan had. Gedurende den oorlog in Italië was ook in Spanje met afwisselend geluk gestreden. Een voor de Romeinen zeer gunstigen keer namen er de gebeurtenissen , sedertdejongePUBLïus Cornelius scipio, later a rp.i caN u s major, d. i. de oude, het opperbevel bekwam. Hij veroverde in 209 Nieuw-Karthago, zegevierde over Hasdrübal, Hannïbals broeder, en voltooide de verovering van Karthaagsch Spanje. Het laatste ging des te gemakkelijker, doordien Hannibal, door zijn vaderland slechts karig ondersteund, zijn broeder uit Spanje tot zich had ontboden. Langs denzelfden weg, dien Hannibal zich vroeger had gebaand, Italië binnengerukt, werd Hasdmbal in 207 bij de Metaurus (niet ver van Sëna, in Umbriö) gedood en zijn leger vernietigd. Dit was het einde van Karthago\'s zegepralen in Italië.
Van nu aan bepaalde zich Hannibal, in het land der Bruttiërs gelegerd, tot zelfverdediging, totdat hij in 203 werd geroepen om Karthago zelf te beveiligen. Want Scipio, uit Spanje teruggekeerd, was naar Afrika overgestoken, om den oorlog te eindigen. Bijgestaan door den vorst van Oost-Numidië, Masinissa, sloeg hij in 202 de Karthagers onder Hannibal bij Zama (ten z.w. van Korthago). De vrede, in 201 gesloten, schreef voor, dat de Karthagers zich tot Afrika moesten beperken, hun oorlogschepen op tien na uitleveren, 10,000 talenten (26,400,000 gl.) betalen en zonder Rome\'s toestemming geen oorlog mochten beginnen. P. Corn. Scipio verwierf nu den boven genoemden bijnaam. Hanntbal zelf moest later, om Rome\'s haat te ontgaan, zijn vaderstad verlaten. Hij begaf zich eerst naar Antiochus III of den groote van Syrië, vervolgens naar Bithynië. Toen hij hier op het punt was in handen der Romeinen te geraken, nam hij in 183 vergif in en stierf.
38
§ 25-
Uitbreiding van Rome\'s heerschappij in het Oosten en in Spanje,— De derde Punische oorlog, van 149 tot 146 v. C.
Karthago was diep vernederd, en snel ging Rome voort op de baan, die tot de wereldheerschappij voerde. Het eerst werd de oorlog verklaard aan Philips V, koning van Macedonië, dewijl hij , toen Hannibal nog in Italië stond, met hem een verbond had cangegaan en \'t stoute plan ontworpen, om Rome met vereende krachten aan te vallen. Reeds onder zijn zoon en opvolger Perseus werd Macedonië in 168 onderworpen, twintig jaren later een Romeinsch wingewest. De Syrische oorlog, dien Rome tegen Antiochus III, een van Seleucus\' (zie blz. 30) opvolgers, voerde, dwong hem in 1S9 zijn land tot den Taurus, d. i. nagenoeg geheel Klein-Azië, af te staan. In 146 bezweek ook het Achaelsch verbond (zie blz. 30) en werd Griekenland, onder den naam Ac ha je, in het Romeinsche rijk ingelijfd. Ook de kleinere staten Aetolie, Illyrie en Epirus weiden deelen van het wereldrijk. In Spanje oorloogde Rome schier de gansche tweede eeuw door, totdat met den val van Numantïa (in \'t n. van Spanje aan de Duüro) in 133 zijn verovering was voltooid.
Inlusschen beroofde Masinissa, door de Romeinen aangezet, Karthago van de eene landsbeek na de andere. De naijver van Rome rustte niet. „Karthago moet verwoest wordenquot; waren de woorden, waarmede Cato de oude, wat hij in den senaat ook voordroeg, altijd zijn rede sloot en die tot een spreekwoord zijn geworden. Jaren achtereen getergd, vatteden de Karthagers eindelijk de wapens tegen Masinissa op. Deze vredebreuk had Rome lang gewenscht. Eerst vorderde de senaat van het verschrikte volk drie honderd kinderen uit de aanzienlijkste familiën als gijzelaars. Toen eischten de consuls, in Afrika geland, uitlevering van de wapens der Karthagers en van hun krijgsvoorraad, en, nadat dit alles bereidwillig was gegeven, dat zij hun stad een eind weegs dieper landwaarts in zouden verleggen. Het bericht van dezen laatsten eisch verwekte een algemeene woede. Twee jaren lang bood de stad een wanhopigen tegenstand. Eerst in 146 veroverde haar de jonge publius corn, scipio aemilie-n u s, een zoon van Aemilius Paullus en aangenomen zoon van Scipïo, een zoon van Africanus den oude. De stad zelve werd tot op den grond geslecht en haar gebied een Romeinsch wingewest, onder den naan Afrika. Scipïo werd de eernaam Africanus minor of de jonge toegevoegd. Op geen vroeger of later overwinning was Rome\'s volksgevoel trotscher dan op die van Karthago.
39
§ 26.
Fan de Gracchussen tot den dood van Sulla. — Van 133 tot 78 v. C.
Mettertijd had zich, na de gelijkstelling der oude standen voor de wet, te Rome zoowel uit de patriciërs als uit de plebejers een nieuwe klasse van aanzienlijken gevormd, de optimaten of tl oblies, d. i. edelen, in wier geslachten de hooge ambten als erfelijk werden en die in \'t uilsluitend bezit waren der staatslanderijen. De tegenstelling vormden die burgers, welke geen vermogen bezaten en daarom hun stem in de volksvergadering vaak veil hadden. Tot de mannen, die het naderend verderf van den staat trachtten tegen te werken, behoorden vooral de volkstribunen Tiberïus en Gajus Gracchus. Zoowel door den voorslag om elkeen grondbezit te geven als door andere wetsontwerpen zochten zij het volk weer op te beuren en het algemeen welzijn tot staatsbeginsel te maken. Maar beiden vielen als slachtoffers van den haat hunner vijanden, de optimaten, en wel Gajus in 121.
De verdorvenheid der optimaten openbaarde zich vooral in den fugurthijnschen oorlog, 112—106. Jugurtha, een der koningen van Numidiê, vermoordde zijn medekoningen, kleinzonen van Masinissa en Rome\'s bondgenooten. Bij het bedrijven dezer wandaden rekende de sluwe man op de kracht van \'t geld en op de veilheid der optimaten. Hierin bedroog hij zich niet: omkooping verzekerde hem van de werkeloosheid van eenige der Romeinsche veldheeren, die hem moesten beoorlogen. Doch het rijk der ongerechtigheid is niet bestendig. In 107 sloeg gajus marius, een man van geringe afkomst, ruw, maar dapper, hem bij Cirta {in \'t n. van Numidië). Jurgurtha werd kort daarna gevangen genomen en stierf den hongerdood in den kerker.
Niet lang na dezen oorlog werd Maruis, 102—101, de redder zijns vaderlands. De Cimbren en de Teutonen, Germaansche stammen van een forsche, reusachtige gestalte en woeste dapperheid, bedreigden Italië en gaven als \'t ware \'t voorspel der latere volksverhuizingen van die talrijke en woeste stammen , die in de vierde ■eeuw quot;t Romeinsche rijk overstroomden en eindelijk den rijkszetel omverwierpen. Nog was hun tijd niet gekomen, en Marius behaalde op die horden een volledige overwinning, toen een nog grooter onheil Rome bedreigde: de oorlog der bondgenooten, ook wel de Marsische geheeten. De oorzaak was, dat de bewoners van eigenlijk Italië het Romeinsche burgerrecht verlangden. Rome, dat eerst had geweigerd, moest na een tweejarigen strijd in 88 toegeven.
In dezen oorlog onderscheidde zich, naast Marius, inzonderheid
40
Sulla, een man uit een aanzienlijk geslacht gesproten, van zeldzame geestbeschaving, maar zedeloos en wreed. Hij ontwierp het plan, de meer en meer veld winnende democratie te vernietigen en de voormalige aristocratie te herstellen: dus stond hij tegenover Marïus, het hoofd der volkspartij. In 87 begon Marïus den eersten burgeroorlog tegen Sulla\'s aanhangers, terwijl deze Romeinsche veldheer tegen Mithradates VI Eu pator (d. i. van edele afkomst zijnde), koning van Fonlus, een rijk, dat zich niet bepaalde tot het landschap van dien naam (in \'t o. van Klein-Azië, ten z. van de Zvvarte Zee), maar bovendien vele der aangrenzende gewesten bevatte, den eersten M ith ra dat is chen oorlog voerde. Marïus stierf weldra, en toen Mithradïttes was bedwongen, keerde Sulla terug naar Rome. Hier roeide hij de gansche volkspartij uit, eindigde daardoor in 81 den burgeroorlog, liet zich tot dictator benoemen, maar legde in 78 het bewind neer, waarna hij weldra stierf.
§ 27.
Gnaeus Pompejus. — Het eerste driemanschap. — De tweede
burgeroorlog en G. Julius Caesar. — Van 78 tot 44 v. C.
Als erfgenaam van Sulla\'s aanzien trad gnaeus pompejus op, later de groote genoemd. Zijn beroemdste daden zijn: het uitroeien van \'t overschot der zwaardvechters, die Rome zeer hadden bedreigd, maar in 71 door marcuslicinïus crassus bij de Si 1 itr us (de grensscheiding tusschen Lucanïa en Campanië) waren verslagen; het vernietigen der zeeroovers, die den toevoer van koren onderschepten, in 67, en het roemrijk eindigen van den derden Mithradatischen oorlog. Nadat toch L u c u 11 u s den koning reeds zeer had verzwakt, overwon Pompejus hem in 66 bij den Euphraat, waarop Mithradates zich door een zijner dienaren liet dooden. Bij deze gelegenheid voegde Pompejus Syrië mede aan Rome\'s gebied toe en maakte de Joden, die, na een tijdlang aan buitenlandsche heerschers te hebben gehoorzaamd, thans weder ongeveer een eeuw lang onder de Makkabaefin hun zelfstandigheid hadden weten te handhaven, afhankelijk van de Romeinen.
Hoe gelukkiger Rome in deze oorlogen was, hoe meer schatten zijn zegevierende legers uit alle bekende landen de hoofdstad toevoerden, des te grooter werden de weelde en de verslapping van de oude veerkracht. Burgermoord, omkoopbaarheid, misdaad en ondeugd heerschten meer en meer. Een samenzwering van Ca till na en zijn eedgenooten was door den consul marcus
41
TULLÏUS cicëRO, een man, uitmuntende als redenaar en wijsgeer, tot sieraad der Latijnsche letterkunde, in 62 verijdeld, maar de vi oegere volksgeest en de eerbied voor orde en wet niet tegelijk herboren.
Deze gesteldheid van zaken deed gajus julius caesar, een eerzuchtig man, die zich later als veldheer, partijhoofd en geschiedschrijver uitstekend onderscheidde, het denkbeeld opvatten, zich met Pompejus, die op den senaat was gebeten, en met den overmatig rijken Crassus nauw te verbinden. Deze verbintenis, welke eerst geheim werd gehouden, doch waarvan de strekking spoedig voor ieder duidelijk werd, noemt men hd eerste driemanschap of triumviraat (60). De invloed der driemannen op het volk hielp hen aan de gewichtigste ambten en wingewesten. Zóó werd Caesar consul en proconsul of landvoogd over Gallie; Pompëjus kreeg Spanje, Crassus Syrië. In Transalpijnsch Gallië onderwierp Caesar door onophoudelijke gevechten de talrijke Gallische stammen, streed ook met Germaansche volkeren en ging zelfs, hoewel zonder verdere gevolgen, over den Rijn en naar Bri-tannië. Deze oorlogen maakte Caesar dienstbaar aan zijn plan: zij vormden hem tot een volkomen veldheer, terwijl hij grooten krijgsroem verwierf en zich een eigen leger schiep, dat bereid was hem op al zijn wegen te volgen. Gedurende deze jaren bleef Pompëjus, zijn gewest door een ander latende besturen, te Rome. Crassus, naar Azië vertrokken, viel in 53 bij Carrae (in \'tw. van Meso-potamie) in den strijd tegen de Parthen (zie blz. 30), die in het ten o. van het Romeinsche gebied gelegene Azië woonden.
Thans werd het driemanschap metterdaad ontbonden en sloot zich Pompëjus, uit ijverzucht tegen zijn mededinger, bij den senaat aan, die Caesar gelastte het beheer over zijn gewest neer te leggen en het leger af te danken. Toen de eisch van Caesar, die hetzelfde van Pompëjus verlangde, door dezen mededinger was afgeslagen, trok hij over de Rubico, de zuidoostelijke grens van zijn staat. Hierdoor was hij feitelijk in opstand gekomen tegen den senaat, en de tweede burgeroorlog (49—45) begon. Pompëjus, nog onvoorbereid , vlood over de Adriatische zee. De hoofdslag had in 48 plaats nabij Pharsalus (in Thessal\'ë), waar Caesar een volkomen overwinning behaalde. De overwonnene, geheel radeloos, begaf zich overhaast naar Aegypte en werd er op last van het hof vermoord. Hierna zegepraalde Caesar achtereenvolgens over al zijn tegenstanders in Azie, Afrika en Spanje. Toen Cato de jonge of van Utïca (ten n. van Karthago}, een achterkleinzoon van Cato den oude (zie blz. 38), de nederlaag der zijnen had vernomen, doodde hij zichzelf in die stad, ten einde de vrijheid van zijn vaderland, d. i. den ouden staatsvorm, niet te overleven. Naar Rome teruggekeerd, vierde Caesar talrijke zegepralen. De senaat benoemde hem tot levenslang dictator en overlaadde
42
hem met titels en eerbewijzen. Van zijn kant schonk Caesar ruime giften aan het volk en de soldaten, gaf zeer vele heilzame wetten en verbeterde de tijdrekening. Den senaat vernederde hij echter meer dan eens, de republikeinsche vormen versmaadde hij: kortom, niet tevreden met de onbeperkte macht, streefde hij ook, zooals men meende, naar de uiterlijke teekenen van \'t gezag. Verbittering werd hieruit geboren, en meer dan zestig mannen verbonden zich, om \'t gezag van den senaat, den ouden staatsvorm, te herstellen. Marcus Junius Brutus en Gajus Cassïus Longlnus stonden aan \'t hoofd. Op den isden Maart 44 werd Julius Caesar door de saamgezworenen in den senaat gedood.
§ 28.
liet tweede driemanschap. — Van 43 tct 31 v. C.
Nauwelijks was Caesar bezweken, of twee mannen trachtten, elk voor zich, zijn plaats in te nemen: marcus antonÏus, een gewezen veldheer van Caesar, en gajus julius caesar ogïavius, een kleinzoon van Caesars zuster. Zoo ontstond in 43 het tweede driemanschap tusschen Octavïns, Antonïus en Le-pidus. Rome werd thans op nieuw het tooneel van tallooze vogelvrijverklaringen; ook Cicero werd er door getroffen. Toen togen Octavïus, van nu aan ook wel O eta via n us geheeten, en Antonïus naar Macedonië, en versloegen bij P h i 1 i p p i (in \'t o. van dit land) in 42 Brutus en Cassïus, de laatste verdedigers van den ouden staatsvorm. Ten gevolge hiervan verdeelden de overwinnaars de wingewesten onder elkander. Octavïus nam het Westen , Antonïus het Oosten, terwijl zij aan Lepïdus een ondergeschikte rol toedeelden. Welhaast begaf Antonïus zich naar Alexandrië tot Cleopatra, koningin van Aegypte, maar onder Romeinsch oppergezag, en doodde er zijn tijd met zwelgerijen en wellustige vermaken. Tusschen hem en Octavïus brak spoedig de tweedracht los, die, reeds eenmaal onderdrukt, weer uitbarstte, toen Antonïus landen van den Romeinschen staat aan zijn kinderen, bij Cleopatra verwekt, schonk. De senaat, nog altijd met den schijn der oude oppermacht bekleed, verklaarde hem en CleopStra den oorlog. De zeeslag bij \'t voorgebergte Actïum (in \'t n.w. van Acarnanie) in 31 besliste den strijd ten gunste van Octavïus. Het eerst vluchtte CleopStra naar Aegypte; haar volgde Antonïus, en beiden doodden zich hier. Aegypte werd een Romeinsch wingewest en Octavïus alleenheerscher over het groote rijk, dat zoovele van de volkeren in zich bevatte, die de oude geschiedenis kent.
43
§ 29.
A vgiistus. — Van 31^-\'. C. tot 14 n. C. — Het Christendom.
Caesar ocTAViaNUS, van nu aan augustus (de geheiligde) genoemd (31 v. C.—14 na C.), werd thans inderdaad alleen-heerscher, maar met behoud der oude vormen. Onder de oorlogen, gedurende zijn regeering gevoerd, zijn inzonderheid die tegen de Germanen belangrijk. Drusus, de jongste stiefzoon des keizers, drong 12—9 v. C. tot de Elbe door, en na zijn dood gingen andere veldheeren voort, de noordelijke Germaansche stammen te onderwerpen. Doch de overmoed van den landvoogd Quincti-lius Varus knakte de macht der Romeinen in deze streken. Herman of Arminïus, een vorst der Cheruscen, vereenigde veler zijner landslieden en bracht den zorgeloozen Varus een nederlaag toe in het Teutoburgerwoud (ten o. van Pader-born, ten w. van de Wezer) (9 n. C.). Sedert dezen tijd vergenoegden zich de Romeinen met het behoud der landen, tusschen den Donau, den Rijn en de Main gelegen.
De in vele opzichten zoo gelukkige Augustus bleef toch niet verschoond van rampspoed; al zijn naaste betrekkingen overleden vóór hem. Tibenus, de lievelingszoon zijner derde, heersch-zuchtige gemalin Livïa, werd zijn opvolger.
Terwijl Augustus keizer van het Romeinsche rijk en Herödes de groote koning der Joden was, werd jezus Christus in het Joodsche land geboren, naar men doorgaans opgeeft, in het jaar 753 na de stichting van Rome. Gedurende de regeering van Tiberïus trad hij op en verkondigde drie jaren lang zijn godsdienst der liefde, die den menschen God als hun vader recht deed kennen en hen opwekte, om naar gelijkvormigheid met het Opperwezen te streven. Christus zelf leed den kruisdood. Deze dood werd de bevestiging en bezegeling zijner leer, en zijn afgezondenen, apostelen genoemd, overtuigd van de waarheid zijner opstanding uit den dood, verbreidden ze vol ijver en geestdrift door alle deelen van het Romeinsche rijk. En naarmate de tijden der keizerlijke heerschappij troosteloozer waren, naar die mate wies het getal belijders des te sneller.
De keizers uit het geslacht van Augustus, de F lav lussen eji ae
overige vorsten tot Constanfinus den groote. — Van 14 tot $23.
Tiberïus, reeds een man van jaren, toen hij de kroon op zijn hoofd zette, was achterdochtig, wreed en een slaaf zijner zinne-
lijke begeerten. En zijn naaste opvolgers waren niet beter; zelfs was de laatste keizer uit het geslacht van Caesar, nero (54— 68), geheelenal de slaaf zijner onzinnige driften. Als een waanzinnige bedreef hij de onnatuurlijkste en verschrikkellijkste euveldaden. Hem, den moordenaar zijner naaste verwanten, houdt men met veel waarschijnlijkheid voor den stichter van den vre,e-selijken brand te Rome in 64, welke van de veertien wijken der stad tien geheel of ten deele verteerde. Met behulp van de ont-zettendste afpersingen in de wingewesten herbouwde hij Rome op ruimer schaal en met grooter pracht.
Na hem bleef de geslachtsnaam van Caesar [keizer) de gewone titel van den beheerscher des Romeinschen rijks, nu de naam der waardigheid geworden, en kregen de legers metterdaad , de senaat daarentegen slechts in naam, het recht om over den troon te beschikken. Uit het huis der Flaviussen beklommen drie keizers den troon: TiTUSFLAViusvESPASiJiNUsen zijn zonen titus en d o m 1 t 1 ?! n u s. De beide eerstgenoemden muntten als vorsten uit, de vader door een spaarzaam bestuur, de zoon door zijn uitnemende goedheid. Onder Vespasianus werd Jeruzalem in 70 ingenomen en verwoest; de Joden verstrooiden zich over den ge-heelen aardbodem. Ook hernieuwde hij het bondgenootschap met de Bataven, die onder aanvoering van Claudius Civllis waren opgestaan. De menschlievendheid van Titus blonk vooral uit bij de zware rampen, die destijds Italië troffen. Zoo had in 79 de eerste bekende uitbarsting van den Vesuvius plaats, waardoor de steden Herculanéum (ten z.o. van Neapölis aan de kust) en Pompiji (ten z.o. van Herculanëutn) onder asch en lava werden bedolven. Sinds 1713 zijn de beide steden gedeeltelijk weder opgedolven. Domitianus was geheelenal ongelijk aan zijn beide voorgangers, en werd, evenals de vroegere dwingelanden, door eenige samengezworenen gedood.
Welhaast werd de herinnering aan Domitinnus\' wreedheid verzacht door de volgende reeks van voortreffelijke vorsten: Nerva, Trajanus, Hadrianus, Antoninus Pius en Marcus Aurelïus ot Antoninus de wijsgeer. Maar met den laatste eindigde de gouden eeuw van Rome\'s keizerschap. Het rijk neigde meer en meer ten val. De legers bestonden grootendeels uit barbaren, die altijd gereed waren tot oproer, terwijl de grenzen onophoudelijk door vijandige volken werden overschreden. De keizers waren grootendeels weining beteekenende en grillige menschen of ongebonden en bloeddorstig. Bovenal is Heliogabitlus berucht. Slechts zelden droeg een beschaafd, braaf en verstandig man de kroon. D lOCLETiaNus {284-—305) was de eerste, die inzag, dat de toestand van het rijk meer dan één bestuurder vereischte, zou men met kracht optreden zoowel tegen de barbaren, die het onophoudelijk bedreigden, als tegen de heerschzuchtigen, die telkens naar de kroon grepen. Hij benoemde drie mederegenten: aan een
45
hunner, gelijk aan hemzelven, werd de titel augustus, den beiden anderen die van caesar gegeven. Weldra klom dit getal tot zes, die elkander zoo lang bestreden, totdat er ten laatste slechts één keizer overbleef.
Constantinus de grooie, van 323 iot 337, en het Christendom in zijn tijd.
Die alleenheerscher was constantinusdegroote (323— 337), welke den zetel der regeering van Rome naar Byzanfium verplaatste, dat bij de inwijding Nieuw-Rome, doch weldra Con-statitinopel werd geheeten. De oude verdeeling, de vroegere namen der waardigheden in den staat waren tot hiertoe in gebruik gebleven. Eerst Constantinus veranderde dit. Hij verdeelde het rijk in vier praefecturen: het Oosten, Illyricum, Italië en Gallie, aan welker hoofd praefecti praetorio als burgerlijke landvoogden stonden, en deze praefecturen weer in onderdeelen. Dat Constantinus den Christelijken godsdienst aannam en hem tot dien van den staat maakte is een der merkwaardigste gebeurtenissen, niet alleen in de geschiedenis der Christelijke kerk, maar evenzeer in die der beschaving en voor de latere historie der volken en staten. Reeds eer hij alleen regeerde, had hij een besluit uitgevaardigd, waarbij den Christenen vrije godsdienstoefening in het rijk werd vergund. Nogtans liet hij zich eerst kort vóór zijn dood doopen.
Doordien het Christendom nu als godsdienst van den Romein-schen staat was erkend onderging het vele veranderingen. Constantinus versierde de nieuwe hoofdstad met prachtige kerken. Maar het ontstaan eener hooge geestelijkheid en het invoeren van schitterende praal in den uiterlijken eeredienst deden den inwen-digen godsdienst en zijn naleving te veel op den achtergrond komen, overschaduwd door zooveel vertoon en pracht. Daarbij bracht de omstandigheid, dat de bisschoppen in de metropolen (woordelijk; moedersteden) Antiochlë (in \'t w, van Syrië, niet ver van zee), Jeruzalem, Alexandrië, Constantinopel en Rome onder Constantinus hooge staatsbeambten werden, den godsdienst en \'t staatsbestuur in een te nauw verband en onder wederkeerigen invloed, waarvan beide, nu eens deze dan gene, de nadeelen ondervonden. Niet vreemd was het, dat de twisten der geestelijken over de leerstukken der kerk toen staatsaangelegenheden werden, die de rust van het rijk dikwijls hevig schokten. Nog
46
bij het leven van Constant! nus ontstond er een zoodanig geschil tusschen Alexander, bisschop, en Anus, ouderling te Alexandrie, over de vraag, of Jezus Christus, al of niet, volkomen en geheel, gelijk was aan God. Hun talrijke aanhangers stonden, als Arianen en katholieken, steil tegenover elkander.
De Germanen. — De volksverhuizing sedert 375. — De verdeeling van het Romeinsche rijk in 395.
De Germanen bewoonden in de eerste eeuwen na Christus al het land, dat ten w. door den Rijn, ten z. door den Donau, ten o. door de Zwarte Zee, ten n. door de Noord- en de Oostzee wordt begrensd. Zij bestonden uit vele stammen, die dikwijls van woonplaats veranderden en bijzondere namen droegen, als Vandalen, Gothen, Longobarden, Saksen, Friezen, Bataven en andere. Het voortdringen van vele, meest Germaansche volkeren gedurende de vierde, de vijfde en de zesde eeuw van het n. en o. naar het z. en w. der oude wereld noemt men de volksverhuizingen. Deze groote beweging, welke men gewoon is meer bepaald van den inval der Hunnen in Europa, 375, te dagteekenen, bewerkte een groote omwenteling in de woonplaatsen der Europeesche volkeren.
In dat jaar trokken de Hunnen, een zwervend volk van het Mongoolsche ras, uit het o. van Azië komende, over de Wolga Europa binnen. Bij die rivier stieten zij op de Alanen, die zij verdrongen. Toen kwamen zij bij de Oost-Gothen, die eensdeels ook werden verdrongen en anderdeels zich met de Hunnen veree-nigden. De West-Gothen, thans ook in den rug bedreigd, verkregen van keizer valens, die de oostelijke gewesten bestuurde, de gevraagde woonplaatsen binnen de grenzen van het Romeinsche rijk, en wel aan den rechter Donau-oever. Door de verdrukking der Romeinsche stadhouders tot opstand gedreven, sloegen zij Valens in 378 bij Hadrianopel (aan de Hebrus in Thracie), die kort daarna omkwam. Met moeite slaagde theodorus de groote, die van 394 tot 395 voor het laatst het geheele rijk onder zijn schepter vereenigde, er in, de West-Gothen tot rust te brengen.
Bij zijn sterven in 395 benoemde hij zijn oudsten zoon arca-dïus tot erfgenaam van het Oosten, den jongste, honorïus, tot keizer van het Westen. Deze verdeeling, tijdelijk in haren oorsprong, was duurzaam in gevolg, en van nu aan heette het eene het Grieksche of Oud-Romeinsche, het andere het Latijnsche 01 West-Romeinsche rijk. Arcadïus vestigde zijn zetel te Constanti-nopel; Honorïus hield eerst zijn verblijf te Rome, later te Ravenna (in \'t o. van Cisalpijnsch Gallië aan zee). Het Oost-Romeinsche
47
rijk werd zoowel van binnen, vooral door godgeleerde twisten , als van buiten door aanvallen der barbaren zeer verzwakt. Veel had het te lijden van de Hunnen, te meer doordien er tot het einde der oude geschiedenis geen enkel uitstekend vorst den waggelenden ; troon beklom.
Het West-Romeinsche rijk in oorlog met de Gei hen en met de Hunnen tot zijn ondergang. — Van 395 tot 476.
Nauwelijks was Theodosïus gestorven, of A1S, r i k, dien de West-Gothen tot koning hadden verheven, drong alles plun lerende en verwoestende tot de Peloponnesus door. Vandaar toog hij, hiertoe aangezet door het Oost-Romeinsche hof, ijverzuchtig op het Westen, naar Italië, waar hij bij herhaling schatting vorderde, en daar de schatting wel werd beloofd, maar niet betaald, Rome insloot. Tweemaal zelfs veroverde hij de stad, het laatst in 410, toen hij ze tevens liet plunderen. In 411 stierf Alilrik in Zuid-Italië, en een zijner opvolgers, Wallia, verwierf van het West-Romeinsche rijk een gebied in zuidelijk Gallië, waar hij het West-Gothische rijk, met de hoofdstad Tolusa (thans Toulouse, in \'t z.w. van Frankrijk), grondvestte.
Het West-Romeinsche rijk verkeerde bij den dood van Honorïus in 423 in een hoogst bedenkelijken toestand. Onder Honorïus\' zuster PLACiDi a en haren zoon valentinisnusIII ging het weinig beter. In 429 landden de Vandalen, die vroeger door Gallië naar Spanje waren getogen, onder Gensërik in Afrika en stichtten er een rijk in \'t gebied van het oude Karthscgo, vanwaar zij in 455 naar Italië overstaken en er veertien dagen lang het weerlooze Rome uitplunderden. Eenige jaren vroeger had een nog grooter gevaar het Latijnsche rijk bedreigd. Want toen de verschillende horden der Hunnen zich omstreeks 440 onder het bestuur van Attïla vereenigden, geraakten zij met Valentinisnus in oorlog. Met een ontzaglijke menschenmassa begon Attïla zijn tocht, die veel had van een volksverhuizing. Op de Catalaunische velden (ten o. van Parijs bij de Marne) had in 451 de bloedige slag plaats, welke voor het lot van het Westen beslissend was en waarin de Romeinen de Hunnen tot terugkeer dwongen. In het volgende jaar deed Attïla, wel verzwakt, maar niet overwonnen , een inval in Italië. Doch spoedig openbaarden zich ziekten en gebrek bij de Hunnen, die daardoor werden genoopt naar Pannonië terug te trekken. Weldra nam met den dood van Attïla in 453 de zoo gevaarlijke macht der Hunnen een einde.
Reeds was het West-Romeinsche rijk in een toestand van
48
volledige ontbinding, doordien een groot aantal krijgshaftige stammen bijna \'t geheele gebied in bezit hadden genomen. In Afrika heerschten de Vandalen; zuidwestelijk Gallic en een deel van Spanje bezaten de West-Gothen; zuid-oostelijk Gallie was de zetel der Bourgondiërs; de Alemannen huisvestten in Zwitserland en aan den rechter Rijn-oever; in \'t n. van Gallie hielden zich de Franken op; noordwestelijk Duitschland werd door de Saksen bezet; aan den Donau woonden de Longobarden en de Oost-Gothen. Li Britannie eindelijk hadden de bewoners, van Romein-schen bijstand verstoken en door de woeste Pieten en Scoten uit Caledonië (Schotland) overvallen, in 449 de Angelen en andere Duitsche stammen te hulp geroepen. Deze stammen, door Hengist en Horsa aangevoerd, verleenden wel den verlangden bijstand, maar grondvestten hier vervolgens ook eigen rijken en verdrongen de Britten naar \'t Westen, Wales, of noodzaakten hen naar Armorlca, d. i. Bretagne, uit te wijken.
Hoe diep het aanzien van Rome\'s naam was gezonken laat zich hieruit zien, dat de opperbevelhebbers der Duitsche, in Rome\'s dienst staande legers naar willekeur over de kroon beschikten. Zoo deed Ricïmer; zoo ook anderen. Eindelijk kwam O doEc er, aanvoerder der Herulen en Rugiers, in Italië en zette den laatsten, nog zeer jongen keizer, romulus augustulus, in 476 af. Dit was het einde van het West-Romeinsche rijk. Odoacer verbande den afgezetten keizer naar een landgoed in Campanie. Den keizerstitel nam hijzelf niet aan, doch liet zich slechts koning noemen.
De geschiedenis der Aziatische rijken Sina, Indié\', Assyrië, Babyionié, de Israëlieten, Phoeniciè\', Mediè en Perziê,
benevens die van Aegypte.
Jaren v. C
§ 1. Sina en India
Sina sedert..................ongev. 2600
De groote Sineesche muur. — Regeeringsvorm
Confucius (Kong-fut-se). — Kings ........ongev. 500
Het boeddhisme of de dienst van Foh . . . sinds ongev. (n.C.) 300 Indië. — 4 hoofdkasten. — Brahmaisme. — Het sanskriet. ~ De veda\'s.
Sarvürthasidda stichter van het boeddhisme...... 600—480
Oorlogen tusschen de aanhangers van het Brahmaisme en de
boeddhisten..............(n. C. tot 600—700
Overblijfsels der bouwkunst op Salsette en Elephante. — De rotstempels van Mavalipoeram.
§ 2. Assyrië en Babylonia,
Assyrië krijgt zijn eerste bewoners uit Babylonië. — Babylonië blijft eeuwen lang een Assyrisch wingewest.
Ninivé...................ongev. 1250
Ninus. — Semiramis. — Veroveringen o.a. van Bactrië.
Meer zekerheid..............sinds ongev. 770
Salmanassar. — Verovering van het rijk Israël..... 729—721
Sanlierib. — Een plotselinge ramp treft zijn leger . . . ongev. 713 Sardanapalus of Sarak. — Assyrië veroverd door Nebukadnêzar
en Cyaxares................ongev. 606
Kabopolassar eerste koning van Babylonië.
Uebukadnezar wordt mederegent. —- Slag bij Circêsium, waar
Necho wordt verslagen.............ongev. 605
Nebukadnêzar wordt koning.
Verovering van het rijk Juda..............586
Nebukadnêzar onderwerpt jfhoenicië. — Hij verfraait Babyion.
Nabonitus verbindt zich met Croesus. — Babylonië veroverd door
Cyrus, koning van Perzië,..............538
§ 3. Aegypte.
Toestand van het land. — De Nijl. — Delta. — Verdeeling van Aegypte. — De oude Aegyptenaren in kasten verdeeld. — Godsdienst. — Beeld- en letterschrift.— Wetenschappen en kunsten.— Cheops (Chufu). — Chephren (Sehafra). — Mycerinus (Menkera). — Ramses II of Sesostris en zijn veroveringen. — Dodecarchie.
Wijnne, Overzicht, 11de druk. 4
50
Jaren v. C.
Psammetïchus................ 670—616.
Dd toegang tot Aegypte voor vreemdelingen gemakkelijk gemaakt en
de handel met de Grieken begunstigd.
Neeho laat Afrika omvaren. — Psammemtus. — Hij verliest
den slag bij Pelusinm, en Aegypte wordt een Perzisch wingewest . 525.
§ 4. De laraSUeten.
Verschillende namen van dit volk.
Abraham...................vóór 2000.
Izaak. — Jakob of Israël. — Jozef. — Moies voert hen naar
Arabië.......................ongev. 1300.
J o s u a. — Het getal der 12 stammen met e\'e\'n vermeerderd. — Richteren of rechters. — Samuël.
Saul koning............ongev. 1080—omstr. 1050.
David . ................ongev. 1050—1025.
Hij wordt algemeen erkend............omstr. 1040.
Zijn verdiensten.
Salomo ................omstr. 1025—986.
Splitsing van het rijk in twee deelen; Israël, het rijk der 10 stammen, met de hoofdstad Slchem, daarna Samaria, onder Jeroboam, en Jada, het rijk der 2 stammen, met de hoofdstad Jeruzalem, onder Rehabëam..............986.
Profeten.
De laatste koning van Israël, Hosea, door Salmanassar naar Assyrië
gevoerd..................... \'21.
Juda veroverd door Nebukadnëzar, en koning Zedekïa naar Babylonië
verplaatst....................586.
§ 5. Fhoenieië.
Bloei van Tyrns................. 1000—500.
Hiram. — Pygmilion.
Nieuw-Tyrus verdedigt zich eerst 5 jaren lang tegen Salmanassar,
daarna gedurende 13 jaren tegen Nebnkadnezar.
Onderwerping van Phoenieië aan Perzië .......ongev. 550.
Nieuw-Tyrus verwoest door Alexander den groote, koning van
Macedonië,...................332.
Volkplantingen. — Karthago gesticht door Dido.......814.
Jlago 600—500.
Zee- en landhandel der Phoenieiërs. — De Kassiterïdes. — Uitvindingen.
§ 6. STediS en Perril.
Zoroaster (Zarathustra).............. 1300—1200.
Zend-Avesta. — De leer van Zoröaster.
De Mediërs maken zich vrij van de Assyriërs.
Dejoees. — Eebamp;lina gesticht. — De Perzen door de Mediërs onderworpen.
Cyaxares..................633—593.
51
Jaren v. C.
Hij verdrijft de Scythen en verwoest Ninivé......ongev. 606.
Astyages................... 593—558.
Cyras, volgens Herodötns, een zoon van Cambyses en Mandane,
neemt zijn grootvader gevangen en bestijgt zelf den troon.
Cyrus.................... 558—529.
hydie veroverd en Croesus gevangen genomen.....ongev. 549.
Babyion genomen en Babylonië in een Perzische provincie veranderd ..................... 538.
Terugtocht der Joden naar hnn land.
Cyrus komt om kort na een tocht tegen de Derbiciërs..... 529.
DarïUS I, een zoon van Hystaspes.......... 521—485.
Het Westen van Indië cijnsbaar. — Re tocht tegen de Scythen mislukt. — De Perzen krijgen vasten voet in Thracië en Macedonië.
TWEEDE AFDEELISG.
De geschiedenis der Grieken tot di vernietiging hunner ona fhankelijkheid.
§ 7. Qriehenland.
Verdeeling en eilanden.
§ 8. Van den vroegeten tijd tot de vestiging der Heraeliden en
DoriSrs in de Peloponnesus.....ongev. 1800—On\'CT. 1000.
De Pelasgen. — Cadmus, DanSus en Pelops. — Cecrops
geen vreemdeling.
De Hellenen of Grieken in drie hoofdstammen verdeeld.
De tocht der Argonauten.
De onderneming der zeven vorsten tegen Thebe.
De Trojaansche oorlog.............. 1194—1184.
Heracles (Hercüles) en Thëseus.
§ 9, De vestiging der Heraeliden en Ttoriërs in de Feloponnêsus. — Igt;e volkplantingen der Grieken.
De Heraeliden Tëmenus, Cresphontes en Aristodêmus verslaan, met behulp van de Doriërs en van den Aetoliër Oxylus, de Achaeërs en stellen zich in \'t bezit van een groot deel der Peloponnësus................... 1000.
Grieksche volkplantingen en haar oorzaken. — Die der Achaeërs op de westkust van Klein-Azië in Mysië en Lydië, ten getale van 12.
Die der loniërs in Lydië en Carië, 12 in getal.
Die der Doriërs, 2 steden in Carië.
Verder onderscheiden koloniën aan de Zwarte en de Middelland-sche Zee.
4»
52
Jaren v. C.
Syracuse op Sicilië gesticht
Oelo
Hiëro. — Thrasybülus Oorlog met Athene . . . Dionysius I tiran . . jDionysïus II.
T i m o 1 ë o n. — Hij sterft Agathöcles .... Hiëro koning ....
. 337. . 317. 269—216.
Hieron ymus sterft.................215.
Marcellus neemt de stad in en onderwerpt ze aan de Romeinen 212.
§ 10. De Grieken in \'t algemeen.
Kegeeringsvorm. — Tirannen. — Oorzaken der ontwikkeling: de aanleg van \'t volk; de ligging van Griekenland; de gemeenschappelijke taal; de nationale spelen; de orakels.
§ 11. Sparta.
Twee koningsgeslachten. — De inwoners in drie soorten gescheiden.
Wetgeving van Lycurgus..........ongev. 850—800.
De machten in den staat. — De hegemonie. — Nadeelig gevolg der wetgeving.
§ 12. Athene.
Dood van Codrus. — Archonten........sedert ongev. 1000.
Jaarlijks negen archonten............sedert. 683.
Drie soorten van bewoners.
Solon archon................... 594.
De seisachthïa.
Solons wetgeving. — Indeeling der burgers in vier klassen. — Machten in den staat.
Pisistratus sterft.................. 527.
Einde van \'t bestuur zijner zonen Hippias en Hipparchus. —
Hippias vlucht naar Darius I.............510.
§ 13. De Jferzieche oorlogen............. 493—387.
Hoofdoorzaak en gevolgen van de lange reeks der Perzische oorlogen.
Eerste kruistocht der Perzen onder Mardonius. — Athos..... 493.
Darius I zendt herauten naar Griekenland.
Tweede tocht onder Datis en Artapherues. — Zegepraal van
Miltiad.es bij Marathon............... 490.
Miltiades sterft in de gevangenis.
Xerxes I strijdt tegen de Grieken bij de Thermopylae. — Le-
onïdas.........................480.
Themistocles. — Zijn raad. — Overwinning der Grieken bij
Salamis............-........ 480.
Pausanïas, voogd van Piistarchus, en Aristldes slaan Mar-
735. 484.
tot 466. 415—413. . 405.
53
Jarec v. C.
donïus met 300,000 Perzen bij Flataeae. — Mardonïns sneuvelt . 479. Zege der Grieken bij Mycale. — De vloot der Perzen vernield . . 479.
§ 14. Fenelea. — Be Peloponneaisehe oorlog, van 431 tot 404. —
Alcibiade*.
Themistocles laat de muren van Athene herstellen en de Piraeus voltooien. — Hij vlucht wegens het ostracisme naar Perzië en sterft. De hegemonie gaat op Athene over. — Athene\'s luister.
Pericles................sinds ongev. 450.
Zijne verdiensten.
De Peloponnesische oorlog.............. 431—404.
Bondgenooten van Athene en van Sparta.
Pericles sterft aan de pest.............• . 429,
Kortstondige vrede..................421.
Alcibiades vliedt naar de Spartanen. — Aanleiding hiertoe . . . 415. De tocht der Atheners naar Sicilië onder Nicias en Lamachus mislukt. — De tweede sneuvelt; de eerste gevangen genomen en
gedood ................... 415—413.
Hij wordt wederom afgezet. — Aanleiding.
Iiysander neemt Athene in. — De 30 tirannen....... 404.
De tirannen verdreven................. 403.
Alcibiades om hals gebracht. — Oorzaak.
§ 15. Soerdtes.
Tegenstelline van Socrates met de sophisten. — Aanklacht tegen
hem. — Zijn dood................. 400.
§ 16. Tan \'t einde der 1\'erzische oorlogen tot de onderwerping van
Griekenland naar Macedonië.......... 387—338.
Begin van \'t verval te Sparta en de oorzaak hiervan.
Oorlog van Sparta tegen Artaxerxes II Mnemon, koning van Perzië, en van onderscheiden Grieksche staten tegen Sparta.
Vrede van Antalcïdas................. 387.
Aanleiding tot den Thebaanschen oorlog........ 382—379.
De Thebaansche oorlog............... 378—362.
Epaminondas en Pelopïdas.
Epamidondas wint de slagen bij Leuctraenbij Mantinêa, maar sneuvelt. Philips II koning van Macedonië. — Demosthenes.
Erkenning der hegemonie van Macedonië over Griekenland ten gevolge van den slag bij Chaeronêa, door Philips gewonnen op Athene en Thebe..................3S8.
54
Jaren v. C.
DERDE AFDEELIXG.
De geschiedenis van Macedonië, van \'t rijk van Alexander den groute en van de hieruit ontsproten staten,
§17. A.lexander de groote ........quot;.... 336—323.
De uit het Ferzitch-Maeedoniaeh rijk voortgekomen staten.
De Temeniden. — Philips II.
Alexander de groote geboren............ 366.
Aristotéles onderwijst hem. — Hij volgt zijn vader op ... . 336. Hij bedwingt de Thracischa en Illynsche volksstammen en verwoest Thebe.
Hij brengt den Perzen een nederlaag loe bij de Granicus..... 334.
Zijn tocht door IClein-Azië.
Slag bij Issus, waar 600,000 Perzen versUcen en de gemalin, de moeder en de dochter van Darius III Codomannus
worden gevangen genomen.............. 333.
Alexander onderwerpt de kustlanden en sticht Alexandrië in Aegypte.
Slag bij Arbëla of Gaugamêia. — 1,000,000 Perzen......331.
Darïns Codomannus door Bessus vermoord.........331.
De Macedoniërs bezetten de hoofdsteden van Perzië. — Bessus gedood.
Tocht van Alexander naar Pendsjab............ 330.
Terugkeer bij de Hyphasis. — Neatchus gaat te scheep, Alexander te land door Gedrosië en Carmanië.
Alexanders grootsche plannen. — Dood van Philötas, Parmenio en C1 i t u s.
Alexander sterft................... 323.
De tijd der diadochen tot den slag bij Ipsus, waar Antigónus
sneuvelt,.....quot;................301.
Seleucus sticht het Seleucidisch-Syrisch rijk.........312.
Pergamus en het Parthische rijk scheuren zich hiervan los.
Ptolemaeus Lagi of Söter sticht in Aegypte hel rijk der
Ptolemaeen.................... 323.
Macedonië onder do nakomelingen van Demetrius Poliorcêtes.
Uel Achatisch en het Aetolisch verbond in Gritkenland.
VIERDE AFDEELING.
De geschiedenis der Romeinen.
§ 18. Italië.
Indeeling en eilanden.
§ 19. Stiohting en oudste bewoners ran Rome.
Voornaamste volksstammen in Italië. — Aenêas iu Latium. — Ascamus grondvest Alba Lonqa, — Numltor en Amulius. — Geboorte vau Komülus en Kemus. — Faustfllus.
55
Jaren v. C.
Stichting van Rome op den Palatijnschen heuvel, volgens Varro
21 April 753.
Drie standen van quot;t Romeinsche volk. — C omit ia curiata. — Machten in den staat.
§ 20» Home onder tie honiitgeu........... 753—509.
De zeven koningen. — Twee veranderingen, op naam van Servtus Tallias gestild. — Do verdeeling van het gebied in vier stedelijke deelen, tribus geheeten, en een aantal landelijke, tribus o( regiones
genoemd.
Het geheele getal is 21 ................ 494.
Het groeit tot 35 aan.
Splitsing van quot;t geheele volk in 5 klassen en een centurie. — De krijgsdienst hiernaar geregeld. — Comitia centujiata.
L. Tarquiuïus Superbus of de dwingeland. — Zijn drukkende
regeering. — Hij wordt verdreven............ 509.
§ 21. De oorlogen van Itome tegen de verdreven Tarquiniussen. — De plebejers erlangen allengs volhomen gelijkstelling in staatsburgerlijke rechten met de patriciërs ....... 509—287.
De eerste consuls: Lucius Junius Brütus en Tarquinïus
Collatinns, in wiens plaats Valerius Publicöla komt,. . 509. Oorlog tegen Porsenna. — Horatlus Cocles
Instelling van het diclatorschaii...........ongev. 500.
Staatslanderijen. — De oorlogen maken de plebejers steeds armer. — Zij worden schuldenaars en lijfeigenen der rijke patriciërs. —
Strijd gedurende ongeveer twee eeuwen tusschen de beide standen.
Instelling der volkstribunen............... 494.
De wetten der 12 tafelen en de tienmannen....... 451—449.
Het voorstel van wet van Canulêjus............ 445.
De liinicische wetten................. 367.
De gelijkheid der standen voor de wet is voltooid....... 287.
§ 22. Oorlogen van Home met de Galliërs, de Samnieten, de Latijnen en andere volkeren. — De onderiverping van Jieneden-ltalië aan Home in den oorlog met Tarente en met koning l\'yrrhus.............. 390—272.
Oorlog tegen de Volscen, de Sabijnen en andere naburen.
Belegeiing van het Capitool door de Senonische Galliërs ouder hun Brennus. — Camillas. — Manlïus Capitolinus....... 390.
Oorlogen met de Samnieten, de Latijnen en de Etruscen. — Oorzaken hiervan............... 343—290.
P. Decimus Mus, vader en zoon, en Quintus Pabius Maximus Hulliauus.
s
Jaren v. C.
Een Ilomeinsch leger door Gavins Pon tins bij Caudïum ingesloten .........•...........321.
Al die volkeren erkennen Rome\'s oppermacht.
Oorlog tegen Tarente en koning Pyrrhns van Epïrus . . . 280—272. Pyrrhus wint twee veldslagen; maar Manlus Cu rins Dentatus
verslaat hem................... 275.
§ 23. De eerste Punische oorlog........... 264—241.
Aanleiding tot den eersten Punischcn oorlog. — De Romeinen veroveren het grootste gedeelte van \'t gebied der Karthagers op Sicilië. — Zij rusten in CO dagen een vloot van 120 schepen uit.
Overwinning ter zee van Gajus Duillïns bij Mylae. — Enter-
bruggen..................... 260.
Xanthippus slaat AtillUS RegÜluS bij Tunes...... 255.
De Karthagers ontruimen Sicilië en betalen 3200 talenten .... 241.
Rome ontrukt hun Sardinië.
Hamilcar 15areas. — Verdrag van Rome met Hasdrübal over de grensscheiding in Spanje.
De Romeinen vermeesteren Corsica, benevens een deel van Illyrië en Cisalpijnsch Gallic.
§ 24. De tweede l\'unischen oorlog....... • . . 218—201.
Hannibal verovert Sagnntum.............219.
Zijn tocht over de Alpen.
Hij wint de slagen bij de Ticinus en de Trebïa........218.
Hij zegepraalt hij het Trasimenisch meer..........217.
Q. Fabius Maximus, met den bijnaam cunctator, wordt dictStor.
Nederlaag van Varro bij Cannae. — Afval van Rome\'s meeste
bondgenooten...................216.
Marcellus neemt Syracuse in. — Archimedes......212.
Publms Corn. Scipio, weldra met den bijnaam Africanus
major vereerd, verovert Nieuw-Karthago......... 209.
Hij voltooit de verovering van Karthaagsch Spanje.
Hasd rübal trekt uit Spanje naar Italië; hij wordt verslagen en
gedood bij de Metaurus............... 207.
Hannibal steekt naar Afrika over............. 203.
Scipïo en Masinissa verslaan Hannibal bij Zama....... 202.
Vrede. — De Karthagers beperken zich tot Afrika, leveren hun oorlogschepen, op tien na, uit, betalen 10,000 talenten en beloven zender Rome\'s toestemming voortaan geen oorlog aan te vangen . 202.
Hannibal gaat eerst naar Syrië en sterft vervolgens in Bithynië . . 183.
§ 25. Uitbreiding van Home\'s heerschappij in het Oosten en in
Spanje, — De derde Punische oorlog...... • 149—146»
Rome verklaart den oorlog aan Philips V, koning van Macedonië.
57
Jaren v. C.
Macedonië wordt aan Rome ondenvorpen onder Perseus, een
zoon van Philips V.................168.
Het wordt een Romeinsch wingewest...........148.
Antiochus III, koning van Syrië, moet, ten gevolge van den
Syrischen oorlog, nagenoeg geheel Klein-Azië afstaan.....189..
Griekenland wordt, onder den naam Achaje, in het Romeinsche rijk
ingelijfd..................... 146.
Zoo ook Aetolië, Illyrie en Epirus.
Val van Numantia en onderwerping van Spanje....... 133.
Oorlog van de Karthagers met Masinissa. — Cato deoude. —
Eisehen van Rome aan Karthago.
P. Corn. Scipio Aemilianus Africanus de jonge verovert
Karthago.................... 146.
De stad geslecht. — Haar gebied, onder den naam Afrika, een Romeinsch wingewest.
§ 26. Van de Gracehussen tot den dood van Sulla..... 133 — 78..
Optimalen of nobtles.
Tiberïus en Gajus Gracchus. — Hun streven.
Gajus komt om...................121.
De .Tugurthijnsche oorlog..............112—106.
Jugurtha vermoordt de kleinzonen van Masinissa. — Middelen,
door Jugurtha aangewend in dezen oorlog.
Gajus Marius verslaat hem bij Cirta..........107.-
Jugurtha sterft in den kerker.
Marius overwint de Cimhren en de Teutonen.......102—101.
De oorloq der oondgenooten of de Marsische krijg. — Uitslag . . 90—88. Sulla voert den eersten Mithradatischen oorlog tegen Mithra-
dates VI Eupator.
Eerste burgeroorlog te Rome tusschen Marius en Sulla .... 87—81. Marius sterft. — Sulla dictator.............81—78.
§ 27. Gnaeus I\'ompejus. — Bet eerste driemanschap. — Be tweede
burgeroorlog en Julius Caesar......... 78—44..
Marcus Licinïus Crassus overwint de zwaardvechters bij de
Silarus..................... 7K
Gnaeus Pompejus, later met den bijnaam de groote, vernietigt het overschot der zwaardvechters en roeit de zeeroovers uit. 67.
Lucullus voert eerst den derden Mithradatischen oorlog.
Pompêjus overwint Mithradütes bij den Euphraat....... 66.
Pompëjus voegt Syrië aan Rome\'s gebied toe en maakt de Joden, die weder ongeveer een eeuw lang hun zelfstandigheid hadden weten te handhaven, afhankelijk van de Romeinen.
Oorzaak en gevolg van de te Rome toenemende zedeloosheid.
M. Tullius Cicero stuit de samenzwering van Catilina en
zijn eedgenooten.................. 62.
58
Jaren v. en n. C.
Eerste driemanschap of triumviraat: Gajus Julius Caesar,
Pompejus eu Crassus.......... ..... 60.
Caesar wordt consul en proconsul over Gallië; Pompejus krijgt
Spanje. — Tochten van Caesar eu gevolg hiervan.
Crassus bekomt Syrië en sneuvelt in den slag by Carrae tegen de
Parthen...................... 53.
Ontbinding van het driemanschap. — Aanleiding tot den tweeden
burgeroorlog !US;chen Caesar en Pompejus........49—45.
Slag bij Pharsalus. — Pompejus wordt in Aegypte vermoord . . . 4S.
Caesar overwint al rijn tegenstanders.
Cato dejonge of van Utïca doodt zichzelf.
Caesar wordt overladen met titels en eerbewijzen. — .Zijn daden te Rome.
Een samenzwering van meer dan 50 mannen, o. a. M. Brfltus en Cassïus Longinus, maakt een einde aan het loven van Caesar..................15 Maart 44.
§ 28. Het tweede driemanachap............43—31.
Marcus Antonius, Octavïus Caesar en Lepïdus sluiten
het tweede driemanschap............... 43.
Vogelvrij ^rklariugen. — Cicero gedood.
Brütus en Cassïus woiden bij Philippi verslagen door Antonius en
Octavïus of Octavianus . ■............. 42.
Octavïus neemt het Westen, Antonïus het Oosten.
De tweedracht tusschen hen bargt;t los. —• Aanleiding hiertoe.
Zeeslag bij Actïum. — Antonïus en Cleopatra worden verslagen
en brengen zichzelven in Aegypte om........■ . 31.
Aegypte wordt een Eomeinsch wingewest.......... 31.
§ 29. Augustus..............31 v. C.—14 n. C.
liet (liristendoin.
Caesar Octavianus, van nu af Augustus, metterdaad alleen-
heeracher...............31 v. C.—14 n. C.
Oorlog legen de Germanen. — Drüsus.......12—9 v. C.
Herman of Armiuïus verslaat QuinctHius Varus in
het Teutoburger woud...............9 n. C.
De Romeinen vergenoegen zich met het behoud der lauden, tusschen den Donau, den Rijn en de Main gelegen.
Tiberïus, een zooa van Auguatus\' derde gemalin Livia, lot troonopvolger benoemd.
Jezus Christus wordt in het Joodsche land geboren en treedt onder de regeering van Tiberïus openlijk op. — De apostelen.
§ 30. Xgt;e keizers uit het geslacht van Augustus, de JFlaviussen
en de overige vorsten tot Conatantinus den groote . . ■ 14—323-
50
Jaren n. C.
Nero.....................54—68.
Vreeselijke brand te lïome............... 64.
De geslachtsnaam van Caesar (keizer) blijft de gewone titel van den beheerseher des Komeinsehen rijks. — invloed van het leger en den senaat.
Drie keiiers uit het geslacht dor Flaviussen: TitUS Plavius Vespasïanus, Titvis, Domitianus.
Jeruzalem wordt ingenomen en verwoest.......... 70.
Het bondgenootschap met de Bataven onder Claudius Civilis hernieuwd.
Eerste bekende uitbarsting van den Vesuvius. — Uercularëum en
Poirif/èji...................... 79.
De beide steden gedeeltelijk opgedolven.........sinds 1713.
Domitianus door eenige saamgezworeneu gedood.
Reeks voortreffelijke vorsten.
Het rijk neigt ten ondergang. — Gevaren, waaraan het voortdurend ten doel staat. — Weinigbeteekenende of slechte keizers, b. v. Hellogabalus.
Dioeletianus................. 284—305.
Hij benoemt drie mederegenten, van welke een gelijk hijzelf, den titel augustus, de beide anderen dien van Caesar voeren.
§ 31. Constanttnu* de groote............ 323—337.
Het Christendom in zijn tijd.
Constantinus de groote............ 323—337
Hij verplaatst den zetel naar Byzanlium, eerst Nieuw-Rome, weldra Conslantiuojjel genoemd.
Hij verdeelt het rijk in vier praefecturen. — Praefecti praetorio.
Hij neemt den Christelijken godsdienst aan en maakt hem tot dien van den staat.
Het Christendom ondergaat vele veranderingen. —- Ongunstige invloed dier verandeiingen en van het verheifen der bisschoppen in de metropolen tot hooge staatsbeambten.
§ 32. De Germanen. —• lie volJiSverhuiamp;iny sedert 37o. — De verdeeling van het Jtomeinsehe rijk............ 395.
Woonplaats en stammen der Germanen.
De volksverhuizing.
De Hunnen trekken over de Wolga Europa binnen....... 375.
Zij verdringen de Alanen en de Oost-Gothen.
De West-Gothen, in het Romeinsche rijk opgenomen, verslaan Valens
bij Hadrianopel. — Valens sneuvelt........... 378.
Theodosius de groote keizer........... 394—395.
Hij brengt de West-Gothen tot rust.
Splitsing van het Romeinsche rijk in het Grieksche of Oost-Romeinsche met Constantiuopel en het Latijnsche o{ West Romeinsche met Romt,
later Ravenna, als zetel....................395.
Arcadïus keizer van het Oosten, Honorïus van het Westen sedert 395.
Toestand van het Oost-Romeinsche rijk.
60
Jaron n. C.
§ 33. Net West-Romeinsche rijI: in oorlog inet de West-Gothen en
de Hunnen tot ttfn ondergang......... 395—476-
Alarik, koning der West-Gothen, trekt, aans;ezot door het Oost-Romainsche hof, naar Italië en verovert Rome tweemaal, het laatst...................in 410.
Alarik sterft....................411.
WaDïa sticht het West-Gothische rijk in zuidelijk Gallië met de hoofdstad Tolösa.
Het West-Romeinsche rijk verkeert in een hedenkelijken toestand onder Placidïa en Valentinïanus III, sinds den dood van Honorïus.................... 423.
Da Vandalen onder Gensêrik grondvesten een rijk in Afrika in
\'t gebied van Karthago............... 429.
Zij plunderen Rome veertien dagen lang.......... 455.
De Hunnen vereenigdcn zich onder Attïla......omstr. 440.
De Romeinen dwingen de Hunnen tot den terugkeer door den slag
op de Catalaunische velden..............451.
Attïla doet een inval in Italië.............. 452.
De Hunnen trekken naar Pannonië terug. — Attïla sterft .... 453.
Het West-Romeinsche rijk verkeert in een toestand van ontbinding,
dewijl een groot aantal krijgshaftige stammen, de Vandalen, de West-Gothen, de Bourgondiërs, de Alemannen, de Franken, de Saksen, de Longobarden en de Oost-Gothen, bijna zijn geheelen omvang bezet hebben.
De Britten roepen de Angelen en andere Duitsche stammen tegen
. de Pieten en de Scoten te hnlp............. 449.
Deze stammen stichten er onder Hen gist en Hor sa eigen rijken.— De Britten wijken naar Armorica uit.
Ricïmer en andere Duitsche legerhoofden beschikken over de kroon.
Odoacer, aanvoerder der Herulen en Ragiërs, zet Hamulus Augustülus af . ................ 476.
Odoacer koninq van Italië............... 476.
Einde van het West-Romeinsche rijk............ 476.
MIDDELEEUWEN.
EEHSTK TIJDVAK.
YAN DEN VAL VAN \'l WEST-ROMEINSCHE RIJK IN 476 N. C. TOT DEN DOOD VAN KHALIF HAROEN AL RASCHID IN 809 N. C. EN VAN KEIZER KAREL DEN GROOTE IN 814 N. C.
§ 34-
Het Oost- Gothische rijk,—Het Oost-Romeinsche rijk tol 842.— De val van het Vajidaalsche e7i van het Oost-Gothische rijk. — De Longobarden in Italiè.
Het nieuwe rijk of de nieuwe heerschappij, door odojecer gegrondvest, was van geen langen duur. Zeventien jaren had hij met gematigdheid geregeerd, toen hij zijn gebied aan de Oost-Gothen moest afstaan, die, na het Grieksche rijk een tijdlang door herhaalde strooptochten en het afpersen van een jaar lij ksche schatting te hebben gekweld, het Westen aantastten en 490—493 onder hun koning theodörik Italië en Sicilië veroverden. Deze streken, benevens de zuidelijke Donau-landen, beheerschte Theodërik tot zijn dood in 526. Ravenna was doorgaans de zetel der nieuwe regeering. Op het overlijden van Theodörik volgde tweedracht in het rijk, hetwelk den Oost-Romeinen gelegenheid gaf om Italië te bemachtigen.
In \'t Oost-Romeinsche rijk zat destijds justinisnus (527— 565) op den troon, een keizer, die zich door werkzaamheid, zucht voor grootsche ondernemingen en de keuze van uitstekende staatsdienaren onderscheidde. Gedurende zijn regeering ontbrak het niet aan oorlogen. Zoo stevende zijn veldheer Beli sari us naar Afrika, om het in verval geraakte Vandaalsche rijk (zie blz. 48) te veroveren. Binnen kort was de Vandaalsche macht vernietigd, en dit reeds vroeger niet talrijke volk ging in 534 te gronde. Hierop trok Belisartus naar Sicilië, dat hij, gelijk mede Beneden-Italie, in korten tijd veroverde, vermits hij zich aan de inwoners als hun bevrijder van het vreemde juk voordeed. Welhaast bezette hij Rome, verdedigde er zich gedurende een geheel jaar met uitstekende bekwaamheid tegen de Gothen en dwong toen Ravenna zich over te geven. Onverwachts werd de zegevierende veldheer teruggeroepen: Justinianus vertrouwde hem niet langer of werd
02
naijverig op zijn roem. Dit gaf den Gothen moed, en zij heroverden weldra een groot deel van Italië.-
Op de mare hiervan zond de keizer op nieuw Belisarïus naar Italië; maar met zijn klein, slecht uitgerust leger kon hij niets van belang ondernemen, en hij leide \'t bevel neder. N ars es verving hem aan de spits van een sterker en beter uitgerust leger. Tevergeefs betoonden de Oost-Gothen bij herhaling hun voormalige dapperheid; zij dolven het onderspit, en met 555 werd Italië een wingewest, gewoonlijk het exarchaat, de buitenprovincie, genoemd, van het Oost-Romeinsche rijk. De zetel van den stedehouder of exarch, met welk ambt Narses thans werd bekleed, was te Ravenna. Niet lang evenwel bleef de Grieksche keizer in \'t gerust bezit van Italië. Reeds onder de regeering van Justinia-nus\' opvolger werd Italië de buit der Longobarden, die vooral door de vruchtbaarheid van dit land werden gelokt en in 568 onder hun koning alboin hierheen togen. Spoedig waren zij meester van het binnenland van Boven- en Midden-Italie; doch de zeesteden bleven in \'t bezit van de Grieken, en nimmer verkregen de Longobarden de heerschappij over het geheele land.
Justinianus beloonde zijn grooten veldheer, den hoogbejaarden Belisarïus, met ondank, hoewel de geschiedenis dier ongenade later is overdreven. Zijn eigen naam verheerlijkte de keizer door ondernemingen van verschillenden aard. De nijverheid ontving door het overbrengen der zijdeteelt uit Sina nieuw voedsel. De op zijn last bijeengebrachte verzameling der Romeinsche wetten werd het begin eener nieuwe orde van zaken. Het Romeinsche recht, zooals het nu onder Justinknus werd geordend, is later door alle Christenrijken der Middeleeuwen, uitgezonderd door Engeland en Denemarken, tot aanvulling hunner eigen wetten aangenomen.
Na den dood des keizers kwam de zwakheid van den staat steeds meer en meer aan \'t licht. Een groot deel van Italië ging, gelijk wij zagen, verloren; Nieuw-Perzen, Avaren en Arabieren deden menigvuldige invallen in het rijk. De eerstvolgende keizers tot 717 waren bijna alle onmenschelijk wreed en weinigbetee-kenend, en de Arabieren bedreigden niet zelden tot zelfs de hoofdstad Constantinopel. Wel lichtte in 717 een betere tijd aan met Leo in den isauriër (uit Isaurië, ten w. van Lycaonië, in Klein-Azie, afkomstig, 717—741), die de Arabieren dwong met schade en schande het beleg der hoofdstad op te breken; maar ter kwader ure voor de rust van \'t rijk vatte deze voor zijn tijd te verlichte keizer het denkbeeld op, de in afgoderij ontaarde vereering der heiligenbeelden uit te roeien. Dit verbitterde degroote menigte der bevolking, het meerendeel der geestelijken en bovenal de tallooze monniken, die in zijn rijk woonden, en gaf in 726 aanleiding tot den langdurigen beeldenstrijd, welke tusschen de partij des keizers, de beeldstormers, en die der meeste geestelijken,/fe
03
beeldendienaars, werd gevoerd. De verwarring, uit dezen onzaligen kamp voortgesproten, nam eerst een einde, toen de beeldendienst in 842 was hersteld.
De Arabieren. — Mohammed. — Van 571 tot 632.
De grootste schok, waarvan de geschiedenis der zevende eeuw gewaagt, ging uit van de Arabieren, een volk, dat in zijn uitgestrekt schiereiland, door zeeën en zandwoestijnen afgesloten, nooit vreemde overheeschers had gekend. Het binnenland van Arabie wordt door talrijke horden Bedoeïenen, d. i. zwervende herdersstammen, doorkruist, terwijl daarentegen , de steden aan de Arabische en de Perzische golf reeds vroeg een bloeienden handel met Indie, Perzië en Egypte dreven. De Arabieren leiden groo-tendeels hun afkomst af van Ismael, een zoon van Abraham, en behooren dus tot den Semietischen stam. Een vierkant gebouw te Mekka (in \'t w. van Arabie) met een zwarten steen in het midden, beide Kaaba geheeten, was het nationaal heiligdom der onderscheiden stammen, welker godsdienst meest in het Sabaeis-me (sterrendienst) bestond, terwijl ook enkele de Joodsche of de Christelijke leer waren toegedaan. Roofzucht en wraakgierigheid kenmerken \'t volkskarakter, maar evenzeer eenvoudigheid, dapperheid, gastvrijheid, gestrengheid en geestdrift voor \'t stoute en ongewone. Wanneer de Arabieren van een rooftocht in hunne tenten waren teruggekeerd, zongen zij liederen, die de daden van \'t voorgeslacht verheerlijkten. Door Mohammed verkreeg dit volk een plaats onder de volkeren in de wereldgeschiedenis.
Mohammed (d. i. de geprezene) werd in 571 te Mekka geboren, behoorde tot het aanzienlijk geslacht der Has c hem iet en en tot den stam Koreisch en was de zoon van Abdallah, een onbemiddeld man. Reeds jong een wees, werd hij door zijn oom Aboe Taleb tot den handel opgeleid. Als koopman deed hij vele reizen naar Syrië en zuidelijk Arabie. Op zijn vijfentwintigste jaar trad hij in dienst bij een rijke weduwe, Kaditscha, met wie hij weldra trouwde. Doch op den duur behaagde hem het bedrijvige leven niet: naar lichaam en ziel met zeldzame gaven toegerust, peinsde hij over iets hoogers. Hierom onttrok hij zich meer en meer aan alle aardsche beslommeringen en gaf zich aan vrome bespiegelingen over. Zijn overdenkingen brachten hem tot het besluit, het oud geloof aan éénen God te herstellen, dewijl de aanbidding der sterren en de verbasterde Joodsche eeredienst hem evenzeer mishaagden. Met zijn levendige verbeeldingskracht en de hem aangeboren dweepzucht zag hij hemelsche verschijningen
en wonderen. Dus hield hij zich, naar het schijnt, overtuigd, dat God hem tot dat werk had bestemd.
Sedert 615 verkondigde Mohammed openlijk zijn godsdienst, die den naam islaam, d. i. berusting in Gods wil, draagt, terwijl zijn belijders moslemen (geloovigen) heeten. De voornaamste leerstukken van den islaam zijn: er is maar één God, Allah, en Mohammed is zijn profeet; Mozes en Christus zijn insgelijks goddelijke gezanten; het lot van eiken mensch is onveranderlijk in Gods eeuwig raadsbesluit bepaald; op de opstanding der dooden volgt een wereldgericht, waarna de goeden zullen worden beloond, de boozen gestraft. Tot de hoofdplichten der geloovigen behooren: weldadigheid en rechtvaardigheid; gebeden, vijfmaal \'s daags met het gelaat naar Mekka gewend te houden; vasten; ten minste één bedevaart naar Mekka; de heilige oorlog of gewelddadige uitbreiding van den islaam. In stoute beeldspraak wordt op het betrachten dezer plichten aangedrongen: „Bidden voert halverwege tot God, vasten brengt tot den ingang des hemels, en aalmoezen openen de poort.quot; „Het is beter, den heiligen krijg te voeren, dan zeventig jaar te huis te bidden, en hij, wiens voeten in de oorlogen des Heeren bestoven zijn, zal op den dag des gerichts verder wezen van de oorden der pijniging, dan de afstand bedraagt, welken de snelste ruiter in duizend jaren kan afleggen.quot; Ook voor \'t burgerlijk leven bevat de Mohammedaansche godsdienst voorschriften. Diefstal wordt met het verlies der eene hand, gelijk andere euveldaden met de straf der gelijke vergelding, /us ialionis, bedreigd, waardoor de misdadiger zelf ondergaat, wat hij aan een ander heeft aangedaan. Al de leerstukken zijn door Aboe Bekr, den eersten opvolger van Mohammed, bijeengebracht in den koran, d. i. het boek der openbaringen.
Reeds voordat hij met zijn nieuwe leer te voorschijn trad, hadden eenige verwanten en vrienden van den profeet ze omhelsd, als Kaditscha, zijn neef Ali en Aboe Bekr, later zijn schoonvader. Zijn streven naar meer aanhangers vond echter veel tegenkanting, vooral onder zijn eigen stamgenooten, de Koreischieten, wier bespotting en haat hij zich op den hals haalde. Slechts met moeite ontkwam hij aan hun veelvuldige aanslagen op zijn leven. Toen eindelijk de Koreischieten, samengezworen om hem te vermoorden , op een nacht zijn woning omsingelden, vluchtte Mohammed uit Mekka naar Medina (ten n. o. van Mekka). Dit is de hed-schrah of vlucht van den profeet, naar welke het begin der Mohammedaansche tijdrekening op den i6den Juli 622 is gesteld, op den dag, die tevens voor het tijdstip der stichting van den islaam wordt gehouden. Want te Medina nam het getal der geloovigen aanmerkelijk toe; uit die stad begon men ook de eerste legertochten ter voortplanting van het geloof. Van nu aan ging het bekeeringswerk, hoofdzakelijk door middel van het zwaard, snel
65
voort. Inzonderheid waren het eerst de talrijke Joden in Arabie, die gedwongen werden de leer van den profeet aan te nemen. Ten laatste viel ook Mekka in 630 in handen der Mohammedanen, en bij den dood van den profeet in 632 was bijna geheel Arabie, vrijwillig of gedwongen, zijn leer toegedaan en aan zijn heerschappij onderworpen.
De Arabiereri onder de eerste khalifen, die uit het geslacht der Ommyaden en de eerste Abbass\'iden. — Van 632 tot 809. — De ondergang van het rijk der West- Got hen in 711.
Reeds de eerste khalij, d. i. opvolger van den profeet, a b o e bekr, begon den islaam buiten zijn vaderland te verbreiden. Maar inzonderheid ging de tweede hunner, omar (634—644), op de baan der veroveringen voort. Hij ontrukte Syrië aan de Grieken, onderwierp Phoenicie, benevens Palaestina, en na de Grieken, die het beheerschten, eenige malen te hebben verslagen, maakte zijn veldhéer Am roe zich van Egypte met Alexandrië meester. Overdreven is het verhaal, dat Omar het verbranden der beroemde bibliotheek te Alexandrië te last legt. Zooals het luidt, moet hij Amroe, die hem over de bibliotheek raadpleegde, hebben geantwoord: „Verbrand ze, want óf deze geschriften bevatten, wat in den koran staat, en dan zijn ze overbodig; óf er staat iets anders in, en dan zijn ze goddeloos,quot; waarop Amroe de badstoven met de boekwerken had laten stoken. Behalve de genoemde landen en een deel van Noord-Afrika, bezweek ook het Nieuw-Perzische rijk, dat sinds 226 bestond, voor de macht der Arabieren. Na Omars dood werden de veroveringen op de noordkust van Afrika door het bezetten van Barbarije voortgezet. In 656 verkreeg Ali, een zoon van Aboe Taleb en gemaal van Fatïmé, Moham-meds dochter uit zijn eerste huwelijk, het lang verwachte khalifaat; doch het bracht hem geen heil. Vele stedehouders stonden tegen hem op onder aanvoering van Moeawïa, landvoogd van Syrië. Weldra viel hij door sluipmoord, en zijn zoon liet het khalifaat aan zijn tegenstander over.
Op die wijze kwam het khalifaat met moeawïa i (661—680) aan het geslacht der Ommyaden. Onder dezen khalif, die den zetel van \'t bewind naar Damascus (in \'t z. van het oude Coele-syrië) verplaatste, werden niet alleen de grenzen van \'t gebied in Afrika en in het Oosten uitgebreid, maar werd ook de hoofdstad van het Byzantijnsche rijk meermalen aangetast. Zeven jaren quot;WlJNKE, Overzicht, 11de druk. 5
GG
achtereen zetleden de Arabieren in de nabijheid van Constantinopel troepen aan land, die deze stad aangrepen; doch gebrek, uitvallen der Grieken en het Grieksche vuur, een thans onbekend mengsel van licht ontvlambare stoffen, dat door \'t zeewater niet werd gebluscht en de vijandelijke schepen in brand stak, verhinderden telkens, dat zij werd ingenomen.
Moeawïa\'s opvolgers onderwierpen geheel noordwestelijk Afrika tot den Atlantischen Oceaan. Vanhier staken de Muzelmannen naar Spanje over. Dit land hadden de (zie blz. 48) in zuidelijk Frankrijk gevestigde West-Gothen op de Sufiven veroverd, terwijl zij hun gebied in Frankrijk langzamerhand aan de Franken verloren en daarom den zetel van de regeering naar Toledo (in Spanje, aan den Taag) verplaatsten. Een van de laatste koningen der West-Gothen was witiza. Zijn opvolger was rodSrik. Tegen hem trok de veldheer der Mohammedanen, T a r i k, met een leger naar Spanje overstekende, op. Niet ver van kaap Trafalgar werd in 711 een slag geleverd, waarin beide volken in moed en volharding wedijverden. Toen echter koning Rodërik ten laatste spoorloos was verdwenen, ontzonk den West-Gothen de moed geheel, en zij ruimden met groot verlies het slagveld. Thans waren de Arabieren meester van het grootste deel van Spanje. Slechts in het gebergte van het noordelijk gedeelte konden de Gothen hün onafhankelijkheid handhaven.
De zwakheid van de laatste khalifen uit het huis der Ommyaden en de groote uitgestrektheid van het rijk, dat in \'t oosten aan den Indus paalde, maakten het voor hun tegenstanders gemakkelijk, den troon te ondermijnen. In 750 bracht aboel abbas, een achter-achterkleinzoon van Abbas, een oom van den profeet, het khalifaat in het geslacht der Abbasüden over. De ongelukkige Ommyaden werden tot in hun laatste schuilhoeken vervolgd en gedood, zoodat men verzekert, dat er maar één van hen, Abd Errahman, in \'t leven bleef. Naar Spanje ontkomen, ontrukte hij dit gewest aan de Abbassiden en grondvestte er in 7^ voor zijn geslacht een onafhankelijk emiraat (later khalifaat) te Cordova (aan de Guadalquivir).
De Abbassiden schonken aan de Arabische heerschappij een tijdperk van luister, niet alleen door veroveringen, maar vooral door de zegeningen des vredes, door het handhaven van gerechtigheid en door de bevordering van kunsten, als van bouw- en dichtkunst, en van wetenschappen, als van wijsbegeerte, wis-,, genees-, sterre- en scheikunde. Tegen deze lichtzijde staken andere verschijnsels, aan de Oostersche rijken eigen, donker af: willekeur der beheerschers, schitterende glans der hoofdstad, opstanden der stadhouders en verslapping van menigen khalif. Bagdad (aan de Tigris) werd de hoofdzetel der Abbassiden. Onder hen is h a r o e n (786—809), die den bijnaan al raschid, d. i. den recht-
67
vaardige, draagt, bijna even beroemd als zijn tijdgenoot Karei de groote in het Westen, en moge rechtvaardigheid ook niet al zijn daden hebben gekenmerkt, hij blijft een uitstekend man voor zijn eeuw.
Het Frankische rijk onder de Merovingitrs en onder de Karolingische huismeiers tot het koningschap der Karolingiers. — Van 481 tot 752.
De Franken , oorspronkelijk een vereeniging van een zeker aantal Duitsche volksstammen, bestonden sedert de vierde eeuw, toen zij het Noorden van Gallië vermeesterden, uit twee afdeelingen, de Saliers, die allengs de heerschers werden, en de Ripuarkrs. Eerst werden zij nu eens gezamenlijk, dan weer afzonderlijk door hei-densche koningen geregeerd, o.a. door Merovaeus, naar wien het Frankische koningsgeslacht van den Salischen stam den naam Merovingiè\'rs voert, en Childërik. Met den zoon van Childërik, Clevis (Klodwig) I, begint eerst de zekere en samenhangende geschiedenis der Franken. Clovis I (481—511), koning van een deel der Salische Franken, een krachtig man, vereenigde langzamerhand alle stammen onder zijn bewind en werd daardoor de stichter van het groote Frankische rijk. Toen hij het bestuur aanvaardde, was zijn gebied aan alle zijden door onafhankelijke volkeren omringd, van welke hij er vele onderwierp of afhankelijk maakte. De Alemannen versloeg hij in 496 bij Zülpich (ten z.w. van Keulen), waarom zij hem als opperheer erkenden. Daar Clovis, tot dusverre heiden, in dezen slag de belofte had afgelegd zich te laten doopen, indien de God der Christenen hem de zege verleende, nam hij nog in \'t zelfde jaar te Rheims (ten n.o. van Parijs) met vele Franken het katholiek geloof aan, d. i. zooals het door de kerkvergadering te Nicaea in 325 (zie blz. 46) was vastgesteld, waarbij de volkomen godgelijkheid van Christus met den Vader was aangenomen, en de Arianen, die ze ontkenden, waren veroordeeld. Zoo men wil, bracht zijn Bourgondische gemalin Clotilde, die dezelfde leer was toegedaan, het hare tot deze bekeering bij. Ten gevolge hiervan ging allengs het geheele volk tot het Christendom over. Den West-Gothen liet Clovis van hun gebied in Frankrijk niets over dan den kusten-zoom tusschen de Pyrenaeên en de Rhóne. Zóó liet hij bij zijn dood in 511 een rijk na, dat bijna geheel Frankrijk, een groot deel van Duitschland, België en de Nederlanden omvatte.
68
Clovis\' zonen en kleinzonen verdeelden telkens het rijk onder elkander, van welke beide hoofddeelen het eene Austrasie of het oostelijke land, d. i. alles, dat aan den rechteroever van den Rijn lag, benevens de linkeroever tot aan de Maas, het andere Neustrie, het westelijk land, heette. Onder de regeering dezer vorsten nam het groote gebied der Franken nog in uitgebreidheid toe, hoewel de veerkracht der vorsten verzwakte en zij aan groote ondeugden waren overgegeven. Hierdoor komt het, dat hun geschiedenis uit niets dan uit een bijna onafgebroken reeks van schandelijke misdaden, van burger- en broederoorlogen bestaat. Welhaast werden het aanzien en de macht van \'t koningschap zoozeer ondermijnd, dat in hun plaats de hofmeiers (major domus, de eerste huisbediende), oorspronkelijk slechts opzichters over de koninklijke bedienden en goederen, regeerden en alles vermochten, inzonderheid toen hun waardigheid in het Karolingische geslacht erfelijk werd.
De eerste van hen, die op deze wijze in naam deskoningshet erfelijk bewind zoowel over Austrasie als over Neustrië voerde, is pepijn van HERisTAL, alzoo genoemd naar zijn burgt, thans een vlek (ten n.o. van Luik). Op hem volgde zijn onechte zoon ka rel, wegens zijn persoonlijke dapperheid kartell, d. i. de strijdhamer, genoemd, die in 732 in den slag tusschen Tours (aan de Loire) en Poitiers (ten z.w. van Tóurs) op de uit Spanje in Frankrijk binnengedrongen Mohammedanen zulk een schitterende zege behaalde, dat het grootste gedeelte van \'t leger der vijanden op het slagveld bleef. Pepijn de korte was sedert 741, toen Karei Martell stierf, erfgenaam van de macht zijns vaders. Hij geloofde verdiensten genoeg omtrent het rijk te hebben verworven, om den koningstitel te kunnen voeren. Daarom liet hij paus Zacharias vragen, of het met Gods wil overeenkomstig was, dat hij, die werkeloos te huis zat, koning heette, dan of die titel niet veeleer hem toekwam, welke den last der regeering torschte. De paus, reeds lang door de Longobarden benauwd en voor zich en de kerk veel goeds van een verbintenis met den machtigen Frankischen vorst hopende, antwoordde overeenkomstig Pepijns wensch. Toen werd hij in 752 te Soissons (ten n.o. van Parijs) in een plechtige volksvergadering op een schild opgeheven, ten teeken dat men hem als koning had gekozen. ChildSrik iii, de laatste der Merovingiërs, werd daarentegen onttroond en, naar de wijze der monniken, met kaalgeschoren kruin in een klooster gezet. Op deze wijze ging alzoo de koninklijke waardigheid van de Merovingiërs over op de Karolingiërs, die hun naam ontleenen aan den beroemdsten vorst uit hun huis, Karei den groote.
69
§ 38.
Het leenstelsel en het Christendom onder de Duitsche volkeren, — Het pausdom en de scheuring der katholièke kerk.
Sedert de Duitschers vaste woonplaatsen in het Romeinsche rijk hadden gekregen, ontstonden in hun levensbetrekkingen menigvuldige veranderingen, die welhaast zeer gewichtige gevolgen hadden. Hiertoe behoort vooral de ontwikkeling van het leenstelsel. De Duitschers ontnamen in de landen, waar zij zich vestigden, den bewoners gewoonlijk een of twee derde deelen van hun eigendom, zoowel in land en woningen, als in slaven, enz. Een uitzondering op dit gebruik maakten de Franken. Overal, waar zij veroveringen maakten, lieten zij de overwonnenen in \'t bezit van den grond, dien zij hadden. Er bleef, dewijl in de veroverde landen de bevolking nergens zeer dicht was en het voortdurend oorlogen ze bovendien zeer deed afnemen, land genoeg over voor de overwinnaars. Al het land nu, dat in de veroverde streken geen eigenaar had, viel aan den koning der Franken ten deel. Op tweederlei wijze beschikte hij er over. Of hij behield het voor zich en maakte het alzoo tot staatseigendom of domein (goed van den landsheer), of hij stond het in vollen eigendom aan zijn onderdanen af. Het aldus verkregene, zijnde alzoo vrij en erfelijk eigendom, heette alodium.
Langzamerhand kwam nog een andere wijze van schenken in gebruik. Wanneer, is niet juist te bepalen; maar moge zij onder de Merovingiërs ook al nu en dan zijn voorgekomen, eerst onder de Karolingiers werd zij zeer algemeen. Zij, die veel grond bezaten, alzoo bovenal de kerk en de koning, stonden een deel van hun goed in vruchtgebruik af. Zoodanig stuk land werd, met een Latijnsch woord, beneficium (weldaad) genoemd. Persoonlijke verplichtingen jegens den eigenaar sproten uit deze manier van verleenen niet voort. Op deze wijze had de koning een middel om velen aan zich te verbinden.
Met de toenemende gewoonte der koningen om goed op de een of andere wijze uit te deelen werd van lieverlede een van oudsher bestaand gebruik in verband gebracht. Dit was hierin gelegen, dat men zich op plechtige wijze ter bescherming overgaf of aanbeval aan een machtig man, b.v. aan den koning. Dergelijke handeling noemde men commendatio, d. i. aanbeveling. De naam van hen, die zoodanige bescherming inriepen en verwierven, was vazallen. Hij, die de bescherming verleende, werd dominus (heer) genoemd. Allengs werd het een vast gebruik, aan geen ander een beneficium te geven, dan aan hem, die door de commendatie vazal werd. Hetgeen als beneficium werd gegeven was niet alleen land. Onder de Karolingiêrs werd het hoe langer hoe meer ge-
70
bruikelijk, ook tollen, \'t recht van visscherij, kerken, kloosters en ambten, zooals dat van graaf, als beneficiën te schenken.
Uit beneficium nu en commendatio ontstond wat men gewoon is het leenstelsel te noemen. De hoofdtrekken van dat leenstelsel, hetwelk bij de Franken tot volledige ontwikkeling kwam en van hen op vele latere Europeesche rijken overging, zijn de volgende.
Zulk een landgoed of recht, dat veelal werd verleend ter belooning van den een of anderen dienst, als krijgsman cf hoveling bewezen, heette leen (beneficium). Hij, die het goed in leen gaf, heette leenheer; die het ontving leenman of vazal, en hij, die weder een deel van \'t leen van een vazal in leen ontving, achterleenman of vavazal. De leenen konden of voor een zekeren tijd, en dan meestal voor het leven, worden gegeven, èf zij waren erfelijk. Het leenstelsel kreeg een nog grooter uitbreiding, doordien vrije grondeigenaars hun alodïum nu en dan van den koning in leen namen, na hem eerst het eigendom daarvan te hebben afgestaan. De leenman was gehouden voor de eer en de veiligheid van den leenheer zorg te dragen. De mate van krijgsdienst hing van de grootte van het leen af. Daarentegen was de leenheer gehouden, den leenman in zijn rechten en eer te beschermen. Door meerdere uitbreiding omvatte het leenstelsel langzamerhand het geheele volk in verschillende trappen, als vazallen, hofhoo-rigen, lijfeigenen. Door leenen en achterleenen was ieder van meer aanzien leenheer of leenman, dikwijls beide, terwijl de groote massa der bevolking, onder den naam van hofhoorigen en lijfeigenen, in meerdere of mindere mate of geheel van burgerlijke en persoonlijke rechten was verstoken en onder de willekeur der heeren gebukt ging. Daardoor verdween de oude gelijkheid van allen, die in de eerste eeuwen onder de Duitschers in \'t algemeen , alzoo ook onder de Franken, had bestaan. Hoewel de koning alleen bij keuze zijn waardigheid bekwam, gold toch bij de Franken de oud-Germ aar sche regel, dat de zoon den vader opvolgde. Uit de graven en de hertogen, alsmede uit de aanzienlijke geestelijken, die eveneens landgoederen in leen kregen, werden de rijksstenden samengesteld, welke de vroegere volksvergadering der vrije mannen vervingen en waarmede de koning dikwijls over openbare aangelegenheden raadpleegde.
De Duitschers leerden het Christendom deels bij de door hen van hun macht en van hun gebied beroofde Romeinen, deels door de edele mannen kennen, die, hun vaderland verlatende, naar de wouden der barbaren togen, ten einde er onder allerlei ontberingen en vervolgingen de leer van Christus te verkondigen. Deze mannen kwamen sedert het begin der zevende eeuw grooten-deels uit Engeland en uit Ierland. Met den meesten ijver predikte de Angelsaks wi nfried, rret een Latijnschen naam bonifacïus geheeten ,deapostelderduitschers. Hij bekeerde inzon-
71
derheid de Hessen en de Thuringen, stichtte vele kerken en bisdommen, o. a. te Fulda (in Keur-Hessen), en werd zelf de •eerste aartsbisschop van Maints (aan den Rijn). Later legde hij deze waardigheid neer, om onder de Friezen het Evangelie te prediken. Nabij Dokkum (in \'t n.o. van Friesland) vond hij den 5den Juni 755 den dood des martelaars.
Daar Bonifacïns, door paus Gregorius II gemachtigd, getrouw aan zijn eed, alle bekeerde volkeren aan het geestelijke oppergezag van den paus onderwierp, werden die volkeren tevens steunpilaren der pauselijke oppermacht. De titel paus, van pappas of papa, d.i. vader, was oorspronkelijk allen bisschoppen gemeen geweest. Maar sinds Gregorius I den groote (590—604) werd het meer en meer gebruikelijk, dien alleen aan den bisschop van Rome toe te kennen. Tot dusverre was deze bisschop doorgaans wel als de eerste onder zijns gelijken erkend; doch van nu aan verbond men met dien titel het begrip van een oppermacht en een oppertoezicht over de kerk. Hierdoor groeide de sedert de dagen van Constantinus den groote (zie blz. 45) zichtbare ijverzucht van den patriarch te Constanti-nopel aan. Daarenboven had zich gedurig verschil in de gebruiken geopenbaard, zoodat, na langdurige spanning, in 1054 de katholieke of algemeene kerk in de Latijnsche en de Grieksche werd gesplitst, de eerste met Rome, de tweede met Constantinopel als zetel.
Het Frankische rijk onder de Karolingische koningen Pepijn
en Karei den groote. — De bekeering en de onderwerping der Saksen. — Van 752 tot 814.
Kort na het afzetten van Childërik III wendden zich de Longo-barden tegen Rome en tegen paus StephSnus III, die de hulp van PEPIJN den korte (752—768) inriep. Door een verschrikkelijke verwoesting van het land der Longobarden en door de belegering hunner hoofdstad Pavla (ten n.w. van Piacenza) dwong de koning der Franken in 755 den vijand tot het opbrengen eener schatting en het afstaan der op de Grieken veroverde landen, die bij Bologna en Ancüna (in \'t n.o. van Italië), aan de kerk, d. i. aan den paus. Hierdoor bekrachtigde hij het bestaan van den Kerkdijken staat, als wereldlijke heerschappij, waarvan reeds vroeger de grond was gelegd.
Op hem volgde zijn zoon, ka rel de groote (768—814), een dier buitengewone menschen, die onze bewondering tot zich trekken en wier gebreken men bij het herdenken hunner veel
72
grootere verdiensten gaarne vergeet. Uitmuntende als veldheer, vorst en mensch, beraamde hij het eerst het grootsche plan, al de Duitsche volksstammen door den Christelijken godsdienst en onder één bestuur te vereenigen. Naast de Franken waren toen de Saksen de krachtigste Duitsche volksstam, die zich over een groot deel van noordwestelijk Duitschland uitstrekte. Zij waren nog streng gehecht aan de oud-Germaansche gebruiken en met lijt en ziel verkleefd aan den heidenschen afgodendienst. Door de rooftochten , die zij ouder gewoonte in het Frankische rijk ondernamen, gaven zij de koningen der Franken veelvuldige aanleiding tot oorlog.
Karei begon in 772 de lange reeks der dikwerf afgebroken oorlogen tegen de Saksen, die ruim dertig jaar duurden. Zoo vaak andere oorlogen den koning bezig hielden, liepen de Saksen, ofschoon telkens overwonnen, onder W i 11 e k i n d, den aanzienlijkste der Saksische aanvoerders, weer te wapen. Nauwelijks was de eerste tocht afgeloopen, of paus Hadrianus I riep Kareis hulp in tegen Desiderius, koning der Longobarden. Karei liet zich niet lang wachten en sloeg het beleg voor Pavïa, dat zich weldra, overgaf. Hiermede was in 774 de onderwerping der Longobarden aan \'t rijk der Franken voltooid; hun koning verwisselde de kroon met de monnikskap.-
Op den rijksdag, dien Karei in 777 te Paderborn (in \'t o. van Westphalen) hield, kwam een gezantschap Arabieren, tegenstanders der Spaansche Ommyaden, den bijstand van Karei tegen khalif Abd ErrShman (zie blz. 66) inroepen. Gretig naar kamp tegen de ongeloovigen, voldeed hij aan dit verzoek en veroverde bijna ai het land van de Pyrenaeen tot de Ebro, waaruit de Spaansche mark (grensgewest) van het Frankische rijk werd gevormd. Nog voordat Karei uit Spanje was teruggekeerd, waren de Saksen op nieuw opgestaan. In hevigen toorn hierover ontstoken, liet Karei vierduizend vijfhonderd hunner aanzienlijkste mannen, die voor hem verschenen, nederhouwen, een daad, die zich niet geheel door de woestheid der eeuw laat verontschuldigen. Op de mare van deze snoode wraakoefening stond het geheele volk tegen de gehate Franken op, en eerst nadat Wittekind zich in 785 had laten doopen, was de kracht van den opstand gebroken. In 804 volgde hun volledige onderwerping en beloofden zij bij het Christendom te zullen volharden. De verplaatsing van tallooze scharen Saksen naar andere streken van het Frankische gebied wat inzonderheid het krachtige middel, dat Karei tegen herhaling van opstand aanwendde. Ook tegen de Avar en, in \'t land ten o. van de Beieren (d. i. het tegenwoordige Oostenrijk en Hongarije), trok Karei te velde. Na vele krijgstochten ontnam hij hun het land tusschen de Ens en de Raab (twee bijstroomen aan den rechteroever van den Donau). Dit werd de Oostenrijksche mark.
Zooveel heldendeugd en overwinningen, zoovele diensten, ia
73
den strijd tegen heidenen en Mohammedanen aan het Christendom bewezen, maakten Karei den roem en de bewondering der volkeren, de toevlucht der zwakken. Het was dus niet vreemd, dat, toen hij paus Leo III eens een persoonlijken dienst had bewezen, deze paus en het volk te Rome hem, om zijn aanzien te vergrooten, met een nieuwen titel vereerden. Bij een proccessie werd Leo III eens door een hem vijandige partij gruwelijk mishandeld. Karei snelde naar Rome en hield een statige rechtszitting: zij, die zich aan den paus hadden vergrepen, werden verbannen. Hierop zette de paus hem in 800 op kerstdag, juist toen hij voor het altaar in de St. Pieterskerk knielde, plechtig Rome\'s keizerskroon op het hoofd. Het talrijk verzamelde volk riep den Frankischen koning als keizer uit, en de sedert 476 in het Westen afgeschafte keizerlijke waardigheid werd hersteld. — Gedurende zijn laatste levensjaren kampte de keizer nog met geluk tegen de Denen en de Slaven, zoodat zijn uitgestrekt rijk toen ten n. door de Eider (de grens tusschen Denemarken en Duitschland) en de Oostzee, ten z. door den Tiber en de Middellandsche Zee, ten o. door de Elbe en de Raab, ten w. door de Ebro en den Atlantischen Oceaan werd begrensd.
§ 4°-
Kareis binnenla?idsch beheer.
Hoe uitstekend Karei ook als krijgsman moge zijn geweest, hij is nog grooter als regent. Onophoudelijk strevende naar zijn verheven doel, de uitbreiding van \'t Christendom, dat in zijn tijd noodwendig gepaard ging met priesterheerschappij en kerkpraal, stichtte hij zeer vele bisdommen, o.a. te Paderborn, te Osnabrück (aan de Hase, een zijtak van de Eems), te Bremen, te Munster enz. en richtte overal scholen op. Een kring van uitmuntende geleerden verzamelde hij rondom zich, zoowel om zichzelf als om zijn volk te beschaven. Onder hen was de Angelsaks Alcuin, dien hij innig hoogachtte. Zeer zorgde Karei voor de beschaving der Duitsche taal, waarin hij vele preeken der kerkvaders liet vertolken. Eveneens ijverde hij voor de beoefening der bouwkunst. Op vele plaatsen stichtte hij kloosterscholen, en aan zijn hot was een bijzondere inrichting van onderwijs voor de zonen zijner dienaars. Hij was gewoon die zelf te bezoeken. Eens bevond hij, dat de aanzienlijkste kinderen de onbekwaamste, de armere de bekwaamste waren. Toen zeide hij tot dezen: „Hebt dank, mijn zonen, dat gij er u op hebt toegelegd, mijn bevelen ten uwen nutte naar de mate uwer krachten na te komen. Streeft thans-alzoo naar de volmaking; dan zal ik u heerlijke bisdommen en kloosters geven, en gij zult altijd in mijn oog hooggeëerd zijn.
Maar gij — en hiermede wendde hij zich tot de anderen, die ter linkerzijde geschaard stonden, — gij, knapen, die u voor zoo aanzienlijk houdt en meent geen kennis noodig te hebben, gij trage, nuttelooze jongens, ik zeg het u, uw adel en uw fijne gezichten helpen niets bij mij, en gij hebt niets goeds te hopen, wanneer gij uw luiheid niet door ijver vergoedt.quot; De landbouw, dien hij deels door nuttige voorschriften, deels door zijn eigen voorbeeld bij het bebouwen zijner landgoederen bevorderde, ontging evenmin het oog des keizers, als de koophandel: Bremen, Augsburg en Keulen werden, als stapelplaatsen voor het ruilen der waren, bloeiende koopsteden.
In het staatsbestuur maakte de keizer menige verandering. Vaste hertogen over de afzonderlijke natiën (zie blz. 78)komen, behalve in oorlogstijd, onder Karei niet meer voor. Over de gouwen, waarin het rijk was verdeeld, werden graven, in de grensgewesten of marken markgraven aangesteld. Onder de beambten aan het hoi waren de kanselier en de /a//jyrrtrt/(paleisgraaf), die den hofmeier vervingen, de gewichtigste. De eerste stond aan \'t hoofd der geestelijke zaken; de laatste leidde de wereldlijke aangelegenheden. Vermits Karei ieder volk, ten minste gedeeltelijk, naar zijn eigen wetten wildé laten leven, bekrachtigde hij de oude rechten en gewoonten der verschillende natiën , over welke hij \'t bewind voerde. Op de rijksdagen, Meivelden, meestal slechts door de groote leenmannen en door de hooge geestelijkheid bijgewoond, beraadslaagde men over oorlog, vrede en wetten. In zijn levenswijze was Karei eenvoudig, in het drinken zeer matig, minder in het eten, ijverig in zijn studiën, de rekenkunde, het Grieksch en de Latijnsche taal. Met het schrijven, d. i. het maken of ter-neerstellen van letters, was hij te laat begonnen, om er vorderingen in te maken. Hoe velerlei voor \'t overige ook zijn werkzaamheden waren, uitermate nauwkeurig was hij, zelfs in de kleinigheden van het dagelijksche leven. Nog bij zijn leven was de roem zijner voortreffelijke eigenschappen en daden tot in het verre Oosten doorgedrongen. Khalif Haroen al Raschid vereerde hem kostbare geschenken, zooals een olifant en een kunstig bewerkt slaguurwerk, waarvoor Karei hem uitmuntende jachthonden en fijn linnen terugzond. Karei stierf in Januari 814 en werd te Aken (in Rijn-Pruisen, ten z.w. van Keulen) in een steenen kapel bijgezet.
75
TWEEDE TIJDVAK.
TAN DEN DOOD VAN HAROEN AL RASCHID EN KAREL DEN GROOTE TOT DEN TIJD VAN GREGORÏTJS YII (1073—1035) EN TOT HET BEGIN DER KRUISTOCHTEN. — VAN 809 EN 814 TOT 1096.
§ 41- \'
De Karolingische koningen van het rijk der Franken tot het afzetten van Karei den dikke, van 814 tot 88f en 888.— Het verdrag van Verdun in 843.
Met den dood van Karei den groote begon reeds de slooping van \'t groote rijk, dat zijn moed, zijn vaste wil, zijn wijsheid en doorzicht hadden gesticht. De zwakheid en weifeling van zijn zoon en opvolger, lodewijk, wegers het nauwgezet waarnemen der uiterlijke plichten van den godsdienst de vrome geheeten (814—840), de eigenbaat der groote vazallen, die er alleen op bedacht waren om hun macht ten koste van de rechten des keizers uit te breiden en hun bezittingen te vermeerderen, benevens de strooptochten van buitenlandsche vijanden brachten het rijk ten val.
Doordien Lodewijk de vrome, hoezeer uitmuntende door groote rechtschapenheid en beschaving, alle menschenkennis en zelfstandigheid miste, werd hij geheel afhankelijk van hen, die hem dagelijks omringden, inzonderheid van de geestelijken. Reeds in het derde jaar zijner regeering verdeelde hij het rijk onder zijn drie onmondige zonen, Lotharïus, PepijnenLodewijk, doch zóó, dat zij hem, als vader en keizer, bij voortduring moesten gehoorzamen. Na den dood zijner eerste gemalin ging hij een tweede huwelijk aan met Judith, een dochter van den Beierschen graaf Welf I. Dit tweede huwelijk werd de bron van talloozerampen. Judith wist den keizer te overreden, ten behoeve van den uit dit huwelijk gesproten zoon, Karei den kale, bij herhaling het rijk op nieuw te verdeelen. Verbitterd, vatteden de oudere zonen dan telkens de wapenen tegen Lodewijk op. In 833 gaf de vader zich op het leugenveld (bij Col mar, in \'to. van Frankrijk) aan zijn drie zonen over, daar zijn leger door listige toespraak van paus Gregorïus IV, die met zijn zonen heulde, zeer was verloopen. Hierop noodzaakte Lotharïus zijn ouden vader in de kerk te Compiègne (ten n.o. van Parijs), knielend en in een boetgewaad gehuld, openlijk zijn zonden te belijden. De monnikspij aan te nemen, hiertoe was echter Lodewijk, in weerwil van den sterken aandrang zijner zonen, niet te bewegen. Doch weldra ontwaakte
76
een beter gevoel in Lodewijk en in Pepijn; aangemoedigd door de volksstem, gingen zij hun broeder te keer en herstelden hun vader op den troon.
Nadat Lodewijk de vrome en zijn zoon Pepijn waren overleden, zetteden de broeders den strijd om het erfdeel onder elkander voort. Tegen Lotharïus vereenigden zich Lodewijk en Karei en bestreden hem onafgebroken tot 843, toen het wegens zijn gevolgen zoo gewichtige verdrag van Ver dim (ten z.w. van Luxemburg aan de Maas) tot stand kwam, van welk tijdstip men het staatsbestaan van Duitschland en van Frankrijk dagteekent. Hierbij verkreeg lotharïus Italië en de keizerskroon, benevens Midden-Frankenland, d. i. de smalle streek lands, die. Oostvan West-Frankenland scheidende, van de Noordzee langs den Rijn, de Schelde en de Maas tot de samenvloeiing van de Rhone en de Saóne loopt, waarvan de noordelijke streek later Lotharingen, de zuidelijke het Hoog-Bourgondische rijk werd genoemd, benevens de landstreek, welke zich vandaar langs de Rhone tot de Middellandsche Zee uitstrekt (het latere koninkrijk Provence, zie blz. 77). Lodewijk, die van nu aan den bijnaam den duitscher draagt, bekwam Oost-Frankenland of het eigenlijke Duitschland, waartoe op den linker-Rijnoever slechts de bisdommen Maints, Worms en Spiers met hun omstreken behoorden. Karel den kale eindelijk werd West-Frankenland, \'t latere Frankrijk, toegewezen. Alzoo behoorden de landen, die thans Nederland uitmaken, grootendeels aan Lotharïus, de overige aan Karei, terwijl zij later met Lotharingen aan Duitschland kwamen.
De nieuw ontstane rijken werden van buiten onophoudelijk bestormd door de Arabieren uit Spanje, door de Slaven en door de Noormannen of bewoners van Skandinavie. Binnen de grenzen zeiven veroorzaakte de stijgende macht der groote vazallen veelvuldige woelingen. Vooral waren het de Noormannen, voor wie de twisten van Lodewijk den vrome met zijn zonen den toegang tot het rijk hadden geopend. Van den beginne aan werden de staten der drie gebroeders, met name de Nederlanden, voortdurend door deze woeste horden overvallen, die hun weg door roof en doodslag kenmerkten. De stroomen opvarende, drongen zij in het binnenland door en verwoestten telkens overal, waar ze verschenen, de steden en het platteland. Gelijk Frankrijk echter het meest van hen had te lijden, dewijl hun daar het minst tegenstand werd geboden, had Duitschland bovendien nog een gelijke plaag te verduren, die der Slaven.
De Karolingiërs stierven spoedig na elkander in alle drie liniën uit, de nakomelingen van Lotharïus reeds in 875 , waarop in Italië langen tijd regeeringloosheid heerschte. In Frankrijk werd, na het bewind van Karei den kale, van zijn zoon en van twee zijner
77
kleinzonen, een derde onmondige kleinzoon ter zijde geschoven In zijn plaats toch koos men tot koning karel den dikke (876—887 en 888), een zoon van Lodewijk den Duitscher, die sedert 882, door den dood zijner broeders, achtereenvolgens geheel Duitschland, benevens de schatplichtige Slavonische rijken Bohemen en Moravië in bezit kreeg. Hierbij was bovendien de keizerskroon gekomen, gelijk mede, door \'t overlijden der gansche nakomelingschap van Lotharius I, de geheele erfenis van dezen koning, d.i. Midden-Frankenland en Noord-Italië, zoodat Karei de dikke nog eens voor korten tijd op een klein gedeelte na het geheele rijk zijns stamvaders Karei den groote onder zijn schepter vereenigde. Het eenige toch, dat er aan ontbrak, was Provence, ook wel het Cis-juraansche of Neder-Bourgondische rijk genoemd, dat tot een onafhankelijk koninkrijk was verheven, de landen bevattende tusschen de Jura, de Alpen, de Middellandsche Zee en de Rhóne. Maar dewijl Karei de dikke de man niet was, om een zoo zwaren last te torschen, als het bestuur van al die landen in zulk een onrustigen tijd, werden de Duitschers het bewind van den zwakken vorst ras moede: ,in 887 werd hij afgezet en zijn neef Arnulph van Karinthie (ten o. van Tyrol) tot koning verkozen. Ook de Franschen vielen in 888 van hem af en verkozen o d o, graaf van Parijs, tot koning. Van denzelfden tijd dagteekent het Transjuraansche of Hoog-Bourgondische koünkrijk, gelegen tusschen het Juragebergte, de Alpen, de Rhóne en de Saóne.
§ 42-
De laatste Kar dingier s in Duitschland, Italiè en Frankrijk, van 887 tot 911, 923, 987. — Dicitschland onder den Frankische?! Koenraad I en de eerste vorsten uit het Saksische huis, van 911 tot 973.
Arnulph (887—899) versloeg de stroopende Noormannen in 891 bij Leuven (in \'t vroegere Zuid-Brabant); doch om de Slaven in Bohemen en Moravië te kunnen bedwingen, riep hij een ander vijand der beschaving, de Magyar en of Hongaren, zooals de Duitschers hen weldra noemden, daarbinnen, welke sedert dien tijd veelvuldige strooptochten in geheel Zuid-Duitschland deden. Met Arnulphs zoon, lodewijk het kind, stierf de Karolingische stam in 911 in Duitschland uit. Kort daarna, in 923, stierven de Karolingiërs in Italië uit met Eerengarïus van Friaul (een landstreek ten n.o. van Venetië), een kleinzoon van Lodewijk den vrome, die de heerschappij van Opper- en Middel-Italie tot zijn dood had weten te handhaven.
In Frankrijk daarentegen scheen het Karolingsche huis weer te
78
verjongen; maar deze schijn was bedriegelijk. Na den dood toch van Odo erkenden alle grooten des rijks den kleinzoon (zie blz. 77) van Karei den kale, karel den eenvoudige (898—923 afgezet, 929 overleden), als koning. Vermits hij echter, bij gebrek aan wilskracht, niet genoeg schatten en goederen bezat om zich daarmede vrienden te verwerven, beschouwden de graven en hertogen, die den koning in macht verre overtroffen, zich als heeren en eigenaars van het land. Het getal dezer vazallen, onder welke Robert van Par ij s, Odo\'s broeder, een der aanzienlijkste was, werd nog vermeerderd, doordien de koning in 912 aan Rollo, den meest geduchten aanvoerder der Noormannen, die werd gedoopt en den naam Robert aannam, het hertogdom Normandie, benevens het opperleengezag over Bretagne, afstond. De opvolgers van Karei den eenvoudige hadden zoo weinig gezag, dat zij als onder \'t regentschap der groote leenmannen stonden. En na het overlijden van den laatsten Karolingischen koning, lodewijk v, den doeniet, werd, met uitsluiting van een ander afstammeling uit dat geslacht, de kleinzoon van Robert van Parijs, hugo capet, hertog van Francië (een hertogdom, dat Parijs en omstreken bevatte), in 987 door de meeste Noord-Fransche heeren als koning verkozen.
In Duitschland was het, bij het uitsterven van den Karolingischen stam (911), niet onnatuurlijk, dat er van de allengs weder opgekomen hertogen (zie blz. 74) der vijf groote hertogdommen, waaruit het rijk bestond, één als koning werd gekozen. Van deze hertogdommen, die, naar de door overoude verscheidenheid van stam en onderlinge ijverzucht verdeelde hoofdnatiën, Saksen, Frankenland, Beieren, Zwaben of het land der Alemannen en Lotharingen heetten, waren de beide eerstgenoemde de machtigste. Men koos koenr aad 1, hertog der Franken, na wien de koningstitel in 919 met Hendrik 1 op het huis der Saksen overging. Deze vorst bracht de Hongaren, na langdurige oorlogen met hen te hebben gevoerd, in 933 nabij Merseburg (ten w. van Leipzig) een bloedige nederlaag toe. De eerste, die in vollen zin koning kon heeten, was Hendriks zoon, otto i of de groote (936—973), die de hertogen aan onvoorwaardelijke gehoorzaamheid gewende, de meeste hertogdommen aan zijn eigen huis bracht en in 955 op het Lechveld (bij Augsburg) een zoo schitterende zege op de Magyaren behaalde, dat de Duitschersin \'t vervolg voor immer rust van deze barbaren hadden. Ook trok hij, om het Romeinsch-Duitsche keizerschap te herstellen, naar Italië, waar verschillende inheemsche en buitenlandsche vorsten elkander tot dusver de heerschappij hadden betwist, en ontving te Milaan de ijzeren koningskroon der Longobarden, gelijk te Rome de keizerskroon.
79
§ 43-
Duitschland onder hei Frankische huis, seder/ 1024. — Twist van koning Hendrik IV, van 1056 tot 1106, met paus Gregorltis VII, van 1073 tot 1085.
In 1024 beklom, na het uitsterven van het Saksische huis, met koenraad ii, den saliër (1024—1039), een nieuwe dynastie, de Frankische of Salische (zie evenwel blz. 78), den troon. Koenraad vereenigde de reeds vroeger tot één staat samengesmolten Bourgondische rijken (zie blz. 77) met Duitschland en schonk vaste woonplaatsen in Beneden-Italie aan de Noormannen, die van toen af de beheerschers des lands als huurbenden dienden. Tot de merkwaardigste koningen uit dit geslacht behoorden Koen-raads zoon, hendrik 111, die krachtige pogingen aanwendde om de alleenheerschappij te handhaven, en, om dit doel nader te komen, willekeurig over bisdommen en hertogdommen beschikte, alsmede zijn zoon hendrik iv (1056—1106). Toen zijn vader stierf, was hij nog maar zes jaar oud en stond dus onder voogdij eerst van zijn moeder Agnes, later van Hanno, aartsbisschop van Keulen, en van Adalbert, aartsbisschop van Bremen. Nadat Hendrik meerderjarig was verklaard, stond het Saksische volk, terecht over zware onderdrukking klagende en door onderscheiden hertogen bijgestaan, tegen den koning op, hetgeen een lang-durigen binnenlandschen oorlog verwekte.
Al deze vijanden sloten zich bij den paus aan. Dit was toen GREGORius vii(io73 —1085), vroeger H i 1 d e b r a n d geheeten. Deze buitengewone man, uitmuntende door een voorbeeldig leven, groote geleerdheid en een onverzettelijke standvastigheid, had, door den toestand zijner eeuw verblind en den geest des Chris-tensdoms, van een rijk, dat niet van deze wereld is, miskennende, het stoute, maar verderfelijke plan opgevat, de kerk boven den staat, Rome boven Duitschland te verheffen. Als raadsman zijner onmiddellijke voorgangers had hij reeds ijverig voorgewerkt, om dit doel, dat hij voor het heil der kerk noodig achtte, te bereiken. Zoo was vroeger, door zijn toedoen, de verkiezing der pausen aan keizer en volk onttrokken en aan de kardinalen, d. i. aan de voornaamste geestelijken der stad Rome, opgedragen. Na het aanvaarden der pauselijke waardigheid liet Gregorïus Vil op conciliën bepalen: i. dat de geestelijken ongehuwd moesten blijven (Jiet coeltbaat); 2. dat geen geestelijk ambt voor geld mocht verkocht worden, een misbruik bekend onder den naam simonie, een woord afgeleid van Simon, uit de Handelingen der Apostelen (VIII, 9—24), en 3. dat geen geestelijke een kerkelijk ambt uit de handen van een leek mocht ontvangen, d. i. de inves-
80
Hiunr of beleening der bisschoppen en abten met ring en staf door den wereldlijken leenheer werd verboden. Inzonderheid over deze investituur ontbrandde de strijd met den koning, d. i. met de wereldlijke macht, zoo hevig, dat hij eerst onder den opvolger van Hendrik IV, zijn zoon Hendrik V, werd bijgelegd. Deze koning toch kwam in 1122 bij het Wormscr concordaat of verdrag met den toenmaligen paus overeen, dat de keizer de verkiezing van bisschoppen en abten zou overlaten aan de kapittelen of kerkelijke collegiën; dat de beleening met ring en staf, als teeken der geestelijke macht, niet meer zou plaats hebben, maar dat de keizer den gekozene, door het teeken van den schepter, met wereldsche goederen zou mogen beleenen.
Zich \'t kerkelijk en wereldlijk gezag verzinnelijkende door \'t beeld, dat de paus a!s \'t ware de zon, de keizer de maan was, en bij gevolg alle wereldlijke macht aan die der kerk ondergeschikt achtende, daagde Gregorius, op de klachten der Saksen en wegens het bezetten van kerkelijke ambten, den keizer voor zijn rechterstoel. Hendrik IV, over zulk een aanmatiging verontwaardigd, liet te Worms door hem toegedane bisschoppen den paus van zijn waardigheid vervallen verklaren. Toen sprak de paus over hem uit, zoodat niemand hem meer mocht gehoorzamen, niemand met hem in gemeenschap leven, \'s Koning vijanden, hierin een geschikt voorwendsel vindende, verklaarden nu, dat, indien hij niet binnen één jaar van den ban werd ontslagen, hij zou worden gerekend alle recht op de kroon te hebben verloren. Van elkeen verlaten, trok hij in 1077, in \'t midden van den barren winter, over de Alpen naar Italië. Gregorius vertoefde juist op het slot Canossa (nabij Reggio, in Modëna) bij de met hem bevriende gravin Mathilde van Toskane, de weduwe van Godfried met den bult, hertog van Lotharingen. Hier werd Hendrik, na een smadelijk wachten van drie lange dagen barrevoets en in boetgewaad, ten laatste voorwaardelijk van den ban ontslagen.
Dewijl de Duitsche heeren inmiddels Rudolf van Zwaben als koning hadden verkozen, greep Hendrik naar het zwaard, want hij had de burgers der steden en den minderen adel op zijn zijde. Op die wijze ontstond een burgeroorlog, waarin Rudolf, de tegenkoning, weldra sneuvelde. Aldus door \'t grootste gedeelte van Duitschland weer erkend, besloot Hendrik naar Italië te trekken, nadat hij in 1079 Frederik van Buren (ten n.w. van Ulm), wiens familie men later die der Tlohensiaufen (een burg nabij Buren) noemde, door hem Zwaben in leen te geven tot zijn partij had overgehaald en hiermede den grond gelegd tot de grootheid van dit beroemde geslacht. Op Hendriks nadering zocht Gregorius een schuilplaats in den Engelenburg te Rome, vlood vandaar naar den vorst der Noormannen, zijn leenman, en stierfin 1085 te Salerno (ten z. van Napels aan zee) onder \'t uiten der woorden: „Ik heb
81
■de gerechtigheid bemind en de ongerechtigheid gehaat: daarom sterf ik in ballingschap.quot; Hendrik had intusschen Rome ingenomen en was hierop naar Duitschland teruggekeerd. Ook nu was rust nog zijn deel niet: tot zijn dood moest hij tegen de pausen, die Gregorius VII opvolgden, en zijn door hen opgestookte zonen kampen.
§ 44-
De Angelsaksen in Britannic, van 449 tot 827. — Engeland onder het bestuur der Angelsaksische koningen, van 827 tot 1017/ onder het Deensche huis, van 1017 tot 1042/ onder de regeering van den An gelsak sis chen Eduard III en onder den eersten vorst uit het Normandische huis, van 1066 tot 1087.
Bij het terugtrekken der Romeinsche troepen uit Britannie ten tijde van de volksverhuizing (zie blz. 48) werden de inwoners des lands, de Britten, belijders van den Christelijken godsdienst, onder de Romeinsche heerschappij en bescherming den wapenhandel ontwend, zonder steun overgelaten aan de invallen der woeste en heidensche Pieten en Scoten. De Britten, naar vreemde hulp uitziende, vonden ze bij de bewoners van Duitschlands noordelijke kusten, de Saksen, of, dewijl zij met Angelen waren vermengd, ■de Angelsaksen genoemd. De zwakheid der Britten doorgrondende, veranderden zij echter spoedig van rol, verdreven hen allengs uit hun land en grondvestten er afzonderlijke staten, naar hun getal gewoonlijk de heptarchie of de zevenrijken geheeten. Dit waren: Kent, Sussex of Zuid-Saksen, Wessex of West-Saksen, Essex of Oost-Saksen, Northumberland, Oost-Anglié en Mercia. Dikwijls was dit zevental in ouderlingen oorlog om de opperheerschappij, totdat egbert in 827 al die staten tot één vereenigde, weshalve hij de eerste koning van Engeland wordt genoemd. Gedurende die onlusten werd het Christendom ten tweede male op dit eiland gepredikt en door zijn nieuwe bewoners omhelsd. Dit bewerkte de bisschop van Rome Gregorius I (zie blz. 71), die op het einde der zesde eeuw zendelingen naar Britannië zond, aan wier hoofd Augustlnus stond.
Misschien ware Egberts regeering ook het begin van Engelands grootheid geworden, zoo niet dit land juist in dezen tijd \'t meest ten doel had gestaan aan de invallen en aan de strooptochten der Noormannen oiDenen. Elk jaar hernieuwden zij hun verwoestingen, totdat Alfred de groote (871—901), een man, die geleerdheid en vroomheid aan zeldzamen moed en volharding paarde, den troon beklom. Wel moest hij in den beginne voor hen onderdoen; maar eindelijk sloot hij een hunner legers in en vergunde hun slechts vrijen aftocht, onder voorwaarde dat zij hem als opperheer erkenden
quot;Wunne, Overzicht, 11de druk. 6
82
en het Christendom aannamen, waarvoor Alfred hun Northumberland , Oost-Anglië en een gedeelte van Mercia afstond. Alfred liet het hier niet bij berusten: hij zorgde voor de toekomst door een geduchte vloot uit te rusten en bij de vooornaamste landingsplaatsen sterkten op te richten. Ook naar hooger beschaving voor zich en zijn volk strevende, verzamelde de koning, evenals Karei de groote, geleerden rondom zich en liet kerken, kloosters en scholen bouwen.
De eeuw, die op den dood van Alfred volgde, werd nog door veelvuldige oorlogen met de Noormannen gekenmerkt, en eindelijk bracht hun aanvoerder kanut of knoet, met den bijnaam de groote (1017—1035), het met behulp eener goed bemande vloot zoo ver, dat hij in 1017 alleenheerscher over Engeland werd, waarbij hij vervolgens Denemarken en Noorwegen voegde. Na zijn en zijner zonen dood besteeg het Angelsaksische huis met eduard lil weder voor korten tijd den troon; doch nauwelijks was hij overleden en Har aid, de zoon van zijn voornaamsten gunsteling, als koning verkozen, of een nieuwe overweldiger ontrukte hem de pas verworven kroon.
Dit was willem, hertog van Normandie, die om het welslagen dezer onderneming den bijnaam den veroveraar draagt. In 1066 naar Engeland overgestoken, behaalde hij in den slag bij Hastings (in \'t z.o. van Engeland, aan \'t Nauw van Calais) de overwinning op Harald en werd aldus koning van dit rijk (1066— 1087). Willem verhief en verrijkte zijn Noormannen ten koste der Engelschen, van welker adellijke familiên hij zeer vele uitroeide. In den eigenlijken zin des woords voerde hij echter het leenstelsel niet in, dat van ouds in Engeland niet onbekend was. Ook liet hij over \'tgeheel de voormalige staatsgesteldheid, al onderging zij eenige wijzigingen, bestaan.
EERSTE TIJDVAK.
VAN HET BEGIN DER KRUISTOCHTEN IN 1096 TOT HUN EINDE IN 1291 EN TOT DE VERKIEZING VAN KUDOLF VAN HABSBURG TOT KOOMSCH OF DUITSCH KONING IN 1273.
§ 45-
De eerste kruistocht. — Van 1096 tot 1099.
Reeds sinds den tijd van Constantïnus den groote (zie blz. 45) bestond onder de Christenen de gewoonte om bedevaarten te doen naar het land, waar de stichter van hun godsdienst was geboren en gestorven. De Arabieren, in \'tbezit dezer streken sedert 637, toen zij ze den Grieken hadden ontrukt, vergunden den Christenen ongestoorden toegang. Maar het aanzien der Abbasslden was na
83
Haroen al Raschid (zie blz. 66) zoozeer gedaald, dat de khalif, zich sinds 934 vergenoegende met zijn geestelijken rang, de wereldlijke heerschappij aan een ander, emir al omra, (d.i. vorst der vorsten) geheeten , opdroeg. Ook werden allengs groote landstreken van \'t gebied van den khalif afgerukt, die aan onderscheiden vorstengeslachten kwamen, meest uit erfelijk geworden stadhouderschappen ontstaan. Toen nu in 1055 de aanvoerder der Se Ids chuk ken, een volk van den Turkschen stam , zich met de waardigheid van emir al omra had laten bekleeden, kreeg de heerschappij der Turken in West-Azië de overhand op die der Arabieren. En nadat de Seld-schukken ook Palaestina hadden veroverd en Jeruzalem aan een woeste horde overgelaten, werden zoowel de inheemsche Christenen als de bedevaartgangers op allerlei wijze bemoeilijkt en gekweld.
Meermalen was die smadelijke behandeling der Christenen een onderwerp geweest, waarover aan \'t hof te Rome hevige klachten waren ingekomen. Doch paus ure an us 11 was de eerste, die het grootsche denkbeeld opvatte en verwezenlijkte, Europa\'s vorsten en volkeren tot een krijgstocht naar Palaestina op te wekken. Zulk een tocht vervulde zijn geheele ziel, en op de sterk bezochte conciliën te Piacenza (in \'t n. van Italië, aan de Po) en te Clermont (ten w. van Lyon), die hij in 1095 hield, deed de wegslepende taal zijner overtuiging vele duizenden met geestvervoering tot deelneming besluiten. Onder het geroep „God wil hetquot; hechtten zij daar een rood kruis, als teeken van hun vroom voornemen, op den rechterschouder. Terwijl de vorsten en de heeren nog met de toerusting tot hun groote onderneming bezig waren, ijlden, reeds in de lente van 1096, verschillende ongeregelde scharen van het opgewonden volk hen vooruit. Zij werden ten deele aangevoerd door Peter van Amiens (ten z.w. van Atrecht, in \'t n. van Frankrijk), een kluizenaar, dien men dikwijls ten onrechte voorstelt als den voornaamsten bewerker der groote beweging, doch die door zijn vurige prediking inderdaad vele menschen van lager stand tot deelneming noopte. Bijna al die lieden kwamen om door het zwaard der Hongaren en der Seldschukken, eer zij het doel hadden bereikt van hun tocht, die door allerlei buitensporigheden en door wreede mishandeling der Joden werd gekenmerkt.
In het najaar van 1096 stelden zich de verschillende afdeelingen van het hoofdleger, meerendeels afzonderlijk, naar Constantinopel in beweging. De voornaamste aanvoerders waren: Godfried VI van Bouillon (in \'t w. van Luxemburg), hertog van Neder-Lotharingen, benevens zijn broeder Boudewijn, bisschop Ade-mar van Puy (ten z.o. van Clermont), als legaat des pausen, en Bohëmund van Tarente, een vorst der Noormannen (zie blz. 80). Vrouwen en kinderen medegerekend, worden de legers der kruisvaarders op 6 of 700,000 menschen begroot. In Azië aangekomen, hadden zij, door gemis aan eenheid van plan, gebrek aan levensmiddelen, ongewone hitte, misleiding derwegwij-
6*
84
zers en onophoudelijke aanvallen der lichtbereden Seldschukken, zooveel te lijden, dat er duizenden omkwamen. Zeer spoedig scheidde zich Boudewijn geheel van het leger af en veroverde Edessa met het omliggend land (in het n.o. van Syrië), waar hij voor zich alleen een graafschap oprichtte. Negen maanden lang lagen de kruisvaarders voor Antiochlè\' (zie blz. 45), toen zij het eindelijk, in 1098, door verraad innamen en Bohëmund er voor zich een vorstendom stichtte. Vervolgens bereikten de kruisvaarders in Juni 1099, ten getale van niet meer dan 30,000 weerbare mannen, het doelwit hunner wenschen, Jeruzalem. De stad was goed versterkt en door een talrijke bezetting verdedigd. Eerst na een zeer moeilijk beleg van vijf weken werd zij den i5den Juli stormenderhand ingenomen en een afgrijselijk bloedbad aangericht. De vrome Godfried werd tot koning van Jeruzalem htnoamp;cad. Uit nederigheid voerde hij evenwel in staatszaken slechts den titel hertog, terwijl hij zióxitM beschermer van het heilige graf notmAt. Maar reeds in het volgende, jaar 1100, stierf hij en werd door zijn broeder, boudewijn i, opgevolgd.
De tweede kruistocht, 1147/0/1149. — De derde kruistocht,
van 1189 tot 1192. — Duitschland onder Frederik IBarba-rossa uit het huis der Hohenstaufen , van 1152 tot 1190.
Onder Boudewijn I werd het rijk wel vergroot door de verovering van eenige kuststeden; maar het kon zich op den duur toch slechts door nieuwe, telkens weder uit Europa komende scharen staande houden. Reeds was Edessa, de voormuur der hoofdstad, weder verloren gegaan. Van 1147 tot 1149 ondernamen de koning van Frankrijk, Lode wijk VII, en die van Duitschland, K o e n-raad III, den doch het verlies van\'t grootste
gedeelte hunner legers in Klein-Azie dwong hen, onverrichter zake terug te keeren. De ongelukkige uitslag van dezen tocht verwekte in Europa zulk een moedeloosheid, dat men daar niet meer aan het Oosten scheen te denken. Maar in 1187 wekte de mare: „Jeruzalem is ingenomen!quot; de Christenheid uit den dommel der onverschilligheid. En dit was een ware tijding; de stad had haar poorten moeten openen voor salSdijn, den stichter van het huis der Ejuh\'iden en sultan (d.i. beheerscher) van Egypte en van Syrië. Op dit rampspoedige bericht rustten zich de koningen der drie hoofdvolken van Europa, Frederik I Barbarossa, Philips II Augustus en Richard Leeuwenhart, tot den derden kruistocht, 1189—ii92,toe.
Frederik i barbarossa, d. i. rosachtige baard, (1152— 1190) was koning van Duitschland en gesproten uit het beroemde
85
geslacht der Ilohenstaufen (zie blz. 80), dat, niet lang na het uitsterven van het Frankische huis, in 1138 met den zoo even genoemden Koenraad III den troon had beklommen. Eenige jaren vroeger was de lange en bloedige vijandschap tusschen de beide machtige huizen, de Hohenstaufen en de Wellen, begonnen, welke in Duitschland en Italië langer dan een eeuw groote onrust heeft verwekt. De partij der Hohenstaufen werd ook wel Waiblingen en in Italië Ghibellijnen geheeten; die der Welf en of Guelfen had een tijdlang Hendrik den stoutmoedige, hertog van Beieren en van Saksen, en zijn zoon, Hendrik den Leeuw, tot hoofden. Nadat Frederik Barbarossa het bestuur had aanvaard, besteedde hij schier zijn gansche regeering tot het bereiken van een oogmerk, dat hij eindelijk toch moest opgeven: de Lombardische steden, bovenal Milaan, die, door bloeienden handel rijk geworden, naar republi-keinsche vrijheid trachtten, tot het erkennen der keizerlijke heerschappij te dwingen. Vijf malen trok hij er heen, maar tevergeefs, want de vrede van Co?istatils (in \'t z.o. van Baden) in 1183 Het den Lombarden de vrijheid, om zichzelven binnen hun muren te regeeren. Gelukkiger was de keizer in zijn oorlog tegen Hendrik den Leeuw, over wien hij den rijksban uitsprak en wien hij bijna al zijn landen ontnam, welke daarop in kleinere staten werden gesplitst.
Nog gunde Frederik Barbarossa\'s werkzame geest hem geen rust. Met een welgeordend ieger rukte hij tegen Jeruzalem op, en zijn verstandige maatregelen kwamen op dien tocht elk bezwaar te boven. Weldra verkeerde de voorspoed in druk: de dappere, zeventienjarige keizer verdronk in 1190 bij \'t baden in de Selef (een kleine rivier nabij Seleucla, in \'t z. van Cicilie). Van het schoone krijgsheir keerden velen aanstonds naar hun vaderland terug, en de overigen bereikten uitgeput het krijgsleger, dat voor Acre (Acca of Ptolernaïs, ten z.w. van Damascus, aan zee) lag. Intusschen hadden Richard Leeu-wenhart, koning van Engeland, en Philips II Augustus, koning van Frankrijk, de reis over zee gedaan en waren in Palaestina geland. Zij sloegen het beleg voor Acre en namen het, in vereeniging met de overige kruisvaarders, in 1191 bij verdrag in Ijverzuchtig op den roem van den ridderlijken en in \'t geheele Oosten vermaarden Richard, keerde Philips II Augustus weldra naar zijn staten terug. In 1192 volgde Richard Leeuwenhart, die, in weerwil van zijn ongemeen heldhaftige daden, Jeruzalem niet had kunnen herwinnen en een wapenstilstand met Saktdijn had gesloten. Op zijn terugreis viel hij te Weenen in handen van hertog Leopold VI van Oostenrijk, dien hij te Acre zwaar had beleedigd en die hem aan den koning van Duitschland, hendrik vi, een zoon van Frederik Barbarossa, uitleverde. Nadat de koning lang had gevangen gezeten, kocht het Engelsche volk hem ten laatste voor een hoog losgeld vrij.
86
§ 47-
De vierde, de vijfde, de zesde en de zevende kruisiocht, van 1202 tot 1204, van 1228 tot 1229, van 1248/0/12541270.— Duitschland onder Frederik II uit het geslacht der Hohen-staufen, van 1215 tot 1250. — Frankrijk onder de Cape-tingicrs Philips II Augustus en Lo dew ijk IX of den heilige, van 1180 tot 1270. — Engeland onder jan zonder la?id, koning\' uit het huis Plantagénet, van 1199 tot 1216.
Omdat ook de derde kruistocht zijn doel had gemist, werden de pausen niet moede, steeds weer het kruis te prediken. Daarom vereenigden zich vele Fransche vorsten, markgraaf Bonifacius van Montferrat als aanvoerder en graaf Boude wijn IX van Vlaanderen, met den doge van Venetië, Hendrik Dandolo, tot den vierden of Latijnschen kruistocht, 1202—1204. Denlaatsten naam draagt deze tocht, dewijl de troepen, in plaats van naar het Heilige land te trekken, hun wapens, uit hoofde van een oproer , binnen Constantinopel uitgebarsten, tegen deze stad keerden en het Grieksche rijk voor een korten tijd tot een staat maakten, die door een Latijnsch, d. i. Westersch, keizer werd beheerscht. In den burgeroorlog, die daar woedde, kozen de kruisvaarders partij en maakten, door \'t innemen der hoofdstad, een einde aan het Grieksche rijk. Zij verdeelden het onder elkander en noemden hun buit het Latijnsche keizerrijk, dat evenwel slechts zeven en vijftig jaren bestond.
De vijfde kruistocht werd 1228—1229 ondernomen door frederik 11, koning van Duitschland, een zoon van den boven genoemden Hendrik VI, en door zijn moeder bezitter der Normandische staten in Beneden-Italië (1215—1250). Hij kreeg bij verdrag Jeruzalen voor tien jaren terug, maar kon evenmin als zijn voorgangers tot een duurzaam bezit geraken. In Europa teruggekomen, wijdde hij zijn overige levensjaren aan de taak, waaraan zijn grootvader, Frederik Barbarossa (zie blz. 84), zijn krachten vruchteloos had besteed, den oorlog tegen de Lombarden. De eisch van onvoorwaardelijke onderwerping, dien de keizer deed, bracht deze steden tot een tegenstand op leven en dood. Ook de pausen werkten Frederik met alle kracht tegen, en bij zijn dood in 1250 was hij nog verder van zijn doel dan in den beginne.
De7i zesden kruistocht, 1248—1254, ondernam lodewijk ix of de heilige, koning van Frankrijk. In Egypte geland, nam hij Damiate (nabij een der monden van den Nijl gelegen) in; maar hij geraakte met zijn leger in gevangenschap en keerde, na in 1250 met den sultan van Egypte een wapenstilstand te
87
hebben gesloten, waarbij Damiate werd teruggegeven, in 1254 naar Frankrijk terug. Verdrietig over den afloop van den zesden kruistocht, ving Lodewijk in 1270 den zevenden of laatsten aan en wendde zich eerst naar Afrika tegen den beheerscher van Tunis. Hier eindigde de onderneming tevens. Ziekten bezochten het leger; Lodewijk zelf en een groot deel zijner tochtgenooten bezweken, en de overigen keerden huiswaarts. Later, in 1291, ontrukten de Egyptenaren den Christenen Acre, en met den val der andere steden, die zich uit vrees overgaven, nam hun heerschappij in Palaestina een einde.
Ofschoon dus de kruistochten hun eigenlijk doel misten, hadden zij toch voor Europa\'s beschaving allergewichtigste gevolgen. De volkeren kwamen met elkander in aanraking; de kring van men-schelijke kennis en ervaring werd uitgebreid, en de handel steeg door het meer en meer toenemend verkeer tot een voorheen onge-kenden bloei, waardoor vooral Venetië en Genua een groote mate van rijkdom verkregen. Dit was \'t niet alleen. Gelijk ook de kruistochten het volk uit de diepe vernedering der lijfeigenschap ophieven en den grond legden tot de opkomst van den derden stand, d. i. dien der poorters of burgers en der boeren, het gebruik der moedertaal krachtig bevorderden, rechten en vrijheden in \'t leven riepen en steden deden ontstaan, zoo verbonden zij ook de drie standen nauwer aan elkander en ontwikkelden ze meer en meer door \'t wijzigen hunner zeden en gewoonten. Door \'t verspreiden van eenige meerdere verlichting en beschaving kreeg het gezag der geestelijkheid een gevoeligen stoot, terwijl de macht der vorsten zich uitbreidde, doordien vele tot oproer geneigde leenmannen zich verwijderden, wier leenen nu aan de kroon vervielen.
Hoewel ongelukkig in zijn kruistocht, was Lodewijk IX (1226—1270) een zeer verstandig vorst, hoogst nauwgezet en rechtvaardig in zijn handelingen Met philips 11 augustus {1180—1223 , zie blz. 85) is hij de merkwaardigste der Capetin-giers. Philips Augustus, gedurende wiens regeering de opkomst en de welvaart der steden toenamen, had inzonderheid het aanzien van \'t koningschap, dat tegenover de vazallen geheel was gezonken , verheven. Ook in \'t veld had hij zich doen gelden door aan de koningen van Engeland uit het huis Plantagenet, dat in 1154, na de afstammelingen van Willem den veroveraar, den troon had bestegen, met name aan jan zonder land, den broeder en opvolger van Richard Leeuwenhart (1198—1216, zie blz. 85), Normandie te ontrukken. Daar Jan bovendien een aantal andere landen, die hij als leenman der Fransche kroon bezat, aan Philips verloor en ten gevolge van een twist met den bekwamen en krachtvollen paus Innocentius III in den ban kwam, zag hij zich in 1215 gedwongen, den beroemden vrijheidsbrief, de magna charta, te verkenen, die aan de vrije standen van Engeland,
88
vooral aan den adel en aan de geestelijkheid, groote voorrechten toekende. Ook Lodewijk IX maakte zich jegens zijn volk verdienstelijk door het vuistrecht te beperken. Daarbij regelde hij door een vasten vrede de geschillen mét Engeland over \'t grondbezit.
VIERDE TIJDVAK.
van het einde dee kruistochten, 1291, en de verkiezing van rudolf van habsbürg, 1273, tot het einde der middeleeuwen in 1500.
§ 48.
Duitschland onder de koningen uit het Hahsbnrgsche en het Luxem-burgsche huis. — Johannes Uns. ■—- Van 1273 tot 1436.
Met den kleinzoon van Frederik II (zie blz. 86), KonrÜdijn, die door Karei van Anjou, een broeder van Lodewijk IX, van Beneden-I talie werd beroofd en later op zijn last ter dood gebracht, stieri het eens zoo machtige huis der Hohenstaufen in 126S uit. Reeds vroeger, op \'t laatst van het vorige tijdperk, begon met den strijd van verschillende vorsten, die naar de kroon stonden, voor Duitschland een tijd van schromelijke verwarring, hettusschen-rijk, 1250—1273, geheeten. De verkiezing van rudolf van habsburg, bezitter van vele landstreken in Zwaben en elders, tot koning van Duitschland (1273—1291) maakte hieraan een einde. Dan nauwelijks had hij het bewind aanvaard, of hij vond een machtig vijand te bestrijden, te weten Ottökar II, koning van Bohemen, die tevens Oostenrijk en aangrenzende landen aan zich had getrokken. In 1278 overwon Rudolf Ottökar, die in den strijd sneuvelde, op het Marchveld (ten n.o. van Weenen). Zijn zonen beleende Rudolf met de meeste dier landen. Zich niet om Italië bekommerende, maakte hij de herstelling van de zoo lang gestoorde orde en rust in Duitschland tot zijn levenstaak. Vooral diende hiertoe ook het verwoesten der veelvuldige roofburgten en het bijleggen van veeten.
Rudolfs tweede opvolger was zijn zoon albrecht 1(1298— 1308). Kort na de regeering van Albrecht verloor het Duitsche rijk eenige zijner bezittingen in Zwitserland, hetgeen het begin was van Zwitserlands onafhankelijkheid. Van de drie woudstreken , Uri, Schwyz en Untcrwaiden, was de eerste van oudsher een rijksleen, terwijl de beide andere dit, hoewel sinds later tijd, eveneens zijnde, tevens heerlijkheden waren van het huis Habsburg. Sinds de kroon van Duitschland aan Rudolf van Habsburg was opgedragen, bekroop de vrees voor onderdrukking door dit in macht toenemende huis de landbouwers en de bergbewoners der woudstreken. Daarom wenschten zij alleen onder den keizer
89
en het rijk te staan. Het verzet tegen het huis Habsburg ging niet uit van juist drie Zwitsers, nog minder van één ervaren boogschutter. Het was een daad van de gansche bevolking dier streken. Wat van een eedgenootschap van drie Zwitsers, van Willem Teil en Gesier wordt verhaald behoort tot het gebied der volksoverlevering en der poëzie. Daarentegen is \'t een werkelijkheid , dat de grondslag van Zwitserlands zelfstandigheid op de aangeduide wijze is gelegd.
Een van Albrechts opvolgers was karel iv uit het Luxem-burgsche huis (1347—1378), die tevens koning van Bohemen was en een zeer merkwaardige verordening, de gouden bul, uitvaardigde, zóó geheeten naar het gouden zegel, dat er aanhing. Dit was een rijksgrondwet in dertig hoofdstukken. Zij schreef voor, wat er bij de keuze eens keizers moest worden in acht genomen, en bepaalde het getal der keurvorsten, wien zij tevens groote voorrechten verzekerde. Deze vorsten waren zeven: de aartsbisschoppen van Maints, Keulen en Trier (aan de Moezel) , de koning van Bohemen , als de eerste der wereldlijke keurvorsten, de paltsgraaf aan den Rijn, de hertog van Saksen-Wittenberg en de markgraaf van Brandenburg. Ook stelde de bul vast, dat de verkiezing eens keizers te Frankfort aan de Main en de kroning te Aken (zie blz. 74) zou geschieden.
Tot hetzelfde geslacht behoorde sigismund, tevens koning van Hongarije (1410—1437). In zijn tijd was er een groote scheuring in de Latijnsche kerk ontstaan, en het gelijktijdig aanwezig zijn van drie pausen gaf de Christenheid ergernis. Hierom bracht hij een kerkvergadering (concilie) tot stand, die de eenheid der kerk zoude herstellen en haar hervorming in hoof a en leden bewerken. Zij werd in r4i4 te Constants (zie blz. 85) bijeengeroepen en ook door vele vreemdelingen bijgewoond. In plaats van tot de hervorming der kerk over te gaan, benoemde de vergadering, na alle drie pausen te hebben afgezet, een nieuwen, die slechts beloofde, het werk op een volgend concilie te zullen voltooien. Voordat dit plaats had, was een belangrijke zaak, die van Johannes h u s, door de kerkvergadering beslist. Hus was prediker en hoogleeraar aan de hoogeschool te Praag. Op het voetspoor van John Wicliffe, een tijdlang hoogleeraar te Oxford (ten n.w. van Londen), die sedert 1360 in Engeland tegen de misbruiken en de ontaarding der geestelijkheid had gepredikt, en door de studie van den Bijbel geleid, kwam hij openlijk tegen de te groote macht des pausen en tegen sommige punten der kerkleer op. De aartsbisschop van Praag liet de geschriften van Wicliffe verbranden. Over Hus werd de ban uitgesproken. Hus beriep zich op het oordeel van \'t concilie en begaf zich met een keizerlijke vrijgeleide naar Constants. Zoodra hij verscheen, werd hij in de gevangenis geworpen, op verschil-
90
lende beschuldigingen van ketterij gehoord en, daar hij zijn gevoelens niet wilde herroepen, voor een ketter verklaard en aan den wereldlijken arm overgeleverd. In 1413 voerde men hem naar den brandstapel, waar hij den dood standvastig onderging. Hetzelfde lot trof zijn vriend en leerling Hieronymus van Praag. Over de behandeling, deze mannen aangedaan, waren de Bohemen zoo verbitterd, dat zij, bij den dood van Wenzel, koning van Bohemen, zijn broeder Sigismund als zijn opvolger weigerden te erkennen, in den Hussieten-oorlog, 1419—1436, een bloedige wraak aan hun tegenstanders oefenden en eerst tegen het eind Sigismund als hun koning aannamen.
Frankrijk onder de laatste koningen uit de rechte linie van het huis
Capet e7i onder die van de tweede linie of het huis Valois.— De langdurige oorlog tusschen Frankrijk en Engeland. — De maagd van Orleans. ■— Van 1285 tot 1453.
De kleinzoon van Lodewijk IX, philips iv of de schoone ■(1285—1314), geraakte in 1293 met Engeland in een oorlog, die voor \'t oogenblik wel zonder veel strijds afliep, maar in \'t vervolg door zijn opvolgers meermalen werd hervat en langer dan een eeuw duurde. In dien oorlog koos de graaf van Vlaanderen, tegen zijn leenheer, partij voor den koning van Engeland, weshalve de Fran-schen in 1302 de Vlamingen in den sporenslag bij K o r t r ij k (aan de Lijs in West-Vlaanderen) aantastten, maar verslagen werden door Pieter de Coninck, deken van het gilde der wevers te Brugge, doch niet behoorende tot de meest gegoede ingezetenen dezer stad, toen rijk en machtig door de nijverheid harer burgers. Door toedoen van Philips IV verplaatste paus Clemens V zijn zetel in 1308 naar Avignon (in \'t z. vanFrankrijk aan de Rhone). Gedurende de volgende jaren (tot 1377), welk tijdsverloop men de Babylonische gevangenschap der pausen noemt, bleef de paus, door zijn verblijf in die stad, in hooge mate afhankelijk van den koning van Frankrijk. Zoo gebruikte Philips hem als een werktuig ter vernietiging van de geestelijke ridderorde der tempeliers, kort na den eersten kruistocht gesticht. Om aan \'s konings hebzucht te voldoen hief Clemens, op grond van een aantal onbewezen beschuldigingen, de orde op, zoodat Philips een deel harer goederen aan zich kon trekken. De meeste tempeliers met hun grootmeester, Jakob du Mo lay, kwamen op den brandstapel om. Met de zonen van Philips den schoone stierf de eerste linie van Capet uit.
Alzoo besteeg met philips vi (1328—1350) de tweede linie van het huis Capet of het huis Valois den troon. Onder hem brak
91
in 1339 de oorlog met Engeland op nieuw uit. In 1346 had er een beslissende slag plaats bij Crécy (ten n. van de Somme), waarin Eduard III, koning van Engeland, door de meerdere ervarenheid der Engelsche boogschutters en de onvoorzichtigheid zijner vijanden de zege behaalde. Niet gelukkiger waren de Franschen in \'t verdere beloop van den oorlog: niet alleen verloren zij een aanmerkelijk deel van hun grondgebied, doch hadden bovendien met allerlei rampen, die de oorlog doorgaans medebrengt, te kampen. Toen er later, ten tijde van de minderjarigheid van koning karel vi (1380—1422) en vervolgens bij zijn zich telkens herhalende zinsverbijstering, geschillen over \'t regentschap ontstonden tusschen \'s konings broeder, LodewijkvanOrléans (aan de Loire), en zijn neef Jan zonder vrees, hertog van Borgondië, was het geheele land aan woeste partijschappen ter prooi. In 1407 ontaardde de twist in een doodelijken haat, toen Jan zonder vrees zijn tegenstander binnen de muren van Parijs door gehuurde sluipmoordenaars liet ombrengen. Voor deze euveldaad nam de partij vanOrléans, ook wel van Armagnac geheeten, weerwraak door den hertog van Bourgondië in 1419 bij een samenkomst op de Yonnebrug te Montereau (ten z.o. van Parijs) verraderlijk te vermoorden. De Engelschen, die niet hadden verzuimd van Frankrijks ongelukken partij te trekken, sloten in 1420 met de Bourgondische partij, thans geleid door Jans zoon en opvolger, Philips den goede, het verdrag van Troyes (ten o. van Montereau aan de Seine), waarbij men overeenkwam, dat Hendrik V, koning van Engeland, de dochter van Karei VI zoude huwen en hem na zijn dood opvolgen.
Doch daar de beide koningen schier gelijktijdig stierven, nam de dauphin of oudste zoon van Karei VI, karel vii (1422— i46t), den koningstitel aan. Buitengemeen hachelijk was zijn toestand: zijn geldmiddelen waren uitgeput, zijn legermacht weinigbeteekenend, zijn heerschappij tot een klein deel van Frankrijk beperkt. Nergens vertoonde zich een schijn van uitkomst, toen plotseling redding opdaagde door de vaderlandsliefde eu de vrome geestvervoering eener jonge maagd. In het dorp Dom Remy (ten z. van Vaucouleurs in Lotharingen) woonde een stil en eenvoudig landmeisje, Jeanne Dare, of — zooals men haar gewoonlijk noemt — de maagd van Órléans. Bij haar vurige begeerte om koning en vaderland te redden, meende zij gezichten te zien en stemmen te hooren, die haar verkondigden , dat God zelf haar ter bevrijding van het benarde Frankrijk had uitverkoren. Daarom liet zij zich, buiten weten harer ouders, naar den bevelhebber van Vaucouleurs voeren, die haar eerst afwees, maar eindelijk, in manskleederen gedost, in \'5konings tegenwoordigheid bracht. Toen deelde Jeanne aan Karei mede, dat zij door God was geroepen, om Orléans, dat door de Engelschen
92
werd belegerd, te ontzetten en hem ter kroning naar Rheims (zie blz. 67) te geleiden.
Johanna werd aan een lange proef onderworpen. Ten laatste sloeg ook Karei aan de waarheid harer zending geloof, en zoo stelde zij zich in 1429, omgord met een met leliën versierd zwaard en met een wit vaandel in de hand, aan \'t hoofd der legerbenden. Zij ontzette Orléans, en dwars door de vijanden baande zij zich een weg naar de kroningsstad, waar de plechtigheid, door haar zoo vurig gewenscht, plaats greep. Ook nu was haar zending nog niet volvoerd: zoolang niet de laatste Engelschman van Frankrijks bodem was geweken, meende zij niet te moeten rusten. Voortdurend dan, waar zij kon, in de eerste rijen medestrijdende, viel zij bij het doen van een uitval uit Compiègne (ten n.o. van Parijs) in handen der Bourgondiërs, die haar aan de Engelschen verkochten. De door haar geredde koning liet haar schandelijk aan haar lot over. Aan een geestelijk gerecht overgegeven, werd zij wegens ketterij tot den brandstapel verwezen. Dus vond zij in 1431 het eind van haar leven te Rouaan (in \'t n. van Frankrijk aan de Seine). Kort daarna verzoende zich Karei VII met Philips den goede van Bourgondië, en in 1453 nam de meer dan honderdjarige kamp met Engeland, zonder dat ten laatste een vrede werd gesloten, een einde, waarbij de koning van dit land al zijn bezittingen aan deze zijde van \'t Kanaal, met uitzondering van Calais, verloor.
Engeland onder ae laatste koningen uit het huis Plantagenet, alsmede onder de geslachten Lancaster en York. — De oorlog der witte en der roode roos. — Van 1274 tot 1485.
Een der beroemdste koningen uit het huis Plantagenet (zie blz. 87) is eduard 1 (1270—1307), een kleinzoon van Jan zonder land. Hij maakte Wales tot een Engelsche provincie en wist te bewerken, dat de koning van Schotland den koning van Engeland als leenheer over zijn rijk erkende, iets, dat sinds lang een punt van geschil tusschen de vorsten dier beide staten uitmaakte. Weldra ontstond er evenwel tusschen Jan Balliol, den door Eduard I aangestelden koning der Schotten, en de Engelschen een oorlog, die door de opvolgers dier vorsten werd voortgezet en eerst in 1357 een einde nam. Toen sloot de kleinzoon van Eduard I, eduard iii (1327 —1377), een verdrag met den koning van Schotland, David II Bruce, die een zware schatting moest betalen. Bij den dood van David in 1370 volgde hem de zoon zijner zuster, Robert II Stuart, op.
93
De kleinzoon van Eduard III, richard ii, werd in 1399 verdrongen door Hendrik iv uit het huis Lancaster (in\'tn.w. van Engeland aan zee), een zoon van Jan van Lancaster, Richards oom. De laatste koning uit dit huis was hendrik vi, een zwak en onbekwaam man, aan aanvallen van zinsverbijstering lijdende. Tegen hem wierp zich Richard van York (in\'tn.o. van Engeland aan de Ouse) op, die, insgelijks van Eduard III afstammende, kennelijk naar de kroon stond, maar zich moest vergenoegen met hd protectoraat of regentschap, dat hem eenige malen werd opgedragen. Hierdoor ontvlamde in 1455 de burgeroorlog tusschen de huizen Lancaster en York of tusschen de roode en de ■witte roos. Elke Engelschman koos voor een der beide kleuren partij.
Richard zelf kwam in dien oorlog om; doch zijn zoon eduard iv (1461—1483) werd te Londen als koning uitgeroepen, nam Hendrik VI gevangen en versloeg de echtgenoote van dien koning, Margarëta, in 1461 bij To wt on (ten z. van York), welke hierom naar Frankrijk vlood. Toen Margarëta vervolgens met haar jongen zoon Eduard in 1471 in Engeland landde en zich aan\'t hoofd van \'t overschot der aanhangers van Lancaster stelde, werd zij in een tweeden veldslag overwonnen, die het lot der witte en der roode roos voor altijd besliste. Wreedaardig misbruikte Eduard IV zijn zege: de jonge Eduard werd omgebracht; de oude Hendrik VI stierf plotseling in den Tower; Margarëta werd gevangen gezet en herkreeg eerst later de vrijheid; vele heeren eindelijk werden ter dood gebracht of verbannen. Op Eduard IV volgde zijn broeder Richard. Door middel van talrijke veroordeelingen en anderszins bereikte hij zijn doel en werd ten koste van Eduards zonen als koning richard iii (1483—1485) gekroond. Reeds na twee jaren verloor hij in den slag bij B o s w o r t h (in \'t midden van Engeland , ten w. van Leicester) kroon en leven tegen Hendrik Tudor, graaf van Richmond, van moederszijde een afstammeling der Lancastriërs, die met een dochter van Eduard IV was gehuwd.
§ 5i-
Geschiedenis van Spanje gedurende het tweede, het derde en het vierde tijdvak. — De opkomst en de ondergang der Ommyaden. — Het ontstaan en de bloei van nieuwe Christenstaten aldaar.
De Arabische heerschappij, die zich onder de Ommyaden over een deel van Zuid-Europa had uitgebreid, had er met vele moeie-lijkheden te strijden. Niet lang duurde het, of de Mohammedanen hadden op nieuw de West-Gothen te bekampen, welke.
94
zooals wij boven (zie blz. 66) zagen, naar het Asturisch gebergte de wijk hadden genomen. Na den val der Om my aden in \'t Oosten (zie blz. 66) heerschte abd errShman i, onder den titel emir of vorst, over Spanje. De grootste bloei van dit rijk valt in de negende en de tiende eeuw, inzonderheid in den tijd van abb errShman ui (912—962), die zich, zoowel wegens den glans van zijn hof als om den bloei van Arabische nijverheid, kunsten en wetenschappen, ten volle gerechtigd achtte, khalif en
opperhoofd der geloovigen aan te nemen. De luister van zijn rijk overtrof dien van dat der Abbassiden in \'t Oosten verre. Maar in de eifde eeuw begon een tijdperk van snel toenemend verval. De stedehouders verklaarden zich erfelijk en vestigden onafhankelijke staten; om het bezit van den troon streed men met woeste verbittering. De laatste khalif, hischam 111, werd in 1031 bij een opstand te Cordova verjaagd. Sedert dien tijd werd het Mohammedaansche Spanje in vele kleine staten versnipperd, welker geschiedenis een aaneenschaking is van oorlogen, tegen de Christenen gevoerd.
De laatsten, allengs weer in macht toegenomen, hadden gedurende het zoo even geschetste tijdperk onophoudelijk tegen de Mohammedaansche vorsten gestreden en langzamerhand een aantal staten gesticht: Leon, Gal he ie, A sturiè\', Navarre, Catalonie (het vroegere markgraafschap Barcelona, zie blz. 72), Arragoti en Cast Hie. Voor al deze rijken was de splitsing der Mohammedaansche macht uitermate gunstig. Ook zij waren op verre na niet altijd eendrachtig geweest; maar juist op het tijdstip der verbrokkeling van den Arabischen staat greep bij hen een tijdelijke vereeniging plaats. De geschiedenis dezer staten, even bloedig als ridderlijk, is geheel in een dichterlijk kleed gehuld.
Tweemaal werden gedurende de elfde en de twaalfde eeuw aan de verzwakte heerschappij der Mohammedaansche vorsten uit Afrika versche krachten bijgezet door nieuwe Arabische stammen, die vandaar naar Spanje overstaken, er de Mohammedaansche vorsten onderwierpen en den kamp tegen de Christenstaten vernieuwden. Maar zij waren, evenmin als hun voorgangers, op den duur tegen den wakkeren moed der Christenen bestand. Tot de koningen van Castilië, die zich het meest onderscheidden in de worstelingen tegen de Arabieren, behooren alphonsus vi, alphonsus viii en ferdinand iii of de heilige (1230—■ 1252). De eerste vermeerderde in 1094 het getal der Christenstaten nog met één. Ten einde n.1. den dapperen Hendrik, graaf van Bourgondiê, die hem in den strijd tegen de Arabieren had bijgestaan, voor Spanje te behouden, gaf Alphonsus VI hem het land, tusschen de Minho en de Duëro gelegen, inleen, dat naar de stad Porto Cale (Oporto, aan de DuCro) den naam Portugal kreeg. Hendriks opvolgers verklaarden zich weldra onafhankelijk
95
en namen den koningstitel aan. Ferdinand III streed met gelukkigen uitslag tegen de Mohammedanen, ontrukte hun Cordova en beperkte hen tot Granada.
Veel leed Castiliè gedurende het vierde tijdperk door de zwakheid der vorsten en den overmoed der grooten. Er volgde een betere tijd, toen Isabella, 1474, den troon besteeg en het bewind deelde met haar gemaal, ferdinand ii (Vin Castilië) of den katholieke, koning van Arrftgon, wien het gelukte den machtigen adel voor \'t koninklijk gezag te doen buigen. Na een langdurigen oorlog met de Mooren in Granada, tot 1492, werd dit gewest bij het koninkrijk Castilië ingelijfd. Doch de Mooren, naar het gebergte geweken, hernieuwden later uit hun schier ontoegankelijke bergsloten vele malen den opstand.
In Portugal duurde de heerschappij van het echte Bourgondische huis tot 1383, waarop het onechte huis van denzelfden naam in 1385 met joh an i den troon beklom. Deze koning veroverde Ceüta (in \'t n.w. van Afrika). Hoogst beroemd is zijn derde zoon, prins Hendrik de zeevaarder, die de zeetochten der Portu-geezen, begonnen met de ontdekking van Madera (ten w. van Afrika), met raad en daad aanwakkerde. Geen zwarigheden of vooroordeelen schrikten hem af: op de westkust van Afrika bereikte men eerst in 1439 kaap Bojador, vervolgens in 1445 kaap Verd, eindelijk in 1460, het sterfjaar van Hendrik den zeevaarder, kaap Siërra Leona.
De Italiaansche staten, gedurende de dertiende, de veertiende en de vijftiende eeuw.
Italië, dat door de natuur zoo rijk gezegende land, biedt, sedert het zich in de Middeleeuwen allengs aan de heerschappij van den Griekschen en den Duitschen keizer had onttrokken, een tooneel van schromelijke verwarring en van eindelooze twisten aan. In weerwil van de kennis en de beschaving, waarin vele zijner bewoners sinds de dertiende eeuw uitmuntten, werden er meer en gruwelijker burgeroorlogen gevoerd dan elders. Hier volgt een zeer kort overzicht der geschiedenis van zijn voornaamste staten.
Venetië koos in 697 een doge tot hoofd, die met een grooten raad den staat bestuurde. Door haar ligging tusschen West- en Oost-Europa werd deze stad spoedig een wereldmarkt. Tusschen Venetië en Genua deed handelsnaijver een reeks oorlogen ontstaan, die langer dan een eeuw, tot 1381, duurden en welker einde voor Venetië het begin van zijn grootsten luister werd.
Gelijk Milaan voornamelijk tijdens het bestuur der Visconti\'s,
94
zooals wij boven (zie blz. 66) zagen, naar het Asturisch gebergte de wijk hadden genomen. Na den val der Ommyaden in \'t Oosten (zie blz. 66) heerschte abd erramp;hman i, onder den titel emir of vorst, over Spanje. De grootste bloei van dit rijk valt in de negende en de tiende eeuw, inzonderheid in den tijd van abd er r8,h m a n in (912—962), die zich, zoowel wegens den glans van zijn hof als om den bloei van Arabische nijverheid, kunsten en wetenschappen, ten volle gerechtigd achtte, den titel opperhoofd der geloovigen aan te nemen. De luister van zijn rijk overtrof dien van dat der Abbassiden in \'t Oosten verre. Maar in de eifde eeuw begon een tijdperk van snel toenemend verval. De stedehouders verklaarden zich erfelijk en vestigden onafhankelijke staten; om het bezit van den troon streed men met woeste verbittering. De laatste khalif, hischam ui, werd in 1031 bij een opstand te Cordova verjaagd. Sedert dien tijd werd het Mohammedaansche Spanje in vele kleine staten versnipperd, welker geschiedenis een aaneenschaking is van oorlogen, tegen de Christenen gevoerd.
De laatsten, allengs weer in macht toegenomen, hadden gedurende het zoo even geschetste tijdperk onophoudelijk tegen de Mohammedaansche vorsten gestreden en langzamerhand een aantal staten gesticht: Leon, Gallic ie, A stnrie, Navarre, Catalonie (het vroegere markgraafschap Barcelona, zie blz. 72), Arragofi en Castilie. Voor al deze rijken was de splitsing der Mohammedaansche macht uitermate gunstig. Ook zij waren op verre na niet altijd eendrachtig geweest; maar juist op het tijdstip der verbrokkeling van den Arabischen staat greep bij hen een tijdelijke vereeniging plaats. De geschiedenis dezer staten, even bloedig als ridderlijk, is geheel in een dichterlijk kleed gehuld.
Tweemaal werden gedurende de elfde en de twaalfde eeuw aan de verzwakte heerschappij der Mohammedaansche vorsten uit Afrika versche krachten bijgezet door nieuwe Arabische stammen, die vandaar naar Spanje overstaken, er de Mohammedaansche vorsten onderwierpen en den kamp tegen de Christenstaten vernieuwden. Maar zij waren, evenmin als hun voorgangers, op den duur tegen den wakkeren moed der Christenen bestand. Tot de koningen van Castilie, die zich het meest onderscheidden in de worstelingen tegen de Arabieren, behooren alphonsus vi, alphonsus vin en Ferdinand ui of de heilige (1230— 1252). De eerste vermeerderde in 1094 het getal der Christenstaten nog met één. Ten einde n.1. den dapperen Hendrik, graaf van Bourgondië, die hem in den strijd tegen de Arabieren had bijgestaan, voor Spanje te behouden, gaf Alphonsus VIhem het land, tusschen de Minho en de DuEro gelegen, inleen, dat naar de stad Porto Cale (Oporto, aan de Duïïro) den naam Portugal. kreeg. Hendriks opvolgers verklaarden zich weldra onafhankelijk
95
en namen den koningstitel aan. Ferdinand III streed met gelukkigen uitslag tegen de Mohammedanen, ontrukte hun Cordova en beperkte hen tot Granada.
Veel leed Ca.r/itó\'gedurende het vierde tijdperk door de zwakheid der vorsten en den overmoed der grooten. Er volgde een betere tijd, toen Isabella, 1474, den troon besteeg en het bewind deelde met haar gemaal, Ferdinand ii (V in Castilie) of den katholieke, koning van ArrSgon, wien het gelukte den machtigen adel voor \'t koninklijk gezag te doen buigen. Na een langdurigen oorlog met de Mooren in Granada, tot 1492, werd dit gewest bij het koninkrijk Castilië ingelijfd. Doch de Mooren, naar het gebergte geweken, hernieuwden later uit hun schier ontoegankelijke bergsloten vele malen den opstand.
In Portugal duurde de heerschappij van het echte Bourgondische huis tot 1383 , waarop het onechte huis van denzelfden naam in 1385 met johan i den troon beklom. Deze koning veroverde Ceüta (in \'t n.w. van Afrika). Hoogst beroemd is zijn derde zoon, prins Hendrik de zeevaarder, die de zeetochten der Portu-geezen, begonnen met de ontdekking van Madera (ten w. van Afrika), met raad en daad aanwakkerde. Geen zwarigheden of vooroordeelen schrikten hem af: op de westkust van Afrika bereikte men eerst in 1439 kaap Bojador, vervolgens in 1445 kaap Verd, eindelijk in 1460, het sterfjaar van Hendrik den zeevaarder, kaap Siërra Leüna.
De Italiaansche staten gedurende de dertiende, de veertiende en de vijftiende eemv.
Italië, dat door de natuur zoo rijk gezegende land, biedt, sedert het zich in de Middeleeuwen allengs aan de heerschappij van den Griekschen en den Duitschen keizer had onttrokken, een tooneel van schromelijke verwarring en van eindelooze twisten aan. In weerwil van de kennis en de beschaving, waarin vele zijner bewoners sinds de dertiende eeuw uitmuntten, werden er meer en gruwelijker burgeroorlogen gevoerd dan elders. Hier volgt een zeer kort overzicht der geschiedenis van zijn voornaamste staten.
Venetië koos in 697 een doge tot hoofd, die met een grooten raad den staat bestuurde. Door haar ligging tusschen West- en Oost-Europa werd deze stad spoedig een wereldmarkt. Tusschen Venetië en Genua deed handelsnaijver een reeks oorlogen ontstaan, die langer dan een eeuw, tot 1381, duurden en welker einde voor Venetië het begin van zijn grootsten luister werd.
Gelijk Milaan voornamelijk tijdens het bestuur der Visconti s,
96
1311—1447» bloeide, zoo steeg het aanzien van Florence (in Tos-kane) ten top, sedert johan de medici in\'t begin der vijftiende eeuw de aangelegenheden van den staat leidde en zijn nakomelingen dien invloed ten erfdeel naliet. Door hun groote rijkdommen hielden de Medici zich in \'t bewind staande en muntten meestal niet alleen uit als beheerscher van den staat, maar ook als milde beschermers en ijverige beoefenaars van kunsten en wetenschappen.
Na den val der Hohenstaufen (zie blz. 88) kwam Sicilië aan Arramp;gon ten gevolge van de Sieiliaansche vesper, een opstand, die de Franschen in 1282 uit dit eiland verdreef. Napels daarentegen bleef aan het geslacht van Karei van Anjou (zie blz. 88). De laatste beheerscheres uit dit huis was johanna ii, die in 1435 overleed, na eerst Alphonsus V van ArrÜgon, later Lode-wijk III van Anjou als opvolger te hebben aangenomen. In den oorlog, die hierover ontstond, zegepraalde alphonsus v, die tot zijn dood in 145S het bewind over Napels voerde.
§ 53-
Geschiedenis der Nederlanden gedurende de Middeleeuwen.
Er is een tijd geweest, waarin de volken \'t bearbeiden van metalen niet kenden. Dien tijd, ouder dan de geschreven geschiedenis, noemt men \'t steenen tijdperk. De weinige hunnebedden, in ons land overig, zijn uit dat tijdperk, en de geschiedenissen van de oudste bewoning ons door geen schrijver geboekt. Naar historische berichten wraren de Friezen, de Bataven en andere Ger-maansche stammen de eerste bewoners. Sinds het einde der eerste eeuw v. C. moesten deze stammen zich aan de Romeinen onderwerpen, en Drtlsus (zie blz. 43) bouwde hier verscheiden sloten, om het volk in bedwang te houden. Tevergeefs deed Claudius Civilis, een der voornaamste Bataven, een poging om zijn stam en de met hem verbonden volkeren hun oude onafhankelijkheid te doen herwinnen. Op nieuw werden zij onderworpen in 70 n. C. In de vijfde eeuw werd het gebied der Romeinen door Ger-iriaansche stammen voor goed overheerd. Dit was nu ook het lot der Nederlanden, en zelfs de naam der Bataven verloor zich in dien der Franken en der Friezen. De eersten, n.1. deSaliërs(zie blz. 67), breidden zich hoofdzakelijk in het Zuiden tot den Rijn uit en hadden Doornik (in Henegouwen) tot hoofdplaats. Aan de andere zijde woonden de Friezen.
In de zevende en de achtste eeuw kwamen hier vele Christenzendelingen , om deze gewesten aan het heidendom te onttrekken.
97
Vooral werd het Christendom met vrucht gepredikt door Wille-brord, die in 739 stierf, en door Bonifacïus (zie blz. 70, 71), dien de heidensche Friezen in 755 nabij Dokkum vermoordden. Eerst karel de groote, die de Friezen onderwierp, dwong hen, ook het Christendom aan te nemen. Na zijn dood werden deze streken door gedurige invallen der Noormannen geteisterd.
Sinds de Nederlanden aan den invloed der Frankische vorsten waren onderworpen, werd dit land, onder \'t oppergezag dier koningen, bestuurd door hertogen en graven, veelal aanzienlijke edelen (zie blz. 69, 70), met uitgestrekte grondbezittingen begiftigd. Kort na het verdrag van Verdun (zie blz. 76), toen het Frankische rijk ophield te bestaan, kwamen de Nederlanden te staan onder \'t gezag der koningen van Duitschland, met uitzondering van Vlaanderen, dat grootendeels aan Frankrijk behoorde. Sedert de Nederlanden tot Duitschland behoorden, maakten zij een bestanddeel uit, eerst van het hertogdom Lotharingen, later van Neder-Lotharingen. In de negende en de tiende eeuw werden de meeste Nederlanden erfelijke leenen. In \'t z. waren de machtigste gewesten het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant, in hetn. liet hertogdom Gelderland, het graafschap Holland, Friesland en het bisdom of sticht Utrecht, waar de bisschop ook het wereldlijk bewind voerde. Die van het Over sticht q{ Ozwj/jr/erkenden ook den bisschop van Utrecht als heer, en Groningen met de Ommelanden , alsmede Drente, ofschoon dikwerf wederspannig, werden eveneens gerekend aan den bisschoppelijken stoel te zijn onderworpen. Mede ten gevolge van het leenstelsel waren hier dezelfde bestand-deelen der bevolking als elders: vazallen, geestelijken, lijfeigenen, enz. Maar in de twaalfde en de dertiende eeuw werd het verkenen der burger- of /wr/Vrrechten en de daarmede samenhangende opkomst der steden, zoowel als der volkstaal, algemeen. De talrijke lijfeigenen, nu in de steden burgers gewerden, zochten meer en meer een deel uit te maken van de staten, die in ieder gewest uit geestelijken en edelen bestenden, hetgeen vaak onlusten verwekte.
Geen der overige gewesten kon in macht en welvaart met het rijke Vlaanderen worden vergeleken; maar uit dien voorspoed ontsproot ook wel eens overmoed. Niet zeer lang na den slag bij Kortrijk (zie blz. 90) sloot Gent met Engeland een verbond ten tijde toen Jakob van Artevelde, die tot een der rijkste en aanzienlijkste familiën der stad behoorde, er den grootsten invloed had. Hij liet zich in plaats van bij het gilde der wevers, dat zijner familie, inschrijven bij dat der bierbrouwers en werd tevens deken der kleine gilden. Aan zijn gezag kwam echter spoedig een einde, doordien hij in 1345 door het volk, dat hem vroeger had aangebeden, werd vermoord. Welhaast ontstond er wederom verdeeldheid tusschen de Gentenaars en den graaf van Vlaanderen, die eerst een einde nam met den slag bij Roosebeeke (in
quot;Wijnxe , Overzicht. 11de druk. 7
98
West-Vlaanderen, ten n.o. van Kortrijk), waarin de graaf, bijgestaan door zijn leenheer Karei VI (zie blz. 91), hen in 1382 versloeg. Teen het graafschap later aan het huis van Bourgondie kwam, werd de overmoed der Vlamingen eenigszins gefnuikt.
Gelderland, dat nog in de veertiende eeuw uit de graafschappen Gelder en Ziitfen bestond, verhief zich, onder de huizen Gelder, Gulik en Egmond (tusschen Alkmaar, Heilo, Castricum en de Noordzee) tot een aanzienlijken staat. Reinald of reinoud i, van Gelder, nog graaf, voerde wegens Limburg oorlog tegen Jan I van Brabant, doch verloor in 128S den slag bij Weeringen (een kasteel nabij Keulen). Na Reinouds dood werd Gelderland in 1339 een hertogdom. Dóch tusschen zijn kleinzonen , reinoud in en eduard, ontbrandde een burgeroorlog, waarin de Hekerens de zijde van den eerste, de Bronkhorsten die van den laatste kozen. Eduard zegepraalde wel in 1361 bij Ti el; maar na zijn dood en dien van Reinoud kwam het bestuur aan het huis Gulik. Friesland\\(i(tc\\ zwaar onder dergelijke geschillen tusschen de minvermogende Schieringers en de rijke Vetkoopers.
Het graafschap Holland ontstond, zooals men gewoonlijk aanneemt, in 922, doordien Karei de eenvoudige (zie blz. 78) aan dirk i Egmond en omliggend land gaf. Het werd achtereenvolgens door vijf stamhuizen geregeerd: \'teerste was het Hol-landsche, 922—1299. De eerste graven waren vaak in oorlog met de West-Friezen (een naam, waarop Hoorn, Enkhuizen en Me-demblik met den omtrek een bijzondere aanspraak maakten; doch niet zelden werd geheel Noord Holland West-Friesland genoemd), met wier land zij, tegen den zin der inwoners, werden beleend. In 1256 viel willem 11 in den strijd tegen hen, en eerst floris v,zijn zoon , onderwierp hen. Eveneens hadden de graven dikwijls geschillen met de bisschoppen van Utrecht, inzonderheid over de grensscheiding en dewijl de graaf het veelal met den paus, de bisschop met den keizer hield. Zoo werd Utrecht ongeveer 1145 door dirk vi belegerd, die evenwel, uit vrees voor den banvloek des bisschops, het beleg opbrak. Aan de zuidelijke grenzen waren de graven van Holland, ruim drie honderd jaren lang, met die van Vlaanderen in kamp wegens Zeeland, voornamelijk bewesten de Schelde. Één jaar na den slag bij Kortrijk (zie blz. 90) vielen de Vlamingen in Zeeland en Holland en drongen tot Haarlem door, waar zij evenwel werden gestuit. Van Hollands graven namen floris ui, die in 1190 (zie blz. 85) stierf, en willem i persoonlijk deel aan kruistochten. Onder aanvoering van den laatste veroverde men in 1219 Damiate (in Egypte). Van hem zijn de keuren af stedelijke rechten en vrijheden van Middelburg, 1217, die tot de alleroudste hier te lande behooren. Een van de merkwaardigste graven uit het Hollandsche huis is de boven genoemde Floris V, „der kerle God,quot; die met
99
nog ruimer hand aan steden en vlekken voorrechten gaf, om, bij \'t wassende vermogen hunner burgers, bij hen hulp te vinden, ten einde met vereende kracht de macht van den leenhandel te verminderen en \'t vorstelijk oppergezag te vestigen. Uit deze rechten der steden is de latere burgerlijke vrijheid geboren. Die staatkunde kostte hem \'tienen: in 1296 werd hij door Gerard van Velzen en andere misnoegde edelen verraderlijk vermoord.
Het Henegouwse he huis bezat 1299—1354 het graafschap en werd opgevolgd door het Beiersche, 1354—1428. Na den dood van den laatsten graaf uit het huis van Henegouwen, Willem iv, verhief keizer Lode wijk van Beieren zijn eigen gemalin margareta, Willems zuster, tot gravin. Deze verheffing, aan sommigen welgevallig, werd door anderen, die willem v, den tweeden zoon van Lodewijk van Beieren en MargarSta, voorstonden, als strijdig met \'s lands wetten beschouwd. Vanhier de kamp tusschen de eersten, Hoeksehen, en de laatsten, Kabei-iauwschen genoemd, welke Holland omstreeks honderd veertig jaren lang heeft geteisterd. Moeder en zoon verzoenden zich wei in 1354; doch tusschen de landzaten zei ven bleef verdeeldheid bestaan. De laatste der Beiersche graven was willem vi, na wiens overlijden op nieuw geschil over de opvolging ontstond. Naar het oordeel der Kabeljauwschen moest Wilïems broeder. Jan van Beieren, bisschop van Luik, hem opvolgen, terwijl de Hoeksehen de aanspraak van Willems dochter j a k o b a deden gelden. Vruchteloos zocht Jakoba steun eerst bij Jan van Brabant, toen bij Humphrey, hertog van Glocester (in \'tw. van Engeland, aan de Severn), met welke beide mannen zij achtereenvolgens huwde. De eerste zoowel als de laatste verwaarloosde haar belangen. Na zich een tijdlang te hebben staande gehouden, moest zij in 1428 Henegouwen, Holland en Zeeland aan Philips den goede, erfgenaam van Jan van Beieren, afstaan. Om de wisselende lotgevallen en de ongelukken dezer gravin is haar leven-door velen in een dichterlijk verhaal geschetst.
Met dien afstand begint de heerschappij van het Bo urgon dis ene huis, 1428—1482, dat reeds Vlaanderen bezat en allengs de meeste Nederlanden onder zijn bestuur vereenigde. Philips de goede was een zoon van Jan zonder vrees (zie blz. 91) en stond bij gevolg in nauwe betrekking tot Frankrijk. Hij kocht Namen en Luxemburg en erfde Brabant en Limburg. Aan zijn hof steeg de weelde ten top; doch ook daarbuiten was de welvaart zoo groot, dat Holland, hetwelk nog bij Vlaanderen en Brabant achterstond, het ,,land van beloftequot; werd geheeten. Philips stelde de orde van-het gulden vlies in en riep, o.a. in 1465, voor \'t eerst de staten van alle provinciën, d. i. de algemeene staten, bijeen, die evenwel geen rechten hadden, maar alleen werden geraadpleegd. Zijn zoon karel de stoute, die hem in 1467 opvolgde, vatte het
7*
100
voornemen op, Bourgondie en Nederland, door verovering van hetgeen er tusschen lag, samen te voegen en tot een koninkrijk te verheffen. De listen echter van zijn leenheer, Lode wijk XI, koning van Frankrijk, stonden zijn plan in den weg. En toen hij later Réné, hertog van Lotharingen, en de Zwitsers aantastte, sneuvelde hij in 1477 bij Nancy (aan de Moezel, ten z. van Metz). Kareis dochter maria bleef nu weerloos achter tegenover de vijandelijke gezindheid van den koning van Frankrijk en de ten deele te ver gaande eischen harer eigen onderdanen. Ter wille van de laatsten verleende zij aan Holland, Zeeland, Vlaanderen, Brabant en andere gewesten het groot-privilegie , waardoor haar macht zeer werd beperkt. Maar M a x i-miliaan, aartshertog van Oostenrijk, een zoon van Frederik III, keizer van Duitschland, die een huwelijk met haar aanging, beperkte de eischen van Lodewijk XI.
Na Maria\'s dood in 1482 trad Maximiliaan als voogd op voor zijn minderjarigen zoon, philips ii of den schoone, met wien het bewind van \'i Oostenrijksche huis, 1482—1581, begint. Het tijdperk van dit regentschap werd gekenmerkt door hernieuwde binnenlandsche twisten. Zelfs aarzelde het oproerige Brugge (in West-Vlaanderen) niet, de hand aan Maximiliaan te slaan en hem gevangen te houden. Desniettegenstaande dempte hij met kracht zoowel dezen opstand, als dien der Hoekschen, die in 1482 te Barneveld (op de Veluwe) hun wreedheid aan Jan van Schaffelaar hadden botgevierd, en van het kaas-en broodvolk in Noord-Holland, waarmede de langdurige burgeroorlog der Hoekschen en Kabeljauwschen in 1492 een einde nam. Philips II aanvaardde zelf het bestuur in 1494, vernietigde het groot-privilegie, huwde Johanna, een dochter van Ferdinand en Isabella (zie blz. 95), maar stierf in 1506. Voor den uit dit huwelijk gesproten zoon, Karei II, later, als keizer en koning van Duitschland, den vijfde van dien naam en hierdoor in de geschiedenis onder den naam „Karei Vquot; bekend, nam zijn grootvader Maximiliaan, voor de tweede maal regent, de teugels van \'t bewind in handen. Veel had hij te strijden met Friesland, dat door voortdurende tweespalt verdeeld was en ongezind zich geheel te onderwerpen, en met Gelderland, waar karel, hertog uit het huis Egmond, hem voortdurend beoorloogde, gelijk Kareis vader a d o l f dit land aan Karei den stoute had betwist.
§ 54-
Geschiedenis van Polen en van Hongarije gedurende de Middeleeuwen.
De geschiedenis van Polen, een door Slaven bevolkt land, begint in de tiende eeuw, hoewel er vele overleveringen in omloop
101
zijn, o. a. omtrent p i a s t, een boer, die in \'t midden der negende eeuw tot hertog werd aangesteld en wiens nakomelingen, de latere vorsten van Polen, de Piasten, omstreeks 850—1370, heeten. Sedert ongeveer 960, toen hertog miesko ofMiECisLAV 1, op aanraden zijner Boheemsche gemalin Dobrawka, tot het Christendom overging, nam ook het volk, grootendeels gedwongen, langzamerhand dezen godsdienst aan en trachtten de koningen van Duitschland hun heerschappij over Polen meer en meer uit te breiden. Maar uit hoofde van den verren afstand konden zij alleen door kracht van wapenen de hertogen van Polen tot het erkennen hunner afhankelijkheid noodzaken. In 1163 werd Sikziè een van de deelen, waarin Polen was gesplitst, onafhankelijk. De overige, die een tijdlang veel van de Mongolen (zie blz. 103 ,104) hadden te lijden , waren : Groot-Polen , dat door de Warta wordt doorstroomd en Posen en Kalisch als steden telt; Kletfi-Polen, aan de boven-Weichsel, dat o. a. de steden Krakau en Lublin bevat, en Masüvié\', dat door de Weichsel, de Bug en de Narew wordt doorstroomd.
Het eigenlijke koninkrijk Polen ontstond in 1320, toen wla-dislav 1 loktiek, d. i. de slechts één el large, zich in de hoofdstad Krakau als koning liet kronen. Na het uitsterven van de mannelijke nakomelingschap der Piasten in 1370 werd Polen een volledig keurrijk. In dit jaar verkozen de Polen l o d e w ij k 1 of den groote, tevens koning van Hongarije, en na zijn dood hedwig, zijn jongste dochter, die in 1386 huwde met jagello, grootvorst van Litthauwen. Dus werd Jagello, die Christen werd en den naam w l a d 1 s l a v 11 aannam, de stichter van het huis der Jagellonen. De Litthauwers moesten zich nu ook bekeeren en stonden voortaan met Polen onder één opperheer, ofschoon zij door afzonderlijke grootvorsten werden geregeerd. Later, sedert het midden der zestiende eeuw, werd Litthauwen met Polen onder één hoofd vereenigd.
De talrijke horden Hongaren of Magyar en bemachtigden (zie blz. 77, 78) binnen een tiental jaren het tegenwoordige Hongarije en Zevenbergen en erkenden arpad als gemeenschappelijk opperhoofd. In den beginne bleef dit volk getrouw aan zijn zwervende levenswijze en maakte zich geducht door vreeselijke strooptochten naar Duitschland (zie blz. 78) en andere landen. Op den duur evenwel konden het verblijf in Europa en de aanraking met Christenvolkeren niet zonder invloed op hen blijven. Sinds den tijd van hertog gei sa (972—997), die tot het Christendom overging, gewenden de Hongaren zich aan landbouw en vaste woonplaatsen en staakten hun rooftochten. Op Geisa volgde zijn zoon stephSnus i of de heilige, die in 1000 werd, welke
waardigheid erfelijk werd verklaard in het huis der Ar pa den, 889—1301. Echter erkende de koning van Hongarije doorgaans
1Ö2
de leenhoogheid van het Duitsche rijk. Tot de latere koningen behoorden andrSas II, die in 1222 in de gouden bul groote voorrechten aan adel en geestelijkheid verleende, en zijn zoon bel a iv, onder wiens regeering de Mongolen (zie blz. 104) Hongarije binnendrongen, en met hen alle gruwelen der verwoesting.
Nadat de mannelijke nakomelingschap der Arpaden in 1301 was uitgestorven, beklom het huis Anjou (zie blz. 88) in 1310 den troon van Hongarije. De tweede koning uit dit geslacht was LoDewijk de GROo TE, later tevens koning van Polen (zie blz. 101). Na hem werd zijn oudste dochter maria als koningin, of, naar Hongaarsch gebruik, als koning erkend, die in 1387 aan haar gemaal s 1G1S m U N d (zie blz. 89) al haar rechten opdroeg. Sigismund en zijn opvolgers hadden veel te kampen tegen de Turken, in welken strijd zich bovenal Johannes Hunyad, omstreeks 1450 guheriMtor (rijksbestuurder) van Hongarije, onderscheidde. Kort daarna verkoos men den 20011 van HunVad, Matthias CORVINUS (1458—1490), als koning. Hij was een ijverig beschermer der wetenschappen en stichtte in 1465 een hoogeschool te Of en. Ook bevorderde hij zeer landbouw en nij verheid.
De landen, ten z. van den Donau gelegen, met name Servië, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Moldavië en Wallachije, waren alle gedurende langer of korter tiid aan Hongarije onderworpen, maar werden tegen \'t eind der Middeleeuwen door de Turken veroverd.
Dc Scandinavische rijken gedurenue de Middeleeuwen. — Oorsprong van Rusland^
In de geschiedenis der Middeleeuwen zijn, voor de algemeene historie, de Noordsche rijken van Europa nog van weinig belang. Echter moeten drie punten niet worden voorbijgezien. Het zijn: de invoering van het Christendom in deze landen, de oorsprong van Rusland en de unie van Kalmar.
Wat het Christendom aangaat, dit maakte hier zeer langzame vorderingen. Ten tijde van Lodewijk den vrome (zie blz. 75) werd het voor \'t eerst in Denemarken gepredikt; maar het konde er het diep gewortelde heidendom nog geenszins verdringen. Suen, de vader van Knoet (zie blz. 82), was nog een heftig vijand van \'t Christendom; doch met knoet was de zege van dezen godsdienst in Denemarken beslist. Eveneens namen ook omstreeks 1000 vele inwoners van Zweden en Noorwegen het Christendom aan. Het duurde evenwel nog geruimen tijd, eerde sporen van \'t heidendom ten volle waren verdwenen.
103
Voor den grondvester van \'t Russische rijk houdt men Rurik, een opperhoofd van een stam Noormannen, üussen geheeten, uit Zweden. Door de bij de Oostzee wonende en onder elkander oneenige Slaven ingeroepen, trok hij omtreeks 860 naar het he-dendaagsche Rusland, onderwierp er eenige stammen der Slaven aan zijn macht en stichtte aldus in S64 een vorstendom te Noiv-gorod (ten z. van Petersburg). Dit vorstendom, \'t begin van het Russische rijk, werd on der Ruriks opvolgers langzamerhand uitgebreid en kreeg vervolgens Kiew (aan de Dnieper) tot hoofdzetel. Echter was het lang tot het binnenland en tot het Noorden van het tegenwoordige Rusland beperkt. Een zijner beheerschers, wladÏmir de groote, nam in 988 bij zijn huwelijk met een Byzantijnsche prinses het Christendom, volgens de grondstellingen der Grieksche kerk (zie blz. 71), aan en legde dus den eersten grondslag der beschaving. Nogtans zegepraalde het Christendom niet dan langzaam over de vreeselijke ruwheid des volks en der vorsten. Rusland, sedert 1015 in vele vorstendommen gesplitst, die slechts zelden aan het grootvorstendom Kiew ondergeschikt wilden blijven, werd gedurende een lange reeks jaren door bin-nenlandsche onlusten en oorlogen met de Polen en andere naburen geschokt en was langer dan twee eeuwen aan de Mongolen onderworpen. Omstreeks 1325 werd Moskau hoofdzetel.
De vermaarde imie van Kalmar (in \'t z.a. van Zweden) werd in 1397 onder \'t bewind van margaröta, koningin der drie Scandinavische rijken, gesloten. Op deze bijeenkomst van aanzienlijke geestelijke en wereldlijke personen uit de drie rijken werd bepaald, dat deze staten in geval van oorlog onderling vast zouden verbonden zijn en voor altijd door één gemeenschappelijk gekozen koning worden geregeerd, maar tevens, dat elk rijk zijn eigen sraatsregeling en wetten zou behouden. Geen lange duur drukte \'t zegel op deze overeenkomst: kort na den dood van Margarëta, in 1412, vielen de bepalingen der unie in duigen en werden weldra niet meer nageleefd.
De opkomst en de hernieuwing der Moiigoolsch-Tartaarsché macht. — De verovering van Constanti7iopel door de Turken in 1453.
In \'t begin der dertiende eeuw stond onder de Tartaarsch-Mongoolsche horden in het tegenwoordige Sineesch-Tartarije, de voormalige woonplaats der Hunnen , een veroveraar op, temoud-schin geheeten, die den titel tschingischan (algemeene
104
aanvoerder) verkreeg. Onder zijn leiding en die zijner opvolgers deden de Mongolen verbazende veroveringstochten eerst in Azie, vervolgens naar Rusland, Hongarije en Polen. Zoo drongen in 1241 tallooze scharen van dit woeste volk tot in Silezië door, waar zij bij Liegnitz (ten n.w. van Breslau aan de Katzbach) wel de overwinning behaalden, doch door de dapperheid van de geestelijke ridders der Duitsche orde, ten tijde van den derden kruistocht gesticht, toch zulk een groot verlies ondergingen, dat zij verplicht waren den terugtocht aan te nemen. Niet lang daarna verviel het ontzaglijke, maar zeer verdeelde rijk der Mongolen. In \'t midden der veertiende eeuw herrees het op nieuw, sedert timoer, veelal tamerlan genoemd, allengs hun geheel voormalig gebied, behalve Sina, vermeesterde en zich tot uitsluitend beheerscher aller stammen opwierp. Hij verbeterde veel in \'t binnenlandsch beheer en deed onderscheiden veroveringstochten, o.a. tegen Noord-Indie. Ook sloeg hij in 1402 den sultan der Oitomanische Turken, bajszeth i, bij Angüra (in \'t midden van Klein-Azië). Maar naden dood van Timoer, in 1405, ging dit kortstondige wereldrijk even snel te niet, als het was ontstaan. De onderworpen volkeren wierpen het juk af, en er verrezen onderscheiden onafhankelijke staten, zooals die derTur-komannen in Perzie en die van den groot-mogol in Hindostan.
Ook de Turksche stam der Ottomanen, die zich onder zijn aanvoerder o t m a n of osman i in \'t begin der veertiende eeuw van bijna geheel Klein-Azie had meester gemaakt, wérd, kort na het verdwijnen van het Mongoolsche rijk, machtiger. In het midden dier eeuw kregen zij vasten voet in Europa en beperkten al meer en meer het Byzantijnsche rijk, dat sedert de verdeeling (zie blz. 46) door de zwakheid van \'t meerendeel zijner beheer-schers, kerkelijke twisten, hofintrignes en andere oorzaken zijn ondergang hoe langer zoo sneller te gemoet ging. Ware Constan-tinopel niet zulk een sterke stad geweest, de staat zou eerder zijn bezweken. Maar toen het Grieksche rijk ten laatste tot eenige eilanden, alsmede tot de hoofdstad, werd beperkt en ook deze hoofdstad reeds tallooze malen was belegerd, nam het een einde. Sultan mohammed 11 omsingelde in 1453 Constantinopel met een leger van ten minste 158,000 man, gesteund door een groote vloot, en veroverde het stormenderhand. Keizer con-stantinus ix overleefde den val van zijn rijk niet, doch sneuvelde dapper strijdende.
MIDDELEEUWEN,
EERSTE TIJDVAK.
-Van den val van Wcst-Romeinsche rijk tot den dood van khalif Haroen al Raschid en van keizer Karei den r/roote, 476—809 en 814.
gt; Jaren n. C.
§ 34. Set Oost-Gothische r\'tjh.—Het Oost-Jtotneingche rijk tot . . 842.
De ral van het Vandaalsche en van het Oost-OothUehe rijk. —
Zgt;e Zongobarden in Italië.
Theodërik, koning der Oost-Gothen, verovert Italië en Sicilië op Odoacer.................. 490—493.
Theodërik, tevens beheorscher van de zuidelijke Donanlanden, 493—526.
Ravenna wordt zetel der regeering.
Justinianus keiier van het Oost-Romeinsche rijk .... 527—565.
Belisarins maakt een einde aan het Vandaalsche rijk..... 534.
Belisarïus verovert Sicilië en Beneden-Italië, verdedigt Rome een jaar lang en dwingt Ravenna zich over te geven, maar wordt plotseling teruggeroepen.
De Gothen herwinnen een deel van Italië in weerwil van Belisarïus\' terugkomst. — Hij verzoekt te worden teruggeroepen.
Narses vernietigt het rijk der Oost-Gothen en wordt exarch over
Italië. — Ravenna exarchaat.............. 555.
Alboin, koning der Zongobarden, maakt zich meester van het binnenland van Boven- en Midden-Italië.......... 568.
De Grieken behouden de zeesteden.
Ondank van Justinianus tegen Belisarïus. — Daden van binnenlandsch beheer van Justinianus. — Rampen, die het Oost-Romeinsche rijk na zijn dood verzwakken.
Wreede en nietsbeteekenende keizers.......... 565—717.
Leo III de Isauriër..............717—741.
Hg bevrijdt Constantinopel van de Arabieren.
Begin van den beeldenstrijd tusschen de beeldstormen en de beeldendienaars ..................... 726.
Herstelling van den beeldendienst............. 842.
Jaren n. C*
§ 35. De A.rabieren. — Mohammed.......... 571—632*
De Bedottenen. — Handel der Arabische steden aan de Arabische en de Perzische golf. — De Arabieren van den Seraietischen stam en grootendeels afkomstig van Ismaël. — De Kaaba. — Hun godsdiensten. — Karakter van \'t volk.
Mobammed, een zoon van Abdallah, uit het geslacht der Hasche-
mieten en den stam Koreisch, geboren te Mekka.......571.
Aboe Taleb. — Mohammed huwt met Kaditscha. — Zijn vrome bespiegelingen in de eenzaamheid en zijn besluit.
Hij verkondigt den islaam ............sedert 615.
Moslemen. — Leerstukken van den islaam. — Hoofdplichten der ge-loovigen. — Voorschriften voor \'t burgerlijke leven. — Aboe Bekr brengt den koran bijeen.
Eerste belijders van den islaam. — Haat der Koreischieten tegen Mohammed. — Hun aanslag op zijn leven. — De hedschrah.
Begin der Mohammedaansche tijdrekening........16 Juli 622.
De Joden in Arabic moeten de leer van den profeet aannemen.
Mekka valt in handen der Mohammedanen......... 630.
Mohammed sterft. — Arabië bekeerd en onderworpen...... 632.
§ 36. lgt;e Arabieren onder de eerste h hal if en. die uit het geslacht
• der Ommyaden en de eerste A.bbassiden...... 632—809.
De ondergauy van het rijl,- der JTest-Gothen.......711.
Aboe Bekr eerste khalif............. 632—634.
Omar........•...........634—644.
Hij verovert Syrië, Phoenicië en Palaestina.
Amroe onderwerpt Egypte. — Verhaal omtrent het verbranden der bibliotheek te Alexandrië.
Het Nieuiv-Perzische rijk, dat sedert 226 bestaat, bezwijkt voor de macht der Arabieren.
Barbarije na Omars dood bezet.
AU...................... 656—661.
Moeawïa treedt tegen hem op. — Ali vermoord.
De Ommyaden. — Moeawïa I........... 661—680.
Damascus hoofdzetel. — Constantinopel zeven jaren achtereen aangegrepen; doch het Grieksche vuur en uitvallen der Grieken redden de stad.
Geheel noordwestelijk Afrika tot den Atlantischen Oceaan na Moea-wia\'s dood onderworpen.
De West-Got hen veroveren Spanje op de Suëven en verplaatsen hun zetel naar Toledo,
Witïza van den troon gestooten door Rodérik.
Tarik overwint de TVest-Gnthen niet ver van kaap Trafalgar. —
Kodërik verdwijnt. — Da Gothen vluchten naar \'t gebergte in \'tn. 711.
Grenzen van \'trijk der Ommyaden in \'tn. en w.
Aboel Abbas brengt het khaiifaat in het geslacht der Abbasslden
over...... . . . . •.......- . . 750.
Abd Errahman grondvest een onafhankelijk emiraat (later khali-
107
Jaren n, C.
Tijdperk van luister voor de Arabieren. — Oorzaken hiervan. — Daarmede gepaard gaanda onheilspellende verschijnsels voor\'t rijk.— Bagdad hoofdzetel.
Haroen al Raschid.............. 786—809.
§ 37. Het Frankische rijk onder de JJIerovhu/iërs en de Karolingische
huismeiers tot het koningschap der Karolinyicrs ■ . . 481—752.
De Saliërs en de liipuariërs hoofdstammen der Franken sedert de 4d0 eeuw.
Heidensche koningen. — Merovingiërs.
ClOVlS I........quot;...........481—511.
Hij vereenigt alle stammen onder zijn gebied en onderwerpt vele der
aangrenzende volkeren. — Hij verslaat de Altmannen bij Zülpich 496.
Hij neemt mot vele Franken het katholieke geloof aan, zooals het door de kerkvergadering te Nieaea was vastgesteld. — Clotilde. — Allengs gaat het geheele volk tot het Christendom over.
Hij beperkt het gebied der West-Gothen tot den knstenzoom tus-schen de Pyrenaeën en de Ehöne. — Hij sterft als beheerscher van bijna geheel Frankrijk, een groot deel van Duitschland en de Nederlanden . -.................511.
Hoofddeelen van het rijk: Austrasië en Neustrië.
.Ellendige toestand van het rijk ouder Clovis\' zonen en kleinzonen en ondeugden der Merovingiërs. — De hofmeiers. — Pepijn van Heristal.
Karei Martell behaalt tussehen Tours en Poitiers een sehitterende
zege op de Arabieren................ 732.
Hij sterft. — Pepijn de korte...........741.
Zijn aanvraag aan paus Zacharias. — Childerik III wordt
in een klooster gezet, Pepijn de korte te Soissons tot gekozen 752.
§ 38. Het leenstelsel en het Christendom onder de Duitsche volkeren. — Het pausdom en de scheuring der katholieke kerk.
Handelwijze der Duitschers met het overheerde land. — Alodium. — Handelwijze der Franken. — Domein, — Beneficium. — De com-mendatio. — Vazal. — Dominus. — Soorten van beneficiën. — Oorsprong van het leenstelsel. — Leen (beneficium). — Leenheer. — Leenman of vazal. — Vavazal. — De leenen erfelijk of niet erfelijk. — Vrije grondeigenaars doen het alodium somtijds in leen verkeeren. — Wederkeeriga verplichting van leenman en leenheer. — Het volk verdeeld in drie klassen. — Toestand dar groote menigte. — Het koningschap. — De rijksstenden.
De Duitschers grootendeels bekeerd door Engelschen en Ieren sedert het begin der 7de eeuw.
Winfried of Bonifaoms, de apostel der Duitschers,
bekeert de Hessen en de Thuringen, sticht het bisdom Fulda en wordt de eerste aartsbisschop van Maints. — Hij wordt door de Friezen bij Dokkum gedood............5 Juni 755.
108
Jaren n. C.
De titel paus komt bij voorkeur aan den bisschop van Rome sinds
Gregorius I den groote............ 590—604.
Be teekenis van dien titel. — Ijverzucht van den patriarch te Con-stantinopel. — De katholieke kerk verdeeld in de Lalijnsche en de Grieksche.................... 1054.
§ 39, Het Frankische rijk onder de Karolingische honingen Pepijn en Karei dm groote, — De beheering en onderwerping der Saksen.................. 752—768.
Pepijn de korte............... 752—768.
Ingeroepen door Stephanus III, dwingt hij de Longobarden door het beleg van Pavia tot het opbrengen eener schatting.
Hij bekrachtigt het bestaan van den Kerkelijken Staat, d.i. de landen
bij Bologna en Ancöna,............... 755.
Karei de groote............... 768—814.
De Saksen. — Oorzaken van Kareis oorlogen tegen hen.
Zijn grootsch plan. — Begin dezer oorlogen. — Wittekind . . . 772.
Karei, door Hadrianus I ingeroepen, ontneemt Desiderïus,
koning der Longobarden, zijn rijk. — Desiderïus wordt monnik . 774.
Rijksdag te Paderborn. — Karei verovert de Spaansche marl: op
Abd Erramp;hman................... 777.
Karei laat 4500 aanzienlijke Saksen neerhonwen. — Wittekind gedoopt ...................... 785.
Volledige onderwerping en bekeering der Saksen....... 804.
Karei ontrukt den Avaren de Oostenrijksche mark.
Paus Leo III kroont Karei op kerstdag als keizer en aanleiding
hiertoe.........-........... 800.
Grenzen van \'t rijk der Franken.
§ 40. Kareis binnenlandsch beheer.
Bisdommen. — Geleerden: Alcuin. — Zorg van Karei voor de volksbeschaving en den landbouw. — Zijn bezoek in een klooster.
school. — Bevordering van den landbouw. — Stapelplaatsen. — De hertogdommen opgeheven. — Gouwen. — Graven. — Marken en markgraven. — Kanselier, paltsgraaf, — Karei bekrachtigt de oude wetten of gewoonten der verschillende natiën, over welke hij \'t bewind voert. — Meivelden. — Kareis studiën. — Betrekking tusschen hem en Haroen al Haschid.
Karei sterft...................Jan. 814.
Hij wordt te Aken begraven.
109
TWEEDE T IJ D V A K.
Van den dood van Haroen al Raschid en Karei den groote tot den tijd van Gregorïus VII, 1073—1085, en tot het begin der kruistochten, — Van 809 en 814 tot 1096.
Jaren n. C.
§41. De Karolingische koningen van het rijk der Franken tot het
afzetten van Karet den dikke Eet verdrag van Verdun
Met den dood van Karei den groote begint de slooping van \'t groote rijk. — Hoofdoorzaken hiervan.
Hij verdeelt het rijk onder zijn drie zonen: Lotharïus, Pepijn en Lode wijk. — Hij huwt met Judith. — Karei de kale bekomt een deel van het rijk.
Lodewijk de vrome geeft zich op het leurjenïeld aan zijn zonen over.—
GregoriusIV.................. 833.
Smadelijk tooneel in de kerk te Compiègne. — Herstelling van den vader op den Iroon. — fepijn sterft.
Lotharïus in oorlog met Lodewijk en Karei.
Verdrag van Verdun: Lotharïus verkrijgt Italië, Midden-Frankenland, waarvan het noordelijk gedeelte later Lotharingen werd genoemd, de landstreek langs de Ilhone tot de Middellandsehe Zee en de keizerskroon; Lodewijk de Duitscher bekomt Oost-Frankenland of JJuitschlaud en de bisdommen Maints, Worms en Spiers; aan Karei den kale wordt West-Frankenland of Frankrijk toegewezen. — Alzoo behooren de ^Nederlanden, ten minste grootendeels, aan Lotharïus, de overige aan Karei. Later komen zij met Lotharingen aan Duitschland.
Binnenlandsche woelingen, alsmede invallen van de Arabieren en de Noormannen teisteren de nieuw ontstane rijken. — Strooptochten der Slaven in Duitschland.
De nakomelingen van Lotharïus sterven uit......... 875.
In Frankrijk wordt, na het bewind van Karei den kale, van zijn zoon en twee zijner kleinzonen, een derde onmondige kleinzoon ter zijde geschoven.
Karei de dikke vereenigt, als keizer, bijna het geheele rijk van
Karei den groote.............. 876—887 en 888.
Het Cisjuraansche of Neder-Bourgondische rijk, ook wel Provence ge-heeten, gesticht.
Karei de dikke in Duitschland afgezet. — Arnulph van Ka-
rinthië als koning verkozen.............. 888.
Bet Transjuraansche of Boog-Bourgondische rijk opgericht.
814—887 en 888. .... 843.
814—840,
110
Jaren n. C.
§ 42. De laatste KarolingiZrs in Dtiitscfiland, Italië en Frankrijlc
887—911, 92S en 987. Tfuitschland onder den Frarihischen Koenraad I en de eerste vorsten uit het Saksische huis.....*..... 911—973.
Arnulph.................... 887—899.
Hij vernietigt de Noormannen bij Lenven.......... 891.
Hij bedwingt de Slaven, maar roept de Magj/aren of Hongaren in quot;t land.
De Karolmnische stam in Duitschland sterft met Lodewijk het kind uit..................... 911-
De Karolingiërs in Italië sterven met Berengarïus van Fri-aul uit.....................
Karei de eenvoudige koning van Frankrijk .... 898—923, 929.
EobertvanParijs.
Rollo, thans Robert geheeten, wordt hertog van JVorrnandië en
opperleenheer van Bretagne...........~■
De laatste Karolingische koning van Frankrijk, Lodewijk V de doeniet, sterft. — Hugo Capet..........987.
De vijf hertogdommen van Duitschland.
Koenraad I. — De koningstitel gaat met Hendrik I op het huis
der Saksen over.................919—936.
Nederlaag der Hongaren bij Merseburg........... 933.
Hij brengt de meeste hertogdommen aan zijn huis.
Otto I of de groote............... 936—973.
Zegepraal van Otto op de Magyaren op het Lechveld...... 955.
Hij ontvangt te Milaan de ijzeren koningskroon, gelijk te Rome de keizerskroon.
§ 43. Duitschland onder het FranTiische huis . . . . • sedert 1024.
Twist van heiser Hendrih XV....... ■ • • 1056—1106.
met paus Gregorius Til............ 1073—1085.
Het Saksische huis sterft uit. — Het Frankische of Salische huis , 1024.
Koenraad de Saliër..............1024—1039.
Vereeniging der beide, vroeger tot één staat samengesmolten Bourgondische rijken met Duitschland. — De Noormannen bekomen vaste woonplaatsen in Italië.
Hendrik III. — Zijn doel betrekkelijk het binnenlandsch beheer. Hendrik IV.......1056—1106.
Voogdij eerst van Ag nes, later van Hanno, aartsbisschop van Keulen, en van Adelbert, aartsbisschop van Bremen.
Het Saksische volk, door vele hertogen bijgestaan, staat op. — Oorzaak hiervan.
Gregorïus VII, vroeger Hildebrand,........ 1073—1085.
Zijn grootsch plan. — De kardinalen ingesteld.
Gregorïus VII verordent het coelïbaat en verbiedt de simonie (afleiding van dit woord), benevens de investituur.
Jaren n. C.
Het Wormser concordaat onder Hendrik V.........1122.
Gregorius VII daast den keizer voor zijn rechterstoel.
Hendrik IV laat den paus te Worms van zijn vaardigheid vervallen verklaren. — Hij wordt in den ban gedaan.
Hij trekt naar het slot Canossa, waar de paus bij Mathilde van Toskane, weduwe van Godfried met den bult, vertoeft, en wordt voorwaardelijk vaa den ban ontslagen....... 1077.
Rudolf van Zwaben tegenkoning. — De partij des keizers. —
Kudolf sneuvelt.
Hendrik schenkt Zwaben aan Frederik van Buren of van
Hohenstaufen................... 1079.
Gregorius vliedt eerst naar den Engelenburg, dan naar den vorst der
Noormannen, zijn leenman, en sterft te Salerno....... 1085.
Hendrik neemt Rome in en keert naar Duitschland terug.
§ 44. De jLngelaalisen in Hritannië......... 449—827.
Engeland onder het bestuur der A-ngelsahsische honingen 827—1017.
Onder het Deensche huis........... 1017—1042.
Onder de regeering van den A-ngelsaksischen Eduard J1I 1042—-1066.
JSn onder den eersten vorst uit Tiet Normandische huis 1066 —1087.
De Angelsaksen ondersteunen de Britten tegen de Pieten en de Scoten.— Zij verdrijven de Britten en grondvesten de heptarchie; Kent, Sussex, Wessex, Essex, JVot\'thumberland, Oost-Aru]tie en Mercia,
Egbert eerste koning van Engeland........... 827.
Gregorius I zendt op het einde der zesde eeuw Augustinus
met andere zendelingen naar Engeland.
Alfred de groote . . . •........... 871—901.
Hij moet eerst voor de Noormannen of Denen onderdoen, maar sluit eindelijk hun leger in en staat hun onder zekere voorwaarden Northumberland, Oost-Anglië en een deel van Mercia af. — Hij neemt maatregelen tegen de Denen en bevordert de beschaving van zichzelf en zijn rijk.
Kanut of Knoet, met den bijnaam de groote, beheerscher van
Engeland, Denemarken en Noorwegen....... 1017—1035.
Eduard III. — Harald verliest den slag bij Hastings .... 1066. ■Willem de veroveraar............ 1066—1087.
Hij verheft de Noormannen en wijzigt het leenstelsel.
DERDE T IJ D V A K.
Van het begin der kruistochten in 1096 tot hun einde in 1291 en tot de verkiezing van Rudolf van Habsburg als Roomsch of Duitsch koning in 1273.
§ 45. De eerste kruistocht............ 1096—1099.
Bedevaarten naar Palaestina sedert den tijd van Constantinus den
groote. — De Arabieren bezitten dit land ......sedert 637.
112
Jaren n. C.
De khalif draagt de wereldlijke heerschappij aan een emir al omra op 924.
Vele landstreken, den khalif ontrukt, komen aan onderscheiden vorstengeslachten.
De aanvoerder der Seldschukken wordt emir al omra...... 1055.
De Seldschukken veroveren Palaestina eu laten Jeruzalem over aan
een woeste horde.................. 1055.
Conciliën, door Urbanus II te Piacenza en te Clermont gehouden. 1095.
De aanvoerders van \'t hoofdleger, op 6 of 700,000 menschen begroot,
stellen zich in beweging: Godfried VI van Bouillon,
hertog van Neder-Lotharingen, benevens zijn broeder Boudewijn; bisschop Ademar van Puy en Bohëmund van Ta
rente ..................... 1096.
Oorzaken, waardoor duizenden hunner omkomen. — Antiochië na een beleg van 9 maanden ingenomen. — Bohëmund sticht er een vorstendom.................... 1098.
De kruisvaarders, ten getale van bijna niet meer dan 30,000 weerbare
mannen, veroveren na een beleg van vijf weken Jeruzalem 15 Juli 1099.
Godfried, tot koning van Jeruzalem benoemd, noemt zich beschermer van het heilige graf en voert in staatszaken den titel hertog.................... 1099—1100.
Boudewijn I zijn opvolger..............1100.
§ 46. Tte tweede kruiatocht............ 1147—1149.
Igt;e derde kruistocht............. 1189—1192.
jyiiitschland onder Frederih I Earharosaa uit het huis der Sohenstaufen............... 1152—1190.
Uitbreiding van het koninkrijk Jeruzalem. — Het rijk kan zich echter slechts door nieuwe, telkens weder uit Europa komende scharen staande houden.
Edessa wordt door de Mohammedanen ingenomen.
Lodewijk VII en Koenraad III ondernemen den tweeden
kruistocht, maar keeren onverrichter zake terug..... 1147—1149.
Jeruzalem opent haar poorten voor Saladijrij stichter van het huis
der Ejubiden en sultan van Egypte en Syrië........1187.
Erederik I Barbarossa, Philips II Augustus en liichard Leeuwenhart
rusten zich tot den derden kruistocht toe........ 1189—-1192.
Het huis der Sohenstaufen beklimt, na het uitsterven van het Eran-
kische huis, met Koenraad III den troon van Duitschland . . . 1138.
De vijandschap tusschen de Waiblingen of Ghibellijnen en de Wel Jen of Guelfen begint eenige jaren vroeger.
Hendrik de stoutmoedige, hertog van Beieren en Saksen, en Hendrik de leeuw hoofden der Welfen.
Frederik I Barbarossa............ 1152—1190.
Vijf tochten van Erederik I naar Italië. — Zijn doel.
Vrede van Constants............1183.
Erederik I ontneemt Hendrik den leeuw bijna al zijn landen en splitst ze in kleinere staten.
113
Jaren n. C.
Frederik Barbarossa trekt naar Jeruzalem, maar verdrinkt in de
Selef......................1190.
liet overschot van zijn leger gaat naar Acre.
llichard Leeuwenhart en Philips II Augustus nemen, in vereeniging met de overige kraisvaarders, Acre bij verdrag in 1191.
Philips II Augustus vertrekt naar zijn staten.
Wapenstilstand van quot;Richard Leeuwenhart met Saladijn.....1192.
Terugreis van Richard. — Leopold VI van Oostenrijk neemt hem gevangen en levert hem aan Hendrik VI uit. — HotÈngelsche volk koopt hem voor een groot losgeld vrij.
§ 47. J)e vierde kruistocJit............. 1202 —1204.
Do vijfde kruistocht............. 1228—1229.
De zesde kruistocht............. 1248—1254.
De zevende kruistocht.............. 1270.
Duitschland ónder Frederik 11 uit het geslacht der Hohen-
staufen................. 1215—1250.
Frankrijk onder de Cajjetingiërs Fhilips 11 Atigustns en
Zodeivijk IX of den heilige ......... 1180—1270.
Engeland onder Jan zonder land, koning uit het huis l\'lan-tagvnet,.................1199—1216.
Bonifacius van Montferrat en Boude wij n IX van Vlaanderen vereenigen zich mot vele andere Franscho vorsten, alsmede met Hendrik Dandölo tot den vierden of Latijnschen kruistocht .................... 1202—1204.
Oproer te Constantinopel. — De kruisvaarders maken, een einde aan
het Grieksche rijk................. 1204.
Het Latijnsche keizerrijk.............. 1204—1261.
Prederik II koning van Duitschland en bezitter der Normandische
staten in Beneden-Italië.............. 1215—1250.
Hij krijgt op rfen iiy/rfen trmsiocAi Jeruzalem voor tien jaren terug 1228—1229.
Oorlog van Frederik II tegen de Lombarden. — Oorzaken vaiTt mislukken daarvan.
IiOdewijk IX of d0 llGilig\'0 onderneemt den -esden kruistocht 1248—1254.
Hij neemt Damiiite in. — Wapenstilstand msit den sultan van Egypte 1250.
Terugkeer des konings naar Frankrijk........... 1254.
Hij onderneemt den zevenden of laatsten kruistocht en wendt zich tegen
Tunis...................... 1270.
Lodewijk en een groot deel zijner tochtgenooten bezwijken aan ziekten 1270.
De Egyptenaren veroveren Acre. -— Eindo van de heerschappij der
Christenen in Palaestina...............1291.
Gewichtige gevolgen der kruistochten voor kennis en handel. — De derde stand of de poorters; de opkomst der moedertaal. — De steden. — Nauwer verbintenis der drie standen. — Stoot, toegebracht aan \'tgezag der geestelijkheid. — Uitbreiding van de macht der vorsten.
quot;Wijnne, Overzicht, 11de druk. 8
114
Jaron n. C.
Philips II Augustus koning van Frankrijk...... 1180—1223.
Hij verheft het koningschap. — De opkomst en de welvaart der steden nemen tos.
Het huis Plantagenet bestijgt, na de afstammelingen van Willem den
veroveraar, den troon van Engeland...........1154.
Jan zonder land koning van Engeland.......1199—1216.
Hij staat Normandië en andere Fraasche leenen aan Philips Augustus af.
Innocentius III doet Jan in den ban.
£gt;e magna charta...................1215.
Lodewijk IX koning van Frankrijk.......... 1226—1270.
Hij beperkt het vuistrecht en sluit een vasten vrede met Engeland.
TIERDE T IJ D V A K.
Van het einde der kruistochten in 1291 en de verkiezing van Rudolf van Habshurn in 1273 tot het einde der Middeleeuwen in 1500.
§ 48. Jiultschland onder de Tioningen uit het Habsburgsehe en het
Luxemburgsche huis. — Johaunes ......... 1273—1436.
Val van het huis der Uohenstaufen met Konradijn, wien Karei
van Anjou van Beneden-Italië berooft en ter dood laat brengen 1268.
Eet tusschenrijk in Uuitschland............ 1250—1273.
Rudolf van Habsburg koning van Duitschland .... 1273—1291.
Hij overwint Ottökar, koning van Bohemen, op het March veld 1278.
Hij geeft de meeste van Ottokars landen aan zijn eigen zonen en verwoest vele roofburchten.
Albreclit I.................. 1298—1308.
Uri een rijksleen; Schwyz en ünterwalden zijn dit eveneens en tevens heerlijkheden van het huis Ilabsburg. — De drie woudstreken maken zich onafhankelijk van dit huis.
Het Luxemburgsche huis. — Karei V, ook koning van Bohemen, .................... 1347—1378.
De gouden hul in 30 hoofdstukken. — Hoofdzakelijke inhoud. — De zeven keurvorsten: de aartsbisschoppen van Maintz, Keulen en Trier, de koning van Bohemon, de paltsgraaf aan den Rijn, de hertog van Saksen-Wittenberg en de markgraaf van Brandenburg.
Sigismund, ook koning van Hongarije,........ 1410—1437.
Kerkvergadering te Constants. — Haar doel.........1414.
Drie pausen worden afgezet, maar tevens een nieuwe benoemd.
John TVicliffe predikt in Engeland tegen da misbruiken der
geestelijkheid.................sedert 1360.
Johannes Hus verklaart zich tegen de macht der pausen en tegen sommige punten der kerkleer. — Da aartsbisschop van Praag laat do geschriften van Wicliffe verbranden. — Hus wordt in den ban
115
Jaren n. C.
gedaan. — Hij ondergaat met Hieronymus van Praag
den dood....................1415.
De Hussietenoorlog................ 1419—1436.
De Bohemen erkennen Sigismund als koning......... 1436.
§ 49. Frankrijlt onder de laatste honingen uit de rechte linie van het huis Ca liet en onder die van de tweede linie of het huis Valois. — JDe langdurige oorlog tussehen Frankrijk en Engeland, — De maagd van Orléans......... 1285—1453.
Philips IV of de schoone................1285—1314.
Hij geraakt in oorlog met Engeland............ 1293.
De graaf van Vlaanderen verbindt zich met Engeland.
Pieter de Coninck verslaat de Franschen in den sporenslag
bij Kortrijk....................1302.
Clemens V heft de orde det tempeliers, kort na den eersten kruistocht gesticht, op. — De meeste tempeliers en hun grootmeester Jacob du Molay komen op den brandstapel om.
De eerste linie van Capet sterft uit. — De tweede linie der Cape-
tingiërs of het huis Valois. — Philips VI...... 1328—1350.
De oorlog met Engeland begint op nieuw.......... 1339.
Eduard III, koning van Engeland, wint den slag bij Crecy . . 1346.
De Eranschen verliezen in \'t verdere beloop van den oorlog een aanmerkelijk deel van hun grondgebied.
Karei VI koning van Frankrijk........... 1380—1422.
Geschillen tussehen Lodewijk van Orléans en Jan zonder vrees.
Jan zonder vrees laat Dodewijk van Orle\'ans te Parijs vermoorden . 1407.
De partij van Orléans of van Armagnac vermoordt Jan op de
Yonnebrug....................1419.
Philips de goede sluit met de Engelschen het verdrag vanTroyes 1420.
Hendrik V, koning van Engeland, en Karei VI sterven.
De dauphin Karei VII wordt koning......... 1422—1467.
Hachelijke toestand van Karei VII.
Jeanne Dare of de maagd van Orléans.
De bevelhebber van Vaucouleurs voert haar naar den koning. — Zij
ontzet Orléans................... 1429.
Karei VII te Kbcims gekroond............. 1429.
Jeanne Dare beschouwt haar zending als nog geenszins geëindigd. —
Karei VII verzoent zich met Philips den goede. — Einde van den meer dan honderdjarigen kamp met Engeland. — Alleen Calais blijft aan de Engelschen...............I45S.
8*
116
§ 50. Engeland onder de verdere koningen uit het huis Flantagènet. alsmede onder de dynastiën Lancaster en Xork. — De uorlog der ivitte en der roode roos.......... 1274—1485.
Eduard I..................1274—130:.
Hij maakt Wales tot een Engelsche provincie en Yerplicht, bij \'t benoemen van Jan Balliol tot koning van Schotland, dezen vorst, hem als leenheer over Schotland to erkennen.
Oorlog van Engeland met Schotland.
Eduard III................. 1327—1377.
Verdrag van Eduard III met David II Bruce....... 1357.
David sterft. — Robert II Stuart........... 1370.
Elcliard II verdrongen door Hendrik IV uit het huis Lancaster 1399.
Hendrik VI. — Richard van York protector.
Begin van den burgeroorlog tusschen de huizen Lancaster en York
of tusschen de roode en de witte roos........... 1455.
. 1461—1483. — Mar-
. . . 1461.
Eichard sterft. — Eduard IV van York.....
Hij wint den slag bij Towton. — Hendrik VI gevangen, garêta vlucht..............
Margarêta wederom overwonnen en gevangen gezet. — De jonge
Eduard omgebracht. — Hendrik VI sterft in den Tower .... 1471.
Richard III................. 1483—1485.
Slag bij Bosworth. — Eichard III sneuvelt. — Hendrik Tudor,
graaf van Richmond, overwint............. 1485.
§ 51. Geschiedenis van Spanje gedurende het tweede, het derde en het vierde tijdvak. — Zie opkomst en de ondergang der Ommyaden. — JJet ontstaan en de bloei van nieuwe Christen-staten.
Abd Errahman I emir van Spanje.
Groote bloei van \'t Mohammedaansche Spanje onder Abd Errahman III, khalif en opperhoofd der geloovigen,.....912—961.
Verval van \'t rijk. — Oorzaken hiervan. — Hischam III wordt
uit Cordova verjaagd............... . 1031.
Hat Mohammedaansche Spanje wordt in vele kleinere staten versnipperd.
Christen-staten, door de \'West-Gothen gesticht, en hun kortstondige vereeniging.
Nieuwe Arabische stammen uit Afrika onderwerpen in de elfde en de twaalfde eeuw de Mohammedaansche vorsten in Spanje en strijden tegen de Christenen.
Alphonsus VI, koning van Castilië, geeft aan Hendrik, graaf van Bourgondië, het land tusschen de Minho en de Duêro, Portugal, in leen................... 1094.
Hendriks opvolgers nemen den koningstitel aan.
Alphonsus VIII koning van Castilië.
Ferdinand III of de heilige.......... 1230—1252.
117
Jaren n. C.
Hij ontrukt den Mohammedanen Cordova en beperkt hen tot Graniïda.
Isabella van Castilië en Ferdinand II (V in Castilië) of de
katholieke van Arragon...........sedert 1474.,
Zij doen den adel voor \'t koninklijk gezag buigen.
Granada bij Castilië ingelijfd.............. 1492.
De Mooren wijken naar het gebergte en herniemven later vele malen den opstand.
Einde van de heerschappij van het echte Bourgondische huis in Portugal ......................13S3.
Set onechte Bourgondische huis: Johan I......... 1385.
Hij verovert Ceüta..................1415.
Hendri k de zeevaarder. — Madera ontdekt. — Kaap Bojador
omzeild..................... 1439.
Kaap Verd omzeild.................. 1445.
Kaap Siërra Leona omzeild. — Hendrik de zeevaarder sterft . . . 1460.
§ 52. De Xtaliaansche staten gedurende de dertiende, de veertiende en de vijftiende eeuiv.
Italië onttrekt zich allengs aan de heerschappij van den Griek-schen en den Duitschen keizer. — Toestand van dit land sedert dien tijd.
Venetië kiest een doge................. 697.
De groote raad.
De reeks van oorlogen tussehen Venetië en Genua eindigt. — Begin
van Venetië\'s luister.................13S1.
Milaan bloeit onder de Viscontï\'s........... 1311—1447.
Joh an de Medici hoofd van Florence sedert het begin der vijftiende eeuw. — Roem van de Medici.
Sicilië komt aan Arragon ten gevolge van de Siciliaansche vesper . 1262.
Johanna II, laatste beheerscheres uit het huis Anjou over Napels,
neemt eerst Alphonsus V van Arragon, later Lodewijk III van Anjou tot opvolger aan. — Zij sterft........... 1435.
Alphonsus V van Arragon zegepraalt over Lodewijk II en be-
heerscht Napels................ 1435—1458.
§ 53. Geschiedenis der Seder landen gedurende de Middeleeuwen.
\'tSteenen tijdperk. — De Friezen, de Bo.taven en andere Germaansche stammen bevolken de Nederlanden.
De Romeinen overheerschen deze stammen sinds het eind der 1ste eenw v. C.
Drüsus. — Mislukte opstand van Claudius Civil is. . . . quot;On. 0,
De Franken komen hier in de vijfde eeuw. — De Friezen. — Grenzen van \'t gebied dezer beide volkeren. — De naam der Bataven verliest zich in dien der Franken en der Friezen. — Doornik.
Christenzendelingen. — Willebrord sterft........ 739.
118
Jaren n. C.
Bonifacïus nabij Dokknm vermoord........... 755.
Earel de groote onderwerpt de Friezen en dwingt hen, het Chria-tendom aan te nemen.
Invallen der Noormannen. — De graven en de hertogen. — Kort na \'t verdrag van Verdun staan de Nederlanden onder de Duitsche koningen, behalve Vlaanderen, dat grootendeels aan Frankrijk behoort. — Sinds zij tot Duitschland behooren, maken zij een bestanddeel uit, eerst van het hertogdom Lotharingen, later van Neder-Lotharingen. — De meeste Nederlanden worden in de negende en de tiende eeuw erfelijk. — De machtigste gewesten. — De overige gewesten. — Bestanddeelen der bevolking. — Opkomst der steden en volkstaal in de twaalfde en de dertiende eeuw. — De stalen.
Vlaanderen. — Gent verbindt zich met Engeland. — Jakob van Artevelde vermoord................ 1345.
Do Gentenaars door hun graaf en zijn leenheer Karei VI bij Koo-
zenbeeke verslagen................. 1382.
Gelderland bestaat nog in de veertiende eeuw uit Gelder en Zulfen. — Huizen, die het bestuurden.
Reinald of Eeinoud I van Gelder verliest den slag bij Woe-
ringen tegen JanlvanBrabant........... 1288.
Gelderland wordt een hertogdom............• 1339.
Burgeroorlog van de Hekerens eu Reinoud III tegen de Bronh-horsten en Eduard.
Zegepraal van Eduard bij Tiol..............1361,
Het huis Gulik.
Geschillen tusschen de Schieringers en de Vetkoopers in Friesland.
Oorsprong van het graafschap Holland: Karei de eenvoudige
geeft Egmond en omliggend land aan Dirk I....... 922.
Het Bollandsche stamhuis.............. 922—1299.
Oorzaak van don oorlog met de West-Friezen. — Woonplaats van dit volk.
quot;Willem II sneuvelt in den strijd tegen hen......... 1256.
Floris V bedwingt hen.
Oorzaken van de geschillen der graven met de bisschoppen van
ITtrecht. —- Dirk V moet het beleg van Utrecht opbreken ongeveer 1145.
Oorzaak van den ruim driehonderdjarigen kamp met de graven van
Vlaanderen. — Inval van de Vlamingen in Zeeland en Holland. 1303.
Floris III sterft op een kruistocht............1190.
Willem I verovert Damiate..............1219.
Hij verleent de keuren van Middelburg...........1217.
Fioris V door Gerard van Velzen en andere edelen vermoord.—
Aanleiding hiertoe................. 1296.
Het Henegouwsche huis............... 1299—1345.
Het Seiersche huis................ 1345—1428.
Willem IV sterft. — Margareta tot gravin aangesteld door Lodewijk van Beieren. — Tegenover haar staat Willem V.
Partijschappen der Hoekschen en Kabeljauwschen gedurende omstreeks 140 jaren.
Verzoening van Margareta met Willem V.......... 1354.
Willem VI sterft. — De Kabeljauwschen begunstigen Jan van Beieren, do Hoekschen Jakoba. — Echtgenooten van Jakoba.—
Jakoba staat Henegouwen, Holland en Zeeland aan Philips den goede af.................. 1428.
119
Jaren n. C.
Het Bourgondische huis.............. 1428—1482.
Philips de goede bezit reeds VJaandeien, koopt Namen en Luxemburg en erft Brabant en Limburg. — Welvaart der Nederlanden. —
Orde van het gulden vlies. — Algemcene staten sedert . . ongev. 1465.
Deze staten worden alleen geraadpleegd.
TCarel de stoute...............sedert 1467.
Zijn plan. — Lodewijk XI werkt hem tegen.
Karei de stoute tast Rene en de Zwitsers aan en sneuvelt bij
Nancy...................... 1477,
Maria...................sedert 1477.
Het groot-privilegie aan Holland en Zeeland verleend. — Maxi mi-liaan, een zoon van F rede rik III en Maria\'s echtgenoot, beperkt de eischen van Lodewijk XI.
Maria sterft. — Maximiliaan voogd over Philips II of den
schoone. — liet Oostenrijksche huis........ 1482—1581.
Binnenlandsche twisten. — Brugge houdt Maximiiiaan gevangen. — Jan van Schaffelaar. —- Het haas- en broodvolk. — Einde van den burgeroorlog der Hoekschen en Kabeljauwschen .... 1492.
Philips II..................sedert 1494.
Hij vernietigt het groot privilegie.
Hij huwt Johanna. — Hij sterft............. 1506.
Maximiliaan voogd over Karei II fV).......sedert 1506.
Kamp tegen Friesland. — Ook Karei, een zoon van Adolf,
hertog van Gelderland, uit het huis Egmond, bestrijdt Maximiliaan.
$ 54. Geschiedenis van Polen en Hongarije gedurende de Jltddel*
De Slaven bevolken Polen. — Piast wordt als hertog aangesteld
omstr. 850.
De Piasten................... 850—1370.
Mlesko of Miecislav I gaat, op aanraden van zijn gemalin
Dobrawka, tot het Chiistendom over.......omstr. 960.
Het volk neemt langzamerhand het Christendom aan. — Pogingen van de koningen van Duitschland om hun heerschappij over Polen uit te breiden.
Silezië wordt onafhankelijk van Polen...........1163.
Polen lijdt veel door de Mongolen.
Polen verdeeld in: Groot-Polen, Klein-Polen, Masovié\'.
quot;Wladislaw I Loktiek laat zich (e Kralcau als koning kronen . 1320.
De mannelijke nakomelingschap der Piasten sterft uit. — Polen wordt
een volledig keurrijk. — Lodewijk I of de groote .... 1370.
Hedwig. — Zij huwt Jagello, grootvorst van Litthauwen, . . 1386.
Hij wordt Christen en neemt don naam Wladislav II aan. — De .Tagellonen.
De Litthauwers nemen het Christendom aan en staan voortaan met Polen onder ee\'u opperheer, ofschoon zij dooi afzonderlijke grootvorsten worden geregeerd. — Litthauwen met Polen onder één hoofd sedeit het midden der zestiende eeuw.
De Hongaren of Magyaren bemachtigen Hongarije en Zevenbergen binnen een tiental jaren en erkennen Arpad als gemeenschappelijk opperhoofd............... . • • 889.
120
Jaren n. C.
Strooptochten naar Duitschland en andere landen.
Hertog Geisa.................. 972—997.
Hij wordt Christen. — De Hongaren gewennen zich aan vaste woonplaatsen.
Stephanus I of de heilige wordt koning........jooo.
Het koningschap erfelijk verklaard in heL huis der Arcaden. . 889—1301.
heenhoogheid van het Duitsche rijk.
Andreas II vaardigt de gouden 6«^ uit.......... 1222.
Bela VI. — De Mongolen dringen Hongarije binnen.
De mannelijke nakomelingschap der Arpaden sterft uit.....1301.
Het huis Anjou beklimt den troon.............1310.
Lodowijk de groote, tevens koning van Polen, de tweede koning uit dit geslacht.
Maria als koning erkend. — Zij draagt haar rechten aan haar
gemaal Sigismund op............... 1387.
Johannes Hunyad guberr.ator van Hongarije......omstr. 1450.
Hij strijdt wakker tegen de Turken.
Matthias Corvinus.............. 1458—1490.
Hij beschermt de wetenschappen, bevordert landbouw en nijverheid
en sticht een hoogeschool te Ofen............ 1465.
Servië, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Moldavië en Wallachije zijn eenigen tijd onderworpen aan Hongarije, maar worden tegeneinde der Middeleeuwen door de Tuiken veroverd.
§ 55. De Scandinavische rijken gedurende de JZiddeleemuen, — (for-sprong van Jlueland,
Het Christendom voor \'t eerst in Denemarken gepredikt ten tijde van Lodewijk den vrome. — Suen nog heiden. — Zege van \'t Christendom onder Ivnoet. — Vele bewoners van Zweden en Noorwegen nemen het Christendom aan.........omstr. 1000.
Rurik, opperhoofd der Russen in Zweden, onderwerpt eenige
stammen der Slaven in Husland..........omstr. 860.
Hij sticht een vorstendom te Nowgörod........... 864.
Kieuiv hoofdzetel. — Omvang van dit vorstendom.
Wladimir de groote wordt Christen.......... 988.
Kusland gesplitst in vele vorstendommen. — Kieuw groolvorstendom
sedert 1015.
Vele onlusten en oorzaken hiervan. — Oorlogen met de Polen. — Het land is langer dan twee eeuwen aan de Mongolen onderworpen. — Moskou hoofdzetel............omstr. 1325.
ünie van Kalm ar, gesloten onder \'t bestuur van Margarita, . . 1397.
Margarêta sterft. — De unie weldra niet meer nageleefd.....1412.
§ 56. De opkomst en de vernieuwing der ^Iongoolsch-Tortaarsche
macht. — De verovering van Constantlnopel door de Turken, 1453«
Temoxidschin, die den titel Tschingischan verkrijgt, hoofd der Mongolen, staat in \'t begin der dertiende eeuw op. — Verove-
121
Jaren n. C.
ringsfochten van dit volk. — Over-n-iiminE\' der Moncolen bil Liegnitz.....................1241.
Val van \'t rijk. — Timoer of Tamerlan doet het herrijzen. — Hij verbetert veel in \'t binnenlandsch beheer en doet onderscheiden veroveringstochten, o. a. tegen Noord-Indië.
Hij slaat Bajazeth I bij Angora............1402.
De Ottomanen. — Otman of Osman I. — Zij maken zich in \'t begin der veertiende eeuw meester van bijna geheel Ivlein-Azie. — Zij krijgen in \'t midden dier eeuw vasten voet in Europa en beperken meer en meer het Byzantijnsche rijk.
Oorzaken van het verval van het Byzantijnsche rijk. — Mohammed II verovert Constantinopel met een leger van ten minste 158,000 man en een groote vloot. — Constantinus ÏX sneuvelt..................... 1453.
NIEUWE GESCHIEDENIS.
EERSTE TIJDVAK.
VAJf HET BEGIX DER NIEUWE GESCHIEDENIS TOT DEN WESIPHAALSCHEN VEEDE IN 164S EN DIE VAN KOPPENHAGEN EN VAN OLÏVA IN 1660.
De ontdekking van Amerika in 1492 cn van den weg ier zee naar Oost-Indiè. — De eerste reis rondom de wereld door F. Magelhan, van 1519 iot 1521.—- F. Cortez verovert Mexiko en F. Pizarro Peru.
Van de verovering van Constantinopel dagteekent als \'t ware de wedergeboorte van \'s menschen geest. Reeds vóór de inneming dier stad ontstond in Italië een nieuw leven in de studie der Grieksche en Latijnsche letterkunde, en de geleerde Grieken, die vandaar naar Italië vloden, versterkten er de liefde en geestdrift voor de studie der oude letteren. Hierdoor ontstond een algemeene beoefening der letteren en ontwaakte een geest van onderzoek, wien niets vreemd bleef. Deze herleving der letteren en wetenschappen werd zeer bevorderd door de uitvinding der boekdrukkunst, met welke weldaad, naar men heeft gemeend. Coster te Haarlem het menschdom zal hebben begiftigd, doch die met meer recht schijnt te worden toegeschreven aan Johan Gutenberg, die omstreeks 1455 te Maints woonde. Zeker is het in allen gevalle, dat de algemeene verspreiding der boekdrukkunst het werk van Duitschers is geweest. Behalve deze belangrijke gebeurtenissen hadden er nog vele andere plaats, die zulk een krachtigen invloed oefenden op staat en kerk, op oorlog en handel, dat de geheele burgerlijke en kerkelijke maatschappij, handel en nijverheid , de onderlinge betrekking der staten, met één woord, \'t geheele uitwendig en zedelijk leven zich in een geheel ander licht vertoonde en men den sinds verloopen tijd terecht als een nieuwe afdeeling der Algemeene Geschiedenis beschouwt. Als de kiemen van die nieuwe orde van zaken moet men inzonderheid de kerkher-
123
vorming aanmerken, waartoe Luther het sein gaf, alsmede de ontdekking van Amerika en van den weg ter zee naar Oost-Indie, waarover in de eerste plaats valt te spreken.
Op \'t voorbeeld van Hendrik den zeevaarder (zie blz 95) betrad menig Portugees de door hem aangewezen baan. In i486 bereikte Bartholomaeus Diaz de zuidelijke spits van Afrika, die eerst het voorgebergte der stormen, doch welhaast de Kaap de goede hoop werd genoemd. Vasco ds ga ma ging verder, en het gelukte hem -n 1498 te Calient (in \'tz.w. van Voor-Indie op de kust van MalSbar) \'te landen. Zóó leerde men, dat Afrika van \'t n. naar \'t z. steeds smaller wordt, en had men eindelijk een zeeweg naar Oost-Indie gevonden. Tot dusver toch had men de kostbare waren uit die streken grootendeels over land, langs zeer bezwaarlijke wegen, naar Europa gevoerd. Koning emanuel 1 of de groote benoemde een onderkoning over \'t weldra in Indiö verworven gebied, dat spoedig aanmerkelijk werd uitgebreid, en met de aangrenzende landen knoopte men handelsverbintenissen aan. Onder Emanuels regeering werd in 1500 nog Brazilië Aoox Cabral ontdekt en later voor den koning van Portugal in bezit genomen. Intusschen was de bloei der Portugeesche heerschappij slechts van korten duur.
In de vijftiende eeuw kreeg het denkbeeld, dat men, daar de aarde rond was, door een onafgebroken westelijken koers te houden in Indië moest komen, nieuwe kracht. Op deze gedachte bouwde Chris top hörus Columbus, die in 1456 te Genua was geboren en aan zijn ondervinding als zeeman een uitgebreide studie der zeevaartkunde paarde, het plan om een korteren weg over zee naar Indië te openen. Daar het Portugeesche hof hem geenszins de middelen wilde verschaffen om zijn plan te verwezenlijken, deed hij hetzelfde aanzoek in Spanje, waar toen ferdinand en Isabella (zie blz. 95) regeerden, en vond, na ook hier eerst tevergeefs te hebben gevraagd, er eindelijk gehoor.
Nadat Columbus bij een behoorlijk verdrag gewichtige voordeden, alsmede de waardigheid van onderkoning over de te ontdekken landen waren beloofd, ondernam hij in 1492 met drie ranke vaartuigen zijn eersten tocht. Na een vaart van ruim twee maanden ontdekte hij het eiland Guanahüni of Mayaguana, een der BahSma-eilanden, dat hij San Salvador noemde. Ook leerde hij de kust van Cuba kennen, benevens Hispaniula, thans St. Domingo si Haïti, een der groote Antillen. De tweede tocht, 1493—1496, geschiedde met zeventien schepen en had de ontdekking van vele der Caraïbtsche eilanden of kleine Antillen, als Dominica, enz., die van Jamaika en de stichting der stad Isabella op Hispaniöla ten gevolge. Op den derden tocht, 1498—1500, waarop het eiland Trinidad, het zuidelijkste der kleine Antillen, en het vasteland van Amerika werden gevonden, dwongen ziekte en uitputting Columbus, voorloopig naar Hispaniöla terug te keeren. Intusschen was koning Ferdinand
124
als bestormd met brieven uit Amerika van Columbus\' benijders en vijanden, gelijk mede van dezulken, die vruchteloos hadden gehoopt, in de nieuwe wereld schielijk en zonder veel moeite rijkdommen te zullen vergaderen, vooral van Roldan en zijn gezellen, die Columbus, niet geheel zonder grond, van onderdrukking beschuldigden. Toen zond Ferdinand een scheidsrechter, Bovadilla, met de uitgestrektste volmacht af; maar hij was die onwaardig en misbruikte ze, om Columbus te vernederen. De koning herstelde hem wel in zijn eer, maar niet in zijn waardigheid van onderkoning. Nadat Columbus op een vierden tocht, 1502—1504, bij de landengte van Panttma vruchteloos een doorvaart naar de Indische Zee had gezocht, keerde hij naar Spanje terug, waar hij in 1506 overleed, meenende, dat hij Italië had bereikt, maar ver van te vermoeden, dat hij de ontdekker was van een nieuw werelddeel. Het mocht zijn nakomelingen niet gebeuren, den naam des grooten mans in de benaming van het door hem ontdekte werelddeel vereeuwigd te zien. Dit heette eerst geruimen tijd de nieuwe ivereld. Later kwam de naam Amerika algemeen in gebruik, ontleend aan den Florentijn Amerigo Vespucci, een tijdgenoot van Columbus, die verscheiden reizen naar dit werelddeel had gedaan en er \'t eerst een beschrijving van gaf.
Het werk, dat Columbus niet had mogen voltooien, werd door Ferdinand magelhan voortgezet, die (1519—1521) eerst langs de oostkust van Zuid-Amerika, vervolgens door de straat, naar hem genoemd, en verder door de stille Zuidzee stevende, totdat hij de Philippijnsche eilanden (ten n.o. van BornSo) bereikte. Hier kwam Magelhan om; doch zijntochtgenooten, die om Afrika heen naar Spanje terugzeilden, volbrachten de eerste reis rondom de wereld. Allengs bemachtigden intusschen de Spanjaarden het grootste en schoonste deel van Amerika. Ferd. cortez landde in 1519 met een kleine bende in het door Montezuma be-heerschte Mexikaansche rijk, veroverde de hoofdstad Mexiko en onderwierp weldra het gansche rijk. In 1531 namen frans pi-zarro en anderen de taak op zich, het goudland Peru op te zoeken en aan de kroon van Spanje te hechten, hetgeen hun gelukte. — Het grootste voordeel, dat Europa uit de nieuwe koloniën trok, bestond eerst in de edele metalen, later ook in de opbrengst der plantaadjes. In \'t eerst leide men den zwaren arbeid in de bergwerken aan de inboorlingen, de Indianen, op. Dit was van den beginne af den geestelijken een ergernis, onder wie vooral Las Casas, die op Columbus\' tweeden tocht in Amerika kwam en in 1566 is overleden, met nadruk zijn stem tegen deze hardheid verhief. Toen men daarom voorsloeg, de Indianen door negers uit Afrika te laten vervangen, hechtte Las Casas, alleen op zijn hoofdoogmerk bedacht, hieraan zijn zegel. Op die wijze ontstond de onmenschelijke slavenhandel, nu zelfs nog niet geheel onderdrukt.
125
Karei V, van 150Ó tot 1556, en zijn oorlog tegen Frans 1, van 1521 tot 1544. — Kareis tochten tegen de Afrikaan-sche zeer covers. — Soleiman IT, sultan der Ottoma-nische Turken, van 1520 tot 1566.
Ofschoon Philips de schoone (zie blz. 100) de vruchten van zijn huwelijk niet zelf plukte, werd toch de toegenomen macht van het Habsburgsch-Oostenrijksch-Spaansche huis spoedig blijkbaar onder zijn zoon. Dit was ka rel v, zooals hij steeds wordt genoemd, die in Spanje, Utrecht, Friesland en Overijsel de eerste, in Limburg, Brabant, Namen, Henegouwen, Holland, Zeeland, Groningen en Drente de tweede, in Gelderland, Luxemburg en Vlaanderen de derde, in Duitschland de vijfde vorst van dien naam is (zie blz. 100). In 1500 te Gent geboren, werd hij in 1506, door den dood zijns vaders, hertog van Brabant, graaf van Vlaanderen , alsmede onder verschillende titels souverein der overige Zuidelijke Nederlanden, toen zoovele zelfstandige staten. Tegelijk volgde hij hem op als graaf van Holland en Zeeland en werd na het overlijden zijns grootvaders, Ferdinand den katholieke (zie blz. 95), in 1516, koning van Spanje. Het duurde niet lang, of de keurvorsten van Duitschland boden hem, toen zijn grootvader Maximiliaan I (zie blz. 100) in 1519 was overleden, de rijkskroon aan in weerwil van de mededinging van frans i, koning van Frankrijk. Nadat karel v (1519—1556) een verkiezings-capitu-latie had bezworen, die den keizer schier van alle macht tegenover de vorsten van \'t rijk beroofde, werd hij in 1520 te Aken (in Rijn-Pruisen, ten z.w. van Keulen) gekroond. De wrok, dien Frans hierover voedde, gevoegd bij andere geschilpunten, deed een vijandschap ontstaan, die zich door vier achtereenvolgende oorlogen, 1521—1544, lucht gaf. Zij liepen bijna alle ongelukkig af voor Frans, die zelfs een tijdlang de gevangene van zijn tegenstander was en genoodzaakt werd, bij den vrede van Crepy (ten n.o. van Soissons) hetgeen hij geëischt had op te geven.
Inmiddels had paus Clemens VII Karei in 1530 te Bologna (in \'t n.o. van den Kerkelijken Staat) als koning van Italië en keizer gekroond, een plechtigheid, die in lang niet weer plaats zou grijpen. In de korte tusschenpoozen tusschen eiken oorlog had Karei V niet stil gezeten. Begeerig om aan de zeerooverijen der Mooren in Noord-Afrika paal en perk testellen, stevende hij tweemaal derwaarts. In 1535 moest de beheerscher van Tunis de oppermacht van Spanje erkennen, en ten minste 10,000 Christenslaven werden in vrijheid gesteld. De tweede tocht, tegen Algiers
120
gericht, geschiedde in 1541, maar liep vruchteloos af. In de laatste jaren van den langdurigen strijd met Frankrijk werd solei-iiSN 11, sultan der Ottoraanische Turken (1520—1566), een bondgenoot van Frans. Eerst wendden de Turken zich tegen Hongarije. Daarop belegerden zij in 1529 met een ontzaglijk leger Weenen; doch tot geluk voor Europa dwong de heldhaftige bezetting deze vijanden der Christenheid tot den terugtocht. In weerwil van hun nederlaag verontrustte dit volk nog lang de Christenstaten.
Het begin der kerkhervorming in Duitschland en in Zwitserland in 1517. — Maarten Luther,
Philips Melanchthon en Ulrich Zwingli.
Al in de vijftiende eeuw werd de behoefte aan een verbetering der kerk in hoofd en leden (zie blz. 89) levendig gevoeld en vurig begeerd. Gedurende den loop der tijden toch waren velerlei misbruiken de Christelijke kerk binnengeslopen. Vele pausen jaagden tijdelijke oogmerken na en bekommerden zich te weinig om de geestelijke behoeften der Christenen. Zijzelven, de bisschoppen en de overige geestelijken leidden een leven, dat in menig opzicht met hun roeping in tegenspraak was. De kennis der meesten van \'t Evangelie was zeer gering, \'t Ontbrak dan ook niet aan mannen, die tegen de heerschende gebreken optraden en ze des te vrijmoediger bestreden, hoe meer hun geest door de opnieuw ontwaakte studie der oudheid aan onderzoek en nadenken was gewoon geworden. In dezen zin werkten de Nederlanders Wesse 1 Gansfort, RudolfAgricola (Huisman) en inzonderheid D e s i-derïus Erasmus; zij allen baanden den weg voor de hervorming. In tegenspraak hiermede bleek het, dat men van den kant der kerk niets liever deed dan werkeloos bij het oude volharden. Zóó kwam het ten laatste, in plaats van tot een hervorming, tot een scheuring in de kerk.
De naaste aanleiding hiertoe was deze: in 1517 besloot paus Lpo X, geld noodig hebbende, zich dit door verkoop van aflaten bij de Duitschers te verschaffen. Deze aflaten, aanvankelijk slechts een afkoop der boetedoeningen, door de kerk voorgeschreven, waren geheel ontaard, zoodat men bij de onwetendheid dier tijden tot de dwaling verviel, dat ieder voor geld vergiffenis der zondenschuld zelve kon koopen. De pausen grondden de kracht dezer aflaten op de goede werken, welke de heiligen, boven en behalve die, waartoe zij waren verplicht, hadden verricht, en waarover de paus, als opperhoofd der kerk, de vrije beschikking had. In Saksen kwam Tetzel, een monnik, en dreef er den handel in aflaten
127
op zeer uitgebreide schaal. Velen berispten deze handelwijze; maar maarten luther verzette zich ertegen. Hij beweerde, dat de aflaten, tegen de bedoeling van den paus, zóó werden voorgesteld en aangeprezen. Nog was het doel; hervorming en geen afscheiding.
Luther, in 1483 te Eisleben (in Pruisisch Saksen) uit niet zeer welgestelde, ofschoon geenszins behoeftige, ouders gesproten, begaf zich later naar de hoogeschool te Erfurt (ten z.w. van Eisleben) , om er, gehoor gevende aan \'t verlangen zijns vaders, de rechtsgeleerdheid te beoefenen. Maar het lezen van een Latijnschen bijbel, dien hij \'op de bibliotheek dier hoogeschool vond, gevoegd bij een zware ziekte, waardoor hij werd aangetast, en bij den plotselingen dood eens vriends, bracht een geheele omkeering in hem te weeg. Om rust te zoeken voor den angst, die zijn ziel voortdurend kwelde, ging hij in een Augustijnerklooster, waar hij ze echter niet vond. Vandaar werd hij als hoogleeraar in de godgeleerdheid naar AVittenberg (aan de Elbe) beroepen. In 1510 vertoefde hij voor aangelegenheden zijner orde eenigen tijd te Rome en leerde er de geestelijken niet van de gunstigste zijde kennen. Naar akademisch gebruik sloeg hij nu, bij de komst van Tetzel, den 3isten Oct. 1517, vijf-en-negentig stellingen over de kracht en de beteekenis van den aflaat aan de hoofdkerk te Wittenberg aan, in een van welke hij zich tegen de aflaten op den paus beriep. Ras werden zij door den druk verbreid, en Luther werd voor den paus gedaagd; maar toen Frederik de wijze, keurvorst van Saksen, voor hem in de bres sprong, droeg Leo achtereenvolgens aan verschillende mannen de taak op om den monnik tot zwijgen te brengen. Deze mannen redetwistten lang met Luther. Vruchteloos vorderde hij, dat men hem zijn dwalingen mocht aanwijzen, en beriep zich steeds op de Heilige Schrift. Hierop werd hij in den ban gedaan, en nu wierp hij den icden December 1520 de pauselijke banbul en het caiwniek (kerkelijk) recht voor de Elsterpoort van Wittenberg openlijk in \'t vuur.
Kort daarna werd te Worms een rijksdag gehouden, waar Luther, van een vrijgeleide voorzien, verscheen. Op den i8den April 1521 sloot hij hier zijn verdedigingsrede aldus: „Tenzij ik met bewijzen uit de Heilige Schrift of met klaarblijkelijke en duidelijke gronden worde overwonnen en overtuigd, kan en wil ik niets herroepen, daar het niet veilig en raadzaam is, iets tegen het geweten te doen. Hier sta ik, ik kan niet anders, Godhelpemij, amen!quot; Dewijl hij zijn afval van de Roomsche kerk op die wijze plechtig bekend maakte, werd de rijksban over hem en zijn aanhangers uitgesproken; doch op zijn terugreis liet Frederik de wijze hem op den Wartburg (nabij Eisenach, ten w. van Erfurt) in veiligheid brengen, waar hij met de vertaling van den Bijbel een begin maakte. In \'t volgende jaar keerde hij naar Wittenberg
128
terug, waar zijn aanhangers zich aan groote wanorde, als aan \'t vernielen van beelden en altaren, overgaven. Door zich een week lang in zijn predikatiën tegen deze handelwijze te verklaren herstelde Luther de orde. Een krachtigen medehelper en vriend vond hij in Philips Melanchton (Schwarzerd), een man, door zijn grondige kennis, aangename manieren en onvermoeide werkzaamheid beroemd, die een leerboek over het Christelijk geloof uitgaf. Door het voorbeeld en door de leerlingen dezer mannen vond de hervorming weldra ingang in Noord-Duitschland, vanwaar zij allengs tot de naburige landen doordrong. Gelijk Luther zelf Katharina van Bora, een gewezen non, huwde, werd den geestelijken het huwelijk veroorloofd. Ten behoeve van \'t onderricht in den godsdienst schreef hij in de landstaal zijn beroemden catechismus, \'t Latijn werd bij het houden der godsdienstoefeningen door de Duitsche taal vervangen, de mis en het vasten afgeschaft.
Bijna gelijktijdig met Luther zette ulrich zwingli, pastoor te Zürich, in dit kanton een hervorming door. Niet lang duurde het, of de hervorming behaalde ook in verscheiden andere Zwitser-sche kantons de zege over het Roomsch-katholiek geloof. Zwingli\'s leer stemde over \'t geheel overeen met de gevoelens van Luther, uitgezonderd in de leer van \'t heilige avondmaal, waarbij deze hervormer aan de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus in \'t brood en den wijn vasthield. Alzoo heerschte van den beginne aan onder hen, die de hervorming aannamen, niet geheel dezelfde opvatting van het Evangelie. Hierdoor ontstonden twee verschillende kerkafdeelingen, de Lutheraneji en de gereformeerden, d. i. de Zwinglianen en de Calvinisten (zie beneden blz. 141), welke in die dagen niet minder hevig tegenover elkander stonden dan tegen Rome.
§ 60.
De vorderingen der kerkhervorming tot den godsdienstvrede te
Augsburg in 1555. — De SmalkaIdische oorlog in 1546.— De dertigjarige oorlog, van 1618 tot 1648, tot den rijksdag te liegensburg in 1630.
Karei V was afkeerig van de hervorming. Dit was zoowel godsdienstige overtuiging als de berekening, hoe door een scheuring in de kerk de eenheid des rijks zou worden verbroken en de keizer van zijn macht verliezen. Maar dewijl hij den steun der Evangelische vorsten en rijkssteden tegen de Franschen en de Turken behoefde, trachtte hij vooreerst door rijksdagen en samenkomsten de kerkelijke geschillen bij te leggen. Tegen \'t besluit, op den eersten
129
dier rijksdagen genomen, waar verboden werd, verdere nieuwigheden in den godsdienst in te voeren, kwamen de Evangelische stenden in verzet, of leverden, zooals men zeide, protest in, weshalve zij den naam protestanten kregen, welke naam ook van lieverlede op de gereformeerden of hervormden is overgegaan en thans, volgens \'t gewone gebruik, alle Christelijke belijdenissen omvat, met uitzondering van de Roomsch-katholieke en de Griek-sche kerk. Eindelijk moesten de godsdiensttwisten op een plechti-gen rijksdag te Augsburg\'m 1530 worden bijgelegd. De genoemde stenden gaven hier hun geloofsbelijdenis, door Melanchthon opgesteld, de Augsburgsche confessie, over, die in vele opzichten van die der katholieke kerk afweek en waardoor zij zich voor een afzonderlijk kerkgenootschap verklaarden. Nu was de vredebreuk beslist, en de Luthersche stenden sloten in 1531 te Smalkalden (in Hessen-Kassei, ten n.o. van Fulda) een verdedigingsver bond. De vele zorgen, die den keizer drukten, noopten hem nogmaals tot toegevendheid; zóó kwam in 1532 te Neurenberg (in \'tn. van Beieren) godsdienstvrede tot stand, houdende, dat er voorloopig vrijheid van geloof en godsdienstoefening zoude bestaan.
In weerwil daarvan groeide de spanning meer en meer aan, totdat in 1546, Luthers sterfjaar, de Smalkaldische oorlog uitbrak. In \'t leger der protestantsche vorsten ontbrak het ten eenenmale aan eenheid en aan een vast plan. Karei, krachtig gesteund door Maurits, hertog van Saksen, een Lutheraan, zegevierde in den slag bij Mil hl berg (in Pruisisch Saksen, ten z.o. van Torgau) (1547) over de protestanten. Maar onverwachts trad Maurits als tegenstander des keizers en beschermer der protestanten op. Eensklaps rukte hij met een leger naar Tyrol tegen den van troepen ontblooten Karei op. De godsdienstvrede ie Augsburg in 1555 was hiervan \'t gevolg. Hij gaf den Lutheranen vrije godsdienstoefening en liet den rijksstenden in \'t vervolg de vrijheid, of den katholieken, of den Lutherschen eeredienst te omhelzen, terwijl hij den onderdanen het recht toekende om het land, welks vorst slecht één godsdienst wilde dulden, te verlaten. Toch bleef de wrok tusschen de beide sekten bestaan.
Onder de vele pogingen, door de Roomsch-katholieke kerk ter bestrijding van het protestantisme aangewend, waren er geen krachtiger dan die van de orde der Jezuiten of het genootschap van Jezus, dat door den Spanjaard Ignatius van Loyola werd gesticht en in 1540 door den paus bekrachtigd. De voornaamste middelen, waardoor de Jezuiten alom invloed zochten te bekomen, bestonden in zendingen onder protestanten en heidenen, het schoolonderricht, het ambt van biechtvader, vooral bij vorsten, en het schrijven van boeken. Zwaar drukte op deze orde de blaam, dat zij ongeoorloofde doeleinden door nog ongeoorloofder middelen zocht te bereiken.
WUNNE, Overzicht. 11de druk. 9
130
In 1555 en in 56 legde Karei zoowel het bewind over zijn andere landen als de Duitsche kroon neer, terwijl hijzelf zich naar het klooster Yuste (in \'tn.o. van Estremadüra in Spanje) begaf, waarbij in 1558 is overleden. Op zijn aanbeveling werd zijn broeder Ferdinand i in 1558 door de keurvorsten tot zijn opvolger in Duitschland benoemd.
Aanhoudend klaagden de protestanten en de katholieken over elkander, totdat eindelijk de lang bedwongen verbittering onder Ferdinands kleinzoon matthias (1612—1619) losbarstte en uit een geringe aanleiding de dertigjarige oorlog ontstond. In Bo-hemen hadden de protestanten in 1609 van keizer Rudolf, Matthias\' broeder, den majesteiishrief gekregen, waarbij hun volledige godsdienstvrijheid en aan den stand der edelen en ridders, alsmede aan de koninklijke steden het recht om kerken en scholen te bouwen werd toegestaan. Eenige jaren daarna sloot men een protestantsche kerk te Braunau (ten n.w. van Glatz) en verwoestte die te Kloster-grab (nabij Teplitz, in \'t n. van Bohemen). Toen \'t beroep op den majesteitsbrief niet baatte, wierpen de protestantsche stenden, door den graaf von Th urn aangevoerd, de twee keizerlijke stadhouders, die het meest gehaat waren, Sla-wata en von Martïnitz, met hun geheimschrijver, uit een bovenvenster van \'t slot te Praag in de gracht. Intusschen stierf Matthias en werd door zijn neef Ferdinand 11(1619—1-637)gt; een hevig katholiek, opgevolgd, wien Philips III van Spanje hulp beloofde. Nu kroonde Bohemen in zijn plaats frederik v, keurvorst van de Palts, als koning. Dit koningschap duurde echter kort: Maximiliaan, hertog van Beieren, versloeg Fre-deriks leger in 1620 voor de poorten van Praag, op den witten berg. Hij werd in den rijksban gedaan en nam de wijk naar de Nederlanden. De opstand der Bohemen werd bloedig gestraft, de majesteitsbrief verscheurd. Ook in Duitschland zelf hadden de verdere pogingen der protestanten geen beteren uitslag.
Toen het nu scheen, dat zich geen verdediger der hervorming meer zoude opdoen, stelden de vorsten van Neder-Saksenin 1625 koning christiaan iv van Denemarken aan hun hoofd. Maar aan den anderen kant vond de keizer een veel krachtiger steun in A1 brecht von Wa 1 dstein, gewoonlijk Wallenstein geheeten. Deze buitengewone en in zichzelf gekeerde man wierf uit eigen middelen, ten dienste van Ferdinand, een groot leger en onderhield het op kosten van \'t ongelukkige land, waar hij zijn legerplaats opsloeg. In 1626 bracht Tilly, een andere veldheer des keizers, aan Christiaan bij Lutter (in Brunswijk, ten z.o. van Hildesheim) een nederlaag toe, en Wallenstein drong hem naar zijn land terug. Hierop veroverde Wallenstein Mecklenburg, waarmede de keizer hem, ten koste der beide hertogen, die zich met Denemarken hadden verbonden, beleende, en drong
131
in Holstein door, waarop Denemaken in 1629 vrede sloot. Terwijl de zegevierende veldheer op deze wijze al de kustlanden aan de Oostzee onderwierp, weerstond alleen Straalsund (in \'tn.w. van Voor-Pommeren), dat hij, in weerwil van een langdurig beleg in 1628, niet kon innemen. De dankbare keizer overhoopte hem met belooningen: hij werd tot hertog von Friedland (in \'t n. van Bohemen, nabij Reichenberg) verheven en tot generaal en. admiraal der Oostzee benoemd. Maar tegelijk gingen er van alle zijden luide klachten op over de afpersingen, waaraan zijn leger zich schier overal schuldig maakte. Daarom noodzaakten Maximiliaan van Beieren en de overige vorsten, die van den trotschen Friedland een hevigen afkeer hadden, Ferdinand op den rijksdag te Regensbiirsr (aan den Donau, in Beieren) ir. 1630, Wallenstein af te zetten.
De dertigjarige oorlog, van den rijksdag te Regensburg tot den Wcstphaalschen vrede, van 1630 tot 1648. — Wallenstein afgezet en vermoord in 1634.
Onder deze hachelijke omstandigheden daagdequot; eindelijk van verschillende kanten krachtige hulp voor de protestanten op. Ten einde het Habsburgsche huis tegen te werken, beloofde de kardinaal Richelieu, minister van Frankrijk, aanzienlijke geldsommen aan gustaaf ii adolf, koning van Zweden, indien hij het protestantisme in Duitschland wilde staande houden. Gustaaf Adolf landde toen in 1630 in Pommeren en verdreef de keizerlijken snel uit dit land en uit Mecklenburg. Daar echter de keurvorst van Saksen, Johan George, en die van Brandenburg eenver-eeniging met den vreemden vorst van de hand wezen, kon Gustaaf Adolf alleen het niet verhinderen, dat Tilly in 1631 het met Zweden verbondene Maagdenburg (aan de Elbe. in Pruisisch Saksen) overrompelde, dat door een geduchten brand bijna geheel werd verwoest. Doch toen Tilly vervolgens Saksen kwam brandschatten, riep men den Zweedschen koning te hulp. Den lyden Sept. 1631 behaalde Gustaaf Adolf bij Breitenfeld (ten n. van Leipzig) een zoo schitterende zege op Tilly, dat daardoor de zaken een geheel andere wending namen. Terwijl de Saksen nu Bohemen bemachtigden, trok Gustaaf Adolf naar den Rijn, nam er een aantal steden in en bezette een deel van Beieren.
Intusschen stierf Tilly, hetgeen den keizer drong zich wederom tot Wallenstein te wenden, die sedert zijn ontslag als een vorst op zijn goederen in Bohemen leefde. Maar eerst na herhaalde
9»
132
malen te zijn aangezocht en onder voorwaarden, die de rechten des keizers en van \'t rijk zeer beperkten, aanvaardde de gekrenkte man het onbeperkt opperbevel over een door hem te werven leger. WaDenstein verdreef eerst de Saksen uit Bohemen en trok hierop door Beieren naar Saksen. Daarheen volgde hem Gustaaf Adolf, en bij Lützen (ten z.w. van Leipzig) kwam het den i6den Nov. 1632 tot een hevigen slag, waarin de protestanten het veld behielden. En toch leden zij verreweg het grootste verlies, want Gustaaf Adolf, door een vijandelijken kogel getroffen, eindigde hier zijn heldenloopbaan. Wallenstein trok naar Bohemen terug, maar bleef er steeds werkeloos en onderhandelde met Frankrijk, Zweden en Saksen, om of de vijanden, of den keizer te bedriegen en te verraden. Het laatste is thans zoo goed als bewezen. Zijn jaloersche tegenstanders verklaarden dit dubbelzinnige gedrag voor verraad, waarop de argwanende keizer door verschillende middelen Wallensteins troepen van hem afkeerig maakte en den 25sten Februari 1634 te Eger (in \'t n.w. van Bohemen) door sluipmoord om \'t leven kwam.
Kort hierna verloren de protestanten den slag bij Nördlin-gen (in \'t w. van Beieren), en de keurvorst van Saksen sloot in 1635 vrede met den keizer. Maar nu trad Frankrijk openlijk tot bijstand der Zweden en der Duitsche protestanten op. Richelieu verklaarde Spanje en Oostenrijk den oorlog en zond geld en legers. Een rij overwinningen herstelde weldra de zaak van \'t protestantendom ; doch gansch Duitschland was bijna verwilderd door den langdurigen kampstrijd, die eerst in 1648 eindigde. De vrede werd den 24sten October 1648 te Osnabruck en te Munster (in Westphalen) onderteekend. De Augsburgsche godsdienstvrede werd bekrachtigd en tot de gereformeerden uitgestrekt. De keurvorst van Beieren behield de hem in 1620 geschonken Boven-Palts; maar de Beneden-Palts werd, als achtste keurvorsten dom, aan Frede-riks zoon toegewezen. Frankrijk verkreeg het grootste deel van den Elzas, Zweden Voor-Pommeren met Stettin en het eiland Rügen.
§ 62.
De Nederlanden onder Karei V en Philips II tot het staa-houderschap va7i Maurits. — Van 1506 tot 1590.
Bij \'t aanvaarden van \'t bewind over een deel der Nederlanden streefde karel v (zie blz. 100 en 125) terstond naar de heerschappij over Friesland, Utrecht, Overijsel, Groningen, Drente
133
en Gelderland. Hierin slaagde hij naar wensch. Hoewel alle gewesten nu door één heer werden geregeerd, stonden zij toch ieder op zichzelf, daar elk zijn bijzondere statenvergadering had. In 1548 bedong Karei bij het verdrag van Augsburg-, dat alle Neder-landsche gewesten geheel onafhankelijk van üuitschland zouden zijn, maar onder de hoede van dit rijk staan, mits zij een zeker aandeel in de rijkslasten droegen. In 1555 droeg Karei (zie blz. 130) aan zijn zoon philips, in de Nederlanden in 1555—1581), (11 in Spanje, zie blz. 100) het bestuur der Nederlanden over. Philips vertrok in 1559 naar Spanje en benoemde zijn bastaardzuster Margarëta, hertogin van Parma, tot landvoogdes. Een van Margarita\'s invloedrijkste staatslieden was de bisschop van Atrecht (in Artois) Antonius Perenot, later kardinaal Granvelle, een ijverig katholiek. De voornaamste tegenstanders van Granvelle waren; willem, prins van Oranje, graat van Nassau, een schrander, standvastig en buitengemeen bekwaam staatsman, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht; Lamoraal, graaf van Egmond (zie blz. 98), stadhouder van Vlaanderen en Artois, en de Montmorency, graaf van Hoorne (tusschen de grenzen van Noordbrabant en de Maas, ten w. van Roermond). Philips verscherpte nog de plakkaten, door zijn vader tegen de hervormden uitgevaardigd, en gaf daarenboven, zoowel door het instellen van achttien bisschopszetels in plaats van drie, als anderszins, aanleiding tot menige grieve. De drie boven genoemde handhavers van \'6 lands vrijheden geraakten ten laatste in een zoo verregaande vijandschap met Granvelle, dat hij in 1564, op bevel van Philips, naar Italië moest vertrekken. Desniettegenstaande verbonden zich in 1565 vele misnoegde edelen en burgers, bij het zoogenoemde compromissum (gemeenschappelijke belofte), om de invoering der inquisitie op elke wijze tegen te gaan. Den 5den April 1566 kwamen zij, aangevoerd door Hendrik van Brederode en Willems broeder Lodewijk van Nassau, ten gehoore bij de landvoogdes te Brussel en boden haar een verzoekschrift aan ter matiging van de plakkaten, bij welke gelegenheid zij den naam geuzen {gtteux, bedelaars) kregen. Intusschen vernielde het volk de beelden in de kerken, en toen Philips hierop tijding van dien beeldenstorm (1566) kreeg, zond hij in 1567 Alvarez de Toledo, hertog van A1 va (d.i. Alva de Tormes, in \'tn.w. van Spanje, ten z.o. van Salamanca), weldra in plaats van MargarSta zijn landvoogd, af, ten einde den opstand met geweld te bedwingen. Willem, zijn ontslag als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht hebbende genomen, ging naar Duitschland en werd door velen gevolgd. De graaf van Boussu werd bij voorraad als stadhouder over Holland aangesteld. Ook de landvoogdes nam haar ontslag en vertrok nog in \'t zelfde jaar naar Italië.
134
Thans namen de wreedheden een begin: een raad van beroerte werd opgericht; al aanstonds werden Egmond en Hoorne op een vonnis van dien bloedraad ter dood gebracht. Willem wapende zich, en de slagen bij Heiligerlee (ten w. van Winschoten, in Groningen), waar Lodewijk zegevierde, maar zijn broeder A d o 11 sneuvelde, en bij J e m m i n g e n (nabij Leer, in Oost-Friesland), dien Al va won, werden in 1568 geleverd. Eenigen tijd daarna schreef Alva, om de grafelijke bede door vaste, alge-meene belastingen te vervangen, drie belastingen uit: 1. een heffing voor eens van het honderdste der waarde of 1 p.c. van alle roerende en onroerende eigendommen, en verder, bij verkoop, 2. een heffing van tien ten honderd van de roerende (den tienden penning), en 3. van vijf ten honderd (den twintigsten penning) van de onroerende goederen. Doch het volvoeren van zijn voornemen werd hem weldra onmogelijk gemaakt. Ook de unie wilde later algemeene belastingen. Niettemin zijn zij provinciaal gebleven tot 1805, ofschoon de amalgame of ineensmelting der schulden in 1798 plaats greep en de gelden sinds dat jaar in één algemeene kas kwamen. Eerst de raadpensionaris Rutger Jan Schim-melpenninck voerde in 1805 een algemeen stelsel voor \'t geheele land in.
Terwijl Alva bezig was middelen te beramen om met geweld de invordering der nieuwe belastingen tegen de weerstrevende burgerijen door te zetten, namen de Watergeuzen den isten April 1572 Brielle (op \'teiland Voorne, in Zuid-Holland) in. De verrassing dezer stad was niet de vrucht van een vooraf beraamd plan, maar \'tgevolg van het omloopen van den wind, die verhinderd had, dat men te Texel binnenliep. Dit belette niet, dat de uitgewekenen ze in bezit hielden; dat de inneming van Brielle de grondslag werd der vestiging van de onafhankelijkheid der Vereenigde Nederlanden en dat BloisvanTreslong, de Rijk en de overige deelgenooten aan den tocht als de medegrondleggers van den staat in de dankbare herinnering hunner landgenooten voortleven.
Zóó werd Brielle den isten April ingenomen en de eerste steen gelegd van \'s lands onafhankelijkheid. Uit eigen beweging stond vijf dagen later Vlissingen tegen de Spaansche benden op en sloot de versterking, in der ijl door Alva afgezonden, buiten haar wallen. Ook Veere werd voor de vrijheid gewonnen; Enkhuizen en andere plaatsen volgden. Nog in den zomer van \'tzelfde jaar, den igden Juli, hielden de staten van Holland, met terzijdestelling van Alva\'s gezag, hun eerste vergadering, in welke Willem, prins van Oranje, als \'skonings wettige stadhouder van Holland, Zeeland, West-Friesland en Utrecht werd erkend. De teerling was geworpen, en de oorlog begon, waarvan de slag bij Heiligerlee het voorspel was geweest. Wel werden
135
Zutfen, Naarden en Haarlem door de Spanjaarden verschrikkelijk geteisterd: doch Alkmaar en Leiden hielden zich staande. In 1573 had Alva voor Don Louis de RequSsens plaats gemaakt, die, bij 2ijn dood in 1576, voor even korten tijd door Don Jan van Oostenrijk, Philips\'bastaardbroeder, werd opgevolgd. In plaats van Don Jan zond Philips in 1578 den hertog van Parma, Alexander Farnüse, Margarëta\'s zoon, als landvoogd. In de Zuidelijke Nederlanden streed Parma met geluk en nam, na een lang beleg, den i7den Aug. 1585 Antwerpen in. Het verdrag van overgave verleende de hervormden geen vrijheid van godsdienst, maar nog een ongestoord verblijf van vier jaren. Duizenden maakten in dat tijdsverloop hun vastigheden te gelde en weken naar ons land, vooral naar Amsterdam. Van nu aan verliet voor de twee volgende eeuwen de zeehandel de haven van Antwerpen en keerden de Zuidelijke gewesten onder de gehoorzaamheid van Spanje\'s koning terng.
Vier hoofdgebeurtenissen in onze binnenlandsche geschiedenis waren de scheiding van \'t Zuiden en Noorden voorafgegaan: de unie van Utrecht in 1579, de afzwering van Philips II in 1581, de onderhandelingen over \'t aannemen van Willem I als grondwettig vorst en heer, zijn vermoording in 1584.
Reeds in 1576 hadden de Zuidelijke en de voornaamste Noordelijke provinciën een overeenkomst aangegaan, bekend onder den naam van pacificatie of bevrediging tvzw om de Spanjaarden
den lande uit te drijven en zich oo het stuk van godsdienst onderling te verstaan. Er volgde geen onderling verstaan. In tegendeel, grooter en grooter werd de klove, en de ontbinding der pacificatie scheen nabij: toen werd de unie van Utrecht den 23sten Jan. 1579 tusschen Holland, Zeeland, Utrecht, de Ommelanden en een deel van Gelderland gesloten, waarbij de overige Noordelijke provinciën en andere naburige steden zich vervolgens voegden. De unie moest de pacificatie niet vervangen, maar versterken: ook haar doel was de Spanjaarden te verdrijven. Tot dit doel vereenigden zich de bondgenooten, alsof zij maar één provincie waren, hoewel de onafhankelijkheid, de rechten en de vrijheden van iederen bondstaat ongeschonden bleven.
Deze overeenkomst, met een tijdelijk doel gesloten, is vervolgens als de grondwet van het statenverbond der Vereenigde Nederlanden gevolgd, ofschoon niet zonder afwijking en onuitgevoerde bepalingen. In het onbepaalde en gebrekkige dier grondwet ligt de sleutel ter verklaring der gewichtigste gebeurtenissen onzer binnenlandsche geschiedenis. Of de eindbeschikking bij de unie was, vertegenwoordigd door de Staten-Generaal, of bij de staten der bijzondere provinciën, dit beslist, of Oldenbarnevelt terecht ot ten onrechte voor een rechtbank der unie is geroepen; of Willem II al of niet Amsterdam met geweld kon dwingen, met de
136
meerderheid te stemmen. Beide opvattingen hebben, in \'t eerste tijdperk onzer onafhankelijkheid, haar voorstanders gehad, enkelen dit hun begrip van staatsrecht met gevangenis en dood geboet.
Lang was de strijd gevoerd niet tegen den koning van Spanje, maar tegen de Spaansche legerbenden en haar hoofden; doch Philips nam dit onderscheid niet aan, noch erkende in Willem I zijn stedehouder. Integendeel, hij kondigde in 1580 den ban tegen hem af en verklaarde hem vogelvrij. De weder werking volgde. Den 2 6sten Juli 1581 verklaarden de Algemeene Staten der Vereenigde Nederlanden Philips vervallen van het oppergezag en zwoeren hem af, dewijl hij zich als landsheer niet aan de bezworen voorwaarden had gehouden. Intusschen onderhandelde Holland voortdurend om Willem I als grondwettig vorst aan te nemen onder den naam „graaf van Holland en Zeeland.quot; Nog toefden Gouda en Zeeland met hun toestemming, toen de „vader des vaderlandsquot; den roden Juli 1584 door den sluipmoordenaar Balthazar Gerard met een pistool doodelijk werd gewonden den geest gaf, uitroepende: „Mon Dieu, mon Dieu, ayez pitié de moi et de ton pauvre peuplequot; (Mijn God, mijn God, erbarm u over mij en uw arm volk).
Friesland benoemde Willem Lode wijk, een zoon van Wil-lems broeder Jan van Nassau, tot stadhouder; maar uit hoofde van den ongunstigen toestand der zaken en van de jeugd van Maurits, \'sprinsen tweeden zoon, droegen de Staten-Generaal de oppermacht over deze landen aan Hendrik III, koning van Fran-rijk, op. Zoowel Hendrik echter als ook Elizabeth, koningin van Engeland, wezen dit aanbod van de hand; doch deze vorstin zond in 1585, tegen zekere onderpanden, hulptroepen onder bevel van Robert Dudley, graaf van Leicester (in \'t midden van Engeland), wien de Staten-Generaal terstond met de algemeene landvoogdij bekleedden. Terzelfdertijd was Maurits tot stadhouder van Holland en Zeeland aangesteld, terwijlJohan van Ol-denbarnevelt, in de betrekking van advocaat van den lande van Holland, later raadpensionaris geheeten, de ziel was van den opkomenden staat. Nog was Leicester niet in \'t land, of reeds waren de staten van Holland en Oldenbarnevelt er op bedacht, om zijn gezag paal en perk te stellen, terwijl hij van zijn kant zich aan alle afhankelijkheid zocht te onttrekken. Dus verliep zijn tweejarig verblijf hier te lande onder voortdurende geschillen over de oppermacht en keerde hij in 1587 naar Engeland terug. In 1588 zeilde de Spaansche armada oi onoverwinnelijke vloot onfer \'t opperbevel van den hertog Medina-Sidonïa uit, teneinde met één slag Engeland te veroveren en Nederland weder onder \'t juk te brengen. Doch de nadeelen, haar toegebracht door de vloot der Engelschen, ondersteund door die der Nederlanders, en een felle storm vernielden haar bijna geheel.
137
De Nederlanden van V stadhouderschap van Maurils tot den vrede van Westminster. — Van 1590 tot 1654.
Thans helde de fortuin meer tot de zijde der unie over: mau-RITS (1585—1625), nu ook stadhouder van Gelderland, Utrecht en Overijsel, verwierf door schitterende wapenfeiten den naam van den eersten veldheer zijner eeuw. Het verachteren zijner zaken in de Zuidelijke Nederlanden bracht Philips inmiddels op \'tdenkbeeld, om de Nederlanden als bruidschat aan zijn oudste dochter Isabella te schenken, die met A1 b e r t, aartshertog van Oostenrijk, in \'t huwelijk trad. Tegen hen, doorgaans de aartshertogen geheeten, leverde Maurits in 1600 den vermaarden slag bij N i e 11 w p o o r t (aan zee in ^Vest-Vlaanderen), waarin hij een schitterende zege behaalde. Onmiddellijk daarna, in 1602, werd de Oost-Indische Compagnie opgericht, en in 1609 voerde de bij de beide partijen aanwezige geneigdheid tot vrede tot het tivaalfjarig bestand. Gedurende dezen tijd ontstonden in de nauwelijks gevestigde Republiek hevige kerkgeschillen, die welhaast staatsge-schillen werden. Zij liepen vooral over het leerstuk der praedes-tinatie of voorbeschikking. GomSrus, hoogleeraar te Leiden, beweerde een volstrekte voorbeschikking van \'s menschen lot; zijn ambtgenoot Arminius ontkende ze. De staten van Holland verlangden, dat de oneenigheden door onderlinge toegevendheid uit den weg zouden worden geruimd. De Arminianen, ook Re-monstranten geheeten naar een door hen aan die staten ingediende remonstrantie of vertoog ter verklaring van hun gevoelen, waren \'t gehoorzaamst aan \'t gezag der staten en werden zóó ongevoelig hun gunstelingen. Diezelfde staten van Holland, het rijkste en \'t meestbetalende gewest van \'t verbond, helden tot de algeheele oppermacht van iedere provincie tegenover de unie over. Dus werd Remonstrant gelijkbeteekenend met Hollandsch of voorstander der volle provinciale souvereiniteit en Contra-Remonstrant prinsgezind of voorstander van de overstemming in de unie en van de stadhouderlijke partij. Toen het bleek, dat men langs minnelijken weg het niet eens zou worden over het houden of het achterwege laten eener algemeene synode, gingen de Staten-Generaal, door Maurits\' vaste houding gesteund, tot geweldige maatregelen over. Oldenbarnevelt en de geleerde Hugo de
138
Groot, de hoofden der staatsgezinde partij, werden in 1618 in hechtenis genomen. De om zijn veelvuldige diensten eerbiedwaardige Oldenbarnevelt, door een rechtbank van vier-en-twin-tig rechters, door de Sfaten-Generaal benoemd, wegens hoogverraad ter dood veroordeeld, werd in 1619 onthoofd en H. de Groot in het slot Loevestein (bij de samenvloeiing van Maas en AVaal, in \'tz.w. van Gelderland) gevangen gezet, waaruit hij evenwel spoedig ontsnapte. Ondertusschen werd een algemeene synode te Dordrecht (Nov. 1618—Mei 1619) gehouden. De gevoelens der^ Remonstranten werden veroordeeld en in den zin van Gomarus\' stelsel een algemeene geloofsbelijdenis van de Neder-landsche hervormde kerk vastgesteld.
Bij t overlijden van Willem Lodewijk in 1620 volgde hem zijn broeder Ernst Kasïmirin Friesland, Maurits in Groningen en Drente op. In plaats van Maurits werd zijn broeder f r e-derik hendrik (1625 —1647) in de meeste provinciën als stadhouder verkozen, doch niet in Groningen en Drente, waar men den stadhouder van Friesland nam. Frederik Hendrik muntte inzonderheid in de belegeringskunst uit, getuige de verovering van \'s Hertogenbosch in 1629. Sedert 1635, toen Frankrijk (zie blz. \' 3-) met de Nederlanden aanvallend en verdedigend verbond tegtn Spanje sloot, smolt de tachtigjarige oorlog met den dertigjarigen ineen. Onder de schitterende overwinningen, zoo te land als ter zee op de Spanjaarden behaald, waarin onze geschiedenis _ van dit tijdperk zoo rijk is, bekleedt de zege in den zeeslag bij Duins (een reede nahij Dover, in \'tz.o. van Engeland), in 1639 door den uitstekenden admiraal Maarten Har-pertszoon Tromp bevochten, een eerste plaats.
Eén jaar nadat willem ii (1647—1650) .zijn vader Frederik Hendrik in zijn waardigheden, mede in het stadhouderschap van Groningen en Drente, was opgevolgd, werd ook de oorlog hier te lande door den Westphaalschen vrede (zie blz. 132) geëindigd. De koning van Spanje erkende de Vereenigde Nederlanden als een vrijen en onafhankelijken staat en moest zich het sluiten der Schelde laten welgevallen. Nogmaals werd het tijdperk van vrede naar buiten door binnenlandsche geschillen verontrust, die thans over het getal der af te danken troepen liepen. Holland, dat alleen meer dan de zes andere provinciën tezamen in de algemeene lasten droeg, wilde meer volk afdanken en stond pal tegenover de overigen. De Staten-Generaal en de stadhouder, steunende op het recht der unie en van de meerderheid, hielden van hun zijde hunne streng vast. Zes afgevaardigden ter dagvaart van Holland, hoofden van de staatsgezinde partij, van nu aan ook de Loevesteinsche factie geheeten, liet de stadhouder in 1650 op Loevestein (zie boven op deze blz.) gevangen zetten; hij zond troepen af, om Amsterdam te bezetten: alles, zooals het heette, op last der bondgenooten.
139
Amsterdam, Holland gaf toe; maar \'t verschil tusschen de voorstanders van \'t hooggezag der Staten-Generaal met den stadhouder en die van de onverkorte souvereiniteit van elke provincie, door Holland vertegenwoordigd, had een wonde geslagen, die nooit is geheeld.
Na \'s prinsen dood werd in 1651 een gr ooie vergadering van afgevaardigden van alle gewesten gehouden en besloten, geen kapitein-generaal aan te stellen, zooals de meeste provinciën geen stadhouder benoemden. Nog bracht men aan de staten der gewesten het hooggezag in zaken van godsdienst, terwijl de oppermacht in \'t stuk der militie of krijgszaken wel aan de Staten-Generaal verbleef, doch te dien aanzien aan de provinciale staten meer macht werd toegekend dan voorheen. Deze regeling omtrent het beschikken over de troepen van den staat toonde den diepen indruk, dien de aanslag op Amsterdam op allen had gemaakt. De twintig volgende jaren, waarin Holland en de meeste provinciën geen stadhouder hadden, is het eerste stadhou-derlooze tijdperk onzer geschiedenis. Gedurende dit tijdperk was johan de witt de eerste staatsdienaar of minister der provincie Holland, onder den naam raadpensionaris. Maurits had het Nederlandsche leger tot het eerste van Europa gemaakt; de Witt verhief den staat tot een zeemogendheid, die Engeland en Frankrijk met roem het hoofd bood.
Alleen Groningen en Drente namen inmiddels in 1640 den Frie-schen stadhouder Willem Frederik, den tweeden opvolger van Ernst Kasïmir, ook tot den hunnen. Weldra ontstond de eerste zeeooriog met Engeland, 1652—1654. Michiel Adriaanszoon de Ruiter, de vermaardste onzer vlootvoogden, sloeg de En-gelschen in 1652 bij Plymouth (in \'tz.w. van Engeland), en Tromp handhaafde in 1653 de eer onzer vlag, zoowel elders als in den onbeslisten slag bij ter He ij de (ten z. van Schevenin-gen), waarin hijzelf sneuvelde. De vrede kwam in 1654 te Westminister, een deel van Londen, tot stand, onder voorwaarde dat Holland verklaarde, den jongen prins van Oranje, Willem Hendrik, den zoon van Willem II, nimmer tot stadhouder te zullen kiezen, noch, zooveel zijn stem aanging, te zullen toelaten , dat hij ooit als kapitein-generaal der unie werd aangesteld, hetgeen dat gewest bij een geheim artikel, de akte van sec lus ie, (uitsluiting), beloofde.
140
Spanje onder de koningen uii het Habsburgsche huis Philips II,
III en IV, van 1556 tot 1665. — Portugal een gewest van Spanje, van 1580 tot 1640. — Portugal onder de regeering van het huis Braganza, sedert 1640.
Nadat Karei V (zie blz. 130 en 133) afstand van de regeering had gedaan, volgde hem zijn zoon philips ii (1556—1598) in Spanje op, een somber en streng katholiek, maar werkzaam vorst, wiens bewind werd gekenmerkt door een hevigen strijd tegen de Morisco\'s, de nakomelingen der sedert Ferdinand en Isabella met geweld tot het Christendom bekeerde Mooren. Hun gelastte de koning afstand te doen van hun taal en gebruiken. Toen tegenwerpingen niet baatten, grepen de Morisco\'s naar de wapens; doch na een tweejarigen kamp, 1568—1570, dempte Don Jan van Oostenrijk (zie blz. 135) den opstand. Het overschot van dit ongelukkige volk werd naar andere streken van \'t rijk verplaatst. In den ook onder Philips\' bestuur voortdurenden (zie blz. 125, 126) kamp tegen de Turken en de Noord-Afrikaansche zeeroovers behaalde Don Jan, aan t hoofd der Spaansche vloot, waarbij zich ook Venetiaansche en pauselijke schepen bevonden, in 1571 op de Turken een schitterende zege bij Lepanto (in de golf van dien naam, ten n. van Morsa).
, 0P onverwachte wijze werden Philips uitzichten geopend op \'tbezit van Portugal. Toen koning sebastiaan, een achterkleinzoon van Emanuel I (zie blz. 123), in 1578 in den slag bij Al kas sar (m \'t n.w. van Afrika) tegen de Mooren van Marokko was verdwenen en in 1580 de_ onechte Bourgondische linie (zie blz. 95) uitgestorven, nam Philips II, als zoon der oudste dochter van Emanuel, Portugal in bezit. Naar hen, die even wettige aanspraak op den troon meenden te hebben, luisterde hij in \'t geheel niet.
Aan Philips oudsten zoon Don Carlos heeft de zucht naar tegenstelling vele deugden geleend, om het karakter zijns vaders te donkerder te doen uitkomen, deugden, die bij \'t voortgaand onderzoek der geschiedenis, meer en meer verflauwen. Vermits hij wegens majesteitsschennis was in hechtenis genomen en reeds in 1568, waarschijnlijk aan de gevolgen eener ziekte, in de gevangenis overleed, ging de kroon op \'s konings tweeden zoon philips in (1598—1621) over. In \'t gevoel zijner zwakheid liet deze nietsbeteekenende koning het geheele bestuur aan den hertog van Lerma over, onder wien \'t verval des rijks steeds ver-ergerde, vooral toen de Morisco\'s, ongeveer 800,000 vlijtige landbouwers _ en handwerkslieden, op aanhitsing der geestelijkheid, uit Spanje werden verdreven. Ook onder philips iv, een zoon
141
en opvolger van Philips III (1621—1665), nam dit verval toe, hetwelk hoofdzakelijk uit de verkwisting van \'t hof, stremming van handel en nijverheid, een slecht beheer en zware kosten voor vloot en leger voortsproot. Deze kosten toch waren aanzienlijk zoowel uit hoofde van den dertig- en den tachtigjarigen oorlog, als om dien tegen Frankrijk (zie blz. 132, 144), welke zelfs met den Westphaalschen vrede niet werd gestaakt. Nog veel meer groeiden de moeilijkheden der regeering aan, toen verscheidene gewesten der Spaansche kroon, Catalonië, Portugal en Napels, wegens geweldige afpersingen van staatswege, tot openlijk verzet tegen den koning oversloegen. De opstand in Catalonië werd in 1652, die in Napels, waar Masaniello (Tomaszo Aniello) de oproermakers aanvoerde, in 1648 gedempt, een gebeurtenis, die in onze eeuw door de opera la Mud te de Poriici in meer dan één land de gemoederen in beweging bracht. Maar Portugal onttrok zich in 1640 aan \'t gezag van Spanje, en j oh an iv (1640— 1656), uit het huis Braganza (in \'t n.o. van Portugal), werd als koning uitgeroepen. Spanje moest hierin eindelijk toegeven, en Portugal herkreeg onder Johans opvolger Brazilië, dat de Nederlanders niet krachtig genoeg hadden verdedigd en hun in 1661 tegen ƒ 8,000,000 overlieten.
Frankrijk onder de laatste koningen uit het kuis Valois, van
1547 tot 1589, eti onder de eerste koningen uit het geslacht Bourbon van 1589 tot 1660. — fohan Calvijn. — De godsdienstoorlogen, — Het bekeer van Richelieu en van Mazarin.
Reeds onder de regeering van Frans I (zie blz. 125) maakte de hervormde eeredienst vorderingen in Frankrijk, maar meer nog onder die van zijn zoon en opvolger hendrik 11(1547—1559). De leer, die men bovenal volgde, was die van jean chauvin of johan calvijn, die eerst pastoor was, daarna in de rechten studeerde, doch zich sedert omtrent 1530 als hervormer deed kennen. Zich van dit tijdstip af bij uitsluiting aan die roeping wijdende, werd hij gedwongen, in 1543 zijn toenmalige woonplaats Parijs te ontvlieden, vanwaar hij zich naar Bazel (in \'t n.w. van Zwitserland) begaf. Hier schreef hij zijn beroemd werk, de Institution de la religion Chrétienne (onderricht in den Christelijken godsdienst), eerst in \'t Fransch uitgekomen, weldra in \'t Latijn. Het overige van zijn leven bracht hij, als prediker en leeraar der godgeleerdheid, grootendeels te Genève door en streed,
142
op dit punt nog geheel doortrokken van den geest der Roomsche hierarchie (priesterheerschappij), zoo hij al niet den staat geheel onder de kerk bracht, ten minste onafgebroken voor haar voogdij. Zonder aanzien des persoons handhaafde hij onafgebroken zijn zeer strenge stellingen van zedelijkheid, naar welker maatstaf hij kerkelijke wetten had vervaardigd. Één daad is hem zwaar toegerekend en doet zien, hoe licht in geloofszaken vervolgden en vervolgers van rol verwisselen: het aandeel, dat hij had aan het ter dood brengen in 1553 van Servsde, een Spaansch geneesheer, die, hoewel een aanhanger der hervorming, in \'t leerstuk der drie-Cenheid geheelenal afweek zoowel van de katholieke, als van de protestantsche kerk. Deze man, eens door Genève reizende, werd door toedoen van Calvijn gevangen genomen en door den raad dier stad tot den brandstapel verwezen.
Ook in Frankrijk verwekte de hervorming langdurige woelingen onder het bewind van Hendriks zonen, die achtereenvolgens den troon beklommen. Twee aanzienlijke huizen streefden naar den hoofdinvloed op den gang der zaken: dat der katholieke Guises, welke in dien tijd door Frans en Karei werden vertegenwoordigd, en dat der Bourhons, destijds het eenige met den koning in de mannelijke linie verwante geslacht. Leden van dat huis waren destijds de twee broeders Antoine, een zwak man, die nu eens tot de sekte der protestanten, dan weer tot de katholieke kerk overhelde, door zijn echtgenoot koningvan Navarre, enLodewijk, prins van Condé (vroeger in Henegouwen, thans in Frankrijk, ten n.o. van Douai) en protestant. Op voorslag van den beroemden protestantschen admiraal KaspardeColigny stelden zij zich aan \'t hoofd der hervormden, hier hugenooten geheeten. Sedert 1560, toen Frans 11, Hendriks oudste zoon, overleed, nam de heerschzuchtige ensluweKathanna de Medici het regentschap waar voor haar jeugdigen zoon karel ix (1560—1574). In 1562 barstte, na langdurige spanning, een wreede burgeroorlog (1562— 1598) met de onmenschelijkste verwoedheid los. Van toen af nam Kathanna, die zich tot dusver min of meer in\'t midden tusschen de twee kampende partijen had gehouden, een eerste plaats in onder de heftigste vijanden en vervolgers der protestanten. Eenige jaren na den dood van Antoine, welke reeds bij de eerste vijandelijkheden omkwam, stelde zich zijn zoon Hendrik van Béarn (in \'tz.w. van Frankrijk), sinds 1572 koning van Navarre, aan \'t hoofd der hugenooten. Dikwerf werd de strijd door een kortston-digen vrede afgebroken, waarbij men den hugenooten een beperkte godsdienstvrijheid en zekere voorrechten toestond; maar telkens schond de regeering de ingewilligde voorrechten weder.
Reeds vóór 1572 liet het hof een zoo gunstige gezindheid jegens de hugenooten blijken, dat er in dit jaar een huwelijk tot stand kwam tusschen Marnarêta, een dochter van Kathanna. en
143
Hendrik van Béarn. Doch slechts zes dagen na de voltrekking van dat huwelijk greep de beruchte gebeurtenis plaats, bekend^ onder den naam Bartholomaeusnacht of Parijsche bloedbruiloft\' (23—24 Aug.). Nadat een sluipmoordenaar, door Katharlna en Hendrik van Anjou, \'s konings broeder, jaloersch op Coligny\'s invloed, gehuurd om den admiraal van kant te maken, hem slechts had gewond, besloten zij, in overleg met een paar andere hoofden der katholieken , alle aanzienlijke liugenooten te vermoorden. Van den naar lichaam en geest zwakken koning werd de toestemming tot die euve.daad verworven, toen men hem door \'t leugenachtige bericht eener samenzwering der hugenooten in erge mate had verontrust. Zóó begon dit afschuwelijk tooneel in den vroegen morgen te Parijs en breidde zich vandaar over de meeste gewesten van Frankrijk uit. Behalve de hoofden der hugenooten, wien men den dood had gezworen, vielen er duizenden, want nu men eens den vrijen teugel liet vieren aan de woede der katholieken , bedaarde zij niet spoedig. Het doorluchtigste der slachtoffers, welker aantal zeer uiteenloopend wordt opgegeven, 12,000, 30,000 ot 70,000, was voorzeker Coligny, die door een bende moordenaars, onder aanvoering van Hendrik de Guise, een zoon van Frans, in zijn eigen woning om \'t leven werd gebracht. Hendrik van Navarre nam gedwongen de katholieke geloofsbelijdenis aan, die hij echter een paar jaren later weer afzwoer. Na den Bartholomaeusnacht ontstond zulk een erge tweedracht onder de katholieken zeiven, dat Hendrik 111, de broeder en opvolger van Karei IX (1574—1589), zijn tegenstander Hendrik de Guise, ten tijde van de vergadering der rijksstenden te Blois (ten n.o. van Tours aan de Loire), in 1588 daar ter stede door sluipmoord uit den weg liet ruimen en hijzelf in \'t volgende iaar door een Dominikaner-rnonnik, Jakob Clément, om \'t leven werd gebracht.
Even vóór zijn overlijden had hij Hendrik van Navarre, die bovendien de naaste aanspraak op den troon had (zie blz. 142), tot opvolger benoemd. Zóó kwam nu, met hend rik iv (1589— 1610), in de plaats van het huis Valois de tweede zijtak der Capetingiërs , het geslacht Bourbon. Hendrik zag ras in , dat hij, om algemeen te worden erkend, óf het gansche rijk voet voorvoet op de katholieken moest veroveren, óf zelf tot dit geloof overgaan. Dit noopte hem tot het aannemen van den katholieken godsdienst, waarop het geheele land hem spoedig erkende. Aan zijn vroegere geloofsgenooten verzekerde hij bij het beroemde edict van Nantes (niet ver van den mond der Loire) in 1598 zoo goed als geheele vrijheid van godsdienstoefening en toegang tot alle ambten. Ook mochten de hugenooten de hun vroeger toegestane veiligheidsplaatsen voorloopig behouden. Hendrik IV regelde \'s rijks geldmiddelen en beurde landbouw en fabrieken in zijn dooiden langen burgeroorlog verarmde staten op, maar te midden
144
zijner ijverige bemoeiingen werd hij in 1610 door Ra vaillac, een dweepziek katholiek, vermoord. Voor zijn zoon lode wijk xiii (1610—1643), die hem opvolgde, traden, eerst wegens zijn jeugd, later om zijn ongeschiktheid voor \'t bestuur, verschillende regenten op, totdat Ar mand Jean du Plessis, heer van riche-l i eu (ten z.w. van Tours bij de Vienne), in 1624 aan de spits der regeering kwam. Deze kloeke en met een krachtigen geest begaafde minister bevestigde de eenheid van \'t rijk en daardoor de onbeperkte macht van \'t koningschap. Welke rol hij in de bui-tenlandsche politiek vervulde, is boven gebleken (zie blz. 132 en 138). In Frankrijk zelf verbrak hij geheelenal de macht der grooten en ontwapende de hugenooten, wier bestaan als een staat in een staat met eigen legers en vestingen hem in strijd scheen met de eenheid en veiligheid van het rijk, door een oorlog, 1627—29, waarin La Rochelle (ten n. van de Charente, aan zee) eerst na een zeer langdurig beleg haar poorten voor hem opende. Voor \'t overige bleef Richelieu het edict van Nantes handhaven. In 1642 stierf de scherpzinnige staatsman, en weinig tijds later volgde de koning hem in het graf.
Op Lodewijk XIII volgde zijn vijfjarige zoon lodewijk xiv (1643—1715). Als plaatsvervanger voor zichzelf had Richelieu kardinaal mazarin aanbevolen. Hoewel niet den titel „eerste ministerquot; voerende, stond hij metterdaad aan \'t hoofd van \'t bewind en ging op den weg, door Richelieu ingeslagen, voort. Zijn middelen waren echter veelal niet, gelijk die van zijn voorganger, krachtige maatregelen; maar hij bezigde list en sluw overleg. Hevige klachten over telkens hernieuwde belastingen, welker druk in weerwil van den voor Frankrijk gunstigen West-phaalschen vrede niet afnam, verwekten woelingen, die het land sinds 1648 ruim tien jaren lang in onrust hielden. Tegenover de partij van \'t hof of van Mazarin stond die der fraudeurs (slingeraars, vitters op de regeering) gelijk zij door de aanhangers van den minister werden genoemd. Deze burgeroorlog was vol wisselingen; doch Mazarin zegevierde: de adel en het parlement van Parijs, een lichaam, dat met de hoogste rechterlijke macht wasbekleed, waren bedwongen; hijzelf regeerde in naam van den meerderjarig verklaarden koning. Met het oog op het overwicht, dat Frankrijk en Spanje vereenigd in Europa konden uitoefenen, ontwierp Mazarin een huwelijk tusschen Lodewijk XIVen Maria Theresïa, een dochter van Philips IV van Spanje. Er werden onderhandelingen aangeknoopt met dit rijk, waarmede men na den West-phaalschen vrede nog in oorlog was gebleven (zie blz. 132), die in 1659 tot den vrede der Pyrenaein voerden, waarbij Lodewijk Artois, op twee steden na, en vele gewichtige streken en vestingen in Vlaanderen, Henegouwen en Luxemburg, alsmede een paar landschappen ten n. van de Pyrenaeën verwierf. De infante deed
145
bij voorraad bij akte plechtig afstand van de opvolging in de landen der Spaansche kroon, welke akte Lodewijk tevens bekrachtigde, terwijl hun huwelijk kort daarna, in 1660, werd voltrokken. Die afstand zou echter dan alleen van kracht zijn, wanneer de koning van Spanje vóór \'t einde van het jaar 1661 den bruidschat zijner dochter aan den koning van Frankrijk had betaald. In \'t zelfde jaar stierf Mazarin.
Engeland ondtr het huis Tudor en het huis Stuart tot de omwenteling en den dood van Karei I. — Elizabeth en Maria Stuart van Schotland. — Engeland als Republiek onder den protector Cromwell tot de restauratie. — Van 1509 tot 1660.
Onder de regeering van den zoon van Hendrik VII, Hendrik Vin (1509—-1547), ontkiemde in Engeland de kerkhervorming, die eerst na hem tot volle ontwikkeling kwam. De koning, met paus ClBmens VII in twist geraakt, scheidde zich met zijn rijk van Rome af, verklaarde zichzelf voor \'t hoofd der Engelsche kerk en liet alle geestelijken den eed van trouw aan \'s konings suprematie (oppermacht) afleggen. Uit de hevige vervolging der protestanten bleek het echter, dat hiermede geen instemming met de leer der hervormers werd bedoeld. Dat hij van de zes vrouwen, die hij achtereenvolgens nam, telkens de eene verstiet, teneinde een andere te huwen, dit heeft zijn zedelijk karakter in een zeer ongunstig licht geplaatst. Zóó werd Katharlna van Arramp;gon, een dochter van Ferdinand den katholieke, van hem gescheiden en Anna B o 1 e y n ter dood gebracht.
Binnen een kort tijdsbestek volgden Hendriks kinderen hem de een na den ander op, allereerst eduard vi (1647—1553), gedurende wiens zesjarig bewind de hervorming allengs in de katholieke kerk werd ingevoerd, die zich, bij overeenstemming in de leer, daardoor van de Duitsche onderscheidt, dat de bisschoppen en een deel der kerkgebruiken bleven bestaan. Daar ook de koning een aanhanger was der protestantsche leer, liet hij, opdat niet zijn ijyerig-katho-lieke zuster, Maria, hem zou opvolgen, de kroon na aan Johanna Gray, een kleindochter der jongste zuster van Hendrik VIII, die den protestantschen godsdienst beleed. En toch geschiedde wat hij had gevreesd: de meerderheid van \'t volk verklaarde zich voor Maria (1553—1558), een dochter van Katharlna van ArrS.-gon en echtgenoot van Philips II (zie blz. 140). Maria\'s eerste
quot;Wijnxe, Overzicht, llde druk. 10
146
werk was het herstellen van den katholieken eeredienst en der verbintenis met den stoel van St. Petrus. De vervolging der hervormden was \'t onmiddellijk gevolg. Ook Johanna Gray moest in 1554 het kortstondig koningschap met het leven boeten.
Op de grondslagen, door Eduard gelegd, begon het gebouw der hervorming te verrijzen, toen eliZcIbeth (1558—-1603), een dochter van Hendrik en Anna Boleyn, den troon had bestegen. Zelve in \'tprotestantsch geloof opgevoed, liet deze met een krachtig karakter begaafde vorstin door \'t parlement de suprematie der kroon over de kerk erkennen en een nieuwe geloofsbelijdenis opstellen. Zóó ontstond de anglicaansche of episcopale (bisschoppelijke) staatskerk, nevens welke echter dissenters optraden, tot welke de puriteinen en de presbyterianen behoorden. Hoewel deze sekten, evenals de katholieken, de woede der vervolging ondervonden, breidden zij zich inzonderheid in Schotland uit, terwijl bijna de geheele bevolking van Ierland katholiek bleef.
Zeer moedigde Elizabeth de neiging harer onderdanen voor handel, scheepvaart en nijverheid aan en droeg daardoor veel bij tot ontwikkeling der kiem van den lateren bloei van Engeland. Drake deed 1577—1580 de tweede reis om de wereld en bracht op een volgenden tocht uit Amerika de aardappelen naar Europa mede; in 1600 richtte men een Oost-Indische handelscompagnie op. Wat de oorlogsvloot vermocht, ondervond zoowel de armada (zie blz. 136), als Cadix (in \'tz.w. van Spanje aan zee), dat de Engelschen en de Nederlanders in 1596 veroverden.
Elizabeth, als vrouw verre van onberispelijk, als koningin meestal groot, staat in de geschiedenis _\'t ongunstigst geteekend om haar handelwijze tegen Schotlandskoningin maria stuart (zie blz. 92), weduwe van Frans II (zie blz._ 142). Elizabeths haat tegen deze vorstin ontsproot hoofdzakelijk hieruit, dat Maria, met de Engelsche katholieken, de echtheid van \'t huwelijk van Elizabeths ouders ontkende en daarom ook zelve den titel „koningin van Engelandquot; aannam. Toen Frans II was overleden en Maria in 1561 de regeering van Schotland had aanvaard, geraakte de lichtzinnige en ijverig katholieke vorstin weldra in geschil met haar onderdanen, die in 156S zelfs tegen haar opstonden en haar gevangen namen. Uit de gevangenis ontsnapt, vlood Maria, bij gebrek aan een ander toevluchtsoord, naar Elizabeth, die, in plaats van haar bloedverwant gastvrij te ontvangen, haar in hechtenis hield. Na een negentienjarige gevangenschap werd Maria eindelijk aangeklaagd van deelgenootschap aan een der vele samenzweringen , die de katholieken tegen Elizabeth smeedden, en daarom in 1587 onthoofd.
Na den dood van Elizabeth beklom het huts Stuart in 1603 met Jakob 1, reeds koning van Schotland, den troon van Engeland, en Engeland met Schotland vereend werd nu Groot-Britanniè.
147
Op Jakob volgde zijn zoon karel i (1625—1649), die door zijn overhellen tot het catholicisme en zijn vasthouden aan de stelling, dat de onbeperkte macht hem door God was verleend, in gevaarlijke tegenspraak kwam met den geest van \'t Engelsche volk, en wel vooral met de republikeinsch-gezinde puriteinen. Daar Karei de gelden, die hij bij herhaling van \'t parlement vroeg, niet konde verwerven, ontbond hij het een paar maal en regeerde elf jaren lang (1629—1640) zonder parlement. Doch toen de Schotten, wegens \'t invoeren eener met den katholieken eere-dienst overeenstemmende liturgie of regeling der kerkgebruiken, in 1640 Engeland binnenrukten, moest Karei, door geldgebrek gedrongen, het parlement op nieuw bijeenroepen. Dit was het zoogenoemde lange parlement, 1640 —1649, in welks overdreven eischen Karei niet wilde instemmen. Daarom verliet hij Londen in 1642 en verzamelde een leger. Maar na tweemaal door Fairfax en Cromwell te zijn verslagen, vlood hij tot de Schotten, die hem voor een zware geldsom aan zijn vijanden uitleverden.
In \'t parlement kregen de independenten, lieden, die niet alleen een volstrekte onafhankelijkheid van geloof voorstonden, maar ze ook tot het staatkundige uitstrekten, weldra de overhand. Aan \'t hoofd dezer sekte zoowel als van de troepen kwam weldra olivier Cromwell, die zich eensdeels als veldheer en staatsman door dapperheid en groote bekwaamheden onderscheidde, anderdeels door dweepzucht en gewelddadigheden. Op zijn bevel werden alle puriteinsche leden door soldaten uit het parlement geweerd. Nu bracht het lagerhuis een aanklacht van hoogverraad tegen den koning in en benoemde een gerechtshof, waarin ook Cromwel zitting nam. Dit veroordeelde Karei I ter dood, en den 3osten Januari 1649 :verd dit vonnis te Londen voltrokken. Ten einde de omwenteling te voltooien, werd het hoogerhuis afgeschaft en de republiek afgekondigd. Hierop herstelde Cromwell binnen kort de rust in de drie koninkrijken.
Naar buiten betoonde hij zich niet minder krachtig door tegen de Nederlanders een gelukkigen oorlog te voeren (zie blz. 139), die bovenal ontsproot uit de weigering der Nederlanden om zich met de Engelsche Republiek tot een gemeenschappelijken staat te verbinden. Door de akte van navigatie, in Oct. 1651 uitgevaardigd, bracht hij nog vóór den oorlog een zwaren slag aan de vrachtvaart en den tusschenhandel der Nederlanders toe, wier koopvaardijvloot toen talrijker was dan de schepen van alle overige volken van Europa tezamen. Deze akte bepaalde, dat de schepen van vreemde natiën geen andere voortbrengsels dan die van hun eigen land in de Britsche havens mochten invoeren. In 1653 droeg men Cromwell met den titel „protectorquot; de hoogste macht op. Intusschen belet-teden Cromwells verdiensten niet, dat er onophoudelijk samenzweringen tegen hem werden gesmeed, die hij ten koste van vele
10*
148
menschenlevens onderdrukte. In 1658 maakte de dood een einde aan zijn woelig leven. Zijn zoon Richard, dien men insgelijks tot protector benoemde, legde die waardigheid reeds in 1659 neer. Daarop bood een in 1660 bijeengeroepen parlement, door generaal Monk daartoe aangespoord, Karei II, een zoon van Karei I, de kroon aan, en de restauratie, de herstelling van \'t koningschap, was tot stand gebracht.
§ 67.
Het Noorden en het Oosten van Europa. — Gustaaf Wasa en zijn geslacht in Zweden tot 1654. — De oorlog van Karei X Gustaaf van Zweden tegen Polen, Denemarken en hun bondgenooten tot den vrede van Ollva en dien vafi Koppenhagen. — Van 1520 tot 1660.
Al vroeger (zie blz. 103) zagen wij, hoe zwak de band was, die Denemarken, Noorwegen en Zweden moest samenhouden. Toch dwong christiaan 11, koning der drie rijken, de Zweden, die reeds vroeger de wapens tegen hem hadden opgevat, in 1520 hem als koning te erkennen. Tegen zijn belofte liet hij in \'t zelfde jaar vele der Zweedsche geestelijken, edelen en burgers te Stockholm ter dood brengen, welke gruweldaad het Stockholmsche bloedbad heet, en het moorden op \'t platteland voortzetten. Maar gustaaf i erichson, met den bijnaam wasa (in \'t o. van Zweden, in Upland), uit een aanzienlijk geslacht gesproten en reeds vroeger als gijzelaar uit Denemarken ontvloden, kwam, na langdurige omzwervingen en te midden van vele gevaren, ten laatste in Dalekarlie (ongeveer in \'t midden van Zweden gelegen). De moedige bewoners dier dalen riep hij tot den strijd voor de vrijheid op, en in korten tijd was de oorlog, dien Wasa, ondersteund door de stad Lubeck, tegen Denemarken begon, ten zijnen gunste beslist. Dus was de unie van Kalmar ontbonden, en in 1523 verkozen de Zweden den bevrijder van hun vaderland als koning. Hij voerde nu de Luthersche leer, die hij te Lubeck had leeren kennen, in zijn rijk in, met behoud evenwel der bisschoppelijke inrichting, en bevorderde krachtig de welvaart zijner onderdanen. Intusschen zetteden ook de Denen Christiaan II in 1523 af en droegen de kroon op aan zijn oom frederik i, hertog van Sleeswijk-Holstein, die insgelijks de invoering der hervorming in zijn staten toeliet.
149
In Zweden volgden op Gustaaf Wasa zijn nakomelingen, van welke zijn kleinzoon gustaaf ii adolf(i6ii—i632)dever-maardste is. Zijn gebied uit Esthland en Finland langs de kusten der Oostzee uitbreidende, verwierf hij van Rusland Kare lie (ten o. van Finland) en Ingermannland (ten z. vandaar) , van Polen schier geheel Lijfland. Langs dien weg werd Zweden de eerste der Noord-sche mogendheden. Welk een belangrijke rol Gustaaf Adolf in \'■ den dertigjarigen oorlog vervulde, hebben wij blz. 131, 132 gezien. Hij werd opgevolgd door zijn dochter Christina, een vrouw van wispelturigen aard, maar van veel geleerdheid en smaak. Wars van de regeering, stond zij in 1654 de kroon af aan haar neef karel x gust a af van Palts- Twcebruggen (het westelijkste gedeelte van de Palts) (1654—1660). Deze roemzuchtige koning oorloogde gedurende zijn gansche bewind tegen Polen en Denemarken , die zoowel door andere staten als inzonderheid door de Nederlanders werden bijgestaan. Wassenaar van Obdam bracht de Zweden ter zee een nederlaag toe, terwijl de Ruiter op het eiland Funen landde en Nijborg veroverde. In 1660 eindigde de oorlog door den vrede van Oliva (nabij Dantzig), dien Zweden met Polen sloot, en door dien van Koppenhagen, waarbij Denemarken verscheidene zijner gewesten moest afstaan. Een eerste rol in dezen oorlog speelde Frederik Willem, keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen, met den bijnaam de groote keurvorst (1640—1688), gesproten uit het huis Hohenzollern. Behendig trok hij partij van de oneenigheid tusschen de beide hoofdpersonen van den oorlog, om zich het souverein bezit van Oost-Pruisen, dat tot dusver leenroerig was aan Polen, te verschaffen. In aanzien geklommen door \'s vorsten huwelijk met Louise Henriette, de oudste dochter van Frederik Hendrik, trad Pruisen eerst onder hem op onder de invloedrijke staten van Europa, doch altijd met die voorzichtige en berekenende staatkunde, waaraan het niet minder dan aan Frederiks II geestkracht en veroveringen zijn rang onder de tegenwoordige groote mogendheden heeft te danken.
150
TWEEDE TIJDVAK.
VAK DEN WESTPHAALSCHEN VREDE IX 1648 EN DIE VAN KOPPENHAGEN EN VAN OLÏVA IN 1660 TOT DE ERKENNING DER ONAFHANKELIJKHEID VAN DE VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA BIJ DEN VREDE VAN VERSAILLES IN 1783 EN DEN AANVANG DER EERSTE FKANSCHE OMWENTELING IN 1789.
De oorlog van Lodew jk XIV tegen Karei II van Spanje tot den vrede van Aken in 1668. — Die va?i Lade wijk, verhonden met Karei TI van Engeland en van Zweden, tegen de Nederlanden en hun bondgenooten tot den vrede van Nijmegen, van 1672 tot 1678.
Toen lodewijk xiv (zieblz. 145), na den dood van Mazarin, zelf het bewind aanvaardde, was Frankrijk een zeer machtige staat. Bovendien had Lodewijk het geluk, ten minste gedurende de eerste helft van zijn lange regeering, schier in alle takken van beheer de uitstekendste mannen rondom zich te hebben. Colbert regelde het financiewezen , bevorderde krachtig handel en nijverheid en was de stichter der Fransche koloniën in Oost- en AVest-Indië. De minister van oorlog, Louvois, die menige verbetering in het krijgswezen bracht, schiep talrijke en welgeoefende legers, die door de voortreffelijkste veldheeren werden aangevoerd. Trotsch op dit alles, wilde Lodewijk XIV Frankrijk den eersten rang onder de rijken van Europa doen innemen en den Rijn tot de oostelijke grens van zijn rijk maken.
De eerste van Lodewijks oorlogen werd gevoerd tegen zijn zwager, den zwakken en jeugdigen koning van Spanje, K A R E L 11 (1665—1700), een zoon van Philips IV (zie blz. 140, 141,144). Hem wilde Lodewijk de Spaansche Nederlanden als een erfenis zijner gemalin (zie blz. 144, 145), ontrukken, in strijd met den vrede der Pyrenaeün, Binnen eenige weken veroverden zijn legers onder T u-renne en Condé een groot deel der Spaansche Nederlanden. Maar plotseling werd, uit hoofde van de vrees van Johan de Witt (zie blz. 139) en zijn landgenooten voor de onmiddellijke nabuurschap van Frankrijk , gevoegd bij die van de beide overige mogendheden voor \'t evenwicht van Europa, door de bemoeiingen van den Engelschen gezant William Temple en van den raadpensionaris in 1668 de triple alliantie (het drievoudig verbond) te \'s Gravenhage tus-schen Engeland, Zweden en de Nederlanden gesloten. Nu dwong de alliantie Lodewijk XIV bij den vrede van Aken (zie blz. 125),
151
«den 2den Mei 1668, zich te vergenoegen met twaalf steden, groo-tendeels in die streek van Zuid-Nederland gelegen, welke later Fransch-Vlaanderen is genoemd.
Niet lang rustten de wapens. Lodewijk wilde zich, wegens het sluiten der alliantie, aanstonds op de Nederlanden wreken. Eerst wist hij Engeland aan \'t verbond te onttrekken: Karei II, loszinnig van aard, verbond zich tegen ruime beloften met hem. Ook Zweden viel van \'t verbond af en schaarde zich aan den kant van Frankrijk, terwijl verder met weinig moeite de keurvorst van Keulen en de bisschop van Munster, Bernhard van Galen, alsbondgenoo-ten werden gewonnen. Al wat de Vereenigde Nederlanden aan Frankrijks ontzaglijke strijdkrachten konden tegenstellen was een leger van slechts 21,000 man, de garnizoenen der vestingen, een krachtige vloot en hun bondgenootschap met Frederik Willem van Brandenburg (zie blz. 149). Na onder nietige voorwendsels den oorlog te hebben verklaard, trok Lodewijk zeifin 1672 met de door ■Condé en Turenne aangevoerde legermacht, omstreeks 120,000 man sterk, op de Nederlanden aan. Een aantal sterkten, op Nederlands grenzen gelegen, werd voetstoots ingenomen, Maastricht voorbijgetrokken, en bij het tolhuis te Lobith (in\'t z.o. van Gelderland op de grenzen) trok de koning zoo goed als onverhinderd over den Rijn. Willem i i i werd wel op starinden voet tot opperbevelhebber der Nederlandsche troepen aangesteld; maar op \'t eind van Juni waren Gelderland, Utrecht en eenige steden van Holland reeds in\'s vij-ands macht. Tegelijk werden Overijsel en Drente door den bisschop van Munster overweldigd, Groningen door hem belegerd.
In weerwil der drukkende overmacht bezweek de Republiek niet. Eerst doorstak men de dijken der rivieren en beveiligde daardoor Holland. Dan werd de moed door Rabenhaupts kloekmoedige verdediging van Groningen aangewakkerd, die in Aug. 1672 van Galen noodzaakte met de Keulsch-Munstersche legermacht af te trekken, terwijl in Dec. Koe vorden bij verrassing werd herwonnen. Hierbij kwam, dat de voorgenomen medewerking der Engelschen, die een landing op de kust van Holland zouden doen, achterwege bleef. De natuur zelve belette dit in Juli 1672 door een zeer hevigen storm uit het z.w. In 1673 behaalde de eenige de Ruiter, na andere overwinningen, bij Kijkduin (nabij de Helder) •een beslissende zege op de Engelsche en de Fransche vloot onder de admiraals prins Robbert en d\'Estrées. In \'t zelfde jaar sloten Leopold I, koning van Duitschland (1658 —1705), en Spanje, gelijk weldra het Duitsche rijk, zich bij de Nederlanden aan en noodzaakte Willem door een koene onderneming, de verovering van Bonn (aan den Rijn, ten z.o. van Keulen), Condé ons land te ontruimen. Alleen Maastricht, dat mede in 1673 voor de overmacht had moeten zwichten, bleef in handen der Franschen. In 1674 moest de koning van Engeland, door de bedreigingen van
152
\'t parlement verschrikt, vrede sluiten, terwijl Munster en Keulen dit voorbeeld volgden. In de Spaansche Nederlanden, waarheen de Franschen aanstonds na de ontruiming van ons land weken, streed Willem III met het vereenigde leger der Nederlanders, Spanjaarden en Duitschers in 1674 bij Senef (in\'tn.o. van Henegouwen) tegen Condé zonder beslissenden uitslag. Tevens verloren de Spanjaarden alle Zuid-Nederlandsche vestingen, op een vijftal na. Ook werd de oorlog nog naar de Middellandsche zee overgebracht, want Messina (in \'t n.o. van Sicilië), tegen Spanje in opstand, werd door Lodewijk XIV krachtdadig bijgestaan. Hierom zeilde de Ruiter in 1676 met de Nederlandsch-Spaansche vloot naar die wateren. Driemaal leverde men slag tegen den Franschen admiraal du Quesne: in de tweede ontmoeting, bij den Etna, zegepraalden de onzen, maar verloren den eersten vlootvoogd zijner eeuw.
Den roden Aug. 1678 sloten Frankrijk en de Nederlanden, zonder zich om hun bondgenooten te bekommeren, te Nijmegen den door de hoofdpartijen verlangden vrede. De Republiek, welker ondergang in \'t begin van den oorlog onvermijdelijk scheen, trad uit den strijd, zonder een enkel dorp te verliezen. Kort daarna moest Spanje, dat Franche-Comté en veertien steden in de Spaansche Nederlanden aan Lodewijk aistond, alsmede de overige bondgenooten insgelijks vrede sluiten.
§ 69.
De negenjarige oorlog van Lodewijk XIV tegen het verhond van Wc enen tot den vrede van Rijswijk, van 1688 iot 1697. -—De Spaansche erfopvolgingsoorlog tot den vrede van Utrecht en dien van Rastadt, van 1700 tot 1714.
Slechts één jaar na den oorlog veroorloofde Lodewijk zich op nieuw een geweldige inbreuk op het volkenrecht. Hij richtte n.1. reunions kamers bp, die hem verschillende steden in den Elzas, b. v. Straatsburg en andere, zooals Luxemburg, toewezen, welke hij dan snel met geweld in bezit nam. Toen hij verder in 1685, mede met goedvinden van de Main tenon, eerst zijn minnares en sedert dit jaar in \'t geheim zijn gemalin het edict van Nantes herriep en de protestanten door de wreedste middelen trachtte te dwingen , tot de Roomsch-katholieke kerk over te gaan, verlieten, naar de geloofwaardigste der uiteenloopende opgaven, 4 of 500,000 grootendeels bemiddelde en nijvere menschen Frankrijk en vestigden zich in de Nederlanden, in Engeland, in Brandenburg en elders. Thans vreesde al wat protestant was voor het overwicht van den
153
1
vervolger hunner geloofsgenooten en bracht de mstelooze tegenstander van den heerschzuchtigen vorst, Willem III, in 1686 te Augsburg een verbond tot stand, te Weenen bekrachtigd, tusschenden keizer, het grootste gedeelte van \'t Duitsche rijk en Spanje. Bij hen kwamen nog de Nederlanden, en in 1688 Engeland, waar Willem III (zie blz. 157) koning werd. Alzoo brak in 1688 de negenjarige oorlog los. Met afschuwelijke wreedheid verwoestten de Franschen de Palts en de overige Rijnstreken: Worms, Spiers en vele andere bloeiende steden en dorpen werden als vernietigd. Louvois toch had besloten, ter beveiliging der Fransche grenzen aan dien kant, het Rijndal in een woestijn te veranderen.
De kamp zelf greep echter hoofdzakelijk in Italië en in de Zuidelijke Nederlanden plaats. Hier bracht Luxembourg aan j Willem III, den aanvoerder van de troepen der bondgenooten , in 1692 bij Steenkerken (in \'t n. van het tegenwoordige Henegouwen, ten n.w. van Senef) en in 1693 tusschen Landen en Neerwinden (in \'t n.w. van het tegenwoordige Luik) een nederlaag toe, maar moest hem, hoewel geslagen, toch ontzien. Tevens werden Mons (Bergen), Namen en andere vestingen door den vijand ingenomen. Hoewel Lodewijk overal, behalve ter zee, met evenveel geluk streed, deden echter de uitputting zijns lands en nieuwe ontwerpen bij hem begeerte naar rust ontstaan. Daar ook de verbonden mogendheden niet veel kans hadden , den overmach-tigen vorst te bedwingen, werd in 1697 de vrede te Rijswijk (tusschen den Haag en Delft) gesloten. Lodewijk erkende Willem III als koning van Engeland, gaf den keizer alles, buiten den Elzas, en aan Spanje alle veroveringen, behalve twee-en-tachtig plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden, terug.
Lodewijk had zich gehaast, den negenjarigen oorlog ten einde te brengen, toen hij de kans gunstig begon te zien door \'t bezit van Spanje zijn invloed in Europa te vermeerderen. Karei II (zie blz. 150), de laatste koning van Spanje uit het huis Habsburg, afgeleefd vóór zijn tijd, scheen zijn einde nabij te zijn en was kinderloos. Behalve Lodewijk, die aan het grondwettig recht der dochters op de Spaansche kroon vasthield, ook omdat de koning van dit rijk de voorwaarden nopens de geldsom (zie blz. 144, 145) niet had vervuld, maakte ook keizer Leopold aanspraak op den Spaanschen troon. Bij den dood van Karei II, in 1700, vond men een testament, dat hertog Philips van Anjou (een landschap, ten z.o. van Bretagne), den tweeden zoon van den dauphin, tot eenigen erfgenaam der geheele Spaansche heerschappij verklaarde. Keizer Leopold greep dadelijk naar de wapens en vond weldra steun bij hetgroote of Haagsche verbond van 1701, met Engeland en de Nederlanden gesloten, bij hetwelk zich ook Pruisen (zie blz. 1581, het Duitsche rijk, Portugal en de hertog van Savoye voegden. Tevens had Leopold het geluk, den beroemden
154
Eugenius van Savoye, wiens diensten Lodewijk voorheen had versmaad, aan \'t hoofd zijner legers te kunnen stellen. De oorlog was nog nauwelijks begonnen, of de bondgenooten leden een zwaar verlies door \'t overlijden van Willem III, den igden Maart 1702.
De oorlog, die in Italië, Duitschland, de Zuidelijke Nederlanden en Spanje werd gevoerd, stortte Lodewijk van zijn hoogte neder. Terwijl het getal zijner uitstekende veldheeren was afgenomen, stond aan den kant der bondgenooten een rij groote mannen: John Churchill, graaf en daarna hertog van Marlborough (in Devonshire in \'tz. van Engeland); de beroemde raadpensionaris van Holland, Antonie Heinsius, en Eugenius van Savoye. Deze mannen noemt men, wegens hun gemeenschappelijke leiding der zaken, het driemanschap in dezen oorlog. Van den aanvang aan leden de Franschen de eene nederlaag na de andere, o.a. in 1704 bij Höchstadt (aan den Donau, in \'t w. van Beieren), waar Marlborough en Eugenius Marsin en Tallard beslissend sloegen. In Spanje stond het daarentegen slecht met de zaken van Leopolds tweeden zoon, aartshertog Karei, wien zijn vader Spanje toedacht. In den beginne maakte hij eenige vorderingen ; maar Madrid , eerst door hem genomen , ging weldra weer verloren, en niet vóór 1710 herkreeg hij het. Marlborough leverde in 1706 tegen Villeroi een slag bij Ramillies (in\'t z.o. van Zuid-Brabant) en behaalde er een zoo volledige zegepraal, dat Brabant, Vlaanderen en een deel van Henegouwen hem toevielen. Eugenius vernietigde in \'t zelfde jaar bij Turin een groot leger der vijanden, dat door la Feuillade en Marsin werd aangevoerd. Gezamenlijk versloegen de beide groote veldheeren Vendóme in 170S bij Oudenaarde (in Oost-Vlaanderen aan de Schelde) en Villars in 1709 bij Malplaquet (niet ver van Mons in Henegouwen). Hierop werden de Spaansche Nederlanden allengs geheel veroverd.
Inmiddels wendde zich Lodewijk XIV bij herhaling met aandrang tot Heinsius, ten einde , op hoe nadeelige voorwaarden ook, den vrede te verwerven. Doch daar de overwinnaars hun eischen al hooger stelden en, op hun beurt overmoedig, zoo ver gingen, dat zij eischten, dat de grijze koning zelf zijn kleinzoon uit Spanje zou verdrijven, werden de onderhandelingen afgebroken. Toen alzoo de gezichteinder voor Lodewijk met steeds dreigender wolken betrok, brachten twee onverwachte gebeurtenissen hem redding aan. De eene was de vroegtijdige dood van Leopolds opvolger en oudsten zoon jozef i (1705—1711), wien zijn eenige broeder, ka rel vi (17 ii—1740), als keizer opvolgde. Nu drongen de zeemogendheden, Engeland en de Nederlanden, er niet langer op aan, dat men den beheerscher van zooveel landen nog de Spaansche monarchie zou toevoegen. De andere was de
155
terugroeping van Marlborough en de val van het whig-niinisterie (zie biz. 157), waarvan hij de ziel was.
Dus nam de oorlog een einde en behield philips v (1701— 1746) bij den vrede van Utrecht (11 April 1713) Spanje en zijn bezittingen buiten Europa. De Nederlanders verwierven een voor-deelig handelsverdrag en de barrière (deze sinds 1715), die hun het recht gaf, om in Namen, Doornik en vijf andere vestingen, alsmede voor de helft in een achtste, bezetting te leggen. Frankrijk stond aan Engeland eenige landstreken in Noord-Amerika, Spanje Gibraltar af. Karei VI en het Duitsche rijk zetteden den oorlog nog een korte wijl voort, doch moesten dien in 1714 insgelijks eindigen, toen de vrede van Rastadt (in Baden, ten z.w. van Carlsruhe) den keizer de Zuidelijke Nederlanden, Napels, Milaan en \'t eiland Sardinië, als zijn deel der Spaansche nalatenschap , toekende. Door deze kostbare oorlogen en de aan \'t hof heerschende weelde was de bloei van Frankrijk verdwenen en het land met schulden overladen. Bovendien daalden zoowel \'s konings zoon, de dauphin, die hem moest zijn opgevolgd, als zijn zoon, de hertog van Bourgondie, en tevens de oudste zoon van dezen, de hertog van Bretagne, alle nog vóór den grijzen monarch ten grave, en de Maintenon (zie blz. 152) had op alles, wat hij deed, grooten invloed. Dus was Lodewijks ouderdom treurig een eenzaam. Hij stierf, na een lange regeering, den isten September 1715.
Engeland onaer de koningen uit het huis Stuart Karei II en Jakob II, alsmede onder Willem III van Oranje-Nassau, Anna uit het huis Stuart en de konittgen uit het Hannover sche huis George I en George II. — Van 1660 tot 1760.
De regeering van karel ii (1660—1685) beantwoordde niet aan de verwachting, die men bij zijn herstelling op den troon had opgevat. Nauwelijks had hij de kroon van Engeland eenige jaren gedragen, of de tweede zeeoorlog tusschen dit rijk en de Nederlanden, 1665—1667, ontstond. Deze oorlog is een dier merkwaardige zeeoorlogen, welke de zeventiende eeuw boven alle tijdperken der Oude en der Nieuwe geschiedenis onderscheiden. Naijver op den nog altijd grooteren handel en op de uitgebreider scheepvaart van Holland en Zeeland maakte hem voor de Engel-schen tot een nationalen strijd, en hun aanvallen en veroveringen
156
in andere werelddeelen gingen de oorlogsverklaring reeds een jaar vooraf. Ongelukkig was voor ons land \'tbegin: den i3den Juni 1665 leed de Nederlandsche vloot een zware nederlaag in den slag bij Lowesthoff (op de o. kust van Engeland, ten z. van Yarmouth), haar door den hertog van York toegebracht. Korten a ar sneuvelde; de opperbevelhebber, de luitenant admiraal Wassenaar van Obdam (zie blz. 149), vloog met zijn schip in de lucht; vele schepen werden genomen; lafhartigen namen de vlucht, en met moeite dekte men den terugtocht. In weinig weken — zoodanig was de veerkracht dier tijden — was de vloot hersteld en weder in zee. Eerst in \'t volgende jaar echter herstelde een schitterende overwinning den gekrenkten roem onzer zeemacht. Een geduchte vloot van meer dan 100 zeilen, met over de 21,000 koppen bemand, onder de Ruiters opperbevel, liep in \'t begin van Juni uit. Den nden raakte zij bij Foreland (ten n.o. van Dover) slaags met de Engelschen onder Monk (zie blz. 148), door Karei II tot hertog van Albemarle (in Normandie, ten z.w. van Amiëns) verheven; den i2den des morgens begon de strijd opnieuw; den i3den werd hij hervat en eerst op den r4den Juni 1665 beslist, toen de Engelschen de wijk namen. Zwaar gehavend, maar met 3000 gevangenen, onder welke de vice-admiraal Ayscue, en met zes veroverde schepen, keerde de Nederlandsche vloot naar onze havens terug. Deze vierdaagsche zeeslag is ook in de latere geschiedenis eenig gebleven, gelijk hij het in de vroegere was.
Minder gelukkig liep een volgend zeegevecht af, in Aug. van \'t zelfde jaar nabij Duinkerken (ten o. van Calais) geleverd. Hier moest de Ruiter wijken, maar door vriend en vijand bewonderd. Ongelukkig voor den staat gaf dit den Engelschen gelegenheid, 100 a 150 koopvaardijschepen in het Vlie (tusschen Vlieland en Terschelling) in brand te steken en een gedeelte van Terschelling te verwoesten. Dan de wraak toefde niet. In Juni 1667, toen de onderhandelingen reeds waren begonnen, drong de Hollandsche vloot onder de Ruiter, vergezeld door Cornelis de Witt, een broeder van Johan en gemachtigde der Staten-Generaal, de Theems binnen. De Engelsche vloot werd veroverd of verbrand, Engelands hoofdstad met schrik en angst vervuld. Deze vermaarde tocht naar Chat tam bespoedigde den vrede, die den 3isten Juli 1667 te Breda werd gesloten en aan elk liet, wat hij op\'t oogen-blik van het sluiten des vredes in bezit had. Zóó kwam toen Nieuw-Nederland (in \'t n.o. van Noord-Amerika), sinds New-York, aan Engeland, Suriname aan Nederland.
In 1671 trad in Engeland het beruchte ministerie op, dat doorgaans naar de eerste letters der namen van zijn vijf leden cabaalministerie wordt genoemd. Met den koning streefde dit kabinet bovenal naar de vestiging der onbeperkte koninklijke macht en naar de vernietiging
157
van \'t wettige gezag van \'t parlement. De oude verdeeldheid, op deze wijze op nieuw aangewakkerd, schiep nu de namen torys en whigs, waarvan de eerste de aanhangers van \'t hof, de tweede de partij van \'t parlement aanduidt. Nadat Kareis laatste levensjaren door tegenstand van \'t parlement, dat bij herhaling werd ontbonden, alsmede door samenzweringen en opstanden zeer waren verbitterd, stierf hij in 1685 als belijder van den katholieken godsdienst, dien hij gedurende zijn geheele regeering toegedaan was geweest, maar eerst in zijn laatste oogenblikken uitdrukkelijk beleed.
Niettegenstaande den afkeer, dien \'t parlement reeds vroeger van Kareis broeder, den katholieken hertog van York, aan den dag had gelegd, verzette het zich niet, nu hij onder den titel Jakob 11 (1685—1688) den troon besteeg. Maar luide gaf zich een algemeene ontevredenheid te kennen, toen hij in vele opzichten zijn bevoegdheid te buiten ging. Zoodra nu in 1688 de tijding kwam, dat er een prins van Wales (titel van den oudsten zoon des konings, als erfgenaam der Engelsche kroon), was geboren, wanhoopte elk aan een betere toekomst, indien Jakob en zijn huis bleven regeeren. Terstond verbreidde zich tevens een ongegrond gerucht, dat het kind was ondergeschoven. Hierop landde Willem III, echtgenoot van de oudste dochter van Jakob II, Maria, daartoe aangezet door vele aanzienlijke Engelschen, in Engeland en trok terstond naar Londen. Soldaten, officieren, burgers en edelen omstuwden hem, terwijl de van elk verlaten koning naar Frankrijk vlood.
In Februari 1689 kreeg de roemrijke omwenteling, gelijk de Engelschen haar noemen, haar beslag en werden willem iii (1689—1702) en Maria als koning en koningin van Engeland uitgeroepen. Tevens werd bepaald, dat, zoo beiden kinderloos mochten overlijden, Maria\'s zuster Anna de kroon zoude erven, hetgeen in 1702 plaats greep. Vruchteloos bleven de pogingen van Jakob II en zijn nakomelingen, de pretendenten, om de koninklijke waardigheid te herwinnen. Het bestuur van an na (1702—1714) was voor Engeland gewichtig door de vereeniging van dit rijk met Schotland, die metterdaad reeds sedert lang (zie blz. 146) had bestaan, maar in 1706 door \'t instellen van één parlement voor de beide deelen van Groot-Britannie geheel in werking kwam. Na Anna\'s dood kwam de kroon aan George L o d e w ij k, keurvorst van Hannover en achterkleinzoon van Jakob I, als koning george i (1714—1727) genoemd. Zijn voornaamste minister, die alles leidde, was Walpole, een man, die bovenal den vrede in Europa handhaafde, en ook onder het bewind van \'s konings zoon en opvolger george 11(1727—1760) aan \'t roer bleef.
158
Duilschlandonder den Halsburgschen keizer Leopold 1, van 1658 tot 1705, benevens de oorlogen tegen de Turken, van 1663 tot den vrede van Karlmuitz in 1699. — Pruisen wordt in iioo een koninkrijk onder het huis Hokenzollern. — De Neder-landen en de verheffingvan Willem III, van 1660 tot 1702.
Gedeeltelijk hebben wij boven (zie blz. 153) gezien, hoezeer het Westen van Duitschland door den oorlog leed, terwijl leopold 1 (1658 — 1705), die reeds vroeger als koning van Bohemen en Hongarije was gekroond, den rijkszetel bekleedde, en niet beter ging het in het Oosten. Hier toch ontstond in 1663 weder een langdurige oorlog met de Turken, die met een groot leger in Hongarije vielen. Na een zware nederlaag sloten zij in 1664 vrede. Doch doordien de Hongaren, tegen den keizer opgestaan, hun hulp inriepen, brak de oorlog in 1683 ten tweede male los. De grootvizier Kara MoestSpha begon dien met het aantasten van W e e n e n, dat hij twee maanden lang belegerde. Na de geduchte nederlaag bij die hoofdstad, hem in 1683 toegebracht door Karei V, hertog van Lotharingen, als bevelhebber van \'t keizerlijke leger, en door Joh an III Sobieski, koning van Polen, moest hij het beleg opbreken. Voortdurend kampte \'s keizers leger met geluk tegen de Turken, en Eu genius van Savoye (zie blz. 154) behaalde in 1697 de laatste, maar niet de minst schitterende zege bij Zenta (aan de Theiss, ten o. van Mohacz). De Porte, geheel uitgeput, sloot in 1699 den vrede van Kar luw itz (aan den Donau, ten n.w. van Belgrado), waarbij Leopold I zijn aanzienlijke veroveringen behield. — In 1692 verhief Leopold Hannover tot een keurvorstendom, waardoor het getal keurvorsten tot negen aangroeide.
De opvolger van Frederik Willem, keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen (zie blz. 149), was sinds 1688 zijn zoon frederik in, die keizer Leopold I overreedde, hem bij een verdrag van den i6den Nov. 1700, onder den titel frederik i (1700—1713), als koning van Pruisen te erkennen. Daarvoor nam hij de verplichting op zich, in den Spaanschen erfopvol-gingskrijg 10,000 man voor het rijksleger te leveren.
De geschiedenis der Nederlanden is grootendeels reeds in het bovenstaande opgenomen, zoodat zij hier nog slechts met enkele bijzonderheden behoeft te worden aangevuld. Nederland speelde, onder het raadpensionarisschap van de Witt, eenige jaren lang een der eerste rollen in de staatkunde van Europa. Toen en nog lang daarna was \'s Gravenhage het middelpunt van de onderhan-
159
delingen en overeenkomsten der staten van Europa. Onvermoeid was de Witt werkzaam voor de verheffing van den staat, van zijn zeemacht en handel, maar, in weerspraak met een groot deei der ingezetenen, even onverzettelijk in zijn afkeer van\'t huis van Oranje en van de bevordering van den jongen prins tot de waardigheden zijns vaders. Met de komst van Karei II tot den troon was de akte van seclusie (zieblz. 139) in 1660 vervallen verklaard. Het duurde slechts eenige jaren na de vernietiging van dat stuk door de staten van Holland, of dezelfde staten bezwoeren in 1667 een overeenkomst, bekend onder den naam eeuwig edict, waarbij het stadhouderschap in Holland werd afgeschaft en in de overige gewesten met het kapitein generaalschap der unie onvereenigbaar verklaard. Doch dat geschrift was niet bestand tegen den aandrang der aanhangers van Oranje, toen Lodewijk XIV zich tot den oorlog tegen de Republiek toerustte. Nog eer de vijandelijkheden aanvingen, werd Willem Hendrik, de zoon van Willem II (zie blz. 138), als kapitein-generaal der unie voor den op handen zijnden veldtocht aangesteld. Bij den snellen voortgang van den vijand wist de geestdrift van \'t volk de vernietiging van het eeuwig edict te bewerken, terwijl WILLEM m (1672—1702) ter zelfder tijd tot stadhouder eerst van Zeeland, toen van Holland werd benoemd.
In 1674 volgden Utrecht en Overijsel, in 1675 Gelderland dit voorbeeld. Friesland, Groningen en Drente hadden Hendrik Kasïmir II (1664—1696) als stadhouder. Geenszins tevreden met de behaalde zege, rustten de tegenstanders der de Witten niet, eer deze beide mannen ten val waren gebracht. Tevergeefs legde de raadpensionaris den 4den Aug. 1672 zijn ambt neder: de haat der verblinde volksmenigte kende geen grenzen. Een aanklacht van een lagen booswicht, Tichelaar, bracht Cornelis de Witt in de gevangenis. En toen J. de Witt zijn standvastigen broeder daar een bezoek bracht, had de zoo befaamde moord der beide broeders den 2osten Aug. plaats.
§ Ti-
Rusland onder de alleenheerschappij van Peter den grootc uit het huis der Romanows. — Van 1689 tot 1725.
In Rusland (zie blz. 103), welks vorst in 1547 den titel aannam, besteeg in 1613 een nieuw huis, dat der Romanows, den troon. De beroemdste van de vorsten uit dit huis is peter i de groote, die door zijn halfbroeder iwan als mederegent werd aangenomen en sedert 1682 gezamenlijk met hem onder het regentschap van Iwans zuster Sophia regeerde. Peter groeide
160
in het dorp Preobraschenskoi (nabij Moskau) op te midden van een menigte jonge Russen uit de eerste familien des lands, zonen van bojaren, en van een aantal vreemde gelukzoekers. Uit een paar honderd van hen stelde hij, ten einde aan zijn zucht voor wapenoefeningen te kunnen voldoen, een kleine compagnie samen, waarbij hij zichzelf tevens inlijfde en die later de kern van \'t leger werd. De steun dezer compagnie kwam Peter uitmuntend te stade, toen de slechte verstandhouding, waarin hij steeds met Sophia had geleefd, in 1689 in volslagen vijandschap oversloeg en hij meende dat Sophia het voornemen koesterde, alleen het bewind te voeren. Oogenblikkelijk nam hij zijn maatregelen. Sophia\'s regentschap werd opgeheven, zijzelve naar een nonnenklooster verwezen. Bij deze omwenteling van 1689 was onder de officieren, die hun degen ter beschikking van Peter stelden, een der eersten Lefort, iemand, die, van Genève afkomstig, een tijdlang in Nederlandschen en in Spaanschen krijgsdient was geweest en later officier werd bij het Russische leger. Weldra won hij in ruime mate de gunst van Peter, hoofdzakelijk omdat hij aan\'s vorsten drinkgelagen en ruwe uitspanningen ijverig deel nam en den czaar steeds getrouw bleef. Ofschoon Peter (1689—1725) thans de alleenheerschappij aanvaardde, voerde zijn broeder Iwan echter nog tot zijn dood in 1696 den titel van czaar.
Peters eerste zorg was, zij n krijgsmacht op den voet der Euro-peesche legers te brengen, waartoe nog slechts de grond was gelegd. Dan moest de vorming eener zeemacht volgen. Hij zag wel in, dat het zonder \'t bezit van kustlanden onmogelijk zou zijn, beschaving, handel en nijverheid in Rusland te bevorderen. Vermits de kust der Witte Zee de eenige was, die hem behoorde, richtte hij natuurlijk zijn blik naar de Oostzee en de Zwarte Zee. Daarom veroverde hij in 1696 de vesting Azow (in \'tn.o. aande zee van dien naam gelegen) op de Turken. Alzoo in \'t bezit van dezen sleutel der Zwarte Zee, was hij in 1697 op \'t punt, de beschaafde staten van Europa met eigen oogen te gaan aanschouwen , toen een samenzwering dit plan voorshands deed uitstellen. Deze samenzwering, door de lijfwacht der strelitzen uit bezorgdheid voor groote veranderingen, zoowel in \'t krijgswezen als anderszins, gesmeed, had ten doel, den czaar te vermoorden en zijn zoon A1 e x e i, in alle opzichten het tegenbeeld zijns vaders, onder voogdij van Sophia op den troon te plaatsen. Zij werd evenwel ontdekt en gestraft. Zelf nam Peter de samenge-zworenen in \'t huis van den staatsraad Sokownin gevangen. Nog in \'t zelfde jaar verliet hij zijn rijk en bezocht, zich onder \'tgevolg van een groot gezantschap zooveel mogelijk onbekend houdende, Holland en Engeland. Overal nam hij, die onze taal reeds vroeg in den omgang met vele Nederlanders had geleerd, de werkplaatsen der kunstenaars en handwerkslieden nauwkeurig
IGl
op en arbeidde zelfs als scheepstimmerman mede aan het bouwen van schepen een korten tijd te Zaandam , veel langer te Amsterdam , waar hij een fregat geheel hielp aftimmeren. Uit Holland stak hij naar Engeland over, doch keerde, op de tijding van een nieuwen opstand der strelitzen, naar Rusland terug. Hoewel deze opstand reeds vóór zijn aankomst in 1698 was bedwongen, doodde Peter, zelfs eigenhandig, de schuldigen met groote wreedheid en ontbond de geheele lijfwacht.
Thans zette de czaar zijn hervormingen voort, die, alle aan het buitenland ontleend, grootendeels op het stoffelijke waren gericht en met geweld werden ingevoerd. Na het tot stand brengen van een regelmatig leger volgde weldra het bouwen van oorlogschepen. Met geweld voerde Peter een nieuwe kleederdracht, die \'t meest op de Hongaarsche geleek, en het scheren van den baard in, van welke maatregelen alleen de geestelijken, de boeren en de Aziaten werden uitgezonderd. Het fabriekwezen, den berg- en den landbouw bevorderde hij ijverig. Enkele volksscholen werden opgericht en vreemdelingen, in eenig vak ervaren, aangespoord om hun talenten aan Ruslands belangen te wijden. In 1722 nam Peter den titel keizer aan, terwijl de senaat, het hoogste regee-ringscollegie in Rusland, hem in \'t zelfde jaar met den titel „vader des vaderlandsquot; vereerde. In een zeer onaangename betrekking stond Peter voortdurend tot zijn zoon AlexBi, wien de priesters aanhoudend tegen Peter opzetteden. Na een nieuwen ernstigen twist moest Alexëi eindelijk in 1718 plechtig afstand doen van de Russische kroon en werd door een buitengewoon gerechtshof, wegens verzet tegen zijn vader, ter dood veroordeeld, niet tegen denzin van Peter, die met zijn nieuwe inrichtingen meer was ingenomen, dan hij zijn zoon beminde. Twee dagen nadat het vonnis was geveld bezweek Alexsi in de gevangenis aan de gevolgen der martelingen van de pijnbank, die hij een paar malen had verduurd.
Zweden onder Karei XII, koning uit het huis Palts- Twecbruggen, en de Noordse he oorlog tot den vrede van Nijstadt, van 1697 tot 1721.
Gelijk Peter de groote in Rusland, zóó was in Zweden zijn tijdgenoot karel xii (1697—1718), een kleinzoon van Karei X Gustaaf, een man van zeer merkwaardige eigenschappen. Ongemeen eenvoudig in kleeding en levenswijze, buitengewoon dapper en tegen alle ontbering en inspanning bestand, wist hij te overwinnen; maar partij te trekken van de behaalde zege was zijn sterkste
quot;VVijxxe, Overzicht, 11de druk. 11
162
zijde niet. Door zijn eigenzinnigheid verloor Zweden den eersten rang onder de staten van \'t Noorden, en Rusland nam dien welhaast in. Nauwelijks had Karei den troon van Zweden beklommen, dat (zie blz. 149) de meeste kustlanden der Oostzee beheerschte, of Peter, begeerig naar \'t bezit dier kusten, verbond zich tegen hem met frederik iv van Denemarken en met Frederik Augustus I, keurvorst van Saksen en als Augustus II koning van Polen. Zóó ontstond de Noordsche oorlog, 1700 —1721. Dadelijk deed Karei een landing op Seeland en noodzaakte den koning van Denemarken in 1700, zich aan het verbond te onttrekken. Toen bracht hij in \'t zelfde jaar met een veel kleiner leger den over-machtigen Russen bij Narwa (in \'t n.o. van Esthland) een beslissende nederlaag toe. Zich vervolgens tegen zijn derden vijand wendende, verdreef hij Augustus uit Polen en dwong den Poolschen rijksdag, in 1704, Stanislaus Leszinsky, woywóde (d. i. eigenlijk aanvoerder in den oorlog, hier stedehouder) van Posen, als koning te verkiezen. Dan Karei rukte nu Saksen binnen, en Augustus bleef niets anders over, dan het aannemen van een nadeeligen vrede in 1706, waarbij hij Stanislaus erkende.
Gedurende dezen tijd had Peter Ingermannland, benevens een deel van Lijfland en Esthland veroverd. Niettegenstaande de groote bezwaren der moerassige streek stichtte hij in 1703, aan den mond der Newa, het later zeer vergroote en verfraaide Petersburg. Na op \'t Russisch grondgebied te zijn getrokken, wendde Karei zich naar de Ukraine [een landstreek aan de Midden-Dnieper, thans een deel van Klein-Rusland, dat onder de gouvernementen Pul-tawa. Kieuw en Tschernigow (ten n. van Kiew) is verdeeld], waar een buitengewoon strenge winter en groot gebrek de arme soldaten vreeselijk teisterden. Eindelijk vernietigde Peter in 1709 het Zweedsche leger geheelenal bij Pultawa (ten z.o. van Kiew). De koning van Zweden vluchtte overhaast naar Turkije, terwijl zijn vroegere vijanden hun verbond hernieuwden. Augustus heroverde Polen en verdreef Stanislaus; Peter voegde in 1710 zelfs Finland bij het vroeger in bezit genomene.
Door Karei aangespoord, stelde zich de sultan der Turken, ach-met in, in 1711 in beweging en sloot Peter bij de Pruth(een bijstroom van den Donau, thans ten deele de grensrivier van Bessarabië en Moldavië) zóó in, dat hem alleen de keuze overbleef tusschen verhongeren of zich overgeven. Maar Katharina, Peters gemalin, kocht den hebzuchtigen grootvizier om en bewerkte aldus een on verwachten vrede, waarbij Azow aan de Turken werd overgegeven. Vruchteloos zocht Karei de Turken tot vernieuwing van den strijd aan te sporen en verliet hun land eerst in 1714. Na zijn terugkomst in Zweden bevond hij, dat het getal zijner vijanden nog was vermeerderd, en zijn krijgsondernemingen werden met geen gunstigen uitslag meer bekroond. Hijzelf ging Fr ede-
163
1 rikshald (in \'t z.o. van Noorwegen aan zee) belegeren, doch werd 1 in 1718, niet door sluipmoord, maar door een kogel uit de vesting ? in een loopgraaf voor die stad dood geschoten. In den radeloozen ) toestand, waarin Zweden thans verkeerde, sloot het achtereen-\' volgens zeer nadeelige vredesverdragen met al zijn vijanden. Zóó behield Rusland bij den vrede van Nystadt (in \'t z.w. van Finland aan zee) in Sept. 1721, voor de geringe som van ƒ3,600,000, de schoone gewesten Lijfland , Esthland, Ingermannland, alsmede een deel van Karelie.
Frankrijk onder Lo dew ijk X V, koning uit het huis Bourbon, van
1715 tot 1774. — Pruisen onder de koningen uit \'het huis Hohenzollern Frederik Willem I eti Frederik II, van 1713 tot 1786. — De eerste Silezische oorlog, van 1740 tot 1742. — De oorzaken en het begin van den Oosten-rijkschen erfopvolgingsoorlog, van 1741 tot 1748.
Op Lodewijk XIV volgde zijn achterkleinzoon lodewijk xv (1715 —1774), voor wien Philips, hertog van Orleans, een zoon van een broeder van Lodewijk XIV, tot 1723 als regent optrad. Nadat de koning zelf, meer in naam dan inderdaad, de regeering had aanvaard en de regent was overleden, verkreeg F1 e u r y, weldra door den paus nog tot kardinaal benoemd, spoedig den meesten invloed. Sedert 1726 was hij metterdaad eerste minister, ofschoon niet in naam, daar Lodewijk op zijn raad dien titel had afgeschaft, en tot zijn dood in 1743 trachtte hij Frankrijks welvaart te bevorderen en den vrede van Europa in stand te houden. Door Walpole (zie blz. 157) bijgestaan, slaagde hij hierin naar wensch, hoewel het niet ontbrak aan aanleidende oorzaken tot gt; geschillen.
In Pruisen volgde op Frederik I (zie blz. 158) zijn zoon fre-■ DERiK Willem i (1713—1740), die, in weerwil van zijn eigenheden, b. v. zijn jacht maken op groote menschen voor het leger, : en van zijn somtijds te groote strengheid, toch een voortreffelijk regent was en zijn gebied vergrootte. In geen zaak stelde hij zooveel belang als in zijn troepen, zoodat hij zijn zcon, behalve ; een goed voorziene schatkist, ook een talrijk, wel geoefend leger naliet. Deze zoon is de beroemde frederik ii (1740—1786), een vorst van zeldzame talenten, wetenschappelijk gevormd en rusteloos werkzaam. Hij stelde zich tot levenstaak, Pruisen in de rij der mogendheden van den eersten rang te doen opnemen.
11*
164
Ook hij had in zijn jeugd de hardheid zijns vaders ondervonden, want toen die vader zijn ingenomenheid met het leger niet op den zoon kon doen overgaan, wien de studie der geschiedenis en het lezen van gedichten meer behaagden, behandelde hij hem zeer gestreng. Toen Frederik Willem zijn zoon vervolgens zelfs van de troonopvolging dacht uit te sluiten, vatte deze prins het voornemen op, naar zijn oom George II van Engeland (zie blz. 157) te vluchten. De koning ontdekte evenwel dit plan en liet van de beide in \'t geheim betrokken officieren den een, luitenant von Katte, te Küstrin (aan de Oder, ten n. van Frankfort) voor \'t venster van het gebouw, waar de prins gevangen zat, onthoofden. Frederik zelf werd door een krijgsraad ter dood veroordeeld; maar toen hij een tijdlang op de vesting had gezeten en verschillende invloedrijke personen zich zijner aantrokken, bedaarde de- toorn zijns vaders en werd hij in vrijheid gesteld. Van toen af vervulde Frederik zijn dienstplichten nauwgezet en legde veel welgevallen in \'t exerceeren en andere krijgsmansoefeningen aan den dag. Tot belooning schonk zijn vader hem het slot Rhijnsberg (ten n.w. van Berlijn), waar hij zich met onderscheiden mannen van verdienste aan de beoefening van kunsten en wetenschappen wijdde. Na zijn troonbeklimming betoonde hij zich groot door een wijs bestuur en door \'t bevorderen van handel, nijverheid, fabriekwezen, kunsten en wetenschappen, waardoor hij, ondanks zijn blinde ingenomenheid met Frankrijks taal en gewoonten, de genegenheid zijns volks en de bewondering van Europa verwierf.
In 1740 overleed Karei VI (zie blz. 155), zonder zonen na te laten. Vóór zijn dood had hij in de pragmatieke sanctie (letterlijke daadwerkelijke bekrachtiging, hier staatsverdrag), die hij zoowel den rijksstenden als aan buitenlandsche mogendheden ter onderteekening voorlegde , zich een waarborg zoeken te verschaffen voor de opvolging zijner dochter maria theresïa, de gemalin van Frans Stephitnns, hertog van Toskane, in de gezamenlijke Oostenrijksche erflanden. Nauwelijks was hij overleden, ol Frederik II liet Maria Theresïa (1740—1780) vragen, of zij zijn aanspraken op vier Silezische vorstendommen, die Oostenrijk reeds vóór geruimen tijd aan zich had getrokken, wilde erkennen, in welk geval hij beloofde de pragmatieke sanctie te handhaven, die zijn vader had onderteekend. Tegelijk rukte hij het onvoorbereide Silezië binnen en noodzaakte Maria Theresïa tot het afstaan van bijna geheel Opper- en Neder-Silezie, waarmede de eerste Silezische oorlog, 1740—1742, eindigde. Hiertoe werd zij gedwongen, doordien er inmiddels tegen haar een andere oorlog was ontstaan, de Oostenrijksche erfopvolgingsoorlog, 1741—1748. In strijd toch met de bepalingen der pragmatieke sanctie weigerde een deel der mogendheden van Europa, onder welke zich ook
165
:n gt; onderteekenaars dezer oorkonde bevonden, de aartshertogin Maria en Theresïa als erfgename der Oostenrijksche monarchie te erkennen. let De voornaamste dezer vijanden waren Karei Albrecht, keur-:er vorst van Beieren, Philips V van Spanje en Lodewijk XV van an Frankrijk. Alleen op de uitmuntende trouw en geestdrift der Hon-)rquot; garen, alsmede op de ondersteuning van Engeland en de Neder-7) landen kon Maria Theresïa rekenen.
de in
it- i
\'rquot; //eS vervolg van den Oostenrijkschen erfopvolgingsoorlog, van 1741 \'e_ tot den vrede van Aken in 1748. — De tweede Silezische oorlog in tot den vrede van Dresden, van 1744 tot 1745. —De zee-oorlog tusschen Engeland en Spanje, van 1739 tot 1748. — ^ De zevenjarige oorlog tot den vrede van Hubertsburg,
i- van 1756 tot 1763.
:n ;
U Binnen kort veroverde Karei Albrecht Praag en liet zich hier in \'gt; 1741 als koning van Bohemen en in 1742 te Frankfort aan de Main ,r als keizer karel vu (1742—1745) kronen. Maria Theresïa daar-a entegen veroverde geheel Beieren en oorloogrie voor \'t overige niet n ongelukkig. Dit maakte Frederik II bezorgd voor zijn onlangs verworven Silezie en deed den tweeden Silezischen oorlog, 1744— e 1745, uitbarsten, waarin Frederik meer dan één roemrijke zege-•7 praal behaalde. Zoo sloeg hij in 1745 den Oostenrijkschen bevel-y hebber Karei van Lotharingen een broeder van Frans Ste-:r pMnus, bij Hohenfriedberg (ten z.w. van Breslau). Nog in \'tzelfde jaar, waarin ook Karei VII overleed, eindigde de tweede n Silezische oorlog met den vrede van Dresden , waarbij Frederik II e Silezie behield en den inmiddels tot keizer verkozen echtgenoot van Maria Theresïa frans i (1745—1765) in deze waardigheid quot; i erkende.
3 De Oostenrijksche erfopvolgingsoorlog bepaalde zich gedurende 1 de laatste jaren grootendeels tot de Zuidelijke Nederlanden. Hier ; verloor het pragmatieke leger, uit Oostenrijkers, Engelschen en Nederlanders samengesteld, onder den hertog van Cumber-t land (het noordwestelijkste graafschap van Engeland) in 1745 \' den slag van Fontenai (in Henegouwen, bij de Schelde) tegen I de Franschen , die door Maurits van Saksen werden aange-! voerd en daarop schier de gansche Oostenrijksche Nederlanden veroverden. Gelijktijdig met dien over de erfopvolging werd een : andere oorlog, en wel ter zee, gevoerd tusschen Engeland en Spanje, 1739—1748, waaraan ook de wederzijdsche bondgenooten
160
deel namen. Maar in 1748 maakte de vrede van Aken, den iSden gil Oct. onderteekend, een einde aan de beide oorlogen, waarbij El Maria Theresïa bijna haar geheele erfenis behield. pi
Maria Theresïa evenwel kon het haar met geweld ontrukte O Silezie niet vergeten en berokkende Pruisen, dat wegens zijn al aanwas aan veelvuldigen nijd bloot stond, een oorlog met Oos- d( tenrijk, Frankrijk, augustus ui, koning van Polen en als olt; Frederik Augustus II keurvorst van Saksen,elizabeth, te Peters dochter en keizerin van Rusland (1741—1762), Zweden en k het Duitsche rijk. Den moedigen Frederik II stond schier alleen George II van Engeland ter zijde. Bijna elk jaar van dezen kampstrijd werd door geduchte veldslagen gekenmerkt. In 1757 opende Frederik den veldtocht met den slag bij Praag, waar hij J de Oostenrijkers onder Karei van Lotharingen en Browne versloeg; doch hijzelf werd kort daarop bij K oil in (ten o. van Praag aan de Elbe) door den Oostenrijker D a u n overwonnen. Intusschen werd Saksen bedreigd door een Fransch leger onder den prins de Soubise, vereenigd met de troepen van het Duitsche rijk onder den prins van Saksen-Hildburghausen (in Saksen-Meiningen-Hildburghausen, ten n. van Beieren). Deze legers trok Frederik snel te gemoet, en door een meesterlijke beweging, gevoegd bij de onstuimige dapperheid van Seydlitz, een generaal der ruiterij, behaalde hij in een veldslag van een paar uren bij Roszbach (ten z.w. van Merseburg) een schitterende zege op den driemaal sterkeren vijand. Welhaast verdreef hij de Oostenrijkers uit Silezie door den merkwaardigen veldslag bij Leuthen (ten w. van Breslau), waarin hij Karei van Lotharingen en Daun versloeg.
In 1759 wendde zich Frederik tegen de Russen, die Pruisen waren binnengerukt en het als een wingewest behandelden. Bij Kunersdorf (ten z. van Küstrin) raakte hij slaags met den Russischen veldheer Soltikow, met wien de Oostenrijker Lau-don zich had vereenigd, en zegepraalde, ondanks het ongunstige terrein, over den linkervleugel der Russen. Nu zette hij echter, tegen den raad van vele zijner generaals, met zijn door den marsch vermoeide soldaten den slag voort; doch door deze hardnekkigheid verkeerde de kans. Den koning werden twee paarden onder het lijf doodgeschoten, het Pruisische leger, gelijk nooit tevoren, geheelenal verslagen en tot een ongeregelde vlucht genoodzaakt. In \'t begin van 1761 was Frederiks toestand bijna hopeloos, terwijl Oostenrijk vasten voet had in Silezie en in Saksen. Zijn eigen legers waren grootendeels ongeoefend en zijn kas uitgeput, en Engeland betaalde geen onder-standsgelden meer. Dus scheen het, dat één veldtocht Pruisen ten slotte den doodelijken slag zou toebrengen; maar onverwachts kwam er uitredding, evenals dit in den Spaanschen erfopvol-
167
en gingsoorlog met Lodewijk XIV had plaats gegrepen (zie blz. 154). bij Elizabeth van Rusland overleed in 1762, en haar opvolger, peter in, was een vurig bewonderaar van Frederik den groote. te Op \'t onbaatzuchtigst sloot hij aanstonds vrede en gaf aan Pruisen jn alle veroveringen terug. Zweden volgde dit voorbeeld. Dewijl ook \'s- de overige mogendheden alle evenzeer naar het einde van den Is oorlog haakten, werd in Febr. 1763 te ffiiberisburg (een jachtslot, t, ten z.o. van Leipzig) de vrede geteekend, waardoor ieder weder-n kreeg hetgeen hij voor den zevenjarigen oorlog had gehad.
n
7 § 76.
J De zeeoorlog tusschen Frankrijk en Engeland, geëindigd met den j vrede van Parijs van 1756 tot 1763. — Portugal onder de verdere koningen uit het huis Braganza en het bestuur van Pom-bal, van 1750 tot 1777. — Jozef II, koning van Duitschland uit het huis Lotharingen of Habsburg-Lotharingen, en zijn hervormingen, van 1780 tot 1790.
Gelijktijdig met den zevenjarigen oorlog ontstond er tusschen Frankrijk en Engeland een zeeoorlog, 1756—1763, waarin Frankrijk door Spanje, Engeland door Portugal werd bijgestaan. Deze oorlog, die grootendeels ten nadeele van Frankrijk werd gevoerd, eindigde in 1763 met den vrede van Parijs, waarbij Frankrijk en Spanje vele van hun buitenlandsche bezittingen verloren.
In weerwil van de vele betrekkingen, waarin Portugal stond tot de Engelschen, een verlicht en nijver volk, bleef het in onkunde en traagheid kwijnen en kwam onder de koningen uit het huis Braganza (zie blz. 141) niet weder tot zijn vorigen bloei. Koning jozef emanuel (1750—1777) het bewind geheel over aan zijn minister Se bast ia an Jozef van C ar valho , meest bekend onder den titel markies Pombal (ten z. van Coimbra). Hij bezat den wil en de kracht, om de noodzakelijke hervormingen in het land in te voeren; doch, gelijk krachtige karakters meestal, was hij driftig en voortvarend, en hierdoor niet altijd gematigd en rechtvaardig. In eens wilde hij misbruiken afschaffen, en door hun van oudsher bestaande voorrechten aan te tasten kwetste hij zoowel den adel als de geestelijken, vooral de Jezuïten. Toen nu de laatsten de aardbeving, die in Nov. 1755 bijna geheel Lissabon verwoestte, als een gevolg van Gods toorn over den minister voorstelden, zette zich bij Pombal een diepe afkeer van deze orde. Na eerst hun invloed aanmerkelijk te hebben beperkt, bracht hij hun eindelijk den laatsten slag toe door de orde in 1759 in geheel Portugal op te heffen. Dit voorbeeld werd weldra door Frankrijk,
108
Spanje en andere landen gevolgd, en in 1778 hief paus Clemens XIV (vroeger Ganganelli geheeten) de orde der Jezuïten eindelijk plechtstatig op.
Na den dood van Frans I (zie blz. 165) werd zijn zoon jozef 11 (1765—1790) keizer en in de Oostenrijksche erflanden mederegent van Maria Theresïa, hoewel hij desniettemin in dezelfde ondergeschikte betrekking tot zijn moeder bleef, als waarin zijn vader had gestaan. Maria Theresïa overleed in 1780, en Jozef II werd alleenheerscher. Met hem kreeg het huis Lotharingen of Habshurg-Lotharingeti de regeering over de Oostenrijksche landen in handen. Ijverig en wijsgeerig, legde hij zich zeer op de verbetering van de binnenlandsche aangelegenheden zijner staten toe; doch te ongeduldig wilde hij alles, wat hij ontwierp, ook terstond verwezenlijkt zien. Aan elke sekte kende hij vrijheid van godsdienstoefening en gelijkheid in \'t burgerlijke toe; een menigte kloosters hief hij op en schafte de lijfeigenschap af. Daar ook de handel alleszins een voorwerp zijner zorgen was, wenschte hij de Schelde ten behoeve der Oostenrijksche Nederlanden te openen. Toen de Republiek der Nederlanden zich, krachtens de bepalingen van den Westphaalschen vrede, hiertegen verzette, beproefden een paar Oostenrijksche schepen het, om, zonder tol te betalen, de Schelde af te varen. Ofschoon deze poging mislukte, moest de Republiek, weerloos gelijk zij was, \'t behoud van haar recht met ƒ 9,500,000 betalen. De minste goedkeuring vonden \'s keizers maatregelen in de Zuidelijke Nederlanden. Hier deden zijn hervormingen in 17S8 een gevaarlijk oproer uitbreken, dat zijn opvolger eerst stilde door aan de eischen der opstandelingen toe te geven.
§ li-
De oorlog voor de onaf hankelijkheid vaii de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, geëindigd met den vrede van Versailles, van
1775 /lt;7/ i783.— George Washington en Benjamin Franklin.— De Republiek der dertien Vereenigde Staten.
Na den vrede van Parijs (zie blz 167), toen Engelands staatsschulden tot een hoog bedrag waren aangegroeid, besloot het Engelsche ministerie onder george iii (1760—1820, zie blz. 157) de inkomsten van den staat te vermeerderen door Amerika mede in de belastingen te doen deelen en ging des te eerder tot dien maatregel over, omdat de zeeoorlog, ten deele in KanSda gevoerd, naar het beweerde, in \'t belang van Noord-Amerika was ondernomen. In dit werelddeel waren onder Elizabeth en Jakob I menigvuldige koloniën aangelegd, die door\'t ver-
169
volgen der niet-episcopalen in \'t moederland later aanmerkelijk waren toegenomen. Onder meer stichtte de vrome kwaker William Penn in 1681 den staat Pennsylvanie, met de hoofdstad Philadelphia. Zoodra het ministerie in 1674 in Amerika eenige handelsartikels met inkomende rechten begon te belasten, openbaarde zich hier een algemeene ontevredenheid, vermits de vrijheidlievende Amerikanen gewoon waren zeiven zich belastingen op te leggen en wetten te geven. Inzonderheid betwistten deze volkplanters het Engelsche parlement, waarin geen Amerikaan zitting had en dat zij dus niet als hun vertegenwoordiging erkenden, het recht om hen te belastten. Desniettemin werden thee, glas, papier en verfstoffen belast, wanneer men deze waren uit Groot-Britannië in Amerika invoerde. Het hevige misnoegen hierover, gevoegd bij de schade, die Engelands handel er door leed, bewoog den minister al deze belastingen weer in te trekken, uitgezonderd die op de thee. Toen vervolgens een aantal Engelsche schepen met thee in 1773 de haven van Boston (in Massachusetts) waren bin-nengeloopen, bestegen eenige gewapenden, als Indianen verkleed , de vaartuigen en wierpen de geheele lading, groot 342 kisten, over boord, \'t Sluiten van de haven van Boston was de straf.
Het vuur was ontstoken: de afgevaardigden der Amerikaansche provinciën kwamen den 4den Sept. 1774 te Philadelphia bijeen, en \'t congres werd geopend. De eerste schrede dezer vergadering was het volledig staken van alle handelsverkeer met Engeland. Spoedig volgde de toerusting tot den oorlog, 1775—1783. In 1776 verklaarden zich de dertien staten onafhankelijk. Destijds bezat Amerika twee groote en edele mannen, george Washington en benjamin franklin. Washington was eerst afgevaardigde bij het congres en werd nu tot opperbevelhebber van \'t Amerikaansche leger benoemd. Hij aanvaardde dien post en kwam met beradenheid de velerlei bezwaren te boven, doordien hij uitnemend partij wist te trekken van Amerika\'s grondsgesteldheid. Franklin, een man uit den nijveren burgerstand, tot boekdrukker opgeleid, en jaren lang als drukker en schrijver werkzaam, bekleedde later allengs de aanzienlijkste ambten, werd alom bekend door \'t uitvinden van den bliksemafleider en vuurde met mond en pen zijn landgenooten aan, om hun zelfstandigheid te handhaven. Als afgevaardigde van \'t congres te Parijs bewerkte hij in 1778 een verbond met Frankrijk, welke natie reeds door de hulp van la Fayette, die tegen den zin van\'t hof in stilte naar de kampplaats vertrok, en van anderen groote belangstelling in Amerika had betoond. In 1780 groeide het getal van Engelands vijanden, waartoe ook Spanje behoorde, met nog een, n.1. de Nederlanden, aan; maar die vermeerdering strekte Engeland zeer tot voordeel. Het eiland St. Eustatïus, een Ne-derlandsche bezitting (een van de eilanden boven den wind in de
170
Caraïbische zee), was vooral de stapelplaats voor den toevoer aan het opgestane Amerika. Om deze en andere redenen verklaarde Engeland ook aan de Republiek den oorlog. Verscheidene koloniën der Republiek in West-Indie vielen den Engelschen nu in handen; doch de zeeslag bij D o g g e r s b a n k (in de Noordzee, ten o. van Engeland) in 1781 tusschen Parker en Zoutman bleef onbeslist. De vrede werd in Jan 1783 te Versailles (ten z.w. van Parijs) gesloten, en Groot-Britannië erkende de onafhankelijkheid der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. De Nederlanden moesten in 1784 aan Engeland Negapatnam (op de kust van Madras, tegenover Ceylon) afstaan, waarvoor zij de overige verloren ge-gane bezittingen terug erlangden.
De stichter van de onafhankelijkheid der dertien Vereenigde Staten van Noord-Amerika werd ook haar bevestiger: van 1789 tot 1797 bekleedde hij als president van \'t congres de hoogste waardigheid des lands, waarop hij, na \'t genieten eener korte rust, in 1799 overleed. Engeland vond voor \'t verlies zijner volkplantingen in Amerika vergoeding in Oost-Indie, waar het op de puinhoopen van de heerschappij der Mongolen en der Franschen een uitgebreid gebied had gevestigd en dit meer en meer vergrootte.
Rusland onder Peter ITT en Kathar\'ina //, van 1762 tot
1796. — Stanislaus Poniatowski, koning vari Polen van 1764 tot 1795. — De eerste, de tweede en de derde deeling van Polen in 1773, 1793 en 1795. — Russisch-Turksche oorlogen, van 1769 tot 1774 en van 1787 tot den vrede van /assy in 1792.
Peter iii verloor binnen kort de pas verworven kroon (zie blz. 167): nog in \'t zelfde jaar, waarin zijn regeering begon, liet zijn gemalin Katharina hem gevangen nemen, cn kort daarna werd hij vermoord. Te ontkennen is het niet, dat katharina ii (1762—1796) Rusland tot een der hoofdmogendheden van Europa verhief, gelijk Peter I het in de rij der Europeesche staten had geplaatst. Door Frederik II ondersteund, dwong zij, door middel van een groot aantal troepen, den Poolschen rijksdag, stanislaus poniatowski, een harer vroogere gunstelingen, als koning (1764—1795) te verkiezen. Sedert dit tijdstip was eigenlijk de Russische gezant te Warschau koning. Vele Polen, over zulk een smaad vergramd, sloten in 1768 onderling een verbintenis {confoe-deratie) en vatteden de wapens op tegen de Russische legers, die
171
in Polen stonden. Turkije verleende hun krachtigen bijstand en verklaarde Rusland den oorlog, 1769—1774, welke zeer rampspoedig voor de Porte afliep. Gedurende dien oorlog had in 1773 de eerste deeling van Polen plaats, waarbij Rusland, Pruisen en Oostenrijk zich elk een groot deel van dien staat toekenden en hem met geweld in bezit namen.
Nogmaals verklaarde de Porte, de vele smadelijke verliezen betreurende, aan Rusland, dat door Jozef II als bondgenoot werd bijgestaan, den oorlog, 17S7—1792. Aan \'t hoofd der Russische troepen stond Gregorïus Potemkin, wegens zijn buitengewoon geluk merkwaardig, van gewoon ruiter tot oppermachtig minister en gebieder zijner keizerin opgeklommen en met den eerenaam de Taurier vereerd, dewijl hij het opperbestuur bekwam over de in 1783 door Turkije afgestane Krim of Taurië. Niet minder noodlottig dan de vorige was ook deze oorlog voor de Turken, die in 1792 bij den vrede van Jassy (in Moldavië nabij de Pruth) Ruslands gebied aan de Zwarte Zee met dat van Oczakow (aan de Zwarte zee, ten w. van den mond der Dniester) tot de Dniester moesten zien vergrooten.
Intusschen had de partij der vrijheidlievende Polen niet stil gezeten, maar het Russische leger in 1790 gedwongen hun grondgebied te ontruimen. Doch haar legers, grootendeels aangevoerd door thaddaeus kosciuszko, een der edelste Polen, die voorheen onder Washington had gediend, waren op verre na niet bestand tegen de Russen en de met hen verbonden Pruisen. Daarom volgde in 1793 een besluit van Rusland en Pruisen, waarbij een tweede deeling van Polen noodzakelijk werd verklaard, zoodat de beide genoemde staten elk wederom een deel van Polen in bezit namen. Thans verhieven zich de kampvechters voor de onafhankelijkheid huns lands nog eenmaal met de kracht der wanhoop uit het stof der verdrukking. In de lente van 1794 stak men de vaan der onafhankelijkheid op, en een kleine zege van Kosciuszko ontvlamde aller gemoederen zoozeer, dat men de Russische troepen snel uit Warschau verjoeg, hetwelk zij bezet hielden. Maar dit blijde begin wisselde spoedig af met een treurig einde. Pruisen, Rusland en Oostenrijk zonden talrijke troepen. Kociuszko werd den loden Oct. 1794 door den Rus Fersen bij Maciejowice (ten z.o. van Warschau aan de Weichsel)geslagen en gevangen genomen. Vervolgens werd het geheele land onderworpen, en Stanislaus kreeg in 1795 van zijn beschermster bevel, de kroon neer te leggen. Van nu aan bestond er geen Polen meer: de drie mogendheden gingen in \'t zelfde jaar tot de derde deeling over. Kort hierna stierf de voornaamste bewerkster van Polens ondergang, Katharina II, door heerscherstalenten uitstekend, doch in haar bijzonder leven berispelijk. Haar zoon, Paul 1 (1796—1801), volgde haar op.
172
De Nederlanden sedert den dood van Willem III tot de komst
der Pruisen. — Willem IV, de gouvernante en Willem V. — Van 1702 tot 1787.
Na den dood van Willem III (zie blz. 154,157 en 159) in 1702 begon in de Nederlanden voor de meeste provinciën het tweede stadhouderlooze tijdperk. In Friesland en Groningen had men echter sedert 1696 Johan Willem Friso als stadhouder, die in 1711 aan den Moerdijk (tusschen Willemstad en Geertruidenberg) verdronk. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Willem Karei Hendrik Friso, eerst in Friesland a\'leen, in 1718 ook in Groningen, in 1722 in Gelderland en in Drente. Sedert den dood van den raadpensionaris Heinsius (zie blz. 154), in 1720 , was het hoofdstreven der Republiek, zich veilig wanende achter haar barrière, zooveel mogelijk het deelnemen aan oorlogen en alle botsing te vermijden. Uit zucht naar rust spruit werkeloosheid, werkeloosheid baart minachting. Welhaast onderhandelden de Europeesche mogendheden, geheel anders dan vroeger, zonder ons, ja zelfs niet zelden tegen onze belangen. Toen ons land in den Oosten-rijschen erfopvolgingsoorlog Maria Theresia\'s partij koos, deed Lodewijk XV in 1745 een inval op \'t grondgebied der Republiek en veroverden de Franschen in 1747 Bergen-op-Zoom (in Noord-Brabant). Intusschen had dit nijpend gevaar de stadhouderlijke partij ten prikkel verstrekt, om Willem Karei Hendrik Friso, van nu aan gewoonlijk willem iv (1747—1751) geheeten, nog tot stadhouder van Holland, van Zeeland, van Utrecht en van Over-ijsel, alsmede tot kapitein-admiraal-generaal der unie te doen verheffen. Hij was geen nakomeling van Willem III, maar toch zijn erfgenaam, vermits deze vorst zijn rechten aan den vader van Willem IV had vermaakt. Weldra verklaarde men alle waardigheden , waarmede de nieuwe stadhouder was bekleed, erfelijk in zijn nakomelingschap, ook in de vrouwelijke linie. Dit gebeurde mede met het opperdirecteur-gouverneurschap V3.i\\ O. en W. Indië, den prins door de beide compagniën opgedragen.
Willems bedieningen gingen over op zijn nog jongen zoon willem v, voor wien de weduwe van Willem IV, an na, als gouvernante het regentschap bekleedde. Zij werd in deze moeie-lijke taak bijgestaan door hertog L o d e w ij k van B r u n s w ij k-Wolfenbuttel, die den prins als kapitein-generaal vertegenwoordigde. Onder haar bestuur en onder dat van Wolfenbuttel, die sedert Anna\'s dood, in 1759, alleen de voogdij waarnam, werd de sinds lang bestaande klove tusschen de staatsgezinden,
173
welke zich thans bovendien als Franschgezinde partij deden gelden, en de andere, nu Engelschgezinde, partij steeds wijder.
In 1766 aanvaardde willem v(i766—1795, overleden 1806) de waardigheden van zijn vader. Sinds den oorlog, voor de onafhankelijkheid der Vereenigde Staten van Noord-Atnerika gevoerd (zie blz. 168), vernieuwde zich onder onze voorvaderen de oude verdeeldheid onder nieuwe namen. De oorlog met Engeland was van onze zijde roemloos gevoerd: de slag bij de Doggersbank (zie blz. 170) was genoegzaam het eenige feit van beteekenis geweest. Honderden koopvaarders waren den vijand in handen gevallen. Den stadhouder, als kapitein-generaal-admiraal, beschouwde men als de oorzaak van de werkeloosheid onzer zeemacht. En meer en meer herleefden de oude partijschappen, die van de staatsgezinden of Loevesteinsche factie, nu patriotten of met verachting keezen, en die van de voorstanders van den stadhouder, nu gewoonlijk prins lui, of in platte taal Oranjeklanten, Ora7ijekraaiers genoemd. De onaangename bejegening, die Willem V voortdurend van den kant der staten van Holland ondervond, noopte hem zich voorloopig naar Gelderland te begeven.
Voorboden van een burgeroorlog schenen te zijn, dat men zich in alle steden vlijtig in den wapenhandel oefende en er in Holland een paar vliegende legertjes, uit patriotten bestaande, werden opgericht. Zelfs had reeds hier en daar bloed gestroomd, toen in 1787 Willems gemalin op de grenzen van Holland, bij ^ Goejan-verwellesluis (ten o; van Gouda), door de commissie van defensie werd verzocht* haar reis naar Holland te staken en haar broeder frederik willem ii, koning van Pruisen en opvolger van Frederik II, hierin een gewenschte aanleiding vindende, dit als een hoon opnam en voldoening vorderde. Kort daarna zond hij een leger onder Karei Ferdinand, regeerend hertog van Brunswijk-Wolfenbuttel, naar deze gewesten, hetwelk den stadhouder in zijn gezag herstelde en vele patriotten uit den lande deed wijken. Een vreemde mogendheid, Pruisen, had de stad-houdersgezinden doen zegevieren en deze zegepraal de verbanning der patriotten ten gevolge gehad. De wederwerking bleef niet achter. Acht jaren later keerden de verbannen patriotten weder, op hun beurt door een vreemde mogendheid, door Frankrijk, geleid, en door haar ondergang bezegelde de Republiek de oude spreuk; eendracht maakt macht, tweedracht verstrooit.
174
DERDE TIJDVAK.
YAK HET BEGIN DER EERSTE FRANSCHE OMWENTELING TOT DEN AANVANG DER NIEUWSTE GESCHIEDENIS. — VAN 1789 TOT 1815.
§ 8o.
Frankrijk sedert het begin der eerste omwenteling of de opening der constitueerende nationale vergadering tot de eerste zitting der wetgevende vergadering. — Van 17S9 tot 1791, 1 Oct.
Zeer ellendig wa\'s in Frankrijk de toestand der financien, waartoe Lodewijk XIV door zijn zucht tot pracht en zijn vele oorlogen den grond had gelegd en die later door de spilzucht en de zedeloosheid van \'t hof van Lodewijk XV, gelijk mede door een slecht beheer, buitengemeen was verergerd. De zware schuldenlast was voor den burgerstand des te drukkender, dewijl de bevoorrechte standen, adel en geestelijkheid, bijna niets tot de behoeften van den staat bijdroegen. Op Lodewijk XV (zie blz. 163) volgde zijn kleinzoon lodewijk xvi (1774—1792), zeer achtenswaardig als mensch, maar als regent wankelmoedig en in buitengewone tijden te zwak, gehuwd met een dochter van Maria Theresïa, Maria Antoinette, welke na 1789 bij het meeren-deel der Franschen gehaat was. Wel begon hij zijn regeering met menige heilrijke hervorming; doch de ontzaglijke schuldenlast groeide nog steeds aan, en alom openbaarden zich verwarring en oneenigheid.
Hierdoor zag zich Lodewijk XVI gedrongen, in 1788 den door \'t volk beminden N e c k e r als controleur-generaal het beheer der financien op te dragen en op zijn raad de alge-meene staten bijeen te roepen. De koning opende de vergadering, die uit 300 adellijken, 300 geestelijken en 600 leden van den derden of burgerstand bestond en te Versailles bijeenkwam. Ten gevolge van oneenigheden, die zich weldra openbaarden, verklaarde de derde stand zich den i7denjuni 1789 tot constitueerende nationale vergadering en legde een paar dagen later in een kaatsbaan te Versailles den eed af, niet te zullen uiteengaan, voordat Frankrijk een nieuwe staatsregeling had bekomen. Welhaast kwam het tot gewelddadige tooneelen. Door het samentrekken van een leger in de omstreken van Parijs en door het ontslag van Necker, gevolgd door zijn verbanning, was de gisting onder \'tvolk tot een gevaarlijke hoogte geklommen. Daarom werd er een nationale garde of burgermilitie opgericht, waarover la Fayette (zie blz. 169) weldra het bevel kreeg. Den i4den Juli 1789, eer nog die krijgsmacht goed was geregeld, bestormde en sloopte een opgewonden volkshoop, die zich met geweld van geweren had voor-
175
zien, de bastille, een kasteel te Parijs, berucht als een staatsgevangenis, dikwijls ter beschikking van de grilligste willekeur.
Nu weken velen van \'thof en van den adel uit, o.a. de jongste broeder des konings, de graaf van Artois, terwijl de nationale vergadering, waarin de graaf de Mirabeau door zijn welsprekendheid en andere talenten zich onderscheidde, haar hervormingswerk begon en zich binnen kort naar Parijs verplaatste. Zij hief alle voorrechten des adels op, voerde gelijkheid van belastingen voor alle standen in en verklaarde alle burgers evenzeer gerechtigd om staatsambten te bekleeden. Vervolgens ontnam zij de geestelijkheid de tienden en trok zoowel haar goederen als die des konings, benevens de kloosters, in. Op deze bezittingen, thans een eigendom des volks, gaf men assignaten, aanwijzingen op den staat, af, die door hun overgroot getal spoedig alle waarde verloren. Dit papieren geld heette assignaten, omdat deze stukken inderdaad aanwijzingen waren op de waarde dier ingetrokken onroerende goederen en, zooals men zich voorstelde, later bij den verkoop dier goederen als baar geld zouden worden aangenomen. Om de eenheid van Frankrijk te vestigen en zooveel mogelijk de sporen van \'t provincialisme uit te wisschen werd ten laatste Frankrijk in 83 (thans 86) departementen verdeeld. Meer en meer ontaardden de edele beginselen van \'t begin der omwenteling en verviel de zaak der natie in de willekeur van een teugelloos grauw.
In de nieuwe vergaderzaal, nabij de Tuilerien gelegen, namen de afgevaardigden der volkspartij plaats ter linkerzijde van het gestoelte van den president, hun tegenstanders ter rechterzijde. De hevigsten der, linkerzijde namen de hoogste banken in en werden deswege de hergpartij genoemd. Op de hoogste plaats van den berg zat Robespierre, afgevaardigde van Atrecht (zie blz. 133). Op de galerijen bevond zich het gepeupel, dat niet zelden door een oorverdoovend gedruisch en geschreeuw een gebiedenden invloed op de vergadering oefende. Dit grauw zelf werd bestuurd door den klub der Jakohijnen, een staatkundige vereeniging van onstuimige volksmannen, tot welke zelfs Lodewijk Philips, hertog van Orléans, een achterkleinzoon van den regent (zie blz. 163), behoorde, die weldra uit eigen beweging den naam „Égalitéquot; (gelijkheid) aannam. Te midden van den stroom der omwenteling speelde de koning, wien men niet eens de uitoefening zijner uitermate besnoeide rechten toestond, een beklagenswaardige rol. Daarom ontvlood hij in 1791 met zijn familie de hoofdstad, in de richting van Luxemburg; doch te Varennes (ten o. van Rheims) werd hij aangehouden en met de overigen als gevangene naar Parijs teruggebracht. Wel behield hij zijn waardigheid; maar al zijn gezag was verlamd. In Sept. was eindelijk de nieuwe of eerste staatsregeling voltooid, en de vergadering ging uiteen.
Frankrijk sinds de opening der wetgevende vergadering. — JDe natiotiale conventie. — De oorlog van Oostenrijk en Pruisen tegen de Fransche Republiek in 1795. — Voortgang der omwenteling, terdoodbrenging van Lodewijk XVI en het schrikbewind. — Van den isten Oct. 1791 tot in 1794.
De vergadering, die den isten October 1791 haar eerste zitting hield, heette de wetgevende en bevatte, behalve gematigden en Jakobijnen, de partij der Girondisten, die, meestal afkomstig uit het departement der Gironde (d. i. van de Garonne, vereenigd met de Dordogne), met de Jakobijnen naar \'t omverwerpen der monarchie en \'t oprichten eener Republiek streefden, maar hierbij met eenige matiging te werk gingen, terwijl de eigenlijke Jakobijnen de buitensporigste eischen deden en zich op de laagste wijze deden gelden. Intusschen stroomden steeds nieuwe scharen emigranten, uitgewekenen, over de grenzen, inzonderheid naar Coblents, die begeerig waren naar een kamp met het Jakobinisme en ook bij buitenlandsche hoven gehoor vonden. Immers F r e d e r i k Willem II (zie blz. 173) en FRANS 11, koning van Duitschland (1792—1806, overleden 1835), sloten in 1792 een verdedigingsver bond. In Frankrijk, waar de hoofden der partijen zeiven den oorlog wenschten, moest Lodewijk XVI, zichzelven geweld aandoende, Frans II den oorlog verklaren.
Ten einde hun doel, de afzetting des konings, met den meesten spoed te bereiken, bewerkten de Jakobijnen den roden Aug. een aanval van \'t gemeen op \'t paleis, nadat \'s konings standvastigheid, bij een vroegere bezending van \'t laagste gepeupel, de booze bedoelingen der aanhitsers van de heffe des volks had verijdeld. Thans zocht de koning met zijn familie steun bij de wetgevende vergadering. Maar in plaats van hem dien te verleenen, hield men hem gevangen, ontnam hem zijn waardigheid en zette hem en de zijnen gevangen in den tcmpeltoren, een gebouw der voormalige tempeliers. Bij de Tuileriën boetten vele manschappen der Zwitsersche lijfwacht met hun leven voor hun trouw. Zóó geraakte \'t gezag al meer en meer in handen der meest verwoede partijhoofden. De guillotine of valbijl, dus genoemd naar den arts Guillotin, die het eerst de aanwending van een dergelijk onthoofdingswerktuig had aangeraden, werd opgericht, en in de Septemberdagen, 2—7 Sept. 1792, vermoordde het losbandig gepeupel vele weerlooze gevangenen in de kerkers. In stede van de wetgevende vergadering koos het volk nu leden voor de nationale conventie (de tweede
177
staatsregeling), die den 2isten Sept. 1792 voor \'t eerst bijeenkwam.
Gedurende dienzelfden tijd waren de Pruisische en de Oosten-rijksche troepen de grenzen van Frankrijk overgetrokken, maar, door ziekten en gebrek verzwakt, weldra teruggeweken. Daarop veroverde de Fransche generaal Dumouriez bijna geheel België op de Oostenrijkers. Intusschen had de nationale conventie het koningschap voor vervallen en Frankrijk voor een ondeelbare Republiek verklaard. Opgewonden door den voorspoed harer wapens, ging zij verder. Lcdewijk XVI moest voor haar terecht staan, en den 2isten Januari 1793 viel zijn hoofd onder de guillotine. Dit bespoedigde tevens den val der Girondisten, die allengs meer hun voormaligen invloed verloren en in Juni vogelvrij werden verklaard. Inzonderheid vermeerderden de schrikke-lijkste tooneelen, toen de conventie den 28sten Aug. bekend maakte, dat de Republiek voorloopig in omwentelingstoestand zou blijven. Hiermede begon een schrikbewind (terrorisme), waarbij niemand zeker was van leven en bezittingen, indien men maar den minsten argwaan omtrent zijn gezindheden koesterde. Als hoofd van het comité (raad of afdeeling) van openbaar welzijn, dat onlangs was opgericht en met onbeperkte macht bekleed, trad Robespierre, een ware dictator, op. In geheel Frankrijk werden comités opgericht , die de guillotine overvloedig werk gaven. Te Parijs werden de koningin en de gevangen genomen Girondisten onthoofd. Opdat niets meer aan de oude orde van zaken mocht herinneren, kwam wetenschap en al wat met de beschaving in verband staat in den ban, en eindelijk sloeg men ook een roekelooze hand aan den openbaren eeredienst: de Christelijke godsdienst werd afgeschaft en de dienst der rede daarvoor in plaats gesteld. In 1794 stond het schrikbewind op zijn hoogte: het geheele menschengeslacht moest meenen, tot een geweldigen dood te zijn bestemd. Doch ten laatste kwam er verdeeldheid onder de leiders zeiven. Den 28sten Juli ondergingen Robespierre en zijn aanhangers den dood.
§ 82.
De oorlog van de eerste coalitie tegen de Fransche Republiek gedurende de jaren 1793 tot 1795. — De burgeroorlog in de Vendée en die in de Zuidelijke departementen van Frankrijk, van 1793 tot 1795. — De derde constitutie of die van het directoire, den zZsten Oct 1795.
Terwijl Frankrijk aldus zichzelf vaneen reet, toonde het naar buiten een kracht, die menigeen verbaasde. Op den isten Febr. quot;Wijxke, Overzicht, lldo druk. 12
1793 verklaarde het den oorlog aan Groot-Britannie, alsmede aan den erfstadhouder der Nederlandsche gewesten (zie blz. 173), kort daarna aan kar el iv, koning van Spanje, dewijl deze mogendheden zoowel andere buitensporigheden der omwenteling, als inzonderheid het ter dood brengen des konings luide hadden afgekeurd. De Engelsche minister Pitt bracht nu de eerste coalitie (vereeniging) van de meeste van Europa\'s staten tegen de conventie tot stand. Het hoofdtooneel van den strijd was in de Oostenrijksche Nederlanden. In 1794 sloeg J our dan J osias, prins van Koburg, opperbevelhebber van \'t leger der bondgenooten , bij F1 e u r u s (in \'t n.o. van Henegouwen) zoo beslissend, dat hier aan geen weerstand meer viel te denken. Terwijl de minderheid der conventie alleen tegen de Engelsche zeemacht duidelijk bleek, trok de Fransche generaal P i c h e g r u , door een groote schaar patriotten ingeroepen en omstuwd, in 1795 over de bevrozen wateren onze grenzen binnen. Willem V, tegen wien de oorlog eigenlijk was gericht, achtte het raadzaam te wijken en scheepte zich met zijn familie naar Engeland in. Tegelijk onttrokken zich Pruisen en Spanje, door \'t sluiten van afzonderlijke vredesverdragen, aan den krijg.
Op tweederlei wijze gaf de omwenteling aanleiding tot burgeroorlog in Frankrijk. Vooreerst vatteden de eenvoudige en arbeidzame bewoners der kuststreek van het voormalige Poitou, de Vendée, de wapens op. Spoedig bedwongen, stonden zij op nieuw op en breidde zich de strijd mede over Bretagne uit; maar in 1795 werd de Vendée door den moedigen generaal Hoche ten onder gebracht. Ten anderen verhieven zich de zuidelijke departementen, op de tijding van den val der Girondisten (zie blz. 176, 177), tegen de dwingelandij der bergpartij. Marseille, Bordeaux, Lyon en Toulon waren de voornaamste steden, die door de conventie werden beoorloogd. Toulon riep den zoon van Lodewijk XVI, Lodewijk XVII, als koning uit, een kind, dat in 1795 in een ellendigen toestand naar lichaam en geest in de gevangenis stierf. Immers het is zeer onwaarschijnlijk, dat hij, gelijk door sommigen wordt beweerd, wist te ontvluchten en diegene was, welke zich onder den naam „Lodewijk XVIIquot; achtereenvolgens in verschillende steden van Europa ophield en in 1845 te Delft overleed. Spoedig bezweken de drie eerstgenoemde steden; doch Toulon, dat met Engelsche hulptroepen werd bezet, bood eerst langen tijd heldhaftigen weerstand, en alleen aan den adelaarsblik van N a-poleon Bonaparte, commandant der artillerie, had men het te danken, dat deze stad in Dec. 1793 werd ingenomen.
Intusschen begon zich de openbare meening, ook in \'t leger, meer en meer tegen de wreedheden van het bewind te verklaren, zoodat de partij der orde zich ten laatste met haar zegepraal kon geluk wenschen. De nationale conventie maakte nu in Oct. 1795
179
de derde constitutie, die van het directoire, bekend, volgens welke de uitvoerende macht aan vijf directeuren werd opgedragen. Hoe wei de conventie hierop uiteen ging, bracht zij de herkiezing harer leden in \'t volgend bewind tot stand door een bloedige zege, die Napoleon Bonaparte met gewapende benden op de burgers van Parijs behaalde.
§ 83.
De oorlog tegen de Franse he Republiek in Zuid-Duitschleind en in Italic gedtirende 1796 en 1797 tot den vrede van Campo Formio, den i-]den Oct. 1797. — De door Frankrijk opgerichte Republieken.
Voor het jaar 1796 had de Fransche Republiek een grootsch plan beraamd. Moreau en Jourdan moesten van den Rijn, Bonaparte uit Italië tegen Oostenrijk oprukken. De beide eerste veldheeren drongen diep in Zuid-Duitschland door, maar werden door den dapperen Karei, aartshertog van Oostenrijk, een broeder van keizer Frans, tot terugkeeren gedwongen. Napoleon slaagde beter in het hem opgedragen derde gedeelte der taak. Napoleon Bonaparte of Buonaparte, in 1769 te Ajaccio (in \'t z.w. van Korsika) geboren, muntte boven allen uit door een zeldzaam veldheerstalent en door een bekwaamheid om over menschen te gebieden, gelijk weinigen ze hebben bezeten. Thans, nu hem het bevel over het Italiaansche leger was opgedragen, begon zijn schitterende loopbaan. Na de ontmoedigde Fransche soldaten in onvergelijkelijke krijgslieden te hebben herschapen, noodzaakte hij eerst den koning van Sardinië, voor menige opoffering den vrede te koopen. De onverwachte afval van dezen bondgenoot verplichtte de Oostenrijkers tot een overhaasten terugtocht over de Po, de Tessino en eindelijk over de Adda, waar het beroemde gevecht bij de brug van Lodi (ten z.o. van Milaan) werd geleverd. Welhaast onderwierpen zich de thans weerlooze vorsten van Italië; de hertogen van Parma en Modëna, paus Pi us VI en Ferdinand iv, koning van Napels. Allen moesten zware geldsommen opbrengen en kostbare schilderijen en boeken afstaan.
In Juli 1796 sloeg Napoleon het beleg voor Mantua, de eenige plaats, die Oostenrijk nog in Italië had behouden. Viermaal trachtte de vijand het te ontzetten; doch na vele schermutselingen en veldslagen, zooals dien bij A r c 01 e (ten n.o. van Mantua),
12*
180
waar Alvinzi een nederlaag onderging, gaf Mantua zich in 1797 over. Hierop kwam de stad Venetië den i7den Oct. 1797, bij den vrede van Campo Formio (eei; slot ten n.o. van Venetië), benevens het meerendeel van haar gebied op \'t vaderland, aan Oostenrijk; deze oude Republiek hield op te bestaan. De Oosten-rijksche Nederlanden vervielen aan Frankrijk. Milaan, Mantua en het overige gedeelte van Lombardije stond Oostenrijk aan de Cisalpijnsche Republiek af, welke Napoleon, alsof hij niet generaal, maar dictator was, uit deze en nabijgelegen streken had gevormd. Even tevoren was door hem te Genua een dergelijke, de Ligurische Republiek, gesticht. En in 1798 werd de Kerkelijke Staat eveneens in een Romeinsche, het Zwitsersche eedgenootschap in een Helveiische Republiek veranderd.
§ 84.
De tocht van Napoleon naar Egypte in 1798. — De oorlog der tweede coalitie tegen de Fransche Republiek, van 1798 tot den vrede van Luneville in 1801 en dien van Amiens in 1802. — Het bewind der consuls in Frankrijk. — Napoleon wordt keizer der Franschen en koning van Italië. — van 1798 tot 1805.
In 179S scheepte Napoleon zich in, met het voornemen om Egypte te veroveren en er een Fransche volkplanting te vestigen, ten einde vandaar Engelands bezittingen in Oost-Indië te bedreigen. In Egypte geland, dat in naam aan de Porte behoorde, maar inderdaad door een bey, als onafhankelijk opperhoofd, werd bestuurd, nam Bonaparte Alexandrië stormenderhand in en onderwierp, na een zege bij de pyramiden (ten w. van Cairo), schier geheel Egypte. Maar de Fransche vloot werd bij Abükir (ten o. van Alexandrië) door den beroemden Engelschen admiraal Nelson geslagen en vernield. Ook de belegering van Acre (zie blz. 85), dat door een Turksche bezetting werd verdedigd, mislukte en daarmede de verovering van Syrië. Vermits Napoleon echter begreep, dat de gevaarlijke toestand van zijn vaderland en de onvermijdelijke val van het directoire hem juist nu tot het vervullen eener belangrijker rol riepen en dat zijn kans beter stond te Parijs dan in Egypte, droeg hij het opperbevel aan generaal Kleber op en kwam in 1799 in Frankrijk terug.
De gevaren, die de Fransche Republiek bedreigden, ontsproten uit een hernieuwden oorlog van bijna gansch Europa tegen het directoire, daar op Pitt\'s aansporing in 1798 de tweede coalitie
181
tct stand was gekomen tusschen Groot-Britannie, Oostenrijk, Rusland, de Porte, Napels en Toskane. Op \'t einde van 1799 hadden de Oostenrijksche generaal Kray en de Russische opperbevelhebber Suwarow Italië heroverd, er de pas ontstane Republieken vernietigd en in 1800 een nieuwen paus, Pi us VII, doen kiezen. Engeland en Rusland deden in 1799 een poging, om de Bataafsche Republiek insgelijks aan \'t oppergezag van Frankrijk te onttrekken. Hun troepen landden in Noord-Holland, nabij den Helder; doch de tegenstand, dien de Franschen en de Ne: derlanders hun boden, gevoegd bij de weinige deelneming, welke de onderneming hier te lande vond, deed ze mislukken.
Onmiddellijk na zijn terugkomst in Frankrijk wierp Napoleon het inwendig verdeelde, door allen gehate en verachte directoire omver. Dc nieuwe of vierde siaatsregeling werd den 25stenDec. 1799 afgekondigd: drie consuls stelden zich aan \'t hoofd van den staat, napoleon met eenhoofdig gezag, de beide anderen als raadslieden. Dewijl intusschen de tweede coalitie-oorlog nog verre was van geëindigd, ondernam Bonaparte zelf zijn stouten tocht over den grooten St. Bernhard en verscheen onverwachts in Italië. Door den merkwaardigen slag bij Marengo (een dorp ten o. van Alessandria), in 1800, ging het overwicht in Noord-Italië op eenmaal weer op Frankrijk over. Doordien Mor eau bovendien de Oostenrijkers bij Hohenlinden (ten n.o. van München) versloeg, was men in Oostenrijk ten einde raad. Daarom werd den gden Febr. 1801 dc vrede te Luneville (ten w. van Straatsburg) gesloten, waardoor de linker Rijn-oever aan Frankrijk kwam. Hierop sloot Frankrijk achtereenvolgens vrede zoowel met de overige staten als met Rusland, waar alexander 1 (1801—1825) na zijn vader Paul (zie blz. 171), die door samangezworenen was vermoord, den troon had beklommen. Ook met de Porte eindigde Frankrijk den oorlog door Egypte te ontruimen, en \'t laatst met Groot-Britannië bij den vrede van Amiens (in \'t n.o. van Frankrijk aan de Somme) in Maart 1802. Engeland gaf de Bataafsche Republiek alle veroveringen, behalve Ceylon, weder. Een betere toekomst scheen zich voor ons land zoowel als voor geheel Europa te openen.
Sedert de invoering van het bewind der consuls neigde in Frankrijk , door het hernieuwen der oude vormen, alles meer en meer tot een eenhoofdig bestuur. Nadat Napoleon in 1802 tot levenslang consul van Frankrijk was benoemd, werd hem den i8den Mei 1804 bij de uitgestrekte macht, die hij reeds bezat, nog de hoogste titel toegevoegd, want een senaatsbesluit verhief hem als napoleon 1 tot erfelijk keizer der Franschen. Hij kroonde zich en zijn gemalin joséphine zelf, en paus Pius VII zalfde hen. In 1805 werd aan de keizerskroon nog de ijzeren koningskroon van Italië toegevoegd, waar de kort tevoren opgerichte Italiaansche Republiek voor \'t koninkrijk Italië plaats maakte.
182
De derde coalitie-oorlog. — De vrede van Presburg. — Napoleon richt rijken op voor zijn bloedverwanten. — Hei Rijnverbond. —
Hernieuwde oorlog van Pruisen tegen Frankrijktot denvrede van Tilsit.—Het continentaalstelsel.— Van 1805/0/1807.
Zóó hoog verhief zich die Luitengewone man. Thans stelde hij zich tot taak, Frankrijk tot hoofd van het Europeesche statenstelsel te verheffen. Dit oogmerk kon alleen worden bereikt door \'t vernietigen van de onafhankelijkheid der volkeren: hierom zien wij hem van nu aan met onvermoeide inspannning kampen, om zich van de heerschappij over geheel Europa meester te maken. Dit belet niet, dat zijn rustelooze werkzaamheid van een anderen kant veel goeds tot stand bracht; de wetgeving regelde hij met wijsheid; orde en rust werden hersteld; de godsdienst kwam weer in het bezit zijner rechten; vele bedrijven vonden, waar zij ze behoefden, ondersteuning. Middelerwijl bracht Pitt in 1805 de derde coalitie tusschen Groot-Britannie, Oostenrijk, Rusland en Zweden tot stand. Met verrassende snelheid drong Napoleon in Duitschland door en bezette Weenen. De beslissende veldslag van den 2den Dec. bij Austerlitz (ten z.o. van Brünn, inMoravie), waar de Franschen over de Oostenrijkers en den Russischen generaal Kutusow zegevierden, dwong keizer Frans, zich van de coalitie los te maken. Hij sloot den 26sten Dec. met Napoleon den vrede van Presburg (in Hongarije aan den Donau, ten o. van Weenen), waarbij Oostenrijk verschillende landen afstond aan de vorsten van Beieren en Wurtemberg, Napoleons bondgenooten, wier staten hij, 1 Jan. 1806, tot koninkrijken verhief.
Zijn eigen macht meende de keizer der Franschen te bevestigen door landen en kronen aan zijn bloedverwanten en gunstelingen uit te deelen. Zijn oudste broeder Jozef was in 1805 koning van Napels geworden in plaats van den Bourbon Ferdinand IV (zie blz. 179), die het vaste land van Napels verliet, en in 1806 werd zijn tweede broeder Lode wijk koning va7i Holland. In Duitschland stichtte Napoleon in 1806 onder de zuid-en mid-den-Duitsche vorsten het Rijnverbond, waarvan hijzelf in naam protector (beschermer), metterdaad gebieder werd. Bij dit Rijnverbond sloten zich zoowel andere Noord-Duitsche vorsten aan, als ook frederik augustus i van Saksen, die zijn titel „keurvorstquot; met dien van koning verwisselde. Nu loste zich het Duitsche rijk op; Frans II legde den 6den Aug. 1806 de Duitsche keizerskroon neer, na reeds in 1804, als f r a n s 1, den titel erfelijk keizer van Oostenrijk te hebben aangenomen. In Oct. 1806
183
verklaarde frederik willem ui van Pruisen (1797—1840) wederom den oorlog aan den geweldigen man, die de rechten van zijn rijk herhaalde malen had geschonden. Deze krijg liep zeer 1 rampspoedig voor Pruisen af. In den slag bij J e n a (in Saksen, ten o. van Weimar) zegevierde Napoleon den i4den Oct. 1806 over den vorst van Hohenlohe (vroeger een vorstendom in\'t n. van Wurtemberg). De meesre vestingen gaven zich met ongehoorde snelheid aan de Franschen over, die reeds in \'t laatst van Oct. Berlijn bezetteden. In 1807 werden de met de Pruisische troepen vereenigde Russen, aangeveerd door Benningsen, bij Fried-land (ten z.o. van Königsberg, in Oost-Pruisen) verslagen.
Dit voerde tot den vrede van Tilsit (ten n.o. van Königsberg) in 1807, waarbij Pruisen al het land tusschen den Rijn en de Elbe verloor. Hieruit, uit Hessen-Kassei, uit Brunswijk en uit een deel van Hannover werd het koninkrijk Wcstphalen voor Napoleons jongsten broeder J é r ö m e (Hieronymus) saamgesteld. Ter zee had de keizer der Franschen, bij al dien voorspoed, ongelukkig gestreden. De Enge\'sche admiraal Nelson vernietigde den 2isten Oct. 1805 bij kaap Trafalgar(ten z. van Cadix) bijna de geheele Fransch-Spaansche zeemacht onder de vlootvoogden
IVilleneuve en Gravina, maar vond er ook het einde van zijn heldenloopbaan. AVrevelig over de geleden nederlaag, verordende Napoleon in 1806Villeneuve en Gravina, maar vond er ook het einde van zijn heldenloopbaan. AVrevelig over de geleden nederlaag, verordende Napoleon in 1806 het con tin entaa Istelsel, d. i. de uitsluiting der
IEngelschen van het vasteland, waardoor hij allen handel met Groot-Britannië verbood en al wat Engelsch was voor goeden I buit verklaarde.Engelschen van het vasteland, waardoor hij allen handel met Groot-Britannië verbood en al wat Engelsch was voor goeden I buit verklaarde.
Uapoleon neemt Portugal en Spanje in bezit. — Jozef wordt koning van Spanje, Murat koning van Napels. — De oorlog tegen Napoleon in Spanje.—• Vernieuwde krijg van Oostenrijk tegen Frankrijk tot de7i vrede van Wcenen of van
ISchönbrunn. — Napoleons oorlog met Alexander I en zijn tocht naar Rusland. — VanSchönbrunn. — Napoleons oorlog met Alexander I en zijn tocht naar Rusland. — Van 1807 tot 1812.
In 1807 nam Napoleon bezit van Portugal, in 1808 van Spanje, welks kroon hij den Bourbon, koning Ferdinand vu, een zoon van Karei IV (zie blz. 178), ontrukte en ze zijn broeder jozef gaf, die Napels aan Napoleons zwager joachim murat overliet. Vol haat verhieven zich de Spanjaarden tot een hard-nekkigen en heldhaftigen kamp om het vreemde juk af te werpen.
184
Dit was een ware volksstrijd, die het eerst Napoleons macht begon te ondermijnen, inzonderheid sedert George III, koning van Engeland (zie blz. 168), zich met Spanje verbond en een leger zond onder Arthur Wellesley, sedert 1809 hertog van Wellington (in Somerset). In 1809 verklaarde Oostenrijk Bonaparte op nieuw den oorlog. Aartshertog Karei won wel den slag bij Aspern (ten n.o. van Weenen aan den Donau); die hij Wagram (ten n.o. van Aspern) viel daarentegen tot zijn nadeel uit. Hoe moedig ook de in massa opgestane Tyrolers onder Andreas Hofer en anderen voor Oostenrijks belangen en hun eigen vrijheid streden, dwong toch de loop der gebeurtenissen keizer Frans I tot den nadeeligen vrede van Weenen of van Schün-hrmm (een slot nabij die stad) (Oct. 1809). Kort daarna liet de keizer der Franschen zich van zijn gemalin Joséphine scheiden en huwde de aartshertogin Maria Louise, een dochter van Frans I, uit welk huwelijk in 1811 een zoon werd geboren, wien Napoleon den titel koning van Home schonk en die in 1832 te Weenen is gestorven.
Daar Napoleon begreep, dat ook Rusland moest worden vernederd, trok hij in Juni 1812 met een geducht leger van ruim een half millioen manschappen, gedeeltelijk uit hulptroepen der meeste Europeesche staten bestaande, over de Niemen, de westelijke grensrivier van Rusland, dat rijk binnen. Eenige malen versloegen de Franschen de Russen, die niet veel boven de 250,000 man sterk waren en steeds terugtrokken. Een hevig gevecht viel voor bij Smolensk (aan de Dnieper, ten z.o. van Witebsk); maar de bloedigste slag was die bij Borodino (ten w. van Mos-kau) , ook wel die aan de Moskwa geheeten, welken Kutüsow in Sept. verloor. Den i4den Sept. trok Napoleon het door de inwoners verlatene Moskau binnen, öm in deze aloude hoofdstad van Rusland den czaar den vrede voor te schrijven. Onverwachts stond de groote stad in brand en moest Napoleon den i7denOct. den terugtocht aanvaarden, en wel langs denzelfden weg, waarop hij, alles verwoestende, was binnengedrongen. Doch de vroegtijdig invallende vreeselijke koude, nijpend gebrek en bestendige aanvallen der kozakken en der thans zeer talrijke en door bitteren haat tegen den vijand bezielde Russische legers losten weldra alle tucht en orde bij de Franschen op. Het geheele hoofdleger werd, inzonderheid bij den rampzaligen overtocht over de Berezina (een bijstroom van de Dnieper naar \'tw.), den 26—28sten Oct. vernield, zoodat van de schier ontelbare menigte menschen, die vijf maanden tevoren Rusland was binnengerukt, ten minste 300,000 man in dit land omkwamen. Napoleon zelf verliet kort hierna het leger en kwam op een boerenslede te Warschau aan. Vandaar ijlde hij naar Parijs, ten einde zich op nieuw ter voortzetting van de vijandelijkheden toe te rusten.
185
De oorlog der bondgenooten en de slag lij Leipzig. —Napoleons val en zijn vertrek naar Elba. — Lodewijk XVIII(Bourbon) koning van Frankrijk. — Hei congres van Weenen. — De terugkomst van Napoleon en zijn laatste oorlog tegen de bondgenooten. — Napoleons val en de tweede Pa-rij sche vrede. — Van 1813 tot 1815.
Deze onvoorziene rampspoed van den man, die tot hiertoe bijna geheel Europa beheerschte, gaf de volkeren een krachtigen wenk, die bij hen de overtuiging opwekte, dat het uur hunner verlossing had geslagen. Het eerst snelden de Pruisen, opgeroepen door hun koning Frederik Willem III, met zeldzame geestdrift te wapen. Middelerwijl had Napoleon nieuwe scharen bijeengebracht, waarbij zich de Saksen aansloten, wier koning, getrouw aan zijn eens gegeven woord, zich niet, gelijk zoovele anderen, van het Rijnverbond losrukte. Alsnu begonnen de vijandelijkheden van Frankrijk tegen Rusland, Pruisen, Oostenrijk, Engeland en Zweden met hernieuwde krachtsinspanning. Eerst leden Napoleons maarschalken in 1813 de eene nederlaag na de andere: Oudinot werd bij Grosz-beeren (ten z.w. van Berlijn) door Bernadotte, een gewezen generaal van Napoleon, later kroonprins en koning van Zweden, MacdonaldbijdeKatzbach (een bijstroom der Oder, ten n.w. van Breslau) door den Pruisischen generaal Blücher geslagen. Eindelijk trokken de oorlogvoerende partijen haar troepen op dé uitgestrekte vlakten van Leipzig bijeen, waar een drie-daagsche bloedige volkerenslag (den i6den, iSden en igden Oct.) ten nadeele van Napoleon afliep. Toen was Duitschland tot den Rijn bevrijd, en het Rijnverbond verviel. Oud-Nederland stond op, waar Gijsbert Karei van Hogendorp en anderen zich aan \'t hoofd stelden, en waarheen de erfprins van Oranje, een zoon van Willem V, den 3osten Nov. 1813 uit Engeland terugkeerde. Tot de volledige bevrijding van dit land werkte de Pruisische generaal Bülow mede. Ook Spanje was reeds, na Wellingtons groote overwinning bij Vittoria (in de provincie Alava, tenw. van Pamplona), den sisten Juni 1813 op koning Jozef en Jourdan behaald, voor Frankrijk verloren gegaan.
In 1814 trokken de bondgenooten onder aanvoering van den Oostenrijkschen opperbevelhebber, den vorst van Schwarzen-berg, en onder Blücher over den Rijn, na vooraf Napoleon tevergeefs den vrede te hebben aangeboden, met de voorwaarde dat de Rijn, de Alpen en de Pyrenaeën Frankrijks grenzen zouden
186
zijn. Zij zetteden hun marsch voort, bestormden de hoogten van Montmartre (ten n. van Parijs) en verplichtten deze hoofdstad tot capitulatie, waar keizer Alexander I (zie blz. 181) en Frederik Willem III den 3isten Maart hun plechtigen intocht hielden. De Fransche senaat verklaarde toen Napoleon Bonaparte van den troon vervallen, terwijl hij het eiland Elba (ten n.o. van Korsika) met ruime inkomsten voor zich en de zijnen verkreeg. Den4denMei, den dag, waarop Napoleon op Elba landde, trok de oudste broeder van Lodewijk XVI, lode wijk xviii (Bourbon) (1S14—1824), Parijs binnen en aanvaardde het bestuur.
De beheerschers van het meerendeel van Europa\'s staten en de gezanten van de overige kwamen vervolgens, van denistenNov. 1814 tot den roden Juni 1815, op het congres van Weenenhx]-een, ten einde de verwarde aangelegenheden van dit werelddeel in orde te brengen. Nog beraadslaagde het congres, toen Napoleon den isten Maart 1815 bij Cannes (ten z.w. van Nizza) landde. Vele steden openden hem haar poorten, en de troepen, tegen Napoleon afgezonden, schaarden zich aan zijn zijde. Hij trok den aosten Maart Parijs binnen, waaruit Lodewijk XVIII naar Gent was gevlucht. Maar het congres van Weenen had hem reeds den i3den Maart, als verstoorder van de rust der wereld, inden ban gedaan, en de oorlog begon op nieuw.
In de Zuidelijke Nederlanden stonden welhaast twee hoofdlegers der bondgenooten: het eene, uit Engelschen en Nederlanders bestaande, onder den hertog van Wellington, en het Pruisische, door den grijzen Blücher aangevoerd. Den i6den Juni werden de Pruisen bij Ligny (ten z.o. van Brussel) geslagen, evenwel slechts zóó, dat zij hun troepen nog tot een geregelden aftocht bijeentrokken. Middelerwijl was de maarschalk Ney den i6den Juni door den erfprins van Oranje bij Quatre-Bras (een klein gehucht bij een kruisweg) teruggedrongen. Eindelijk had den i8den Juni 1815 de groote veldslag plaats, die naar Waterloo (ten z. van Brussel) naar Belle-Alliance (een pachthoeve in de nabijheid dier stad), ook naar het dorp M o n t St. Jean zijn naam draagt. Reeds waren de Engelschen op \'t punt om te wijken, toen de plotselinge verschijning der Pruisen onder Bülow den slag tegen den avond ten nadeele der Fran-schen besliste.
Deze volledige nederlaag maakte een eind aan de zoogenoemde regeering der honderd dagen. Want Napoleon deed den 22sten Juni ten tweede male afstand van de kroon en gaf zich kort daarna aan de Engelschen over, toen de vloot dezer natie hem de voorgenomen vlucht naar Amerika had belet. Volgens een besluit der mogendheden bracht men hem nu als gevangene naar St. Helma (in den Atlantischen Oceaan, ten n.w. van het Kaapland), waar hij door den Engelschen generaal Hudson Lowe werd bewaakt en den sden
187
Mei 1821 overleed. De tweede vrede van Parijs, den 2osten Nov. 1815, bracht Frankrijk, waarover Lodewijk XVIII het bewind weder aanvaardde, binnen de grenzen van 1792 terug. Wat de overwinnaars betreft, nog gedurende hun verblijf te Parijs sloten zij, met name keizer Alexander, keizer Frans I en koning Fre-derik Willem III, den 26£ten Sept. 1815 het heilige verbond. Hierbij beloofden zij, zoowel onder elkander als met betrekking tot hun onderdanen, gelijk ware huisvaders, de voorschriften der gerechtigheid, der liefde en des vredes te zullen opvolgen. Aan dit verbond sloten de meeste Europeesche mogendheden zich aan.
§ SS.
De Nederlanden onder Willem V. — De Bataaf sche Republiek.—■ Ruiger Jan Schimmelpenninck. — Lodewijk Napoleon koning van Holland. — De Nederlanden als deel van Frankrijk. — De Nederlanden en België als koninkrijk onder Willem I. — Van 1787 tot 1815.
\'t Pruisische leger (zie blz. 173) en de wil van een groot deel der Nederlandsche natie herstelden willem v in al zijn waardigheden en rechten. Pruisen en Engeland waarborgden in 1788 bij een overeenkomst, met de Republiek gesloten, het erfetad-houderschap. Vele heilzame pogingen werden aangewend, vooral door den raadpensionaris van de Spiegel, om de Republiek op te beuren. Maar de gebreken in \'t staatsbestuur waren vele; zij waren verouderd. En bij den omkeer van zaken had men niet vergeten en vergeven: scharen patriotten, van de amnestie uitgesloten, weken naar Frankrijk; velen werden van hun ambten ontzet, anderen den lande uitgebannen. Tweespalt en vijandschap bleven voortwoelen, en het einde van den staat naderde.
Vruchteloos streden Willems zonen, Willem Frederik en Frederik, met moed en beleid aan \'thoofd onzer scharen, die een deel uitmaakten van \'t leger der bondgenooten. Weldra kwamen Fransche legioenen, door vroeger uitgeweken patriotten onder Daendels geleid, naar ons land afzakken. Willem V vertrok eerst naar Engeland (zie blz. 178), vervolgens in 1800 naar Brunswijk; waar hij den gden April 1806 is overleden. Thans bezweek de oude staat om bij het Haagse he verdrag van Mei I79S plaats te maken voor de Bataaf sche Republiek, die onzen landgenooten evenwel op zware offers kwam te staan. Beide partijen hadden de spreuk der vaderen: „concordia res parvae cres-cuntquot; (eendracht maakt macht) vergeten, en met 100,000,000 gl., het voortdurend onderhouden van 25,000 man Fransche troepen, den afstand van Maastricht, Venlo en Staats-Vlaanderen en het toelaten
188
van Fransche bezetting in Vlissingen moest het vaderland den schijn van onafhankelijkheid van Frankrijk betalen. Bovendien verklaarde Engeland uit hoofde van deze verandering aan den Republiek den oorlog en ontnam haar bijna al haar buitenlandsche bezittingen.
Onder het goede, dat uit den druk der tijden werd geboren, was dit, dat bij de nieuwe staatsregeling-, die eerst na lange en hevige oneenigheden den isten Mei 1798 werd afgekondigd, het Gemeenebest één en ondeelbaar werd verklaard, zoodat de zeven souvereine staten of provinciën, benevens de vroegere Generaliteitslanden of veroveringen en het bondgenootschappelijk landschap Drente van nu aan maar één staat vormden. De provinciale naijver en tegenkanting weken nu langzamerhand voor een toenemende nationale eenheid, waarvan de gelukkige gevolgen zich ten minste in meer algemeene ontwikkeling vertoonden. In 1801 verving een nieuwe constitutie die van 1798. In April 1805 maakte, altijd onder Frankrijks invloed, deze constitutie weder plaats vooreen derde meer eenhoofdige staatsregeling, waarbij mr. Rutgerjan Schimmelpenninck, onder den naam raadpensionaris (onder den ouden regeeringsvorm de titel van den leidsman der statenvergadering , zoowel in de provincie Holland als in Zeeland) van het Bataafsche Gemeenebest, met een bijna vorstelijk gezag werd bekleed, dat hij, zooveel hij vermocht, eenig ten algemeenen nutte aanwendde, zooals dan ook de daadwerkelijke regeling van het lager-onderwijs, het invoeren van algemeene in plaats van de vroegere provinciale belastingen, commissiën van landbouw en andere instellingen gunstig voor zijn bewind getuigen.
Maar de machtige en alles beheerschende geest van Napoleon duldde ook deze zwakke schaduw van een onafhankelijke republiek slechts kort. Een vierde staatsregeling volgde in Juli 1806, en lodewijk napoleon werd kofiingvan Holland. Waar Lodewijk als koning zijn eigen weg kon bewandelen, poogde hij het goede tot stand te brengen; doch de bevelen zijns broeders bonden hem meestal de handen. Een onvoorziene ramp trof daarenboven onder zijn regeering ons land: den iaden Jan. 1807 sprong te Leiden een kruitschip, waarbij 152 menschen het leven verloren. Aan grondgebied werd de staat bij den vrede van Tilsit (zie blz. 183) uitgebreid, doordien Jever (thans in \'tn.w. van het groothertogdom Oldenburg) en Oost-Friesland, tegen den vollen afstand van Vlissingen en zijn tafel, dat aan Frankrijk kwam, met het koninkrijk Holland werden vereenigd. Een aanvankelijk wél geslaagde, maar spoedig toch mislukte landing der Engelschen op Walcheren in 1809 deed het den keizer vervolgens raadzaam achten, het koninkrijk Holland, ter beveiliging van Frankrijk, te verkleinen. Geheel Zeeland, Brabant, een gedeelte van Gelderland en een klein deel van Holland kwamen aan Frankrijk, zoodat de Waal Neerlands grens in \'tz.o. werd.
189
Inmiddels bespeurde Lodewijk meer en meer, dat de bedoeling zijns broeders eigenlijk hierop neerkwam, om Holland wel in naam als koninkrijk, maar metterdaad als wingewest van Frankrijk te doen bestaan. Daarom legde hij den isten Juni 1810 de kroon neer ten behoeve van zijn jeugdigen zoon; doch in plaats van de regeering, ons land door Lodewijk toegedacht, werd het bij het groote keizerrijk ingelijfd. Le Brun kwam als algemeen si ede-houder in de Nederlanden. De provinciën, vroeger reeds in depar-iemenien veranderd, werden Fransche departementen met prefecten als bestuurders. De renten der staatsschuld werden getierceerd, d. i. tot op een derde verminderd; de conscriptie of gedwongen opschrijving tot den krijgsdienst ingevoerd; de vrijheid der drukpers vernietigd; een argwanende en strenge politie vernieuwde de herinnering aan de inquisitie uit vroegere dagen; het openbaar onderwijs werd naar dat van Frankrijk gewijzigd. Tot overmaat van ongeluk viel de laatste onzer koloniën, Java, in handen der Engelschen, terwijl de verordeningen van het continentaalstelsel onzen zeehandel geheel vernietigden en alle verkeer onmogelijk maakten. Taal- en letterkunde dreigde een volkomen verval.
Ternauwernood was dan ook de mare van Napoleons nederlagen in Rusland en bij Leipzig tot de Nederlanden doorgedrongen, of (zie blz. 185) men wierp in \'t laatst van 1813 het juk der overheersching af en dreef de Franschen het land uit. De graaf van Lim-burg-Stirum, van der Duyn van Maasdam en van Hogendorp waren de voornaamste bewerkers dezer bevrijding. De beide laatsgenoemden namen met Kemper het bestuur des lands op zich tot de komst van den zoon van den in ballingschap overleden Willem V (zie blz. 187), willem van oranje, die den 2den Deo. als souvereine vorst werd uitgeroepen. Hij verwisselde in 1815 deze waardigheid met die van (Willem I) koning der Nederlanden, een rijk, dat het congres vanWeenen deed ontstaan door de Belgische provinciën, benevens Luik, met den staat der Nederlanden te vereenigen. Luxemburg, dat als een van de 39 staten tot het Duitsche verbond behoorde, werd als groothertogdom aan Willem I toegewezen.
NIEUWE GESCHIEDENIS.
EERSTE T IJ D V A K.
Van het begir der Nieuwe Geschiedenis tot der. Westphaalschen vrede in 1648 en die van Koppenhagen en van Ollna in 1660.
Jaren n. C.
§ 57. De ontdekking van A-tnerika...........ia 1492.
en van den weg ter see naar Oost-Indië. — Zgt;c eerste reis rondom de wereld door F. Jlagelhan......1519—1521.
-F. Cortez verovert Mexico, F. J\'izarro Peru.
Herleving der letteren en wetenschappen. — De boekdrukkunst waarschijnlijk door Johan Gutenberg te Maints uitgevonden. . omstr. 1455.
ll iofdgebeurtenissen, die het begin der Nieuwe Geschiedenis kenmerken.
Bartholomaeus Diaz bereikt de Kaap de goede hoop .... 1486.
Vasco de Gama landt te Calicut............ 1498.
Nut dier tochten.
Emanuel I of de groote neemt maatregelen ter bevordering van den bloei der Portugeesche heerschappij in Indië. — Die bloei vermindert echter spoedig.
Cabral ontdekt Brazilië................ 1500.
Christophörus Columbus geboren te Gen 5a....... 1456.
Hij vindt eindelijk gehoor voor zijn plan bij Ferdinand en Isabella van Spanje. — Voordeelen hem beloofd.
Columbus1 eerste tocht met 3 schepen. — San Salvador, de kust van
Cuba, Hispaniüla, thans St. Domingo of Haïti....... 1492.
Columbus\' tweede tocht met 17 vaartuigen. —/)« Caraïbische eilanden of kleine Antillen, Jamaika. — Isabella gesticht..... 1493—1496.
Zijn derde tocht. — Het eiland Trinidad en het vasteland van Amerika
srevonden. — Roldan. — Bovadilla........ 1498—1500.
Columbus\' vierde tocht............... 1502—1504.
Zija dwaling en dood................. 1506.
Di; naam Amerika ontleend aan Amerigo Vespucci.
191
Ford. Magelhan doet de eerste reis rondom de wereld. — Hij bereikt de Philip/jijnsche eilanden en komt om......1519—1521.
Ferd. Cortez landt in het door Montezuma beheerschte Mexiko
en onderwerpt het pansehe rijk.............1510.
Frans Pizarro en anderen landen in Peru en veroveren het . . 1531. Voordeelen der koloniën.
Las Casas overleden................. 1560.
De slavenhandel.
§ 58. Karei .................. 1506—1556.
Zijn oorlogen tegen Frans I.........• 1521 —1544.
Har els tochten tegen de Afrihaansche zeeroovers. — Soleitnan II sultan der Ottomanische Titrken........ 1520 —1566.
Karei I, II, III, V, geboren te Gent......... 1500.
Hij wordt heer der zuidelijke Nederlanden, alsmede van Holland en
Zeeland..................... 1506.
Ferdinand de katholieke sterft. — Karei wordt bezitter der Spaansehe
monarchie....................1516.
Maximiliaan I sterft. — Karei V keizer van Duitsehland. . 1519—1556.
Hij bezweert een verkiezinqs-capitulaiie en wordt te Aken gekroond. 1520.
Oorlogen Uissehen Frans I, koning van Frankrijk, en Karei, geëin-
digd met den vrede van Crepy,........... 1521—1544.
Clemens VII kroont Karei V te Bologna als koning van Italië
en als keizer................... 1530.
De beheerseher van Tunis erkent de oppermacht van Spanje en schenkt
aan ten minste 10,000 Christenslaven de vrijheid....... 1535.
Kareis onderneming tegen Algiers mislukt..........1541.
Verbond van Frans met Soleiman II, sultan der Ottomanische
Turken.................... 1520—1566.
De Turken moeten het beleg van \'Weonen opbreken...... 1529.
§59. Het begin der kerkhervorming in Duitsehland en Zwitserland 151quot; Maarten huther, Philips JTelanchthon en Vlrich Zwingli.
Misbruiken in de Christelijke kerk.
Wessel Gansfort, Rudolf Agricöla en inzonderheid Desi-derïus Erasmus voorloopers der hervorming.
Leo X laat aflaten bij de Duitschers verkoopen. — Beteekenis en
kracht dier aflaten. — Texel in Saksen..........1517.
Maarten Luther geboren te Eisleben.......... 1483.
Hij slaat 95 stellingen aan de hoofdkerk te \'Wittenberg aan 31 Oct. 1517.
Luther voor den paus gedaagd. — Frederik de wijze, keurvorst van Saksen, springt vour hem in de bres.
Redetwisten van Luther met verschillende geleerden.
192
Jaren n. C.
Lnther wordt in den ban gedaan; maar hij werpt de banbul en hel
canonieke recht voor de poorten van Wittenberg in \'t vuur 10 Dec. 1520.
Lnthers afval van de Uoomsch-katholieke kerk op den rijksdag te
Worms..................18 April 1521.
liUiher in den rijksban. — Hij komt op den Wartburg. — Bijbelvertaling.
Lutber herstelt de orde te Wittenberg........... 1522.
Philips Melanchthon. — De hervorming vindt ingang in Noord-Duitschland.
Lnther huwt Katharina van Bora. — Zijn catechismus. — Veranderingen in de godsdienstoefening.
Ulrieh. Zwingli zet een hervorming te Zurich door. — De hervorming zegeviert in verscheiden kantons. — Verschil van Zwingli\'s leer met die van Luther. — Lutheranen en gereformeerden of Zwinglianen en Calvinisten.
§ 60. De vorderingen der hervorming tot den godsdienstvrede te
Atigshurg...................1555.
De Smalhaldiache oorlog............. 1546.
De dertigjarige oorlog, van 1618 tot 1048, tot den rijksdag te Jtegensburg................ 1630.
Kareis denk- en handelwijze omtrent de hervorming. — Luthers aanhangers krijgen den naam protestanten. — Overgang van dien naam op de gereformeerden en tegenwoordig gebruik daarvan.
Rijksdag te Augsburg. — De Augsburc/sche confessie...... 1530.
Verdedigingsverbond der Lnthersche stenden te Smalkalden . . . . 1531.
Godsdienstvrede te Neurenberg.............. 1532.
Lutber sterft. — De Smalkaldische oorlog loopt ongunstig voor de
Lutheranen af.................1546—1547.
Maurits, hertog van Saksen, rukt naar Tyrol tegen Karei V op. — Godsdienstvrede te Augsburg. — Vrije godsdienstoefening aan de Lutheranen verzekerd. — De rijksstenden hebben vrijheid,
Ignatius van Loyóla sticht de orde der Jezuïten of het ge-
nootschap van Jezus, en de paus bekrachtigt het..............1540.
Voornaamste middelen, waardoor de Jezuïten invloed zoeken te bekomen. — Schaduwzijde der orde.
Karei V legt de Duitsche kroon neer......................1556.
Hij sterft in het klooster Yuste............................1558.
Ferdinand I keizer van DuitschlanJ........sedert 1558.
Matthias...................1612—1619.
De protestanten in Bohemen verwerven den majesteitsbrief .... 1609. De kerk te Braunau wordt gesloten, die van Kloster-grab verwoest. Slawata en von Martïnitz worden door de protestantsche stenden, door den graaf von ïhurn aangevoerd, uit een bovenvenster van het slot te Praag in de gracht geworpen.
193
Jaren n. C.
Ferdinand II......................1619—1637.
iPrederik V, keurvorst van de Palts, als koning van Bohemen
gekroond.....................1619.
Philips 111 belooft hulp aan Ferdinand II.
Maximiliaan, hertog van Beieren, verslaat Frederiks leger op den
witten berg.................... 1620.
Frederik in den rijksban. — Hij vliedt naar de Nederlanden. — De majesteitsbrief verscheurd. — Ook elders in Duitschland hebben de pogingen der hervormden geen beteren uitslag.
De vorsten van Neder-Saksen stellen Christiaan IV, koning van
Denemarken, aan hun hoofd.............. 1625.
Albrecht von Waldstein of \'Wallenstein.
Tilly verslaat Christiaan IV bij Lutter.......... 1626.
Wallenstein wordt hertog van Mecklenburg, van welk land de beide regeerende hertogen worden beroofd.
Vrede van den keizer met Denemarken........... 1629.
Straalsond weerstaat Wallenstein............. 1628.
Wallenstein wordt hertog van Friedland en generaal of admiraal der Oostzee.
Maximiliaan en andere vorsten noodzaken Ferdinand II op den rijksdag te Regensburg Wallenstein af te zetten. — Aanleiding daartoe. 1630.
§ 61. Tgt;e dertigjarige oorlog, van den rijksdag te Jlegensburg tot
den Westphaalschen vrede........... 1630—1648.
Wallenstein afgezet en vermoord........... 1634.
Gustaaf II Adolf, koning van Zweden, door Richelieu overgehaald tot den oorlog tegen den keizer. — Hij landt in Pommeren. 1630.
Hij verdrijft de keizerlijken uit Pommeren en uit Mecklenburg.
Maagdenburg door Tilly veroverd en door een brand verwoest. . . 1631.
Johan George, keurvorst van Saksen, roept Gustaaf Adolf thans te hulp. — Die van Brandenburg volgt zijn voorbeeld.
Overwinning van Gustaaf Adolf op Tilly bij Breifenfeld . 17 Sept. 1631.
De Saksen bemachtigen Bohemen. — Gustaaf Adolf trekt naar den Rijn en bezet een deel van Beieren.
Tiliy sterft. — Wallenstein ten tweede male, en thans onder bijzondere voorwaarden, opperbevelhebber. — Hij verdrijft de Saksen uit Bohemen.
De protestanten overwinnen Wallenstein bij Lützen. — Gustaaf Adolf
sneuvelt..................16 Nov. 1632.
Wallensteins draten en onderhandelen in Bohemen. — De keizer maakt Wallensteins troepen afkeerig van hem. — Hij wordt te Eger vermoord...............25 Febr. 1634.
De protestanten verliezen den slag bij Nördingen.
Vrede gesloten tusschen den keurvorst van Saksen en den keizer . . 1635.
Richelieu verklaart Spanje en Oostenrijk den oorlog.
Een rij van overwinningen herstelt de zaak van \'t protestantendom.
Vrede te Osnabrück en te Munster. — De Augsburgsche godsdienstvrede tot de gereformeerden uitgestrekt. — De keurvorst van Beieren behoudt de hem in 1620 geschonken Boven-Palts. — Frederiks ■WUNNE, Overzicht. 11de druk. 13
194
Jaren n. C
zoon erlangt de Baneden-Palts en wordt de achtste keurvorst. — Frankrijk verkrijgt het grootste deel van den Elzas, Zweden Voot-Pommeren met Stettin en Rügen. — De Vereenigde Nederlanden door den koning van Spanje als onafhankelijke landen erkend; de Schelde gesloten...........24 Oct. 1648
§ 62. De Nederlanden onder Karei V en Philips II tot het stadhouderschap van Maurita............ 1506 —1590
Karei V verwerft Friesland, Utrecht, Overijsel, Groningen, Drente
en Gelderland.
Elk gewest heeft zijn bijzondere statenvergadering.
Verdraq van Augsburg. — Alle Nederlandsche gewesten zullen onafhankelijk van Dnitschland zijn, maar onder de hoede van dit rijk staan, mits een zeker aandeel in de rijkslasten dragende .... 1548
Philips II of III............... 1555 — 1581
Hij vertrekt naar Spanje. —- Margarêta landvoogdes. — Anto-
nins Ferenot, later kardinaal Granvelle.
Willem, prins van Oranje, graaf van Nassau, stadhouder
van Holland, Zeeland en Utrecht.
Lamoraal, graaf van Egmond, stadhouder van Vlaanderen en Artois. — De Montmorency, graaf van Hoorne, admiraal.
Menige grieve tegen Philips. — 18 bisschopszetels in plaats van 3.
Granvelle vertrekt, op bevel van Philips, naar Italië......1564
Het compromissum . . . •........-.....1565
Optocht onder aanvoering van Hendrik van Brederode en Lodewijk van Nassau ter aanbieding van een verzoekschrift
aan de landvoogdes. — Geuzen..........5 April 1566
De beeldenstorm...................1566
Alvarez de Toledo, hertog van Alva, weldra \'s konings
landvoogd alhier, komt in de Nederlanden.........1567
Willem neemt zijn ontslag als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht en gaat naar Dnitschland, Margarêta naar Italië. — De graaf van Boussu bij voorraad als stadhouder over Holland
aangesteld....................1567
De raad van beroerte. — Egmond en Hoorne ter dood gebracht. —
Slagen bij Heiligerlee en Jemmingen...........1568
Alva schrijft drie belastingen uit, den honderdsten, den tienden en den twintigsten penning. — Doel daarvan. — Het volvoeren wordt hem weldra onmogelijk. — De belastingen zijn later provinciaal gebleven tot 1805, toen Rutger Jan Schiramelpenninck een algemeen stelsel van belastingen invoerde. — De amalgame in 1798.
De Watergeuzen nemen den Briel in.........1 April 1572
Aanleiding hiertoe. — De uitgewekenen onder de Rijk, Blois van Treslong en anderen houden de stad in bezit en leggen zóó mede den grond tot de vestiging van de onafhankelijkheid der Vereen igde Nederlanden.
Vlissingen staat vijf dagen later op en sluit de versterking, door
195
Jaren \'d. C.
Alva gezonden, buiten haar wallen. — Veere voor de vrijheid gewonnen. — Enkhuizen en andere plaatsen volgen.
Eerste vergadering van de staten van Holland buiten Spaan--ch gezag. — Willem, prins van Oranje, als quot;s koning* wettige stadhouder van Holland, Zeeland, West-Friesland en TJtrecht erkend...................19 Juli 1572.
Zutfen, Naarden en Haarlem verschrikkelijk geteisterd; doch Alkmaar en Leiden honden zich staande.
Bon Louis de Requêsens. — Hij sterft....... 1573—1S76.
Don Jan van Oostenrijk............ 1576—1578.
De hertog van Parma, Alexander Farnêse,..... 1578.
Parma neemt Antwerpen in...........17 Aug. 1585.
Den hervormden te Antwerpen geen vrijheid van godsdienst, maar nog een ongestoord verblijf voor vier jaren verleend. — Duizenden wijken naar ons land, vooral naar Amsterdam. — De zeehandel verlaat voor de twee volgende eeuwen Antwerpen.
De Zuidelijke gewesten keeren onder de gehoorzaamheid van Spanje\'s koning terug.
Vier hoofdgebeurtenissen gaan die scheiding van \'t Zuiden en het Noorden vooraf; de unie van Utrecht, de afzwering van Philips II, de onderhandeling over \'t aannemen^ van Willem I als grondwettig vorst en heer, zijn vermoording.
Pacificatie van Gent................ 1576.
In plaats dat het Zuiden en het Noorden elkander onderling beter ve\'-staan, wordt de klove tusschen hen steeds grooter. — De unie van Utrecht tusschen Holland, Zeeland, Utrecht, de Ommelanden en een deel van Gelderland gesloten........22 Jan. 1579.
De overige Noordelijke provinciën en andere naburige provinciën voegen zich vervolgens hierbij. — Doel der unie.
In het onbepaalde en gebrekkige dezer grondwet ligt de sleutel ter verklaring der gewichtigste gebeuiteuissen onzer binnenlandsche geschiedenis. — Of de eindbeschikking bij de nnie was, vertegenwoordigd door de Staten-Generaal, bf wel bij de staten der bijzondere provincién, dit beslikt in het geschil met^ Oldenbarnevelt en in dat van Willem II met Amsterdam.
Philips neemt het onderscheid niet aan, dat de strijd wordt gevoerd geenszins tegen den koning van Spanje, maar tegen de Spaanschc legerbenden en haar hoofden. — Hij kondigt den ban af tegen Willem I en verklaart hem vogelvrjj.............. 1580.
De Algemeene Staten der Vereenigde Nederlanden zweren Philips
af....................26 Juni 1581.
Holland onderhandelt voortdurend om Willem I als grondwettig vorst aan te nemen onder den naam van : „graaf van Holland en Zeeland.quot; — Gouda en Zeeland toeven met hun toestemming.
Willem I valt door het schot van Balthazar Gerard. — Zijn
laatste woorden........... .... 10 Juli 1584.
Willem Lodewijk stadhouder van Friesland.
Hendrik III weigert de oppermacht over deze landen. — Elizabeth weigert ze ook, maar zendt Robert Dudley, graaf van Leicester, tegen zekere onderpanden. — De Staten-Generaal dragen hem de algemeene landvoogdij op......... 1585.
Manrits stadhouder van Holland en Zeeland. — Johan van 01-denbarnevelt advokaat van den lande, later raadpensionaris geheeten, van Holland................ 1585.
13*
196
Jaren n. C.
Voortdurende geschillen van de staten van Hollanden Oldenbarnevelt met Leicester. — Oorzaak daarvan.
Leicester keert naar Engeland terug............ 1587.
Lh\\ Spaansche armada onder Medina-Sidonïa. — Oorzaken van
baren bijna geheelen ondergang............. 1588.
§ 63. lie Nederlanden van \'t stadhouderschap van Mauritê tot den
vrede van Westminster............ 1590—1654.
Maurits ook stadhouder van Gelderland, Utrecht en Overijsel 1590—1625.
Philips schenkt de Nederlanden aan Isabella en Albertns, aartshertog van Oostenrijk.
Manrits verslaat de aartshertogen bij Nieuwpoort....... 1600.
J)e Oost-Indische compagnie opgericht............ 1602.
Het twaalfjarig bestand................ 1609.
Kerkgeschillen barsten in de Republiek los en worden onwillekeurig staatsgetchillen. — Verschil in opvatting van eenige belangrijke leerstukken, vooral van dat derpraedestinatie, tusschen Gomar u s en Ar mini us.
De staten van Holland willen, dat de oneenigheden door onderlinge toegevendheid uit den weg worden geruimd. — De Arminianen of Remonstranten zijn \'t gehoorzaamst aan de staten.
Diezelfde staten neigen tot de algeheele oppermacht van iedere provincie tegenover de unie. — Dus Remonstrant gelijk Hollandsch of voorstander der volle provinciale souvereiniteit en Contra-remonstrant gelijk prinsgezind of voorstander van de overstemming in de unie en van de stadhouderlijke partij,
Oldenbarnevelt en Hugo de Groot, de hoofden der staatsgezinde partij, in hechtenis genomen. — Oldenbarnevelt door een rechtbank van 24 rechters wegeos hoogverraad ter dood verooideeld. . . . 1618.
Oldenbarnevelt ter dood gebracht.............1619.
II. de Groot ontsnapt uit Loevestein. — De algemeene synode te Dordrecht. — De gevoelens der llemonstranten veroordeeld
Nov. 1618—Mei 1619.
Willem Lodewijk sterft. — Ernst Kasïmir stadhouder van
Friesland, Maurits van Groningen en Drente....... 1620.
Maurits sterft. — IVederik Hendrik........ 1625—1647.
Ernst Kasïmir stadhouder van Groningen en Drente...... 1625.
Frederik Hendrik verovert \'s Hertogenbosch......... 1629.
Aanvallend en verdedigend verbond van Frankrijk en de Nederlanden
tegen Spanje................... 1635.
Nederlaag bij Duins, den Spanjaarden toegebracht door Maarten
HarpertszoonTromp.............. 1639.
Willem II, tevens stadhouder van Groningen en Drente, . 1647—1650.
De Westphaalsche vrede..................... 24 Oct. 1648.
Geschil over \'t getal der af te danken troepen.
De stadhouder laat zes afgevaardigden ter dagvaart van Holland, hoofden der staatsgezinde partij, die van nu aan ook de Loevesteinsche /actie heet, op Loevestein gevangen zetten en doet een aanslag op Amsterdam, alles op last der bondgenooten.
197
Jaren n. C.
Da staatsgezinde partij geeft toe. — De wonde is echter nooit geheeld.
Willem II sterft................... 1650.
De groote vergadering van ruim 300 personen. — Geen kapitein-ge-neraal vooreerst. — Het stadhouderloos bestuur begint voor de meeste gewesten. — De vergadering ontwerpt een regeling omtrent de zaken van godsdienst en over het beschikken over de troepen van den
staat......................1651.
Gelijk Maurits het Nederlandsche leger tot het eerste van Europa had gemaakt, zoo verheft de Witt den staat tot een zeemogendheid, die met roem Engeland en Frankrijk het hoofd biedt.
Groningen en Drente nemen den stadhouder van Friesland, Willem F re de rik, tweeden opvolger van Ernst Kasïmir, ook als den hunnen.
Eerste zeeoorlog met Engeland............ 1652—1654.
Michiel Adriaansz. de Ruiter slaat de Engelschen bij Plymouth..................- . 1652.
Tromp levert den onbeslisten slag bij ter Heide en sneuvelt . . . 1653.
Vrede te Westminster. — De akte van sectusie ten nadeele van Willem Hendrik door Holland aangenomen......... 1654.
§ 64. Spanje onder de koningen uit het Hahahurgsche huis J\'tiilipH
II, III en IV............... 1556—1665.
J\'ortugal een gemest van Spanje......... 1580—1640.
Portugal onder de regeering van het huis Hragama sedert 1640.
Philips II koning van Spanje........... 1556—1598.
Don Jan van Oostenrijk bedwingt de Morisco\'s — Oorzaak
van dien strijd................. 1568—1570.
Sebastiaan, koning van Portugal, verdwijnt in den tegen Marokko
geleverden slag bij Alkassar.............. 1578.
De onechte Bourgondische dynastie sterft uit. — Philips II neemt Portugal
in bezit............•.....- . . 1580.
Philips III................. 1598—1621.
De hertog van Lerma voert het bestuur. — De Moriscos, ten
getale van ongeveer 800,000, uit Spanje verdreven.
Philips IV.................. 1621—1665.
Oorzaken van het toenemend verval van Spanje.
Oorlogen tegen Frankrijk.............sedert 1635.
Einde van den dertigjarigen en den tachtigjarigen oorlog door den
Westphaalschen vrede.............24 Oct. 1648.
De opstand in Catalonië bedwongen............ 1652.
Oproer te Napels onder Masaniello (de Muette de Poriicï). —
Oorzaak van dit en de overige oproeren. — Het wordt gedempt 1648.
Johan IV, uit het huis Braqanza, als koning van Portugal uitgeroepen ................... 1640 — 1656.
Nederland laat Brazilië tegen ƒ 8,000,000 aan Portugal over . . . 1661.
198
Jaren n. C.
§ 65. Frankrijk onder de laatste koningen uit het huis 1\'alois 1547 —1559. en onder de eerste koningen uit het geslacht Bourbon . 1589—1660. Johan Calvijn. — D« godsdienstoorlogen, — Bet beheer van Richelieu en van Mazarin.
Hendrik II koning van Frankrijk......... 1547—1559.
Johan Calvijn pastoor; hij studeert in de rechten; hij treedt als
hervormer op.............sedert omstreeks 1530.
Hij gaat van Parijs naar Bazel............. 1534.
Hij schrijft de Institutio Ohristianae reliqionis. — Hij wordt prediker en leeraar der godgeleerdheid te Genève. — Hij strijdt onafgebroken voor de voogdij der kerk. — Servède ter dood gebracht. — Aanleiding daartoe................. 1553.
De Guises Frans en Karei. — £gt;e Bourbons: Antoine, door
zijn echtgenoot koning von Navarre, en Lode wijk, prins van Condé en protestant. — Ooligny. — Hagenooten.
Koning Frans II sterft ............... 1560.
Karei IX.................. 1560-1574.
Katharina de Medici regentes. — Haar plan.
Uitbarsting van den burgeroorlog tusschen de hugenooten en de katholieken................... 1562—1598.
Antoine sterft. — Hendrik van Béarn koning van Navarre . . 1572. Hij stelt zich aan \'t hoofd der hugenooten.
Huwelijk van Margareta met Hendrik van Béarn...... 1572.
De Bartholomaeusnacht of Parijsche bloedbruiloft . . 24—25 Aug. 1572.
Coligny gewond door een sluipmoordenaar, gehuurd door Katharina en H endrik van Anjou.
Dezelfden en een paar andere aanzienlijke katholieken verworven \'s ko-nings goedkeuring tot die euveldaad.
Slachtoffers van den Bartholomaeusnacht, 12,000, 30,000 of 70,000.—
Coligny door een bende moordenaars onder Hendrik de Guise gedood.
Hendrik van Navarre neemt gedwongen de katholieke geloofsbelijdenis »an, maar zweert ze later weer af.
Hendrik III................. 1574-1589.
Vergadering der rijksstenden te Blois. — De koning laat Hendrik de
Guise in deze stad door sluipmoord uit den weg ruimen .... 1588.
Hijzelf wordt gedood door Jakob Clément, na Hendrik van
Navarre tot opvolger te hebben benoemd.......... 1589.
Hendrik IV uit het huis Bourbon ......... 1589—1610.
Hij wordt katholiek. — Reden daarvan. — Edict van Nantes. — Zoo goed als geheele vrijheid van godsdienstoefening en toegang tot alle ambten. — De hugenooten mogen de veiligheidsplaatsen
voorloopig behouden................. 1598.
Hij regelt \'s rijks geldmiddelen en beurt landbouw en fabrieken op.
Hij wordt door Ravaiilac vermoord...........1610.
Lodewijk XIII................ i6io—1613.
Armand Jean du Flessis, heer van Richelieu, komt
aan de spits van \'\'t bestuur..............1624.
199
Jaren n. C.
Zijn rol in de buitenlandscbe politiek. — Hij verbreekt de macht der grooten. — Hij ontwapent de hugenooten. — La Koebelle wordt belegerd en opent haar poenen. — Richelieu handhaaft het edict van Nantes.................. 1627—1629.
Richelien sterft................... 1642.
Iiodewijk XIV................ 1643—1715.
Mazartn, hoewel niet den titel „eerste ministerquot; voerende, staat aan \'t hoofd van Frankrijk. — Hij gaat op den door Hichelieu ingeslagen weg voort. — Zijn middelen.
Klachten. — De /rondeurs. — De adel en het parlement van Parijs bedwongen.
De vrede der Pyrenaeën. — Frankrijk verwerft Artois, op twee steden na, en vele streken en vestingen in Vlaanderen, Henegouwen en Luxemburg, alsmede een paar landschappen ten n. van de Pyrenaeën. — Lodewijk XIV huwt Maria Theresïa, die bij voorraad bij een akte, evenwel onder zekere voorwaarde, afstand doet van de opvolging in de landen der Spaansche kroon; Lodewijk bekrachtigt de akte................. 1659.
Mazarin sterft.................... 1660.
§ 66. ISngeland onder het huis Tudor en het huis Stuart tot de om-wenteling en den dood van Karei I. — Elizabeth en Maria Stuart van Schotland, — Engeland als Bepnbliek en onder den protector Cromwell tot de restauratie....... 1509 —1660.
Hendrik VIII................ 1509—1547.
De hervorming ontkiemt.
Hendrik geraakt in twist met Clemens VI.I, nikt zich met zijn rijk van Rome los en verklaart zichzelf voor \'t hoofd der Engelsche kerk. — Eed van suprematie. — De protestanten vervolgd.
Hendriks zes gemalinnen. — Hij scheidt van Katharina van Arragon. — Anna Boleyn ter dood gebracht.
Sduard VI......\'............ 1547—I5,ï3.
De hervorming allengs ingevoerd. — Onderscheid tusschen de Engelsche en de Duitsche hervorming.
Eduard VI vermaakt de kroon aan Johanna Gray.
Maria, echtgenoot van Philips II.......... 1553—1558.
Zij herstelt den katholieken earedienst en de verbintenis met den stoel van St. Petrus. — Vervolging der hervormden. — Johanna Gray ter dood gebracht............... 1554.
Elizabeth.................. 1558—1603.
De suprematie der kroon over de kerk erkend.
De vestiging der anglicaansche of episcopale staatskerk. — De dissenters , tot welke de puriteinen en de presbyterianen behooren, die zich inzonderheid in Schotland uitbreiden. — De bevolking van Ierland blijft grootendeels katholiek.
Elizabeth bevordert zeer den bloei van Engeland.
Drake doet de tweede reis om de wereld. — De aardappelen naar
Europa overgebracht............... 1577—1580.
200
De Oost-Indische handelscompagnie opgericht......... 1600.
De armada. — Cadix door de Engelschen en de Nederlanders veroverd 1596. Grondoorzaak van Elizabeths haat tegen Maria Stuart, koningin van Schotland.
Maria aanvaardt de regeering van Schotland..........1561.
De Schotten staan tegen haar op............. 1568.
Zij vliedt naar Elizabeth, die haar gevangen hondt....... 1568.
Samenzweringen tegen Elizabeth. — Maria Stuart onthoofd .... 1587. Het huis Stuart beklimt met Jakob I den troon van Engeland . . 1603. Engeland en Schotland vereenigd onder den naam Groot-Britannië.
Karei I................... 1625—1649.
Tegenspraak tusschen hem en den geest van het Engelsche volk. Republikeinsche gezindheid der puriteinen.
Hij ontbindt het parlement eenige malen en regeert zonder parlement ..................sedert 1629.
Hij voert een nieuwe liturgie in Schotland in.
De Schotten rukken Engeland binnen........... 1640.
Het lange parlement................ 1640—1649.
Karei verlaat Londen................. 1642.
Fairfax en Cromwell verslaan hein tweemaal. — De Schotten
leveren hem aan het parlement uit.
De independenten. — Olivier Cromwell.
De puriteinsche leden uit het parlement geweerd. — Het laeerhuis benoemt een rechtbank, om Karei wegens hoogverraad te vonnissen.
Karei I onthoofd...............30 Jan. 1649.
Het hoogerhuis afgeschaft. — De republiek afgekondigd.
Weigering der Nederlanden om zich met de Engelsche Republiek te
verbinden. — De akte van navigatie.........Oct. 1651.
Oorlog met de Nederlanden.
Cromwell protector.................. 1653.
Samenzweringen onderdrukt. — Cromwell sterft........ 1658.
Richard Cromwell protector........... 1658—1659.
Monk. — Het parlement biedt Karei II de kroon aan. — De
restauratie.................... 1660.
§ 67. Bet Noorden en het Oosten van Europa. — Guêtaaf Waea en
zijn geslacht in Zweden............tot 1654.
De oorlogen van Karei X Guataaf van Zweden tegen Folen, Denemarhen en hun bondgenooten tot den vrede van Oliva en dien van Koppenhagen............ 1520—1660.
De band tusschen Denemarken, Noorwegen en Zweden is los.
Cliristiaan II, koning der drie rijken, dwingt de Zweden hem
te erkennen.................... 1520.
Het Stockholmsche bloedbad. — Het moorden op \'t platteland voortgezet .... ................. 1520.
Gustaaf Eriehson Wasa komt in Dalekarlië.
Oorlog van Gustaaf Wasa, ondersteund door Lubeck, tegen Denemarken.
201
Jaren n. C.
De unie van Kalmar ontbonden............. 1523.
Güstaaf Wasa als koning verkozen............. 1523.
De Luthersche leer, met behoud der bisschoppelijke inrichting, in Zweden ingevoerd. — Christiaan II in Denemarken afgezet. — Frodorik I, hertog van Sleeswijk-Bolstein. — De hervorming in Denemarken en Noorwegen ingevoerd.......... 1523.
GrUStaaf Adolf koning van Zweden......... 1611—1632.
Hij breidt zijn gebied uit Esthland en Finland uit en verwerft van Rusland Karelië en Ingermannland, van Polen schier geheel Lijfland. — Zweden wordt de eerste der Noordsche mogendheden. Christina.................. 1632—1654.
Karei X G-UStaaf van Palts-Tweebruggen wordt koning van
Zweden................... 1654—1660.
Zijn oorlog tegen Polen en Denemarken, die zoowel door andere staten als door de Nederlanden worden bijgestaan. — Wassenaar van Obdam.
De Ruiter landt op Funen en verovert Nyborg.
Vrede van Olhm en Koppenhagen. — Denemarken verliest verscheidene zijner gewesten................. 1660.
Prederik Willem, de groote keurvorst, uit het huis Hohenzollern, keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen,
1640—1688.
Hij is gehuwd met Henriëtte Louise, de oudste dochter van Prederik Hendrik.
Hij verwerft het souverein bezit van Pruisen.
Onder hem treedt Pruisen op onder de invloedrijke staten van Europa.
TWEEDE TIJDVAK.
Van den Westphaalschen vrede in 1648 en die van Koppenhagen en van Olïva in 1660 tot de erkenning der onafhankelijkheid van de Veree-nigde Staten van Noord-Amerika bij den vrede van Versailles in 1783 en den aanvang der eerste Fransche omwenteling in 11%$.
§ 68. De oorlog van JLodewijh XIV tegen Karei II van Spanje tot
den vrede van Alien..............in 166S.
Die van lodeivijh, verhonden met Karei II van Engeland en met Zweden tegen de Nederlanden en hun hondgenooten, tot den vrede van Nijmegen........... 1672—1678»
Frankrijk zeer machtig, toen Lodewijk XIV het bestuur zelf
202
Jaren n. C.
aanvaardt. — TJitstekende mannen onder zijn bestuur. — Colbert. — Fransche koloniën in Oost- en West-Indië. — Louvois.
Boel van Lodewijks oorlogen.
Karei II koning van Spanje............ 1665—1700.
Lodewijk XIV wil hem de Spaansche Nederlanden ontrukken. — Turenne en Condé veroveren een groot deel der Spaansche Nederlanden.
Willem Temple en Johan de Witt bewerken de triple alliantie tnsschen Engeland, Zweden en de Nederlanden. — Aanleiding daartoe..................... 1668.
Vrede van Aken. — Lodewijk krijgt twaalf steden, grootendeels in die streek van Zuid-Nederland gelegen, welke later Fransch-Vlaanderen is genoemd.............2 Mei 1668.
Verbond van Lodewijk XIV met Karei II van Engeland, Zweden, den keurvorst van Keulen en Bernhard van Galen, bisschop van Munster.
Het Nederlandsche leger is 20,000 man sterk. — De andere hulpbronnen van dien staat. — Bondgenootschap met F rede rik Willem van Brandenburg.
Lodewijk verklaart den oorlog en trekt met omstreeks 120,000 man
onder Conde\' en Turenne bij het tolhuis te Lobith over den Rijn 1672.
Willem III opperbevelhebber der Nederlandsche troepen.
Gelderland, Utrecht en eenige steden van Holland in de macht der Franschen, Overijsel en Drente door den bisamp;chop van Munster overweldigd...................Juni 1672.
Kabenhaupt noodzaakt van Galen met de Keulsch-Munstersche
legermacht het beleg van Groningen op te breken .... Aug. 1672.
Hij laat Koevorden verrassen............Dec. 1672.
Hevige storm uit het z.w..............Juli 1672.
Prins Robert en d\'Estrees worden bij Kijkduin door de
Ruiter overwonnen................ 1673.
Leopold I koning van Duitschland.......... 1658—1705.
De Franschen nemen Maastricht in ..........Juni 1673.
Leopold en Spanje sluiten zich bij de Nederlanden aan. — Willem neemt Bonn in en noodzaakt Condé om ons land, met uitzondering van Maastricht, te ontruimen............. 1673.
Het Duitsche rijk verbindt zich met de Nederlanden. — Engeland, Munster en Keulen sluiten vrede.
Onbesliste slag bij Senef tusschen Willem III en Condé . . . 1674.
De Spanjaarden verliezen alle Zuid-Nederlandsche vestingen, op een vijftal na.
Messina, tegen Spanje in opstand, wordt door Lodewijk XIV bijgestaan.
Drie gevechten tnsschen onze vloot en du Quesne. — De Ruiter
sneuvelt bij den Etna............... 1676.
Vrede te Nijmegen tnsschen Frankrijk en de Nederlanden. — De overige mogendheden sluiten insgelijks vrede. — Spanje verliest Franche-Comté en veertien steden........10 Aug. 1678.
203
Jaren n. C.
§ 69. Xgt;8 negenjarige oorlog van J.odewijk XIV tegen het Weener-
verbond tot den vrede van Mijswijk........ 1688—1697.
De Spaansche erfopvolgingsoorlog tot den vrede van Utrecht en dien van Hastadt............. 1700—1714.
Reunionskamers. — Verschillende steden uit den Elzas, Luxemburg,
Straatsburg en andere komen in Lodewijks macht.
De Maintenon. — Herroeping van \'t edict van Nantes. — Ongeveer 4 of 500,000 hervormden wijken uit......... 1685.
Verbond te Augsburg tusschen Leopold, het grootste gedeelte van het
Daitsche rijk en Spauje............... 1686.
Willem III koning van Engeland. — Engeland voegt zich bij het
verbond..................... 1688.
De Franschen verwoesten, op bevel van Louvois, de Palts en de overige Rijnstreken.
Willem III wordt bij Steenkerken door Luxembourg overwonnen ..................... 1692.
Hij wordt tasschen Landen en Neerwinden op nieuw door Luxembourg verslagen.................. 1693.
Mons, Namen en andere vestingen door de Franschen ingenomen. — Lodewyk strijdt niet gelukkig ter zee.
Vrede te Rijswijk. — Lodewijk erkent Willem III als koning van Engeland, geeft den keizer alles, buiten den Elzas, en aan Spanje alle veroveringen, behalve 82 plaatsen in de Zuidelijke Nederlanden,
terug...................... 1697.
Karei II van Spanje kinderloos. — Lodewijk maakt aanspraak op Spanje. — Zijn gronden. — Ook Leopold maakt aanspraak. —
Bet groote of Haagsche verbond tusschen Leopold, Engeland en de
Nederlanden gesloten.................1701.
Pruisen, het Daitsche rijk, Portugal en de hertog van Savoye voegen zich hierbij.
Eugenïus van Savoye opperbevelhebber van Leopelds legers.
Willem III sterft................19 Mrt. 1702.
De oorlog wordt gevoerd in Italië, Duitschland, de Zuidelijke Nederlanden en Spanje. — Het getal van Lodewijks uitstekende veld-heeren afgenomen.
Het driemanschap: John Churchill, graaf en daarna hertog van Marlborough, Antonie Heinsius en Eugenïus van Savoye.
Marlborough en Eugenïus verslaan Marsln en Tallard bij
Hochstadt.................... 1704.
Madrid gaat weer voor aartshertog Karei verloren..... 1706.
Hij herkrijgt het...................1710.
Marlborough overwint Villeroi bij Kamillies........ 1706.
Brabant, Vlaanderen en een deel van Henegouwen vallen Marlborough toe.
Eugenïus zegepraalt bij Turin over La Feuillade en Marsin . 1706.
204
Jaren n. C.
Marlborough en Eugenïus verslaan Vendöme bij Ondenaarde . . . 1708.
Villare wordt door denzelfden bij Malplaqnet overwonnen .... 1709.
De Spaansche Nederlanden aüenes door de bondgenooten veroverd.
Onderhandelingen van Lodewijk XIV met Hein.sïns. — Zij worden afgebroken. — Oorzaak hiervan.
Jozef I keizer van Duitschland........... 1705—1711.
Karei IV keizer van Duitschland.......... 1711—1740.
De zeemogendheden veranderen van inzicht. — Marlborough teruggeroepen. — Val van het whigministerie.
Philip? V koning van Spanje........... 1701—1746.
Hij behoudt Spanje en zijn bezittingen buiten Europa.
Vrede te Utrecht. — De Nederlanden verwerven een voordeelig handelsverdrag en de barrière (Namen, Doornik en vijf andere vestingen, benevens eene half, alle sinds 1715). — Frankrijk staat Engeland eenige landstreken in Noord-Amerika, Spanje staat Gibraltar af..................11 April 1713.
Karei VI en het Dnitsche rijk zetten den oorlog voort.
Vrede te Rastadt. — Karei VI verkrijgt do Zuidelijke Nederlanden,
Napels, Milaan en het eiland Sardinië..........1714.
De ouderdom van Lodewijk XIV. — De dauphin, de herog van Bourgondië en het hertog van B:etagiie sterven nog vóór hem. —
De Maintenon. — Lodewijk XIV sterft........1 April 1715-
73. Engeland onder de koningen uit het huls Stuart Karei II en Jakob li, alsmede onder Willem III van Oranje-Raasau, Anna uit de dynastie Stitart en de koningen uit het Hannoversche huis George I en George II.......... 1660—1760.
Karei II................... 1660—1685.
Tweede zeeoorlog tusschen Engeland en de Nederlanden . . . 1665 —1667.
Het is een nationale strijd. — Oorzaak daarvan.
Wassenaar verliest den slag bij LowesthofF tegen den hertog van York. — Kortenaar sneuvelt. — Wassenaar vliegt zelf in de lucht. — De terugtocht met moeite gedekt..... 1665.
De vloot in weinige weken weder in zee.
De Ruiter raakt, met een vloot van meer dan 100 zeiion, met over de 21,000 koppen bemand, in den vierdaagschen zeeslag bij Foreland slaags met Monk, hertog van Albemarle, 11 Juni 1666.
De strijd begint op nieuw.............12 Juni
Hij wordt hervat................13 Juni
Hij wordt door het wijken der Engelschen beslist. — De Neder-landsché vloot keert met 3000 gevangenen, o. a. den vice-admi-raal Ayscne, en met zes veroverde schepen terug . . .14 Juni
Meesterlijke terugtocht van de Ruiter in een ontmoeting nabij Duinkerken. — De Engelschen steken in het Vlie 100 a 150 koopvaardijschepen in brand en verwoesten een gedeelte van Terschelling...............- . . Aug. 1666.
Tocht van de Ruiter en Cornelis de Witt naar Chattam, Juni 1667.
Vrede te Breda. — Eik houdt wat hij heeft: Nieuw-Nederland
205
Jaren n. C.
komt aan Engeland, Suriname aan Nederland.....31 Juli 1667.
Cabaalministerie in Engeland..............1671.
Het streven van dit ministerie. — Torys en whigs.
Samenzweringen en opstanden tegen Karei II.
Earol II sterft katholiek.
Jakob II.................. 1685—1688.
Algemeene ontevredenheid. — Er wordt een prins van Wales geboren. — Ongegrond gerucht dienaangaande......... 1688.
Willem III landt in Engeland. — Jakob vliedt naar Frankrijk. —
Einde van de roemrijke omwenteling.........Febr. 1689.
Willeni III en Maria............. 1689—1702.
Bepaling omtrent de truonopvolging. — Vruchtelooze pogingen van de pretendenten.
Anna.................... 1702—1714.
Zij stelt een parlement in voor de beide deelen van Groot-Britannié\'. 1706. George Lodewijk, keurvorst van Hannover, als koning van
Engeland George I.............. 1714—1727.
Walpole minister. — Zijn hoofddoel. — George II . . . 1727—1760.
§ 71. DuitacTiland onder den Hahshurgschen Tceizer Leopold X 1658—1705. De oorlogen tegen de Tarhen tot den vrede van Karloivitz 1663—1699. Fruisen wordt een JconinJiriJh onder het huis Hohenzollem . 1700. De Nederlanden en de verheffing van Willem III. . . 1660—1702.
Leopold I, reeds vroeger als koning van Bohemen en Hongarije
gekroond................... 1658—1705.
Oorlog tegen de Turken in Hongarije......... 1663—1664.
Do tegen den keizer opgestane Hongaren roepen de Turken in. —
Tweede oorlog................... 1683.
Kara Moestapha belegert Weenen . . . •....... 1683.
Karei V. hertog vun Lotharingen, en Johan III Sobieski
verslaan hem bij Weenen............... 1683.
Eugenïus van Savoye behaalt een zege op de Turken bij Zenta 1697.
Vrede van Karlöwitz. — Leopold behoudt zijn aanzienlijke veroveringen 1699.
Hannover wordt een (het 9de) keurvorstendom........ 1692.
Frederik III keurvorst van Brandenburg en hertog van Pruisen 1688—1700.
Verdrag van Frederik met Leopold I........16 Nov. 1700.
Frederik I koning van Pruisen.......... 1700—1713.
Nederland speelt, onder het raadpensionarisschap van Johan de Witt,
eenige jaren lang een der eerste rollen in de staatkunde van Europa. — De Witt is onvermoeid werkzaam voor de verheffing van den staat, van zijn zeemacht en handel.
De akte van seclusie vervallen verklaard.......... 1660.
Eeuwig edict der staten van Holland. — De staten der overige gewesten verklaren het stadhouderschap onvereenigbaar met het kapitein-generaalschap der unie.............. 1667.
Willem Hendrik kapitein-generaal voor één veldtocht.
Opheffing van het eenwig edict. — Willem III stadhouder eerst van Zeeland, toen van Holland........... 1672—1702.
206
Jaren n. C.
Utrecht en Overijsel kiezen Willem III als stadhouder..... 1674.
Zoo ook Gelderland.................. 1675.
Hendrik Kasïmir II stadhouder van Friesland, Groningen en
Drente................... 1664—1696.
.Tohan de Witt legt zijn ambt neder.........4 Aug. 1672.
Corn, de Witt komt op de aanklacht van Tichelaar in de gevangenis. — Moord der de Witten..........20 Aug. 1672.
§ 72. JRualand onder «Je alleenheerêchappij ran F eter den groote uit
het hxtié der Komanoiva............ 1689—1725.
De beheerscher van Rusland neemt den titel czaar aan..... 1547.
liet huis der Romanows................1613.
Iwan czaar. — Peter I de groote mederegent. — Sophia
regentes . -...............: . . . 1682.
Peter te Proobraschenkoi. — Hij vormt aldaar een compagnie Eoldaten.
Peter bewerkt met behulp der bojaren een omwenteling. — Aanleiding
daartoe. — Lefort wint de gunst van Peter........ 1689.
Sophia in een klooster. — Peter I alleenheerscher .... 1689—1725.
Iwan sterft..................... 1696.
Peters bestuur. — Leger. — Zeemacht. — Verovering van Azow op de Turken.................... 1696.
Een samenzwering der strelitzen onderdrukt. — Aanleiding en doel
daarvan. — Alexëi. — Sokownin........... 1697.
Peters eerste reis naar Holland, inzonderheid naar Zaandam en Engeland 1697.
Hervormingen, aan het buitenland ontleend: de Hongaarschekleederdracht, het scheren van den baard. — De geestelijken, de boeren en de Aziaten van die maatregelen uitgezonderd. — Bevordering van het fabriekwezen, den berg- en landbouw. — Enkele volksscholen. — Vreemdelingen ingeroepen.
Peter wordt keizer en „vader des vaderlandsquot; geheeten . . . sedert 1722.
Onaangename betrekking tnischen Peter en Alexëi. — Nieuwe ernstige twist tusschen hen. — Alexëi doet afstand van de kroon. — Een buitengewoon gerechtshof veroordeelt hem ter dood. — Hij sterft 1718.
§73. Zweden onder JKarel XII, koning uit het huis J\'alts-Tiveebrug-
gen, en de yoordsche oorlog tot den vrede van MJstddt 1697—1721.
Karei XII koning van Zweden........... 1697—1718.
Ziju eigenschappen.
Zwedens voorrang in \'t Noorden gaat op Rusland over.
Verbond van Peter met Frederik VI, koning van Denemarken, en
207
Jaren n. C.
Froderik Augustus 11, keurvorst van Saksen, en, als Augustus II, koning van Polen. — De Noordsche oorlog. . . . 1700—1721. Karei landt op Seeland en noodzaakt Frederik IV, zich aan het verbond te onttrekken.................
Karei overwint de Russen bij Narwa............
Hij verdrijft Augustus uit Posen. — De Poolsche rijksdag verkiest Stanislaus Leszinsky, zooywode van Polen, tot koning . . .
Karei rukt Saksen binnen. — Vrede, waarbij Augustus Stanislaus
erkent......................
Peter verovert Ingarmannland, benevens een deel van Lijfland en
Esthland. — Hij sticht Petersburg............
De winter en gebrek teisteren Kareis leger in de Ukraine.
Peter vernietigt het Zweedsche leger bij Paltawa.......
Karei vlucht naar Tnrk\\je. — Augustus en Frederik vernieuwen hun verbond. — Augustus herovert Polen en verdrijft Stanislaus.
Peter verovert Finland.................
Sultan Achraet III sluit Peter bij de Pruth in.......
Vrede, bewerkt door Katharina. — Azow wordt aan de Porte teruggegeven .....................
Karei verlaat Turkije.................
Karei XII belegert Frederikshald en wordt, niet door sluipmoord,
maar door een kogel uit de vesting voor die stad dood geschoten Nadeelige vredesverdragen van Zweden met al zijn vijanden.
Vrede van Nijstadt. — Zweden verliest Lijfland, Esthland, Inger-mannland, alsmede een deel van Karelië voor f 3,600,000 . Sept.
§74. Frankrijle onder l-odewijh XT, koning uit het huis .Bourbon,
1715—1774.
1\'ruisen onder de koningen uit het huis Hohemoilem Frede
rik Willem J en Frederik II.......... 1713—1786.
Se eerste Sileeische oorlog........... 1740—1742.
Jgt;e oorzaken en het begin van den Oostenrijksehen erfopvolgingsoorlog ................ 1741—1748.
Lodewijk XV................. 1715—1774.
Philips, hertog van Orleans, regent......... 1715—1723.
Lodewijk XV aanvaardt zelf de regeering. — Fleury, weldra tot kardinaal benoemd, metterdaad, niet in naam, eerste minister. —
Zijn hoofddoel................. 1726—1743.
Frederik Willem I koning van Pruisen....... 1713—1740.
Hij vergroot zijn gebied. — Zijn bewind.
1700. 1700.
1704.
1706.
1703.
1709.
1710.
1711.
1711. 1714.
1718. 1721.
Frederik 11 ................. 1740—1786.
Zijn eigenschappen en levenstaak. — Oneenigheden met zijn vader. — Hij wil naar George II vluchten. — Von Katte te Küstrin onthoofd, Frederik hier gevangen gezet en ter dood veroordeeld. — Verzoening. — Het slot Rhijnsberg. — Frederiks verdiensten als regent.
208
Jaren n. C.
Karei VI sterft. — De pragmatieke sanctie......... 1740.
Maria Theresïa, gemalin van Frans Stephanos, hertog van
Toskane,.................. 1740—1780.
Aanvraag van Frederik II bij Maria Theresïa omtrent zijn aanspraken op vier Silezische vorstendommen. — Zijn tegenbelofte.
De eerste Silezische oorlog. — Frederik II krijgt bijna geheel Opperen Neder-Siiezië................ 1740—1742.
De Oostenrijksche erfopvolgingsoorlog.......... 1741 —1748.
Een deel der mogendheden van Europa, ook onderteekenaar der pragmatieke sanctie, weigert Maria Theresïa als erfgravinne der Oostenrijksche monarchie te erkennen. — De voornaamste dezer vijanden zjjn Karei Albrecht, keurvorst van Beieren, Philips V van Spanje en Lodewijk XV van Frankrijk. — Engeland en de Nederlanden ondersteunen Maria Theresïa. — Trouw en geestdrift der Hongaren.
§ 75. Bet vervolg van den Oostenrijkachen erfopvolgingsoorlog tot
den vrede van Aken............. 1741—1748.
Zgt;e tweede Silezische oorlog tot den vrede van Dresden . 1744—1745.
De zeeoorlog tusschen Engeland en Spanje..... 1739—1748.
De zevenjarige oorlog tot den vrede van Hnbertsburg . 1756—1763.
Karei Albrecht verovert Praag en wordt als fcomnj «an ZJoAemen gekroond 1741. Hij wordt als keizer Karei VII te Frankfort aan de Main gekroond ................... 1742—1745.
Maria Theresïa verovert Beieren.
Tweede Silezische oorlog. — Aanleiding hiertoe...... 1744—1745.
Frederik II verslaat Karei van Lotharingen bij Hoheufriedberg 1745.
Karei VII tterft. — Vrede van Dresden. — Frederik II behoudt
Silezië. — Hij erkent Frans 1 als keizer......... 1745.
Frans I................... 1745—1765.
Het pragmatieke leger onder den hertog van Cumberland verliest den slag bij Fontenai tegen de Franschen onder Maurits van Saksen..................... 1745.
De Franschen veroveren schier de gansche Oostenrijksche Nederlanden.
Zeeoorlog tusschen Engeland en Spanje........• 1739—1748.
Vrede van Aken. — Maria Theresïa behoudt bijna haar geheele erfenis...................18 Oct. 1748.
Verbintenis van Oostenrijk, Frankrijk, Augustus III, koning van Polen, en, als Frederik Augustus II, keurvorst van Saksen, Elizabeth, Zweden en het. Duitsche rijk tegen Pruisen. — Aanleiding hiertoe.
Elizabeth keizerin van Rusland.......... 1741—1762.
George II bondgenoot vnn Frederik II.
Frederik II behaalt bij Praag een zege op Karei van Lotharingen en Browne................. 1757.
Daun overwint Frederik bij Kollin........... 1757.
Frederik en Seidlitz verslaan de Franschen onder den prins van
209
Jaren n. C.
Soubise en het Duitsche rijksleger onder de n prins van Saksen-
Hildburghausen bij Roszbach............ 1757.
Frederik II verslaat Karei van Lotharingen en Daun bij
Leuthen..................... 1757.
De Russen behandelen Pruisen als een wingewest....... 1759.
Prederik II zegepraalt bij Küneredorf eerst over den linkervleugel der Russen, doch wordt weldra geheelenal verslagen door Soltikow
enLaudun................... 1759.
Hopelooze toestand van Frjderik II. — Oorzaken daarvan .... 1761. Elizabeth van Rusland sterft. — Peter III haar opvolger . . . 1762. Vrede van Rusland en Zweden met Pruisen. — Peter geeft aan Pruisen
alle veroveringen tarug.
Vrede te Hubertsburg. — Ieder behoudt wat hij vóór den zevenjarigen
oorlog had..................Febr. 1763.
§76. De zeeoorlog tusachen Frankrijk en Engeland t geëindigd met
den vrede van Parijn............. 1756—1763.
1\'or tug al onder de verdere koningen uit het huis Uraganza en
het heatuur van Fombal........ . . • 1750—1777.
Jozef II, koning van Duitschland uit het ftuis Lotharingen of Habahwg Lotharingen, en zijn hervormingen «... 1780—1790.
Zeeoorlog tusscben Frankrijk en Engeland........ 1756—1763.
Bondgenooten aan weerszijden.
Vrede van Parijs. — Frankrijk en Spanje verliezen vele van hun bui-tenlandsche bezittingen................ 1763.
Portugal geraakt onder de latere koningen uit het huis Braganza niet weer tot zijn vorigen bloei.
Jozef Emanuel koning van Portugal........ 1750—1777.
Sebastiaan Jozef van Carvalho, later markies Pombal, minister. — Zijn bestuur. — Hij kwetst adel en geestelijkheid.
Verbittering van Pombal tegen dejezuïten. — Aardbeving te Lissabon
Nov. 1755.
De orde der Jezuïten in Portugal opgeheven......... 1759.
Frankrijk, Spanje en andere landen volgen dit voorbeeld. — Clemens XIV (Ganganelli) heft de orde plechtig op...... 1773.
Jozef H, als mederegent der Oostenrijksche landen, ondergeschikt
aan Maria Theresïa............... 1765—1790.
Begin van de regeering van het huis Lotharingen of Habsburg-Lotha-ringen. — Zijn bewind. — Grootsche maatregelen. — Hij wil de Schelde openen. — Een gewelddadige poging daartoe mislukt. —
Hij ziet voor f 9,500,000 van zijn eisch af. — Oproer in de Zuidelijke Nederlanden. — Jozefs opvolger geeft toe....... 1788.
quot;Wijkne, Overzicht, 11de druk. 14
210
Jaren n. C.
§77. Zgt;e oorlog voor de onafhankelijkheid van de Tereenig de Staten van Noord-Amerika, geëindigd met den vrede van Versailles ................... 1775—178S.
George Washington en Benjamin Franklin. — De Itepubliek der dertien Vereenigde Staten.
George III koning van Engeland.......... 1760—1820.
Groot bedrag van Engelands staatsschulden. — Het Engelsclie ministerie besluit de inkomsten van den staat te vermeerderen door Amerika mede in de belastingen te doen deelen. — Reden, hiervoor aangevoerd.
Menigvuldige koloniën in Amerika sinds Elizabeth en Jakob I. —
quot;William Penn sticht Pennsylvanië met Philadelphia......1681.
Het ministerie begint eenige handelsartikels in Amerika met inkomende
rechten te belasten................. 1764.
De Amerikanen betwisten het parlement te Londen het recht om hen te belasten. — Thee, glas, papier en verfstoffen worden, bij invoer uit Groot-Britannië, in Amerika belast. — Al deze belastingen, uitgezonderd die op de thee, weer ingetrokken. — Een lading thee,
groot 342 kisten, door Amerikanen te Boston over boord geworpen 1773.
De haven van Boston gesloten.
Het congres te Philadelphia geopend.........4 Sept. 1774.
Het staakt alle handelsverkeer met Engeland.
De oorlog begint................. 1775—1783.
De dertien Staten verklaren zich onafhankelijk........ 1776.
George Washington en Benjamin Franklin.
Washington eerst afgevaardigde bij het congres, nn opperbevelhebber van \'t Amerikaansche leger. — Hij komt alle bezwaren van den oorlog te boven.
Franklin, een man uit den nijveren burgerstand, tot boekdrukker opgeleid en jaren lang als drukker en schrijver werkzaam, bekleedt later allengs de aanzienlijkste ambten. — De bliksemafleider door hem uitgevonden.
Franklin bewerkt een verbond met Frankrijk. — La Fayette . . 1778.
Spanje bondgenoot van Amerika. — St. Ènstatïns vooral de stapelplaats van den toevoer aan het opgestane Amerika. — Oorlog tusschen Engeland en de Nederlanden.......... 1780.
Vele koloniën der Eepubliek vallen den Engelschen in handen.
Onbesliste zeeslag bij Doggersbank tusschen Parker en Zoutman 1781.
Vrede te Versailles. — Groot-Britannië erkent de onafhankelijkheid der dertien Vereenigde Staten van Noord-Amerika .... Jan. 1783.
De Nederlanders staan aan Engeland Negapatnam af...... 1784.
Washington president van \'t congres.......... 1789—1797.
Washington sterft..................179S.
Engeland vestigt een uitgebreid gebied in Oost-Indië op de puinhoopen van de heerschappij der Mongolen en der Franschen.
211
Jaren n. C.
§ 78. Kualand onder -Pefer lil en Katharina 11 ..... 1762—1796.
Stanislaus Foniatotcski, koning van Polen..... 1764—1795..
Dh eerste. de tweede en de derde deeling van Polen 1773, 1793 en 1795.
Jtussisch-Turksche oorlog........... 1769—1774.
Russisch\'Turksehe oorlog tot den vrede van Jassy . . . 1787 —1792.
Peter III door Katharina gevangen genomen en gedood . . . 1762.
Katharina II. . ... ............. 1762—1796.
Zij verheft Rusland tot een der hoofdmogendheden van Europa.
Zij en Frederik II dwingen den Poolschen rijksdag om Stanislaus
Poniatowski als koning te verkiezen........ 1764—1795.
De Evtssische gezant ie Warsehau eigenlijk koning.
Confoederatie van vele Polen tegen Rusland......... 1768.
Rampspoedige oorlog van Turkije tegen Rusland..... 1769—1774.
Burgerkrijg in Polen. — Eerste deelinq van Polen tusschen Rusland,
Pruisen en Oostenrijk................ 1773.
Oorlog tusschen Turkije en Rusland, dat door Jozef II wordt bijgestaan..................... 1787 —1792.
Gregorïus Potemkin de Tc-uriër.
Hij krijgt het opperbestuur over de Krim of Taurië.
Vrede van .fassif. — Rusland wordt met het gebied van Oczakow tot de Dniester vergroot................. 1792.
De vrijheidlievende Polen dwingen het Russische leger hun grondgebied
te ontruimen................... 1790.
Thaddaeus Kosciuszko.
Tweede deeling van Polen. — Rusland en Pruisen nemen een deel van
Polen in bezit................... 1793.
De vaan der onafhankelijkheid wordt wederom in Polen opgestoken. 1794.
Kosciuszko behaalt een kleine zege. — De Russen worden uit Warschau verjaagd.
Pruisen, Rusland en Oostenrijk zenden troepen.
Fersen verslaat Kosciuszko bij Maciejowice .... 10 Oct. 1794.
Katharina II beveelt Stanislaus de kroon neer te leggen..... 1795.
Polen bestaat niet meer. — Derde deeling tusschen de drie mogendheden ...................... 1795.
Katharina II sterft. — Paul I.......... 1796—I80i.
§ 79. De Nederlanden sedert den dood van ii\'illent 111 tot de komst
der Pruisen. — Willem IV. de gouvernante en Willem V 1702 —1787
Willem 11 sterft. — Set tweede stadhouderlooze tijdperk voor de meeste
gewesten..................... 1702.
Johan Willem Friso stadhouder van Friesland en Groningen 1696—1711.
Hij verdrinkt aan den Moerdijk.............1711.
Willem Karei Hendrik Friso volgt hem in Friesland op. . 1711.
14*
212
Jaren v. C.
W. K. H. Friso stadhouder van Groningen.........1718.
W. K. H. Friso stadhouder van Gelderland en Drente..... 1722.
Heinsius sterft. — Hoofdstreven der Republiek, die zich veilig waant
achter haar barrière. — Nadeelige gevolgen daarvan..... 1720.
De Nederlanden verbinden zich in den Oostenrijkschen erfopvolgingsoorlog met Maria Theresïa.
Lodewijk XV doet een inval op het grondgebied der Nederlanden . 1745.
De Franschen veroveren Bergen-op-Zoom.......... 1747.
quot;W. K. H. Friso wordt als Willem IV stadhouder van Holland, Zeeland, ITtrecht en Overijsel en kapitein-generaal-admiraal der
unie.................... 1747—1751.
Betrekking tusschen hem en Willem III.
Alle waardigheden worden erfelijk verklaard in de nakomelingschap des stadhouders, ook in do vrouwelijke linie. — Het erfelijk opper-directeur-qouverueurschop van O. en W. Indië wordt den prins door de beide compagniën opgedragen.
Willem V. — Anna prinses-gouvernante....... 1751—1759.
Lodewijk van Br unswij k-Wolfenbuttel vertegenwoordigt den prins als kapitein-generaal.
Anna sterft. — Wolfenbuttel regent........... . 1759.
De staats- of Franschgezinde en de stadhouderlijke of Eogelschgezinde partij.
Willem V............. 1766—1795, overl. 1806.
De oude verdeeldheid vernieuwd onder de namen: patriotten of keezen en prinslui, Oranjeklanten of Oranjekraaiers. — De stadhouder als de oorzaak beschouwd van de werkeloosheid onzer zeemacht. —
Willem V begeeft zich voorloopig naar Gelderland.
Een paar vliegende legertjes in Holland.
De commissie van defensie verzoekt Willems gemalin bij Goejan-
verwellesluis haar reis naar Holland te staken........ 1787.
Frederik Willem II, koning van Pruisen, zendt Karei Ferdinand, regeerend hertog van Bruswijk-Wolfenbuttel, die den stadhouder in zijn gezag herstelt en vele patriotten doet uitwijken . . 1787.
Wederwerking. — De llepubliek bezegelt de oude spreuk: eendracht
maakt macht; tweedracht verstrooit........... 1795.
DERDE TIJDVAK.
Van het begin der eerste Fransche omwenteling in 1789 tot den aanvang der Nieuwste Geschiedenis in 1815.
§ 80. Frankrijk sedert het begin der eerste omwenteling of de opening der constitueerende nationale vergadering tot de eerste zitting der wetgevende vergadering.....1 Oct. 1789—1791.
De slechte toestani van Frankrijke financiën, voortgekomen uit de
213
Jaren n. C.
regeering van Lodewijk XIV en Lodewijk XV. — De schuldenlast vooral drnkkend voor den burgerstand.
Lodewijk XVI koning van Frankrijk........ 1774—1792.
Hij is gehuwd met Marie Antoinette.
De koningin gehaat bij het meerendeel der Vranschen .... sinds 1789.
Menige hervorming in Frankrijk; doch de schuldenlast groeit nog steeds aan.
Necker controleur-generaal der financiën.......... 1788.
Bijeenkomst der rijksstenden te Versailles: 300 adellijken, 300geestelijken en 600 leden van den derden stand.
De derde stand verklaart zich tot constitueerende nationale vergadering ...................17 juli 1789.
Zijn eed in een kaatsbaan te Versailles.
Samentrekking van een leger. — Ontslag en verbanning van Necker.
De nationale garde. — La Fayette.
Bestorming en slooping der bastille.........14 Juli 1789.
Uitwijking van velen, o. a. van den graaf van Artois.
De graaf de Mirabeau. — De vergadering verplaatst zich naar Parijs. — Besluiten der vergadering. — Assignaten. — Frankrijk verdeeld in 83 (thans 86) departementen; doel dezer verdeeling.
De zaak der natie vervalt meer en meer in de willekeur van een tengelloos grauw.
De vergadering houdt haar zittingen in een zaal nabij de Tuileriën.— De linker- eu de rechterzijde, — De bergpartij. — Robespierre.— Het gepeupel op de galerijen. — De klub der Jakobijnen. — Lodewijk Philips, hertog van Orleans, ^achterkleinzoon van den regent. — Uij neemt weldra den naam „Égalitequot; aan.
De koning vlucht met zijn familie, wordt te Varennes aangehouden
en naar Parijs teruggebracht..............1791.
Verandering in zijn toestand.
De nieuwe of eerste staatsregeling voltooid. — De nationale vergaring gaat uiteen................Sept. 1793.
§81. Frankrijk sinds de opening der wetgevende vergadering. — De nationale conventie. — De oorlog van Oostenrijk en Pruisen
tegen de Fransehe Bepubliek...........in 1792.
Voortgang der omwenteling, terdoodbrenging van Lodewijk
XVI en het schrikbewind..........1 Oct. 1791.
tot in 1794.
De wetgevende vergadering..............sedert 1 Oct. 1791.
De Girondisten. — Overeenkomst en verschil dezer partij met de
Jakobijnen.
Stemmine der emigranten te Coblents.
Frans II koning van Duitschland..... 1792—1806, overl. 1835.
Frans II en Frederik Willem II sluiten een verdedigingsverbond 1792. Lodewijk XVI moet Frans II den oorlog verklaren.
Aanval van \'t grauw op de Tuileriën. — Hij wordt herhaald 10 Aug. 1792. De koning zoekt met de zijnen steun bij de wetgevende vergadering. —
214
Jaren n. C.
Hij wordt gevangen gehouden, van zijn waardigheid ontzet en naar den tempeltoren gevoerd. — Vele Zwitsers sneuvelen.
De guilloline. — £)e Septemberdagen........2—7 Sept. 1792.
De nationale conventie of tweede staatsregeling.....21 Sept. 1792.
De Pruisische en de Oostenrijksche troepen overschrijden de grenzen van Frankrijk, maar trekken terug. — Dumouriez verovert bijna geheel België op de Oostenrijkers.
De conventie verklaart het koningschap voor vervallen en Frankrijk voor een ondeelbare republiek.
Lodewijk XVI staat tertcht voor de conventie. — Hij wordt ter dood
gebracht..................21 Jan. 1^93.
De Girondisten vogelvrij verklaard..........Juni 1793.
De Republiek in omwentelingstoestand verklaard. ... 28 Aug. 1793.
Schrikbewind of terrorisme. — Robespierre aan \'t hoofd van het comité van openbaar welzijn.
Comités in geheel Frankrijk.
De koningin en vele Girondisten onthoofd..........1\' 93.
De wetenschappen in den ban. — De Christelijke godsdienst afgeschaft. —
Dienst der rede.
Verdeeldheid onder de leiders: Robespierre en zijn aanhangers ondergaan den dood...............28 Juli 1794.
§ 82. De oorlog van de eerste coalitie tegen de Fransche JiepublieJc
1793—1795.
De burgeroorlog in de Vendée en die in de zuidelijke departementen van Franlcrijk ............li 93 1795.
De derde constitutie of die van het directoire ... 28 Oct. 1795.
Frankrijk verklaart den oorlog [aan Groot-Britannië en aan den erfstadhouder der Nederlanden............1 Febr. 1793.
Het verklaart Karei IVquot;, koning van Spanje, den oorlog. —Aanleiding daartoe.
Pitt en de eerste coalitie.
Jourdan overwint Josias, prins van Koburg, bij Fleurus . 1794.
Pichegru, door patriotien ingeroepen en omstuwd, trekt de Nederlanden binnen................... 1795.
Willem V scheept zich met zijn familie naar Engeland in.
Pruisen en Spanje sluiten vrede met de Fransche Republiek . . . 1795.
De bewoners der Vendée vatten de wapens op.
De strijdt breidt zich over Bretagne uit. — Hoc he onderwerpt de
Vendée...................\' \' \' ^95.
Op de tijding van den val der Girondisten verheffen zich de zuidelijke departementen tegen de bergpartij.
Marseille, Bordeaux en Lyon bezwijken.
Lodewijk XVII sterft in de gevangenis (althans zoo hij niet — wat sommigen beweren — diegene is, die onder den naam „Lodewijk XVIIquot; eerst in 1845 te Delft overleed).......... 1795.
Toulon door de Bngelsehen bezet. — Napoleon Bonaparte.
Toulon ingenomen...............Dec. 1793.
215
Jaren n. C,
Zegepraal van de partij der orde.
De derde constitutie, die van het directoire. — Vijf directeuren Oct- 1795. Napoleon Bonaparte dwingt de burgers van Parijs tot het herkiezen der leden van de conventie.
§ 83. De oorlog tegen de Franaelie Republiek in Zuid-Duitschland.
en in Italië................ 1796, 1797.
De vrede van Catnpo Fortnio.........17 Oct. 1797.
De door Frankrijk opgerichte republieken.
Moreau en Jonrdan rukken van den Rijn, Bonaparte uit Italië
tegen Oostenrijk op................. 1796.
Karei, aartshertog van Oostenrijk, dwingt de beide eerste veldheeren tot terugkeer.
^Napoleon Bonaparte of Buonaparte geboren te Ajaccio . . 1769.
Zijn zeldzame hoedanigheden.
Herschepping der Frantche soldaten. — Hij dwingt den koning van Sardinië tot vrede.
De Oostenrijkers trekken achter de Po, de Tessïno en de Adda terug. — Gevecht bij Lodi.
Do hertogen van Parma en Modena, Pi us VI en Ferdinand. IV van Napels onderwerpen zich.
Napoleon slaat het beleg voor Mantüa Juli 1796.
De Oostenrijkers trachten viermaal deze stad te ontzetten.
Napoleon verslaat Alvinzi bij Arcole. — Mantüa geeft zich over . 1797.
Vrede van Campo Formio. — De stad Venetië en \'tmeerendeel van haar gebied op quot;quot;t vasteland komen aan Oostenrijk. —De Republiek Venetië hondt op te bestaan. — De Oostenrijksche Nederlanden komen aan Frankrijk. — De Cisalpijnsche Republiek. — Oostenrijk staat haar Milaan, Mantüa en het overige gedeelte van Lombardije af. — De Ligurische Republiek . . -.......17 Oct. 1797.
De Romeinsche en de Helvetische Republiek......... 1798.
§ 84. De tocht van Napoleon naar Egypte......... 1798.
De oorlog der tweede coalitie tegen de Fransche Republiek tot den vrede van Luneville en dien van Amiëns. 1798—1801 en 1802. Det bewind der consuls in Frankrijk.
Napoleon wordt keizer der Franschen en koning van Italië 1798—1805.
Napoleon scheept zich naar Egypte in......................1798.
Doel van dezen tocht.
Bonaparte neemt Alexandrië stormenhand in..................1798.
Zege op den bey bij de pyramiden. — Onderwerping van Egypte. . 1798.
Nelson vernielt de Fransche vloot bij Abükir................1798.
210
De belegering van Acre, door een Tutksche bezetting verdedigd, mislnkt.
Napoleon draagt het opperbevel aan Kleber op. — Hij landt in
Frankrijk. — Redenen zijner terugkomst..................1799.
De tweede coalitie komt tot stand tasschen Groot-Britannië, Oostenrijk, Knsland, de Porte, Napels en Toskane................1798.
Kray en Snwarow heroveren Italië......................1799.
De pas ontstane Republieken afgeschaft. — Pius VII wordt pans . 1S00.
Poging van Engeland en Rusland om de Bataafsche Republiek aan
\'t oppergezag van Frankrijk te onttrekken. — De onderneming mislukt 1799.
Napoleon werpt het directoire omver........................1799.
De vierde constitutie; drie consuls. Napoleon met eenhoofdig
gezag...................25 Dec. 1799-
Bonaparte trekt over den grooten St. Bernhard.
Hij wint den slag bij Marengo............................1800.
Moreau verslaat de Oostenrijkers bij Hobenünden............1800.
Vrede te Luneville. — De linker Rijn-oever komt aan Frankrijk 9 Febr. 1801,
Paul I vermoord. — Alexander I keizer van Rutland . . 1801 —1825.
Napoleon sluit vrede, zoowel met der overige staten, als met Rusland 1801.
Vrede met de Porte — De Franschen ontruimen Egypte .... 1801.
Vrede van Amiëns met Groot-Britannië. — Engeland geeft de Bataafsche Republiek alle veroveringen, behalve Ceylon, terug . , Mrt. 1802.
Napoleon wordt levenslang consul van Frankrijk................1802.
Napoleon I wordt erfelijk keizer der Franschen . . . .18 Mei 1804.
Hijzelf kroont zich en Joséphine. — Pius VII zalft hen.
Napoleon krijgt de ijzeren koningskroon van Italië..............1805.
§ 85. Z)e derde eoalitie-oorlog. — De vrede van 1\'resburg. — Ifapo-leon schept rijken voor zijn bloedverwanten, — Het Rijnverbond, — Hernieuwde oorlog van Pruisen tegen Frankrijk tot den vrede van Tilsit, — Het continentaalstelsel , , 1805—1807»
Oogmerk van Napoleon met Frankrijk. — Goede zijde van zijn bestuur. De derde coalitie door Pitt tot stand gebracht tusschen Groot-Britannië, Oostenrijk, Rusland en Zweden.......... 1805.
Napoleon bezet Weenen................ 1805.
De Oostenrijkers en Kutusow bij Austerlitz door de Franschen verslagen ...................2 Dec. 1805.
Vrede van Presburg tusschen Napoleon en Frans. — Oostenrijk staat
verschillende landen aan Beieren en \'Wnrtemberg af . .26 Dec. 1805.
Beieren en Wnrtemberg worden koninkrijken......1 Jan. 1806.
De Bourbon Ferdinand IV van Napels afgezet. — Jozef Bonaparte
koning van Napels................. 1805,
Iiodewijk Bonaparte koning van Bolland........ 1806,
Bet Rijnverbond met Napoleon als protector......... 1806.
Frederik Augustus I, vroeger keurvorst, uu koning van Saksen,
voegt zich bij het Rijnveibond,
Het Duitsche rijk lost zich op, — Frans I erfelijk keizer van Oostenrijk ....................sedert 1804.
217
Frans II legt de Duitsche keizerskroon neer......6 Aug. 1806,
Frederik Willem III koning van Pruisen...... 1797—184C.
Hij verklaart weder den oorlog aan Napoleon.......Oct. 1806.
Napoleon overwint den vorst van Hohenlohe bij Jena 14 Oct. 1807.
De meeste vestingen geven zich aan de Franschen over, o. a. Berlijn
De Pruisen en Benningsen bij Friedland verslagen............1807.
Vrede van Tilsit. — Pruisen verliest het land tusschen den Rijn en de Elbe. — Hieruit, alsmede uit Hessen-Kassei, Brunswijk en een deel van Hannover ontstaat het koninkrijk Westphalen voor JérOme
(Hieronymus)......................................1807.
Nelson vernietigt bij Trafalgar de Fransch-Spaansche zeemacht onder
VilleneuveenGravina...........21 Oct. 1805.
Napoleon verordent hel continentaalstelsel....................1806.
§ 86. yapoleon neemt 1\'ortugal en Spanje in bezit. — Jozef wordt honing van Spanje, Murat honing van Napels. — De oorlog tegen Napoleon in Spanje. — Vernieuwde hrijg van Oostenrijk tegen Frankrijk tot den vrede van Weenen of van Schön-brunn. — Napoleons oorlog met Alexander I en zijn tocht tiaar RusUmd................. 1807 —1812*
Napoleon neemt bezit van Portugal............ 1807.
Hij ontrukt de kroon van Spanje aan den Bourbon Ferdinand VII. — Jozef koning van Spanje. — Joachim Murat koning van Napels.................... 1808.
De Spanjaarden staan tegen Napoleon op.
George III, koning van Eneeland, verbindt zich met Spanje en zendt een leger onder Arthur Wellesle)-, sedert 1810 hertog van Wellington.
Oostenrijk verklaart Bonaparte op nieuw den oorlog...... 1809.
Aartshertog Karei wint den slag bij Aspern........ . 1809.
Hij verliest dien bij Wagram............... 1809.
Moed van Andrëas Hofer en de Tyrolers.
Vrede van Weenen of van Schönbrunn.........Oct. 1809.
Napoleon scheidt van Josephine. — Hij huwt met M aria Louise.—
Hij krijgt een zoon, den koning van Rome,........1811.
De koning van Rome sierfc te Weenen........... 1832.
Napoleon trekt met bijna een half millioen manschappen over de Niemen
Juni 1812.
De Russen, 250,000 sterk, eenige malen verslagen.
Hevig gevecht bij Smolensk. — Kntosow verliest den slae bij
Borodino of aan de Moskwa . ...........Sept. 1812.
Napoleon trekt Muskau binnen...........17 Oct. 1812.
Verschillende oorzaken, waardoor de orde bij de Franschen zich oplost.
Overtocht over de Berezina........• . 26—28 Oct. 1812.
Ten minste 300,000 man komen ia Rusland om.
Napoleon komt eerst te Warschau, weldra te Parijs aan.
218
Jaren n. C.
§ 87. Ife oorlog der bondgenooten en de slag bij Leipzig. — Napoleons val en zijn vertrek naar Elba. — Lodewijk Xi\'111(Bourbon)
koning van Frankrijk. — Set Weener congres. — De terug-komst van Napoleon en zijn laatste oorlog tegen de bondgenooten. — Napoleons val en de tweede l\'arijsche vrede 1813—1815.
De Pruisen staan het eerstop.— Frederik Willem III verklaart Frankrijk den oorlog. — De koning van Saksen sluit zich bij Napoleon aan. — Vele andere vorsten rukken zich van het Rijnverbond los.
Vernieuwde oorlog van Frankrijk tegen Rusland, Prnisen, Oostenrijk, Engeland en Zweden.
Oudinot, bij Grosz-Beeren door Bernadotte, Macdonaldbij de
Katzbach door Blüeher overwonnen...........1813.
Veldslag bij Leipzig verloren door Napoleon . .16, 18 en 19 Oct. 1813.
Duitschland tot den Rijn van de Franschen verlost. — Het Rijnverbond lost zich op.
De erfprins van Oranje keert uit Engeland naar de Nederlanden
terug...................30 Nov. 1813.
Bülow komt in de Nederlanden.
Wellington overwint Jozef en Jourdan bij Vittoria. — Spanje
gaat voor Frankrijk verloren...........21 Juui 1813.
De vorst van Schwartzenberg en Blüeher trekken over den
Rijn......................1814.
Da voorwaarden, door de bondgenooten aangeboden, worden door Napoleon verworpen.
Bestorming der hoogten van Montmartre. — Parijs capituleert.
Alexander I en Frederik Willem III houden hnn intocht te Parijs
31 Maart 1814.
De senaat verklaart Napoleon Bonaparte vervallen van hot keizerschap.— Hij verkrijgt Elba met ruime inkomsten.
Lodewijk XVIII (Bourbon) trekt Parijs binnen . 4 Mei 1814—1824.
Napoleon landt op Elba.............4 Mei 1814.
Congres van Weenen ........ï Nov. 1814—10 Juni 1815.
Napoleon landt bij Cannes............1 Mrt. 1815.
Lodewijk XVIII wijkt naar Gent.
Napoleon trekt Parijs binnen...........20 Mrt. 1815.
Het congres van Weenen doet hem in den ban.....13 Mrt. 1815.
Het leger der Engelschen en der Nederlanders staat onder Wellington, het Pruisische onder Blüeher.
Napoleon verslaat Biücher bij Ligny. — Geregelde aftocht der Pruisen
16 Juni 1815.
Nev wordt bij Qaatre-Bras door den erfprins van Oranje teruggedrongen .................16 Juni 1815.
Veldslag bij Waterloo, Belle-Alliance of Mont St. Jean. — Bulow
beslist dien ten nadeele der Franschen.......18 Juni 1815.
Einde van de regeering der honderd dagen, — Napoleon doet ten
tweeden male afstand van de kroon........22 Juni 1815.
219
Jaren d. C.
Hij geeft lich aan de Engelschen over. — Hij wordt naar St. Helena overgebracht.— Hudson Lowe. — Napoleon sterft . . 5 Mei 1821.
Tweede vrede van Parijs. — Frankrijk binnen de grenzen van 1792
teruggebracht................20 Nov. 1815.
Lodewijk XVIII aanvaardt weder het bestuur van Frankrijk.
Alexander, Frans I en Frederik Willem III sluiten het heilig verbond. — Bepalingen hiervan..........26 Sept. 1815.
De meeste Europeesche mogendheden nemen deel aan dit verbond.
§ 88. De Nederlanden onder Willem V. — De Dataafeche Hepubtieh. —
Rutger Jan Schimpelpenninch. — Zodetvijh Napoleon koning van Holland, — De Nederlanden als deel van Frankrijk. — De Nederlanden en België als koninkrijk onder Willem I, 1787—1815.
Overeeukomst met Pruisenen Engeland, waarbij het erfstadhouderschap
wordt gewaarborgd.................. 1788.
Van de Spiegel raadpensionaris.
Scharen patriotten wijken naar Frankrijk; velen van hun ambten ontzet, anderen den lande uitgebannen.
Willem Frederik en Frederik strijden met moed en beleid,
maar tevergeefs tegen de Franschen.
De Franschen en de patriotten onder Daendels zakken naar ons
land af. — Willem V vertrekt naar Engeland....... 1795.
Hij gaat naar Brunswijk................ 1800.
Hij sterft..................9 April 1806.
Haagsch verdrag. — De Bataafsche Republiek......Mei 1795.
Engeland ontneemt de Republiek bijna al hare koloniën.
Nieuwe staatsregeling. — De zeven souvereine staten, de vroegere Generaliteitslanden en het bondgenootschappelijk landschap Drente vormen voortaan maar één staat. — Gelukkig gevolg dier regeling
1 Mei 1798.
Deze staatsregeling door een andere vervangen........1801.
Op bevel van Napoleon wordt een nieuwe constitutie, de derde, afgekondigd. — Rutger Jan Schimmelpenninck raadpensionaris ....................April 1805.
Regeling van het lager onderwijs; algemeene belastingen ingevoerd in plaats van de vroegere provinciale; commissiën van landbouw.
De vierde constitutie. — XiOdOwijli Napoleon koning van Holland. — Zijn bewind..............Juli 1806.
Ramp van Leiden. — 152 menschen verliezen het leven . .12 Jan. 1807.
Vrede van Tilsit. — Jever en Oost-Friesland komen, tegen den afstand van Vlissingen en de tafel dezer stad, aan het koninkrijk Holland..................... 1807.
Landing der Engelschen op Walcheren........... 1809.
Zeeland, Noord-Brabant, benevens een gedeelte van Gelderland en een klein deel van Holland komen aan Frankrijk.
Lodewijk Napoleon legt de kroon neer ten behoeve van zijn zoon. —
Aanleiding hiertoe..............1 Juli 1810.
220
Jaren n. C.
De Nederlanden bij Frankrijk ingelijfd. — Le Brun al(jemeen stedehouder, — De departementen worden Fransche departementen. — Prefecten.
Gevolgen der inlijving: tiërceering van de renten der staatsfchuld. — Conscriptie. — De vrijheid der drukpers vernietigd. — Politie. — Openbaar onderwijs.
Java door de Engelsehen veroverd. — Continentaalstelsel. — Verval van taal en letterkunde.
De Franschen worden uit de Nederlanden verdreven......1813.
De graaf van Limburg Stirum, van der Duyn van Maasdam en van Hogendorp.
De beide laatsten en Kemper nemen voorloopig het bestuur des lands op zich.
Willem van Oranje souverein vorst........2 Dec. 1813.
Willem I, koning der Nederlanden, waartoe van nu aan ook België en
Luik behooren...................1815.
Het groothertogdom Luxemburg, een van de 30 staten van het Duitsche verbond, aan Willem I toegevoegd.
KORT OVERZICHT DER NIEUWSTE GESCHIEDENIS.
Spanje en Portugal.
Voortdurend streefden de volkeren van Europa, veelal door herhaalde opstanden, naar verbetering van hun toestand. Vooral was dit het geval in Spanje, waar ferdinand vii (zie blz. 183), na den val van Napoleon, de regeering wederom had aanvaard. Tegen den wensch der natie hief de koning in 1814 de door de Cortez (afgevaardigden van \'t volk) in 1812 ingevoerde staatsregeling op, welke het koninklijk gezag zeer beperkte. Door de toenemende ontevredenheid des volks aangemoedigd, kondigde de luitenant-kolonel RiCgo , bij wien Quiroga zich aansloot, den isten Jan. 1820 de constitutie van 1812 weder al, en Ferdinand werd genoodzaakt ze te bezweren. Door toedoen van Metternich, den eersten minister van Oostenrijk, werd in 1822 een congres der Europeesche hoofdmogendheden te Verlma (aan de Etsch) gehouden, waar men Frankrijk gerechtigd verklaarde, gewapenderhand in Spanje tusschenbeide te komen. Met behulp van een Fransch leger gelukte het aldus aan Ferdinand VII, de constitutie op nieuw af te schaffen en de onbeperkte heerschappij te herstellen. Duizenden werden nu in den kerker gezet, duizenden ter dood gebracht, o. a. Riëgo. Nogtans duurden de woelingen in Spanje steeds voort, zoodat de welvaart van dezen staat nog meer afnam en de toestand zijner geldmiddelen bijna reddeloos werd.
Daar Ferdinand de salische wet, die het vrouwelijk geslacht van de troonopvolging uitsloot, in Maart 1830 had opgeheven, volgde hem, na zijn dood, den 29sten Sept. 1833, zijn onmondige dochter Isabella ii op, onder het regentschap harer moeder Maria Christina, een dochter van Frans I (zie blz. 224), Ferdinands vierde gemalin. Hierdoor ontstond in de Baskische gewesten, in Navarre, in Catalonië, in ArrSgon en in Castilie
222
een bloedige burgeroorlog van den kant der aanhangers van Ferdinands broeder don Carlos, die den titel „Karei V, koning van Spanje,quot; aannam. Door den steun der streng katholieke partij en der geestelijkheid, alsmede door de overwinningen van zijn ervaren en dapperen generaal, Zumala-Carreguy, zag Don Carlos zijn partij, de Car listen, weldra in kracht toenemen en geraakten Isabella\'s zaken in een hachelijken toestand. Maar sedert den dood van Zumala-Carreguy, in 1835, en nadat EspartSro als hoofd van Isabella\'s partij, de Christino\'s, was opgetreden, daalde de gelukszon van Don Carlos, zoodat hij in 1839 naar Frankrijk vlood. Gedurende dezen burgeroorlog was de regentes door \'t volk en door de soldaten genoodzaakt, de constitutie van 1812, hoewel aanmerkelijk gewijzigd in \'t voordeel der kroon, weder in te voeren. Espartero, die bij het einde van den burgeroorlog den bijnaam hertog der overwinning kreeg, werd thans eerste minister en weldra, door den invloed van Groot-Britannië, regent, toen Christina, die de vrijzinnige zienswijze van Espartero omtrent belangrijke punten der staatsregeling afkeurde, in 1840 het regentschap nederlegde en naar Frankrijk vertrok.
Intusschen bleef Spanje\'s toestand treurig: de financien verkeerden in volslagen wanorde; de soldij van het leger en de bezoldigingen der ambtenaren werden niet uitbetaald, waarvoor zij zich door allerlei afpersingen schadeloos stelden; aan volksonder-richt werd schier niet gedacht; rooverbenden doorkruisten het land; de rechterlijke macht was omkoopbaar. Telkens barstten nieuwe oproeren los, en in r843 moest EspartSro wijken voor Christina\'s aanhanger, Narvaez, den leider der tegenpartij en \'t hoofd der gematigden. Espartero ging naar Engeland. Narvaez werd voorzitter van \'t ministerie, en de in 1844 meerderjarig verklaarde Isabella huwde in 1846 haar neef Frans van Assis, terwijl Maria Christina in 1844 naar Spanje terugkeerde. Uit dat huwelijk sproot in 1857 een prins, Alphonsus XII. Ofschoon Spanje onder het ministerie Narvaez, hertog van Valencia, een betere toekomst scheen te gemoet te gaan, ondernam een bejaard priester, Merino geheeten, in 1852 een aanslag op het leven der koningin, die echter mislukte. Kort daarna ontstonden nieuwe woelingen van de partij van vooruitgang, met EspartSro aan de spits, die sinds 1854 weder aan \'t hoofd van \'tministerie werd geplaatst. Nevens hem oefende later O\'Donnell, van wien een oproer was uitgegaan, veel invloed, en stond weldra aan \'t hoofd der zaken, totdat Narvaez op zijn beurt in 1865 weder aan \'t bewind kwam. Thans zijn beiden overleden, terwijl Prim en andere generaals, vroeger door Isabella verbannen, haar in Oct. r868 de kroon hebben ontrukt en genoodzaakt, naar Frankrijk de wijk te nemen. Na een voorloopig bewind van ruim twee jaren werd prins Amadeus, hertog van Aosta (in \'t
223
n.w. van Italië, ten n.w. van Turijn), de tweede zoon van Victor Emanüel II, bij meerderheid van stemmen door de Cortez tot koning verkozen. Met Januari 1871 aanvaardde hij, onder den titel Amadsus I, het bewind. Even voordat hij zijn intocht te Madrid deed, werd Prim, die de ziel was geweest der voor-loopige regeering, in \'t laatst van December 1S70, bij het verlaten van de vergaderzaal der Cortez, door eenige schoten van sluipmoordenaars zwaar gewond en stierf kort daarna.
Van zeer korten duur was de regeering van Amadeus I. Sedert Maart 1872 hervatte de partij der Carlisten den burgeroorlog. Aan haar spits stond, daar Don Carlos of Karei V en zijn zoon Don Carlos, graaf van Montemolin, die zich „Karei VIquot; noemde, waren overleden, een kleinzoon van den eerstgenoemden Don Carlos, de hertog van Madrid, die zichzelf den naam ka rel vii gaf. Ziende, dat hij met de hem ten dienste staande middelen het door innerlijke verdeeldheden geschokte land niet kon regeeren, deed Amadeus in Februari 1873 afstand van den troon en scheepte zich naar Italië in. Van dat oogenblik af werd Spanje een Republiek, waarin de eene president den anderen verdrong, totdat in December 1874 de zoon van Frans van Assis en van Isabella, alphonsüs xii, prins van asturiê, als koning werd uitgeroepen.
Niet veel beter dan in Spanje ging het met Portugal. Koning johan vi bleef in het door hem tot een koninkrijk verheven Brazilië, waarheen hij zich in 1807 (zie blz. 183) had begeven, en in zijn naam oefende de Engelsche maarschalk Beresford in Portugal een bijna\' onbeperkt gezag. Doch een ook hier bestaande vrijzinnige partij bewerkte een omwenteling, zoodat Beresford zich moest verwijderen en de Spaansche constitutie in 1821 mede in Portugal werd ingevoerd, terwijl Johan VI naar dit land terugkeerde. In 1822 scheurde zich Brazilië van Portugal los en vormde sedert 1824 een onafhankelijk keizerrijk onder Johans oudsten zoon, peter i. Na den dood van Johan VI, in Maart 1826, schonk Peter aan Portugal de vrijzinnige Braziliaansche staatsregeling en deed afstand van de kroon ten behoeve zijner dochter Maria da gloria, onder voorwaarde dat zij zijn broeder Miguel huwde, terwijl hijzelf keizer van Brazilië bleef. Maar Miguel, tevens regent gedurende de minderjarigheid van Maria, hief, in weerwil van den door hem afgelegden eed, in 1828 de constitutie op en liet zich door de Cortez tot onbeperkt koning van Portugal verklaren.
Terwijl Miguel vreeselijke gewelddadigheden tegen zijn tegenstanders beging, kwamen de constitutioneelen of voorstanders der staatsregeling in 1830 op Terceira (een der Azorische eilanden) bijeen, waar zij een regentschap voor koningin Maria instelden. Aan het hoofd hiervan plaatste zich haar vader Peter, toen hij,
224
na de kroon van Brazilië ten behoeve van zijn onmondigen zoon, peter ii, te hebben nedergelegd, in 1832 naar Europa was teruggekeerd. Oporto opende hem haar poorten, en na eenige beslissende overwinningen op Miguel te hebben behaald, hield hij in 1833 zijn intocht te Lissabon. Onmiddellijk daarna moest Miguel Portugal verlaten, en nu aanvaardde marïa 11, na den dood haar vaders, in 1834 de regeering. Zij huwde hierop met den prins van Leuchtenberg, den oudsten zoon van Napoleons stiefzoon Eugenius Beauharnais, en, na zijn dood, in 1836 met prins Ferdinand van Saksen-Koburg. Met behulp van de gematigde liberalen of chartisten, d.i. voorstanders der staatsregeling van Peter, slaagde de koningin er in, om in 1842 deze staatsregeling in plaats van die van 1821, haar kort tevoren opgedrongen, te stellen. Da Costa Cabral, het hoofd dier partij, werd nu minister van binnenlandsche zaken. Doch zijn willekeurige maatregelen, gevoegd bij de verkwisting van \'s lands inkomsten, gaven aanleiding tot verschillende opstanden, ten gevolge waarvan hij in 1851 uit Portugal moest vluchten. Toen trad de maarschalk Sa,ldanha (overleden in 1876) aan \'t hoofd van een nieuw ministerie op en bracht met moeite eenige orde in \'t beheer der geldmiddelen. In 1833 overleed koningin Maria, waarop de koning het regentschap aanvaardde voor zijn in 1837 geboren zoon peter v, die sedert 1855 als koning van Portugal de kroon droeg en met wien dus het huis Braganza-Koburg begon. Zijn regeering duurde slechts kort. Reeds in 1861 srierf hij. Op hem volgde zijn broeder lode wijk i.
§ 9°-Italië.
Evenals Spanje en Portugal werden verschillende staten van Italië door oproeren geschokt. Een geheim genootschap van de volkspartij. Carbonari geheeten, dewijl zijn leden zich van de zegswijze der kolenbranders bedienden, trachtte vooral in Napels en in Piëmont naar omverwerping der bestaande orde van zaken, die echter in 1821 werd hersteld door de Oostenrijksche troepen, welke op last van \'t heilig verbond Italië waren binnengerukt. In Napels of in \'t koninkrijk der beide Sicilian volgde in 1825 op Ferdinand I (vroeger Ferdinand IV, zie blz. 179) zijn zoon Frans 1, na wiens dood (1830) zijn zoon Ferdinand ii den troon beklom. In \'t eerst viel dezen koning in ruime mate de liefde des volks ten deel als belooning voor de vele maatregelen, die hij ter bevordering van den bloei des lands nam. Maar weldra wisselde dit blijde begin met stormachtige tijden af: op Sicilië ontstonden bij herhaling gevaarlijke oproeren,
225
•die eerst in 1849 werden gedempt. Sinds dien tijd als een wingewest behandeld, leed dit eiland, behalve door de vervolging der staatsmisdadigers, veel door aardbevingen en door een uitbarsting van den Aetna in 1852. Ferdinand II overleed in 1859 en werd opgevolgd door frans ii.
Zeer kort duurde het bewind van dezen jeugdigen koning. Ternauwernood had hij den troon bestegen, of Giuseppe (Jozef) Garibaldi, een Italiaan, die vroeger in Zuid-Amerika in de oorlogen voor de vestiging der Republieken in dat werelddeel (zie blz. 243) medegestreden en sinds 1849, als aanvoerder ■eener schaar republikeinsche krijgslieden in Italië tegen Oostenrijk, naam gemaakt had, verliet zijn woonplaats, het kleine rotsachtige eiland Caprera (tusschen Sardinië en Korsika), stelde zich in Mei i860 aan \'t hoofd van een bende in haast bijeengebracht krijgsvolk, landde in \'t rijk van den koning van Napels en ontrukte het hem. Den 7den Nov. i860 werd het koninkrijk der beide Siciliën, krachtens een volksstemming, met Sardinië vereenigd.
In Sardinië regeerde naKAREL felix (1821—1831) ka rel albert, met wien een nieuwe tak van het huis Savoye, die van Carignan (ten z. van Turijn), op den troon kwam. Gedurende de regeering van dezen vorst was geheel Italië ter prooi aan woelingen, welker oorzaak deels in den afkeer van Oostenrijks opperheerschappij over de Lombardijsch-Venetiaansche staten, deels in de bij een groot deel der bevolking weerklank vindende hevig republikeinsche gezindheid van Giuseppe Mazzlni, een advokaat uit Genua, overleden 1872, en van andere volksleiders is te zoeken. Gelijk echter de Oostenrijksche veldmaarschalk Radetzky alom met krachtige hand de rust herstelde, zoo overwon hij ook, toen er een oorlog was ontstaan tusschen Oostenrijk en Sardinië, in 1849 bij Novrira (in Sardinië, ten w. van Milaan) Karei Albert, die hierop de kroon aan zijn zoon, victor emanüel ii, afstond en kort daarna te Oporto (in Portugal) overleed. De ziel van zijn bewind was graaf ca-millo benso van CAvouR, in 1810 geboren te Turijn, die van November 1852 tot zijn dood, in Juni 1861, het hoofd was van zijn ministerie. Onder zijn leiding vocht een goed deel van Italië zich vrij van de heerschappij van Oostenrijk en had de aanhechting van Midden- en van Zuid-Italië aan het koninkrijk Sardinië plaats.
Paus Pius VII (zie blz. 181), die de orde der Jezuïten in 1814 herstelde, overleed in 1823, en \'tbestuur zijner opvolgers, bovenal dat van Gregorius XVI, werd door menige worsteling met hun onderdanen, de bewoners van den Kerkelijken Staat, gekenmerkt. In 1846 overleed Gregorius, en Ferretti, die bij \'t woeden der cholera, in 1836, Napels\' reddende engel was geweest , werd als P i u s IX paus. De nieuwe paus heette J o h a n
quot;Wijnne, Overzicht, 11de druk. 15
226
Maria en was in 1792 gesproten uit het huis der graven Mastaï-Ferretti. In den beginne nam hij vele vrijzinnige maatregelen; doch sedert Rossi, een Italiaan, even afkeerig van de priesterheerschappij, als van een volksregeering, in September 1848 aan \'t hoofd van zijn ministerie optrad, sloeg men den tegengestelden weg in. Hierop viel Rossi in \'t zelfde jaar door sluipmoord; een geweldig oproer barstte los, en de paus vluchtte naar Gaëta (in \'tn.w. van Napels, aan zee). Eerst ia 1850 keerde hij naar Rome terug en aanvaardde de regeering weder, voortdurend ondersteund door een Fransch leger, dat Rome steeds bezet hield, maar in \'t laatst van 1866 is vertrokken, hoewel in \'t volgende jaar, voor kort, op nieuw door een ander vervangen.
Gelijk in \'t koninkrijk der beide Sicilien, hebben in de laatste jaren ook in Noord-Italie groote veranderingen plaats gegrepen. In Maart i860 werden Toskane, Parma en Modëna met Sardinië vereenigd. Verder breidde deze staat zijn grondgebied uit door een oorlog, dien het, bijgestaan door Frankrijk, tegen Oostenrijk voerde. Bij de vredespraeliminairen van Villa-Franca (ten z. van Veröna), bekrachtigd door den vrede te Zurich, den loden Nov.
1859 gesloten, verkreeg Sardinië Lombardije, met uitzondering van een deel der provincie Mantua, waardoor Oostenrijk van zijn Itali-aansche bezittingen alleen het gebied van Mantua en dat van Venetië behield. Eindelijk breidde de reeds zoo aanmerkelijk vergroote staat zijn grenzen nog uit ten koste van den Kerkelijken Staat, welks provinciën in 1S60 grootendeels bij Sardinië werden ingelijfd. Slechts wat ten w. ligt van de Appennijnen werd den paus gelaten.
In vergelijking met deze belangrijke aanwinsten was het verlies van grondgebied gering te achten, dat Sardinië in Maart
1860 leed door Savoye en Nizza aan Frankrijk af te staan. Te lichter was dit offer, daar ook datgene, wat de vrede van Zurich nog aan Oostenrijk had gelaten, door den loop van den korten, maar beslissenden oorlog, in den zomer van 1866 tus-schen Oostenrijk en Pruisen gevoerd, aan Sardinië is gekomen, of liever aan het koninkrijk Ttalis, zooals sedert 1861 het rijk van Victor Emanuel II heet. Van nu af werd Florence de hoofdstad van het nieuwe rijk en bleef dit tot December 1870, toen hetgeen er nog overig was van den Kerkelijken Staat aan \'t geheele rijk Italië werd toegevoegd en Rome, na in September door de troepen van Victor Emanuel te zijn vermeesterd, de plaats van Florence verving. Dus was dan, sinds het begin van 1871, de eenheid van Italië voltooid en de paus van al zijn wereldlijke macht beroofd, terwijl de gang van den oorlog tus-schen Frankrijk en Pruisen in 1870 en in 1871 voor goed een einde maakte aan alle inmenging van de zijde van Napoleon III en van Frankrijk. Als hoofd der katholieke kerk schijnt evenwel de paus in het Vaticaan zijn zetel te zullen behouden. Immers,
227
na den dood van Pius IX in Februaji 1878 is ook zijn opvolger, kardinaal Pecci, die den naam Leo XIII aannam, het gaan bewonen. Één maand vroeger, Januari 1878, was de koning van Italië, Victor Emanuel II, overleden, in wiens plaats zijn oudste zoon, Humbert I, den troon beklom. In Juni 1882 stierf Garibaldi.
Duitschland, Zwitserland, Denemarken.
In Duitschland heerschten sedert 1815 twee hoofddenkbeelden, waarvoor velen zeer ijverden: eenheid van V vaderland en regeering bij vertegenwoordiging der enkele staten. Op \'t voorbeeld van het naburige Frankrijk ontstonden in 1830 en in de volgende jaren in verscheiden staten, zooals in Keur- Hessen, in het groothertogdom Hessen, in Brunswijk, in het koninkrijk Saksen en elders, onlusten, die gedeeltelijk door het toegeven aan de eischen der ontevredenen werden gestild, gedeeltelijk met geweld bedwongen. De volgende troonsveranderingen hadden in Duitschland plaats: Oostenrijks kroon ging in 1835, na den dood van Frans I (zie blz. 176 en 182), op zijn oudsten zoon Ferdinand lover,door wien zij in 1848 aan zijn neef frans jozef i werd afgestaan. Frederik willem iv volgde in 1840 in Pruisen opFrederik Willem III (zie blz. 183). Na zijn dood besteeg zijn broeder, Willem 1, in 1861 den troon, na sinds 1858, gedurende de langdurige ongesteldheid van Frederik Willem IV, als regent het rijk te hebben bestuurd. Koning Frederik Augustus I van Saksen (zie blz. 182) werd in 1827 door zijn broeder, anton, deze vorst in 1836 door zijn neef, frederik augustus 11, opgevolgd, die in 1854 is overleden en zijn broeder joh an i tot opvolger had, na wiens dood, in October 1873, zijn zoon, al-bert 1, den troon beklom. Beieren kreeg in 1862, na\'t overlijden van maximiliaan i jozef, zijn zoon, lodewijk i, als koning, op wien in 1848 zijn zoon maximiliaan ii jozef volgde, die in 1864 wederom werd opgevolgd door zijn zoon lodewijk 11. In 1816 liet frederik i de kroon van Wur-temberg aan zijn zoon, willem i, na, die in 1864 werd vervangen door zijn zoon, ka rel i.
In 1848 trachtten Hecker en Struve in Baden een omwenteling te bewerken, waarin zij echter spoedig werden gestuit. Iets dergelijks greep in de meeste andere staten plaats. In Oostenrijk trad in \'t zelfde jaar de grijze minister Metternich af, en nu gaf de keizer aan veler verlangen toe, zoodat de staat een grondwet kreeg. Desniettegenstaande moest de keizer, wegens een gevaarlijken opstand, Weenen weldra verlaten, dat op \'t eind van
15*
228
1848 door Windischgratz werd ingenomen. Den 2den Dec. legde Ferdinand de kroon neer en kreeg zijn neef, frans jozef 1, een zoon van den tweeden zoon van Frans I, tot opvolger. Eer hij nog het bewind had aanvaard, brak ook een oproer in Hongarije los, waar Lodewijk Kossuth aan \'thoofd stond en Arthur Georgei, Klapka en Bem als generaals de troepen aanvoerden. Vruchteloos bestreed hen Windischgratz met Jel-lach ich, ban (bestuurder) van Kroatië, en met andere zijner onderbevelhebbers. Alom zegevierden de Hongaarsche wapenen, en eerst toen de keizer van Oostenrijk door een groot Russisch leger onder Paskewitsch werd ondersteund en hij Haynau aan \'t hoofd zijner eigen krijgsbenden plaatste, moest Hongarije zich onderwerpen. Vele edele Hongaren boetten met hun leven voor den mislukten kampstrijd.
Het jaar 1848 zag ook Pruisen door den stroom der omwenteling medegesleept: de hoofdstad Berlijn zelve stond op en werd slechts met geweld van wapenen bedwongen. Te midden van al deze onrust werd, 1848—1849, te Frankfort aan de Main, onder \'t voorzitterschap van Hendrik von Gagern, een vergadering van afgevaardigden uit geheel Duitschland gehouden, die Johan, aartshertog van Oostenrijk, als rijksbestuurder verkoos en hierdoor de eenheid van het Duitsche rijk trachtte te herstellen. Maar zij ging uiteen, zonder haar taak te hebben volbracht, waarop Johan zijn waardigheid weldra weer nederlegde.
Sedert 1830 was ook Zwitserland het tooneel van oproerige bewegingen. die hier des te aanhoudender voortduurden, doordien dit land een vrijplaats schonk aan de vluchtelingen, om redenen van staat van elders verdreven, welke er onder de namen „het jonge Duitschland,quot; „het jonge Italiëquot; en dergelijke hun vereenigin-gen stichtten. Gelijk die van Bern werden de staatsregelingen der meeste kantons meer in den geest der volksregeering gewijzigd. Een tweede oorzaak van verdeeldheid kwam in Zwitserland uit de Jezuïten voort, die er overal het protestantisme zochten te verdringen. In 1847 ontstond zelfs een burgeroorlog tusschen de protestantsche en de katholieke kantons, waarin de generaal der eersten, Dufour, de benden der tegenpartij bij herhaling overwon en de Jezuïten dien ten gevolge het land moesten verlaten.
Een buitenlandschen oorlog voerde Duitschland ter ondersteuning van Sleeswijk-Holstein, dat, na den dood van christi-aan vin, koning van. Denemarken —1848), met zijn zoon en opvolger, frederik vii, in strijd was geraakt. Twee veldtochten ondernamen de Duitschers tegen Denemarken, een in 1848, een ander in 1849, beide zonder gewichtige gevolgen. Toen vervolgens Pruisen en Oostenrijk geheel met de eischen van Denemarken overeenstemden, bleef er voor Sleeswijk-Holstein
229
niets over, dan zich in 1851 aan Frederik VII te onderwerpen. Maar in 1863 begon de strijd op nieuw. Ternauwernood was Frederik VII overleden en zijn neef christiaan ix hem opgevolgd, of Pruisen en Oostenrijk namen er weldra deel aan en werden de hoofdvijanden van Denemarken, dat in 1864 werd gedwongen vrede te sluiten en zoo goed als geheel Sleeswijk-Hol-stein, benevens Lauenburg, aan de overwinnaars af te staan.
Doch thans moest over het toekomstige lot van de afgestane landen worden beslist. Weldra openbaarde zich hierover verschil van zienswijze tusschen Pruisen en Oostenrijk. Dit gaf nieuw voedsel aan de oude verdeeldheid, die nopens de vraag bestond, welke dezer beide mogendheden de eerste in Duitschland zou zijn. Zóó ontbrandde in den zomer van 1866 de oorlog tusschen Oostenrijk, bijgestaan door Beieren, door Wurtemberg, door Hannover, door Saksen en door andere Duitsche staten, en Pruisen, hetwelk door het koninkrijk Italië werd ondersteund en verheugd was, een gelegenheid te vinden, om het gehate Oostenrijk te kunnen aanvallen. In een oogwenk bezette Pruisen Hannover, Dresden en Hessen Kassei. Ook Frankfort aan de Main bezweek in \'t midden van Juli 1866
Middelerwijl wonnen de Pruisen, aangevoerd door den kroonprins en door \'s konings neef, in Bohemen een reeks van slagen. Eindelijk leverden zij den 4den Juli tusschen Königgratz en Sadöwa (in \'t o. van Bohemen, ten n. van Pardubitz) den hoofdslag, waarin zij den bevelhebber van het Oostenrijksche leger. Benedeck, een verpletterende nederlaag toebrachten. De man, wien Pruisen al die overwinningen is verschuldigd, is de generaal von Moltke, een Deen, die het geheele plan heeft ontworpen. Naast hem heeft Pruisen de alom behaalde zegepralen te danken aan het hoofdwapen zijner soldaten, het naaldgeweer, dat met verbazende snelheid de schoten op elkander laat volgen en op verre afstanden treft. Het leger van het Duitsche verbond deed niets.
Slechts over den anderen vijand, de Italianen, \'zegevierde Oostenrijk, zoowel te land bij Custozza (ten z.w. van Verona), als ter zee bij Lissa (een eiland in \'t midden van de Adria-tische Zee). Intusschen rukten de Pruisen voort en stonden reeds tot dicht voor de poorten van Weenen, toen de vrede tot stand kwam. Hij werd in Augustus te Praag gesloten en behelsde de volgende voorwaarden : de vernietiging van het Duitsche verbond; de toestemming van Oostenrijk tot zijn uitsluiting uit Duitschland en tot de oprichting van een Noord-Duitsch verbond, waarvan Pruisen het hoofd is; afstand der rechten van den keizer van Oostenrijk op Sleeswijk en op Holstein aan den koning van Pruisen. Weldra sloten nu ook de overige oorlogvoerende mogendheden vrede. Ten behoeve van het koninkrijk Italië (zie blz. 226) zag Oostenrijk van Venetië en van Mantua af. Het liet deze steden aan
230
den keizer van Frankrijk over, waarop een volksstemming besliste , dat zij met\' het koninkrijk Italië zouden worden vereenigd. Reeds in October lijfde von Bismarck Hannover, Hessen-Kassei, Nassau en Frankfort aan de Main bij Pruisen in, terwijl hij Saksen zoo nauw aan Pruisen verbond, dat het zijn zelfstandigheid zoo goed als geheel verloor.
Zweden, Groot-Britanniè, Rusland en Turkije. — Griekenlands bevrijding. — De oorlog van Rusland tegen Turkije en tegen de verbonden mogendheden, 1853—1856. — De oorlog van Rusland tegen Turkije, 1877—1878.
In Zweden, waarmede Noorwegen sedert 1814 is verbonden, besteeg Bernadotte (zie blz. 185) in 1818, onder den titel karel xiv jan, den troon, en na hem in 1844 zijn zoon oskar i. Den isten Januari 1849 werd de regeering over Noorwegen aan een onderkoning, later kroonprins Karei, opgedragen, die sinds den 8sten Juli 1859, het tijdstip van den dood zijns vaders, als karel xv de kroon droeg. Hij overleed in 1872 en werd opgevolgd door zijn broeder Oskar II.
Toen George III (zie blz. 168) in 1820 was overleden, volgde hem george iv, als koning van Groot-Britanniè, op. Voortdurend werd in dit rijk aan de verbetering der constitutie gewerkt. Zoo zette Wellington als minister in 1829 de emancipatie ot gelijkstelling in rechten der katholieken door, welke wet ook op Ierland werd toegepast door de bemoeiingen van O\'Connell, een eenvoudig zaakwaarnemer, die onder deleren, voorheen aan traagheid en dronkenschap overgegeven, een aanmerkelijke hervorming te weeg bracht. In 1833 ging de wetsvoordracht van Stanley door, waardoor de slavernij in de Engelsche volkplantingen werd afgeschaft. De nieuwe begrippen van staathuishoudkunde , die zich deden gelden, hadden het afschaffen der inkomende en der uitgaande rechten op het koren ten gevolge, een maatregel, waardoor de uitstekende minister Robert Peel zich in 1846 groote verdiensten jegens zijn vaderland verwierf.
Inmiddels was George IV in 1830 overleden en door zijn broeder willem iv opgevolgd. Deze koning liet in 1837 de kroon na aan zijn nicht victoria, die in 1840 met prins Albert van Saksen-Koburg huwde, terwijl sedert Willems dood zijn broeder, ernst august, in Hannover, waar de salische wet omtrent de opvolging gold, regeerde, bij wiens dood, in 1851, zijn zoon ge or ge v er het bewind aanvaardde. Onder de beroemdste ministers, die na Peel optraden, behooren Russell
231
en Palmerston te worden genoemd, wier beheer met vele moeielijkheden had te kampen, inzonderheid doordien Ierland zeer was verarmd en door landverhuizing ontvolkt. In 1850 en 1852 verloor Engeland twee zijner grootste staatsmannen, Peel ■en Wellington, in 1861 den prins-gemaal Albert. Gedurende Victoria\'s bewind voerde Engeland buitenlandsche oorlogen tegen Afghanistan en tegen Pendsjab, van welke landen het eerste, hoewel slechts voor kort, werd bedwongen, het tweede in 1849 onderworpen; tegen Sina, dat in 1842 een nadeeligen vrede sloot, en tegen de Kaffers in Z. Afrika, die in 1853 werden bedwongen. Zijn handels- en fabrieksgrootheid ontvouwde Engeland op de eerste wereld-tentoonstelling, in 1851 in het kristallen paleis te Londen gehouden, gevolgd door een tweede in 1862. In 1857 had het een geduchten opstand te bestrijden in Indie. Sinds echter Delhi (in Bengalen), de hoofdzetel van \'t oproer, in Sept. 1857 voor de kracht der Britsche wapens bezweek, gelukte het de regeering, het land allengs weer aan zich te onderwerpen. Ruim twintig jaren daarna, in 1878, ving Engeland een krijg in Azie aan tegen Afghanistan, die nog niet ten volle beslist is, na kort tevoren in \'t z. van Afrika de Transvaalsche Republiek te hebben ingelijfd. In den loop van 188 r herkreeg echter deze Republiek bijna geheel haar zelfstandigheid.
In Rusland besteeg nikolaas i, na den dood zijns broeders Alexander (zie blz. 181), in 1825 den troon. Den i4den April 1828 verklaarde hij aan mahmoud 11, sultan van Turkije (1808— 1839), dèn oorlog. De Russische veldheer Wittgenstein bezette Moldavië en Wallachije. Zijn opvolger Diebitsch trok over den Balkan en veroverde Hadrianopel. Bij den vrede van Hadrianopel, den i4den Sept. 1829, stond Turkije niet alleen de eilanden aan den mond van den Dona aan Rusland af, maar gunde ook aan dit rijk een overwegenden invloed op Moldavië en Wallachije. Ook tegen Perzië voerde Rusland een gelukkigen oorlog, die in 1828 eindigde. Zoowel uit den pas gevoerden oorlog als anderszins was het verval van het Turksche rijk zichtbaar. Tevergeefs zocht Mahmoud II den toestand van Turkije te verbeteren door de Janitscharen in 1826 over de kling te jagen en door menige hervorming, die den staat meer in overeenstemming bracht met het overige Europa. Bovenal vertoonde zich de zwakheid der Porte in haar herhaalde oorlogen met Mehemed Ali, sedert 1806 pascha of stedehouder van Egypte. Zoo gelukkig streed Mehemed Ali tegen den sultan, dat de porte den steun der groote mogendheden van Europa moest inroepen, om Mehemed Ali te noodzaken, in 1841 de opperhoogheid van Turkije weer te erkennen en zich met het erfelijk stedehouderschap over Egypte te vergenoegen. Reeds vroeger, in 1839, was Mahmoud II overleden en zijn oudste zoon Abdul medschid hem opgevolgd, die tot 1861 regeerde.
232
Na hem aanvaardde Mahmouds zoon, abdul azis, het bewind, die in 1876 werd onttroond. Sedert Augustus van \'t zelfde jaar regeert als sultan Abdul Hamid. Gelijk zijn voorgangers had ook Abdul Azis aanhoudend te strijden tegen de zucht naar onafhankelijkheid van den onderkoning van Egypte, Ismaël, onder wiens bestuur, in 1869, de doorgraving van het kanaal bij Suez volgens \'t ontwerp van de Lesseps is voltooid. In 1879 werd Ismael door den sultan afgezet en vervangen door zijn zoon, tewfik.
Een der gewichtigste gebeurtenissen uit deze eeuw is de herstelling van het oude Griekenlatici als een zelfstandigen staat. Sedert de Grieken, Christenen zijnde, onder het juk der Turksch-Mohammedaansche heerschappij zuchtten, hadden zij dit herhaalde malen vruchteloos trachten af te werpen. Wederom rustten zij zich sedert 1814, door het oprichten eener groote vereeniging, de heiaeric der onderling bevrienden, toe, om zich aan de heerschappij der Turken te onttrekken. In 1821 begon de strijd, en in Jan. 1822 kondigde een congres der Grieken te Epidaurus (in \'t n.o. van Morea) de onafhankelijkheid der Grieksche natie afen voerde een republikeinsche staatsregeling\'m. Voorspoedig streden de Grieken jaren achtereen in eigenlijk Griekenland, waaruit zij onder dappere aanvoerders, als Odysseus en Miaulis, bijna overal de Turken verjoegen. Ter bevestiging der nog wankelende onafhankelijkheid stelde men in 1827 graaf Capo d\'Istrias als voorzitter van Griekenland aan. Toen een Egyptisch leger in 1825 onder den hardvochtigen IbrShim, den stiefzoon van Mehemed Ali, in Morea landde en de zaak der vrijheid, mede door de oneenigheid der Grieken, op nieuw in groot gevaar werd gebracht, kwamen de groote mogendheden eindelijk het verdrukte volk te hulp. De Engelsche minister Canning overreedde Rusland en Frankrijk, 0111 te dien behoeve in 1827 met Groot-Britannie het verdrag van Lo7iden te sluiten. Den 20sten Oct. 1827 vernietigden nu de vereeniyde vloten der drie mogendheden onder bevel van den admiraal Codrington de Turksch-Egyp-tische vloot inde haven van Navarino (in\'tz.w. van Morea), en een Fransch leger noodzaakte in \'t volgend jaar de Egypte-naren dit schiereiland te ontruimen.
Kort daarna werd Griekenland door de verbonden mogendheden voor een van de Porte geheel onafhankelijken staat verklaard, waarvoor zij prins Leopold van Saksen-Koburg, een oom van Albert (zie blz. 230), tot souverein vorst bestemden. Hij sloeg evenwel de hem toegedachte waardigheid af. Nog lang bleef Griekenland echter ten prooi aan verdeeldheden. Zelfs werd Capo d\'Istrias in 1831 door zijn tegenstanders uit den weg geruimd. In \'t volgend jaar wezen de staten, die de herstelling van Griekenland op zich hadden genomen, den troon
233
van Griekenland toe aan prins otto van beieren, uit het huis Witielsbach, die de kroon droeg tot 1862, toen het volk ze hem ontrukte. In 1863 verkoos de nationale vergadering george 1, een zoon van Christiaan IX, koning van Denemarken, als koning van Griekenland, met welk land de Ionische eilanden tevens werden vereenigd.
Evenzeer is voorzeker een der hoofdgebeurtenissen van deze eeuw de Russisch-Turksche oorlog, in de tweede helft van 1853 begonnen. Toen keizer Nikolaas door zijn gezant Men-tschikow het patronaat ot beschermheerschap over alle Grieksche onderdanen der Porte vroeg en andere eischen deed, waaraan de Turken, wilden zij hun zelfstandigheid behouden, meenden niet te kunnen voldoen, barstte de krijg weldra los. Ruslands troepen rukten Moldavië en Wallachije binnen en gedroegen zich daar als heeren des lands. Na lange onderhandelingen verklaarden Frankrijk en Engeland den czaar in 1854 den oorlog, en in \'t zelfde jaar dwong Oostenrijk de Russische troepen de Donau-vorstendom-men te ontruimen. Hierop onttrok Oostenrijk zich aan den oorlog; maar het getal van Ruslands vijanden werd in Jan» 1855 met Sardinië vermeerderd. In den winter 1854—55 hielden gezanten van de oorlogvoerende mogendheden te Weenen een conferentie om den vrede te treffen, doch zonder gewenscht gevolg.
Den i4den Sept. 1854 landden de legers der geallieerden in de Krim, waarop alhier de vijandelijkheden begonnen met den slag bij de Alma (20 Sept.), dien de bondgenooten wonnen, gelijk mede dien bij Inkermann, den 5den Nov. Inmiddels had men van den i7den Oct. af het beleg geslagen voor de vesting Sebastopol, welker zuidelijk gedeelte, na een hoogst moeielijk beleg en na tallooze offers van weerszijden, den 8sten Sept. 1855 werd ingenomen. Onder de duizenden gevallenen behooren de Fransche maarschalk de Saint-Arnaud, die kort na den slag bij de Alma aan de cholera overleed, en de Engel-sche opperbevelhebber Raglan te worden genoemd. Na de Saint-Arnaud voerde Canrobert de Fransche legerbenden aan, in wiens plaats Pélissier later kwam, die er in slaagde, de sterke en door Tottlëben met bewonderenswaardige volharding en beleid verdedigde vesting in te nemen. Aan \'t hoofd der Engelschen stond na Raglan Simpson, terwijl de Turken door Om er-Pa scha, de Sardiniörs door de la Marmora, de Russen door Gortscha-koff werden aangevoerd. Te midden van den oorlog overleed keizer Nikolaas I, den 2den Maart 1855. Zijn zoon en opvolger Alexander li erlde met het rijk dezen oorlog, die echter den 30Sten Maart 1856 bij den vrede te Parijs eindigde, waarbij het protectoraat van Rusland over de Donau-vorstendommen werd opgeheven en hun een zelfstandig bestaan gewaarborgd.
Een nieuwe Russisch-Turksche oorlog brak uit in 1877. Hij
234
eindigde, ten nadeele van Turkije, met den vrede ie Berlijn, 13 Juli 1878, die den band verbrak, welke tot dusver had bestaan tusschen Turkije en verscheiden omliggende vorstendommen en een deel van Bulgarije (ten z. van den Donau, ten w. van de Zwarte Zee) tot een zelfstandig vorstendom maakte onder de leen-hoogheid van Turkije. In dat vorstendom koos men Alexander I, uit Hessen-Darmstadt, als vorst, die sedert 1881 den titel koning van Rumenië voert. Ruim twee jaar na dien vrede viel de keizer van Rusland als het offer van een lagen aanslag op zijn leven in Maart 1881. Zijn oudste zoon, alexander ui, volgde hem op.
Frankrijk en de omwenteling van 1830 en 1848. — De opstand en de afscheiding vati België. — De Nederlanden. — De oproeren in Polen.
In Frankrijk volgde den lóden Sept. 1824 op Lodewijk XVIII (zie blz. 186) zijn broeder karel x (1824—1830, overl. 1836), vroeger graaf van Artois (zie blz. 175quot;) geheeten, wiens zoon, de hertog van Berry (een eeretitel, ontleend aan een landstreek, ten z. van Orléans, welke vroeger dien naam droeg), in 1820 door sluipmoord was gevallen. In strijd met de wenschen van het meerendeel der natie zochten de Bourbons de oude monarchie en de heerschappij der Jezuiten te herstellen. Tevergeefs boden de weinige betergezinden in en de vele dusdanigen buiten de kamer, na vruchteloos op het verderfelijke van zulk een stelsel te hebben gewezen, een steeds sterker wederstand. Desniettegenstaande benoemde Karei X in 1829 een ministerie, dat het stelsel der Bourbons uitsluitend was toegedaan, aan \'t hoofd waarvan de prins van Polignac stond en dat door den oudminister Talleyrand ,,het onmogelijke ministeriequot; werd genoemd. Tegen dit ministerie verklaarden zich 221 van de 402 leden van de kamer der afgevaardigden in hun antwoord op de troonrede (Maart 1830). De kamer werd hierop ontbonden, een nieuwe verkiezing uitgeschreven. Hoewel intusschen een Fransch leger onder den minister van oorlog Bourmont den 5den Juli Algiers veroverde, welks dey den Franschen consul zwaar had beleedigd, viel toch de keuze van nieuwe afgevaardigden geheel ten nadeele van het ministerie uit.
Thans veranderde de regeering, op grond van een artikel der staatsregeling van 1814, hetwelk den koning veroorloofde, de verordeningen uit te vaardigen, die noodig mochten zijn tot
235
de uitvoering der wetten en voor de zekerheid van den staat, eigenmachtig de grondwet. De beruchte drie ordonnantiën van den 26sten Juli 1830 verschenen, waardoor de nog niet vergaderde kamer der afgevaardigden werd ontbonden, de kieswet gewijzigd, de vrijheid der drukpers opgeheven. Deze ordonnantiën kostten Karei en zijn geslacht de kroon. De bevolking van Parijs begon een driedaagschen strijd, den 27—29sten Juli, tegen de troepen des konings, die deels overliepen, deels de hoofdstad moesten ontruimen. Karei X, die vruchteloos afstand deed van de kroon ten behoeve van den hertog van Bordeaux, een zoon van den hertog van Berry, begaf zich eerst naar Schotland, later naar Praag en stierf in 1836 te Oörz (aan de Isonzo, in Illyrie).
Reeds den yden Aug. 1830 benoemden de beide kamers l o d e-wijk philips, een zoon van Égalité (zie blz. 175), hertog van Orléans, een zijtak der Bourbons, tot koning der Franschen (1830—1848). Lodewijk Philips handhaafde zich lang op den troon in spijt van menigen opstand, zoowel van de aanhangers der Bourbons, als van de Republikeinsche partij. Bovendien had hij het zeldzame geluk, aan herhaalde aanslagen op zijn leven, zooals aan dien van Fieschi in 1835, te ontkomen. Tot zijn beroemdste ministers behoorden Ca\'simir Périer, die in 1832 stierf, Lodewijk Adolf Thiers en Frans Pieter Willem Guizot. Zeer belangrijk werd de Fransche kolonie Algiers, die zich door voortdurende veroveringen op de hoofden der Bedoeïenen, inzonderheid op den dapperen, in 1847 als gevangene naar Frankrijk overgebrachten Abd-el-Kader, meer en meer uitbreidde. In den steeds voortdurenden oorlog tegen de Noord-Afrikaansche stammen verwierven Bugeaud, Eugenius Ca-vaignac, Changarnier en andere veldheeren grooten roem. Abd el-Kader bleef in Fransche gevangenschap tot 1852, toen Lodewijk Napoleon hem de vrijheid schonk.
In weerwil van den glans dier krijgstochten was de binnen-landsche toestand van Frankrijk hoogst onrustbarend. De zware schuldenlast, die het land drukte; het ongenoegzame van \'t volksonderricht; de grove onzedelijkheid en andere ondeugden, waarmede velen, zelfs onder de hoogste standen, waren behebt, — dit waren eenige van de talrijke oorzaken, die veler bekommering wekten. Daarom zag men voortdurend reikhalzend uit naar hervormingen, vooral van het kiesstelsel, en toen zij langs minnelijken weg niet schenen te bekomen, brak zich de lang bedwongen ontevredenheid met geweld baan. Den 23sten Febr. 1848 barstte te Parijs een oproer los, waardoor Lodewijk Philips, na van de kroon afstand te hebben gedaan, werd gedwongen naar Engeland te vluchten, waar hij in 1850 is overleden.
Dadelijk herschiep men Frankrijk in een Republiek, en een voorloopig bestuur werd benoemd. Dit maakte in Mei
236
plaats voor een nationale vergaderingen voor een uitvoerend bewind. Intusschen was de rust op verre na niet hersteld, en het kostte den tot dictator benoemden Cavaignac de grootste moeite, het gevaarlijke Juni-oproer te dempen. Den loden Dec. 1848 werd Lodewijk Napoleon, waarschijnlijk de derde zoon van koning Lodewijk (zie blz. 188), door stemming van het geheele volk als president der Republiek met een beperkte macht verkozen. Maar hij verbrak den 2den Dec. 1851, met behulp van \'t hem toegedane leger, op trouwelooze wijze de banden, die hem knelden, en wist te bewerken, dat hem den isten Dec. 1852 de titel „napoleon iii, erfelijk keizer der Franschen,quot; werd opgedragen. In Jan. 1853 huwde de keizer Eu génie de Montijo, gravin van Theba, die den lóden Maart 1856 een zoon ter wereld bracht, Napoleon Eu genius Lode w ij k Johan Jozef geheeten. — Naar \'t voorbeeld van Londen , in 1853 door New-York opgevolgd, hield men in 1855 een derde ■wereld-tentoonstelling te Parijs en in 1867 een andere op zeer groote schaal.
De Julidagen, gelijk de Fransche omwenteling van 1830 gewoonlijk heet, oefenden schier alom in het buitenland, het naast op België en op Polen, hun invloed. In België, dat volgens besluit van \'t Weener-congres (zie brz. 189) in 1815 met Nederland was verbonden, had reeds sedert lang verschil van godsdienst, van taal, van karakter en van belangen een steeds toenemende onvergenoegdheid over de niet vrijwillige vereeniging met de Nederlanden doen ontstaan. Dewijl deze geest van tegenstand door de katholieke geestelijkheid en andere ontevredenen nog meer werd aangezet, ontstond er den zssten Aug. 1830 een driedaagsche geweldige opstand van het volk te Brussel. Nadat de troepen haar poging om deze stad te hernemen (den 23—27sten Sept.) niet waren geslaagd, nam het gansche land deel aan dit oproer, dat een geheele afscheiding van de Noordelijke Nederlanden, bedoelde. De Belgen riepen een nationaal congres bijeen, dat het land een vrijzinnige constitutie gaf, en stelden een provisioneele regeering in. Reeds had men het huis O ranje- Nas sa u van den troon uitgesloten, en nu werd den 4den Juni 1831 prins leopold van saksen-koburg (zie blz 27,2) koning van de Belgen verkozen, die zich met Louise, een dochter van Lodewijk Philips, in den echt verbond. Gedurende al de jaren van zijn bewind, waaronder België steeds in bloei toenam, werd Leopold als het toonbeeld van een constitutioneel vorst geroemd. Hij overleed in Dec. 1865 en werd opgevolgd door zijn oudsten zoon,
leopold 11.
Intusschen had zich willem i tot de vijf groote Europeesche mogendheden, als leden van \'t Weener-congres, gewend, welker gezanten deswege een conferentie (bijeenkomst) te Londen hielden en door hun dralen koning Willem tot het besluit brach-
237
ten, om zijn recht met het zwaard te handhaven. Noord-Neder-land snelde op \'s konings roepstem te wapen. Maar toen rukte een Fransch leger onder maarschalk Gérard België binnen en stuitte den zegevierenden marsch van Willem, erfprins van Oranje, die gedurende den tiendaagschen veldtocht, 3—13 Aug. 1831, de Belgen door de slagen bij Hasselt (den 8sten Aug.) en bij Leuven (den iaden Aug.) van hun minderheid had overtuigd. Hierop ontrukte Gérard door overmacht den Nederlanden hun laatste bezitting in België, de door generaal Chassé en den schout bij nacht Koopman dapper verdedigde citadel van Antwerpen (den 23sten Dec. 1832). Hoewel de groote mogendheden reeds meer dan een jaar tevoren het koninkrijk België en koning Leopold hadden erkend, bleef de eindbeslissing nog steeds hangende, omdat Willem I in den voorslag der oppermacht niet wilde toestemmen.
Na een langdurig en zeer kostbaar bestand noodzaakte de uitputting der Nederlanden den koning nogtans, den igden April 1839 de bepalingen der conferentie van Londen in te willigen , waardoor de betrekking tusschen de Nederlanden en België werd geregeld. In 1840 brachten verschillende redenen Willem I tot het besluit, om afstand van de kroon te doen ten behoeve van zijn oudsten zoon, willem ii, die den aSsten Nov. te Amsterdam werd gehuldigd. Hijzelf huwde onder den titel ,£raaj van Nassauquot; met gravin d\'Oultremont en vestigde zich metterwoon te Berlijn, waar hij in 1843 is overleden.
Het bewind van den door zijn volk zeer geliefden Willem II werd gekenmerkt door buitengewone, in de gevolgen heilzame financieele maatregelen. Tevens legde hij door een herziening der grondwet in 1848 den grond tot hervormingen in vrijzinnigen geest, die onder zijn zoon werden voortgezet.
Na het overlijden van Willem II volgde hem in 1849 willem iii op, onder wiens regeering het droogmaken van \'t Haarlemmermeer, een in Juni 1848 aangevangen reuzenwerk, in 1853 werd voltooid. In \'t zelfde jaar werd in Nederland het bisschoppelijk bestuur weder in de katholieke kerk ingevoerd. Een groote vrijheid van in- en uitvoer, afschaffing van belemmerende rechten, deed den handel bloeien en wakkerde vooral den scheepsbouw en ue zeevaart aan, terwijl tevens de geldmiddelen des rijks zich voortdurend verbeterden. In 1857 werd een nieuwe wetophetlager-onderwijs,in i878door een andere vervangen, in 1863 een op het middelbaar onderwijs, in 1876 een op het hooger onderwijs gegeven. In den herfst van 1825 en in Maart 1855 werd Nederland door zware overstroomingen geteisterd. Zware verliezen leed ons land door den dood der koningin, prinses s o p h 1 a van Wurtemberg, in Juni 1877, door dien van prins hendrik, \'skonings broeder, in Januari 1879, en door dien van den kroonprins, willem, in Juni 1879. In Januari van \'t zelfde jaar hertrouwde de koning met prinses emma uit Waldeck-Pyrmont. In 1871 stond Nederland de
238
kust van Guinsa (in \'t w. van Afrika) voor een som geld aan Groot-Britannië af. In Maart 1873 brak, ter zake van zeerooverij, een oorlog los van Nederland tegen den sultan van Atjéh (op de •westkust van Sumatra), die nog niet voor goed geëindigd schijnt te zijn.
Ook de Polen zochten den 29sten Nov. 1830 door een opstand te Warschau, die zich spoedig over het geheele land uitbreidde, hun onafhankelijkheid op Rusland te herwinnen. Inzonderheid was de Russische grootvorst Konstantijn, die dit land bestuurde, \'c voorwerp van hun volkshaat. Toen keizer Nikolaas (zie blz. 231) de Polen voor rebellen verklaarde, sloot de Poolsche rijksdag het huis Romanow van den Poolschen troon uit. Eenige dagen daarna, den 5den Febr. 1831, begonnen de vijandelijkheden: een sterk leger Russen onder den veldmaarschalk Diebitsch rukte het land binnen. De Polen kampten in onderscheiden gevechten met wanhopigen moed; doch ten laatste bezweken zij voor de overmacht, inzonderheid na den moorddadigen slag van den 26sten Mei 1831 bij Ostrolenka (ten n.o. van Warschau). Na de bestorming van Warschau door Paskewitsch (zie blz. 228), den opvolger van den inmiddels overleden Diebitsch, den 6den en den 7den Sept., gaf deze hoofdstad zich bij verdrag aan de Russen over. Thans werd Polen bij Rusland ingelijfd, en Paskewitsch aanvaardde er als stedehouder het bestuur. In 1863 barstte op nieuw een opstand in Polen uit, dien Rusland niet dan na groote krachtsinspanning in 1864 heeft kunnen dempen.
De oorlog van Frankrijk tegen Pruisen in 1870 in 1871.
Nadat Frankrijks gezant te Berlijn, Benedetti, gedurende een paar weken een geschil had gevoerd met de regeering van Pruisen over de vraag, oogenschijnlijk van niet overwegend belang, 01 een der prinsen uit het huis Hohenzollern de kroon van Spanje zou dragen, werd, te dier zake, den ipden Juli door den keizer der Franschen de oorlog verklaard aan den koning van Pruisen. Het bleef geen oorlog tusschen twee vorsten of staten, maar werd er weldra een tusschen, gelijk men pleegt te zeggen, twee nationaliteiten, want geheel Duitschland, niet alleen het Noord-Duitsche verbond, maar ook Beieren en Wurtemberg sloten zich bij Pruisen aan.
Binnen kort bleek het, dat Duitschland gereed was, Frankrijk niet. Wel had dit rijk een groot aantal kanonnen van een bijzonder maaksel, mitrailleuses geheeten, ter zijner beschikking; doch ook deze stukken wogen, evenmin als de afdeelingen troepen, Turco\'s geheeten, waarvan de kern uit Afrikanen bestaat, op tegen de algeheele inrichting van de Pruisische en van de Beiersche legers, die in alle opzichten voortreffelijk was. Den 4den Augustus werd
239
r
de reeks der groote zegepralen van de Duitsche wapenen geopend. Op dien dag won de Pruisische kroonprins, Fred er ik Willem, den slag bij Weissenburg (in Beieren, ten n. van Straatsburg) op den rechtervleugel van \'t leger van maarschalk Mac Mahon, die daarop den 6den geheelenal werd verslagen bij W o e r t h (in de nabijheid van Weissenburg, naar \'t z.w.) door de troepen zoowel van den kroonprins, als van \'s konings neef, Frederik Karei. Den iaden namen de Duitschers bezit, van Nancy, de oude hoofdstad van Lotharingen, na reeds vroeger met de sluiting van Straatsburg een aanvang te hebben gemaakt.
Sedert dit oogenblik hing het lot van Frankrijk af van de vraag, of het aan \'t leger van Frans Achilles Bazaine, bij Metz ingesloten, zou gelukken, zich door te slaan en of hij zich zou kunnen vereenigen met Mac Mahon, die het bevel voerde over de krijgsbenden in de legerplaats bij Champ;lons (aan de Marne), waar vroeger Attila zich met zijn Hunnen had opgehouden. Deze vereeniging werd vooral verhinderd door den groeten slag bij Gravelotte (ten w. van Metz), waar de koning van Pruisen in persoon de Duitschers aanvoerde en waardoor het leger van Bazaine den iSden naar de legerplaaats bij Metz werd teruggedrongen en van Parijs geheel afgesneden.
Intusschen had Mac Mahon de versterkte legerplaats bij Chdlons verlaten en richtte zich naar \'t Noorden. Op hem behaalde Willem I den isten September een schitterende zege in den slag onder de muren van Sédan (aan de Maas, ten n.w. van Verdun, op de grenzen van Luxemburg), waarin Mac Mahon werd gekwetst, \'t Onmiddellijke gevolg dier nederlaag was, dat Napoleon III, die zich bij dat leger bevond, zijn degen en zijn persoon ter beschikking stelde van den koning van Pruisen en dat het gansche overschot van \'tFransche leger, nagenoeg 100,000 man, in krijgsgevangenschap geraakte. Den keizer der Franschen werd het slot Wilhelmshöhe (nabij Kassei) als verblijfplaats aangewezen.
Thans kon niets meer de insluiting van Parijs in den weg staan. De koning vestigde zijn hoofdkwartier te Versailles. Klaarblijkelijk was het voornemen der Duitschers, de groote wereldstad, door den toevoer van levensmiddelen geheel af te snijden, tot capitulatie te noodzaken. In zoover heeft de uitkomst de verwachting der Duitschers bedrogen, dat dit middel is gebleken alleen niet vol-doelde te zijn. Langer dan vijf maanden heeft Parijs de noodlottige ontknooping, die toch eindelijk moest komen, pogen af te wenden. Groote zellbeheersching en bezadigdheid heeft de bevolking in die moeilijke weken aan den dag gelegd. Maar de ontknooping werd èn in de hand gewerkt èn als telkens een stap naderend aangeduid door verschillende kleinere rampen, die het zwaar geteisterde Frankrijk achtereenvolgens troffen.
Inmiddels was men, bij de opeenstapeling van zooveel onheilen
240
te Parijs niet lijdelijk gebleven. Na den slag bij Gravelotte was T r o c h u door den keizer tot gouverneur van Parijs en tot opperbevelhebber van de krijgsmacht dier stad benoemd. En na de geduchte nederlaag bij Sedan had er een geheele omwenteling plaats. Toen drong een deel van de bevolking met geweld de vergaderzaal van het wetgevend lichaam binnen. Aan dien aandrang kon geen weerstand worden geboden. Alzoo werd den 4den September de keizer van zijn waardigheid vervallen verklaard en de republiek bij openbare afkondiging ingesteld. Keizerin Eugénie vluchtte naar Engeland. Als leden van een provisioneele regeering , het bewind der nationale verdediging, namen Jules Favre, (overl. 1880.) Gambetta (overl. 1882) en een tiental anderen zitting. Vruchteloos was ook de inspanning dezer mannen. Tevergeefs brachten zij een leger van \'t Noorden, een leger van de Loire, enz. op de been. Het ontbrak die legers aan de noodige uitrusting, aan voldoende oefening, aan een behoorlijke leiding: grootendeels bestonden zij uit nationale en uit mobiele garden. Van nog minder gehalte waren de benden franc-tirenrs of vrijschutters, die allerwege verrezen. Ook de hulp, die Ga r ibaldi aanbracht, was niet in staat het verderf van Parijs af te wenden.
Van de ongelukken, die Frankrijk geduren de het beleg van Parijs had te verduren, waren het verlies van Straatsburg en de val van Metz degene, die de meeste beteekenis hadden. Straatsburg gaf zich, na weken lang te zijn gebombardeerd, den 28sten September over. Metz bezweek den 27sten October. Daar de bezettingen van die beide steden zich naar Duitschland moesten begeven, beliep het getal der krijgsgevangenen, die in dit rijk hun verblijf vestigden, over de 300,000 man.
Wat Parijs betreft, ook hier was de fortuin den Franschenniet gunstig. Bij herhaling werd zoowel het leger van het Noorden, als dat van de Loire, welker roeping was, de stad te ontzetten, geslagen. Een paar uitvallen op groote schaal, door Trochu ondernomen, mochten evenmin baten. Zóó kwam het ten laatste tot een einde, toen het bombardement, dat men lang had gevreesd, doch ook menigeen voor onmogelijk had gehouden, sedert Januari 1871 toonde, Parijs meer nadeel te kunnen toebrengen, dan velen hadden vermoed. Op \'t eind dier maand dwong de tegenspoed Frankrijk, het hoofd in den schoot te leggen.
Dus zag zich dan het gedeelte van \'t voorloopig bewind, hetwelk te Parijs zijn zetel had, verplicht, eerst een wapenstilstand aan te vragen. Deze werd toegestaan. Om de tegenkanting van Gambetta en van die leden, welke te Bordeaux waren gevestigd, bekreunde men zich niet. Den tijd van den wapenstilstand maakten zich de Franschen te nutte, ten einde een regeering te bekomen, waarmede de vijand kon onderhandelen, om leden te kiezen voor de nationale vergadering, die met Thiers, als hoofd van Vnitvoe-
241
rend bewind, weldra bijeenkwam. Het bewind der nationale ver dediging trad alsnu af.
Den 26sten Februari 1871 werd men het ie Versailles eens over de vredespraeliminairen, die een einde maakten aan dezen gruwelijken oorlog, waarin, van den kant der Duitschers, behalve de koning van Pruisen, von Bismarck, de minister van oorlog von Roon en Moltke wederom de hoofdpersonen waren geweest. De hoofdinhoud dier praeliminairen komt hierop neer, dat Frankrijk den Elzas met Straatsburg en Duitsch Lotharingen met Metz aan Duitschland afstaat en binnen drie jaren vijf milliarden, d. i. vijfduizend millioenen, francs betaalt. Tot het tijdstip der volledige afbetaling van de gansche som werd Duitschland gerechtigd verklaard, een deel van Oostelijk Frankrijk bezet te houden, loopende ongeveer van Rouaan totDijon. Nog -werd vastgesteld, dat de onderhandelingen om tot den eigenlijken vrede te geraken zouden worden geopend te Brussel. De bekrachtiging der vredespraeliminairen zoowel door Willem I, als door de nationale vergadering, liet zich niet lang wachten. Tevens sprak deze vergadering de vervallenverklaring van den troon uit van Napoleon III en zijn huis. Onmiddellijk na die bekrachtiging -verliet de gewezen keizer der Franschen het kasteel Wilhelmshöhe en begaf zich naar Engeland, waar hij den gden Januari 1873 is overleden. Vermits te Brussel de onderhandelingen niet recht wilden vlotten, werden zij sinds Mei 1871 te Frankfort aan de Main gevoerd en hier in die maand, op den grondslag der praeliminairen, de vrede gesloten.
Behalve de vele andere gevolgen van dezen krijg, die mettertijd aan den dag zijn gekomen, heeft hij Duitschland een krachtige schrede voorwaarts doen zetten op de baan der eenheid. Op voorslag n.1. van den koning van Beieren is ook Zuid-Duitschland toegetreden tot het verbond, dat sinds 1866 voor \'t Noorden van dat rijk bestond, en is Willem I, met behoud van den titel, „koning van Pruisenquot;, de titel keizer van Duitschland ten deel gevallen, aan von Bismarck die van rijkskanselier. Zóó hoopt men de eenheid van al wat Duitscher is ïe zullen verkrijgen, iets, waarvan de wereld, ook ten tijde van het voormalige keizerschap, nog nooit het schouwspel heeft gezien.
Terwijl Duitschland op die wijze het voorbeeld gaf van een streven naar nadere aaneensluiting, leverde Frankrijk een tafereel op van innerlijke verdeeldheid, hetwelk maar al te zeer aan de tooneelen van 1789 en volgende jaren herinnerde. Nadat eenige afdeelingen der Duitsche troepen gedurende de drie eerste dagen der maand Maart een deel van Parijs hadden bezet gehouden, brak er een oproer uit van de manschappen der nationale garde en van de hevige republikeinschgezinden, dat gericht was tegen de nationale vergadering. Eindelijk zegevierde, nadat de opstan-
Wijjtne, Overzicht, 11de druk. 16
242
delingen allerlei wreedheden hadden begaan en een groot deel van Parijs in brand gestoken, in de maand Mei de partij der orde door den krachtigen bijstand van het leger, aangevoerd door Mac Mahon.
Nog twee jaren na de herstelling der orde stond Thiers aan de spits van \'t bewind der Fransche Republiek. Toen, in Mei 1873, nam hij zijn ontslag en werd mac mahon voor zeven jaren tot president der Republiek benoemd. Den 6den October van \'t zelfde jaar hield de krijgsraad, voor welken Bazaine werd gedaagd, zijn eerste zitting in het slot Trianon te Versailles. De aanklacht luidde, dat hij door het onderteekenen der capitulatie te Metz, zonder tevoren het uiterste te hebben beproefd, tegen de eer en den plicht van den krijgsman had gehandeld. In December werd hij ter dood veroordeeld, doch deze beschikking door Mac Mahon veranderd in twintigjarige inkerkering op het eiland St. Marguérite (nabij Cannes, in \'t z.o. van Frankrijk), uit welke gevangenis de maarschalk reeds in Augustus 1874 ontsnapte. In Januari 187S deed Mac Mahon uit eigen beweging afstand van zijn waardigheid en werd Grévy tot president benoemd. Hetzelfde jaar kenmerkte zich door een wereldtentoonstelling te Parijs.
Omwenteling in Amerika. — De Vereenigde Staten.
Terwijl in Europa de aangeduide groote \'omkeeringen plaats hadden, grepen er in de nieuwe wereld niet minder gewichtige veranderingen plaats. Daar hadden in de iSde eeuw de Engel-sche volkplantingen, de latere Vereenigde Staten, het eerste voorbeeld gegeven van een met goeden uitslag bekroonden kampstrijd voor vrijheid en onafhankelijkheid tegen \'t moederland. Hoe meer zij sedert dien tijd door akkerbouw, nijverheid en handel bloeiden, des te verleidelijker moest het gegeven voorbeeld voor de koloniën der overige Europeesche natiën zijn. In Amerika was St. Domingo, thans weder Haïti geheeten, na de Vereenigde Staten, de eerste staat, die zijn onafhankelijkheid herkreeg. Nadat de Spanjaarden sinds Columbus\' tijd dit groote en vruchtbare eiland hadden bezeten, werd in 1697 de westkust aan Frankrijk overgelaten. In 1795 verwierven de Franschen het geheel-enal en verklaarden de negers vrij. Maar toen barstte er een vreeselijk oproer der vroeger erg mishandelde slaven tegen hun blanke meesters los. De door Napoleon ter herovering van Haïti gezonden troepen moesten deze poging opgeven, zoodat Frankrijk
243
was genoodzaakt in 1825 de onafhankelijkheid te erkennen van
den vrijen neger- en mulatten (d. i. lieden, gesproten uit de verbintenis van Europeanen met negers)-^aö;/, die er onder den president Boy er was opgericht. Later werd hij in twee rijken gesplitst: een neger-keizerrijk, het westelijk gedeelte, Haïti genoemd, en een Republiek, het oostelijk gedeelte, Domingo of Dominica geheeten. Sedert 1858 is het keizerrijk Haïti weder in een Republiek van diec naam veranderd, terwijl het andere gedeelte, Dominica, zich sinds 1861 bij Spanje liet inlijven. Dit is zoo gebleven tot Juli 1865, toen Spanje het op nieuw voor een onafhankelijke Republiek heeft verklaard. Ten laatste werd, ten gevolge eener volksstemming, in 1870 het geheele eiland aan de Vereenigde Staten aangeboden, doch is tot dusver niet aangenomen.
Een dergelijke wisseling ondergingen de uitgebreide Spaansche koloniën op het vasteland van Zuid-Amerika (zie blz. 123 en 124). Het moederland hield deze rijke streken in strenge afhankelijkheid. Maar sedert 1810 geraakten verscheidene koloniën in openbaren opstand tegen Spanje. Venezuela verklaarde zich reeds in 1811 voor een onafhankelijke Republiek en kampte tot in 1824, het jaar zijner volledige bevrijding, onder Simon Bolivar, met den bijnaam den bevrijder, die in 1830 stierf, wakker tegen het Spaansche krijgsvolk. Op die wijze verloren de Spanjaarden allengs al hun bezittingen in Zuid-Amerika en verrezen er alom Republieken, als Nieuw- Granada, Bene den-Peru en Opper-Peru, dat den naam Bolivia aannam, Chili, de Vereenigde Gewesten aan de Plata en Paraguay. Eindelijk werd ook Mexiko onafhankelijk. — In weerwil van dit alles erkende Spanje niet vóór 1836 de onafhankelijkheid zijner voormalige koloniën in Amerika, waarvan de meeste tot nog toe aan binnenlandsche oneenigheden ten prooi zijn.
Inmiddels nam de bloei der Vereenigde Staten snel toe. De zoogenoemde leer van Monroe, president der Republiek (1816— 1825), volgens welke de Vereenigde Staten geenerlei bemoeiing der Europeesche mogendheden met de zaken van het vasteland van Amerika dulden, is steeds het richtsnoer van Amerika\'s regeering geweest. Een der grootste kwalen, waaraan de Republiek leed, was het geschil over de slavernij, die de Zuidelijke staten voor hun voortdurend bestaan onontbeerlijk scheen, terwijl zij de staten van \'t Noorden een gruwel was. Van 1846 tot 1848 hadden de Vereenigde Staten een oorlog te voeren tegen Mexiko, die in elk opzicht gunstig voor hen afliep en \'tgrondgebied der Republiek niet weinig vergrootte. Mexiko ging sinds den vrede gebukt onder de rampen van aanhoudenden burgeroorlog en geldgebrek. In 1864 verkoos een daartoe bijeengekomen vergadering van notabelen m a x 1m1l1 a a n, een broeder van Frans Jozef en aartshertog van Oostenrijk, als keizer van
16*
244
Mexiko. Maar hij kon zich, hoewel gesteund door een Fransche krijgsmacht^, niet staande houden tegen juarez, die hem gevangen nam en in Juni 1867, overeenkomstig een vonnis van den krijgsraad, liet dood schieten. Na lange spanning barstte eindelijk in 186 t tusschen de Noordelijke en de Zuidelijke Staten van Noord-Amerika een oorlog uit, die van weerszijden met groote verbittering werd gevoerd en in 1865 ten gunste van het Noorden eindigde. In Maart 1869 werd als president der Republiek gekozen Ulysses Sidney Grant, daarop herbenoemd in November 1872. Sedert 1877 stond aan \'t hoofd der Unie, die in \'tjaar 1876 haar honderdjarig bestaan vierde door het houden eener wereld-tentoonstelling te Philadelphia, de president Hayes, sinds Maart 1881 garfield, die in September van \'tzelfde jaar overleed aan de gevolgen van een aanslag op zijn leven, gedaan door een lagen moordenaar. In zijn plaats kwam de vice-president Arthur.
I
Jaren n. C.
§ 89. Spanje en Portugal,
Voortdurend streven der volkeren van Europa.
Ferdinand VII aanvaardt wederom de regeering in Spanje.
Hij heft de door de Cortez in 1812 ingevoerde staatsregeling op . . 1814.
Riëgo roept de oude constitutie weer uit. — Quiröga sluit rich
bij hem aan. — De koning bezweert deze constitutie . . 1 Jan. 1820.
Door toedoen van Metternich wordt te Verena een congres der hoofdmogendheden van het heilig verbond gehouden. — Besluit, damp;ir genomen,.................. 1822.
Met behulp van een Fransch leger schaft Ferdinand VII de constitutie af. — Duizenden in den kerker gezet, duizenden ter dood gebracht, o, a. Riëgo.
Ongelukkige toestand van Spanje.
Ferdinand VII heft de salische wet op........Maart 1830.
Hij sterft.................29 Sept. 1833.
Isabella II. — Maria Christina regentes.
Don Carlos neemt den titel „Karei V, koning van Spanje,quot; aan.— Burgeroorlog in de Baskische gewesten, Navarre, Catalonië, Arra-gon en Castilië.
Aanwas der Carlisten. — Z u m a 1 a-C arreguy. — Zumala-Car-
reguy sterft.................... 1835.
Espartêro hoofd der Chrisllno\'s. — Don Carlos vliedt naar Frankrijk. 1839.
De regentes gedurende den burgeroorlog genoodzaakt de constitutie van 1812, hoewel eenigszins gewijzigd, weder in te voeren.
Espartêro, hertog der overwinning, wordt eerste minister en
weldra regent. — Christina vertrekt naar Frankrijk...... 1840.
Noodlottige verschijnselen van volslagen wanorde in Spanje. — Oproeren.
Espartêro verdrongen. — Hij gaat naar Engeland....... 1843.
Narvaez president van \'t ministerie............ 1843.
Isabella meerderjarig verklaard............. 1844.
Zij huwt Frans van Assis............... 1846.
Alphonsus XII geboren................ 1857.
Maria Christina keert naar Spanje terug.......... 1844.
Betere toestand van Spanje onder \'t ministerie van Narvaez, hertog van Valencia.
Merino\'s aanslag op het leven der koningin mislukt...... 1852.
Espartêro, het hoofd der partij van vooruitgang, weer aan de spits
van \'t ministerie................sinds 1854.
O\'Donnell verwekt een oproer. — Hij krijgt veel invloed en staat weldra alleen aan \'t hoofd der zaken.
Narvaez weder aan \'t bewind.............. 1864.
Dood van O\'Donnell en van Narvaez.
Prim en andere generaals ontrukken de kroon aan Isabella en noodzaken haar, naar Frankrijk de wijk to nemen......Oct. 1868.
Prim vermoord.................Dec. 1870.
246
Jaren n. C.
Amadeus I aanvaardt het bewind als koning......Jan. 1871.
De hertog van Madrid, Karei VII, hervat, aan \'t hoofd der Carlis-
ten, den burgerkrijg..............Maart 1872.
Amadeus legt het bewind neer...........Febr. 1873.
Spanje wordt een Republiek.
Alphonsus XII koning.............Dec. 1874.
Johan VI koning van Portugal en van Brazilië. — Hij blijft in het door hem tot een koninkrijk verheven Brazilië, waarheen hij zich in 1807 had begeven. — Beresford oefent een bijna onbeperkt gezag in Portugal uit.
Omwenteling, door de vrijzinnige partij bewerkt. — Beresford verwijdert zich. — De Spaansche constitutie in Portugal ingevoerd. —
Johan keert naar Portugal terug............1821.
Brazilië scheurt zich van Portugal los........... 1822.
Het keizerrijk Brazilië onder Peter I........sedert 1824.
Johan VI sterft................Maart 1826.
Peter schenkt Portugal de vrijzinnige Braziliaansche staatsregeling. — Hij doet afstand van de kroon ten behoeve van Maria da Gloria,
onder voorwaarde dat zij Miguel huwt. — Miguel tevens regent.
Miguel heft de constitutie op en wordt door de Cortez tot onbeperkt
koning van Portugal benoemd............. 1828.
De constitutioneelen stellen op Terceira een regentschap in voor Maria 1830.
Peter I doet afstand van Brazilië ten behoeve van Peter II. — Hij
keert naar Europa terug............... 1832.
Oporto opent haar poorten voor hem, als regent zijner dochter.—Hij
houdt zijn intocht te Lissabon............. 1833.
Miguel verlaat Portugal. — Peter I sterft. — Maria II aanvaardt
de regeering.................... 1834.
Zij huwt met den prins van Leuchtenberg. — Hij sterft. —
Zij huwt met Ferdinand van Sakseu-Koburg..... 1836.
Met behulp van de gematigd-liberalen of chartisten voert Maria de constitutie van Peter, in plaats van die van 1821, weer in . . . 1842.
Saldanha aan quot;t hoofd van een nieuw ministerie. — Hij brengt eenige orde in \'t beheer der financiën.
Maria sterft....................1853.
Ferdinand regent voor Peter V, geboren in 1837. — Peter treedt
als koning op................... 1855.
Peter V sterft. — Zijn broeder Lodewijk I volgt hem op . . . 1861.
§90. Italië.
Doel der Carbonari in Italië, vooral in Napels cn Piëmont. — Op last
van \'t heilig verbond herstellen Oostenrijksche troepen de orde sedert 1821.
Napels. — Ferdinand I (vroeger IV) sterft. — Frans I . . . . 1820.
Frans I sterft. — Perdinand II........................1835.
Sicilië lijdt door aardbevingen en door een uitbarsting van den Aetna 1852.
Ferdinand II sterft....................................1859.
Prans II. — Giuseppe Garibaldi ontrukt hem zijn rijk Mei 1860.
Het koninkrijk der beide Siciliën met Sardinië vereenigd . . 7 Nov. 1860.
247
Jaren n. C.
Karei Felix koning van Sardinië..........1821 —1831.
Begin van da linie Savoye-Carignan. — Karei Albert . . 1831—1849.
Afkeer der Italianen van Oostenrijks opperheerschappij. — Mazzini. — Woelingen.
Oorlog tusschen Oostenrijk en Sardinië. — Kadetzky overwint
Karei Albert bij Novara.........^............1849.
Karei Albert staat de kroon af aan Victor Emanüel II en sterft
te Oporto..........................................1849.
Gamillo Benso van Cavour. — Hij wordt geboren te Turijn 1810.
Hij is het hoofd van \'t ministerie sinds.........Nov. 1852.
Hij overlijdt..................Juni 1861.
De Kerkelijke Staat. — Paus Fius VII herstelt de orde der Jeznïten 1814.
Pius VII sterft......................................1823.
Ferretti redt Napels bij \'t woeden der cholera.......183C.
Oregorius XII sterft. — Ferretti wordt als Pi us IX paus . . 1846.
Geboorte van Johan Maria Maataï-Ferrctti..........17S2.
De paus neemt vrijzinnige maatregelen. — R oss i aan \'t hoofd van
\'t ministerie..................Sept. 1848.
Kossi vermoord. — De paus vlucht naar Gaëta................1848.
Pius IX keert naar Rome terug. — Een Fransch leger bezet Rome 1850.
Het vertrekt........................................1866.
Het wordt aldaar door een ander vervangen..................1867.
Toskane, Panna en Modena met Sardinië vereenigd . . . Maart 1860.
Oorlog van Sardinië, met Frankrijk verbonden, tegen Oostenrijk.
Vredes-praeliminairen van Villa-Franca, bekrachtigd door den vrede te Zurich. — Sardinië verkrijgt Lomhardije, met uitzondering van een deel der provincie Mantua. — Oostenrijk behoudt slechts het
gebied van Mantua en Venetië..........10 Nov. 1859.
De provinciën van den Kerkelijken Staat grootendeels bij Sardinië
ingelijfd.....................1861.
Sardinië staat Savoye en Nizza aan Frankrijk af ... . Maart 1860.
Het gebied van Mantua en Venetië komt aan het koninkrijk Italië. 1866.
Florence wordt da hoofdstad van dit rijk.......tot Dee. 1870.
Het nog overige deel van den Kerkelijken Staat aan Italië toegevoegd,
Rome de hoofdstad van het rijk...........Jan. 1871.
Dood van Victor Emanuel. — Humbert I volgt hem op. . Jan. 1878.
Dood van Pius IX. — Leo XHI paus.........Febr. 1878.
Dood van Garibaldi...............Juni 1882.
§ 91. Duitschland, Zwitserland, Denemarhen.
Twee hoofddenkbeelden in Duitschland........ sedert 1815.
Onlusten in sommige staten, die op verschillende wijzen bedwongen
worden..................sedert 1830.
Frans I, keizer van Ooitenrijk, sterft. — Ferdinand I . . . . 1835.
Ferdinand staat de kroon af aan Frans Jozef I.......18-J8.
Frederik Willem III, koning van Pruisen, sterft. — Frederik
Willem IV......................................1840.
Willem I regent................sedert 1858.
Frederik Willem IV sterft. — Willem I koning.......1861.
Frederik Augustus I, koning van Saksen, sterft. — AntCÜ • . . 1827.
Anton sterft. — Frederik Augustus II..................1836.
Frederik Augustus II sterft. — Johan I..................1854.
Johan I overlijdt. — Albert I...........Oct. 1873.
248
Jaren n. C.
Maximiliaan I Jozef, koning van Beieren, sterft. — Lodewijk I 1825.
Lodewijk I sterft. — Maximiliaan II Jozef....... 1848.
Maximiliaan II Jozef sterft. — Lodewijk II........ 1864.
Frederik I, koning van Wurtemberg, overlijdt. — Willem I 1816.
Willem I sterft. — Karei I.............. 1864.
Hecker en Struve worden in hun pogingen tot omwenteling in Baden
gestuit..................... 1848.
Metternich treedt af. — De keizer van Oostenrijk geeft een
grondwet..................... 1848.
Oproer te Weenen. — Windischeratz neemt de stad in. . . . 1848.
Ferdinand legt de kroon neer. — Frans Jozef I ... 2 Dec. 1848.
Opstand in Hongarije onder Lodewijk Kossuth en onder de generaals Arthur Georgei, Klapka en Bern.
■Windischgratz en zijn onderbevelhebber Jellachich, ian van Kroatië, bestrijden hen vruchteloos.
Paskewitsch, met een Russisch leger, en Haynau onderwerpen Hongarije.
In Pruisen staat Berlijn op. — De opstand bedwongen..... 1848.
Vergadering van afgevaardigden uit geheel Duitschland te Frankfort aan de Main onder \'t voorzitterschap van Hendrik von Ga-gern.................... 1848—1849.
Joh an, aartshertog van Oostenrijk, rijksbestuurder. — Hij legt zijn waardigheid weldra neer.
Zwitserland. — Oproerige bewegingen........... 1830.
Vereeniging van politieke vluchtelingen.
In Bern en in de meeste andere kantons komt verandering in deraocra-tischen zin in de staatsregelingen. — Tweede oorzaak van verdeeldheid.
Dufour, de generaal der protestantsche partij, overwint de tegenpartij bij herhaling................. 1847.
De Jezuïten uit Zwitserland verdreven.
Christiaan VIII koning van Denemarken...... 1839—1848.
Frederik Vil zijn opvolger.
Veldtochten der Duitschere tegen Denemarken ter onderstenning van
Sleeswijk-Holstein.............. 1848 en 1849.
Pruisen en Oostenrijk stemmen geheel overeen met de eischen van
Denemarken. — Sleeswijk-Holstein onderwerpt zich......1851.
De strijdt begint op nieuw............... 1863.
Prederik VII sterft. — Christiaan IX.......... 1863.
Pruisen en Oostenrijk worden de hoofdvijanden van Denemarken. —
Pruisen bezet Hannover, Dresden en Hessen-Kassei.
Frankfort aan de Main bezwijkt...........Juli 1866.
De Pruisische kroonprins en \'s koning neef winnen in Bohemen een reeks van slagen. — Zij verslaan Benedeck tnsschenKöniggratz en Sadöwa.................4 Juli 1866.
Von Moltke. — Het naaldgeweer.
Werkeloosheid van het leger van het Duitsche verbond. — Oostenrijk zegeviert over de Italianen te land bij Custozza en ter zee bij Lissa.
De Pruisen voor de poorten van Weenen.
Vrede te Praag. — Vernietiging van het Duitsche verbond. — Oos-
249
Jaren n. C.
tenrijk stemt toe in zijn uitsluiting uit Duitsehland en in de oprichting van een Noord-Duitsch verbond, waarvan Pruisen het hoofd is. — De keizer van Oostenrijk staat zijn rechten op Sleeswijk en op Holstein aan den koning van Pruisen af......Aug. 186G.
Oostenrijk laat Venetië en Mantua aan den keizer van Frankrijk over. — Een volksstemming beslist, dat zij met Italië zullen worden vereenigd.
Von Bismarck lijft Hannover, Hessen-Kassei, Nassau en Frankfort aan de Main bij Pruisen in en verbindt Saksen zeer nauw aan Pruisen Oct. 1866.
§ 92. Zweden, Groot-Britannië, Rusland en Turhije. — Grieken-lands bevrijding, — De oorlog van Jiusland tegen Turhije en de verhanden mogendheden,
Noorwegen verbonden met Zweden.........sedert 1814.
Bernadotte onder den titel Karei XIV Jan koning van Zweden . 1818.
Karei XIV Jan overlijdt. — Oskar I....................1844.
Noorwegen door Karei als ondeikoning geregeerd . . sedert 1 Jan. 1849.
Oskar sterft. — Karei XV...........8 Juli 1859.
Karei XV overlijdt. — Oskar II........................1872.
George III, koning van Groot-Britannië, sterft. — George IV . 1820.
Wellington zet als minister de emancipatie der katholieken dooi 1829. Door de bemoeiingen van O\'Connell wordt deze wet op Ierland toegepast.
De wetsvoordracht van Stanley schaft de slavernij in de Engelsche
koloniën af....................1833.
Kobort Peel schaft de inkomende en de uitgaande rechten op \'t koren af 1846.
George IV sterft. — Willem IV........................1830.
Willem IV sterft. — Victoria..........................1837.
Victoria huwt met Albert van Saksen-Koburg............1840.
Ernst August koning van Hannover........ 1837—1851.
George V zijn opvolger.............sedert 1851.
Ministers na Peel: Russell en Palmerston.
Moeielijkheden van wege Ierland.
Peel sterft..........................................1850.
Wellington sterft......................................1852.
Albert sterft....................1861.
Onderwerping van Afghanistan, hoewel slechts voor kort, en van
Pendsjab aan Engeland...............in 1849.
Oorlog van Engeland en Sina geëindigd..........in 1842.
De Kaffers in Zuid-Afrika bedwongen......................1853.
Eerste wereld-tentoonstelling in het kristallen paleis te Londen . . . 1851.
Tweede wereld-tentoonstelling te Londen......................1862.
Opstand in Indië......................................1857.
Delhi onderworpen................Sept. 1857.
Oorlog van Engeland tegen Afghanistan......................1878.
Alexander, keizer van Rusland, sterft. — Nikolaas 1..........1825.
Mahmoud II sultan van Turkije.......... 1808—1839.
Rusland verklaait Mahmoud II den oorlog.....14 April 1828.
Wittgenstein beret Moldavië en Wallachije.
250
Jaren n. C.
Diebitsch trekt over den Balkan en verovert Hadrianopel.
Vrede, van Hadrianopel. — Turkije staat de eilanden aan den mond van den Donau aan Kusland af on gunt aan dit rijk een overwegenden invloed op Moldavië en op Wallachije . . . .14 Sept. 1829.
Rusland voert een voorspoedigen oorlog tegen Pernë .... tot 1828.
Verval van het Tnrksche rijk.
Mahmoud II jaagt de Janitscharen over de kling....... 1826.
Mehemed Ali pascha van Egypte.........sedert 1806.
Hij geraakt in oorlog met den sultan.
Mahmoud II sterft. — Abdul Medschid......... 1839.
Abdul Medschid sterft. — Abdïll Azis..........1861.
Abdnl Azis afgezet.................. 1876.
Abdul Hamid................Aug. 1876.
Ismaël onderkoning van Egyp\'e.
Het kanaal bij Suez, onder de leiding van de Losseps, voltooid . 1869.
Ismaël vervangen door Tewflk . ............1879.
Russisch-Turksche oorlog begonnen............ 1877.
Vrede te Berlijn. — De band verbroken tusschen Turkije en verscheidene omliggende vorstendommen. — Een deol van Bulgarije wordt een zelfstandig vorstendom onder de leenhoogheid van Turkije
13 Juli 1878.
Alexander I vorst van Bulgarije. — Alexander II gedood. — Alexander III...............Mrt. i88i.
Drukkende heerschappij der Turken over Griekenland.
De het a er ie der onderling bevrienden.........sedert 1814.
De strijd b gint...................1821.
Congres der Grlékan te Epidaurus.--Republikeinsche staatsregeling Jwa. 1822.
Odysseus en Miatilis verdrijven de Turken bijna overal uit eigenlijk Griekenland.
Capo d\'Istrias als voorzitter van Griekenland aangesteld. . . . 1827.
Ibrahim landt met een Egyptisch leger in Morêa...... 1825.
Canning overreedt Rusland en Frankrijk, om met Groot-Britannië
het verdrag van Londen te sluiten............ 1827.
De vloten der drie mogendheden onder Codrington vernietigen
de Turksch-Egyptische vloot in de haven van Navarino . 20 Oct. 1827.
Een Fransch leger noodzaakt de Egyptenaren, Morêa te ontruimen.
Leopold van Saksen -Koburg door de mogendheden tot sou-verein vorst van Griekenland bestemd.
Capo d\'Istrias door zijn tegenstanders uit den weg geruimd . . 1831.
OttO Van Beieren, nit het huis Wittelsbach, koning van Griekenland 1832.
Hij wordt verdreven.................. 1862.
George I als koning van Griekenland verkozen....... 1863.
De Ionische eilanden met Griekenland vereenigd....... 1863.
De Russisch-Turksche oorlog begonnen in de tweede helft van . . . 1853.
Oorzaak. — Mentschikoff. — Ruslands troepen trekken Moldavië en Wallachije binnen.
Frankrijk en Engeland verklaren den czaar den oorlog..... 1854.
Oostenrijk dwingt de Russische troepen, de Donau-vorstendommen te
ontruimen.................... 1854.
Oostenrijk onttrekt zich aan den oorlog. — Sardinië voegt zich bij
Ruslands vijanden................Jan. 1855.
251
Jaren n. C.
Conferentie van Weenen............... 1854—55.
De legers der geallieerden landen in de Krim.....14 Sept. 1854.
De bondgenooten winnen den slag bij do Alma.....20 Sept. 1854.
Zij winnen dien bij Inkermann...........5 Sept. 1854.
Beleg van Sebastopol. — Het zuidelijk gedeelte dezer vesting ingenomen..............17 Oct. 1854—8 Sept. 1855.
De Saint-Arnaud sterft kort na den slag bij de Alma aan de cholera. — Eaglan insgelijks. — Canrobert vervangt de Saint-Arnaud. — Pélissier komt in plaats voor Canrobert en neemt Sebastopol in..............8 Sept. 1855.
Opvolger van Éaglan Simpson. — Omer-Pascha. — De la Marmöra. — Gortscbakoff.
Nikolaas I sterft. — Alexander II........2 Mrt. 1855.
Vrede te Parijs. — Het protectoraat van Rusland over de Donau-vorstendommen opgeheven. — Hun wordt een zelfstandige regeering gewaarborgd................30 Mrt. 1856.
§ 93. Frankrijh en de omiventelingen van 1S30 en 1848. — De opstand en de afscheiding van België. — De oproeren in Polen bedwongen. — De Nederlanden^
Lodewijk XVIII, koning van Frankrijk, sterft .... 16 Sept. 1824.
Karei X.............. 1824—1830, overl. 1836.
De hertog van Berry valt door sluipmoord........ 1820.
Het streven der Bourbons. — Tegenstand der betergezinden.
Karei X benoemt het ministerie Polignac of het „onmogelijke
ministeriequot;.................... 1829.
221 van de 402 afgevaardigden verklaren zich tegen dit ministerie Maart 1830. De kamer ontbonden. — Een nieuwe verklaring uitgeschreven.
Bourmont verovert Algiers. — Aanleiding hiertoe . . . 5 Juli 1830. De nieuwe afgevaardigden zijn tegen de regeering.
De regeering verandert eigenmachtig de constitutie.
De drie ordonnantiën..............26 Juli 1830.
Driedaagsche opstand der bevolking van Parijs. —■ De Julidagen 27-29 Juli 1830. Karei X doet tevergeefs afstand vau de kroon ten behoeve van den
hertog van Bordeaux.
Hij gaat eerst naar Schotland, later naar Praag, en sterft te Görz . 1836. Lodewijk Philips I, hertog van Orleans, koning der Pranschen
7 Aug. 1830—1848.
De minister Caaimir Périer sterft........... 1832.
Lodewijk Adolf Thiers en Frans Pieter Willem Guizot. De kolonie Algiers breidt zich uit.
Abd-el-Kader als gevangene naar Frankrijk gevoerd..... 1847.
Bugeaud, Eugenius Cavaignac, Changarnier.
Lodewijk Napoleon schenkt Abd-el-Kader de vrijheid...... 1852.
De binnenlandsche toestand van Frankrijk zeer onrustbarend. — Oorzaken.
Oproer te Parijs en aanleiding. — Lodewijk Philips doet afstand van
de regeering en vlucht naar Engeland......23 Febr. 1848.
Hij sterft aldaar................... 1850.
252
Jaren n. C.
Frankrijk wordt een Republiek. — Voorloopig bestuur 23 Febr.—Mei 1848.
Nationale vergadering. — Uitvoerend bewind.......Mei 1848.
De dictator Cavaignac dempt het Juni-oproer.
Lodewijk Napoleon president der Republiek.....10 Dec. 1848.
Hij verandert zijn beperkte in een onbeperkte macht ... 2 Dec. 1851. Hij wordt als Napoleon III erfelijk keizer der Franschen . 1 Dec. 1852. Hij huwt Eugenie de Montijo, gravin van Theba, . . Jan. 1853. Zij brengt een zoon ter wereld, Napoleon Eugenius Lode-
wijk Johan Jozef,.............16 Mrt. 1856.
Tweede wereld-tentoonstelling te New-York Derde wereld-tentoonstelling te Parijs . .
Wereld-tentoonstelling te Parijs ....
Invloed der Julidagen op het buitenland, u
Belg ie over de vereeniging met de Nederlanden. — Oorzaken. — De geest van tegenstand opgehitst door de katholieke geestelijkheid.
Driedaagsche opstand van het volk te Brussel.....25 Aug. 1830.
De troepen kunnen de stad niet hernemen.....23—27 Sept. 1830.
Nationaal congres. — Provisioneele regeering. — Vrijzinnige constitutie.
Het huis Oranje-Nassau van den troon uitgesloten.
Leopold van Saksen-Kob ttrg als koning der Belgen verkozen
4 Juni 1831.
Hij verbindt zich met Louise, een dochter van Lodewijk Philips,
in den echt.
Hij overlijdt. — Leopold II...........Dec. 1865.
quot;Willem I wendt zich tot de vijf groote Europeesche mogendheden. — Conferentie van Londen. — Besluit van Willem I.
Tiendaagsche veldtocht............3—13 Aug. 1831.
Willem, erfprins van Oranje, verslaat de Belgen bij Hasselt 8 Aug. 1831.
Hij overwint hen bij Leuven...........12 Aug. 1831.
Gerard rukt België met een Fransch leger binnen. — Hij ontrukt den
Nederlanden de citadel van Auhverpen.—C h assé.—ICoopman23 Dec. 1832. De groote mogendheden erkennen België als koninkrijk en Leopold
als koning....................1831.
Willem I willigt eindelijk de bepalingen der conferentie van Londen in..................19 April 1839.
Willem I doet afstand van de kroon............ 1840.
Willem II gehuldigd te Amsterdam........28 Nov. 1840.
Willem I huwt als „graaf van Nassau\'quot; met gravin d\'0 ultremon t.—
Hij sterft te Berlijn................. 1848.
Buitengewone financieele maatregelen onder Willem II. — Herziening
der grondwet................... 1848.
Willem II sterft. — quot;Willem III............ 1849.
Droogmaking van \'t Haarlemmermeer.......Juni 1848—1853.
Het bisschoppelijk kerkbestuur weder ingevoerd........ 1853.
Wet op het lager-onderwijs............... 1857.
Nieuwe wet op het lager-onderwijs............ 1878.
Wet op het middelbaar onderwijs............. 1863.
Wet op het hooger-onderwijs.............. 1876.
Overstroomingen in Nederland.........Maart 1825 en 1855.
Dood van koningin Sophia............Juni 1877.
Dood van prins Hendrik.............Jan. 1879.
Dood van den kroonprins..............Juni 1879.
De koning hertrouwt met !Bmma..........Jan. 1879.
Afstand van de kust van Guinea aan Engeland........1871.
1853. 1855. 1867.
— Onvergenoegdheid in
253
Begin van den oorlog tegen den sultan van Atjeh .... Maart 1873.
Einde daarvan...................1881.
Opstand der Polen te Warschau..........29 Nov. 1830.
De volkshaat richt zich inzonderheid tegen Konstantijn.
Diebitsch rukt Polen binnen............5 Febr. 1831.
De Polen verslagen bij Ostrolsnka.........26 Mei. 1831.
Warschau geeft zich bij verdrag over, na door Paskewitsch
te ziju bestormd...............6—7 Sept. 1831.
Paskewitsch stedehouder van Polen.
Hernieuwde opstand..................................1863.
Hij wordt gedempt....................................1864.
§ 94. De oorlog van Frankrijk tegen Pruisen in 1870 en in 1871.
Benedetti, Frankrijks gezant te Berlijn. — De vraag, of een der prinsen uit het huis Hohenzollern de kroon van Spanje zal dragen.
De keizer der Franschen verklaart te dier zake den oorlog aan den
koning van Pruisen..............19 Juli 1870.
Het Noord-Duitsche verbond, alsmede Beieren en Wurtembergsluiten zich bij Pruisen aan.
Mitrailleuses. — Turco\'s.
Frederik Willem wint den slag bij Weissenburg op Mao Mahon 4 Aug.
Mac Mahon geheelenal verslagen bij Woerth door Frederik Willem
en door Frederik Karei.........: . . . 6 Aug.
De Franschen vermeesteren Nancy...........12 Aug.
Frans Achilles Bazaine te Metz. — Mac Mahon bezet de legerplaats bij ChUlons.
De vereeniging van Bazaine met Mac Mahon verhinderd door den
slag bij Gravelotte.....-..........18 Aug.
Zege van Willem I bij Sedan op Mac Mahon, die wordt gekwetst, 1 Sept.
Napoleon III geeft zich over en gaat naar Wilhelmshöhe. — Nagenoeg 100,000 man der Franschen gaan in krijgsgevangenschap.
Willem I vestigt zijn hoofdkwartier te Versailles. — Insluiting van Parijs.
Trochu wordt gouverneur van Parijs na den slag bij Gravelotte.
Na den slag bij Sedan omwenteling te Parijs: de keizer vervallen verklaard, de Republiek ingesteld. — Eugénie vlucht naar Engeland. — Het bewind der nationale verdediging.......4 Sept.
Jules Favre, Gambetta, enz.
Dood van Gambetta.................1882.
Het leger van \'t Noorden en dat van de Loire, grootendeels samengesteld uit nationale en uit mobiele garden.—Franc-tiraurs. — Garibaldi.
Straatsburg geeft zich over..............28 Sept.
Metz bezwijkt...................27 Oct.
Over de 300,000 man krijgsgevangenen bevinden zich in Duitschland.
Het leger van het Noorden en dat van da Loire bij herhaling geslagen. De uitvallen van Trochu afgeslagen.
Het bombardement van Parijs begint.........Jan. 1871.
Het gedeelte van \'t voorloopig bewind, hetwelk zijn zetel heeft te Parijs, vraagt een wapenstilstand aan. — Gambetta en de leden, die te Bordeaux zijn gevestigd, zijn er tegen.
254
Jaren n. C.
De Franschen kiezen leden voor de nationale vergadering,— Thiers hoofd van \'( uitvoerend bewind. — liet bewind der nationale verdediging treedt af.
Von Bismarck, von Roon en Moltke, van den kant der Daitschers, de hoofdpersonen in dezen oorlog.
De vredespraeliminairen ie Versailles vastgesteld .... 26 Febr. IS71.
Hoofdinhoud dier praeliminaiven: Frankrijk staat den Elzas met Straatsburg en Duitsch Lotharingen met Metz aan Duitsehland af en betaalt 5 milliarden francs. — Duitsehland houdt een deel van Oostelijk Frankrijk bezet, ongeveer van Rouaan tot Dijon. — De onderhandelingen over den eigenlijken vrede zullen worden geopend te Brnssel.
De praeliminairen bekrachtigd door Willem I en door de nationale vergadering. — De nationale vergadering verklaart Napoleon III en zijn huis vervallen van de troon. — Napoleon begeeft zich naar Engeland.
Hij overljjdt.................9 Jan. 1873.
Zuid-Duitschlaud treedt toe tot het verbond van\'s Noorden. — Willem I neemt, met behoud van den titel „koning van Pruisenden titel keizer van Duitsehland aan, Bismarck dien van rijkskanselier.
Eenige afdeelingen der Duitscbe troepen bezetten een deel van Parijs 1, 2, 3 Maart.
Te Parijs breekt een oproer uit van de nationale garde en van de hevige repnblikeinsgezinden.
De partij der orde zegeviert ...............
De vrede met Pruisen op de vroeger vastgestelde voorwaarden getee-kend te Frankfort aan de Main.............
Thiers neemt zijn ontslag. — Mac Mahon president der Republiek Mui
Bazaine ter dood veroordeeld............Dec.
Hij ontsnapt uit den kerker op het eiland St. Marguerite . . Aug.
Mac Mahon doet afstand van zijn waardigheid. — Grrévy. . Jan.
Wereld-tentoonstelling te Parijs..............
§95. Omwenteling in JLmerika. — .ƒgt;(\' Vereenigde Staten,
Bloei der Vereenigde Staten door akkerbouw, nijverheid en handel.
St. Domingo, thans weder Haïti geheeten, behoort sinds Columbus\'
tijd geheel aan Spanje...............tot 1697.
De Franschen verwerven de westkust van Haïti........ 1697.
De Franschen verkrijgen het geheelenal........... 1795.
De negers vrij verklaard. — Oproer der slaven tegen hun meesters. — Napoleon zendt tevergeefs troepen.
Frankrijk erkent de onafhankelijkheid van den onder den president
Boy er opgerichten vrijen neger- en mulattenstaat......• 1825.
Dere staat splitst zich in een neger-keizerrijk, het westelijk gedeelte,
Haïti, en een mulatten-republiek, het oostelijk gedeelte, Domingo oi Dominica geheeten.
Haïti weder een Republiek............... 1858.
Dominica bij Spanje ingelijfd..............1861.
Spanje verklaart Dominica voor een onafhankelijke Republiek . Juli 1865.
Het geheele eiland aan de Vereenigde Staten aangeboden, doch niet
aangenomen.................... 1870.
Verscheiden Spaansehe koloniën geraken in opstand tegen het moederland ..................sedert 1810.
Mei.
Mei. 1873.
1873.
1874. 1878. 1878.
255
Jaren n. C.
Venezuela verklaart zich voor een onafhankelijke Republiek . . . 1811.
Het vecht zich vrij
Simon Bolivar, de bevrijder, sterft,.........18S0.
Er verrijzen nog aniere Republieken: Nieuw-Granada, Beneden-Peru, Opper-Peru, dat den naam Bolivia aanneemt, Chili, de Vereenigde gewesten aan de Plata, Paraguay. — Mexiko wordt onafhankelijk. —
Spanje erkent de onafhankelijkheid van al zijn voormalige koloniën
in Amerika. — Haar toestand............. 1836.
Monroe president der Vereenigde Staten........ 1817—1825.
De leer van Monroe \'t richtsnoer van Amerika\'s regeering . . tot 1849.
Verschil van denkwijze over de slavernij in Amerika.
Gelukkige oorlog, door Noord-Amerika tegen Mexiko gevoerd, 1846—1848.
Ongunstige toestand van Mexiko.
Een vergadering van notabelen verkiest Maximiliaan als keizer van
Mexiko..................... 1864.
Juarez neemt hem gevangen. — Hij wordt dood geschoten . Juni 1867.
Oorlog tusschen de Noordelijke en de Zuidelijke staten van Noord-
Amerika.....................1861.
Hij eindigt ten gunste van het Noorden........... 1865.
Ulysses Sidney Grant..........sedert Maart 1869.
Hij wordt herbenoemd...............Nov. 1872,
1824.
Honderdjarig bestaan der Unie.— lF«reW-(eiiiounsfeWiii(; te Philadelphia 1876.
Hayes president der unie . Garüeld president der unie Dood van Garfield . . . . De vice-president Arthur .
i
I. Sina en Indië.
§ 2. Assyrië en Babylonië.
§ 3. Aegypte.
§ 4. De Israëlieten.
§ 5. Phoenicië.
§ 6. Medië en Perzië.
§ 7. Griekenland.
§ 8. Van den vroegsten tijd tot de vestiging der Heracliden en der Doriërs in de Peloponnesus. — Van ongeveer 1800 tot omstreeks 1000.
§ 9. De vestiging der Heracliden en der Doriërs in de Peloponnesus. — De volkplantingen der Grieken.
§ 10. De Grieken in \'t algemeen.
§ 11. Sparta.
§ 12. Athene.
§ 13. De Perzische oorlogen. — Van 493 tot 387.
§ 14. Pericles. — De Peleponnesische oorlog, van 431 tot 404. — Alcibiades.
§ 15. Socrates.
§ 16. Van \'t einde der Perzische oorlogen tot de onderwerping van Griekenland aan Macedonië. — Van 387 tot 338.
§ 17. Alexander de groote, van 336 tot 323. — De uit het Perzisch Macedonisch rijk voortgekomen staten.
257
§ 18. Italië.
§ 19. Stichting en oudste bewoners van Rome.
§ 20. Rome onder de koningen. — Van 753 tot 509.
§ 21. De oorlogen van Rome tegen de verdreven Tarquiniussen. — Be plebejers erlangen allengs volkomen gelijkstelling in staatsburgerlijke rechten met de patriciërs. — Van 509 tot 287.
§ 22. Oorlogen van Rome met de Galliërs, de Samnieten, de Latijnen en met andere volkeren. — Beneden-Italië aan Rome onderworpen in den oorlog met Tarente en met koning Pyrrhns. — Van 390 tot 272 v. C.
§ 23. De eerste Punische oorlog. — Van 264 tot 241 v. C.
§ 24. De tweede Punische oorlog. — Van 218 tot 201 v. C.
§ 25. Uitbreiding van Rome\'s heerschappij in het Oosten van Spanje. — De derde Panische oorlog, van 149 tot 146 v. C.
§ 26. Van de Gracchussen tot den dood van Sulla. — Van 133 tot 78v. C.
§ 27. Gnaeus Pompejus. — Het eerste driemanschap. — De tweede burgeroorlog en G. Julius Caesar. — Van 78 tot 44 v. C.
§ 28. Het tweede driemanschap. — Van 43 tot 31 v. C.
§ 29. Augustus. — Van 31 v. C. tot 14 n. C. — Het Christendom.
§ 30. De keizers uit het geslacht van Augustus, de Flaviussen en de overige vorsten tbt Constantïnus den groote. — Van 14 tot 323.
§31. Constantïnus de groote, van 323 tot 337, en het Christendom in zijn tijd.
§ 32. De Germanen. — De volksverhuizing sedert 375. — De verdeeling van het Romeinsche rijk in 395.
§ 33. Het West-Romcinsche rijk in oorlog met de Gothen en met de Hunnen tot zijn ondergang. — Van 395 tot 476.
17
■wijnne, Overzicht, 11de druk.
258
§ 34. Het Oost-Gothische rijk. — Het Oost-Romeins,che rijk tot 842. — De val van het Vandaalsche en van het Oost-Gothische rijk. — De Lon-goharden in Italië.
§ 35. De Arabieren. — Mohammed. — Van 571 tot 632.
§ 36. De Arabieren onder de eerste khalifeu, die uit het geslacht der Omrayaden en de eerste Abbassiden. — Van 632 tot 809. — De ondergang van het rijk der West-Gothen in 711.
§ 37. Het Frankische rijk onder de Merovingiërs en onder de Karolingische huismeiers tot het koningschap der Karolingiëre. — Van 481 tot 752.
§ 38. Het leenstelsel en het Christendom onder de Duitsche volkeren. — Het pausdom en de scheuring der katholieke kerk.
§ 39. Het Frankische rijk onder de Karolingische koningen Pepijn en Karei den groote. — De bekeering en de onderwerping der Saksen. — Van 752 tot 814.
§ 40. Kareis binnenlandsch beheer.
§41. De Karolingische koningen van het rijk der Franken tot het afzetten van Karei den dikke, van 814 tot 887 en 888. — Het verdrag van Verdun in 843.
§ 42. De laatste Karolingiërs in Duitschland, Italië en Frankrijk, van 887 tot 911, 923 en 987. — Duitschland onder den Frankischen Koen-raad I en onder de eerste vorsten uit het Saksische huis, van 911 tot 973.
259
§ 43. Duitschland onder het Frankische huis, sedert 1024. — Twist van koning Hendrik IV, van 1056 tot 1106, met paus Gregoriue VII, van 1073 tot 1085.
§ 44. De Angelsaksen in Britannië, van 449 tot 827. — Engeland onder het bestuur der Angelsaksische koningen, van 827 tot 1017; onder het Deensche huis, van 1017 tot 1042; onder de regeering van den Angelsaksischen Edvrnrd III en onder den eersten vorst uit het Nor-mandisch huis, van 1066 tot 1087.
§ 45. De eerste kruistocht. — Van 1096 tot 1099.
§ 46. De tweede kruistocht, van 1147 tot 1149. — De derde kruistocht, van 1189 tot 1192. — Duitschland onder Frederik I Barbarossa uit het huis Hohenstaufen, van 1152 tot 1190.
§ 47. De vierde, de vijfde, ue zesde en de zevende kruistocht, van 1202 tot 1204, van 1228 tot 1229, van 1248 tot 1254 en in 1270. — Duitschland onder Frederik II, uit het geslacht der Hohenstaufen, van 1215 tot 1250. — Frankrijk onder de Capetingiërs Philipfl II Augustus en Lodewijk IX of den heilige, van 1180 tot 1270. — Engeland onder Jan zonder land, koning uit het huis Plantagenet, van 1199 tot 1216.
§ 48. Duitschland onder de koningen uit het Habshurgsche en uit het Luxem-burgsche huis. — Johannes Hus. — Van 1273 tot 1436.
§ 49. Frankrijk onder de laatste koningen uit de rechte linie van het huis Gapet en onder die van de tweede linie of van het huis Valois. — De langdurige oorlog tusschen Frankrijk en Engeland. — De maagd van Orleans. — Van 1285 tot 1453.
17*
260
§ 50. Engaland onder de laatste koningen uit het huis Vlantagënet, als-made onder de geslachten Lar.easter en Yoik. — De oorlog der witte en der roode roos. — Van 1274 tot 1485.
§51. Geschiedenis van Spanje gedurende het tweede, het derde en het vierde tijdvak. — De opkomst en de ondergang der Ommyaden. — Het ontstaan en de bloei van nieuwe Christen-staten aldaar.
§ 52. De Italiaansche staten gedurende de dertiende, de veertiende en de vijftiende eeuw.
§ 53. Geschiedenis der Nederlanden gedurende de Middeleeuwen.
§ 54. Geschiedenis van Polen en van Hongarije gedurende de Middeleeuwen.
§ 55. De Scandinavische rijken gedurende de Middeleeuwen. — Oorsprong van Rusland.
§ 56. De opkomst en de hernieuwing der Mongoolsch-Tartaarsche macht. — De verovering van Constantinopcl door de Turken in 1453.
§ 57. De ontdekking van Amerika in 1492 en van den weg ter zee naar Oost-Indië. — De eerste reis rondom de wereld door F. Magelban, van 1519 tot 1521. — F. Cortez verovert Mexiko en F. Pizarro Peru.
§ 58. Karei V, van 1506 tot 1556, en zijn oorlogen tegen Frans I, van 1521 tot 1544. — Kareis tochten tegen de Afrikaansche zeeroovers.— Soleiman II, sultan der Ottomanische Turken, van 1520 tot 1566.
§ 59. Het begin der kerkhervorming in Duitschland en in Zwitserland in 1517. — Maarten Luther, Philips Melanchthon en Ulrich Zwingli.
§ 60. De vorderingen der hervorming tot den godsdienstvrede te Augsburg in 1555. — De Smalkaldische oorlog in 1546. — De dertigjarige oorlog, van 1618 tot 1648, tot den rijksdag te Regensburg in 1630.
§61. De dertigjarige oorlog, van den rijksdag te Eegensburg tot den Westphaalschen vrede, van 1630 tot 1648. — Wallenstein afgezet en vermoord in 1634.
De Nederlanden onder Karei V en onder Philips II tot het stadhouderschap van Manrits. — Van 1506 tot 1590.
De Nederlanden van \'t stadhouderschap van Manrits tot den vrede van Westminster. — Vf.n 1590 tot 1654.
Spanje onder de koningen uit het Habsburgsche huis Philips II, III en IV, van 1556 tot 1665. — Portugal een gewest van Spanje, van 1580 tot 1640. — Portugal onder de regeering van het huis Bra-ganza, sedert 1640.
Frankrijk onder de laatste koningen uit het huis Valois, van 1547 tot 1589, en onder de eerste koningen uit het geslacht Bourbon, van 1589 tot 1660. — Johan Calvijn. — De godsdienstoorlogen. — Het beheer van Richelieu en van Mazarin.
§ 66. Engeland onder het huis Tudor en het huis Stuart tot de omwenteling en tot den dood van Karei I. — Elizabeth en Maria Stuart van Schotland. — Engeland als Republiek onder den protector Cromwell tot de restauratie. — Van 1509 tot 1660.
§ 67. Het Noorden en het Oosten van Europa. — Gustaaf Wasa en zijn geslacht in Zweden tot 1654. — De oorlog van Karei X Gustaaf van Zweden tegen Polen, Denemarken en hun bondgenooten tot den vrede van Oliva en dien van Koppenhagen. — Van 1520 tot 1660.
§ 68.
De oorlog van Lodewijk XIV tegen Karei II van Spanje tot den vrede van Aken in 1668. — Die van Lodewijk, verbonden met Karei II van Engeland en met Zweden, legen de Nederlanden en hun bondgenooten tot den vrede van Nijmegen, van 1672 tot 1678.
De negenjarige oorlog van Lodewijk XIV tegen het Weener-verbond tot den vrede van Kijswijk, van 1688 tot 1697. — De Spaansche erfopvolgingsoorlog tot den vrede van Utrecht en dien van Rastadt, van 1700 tot 1714.
§ 62. § 63.
§ 64.
§ 65.
§ 69.
§ 70. Engeland onder de koningen uit het huis Stnart Karei II en Jakob II, alsmede onder Willem III van Oranje-Nassau, onder Anna uit het huis Stuart en onder de koningen uit het Hannoversche huis George I en George II. — Van 1660 tot 1760.
§ 71. Duitschland onder den Habsburgsehen koning Leopold I, van 1658. tot 1705, benevens de oorlogen tegen de Turken, van 1663 tot den vrede van Karlowitz in 1699. — Pruisen wordt in 1700 een koninkrijk onder het huis Hohenzollern. — De Nederlanden en de verheffing van Willem III, van 1660 tot 1702.
§ 72. Kusland onder de alleenheerschappij van Peter den groote, uit het huis der Romanows. — Van 1689 tot 1725.
§73. Zweden onder Karei XII, koning uit het huis Palts-Tweebrnggen, en de Noordsche oorlog tot den vrede van Nijstiidt, van 1697 tot 1721.
§ 74. Frankrijk onder Lodewijk XV, koning uit het huis Bourbon, van 1715 tot 1774. — Pruisen onder de koningen uit het huis Hohenzollern Frederik Willem I en Frederik II, van 1713 tot 1786. — De eerste Silezisehe oorlog, van 1740 tot 1742. — De oorzaken en het begin van den Oostenrijkschen erfopvolgingsoorlog, van 1741 tot 1748.
§ 75. Het vervolg van den Oostenrijkschen erfopvolgingsoorlog, van 1741 tot den vrede van Aken in 1748. — De tweede Silezisehe oorlog tot den vrede van Dresden, van 1744\' tot 1745. — De zeeoorlogtussehen Engeland en Spanje, van 1739 tot 1748. — De zevenjarige oorlog tot den vrede van Hubertsburg, van 1756 tot 1763.
S 76. De zeeoorlog tussehen Frankrijk en Engeland, geëindigd met den vrede van Parijs, van 1756 tot 1763. — Portugal onder de verdere koningen uit het huis Braganza en onder het bestuur van Pombal, van 1750 tot 1777. — Jozef II, koning van Duitschland uit het huis Lotharingen of Habsburg-Lotharingen, en zijn hervormingen, van 1780 tot 1790.
§ 77. De oorlog voor do onafhankelijkheid van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, geëindigd met den vrede van Versailles, van 1775 tot 1783. — George Washington en Benjamin Franklin. — De Republiek der dertien Vereenigde Staten.
§ 78. Rusland onder Peter III en onder Katharïna II, van 1762 tot 1796.— Stanislaus Poniatowski, koning van Polen, van 1764 tot 1795. — De eerste, de tweede en de derde deeling van Polen in 1773, in 1793 en in 1795. — Rnssisch-Turksche oorlogen, van 1769 tot 1774 en van 1787 tot den vrede van Jassy in 1792.
§ 79. De Nederlanden, sedert den dood van Willem III tot de komst der Pruisen. — Willem IV, de gouvernante en Willem. — Van 1702 tot 1787.
263
§ 80. Frankrijk sinds hst begin der eerste omwenteling of de opening der constitneerende nationale vergadering tot de eerste zitting der wetgevende vergadering. — Van 1789 tot 1791, 1 Oct.
§ 81. Frankrijk sinds de opening der wetgevende vergadering. — Da nationale conventie. — De oorlog van Oostenrijk en van Pruisen tegen de Fransche Republiek in 1792. -— Voortgang der omwenteling, terdoodbrenging van Lodewijk XVI en het schrikbewind. — Van den Isten Oct. 1791 tot in 1794.
§ 82. De oorlog van de eerste coalitie tegen de Fransche Republiek gedurende de jaren 1793 tot 1795. — De burgeroorlog in de Vendee en die in de zuidelijke departementen van Frankrijk, van 1793 tot 1795. — De derde constitutie of die van het directoire, den 28sten Oct. 1795.
§ 83. De oorlog tegen de Fransche Republiek in Zuid-Duitschland en in Italië gedurende 1796 en 1797 tot den vrede van Campo Formio, den 17den Oct. 1797. — De door Frankrijk opgerichte Republieken.
§ 84. De tocht van Napoleon naar Egypte in 1798. — De oorlog der tweede coalitie tegen de Fransche Republiek, van 1798 tot den vrede van Luneville in 1801 en dien van Amiens in 1802. — Het bewind de consuls in Frankrijk. — Napoleon wordt keizer der Franschen en koning van Italië. — Van 1798 tot 1805.
^ 85. De derde coalitie-oorlog. — De vrede van Presburg. — Napoleon schept rijken voor zijn bloedverwanten. — Het Rijnverbond. — Hernieuwde oorlog van Pruisen tegen Frankrijk tot den vrede van Tilsit — Het continentaalstelsel. — Van 1805 tot 1807.
§ 86. Napoleon neemt Portugal en Spanje in bezit. — Jozef wordt koning van Spanje, Murat koning van Napels. — De oorlog tegen Napoleon\' in Spanje. — Vernieuwde ktijg van Oostenrijk tegen Frankrijk tot den vrede van Weenen of van Schönbrunn. — Napoleons oorlog met Alexander I en zijn tocht naar Rusland. — Van 1807 tot 1812.
§ 87. De oorlog der bondgenooten en de slag bij Leipzig. — Napoleons val en zijn vertrek naar Elba. — Lodewijk XVIII (Bourbon) koning van Frankrijk. — Het Weener-congres. — De terugkomst van Napoleon en zijn laatste oorlog tegen de bondgenooten. — Napoleons val en de tweede vrede van Parijs. — Van 1813 tot 1815.
§ 88. De Nederlanden onder Willem V. — De Bataaftche Republiek. — Rntger Jan Schimmelpenninck. — Lodewijk Napoleon koning van Holland. — De Nederlanden als deel van Frankrijk. — De Nederlanden en België als koninkrijk onder Willem I. — Van 1787 tot 1815.
§ 89. Spanje en Portugal.
§ 90. Italië.
§91. Dnitschland, Zwitserland, Denemarken.
§ 92. Zweden, Groot-Britannië, Kueland en Tnrkije. — Griekenlands bevrijding. — De oorlog van Easland tenen Tnrkije en tegen de verbonden mogendheden, 1853—1856. — De oorlog van Rusland tegen Tnrkije, 1877—1878.
§ 93. Frankrijk en de omwentelingen van 1830 en 184S. — De opstand en de afscheiding van België. — De Nederlanden. — De oproeren in Polen.
§ 94. De oorlog van Frankrijk tegen Pruisen in 1870 en in 1871.
§ 95. Omwenteling in Amerika. — De Vereenigde Staten.
- . .
■
_