-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

BIJZONDERE REGELEN

VOOR DE

G ASTHUIS-ZUSTEKS.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

-

^ ^

kJÏ

? j :\\ ff *? AÏ\\

Rült;.

BIJZONDERE REGELEN

Ml

\\

VOOR DE

GASTHIIS-ZISÏERS

OJ-\'

RELl(ilEUSE.\\ DEK DERDE ORDE

VAN DEN

ïï. FRANCISCÜS VAN ASSISL

Dooi* Z. D. H. den Bisschop

van Breda ingei io-t overeenkomstig

den werkkring der Znaters.

/

ST. MICHIELS-GBSTEL,

TER S^ELPERSDRUKKERU VAN HET BISDOM VAN S R0SC1I,. 11S HET INSTITUUT VOOR DOOFSTOMMEN.

bibliotheek

MIK €RfiPOLl)ERamp;

WEERT.

-ocr page 8-
-ocr page 9-

A. ANBE VELING.

De opregte genegenheid, welke Wij u in JesiM Christus toedragen, en de vurige begeerte, welke Wij gevoelen, om aan den hloei moer Congregatie viede te werken, en derzelver duurzaam bestaan te verzekeren, hebben Ons aangespoord, om dit tegenwoordig werk te ondernemen, ten einde hierdoor te voorzien in eene behoefte, welke in uwe Congregatie bestaat, en u te gelijker tijd een gemakkelijk middel te geven, om uwe dagelijksche oefeningen en pligten meer overeenkomstig de waardigheid van uwen heiligen staat, en met groo-tere verdiensten te kunnen verrigten.

Gij kent, wel is waar, moe voornam.e verbindtenis-sen; gij bemint dezelve en acht die hoog; dan, de menschelijke zwakheid, de dagelijksche strijden, welke de duivel levert aan hen, die godvruchtig willen leven en heilig ivorden, vereischen, dat Wij onze aandacht gestadig vestigen op uwe wegen, om u op het pad des Hemels voor afwijkingen te behoeden. — Om dan dien Herderlijken pligt te vervullen, en moe uitgebreide Congregatie, voor zoo veel in Ons is, tegen alle verslapping , ivelke moe liefderijke inrigting de grootste schade zoude toebrengen, te vrijwaren, zoo hebben Wij

-ocr page 10-

besloten, u een bepaald voorschrift of boek tot clage-lijJcsch gebruik ter hand te stellen , inhoudende uwe Bijzondere liegelei» en verpligtingen.

Wij bevelen deze Regelen dus aan al de Leden der Congregatie aan, als zijnde zeer bekwaam om het dubbele doel derzelve te bereiken, en geschikt om de Zusters te leiden in de vervulling harer liefdepligten en in de verschillende betrekkingen, waarin zij geplaatst zijn.

Bij deze aanbeveling voegen Wij den wenseh en de bede, dat de Leden der Congregatie zich die eigen maken , en tot den geest doordringen; dat zoo wel oudere als jongere Zusters, zoo wel Oversten als Onderdanen ivedijveren, om dezelve te betrachten en getrouw na te leven.

Dit doende, mogen zij met zekerheid vertrouwen dat de Hemel eenmaal haar loon zal zijn , daar zij, door na te leven alles, wat de üeg-elen voorschrijven , zeker den 11. ivil Gods volbrengen, waaraan de eemvige vreugde door God zeiven is beloofd, en dat zij zich voortdurend dien bloei en zegen waardig zullen maken, dien Gods voorzienigheid aan deze Congregatie tot heden zoo mildelijk heeft geschonken.

Gegeven te Hoeven, op den Feestdag der H. Elisabetlt, 19 November 1855.

f J. van I loo_y«lonlc ,

Bisschop van Breda.

REI M PMMATUE.

.Bredae, die 14 August! 1883.

t H. van Heels ,

Epus Bred.

-ocr page 11-

EERSTE DEEL.

BIJZONDERE REGELEN DER CONGREGATIE.

Over het doel der Congregatie en over de deugden en hoedanigheden, Avellte de Leden moeten hezitten.

Eei-sgt;te HooltUleel

Over het Doel.

Art, 1.

Het doel dezer Congregatie is : hare Leden te heiligen door de oefening der christelijke volmaaktheid , en bijstand te verleenen aan de hulpbehoevenden door het oefenen van verschillende liefdewerken. Dit doel is het volmaaktste, daar hetzelve het meest overeenkomt met het leven van onzen Zaligmaker Jesus Christus.

-ocr page 12-

De Zusters zullen nimmer vergeten, dat haar doel tweederlei is ; namelijk ; zich zeiven te heiligen , en het welzijn van anderen te bevorderen; en dat zij nimmer aan hare roeping zullen beantwoorden . wanneer zij alleen voor zich zeiven, of alleen voor anderen werken.

Art. 2.

Om dit doel te bereiken , is het volstrekt noodzakelijk, dat de geest, de grondregels, lessen en gebruiken der wereld uit de Congregatie verbannen zijn, en dat de geest des Heeren en de grondregels van de H. Godsdienst daarin heerschen. Dat de Leden elkander in het streven naar de volmaaktheid of gelijkvormigheid met onzen Heer Jesus , door stichtende voorbeelden, door gemeenschappelijk gebed en door onderlinge liefde, met raad en daad helpen.

Dat zij gemeenschappelijk de liefdewerken oefenen, overeenkomstig den geest en de voorschriften der Ver-eeniging, en ieder hulpbehoevend mensch bijstand verleenen, daar en wanneer het in haar vermogen is.

Tweede Hoofddeel.

Over de bijzondere deugden en hoedanigheden der Zusters.

Art. 3.

De bijzondere deugden en hoedanigheden, welke de Zusters behooren te bezitten, zijn : nederigheid, eenvoudigheid, onderwerping, versterving, zachtmoedigheid . zedigheid . armoede . liefde .

-ocr page 13-

liefdadigheid jegens dezulken, die naar ziel of ligchaam ziek ^ lijdend of hulpbehoevend zijn , opgeruimdheid, gezondheid en bekwaamheid tot het werk, waartoe zij bestemd zijn.

Dei-de Hoofddeel.

Over de Grehoorzaamlieid.

Art. 4.

Eene opregt eenvoudige Eeligieuse , die deze deugd door oefening bezit, verlangt niets anders dan te gehoorzamen. Zij ziet en smaakt in de gehoorzaamheid iets, wat haar hart verkwikt en haren geest verheft tot God , aan wien zij erkent te gehoorzamen in den persoon van hare Overste.

Met betrekking tot de gehoorzaamheid, zullen de Zusters zich aan het leven van Jesus Christus spiegelen , die gehoorzaam is geworden tot den dood, ja tot den dood van het kruis. Geheel de voortreffelijkheid van deze heilige deugd is gegrond op het voorbeeld van dien goddelijken Zaligmaker, die te allen tijde, overal en in alles , in gedachten , in begeerten, in woorden en werken, in doen en laten, aan zijnen Hemelschen Vader stiptelijk en met vreugde gehoorzaamde. En waarom heeft Jesus Christus zich zoo gehoorzaam gedragen ? Hij wilde u, zijne Bruiden, den kortsten en zekersten weg tot de volmaaktheid teeren. Gehoorzaamt dan. Zusters, met het inzigt om uwen goddelijken Leermeester Jesus na te volgen. De gehoorzaamheid is de korte inhoud van de volmaaktheid, en zonder die deugd , zal er in het klooster niet eene Eeligieuse heilig worden , al dede zij ook wonderen.

-ocr page 14-

A. 5.

De gelioorzaamlieid is oene volmaakte brandof-ferande van zich zeiven , waardoor men zijnen eigen wil verzaakt, om denzelven te onderwerpen aan den wil van God , iu den persoon , die Zijne plaats bekleedt.

De stem der gehoorzaamheid is de stem van God, die ons uitdrukkelijk Zijnen wil te kennen geeft; zij is onfeilbaar ten opzigte van dengene, die gehoorzaamt, omdat zij gegrond is op het woord van God, die de Eeuwige Waarheid is. Onze Zaligmaker , sprekende van de gehoorzaamheid , die men aan de Oversten verschuldigd is , zegt : „ Die u hoort, hoort Mij; die u versmaadt, versmaadt Myquot;. (Lucas X. 16.) En de H. Apostel Paulus, schrijvende aan de Ephesers , leert, dat men aan de Overheid, als aan Christus zeiven, moet gehoorzamen ; en hierop komt het bijzonder aan ; wanneer de Zusters in hare Oversten, niet den mensch, maar Christus zeiven beschouwen, die beveelt of gebiedt, zullen zij aan ietier bevel of gebod, hoe onverstandig , hoe strijdig het haar ook voorkome, volmaakteljjk gehoorzamen. De H. Philippus Ne-rius zegt, dat men in den laatsten dag des oordeels, rekenschap zal moeten geven, of en hoe men gehoorzaamd heeft, maar geenszins over datgene , wat men uit gehoorzaamheid zal gedaan hebben.

Art. 6.

De gehoorzaamheid is een pligt, welken gij als Eeligieuse schuldig zijt te volbrengen. Wat zijt gij, beminde Zuster? Gij antwoordt mij dadelijk:

-ocr page 15-

Ik beu Religieuse. — Ja, gij zijt Eeligicuse door de beloften, welke gij gedaan liebf , en wel vooral door uwe belofte van gehoorzaamheid.

.De Zusters zijn alzoo verbondeu, zicli aau den wil der Overste te onderwerpen, wanneer deze haar wordt kenbaar gemaakt; doch wordt haar raad gevraagd, of wanneer zij in gemoede zouden meeueu, dat, indien de Overste met zekere omstandigheden bekend ware, zij dit bevel of dat verbod niet zou geven of doen, zullen zij deze omstandigheid aan haar openbaren; wanneer de Overste bij haar bevel of verbod blijft volharden, zullen zij, hoe ondoelmatig of verkeerd het haar ook toeschijne, gehoorzamen , zonder op de zaak terug te komen, of er later over te spreken, daar God van haar verlangt, dat zij gehoorzamen; hiervan is slechts één geval uitgezonderd, namelijk, wanneer een bevel of verbod geheel duidelijk zonde zoude zijn, want in zulk geval, moeten zij eerder aan God, dan aan de menschen gehoorzamen.

Het boven gezegde geldt niet alleen teu aanzien van diegenen, welke als Oversten in de Congregatie zijn aangesteld, maar ook ten aanzien van haar, die de Oversten vervangen, of ondergeschikte bedieningen waarnemen. Zoo de Overste eene Zuster over eene of andere werkzaamheid, hetzij in de liefdewerken, keuken, werkplaats, of elders, tot hoofd aanstelt, zullen de mededienende Zusters aan haar gehoorzamen, als aan de Overste zelve, met dezelfde meening en gevolgelijk ook met dezelfde verdiensten.

Wanneer twee of meer Zusters zich op reis of buiten het Huis bevinden, zal zij, die van haar de oudste is in de Congregatie, met het bestuur der

-ocr page 16-

anderen belast zijn, ten ware de Overste liadde goed gevonden, dit anders vast te stellen; — wanneer men zich tijdelijk in een ander Huis ophoudt, zal men aan de Overste van dat Huis ondergeschikt zijn, en aan haar gehoorzamen; hiervan zijn alleen uitgezonderd de Algemeene Overste en de Discretinnen van het Moederhuis.

Ten aanzien van de gehoorzaamheid moet men in aanmerking nemen, dat men nimmer moet zien op den persoon, die gebiedt, maar slechts op het gezag, waarmede zij bekleed is; en dat, hoe kleiner de waardigheid is van den persoon, aan wien men gehoorzaamt, hoe aangenamer de gehoorzaamheid aan God is, en hoe grooter derzelver verdiensten zijn.

Art. 7.

De Zusters zullen hare Overste en alle anderen, aan wie zij gehoorzaamheid verschuldigd zijn, steeds met eerbied en liefde behandelen; niet om haar te behagen, of hare achting of eenig voorregt te verwerven, maar omdat zij Gods plaats bekleeden, en dit te doen, Gods heilige wil is: en daarom zullen zij ook nimmer onderling spreken over de gebreken , die zij in haar opmerken, eu altijd van zich verwijderen al de gedachten, die strijdig met den eerbied, welken zij aan haar verschuldigd zijn, bij haar opkomen.

De Zusters zullen , zonder zich te verontschuldigen , in ootmoed aannemen de vermaningen of boet-doeningen, die haar voor hare nalatigheden gedaan of opgelegd worden. Vinden zij zich niet pligtig aan hetgeen haar ten laste wordt gelegd, dan zal die vernedering haar tot meerderen voortgang bren-

-ocr page 17-

gen, wanneer zij zich niet verontschuldigen, en strekken ter voldoening van die gebreken, waaraan zij pligtig ziju, en welke zij nog niet geheel geboet hebben.

Art. 8.

Wat de verschillende betrekkingen der Congregatie betreft, waarvoor de Zusters kunnen geroepen worden, hierin zullen zij steeds volgen den gulden regel van den H. Franciscus van Sales : „Zoek niets, weiger nietsquot;. Nimmer dus zal eene Zuster naar eene bediening of betrekking verlangen , en nog veel minder haar verlangen daartoe te kennen geven; wee aan haar, die zich in eene bediening indringt, (of zich met gewetenszaken zou willen belasten), zonder daartoe van God geroepen te ziju , daar zij, in dit geval, daartoe geheel onwaardig zoude wezen, en geen nut of voordeel zoude kunnen stichten ! „ Baar Ik hen niet gezonden heb , en hun geen gebod gegeven heb , hebben zij aan dit volk geene hulp toegehragt, zegt de Heerquot;. (Jerem. XXIII. 33).

Wanneer echter eene bediening of betrekking van God door de gehoorzaamheid aan de Zusters wordt opgedragen, zullen zij dezelve aannemen, in het zekere vertrouwen, dat God , die haar dezelve geeft, haar ook de noodige verlichting en sterkte zal schenken, om ze volgens zijnen heiligen wil te vervullen.

De Zusters zullen nimmer zich in de bedieningen of betrekkingen van anderen indringen, of zich hiermede bemoeijen, dan in zoo verre de bediening of betrekking, die zij zeiven bekleeden , zulks vor-

-ocr page 18-

dert; noch gesprekken houden of gissingen maken, die daarop betrekking hebben. Niemand zal aan anderen gebieden of vermaningen geven, ten zij uit kracht van hare bediening of betrekking, en in geval zij door de Overste daartoe gemagtigd is, of wel het gebod van liefde zulks vordert; maar een ieder zal, oplettend op zich zelve, zich binnen de palen harer bediening of betrekking houden, en afwachten, wat beslist zal worden over haar en over anderen.

Art. 9.

De Zusters zullen stiptelijk onderhouden al hetgeen door de Regelen der Congregatie is voorgeschreven, zelfs de kleinste en geringste zaken. Zij, die in kleine zaken nalatig is, zal weldra tot groo-tere overtredingen vervallen.

De ouderhouding der Eegelen is voor de Congregatie eene zaak van het grootste gewigt, en ver-eischt de bijzondere oplettendheid harer Leden ; eensdeels , omdat de Eegelen door het kerkelijk gezag zijn goedgekeurd en ingevoerd, als middelen om tot de volmaaktheid te komen , en anderdeels , omdat de afwijkingen van de voorschriften der Eegelen den goeden geest der Congregatie verderven, en denzelven geheel uitdooven, waarvan het noodzakelijke gevolg is, dat Gods werk langzaam ondermijnd wordt, en eindelijk te niet gaat. Deze aanmerking wordt aan al de Leden der Congregatie ernstig ter overweging aanbevolen , doch vooral aan de Oversten en aan al de andere Zusters , die ee-nig gezag in de Congregatie waarnemen. Deze toch zijn door God bijzonder aangesteld, om over de

-ocr page 19-

stipte naleving der Kegelen en de bevordering van deu goeden geest der Congregatie te waken, waarover zij aan God eene bijzondere rekening zullen moeten afleggen.

Even als de Zusters zicli moeten toeleggen op de naleving van alle Eegelen, zoo ook zullen de Algemeene en andere Oversten zich zorgvuldig wachten van het invoeren of bijvoegen van oefeningen of gebeden, welke in de Regelen niet zijn opgenomen, ten einde in de oefeniugen gelijkvormig te blijven in de verschillende afdeelingen, ter bereiking van het algemeene doel: dat is van zeer veel gewigt.

Opdat de Zusters niet onkundig zouden zijn omtrent de voorscliriften der Congregatie, zullen de bijzondere Eegelen op de Zon- en Feestdagen, gedurende een vierde uursaan de vergaderde Gemeente worden voorgelezen.

.Daarenboven wordt aan iedere Overste en aan de Zusters in het bijzonder aanbevolen, de Eegelen der Congregatie dikwijls te herlezen en daarvan het voorwerp barer meditatie te maken.

Art. 10.

De Zusters moeten zich zoo veel mogelijk op eene volmaakte gehoorzaamheid toeleggen; nu, de volmaakte gehoorzaamheid vordert, dat al hetgeen zij uit gehoorzaamheid moeten verrigten, spoedig, stipt, blijmoedig en eenvoudig geschiede.

Zij moeten in de eerste plaats spoedig gehoorzamen, dat is, zonder uitstel datgene doen, waartoe haar de gehoorzaamheid verpligt, en wel zoo, dat zij een begonnen werk staken, een begonnen ge-

-ocr page 20-

bed afbreken, en zelfs in het schrijven eene letter onvolkomen laten.

Wanneer de klok deze of gene Zuster roept, moet zij dadelijk den roep der klok, als zijnde de stem Gods, volgen.

Zij zullen stipt gehoorzamen; dit wil zeggen, dat zij haar werk met de noodige oplettendheid en naauwkeurigheid moeten verrigten, zelfs zonder een nadrukkelijk bevel af te wachten, wanneer zij weten, dat zulks de wil der Overste is. Zij moeten steeds indachtig zijn, dat, gelijk de H. Maria Mag-dalena van Pazzi aanmerkt, zij niet gedeeltelijk, maar geheel afstand gedaan hebben van haren wil, en alzoo alles geheel moet geschieden, dat is: volmaakt en overeenkomstig de bedoeling, het verlangen en den wil der Overste.

Zij zullen datgene, wat zij moeten doen, hlij-moedig verrigten. Men bedriegt zich, zegt de H. Ignatius, als men vermeent gehoorzaam te zijn, wanneer men tegenzin of ontevredenheid toont over datgene, wat voorgeschreven of verboden wordt. Die waarlijk gehoorzaam is, neemt blijmoedig aan datgene, wat met hare eigenliefde of neiging strijdt, omdat zij dan zeker is , den wil van God en niet haar eigen wil te volbrengen, en dat zij niet aan zich zelve, maar aan God alleen zoekt te behagen. — Dat zij dan elke verkeerde neiging, welke in dit opzigt bij haar opkomt, spoedig onderdrukken , en hare Overste eene volkomene vrijheid laten, over haar en alles, wat haar aangaat, te beschikken , en blijmoedig gehoorzamen. Dit is voor de Zusters van eene zeer groote aangelegenheid, daar zij in de gelegenheid zijn dikwijls van betrekking en plaats te moeten veranderen, en gebezigd

-ocr page 21-

— 17 —

te worden in zaken, die strijdig zijn tegen hare nat uur.

Eindelijk moeten de Zusters er zich op toeleggen, om eencoudi\'j te gehoorzamen. De eenvoudigheid, waarvan hier gesproken wordt, bestaat hierin , dat men zijnen ivil en zijn oordeel blindelings onderwerpe aan den wil en het oordeel der Overste. Willen onderzoeken, zegt de geleerde Blosius, of de gebeden der Overste goed of kwaad zijn, of de reden opsporen , waarom zij gebiedt of verbiedt, dit is eten van den boom van kennis van goed en kwaad; van dien boom, dien het Adam verboden was aan te raken. Het was dat middel, hetwelk Satan bezigde, om Eva te bekoren en tot zonde te brengen, toen hij haar vraagde, waarom God haar niet toegelaten had van alle vruchten van het Paradijs te eten. Indien liva had geantwoord, dat het haar niet betaamde, de redenen hiervan te onderzoeken, zou zij niet gevallen zijn; maar zij begon te redeneren, waarvan dan ook het gevolg was, dat zij aan God ongehoorzaam werd, en in zonde verviel. De groote wijsheid bestaat hierin, dat men met eenvoudigheid des harten gehoorzame, en dat men datgene, wat de Overste gebiedt, als nuttig en heilig beschouwe, daar de Oversten, gelijk de H. Maria Magdalena san Pazzi zegt, in het beheer harer gemeente door God bijzonder verlicht ■en geholpen worden.

Om tot dezen verheven trap van gehoorzaamheid te komen, moeten zij God, om wiens wil men gehoorzaamt, vuriglijk bidden, en elke gedachte, strijdig met deze eenvoudigheid , door eene blinde onderwerping van den geest, dadelijk van zich verwijderen. 2

-ocr page 22-

— 18 —

Bij deze gelegenheid wordt hier aangemerkt, dat, hoe meer de Zusters zich beijveren, om de volmaakte gehoorzaamheid ou afhankelijkheid te oefenen, het des te zekerder te wachten is, dat God haar steeds Oversten naar zijn hart zal geven, welke slechts het goede betrachten en het kwade bestrijden , en in het algemeen, de Congregatie en der-zelver Leden op de aan God aangenaamste wijze geleiden zullen.

Vierde HoofüUeel.

Over de Armoede.

Art. 1 1.

In de armoede, welke het bolwerk van het geestelijk leven is, zullen de Zusters trachten te eeren en na te volgen Hem, wien hemel en aarde ten dienste staan, die tot zijne Moeder eene arme Maagd, tot zijnen Voedstervader eenen handwerksman, tot zijne wieg eene krib, tot zijn doodsbed een kruis gekozen heeft, en die, tijdens zijnen wandel op aarde, geene vaste woonplaats had, en zelfs geen kussen bezat, om zijn hoofd daarop te laten rusten.

Tïanciscus zijnde de ware navolger van den armen Jesus, zoo zullen de Zusters, als kinderen van dien heiligen Vader, die verhevene deugd beoefenen , naar zijn voorbeeld eu in zijnen geest. Niet alleen voor het uitwendige, zullen zij alle goederen, genoegens en gemakken versmaden, maar ook inwendig, even als haar seraphijnsche Vader deed, alle begeerten en verlangens naar het aard-sche versterven.

-ocr page 23-

De armoede moet steecis de getrouwe gezellin der Zusters dezer Congregatie wezen en het wapen , waarmede al hetgene, wat zij gebruiken, moet gestempeld zijn. — Geheel ontbloot door hare heilige gelofte, en door eene getrouwe beoefening der-zelve, zullen zij trachten met den H. Apostel iu waarheid te kunnen zeggen : ,, lieer, wij hebben alles nerlaten , en zijn U gevolgdquot;.

Art. 1:2.

L)e kleederen, de meubelen en het voedsel zullen zijn, gelijk het past aan personen , w elke vrijwillig den stand der heilige armoede omhelsd , en voor God en voor alle menschen betuigd hebben, den armen Jesus te zullen navolgen. De Zusters zullen dan tevreden zijn, dat haar datgene, wat voor hare behoeften vereischt wordt, volgens de in de Congregatie gebruikelijke eenvoudige wijze worde verschaft, zich steeds herinnerende, dat, hoe strenger de ontblooting is, hoe meer regt zij hebben op het erfdeel der kinderen Gods; en dat zij Bruiden van den armen Jesus zijn, en haar ook een arm leven past; zoo echter, dat haar onderhoud en het voedsel die eigenschappen hebben, dat zij gezondheid en krachten behouden, om de pligten en de bezigheden van haren staat behoorlijk te kunnen waarnemen. Het deksel, de kleederen en de verwarming zullen geëvenredigd zijn naar de tijden des jaars en naar de bijzondere behoeften der Zusters. Behalve den ring, mogen de Zusters voor zich niets gebruiken van goud of van zilver. (Zij zullen tot haar bijzonder gebruik niets hebben, dat gesloten is).

-ocr page 24-

üc cellen of slaapplaatsen der Zusters zullen armoedig wezen, en niets besluiten dan eene bedstede met gordijnen, een stoel, een kastje voor de kleederen en een kruisbeeld met vijf geplakte prenten. Alléén de cel der Overste zal met een slot mogen sluiten.

Alles, wal de Zusters aan tafel gebruiken, zal van hout, aarde of dergelijke slechte stof wezen, en niet van tin.

Art. 13.

Geene der Zusters raag ooit, zonder verlof der Overste, aan vreemdelingen te eten, te drinken of aalmoezen geven, of eenige zaken uitleenen, als boeken of dergelijke.

Art. 14.

Wanneer aan de Zusters geschenken , hetzij voor de Congregatie, hetzij voor de armen of hulpbehoevenden, ter hand gesteld worden, zullen zij die aannemen, zoo er geene bijzondere redenen van weigering bestaan ; dan zij geven deze onmiddellijk over aan de Overste. Zoo ook, wanneer zij eenige giften voor zich zeiven ontvangen van hare betrekkingen of bloedverwanten; welke giften zij nimmer mogen vragen, of haar verlangen daaromireit te kennen geven. Hoe minder de noodzakelijkhedau ■eener Eeligieuse zijn , hoe gelukkiger zij zich moet achten, steeds voor oogen houdende, dat de arme en van alles ontbloote Jesus te allen tijde haar voorbeeld moet wezen.

De Zusters zullen nimmer geschenken mosren

-ocr page 25-

doen van eenige waarde aan bijzondere personen o* geestelijken. De Oversten moeten op dit punt zeer gestreng zijn en geen df minste toegevendheid gebruiken, daar de ondervinding geleerd heeft, dat hieruit gevolgen kunnen voortkomen, welke hinderlijk en strijdig zouden zijn aan de armoede eu andere deugden. Met toelating der Overste mogen zij echter aan kinderen kleine geschenken uitreiken.

Art. 15.

De Zusters, bijzonder zij, die belast zijn met de zorg over de eetwaren, zullen verhoeden, dat door hare schuld of nalatigheid iets bederve, onnuttig gebruikt worde of verloren ga. Hierdoor zouden zij de heilige armoede werkelijk te kort doen en haar geweten bezwaren. Zij moeten integendeel spaarzaam zijn , alles ten voordeeligste beschikken , eu de zindelijkheid in het bereiden on behandelen der spijzen bijzonder in acht nemen.

Art. Ifi.

De Zusters moeten zich in kleeding, voedsel , bedden, levenswijze, kortom in alles, op de meest mogelijke gelijkvormigheid toeleggen , zich daarin regelende naar het gebruik van het Moederhuis. De eene moet niets anders willen dan de andere. Een ieder zal ook bijzondere zorg dragen , om , zoo voor haar persoon als in andere zaken , de zindelijkheid te bewaren , welke stichting geeft, voordeelig is aan de gezondheid en bijzonder past aan de Religieusen dezer Congregatie.

-ocr page 26-

Elke Zuster zal zich wel wachten , om datgene, wat tot haar gebruik bestemd is, te versmaden, het ongebruikt te laten liggen , of\' daaraan zonder verlof der Overste iets te veranderen.

Aut. 17.

De Zusters zullen zich vooral beijveren , om den geest der armoede te verkrijgen, welke geest alleen in staat is, de verdiensten dier heilige deugd te verzekeren. De Heer leest in liet hart, en naar de gesteltenis en genegenheid des harten, zal Hij onze deugden goedkeuren of verwerpen. Het is aan de armen van geest, dat God het rijk der hemelen toekent, zegt de H. Mattheus. Nu , de geest van armoede vordert , dat de Zusters, met betrekking tot het tijdelijke, niets verlangen, niets vreezen, maar geheel haar vertrouwen op Gods Voorzienigheid stellen, zich verzekerd houdende, dat, zoo lang zij getrouw zijn in de vervulling barer plig-ten , en den waren geest der Congregatie behouden , God haar in zijne bescherming zal nemen , en wat voor ziel en ligchaarn noodig is, zal verleenen.

Dat zij zich verloochenen, en alle aangekleefd-heid aan deze of gene zaak, hoe gering die ook zij, aan de/.e of gene bezigheid , aan deze of gene bediening , aan deze of gene plaats , bloedverwanten , vrienden , leerlingen , enz. afleggen. Om tot de volmaakte verloochening van zich zelve te komen , en meerderen voortgang te doen in de onthechting , zullen zij dikwijls overdenken , dat aüe gehechtheid aan de goederen dezer wereld verwijdert van die , welke ons in de eeuwigheid moeten gelukkig maken. De Oversten zullen op dat punt

-ocr page 27-

bijzonder acht slaan , en ten bekwamen tijde de Zusters oefenen in de onthechting des harten, door het veranderen of verwisselen van die zaken of voorwerpen , aan welke de Zusters zich ligtelijlc zouden kunnen hechten.

Dat de Zusters eindelijk datgene hartelijk liefhebben , en bij voorkeur verlangen , wat gewoonlijk aan de armoede eigen, en het deel diergenen is, welke dezelve werkelijk oefenen.

De H. Theresia, van de armoede sprekende, vermaant hare geestelijke Dochters, dat zij de armoede in alles moeten doen uitschijnen ; doch dat dezelve vooral moet heerschen in het hart, en dat, zoo lang zij getrouwelijk de armoede uitoefenen en der-zelver geest bezitten, de kloostertucht niet ligt zal te niet gaan. „

Art. 18.

De Oversten der ( ongregatie worden ten deze gewaarschuwd tegen de zucht om rijkdommen te vergaderen, gelden terug te houden, of nuttelooze uitgaven te doen; dergelijke geest is te allen tijde de gewoonlijke oorzaak geweest van den ondergang der kloosters en Congregatiën: terwijl de geest van armoede, en een onbepaald vertrouwen op de goddelijke Voorzienigheid er altijd de steunpilaren van zijn geweest, en alle soorten van zegeningen over dezelve hebben doen nederdalen.

-ocr page 28-

Vijflt;le Hooftltleel.

Over de Zaiverheid.

Art. 19.

De zuiverheid is eene engelachtige , eene heinel-scne deugd; zij is eene deugd , welke al de schatten en rijkdommen dezer aarde te boven gaat; eene deugd, die den mensch gelijk maakt, niet alleen aan de Engelen des hemels, maar aan God Zeiven : in één woord , de maagdelijke zuiverheid is , volgens den H. Cyprianus, de koningin aller deugden en het genot aller goederen.

„ Zalig zijn zij, zegt Jesus Christus, die zuiver van harte zijn, want zij zullen God zienquot;. (Matth. V. 8.) „ Uit het hart komen de deelde gedachtenquot;. (Matth. XV. 19.) „ Waar uw schat is, daar is ook uw hartquot;. (Matth. VI. 21.) Daar komt eigenlijk alles o]) aan , dat de Zusters haar geheel hart voor den goddelijken Bruidegom harer ziel, dat zij hare geheelf liefde voor Hem zuiver bewaren ; want zij zullen dan ook voor Hem , niet alleen hare ziel , maar ook haar ligchaam , overeenkomstig haren staat, geheel zuiver behouden.

Dat de Zusters zich dan dikwijls herinneren, dat zij Bruiden zijn van Jesus Christus, die een Bruidegom is uitgelezen boven duizende, en die in haar hart alléén wil zijn; en wee aan haar, die in het minste den glans verdonkeren zoude van de leliën , in welke Hij zijn welbehagen schept! — dat, hoe kostbaarder de schat der zuiverheid is, zij des ts racer op hare hoede moeten zijn, om denzelven ongeschonden te bewaren , steeds indachtig zijnde de volgende waarschuwing, die de H. Hieronjmus-

-ocr page 29-

gaf aai) rle H. Eustochium : „Mijne dochter, gïj zijt versierd met goud, wacht ti voor de rooversquot;.

De duivel en het vleesch zijn de twee grootste vijanden, welke de Bruiden van het Lara steeds te vreezen hebben , en tegen welke zij de wapenen van een gedurig gebed, van eene aanhoudende versterving en van de strengste waakzaamheid steeds opgeheven zullen moeien houden. Alleen door deze middelen zullen de Religieusen den kostelijken schat der zuiverheid tegen de aanvallen der helsche roovers kunnen beveiligen.

Art. 20.

De Zusters zullen het eerste begin der gedachten en begeerten, strijdig tegen de schoone deugd van \'zuiverheid, door eene godvruchtige verzuchting tot Jesus. door eene korte aanbeveling in zijn H. Hart of zijne H. H. Wonden, door de toevlugt tot de Onbevlekte Maagd en Moeder Gods Maria, of door eene meer ijverige betrachting barer bezigheden, ernstig, maar bedaard, trachten te verwijderen. Zij moeten niet vooruit bang zijn , dat dergelijke beproevingen komen , noch daarna in het bijzonder bedenken , welke en hoe zij hebben plaats gehad. Men moet in de bekoringen in aanmerking nemen , dat er een groot onderscheid bestaat tusschen de bekoring te gevoelen en in de bekoring toe te stemmen , tot het kwaad aangespoord te worden en het kwaad te willen ; en dat een vaste wil, een ootmoedig gebed en een kalm betrouwen op haren Bruidegom , die altijd bij haar en haar Beschermer is, in eiken strijd de overwinning zullen doen behalen. Geene bekoringen moeten de Religieusen vrees aanjagen of

-ocr page 30-

kleinmoedig maken: de strijd bevestigt de deugd, en maakt de ziel schooner in de oogen van haren Bruidegom Jesus Christus.

Art. 2i.

De Zusters moeten zorgvuldig vlugten al hetgene niet past aan eene Bruid van Jesus Christus, en daarom vermijden alle bijzondere vriendschappen met Medezusters of leerlingen, wijl elke bijzondere genegenheid, welke God niet voor voorwerp heeft, tot gevaarlijke bekoringen kan brengen. Inzonderheid moeten zij alle vriendschap met wereldlingen vermijden , zelfs met geestelijken , en de Overste van eik Gesticht zal zeer waakzaam zijn aangaande het gedrag harer Zusters hieromtrent, en zal haar geene gelegenheid geven , of niet veroorloven, eenige vriendschap of gemeenzaamheid te onderhouden of aan te knoopen, met wie het zij, of onder welk voorwendsel. Om alle aanleiding hiertoe te voorkomen , is het de Zusters verboden, enkel uit vriendschap geschenken of giften te ontvangen, gelijk het in artikel 14 verboden is, geschenken of giften te doen, buiten kleinigheden aan de kinderen, hetwelk mag plaats hebben, volgens oude kloosterlijke gewoonte. Geheel het hart eener Bruid van Jesus behoort aan Jesus alléén toe, en moet voor alle schepselen gesloten blijven.

De Zusters zullen te allen tijde, en op alle plaatsen , elkander tot stichting strekken, door beleefden omgang en religieuse zedigheid, zelfs onder hare uitspanningen en recreatiën. Zij zullen zich ernstig beijveren, om alle ijdelheid in kleeding, manieren, gang, enz. af te leggen, en vermijden te spreken

-ocr page 31-

— 27 —

over ligchamelijke schoonheid , bevalligheden , tïaaije kleede.reu en dergelijke z£.ken, welke alleen kunnen dienen , om het hart eener Eeligieuse te verstrooi-jen , en de rust harer ziel te beletten.

De Zusters moeten de ledigheid vlugten; daarom , wanneer na de liefdewerken of de bezigheden van het Huis tijd overschiet, zullen zij eenig handwerk verrigten voor de gemeente, of zich met iets nuttig? bezig houden.

Aut. 22.

Geen bezoek wordt aangenomen door de Zusters, dan in het Gesticht zelf, en wel nergens dan in eene daartoe bestemde plaats.

Wanneer iemand e£ne Zuster komt bezoeken of verlangt te spreken, zal de Portierster, ook in geval het bezoek de Portierster zelve geldt, hem of haar in de spreekkamer brengen, en, na beleefdelijk den naam gevraagd te hebben, indien deze haar onbekend is, de Overste hiervan kennis geven , die het bezoek al of niet zal toestaan. Indien het bezoek toegestaan wordt, kan de Overste, als zij dit voorzigtig oordeelt , eene andere Zuster tot gezelschap er bij plaatsen. Als de Overste oordeelt, dat het bezoek niet toegestaan behoort te worden, zal men hem of haar, die het bezoek vraagt, vriendelijk afwijzen , met te zeggen, dat men het niet kwalijk neme, dat op dat oogenblik geen bezoek aangenomen kan worden.

Wanneer bloedverwanten der Zusters, woonachtig buiten de plaats, waar het Gesticht gevestigd is, komen, om deze te bezoeken, zal de Overste hun eenige verversching doen aanbieden en hen vrien-

-ocr page 32-

delijk behandelen; doch het is de Zusters niet toegestaan , betrekkingen of vrienden , door brieven of andemns, uit te noodigen, zonder verlof der Overste.

Er zullen geene familie- of vrienden-maaltijden , of gezelschappen , in de Huizen dezer Congregatie mogen gehouden worden; ook zullen de Zusters in de spreekkamer met de vreemdelingen nooit iets mogen gebruiken , zelfs niet met betrekkingen of bloedverwanten. Buiten eenige bijzondere voorvallen, zal de spreekkamer \'s avonds te negen uren gesloten worden.

Art. 23.

In den omgang met vreemdelingen , zullen de Zusters zich zeer omzigtig gedragen , en zich nimmer nieuwsgierig toonein , om te weten, wat, er in de wereld omgaat.

AVanneer zij over wereldsche zaken hooren spreken , zullen zij, zoo veel mogelijk, trachten aan het gesprek eene andere wending te geven, en het zelve op eene stichtende zaak over te brengen.

Nieuwstijdingen of wereldsche zaken , die zij van wereldlijken hooren , zullen zij nimmer aan hare Medezusters, noch aan de Overste mogen verhalen , ten zij het eene zaak betrede , die de Overste behoort te kennen , of die stichting aan de gemeente kan geven j in deze gevallen zullen zij dezelve aan de Overste mogen openbaren.

Zucht om te spreken , nieuwsgierigheid en voorbarigheid zullen zij bestrijden , en hare vijf zinnen , welke de ingangen zijn tot de ziel en tot het hart, in toom houden; dit geldt vooral betrekkelijk het

-ocr page 33-

— 29 —

yezigt, en men moet bijaonder hierin ile zedigheid in acht nemen.

Zij nullen met vreemdelingen nooit spreken over hare Medezusters, noch over de Regelen of de Gebruiken der Congregatie. Wanneer zij daarover ondervraagd worden , zullen zij het gesprek op eene andere zaak, b. v. op de liefdewerken, die in de Congregatie geschieden, overbrengen. In geval de vreemdelingen aanhouden met ondervragingen omtrent de Kegelen en de Gebruiken der Congregatie, zullen zij met bescheidenheid zeggen , dat men het haar niet kwalijk neme, dat zij daarop niet antwoorden, dewijl zulks door hare Regelen is verboden.

Wanneer de gelegenheid zich opdoet, om over andere geestelijke Congregatiën te moeten spreken, zullen zij dit met veel achting en eerbied voor dezelve doen.

Zij moeten zich niet bekommeren of inlaten met. de tijdelijke belangen van vreemdelingen, zelfs niet •van hare naastbestaanden en vrienden ; daar zij de wereld met hare bekommeringen hebben verlaten, en God alléén voor haar deel en hare erfenis hebben gekozen.

Art. 24.

Geene Zuster zal ooit met een manspersoon hoe-sjenaamd, in de spreekkamer of elders alleen verblijven; eene tweede of derde Zuster zal haar in dat geval tot gezelschap worden toegevoegd, en de Oversten zullen verpligt zijn, zich zeiven en hare on-derhoorige Zusters omtrent dit punt streng in acht te nemen. Het is de Zusters niet toegelaten te gaan

-ocr page 34-

— 80 —

in de kanior van den Rector van het Gesticht, zonder vergunning der Overste.

Nimmer zal eene Zuster met knechts of werklieden mogen spreken zonder noodzakelijkheid en uitdrukkelijke toestemming van de Overste van het Huis.

Art. ^5.

Geene boodschap, hetzij die gering of gewigtig, schriftelijk of mondeling is, raag ooit eene der Zusters zelve bezorgen, laten bezorgen, of aannemen; noch de Portierster of hare plaatsbekleedsler mag van eene der Zusters die aannemen of haar die bezorgen ; alle bestellingen, ook brieven aan de Zusters of van de Zusters, moeten door de Overste bezorgd worden.— Het hier gezegde, even als al hetgeen hier nog te zeggen is, geldt alle Zusters, doch bijzonderlijk de Portierster of hare plaatsbekleedsler, met betrekking tot de bestellingen en brieven van haar en aan haar, en wel te meer, daar deze meer gelegenheid heeft, om onopgemerkt daartegen te zondigen.

De Oversten der Congregatie worden bij deze gelegenheid opmerkzaam gemaakt, dat de betrekking van Portierster om vele redenen zeer gewigtig is, en deze niet mag toevertrouwd worden dan aan personen , op wier deugd en discretie men allezins vertrouwen kan.

Akï. 26.

Geene der Zusters mag, zonder verlof der Overste , eenen brief schrijven, en de Overste heeft het

-ocr page 35-

regt om alle van de Zusters geschrevene , en alle aan de Zusters gerigte brieven te lezen , en, wanneer zij zulks noodig oordeelt, noch deze, noch gene verder te bezorgen. Alle naar buiten af te zenden brieven worden door de Overste, of door iemand anders in haren naam verzegeld met het ze-gei der Congregatie. Alleen de brieven gerigt aan, of gezonden van den Hoogeerwaarden Heer Kerk-overste van het Bisdom van flm/a, zoo ook die ge-ritrt worden aan, of gezonden worden van de Al-gemeene Overste der Congregatie, zijn hiervan uitgezonderd, zoo dat de Overste het regt niet heeft, die te openen of te lezen , of derzelver verzending te weigeren; zij mag zelfs niet vragen of trachten te vernemen den inhoud van dezelve, of zich daarover bekommeren.

Indien het onverhoopt gebeurde, dat eene Zuster , op welke wijze ook, aan het in dit artikel voorgeschreveue te kort bleef, en buiten weten dei-Overste bezoeken aannam, zich belastte met bestellingen , of brieven bezorgde of liet bezorgen, zal zij, gelijk ook de Zuster, die dit geweten, en niet dadelijk aan de Overste gezegd zoude hebben , ernstig vermaand en gewaarschuwd worden, dat, in geval zulke overtredingen nog plaats hebben, er strengere maatregelen te haren opzigte zullen worden genomen.

Het is reeds aangemerkt, dat alles bij de bewaring der zuiverheid, eigenlijk hierop neerkomt, dat de Zusters haar geheel hart en hare geheele liefde aan haren goddelijken Bruidegom toewijden: daarom zou het gevaarlijk zijn, -wanneer eene Zuster een groot verlangen koesterde, om bezoeken, brieven of tijdingen van buiten te ontvangen, brieven

-ocr page 36-

— 32 —

te schrijven, of tijdingen te geven, wijl zulks niet dan zeer hinderlijk moet zijn aan de heilige ingetogenheid , welke aan de Zusters dezer Congregatie bijzonder wordt aanbevolen, als het middel, om de wonderschoone deugd , waarvan hier gesproken wordt, te bewaren.

Art. 27.

Op reis zijnde, zullen de Zusters zich in-en uitwendig zeer ingetogen gedragen , en niet meer spreken dan noodig is, zelfs niet met elkander.

Wanneer zij zich moeien ophouden in steden of dorpen, waar Huizen der Congregatie gevestigd zijn, zullen zij aldaar haren intrek nemen en vernachten.

Art. 28.

Ten slotte worden de Oversten der Congregatie ten sterkste aangemaand , om steeds een waakzaam oog te houden op alles, wat betrekking heeft op de deugd, waarvan hier gehandeld wordt, en te zorgen , dat de bovenstaande voorschriften zeer stip-telijk worden nagekomen.

Zewtle Hooldtleel.

Over het Slot.

Art. 29.

De belofte van het Slot, welke dc Zusters dezer Congregatie doen , is voor haar eene heilige schuilplaats, welke haar voor ontelbare gevaren zal behoeden. Zij zullen echter bemerken, dat de eea-

-ocr page 37-

— 33 —

zaamlieid tweevoudig is: eene uitwendige en eene inwendige, en dat de uitwendige of ligchatnelijke eenzaamheid, waartoe het Slot verbindt, weinig tot hare heiligheid zal toebrengen, als de Zusters met dezelve, de inwendige eenzaamheid, dat is: die des harten en der zinnen , niet vereenigen.

Art. 30.

De Zusters mogen nooit uitgaan, tenzij zij van de Algemeene Overste gezonden worden. De Overste zal aan de Zusters niet toelaten uit te gaan , noch zelve uitgaan, dan in geval de noodzakelijkheid, de liefde, de belangen der Congregatie, bijzondere verrigtingen, welke door anderen niet kunnen geschieden, of andere wettige redenen zulks vorderen. Nimmer mogen de Zusters bezoeken afleggen, of eenige feesten of maaltijden bijwonen, bij welke gelegenheid, of onder welk voorwendsel het zij, binnen of buiten de plaats, waar zij gevestigd zijn.

Op de noodige reizen zullen de Zusters niet uitgaan , of van den regten weg afwijken , om bloedverwanten , vrienden of bijzondere zaken te zien, dan met uitdrukkelijke vergunning harer Overste; en zullen niet langer uitblijven of verder gaan , dan het bevel strekt, dat haar door de Overste gegeven is; noch zich met andere zaken bezighouden, dan die haar uitdrukkelijk zijn opgedragen.

In de Huizen, waar nog geene Kapellen zijn op-gerigt, zullen de Zusters de Diensten in de Parochiekerk mogen bijwonen.

In het doen bezigtigen der Gestichten, zal men zich bepalen bij de Kapel, den tuin en de loka-

8

-ocr page 38-

len der kinderen en hulpbehoevenden, welke in dezelve verpleegd worden. Bloedverwanten of vrienden , welke Zusters komen bezoeken, of andere vreemdelingen zullen nooit in het Gesticht mogen vernachten.

Geestelijken, die in het Gesticht komen , om eeni-ge diensten te verrigten , en postulanten, die zich voor de Congregatie komen aanbieden, zullen in het Gesticht mogen vernachten, indien daartoe eene geschikte en afgezonderde plaats kan gevonden worden.

Op de slaapkamers of cellen der Zusters, zoo ook in de ziekenkamer, wordt nooit aan iemand de ingang veroorloofd, dan in geval van zware ziekte aan den Biechtvader, aan de bloedverwanten dei-zieke, en aan den geneesheer en den heelmeester; echter zal bij zulke bezoeken, dat van den Biechtvader alléén uitgezonderd, de Overste of eene der Medezusters tegenwoordig zijn.

De werkkamer, de eetplaats en de keuken be-hooren insgelijks tot die plaatsen, waartoe de ingang slechts dan veroorloofd wordt, wanneer zulks niet te vermijden is , en slechts aan diegenen, die daar noodzakelijk iets te doen hebben.

Art. 31.

Zoo in deze bepalingen of voorschriften tijdelijke veranderingen of uitzonderingen worden verlangd, zal de vergunning hiertoe aan den Bisschop van Breda worden aangevraagd door de Algemeene Overste.

-ocr page 39-

iteveiiUe Hoofddeel.

Over de Liefdewerken

Abt. 32.

iJe Heer zegt: „Zaliy zjn de barmhartig en, want zij zullen barmhartigheid verkrijgenquot;. (Matth. V. 7.)

Zij, die door God geroepen en versterkt, den stand van liefdadigheid of barmhartigheid gekozen hebben, moeten dezen stand zeer hoog achten ; zij zullen zich gedurig het einde van hare roeping voor oogen stellen, en zich zeiven met den H. Bernardus dikwijls afvragen: „Waarom zijt gij hier gekomen?quot; Dat einde is, behalve het streven naar eigene volmaaktheid , het oefenen Van liefdewerken, en wel voornamelijk het verplegen der zieken. Om dezen pligt met ijver te vervullen, zullen de Zusters zich menigmaal herinneren de woorden van haren god-delijken Bruidegon: „ Hetgeen gij aan een van de minsten der mijnen gedaan hebt, hebt gij aan Mij gedaanquot;.

Hierdoor opgewekt, zullen zij geene moeite ontzien , en alle opofferingen zich getroosten, om de smarten van ongelukkigen te lenigen en hun lijden te verligten.

In het beoefenen der liefdewerken, hoedanig deze ook zijn, zullen de Zusters zich levendig voorstellen, dat zij Jesus Christus, naar zijn woord, in zijne behoeftige ledematen Zeiven bedienen en helpen, en door deze gedachte gesterkt, zullen zij eiken noodlijdenden of behoeftigen mensch, hij moge haar, volgens de natuur, nog zoo strijdig en onaangenaam zijn, met eene gelijkmatige liefde,

-ocr page 40-

— 36 —

naauwkeuriglieid, achting en opgeruimdheid behandelen, en uit liefde tot God verzorgen.

Art. 33.

De Zusters moeten wel indachtig zijn, dat zij in de beoefening der liefdewerken zich op zachtmoedigheid, geduld, vriendelijkheid en gelijkmoedigheid, welke in al hare woorden en manieren be-liooren uit te schijnen , moeten toeleggen, en zich nimmer eenige driftige, schampere of beleedigende woorden, uitdrukkingen of handelingen mogen veroorloven. Zij moeten altijd indachtig blijven, dat zij door God geroepen zijn, om liefdediensten te bewijzen, en zij alzoo verpligt zijn, te allen tijde op eene zachtaardige en liefderijke wijze te handelen. Wanneer zich omstandigheden opdoen, waarbij zij eene ernstige houding moeten aannemen, gelijk bij de verzorging van onwillige oude lieden kan plaats bobben, zal dit mogen geschieden, voor zoo veel het noodig is; doch men zorge, dat de mensch , en de eigenliefde er zich niet inmengen.

Art. 34.

De Zusters zullen met een opgeruimd en vlijtig gemoed , voor zoo veel van haar afhangt , aan el-ken zieke die hulp verleenen, welke zijn toestand vordert, ook dan wanneer men zijn eigen leven aan het gevaar zag blootgesteld. De Zusters, die door God worden uitgekozen, om met gevaar van haar leven liefdewerken te verrigten , bijv. het verplegen van eenen besmettelijken zieke, mogen zich gelukkig achten, tot zulke bediening geroepen te wor-

-ocr page 41-

den, daar zij in de gelegenheid worden gesteld, en het voorregt genieten, om als Martelaressen van liefde haar leven te kunnen eindigen, en tot belooning eene onsterfelijke kroon in den hemel te ontvangen. In het verzorgen van zoodanige hulpbehoevenden, zal men de regels van voorzigtigheid tegen het gevaar, waaraan uien blootgesteld wordt, in acht nemen , en zich overigens met een kalm betrouwen aan de beschikking der Voorzienigheid overgeven.

Art. b5.

De Zusters zullen naauwkeurig zorgen, dat de zalen voor de zieken bestemd, zindelijk zijn en zoo veel mogelijk van versche lucht worden voorzien; dat de zieken in huune legersteden, naar gelang der omstandigheden, behoorlijk gereinigd worden.— Zij zullen bij afwisseling de zalen bewaken, zoo dat er bij dag en bij nacht in dezelve toezigt zij. — Zij zullen op de gesprekken en de handelingen dei-zieken en oude lieden letten, ten einde tusschen hen de liefde of de zedigheid niet gekwetst worde.

A kt. 36.

De Zusters moeten bij het beoefenen der liefdewerken bijzonder in het oog houden , dat het heil der zielen de hoofdzaak harer bediening is, en daarom moeten zij zich vooral er op toeleggen, om den mensch in zijnen geestelijken nood (zonder nogtans den ligchamelijken in hel, minste te verwaarloozen) te ondersteunen en te helpen, hem liefde voor Godsdienst en deugd in te boezemen, en zijne zaligheid te bevorderen.

-ocr page 42-

— 38 —

De Zusters zullen, doch met bescheidenheid , de noodlijdenden trachten op te wekken tot het geduldig dragen van hun lijden ; — tot overgeving in den wil Gods voor de toekomst, bijzondeiiijk met betrekking tot de genezing, het leven en sterven; — tot het bidden en het betrouwen op God, bijzonder wanneer zij bekommerd zijn over bloedverwanten , met betrekking tot dezelven; — tot verzoening, wanneer zij vijandschap bemerken; — tot een stichtend leven, in geval van genezing,— cn, in het tegenovergesteld geval, tot een christelijk afsterven. De Zusters zullen alle mogelijke zorg aanwenden, om de zieken vroegtijdig tot den dood ■voor te bereiden. Te dien einde zullen zij hun dikwerf voorhouden, hoe veel er gelegen is aan een zaligen dood; hoe dat oogenblik van sterven beslist over ons eeuwig lot. — Zij zullen hun bij tijds spreken van het ontvangen der heilige Sacramenten , hen helpen zich tot dezelve voorbereiden, zich overtuigd houdende, dat zonder het gebed, alle andere pogingen vruchteloos zouden zijn. Zij zullen trachten in de zieken een groot vertrouwen op te wekken tot de H. Moeder Gods, die de voorspraak der zieken en stervenden is. Is het een on-katholijk, die verpleegd wordt, en wil deze met de Zusters over Godsdienstzaken redetwisten, zullen zij zich daarmede niet inlaten en beleefdelijk antwoorden , dat zij bij hem niet gekomen zijn, om over Godsdienstzaken te twisten, maar om hem te verplegen en voor hem te bidden.

Aut. 37.

De Oversten zullen , voor zoo veel van haar af-

-ocr page 43-

— 39 —

luuigt, zorg dragen , dat aan de hulpbehoevenden ,

die in de Huizen wonen , gelegenheid gegeven worde, om, van tijd tot tijd, eeuen buitengewouen Biechtvader te hebben.

In de Gasthuizen, in dewelke zieken van beidei;

geslacht worden opgenomen, zullen de Oversten de Zusters, zoo dikwijls zulks gevoegelijk kan geschieden,

van de eene ziekenzaal naar de andere verplaatsen.

Om al te zware inspanning, waardoor de gezondheid zoude kunnen worden benadeeld , te vermijden , zullen de Zusters nimmer twee nachten achter elkander waken.

In het verplegen der zieken zullen de Zusters i

naauwkeurig op zich zeiven letten; zij zullen de zedigheid bijzonder in acht nemen, en alles vermijden, wat eenigzins aanstootelijk zoude kunnen zijn. En vordert de verpleging iets, wat met haren staat niet strookt, dan zullen de Oversten zorgen , dat die diensten door anderen worden verrigt.

De Overste zal tevens zorg dragen, dat de oude lieden en de zieken, die aan de beterhand zijn, de geestelijke lezing en de christelijke onderrigting bijwonen , welke door de Zusters verstaanbaar en op bepaalde tijden zullen gedaan worden , als ook dat de morgen-, avond- en andere gebeden god-vruchtiglijk verrigt worden.

De Zusters zullen zich tevens gewoon maken, den zieken en noodlijdenden door korte woorden, de waarheden van de Godsdienst te herinneren;

bijv.: Elk oogenblik kan het laatste zijn.... Het \'laatste oogenblik beslist onherroepelijk voor de eeu- i

wigheid...... Zal ik morgen nog leven?.......

Op den dood volgt het oordeel.....Op het oordeel , de Hemel of de Hel......

-ocr page 44-

40 —

Art. SS.

Het zal niet behoeven te worden aangemerkt , dat de Zusters, in tegenwoordigheid der zieken of oude lieden, zeer waakzaam op haar gedrag moeten we/en, om den verheven staat van Bruid des Hee-ren in het minste niet te krenken, of den even-menscli eenige ergernis te geven.

,, Bat uw licht zoo schrjne voor de memcheu, dat zij moe goede werken zien, en uwen Hemelschen lader verheerlijkenquot;, ssegt Jesus Christus: en tot wie spreekt Hij hier bijzonder ^ Tot diegenen, welke zich hebben toegewijd aan de dienst van den evennaaste, en op wie de oogen van anderen gevestigd zijn. En dit heeft plaats bij de Zusters dezer Ver-eeniging. Zij worden, meer dan anderen, gezien en opgemerkt door wereldlingen, en zijn dus ten strengste verpligt, om, door eene gestadige beoefening der christelijke deugden , en door de getrouwe en ijverige betrachting harer pligten , aan al degenen, die haar omringen, tot voorbeeld en stichting te verstrekken.

Het gedrag eener Zuster moet te allen tijde zoo voorbeeldig wezen , dat zij steeds zeggen kunne: „ A olg mij na, gelijk ik Jesus Christus navolgquot;. Met alzoo te handelen , zal eene Zuster aan de godsvrucht meer voordeel toebrengen , dan door de welsprekendste redevoeringen.

De Zusters zullen het zich tot pligt rekenen , dikwijls, ja dagelijks voor liet heil der zieken en noodlijdenden, welke zij verplegen , te bidden , en aan God en aan de H. Maagd Maria de noodwendigheden aan te bevelen , bijzonder van die zielen , welke in grooten geestelijken nood en gevaar naar

-ocr page 45-

— 41 —

de ziel verkeeren. Dikwijls moeten zij inwendig zeggen: Heere Jesus, wees hun genadig en barmhartig! Heilige Maria, troosteresse der bedrukten, toevlugt der zondaren, bid voor de lijdenden en stervenden! Een dergelijk gebed, met gevoel van liefde en uit geestelijk medelijden gestort, is God zeer aangenaam , en voor de Zusters zeer verdienstig.

Art. 39.

Ten slotte worden de Zusters aangemaand, de zieken, armen en noodlijdenden steeds te dienen uit zuivere liefde tot God, en barmhartig te zijn, zoo als de Hemelsche Vader barmhartig is: dat is, niet alleen jegens zulken, door wie zij bemind worden, die haar aangenaam zijn, van wie zij dank bekomen of verwachten , maar jegens allen , die hare hulp of verzorging behoeven, zonder onderscheid van godsdienst of natie. Zij moeten zich diep inprenten , dat het kenmerk der goddelijke liefde juist het meest gelegen is in wel te doen aan diegenen, welke ons het minst gunstig, van ons af-keerig of ons vijandig zijn.

De H. Francisca de Chantal, de eerste Overste van de Orde der Visitatie, verpleegde eenen ge-ruimen tijd eenen zieke, die in zulk eenen walgelijken toestand was, dat men niet begrijpen kon, hoe zij dergelijken zieke had kunnen verplegen. Toen men haar deswege ondervraagde, was haar antwoord, dat zij, gedurende de verzorging, zich alleenlijk had bezig gehouden met de gedachte, dat zij den Heere Jesus Christus zeiven verpleegde.

Insgelijks verhaalt men, dat, toen de H. Aloy-sius bezig was met den vloer te vegen, hem ge-

-ocr page 46-

— 42 —

vraagd werd, waarom hij zoo naauwkeurig hierbij te werk ging: „Het is voor Jesus, zeide hij, dat ik het doe, en daarom kan het niel te schoon zijnquot;.

De Zusters zullen, zoo veel mogelijk, deze gedachte in zich zeiven ook levendig houden: de herinnering aan Jesus zal haar niet alleen vertroosten, wanneer zij eenige traagheid, walging, droefgeestigheid of bekoring gewaar worden, maar dezelve zal haar ook versterken en wapenen tegen alle verkeerde en schadelijke gedachten, voorstellingen enz., die haar zouden kunnen kwellen, of haren vrede verstoren. Bovendien zullen de Zusters, wanneer zij bij het verrigten der liefdediensten of bezigheden van het Huis zoo denken , alles naauwkeurig doen, en geheel onverschillig zijn omtrent de werkzaamheden, waartoe zij gebruikt worden.

Daar het gedenken , waarvan hier gesproken wordt, eene zaak van zeer veel belang is voor de Zusters, zoo zullen zij eiken Zondag, tot punt van haar bijzonder onderzoek nemen : of zij in het beoefenen der liefdewerken of in andere bezigheden der gemeente, steeds die gedachte hebben levendig gehouden ; — of zij in dit punt nalatig zijn geweest;— uit eigenliefde, uit natuurlijk medelijden , in plaats van uit liefde tot God, hebben gehandeld, en zoo voorts: en daarna vast voornemen zich gedurig te herinneren deze woorden: In Jesus en voor Jesus wil ik de zieken en noodlijdenden dienen.

-ocr page 47-

Over de onderlinge Liefde.

ART. 40.

Bemin God bovenal en uwen evenmensch gelijk u zeiven. Het is oninogelijk, dat men God kan beminnen, zonder dat men te gelijker tijd ook zijnen eveumensoii bemint. Deze twee geboden zijn even naauw met elkander vereenigd, als de tak van een boom met deszelfs wortel, zoo dat, wie het eene overtreedt, niet in staat is, het andere na te komen. De H. Catharina van Genua plagt te zeggen , dat, om te weten, hoe zeer iemand God bemint, men slechts behoeft te zien, in hoe ver hij zijnen naaste liefheeft.

De liefde heeft de kracht , om van eene geestelijke Vereeniging een Hemel te maken: waar de liefde heerscht, ademt men den geur des Hemels in; waar zij verbannen is, verstikt een helsche j

damp van verdeeldheid alle genoegen, alle vreugd,

allen troost.

In de Handelingen der Apostelen staat geschreven ,

dat de christenen slechts één hart en ééne ziel hadden : zoo ook moeten de Zusters, Leden der Congregatie, slechts één hart en éénc ziel vormen. (

Naar één doel strevende, onder één vaandel strijdende, één God dienende, moet ook slechts ! één band hare harten zamensnoeren , namelijk : eene ,

waarlijk heilige en zusterlijke liefde.

j

A KT. 41.

In de eerste plaats, zal de liefde dar Zusters

l

-ocr page 48-

— 44. —

jegens elkander gegrond zijn op den eerbied, welken zij elkander als Bruiden van Jesus Christus onderling moeten toedragen, en die geëvenredigd behoort te wezen naar den rang der bediening en den tijd harer opneming in de Congregatie. Niet op eene gemeenzame wijze mogen zij elkander beminnen , maar op eene eerbiedige en gansch geestelijke. Alles moet in Bruiden van Jesus Christus heilig wezen !

Ten tweede, zullen zij zich beijveren, om elkander alle mogelijke hulp op de liefderijkste wijze te betoonen. Zij moeten in het algemeen de gelegenheid waarnemen, om elkander liefde te bewijzen , en zorgvuldig alles vermijden, wat de liefde en volmaakte eendragt zou kunnen storen. Daarom moeten zij elke afgekeerdheid , elk liefdeloos oordeel enz., zoo spoedig als het mogelijk is, verwerpen en afwijzen; en, indien eene Zuster, uit menschelijke zwakheid, eene andere beleedigd hadde, moet zij dadelijk , of zoo spoedig mogelijk, en bij elk geval vóór het slapen gaan, haar op-regt vergiffenis vragen, en deze moet zulks in ootmoed, en met de grootste vriendelijkheid aannemen, zonder over het gebeurde te spreken, of eeni-ge vermaning of berisping te doen. Is het de Overste, die beleedigd is, dan komt het op de omstandigheden aan, of eene vriendelijke vermaning past of niet; maar zij moet haar oogmerk wel bewaken, en innerlijk biddende, vermanen.

Art. 42.

Zoo zeer al de Zusters zich moeten toeleggen op wederzijdsche liefde, even zoo zeer moeten zij

-ocr page 49-

zich wachten voor bijzondere toegenegenlieid, bijzondere vertrouwelijkheid, bijzondere vriendschap met deze of gene Zuster. Zulke bijzondere vriendschappen zijn, voor zoo verre zij op het ware gegrond zijn , goed in de wereld; in de Congregatiën zijn zij verderfelijk. Hier moet de innigste vriendschap allen verbinden, hetwelk dadelijk ophoudt , wanneer genoemde bijzondere vriendschappen ingang vinden. Elke Overste moet op dit punt een waakzaam oog houden, en die bijzondere vriendschappen door gepaste middelen tegengaan en vernietigen.

L)e Zusters mogen elkander geene geheimen toevertrouwen , en van elkander geene geheimen aannemen; geheimen, welke deze of gene Zuster, of alle Zusters mogen weten, doch welke aan de Overste niet mogen bekend zijn, zijn van eenen kwaden aard.

Aan wereldlijken , kinderen of noodlijdenden , met wie zij moeten omgaan, mogen zij geene geheimen toevertrouwen ; noch van hen geheimen , die niet in hare betrekking te pas komen , ontvangen. Wanneer men haar zulke geheimen zou willen toevertrouwen, moeten zij dadelijk ronduit verklaren, dat zij die niet mogen aannemen.

Akt. 43.

De Zusters moeten zich steeds jegens elkander overal met eene christelijke vriendelijkheid, hoogachting en hartelijkheid gedragen; deze gezindheid moet zich in alles, in het gezigt, in woorden en in manieren toonen; nooit mogen zij hardheid, hevigheid of koelheid aan den dag leggen, en nooit

-ocr page 50-

— 46 —

zullen de Zusters, in het bijzijn van anderen, iet» van elkander afkeuren. Iets, wat eene Zuster verlangt , te moeten weigeren , moet ieder steeds moei-jelijk vallen , en men zal het op zoodanige wijze weigeren, dat de andere duidelijk merke , dat het uit pligt geschiedt.

Zij moeten elkander met de grootste toegevendheid , geduld en liefde verdragen, en , voor zoo veel zij , zonder tegen de gehoorzaamheid of tegen haar geweten te zondigen , kunnen , zich naar de luimen , onvolmaaktheden , zwakheden , enz. harer Medezusters schikken; en dit moet haar zoo natuurlijk van de hand gaan , als of dit juist hare meening ware ; dit is een hoofdmiddel, om de heilige eendragt en den vrede in de Congregatie te behouden en te bewaren.

Art. 44.

Een ieder moet zich wel wachten , datgene, wat in de Congregatie behoorlijk ingevoerd is, of zal worden, of in het algemeen, het gedrag en de handelingen harer Overste en van degenen, die hare plaats bekleeden , of ondergeschikte bedieningen waarnemen, te beoordeelen , daarover te morren , en ooit iets dergelijks aan te hooren, want dit zou de zekerste weg zijn, om ongehoorzaamheid te verwekken , oneenigheid te strooijen en groote ergernis te geven. De Zusters moeten nooit vergeten, dat zij niet in de Congregatie zijn , om de voorschriften te beoordeelen en te verbeteren , maar om die- op ie volgen. Alles beter willen weten ; zich om dingen bekommeren , die niet tot hare betrekking be-hooren ; nieuwsgierigheid toonen ; raden of vragen ,

-ocr page 51-

— 47 —

waarom dit of dat is voorgeschreven ot\' veranderd, waarom aan deze of gene Zuster deze of gene bediening wordt toevertrouwd, waarom zij niet aan eene andere Zuster gegeven is, of aan welke deze of gene bediening gegeven zal worden enz., dit alles moeten zij zorgvuldig vermijden, ook niet uit scherts moet zulks plaats hebben, noch onder het dekmantèltje van daardoor het algemeen welzijn te bevorderen. Wanneer echter eene Zuster vermeenen zou, in eene zaak van gewigt, eeuige inlichting te kunnen geven, welke het algemeen welzijn zoude bevorderen, dan mag zij deze in ootmoed en eenvoudigheid aan hare Overste, doch aan niemand anders, bekend maken, aan deze overlatende, wat geschieden moet, zonder daaraan verder te denken.

Art. 45.

De Zusters zijn verpligt, elkander zusterlijk te beminnen, zoo als Christus ons bemind heeft; al-zoo zijn zij zeker verpligt, elkander door een goed voorbeeld te stichten, en altijd zorgvuldig te vermijden aan anderen ergernis te geven; dit zijn zij nog meer verpligt dan dis in de wereld leven, daar het doen en laten der wereldsche menschen dikwijls in het geheel niet opgemerkt wordt, wat in de Huizen der Congregatie het geval niet is; en, indien ergernis in het algemeen, naar het woord des Heeren, een zoo schrikkelijk kwaad is, hoe veel te meer is deze zulks dan niet in de Congregatie, waar zij aan diegenen gegeven wordt, die men zoo zeer verpligt is te beminnen. Hierbij komt nog, dat dergelijke ergernissen ook de ge-heele Congregatie met een volkomen ondergang

-ocr page 52-

— 48 —

zouden kunnen bedreigen , en de oorzaak zouden kunnen zijn, dat de weldadige werking van dezelve zoude ophouden.

Diegene, welke in het bijzijn van alle of vele Zusters, zich schuldig gemaakt hebben aan eene openlijke fout tegen de liefde, gehoorzaamheid, en in het algemeen tegen den Regel of de Voorschriften der Congregatie, zullen in de gewone schuldbelijdenis, in allen ootmoed en eenvoudigheid hare schuld belijdende, de Zusters verzoeken, haar daarin niet na te volgen, en in ootmoed aannemen de vermaning of berisping, die haar dooide Overste gegeven wordt. Is liet echter eene openlijke fout tegen de Overste zelve begaan, b. v. tegen den aan haar verschuldigden eerbied of achting, dan zal de Overste, in de tegenwoordigheid der andere Zusters, degene, die misdaan heeft, in het geheel geene berisping doen, maar eene vermaning geven, die tot alle Zusters gerigt wordt.

De Oversten zullen in de vermaningen , de berispingen en het straffen met volle gelatenheid, uit liefde en op de meest liefderijke wijze te werk gaan.

Art. 46.

Daar de Overste niet overal kan zijn, en niet alles kan zien en weten, (waarvan zij toch haar bijzonder werk moet maken,) zal elke Zuster, wanneer zij bemerkt, dat eene andere Medezuster door eene aanmerkelijke bekoring geplaagd of bevochten wordt, zonder het gevaar behoorlijk in te zien en te kennen, die in het geheim aan de Overste, uit liefde en met liefde, bekend maken. Alvorens hiertoe over te gaan , zal zij haar hart door het gebed

-ocr page 53-

— 4(J —

bereiden, oiu er de nadeelige gevolgen van te ver-mijdeu, en het ware oogmerk en welzijn te bereiken. De Zuster, die het betreft, moet in eenvoudigheid , ootmoed en liefde aannemen, wat haar daarover door de Overste gezegd wordt, en zich verheugen, dat hare dreigende gevaren bekend zijn geworden aau haar, die haar kan helpen en daarvan bevrijden; zij zal de Zuster, die haar deze liefdedienst bewezen heeft, wanneer zij deze kent, hartelijk dankbaar zijn.

Art. 47.

Nimmer zal men met Medezusters of vreemdelingen over bekoringen, die men gehad heeft, mogen spreken.

Geen gesprek over de gebreken der Medezusters, of strijdig tegen de liefde, mag onder de Zusters plaats hebben; zoo ook mag men uiet iets dergelijks aanhooren. Wanneer eene der Zusters in die fout vervalt, moeten de anderen haar dadelijk herinneren, dat zij hiei mede moet ophouden. Gaat zij nogtans voort, dan moeten de anderen haar verlaten. Is de Overste bij zulk geval tegenwoordig, dan moet zij aan de Zuster dadelijk gebieden daarvan te zwijgen.

Art. 48.

Wanneer eene Zuster ziek of ongesteld is, zal zij hare kamer houden, zoo lang de Overste dit goed vindt. Indien de ziekte van eenen ernstigen aard mogt wezen, zal men haar den geneesheer van

4

-ocr page 54-

liet Huis toevoegen, en haar in de ziekenkamer brengen; alwaar zij verpleegd zal worden met al die oplettendheid, zorg en liefde, welke haar toestand vordert, vooral in datgene, wat het heil harer ziel betreft, zoo als het tijdig ontvangen der HU. Sacramenten enz. Wanneer er gevaar is, dat de Zuster in die ziekte zal sterven, zal men aan de naaste bloedverwanten van haren toestand kennis geven, en bezoeken van deze toelaten, zoo als bij art. 30 van het Slot bepaald is.

Wanneer de zieke de laatste HH. Sacramenten ontvangt, zullen de Zusters der gemeente voor haaide 7 Boetpsalmen bidden.

Ue zieke zal aan de Zuster, die met hare verpleging belast is, uit liefde gehoorzamen.

Art. 49.

Wanneer eene Zuster overleden is, zal haar lig-chaam behoorlijk gelegd worden in eene doodkist van gewoon hout, welke men in de ziekenkamer zal plaatsen, tenzij men om bijzondere redenen anders raadzaam oordeelde: hij het lijk zullen twee kaarsen branden.

In het Moederhuis zal, op den dag der teraardebestelling van het ligchaam, eene zingende Mis geschieden, en de Overste zal zorg dragen, dat er tot lafenis van de ziel der overledene Zuster, de bepaalde lezende of stille Missen worden opgedragen.

Het ligchaam zal, op oen te stellen uur, door de Zusters begraven worden. Bloedverwanten of ge-buren zullen bij de teraardebestelling niet genoo-digd worden, al ware het ook, dat de bloedverwanten eenige onderscheiding verlangden en de-

-ocr page 55-

— 51 —

zelve wilden bekostigen; want ook hierin moet de door den Heer zoo hoog geprezen armoede in acht genomen worden.

Wanneer eene Zuster in een onderhoorig Huis of elders komt te overlijden, zal men omtrent de Zielmissen, doodkist, enz., zoo veel mogelijk, de gebruiken van het Moederhuis onderhouden. Daar echter deze gelijkvormigheid met het Moederhuis niet altijd kan plaats hebben, zoo wordt voor de buiten het Moederhuis afgestorvene Zusters bepaald, dat hare begrafenis eene deftige burgerlijke begrafenis zal zijn; dat daarbij echter alle overvloedige uitgaven zullen worden vermeden; immers , dergelijke uitgaven zouden niet passen aan haar, wier roep het is, den armen Jesus na te volgen, in al zijne deugden, doch vooral in zijne voorbeeldige armoede; te meer, wanneer de kosten harer begrafenis uit de gelden, welke tot een liefdadig doel bestemd zijn, moeten bestreden worden.

Omtrent het in dit artikel voorgeschrevene , wordt tusschen de Overste en de andere Zusters geen onderscheid gemaakt, en liet is ook van toepassing op de Postulanten, welke in de Congregatie komen te overlijden.

Art. 50.

Eindelijk moeten de Zusters alles in den geest der liefde doen , dat is: zij moeten alles om den wil des Heeren, uit liefde tot God doen, én in den mensch, én in de noodlijdenden, wien zij liefde bewijzen , Jesus Christus Zeiven beschouwen.

-ocr page 56-

— 52 —

Akï. 51.

Indiea het immer mogt gebeuren, dat eene Zuster zich schuldig maakte aan eeu ergerlijk gedrag, of de eendragt of eensgezindheid, op welke wijze ook, zoude storen, zal zij met de door de Constitutie bepaalde straften worden gestraft, of, indien men aan hare verbetering geheel wanhoopte, uit de Congregatie worden weggezonden , ingevolge kapittel 8 der fondamenteele Regelen. De Zusters mogen niet verzuimen dikwijls te bidden , dat God de Congregatie zegene, en derzelver Leden met zijnen geest vervulle: dat Hij, tot zijne eer en heil der noodlijdenden, haar waardige Leden geve, om den liefdadigen kring der werkzaamheden meer eu meer uit te breiden, en dat God daarentegen de intrede verhoede van elk eene, die de Voorzienigheid daartoe niet geroepen heeft.

Bij deze wordt de Zusters aanbevolen, te bidden voor hare Medezusters en familiën, voor de bekeering der ongeloovigen en zondaren , voor de geloovige zielen in het vagevuur , voor alle geestelijke en wereldlijke Overheden, voor hare Biechtvaders , en voor de levende en overledene weldoeners der Congregatie.

Negfencle Hoofïldeel.

Over de Ootmoedigheid,

Art. 52.

De ootmoedigheid is het beginsel van de waarachtige volmaaktheid, even gelijk zij de grondslag is van alle deugden. Deze deugd bestaat niet in

-ocr page 57-

- 5;5 —

uitwendige werken of iu woorden, waardoor wij ons voor het oog van anderen vernederen; maar in een ootmoedig gevoelen van zich zelveu, en in de blijmoedige bekentenis van , en de liefde tot zijne armoede , nietigheid en ellende.

Men zon denken, dat de deugd van ootmoedigheid in den mensch natuurlijk moest zijn; maar het voorbeeld en de lessen van den nederigen Jesus zijn uoodig geweest, om deze minnelijke deugd, die echter nog van velen , en zelfs van Christenen miskend wordt, onder de menschen algemeen bekend te maken.

De eerste en laatste handelingen van het openbaar leven van Jesus waren voorbeelden van ootmoedigheid. Hij begon zijne predikatiën met zich, in navolging der zondaren, te laten doopen door den H. Joannes Baptista, en hij eindigde zijn leven met zich , in het laatste avondmaal, voor de voeten zijner Apostelen neder te werpen en dezelve te wasschen. De Zusters zullen zich ernstig toeleggen , om Jesus Christus in deze deugd meer bijzonder na te volgen. Zij mogen zich niet tevreden houden met dezelve hoog te schatten, te bewonderen en te beminnen, maar door eene dadelijke en bestendige oefening, zullen zij zich die verhevene deugd trachten eigen te maken.

art. 53.

De Zusters moeten er zich veel aan gelegen laten liggen. om de heilige ootmoedigheid te verkrijgen , en niet vergeten, dat de ootmoedigheid den grond legt tot elke andere deugd ^ even gelijk een huis een fondament moet hebben, en dat zij

-ocr page 58-

vruchteloos aan hare volmaking zulleii arbeiden, indien deze den waren ootmoed niet tot grondslag heeft; het is daarom, dat de H. Augustinus zegt, dat de ootmoedigheid de wezenlijke deugd is, en dat zonder die geene ware en echte deugd kan bestaan.

De Zusters zullen zich daarom goed trachten eigen te maken, hetgeen de H. Franciscus van Sa-les beveelt; zij moeten erkennen, dat zij een arm en Tdein schepsel zijn, zich verheugen het tc zijn, en zich wel wachten, zich te beklagen, dat zij niets zijn; zij moeten zich veeleer daarover verheugen , daar hare ellende aan Gods goedheid tot een voorwerp dient, om zijne barmhartigheid tè openbaren.

Zij moeten erkennen, dat de ellendigsten, dio tevens hare ellende het meest erkennen, de besten zijn, en door Gods barmhartigheid liever aangezien worden.

Zij moeten zich steeds verootmoedigen, en aan de deur van den tempel der goddelijke goedheid niets aanbieden dan hare wonden; maar zij moeten het doen met vreugde, wel tevreden, dat zij geheel ledig zijn, opdat God haar met zijnen rijkdom vervulle.

Akt. 54.

Indien de Zusters de ootmoedigheid willen verkrijgen , moet elke vernedering haar verheugen ; de ootmoedigheid is eene deugd, en geene deugd wordt (buiten instorting) zonder dikwijls herhaalde oefeningen verkregen.

Wat de uiterlijke vernedering betreft; deze moe-

-ocr page 59-

— 55 —

teu zij niet zoeken , maar wel Wij moedig aannemen, en dezelve nooit, ontvlugteu. I)e daaromtreut bestaande gebruiken, bijv. geknield verlof tot iets vragen, de aarde kussen bij het verlateu dei eetplaats, en de dagelijksclie schuldbelijdenis, zullen de Zusters eerbiedigen , en beschouwen als bekwame, middelen, om de ootmoedigheid te verkrijgen.

Tot de uiterlijke vernederingen behooren vooral de berispingen. De H. ïrancisca van Chantal zeide tot hare geestelijke dochters, dat zij haar niet eerder voor ootmoedig zoude houden, voordat zij de berispingen beminden.

De innerlijke vernedering moeten zij zoeken, eu elke gelegenheid, om dezelve te oefenen, zich ten nutte maken.

Tot de innerlijke vernedering behoort, dat men. steeds op zijne eigene onvolmaaktheden nederzie, en zijne oogen sluite voor die van anderen, ten ware pligt aan eene Zuster oplegde, daarop te letten ; dat men zijn eigen gevoelen eu oordeel afga , en dit aan anderen onderwerpe.

Art. 55.

De Zusters moeten alles iu den geest van ootmoed doen , dat is :

Zij moeten zich beijveren, om alles wat zij doen, zoo goed als mogelijk is te verrigten ; maar te gelijk zich overtuigd houden, omdat zij hare zwakheid en onvolmaaktheid erkennen, dat, alles onvolmaakt zal uitvallen.

Den goeden uitslag van haar werk moeten zij slechts van God, die het moet laten gedijen, verwachten, afsmeeken en Hem in handen stellen.

-ocr page 60-

— 5G —

Eindelijk, wanneer zij ook alles behoorlijk zouden verrigt hebben, moeten zij, naar het woord des Heeren , erkennen , dat zij onnuttige dienaressen des Heeren zijn, die enkel gedaan hebben, wat zij moesten doen.

Tiende Hoofddeel.

Over de Eenvoudigheid.

art. 56.

De Heer zegt: „ Zijl listig als de slangen, en eenvoudig ah de duivenquot;. (Matth. X. 16.) Dit is genoeg, oui voor de Zusters de eenvoudigheid bemin-uelijk te maken, en het streven naar dezelve ir\\ haar op te wekken en gaande te houden.

Er is eene eenvoudigheid, die voortkomt uit gebrek aan overleg, aan oordeel, aan kennis of op*-lettendheid op datgene, wat men aan andereu verschuldigd is, of\', in het algemeen, wat in den verschillenden toestand of in de verschillende omstandigheden past en geschikt is. Wanneer de wereldlijken van eeuen mensch zeggen , dat hij een eenvoudig mensch is, dan meenen zij daarmede, dat hij onverstandige ligtgelooviggrof of bot enz. is. Deze eenvoudigheid is de ware niet, en die in dezen zin eenvoudig zijn, hebben de slimheid van de slang niet, en kwetsen de liefde.

Zijne aandacht geheel op de schepselen te ng-ten , zonder op zich zeiven te zien , is de blindheid dergenen, welke aan het zinnelijke, aan het aardsche gehecht zijn: dit strijdt tegen de heilige eenvoudigheid, en is een volslagen gebrek aan de slimheid der slangen.

-ocr page 61-

Slechts met zich zelven bezig zijn, altijd nasnuffelen , in lioe verre men voor- of achteruit is gegaan , bestendig naar zijne woorden en gedachten vorschen, na al zijn doen en laten altijd vreezen te veel of te weinig gezegd of gedaan te hebben , zich verontrusten en angstig zijn over het geringste , dat het welgevallen over zich zeiven zou kunnen hinderen of in den weg staan; die zoo handelen, kunnen, wel is waar, opregt zijn, en liet wel met God meeuen, doch zij zijn vol van zich zelven, en bezitten de Evangelische of heilige eenvoudigheid niet.

De heilige eenvoudigheid ligt in het midden; die haar bezitten, laten zich niet door de schepselen of uiterlijke zaken zoo trekken, dat zij gedurig in verstrooidheden voortleven; zij zijn ook niet van het getal diergenen, die altijd met zich zelven bezig zijn; maar zij zijn steeds oplettend op zich zelven en op hetgene zij moeten doen, zij willen slechts (iods wil, Gods welbehagen volbrengen, geenc vrees kennen zij, dan die van Gode te mishagen , en deze is eene kinderlijke, geene slaafsche vrees.

Zij wachten zich , aan anderen ergernis te geven ; maar zij bekommeren zich niet over hetgene anderen van hen zeggen of denken. Zij laten zich naar Gods welbehagen draaijen en wenden, en verrigten met eere bedaarde , zachte, ongedwongene , blijmoedige oplettendheid, wat zij moeten doen, en doen het zoo goed zij kunnen, den uitslag aan God overlatende.

Zij, die de heilige eenvoudigheid bij ondervinding kennen, weten, hoe liefelijk deze deugd is , cu welken vrede en troost zij aau de ziel schenkt. Zij zijn als het kindje in de armen der minnende

-ocr page 62-

moeder; nu, voor de kleine kinderen is , zoo als Jesus zegt, het rijk der Hemelen; dus, ais gij niet wordt als kleine kinderen, zult gij kef, rijk der Hemelen niet ingaan. (Matth. XVTIT. 3.)

Art. 57.

De heilige eenvoudigheid, die eene dochter is der ootmoedigheid , is eene deugd , welke, gelijk elke andere deugd, door strijden, bidden en aanhoudende oefeningen verkregen zal worden : de Zusters moeten dus :

Nooit aan de eigenliefde, aan de zucht om in zich zeiven behagen te vinden , of anderen te bevallen , vrijwillig toegeven; zij moeten steeds indachtig zijn, dat het er niet op aankomt, dat wij ons zeiven of anderen vergenoegen , maar dat het geheel daarop aankomt, dat wij aan God welgevallig zijn.

Zij moeten zich goed inprenten, dat zij in het geheel niet behoeven te weten, hoe volmaakt zij zijn, hoe veel of hoe weinig zij zijn vooruit gekomen ; dit zou, wanneer zij werkelijk vooruit gekomen waren, de nederigheid kunnen schaden , of wel haar kleinmoedig maken, als zij teruggegaan waren; slechts daarover moeten zij zorgen, dat zij onophoudelijk vooruit willen, en verzekerd zijn, dat, wie zóó vooruit wil , ook werkelijk vooruit komt, dewijl Grgt;d medewerkt; het moet niet slechts een ik wilde wel, maar een mllen zijn , waarvoor geen strijd te heet, geen offer te duur is; geea opbruisend , geen hevig , geen voorbijgaand , maar een kalm , ernstig , zacht, vertrouwend willen ; een willen , hetwelk leidt tot de liefde , welke , naar er geschreven staat , sterk is gelijk de dood.

-ocr page 63-

— 59 —

Alle gemaaktheid in handelen moeten /.ij zorgvuldig vermijden; in haar geheel gedrag moetalles natuurlijk eenvoudig zijn. In het spreken over zich zelvsu, hetzij goed of slecht, moeten zij zich op eenvoudigheid toeleggen; het zekerste en beste is, in gewone gesprekken in het geheel niet van zich zei ven te spreken.

Zij moeten zich nimmer veroorloven, om bij het spreken of zwijgen, bij het doen of laten, een bijzonder oogmerk te volgen: alles moet zoo klaar wezen als het reinste water, waarin men tot op den grond toe ziet.

De Zusters moeten al, wat zij verrigten, in den geest der heilige eenvoudigheid doen, dat is volgens den H. Èranciscus van Sales : zij moeten bij het bidden , bij haar geheel gedrag, bij ai haar doen en laten, hare geheele ziel, zich zeiven, hare handelwijze en den uitslag van alles, aan het welbehagen van God overgeven en overlaten.

De Aartsbisschop van Kamerijk, Fénclon , aan wien het meeste van het hier opgemerkte ontleend is, zegt:

„De hoofdzaak is, dat men oprcgt alles, wat ons betreft, vermaken, lijden, gemakken, roem, vernederingen , beproevingen , zoo wel inwendige als uitwendige, in Gods handen stelle; het moge daarmede gaan, zoo als het wil; eu dat men onvoorwaardelijk alles van God aaunemequot;.

De H. Apostel Paulus zegt: „ Tk leef niet meer, maar Christus leeft in mijquot;-, (Gal. II. 20.) dat is: men moet zich zelveu verloochenen , zich zeiven vergeten, en dit is de taal der heilige eenvoudig-heid.

-ocr page 64-

Kltïio Hoofclcleel.

Over de Versterving eii het Vasten.

Art. 58.

De verstervingeu zijn, iu liet algemeen, voortreffelijke middelen , om ons wederepannig ligchaam in toom te houden, de slang der eigenliefde te dooden, en de oproerige natuur te kluisteren.

De lelie blijft schoon cn behoudt haren geur ia het midden der doornen ; zoo ook bewaart zich de maagd schoon en zuiver door eene gedurige versterving, en door eeue kloekmoedige verloochening van zich zelve; daarom moeten de Zusters zorg dragen, dat geheel haai- leven geteekend zij met de roemrijke teekenen van de doornen kroon en het kruis , en dat zij bezield zijn met den geest van penitentie, welke haar bijzonder moet eigen zijn.

Art. 59.

De onthouding van vleesch en de vastendagen , voorgeschreven in het •J\'ie Kapittel des Regels, zullen worden onderhouden; echter wordt het aan de Zusters toegestaan, op die dagen \'s morgens ééne boterham te eten. Op de dagen dat men niet vast, zullen zij des morgens een gewoon ontbijt en nes namiddags bij bet drinken ééne boterham mogen gebruiken.

])e Zusters zullen op stroozakken en op wollen kussens slapen, en des nachts altijd omgord zijn met de koord en den scapulier der Orde.

-ocr page 65-

— til —

Art. 00.

Alle andere ligchamelijke verstervingen of lijf-kastijdingen, waardoor de krachten des iigchaams kunoeu verzwakt worden, zijn uau de Ledeu dezer Congregatie niet toegestaan in het algemeen, en aan deze mogen zij zich niet overgeven, zonder raad of verlof harer Overste.

Geheel anders is het gelegen met zich te versterven in datgene, wat geoorloofd is; dergelijke verstervingen passen zeer wel aan haren roep, en ziju voortreffelijke middelen, om tot de inwendige versterving te komen.

Art. 61.

De inwendige verstervingen moeten steeds de lievelingen der Zusters zijn, en elk geval ont dio te oefenen moeten zij te baat nemen.

Zij moeten, voor zoo veel van haar afhangt, bij voorkeur de geringste, de laagste, de minst geachte bedieningen en verrigtingen verlangen , die diensten zoeken, welke het meest hare natuur of natuurlijke neiging wederstreven; deze zijn aan God de aangenaamste en geven den rijksten schat van vergelding.

Wanneer zij worden tegengesproken , — in het werk eenigen tegenstand ontmoeten, — geroepen worden, terwijl zij eenig werk onder handen heb-ben , of in het gebed verdiept zijn, — eenige pijn, smart of minachting moeten verduren, — van eene bediening of betrekking, welke haar welgevallig is, moeten veranderen, — van het eene naar het andere Huis, tegen hare neiging, verplaatst wor-

-ocr page 66-

den, — en, in het algemeen, als hare eigenliefde oi\' eigenzinnigheid gekrenkt wordt, bij welke gelegenheid het ook zij, moeten zij zich versterven, en erkennen, dat het Gods wil is, dat het zoo geschiede.

Zij moeten erkennen en dikwijls rijpelijk overwegen de goedheid Gods, boven duizende anderen haar bewezen, door haar uit het bederf der wereld te roepen en te plaatsen in eenen staat, in denwelken zoo vele buitengewone genademiddelen ter zaligheid verleend worden; in eenen staat, waarin men heiliger leeft, geruster sterft en een grooter loon te wachten heeft. Wie toch zou, bij de gedachte aan deze buitengewone genade, ondankbaar genoeg kunnen wezen, om niet eene krenking dei-eigenliefde, uit liefde voor God, te willen lijden? eene voldoening , welke men in deze of gene betrekking , of in dit of dat Huis, waar men geplaatst is, geniet, niet gaarne te willen opofferen aan God, die dezelve van haar vraagt ?

Zij moeten niet vergeten, dat iedere krenking harer eigenliefde een middel is, waarvan God zich bedient, om haar aan Jesus, zijnen Zoon, gelijkvormig, en aan zijne verdiensten deelachtig te maken ; daarom zullen zij, bij iedere gelegenheid, als hare eigenliefde gekrenkt wordt, of als zij eenige versterving ondergaan, God daarvoor danken, en dezelve met liefde omhelzen; deze dankbetuiging moet, bij zulke gelegenheid, het eerste zijn, wa: haar invalt.

Zij moeten ook weten, dat, ofschoon de verstervingen voor ieder Christen, voor elke Congregatie noodig zijn, dezelve echter bijzonder noodig zijn voor de Leden dezer Congregatie, daar hare roe-ping meer gelegenheden aanbiedt, waarin hare ei-

-ocr page 67-

— 63 —

genliefde bevochten wordt, en dat zij den naam van eene opregte Gasthuis-Zuster nimmer waardig zullen dragen, tenzij zij haar best doen , om hare natuur en hare eigenliefde gedurig te versterven.

Twaalfde Hoofddeel.

Over de Zedigheid.

Art. 62.

De ware zedigheid komt voort uit den grond des harten en uit de vreeze Gods. Zij regelt de woorden, het gelaat, en, in het algemeen, het geheel uitwendig gedrag, en is de behoedster der kuischheid; deze twee deugden ondersteunen elkander, zoodat al wie de eene verwaarloost, zich aan het gevaar blootstelt van de andere te verliezen.

Art. 63.

Daar de ligtzinnigheid zeer onvoegelijk is , voornamelijk in personen , welke anderen tot voorbeeld moeten dienen , zullen de Zusters zorgen, zich eene achtbare zedigheid eigen te maken, welke uoch gemaakt, noch zonderling is, maar die blijkt voort te spruiten uit eene ziel, die zuiver God, hare zaligheid , en die van haren evenmensch zoekt.

Art. 64.

De Zusters moeten de oogen gewoonlijk, zelfs onder de maaltijden, neergeslagen houden , en dezelve niet ligtvaardig slaan op voorwerpen of personen , die rondom haar zijn of voorbij gaan, tenzij

-ocr page 68-

de noodzakelijkheid of wellevendheid dit vordere, bijv., wanneer zij aangesproken worden, of wel iemand moeten ontvangen of aanspreken , in elk geval moeten zij de oogen binnen de palen der grootste voorzigtigheid houden; en deze waakzaamheid der oogen is des te noodzakelijker daar zij altijd de strikken moeten vreezen, welke de booze geest, met eenc groote arglistigheid, van alle kanten in de wereld gespannen houdt.

In hare geheele houding, als: in het gaan, zitten , spreken , werken , enz., moeten zij de zedigheid en de regels der welvoegelijkheid in acht nemen, niet slechts in de tegenwoordigheid van andere men-schen, maar ook dan, wanneer zij alleen zijn, en te allen tijde, zelfs wanneer zij slapen, daar God en de HH. Engelen altijd bij haar zijn.

Art. 65.

De onderhouding van hetgeen in dit Hoofddeel is voorgeschreven, is van een zeer groot belang; immers de zedigheid is niet alleen voordeelig voor de Zusters zeiven, maar brengt ook veel bij tot stichting van hen, die zij verplegen. Zij moeten zich wei indachtig maken, dat alleen God het hart doorgrondt, en dat de meuscheu gewoon zijn naar het uiterlijke te oordeelen, en van het uiterlijke stichting of ontstichting te ontvangen : de Zusters moeten dus op hare hoede zijn, vooral wanneer zij ouder het oog zijn van wereldlijken of hulpbehoevenden , en zorgen, dat, gelijk de H. Apostel Paulus vermaant, hare zedigheid aan alle menschen bekend zij, en zij niemand eenige billijke redenen van misnoegdheid geven , opdat haar staat of hare bediening

-ocr page 69-

— 65 —

niet veracht worde ; dat :«ij, door eene stipte onderhouding van alle kerkelijke en burgerlijke wetten en verordeningen en van de regels van zedigheid en welvoegelijkheid , anderen tot voorbeeld strekken. Zij moeten zorgen , dat zij alles voor allen zijn, zich, zoo veel mogelijk, in alle lijdzaamheid voegende naar de zwakheden en onvolmaaktheden diergenen, welke zij helpen, onderwijzen, of met wie zij moeten omgaan; om alzoo , na eerst hunne achting en genegenheid gewonnen te hebben , hen -voor het goede te stemmen, en voor God te winnen.

Dertiende Hooftltleel.

Over de Zachtmoedigheid.

Art. 66.

De Heer zegt : „ Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde (den Hemel) bezittenquot;. (Matth. V. 4.) „Neemt mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig en nederig van harte hen , en gij zult rust voor uwe zielen vinden ; want mijn juk is zoet en mijn last is ligtquot;. (Matth. XI. 29 , 30.)

De. Zusters moeten zich ernstig beijveren , om, naar het voorbeeld en het gebod des Heeren , zachtmoedig van harte, dat is, van een zachtaardig gemoed te worden; daarom moeten zij zich niet ai-leen zorgvuldig wachten voor het uitdrukken van gramschap , en voor uitdrukkingen van drift , maarzij moeten zich ook naarstig toeleggen , om elke innerlijke gramschap, elke innerlijke drift en neiging tot hevigheid te bestrijden , en met den wortel uit te roeijen. 5

I

-ocr page 70-

Wanneer zij niets aardseh verlangen noch vree-zen; wanneer zij hare eigenliefde, haren eigen wil bestrijden; wanneer zij geheel tevreden zijn met datgene , wat God met haar, door haar, en om haar beschikt, en voor liet toekomende onvoorwaardelijk in den wil Gods berusten ; wanneer zij de deugden van haren staat verkrijgen , dan zullen zij zachtmoedig zijn, en die zielerust vinden, die voor allen zoo gewenscht, en voor allen , voornamelijk voor de Leden dezer Congregatie, zoo noodzakelijk is.

Art. 67.

Nimmer mogen de Zusters het hoofd, dat is, de tegenwoordigheid van geest verliezen. Dat zij zich dus nimmer eene soort van hevigheid veroorloven , niet in het denken , niet in afgekeerdheid of toegenegenheid, niet in verlangen en vrees, niet in het werken, niet in bet gaan , nergens , nooit ;■ dat zij wel bedenken , dat zij door elke hevigheid of drift, aan hare Medezusters , leerlingen of vreemdelingen ergernis zouden kunnen geven..

Art. 68.

De Zusters, welke zachtmoedig zijn , maar ook slechts deze, zullen aanspraak kunnen maken op die gelijkmoedigheid van geest, welke voor bare werkzaamheden zoo noodzakelijk is; zij zullen niet in bet geval komen van dan eens te verdrietig, dan weêr te vriendelijk , dan te ernstig, dan gemeen , (hetwelk op geene wijze en in geen geval mag zijn), te wezen j maar zij zullen , door steeds gelijken ernst en vriendelijkheid , de noodige ach-

-ocr page 71-

— 67 —

ting en liefde barer Medezusters en leerlingen erlangen en blijven bezitten.

Art. 69.

Voor de zachtaardigen wordt het gemakkelijk de harten te leiden. De driften echter maken anderen des te meer afkeerig van haar, hoe meer deze bemerken, (en het wordt zoo ligt bemerkt), dat zij zich door hevigheid laten trekken en drijven, en de heilige liefde haar niet beweegt.

üe Zusters moeten weten , dat zij van God geroepen zijn, om voor het heil van haren even-mensch, bijzonder voor het zieleheil der noodlijdenden te werken; dat zij vooral door haar voorbeeld en door uit liefde verrigte liefdewerken, op hen moeten werken; en zullen de driftige en oploo-pende zulks kunnen? Voorzeker neen! Wat de zachtmoedigheid en de liefde tot het heil der zielen vermogen, blijkt uit het volgende voorbeeld ;

Een Turk, die op zee gevangen was genomen, werd ziek, en naar een hospitaal gebragt, hetwelk door vrouwen bediend werd. Eene der verpleegsters bragt hem eens een ei; hij nam het in den mond, en spoog het haar in het aangezigt en op het kleed. De verpleegster gaat heeu, zonder het minste ongeduldig te worden, bereidt een ander ei, en geeft het den Turk, die echter met dit gelijk met het vorige handelde. Zij gaat andermaal heen, bereidt een derde ei, en geeft het den Turk, met deze woorden: „ Dit ei zult gij nu toch ter liefde Gods nemenquot;. Toen dacht de Turk: Eene Godsdienst, die zulk geduld, zulke zachtmoedigheid en liefde geven kan, moet wel de ware Godsdienst

-ocr page 72-

zijn I — en hij nam de christelijke Godsdienst aan.

Dat de Zusters dus deze deugd te allen tijde beoefenen j en steeds gedenken, dat de Heer Jesus vooral tot haar, die geroepen zijn geworden, om het lijden der lijdende raenschheid te verzachten, gezegd heeft: „ Leert van Mij, dat //\' zachtmoedig van harte ben!\'.

quot;Veei-tientle HoofQdeel.

Over de Opgeruimdheid.

Art. 70.

De H. Apostel Paulus schrijft: „ Be treurigheid, die volgens God is, hewerkt boete tot duurzame genezing; maar de treurigheid der wereld hewerkt den doodquot;. (II Cor. VIII. 10.) „ Verheugt u in den Heer, ik herhaal het, verheugt uquot;. (Phil. IV. 4.)

De blijmoedigheid is een schat voor eene geestelijke ziel en voor eene geestelijke gemeente.

Elke Zuster behoorde dien schat te bezitten; want nergens vrijer dan in de kloosters, kan en moet de waarachtige blijmoedigheid heerschen.

Geheel de wereld is niet bekwaam om het hart van den rnensch te bevredigen; alléén God is daartoe in staat. Wie dus niets anders dan God wil, en niets anders dan God zoekt, die ziel heeft het volste regt om altoos blijmoedig te zijn, én opgeruimd te leven : en deze is de Religieuse.

De treurigheid, welke de H. Paulus die der wereld noemt, is daarentegen de kanker eener geestelijke vergadering, en behoorde derhalve uit elke gemeente verbannen te zijn.

De Zusters moeten zich voor deze zorgvuldig

-ocr page 73-

wachten, steeds opgeruimd zijn , en door eene heilige en gepaste blijmoedigheid van geest elkander het leven en de dienst van God zoet en aangenaam zien te maken.

A kt. 7 1.

De treurigheid der wereld kan ook in de Congregatie , hoewel van de wereld afgezonderd, in-sluipen, omdat men zich zelve overal medeneemt; hierop moeten zij dus bedacht zijn , en de eerste gewaarwording tegengaan , opdat de droefgeestigheid zich bij haar niet nestele, en dien zoeten en kos-telijken vrede des harten verstore ^ welken eene Ee-ligieuse, die alleen voor God en hare pligten leeft, te allen tijde smaakt, en geniet.

Er is eene bron van droefgeestigheid, die zeer diep ligt : de eigenliefde; deze gevaarlijke vijandin der ziel verbergt zich soms onder den dekmantel van treurigheid. Men wil volmaakt zijn en geentï fouten in zich zelve meer ondervinden ; zonder ophouden gaat men zich zelve na, en bij het beschouwen der onvolmaaktheden, wordt men verdrietig, omdat men niet volmaakt is, of niet zoo volmaakt, als men gaarne zoude willen zijn. Men zou gaarne niets meer te strijden , te waken of te overwinnen hebben; de fouten en zwakheden van andere Ziir-fers, met wie zij moet omgaan, hinderen haar even zeer; kleine beuzelingen of bekoringen zien zij dikwijls voor groote dingen aan; en, ofschoon de Overste geene raadgevingen of onderrig-tingen heeft gespaard, om die Zuster te overtuigen , maakt dit alles haar droefgeestig , en soms ongeduldig, bitter. Wie ziet in dit alles de eigen-

-ocr page 74-

liefde niet duidelijk uitschijnen ? Wanneer de Zusters zulke verkeerdheid des gemoeds in zich zeiven bemerken, moet deze met allen ernst en dadelijk tegengegaan, en de wortel van dien vergiftigen boom ten gronde worden uitgeroeid, om alzoo grootere zielsgevaren, waartoe deze fout eene Eeligieuse brengen kan, te vermijden.

Te dien einde moeten zij zich het volgende wel inprenten ; onze deugd op aarde bestaat niet in volmaakt te zijn, maar in volmaakt te willen worden. Bestond onze deugd in volmaakt te zijn, wie zou dan deugdzaam wezen ? want wie is er zonder zonde ? De Zusters behoeven ook niet te weten, zoo als vroeger gezegd is , hoe ver zij op den weg der volmaaktheid zijn vooruit gekomen; het is genoeg, dat zij ernstig verlangen vooruit te komen, en al hare fouten uit te roeijen; dat zij willen, wat pligt is, en dat zij het gevolg van dien goeden wil God in handen stellen, aan Hem overlaten , en van Hem afsmeeken.

„Alle menschen op aarde, zegt de H. Alphon-sus de Liguorio, alle booze geesten der hel zijn niet in staat ons van God te scheiden, wanneer wij zulks niet willen ; de goede wil biedt het hoofd aan allesquot;.

Wanneer zij van dit alles goed doordrongen zijn, zullen zij met zich zeiven en anderen geduld hebben , voor menig liefdeloos oordeel zich wachten, e,n de tevreden- en vergenoegdheid van geest blijven behouden.

Wat, in het bijzonder, de bekoringen betreft, deze zullen haar niet tot zonde gerekend worden, als zij dezelve niet willen, en, zoo spoedig als zij ze gewaar worden, van zich verwijderen, maar zijn

-ocr page 75-

in tegendeel een bewijs, gelijk de H. Geest zegt dat God , die een liefderijke Vader is , haar bemint, en dezelve toelaat, om baar te beproeven en verdiensten te doen vergaderen ; daarom meet men niet zoo zeer vragen , om van bekoringen bevrijd te worden , als wel de genade afsmeeken , om onder dezelve niet te bezwijken , en om Gods H. wil te volbrengen.

Eindelijk , het gevaar van droefgeestigheid moet voor iedere Zuster een spoorslag zijn , om hare eigenliefde zeer ernstig , standvastig en onophoudelijk te bestrijden en te dooden.

Art. 72.

De droefheid , die uit God is , is goed , daar zij op de liefde Gods gegrond is , en deze mogen de Zusters als deelnemende kinderen beminnen. Zij mogen zich inwendig bedroeven, omdat door anderen en door haar zeiven haar God /.00 smartelijk beleedigd wordt; dat zijn aanbiddelijke Naam zoo dikwijls met den mond en meer nog door de werken gelasterd svordt; dat zij in een vreemd land zijnde , niet zeker zijn van ten einde toe in het goede te volharden , dat zij den Geliefde haars harten nog niet mogen omhelzen , en als ballingen nog van Hem verwijderd zijn : edoch de liefde, welke de grond dezer droefheid is, zal haar hart verkwikken en vertroosten. Deze heilige droefheid zal bewerken , dat de genoegens van de kinderen dezer wereld haar walgen, en zij zich slechts kunnen verheugen in den Heer, in zijnen wil te doen , naar zijnen wil te lijden , Hem te beminnen , van Hem bemind te worden; zij zullen zich verheugen, bij elke gele-

-ocr page 76-

genheid , waarin zij hare liefde , voornamelijk door hard te strijden en te overwinnen , aan Hem kunnen bewijzen ; zij zullen zich eindelijk verheugen over het steeds naderende oogenblik harer vereeni-ging met God , en de vrede Gods , welke alle begrip te boven gaat, zal haar hart en hare gedachten in Christus Jesus beschermen , en deze haar inwendige vrede zal gelijkmoedigheid en opgeruimdheid bij haar openbaren ; eene gelijkmoedigheid en opgeruimdheid , welke voor alle Religieusen noodzakelijk , maar voor eene Gasthuis-Zuster onmisbaar is.

Vijftientle Hooftideel.

Over de zorg voor de gezondheid.

Art. 73.

De Oversten zullen bijzonder acht slaan op de gezondheid der Zusters, en al hetgene , wat aan dezelve nadeelig kan zijn , als : al te sterke inspanning , groote ligchamelijke verstervingen enz. tegengaan. Eveneens zullen zij al , wat aan de gezondheid voordeelig kan zijn , als ; goed bereide en genoegzame spijzen , behoorlijke nachtrust, zindelijkheid in alles , het behoorlijk reinigen van het lig-chaam enz. , zoo veel mogelijk , bevorderen.

De Oversten zullen zorgen , dat de Zusters , die uit hoofde der betrekking, welke zij waarnemen , weinig in de opene lucht komen , tijdens de uren van uitspanning, wanneer het weder zulks toelaat, in de opene lucht wandelen.

Wanneer eene Zuster mogl meenen , dat de eene of andere zaak haar schadelijk is, of dat zij iets bijzonders zoude noodig hebben, uit hoofde van eeni-

-ocr page 77-

ge onpasselijkheid, zal zij, na alvorens Gorl door het gebed geraadpleegd te hebben, aan hare Overste daarvan kennis geven, aan deze overlatende, wat desaangaande zal behooren te geschieden.

Als eene Zuster ziek of aan eenig ligcharaelijk gebrek onderhevig wordt, zal zij dit aan de Overste behooren bekend te maken, opdat de noodige geneesmiddelen tijdig toegediend worden.

Indien iemand uit et-ne verkeerde liefde tot de versterving, of, wat nog erger is, menschelijk op-zigt, verzuimde hare noodwendigheden aan de Overste te kennen te geven, zoude zij zich weinig onderdanig toonen aan de voorschriften der Congregatie, die zulks gebieden, en de nadeelige gevolgen , die uit hare stilzwijgendheid zouden voortspruiten , niet kunnen verantwoorden.

Art. 74.

Even gelijk eene geregelde en gematigde zorg voor de gezondheid, om dezelve voor de dienst van God te besteden, loffelijk is, en de deugd zulks goedkeurt, even zoo is eene al te groote zorg voor het ligchaam berispelijk, en kan niet dan zeer schadelijk aan de heiligheid wezen.

De Zusters zullen de ziekten beschouwen als middelen, om hare ziel te zuiveren, en hare fouten te boeten. Zij zullen dezelve blijmoedig aanvaarden, als een kruisje, dat God in zijne goedheid op hare schouderen legt, om haar gelijkvormig te maken aan Jesus, dien zij als Bruidegom verkozen hebben , en, zoo veel mogelijk, onverschillig zijn omtrent leven en sterven.

Het geduld in het lijden en de volmaakte over-

-ocr page 78-

— 74 —

geving aan den Goddelijken wil worden aan de Zusters in de ziekte bijzonder aanbevolen. De gelukzalige Humiliana hield in de schrikkelijkste pijnen, die zij moest verduren, hare handen hemelwaarts opgeheven, en riep onophoudelijk tot God : „Wees gezegend, o mijn God! wees gezegend!quot; De H. Clara liet, gedurende hare acht en twintigjarige ziekte, geene enkele klagt uit haren mond hooren. Menigvuldige HH. Martelaren, wier vleesch met ijzeren haken verscheurd, of met gloeijende ijzers gepijnigd werd, waren in de hevigste pijnen blijmoedig, en droegen dezelve aan God op, zich gelukkig achtende, voor Jesus die te mogen lijden. Dat de Zusters in hare ziekte en pijnen zich aan deze voorbeelden spiegelen, en dezelve, met Gods genade, irachten na te volgen.

De Zusters zullen, in de ziekte, geheel haar betrouwen stellen, niet in de hulp der geneeshee-ren, of in de natuurlijke geneesmiddelen, maar alléén in God, die de opperste geneesineester is.

Wanneer zij ondervraagd worden , zullen zij hare kwalen eenvoudig te kennen geven , zonder dezelve te vergrooten of te verkleinen, zonder ook hierin eene al te groote teergevoeligheid te willen involgen. Zij moeten altijd indachtig blijven, dat, zoo wel in ziekte als in gezondheid, zij Eeligieusen zijn, dat is: personen, die verpligt zijn in alie omstandigheden , en aan allen , die haar omringen , stichting en goed voorbeeld te geven. De zieken moeten dikwijls hare harten tot God stieren, en zich met Hem vereenigd houden; en, zoo eene langdurige ziekte haar geheel en al belette de werkzaamheden en oefeningen der Gemeente te volgen, zullen zij in de punten, waarin zij kunnen , des te

-ocr page 79-

— 75 —

ijveriger hare Regels naleven, en het onmogelijke aanvullen door akten van liefde en van onderwerping, en door God te bidden, dat Hij zijnen zegen uitstorte over de Zusters, die in zijnen wijngaard arbeiden.

De Zusters zullen zich gewennen , alles in den geest van armoede, met dankbaarheid te ontvangen, zelfs de goede diensten en do hulp, welke de Medezusters haar, uit liefde tot God, bewijzen, en zullen aangaande geneesmiddelen en verzorging niet meer vereischen, dan de Congregatie, volgens den geest der heilige armoede, haar zal toestaan.

Als de Heer haar de gezondheid en krachten zal teruggegeven hebben, zullen de Zusters aan de Overste haar verlangen te kennen geven van in de Gemeente terug te keeren, en hare pligten te hervatten ; met daarvoor spoedig bezorgd te zijn, toont eene Zuster, dat zij meer voor den geest dan voor het ligchaam leeft, en dat de vurige begeerte haar bezielt, om in dit leven niet de rust te beminnen, maar wel den arbeid, welke haar de eeuwige rust verwerven moet.

Art. 75.

De Zusters worden hier andermaal aangemaand zich fce wachten voor droefgeestigheid , waarvan in het 1 5e Hoofddeel wordt gesproken , en die zoo na-deelig werkt voor de gezondheid, en zich op te wekken tot opgeruimdheid , die de gezondheid steeds bevordert; want de H. Schriftuur zegt; „Tien vrolijk hart maakt het ligchaam jeugdig, maar een droe-viq nemoed zal de beenderen uitmergelenquot;. (Proverb. XVIT. 22.)

-ocr page 80-

TWEEDE DEEL.

Over de Gebeden en Godsdienstige Oefen in mi-

Zestiende Hoofddeel.

De Dagorde.

Art. 76.

ïe half vijf \'s morgens, zal het teeken tot opstaan gegeven worden, waarop een ieder zich zeive zal werpen in de HH. Wonden van Jesus, zich de stof van de Meditatie in het geheugen zal brengen, en dadelijk zal opstaan.

Gekleed zijnde, zal men het bed afhalen, hetwelk vóór negen uren \'s morgens moet opgemaakt zijn.

Te vijf uren bidt men in het Koor de Priraen, Tertiën, Sexten en Nonen, met de bepaalde Snf-fragiën, waarna een ieder zich naar zijne bezigheden begeeft.

Te zes uren wordt het Engel des Heereu gebeld, üra half zeven uren begint de Meditatie.

Te zeven ureu zal men het H. Sacrificie der Mis bijwonen; daarna neemt men het ontbijt, onder hetwelk het toegelaten is zachtjes te spreken.

Na het ontbijt begeven de Zusters zich naar de bijzondere werkzaamheden harer betrekking.

Tusschen elf en twaalf uren doet men het bijzonder onderzoek van geweten.

-ocr page 81-

Te twaalf uren wordt het Engel des Heeren gebeden, waarna men belt voor het middagmaal; tijdens hetzelve, zoo ook onder het avondmaal, zal men eene geestelijke voorlezing houden.

Na het middagmaal worden de Vespers en Completen gebeden, waarna men zijne gewone bezigheden hervat.

Te drie uren bidt men drie Onze J\'ader en drie Wees gegroet, gezamenlijk of ieder bij zich zelve, ter eere van het lijden en den dood van Jesus Christus.

Te vier uren zal men, na eenige verversching genomen te hebben, een bezoek doen bij het Allerheiligste Sacrament.

Kwartier na zes uren worden de Metten en Lauden gebeden.

Daarna Meditatie gedurende een half uur, welke men eindigt door een kort avondgebed.

Na de Meditatie wordt het avondmaal genomen : van half acht tot half negen wordt er recreatie verleend.

Kwartier vóór negen uren bidt men een Rozenkrans van vijf tientjes en het Engel des Heeren.

Hierop volgt het algemeen onderzoek van geweten , waarna de stof voor de Meditatie voor den volgenden dag opgegeven zijnde, een ieder zich ter rust begeeft, zich bezig houdende met de stof dei-Meditatie te overdenken , tot dat men inslaapt.

Art. 77.

Daar, waar het kan, zal de conventuele Mis te zeven uren geschieden; doch, wijl dezelve in de verschillende Huizen niet altijd op het bepaalde uur zal kunnen plaats hebben, zullen de Oversten het

-ocr page 82-

— 78 —

uur van ket ontbijt vaststellen, zoo als het geschiktste voorkomt.

Wanneer iemand verhinderd is de Meditatie of het onderzoek op den bepaalden tijd te doen, zal raen dit op eeu ander uur van den dag kunnen ver-rigten. Men kan het bijzonder onderzoek, wanneer de tijd daartoe ontbreekt, ook onder het werk doen.

Gedurende de Vaste, uitgenomen op de Zondagen, zal men de Vespers vóór den middag bidden, en in de Paasch- en Pinksterweek om kwartier na zes uren.

Op de dagen, dat des middags het Lof gezongen wordt, zal men het bezoek bij het Allerheiligste onder hetzelve doen.

Zij, die belet zijn, om op het bepaalde uur het bezoek te doen , kunnen dit op eenen anderen tijd verrigten.

Op de Zondagen zal men vóór het Lof een lio zenkrans van vijf tientjes bidden, met de Litanie van de H. Maagd, en \'s avonds na de Getijden de gewone avondgebeden.

Op de Vrijdagen wordt \'s morgens te half zeven uren de Kruisweg gedaan, in plaats van Meditatie.

Op de Zon- en Feestdagen zal het geoorloofd zijn te spreken gedurende het avondmaal.

De Oversten zullen zorg dragen, dat de gebeden en oefeningen op het vastgestelde tijdstip, op de minuut eenen aanvang nemen; te dien einde zal men het teeken tot dezelve eenige oogenblik-ken te voren laten geven.

Art. 78.

De Oversten kunnen, in bijzondere gevallen , om

-ocr page 83-

I

— 79 —

wettige redenen, de bovenstaande dagorde geheel of gedeeltelijk veranderen , zoo nogtans dat de tijden verleend voor het inwendig gebed en voor de nachtrust, niet worden verminderd. Wanneer men ,

uit hoofde van de betrekkingen of bezigheden van het Huis, tot eene aanhoudende verandering der dagorde zoude genoodzaakt wezen , zal men daarvan aan de Algemeene Overste kennis geven , en zich ten deze naar hare beslissing gedragen.

Art. 79.

Het moet elke Zuster in het bijzonder tot groo-ten troost verstrekken, door eene gedurige gelijkvormigheid van oefening zich met al de Leden der Congregatie te kunnen vereenigen , en aldus deelgenoot te worden van de veelvuldige verdiensten van dit genootschap.

Hoe schoon en opbeurend is het niet, elk oo-genblik van den dag te kunnen denken , dat alle Zusters , waar ook geplaatst, op hetzelfde uur ver-eenigd zijn , om God te loven en te eeren , door het gebed , door het nemen der noodige spijzen ,

door de uitspanning, of door de beoefening der verschillende pligten ! — Op ieder Lid rust dan ook de verpligting van zich, zoo veel mogelijk,

stipt te houden aan de uren van den Regel, beginnende met het opstaan , opdat deze keten van vereeniging nimmer door eene onachtzaamheid of moedwillige ongehoorzaamheid worde verbroken.

-ocr page 84-

— .80 -

Zeventiende Hoofïideel.

Over het bidden der Getijden.

Art. 80.

Onder de gebeden en oefeningen , welke de Congregatie bezigt, om God te loven , te eeren en te danken , bekleedt het dagelijksch bidden der Getijden eene eerste plaats. De Zusters , die de Getijden dagelijks met godsvrucht verrigten , bekleeden het ambt der Engelen en der Heiligen, die, aanhoudend voor God eerbiedig neergeknield , in eene heilige vreugde zingen : ,, Heilig ! heilig ! heilig \\quot;

Dat de Zusters dit dikwijls , bijzonderlijk als zij naar het koor gaan, overwegen , en daarbij met een levendig geloof gedenken , hoe aangenaam dit vereenigd gebed aan God is, en welken grooten schat van genaden en verdiensten zij door het godvruchtig bidden der Getijden kunnen vergaderen.

Aur. 81.

De Zusters zullen de kleine Getijden der H. Maagd bidden , of wel het volgende getal Onze Vader. Voor de Metten bidt men 24 Onze Vader; — voor de Lauden j — voor de Vespers twaalf-, — voor de Completen , Primen , Tertiën , Sexten en Nonen , elk zeven. — Elk der Getijden begint met : Heer , geef acht, enz. ; bovendien bidt men in het begin der Metten: O Heer, open mijne lippen , en in het begin der Completen de gewone schuldbelijdenis , en; Beheer ons, o God! — Voor de Primen en na de Completen , zal men het Geloof en den Psalm Miserere bidden.

-ocr page 85-

- 81. —

Men begint de Getijden met het gebed: Open, o Heer! enz., onder hetwelk men twee kruisen met den regterduim maakt, een op den mond , en een op de borst; en men sluit dezelve met het gebed: De Allerheiligste enz., één Onze l ader en Wees gegroet knielend te bidden.

Deze Getijden zullen gemeenschappelijk in koor worden gebeden; onder dezelve zal men staan, zitten of knielen, volgens de daaromtrent bestaande gebruiken. Men zorge om, zoo veel mogelijk, eene volkomene overeenkomst in den toon der stem, zoo mede om de poozen of rustpunten wel in acht te nemen.

Voor eene kleine Vigilie zullen zij bidden twaalf Onze Vader met het Requiem atemam, en voor eene groote vier en twintig.

Iedere Zuster zal in den loop van het jaar honderd Onze Vader bidden, tot lafenis der geloovige zielen. Men zorge, vóór den Verjaardag der Professie dien pligt volbragt te hebben.

Na de Quatertemperdagen zal, op den eersten Zondag, dat zulks gevoegelijk kan geschieden , eene groote Vigilie worden gebeden, voor de overledene Ouders der Zusters, en voor de Weldoeners dei-Congregatie, en op eiken Zondag der week eene kleine Vigilie, tot lafenis der geloovige zielen.

Indien eene Zuster komt te overlijden, hetzij in het Moederhuis of in een der onderhoorige Huizen ? zullen al de Leden der Congregatie vijf maal tot lafenis der ziel tot de H. Tafel naderen, en behalve eene groote Vigilie, nog vijftig Onze Vader met Requiem, (Hernam bidden , en vijf maal de gebeden der discipline , en gedurende dertig dagen bij deu

6

-ocr page 86-

Psalm Miserere na het middagmaal , een De pro-fundis voegen met een gebed , en tassclien de gewone Onze Vader Requiem mternarn.

Bij het overlijden van Ouders, Broeders of Zusters der Religieusen, zal men tot lafenis der ziel éénmaal communiceren, en behalve een De profun-dis enz., nog eene kleine Vigilie bidden.

Deze gebeden zijn slechts verpligtend voor dat Huis, waar de Zuster, bloedverwante van den of de Overledene, tijdelijk aanwezig is.

Aclittientle Hoofddeel.

Over de Meditatie.

Art. 82.

Mediteren is zich eene waarheid herinneren en over die waarheid nadenken, maar zoodanig dat de wil er door bewogen wordt tot het goede. V an al de oefeningen van het geestelijk leven is de Meditatie de nuttigste en de voordeeligste. In de Meditatie leert de ziel zich zelve kennen, en de middelen om hare hartstogten en hare gebreken te bestrijden. Zoo lang eene Gasthuis-Zuster het inwendig gebed of de Meditatie behartigt, zal zij ingetogen, nederig, ijverig voor hare pligten zijn; verzuimt of verwaarloost zij hetzelve daarentegen , dan zal men spoedig bespeuren, dat hare godsvrucht, haar ijver, hare liefde voor de deugd en voor de versterving verftaauwt, en zij langzamerhand allen smaak voor de goddelijke zaken zal verliezen.

Om des te beter te mediteren en des te spoediger en gemakkelijker te verkrijgen, wat men door

-ocr page 87-

— 83 —

■de Meditatie betracht, zullen de Zusters het volgende , zoo veel mogelijk, naauwkeurig onderhouden.

Art. S3.

Om in deze heilige oefening wel te slagen, is het volstrekt noodzakelijk, zich op dezelve voor te bereiden. Er zijn drie soorten van voorbereiding, die alle drie noodzakelijk zijn, te weten: de verwijderde, de nadere en de onmiddellijke voorbereiding.

Eene verwijderde voorbereiding bestaat in eene gedurige ingetogenheid, voortkomende uit het gedenken van de tegenwoordigheid Gods, en in de getrouwheid aan de voornemens, die men in de vorige Meditatie gemaakt heeft. De oefeningen van deugden gedurende den dag kunnen beschouwd worden als een deel der verwijderde voorbereiding, dewijl zij bestemd zijn, om het vuur der volgende Meditatie op te wekken.

Nadere voorher aiding, \'s Avonds te voren moet men het voorwerp zijner Meditatie vaststellen, hetzelve lezen en met aandacht overdenken, om het in een zeker getal punten te verdeelen. Het is Gcd tenteren, als men zich voor Hem vertoont, zonder te weten, waarover men met Hem gaat spreken.

Nadat men zich ter rust heeft begeven, en voordat men inslaapt, zal men eenige oogenblikken, bijv. den tijd van één Wees gegroet, besteden, om zich te herinneren de voornaamste punten der Meditatie, die men \'s morgens doen moet; \'s morgens bij het ontwaken, uit zijnen geest verwijderen alle andere gedachten, dan die der Meditatie; zich herinneren, nu eens de menigte der weldaden van Uod

-ocr page 88-

genoten, dan wederom de menigvuldige zonden r aan welke wij ons voor God schuldig kennen, en, doordrongen van deze en dergelijke gedachten, die betrekking hebben tot het voorwerp der Meditatie, zich kleeden.

Onmiddellijke voorbereiding. Deze vordert, dat men eer dat men begint te mediteren, ernstig denke; God ziet mij! en dat men, doordrongen van deze gedachte, zich diep vernedere voor de goddelijke Majesteit, en met groote aandacht inwendig de be-reidings-akte verwekke, welke men gewoon is luid op voor te bidden.

Hierna zal men de Meditatie beginnen, zoo veel mogelijk knielende, zonder toe te geven aan traagheid of aan gemak. Men moet gedurende de Meditatie, aan de natuur geven, wat haar noodzakelijk is, doch niets meer, dewijl eene eerbiedige houding grooten invloed heeft op een goed gebed.

Art. 84.

Gedurende de Meditatie, moet men zich minder toeleggen om wel te denken, dan om de waarheid, waarover men mediteert, wel te begrijpen, en inwendig te smaken.

Het is niet de uitgestrektheid der kennissen en de diepzinnigheid der opmerkingen, maar het is het gevoel en de inwendige smaak, die de ziel verzadigt en hare wenschen vervult. Aldus, indien eene gedachte ons treft, en in ons gevoelens van godsvrucht opwekt, moeten wij bij dezelve stilstaan, zonder ons te bekommeren om verder te denken. Het is van zeer veel belang te zorgen, dat men zich niet vermoeije door eene al te groote inspan-

-ocr page 89-

iiing van geest, hetzij ten tijde van dorheid, hetzij ten tijde van troost.

Het geweld, dat men zich aandoet, mag niet lang duren, en zoude een hinderpaal voor den goeden uitslag der Meditatie zijn. Daarenboven, de wezenlijke vrucht, die men moet zoeken, is de kennis der waarheden en de beweging van den wil, en de eene en de andere spruiten voort uit de genade van God, en niet uit die hevige inspanning of uit die gedwongene tranen.

Eindelijk , ofschoon het gebed onze medewerking vereischt, hangt het nogtans meer van God af, en het is eene gave zijner barmhartigheid. De ziel moet dus zich eerder tot hetzelve voorbereiden door de nederigheid en de zuiverheid van meening, dan door te steunen op de voorbereiding en op de zorg zelve.

Ten tijde van troost moet men dankbaar zijn, zonder ijdel welbehagen; ten tijde van dorheid en mistroosting, akten van nederigheid, berouw en onderwerping verwekken en dikwijls herhalen de woorden: MijnJesus, toees mij genadig! Mijn God, help mij!

Ziet hier drie nuttige raadgevingen voor die pijnlijke oogenblikken van geestelijke dorheid:

1°. Onderhoudt met meer zorg en oplettendheid al de regelen en de raadgevingen, welke strekken om den goeden uitslag der Meditatie gemakkelijker te maken. Onderzoekt u, hoe gij die regelen onderhoudt, om in u te verbeteren, wat gebrekkig is.

2°. Houdt u overtuigd , dat, indien gij met moed, geloof en betrouwen aan de deur der goddelijke barmhartigheid blijft kloppen, het niet mogelijk is, dat dezelve gesloten blijft, volgens dat er geschreven staat: „ Stelt de Heer uit te komen, venvacht

-ocr page 90-

Hem toch; ivant Hij zal zekerlijk komen, en niet vertoevenquot;. (Habac. II. 3.)

.quot;iquot;. Eindelijk, heeft men alles gedaan, wat men kan , dan moet men het overige aan dan wil en en de goedheid van God overlaten , en gelooven, dat Hij die dorheid slechts toelaat, omdat dezelve ons voordeelig is. Dat gevoel van nederigheid en onderwerping is dikwijls het krachtigste middel , om God te bewegen , dat Hij ons de genade schen-ke van goed te bidden.

Men zal de Meditatie eindigen met eene zamen-spraak. In deze handelt de mensch met God, smeekt eenige weldaad af, bedankt God , omdat hij dezelve heeft ontvangen; dan wederom openbaart hij Hem zijne gevoelens, of iets bijzonders, dat hem kwelt, waarover hij raad of hulp vraagt, enz.

Na deze zamenspraak, sluit men de Meditatie met één of meer krachtige voornemens te maken, welke strekken om voortgang te doen in de deugd , en nog dienzelfden dag geoefend kunnen worden. Men draagt deze voornemens aan God op, smeekt Hem die te zegenen, en vraagt, om hieraan getrouw te zijn, de hulp van de H. Maagd, van den H. Engelbewaarder en van zijne HH. Patronen. Het is ook zeer nuttig, uit de Meditatie eene gedachte te kiezen, welke ons gedurende den dag het onderwerp onzer Meditatie herinnert, en welke de H. Pranciscus de Sales een geestelijken ruiker noemt.

Als de Meditatie geëindigd is, besteedt men eenige oogeublikken , om na te gaan , op welke wijze men dezelve gedaan heeft. Is zij niet goed uitgevallen, dan spoort men daarvan met droefheid de oorzaak op, en men belooft zich te zullen beteren. Heeft men reden om voldaan te zijn , dan bedankt men den Heer.

-ocr page 91-

— 87 —

JVefj-eiitieiidt^ Hoofddeel.

Over het H. Sacrificie der Mis.

Akï. 85.

Het bijwonen van het H. Sacrificie der Mis is , volgens de uitdrukking van den H. Franciscus de Sales , de zon der devoüën. Het is daarom , dat de Zusters hoog moeten schatten het onwaardeerbaar voorregt, dat zij hebben van dagelijks dat aanbiddelijk Sacrificie te kunnen bijwonen , dat niets minder is dan de voortduring vai) de Offerande van het kruis. Het is, volgens de H. Kerkvergadering-van Trente, hetzelfde Slagtoffer, dat op den Kal-varieberg is opgedragen; dezelfde Verlosser, die zich op het kruis opofferde , offert zich nog dagelijks op door de hand des Priesters; Jesus maakt ons deelachtig aan de genaden , die Hij voor ons door zijnen dood heeft verworven.

Hieruit blijkt genoegzaam , zegt diezelfde Kerkvergadering , welk eene zorg wij moeten aanwenden, om met de meest mogelijke inwendige reinheid van hart en uitwendige godsvrucht bij dit zoo heilig en goddelijk Werk tegenwoordig te wezen, dat voor de Zusters het gunstige oogenblik is, om met Jesus , haren Bruidegom , over de groote zaak der zaligheid ir handelen , de deugden van haren heiligen staal al\' te smeeken , en de genaden te vragen , die haar noodig zijn , om dezelve te verkrijgen.

Art. 86.

De .Zusters kunnen onder het H. Sacrificie der

-ocr page 92-

— 88 —

Mis zich bedienen van verschillende gebeden , die daartoe in de kerkboeken worden aangetroffen , of van de volgende manier van Mis hooren , bij wijze van Meditatie, dia het meest met den geest van de H. Kerk overeenkomt.

Art. 87.

De Zusters moeten zich vereenigen met de intentie van den Priester , die het H. Sacrificie moet opdragen , om te voldoen aan de vier schuldige pligten , die wij bij God hebben , en die, volgens den H. Thomas , de volgende zijn ;

De eerste is , de oneindige Majesteit van God te loven en te aanbidden : de tweede , te voldoen voor onze zonden : de derde , God te danken voor al de weldaden , die wij ontvangen hebben : de vierde, Hem te smeeken , als de Bron en den Gever van alle genaden.

Als derhalve de Zusters bij de H. Mis tegenwoordig zijn , vervullen zij eenigerwijze de bediening van Priester; zij moeten zich dus , zoo veel mogelijk , toeleggen , om de vier einden te overdenken , hetwelk haar gemakkelijk zal zijn , als zij gebruik maken van het volgende.

Art. 88.

Als de H. Mis een aanvang neemt, en de Priester zich vernederende, aan den voet des altaars het Confiteor bidt, moeten zij zich opwekken tot een leedwezen over hare zonden , en God nederig om vergeving vragen. Hierna vragen zij den bijstand van den H. Geest en van de H. Maagd ,

-ocr page 93-

om de H. Mis met den meest mogelijken eerbied en devotie bij te wonen. Vervolgens moeten zij de Mis in vier deelen afdeelen, om zich des te beter te kwijten van de vier schulden , waarvan boven gesproken is, en die tevens de vier einden zijn, waartoe God dat aanbiddelijk Sacrificie heeft ingesteld.

Art. 89.

In het eerste deel, van het begin tot het Evangelie , moeten zij zich kwijten van de eerste schuld, welke bestaat in Gods Majesteit, die oneindigen lof en eer waardig is, te aanbidden en te loven, ïe dien einde moeten zij zich met Jesus Christus vernederen , in haren niet nederzinken, opregt belijden , dat zij onwaardig zijn voor die onmetelijke Majesteit te verschijnen ; en , zoo vernederd van geest en van ligchaam, (want men moet altijd in de eer-biedigste en zedigste houding de H. Mis bijwonen), zullen zij God aanbidden, Hem loven door gedachten of woorden, die de devotie in haar instort, en zijne goddelijke Majesteit de eer opdragen, welke Jesus Christus Hem op het altaar geeft.

In het tweede deel, van het Evangelie tot aan de Elevatie, zullen zij een oogslag op hare zonden werpen, en zich diep voor God verootmoedigen bij het zien der schuld, die zij bij de goddelijke regt-vaardigheid te betalen hebben; waarna zij eeuen vrijen loop geven aan de bewegingen van haar hart, en Jesus uit den grond harer ziel smeeken om de tranen van Petrus, het berouw van Maria Magda-lena en de droefheid van alle Heiligen, die van zondaars ware boetvaardigen zijn geworden, en om

-ocr page 94-

door de verdiensten van dit H. Sacrificie hare fouten volkomen uit te wissehen.

In het derde deel, dat is : van de Elevatie tot de Communie, moeten zij beschouwen, met hoe vele en hoe groote weldaden zij boven anderen overladen zijn geworden, en daarvoor aan God wedergeven eene Offerande van oneindige waarde, te weten, het kostbaar Ligchaam en Bloed van Jesus; zij noodigen de Engelen en Heiligen des Hemels uit, om God voor haar te danken, zich bedienende van de woorden, die hare devotie haar ingeeft.

In het vierde deel, van de Communie tot liet einde der Mis, als de Priester wezenlijk het Ligchaam en Bloed van Jesus nuttigt, moeten zij op de volgende manier eene geestelijke Communie doen.

Met eene diepe ingetogenheid moeten zij eene akte van waar berouw verwekken, en op hare borst slaan , om te toonen , dat zij eene zoo groote gunst onwaardig zijn, en al de akten van liefde, van offerande , van ootmoedigheid, enz. doen , die zij gewoon zijn te bidden , als zij tot de H. Tafel naderen ; hierbij moeten zij voegen een allervurigst verlangen om Jesus Christus ts ontvangen, die zich voor ons onder de gedaante van brood en wijn heeft willen verbergen; en, om hare devotie op te wekken, moeten zij zich verbeelden, dat de H. Maagd Maria, de H. Joseph, de H. Vader Franciscus. of de Heilige, wier naam zij dragen, haar de H. Hostie komt aanbieden, en dat zij die wezenlijk ontvangen , waarna zij, Jesus innig met zich vereenigd houdende, herhaaldelijk zullen zeggen: Kom, mijn Jesus, liefde en leven mijner ziel, kom in diö arm hart, kom en vervul mijne wenschen, kom, en heilig mijne ziel, kom , zoete Jesus , kom ! !!

-ocr page 95-

Vervolgens moeten zij zich overtuigen, dat haar Goddelijke Meester haar verlangen vervult , door zich in haar hart te plaatsen; zij moeten zich alsdan opwekken tot een groot betrouwen, en met vurigheid en eene diepe nederigheid vragen , wat zij verlangen of noodig hebben voor zich , voor diegenen , welke aan hare zorg zijn toevertrouwd , en voor alle personen , in wie zij belang stellen.

Art. 90.

Als de H. Mis geëindigd is, moeten zij eene korte oefening van dankzegging doen, en de Kapel verlaten, zich voorstellende, dat zij den berg van Kalvarië afgaan.

Eene Mis, op die wijze gehoord, kan niet dan groote vruchten voortbrengen , en u een schat van verdiensten verwerven.

Twintigste HoofïUleel.

Over het Onderzoek van geweten.

Aut. 91.

Alle personen , die hunnen geestelijken voortgang nauuw ter harte nemen , erkennen, dat, indien de Meditatie noodzakelijk is voor diegenen, die Jesus willen kennen en beminnen , het onderzoek des gewetens eveneens een magtig middel is , om dat dub-dele doel te bereiken, In der daad, het is hierdoor, dat het hart meer en meer van zijne kwade neigingen wordt gezuiverd, en bekwaam wordt, om het verborgen Manna te smaken, dat het leven en

-ocr page 96-

— Q^-

de leer des Zaligmakers aan de zielen, die goed voorbereid zijn, zoo overvloediglijk aanbieden.

Een ieder weet, en de dagelijksche ondervinding bevestigt, dat onze natuur, bedorven door de zonde van onzen eersten vader, een dorre grond is, die, uit zich zeiven, niets dan doornen en distelen voortbrengt; van den eenen kant groeijen de zaden van het goed in denzelven niet dan door aanhoudenden zwaren arbeid op; en van den anderen kant brengen de kiemen der ondeugd onophoudelijk takken des doods voort , als men verzuimt die af te snijden , te besnoeijen eu onophoudelijk te werken.: ,, Ik ben, zegt de Wijze Man, door het veld des luijaards en door den wijngaard des dwazen gegaan, en alles was vol distelen, alles was in denzelven over-dekt met doornen , en de drooge muur was omvergeworpenquot;. Het geweten van hen, die zich niet onderzoeken , is een wijngaard , die onbebouwd ligt, en vol wordt van distelen en doornen, omdat men er niets aan doet.

Het veelvuldig onderzoek van het geweten, dat zoo noodzakelijk is voor den voortgang in de deugd, is zulks ook voor onze zekerheid: „ Zijt ie allen tijde bereid, zegt de Heer, want gij meet noch den dag, noch het uur, waarop de Zoon des menschen zal komenquot;. Edoch, welk een krachtdadiger middel, om altijd gereed te zijn, is er toch, dan dagelijks met zijnen Meester af te rekenen 9 Op die wijze worden de schulden niet groot; want, zocdra zijn dezelve niet gemaakt, of men lost die af, door den Heer een opregt leedwezen aan te bieden, hetwelk steunt op de verdiensten van zijnen goddelij-ken Zoon, en vol van betrouwen is op zijne barmhartigheden.

-ocr page 97-

Het is waar, dat de personen, die bezorgd zijn, om hunne ziel in eenen goeden staat te houden, de heilige gewoonte hebben van dikwijls tot het H. Sacrament der Biecht te naderen; maar, behalve dat de tijd van de eene Biecht tot de andere nooit zoo kort kan zijn, of de ziel heeft den tijd om eenigermate bevlekt te worden , is het daarenboven blijkbaar, dat het noodzakelijk is, zich meermaals te onderzoeken, dan onmiddellijk voordat men tot de H. Biecht nadert, wil men uit dezelve al de vruchten van zaligheid trekken, die er in zijn opgesloten.

Art. 92.

De H. Ignatius beveelt twee soorten van onderzoek aan, te weten; het bijzonder en het algemeen. Het bijzonder onderzoek wordt aldus genoemd , omdat het over eene bijzondere stof loopt: het algemeen onderzoek geschiedt over al de fouten, die men door den dag met gedachten, woorden en werken gedaan heeft; men noemt het algemeen, omdat het alle zaken omvat.

Art. 93.

In het bijzonder onderzoek zijn twee zaken aan te merken : de eene , waarover het moet geschieden ; de andere, hoe het moet geschieden. Ter wereld komende, brengen wij allen het zaad der driften mede; maar in ieder onzer is er doorgaans eene, die heerschende is, en als de oorzaak en de wortel van al de andere.

Indien men in zich meer van die heerschende

-ocr page 98-

fouten ontdekt, is het goed, er eéne uit te kippen om deze met alle zorg uit te roeijen, en later, na dezelve overwonnen, of merkelijk verzwakt te hebben , eene andere aan te vallen, en zoo voorts. Men moet bij elke de krachtdadigste pogingen in het werk stellen, en geweld gebruiken in het overwinnen zijner vijanden. \'

Dit is het doel van het bijzonder onderzoek, welks onderhouding het geheele leven lang moet duren, als men waarlijk aan zijne volmaking wil werken.

Het onderwerp van het bijzonder onderzoek gekozen zijnde , is het zeer goed , niet in het algemeen te beschouwen de verkrijging der deugd of de uitroeijing der ondeugd, die men zich voorstelt; men moet zijne stof in verschillende punten verdeden; op die wijze komt men tot meer bijzonderheden , en zal men gemakkelijker bekomen , wat men verlangt. Eenige voorbeelden zullen dit duidelijker maken.

Wil men dus de uitgestortheid, die vijandin van alle grondige deugd, overwinnen, dan zoude men, om te beginnen, deze drie punten kunnen nemen: 1°. Heb ik gesproken, zonder na te denken, wat ik zeide? — 2quot;. Heb ik toegegeven aan die nieuwsgierigheid, die alles wil zien, hooren en weten? — 3°. Heb ik mij, buiten noodzakelijkheid, bemoeid met eens anders zaken ? . . . .

Heeft men eenige gemakkelijkheid verkregen van zich in die drie punten te overwinnen, dan kan men zich toeleggen op de drie volgende:

1°. Heb ik het verlies van den tijd, de nuttelooze gesprekken zorgvuldig vermeden ? — 3°. Heb ik uit mijnen geest verbannen alle herinnering, gedachte of plan, dat niet gelijkvormig was aan den wil

-ocr page 99-

Gods ? — Heb ik getracht, altijd met eenige goede gedachte bezig te zijn, mij in de tegenwoordigheid Gods te houden, schietgebeden te doen ? . . . .

Het voorbeeld, welk gaat volgen, kan dienen voor de meer inwendige en gevorderde personen: het is toegepast op de deugd van nederigheid :

1Zich niet verontschuldigen , als men berispt wordt, of eenig verwijt krijgt, onaangezien wie het doet.— 2quot;. Alle barsche en norsche maniereu vermijden , jegens wie het ook zij, en nimmer ten op-zigte van zich zeiven op eenige beleefdheid of oplettendheid gesteld zijn. — 3°. Niet van zich zeiven spreken, noch goed noch kwaad, of anderen onderhouden over hetgeen ons aangaat of bekommert.

De drie volgende punten kunnen dienen, als men genoegzaam op de drie voorgaande gewerkt heeft:

1quot;. Nimmer degenen beoordeelen, met wier leiding men niet belast is; maar zorgvuldiglijk de eerste gedachte, die te hunnen nadeele is, verwijderen , om aanstonds de oogen te werpen op zijne eigene ellende. — 2U. Alle gedachten van ijdelheid verzetten, zich niet inwendig verschoonen, met zich zeiven geen medelijden hebben. — 3quot;. Niet twisten, maar voor elkander bij elke gelegenheid zwichten.

Die twee voorbeelden zijn voldoende, om te doen begrijpen, hoe men de stof van het bijzonder onderzoek, hetzij dit geschiedt over eene deugd of over een gebrek, moet verdeelen. Om hetzelve ordelijk te doen, zal men de volgende manier onderhouden :

\'s Morgens moet men , zoodra men opgestaan is, zich het onderwerp herinneren, waarover men besloten heeft het bijzonder onderzoek te doen , en het vaste en edelmoedige besluit maken , om geene ge-

-ocr page 100-

— 96 —

legenheid te laten voorbijgaan van te strijden en te overwinnen, zoo veel mogelijk voorziende, welke die gelegenheden kunnen zijn, ten einde er zich op voor te bereiden.

Wanneer men het bijzonder onderzoek begint , moet men, na zich in de tegenwoordigheid Gods gesteld te hebben, de vijf volgende punten in acht nemen:

lu. God bedanken voor de weldaden, die wij van Hem hebben ontvangen.

2°. Met vurigheid den bijstand van God afsmee-ken, om zijne fouten te kennen en te verfoeijen.

3quot;. Zorgvuldig zijne gedachten, woorden en werken , die betrekking hebben tot de stof van het bijzonder onderzoek, nagaan ; al de uren , die tusschen het een en het ander bijzonder onderzoek verloopen zijn, achtervolgens nadenken en in zijn gehe Jgen prenten, of, wat nog beter is, aanteekening houden van de fouten, die men begaan heeft.

4°. Zich zeiven opwekken tot de verfoeijing der begane fouten, God er vergeving over vragen, en zich in den geest van boetvaardigheid, ééne of meer oefeningen der tegenovergestelde deugd opleggen. Het is goed , dat die oefeningen eenigzins hard vallen , vooral aan de eigenliefde, opdat dezelve de fouten zouden herstellen; want, als men zich wil verbeteren , moet men geene enkele fout ongestraft laten.

5°. Een nieuw besluit maken, om met meer ijver, de uitroeijing der ondeugd of de verkrijging der deugd, die het onderwerp van het onderzoek is, voort te zetten.

Men zal eindigen met het bidden van hat Onze Vader, of eenig ander gebed. Om de vrucht van het bijzonder onderzoek te verzekeren, zal men ;

-ocr page 101-

1In den loop van den dag, telken male als men het ongeluk gehad heeft de fout te begaan , die men besloten had te vermijden , eene verheffing des harten tot God doen , om te betuigen , dat zij ons leed doet. Dit kan onopgemerkt geschieden.

Xa het onderzoek , zal men eene vergelijking maken tusschen deu dag van lieden en gisteren , tusschen de tegenwoordige en verledene week , om te zien , of men begint zich te beteren.

3°. Het voorwerp van het onderzoek niet veranderen , nemende van daag deze en morgen eene andere zaak , maar blijven arbeiden , en van dag tot dag het getal der fouten zoeken te verminderen , tot dat de fout geheel uitgeroeid is , en eerst dan tot een ander voorwerp overgaan.

Art. 94.

Het algemeen onderzoek moet eiken avond geschieden over al de fouten, die men in den loop van den dag begaan heeft door gedachten , woorden , werken en verzuimenissen. Het wordt verdeeld in vijf punten , die dezelfde zijn , als in het bijzonder onderzoek. Het is niet noodzakelijk , dat men het getal fouten aanteekent, waaraan men zich schuldig kent; maar men moet nooit ter rust gaan , zonder dezelve , zoo Teel mogelijk , door een opregt berouw te hebben uitgewischt. Aldus doende, zal men zijn hart altijd zuiver houden , altijd in staat zijn om goede en heilzame biechten te doen , en altijd gereed zijn om voor God ie verschijnen , indien het Hem behaagde ons onverhoopt tot zich te roepen.

-ocr page 102-

— 98 —

Art. 95.

De gebeden van dankzegging , welke men bij het bijzonder en algemeen onderzoek doet, zoo ook de morgen- en avondgebeden , zullen in alle gestichten , zoo veel mogelijk , dezelfde zijn als die , welke in het Moederhuis verrigt worden.

Een en irwiutig-ssite Hoofddeel.

Over de Gebeden en Geestelijke Lezing bij de maaltijden.

Art. 96.

„ Hij heefi alles welgedaanquot;, staat er van onzen Heere Jesus geschreven ; dat is : Hij heeft alles verrigt in den geest der hoogste volmaaktheid , en met het inzigt om Zijnen Heinelschen Vader door Zijne werken te verheerlijken. Jesus Christus moet ten allen tijde , en overal de spiegel en het voorbeeld der Religieusen wezen : Hem moeten zij in al Zijne daden leeren navolgen , en door deze navolging geheel haren wandel heiligen.

ATaar het voorbeeld dan van den Zaligmaker , die noch zich zeiven , noch anderen immer beeft gespijsd zonder zegening en dankzegging, zullen de Zusters de maaltijden niet beginnen, zonder Gods zegen over zich zeiven en de voorgestelde spijzen afgesmeekt te hebben, noch dezelve eindigen, zonder God voor de genotene weldaden te bedanken.

Op het teeken der klok zullen de Zuscers zich naar de eetplaats begeven , en aldaar den tijd van één Miserere nederknielen , waarna de Overste , of

-ocr page 103-

die hare plaats bekleedt, de gewone gebedeu voor het eten begint, welke gebeden door de Zusters, elk op hare plaats voor de tafel staande , worden verrigt. De Zusters, die door hare schuld te laat komen , zullen eenen lie profundis bidden geknield en met de armen kruiswijze.

Na deze dankzegging, welke in de eetplaats geschiedt , zullen de Zusters , onder liet bidden van den Psalm Miserere, naar do Kapel gaan, en aldaar het kruisgebed en de andere gebeden verrigtan.

Op de Vasten- en Kruisdagen , doet men vóór het avondmaal de gebeden niet als naar gewoonte , maar aldus: de eerste Versiculaire zegt, nadat eene der Zusters één of twee punten uit een geestelijk boek heeft voorgelezen : Benedicite, en de Overste antwoordt : ►1* Cibum el potum ancillantm. marum benedicat Rex Angelorum. Amen.

Na het avondmaal wordt, op genoemde dagen, alleen de Psalm Miserere en de Hymn us O gloriosa l\'irginum gebeden.

Aet. 97.

Bij de maaltijden, zal men zich niet tevreden houden met de gemeenschappelijke gebeden vóór en na het eten met godsvrucht te doen ; maar ter zelfder tijd, dat het ligcliaam zijn voedsel neemt, moet ook de ziel het hare hebben, daarom zal ook de Overste , wanneer het gerucht eenigzins gestild is, de geestelijke voorlezing doen aanvangen, welke duidelijk en langzaam zal geschieden, die de Zusters, terwijl zij eten, zoo veel mogelijk met aandacht aanhooren, en onder dewelke zij van tijd tot tijd haar hart tot God verhellen zullen. In het be-

-ocr page 104-

— 100 —

dienen der tafe!, zullen de Zusters zeer stil te werk gaan, om de voorlezing niet te storen. De geestelijke lezing wordt aan de Zusters, ook buiten de maaltijden, bijzonder aanbevolen , wanneer hare bezigheden dit veroorloven. Door zulke lezingen zal men, op eene meer bijzondere wijze, de Grootheden van God en Zijne aanbiddelijke Volmaaktheden leeren keuneii en beschouwen. „In het gebed spreekt de ziel tot God, zegt de H. Hieronymus, maar in de geestelijke lezing spreekt God tot do zielquot;. Uit die lezingen zal men het denkbeeld putten , hetwelk ieder Christen van de groote Mysteriën des Geloofs, en van de groote Waarheden van de Godsdienst moet hebben. Door de lezingen zal men, onderrigt door de groote voorbeelden der Heiligen, aangezet worden, om hen na te volgen. Welke hulp hebben de Heiligen in het lezen van goede boeken niet gevonden ! Door het lezen van de levens der Heiligen maakte de H. Ignatius het voornemen van de wereld volkomen te verlaten , en zich zonder voorbehouding aan God toe te wijden.

Omtrent de keuze van boeken voor de geestelijke lezing, moet de Overste met omzigtigheid te werk gaan. Niet alle boeken , hoezeer zij goed en in het algemeen nuttig zijn, passen voor de Zusters.

Elke Congregatie in de H. Kerk is bezield met «enen geest, welke haar eigen is, en waardoor zij leeft; men moet dus boeken nemen, die, zoo veel mogelijk, met den geest overeenkomen, en in allen gevalle met denzelven niet strijdig zijn , opdat die geest niet veranderd worde , of te zeer naar het bespiegelende of naar het werkende leven overhelle, hetwelk het doel der Congregatie zoude schaden. Daarom is het ook aan de Zusters verboden, zonder

-ocr page 105-

toelating en behoorlijke inzage der Oversten , boeken ter lezing te gebruiken ; en de Oversten zullen de Zusters nimmer werken laten lezen , die handelen over de Instellingen , Eegelen of Gebruiken van andere Congregatiën of religieuse Orden , maar haar boeken verschaffen , die voor allen kunnen dienen, of met den geest der Congregatie overeenkomen ; onder andere: de Navolging van Jesus rhristur- , door Thomas a Kempis , een goddelijk boek, waarvan een zeker Schrijver zegt, dat het zoo vele Heiligen heeft gevormd, als het letters bevat; de oefening der christelijke volmaaktheid door Eodriguez, de werken van den H. Alphonsus de Liguorio , de levens der Heiligen , en vooral het Regelboek. De lezing der Regelen , die geheel overeenstemmen met den geest, welke de Leden moet bezielen, is, onder alle andere, de nuttigste lezing, welke de Zusters kunnen doen ; zij zullen zich niet tevreden houden dezelve te hooren lezen op bepaalde dagen , maar , zoo dikwijls de tijd zulks toelaat, dezelve lezen, herlezen en overwegen, in één woord, zich dezelve geheel eigen maken , en hare neigingen en handelingen geheel daarnaar inrigten.

Aut. 98.

„ Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, doet alles tot eer van Godquot;, zrgt, de H. Apostel Paulus. (I. Cor. X. 31.)

De Zusiers moeten , bij het eten en drinken, de regelen van matigheid , wellevendheid en armoede in acht remen , en omtrent liet getal der portiën , de soorten van spijzen en de wijze van dezelve te bereiden , zich schikken naar de gebruiken van het Moederhuis.

-ocr page 106-

— lüi —

Zij mogen noch inwendig, nocli uitwendig morren over het eten en drinken, dat haar voorgesteld wordt, en geen onderscheid maken tusschen de verschillende soorten van spijzen ; immers , of dezelve smakelijk of onsmakelijk zijn, het zijn toch gaven van God, zij dienen om haar te onderhouden tot Zijne glorie , en geven haar een uitmuntend middel aan de hand om de versterving te kunnen oefenen, zonder dat de gezondheid worde benadeeld.

Het is voor de Leden der Congregatie een pligt te zorgen , dat zij de noodige krachten des ligchaams bewaren ; en daarom worden de Oversten aangemaand , om de Zusters van gezond, behoorlijk en toereikend voedsel te voorzien. Daarom ook zijn de Zusters gehouden het voedsel , dat zij tot behoud barer krachten noodig hebben , te gebruiken , en zich ten deze geene ontberingen op te leggen , zonder verlof der Overste.

Nimmer mag iemand , buiten de tijden bestead voor het eten of drinken , iets gebruiken , zonder daartoe het verlof der Overste bekomen te hebben; ook niet buiten de gewone eetzaal eten of drinken , ten zij iemand , uit hoofde van ouderdom , ziekte of andere beletselen , verhinderd zoude wezen , om zulks in de eetzaal te kunnen doen.

In de keuken of spijskelder , mag nooit iemand iets gebruiken.

Het ontbijt zal \'s morgens op een bepaald uur beginnen , waarbij allen , zoo veel doenlijk , tegenwoordig zullen zijn ; buiten het ontbijt , zal onder de maaltijden het stilzwijgen onderhouden worden , ook zelfs door die Zusters, welke vóór of na afzonderlijk haren maaltijd moeten gebruiken.

Het gebed vóór en na het ontbijt , bestaat in

-ocr page 107-

— 103 —

eene korte vereering van de HH. Wonden van Jesus , en in een gebed van vereeniging met al de Leden en Weldoeners der Congregatie.

Vóór en na het gebruiken der verversehing, na den middag, begint en eindigt men met het tec-ken van het H. Kruis met godsvrucht te maken.

Twee en t-wiiitigfste Hoofüdleel.

Over het bezoek bij het Allerheiligste Sacrament.

Art. 99.

„ Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt, en Ik zal n verkwikkenquot;. (Matth. XI. 28.) „Geheel het leven van den mensch , zegt een geleerd Schrijver , is niets dan ellende en kwelling van den geest, en in weerwil der voorregten van den Be-ligieusen staat, heeft een ieder in denzelven , zoo als elders, zijne kwellingen. Maar hoe gelukkig is de neergedrukte ziel, die weet, waar zij het middel voor hare kwaal zal vinden , en die bij Jesus Christus haren troost gaat zoeken. Een enkel bezoek bij het Allerheiligste is soms voldoende, om eensklaps de gesteltenis van een hart te veranderen , en de onrust en de droefheid door de zoetste rust en eene volkomene tevredenheid te doen opvolgen. Men koml gansch neergeslagen en kwijnende , en men keert vol van sterkte, van moed en zelfs van vreugde terug. Hoe komt dit toch ? Dat is een geheim , hetwelk aan de kennis Gods is voorbehouden. Het is genoeg , dat wij weten , dat het zoo gebeurt; maar den grond daarvan te willen doordringen , dat behoort ons niet toe.quot;

-ocr page 108-

— 104 —

De grootste Heiligen zijn de grootste minnaars van liet H. Sacrament geweest. Bij Jesus zochten en vonden zij rust, troost, raad en sterkte voor alles. De H. Vader Franciscus van Assisi liet nooit na , het H. Sacrament te raadplegen bij elke moeijelijkheid, die hem voorkwam, of bij elke gewigtige zaak, die hij moest ondernemen. Bij Jesus in het Allerheiligste Sacrament, vond Franciscus Xaverius verkwikking van zijnen zwaren arbeid in de Indien; den dag bragt die heilige Man door met te werken voor het heil der zielen , en den nacht in gebed voor het H. Sacrament.

Welken troost, welke genoegens zullen de Zusters dan niet smaken , wanneer zij dagelijks, naar behooren , een bezoek afleggen bij haren heiligen Bruidegom, bij haren besten Vriend, bij haren goddelijken Gastheer, die zoo groot behagen schept in haar te ontvangen: „Beproeft en ondervindt, bij het H. Sacrament, hoe zoet de Heer is!quot; zegt de H. Alphonsus de Liguorio.

Aiit. 100.

Het bezoek bij het Allerheiligste Sacrament zal\' iedere Zuster in stilte, bij zich zelve, doen. Voor haren Goddelijken Bruidegom neergeknield, zal zij Hem zeggen , wat haar hart haar zal ingeven. Het zijn geene bestudeerde gesprekken, die God vm haar verlangt; neen; ach neen! hetgeen Hem het meest behaagt, is eenvoudigheid des harten; en hoe volmaakter die eenvoudigheid is, hoe meer Jesus zich voldaan toont. Zij spreekt met God over nare behoeften , over hare ellende, over haar strijden; zij vraagt Hem, wat zij noodig heeft voor zich zelve

-ocr page 109-

— 105 —

en voor anderen: en Jesus, die in zijnen Tabernakel rust, heeft Zijne handen vervuld met genaden , om dezelve over haar uir, te storten.

Den tijd, dagelijks voor dat bezoek te besteden,

zal men regelen naar gelang der bezigheden, die men moet verrigten; buiten den tijd onder het Lof,

zal het niet langer dan tien minuten mogen duren.

il

Igt;x-ie en Twintigste I-Ioofïltleel.

Over iet bidden van den Rozenkrans en het Engel des Heeren.

»;

Akt. 101.

Daar in dit Hoofddeel wordt gehandeld over twee voorname oefeningen , welke de H. Moeder Gods

t kunnen vereeren, wordt aan de Zusters herinnerd ,

, dat de Congregatie staat onder de bijzondere be-

t scherming van de H. Maagd Maria; — dat ieder

Lid den naam draagt van Maria, en op eeue bijzondere wijze aan Haar is toegewijd „ en dus iedere Gasthuis-Zuster, als eene waardige Liefde-dochter van eene barmhartige Moeder, eene bijzondere godsvrucht tot Maria moet hebben.

)r Om zich tot deze godsvrucht op te wekken, zul-

jj len de Zusters dikwijls overwegen, dat Maria de ,

Dochter is van eenen Vader, die Zijnen eenigen-jj. Zoon voor ons ten beste heeft gegeven, de Moeder

van eenen Zoon , die Zijnen laatsten druppel bloeds ,1. voor ous vergoot, en de Bruid van den H. Geeft, ,

die ons in het Doopsel geheiligd heeft.

e. Dat Maria is de Koningin der Maagden, de Toe-

jlj vlugt der Zondaren, de Troosteres der Bedrukten ,

ve de Hulp der Christenen, eene magtige, goedertie-

-ocr page 110-

rene en liefderijke Moeder voor alle menschen, doch bijzonder voor haar, die alles verlaten, om Oesus en Maria na te volgen.

De Zusters zullen zich dikwijls opwekken tot eerbied en godsvrucht jegens die H. Moeder, en het zich zelfs ten pligt maken, om deze godsvrucht te verspreiden onder de kinderen en de noodlijdenden, die aan hare zorgen worden toevertrouwd.

Akt. lOi.

Het bidden van den Rozenkrans is een zeer krachtig gebed, vooral wanneer men de Mysteriën van Jesus Christus en de H. Moeder Gods daarbij overweegt.

De Rozenkrans van vijf tientjes, welken de Zusters , volgens de Dagorde, dagelijks behooren te bidden, zal tot de volgende bijzondere intentiën worden opgedragen; \'s Zondags voor Z. H. den Fans van Rome; \'s Maandags voor den Kerk-Overste van het Diocees, onder wiens jurisdictie het Huis, tot welk de Zusters behooren, gevestigd is; \'s Dings-dags voor de Algemeene Overste der Congregatie; \'s Woensdags in het Moederhuis voor de Vicarisse, i?i de onderhoorige Huizen voor de Oversten derzelve.

Abt. 1113.

Het godsdienstig gebruik van drie maal daags het gebod : De Engel des Heeren te bidden , heeft voor doel om met dankbaarheid zich de Mensch-wording van Gods Zoon te herinneren. Bij da overweging der drie punten van dit gebed , heeft de H. Kerk gevoegd drie maal het Wees gegroet, om ons

-ocr page 111-

— 1U7 —

te doen gedenken het deel, dat de H. Maagd aan de Menschwording van Christus gehad heeft, en om ons aan te sporen, om Haar aan te roepen, ten einde, door hare voorspraak , de vruchten der Menschwording van Christus te mogen genieten. Van \'s Zaturdags \'s middags vóór Paschen tot do Vespers van den Zaturdag vóór H. Drievuldigheid-Z on dag, moet in plaats van het Engel des Heer en de Antiphoon : Verblijd U, o Koningin enz. staande worden gelezen.

Door die twee godsdienstige oefeningen steeds met godsvrucht ter eere van de H. Maagd Maria te verrigteu, zullen de Zusters hare liefde en haren eerbied voor de Moeder van Hod te kennen geven , cn zich de bescherming van die Onbevlekte Moeder-Maagd waardig maken.

Vlei- en T

Over de Stilzwijgendiieid en de Recreatie Art. 104.

De stilzwijgendheid is de bewaarster van alle deugden, zij is het kenmerk van eene geregelde en heilige gemeente. Waar zij woont, daiir woont ook God ; daar heerscht de inwendige geest; daar zijn de godsvrucht en de heilige oefeningen in achting. Integendeel , waar de regel der stilzwijgendheid kwalijk wordt onderhouden, is het een Huis, waaruit de orde reeds is verbannen ; ten minste, waarin dezelve niet lang zal kunnen in stand blijven, en waar vele gebreken begaan worden. „ Veel spreien geschiedt niet zonder zondequot;, zegt de \'1. Geest. (Prov. XIX. 10.)

-ocr page 112-

— 108 —

De Oversten moeten dus op de onderhouding der stilzwijgendheid naauwkeurig toezien , en iedere Zuster moet zich ten pligt rekenen, van de voorschriften wegens dezelve niet af te wijken, zich dikwijls herinnerende de woorden der H. Schriftuur: „Die zijuen TïLond hewciwft, heviacirt zijne ziel y niaoht\' die onvoorzigtig is in zijne woorden , zal in ongelukken vervallenquot;. (Prov. XIIT. 3.)

A ut. 105.

De regel van stilzwijgendheid vordert, dat er, buiten den tijd van spreken, steeds stilte zij , en men noch lagche, noch teekensgeve, noch spreke, zelfs niet een woord , dan wanneer het noodzakelijk of nuttig is , of de werkzaamheden of de bediening het vorderen; en in deze gevallen meet het spreken dan nog altijd op eenen stillen toon geschieden , en niet langer duren dan het noodig is.

Met zijne Overste mag men echter overluid spreken, mits dit geschiede in eene afgezonderde kamer; zoo ook, wanneer de Zusters kinderen onderwijzen , of met wereldlijken omgaan , is bet overluid spreken onderling toegelaten, indien het noodzakelijk of nuttig is, of de welvoegelijkheid zulks vordert.

In de Kapel of bidplaats, in de slaapzaal of cellen , op de trappen, in de binnengangen, en op alle plaatsen, welke de Overste, om wettige redenen, uitzondert, zal men den regel van stilzwijgendheid altijd onderhouden. Ook zal het de Zusters niet toegelaten zijn, op elkanders slaapplaats ie gaan, zonder noodzakelijkheid of vergunning der Overste.

De stilzwijgendheid moet geregeld zijn door de bescheidenheid, die hel zout van alle deugden is;

i

-ocr page 113-

— 109 —

nu, de bescheidenheid vordert, dat men zwijge, wanneer het verboden is te spreken, en spreke, wanneer men behoort te s preken; — dat men niet te voorbarig zij in het spreken, maar eerst wel oplette, wat men moet zeggen; dat men met eene bijzonderen eerbied spreke tot en vati de Priesters, de Oversten en oudere Zusters; — dat men in het verkeer met zijne Medezusters de regelen van liefde en wellevendheid in het spreken in acht neme; — dat men in de gesprekken met vreemdelingen de voorzigfigheid, zedigheid en welvoegelijkheid in het oog houde, zich gedragende, gelijk het een welopgevoed, zedig en godvruchtig mensch, en vooral eene Religieuse dezer Congregatie betaamt.

Aht. 106.

De recreatie, welke op bijzondere tijden wordt verleend, strekt om den geest te ontspannen, en geschikter te maken voor de dienst van God; zoo mede om aan liet ligchaam nieuwe krachten te geven , ten einde de bezigheden der betrekkingen behoorlijk te kunnen waarnemen. Zij bevordert de liefde en sticht veel nut, als zij wel geschiedt. Eene recreatie , welke men neemt uit den geest van gehoorzaamheid en met een zuiver inzigt, kan even zoo verdienstelijk zijn als de arbeid en het gebed. Daarom zal men, wanneer zij verleend wordt, van dezelve een goed gebruik maken, en het zou geen goed teeken zijn, wanneer iemand zich, zonder reden , aan dezelve onttrok ; het zoude schijnen, alsof zij iets buitengewoons of anders wilde doen, dan hare Medezusters, hetwelk altoos vermeden moet worden. In dezelve zal men nogtans altijd de ma-

-ocr page 114-

tiglieid, die door de opregte versterving vereischt wordt, onderhouden, en zich onthouden van luidruchtige wereldsche vermaken, van gesprekken over familie-betrekkingen en wereldsche zaken , en bijzonderlijk van al hetgene de zusterlijke liefde zoude kunnen kwetsen.

Art. 107.

Behalve den tijd, die dagelijks voor de recreatie verleend is, zullen in de Congregatie de volgende dagen recreatie-dagen zijn: de eerste dag van liet jaar, — het Feest van Driekoningen, — O. L. V. Lichtmis, — Maandag en Dingsdag van Vastenavond, — het Feest van den H. Joseph, — O. L. V. Boodschap, — eerste Paaschdag, — Vernieuwing van de Geloften (16 April), — O. ü. Hemelvaart, — eerste Pinksterdag, — H. Sacramentsdag, — het Feest van den H. Antonius, — het Feest van de H. Martha, — O. L. V. Hemelvaart, — O. L. V. Geboorte, — het Feest van den H. Franciscus van As-sisi, — Allerheiligen , — het Feest van de H. Elisabeth , — H. Nicolaas, — O. L. V. Onbevlekte Ontvangenis, — eerste Kersdag, — Onnoozele Kinderen, — eerste en tweede Kermisdag, — Patroonfeest van den Kerkoverste , onder wiens jurisdictie de Zusters geplaatst zijn , — Patroonfeest der Al-gemeene Overste, — Patroonfeest der Vicaris, — Patroonfeest der ondergeschikte Oversten voor de Leden van het Huis,— de jaarlijksche gedachtenis der intrede van elk Huis , voor de Leden van hetzelve, — de dag eener eerste Communie, — de dag , waarop de jaarlijksche of algemeene Retraite eindigt, voor de Leden van het Huis.

-ocr page 115-

— Ill —

De bovengenoemde recreatie-dagen kan de Overste van het Huis in twee halve dagen verdeelen , zoodanig dat zij den eeneu halven dag op eenen anderen dag naar goedvinden kan geven , en door hare onderhoorige Zusters zelfs vooruit laten houden. Hiervan zijn uitgezonderd de Feesten van den H. Vader Franciscus, — liet Patroonfeest der Al-^eitieene Overste , — het Patroonfeest van ondergeschikte Oversten, — ünnoozele Kinderen, — de dag der Vernieuwing van de Geloften , — en de dag, waarop de jaarlijksche algemeene Retraite eindigt, welke dagen niet verdeeld worden. — Op deze recreatie-dagen, zal men in het begin der maaltijden slechts eene korte lezing doen. In geen geval zullen de Zusters later dan cm tien uren gaan slapen.

Wanneer twee recreatie-dagen op denzelfden dag invallen, of indien een recreatiedag valt op eenen dag, die verhinderd is, alsdan kan de Overste de bepaalde recreatie op eenen anderen dag vaststellen. De vastgestelde dagelijksche recreatie zal men niet mogen verschuiven , zonder voorkennis der Algemeene Overste.

Buiten bovengenoemde recreatie-dagen mogen er , in geen geval, andere gehouden worden , dan met uitdrukkelijke vergunning van de Algemeene Overste der Congregatie, die b-j buitengewone gelegenheden en in bijzondere gevallen dezelve kan verleenen.

Art. 108.

Indien iemand, uit hoofde der bet.ekking, welke zij bekleedt, of om de bezigheden van het Huis, de recreatie geheel of gedeeltelijk moet missen, zal

-ocr page 116-

— 110 —

tiglieid, die door de opregte versterving vereischt wordt, onderhouden, en zich onthouden van luidruchtige wereldsche vermaken, van gesprekken over familie-betrekkingen en wereldsche zaken , en bijzonderlijk van al hetgene de zusterlijke liefde zoude kunnen kwetsen.

Art. 107.

Behalve den tijd, die dagelijks voor de recreatie verleend is, zullen in de Congregatie de volgende dagen recreatie-dagen zijn: de eerste dag van liet jaar, — liet Feest van Driekoningen, — Ü. L. V. Lichtmis, — Maandag en Dingsdag van Vastenavond, — het Feest van den H. Joseph, — O. L. V. Boodschap, — eerste Paaschdag, — Vernieuwing van de Geloften (16 April), — O. H. Hemelvaart, — eerste Pinksterdag, — H. Sacramentsdag, — het Feest van den H. Antonius, — het Feest van de H. Martha, — O. L. V. Hemelvaart, — O. L. V. Geboorte, — het Feest van den H. Franciscus van As-sisi, — Allerheiligen , — het Feest van de H. Elisabeth, — H. Nicolaas, — O. L. V. Onbevlekte Ontvangenis , — eerste Kersdag, — Onnoozele Kinderen, -— eerste en tweede Kermisdag, — Patroonfeest van den Kerkoverste , onder wiens jurisdictie de Zusters geplaatst zijn , — Patroonfeest der Al-gemeene Overste, — Patroonfeest der Vicaris — Patroonfeest der ondergeschikte Oversten voor de Leden van het Huis,— de jaarlijksche gedachtenis der intrede van elk Huis , voor de Leden van hetzelve, — de dag eener eerste Communie, — de dag, waarop de jaarlijksche of algemeene Retraite eindigt, voor de Leden van het Huis.

-ocr page 117-

— Ill —

De bovengenoeinde recreatie-dagen kan de Overste van het Huis in twee halve dagen verdeeien , zoodanig dat zij den eeneu halven dag op eenen anderen dag naar goedvinden kan geven , en door hare ouderhoorige Zusters zelfs vooruit laten houden. Hiervan zijn uitgezonderd de Feesten van den H. Vader Franciscus, — het Patroonfeest der Al-gemeene Overste , — het Patroonfeest van ondergeschikte Oversten, — Onnoozele Kinderen, — de dag der Vernieuwing van de Geloften , — en de dag, waarop de jaarlijksche algemeene Retraite eindigt, welke dagen niet verdeeld worden. — Op deze recreatie-dagen, zal men in het begin der maaltijden slechts eene korte lezing doen. In geen geval zullen de Zusters later dan om tien uren gaan slapen.

Wanneer twee recreatie-dagen op denzelfden dag invallen, of indien een recreatiedag valt op eenen dag, die verhinderd is, alsdan kan de Overste de bepaalde recreatie op eeneu anderen dag vaststellen. De vastgestelde dagelijksche recreatie zal men niet mogen verschuiven , zonder voorkennis der Algemeene Overste.

Buiten bovengenoemde recreatie-dagen mogen er, in geen geval, andere gehouden worden, dan met uitdrukkelijke vergunning van de Algemeene Overste der Congregatie , die bij buitengewone gelegenheden en in bijzondere gevallen dezelve kan verleenen.

Auï. 108.

Indien iemand, uit hoofde der betrekking, welke zij bekleedt, of om de bezigheden van het Huis, de recreatie geheel of gedeeltelijk moet missen, zal

-ocr page 118-

— ll^ —

zij daarvan eene offerande doen aan God , die deze opoffering van haar verlangt, en dezelve ook zal vergelden.

De dag van den H. Vader Franciscus, van den H. Joseph en van de H. Elisabeth worden als Feestdagen gevierd.

Gedurende het Octaaf van den H. Vader Fraucis-cus, zal na de Mis de Litanie van dien Heilige ge-heden worden, om door zijne voorsprank Gods zegen over de Congregatie te verkrijgen.

Vijf en T wititiji\'ste Hoofddeel.

Over de Biecht.

Art. 109.

De HH. Sacramenten in het algemeen, gelijk de H. Franciscus van Sales zegt, zijn de kanalen, waardoor God tot ons nederdaalt, gelijk wij door het gebed tot God opklimmen. Daarom moet een ieder zich tot het ontvangen der heilige Sacramenten behoorlijk voorbereiden, en dezelve ontvangen met eene vurige begeerte, om zich met God naauwer te vereenigen, en aan Hem meer en meer welgevallig te worden.

Akt. llü.

Onder al de middelen, welke onze Heer Jesus -Christus bereid heeft, om de zondaren te beleeren, de regtvaardigen te ondersteunen, en de Religieuzen tot de volmaaktheid te brengen, is het Sacrament der Biecht het heilzaamste en het krachtigste middel. De Biecht is dat groote werk van onze H. Gods-

-ocr page 119-

— 113 —

-dienst, in hetwelk tussehen God en den mensch over de belangen zijner zaligheid wordt gehandeld; — waarin de mensch zich stelt aan den voet van het Kruis, in de hoedanigheid van boetvaardigen zondaar, om zijne zonden en ongetrouwheden jegens God te beweenen ; — waarin hij zich gaat vertoo-nen bij zijnen Opperregter, om Hem rekening van zijne werken te geven; — waarin hij zijne ziel van hare vlekken zuivert, om haar daardoor aan de oo-gen van haren God aangenamer te maken; — waarin hij de uitwerkselen van het aanbiddelijk Bloed van Jesus Christus ontvangt, door wiens verdiensten hem de genaden van het H. Sacrament worden toegevoegd , en de vrede tussehen zijnen God en zijn geweten wordt hersteld.

Om die kostbare vruchten te genieten van dit H. Sacrament, wordt vereischt, dat de Zusters het ontvangen met een groot geloof, en zich zeiven behoorlijk voorbereiden, door vurige gebeden, door naauwkeurig onderzoek van haar geweten , en door eene regtziimige verfoeijing van alle zonden.

De Zusters moeten in den Biechtvader beschouwen Jesus Christus zeiven, die, vol van barmhartigheid , hare zonden en ongetrouwheden vergeeft, en haar Zijne genade terugschenkt, of die vermeerdert, en zullen aan hem, gelijk aan Jesus Christus zeiven, gelijk een kind aan zijnen vader, haar geweten met een liefderijk betrouwen, met gevoel van ootmoed, zonder vrees, korten duidelijk openbaren, en niets daarbij voegen, dat onnoodig is.— Niet de lange Biechten zijn de beste, maar die, welke met de meeste ootmoedigheid en zelfverloochening gedaan worden.

S

-ocr page 120-

— 114 —

In liare twijfelingen of gewetensangsten zullen zij\' den Biechtvader stipt gehoorzamen, zijnen raad met eenvoudigheid, met onderwerping en zonder tegenspraak volgen, zich overtuigd houdende, dat de goddelijke Voorzienigheid niet zal gedoogen , dat zij bedrogen worden, wanneer zij zich aan het oordeel onderwerpen van hem, die Gods plaats bekleedt, en wien zij haar geweten openbaren met het voornemen, om den wil van God te kennen, in alle zuiverheid naar ziel en ligchaam Hem te dienen, en te streven naar de volmaaktheid.

Terwijl de Biechtvader tot haar spreekt, zullen zij met eerbied en oplettendheid naar hem luisteren, alsof God zelf door zijnen mond sprak; daar de Priester in de bediening van dit H. Sacrament door God op eene gansch bijzondere wijze verlicht wordt, om datgene te zeggen , wat tot haren voortgang in de deugd nuttig en noodzakelijk is; „ Wie u aanhoort, aanhoort U\'jquot;, zegt Jesus Christus.

De heilige woorden der ontbinding moeten zij voor kostelijk en dierbaar houden , daar zij worden gesproken van den Priester, aan wien God gezegd heeft: „Wier zonden gij zult vergeven hebben, deze worden hun vergevenquot;, en zich onder het uitspreken derzelve, door een hartelijk leedwezen voor God vernederen.

Na de Biecht te goeder trouw gedaan te hebben, moeten zij zich niet meer bekommeren, angstig maken of onderzoeken, of zij alles wel gezegd hebben ; maar veeleer moeten zij die kostelijke oogen-blikken waarnemen, om zich kalm en aandachtig bezig te houden met Jesus, met wien zij verzoend zijn, en Hem bedanken voor de weldaden, die zij hebben genoten.

-ocr page 121-

— 115 —

De ziel moet in die oogenblikken de zoete uitwerksels van dit troostend Sacrament smaken, en geene angsten hoegenaamd mogen den vrede verstoren , welken de vergiffenis der zonden in het hart uitwerkt.

De Zusters mogen nimmer iets mededeelen , of te kennen geven van hei gene tot de gedane Biecht behoort, noch zich over den Biechtvader beklagen, zijne handelwijze afkeuren, noch tegen hem morren. De H. Vader Franciscus heeft den eerbied voor de Priesters en voor het geheim der Biecht bijzonder ingeprent aan de kinderen der Orde, welke hij gesticht heeft.

Art. 111.

De Zusters zullen gewoonlijk eens ter week biechten bij den Biechtvader, welke haar zal aangewezen worden. Vier maal in het jaar zullen zij zich bij den buitengewonen Biechtvader vervoegen , om te biechten, of om eenige vermaning of zijnen zegen te ontvangen.

Zoo eene der Zusters, buiten deze vier gestelde dagen, bij eenen anderen Biechtvader verlangde te biechten , zal de Overste , naar hare voorzigtigheid , haar eenen Priester bezorgen, welke behoorlijke jurisdictie heeft. Op reis mogen de Zusters bij eiken goedgekeurden Biechtvader biechten.

De Kerkoversten der Diocesen, in welke de Huizen gevestigd zijn, zullen benoemen de gewone en buitengewone Biechtvaders der Zusters, die dezelve bewonen.

Op de volgende dagen zullen de Zusters de Generale Absolutie ontvangen :

-ocr page 122-

— 116 —

Kersfeest, — Witten-Donderdag vóór de Mis, — Pinksterfeest, — O. L. V. Hemelvaart, — Feestdag van den H. Frauciscus van Assisi, — Feestdag der Onbevlekte Ontvangenis.

Zleiai en l? Hoofddeel.

Over de H, Communie.

Art. 112.

Ten aanzien van de H. Communie kan niets waardiger , heiliger en verhevener voorgesteld worden , dan de volgende woorden van Jesus Christus over dit aanbiddelijk Sacrament: „Het is hier het brood ten leven, afgedaald van den Kemel. Mijn Vleesch is waarlijk eene spijze, en Mijn Bloed waarlijk een drank. Hij, die Mijn Vleesch eet en Mijn Bloed drinkt, blijft in Mij, en Ik in hem. Uive voorvaderen hebben het manna gegeten, en zijn gestorven: die dit brood van leven eet, zal eeuwig levenquot;. (Joannes VI. 51 , 56, 57, 59.)

Op deze groote woorden en onveranderlijke waarheden kan men de volgende bemerkingen maken.

Het aanbiddelijk Ligchaam van Jesus Christus is inderdaad eeue hemelsche spijze, en Zijn dierbaar Bloed de drank van onsterfelijkheid , die ons in deze plaats van ballingschap moet voeden en ondersteunen; dit aanbiddelijk Sacrament is het Brood van den Hemel afgedaald, het Brood zelfs der Engelen, het keurigste Manna, hetwelk ons in de woestijn van dit leven moet verzaden , het hemelsch Banket, waarop wij, bij voorkeur dar Engelen zeiven, zijn uitgenoodigd.

-ocr page 123-

— 117 —

Door de H. Communie woont Jesns Christus in ons, en wij in Hem. Hij komt in ons, Hij ver-eenigt zich met ons, Hij werkt in ons, zoodat wij het niet zijn, die leven, maar het Jesus Christus zelf is, die in ons leeft en ademt.

De H. Communie wordt niet alleen voor dit leven eene overvloedige bron van alle hemelsche ge.iui-degunsten , maar geeft ons het onderpand, de kiem, den voorsmaak der gelukzalige onsterfelijkheid, waarnaar wij haken. De Oudvaders hebben slechts een vergankelijk en aardsch manna gegeten; wij ontvangen het hemelsch Manna, en in hetzelve het onderpand der verheerlijkende onsterfelijkheid. Ach ! hoe dierbaar moet de ziel van den raensch in do oogen van God zijn! hoe dierbaar moet derzelver heiligmaking aan het Hart van God wezen?

Kene der zaken, die de Zusters haren heiligen staat moet doen beminnen en hoogachten, is het geluk, dat zij hebben, van dikwijls te kunnen communiceren, en zich met haren Goddelijken Bruidegom vereenigen. Jesus Christus zelf roept haar, noodigt haar, betuigt haar het grootste verlangen van zich met haar te vereenigen, haar Zijne gaven mede te deelen, en eene aanzienlijke plaats in Zijn Hart te schenken. Hoe droevig en ondankbaar handelt dus eene Zuster, die, door hare eigene schuld, de H. Communie volgens den Regel niet ontvangt, en er r\\ h opzettelijk en met eenen vrijen wil van verwijdert! en wat is hiervan doorgaans de oorzaak , ten zij hare eigenzinnigheid, hare onachtzaamheid , hare laauwheid, hare. kwijning? Maar wat doet zij daardoor? Zij berooft zich van de grootste genaden ; — zij betuigt eene onverschilligheid aan haren hemelschen Bruidegom; — zij geeft stof tot

-ocr page 124-

— 118 —

ontstichting; — zij stelt zich in gevaar van meer en meer in onachtzaamheid, afkeer en laauwheid te vallen; — zij verzaakt aan een dierbaar middel van heiligmaking en van volmaaktheid. Men vreest re kening te geven van de H. Communie , welke men ontvangt; en men vreest geene rekening te geven van die, welke men verzuimt!

A ut. 113.

De Zusters moeten zich tot het ontvangen der H. Communie behoorlijk voorbereiden.

De bereiding vóór de H. Communie is tweederlei : de verwijderde bereiding en de nadere bereiding.

De eerste is gelegen in het vermijden van alle vrijwillige en voorbedachte fouten , en in het op-regt verlangen naar de volmaaktheid.

De tweede bereiding bestaat hierin, dat zij zich vóór de H. Communie opwekken tot een levendig geloof, dat haar van de waarheid , van de heiligheid , van de majesteit, van de grootheid van dit aanbiddelijk Sacrament doordringe, en van dan af haar vervulle met ootmoedigheid , met eerbied, met eene heilige vernietiging van zich zei ven , op het zien van eenen God , dien zij gaan ontvangen; — dat zij zich opwekken tot eene sterke hoop , steunende op de Goedheid en Almogendheid Gods, en tot een vurig verlangen van hetzelve te ontvangen, een verlangen bezield met eene nog vurigere liefde voor haren Goddelijken Bruidegom.

Wanneer zij de H. Communie ontvangen hebben, moeten zij God bedanken , gelijk het betaamt na het genieten van zulk eene groote weldaad, en zorgvuldig gebruik maken van die kostbare oogenblik-

-ocr page 125-

— 119 -

keu, in dewelke zij met haren Goddelijken Bruidegom innig vereenigd zijn. Hel is immers dan voor haar de tijd , om God te loven , te aanbidden , tc bedanken , zich in alles ru tot alles aan God op te dragen , en hare behoeften en verlangens te openbaren.

Gedurende den dag zullen zij dikwijls het groote geluk gedenken , dat zij \'s morgens genoten hebben , en datgene, wat zij met haren Goddelijken Bruidegom besloten hebben , getrouwelijk naleven.

Art. 114.

leder Lid der Congregatie zal driemaal in de week communiceren , echter altijd volgens het oordeel van haren Biechtvader en van haar geweten , zoodat de Overste niet bevoegd is , iemand tot het ontvangen der H. Communie te noodzaken.

Geene Zuster zal de H. Communie mogen achterlaten , zonder voorkennis der Overste, en wanneer het mogt gebeuren , dat eene Zuster zich dikwijls aan de H. Communie onttrekken , en daardoor aan anderen ontstichting geven zoude , zal de Overste daarvan verslag doen aan de Algemeene Overste der Congregatie , die deswege de noodige maatregelen zal nemen.

De Oversten kunnen en zijn verpligt, wanneer daartoe wettige redenen zouden bestaan , voor hare onderhoorige Zusters de Communie-dagen , voor ieder in het bijzonder , of in het algemeen , in te trekken.

De Zusters, welke eenig geschil met elkander gehad hebben , zoo ook diegenen , die zich aan gesprekken , strijdig met de onderlinge liefde of met

-ocr page 126-

— 120 —

den eerbied der Overste, hebben pligtig gemaakt r zullen hiervan vóór de Communie hare schuld belijden, en de Overste zal om de^e fouten, wanneer zij merkelijk geweest waren, die Zusters de Communie kunnen ontzeggen.

Gewoonlijk zal men communiceren op alle Zonen Heiligdagen des jaars, en op de Dingsdagen en Vrijdagen van elke week.

Wanneer een Feestdag der Orde in de week invalt, zal de Overste, zoo zij zulks nuttig oordeelt de Communie-dagen van den Dingsdag en den Vrijdag op die dagen kunnen laten houden.

Indien iemand belet is , op de gestelde dagen de II. Communie te ontvangen, kan zij zulks, met verlof der Overste, doen op eenen anderen dag van die week, maar niet buiten dezelve.

Elke Zuster in het bijzonder zal tot de H. Tafel mogen naderen op den Verjaardag barer Professie.

Op iederen tweeden Zondag van de maand, zal er eene generale Communie gedaan worden voor het welzijn van al de Huizen der Congregatie, opdat het Code behage, aan de Oversten het noodige licht te schenken, om dezelve wel te besturen, en aan do Leden in het algemeen eene volmaakte onderlinge liefde.

Op het Feest van de Indrukking der Wonden van den H. Franciscus van xVssisi (17 September), zullen de H. Mis, de Communie, de Aflaten en de vruchten der goede werken van dien dag toegevoegd worden aan de overledene Oversten en Zusters van de Congregatie. Tot dezelfde intentie zal men, op een der Zondagen van de maand October, eenmaal de Getijden der Overledenen bidden, van negen lessen met de Lauden.

-ocr page 127-

— 121 —

In elk Huis zullen de Zusters voor elkander communiceren op derzelver naamfeest, bijaldien dit Feest op een der gestelde dagen invalt; zoo niet, dan draagt men de eerstvolgende Communie op tot die intentie. Op het naamfeest der Algemeene Overste zullen al de Leden der Congregatie voor haar communiceren.

A ut. 115.

Men zal de dankzegging na de H. Communie, die gewoonlijk een groot kwartier zal duren, eindigen met den Hymnus Te hev.m laudam.us, welke door de Zusters staande in koor zal gebeden worden , wanneer men de H. Communie gezamenlijk ontvangt , en in stilte, wanneer de eene of andere Zuster alleen communiceert. Na genoemden Hymnus gebeden te hebben, verlaat men onmiddellijk de Kapel of bidplaats.

t-igt; Twintigste Hool\'tldoel.

Over de Schuldbelijdenis.

Art. 116.

De schuldbelijdenis is, wanneer zij naar behooren gedaan wordt, een der voornaamste bolwerken te gen de verslapping van de Regelen en de Gebruiken der Congregatie. De H. Dominicus , van dezelve sprekende, zegt, dat de duivel niets zoo zeer haat als de schulbelijdenis, daar deze de fouten uitwischt, die hij in de Communiteiten doet begaan.

Het is een gewigtige pligt voor iedere Overste, de schuldbelijdenis geregeld te houden , en dezelve

-ocr page 128-

nimmer achter te laten. In geval zij ziek of afwezig is , zal dezelve gehouden worden door de Overste of Zuster van het Huis , die haar regtens opvolgt.

De schuldbelijdenis of het Kapittel zal iedere week •eens geschieden , en zulks op eenen dag en een uur , welke vooraf zullen bepaald worden; de Zusters \'zullen , buiten wezenlijk beletsel , die allen moeten bijwonen. Dezelve zal plaats hebben buiten den tijd der recreatie, in een afgezonderd vertrek.

Het is vooral in de schuldbelijdenis , dat de Overste of de Zuster, die haar vervangt, ingewanden van liefde hebben , met voorzigtigheid handelen, en niets beoogen moet, dan Gods meerdere eer, het welzijn van de Congregatie en van ieder in het bijzonder, elk een behandelende volgens haar verstand , hare inborst en deugd.

Art. 117.

Men begint de schuldbelijdenis met de volgende aanbeveling :

Beminde Zusters, laat ons oefenen de werken van liefde. Ik beveel u den nood van onze Moeder de H. Kerk , onzen Allerheiligsten Vader den Paus van Rome , de Kardinalen , Aartsbisschoppen, Bis-schoppen , voornamelijk den Bisschop van dit Bisdom , met de Geestelijkheid en de Religiense Orden, bijzonder van de Seraphijnsche Orde, den Eerwaardi-gen Pater Minister Generaal, de Provincialen der Orde, alle Oversten, Broeders en Zusters, vooral de Oversten en Zusters dezer Vergadering, opdat wij oTize beloften volmaaktelijk mogen onderhouden. Ook beveel ik U de wereldlijke Magt, onzen Koning, de katholijke Vorsten met hunne legers en christen

-ocr page 129-

— 1£3 —

volkeren, onze Vrienden en Weldoeners, de zielen der Overledenen, der Pausen, die onze Orden versierd hebben, en van de Beschermers der Orde, de zielen onzer Ouders , Broeders , Zusters en Weldoeners : voornamelijk die om eenige weldaden verdiend hebben geschreven te zijn in het boek der Overledenen.

Na de gebruikelijke gebeden zegt de Overste : Deus (let nobis mam pacem , en de Zusters antwoorden ; Et vitam ceternam. Amen.

Elke Zuster, te beginnen met de jongste, beschuldigt zich openlijk, met ootmoed en openhartigheid , van de uitwendige overtredingen, gebreken en fouten, welke zij tegen de Kegelen en tegen de Gebruiken van het Huis bedreven heeft, en neemt de vermaningen, die men haar toevoegt, en de boeten, welke men haar oplegt, nederig aan. Zij zal zich verheugen , ook hierin eenigzins gelijk te zijn aan haren Goddelijken Bruidegom, die, ofschoon de Heiligheid zelve, van de grootste misdaden beschuldigd en ter dood veroordeeld werd, zonder Zijnen mond te openen , om zich te verontschuldigen.

i Gebreken en fouten, welke alleen inwendig zijn,

r mag men in de schuldbelijdenis niet openbaren;

s even min mag men de gebreken van anderen be-

gt;- kend maken.

, Indien iemand zich aan eene fout hadde schul-

j- dig gemaakt, waarvan de openbaring zoude kun-

i- nen ergeren, of die zij niet zoude durven belijden,

jr kan zij dezelve afzonderlijk aan hare Overste be-

al kend maken.

at Om het doel der schuldbelijdenis te bereiken , zul-n. len de Zusters zich tot dezelve behoorlijk voorbe-5, reiden, met een zuiver inzigt, namelijk ter verbeen tering harer gebreken, dezelve bijwonen, de haar

-ocr page 130-

— 1:24 —

toegevoegde vermaningen naleven , en de opgelegde boeten volbrengen.

üe schuldbelijdenis wordt gesloten met den Psalm De profundis te bidden , en drie maal het Onze Fader en Wees gegroet, tot lafenis der geloovige zielen.

De Overste is bevoegd , om ook buiten den tijd der schuldbelijdenis, de Zusters zich van hare uitwendige gebreken en fouten in het openbaar te laten beschuldigen.

Omtrent het opleggen der penitentiën of boeten, zal men overal, zoo veel mogelijk, het gebruik van het Moederhuis volgen.

Art. 1 18.

De Zusters zullen zich niet tevreden houden niet zich in de schuldbelijdenis van hare uitwendige gebreken en fouten te beschuldigen , maar zij zullen ook van tijd tot tijd haar hart aan hare Overste kortelijk openbaren; zij zullen er haarden sleutel van geven, en in alle eenvoudigheid er de geheimen van oplossen. Zij zullen dit doen , zoo wel van haren voortgang en hare vorderingen, als van haar verlies en hare gebreken in de oefeningen van het inwendig gebed en het geestelijk leven. Ook zullen zij hare bekoringen en inwendige pijnlijkheden openbaren, niet alleen om zich te troosten , maar om zich tevens te versterven en te verootmoedigen.

Deze openbaring des harten is voor de Zusters dezer Congregatie zeer noodzakelijk , dewijl zij voor onderscheidene bedieningen gebruikt worden , en dikwijls van plaats moeten veranderen , zoo dat zij, die van hare Overste niet gekend zijn , in gevaar

-ocr page 131-

— 1-25 —

komen van tot haar geestelijk nadeel, in de uitoefening van eenig bijzonder werk of van eene bediening gebezierd te worden. Indien dan iemand den moed niet heeft, om hare bekoringen aan hare Overste te openbaren, dat zij dezelve aan haren Biechtvader zegge; want zij moet geene bekoringen verborgen houden.

Gelukkig is zij, die hetgene in dit Artikel voorgeschreven is, met openhartigheid zal nakomen , daar het een gedeelte der geestelijke kindschheid leert, welke onze Zaligmaker zoo zeer aanbevolen heeft, en waardoor de ware gerustheid van den geest bewaard wordt; maar integendeel, te beklagen is zij, die niet openhartig is jegens hare Overste, daar zij niet zal vorderen op den weg der volmaaktheid, en gevaar loopt in laauwheid te vervallen.

Art. 119.

Het is zeer belangrijk voor eene Overste, dat zij de hartstogten en de neigingen van de Zusters , welke zij moet besturen, goed kenne; even gelijk het een groote troost is voor de Zusters, door hare Overste goed gekend te zijn, opdat deze haar, door behoorlijke middelen, moge versterken in de moei-jelijkheden , welke zij in de dienst Gods zoude kunnen ontmoeten.

Elke Overste dan is, krachtens haren pligt, gehouden , ten minste om de drie maanden, met elke harer onderhoorige Zusters op eene zachtzinnige en liefderijke wijze over hare inwendige gesteltenis te spreken; de twaalf volgende punten worden voorgesteld, als kunnende dienen tot stof van deze gesprekken.

-ocr page 132-

— 136 —

1°. Of zij in hareu roep of bediening tevreden is.

3quot;. Hoe zij zich ten aanzien der zuiverheid, gehoorzaamheid, armoede en andere deugden gedragen heeft, en welke van deze deugden zij behartigt.

3°. Of zij eenige zwarigheid of bekoring gevoelt, die haar verontrust. Hoedanig hare neigingen zijn, welke er de oorsprong van is, en welke gemakkelijkheid zij gevoelt, om dezelve te overwinnen.

4°. Welken ijver zij voor de zaligheid iiarer ziel gevoelt, en welke vurigheid zij heeft, om aan hare volmaaktheid te werken.

5°. Hoedanig haar lust en hare neiging tot de geestelijke zaken ziju. Of zij meer voordeel uit de Meditatie, dan uit haar mondgebed trekt, in welke gesteltenis zij zich tot het gebed begeeft.

6°. Of zij vertroosting en godvruchtigheid in hare geestelijke oefeningen gevoelt. Of zij met dorheden of verstrooidheden gekweld wordt, en hoe zij zich in dit alles gedraagt.

7quot;. Welke vruchten zij trekt uit de Biecht, uit de H. Communie, uit het onderzoek van geweten, en uit hare andere geestelijke oefeningen.

8°. Of zij hare bediening volbrengt met een zuiver inzigt, en op de wijze, die de gehoorzaamheid voorschrijft.

9°. Welke vrucht zij uit hare inwendige versterving trekt. Hoedanig hare gesteltenis ip, om de be-leedigingen van het Kruis van Christus te dragen.

10quot;. Of, en welke schade zij uit den omgang met wereldlijke menschen, welk voordeel of schade zij uit den omgang met hare Medezusters trekt, en of zij gemeenzamer is met de eene, dan met de andere.

IIu. Of zij afkeer van iemand gevoelt, of eenige onaangenaamheden van de Overste, van de Zusters,

-ocr page 133-

— 127 —

die in bediening zijn, of van eenige andere ondergaan heeft.

12°. Of zij eenige bekoring gehad heeft, welke zij aan anderen heeft geopenbaard, bijzonder die bekoringen, die tegen haren roep waren.

Art. 120.

Al hetgeen in de schuldbelijdenis , of in de openbaring der gebreken beleden wordt, of gezegd is, zal eeu geheim blijven, waarover noch de Overste, noch de Zusters, noch in het openbaar, noch onderling, zullen mogen spreken.

Aclit en Twintig-üite HoofüUeel.

Over de Geestelijke Afzondering.

Art. 121.

Onder de oefeningen van godsvrucht is de geestelijke afzondering een zeer krachtig middel, om den mensch tot het ware geluk te brengen, — is de oefening der geestelijke afzondering een der krachtigste. Het is daar, in die zalige uren van afzondering, dat God tot het hart spreekt, dat Hij de ziel verlicht, en zuivert, en bekwaam maakt om meer bijzondere genaden te ontvangen, en op eene krachtdadigere wijze met dezelve mede te werken. De ondervinding heeft overtuigend bewezen , dat men de geestelijke afzondering nimmer te vergeefs doet, en dat zij wonderbare vruchten van bekeering en heiligmaking in de ziel uitwerkt, wanneer dezelve behoorlijk geschiedt.

-ocr page 134-

— 128 —

Het is dus zeer belangrijk voor de Zusters dezer Congregatie, niet alleen dat zij aan dit kostbare middel ter zaligheid getrouw zijn , maar ook dat zij de afzondering bijwonen met een hart bereid tot alles, en gestemd om de indrukken der genade, en de vruchten der afzondering te kunnen ontvangen.

Art. 122.

Om de geestelijke afzondering wel te doen , en de uitwerkselen derzelve te genieten , zullen de Zusters het volgende behartigen en onderhouden.

1Bij het begin der afzondering, zullen zij zich wel overtuigen en doordringen van de liefde en goedheid Gods, die haar de buitengewone genade doet, om zich uitsluitend met God en de belangen harer ziel te kunnen bezig houden, wel beseffende, hoe noodzakelijk het is , zich van tijd tot tijd af te zonderen , om den waren geest te hernieuwen . zich van hare gebreken te zuiveren en een heilig leven te kunnen leiden.

2,\'. Zij zullen bereid zijn haar hart geheel aan God te geven, zonder eenige voorbehouding met den H. Apostel Paulus uitroepende : Heer, wat wilt Gij, dat ik doe?quot; en met veel betrouwen op den bijstand Gods, met David daarbij voegende: „ Mijn hart is bereid, u Heer, mijn hart is bereid!quot;

3quot;. Zij zullen zich afzonderen van alles, wat den geest en het hart zoude kunnen verstrooijen , en stiplelijk naleven alle oefeningen , die in geestelijke afzonderingen worden voorgeschreven.

4)°. Zij zullen zich gedurende de afzondering eenige verstervingen voorschrijven, en vooral het stilzwijgen onafgebroken en naauwkeurig onderhouden.

-ocr page 135-

— 129 —

5°. Zij houden aanteekening van datgene, wat haar gedurende de afzondering bijzonder heeft getroffen, en van de goede voornemens, welke zij gemaakt hebben , om dezelve later met Gods bijstand krachtdadig ten uitvoer te brengen.

A ut. 1:23.

i)e geestelijke uf/ondering zal \'s avonds te half acht beginnen met het bidden of zingen van het l\'eni Creator, eene aanbidding van het H. Sacrament, en eene korte aanspraak, waarna men de avondgebeden doet, als naar gewoonte.

Men sluit dezelve \'s morgens na den laatsten vollen dag met eene generale Communie, op de gebruikelijke wijze.

Alle dagen zullen er twee Meditatiën gedaan worden , te weten : de eerste Js morgens om zes uren, de tweede \'s avonds om zes uren; en twee Confe-renciën, namelijk: om half tien en om drie uren. — Ten negen uren geestelijke lezing. — Om kwartier vóór elf uren bidt men gezamenlijk een Rozenkrans van vijf tientjes in de Kapel. — Om elf ureu bezoek bij het Allerheiligste, gedurende een half uur. — Om half twaalf bijzonder onderzoek over de pligten van den staat, tot twaalf uren. — Ora half twee worden de Vespers, de Completen en de penitentiële Psalmen gebeden , waarna men gezamenlijk den Kruisweg doet. — Om kwartier vóór vijf uren bidt men de Metten en Lauden. — Te half acht het ] of, waarna het algemeen onderzoek, de opgave der punten voor de Meditatie, en de gebruikelijke avondgebeden geschieden.

9

-ocr page 136-

— 130 —

De lezing der heilige Regelen, gedurende de afzondering, wordt bijzonder aanbevolen.

De Zusters zullen zich in tijds voorbereiden tot het spreken uener rouwmoedige Biecht, en na den derden dag der afzondering zich voor dat Sacrament mogen aanbieden.

Tijdens de afzondering zal men niet communiceren, alleen bij het sluiten van dezelve.

Het is zeer voordeelig gedurende de afzondering eiken dag eenen bijzonderen Beschermheilige te nemen, en drie Onze lader en drie Wees gegroet te bidden: het eerste ter eere van den H. Beschermer van den dag; het tweede voor de zielen, die het ongeluk hebben in staat van doodzonde te zijn; en het derde voor haar, met wie men geestelijke afzondering houdt: de liefde vereenigt de harten en trekt de genade tot zich.

De Oversten en de Discretinnen van het Moederhuis zullen met de Oversten der Succursaalhui-zen , zoo veel mogelijk, gezamenlijk jaarlijksche afzondering houden, om na het eindigen derzelve, over de belangen der Congregatie te kunnen handelen. Hiervan is uitgezonderd diegene , die tijdens de afzondering met het bestuur van het Moederhuis belast is.

Niemand der Oversten zal zich aan het bijwonen der afzondering onttrekken, zonder de uitdrukkelijke vergunning der Algemeene Overste.

In het Moederhuis en in elk onderhoorig Huis zal ook jaarlijks eene algemeene afzondering voor de Leden van dezelve gehouden worden.

Wanneer ée\'ne of meer Zusters, door ziekte of andere wettige redenen, verhinderd zijn de jaarlijk-sche afzondering bij te wonen, zullen zij dezelve

-ocr page 137-

op eeiien anderen tijd afzonderlijk houden, en, zoo veel raogelijk , de bovengestelde dagorde volgen.

De gewone werkzaamheden kunnen gedurende de afzondering verrigt worden; echter die, welke genoegzaam kunnen worden uitgesteld, zal men tot op een en anderen tijd verschuiven.

Art. 124.

De Zusters zullen elke maand eenen dag Retraite houden, hetzij afzonderlijk, of, in de Huizen, waar zulks kan plaats hebben, gezamenlijk , ten einde zich meer ernstig in te keeren , te onderzoeken , hoe zij zich gedurende de laatste maand van hare pligten hebben gekweten, zoo mede om de goede voornemens, welke zij bij de jaarlijksche afzondering gemaakt hebben, te hernieuwen, levendig te houden, en vruchten te doen dragen, en om zich tot eenen zaligen dood voor te bereiden.

Hoe vast besloten onze wil ook zij, om God te dienen, en om heilig te worden, hebben wij echter noodig, dien goeden wil gedurig te versterken, door gestadige oefeningen van godsvrucht en door het veelvuldig overdenken der waarheden van onze heilige Godsdienst.

De sterkste voornemens verzwakken zeer spoedig indien dezelve niet hernieuwd worden. De ijver vermindert steeds, de heiligste zaken geschieden als uit gewoonte, en, zonder het te bemerken, vervalt men allengs tot laauwheid, of tot eenen staat, die nog erger is , indien de mensch niet van tijd tot tijd stilsta, om te zien, of hij nog altijd op den goeden weg voortwandelt. De maanrlelijksche afzondering zal, indien zij wel geschiedt, de Zus-

-ocr page 138-

— 132 —

ters van die gevaren vrijwaren, en daarom zullen\' zij er zich veel aan gelegen laten liggen, om dezelve roet groote oplettendheid en godsvrucht te verrigten.

Op den dag der afzondering zal men bijzonder ingetogen zijn, den geheelen dag de stilzwijgendheid onderhouden, en alles vermijden, wat zoude kunnen verstrooijen, om des te vrijer met God te kunnen spreken, en zijne stem te hooren.

De werkzaamheden van den dag kan men verrigten; echter die, welke niet volstrekt noodzakelijk zijn, zal men tot eenen anderen dag uitstellen.

Art. 125.

De maandelijksche afzondering zal op de volgende wijze geschieden:

Js Avonds te voren zal men, na de gewone avondgebeden, het l\'eni Creator bidden, om de genade van den H. Geest over de afzondering af te smee-ken. Er zullen op den dag der afzondering twee Meditatiën geschieden, welke ieder omtrent drie vierde uurs zullen duren. Om negen uren wordt de eerste Meditatie gedaan. — Om kwartier vóór tien uren geestelijke lezing. — Om kwartier vóór elf uren bidt men gezamenlijk een Rozenhoedje van vijf tientjes. — Om elf uren bezoek bij het H. Sacrament, gedurende een half uur. — Om half twaalf onderzoek over do pligten van den staat. — Om half twee de Vespers, de Completen en de peni-tenliële Psalmen. — Om half drie de Kruisweg. — Om half vier geestelijke lezing. — Om vijf uren Meditatie.

Na de avondgetijden doet men de voorbereiding

-ocr page 139-

— 133 —

tot den dood. — Odi kwartier vóór negen verrigt men de gebeden , als naar gewoonte ; waarna men God in het kort zal bedanken voor de weldaad der geestelijke afzondering.

Men offert dien dag , welke bijzonder behoort over-■gebragt te worden , om zich een zalig sterfuur te verschaffen , de H. Communie op als eene Teerspijze, in diezelfde gevoelens , als uien zou wenschen dezelve bij het einde des levens te ontvangen. Na de H. Communie zal men .lesus vurig bidden om de genade van een zalig afsterven , eene kostbare en beslissende genade, waaraan men gewoonlijk niet genoeg denkt , om ze te vragen.

A ut. 126.

De. voorbereiding tot den dood zal geschieden , als volgt :

Voor het Crucifix neergeknield , zal men een weinig tijds besteden met zich te verbeelden , dat het uur van sterven is genaderd , en dat de Engelbewaarder komt zeggen , gelijk eertijds de Profeet zeide aan Ezechias : „ Uw tïjd is geëindigd ; stel orde op uwe zaken, gij gaal stervenquot;. (IN. Reg. XX. 1.)

Men moet niet vreezen zich met de gedachte van den dood gemeenzaam te maken : hoe meer men daaraan denkt, hoe meer men de vrees voor den-zelven vermindert. In plaats dan van die gedachte te verwijderen , moet men dezelve levendig doorgronden , en dikwijls bij zich zeiven zeggen : Ik moet sterven.

Hierna doet men met eene heilige aandacht de volgende overweging.

1\'. Punt. IVat is sterven ?

-ocr page 140-

— 134. —

Ik zal steiven ! dat wil zeggen; ik zal alles verlaten , zonder uitzondering. ... Ik zal mijne broeders , zusters, vrienden , al hetgeen mij dierbaar is, verlaten ; ik zal hun een eeuwig vaarwel zeggen. . . . Ik zal alles verlaten , wat tot mijn gebruik dient; ik zal volstrekt alles verlaten. . . . Gij wordt door vrees bevangen , mijne ziel , op de gedachte van alles te moeten verlaten. ... Het zal nogtans zoo moeten wezen. . . . Ach ! welke dwaasheid is het , zicli tc hecliten aan iets, dat zoo spoedig voorbij gaat. ... Ik zal sterven ! dat wil zeggen : tuijne ziel zal mijn ligchaaiu verlaten , hetwelk alsdan tot niets nuttig meer zal zijn , en waarvan men zich spoedig zal ontdoen ; . . . men zal het. in de aarde begraven ; en wat zal er dan van dit ligchaam geworden , waaraan ik mij zoo veel laat gelegen liggen?. . . . Wat zal er van die voeten , van die handen , van dat lioofd geworden ? . . . . Wat ben ik toch dwaas , aan dat ligchaam gehecht te zijn , dat, weldra niets zal zijn , dan stof en asch.

Ik zal sterven ! dat wil zeggen : mijne ziel gaat verschijnen voor den regterstoel van God ! o geducht oogenblik ! ik alleen in de tegenwoordigheid van God ! . . . . ondervraagd te wordpn over geheel mijn loven door een God , oneindig regtvaardig , oneindig verlicht, vijand der zonden , en dan zonder barmhartigheid.....

2\'. Pont. Wanneer en hoe zal ik derven ?

Hoe lang heb ik nog tijd om le leven ? Ik weet het niet : men sterft in allen ouderdom. . . . Zal ik den tijd hebben , om mij tot den dood voor te. bereiden ? Ik weet het niet : . . . ik weet alleenlijk, dat vele menschen , zelfs na eene lange ziekte, sterven op een oogenblik, dat zij er het minste aan

-ocr page 141-

— 135 —

denken.....Zal ik de laatste HH. Sacramenten

ontvangen, of sterven zonder biechten?. . . Ik weet het niet; .... ik kan op één oogenblik de spraak,

hel verstand verliezen.....Overigens, waartoe is

men in staat, wanneer raen ziek is? . ... Welke uitzinnigheid, te rekenen op liet laatste oogenblik, wanneer het de eeuwigheid geldt!

. Punt. Beu ik gereed om te sterven ?

Ais ik oj) dit uur moest sterven, ben ik gereed om alles te verlaten ? . . . . ben ik vooral gereed om te verschijnen voor den regterstoel van God ? .... Is er niets, hetwelk mij kwelt? .... is mijn geweten geheel gerust?.....heb ik niets te vreezen

wegens de vervulling van de pligten van mijnen

staat?.....Welke onvoorzigtigheid, te leven in

eenen staat, waarin ik niet zonde wenschen te sterven!

Na eenige oogenblikken bij die punten te hebben stilgestaan, zal uien eenige goede voornemens maken, die het geschiktste voorkomen voor de gesteltenis, waarin men zicli bevindt, en deze oefening eindigen met zich aan te bevelen in de HH. Wonden van den gekruisten Jesus.

-ocr page 142-

DERDE DEEL.

Over de Beciieningen.

JNeeren en Twintigste HoofiideeJ.

Over de pligten in het algemeen der Zusters, die eenig gezag in de Congregatie beoefenen.

ART. 127.

De algeraeene en plaatselijke Oversten, en zij, die eenig gezag in de Congregatie uitoefenen , zullen hare bediening en hare pligten met waardigheid en getrouwheid, overeenkomstig de Constitutie, Regelen en bestaande Gebruiken, waarnemen, en een ieder zal, voor zoo veel haar aangaat, zich bovenal toeleggen, om het doel en den geest der Instelling, alsmede de goede orde, de tucht en de onderlinge liefde tusschen alle Leden to handh iven.

De Oversten en die haar vervangen, hebben de magt, om hare onderhoorigen, om billijke redenen, in de onderhouding der Regelen te dispenseren ; maar zij moeten van die raagt zoo zeldzaam mogelijk gebruik maken, ten einde de Regeltucht niet te doen lijden. Nimmer zullen zij de Regelen mogen afschaften , of buiten werking stellen.

AUÏ. 1 28.

De boedanigheden, welke in elke Overste vereischt worden, zijn: goed voorbeeld, waakzaamheid, liefde, standvastigheid, voorzigtigheid.

Goed voorbeeld. — Jesus Christus is zelf hiermede

-ocr page 143-

— 137 —

begonnen. Hij heeft eerst door zijne werken en vervolgens door zijne woorden geleerd. Zij is Overste, het is waar, maar hiermede houdt, zij niet op Zuster, Lid der Congregatie te zijn: en daarom is zij altijd verpligt, om aan hare eigene volmaaktheid en aan haren geestelijken voortgang te werken. volgens den geest van de Regelen en door het bezigen van de middelen , welke dezelve voorschrijven.

Zij moet hare onderhoorigen in alles met een goed voorbeeld voorgaan, en wel in dier voege, dat zij met den H. Apostel Faulus aan hare Gemeente kunne zeggen : „ iVeed mijne navolgers, gelijk ik die nan Chritslus /jenquot;. (I. Cor. V. 10.) Zij zal alle bijzonderheden, hetzij in voedsel, hetzij in kleeding, hetzij in meubelen , zorgvuldig vermijden. De H. Franuiscus van Sales zegt, dat de deugden der Oversten de eenige bijzonderheden moeten zijn, waardoor zij zich onderscheiden, en die bijzonder opgemerkt worden.

Waakzaamheid. — Iedere Overste is verantwoordelijk voor diegenen, welke God aan hare zorg heeft toevertrouwd. Gelijk een huisvader over zijn huisgezin, een herder over zijne schapen, zoo ook moet zij waken over hare. Gemeente en over haar Huis. Het bestaan of de ondergang van de Gemeente hangt hiervan af. Zij moet wakbn, opdat de Regelen , en de behoorlijk ingevoerde Gebruiken onderhouden worden; opdat er geene misbruiken insluipen , en elke der Zusters zich van haren pligt k wij te; dit. alles moet nogtans geschieden zonder vitten of angstvalligheid.

Liefde. — O, gave de goede God, dat de Oversten deze in die. volmaaktheid bezaten, gelijk zij in eene Overste behoort te zijn! Eene gewone liefde.,

-ocr page 144-

die men elkander schuldig is, is voor haar niet voldoende; maar zij moeten eene moederlijke liefde voor hare Dochters hebben, dat is: deze liefde moet teeder zijn , om medelijden te hebben met hare Dochters; zij moet weldadig zijn, om haar het benoo-digde, overeenkomstig haren staat, te verschaffen; zij moet beleefd en voorkomend zijn, om de Zusiers vertrouwen in te boezemen en haar openhartig te doen wezen; zij moet zoetaardig zijn, om de Zusters ten allen tijde te hnoren, haar nooit stuursch. te behandelen, of af te wijzen , hoe lang en verdrietig het ook moge wezen , en om haar op eeue zachte en liefderijke wijze bekend te maken met datgene, wat zij moeten doen; zij moet algemeen zijn , en alle Dochters eveneens omhelzen in den Heer, zonder onderscheid te maken en zonder de eene meer dan de andere te beminnen. Indien de Oversten met deze liefde bezield zijn, zullen zij in haar bestuur al die vnste en gevoelige vertroosting genieten, welke eene Overste zou kunnen wenschen; terwijl de Zusters uit liefde, en niet uit vrees zullen gehoorzamen, en met een volkomen betrouwen tot hare Overste zullen komen, om ondersteuning te zoeken in hare pijnlijkheden, en om haar hart getrouwelijk te openbaren, en hare ziel geheel in hare handen over te geven De Oversten moeten zich dikweri de leer van Christus herinneren, te weten: dat het juk van de heilige Godsdienst zoet, en de last ligt moet zijn; en daarom moeten zij uit al haar vermogen werken, om het leven der Zusters aangenaam te maken, haar te verkwikken en op te beuren, en haar alle voldoening te geven , die niet strijdt met de Voorschriften, noch aanleiding tot verslapping zou kunnen geven.

-ocr page 145-

— 139 —

Standvastigheid. — Deze is het, middel tegen eene latte verdraagzaamheid. De liefde mag niet overslaan tot eene blinde toegevendheid , noch het bestuur verzwakken; neen, als het de eer van God en do onderhouding der Voorschriften van de Congregatie geldt, moet eene Overste standvastig zijn, en zich niet laten afschrikken door onaangename gevolgen, die zij voorziet, maar hare pligten betrachten, en het overige Gode in handen stellen. Wriquot;neer de liefde alleen niet voldoende is, om het bestuur te handhaven, moet zij rle roede gebruiken en straffen. In geval dan van overtreding, zal zij hare on-derhoorigen zonder drift of hevigheid, maar met, liefde vermanen, en, indien het noodig is, haar eenige versterving of boetpleging, geëvenredigd aan de grootheid der overtreding, voorschrijven. Van groote overtredingen, welke in de onderhoorige Huizen onverhoopt mogten plaats hebben , zal de Overste van het Huis aan de Algeineene Overste kennis geven.

En ware het , dat de overtredingen van zulken aard mogten zijn, dat eene Zuster onwaardig geoordeeld moest werden, langer Lid der Congregatie te zijn, en uit dezelve behoorde weggezonden te worden, zal men, na alles, en wel bijzonderlijk wat het belang der Congregatie vordert, overwogen , en God om verlichting gebeden te lu-bben , hiertoe besluiten, en handelen overeenkomstig de bestaande Voorschriften. Zij, die eenmaal aldus uit de Congregatie ontslagen zijn, zullen nimmer meer in dezelve aangenomen kunnen worden.

Voorzigtigheid. — Onder de verschillende deugden en hoedanigheden, die eene Overste moet bezitten, is zeker de voorzigtigheid de voornaamste. Ja, de

-ocr page 146-

— 140 —

voorzigtigheid is in eene Overste meer waard dan de heiligheid. De voorzigtigheid houdt het midden

tusschen het. overtollige en het gebrekkige; zij overweegt en doet alles met beleid, naar gelang van tijd, personen en omstandigheden. De voorzigtigheid is eene bijzondere gave Godi, die men, gelijk de H. Apostel Paulus leert, van God vragen, en wei beoefenen moet. Geene Overste, wie zij ook zij, hoe rijk in ondervinding, moet te veel op hare bekwaamheid en eigen wijsheid steunen; maar zij moet met eene groote nederigheid en een groot betrouwen tot God hare toevlugt nemen , Hem de noo-dige verlichting en genade afsmeeken, en bij alle verrigtingen of ondernemingen, die van belang zijn , of gevolgen kunnen hebben, raad vragen, daar, waar zulks behoort. Gebrek aan voorzigtigheid in handelen kan een Huis, ja zelfs de geheele Com-gregatie met een volslagen ondergang bedreigen. Dat de Oversten dit nimmer uit het oog verliezen.

Ooi-tïf«\'!*te Hoofïldeel.

Over de Oversten en Discretinnen, het Moederhuls eu de onderhoorige Huizen,

Art. 1^9.

Het hoofdbestuur der gansche Congregatie is opgedragen aan eene Algemeene Overste, bijgestaan door de Moeder Vicarisse, de Meesteres der Novicen en twee Discretinnen.

De Oversten en Discretinnen worden bij meerderheid van stemmen der kiezende Leden, voor den tijd van drie jaren, benoemd.

-ocr page 147-

— 141 —

De Algemeene Overste neemt de nieuwe Leden in de Congregatie aan, zendt en verplaatst dezelve, rigt de onderhoorige Huizen op, welke zij door ondergeschikte Oversten bestuurt , benoemt en ontzet de Oversten en Raadzusters, en visiteert, zelve, of door hare Gedelegeerden, de Huizen ; alles overeenkomstig de Constitutie en Regelen der Congregatie.

De Algemeene Overste zorgt, dat de Registers bijgehouden, en de Archieven en Fondsen behoorlijk bewaard, en van een en ander naauwkeurige aanteekeningen gehouden worden. Zij zendt, voor 1quot; April van ieder jaar, aan de onderhoorige Huizen eenen staat van het personeel der Congregatie-en van de veranderingen en bijzonderheden , welke in het afgeloopen jaar tot en met ultimo December, in dezelve hebben plaats gehad.

Daar de betrokking van Algemeene Overste , zoo ten aanzien der Zusters als ten aanzien der werkzaamheden , welke in de Congregatie beoefend worden , van het hoogste gewigt is, zal men telkens, wanneer men tot de keuze eener Algemeene Overste moet overgaan , God vurig bidden, opdat de keuze moge vallen op haar, die het meest waardig is die betrekking te vervullen; te dien einde zullen alle Leden, gedurende de negen dagen, welke den dag der benoeming voorafgaan, gezamenlijk, of ieder in het bijzonder, dagelijks bidden de Litanie van den H. Geest, een Kruisgebed van vijf Onze Vader en vijf Wees gegroet, ter eere van de vijf HH. Wonden van Jesus Christus, op den eersten en negenden dag vasten, en op den negenden dag de H. Communie tot die zelfde intentie aan God opofferen, zelfs buitengewoon communicerende.

-ocr page 148-

— i4.£ —

wanneer de negende dag buiten Zondag, Dingsdag of Vrijdag invalt.

Allen, zoo wel de Oversten als bare onderboo-rige Zusters, moeten zicb beijveren, om de gewig-tige taak, welke de Goddelijke Voorzienigheid op de scbouderen der Algetneene Overste gelegd heeft, te ondersteunen, door dikwijls voor baar te bidden, zich met een kinderlijk betrouwen aan haren wil te onderwerpen , en haar in alles ten dienste te wezen, om de algerneene belangen der Congregatie, te bevorderen.

Zij moeten haar beschouwen als hare algerneene Moeder, met wie zij naauw vereenigd moeten blijven, en die zij eene opregte liefde, onbegrensde hoogachting en eenen hoogen eerbied moeten toedragen.

Art. 130.

De Moeder Vicarisse, de Meesteres der Novicen en de twee Discretinnen maken den raad uit der Algerneene Overste; ten minste eenmaal in de maand vergadert zij dezelve, om haar ove;\' alle zaken van eenig gewigt te raadplegen. Genoemde Zusters moeten in de Vergaderingen vrijmoedig haar gevoelen zeggen, indachtig zijnde, dat zij haren pligt tekort zouden doen, wanneer zij uit menschelijk opzigt datgene., wat zij voor God redelijk oordeelen, zouden verzwijgen. Zij moeten steeds innig met de Algerneene Overste verbonden , standvastig, bescheiden en voorzigtig zijn, en zeer zorgvuldig geheim houden, wat haar is toebetrouwd, noch buiten de Vergaderingen daarover onderling spreken.

Zij zullen zich geen gezag in de Congregatie aan-

-ocr page 149-

- 143 —

matigen , dan dat haar door de Constitutie, of door de Algemeene Overste is gegeven. Wanneer zij zich in een onderhoorig Huis bevinden , zullen zij zich met het bestier van hetzelve niet verder mogen inlaten , dan haar door de Algemeene Overste uitdrukkelijk is opgedragen ; echter , indien zij kennis dragen van misbruiken of groote overtredingen , welke in de Congregatie plaats hebben , zullen zij aan de Algemeene Overste daarvan kennis geven.

In geval van overlijden , of afwezigheid , ziekte en/., der Algemeene Overste , wordt de Moeder Vi-carisse voorloopig met hare bediening belast.

Am\'. 131.

Het Moederhuis blijft gevestigd in het Diocees van Breda , onder het toezigt, de jurisdictie , en het bijzonder bestuur van den Bisschop van Breda , als gevolmagtigd door de Orde.

Het Moederhuis wordt bestuurd door de Algemeene Overste, welke, om des te beter de algemeene belangen der Congregatie te kunnen bevorderen , dat bestuur door de Moeder Vicarisse , geheel of gedeeltelijk , kan laten waarnemen.

De Algemeene Overste, de Moeder Vicarisse, de Meesteres der Novicen en de twee Discretinnen zijn in het Moederhuis gevestigd.

Art. 132.

De onderhoorige Huizen der Congregatie staan onder het toezigt en de jurisdictie van de Bisschoppen der Bisdommen , waarin zij opgerigt zijn.

Wanneer de Zusters zich vestigen in een Wees-

-ocr page 150-

— 1 lt;14. -

huis of andere liefdadige instelling , waar het buis-houden voor rekening eener plaatselijke Administratie geschiedt, zullen het aannemen en wegzenden der personen , welke , volgens overeenkomst, door de Zusters daar onderwezen en verzorgd kunnen worden , zoo ook het beheer der fondsen , inkomsten en liefdegiften , welke aan het Gesticht gedaan worden , alleen van de Administratie afhangen , en zal de Overste zich daarmede niet inlaten ; doch al, wat de haUhouding , de regeling en handhaving der tocht van het Gesticht, de opvoeding en beoefening der liefdediensten betreft, is aan de Overste opgedragen , die ten deze alleen zal afhangen van het bevoegde gezag der Congregatie. Het benoodigde geld, om de kosten van haar Huis te bestrijden , zal haar door de Administratie worden ter hand gesteld. De huisbedienden van het Gesticht , betrekkelijk het aannemen, het ontslag, en in elk opzigt , zoo mede de keuze en verwisseling der huisbedienden tot de verschillende bezigheden , zullen ook van de Overste alleen afhangen.

leder onderhoorig Huis zal zich bepalen bij het doel, waarover men, bij de oprigting van hetzelve, is overeengekomen , en de Overste zal geene verandering in het onderwijs brengen , en geene andere liefdediensten of bezigheden mogen aannemen of beginnen , zonder voorkennis en goedkeuring der Algemeene Overste.

De ondergeschikte Oversten worden ten sterkste aangemaand , om van deze bepaling onder geen voorwendsel of in geen geval hoegenaamd , af te wijken.

Wanneer de Hoogeerw. Heeren Kerkoversten dei-Diocesen , of de Algemeene Overste goedvinden , zeiven , of door hunne Gedelegeerden , de Huizen te

-ocr page 151-

— 145 —

-visiteren, is ieder Lid gehouden kenbaar te maken de misbruiken tegen de liegeltucht, welke in het Huis, waar zij verblijft, zijn ingeslopen, en welke de Overste niet kan ot\' wil verbeteren, en openhartig te antwoorden op de vragen, welke baar bij die gelegenheid worden gedaan.

Men zorge, hierin met een opregt inzigt en bedaard gemoed te werk te gaan, opdat de visitatie die geschiedt, om den vrede en de eendragt te handhaven, niet strekke om dezelve te storen.

JKen en Dertigste Hoofiitleel.

Over de Overste en Raadzusters der onder-hoorige Hulzen.

Art. 133.

De Oversten der onderhoorige Huizen worden benoemd voor den tijd van drie jaren, en in haar bestuur bijgestaan door eene of twee Raadzusters, naar gelang van het getal Leden der Gemeente.

De Oversten en Leden der onderhoorige Huizen zijn in alles, wat hare personen en bedieningen betreft, ondergeschikt aan de Algemeene Overste.

De Oversten der ondergeschikte Huizen zullen, met goedvinding der Algemeene Overste, eenigen tijd in het Moederhuis mogen verblijven, zonder dat hierdoor hare bediening geschorst worde; de eerste der Raadzusters bekleedt alsdan hare plaats in de Gemeente.

De Oversten geven alle drie maanden, in de Quatertemperdagen, aan de Algemeene Overste een •omstandig verslag over de gedane werkzaamheden

10

-ocr page 152-

— 146 —

en over het gedrag van iedere Zuster van haar Huis, zoo mede over de dispensatiën, bijzondere recreatiën en uitzpnderingen van de Regelen, welke zij gemeend hebben, gedurende de drie laatste maanden , aan eene bijzondere Zuster of aan geheel hare Gemeente te moeten verleenen, met opgave der redenen, welke voor die dispensatiën of uitzonderingen hebben bestaan. Zij zenden jaarlijks, vóór 1° Maart, aan de Algemeene Overste eene behoorlijke rekening van ontvangsten en uitgaven van haar Huis, mede opgemaakt en geteekend door de Eaadzusters.

Overigens schrijven de Oversten en hare onder-hoorige Zusters zoo dikwijls aan de Algemeene Overste, als zij in het belang van het Huis of van hare personen noodig of raadzaam oordeelen. Brieven, die alleen een vriendschappelijk onderhoud of heil-wenschen enz. ten doel bebben, mogen zij niet schrijven aan de Algemeene Overste, of aar hare Medezusters, daar zulks onnoodige uitgaven veroorzaakt, welke uien moet vermijden; het schrijven echter van zulke brieven aan bloedverwanten en kennissen is geoorloofd, wanneer de welvoegelijk-heid, welke men in alles en overal bijzonder in acht moet nemen, zulks vordert, en de Voorschriften ten aanzien van het schrijven van brieven onderhouden worden.

Noch de Oversten, noch hare onderhoorige Zusters mogen zich buiten de stad of gemeente, waar zij gevestigd zijn, begeven, zonder verlof der Algemeene Overste.

Alle Leden van het Huis moeten de Overste als hare bijzondere Moeder beschouwen, innig met haar verbonden zijn, en haar beminnen, hoogachten en eerbiedigen.

-ocr page 153-

— 147 —

De Zusters wordt herinnerd hetgene vroeger van de gehoorzaamheid is gezegd, namelijk : dat de stem der gehoorzaamheid de stem van God is ; waaruit volgt, dat , wanneer eene Zuster door de gehoorzaamheid geplaatst wordt in een Huis, zij daar is door den wil van God , en dat de Overste , onder welke zij staat, door God gesteld is , om haar te besturen en te geleiden op den weg der volmaaktheid ; — dat, wanneer eene Zuster zich ontevreden toont over de plaats, waar zij gevestigd is, of den persoon , onder welken zij staat, zij zich ontevreden toont tegen God zei ven , die het aldus gewild heeft; — dat, wanneer zij door haar gedrag de Overheid als noodzaakt, om haar het Huis te doen verlaten , en naar elders te verplaatsen, zij geenszins zal mogen rekenen op de verdiensten en bijzondere genaden, welke God verleent aan diegenen , die zich blindelings door de Overheid laten geleiden en bewegen.

Dat de Zusters zich van deze waarheid wel doordringen , en zich overtuigd houden , dat eene Zuster , wie zij ook zij , die opregt wenscht te vorderen op den weg der volmaaktheid , en den godde-lijken bijstand daartoe te verkrijgen , in waarheid moet kunnen uitroepen : Waar ik ben , wat of hoe ik ben , ben ik door den wil van God , omdat ik daar en zóó ben door den vrijen wil der Overste , die voor mij de plaats van God bekleedt.

Wanneer er echter bijzondere redenen mogten bestaan voor eene Zuster, om van plaats te veranderen , zal zij deze aan de Algemeene Overste kenbaar mogen maken , aan Liar overlatende , wat ten deze zal beslist worden.

-ocr page 154-

— 148 —

Art. 134..

Éene of twee fiaadzusters maken deu Eaad uit der ondergeschikte Overste ; ten minste eens in de maand vergadert zij dezelve, om haar over alle zaken van eenig gewigt te raadplegen.

Ook de liaadzusters moeten in de Vergadering vrijmoedig haar gevoelen zeggen , en indachtig zijn , dat zij haren pligt te kort zouden doen , wanneer zij uit menschelijk opzigt datgene , wat zij oordee-len nuttig te zijn , zouden verzwijgen. Zij moeten bescheiden eu voorzigtig zijn , en zeer zorgvuldig geheim houden , wat haar is toevertrouwd, noch buiten de Vergadering daarover onderling spreken.

Wanneer zij kennis dragen van misbruiken of gewigtige overtredingen , die in het Huis plaats hebben , zullen zij hiervan aan de Overste kennis geven ; wanneer zij zich hierin van haren pligt gekweten hebben , moeten zij zich niet ontevreden toonen , als de Overste niet doet, hetgeen zij , overeenkomstig haar gevoelen , vermeenen , dat behoort te geschieden.

De Eaadzusters moeten , ten minste alle zes maanden j de Algemeene Overste verwittigen nopens de wijze, waarop de plaatselijke Overste zich van hare pligten kwijt. Van dat berigt, hetwelk de Kaad-zusters volgens haar geweten moeten geven , zal de Overste van het Huis geene kennis dragen , en het zal afzonderlijk door iedere Raadzuster beurtelings , om de drie maanden, ook zonder inzage van de andere , gedaan worden. In dat verslag zal men ook voegen al datgene , wat men voor God oordeelt nuttig te wezen , dat aan de Algemeene Overste worde bekend gemaakt.

-ocr page 155-

— 149 —

In geval van overlijden, afwezigheid, ziekte, enz. der plaatselijke Overste, is de eerste der Raadzus-ters, en in geval deze verhinderd zij, de tweede voorloopig met hare bediening belast.

De Eaadzusters zullen zich geen ander gezag aanmatigen dan dat, hetwelk haar door de Regelen of door de Overste is opgedragen , en worden aangemaand zich steeds zeer eerbiedig jegens hare Overste te toonen, geheel met hare Overste in geest en hart vereenigd te zijn, en door eene nederige onderwerping aan haren wil, en eene stipte naleving der Regelen en Gebruiken van het Huis anderen tot voorbeeld te verstrekken.

Art. 135.

Elk Lid zal in de Congregatie plaats nemen volgens den rang, welke haar toekomt. De Algemeene Overste, en na haar de Moeder Vicarisse, de No-vicenmeesteres en de Discretinnen, hebben overal in de Congregatie den eersten rang. Hierop volgen de Oversten en Raadzusters der onderhoorige Huizen. Na de Raadzusters komen de overige Leden , ieder volgens den tijd harer Professie in de Congregatie. l)e onderlinge rangen tusschen Oversten en Raadzusters regelen zich naar den tijd harer benoeming.

De Postulanten der Congregatie staan in alles, wat de onderhouding der Regelen en de levenswijze betreft, gelijk met de Leden der Congregatie. Zij zijn afgescheiden van de andere Zusters in eene afzonderlijke kamer, en vóór hare inkleeding niet toegelaten tot het gezelschap derzelve. De tijd , gedurende welken zij Postulant blijven, is bepaald op

-ocr page 156-

— 150 —

drie maanden j doch deze tijd kan, om grondige redenen, verkort of verlengd worden door de Al-gemeene Overste. Zij nemen plaats na de Leden der Congregatie.

Twee en Dertigfüite Hoofddeel.

Over eenige bijzondere Bedlenlugen.

Art. 136.

De Zuster, aan welke is opgedragen de verzorging van al hetgene tot de Godsdienst behoort, zal hare bediening hoogschatten, daar zij zich met dingen bezig houdt, die haar de groote liefde van den Zaligmaker herinneren, namelijk: met hostiën, Misgewaad , alben, corporalen, gewijde vaten en dergelijke te bereiden. Al deze dingen behoort zij met aandacht en ingetogenheid des geestes, en met de meening van daardoor het H. Sacrament des Altaars te vereeren, te behandelen.

Zij moet de Priesters met groote achting bejegenen , zich wachten van jegens hen zich gemeenzaam te gedragen, en niet meer spreken, dan volstrekt bare bediening betreft, of de wellevendheid vordert.

Zij zal zorgen, dat de Kapel, het Koor, de ornamenten enz. zindelijk gehouden , wel bewaard , en , naar gelang der Feesten, behoorlijk gebruikt worden. Zij luidt bet Engel des Heeren; —zorgt, dat het uurwerk onderhouden worde en geregeld ga; — dat het licht in de Kapel of op het Koor vroegtijdig ontstoken worde; — dat \'s avonds de Kapel op tijd gesloten zij; — en dat alles in gereedheid zij, wat voor het H. Sacrificie der Mis of de Officiën noodig is.

f

-ocr page 157-

— 151 —

Tweemaal ter week zal zij de Kapel en het Koor •vegen; doch wanneer hare bezigheden te menigvuldig zijn, om dezelve alleen te verrigten, zal de ■Overste haar eene of meer Zusters tot onderstand toevoegen.

Zij ontvangt de liefdegiften, doch geeft dezelve na ontvangst aan de Overste, welke deze afzonderlijk bewaart. Alle afzonderlijke bewaring van geld is volstrekt verboden.

Art. 137.

De Portierster of Zuster, die belast is met het sluiten en ontsluiten van den ingang tot het Gesticht, moet beleefd, zachtmoedig, zedig, spraakzaam , verduldig en zeer ingetogen zijn, en hare bediening overeenkomstig de Voorschriften en Gebruiken omtrent het toelaten van bezoeken van vreemdelingen , het roepen van Zusters en het bestellen van brieven enz. behoorlijk waarnemen.

Als zij den ingang opent, zal zij zich wachten van te zien, wat er buiten omgaat, en de oogen neergeslagen houden.

Zij zal in dankbaarheid de giften aannemen , welke aan de Zusters gedaan worden, hoe klein dezelve ook zijn, aangezien niemand hiertoe verbonden is.

Den armen zal zij met groote liefde de aalmoezen uitreiken, welke de Overste haar toestaat te geven.

De Portierster zal zich wachten van alle gemeenzaamheid met wereldlingen, — van nieuwsgierige ondervragingen, — en van alles, wat in haar den geest van ingetogenheid zou kunnen beletten.

-ocr page 158-

— 152 —

Art. 138.

Ue Ziekenineesteres moet vooral met veel liefde gewapend zijn , en, zoo veel mogelijk , trachten na te leven datgene, wat omtrent de verpleging der zieken is voorgeschreven. Zij moet zich niet kwellen , indien zij, uit hoofde harer bediening , de H. Mis niet geregeld knn bijwonen , noch andere geestelijke oefeningen verrigten , daar zij door den bijstand , dien zij hare zieke Medezuster bewijst, veel meer winst zal doen , dan door dit alles. De H. Alphonsus de Liguorio zegt, dat eene ziekenoppasster , die haar ambt wel waarneemt, aan God ten hoogste lief en aangenaam is.

Zij zal alle zaken , tot de ziekenkamer behooren-de, zeer zindelijk houden , en niet toelaten, dat deze tot andere einden gebruikt worden. Overigens zal zij zorgen steeds in gereedheid te hebben al wat van harentwege verzocht wordt tot het toedienen der laatste HH. Sacramenten.

Art. 1.\'59.

De Zuster , die met het bestuur der keuken , en wat daartoe behoort, belast is , moet zorgen , dat alles ordelijk op tijd en uur gereed zij. Zij wachte zich voor twee dingen : voor verkwisting, door alle onnoodige onkosten te vermijden , en niets door on reinheid of achteloosheid te laten bederven , evi voor karigheid, zorgende, dat de Zusters het behoorlijk en toereikend voedsel genieten , gelijk de Eegelen en Gebruiken van het Huis voorschrijven.

Zij zal niet toelaten, dat de Zusters onnoodige gesprekken in de keuken houden , en zal daarom ,

-ocr page 159-

— 153 —

zoo veel mogelijk, de deur der keuken sluiten. Zonder verlof der Overste, zal zij buiten tijd, noch spijs noch drank aan de Zusters geven; doch wanneer deze haar met toelating iets komen vragen , zal zij met alle liefde toestaan datgene, waarom zij verzoeken.

Zij zal j zoo veel doenlijk, zorg dragen, om de gebeden en de oefeningen van den dag bij te wonen , en hare bezigheden daarnaar regelen, ten einde in het geestelijk leven geene schade te lijden.

Zij zal met hare onderhoorige Zusters daags te voren de portiën der tafel en de werkzaamheden regelen, en des morgens vroegtijdig beginnen, ten einde met de spijzen op den bepaalden tijd klaar te wezen. Onder de maaltijden zullen de Keuken-zusters elkander behoorlijk afwisselen.

Airr. 14ü.

De Zusters, welke met de bovenstaande of andere bedieningen door de Overste vau het Huis belast worden, zijn in alles, wat die bedieningen betreft, aan haar ondergeschikt, — en mogen niets veranderen , zonder hare voorkennis en goedvinding.

Drie en Dei-tig-ste Hoofütleel.

Over de goedkeuring der Bijzondere Regelen.

Art. 141.

Op den 16 April, zal elke Zuster hare beloften hernieuwen, en de H. Communie opdragen, ten einde door de voorspraak van den H. Vader Fran-

-ocr page 160-

— 154 —

ciscus de genade af te smeeken, dat de Constitutie en Regelen in de Congregatie naauwkeurig onderhouden worden.

De Bijzondere Eegelen zullen door de Algemeene Overste worden onderworpen aan de goedkeuring der Ordinarissen van ieder Diocees, waar de Zusters zich gevestigd vinden.

Art. 142.

Wanneer de Zusters geroepen worden om een onderhoorig Huis op te rigten, zal de Algemeene Overste de Bijzondere Regelen aan de goedkeuring van den Ordinaris van het Diocees onderwerpen, ten ware dezelve alreeds voor dat Diocees waren goedgekeurd, en zich vooraf verzekeren , dat in de nieuwe Stichting de Regelen kunnen onderhouden worden.

Gewoonlijk zullen de omstandigheden in den beginne, dat men van een Gesticht bezit neemt, niet gedoogen, dat de Regelen in hun geheel onderhouden worden, en de Algemeene Overste zal deswege de noodige uitzonderingen kunnen toelaten ; doch, wanneer die uitzonderingen of afwijkingen zouden moeten voortduren, of het te voorzien zoude zijn , dat men, bf ter oorzake van het klein getal Zusters , öf om andere redenen , de Eegelen niet geheel zoude kunnen volgen ; zal men , in dat geval, van de Stichting afzien, en, wanneer men • er reeds bezit van genomen mogt hebben, dezelve verlaten, ten einde de eenheid niet te verbreken.

Er moet, in de Congregatie, in alles eenheid bestaan: eenheid in doel, eenheid in geest, eenheid in bestuur, eenheid in de onderhouding der

-ocr page 161-

— 155 —

Regelen, eenheid in handelen; in één woord , eenheid in alles , overal en altijd. De eenheid is een behoedmiddel tegen scheuringen, welke de werking van Instellingen niet alleen verlammen, maar eene geheele ontbinding derzelve soms ten gevolge hebben , waarvan de geschiedenis verschillende voorbeelden oplevert. Om de Congregatie voor zulke onheilen te behoeden wordt aan al diegenen, welke met het bestuur van Huizen belast zijn, of in de toekomst belast zullen worden , andermaal ten naauw-ste op het hart gedrukt, dat zij steeds met het Hoofdbestuur der Congregatie met geest en hart vereenigd blijven, zich streng vasthouden aan het dubbele doel, dat de Congregatie zich voorstelt, en den goeden geest bij hare onderhoorigen steeds bewaren en bevorderen, waaraan zoo veel gelegen is; immers, daar, waar de geest kwijnt, verzwakt het geheele ligchaam, en zoodra de geest is verdwenen, is het leven weg en het ligchaam dood. Eindelijk, dat zij, met betrekking tot de naleving der Regelen, zich houden aan de spreuk:

GEHEEL DE REGEL EN NIETS DAN DE REGEL.

-ocr page 162-
-ocr page 163-

DE REGEL

DER

0«Xgt;E

VA.N DEK

H. VADER FRANCISCUS,

GEZEGD DER PENITENTEN.

voor üMannen en \'Vrouwen, levende in Verg: (lering onder de drie wezenlylie beloften;

BEVESTIGD DOOR LEO X IN ZIJNE BCL , BEGINNENDE „ INTER CJETERA.quot; , GEGEVEN TE ROME , DEN 20 J A NU A. RIJ

1521.

ST MICHIBLS-GESTEIj ,

TEE SKILrERSDEUKKERIJ VAK HET BISDOM VAN \'S BOSCH IN HET INSTITUUT VOOR DOOFSTOMMEN.

18 8 3.

-ocr page 164-
-ocr page 165-

DE REGEL DER DERDE ORDE

VAN DEN

HEILIGEN VADER FRANCïSCUS,

GEZEGD DER PENITENTEN.

Leo X

Aan alle Beminde Kinderen, Broeders en Zusters der Derde Orde van den H. Vader Fran-ciscus, welke in Verg ader ing leven onder de drie wezenlijke Beloften.

Onder andere zaken aan onze regering toevertrouwd , maken zulke Ons bijzonder zorgvuldig, door welke men ziet, dat (de begeerlijkheid der wereld en van het vleesch overwonnen zijnde) de geruste staat der onschuld en van den eersten vrede des hemels wederom tot zijn eersten oorsprong wordt gebragt.

Waarom Nicolaus IV, onze voorzaat, reeds overlang heeft goedgekeurd, en bevestigd den derden Eegel van den H. Franciscus, welken hij noemt der Penitentie; door welken Regel de H. Belijder, vervuld van den geest Gods, de christengeloovigen van beider geslacht getracht heeft te brengen tot de zaligheid.

Doch — aangezien , met verloop van tijd, door het ingeven van den H. Geest, niet alleen gehuwde

-ocr page 166-

— 160 —

wereldsche personen , voor wie de voorzeide Regel door den H. Franciscus gemaakt was, maar zelfs eene ontelbare menigte van Maagden , welke door onze Autoriteit de drie wezenlijke Beloften, en sommigen ook de Belofte van het Slot hebben gedaan , zich, niet zonder vrucht en stichting van de H. Kerk, aan het juk van dezen Regel hebben onderworpen ; en — aangezien in dezen Regel vervat zijn eenige zaken , zóó eigen aan gehuwde personen , dat zij geenszins toepasselijk zijn op diegenen, wolke den maagdelijken staat beleven, of buiten het huwelijk den Heer in dezen Regel willen dienen, welke zaken aan de zuivere gevoelens der reine zielen den ingang dezer Orde somtijds zouden beletten : zoo is het dat Wij, volgens den wil van God, het edele van het onedele onderscheidende , dien zelfden Regel, op de volgende wijze verdeeld, op nieuw bevestigen, en aan u en ,ille nakomelingen overzenden, om te onderhouden.

De inhoud van den Regel is, als volgt:

Eerste Kapittel.

Over het ontvangen der Novicen.

De Broeders en Zusters, welke in deze Orde zullen worden ontvangen, moeten katholijk zijn van Geloof, niet verdacht van eenige ketterij, gehoorzaam aan de katholijke Kerk, niet gebonden door het huwelijk , ontlast van schulden, gezond van lig-chaam, vlijtig van geest, met geen openbaren kwaden naam of faam besmet, en met den evennaaste verzoend. Over dit alles zullen zij, vóór hiinne aanneming, worden ondervraagd door diegenen, welke magt hebben , om in de Orde te ontvangen.

L . ______

-ocr page 167-

Tweede Kapittel.

Over hetgeen de Broeders en Zusters beloven in de Professie van de derde Orde.

Nadat de Broeders en Zusters, gedurende één jaar, het proefkleed hebben gedragen, en hun gedrag loffelijk is geweest, zullen zij tot de Professie der Orde worden ontvangen , indien de Overste zulks geraadzaam oordeelt. In deze Professie, beloven zij de geboden van God te zullen onderhouden, en gehoorzaam heul, zonder iets eigeu te bezitten, en in zuiverheid te zullen leven, en te voldoen voor de overtredingen van den Regel, welke zij begaan hebben, zoo zij hiertoe door de Overste worden verzocht.

Igt;e»-lt;le Kapittel.

Over de Vasten- en Onthoudingsdagen,

De Broeders en Zusters zullen op de Maandagen , Woensdagen, Vrijdagen en Zaturdagen van elke week geen vleesch gebruiken, uitgenomen op den Peestdag van Kersmis. Zij zullen gehouden zijn te vasten op alle Vrijdagen des jaars en op alle Woensdagen van Allerheiligen tot Paschen. Van den Feestdag van den H. Martinus (11 November) tot Kersmis , zullen zij alle dagen vasten , mitsgaders in de Vaste der H. Kerk, welke zij zullen beginnen na Zondag QuinquagesiMa. Buiten de vastendagen, zullen zij tweemaal daags eten, behalve diegenen , welke zwaren en moeijelijken arbeid verrigten, welke van Paschen tot October drie maal mogen eten , de vastendagen altijd uitgezonderd. De reizenden, zieken en zwakken mogen eten, als de nood zulks vereischt.

11

-ocr page 168-

Vierde Kapittel.

Over de Goddelijke Dienst en iet Gebed.

üe Broeders en Zusters zullen liet stilzwijgen onderhouden in de kerk, vooral wanneer daar eenige Diensten verrigt worden. Aangaande de andere plaatsen , zullen zij, nopens liet stilzwijgen, nakomen hetgeen daaromtrent door de Overste zal geordonneerd wezen. Zij moeten dagelijks, zoo zij kunnen, de heilige Mis bijwonen , en \'s avonds onderzoeken, wat zij gedaan, gesproken en gedacht hebben. Vóór en na de maaltijden, zullen zij God loven. Zij zullen zorgen een geestelijk man te hebbe?) , die op zekere dagen bet woord Gods predikt, en hen vermaant tot boetvaardigheid en andere deugden. Zij, die de Kerkelijke Getijden kunnen lezen, zullen die bidden volgens het gebruik der heilige Katholijke Kerk ; doch diegenen , welke deze Getijden niet kunnen lezen , zullen bidden, als volgt: voor de Metten, twaalf Onze Fader, met het Gloria Patri; voor elk ander Getijde, zeven; voegende hierbij vóór de Primen en na de Completen, het Geloof en den Psalm Miserere, Diegenen, welke de voornoemde dingen niet zullen weten, zullen , voor penitentie, drie maal het Onze Vader bidden. Aangaande de Sacramenten der Biecht en der Communie , zullen zij de ordonnantie volgen van Paus Nicolaus IV, namelijk : zij zullen drie maal\'s jaars biechten en communiceren, of de Statuten onderhouden, welke daaromtrent door de Oversten gemaakt zijn.

-ocr page 169-

— 163 —

Vijfde Kapittel.

Over de Instelling der Prelaten en Otflcianten.

Elk huis zal, indien hel een mannenklooster is, eenen Overste hebben , die Minister der plaats ge-noenad wordt; doch zoo het een vrouwenklooster is, zal de Overste Moeder worden geheeten. Zij zullen worden gekozen door de Gemeente, of worden aangesteld door den Provinciaal of door den \\ isitator-Generaal, in dier voege dat geene Oversten voor altijd, maar slechts voor zekeren tijd worden gesteld.

De Ministers en Moeders zullen , zoo lang zij in voorzeide bedieningen zijn, in alles, wat dezen tegen woordigen Regel betreft, gehoorzaam wezen aan de provinciale Oversten en Minderbroeders van de Orde van den H. Franciscus, en aan de Visitatoren, welke door de Provincialen worden gezonden.

Aangaande de andere bedieningen en werkzaamheden binnen het Huis, zullen zij hunne Statuten volgen.

SCesde Kapittel.

Over de wijze, waarop men zich in- en uitwendig moet gedragen.

Aangezien de Broeders en Zusters van dit Broederschap tot penitentie geroepen zijn , zoo zullen zij zich onthouden van alle nieuwigheid, zoo in kieederen als anderzins: eu dewijl zij alle ijdele sieraden dezer wereld hebben afgelegd , moeten zij, naar den zaligen en apostolischen raad van den H. Petrus, geen ander habijt of kleedsel dragen

-ocr page 170-

— 164 —

dan datgene, welk nederig is, en noodzakelijk om liet ligchaain te dekken.

Zij zullen zich wachten van te verkeei\'en in hoven van Prinsen, van Heeren of Jonkvrouwen, alwaar, volgens de getuigenis des Heeren, de genoegens der wereld gevonden worden. Zij zullen nimmer danspartijen, spelen, ligtvaardigheden of andere ijdelheden van goochelaars bijwonen. Zij moeten spaarzaam zijn in woorden en gesprekken; veel spreken geschiedt niet zonder zonden.

Bovenal zullen zij zich wachten voor leugentaal en allerhande eed, welke nooit mag geschieden, ten zij naar het gebod des Heeren, ter oorzake van vrede, geloof, valsche beschuldiging of ongelijk, en om getuigenis te geven. En zoo zij des avonds, bij het onderzoek , bevinden , dat zij in eene leugen of eed vervallen zijn , zullen zij voor elk dezer drie maal het Onze Fader bidden.

aSe-vende Kapittel.

Over het bezoeken en verzorgen der Zieken.

Indien een Broeder of eene Zuster van dit Broederschap in ziekte vervalt, zal de Minister of de Moeder van het Huis gehouden zijn den of de zieke van het noodige te voorzien en eens daags „ zelf of door iemand anders, te bezoeken. Zij zullen verpligt zijn de zieken te vermanen tot boetvaardigheid en opregte bekeering, en hun te spreken over den aanstaanden dood, over de strengheid van het oordeel en over de goddelijke barmhartigheid.

-ocr page 171-

— 165 —

Achtste Kapittel.

Over de Visitatie der Prelaten.

De Minister Provinciaal der Minderbroeders of, op last van den Provinciaal, de Visitator dier Orde zal alle jaren elk Huis visiteren in tegenwoordigheid der ouderlingen.

Na de Visitatie zal de Visitator niet gaan mogen in de bijzondere vertrekken of\' inwendige plaatsen van het Huis , noch met eenige Zusters zich afscheiden van de andere Zusters. De Ministers der plaats , zoo ook de Broeders en Zusters zullen in de Visitatie de fouten openbaren , welke moeten verbeterd worden.

Indien eenigen der Broeders of Zusters , naar advies van de Piscreten , zouden onverbeterlijk zijn , zal men aulken als schurfte schapen uit de Vergadering wegzenden.

NB. Sedert 1 :i Jimij 1S45 zijn de Zusters TeHia-ritf Fenitenten in het Diocees van Breda ontheven van het bestuur der Provincialen van de Minderbroeders . (namelijk , die afgescheiden van de tcereld, in Vergadering en Gestichten leven ,J en zijn door den Generaal der Orde te Rome gesteld onder de speciale bestiering van den toenmaligen Vicarius Apostolijk J. van Hooi.idonk , nu Bisschop van Breda, en zijne opvolgers. Zoo blijkt vit den brief van den Generaal , 12 Junij.

*

-ocr page 172-

— 166 —

IVegeiKie Kapittel.

Over de Dienst der Overledenen.

Als een Broeder of Zuster komt te overlijden , zal de Minister of de Moeder zorg dragen , dat de uitvaart plegtig gedaan worde; bij welke uitvaart al de Broeders of Zusters vnn het Huis , waar liij of zij zal overleden wezen , in persoon moeten tegenwoordig zijn , en niet mogen vertrekken , voordat het ligchaam begraven zal zijn. Elk Priester zal gehouden zijn , binnen den tijd van acht dagen eene Mis te doen voor den of de overledene. Die den Psalter kunnen lezen , moeten vijftig Psalmen lezen ; de anderen bidden in plaats vijftig ()n7c. Vader met Requiem mtcrnani.

Teder Priester zal verpligt zijn , binnen elü jaar , drie Missen te lezen voor de overledenen. Die den Psalter kunnen lezen , zullen denzelven éénmaal bidden : de anderen in plaats hiervan honderd maal het Onze Vader met Requiem mternum. Aangaande de Diensten voor de overledenen , en de andere Goddelijke Diensten , bij dezen Regel gevoegd , worden de Ministers en de Moeders verpligt, om dezelve getrouw te doen volbrengen.

Tiende Kapittel.

Over de verbludteuis der zaken in dezen Regel begrepen.

Alle dingen , in dezen Regel begrepen , zijn slechts Raden , om des te gemakkelijker de zielen te behouden van diegenen, welke wandelen in de pel-grimagie dezer wereld. Geene derzeive verbinden op

-ocr page 173-

— 167 —

doodelijke of dagelijksche zonde ^ ten ware dat an-derzins iemand door menschelijk of goddelijk regt, daartoe verbonden zoude zijn. Nogtans zijn de Broeders of Zusters gehouden de penitentiën te volbrengen , hun door de Oversten gesteld , als dit van hen verzocht is. Zij zijn ook verbonden aan de drie Geloften ; van Armoede, door niets in het bijzonder te bezitten; van Zuiverheid, want na de Gelofte mogen zij niet huwen, noch zonder zonde eenige vleeschelijke werken oefenen; en van Gehoorzaamheid, zonder welke dit Broederschap niet kan onderhouden worden. Ook diegenen, welke uitdrukkelijke Gelofte van Slot gedaan hebben, zijn ver-pligt die Gelofte getrouw te volbrengen; welk Slot Wij toelaten aan alle kloosters dezer Vergadering, zoo nogtans dat de liefdewerken, welke men gewoon is te doen aan de zieken, daardoor geenszins verhinderd worden.

Gegeven te Rome bij Si. LJieier, onder den Vinschersring, den 2,0 January in het jaar 1521, het 8stc jaar van ons Pausdom.

-ocr page 174-

— 166 —

^Vegende Kapittel.

Over de Dienst der Overledenen.

Als een Broeder of Zuster komt te overlijden , zal de Minister of de Moeder zorg dragen , dat de uitvaart plegtig gedaan worde; bij welke uitvaart al de Broeders of Zusters van het Huis , waar hij of zij zal overleden wezen , in persoon moeten tegenwoordig zijn , eti niet mogen vertrekken , voordat het ligchaam begraven zal zijn. Elk Priester zal gehouden zijn , binnen den tijd van acht dagen eene Mis te doen voor den of de overledene. Die den Psalter kunnen lezen , moeten vijftig Psalmen lezen ; de anderen bidden in plaats vijftig Onze Fa-der met Requiem mternam.

Teder Priester zal verpligt zijn , binnen elk; jaar , drie Missen te lezen voor de overledenen. Die den Psalter kunnen lezen , zullen denzelven éénmaal bidden : de anderen in plaats hiervan honderd maal het Onze Vader met Requiem atternam. Aangaande de Diensten voor de overledenen , en de andere Goddelijke Diensten , bij dezen Kegel gevoegd , worden de Ministers en de Moeders verpligt, om dezelve getrouw te doen volbrengen.

Tiende Kapittel.

Over de verbiudtenis der zaken in dezen Regel begrepen.

Alle dingen , in dezen Regel begrepen , zijn slechts Raden, om des te gemakkelijker de zielen te behouden van diegenen, welke wandelen in de pel-grimagie dezer wereld. Geene derzeive verbinden op

-ocr page 175-

— 167 —

doodelijke of dagelijksche zonde ^ ten ware dat anderzins iemand door menschelijk of goddelijk regt, daartoe verbonden zoude zijn. Nogtans zijn de Broeders of Zusters gehouden de penitentiën te volbrengen , hun door de Oversten gesteld, als dit van hen verzocht is. Zij zijn ook verbonden aan de drie Geloften: van Armoede, door niets in het bijzonder te bezitten; van Zuiverheid, want na de Gelofte mogen zij niet huwen, noch zonder zonde eenige vleeschelijke werken oefenen; en van Gehoorzaamheid , zonder welke dit Broederschap niet kan onderhouden worden. Ook diegenen, welke uitdrukkelijke Gelofte van Slot gedaan hebben, zijn ver-pligt die Gelofte getrouw te volbrengen; welk Slot Wij toelaten aan alle kloosters dezer Vergadering, zoo nogtans dat de liefdewerken, welke men gewoon is te doen aan de zieken , daardoor geenszins verhinderd worden.

Gegeven te Rome bij St. Gieter, onder den Visschersring, den 30 January in het jaar 1531, het Sste jaar van om Pausdom.

-ocr page 176-
-ocr page 177-

1N H O U D.

ULZ,.

Aanbeveling...........5

EERSTE DEEL.

OVER HET DOEL UK li, CONGREGATIE , EN OVER UE DEUGDEN EN HOEDANIGHEDEN , WELKE DE LEDEN MOETEN BEZITTEN.

1. Hoofddeel.

Over het doel.....

7

11.

Over de Bijzondere Deugden

en hoedanigheden der Zustem.

8

Ut.

Over de Gehoorzaamheid .

9

[V.

Over de Armoede ....

18

V.

Over de Zuiverheid.

24

VI.

Over het Slot.....

32

VII.

Over de Liefdewerken .

35

VIII.

Over de onderlinge Liefde

43

IX.

Ove\'.\' de Ootmoedigheid

52

X.

Over de Eenvoudigheid

56

XI.

Over de Versterving en het

Vasten......

60

XII.

Over de Zedigheid ....

63

XIII.

Over de Zachtmoedigheid .

65

XIV.

Over de Opgeruimdheid

68

XV.

Over de zorg voor de gezond

heid .......

72

-ocr page 178-

INHOUD.

TWEEDE DEEL.

OVER DE GEBEDEN EN GODSDIENSTIGE OEFENINGEN.

XVI. Hoofddeel. De Dagorde.....76

XVII. „ Over het bidden der Ge

tijden ......80

XVIII. „ Over de Meditatie. . . 83 XIX. ,, Over het II. Sacrificie der Alk. 87 XX. „ Over het Onderzoek van geweten ......91

XXT. ,, O oer de Gebeden eii, de Geestelijke Lezing bij de maaltijden ......98

XXII. „ Over het bezoek bij het Allerheiligste Sacrament . . 103 XXIIL ,, Over het bidden van den Rozenkrans en het Engel des

Heer en.....1.0 5

XXI\\ „ Over de Stilzwijgendheid en

de Recreatie . . . .107 XXV. „ Over de Biecht. . . .112 XXVI. „ Over de H. Communie . 116

XXVII. „ Over de Schuldbelijdenis . 121

XXVIII. ,, Over de Geestelijke Afzon

dering ......127

DERDE DEEL

OVER DE BEDIENINGEN.

XXIX. Hoofddeel. Over de pligten in het algemeen van Zusters, die eenig gezag in de Congregatie uitoefenen . . .136

II

I

-ocr page 179-

ÏNHOUl).

XXX. Hoofddeel. Over de Oversten en Discre-tinnen, het Moeder huis en de onderhoorige Huizen. 140 Over de Oversten en liaad-zusters der onderhoorige Huizen.....145

XXXII. „ Over eenige bijzondere Be

dieningen .....150

XXXIII. „ Over de Goedkeuring der

Bijzondere Regelen . .153

FUNDAMENTELE REGEL.

Bul van Paus Leo X....... -109

I. Kapittel. Over hel ontvangen der Novicen. 160 [| Qcer hetgeen de Broeders en Zusters beloven in de Professie van de Berde Orde . • .161 If] ^ Over de Fasten- en Onthoudingsdag en ........ib.

IV ^ Over de Goddelijke Dienst en

het Gebed......16~

V. „ Over de Instelling der Prelaten

en Officianten.....163

V[. „ Over de wijze, waarop m.en zich

in- en uitwendig moei gedragen, ib. VTI. „ Over het bezoeken en verzorgen

der Zieken......164

VIII. „ Over de Visitatie der Prelaten. 165 IX. „ Over de Dienst der Overledenen. 166 X. ! Over de verbindtenis der zaken,

in dezen Regel bef/repen . . ib.

lit

-ocr page 180-
-ocr page 181-
-ocr page 182-
-ocr page 183-