-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

DE \'MSB

LIEFDEVLAMMEN^

.IV-

VAN

J E S U S,

nf bewijzen der vurige liefde, die Jesus Christus ons, in het werk onzer Verlossing bewezen heeft..

DOOR

jt/V-

den Eerw. Heer D PINARO.

3^r HET F -A. DST S C H

DOOR

Pater L..... Trappist.

ITaec meditarc, in his esto.

I. Timotii. V. 13.

Overweeg deze waarheden, en houd er u immer mede bezig.

Tiende Uitgave.

N°. 50.

AMSTEEDAM,

LUTKIE \'amp; SMIT. Cü 5

Met Goedkeuring.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

AAN DEN LEZER.

Ik acht hel inijuen pligt u te zeggen, dat liet lezen van een werkje van den H. Alphonsus de Liguori, voor titel voerende; Saette di faoco, dat is: vurige liefde-schichten, mij het eerst heeft opgewekt om het werk te schrijven, dat ik u thans aanbied.

Ik heb het zeer eenvoudig geschreven, omdat mij dit het beste voorkomt voor de stof, die ik behandel. En daar ik gewag moest maken van de liefde van onzen goedertieren Meester, zoo kwam het mij voor, dat ik uit de schriften van hen, die hem op deze wereld het meest bemind hebben, moest gaan putten: uit dien hoofde heb ik de werken der heilige Vaders, en in het bijzonder die van de heilige Augustinus en Bernardus, doorbladerd. Maar inzonderheid heb ik uit de heilige Schrift, als de zuiverste bron, overvloedig geput.

Dit werk, in zes-en-veerlig hoofdstukken verdeeld, zal kunnen dienen om zich tot den grooten feestdag van I\'aschen te bereiden. Ieder hoofdstuk zou alzoo eene meditatie of geestelijke lezing voor al de dagen van de vaste zijn, en de oefeningen, die ik daar heb bijgevoegd, zouden voor eiken dftg oen gedragsrosrel worden.

-ocr page 6-

AAN UliN LEZBR.

Ik vertrouw, geliefde lezer, zal ik u met oenen godvruchtigen en geleerden kloosterling zoggen, (1) door de barmhartigheid des Heeren, dat mijn werk u nuttig zal zijn, en dat dit zaad van Gods woord hetwelk ik in eene zoo welbereide ziel, als de uwe is, zaai, niet alleen dertig- en zestig-, maar zelfs honderdvoudige vruchten voortbrengen zal.

Ik zal u niet verlaten alvorens mij in uwe gebeden, die ik hoogst noodig heb, bevolen te hebben. Gelief mij aan den oppersten Regter te bevelen, opdat hij mij genadig zij, van mijnen kant zal ik u ook eiken keer, dat ik het heilig misoffer zal opdragen, gedashtig zijn. Laat ons met eene christelijke liefde voor elkander bidden, en alzoo zullen wij het gebod van Jesus Christus volbrengen, die daags vóór zijn lijden zeide: Mijne kinderen, ik geef u een nieuxv gebod, namelijk, dat gij elkander zoudt beminnen, zoo als ik u bemind heb: — Filioli.... mandatum novum da vohis, ut diligatis inviceni, sicut dilexivos. Joan. XII, v. 34.

(1) AJphonsus Rodriguez, lid van dc Societcit van Jesus opsteller vau het werk: De christelijke volmaaktheid.

6

-ocr page 7-

IMLEIDINGr.

Wanneer men met ernst de oneindige liefde overweegt, die onze Zaligmaker in zijn leven en wel hijzonder in

«gt; zijnen dood, ons hewezen heeft met zich aan zoo vele moeijelijkheden, pijnen en smarten voor onze zaligheid te onderwerpen, is het onmogelijk van niet getroffen te zijn en als met een vurig verlangen ontstoken te worden om God te beminnen, die onze ziel heeft hemind. De wonden onzes Zaligmakers, zegt de heilige Bonaventura, hehhen zulk eert groot vermogen, dat zj de versteendste harten met liefde doorwonden en in da koelste, onverschilligste zielen het liefdevuur ontsteken. De dagelijksche ondervinding he-waarheidt deze woorden; zij toont ons aan, dal eene ziel nooit meer voortgang in Gods liefde maakt, dan wanneer zij de geheimen van het leven en het lijden van Jezus Christus gestadig overweegt. En waarlijk, zou liet reel mogelijk zijn, Jesus niet te heminnen, als men hem in eenen stal ziet geboren worden, als men hem gedurende dertig jaren, in vergetelheid en armoede ziet leven, en te midden der smarten ziet sterven, om aldus onze lief de te winnen ? Neen, neen, dit kan niet zijn. Alle Heiligen hehhen deze waarheid beseft, altijd hun grootst vermaak en behagen in de overweging dezer geheimen gesteld, en het is hier-door, dat zij tot zulken hoogen trap van heiligheid en volmaaktheid zijn geraakt.

Wilt gij, zegt de godvruchtige Thomas a Kenipis, Jesus uit geheel uw hart leeren heminnen? wilt gij geheel uwe ziel van alle vlekken der zonde zuiveren, en haar met onderscheidene deugden verrijken ? wilt gij over de vijanden uwer zaligheid roemrijke overwinningen behalen, in uw lijden en verdriet overvloedige vertroostingen ontvan-■gt;gt; genf wilt gij grooten voortgang in het gebed maken, tot het einde toe volharden, heilig sterven en voor eemvig in

-ocr page 8-

INLEIDING.

den hemel heerschen ? oefen u dan gedurig in de overrve-ging der geheimen van hel leven en den dood van onzen goddelijken Zaligmaker. Het lijden van Jesus Christus is die verborgen schat, aan welken God zijne kostelijke genade vertrouwt, het is de volheid aller deugden, de volmaaktheid der heiligheid, hoe meer men hetzelve overweegt, des te meer troost en zaligheden men daarin vindt; het is de oorsprong van het herouw, en de meest brandende haardstede van Gods liefde, duizendwerf gelukkig hij, die daaruit zijn geestelijk voedsel weet te putten.

Petrus Blosius verhaalt ons, dat God aan de heilige Ger tradis eens openbaarde, dut, zoo dikwijls men op het kruisbeeld van Jesus eenen godvruchtigen blik werpt, men de oogen van Gods barmhartigheid tot zich trekt. Laat ons deze vermaning waarnemen, en denken wij dikwijls op a\'. hetgene onze lieer ter onzer liefde heeft willen lijden.

Om , naar ons vermogen , zulke zielen, die opregt wen-schen in de lief de van Jesus voortgang te maken , hierin te helpen , gaan wij in dit werk trachten aan te toonen , volgens dat de heilige Schrift ons daarvan getuigt, de teedere liefde , met welke onze Zaligmaker ons maar al te veel heeft bemind, en al wat hij gedaan heeft, om ons tot wederliefde te verpligten Daarin zullen icij stof vinden, om ons tol dankbaarheid en droefheid over onze voorgaande fouten en ondankbaarheden op te wekken.

Dan zullen wij met den heiligen Augustinus uitroepen: O Jesus! geliefde Jesus! gewaardig aluweivondenin mijn hart te prenten, opdat ik daarin uw lijden en urve lief de altijd moge lezen. Uw lijden, o mijn Jesus! zal mij vreedzaam en met geduld al de loederwaardigheden , die het u zal believen mij over te zenden , leeren lijden; uwe liefde zal mij gedurig zeggen, dat ik u moet beminnen, en alle andere liefde, builen, de uwe, moet verachten.

8

-ocr page 9-

OEFENING-EN.

4

MEN MOET ZICH ZELVEN OVERWINNEN.

Niet, allen, die zeggen; Heer! Heer! zullen het rijk der hemelen binnentreden; maar zij, die den wil mijns Vaders volbrengen, zegt Jesus Christus bij Mattheus VII. 21. Het is dan niet genoeg dikwijls tot God te zeggen, dat wij hem beminnen, wij moeten hem dit door onze werken bewijzen, gelijk de Evangelist Joannes ons leert in zijnen eersten brief. III. 18 Bedriegen wij ons hierin niet; de liefde tot God bestaat niet in betuigingen van getrouwheid in zijne dienst, in verrukkingen, in liefdetranen enz., maar zij is gelegen in het volbrengen van zijnen goddelijken wil. Welnu , dewijl hetiet, allen, die zeggen; Heer! Heer! zullen het rijk der hemelen binnentreden; maar zij, die den wil mijns Vaders volbrengen, zegt Jesus Christus bij Mattheus VII. 21. Het is dan niet genoeg dikwijls tot God te zeggen, dat wij hem beminnen, wij moeten hem dit door onze werken bewijzen, gelijk de Evangelist Joannes ons leert in zijnen eersten brief. III. 18 Bedriegen wij ons hierin niet; de liefde tot God bestaat niet in betuigingen van getrouwheid in zijne dienst, in verrukkingen, in liefdetranen enz., maar zij is gelegen in het volbrengen van zijnen goddelijken wil. Welnu , dewijl het zijn tuil is, dat wij heilig en volmaakt worden, zoo als de Apostel ons leert in zijnen eersten brief tot die van Thessalonica I, 3, zoo moeten wij ook werken om zoodanig te worden. Daarom moeten wij aan al zijne geboden, en aan die zijner heilige Kerk, getrouw zijn en blijven; ik zeg aan alle; omdat de Apostel Jacobus in zijn II hoofdstuk v. lO, ons leert, dat, al wie de wet in één punt overtreedt, zich pligtig maakt, alsof hij geheel de wet had overtreden. Het is dan, om aan de godvruchtige zielen gemakkelijke middelen te verschaffen, om God waarlijk te beminnen, dat ik op het einde van ieder hoofdstuk van dit werk een beknopt onderrigt, onder den naam van Oefeningen, i geplaatst heb. Daarin zullen zij het geheim van alle ^ heiligheid vinden, die enkel gelegen is in zich zeiven

in alles te overwinnen, niet om aan het schepsel, maar

-ocr page 10-

ÜEKENINGEN.

om aan Goil alleen te behagen. De heilige Ignatius de Loyola en Franciscus Xaverius hebben steeds deze twee woorden in den mond, vince te ipsuni, overwin u zeiven; en iedereen weet welk goed gebruik zij voor hunne eigene heiligmaking daarvan gemaakt hebben.

Bemin, zegt de heilige Augustinus, un doe daarna wal •.} rjij wilt; ama et facquodvis; want indien gij waarlijk bemint, zullen uwe werken met de gevoelens van uw hart niet strijden. Verzoek gedurig van God, lieve christen, de ware liefde, welke door de werken waargemaakt en bewezen wordt. Herinner u altijd, dat de ware heiligheid eigenlijk bestaat in de ondeugd uit te roeijen, en geenszins in de geestelijke vertroostingen, gelijk de eerwaarde Blosius zegt in zijn werk:

Spiegel der kloosterlingen, II, 2: lijd altijd voor God,

werk voor God, volbreng in alles den wil van God,

daarin is de ware liefde gelegen.

!0

-ocr page 11-

*

DE

4\' LIEFDEVLAMMEN

VAN JESUS.

I. HOOFDSTUK.

Jesus ( lirist us is inenscli gcwortlcii «ui «us «Ic liefde, lt;lic bij ons toetlrung\'t tc toouen, en oui ons tot wcflerlleftlc op te wekken.

DU exit hos, et tradïdil semetijjsum pro nobis. Eph. 2.

Jesus Cliristus lieeft ons bemind en en zich voor ons geglagtolTerd.

God had, om de harten der menschen tot zich le trekken en hunne liefde te winnen, hen met allerlei weldaden overladen, maar die ondankbaren, wel verre van aan de gunsten, die hij hun het eerst bewezen had, te beantwoorden en hem liefde voor liefde te geven, weigerden zelfs hem voor hunnen lieer en God te erkennen, zij gingen schandelijk de knieën buigen voor houten en steenen afgodsbeelden, en bewezen eer en aanbidding aan de verachtelijkste schepselen. Naauwelijks werd die God van hemel en aarde in een hoekje der wereld, in Judea, van een volk, dat hij verkorea had, eenigzins als zoodanig erkend; nog werd hij meer gevreesd dan bemind. Nu, aangezien hij wil, dat wij hem meer beminnen dan vreezen, zoo is hij, gelijk wij, mensch geworden , en onder ons komen wonen; hij heeft onder ons een behoeftig en verborgen leven geleid, hij heeft zich aan eenen wreeden en schandelijken dood overgeleverd, en waarom? om de oneindige liefde, die hij ons toedraagt,od had, om de harten der menschen tot zich le trekken en hunne liefde te winnen, hen met allerlei weldaden overladen, maar die ondankbaren, wel verre van aan de gunsten, die hij hun het eerst bewezen had, te beantwoorden en hem liefde voor liefde te geven, weigerden zelfs hem voor hunnen lieer en God te erkennen, zij gingen schandelijk de knieën buigen voor houten en steenen afgodsbeelden, en bewezen eer en aanbidding aan de verachtelijkste schepselen. Naauwelijks werd die God van hemel en aarde in een hoekje der wereld, in Judea, van een volk, dat hij verkorea had, eenigzins als zoodanig erkend; nog werd hij meer gevreesd dan bemind. Nu, aangezien hij wil, dat wij hem meer beminnen dan vreezen, zoo is hij, gelijk wij, mensch geworden , en onder ons komen wonen; hij heeft onder ons een behoeftig en verborgen leven geleid, hij heeft zich aan eenen wreeden en schandelijken dood overgeleverd, en waarom? om de oneindige liefde, die hij ons toedraagt,

-ocr page 12-

DE LIEFDEVLAMMEN

te doen uitschijnen, en onze harten te winnen. Ja, die goddelijke Zaligmaker heeft om geene andere reden in eenen stal willen geboren worden er. op het schandhout des kruises sterven, dan om te toonen hoezeer hij ons bemint, en hoezeer hij wenscht van ons bemind te worden. Dilexit nos, et tradidit semetipsum pro nobis.

Wat zou er van ons geworden zijn, na de zonde van onzen eersten vader Adam, zoo Jesus Christus ons niet had komen verlossen? Helaas, aan onze eigene zwakheid overgelaten, slaven van onze begeerlijkheid, zouden wij ons in alle soorten van misdaden en ongeregeldheden gedompeld en hier op aarde een moeijelijk en rampzalig leven geleid hebben. Verplet onder het gewigt der vervloeking van eenen beleedigden en verbolgen God, hadden wij ons hart nooit voelen opspringen van blijdschap op de vertroostende hoop van eens den hemel te bezitten; nooit zouden wij de beminnelijkheden van de liefde Gods gekend hebben\', nooit zouden wij dien zoeten vrede, die een goed en gerust geweten ons geeft, gesmaakt hebben. Rampzaligen! altijd handgemeen met onze hartstogten, gedurig in oorlog met ons zeiven en onzen evenmensch, zouden wij het leven slechts gekend hebben, om het te vervloeken, en zouden wij de aarde, getuige van onze zuchten en tranen, maar verlaten hebben om in den eeuwigen afgrond der hel te vallen. O welk schrikkelijk lot!

Gelukkig voor ons, had Jesus, wiens goedheid en genade oneindig zijn, medelijden met ons ongeluk. Niettegenstaande wij hem beleedigd hadden, had hij ons nog lief, en stemde hij in onze verlossing toe. Kad hij dit niet gedaan, en ons aan de helsche vlammen, die wij verdiend hadden, overgelaten, dan zou hij niet minder groot noch volmaakt geweest zijn; zijn opperste geluk ware hier geenszins door gekwetst of benadeeld geweest. Maar, enkel door zijne vlammende liefde aangedreven, besloot hij door de lastigste werken, door de afgrijselijkste pijnen, ons de poorten des hemels te openen, alsofzijn geluk van het onze had afgehangen. Zonder lijden had hij ons kunnen verlossen, en nogtans heeft hij dit niet gedaan, integendeel, hy heeft ons door zyn eigen

12

-ocr page 13-

VAN JESOS.

dood van den eeuwigen dood willen ieviijdeu, en hoewel hij duizende middelen in zijne magt had om ons te verlossen, zoo heeft hij toch het vernederendste en pijnlijkste middel willen verkiezen, om alzoo meer regt op onze erkentenis en liefde te bekomen. Een enkel gebed « van Jesus, eene (raan, een enkele druppel van zijn dierbaar bloed alleen, ware toereikend geweest om ons zalig te maken. Ja, zegt de heilige Joannes Chrysos-tomus, ééne van Jesus tranen zou tot onze verlossing ten volle genoegzaam geweest zijn, maar dit was voor onzen goddelijken Zaligmaker niet voldoende om ons al de liefde te bewijzen, die hij ons toedraagt. Zoo sprak die groole leeraar in zijn sermoon. Kn om ons daar nog een grooter blijk van te geven en ons eene grootere vertindlenis van hem te beminnen, op Ie leggen, heeft hij in het verkiezen lusschen de eer tn Je verachtingen, een aim leven en den pijnlijksten en schandelijksten dood voor een vreedzaam en roemvol leven verkozen, gelijk de Apostel in zijnen brief lot de Hebreeuwen XII, 2, ons leert.

Ziedaar wat onze God voor ons gedaan, zie, hoe zeer hij ons bemind heeft. En wij, lafhartigen! wij, ondankbaren! wat hebben wij voor hem gedaan?

Jesus kroont ons met liefde en genade, gelijk David zegt, Ps CII : 4; hij geeft zich geheel aan ons, slagtoffei t zich voor ons, wordt mensch voor onze zaligheid, om onze harten te winnen, en wij beminnen hem niet, en w ij betuigen hem geene de minste wederliefde! Wel hoe! wij beminnen eenen mensch, omdat hij ons eenige tee-kers van genegenheid geeft; wat zeg ik? wij beminnen eenen hond om zijne streelingen, en zullen wij weigeren onzen God te beminnen, die ons zijne weldaden zoo ruim overzendt? Een vriendelijk woord, een hartelijke oogslag, zelfs een glimlach alleen is genoeg, om onze erkentenis tot onzen natuurgenoot op te wekken; en God put ter onzer liefde al de schatten zijner magt en wijsheid uit, en wij, w ij zullen aan zijne liefde niet beantwoorden I O 4 hemel, zullen wij dan nooit over zulke verregaande on

dankbaarheid beschaamd worden? zullen wij dan die on-

-ocr page 14-

DE LIEFDEVLAMMEN

eindige liefde van een\' zoo goedertieren Vader niet anders dan met onverschilligheden en verachtingen vergelden!

GEBED.

O mijn lieve Jesus! het zij mij toegelaten u te zeggen: neen, ik zal tot u niet meer zoo ondankbaar zijn, als ik tot dusverre geweest ben; integendeel, ik wil n voortaan uil geheel mijn hart gaan beminnen. Mogt, o lieve Zaligmaker! mogt deze liefde, die u bewoog, om voor mij op den Calvarie-berg den dood des kruises te ondergaan, mij van alle aardsche genegenheden doen afsterven, en gelijk uw heilige Evangelist Lucas spreekt XI[ 49, met dit heilig vuur van liefde, hetwelk gij op de wereld zijt komen brengen, mij verslinden! Ik verzaak, ja duizendwerf verzaak ik die schandelijke vermaken, en daarover ben ik bedroefd uit geheel mijn hart, o welbeminde Zaligmaker! omdat ik u zoo verregaande heb vergramd. Voortaan ben ik bereid liever te sterven, danu het minste misnoegen aan te doen en u nog te vergrammen. Ik wil alles, wat van mij zal afhangen, gaan aanwenden, om mij aan u aangenaam temaken. Gij hebt niets ter mijner liefde gespaard, ook ik wil niets meer ter uwer liefde sparen; gij hebt mij zonder uitzondering bemind, ook ik wil u zonder uitzondering gaan beminnen. Ik bemin u, o mijn eenig goed, mijne liefde, mijn leven, mijn al; ja, ik bemin u! Ach! ik smeek u, o goede Jesus! maak, dat ik u zoo zeer moge liefhebben, als hel aan een arm schepsel mogelijk is u te beminnen! maak, dat ik tot mijnen laatsten snik, ja tot in alle eeuwigheid u be-minne. O, dat het zoo geschiede, dat het zoo geschiede!

OEFENING.

De zaligheid is de eenig noodzakelijke zaak.

Christen, wie gij ook zijn moogt, die dit leest, overdenk thans de groote zaak uwer zaligheid. Uwe zaligheid, ach! ziedaar de eenige zaak, waarmede gij u gedurig moet bezig houden, omdat Jesus Christus zelf bij zijnen Evangelist Lucas ons leert, dat het de eenigste zaak is, de eenig noodtakelyke zaak, X. 42. Werk zoo veel gij wilt

-ocr page 15-

VAN .TESI1S.

om rijk te worden, stapel schatten op een, ditgeef ik toe, maar denk eens wel, waartoe zal dit alles dienen, Indien gij uwe ziel verliest? jaag de aardsche vermaken na, zoek de eer, de waardigheden, volg uwe zinnen, uwe inbeeldingen, leef op uw uiterste gemak, dit sta ik toe; maar wat zult gij met dit alles te meer hebben, indien gij verdoemd wordt? Nog een weinig tijds, en de wereld, hare rijkdommen, hare vermaken, hare eer, alles zal voor u voorbij zijn; wat zult gij dan van al die dingen denken, zoo gij het ongeluk hebt verloren te gaan? O lieve Christen! treed in u zeiven, bid ik u, en zie, hoe Ver gij gekomen zijt, aangaande degroote, de eenigste zaak uwer zaligheid. Bijaldien gij tot hiertoe niets of bijna niets voor den hemel hebt gedaan, haast u; er is nog lijd, om de hand aan het werk te slaan. Steluw geweten in goeden staat, en indien het, door Gods genade, u geen enkelen grooten misslag te verwijten heeft, doe uw best om het met goede werken te verrijken en met wezenlijke deugden Ie versieren: begin hiermede van heden af. Overweeg daarom dikwijls in uwe gedachten deze woorden van uwen goddelijken Meester: Wat zal het den mensch baten geheel de wereld gewonnen te heh-bfn. indien hij zijne ziel verliest ?(l) En voor welke schatten zal een mensch zijne ziel kunnen verkoopen? Herinner u steeds deze spreuk, en vraag aan God om ze wel te mogen beseffen. Indien gij deze wel verstaat, zal zij ongetwijfeld uw hart raken, zij zal u deijdelheid, het nietige der aardsche goederen doen zien, en weldra zult gij een Heilige worden. En indien gij heilig wordt, of zoo gij ten minste werkt om het te worden, wat groote blijdschap zult gij dan aan onzen goederlieren Meester niet geven! wat, zaligen vrede zult gij uwe ziel niet toebrengen , wat zoeten vrede zult gij in het binnenste van uw hart niet gevoelen, van eens in den hemel te zullen mogen heerschenl Aan het werkl Jesus is met u, hij verlaat geen enkel zijner kinderen, hij wakkert hunne pogingen aan, en ondersteunt hunne zwakheid, stel uw vertrouwen op hem en gij zult zalig worden.

(1) Mattli. XVI. 26.

15

-ocr page 16-

DE LIEFDEVLAMMEN

If. HOOFDSTUK.

Over lt;Ie liefde, «lie ons God getoond heeft met zijn eenigen Zoon te geven.

Sic Deus dilexil munJum, ut F ilium smnu tini-yenilum daret. Jamp;AN. III. 26.

Zoo zeer lieeft God de wereld bemind, dat lig ons zynen eenigen Zoon heeft gegeven.

O hoe diepzinnig is de zin van het woordje Sic; hoe diepzinnig is de zin van het woordje Sic; zoo zeer! dit woordje, heeft eene beleekenis, welke wij nooit zullen kunnen begrijpen; het beteekent de grootheid der liefde, die eenen God bewogen heeft, om voor ons niet e( nc n knecht, niet eenen engel, maar zijnen eenigen Zoon te slagtolferen, (l) en dien schul-deloozen Zoon ter dood te veroordeelen, en den schuldigen mensch zalig Ie maken. Ach! wie was er bekwaam om ons dien onwaardeelbaren schat te schenken , tenzij die God alleen wiens liefde grenzeloos is? O! hoezeer moeten wij onzen God voor deze liefde danken! Wij walen door de zonde van het leven der genade beroofd , wij waren geestelijk dood, en Jesus heeft ons door zijnen dood doen verrijzen (n tot het geestelijke leven teruggeroepen; wij waren ongelukkig, leelijk en afgiijsehjk, maar God heeft ons, door zijnen Zoon Jesus Christus, schoon en aangenaam in zijne oogen gemaakt (2) Hij heeft ons niet alleen van de zonde verlost, maar ons daarenboven in Jesus Christus met alle soorten van geestelijke zegeningen voor den hemel ver vuld. (3) O wonderbare toegevendheid van de teederhartigheid van onzen God! roept de heilige Kerk met eene verrukkende verwondering uit, o onbegrijpelijke liefde! cm den slaaf af le koopen, levert hij zijnen eenigen Zoon. 4)

Tracht den zin dezer woorden wel le doorgronden: hij heeft zijnen eenigen Zoon gegeven. Het is voor de Enge-

(1) S. Joan. Clirys, (2J Eph. 1, 9. (3) Eph. ], 3. (4) Exultet Sabb. aancto.

16

-ocr page 17-

VAN JESUS.

leu niet, dat Jesus Christus zich geslagtotferd heeft, het is voor hen niet, dat hij mensch geworden en uit eene vlekkelooze Maagd geboren is: neen maar het is aan ons, ellendige kinderen van Adam, dat die kostelijke schat gegeven is: Nobis datus, nobis natus ex intacla Virgine (!) zoo als de heilige Kerk zingt. Het is aan ons, dat hij toebehoort: met hem en in hem zijn wij in het bezit van oneindige goederen en schatten. Dan: helaas! hoe weinig kennen wij den schat, door God ons in zijnen eenigen Zoon gegeven! hoe weinig kennen wij de voordeeion, welke wij uit het vleesch-geworden Woord getrokken hebben! Evenwel dezevoor-deelen zijn zoo groot, dat wij op zekere wijze over de zonde van Adam ons zouden moeten verblijden. Inter-daad, Jesus Christus heeft ons meer gegeven dan Adam ons ontnomen heeft, wij hebben meer door de verlossing gewonnen, dan wij door de zonde verloren hebben, en de genade, zegt de heilige Paulus, is niet afgemeten geweest volgens de misdaad. (2) Daarom roept de heilige Kerk meteenen verrukkenden ijver en erkentenis uit: O gelukkige misdaad, die eenenzoogrootenVerlosser heeft verdiend! o gelukkige en noodzakelijke zonde van Adam, die door den dood van Jesus Christus is uitgeiuischt. (3) Ach! kendet gij de gave Gods, zeide de Zaligmaker tot de Samaritaanshe, kendet gij hem, die u te drinken vraagt! (4) O mijne ziel, het is tot u, dat deze woorden gesproken zijn. Zoo gij wist, wie Jesus is, dan zoudt gij de grootheid kennen van de lieide, die God bewogen heeft, om hem aan ons te geven; zoo gij kendet wie Jesus is, wat hij door zijne menschwording voor u verdiend heeft, dan zoudt gij begrijpen wat al liefde en dankbaarheid gij verschuldigd zijt aan hem die u met een zoo uitmuntend geschenk begiftigd heeft! Heer, zeide de heilige Augustinus, wie. ondankbaar is voor de groote weldaad der schepping, die verdient de hel; maar er zou eene nieuwe hel moeten zijn voor den mensch, die ondankbaar is voor de onuitsprekelijke weldaad van de ver-

(I) In officio Corp. Christ. (2) Hom. V. 15. (3) In off. Missie Sabb. Sancti. (4) Joan. 1. 2.

17

2

-ocr page 18-

DE LIEFDEVLAMMEN

lossing. (1) Men verhaalt vin Pater Avila, cUl waimeer dezulken, die eenige bijzondere welJaad van God ontvangen hadden, hem daarvan spraken en de goddelijke goedheid bewonderden, hij hun antwoordde: hel is hierover niet, dat gij hem moet bewonderen : maar weest hijrover verwonderd, dat God zoo zeer de wereld heeft bemind, dat hij zijnen eenir/eu Zoon heeft geyeven. (2)

GEBED.

O eeuwige Vader, ik bedank u, dat gij mij uwen Zoon tot Verlosser hebt gelieven te geven. Eu u, o Zoon van God! bedank ik, omdat gij mij met zoo groote liefde en met zoo vele smarten hebt verlost. Wat zou er van mij geworden zijn, o mijn Jesus! na mij aan zoovele zonden pligtig gemaakt te hebben, indien gij voor mij niet gestorven waart I

Helaas! het gelul mijner zonden overtreft verre het getal der haren van mijn hoofd! (3) Gedurende langen tijd heb ik niet geleefd dan om u te beleedigen! Ach! waarom hebt gij op de aarde mijne ballingschap verlengd! (4) Waarom heb ik den laatsten snik nief gegeven, zoodra ik het doopsel had ontvangen; waarom ben ik niet gestorven, eer ik in staat was om u te vergrammen? Vergeefsche klagten, het kwaad is bedreven. O minnelijke Zaligmaker! ik smeek u . maak, dat ik een deel van uwen haat, dien gij gedurende uw sterfelijk leven tegen mijne zouden hebt opgevat, moge gevoelen, en verleen mij daarover vergiffenis. Maar het is niet genoeg mij deze te vergeven, verleen mij daarenboven nog uwe liefde, wijl gij verdient oneindig bemind te worden; ach! gelief mij deze goddelijke deugd te verleenen, Gij hebt mij tot den dood toe bemind, welnu, ik wil u, op mijne beurt, tot den dood liefhebben. Ik bemin u, o oneindige goedheid, van ganscher harte, ik bemin u meer dan mijzelven, inn wil ik al de genegenheden van mijn h;üt vestigen. Ach! verleen mij uwe hulp, en

0) Th Mali. Cap. XV. C2) l\'cif. chvét. de Eotlritoift/., I\'aff. 10, tralé Vil, Cli. 1. 0) I\'s. XXIV, 13. (1) Ps. CXIX, 8.

•18

-ocr page 19-

VAN JESUS.

gedoog niet, dat ik, gelijk te voren, ondankbaar blijve! Toon mij wat gij van mij verlangt, dewijl ik vastgesteld heb, door de hulp uwer genade, volstrekt alles te doen, wat gij van mij zult begeeren. Ja, mijn Jesus, ik bemin u, en wensch u altijd te beminnen, gij, die mijn schat, mijn leven, mijne liefde, mijn al zijt. Amen.

OKFENINGEN.

Men moet tie kleine misslageu vrcezeu.

Er is in het geestelijke leven eene waarheid van de i grootste aangelegenheid, en de godvruchtige zielen moeten deze ernstig overwegen. Zij is namelijk de volgende, gelijk ze de Heilige Geest ons gegeven heeft: Qui sper nil rnodica, paulalini decidet, (1) dit\' ligte fouten klein acht, zal allengskens vallen. Begrijp wel deze woorden: zal ellengskens vallen. Hij zal ongevoelig vallen zonder het bijna gewaar te worden, maar evenwel hij zal vallen. Heden zal hij zich eenen kleinen leugen veroorlooven onder den dekmantel van kleine zonde; morgen zal hij tot eenen grooten leugen overgaan, en eindelijk zal hij zich in groote zonden dompelen. Vrees de verachting van kleine zaken: vrees de kleine fouten, zij zijn op zekere wijze gevaarlijker dan de groote. Ik vrees niet te zeggen, zegt de heilige Joannes Chrysostomus, hetgeen u wonderlijk en omgeboord zal voorkomen, dat het mij somtijds dunkt, dat

Imen minder moet bezorgd zijn om de groote zonden te vlugten, dan om de ligte gebreken te vermijden. De gruwelijkheid van de eerste geeft ons natuurlijk eenen afschrik daarvan, maar wij gewennen ons ligtelijk aan deze laatste; en daar de minachting, die wij er voor hebben, ons belet van ons eenig geweld aan te doen , om er ons van te beteren, worden zij door onze onachtzaamheid zoo groot, dat wij eindelijk niet meer in staat zijn ons daarv-an te ontdoen. (\'2) Ik herhaal het nog eens: vrees de kleine fouten, vrees en vermijd ze,men minder moet bezorgd zijn om de groote zonden te vlugten, dan om de ligte gebreken te vermijden. De gruwelijkheid van de eerste geeft ons natuurlijk eenen afschrik daarvan, maar wij gewennen ons ligtelijk aan deze laatste; en daar de minachting, die wij er voor hebben, ons belet van ons eenig geweld aan te doen , om er ons van te beteren, worden zij door onze onachtzaamheid zoo groot, dat wij eindelijk niet meer in staat zijn ons daarv-an te ontdoen. (\'2) Ik herhaal het nog eens: vrees de kleine fouten, vrees en vermijd ze,

| (1) Eccl. XtX, 1. (2) S. Chrys. hom. S7 sup. Matth,

19

I

-ocr page 20-

DE UEFDEVLAMMEN

want hoe klei» zij ons ook mogen toeschijnen, zij vergrammen daarom niet minder onzen goeden Meester; vrees en vermijd de kleine fouten, omdat zij ons tot laauwheid brengen; vrees en vermijd de kleine foiilen, omdat Jesus Christus ons loert, dat hij, die getrouw is in kleine zaken, ook yetroxiw zal zijn in yroote, en dal hij die ongetrouw zal zijn in kleine, ook ongetrouw zal zijn in groote zaken. (1) Waak van heden af wel op u zeiven en tracht zoo te leven, dat gij zelfs dezen avond tot Jesus zeggen moogt: Goedertieren Meester, ik heb mij heden geene volle vrijwillige fout te verwijlen, ik bedank u daarvoor; immers het is uwe almogende hand, die mij ondersteund heeft, gelief mij al do gebreken te vergeven, die ik uit zwakheid zou kunnen bedreven hebben; ik zal dit morgen nog trachten te verbeteren.

III. HOOFDSTUK.

Jesus Oliristus licel\'t door liet vergieten van al ziju bloed, de ver^iireuis onzer zonden verdiend.

Neque per sanguinem hirconnn aut tilulorum, sed per proprium sanguinem introivil semel in sancta^ ccterna redemptione inventa. Heb. IX. 12.

Jesus Christus is maar eens het heiligdom ingetreden, niet door het bloed der bokken en der kalveren, maar door zijn eigen bloed, ons hebbende verkregen eene eeuwige verlossing.

Ach! wat kon het bloed van al de slagtoffers waard zijn om ons de goddelijke genade te verkrijgen? De slagtolïeranden der oude wet hadden uit zich zeiven geene kracht: zij waren, volgens de uitdrukking van den Apostel, gebrekkelijke plegtigheden en van alle kracht beroofd, en nooit zouden zij dien scheidsmuur welke de zonde tusschen God en ons had opgebouwd, hebben kunnen af breken. Wie zal er dan magtig genoeg zijn, om ons met God te verzoenen? zal het ch! wat kon het bloed van al de slagtoffers waard zijn om ons de goddelijke genade te verkrijgen? De slagtolïeranden der oude wet hadden uit zich zeiven geene kracht: zij waren, volgens de uitdrukking van den Apostel, gebrekkelijke plegtigheden en van alle kracht beroofd, en nooit zouden zij dien scheidsmuur welke de zonde tusschen God en ons had opgebouwd, hebben kunnen af breken. Wie zal er dan magtig genoeg zijn, om ons met God te verzoenen? zal het (1) Luc. XVI, 10.

20

-ocr page 21-

VAN .lESDS.

do mousch zelf zijn? Helaas! de menseh een kind van gramschap, (1) hij wordt geboren in de vijandschap van God en in de onmogelijkheid van uit zijne eigene kracht eenig werk te doen, hetwelk dien heilijren God zon kunnen aangenaam zijn, want hij kan in de werken zijner vijanden zijn behagen niet scheppen. Zal het een engel zijn? Maar een engel is slechts een enkel schepsel, wiens verdiensten gevolgelijk een einde hebben en bepaald zijn, terwijl de smaad, door de zonden van den raensch God aangedaan, een oneindig kwaad is. Het is dan God alleen, die de vergiffenis van onze zonden en ons het eeuwige leven verdienen kan. Ja, het is slechts hij alleen die hiertoe bekwaam was, en Jesus Christus, voor ons mensch wordende, om ons te verlossen, heeft voor ons gedaan hetgeen maar door hem alleen kon gedaan worden. Gelijk hij zich ge-waardigd heeft ons door zich zeiven te scheppen, zoo achtte hij het zich niet onwaardig ons door zich zeiven te verlossen. Zijne liefde tot ons was te groot om aan een ander het geluk en de eer, van ons zalig te maken, over te laten. Ik ben de Heer, zegt hij ons door den mond van Isaïas, en ik zal mijne heerlijkheid aan een ander niet geven; (2) en zeker had hij dit gedaan; zoo hij de zorg onzer verlossing aan een Engel had toevertrouwd. Want had hij zich vergenoegd met ons uit het niet te trekken en ons het leven te geven, dat wij hier op de aarde bezitten, en had hij dan eenen Engel bevolen ons het andere leven te verdienen, hetwelk oneindig waardiger en beter is, dan zou daaruit volgen, dat wij aan den Engel iets verschuldigd zouden zijn, hetwelk van grootere, en aan God, dat van mindere waarde is. Ik herhaal dan nog eens, God was al te jaloersch over zijne eer en over onze liefde, om aan een ander schepsel het werk onzer verlossing over te laten. Hij heeft ons niet alleen het eerste leven willen geven, met ons uit het niet te trekken, maar ook hoeft hij ons het tweede leven willen schenken

(1) Eph. II, 6. (2) Is, XLVIII, ll.

2-1

-ocr page 22-

22 DE MEFDEVLAMMEN

met ons viij te koopen en Ie verlossen, opdat wij lietn al onze liefde zouden geven, en opdat niemand zou meenen geregtigd te zijn, om hem het minste deellje zelfs hiervan te ontnemen. Dit is het wat de heilige Augustinus door deze woorden zoo volmaakt uitgedrukt heeft: dewijl God reeds onze Schepper was, wilde hij ook tevens onze Verlosser wezen, opdat onze liefde tus-schen den Schepper en Verlosser niet zou verdeeld zijn.(l)

O mensch! roept de heilige Bernardus uit, erken dan de waardigheid en verhevenheid uwer ziel! Weet gij wel hoe hoog God die kostelijke ziel geschat heeft, die gij zoo door het modder sleept, die gij de slavin van uw ligchiam maakt? Weet gij wel, dat zij meer waard is, dan do geheele wereld? indien u dit onbekend is, weet dan, dat uw God, ter harer liefde, zijn leven heeft ten beste gegeven, en dat hij dit anders voor de geheele wereld, ja voor duizend werelden zelfs, nooit zou gedaan hebben (2) Leer nu ook verstaan, hoezeer gij u schuldig maakt, als gij haar met zonden besmeurt.

Uit hetgeen wij daar even gezegd hebben, blijkt klaar, dat, al had een Engel aan Gods regtvaardlgheid voor ons kunnen voldoen en ons verlossen, God zulks niet zou toegelaten hebben: hij zou zich zeiven hebben willen belasten, zoo als hij waarlijk gedaan heeft, met de zorg van voor ons den hemel te verdienen en ons aan de hel te ontrukken, om alzoo beter de grootheid zijner liefde te bewijzen. Ach, wie zal kunnen uitdrukken hoe zeer God ons bemint, ons arme en geringe schepselen! Die God van hemel en aarde is, ter onzer liefde, van zijnen verheven troon neergedaald, om zich met onze inensche-lijke natuur te bekleeden; hij heeft, ter onzer liefde, in eenen armen stal willen geboren worden, niets andei s hebbende dan slechts een weinig stroo om zijne teedeie ledematen op te laten rusten; dertig jaren lang heeft hij in het werkhuis van een armen timmerman willen doorbrengen, om met zijn handwerk een stuk brood te winnen en in het zweet zijns aanscbijns te eten; hij heeft

(1) S. Aug. Cnd. Man. XXXVI. (2) S. Rem. lib. de anima, rap. Ill, m. S.

-ocr page 23-

VAN JESUS.

eindelijk voor ons lot den laalslen druppel v.m zijn bloed willen vergieten, stervende op een kruis, te midden der schrikkelijkste smarten.

Ach! wat al reden hebben wij om met den heiligen man Job uit te roepen: Heer, wat in de mensch, dat gij hem zoo groot acht! of hoe kan hij het voorwerp uwer liefde zijn? (•!) Wel hoe! de magtigste monarch der geheele wereld, die God, wien niets ontbreekt, en die zich zeiven genoeg is, zoekt onze liefde en poogt ze te verdienen, met zijn leven voor ons ten beste te geven! Hoe zullen wij hem ooit voor die uitmuntende liefde genoegzaam kunnen bedanken. Laat ons hem beminnen, de liefde kan slechts door liefde vergolden worden: geven wij hem ons hart, wanneer hij zoo jaloersch is, en laat ons hem al de bewegingen, al de genegenheden, zonder de minste uitzondering, daarvan toewijden. Bedenken wij, dat, indien wij hem reeds geheel toebehooren, omdat hij ons geschapen heeft, wij hem nog meer toebehooren, omdat hij ons heeft verlost. Om ons te scheppen, heeft het hem maar één woord gekost: hij sprak en nlles ivas gemaakt. (2) Maar wat heeft hij niet geleden om ons te verlossen!

GEBKD.

O mijn .Tesus, zie ik lig bier voor uwe voeten. Ik kom u de hulde aanbieden van mijn arm hart, gelief dezelve te aanvaarden! maar helaas, één hart is al Ie weinig om u te beminnen. En al had ik ook de harten aller menschen , om ze u alleen toe te wijden, dit ware nog te weinig. Hoe groot zou dan mijne ondankbaarheid wezen, zoo ik mijn hart tusschen u en de schepselen verdeelde! neen, lieve ,Tesus, zoo zal ik niet handelen; gij begeert geheel mijn hart, en gij verdient het voorzeker geheel en al te bezitten, zonder uitzondering wil ik het u schenken. Indien ik niet bekwaam ben het u te geven, gelijk het behoort, neem het dan zelf en maak, dat ik in waarheid moge zeggen: Gij

(1) Job II, 17. (2) Bern. De diligendo Deo; Cap. V.

23

-ocr page 24-

DE MEFDEVLAMMEN

zijl de God van mijn hart. (I) Ach! mijn geliefde Verlosser, door de verdiensten van het nederige en zeer ellendige leven, hetwelk gij op de aarde voor mij hebt willen leiden, geef mij de ware ootmoedigheid, opdat ik de verachting en het leven heminne. Maak, dat ik met liefde de ziekten, den smaad, de vervolgingen, het inwendig lijden en al de kruisen omhelze, die gij mij zult overzenden; maak, dat ik u heminne, en doe daarna met mij wat u belieft. O hart van Jesus, voor mij van liefde ontstoken, ontsteek mijn hart met eene vurige liefde voor u, (2) en geef mij de genade dat ik vóór mijn sterven geheel aan u toebehoore. Ik bemin u, mijn Jesus, gij, die zoo zeer verdient bemint te worden, en die zoo vurig mijne liefde verlangt; ik bemin u uit geheel mijn hart; ik bemin u uit geheel mijne ziel. Doe mijne liefde tot u nog aangroeijen; maak, dat ik, om u te behagen, mijne bedorvene neigingen, begeerten en eigenzinnigheden gedurig versterve; maak, dat ik mijne genoegens en mijne vermaken, en bovenal mijnen wil, geheel verloochene. O zoete Jesus, ik smeek u met betraande oogen, geef mij alles wijl mij alles ontbreekt. Ik ben arm, maar zoo gij ugewaardigt, eenen blik van barmhartigheid op mij te slaan, zal ik rijk zijn. Ach! mijn Jesus, mijn zoete Jesus, heb medelijden met mij! Maria, mijne tcedere Moeder, bescherm mij. Amen.

OEFENINGEN.

Igt;c zuivere meeniug.

Jesus Christus heeft ter uwer liefde groote dingen gedaan, gelijk gij daar even hebt gezien; en zult gij uit erkentenis zijner teederste liefde, niets voor hem doen? Die goedertierene Meester vraagt van u niets, dat te moeijelijk of te buitengewoon is; al wat hij verzoekt, is, dat gij uwe dagelijksche werken met alle mogelijke volmaaktheid zoudt verrigten.

De dag van een christen bestaat uit eene zekere reeks van werken, waarvan de eene goed, de andere onver-

fï) Ps. LXXTT, SG. (2) Kccles. Pi\'epes.

24

-ocr page 25-

VAN JESUS,

schillig zijn, enz. Het opstaan, hot slapen gaan, het gebed, de heilige communie, het heilig misoffer, de bezoeken, het werk, de wandelingen, de maaltijden, het slapen, daar hebt gij bijna geheel des menschen levensverdeeling. Welnu! wilt gij heilig zijn en zeker aan Jesus hart behagen, zoo doe dit alles met de zuiverste meening en met het eenige inzigt, om God aangenaam te zijn. Maak dezen raad van den apostel Paulus werkdadig: Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij gij anders doet, doet alles ter eero van God, (1) en weldra zult gij eene uitstekende volmaaktheid bereiken. Zoo men daartoe niet kon geraken, zegt Al-phonsus Rodriguez (2), dan door verhevene werken, groote edelmoedigheid en zeer verhevene gedachten, zoudt gij u eenigzins kunnen verontschuldigen, uwe onbekwaamheid doen gelden, en zeggen dat gij zoo hoog niet kunt vliegen. Bijaldien men van u eischte dat gij u dagelijks ten bloede toe moest geeselen, dat gij op water en brood moest vasten, dat gij blootvoets moest gaan, dat gij steeds een haren kleed moest dragen, zoudt gij kunnen antwoorden, dat dit uwe kracht te boven gaat, of gij hiertoe niet magtig zijt. Maar Jesus Christus vraagt dit niet, hij wil alleen, dat gij doet, hetgeen gij gewoonlijk doet. Indien gij dan tot hiertoe hebt veronachtzaamd, al uwe werken, voornamelijk uw ontwaken, uwe maaltijden en uwe vermaken aan God op te offeren, begin dan van heden af; indien gij met weinig eeibied, aandacht en ijver uwe gebeden hebt gestort, zoo neem u voor, u voortaan hierin te beleren. Alzoo kan een koopman in zijnen handel, eene moeder des huizes in haar huishouden, een leerling in zijne leeroefeningen, met geringe moeite tot de volmaaktheid komen. Gij zoudt grootelijks pligtig zijn van dit eenvoudig middel niet te gebruiken, om u meer en meer aangenaam te makenaaneenen God, dieier uwer liefde en om uw geluk te verzekeren, noch zijne eer, noch zijne rust, noch zijn eigen leven zelfs gespaard heeft.

(1) CoHntli. X, 31. (2) Second traité. Ch. 11.

25

-ocr page 26-

DE LIEFDEVLAMMEN

IV. HOOFDSTUK.

Uefde en barmliavtiglicid van .Tesum €lii*isiiis tof ons hebben bijzoiKlei* in zijne nienscti-woriii uit geblonken.

Ay far nil henignilas ac hmuanitas Snhn/oris nostri Dei. Tit. III. 4.

Pe goedheid va» God, onzen Zaligmaker, en zyne liefde voor het nienschdom zyn op de wereld verschenen.

od heeft ons van alle eeuwigheid bemind, (1) en

hij zelf verzekert ons deze vertroostende waarheid

door den mond van den profeet Jeremias. Maar zijne liefde was ons op zekere wijze onbekend gebleven, tot op het oogenblik, waarop hij door zijne mensch-wording zich verwaardigde ons die te openbaren.

«Eer de Zoon Gods mensch werd, zegt de heilige bernardus, had God zijne raagt geopenbaard in het scheppen der wereld, en zijne wijsheid in haar te besturen: maar toen Jesus Christus op zich genomen had om onze natuur aan te nemen, alsdan kwam de liefde, welke de goddelijke Zaligmaker den raenscheu toedraagt, te voorschijn.» (2) Inderdaad, na hem zulk een arbeidzaam en pijnlijk leven te hebben zien lijden , na hem op het schandelijk kruishout onder zulke geweldige pijnen te hebben zien sterven, ware het hem niet den groolsten smaad aandoen, een enkel oogenblik aan de oneindige liefde, welke hij ons toedraagt, te twijfelen? Ja, hij bemint ons bovenmate, en omdat hij ons bemint, wil hij ook van ons bemind worden. Ware het mogelijk dat wij ondankbaar zouden zijn? Ware het mogelijk dat wij voor de liefde van Jesus zouden ongevoelig blijven? Laat ons eens ernstig overdenken tot welken ?chrikkelijken staat van ellende en krachteloosheid de zonde onze ziel gebragt had, eer hij op de wereld kwam om haar zalig te maken. Wij (1) Jerem. SXX, V. (2) S. P.erti. Serm. I, in Nat. Dom.

26

-ocr page 27-

VAN JESUS.

waren met misdaden besmet en overladen, lot dood en hel veroordeeld, en had God ons door zijne regl-vaardigheid aan ons zeiven overgelaten, zoo a-s hij met de duivelen gedaan had, dan zouden wij niets Ie zeggen gehad hebben; want wie zal tegen de oordeelen des lieer en durven opstaan ? wie zal er vermetel genoeg zijn om hem te beschuldigen, al had hij zelfs al de volkeren, die hij gemaakt had, verdeed.\'(l) Niets, volstrekt niets is er bekwaam om zijne blikken van goedheid en toegenegenheid op ons te trekken; wat zeg ik? De zonde had ons leelijk en afgrijselijk voor zijne oogen gemaakt en nogtans zie, hoe Jesus, door barmhartigheid bewogen, op aarde nederdaalt, om ons zijne liefde te openbaren met op een kruis te sterven! Wij waren arm, en hij komt ons met allerlei geestelijke gaven en weldaden verrijken; wij lagen in dikke en zware duisternissen bedolven, hij komt ons met de fakkels zijner leer verlichten; wij waren tot de straffen der hel verwezen, en hij komt ons de poorten deS hemels openen en ons een eeuwig heil verdienen; wij waren zijne vijanden, en hij komt zich met ons verzoenen en ons tot zijne boezemvrienden aannemen.

O Christen! aangezien God ons zoo voorname en veelvuldige liefde heeft betoond, toen zelfs, toen wij zoo ondeugend waren, laat ons hem ook, dewijl hij ons eerst heeft bemind, op onze beurt uit geheel ons hart beminnen. (2) Wat is er billijker en regtvaardiger? Onze Heer Jesus Christus, zegt de H. Paulus, is voor ons gestorven, opdat wij voor hem zouden leven, (3) Kunnen wij nu met waarheid van ons zeiven deze troostvolle waarheid geven, dat wij tot dusverre voor Jesns geleefd hebben? Helaas, misschien hebben wij nog niet éénen dag, niet één uur, voor hem geleefd! O, wat groote schande! Wel hoe! God heeft ter onze liefde alles gedaan, en wij hebben nog niets ter zijner liefde verligt! beginnen wij dan van heden af ernstig Jesus te beminnen en voor hem te leven. Voor Jesus leven is in alles zijnen heiligen wil volbrengen, is gedurig zich (1) Sap. XII, 13. (2) Joan IV. (3) II Corinth. V. 15.

97

-ocr page 28-

DE t.TÏFDEVIAMMEN

zeiven verloochenen, is alle oogenbliklten zich geweld aandoen, is zijn kruis met onderwerping en liefde opnemen en dragen. Voor Jesus leven is gestadig bidden, is stiptelijk al de pligten van onzen staat vervullen, zonder ophouden zich versterven, zich oefenen in ootmoed, in zuiverheid, in liefde tot den evennaaste, in zachtmoedigheid, in inwendig gehed. Voor Jesus leven is de ongeregeldheden en de zonden van ons voorgaand leven beweenen, is zich van al het aardsche onthech\'en, is naar het he;l des hemels verzuchten en verlangen. En wat hebben wij van dit alles tot nu toe gedaan?... Niets, bijna niets misschien. Verootmoedigen wij ons dan ten minste op het zien van zulk eene lafhartigheid, en maken wij voor het toekomende goede voornemens.

GECED.

O mijn Zaligmaker! wanneer zal ik dan de liefde beginnen te erkennen, welke gij mij bewezen hebt? In plaats van u te beminnen, heb ik u tot hiertoe niels anders dan ondankbaarheid getoond en uwe genade veracht; evenwel omdat gij oneindig goed zijt, wil ik mijn vertrouwen niet verliezen. Gij hebt beloofd te vergeven aan al wie leedwezen heeft; ach! heb deernis met mij en doe mij de uitwerkselen uwer belofte gevoelen. Ik heb u oneer aangedaan , door mijn gemak en mijne vermaken hooger dan u te achten; maar heden ben ik hierover bedroefd uit geheel mijn hart, en niets smart mij zoozeer, dan u, mijn opperste goed, zoo schandelijk vergramd te hebben. Vergeef mij, en hecht mij geheel aan u vast door een eeuwigen liefdeband, opdat ik u voortaan niet meer verlate én niet meer leve dan om u te beminnen en uwen godde-lijken wil te volbrengen. Ja, mijn Jesus, voor u alleen wil ik leven, en u alleen verlang ik te beminnen. Ik heb u vroeger voor het schepsel verlaten, nu wil ik alles voor u verlaten en mij geheel en al aan u geven. Ik bemin u, o God mijner ziel! ik bemin u meer dan mij zeiven. O Maria, Moeder Gods, verwerf mij de genade van hem tot den dood getrouw te zijn. Amen.

2S

-ocr page 29-

VAN JESUS.

OEFENINGEN.

Igt;cu ijilclcii lof onzer werken \\ IIIi;I«\'n.

Treed heden eens opregt in u zeiven, en zie met welke ineening gij «we werken verrigt. Zoo gij die werktuigelijk zonder eeiiige goede of kwade meening doet, zullen zij u voor den hemel vruchteloos zijn; zoo gij ze verrigt met het voornemen van aan de menschen te behagen en uit ijdelen roem, al waren de werken uit zich zeiven nog zoo goed, worden zij slecht en strafwaardig. Zoo gij, integendeel, in al uwe werken God alleen booogt, en gij zijne eer en het volbrengen van zijnen wil alleen er bij betracht, dan zijt gij gelukkig, want alzoo verzamelt gij verdiensten en schatten voor de eeuwigheid. Vlugtdan, vlugt den ijdelen lof, en ivacht u van uwe cjoeda iverke n vooy de menschen te doen, om van /lengezien te worden; want alsdan zult rjij er geen loon in den hemel voovontvangen. (1)Mijn God! wat is al de eer dezer wereld anders dan een ijdele rook? Bevredig u, in het doen van uwe goede werken, met de troostende getuigenis van uw geweten; vergenoeg u met te weten, dat gij eenenGod tot getuige uwer werken hebt, en ga van de menschen geene valsche eer afbedelen, die u de ware eer zou doen verliezen. Het oordeel der menschen is van geene waarde, en gij zijt daarom niet beter, omdat zij u geprezen hebben. Zeg en herhaal gedurig uit het diepste van uw hart; Eer zij God in het hoogste das hemels in alle eeuwen der eeuwen! (2) Niet aan ons, Heer, niet aan ons, maar geef de eer aan uwen naam. (3) Verberg uwe goede werken zoo veel in uw vermogen is, en wees immer bezorgd dat gij eene goede meening hebt, alvorens uwe werken te beginnen, met Ignatius de Loyola zeggende: Mijn God, ik ga dit. doen ter uwer liefde en ter uwer meerdere eer enverheenijking .(ii) Indien de duivel van ijdelen roem u in het midden van een werk komt bekoren, staak het daarom niet, maar zeg hem met den heiligen Bernardus; Ik heb dit werk voor u. niet begonnen, en daaromzalik het ooor unlet staken.{h) Alles voor God! alles voor zijne eer! dit zij altijd uwe zinspreuk.

(1) Müttli. vr, 1 (2) 1 aü Tinoth. I, 17. (8) Pb. CV1II. (4) Ad. ujmorem Dei gloriam. (aj S. in vita ipsius.

20

-ocr page 30-

DE LIEFDEVLAMMEN

V. HOOFDSTUK.

«oa «le Vader lieeft zijnen Zoon op aarde ge-zouden, om ons liet leven, «lat quot;ij door de zonden verloren hebben, weder te geven.

In hoe apparuit Charitas Vei in nobis qua Filium suunt unigenitum niisit Deus in mundum, ut vivamus per eum. 1 Joan. IV, 9.

Hierin heeft God zijne liefde tot ons doen uitschijnen , dat hij zijnen eenigen Zoon in de wereld heeft gezonden, opdat wij door hem zouden leven.

Alle menschen waren door de zonde gestorven, en zij zouden in dezen staat deslle menschen waren door de zonde gestorven, en zij zouden in dezen staat des doods gebleven zijn, zoo de heinelsche Vader zijnen eenigen Zoon niet gezonden had, om hen, door het vergieten van zijn dierbaar bloed te doen herleven. 0 wonder! een God geeft zijn leven voor den mensch ten beste! een God!!! en wat is dan de mensch?

De Serafijnsche Bonaventura, dit liefdegeheim overwegende, riep uit: O goede Jesus, wat hebt gij gedaan? Hoe verre heeft de liefde u gebragt? Wat hebt gij gezien? wat hebt gij in mij gevonden, dat geschikt was om u zoo groote liefde in te geven? Waarom hebt gij voor mij willen sterven? Wie ben ik dat gij met zoo kostelijken prijs mijne ziel afkoopt? (1) Wat ben ik anders, o mijn God, dan een verachtelijk niet, een ondankbaar schepsel! Maar het is juist hierin, dat de oneindige liefde van God ons luisterrijk uitschijnt. Onze verworpenheid, onze ellenden hebben zijne liefde geenen at keer van ons doen opvatten, zij hebben ze, integendeel, meer doen aangroeijen. Hoe zeer onze misdaden hem van ons hebben verwijderd en ons zijne liefde hebben onwaardig gemaakt, des te meer ijver heeft hij getoond, om ons te zoeken en ons bewijzen te geven van zijne teedere liefde voor ons. Deze heeft (1) D. Bonav.. Stimulus divini amoris, part. 1, Cap. 12.

-ocr page 31-

VAN J£ZÜS.

hem zoo verre gebragt, dat hij zijn schuldeloozeu Zoon aan een kruis heeft genageld, om ons aan de hel te ontrukken en ons tot zijne liefde te verwekken! O onbegrijpelijk wonder van Gods liefde tot ons! Hoe lang zullen wij u nog ondankbaar blijven\'.\' Hoe lang zullen wij nog wederliefde weigeren aan eenen God, die ons zoo vurig heeft bemind\'?

De liefde, die God ons allen bewezen heeft, is waarlijk een geheim, zegt de heilige Fulgentius; wij hadden dien algoeden God veracht, hem versmaad, wij hadden zijnen haat op ons getrokken, met ons van hem te verwijderen , en hij heeft niet nagelaten ons te beminnen,

5ja zoodanig te beminnen, dat hij zijnen eigen Zoon op aarde heeft gezonden, om onze Friend, onze Broeder, |onze Zaligmaker te worden, hij heeft ons bemind als wij ziek waren, om ons te genezen; hij heeft ons be-| mind als wij boos en ondeugend waren, om ons braaf jen deugdzaam te maken; hij heeft ons bemind als wij dood waren, om ons tot het leven terug te brengen. (1) Van af het hoogste van zijnen troon heeft hij onze ellende gezien, en hij is daardoor tot medelijden bewogen geworden; hij heeft gezien, dat wij op den weg der ondeugd omdwaalden, en hij heeft ons zijnen Zoon gegeven , om ons op den weg des hemels te stellen. Die aanbiddelijke Zoon is op aarde verschenen en gedurende drie en dertig jaren, dat hij onder ons is blijven wonen , heeft hij door alle mogelijke middelen gewerkt, om ons uit de klaauwen van den duivel en aan onze eigene driften te onttrekken. Hij heeft ons hart zoeken te winnen, als of hij zonder ons niet had kunnen gelukkig zijn, en voor onze zaligheid op een kruis willen sterven, om onze liefde te verdienen. Welk eene wonderbare goedheid van God, roept de Heilige Bemardus uit alzoo den mensch opgezocht te hebben ? Welke voorname eer voor den mensch, alzoo door God te zijn gezocht geworden! Ja, teregt raag de mensch zich over deze eer beroemen; hij mag daarin eenen heiligen hoogmoed scheppen, niet uit hetgeen hij in zich zeiven is, ja zoodanig te beminnen, dat hij zijnen eigen Zoon op aarde heeft gezonden, om onze Friend, onze Broeder, |onze Zaligmaker te worden, hij heeft ons bemind als wij ziek waren, om ons te genezen; hij heeft ons be-| mind als wij boos en ondeugend waren, om ons braaf jen deugdzaam te maken; hij heeft ons bemind als wij dood waren, om ons tot het leven terug te brengen. (1) Van af het hoogste van zijnen troon heeft hij onze ellende gezien, en hij is daardoor tot medelijden bewogen geworden; hij heeft gezien, dat wij op den weg der ondeugd omdwaalden, en hij heeft ons zijnen Zoon gegeven , om ons op den weg des hemels te stellen. Die aanbiddelijke Zoon is op aarde verschenen en gedurende drie en dertig jaren, dat hij onder ons is blijven wonen , heeft hij door alle mogelijke middelen gewerkt, om ons uit de klaauwen van den duivel en aan onze eigene driften te onttrekken. Hij heeft ons hart zoeken te winnen, als of hij zonder ons niet had kunnen gelukkig zijn, en voor onze zaligheid op een kruis willen sterven, om onze liefde te verdienen. Welk eene wonderbare goedheid van God, roept de Heilige Bemardus uit alzoo den mensch opgezocht te hebben ? Welke voorname eer voor den mensch, alzoo door God te zijn gezocht geworden! Ja, teregt raag de mensch zich over deze eer beroemen; hij mag daarin eenen heiligen hoogmoed scheppen, niet uit hetgeen hij in zich zeiven is, (1) S. Fulg., serm. 2, dc duplicc natura Christi.

31

-ocr page 32-

de liefdevlammen

vermits hij een niet is, maar uit do hoogachting, die do Schepper hem bewezen heeft. Al de schatten, al de eer der wereld, is niet te vergelijken bij deze hoogachting , met welke God hem vereerd heeft. (1)

Aangezien Jesus Christus mij zoo zeer bemind heeft, aangezien hij mij, ondanks mijne nietigheid, zoo groot geacht heeft, aangezien hij mij tot zoo grooten adel en waardigheid heeft verheven, met mijn broeder te willen worden, zal ik mij dan nog gaan verachtelijk maken door de aangeldeefdheid der wereldsche zaken en bovenal door de zonde ? (2) Dewijl God mij op zekere wijze tot aan zijnen troon verheven heeft, zal ik mij dan nog in den modder der zonden gaan werpen\'? Neen, neen, nooit meer! en met de hulp van Gods genade, zonder welke ik niets vermag, wil ik liever duizendmaal sterven. God heeft mij bemind, ik zal hem op mijne beurt beminnen: God heeft mij groot geacht, ik zal mijne waardigheid wel weten te erkennen, met zelfs de schaduw van de zonde te vlugten; God is uit liefde tot mij gestorven, indien het noodig is, zal ik wel weten uit liefde tot hem te sterven; hij zal mag-t\'g genoeg zijn om mijne zwakheid te onderschragen .

GEBED.

Heer, heb medelijden mot mij, en geef mij de genade van voortaan niet meer te leven dan voor hem alleen, die, uit liefde tot mij, zijn dierbaar bloed en leven heeft ten beste gegeven: gij, die Jesus, uwen Zoon, ons geschonken hebt opdat wij het leven, dat wij door de zonden verloren hebben, weder zouden kunnen bekomen! O lieve Jesus, mijn welbeminde Zaligmaker! op het aanschouwen van uwe wonden en van dat kruis, waarop gij voor mij den laats ten snik hebt gegeven, draag ik mijn leven en mijnen wil u geheel en al op. Ach! maak, dat ik geheel u toebe-hoore; maak, dat ik voortaan u alleen zoeke en voor u alleen leve. Ik bemin u, o oneindig goede God! God van oneindige liefde! Verleen mij de genade, dat ik al de dagen mijns levens tot u moge zeggen: Mijn God, ik bemin u, ik bemin u, verleen mij ook deze weldaad van

(1) S. Bern, adventu semi. 1. (2] Aug. serm. 4 de Nat. Domini,

32

-ocr page 33-

VAN .(ESüS.

met deze woorden in den mond te mogen sterven: Mijn Godj ik bemin u, ik bemin v. Ik bid u om deze kostelijke genade van eenen goeden en zaligen dood door de verdiensten van uw lijden; ik verzoek u dit ook in den naam van Maria, uwe en mijne Moeder. Amen.

OEFENINGEN.

^ : Christene ziel, die dit leest, overweeg een oogenblik 111 deze woorden van onzen goedertieren Meester: Zaliy :i\' j zijn zij, die iveenen, want zij zullen vertroost worden. (1) 111 Ach! wat groote redenen hebt gij van te weenen ! l\'\' 1. Gij moet uwe zonden bexueenen. Helaas! hebt gij \'J wel immer die zonden beweend, waaraan gij u pligtig quot; , hebt gemaakt, en die zoo veelvuldig en schiikkelijk \'0 zijn? Zij hebben nogtans den dood van Jesus veroor-1) zaakt, en gij zijt niet zeker of zij u iu de hel niet \'i zullen dompelen. Weet gij, of gij daarvan vergiffenis üquot; bekomen hebt\'? weet gij, of gij haat of liefde waardig

I • i zijt? de Apostel der volkeien, de heilige Paulus, wist

het niet en hij beefde van schrik, de heilige Bernardus ; die godspraak zijner eeuw, wist het niet, en hij was 1°met vrees bevangen; (2) gij zelf weet het niet, en ;i zoudt gij niet vreezen? vrees dan en ween.

II 2. Gij moet de zonden van anderen beweenen. Ouders

III gij moet de zonden uwer kinderen beweenen, waarvan 11 gij misschien, door uwe onachtzaamheid en kwade voor-s) : beelden, oorzaak geweest zijt, herders der zielen, gij li : moet de zonden uwer scnapen beweenen : Chrislenen , ii \' wij inoetën de zonden onzer broederen beweenen, omdat quot; de zonden onzen God vergrammen.

3. Gij moet uwe langdurige ballingschap op aarde beweenen. Ach! in welke brooze valen draagt gij de genade Gods! hoe dikwerf zijt gij blootgesteld van deze alle oogenblikken te verliezen! hoevelen zijn er nu niet voorgegaan, die ze verloren hebben, en die ze nooit meer hebben wedergevonden. Daar gij gedurig blootgesteld zijt

(1) Matth. V, 5. (2) Quis scit si sit diguus aiuol\'e, au odio. S. Bern.

33

t,

31

111 in

)r Ueliikkij; rAj, die weencii.

3

-ocr page 34-

HE I.IEFnF,Vr.AMME\\

aan de bekoringen van het vleesch, van de wereld en den duivel, zijt gij gestadig in gevaar van den hemel te verliezen en in den afgroml der hel te vallen. Beween dan uwe ballingschap. Breng geheel den dag in eene groote ingekeerdheid door, wek n op tot leedwezen, en herinner u daarom dikwijls uwe voorgaande zonden en uwe tegenwoordige ellenden; lees in het Latijn, in het. Fransch of in liet Ilollandsch don vierden der zeven boetpsalmen, het Miserere, en tracht lt;loor de gevoelens van boetvaardigheid, die hij bevat, uw hart tot ontroering op to wekken. Ween. Christen ziel, ween; Jesus heeft u daarvan het voorbeeld gegeven, dewijl hij zelf uwe zonden heeft beweend; ween, en gij zult weldra ondervinden hoe zalig de tranen van leedwezen zijn.

VI. HOOFDSTUK.

Onze Zallgmahcr is uit lt;1cii hemel op narde nodergedaalO, niet uit iiooclzakelijktieid of eigenbelang, maar nit liefde tot ons.

Per viscera misericordite Dei nostri, in quihis visitavit nos oriens ex alto. Luc. T, 17.

Door dc liefde en het medelyden van God, die gemaakt heeft dat deze zon van regtvaardig-heid is opgestaan, en ons nit het hoogste des hemels is komen bezoeken.

Indien de Zoon Gods op aarde komt om ons te verlossen, is zulks niet, dat hij op oenigc wijze hiertoe verbonden is, of uit noodzakelijkheid gehoorzaamt; het is ook niet uit eigenbaat, dewijl zijn geluk en zijne heerlijkheid onafhankelijk zijn, niet alleen van den mensch, maar ook nog van alle schepselen.ndien de Zoon Gods op aarde komt om ons te verlossen, is zulks niet, dat hij op oenigc wijze hiertoe verbonden is, of uit noodzakelijkheid gehoorzaamt; het is ook niet uit eigenbaat, dewijl zijn geluk en zijne heerlijkheid onafhankelijk zijn, niet alleen van den mensch, maar ook nog van alle schepselen. Hij is dc Heer, zegt David, en Hij heeft onze goederen niel noodig. (1) Hij komt omdat hij aangedreven is door de overgroote liefde, door medelijden met onze ellenden en door het verlangen dat hij heeft van ons zijne liefde te bewijzen, met aan onze kwalen een krachtig geneesmiddel toe te brengen. (2) En dit zingt de heilige Kerk dagelijks in het heilige Mis-(DPs-XV, a. (2) Pet, l, s.

-ocr page 35-

]

VAN .tESHS. 35

offer met deze woorden, Jesus Christus is voor om en voor de zaligheid der menschen, uit den hemel nedergedaald. (1) Zij zegt niet, dat hij van daar is nedergedaald, dat liij is mensch geworden, dat hij geleden heeft en hegraven is voor zijn eigen belang, maar voor onze i? zaligheld. Welke groote goedheid, welke oneindige barmhartigheid van den kant van onzen Schepper!

Wol hoe! lieer, dewijl gij met den verloren mensch zooveel medelijden hebt, waarom is het dan nog noodig op aarde te verschijnen? is het niet genoeg eenen Engel uit den hemel te zenden om hem te verlossen? Neen; voorwaar, antwoordt het eeuwige Woord, ik wil zelf op aarde verschijnen, ten einde de mensch de grootheid mijner liefde tot hem moge kennen. Do heilige Augustinus leert ons, dat eene der bijzonderste redenen, die Jesus Christus opgewekt hebben, om op aarde neder te dalen, geweest is, om de menschen te doen begrijpen tot hoeverre hij hen bemind heeft. (2) Maar hoe weinig menschen ziet men, o lieve Jesus, die u waarlijk beminnen, nadat gij op aarde verschenen zijt om hen tot wederliefde op te wekken! Helaas! ongelukkig mensch als ik bon! Hoe vele redenen heb ik in het bijzonder niet, om te blozen en beschaamd te staan! Want gij weet, o mijn God, hoe weinig ik u voorheen heb bemind, gij weet hoe zeer ik uwe liefde versmaad heb! Ach! zeer minnelijke Zaligmaker, mogt ik van droefheid sterven! Ik ben bedroefd, omdat ik u zoo veracht heb, en ik wil voortaan -j door mijne boetvaardigheden alles gaan herstellen.

Wat ben ik droevig, (3) o aangenaam en verheven goddelijk licht, wat hen ik droevig, u zoo laat gekend te hebben ! Mijne schuldige driften hadden mijne oogen als met eene dikke, duistere wolk verblind, die mij belette het licht uwer regtvaardigheid en waarheid te zien. Ik was met duisternissen omringd , en in deze duisternissen schiep ik mijn behagen, omdat ik de schoonheid van uw licht niet kende. Ik was blind, en beminde mijn verblindheid , omdat zij mij meer vrijheid gaf om mijne onge-

(1) In Syrab. Credo in unnm Henm. (3) S. Aug. He catechiaandis surdibua, cap. 8. (3) Aug. soliloq, cap. 88.

-ocr page 36-

I)E LIEFDEVLAMMEN

regelde driften in te volgen. Wie heeft mij van deze verblindheid genezen? Wie heeft de duistere wolk doen verdwijnen? wie heeft mij de hand toegereikt om mij uit den modder der ondeugden, waarin ik nedergezonken was, te trekken? Ik heb dien Verlosser niet geroepen, en hij is tot mij gekomen; ik heb zijne hulp niet verzocht, en echter heeft hij mij geholpen. Wie is dan die zoo goe-dertierene barmhartige Verlosser? Ach! gij zijt het, o Jesus, mijn lieve Jesus! gij zijt van uwen heinelscben troon op aarde nedergedaald, om mij uit mijne ongereg-tigheden te trekken en onder het getal uwer kindereu te stellen. Wat zal ik u wedergeven voor zulk eene groote weldaad I ik was van den weg uwer geboden afgeweken , ik was verre van u gevlugt, gij zijt zoo goed geweest, om mij te achtervolgen, mij in mijne vlugt tegen te houden en mij uit mijne doling te trekken. O mijn Jesus! ik herhaal het, wat zal ik voor eene zoo teedere liefde wedergeven! Ach! ik zal u uit geheel mijn hart, uit al mijne krachten, meer dan alle schepselen, meer dau mij zeiven beminnen , ondersteun mijne zwakheid.

Aangezien Jesus Christus ons zoodanig bemind heeft dat hij op aarde ons is komen verlossen, en ons uit den modder onzer zonden met eene zoo mededoogende barmhartigheid getrokken heeft, hoe is het mogelijk, dat wij ons niet geheel aan zijne dienst toewijden? Waarom smelt ons hart niet gelijk was, in de tegenwoordigheid eener zoo brandende liefde! Is het mogelijk, van niet duizendmaal te wenschen den marteldood te ondergaan voor hem die voor ons zoo veel heeft willen lijden? Wel hoe, zouden wij in staat zijn om de goedheid en de liefde van onzen goddelijken Zaligmaker te vergeten? Neen, neen, het zal zoo niet gaan: wij zullen eenen God weten te beminnen . die door zijnen dood ons het leven gegeven heeft, die ons van de duisternissen tot het lich;, van de ballingschap tot het gewenschte vaderland, van de droefheid tot de vreugde van de uiterste ellende tot eene eeuwige heerlijkheid heeft doen overgaan, (t)

(1) Fauliii. l\'orojuliens. Kpisc. liber de sulutaribus documentis inter opera S. Aug.

-ocr page 37-

VAN JEZUS.

GEBED.

O zoetfi Jesus! ik smeek n, wond mijn hart zoodanig door uwe liefde, dat ik niemand anders meer dan u alleen beminne, gij, die u zeiven te mijner liefde niet gespaard hebt. Maak, dat ik geheel mijnen troost vinde in met u gekruisigd te worden, en dat mijn eenig geluk zij dag en nacht op u te denken en met u bezig te zijn.

O Jesus, dien ik nu uit geheel mijn hart verlang te beminnen, maar dien ik het ongeluk gehad heh zoo grootelijks te vergrammen, o.Iesus! vergeef het mij en verleen mij de genade u waarlijk te beminnen. Laat niet toe, dat ik nog langer de zoo groote liefde miskenne, welke gij mij bewezen hebt. Ik bemin u nu, dit troostend vertrouwen heb ik; maar ik bemin u te weinig, gij zijt immers eene oneindige liefde waardig: maak, dat ik u ten minste uit al mijne krachten beminne. O mijn Zaligmaker, mijne vreugd, mijn leven, mijn al. indien ik u, die oneindig goed zijt, niet bemin, wie zal dan het voorwerp mijner liefde zijn? ik onderwerp mijnen wil geheel aan den uwen, en uit dankbaarheid voor de pijnen, welke gij voor mij hebt willen uitstaan, ben ik bereid om alles te lijden en te verdragen, wat gij mij zult gelieven over te zenden. Neem van mij alle gelegenheden weg, waardoor ik n zou kunnen vergrammen: laat. my niet in dc bekoring be-zvjijken, maar verlos mij van het kwaad Verlos mij van de zonde en handel daarna met mij naar uw welbehagen. Ik bemin u, o oneindige goedheid! en ik begeer liever aan alle rampen blootgesteld te zijn, ,ja zelfs in mijn niet weder te keeren, dan te leven zonder u te beminnen! Ach! mogt ik uit mijn leven die ongelukkige dagen wisschen, welke ik doorgebragt heb in u zoo schandelijk te vergrammen! O mijn Jesus! verleen mij de genade, van door eene opregte bootvaardigheid voor zoo menigvuldig bedrevene zonden te mogen voldoen. Amen.

37

-ocr page 38-

DE LIEFDEVLAMMEN

OEFENINGEN.

Dc liigctogculicid.

Tracht geheel dezen dag in do diepste ingetogenheid door te brengen, en stel alles in het werk, om u daarvan eene heilige gewoonte te maken Het is onmogelijk van in de deugd voortgang te maken, als men niet overweegt en ingekeerd is, omdat men zonder de ingetogenheid noch met vurigheid kan bidden , noch op zich zeiven waken, noch zijne kwade gewoonten ontdekken. Wen bekomt en onderhoudt de ingetogenheid door het gebed en de versterving, waarvan wij later zullen spreken: men verkrijgt haar ook door de stilzwijgendheid en door de krachtige verheffingen des harten tot God.

1. Boor destihwijgendhcid. Bedwing uwe tong en spreek weinig en met omzigtigheid: die zijnen long niet bedwingt en echter meent godsdicmtig te zijn, bedriegt zich: zegt de heilige Jacobus. (1) Spreek weinig, want volgens de heilige Schrift, is de al te groote uitgestortheid in woorden het kenteeken van een dwaas. (2) Spreek weinig, omdat de onmatigheid in het spreken niet alleen beletsel stelt aan de ingekeerdheid van den geest, maar ook oorzaak is van veelvuldige zonden: zoodanig, dat men van hem die veel spreekt vrij mag zeggen, dat hij vele misslagen begaat, daar oen voorzigtig man deze zal vermijden. (3) Spreek weinig, omdat tegen éène zonde, die men bedrijft met te zwijgen, als het zon nuttig zijn te spreken, men er in alle geval honderd bedrijft met te spieken. (4) Spreek weinig omdat de stilzwijgendheid in eene ziel den kostelijken schat van Gods geest bewaart, en het veel spreken hem verdrijft en uitdooft. Een mensch, die zijne tong niet kanbeilwingen is gelijk eene onbemuurde stad, zegt de heilige Geest, zij is langs alle kanten blootgesteld aan hare vijanden, en onbekwaam om zich te verdedigen. (5) Spreek dan weinig, zoo gij de ingetogenheid des geestes wilt behouden.

(1) Jac. I, 26. (2) Stultua verlm multiplicat Eccl. X, li. (3) Prov. X, 19. (4) S, Ambr., lib. 1, Offlc. Cap. 2. (6) Pror, XXV, 28.

38

-ocr page 39-

VAN JESUS.

2. Duur dc krachliye verheffingen tics harten lut God. Manic u cone heilige gewoonte van dikwijls, gedurende den dag, en des nachts, indien gij wakker wordt, schietgebeden te doen, gelijk men die gewoonlijk noemt. Niets zal u zoo voordeelig zijn om u in de ingekeerdheid te houden. Zie hier eenige dergelijke: Mijn God, ik bemin u uit cjeheel mijn hart.-—Mijn God, ik aanvaard dezen amaad, deze vernedei inrj, deze ziekte uil liefde tol u. — Heer, \'wanneer zal ik u beminnen, gelijk yij verdient bemind te xvorden? enz. enz.

mmmmmmmmmmmmmmwmmmmm

VIL HOOFDSTUK.

Over tien vurige wcuseli en liet verlitiigeu, dat tie lleiligeu vau het ontl Verbond naar dc komst van den Messias hadden.

Uorale cccli desuper, el nubes pluant justum. aperialur terra et germinet Salvatorem. Isaiaa XLV, 1. — Emitte aytium dominatorem terra-. IsaiasXLV, 1.— Salutare luum de nobis. Ps. LXXXIV, 6.

Hemelen, laat uwen daauw uedervallen, wolken verspreidt de regtvaardigheid , dat de aarde haren schoot opene en den Zaligmaker bare. — Heer, zend ons het lam, dat de aarde beheerscht. — Geef ons den Zaligmaker, die ons zoo lang beloofd is.

Sedert God, in zijne barmhartigheid, aan den in zonde gevallen en tot de hel verwezen mensch, eenen Zaligmaker had beloofd, hielden de Heiligen en de profeten van het oude Verbond niet op, hunne wenschen en gebeden hemelwaarts testieren, om zijne komst te verhaasten:edert God, in zijne barmhartigheid, aan den in zonde gevallen en tot de hel verwezen mensch, eenen Zaligmaker had beloofd, hielden de Heiligen en de profeten van het oude Verbond niet op, hunne wenschen en gebeden hemelwaarts testieren, om zijne komst te verhaasten: Heer! riepen zij uit, aanschouw uit het hoogste des hemels! en verwaardig u eenen blik op uwe ongelukkige schepselen te werpen: waar is de leedere liefde van uw harten vanuwe harmhartigheid!(\\)Wees gedachtig wat ons is overkomen, en welke onheilen op (l) Fs. LX lil, 16.

39

-ocr page 40-

DE LIEFTIEVI.AMMKN

onze hoofden zijn nedergestort. Lel op de schande waarmede wij zijn overladen; zie den sc/irikkelij ken slaat, tot welken wij gehragt zijn Slaven bebben ons beheerscht en ons in zware ketenen en boeijen geklonken, wij zijn de speeltuigen onzer driften geworden , en onze vijanden hebben hun vermaak genomen in misbruik te maken van onze zwakheid. Heer, zult gij ons voor altijd vergeten, en zal de Verlosser dien gij ons zoo plegtig heht beloofd, dan nimmer komen? (i) Arh ! wij smeek en n, zend ons den-gene, dien gij moet zenden. (2) Neig uw oor en luister, open uwe oogen en beschouw onze droefheid. Heer, verhoor ons, en vertoef niet ons onzen Wetgever toe te zenden; dit verzoeken wij u in naam uwer eigene eer. (3)

Zoo waren de wenscben der heilige Aartsvaders. O! hoe vurig waren hunne zuchten! o! hoe dringend wenschten zij naar de komst van den Messias! met wat ongeduld verwachten zij hem! Hadden zij het geluk gehad van hem te zien, wat zouden zij dan niet gedaan hebben, om dien goddelijken Zaligmaker te behagen? met wat drift zouden zij niet gezocht hebben hem hunne liefde te betoenen! met wat ijver zouden zij hem niet bedankt hebben voor al de weldaden en gunsten, welke hij hun kwam aanbrengen.

En wij. Christenen, wij, die de Zaligmaker gezien hebben, wij, die hem in onze tabernakelen beziiten, wij, die door zijne liefdeblijken omringd , met zijne weldaden vervuld, met zijn bloed gelaafd worden, hoe gedragen wij ons jegens hem? O hemelen, w eest verbaasd. (4) naau-welijks denken wij opal watjesus tot onze liefde gedaan heeft! Naauwelijks beminnen wij dien zoo teederen en liefdewaardigen vriend ? Wat zeg ik? het schijnt, dat wij hem reeds eene groote gunst bewezen hebben, wanneer wij voor al zijne weldaden, hem niet noodzaken, smaad

en verachting van ons te ontvangen.....Ach, laten wij

onze ondankbaarheden staken , en eindelijk Jesus beminnen, zooveel het in ons vermogen is. Indien wij hem weinig beminnen, laat ons ten minstebegeerigzijn, om

(1) ïliren. V. pnssim. (2) Exnd, IV. (3) Dan. IX, 18. 19 (4) Jerem. II, 21.

40

-ocr page 41-

VAN JESUS.

hem meer te beminnen: de goede begeerten, wanneer zij regtzinnig zijn, behagen den Heer, en hij laat nooit na die te vervullen. (1) Ja, laat ons verlangen Jesus zeer te beminnen; ma-ir laat ons wel toezien, dat onze begeerten aan die van den luiaard niet gelijken. De lui-aa.-d voedt wel in zijn hart de begeerte van Jesus te beminnen, maar ongelukkiglijk houdt hij zich met deze onvruchtbare begeerte tevreden, die hem den doodsteek geeft, (2) en hij doet niets meer. Volgen wij hem niet na, beminnen wij onzen meester, niet met den mond en met de woorden, maar met het hart en met de werken, laten wij ons getrouw van al de plig-ten van onzen staat kwijten, in welken God ons gesteld heeft, en als wij deze allen, uit liefde tot Jesus, naauw-keurig zullen vervuld hebben, vatten wij dan de begeerte op, van meer te doen, om hem meer en meer te behagen. Ziedaar de opregte begeerte, die dikwijls voor Gods oogen de verdienste heeft van de daad zelve.

Heer, riep de profeet Isaiasuit, open de poorten des hemels, en daal neder: op het zien van u zullen de bergen verdwijnen, zij zullen verteeren gelijk al wat het vuur verslindt, en de luateren zullen opborrelen... (3) Ja, Heer, wanneer de menschen u op aarde, uitliefde tot hen zullen zien nederdalen, dan zullen de bergen geslecht worden, dat is te zeggen, de menschen zullen, om u te dienen, al de moeijelijkheden, al de hinderpalen overwinnen, die hen te voren als zoo vele onbestijgbare bergen schenen te zijn. De wateren zullen opborrelen, dat is de koelste zielen zullen, op het gezicht van eenen menschgeworden God, als ontstoken worden door den brand dergoddelijkeliefde. Deze voorzegging is bewaarheid in zoo vele heilige en gelukzalige zielen, voornamelijk in de heilige Maria Magdalena, den heiligen Ignatius, martelaar, Augustinus, Teresia, Philippus Nerius, Francis-cus Xaverius, Aloysius de Gonzaga, en een groot aantal anderen, die op deze wereld door dit goddelijk vuur van liefde verslonden geweest zijn. Maar helaas! hoe zeldzaam

(1) Snp. VIT, fi. Mattll. V, 9. Luc. 1 , 56, Ps. CV, 6. (2) Provr. XXI, 25. (») Is. LXIV, 1, 2.

41

-ocr page 42-

DE LIEl\'TIEVLAMMEN

zijn deze zielen, in vergelijking van het bijna oneindige getal dergenen, die voor de teedere liefde van onzen God ongevoelig blijven, en die geenzins daaraan beantwoorden! O, hoe zeldzaam zijn zij.

GEBED.

Lieve Jesus! ik verhng ook onder het getal van deze zoo zeldzame zielen te zijn, welke van liefde tot u verslonden worden. Helaas! sedert lang zou ik reeds in de helsche vlammen hebben moeten branden, voor altijd van u gescheiden, en in de schrikkelijke noodzakelijkheid van u in alle eeuwigheid te moeten haten en vervloeken; maar uw genadig oog heeft altijd over mij gewaakt; gij hebt mij in het midden mijner ongeregtig-heden met een wonderbaar geduld verdragen, om mij eens te zien verslonden worden, niet door dit wraak-nemende vuur der verwerping, maar door dit zachte vuur, door de gelukzalige vlammen uwer heilige liefde. Het is tot dit einde, dat gij mij zoozeer verlicht hebt, mij zoovele goede ingevingen hebt ingeblazen, toon ik ver van u verwijderd loefde, het is tot dat einde, dat gij allo middelen hebt gebezigd, om uwe teedere liefde tot mij te toonen, dat gij mij door goedheden en beminnelijkheden tot u getrokken hebt, en dat gij alles gedaan hebt om mijn hart te winnen. Ach! mijn God! dit arm hart is vol wonden, het is nog geheel overdekt met de melaatschheid mijner zonden : evenwel vraagt gij het mij. Welnu, mijn God, zie, ik geef het u, neem gij het en genees het; ik verlang dat het u altijd, ja voor altijd toebehoore. .. Maar helaas! ik ken mijne ongestadigheid en mijne zwakheid; gij alleen, o lieve Jesus, gij alleen kunt mij bij u houden, en mij de sterkte geven om u gestadig getrouw te blijven, ik hoop vastelijk, d.it uwe oneindige goedheid mij deze gunst zal verleenen. Wel hoe! mijn God, zal ik nog zoo lafhartig zijn van u te verlaten, en van nog een onkel oogenblik zonder uwe liefde te leven? Ik bemin u, o mijn Jesus! meer dan alles, dat op de wereld is, maar dit is zeer weinig. Ik bemin u meer dan tny zeiven,

42

-ocr page 43-

VAN JESUS.

en dit is nog le weinig. Ik boiuin u uit geheel mijn hurt, uit geheel mijne ziel; uit al mijne krachten; ilit is helaas nog te weinig. Mijn Jesus\' verhoor mij; geef mij meer liefde, ja meer liefde! meer liefde! O Maria, bid God voor mij, en verwerf mij de genade van eindelijk eens voor goed nu waarlijk te beginnen hem te beminnen, en van hem meer en meer te beminnen, tot dat ik eens het geluk hebbe van hem met u voor eeuwig in den hemel te mogen beminnen. Amen.

OEFENINGEN.

Over lt;I« zncht tot «1c volmaaktheid.

Verwek heden in uw hart de liefde en de zucht tot de volmaaktheid en heiligheid, want dit is de grondslag van uwen geestelijken voortgang, dewijl de H. Geest zelf ons leert, dat het begin der wijsheid is, in het hart eene ware begeerte daarnaar te hebben. (I) Zeg dikwijls gedurende den dag: Mijn Jesus, maak, dat ik honger en dorst hebbe naar uwe rejtvaardigheid. O! hoe gelukkig zult gij zijn, als gij in u dien brandenden ijver zult gevoelen van moer en meer in den weg der deugd te vorderen! boe gelukkig zult gij zijn, als uwe gedachten zich als natuurlijk tot de middelen zullen wenden, om altijd volmaakter te worden! Ja, gij zult gelukkig zijn, want dan zult gij een zeker onderpand hebben, dat God in uw hart tegenwoordig is. (2) Dit is het gevoelen van den heiligen Bernardus on dit toont hij ons door deze woorden van den wijzen man: Die mij eten, zullen nog honger hebben, en die mij drinken, zullen nog dorst hebben. (3) Indien gij dan dien honger en dorst hebt naar uwen geestelijken voortgang; verheug u, het is een klaar teeken, dat God in uwe ziel woont, hij is het, die dezen honger en dorst veroorzaakt. Dat al uwe zorg zij, dagelijks meer en meer dezen honger en dorst in u op te wekken, want God verzadigt niet goederen die ziel, welke er dorstig naar is. (4) Maar indien gij geen verlan-

(l) Sap. IV, 18. (2) S. Bern. Senn. de S. Andrun. (3) Keel, XXIV, 29. (4) Ps, CIV, «.

43

-ocr page 44-

rgt;E LIEFDEVLAMMEN

pen naar de volmaaktheid gevoelt, dien ijver, om altijd heiliger te worden, vrees: gij wandelt in de duisternissen , en gij stelt u in gevaar van in eenen afgrond te vallen, dien gij geemzins zutt gewaar geworden zijn. (1) Hoe het ook moge wezen: doe heden uwe werken zoo volmaakt alsof gij dezen avond moest sterven. Dat zij allen voor grondregel hebben de liefde Gods cn zijne meerdere verheerlijking; hetzij dat zij groot of klein zijn, aangenaam of verdrietig, gemakkelijk of moeijo-Jijk, gering of verheven. Door dit middel zult gij dorst krijgen naar de volmaaktheid, en zij zal aangroeijen, indien gij die reeds bezit.

VIII. HOOFDSTUK.

Igt;e men soli wordingquot; van onzen Heer Jesns Christus.

Et verhum caro factum est. Joan. 1, li. En liet woord is rleesch geworden.

De tijd was reeds vervuld dat God geheel de uitgestrektheid zijner liefde aan de menschen ging openbaren. De Verlosser zoo lang gewenscht, zoo vurig verzocht, met zoo veel ongeduld verwacht, die Verlosser, het voorwerp van zoovele wenschen cn zuchten, ging op aarde verschijnen. Alles was tot de menschwording van het eeuwige Woord des Vaders beschikt. De Engel Gabriël wordt door den Koning der Koningen op aarde gezonden; hij doordringt de wolken met de snelheid des bliksems, wendt zich naar eene kleine stad in het.loodsche land, met name Nazareth , en biedt zich met diepen eerbied aan bij ecne arme jonge dochter, onbekend aan de wereld, maar die ook in zedigheid, in ootmoed uitmuntte, ja, zuiver en onbevlekt was, en deze was Maria. (2) Hij groet haar maakt zijne goddelijke zending bekend , en vraagt haar, of zij toestemt, om Moeder van den Zaligmaker te worden. Hierop wordt deze ootmoedige Maagd ontsteld en be-e tijd was reeds vervuld dat God geheel de uitgestrektheid zijner liefde aan de menschen ging openbaren. De Verlosser zoo lang gewenscht, zoo vurig verzocht, met zoo veel ongeduld verwacht, die Verlosser, het voorwerp van zoovele wenschen cn zuchten, ging op aarde verschijnen. Alles was tot de menschwording van het eeuwige Woord des Vaders beschikt. De Engel Gabriël wordt door den Koning der Koningen op aarde gezonden; hij doordringt de wolken met de snelheid des bliksems, wendt zich naar eene kleine stad in het.loodsche land, met name Nazareth , en biedt zich met diepen eerbied aan bij ecne arme jonge dochter, onbekend aan de wereld, maar die ook in zedigheid, in ootmoed uitmuntte, ja, zuiver en onbevlekt was, en deze was Maria. (2) Hij groet haar maakt zijne goddelijke zending bekend , en vraagt haar, of zij toestemt, om Moeder van den Zaligmaker te worden. Hierop wordt deze ootmoedige Maagd ontsteld en be-(1) Prov. IV. 19. (2) Luc. 1. 26. 27.

44

-ocr page 45-

VAN JESUS.

Vreesd, maar de Engel haar verzekerd hebbende, dat zij door moeder van Jesus Christus te worden, geenszins den kostelijkcn schat van hare zuiverheid zou verliezen, stemt zij toe: (l) en zie, op hetzelfde oogen-blik wordt het goddelijk Woord des Vaders mensch, en in haren schoot door de medewerking van den heiligen Geest gevormd! /ïl verbum caro factum est: en het Woord is Vleesch geworden.

O wonder, dat den hemel en de gansctie natuur verrukt en verbaasd maakt! Hoe, het Woord is Vleesch geworden een God is mensch geworden! Wat zouden wij zeggen, indien wij eenen aardschen koning de gedaante van eenen worm zagen aannemen, om, door zijn eigen dood, aan een gering wormpje het leven te behouden? Wij zouden geene woorden genoeg kunnen vinden om onze verwondering uit te drukken. En zie, het is nogtans dit, wat Jesus , de Opperkoning van hemel en aarde, onze Schepper, onze God voor ons gedaan heeft. Wat zeg ik? Hij is veel verder gegaan ; want hoe groot het verschil moge zijn lusschen een wormpje en den grootsten koning der aarde er is nogtans verschil, en het is niet oneindig, terwijl tusschen God en den mensch , God en eenen koning. God en de geheele wereld er geen te bedenken is, omdat er met God niets te vergelijken valt. En evenwel, o wonder, God is mensch geworden, hij is mensch, en zal in alle eenwigheid mensch blijven! Och, wisten wij wat God is, konden wij bevatten wat zijne Oppermajesteit is, als wij van de menschwordmg spreken, als wij den heiligen naam van Jesus noemen, die ze uitdrukt, als wij met de heilige Keik zeggen: Het woord is vleesch geworden. Verbum caro factum est, wij zouden ons ter aarde nederwerpeu, wij zouden ons tot in het binnenste der aarde willen vernederen, ons in het midden van onze nietigheid willen dompelen, om aan dat groote geheim behoorlijk eer en hulde te bewijzen. (2)

Het Woord is Vleesch geworden. O onbesefbare liefde van God tot ons! O Jesus! hoe groot is uwe liefde! Als

(1) Luc. 1, 28, 35, 38, (2) Sermoueu van Pater Lejeuue, IV tleel, serm. 46.

45

-ocr page 46-

nfc i.irfdèvi.aMmen

God, waart gij onsterfelijk, en zie, gij hebt willen mensch worden , u onderwerpen aan den dood, om uw leven tot onzo liefde te kunnen ten beste geven! Gij waart de Zoon van God! roept de heilige Augustinus uit, en gij hebt de Zoon des mensehen willen worden, om ons, arme verworpelingen, tot de verhevene waardigheid van kinderen Gods te verheffen: gij hebt willen deelnemen in onze kwalen en ellenden, om ons aan uwe hemelschc goederen deeiachlig te maken, (l) O goede Jesus, goede Jesus, wees voor eeuwig gezegend en geloofd yoor de oneindige liefde, welke gij ons hebt toegedragen !

Maar,7.cgl de Apostel, keigeen dc Hef de Gods tot ons nog veel meer doctuilschijnen, en onze erkentenis nog tot hem krachliger moet opwekken, is, dat. toen ivij zelfs nog zondaars xvaren, Jesus Christus niet nagelaten heeft voor ons mensch te worden en zijn leven ten beste te geven. (2) Wij waren zijne vijanden en hij heeft voor ons gedaan wat wij nooit zouden hebben durven vragen, al waren wij zijne beste vrienden geweest. Wie zrI, roept de heilige Gregorius uit, öie groote barmhartigheid van onzen God niet bewonderen. Wij waren niet waardig zijne slaven te zijn, en zie, hij handelt met ons als zijne vrienden. (3) Hij komt, zegt de heilige Bisschop Maximus, hij komt uit het hoogste des hemels in dit dal van ballingschap en van tranen om ons met hem mede in de verblijfplaats van het eeuwig heil te leiden. (4) Wie zou aan zulke liefde kunnen wederstaan? Wie zou zijn hart kunnen weigeren aan eenen God die met zoo teedere liefde bemint. Wat is er geschikter, om onze zielen door de liefde Gods te ontsteken, dan te zien, dat een God uit liefde tot ons, mensch wordt; toen zelfs, wanneer wij zijne wreedste vijanden waren? (5) Ach! roept de godvruchtige Thomas a Kempis uit, indien Jesus Christus zoo veel goedheid heeft voor zijne vijanden, wat zal hij niet doen voor zijne vrienden, (6) voor degenen, die hem uit geheel hun hart beminnen!

(I) S. Aug. super hoc verbo: In rauTido erat. (2) Kom. T. 8. (8) S. Greg. pupa. (4) S. Max epise. (5) Guerric de abb de annuut. Dom. Serm. 2. (6) Th. k Kempis, de adv. Dom. S3, 8.

40

-ocr page 47-

VAN .TESTIS.

O mijn Jesus, mijn God, mijne liefde! dewijl gij zoo groote goedheid gehrul hebt vnn u geheel aan mij te geven, maak, bid ik u, dat ik mij ook eindelijk geheel aan u geve. Verbreid in mij uwe liefde, opdat ik in den grond van mijn hart leere smaken, hoe zoet het is u te beminnen en in uwe liefde te smelten. Dat uwe liefde mij verrukke, en mij door hare hevige vervoeringen , boven mij zeiven verheffe. Och ! mogt ik het gezang van liefde aanheffen! dat al de krachten mijner ziel uitgeput worden in u te loven, en dat zij van blijdschap en liefde bezwijke. (i) O mijn Jesus! maak, dat ik ii uit geheel rnijn hart in dit tranendal beminne, opdat ik u eens voor altijd in dien schoonen hemel beminne, alwaar uwe goedheid mij roept, dat ik u beminne, o Jesus! ziedaar het gestadig geroep mijner ziel.

Het geheim der menschwording is niet alleen een wonder van liefde geweest, maar ook nog een wonder van vernedering. Hij, dien millioenen Engelen in den hemel aanbidden, onophoudelijk herhalende: heilig, heilig is de Heer, de almagtige God, de God der heirkrachten: hemel en aarde zijn vol van zijne glorie en majesteit; (2) hij, dien de aarde, de zee en de sterren eerenen aanbidden; degene, aan wien alles gehoorzaamt en die alle dingen bestuurt, is zich komen opsluiten in den schoot eener maagd; hij heeft er noch schaamte, noch schrik voor. (3) O vernedering zoo veel te meer te bewonderen, omdat er een oneindig verschil tusschen de goddelijke en de menschelijke natuur is! Laat ons dan met Isaiasuitroepen: O Jesus, gij zijt waarlijk een verborgen God. (4) Maar dit is nog te weinig gezegd; Gij zijt een verootmoedigde, een verduisterde, een vernietigde God! (5) Men zou nieuwe woorden moeten hebben om dit zoo zeldzaam wonder van ootmoed te kunnen uitdrukken.

O menschen, wie wij ook mogen zijn, zullen wij ons voortaan nog verheden, wij, die slechts stof en asch, nietigheid en zonde zijn? Zullen wij ons nog doen uit-

(I) He imit. CU. Lil). Ill, cap. C. 5. (2) Apoc. IV, 8. (3) Lofzang in liet officie yan O, L. V. en Te Ileum. (4) Ia. XLV, 15. (6) Phlllpp, 11. 7, 8.

-ocr page 48-

DE LIEFDEVLAMMEN

schijnen, doen gelden, de hoogste plaatsen betwisten, en naar de verhevenste ambten dingenZullen wij nu nog morren en klagen van uit geenen edelen stam geboren te zijn, van met niet meer magt en gezag bekleed, met niet meer natuurlijke gaven begunstigd te wezen? Zullen wij nu nog eenen afkeer hebben van te lijden, dat andere menschen ons als verachtelijk, onwetend, onvoorziglig, ondeugend aanzien, wanneer Jesus Christus, uit liefde tot ons, op aarde zoo arm, mag-teloos en vernietigd heeft willen te voorschijn komen?

Jesus bleef in den schoot vanMaria, zijneMoeder, negen maanden opgesloten, en het is in deze gevangenis, dat die God, de grootheid en wijsheid zelve, voor de geheele wereld verborgen en onbekend bleef. Welk eene les voor ons! Die goddelijke Zaligmaker heeft aldus willen tewerk gaan, om ons die natuurlijke drift, welke wij hebben van uit te munten, te leeren matigen, en gaarne ons leven door te brengen in dit hoekje der wereld, in dit gering verachtelijk bestaan, alwaar onze begaafdheden schijnen verwaarloosd te zijn, en waar niemand op ons denkt. Hij heeft zich zoo zeer willen verootmoedigen en vernietigen, alhoewel hij God was, opdat onze hoogmoed het zich zijner niet onwaardig zou vinden in de voetstappen van eenen God te wandelen. (2) O mijn Jesus, mijne liefde! laat niet toe, dat ik mij ooit aan den geest van hoovaardigheid overgeve! Wel hoe! zou het niet eene onverdragelijke onvoorzigtigheid zijn, dat een wormpje, gelijk ik ben, zich zou zoeken te verheffen en uit te munten, na u alzoo vernederd gezien te hebben! (3) Neen, Heer Jesus, ik smeek u, laat dat nooit gebeuren. — Mijn zoon, luister naar de stem van uwen God, die zich uit liefde tot u vernietigd heeft. Indien de hoogmoed in uw hart opstaat en u toeroept: Doe u kennen aan de wereld; gij zoudt meer yoed kunnen doen in zulk eenen staat, in zulk eene plaats, in zulk beroep, in dit verheven ambt, gij hebt do.artoe de vereisehte bekwaamheden, luister naar die taal niet, het is de vergiftige inblazing der helsche slang. Leer

^1) Werken van Pater Judde. 1 Deel, bladz. SbO. (2) S. Aug in Ps. 4S. (3) S. Bern, in Nat. Domini, Serin. 1.

-ocr page 49-

VAN JESUS.

49

mij dienen gelijk ik wil dat gij mij dienen zult. Als ik wil dat gij mijne voetstappen bewandelt in de verachting, de vergetelheid der menschen, door een verborgen leven te leiden, door geringe en verachtelijke ambten te bedienen : als ik begeer, dat gij mij eert door het verlies en do nutteloosheid uwer bekwaamheden en talenten, veeleer dan u daarop te verhoovaardigen en een slecht gebruik daarvan te maken, zult gij dan wel durven vragen: Waarom handelt gij aldus met mij? Zegt een aarden pot wel tot hem, die hem gevormd heeft, waarom hebt gij mij alzoo gemaakt? Is het niet in demagtvandenpottehakkerom van denzelfden klomp potaarde een vat te maken, tot een heerlijk gebruik geschikt, en wederom een ander, tot een gering en verachtelijk gebruik? (1) O mijn zoon! bemin onbekend te leven en voor niets geteld te worden. (2) Acht u nooit beter dan anderen, uit vrees dat gij mogelijk slechter zijt in de oogen van God, die het binnenste van den mensch kont. Gij waagt niets met u beneden anderen te plaatsen, maar het zou u zeer nadeelig zijn, u boven een ander te stollen. De ootmoedige geniet eenen onver-anderlijken vrede, maar de gramschap en do nijd verontrusten het hart van den hoovaardige. (3) God beschermt en verlost den ootmoedige; hij bemint en troost hem; hij is hem genegen, hij geeft hem overvloedige genaden, en na de vernedering verheft hij hem in zijne glorie. Mijn zoon, denk niet dat gij in mijne belofte voortgang gemaakt hebt, indien gij niet gelooft de minste van allen te zijn. (4) Heer Jesus, ik smeek u, ruk uit mijn hart den hoogmoed, die daar als eene dwingelandij heerscht, en stel in zijne plaats de heilige ootmoedigheid, deze zoo schoone deugd, waarvan gij mij in uwe menschwording een zoo treilend voorbeeld geeft. Dat de mensch. met al de redenen, welke hij heeft om zich te verootmoedigen, zich verhoovaardigt. dit is eene beklagelijke ellende; dat God zich voor ons verootmoedigd heeft, tot zoo verre, dat hij uit liefde tot ons de mensch olijke natuur heeft aangenomen, dit is eene barmhartigheid, die wij niet genoeg kunnen bewonderen. (5) (1) Rom. IX , 20. 21. (2) De Imit, Ch. lib. I, cap. VII, num. 3. (3) De Imit. Ch., lil). 1, cap. VII. num. 3. (4) De Imit. Cli. lib. II, cap. 2. (5) S. Aug. de Catechisand. surdibus, cap. IV.

4

-ocr page 50-

DE LIEFDEVLAMMEN

GEBED.

O Jesus, konde ik uit deze uwe groote barmhartigheden nut trekken! Mogt ik voordeel doen met de les, welke gij mij geeft! Ach! ik bid u, maak mij ootmoedig, want zonder u kan ik zulks niet wezen; geef mij de ootmoedigheid, en daarbij uwe zuivere en vurige liefde. Acii! mijn zoete Verlosser hoe is het mogelijk, dat ik, op het aanzien der oneindige liefde, met welke gij mij bemind hebt, niet van spijt en droefheid sterf, omdat ik u zoo ondankbaar ben geweest! Gij zijt van den hemel nedergedaald om mij, arm, verdoold schaap, te komen zoeken, en ik heb u zoo dikwijls ver van mij gejaagd! ik heb zoo menigmaal schandige vermaken meer dan u geacht! O mijn Jesus, dewijl gij mij wilt bezitten, verlaat ik alles; ik wil u kHjehooren, en ik wil u alleen. Ik verkies u als het eenige voorwerp mijner begeerten en genegenheden: dilectus meus mihi, et ego illi ; gij denkt op mij, ik wil ook op n alleen denken. Maak dat ik u steeds beminne, en hst ongeluk niet meer hebbe van uwe liefde te verwerpen. Als ik u maar bemin, zal ik gaarne beroofd zijn van allen gevoeligen troost, en ik ben bereid om alle soort van smarten te lijden. Ik zie het, o Heer, gij wilt dat ik u geheel toebe-hoore; welnu, ik wil u volkomen en zonder uitzondering toebehooren. Ik begrijp maar al te wel, dat al, wat in deze wereld is, niets dan leugentaal, bedrog, rook, slijk en ijdellieid is: gij alleen zijt het ware en eenige geluk, met u alleen heb ik dan genoeg en ben ik verzadigd. Mijn God! ik begeer u alleen en niels anders. Heer! hoor mijne stem, ik wil slechts u en u alleen. Kom, kom in mijne arme ziel; als ik u bezit, vrees ik niets; als ik u bezit, ben ik rijk, met u ben ik sterk; met u ben ik een mensch naar uwen wil en verlangen, een mensch naar uw hart; kom dan, Heer Jesus, kom! Amen.

50

-ocr page 51-

VAN JESUS.

OEFENINGEN.

Over de Ootmoedigheid.

Het Woord is Vleesch geworden! Ziedaar een voorbeeld van ootmoedigheid, geschikt om met do genade Gods onzen hoogmoed te genezen; laat ons er voordeel uit trekken. Zonder ootmoedigheid is er geeno deugd, die bestendig, christelijk en den hemel waardig is; zonder ootmoedigheid, is het niet mogelijk den weg van regt-vaardigheid lang te bewandelen. Wilt gij weten, zegt de heilige Augustinus, welke de eerste deugd is van eenen christen, die tot de volmaaktheid wil geraken? De eerste deugd tot de volmaaktheid is de ootmoedig-lieid; de tweede is de ootmoedigheid; de derde is de ootmoedigheid; en zoo dikwijls gij mij dit zult vragen, zal ik niets anders antwoorden dan de ootmoedigheid. (1) Deze deugd is de vaste grondslag en de bewaarster van al de andere deugden. (2) En gelijk de hoogmoed het beginsel van alle zonden is, (3) zoo is ook de ootmoedigheid het beginsel van alle deugden; (4) zij voedt, beschermt en ondersteunt dezelve. (5) De mensch, die zonder haar deugden wil vergaderen, werpt stof in de lucht, zegt de heilige Gregorius. (G) Indien de deugd van ootmoedigheid wankelt, zullen al de andere deugden weldra vergaan. (7) Door de ootmoedigheid wordt men gelijk aan de Engelen terwijl de hoovaardigheid de Engelen in duivelen heeft veranderd. (8)

Overweeg nu, lieve Christen, welk denkbeeld gij moet opvatten van do ootmoedigheid, van hare aangelegenheid en noodzakelijkheid; overweeg met wat ijver gij moet werken, om deze deugd te verkrijgen. De middelen, welke gij daartoe moet gebruiken, zijn: 1°. Haar gedurig aan God vragen, vermits hij alleen ons dien kostelijken schat kan geven. 2°. Dikwijls uwe

(1) S. Aug. Epist. 56. (2) S. Rem. de consider. (4) Eecl. X 15. (4) S. Hem de consider. (5) S. Clnys. Hom. 30. (6)S. Greg. Hom. 2. in Joan. (7) S. Bern. de Consider. (8) S. Aug. de Salutaribus Documentis, lib. 1, cap. 18

51

-ocr page 52-

DE LIEFDEVLAMMEN

voorgaande zonden en uwe tegenwoordige ellenden overwegen; daarin zult gij stof vinden, om u te verootmoedigen. 3°. Verdraag met geduld alle verachtingen, alle vernederingen, en dat men weinig acht op u geeft. Zonder vernederingen, zegt de heilige Bonaven-tura, is het onmogelijk tot de ootmoedigheid te geraken. De heilige Bernardus is van hetzelfde gevoelen, als hij zegt, dat de vernedering de weg der ootmoedigheid is. Indien gij bij gevolg ootmoedig wenscht te wezen, moet gij den weg van vernedering inslaan; want zoo gij niet wilt vernederd worden, zult gij nooit de ootmoedigheid bezitten. (1) Ontvang dan met onderwerping en mot blijdschap al de vernederingen, die men in dit ellendige leven zoo dikwijls ontmoet en trek er voordeel uit. 4°. Zoek u niet te vertoonen, want de mensch, die waarlijk ootmoedig is, wil onbekend blijven; (2) heb altijd geringe gevoelens van u zolven, van uwe begaafdheden, van uw verstand, en beschouw u altijd als den laatste van alle menschen. (3)

Dit alles is ongetwijfeld zeer moeijelijk, maar laat den moed niet zinken; Jesus zal met u zijn. Doe van heden af al uwe werken met hot inzigt om de ootmoedigheid te verkrijgen. Bid voor hen, die u verootmoedigd hebben, en die mogelijk deze gelegenheid nog zoeken; ja, bid voor hen, want zij bewijzen u eene groote dienst. Zie voornamelijk toe dat gij tegen hen in geene klagten uitvalt, want alzoo zoudt gij de vrucht van uwe verootmoedigingen verliezen; lijd, vergeet, vergeef. Dat uwe ootmoedigheid ongeveinsd zij; eene geveinsde cn bewimpelde ootmoedigheid is niets anders dan oen dui-velsche hoogmoed, (i) Wees ootmoedig, niet om zulks ie schijnen, niet om de achting der menschen te winnen, maar enkel omdat gij weet, dat de ootmoedigheid aan het hart van onzen goedertieren Meester zeer behaagt. Wees ootmoedig, maar zoek u zeiven nooit te overtuigen, dat gij deze deugd bezit; ik weet het; het zou troostend zijn met waarheid tot zich zeiven te kunnen

(1) S. Bern. Kpist. 88. (2) Bern, super Missus est. (3) S. Chrys. lit). 1. de Compunct. cordis. (4) S. August, de Virg cap. XLIIIJ

52

-ocr page 53-

VAN JESUS.

zeggen: ik heb eindelijk de ootmoedigheid verkregen, ik bezit haar. Evenwel wees altijil op uwe hoede, de eigenliefde sluipt overal in, en zij zou u zelfs van uwe ootmoedigheid berooven. Ik herhaal het u dan nog eens, wees ootmoedig, dat is, doe al wat in uw vermogen is, om ootmoedig to worden en stel daarna al uw vertrouwen op het heilige hart van .lesns. Hij, die den kostelijken schat van ooimoedigheid in zijn hart wil bewaren, moet hem zorgvuldig voor de oogen der mensehen en voor zijne eigene oogen verbergen.

IX. HOOFDSTUK.

Ochoortc van onzen Heer .Testis Christus in den stal van lietlilelicm.

Semelipsnm exinanïrit formant serti acci-pieu.i, in similitudinem hominum factus. Phil. II. 7.

II ij heeft zich zelven vernietigd door de gedaante van eenen slaaf aan te nemen en zieh aan de menschen gelyk te maken.

Er is eene buitengewone gebeurtenis aanstaande. De wereld gaat getuige zijn van een groot en nieuw vertoog, van een geheim dat zij niet zal begrijpen, van een wonder van ootmoedigheid en liefde, dat in alle eeuwigheid in den hemel de verwondering der Engelen en der Heiligen zal uitmaken. Een menschgeworden God gaat op aarde verschijnen. Heilige Engelen des hemels, en gij aardbewoners, haast u om voor dit goddelijk kind een paleis en een wieg, die zijne Oppermajesteit waardig zijn, bereid lo maken. Haast u .. . Maar hoel vergis ik mij? O mijn God! o mijn God! hoe wonderbaar zijn uwe inzigtcn I O! hoe zeer verschillen uwe gedachten van die der menschen ! Onze Zaligmakerr is eene buitengewone gebeurtenis aanstaande. De wereld gaat getuige zijn van een groot en nieuw vertoog, van een geheim dat zij niet zal begrijpen, van een wonder van ootmoedigheid en liefde, dat in alle eeuwigheid in den hemel de verwondering der Engelen en der Heiligen zal uitmaken. Een menschgeworden God gaat op aarde verschijnen. Heilige Engelen des hemels, en gij aardbewoners, haast u om voor dit goddelijk kind een paleis en een wieg, die zijne Oppermajesteit waardig zijn, bereid lo maken. Haast u .. . Maar hoel vergis ik mij? O mijn God! o mijn God! hoe wonderbaar zijn uwe inzigtcn I O! hoe zeer verschillen uwe gedachten van die der menschen ! Onze Zaligmaker

53

-ocr page 54-

DE MEEDEVIAMMEN

is tot de zijnen gekomen, en de zijnen hebben hem niet willen ontvangen, (l) Verre van een paleis tot zijne dienst te vinden, wordt er zelfs geene plaats gevonden, om hem te herbergen, wanneer hij gekomen is. (2) De rijken der wereld hadden al de herbergen vervuld; Jesus vindt niets anders meer dan een verlaten en onbewoonden stal; ziedaar het paleis, waarin hij zal geboren worden, eene krib zal hem tot wieg verstrekken.

Is het mogelijk! wel hoe! de eenige Zoon van den Almogenden God, waarachtig God, gelijk zijn Vader, wordt een kind, en liggende op een weinig stroo in een spelonk! Ach hoe waar is het niet van te zeggen, dat hij zich zelve vernietigd heelt. Semetipsum exina-nivit! Hoe\' God in eenen stal!!! Salomo, de wijsste der koningen van Israël, was zeven jaren bezig in het opbouwen van eenen tempel tot luister van Gods Naam ; zilver, goud en edelgesteenten schitterden daar langs alle kanten , en nooit zag men ergens eene zoo groote pracht of wonderbaren overvloed van rijkdommen uitschijnen; en nogtans, toen die tempel voltrokken was, riep die koning uit; Is het töel (juloofel jk, dat God dien tempel wil bewonen en met ons op aarde tvil verblijven ? Wanneer de hemel en de hemelen der hemelen hem niet bevatten, hoe veel ie min zal dit huis, dat ik gebouwd heb, hem kunnen bevatten ! (3) O Christenen, ik vraag het u, als wij onzen God in den stal van Bethlehem zien liggen, moeten wij dan ook niet met verwondering uitroepen: Wel hoe I de Opperkoniny van hemel en aarde wil in eenen stal geboren worden! 0! laat ons deze woorden dikwijls herhalen en met aandacht overwegen, een God in eenen stal!!! en dit uit liefde tot ons!!!

0 mijn Jesus, mijn teedere vriend! zou het mogelijk zijn, dat ik mij nog zou zoeken te verhefien, ik, die slechts stof en asch ben, als ik u zoo zeer vernederd zie ? (4) Neen zekerniet; ik ga uit al mijne krachten werken, om opregt ootmoedig te worden, omdat ik weet dat gij de ootmoedigheid bemint; van heden af ga ik de hand aan

(1) Joan. I, 11, (2) Luc. II, 7. (S) 3 Paralip. 18. (4) Ahb. Guerric. Serm. de Nat. Dom.

54

-ocr page 55-

VAN JESUS.

het werk slaan. Help mij, o goedertieren Meester! oniler-steuii mijne zwakheid, en stort overvloedig in mijn hart den balsem uwer zuivere liefde, hij alleen kan de diepe wonden, die de hoogmoed en andere driften het hebben toegebragt, genezen: ach! ik bid u, wil mij dit niet weigeren. Dat ik u beminne, dat ik u zeer moge beminnen, en mijne ziel zal genezen zijn!

Laat ons eens onderstellen, dat wij niet weten, wie het arme kind is, dat wij in den stal van Bethlehem ontdekken, en laat ons het geloof ondervragen, het zal ons antwoorden: het is de Zoon Gods, en hij zelf is de ware God. Ja, dit zoo magteloos, zoo arm, en in schijn, zoo verachtelijk kind, is degene zelf, die de aarde gegrondvest heeft, hij, aan wien de aarde lot rustbank dient, en in wiens tegenwoordigheid de stervelingen als verworpen aardwormen zijn; het is degene, die de hemelen als een zeil heeft uitgespannen en dezelve geschikt heeft als een tent voor den mensch; (1) het is degene, wiens riia;/t oneindig is,en die verschrikkelijk is boven al wat hem omringt, het is degene wiens wonderwerken door de hemelen verkondigd worden, en wiens heerlijkheid in het gezelschap der Heiligen uitschijnt; het is degene, die aan de trotsche zee gebiedt, en die niet eencn oogwenk hare onstuimige golven stilt; (l) eindelijk degene, die zijnen troon in het hoogste des hemels geplaatst heeft, en die als Meester over al de koningen der aarde heerscht.fö) Hij is geboren in eenen stal en nogtans behooren de hemelen en de yeheele aarde hem toe; (4) hij ligt in eene enge krib, waar hij naauwelijks ruimte heelt om te liggen, en nogtans vervult hij met zijne oneindige grootheid hemel en aarde; (5) dit kind is nog maar eenen dag oud, en nogtans is het God van in alle eeuwigheid; (6) hij is bedekt met eenige slechte en gescheurde doeken, en hij is het, die de bloemen der aarde hare versierselen, aan de natuur hare schoonheid en bekoorlijkheden geeft. (7) quot;Wilt gij weten, o mensch, wie hem lot zoo ellendigen en vernederenden

(11 Is. XI. 21. 22. (2) Ps. LXXXV1II. 6. 8. 10. (8) Ps CU. 19. ,4) Ps. XL1X, 12. (6) Jeremias XXXI11. 26. l6) Ps. LXXXIX, 2. ^7) Veuer. Beda super illud : Et paunis eum inroMt.

55

-ocr page 56-

DE LIE FTIEVLAMMEN

staat gebragt heeft? het is zijne oneindige liefde geweest, die hij ons toedraagt. O liefde! o liefde van eenen God voor do menschen, hoe slecht wordt gij erkend en beloond! O al te menschlievende God, hoe weinig Christenen worden er gevonden, die u genoegzame wederliefde betoenen!

Mijne ziel, dat het voorbeeld van uwen God, in eenen stal geboren, van alles beroofd, n de armoede leere beminnen; dat de koude, die hij met zooveel geduld verdraagt, u de versterving leere liefhebben; dat de tranen , die hij voor onze zonden stort, u leeren, hoe gij uwe zonden moet beweenen. Ach! met een enkel woord hoeft hij u uit het niet getrokken, en het heeft hem lijden, tranen en zuchten gekost om u uit de slavernij des duivels te trekken; weldra gaat hij tot den laatsten droppel van zijn dierbaar bloed voor uwe zaligheid uitstorten. Kondet gij eens wel verstaan, hoe diep en hoe moeijelijk de wonden waren om te genezen, die do zonde u had toegebragt door de grootheid der geneesmiddelen, die uw Zaligmaker gebruikt! (1) Kondot gij eens wel bevatten hoe vurig zijne liefde was, waarmede hij u beeft bemind! Kondet gij hem beminnen uit al uwe krachten, en zooveel hot mogelijk is!

GEBIiD.

0 mijn Jesus, het is dan waar, dat gij in eenen stal in de uiterste armoede geboren zijt! Het is dan waar, dat gij geheel uw leven in lijden hebt doorgebragt, om mij do groote liefde, die gij mij toedraagt, te doen verstaan! Het is dan ook maar al te waar, dat ik ondankbaar schepsel, geheel mijn leven heb doorgebragt met u te verachten en u door mijn leven groot verdriet aan te doen! Ach, ik smeek u, doe mij het groote kwaad, dat ik tegen u heb bedrev3n, en de liefdo welke ik u verschuldigd ben, wel begrijpen. En dewijl gij tot hiertoe met mij geduld hebt willen nemen, zoo maak dat ik, zonder het minste uitstel tot u wederkeere, en laat niet toe, dat ik voor het toekomende ooit nog het ongeluk hebbe u te bedroeven.

(1) S. Aug. Serm. 59) de Verbis. Dom.

56

-ocr page 57-

VAN JESUS.

Ontsteek mijn hart geheel met het vuur uwer heilige liefde, en verleen mij de genade van steeds al datgene in mijne gedachten te prenten, wat gij voor mij geleden hebt, opdat ik voortaan alle schepselen vergetc en nergens meer op denke dan om u te beminnen en mij aan u aangenaam te maken. Gij zijt op de aarde verschenen, om onze harten door de liefde te beheer-schen, welnu! neem weg, ruk uit mijn hart, al wat mijn wil met den uwen gelijkvormig zij, en hij de regel van al mijne wenschen worde. Och, ja mijn God, verleen mij de genade van in alles, overal en altijd uwen heiligen wil te volbrengen, en van u den mijnen, wat het mij kosten moge, met edelmoedigheid op te offeren. Laat niet toe , dat ik ooit deze bittere verwijtingen verdione, die gij eertijds aan de Joden, door den mond van den profeet toevoegdet: Waartoe dienen al uwe vasten en al uwe offeranden 9 Ik hen daarvan verzadigd. Den rook van uwen wierook kan ik niet verdragen; hij is voor mijne oor/en bezoedeld. Ik keur al uwe geivaande goede werken af, omdat zij de vrucht van uwen eigemvil zijn. (I) O mijn God, ik smeek u, Jee»\'»»}\' uwen heiligen itui doen ^2) en verleen mij de genade van tot mijnen laatsten adem toe, hem te mogen volbrengen! Amen, amen, dat het zoo zij!

OEFENINGEN.

Over lt;le verachting «Ier rijkaloiniiien en liefde tot «le arinoerte.

Gelukkig zij, die rijkdommen bezitten, gelukkig degenen , die zich aan de vernederingen en armoede kunnen onttrekken! zoo spreekt de wereld. Mijn God! hoe verschillend is de taal van Jesus Christus! Wee u, gij rijken dezer wereld! roept hij uit (3) gelukkig en zalig degenen die arm van geest zijn, want het rijk der hemelen behoort hun toe. (4) Ik vraag u nu aan welken kant de waarheid, aan welke zijde het geluk is? Ach, ervalt

(I) Isa. LVIII. 3. (2; I\'s. CXLTI. 10 |3) Luo. V, 24. (4) Matth, V.S.

57

-ocr page 58-

DE UEFDEVLAMMEN

niet aan te twijfelen, wanneer de eeuwige waarheid gesproken heeft.

Mijn lieve Christen, gij zijt rijk, uf gij zijt artn; indien gij rijkdommen bezit, tracht uw hart daarvan te onthechten; zoo niet, het is tot u, dat Jesus deze woorden toevoegt: Wee gij rijken. Gebruik uwe goederen, alsof gij ze niet gebruiktet, bezit ze, alsof gij die niet bezat. Geef milde aalmoezen aan de armen, help de weduwen en weezen. Laat dezen dag niet voorbijgaan zonder eenig goed liefdewerk te doen ; er zijn zoovele armen en ellendigen! O Godl indien de rijken hunne rijkdommen wel wisten te gebruiken, wat goed zouden zij niet kunnen doen!

Indien gij arm zijt wacht u wel tegen de Voorzienigheid te morren; gedenk dat Jesus Christus over de armoede eenen geheel goddelijker! glans verspreid heeft. Hij was ook arm; hij was arm in zijne geboorte hij was arm in zijn leven, hij was arm in zijnen dood. Wil den rijken hunne groote goederen niet benijden, zij kunnen hen niet gelukkig maken. Vergenoeg u met het weinige, dat gij bezit, en sla uwe oogen hemelwaarts; aldaar, zoo gij wilt, zullen uwe goederen , uwe paleizen, uwe schatten zich bevinden. Daarom verdraag met geduld de beroovingen van uwen staat, en zeg niet alleen van daag maar altijd en in alle voorvallen: mijn God, het is mv wil, dat ik lijd en arm ben: uw heilige naam zij geloofd! uxu wil geschiede! geef mij alleen uwe liefde, en ik zal rijk genoeg zijn.

58

—=63^—

-ocr page 59-

VAN .IESÜS.

X. HOOFDSTUK.

Jcsus Christus heeft een kind willen worden, om ons alzoo tot ^rooter vertrouwen en tot meerdere liefde Jegens hem op te wekken.

Parvulus dalus esi nobis, el Jilius nalus

est nobis, la. IX, 6.

59

Een kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren.

e reden waarom do Zoon Gods een kind heeft willen

worden, was om met alle staten des levens te kunnen

omgaan, en om gemakkelijker onze liefde te winnen. En om welke reden, vraagt de heilige Franciscus de Sales, heeft Jesus dezen zoeten en minnelijken kinderstaat willen aannemen, tenzij om ons op te wekken, om hem te beminnen en ons vertrouwen op hem te stellen? Ue heilige Petrus Chrysologus had te voren reeds hetzelfde gezegd: God heeft, zegt hij, een kind willen worden, omdat hij wilde bemind wezen. (1)

Onze Heer Jesus Christus, schrijft de godvruchtige priester Guerricus, wenscht vurig, dat wij hem beminnen met dezelfde overgeving, als goedaardige kinderen den besten aller vaderen beminnen: hij kan niet verdragen dat wij hem vreezen als slaven, die eenen strengen en wreeden meester schroomen. Het is om die reden, dat hij niet gekomen is met dien toestel van magt en heerlijkheid , geschikt om te doen beven; wanneer hij zich aan de menschen openbaarde, wilde hij zich liever onder de gedaante van een kind vertoouen, omdat hij kwam, niet om te oordeelen en zich te doen vreezen, maar om te verlossen en zich te doen beminnen. Laten we ons nu met vertrouwen voor zijnen troon van genade gaan nederwer-pen, wij, die eertijds op zijnen troon van glorie zelfs niet

(]) Pet. Chrys. et S. Ami).

-ocr page 60-

DE LIEFDEVLAMMEN

durfden denken, zonder met een heiligen schrik bevangen te worden. En er is niels in den stal van Bethlehem, dat vrees aanjaagt, alles boezemt daar liefde en barmhartigheid in. Jesus is daar vol goedaardigheid , hij kent geene gramschap; als men hem vergramt, of zoo hij zich vertoornt, kan men gemakkelijk zijnen toorn stillen. (11 Laat ons dan tot de krib naderen, en Jesus in onze armen nemen, laat ons hem tegen ons hart drukken, en hem smeeken, dat hij de vlammen zijner zuivere en heilige liefde in onze harten gelieve te ontsteken.

lieer Jesus, zoete Zaligmaker mijner ziel, vvelkismijn vertrouwen in dit leven, en mijn grootste troost in het midden van alles, dat ik onder don hemel aanschouw? (2) Zijt gij het niet, mijn Heer, mijn God, wiens barmhartigheid oneindig is? Waar was ik zonder u gelukkig, en met u ongelukkig? ik wil liever met u arm zijn, dan rijk te wezen zonder u. Ik wil liever met u op de aarde reizen dan zonder u den hemel te bezitten; waar gij zijt is de hemel; waar gij niet zijt, daar is de dood en de hel. Gij zijt al mijn verlangen, en hierom, als ik van u verwijderd ben, kan ik niets anders dan zuchten , treuren en bidden. Ik kan mijn volkomen vertrouwen in niemand anders stellen, dan in u, noch mag ik van niemand, in mijne noodwendigheden, hulp verwachten dan van u alleen. O mijn God! gij alleen zijt al mijne hoop, mijn vertrouwen, mijn vaste troost in alles... Mijne oogen zijn op u geslagen; op u, o mijn God! stel ik al mijn vertrouwen. Maak mijne ziel heilig, geef haar uwen heraelschen zegen. opdat zij uwe heilige woning moge worden, de troon uwer eeuwige glorie, en dat in dien tempel, in welke gij wel wilt wonen, niels gevonden worde, dat uwe oogen zou kunnen m\'shagen. Aanschouw mij, Heer, in mve oneindige goedheid en volgens den overvloed uiver barmhartigheden, (3) verhoor de bede van uwen ellendigen dienaar in het land van duisternissen en van den dood, ver van u verbannen. Bescherm en behoed de ziel van uw behoeftig kind, in het midden der gevaren van dit vergankelijk leven; dat

(1) Abl). Guerric. de Nat. Sertn. (2) De Imit. Ch., lib. III. c. L1X Num. 1 en 4. (3) Ps. LXIII. 16. 17.

60

-ocr page 61-

VAN JESUS.

uwe genade het vergezellc en geleide up den weg van vrede, in het vaderland van het eeuwige licht. O Jesus! kind Jesus! mijn goedertieren Meester, ik verwacht deze genade van uwe barmhartigheid.

Do H. Franciscus van Assisië werd, wanneer hij sprak van het geheim der geboorte van den Zoon Gods, van verwondering en liefde verrukt. (1) De heilige Uernardus was met dezelfde gevoelens bezield; hoor wat hij zegt: een vreugdekreet, zegt hij, heeft zich op deze aarde van ballingschap heden doen hooren: (2) eene zoete en troostende stem komt in onze ooren klinken. Bergen, roemt den Heer, en doet zijne lofzangen weergalmen. Hemelen, weest verblijd; aarde, spring op van vretigde; velden en al wat u bekleedt, verheugt u; hoornen der wouden, springt op van vreugde voor onzen God, over uw geluk, want hij is in het midden van ons gekomen. Hemelen, hoort, aarde, luister toe, en gij vooral, omensch! sta verbaasd. Jesus Christus, do Zoon Gods, is zoo even te Bethlehem Juda geboren. Welk hart zal zoo liefdeloos en ongevoelig zijn om door zulke zoete stem niet verteederd te worden? Konde men ons aangenamer tijding verkondigen? Heeft de wereld ooit troostender woorden gehoord : Jesus Christus, dc Zoon Gods, is zoo even to Bethlehem-Juda c/cboren? Met wat hemelsche zoetheid zijn die woorden niet vervuld! Ik zou wenschen u al de aangenaamheid en do kracht daarvan te kunnen doen gevoelen; maaide woorden en uitdrukkingen ontbreken mij , en ik vrees deze merkelijk te krenken met daaraan de minste verandering toe te brengen: Jesus Christus dc Zoon Gods is zoo even te Bethlehem-Juda geboren. O wonderbare geboorte!... O gij allen, die in het stof ligt, staat op en aanbidt den geboren Jesus; hij komt om u zalig te maken, om u te genezen, en om u met eer en glorie te overladen. O! gij zondaars, ellendige verdwaalde schapen, begint te herleven. Jesus komt op de aarde, om te zoeken en zalig te maken, hetgeen verloren was. O! gij , die ziek en zwak

(1) Vie de S. Francois d\'Assise, par le père C. Chaleppe , recollet t. 1 pag. 90, et t. II, pag. 269, Edition d\'Avignon, 1824. 3 vol. in 13. (2) S, Bern. 1, in Vig. Nat. Domin.

61

-ocr page 62-

DE LIEFDEVLAMMEN

zijt, schept moed; Jesus komt uwe harten door de zalvingzijner barmhartigheid genezen. O! gij allen, die in uw hart het verlangen voedt van tot voorname posten en eerambten te geraken, verheugt u; do Zoon Gods daalt neder en komt tot u, om u aan zijn rijk deelachtig te maken. Nader tot de krib, (1) gaat onbevreesd hem vinden; wanneer hij op den troon zijner grootheid en majesteit gezeten is, dan gebiedt hij de vrees en den eerbied; maar bier vertoont hij zich onder de gedaante van een kind, en boezemt hij vertrouwen en liefde in. En zouden de oogen van Jesus, met tranen vervuld, niet bekwaam -zijn om u tot deernis te verwekken? Die goddelijke Zaligmaker weent, maar niet gelijk de andere kinderen der menschen, noch om dezelfden reden. De kinderen weenen doorgaans uit gebrek en zwakheid; Jesus weent uit medelijden en uit liefde totu, (2) Een kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren. Naderen wij tot de krib, en hooren wij met eerbied al de lessen aan, welke hij ons gelieft te geven. Zijne tong is nog niet bekwaam om woorden te stamelen , maar al de lidmaten van zijn feeder ligchaam zijn als zoo vele monden, die ons toeroepen: (3) Bemint God uit geheel uw hart, uit geheel uive ziel, uit al uwe krachten, (4) Zalig zijn zij, die weenen, want zij zullen vertroost worden; (5) Stel u altijd op de laatste plaats ; (6) die zich zal vernederen, zal verheven worden, en d ie zich zal verheffen, zal vernederd worden: (7) wil u op aarde geene schatten vergaderen waar de roest en de motten die verderven, en waarde dieven ze ontgraven en stelen; maar vergader u schatten in den hemel, waar de roesten de motten die niet verderven, cn waar de dievenze niet ontgraven noch steleyi; (8) ccne zaak alleen is noodzakelijk, (9) en deze is uwe zaligheid; Wat baat het denmensch,dat hij de geheele wereld wint, indien hij zijne ziel verliest! (10) Mijn zoete Jesus, hoe schoon, hoe wonderbaar zijn uwe lessen! O! hoe zeer wensch ik ze, uit liefde totu, te mogen beoefenen!

Cl) S. Bern. Senu in Nat. Domini. (2) Idem (3) S. liecu. (4) Matth. XXII. 37. (5) Matth. V, 6. (G) Luc. XIV. 10. (7gt; Luc. XIV. 11. (8) Mattl.. VI. 19. 20. (9) Luc. X. 4. (10) Matth. XVI. 38.

62

-ocr page 63-

VAN JESUS.

Maar helaas! Ik ben ait mij zeiven zoo zwak, zoo inag-teloos, dat ik niets goeds kan verrigten. O mijnJesus! o kind Jesus, goedertierene, teedarhartige. medelijdende Jesus! ontferm u mijner! Gij weet het, dewijl gij mijn hart doorgrondt, ik verlang u te beminnen ; verleen mij dan uwe heilige liefde. 0! hoe zoet en aangenaam is het, u zoo zeer te mogen beminnen, als de H. Maagd Maria en al de heiligen u bemind hebben! 0! hoe gelukkig zou ik mij achten, zoo ik u van alle menschen konde doen beminnen! Ten minste is dit, o mijnJesus! mijn vurigste verlangen; gelief, bid ik u, deze begeerte, dit verlangen van mijn hart in dank aan te nemen.

Een kind is ons gegeven, een Zoonis ons geboren. Het eeuwig Woord des Vaders is een kind geworden; de Almogende heeft zich magteloos gemaakt; hij, die oneindig en onafhankelijk is, heeft zich aan zijne eigene schepselen onderworpen; hij heeft zich zoo verre vernederd, dat hij is willen mensch en in eenen stal geboren worden; zijne liefde tot ons heeft hem al deze wonderheden doen uitwerken! O liefde! roept de II. Thomas van Villanova uit, o magtige zegepraal der liefde! gij hebt gezegevierd over den onverwinbare ; de Almogende is slaaf geworden! O ware overmaat van liefde! (1) Hoe! een God kind ge-geworden ! Een God kind geworden uit liefde tot ons! Een God kind geworden, om ons vertrouwen op te wekken! Een God kind geworden, om ons hart te winnen! Laat ons dan dien goeden en minnelijken God beminnen, en dat het ons, om ons gedurig meer en meer tot liefde op te wekken, nooit vervele , van altijd met eene nieuwe uitstorting van blijdschap en liefde, deze zoo hartroerende woorden te herhalen: Een kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren!

GEBED.

63

O lief kind Jesus, mijn zoete Zaligmaker! Ik bemin u en stel al mijn vertrouwen op u; ja gij zijt al mijne hoop, en mijne liefde. Ach! waart gij voor mijne zaligheid uit

(l) S. Thom. j\\ Vilanova, Conc. 3 in Com. 1 -uirent.

-ocr page 64-

DE LIEFDEVLAMMEN

ilou hemel niet gedaald , wat zou er van mij , ellendige en rampzalige geworden zijn? Reeds lang zouden de zonden , waaraan ik mij pligtig heb gemaakt, mij aan de helsche vlammen ten prooi gegeven hebben. Uwe harmhartigheid zij voor eeuwig geprezen omdat gij altijd bereid zijt, mij vergiffenis te verleenen, zoo dikwijls ik mijne zonden opregt beween. O mijn Jesus ! gij kent den grond van mijn hart, en gij ziet, hoe zeer ik bedroefd ben over mijne veelvuldige zonden. Ontvang mij in genade, en maak dat ik aan mij zeiven sterve, om voor niets anders moer dan voor u te leven, gij die mijn eenig goedzijt. Verniel in mij, o verslindend vuur! al wat aan uwe oogen kan mishagen en heersch over al de genegenheden van mijn hart. Ik bemin u, o zoet en beminnelijk kind Jesus! ik bemin u, o God van mijn hart, ik bemin u, o mijne liefde, mijn leven, mijn al! Ik bemin u en wensch mijne laalsten snik te geven met deze woorden: Mijn God, ik bemin u, opdat ik alsdan moge beginnen te beminnen met eene volmaakte liefde, die nimmermeer eindigen zal. Amen.

OEFENINGEN.

ljief»le tot «lei» evenmcnscli.

Zoo iemand ze\'jt:ik bemin God, en niet ophoudt, zijnen broeder te haten, die is een leugenaar, want hoe kan hij, die zijnen broeder, dien hij ziet, nietbemint, Godbemin-nen, dien hij niet ziet. (I) Niettegenstaande deze woorden van den heiligen Joannes, bedriegen zich echter velen verregaande. Zij zijn onmeedoogend voor den arme, zij beminnen den achterklap, zij vergeten met moeite oenen ligten smaad, zij verachten iederen; en omdat zij dikwijls herhalen: Mijn God, ik bemin u. mijn God, ik bemin «, houden zij het voor zeker waar. Volg hen niet na, lieve christen, maar bemin alle menschen als uwe broeders, als schepselen naar Gods b\'eeld geschapen. Wensch vurig de zaligheid

(1) Joan. VI, 20.

64

-ocr page 65-

VAN JESUS.

van iedereen. Toon aan allen, en bijzonder aan uwe vijanden, aan hen die u vervolgen, een vriendelijk en gul gelaat; dut uit uwen mond niet komen dan woorden van vrede, en dat de zalving van een heilige liefde de bitterheid van uw hart verzachte. Wees altijd bereid om uwe broeders te helpen en te vertroosten en heb steeds veel medelijden met de bedrukten en zondaren. Verheug u over de deugden van anderen alsof zij de uwen waren, door, om zoo te zegden de gedaante van iedereen aan te nemen. Wil niemand verachten, verdrijf zorgvuldig de vermetele oordeelen en het kwade vermoeden, welke men tegen den evenmensch opvat, gewen u om van alle menschen goede gevoelens te hebben. Leg altijd al de woorden en werken van anderen, met eenvoudigheid in den besten zin uit. (1)

O! wat schoone deugd is de liefde tot den evenmensch! Maar helaas! hoe zeldzaam is deze deugd! Mijn lieve christen, ga eens in uw hart, en zie in hoeverre gij haar bezit. Zij gij waarlijk bereid, om uwen vijand te vergeven en zelfs om hem goed te doen? Berispt gij niet gaarne het gedrag van uwen natuurgenoot in alle voorvallen? Ik herhaal het nog eens, onderzoek daarover uw hart. Bemin uwe broeders, gelijk gij u zei ven bemint, dit is het, wat Jesus Christus van u verzoekt, en gij zoudt hem zulk eene billijke zaak willen weigeren? Laat geen dag voorbijgaan zonder de noodige maatregelen te nemen om \'s avonds, als gij u ter rust begeeft, met waarheid te mogen zeggen: Mijn God, ik bemin u uit geheel mijn hart en ik bemin mijnen evennaaste gelijk mij zeiven uit liefde tot u.

(1) Ludovicus Blosius.

65

50

-ocr page 66-

DE LIEFDEVLAMMEN

IV. HOOFDSTUK.

Over het verborgren leven van .7(\'sim Christus en zijn ootmnertlge onderdaiiigheltl aan Maria en Josef.

Et erat subdiius iUis. Luc. TI, BI.

En Jesus was hun onderdanig.

Christenen, gaan wij nu eens naar liet huisje van Nazareth in de arme woonplaats van Maria en Josef. Daar zullen onze oogen door een tooneel getroffen worden, dat al onze verwondering waardig is, daar zullen wij onzen Zaligmaker aan zijn schepsel, uit liefde tot ons, zich zien onderwerpen en tot zijne dertig jaren zien gehoorzamen:hristenen, gaan wij nu eens naar liet huisje van Nazareth in de arme woonplaats van Maria en Josef. Daar zullen onze oogen door een tooneel getroffen worden, dat al onze verwondering waardig is, daar zullen wij onzen Zaligmaker aan zijn schepsel, uit liefde tot ons, zich zien onderwerpen en tot zijne dertig jaren zien gehoorzamen: Et erat subdiius illis. Ik sta verbaasd op deze woorden, roept Bossuet uit: is dit geheel de bediening van Jesus Christus, van den Zoon Gods! Geheel zijne bezigheid, al zijne oefening is te gehoorzamen aan twee zijner schepselen. En waarin gehoorzaamt hij? In de geringste werken, in de uitoefening van een ambacht. Waar zijn nu degenen, die zich beklagen en morren, als zij geene bediening hebben volgens hunne bekwaamheid, of om beter te zeggen, die met hunnen hoogmoed niet overeenkomt? Dat zij tot het huis van Josef en Maria komen, en daar Jesus Christus aanschouwen. O mijn God! ik sta nog eens hier verschrikt! Kom, hoogmoed, kom u op dit schouwtooneel verbreken en vernietigen; Jesus wordt een timmerman, zelfs als dusdanig ambacht uitoefeneEde, gekend, zonder dat men van een ander ambt of werk spreekt. (1)

O mijn Jesus, ziedaar dan dat gij uw behagen genomen hebt in u zoo lang verborgen te houden en al de schatten uwer goedheid aan de oogen der menschen te onttrekken, uit liefde tot mijne ziel, en om in mij den hoogvaardigen

(1) Bownet, élération sur les mystères.

66

-ocr page 67-

VAN JESÜS.

geest uit te roeijen! Ach, verleen mij de genade van u uit geheel mijn hart te beminnen, tot erkentenis van eene zoo schoone en voordeelige les en onderrigting.

— Mijn zoon, ik heb u door mijn voorbeelaWe ware en vaste grootheid willen leeren, welke bestaat in dffugdzaam te zijn zonder vermaardheid, zonder pracht, en in een afhankelijk en verborgen leven te leiden. Terwijl ik aldus te Nazareth onbekend leefde, waren er te Rome, endoor geheel het keizerrijk, vermaarde redenaars, groote krijgshelden, ervaren staatsmannen, beroemde dichters; zij deden de geheele wereld van hunnen roem weergalmen, alle monden prezen hen, en niemand werd er bijna gevonden, die hun lot niet benijdde. Meent gij, mijn zoon, dat God in het hoogste des Hemels tot de Engelen gezegd heeft, hun de ijdele vermaarde slaven aantoonend: Ziet hoe grooten naam slj venvorven hebben; ziet hoe veel roem zij behalen! Neen, mijn kind. God toonde hun het huisje van Nazareth, en zeide hun: Aanschouw mijnen Zoon, ziet, hoe onderdanig hij is, tot hoe verre hij zich verootmoedigt, hoe groote liefde hij den mensch toedraagt en hoe zeer hij mij bemint. Het zijn noch do pracht en de luister, noch de rijkdommen en de grootheden der aarde, die de blikken en de verwondering van God mijnen Vader op zich trekken! Men kan dan groot zijn volgens de wereld en zeer klein en verachtelijk voor hem die alles naar waarde schat! Men kan dan zoo aangenaam zijn aan God in de geringste en slechtste bedieningen, als in de verhevenste en heerlijkste ambten! Leer hieruit in den geringen staat, waarin ik u gesteld heb, tevreden zijn en wacht u wel van eenen anderen staat te verlangen waarin gij minder onbekend, minder vergeten, minder veracht wordt. Herinner u altijd, dat het duizendmaal beter is verborgen te blijven en van mij alleen bekend te zijn, dan uitwendig u bekend te maken.

Jesus was hun onderdanig. O hemel! is het wel mogelijk , dat hij, die met zoo veel eerbied aan Maria en Josef gehoorzaamt, die groote God is, welke over de natuur de heerschappij voert? Ja! en het geloof gebiedt my dit te gelooven.

67

-ocr page 68-

DE LIEFDEVLAMMEN

»Het is aan hem, zegt de heilige Bernardus, (1) dat al de Engelen onderworpen zijn, het is aan hem dat de overheden en magten gehoorzamen, en nogtans onderwerpt hij zich aan Maria en voert met ootmoedigheid al hare bevelen uit. Hij is niet alleen onderdanig aan Maria, maar ook aan Josef om Maria. Laat ons hier twee zaken bewonderen, en eene van die twee verkiezen, welke meest onze verwondering moet opwekken, of de diepe ootmoedigheid van den Zoon, of de groofe waardigheid van de Moeder; doch zij zijn beiden even hewonderingswaardig. Dat een God aan eene vrouw gehoorzaamt, is eene ootmoedigheid zonder voorbeeld; maar dat eene vrouw aan eenen God hare bevelen geeft, is een gezag, eene verhevene waardigheid zonder weerga. Sterveling, leer dan gehoorzamen; stof en asch, leer u dan onderwerpen en gaarne

doen wat men u gebiedt..... O hoovaardig stof, word

schaamrood! Uw God vernedert zich, en gij durft u verheffen ! uw God is den menschen onderdanig, en gij voedt in uw hart de dwaze begeerte van te heerschen! Gij wilt aan het hoofd zijn van al de anderen! gij acht u hooger dan uw Schepper! Ja, weet dat eiken keer, als gij de begeerte hebt om over uwe broeders te heerschen, gij u

boven God stelt, en zijne regten zoekt te overweldigen.....

O Christenen! indien gij, sterfelijk mensch, zoo als gij zijt het uwer onwaardig vindt uwen evenmensch na te volgen, het zal u zeker niet schandelijk voorkomen in de voetstappen van uwen Schepper te wandelen. Indien gij hem niet volgen kunt tot zooverre hij zich vernederd heeft, volg hem dan ten minste tot zooverre gij kunt.quot;

En Jesus was hun onderdanig. Welk eene verhevene les voor ons, die zoo vele moeite hebben om ons aan onze oversten te onderwerpen. Gelukkig is degene, die ze wel waarnemen! Gelukkig is hij, die den weg van gehoorzaamheid trouw bewandelt. «De weg van gehoorzaamheid, zegt Thomas a Kempis, is het, die ten hemel leidt; ook is het veel veiliger te gehoorzamen dan te gebieden. De mensch, die zich weet te onderwerpen en te gehoorzamen, geniet altijd eenen grooten vrede en «iemand leeft ge-(1) S. Bern, super missus est, hom. 1.

68

-ocr page 69-

VAN JESUS.

ruster, niemand sterft geruster en stoutmoediger dmi hij die altijd onderdanig is geweest.quot; (1) Het is de gehoorzaamheid alleen, welke alle deugden in onze zielen doet uitschieten, die ze aankweekt en weet te behouden. De ootmoedigheid, zegt Salomon, is veel beter dan offeranden, want zij offert aan God onzen eigen wil, die onvergelijkelijk voor zijne oogen kostelijker is, dan het vleesch der dieren dat hem geofferd wordt. De gehoorzaamheid is eene verwinning, die men op zich-zelven behaalt, en er is geen roemwaardiger zegepraal voor den mensch dan zijnen wil te onderwerpen aan dien van eenen mensch, welke zijns gelijk is.

Laten wij ons dan door anderen bestieren indien wij regtzinnig in de haven verlangen aan te komen; dat ons dan nooit gemor, noch bijtende woorden ontsnappen tegen die personen, onder wier onderhoorigheid wij gesteld zijn; en zijn wij wel overtuigd dat wij de laatste plaats verdienen , omdat al de anderen meer verdiensten en deugden hebben dan wij. (2)

En Jesus was hun onderdanig. Hij is aan Maria en Josef, tot zijnen dertigjarigen ouderdom gehoorzaam geweest , tot op het oogenblik zelfs, dat zijn hemelsche Vader hem tot de volkeren van het land der Joden zond, om hun het Evangelie te verkondigen. Welk eene schande voor zoovele ondankbare en ontaarde kinderen, die met eene misdadige drift het heilzame juk der gehoorzaamheid welken zij hunnen ouderen verschuldigd zijn, afschudden!

En Jesus was hun onderdanig. Ja, en hij was hun in alles gehoorzaam. Hij weigerde zelfs niet de geringste werken van een behoeftig gezin te verrlgten, zoo zeer nam hij ter harte, om door alle mogelijke middelen de grootheid van zijne liefde tot ons te bewijzen. Mijn lieve Zaligmaker! tot welke groote vernederingen hebt gij u, tot mijn onderrigt, niet veroordeeld! Gij hebt gedurende dertig jaren, uwe Godheid onder den geringsten uitwen-digen schijn willen verbergen, om mij een afgezonderd leven te leeren beminnen, en om mij onder het deksel der

(1) Thomas fi Kempis, K\\ercit. spirit. (2)8. Bernard, ad Sororem de modo bene Vivendi. Cap, XIX.

6ft

-ocr page 70-

DE LIEFDEVLAMMEN

ootmoedigheid en stilzwijgendheid de gunsten, welke gij kunt bewijzen, te leeren verborgen houden. Gij zijt gedurende dertig jaren aan de geheele wereld onbekend gebleven om mij de liefde tot de ootmoedigheid in te boezemen. Gij zijt gedurende dertig jaren aan uwe eigene schepselen gehoorzaam geweest om mijnen hoogmoed, waardoor ik mij aan niemand wil onderwerpen, te breken en om mij te leeren eenvoudig onderdanig te zijn aan al degenen, die gij met uw gezag bekleed hebt. Vergeef mij dan o mijn God, vergeef mij! tot dusverre heb ik weinig nut uit uwe voorbeelden getrokken: doch ik wil voortaan daarmede voordeel doen, help mij! help mij!

GEBED.

O mijn Jesus, geef mij de genade, dat ik mijn eigen wil verloochene, om geenen anderen dan uwen wil alleen te volgen. Geef mij de genade, om uwe voetstappen te bewandelen en de heilige ootmoedigheid met meer drift te zoeken, dan de hoogmoedigen dezer wereld de vergankelijke eer najagen. Gij zijt de grooteGod, de Opperheer van hemel en aarde, de God der goden, de Koning der koningen, de Heer der heeren, en gij vernedert u! Ik ben slechts een aardworm, een gering en verworpen schepsel en durt mij verheffen! o mijn God! vergeef mij mijne dwaasheid. Ik beken mijne ellende; ik belijd, dat ik een kind van gramschap hcn. datikinde zonde ben ontvangen, en dat mijne moeder mij imonde gehaard heeft. (1) Ik ben in de wereld gekomen, bevlekt met zonden; en de dood, die daarvan de regtvaardige straf is, zal niet vertoeven mij daaruit te doen vertrekken. O goedertierene en barmhartige Zaligmaker, heb medelijden met mij! mijne ziel is als eene zee, welke door den wind der driften en der ongeregelde begeerten gedurig geslingerd wordt. Mijne zonden o mijn God, overtreffen het getal mijner hoofdharen, (2) en \'k ben niet waardig mijne oogen hemelwaarts te slaan, omdat mijne boosheden zoo menigvuldig zijn. (3) Ach! verlos mij, o Heer, mijn God,

(1) Ps. L, 6. (2) Ps. XXXIX. (3) I. Esdras, IX, 6.

70

-ocr page 71-

VAN JESUS.

haast u om mij te helpen. Gedenk uwe barmhartigheden, die oneindig zijn, (1) en genees mijne ziel, omdat gij alleen liaar kunt genezen. Ik ben arm, ik lijd gebrek aan alles, eu mijne ellende is zoo groot, dat ik uit mij zeiven niets goeds kan willen, noeb eenig goed verlangen, noch uwe wet kan volbrengen. En vervuld met zoo groote zwakheid en zoo veel ellenden, durf ik mij nog verhoovaardigen! 0 mijn God, heb dan medelijden met mij! Laat uw hart door mijne zuchten en tranen bewogen worden, dat deze liefde, die u aangezet heeft, om u voor mij aan het kruis te slagtofferen, u ook bewege om mij te verhoeren. Alles wat ik van u verzoek, is, dat gij mij uwe liefde, de vergeving mijner zonden, de ootmoedigheid, den geest van gehoorzaamheid gellevet te verleenen.

O mijn Jesus, kom gij zelf in mijn hart; vestig daar uwe woonplaats, oefen daar uw oppergezag uit, en dat voor altijd, voor altijd! Kom, en gij zult mijn troost, mijne sterkte, mijn steun, mijn vriend, mijn broeder, mijn schat, mijn leven, mijn al zijn. Kom, en gij zult mij u altijd meer en meer leeren beminnen en mij van de schepselen onthechten. Kom en gij zult in mij een wonder, dat uwer waardig is, uitwerken; van eenen hoogmoedigen en zinnelijken zondaar, zult gij eenen ootmoedigen en verstorven boetvaardige maken. Ach! kom goede Jesus, o God mijner ziel! kom. Amen.

OEFENINGEN.

Over het verborgen leveu eu over (lc geboorzaamtaeitl.

Stel van heden alles in het werk, mijn lieve christen, om Jesus Christus in het beminnen van het verborgen leven en de gehoorzaamheid na te volgen.

lc. Het verborgen leven. Vermijd, zoo veel het do welvoegelijkheid van uwen staat toelaat, van u in het midden der wereldsche vergaderingen te laten vinden; (2) nooit is een dienaar Gods meer in veiligheid, dan als hij in de eenzaamheid is. (3) Tracht altijd wat in u goed

(1) Ps. XXIV. 6. (2) Thom. ïi Kemp. Exercit, spirit, op. X. cap. IV, N. 2. (S) Ibidem.

71

-ocr page 72-

DE LIEFDEVLAM HEN

en deugdzaam is, te verbergen. Zoek nooit voor rijk of kundig aangezien te worden; wat zijn, helaas al de schatten en al de kunde dezer wereld? Zoek onbekend te leven en voor niets geacht te worden. (1) 01 hoe gelukkig zult gij zijn als gij zonder tegenzin al de anderen in eer, in groote bedieningen en waardigheid zult verheven zien, terwijl men u zal vergelen, men op u niet zal denken, en men u zal schijnen te verachten. Ruk spoedig uit uw hart alle hoogmoedig verlangen; de hoogmoed verwijdert van Jesus Christus de ziel, die hem voedt, hij vervult haar met smarten en laat niets dan onrust achter. (2) Ach! zoo de men-schen wisten, dat de eer en waardigheden niet dan zware lasten zijn, dan zouden zij ze zoo driftig niet najagen. (3) Zoek in uwe goede werken de toejuichingen der menschen niet, maar houd u tevreden met God en uw geweten voor getuigen te hebben. Gij zult eens op uw sterfbed voor troost ontvangen van altijd in ootmoedigheid in uwe eigene oogen klein geacht, verge I en en aan een ieder onbekend geleefd te hebben; gij zult eens weten van hoe veel waarde het verborgen leven in God is.

2«. De gehoorzaamheid. Wees gehoorzaam en zonder morren, aan al de personen, die over u eenig gezag hebben, en gewen u hunne geboden aan te zien alsof het die van Jesus Christus zeiven waren. Beware gehoorzaamheid bestaat in te doen, niet dat ons behaagt, maar dat daarenboven aan onze inborst en aan onze neiging meest tegenstrijdig is. (4) Hoor wat de heilige Barnardus deswege zegt. Een mensch, die waarlijk ootmoedig is, zegt hij kent geen uitstel tot \'s anderdaags; hij is vijand van de traagheid, hij voorkomt de bevelen, welke men hem wil geven, en hij heeft eerder gehoorzamd dan men het geboden heeft; hij is altijd bereid om te zien, te zeggen, te doen al wat men wil, en overal te gaan waar men hem zal zenden. (5) Kent gij daarin uw afbeeldsel? Neem dan heden het goed en edelmoedig besluit van de heilige ootmoedigheid In hare volmaaktheid , volgens den staat

(1) Thorn, il Kemp. Be imit. (3) S. Bern. de conaid. Lil). Xy. (3) S. Bern, de offic. episc. cap, VII, (4) Thoni, a Kemp, Vita Oerardi magni. cap. XVII. N. 30. (5) S. Bern. de obedientia, serm.

72

-ocr page 73-

VAN JESUS.

waarin Gods voorzienigheid u gesteld heeft, uit te oefenen. Indien gij in eene gemeente leeft, zal ik u zeggen, dat gij uwen overste moet gehoorzamen in alles , waarin gij geene zonde ziet; doch gehoorzaam eenvoudig zonder tegenspreken, zonder onderzoeken waarom men u dit gebiedt; zoek geene andere reden om te gehoorzamen dan deze alleen van aan den Heer, uwen God te behagen.— Leeft gij in de wereld , ik zal u zeggen, dat gij uwen ziel-bestuurder, gelijk God zeiven moet gehoorzamen: Dienaren, gehoorzaamt aan diegenen, welke uwe meesters zijn volgens het vleesch , met vrees, met eerbied en in de eenvoudigheid van uw hwt, alsof gij aan Jesus Christus gehoorzaamdet (1) gehoorzaamt niet alleen aan meesters, die goedertieren en zoetaardig, maar ook aan diegenen, welke moeijelijk en lastig zijn. (2)

Ik weet wel, lieve christenen, hoe veel moeite het kost, om zijnen wil te breken, ik weet hoe moeijelijk het is hem te bedwingen, hem te boeijen , hein aan den wil van een ander te onderwerpen; ik weet, dat men op het aanschouwen der moeijelijkheden , soms aangespoord wordt, om zijne onderneming te verlaten en in de onafhankelijkheid te leven. Maar mijn welbeminde broeder, verlies den moed niet, sla uwe oogen naar denschoonen hemel, naar dat eeuwig, glorierijk hof; het is daar, dat God u verwacht om uwe pogingen waardig te beloonen; het is daar, dat hij u in het midden van den strijd aanmoedigt en zegt: Mijn kind, herinner u, dat mijn Zoon en uw Zaligmaker, Jesus Christus, gedurende dertig jaren, aan twee schepselen onderdanig is geweest, uit liefde tot u en om u een schoon voorbeeld ter navolging achter te laten; vergeet nooit dat hij de gehoorzaamheid zoo volmaakt heeft uitgeoefend tot zoo verre, dat h\'j op het schandelijke hout des kruises heeft willen sterven; (3) vergeel eindelijk niet, dat de leerling boven zijnen meester niet moet zijn; indien uw Zaligmaker geheel zijn leven lang zijnen wil ondenvorpen heeft, (4) zoo is het dan ook billijk, dat gij den uwen onderwerpt. Welaan, dan, de hemel zal uw loon zijn.

(1) Ephea. V, 5. (2) 1 Petr. II, 18. (3) Philipp, 11, 8. (4) Joau. VU, 20.

73

-ocr page 74-

ÜE LIEFDEVLAMMEN

XII. HOOFDSTUK.

Uuc zeer lt;Ie goedheid en barmbartigheid, die Jesus ons In zijnen werkzamen levensloop getoond beeft, ons tot wederliefde moeten opwekken.

Verlranslit bencfaciendo. Act. X. 38, Hij is goed doende voorbijgegaan,

Ik wil hier tot stichling der godvruchtige zielen, al de menigvuldige trekken van goedheid, die Jesus Christus ons in zijn werkzaam leven getoond heeft, niet voorstellen; om zulks te doen, zou ik geheel het Evangelie moeten uitschrijven. Ik heb alleen voorgenomen , mij tot eenige der voornaamste te bepalen, welke het onderwerp van dit Hoofdstuk zullen uitmaken.k wil hier tot stichling der godvruchtige zielen, al de menigvuldige trekken van goedheid, die Jesus Christus ons in zijn werkzaam leven getoond heeft, niet voorstellen; om zulks te doen, zou ik geheel het Evangelie moeten uitschrijven. Ik heb alleen voorgenomen , mij tot eenige der voornaamste te bepalen, welke het onderwerp van dit Hoofdstuk zullen uitmaken.

1. De melaatsche. — Naauwelijks was onze Zaligmaker den berg, waarop hij den volkeren zulke wonderbare lessen had gegeven, afgekomen, of eene groote menigte volgde hem, en een melaatschequot; wierp zich plotseling voor zijne voeten, zeggende: Heer, indien \'jij ivilt kunt gij mij genezen. (1) Jesus had met dezen armen zieke medelijden, hij raakte hem aan enzeide: ik wil, wees genezen; en aanstonds verdween de melaatschheid. (2) Heer Jesus, hier is een grooter melaatsche, dan die van het Evangelie welke op dit oogenblik uwen bijstand komt afsmeeken: ik ben die melaatsche. Mijne melaatschheid, hoewel zij geheel geestelijk is, is daarom zooveel te afschuwelijker; en ik ben beschaamd u die te toonen. De melaatschheid mijner ziel zijn hare onvolmaaktheden, hare gedurige dagelijksche gebreken, hare laauwheid in uwe dienst. O Jesus! gelief mij te genezen, opdat mijne arme ziel rein en zuiver worde voor uwe oogen, opdat zij u met eenen aangroeij enden ijver gestadig diene. Wanneer gij door de

(1) Matfli. VIII, 3. (3) Ibid. VIII, 3.

74

-ocr page 75-

VAN JESUS.

heilige Communie in mijn hart zult komen, doe mij dan deze troostende woorden hooren: Mijn kind, ik wil, wees genezen.

II. De honderdste man. — Zeker hoofdman had eenen dienstknecht, die ziek was, en dien hij zeer beminde. Daar hij van Jeus en van zijne goedheid, waarmede hij de zieken genas, had hooren spreken, kwam hij tot hem op hetzelfde oogenblik, dat hij in Capharnaum aankwam, en zeide hem: Heer, ik heb in mijn huis eenen knecht, die lam is en veel lijdt. (1) Hij zeide hem verder niets; maar dit was genoeg om onzen goedertieren meester tot medelijden op te wekken, die aanstonds voor antwoord gaf: Troost u, want ik zal den zieke komen bezoeken en hem genezen. (2) — Neen, Heer, antwoordde de honderdste man, geef u zoo veel moeite niet, ik ben immers niet waardig dat gij mijn huis binnentreedt; maar spreek alleen één woord en mijn knecht zal gezond worden. (3) Jesus hechtte groeten prijs aan die woorden vol geloof, welke de heilige Kerk altijd aangezien en bewaard heeft, als zijnde eene allerootmoedigsle uitdrukking, en hij zeide tot den honderdsten man; Ga, en dat u geschiede volgens hetgeen gij geloofd hebt; en op hetzelfde uur was de knecht genezen. (4)

O goede Jesus! gij weet het, mijne ziel is ziek, ja zeer ziek, eene brandende koorts verteert en verzwakt haar allengskens; zij wordt verslonden door een vuur dat niemand kan uitdooven: zij wordt door eene dringende noodzakelijkheid aangedreven van te beminnen, en zij vindt in de liefde der schepselen niets dan ellenden en smarten. Goedertieren Zaligmaker, heb medelijden met haar! zij wordt verrukt door uwe eindeloozo beminnelijkheid, en dag en nacht zucht zij naar u: hoe onwaardig zij ook moge zijn uw bezoek te ontvangen, vertrouwt z j zich nogtans aan deze troostende woorden: Ik zal tot u komen en u zegenen. Och! kom dan. Heer Jesus! kom, opdat ik uwe aangename tegenwoordigheid geniete; kom, opdat ik u, zoo veel het mij zal mogelijk

(1) Matth. VIII, 6. (2) Ibid. VIII. 7. (3) Luc. VIII, 6. (4) Matth. VII, 33.

75

-ocr page 76-

ÜE MEKDEVLAMMEN

zijn beminne: kom, opdat ik u omhelze om nooit meer van u gescheiden te worden; kom, o mijn God, kom want zonder u kan ik niet meer leven.

III. De Chananeesche vrouw. — Jesus ging eens langs den kant van Tyrus en Sidon; zekere Chananeesche vrouw, die uit dat land gekomen was, riep tot hem, zeggende: Heer, Zoon van David, heb medelijden met mij: mijne dochter wordt ellendig door den duivel geplaagd. (1) Hartroerend gebed, dat wij zeiven dikwijls moeten herhalen: «Heer, heb medelijden met mij, mijne ziel wordt zoo wreed gepijnigd. — Maar Jesus gaf haar geen antwoord: en zijne leerlingen, tot hem komende, verzochten hem hare bede in te willigen, opdat zij zou weggaan, dewijl zij gedurig achter hen riep. (2) Jesus schijnt voor een zoo hartroerend gebed ongevoelig te zijn; hij antwoordt daar niet op, en slaat zijne oogen zelfs niet op haar, die hem met zoo bitter geklag aanroept, hij toont in de weldaad, welke zij verzoekt, eene schijnbare onverschilligheid, meer geschikt, om haar te verstooten dan haar te weigeren. Nogtans, deze bedrukte moeder laat haren moed niet zinken; zij blijft achter hem roepen; herhaalt gedurig: Heer, Zoon van David, heb medelijden met mijne dochter en met mij. De Apostelen, door het geschreeuw dezer vrouw vermoeid, of door haar standvastigheid en haar ongeluk geraakt, worden hare voorsprekers, en tot Jesus naderende, verzoeken zij hem, dat hij zou gelieven hare aanhoudende smeekingen en wenschen te verhooren en ten minste voor haren overlast te wijken, omdat, zeiden zij, zij niet ophoudt achter ons te roepen. Maar zij kregen ten antwoord: Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis van Israël. (3) Ongelukkige moeder, hebt gij Jesus Christus wel verstaan? Hij verklaart zich niet meer door zijne stilzwijgendheid, zijne woorden zijn klaar en bepaald, welke hoop kunt gij nog voeden ? Vertrek van hier, ga uw lot en dat uwer dochter beweenen; er blijft u geen andere troost meer

(1) Matth. XV, 21, 23. (3) Mattli. XII. 33. (3) Ibid.

76

-ocr page 77-

VAN JESUS.

over dan geween en wanhoop!... Ach, wij zouden zoo veel niet noodig hebben om dit rampzalig besluit te nemen! Maar dusdanig is de meening niet van de Cha-naneesche vrouw: de vurigheid van hare wenschen en van haar geloof wordt door de beletsels op nieuw ontstoken; zij verdrijft al wat haar belet, om bij Jesus te geraken; zij werpt zich voor zijne voeten, en zij zal niet weggaan vóór hij haar verzoek zal toegestaan hebben. Zij vernieuwt haar gesmeek met meer aandrang dan te voren en zegt hem: Heer, gij kent mijnen nood, gij kent mijn vertrouwen, weiger mij uwe hulp niet. (1) Ach! konden wij aldus bidden, met dit geloof, met die vurigheid, met dit vertrouwen, met deze volharding, zouden wij dan niet alles kunnen verkrijgen ? Jesus gaf haar voor antwoord: Laat eerst de kinderen verzadigd worden, want het is niet redelijk den kinderen hun brood te ontnemen om het den honden voor te werpen. (2) Welk een antwoord in den mond van den besten aller meesters, den teedersten aller vaderen! Onze Heer, deze woorden uitsprekende, gedoogde evenwel, dat de Cha-naneesche vrouw voor zijne voeten bleef zitten; dit was voor haar eene onwaardeerbare gunst, die zij aanzag als een zeker pand van het mirakel, dat zij verzocht. Het uitstel van Jesus Christus beleedigde haar niet: de ware ootmoedigheid wordt nergens door beleedigd, hij viel haar geenzins te moeijelijk, zij bekende, dat zij zijne gunst onwaardig was en vond daar zelfs eene reden, te meer in, die zij zoude bijbrengen om verhoord te worden.... Er is in de wegen des Heoren niets zoo verblind als de hoogmoed, en niets zoo schrander als de ootmoedigheid. Zij verstond misschien zelfs van toen af, dat onze Heer, ondier dien schijn van zulke harde woorden, haar met voordacht eenen weg opende, en zelfs haar een zeker middel ingaf, om hem te ontwapenen. En inderdaad, de genade van dien God en Zaligmaker, met de zalving aan het hart, dat hij scheen te willen kwetsen, toe te brengen, gaf haar eene gunstige ge-

(1) Matth. XV, 26. (9) Ibid. 2«.

77

-ocr page 78-

DE LIEFnEVLAMMEN

legenheid; de ootmoedige Chananeesche vrouw nam ze te baat, Heer, gij hebt gelijk, zeide zij, het is niet billijk het brood der kinderen aan de honden te geven, maar de hondjes eten wat van de tafel hunner meesters valt: eenige brokkelingen, die de kinderen laten vallen, worden hun niet misgund. (1) Wel nu, Heer, in zulken staat ben ik, zoo is mijne gesteltenis; dat is geheel het voorwerp van mijn verzoek. Stort overvloedig uwe gunsten over uwe afstammelingen van Abraham: wat mij betreft, ik verlang naar de minste gunst van al degene,

die gij over hen zult uitstorten____ Hoe aangenaam moest

dit antwoord niet zijn aan het hart van Jesus! Ach, zoo wij dit hart kenden, hoe zouden wij het beminnen! hoe zouden wij ons vertrouwen daarop stellen! het is de ootmoedigheid, welke het ons moet doen beminnen.

Ik zal dan in zijnen tempel voor de voeten van mijnen Zaligmaker blijven zitten, en daar hem de zaligheid mijner ziel verzoeken. Hetzij dat hij mij aanhoore of niet, zal ik echter mijne stem blijven verheffen; indien hij mij verstoot, zal ik volharden; indien hij mij mijne misdaden en trouweloosheden verwijt, zal ik die bekennen; indien hij mij zegt, dat de hemel niet is voor zulke zondaren als ik ben, zal ik hem ten antwoord geven; gij hebt gelijk, Heer, maar gij zijt de zondaren komen opzoeken, de zieken komen genezen, de bezetenen komen verlossen; gij zijt heilig en zalig komen maken, die in u gelooven, die bekennen, dat zij u noodig hebben, die hun vertrouwen op u stellen, die uwe hulp verzoeken, en die van u verhopen. Ziedaar mijnen staat, ziedaar mijne gesteltenis, ziedaar het voorwerp van mijn verzoek. Geef uwe gunsten in overvloed aan die getrouwe zielen, die ze verdienen: zulke groote weldaden verlang ik niet. Maar nadat gij de kinderen des huisgezins zult verzadigd hebben, zullen er dan voor mij niet eenige brokkelingen overblijven, welke ik van uwe goedheid zal mogen verhopen?.... Alsdameide Jesus haar: O vrouw, hoe groot en levendig is uw geloof! O goddelijke Zalig-

(1) Matth. XV, 87. (S) Ibid. 28.

78

-ocr page 79-

VAN .TESUS.

maker, wat groote voldoening voeldet gij in uw hart, als gij het geloof mogt roemen van deze vrouw, die gij zoo streng beproefd hadtl Wat groot geluk voor u, ovrouw, geprezen te worden door hem, die het binnenste des harten kent! gij hebt hem wel beoordeeld, wanneer hij niet bekwaam was, om u afkeerig te maken, en als gij niet vreesdet hem al te lastig te vallen, noch van al te onvoor-zigtig te werk te gaan. ... Ach! het gaat met mij alzoo niet, alles maakt mij afkeerig, ik wijk voor de minste moeijelijkheid; bij de minste dorheid en tegenspoed, welke mij overkomen, laat ik den moed zinken.—Dat u geschiede naar uwen ivensch, antwoordt de Zaligmaker; en hare dochter was op den zelfden stond genezen. ... Zij wenschte dat hare dochter mogt verlost worden, en op helzelfde oogenblik werd hare dochter verlost.... De Heer geeft gewoonlijk zijne genade naar mate van onzen wil.... De eerste hoedanigheid van een goed gebed, en die ons meest ontbreekt, is, regt-zinnig te willen verkrijgen wat wij verzoeken. (1)

Mijn zoete Zaligmaker, mijn vriend, mijn broeder, ik smeek u, in mijnen uitersten nood, kom mij te hulp, ik verlang u vurig te beminnen, en ik word gewaar, dat ik zonder de hulp uwer genade u niet kan beminnen. Ach! Jesus, schenk mij uwe liefde. Geef mij eenen afkeer van alle aardsche zaken; onthecht mijn hart van de rijkdommen, de vermaken, de eer dezer wereld, en van al wat u niet toebehoort. Helaas! alles gaat in deze wereld voorbij, gij alleen, o mijn God, blijft: mogt ik u dan voor altijd, voor eeuwig beminnen!

IV. Be overspeelster. — De schriftgeleerden en de Pharizeërs bragten bij Jesus, terwijl hij bezig was in den tempel te onderwijzen, eene vrouw, die in overspel bevonden was; en na haar in het midden van het volk geplaatst te hebben, zeiden zij tot onzen Heer: «Meester wij hebben deze vrouw in overspel bevonden. Wel nu, Mozes heeft ons in de wet geboden de overspelers te sleenigen. Wat dunkt u daarvan? Dit zeiden zij, om

(1) Evangile médité.

79

-ocr page 80-

DE UEFDEVLAMMES

hem te beproeven, en hem alzoo te kunnen beschuldigen.quot; (1)

Hierdoor spanden zij als eenen dubbelen strik voor de wijsheid des Zaligmakers, zegt de H. Augustinus, want bijaldien hii deze vrouw veroordeelde, zoo verloor hij zijnen naam van goedheid en zachtmoedigheid, dien hij bekomen had; of zoo hij haar vrij liet gaan, dan stelde hij zich aan laster bloot, en zou voor een vijand der wet aangezien worden. Wat deed dan onze goede Meester in deze moeijelijke omstandigheid? Hij zegt niet: dat men haar ter dood brenge; hij zegt ook niet: dat men haar vrij late gaan; (2) maar dewijl hij de inzigten zijner vijanden kende, en hun niet wilde antwoorden, deed hij eerst wat men gewoonlijk doet als men eene moeijelijke en lastige vraag wil verijdelen, men neemt den schijn aan, dat men daarop geen acht slaat, omdat de geest door de eene of andere gedachte verstrooid is. Het was in deze houding, dat hij zich nederbuigende, met zijnen vinger eenige woorden op den grond schreef. Of zijne vijanden verstonden niet, of zij wilden hem een antwoord afpersen, waarin zij stof meenden te vinden, om hem te lasteren, en waarvan zijne goedheid hun de schande zocht te sparen. Dewijl zij voortgingen met hem te ondervragen, rigtte bij zich weder op en zeide hun: Dat diegene der omstanders, die zonder sonde is, den eersten steen op haar werpe; en zich andermaal nederbuigende, schreef hij wederom op den grond. Deze woorden waren voor de schriftgeleerden en Phari-zeërs als een donderslag; het scheen hun toe, dat zij al de misdaden van hun onzuiver geweten ontdekten; en daarom haastten zij zich, de een na den andere, weg te gaan, de ouderlingen eerst, zoodanig, dat Jesus en de vrouw , die daar altijd was blijven staan, eindelijk maar alleen meer overbleven. (3) Die ellendige vrouw bleef alleen over met Jesus Christus, dat is, gelijk wederom de H. Augustinus uitlegt, (4) de zieke bleef alleen met den geneesheer, de uisterste ellende met de opperste

(1) Joan. YIII, S, 4, 6, 8. (2) S. Augustin. Enarrst. in Ps. 1-(3) Joan. VIII, 7—9. (4) 8. Auguatin. Enarr., in P«. I.

80

-ocr page 81-

VAN JESUS.

barmhartigheid. Ach! hoe groot moest de schaamte en de vrees dezer ongelukkige niet zijn! zij wist immers nog niet hoe groot de meèdoogendheid was van hem, in wiens tegenwoordigheid zij zich bevond. Maar zij werd dit weldra gewaar! want Jesus zich weder oprigtende, en haar met een goedertieren oog aanschouwende, zeide haar: «Vrouw, waar zijn degenen, die u beschuldigen! Heeft niemand u veroordeeld? Neen, Heer, antwoordde zij hem; waarop Jesus zeide : Wel nu, ik zal u ook niet veroordeelen; ga henen, en wil voortaan niet meer zondigen....quot; (1) Ach, goede Jesus! Jesus die zoo veel medelijden hebt met al onze zwakheden; Jesus die zoo genadig vergeeft; welk hart zou u de liefde kunnen weigeren? Wat mij betreft, o mijn Zaligmaker! ik wil aan u verkleefd zijn, u dienen en u uit al mijne krachten beminnen. Ontvang mij onder het getal dier beminde zielen, aan welke gij uwe uit-gelezene gunsten schenkt, en maak, dat ik tot den laatsten adem mijns levens u getrouw blijve.

V. Kleine hinderen door Jesus gezegend. — Onze Zaligmaker was eens bezig met zijne Apostelen zeer ge-wigtige lessen te geven, wanneer men hem kleine kinderen kwam aanbieden, opdat hij ze geliefde te zegenen en voor hen te bidden, (2) die goede kindertjes, iets zachts en vriendelijks, bekwaam om de harten tot zich te trekken op het aanschijn van den goddelijken Zaligmaker gewaar wordende, kwamen onbevreesd tot hem, en met die vrijmoedigheid, die hunne teedere jaren kenmerkt. Maar do leerlingen weerden hen af met harde woorden (3) omdat zij vreesden , dat zij Jesus zouden verveeld hebben. Doch zij kenden nog maar slecht dien goeden Meester: hij zeide hun dan: Laat de kindertjes gerust, en belet hen niet tot mij te komen\', want het rijk der hemelen is voor hen en die hun gelijk zijn (i) in eenvoudigheid , onschuld en gehoorzaamheid. Voortvaar ik zeg u, dat at wie het rijk van God als een kind niet zal ontvangen, er niet zal

(1) Joan. VIII, 10, 11, (2) Matth. XIX, 13 (3) Marc. X, 13 (i) Luc, XVIII, 16, 17.

6

-ocr page 82-

DE LIEFDEVLAMMEN

intreden. Na deze les in het voorbijgaan aan zijne Apostelen, en in hunnen persoon, aan elke Christenen gegeven te hebben, deed hij de kindertjes, die daar waren, tot zich komen, omhelsde ze allen, en gaf hun, met het opleggen zijner handen, zijnen zegen. (1) Gelukkige kinderen! welk eene overvloedige bron vau genade moest die zegen van Jesus voor hen niet geweest zijn I VI. De Winde van Jericho. — Wanneer Jesus Jericho naderde, was er een blinde, die aan den weg zat om aalmoezen te vragen, en eene menigte volks hoorende voorbijgaan, vroeg hij wat er gebeurde. Men antwoordde hem, dat het Jesus van Nazareth was, die daar voorbijging.... (2) Jesus was door geheel het land bekend; de armen en zieken wisten, welk een groot medelijden hij met hen had, niemand twijfelde aan zijne magt, en die blinde zelf wist ongetwijfeld wel, dat Jesus in het bijzonder verscheidene blinden genezen had. Hoe groot was dus zijne blijdschap niet, als hij hoorde, dat Jesus van Nazareth voorbijging! Hij wist wel, dat het voor hem eene gunstige en de eenigste gelegenheid was, welke hij niet mogt laten voorbijgaan; en daarom begon hij vol vertrouwen te roepen: Jesus, zoon van David, heb medelijden met mij .\'.... (3) Daar hij juist het oogenblik niet wist, waarop Jesus voorbijging, zoo hield bij niet op met roepen, zijn ootmoedig verzoek te herhalen, en met de barmhartigheid van hem, dien hij wist zoo goed en mêedoogend te zijn, af te smeeken. En de voorbijgangers berispten hem, zeggende, dat hij moest zwijgen; maar dan riep hij nog sterker; Zoon van David, heb medelijden met mij!{i) Immers, zij gevoelden den nood noch het vertrouwen van eenen ongelukkige , die een mirakel verzocht; ook bleef de blinde doof voor hunne berispingen, en riep nog luider. Toen bleef Jesus stil staan, en deed hem bij zich brengen. En als hij bij hem gekomen was, vroeg hij wat hij verlangde: Wat wilt gij, dat ikudoen zal ? (5) Jesus wist maar al te wel, wat de arme blinde verlangde; maar hij had redenen, om

(1) Marc. X. 16. (2) Luc. XVIII. 32. 36, S7. (3) Luc. XVIII. 38. (4) Lnc. XVIII. 39. — Zie ook Erangile médité. (5) Luc. VIII. 40,41.

82

-ocr page 83-

r

VAN JESUS. 83

hem dit te vragen. Eene moeder, zegt ceu godvruchtige schrijver (1) kent volkomen wat haar zoon noodig heeft; nogtans wil zij, dat hij haar dit zegge. Het is niet alleen om haar gezag te doen erkennen; maar ook nog meer, om ^ hem zijn verlangen te hooien uitstamelen, en hem haar zijn vertrouwen te zien betoonen; het is om zijne dankbaarheid op te wekken en staande te houden door het gemak, dat zij toont in zich naar zijnen wil te schikken. Zij bemint hem en wil van hem bemind worden. Dit zijn hare beweegredenen, welke ook dezelfde van God zijn, wanneer hij wil, dat wij hem onze noodwendigheden vertoonen, dien hij beter kent dan wij zeiven.....

Heer, anlivoordde de blinde, maak dat ik zie I Jesus zeide hein, met dit zoo inagtig gezag, dat de goedheid van zijn hart wonderlijk deed kennen; Zie, uw geloof heeft üw behouden. Hij zag op denzelfden stond, en hij volgde Jesus, de grootheden van God verkondigende.(1) VU. Jesus weent over Jerusalem. — Onze Heer ging op zekeren dag naar Jerusalem, en zijne oogen op die stad geslagen hebbende, begon hij te weer.en. (3) Kij begon te weenen! O, wat statige en plegtige zaak eenen God tranen te zien storten! de oorzaak dezer tranen was wel een hart waardig, zoo als dat van den Zaligmaker. Jerusalem moest vergaan , en ter oorzaak van deszelfs misdaden, welker maat het door het grootste der schelmstukken zou vervullen, moest het vernield worden. Na zich met het bloed van zijnen Messias be-quot;* zoedeldte hebben, moest die koningin der steden voortaan niet meer worden dan een hoop asch mot bet bloed harer burgeren gemengd. Na weinige dagen zou de misdaad bedreven worden, de straf was maar voor eenige jaren verschoven: het eene zoowel als het andere, was den Zaligmaker zoodanig bekend, alsof hij bet voor zijne oogen dadelijk had zien gebeuren. Welk oen voorwerp voor onzen goddelijken Zaligmaker , en wat diepe droefheid deed het hem deze treurige en zielroerende woorden

r

(1) Pater de Lisrny, leven van Jesus Christus. (2) XYlir, 41, 42, 43. (3) Luc. XIX, 14.

-ocr page 84-

DE LIEFDEVLAMMEN

84

aan deze rampzalige stad niet uitroepen .Ach, haddel (jij ten minste op dezen uwen dag, die voor u nocj een dag van genade is, die dingen gekend, weikeu tot vrede zijn! maar nu zijn die dingen verborgen voor uwe oogen; want daar zullen dagen voor u komen, dat uwevijanden uwe muren met eenen wal zullen omringen, zij zullen u in-sluiten en langs alle kanten henaauwen; zij zullen u ter aarde werpen, u en uwe kinderen, die Gijinuwen schoot draagt, en zij zullen den eenen steen op den anderen niet laten, omdat gij den tijd uwer bezoeking niet gekend hebt. (1) Jesus had nog eene andere zeer krachtige beweegreden , om bittere tranen te storten. Hij dacht op ons allen in persoon , en hij zag in die rampen van Jerusalem, al do zielen, welke verloren gaan. Er zal een rampzalige tijd voor u komen, riep hij uit, waarop uwe vijanden u met wallen zullen omringen; zij zullen u langs alle zijden insluiten en benauwen. Alzoo is het van punt tot punt aan Jerusalem overkomen. Men kent die vervaarlijke werken, die de Romeinen daarstelden, en dien muur welken zij rondom die rampzalige stad opbouwden, waardoor zij dagelijks meer en meer ingesloten werd, dat, zoo iedereen weet, dien schrikkelijkenhongersnood veroorzaakte , waarin de moeders hare eigene kinderen opaten. Alzoo zal het gaan met de zondige ziel, langs alle kanten door hare kwade gewoonten benaauwd en ingesloten, zullen noch de genade, noch hot brood des levens bij haar eenen ingang meer hebben; zij zal van honger sterven! zij zal door hare zonden over- 1 rompeld worden, en de eene steen zal daar op den | anderen niet meer blijven. Vreemde en ongelukkige staat dezer ziel! Geheel het inwendige gebouw is omvergeworpen! Geene rede noch verheven gedachte meer; alles is ligchamelijk, alles is vleeschelijk geworden, alles ligt overhoop en ter aarde geworpen. Waar is nudie schoone bouwkunst, in welke men de hand Gods zoo zag uitschijnen? Er is niets meer van te zien; de eene steen staat niet meer op den anderen , er is in die ziel noch aaneen-

(1) Luc. XIX, 42, 43, 44. — Paler de Ligny, leven ran J. C.

-ocr page 85-

VAN .TESUS,

85

schakelintj, noch verband meer; het eene stuk houdt aan het andere niet meer, alles is daar verwoest en in volko-mene wanorde. En waarom ? Omdat de grondslag daar is weggenomen: God, de vrees, het geweten, die de eerste beginselen zijn, welke aan alle redelijke schepsels doen zien en gevoelen, dat er een Opperwezen is; wat kan er, dit grondwerk eens omvergeworpen zijnde,nog in zijn geheel blijven? Jesus kan op dit treurig gezigt zijne tranen niet weerhouden. Ach! dat gij wist, o ziel, ach! dat gij wist!... hij voleindigt zijne woorden niet; de zuchten breken zijne reden af; zijne tong kan de verblindheid dezer ziel niet uitdrukken: zoo gij wist, ten minste op dezen dag, die u nog gegeven is, en op welken God u door zijne genade nog komt bezoeken. Er is een dag van God gesteld, na welke er voor de ziel geen reddingsmiddel meer zal overblijven, omtZaf gij, zogt Jesus, den tijd uwer bezoeking niet gekend hebt. Wanneer een inwendig licht u uwe misdaden vertoont, wanneer gij aangezocht word, om God glorie aan te bieden, en dat alles u inwendig toeroept, dat gij u aan hem zoudt moeten geven, gelijk op den dag der bezoeking van Jerusalem, (een ieder zelfs de kinderen riepen den zoon van David toe,) indien gij niet luistert, de tijd gaat voorbij deze zoo vurige en krachtige genade zal niet meer terug komen... Dit alles is voor uwe oogen verborgen. Uw hart is bezwaard: uwe oogen zijn gesloten en verduisterd, uwe driften verblinden u, een donker floers is voor uwe oogen gespannen; eene schrikkelijke slaperigheid verzwaart ze. O ziel! Jesus weent er over, en gij beweent u zelve niet? Ween, ween o geestelijk Jerusalem! beween uwen ondergang, ten minste op dien dag, dat de Heer u op zoo een wonderbare wijze komt bezoeken. Zijt gij tot hiertoe voor uwen ondergang ongevoelig geweest, ween nu in tijds en gij zult leven. Laat niet één oogenblik van genade voorbijgaan, omdat gij nooit kunt weten of het niet het laatste zal zijn, dat u zal verleend worden. (Bossuet) VUL Jesus verwekt Lazarus van den dood. — Zeker mensch met name Lazarus van Bethanie, waar zijne twee zusters Maria en Martha woonden, was ziek gewor-

-ocr page 86-

nE UEFDEVI.AMMEN

den... Zijne zusters lieten dan aan Jesus zeggen; lieer hij, dien gij bemint ligt ziek. (1) Voortreffelijke wijze van bidden, zegt Bossuet na de heilige Vaders; zonder iets te verzoeken; vertoont men aan hem, dien men bemint, den nood van zijnen vriend. Laat ons ook zoo bidden, wij mogen verzekerd zijn, dat Jesus ons bemint; laten wij ons als zieken aan hem aanbieden zonder iets te verzoeken; laat ons alzoo voor anderen bidden,... Het is eene allervoortreffelijkste wijze van bidden... Men zegt dikwijls tot Jesus in zijn Evangelie; Kom, Heer, en genees; leg uwe handen op; raak den zieke aan. Hier wordt slechts gezegd; Degene, dien gij bemint ligt ziek. Jesus verhoort de stem der noodzakelijkheid zoo veel te meer, omdat deze wijze van bidden niet alleen met meer eerbied en onderwerping, maar ook met meerdere liefde en teerhartigheid geschiedt. Hoe minzaam is dit gebed! laat ons dit in het werk stellen, vooral in geestelijke ziekten.— Nadat Jesus dit gehoord had, zeide hij: deze ziekte is niet ter dood, maar zij strekt maartotmeerdereeervan God, en opdat de Zoon Gods hierdoor verheerlijkt worde. (2) Lazarus stierf er nogtans van, doch de Zaligmaker wilde zeggen, dat de dood zou overwonnen worden, en dat de Zoon Gods door die zegepraal zou verheerlijkt zijn. — Welnu, Jesus beminde Marl ha, hare zuster Maria en Lazarus. (3) Een zoo teeder en gevoelig hart, als dat van Jesus was, moest noodzakelijk vrienden hebben; wel is waar, hij had er weinig, maar zij waren vroom, deugdzaam, liefdadig. (4-) Laat ons Jesus in onze vriendschap ten voorbeeld nemen. — Jesus spreekt met zijne apostelen, en wanneer hij daar aankwam, bevond hij dat Lazarus reeds vier dagen begraven was. En dewijl Belhanie maar omtrent vijftien stadiën van Jerusalem gelegen was (dit is een weinig meer dan een half uur), zoo waren ei-verscheidene Joden Martha en Maria komen bezoeken, om haar over den dood haars broeders te troosten. Martha dus de aankomst van Jesus vernomen hebbende, ging hem tegemoet, en Maria bleef te huis. Dan zeide Martha

(1) Joan, XI, 1, 3. (2) Joan, XI, 4. (3) Joan, XI, 5, (4) Paler de Ligny.

\' sr.

-ocr page 87-

VAN .lESt\'S.

lulJcsus: Heer, waart gij hier geweest, mijn broederzou niet gestorven zijn. (1) Uit is het gebed eeuer vriendin, die spreekt aan eenen vriend , wiens magt en goedheid zij kent. Neen , Heer , waart gij hier geweest, mijn broeder zou niet gestorven zijn; gij zoudt hem met een enkel woord genezen hebben. Want zoo groot is uwe goedheid dat gij hem onder uwe oogen niet zoudt hebben laten sterven, zoo groot is uwe magt, dat gij hem van den dood zoudt bewaard hebben; doch gij hebt afwezig willen zijn. Ofschoon gij afwezig waart, was het nog in uwe magt hem te genezen ; gij hebt niet gewild, dat het aldus geschiede; gij zijt daar meester van; wij onderwerpen ons aan uwe schikkingen, en hoe hard zij ons ook mogen vallen, zullen zij echter noch onze liefde, die wij u toedragen, noch he\' geloof en vertrouwen, welke wij in u hebben verminderen. Maar ik weet, dat nu nog, al wat gij God zult verzoeken, hij u vergunnen zal: (2) gij hebt volle magt, niet alleen om den dood te voorkomen. maar om de prooi, die hij reeds vasthoudt, hem te ontrukken. — Jesus gaf ten antwoord: Uw broeder zal van den dood opstaan. Maar Martha zeide hem : Ik weet dat hij ten jongsten dage zal verrijzen. (3) Zij twijfelt geenszins, dat Jesus hem voor dien tijd kan doen verrijzen; maar zij acht zich die gunst onwaardig. Jesus antivoordde haar nogmaals : Ik ben de verrijzenis en het leven: die in mij gelooft, al ware hij dood, zalleven,en ahuiein mij leeft en gelooft zal nimmer sterven. (4) O troostrijke woorden! waarom zou ik, die in u geloof, den dood vreezen ? Want ik geloof in .Tesus Christus, en geloof van ganscher harte, ik zal dan niet sterven. Ik zal maar dit zwak en ziek ligchaam verlaten, om het onlijdelijk en heerlijk wederom eens aan te trekken; maar in afwachting van dien groo-ten dag, en als ik dit lichaam zal afleggen, zal ik blijven leven, ik zal slechts van woonplaats veranderen^ en in stede van in het midden der boosheden, die de aarde overstroomen, te leven, zal ik met Jesus inden schoot zijner heerlijkheid in den hemel leven.

(1) Joan. XI, 17, 31. (2) Joan, XI, 23. (3; Joan. XI, 22, 84. (4) Joan, XI, 26,

S7

-ocr page 88-

DE LIEFDEVLAMMEN

Deze waarheid behooren wij wel te overdenken, om ons tegen de vrees des doods te versterken, die zoo uitnemend groot is onder de menschen , dat zij alleen bekwaam is om hun het verstand te doen verliezen, als men hun aankondigt, dat zij moeten sterven , zoo als de ondervinding dit genoegzaam leert. Het is ten hoogsïe noodzakelijk zich tegen deze vrees te wapenen; hetgeen voornamelijk kan geschieden met de beloften van hel Evangelie tegen den dood te overwegen , en zich met een vurig geloof aan het toekomende leven vast te hechten. — Nadat Martha aldus de woorden van Jesus aanhoord had, ging zij weg, en riep hare zuster Maria, om haar eindelijk te zeggen, dal de Meester gekomen was en naar haar vroeg. Welk eene aangename tijding voor Maria! Aanstonds staat zij op , en gaat bij Jesus. (I) In ons verdriet, in onze zwarigheden roept Jesus ons inwendig in ons hart, hij vraagt naar ons, verzoekt ons bij hem te komen, en in hem alleen onzen troost te zoeken. Laat ons Maria\'s vlijt en naarstigheid navolgen, laten wij ons van de menschen scheiden, om ons hart en onze tranen voor de voeten van Jesus te gaan uitstorten.— Maria aan de plaats gekomen zijnde, waar Jesus was. werpt zich\'zoodra zij hem zag, neder voor zijne voeten, en zegt, gelijk hare zuster, met zeer veel vertrouwen en onderwerping, en met nog meer leederhartigheid: Heer,waart gij hier geweest,mijnbroeder zou niet gestorven zijn. (2) Naauwelijks had zij deze woorden gesproken, of zij begon bitter te weenen, zoodanig, dat hare tranen en zuchten haar beletteden nog verder te spreken. Ween, teerhartige Maria, ween voor de voeten en onder de oogen van uwen goddelijken Zaligmaker. O, hoe troostend zijn deze tranen! O, hoe verschillen zij van degenen, die gij heimelijk of in de tegenwoordigheid dergenen, welke u kwamen troosten, gestort hebt! Gij weent voor de voeten van uwen meester. Het was daar, dat gij eertijds zijne stem vernaamt, en het is daar, dat hij uwe zuchten hoort. Uw hart werd alsdan door zijne woorden geraakt, en nu wordt zijn hart door

(1) Jnan. XI, 28, 29. (2) Joan. XI, 82.

88

-ocr page 89-

VAN JESDS.

89

uwe tranen getroffen. Ach! wie zal mij geven altoos voor de voeten van mijnen Zaligmaker te weenen! mogt ik daar mijne zonden beweenen en mijne ellende betreuren! Wel! waarom zou ik al mijne smarten en droefheden voor de oogen van dien goddelijken trooster niet vertoonen? Indien ik ze in mij houd, zullen zij nog meer en meer verbitteren, met mij daarmede bezig te houden; indien ik die aan de menschen kenbaar maak, zij kunnen mij niet verligten, en dikwijls zullen hunne streelende woorden mijne smarten maar verzwaren, in plaats van mij er van te ontlasten. Gij alleen, ojesus, zijt de goddelijke vertrooster, naar wien mijne ziel verlangt. Gij roept mij, gij vraagt naar mij, ik loop tot u. Gij verbiedt mij niet te weenen; maar mijne tranen in uwe tegenwoordigheid, aan den voet van uw kruis gestort, vloeijen daar zoetjes, en uwe liefde, het aanschouwen van uw lijden, genezen weldra de wonden van mijn hart. stillen mijne droefheden, verzachten mijne pijnen, en doen mij ze beminnen. In alle gevallen van mijn leven zult gij dus mijne hulp, mijne hoop, mijn eenige troost zijn. — Jesus ziende, dat zij tranen stortte, en dat de Joden, die haar vergezelden ook weenden, werd in den geest geraakt en zelfs ontsteld; alsdan vroeg hij hun, waar hebt gij hem begraven 9 Zij antwoordden hem: Heer, kom en zie. Dan begon Jesus te weenen. (1) Waar zijn nu die valsche wijzen, die groote verstanden van deze wereld, die willen dat men ongevoelig zij? Dusdanig is de wijsheid niet van Jesus, die over den dood van zijnen vriend tranen stort. Gij weent, o goddelijke Zaligmaker, o teederhartig en medelijdend hart, gij weent over eenen overledenen vriend, om ons te leeren , dat, hoewel wij ons moeten onderwerpen, het in dusdanige gelegenheid niet verboden is tranen te storten. Gij weent om onze tranen te verzachten, om ze te heiligen en ze af te droogen. Gij weent over ons, omdat het meerendeel zich in den eeuwigen dood gaat storten. Ach! goedertieren Jesus, gij beweent mijne zonden, en ik blijf er ongevoelig voor; Heer, laat niet toe, dat ik zoo verhard blijve; geef

(1) Joan, XI, 33, 35.

-ocr page 90-

^r

PK t.IEFnEVt.AMMEN

mij de kracht van uwe tranen, opilat ilie de mijne iriogeu verwekken. — Nu, de Joden zeiden onder elkander, zie hoezeer hij hem beminde, (i) Wees geloofd, o Heer Jesus, dat gij de liefde hebt willen doen kennen, welke gij uwen vrienden toedraagt. Mogten wij uw voorbeeld van liefde navolgen! De onmeedoogende en ongevoelige harten kunnen u immers niet behagen. Doch bestuur onze vriendschap, heilig ze en wees er het voorbeeld van. Maak, dat wij nooit onze vrienden vleijen, maak, dat wij, zooals gij, hunnen onvoorzigligen ijver en andere gebreken, met zachtmoedigheid en voorzig-tigheid verbeteren: maak, dat wij, even als gij , in onze vrienden al dat goed en standvastig is, beminnen. — Jesus, dan andermaal inwendig geroerd zijnde, kivam aan het graf; het was eene spelonk mot eenen zwaren steen bedekt. Jesus zeide hun: wentelt den steen af. Martha, de zuster van den overledene, sprak tot Jesus: Heer hij stinkt reeds, xvant hij is al vier dagen begraven. (2) Hier vertoont zich de dood met al hare schrikkelijkheid, Lazarus dood en begraven, hij stinkt reeds, hij is bedorven, men is verlegen, om den steen van het graf te wentelen, uit vreeze van door dien onverdragelijken stank de plaats te besmetten en den persoon van Jesus daarvan aan te doen. Ziedaar een verschrikkelijk schouw-tooneel; ook was Jesus daarvan verschrikt, Jesus weende er over. Hij beweent in den dood van zijnen vriend Lazarus, de algemeene straf aller menschen; hij beschouwt den mensch als onsterfelijk geschapen, en, om zijne zonde, als ter dood veroordeeld; hij heeft geheel het menschelijk geslacht lief; hij komt het in zijne voorregten herstellen; hij begint zijn ongeluk te beweenen en , op het aanschouwen van zijn straf, wordt hij verschrikt en ontsteld. Hetgeen hem in dien nood zoo schrikkelijk voorkomt, is voornamelijk, dat hij door de zonden veroorzaakt is, en het is veeleer de zonde dan de dood, die oorzaak van al dien schrik, van die ontsteltenis, van die tranen is. Hij wordt met eenen nieuwen schrik bevangen, naarmate hij het graf (1) Joan. XI. SG. (2) Ihia. 38, S9.

-ocr page 91-

~E-

VAN JESUS.

nadert. Ais men zulk cene vervaarlijke spelonk, waarin de doode lag, aanschouwt, zou men zeggen, dat er voor een zoo groot onheil geen hulpmiddel meer was, men zou geneigd worden te gelooven, dat Jesus niets anders dan tranen of een gruwelijken afkeer tegen znlk een ongeluk te stellen had; maar zijne vriendschap en magt gaan zich openlijk vertoonen, en weldra zal Lazarus zegepralende uit de armen des dood verrijzen. «Zij wentelen dan den steen van het graf, en Jesus zij oogen hemelwaarts slaande; sprak in dezer voege: Mijn Vader, ik bedank u, omdat gij mij verhoord hebt. Wat mij betreft, ik wist wel, dat gij mij altijd verhoort; maar dit zeg ik voor mijne omstanders, opdat zij zouden gelooven, dat gij mij gezonden hebt. Dit gezegd hebbende, riep hij met forsche stem: Lazarus, kom uit het graf. En zie op hetzelfde oogenblik stond de doode op. (l)

Ik heb de verrijzenis van Lazarus wat wijdloopig verhaald, omdat het heilig Evangelie onzen goedertieren Meester ons hier voor oogen stelt, sprekende met de menschen, welke hij met zijne vriendschap vereerde, deel nemende in hunne droefheden, en al zijn vermogen inspannende om ze te verzachten. Het is zeer zoet en troostend onzen God zoo gevoelig te zien voor onze smarten, en altijd bereid om onze ellenden te genezen. Mij dunkt, dat het onmogelijk is dezen trek van het leven onzes Zaligmakers ernstig te overwegen, zoo wel als de geschiedenis der heilige Maria Magdalena, die in het volgende Hoofdstuk te vinden is, zonder van liefde ontstoken te worden voor onzen God, die zoo teederhartig, zoo barmhartig, zoo mededoogend is. Ach! kenden wij Jesus, overwogen wij de minste omstandigheden van zijn sterfelijk leven, dan zouden wij hem met al de krachten van ons hart beminnen, en met Paulus uitroepen: «Hij, die Jesus niet bemint, zij vervloekt.» (3)

(1) Joan. XT, 4t, 43, 43, 44. (2) De gedachten van dit achtste verhaal zijn grootendeeis getrokken uit Bossnet, en het evangile médité. (3) 1 Corinth. XVI, 22.

-ocr page 92-

DE LIEFDEVLAMMEN

GEBED.

O Heer, mijn God, in uwen naam en in den naam uwer heerlijkheid, ontsteek mijn hart, bid ik u, door nwe liefdevlammen. Dat ik niet anders meer leve dan om u te beminnen! dat ik niet meer leve dan om mijn ongeluk te beweenen van u vergramd en zoo laat bemind te Hebben? O mijn God! erbarm u over mij, en schenk mij uwe liefde. Ik tel de rijkdommen, de vermaken, de eer en den roem dezer wereld voor niets; het is uwe liefde, o Jesus, uwe liefde alleen, die mijn hart zoekt, [begeert, verlangt. Uwe liefde en kruisen, uwe liefde en moeijelijkheden, uwe liefde en vernederingen, uwe liefde en het volbrengen van uwen heiligen wil, dit alles zal mijn hart hier vrede en voldoening kunnen verschaffen. Heb dan medelijden met mij, o Heer, en verleen mij wat mij ontbreekt. Gij kent mijnen nood; ik geef mij geheel en voor eeuwig aan u over. Amen.

OEFENINGEN.

Niemaml kan twee taeeren dienen.

Hoe lang zult gij nog aan beide zijden mank gaan ? (1) Niemand kan twee heeren dienen. (2) Men weet wel, zegt Fénelon, dal men God moet dienen en beminnen om zalig te worden, maar men zou van die dienst en die liefde afnemen al wat daarin lastig valt, en maar willen behouden al wat aangenaam is. Men zou hem willen dienen onder voorwaarde van hem maar woorden en dienstple-gingen te geven, en daarenboven nog korte dienstplegln-gen, die weldra lastig en verdrietig vallen. Men zou hem willen minnen, op voorwaarde, dat men met hem, en mogelijk meer dan hem zeiven, zou beminnen, al wat hij niet bemint en wat hij in die wereldsche eigenschappen afkeurt. Men zou hem willen beminnen, op voorwaarde van geenszins die blinde eigenliefde, die zoo bovenmatig (1) III, Res. XXIII. (2) Matth. VI, 24.

99

-ocr page 93-

VAN JEtUS.

93

en overtollig is, in niets te verminderen, en die maakt dat, in stede van ons zeiven aan God te onderwerpen, voor wien wij geschapen zijn, wij, integendeel, God aan ons onderwerpen, en hem maar willen zoeken als een troostmiddel, als wij van de schepselen verlaten worden. Men zou hem willen dienen enheminnen, onder beding, dat het geoorloofd zij, zich over zijne liefde te schamen, deze als eene zwakheid te verbergen, over hem schaamrood te worden, als over eenen meester, wiens dienst eene oneer is, hem maar eene zekere uitwendige godsdienst te bewijzen, om geene ergernis te geven, en te leven naar den smaak der wereld, niets aan God gevende dan met toestemming van dezelfde wereld. O welke dienst en welke liefde! O hemel! is het dan aldus, dat Jesus ons bemind heeft! Leer dan eindelijk, geliefde christen. God waarlijk beminnen, en gelijk hij van ons bemind wil worden. God beminnen, is een afschrik hebben van de zonde, getrouw\'zijne heilige wet onderhouden, onzen wil aan den zijnen gelijkvormig maken. God beminnen, is beminnen hetgeen Jesus Christus bemind heeft, dat is: de zuiverheid, de vernederingen, het is haten wat Jesus Christus gehaat heeft, namelijk: de wereld, hare ijdelheid, onze ongeregelde neigingen. Zou men kunnen gelooven, dat men eenen God bemint, aan wien men niet zou willen gelijk zijn? God beminnen, is gaarne met hem handelen, en in gesprek zijn, is naar hem zuchten en verlangen! O! watvalscheliefde van niet bezorgd te zijn om het voorwerp te zien, dat men bemint. Verzoek dan aan God zonder ophouden, heden en altijd de genade van zijne heilige liefde, en zeg hem: Heer, maak dat ik ubeminne, en dat ik mijne liefde door mijne werken bewijze en waar make.

-ocr page 94-

DE LIEFDEVLAMMEN

3lt;s@W§5ê@@®@@@l@@@3§M§»§@@l§@@i@9§^§9@§§§@@»

XIII. HOOFDSTUK.

lgt;e vricutlcu van Jcsus, of lt;lc gcscliicdciiis van lt;Ic 11 ■ Maria Ma^tlalcua.

Itemillunltir ei peccala mulLa quonxam

dilexit mul turn. Luc. VII, 47.

Vele zonden worden haar vergeven omdat zy veel bemind heeft.

et Evangelie levert ons weinig geschiedenissen op,

die ons een troostelijker voorbeeld geven van de

barmhartigheid van Jesus onzen goeden Meester, dan die van de H. Maria Magdalena. Men kan naar mijn inzien, deze geschiedenissen niet lezen zonder door eene vurige begeerte aangedreven te worden om eenen God te beminnen, die zoo mededoogend en steeds zoo zeer bereid is, om aan eenen armen zondaar, die hem zijn leedwezen toont, vergiffenis zijner zonden te verlee-nen. Laat ons haar zeer eenvoudig verhalen.

Wanneer eens een Pkarizeër Jcsus ter maaltijd had yenoodigd, enhijdit goedhartiy had ingewilligd,, kwam hij in zijn huis en zette zich aan tafel. Toen kwam er ook eene zondares, die in de stad voor dusdanig hekend was, en die wist, dat hij zich bij dien Pharizeër aan tafel bevond, met een a Wasten vat volwelriekenden balsem: en lich achter Jesus aan zijne voeten houdende,(l)besproeide zij zemet hare tranen, droogde ze af met haar haar, kuste ze en bestreek ze met dit welriekende vocht. (2) Arme zondares! zij zuchtte onder hot zware pak harer zonden, haar hart werd verscheurd door wreede knagingen, duizenden kwade driften, welke zij lang in haar

(1) De wijze, zooals men in dien tijd aan tafel gezeten was, gaf haar hiertoe een geraakkelyk middel. Men zat op kleine bedden met voordacht gemaakt, het hoofd naar de tafel en de roeten van achter bioot. (2) Luc. VII, 39.

94

-ocr page 95-

VAN JfSÜÖ.

hart gevoed had, deden er een schrikkelijk onweder in ontstaan, zij wist niet meer wat te doen, wanneer zij vernam, dat Jesusbij den Pharizeergekomen was. Jesus, hij , die den naam heeft van zoo goed te zijn, hij die de zieken geneest, hij die de bedrukten vertroost, hij, die iedereen weldaden bewijst, Jesus! ach! ik zal mij voor zijne voeten gaan werpen, zeide die ongelukkige zondares in zich zelve. Zij begaf zich bij hem, en smolt weg in tranen. O mijn God! hoe zoet, hoe troostend is het voor eenen zondaar, aan de voeten van Jesus tranen te mogen storten! Hij zegt niets, hij verzoekt niets; hij doet niets dan weenen en door zijne tranen zijn leedwezen en zijne liefde te kennen geven. Ach, Jesus! mijn goedertieren Meester, geef mij de genade, dat ik aldus geheel mijn leven lang mijne zonden bevveene.

De Pltanzeër,die Jesus genoodigd had, dit bemerkende, zeide in zich zeiven: IVas die mensch een profeet, hij zou ongetwijfeld weten, dat deze,die hein aanraakt, eene zondares is. (1) De Pharizeer wist geenszins hoe goed en mededoogend onze goddelijke Zaligmaker was, die hem met d eze woorden aansprak: Zeker schuldeischer had twee schuldenaren ; de eenwas hem vijf honderd penningen schuldig en de andere vij/tig. Dewijl zij hem niet konden betalen, schold hij aan beide de verschuldigde som kwijt. Wie van beide moet hem dan het meest beminnen ? Ik geloof , antwoordde Simon, dathet die zal zijn. welke hij het meest heeft kwijtgescholden. Gij hebt zeer wel geoordeeld, zeide Jesus tot hem. Toen zich naar de vrouw keerende zeide hij: Ziet gij deze vrouw wel 9 Ik ben in uw huis gekomen, en gij hebt mij geen water gegeven, om mijne voelen te wasschen ; maarzij, integendeel. heeft ze met hare tranen bevochtigd en met haar haar afgedroogd. Gij hebt mij niet gekust; maar zij, sedert dat zij is binnengetreden, heeft niet opgehouden, mijne voeten te kussen. Gij hebt op mijn hoofd geen olie gestori, en zij heeft met welriekenden balsem -mijne voeten bevochtigd. Om die reden verzeker ik u, dat haar vele zonden vergeven zijn,

(1) Luc. XII, 86, 37, 83.

95

-ocr page 96-

DE LIEFDEVLAMMEN

omdat zij veel bemind heeft; maar aan hem, die weinig bemint, wordt weinig vergeven. (I) O mijn Jesus hoezeer moet ik u niet beminnen; ik, arme zondaar, aan wien gij zoo vele misdaden, zoo vele ondankbaarheden vergeven hebt? Hoe zeer moet ik u niet beminnen? Maar helaas! ik bemin u zoo weinig, ik dien u nog zoo slecht, dat ik er over beschaamd word. Ik smeek u, o goede Jesus, heb medelijden met mij, en geef mij uwe liefde: ja, geef mij uwe liefde. Waarom blijft gij zoo lang ongevoelig voor mijne pijnen? Ik wil u beminnen, ik gevoel, dat ik u bemin, maar helaas! ik bemin u te weinig. O God mijner ziel, zoo minnelijk, vermeerder in mij uwe liefde.

Alsdan zeide Jesus tot de vrouw: Utve zonden zijn tt vergeven. Gelukkige Maria Magdalena! zij had het hart van Jesus gekend; zij had zijne groote barmhartigheid die hij voor de zondaars heeft, ontdekt, en zij verwachtte zonder twijfel Jit antwoord: Uwe zonden zijn u vergeven. 01 hoe zoet is het, dergelijke woorden uit den mond van Jesus te hooien. Goede Meester, teedere vriend mijner ziel, zie mij hier ook, gelijk Magdalena, voor uwe voeten nedergeworpen: gelief op mij eenen goedertieren blik te slaan, en tot mij, zoo als tot haar te zeggen: Mijn zoon, uwe zonden zijn u vergeven.

Jesus zeide nog verder tot deze vromv: uw geloof heeft u behouden; ga in vrede. (2) De heilige boetvaardige zondares vol dankbaarheid, voor die groote goedertierenheid en barmhartigheid, verbond zich aan Jesus en besloot hem, met eenige andere heilige vrouwen, overal te volgen, en om, zooveel het in haar vermogen was, deel te nemen in zijne ongemakken, vermoeidheden, en voor zijn onderhoud te zorgen. Zij verliet hem niet meer, en zoodra zij vernomen had, dat de Joden hem hadden vastgegrepen, volgde zij hem in zijn bloedig lijden. Wat groote moed! bijna al de Apostelen hadden hunnen Meester lafhartig verlaten; Petrus had hem tot driemaal verloochend, en ziet, deze vrouw ontziet noch de scheld-

(1) Luc. VII, 4-49. (3) Luc. VII, 60.

06

-ocr page 97-

VAN .tESUS.

woorden, noch de bedreigingen der soldaten, noch de bespottingen van al het volk, om met li aren Zaligmaker te verblijven; zij beklom den Calvarie-berg, bleef geknield aan den voet van .Tesns kruis, en aldaar stortte zij overvloedige tranen van medelijden en liefde.... O mijn God! wie zal mij de genade verleenen, om, gelijk zij, tranen te storten! wie zal mij de genade geven, Oiti gestadig aan den voet van Jesus kruis te blijven zitten, om hem mijne liefde te betoonen?.... Mijn zoete Zaligmaker, verhoor mijne bede en verleen mij uwe liefde, ik vraag u noch rijkdommen, noch vermaken, noch eer; al wat ik begeer, is uwe liefde, de genade van met u altijd aan uw kruis vastgehecht te blijven, en van door eene overgroote liefde tot u te mogen sterven.

Op den eerstendag der week, kwam Maria Magdalena, in den vroegen morgen naar het. graf, wanneer het nog donker was en bemerkte, dat de steen daarvan ivas afgewenteld (1). Zoodra Jesus gestorven was, werd zijn ligchaam in het graf gelegd, hetwelk uit eene steenrots gekapt was, het was daar, dat de heilige Maria Magdalena, door liefde geleid, \'s morgens vroeg naar toe kwam, daags na den Sahathdag, om hem te balsemen. Zij kwam nader bij, en werd welhaast gewaar, dat haar goddelijke Meester daar niet meer in was... Welk een lijden voor haar hart! Zij loopt zeer bedroefd tot Simon-Petrus en den leerling, dien Jesus liefhad, en zeide hun; zij hebben mijnen Heer uit zijn graf weggenomen, en ik weet niet,waar zij hem gelegd hebben. Hierop kwamen de twee Apostelen met haar tot het graf, en daar zij Jesus er niet meer vonden, keerden zij terug.

Maar Maria Magdalena was niet voornemens hen te volgen, zy bleef aan het graf in tranen smeltende.

zij was gekomen, in de hoop van haren grooten Meester daar Ie vinden, en zij vindt hem niet! tot wien zal zij bare toevlugt nemen? Zij wordt van iedereen verlaten, en haar blijft niets meer over, dan droefheid en tranen. Ach! hoe veel heeft zij er niet gestort! Hoe dikwijls heeft zij Jesus aangeroepen! hoe menifr-

(1) Joan. XX, 1, 11—16.

0?

7

-ocr page 98-

DE LIEFDEVLAMMEN\'

maal heeft zij zijnen aanbiddelijken naam herhaald!.. O mijn God! welk eene schoone les voor ons! Zoo wij Jesus, gelijk Maria Magdalena , zochten; zoo wij na zijne genade door onze zonden, of den troost zijner liefde door onze laauwheid verloren te hebben, gelijk zij, het groot verlies gevoelden, dat wij geleden hebben ; zoo wij, even als zij, volhardden in Jesus le zoeken; zoo wij hem smeekten door ons geroep en door onze tranen, wij zouden, zoo als zij, en dit met eene overvloedige blijdschap, die onze verwachting zou te boven gaan, hem wedervinden.

En terwijl zij weende, zich nedergebukt hebbende, om in het graf\' hare blikken te werpen, zag zij twee Engelen in hel wit gekleed, die op de plaats zaten, waar het ligchaam gelegen had. de eene aan het hoofd, de andere aan het voeteneinde. Zij vroegen haar: vrouw, waarom weent gij 9 Zij gaf hun ten antwoord: omdat zij mijnen Heer hebben weggenomen, en ik weet niet waar zij hem gelegd hebben. Nadat zij dit gezegd had, keerde zij zich om, en zag Jesus staan, zonder nogtans te weten dat hij het was. Aldus zeide Jesus tot haar: vrouw,waarom weent gij. Zij, in de meening, dat het de hovenier was, zeide hem: Heer, indien gij hem hebt weggenomen,zeg mij dan waar gij hem gelegd hebt, en ik zal hem mededragen. Ziehier hoe groot de liefde is, welke deze vrouw haren goddelijken Meester toedraagt; zij heeft hem verloren, en zie , zij vraagt aan hemel en aarde; Hebt gij hem niet gezien , dien mijn hart bemint? (1) Zij heeft geene rust, omdat zij haren Zaligmaker niet meer ziet en zij hem, door hare zorgen en aandacht vol eerbied, geene liefdeblijken meer geven kan; zij moet hem dan vinden, kost wat kost. O mijn welbeminde Zaligmaker , teedere vriend, geef mij, bid ik u, een hart, geschikt om u zoo veel gij het verdient, te beminnen. Wie zou ik beminnen, indien ik u niet beminde ? Ach , mijn God ! ik bemin u. Ja, ik gevoel het, uwe liefde verteert mij langzaam, en ik sterf van droefheid, dat ik u nog niet meer kan beminnen. Mijn God , ik bemin u en wensch u aU\\jd te mogen beminnen !

(1) C»nt. II, 8.

98

-ocr page 99-

VAN JESUS.

Jesus zeide haar: Maria, en zij keerde zich aanstonds om, en riep uit. Rabboni! dat is: Meester. Wie zal kunnen uitdrukken hoezeer Maria Magdalena van blijdschap verrukt werd, zoodra zij Jesus herkende? Zij geeft eenen schreeuw en werpt zich voor zijne voeten neder; dit is alles, wat zij doen kan, hare stilzwijgendheid en hare tranen zeggen meer aan het hart van haren Meester, dan al de woorden der wereld te zamen.

O goede Jesus, vergun mij u mijn hart te openen, en u te bekennen, hoezeer uwe handelwijze, wegens Maria Magdalena mij treft en vertroost. Ik bemerk in uw Evangalie, dat het aan haar is, dat gij u, na uwe verrijzenis, het eerste vertoont; gij hebt dan vergeten, dat zij eertijds eene zondares was, dieaaneene gansche stad door haar slecht gedrag ergernis gaf? — Ik weet, mijn kind, dat Maria Magdalena mij belee-digd had; maar zij wist door hare standvastigheid en vurige liefde hare schade te herstellen. O mijn kind, hoe velen zijn er niet, die eerst groote zondaren waren, en die daarna, door hun leedwezen en de vurigheid hunner liefde, mijne uitstekende gunstelingen geworden zijn! Jk vergeet iigteüjk de menigvuldigheid der zonden van eene ziel, welke mij waarlijk bemint.

GEBED.

O mijn zoete Jesus, hoe dikwijls heb ik u niet vergramd, sedert dat ik op deze wereld ben? Wie zal de menigte mijner zonden kunnen optellen? Doch, mijn teedere vriend, mijn goede meester, heb deernis met mij, vergeef mijne zonden, omdat ik daarover bedroefd ben en ik n bemin. Ja, ik bemin u, o God van mijn hart, en ik verzoek u de genade, om u, tot den laatsten adem van mijn leven en gedurende de geheele eeuwigheid, te mogen beminnen. Amen.

99

-ocr page 100-

I»E LIEFDEVLAHMEN

OEFENINGEN.

ZUli tot leeflweze» opwekken, met tot het heilig Haerament va» boetvaardigheid te naderen.

Tracht eiken keer, als gij tot het heilig Sacrament van boetvaardigheid zult naderen, uw hart op te wekken tot eene groote droefheid over uwe zonden, bijzonder over al de doodzonden van uw voorgaand leven. Dat deze zonden altijd voor uwe oogen zijn, lieve christen, om u gestadig daarover te verootmoedigen, en om de hoogmoedige gedachten, die in uw hart zouden kunnen ontstaan, te verbannen; 2°. om daarover aan God vergeving te vragen. Niets is aangenamer aan het hart van onzen Heer, dan het leedwezen van een hart, dal reeds sedert lang gezuiverd is geweest ; 3°. bovenal, om u tot liefde jegens onzen goedertieren Meester op te wekken; wanneer men overweegt, dat hij zoo goed is geweest van ons zoo vele zonden te vergeven, is het onmogelijk hem niet te beminnen. Tracht, als gij de absolutie ontvangt, in uw hart een volmaakt vertrouwen in de barmhartigheid des Heeren te stelten, en zeg niet even als zoo vele wantrouwende zielen ivie weet of mijne zonden mij vergeven zijn ? Eene oefening van vertrouwen in de goedheid en barmhartigheid van Jesus , wanneer men niets verwaarloosd heeft, om wel te biechten, is beter dan alle mogelijke vrees, die slechts dient om u te beletten in de liefde Gods voortgang te maken. Gewen u dan, na elke biecht, eene oefening van vertrouwen te verwekken, en al de vrees, welke de duivel u zou kunnen inblazen, af te weren.

-ocr page 101-

VAN JESUS.

XIV. HOOFDSTUK.

lgt;e g-elijkenis vau rteii verloren zoon.

Filius mens mortnus erat, et revixit; perieral; et inventus est. Luc. XV, 22.

Mijn zoon was dood, en hij is verrezen, hy was verloren, eu hij is gevonden.

In deze gelijkenis stelt onze goede Zaligmaker ons voor oogen de beschrijving van onze dwalingen, en de levendige afbeelding der liefde, die hij aaneenen boetvaardigen zondaar betoont, welke zich in zijne armen van barmhartigheid werpt. Overwegen wij dit met aandacht; wij zullen daarin menigvuldige redenen vinden, om onzen goddelijken Zaligmaker meer en meer te beminnen.n deze gelijkenis stelt onze goede Zaligmaker ons voor oogen de beschrijving van onze dwalingen, en de levendige afbeelding der liefde, die hij aaneenen boetvaardigen zondaar betoont, welke zich in zijne armen van barmhartigheid werpt. Overwegen wij dit met aandacht; wij zullen daarin menigvuldige redenen vinden, om onzen goddelijken Zaligmaker meer en meer te beminnen.

Zeker man had twee zonen ; eens zeidi; de jongste tot zijnen Vader. Vader, gee f mij mijn erfdeel van uw rjoed. En de vader deed ond.er hen de verdeeling van zijne goederen (1). Welk een vreemd gedrag ! en nogtans zoodanig is het mijne, gedurende zoo vele jaren, jegens God geweest. Naauwelijks had ik het gebruik der rede, om het goed van het kwaad te onderscheiden, of ik had reeds tot mijnen God gezegd: Heer, haast u, om mij gezondheid, wetenschap, rijkdommen, schoonheid te verleenen; want dit alles wil ik doen dienen , niet te uwer eer, maar om u te vergrammen; niet tot mijne zaligheid, maar tot mijn verderf. O mijn God! ik beken het met schaamte, aldus heb ik tot u gesproken , welligt niet door mijne woorden, maar door mijne werken. Gelief mij mijne dwaasheid te vergeven.

Weinige dagen daarna, na alles, wal hij had, bijeen verzameld te hebben, vertrok de jongste zoon naar een vreemd a/gelegen land, ahoaar hij al zijn goed in overal) Luc, XV, 11, 12.

101

-ocr page 102-

DB LIEFDEVLAMMEN

daad en ongebondenheden verkwistte (1). Tot hoe ver wordt eene ongelukkige ziel niet gebragt, zoodra zij haren God eens verloren heeft? Helaas! ik heb de droevige ondervinding hiervan gehad. Ik meende verre van hem hét geluk te vinden, en ik heb hem schandelijk verlaten. Ik heb het pad der ondeugd bewandeld, en ik ben van den eenen afgrond in den anderen gevallen. Waar ging ik dan? Ach! eene inwendige stem zeide mij, dat ik mij te vergeefs van God zocht te verwijderen. Zij riep mij toe, dat ik, het ware mij lief of leed, tot hem ging; doch dat ik, na eenen God vol goedheid en barmhartigheid verlaten te hebben, eenen God van regtvaardigheid en gramschap zou ontmoeten. Ik hoorde deze stem, die mij verschrikte, en nogtans , o mijn God! vlugtte ik nog altijd, ik verwijderde mij nog altijd van u. Helaas! hoe vele genaden heb ik niet verkwist met aldus ver van u te leven! genaden van mijn doopsel, genaden van uwe goede inspraken, genaden van goede voorbeelden, welke ik ontving, immers allerlei genaden; ik heb alles verloren, alles verkwist, alles onder de voeten getreden! O mijn God, mijn God! zal ik ooit zulk groot ongeluk genoeg kunnen beweenen?

Na alles verteerd te hebben, ontstond ereen groote hongersnood in dat land, en hij begon tot armoede te geraken (2). O, wie zou kunnen uitdrukken in wat behoefte zich een zondaar bevindt, die zijnen God niet meer bemint en die hem verlaten heeft! Hij wordt verslonden door eenen wreeden honger, en hij heeft niets om zich te verzaden, hij gaat overal vermaken, eer, menschelijken troost afbedelen; doch dit alles dient slechts, om zijn ongeluk te verergeren. Hij wordt gedurig door eene onrustige begeerte gedreven, om zijne voldoening te zoeken, en niets, volstrekt niets is in staat om hem te geven wat hij zoekt. Hij is tot de schrikkelijkste armoe Ie vervallen; wat zal die ongelukkige verrigten? hoor en zie wat hij doet.

Hij ging dan, en nam dienst b ij eenen inwoner van dat

(1) Luc. XV, 18. (2) Luc. XV, U.

102

-ocr page 103-

VAN JESUS.

land; deze zond hem naar zijne hofstede, om de zwijnen te hoeden. (1) Arme zondaar, wat hebt gij nu gewonnen met uwen God en uwen goeden vader te verlaten! Het geluk? Maar ik zie u gedurig in geween en droefheid. De rust en stilte? Maar gij leeft gestadig in onrust en schrik; de gedachte des doods en der eeuwigheid ontstelt a, en uwe wroegingen worden dagelijks pijnlijker en onverdragelijker. Wat hebt gij dan hiermede gewonnen? Schaamte, ja niets anders dan schaamte. Gij waait een kind van God, en gij hebt dien roemrijken eernaam laten varen, om de dienst van den duivel aan te nemen; gij waart erfgenaam van een schoon koningrijk, en gij hebt u daar volkomen van beroofd. En wat hebt gij van dien nieuwen meester, dien gij boven uwen God gesteld hebt, ontvangen? Ach! hij heeft u niets anders dan zwijnen te hoeden gegeven. Hij heeft u met schande overladen met u in vuile en schandelijke vermaken te dompelen: hij heeft uwe ziel door het slijk der wellusten gesleept, en, wat nog schrik-kelijker is, hij heeft u doen gelooven, dat dit uw laatste einde was; hij heeft u uwen hemelschen oorsprong weten te doen vergeten en u den modder en de onreinheid doen aankleven en beminnen. O zondaar, o zondig mensch! wat hebt gij met uwe onschuld, met uwe zuiverheid gedaan? Wat hebt gij met uwe ziel verrigt, deze ziel, die zoo schoon was in haren onbevlek-ten staat, zoo gelukkig toen zij haren God nog beminde?

En daar ware hij blijde geweest zich te mogenverzaden met de schillen die de zwijnen aten; maar niemand gaf ze hem (2). Kan iemand meer vernederd worden ? Schrikkelijk, doch waarachtig afbeeldsel van eenen zondaar, die hardnekkig in zonden blijft leven Hij staat aan zijne hartstogten toe, al wat zij willen: hij valt van den eenen afgrond in den anderen; nij dompelt zich in alle vermaken en wordt tot de schrikkelijkste noodzakelijkheid gebragt van, als een verachtelijken slaaf, aan de schandelijkste ingeving des duivels te gehoorzamen. Hij wenscht zich te mogen verzaden met (1) Luc. XV, 15. (2) Luc. XV, 16.

103

-ocr page 104-

DE LIEFDEVLAMMEN

de schillen, die de zwijnen aten. O mijn God! mijn God! doe mij wel verstaan de schande, tot welke een ongelukkige zondaar, die van u verwijderd leef;, zich veroordeelt: doe dit wel verstaan aan zoo vele onge-lukkigen, die u niet beminnen.

Eindelijk tot zich zeiven gekomen zijnde^ zeide hij: hoe vele huurknechten zijn er niet bij mijnen vader, die vicer brood hebben dan hun noodig is, tenv ijl ik hier van honger en gebrek omkom (1). Een zondaar wordt somtijds in het midden zijner ongeregeldheden, het geluk indachtig , dat zijne ziel genoot toen zij zuiver was, en de overvloedige genaden, die hij alsdan ontving. Dit aandenken wekt in hem een spijt op, en dit is het begin eener bekeering, eener wederkomst tot God. Helaas I zegt hij tot zich zeiven, ik ben hoogst ongelukkig! dat moet ik bekennen. Langs welken kant ik mij ook wende, vind ik niets dan reden van leedwezen, droefheid en vrees. Te vergeefs zoek ik mijne gedachten daarvan af te trekken, zulks kan ik niet te weeg brengen. Altijd, altijd vervolgt en overvalt mij de gedachte van het geluk, dat ik eertijds genoot; de menigvuldige boosheden, die ik sedert varscheidene jaren over mijn hoofd getrokken heb, jagen mij schrik en angst aan; wroegingen kwellen mij dag en nacht, mijne onverzadelijke hartstochten roepen met groot getier om voedsel; zij gebieden mijn trotschelijk, ik moet gehoorzamen, en heb geen oogenblik rust. Ach! hoe ongelukkig ben ik! nogtans zie ik rondom mij zoo vele personen, die in vrede en in de rust van een goed geweten leven; en deze zijn mijne bloedverwanten, mijne vrienden, mijne goede kennissen. Ach, zij zijn tevreden, niets ontbreekt hun: zij beminnen God, en wat kan ik nog meer zeggen? Zij hebben diezelfde hartstogten, welke inij zoo geweldig bcheerschen, vastgeketend; zij ontvangen in overvloed die uitverkorene genaden, waarvan ik nu zoo lang beroofd ben: zij verwachten met een troostend vertrouwen dien schoonen hemel, welke ik verloren en dien ik mij onwaardig gemaakt heb, en de (l) Luc. XIV, 17.

104

-ocr page 105-

VAN JESUS.

hoop, die zij hebben van hem eens te zullen bezitten, vervult hen met het reinste genoegen.

Ik moet van hier vertrekken om tot mijnen Vader te gaan, en hem te zeggen: Mijn Vader, ik heb tegen den hemel en tegen u gezondigd .ikben onwaardig nog uw zoon genoemd te worden; behandel mij alseenen uwer huurknechten. (1) Dusdanig is de taal van den zondaar, die, door Gods genade geraakt, voornemens is tot hem weder te keeren. Neen, neen, roept hij uit, het is mij onmogelijk nog langer in zulk eenen schrikkelijken staat te blijven. Surgam, ik zal opstaan, ik zal tot mijnen hemelschen Vader gaan, en hem vergeving vragen. O Jesus, mijn Zaligmaker, wie zal welsprekend genoeg zijn, om de verschillende gedachten uit te drukken, waardoor de zondaar ontroerd wordt , die over zijne langdurige buitensporigheid leedwezen begint te krijgen, en zich met u wil verzoenen! Zijne hartstogten, nog in hunne volle kracht, zeggen hem streelend: dWel hoe! gij gaat ons dan verlaten? Zal er dan voortaan tusschen ons en u geene gemeenschap meer bestaan? Zal, van nu af, zulke en zulke zaak u voor altijd verboden zijn? Meent gij dus, dat gij zulk en zulk vermaak zult kunnen derven (2) Ach! denk wat gij gaat doen»... En de arme zondaar, gewoon naar al hare inblazingen te luisteren, weet bijna niet meer, wat hem te doen staat; hij aarzelt , hij wankelt. Maar uwe genade, o Jesus, verlaat hem niet; zij blijft naast hem, zij dringt, zij spoort hem aan, en zegt hem met eene onuitsprekelijke zachtmoedigheid: «Keer weder, keer weder tot uwen God, laat u door de moeijelijk-heden niet afschrikken: ik zal u bijstaan. Zult gij dan niet kunnen doen wat zoo vele anderen, die zwakker waren dan gij , vóór u gedaan hebben? Luister naar de stem van uw zondig vleesch niet meer, zij belooft u zoelheden: maar zijn ze wel te vergelijken bij die, welke gij in het onderhouden der wet van uwen Heer en God zult vinden.» (3) Ach! hoe schrik-

(1) Lux. XV, 18, 19. (2) S. Aug. Confess. Lib, XIII, cap. 11. (3) Ibid.

105

-ocr page 106-

ÜE LIEFDEVLAMMEN

kelijk is die inwendige strijd eenei\' boetvaardige ziel! maar hoe grooten troost ontvangt deze ongelukkige ziel daarentegen niet, wanneer zij edelmoedig hare boeijen verbrijzeld, en zich aan haren goddelijken Meester heeft overgegeven! «Hij vertrok dan en ging zijnen vader zoeken. Wanneer deze hem van verre zag aankomen, werd hij door medelijden getroffen , en hem te gemoet snellende, viel hij hem om den hals en kuste hem (l). Hier doen de goedheid en barmhartigheid van onzen God zich in hiren vollen luister ontwaren. Zoodra hij eenen armen zondaar gewaar wordt, die de boeijen zijner kwade gewoonten zoekt te verbreken, komt hij hem te hulp, moedigt hij hem aan. Hij verstoot hem niet als hij zich aanbiedt, maar ontvangt hem met goedheid, en geeft hem den kus van vrede en verzoening. Hij geeft hem hel kleed van onschuld weder, en noodigt den hemel uit, deel te nemen in het geluk, dat hij geniet in het wedervinden van zijnen zoon: «hij was dood en hij is verrezen.quot; (2)

GEBED.

Heer Jesus, ik zal nooit het gelukkige oogenblik vergeten , waarop uwe genade mijne oogen opende, mij de diepe ellende deed zien, waarin ik mij bevond, wanneer ik leefde zonder u te beminnen. Waar was ik dan, o mijn God, waar was ik, toen gij mij kvvaamt zoeken? Helaas! ik was zoodanig van u verwijderd, dat ik dacht u nooit meer te kunnen naderen! Maar uwe barmhartigheid kwam mij bij de hand nemen, en bragt mij voor uwe voeten. O hemel! wees verbaasd! in plaats vanverwij-tingen, die ik zoo billijk verdiende, werd ik van u, o mijn God, zoo minnelijk onthaald, dat ik daarover vurige tranen moet storten zoo dikwijls als ik daaraan denk. Ik lag voor uwe voeten, ik was zoo beschaamd over mijne ellende, dat ik mijne oogen niet durfde opslaan; ik verwachtte alle oogenblikken veroordeeld te worden, en zie, gij rigt mij op, gij drukt mij tusschen uwe armen en tegen uw hait, en zegt mij: mijn zoon, mijn lieve zoon, alles (1) Luc. XV, 30. (2) Luc. XV. 24,

106

-ocr page 107-

VAN JESUS.

is vergeten, alles is vergeven!... O mijn God! hoe kan het zijn, dat ik het ongeluk gehad heb van u te verlaten en u door menigvuldige zonden te bedroeven? Vergeving, vergeving! o mijn lieve vader! ik vraag u duizendmaal vergeving! ik verfoei mijne ondankbaarheden; ik vervloek mijne menigvuldige zonden, en maak een vast voornemen van, zoo veel het mij mogelijk zal zijn, den smaad te herstellen, dien ik u hierdoor heb aangedaan. O mijn God! ik bemin u, en stem toe, al de moeijelijkheden, welke men mij van uwent wege zal opleggen, om u te verdragen. Ter uwer liefde, stem ik toe, verootmoedigd, veracht, als een ondeugend, ontwetend en nutteloos schepsel aangezien te worden. Ter uwer liefde wil ik met in-en uitwendige kruisen overladen worden; ter uwer liefde wil ik doen al wat uw goddelijke wil mij zal opleggen. Geef mij alleen uwe sterkte, o mijn God: want gij weet, dat ik uit mij zeiven tot niets bekwaam ben; geef mij dan uwe magtige genade, en ik zal alles vermogen. Geef mij de genade, van tot het einde mijns levens mijne zonden te mogen betreuren en boetvaardigheid te doen , opdat ik eens in den hemel uwe oneindige barmhartigheden voor alle eeuwigheid zinge. Amen.

OEFENINGEN.

l)e geest van boetvaardigrhcirt.

Eene enkele zonde, zoo als Tertullianus getuigt, verdient voor eeuwig beweend te worden. (1) Hoe zeer moet gij dan, lieve christen, al die zonden niet beweenen, die gij, sedert gij op de wereld zijt, bedreven hebt\'? Breng ten minste geheel dezen dag in heilige werken van boetvaardigheid door, onttrek aan uwe zinnen die kleine voldoeningen, die gij hun zonder zondigen moogt vergunnen; verdubbel uwen ijver in uwe godvruchtige oefeningen; span uwe krachten in, om met eene groote ingekeerdheid te leven.

Wees dikwijls indachtig, van den eenen kant uwe menigvuldige zonden , om ze te verzaken en dairvoor

(1) Semel peccasae, satis est ad fletus aHernos. (Tertull.)

107

-ocr page 108-

DE LIEFDEVLAMMEN

vergeving te vragen, en van den anderen kant het bijna oneindig getal van weldaden, die God u bewezen heeft om hem daarvoor te bedanken en u tot erkentenis en liefde op te wekken. Geef, zoo gij rijk zijt, eenige aalmoezen aan de armen, bovenal aan de arme zieken; indien gij zelf arm zijt, onderwerp u dan edelmoedig aan den wil van God, uit eenen geest van boetvaardigheid en versterving; spreek weinig en stiller dan naar gewoonte; toon, dat gij nog minzamer, spraakzamer, gedienstiger zijt dan te voren; leef eenzamer. en wacht u zelfs van eenig bezoek af te leggen, tot hetwelk gij uit liefde niet zoudt verbonden zijn; draag vreedzaam en zonder morren den last van uwen staat, de ziekten, den smaad, de mishandelingen, die gij zoudt kunnen ondergaan. Zeg dikwijls om u aan te moedigen tot u zeiven: «Wat is al dat lijden, in vergelijking bij de eeuwige pijnen der hel, die ik zoo menigmaal verdiend heb! ik acht mij al te gelukkig den hemel voor dezen geringen prijs nog te kunnen koopen.» Indien men u versmaadt of veracht, en gij gevoelt, dat uw hoovaardige geest opgehitst wordt, zoo haast u, om hem de tegenwoordigheid van God indachtig te maken: en zeg: Mijn God, ik aanvaard dien smaad in den geest van boetvaardigheid en ter uwer liefde. Wees daarna geheel stil. Hierdoor zult gij aan God een olfer doen, dat hij nooit versmaadt, ik wil zeggen, het oU\'er van een boetvaardig en ootmoedig hart. (1)

(l) P6. L 18.

108

-ocr page 109-

XV. HOOFDSTUK.

. CJeheel het levcn van onzen Zaligmaker was

eene getliirlge marteling.

Virum dolorum. IsAI. LITT, 3.

Jesus was een man van smarten.

J quot;a, Jesus was waarlijk een man van smarten: zijn leven is met in- en uitwendig lijden vervuld geweest; het was eene gedurige marteling, duizendmaal wreeder dan alles wat wij ons kunnen inbeelden. Wat had hij al niet te lijden gedurende den tijd, dat hij in den zuiveren schoot zijner moeder gerust heeft! Het is zeker, dat hij alsdan volkomen het gebruik der rede bezat, en van al die pijnen een diep gevoel had. Welk eene schrikkelijke gesteltenisl O, hoe zwaar was het hart van dien goeden Meester met liefde vervuld, daar hij in zoo ongemakkelijke gevangenis zich heeft willen opsluiten, om ons zijne liefde te bewijzen! Wat had hij al niet te lijden in zijne geboorte! Hij wordt geboren in eenen stal, blootgesteld aan de guurheden van het weder, hij bibbert van koude en weent. Hij lijdt overal, waar hij zich bevindt, en is geen oogenblik zonder lijden. Komt hij uit den stal van Bethlehem; het is om door de besnijdenis zijn eerste gt; bloed te vergieten, en weinig later zal hij zich genoodzaakt vinden zijn vaderland te verlaten, en in een vreemd land te vlugten, om de woede van eenen goddeloozen en bloed-dorstigen koning te ontkomen. Hij zal geheel zijn leven lang de ongemakken der armoede te lijden hebben, en dit leven van lijden door eenen wreeden dood eindigen! O mijn Jesus! ziedaar wat gij uit liefde tot mij geleden hebt; ach! het is vrij billijk dat ik, uit liefde tot u, ook wat lijde. Geef mij de genade, bid ik u, van ten minste met geduld en onderwerping al de pijnen en ongemakken van dit vergankelijk leven te mogen verdragen. quot;a, Jesus was waarlijk een man van smarten: zijn leven is met in- en uitwendig lijden vervuld geweest; het was eene gedurige marteling, duizendmaal wreeder dan alles wat wij ons kunnen inbeelden. Wat had hij al niet te lijden gedurende den tijd, dat hij in den zuiveren schoot zijner moeder gerust heeft! Het is zeker, dat hij alsdan volkomen het gebruik der rede bezat, en van al die pijnen een diep gevoel had. Welk eene schrikkelijke gesteltenisl O, hoe zwaar was het hart van dien goeden Meester met liefde vervuld, daar hij in zoo ongemakkelijke gevangenis zich heeft willen opsluiten, om ons zijne liefde te bewijzen! Wat had hij al niet te lijden in zijne geboorte! Hij wordt geboren in eenen stal, blootgesteld aan de guurheden van het weder, hij bibbert van koude en weent. Hij lijdt overal, waar hij zich bevindt, en is geen oogenblik zonder lijden. Komt hij uit den stal van Bethlehem; het is om door de besnijdenis zijn eerste gt; bloed te vergieten, en weinig later zal hij zich genoodzaakt vinden zijn vaderland te verlaten, en in een vreemd land te vlugten, om de woede van eenen goddeloozen en bloed-dorstigen koning te ontkomen. Hij zal geheel zijn leven lang de ongemakken der armoede te lijden hebben, en dit leven van lijden door eenen wreeden dood eindigen! O mijn Jesus! ziedaar wat gij uit liefde tot mij geleden hebt; ach! het is vrij billijk dat ik, uit liefde tot u, ook wat lijde. Geef mij de genade, bid ik u, van ten minste met geduld en onderwerping al de pijnen en ongemakken van dit vergankelijk leven te mogen verdragen.

-ocr page 110-

DE LIEFDEVLMJMEN

Het geheele leven van Jesus was eene marteling ja, en de volmaakte kennis, die hij had van de pijnen en smarten, welke hij in zijn lijden moest ondergaan, maakte deze marteling nog afgrijselijker. Van den eersten stond zijns levens, zag hij voor zijne oogen de roeden, de doornen kroon, het kruis, den smaad van zijn lijden en den pijnlijken dood , die hem bereid was; zag hij een lammetje in het veld, of slagtoffers in den tempel, dan hragt dit gezigt hem in het geheugen, dat hij zelf het lam Gods was, en hij op het kruis moest geslagtofferd worden. Sloeg hij zijne oogen op de stad Jerusalem, dan dacht hij aan de beleedigingen en den smaad, die hij in die ondankbare stad zou moeten ondergaan. Zag hij eenen berg, dit bragt hem den Calvarie-berg in degedachle, op welken hij al zijn dierbaar bloed moest storten. Met al wat droevige gedachten werd zijn hart niet vervuld, wanneer hij zijne oogen op zijne teedere moeder gevestigd hield. Helaas! hij verbeeldde zich reeds haar aan den voet van zijn kruis te zien staan, treurig, moedeloos en stervende van droefheid; hij dacht dat het oogenblik reeds nakende was, op hetwelk hij zich zou genoodzaakt zien. haar aan zijnen welbeminden leerling te bevelen, en ongetwijfeld keerde hij zich als dan af, om zijne ontsteltenis en zijne tranen te bedekken. Alles maakte hem dus zijn lijden en de pijnen, die hij daar zou ondergaan, indachtig, en al de oogenblikken van zijn leven werden door die wreede herinneringen als vergiftigd.

De gekruisigde Jesus verscheen eens aan zuster Magdalena Orsini, die sedert lang in lijden was, en wekte haar op, om hare pijnen met onderwerping te verdragen, «ik wil wel, Heer, antwoordde deze heilige dochter, maar gedoog, dat ik u zeg, dat gij maar drie uren op het kruis geleden hebt, terwijl ik verscheidene jaren deze pijn doorsta. — Wat zegt gij, onwetend schepsel, zeide Jesus haar berispende, gij moet weten, dat ik van het eerste oogenblik van mijn leven in den schoot mijner moeder in mijn hart leed, hetgeen ik later op mijn kruis heb geleden.»

Doch hetgeen onzen goddel\\jken Zaligmaker meest be-

no

-ocr page 111-

VAN .TESUS.

droefde, was onz« zonden en ondankbaarheden te zien, door welke wij de pijnen zouden vergelden, die hij voor ons met zoo groote liefde ging onderstaan. Dit gezigl veroorzaakte hem grooter en heviger inwendige pijnen, dan de menschen ooit op de aarde ondergaan hebben. Diensvolgens heb ik ooit door mijne zonden oenen zoo goeden Meester helpen bedroeven! Ik heb ook medegewerkt, om zijn lijden te vermeerderenI want het is zeker, had ik minder gezondigd, hij zou minder geleden hebben. Het is dan hoogst redelijk, dat ik zonder ophouden mijne voorgaande zonden beweene, en ik gelijk de heilige Mar-gareta van Cortona spreke. Haar biechtvader had haar vermaand om gerust te zijn wegens hare zaligheid, en om hare tranen af te droogen, omdat zij van God vergiffenis barer zonden bekomen had. «Ach! mijn Vader» antwoordde zij, nog overvloediger tranen stortende, hoe wilt gij, dat ik ophoude te weenen, terwijl ik weet dat mijne zonden oorzaak geweest zijn, dat mijn Zaligmaker geheel zijn leven heeft gezucht en geweend!»

O hemel! hoe veel verschilt ons gedrag met de gevoelens van die groote Heilige! Wij brengen ons leven door in het midden der vreugd, zegt de heilige Ephrem (1), wij vinden dagelijks nieuwe vermaken uit, nieuw voedsel om onze eigenliefde te voldoen, en nogtans hooren wij zoo dikwijls het lijden en den smaad verhalen, die onze God uit liefde tot ons ondergaan heeft?.. Wij zijn opgeblazen van hoovaardij, wij zoeken ons gemak, wij werpen lafhartig het heilzame juk van boetvaardigheid af, hoewel wij ons onder het zware pak onzer zonden voelen bezwijken: en wij weten echter, dat onze Zaligmaker, uit liefde tot ons, heeft willen beleedigd, bespuwd, gegeeseld, versmaad worden: ja, dat hij zich aan den wreedsten dood onderworpen heeft! Wel hoe, de zondaar leeft in weelde, en de regtvaardige wordt aan een kruis genageld! Welk een onderscheid! O! wat schrikkelijke rekening zullen wij over zulk een gedrag eens moeten geven!

Haast u, haast u, om die vreeselijke gevolgen door eene (1) S. Ephrem, Serm. de Ptii, Dom, Stlratoris.

1H

-ocr page 112-

DE LIEFDEVLAMMEN

ware boetvaardiglieid te voorkomen, (ia, werp u in de armen van Jesus, die man van smarten, en verzoek hem de genade om het voorgaande te herstellen en in het toekomende aan de liefde, die hij ons toedraagt^ volkomen te beantwoorden; laat ons dan voor ziine voeten eene openbare boete doen, en hem vurig belijden, dat wij voortaan voor altijd hem willen toebehooren; ja, voor altijd, voor altijd! Laat ons, wanneer wij onze boosheden indachtig zijn, met den profeet Jeremias onophoudelijk uitroepen: «Ach! wie zal water aan mijn hoofd, en aan mijne oogen een beek van tranen geven, om dag en nacht te weenen? (1) Laat ons met koning David, of veeleer met de heilige Kerk uitroepen : «Heer, behandel ons niet naar onze boosheden. Wees onze oude ongeregtigheden niet meer indachtig; haast u, om ons met uwe barmhartigheden te voorkomen, want wij zijn zeer ellendig geworden! Heipons, o God, onze Zaligmaker, ter eere van uwen naam; verlos ons, vergeef ons om mvent wille onze zonden.» (2)

GEBED.

O mijn Jesusi mogte ik van droefheid sterven op de droevige gedachten van al de bitterheden, welke ik aan uw hart door laauwheid, en bovenal door de zonden van mijn voorgadnd leven, heb aangedaan! Helaas! hoe dikwijls heb ik mij aan den slaap overgegeven, terwijl ik van uwe genade beroofd was! Hoe menigmaal heb ik den uitzinnigen moed gehad van te bed te gaan, zonder te denken dat mijne ziel met doodzonden beladen was, die gelijk eene schrikkelijke slang, met hare afgrijselijke kronkels, mij het hart toegenepen hield. Hoe menigmaal heb ik de ondankbaarheid gehad van u zoo snood en lafhartig nog eens te verlaten, nadat ik van u vergiffenis mijner zonden bekomen en gij mij in uwe vriendschap hersteld hadt! Ik ben bedroefd uit geheel mijn hart over zulk een schan-

(1) Jerem. IX. 1. (8) Pa. CII, 10 en Pi. LXXVIII, 8, 9, 10. Gebeden der heilige Kerk op Aschdag.

112

-ocr page 113-

VAN .tESÜS.

delijk gedrag; ja, ik beu bedroefd uzulk eenen smaad aangedaan te hebben. Geliel\'mij vergilfenis te verleenen! O mijn God! ondanks al mijne lafhartigheid, ondanks al mijne zwakheden, durf ik u zeggen: ik bemin u uit al mijne krachten: ik bemin u uit geheel mijn hart. Och! ik smeek u, laat niet toe, dat ik nog ooit het ongeluk hebbe van door de zonde van u gescheiden te worden, Jesu dulcissime, nepennittas me separaria te.... Zoete Jesus, verhoor mij; laat niet toe, dat ik ooit van u gescheiden worde... neperniittas mescparari a te...lkzou liever sterven dan op nieuw u nog verraden. O Maria, moeder van volharding, verwerf mij de heilige volhar-. ding. Gij hebt ze voor zoo vele anderen verworven, zou ik dan de eenige zijn, voor wien gij deze deugd niet zoudt willen verwerven? O neen! mijne goede Moeder, het zal zoo niet gaan, gij zult mij de genade bekomen , van Jesus en van u zelve in alle eeuwigheid te beminnen. Ik durf deze kostelijke genade van uwe goedheid verhopen. Ik verhoop die door de teedere liefde, welke gij mij altijd toegedragen hebt. Amen.

OEFENINGEN.

Over de versterving des ligcliaauis.

Zou het wel betamen, lieve christen, in het midden der wereldsche vermaken en vreugde te leven, terwijl Jesus Christus geheel zijn leven in het lijden doorgebragt heeft ?

Neen zekerlijk , en gij zoudt niet willen gedoogen zoo weinig aan hem te gelijken, die uw voorbeeld is. Dat uwe oefening van heden zij , voortgang te doen in de deugd van versterving, uit liefdelot uwen goedertieren Zaligmaker. Dat dit woord versteruiny u geenszins verschrikke. Want voor eene edelmoedige ziel, die God bemint, is het zoet, is het zeer aangenaam zich te versterven. Ja, mijn lieve christen, eene berooving, eene zelfopolfering, die men zich oplegt om Jesus te behagen, brengt de ziel meer waar geluk bij, dan al de genoegens van de wereld. Wilt gij daar de proef van nemen, dan zult gij de waarheid van hetgeen ik u hier zeg, moeten bekennen.

8

-ocr page 114-

DE LIEFDEVLAMMEN

De versterving is tweederlei: 1°. Se inwendige versterving, die de moeijelijkste en noodzakelijkste is. 2°. De uitwendige versterving, die grootelijks bijdraagt, om de inwendige te verkrijgen. Vergenoeg u heden met de bijzondere oefening der uitwendige versterving; zie hiervan de voornaamste oefeningen.

1°. Versterving des ligchaams in het algemeen: Weiger uw ligchaam die al te gemakkelijke en verwijfde houding, welke eenen geest van onzuiverheid te kennen geeft; indien uwe gezondheid het toelaat, zoo doe uwe gebeden knielende en zonder ergens op te leunen; blijf in uw bed niet liggen over het uur, dat tot het opstaan vastgesteld is, en zoo voorts.

2°. Versterving der oogen : Keer uwe oogen af, niet alleen van voorwerpen, die verboden zijn, maar ook nog van die, welke gij zonder gevaar niet kunt bezien. Keer zelfs uwe oogen af van die zaken, welke geoorloofd en onverschillig zijn, wanneer de nieuwsgierigheid alleen u aandrijft, om ze te beschouwen. O! hoe aangenaam zal het aan God zijn, en hoe gemakkelijk voor u, indien gij, zoo veel het in u is, hem de gelegenheden opoffert van sehoone huizen, fiaaije hoven, uitmuntende schilderijen te zien! Hoe zult gij u, ten kleinste koste voor den hemel verrijken! De gelegenheden van dusdanige opofferingen bieden zich zoo menigvuldig aan!

3°. Versterving der tong: Zegnooit een enkel woord, dat regelregt of heimelijk zou kunnen tegenstrijdig zijn aan den diepen eerbied, dien men Gode verschuldigd is , of dat de eer of faam van uwen evenmensch zou kunnen krenken ; helaas! men vergeet maar al te veel, zelfs onder de godvruchtige personen, dat de kostelijkste schat, dien de evenmensch bezit, zijne faam is. Wanneer de gelegenheid zich aanbiedt om uw verstand te doen uitschijnen , uwe kennissen te toonen, uwe bekwaamheid te doen blijken, leer dan, ter liefde van Jesus zwijgen, indien de liefde en welvoegelijkheid u niet noodzaken te spreken. Verzwijg een onnuttig woord, dat gij reeds op uwe tong hadt, om uit te spreken, of wel een woord, waardoor gij eenigen lof zoudt bekomen.

114

-ocr page 115-

VAN JESUS.

40. Versterving der ooren: Luister naar geen gemor, achterklap, beschimpingen, al te ligte of dubbelzinnige woorden! en in het algemeen naar geene dier gesprekken waardoor het geweten eenigsjins zou kunnen bezwaard worden. Onttrek u somtijds het vermaak van nieuwstij-\' dingen, eene fraaije stem, eene zoete welluidendheid te hooien, en verdraag met geduld en onderwerping al wateenig-zins voor uwe ooren onaangenaam zou kunnen zijn.

5°. Versterving van den reuk: Verzaak gaarne het vermaak, dat gij, zelfs zonder erg, in den aangenamen geur en reukwerken zoudt kunnen scheppen. Wanneer gij in eenen hof wandelt, zoo offer van tijd tot tijd onzen Heer het behagen op van eene roos of andere bloem te ruiken.

6°. Versterving van den smaak: Hetzij gij drinkt, hetzij gij eet, doe dit nimmer om het genoegen, dat gij daarin zoudt kunnen vinden. Zoek nooit de uitgezochte geregten, de lekkere beten, de kostelijke spijzen, die het voedsel van de pracht en van de wulpschheid zijn. Indien men u eene spijs opdischt, welke slecht toebereid is, zoo neem deze schoone gelegenheid waar om u te versterven, en beklaag uniet, zoo gij hiertoe niet verpligt zijt. Onttrek u somtijds iets, dat gij gaarne eet, en neem iets anders, dat gij minder gaarne eet.

7°. Versterving van het gevoel: Verdraag met blijdschap, of ten minste met geduld, de koude, de hitte en de andere ongemakken der lucht en der jaargetijden: be-gt; klaag er u nooit over, hoe ongemakkelijk zij ook mogen wezen. Wees nooit bekommerd over de ziekten, die u overkomen, noch over al hetgeen uw ligchaam welligt zou moeten lijden, want gij weet, dat het middelen zijn , welke God u toezendt, om het meer en meer te zuiveren, om uwe hartstogten te verzwakken, omboetvaardigheid te doen en om God vaste teekens van uwe liefde te geven.

Ziedaar, lieve christen, eenige zeer eenvoudige midde-( len (1) van uitwendige versterving; bij aldien gij God

(1) Verscheidene dezer oefeningen zijn getrokken uit de Onderzot-hingen van Throiisonhet zal hetzelfde zijn ran bijna al de andere , welke wij iu het volgende Hoofdstuk zullen geven.

115

-ocr page 116-

ni£ LIEFDEVLAMMEN

waarlijk bemint, zult gij er meer andere vinden, zonder evenwel de palen der voorzigtiglieid en gehoorzaamheid , welken gij uwen zielbestierder verschuldigd zijt, te buiten te gaan.

XVI. HOOFDSTUK.

Over liet vurige verlangen, dat Jesus geliad heeft om voor ons te lijden.

Baplismo habeo baplizari, en quomodo coarceor usque dum perficialur! Luc. XI, 50. — Desiderio desideravi hoe pascha manducare nobis cum. Lucas XXII, 15.

Ik moet met een doopsel van bloed gedoopt worden, en hoe zeer word ik gedrongen, tot dat het volbragt worde.

Ik heb vurig verlangd dit Paaschlam met u te eten.

Wat krachtige uitdrukkingen! O! hoe wel schilderen zij het onbegrijpelijke verlangen af, dat hij had om voor ons te lijden en zich te slagtotferen! Men ziet, dat zij uit den overvloed des harten vloeijen van hem , die gezegd had: «Ik ben gekomen om vuur op de aarde te brengen, en wat wil ik dan dat het ontstoken worde 1» (1) O kinderen van Adam, hebt gij wel verstaan, hetgeen uw God hier gezegd heeft: «Ik ben het vuur mijner liefde op aarde komen brengen, en mijn vurigste wensch is het in de harten der menschen te zien ontstoken worden.at krachtige uitdrukkingen! O! hoe wel schilderen zij het onbegrijpelijke verlangen af, dat hij had om voor ons te lijden en zich te slagtotferen! Men ziet, dat zij uit den overvloed des harten vloeijen van hem , die gezegd had: «Ik ben gekomen om vuur op de aarde te brengen, en wat wil ik dan dat het ontstoken worde 1» (1) O kinderen van Adam, hebt gij wel verstaan, hetgeen uw God hier gezegd heeft: «Ik ben het vuur mijner liefde op aarde komen brengen, en mijn vurigste wensch is het in de harten der menschen te zien ontstoken worden.

O zoete Jesus! moet de liefde uwer schepselen u dan zoo groot goed bezorgen, dat gij hebt willen sterven, om hetzelve te bekomen en dat gij zoo vurig naar het oogenblik van uwen dood verlangd hebt: «ik moet met een doopsel

(1) Luc. XII. 49.

116

-ocr page 117-

VAN JESUS.

van bloed gedoopt worden, zegt gij tot de Apostelen. 0! wat hevige angst bevangt mij, tot dat het volbragt worde I» Ik vraag het u nog eens, wat groot goed moest onze liefde u dan toebrengen? Ach! wanneer alle menschen u zullen beminnen, zult gij daarom grooter of magtiger zijn? y Neen, mijn kind , geeft Jesus Christus mij ten antwoord, ik zal daarom niet grooter, niet magtiger, niet gelukkiger zijn: mijn geluk, mijne magt, mijne grootheid hangen geenszins van de liefde mijner schepselen af; ook is het voor mij zeiven niet, dat ik mensch wordende, mij als vernietigd heb; het is voor mij zeiven niet, dat ik in eenen stal geboren ben; het is voor mij zeiven niet, dat ik dertig jaren lang in een arm werkhuis heb doorgebragt; het is, met één woord, voor mij niet, dat ik zoo vurig verlangd heb te lijden en aan het kruis te sterven; het is voor u, mijn kind, het is voor u geweest; ik wil u gelukkig maken met n mijne liefde te geven. Zult gij u nog durven schamen eenen God te beminnen, die alleen uw geluk kan uitmaken, eenen God die u met weldaden overlaadt, eenen God die u zoo teeder bemint!.. — Neen, zoete .Tesus, neen, ik wil n integendeel liefde voor liefde geven, ik wil u uit geheel mijn hart beminnen! gelief mijne zwakheid te hulp te komen. O! wanneer zal ik zoo veel voor u kunnen doen, als ik voor de wereld gedaan heb? Wanneer zal ik zoo veel voor den hemelwerken, als ik voor de aarde gewerkt heb? Wanneer zal ik zoo veel aan de deugd toestaan, als ik aan mijne ondeugden gt; vergund heb? (1) Mijn God, verhoor het vurige verlangen mijner ziel, en geef mij uwe liefde.

Ik heb vurig verlangd dit Paaschlam met u te eten. liet was daags voor het smartelijk lijden van onzen goedertieren Meester: hij nam het laatste avondmaal met zijne leerlingen, toen hij hun deze woorden toesprak. Alsof hij hun had willen zeggen: Mijne lieve kinderen, en gij allen, die tot het einde der wereld nog op aarde zult leven, ziet, het uur mijner offerande nadert; mijne vijanden zijn heden bezig met over mij te beraad-

(1) S. Petr Chrysol. Serm. 114.

•117

-ocr page 118-

DE LIEFDEVLAMMEN

slagen; zij maken mij een kruis gereed. Maar eer ik sterf, wil ik u dezen nacht zelfs nieuwe blijken mijner liefde geven, en ik zal u die geven met mij aan de wreedste pijnen, aan do beleedigendste oneer, aan de setiandelijksle straf te onderwerpen. Ach! kondet gij weten, hoe vurig ik naar dezen nacht verlangd heb! kondet gij achterhalen, hoe dikwijls ik dien uit geheel mijn hart gewenscht heb! dan zoudt gij mijne vurige liefde tot u, en de uiterste begeerte welke ik heb om uw hart te bezitten en liet gelukkig te maken, kunnen bevatten.

GEBED.

Ik zie het, o mijn zoefe Jesus, mijn beminnelijke Zaligmaker, gij verlangt tot eiken prijs, mijn hart te bezitten. Ach! wat reden zou ik hebben het u te weigeren! Doet gij mij niet reeds te veel eer aan, met mij het te verzoeken? Ja, mijn God, ik schenk u mijn hart; neem het geheel en al, opdat het u en niemand dan u alleen moge beminnen. O! mijn goede Meester, mijn broeder, mijn vriend, mijn hoop , mijn al, wanneer zal ik waarlijk mogen zeggen, dat Ik u uit geheel mijn hart en uit al mijne krachten bemin ? Wanneer zal ik mijn hart door uwe zuivere liefdevlammen ten eenemale ontstoken gevoelen? De drift om u te beminnen, verteert mij, heb medelijden met mij, heb medelijden met uw arm schepsel, en verleen mij uwe liefde; Ik verzoek noch rijkdommen, noch eer, noch vermaken, noch eenige andere vergankelijke zaak; dit alles zonder u, is niets dan ijdelheld, dit alles kan mijn hart niet verzaden. Het Is uwe liefde welke Ik begeer; het is naar uwe liefde dat Ik verlang; o mijn Jesus vergun mij uwe liefde; ja Ik smeek u, vergun mij uwe liefde. Waarem wacht gij zoo lang mij deze gunst te verleenen ? Waarom blijft gij zoolang getuige van de bekommeringen, die Ik dag en nacht uitsta, zonder mij te hulp te komen? Heer, hoe lang zult gij mij nog vergelen ? Hoe lang zult gij uwe oogen nog van mij afkeeren? Mijn God, mijn (1) fs. XII. 1.

11«

-ocr page 119-

VAN JESUS.

God, ik herhaal het nog eens , en wil dit tot mijnen laatsten adem herhalen: verleen mij uwe liefde, geef mij uwe liefde. O Maria, Moeder der heilige deugd van liefde! verwerf mij de genade, van Jesus, zoo het mogelijk is, zoo veel te beminnen, als gij zelve hem bemint. Amen.

OEFENINGEN.

Over tie Inweiitllge versterving.

Dewijl Jesus Christus zoo vurig verlangt naar zijn lijden om u zijne liefde te bewijzen, zoek ook eene gelegenheid, om iets uit liefde tot hem te lijden. Ikheb u laatst van de uitwendige versterving gesproken, mijn lieve Christen, nu ga ik van de inwendige versterving gewagen. Wees indachtig, dat het zonder haar onmogelijk is in den weg van volmaaktheid waren voortgang te doen, en dat men ten hoogste, indien ik mij alzoo mag uitdrukken, maar eene soort van gemaakte en uitwendige heiligheid, doch nooit de ware heiligheid. kan verkrijgen. Deze versterving bestaat in zich zeiven te overwinnen, en wat strijd moet men niet leveren om tot dien gelukkigen staat te komen! Zie hier derzelver gewig-tigste oefeningen; stel ze getrouw in het werk , en gij zult weldra in den weg der zaligheid en in de liefde van onzen goedertieren Meester grooten voortgang maken.

1°. «Versterving der eigenzinnigheid en natuurlijke neigingen:» Doe nooit een werk, alleen omdat het u behaagt, en met uwe genegenheid overeenkomt; daarentegen, verzuim nooit eenen pligt of eenig goed werk, omdat gij daarin eenen afkeer vindt. Schik u altijd naar den zin en smaak van anderen, eiken keer als datgene, wat zij u zullen verzoeken, geene zonde is. Onthoud u somtijds van eene geoorloofde zaak te verrigten, en juist hierom, omdat uwe neiging u aandrijft om die te doen. Bid dikwijls onzen Heer, dat hij u gelieve te helpen uwe zinnen te versterven , daar deze soort van versterving zeer moeijelijk is.

fl9

-ocr page 120-

DE LIEFDEVLAMMEN

2. «Versterving van den eigen wil:» tracht niet uwen wil , maar dien van uwe oversten uit te werken, verkies nooit zelf uwe bedieningen, uwe bezigheden; maar laat de keus over aan de personen , weikou besturen. Wanneer gij u met een zeker inwendig geweld, om iets te doen, getrokken gevoelt, en dat uw wil daartoe geheel genegen is, versterf u dan daarin, of met de zaak , die gij begeert, niet te doen, of met baar eenigen tijd uit te stellen. Verdrijf gestadig ver van u alle gedachten van onafhankelijkheid , en wees wel overtuigd , dat het duizendwerf beter is te gehoorzamen dan te gebieden.

3°. «Versterving der eigenliefde: Wie zijnen eigen wil niet versterft, die is gedurig met zich zeiven bezig, en werkt niet dan voor zich zeiven. Hij is ten eenemaal vervuld mot goede meening van zich, hij vleit zich diü-zende hoedanigheden te bezitten, hij aanschouwt zich zeiven met welbehagen, en laat zich ligt voorstaan , dat iedereen op hem denkt en met hem moet bezig zijn. Hij acht zich zeer groot en meer dan anderen, en keurt niets anders goed, dan hetgeen hij zelf doet. Hij bemoeit zich met alles, hij tracht, overal in deel te nemen, bij wil van alle dingen de eerste uitvinderzijn. Hij heeft alle moeite van de wereld, om zich te onderwerpen; hij meent dat anderen maar moeten gehoorzamen, hij kan nietverdra-gen, dat men hem tegenspreekt, hij wil met hardnekkigheid al wat hij wil, hij beeldt zich in, dat hij eene groote bekwaamheid heeft, om te gebieden, omdat hij dit vnrig verlangt. Hij wordt verrukt als men hem prijst, hij stelt alles in liet werk, om geprezen te worden, ofschoon hij groote zorg draagt om dit verlangen te verbergen. Hij kan moeijelijk verdragen dat men anderen prijst; hij prijst hem nogtans somtijds zelf, doch het is maar uit vleijerij of eigenbaat. Vermits hij niets zoo zeer vreest als de verachting, zoo is bij ook zeer bezorgd, om zijne gebreken te bedekken. Hij betracht overal het gemakkelijkst voor zich, weinig bekommerd zijnde of hij een ander overlast aandoet of niet. Hij is zeer teederhartig en mededoogend voor zich zeiven om de minste ongemakken, die hem overkomen , maar hard en ongevoelig jegens

•120

-ocr page 121-

VAN .TESÜS.

zijne broeders. Overweeg, mijn lieve Christen, uit al deze kenteekenen, of gij eenigen voortgang in de versterving uwer eigenliefde hebt gedaan, en maak een vast besluit, om haar voortaan eenen doodelijken oorlog aan te doen.

4°. «Versterving der harlstogten:» Die welke gij eerst moet aanranden, is uwe heerschende drift: wanneer gij deze zult onderworpen hebben, zullen al de andere driften zich als van zelve onderwerpen. (1) Let wel op van aan niets van alles, wat zij van u eisehen, toe te geven, hoe klein en ondem orpen zij ook schijnen mogen; mistrouw u altijd te hunnen opzigte, en geloof niet ligt, dat zij geheel uitgeroeid zijn ; want geheel ons leven lang groeijen zij gedurig aan, en komen wederom schielijk op als men meent, dat zij sedert lang verstorven zijn. (2)

Gij zult mij welligt zeggen: Ach ! wat al zaken te ver-rigten! wat al kruisen! dit is alles waar, lieve Christen, maar gij moet denken dat het leven kortstondig is; dat de dag van belooning nadert, en dat men de deugden niet dan met vele zorgen en met standvastige pogingen kan verkrijgen. Maar het is veel moeijelijker de ondeugden en hartstogten te bestrijden, dan de lasten des ligchaams te dragen. — Dit is ook waar. Wees noglans indachtig, dat, bijaldien gij in uwe vurigheid en in den strijd, die aan de natuur zoo moeijelijk is, volhardt, gij eenen grooten vrede zult vinden, en dat gij door de genade Gods, en door de liefde tot de deugd, uwen arbeid zult voelen verligten. (3) En ook God en de hemel verdienen zeer wel, dat wij iets voor hen lijden.

(1) Cas. Collat. 11, Cap. 14. (2) S. Bern. Serm. 5S in Cant. lt;S) Thoni. ü Kempis, Imit. Lib. 1. XXV. N. 11.

-ocr page 122-

1)E LIEFDEVLAMMEN

XVII. HOOFDSTUK.

lilefde door Jfesus ons bewezen in lt;le instelling: van tiet heilige Sacrament «les Altaars tot spijs en troost onxer zielen.

Sciens Jesus quia ven it hora ejus, ui transeat ex hoc mundo ad Pattern^ cum dilexisset suos qui erant in mundo, in finern dilexlt eos. Joan. XIII, 1. — Accipile et comedife: hoe est corpus meum. Matth. XXVI, 6.

Jesus wetende, dat zyn uur gekomen was, om van de wereld tot zgnen Vader over te gaan, gelijk hij de zyn en, die in de wereld waren bemind had, zoo heeft hy hen tot het einde toe bemind. — Neemt en eet: dit is mijn ligchaam.

Op het oogenbiik van den dood, wanneer men de personen , die men bemint, moet gaan verlaten, vermeerdert en verdubbelt de liefde der ware vrienden; het is hierom, dat zij dan, meer dan ooit, hun blijken zoeken te geven van hunne genegenheid , en zij ter harte nemen hun daarvan eenig bewijs na te laten. Jesus had geheel den tijd van zijn sterfelijk leven niet opgehouden ons blijken zijner liefde te geven , hij had ons op duizend verschillende wijzen getoond, hoe hij ons wist te beminnen: maar wanneer het uur om ons te verlaten, om tot zijnen hemelschen Vader weder te keeren, gekomen was, wilde hij nog meer doen, daar hij niet tevreden was met hetgeen bij reeds ter onzer liefde gedaan had; ja, niet tevreden met tot den laatsten druppel van zijn bloed voor ons te storten, hij wilde ons nog een grooter teeken zijner brandende liefde tot ons achterlaten. Een krachtiger teeken !... Wel hoe! kan men meer dan zijn leven ten beste geven om te toonen dat men bemint?... Ach! watdenmensch onmogelijk schijnt, is niet onmogelijk voor de liefde van eenen God. Luister:p het oogenbiik van den dood, wanneer men de personen , die men bemint, moet gaan verlaten, vermeerdert en verdubbelt de liefde der ware vrienden; het is hierom, dat zij dan, meer dan ooit, hun blijken zoeken te geven van hunne genegenheid , en zij ter harte nemen hun daarvan eenig bewijs na te laten. Jesus had geheel den tijd van zijn sterfelijk leven niet opgehouden ons blijken zijner liefde te geven , hij had ons op duizend verschillende wijzen getoond, hoe hij ons wist te beminnen: maar wanneer het uur om ons te verlaten, om tot zijnen hemelschen Vader weder te keeren, gekomen was, wilde hij nog meer doen, daar hij niet tevreden was met hetgeen bij reeds ter onzer liefde gedaan had; ja, niet tevreden met tot den laatsten druppel van zijn bloed voor ons te storten, hij wilde ons nog een grooter teeken zijner brandende liefde tot ons achterlaten. Een krachtiger teeken !... Wel hoe! kan men meer dan zijn leven ten beste geven om te toonen dat men bemint?... Ach! watdenmensch onmogelijk schijnt, is niet onmogelijk voor de liefde van eenen God. Luister:

Het was op eenen donderdag-avond; Jesus had, na het

122

-ocr page 123-

VAN JESUS.

laatste Paaschlam met zijne Apostelen gegeten te hebben, hunne voeten gewasschen; zij waren geheel ontsteld, als zij dachten aan dit ongehooide voorbeeld van zachtmoe-rligheid van hun goedertieren meester. Zij onderhielden dan ongetwijfeld eene diepe stilzwijgendheid; zij verwachtten gewis, dat eenig groot geheim ging volbragt worden; en bij aldien zij aandachtig waren, zagen zij zekerlijk op het gelaat van den Zaligmaker iets, dat verhevener, heerlijker en goddelijker was dan naar

gewoonte____ «Jesus nam het brood, sloeg zijne oogen

met tranen overgoten, naar den hemel, en zijnen hemel-schen Vader bedankende, zegende hij dit brood, brak het en gaf het zijnen leerlingen: zeggende; neemt en eet, dit is mijn ligchaam (1).» Euzie, o wonder! naau-welijks waren deze woorden uilgesproken, of het brood was wezenlijk veranderd; het was geen brood meer, maar Jesus Christus zelf, Jesus Christus, het vermaak der gelukzaligen, de schrik der duivelen, de Zaligmaker dei-wereld, Jesus Christus, «Regter aangesteld der levenden en der dooden (2),» Jesus Christus in wiens naam zich alle knieën moeten buigen van hen, die in den hemel, op de aarde en in de hel zijn. (3)»

Mijn zoete Zaligmaker, gedoog, dat uw arm schepsel u vrage, welk doelwit gij beoogt met uwe godheid en mensch-heid onder de geringe gedaante van een stuk broods te iloen schuilen? Hebt gij u nog niet genoeg vernederd in uwe menschwcrding, met uit het hoogste des hemels neder te dalen, om u met onze menscheüjke natuur en met al hare elenden, uitgenomen de zonden, waarvan ze het droevig gevolg zijn, te bekleeden? Waartoe is het dan noodig van u nog zoodanig te vernietigen?

Mijn kind, de liefde, welke ik alle menschen toedraag, is zoo groot, dat ik mij niet heb kunnen bepalen, om u op de aarde ouderloos te laten. (4) Dewijl het u voordeelig was, dat ik naar den hemel wederkeerde, om u aldaar

eene plaats bereid te maken (5), heb ik , eer ik u ging ver-*

(1) In den canon der mis. (2) Act. apost. X, 24. (8) Phil. 11,10. 4) Joan. XIV, 18. (5) Joan. XVI, 2.

123

-ocr page 124-

DE LIEFDEVLAMMKN

laten, mijne almagt voor uwe liefde te hulp geroepen, en dit middel uitgevonden, ora altijd hier met u te verblijven en tenzelfden tijde aan de regterhand Gods mijns Vaders in de heerlijkheid gezeten te zijn. Ja, ik zal steeds gestadig met u zijn tot het einde der eeuwen, om uw steun, uw troost en de spijs uwer zielen te wezen. Zoo lang er noj een druppel bloed van Adam op de aarde zal leven, zal de liefde mij daar gevangen houden, altijd zal ik zeggen tot al wie mij wil hooren: Kom, kom, en eet het brood dat ik bereid heb; drink den wijn, dien ik geschonken heb (l). Komt allen tot mij, gij die bongelen dorst hebt naar de regtvaardigheid, gij die den vrede en bet geluk zoekt, gij die de liefde noodig hebt, komt,

en ik zal u verzadigen____ «Neemt en eet, dit is mijn

ligcliaam,» het ligchaam van uwen God, van uwen besten vriend----

O goede Jesus, was het niet genoeg: om ons uwe liefde te toonen, ons uit het nieê getrokken, ons naar uw beeld geschapen, ons met den prijs van uw dierbaar bloed verlost te hebben? Moest gij dan nog, na uw leven voor ons ten beste gegeven te hebben, lt;2) u ons nog tot spijs schenken? Wol hoe! roept de heilige Bonaventura uit, (3) mijn God is mijne spijs geworden; het eeuwige Woord, de Wijsheid des Vaders, wil het voedsel mijner ziel zijn! Hij dien de engelen niet dan bevend aanschouwen, degene, wiens glans en heerlijkheid zij niet kunnen verdragen, zie hoe hij in mijn hart nederdaalt, om zich op de naauw-ste wijze met mij te vereenigen.» (4) O wonderlijke zaak ! een arm en verworpen schepsel voedt zich met het ligchaam van zijnen Schepper!» (5) O allerzoetste Jesus, gedoog, dat ik het u zegge; uwe liefde tot ons heeft u te ver gebragt; want «wat is de mensch, dat gij u zoo met hem wilt bekommeren? (6) Is ieder mensch, die op de aarde leeft, iets anders dan ijdelheid, stof en asch?» (7) En nogtans, o mijn God, gij verwaardigt u uwe oogen

(1) Pror. IX, 5. (2) Abt Guerricus op den feestdag van Pinksteren, 1 Serm. (8) S. Bonav. in zijn Boekw. de Stimulo amoria. (4) S. Joan. Chrya. hom. 60 ad pop. Antioch. (6) 8. Thom. aq, (6) Ps. VIU. (7) Ps. XXVIII, 6.

m

-ocr page 125-

VAN JESUS.

van goeJheid op hem tc slaan, gij verwaardigt u hem aau uwe tafel te noodigen en hem met uw aanbiddelijk lig-chaam te voeden! Ach! gedoog, dat ik met verscheidene uwer dienaren herhale: uwe liefde tot ons is bovenmate geweest^). Waarlijk, dusdanige overmaat betaamde uwe heerlijkheid niet — Buiten twijfel, mijn zoon, maai\' wanneer de liefde iemand weldaden wil bewijzen en zich met hem , dien zij bemint, wil vereenigen, slaat zij geen acht op hetgeen betaamt, zij gaat niet, waar de rede haar roept, maar alwaar zij door hare vurigheid vervoerd wordt (2). Het is hierom, dat ik, weinig voor mijne eigene eer bezorgd zijnde, onder de nederige gedaante van een gering stuk brood, om tot spijs uwer ziel te dienen, heb willen schuilen. Helaas! wat zou er van deze arme ziel, zoo zwak, zoo broos, zoo geneigd tot het kwaad, geworden zijn , had ik haar minder bemind, en mij niet geheel en al aan haar in het heilige Sacrament mijner liefde gegeven\'?— O mijn Jesus! als ik mijne ondankbaarheid aanschouw, overdekt de teedere liefde, welke gij mij toedraagt, mij met schaamte en sehande. Ach! geef mij de genade van nimmer meer ondankbaar te wezen; ontsteek mijn hart door uwe zuivere liefdevlammen, doch zoo geweldig, dat ik de wereld en mij zeiven vergete, om niets meer dan u alleen te beminnen en te behagen. Ik kom mijn ligchaam, mijne ziel, mijnen wil, mijne vrijheid, geheel mij zeiven u toewijden. Heb ik voorheen gezocht mijne zinnelijkheden Ie voldoen, door u duizendmaal te mishagen, het is mij zeer leed, o mijne liefde! Voor het toekomende wil ik niets anders meer dan u alleen zoeken. O mijn God! gij zijt mijn al, Deus meus el omnia: ik wil niemand anders meer dan u alleen zoeken. Ach konde ik mij voor u vernietigen, gelijk gij u geheel voor mij vernietigd hebt! Ik bemin u, en geef mij geheel aan uwen heiligen wil over; maak dat ik u tot den laatsten adem mijns levens altijd meer en meer beminne.

«Hij, zegt onze goddelijke Zaligmaker, die mijn vleesch eet, en mijn bloed drinkt blijft in mij en ik in hem.» (3)

(l) S. Laur. Just, — S. August. (2) Joau. CUrys. (3) Joau. VI, 67.

12B

-ocr page 126-

DE LIEFDEVLAMMEN

Wat een geluk zulk een gast in zijn hart te bezitten! Wat een geluk voor eene ziel, die hem in de heilige communie ontvangen heeft, hem hare noodwendigheden, hare ellenden voor oogen te stellen, hem hare vrees en hoop mede te deelen, hem hare liefde te kennen te geven! Wat een geluk hem hare wonden te mogen vertoonen, en hem de genezing daarvan te mogen verzoeken ? Dit geluk heb ik menigmaal genoten, wat voordeel heb ik er mede gedaan? met welk geloof, lielde en ootmoed ben ik in dit Sacrament van liefde tot mijnen God genaderd? Met welke gesteltenis ben ik tot de heilige Tafel gegaan? Wat vrucht heb ik er uit getrokken ? Eene goede heilige communie is alléén genoeg, om van eenen grooten zondaar eenen grooten Heilige te maken! Ben ik beter, ben ik volmaakter geworden, na zoo dikwijls tot de heilige communie genaderd te zijn! Welke gebreken heb ik uitgeroeid ? Welke deugden heb ik bekomen of doen aangroeijen? Wat groote reden van te vreezen! Hoe! alle maanden, alle acht dagen, mogelijk alle dagen tot de heilige communie gaan, en altijd een zoo onvolmaakt, een zoo onverstorven, een zoo verstrooid leven te lijden! Wat reden van vrees! eenen vernederden, eenen vernietigden God uit liefde tot ons zoo dikwijls te ontvangen, en nog altijd vol hoogmoed, vol ijdelheid en eigenliefde zijn!

Ü HeerJesus! ik smeek u , mij niet volgens rnijne verdiensten te behandelen. Helaas! indien gij mijne boosheden, mijne ondankbaarheden, mijne oneerbiedigheden tot uw heilig Sacrament van liefde, een vooreen onderzoekt, zou ik zoodanig onderzoek kunnen uitstaan? Neen, mijn God, neen: Ik belijd, dat bet mij onmogelijk zou wezen u een enkel woord op duizend te antwoorden » (1) Ik wil ook niet ondernemen mijne laauwheid , met welke ik u in de heilige communie ontvang, te regtvaardigen, want ik weet, dat zoo ik wilde betoogen, dat ik onschuldig ben, gij mij op hetzelfde oogenblik van leugentaal en dwaasheid zoudt overtuigen.» (2) Ik wil u dan liever rnijne schuld bekennen, en voor uwe voeten zuchten, o

(1) Job. IX. (2) Job XI, 29.

126

-ocr page 127-

VAN JESUS.

zoete Zaligmaker mijner ziel! Ja, ik ben onverschoonbaar. Wel hoe! ik heb nu zoo menigwerf het heilig ligchaam van mijnen God genuttigd, en ik ben nog laauw en onverschillig in zijne dienst, zoo weinig gevoelig voor zijne liefde! Ik heb zoo menigmaal dien God van oneindige zuiverheid en heiligheid ontvangen, en ben nog altijd zoo afschuwelijk besmet met duizende zonden en onvolmaaktheden! 0 hemel! Wanneer ik tot de heilige Tafel zal naderen, zou ik volgens den heiligen Chrysostomus, moeten gelijk zijn aan eenen leeuw, het vuur uitademende der goddelijke liefde; ik zou voor de magten der hel een voorwerp van schriken afschuw moeten wezen ; (1) en nogtans gebeurt het, dat ik door eene soort van duivels mirakel, na tot de heilige Tafel genaderd te zijn zoo onverschillig, zoo onvolmaakt, zoo onverstorven, zoo

onverduldig ben als te voren..... O mijn God ! wat zal ik

in den laatsten dag des oordeels antwoorden? Welke verschoning zal ik kunnen bijbrengen, wanneer gij mij voor oogen zult stellen, van den eenen kant de genaden, die ik uit ééne communie alleen kan ontvangen, en van den anderen kant de menigvuldige misslagen, waaraan ik mij zonder ophouden pligtig gemaakt heb. (2) Gij zult daar tegenwoordig zijn, mijn Jesus : het zal voor u wezen, dat ik mij zal zien voorstellen, maar helaas! gij zult niet meer de bruidegom mijner ziel, maar haarregterzijn, gij zult geen lam meer wezen vol zachtmoedigheid, maar een met regt en reden verbitterde leeuw. Och! welke harde verwijtingen zult gij mij dan niet toestieren!....

Wat zal ik dan doen? Zal ik gaan wanhopen? Zal ik de heilige Communie verlaten! 0 gewis neen. Maar ik zal meer bezorgd zijn, om mij daartoe te bereiden; ik zal aan mijnen God geven al wat hij mij zal vragen, en voor al het overige zal ik mij aan zijne barmhartigheid overlaten. (3) Ja, mijn zoete Jesus, het is in de armen uwer barmhartigheid, dat ik mij wil werpen; het is in uw goddelijk hart, dat ik mij wil gaan verbergen. Sedert dat ik op de wereld ben, heb ik umenigmaal vergramd, ik

(1) S. Joan. Chrysost. hom, 61 ad pop. Autioch. (2) S. Joan. Chrysost. hom 60 ad pop. Antioch (3) Hebr. IV, 16.

127

-ocr page 128-

DE LIEFDbVIAMMEN

heb u veel verdriet aangedaan; als een andere verloren zoon, heb ik u, met u te verlaten, en om mijne buitensporigheden , vele tranen doen storten; ondankbare en ontaarde inensch, ik heb u behandeld, alsof gij mijn wreedste vijand geweest waart, en zie, niettegenstaande dit alles, wilt gij mij nog onder het getal uwer kinderen ontvangen; gij doet mij aan uwe tafel zitten. Helaas ! misschien heb ik deze uitstekende weldaad misbruikt. Misschien heb ik uwe eigene weldaden gebezigd om u te vergrammen. O goede Jesus! heb ik het ongeluk gehad u zoo verre te beleedigen. gelief dan het leedwezen van mijn hart aan te nemen; gelief mij alles te vergeven. En dewijl gij, door eene overmaat van liefde , mij toelaat u zoo dikwijls in het ellendige huis van mijn hart te ontvangen, zoo geef mij de genade u voortaan met eene brandende liefde, eene ware droefheid van u zoo slecht gediend te hebben, daarin te mogen ontvangen. Mogt ik, o goedertiereiie Meester, mijn teederhartige broeder, mijn beste vriend,mijne hoop, mogt ik door mijne vurigheid in het toekomende al de pijnen, die ik door mijne ilaauwe Communiën u heb aangedaan , herstellen! O zoete Jesus, verhoor mijnen wensch en heb medelijden met mij. Ik bemin u en wil uvoor altijd beminnen. Ik bemin u om uwe goedheid, en omdat gij oneindig volmaakt zijt om u zeiven.

«En ziet, ik ben met u tot het einde der eeuwen.» (1) Dusdanig was de belofte, die onze Heer zijnen Apostelen deed, wanneer hij ten hemel opklom, en deze belofte is niet vruchteloos geweest. Die goede herder heeft zijne lieve schapen sedert achttien honderd jaren nooit verlaten; op de stem zijner priesters heeft hij zich verpligt voor hen uit den hemel neder te dalen; hij heeft zich \\oor hen aau de verachting, aan de oneerbiedigheden , aan den smaad der goddeloozen, aan de vergetelheid en verlatenheid der slechte christenen overgelaten. Gedurende zijn sterfelijk leven bewoonde Jesus Christus alleenlijk het joodsche land, en weinig personen was het gegeven hem te zien en te hooren, doch heden is het zoo

(1) Matth. XXVIII, 20.

128

-ocr page 129-

■Van jEsus.

niet meer; ik moet slechts in eene katholieke kerk, in eene eenvoudige kapel gaan, daar zal \',k mijnen God vinden. Hij wordt daar in tabernakelen, helaas! die dikwijls zeer slecht en weinig waard zijn, opgesloten. Hij bevindt zich daar alleen, verlaten, en niemand denkt er aan hem eens te gaan bezoeken, niemand denkt er aan hem voor zijne liefde eens te bedanken. Hij is daar tegenwoordig, hij wacht mij daar af, om over mij overvloedige genaden uit te storten, om mij zijne liefde te schenken.... O! gelukkig is de ziel, welke getrouw is in dikwijls eenen zoo goeden Meester in het heilig Sacrament des Altaars te gaan bezoeken! Gelukkig is de ziel, die hem dikwijls hare ellende gaat vertoonen. O! hoe zoet zijn de tranen, welke eene arme zondaar, bij het herdenken zijner voorgaande zonden, aan de voeten van Jesus stort! Ik herhaal het nog eens, en zal het zonder ophouden herhalen: gelukkig, ja duizendmaal gelukkig de ziel, die als het haar mogelijk is, geenen dag laat voorbijgaan, zonder dien God van liefde te gaan bezoeken? Zij zal dikwijls meer genaden verkrijgen met een kwartier uurs voor dit heilige Sacrament te bidden, dan met al hare dageliiksche oefeningen.

GEBED.

O Jesus! wanneer ik de liefde overweeg, die gij ons bewijst met in het heilig Sacrament des Altaars te blijven, om ons in dit dal der tranen en ballingschap te troosten, dan ben ik als buiten mij zeiven, ik kan geene voldoende uitdrukkingen vinden, om de gevoelens van mijn hart te kennen te geven , en ik word schaamrood van u zoo weinig liefde te bewijzen, en niet geheel door uwe liefde verslonden te worden. Op welk uur van den dag of van den nacht ik mij in eene kerk aanbied, vind ik u daar altijd bereid om mijne gebeden te ontvangen en te verhooren. Gij hebt uwe woning in het midden van ons gevestigd, alsof gij ons gelijk waart, gij woont zoo lief in het kleinste dorp als in de bevolkte steden. Is er een van uwe schapen in droefheid gedompeld, dan brengt gij het weldra ver-

-129

9

-ocr page 130-

DE LIEFDEVLAMMEN

troostingen toe. Ligt het op een bed van smarten uitgestrekt gij gaat het zelf bezoeken en neemt deel in zijn lijden. Is het op het punt van zijn laatsten snik te geven, gij loopt er aanstonds naar toe, gij moedigt het aan om gewillig zijn leven op te offeren, en, door uwe tegenwoordigheid, verzacht gij voor hem den schrik des doods. O Jesus! hoe onuitsprekelijk is uwe liefde voor de menschen! Wanneer zullen zij u dan genoegzame wederliefde be-toonen? Wanneer zullen wij u beminnen gelijk het billijk is, dat wij u beminnen\'? O zoete Zaligmaker! verleen ons alleen deze genade, en aan mij in het bijzonder, die ze het meest van allen noodig heb. Fiat! fiat! dat het zonder uitstel alzoo geschiede. Amen.

OEFENINGEN.

Gij moet heden, mijn lieve christen, drie zaken van groot belang vaststellen, en er voortaan zeer getrouw aan blijven.

l». Eiken keer, dat gij het geluk zult hebben tot de heilige Tafel te naderen, bereid u tot dat goede werk, gelijk gij doen zoudt, indien gij zeker waart van terstond daarop te moeten sterven. Lees van tijd tot tijd met aandacht het korte onderrigt, dat de oefeningen voor en na de Communie voorafgaat, en welke gij op het einde van dit werk vinden zult.

2o. Neem de heilige gewoonte aan, van dikwijls, hetgeen men gewoonlijk noemt, «geestelijk» te communie te gaan, hetwelk bestaat in eenen vurigen wensch, om Jesus Christus in zijn hart te ontvangen, en met hem in een gemeenzaam gesprek te zijn alsof men hem werkelijk ontvangen had. Men kan overvloedige genaden trekken uit deze uitmuntende, eenvoudige en gemakkelijke oefening. Men kan deze geestelijke communie zoo dikwijls door den dag herhalen, als men zulks verlangt.

3,,. Ga dagelijks, voorzoo veel gij zult kunnen, onzen Heer in het heilige Sacrament van liefde bezoeken. Gij zult op het einde van dit werkje de oefening vinden van . «bezoek tot het heilig Sacrament.» Maak daar een goed

130

-ocr page 131-

VAN JESUS.

en gedurig gebruik van, gij zttlt er ontelbare geestelijke voordeelen uit trekken. Zijt gij rijk, ik zal u nog eene oefening, die aan het hart van onzen Heer zeer aangenaam zal zijn, voorstellen. Het is niet zeldzaam, vooral ten platte lande, behoeftige kerken te vinden, welke bijna geen lijnwaad hebben, dat geschikt is tot de dienst des altaars; hierdoor komt het, dat het ligchaam van onzen goeden Meester dikwijls op grove korporaaldoeken, somtijds gescheurd en versleten, moet rusten. Mijn lieve christen, uit liefde tot dien teederen vriend onzer zielen, leg u eenige opoffering op, en maak, dat hij ten minste op behoorlijke korporaaldoeken, en die minder onbetamelijk voorkomen, mag rusten. Waarom zoudt gij, die rijk zijt, niet doen, wat zoo vele ongegoede vrouwen doen die verscheidene jaren lang zich bekommeren om eenen altaardoek, behoorlijke kandelaars, kelkdoekjes, korporaaldoeken, en zoo voorts, te kunnen koopen\'? Welke wonderbare voorbeelden van deze soort zou ik kunnen aanhalen. Vergeef het mij, lieve christen, dat ik in deze bijzonderheden treed; niets is gering als het de dienst en de eer van onzen God aangaat.

XVIII. HOOFDSTUK,

Broefbeid van Jesus in den liol\' van Olijven, zijn bloedig? zweet, zijne onderwerping; aan den wil van Ood.

Tristis est anima mea usque ad mortem.

Matth. XXVI.

Myne ziel i8|bedroefd tot den dood toe.

Het is hier, dat het?\'bloedig tooneel van het lijden onzes goddelijken Zaligmakers gaat beginnen, en het is, dat wij dien goedertieren Meester aan duizenden pijnen en smarten, uit liefde tot ons, gaan blootgesteld zien.et is hier, dat het?\'bloedig tooneel van het lijden onzes goddelijken Zaligmakers gaat beginnen, en het is, dat wij dien goedertieren Meester aan duizenden pijnen en smarten, uit liefde tot ons, gaan blootgesteld zien.

Na de instelling van het heilige Sacrament des Altaars

i31

-ocr page 132-

DE LIEFDEVLAMMEN

na zijne laatste onderwijzingen aan zijne lieve Apostelen gegeven te hebben, trok Jesus, aan wien niets meer in deze wereld overbleef te doen, dan lijden en sterven «volgens zijne gewoonte, over de beek von Cedron, naar den berg van Olijven, in eene plaats met name Gethsemani, alwaar hij in een hof ging, vergezeld van zijne leerlingen.» (l).

Daar het oogenblik van zijnen strijd naderde, wilde hij tot ons onderrigt, door het gebed, zich daartoe bereiden. Hij zeide dan tot zijne leerlingen: «Blijft hier, terwijl ik een weinig verder mijn gebed ga doen: bidt gij ook, opdat gij in geene bekoring vallet. Daarna nam hij in het bijzonder met zich Petrus, Jacobus en Joannes » (2) Maar naauwelijks was bij op de eenzame plaats van den hof gekomen, of «hij begon van vrees te schudden en te beven, zijne ziel werd met eene onuitsprekelijke droefheid en verdriet overvallen,» en deze droefheid ging zoo ver, dat hij die nooit over iets geklaagd had, die het lijden zoo zeer beminde, tot zijne bevoorregte Apostelen genoodzaakt was te zeggen: «Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe»....

Na hun deze vertrouwelijke mededeeling gedaan te hebben, verliet hij hen, ging een weinig verder en hervatte zijn gebed. Maar helaas! zijne droefheid, zijne vrees, zijn angst groeiden gedurig aan, en de strijd, dien hij moest ondergaan, was zoo geweldig, dat «een bloedig zweet hem van alle kanten afliepI» Men zou gezegd hebben, dat zijne godheid hem verlaten had: ook deed de hevigheid van zijne droefheid en schrik «hem in eenen doodstrijd vallen.» (3)

Maar Heer, waart gij het niet, die aan uwe Martelaren in hun lijden eene zoo groote blijdschap toebragt, dat deze hun de pijnen en den dood deed verachten? De heilige Agatha ging naar de gevangenis en ter dood als naar een bruiloftsfeest. De heilige Tiburtius wandelde op gloeijende kolen alsof het bloemen geweest waren. Naauwelijks had de heilige Andreas het kruis, dat tot werktuig zijner lijf-

(1) Joan. XVIII, 1. — Luc. XXII, 89. (3) Matth. XXVI, 28. — Luc. XXII. 40. — Marc. XIV, S3. (3) Luc. XXII, 44.

-132

-ocr page 133-

VAN JESUS.

straf moest dienen, aanschouwd, of hij rieip met eene verrukking van troost en blijdschap uit: C kostelijk kruis! o kruis door het aanbiddelijk ligchaam van mijnen Zaligmaker vereerd en geheiligd! o voortreffelijk kruis! gij, waarnaar ik zoo lang gevvenscht, hetwelk ik zoo vurig bemind en gedurig betracht heb, ik vind u dan eindelijk bereid om mijne vurige wenschen te voldoen! Ik kom met blijdschap en vrijmoedigheid tot u; ach! trek mij ellendige uit deze wereld, en geef mij aan mijnen lieven Meester Jesus Christus weder; dat hij mij uit uwe armen ontvange, dewijl het door u is, dat hij mij verlost heeft.» Als men hem van het kruis, na twee dagen levend daaraan gehangen te hebben, wilde afnemen, riep hij uit: «Gedoog niet. Heer, dat men mij hier losmake, noch dat ik de vernedering onderga van elders dan op uw kruis te sterven.» (1) De heilige Vincentius werd in zijne marteling op de pijnbank gefolterd, met ijzeren haken verscheurd, op gloei-jende metalen platen verbrand; en nogtans, zoo als de heilige Augustinus verhaalt, sprak hij zoo kloekmoedig tegen den dwingeland dat het scheen, dat er eene andere Vincentius leed en een ander sprak. (2) Terwijl de heilige Laurentius op den rooster gebraden werd, was het inwendig goddelijk liefdevuur, zegt de heilige Leo, krachtiger om zijne ziel te vertroosten, dan het uitwendig vuur om zijn ligchaam te vernielen (3). Ook riep hij tot den dwingeland: «Wilt gij mijn vleesch eten, het is nu genoeg gebraden; neem het en eet.» (4) Ziedaar, o mijn Jesus! hoe gij uwe Martelaren, in het midden van hunnen strijd, door uwe zoete liefde hebt weten te versterken, en gij beboudt voor u zeiven niets dan zwakheid en benaauwd-heden! Waarom, dewijl gij uwe dienaren in het midden der geweldigste pijnen met zooveel blijdschap vervuldet, waarom wordt gij in de uwe met zoc groote droefheid bevangen? — Ach, mijn zoon, heb ik gezucht, heb ik gebeefd, ben ik in den hof van Olijven met zoo geweldige droefheid overvallen geworden, dit heb ik ter uwer liefde en tot uwen troost gedaan. Heeft dat gezigt van den schan-

(1) icta S. Andre®. (2) S. Aug. (3) S. Leo, in Natir, S. Liu-rent. (4) Ibidem,

133

-ocr page 134-

DE LIEFDEVLAMMEN

delijken dood, die mij bereid was, mij zoo geweldigen schrik aangejaagd, het was, dat ik al de zwakheden van den mensch op mij genomen had, en dat de dood zoo wel voor mij zijne afschuwelijkheden had als voor hen. ... Maar helaas! ik had nog meer andere redenen om bedroefd te zijn tot den dood toe. Vooreerst ik zag mij met de zonden van alle menschen beladen. Ach! wie zou die zonden kunnen optellen! ik zag ze allen klaar voor mijne oogen, zonder eenige uitzondering, ik kende duidelijk al hare boosheid, ik wist wat smaad zij aan God doen, wat afschrik hij er van heeft. En het was met dit schrikkelijk pak van al de misdaden, welke ooit bedreven zijn geweest en immer zullen bedreven worden, dat ik voor mijnen hemelschen Vader verscheen. De schaamte, die ik daardoor onderging, was zoo groot, en de droefheid, waarmede ik over zoo vele zonden bevangen werd, was zoo bovenmatig, dat er een mirakel mijner almagt noodig was, om er niet van te sterven. Mijn zoon, zoo gij de heiligheid van God en de leelijkheid der zonde, welke hem beleedigl, kendet, dan zoudt gij over mijne droefheid niet meer verwonderd zijn , en wel beseffen hoe het heeft kunnen zijn, dat er zoo een overvloedige stroom van bloed van alle kanten van mijn ligchaam is afgeloopen.

— Maar ik heb dan ook door mijne zonden in uwe droefheid deel genomen, o Heer! gij hebt dan ook het zware pak mijner zonden gedragen!

— Ja, mijn kind, het ongeregelde vermaak, dat gij in zoo vele zonden van uw voorgaand leven, zoo dikwijls verlangd , gezocht en zoo rampzalig gevonden hebt, heeft mijne ziel met eene doodelijke droefheid doordrongen; ziedaar de oorzaak van mijn bloedig zweet; ziedaar wat mij tot dien wreeden doodstrijd gebragt heeft. Wel hoe! mijn zoon, ik vraag het u, die uw God en uw broeder ben, zoudt gij dit vermaak nu nog kunnen beminnen\'? Zoudt gij nog mijne droefheid willen vernieuwen?

— Ach, Heer! ik val u te voet, beschaamd vernederd, verootmoedigd, ik beken mijne ondankbaarheid, mijne trouweloosheid, gelief mij vergiffenis te verleenen. Helaas! het zyn mijne vervloekte zonden, die ieder in het bij-

-ocr page 135-

VAN JESUS.

zonder, (1) uw hart met verdriet en droefheid overladen hebben. Xs het dan alzoo , dat ik de liefde, welke gij mij bewezen hebt met voor mij uw leven ten beste te geven heb vergolden\'?.... O mijn God! maak mij de droefheid deelachtig, waarmede gij in den hof der Olijven over mijne zonden overvallen waart, opdat deze droefheid mij , geheel mijn leven lang, in een opregt leedwezen doe volharden. Mijn zoete Zaligmaker! mogt ik voor het toekomende , door mijne tranen en liefde, u zooveel troost toeb rengen , als ik u tot hiertoe d roefheid en verdrie t veroorzaakt heb! Ik ben bedroefd uit geheel mijn hart van aan mijne rampzalige vermaken boven u de voorkeur gegeven te hebben, het is mij leed , en ik bemin u boven al wat er is. Ja, ik bemin u uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel, maar ik bemin u nog niet genoeg. Geef mij dan eene zoo groote liefde als gij van mij verlangt; trek mij dagelijks meer en meer tot uwe liefde, door den geur uwer welriekende reukwerken, die de zoete ingevingen uwer genade zijn, en maak, dat ik tot den laatsten adem van mijn leven in uwe dienst volharde.

«Mijne ziel is bedroefd tot den dood.» De grootste oorzaak van de diepe droefheid van Jesus was, te zien, dat al zijn arbeid, al zijn lijden en zijn dood, voor het meerendcel der menschen vruchteloos zoude zijn. Een oneindig getal van hen lag reeds in den helschen afgrond te branden, niettegenstaande zij aan de vruchten van zijnen dood reeds vooraf konden deelachtig geworden zijn; en hij voorzag, dat vele andere menschen, in het christendom zelfs, ondanks zoo vele genaden, nogtans zouden verloren gaan. Hij zag, dat het getal der uitverkorenen verre het kleinste getal zoude zijn; dat men hem als slaven zou dienen; dat, na zoo vele tee-kenen van liefde, men hem evenwel zou vergrammen; dat, om hem te dienen, men maar juist zoo veel zou doen als er geboden was, en enkel uit vrees van zich te verdoemen; hij zag dit alles, en, alles ondanks zich zeiven, werd hij moedeloos.

(1) S. Bernard. Sera en».

435

-ocr page 136-

DE LIEFDETLAMMEN

Waar ging Jesus Christus in het midden van al die inwendige droefheden dan verlichting en troost zoeken ? Nergens elders dan in en bij zijnen Vader. Ach! wat schoon voorbeeld heeft hij ons hier ter navolging gegeven!

«Onze goddelijke Zaligmaker, zegt Pater Judde, laat het grootste deel zijner leerlingen aan den ingang van den hof. Waartoe dienen al die getuigen en al die vertrouwelingen van onze pijnen en verdriet? Dit dient slechts om hen te vermoeijen en lastig te vallen; zij hebben hunne kruisen gelijk wij; is het heden niet dan is het op eenen anderen keer; dit kan ons niet vertroosten of ver-ligten. Na eenige oogenblikken opschorsing en na hun zijn hart geopend te hebben, keert men weder in zich zeiven, bedroefd zoo als te voren, en met wroegingen beladen van verscheidene nieuw bedreven zonden.»

«Jesus Christus neemt drie leerlingen met zich.» Men mag in de inwendige pijnen tot een uitverkoren vriend gaan en hem zeggen: «Ik bid u, geef mij uwen raad en bid voor mij;» dit is slechts God in den mensch zoeken; maar tot onvolmaakte vrienden zijne toevlugt nemen, dit is de wereld zoeken.

«Jesus Christus verlaat een oogenblik daarna zelfs

die drie vrienden____ De troost, dien men eerst uit

inzigt van God gezocht heeft, zou kunnen natuurlijk worden, zoo hij te lang moest duren. Keeren wij dan weldra tot God weder.

«Maar hoedanig was zijn gebed ? Toen hij zich ter aarde nedergebogen had, om beter zijnen eerbied te kennen te geven, of omdat hij de krachten niet meer had van zich te ondersteunen, sprak hij aldus: «Mijn Vader is het mogelijk, dat dan deze kelk van mij weg ga: nogtans niet mijn maar uw wil geschiede.» (1)

136

«Wat schoon en edelmoedig gevoelen! hoe zeer is het den Zoon Gods en zijne navolgers waardig! Neen , niets is goddelijker dan zooveel tegenspoed met zoo veel onderwerping te ondergaan. Zoo Jesus Christus geschenen had

(1) M«tth. XXVI, 39,

-ocr page 137-

VAN JESUS.

minder moeite te hebben om zich te onderwerpen, zouden wij gezegd hebben: «Ik kan hem niet navolgen.» Laat ons dan voortaan, als wij in droefheid zijn, zuchten, laten wij ons bart voor God uitstorten, zulks is geoorloofd; doch laten wij ons ook aan den wil des Heeren onderwerpen.

Het gebed van Jesus was kort: «Mijn Vader, is het mogelijk; neem dan dezen kelk van mij weg; doch dat niet mijn, maar uw wil geschiede... » Hoe bedrukt wij ook mogen zijn, al waren wij op het punt van onzen laatsten adem uit te blazen, kunnen wij echter ook zoo bidden.

«Jesus herhaalde dit gebed, zoo lang zijne droefheid duurde, en tot dat een Engel hem kwam vertroosten. 1). Volgen wij hem na. Men verkrijgt slechts door de volharding.

«Zijn gebed was teederhartig «mijn Vader!....» Ach! hij is onze Vader, al zendt hij ons droefheid over. Dat hij mij dan vrij naar zijnen heiligen wil behandele; ik vrees slechts de slagen van eenen vergramden regter.

«Zijn gebed was onder voorwaarde: «Verlos mij, zoo het mogelijk is, indien gij het raadzaam vindt.» Had hij tot iemand anders dan tot eenen vader gesproken. dan zou hij gewis volstrekt gezegd hebben: «Verlos mij van den dood.» Maar hij spreekt anders. «Mijn vader kent beter dan ik, wat mij dienstig is, hij vermag alles, hij bemint mij, dat hij mij dan op eene harde wijze behandele, indien het dus zijn welbehagen is. Hij is mijn Vader. Sceviat quantum vult, Pater est.»

«Ach! hoe menigwerf zullen wij allea, wie wij ook zijn, in onzen levensloop deze gewigtige lessen moeten beoefenen?

«Gaan wij tot God , daar zullen wij alles vinden ; maar ik herhaal het nogmaals, gaan wij niet dan tot God alleen, of tot menschen, die met Gods geest bezield zijn.»

(1) Matth, XXVI, 44. Luc. XXII, 43.

137

-ocr page 138-

DE LIEFDEVLAMMEN

GEBED.

Ik maak dit vast besluit, terwijl ik mij voor uwe voeten werp, o mijn Zaligmaker! Tot u wil ik mijne toevlugt nemen, bij u wil ik mijnen troost zoeken, wanneer het u ZiHjelieven mij eenig kruis, of eenig verdriet over te zenden. Gij zijt mijn Meester, mijn beste vriend; ik mag mij dus aan u in alles overgeven. Straf, o mijn Jesus! straf dien misdadige in dit leven, welke zoo menigmaal de hel verdiend heeft, en doe met mij al wat u zal raadzaam schijnen: (l) mijn hart is bereid, om ui* uwe hand den tegenspoed zoo wel als den voorspoed te ontvangen (2). Zie mij hier voor uwe voeten. Ik verlaat mij op uwe barmhartigheid; ik stel mij in uwe handen (3); immers ik weet, dat al wat gij met mij zult doen, niet dan tot mijn welzijn en voordeel zal strekken. Wilt gij dat ik verheven worde, uw wil zij dan nog eens gezegend. Gelieft gij mij te troosten, wees geloofd, en wilt gij mij tegenspoed en verdriet overzenden, wees altijd gezegend (4). Ik zal gaarne voor u lijden al wat gij mij zult gelieven over te zenden. Ik verlang met onverschilligheid van uwe hand te ontvangen goed en kwaad, zoetheden en bitterheden, blijJschap en droefheid, en u te bedanken voor alles wat gij mij zult overzenden. Bewaar mij voor eeuwig van alle zonden, en dan zat ik noch dood, noch hel vreezen. Als gij mij maar niet verwerpt, en niet uit het boek des levens sluit, kan mij geen tegenspoed hinderen (5). Als ik u maar mag beminnen, dan is mij al het overige onverschillig. O zoete Jesus! geef mij uwe liefde en de genade van in mijn sterfuur te mogen zeggen: «Mijn Jesus! ik bemin u, en onderwerp mij aan uwen heiligen wil.» Amen.

(1) 1 Reg. Ill, 18. (3) S. Aug. in Psalm ]08. (3) De Imit. Lib. VI, cup. 9. (4) De Imit. Lib. Ill, cap. 17. (6) Ibid.

138

-ocr page 139-

VAN JESUS.

OEFENINGEN.

Oncternrerping aan den wil Clods.

In het volbrengen van den wil Gods, bestaat de heiligheid, daarin is de volmaaktheid gelegen, buiten dit is alles ijdelheid en bedrog. Leer u dun aan dien heiligen wil altijd onderwerpen.

1°. Wat de gezondheid en de ziekte aangaat: indien gij in lijden zijt, of met eene pijnlijke ziekte te bed ligt, zeg: «het is de wil van God. het is ook de mijne »

2°. Voor de inwendige vertroostingen zoo wel als voor de mistroostigheden; God weet, beter dan gij, watuwe ziel voordeelig is.

3°. Wat do armoede en rijkdommen betreft; zijt gij rijk, rlan moet gij weten, dat de rijkdommen vele bekommeringen baren, dat zij dikwijls een ondrape-lijken last bijdragen, en zij u aan menigvuldige gevaren blootstellen; onderwerp u dan aan den wil van God, die raadzaam gevonden heeft, niet van u meester en bezitter, maar alleen als bewaarder te stellen over de schatten, welke gij voor de armen, zoo wel als voor u zeiven, ontvangen hebt. Zijt gij arm, zoo moet gij u gaarne aan de ontberingen van uwen staat onderwerpen , dewijl God dit alzoo toelaat. De koude, de hitte, de honger, de dorst de arbeid, de vermoeidheid, het zweet, de verachting en de versmadingen der rijken, ziedaar het lot van den arme. Volgens de wereld, is dit een zeer ongelukkig lot, maar zoo is het niet volgens de beoordeeling van het geloof. O mijn God! welke verdiensten kon men niet verkrijgen, wanneer men, in het midden der armoede , in het midden zijner menigvuldige gebrekkelijkheden, uit den grond zijns harten zegt: «Heer, uw wil geschiede.»

4°. Onderwerp u ook aan den wil var. God, voor hetgeen de jaargetijden en het weder betreft; wil niet morren , omdat het te lang cn te dikwijls regent, omdat de droogte uwe vruchten doet te niet gaan . en zoo voorts; al dit morren verandert den staat van zaken niet, en beleedigt God. Eindelijk, onderwerp u, in al wat u aangaat, aan dien aanbiddelijken wil; vergenoeg u met

139

-ocr page 140-

DE LIEFDEVLAMMEN

de gezondheid, de begaafdheden, de heiligheid, die God u wel heeft willen vergunnen, en zeg steeds in deze, zoo als in alle andere zaken: «Heer, ik wil volstrekt niets anders dan dat gij wilt.»

GEBED.

Om Jesiis, zieltogend In den bof der Olijven, de genade te verzoeken, van eeneu zaligen dood te mogen sterven.

O Jesus! mijn Zaligmaker, ik smeek u door de bittere droefheid, waarmede nwe ziel in den hof van Olijven bevangen werd, kom mij te hulp , wanneer mijne ziel, op het punt van mijn ligchaam te verlaten, met schrik voor uwe vreeselijke oordeelen vervuld zal zijn. Gelief mij alsdan door de zoete hoop uwer genade en barmhartigheid te versterken; gewaardig mij uwen heiligen Engel, om mij tegen de aanvallen en bekoringen des duivels te beschermen, alsdan toe te zenden. Dat de kracht van uw lijden mij dan de sterkte verleene, om met blijdschap, gewillig en mei geduld de langdurigheid der ziekte en de hevigheid der pijnen te verdragen. Maak, dat mijne ziel altijd aan uwen wil volkomen onderworpen blijve, en dat zij, ter uwer liefde, de gezondheid en de ziekte, den tegenspoed, den dood en het leven, met onverschilligheid aanvaarde, en dat zij gestadig in alles herhale: «Mijn God, uw wil, en niet de mijne geschiede.» (1) Ik verzoek u niet, o Heer, dat gij mij eenen zachten dood, verdragelijke pijnen of ligte ziekten zoudt willen overzenden; dit alles laat ik aan uwe wijsheid over, opdat zij daarover niet volgens mijnen wensch, maar volgens mijne noodwendigheden, en volgens dat het mij voordee-ligst zal zijn, zou gelieven te beschikken. Hetgeen ik u verzoek en smeek mij te willen vergunnen , is de genade van in mijne laatste ziekte de heilige Sacramenten dei-stervenden waardig te mogen ontvangen, en stervende uit den grond mijns harten, te mogen zeggen; «Jesus en Maria, ik geef mijne ziel in uwe handen over; Jesus en Maria, ik bemin u uit geheel mijn hart.» Amen.

(I) Marc. XIV, 89,

140

-ocr page 141-

VAN JESUS.

XIX. HOOFDSTUK.

Jestns, «loor den tronweloozen Jndas verraden, wordt als een dief gebonden.

Comprehemlerunt Jesum et liffaverunt turn.

Joan. XVIII, 13.

Zg grepen Jesua rast en bonden Hem.

De trouwelooze Judas had besloten Jesus te verraden. Hij trok dan op naar den hof van Olijven, alwaar hij wist, dat zijn goddelijke meester gewoon was omtrent den avond te gaan bidden, vergezeld van eene bende Ro-meinsche soldaten en een hoop dienstknechten, die van lantaamen en stokken voorzien waren. (1) Onderweg, zeide hij tot zijne bende: dewijl gij Jesus van Nazareth niet kent, bemerk wel diengene, die door mij zal gekust worden: want deze is het, dien gij moet gevangen nemen; doch leidt hem voorzigtig weg, uit vrees dat hij ontsnappe. (2) Dit teeken en deze raad waren eenen Judas waardig.e trouwelooze Judas had besloten Jesus te verraden. Hij trok dan op naar den hof van Olijven, alwaar hij wist, dat zijn goddelijke meester gewoon was omtrent den avond te gaan bidden, vergezeld van eene bende Ro-meinsche soldaten en een hoop dienstknechten, die van lantaamen en stokken voorzien waren. (1) Onderweg, zeide hij tot zijne bende: dewijl gij Jesus van Nazareth niet kent, bemerk wel diengene, die door mij zal gekust worden: want deze is het, dien gij moet gevangen nemen; doch leidt hem voorzigtig weg, uit vrees dat hij ontsnappe. (2) Dit teeken en deze raad waren eenen Judas waardig.

Na aldus zijne maatregelen genomen te hebben, gaat hij in den hof; hij laat zijne bende een weinig achter, herkent Jesus zijnen Zaligmaker, loopt hem tegemoet, zeggende: Wees gegroet. Meester, hij vliegt hem om den hals eu kust hem (3). Het Lam Gods weigerde dien kus niet, welke hem mogelijk smartelijker viel, dan al de andere pijnen van zijn lijden, dewijl het voornemen van dien ellendeling hem bekend was; met inzigt om hem te winnen en hem in zich zeiven te doen keeren, zeide hij hem met eene zachtmoedigheid, bekwaam om eenen tijger te bedaren en een\' gewonen booswicht te bekeeren: «Wel hoe! verraadt gij aldus uwen Meester met eenen kus?» (4)

Na deze woorden gezegd te hebben, naderde Jesus

1) Matth. XXV, 47. Joun. XVITI, 2. (2) Mare. 14,44. (S) Matth. XXV, 4». (4) Luc. XVIII, 48.

u\\

-ocr page 142-

DE LIEFDEVLAMMEN

eenifcS schreden tot de vijandelijke bende, die hem afwachtte en vroeg hun: Wien zoekt gij\'gt; — Jesus van Nazareth, was hat antivoord. — Ik ben het, antwoordde Jesus. Dewijl het op mij is, dat gij het gemunt hebt, naoogt gij mijnen persoon gevangennemen, dit sta ik u toe, maar /aai desen (/«cm, zeide hij, op zijne leerlingen wijzende (1).

O allerminnelijkste Jesus, het is alzoo dat gij op u neemt, ons in alle gelegenheden al de liefde, welke gij ons toedraagt, te bewijzen ? Uwe vijanden komen u boei-jen en ter dood geleiden, en zonder eens te denken van hen te ontvlugten of u te verdedigen, denkt gij niet dan op uwe geliefde leerlingen; gij geeft uwe vijanden alle magt over u, en verbiedt eenig leed te doen aan hen, die u beminnen. 0 Jesus! wat groot geluk is het, eenen zoo goeden Meester als gij zijt, te mogen dienen. Wat een geluk, zich op uwe liefde gerust te mogen verlaten voor de zorg van al wat ons aangaat! Ik wil, ik wil voortaan mij volkomen op u vertrouwen, en mij zonder eenige uitzondering aan u overgeven. Gij zijt mijn beschermer, en gij waakt gestadig over mij: wie zal mij kunnen doen vreezen. of waarvoor zal ik kunnen schromen? Wel hoe! een vorst is van zijne lijfwacht omringd , en hij vreest niet; een sterveling wordt door andere , stervelingen, gelijk hij, bewaakt, en hij laat zich voorstaan, dat hij in veiligheid is! Zal ik dan vreezen, als mijn God voor mij bezorgd is! Neen, zeker neen. O Jesus! ik zal altijd mijn vertrouwen op u stellen. Al was geheel de hel tegen mij uitgelaten, dan nog zal mijn vertrouwen niet wankelen. Met u heb ik hare woede niet te vreezen, en zij kan mij niet ontrukken wat gij mij geschonken hebt (2). Ik zal dan altijd in vrede in uwen schoot rusten, en daar zal ik eene zoete rust genieten, die niemand zal kunnen storen (3).

Middelerwijl vielen de soldaten Jesus op het lijf, bonden hem sterk vast, en leidden hem met geweld weg (4).

O hemel! hoe, een God geboeid worden!!1... Heilige

(1) Joan, XVIII, *. 6. 8. (2) S. Aug. en«rr»t. 11. iu Pi. XXVI. 8) P.. IV, 9. (4) Joan, XVIII, IS.

142

-ocr page 143-

VAN JESUS.

Engelen des Hemels , welke teedere gevoelens moest gij niet hebben, wanneer gij uwen koning zaagt gaan met de handen achter op den rug gebonden, tusschen moedwillige soldaten; en dat gij hem in dien staat de straten van Jerusalem zaagt doortrekken! en gij , Jesusl hoe hebt gij u aldus, door de menschen, die gij zelf geschapen en met alle soort van weldaden vervuld had , laten binden! (1).

Quid tibi et vinculis? toeplde heilige Bernardus, met droetheid uit. Welke overeenkomst bestaat er tusschen u en de boeijen der booswichten, gij , die met goedheid en oneindige Majesteit vervuld zijt? Wij verdienen deze boeijen, wij ondankbaren, wij zondaren, tot de hel veroordeeld, en niet gij, die de Heilige der Heiligen, de onschuld zelve zijt,... Maar, o goede Jesusl ik heb u verstaan; gij hebt u als een slaaf willen laten binden, om ons nieuwe bewijzen uwer liefde te geven. Gij hebt deze schandelijke behandelingen willen ondergaan, om ons een wonder voorbeeld van zachtmoedigheid te geven, en om deze voorzegging van den profeet Isaïas te vervullen: «Hij is geslagtolïerd geweest, omdat hij het gewild heeft.» (2)

O mijne ziel! aanschouw uwen God in ketenen geklonken, en door eene bende slecht volk naar Annas en Caiphas gesleurd. Men neemt zijnen gezalfden persoon gevangen, en hij biedt geen den minsten wederstand; men bindt zijne handen te zamen, zonder dat hij een woord spreekt; men doet hem Jerusalem binnentrekken, en hij is gehoorzaam; de soldaten met hunne onbeschofte ongeduldigheid, om hem sneller te doen gaan, stooten en sleuren hem wreedelijk voort, en men hoort hem noch klagen, noch de minste bedreiging doen. Hij is altijd even bedaard en zachtmoedig; het is een onnoozel lam, dat men ter slagtbank leidt; hij zwijgt stil, en lijdt met ootmoedigheid. (3) Welk schoon voorbeeld voor mij! Zal het mij nu nog moeijelijk vallen mijnen wil te boeijen, om hem aan den wil mijner oversten te onderwerpen? Zal het mij nu nog veel kosten, om hun stipt te ge-hooizamen, om te doen niet dat mij behaagt, maar

(1) Thomas k Kempis , de Vitamp; Ch. med. pars 11. C 8. (3) Is. 63. 7. (8) la. 69. 7.

143

-ocr page 144-

DE LIEFDEVLAMMEN

hetgeen zij oordeelen mij nuttig te zijn, om te gaan, niet waar ik wil maar waar zij het mij zullen gebieden? Zal ik mij nu nog moeijelijk, misschien zelfs weinig onderdanig, morrend, wederspannig toonen?.... Neen, mijn God, neen, voor het toekomende wil ik u volmaakter gehoorzamen, om mij u aangenamer te maken. Gelief mijne zwakheid te hulp te komen.

GEBED.

Ik omhels, o mijn welbeminde Jesus, die koorden, welke u binden: zij zijn het, die mij van de eeuwige banden, welke ik verdiend heb, verlost hebben. Ellendige als ik ben! Hoe menigwerf heb ik uwe liefde ontzegd, uwe vriendschap geweigerd, met u door mijne zonden te onteeren! Ach! ik ben bedroefd uit geheel mijn hart, u dien grooten smaad aangedaan te hebben. O mijn God! heb ik u aldus beleedigd, het is, dat ik mijnen wil voor den uwen gesteld heb ; vervloekte eigenwil! neem , o Jesus, dien wederspannigen wil, neem hem, ik schenk hem u geheel en al. Hecht hem aan uwe voeten met uwe zoete en heilige liefdebanden, opdat hij niets anders begeere dan hetgeen gij wilt en verlangt. Maak, dat ik zoo ijverig bezorgd zij om u te behagen, als gij zorg draagt voor mijn geluk. Ik bemin u, o mijn Opperste God, ik bemin u, o eenig voorwerp mijner liefde! Ik beken, dat gij alleen mij waarlijk bemind hebt, en daarom wil ik ook u alleen liefhebben. Ik verzaak alle aardsche zaken; gij alleen zijt mij genoegzaam. A ch! waarom heb ik u zoo laat gekend en bemind ? Geef mij de genade van, door mijne vurige liefde, al dien tijd, dien ik, met het schepsel te beminnen, verloren heb, te herstellen , verleen mij de genade, van u zoo zeer te beminnen als de heilige Maria Magdalena, de heilige Aloysius de Gonzagua; zoo veel, kon zulks wezen, als de heilige Maagd u bemind heeft; verleen mij eindelijk de genade van in uwe liefde, tot den laat-sten stond mijns levens te mogen volharden. Amen.

-ocr page 145-

VAN JESUS.

OEFENINGEN.

Over tie zacbtmuecligheid.

De zachtmoedigheid is eene deugd, die iedereen behaagt, doch die niet meer algemeen is. Velen beelden zich in, haar te bezitten, maar zij bedriegen zich grootelijks; zij zijn vol zachtmoedigheid en goedertierenheid, zoolang hen niemand beleedigt; maar zoo zij bij ongeluk een weinig verongelijkt worden, verandert deze gewaande zachtmoedigheid weldra in gramschap en wraakzucht. Werk moedig, om van dit getal niet te zijn, mijn lieve lezer; wees altijd en in alle omstandigheden even zachtmoedig. Veracht, beleedigt men u, of wordt u eenige smaad aangedaan, wacht u dan wel van u tot gramschap te laten vervoeren, maar volgt den raad van den Apostel, «en loon het kwaad met goed.» (\'1) Vermijd zorgvuldig alle geschillen en twist, en onderwerp u gaarne aan bet oordeel van anderen, en spreek hen nooit tegen, offer uw oordeel, uwe genegenheden, uwe vermaken op, liever dan genoodzaakt te zijn met uwen evenmensch te twisten. Indien gij uit pligt of uit liefde, u somtijds genoodzaakt vindt anderen tegen te spreken, doe dit altijd met de grootste onizigtigheid. Wees ten allen tijde bereid om aan allen te vergeven, die u eenig verdriet aandoen, en toon hun steeds een vrolijk, regtzinnig en blijmoedig gelaat. Berisp nooit iemand, wie het ook zij , met ruwheid , en verwar nooit eene wijze standvastigheid met verbittering en norsch-heid. Wees van deze zonderlinge inborsten niet, die voor eene beuzelarij , voor eene ligte beschimping, voor eene nietigheid zich verstoren en in gramschap geraken. Maar gewen u, om de liefde van Jesus Christus, alles ten goede te nemen, en vriendelijk te zijn, zelfs als gij gevoelt, dat de gramschap in uw hart oprijst en woedt. Alet één woord, wees altijd goedaardig, spraakzaam, gedienstig-, beleefd, bereid om u te bedwingen, ten einde an\'eren geenen last aan te doen, ja, steeds ge-

(1) Rom. XII, 17. li. — 1 Vet. III, 9.

145

10

-ocr page 146-

DE IIEFDI\'VLAMMEN

reed, om hun alle dienst toe te brengen. O! hoe gelukkig zoudt gij zijn, zoo gij die schoone deugd van zachtmoedigheid bezat! Zij was de deugd, die onze goede Zaligmaker bij voorkeur lief had. Hoe zeer hij de zachtmoedigheid beminde. heeft hij getoond, met den ondankbaren weldaden te bewijzen , met goedwillig den-gene te antwoorden, die hem tegensprak, met zonder klagen, den smaad en de mishandeling te verdragen. (1) Volg zijn voorbeeld na, mijn lieve lezer, en vergeet niet, dat men zich meer kwaad loebrengt met toornig te worden over het ongelijk, dat men ons aandoet, dan dit ongelijk ons kan veroorzaken. (2) Wees dan zachtmoedig jegens uwen naaste; ik zeg meer, wees zachtmoedig jegens u zeiven. Zekere menschen, zegtde heilige Franciscus de Sales, worden na eenen misslag begaan te hebben, boos legen zich zeiven, verontrusten zich, en maken zich aldus pligtig aan duizenden misslagen. De duivel vindt altijd in onklaar water iets te visschen. Wanneer gij uwen val, uwe ellende, uwe ouvohnaakt-heden gewaar wordt, wacht u dan wel van u te ontstellen, want deze ontsteltenis is niets anders dan het uitwerksel van den hoogmoed en van het goed gevoelen, dat gij van uwe deugdzaamheid hadt opgevat; maar verootmoedig u, verzaak zonder drift uwen misslag, en neem dadelijk uwe loevlngt tot God, met van zijne goedheid alleen de noodige hulp te verwachten, om niet meer te hervallen. (3)

(1) 1 Petr. II 23. (2) Seneca, f3) Zie het boekdeel run den H. Liguori getiteld Siha , 2 Deel, VII onderrigt.

146

-ocr page 147-

VAN JESUS.

XX. HOOFDSTUK

Jesus ontvangt van cencn dienaar ties booge-priesters eenen kaakslag\'.

Vnus assistens ministrorum dedit alapam

Jesu. Joan. XVIII, 22.

147

Een dei\' dienaren, die daar stond, gaf aan Jesus eenen kaakslag.

aauwelijks had men Jesus voor Caïphas, die dit jaai-

opperpriester was, gebragt, of hij began hem over

zijne leerlingen en over zijne leer te ondervragen. Jesus gai\' hem ten antwoord: Ik heb voor geheel de wereld in het openbaar gesproken, ik heb altijd in de Synagoge en in den tempel, ivaar al de joden zich vergaderden, geleerd, en niets in het geheim gezegd\' Waarom ondervraagt gij mij? ondervraagt degenen, die gehoord hebben, ivat ik tot tien gezegd heb: Zij weten ivat ik gesproken heb. (1) Dit antwoord was der wijsheid waardig van hem , die hot uitsprak. Nogtans keerde een der dienaren van den hoogepriester die daar stond, zich om en zeide hem onbeschaamd: Antwoordt gij aldus den hoogepriester\'? En tevens gaf hij hem eenen kaakslag. (2) Hoe, een kaakslag! O hemelsche Geesten, waar blijft gij? heilige Engelen, wat doet gij ! hoe! verdraagt gij dien uwen koning aan-gedanen smaad? Wel hoe, eenen kaakslag!!!

Die dienaar verdiende, over de mishandeling, welke hij Jesus deed, streng gestraft te worden; maar de opperpriester keurde dit feit, ton minste door zijne stilzwijgendheid, goed. Helaas! het schijnt dat de aarde haren schoot had moeten openen, om dien ellendeling in haren afgrond te verzwelgen; het schijnt dat Jesus dien onbeschaamden slaaf had moeten doen zien, dat

(1) Joan. XVIII, 19-21. (2) Joann. XVIII, 22.

-ocr page 148-

DE LIEFDEVLAMMEN

hij zijn God was; maar neen: Jesus, immer vurig bezorgd om ons zijne liefde te bewijzen en ons heilzame voorbeelden ter navolging na te laten, ondergaat dien smuad met geduld, en geeft dengene, die hem geslagen heeft, geen antwoord dan om eene ergernis te vermijden, hein toonende, dat hij aan den eerbied voor den hooge-priester geenszins te kort gedaan heeft.

Daarna ging Caïphas voort met Jesus te ondervragen of hij waarlijk de Zoon Gods was. — Ja, antwoordde hij, ik hen het (i). Toen scheurde de opperpriester zijne kleederen, zeggenie: hij heeft gelasterd; en al de omstanders begonnen als uit eenenmond te roepen: Ja, hij heeft gelasterd; hij is des doods schuldig. (1).

Zoodra de regters dit booze doodvonnis legen Jesus hadden uitgesproken, werd onze goddelijke Zaligmaker onder de bewaring der huisbedienden en dienstknechten gesteld. (3) Deze eerlooze lieden zouden gemeend hebben hunnen meester niet wel te dienen, hadden zij zich, met hem enkel te bewaren, te vreden gehouden; zij oordeelden dan, dat zij hem met smaad moesten overladen. Zij begonnen hem dus in hel aangezigt te spuwen, hem te bespotten en te slaan. Zij blinddoekten hem en vroegen hem terwijl zij hem in het aangezigt sloegen : Christus, zeg ons ivie u geslagen heeft? (4)

Dit treurtooneel duurde geheel den nacht, terwijl al dien tijd. hij, dien de Engelen aanbidden, aan dit slecht gespuis ten spot diende. In geheel de geschiedenis van zijn lijden lezen wij niet, dat hij iets op zoo veel smaad en mishandelingen gezegd heeft, want hij heeft werkelijk geen enkel woord gesproken; indien de evangelisten dit niet altijd uitdrukkelijk zeggen, verzekeren het ons de profeten, en dit wonder van geduld wordt door niemand tegengesproken. Maar hetgeen dit nog wonderlijker maakt, en dat wij hier zullen aanmerken voor al wat do Zaligmaker gedurende zijn lijden verduurd heeft, is, dat hij niets te lijden gehad heeft, of hij heeft het zoo zeer

(1) Marc. XIV, «2. (2) Matth XXVI,6ö, 68. (3) De Ligny, leren van J. C. 11 deel, XXV. (4) Marc. XVI, 65. — Luc. XXII. 68,6é.— Matth. XXVI, 68.

148

-ocr page 149-

VAN .lESÜS.

gevoeld, als het mogelijk was. Wij spreken niet slechts van zijne lichamelijke pijnen, voor welke zijne volmaakte ligchaamsgesteltenis hem zoo gevoelig maakte: hij gevoelde in het binnenste zijner ziel, al de vernedering der verachting , al den smaad der beschimpingen, al de beleediging van het ongelijk, al de aanstootingen der versmaadheden, die hij moest ondergaan; hij smaakte er al de bitterheid van, en werd er ten volle mede verzadigd, volgens dat er geschreven staat, dat hij met schande zou overladen worden Hieruit kan men oor-deelen, wal hij dien schrikkelijken nacht, welks geheugen alleen in de godvruchtige zielen een zoo sterk medelijden en zoo overvloedige tranen heeft veroorzaakt, te lijden had. Daarom is de heilige Ilieronymus van gevoelen , dat al de pijnen en al den smaad, welke Jesus gedurende dien nacht verdragen heeft, op den laatsten dag van het algemeen oordeel maar alleen zullen bekend gemaakt worden.

GEBED.

O mijn Jesus ! wanneer ik u ter mijner liefde de grootste mishandelingen zie ondergaan, heb ik dan geene reden, om beschaamd te worden , daar ik mij nog zoo zwak, zoo lafhartig, zoo kleinmoedig gevoel, als ikde minsteoneer, den minsten smaad voor u zou moeten uitstaan ? Ik vorm groote besluiten, ik maak schoone voornemens van mij te beteren , en , op het minste smadelijk woord , word ik ontsteld en voel ik mij nog zwakker dan ik het mij kan inbeelden. Ach! goede Jesus! tot u neem ik mijne toe-vlugt; help mij al den smaad , al den tegenspoed, al de mishandelingen , welke men mij mag aandoen , met bedaardheid en zelfs met blijdschap aanvaarden. Leer mij, dat ik mij nooit met harde en bittere woorden verdedige , maar door mijne stilzwijgendheid , de slechte behandelingen , die mij door anderen aangedaan worden, overwinne; of wel, indien de liefde vereischt, dat ik spreek , geef mij dan de genade mijne tegenstrevers te antwoorden met eene zachtmoedigheid en goedheid, die geschikt zijn, om

uo

-ocr page 150-

DE I.IEFDEVT.AMMEN

hen te bedaren en hunne harten te winnen. O mijn Zaligmaker ! verleen mij uw geduld, uwe ootmoedigheid en boven al uwe heilige liefde. Met uwe liefde, o Josus! zal ik al de andere deugden bezitten; weiger mij die dan niet, opdat ik met alle waarheid tot u zeggen kunne: Mijn Gorf, ik bemin u. Amen.

OEFENINGEN.

Over lt;1« zaolitinoetliglieial.

Handelen wij heden nog over de zachtmoedigheid. Deze deugd bestaat wezenlijk in geduldig de verachting en de vernedering te verdragen. Het grootste deel, zegt de heilige Franciscus van Assise, doen hunne volmaaktheid bestaan in veel te bidden, in de versterving hunner zinnen, maar het minste schadelijk woord kunnen zij niet verdragen; zij kunnen niet begrijpen, dat een mensch meer verdiensten zal trekken door oene beleediging zachtmoedig te verdragon, dan hij, met tien dagen te water en te brood lo vasten, zou kunnen verkrijgen (1).

De heilige Bernardus zegt, dat degene, die tot de volmaaktheid en zaligheid wil komen, drie zaken moet betrachten , namelijk -. lo. hij mag niet zoeken te heerschen; 2o. hij moet zich gaarne aan iedereen onderwerpen; 3o. hij moet den smaad en het ongelijk geduldig verdragen (2). Dat u, bij voorbeeld, datgene geweigerd worde, wat men anderen toestaat, mijn lieve Christen; dat men hunne redevoeringen in acht neme, terwijl men de uwe ■belachelijk maakt: dat men hun lof, voorname plaatsen, gewigtige bedieningen geve , en dat gij niets dan onverschilligheid, vergetelheid, ongeregtigheid en hoon ontmoet: indien gij al deze vernederingen met zachtmoedigheid en onderwerping ontvangt, en God daarover bedankt, dan zult gij toonen dat gij waarlijk zachtmoedig en ootmoedig van harte zijt. Al wat u in die oogenblikken van inwendigen strijd te doen staat, is van u niet te vertoornen en deze verachtingen als eene regtvaardige straf

(1) S. Franc. Assis. (2) S. Bern.

150

-ocr page 151-

VAN JESUS.

(iwer zonden te aanvaarden. Hij , die God vergramd heeft verdient veel meer, ja hij verdient onder de klaauwen des duivels vertrapt te worden. Vooral, mijn lieve christen, maak u niet boos, wanneer men u over eenen misslag of eenig gebrek berispt. De hoogmoedigen, zegt Pater Rodriguez , doen gelijk de stekelvarkens, die zoodra men hen aanraakt, hunne scherpe stekels oprigten . dat is te zeggen, dat zij in gramschap geraken, in klagten, in verwijtingen, en in verwenschingen uitvallen, zoodra zij berispt worden, De ootmoedigen integendeel, verootmoedigen zich meer en meer, bekennen hunne zwakheden, bedanken dengene, die hen berispt, en vallen in geene gramschap uit. Helaas! hij , die, zonder zich te ontstellen, geen verwijt kan verdragen , toont alzoo, dat hij nog een slaaf van den hoogmoed is (1). Om deze twee deugden van zachtmoedigheid en ootmoedigheid te verkrijgen, lieve christen, zeg dikwijls tot den Heer : O/csïjs, moedig en ootmoedig van hart, maak, dat mijn hart aan het uwe gelijk zij (2).

XXL HOOFDSTUK.

Igt;e heilige Petrus verlooclieiit, tot driemaal toe , zijnen g\'olt;1lt;lelijken Meester . ..

Zijn berouw.

Tetrus capil analhemalizare et jurare, quia no7i novit hominem M/tm. Marc. XIV, 71.— Et ear mus for as , fletit amare. Matth. XXVI, 75.

Petrus begon in verwensehingen uit te vallen, en by eede te bevestigen, dat hy dien mensch niet kende. En uitgegaan zijnde, begon hij bitter te weenen.

Ach! hoezeer moest deze verloochening van den heiligen Petrus het hart van Jesus niet doorgrieven! Petrus, de prins der Apostelen, Petrus, opwienzijn Meester zijn bijzonder vertrouwen had gesteld, ver-ch! hoezeer moest deze verloochening van den heiligen Petrus het hart van Jesus niet doorgrieven! Petrus, de prins der Apostelen, Petrus, opwienzijn Meester zijn bijzonder vertrouwen had gesteld, ver-

(1) Zie het boekw. Silva 2 deel, 7 onderw., 7 en 8 Hoofdst. (2) Preces Eccleaiie, in officio. S, Cordis.

151

-ocr page 152-

DE LIEFDEVLAMMEN

loochent lafhartig hem, wien hij weinig tijds te voren beloofd had tot in den dood te zullen volgen!

O Jesus, aan de lijfstraf o\\ergegeven en eerloos verklaard , reus est mortis, Jesus door het graauw bespuwd; Jesus door eene goddelooze en woedende bende dienstknechten beschimpt en bespot; Jesus overladen niet schande, smarten, smaad en oneer; Jesus reeds door uwe eigene leerlingen verlaten ( I), waarom hebt gij gewild , dat de verloochening van Pe\'rus uwe droefheden en pijnen nog kwame vermeerderen? A cb ! het is. omdat uwe liefde ons eene groole les wilde geven. Gij hebt, door den val van uwen Apostel, ons willen leeten de verwaandheid te vermijden, onze eigene krachten te mistrouwen ennooit op iemand anders ons vertrouwen te stellen, dan op u alleen. Gij hebt ons onze zwakheid willen leeren vreezen, en eenen langen tijd, in uwe dienst doorgebragt, niet aan te zien als eene beweegreden van zekerheid.

Wanneer de geest zich verheft, zegt de Wijze man, zal hij niet lang wachten te vallen (2). Wij zien hier deze waarheid in Petrus bevestigd; want, toen onze Heer, daags voor zijn lijden, tot zijne Apostelen zeide, dat hij voor allen een oorzaak van ergernis ging worden, heeft hij hem geantwoord : Al xvaart gy voor al de anderen eene oorzaak van ergernis, zult gij het echter nooit voor mij wezen (3). Deze woorden werden hem ongetwijfeld door de liefde, welke hij zijnen Meester toedroeg, ingegeven; maar belaas ! er schuilde eenige verwaandheid onder; hij steunde te veel op zijne eigene krachten. Wat gebeurde er dan? God, die den hoogmoed, zelfs in zijne vrienden niet kan verdragen, welke gedaante hij ook moge aannemen, liet hem aan zijne zwakheid over, en de ongelukkige Apostel viel.

Ach, mijn God! hoe schrikkelijk schijnt mij deze val! Hoe, een Apostel, de prins der Apostelen verloochent zijnen meester! O goede Jesus! heb medelijden met mij. Zijn de sterren des hemels (da t is de Engelen) gevallen (4), wat zal er van mij, stof en asch,geworden7Menschen,

(1) Marc. XIV, 60. (2) Prov. XVI, 18. (8) Matth. XXVI, 88. (4) Apoc. VII. 13,— De rmit. Ch. Ub. Ill, c»p. XIV.

m

-ocr page 153-

VAN JESUS.

wier werken loffelijk schijnen te wezen, zijn zoo diep gevallen als men vallen kan, en ik heb degenen, die zich met het brood der Engelen voedden, hun behagen zien nemen in zich met het voedsel der zwijnen te spijzen! Er is dan geene zaligheid, o Heer, zoo gij er uwe hand van aftrekt; geene vaste zuiverheid, tenzij gij deze onder uwe bescherming neemt: geene waakzaamheid, die ons voor-deelig zij, zoo gij voor ons niet waakt. Aan ons zeiven overgelaten, zinken wij in de golven en vergaan; maar komt gij ons te hulp, dan staan wij op en leven. Want wij wankelen, maar gij versterkt ons; wij zijn iaauw, maar gij ontvlamt ons. Achl wat ootmoedige en nederige gevoelens moet ik van mij zeiven opvatten! welke minachting moet ik hebben voor hetgeen in mij goed schijnt! Ach! hoe diep moet ik mij voor uwe ondoorgrondelijke oordeelen vernederen, o Heer! het is daar, dat ik, als in eenen afgrond, te gronde ga, en zie, dat ik niet anders dan nietigheid , ja een louter niet ben! O oneindig gewigl! o grenzelooze zee! alwaar ik niets van mij zeiven vind, waar ik als een niet in het midden van het heelal moet verdwijnen! Waar zal de hoogmoed zich dan verbergen? waar het vertrouwen in zijne eigene kracht? O mijn God! alle ijdelheid vergaat in uwe grondelooze oordeelen. En wanneer ik in den grond van mijn hart, al het vermogen bemerk, dat ik heb, om kwaad te doen, beef ik , ben ik met vrees en schrik bevangen, en begrijp ik, dat mijn vertrouwen, al mijn hoop op uwe barmhartigheid moet steunen (1). O Jesus! ik smeek u, heb deernis met mij, en wil mij aan mijne bedorvenheid niet overlaten. Helaas! ik zou u nog verraden!!! ..

— Gij hebt gelijk, mijn zorn, voor uwe zwakheid te vreezen, en op uwe eigene krachten niet stoutmoedig te vertrouwen; doch ik wil niet, dat deze vrees uwe ziel ont-stelle en mistroostig make. Stel uwe hoop op mij, en gij zult nimmer beschaamd worden (2). Weet gij niet, dat iic den regtvaardige mijnen zegen geef, en hem met mijne liefde als meteen schild bescherm (3)? Rust dan in vrede

(1) S. Aug. Confess. Lib. X, cap. 27 (2) Eccli, II, ll.(8)Ps VI, 14. 16.

153

-ocr page 154-

rgt;e liefdevlammen

154

op mijn hart. Ach! kendet gij dit hart, wist gij hoezeer het ii bemint! was het u bewust hoe gestadig het over u waakt! met wat groot vertrouwen zoudt gij u onder mijne bescherming niet stellen? Met wat bedaardheid, met wat zalige rust zoudt gij onophoudelijk tot mij niet zeggen : Mijn God, ik stel mij in uwe handen, behandel mij zoo als gij het geraden zult vinden.

— O mijn Jesus, mijn teedere vriend, mijn goede meester! uwe woorden dalen in mijn hart als een heilzame balsem, en storten daarin eenen onuitsprekelijken troost. 0 mijn God! ik ben zoozeer overtuigd, dat gij waakt over degenen, die op u hopen, en dat ons niets ontbreekt als men alles van u verwacht, dat ik voorgenomen heb, voortaan onbezorgd te leven, en mij, in al mijne ongerustheden, op u te verlaten (1). De menschen kunnen mij van goederen en eerberooven; de ziekten kunnen mij de krachten en middelen, om u te dienen, ontnemen; ik kan zelfs door de zonde, uwe genade verliezen, ongelukken, helaas! voor welke ik u smeek mij te willen behoeden: maar nooit zal ik mijne hoop verliezen. Ik zal ze tot het laatste oogenblik mijns levens bewaren, en al de duivelen der hel zullen te vergeefs hunne krachten inspannen, om ze mij te ontrukken. Dat anderen hun geluk in hunne rijkdommen of in hunne begaafdheden stellen: dat anderen steunen op de onschuld huns levens of op de strengheid hunner boetvaardigheid, of op de menigte hunner goede werken, of op de vurigheid hunner gebeden; wat mij betreft, ik stel al mijn vertrouwen op u. o Heer! nooit heeft iemand te vergeefs zijn vertrouwen op u gesteld. Ik ben dan op zekere wijze verzekerd voor eeuwig gelukkig te zullen zijn, omdat ik dit vast verhoop, en dat het van u is, o mijn God, dat ik dit geluk verwacht. Ik weet, helaas! ik weet maar al te wel, hoe ongestadig en veranderlijk ik ben. Ik weet, wat do bekoringen op de sterkste deugden vermogen; doch dit alles kan mij niet verschrikken; \'zoo lang ik vertrouwen heb, ben ik vrij van alle ongelukken. Derhalve zeg ik voor hemel en aarde

(1) Ps. IV, 9. 10.

-ocr page 155-

VAN JESUS.

ik stel al mijne hoop opu,o mijn God(l). Ik weet, dat ik niet te veel in u mijne hoop en mijn vertrouwen stellen kan. Ik weet, dat ik eens datgene zal bezitten, wat ik van u verwacht heb; ik hoop d.m , o mijn geliefde Jesus! dst gij mij vergiffenis mijner zonden zult geven, dat gij mij altijd zult beminnen, en ik zonder ophouden u, inden tijd en eeuwigheid beminnen zal (2).

Midderlerwijl deed een liefderijke oogslag, welken Jesus op Petrus had geslagen, dien ontrouwen leerling in zicli zeiven treden.... Met eene diepe droefheid doordrongen, verlaat hij aanstonds het gezelschap, waar hij zijnen goddelijk en Meesterverloochend had, en buitengegaan zijnde, stortte hij bittere tranen , die uit een waar vermorzeld hart voortkwamen. Hij stelde geene palen aan zijne droefheid, en de H. Clemens van Alexandrië verhaalt ons (3), dat zijne wangen uitgehold waren door de overvloedige tranen , welke hij, tot het einde zijns levens toe, onophoudelijk gestort heeft. Hij verhaalt ons insgelijks, dat het geheugen zijner misdaad hem alle nachten op het eerste hanengekraai deed opstaan, om zich tot het gebed te begeven, en hij daarna den geheelen nacht niet meer sliep, en hij deze oefening tot den dood toe trouw heeft onderhouden... Laat ons dus dien grooten Apostel in zijne boetvaardigheid navolgen, indien wij hem ongelukkig in zijnen val nagevolgd hebben.

GEBED.

0 I wie zal mij de genade verleenen om met den Heiligen Petrus mijne zonden naar behooren te beweenen! wie zal mij de genade verleenen om ze te betreuren, tot dat ik eindelijk daarvoor vergiffenis bekomen heb! Maar hoe verschillend is zijne droefheid, zijne boetvaardigheid van de mijne! Petrus valt, en hij staat aanstonds op: en ik val alle oogenblikken, en ik sta traag en loom op. Hij beweent zijne zonden bitter; door zijne droevige ondervinding onderrigt, vlugt hij de gelegenheid zijner misdaad; hij

(1) Ps. LXX, 1. (2) Pater de Colombière. Sermoon oyer het Tertrouwen op God, (3) Clemens, lib. II, Recognitionum.

155

-ocr page 156-

DE LIEFDEVLAMMEN

gaat weg, en wischt met zijne tranen den misslag uit, dien hij zoo even heeft begaan; wat mij betreft, ik beween zelden mijne ontelbare zonden; ik ben slecht waakzaam over mijzelven, en ik vlugt niet genoeg de gevaarlijke gelegenheden (1)... O gelukzalige boeteling! wees mij indachtig en verwerf mij de genade, om van het zware pak mijner zonden te mogen verlost worden; verwerf mij de genade van mijne zwakheid te mogen kennen en vreezen, van eene ware droefheid des harten te bekomen, verkrijg mij de genade van met de zwakheden van mijen evenmensch medelijden te hebben , en hem met zachtmoedigheid te berispen en op te helpen, wanneer hij zal gevallen zijn ; verwerf mij eindelijk de genade van ware, boetvaardige tranen te storten.

En gij , o mijn Jesus! gij, dien ik niet eens, maar honderd en mogelijk duizendmaal verloochend heb, wees mij genadig. Ik wil, door mijne tranen en boetvaardigheid, den smaad gaan herstellen , die zoo menigvuldige bedrevene zonden u aangedaan hebben, en waarover ik nu, uit geheel mijn hart bedroefd ben. O mijn God! genees de wonden mijner ziel, met de olie uwer heilzame liefde daarin te storten. Schenk mij uwe liefde, ik vraag u niets anders: geef mij uwe liefde, o mijn Zaligmaker! opdat ik u beminne zoo veel het mij mogelijk is, dat ik u tot den laatsten adem mijns levens en in alle eeuwigheid beminne. Amen.

OEFENINGEN.

Over liet mistrouwen van zich zelven.

Mistrouw u zelven , lieve christen, als uwen ergsten vijand, en indien gij regt staat, zie dan snel toe, dat gij niet vallet (2). Velen hebben eindelijk eenen zwaren val gedaan, omdat zij te veel op hunne eigene krachten steunden, en niet genoeg over zich zelven waakten. Zie wel toe, dat gij in zulk ongeluk niet vallet, en wees om zulks te vermijden, mistrouwend van u zelven. Vlugt de gelegenheden, en wil niet te veel op uwe verkregene

(1) Thom, Kempis, Medit, pars II, cap. 8. (2) I Corint. X,12.

156

-ocr page 157-

VAN JESDS.

deugden steunen. Vergeet nooit, dat hij, dis zich zonder nood aan het gevaar blootstelt, eindelijk daarin vergaan zal {ij. Wacht u wel van u op uwe goede werken te verheffen., gij zoudt u in het gevaar stellen van alles te verliezen.\' Helaas! waarom willen wij ons verhoovaar-digen over een goed, dat ons niet toebehoort ? Het is van God alleen, dat wij onze deugden ontvangen, zegt de heilige Bei nardus ,(2) er behoort ons niets anders toe dan onze ondeugden en zonden. Onze liefde en onze zuiverheid komen van hem , de hoogmoed en de begeerlijkheid komen van ons. Zonder genade, zijn wij slaperig en tot alle soort van goed ongeschikt: met de genade zijn wij vol sterkte en vurigheid om de deugd te oefenen. Uit ons zeiven vallen wij, waar de zonde ons henen sleept; en zouden wij , zonder Gods genade, daaruit kunnen opstaan? Zijn wij machtig, rijk, wijs, dan zijn wij dit aan Gods genade verschuldigd, ja aan zijne genade alleen. De heiligheid , de regtvaardigheid , de goedheid behooren God alleen toe, en al wat de menschen daarvan kunnen bezitten, hebben zij van zijne loutere mildadigheid.

Vertrouw nooit stoutmoedig op uwe krachten, lieve christen; eigen nooit aan uwe verdiensten iets toe, en stel nimmer uw vertrouwen in uwe behendigheid, noch in uwen moed, noch in iets, wat het ook zou mogen wezen. Stel in het midden der bekoringen, de zwarigheden en de ontelbare gevaren, waarmede gij overvallen wordt, uw vertrouwen in Jesus hart als in eene verzekerde schuilplaats. Want wie zich zeiven mistrouwt, en zijn vertrouwen in God alleen stelt die wordt beschermd en bedekt met het schild zijner barmhartigheid, en hij heeft voor geenen val te duchten, omdat zijne hand hem ondersteunt. Zeg dan dikwijls, gedurende den dag, tot onzen Heer deze woorden: Mijn Jesus, ik stel mij onder uvje magt en vertrouw umijnlirjchaam, mijne ziel enniijne eeuw igezalig-heid toe: gelief mij in mijnezwakheid te ondersteunen en mij iets van uwe sterkte mede te deelen, opdat ik nooit het ongeluk hebbe van uwe dienst te verlaten.

(1) Eccl. IIT. 97. (9Ï S. Bern., Lib. ad Sororem de raodo bene riveudi, cap. 111. passiai.

•157

-ocr page 158-

DE LIEFDEVLAMMEN

158

uze goedertieren Meester had dien droevigen nacht

in het midden der snoode dienaren van den opper

XXII. HOOFDSTUK

Jesus wordt voor Hcrodcs gebrast, die hem versmaadt en liem als eenen clwaas bcbandclt.

Sprevit illum Herodes cum exerciiu suo,

et illusit indutum veste alba, et remisit ad Pilatum. Luc. XX1I1. 11.

IIerodes, met zyue lijfwacht, verachtte hem, en na hem beschimpt en een wit kleed aangedaan te hebben zond hij hem naar Pilatus terug.

priester doorgebragt; hij was aan alle soort van smaad, aan alle bedenkelijke mishandelingen blootgesteld geweest, hij had alles stilzwijgend, zonder eenige klagt laten hooren, verdragen, alles aan zijnen hemel-schen Vader, ter vergiffenis onzer zonden opgedragen.

Toen het dag werd (IJ , leidden de Joden Jesus voor Pi-latus , om hem ter dood te doen veroordeelen; doch Pilatus bekent, dat hij in hem geene schuld vindt (2), en om zich van de Joden te ontdoen, welke hem lastig vielen en die aanhielden, om den dood van den Zaligmaker te verzoeken, zond hij hem naarHerodes.Herodeswaszeerverblijd van Jesus tot zich te zien leiden; hij hoopte hem eenige dier wonderen te zien uitwerken, waarvan hij had hooren spreken, opdat hij alzoo den dood zou ontgaan: en hierom stelde hij hem verscheidene vragen voor. Maar, omdat onze Heer van den dood niet wilde bevrijd worden, en die booze mensch geen antwoord verdiende, zweeg Jesus stil, en antwoordde hem niet. Dan deed die trotsche koning, met zijne lijfwachl,hem denuitersten smaad en verachting ondergaan, en deed hem een wit kleed aantrekken, om daar-

(1) H. Ligori, liefde tan Jesus, VII Iloofdstuk. (3) Luc. XXIII, 4.

-ocr page 159-

VAN JESUS.

door te kennen te yeven, dat hij hem als een dom en dwaas mensch aanzag, en zond hem alzoo weder tol Pilatus (1).

De heilige Bonaventura legt deze woorden aldus uit: «hij achtte hem als een magtelooze, omdat hij geen mirakel deed; als eenen dwaas, omdat hij geen enkel woord antwoordde; als eenen lafhartige, omdat hij zich niet verdedigde.»

O mijn Zaligmaker! waarom hebt gij toegelaten, dat die snoode koning u zoo verachtte ? Waarom hebt gij dien hoogmoedige niet beschaamd gemaakt. Waarom hebt gij aan een legioen Engelen geen gebod gegeven van hein, met geheel zijne lijfwacht, naar verdienste te strall\'en ?

— Mijn zoon, het is de liefde, welke ik u toedroeg, die mijne regtvaardige strall\'en heeft wederhouden. Wanneer ik met dit wit kleed omgeven was, en door de menigte bespot werd, heb ik op u gedacht en bij mijzelven gezegd: dit arme schepsel zal eens verachtingen, smaad , mishandelingen moeten verduren ; dan zal zijne ziel in droefheid en in angst zijn. Wel nu! het is, om u een schoon voorbeeld van onderwerping na te laten, en u de genade te verdienen, om alles met bedaardheid te verdragen , dat ik dien smaad en die schande, welke men mij aandoet, ga uitstaan, en dit zonder één woord te spreken , en zonder eenige klagt te laten hooren.

— O goede Jesus! hoe meer ik u ken, des te meer leer ik u beminnen. Dewijl gij, uit liefde tot mij, zoo vele mishandelingen hebt willen ondergaan, zoo geef mg de genade van mij meer te onderwerpen en aan uwen heiligen wil gelijkvormig te maken, wanneer ik mij aan de verachting van anderen blootgesteld zie. Kom mijne zwakheid te hulp, want ik ben, helaas 1 zeer zwak, als ik iets voor u moet lijden.

159

— Schep moed , rayn kind, en dat de moeijelijkheden u niet moedeloos maken. Ik weet, dat het der natuur lastig valt, wanneer men als eenen schuldige aangezien en behandeld wordt: heden als een hoovaardig en ijdelmensch, morgen als een luiaard of gulzigaard, andermaal als een

(1) Lucas XXII[, l).

-ocr page 160-

DE LIEFDEVLAMMEN

eerzuchtige, terwijl ons geweten ons niets van dit alles te verwijten heeft; ik weet, dathetdenhoovaardigenmensch lastig valt, als ondeugend en dwaas aangezien te worden ; ja, dat weet ik. Evenwel, mijn zoon, ik zeg het u nogmaals, laat uwen moed niet zinken. Gewen u, de oordeelen der menschen, welke slechts wind en rook zijn, te verachten , zoek u aan mij aangenaam te maken, en mij alleen te behagen, eu treed daarna edelmoedig alle menschelijk oordeel onder de voeten, dewijl dit u voor mijne oogen noch beter noch slechter kan maken. Als ik bij Herodes met een wit kleed bespot en voor een dwaas aangezien werd, was ik daarom minderde onsterfelijke Koning van heerlijkheid en de Schepper van hemel en aarde\'? Was ik daarom minder een voorwerp van welbehagen voor mijnen hemelschen Vader\'? Neen, volstrekt niet. Even zoo, mijn kind , schoon de menschen u verachten en u als een slecht mensch aanzien, zult gij hierom niettemin voor mijne oogen alle liefde waardig zijn , als gij maar bezorgdzijt ,om uwe ziel zuiver en vrij van alle doodzonden te bewaren. Heil hem, die mij bemint, en, door zijne onderwerping te midden der verachtingen , in de voetstappen wandelt van zijnen God, die als een dwaas veracht en bespot werd!

GEBED.

160

O eeuwige wijsheid! o goddelijk Woord, kondt gij grooter smaad aangedaan worden, dan aangezien te worden als een uitzinnige! Het verlangen naar onze zaligheid heeft u zoo sterk aangedrongen, dat gij, uit liefde tot ons, niet alleen aan alle oneer hebt willen blootgesteld zijn, maar ook met schande overladen wildet worden, zoo als het Jeremias voorzegd had : Hij zal diengenen zijne wang aanbieden, die hem geslagen hebben , en hij zal met schande overdekt worden{l). Hoe kunt gij de menschen , van welke gij niets anjers dan ondankbaarheden en versmading ontvangen hebt, zoodanig beminnen? Helaas, ik ben een dier menschen, welke u meer smaad

(1) Thren. III, 80.

-ocr page 161-

VAN JESUS.

hebben aangedaan dan Herodes! AchI mijn Jesus,straf mij niet gelijk gij Herodes gestraft hebt, met mij van uwe stern te beroovcn. Herodes wiat niet wie gij waart, ik erken u voor mijn God Herodes beminde u niet, ik bemin u meer dan mij zeiven. Ach! weiger mij uwe inspr.iken niet, zooals ik het om mijne zonden zou verdienen. Zeg mij , wat gij van mij liegeert; want met uwe genade, ben ik bereid om alies te doen.. . O mijn God ! heb medelijden met mij, ellendige, en sla uwe barmhartige oogen op mij.

OEFENINGEN.

O ver d« ïicfd« tot dc ver jicderingen en veraoliting-.

Maak heden het voornemen, mijn lieve Christen, van onzen Heer in het hof van Ilerodes vernederd en veracht na te volgen. Neem niet kwalijk dat men u veracht. Nu zult gij om uwe armoede veracht worden, dan om eenig uitwendig gebiek, nu om uwe weinige kennis, dan zelfs om uwe deugden; doch ontslel u niet. Zeg dan uit den grond uws harten tot onzen Heer: Mijn Jesus, aanvaard de hulde van de versmading, waaraan ik heden bloolyesteid ben. Bedrijl den misslag niet van hen, die zeggen, wanneer zij zien dat zij veracht worden: Wisten zij wie ik ben, zij zouden aldus niet te werk c/aan: gij zult best doen stil te zwijgen. Wel is waar, het valt hard voor onzen hoogmoe-digen geest beleedigd en versmaad te worden, zonder iets te zeggen en te antwoorden: maar het is juist hieiin, namelijk in zich zeiven geweld aan te doen, dat de deugd bestaat. Wees niet bedroefd , omdat men u onvolmaakt en minder heilig bevindt, dan men eerst gemeend had, maar neem ras die schoone gelegenheid waar, om in de deugd van nederigheid grooten vooitgang te maken. Heb dikwijls in uwen mond, en nog meer in het hart, dit gebed van den heiligen Joannes van het kruis: Heer, verleen mij de genade van, uit liefde tot u, te lijden en veracht te worden: Domine, pati et contemni pro te.

De vernederingen, de smaad, de verachtingen, zijn dingen, waarvan do raenschen eenen schroom hebben,

161

11

-ocr page 162-

TIE LIEFDEVT.AMMËN*

en die zij, zoo veel het in hen is, vermijden. Verootmoedigd , versmaad, veracht te zijn, wordt van een wereldsgezinde als het grootste ongeluk aangezien Geloof mij, lieve Christen, niets is zoo zoet als eene vernedering en verachting. quot;Vraag het aan al degenen, welke Jesns waarlijk beminnen, en zij zullen bekennen, dat ik u de waarheid zeg. Ik wil niet zeggen, dat eene ziel, die Jesus bemint, voor de mishandelingen ongevoelig is, zeker neen; maar het natuurlijke verdiiet, dat zij in de verachting ontmoet, verandert in eene zoo zoele blijdschap dat men dit niet kan weten voor aleer men het ondervonden heeft. Herhaal dan dikwijls onbevreesd dit schietgebed: Heer! ik wil voor u lijden en veracht worden.

XXIIL HOOFDSTUK.

Over lt;lc geescling van onzen Heer Jesus Christus.

Tune ergo apprehendil Vitutus Jesum et Jlaffelluvit. Joan. XIV, 1.

Alsdan heeft Pilatus Jesus doen vastgrijpen en hem doen geesclen.

Pilatus had om zich te ontslaan van het doodvonnis tegen den onschuldigen Jesus, zoaals het de Joden verzochten, uit te spreken, hem naar Herodes gezonden , en hem daarna aan het volk nevens Barabbas voorgesteld; maar ziende dat deze twee middelen mislukt waren, was hij voornemens hem eenige lijfstraf op te leggen, en daarna vrij te laten. Met deze meening roept hij de Joden tot zich en zegt hun:ilatus had om zich te ontslaan van het doodvonnis tegen den onschuldigen Jesus, zoaals het de Joden verzochten, uit te spreken, hem naar Herodes gezonden , en hem daarna aan het volk nevens Barabbas voorgesteld; maar ziende dat deze twee middelen mislukt waren, was hij voornemens hem eenige lijfstraf op te leggen, en daarna vrij te laten. Met deze meening roept hij de Joden tot zich en zegt hun: Gij hebt dezen mensch lot mij gebragt, als het volk tot oproer verwekkende: ik heb hem in uwe tegenwoordigheid ondervraagd, en hem aan geene misdaad, van weike gij hem beschuldigd hebt, pligtig gevonden, noch ook Herodes. Evenwel, om u tevreden te stellen, ga ik hem straffen en daarna weg-

10)2

-ocr page 163-

VAN JESUS.

zenden (\\). Groote God! welk eeneonregtvaardiglieid! hij verklaart hem geheel onschuldig, en nog tans wil hij hem straffen! O zoete Jesus! gij zijt onschuldig, en zie, uit liefde tot mij wilt gij u aan de straf der slaven onderwerpen ! Hoe heeft uwe liefde zoo ver kunnen gaan voor een zoo gering en verachtelijk schepsel als ik ben VMiddeler-wijl leverde Pilatus Jesus aan zijne krijgsknechten, en gebood hun hem te geeselen. Aanschouw, omijne ziel! hoe de wreeds beulen zich, om dat onregtvaardig gebod uit te voeren, met woede op dit lam van zachtmoedigheid werpen; hoe zij het met vreugdekreten naar het ge-regtshof leiden, en aan eene kolom vastbinden. Wat doet Jesus ondertusschen ? Altijd ooimoedig en onderdanig, aanvaardt hij voor onze zonden eene hittereen vernederende pijniging! Aanschouw die beulen, met roedenin de hand; zoodra het toeken gegeven is, lielfen zij hunne armen op, en beginnen allen te gelijk dal gezegend vleesch met geeselslagen te verscheuren. Slaat niet, beulen, gij vergrijpt u; op wien vallen uwe slagen? Hij, dien gij slaat, is onschuldig, ik alleen ben de schuldige.

Dit teeder ligchaam werd eerst hlaauw van slagen, daarna begon het bloed van alle zijden uit te stroomen. Reeds hadden de beulen het geheel verscheurd, en evenwel gaan zij voortmetopzijnewondenmeedoogenloos te slaan, en smarten op smarten te veroorzaken (2). O mijne ziel! zult gij ook zoo oniï. enschelijk zijn, van met een onverschillig oogeenen gegeeselden God te aansghouwcn? Overweeg de smart van uwen Zaligmaker, en nog meer de liefde, met welke hij voor u deze schandelijke pijn ondergaat. Ach! gewis dacht Jesus op u in zijne geeseling. Had hij uit liefde tot u maar eenen geeselslag ontvangen , dan zoudt gij voor hem van liefde moeten ontstoken worden, zeggende: een God ivil voor mij geyeescld worden ; maar hij heeft niet éé.nen slag alleen ontvangen, hij heeft voor uwe zonden geheel zijn ligchaam willen laten verscheuren, zoo als het de profeet Isaïas voorzegd had (3). Helaas! zegt dezelfde profeet, de schoonslo aller men-

(I) Luc. XXIII , U. (2) I\'s. LXVIir, 27 (S) Is. LUI 6.

163

-ocr page 164-

DE LIEFDEVLAMMEN

schen lieeft zijne schoonhe\'d verloren; de geesols hebben hein zoodanig mismaakt, dat hij niet meer kennelijk is; hij is tot zulken bevveenlijken staat gebragt, dat hij voor onze oogen niets andeis meer is, dan een melaatsche die van het hool\'d tot de voeten niet wonden bedekt is. Aldus wordt Jesus mishandeld, aldus wordt hij verne-derd: en waarom dat? Omdat hij de straffen, welke wij verdiend hadden, wil ondergaan. Geloofd zij dan, in alle eeuwigheid, uwe goedheid, o mijn zoete Jesus, die aldus hebt willen gefolterd worden, om mij van de eeuwige en helsche pijnen te verlossen! O God van liefde! wee het hart, dat ongevoelig blijtt en u niet bemint!

Wat doet onze minnelijke Zaligmaker, terwijl zijne beulen hem zoo wreed behandelen? Hij spreekt niet, hij laat geen woord, geen klagt, geen enkele znch; hooren; maar vol geduld, offert hij alles aan God op om zijne regt-vaardigheid te ontwapenen en hem ons gunstig te maken. Hij doel zijnen mond niet open, gelijk een lam, dat stom blijft voor hem, die het scheert (\'1). Zij , die een lam scheren, vergenoegen zich met het zijne overtollige wol weg te nemen; maar wat u betreït, o Jesus! de wreedaards rukken nog het vleesch van uw ligchaam af, en het is maar ééne wonde meer. Dit is het doopsel van bloed, hetwelk gij zoo zeer verlangd hebt, wanneer gij zeidet: Ik moei met ecu doopsel gedoopt worden,cnzoozeer word ik benaauwd lol dat hel volbragt worde. Ga, mijne ziel, en wasch u in dat dierbaar bloed, waai door deze gelukkige aarde besproeid wordt. Zou ik nog kunnen twijfelen, mijn zoete Zaligmaker, dat gij mij bemint, alsikumet wonden en bloed geheel overdekt zie? Neen, gewis, want iedere wonde is een al te zekere waarborg van die liefde, welke gij mij toedraagt. Uit elke wonde laat zich eene stem hooren, die mij liefde voor liefde vraagt. Een druppel van uw bloed alleen was genoeg, om mij zalig te maken; maar gij wilt al uw bloed uitstorten, opdat ik mij geheel en al, zonder uitzondering, aan u zou geven. Mijn besluit is dan genomen, ik geef mij volkomen aan u, aanvaard mijn offer, en help mij om u getrouw te blijven.

(1) Act. VIII, 33.

164

-ocr page 165-

VAN .IIÏSÜS.

O Jesus, \'met wonden overdekt! het is dan tot dien droevigen staat, dat onze zonden u gebragt hebben! O goede Jesus! roept de heilige Bernardus uit, wij hebben gezondigd, en gij wordt gestraft! dat uwe oneindige liefde altijd geloofd zij. Mogt gij van alle zondaren bemind worden, en van mij, in het bijzonder, die u meer dan alle anderen veracht heb!

De gegeeselde Jesus verscheen eens aan zuster Victoria Angelini.en zeide haar, zijn verscheurd ligchaam too-nendo: Al die wonden, Victoria, vurzoekenu uwe liefde. Laat ons den bruidegom beminnen, zegt minnelijk do heilige Augustinus, want hoe meer hij ons mismaakt schijnt, des te moer verdient hij de genegenheid en do liefde der bruid. (1) Ja, mijn zoete Zaligmaker, ik zie u geheel doorwond; ik aanschouw uw bevallig gelaat, maar helaas! het schijnt mij schrikkelijk, blaauw en geheel met bloed en vuilnis overdekt. Doch hoe meer ik u mismaakt vindt, o lieer! des te schooner en minnelijker gij mij voorkomt. En inderdaad, wat zijn al die dingen, welke u zoo ontsieren, anders dan bewijzer. der teedero liefde, die gij mij toedraagt?

GEBED.

Ik beminu, ojesus! gij, die voor mij met wonden hebt willen overdekt en verscheurd worden. Ik zou ook voor u even als zoo vele martelaren, welke dit geluk gehad hebben, willen verscheurd worden. Maar indien ik u heden noch wonden, noch bloed kan opolleren, offer ik u ten minste al de zwarigheden op, die mij zullen overkomen ; ik offer u mijn hart op, en wil u zoo teeder, als het mij mogelijk zal zijn, beminnen. En wat moet mijne ziel voortaan met de meeste teederheid beminnen , dan wol eenen God, die voor mij gegeeseld is, er. al zijn bloed voor mij heeft uitgestort? Ik bemin u dan, o God van liefde! ik bemin u, oneindige goedheid! ik bemin u, en wil in dit en in het ander leven zonder ophouden zeggen: Ik bemin u, ik bemin u. Amen,

(l) s. Ah».

•16r.

-ocr page 166-

DE LIEFDEVLAMMEN

OEFENINGEN.

Over liet geduld in het lijden en bijzonder in de ziekte.

Do liefde en de eenigste bazigheid der Heiligen op aarde, is uit geheel hun hart te wenschen al de moeije-lijkheden, al de verachtingen en al do pijnen te mogen uitstaan, om God en onzen Heer Jesus Christus te behagen. Volg hen na, mijn lieve christen. Zoek heden en al de dagen uws levens do gelegenheid om iels te doen dat dien goeden Meester aangenaam kan wezen, al moest het ii eenige moeile kosten, eenige pijn of eenigo ligte vernedering veroorzaken. Verdraag met geduld duizenden ligte pijnen, welke nooit missen van zich in het beste ligchaamsgeslel te doen gevoelen ; ofl\'er alles aan den gegoeselden Jesus op, en laat geene do minste klagtuont-snappen. Zoo het onzen Heer behaagde, u eene zware ziekte over te zenden, ontvang haar dan van zijne goddelijke hand met onderwerping, en geef u in alles over aan zijnen wil. Ik zeg meer, bedank onzen goeden Meester voor de ziekte, die hij u toezendt als voor eene zeer groote gunst. Ja, lieve christen, ik zeg het u met eenen godvruchtigen schrijver, gij moet hem daarvoor bedanken, omdat de ziekte, door de voordeelen, die haar vergezellen , groote redenen van vertroosting medebrengt.

Zij is voordeelig io. voor hen, die u bijstaan; door hun liefdewerk verkrijgen zij oneindige verdiensten. O! hoe ben ik vertroost, zeide in zijne ziekte de heilige Franciscus de Sales, ivanneer ik de moeile zii, die deze arme lieden, rondom mij, zich geven! voor Inmne diensten en liefde verdienen zij den hemel.

2o. Zij is voordeelig tot boeting uwer zonden. Het is veel zachter en korter uwe zonden op een bed van smarten uit te wisschen, dan ze in het vuur te moeten boeten. Hoe vele jaren in het vagevuur kan men met eenige verduldige uren van ziekte en kwelling niet uitboeten! Ach ! mijn lieve christen, waf zult gij u eens gelukkig achten , u van dit schrikkelijk vaur verlost te zien, waarineen

-ocr page 167-

VAN J USDS.

enkel uur te lijden, onverdragelijker is, dan verscheidene /aren lang de hevigste ziekten uit te staan i

3o. Zij is voordeelig voor uwe zaligheid. Er zijn weinig krachtiger middelen om eene ziel te zuiveren en ze zalig te maken, dan eene langdurige ziekte. Verscheidene groote Heiligen hebben geheel hun leven lang, in aanhoudende ziekelijkheden doorgebragt. Zij konden niet bidden, noch met verschillende andere godsdienstige werken zich bezig houden; zij waren God onderdanig; zij verdroegen dit tot zijne liefde: God verzocht niets anders om iien zalig te maken. De heilige kluizenaar Alypius is veertien jaren met het vol van zijne eene zijde gelieel afgestroopt, te bed blijven liggen. In dezen pijnlijken staat bad hij aldus tot God: Ik aanbid uwen heili-yen ivil, o mijn God ! Gij z jl regtvaardig en straft mij met regtuaardigheid. De zalige Ludwina bad den Heer, dat hij haar hare schoonheid zou afnemen; zij werd verhoord. God zond haar eene buitengewone ziekte over, die acht en dertig Jaren lang duurde. Zij klom door haar geduld tot eenen hoogen trap van heiligheid. O Christen, hoe velen liggen er tegenwoordig in de hel te branden, die zouden zalig zijn, zoo zij door ziekten en kwellingen langdurig bezocht waren geweest! Kus dan minnelijk de hand van Jesus, als zij u zal treilen; die slagen zijn blikken zijner teedere liefde tot u. (1) Wees altijd bezorgd dat gij, in uwe ziekten uit liefde tot onzen Heer Jesus Christus, u nooit aan ongeduld, aan verdriet, aan droefheid overgeeft; (2) doe integendeel u geweld aan om eenen grooten vrede en eene diepe rust in uwe ziel te bewaren, en zeg dikwijls: Mijn God uw wil geschiede ! Mijn God, ik bemin tl, cn ik begeer uit lief de tot u te lijden! Heer Jesus, verleen mij een iveinig van uw geduld. Gebruik met moed al de geneesmiddelen, welke men u zal voorschrijven; en overwin den walg, dien derzelver bitterheid u zou kunnen veroorzaken, met inzigt van Jesus Christus,, die met gal en azijn gelaafd is, na te volgen, met do begeerte van in zijnen bitteren

(1) Apoc. III. 19.

(2) S. Bern. Lib. ad aororem, de modo bene vivendi, cap. XLII1.

107

-ocr page 168-

DE LIEFDEVLAMMEN

kelk deel te nemen. AVaclit dan gerust van den zegen des Heeren den goeden uitval dezer geneesmiddelen af, en ontstel u niet, indien zij zoo spoedig, als gij wel zoudt wenschen, de genezing niet uitwerken. Hij, die u de ziekten toegezonden heeft, bemint u al te zeer, om u de gezondheid niet weder te geven , indien zij lot zijne verheerlijking, en tot uwe zaligheid noodzakelijk is. Laat hem dan begaan. Wanneer gij u aldus in zijne handen, gedurende uwe ziekte, zult overgeven, zult Gij voor God eene oefening van liefde doen, die u zeer verdienstelijk zal wezen, het is daarenboven het eenigste middel, om den vrede te bewaren.

XXIV. HOOFDSTUK.

Over «le krooiiin^ met Uoornen.

Et flecten(es coronatn de spinis, posuemnl super caput ejus. Matth XXVIT. 29.

Daarna rlocliten zij eene kroon van doornen , en stelden liem die op het hoofd.

Op de lijfstraf der geeseling volgde onmiddelijk eene andere, of door den haat, der Joden ingegeven, of door de wreedheid dor solditen uitgevonden. De krijpsknechten des st.idhouders leidden Jesus naar het gereglsbof, alwaar de geheele bende hem omringde Zij trekken zijne kleederen uit en doen hem een scharlaken mantel voor koninklijk gewaad aan; zij geven hem voor koningsstaf een riet in zijn regterhand en zetten hem op het hoofd eene van doornen gevlochten kroon, en daar die doornen niet diep genoeg in zijn gezegend hoofd, reeds door de geeselslagen doorwond, doordrongen, namen zij het riet, dat hij in zijne hand hield, en hem in het aangezigt spuwende, drijven zij met alle geweld deze smartverwekkende kroon in zijn hoofd. \'1) O doornen, o ondankbare schepselen! wat doet gij,p de lijfstraf der geeseling volgde onmiddelijk eene andere, of door den haat, der Joden ingegeven, of door de wreedheid dor solditen uitgevonden. De krijpsknechten des st.idhouders leidden Jesus naar het gereglsbof, alwaar de geheele bende hem omringde Zij trekken zijne kleederen uit en doen hem een scharlaken mantel voor koninklijk gewaad aan; zij geven hem voor koningsstaf een riet in zijn regterhand en zetten hem op het hoofd eene van doornen gevlochten kroon, en daar die doornen niet diep genoeg in zijn gezegend hoofd, reeds door de geeselslagen doorwond, doordrongen, namen zij het riet, dat hij in zijne hand hield, en hem in het aangezigt spuwende, drijven zij met alle geweld deze smartverwekkende kroon in zijn hoofd. \'1) O doornen, o ondankbare schepselen! wat doet gij,

(1) Matth, XXVII, SO.

-ocr page 169-

VAN JESUS.

waarom pijnigt gij alzoo uwen Schepper? Maar liet is aan de doornen niet, dat ik deze verwijting moet doen. Gij zijt het, zonden der menschen, welke het hoofd van mijnen Zaligmaker doorwond hebt; Ja mijn zoete Jesus, ik ben het, die door mijne zondige gedachten en begeerten uwe doornen kroon gevlochten heb; deze verzaak en verfoei ik meer dan alle ander kwaad, meer zelfs dan den dood. O doornen, door het bloed van den Zoon Gods geheiligd, ik keer mij met een vermorzeld en ootmoedig hart tot n; doorsteekt mijne ziel, en maakt, dat zij altijd van droefheid doordrongen zij , omdat zij eenen zoo goeden God vergramd heeft. Mijn minnelijke Zaligmaker, trek mij, dewijl gij zoo veel voor mij lijdt, van de schepselen en van mij zelven af, opdat ik met waarheid moge zeggen, dat ik mij niet meer, maar u alleen, en u geheel en al toebehoore. O Koning der wereld! tot wat staat zie ik u gebragt! Gij hebt dan als een tooneelkoning u willen vertoonen, en tot spot van geheel de stad Jerusalem willen dienen? Helaas! het bloed stort van uw voorhoofd op uw aangezigt en op uwe borst af, en evenwel overladen de soldaten, niet tevreden met u van het hoofd tot de voeten doorwond te hebben, u nog met nieuwe pijnen en mishandelingen. O hemel! hoe ver kan de wreedheid der mensehen zich uitstrekken! Maar heigeen in dit alles meest mijne verwondering waardig is, is uwe liefde, uwe zachlmoedigheid, uw geduld, waarmede gij zoo vele versmaadheden voor de z iligheid der menschen ontvangt en lijdt. O Jesus! geef mij een hart bekwaam , om u naar verdiensten te beminnen.

Onderlusschen, wanneer de soldaten onzen zoeten Zaligmaker .aldus gepijnigd hadden, hebben zij hem gekleed gelijk een tooneelkoning, zij vallen voor hem op hunne knieën , en bespotten hem , zeggende: weesgegroet koning der Joden. (1) Daarna opstaande , gelijk de heilige Joannes er bijvoegt, beschimpen zij hem nog, en geven hem kaakslagen. (2) O God! dit gezegend hoofd

(1) Motth. XXVII, 20. (2) Joan, XIX, S.

-ocr page 170-

UE LIUl\'DEVLAMMEN

met doornen dooi\'stoken, vogIJq bij de minste beweging zeer groote pijnen; zoodanig, dat iedere kaakslag, iedere stoot, al deszelfs smarten vernieuwde. O mijne ziel! aanschouw in dien droevigen staat uwen God. erken iiem ten minste als den Opperheer aller dingen, gelijk hij waarlijk is, bedank hem als een koning van smarten en liefde, en bemin hem, dewijl hij slechts lijdt, om uw hart en uwe liefde te winnen. (1)

O gij christen, die dit boek leest, is het mogelijk zijne liefde te weigeren aan eenen God, die ons genoeg bemint, om zulke onwaardige behandelingen te verdragen? Is het mogelijk nog toe te stemmen in hem te vergrammen? Helaas! onze zonden zijn de pijnlijkste doornen, welke zijn gezegend hoofd konden doorsteken, en men mag in waarheid zeggen, dat elke keer dat een christen in doodzonde toestemt, hij op zekere wijze al den smaad der geeseling en doornen krooning van onzen Zaligmaker vernieuwt. Laat ons dan niet alleen de doodronde, maar ook de dagelijksche zonde vlugten, dewijl zij onzen goeden meester beleedigt. Ik zeg meer, laatons deschaduwe zelfs der zonde vermijden, en al onze krachten inspannen, om geheel aan Jesus Christus toe te behooron. Ach! zegt de heilige Bernardus , hij die niet voor Jesus Christus wil leven, verdient niet te lev n, en is zelfs reeds dood; degene wiens gevoelens met de zijne niet overeenkomen, is oen uitzinnige; die hierop de wereld niet leeft voor hem alleen, is onwaardig te leven. Elet is enkel voor hem, dat God alles, wat ia wezen is, geschapen heeft, en hij, die maar alleen voor zich zeiven en niet voor God op do wereld wil zijn, begint met niets meer te wezen, en onder de schepselen niet meer gerekend te worden (2). Laat ons dan Jesus beminnen, laat ons zoo veel het aan arme schepselen mogelijk is, hem beminnen, laat ons hem, tot den laatsten adem van ons leven en gedurende alle eeuwigheid beminnen.

(11 Verzuchtingen over het l\'jileu van onzen Heer Jesns Christus. (2) S. Eeru. a8, in Cant.

170

-ocr page 171-

VAN JliSUS.

GEBKD.

O wonden van Jesus Christus, mijnen Zaligmaker! roept de H. Augustinus uit, (1) gij zijt vol barmhartigheid, goedheid, zachtmoedigheid en liefde! Be Joden hebben u met eene ongeloofelijke woede geopend, o heilzame wonden! maar gij zijt voor mij eene (oevlugt, eene schuilplaats geworden: door u is het mij toegelaten te smaken hoe zoet de Heer is, door u kan ik smaken met wat zoetigheid God degenen behandelt, die hem aanroepen, welke hem met een regtzinnig hart zoeken, en die hem bovenal beminnen. Helaas! wat zoude er van mij worden, indien ik geene overvloedige verlossing, geene bron van zoetigheid in de elieude van deze ballingschap, geene troostende verzekering van de genade mijns Zaligmakers, en geene gedurige aanmoediging in den weg van volmaaktheid en van goddelijke liefde in u vinden moest! wat zoude er van mij worden! Geloofd zijt gij, o goede Jesus! over die teedere liefde, welke u bewogen heelt, u te laten doorwonden; en mij toe te laten in uwe wonden eene schuilplaats te vinden oin de geweldige vervolgingen der vijanden mijner zaligheid te onlvlugten! Wees daarom eeuwig geprezen. Amen.

OEFENINGEN.

Over liet vcrmijilen rter «Ingelijksclie zondeu.

Gij hebt daar zoo even, mijn lieve christen, den wreed-sten van alle doornen gezien, die het hoofd van onzen goeden Zaligmaker kunnen doorsteken; het is de zonde. Indien gij dan waarlijk dien teedersten vriend onzer zielen bemint, schuw dan zorgvuldig, ik zeg niet alleen de doodzonde, ach! zij is zoo een schromelijk wanschepsel, waarvan de gedachte alleen u grooten schrik moet inboezemen; eene doodzonde! o mijn lieve christen, God behoede ons van er ooit eene te bedrijven! maar vermijd ook de dage-

(1) S. Aug, Manual, cap. XK[.

171

-ocr page 172-

DE LIEFDEVLAMMEN

liiksche zonden, hoe ligt en klein zij ook mogen schijnen. Waak met oplettendheid over n zelven, opdat gij nooit met opzet cr eene bedrijft, en dat kunnen wij met Gods genade doen.

4°. Waak over uwe tong: houd u nooit op met kleine leugens, nooit mot dien ligten achterklap, welke in den omgang des levens zoo gewoon is; veroorloof u nooit onvoorzigiige redeneringen, nooit woorden van eigen lof, nooit bespottingen van onzen evenmensch, zelfs geene nuttelooze woorden, dewijl gij eens rekenschap daarvan zult moeten geven. (1)

2°. Waak over uwe ooyen: zie nooit nieuwsgierig op de voorwerpen, welke ons omringen, voornamelijk als zij voor u gevaarlijk kunnen worden. (2)

3°. Waak ot\'ej-MiM)? oordeel nooi! iemand, tenzij uw pligt u dit oplegt; heb niet ligtelijk kwaad vermoeden van iemand, voed nooit in uw hart eenige hoogachting van u zeiven, noch van al wat gij doet enz.

4°. Waak over uw hart: heb geene te driftige en te natuurlijke genegenheden voor de schepselen, hoedanig zij ook mogen wezen, geene jaloerschheden. hoe klein zij ook zijn, enz, met één woord , waak onophoudelijk, waak op alles, veroorloof u geene ligte verstrooidheden, noch kleine ongeduldigheden, noch tijdverlies, noch onmatig lagchen, noodelooze bezoeken, noch kleine overdaad in eten en drinken, in het slapen, enz. Vooral zeg nooit in uw hart, het zijn maar geringe gebreken; ik bekommer mij niet om mij daarvan te beteren (3) helaas, dit ware onzen goeden ïfeester zeer groote pijn veroorzaken , het ware slechts de liefde mhkennen, welke hij voor u heeft. Welaan dan mijn lieve christen, maak van heden af dit vast voornemen; geene vrijwillige dagelijksche zonden meer. Bid den Heer, dat hij u gelieve te helpen, en hij zal dit voorzeker doen.

(1) Math, xn, 30. (2) Matth. VII, 1. (3) Bern. serm. 1, iu Convers S. Pauti

•172

—63=—

-ocr page 173-

VAN JESUS.

XXV. HOOFDSTUK.

Met is ter onzer lierde cii voor onze zonden, flat Jesus Christus met wonden is over-deUt geworden.

Ipso aulen vulneralus csl yrojjler iniquUates nostras, utlritus est jirvpter icelera nostra. Is. L11Ï, 5.

Hy is voor ouze zonden met woiiilen ovefdekt, hy is verbrijzeld om oiuc misdaden.

Het minste lijden, dat onze Zaligmaker zou ondergaan hebben, was zeker meer dan genoeg, om aanderegt-vaardiglieid Gods te voldoen , en de zonden der wereld weg te nemen; maar de liefde, welke die goeder-tierene Jesus ons toedroeg, heeft zich daarmede niet kunnen tevreden houden. Orn voor onze misdaden te voldoen, en ons tevens de grootheid van zijne liefde te toonen, heeft onze Verlosser volgens de uitdrukking van Isaïas, van bel hoofd tot de voeten willen doorwond worden, hetwelk dezewoordenbeteekenen,un(ncra(ust;ta/(/\'tiws. zoodanig, dat geheel zijn aanbiddelijk ligchaam maar ééne wonde meer was. (1) Ook vergelijkt dezelfde proleet hem bij eenen melaatscbe;et minste lijden, dat onze Zaligmaker zou ondergaan hebben, was zeker meer dan genoeg, om aanderegt-vaardiglieid Gods te voldoen , en de zonden der wereld weg te nemen; maar de liefde, welke die goeder-tierene Jesus ons toedroeg, heeft zich daarmede niet kunnen tevreden houden. Orn voor onze misdaden te voldoen, en ons tevens de grootheid van zijne liefde te toonen, heeft onze Verlosser volgens de uitdrukking van Isaïas, van bel hoofd tot de voeten willen doorwond worden, hetwelk dezewoordenbeteekenen,un(ncra(ust;ta/(/\'tiws. zoodanig, dat geheel zijn aanbiddelijk ligchaam maar ééne wonde meer was. (1) Ook vergelijkt dezelfde proleet hem bij eenen melaatscbe; et nonputavimus cum quasi lepro-sum, et percussum a Deo et humüiatum. Isa. LUI, 4. Wij hebben hem aangezien als eenen melaalschc, en van God yesla\'jen en vernederd.

Wanneer men met de oogen des geloofs Jesus aanschouwt , met wonden overdekt, als men z jn ligchaam zoo schrikkelijk verscheurd en geheel bebloed in stukken ziet vallen, kan men gemakkelijk begrijpen hoe groot de liefde van dien goddelijken Zaligmaker tot ons is geweest. O mensch, roept de heilige Augustinus uit, (^) leer uwe waarde kennen; leer wat groote dankbaarheid gij God schuldig zijt, leer beselfen, uit den prijs, dien het hem

(1) Isa I, (2) S. Aug. Je Pass. Domini, aerm. I.

173

-ocr page 174-

DE LIEFDEVLAMMEN

gekost heeft, om u vrij te koopen, welke uwe waardigheid is; leer eindelijk^ hoe schandelijk het voor u zou zijn, hem door uwe zonden te heleedigen, en weet uwe driften te beteugelen en aan uwe ongeregeldheden een einde te stellen.

Jesus is terhoeting onzer zonden vermorzeld geworden. Jesus, die schuldelooze Jesus, had maar den uiterlij-ken schijn der zonden, niettemin de regtvaardigheid van zijnen hemelschen Vader liet al haar gewicht op hem drukken en hij wordt met geeselslagen verscheurd , met doornen gekroond, aan eenen schandelijden galgenboom genageld! O hemel! indien men zoo met het groene hout handelt ,xvat zal dan hel lot van het dorre zijn? (4) Wat zal er van mij armen zondaar, geworden ; van mij wiens ontelbare zonden dagelijks op mijn hoofd gestapeld worden, van mij, die tot hiertoe maar geleefd heb, om mijnen God te vergrammen! O Jesus! barmhartige Jesus! heb medelijden met mij!

Jesus is om onze zonden vermorzeld geworden. Die goede Meester heeft mij eene voortreflelijke les gegeven; met zich aan zulke afgrijselijke pijnigingen te onderwerpen, heeft hij mij geleerd, dat de zonden niet ongestraft blijven mag; zij moet door den zondaar, of door God zeiven gestraft worden. Beween ik mijne bedrevene zonden , doe ik er boetvaardigheid over, werk ik tegen mij zeiven eene heilige gramschap uit, dan straf ik ze naar verdiensten; wil ik ze zelf aldus niet straffen, dan zal God , die mijn Regter is, ze straffen. Doch wee mij alsdan! (2) het is schrikkelijk in de handen van den levenden God te vallen. (3)

Om het ongeluk te ontgaan van voor dien vreeselijken regter, met eene ziel, met zonden besmeurd, te moeten verschijnen, moet ik dan, van heden af, beginnen te werken, om ze door eene ware boetvaardigheid uit te wisschen, en de voetstappen van mijnen Zaligmaker na

(1) Luc. XXII, 31. (2j Aug in lifec verba psalmi: Quoniam int-quitatem ego cognosco, serm. 19. Peccatum tuum judlcem te Iialieat, nou patronum. Idem in lure verba; Cor mmdum etc. Serm. 20. (3) Hebr. X, 31.

Hi

-ocr page 175-

VAN JESUS.

te volgen. Maar, o schande! het leven van Jesus Christus is een gedurig lijden geweest, en het mijne gaat voorbij in de vergenoegingen en in de zoetigheden der rust! Had ik dan, tot hier toe, de noodzakelijkheid niet gekend, waarin ik ben van boetvaardigheid te doen in dit leven, of\' in het andere in het midden der helsche vlammen (1). Wist ik dan niet, dat een zondaar langs geenen anderen weg dan dien van lijden en tegenspoed tot den hemel kan komen (2)? Wel hoe! Jesus heeft mijne zonden beweend, en ik zelf zal ze niet beweenen! Ach , zoo zal het niet gaan! ik zal over zoo veel zonden, van mijne teedcre kindschheid af bedreven, zuchien; ik za! mijn ligchaam kaslijden, ik zal mij zonder ophouden versterven, en mij tot boetvaardigheid aanmoedigen, door het aandachtig overdenken van de boetvaardigheid van Jesus en van al de Heiligen. Ik zal David navolgen, die hoewel hij verzekerd was, dat zijn zonden hem vergeven waren, evenwel onophoudelijk daarover gezucht heeft; het overdenken van de genade van mijnen God verloren te hebben, zal mij, even als hem, dag en nacht beken van tranen doen storten: ik zal, altijd, gelijk hij, mijne voorgaande zonden voor oogen hebben (3); gelijk hij, met één woord, zal ik ieder oogenblik zeggen: Heer, gelief de zonden mijner jeugd te vergelen (4).

Mijn God! wat verschil vind ik niet tusschen mijne handelwijze en het gedrag der Heiligen: Petrus heeft maar eenmaal gezondigd, en hij heeft geheel zijn leven geweend: ik zondig menigwerf, en ik ween nooit. (5) Een heilige kluizenaar zeide: Op wat plaats ik mij ook bevinde ik gie niets andersdanmijnezonden.-ikbeschouwmijals een slagtoffer der hel, a! waar ik een oneindig getal zielen gewaar wordt, die minder pligtig zijn dan ik; alsdan werp ik mij met het aangezigl ter aarde, ik zucht en ween voor mijnen lieg Ier... En wat mij betreft, naauwelijksdenk ik op deze hel, welke ik verdiend heb, en doe bijna niets, om daar niet in te vallen. Al de Heiligen hebben, door alle mogelijke strengheden van boetvaardigheid, getracht

(1) Aut prenitendum aut urendum. (2) Act. XIV, 21. (3) Ps. L. (4) Ps. XXIV, 7. (5) S. Aug.

-ocr page 176-

DE LIEFDEVLAMMEN

hunne zonden te boeten; sommigunliuhben zich onderworpen aan de bespottinr/, aan de yeese\'.slagen, aan de gevangenissen: andere zijn in slulcken gezaagd enge-steenigd, onthoofd, verbrand, ter dood gebragt; weder anderen hebben zich in schrikkelijke wildernissen begeven (1) eu ik doe niets, ik lijd niets. Arme en ellendige als ik ben! welk is dan het doel, dat ik mij voorstel te bereiken? Is het ook naar den schoonen hemel, welken zij zoo duur betaald hebben, dat ik mijne schreden wend? Ja gewis... Welnu! ik moet dan, gelijk zij , den waren weg volgen; hij is smal. Mijn goddelijke Meester heeft het mij gewaarschuwd: Arcta via est,(juae ducit ad vitam. Ik moet, gelijk zij, mijne voorgaande zonden beweenen, ik moet om vergiffenis smeeken, niet gedurende oenige weken of eenige maanden, maar geheel mijn leven lang. Helaas! hoe kan ik weten, of mijn God mij vergiffenis verleend heeft? Hoe kan ik weten, of mijn heinelsche Vader mij het kleed van onschuld heeft wedergegeven? Dit hoop ik van zijne barmhartigheid, doch ik ben daar niet ten eenenrnale van verzekerd, ik moet dan steeds boetvaardigheid doen, steeds weenen; en al kwam een engel van Gods wege, uit den hemel mij aankondigen, dat rnijne zonden mij vergeven zijn, zou ik nog moeten weenen, als ik de wonden, waarmede mijn goddelijke Zaligmaker overdekt is geweest, aanschouw.

Maar deze wonden van mijnen Zaligmaker zullen mij niet alleen bewegen om boetvaardigheid te doen en mijne zor.den te beweenen; zij zullen mij ook lot vertrouwen en liefde opwekken. Het is tot deze wonden, dat ik mijne toevlugt zal nemen, om daarin een zoelen vrede te genieten. Ik zal daar zoo veel te meer van alle gevaar bevrijd zijn, hoe meer Jesus magtiger is, om mij zalig te maken. Woelt de wereld rondom mij, doet mijn ligchaam mij eenen doodelljken oorlog aan, omringt de duivel mij met zijne strikken, ik zal niet vallen, want ik steun op Jesns Christus. Heb ik het ongeluk gehad eenige groote zonden te bedrijven, en is mijn geweten ontsteld, ik zal

(1) Ad Ilcbr. XI, 36, 37,

\'176

-ocr page 177-

VAN JESUS.

mij daarom aan geene wanhoop overgeven, omdat ik do wonden van mijnen Heer Jesus zal gedenken. Welk kwaad zal zoo ongeneeslijk zijn dat het door den dood van eenen God niet zal kunnen weggenomen worden (1)\'? Ik zal in het midden van al mijne ellenden, op de wonden van Jesus eenen blik werpen, en het gezigt van zulk een krachtig geneesmiddel zal mij rust en vertrouwen wedergeven.

O mijne ziel! gij, die zwak, zoo arm, zoo krachteloos en van alles zoo ontbloot zijt, ga, werp u in de armen van uwen goeden Meester, want hij is alles voor u en in hem bezit gij alles. Wilt gij de diepe wonde genezen, die de zonde u heeft toegebragt, hij is uw geneesmeester. Zijt gij overladen door hetzwaarwigtige pak uwer zonden, hij is de regtvaardigheid en de heiligheid zelf; hebt gij versterking noodig tegen uwe vijanden, hij is de sterkte en do imgt : vreest gij den dood, hij is het leven; wilt gij naar den hemel gaan, hij is de weg; vlngt gij de duisternissen, hij is het licht; zoekt gij voedsel, hij alleen kan u het leven behouden (2). Ja , mijne ziel, in Jesus Christus zult gij alles vinden; hij zal uw steun en uwe sterkte wezen, en indien gij getrouw zijt om u in zijne wonden te verbergen , wanneer de helsche wolf u zal komen aanvallen , zal hij u voorzeker tegen hem beschermen, en zegepralende zult gij uit den strijd komen (3).

GEBED.

O mijn welbeminde Jesus! waarom zijt gij dus met loodverwige en bloedige wonden bedekt? Wie heeftu dan tot eenen zoo medelijdensvvaardigen staat kunnen brengen?... Ach, ik versta het, het zijn mijne zonden, welke mv aanbiddelijk ligchaam verscheurd hebben; zij zijn het, die deze doornen kroon op uw hoold hebben gedrukt. O goede Jesus, hoe ver heoft de liefde, welke gij mij toedraagt, u gebragt! ik ben het, die om mijne zonden verdiend hebt gestraft te worden en gij draagt de straf (4).

(1) S. Bern., in Caut., Senu. LXI. (2) S. Amb. de Virg. Lib. 111. (3) S. Amb. Exani. lib. V, Cap. IV. (4) S. Bern, in Cant.

12

177

-ocr page 178-

DE L1EFDEVL.VHMEN

Verleen mij dan de genade van iets op deze wereld te mogen lijden, om u voor uwe bovenmatige liefde te danken; geef mij de genade van mij te versterven, mij te verachten, mij in alle voorvallen te verootmoedigen, en niets te verwaarloozen om u te toonen dat ik niet ondankbaar ben. Ik kan niet leven zonder lijden, sedert dat. gij zooveel uit liefde voor mij geleden hebt (l). Straf, Heer, straf mij hier in den tijd, opdat gij mij in eeuwigheid sparet (2). Wond mijn arm hart, wond het met uwe liefdeschichten; dat het lijde, maar dat het u beminne- Ja mijn God, dat het u beminne, dat,het uwe liefde immer doe aangroeijen; immer! immer! Amen.

OEFENINGEN.

I.U\'Cde tot «1c cenzuaiuUcld.

Lieve Christen, neem heden de heilige gewoonte aan , van dikwijls in den geest tot de bloedige wonden van onzen Heer Jesus Christus en voornamelijk tot zijn heilig hart te gaan en bewaar die geheel uw leven. Maak u daar een eenzame plaats bereid om u ten tijde van bekoringen daarin te verschuilen. Begin daarom met u van het gewoel der wereld af te scheiden, voor zoo veel uwe pligten u dit zullen toelaten, en bemin het verborgen en stil leven. O mijn God! hoe vele zielen zijn er niet, die geen den minsten voortgang in de liefde van .lesus doen, omdat zij die zoete rust der eenzaamheid niet kennen! Deze zielen zeggen wel, dat zij in de bespiegeling, in de vereeniging van onzen Heer wel zouden willen leven, en zij doen juist datgene, wat hen van dit oogwit moet verwijderen: zij zoeken de talrijke gezelschappen, de wereldsche vermaken, de al te groote uitstortingen van het menschelijk hart, en zij vlugten de eenzaamheid. Men zou zeggen, dat zij bevreesd zijn, van zich met God alleen te bevinden. Mijn lieve Christen, volg hun voorbeeld niet: wilt gij God vinden, zoek hem dan in de eenzaam-

(1) S. Honav, de stimulis amoris, pars. 1. Cap. IT passim, (2) Aug.

178

-ocr page 179-

VAN JESUS.

heid, ik hen nooit minder alleen, zeide do heilige Barnardus, dan als ik alleen lgt;en (1).

O, hoe waar is dit! in de eenzaamheid vindt men God , in de eenzaamheid denkt men op zijne pligten, men is zijne zonden indachtig, men beweent, men verzaakt ze; in de eenzaamheid overweegt en begrijpt men de kortheid van den tijd, de langdurigheid der eeuwigheid, de ijdelheid van de aardsche zaken, van de eer, de vermaken, de rijkdommen; in de eenzaamheid spreekt men tot God, en God spreekt tot ons (2). Men spreekt met hem aan het hart, men verheft zijne grootheden, men looft zijne barmhartigheden, men smaakt de zoetheden zijner liefde; in de eenzaamheid denkt men op den hemel (3), men scheidt zich af van al het geschapene. O eenzaamheid! o zoete eenzaamheid! gelukkig is hij, die u kent en bemint! vooral gelukkig hij , welke het middel gevonden heeft, van , zelfs in het midden der talrijke gezelschappen, altijd met God alleen te zijn! Bid don Heer, mijn lieve Christen! dat hij u deze eenzaamheid des harten gelieve te verleenen , waardoor men . zelfs in het midden van het gerucht der wereld en der moeielijk-heden, altijd ingetogen is, altijd veroenigd met God, altijd aandachtig op zijne tegenwoordigheid: bid hem, dat hij u deze gelieve te geven; maar vergeet niet, dat om die te bekomen, gij zoo veel het u doenlijk is , afgezonderd en in eene uitwendige eenzaamheid moet leven, zonder nogtans aan de welvoegelijkheden, welke uw staat vereischt, daarom te kort te blijven. Het is onmogelijk van zonder noodzakelijkheid en voordeel van den evenmensch, zich gaarne uitwendig te vertoonen, en tevens ingetogen en met God vereenigd te zijn.

(!) S. Bern. — sed non erat solus, cum quo erat Deus: dat is: maar hij was niet alleen, met welken God gedurig was. InvitaS. Bern. scripla ü Guilielmo. Lib. 1 Cap. VII. (3) Osetc ï! , 14 — S. Hierou, (3) S. Bern.

170

-ocr page 180-

180 HE LIEFDEVLAMMEN

XXVI. HOOFDSTUK.

.Tesns ter «lood veroordeeld, drïiagt zijn Uruis tot op deu Ualvarle-berg.

Et hnjulans sièi C/11 cein, exiril in eim, qui dïcilur Calcaria locum. Joan. XIX . 17.

En zijii kruis dragende , is hij gekomen lot dc plaats. die Calvarie genoemd wordt.

Nadat onze Heer Jesus Christus gegeeseW w.ts, meende Püatus, hem in eencn zoo mededoogenswaardigen staat ziende, dat het genoeg zou geweest zijn, om zijne vijanden te bedaren, met hem aan het volk te vertoonen. Hij leidde hem dan op cene soort van balkon en hem aan de Joden verloonende, zpide hij hun:adat onze Heer Jesus Christus gegeeseW w.ts, meende Püatus, hem in eencn zoo mededoogenswaardigen staat ziende, dat het genoeg zou geweest zijn, om zijne vijanden te bedaren, met hem aan het volk te vertoonen. Hij leidde hem dan op cene soort van balkon en hem aan de Joden verloonende, zpide hij hun: ziet den mensch ! (1) Het volk zwoeg stil, en mogelijk begon het tot medelijden bewogen te worden: maar zoodra de opperpriesters en hunne dienaren hom aanschouwen, riepen zij uit: kruis hem, kruis hem (2)! Pilatus in zijne hoop te leur gesteld zeide hun met misnoegen:

yVel nu! neemt gij hem zeiven en kruist hem; ivant ik vind in hem niets veroordeelenswaardig. De Joden antwoordden hem : wij hebben eene wet, en vo/i/ens deze wet is hij des doodschuldig, omdat hijgezecjdheeft, dat hij gt; de Zoon Gods is (3). Ten andere, veroordeelt gij hem niet ter dood, dan zult gij de vriend des keizers niet meer zijn. (-i) De laatste woorden verschrikten Pilatus, hij had de schandelijke lafhartigheid van te wijken, en Hei hun Jesus over om gekruisigd te worden. (5)

Welk onregt! hoe heeft men u dan, o mijn goddelijke Zaligmaker , tot eenen zoo schandelijken en wreeden dood kunnen veroordeelen! welke mogt de oorzaak van zoodanig vonnis wezen? Ach! het zijn mijne zonden, o ,

(1) Joan. XIX. 4, 5. (2) Jean SIX. 6. (3) Joan. XIX, 0. 7. J (4-) Joan. XIX, 13. (5) Matth. XXVII, 26.

-ocr page 181-

VAN JESUS,

zoete Jesus! welke u aklus hebljen doen lijden; het zijn mijne eigene misdaden, die u hebben doen sterven. Ik ben het ecnige werktuig uwer pijnen en wreedste straffen! Wat een ongehoord wonder! de rrgtvaardigheid ■wordt met den dood, dien de zondaar verdiend heeft, gestraft! Een God sterft om het leven aan zijn schepsel, aan een\' geringen slaaf weer te schenken.. . Wat vergelding kan ik u geven, o Jesus! voor zulk eene groote liefde? Kan er wel iets in het menschelijk hart gevonden worden, dat waardig zijn zou, om u voor zoo bovenmatige liefde aangeboden te worden? Helaas! ik vind in het mijne niets dan een vurig verlangen, om u te beminnen; neem dit verlangen in dank, o mijn God , en maak, dat bet vervuld worde. Maak, dat ik in u niet dan aantrekkelijkheden en aangenaamheden vinde; dat er buiten u mij niets moge behagen, noch schoon schijnen; dat mij, integendeel, alles gering en verachtelijk voorkome; dat ik hate hetgeen gij haat, en dat niets mij behage dan wat u behaagt; dat, ver van genoegen te vinden in al wat gij niet zijt, ik daarin niets anders vinde dan ongenoegen; dat ik er zelfs mijn vermaak in scheppe, om uwentwil te lijden ; dat do glorie alleen van uwen naam mij ondersteune en aanmoedige; dat het aandenken aan u, mijn eenige troost zij, dat ik mij moge spijzen met brood door mijne tranen doorweekt; dat al mijn vermaak zij onophoudelijk uwe heilige en regtvaardige wet te overwegen (1). Eindelijk, maak, dat ik u altijd meer en meer beminne, o Jesus! ik weet, dat ik zeer onwaardig ben van u bemind te worden, maar gij zijt mijne liefde waardig. Ik smeek u, maak mij voortaan u zoo waardig, a!s ik tot hiertoe onwaardig geweest ben. O Jesus! maak, dat ik u béminne.

Zoodra\' de Joden door hun geschreeuw en hunne bedreigingen het doodvonnis van hunnen zwakken stadhouder hadden afgeperst, waren zij op niets anders meer bedacht dan om het spoedig ten uitvoer te brengen, ten einde aan l\'ilatus den tijd niet te laten van het te over-

(1) S, Aug. Meililutiones, cap. VJl.

181

-ocr page 182-

DE LIEFDEVLAMMEN

•182

wogen en te herroepen. Het kruis was reeds te voren bereid geworden; zij doen het aanstonds naar het ge-regtshof brengen, om onzen Heer Jesus Christus de smart en de schande aan te doen van liet zelf op zijne schouderen naar de strafplaats te dragen. Maar opdat men hem voor geen andoren zoude aanzien, en hij van eon ieder zou gekend worden, rukten zij hem den ouden purperen mantel af, waarmede zij hem bekleed hadden, en doen hem wederom zijn oud kleed aan. Dewijl het zonder naad en van voren niet open was, moesten zij het hem over het hoofd trekken; het kon maar moeijelijk aangedaan worden, om dat het in de doornen verwarde; de doornen kroon werd hierdoor hard geschokt ; de pijnlijke wonden werden hierdoor vernieuwd en begonnen op nieuw te bloeden (1). Alsdan nam Jesus het werktuig zijner doodstraf op, en hot op zijne doorwonde schouders leggende, ging hij naar den Calvarieberg, voorgegaan door twee moordenaren, die met hem tonzelfden tijde moesten gekruist worden.

Ondertusschen moest onze goede Zaligmaker, door de pijnen van den voorgaanden nacht reeds uitgeput, de krachten, welke hem nog overbleven, verzamelen, om den zwaren last, waarmede hij beladen was, te kunnen dragen. Het zweet liep langs zijn ligchaam af, hij kon geen adem meer halen, en zijne wonden werden vernieuwd, door het geweld dat hij moest doen, om het kruis op zijne schouders te houden en voort te gaan. Eindelijk, in het uilgaan der stad niet meer kunnende, bezweek hij onder het zwaar gewigt, en viel met zijn aanschijn plat ter aarde! .. De soldaten, die hem geleidden , overlaadden hem toen met slagen, en braakten duizenden smaadwoorden tegen hem uit, om hem tot opstaan te dwingen; maar de Joden, die zagen, dat de krachten hem ontbraken, en vreezende dat hij zou sterven, eer hij kon gekruist worden, dwongen eenenman van Cyrenen met name Simon, die van zijne landerijen terugkwam, om het kruis te helpen dragen en Jesus te

(1) Matth. XXVII, 31.

-ocr page 183-

VAN JESUS.

volgen (1). Het is te denken, dat Simon dit maar uit dwang en met groeten tegenzin gedaan heeft. Maar wanneer hij daarna door het geloof verlicht zijnde, zag, dat hij de eer gehad had zijnen Zaligmaker te verlichten, aan de zaligheid der wereld mede te werken, en het voorbeeld te zijn dergenen , welke na Jesus Christus het kruis moeten dragen en hem volgen, dat is der uitverkorenen van alle eeuwen, dan begrijpt men, dat zijn lot hem benijdenswaardig scheen, zooals het altijd heeft geschenen aan de godvruchtige zielen, die wel zouden gewild hebben met hem deelachtig te mogen zijn geweest aan eene zoo roemwaardige behulpzaamheid (2). O gelukkige menseh , welke het kruis draagt, dat God hem overzendt! die mensch is waarlijk de leerling van Jesus Christus, maar wat zeg ik, hij kan het maar op deze voorwaarde wezen (3). Ja ieder onzer moet zijn kruis dragen, hoe zwaar het ook moge wezen, ik zelf moet het mijne dragen , en achter mijn meester gaan.Omijn Jesus ! gelief mij het, uit liefde tot u, met blijdschap often minste met bedaardheid en onderwerping te leeren dragen.

— Mijn zoon, weet vooreerst dat een chrislen, welke dien sclioonen naam wil verdienen^ zich op deze wereld moet bereiden tot een leven van ontberingen en opofferingen (4). Hij moet noodzakelijk dagelijks zijn kruis dragen, en door zijne eigene ondervinding leeren, dat er geen andere weg is, die ons tot het leven en tot den waren vrede des harten kan brengen, dan de weg van het kruis en devgedurige versterving. Zoo dan mijn kind , uw kruis is altijd bereid; het verwacht u overal; gij kunt het niet ontvlugten, waar gij u ook mogt begeven.

— Heer, het schijnt mij toe, dat ik bereid ben al de kruisen te dragen, die gij mij zult gelieven over te zenden; ik zal geen enkel kruis weigeren; integendeel, bedank ik u vooraf voor al degenen, welke uwe hand mij zal opleggen.

(1) Luc. XXÏ1T, 36. — Zie ook het lyden van Jesus IV deiïl. (2) Zie het leven van Jesus Christus, door Pater de Ligny, IIdeel cap. XXVIII, (3) Luc. IX, 23. (4) S. Maxim. Serni. nltim, de Sanctis — S, Leo, serm. IX, de Qucdrag.

183

-ocr page 184-

DE LIEFDEVLAMMEN

— Deze gestellenisson van uw hart zijn voortreflelijk , deze gevoelens zijn edelmoedig; maar wees altijd bevreesd, mijn zoon, voor uwe eigene zwakheid. Heden hebt gij maar een ligt en gewoon kruis te dragen, en niets schijnt u onmogelijk; maar helaas! hoevele zijn er, die, even als gij, over mij roemden, zoo lang zij mijnen troost ontvingen, hoe velen zijn er niet gevonden, die mij dankten en duizenden beloften deden van getrouw te zijn in mijne dienst; en die mij nogtans verlaten hebben, of ten minste mij maar van verre meer gevolgd zijn, over mijn gedrag ten hunnen opzigtë gemord hebben, uiterst moedeloos geworden zijn, omdat ik raadzaam gevonden had hun eenigen tegenspoed, eenige vernedering, eenigen smaad of ziekte over te zenden; gelijk zij gehandeld hebben, zoo kunt gij ook zelf te werk gaan; vrees dan uwe zwakheid en reken nooit dan op mijnen onderstand.

— Wees geloofd, o mijn God! omdat gij mij met zoo veel toegevendheid mijne zwakheid, welke ik zoo ligt vergeet, indachtig hebt gemaakt, en leer mij, bid ik u, wat ik moet doen om mijn kruis te dragen.

181.

— Al de kruisen, al de kwellingen komen van God, zij zijn eene gaaf van zijne hand; zij zijn een teeken van voorbeschikking. Ja, mijn kind, hoe meer kwellingen ik eene ziel toezend. des te meer liefdebewijzen ik haar geef. Het zijn juist mijne grootste Heiligen, die op aarde het meest geleden hebben. Tracht u dan van deze waarheid wel te overtuigen, en dan zult gij het middel kennen, om wel te lijden. Ik lijd] het is God, die het zoo wil, zijn heilige naam zij geloofd IZiedmir de volmaaktheid.... O mijn zoon! kendet gij den prijs der kwellingen, dan zoudt gij gedurig tot mij zeggen: Heer, of lijden of sterven. Gij zoudt dag en nacht met Joannes van het kruis herhalen: mijn God, ik begeer int liefde tot u te mogen lijdenen veracht te worden (1); gij zoudt met den heiligen Augustinus uitroepen. Ach! wat een kruis, geenc kruisen te hehben \\ Nulla crux,

(1) l\'ati et conlcmni pro te! Pati et contemui pro te.

-ocr page 185-

VAN JESUS.

quanta crux! Gij zoudt al!e oogenblikken tot mij roepen: Mijn Jesus, verleen mij een iveinicj sterkte en send mij alsdan kruisen over.

— Leer mij ook, o goede meester, wat mij ten tijde der bekoringen te doen staat. Do booze geesten brengen mijne ziel geweldige schokken toe, en bestormen haar schrikkelijk; alsdan meen ik alle oogenblikken, dat ik cene ongelukkige schipbreuk ga lijden. Ik word somtijds met zulke afgrijselijke gedachten overvallen, die mij duuken maar geschikt te zijn om in liet hart van eenen verdoemde te komen. Ik span al mijne krachten in, om ze te verwerpen, en desniettegenstaande blijven zij als aan mijne ziel gekleefd. Hoe moet ik mij dan in die stonden van inwendigen strijd gedragen.

— Gij moet trachten gerust en onveranderlijk te zijn, en dit kiuis zonder morren dragen Laat u nooit den moed benemen door eenige bekoring, hoe geweld g zij ook moge wezen, stel altijd uw vertrouwen op mij. Denk, dut ai deze moeijelijkheden, in de inzigten mijner barmhartigheid, beproevingen zijn, om uwe liefde tot mij in al luu en luister te doen uitschijnen , dat het lessen zijn, om u medelijden te leeren hebben met hen, die gelijk gij. aan de schichten des duivels blootgesteld worden, middelen, om uwe zonden te boeten, en u te bevrijden van in nieuwe te vallen; gesteltenissen, om oveivloedige genaden te bekomen; eindelijk behoedmid-delcn tegen den hoogmoed, die u doen zien, dat gij zonder mijne genade niets vermoogt. Het is dan door eeu uitwerksel mijner liefde, dat ik toelaat, dat gij bekoord wordet; het is uit goedheid, dat ik op zekere wijze voor eenigen tijd uwe ziel schijn te verlaten, hoewel ik, meer dan ooit alsdan nabij haar ben. Vrees niet. ik ben met u; bestrijd moedig al de inblazingen des duivels, en wees nimmer verlegen. Hij maakt voel gedruisch doch hij kan hem, die op mij vertrouwt, geen leed doen. Hoe meer hij u kwelt, hoe meer hij u mishandelt, des te meer gelegenheid geeft hij u, om uwe verdiensten en uwe heerlijkheid in den hemel te vermeerderen. Wees dus moedig, en beveel u altjd aan mij. Ik heb

185

-ocr page 186-

DE LIEFDEVLAMMEN

hem door mijn vermogen verplet, gij zult hem op uwe beurt door de hulp mijner genade, welke ik u nooit zal weigeren, verpletten.

— Mijn God! er is nog een kruis, dat ik met veel moeile draag, en hetwelk mij zeer zwaar schijnt te zijn.

Welk is dat kruis, mijn kind?

— Wanneer ik de zoetheden en den geestelijken troost overdenk, welken ik eertijds genoot, en ik ze vergelijk met mijne hedendaagsche dorheden, dan ben ik zeer bedroefd, omdat het mij voorkomt, dat, in plaats van in uwe liefde voortgang te doen, ik achteruit ga. Eertijds scheen alles mij ligt in uwe dienst, en heden schijnt alles mij moeijelijk. ü mijn Jesus, heb ik dan geene reden van te gelooven, dat gij mij verlaat on uwe hulp onttrekt, omdat mijne ondankbaarheden en mijne laauw-heid u vervelen?

— Mijn kind, wacht u wol van zoo te denken, want daarmede zoudl gij mijne liefde verongelijken. Ziet gij daarin het gewone gedrag niet, dat ik doorgaans volg met eene ziel, die ik bemin? In den aanvang als deze door eene ware bekeering zich nog maar aan mij heeft gegeven, bezoek ik ze, en met haar niet dan vreugd in mijne dienst te doen vinden, win ik haar hart; ik wek haar hiertoe op door de zoetheid mijner bevalligheden; ik vertoon mij gedurig aan haar, om ze door de aantrekkelijkheden mijner tegenwoordigheid op te houden; met één woord, om hare zwakheid met inschikkelijkheid te behandelen, laat ik haar niet dan vermaken genieten. Maar later ontneem ik haar de melk, en spijs haar met het sterke voedsel der kwellingen. Ik spreek, en zie, de hemel, de aarde, de hel staan tegen haar op; uitwendig ontmoet zij slechts vijanden, inwendig niet dan bekoringen. Uitwendig, ellenden en duisternissen; inwendig, dorheden en mistroostigheden. Nu laat ik haar eens in schaduwen en akeligheden des doods, dan dos ik haar wederom eens het licht zien en herleven. Doch ik behandel haar altoos om haar te beproeven, om ze te zuiveren, om ze te verootmoedigen, om ze te onderrigten, om ze aan mijnen wil buigzaam te maken, om haar de kleine

18Q

-ocr page 187-

VAN JESUS.

fouten, cie ligte onverstorvenheden te verwijten, en zoo voorts (4). Gij ziet dan wel, mijn kind, dat ik er verre af ben u te verlaten, wanneer ik u dus behandel.

— En ztüt gij mij niets zeggen van mijne gedurige verstrooidheden? O mijn God! welk een zwaar kruis is het mijne ziel te willen tegenhouden, als zij mij ontsnapt, en haar niet tot rede te kunnen brengen. Die omzwervende dochter dwaalt altijd af, en ik heb de grootste moeite van de wereld, om ze in ziehzelve te doen wederkeeren en haar eenige oogcnblikken voor uwe voeten te vestigen.

— Mijn zoon, ik wil niet, dat de verstrooidheden u eene twijfelmoedige rust baren, welk u zoude kunnen ongerust en moedeloos maken. Indien uw hart u uws ondanks ontsnapt, ontstel u dan niet; tracht het zachtjes weder tot zijnen pligt te brengen , en doe , zonder u te ontstellen en verlegen te zijn, wat in uw vermogen is, en laat het overige aan mijnen wil over. Bemin mij uit gansch uw hart, en de gebreken, waaraan gij u niet hebt kunnen ontdoen, zullen voor u eene beweegreden tot de deugd, eene gelegenheid van eerdiensten, eene bron van vertroosting worden. Een welgeschikte grond vindt, tot in den mest toe, eene overdaad van vruchtbaarheid, en de mensch, die met goeden wil is, geniet op tijd de vrucht van zijne onvolmaaktheid en ellenden, in het midden zelfs van zijne ellende. Bid met eerbied en heb een opregt verlangen van met aandacht te bidden; er wordt niet anders gevorderd. Ondanks al de verstrooidheden, welke u beletten al de aandacht te gebruiken, zoo als gij dil wel zoudt wen-schen, ban ik over u tevreden. Ik zal u nooit de dwalingen eener zwakke natuur tot zonde aanrekenen, als gij maar niet vrijwillig daarin blijft, wanneer zij u overkomen, en gij daartoe te voren geene oorzaak gesteld hebt, met over uwe zinnen niet te waken (2). Doch, verborg met vertrouwen al uwe ellenden in den afgrond mijner barmhartigheid, daar zullen zij verdwijnen, ge-

(1) Rlosius, speculum religios. cap. VI. (2) Ibid TI.

487

-ocr page 188-

DE LIEFDEVLAMMEN

lijk men een glimster, die in het midden der zee valt, verdwijnen ziet

GEBED.

lieer Jesus, ik bedank u voor de lessen, die uwe goedheid mij hier heeft gelieven te geven, mocht ik ze nakomen! Ik verzoek u de genade , om zonder klagen en rnet onderwerping al de kruisen, welk gij mij zu!t overzenden, te mogen dragen; ik verzoek u ook, om altijd, overal en in alles uwen heiilgen wil le mogen volbrengen; eindelijk al mijn veizoek is u te mogen beminnen. Wat kan ik nog meer vragen? Indien ik u bemin, zal ik ootmoedig, verduldig, zachtinoedig, liefdadig en onderworpen zijn; indien ik u lief heb, zal ik naar uwen wil, een heilige zijn. Ach! ik smeek u, mijn God, geef mij uwe liefdewonden, eene wonde die mij pijn veroorzaakt, opdat ik voor u en met u moge lijden. O mijne liefde! verlaat mij niet, want zonder u kan ik geen oogenblik leven. Ach! mogt ik uit liefde tot u sterven, o mijn God! gij weet, dat ik, om uwen wil al de moeijelijkheden en wederwaardigheden der wereld, ja zelfs de pijn der hel zou wenschcn te lijden. Hoe ben ik , uit erkentenis voor al uwe weldaden, van liefde niet gestorven! waar zal ik zulk eene oneindige liefde vindon gelijk gij verdient? O mijn God ! kom mij te hulp; ik wil leven en sterven met deze voorden in mijnen mond: i/i bemin u, Ui bemin u. Amen.

OEFENINGEN.

Hen moet zijn kruin met geduld «Iragen.

Indien iemand mij wil navohjen, zegt Jesus Christus, dat hij zich verloocltene, dayelijks zijn kruis opneme, en mij volge. Beminde christen, geef wel acht op die woorden van onzen goddelijken Meester: Men moet zijn kruis dragen. Zij schijnen hard te zijn en tegen de natuur te strijden; noglans wat het ook kosten moge, gij moet uw kruis met geduld dragen, gelijk Jesus Christus het zijne

•188

-ocr page 189-

Van Jtsus.

189

gedragen heeft; want a.m het kruis is gehecht onze zaligheid, onze sterkte trgen de bekoringen en de ware liefde tot God. Ja, gij moet het dragon, niet uil dwang zoo als het al de zondaars dragen , waaróm zij ook daarvan geene verdiensten hebben; maar gij moet het met onderwerping dragen en uit liefde tot Jesus Christus. Eenigen wanneer zij geestelijke vertroostingen ontvangen , bieden zich aan , om alles te lijden wat de Martehars geleden hebben : de pijnbanken, de boeijen, de gloeijende tangen; doch na die schoone en edelmoedige beloften am Ciod gedaante hebben, kunnen zij zonder klagen, en somtijds zomler morren eene hoofdpijn, een klein ongemak . de onverschilligheid van eenen vriend, een woord, dat een weinig hard is, niet verdragen. Beminde christen. God wil niet, dat gij de pijnen van eene bloedige mirteling zondt lijden; hij vraagt enkel, dat gij dit kwaad , die onverschilligheid, dit harde woord met geduld zoiult verdragen. Draag dagelijks uw kruis, en wees niet gelijk aan hen, welke het wel willen dragen gedurende eenigen tijd, maar die het weldra afschudden, wanneer het hen blijft drukken. Uit-zinnigen , die het weten, dat zij , met het kruis Ie verwerpen, hetwelk Jesus hen oplegt, een ander opnemen, dat nog zwaarder en moeijelijker te dragen is! Watu aangaat, wanneer het gewigt van dit kruis u te zwaar zal schijnen , en gij u daaronder zult voelen bezwijken , neem dan aanstonds uwe toevlugt tot Jesus in het gebed, en vraag hem de sterkte, om het met onderwerping en verdiensten to dragen. Herinner u dan, wat de heilige Paulus zegt, dat al het lijden van deze aarde, hoe pijnlijk betook zij , in gecneevenredirjlteid is, mei de heerlijliheid, welke Godons bereidt in den hemel (I), en gij zult u vol moed gevoelen.

Vele zielen bsminnen Jesus Christus, zegt de heilige Alphonsus de Liguori, zoo lang als de wind dergeestelijke zoetheden blijft waaijen; maar wanneer bij ophoudt .wanneer er eenige tegenspoed of mistroostigheid overkomt, gedurende welke de lieer zich verborgt, om ben te beproeven; eindelijk, wanneer Jesus Christus de zielenbe-

(1) Rom, VIII, H.

-ocr page 190-

DE LlKl\'DEVLAMMliN

rooft van hunne gewone vertroostingen, dan verlaten zij liet gebed, de communiën, de verstervingen, geven zich over aan droefheid en laauwheid , en zoeken de vermaken der aarde. Maar die zielen beminnen meer zich zeiven dan Jesus Christus; integendeel, zij , die God beminnen, niet met eene baatzuchtige liefde en voor de vertroostingen, welke hij geeft, maar met eene zuivere liefde, en alleen, omdat hij waardig is bemind te worden, laten nooit hunne gewone oefeningen van godvrucht achter, welke dorheid en verveling zij daarin ook gevoelen; het is hun genoeg te weten, dat God zijnen roem vindt in hen op dergelijke wijze te beproeven: ook bieden zij zie h aan om die mistroostigheid, dien afkeer en die verveling tot don dood toe te lijden, indien zulks de wil van don oppersten Meester is. Zij weten, dat Jesus even zoo beminnelijk is, wanneer het hem behaagt hen in de mistroostigheid te laten, als wanneer hij gewaardigt eenige vertroostingen te verleenen, en zij vinden hun geluk en vermaak in het lijden, wanneer zij donken, dat zij zulks ter liefde van Jesus verdragen : dan roepen zij uit://oe zoet is hc.t, mijn heminnelijke Zaligmaker! aanhem, die ubemint- voor u telijden!Jesus!dievoormijgeslorvemijt,waaromkan ik voor uwe liefde niet sterven! En wat is het toch,eenige pijnen in het ligchaam of in den geest, eenige inwendige smarten te lijden! Zijn wij niet verpligt een weinig te lijden voor Jesus Christus, die, uit liefde tot ons, het smartelijkste leven en den wreedsten dood verkozen heeft zonder zich de minste verzachting te verschaffen, om ons te toonen , dat wij , indien wij zijne liefdebetrachlen , hem moeten beminnen, gelijk hij zelf ons bemind heeft! O christen, hoe aangenaam is aan Jesus de ziel, die lijdt en hem bemint! O goddelijke gaaf, gaaf, die alle andere overtreft, te weten de gaaf van te beminnen, terwijl men lijdt, en te lijden terwijl men bemint ! Bid onzen goeden Meester, dat hij ze u verleene.

-ocr page 191-

VAN JESUS.

XXVII. HOOFDSTUK.

Tesns wordt aan liet kruis gehecht.

CrucifixerunL eum. el cum eo alios duos hiuc et hinc, medium aulen Jesum. Joan. SIX, 18.

Zy hebben Hen» gekruisigd en twee anderen met Hem, van weerskanteii eenen, en Jesus in liet midden.

Wanneer de Zaligmakeropden Culvarie-berg gekomen was, waar hij zijn oiler moest vollrekken, om ons het klaarblijkendste teeken zijner liefde te geven,anneer de Zaligmakeropden Culvarie-berg gekomen was, waar hij zijn oiler moest vollrekken, om ons het klaarblijkendste teeken zijner liefde te geven,

liet men hem zelfs den tijd niet om adem te scheppen of een weinig te rusten. Men rukte hem zijn kleed af, dat in zijne wonden geplakt was, en men vernieuwde nog eens al zijne smarten. Daarna gebood men hem, zich op het kruis neder te leggen, om hem er aan te hechten. Die goede Jesus gehoorzaamde dadelijk en zonder den minsten tegenstand; hij strekte zich uit op dit bed van smarten, hebbende tot hoofdkussen niets anders dan de doornen , met welke hij gekroond was. Zijne beulen wierpen zich dan op hem met eene zekere woede; zij namen eerst zijne linkerhand zoo als men algemeen gelooft, en doorboorden ze met eenen grooten nagel in het midden der zenuwen. Daar de zenuwen door de hevigheid der pijn zamengetrok-ken waren, en de regterhand zich niet meer kon uitrekken tot aan het gat, dat men bereid had in den anderen arm van het kruis, moest men die hand met koorden trekken (1); men moest hetzelfde doen met de voeten, zoodat het ge-heele ligchaam van den Heer daardoor ontwricht werd; welke schrikkelijke pijnen!!!

Onde.\'tusschen zweeg dit onschuldige Lam, en liet de

(1) Hevelat. S. Erigitt. Zie het lijden van Jesus, IV Deel.

quot;■t

191

-ocr page 192-

IJE LIEFDEVLAMMEN

minste klagt niet hooren: hij liiekl de oogen hemelwaarts sevostigil en offerde aan God voor onze zaligheid zijn lij-den en leven op... Wanneer hij op het kruis genageld was, begon men het voort te sleuren, tot aan den put, waarin liet moest geplant worden. Daar rigtte men het op met koorden, en men liet het met eenen geweldigen schok in den put nedervallen. O God! wie zou kunnen begrijpen, wie zou kunnen zeggen hoe vele smarten en pijnen die schok van het kruis aan onzen goeden Meester veroorzaakte! Ach! welke bittere smarten en hartgrievende pijnen in al de deelen des ligchaams moeten daarvan hei gevolg zijn! En het is voor mij, die hem zoo weinig bemin en zoo slecht dien! voor mij, die hem zoo dikwijls vergramd en beleedigd heb in mijn voorgaand leven! voor mij, die hem nog alle dagen bedroef door mijns Hauwheid en gebrek aan ijver in zijne dienst. O mijn God . mijn God, mijn Jesus! ik werp mij neder aan den voet van uw kruis, cn roep tot u; Barmharligheid! barmhartigheid voor eencn ondankbare!

Mijne ziel, aanschouw nu uwen Heer, aanschouwmic leven hangende aan dit hout (1): zie hoe hij genageld aan die schandelijke galg, noch plaats noch rust vindt. Nu steunt hij op zijne handen, dan op zijne voeten. maar de pijn wordt overal ondragelijk. Hij keert zijn hoofd nu lan^s den eenen dan langs den anderen kant; laat hij het op quot;zijne borst vallen, dan scheuren de handen nog meer door het gewigt; legt hij het op zijne schouderen, dan worden zij doorstoken door de doornen; laat hij het op het kruis rusten, dan gaan de doornen dieper in zijn gezegend hoofd (2). , , „

Ach! mijn Jesus! hoe wreed is do dood, vieiken gij lijdt! verwaardig u mij te zeggen, wat u heeft kunnen aansporen om u aan die ijsselijke pijnigingen te onderwerpen.

Het is mijne liefde tot u, mijn kind, welke mij aan het kruis genageld heelt. Ik lijd, ach! ik lijd onbegrijpelijke smarten; doch indien het noodig was voor awe

(1) Deut. XXVIII. (2) Homelic van liet lijden.

-ocr page 193-

VAN JESttS.

zaligheid, ze tot het einde der wereld te lijden, zou ik zulks zeer gaarne doen, zoo zeer bemin ik uwe ziel! zoo dierbaar is de ziel in mijne oogen!

— O mijn God! uwe woorden overladen mij met schande en schaamte! uw hart is geheel liefde voor mij, en het mijne!!!... Mijn Jesus, leer mij, wat ik moet doen, om dankbaar te zijn voor een dergelijke teederheid van uwen kant?

— Bemin mij, en ik zal te vreden zijn; bemin mij, en ik zal genoeg voor al mijn lijden beloond wezen. Onthecht uw hart van alle geschapene voorwerpen, en verwek in uwe ziel het verlangen, om mijne tegenwoordigheid in den hemel te genieten.

GEBED.

Heer, gij ziet den grond van mijn hart; gij ziet hoezeer ik verlang u te beminnen. Ja, dit verlangen verteert en\' verslindt mij; het volgt mij gedurig op, en laat mij noch dag noch nacht rusten. Ik heb uwe liefde noodig, mijn hart heeft eenen brandenden dorst daarnaar, en het komt mij voor, dat mij niemand te hulp komt. Ik bezwijk, en mij dunkt, dat mij niemand komt ondersteunen. Ik wil u beminnen, en mij dunkt, dat het mij alles onmogelijk is, zoo zeer ontbreekt mij de moed. Mijn God! ik weet niet of ik u wel de gevoelens mijner ziel uitdruk, maar dewijl gij ze kent, ach! ik bid u heb medelijden met mij! Geef mij uwe liefde, zonder haar kan ik niet leven, zonder haar vrees ik te sterven; ik herhaal het, geef mij uwe liefde. Goede Jesus, teedere Herder, mijn geliefde Meester, wanneer zal ik zonder vlek en v/aarlijk ootmoedig voor u verschijnen? wanneer zal ik, ter uwer liefde, waarlijk al de zinnelijke zaken verachten, wanneer zal ik u volmaakt beminnen? Wanneer zal ik mij door teedere en vurige verlangens tot u verheffen ? Wanneer zal mijne laauwheid en onvolmaaktheid in de onmeetbaarheid uwer liefde verslonden worden? O mijn God! o zoetheid mijner ziel! o mijn vertroosting, mijn leven, mijne liefde, mijn verlangen! o mijn schat, o al mijn

193

13

-ocr page 194-

HE l.llil-llKVLAMMEN

goed! mijne ziel verzucht naar mve liefelijke omhelzingen; zij kwijnt, zij bezwijkt in het vurige verlangen van zich met u te vereenigen, van innerlijk door den zoeten band eener onbreekbare liefde aan u gehecht te zijn. O! wanneer zal het gewoel der wereld voor mij geheel ophouden? Wanneer zal ik geheel ontslagen zijn van de bekommeringen en de wisselvalligheden dezer wereld! Wanneer zal mijne pelgrimschap en de droevige gevangenis dezer plaats van ballingschap eindigen? Wanneer zal ik de schaduw der sterfelijkheid zien dalen en den morgenstond van den eeuwigen dag zien schijnen! Wanneer zal ik uw aanschijn genieten, en u eeuwig en zonder beletsel met uwe Heiligen loven! O mijn God! omijne liefde, o geheel mijn verlangen! o al mijn goed (1)! Ik smeek u, voldoe aan mijne verlangens en geef mij uwe liefde; geef mij uwen hemel, opdat ik u nog meer moge beminnen. Maria, verkrijg mij de genade, om eindelijk mijnen God te beminnen, gelijk hij het verdient, en gelijk ik het verlang. Amen.

OEFENINGEN.

lilefcle tot God alleen.

Beminde christen, Jesus vraagt u heden tot dankbaarheid voor de liefde, die hij u bewezen heeft, met zich aan het kruis te laten hechten, dat gij hem zoudt beminnen uit geheel uw hart, en daarin geene andere liefde dan de zijne zoudt gedoogen. Doorgrond dit hart en zie of het waarlijk geheel aan God toebehoort. Helaas! het bemint de schepselen nog, het is er als aan vastgenageld en misschien wil het er zich niet van onthechten. En evenwel staat het vast, dat niets zoo een groot beletsel stelt aan onze vereeniging met God dan de verkleefdheid aan het aardsche. Ach! beminde christen, mijn God, bemin God alleen, of zoo gij eenig schepsel bemint, bemin het in God; verkleef er u niet aan, en wees altijd

(1) Blosius, speculum religios. cap. IV, N. 2.

-ocr page 195-

VAN JESUS.

bereitl om het Ie verlaten, wanneer het den Heer zal behagen. De liefde tot het schepsel, die op zekere wijze niet vermengd is met de liefde tot God, is gevaarlijk. Bid, bid den Heer, dat hij u een zuiver hart geve , een hart, dat ledig is van alles, wat niet voor hem is. Werk opregt, om uit uw hart alle ongeregelde geneigdheid, hoe klein zij ook wezen moge, te rukken. — Gij zult mij misschien vragen, mag ik dan mijne vrienden niet beminnen?— Hierop antwoord ik u: Heb vrienden, bemin hen zoo veel gij wilt, maar dat het altijd in God en voor God zij (1); bemin hen, maar dat het zij, om hen tot de dienst van Jesus Christus op te wekken, en den hemel te winnen, en niet om het vermaak, dat gij zoudt kunnen vinden in hen te beminnen; bemin hen, maar vraag gedurig van onzen goeden Meester de genade, om hen op eene christelijke wijze te beminnen. Gewen u niet hen aan te zien als personen, die noodzakelijk zijn voor uw aardsche geluk; want beminde christen. God, en God alleen moet u genoeg zijn: buiten hem is er niet dan ellende. Zeg dan dikwerf uit den grond van uw hart: Mijn zoete Jesus, geef mij de genade, van u altijd boven al de schepselen te beminnen, en van mijne vrienden te beminnen, gelijk gij wilt dat ik ze bemin. Onthecht mijn hart van alles, tvat gij niet zijl.

(1) S. Au» Enarrat. in I\'s, XX. No. 5.

195

-ocr page 196-

DE MEFf)EVl,AMMKN

XVIII. HOOFDSTUK.

Over lt;le stilzwijgendheid van Jesns, te midden van de vcracbting, smaad en lijden.

Sicut ovis ad occisionem ducelur, et quasi ag-nus coram londente se ohmutescet, et non aperiet os snum. Is. LUI, 7.

Hij zal gelyk een lam ter slagtbank geleid worden, en den mond niet openen, even als een schaap dat stom blijft voor hem die scheert.

is zoo zielroerend dit onschuldige Lam aan de woede zijner beulen te zien beantwoorden, door eene onvergelijkelijke zoetaardigheid en geduld, dat wij ons nog eenige oogenblikken zullen bezig houden met dit onderwerp te overwegen.

Laat ons hem eerst bij Caïphas zien; men beschuldigt hem, in de tegenwoordigheid van dien opperpriester, van verscheidene misdaden en hij bewaart een diep stilzwijgen: Jesus autem tacebat. Menbeschinr.pt en veracht hem in den hof van Herodes, hij verdraagt alles zondereen enkel woord te spreken. Men geeselt hem op eene wreede en onmenschelijke wijze; hij brengt niets in tegen de onregtvaardigheid dier kastijding. De beulen in hunne woede geven hem veel meer slagen dan de wet voorschrijft en hij klaagt er niet over. De soldaten, waarschijnlijk zonder het bevel van Pilatus, en alleen om de aanhitsing van hunne onbeschofte onredelijkheid in te volgen , vlechten eene kroon van lange scherpe doornen , drukken die in zijn hoofd, overladen hem met slagen en overdekken zijn aangezigt met speeksel; en hij bewaart altijd hetzelfde stilzwijgen. Men gebiedt hem op zijne schouders te nemen een zwaar en ruw kruis, en welks lengte, volgens het

496

ij hebben reeds gesproken over de stilzwijgendheid van Jesus in het midden van zijn lijden; doch het

-ocr page 197-

VAN JESUS.

verhaal van den H. Bonaventura en Anselmus, meer dan vijftien voeten was; en hij gehoorzaamde dadelijk en zonder het minste tegenspreken. Hij klaagt noch over zijne zwakheid, noch over zijne wonden, noch over de zwaarte van zijn last, noch over de langdurigheid van den weg; neen, hij belaadt zich met zijn kruis, en gaat naar den Calvarieberg. Menigmaal bezwijkt hij op den weg onder don last, evenwel rigthij zich, zoo goed mogelijk, op, belaadt zich weder stilzwijgend met zijn kruis, en gaat voort.

Welke wonderbare lessen voor mij! Helaas! wanneer ik eenige ziekte, een enkel oogenblik te lijden heb, dan klaag ik daarover bij iedereen. Heb ik eenige ongunst ondervonden, een kleine beleediging ontvangen, dan moet ik uitvallen en misschien in gemor tegen den hemel! Helaas! hoe zeer is mijn gedrag van dat van mijnen goddelijken Meester verwijderd!... O Lam Gods! schenk mij de genade, om uwe voorbeelden na te volgen, en geef mij de sterkte, om ter uwer liefde, de stilzwijgendheid te behouden in het midden der verachtingen , verongelijkingen en slechte behandelingen; geef mij de genade, om alles te lijden en met een geduld gelijk het uwe.

— Mijn zoon, het beste, dat u te doen staat wanneer u eene van die ontelbare wederwaardigheden overkomt, waarvan het sterfelijk leven geheel vervuld is, dat is: uwe ziel bezitten in de verduldigheid (O. De ziel ontsnapt aan zich zelve, wanneer zij ongeduldig wordt; en integendeel, wanneer zij zich zonder morren onderwerpt afin alles wat ik toelaat, dan bezit zij zich zelve in vrede en zij bezit mij zeiven. Ongeduldig worden , is willen hetgeen men niet heeft, of niet willen hetgeen men heeft. Eene ongeduldige ziel is eene ziel overgegeven aan haren harts-togt, welke de rede of het geloof niet wederhoudt. Welke zwakheid! welke dwaling! zoo lang als men het kwaad wil, dat men lijdt, is het geen kwaad; waarom er dan een waar kwaad van gemaakt met het niet te willen (2) ?

(1) Luc. XXI. (2) i\'éjieiüii.

197

-ocr page 198-

■198 DE LIEFDEVLAMMEN

Vergeet de volgende woorden niet, welke ik eertijds tot mijne apostelen heb gezegd, en die ik u in dit oogenblik herhaal: Voorwaar, voorwaar, ik zeg het u, gij suil weenen en zuchten., maar uwe droefheid zal in blijdschap veranderen (1). Ja, mijn zoon , het verdriet is het lot mijner uitverkorenen op aarde, maar hunne vergelding is heerlijk.

— Heer, ik heb het n reeds gezegd, het schijnt mij toe,

dat ik bereid ben om alles, uit liefde tot u te lijden ; hoe t komt het dan, dat ik evenwel daarin zoo veel afkeer gevoel ?

— Mijn kind, zoo gij met onderwerping en zonder klagen al de verdrukkingen aanvaardt die ik u overzend , dan maakt de afkeer u niet minder onderworpen, maar integendeel, hij vermeerdert uwe verdiensten; hij is een uitwerksel van de zwakheid uwer natuur, en gij moet u daarover verootmoedigen, maar geenzins u verontrusten,

en er een voorwerp van droefheid van maken. Verdraag met geduld en kalmte de verachtingen , de vernederingen, de ziekte en zelfs den dood, hierdoor zult gij mij uwe dankbaarheid en liefde betoonen.

GEBED.

O.lesus! barmhartige Jesus! ik heb u tot nu toe zeer weinig bemind: Ja, mijn God, ik heb u zeer weinig en kwalijk bemind! maar nu wil ik u beminnen uit geheel mijn hart, ik wil u altijd beminnen. Helaas! ik was eertijds verblind door mijne hartstogten; maar uwe barmhartigheid heeft heden mijne oogen geopend en mij verlicht. Gij hebt mij de grootheid doen kennen van het ï kwaad, datik gedaan heb met u laf hartig te verlaten; gij hebt mij doen begrijpen, dat gij eene oneindige liefde i, waardig zijt, ter oorzake uwer goedheid en liefde , welke gij mij bewezen hebt. Het berouwt mij dus uit geheel mijn hart, dat ik u vergramd heb, en ik bemin u meer dan alles, wat er in de wereld is. O wonden, o bloed van mijnen Verlosser, gij die zoo vele heilige zielen door

(l) Joan, XVI, 2»,

-ocr page 199-

VAN JESUS.

liefde ontstoken hebt, ontsteek ook mijne arme ziel door dit heilige vuur. Ach ! mijn Jesus! geef mij de genade om altijd te denken aan uw lijden, aan de smarl en en ver-smadingen, die gij voor mij geleden hebt, opdat ik mijne genegenheden onthechte van de aardsche goederen, en ze alleen in u stelle, die mijn eenig en oneindig goed zijt. Ik bemin u, Lam Gods, tot mijne liefde geslagtofferd op het kruis. Gij hebt niet geweigerd voor mij te lijden; op mijne beurt weiger ik ook niet voor u te lijden al wat gij wilt. Ik wil niet meer klagen over de kruisen, die gij mij toezendt; helaas ! hoe kan ik klagen over het lijden, ik, die sedert zoo vele jaren de hel verdiend heb ; vergun mij de genade om u te beminnen , en handel dan met mij volgens uw welbehagen. Ach! loic zal mij ooit van da liefde van Jesus Christus schciden?O Jesus! de zonde alleen kan mij van uwe liefde berooven; gedoog niet, smeek ik u, dat mij zulk een ongeluk overkome. Liever sterven, liever duizendmaal sterven, dan door eene doodzonde van u gescheiden te worden! Ik verzoek u die gunst uit naam van uw lijden; o Maria, ik bid u, uit naam van al uwe smarten, verlos mij van den dood dei-zonde. Amen.

OEFENINGEN.

IWen moot zijn liart in alle g:eleg;enli«lt;len In rust en vrede behouden.

Beminde Christen, leer heden, door het voorbeeld van Jesus Christus, eenen diepen vrede en eene onveranderlijke rust behouden, in het midden der verachtingen, der tegenstrijdigheden en slechte behandelingen , want waaide vrede is, daar komt God zijne verblijfplaats vestigen(l). Zoo gij dan wilt, dat hij met u blijve , laat dan de onrust in uwe ziel niet komen (2). Wanneer gij aangerand wordt door eene vrijwillige bekoring, wanneer gij in u zeiven den strijd der hartstogten gevoelt, wanneer gij uwe gebreken, uwe hervallingen, uwe ongetrouwheden en ellen-

(1) Ps. LXXX. (2) S. Bern., Upiat. 385.

199

-ocr page 200-

DE LIEFDEVLAMMEN

200

den ziet, wacht u wel u over te geven aan de moedeloosheid en de onrust, maar werp alleen een liefdevollen blik op den gekruisigden Jesus , en bid hem om dien vrede, welken hij alleen kan geven. Word niet gram , wanneer men u te lang laat wachten, wanneer men u tegenspreekt, u verpligt dezelfde zaak meermalen te herhalen of kwalijk uwe bevelen volbrengt, maar behoud altijd dezelfde kalmte en vrede des harten. Dat die groote rust u niet verlate, wanneer u eenige ziekte, eenige vernedering, eenig verlies van goederen of eenige onverwachte ongunst overkomt; denk dan, dat God, die gedurig over u waakt, al die dingen tot uw grootste voordeel toegelaten heeft; behoud vooral zorgvuldig dien zoeten vrede, die de eigenschap van Gods kinderen is (i); in het midden der verdrukkingen en inwendige smarten, der smakeloosheid, der dorheid, der bekoringen van droefheid, van zwaarmoedigheid, van mistrouwen op de barmhartigheid Gods; behoud hem in het midden der pijnlijkste kruisen en drukkendste kwellingen. O! welk een heerlijk schouwspel is een dienaar Gods, die, in al de gebeurtenissen des levens , altijd dezelfde schijnt, zoetaardig, bedaard, vreedzaam, geheel onderworpen aan den aanbiddelijken wil van hem , die alles bestuurt! zijn hart wordt niet opgeblazen door hoogmoed, wanneer men hem prijst; hij belooft beterschap , wanneer men hem berispt; hij lijdt stilzwijgend en vergeeft, wanneer men hem veracht, vernederten beschimpt. De vrede is altijd in zijn hart, hij blinkt opzijn gelaat en in geheel zijn ligchaam uit, en dikwijls is zijne tegenwoordigheid alleen, een enkel woord uit zijnen mond genoeg om eene bedrukte ziel te troosten en haar den vrede , dien zij sedert lang verloren had , weder te geven. Arbeid dan , beminde Christen, om zelf dien zoo wensche-lijken vrede te bekomen; vraag hem aan den Heer, en neem de heilige gewoonte aan van u te onderwerpen aan alles, wat u overkomt, zeggende; God ivil dit of laat het toe, hij weet waarom: zijn heilige naam t j geloofd.

(1) Matth. V.

-ocr page 201-

VAN JESUS. 201

XXIX. HOOFDSTUK.

Klaagwoordcn, welke Jesus van zij 11 kruis tot alle menscben rigt.

0 vos omnes qui Iransilis per viatn, altendite, et videte, si est dolor sicut dolor meus. Tren. 1. 15.

O gij allen, die langs dezen weg gaat, aanschonwt en ziet, of er eene smart is gelyk de rayne.

Deze zijn de woorden, welke Jesus Christus tot ons rigt, tot ons, arme ballingen op deze aarde van zonde. O gij allen, roept hij ons toe van af zijn kruis, o gij allen, die den langen weg des levens gaat, blijft eenige oogenblikken staan, werpt eenen blik op dat kruis, waaraan ik gehecht ben, en ziet, of er eene smart is, die met de mijne kan vergeleken worden. Mijn hoofd is gekroond met scherpe doornen, die mij geene rust laten; mijne handen en voeten zijn doorboord met overgroote nagelen: mijn ligchaam is slechts ééne wonde, en mijn bloed vloeit uit al mijne ledematen.eze zijn de woorden, welke Jesus Christus tot ons rigt, tot ons, arme ballingen op deze aarde van zonde. O gij allen, roept hij ons toe van af zijn kruis, o gij allen, die den langen weg des levens gaat, blijft eenige oogenblikken staan, werpt eenen blik op dat kruis, waaraan ik gehecht ben, en ziet, of er eene smart is, die met de mijne kan vergeleken worden. Mijn hoofd is gekroond met scherpe doornen, die mij geene rust laten; mijne handen en voeten zijn doorboord met overgroote nagelen: mijn ligchaam is slechts ééne wonde, en mijn bloed vloeit uit al mijne ledematen. De smarten des doods hebben mij van alle kanten omringd (1), en mijne ziel is in de afgrijselijkste droefheid gedompeld.

Ongelukkige kinderen van Adam, die de straf der zonde van uwen eersten vader draagt, en die zucht onder het gewigt der smarten, welke uwe misdaden verdiend hebben, ziet mijne smarten en vergelijkt ze met de uwe. Gij klaagt over uw lijden, maar hebt gij dan vergeten, dat gij schuldig zijt en de hel verdiend hebt? hebt gij dan vergeten, dat ik, die uw God ben, het eerst geleden heb ter uwer liefde en om u de onderwerping te leeren?

Gij mort omdat gij de ongemakken moet lijden van den honger, van den dorst, van de armoede, van den arbeid,

(1) Ps. CX1V, S.

-ocr page 202-

DE LIEFDEVLAMMEN

van de koude en van de hitte; maar heb ik die niet vóór u en meer dan gij gevoeld ? Ben ik niet geboren in eenen stal in het midden van den winter? heb ik niet altijd in armoede geleefd? heb ik mijn brood in het zweet mijns aanschijns niet gewonnen?

Gij wilt mij,ie dienst verlaten, omdat gij daarineenige doornen ontmoet, omdat gij daarin eenig verdriet gevoelt, omdat gij gekweld wordt door eenige inwendige smarten, omdat gij eenige opofferingen moet doen, die voor de natuur pijnlijk zijn. Maar heb ik in het midden der vermaken geleefd ? heeft het mij niets gekost orn, niet mijne, maar uwe zaligheid te verzekeren? Gij gevoelt verdriet, maar kan het vergeleken worden bij dat, hetwelk ik ter uwer liefde in den hof der Olijven geleden heb? zijtgij wel ooit, zoo als ik, droevig geweest tot den dood toe? hebben uwe inwendige smarten u ooit eenen grooten overvloed van bloed doen zweeten? wanneer hebben zij u in doodstrijd gebragt?

Gij verwondert u, dat uwe vrienden u verraden en verlaten; gij bedroeft u, wanneer men uwe weldaden met ondankbaarheid beloont. Maar ben ik niet verlaten geworden door mijne eigene leerlingen , zelfs inhetoogen-hlik, wanneer ik hun het grootste bewijs mijner liefde gegeven had, door hen met mijn eigen ligchaam te spijzen? ben ik niet onwaardig behandeld geweest door diezelfde Joden, wier zieken ik genezen, wier dooden ik verwekt en die ik met weldaden overladen had?

Gij wordt boos, wanneer men weinig acVit op u geeft, wanneer men u vernedert of veracht, wanneer men uwe gewaande verdiensten ontkent, en diegenen, welke minder begaafdheden en deugden bezitten dan gij, boven u stelt! Maar ben ik zelf, alhoewel God, niet veracht geweest? Werd ik in de straten van Jerusalem niet uitgejouwd door hel slechtste volk? heeft Ilerodes mij niet als een dwaas behandeld? Heeft men mij niet vergeleken bij eenen moordenaar? heeft men Barabbas niet voor mij gesteld?

Gij geeft u over aan de gramschap, wanneer men uwe faam benadeelt, wanneer men u beschimpt of mishandelt. Maar heeft men van mij niet gezegd, dat ik van den duive\'.

202

-ocr page 203-

VAN JESUS.

bezeten was, dat ik een gulzigaard, een lasteraar en eon oproermaker was? Heeft men mij niet in het aangezigt gespuwd ? heeft men mij geene kaak- en andere slagen gegeven? heeft men mij niet eenen ganschen nacht aan de bespottingen en de onredelijkheid van losbandige soldaten overgelaten ?

Gij klaagt wanneer u eene kleine ziekte overkomt; wordt zij erger en duurt zij lang, dan verliest gij het geduld. Maar ben ik niet wreedelijk gegeeseld geworden? Werd ik niet met doornen gekroond ? en ziet gij mij nu niet aan een kruis genageld? In uw lijden, in uwe ziekte, ontvangt gij ten minste eenige verlichting door de (egenwoordig-heid van uwe vrienden, door de geneesmiddelen, welke men u geeft, en de zorg, die men voor u draagt. Gaat het ook zoo met mij, die uw God ben? Waar zijn mijne vertroostingen (1)? Waar zijn de vrienden, die mijn lijden verligten en er deel in nemen? waar zijn de geneesmiddelen, om mijne pijnen te verzachten? Ik ben alleen en verlaten; in stede van troostende woorden, hoor ik lasteringen (2)! men overlaadt mij met schimp-en smaadwoorden; men bespot mij; men geeft mij gal en azijn.... Hebt gij wel reden om te klagen en te morren, omdat gij eenige druppelen van den bitteren kelk moet drinken, welken ik tot den bodem uitgedronken heb? is het tegendeel niel zeer regtvaardig, dat gij, ter mijner liefde, een klein deel van het kruis draagt, dat ik, ter uwer liefde, niet geweigerd heb geheel en alleen te dragen? Antwoord...

O Christenen! zoo gij wist wat al smarten, lijden en inwendige pijnen het mij kost, om u aan de hel te onttrekken, dan zoudt gij geheel de uitgestrektheid mijner liefde tot u beseffen; gij zoudt begrijpen, welk ijsselijk ongeluk het is voor eene eeuwigheid in de hel te vallen; gij zoudt eindelijk begrijpen, dat de eenige zaak, welke gij op aarde te verrigten hebt, is mij te dienen en te beminnen. Aeh ! mijne kinderen, in den naam van uw eigen geluk, geeft mij uw hart en bemint mij,

(1) Pa. LXllI. 31. Th ren. 1, 2. (2) Ps XXXIV, 16.

-ocr page 204-

DE LIEFDEVLAMMEN

GEBED.

«Ik bemin u, o mijn Jesus(l)! ja, ik bemin u, en ik wil u altijd meer en meer beminnen. O mijn goddelijke Meester! geef mij ten uwen opzigte al de teederheid, welke ik wensch te hebben, en zoo mijne verlangens nog niet al de kracht en de uitgestrektheid hebben,welke zij moeten bezitten, geef aan mij, dat arm schepsel, dat gij met uwe gunsten overladen, dat gij zoo overvloedig bemind p dat gij door zoo vele pijnen en smarten gered hebt, geef dan toch aan hetzelve al de liefde, met welke gij wenscht, dat het u zou beminnen.

«O liefde, die allijd ontstoken en altijd vurig zijt! o goddelijk vuur, dat nooit uitgedoofd wordt! o mijn lieve Jesus! o liefde! o mijn God, ontsteek al mijne zielsvermoger.s door het heilig vuur uwer liefde. Maak dat zij al de vlammen, al de zoetheid, al de genoegens, al de vreugden, al de verrukkingen en al de teederheid van hetzelve gevoele; maak dat zij u be-minne met al de kracht en de vurigheid van haren wil, dat zij u omhelze met al de vermogens van haar verstand, dat zij u beminne met eene liefde vergezeld van hevige droefheid over hare voorgaande ongetrouwheden; dat zij u beminne, en niets meer beminne dan u, niets dan in u, niets dan voor u». O mijn God! konde ik u tot mijn laatste oogenblik, en gedurende geheel de eeuwigheid beminnen! dit verhoop ik van uwe barmhartigheid. Amen.

OEFENINGEN.

Over de drift.

In hel voorgaande Hoofdstuk heb ik u van den vrede des harten gesproken, nu ga ik gewagen van een zeer algemeen gebrek, zelfs bij menschen, die godvruchtig willen zijn; van een gebrek, dal alleen bekwaamisom

(1) S. Aug. Manual., Cap. X.

204

-ocr page 205-

VAN JESUS.

een onoverwinnelijk beletsel aan het rijk van dien in- . wendigen vrede te stellen; dit is de drift. Dus, zoo gij den inwendigen vrede bekomen en behouden wilt, dan moet gij de drift vlugten:

1°. In uwe bezigheden. Tracht niet alles te doen en te zelfder tijd alles te ondernemen; besteed aan iedere zaak den tijd, dien zij vereischt, en wensch niet haar reeds geëindigd te zien, wanneer zij naauwelijks begonnen is; want niets ontstelt en verstrooit zoo zeer eene ziel, als wel de hevige en driftige verlangens. Belaad u niet met te menigvuldige bezigheden, welke gij niet zoudt kunnen volbrengen.

2°. In uwe goede werken. Doe het goede, maar doe het met gewigt en maat, en het zal des te beter zijn. Wanneer gij besloten hebt eene zaak te ondernemen, die gij voordeelig gelooft voor Gods verheerlijking en de zaligheid des naasten, beweeg dan hemel en aarde niet, indien ik mij zoo mag uitdrukken, om in eens uw doel te bereiken; maar handel altijd bedaard. Volg hierin het voorbeeld van Jesus Christus zelf, die dertig jaren gewacht heeft, eer hij zijn Evangelie aan de wereld verkondigde en onmiddelijk aan de zaligheid der zielen begon te werken. Wanneer gij iemand goede vermaningen geeft, en oordeelt, dat hij er geen nut uit trekt, verlies daarom den vrede niet, maar ga voort, met hem altijd liefdadig dezelfde dienst te bewijzen; God zal het overige doen. De ijver voor onzen voortgang in de godvrucht, voor de bekeering des naasten, is eene deugd zoo lang zij bedaard en aan Gods wil onderworpen is; maar het is een driftige ijver, zonder omzigtigheid, zonder geduld, de ijver, die op eenen dag van eenen grooten zondaar eenen volmaakten Heilige wil maken, die ijver die het door de wijsheid van den Allerhoogste bestemd oogenblik niet wil afwachten; helaas! zulke ijver is een valsche ijver, en gij moet daar mistrouwen in hebben, omdat hij de ontsteltenis in de ziel veroorzaakt. Wees ook niet driftig in uwe godvruchtige oefeningen, verlangende dezelve te zeer te vermenigvuldigen; volg daarin, zoo als in het overige, den raad van uwen zielbestierder,

205

-ocr page 206-

IIK llEFUIiVI.AM.MKN

en prent wel in uw geheugen tie woorden van den H. Franciscus de Sales: Het is niet door de menigvuldige zaken welke wij verrigten, dat wij voortgang in de volmaaktheden doen, maar door den ijver en het zuivere inzigt, niet welke wij ze verrigten.

XXX. HOOFDSTUK.

Jesus bilt;lt voor zijne vijaucleu.

Valer dimilte illis; non enim sciunt quid faciunt. Luc. XXI11. 24.

Mijn Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zy doen.

Jesus was nu aan het kruis gehecht; rondom zich zag hij die menschen zwerven, die de oorzaak van zljna marteling en zijne beulen waren. Hij werpt eenen oogslag op hen^ verheft zijne oogen ten hemel en roept uit:esus was nu aan het kruis gehecht; rondom zich zag hij die menschen zwerven, die de oorzaak van zljna marteling en zijne beulen waren. Hij werpt eenen oogslag op hen^ verheft zijne oogen ten hemel en roept uit: Mijn Vaderl Hij had gezwegen, terwijl men hem kruisigde: nu breekt hij zijn stilzwijgen af en roept zijnen Vader aan; laat ons hooren wat hij hem gaat vragen. Zal hij hem zeggen: Vader, gij zijt getuige van mijn lijden, gij zijt getuige van de schandelijke heleedigingen, met welke men mij overlaadt; doe dan op dit goddeloos volk al het gewigt uiver wraaknemingen nederdalen. Neen, neen; zulk een gebed zal dat van mijnen goeden Jesus niet zijn. Christen ziel, die dit overweegt, wees aandachtig, en leer hier de oneindige barmhartigheid van onzen Zaligmaker kennen: Vader, roept hij uit, Vader, vergeef het hun ■. want zij weten niet wat zij doen.

O hoe groot was de vlam van liefde, die het hart van dien geliefden Zaligmaker verslond , wijl in het biUerste zijner pijnen, en wanneer de hevigheid zijner smarten hem , om zoo te zeggen, zelfs belette voor zich te bidden,

2(16

-ocr page 207-

r

VAN JESUS. \'207

de kracht zijner liefde tot de menschen maakt, dat hij voor zijne vijanden bidt, en met eene sterke stem uitroept: Pater, dimitte illis; Vader vergeef het hun ! Hij heeft aldus gehandeld, om ons te leeren, dat zijne liefde tot ons zoo vurig was, dat zij door geene hoegenaamde pijn of smart kon verminderd worden, en om ons ook te leeren, hoe wij moeten bereid zijn, om aan onzen evenmensch te vergeven (1).

O mijn zoete Jesus! hoe rijk zijt gij in barmhartigheid! ; en wie is de zondaar, die na een zoo schoon voorbeeld! van goedheid en barmhartigheid nog zal wanhopen, vergiffenis van zijne zonden te bekomen? O mijne ziel heb vertrouwen en laat u niet ontmoedigen door de me-• nigvuldigheid uwer ongeregtigheden. Gij wordt geslin-I gerd door duizenden en duizenden verschildende harts-togten, gij wordt gekweld door duizenden bekoringen; daar is niets aan gelegen; schep moed en heb vertrouwen. . Gij hebt nog eene verzekerde schuilplaats in de wonden van Jesus; ga u daarin verbergen, want zij zijn het j onderpand zijner liefde lot u. Wat moogt gij met regt

iniet verhopen van uwen Zaligmaker, gij die nu uwe zonden beweent, daar gij weet dat hij vergeven heeft aan hen, die hem kruisigden; en met zoo veel goedheid , voor hen gebeden heeft? (2)niet verhopen van uwen Zaligmaker, gij die nu uwe zonden beweent, daar gij weet dat hij vergeven heeft aan hen, die hem kruisigden; en met zoo veel goedheid , voor hen gebeden heeft? (2)

Doch, zoo gij des te eerder wilt verhoord worden, (3) zoo gij des te zekerder de gunst van Jesus wilt bekomen , zoo gij zijne liefde wilt genieten, vergeef gelijk hij, en ; zoo oprecht als hij, aan uwen broeder, wanneer hij u \' beleedigd heeft. Vergeef hem kleine fouten, opdat God u groote vergeve. Bid voor zijne zaligheid, zoo als gij voor de uwe bidt, en gij zult de liefde waardig worden van Jesus , die u geboden heeft uwe vijanden te beminnen \\ en voor hen te bidden. O! hoe groot zal uw vertrouwen zijn bij uw afsterven, zoo gij de troostende overtuiging hebt, dat gij altijd verduldig het ongelijk, den smaad en de verachting verdragen en altijd vergeven hebt.

(I) H. Franciscus ,de Sales, sermoon van den goeden Vrydag. (2) Thomas ü Kerapis, de Tila Christi, medit., Part. II, can. XX. (S) U)ia passim. K

-ocr page 208-

DE LIEFDEVLAMMEN

GEBED.

Heer Jesus, gij die ons gezegd hebt; Vergeef, en u zal vergeven worden: (1) gewaardig mij al de beleedigingen te vergeven, aan welke ik mij ten uwen opzigte heb schuldig gemaakt, omdat ik uit geheel mijn hart vergeef aan hen, die mij beleedigd hebben. Ja, ik vergeef hun gelijk ik u smeek hun ook te vergeven! en ik ben bereid hun alle mogelijk goed te doen, wanneer ik daartoe gelegenheid heb, O mijn Zaligmaker, geef mij tot vergelding uwe liefde. O! met uwe liefde zal mij niets meer ontbreken dan het aanschouwen uwer heerlijkheid in den hemel, met uwe liefde zal ik noch het ongelijk, noch den smaad, noch de verachting, noch de tegenspraak hier op aaide vreezen: met uwe liefde zal de arbeid, de kruisen, de vernederingen, alles mij zoet en aangenaam worden: met uwe liefde, o mijn Jesus! zal de armoede in rijkdommen veranderen , de tranen in blijdschap, de verdrukkingen in geluk, en de beproevingen in genietingen; met uwe liefde zal het pijnlijke leven voor mij niets meer hebben dan aangenaamheden, en de dood zelfs zal geheel zijnen afschrik verloren hebben. O goddelijke Jesus! gelukkig, duizendmaal gelukkig is de mensch, die u bemint! Mcgt ik zelf u altijd, altijd , altijd beminnen. O Maria! verkrijg mij die genade. Amen.

OEFENINGEN.

Het vergeven van het ongelijk.

Dat de zon niet onderga over uwe gramschap, (2) zegt de Apostel, maar vergeef zonder uitstel aan uwen vyand die u beleedigd heeft, zoo gij verlangt dat God u vergeve. Beminde Christen, voed geenen haat tegen uwen naaste, welk kwaad hij u ook gedaan hebbe; integendeel, vergeef hem, naar het voorbeeld van Jesus Christus, uit den grond van uw hart, en bid voor hem. Verdoof bij het

(1) Luc. VI, 37. Matth. VI, H. (2) Hphes IV, 25

208

-ocr page 209-

VAN JESUS.

opkomen alle wraakzucht, anders stelt gij u bloot aan vele feilen. — Doch, zult gij mij misschien zeggen, ik kan zoo aanstonds aan mijnen vijand niet vergeven ; hij heeft mij verraden, hij heeft mij beschimpt en smaad aangedaan; hij heeft mij alle mogelijk kwaad gedaan,ik moet mij wreken. — Gij wilt u dan wreken ? Welaan ? kom met mij aan den voet van het kruis , aanschouw den gekruisigden Jesus, luister naar de woorden, die hij spreekt: Mijn Vader, vergeef het hun; en durft gij nog eens zeggen: zal niet vergeven, ik zal mijne luraakzucht voldoen? (1) — Was het een ander, ik zou hem gaarne vergeven: maar het is een ellendige, die mijne vriendschap niet verdient. — En gij , beminde Christen,gedoog, dat ik het u vraag, verdient gij die van Jesus Christus, na zoo vele zonden bedreven te hebben ? Wil ten minste eene kleine fout vergeven , opdat God u groote vergeve. — Ben ik dan verpligt eenen mensch te beminnen, die mij niet bemint en die mij vervolgt? — Ja , gij zijt daartoe verpligt, bemint uwe vijanden zegt onze goede Meester, doet goed aan hen, die u haten, en hidt voor hen, die u vervolgen en lasteren, want zoo gij niet bemint dan degenen die u beminnen, welke belooning zult gij daarvoor ontvangen?Doen de tollenaren ditookniet? (i) — Welnu! ik vergeef aan mijnen vijand voor dezen keer , doch dat hij het voortaan niet meer doe. — Beminde Christen; gij moet niet eenmaal vergeven, maar zeventigmaal zevenmaal, (3) zegt Jesus Christus, dat is altijd. Gij hebt altijd de barmhartigheid Gods noodig; gij moet dan altijd de uwe oefenen, en gij moet zulks doen ten aanzien van iedereen. — Ik vergeef het hem, maar ik heb een goed geheugen, ik zal nooit vergeten wat hij mij gedaan heeft. — Gij wilt dan niet, dat God uwe zonden zal vergeten , want hij zal met u handelen , gelijk gij met uwe naasten zult gehandeld hebben. — Ik vergeef hem, maar hij mag onder mijne oogen niet meer komen, ik wil hem niet meer zien. — Ach! wat zegt gij, beminde Christen? Gij wilt uwen vijand niet zien, gij wendt uwe

(1) S. August. (3) Matth. V, U, 16. (3) Matth. XVIII, 33.

u

209

-ocr page 210-

DE LIEFDEVLAMMEN

oogen van hem wanneer gij hein ontmoet! Zult gij dan nog den Heer durven bidden, dat hij eenen blik van barmhartigheid op u werpe! Antwoord. — Ik wensch hem geen kwaad. — Dit is niet genoeg, gij moet hem goed wenschen, hem beminnen als u zelven, bedroefd zijn, wanneer men hem eenig leed doet, hem wederhouden in de gelegenheid, enz. (1) Ruk zonder medeJoogen uit uw hart de minste verbittering tegen den naaste, en bid met meer vurigheid voor dengene, die u eenig verdriet zou kunnen veroorzaken; vergeef hun naar het voorbeeld van onzen Heer Jesus Christus en verontschuldig hen, want zij handelen meestal zonder voornemen te hebben van u te beleedigen. Zoo gij altijd vergeeft, dan zult gij met verzekering tot God kunnen zeggen, en zonder eene weigering te moeten vreezen: Mijn Vader vergeef mij mijne schulden geljk ik vergeef mijnen schuldenaren.

XXI. HOOFDSTUK.

De goede moordeuaar.

Domine memento mei, cum veneris in

regnum tuum. Luc. XXXII1,42, Heer, wees mij gedachtig wauueel: gij in uw rijk zult gekomen zijn.

Dusdanig was het korte gebed van den goeden moordenaar, die, door zijn geloof en zijn vertrouwen, verdiende, dat Jesus hem in dezer voege antwoordde : usdanig was het korte gebed van den goeden moordenaar, die, door zijn geloof en zijn vertrouwen, verdiende, dat Jesus hem in dezer voege antwoordde : Heden zult gij met mij in het paradijs zijn. (2) Hij had maar eene gedachtenis gevraagd, en Jesus beloof,hem zijn rijk; zoo milddadig is die goede Meester , zoo zeer is hij genegen, om altijd veel meer goed te geven dan men hem vraagt!

(1) Zie gedachten van Pater Humbertus. (2) Luc. XXIII, 42.

210

-ocr page 211-

VA N JESUS.

Doch wie zal niet verwonderd zijn, denkende aan de verborgenheden van Gods oordeelen? Op het oogenblik, wanneer de goede moordenaar tot Jesus zeide: Heer! ivees mij gedachtig, wanneer gij in uw rijk suit zijn , was die goddelijke Zaligmaker in eenen onvergelijkelijken staat van verdrukking en vernedering. Zijne leerlingen hadden hem verlaten, een van hen had hem verraden en verkocht, een ander had hem tot driemaal verloochend, de Joden braakten lasteringen tegen hem uit, de Heidenen bospotteden hem, en er was bijna niemand meer, die hem gelooide. Het is dan in dat oogenblik, wanneer Jesus al zijn gezag verloor bij het grootste deel dergenen, die hem gekend hadden, dat die goede moordenaar, inwendig verlicht door de goddelijke genade, hem voor zijnen koning en God erkende.... De leerlingen van Jesus hadden sedert lang met hem verkeerd, zij hadden zijne wonderbare leer gehoord, zij hadden eene volmaakte kennis van zijn leven en van zijne mirakelen, evenwel werd hun geloof zeer wankelbaar, wanneer zij hunnen Meester aan het kruis genageld zagen, de goede moordenaar, integendeel, had nooit de stem van Jesus gehoord , dan wanneer hij voor zijne beulen bad; hij kende noch zijne leer, noch zijne mirakelen en hij overtreft nogtans de Apostelen in kloekmoedigheid en doet eene openbare belijdenis van zijn geloof.... Welk voorwerp van ernstige overweging. O! hoe zeer doet dit voorbeeld ons leeren, dat de minste der menschen veel vermag met de genade, en dat de grootste van hen zonder dezelve zwak is.

O goede Jesus, gedoog, dat ik u met den goeden moordenaar zegge: Wees mij gedacJitig, wanneer gij in uw rijk zult zijn. Wees mij gedachtig, dat ik een van die arme dolende schapen ben, voor welke gij gevast, gebeden, gezweet, geheel uw leven in arbeid doorgebragt hebt, voor welke gij op dit oogenblik sterft (1). Gedenk, dat ik het werk uwer handen ben (2), en dat gij het lichtvanuw aanschijn op mijnvoorhoofdgeprent

(1) Prcces Eccles. 1,2) Ps. CXVII1.

211

-ocr page 212-

DE LIEFDEVLAMMEN

hebt. (1) Wees mij gedachtig, o goede Jesus, verwerp mijn gebed niet, en verleen mij uwe liefde met de vergiffenis mijner zonden.

— Mijn zoon, ik zal uw gebed verhooren, zoo wel als dat van den goeden moordenaar, zoo gij u, gelijk hij op het kruis plaatst. Door het kruis alleen kan men tot den hemel gaan; men kan die groote belooning der uitverkorenen niet bekomen, zonder te voren grooten arbeid en moeite ondergaan te hebben. (2). Ja, ik herhaal het, door het kruis alleen kan men tot den hemel gaan. Neem dan dit kruis op, en draag het kloekmoedig, ootmoedig en met liefde.

Voonvaar, jk zeg het u, heden zult gij met mij in\'het paradijs zijn. O! hoe zoet zijn die woorden van Jesus! Gelukkige moordenaar, uw hart moest eene onuitsprekelijke vertroosting gevoelen; gij moest den dood met eene zeer groote gerustheid zien naderen! Mogt ik ook eens die woorden hooren, wanneer ik op mijn doodsbed uil-gestrekt zal liggen! Men sterft in vrede, wanneer Jesus eene dergelijke belofte doet.

GEBED.

Mijn God! hoeveel vertrouwen op uwe barmhai tigheid boezemt mij de gelukzalige dood van den goeden moordenaar in! ik wil daarom niet met meer gerustheid zondigen, of hetoogenblik mijner opregte bekeering uitstellen; neen, zeker neen, verre van mij eene dergelijke laatdunkendheid. (3) Maar die gedachte doet mij tot mij zeiven zeggen : daar God met zoo veel goedheid aan dien moordenaar op het kruis vergeven, en hem het paradijs beloovd heeft, waarom zou ik, arme zondaar, vreezenverstooten te worden? O mijn Jesus, het overwegen mijner zonden bedroeft mij , en ik beken dat hare menigvuldigheid mij tot wanhoop zoude vervoeren, zoo ik de grootheid uwer barmhartigheid niet kende, en ik niet zoo vele voorbeelden van berouwhebbende zondaars voor mij had,

(I) Ps, IV, 7. (2) S. Greg , Hom. 37 in Evang. (3) S. Aug.

212

-ocr page 213-

VAN JESUS.

welke gij met goedheid ontvangen hebt. Want Magdalena werpt zich neder voor uwe voeten, welke zij fmet hare tranen bevochtigt, en gij vergeeft haar dadelijk al hare zonden. Petrus verloochent u driemaal, maar hij beweent zijne zonden, en op het oogenblik geeft gij hem uwe genade weder. Men biedt u eene vrouw aan, die in overspel bevonden was, en gij wilt haar niet veroordeelen, maar gij zendt haar weg met zoetaardigheid, haar vermanende niet meer te zondigen. O mijn allerzoetste Jesus mijne barmhartigheid, mijne toevlugt, mijn beschermer, mijne liefde, mijn leven, mijn al, ontfermu ook over mij, want ik ben een groot zondaar. Wees mij gedachtig, nu gij in uw rijk zijt, en verlaat mij niet in het uur van mijnen dood. Wanneer mijne krachten zullen beginnen te verzwakken en mijne stem te verdooven, wanneer mijne oogen zullen verduisteren, en mijne ooren niets meer zullen kunnen hooren , o barmhartige Jesus! kom mij dan te hulp in dit schrikkelijk oogenblik , van hetwelk mijne gelukkige of ongelukkige eeuwigheid afhangt. O Jesus! ik laat aan u de zorg van mijne laatste oogenblikken over. Amen.

OEFENINGEN.

Eindeloos vertrouwen op Ooils barinliartig;lieilt;1.

Gelukkig, en duizendwerf gelukkig is de getrouwe ziel, die onophoudelijk de liefde van God tot ons en de grootheid zijner barmhartigheden overweegt! O beminde Christen, welk verheven denkbeeld zou ik u wenschen te geven van de teederheid, goedheid en zachtmóedigheid van onzen God! welk vertrouwen zou ik u willen inboezemen op de barmhartigheid van Jesus, onzen zoeten Zaligmaker! Helaas! het is zeer zeker, dat vele zielen belet worden grooten voortgang te doen in de liefde van Jesus , door eene slaafsche vreesachtigheid , welke zij inwendig voeden, en waardoor zij in hunnen besten vriend eenen strengen meester zien, die altijd bereid is, om hen hard te behandelen. Neen , neen, Jesus is geen

213

-ocr page 214-

DE LIEFDEVLAMMEN

2U

strenge meester; hij is een teedere en mededoogende Vader; hij is vol zachtmoedigheid en medelijden ; hij is langzaamom zich le verg rammen en milddadig inbarm-hartigheid: hij is goed voor allen: en zijn medelijden schijnt uit al zijne werken. (1) Beminde Christen, tracht in uwe ziel op te wekken en te voeden een eindeloos vertrouwen op de barmhartigheid des Heeren, en wees verzekerd , dat gij eene gevoelige blijdschap zult veroorzaken aan dien goeden en teederen vriend, met u geheel en al aan zijne liefde over te geven. — Gij zult misschien zeggen, dat gij vreest ter oorzake van uw voorgaande zonden. — liet is waar, dat gij deze gedurig moet beweenen: maar aangezien gij ze beleden hebt en ze verfoeit, waarom doet gij aan Jesus het ongelijk van te gelooven. dat hij ze niet vergeven heeft? Doe nog beter, werp u in zijne armen gelijk een kind zich in de armen werpt van zijne moeder, en zeg hem: Mijn goede Meester, ik bemin u ,enikstelmijnvertrouwenopuiveharmhar-tigheid.... Mijn God! hoe vele getrouwe zielen zijn er, die zich kwellen door vruchtelooze twijfelmoedigheden ten opzigte van hare biechten, van hare communiën, van hare godvruchtige oefeningen, die hartzeer veroorzaken aan onzen Heer, door haar gedurig mistrouwen, en die veel eerder en met meer zekerheid zouden vorderen door eene enkele daad van vertrouwen op God. O mijn goede Jesus ! ik tvil altijd vertrouwen op u hebben, zelfs in het midden der grootste inwendige kivellingen, omdat ik iveet, dat gij mij bemint en gij mijn eeuivig geluk meer verlangt dan ik zelf. Ja, goede Jesuslikivilvertroutven op u hebben, wat mij ook overkome; ik begeef mij inuw hart, en roil daarinverblijven totmijnlaatsteoogenhlik; daar heb ik niets te vreezen. Dusdanig moet in alle omstandigheden uw gebed zijn. Bijzonder ten tijde der walgingen, dorheden en bekoringen.

(1) Ps. CXLIV, 8. 9.

»

-ocr page 215-

VAN JESUS.

GKBED TOT MARIA,

om liaar te vragen, «lat zij ons de genade van eenen goeden dood bekome (1).

O mijn allerzoetste Moeder! hoedanig zal mijn dood zijn, Tan mij, die een ellendige zondaar ben! Wanneer ilc denk aan het schrikkelijk oogenblik, op hetwelk ik voor den regterstoel van God zal moeten verschijnen; wanneer ik mij herinner, dat ik zelf zoo dikwijls door mijne ongeregtigheden, het vonnis van veroordeeling geschreven heb, dan vrees ik, dan vernietig ik mij, dan wanhoop ik aan mijne eeuwige zaligheid. 0 Maria! het is in het bloed van Jesus Christus en in uwe voorspraak dat ik mijne hoop stel. Gij zijt de koningin des hemels, de oppervorstin van het heelal, en om alles te zeggen, de Moeder van God , gij zijt zeer groot, maar die grootheid, in plaats van u te verwijderen van onze ellenden, brengt u nog nader bij dezelve, en beweegt u tot medelijden. Wanneer de wereldsche vrienden tot eenige waardigheid verheven worden, vlugten en verachten zij hunne oude vrienden, die tot het ongeluk vervallen zijn; uw edel en teeder hart handelt zoo niet; hoe grooter onze ellenden zijn, des te meer gij ze tracht te verligten. Zoodra men u aanroept, komt gij spoedig; gij voorkomt zelfs onze gebeden door uwe gunsten; gij vertroost ons in onze kwellingen, gij verdrijft de stormen, gij werpt onze vijanden omver; met één woord, gij verwaarloost geene gelegenheid, om ons geluk te bezorgen. Gezegend zij voor altijd de hand Gods, die in u zoo veel majesteit en teederheid, zoo veel goedheid en liefde vereenigd heeft! Ik zal den Heer daarvoor in eeuwigheid danken; ik verheug mij daarover in mij zeiven, omdat ik mijn geluk in het uwe vind en mijn lot met het uwe vereenig. O troosteres der bedrukten, vertroost den bedrukte, die u aanroept! Ik gevoel,

(1) H. Ligaori, Glorie van Maria.

21 r.

-ocr page 216-

DE LIEFDEVLAMMEN

216

dat de wroegingen van mijn geweten, rnet zoo vele zonden beladen, mij bezwaren; ik weet niet of ik ze naar behooren beween; al mijne werken schijnen rnij bevlekt en onvolmaakt; de hel verwacht mijnen dood om mijn beschuldiger te worden; de vergramde goddelijke regtvaardigheid wil gewroken zijn. O mijne Moeder! wat zal er van mij geworden? zeg mij eens: zult gij u gewaardigen mij te hulp te komen? 0 medelijdende Maagd! vertroost mij; verkrijg mij de sterkte om mij te beteren, en aan God gedurende het overige mijns levens getrouw te zijn. En wanneer ik mij in de laatste benaauwdheden des doods zal bevinden, o Maria! mijne hoop! verlaat mij dan niet; sta mij dan bij, versterk rnij, opdat ik, op het aanschouwen mijner fouten, welke de duivel mij zal voor oogen stellen, niet in wanhoop valie. O mijne vorstin, vergeef mij deze vraag, maar kom zelve mij door uwe tegenwoordigheid vertroosten. Deze genade, welke gij aan zoo vele anderen bewezen hebt, vraag ik voor mij. Al is mijne vermetelheid groot, zij is evenwel zoo groot niet als uwe goedheid, die de ellendigsten gaat opzoeken om hen te vertroosten; dit is de beweegreden van mijn vertrouwen. Uwe eeuwige heerlijkheid zal bestaan in eenen ongelukkigen verworpe-ling gered en in uw rijk geleid te hebben, waar ik hoop mij eens voor uwe voeten te bevinden, om u daar te danken, u te zegenen en eeuwig te beminnen. O Maria! ik verwacht u ; laat mij niet zonder vertroosting. Fiat, pat. Dat het zoo zij.

-ocr page 217-

217

XXXII. HOOFDSTUK

Jesus geeft ons, eer liij sterft, Maria tot Moeder.

Cum vidisset Jesus matrem et discifulum stantem quem diligehat, dicil matrisuce. Muiier eccejilius tuus; deinde dicil disci-pulo: Ecce mater tua. Joan, XIX, 26,27.

Als Jesus zijne Moeder, en bijhaarden leerling, dien hij beminde, zag,zeide hij tot zijne Moeder: „Vrouw ziedaar uwen Zoon,quot; daarna zeide hij tot den leerling: „Ziedaar uwe Moeder.quot;

zijn leven voor ons ten beste geven. Hij had ons reeds zijne onderrigtingen, zijne voorbeelden en verdiensten achtergelaten; hij had zich zeiven reeds aan ons gegeven, om het voedsel onzer zielen te zijn: het scheen, dat er ons niets meer ontbrak, en Jesus kon zijnen geest geven met de overtuiging, dat hij voor ons al de schatten zijner teederheid uitgeput had. Maar het minnelijke hart van dien goeden Meester wist, dat hij ons nog geene Moeder gegeven had. O zoete Jesus, gij, die zoo teeder en gevoelig zijt, gij wist wat eene Moeder is! gij wist, hoe zoet het is, de zorg van al wat ons aangaat, op haar te laten rusten! gij wist, welke kostbare schat, eene teedere moeder is; en gij wildet er ons eene geven.

Ziehier op welke wijze zulks geschiedde; de heilige Maagd en de heilige Joannes stonden onder het kruis, Jesus liet zijne oogen op hen vallen, en zeide tot zijne heilige Moeder: » Vrouw ziedaar uwen Zoonquot;, daarna zeide hij tot Joannes • nZiedaar uwe Moederquot;. Hij sprak deze woorden niet alleen tot Joannes, maar ook tot al de Christenen, tot u, die dit leest, tot mij die dit geschreven heb, ons

et oogenblik, waarop Jesus besloten had zijnen geest

te geven, naderde; die goddelijke Zaligmaker ging

-ocr page 218-

DE LIEFDEVtAMMEN

Maria aantoonende, zegt hij ons .■ »Zie daar uwe Moederquot;! Welk geluk voor ons, zulk eene Moeder te hebben.

Maria is Gods Moeder, Maria is tevens mijne Moeder, de Moeder van mij , armen zondaar, O hoe groot moet mijn vertrouwen op haar zijnl zij is almogend bij haren Zoon; een enkel gebed van haar, is op zekere wijze een bevel voor haren Jesus, die haar niets weigert. Zij is mijnê Moeder! zij bemint mij, zij verlangt mijne zaligheid! O! ik herhaal het, hoe groot moet mijn vertrouwen op haar zijn!

Maria is onze Moeder! Maria is ome Moeder! Laai ons gedurig die zoete en troostende woorden herhalen; Maria is onze Moeder! Welk geluk voor degenen, die onder de bescherming van eene zoo teedere en magtige Moeder leven! Wie zou van den schoot van Maria de kinderen durven komen trekken, die daar eene schuilplaats gezocht hebben tegen de woede hunner vijanden ? welke hartstogt, welke bekoring iszoo hevig, dat zij hen zal kunnen overwinnen, zoo zij hun vertrouwen op de bescherming van zulk eene Moeder stellen? (1)

O allerbeminnelijkste Moeder! medelijdende Moeder, wees altoos gezegend, en gezegend zij ook de God, die u ons tot Moeder gegeven heeft! De heilige Maagd heeft aan de heilige Brigitta veropenbaard dat, evenals eene moeder, indien zij haren zoon op het punt zag om het slagtofl\'or van een vijandelijk zwaard te worden, haar leven zou in gevaar stellen om hem te redden: insgelijks zegt zij, handel ik, en zal ik altijd handelen met mijne kinderen, alhoewel zij zondaars zijn; zoo dikwijls zij hunne toevlugt tot mijne barmhartigheid zullen nemen. Laat er ons dus niet aan twijfelen, in al onze strijden met de hel, zullen wij altijd de overwinning behalen, zoo wij onze toevlugt tot Maria, onze Moeder, nemen, zeggende met de H. Kerk uit den grond des harten: Sub tuumproesidium eunfugimusi sancta Dei Genitrix. O! hoe vele overwinningen zijn er op de hel, door middel van dit kort, doch krachtig gebed, behaald? Eene groote dienares Gods,

(I) Ballurm , in Sept. Verbis.

-ocr page 219-

VAN JESUS.

zuster Maria van het kruis, van de Benedictijner orde, bediende zich van geen ander, om den duivel op de vlugt te jagen.

Verheugt u dan, o gij, die kinderen van Maria zijt! weet dat zij voor hare kinderen al diegenen aanneemt, die het willen worden. Verheugt u, en weest vol vertrouwen, wie die zoete Maria bemint, en zich op hare bescherming verlaat, die rnoet weder moed scheppen en zeggen; O mijne ziel, wat vreest gij? De saakuwer eeuwige zaligheid moet noodzakelijk eenen goeden uitslag hebben, aangezien de uitspraak tusschen de handen van Jesus ■uwen broeder, en van Maria mve Moeder is. {■I) Wanneer deze gedachte in den geest kwam van den heiligen Anselmus sprong hij van blijdschap op. O gelukkig vertromven! riep hij uit: o verzekerde toevlugt! De Moeder Gods is ook mijne Moeder! Met welke zekerheid moeten wij niet hopen, aangezien de zaligheid van den besten der broeders en van de teederste aller moeders afhangt. (2) Ziedaar onze moeder die ons roept en zegt: Zoo er een kind is dat tot mij kome. (3) De kinderen hebben altijd den naam van hunne moeder in den mond, en bij het minste gevaar, bij den minsten schrik, verheffen zij eensklaps de stem, om te roepen: Moeder! Moeder! O zoete en teedere Maria! dit is het, wat gij van ons vraagt; gij wilt dat wij als kinderen u altijd aanroepen in de gevaren, en dat wij altijd onze toevlugt tot u nemen. Ik maak het besluit dit voorlaan te doen; kom mij te hulp.

Maria is ons licht, onze fakkel, onze ster, onze geleidster op de ontstuimige zee dezer wereld. O mensch! roept de heilige liernardus uit, (4) wilt gij eene droevige schipbreuk ontkomen, wend uwe oogen tot Maria, vestig uwe blikken op die weldadige ster; aanschouw in de bekoringen, in de gevaren die ster, aanroep Maria. In al de gevaren, in al den tegenspoed, in de uiterste noodwendigheden des levens, denk aan Maria, roep Maria aan; dat haar heilige naam altijd in uwen mond en in uw hart zij. Als gij haar volgt, zult gij niet

(1) S. Bona*. (2) Anselmus; in depr. ad Virg. (3) S. Sapient. IV. (4) S. Bern,, hom. I, super Missus est, sob fm.

219

-ocr page 220-

DE LIEFDEVLAMMEN

dwalen, als gij haar bidt, zult gij u aan do wanhoop niet overgeven. Zoo zij u ondersteunt, zult gij niet vallen; zoo zij u beschermt, zult gij niets te vreezen hebben; zoo zij u gunstig is. zult gij tot de haven der zaligheid komen.

O zoete Maria, mijne teedere Moeder, ik wil altijd mijne toevlugt tot u nemen; ik wil u altijd beminnen; ik wil altijd uwen heiligen Naam aanroepen. O mijne goede Moeder, mijne beminnelijke meesteres! kom. tot verheerlijking van uwen naam mijne ziel te gemoot, wanneer zij uit deze wereld zal scheiden, en gewaardig haar, in uwe armen te ontvangen. Kom haar dan vertroosten door uwe zoete tegenwoordigheid; wees voor haar de ladder en de weg tot het paradijs. Verkrijg mij de genade der vergiffenis en van het eeuwig geluk. (1)

Maria is onze Moeder! Mijn God! hoe liefelijk is die naam van Moeder! hoe zoet, hoe hartroerend is hij! Het is genoeg dien uit te spreken, om het hart te doen zwellen. O ja! Maria is onze Moeder; zij heeft ons allen op den Calvarieberg, aan den voet van het kruis voortgebragt, wanneer zij, in de bitterheid van haar hart, het leven van haren welbeminden zoon tot onze zaligheid aan den hemelschen Vader opofferde: ja, zij is onze Moeder, r.iet door haar vleesch, maar door de liefde die zij ons toedraagt. En waar of welke is toch de moeder, die hare kinderen zoo zeer bemint als Maria ons bemint? Wie zou bekwaam zijn, om de vurigheid van hare teederheid tot ons, arme ellendigen , te verklaren? De liefde, die al de moeders voor hare kinderen hebben, is slechts eene schaduw in vergelijking met die, welke Maria voor eenen van ons heeft. Zij alleen bemint ons meer dan al de Engelen en Heiligen te zamen ons beminnen, en zij bemint ons aldus niettegenstaande onze zonden en lafhartigheden in hare dienst. De grootste zondaais worden zelfs niet buiten hare lietde gesloten, en zij is altijd bereid om hen te helpen.

Daar Maria ons met eene vurige teederheid bemint, zullen wij dan ongevoelig blijven voor hare liefde?

(1) R. Bern. Imm T, super Missus est, sub fin.

220

-ocr page 221-

VAN JESUS.

Zekerlijk neen: verre, zeer verre zij van ons deze ondankbaarheid.

«Liefde dan voor Maria, liefde voor onze Moeder, maar onsterfelijke liefde!

«Liefde voor altijd! omdat wij altijd ellendig zijn en Maria altijd medelijdend is.

«Liefde voor altijd, omdat wij altijd zwak zullen zijn, altijd blootgesteld aan de aanvallen der hel en der wereld, en Maria altijd sterk door hem, die de hel en de wereld overwonnen heeft; altijd onze bescherming.

«Liefde voor altijd! omdat Maria altijd beminnelijk zal zijn, en omdat zij, ondanks onze onwaardigheid , nooit zal ophouden, ons met hare moederlijke zorg te omringen.

«Laat ons nog beter doen, opdat Maria ons allen door eene ware en vurige liefde tot Jesus ontsteke, laat ons de bewaring onzer harten aan hare teederheid toevertrouwen, en hopende, dat die onvergelijkelijke Moeder ze zal versieren, gelijk het betaamt voor de liefde van den hemelschen bruidegom, moet ieder van ons zich gelukkig achten in leven en dood te kunnen zeggen:

«Mijn hart behoort mij niet toe, maar aan Maria,»

GEBED.

O Jesus, de beste van al mijne vrienden, wat kan ik doen om u waardig voor de goedheid te danken, met welke gij mij Maria tot Moeder hebt willen geven? En gij, o Maria, hoe zal ik ooit dankbaar genoeg zijn voor zoovele teekens van teederheid, welke gij mij bewezen hebt! Ach! ik zal u beide uit geheel mijn hart beminnen. Maar helaas! wat is toch de liefde van een arm en gering schepsel als ik ben? is zij waardig u aangeboden te worden? Ongetwijfeld neen; evenwel, o Jesus en Maria, vol vertrouwen op uwe medelijdende barmhartigheid, die niemand verstoot, zal ik u uit geheel mijn hart beminnen. Ja, ja, ik zal u beminnen o Jesus! Doe uwe liefde in mijne ziel dalen; maak haar dronken van de zuivere liefde: vergun mij de genade van het leven niet te verlaten, dan nadat ik van u alleen mijn verlangen zal gemaakt hebben; en het mij onmogelijk zal

21

-ocr page 222-

DE LIEFDEVLAMMEN

quot;eworden zijn, ÏGts anders te beminnen dan u alleen. Maai zelfs, o mijn God, dat mijn mond dit woord beminnen nooit uitspreke dan voor u alleen, aangezien buiten u alles valt, alles vergaat, alles een niet is. O allerzuiverste Maria, maak dat uw naam voortaan als de ziel mijns levens zij. Haast u om mij te helpen zoo dikwijls ik u zal aanroepen. O Jesus, o Maria! mijne welbeminde! dat uw zoete naam altijd in\'mijn en in al de harten leve. Ach! ik smeek u, wanneer het uur des doods zal aanbreken op het oogenblik, wanneer mijne ziel uit dit leven zal moeten scheiden, verleen mij dan de genade, door uwe verdiensten , om met mijne laatste woorden te herhalen; Jesus en Maria! Ui bemin u! Jesus en Maria! ik geef u mijn hart en mijne ziel! Amen.

OEFENINGEN.

Uoflvructat tot Maria.

Beminde Christen, de godvrucht tot Maria is de godvrucht der Heiligen. Daar er geene boeken zijn of ze handelen er over, zal ik mij hier te vreden houden met u de eenvoudigste en voordeeligste oefeningen, ter eere van die goede Moeder, aan te wijzen.

■lo, Het Rozenhoedje. Onderhoud het getrouw, en laat nooit eenen dag voorbijgaan zonder tenminste twee tientjes te lezen. Hang, wanneer gij te bed gaat, een rozenhoedje aan uwen hals, en bid Maria, u onder hare bescherming te nemen.

2o. Het Wees gegroet. Lees alle dagen s morgens en \'savonds, nederknielende, driemaal Wees jrejrroet,voegende bij elk het volgende: O Maria; zuiver mijn ligchaam en heilig mijne ziel door uwe zuivere en onbevlekte ontvangenis. Vraag daarna aan Maria haren moederlijken zegen, en stel u voor den beginnenden dag of nacht onder hare bijzondere bescherming. Wanneer gij het uur hoort slaan, wanneer gij uit of in huis gaat, voor en na ieder werk, bid een Wees gegroet. Wanneer gij des morgans wakker wordt, of des avonds uwe oogen sluit, om te slapen; bid bij iedere bekoring, in alle gevaar, bij elke beweging van ongeduld, enz., altijd zew Wees gegroet.

222

-ocr page 223-

VAN JESUS.

Beminde Christen, oefen die godvrucht, en gij zult ondervinden hoe voordeelig dit is.

3o. De Angelus. Tracht nooit na te laten den Engel des Heeren te bidden des morgens, des middags en des avonds, wanneer de bedeklok klept, en verzuim dat niet uit menschelijk opzigt. Daarenboven is het genoeg dit gebed alle dagen eens te bidden, om op het einde der maand den vollen aflaat te winnen.

4o. Ds negendaagsche oefeningen of novenen. De godvrucht, die het aangenaamste is aan de heilige Maagd is de navolging barer deugden. Besluit dan bij iedere negendaagsche oefening, eene bijzondere deugd van Maria te verkrijgen, die het best met het mysterie overeenkomt. Dus, op den feestdag der onbevlekte Ontvangenis, de zuiverheid van meening ; op diender Geboorie, de ver-nieuwing des Geestes; op de Presentatie, de onthechting van de zaak, aan welke gij het meest y checkt zijt; op de Boodschap, de ootmoedigheid en delie/de der verachting; op de Visitatie, de liefde tot den evenmensch, met aalmoezen te geven, of ten minste voor de zondaars te bidden ; op Lichtmis, de gehoorzaamheid aanzijne oversten; eindelijk op hare Hemelvaart de onthechting en de bereiding tot den dood, trachtende te leven even alsof iedere dag de laatste uws levens ware. Op dergelijke wijze zullen de negendaagsche oefeningen in u goede gevolgen en zalige vruchten van heiligheid voortbrengen.

5o. Het vasten. Vast alle zaturdagen ter eere van Maria, indien uw biechtvader het u toelaat; zoo niet, oefeneenige versterving.

60. Draag met eerbied het heilig schapulier, of de medalje der onbevlekle ontvangenis bij u.

7o. Gewen u dikwijls uwe toevlugt tot de heilige Maagd te nemen, en metliefdeharenheiligennaamuittespreken: Jesuii en Maria! Jesus en Maria! Deze twee heilige namen hebben zoo veel kracht, dat zij de hel op de vlugt jagen, zoodra men ze met geloof en vertrouwen uitspreekt. (1)

(1) Zie liet werk van den H. Alplionsns dc Liguori, getiteld; Dc glorie tan Maria ; gij zult daarin een groot getal andere godvruchtige oefeningen ter eere van de heilige Maagd Maria vinden.

223

-ocr page 224-

DE UFDEVLAMMKN

Bemerk wel, beminde Christen, dat de oefeningen, welke ik u hier voorstel, geene voorschriften zijn,dieuop straf van zonde verbinden; het zijn enkel raadgevingen, opdat gij des te gemakkelijker Maria zoudt kunnen eeren, en door dit middel hare krachtdadige bescherming verdienen. Ik zeg u ook niet, dat gij u met al die godvruchtige oefeningen moet belasten ; ik vergenoeg mij met ze u voor te stellen, en het is uwe zaak met bescheidenheid de zulke te kiezen, die u het voordeeligsie kunnen zijn. Doch er is ééne zaak, welke ik u grootelijks aanprijs, namelijk u te laten inschrijven in eene vergadering of broederschap van de heilige Maagd, en er naauvvkeurig de oefeningen van te volbrengen. Daardoor zult gij vele kostbare genaden bekomen en vele zonden vermijden, want, volgens liet gevoelen van den H. Alphonsus de Liguori, zijn er, in het algemeen gesproken, meer zonden in eenen mensch, die de oefeningen van eene vergadering niet volgt, dan in twintig, die ze bijwonen. Ik beveelu ook de godvrucht ynn Am levenden rozenkrans, omdiamp;i die overal, waar men ze ingevoerd heeft overvloedige vruchten van zaligheid voortbrengt. Beminde Christen , bemin Maria, bemin haar altijd, gelijk een kind zijne moeder bemint, verzuim niets, om haar aangenaam te zijn, vertrouw altijd op hare goedheid en barmhartigheid en zij zal u de vergeving uwer zonden verwerven. Bemin Maria, en zij zal u beschermen tegen al de gevaren, welke gij op deze aarde van ballingschap ontmoet. Bemin Maria, en zij zal van haren zoon vooru al de genaden vragen, welke gij noodig hebt. Bemin Maria, in het oogenblik van uwen dood, zij zal u in uwe pijnen komen troosten , en u tegen de aanvallen der vijanden van uwe zaligheid beschermen. Bemin Maria, en zij zal u eens de deur des hemels openen.

GEBED TOT MARIA, ONZE MOEDER. (1)

O Maria! allerheiligste Moeder! hoe is het mogelijk, dat ik , zulk eene heilige Moeder hebbende, zoo boos

(1) JJc Glorie ra/i Maria, door den K. Alphonsus de Liguori.

224

-ocr page 225-

VAN JESUS.

225

ben; dat ik, eene Moeder hebbende, die altijd ontvlamd is door de liefde Gods, niets bemin dan het schepsel? Dat ik, hebbende eene in deugden 7.00 rijke Moeder, zoo ontbloot van deugden ben! O mijne allerbeminnelijkste Moeder! het is waar, dat ik niet verdien uw zoon te zijn, mijne slechte levenswijze heeft mij daartoe al te onwaardig gemaakt. Ik vraag u alleenlijk mij voor uwen dienaar te aanvaarden: en om aangenomen te worden onder liet getal der slechtste, welke gij hebt, ben ik bereid afstand te doen van de koningrijken der aarde. Ik ben te vreden met uw dienaar te zijn, doch verbied mij niet u mijne Moeder te noemen. Die naam vertroost, beweegt mij, en herinnert mij de verpligting, welke ik heb, om u te beminnen: die naam wekt mij op, om vertrouwen op u te hebben. Wanneer mijne zonden en de goddelijke regtvaardigheid mij het meest verschrikken, word ik versterkt, denkende, dat gij mijne Moeder zijt. Laat mij dan toe te zeggen: O mijne Moeder! o mijne allerminnelijkste Moeder! aldus noem ik u, aldus zal ik u altijd noemen. Na God, zult gij altijd mijne hoop, mijne toevlugt, mijne liefde in dit tranendal zijn. Ik hoop dan te sterven, terwijl, ik in dat allergewig-tigste oogenblik mijne ziel in uwe handen beveel, en zeggende: Mijne Moeder! 0 Maria, mijne goede Moeder! kom mij te hulp; heb deernis met mij. Ik bemin u, o mijne Moeder, ik wenschte een hart te hebben, dat u kon beminnen voor al de ongelukkigen, die u niet beminnen. Zoo ik rijkdommen bezat, zou ik ze alleen gebruiken, om u te eeren: zoo ik onderdanen had, zou ik hen allen dienaars van Maria maken, eindelijk, voor u, voor uwe glorie zou ik mijn leven slagtofferen, indien het noodig was. Ik bemin u dan, 0 mijne Moeder! maar tevens vrees ik u niet te beminnen, omdat men zegt dat de liefde degenen, die beminnen, gelijkvormig maakt aan den persoon, dien zij beminnen. Zie, dat ik u zoo weinig gelijk, is dan een teeken dat ik u niet bemin; gij, zoo zuiver, en ik zoo bevlekt; gij zoo ootmoedig, en ik zoo hoovaardig: gij zoo heilig, en ik zoo boos! Doch gij moet daarin voorzien, o Maria!

15

-ocr page 226-

UK LIEFDEVLAMMEN

aangezien gij mij bemint, maak mij gelijkvormig aan u. Gil hebt de magt, om de harten te veranderen, neem dan het mijne en bewaar het. Toon aan de wereld, wat gij vermoogt ten voordeele van degenen, welke gij bemint; maak mij heilig, maak mij aan nwen Zoon bebagelijk. Zulks hoop ik. Amen.

XXXIII. HOOFDSTUK.

Jesult;i wor«U vbii «o«l zijnen Vaaer verlaten.

Jjevs t/ieus. Deus metis, ut ^uid derehqui^ti me? Marc. XV. -H.

Mijn God. mijn God, waarom helitgij n ij verlaten?

Dikke duisternissen overdekten op eene wonderbare wijze de oppervlakte der aarde; geheel de natuur was ontsteld en verschrikt op het pezigt van haren stervenden God. Ondertusschen had Jesus sedert drie uren eene diepe stilzwijgendheid bewaard. Eensklaps roept hij met eene sterke stem uit:ikke duisternissen overdekten op eene wonderbare wijze de oppervlakte der aarde; geheel de natuur was ontsteld en verschrikt op het pezigt van haren stervenden God. Ondertusschen had Jesus sedert drie uren eene diepe stilzwijgendheid bewaard. Eensklaps roept hij met eene sterke stem uit: Mijn God\'^mijn_ God, waarom hebt gij mij verlaten...? O mijn .Tesus, hoe hevig moesten toch uwe pijnen zijn, aangezien zij u, die zoo zoetaardig, zoo onderworpen, zoo geduldig waart, op zekere wijze gedwongen hebben, om bij God, uwen Vader, te klagen!

— Mijn kind deze woorden zijn geene klagten, maar eene les, welke ik u gegeven heb (l). Ik heb u willen doen verstaan, hoeveel het mij gekost heeft, om uwe liefde te bekomen, en voor u de genade te verdienen van eensr.iet mij in den hemel te komen heerschen. De pijnen ,welks ik in mijn hart leed, waren bovenmatig, en ik kon mij in het minste niet bewegen op mijn kruis, zonder dezelve zeer te vermeerderen; doch wat waren die pijnen in ver-

(1) Vox ista non querela, sed doctrina est. S. Leo,

226

-ocr page 227-

VAN JESUS.

gelijking met die, waarmede mijne ziel vervuld was! Helaas ! ik zag mij verlaten van mijne leerlingen , overladen met lasteringen door mijne eigene schepselen, verzadigd met versmaadheden door diegenen zelfs, welke ik met weldaden overladen had; ik voorzag in het verloop der eeuwen zoo vele Christenen, die de verdiensten van mijn lijden met voeten zouden vertreden; gij zelf, mijn kind, gij zelf waart tegenwoordig voor mijnen geest. Ach ! Wist gij eens, hoe vele tranen gij als dan uit mijne oogen hebt doen vloeijen! wist gij eens hoe vele verzuchtingen gij uit mijn hart gerukt hebt! Ik zag u op het oogenblik , wanneer gij deze en die zonden bedreeft: ik heb u zien wederstaan aan mijne inspraken, door mijne teederheid te verstoeten, die ik u eerst bewezen had, door aan de liefde tot het schepsel dat hart te geven, dat ik u voor mij alleen gegeven had, dat hart welks bezitting ik zoo duur kocht; ik heb u verre van mij zien leven zonder op mij te denken , en blijgeestig hebt gij u in de eeuwige afgronden geworpen; ik heb u gezien en ik heb geweend; ik heb u gezien, en mijn lijden is daardoor verdubbeld.

— O mijn Jesus! kon ik uit het getal mijner levensdagen die uitwisschen, welke ik doorgebragt heb met u op eene zoo onwaardige wijze te vergrammen! Helaas! mijn God dit is onmogelijk; en het zal altijd waar zijn te zeggen, dat ik vermetel tegen u ben opgestaan; het zal altijd waar zijn te zeggen, dat ik de pijnen van uw lijden veel vermeerderd en de hel verdiend heb ! Nogtans, o mijn Zaligmaker! vertrouw ik op uwe barmhartigheid, aan welke ik mij sedert lang overgegeven heb. Ik hoop dat gij mij die zonden vergeven hebt, welke ik uit geheel mijn hart verfoei; ik hoop, dat al die pijningen , welke gij verdragen hebt, voor mij niet vruchteloos zullen zijn.

-— Mijn kind, gij hebt nog niet alles gehoord , wat ik uit liefde tot u heb moeten lijden. Aangezien ik besloten had den kelk van bitterheid tot denlaatsten druppel te ledigen , wilde ik mij aan éene foltering, die al de andere overtrof, onderwerpen. Mijn hemelsche Vader verliet mij. Ach! m\\jnzoon,de afgrijselijkste pijnigingen verdragen ,

\'227

-ocr page 228-

he liefdevlammen

228

is op zekere wijze niets , wanneer de hemel de zwakheid door inwendige vertroostingen ondersteunt; maar lijden, en lijden zonder vertroosting, in eene gansehe verlalen-heid dat, is eene naamlooze marteling. Het is om n die marteling, aan welke ik mij onderworpen heb, te doen kennen, dat ik uitriep: Mijn God!mijn God!waarom hehl gij mij verlaten? Jk zalunu en dan, om goederedenen, wol eens een zeer klein deel van de smarten mijner verlatenheid geven; in die oogenblikken zult gij in mijne dienst niet gevoelen dan walging en dorheden: gij zult n verbeelden, dat alles voor u verloren is, dat gij een verdoemde zijt, dat God u verlaten en zijne handen vanu afgetrokken heeft. Dan is het, mijn zoon, dat gij mijn voorbeeld moet navolgen; en met gerustheid en liefde tot den Heer zeggen: Mijn God ! mijn God! waarom hebt gij mij verlaten? Dan is het, dat gij u ootmoedig aan alles moet onderwerpen, wat God overu zal beschikken. Weet, dat gij nooit met meer zekerheid noch spoediger voortgaat; op den weg der volmaaktheid, dan wanneer gij gelooft dat alles verloren is (i); weet, dat ik nooit digterbij u ben, dan wanneer gij mij zeer verre van u waant (2): weet ook, dat gij mij nooit eene aangenamere offerande zult doen, dan met n in die omstandigheden geheel aan mijne voorzienigheid over te geven, door afstand te doen van alle gevoelige vertroosting in mijne dienst, en door niets te willen dan hetgeen ik zelf wil. Laat de zorg van de vertroostingen en de kruisen uit te deelen, aan mijne liefde over, en bewaar altijd in uw hart de gedachtenis van de inwendige mistroostigheid in welke ik, uit liefde tot u, heb willen sterven. Gij zult daardoor eene groote sterkte bekomen, om uwe smarten te verdragen, en gij zult mij met eene meer volmaakte onderwerping kunnen zeggen: Mtjn God, uw wil, niet de mijne geschiede. — O mijn Jesus, er is eene kwelling, aan welke ik mij dikwijls met veel moeite kan onderwerpen, wreede, afgrijselijke, schrikkelijke kwelling en voldoende, om mij te doen sterven. Alhoewel gij alles weet, wat in mijn hart ^l) S. Bern. Serm. de 4 ordin. (2) De imit. Christ, lib. III. \'\'»P

-ocr page 229-

VAN JESUS,

omgaat, zal ik u nogtans zeggen wat het voorwerp van die kwelling is: ik weet niet of ik uwe genade bezit, en ben niet verzekerd, of mijne zonden mij vergeven zijn,en of ik aangenaam ben in uwe oogen. De gedachte, dat ik wel eens verdoemd zou kunnen zijn, dat ik gedurende de gansche eeuwigheid u zou moeten verfoeijen en haten, u, mijn God en mijn al; de gedachte van mijn eeuwig verderf is voor mij zoo afgrijselijk, dat ik mij voel bezwijken, wanneer zij mij voor den geest komt en ik dezelve ernstig overweeg. O mijn goede Meester, mijn teedere Vader! vergeef mijne stoutmoedigheid , indien ik u een dergelijk gebed toezend; doch zoudt gij mij niet kunnen verlossen van die zoo pijnlijke benauwdheid? het zou mij zoo aangenaam en vertroostend zijn , verzekerd te wezen dat ik u bemin, en dat gij mij bemint!

— Uwe vraag is onvoorzigtig; gij zult daarvan welligt overtuigd zijn. Wees aandachtig. Eene Romeinsche dame schreef eens aan eenen mijner bedienaars (1), om hem te bidden van haar door veropenbaring te bekomen dezelfde gunst, welke gij mij daareven vraagt; zij zou, gelijk gij, hebben willen verzekerd zijn van de vergiffenis barer zonden. Wel nu , zie hier het antwoord, hetwelk haar do Paus gaf, aan wien zij dit vroeg; Gij vraagt mij eene zaak, die tevens moeijelijk en nadeelig is (2); moeijelijk omdat ik onwaardig benveropenbaringen te hebben:on-voordeelig, omdat gij niet zonder onrust moogt zijn ten opsigte van uwe zonden, tot het einde uws levens toe, dat is lot op den tijd, ivatmeer gij niet meer zult kunnen weenen. Gij moet altijd vreezen voor dezelve, en ze onophoudelijk uitwisschen door u we tranen. Paulus was opgenomen geweest tot in den derden hemel; hij had daar geheimen vernomen, welke de mond des mensehen niet moet openbaren, en nogtans zcide hij bevende:l\\lt;. behandel mijn lichaam streng, breng het tot slavernij, uit vrees, dal ik, na anderen gepredikt te hebben, zelf verworpen worde. Paulus vreesde en gij zoudt niet willen vreezenl Vergeet niet dat dezekerheid demoeder

(1) De Paus Gregoriui de Groote. De dame welke hem schreef, was Grcgorta staatsdame der keizerin. .(2; St. Greg. Epist. 80.

229

-ocr page 230-

HE LIEFDEVLAMMEN

der onachtzaamheid is. Het zou u dan nadeclig zijn in dit leven eene zekerheid te hebben, die de zorg van over u zeiven te waken, zou doen verwaarloozen; luant er staat geschreven: Gelukkig is de mensch, die altijd in vrees is, en op eene andere plaats : Dient God met eene heilige vrees. Dus is het noodzakelijk, dat moe ziel, gedurende den weinigen t ijd, dien gij op de aardemoet doorbrengen, niet vrij van vreeze zij... Gij ziet, mijn lief kind,door dit antwoord, hoe voordeelig het voor u is in de twijfeling en onzekerheid te blijven, ten opzigte van de vergiffenis uwer zonden. Zoo gij eene volkomene verzekeringquot; hadt, dat ik door mijne genade met u ben, zoudt gij u veel minder bevlijtigen om mij te zoeken ; gij zoudt veel minder verlangen om mij te behagen ; gij zoudt minder de gelegenheid viugten van mij te vergrammen, en misschien zoudt gij eindelijk geheel mijne dienst verlaten.... Wees dan voortaan geduldig en aan mijnen wil onderworpen; doe het goede, wees getrouw aan uwe pligten en hoop; uwe belooning is in mijne handen, ik zal u dezelve niet ontnemen.

GEBED.

(J mijn God! men moet dan lijden, en gelijk gij, in de kruisen en den tegenspoed leven. Wel nu ik wil zulks ter uwer liefde, want het is billijk dat ik lijde voor u die voor mij zoo veel geleden hebt. Ik verdien niet van u vertroost en bezocht te worden, dus handelt gij regtvaardig met mij, wanneer gij mij arm en troosteloos laat- Erkomtmij niets toe dan de roede en de kastijding; want ik heb u dikwijls en zeer vergramd (•!). Sla, sla , mijn God! zie, ik ben in uwe handen, en ik buig mij onder de roede, die mij kastijdt; want het is beter gekastijd te worden in deze wereld, dan in de andere. Gij weet, wat voordeelig is tot mijnen voortgang, en hoe zeer de tegenspoed nuttig is, om den roest der ondeugden te vernietigen (2J. Sla dan, mijn God, indien

(1) 7)0 Tmit. lib. Ill , c. Lil, (2J De Imit. Christi. lib. Ill , c. 1.

230

-ocr page 231-

VAN JEST\'S.

zulks uw welbehagen is, beroof mij van alle vertroosting in deze wereld, maar gedoog niet, dat ik ooit hol ongeluk hebbe, van u gescheiden te worden. Ik wil niet meer trachten op mijn gemak te leven; ik aanvaard integendeel al de kwellingen en rampen, welke hot u zal behagen mij toe te zenden, ik verdiengeene vertroosting, daar ik zoo dikwijls, met u te vergrammen, de pijnen der hel verdiend heb; het is mij genoeg n te beminnen en in uwe genade televen. Dat alle menschen mij verlaten, o ditslem ik toe, als gij, o mijn God! mij maar niet verlaat. Helaas! hoe zou ik kunnen leven, verre van u verwijderd, en zonder u te beminnen! Ik bemin u, o mijn Josus! u, ilie voor mij in de verlatenheid gestorven zijt; ik bemin u, o mij\'i eenig goed, mijn eenige hoop, mijn eenige liefde; ik bemin u, en wii u beminnen zoo veel het aan oen arm schepsel mogelijk is u te beminnen. Aanvaard, o goede Jesus! dit verlangen van mijn hart, en verhoor hetzelve. Amen.

OEFENINGEN.

Over «len moed in «Icn inweudise inistroostiglicltl.

Beminde Christen! onderzoek hoe gij u in uwe inwendige kwellingen gedraagt, en vergelijk uwe handelwijze met de lessen, welke .lesus, zoo wel Joor zijn voorbeeld als door zijne woorden, u gegeven heeft. Spreek eens ronduit; is het niet waar, dat gij, wanneer u de goddelijke vertroostingen onthouden worden, uwe godsdienstige oefeningen achterlaat, of dezelve maar llaauw en als gedwongen volbrengt? En inderdaad, hoe menigmaal is \'het niet gebeurd, dat gij .lesus niet meer gevolgd hebt, dan van verre en als tegen dank, omdat gij de gevoelige vertroostingen niet meer ontvingt, welke hij geeft, bijzonder aan hen, die hem beginnen te dienen, om hen te helpen en aan te moedigen? Verootmoedig u dan over uwe lafhartigheid en maak het voo.\'nemen van .Tesus voortaan op eene onveranderlijke wijze te dienen. In het midden uwer inwendige mistroostigheden, moet gij aan

231

-ocr page 232-

DE LIEFDEVLAMMEN

dien goeden Zaligmaker denken, stervende op het kruis in de schrikkelijkste verlatenheid; en de gedachte zal u verkwikken en vertroosten; en gij zult u zelfs gelukkig achten uw lijden met dat van Jesus te mogen vereenigen. Schep dan moed, beminde Christen! dien God in de droefheden, in de walgingen, de verlatenheden, de verachtingen, het lijden en de vernederingen; schep moed en verhef de oogen hemelwaarts; daar verwacht u eene zeer glorierijke kroon. Schep moed! want al de pijnen en kwellingen zullen weldra voorbijgaan, terwijl de he-melsche geneugten eeuwig zijn. Schep moed, Jesus telt al uwe zuchten, en niet eene zal zonder belooning blijven. Schep moed, schep moed! O hoe gelukkig zult gij eens zijn, wanneer gij zult zien, dat de tijd voor u gaat eindigen, en gij deze aarde van ballingschap gaat verlaten! hoe gelukkig zult gij zijn, denkende, dat gij gedurende tien, twintig, dertig jareu steeds getrouw geweest zijt in de dienst van Jesus, niettegenstaande het lijden, de kwellingen, de dorheden en walgingen, welke gij ondergaan hebt! Hoe gelukkig zult gij zijn te gevoelen, dat het uur der wedervergelding eindelijk gekomen is! O! hoe gelukkig zult gij zijn! De dood, welke zoo verschrikkelijk is voor den wereldminnaar en den zondaar, zal voor u vol zoetheid zijn; gij zult dien zonder schrik, zonder ontsteltenis, met onderwerping, met bedaardheid, met blijdschap zien naderen; hij zal u zijner, slag toebrengen met een zekeren eerbied, en u aan Jesus Christus aanbieden. Dan zal die goede Meester u welwillend ontvangen, en zeggen: Mijn kind, gij heht op de aarde ter mijner liefde veel gearbeid, gij zijtnogtans altijd onderworpen, altijd getrouw in mijne dienst geweest: welnu! nader, kom, opdat ik u omhelze en eene kroon van heerlijkheid op uw hoofd plaatse, kom, mijn paradijs en al deszel/s geneugten zijn voor alle eeuwigheid de uwe ! !! O beminde Christen, welk aangenaam en zalig onthaal! dit zal eens het uwe, het zal eens het mijne zij», ja, ja, hopen wij dit van de liefderijke en oneindige barmhartigheid van onzen God. Schep dan moed, en altijd moed.\' ——

-ocr page 233-

VAN JESUS.

XXIII. HOOFDSTUK.

Igt;e dorst van Jesus aau bet k r 111 s.

Sitio. Joan. XIX. 28.

Ik heb durst.

Het laatste oogenblik van onzen goddelijken Zaligmaker naderde; hij moest eerlang het werk onzer verlossing geheel voltrekken, met voor ons aan het kruis te sterven, toen hij inwendig eenen hevigen en brandenden dorst gevoelende, veroorzaakt door de ijsse-lijke smarten, welke hij sedert omtrent twintig uren leed, uitriep:et laatste oogenblik van onzen goddelijken Zaligmaker naderde; hij moest eerlang het werk onzer verlossing geheel voltrekken, met voor ons aan het kruis te sterven, toen hij inwendig eenen hevigen en brandenden dorst gevoelende, veroorzaakt door de ijsse-lijke smarten, welke hij sedert omtrent twintig uren leed, uitriep: Ik heb dorst.

Wel hoe. Heer, veroorzaakte de dorst u meer smarten en pijnen dan uw kruis? Gij klaagt over het eene en gij spreekt van het andere niet. Wat is toch de dorst, die u zoo geweldig pijnigt? Ach! ik versta u; het is uw vurig verlangen naar mijne zaligheid, naar mijnen geestelijken voortgang (1). Gij zegt mij goedhartig: Mijn kind, ik heb dorst naar uw liefde; kom, kom mij verliglen... O mijn Jesus! hoe heb ik tot nu toe aan die teedere uit-noodiging, aan die vaderlijke sineeking beantwoord ? Helaas! ik volg die Joden na, die om u te laven, zoo wreed waren, dat zij u gal en azijn aanboden. (2) In plaats van u uit geheel mijn hart te beminnen, geef ik u misschien onwaardige vermaken te drinken. Ten minste, o mijn God, verdeel ik tusschen u en het schepsel een hart, dat gij geheel wilt bezitten, ik weiger u het geringe ofïer , hetwelk gij mij vraagt, ik leid een gemakkelijk en onverstorven leven. O mijn God! ik vraag u vergiffenis over het voorgaande, en smeek u mij te helpen, om voortaan beter te handelen.

(1) S. Bern. Hi tract, de rita myslica, cap. XIU. (2j Joan, XIX; 29.

233

-ocr page 234-

UE LIEFDEVLAMMEN

Gelijk een dorstig hert naarbronwaterverianyt,aldus verlangt mijne ziel naar u, o mijn God! Mijne ziel dorst naar God; ach! wanneer zal zij voor hem verschijnen 9 (1) O mijn Jesus! o bron des levens! wanneer zal het oogenblik komen, waarop de dorst die haar verslindt, zal kunnen golescht worden ? wanneer zal zij zich kunnen ververschen in de genoegelijkste wateren uwer wijsheid? Mijn God, mijn God, ik zoeh u van den morgenstond af fS); mijne ziel dorst naar u, mijn vlecsch verteert voor n, in deze onhehomvde, dorre en woeste aarde: ach ! wanneer zal ik in den hemel uwe magl en heerlijkheid aanschouwen! Uwe barmhartigheid is zoeter dan het leven; mijne lippen zullen daarom onophoudelijk uwen lof verkondigen, \'/.oo lang ik zal leven, zal ik u. loven,en mijne handen in uwen naam verheffen; mijne ziel zal op zekere wijze vet gemankt worden door uwe zegeningen, en mijn mond zal zich openen, om vreugdegezangen uit te galmen. 0 mijn God! op mijne legerstede denk ik aan u, en in het midden van den nacht overweeg ik uwe wonderheden. 0! dil is, omdat mijne ziel zich aan u gehecht heeft, en dat zij zonder u niet kan leven. Heer Jesus, ik heb dorst; gewaardig u mij te laven, aangezien gij de bron des levens zijt; ik heb dorst naar uwe liefde: ik hob een overgroot verlangen, om u te zien en te bezittL\'n; wanneer znlt gij mij de genade ver-leonen, om mijne wenschen te volbrengen? Ach! wanneer zal die heerlijke dag komen, op wolken gij mij met eene stem vol blijdschap zult zeggen; Mijn kind, treed in de blijdschap des Heeren, (3) en neem bezit van mijn eeuwig rijk. geniet nu een onverderfelijk geluk! Hier is geene droefheid, geen lijden, geen arbeid meer; hier worden de tranen afgedroogd en de wenschen geheel voHaan!...

GEBUD.

Helaas! mijn zoete .lesus, gij wilt, dat ik nog op deze aarde van ballingschap verblijve; gij wilt, dat ik de

(I) Pa. XLI. I. (2) Ps. Passim. (3) Matth. XXV. 23.

234

-ocr page 235-

VAN JESUS.

eeuwige rust door verstervingen, door kruisen en gedu-rigen arbeid verdieue. Ik stem daarin toe; maar gewaar-dig mijn gebed te verhooren, o mijn God. Mijne ziel verzucht, dorst naar u, en zij kwijnt; gewaardig u barer te erbarmen. Gij alleen kunt haar verzadigen, ja, mijn God, gij kunt dit. Schatten, eer, vermaken, vve-reldsche voldoeningen, dit alles is niet,geschikt om den dorst telesschen, die haar verslindt; gij alleen vermoogt dit. Ach! geef mij uwe liefde, en ik zal vergenoegd zijn. Dat ik u uit geheel mijn hart, uit al mijne krachten meer dan mij zeiven beminne, en ik zal niets meer te verlangen hebben. Geef mij uwe liefde, o mijn Jesus! ik smeek er u om; maar geef mij eene zoo zuivere, zoo levendige, zoo vurige liefde, dat mijn grootste geluk, rnijne zoetste vertroosting op aarde zij, voor u te arbeiden en mij geheel voor u te besleden. Ja, mijn God, dit is het regtzinnigste verlangen mijns harten. Leven , lijden en sterven voor u. Amen.

OEFENINGEN.

Over het g^eweteusonderzoek.

Beminde christen gij hebt gezien dat Jesus vurig uwe zaligheid en uwen geestelijken voortgang verlangt. Het schijnt mij toe, dat het zeer billijk is, dat gij zoudt trachten in u ook een dusdanig verlangen op te wekken en te arbeiden om bet te voldoen. Welnu, zegt een geleerde religieus, (1) een der voornaamste en krachtdadigste middelen, welke wij tot onzen geestelijken voortgang hebben, is het gewetensonderzoek. Ik hen gegaan, zegt de Wijze-man, langs den akker van den luijaard en door den wijngaard van den uitzinnige; dc distels en doornen hadden alles gevuld, alles was overdekt met doornen en de muur was omver gevallen (2). Zoodanig is het geweten van hen, die zich niet onderzoeken; het is een wijngaard, die braak ligt en vervuld

(1) Pater Kodriguoz, van de Societeit van Jeans.

(8) Pi\'üV. XXIV , 30, 31

235

-ocr page 236-

DE LIEFDEVLAMMEN

is met distels en doornen, omdat hij niet bewerkt wordt. Helaas! onze bedorven natuur is eene slechte aarde, die uit zich zelve niets dan onkruiden voortbrengt, wij moeten altijd het snoeimes in de hand hebben, om te snijden of uit te rukken, en wij doen zulks, door middel van het onderzoek. Het is het onderzoek, dat de ondeugd aan den wortel afsnijdt, dat de slechte neigingen uitrukt, zoodra zij beginnen uit te schieten, en dat de kwade gewoonten belet wortel te schieten. Er zijn twee soorten van onderzoek, het bijzonder en het algemeen onderzoek. Ik zal u de oefening van beide aantoonen.

lo. Het bijzonder onderzoek; dit bestaat in zich alle dagen te onderzoeken over eene deugd , welke men voorgenomen heeft te bekomen, of wel over een gebi-ek , van hetwelk men zich wil beteren, om te weten of men voortgang doet of niet. Ik onderstel, bij voorbeeld, dat ik met mijnen biechtvader besloten heb te arbeiden , om de ootmoedigheid te bekomen, ziehier wat ik zal moeten doen. Des morgens zal ik een vast besluit maken niets te zeggen of te doen, dat, hoe weinig het ook zij, mijnen hoogmoed kan voeden, en ik zal den Heer bidden mijn voornemen te zegenen, omtrent den middag zal ik mijn geweten onderzoeken om te weten, hoe dikwijls ik aan mijn voornemen te kort gebleven ben: dan zal ik het getal mijner feilen opschrijven, ik zal mij daarover verootmoedigen, ik zal een nieuw besluit maken om gedurende het overige van den dag beter te doen, en mij den Heere aanbevelen. Des avonds zal ik hetzelfde onderzoek verrigten en het getal mijner misslagen sedert het laatste onderzoek opschrijven. Aldus door dagelijks het getal mijner hervallingen, op te teekenen, zal ik, na eenigen tijd, den eenen dag met den anderen, de eene week met de andere, de eene maand met de andere kunnen vergelijken, en op eene stellige wijze weten, of ik voortgang doe of achteruit ga in het bekomen dei-ootmoedigheid. Ik zal in het onderzoek van die deugd, volharden, zoo lang ik zal gevoelen, dat het mij nog moeijelijk is eene vernedering, eene berisping, eene

236

-ocr page 237-

VAN .lESUS.

verachting, of eene dergelijke zaak te verdragen, en ik zal niet ophouden, ofschoon ik gedurende verscheidene jaren moest arbeiden, zoo lang ik mijn oogwit niet zal bereikt hebben. Gij zult mij misschien zeggen, dat gij, terwijl gij ter bekoming der ootmoedigheid al uwe krachten inspant, die der andere deugden zult veronachtzamen. Neen, beminde christen, het zal zoo niet zijn, want al de deugden hangen van elkander af, en zich ernstig en op eene bijzondere wijs toeleggen om ééne alleen te bekomen , is werken ter verkrijging van alle. Verwaarloos dan de oefening niet van dit bijzonder onderzoek, en gij zult weldra zijne kostbare voordeelen erkennen.

2o. Het algemeen onderzoek: het bestaat in zich alle avonden te onderzoeken, eer men zich ter ruste begeeft, over de fouten, welke men gedurende den dag heeft kunnen bedrijven, en bijzonder in zich opwekken het leedwezen en het goede voornemen. Laat nooit dit algemeen onderzoek, zoo min als het bijzonder achter, maar hetgeen ik u aanbeveel, is, in het gebrek niet te vallen van dezulken, die gelooven alles gedaan te hebben, wanneer zij nauwkeurig hunne zonden hebben onderzocht, en die weinig belang stellen daarover aan God vergiffenis te vragen, en zich te bevlijtigen om er niet meer in te hervallen. Dit is nogtans het wezenlijke doel van het onderzoek, dit is het waarop gij u het meest moet toeleggen.

Laat mij toe, geliefde christen, u hier een voorbeeld van gewetensonderzoek te geven. Gij zult gemakkelijk ontwaren, dat ik niet getreden ben in al de omstandigheden der zonden, van gedachten, van woorden, van daden, van verzuim, welke men in gevaar is alle dagen te bedrijven; mijn doel is, u eenvoudig den weg aan te toonen, dien gij volgen moet: gij zult het overige doen.

VOORBEELD VAN GEWETENS-ONDERZOEK.

Onze Vader... Wees gegroet, Maria... — Welke is heden mijne eerste gedachte geweest ?... Helaas zij is voor God niet geweest, ik heb mij bezig gehouden met het

237

-ocr page 238-

DE URFDEVLAMMEN

238

vermaak, dat ik zou vinden in dil oi\' dat te doen, in dezen of genen persoon te zien... Daaruit is gesproten dat ik met verstrooidheden en afkeer gebeden heb... Van daar dat ik het geheel uilgesteld en kwalijk heb gedaan. Hieruit zijn gevolgd verstrooidheden van gedachten gedurende den geheelen dag en allerhande fouten. O mijn God! zoo is het dan, dat ik u dien, ik stel de wereld, de schepselen on mij zelveu altijd vooru. Vergiffenis, o Heer, vergiffenis, ik beloof u, dat het morgen zooniet meer zal zijn; met de hulp uwer genade zal ik meer over mij waken, en mijne eerste gedachte zal voor u wezen... — Heb ik heden mijn gebed gedaan? Ja... mijn God, ik dank u voor de genade... Neen.. Ach! ziedaar hoe ik ben, ik beloof altijd en volbreng mijne belofte niet; mijn God, heb medelijden met mijne zwakheid en vergeef mijne gedurige ongetrouwheden. Ik heb waarlijk berouw over deze in het bijzonder, en om ze te herstellen, beloof ik u , morgen mijne overweging te doen, eer ik mijne kamer verlaat.. — Welke voornemens heb ik dezen morgen gemaakt?... Heb ik daaraan gedurende den dag gedacht; ben ik daaraan getrouw gebleven?... Ja... (hier behooren dankzeggingen)... Neen... (vernedering, berouw en goed voornemen)... Onderzoek u op dezelfde wijze aangaande het bijwonen der H. Mis, aangaande de H. Communie en uwe biechten. — Heb ik in mijne maaltijden niet getracht mijne zinnelijkheden te voldoen? Heb ik mij verstorven? enz... Mijn God, mijn God, hoezeer schaam ik mij u vergramd te hebben, zelfs dan, wanneer gij mij met weldaden overlaadt... Hoe vele behoeftige menscher. zijn er, die u met meer ijver dienen dan ik, en aan welke gij maar een stuk droog brood geeft, om hunnen verslindenden honger te verzaden? Zij loven en zegenen u nogtans, en zij eten ilit brood met dankbaarheid... Mijne tafel is alle dagen met vele voedzame spijzen opgedischt; misschien ontbreekt er niets aan mijne wenschen, en ik denk naauwelijks, om u voor al uwe gaven te danken!... en ik doe het met zoo veel onverschilligheid!... O mijn God, o mijn Vader, heb nog eens deernis met de ellende uws

-ocr page 239-

VAN .lESUS.

239

kinds... Morgen, bij dergelijken maaltijd, zal ik mij, ter uwer liefde indien ik zulks zonder opspraak kan doen, en om mij zeiven te straffen, van deze of die spijs berooven, welke ik gaarne eet. Heb ik mij nergens aan schuldig gemaakt in mijne gesprekken met anderen? Hier een kleine leugen, een weinig achterklap, eene spotternij, eene bedilzucht, misschien een weinig uit jaloerschheid.. daar een ijdel woord, een woord vol bitterheid, vol ongeduld, vol eigenliefde.. ik heb zonder noodzakelijkheid in deze of die omstandigheid van mij zeiven gesproken... Ik heb in deze of die omstandigheid te zeer openhartig geweest; God heeft mij daarover berispt... ik heb een weinig te bits gesproken tot die dienstboden; wat heb ik daarbij gewonnen? Had ik in dergelijke omstandigheid gezwegen, of had ik met bedaardheid en zachtmoedigheid gesproken , dan zou God niet vergramd geweest zijn..., enz., enz. (Oefening van leedwezen en goed voornemen). — Hoe vele ongeduldigheid , kleine oploopendheid, gramschap met mijne dienstboden, mijne kinderen en de personen, die mij omringen! O mijn God, o mijn God... en ik communiceer zoo dikwijls! ach! ik wil mij waarlijk beteren... — En de pligten van mijnen staat?.. En de getrouwheid aan mijne levenswijze?... En mijne godvrucht-oefeningen?... (Overloop dit alles snel, oordeel u zeiven zeer streng, en maak het voornemen deze of die zaak in het bijzonder beter te verrigten)... enz. — Verwek eindelijk eene algemeene oefening van leedwezen, en begeef u lot de rust in den vrede des Heeren. —Dit onderzoek moei niet meer dan vijf of zes minuten duren.

-ocr page 240-

DE UKFHEVLAMMEN

mmmêmmmèmmmmmmmmmmamp;m XXXV. HOOFDSTUK.

Over het zestle noord, dat Jeans, aan liet krnls liaiiKende, gesproken heeft.

Cum accepissel Jesus acetum dixit: Consummatum est. Jonn. XIX, 3(1.

Nadat Jesus azijn genomen had, zeide hy ; Alles ia rolbragt.

Toen onze Jesus het oogenblik naderde, waarin hij zijnen laatsten snik zoude geven, zeide hij met eene stervende stem:oen onze Jesus het oogenblik naderde, waarin hij zijnen laatsten snik zoude geven, zeide hij met eene stervende stem: Het is volbragt. Onder het uitspreken van dit woord, overdacht hij geheel zijn leven, zag hij al de moeijelijkheden, die hij ondergaan, de armoede, de smarten, den smaad, dien hij geleden had, en offerde dit alles wederom aan zijnen Vader tot zaligheid der wereld. Terwijl hij zich daarna tot ons wendde, herhaalde hij: Consummatum est, alsof hij gezegd had : Menschen , alles is volbragt, alles is uitgevoerd; het werk uwer verlossing is voltooid , de goddelijke regtvaardigheid voldaan, het paradijs geopend, en nu is uw tijd gekomen, de tijd van hen, die beminnen. (1) O menschen, het is eindelijk tijd, dat gij denkt om mij te beminnen. Bemint mij, want ik moet niets meer doen, om van u bemind te worden. Ziet, wat ik gedaan heb om uwe liefde te verwerven: voor u heb ik een leven geleid, dat vol van allerlei kwellingen was; op bet einde mijner dagen, eer ik stierf, heb ik toegelaten mijn bloed uit le putten, in mijn aangezigt te spuwen, mijn ligchaam te verscheuren, mijn hoofd met doornen te kroonen, eindelijk de smarten van den doodsangt te lijden aan dit hout, waarop gij mij genageld ziet. Er blijft mij nog slechts ééne zaak meer te doen: dat ik voor u sterve;

(1) E*. XIV.

\'240

-ocr page 241-

VAN JESUS.

welnu! ik wil sterven! Kom, o dood! ik laat het u toe, ontneem mij het leven voor de zaligheid mijner schapen. En gij, mijr.e schapen, bemint mij, bemint mij, want het is mij onmogelijk verder te gaan, om mij te doen beminnen. Alles is volbragt, zegt de godvruchtige Taulerus, alles, wat de regtvaardigheid vereischte , alles wat de liefde vroeg, alles wat de liefde kan doen uitschijnen, (i)

GEBED.

Mijn welbeminde Jesus! ach! kon ik bij mijn afsterven ook eens zeggen: Heer, alles is volbragt; ik heb alles gedaan, wat gij mij geboden hebt, ik heb mijn kruis met geduld gedragen, ik heb mijn uiterste best gedaan, om u in dit alles te behagen!... Ach mijn God! zoo ik nu moest sterven, dan zou ik zeer ontevreden met mij zeiven sterven, dewijl ik niets van dit alles met waarheid zou kunnen zeggen. Maar zal ik dan altijd zoo ondankbaar jegens u leven. Ik smeek u, geef mij de genade, om u gedurende de nog overige jaren mijns levens te beminnen, opdat ik, bij het naderen des doods kunne zeggen, dat ik ten minste van heden af uwen heiligen wil volbragt heb. Ofschoon ik u voorheen vergramd heb , stelt echter uw dood mij gerust, in het vervolg wil ik u niet meer verraden. Doch het is van u, dat ik mijne volharding verwacht; o mijn Jesus, ik vraag u die, en ik hoop ze door uwe verdiensten te bekomen. Amen.

OEFENINGEN.

3Ien moet lt;1c volharfllug tot bet einde toe verzoeken.

Ue vollnrding, lieve christen, is de genade der genaden, en het is aan haar alleen, dat de kroon van heerlijkheid gegeven wordt (2). Het is eene genade, die gij niet verdienen kunt, maar welke God bereid is u te

(1) Dc H. Liguori, Horlogie van het lijden. 5. S. Bouaveni. — Matth. XXÏV, 33 — S. Beril. Liber ad sororem de modo bene yiYeiidi, cap. VI,

241

16

-ocr page 242-

DE LIEFDEVLAMMEN

geven, zoo gij ze hem vraagt. Neem dan van heden af de gewoonte aan, van ze dikwijls te vragen aan onzen goeden Zaligmaker door Maria\'s voorspraak. Ket gaat vast, dat zij u zal gegeven worden, zoo gij ze onophoudelijk vraagt (1); de belofte van Jesus Christus is uitdrukkelijk: Petite et accipietis. Doch houd u niet tevreden met enkele gebeden, voeg daarbij heilige werken en een vroom leven, anders zoudt gij God tergen. Verdient een lafhartig chisten, die ijverloos leeft, die geen acht geeft op kleine gebreken of zonden, verhoord te worden, wanneer hij de volharding vraagt? Ik herhaal het, beminde christen, leef heilig, en verwacht dan met een ootmoedig vertrouwen de genade van volharding tot het einde toe; Jesus zal u die zeker niet weigeren. Vlugt de gelegenheden van zonde, nader dikwijls tot de heilige Sacramenten van boetvaardigheid en des Altaars, bezoek onzen Zaligmaker, verborgen in onze tabernakelen, wees getrouw om nauwkeurig al de pligten van uwen staat te volbrengen, draag uw kruis met geduld, en God zal het overige doen. Houd u nooit op met de treurige gedachten, dat gij misschien eens zult verdoemd zijn, dat gij vroeg of laat wel de dienst des Heeren zoudt kunnen verlaten, enz.; die gedachten beangstigen het hart en brengen niets voort. Heb vertrouwen op God; ik zal het steeds herhalen, omdat het dit is, wat die goede Vader ons vraagt. Hij bemint ons meer dan wij ons zeiven kunnen beminnen; laten wij dan in vrede op zijne liefde rusten. Heb een groot vertrouwen op Maria, eu vraag haar dikwijls de gaaf van volharding; zij zal u die gewis door hare magtige voorspraak bezorgen.

(1) Quotidie petenda est, ut quotidie obtiueater, (Kardiuaal Bellartu). Gü moet ze dagelyks vragen, om ze dagelgks te rerkrygea.

242

-ocr page 243-

VAN JESUS.

XXXVI. HOOFDSTUK.

Igt;c Heer beveelt zijne zie] aan zijueu Vafler.

Tater in manus luat cammendo spiritum lueum* Luc. XIII, 56.

Vader iti uwe haudeujjeveel ik mijncu geest.

liefde le bewijzen , maar ook om ons te onden igten. Dus heeft hij niet één woord gesproken, dat, weloverwogen , niet kan dienen, om ons tot eene grootere volmaaktheid te geleiden. Laat ons dan de bede eens overwegen, die hij thans tot zijnen hemelschen Vader opzendt: Vader, zegt hij, in uive handoi beveel ik mijnen ijcest. Het is alsof hij zeide: Vader! Ik geef mij geheel en gaasch aan u over. Ik heb op aarde al datgene volbragt, wat gij van mij gevraagd hebt, en er blijft niets meer over dan te sterven; nogtans zoo gij wilt, dat mijne ziel nog in mijn lichaam blijve om nog te lijden, ik geef mij aan uw welbehagen over; zoo gij wilt, dat ik dit leven met het andere verwissele, om in de eeuwige heerlijkheid binnen te gaan, en de vergelding mijner werken te ontvangen, geef ik mij insgelijks aan uwen heiligen wil over; zie\'ik ben^bereidj alles te doen, wat gij over mij zult|beschikken.

O! welk een treilend voorbeeld van verlating op God, en van volkomene onderwerping aan zijnen wil! o! welke wonderbare bereiding tot den dood ! Mijn God ! ik wil leven-, zoo het uw wil\'js,: en ik willook sterven, zoo gij dit liever hebt; Heer Jesus, geef mij de genade, om uit den grond des harten deze schoone woorden uit te spreken eer ik mijnen laatsten snik geef, geef mij de genade om, gelijk gij, te zeggen! Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest: geef mij de genade, om wanneer

243

1 wat onze Heer, gedurende zijn sterfelijk leven ge

zegd en gedaan heeft, was niet alleen, om ons zijne

-ocr page 244-

OE LIEFDEVLAMMEN

ik sterf, met de grootste vurigheid te zeggen ; Jesus en Maria, ik bemin u! Jesus en Maria, ik bemin u.

«Hoe gelukkig zouden wij zijn, roept de H. Franciscus de Sales uit, indien wij, ons aan de dienst van God toewijdende, begonnen met onzen geest op eene volmaakte wijze in de handen zijner goddelijke goedheid te bevelen! want al de vertraging van onze volmaaktheid komt slechts voort uit gebrek aan overgeving. Nogtans is het waar, dat wij, zoo wij in de volmaaktheid voortgang willen doen, het geestelijk leven moeten beginnen, voortzetten en eindigen door do beoefening dezer deugd en hierin den lieer navolgen, die ze altijd op eene zoo wonderbare en volmaakte wijze beoefend heeft.

Men treft somtijds Christenen aan, die, als zij inde dienst van God treden, hem wel zeggen; Heer, in uwe handen beveel ik mijnen geest, maar op voorwaarde, dat gij mij altijd vertroostingen en geen lijden zult geven, en mij ook oversten zult verleenen, die volgens mijne neiging zullen zijn, en dat niets tegenstrijdig aan mijnen wil zal wezen. Helaas! wat doet gij? Ziet gij niet dat zulks zijnen geest niet bevelen is in de handen van God, gelijk do Heer deed? Weet gij niet dat uit die uitzonderingen, welke wij maken, gemeenlijk al onze ontstel-tenissen, al onze ongerustheden en andere dergelijke onvolmaaktheden voortspruiten. Want zoo de dingen niet uitvallen, gelijk wij ze verwachten, dan komt aanstonds de mistroostigheid onzen ai-men geest aanranden En van waar komt dit, tenzij, omdat wij ons niet geene onverschilligheid in de handen van God bevolen hebben? O! hoe gelukkig zouden wij zijn, zoo wij getrouw die deugd beoefenden! Zonder twijfel zouden wij door haar tot de hoogste volmaaktheid geraken van eene heilige Catharina vanSenen, van een heiligen Franciscus, van eene heilige Angela de Foligny, en van verscheidene andere heilige zielen, welke door die oaverschilligheid en de volmaakte overgeving van zich zeiven, gelijk wassen bollen zijn in de handen des Hoeren en van hare oversten, door al de indrukkingen te ontvangen, welke men haar wilde geven!

«Laat ons dan zoo zijn, en zeggen wij met onzen goe-

244

-ocr page 245-

VAN JESUS.

den Meester, in alles en in alle voorvallen; Mijn God-, in uwe handen beveel ik geheel en al mijnen geest; in manus tuas Domine commendo spiyitummeum. Wilt gij datik in de mistroostigheid of in de vertroosting zij; dat ik tegengesproken worde of afkeer en moeijelijkheden ontmoete; dat ik bemind worde of niet; dat ik gehoorzame in groote of kleine, in gemakkelijke of moeijelijke dingen ; ik beveel mijnen geest in uwe handen. Wilt gij dat ik het werkende of beschouwende leven aanvaarde\'? Ik beveel mijnen geest in uwe handen.

«Dat dan zij, die het werkende leven aangenomen hebben, het niet wenschen te verlaten, om het beschouwende leven te aanvaarden, en dat zij, die in beschouwing leven, die niet verlaten, zoo lang God zulks niet gebiedt. Dat men zwijge, wanneer het noodig is, en spreke, wanneer het tijd is.

«Indien wij zoo handelen, dan zullen wij in het uur des doods, naar het voorbeeld van den Heer, kunnen zeggen ; Mijn God, alles is volbragt. Consummatum est. Ik heb altijd uwen goddelijken wil vervuld in de voorvallen, die mij door uwe Voorzienigheid overkomen zijn. Wat blijft er mij nu nog te doen, tenzij mijnen geest in uwe handen te bevelen, op het einde mijns levens, gelijk ik hem u van het begin af bevolen heb (1)?»

Ja, mijn God, in uwe handen beveel ik mijnen geest, mijn hart, mijne ziel, al wat ik hen, en al wat ik bezit, opdat gij daarover volgens uw welbehagen zoudt beschikken. Dat men mij vernedere of verheffe, dat men mij verachte of achte, dat men mij vergete of aan mij denke, dat ik in droefheid of blijdschap zij; dit alles, o Heerl is mij onverschillig, als ik maar uwen wil volbreng en u bemin. O Jesus! ik bemin u, en geef mij aan uwe barmhartigheid voor den tijd en de eeuwigheid over. Ja, ja, ik geef mij over, arme zondaar, als ik ben, ik geef mij over aan uwe barmhartigheid voor tijd en voor eeuwigheid. Amen.

(1) H. Frnnciacus de Sales, Sermoon op het lijden van Christus,

245

-ocr page 246-

Igt;E LlEFHEVr.AMMKN

OEFENINGEN.

Overgeving\' \\nn ons zclven aan fle liefde van onzen God.

Beminde christenen, gij hebt dikwijls een klein kind gezien in de armen zijner moedor: ongetwijfeld hebt gij de overgeving bewonderd, met welke het daar eene aangename rust geniet. In welk gevaar het zich ook bevindt, altijd is het gerust en zijn slaap wordt daardoor niet gestoord; maakt men het wakker en dreigt men het, het slaat zijne armpjes rondom den hals zijner moeder, verbergt zijn hoofdje in haren schoot; en het is in veiligheid. Ach! dit is, omdat het gevoelt dat het bij zijne moeder is, en dat zij het te zeer bemint, om het niet tegen alle gevaren te beschermen. Welnu! beminde christen, ziedaar het afbeeldsel van hetgeen gij ten opzigte van Jesus moet wezen. Nooit is er een moeder geweest, die zoo veel teederheid gehad heeft voor haren eenigen zoon, als die goede Zaligmaker voor u heeft. Ga u dan met vertrouwen in zijne armen werpen, leg in zijn medelijdend hart neder al uwe zonden, ellenden en onvolmaaktheden, nader nog digter bij hem, wanneer de duivel al zijne krachten inspant, om u van hem afte trekken; zeg hem in het midden der bekoringen: Mijn goede Meester, heb medelijden met mij, want ik lijd gewe/d. (1) Gewen u in al de voorvallen des levens, de hand van den almogenden God te zien, die dezelve bestuurt, en zeg altijd tot u zeiven: Zoo er zonder Gods toelating geen haar van mijn hoofd valtCi),met hoeveelte meer reden is mij deze en die zaak niet overkomen, zonder dat hij het gewild heeft. Welnu, ik ben zijn kind, hij bemint mij, hij is de alwijze Vader, dat hij dan volgens zijn welbehagen handele, ik geef mij ten eenemale op nieuw en zonder iiitzondering aan hem over, omdat ik verzekerd ben niets te moeten vreezen zoolang ik onder de schadriw zijner vleugelen zal blijven. O! hoe vele christenen zijn er, die vele smarten en kwellingen zouden ontvlugten, en zich niet zouden pligtig maken aan zoo vele zonden, (I) Taa. XXXVIIT. (2) Luc. XX, 16.

2-5-6

-ocr page 247-

VAN JESUS.

indien zij in alle voorvallen zoo wilden spreken? [Wat u betreft, geliefde christen, zeg met le\'-as Christus, gedurende uw leven en in het uur van uwen dood: Mijn God, in uwe handen beveel ik mijnen geest. Zeg niet meer gelijk voormaals ten tijde der bekoringen en der inwendige smarten: De Heer heeft mij verlaten, mijn God heeft mij verlaten; maar herinner u deze woorden van onzen goeden en barmhartigen Zaligmaker; Kan eene moeder haar kind vergeten ? Zou zij niet bewogen worden door den zoon harer ingewanden! En ofschoon zij hem vergat, ik zal echter u nooit vergeten, ik draag u in mijne handen geprent, mijne oogen waken gedurig over uwe ziel. (1) Wat er u dan ook moge overkomen, beminde christen, heb steeds vertrouwen op Jesus. Zijt gij in dorheden en inwendige duisternissen, heb vertrouwen op Jesus, nader tot hem en hij zal u den troost en het licht zijner genade hergeven. (2) Wordt gij overvallen met duizend? b. koringen, vertrouw op Jesus, en hij zal niet toelaten, dat gij boven uwe krachten zoudt bekoord worden; hij zal u ondersteunen, en gij zult de vruchten van de zegepraal genieten. (3) Vallen de duivels, de wereld, het vleesch u van alle kanten aan, vertrouw op Jesus, en welhaast zullen er duizend van uwe vijanden aan uwe linkerzijde vallen en tien duizend aan uwe regter. (4) Ik heb het u gezegd, en zal het steeds tot u zeggen: heb vertrouwen op Jesus. Plaats al uwe angstvalligheden in zijn goddelijk hart, want hij zorgt voor u (5) en bemint u. Nooit, nooit is iemand beschaamd gemaakt na op hem gehoopt te hebben. (6) O beminde christen, herhaal gedurig met hart en mond deze en andere dergelijke woorden: Leve Jesus, hij is mijn Vader en mijn beste vriend: alhoewel hij al mijne ellenden kent, bemint hij mij echter en wil mijn eeuwig geluk. Wel nu, leve Jesus! ik wil hem ook altijd beminnen en op zijne barmhartigheid vertrouwen stellen.

(3) Is. XLIX, 14, 15, 16. (2) Ps. XXXIII, 6. (S) Corinth. X, 1» (4) Ps. XC, 7. (5) Omnem sollicitudiuem reatram projicientea in eum, qaonwra ipsi cura eit de Tobia. I Pett. V, 7. (6)Eccl. 11,12.

247

-ocr page 248-

248

XXXVII. HOOFDSTUK

Jesns sterft.

Et inelinato capite tradiilit spiritvm. Joan. XIX,: 37

En zün lioofd buigende gaf hij zijnen getst.

eeds had de Hoor bijna al zijn bloed verloren; hij

was afgemat door de folteringen, welke hij onder

gaan had. Zijne borst kromp ineen, zijne ademhaling werd moeijelijk; en daar hij op geen bed lag, maar tusschen hemel en aarde hing, op nagelen die hem handen en voeten doorscheurden, en geen oogenblik rust had, waren zijne smarten veel grooter dan alles, wat de menscben gewoonlijk in den doodstrijd lijden. Want daar de hevigheid dor pijn in ons allenskens bij het naderen des doods vermindert, zoo vermintert ook ons gevoel naarmate dat onze kennis vermindert; maar de Zaligmaker behield altoos zijn verstand tot zijnen laatsten zucht toe, en hij hield niet op te lijden, dan na het lozen van zijnen laatsten zucht. (1) Eenige oogenblikken voor dat hij zijnen geest gaf, viel zijn hoofd neder, zijn oogen begonnen zich te sluiten, en zijne lippen werden koud en loodverwig. Weinig tijd daarna bief hij weder het hoofd en de oogen hemelwaarts, riep met luider stemme, en voor de tweedemaal zijn hoofd op zijn borst hangende, sterft hij !!!

Mijne ziel, nader tot het kruis; aanschouw uwen Jesis en uwen God; hij is gestorven uit liefde tot u!... Wees dan aandachtig en overweeg; wees aandachtig en ween.

Heer Jesus! nadat ik u, uit liefde tot mij, op het kruis heb zien sterven, dunkt het mij van u al de genade, die tot mijne zaligheid noodig zijn, te mogen verhopen; het

(1) Het lyden van Jesus. V deel.

-ocr page 249-

VAN JESUS.

schijnt mij, dat ik mag verachten die vrees van eeuwige verdoemenis, welke de duivel mij somtijds voor den geest brengt. O Jesusl hoe schrrikkelijk is het, te denken, dat ik voor altijd van u zou kunnen gescheiden worden! Hoe afgrijselijk is het lot van eenen armen zondaar, die u vergramd heeft, en die niet weet of gij hem barmhartigheid bewezen hebt! Hij ziet de hel half open voor zich, en weet niet, of hij op uwe goedheid moet hopen of voor uwe regtvaardigheii vreezen!...

— Mijn zoon , mijn beminde zoon, waarom spreekt gij aldus? waarin heb ik verdiend door u aangezien te worden als een strenge en wreede Meester? Zie, ik sterf uit liefde tot u, en gij durft uw vertrouwen niet op mijne teederheid stellen! Ik weet, dat gij mij vergramd hebt, maar kent gij dan mijn hart niet? weet gij dan nog niet hoe gemakkelijk het aan den berouwhebbenden zondaar vergeeft? Ach! mijn kind, ik smeek u, werp u met meer overgeving in de armen mijner barmhartigheid.

— Ja, Heer, ik begrijp, dat ik nooit meer in vrede zal zijn, dan wanneer ik de zorg mijner eeuwige zaligheid geheel aan uwe barmhartigheid zal toevertrouwen; verleen mij dan de genade, om altijd verre van mij die slaafsche vrees te verdrijven, die u aan mijnen geest voorstelt als eenen God, bereid om de minste beleedigin-gen te straffen, alhoewel gij een Vader vol teederheid voor uwe kinderen en vol medelijden voor hunne zwakheden zijt... Maar, o mijn God! goede Jesus! dat het mij toegelaten zij geheel mijn hart in het uwe uit te storten. Dikwijls gevoel ik in uwe dienst zeer pijnlijke, inwendige duisternissen, dan wordt mijne ziel ontsteld; het schijnt mij, dat ik u niet meer bemin, dat ik u niet getrouw geweest ben, dat ik eenige doodelijke zonde bedreven heb, en ik word als bekoord, om mij aan de droefgeestigheid over te geven, om mij verworpen te gelooven en uwe dienst te verlaten. Wat moet ik dan in die omstandigheden doen?

— Mijn kind, laat uwe oogen op mijn kruis vallen, en begin met eene goede oefening van onderwerping aan mijnen ■.vil te verwekken; tracht daarna u tot het

249

-ocr page 250-

DE LIEFDE VLAMMEN\'

vertrouwen op mijne liefde op te wekken. Wel hoe! mijn kind , gelooft gij dan, dat ik op een kruis zou gestorven zijnj\'in het midden van zoo vele pijnen, zoo ik u had willen verdoemen? Vrees niet, mijn lief kind, vrees niet, ik bemin u zoo zeer als het eenen God mogelijk is u te beminnen Wanneer ik die ontsteltenissen, die duisternissen uwer ziel toelaat, dan is zulks tot uw welzijn; vrees niet, want ik waak over u, gelijk over mijnen oogappel. 0! wist gij eens, met welke teederheid ik eene getrouwe ziel bemin, die ondanks hare ellenden en onvolmaaktheden, zich niet aan de ontsteltenis overgeeft en mij onophoudelijk zegt: Mijn goede Meester, ik vertrouw op u, en ik zal niet beschaamd gemaakt worden! Wist gij eens, met hoe vele kostbare genaden ik haar verrijk; welke pogingen zoudt gij niet aanwenden, om u grondig in dit minnelijk vertrouwen op mijne goedheid te vestigen?

— 0 goede Jesus! gij kent den grond van mijn hart, gij weet, hoe zeer ik u bemin, en hoe vurig ik wensch u in den hemel te aanschouwen; hoe komt liet dan, dat ik den dood en uw oordeel vrees?

250

— Mijn oordeel is ongetwijfeld vreeselijk voor de versteende en onboetvaardige zondaars, maar het is zoet en vol barmhartigheid voor hen, die mij beminnen. Ik wil dan, dat gij, zoo dikwijls als de gedachte van het oordeel u in den geest zal komen, aanstonds eene oefening van overgeving van uw eeuwig lot aan mijne vaderlijke goedheid verwekt; dit teeken van uw vertrouwen zal mij zeer aangenaam en aan u zeer voordeelig zijn, omdat nooit iemand op mij gehoopt heeft en zijn hoop bedrogen is geweest. (1) Wat de vrees voor den dood aangaat, dit is eene natuurlijke vrees; ik zelf heb die gevoeld, omdat ikmenschwas, en daarenboven, omdat ik voor u de genade van onderwerping wilde verdienen. Zij komt in u ook voort uit de verkleefdheid, welke gij nog aan de schepselen hebt; tracht u van alles te onthechten , en de dood zal u eene wenschelijke zaak schij-

(1) Eccl. 11, 11.

-ocr page 251-

VAN .TESüS.

nen. Onthecht u van uwe schatten, van uwe kleine genietingen, van uwe vrienden, van uwe familie, van uwe kinderen; vertrouw aan mijn hart de zorg toe uwer belangen , de zorg van al de personen die u dierbaar zijn, en dan zult gij mij kunnen zeggen; Heer nu sal uw dienaarvrede sterven, zoo het u behaagt hem tot u te roepen.

— Heer Jesus, ziehier uw arm kind aan den voet van uw kruis; werp op mij eenen liefderijken oogslag en zegen mij. Ik offer u mijn leven op, en ben bereid te sterven, zoo haast als het uwen heiligen wil zal behagen. Wilt gij mij nog eenigen tijd in het leven laten, wees daarvoor geloofd, verleen mij alleen de genade van hem te besteden om u te behagen. Wilt gij, dat ik weldra sterve, wees insgelijks geloofd. Ik onderwerp mij aan den dood, omdat het uw wil is dat ik sterve.

Ik wil sterven om door de benauwdheden en de smarten des doods aan uwe goddelijke regtvaardigheid voor de zonden te voldoen, waardoor ik de hel verdiend heb.

Ik wil sterven, om u in dit leven niet meer te vergrammen en te inishagen.

Ik wil sterven, om u mijne dankbaarheid te betoonen voor al de weldaden en goedheden, waarmede gij mij, niettegenstaande mijne onwaardigheid overladen hebt.

Ik wil sterven, om u te bewijzen, dat ik meer uwen wil dan den mijnen bemin.

Ik wil voornamelijk sterven, om u in den hemel eeuwig en uit al mijne krachten te gaan beminnen; want ik hoop in die verblijfplaats van geluk te komen, waar ik zal verzekerd zijn, gedurende geheel de eeuwigheid niet op te houden van u te beminnen.

GEBED.

Ik smeek u dan, o mijn Zaligmaker, mijne liefdeen mijn eenig goed; ik smeek u, door uwe heilige wonden, door de smarten van uwen dood, laat mij in uwe genade en in uwe liefde sterven. Gij hebt mij afgekocht ten prijze van uw bloed, laat niet toe, dat ik zou verloren gaan,

951

-ocr page 252-

DE LIEFDETLMHMEN

allerzoetste Jesus, gedoog niet, dat ik van u gescheiden worde. Wanneer mijne ziel mijn ligchaam zal verlaten, ontvang haar dan zelf uit de handen van Maria, uwe en mijne Moeder, en gewaardig haar met goedheid te ontvangen, zeggende: Mijn kind, al uwe zonden zijn vergeven cn vergeten: kom met mij in het paradijs; waar ik u zal beminnen, waar gij mij gedurende geheel de eeuwigheid zult beminnen.

Mijn welbeminde Zaligmaker, o gij, die voor mij hebt willen sterven en die mij, ondanks mijne zonden, nog in uwe genade ontvangt, ik omarm uw kruis, ik omhels uwe met nagelen doorboorde voeten. Ach! ik smeek u, om de liefde, welke gij mij bewezen hebt, vereenig mij zoo mauw met u, dat mij niets meer van u kan verwijderen. Maak, dat ik voortaan gedurig met u wandele; maak dat al mijne gedachten voor u zijn; met één woord, maak dat ik al de genegenheden mijns harten tot u stiere, en dat ik in alles niets zoeke dan u. O ! verleen mij de genade, om altijd bedroefd te zijn, dat ik u zoo zeer vergramd heb, verleen mij de genade om altijd ontstoken te zijn door liefde tot u, die uw leven uit liefde tot mij gegeven hebt. 0 Jesus! ik bemin u; ik bemin u, o gij die oneindig bemint; ik bemin u, Maria, bid Jesus voor mij, en verkrijg mij de genade, om in zijne heilige genade te sterven. Amen.

OEFENINGEN.

Bereiding tot lt;len clootl.

Lieve Christen, wij moeten sterven; Jesus is gestorven , de heilige Maagd is gestorven, al de Heiligen zijn gestorven, gij ook zult eens sterven. Ik zeg dit niet om u schrik aan te jagen, want ik weet, dat de regtvaardige met geduld leeft en met vermaak sterft; (i) ik spreek tot u op die wijze, om u met Jesus Christus te kunnen zeggen: Wees bereid, omdat gij noch den dag noch het uur van uwen dood weet. (2) Voor het algemeen der Christenen

(1) S. Aug. Expos, in Epiat. 1 Joan. XT, 9. — S. Aug. in lipis. t Joan Tract. 7. (2 Matth. XXIV, B4.

252

-ocr page 253-

VAN J15SUS.

is bereid zijn: vrij wezen van doodzonden. Maar voor eene getrouwe ziel, is bereid zijn geene verkleefdheid hebben aan de dagelijksche zonden, aan niets, wat er op aarde is, gehecht zijn op eene menschelijke en ongeregelde wijze, of ten minste arbeiden om daartoe te komen; bereid zijn is voor zulk eene ziel onderworpen zijn aan Gods wil, in gezondheid en in ziekte, in leven of in dood. Antwoord nu, beminde Christen, dunkt het u, dat gij bereid zijt? zoo uw geweten u antwoordt ; Ja, loof daarvoor den Heer, hij heeft u eene groote en kostbare genade bewezen; zoo het integendeel antwoordt: Neen, sla dan spoedig de hand aan het werk, want, helaas! do Meester kan komen, en /iy zal inderdaad komen op het oogenblik, wanneer gij er het minste aan zult denken. (1) Ziehier eenige wenken, welke u veel zullen helpen, om uw oogmerk te bereiken.

1°. Onderzoek uw geweten tot in zijn verborgenste hoeken, en zie, of het u met ragt niets te verwijten heeft, zoo het u eenige smart veroorzaakt, spreek des-aangaande eenvoudig met uwen biechtvader, verberg hem niets; doe eene goede biecht, en wees daarna gerust, laat al het overige aan Gods barmhartigheid over.

2°. Maak uw testament of uitersten wil, indien gij er een te maken hebt, behoudens alle jaren weder te beginnen , zoo het noodzakelijk is. Beschik zoodanig uwe tijdelijke zaken, dat gij altijd bereid zijt eene naauwkeurige rekening te doen aan al degenen, die regt hebben u dezelve af te eischen. Door dit middel zult gij vele bekommeringen vermijden, zoo de dood u plotseling kwame overvallen, gelijk hij er zoo vele anderen , die zich daarop niet in het minste verwachtten, getroffen heeft.

3°. Betaal uwe schulden, zoo gij or hebt, en herstel de schade , welke gij uwen evenmensch in zijne goederen zoudt kunnen toegebragt hebben, en zoo voorts,

4°. Onderzoek aan welke zaken gij nog verkleefd zijt, en trek edelmoedig uw hart daarvan af; gij zult toch al die rijkdommen, die schoone landerijen, die kostelijke huizen, die kinderen, die vrienden eens moeten verlaten;

(1) Luc, XII, JW.

253

-ocr page 254-

t)E LIEFDEVLAMMEN

leer ze van nu af verlaten, en gij zult groote verdiensten verkrijgen.

5°. Merk op, wat gij in het uur van uwen dood zoudt willen gedaan hebben, en doe dit zonder uitstel: zie ter zelfder tijd, wat gij zoudt wenschen niet gedaan te hebben, en onthoud u daarvan.

6°. Denk dikwijls op den dood: deze gedachte schijnt u in het eerst schrikkelijk; maar weldra wordt zij zoet en troostend, behalve dat het wonderlijk bijdraagt, om ons van het aardsche af te trekken.

7°. Verwek dikwijls oefeningen van onderwerping aan den dood, zoo als die, welke gij in het 37ate hoofdstuk van dit werk gelezen hebt; deze oefeningen zijd aangenaam aan God, zij bezorgen ons groote gunsteu en genaden, en maken ons met het overdenken van ons laatste oogsnblik gemeenzaam.

XXXVIII. HOOFDSTUK.

Ouze goede Zalig-maker doet zijne klagt over €le oiidaiikbaarbeid der zoudareu, en noodig\'i lieu uit om zieh in zijne barmhartige armen te komen werpen.

Nunc ergo, habilatores Jerusalem et viri Juii(£, judicule inter me etvi-neum vieam. Quid est quod debui ultra facere vinias meae, el non feci ei? Is. V, 4.

Inwoners van Jeruzalem en gy , mannen van Juda , weest gij nu regters tusschen mijnen wyngaard en my. Wat heb ik meer voor hem kunnen doen dan ik gedaan heb ?

Tot wien spreekt Jesus hier, wien zendt hij deze woorden toe? Het is tot mij armen zondaar, het is tot mij, dat hij spreekt; het is tot mij. dat hij met de teederste liefde zegt:ot wien spreekt Jesus hier, wien zendt hij deze woorden toe? Het is tot mij armen zondaar, het is tot mij, dat hij spreekt; het is tot mij. dat hij met de teederste liefde zegt: Mijn kind, wat ivil ik noy meervoor u doen! Zult gij mij nu uit geheel uw hart beminnen\'! Zult gij nu ophouden van mij door uwe zonden op nieuw

254-

-ocr page 255-

VAN JESUS.

te kruisigen? Ach! mijn zoon, mijn lieve zoon, waarom hebt gij zoo lang van mij verwijderd geleefd, nadat ik u zoo vele blijken van liefde gegeven heb? Wat kwaad heb ik u gedaan ? Waarin heb ik u bedroefd ? Antwoord mij (ij.

— Mijn God, mijn God! ik kan niet antwoorden. Ik beu pligtig , en zucht over de menigte mijner zonden; zij maken mij beschaamd, o mijn Jesus! verleen eenen smeekenden zondaar vergeving (2). Ik ben schuldig, ik heb geene ontschuldiging bij te brengen; maar ik ben bedroefd....

— Mijn zoon, wat onregt hebt gij in mij gevonden, om mij aldus te verlaten en de ijdelheid na te jagen^ó) 9 Met hoe vele weldaden heb ik u niet overladen ? Ik heb mij immers aan eenen pijnlijken dood ter uwer liefde overgeleverd: het is om uwentwille, datifc allen smaad heb verdragen, en dat mijn aanschijn met schande overdekt werd (4). Om u aan de helsche vlammen te ontrukken, heb ik mij arm gemaakt en van alles ontbloot: ik heb willen aangezien worden als deverachtelijkstedermen-schen, ik heb mij op zekere wijze vernietigd (o). Van het hoofd tot de voeten ben ik doorwond geworden: ik ben met smarten, met vernederingen met smaad overladen geweest, en dit alles heb ik voor u ondergaan, mijn kind! omdat uwe ziel kostbaar voor mijne oogen was (6); voor u, omdat ik u wilde zalig maken, voor u, omdat ik u bemin. 0 mijn zoon! hebt gij tot hiertoe aan eene zoo groote liefde beantwoord ? Spreek.

— Heer, ik herhaal het nog eens, ik heb geene verontschuldiging bij te brengen, er blijft mij niets over dan te zuchten en mij met vertrouwen in de armen uwer barmhatigheid te werpen.

— Sedert dat ik u uit het niet getrokken heb om u het aanzijn te geven, hebt gij mij zonder ophouden vergramd, gij hebt mij duizendmaal door uwe zonden schandelijk onteerd, ik had het teeken mijner goedheid in uwe ziel geprent, gij hebt gepoogd hetzelve uit te wisschen:

fl) Mich. V, 8. (2) Preces Kcclesiee. (8) Jerem. II, 5. (4) Ps. LXX11I X. (6) Ibid, passim. (6) 1, Reg. XXVI. 31.

255

-ocr page 256-

DE LIEFDEVLAMMEN

ik had ze met mijne heiligheid bekleed, en gij hebt ze besmeurd; ik had u met genaden vervuld, eu gij hebt ze veracht! 7s het dan alzoo dat gij v.we erkentenis aan uiuen Heer betoont? Wel hoe! hen ik uw Vader, uw Schepper, uw Zaligmaker niet? Heb ik niet altijd voor u gezorgd als voor den appel van m ijn oog ?Emie, gij verlaat en vergeet mij (i)! Gij verlaat mij voor een ellendig vermaak, om de ijdele eer na te jagen!... O mijn zoon, ik vraag het u. zijt gij gelukkig geweest, zoo lang gij aan mijne liefde ontrouw zijt gebleven? Hebt gij dien zoeten vrede genoten, die het hart overstroomt van hen, die mij met [\\\\-ev dienen1! Ach! begrijp dan eindelijk, hoe rampzalig en hitler het u heeft gevallen,den Heer uwen God verlaten te hebben (2), en keer tot mij weder; kom, ik reik u de handen toe; ik zal uw Vader zijn, en gij zult nog mijn welbemind kind wezen.

GEBED.

Mijn Jesus, gij behaalt de overwinning, ja, gij behaalt de overwinning; ik leg voor 11 de wapens af. Ik beloof het u, ik zal niet meer ondankbaar zijn; maar ik smeek u, o mijn God, houd op, van mij mijne voorgaande zonden to verwijten, en gewaardig u ze mij te vergeven. Ik zal al de dagen mijns levens er boetvaardigheid voor doen: ik begeer u uit geheel rnijn hart meer dan alle schepselen, meer dan mijn leven, meer dan mij zeiven te beminnen. Mogt ik duizend harten bezitten, om ze allen tot uwe liefde te besteden? Maar wat zeg ik? God gave, dat ik uit geheel de uitgestrektheid van het hart, dat gij mij gegeven hebt, u mogt beminnen! Het is helaas! zeer koud, zeer hard, zeer ongevoelig! Nogtans, o mijn Jesus! hoe gering ik ben, schijnt het mij echter toe, dat ik u bemin; ja, mijn God! ik bemin u. Ik bemin u; niet opdat gij mij in den hemel zoudt gelukkig maken, niet opdat gij mij van de hel zoudt verlossen, niet omdat ik van u eene vergelding verwacht, maar ik bemin u, omdat gij mijn

256

1

Beuter. XXXII 6. 1U. (2) Jercm. 11, 19.

-ocr page 257-

VAN JESUS.

koning, mijn God zijt; ik bemin u, en zal u altijd beminnen, omdat gij mijne liefde oneindig waardig zijt. (1) Amen.

OEFENINGEN.

men moet dikwijls op Oods barmhartigheid jegens ons denken.

Ik zal de barmhartigheid des IIeer en indachtig zijn, ik zal gijnen lof zingen over alles wat hij over mij gedaan heeft, over al de weldaden , waarmede hij mijne ziel volgens de uitgestrektheidzijner goedertierenheiden de grootheid zijner barmhartigheden heeft willen overladen (2). Dank den Heer, o mijne ziel, en dat al wat in u is, zijnen naam love, dank den Heer, en vergeet nimmer zijne toeldaden. (3) Zoodanig moeten de gevoelens zijn van eenen christen, voor w;en de erkentenis niet lastig valt. Maar helaas, waar zijn die opregt dankbare zielen, welke God voor al de genade, met welke hij hen overladen heeft, weten te bedanken? Waar zijn zij? 0 hemel! wij zouden ons schamen ondankbaar te zijn jegens de menschen, en ten aanzien van God , denken wij daar niet op! Wij verzoeken hetn met luider stemme gunsten en genaden, wij ontvangen za dagelijks in overvloed, en wij deuken zelfs niet tot hem te zeggen; Mijn God! ik bedank u daaruoor.\'Wat schandelijk gedrag! o lieve christen! wacht u wel van ooit in die zonde van ondankbaarheid jegens onzen goeden Meester te vallen, want deze ondeugd is alleen genoeg, om alle bronnen der goddelijke genade uit te putten, gelijk de heilige Bernar-dus op twintig verschillende plaatsen zijner schriften ons vermaant. (4). Integendeel, herinner u dikwijls de alge-meene en bijzondere weldaden, welke gij van God ontvangen hebt. Behalve de gunsten van de schepping , verlossing en behoudenis, welke uitstekende weldaden heeft hij u niet bewezen? Gij hadt hem beleedigd, en die goede

(1) H. Franciscus Xaveriua. (3) Isaias LXT. (S) Psalm. CIT, 1. 2. f4) S. Bern : Serm. de sept. misericordiia. II. in Domin. YI, post Pentec. — Idem in Cantic serra. LI. — Et alibi: in plurimig loeig él S. Bernard j proferuntur de ingratitudine sententiae.

257

17

-ocr page 258-

DE LIEFDEVLAMMEN

Vader heeft u volgens uwe misdaden niet behandeld. Hij heeft uw ongeluk gezien, hij is er door hewogen geworden, en heeft medelijden met u gehad. Hij heeft u al uwe zonden vergeven, al uwe wonden genezen, u van de hel verlost, en omdat hij vol liefde en goedertierenheid is, heeft hij u liet kleed der onschuld wedergegeven (1). Gij hadt uwe arme ziel veracht, onteerd en met schandvlekken overladen; de duivel trad haar onder de voeten en deed ze dagelijks meer en meer in het vuilste slijk zinken; en zie, uw God heeft zich gewaardigd haar daaruit te trekken, hij heeft ze met zijn dierbaar bloed gezuiverd, met duizende kostelijke genaden verrijkt, en met zijne liefdeblijken vervuld. Ach! wat groote reden hebt gij om met David uit te roepen: Wie is ev gelijk aan God onzen lieer? IJ ij trekt dm arme uil het stof,enden hehoeftiyeuit de vuiligheid, om hen onder de vorslenvan zijn volk te doen zitten (2), dat is in het midden der Engelen en Heiligen. Vergelijk nu uwen vorigen staat, wanneer gij in de zonde leefdet, met dien, in welken God u door zijne barmhartigheid nu gesteld hoeft, en zeg ieder oogenblik, in de gevoelens uwer erkentenis: Wat zal ik den Heer wedergeven voor al de weldaden , die hij mij bewezen heeft (3). Ach! ik zal hem immer loven, zijnen lof zal altijd in mijnen mond zijn (4;, en de eeuwigheid sal niet te lang wezen, om sijne barmhartigheden te zingen (5). O geliefde Jesus! gedoog niet, dat ik ondankbaar zij; laat niet toe, dat ik ooit het ver-wijt verdiene, hetwelk gij eertijds aan het joodsche volk deedt: gij hebt mijne weldaden vergelen., en gij zijt de menigvuldigheid mijner barmhartigheden niet indaeh-tig gebleven (6).

(1) I\'s. C1I passim. (2) Ps. CXI1, 6, 6. 7, {3J Ps. CXV, 3. (4) Ps XXVIIl, Ps. LXXVII, 1. (C) Ps. CV, 7.

258

-ocr page 259-

VAN JESUS.

XXXIX. HOOFDSTUK.

Jesus Christus heeft zich vrijwillig;, uit liefde voor ons ten beste gegeven.

Oblatus est, quia ipse voluit. Is. 111 ,7: Hij is geslaijtüftei\'d, omdat hij zulks gewild heeft.

Het mensch geworden Woord zag zich van het eerste oogenblik zijner ontvangenis, al de zielen der kinderen van Adam aanbieden; hij zag tevens voor zijne oogen het schrikkelijkste schouwspel van het lijden, dat de prijs hunner verlossing wezen moest. Aldus kende en zag Jesus Christus, van zijnen eersten levensstond af, volmaakt de zielen van alle menschen, die reeds van het begin der wereld de aarde bevolkt hadden, zoo wel als die van alle menschen, welke tot het einde der eeuwen moesten geboren worden. Bij gevolg zag en kende hij ook mijne ziel, en hij zag ze met zonden overladen, in akelige duisternissen gedompeld en van alles ontbloot. Uit gezigt verre van hem te bewegen, om mij als een voorwerp van afschrik te verstoeten, bewoog zijne vaderliefde, en hij nam van toen af uit liefde tot mij, aide pijnen op zich, welke hij later in zijn leven en voornamelijk in zijnen dood ondergaan heeft. Hij had geen het minste eigenbelang, dat hem kon aanzetten, om aldus te handelen en om zoo vele smarten en pijnen op zich te nemen, de liefde, ja de liefde, die hij mijne arme ziel toedroeg, was alleen zijne beweegreden, de liefde deed hem in een stal geboren worden, en de liefde deed hem op een kruis sterven. Ik was tot de hel veroordeeld, en hij heeft zich aangeboden om mijn losgeld te wezen; ik was in den haat van God geboren, en hij heeft zich aangeboden om dien haat weg te nemen; ik dacht aan zijne liefde niet; in mijne rampzalige verblindheid leefde ik slechts om hem te beleedigen, en hij heeft mij eerst bemindet mensch geworden Woord zag zich van het eerste oogenblik zijner ontvangenis, al de zielen der kinderen van Adam aanbieden; hij zag tevens voor zijne oogen het schrikkelijkste schouwspel van het lijden, dat de prijs hunner verlossing wezen moest. Aldus kende en zag Jesus Christus, van zijnen eersten levensstond af, volmaakt de zielen van alle menschen, die reeds van het begin der wereld de aarde bevolkt hadden, zoo wel als die van alle menschen, welke tot het einde der eeuwen moesten geboren worden. Bij gevolg zag en kende hij ook mijne ziel, en hij zag ze met zonden overladen, in akelige duisternissen gedompeld en van alles ontbloot. Uit gezigt verre van hem te bewegen, om mij als een voorwerp van afschrik te verstoeten, bewoog zijne vaderliefde, en hij nam van toen af uit liefde tot mij, aide pijnen op zich, welke hij later in zijn leven en voornamelijk in zijnen dood ondergaan heeft. Hij had geen het minste eigenbelang, dat hem kon aanzetten, om aldus te handelen en om zoo vele smarten en pijnen op zich te nemen, de liefde, ja de liefde, die hij mijne arme ziel toedroeg, was alleen zijne beweegreden, de liefde deed hem in een stal geboren worden, en de liefde deed hem op een kruis sterven. Ik was tot de hel veroordeeld, en hij heeft zich aangeboden om mijn losgeld te wezen; ik was in den haat van God geboren, en hij heeft zich aangeboden om dien haat weg te nemen; ik dacht aan zijne liefde niet; in mijne rampzalige verblindheid leefde ik slechts om hem te beleedigen, en hij heeft mij eerst bemind

259

-ocr page 260-

DE LIEFDEVLAMMEN

en zich geslagtofierd om mij een uitstekend blijk zijner liefde te geven (1), en mij uit te noodigen, om hem te beminnen. Zou ik voor zoo bovenmatige liefde van mijnen God ongevoelig zijn ? Zou ik, daar Jesus mij zoo vurig bemint, hem eene opregte wederliefde kunnen weigeren (2)?

Volstrekt niet.

Wat zal ik dan dien goeden Jesus wedergeven, wat zal ik hem voor alles, wat ik van hem ontvangen heb aanbieden? Hij heeft voor mij het kostbaarste slagtoil\'er dat hij bezat, opgeofferd, ja, hij heeft zich zeiven geslagt-oiïerd; het is dan billijk, dat ik op mijne beurt het beste, wat ik heb, al wat ik bezit, aan hem opoffer. Wel hoe! wanneer God zich geheel en al aan mij geeft, zou ik dan durven aarzelen mij geheel aan hem te geven? Ach! Heer! gewaardig u de offerande, welke ik u van mij zeiven doe, goedgunstig te aanvaarden. Ik heb u maar twee penningen, mijn ligchaam en mijne ziel op te offeren: vergun mij de genade, van ze met edelmoedigheid aan te bieden (3). De offerande van mijn ligchaam door de verstervingen, het lijden, de moeite en de beroovingen; de offerande mijner ziel, met voor uwe voeten neder te leggen mijnen eigen wil, mijn zucht om boven anderen uit te munten, mijnen hoogmoed en al wat u kan mishagen. Ik weet het, o mijn God! deze offerande valt lastig, moeilijk en hard aan de bedorvene natuur; doch kom mij te hulp, ik zal u die volkomen en voor geheel mijn leven zonder eenige uitzondering opdragen.

GEBED.

O Jesus! die u aan het lijden en den dood, uit liefde tot mij hebt overgegeven, ik kom mij voor uwe voeten ne-derwerpen, en u verzoeken mij als eene brandofferande, om voor u geslagtofferd te worden, te willen ontvangen. Ontvang mijne vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand , mijnen wil, met al wat ik ben. Indien ik iets bez\'.t, zoo is het van u, dat ik het ontvangen heb; ik geef het u dan

(1) S. Aug., de Catechisandis rudibus !N. 8. (2) S. Aug. iliid N. 7. (3) S, Bern. in Purific. B. Marire , aerm. 111.

260

-ocr page 261-

VAN JESUS.

weder, opdat gy daarover beschikken zoudt naar uw welbehagen. Geef mij alleen uwe liefde en uwe genade; en ik zal rijk genoeg zijn (1). O mijn God! welke groote reden heb ik niet om u van ganscher harte te beminnen, arme zondaar als ik ben? Gij hebt mijne ziel verlost en ze belet verloren te yaan: gij hebt al mijne zonden achter uwen rug geworpen (2) en ze vergeten. En aldus in plaats van mij voor den menigvuldigen smaad, dien ik u heb aangedaan, te straffen, hebt gij uwe weldaden en genaden voor mij vermenigvuldigd, om mij eens tot uwe liefde te kunnen winnen.

Ach! die dag, welke gij zoo vurig gewenscht hebt, is eindelijk aangebroken ; Ja , hij is gekomen, want, mij dunkt, dat ik u uit geheel mijn hart en ziel bemin. O! beminde ik u niet, wien zou ik dan moeten beminnen! O mijn Jesus! de voornaamste zonde, die ik zou moeten beweenen, is deze van zoo lange jaren geleefd te hebben, zonder u te dienen en te beminnen, doch voortaan wil ik doen al wat mogelijk is, om u te behagen. Ik gevoel, dat uwe genade een groot verlangen, om voor u alleen te leven, en mij van al het aardsche af te trekken, in mijn hart gestort heeft; ik gevoel tevens eene groote droefheid over al de smarten, welke ik u aangedaan heb: deze gunsten, o mijn God! waarvoor ik u bedank, komen van uwe goedheid. Voltooi uw werk en wil mij getrouw in uwe liefde bewaren. Helaas! gij kent mijne zwakheid; maak dan, dat ik voortaan geheel voor u, gelijk gij geheel voor mij zijt geweest. Ik bemin u mijn eenig goed! ik bemin u, o mijne eenige liefde! ik bemin u, o mijn schat en mijn al! Mijn zoete Jesus! versta mij wel, ik bemin u! O liefderijke Maria! kom uw kind te hulp, en leer mij Jesus meer en meer beminnen. Amen.

OEFENINGEN.

Over deu geest van zelf-opofferiug, uit liefde tot tiod.

Mijn lieve Christen, gisteren heb ik u van ondankbaar-(t) S. Ignat. Loy, (3) Ia. XXIII, 17.

261

-ocr page 262-

DE LIEFDEVLAMMEN

262

heid gesproken en u opgewekt, om deze afschuwelijke ondeugd te vlugten, waarvan God en de menschen eenen afschrik hebben. Gij kunt heden den Heer blijken geven, dat gij zijne weldaden naar waarde weet te schatten en te erkennen, met toe te stemmen van tot zijne verheerlijking te doen, wat hij tot uwe liefde gedaan heeft. Die goede Meester heeft zich tot een slagtoffer aan God, zijnen he-melschen Vader opgedragen, om u aan de hel te ontrukken en u den hemel te verdienen; doe ook zoo. Beschouw u voortaan als een slagtoffer, dat bestemd is, om naar Gods welbehagen geslagtofferd te worden. Wees wel overtuigd dat gij u zeiven niet meer, maar geheel aan God alleen toebehoort. Dus moet gij, wanneer het hem zal believen, u oen kruis, eenige vernedering, eenige ziekte toe te zenden, u onderwerpen en zeggen: Ili heb mij zijn slagtoffer gemaakt, hij mag mij slagtofferen. Wanneer uwe oversten u iets van hunnentwege zullen gebieden, waaraan gij u met moeite zult kunnen onderwerpen, als gij uit eigen wil zult opstaan tegen den wil van hen, die u besturen, haast u dan. om u deze gedachte te binnen te roepen: Ik behoor mij zeiven niet toe, ik ben hel slagtoffer van mijnen God,iknioatmijdanlatcnslagtofferen. Indienergemor in uw hart ontstaat, indien gij eenen grooten afkeer, om u aldus op te offeren, gevoelt, indien uw hoogmoed zich er tegen verzet en eenigen wederstand biedt, zoo denk op Jesus, die zich zeiven ter uwer liefde geslagtofferd heeft, en, als een onnoozel lam zonder eens te klagen, zich heeft la\'.en slagtofferen. Eindelijk, wanneer gij den dood zult bereid zien, om u te treffen, sla dan uwe oogen hemelwaarts, en zeg: Mijn God, ik ben uw slagtoffer, een offer van liefde: sla, geef den laatsten slag, en voltrek mijne offerande. Ik verlang gedurende de geheele eeuwigheid u toe te behooren, om u te beminnen, te loven, u voor al uwe aan mij bewezene weldaden te bedanken en uwe c.an-gename tegenwoordigheid te genieten.

-ocr page 263-

VAN JESUS.

XL. HOOFDSTUK.

Jesus Chrlstns heeft zich ter onzer liefde laten vervloehen, om ons aan cle eenwige vervloeking-, die wij verdiend hadden te onttrekken.

Deus Filium suum mittens in similitudivem carnis peccali et de peccnto damnavit pec-eatnm in came. Rom VUT, 4.

God heeft zijnen Zoon gezonden, omgeven met een rleesch, gelijk aan een vleesch der zonde, en om de zonde heeft hg in het vleesch de zonde veroordeeld.

God haat volkomen de zonde, hij straft ze meedoogen-loos overal, waar hij ze gewaar wordt; zulks ver-eischt zijne regtvaardigheid en heiligheid. Jesus Christus werd door zijnen hemelschen Vader gelast, ons vrij te koopen, hij bekleedde zich met een vleesch gelijk aan het zondige vleesch, dat wij dragen, en al had hij maaiden schijn der zonde op zich genomen, werd hij evenwel de vloek van God:od haat volkomen de zonde, hij straft ze meedoogen-loos overal, waar hij ze gewaar wordt; zulks ver-eischt zijne regtvaardigheid en heiligheid. Jesus Christus werd door zijnen hemelschen Vader gelast, ons vrij te koopen, hij bekleedde zich met een vleesch gelijk aan het zondige vleesch, dat wij dragen, en al had hij maaiden schijn der zonde op zich genomen, werd hij evenwel de vloek van God: Factus pro nobis maledictum.(i) Ja, dewijl onze goddelijke Zaligmaker ors aan de eeuwige vervloeking, die wij verdiend hadden, wilde onttrokken, stemde hij toe, dat hij zelf vervloekt werd, met toe te laten dat hij, als een misdadiger en boosdoener, dien iedereen verfoeit, aan een kruis gehangen werd. Welke liefde, o mijn Jesus! mijn zoete Zaligmaker! gij, die mij door uwen dood, van de slavernij der erfzonde en van alle zonden, welke ik sedert mijn doopsel heb bedreven, verlost hebt, verander, bid ik u, verander die rampzalige kluisters, die mij zoo lang onder de magt en slavernij des duivels geboeid gehouden hebben, in gouden ketenen, die mij met uwe heilige liefde naauw vereenigen. Ik smeek u, doe mij het vermogen van uwe

(l) Gal. III, 13.

-ocr page 264-

dë liefdevlammen

genade en de kracht uwer verdiensten gevoelen, met van mij, die een ellendig zondaar ben, een heilige te maken.

Het is een geloofspunt, dat Jesus om mijne zonden vervloekt is geworden. Welk eene gedachte moet ik dan hebben van een kwaad , dat God maar te dien koste heeft kunnen uitroeijen? Dit kwaad is het grootste en schrikke-lijkste aller ongelukken. O ! hoe zeer moet ik het vreezen en waken, opdat het in mijn hart niet zouheerschen (IJ! Helaas! deze vervloekte zonde heeft mij eenigen tijd de wet gegeven; maar door de genade des doopsel ben ik van hare schandelijke slavernij verlost; mijne ziel is door het bloed van Jesus afgewasschen , en die goedertieren Meester heeft zich gewaardigd haar schoon en rein voor zijne oogen te maken.

GEBED.

O mijn God! duld niet, dat ik het ongeluk hebbe van haar nog ooit met nieuwe zonden te bezoedelen; ik smeek u, gedoog dit nimmer meer. Gij hebt mij in uwe genade hersteld, laat niet toe, dat ik zoo ongelukkig zij van ze nog op nieuw te verliezen. Wat zou er zonder haar van mij geworden? Helaas! ik kan niet toestemmen eene gansche eeuwigheid in de hel te verblijven zonder u te beminnen; neen, mijn God, hierin kan ik niet bewilligen; ik moet u beminnen en in de hel kan men u niet beminnen !

264

In de hel!... verwijderd van mijnen God!... verwijderd van Jesus Christus en van Maria!... verwijderd van die heilige zielen, welk ik op aarde gekend en bemind heb !.. Ach! wat groot ongeluk! Heer, Heer, trek mij daaraan af. Het is echter waar, o Jesus! dat ik sedert lang in de hel zou moeten branden! het is echter waar, dat ik sedert lang onder het gewigt uwer eeuwige vervloeking zou verdienen verplet te liggen! Maar ik hoop door uwe barmhartigheid en ter eere van uwen smartelijken dood, voor

1) Kom. VI, ia.

-ocr page 265-

VAN JESUS.

eeuwig door uwe heilige liefde te zullen branden en u altijd toe te behooren. Ik verlang, dat mijn hart van heden af, niemand anders beminne dan u alleen; ik zal u, o mijn God! om u zelven beminnen, mijne vrienden in u, mijne vijanden, om u. (1) Ach! beheersch , be-heersch geheel mijne ziel; maak, dat zij maar aan u alleen gehoorzame, dat zij u maar alleen zoeke, en dat zij maar naar u alleen verzuchte. Verlaat mijn hart, gij aardsche neigingen, die niet uit God en voor God zijt, en gij, goddelijke liefdevlam, kom in mij. Kom en neem bezit van mijn hart; kom en ontsteek het.

Ik bemin u, o mijn Jesus! ik bemin u, o gij die oneindig beminnelijk zijt! o gij, die mij alleen waarlijk bemint. Ik ken niemand, die mij meer bemind heeft dan gij; het is uit erkentenis, dat ik mij geheel en al aan u, die mijn schat en al zijt, geef en toewijd. Amen.

OEFENINGEN.

Over «le knisclilield.

Laat mij toe, geliefde Christen, dat ik heden van de heerlijkste en kostbaarste der deugden spreke; van eene deugd , die den mensch aan God zelven gelijk maakt (2) van die deugd, bij welker kostbaarheid al de rijkdommen, al de schatten, al de waardigheden niet te vergelijken zijn (3), ik wil zeggen van de zuiverheid. Zij is eene zoo schoone deugd dat hare vijanden zelfs niet kunnen nalaten haar te bewonderen. Onze Heer heeft ze altijd groot geacht, en hoe zuiverder en kuischer eene ziel is, des te meer hij behagen neemt om haar met zijne uitstekende gunsten te overladen. Haar hoe kostbaar deze deugd is, des te moeijelijker is het, om haar te bewaren. Het vleesch en de duivel spannen al hunne krachten in, om ons die te doen verliezen, en het is niet gemakkelijk , om in die schrikkelijke worsteling de zegepraal te behalen (4). Nogthans, mijn lieve

(1) S. Aug. Confess. lib. IV, Cap, 9. (2) S. Bas., lib. de Virgiu. (3) Eccli. XXVII, 20. (4) S. Aug., Tract, dc honor, mulier.

265

-ocr page 266-

DE LIEFDEVLAMMEN

Christen, stel uw vertrouwen op GoJ ; hij kent onze zwakheid en het slijk waaruit wij gemaakt zijn (1) en hij wacht zich wel van zijne kinderen in het midden van het gevaar te verlaten. Verzoek dikwijls van Jesus en Maria de deugd van zuiverheid, want God alleen is bekwaam om u zulke kostbare gaven te schenken (2) en wees daarna getrouw aan al wat ik u ga voorhouden, om in de handen van uwen vijand niet te vallen.

•lo. Vermijd de gelegenheden. (3): want in den strijd van het vleesch blijft de overhand aan de lafharligsten, dat is, aan hen, die de gelegenheden vlugten. Stelt gij u daaraan bloot, dan valt ge gewis (4). Hoe vele rampzaligen, zeide de Heilige Hieronyrnus op zijn sterfbed, zijn er in den modderpoel van onkuischheid gevallen om de verwaandheid , waarmede ze meenden zeker te zijn de overhand te behalen (5)1 Welke langdurige ondervinding gij van uwe voorgaande getrouwheid ook moogt hebben wees immer op uwe hoede, en geloof u nooit in veiligheid voor het toekomende. (6).

2o. Waak over mve sinnen. Vestig nooit uwe oogen op gevaarlijke voorwerpen; spreek nooit een enkel woord dat eenlgzlns de zuiverheid zou kunnen kwetsen, en zoo voorts.

3o. Vlugt de ledigheid. De heilige Geest leert ons dat zij tot menigvuldige zonden aanleiding geeft (7) zij is de oorzaak geweest van al de gruweldaden der inwoners van Sodoma en Gomorrha (8), en zij doodt er dagelijks eene groote hoeveelheid. Vlugt dan de luiheid: en dat de duivel u altijd bezig vinde (9). Wees indachtig, dat vele men-schen nadat zij zich in den arbeid geheiligd hadden, zich ongelukkig in de luiheid verdoemd hebben (10), en dat, In stede daar maar één duivel eenen persoon, die arbeidt, bekoort er honderd zijn, die een werkeloos persoon kwellen (11). Ik herhaal het u nog eens: vlugt, vlug\', de ledigheid.

(1) Ps Tl, 14. (2) Sap, VlII, 21. (3) S. Hieronym. S. Au^. serm. 358 de tempore. Petr. Bes-in Ps. 40 (4) Eccli 111, 27. (ö) S. Hieron. apud Ens eb (6) S.Hieron. ad iVepofiamim (7) Kccli. XXVUI, 2G. (8)Ezech. XVI, 49. (9) S. Hieren. ad Rustic. (10) S. Aug., ad fratres in \'Jreiu. scrm. 5. (ÏI) Cas. lib, X, instt. 7, cap. 3a.

206

-ocr page 267-

VAN JESUS.

4o. Versterf u. De versterving is het zout, dat alle deugJen bewaart, maar bijzonder de zuiverheid, die zonder haar niet lang kan staande blijven (l). Vermijd alle overdaad in eten en drinken; want de goede sier, de overvloed van vleesch en de kostelijke wijn, zijnde grootste vijanden der zuiverheid (2). Of drink nooit wijn, of drink er zeer weinig of zelden van , want die bovenmatig wijn drinkt, zal gewis aan de onstuimige driften der zinnen blootgesteld worden, en slechts met de grootste moeite de zuiverheid kunnen bewaren (3).

5o. Wees ooimoedig. De ootmoedigheid is de bewaarster der zuiverheid, terwijl de hoovaardigheid een teeken is, dat men spoedig in zonde zal vallen. Ja, mijn lieve Christen, God straft dikwijls de hoovaardigen, met toe te laten, dat zij in de schande van eenige zonden van onzuiverheid vallen. Heb dan nooit eon al te goed gevoelen van u zeiven, van uwe kunde , van uwe verdiensten, uit vrees van Gods gramschap op u te trekken, en wees deze les van den heiligen Bernardus altijd indachtig (4): Men kan de zuiverheid niet bekomen, noch bewaren, dan door de ootmoedigheid.

6o. Begeef u dikwerf tot het gehed. Het is slechts God alleen, die onze zwakheid kan ondersteunen, en ons in het midden van den strijd des vleeschos legen den geest, de overwinning kan doen behalen. Wanneer gij dus de eersle aanvallen van uwen vijand gevoelt, neem dan spoedig uwe toevlugt tof. Josus, en zeg hem: Mijn goedertieren Meester, kom mij spoedig te hulp, of ik verga. Maak het toeken des heiligen kruises over uw hart, zeggende: Mijn God, liever sterven, dan aan deze oneerbare gedaehte, aan deze slechte begeerte toe te stemmen; heb medelijden met mij. Neem bijzonder uwe toevlugt tot Maria, spreek haren heiligen naam eerbiedig uit, bid een Wees gegroet\', druk tegen uw hart een harer beelden, of uw schapulier, indien gij er een hebt, en herhaal gedurig zoo lang de bekoring zal duren: Mijn lieve en teedere Moeder, ik smeek u, verlaat uw arm kind niet. O Maria.\'

(1) S. Hieron. lib. T contra Jorin. — (2) S. Ephraim deCcstitate. (3) S. Hieron. Epist. 83, ab Occit. (4) S. Bern. Epist. 42.

267

-ocr page 268-

DE LIEFDEVLAMMEN

268

iets zet meer liet hart van den mensch aan, zegt de

H. Franciscus de Sales dan de liefde. Zoo een mensch

O Maria! kom mij te hulp! Zeg na de bekoring; 0 Jesus en Maria! geliefde voorwerpen mijner liefde, wees voor eeuwig geloofd, omdat gij u gewaardigd hebt mij uit deze bekoring te verlossen, en viij niet aan mijne zwakheid over te laten. Gedoog niet, dat ik ooit zoo ongelukkig zij mij door de zonden van u gescheiden te zien. 0 Jesus en Maria! ik bemin u en verlang u altijd te beminnen.

XLI. HOOFDSTUK

l)e liefde welfae Jesus t\'hristus ons toegedragen heeft, verpllgt ons ten lioogste bem te beminnen.

Charitas Christi nrgel nos. II Corinth. V, 14. Pe liefde van Jesus Christus noodzaakt ons.

weet, dat hij van eenen anderen, wie hij ook zij , bemind wordt, gevoelt hij zich aanstonds aangedreven, om liefde voor liefde te geven; is het een eenvoudig landbouwer, die van eenen voornamen heer bemind wordt, dan gevoelt hij zich zeker veel meer aangedreven, maar wordt hij gewaar dat een groot monarch hem bemint, o hoe zeer en met nog hoe veel meer kracht gevoelt hij zich dan niet aangedrongen? Derhalve weten, datjesus Christus, onze God, ons zoodanig bemind heeft, dat hij voor ons aan het kruis heeft willen sterven, is dit niet onze harten onder eene pers hebben, die de liefde daar hevig uitperst, met een des te grooter geweld, omdat het minzamer is (1).

Jesus Christus bemint ons; o wie zou daaraan kunnen twijfelen, nadat hij ons al die liefdeblijken gegeven heeft?

(1) Verbnndeling oyer de liefde Gods, VII boek, 8 hoofdstuk.

-ocr page 269-

VAN JESUS.

269

Ja, hij bemint ons, hij wil dit wij hem wederliefde hetoonen. Het is daarom, dat hij mensch geworden is, dat hij aan het kruis gestorven is, en het heilig Sacrament des Altaars heeft ingesteld. Hij heeft zich geheel en al, en zonder uitzondering aan ons gegeven. Wordt hij mensch, zegt een godvruchtige schrijver, komt hij ter wereld, het is voor ons: wordt hij geboren iu eenen stal, wordt hij in eene krib op stroo gelegd, het is voor ons; wordt hij aan de guurheid der lucht blootgesteld, lijdt hij koude, verdraigt hij de ongemakken der armoede het is voor ons; vreest en weent hij, het is voor ons; heeft hij zich met een ligchaatn omgeven, het is om voor ons te kunnen lijden, en zich te kunnen slagtofferen; heeft hij een hart, het is om ons te beminnen: met één woord , al de bewegingen van zijne ziel. al de gedachten van zijnen geest zijn op en voor ons. Zijn leven is voor ons; zijne heilige menschheid, met al liare deugden en verdiensten, is voor ons. Wat zeg ik? Zijne godheid zelve, met al hare volmaaktheden is voor ons. flij heeft voor ons in het heilig Sacrament zijner liefde alles gegeven, zoodanig, dat het hem onmogelijk is, om nog meer te geven: want kan hij ons iets grooter en kostelijker geven dan zich zeiven\'? (1) Ja, Jesus heeft, dooide oneindige liefde, welke hij ons toedraagt, aangedreven , zich geheel aan ons gegeven; hij heeft zijne liefde voor ons uitgeput; hij heeft zich geheel aan onze dienst toegewijd fS), en men mag met regt zeggen, dat niets ter wereld ons zoo volmaakt, zoo algemeen, zoo eenig toebehoort, als Jesus Christus.

O God! zou mijn hart voor zulke groote liefde ongevoelig kunnen blijven! zou het mogelijk zijn hem niet te beminnen, die mij zoo zeer bemind heeft? Neen, neen, ik wil niet ondankbaar zijn, Jesus heeft mij bemind , wel nu I ik zal hem op mijne beurt beminnen. Wat is er zoeter, billijker en lolïelijker, dan Jesus te beminnen? Zoo die goedertieren Meester mij verbood hem te beminnen, dan zou zoodanig verbod mij on-

(1) S. Bern. (2) Ibid.

-ocr page 270-

DE LIEFDEVLAMMEN

dragelijk schijnen! en ik zou mij daaraan niet kunnen onderwerpen. O Jesus! u niet beminnen! deze gedachte alleen verschrikt mij meer dan al de pijnen der hel. O mijn God, mogt ik liever sterven, dan ooit ophouden u te beminnen! Ach! dat het vuur uwer liefde mijn behoeftig hart geheel verteere; dat er niets meer van mij zeiven aan mij blijve, maar dat al wat ik beu al wat ik heb, u voor eeuwig moge toebehooren (1). Helaas! ik heb u zoo laat bemind! het is hoogst redelijk, dat ik zoo veel mogelijk den tijd herstelle, dien ik, van u verwijderd, verloren heb; het is wel redelijk, dat ik u nu uit geheel mijn hart beminne, gij, die mijn God zijt, en die zoo vurig wenscht van mij bemind te worden.

Zoete Jesus! Zaligmaker mijner ziel! eenigst voorwerp mijner verlangens en liefde, kom uwen dienaar te hulp. Ik roep tot u, en roep u aan uit het diepste mijns harten. Kom in dit arm hart, dat ik u geheel verlang op te otteren, kom uw verblijf daarin vestigen en uwe heilige liefde in hetzelve storten. Onuitputbare bron van zachtmoedigheid, liefde en goedheid, minzaam en dierbaar voorwerp van al mijne verlangens, kan er wel iels bij uwe goddelijke schoonheid vergeleken worden? Heeft de zoete honig, de kostelijke nectar wel eenige gelijkenis met uwe zoetheid \'? Mag de sneeuw en de zuivere melk, bij uwe zuiverheid vergeleken worden? Al de schatten der wereld, het goud, het zilver, de kostelijke gesteenten, de eerambten zelfs en de vermaken, zou dat alles mij kunnen bekoren nadat ik uwe aantrekkelijkheden gesmaakt heb (2). Neen ik verlang u alleen. Ik wil u voor altijd toebehooren; ik wil, gedurende de geheele eeuwigheid uw kind zijn! O Jesus! blijf altijd mijn Jesus!

Dewijl Jesus Christus zich geheel en al aan ons gegeven heeft zoo is het ook billijk, dat wij ons op onze beurt, zonder uitzondering aan hem geven. Moest het ons zwaren arbeid, zware moeijelijkheden

(I) S. Aujj. Sermon 305. (2) S, Aug. Meilitut. Cap. XXXV.

270

-ocr page 271-

VAN JESUS.

kosten, er is niets aan gelegen, laat ons geheel aan God toebehooren, zulks is billijk. Moest het ons het verlies van al onze goederen, van onze rust, van onze eer kosten, wat is er aan gelegen! Laat ons geheel en al aan God toebehooren, zulks is redelijk. Moest.het ons, met één woord, het verlies van het liefste, dat wij op de wereld bezitten, van ons leven zelfs kosten, er is weinig, zeer weinig aan gelegen! Laat ons geheel aan God toebehooren, het is regtvaardig. Wel hoe! moet men zich dan zoo lang beraden, om vast te stellen God liefde voor liefde te geven? Zou het dan geen groot ongeluk ziju niet geheel aan Jesus toe te behooren? Helaas! hem niet toe te behooren is het grootste, het schrikkelijkste aller onheilen.

Dit is nogtans al te lang mijn ongeluk geweest, o goede Jesus! Ach! hoe vele jaren heb ik van u verwijderd geleefd, toen was ik verblind, en wist niet, wat gij tot mijne liefde gedaan hadt. Mijn Zaligmaker, herinner mij steeds uw bitter lijden, dat gij, om mij, uwe teedere liefde te betoonen, hebt willen ondergaan : maak, dat ik dit aandenken nooit uit mijne gedachten verlieze, opdat ik moge begrijpen, hoe zeer gij mij bemind hebt. Heb ik eertijds een ongeregeld en zondig leven geleid, zulks is, omdat ik, o Jesus, de liefde niet overwogen heb, die gij mij hebt toegedragen. Ik wist nogtans, hoe zeer mijne zonden u mishaagden; maar helaas! al was mij dit bekend, ik liet daarom toch niet na menigvuldige zonden te bedrijven. Mogt ik nu van droefheid sterven, omdat ik ze bedreven heb! Ach! ik zou den moed niet hebben om mijne vergeving af te smeeken, indien ik niet wist, dat gij tot vergeving mijner zouden gestorven zijt. Ja, gij hebt uw leven aan het kruis ten beste gegeven, omdat gij mijne liefde verlangdet. En ik, o Jesus! haak zoo weinig naar de uwe! Vergun mij de genade, van ze nu meer dan al de \\ve-reldsche goederen te begeeren.... O mijn opperste en eenigste schat! ik bemin u en bemin u meer dan alles; ik bemin u meer dan mij zeiven; ik bemin u uit ge-

-ocr page 272-

DE LIEFDEVLAMMEN

heel mijn hart en wensch niets anders dan u te beminnen en van u bemind te worden. quot;Vergeet, o mijn Jesus! vergeet de zonden, waaraan ik mij jegens u pligtig heb gemaakt, en bemin mij nog, ondanks mijne ondankbaarheden; betoon mij groote liefde, opdat ik u zoo zeer moge beminnen: Gij zijt mijne liefde, gij zijt mijne hoop: gij weet hoe zwak ik ben; kom mij dan te hulp, o Jesus, mijne liefde, kom mij te hulp. Maak dat ik, in dit leven, in den dood, en gedurende de geheele eeuwigheid zonder ophouden tot u roepe: Mijn God ! mijn God ! (jij zijt mijne liefde en mijn al I gij zijt mijne liefde en mijn al!

Wij moeten ons zonder voorbehoud aan God geven, wij geven hem echter altijd zeer weinig, zoo weinig, zelfs dat men het voor niets moet rekenen. Ik arbeid, ik versterf mij, ik draag mijn kruis, ik geef mijn leven ter liefde Gods ten beste; doch wat is dat alles, wanneer ik de grootheid van God met mijne geringheid vergelijk? Kan het stof zoo groote dienst bewijzen aan het Wezen bij uitnemendheid? Ik ben een niet, en vermag niets uit mij zeiven; al wat ik bezit, koml van God. Och! met wat regt zou ik hem willen ontnemen, hetgeen hem toebehoort! Als hij geheel mijn hart vraagt, vraagt hij mij maar wat het zijne is: wat groote vérdiensten dan trek ik van mijnen kant daaruit, indien ik bet hem geef! Daarenboven, al wat ik ter liefde Gods kan doen, is zoo gering, dat het eene schande zou zijn daar het minste deeltje van af te houden , vooral wanneer ik denk op al wat hij zelf gedaan heeft en nu voor mij doet. Hoe, Jesus bemint mij zoo veel hij kan, en ik zou hem op mijne beurt, zoo quot;eel in mijne magt is, niet beminnen! Groote God! verwijder van mij zulke \' ondankbaarheid! Ach! kan ik niet veel wedergeven voor al uwe weldaden, maak dan toch, dat ik ten minste zonder uitzondering u het weinige geve dat ik bezit.

272

-ocr page 273-

V.\\N JESUS.

GEBED.

Heer Jesus, die alles, wat in hemel en aarde is, hoe verholen het moge wezen, volmaakt kent, gij weet dat gij mij oneindig dierbaarder zijt, dan hemel en aarde, en duizendmaal minnelijker zijt dan alles wat zij in zich besluiten (1). Gij weet dat ik verlang mij aan u te geven, dat ik mij aan u gegeven heb, en niets voor mij heb behouden. Mijn hart is het mijne niet meer; ik heb het u opgeofferd, het behoort u toe; maak het uwer waardig. Genees al zijne onvolmaaktheden, en gedoog niet dat het nog daarin her-valle. O Jesus! vergun mij de genade, dat ik mijne opoffering al de dagen mijns levens vernieuwe, en gedurende de geheele eeuwigheid moge zeggen: Ik behoor Jesus toe! ik behoor Jesus toe! ik ben de. slaaf zijner liefde! Ja, ik roep hier hemel, aarde en hel tot getuigen, ik behoor Jesus toe, en met zijne genade, welke ik verhoop en die mij niet zal ontbreken, zal ik altijd Jesus blijven toebehooren, ik zal altijd de dienaar, de vriend, het kind van Jesus zijn. Amen.

OEFENINGEN.

Over de volmaakte verbetering vau zich zelven.

Treed heden ernstig in u zelven, mijn lieve Christen, en vraag of gij waarlijk van u zoudt mogen zeggen, dat gij geheel aan God toebehoort. Onderzoek, wat gij doet, om hem te behagen, en hoe gij hierin te werk gaat. Overzie al uwe werken, en zie, of gij reden hebt om te gelooven, dat Jesus daarover tevreden is. Met wat eerbied met wat aandacht doet gij uwe gebeden ? zijt gij dagelijks getrouw aan het gebed? Zijn uwe meeningen altijd opregt, zuiver en heilig? Volbrengt gij naauwkeurig de pligten van uwen staat (2j? Hoe ver zijt gij gevorderd in de ootmoedigheid en ge-

(1)_S. Aug. Medit, cap. XXXV. No. 3. (2) Thomas a Kenipis a/ta exercit, spiritual, opusc. X. Cap. VIII. No. 2.

273

18

-ocr page 274-

DE LIEFDEVLAMMEN

hoorzaamheid, die gij uwen overste, of uwen ziels-bestuurder verschuldigd zijt? Hoe bestrijdt gij uwen hartstogt? Blijft gij het onderzoek van uw geweten uitoefenen? Vlugt gij zeer zorgvuldig de wereld en hare ijdele vermaken? Verwaarloost gij niets, om u te bereiden tot de heilige Sacramenten van boetvaardigheid en des altaars? Gaat uwe ongetrouwheid zelfs zoo verre niet, dat gij het dikwijls communniceren verwaarloost uit vrees van naauwkeurig over u zeiven te moeten waken? O mijn lieve Christen! hier vindt gij stof om te overwegen, en mogelijk zult gij er menigvuldige reden in vinden, om u te verootmoedigen. Wat zal het zijn, zoo ik u spreek van zoo vele kleine leugens, beschimpingen, ijdele woorden, en vooral achterklap, waaraan gij u elk oogenblik pligtig maakt? Ach, maak heden het edelmoedigste voornemen, om u te beteren; begin het een of ander gebrek te verbeteren, bijvoorbeeld dit, van uwen naaste gedurig te berispen, achterklap te spreken, en zoo voorts. Bid God, dat hij u gelieve te helpen, en verzoek hom vurig de genade van eindelijk geheel aan hem toe te behooren, wat het u ook moge kosten.

XLII. HOOFDSTUK.

Verlieliing: des liarten tot Jesns Christus, om hem te verzoeken, dat hij g-elieve ons door zijne liefde tot zieh te trekken

Ego si exallalus fueros a terra, omnia traham ad meipsum Joan. XII, 32.

Wanneer ik van de aarde zal verheven zijn, zal ik alles tot mij trekken,

Dit zijn uwe woorden, o mijn goddelijke Zaligmaker, gij hebt ze uitgesproken, toen gij nog op aarde in dit sterfelijk leven wandeldet. Gij hebt gezegd, dat wanneer gij op het kruis zoudt verheven zijn, gij de har-it zijn uwe woorden, o mijn goddelijke Zaligmaker, gij hebt ze uitgesproken, toen gij nog op aarde in dit sterfelijk leven wandeldet. Gij hebt gezegd, dat wanneer gij op het kruis zoudt verheven zijn, gij de har-

274

-ocr page 275-

VAN JESUS.

ten aller menschen tot u zoudt trekken; gij zijt de onfeilbare waarheid, en ik kan aan het volbrengen van uw woord geenszins twijfelen; vergun mij dan te vragen, waarom mijn arm hart zoo vele jaren van u verwijderd geleefd heeft?.... Ach! het is niet aan u, dat ik dit te wijten heb! hoe menigmaal hebt gij mij niet in den schoot uwer liefde teruggeroepen, en heb ik niet geweigerd naar uwe stem te luisteren! hoe dikwijls hebt gij mij mijne zonden niet vergeven! hoe menigwerf hebt gij mij door de wroegingen van mijn geweten niet minnelijk vermaand, om u niet meer te vergrammen! en niettegenstaande zoo vele genaden, hoe menigwerf ben ik in mijne zonden niet hervallen! O mijn Jesus! doe mij in den helschen afgrond niet zinken, zoo als ik het zou verdienen, want ik zou in de hel genoodzaakt zijn al die genaden, die gij mij in overvloed vergund hebt. voor eeuwig te vervloeken. Ja, al die gunsten, al die inwendige verlichtingen, welke gij mij verleend hebt, al die teedere uitnoodigingen, die gij mij gedaan hebt ten einde ik mij aan u zou geven, dat geduld, met hetwelk gij mij verdragen hebt, dat bloed dat gij voor mijne zaligheid hebt vergoten, dat alles zou mij eene meer schrikkelijke en wreede pijn veroorzaken, dan al de andere folteringen der hel.

Ik weet het, o mijn God! gij roept mij nog heden met eene zoo teedere en vurige liefde tot u, alsof ik u nooit vergramd had, en gij zegt tot mij: gij zult den Heer, uwen God uit geheel uiv hart liefhebben. Ik bemin u, o Heer, uit geheel mijn hart, dewijl gij het mij gebiedt; ja, ik bemin u, omdat gij eene oneindige liefde waardig zijt; ik bemin u, en mijne vurigste wenschen zijn u te mogen beminnen, gelijk mijne grootste vrees is, van u gescheiden te worden eri zonder uwe liefde te leven. Ik verzoek u deze gunst, o mijn gekruiste Zaligmaker! gedoog niet, dat ik ooit een enkel oogenblik ophoude u te beminnen. Doe mij steeds den dood herinneren, dien gij voor mij uitgestaan hebt, maak mij indachtig al die liefdebewijzen, welke gij mij gegeven hebt, en dat dit aandenken mij meer en meer met de vurigheid uwer liefde

275

-ocr page 276-

DE LIEFDEVLAMMEN

ontsteke, om daardoor voor u verteerd te worden, voor u, die zich voor mij geslagtofferd heeft.

Wanneer ik van de aarde zal verhevenzijn, zalik alles tot mij trekken. Ik smeek u, o Heer Jesus! volbreng heden uwe belofte, en trek mij geheel tot u. Teedere bruidegom mijner ziel (1), zuiver voorwerp mijner liefde, o mijn Jesus! koning aller schepselen! wie zal mij van mijne banden verlossen, wie zal mij vleugelen geven, om tot u te vliegen en in u te rusten? Och! wanneer zal ik van de aarde genoeg afgetrokken worden, om u, mijn Heer en God te aanschouwen, en om te smaken, hoe zoet en aangenaam gij zjtl Wanneer zal ik zoodanig in u verslonden worden, zoodanig van uwe liefde doordrongen zijn, dat ik mij zelve niet meer gevoele, en ik niet meer leve dan in u, in die ontuitsprekelijke en onbegrijpelijke vereeniging, die van iedereen niet gekend is. Nu kan ik slechts zuchten, en verdraag met droefheid mijne ellende: want in dit tranendal ontmoet ik vele rampen, die mij ontstellen, mij bedroeven en mijne ziel als met eene duistere wolk bedekken. Zij ver-moeijen mij dikwijls en doen mij vertragen, zij maken zich meester van mijn hart, zij houden mij tegen en berooven mij van de liefderrijke omhelzingen, welke de hemelsche geesten altijd onverhinderd genieten, met mij te beletten tot u eenen vrijen toegang te hebben. Wees dan bewogen door mijne zuchten en tranen op aarde.

GEBED.

U Jesus! glans der eeuwige zaligheid! ivooslAamp;c \\er-bannen ziel! ik sta verstomd voor u, en mijne stilzwijgendheid spreekt tot u. Hoelang zal mijn Heernog vertoeven tot mij te komen? Dat hij kome tot dien behoeftige die hem toebehoort, en hem de blijdschap wedergeve; dat hij zijne handen uitsteke, om eenen ongelukkige die in angst en droefheid gedompeld ligt op te rigten. Kom, kom, want alle dagen en uren breng ik in droefheid door omdat gij alleen mijne vreugde uitmaakt, en alleen in

(1) De Imitatione Christi lib. Ill cap. XXI No. 3, 4 5,

276

-ocr page 277-

VAN JESOS.

staat zijt, om mijn hart met blijdschap te vervullen. Ik ben met ellenden overvallen en als een gevangene in ketenen geklonken, tot gij mij, door het licht uwer tegenwoordigheid verlevendigt, de vrijheid wedergeeft en eenen liefdeblik op mij werpt.

Dat anderen zoeken wat zij willen, in plaats van u; wat mij betreft, niets kan, niets zal mij ooit anders behagen dan gij alleen, o mijn God! o mijne hoop! mijn eeuwig heil! O! trek mij altijd meer en meer tot u. Mijne ziel zucht naar u: helaas! die arme ziel heeft de vermaken dezer wereld geproefd, en zij heeft er niets dan bitterheid in gevonden: de roem en de eer vermoei-jen haar, zonder haar tevreden te stellen; de rijkdommen maken haar arm en immer ongerust; de geheels wereld kan haar niet vergenoegen; zij verlangt altijd iets, dat grooter en beter is. Gij alleen, o Heer, mijn God, kunt al hare verlangens bevredigen, trek haar dan voor altijd tot u. Amen.

OEFENINGEN.

Over de Schietgebctleu.

Er zija twee oefeningen, die van al de godvruchtige zielen wel gekend zijn, en ik verzoek u dringend, lieve christen, om u aan dezelve te gewennen. Vooreerst de geestelijke Communie, waarvan ik u in het volgende hoofdstuk zal spreken, en daarna de gewoonte van dikwijls zijn hart tot God te verhellen, door hetgeen men gemeenlijk schietgebedjes noemt. Het is zeker, dat er weinige oefeningen bestaan, die zoo nuttig zijn, omeene ziel met God vereenigd te houden en haar gedurig op hem te doen denken, als deze twee.

Begin met u te gewennen , God altijd voor uwe oogen te hebben, en met hem gemeenzaam in gesprek te zijn. Open hem uw hart, spreek hem over al uwe kleine moeijelijkheden , van uwe blijdschap en vrees. Gij moet hem daarom niet ver gaan zoeken; dewijl hij altijd bij u tegenwoordig is, als gij gaat, als gij zit, hij verlaat u geen oogenblik: als gij werkt, als gij slaapt, zet hij

277

-ocr page 278-

DE LIEFDEVLAMMEN

278

zich neven u, hij is op zekere wijze aan uw hoofdeinde nedergezeten, om u beter te kunnen bewaken (1). Zeg dan dikwijls tot \\ien\\ o mijn God! ik bemin u uit geheel mijn hart! Neem alle gelegenheden waar, om uw hart tot dien goeden Vader te verheffen, en u tot zijne liefde op te wekken. Wanneer gij, bij voorbeeld, een heerlijk veld, eene aangename ligging ziet, zeg: Mijn God hoe schoon en prachtig zijn uwe werken! of wel: Heer! zijn uwe werken zoo schoon, hoe schoon moet gij zelf dan niet zijn! Als gij een kasteel, een prachtig paleis ontwaart, zeg tot u zeiven: Helaas\', het is doorgaans in deze paleizen niet, dat het ivaregeluk heerscht; het is slechts in de harten van hen die u beminnen, o mijn God! dat het te vinden is. Otwel: wat zijn die paleizen, schitterend van goud en edelgesteenten, in vergelijking bij den hemel! 0 mijn God! schenk mij uwen hemel, dien gij voor ons hebt bereid.— Wanneer men in awe tegenwoordigheid van schatten, van roem, van eer spreekt zeg: 0 mijn God! gij alleen zijt mij genoeg gij zijt al mijn goed en al mijn roem. — Ziet gij eenen armen zondaar, die God vergramt, spreek aldus: 0 Jesus heb medelijden met dien rnensch! daarna tot u zeiven wederkeerende: Helaas! mogelijk zou ik nog erger dan hij te werk gaan, zoo gij mij aan mijne zwakheid over liet. Dank zij in alle eeuwigheid aan uwe genade. — Wanneer u eenig ongeluk of verdriet overkomt, zeg: Mijn lieve Jesus, gelief in mijne pijn deel te nemen en mij te verligten, gij ziet wat ik verdraag. Even zoo ook als gij in blijdschap zijt, verzoek onzen Heer van daarin met u deel te nemen. — Mijn lieve christen, ik zou nog ontelbare voorbeelden kunnen bijbrengen; doch indien gij Jesus bemint, zal het niet noodig zijn u in te geven, wat gij hem moet zeggen: uw hart zal het u weten in te boezemen. Maar gij moet voornamelijk uw hart to: God verheffen, als gij eenige zonden bedreven hebt, om aldus de ontsteltenis en bekommering te vermijden, die nooit anders dan van den duivel voortkomen: val Jesus dan slechts te voet, beken hem uwe schuld met dezelfde een-(1) Pror. III, 34, 2b.

-ocr page 279-

VAN JESUS.

voudigheid als een kind voor zijne moeder die bekent, en spreek tot hem : Ziedaar, o teederhartigc Meester, o mijn beste vriend, ziedaar, waartoe ik gekomen ben; ik beloof u getrouw te blijven, enalleoogenblikkenbeleedig ik u. Ach\', vergeef mij nog deze zonden, want daarover ben ik bedroefd, en ik bemin u; sla mij bij, opdat ik in het toekomende u geene smart meer veroorzake. Stel u na dit kort gebed gerust, alsof gij niet gezondigd hadt. Herhaal honderdmaal hetzelfde gebed , al mogt gij daarna honderd malen nog in dezelfde zonde hervallen. Verootmoedig u, sta op en spreek gedurig dezelfde woorden. Mijn Jesus, ik wil niet ophouden, u te beminnen en mijn vertrouwen op u te stellen, niettegenstaande ik gedurig herval, ja, mijn God, ik bemin ul

XLIIL HOOFDSTUK.

Jesus, de goede herder.

Ego sum pastor bonus; bonus paslor atiimam suam dat pro oviöus suis. Jean. X, 11.

Ik ben de goede herder; de goede herder geeft zijn leren roor zijne schapen ten beste.

Ja, roept de heilige Augustinus uit, ja, Jesus is waarlijk een goede herder, want hij bemint zijne schapen meer dan zich zeiven (1), meer dan zijne rust, meer dan zijn leven. Hij is voor hen van zijnen glansrijken troon nedergedaald , hij heeft zich voor hen met onze zwakke, menschelijke natuur bekleed: hij heeft zich tot een streng, moeijelijk en zeer lijdend en pijnlijk leven veroordeeld; hij heeft voor hen al de schatten zijner liefde uitgeput; hij is ten laatste voor hen aan een kruis gestorven.a, roept de heilige Augustinus uit, ja, Jesus is waarlijk een goede herder, want hij bemint zijne schapen meer dan zich zeiven (1), meer dan zijne rust, meer dan zijn leven. Hij is voor hen van zijnen glansrijken troon nedergedaald , hij heeft zich voor hen met onze zwakke, menschelijke natuur bekleed: hij heeft zich tot een streng, moeijelijk en zeer lijdend en pijnlijk leven veroordeeld; hij heeft voor hen al de schatten zijner liefde uitgeput; hij is ten laatste voor hen aan een kruis gestorven.

(1) S. August. Serm. 97.

279

-ocr page 280-

DE LIEFDEVLAMMEN

Jesus is de goede herder: al zijne oogenblikken, al zijne zuchten, al zijn arbeid, geheel zijn leven, geheel zijn persoon, dit alles werd aan het geluk zijner schapen toegewijd. Hij was God, en al was hij almagtig, heeft hij echter niet meer kunnen doen, om hun zijne liefde te bewijzen.

Jesus is de goede herder: beschouw, hoe zijn hart tot medelijden bewogen wordt over al die arme, dolende en verstrooide schapen van het huis van Israël. Uit liefde tot hen, heeft hij noch dag noch nacht eenige rust; hij doorloopt de dorpen, de gehuchten, de steden, de woestijnen. om daar eenige zijner schapen weder te vinden; hij bidt, hij zucht; hij vraagt met gejammer hunne zaligheid, en om die te bekomen, geeft hij eindelijk zijn leven ten beste. Aanschouw hem op het kruis, zijne liefde ontrukt den duivel een zijner schapen, den goeden moordenaar namelijk, welke van dien helschen leeuw ging verslonden worden, op het oogenblik zelf, dat hij onder de schrikkelijkste pijnen gaat sterven. Beschouw hem nog eens, hoe hij uit den hemel nederdaalt, cm een ander verloren schaap, den heiligen Paulus, tot zijnen schaapstal over te brengen. Wat, zeg ik? Zie dien goeden Heer, aanschouw hem nevens ieder onzer, terwijl hij ous zonder ophouden zegl: Mijn kind, ontvlugt mij n el: kom, steek uwe armen uit; kom en ik zal u in veilige weide brengen; kom, en ikzal u mijne genade en liefde wedergeven.

Jesus is de goede herder, hij kent zijne schapen, en zij kennen hem. (1) O! hoe aangenaam is het met den goeden herder, die zijne schapen zulke groote liefde toedraagt, te leven. O! hoe gelukkig is de ziel, weike hem geen oogenblik verlaat, zij ontvangt van zijne eigene hand de teederste liefkozingen en de allerkostbaarste genaden. Doch eene ziel blijft gestadig bij Jesus, haren goeden herder, wanneer zij in de diepste ingekeerdheid, ootmoedigheid en leedwezen tracht te leven. Men verkrijgt de ingekeerdheid door het gebed en door eene

(O Joan. XII. 14.

280

-ocr page 281-

VAN JESUS.

stipte en naauwkeurige getrouwheid aan al zijne pligten; men komt tot de ootmoedigheid door het gedenken zijner ellenden en magteloosheid, om het goede te verrigten, en vooral door do vrijwillige vernederingen; eindelijk het leedwezen wordt in het hart gevoed door het overwegen van de liefde Gods tot ons, en van de zonden, die wij tegen hem bedreven hebben.

Jesus is de goede herder; hij heeft altijd een wakend oog over zijne schapen. Zoo een hunner verdoolt, gaat hij het overal zoeken, hij achtervolgt het met de grootste bekommering, en hij is niet gerust, voor hij het gevonden en tot den schaapstal wedergebragt heeft. O goede Jesus! hoe vrijmoedig mag ik tot alle schepselen niet roepen, dat gij de goede herder zijt, ik, die op eene zoo uitstekende wijze uwe genadige liefde gevoeld heb! Helaas !ih heb gedoold gelijk een arm schaap, dal in zijn verderf loopt (1), ik ben van doling tot doling gevallen , ik heb mij tot de ongeregelde neigingen van mijn hart laten vervoeren; ik heb den weg der onschuld verlaten; om dien der ondeugd te bewandelen, ik heb mij vermoeid in de wegen des verderfs (2).

Gij nogtans, mijn Jesus, hebt mij niet verlaten; ik verwijderde mij meer en meer van u, en gij hebt uwe wakende oogen op mij gevestigd gehouden; al mijne voetstappen en geheel mijne handelwijze waren zoovele nederstortingen in nieuwe afgronden: ik gaf mij onmatig over aan mijne booze driften, en gij bewaardet eene diepe stilzwijgendheid (3) ! 0 torluosas vias! o kronkelende wegen! wee mij, die mij heb kunnen laten voorstaan, dat met mijnen God te verlaten, ik iels beters dan hij is, zou ontmoet hebben. Helaas! o mijn zoete Jesus! hoe ongelukkig heb ik maar al te lang ondervonden , hoe een ondankbaar hart dat elders, dan in u, de rust wil zoeken, gepijnigd en beangstigd wordt (4). Ach! hoe vele jaren heb ik geleefd, zonder u te beminnen! hoe veel tijd heb ik verloren in de dienst van den duivel, van de wereld en mijne hartstogten in te volgen! hoe vele jaren

(1) Ps. XXVIII, 176. (2) laa. LUI, 0. — Sap. V. 7. (3) S. Aug. confess. lib, 2. (4)^ Aug. confcss. lib. VI, caii. 16.

281

-ocr page 282-

DE LIEFDEVLAMMEN

heb ik doorgebragt om uwe liefdeblijken te versmaden en aan uwe inspraken wederspannig te zijn! Wat u betreft, o mijn God, gij hadt geduld met mij! mijne ellenden groeiden aan, en ongevoelig kwaamt gij mij nader; gij reiktet mij uwe vaderhand toe, zonder dat ik zulks gewaar werd, om mij uit den modderpoel te trekken, en mij te zuiveren (1). Hoe zal ik u, o Jesus! goede herder, genoeg voor eene zoo groote liefde kunnen bedanken!

Jesus is de goede herder; en hij bemint zijne schapen dermate, dat hij hen met zijn eigen vleesch en bloed spijst. Ach! welke herder heeft zich ooit aldus voor zijne kudde geslagtofl\'erd ? Het is Jesus alleen, die tot zoo eene over-groote liefde in staat was. Vele moeders weigeren hare kinderen zelve op te voeden, en geven ze aan vreemie vrouwen te voedsteren: doch aldus handelt onze goede Zaligmaker niet; hij is niet tevreden met voor ons zijn leven ten beste te geven en ons zijne verdiensten toe ve voegen, maar wil nog daarenboven ons voedsel worden (2).

GEBED.

Heer Jesus! hoe is het mogelijk, dat ik eenen zoo teederhartigen en liefdevollen Meester heb kunnen verlaten! Ach! hoe gelukkig zou ik niet geweest zijn, zoo ik altijd, als een twouwe dienaar, bij u gebleven ware!... Maar helaas! de misslag is begaan; ik ben ondankbaar geweest, en heb mij van mijnen besten vriend verwijderd. Goedertieren Jesus! heb medelijden met mij; zie ik keer tot u weder, nog geheel met wonden, die ik ontvangen heb, overdekt, en geheel beschaamd, omdat ik van u ben weggevlugt; ik smeek u, verstoot mij niet; gedenk, o mijn welbeminde Zaligmaker! dat ik van die ellendige schapen ben, waarvoor gij uw leven ten beste gegeven hebt. Aanschouw mij nog eens met die goedheid en barmhartigheid, waarmede gij eertijds van af uw kruis op de

(1) S. Aug. Confess, lib. V, cap. 1G. (3) S. Cliryst. Iiom. 60 ad pop. Antioch,

282

-ocr page 283-

VAN JESUS.

zondaars nederzaagt, toen gij voor mijne zaligheid der. iaatsten adem uitbliest! Ja, mijn Jesus! aanzie mij nog eens zoo teederlijk, verander mij in eenen deugdzamen mensch en maak mij zalig. Wel hoe ! Zijt gij dan niet de liefdevolle herder, die na een zijner schaapjes verloren te hebben (1), de negen en negentig andereindewoestijn laat, om datgene, hetwelk hij verloren had, te gaan zoeken, totdat hij het vindt? Zijl gij het niet, die het mee blijdschap op uwe schouderen neemt, wanneer gij het gevonden hebt, en daarna uive vriendenengeburenbijeen roept, dat is de Engelen en Heiligen, en tot hen zegt: Verblijd u met mij, want ik heb mijn schaapje, dat ik verloren had, wedergevondenl Ja, mijn Jesus! gij zijt dezelfde, en ik ben dat ellendig schaapje. Zie mij hier voor uwe voeten nedergeworpen en ik verwacht, dat gij mij in uwe armen zult opnemen , om mij tot den schaapstal weder te brengen. O Jesus! o goede Jesus! onttrek den hemelbewoners de blijdschap niet, die zij zouden gevoelen, wanneer zij u zullen zien wederkomen met eenen zondaar, van wien ge een\' heilige gemaakt hebt. Ontvang mij nog eenmaal onder uwe geliefde schapen.

Ach! indien gij mij, door mijne schuld, sedert gij mij met zoo groote liefde zoekt, nog niet hadt kunnen vinden , neem mij op uwe schouderen, nu ik mij voor uwe voeten kom nederwerpen, en verbind mij naauw aan u, opdat ik niet meer in mijn verderf wederkeere. Uwe liefde moet de band zijn, die mij aan u vastgehecht houdt, want indien gij mij met dien zoeten keten niet vastgebonden houdt, zal ik u op nieuw ontsnappen. Ach! Heer. het heeft van u niet afgehangen, dat ik niet altijd door den band uwer heilige liefde met u vereenigd bleef; maar, ondankbare als ik was, ik ben altijd van u wegge-vlugt. Nu smeek ik u, door de oneindige barmhartigheid, welke u op aarde heeft doen nederdalen, om mij te komen opzoeken; hecht mij vast aan u, maar bind mij met eenen dubbelen liefdeband, ten einde wij elkander niet meer mogen verliezen. Mijn welbeminde Zaligmaker! ik

(1) Luc. 16. 4. 7.

283

-ocr page 284-

DE LIEFDEVLAMMEN

wil nooit meer van u gescheiden worden; ik verzaak aan al de aardsche goederen en vermaken, en bied mij aan, om allen aard van pijnen en dooden te ondergaan, als ik maar in leven en dood aan u verbonden blijve. Ik bemin u, liefdewaardige Jesus, ik bemin u, o goede herder, die voor uw verloren schaap gestorven zijt. O! moge het u welbekend zijn; dit schaapje bemint u meer dan zich zeiven, en heeft geen ander verlangen dan u te beminnen en voor uwe liefde te sterven. Heb medelijden met hetzelve, o Jesus! bemin het en laat niet toe, dat het in het toekomende nog ooit van u gescheiden worde. Amen.

OEFENINGEN.

Over de geestelijke Communie.

In het voorgaande hoofdstuk heb ik beloofd over c\'e geestelijke communie te handelen, ik wil heden hieraan voldoen. Hot is voordeelig te welen, mijn lieve christen, dat volgens de leering der heilige kerkvergadering van Trente, men op drie verschillende wijzen kan communiceren; de eerste, waardoor men op eene sacramentele o° wezenlijke wijze alleen communiceert; de tweede op eene geestelijke wijze alleen, en de derde, op eene sacramentele en geestelijke wijze te zamen. Hier wordt geen gewag gemaakt van de eerste, welke dezulken doen, die in staat van doodzonde, zooals de verrader Judas, te communie gaan, noch van de derde, die gemeen is aan al degenen, die Jesus Christus in staat van genade ontvangen, maar enkel van de tweede, die, naar de woorden van dezelfde heilige kerkvergadering, bestaat in een vurig verlangen om dit hemelsch brood te nuttigen, met een levend geloof, dat door de liefde werkt en ivelk ons axn de vruchten en genaden van dit heilig Sacrament deelachtig maakt {\\). Het is dan volgens deze leering, dat zij, die met de daad of wezenlijk het heilige Sacrament des Altaars niet kunnen ontvangen, hetzelve ontvanger op

(1) Seas. XIII, cap. VIII.

284

-ocr page 285-

VAN JESUS.

eene geestelijke wijze, met zich tot de oefeningen van een levend geloof, eene brandende liefde en een vurig verlangen om zich met het opperste Goed te vereenigen, op te wekken; het is aldus, dat ze zich in staat stellen om aan de vruchten van dit goddelijk Sacrament deelachtig te zijn.

Overweeg wel, mijn lieve christen, om zulke voordee-lige oefening voor u gemakkelijk te maken, wat ik u ga voorstellen. Wanneer gij de heilige Mis bijwoont, en de priester de Communie gaat nutten, en gij zelf meteen zedig gelaat en de diepste aandacht daar tegenwoordig zijt, verwek dan uit geheel uw hart een waar berouw, en, terwijl gij met ootmoedigheid op uwe borst slaat, om te bekennen, dat gij zoo groote genade onwaardig zijt, al de oefeningen van liefde, van opoffering, van ootmoedigheid en andere, die gij gewoon zijt te verwekken, als gij tot de heilige Tafel nadert. Voeg daarbij het vurigste verlangen om Jesus Christus, die onder de sacramentele gedaante wil schuilen, in uw hart te ontvangen; en beeld u in, om uwe godsvrucht op te wekken, dat de heilige Maagd of iemand van uwe heilige beschermers, u de heilige hostie komt aanbieden, verbeeld u, dat gij die wezenlijk ontvangt; en herhaal, terwijl gij Jesus naauw in uw hart vereenigd houdt, dikwijls en meermaals, met uitdrukkingen door de liefde voorgeschreven, als volgt: Kom, mijn Jesus, liefde en leven mijner ziel, treed binnen in dit behoeftig en ellendig hart; kom en heilig mijne ziel, kom, o allerzoetste Jesus, kom! Houd u daarna stil en aanschouw uwen God inwendig; en alsof gij de communie wezenlijk genut hadt, aanbid hem, en verwek al de oefeningen welke gewoonlijk na de communie geschieden.

Nu, mijn lieve christen! wees wel overtuigd, dat deze geestelijke communie, welke van onze hedendaagsche christenen zoo verwaarloosd wordt, evenwel een ware schat is, die de ziel met oneindige geestelijke goederen vervult; en volgens verscheidene schrijvers, onderande-ren pater Rodriguez (1) is zij zoo nuttig, dat zij dezelfde

(1) Oefening der Chrigtelyke Volmaaktheid, VII rerhandeling, 15 hoofdstuk.

285

-ocr page 286-

DE LIEFDEVLAMMEN

genaden als de sacramentele communie, en zelfs grootere kan voortbrengen; want al is de sacramentele communie uit hare natuur zeer vruchtbaar, omdat zij een sacrament zijnde, door hare eigene kracht werkt, zoo kan nogtans eene ziel die naar hare volmaaktheid verlangt, met zoo veel ootmoedigheid, liefde en godsvrucht geestelijk communiceren, dat zij eene grootere genade verdient, dan die, welke zich eene ziel verschaft, die op eene sacramentele wijze communiceert, maar die dit met minder vurigheid en bereiding doet. Zou het nu wel mogelijk zijn dat zoo groote voordeden op u geenen indruk zouden maken? Indien gij nu nog een zoo heilige en nuttige oefening verwaarloost, welke verschooning zult gij dan kunnen bijbrengen? Maak een vast voornemen van deze communie, dikwijls te gebruiken, en bedenk wel, dat de geestelijke communie dit voordeel boven de sacramentele heeft, dat deze laatste maar eens daags mag gebeuren in plaats dat de eerste niet alleen onder al de missen, welke gij bijwoont, maar ook ten allen tijde van den dag mag geschieden: \'s morgens, quot;s avonds, op den dag, in den nacht, in de kerk, in uwe kamer zonder zelfs daartoe van uwen biechtvader de toelating te moeten hebben. Met één woord, zoo dikwijls gij al datgene zult oefenen, wat ik u hier heb voorgeschreven, zoo dikwijls zult gij geestelijk communiceren , en aldus zult gij uwe ziel met genaden, met verdiensten en allerlei geestelijke goederen verrijken. Hoe veel zielen zijn er, door deze vrijwillige oefening, dikwijls door den dag herhaald, tot eene verhevene heiligheid gekomen (1)!

(1) Getrokken uit het godvruchtige handboek ten gebruike der seminariën.

286

-ocr page 287-

VAN JESUS.

XLIV. HOOFDSTUK.

Over cle liefde Oods en de voornaamste middelen om ze te verkrijgen.

Nos ergo diligamus Deum, guoniam ipse prior dilexit nos. 1 Joan. VI. 39.

Laat ons dan onzen God beminnen, de-wijl hg ons eerst bemind heeft.

God bemint ons; wij kunnen er niet meer aan twijfelen , na gezien te hebben al wat hij voor ons gedaan heeft. Hij bemint ons met de vurigste teederhartig-heid, en alsof wij noodzakelijk zijn geluk uitmaakten. Hij bemint ons, in weerwil van onze gedurige wederspan-nigheden, van onze ondankbaarheden, van onze ellenden; hij bemint ons :en wil van ons bemind worden, ullijn zoon,» zegt hij tot eiken mensch in het bijzonder: «Mijn zoon, geef uw hart aan mij, die u geschapen, verlost en met weldaden overladen hebt; ik verzoek u maar éénezaak, namelijk, dat gij mij zoudt beminnen» (I). Doch niet tevreden met ons door zijne menigvuldige weldaden tot zijne liefde op te wekken, niet tevreden met ons door opbeurende woorden hiertoe aan te sporen, geeft hij ons hiervan nog een uitdrukkelijk gebod: «Gij zult den Heer uwen God beminnen uit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel en uit al uwe krachten» (2). O mijn God! wat ben ik dan in uwe oogen, en hoe vindt gij mij waardig, om mij een gebod te geven van u te beminnen ? Evenwel gebiedt gij het mij; blijf ik daaraan nalatig, dan wordt gij op mij vergramd, en bedreigt mij met schrikkelijke rampen, alsof het, helaas! niet ellendig genoeg ware u niet te beminnen. (3)od bemint ons; wij kunnen er niet meer aan twijfelen , na gezien te hebben al wat hij voor ons gedaan heeft. Hij bemint ons met de vurigste teederhartig-heid, en alsof wij noodzakelijk zijn geluk uitmaakten. Hij bemint ons, in weerwil van onze gedurige wederspan-nigheden, van onze ondankbaarheden, van onze ellenden; hij bemint ons :en wil van ons bemind worden, ullijn zoon,» zegt hij tot eiken mensch in het bijzonder: «Mijn zoon, geef uw hart aan mij, die u geschapen, verlost en met weldaden overladen hebt; ik verzoek u maar éénezaak, namelijk, dat gij mij zoudt beminnen» (I). Doch niet tevreden met ons door zijne menigvuldige weldaden tot zijne liefde op te wekken, niet tevreden met ons door opbeurende woorden hiertoe aan te sporen, geeft hij ons hiervan nog een uitdrukkelijk gebod: «Gij zult den Heer uwen God beminnen uit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel en uit al uwe krachten» (2). O mijn God! wat ben ik dan in uwe oogen, en hoe vindt gij mij waardig, om mij een gebod te geven van u te beminnen ? Evenwel gebiedt gij het mij; blijf ik daaraan nalatig, dan wordt gij op mij vergramd, en bedreigt mij met schrikkelijke rampen, alsof het, helaas! niet ellendig genoeg ware u niet te beminnen. (3)

Gelukkig, ja duizendmaal gelukkig is die ziel, welke met waarheid zeggen mag: «Ik bemin God; hij behoort

1) Deut. X, 12. (2) Deut. VI, 5. (3) S. Aug. confcss lib. I, Cap. 5.

287

-ocr page 288-

DE LIEFDEVLAMMEN

aan mij, cn ik aan hem» (1)! Gelukkig, duizendmaal gelukkig is hij, die den schat der goddelijke liefde bezit! O! wat kostbare schat! met welke waarde al de schatten •van honderd millioen werelden niet te vergelijken zijn. Dat hij , die hem nog niet bezit, al zijne krachten in-spanne , om dien te verkrijgen, en dat dezulke, die hem bekomen heeft, al zijne zorg aanwende om hem te bewaren en te doen aangroeijen. Ziehier nu de nuttigste en geschiktste middelen, om deze twee zoo wenschelijke doeleinden te bereiken.

quot;l. Het eerste middel bestaat in, zich aan de aardsche genegenheden te onttrekken; want de liefde Gods kan geene plaats vinden in een hart dat vol van het aardsche is. Willen wij dan, dat ons hart met de goddelijke liefde vervuld worde, dan moeten wij ons best doen, om al het aardsche er uit te bannen, omdat, hoe meer wij de schepselen beminnen, des te minder wij den Schepper liefhebben. Laat ons het schoone voorbeeld van den heiligen Apostel Paulus navolgen, die, om dc lief de van Jesus Christus te winnen, al de goederen van dcse wereld als slijk veracht (2). Bidden wij den heiligen Geest, opdat hij in ons hart zijne zuivere liefde ontsteke, omdat wij alsdan de rijkdommen, de eer, de waardigheden van deze aarde, waarin het grootste deel der menschen zoo rampzalig zijn verderf vindt, als ijdelbeid, als onreinheid en slijk zullen aanzien en verachten.

Zoodra een Christen dit kostbaar pand der goddelijke liefde in zijn hart ontvangen heeft, acht hij datgene niet meer, wat de wereld hoogacht. Voor hem is de liefde Gods alles, en volgens de heilige Schrift, al had hij al de rijkdommen van zijn huis besteed, omzelve te verkrijgen, zou hij die echter aanzien , alsof hij niets gegeven had; de waarde der liefde van zijnen God schijnt hem oneindig al het geschapene te overtreffen (3)! O Jesus, mijn Zaligmaker! ik smeek u, prent in mijn behoeftig hart eene zoo zuivere, zoo teedere liefde tot u, dat niets ter wereld mij behage buiten u alleen. Doe mij

(1) Cant. II, 16. (ï) Philipp. VI. (3) Caut. VII. 7.

288

-ocr page 289-

VAN JESUS.

besetl\'en, dat ik op aarde slechts ben, om u te beminnen en dat niet een schepsel het minste gedeelte van dit hart, dat gij maar voor u alleen geschapen hebt, mag bezitten. Doe mij begrijpen, hoe liefdewaardig gij zijt, o zoete Jesus! dan zal ik u uit geheel mijn hart, meer daa mij zeiven, meer dan geheel de wereld beminnen; ik zal n alleen en zonder verdeeling beminnen; ik zal u beminnen en met ijver werken, om u te doen beniiimen; ik zal u van nu af en altijd beminnen.

Een Christen, die God waarlijk bemint, spant al zijne krachten in, om niets anders, dan hem alleen te beminnen (1). Hij weet, volgens de uitdrukking der heilige Schrift, dat hij een jaloersche God is (2); dat hij in een hart, hetwelk hem bemint, geen mededinger kan dulden; dat hij dit hart geheel en al wil bezitten en hij legt zich toe , om uit zijne ziel zelfs tot de minste wortels van eene genegenheid, die in of om God niet zijn zou, uit te rukken. Maar iemand zal mogelijk tegenwerpen; verzoekt God niet te veel, met te willen, dat een mensch niet anders bemint dan hem alleen? Volstrekt niet, antwoordt de heilige Bonaventura (3); want eene goedheid, eene oneindige beminnelijkheid, een God, die waardig is om oneindig bemind te worden, mag met alle regt eischen alleen en het eenige voorwerp van liefde te zijn van een hart, dat hij slechts voor zijne liefde geschapen heeft; hij mag vorderen van dit hart eeniglijk bemind te worden, dewijl hij alles voor hetzelve gedaan heeft om deze liefde te verkrijgen, en omdat, volgens den heiligen Bernardus, hij zich geheel voor hetzelve heeft geslagt-offerd (4).

Neon, mijn God! gij vergt niet te veel met geheel mijn hart te vragen. Ik geef het u zonder uitzondering en voor altijd: verwaardig u hetzelve goedgunstig te aanvaarden.

Helaas! waarom kan ik u maar een zoo versteend, een zoo ongevoelig, een zoo van alles ontbloot en zoo

(1) Gillibert. 9erm. II in Cant. (3) Exod. XX. 5. Exod, XXXI 14. (8) Summa diligihilitas unice amari dehet. S. Bonar. (4) Totna in meos nsus expenaus. S. Bern.

289

19

-ocr page 290-

HE UEFnKVt.AMMEN

ellendig hart opofferen ? Maak hetzelve u waardig, dewijl het u heden toebehoort; stort daarin eenigeuweruilge-lezene genaden, of beter, kom daar zelf uw verblijf in vestigen. Ja, mijn zoete Jesus! kom, kom; dit behoeftig hart verwacht u; het wenscht vurig u en u maar alleen te beminnen; het haakt naar uwe tegenwoordigheid, het wenscht niets anders dan uwe liefde, want de liefde dei-schepselen heeft dit hart nooit kunnen tevreden stellen. O! ik bid u, kom, kom!

Gelukkig is de ziel, die tot zulk eenen trap van liefde tot God geklommen is, dat zij geene rust kan vinden in al wat God niet aangaat! willen wij lot die volmaaktheid geraken, dan moeten wij ons wachten van onze genegenheid in de schepselen te stellen, uit vreeze van God een deel van de liefde te onttrekken, welke hij geheel en al verlangt: welnu, hoewel deze genegenheden deugdzaam zijn, zoo als die, welke men voor zijne ouders on vrienden heeft, moet men echter acht geven op hetgeen dé heilige Philippus Nerius zegt: Wij omtrekken God zoo veel liefde, als wij er aan de schepselen schenken. Wanneer dan een schepsel in ons hart wil treden, om zich daar meester van te maken, moeten wij het den ingang daartoe volkomen belettenen daarom moeten wij ons tot Jesus Christus wenden en hem zeggen: Mijn Jesus! gij alleen zult mij genoeg zijn, ik verlang u maar alleen te beminnen (1); o mijn God, gij alleen zult de eenige meester van mijn hartwezen, gij die mijne eenigste liefde zijt. Och! hoe gelukkig is de mensch, die zoo ver gekomen is van zich van alle schepselen te kunnen aftrekken ! Laat ons van den Heer de gave van zijne reine lie f-de afsmeeken, omdat , volgens de uitdrukking van den heiligen Franciscus de Sales, de zuivere liefde van Godin ons al datgene vernietigt, wat God niet aangaat, en alles in hem verandert. Laat ons hem bidden van ons hart van alle ongeregelde neigingen to t het schepsel te willen zuiveren , opdat wij tot zijnen schoot mogen vliegen en daarin rusten. 01 hoe vele zielen zijn er, hoewel rijk in deug-

(1) Ps. LXXII, 26.

290

-ocr page 291-

VAN JESUS.

den en genaden, die, omdat zij de sterkte en den moed niet hebben om aan deze of gene kleine ongeregelde neiging te verzaken, tot de goddelijke vereeniging niet geraken kunnen , terwijl eene edelmoedige beweging alleen genoeg zon zijn, om den draad, welke hen wederhoudt en aan de aarde hecht, te verbreken! Door dit middel zonden zij oneindige schatten van kostbare genaden verkrijgen , omdat God alsdan geheel met haar gemeenzaam worden zou. Helaas! ik ben welligt van bet getal dier ongelukkige zielen! O mijn God! wie zal mij vleugelen geven gelijk eene duif; wie zal mij een zuiver hart ver-leenen, dat van alle aardsche genegenheden vrij is: c» ifc zal tol uwen school vliegen, en daar eene gewenschle en stille rust genieten! Mijn Jesus! help mij, om mij van al het vergankelijke te onthechten; dit verlang en wensch ik. O! kom mij te hulp; ja, ik stel u vóór al wat er is, vóór de gezondheid, de rijkdommen, de eerambten, den lof, de kundigheden, de vertroostingen, en zelfs voor al de genaden en weldaden, die ik van a zou kunnen ontvangen. Ik stel u vóór al wat gij niet zijt, o mijn God ! Al wat gij mij buiten u zeiven zoudt kunnen geven, kan mij niet vergenoegen, o God van mijn hart! u alleen wil ik en niets anders. Verlicht mij, opdat ik zou mogen welen, wat gij verlangt, dat ik mijn hart onttrekke, en geef mij de de sterkte, om uw verlangen uit te werken; want ik wil u in alles gehoorzamen. Kom, o mijn Jesus, kom in mijn behoeftig hart; kom en neem er volkomen bezit van, voor den tijd en voor de eeuwigheid.

II. Het tweede middel, om tot de volmaakte liefde Gods te komen, is van zich in alles naar den heiligen wil van God te schikken. De volmaakte liefde kan niets anders willen, dan wat God wil (1), Velen zeggen met den mond, dat zij zich aan den wil des Heeren overgeven; maar wanneer hun eenige zwarigheid, eene ernstige ziekte overkomt, kunnen zij zich niet meer in vrede houden. Zoo gaat het niet met die zielen, welke waarlijk aan den goddelij-ken wil onderworpen zijn: zij zeggen immers: Dit heil) Non potest veile, nisi quod vult Deus. (S, Bouav. Adfratr.)

291

-ocr page 292-

DE LIEFDEVL/VMMEN

haagt aldus, of dit heel l aldus behaagt aan het voonverp mijner liefde, en aanstonds zijn ze in rust. Het is, dut deze zielen weten, dat al, wat op de wereld gebeurt, door God geboden of toegelaten wordt; zoodat zij ooimoedig hel hoofd buigen, en altijd tevreden zijn met alles, wat de lieer gelieft te beschikken, wat er ook moge voorvallen.

Had God mij in het diepste der hel gedompeld, riep eertijds de heilige Catharina van Genua uit, joo zou ik toch niet laten te zeggen-. Ik hen hier wel (\'IJ; het is mij genoeg, dat ik mij hier door den wil van God bevind, die mij meer dan alle menschen lief heeft, en die weet, wat voor mij het nuttigste is. Men is zeer in veiligheid, wanneer men tusschen de armen van zijnen goddelijken wil rust.

De heilige Teresia leert ons, dat hij , die zich in het gebed oefent, niets anders moet doen dan zich naar den wil Gods schikken, waarin de grootste volmaaktheid bestaat. Daarom moet men altijd het gebed van David tot God. stieren. Dewijl gij wilt, Heer, dat ik zalig worde, zoo leer mij steeds uwen heiligen wil uitwerken (2). De volmaaktste oefening van liefde welke eene ziel kan c oen, is deze, die de heilige Paulus op het oogenblik zijner bekeering deed , wanneer hij zeide; Heer, wat wilt gij van mij ? want ik ben bereid om het te doen (3). Deze oefening van liefde is verdienstelijker dan duizendmaal te vasten en duizende gestrengheden te oefenen. Den wil van God uit te werken , dit moeten wij begeeren, daarom moeten wij bidden. Laat ons dan onze goddelijke Moeder, onze heilige patronen, onze heilige beschermengelen i smeeken, opdat zij ons de genade verwerven van altijd Gods wil te mogen volbrengen en, als er iets voorvalt, dat met onze neigingen of eigenliefde strijdig is, zoo laat ons eene zoo schoone gelegenheid waarnemen, om, door \' eene oefening van onderwerping, schutten van verdiensten te verzamelen en laat ons de heilige gewoonte aannemen , de woorden te herhalen, die Jesus zelf ens door zijn voorbeeld heeft geleerd: Heer,dewijl hetahoouw

(1) Bonum eat nos liic esse. Matth. XV, 4. \'2) Ps. OXLI, 21). (3) Act. IX. B.

292

-ocr page 293-

VAN .FESUS.

wil is, aoo zal het ook do mijne zijn. (;\\.) Zeggen wij met ilen heiligen man Job: God heeft het zoo gewild ; zijn heilige wil zij geloofd (2)! De eerwaardige Pater Avila verzekert, dat in den tegenspoed, de uitdrukking; God zij geloofd meer waard is, dan duizend dankzeggingen in den tijd van voorspoed. Hier mogen wij herhalen, wat wij hierboven gezegd hebben, namelijk dat men in veiligheid is, als men in de handen van Gods goedheid rust, on,dat alsdan deze spreuk van den heiligen Geest wordt bewaarheid ; Niets lean den regtvaardigen ontrusten of bedroeven, ivathern ook moge wedervaren: hij is altijd in vrede (3).

III. Het derde middel, om de liefde Gods te verkrijgen is het inwendig gebed (4). Men lean de eeuwige waarheden met de oogen des vleesehes niet bespeuren, gelijk mende zigtbare dingen dezer wereld ziet; men wordt dezelve slechts door de gedachten en door de overweging gewaar; zoodanig dat, indien wij ons niet eenigen tijd ophouden om ze allen te overwegen en voornamelijk die, welke den pligt betreffen, dien wij hebben van God te beminnen, omdat hij znlks verdient voor al de weldaden, waarmede hij ons overladen heeft, en om zijne liefde, welke hij voor ons gehad heeft, het alsdan zeer moeijelijk valt aan onze ziel, om zich van de schepselen af te scheiden, en hare liefde in God te stellen. De lieer doet ons, in het gebed, deijdel-heid van het aardsche en de waarde van het hemelsche kennen; het is in het gebed, dat hij de harten, die aan zijne inspraken niet wederstaan , ontsteekt, en hun kostbare en overvloedige genaden mededeelt. Velen beklagen zich, dat zij, wanneer zij bidden, God daar niet vinden; zulk is, omdat zij dit doen mot een hart, dat met al wat wereldsch is, is vervuld. Trek uwe harten van da schepselen af, zegt de heilige Teresia , zoekt God en gij zult ham vinden. Ja, gij zult hem vindon, want God is vol goedheid ten opzichte van hen, die hem zoeken (5J. Om

(l) Joa:i. XVIII, 11. — Matth. XI, 26. (2) Job 1, 31. (3) l\'rov, XII, 21. (4) Zie de oefening van het innÏQ gebed, in ecu werkje getiteld : Godrnichlige gedachten van eeneziet, die geheel aan Jesus Christus 7vil foehehooren, door tien Eerw. Heer 1) Pinat, in 8n. tweede druk, Madzgde A7. (5) Thren.IlI. 25.

293

-ocr page 294-

DE LIEFDEVLAMMEN

God in het gebed te vinden, moet de ziel zich daar ontdoen van alle aardsche genegenheden, en alsdan zal God tot haar spreken. Ik zal ne in dc eenzaamheid leiden, zegt de Heer, en daar zalik tot haar hart spreken (i). Het is van de uitwendige eenzaamheid niet, dat hier gehandeld wordt; zij is wel zeer nuttig, doch niet toereikend, de eenzaamheid des harten moet er nog wezen, welke bestaat in zich van de schepselen te onthechten en in zijne driften te beteugelen. Do Heer zeide eens aan de heilige Teresia: Ik zou gaarne tot verscheidene zielen spreken,maar de ivereld maakt zooveel gedruisch in hare harten, dat zij mijne stem niet hooren. Kchlwamp;imeev eene ziel,die van de wereld onthecht is , zich tot het gebed begeeft, hoe klaar spreekt God haar dan toe en hoe zeer doet hij haar de liefde, welke hij haar toedraagt, kennen! en alsdan zegt een schrijver: «meteenen heiligenüefde-«brand ontstoken, spreekt de ziel niet meer, doch hare «stilzwijgendheid is zeer krachtig! De stilzwijgendheid «der liefde zegt meer tot God, dan al dc welsprekendheid: «de zuchten geven te kennen al wat er in deze ziel omgaat,» dan kan zij niet genoeg deze woorden herhalen- «Mijn «welbeminde hoort aan mij, en ik aan hom (2).»

Het is waar, dat de heilige zielen en die meest van de wereld afgescheiden zijn, dikwijls maar dorheid inliet gebed gevoelen; maar het is God , die ze wil beproeven. Ik zeg dan aan deze zielen: wil niet moedeloos worden om de dorheden, die gij in uw gebed moogt gevoelen, en beeldt u niet in, dat het nutteloos geweest is, omdat hel vol verstrooidheden was. Wanneer u deze verstrooidheden overkomen, verdrijft dan dezelve zonder u er mede op te houden; stelt u daarna zachtjes zonder ontsteltenis weder in Gods tegenwoordigheid, en zegt zonder ophouden: Mijn God, heb medelijden met mij! mijn God, heb medeleden met mij! Heer ik verdien geen broodvanu Ie ontvangen. Helaas! ik heb zoo menigmaal de hel en uwen eeuwigen vloek verdiend!.... Mijn Jesus! geef mij uwe l,.efde.

«De heilige gave van het gebed, zegt de heilige Fran-

(1) Obciu X 14. (2) Civnt. IJ. 10,

\'294

-ocr page 295-

VAN JESUS.

ciscus de Sales, is in de regterhand van den Zaligmaker geheel gereed en vaardig; hij zal, zoodra gij van u zeiven, dat is van de liefde van uw lichaam en van uwen eigenwil, zult ledig zijn, als gij behoorlijk ootmoedig zult wezen, dezelve in uw hart storten. Heb het geduld om, voetje voor voetje voort te gaan, tot dat uwe beenen de noodige kracht hebben om te loopen, of liever vleugelen, om te vliegen. God zal uw schip met zijnen balsem vervullen, als hij zal zien, dat het van het reukwerk dezer wereld ledig is (1) ... — Gij doet niets in het gebed, zegt gij mij. Maar wat zoudt gij daar willen doen, tenzij hetgeen gij daar doet, te weten: uwe ellenden aan God vertoonen en voor oogen stellen; de aandoenlijkste woorden, welke de bedelaars ons toespreken, zijn hunne diepe noodwendigheid ons voor oogen stellen. Doch somwijlen doet gij nog niets van dat alles, gelijk gij mij zegt; maar gij zit daar als eene schim en als een standbeeld. Welnu! dit is niet weinig. In de hoven der vorsten en koningen immers, stelt men standbeelden, die tot niets anders dienen, dan om de oogen van den vorst te verlustigen. Devredig u, om daarvoor in Gods tegenwoordigheid te dienen, en hij zal dit standbeeld levend maken, wanneer het hum zal believen ^)... »Men is somtijds, inderdaad, gelijk eea waar standbeeld in het gebed; het schijnt, dat men noen denken, noch spreken, noch overwegen, noch bidden kan. Wat staat er dan te doen? moet men deze heilige oefening verlaten? zeker neen. Moeten wij meenen dat ons gebed aan God niet aangenaam is? nog veel minder. Wij moeten enkel blijven daar, waar God ons gesteld heeft: wil hij, dat wij voor hem standbeelden zijn, dan is zulks, dat hij daarin zijnen roem schept. Waarom zouden wij het tegenstrijdige willen? «Indien oen standbeeld, dat men in eene nis, in het midden oener zaal zou geplaatst 1 lebben, spreken kon, en dat men aan hetzelve vroeg: Waarom staat gij daar? — het zou antwoorden, omdat de beeldhouwer, mijn meester, mij hier gesteld heeft. — Waarom verroert gij u niet,

(1) Brieven van de» heiligen Frauciacus de Siiles. (2) Idem.

295

-ocr page 296-

UE LIEFD£VLAMMEN

— Omdat hij wil dat ik onbewegelijk blijve. — Waartoe dient gij daar ? wat nut trekt gij daaruit met in dien stand te blijven? — Ik ben daar niet ten mijnen dienste, maar ten dienste van mijnen meester en om aan zijnen wil te gehoorzamen. — Maar gij ziet hem niet! — Zulks is waar, zal het mij zeggen, doch hij ziet mij en hij neemt zijn vermaak in mij daar te zien staan, waar hij mij gesteld heeft. — Maar zoudt gij niet willen, dat gij u kondet bewegen, om nader bij hem te komen? In het geheel niet, ten ware hij mij zulks gebood ? —Verlangt gij dan niets? — Neen, want ik sta op de plaats, waar mijn meester mij gezet heeft en zijn wil is het eenige genoegen van mijn aanzijn. Mijn God! wat is dit een schoon en nuttig gebed en wat is dit eene goede wijze van bidden, zich in Gods tegenwoordigheid te houden, zich te houden in zijnen wil en in zijn welbehagen? Het. dunkt mij, dat de heilige Maria Magdalena een standbeeld in eene nis was, wanneer zij zonder spreken, zonder zich te roerenen mogelijk zonder hem te zien, aan zijne voeten gezeten was, aanhoorende wat onze Heer zeide; als hij ophield met spreken, hield zij op met luisteren; en evenwel was zij daar altijd tegenwoordig. Een wichtje, dat op den schoot zijner moeder ligt te slapen, is waarlijk op zijne goede en gewenschte plaats, hoewel zij tot hetzelve, noch het kind tot haar een woord spreekt, (-l).»

Laat ons nooit de heilige oefening van het in- en uitwendige gebed verwaarloozen. Keiaas! alles ontbreekt ons; doch, zoo wij bidden, worden wij rijk, omdat God beloofd heeft, dat al wie hem bidt, zal verhoord worden. Hij heeft het ons verzekerd: Vraayt en gij zult verkrijgen (2). Welk grooler liefdebewijs kan een vriend aan zijnen vriend betoonen, dan te zeggen: Vraag mij ai wat gij verlangt en ik zal hel u gevent Welnu! aldus spreekt de Heer tot ieder onzer; God is de meester van al wat in wezen is en hij belooft alles te geven, wat men hem verzoekt. Zijn wij dan arm, het is onze schuld : het is, omdat wij hem de genade niet vragen, die wij noodig

(1) Brieven vau den heiligen Frwneisens de Sales. (2) Joan. XVI. 24.

290

-ocr page 297-

VAN JESUS.

hebben. Ook mag men waarlijk zeggen, dat het inwendig gebed, zedelijker wijze voor alle rnenschen noodzakelijk is, omdat wij, zonder dit gebed, te veel met de wereldsche zorg belemmerd zijnde, weinig op onze ziel denken, in stede dat wij, wanneer wij ons tot het gebed begeven, onze noodwendigheden ontdekken, genaden vragen en die verkrijgen.

Het leven der Heiligen is een leven van in- en uitwendig gebed geweest; al de genaden, die hen tot de zaligheid geholpen hebben, hebben zij door het gebed bekomen. Willen wij dan onze zaligheid verzekeren en heilig worden, dan moeten wij altijd voor de deur der goddelijke barmhartigheid blijven staan, om te bidden en af te smeeken, al wat wij noodig hebben. Wij behoeven de ootmoedigheid; laat ons die vragen en wij zullen ootmoedig worden; in den tegenspoed hebben wij geduld noodig; laat ons deze deugd verzoeken on wij zullen verduldig zijn; verlangen wij Gods liefde; laat ons dezelve van den hemel afsmeeken en wij zullen ze verkrijgen: Petite et dahitur vobis; vraayt enu zal gegeven worden; het is sene uitdrukkelijke belofte van onzen Zaligmaker en hij zal zijn woord gestand doen. Bie goedertierene Meester heeft, om ons een grooter vertrouwen in het gebed in te boezemen, ons verzekerd, dat, welke genaden en gunsten wij in zijnen naam ook mogen verzoeken, hetzij door zijne liefde, hetzij door zijne verdiensten, zijn Vader ons dezelve zal vergunnen (1); en op eene andere plaats zegt hij : Al wat g\'j aan mij in mijnen naam en door mijne verdiensten zult verzoeken, zal ik u geven (%). Wat moet hij nog meer doen dan zulke belofte? Laten wij het ons dan tot eene gewoonte maken, om zonder ophouden te bidden; gewennen wij ons, van zelfs in het midden onzer bezigheden alle oogenhlikken onze harten door vurige schietgebeden tot God te verhellen (3); laat ons dikwijls de vergiffenis onzer zonden, do genaden van tot het einde te mogen volharden en bovenal, zijne heilige

(1) Joan. XVI. (2) Joan. XIV, Ik (3) Didcamp;dius jacujari cord;*, in Deunu b. Bernard.

297

-ocr page 298-

UE LIEFDEVLAMMEN

liefde afsmeeken. Laat ons op alle uren van den dag

en van den nacht zeggen: Deus meus et omnia! Mijn God, ik ivil u maar alleen en niets anders; Heer, ik geef mij geheel aan u en ik kan mij aan u niet geven gelijk het behoort, neemt gij dan zelf mij.

O! wie zou ik dan beminnen, o mijn Jesus indien ik u niet bemin, die voor mij uw leven ten bestegegeven hebt?

Tralie me post te. Mijn Zalignaker ! trek mij uit den modderpoel mijner zonden, en trek mij tot u. Bind mij Heer, zeer naauw met de banden uwer liefde, opdat ik u niet meer verlate.

Ik wilu geheel toebehooren; Heer ,heht gj mij verstaan? Ik verlang geheel en al u toe te behooren; vergun mij deze genade, smeek ik u? Wat wi l ik anders dan ii?Dew ijl gij mij tot moe liefde geroepen hebt, zoo verleen mij de sterkte, om mij aanu aangenaam te maken,gelijkgijhet verlangt.

En wie ivil ik anders dan u, beminnen, o mijn God! die, oneindig goed, oneindig liefde waardig zijt? Gij hebt mij het verlangen, u toe te behooreningeboezemd, voltooi dan uw werk. Wat kan ik anders dan u, die mijn grootste goed zijt, op deze wereld tvenschen (1).

IV. Het vierde middel om de goddelijke liefde te verkrijgen, is het lijden van onzen Keer Jesus Christus te overwegen. Het is zeker, dat de oorzaak , dat Jesus Christus zoo weinig op de wereld bemind wordt, de zorgeloosheid en de ondankbaarheid der menschen is, die, (en minste van tijd tot tijd niet willen overwegen, wat hij al voor ons geleden heeft en de groote liefde, waarmede hij voor ons al dat lijden heelt willen verduren. Het schijnt eene dwaasheid te wezen, schrijft de heilige Gregorius, dat een God voor onze zaligheid heeft willen sterven, voor ons, ellendige slaven (2); maar nogtans is het een geloofspunt, dat hij zulks heeft gedaan en dat hij, tot den laatsten druppelbioed vergoten heeft, om ons van onze zonden te zuiverer. (3).

O mijn God! roept de heilige Bonaventura uit (4), gij

(1) Zie het werkje getiteld; Godvruchtige ticheden , bladz 70 en volgende f?) StnUiim visum est hominilnis Ileum pro nohia mori S. Greg. (8) Éphes. V. 3. — Apoc. 1. (4) Bunav., inSlimulo moris.

298

-ocr page 299-

VAN JESUS.

hobt inij zoo zeer bemind, dat men zou zeggen, dat gij u zeiven gehaat hebt! Gij hebt niet alleen in het midden der grievendste pijnen, op een kruis willen sterven, maar uwe Kefde tot mij is zoo verre gegaan, dat gij mij u zeiven in de heilige communie tot voedsel hebt willen geven; met dit liefdebewijs nog niet tevreden, wilt gij nog met ons in het heilig Sacrament des Altaars tot het einde der eeuwen verblijven, om onze toevlugt en troost te zijn in de ellenden dezes levens. O Jesus! Ja, ik herhaal het, gij hebt ons zoodanig bemind, dat gij u zeiven schijnt gehaat te hebben. Ik zeg nog moer, met den heiligen Thomas, gij hebt u vernederd met ons, alsof gij onze slaaf geweest waart en alsof ieder onzer uw God zou geweest zijn (1). O Jesus! hoe groot is uwe liefde!

Laat ons gestadig de geheimen van het lijden onzes goeden Meesters overwegen en weldra zullen wij onze ziel door liefde tot hem ontstoken gevoelen. O hemel! wat doen do menschen niet uit liefde tot een gering schepsel, wanneer zij er voor genegen zijn? En wij zouden eenen God, wiens goedheid en schoonheid oneindig zijn, eenen God, die voor ieder onzer gestorven is, eenen God, die voor ons geluk alles gedaan heeft, niet beminnen? Laat ons dan onze oogen op het kruisbeeld werpen, laat ons daar onzen Jesus aanschouwen, die ons zijne armen toereikt; en zouden wij hem dan nog onze liefde durven weigeren! O mijn gekruiste Jesus! heb medelijden met mij, wees mij genadig, verzacht mijn verhard gemoed ea verander mijne oogen in twee bronnen van tranen, opdat ik uwe bovenmatige pijnen en mijne zonden, welke dezelve veroorzaakt hebben, zonder ophouden beweene. Jesus! Jesus! heb medelijden met mij en maak mij door uwe zuivere liefdedronken.

De heilige Eonaventura zegt, dat er niets geschikter is, om eene ziel zalig te maken, dan het overwegen van het lijden onzes Zaligmakers; ook raadt hij ons aan van het alle dagen te overwegen, indien wij in de liefde Gods voortgang willen doen. De heilige Augustinus verzekert ons, van zijnen kant, dat een traan alleen,dien

(1) S. Tiiuui., Opus. dc sucrü Eucliar.

209

-ocr page 300-

JJE LIEFDEVLAMMEN

men in het overdenken van het lijden van Jesus stort, aangenamer aan God en verdienstelijker voor eene ziel is, dan gedurig vasten en lijfkastijdingen. Het is om deze reden, dat de Heiligen met het overdenken van het lijden des Zaligmakers zich altijd bezig hielden. Het is door hot gedurig overwegen van het lijden van Jesus, dat de H. Franciscus van Assisië een serafijn geworden is. Qp zekeren dag, dat hij overvloedige tranen stortte, vroeg hem iemand, waarom hij zoo weende: Helaas ! mijn broeder, antvjoordde hij, ik betveen het lijden en densmaad van mijnen Zaliymaker en watmij nog het meest van alles bedroeft, is, van ie zien, dat de menschen, voor welke hij zooveel geleden heeft, weinig of niet daaraan denken. En onder het uitspreken dezer woorden, weende hij zoo sterk, dat degene, die hem ondervraagd had, zich niet kon wederhouden van zelf tranen te storten. Het geblaat van een lammetje of elk andsr voorwerp, dat hem het lijden des Zaligmakers in de gedachten bracht, was voor dien Heiligen genoeg, om overvloedige tranen te storten. Eens, dat hij ziek was en dat degene, die hem oppaste, hem aanraadde zich iets uit eenig godvruchtig hoek te doen voorlezen, antwoordde hij. Mijn boe/c is (ie /esits. Dat het ook het onze

zij en weldra zullen wij daaruit leeren. God uit al onze krachten te beminnen. O mijne ziel, bemin uwen God, voor uwe zaligheid bespot, beschimpt, gegeeseld en aaneen kruis genageld. Ja, mijn zoete Zaligmaker! ik beminu, en ik verlang u voor altijd te beminnen. Maak mij alle oogenblikken indachtig, wat gij voor mij geleden hebt, opdat ik nooit vergete u te beminnen. Heilige banden, waarmede mijn goddelijke Meester geboeid is geweest, doornen, die dat aanbiddelijk hoofd gekroond hebt, doorwondt mij met do liefde tot Jesus, eerbiedwaardige nagelen, welke de handen en voeten van mijnen Zaligmaker doorboord hebt, nagel mij vast, opdat ik met Jesus moge leven en sterven; dierbaar bloed, maak mij dranken van Jesus\' liefde; Jesus\' om mijne liefde gestorven, maak, dat ik allo aardschegenegenheden afs^rve, opdat ik niet meer dan voor u alleen leve. Amen.

300

-ocr page 301-

VAN JESUS.

OEFENINGEN.

Men inoet in alles met ouzon CtocI in alio

oonvontli^licitl en vcrtronwcn liaiKlolrn , gelijk een kiiul met lt;lcn heNton aller vatleren hanUelt.

Mijn lieve Christen, geeft nw geweten u de getuigenis, dat gij God uit geheel uwe ziel en meer dan al wat er in de wereld is, bemint?

Helaas! mijn vader, ik gevoel, dat ik hem nog zoo zeer niet bemin, als hij wel verdient; maar het schijnt mij toe, dat mijn vurigst verlangen is, van hem altijd meer en meer te beminnen; hoe meer ik hem bemin, des te meer ik hem wil beminnen; hoe meer ik hem leer kennen, des te meer ik zie, dat hij al mijne liefde waardig is.

— Gij zijt gelukkig en uw lot is voorzeker benijdenswaardig; want hij is aangenaam aan God, aan wien God behaagt; (1) en het is een teeken van liefde, wanneer men hem verlangt te beminnen.

— Mijn Vader, gij zoudt niet kunnen gelooven, hoe zeer uw antwoord mij vertroost; het is zoo aangenaam te mogen denken, dat men aan God behaagt! Doch, gelief mij te zeggen, bid ik u, wat mij te doen staat, om dien goeden Vader al de liefde te bewijzen, waarmede mijn hart tot hem ontstoken is. Reeds ben ik door zijne barmhartigheid, getrouw aan al zijne geboden en aan die van zijne heilige Kerk; ik nader dikwijls tot de heilige Sacramenten van boetvaardigheid en des Altaars; ik volbreng naauwkeurig al de pligten van mijnen staat, ik zou voor alles, wat ter wereld is, met volle toestemming, geene enkele dagelijksche zonde willen bedrijven en ik werk om mijn hart van het aardsche af te trekken. Dunkt het u, mijn Vader, dat ik nog meer moet doen, om hem te behagen?

— Eene zaak blijft u nog over te doen, mijn lieve christen , namelijk van een kinderlijk en onbepaald vertrouwen

(1) llle placet Deo, oui placet Dens, S. Aan. Bnarrat. in Ps. XXXII.

301

-ocr page 302-

IiK UEFHEVT.AMMENquot;

op zijne goedheid en barmhartigheid te stellen en u geheel en al aan zijnen goddelijken wil over te geven. .Tesus, onze Meester, wil, dat wij in de ziekten, in de inwendige droefheid, in de vertroostingen en goede uitkomsten, in de twijfelmoedigheden, met hem als met onzen besten vriend zonden handelen; hij wil, dat wij hom alles aanbevelen, wat ons aangaat, zoo wel als alles wat onze vrienden raakt; hij wil, dat wij hem kennis geven van onze vrees en nood, en dit alles met de volmaaktste eenvoudigheid. AVees dan voortaan naauwkeu-rig oplettend in u met vertrouwen op de liefde en barmhartigheid van onzen goedertieren Meester te verlaten.

lquot;. In de ziekten. Wanneer gij ziek zijt, zoo gij ter oorzaak van eenige zwakheid pijn lijdt, nader tot Jesus en zeg hem; Teedere boezemvriend, zie, hoeveel ik lijd O), haast u om mij le helpen. Ik ondenverp mij aan uxv ivelhehagen, wilt gij, dat deze ziekte langdurig zij, dan is zulks ook mijn wil; wilt gij, dat ik daarvan geneze, dan loil ik zulks ook. Doe uwen wil, 0 mijn God, ik hen tot alles bereid. Ik offer u mijn lijden op en ik verzoek u geduld cn onderwerping. Verbeeld u, dat gij onzen Heer in persoon ziet, dat hij u komt bezoeken, dat hij bij uw bed zit en dat hij aldus tot u spreekt: Mijn kind. zie, ik kom u gezelschap houden en u genadebrengen ; gij lijdt veel niet waar? Och! ja, mijn God, ik verdraag veel. — Zoudt gij gaarne van deze ziekte hersteld worden\'? — ongetwijfeld, Heer; doch ik wil maar hetgeen gij zelf wilt — Gij eert mij en verschaft mij glorie door deze ziekte, die ik u heb toegezonden: gij voldoet voor deze en die zonden van uw voorgaand leven ; gij verkrijgt hierdoor zulke en zulke verdiensten; evenwel, indien gij verlangt daarvan genezen te zijn, moet gij maar spreken en ik zal u genezen. — 0 neen, voortvaar, mijn lieve ,Tesus! dat uiu ivil en niet denijne . volbragt ivorde (2) / Ik geef mij geheel aan u over, gij weet beter dan ik, wat mij dienstig is.

2°. In de inwendige mistroostigheden. Er zijn zekere

(1) Threti, T, 20. Ltit;, XXXII, 42.

302

-ocr page 303-

VAN JESUS.

dagen, waarop zcK\'s de heiligste zielen in zoodanigen staat van dorheid, verdriet, duisternissen en mistroostigheid vallen, dat zij bijna zouden gelooven, dat God hen verlaten had; dikwijls \'zelfs is die toestand zeer langdurig voor de ziel, welke hij wil zuiveren. Alsdan wordt men met duizende bekoringen van hoogmoed, van gramschap, van onzuiverheid, van wanhoop gekweld; het schijnt, dat men God geene liefde meer toedraagt, dat men noch hoop, noch geloof moer heeft; alles schijnt verloren te zijn. Wat zult gij doen, mijn lieve christen, wanneer gij aan zulke mistroostigheid zult blootgesteld zijn? Neem spoedig uwe toevlugt tot Josus. Mijn God, mijn God, zult gij zeggen: waar zijt gij dan? Waarom hehl gij mij verzaten? Waarom verbergt gij v. voor mij (I)? Gij weet, dat ik u bemin en dat mijn grootste verlangen is u altijd meer en meer te beminnen; Ach! ik bid u, heb medelijden met mij. Ikbenmet vertrouwen in xaue armen gevlugt,verlaat mij niet, bid ik u, o mijn God! Na nlzoo uw hart in dat van .Tesus uitgestort te hebben, stel u gerust en zeg gedurig, ondanks uw verdriet en uwe dorheden: Mijn goede meester en beste vriend, dat vw xvil geschiede; ik bemin u en zal m altijd beminnen. quot;Verder moet gij met geduld het oogenblik afwachten, op hetwelk het God zal believen u den troost zijner genade weder te geven. Zoo die gelukkige stond lang vertoeft te komen, wees dan daardoor niet ontsteld, en verlies nooit uwe hoop; want God laat den regtvaardige aan geene altijddurende mistroostigheid over (2). Verbergt hij zich bij wijlen, dan is zulks tot ons grooter voordeel. Eene goede moeder ging eens met haar kind, dat nog zeer jong was, wandelen; zij hield het bij de hand , uit vrees dat het zou gevallen hebben en droeg het in hare armen als zij eenen moeijelijken doortogt ontmoette. Ondertusschen zag dit kind eene bloem; ijlings laat het de hand los, die zijnen weg verzekerde, loopt naaide bloem, plukt ze af en komt weder terug om zijne moeder weèr te vinden. Maar helaas I het ziet niemand meer: te vergeefs werpt het langs alle kanten zijne oogen ;

(1) Ps XXT, 2. — Ps, X, Secundum Hebraens. Ps. XTF, 1. (2) Ps. L1V, 36, Is. LVIl. 16.

303

-ocr page 304-

de liefdevlammen

het wordt niemand meer gewaar, het roept met luider stemme en het krijgt geen antwoord. Het arm kindje begint te weenen en te kermen. Alsdan komt zijne moeder te voorchijn; zij had zich verborgen om te zien, wat haar kind zou gedaan hebben, als het zich alleen zou bevinden. Zij neemt het in hare armen, drukt het tegen haar hart, omhelst het herhaalde malen, en vertroost hot, zeggende: Nu zie ik, mijn lieveling hoezeer gij mij bemint. Het is aldus, lieve christen, dat God handelt met de zielen, welke hij liefheeft. Hij verbergt zich eenigen tijd voor hen, om hunne liefde te beproeven en om gelegenheid te vinden, van haar met kostbare genaden te overladen. Wees dan nooit bevreesd voor deze inwendige verlatingen, het is een teeken, dat God u bemint, dewijl hij met Jesus Christus en met al zijne uitverkorenen aldus te werk heeft gegaan. Stel u, om u aan te moedigen, dikwijls voor oogen hoe de heilige Catharina van Genua, in het midden harer kwellingen, zich gedroeg. Zij waren soms zoo groot en geweldig, dat het haar scheen dat zij niets meer te verhopen had en dat zij geheel van God verlaten was. Welnu! niettegenstaande dit alles, was zij ik eer dan ooit getrouw aan hare goedvruchtige oefeningen; zij verzuimde geene enkele en verkortte dezelve in het minste niet. In hare uiterste mistroostigheden riep zij uit: Hoe gelukkig ben ik, van mij in zulken beweenlijken staat te bevinden \\ dat mijn hart in volle benauwdheid zij, ik ben tevreden, als Jesus maar verheerlijkt wordt. O Jesus mijne liefde! indien mijn inwendig lijden u den minsten trap van verheerlijking bezorgen kan, dat dan dezesmartenmijgedurendedegan-sche eeuwigheid bijblijven (1). En op deze wijze sprekende, had zij zulk een levendig gevoel van hare pijnen, dat 7.ij bitter begon te weenen. Het is door aldus, met onderwerping en liefde te lijden, dat zij tot eenen zeer verheven trap van heiligheid en volmaaktheid gekomen is. — Er is nog iets, mijn lieve christen, dat gij niet rnoogt nalaten, wanneer gij u in inwendige mistroostigheid be-

(1) LeTen rai- de TT. Catharina Tan Genna, in het Italiaansch beachreren.

304

-ocr page 305-

VAN JESUS.

vindt, te weten: van dikwijls de volgende woorden te herhalen, die in zich eene volmaakte oefening van liefde besluiten: Mijn zoele Jesus! hoe grooten afkeer ik heden in uiven disnst ook ontmoet, hoe grootezxvarigheid ik ook gevoel, ik beniinudaaromnielteminvanganscherharte; ik ben verblijd to weten, dat gij in den hemel een zuiver en onveranderlijk geluk geniet; u komt de blijdschap, aan mij de droefheid toe.

3°. In de vertroostingen en goede uitkomsten. Wanneer uwe zaken wel uitvallen en dat dit u blijdschap veroorzaakt ; wanneer gij geestelijke vertroostingen geniet, en uwe ziel vergenoegd is, verzuim dan nooit uw geluk met Jesus te deelen. Dewijl gij hem verzoekt in uw verdriet. als gij dat hebt, deel te nemen en hem om troost smeekt is het dan niet allerredelijkst, dat gij hem uitnoodigt om deel te nemen in al wat u eenige blijdschap zou kunnen veroorzaken? Zeg dan tot hem: O Jesus het is aan u, dat ik deze gelukkige tijding, den goeden uitslag dezer zaak verschuldigdben;iuees voor altijd geloofd voor uivebarm-hartigheid. Ik kom tt de blijdschap opofferen, dieik hierdoor gevoel, om u daarvoor eer te bewijzen. Neem mijn offer goedgunstig aan en zegen mij. Ik ben uw kind en bemin u uit geheel m ijne ziel.

4°. In de twijfelmoedigheden. Indien het gebeurt, dat gij twijfelmoedig zijt over uwe biechten, over uwe communiën; gij zijt in verlegenheid, om te weten, of gij in deze of gene bekoringen toegestemd hebt of niet; vreest gij, door eenige heimelijke zonden, welke gij bedreven iiebt, zonder het bijna gewaar te worden, of door eenige merkelijke nalatigheid van uwe staatspligten, Gods genade verloren te hebben, wacht u dan wel wanhopig te worden. Onze lieer verzoekt alleen, tot bewijs van uwe liefde, die gij hem toedraagt, dat gij uwe twijfelachtigheden, uwe vrees, uwe schroomvalligheid aan u-.ven geestelijken bestuurder vertoont en hem gehoorzaamt gelijk aan hem zeiven (t); want in zijnen biechtvader geen vertrouwen stellen, is zich aan God niet

(Ij Mattli, X, 4U. — Luc, X, 15. — Joan. Xlll, 20.

305

20

-ocr page 306-

UJJ LIEFDEVLAMMEN

vertrouwen; en hem niet willen gehoorzaam zijn, is weigeren den Hoor te gehoorzamen (1).

— Maar, mijn vader, zult gij mij mogelijk zeggen, ik vrees van hem mijne zonden niet behoorlijk uitgelegd te hohhen en dat hij mij niet wel verstaan hebbe.

— Mijn lieve chrislen, stel uw betrouwen op Jesus en wees uwen biechtvader onderdanig. Nooit, zegt de heilige ïranciscus de Sales, is een memch, die waarlijk gehoorzaam was, verloren yecjaan. Overweeg met aandacht deze woorden van den heiligen Philippus Nerius: Wilt gij voorlyany in de deugd en in de liefde van Jesus maken, geef u over aan het bestuur van een godvruehligen en ervaren biechtvader, en ivees hein onderdanig gelijk aan God zeiven. Met aldus te werk te gaan, kunt gij verzekerd zijn dat gij over uwe loerken aan God geene rekening zult moeten geven. (2)

— Maar indien mijn biechtvader zich misgreep?

— Gij zoudt ii geensins misgrijpen met hein te gehooi -zamen, antwoordt Pater Alvarez en de heilige Philippus Nerius voe:;t er bij: Stel uw vertrouwen op uiuen biechtvader, ivant de Heer zal niet toelaten, dat hij zichmisgrjpe. (3) Zekere persoon, met twijfelmoedigheden gekweld, kwam eens bij den heiligen Bernard us en bekende hem, dat hij lot de heilige tafel niet durfde naderen. — Ga mijn kind, ga tot de heilige Communie, zeide de heilige, ik blijf voor alles verantwoordelijk. Hij gehoorzaamde eenvoudig en zonder de minste tegenspraak en werd goed beloond voor zijne gehoorzaamheid, want al zijne twijfelmoedigheden waren weldra verdwenen.

— O mijn vader! zult gij mij zeggen, indien ik den heiligen Bernardus voor zielbestuurder had, het dunkt mij, dat ik veel gemakkelijker zou gehoorzamen: want hij was zeker de ervarenste en geleerdste man zijner eeuw.

— Gij bedriegt u, gij, die aldus spreekt, antwoordt de godvruchtige Gerson, lt;/;\'ƒ dwaalt; want gij hebt uw vertrouwen aan uwen biechtvader niet gegeven, omdat hij

(1) Rom. XllI, \'2. (2) Leven van den II, Philip. Ker. 1 boek. 1() Hoofdstuk, in het italiaansch geschreven. (3) Leven van den heiligen Philip. Ner. in liet italiaansch.

»06

-ocr page 307-

VAN .IKSUS.

een (jeleerd man is, maar omdat hij de plaats van God bekleedt. Diensvolgens, wees hem gehoorzaam, niet als eenen mensch, maar als aan God zeiven (1).

— Moet ik hem dan altijd onderdanig zijn?

— Ja, ten ware hij iets gebood, dat wezenlijk slecht zou wezen; dusdanig is de leer van den heiligen Bernardus, Ignatius, Bonaventura en van andere leeraren (?).

—• Maar mijn vader, ik ben bevreesd over mijne voorgaande biechten en communiën, ik heb verscheidene malen mijnen biechtvader daarover gesproken en hij wil daar niet meer van hooren.

— Gehoorzaam eenvoudig en geef u aan de barmhartigheid van Jesus over.

— Wegens deze twee punten stem ik toe; maar hij wil zelfs niet, dat ik zoo vele slechte gedachten, die mij in don geest opkomen, biecht, tenzij dat ik aanstonds met eed en zekerheid kan verklaren, dat ik daaraan heb toegestemd. Moet ik hem daarin ook gehoorzaam zijn?

— Gewisja;ende heilige Joannes van het Kruis zegt, dat gij zeer hoogmoedig zoudt handelen met het niet.te doen (3).

— Is het zoo, dan zal ik gehoorzamen, welken inwen-digen afkeer ik hierin ook moge gevoelen. Maar meent gij, mijn Vader, dat Jesus daar niet over zal vergramd zijn?

— Verre van daar, hij zal integendeel over uwe eenvoudigheid en onderdanigheid verheerlijkt zijn en u dank wijten over die blijken van liefde tot hem en over het betrouwen, dat gij in zijnen dienaar stelt.

— Vergun mij, mijn Vader, dat ik nu nog eens geheel mijn hart opene. liet gebeurt dikwijls, dat ik in doodsbe-naauwdheid ben, omdat ik vrees in eenige zware zonden toegestemd te hebben, al kan ik niet zeggen, wanneer en hoe dit geschied is. Alsdan wordt ik droefgeestig, omdat

(1) Joannes Gcrson, tructatns de priep ad missam. (3) S. Ber de precept, el discc. Cap. XII. — S. Jgnat. de Loyola, in Conet-Soc, Jesu, in declarat. — Humbert Generaal P. P. Prtedicat, in Lib de erud reliy, Cap. I. — Wigundi.—S. llonav, Spectili discipline ad. novit. Part. 1. Cap. IV. — Dionya.Cant. in 2 dist, quasi 8. (3) Verhandeling over de doornen kroon, III deel, 4 zamenspraak § 2. No. i.

307

-ocr page 308-

308 DE LIEFDEVLAMMEN

het mij dunkt, dat ik hierdoor verdiend heb van God verlaten te worden, en dat ik voor hem oen voorwerp van haat geworden ben.

— Wat zegt gij daar, mijn lieve Christen? gij, een voorwerp van Gods haal! Antwoord mij: zoudt gij willen toestemmen op dit oogenblik eene zonde te bedrijven, die zeker doodelijk zijn zou en die u alzoo do genade Gods zou doen verliezen?

— Och! nooit, mijn Vader! liever sterven! ik zou zelfs aan eene geheel vrijwillige en voorLcdachte dage-lijksche zonde mij niet willen plichtig maken.

_ Gij bemint dan zeer onze goddelijken Zaligmaker?

— Ja, zeer; mijn grootste geluk op deze wereld :is, van te werken, om hem mijne liefde te betoenen.

— Wol nu, mijn lieve Christen, stel u gerust, want God heeft gezegd: Ik bemin, die mij beminnen (i). Wat de vrees aangaat, die gij somtijds gevoelt, van in eenige zware zonden toegestemd te hebben, sla daar geen acht op en let op hetgeen ik u ga zeggen: De doodzonde is een zoo schrikkelijk wangedrogt, dat het haar onmogelijk is in eene ziel te treden en te verblijven, zonder dat deze ziel die gewaar wordt. Het is hierom, dat al de godgeleerden eenparig leeren, dat wanneer eene godvreezende twijfelt of zij de goddelijke genade heeft verloren, hel zeker is, dat zij dezelve geenszins verloren heeft, omdat niemand die genade verliest zonder daarvan volle kennis te hebben (2). Zoo dan, mijn lieve Christen, zoo lang uw geweten u niet zeker kan overtuigen, dat gij eene doodelijke zonde bedreven hebt, zoo lang gij maar in eene losse en ongegronde vrees zult zijn van God verloren lo hebben, moogt gij verzekerd zijn, dat gij hem nog bezit en dat zijne genade in uw hart woont (3).

— Waarom dan, heb ik geen betrouwen op GocJ en geene liefde lot hem, in dien tijd van twijfelmoedigheid en van vrees? Waarom blijft mijn hart dor en onverschillig ?

(1) Pror. VIII, 17. (2) Zie den heiligen Alphousus de Liguoii in zijne verhandeling over de zedelijke Godgeleerdheid. (3) II. Li-guori in een italiaansch werkje: Cmsigli (li sotlieiio c die onfiden sa-per un amnu desolala.

-ocr page 309-

VAN .TESUS.

Jlet betrouwen en de liefde bestaan niet in het gevoel , maar zij zijn in den wil gelegen. Zoodra gij op-regt betrouwen op God wilt hebben en hem beminnen, dan is hot zeker, dat gij hein bemint en op hem vertrouwt (l). Herhaal dan gestadig: Mijn God! il: bemin u mijn God, ih verlang gedurig mijn betrouwen op uwe barmhartigheid te stellen. — O Jesus, ik hoop inu,zelfs tegen alle hoop. —• Al zag ik zelfs dat ik half in de hel was, dan zou ik nog op u hopen (2). O Jesus! mijn goe-dertierene meester, maak dat ik mij ten volle aan uwen heiligen wil onderwerpe, en op uwe barmhartigheden een onbepaald betrouwen hehhe.

5o. Jesus wil, dat wij ham met eene liefderijke overgeving aanspreken over al wal ons aangaat, zoo als over al wat onze vrienden betreft. — Gij hebt ongetwijfeld, mijn lieve Christen, eenen vriend, dien gij in en voor God bemint, eenon vriend, die waarlijk dien naam verdient; hoe zeldzaam ook dusdanige vrienden zijn, Jiobt gij toch zulk cenen niet waar? Welnu! zie, hoe gij u jegens hem gedraagt , en gij zult weten, hoe gij u omtrent Jesus moet gedragen, die u toch meer dan iemand ter wereld bemint.

— Maar, mijn vader, bet dunkt mij, dat ik zou te kort blijven aan do hoogachting, dio hem toekomt, indien ik, in mijne betrekkingen met hom, dezelfde eenvoudigheid en gclatonheid moest gebruiken, die ik jegens mijnen besten vriend bezig. Voor dezen houd ik niets bedekt, spreek hem van alles openhartig; ik verhaal hem dikwijls de minste omstandigheden van mijne blijdschap, van mijne vrees, van mijne hoop. Er zijn duizendekleinigheden, waarvan ik aan andoren niet zou mogen spreken, cn waarvan ik hem met voordeel spreek: want het schijnt\' mij toe, dat ik hem niet beter mijne vriendschap kan bewijzen, dan dat ik met hem met een kinderlijk betrouwen spreek. Dikwerf zelfs, al heb ik niets moer te zeggen verblijf ik gaarne met hem, omdat ik gevoel, dat zijne tegenwoordigheid mij aangenaam en nuttig is, mij vertroost, en dat ik daaruit altijd tot mijnen voortgang in do

(1) S. Lignori, ibidem. (2) Joh, XTTf, 15.

309

-ocr page 310-

DE I.IEFDEVt-AMMEN

deugd eenig voordcel trek. Meent gij dan, mijn Vader, dat ik met mijnen goddelijken Meester aldus moet handelen ?

— Ja, voorzeker mijn lieve Christen, vrees niet, spreek hem van alles wat u aangaat, zoo dikwijls dit noodig is, want gij zult hem niet vermoeijen. O! indien gij hem bemint, zult gij hem altijd iels te zeggen hebben. Hij is zoo goed, dat hij zijn vermaak neemt met ons, als met zijne gelijken te handelen, en hij is zeer tevreden, wanneer hij ziet, dat wij hem van onze geringste en nietigste zaken kennis geven (l). Besef dit wel, beminde Christen, Jesus bemint u, en draagt zorg voorn, alsof, hij waarlijk op u maar alleen te denken had. Hij neemt zoo veel aandacht op uwe belangen, dat men zou zeggen, dat zijne Voorzienigheid zich met niets ar.ders bezig houdt, dan met u te helpen; zijne almagt, met u te beschermen, zijne barmhartigheid en goedheid met medelijden met u te hebben, u wel te doen, en door allerlei middelen, uw vertrouwen en uwe liefde te winnen. Ontdek hem dan vrij geheel uw inwendige; verzoek hem, u tot leidsman te willen dienen, om zijnen heiligen wil volkomen te volbrengen, en spreek tot hem: Mijn Jesus, heb medelijden met mij; ik geef mij geheel aan u over voor den tijd. en voor de eeuwigheid.

Bid hem voor de volharding der regtvaardigen: Heer Jesus, verlaat uwe dienaren niet in hel midden der gevaren, waarin zij zich bevinden; stort over hen de over-vloedigste genaden, en verleen hun het eeuwige leven.

Smeek hem voor de bekeering der zondaren. Mijn God, hoeveel ongelukkigen zijn er niet, die zich dagelijks verdoemen? hoeveel zijn er niet, die aan de inspraken der genaden, aan de tranen, aan den raad, aan het smeeken hunner biechtvaders wederstaan en die in staat van zonde leven! hoeveel zijn er, die op dit oogenblik op hun sterfbed liggen, aan welke mogelijk maar een uur meer overblijft, om zich te bereiden, om voor den oppersten Regter te gaan verschijnen, die hardnekkig blijven

(1) H. Ligiiori, in zijn italiaanach werkje: Wijte, om mtt Gcd gedurig gemte*ianm le hondrlen. No. 13.

310

-ocr page 311-

VAN JESUS.

en het niet willen waarnemen, Bid en smeek voor hen, Christen, en gij zult de genade hunner bekeering verwerven; bid voor hen, want een ootmoedig,vertrouwend en standvastig gebed is dikwijls voordeeliger voor de bekeering eener ziel, dan menigvuldige onderrigtingen. Bid dan!

Bid God voor de Kerk — Smeek hem, van haar altijd heilige priesters te verloenen, priesters volgens zijn hart, priesters vol ijver voor zijn verheerlijking; mijn lieve Christen, dat uwe liefde mij somwijlen ook in uwe gebeden indachtig zij: ik zal van mijnen kant niet ondankbaar wezen.

Smeek hem voor de bekeering der ongeloovigen en der ketters. — Welk eene reden van droefheid en van bittere tranen voor eene ziel, die .Tesus bemint, wanneer zij zoo veel millioenen menschen bemerkt, die hem niet, of maar slecht kennen! Mijn God! mijn God, zult gij dan nooit met uwe arme schepselen medelijden hebben! O mijn lieve Christen! laat ons Jesus, onzen Zaligmaker smeeken, van genadig te willen nederzien op zoo vele zielen, die hem zoo veel gekost hebben. Laat ons voor die ijverige priesters, die hun leven ten offer stellen, om het licht des geloofs tot de uiterste palen der aarde te gaan brengen, aanhoudende gebeden storten. Laat ons bidden, en hun arbeid door onze gebeden verlevendigd, zal overvloedige vruchten van zaligheid voortbrengen; laat ons bidden, en alzoo zullen wij aan de hel eene groote meni te zielen ontrukken, in gevaar van daarin gedompeldg te worden. Laat ons bijzonder voor onze broeders bidden, die het ongeluk gehad hebben zich van de Katholieke Kerk af te scheiden. O! laat ons dikwijls en vurig voor hen bidden, en onze gebeden zullen hun de genade verwerven, van aan de stem des Hoeren , die hen gedurig toeroept, van in den schoot der ware Kerk weder te keeren, niet meer te wederstaan, laat ons voor hen bidden , en onze gebeden zullen den dag van hunne volmaakte terugkomst tot de eenheid verhaasten; laat ons voor hen bidden, en wij zullen het hart van onzen goeden meester, die wil, dat alle menschen zalig worden, grootelijks verheugen.

314

-ocr page 312-

DE LIEFDEVLAMMEN

Bid Jesus voor al ric personen, die gij lief hebt; gij kunt hun geen beter bewijs uwer genegenheid geven.

Bid hem eindelijk voor rle zielen des vagevuurs. — Het zijn zijne welbeminde bruiden, en hij zal met innige voldoening bemerken, dat gij werkt, om hare pijnen te verligten.

Laat ons onophoudelijk bidden, en voor zinspreuk nemen: Gebed, vertrouiven en Hef de.

mmmmmmmmmmmmmmmamp;mmmmm XLV. HOOFDSTUK.

Hoe zoet en miiiiielijk liet juk tics Ifeeren is, wij kniiuen zoiiclei* liet te draden 9 niet gelukkig zijn.

Venile ad me omncs, qui lahoralis el onerali eslis, et ego reficiam vos. Tollejngem meum super vos, el inventtis requiem aiiimaigt;us vestris? jngeni enim meum suave est, el onus meum leve. Matth. XI, 28, 29, 80. Komt allen tot mij, die belast en beladen zijt en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op, en gij zult de rust uwer zielen vinden; want mijn juk is zoet en mijn last is ligt

De menschen zoeken natuurlijk hun geluk; zij offeren dikwijls hunne rust en gezondheid op, om het te vinden; om het na te. jagen, stellen zij hun leven zelfs in het grootste gevaar; maar hoeveel zijn er, die het vinden? Helaas! naauwelijks zijn er eeni-gen, die, ondanks hunne pogingen, tot hetzelve geraken. En waardoor komt dit? het is, dat zij het zoeken waar het niet te vinden is (1); men wil gelukkig zijn, maar men wil het geluk niet gaan zoeken waar het gelegen is. Men wil het in de rijkdommen, in de zinnelijke vermaken, in de eer, in de wetenschap aantreffen , maar vroeg ot laat is men overtuigd, dat dit alles het hart niet kan bevredigen. •e menschen zoeken natuurlijk hun geluk; zij offeren dikwijls hunne rust en gezondheid op, om het te vinden; om het na te. jagen, stellen zij hun leven zelfs in het grootste gevaar; maar hoeveel zijn er, die het vinden? Helaas! naauwelijks zijn er eeni-gen, die, ondanks hunne pogingen, tot hetzelve geraken. En waardoor komt dit? het is, dat zij het zoeken waar het niet te vinden is (1); men wil gelukkig zijn, maar men wil het geluk niet gaan zoeken waar het gelegen is. Men wil het in de rijkdommen, in de zinnelijke vermaken, in de eer, in de wetenschap aantreffen , maar vroeg ot laat is men overtuigd, dat dit alles het hart niet kan bevredigen. •

(1) Beata gens Ps. 52 — 8. Aug Enavrat IT, in Ps. XXX.II. — F.jiibiI Knarrat, I in Pfl. CXV1II.

342

-ocr page 313-

VAN JESUS.

Aanschouw dien mensch; hij heeft geheel zijn leven gezwoegd, om schatten te vergaderen; het geluk dat zij hem moesten bijbrengen, heeft hem in het midden van zijn zorgen en zwoegen, van zijne vermoeidheden en waken ondersteund. Nu zwemt hij in den schoot van den overvloed, hij loeft in het midden zijner schatten, alles schijnt hem toe te lagchen. Hij is zonder twijfel gelukkig en tevreden? Helaas! hij bemerkt, dat de rijkdommen beneden hem zijn, en dat hij voor dezelve niet geschapen is (l); hij ziet dat verre van hom gelukkig te maken, zij hem niet anders dan onrust en bekommering bijbrengen! niets ontbreekt hem en hij wordt immer met nieuwe begeerten gekweld (2), hij zou wenschen te rusten, en gestadig is hij in beweging ter zake van diezelfde rijkdommen. Arm en rampzalig schepsel! hij heeft groote moeilijkheden, zorg en angst ondergaan om zijne schatten te verkrijgen, en nu ziet hij dat men ze met vrees bezit en met droefheid verliest (quot;3).

De wulpsche mensch dompelt zich in zijne schandelijke driften; hij weigert niets aan zijne slempzueht, hij zoekt in de zinnelijke vermaken een geluk, waarnaar hij haakt. Pijnlijk bedrog! hij vindt niets dan scherpstekende doornen daar, waar hij rozen meende te plukken (4). Zijn hartstogt vraagt zonder ophouden voedsel; de rampzalige geeft hem dit.\' en hij gevoelt dat niets in staat is om dien te verzaden (5); hij gevoelt dat hij hem gedurig toeroept: Geef-, geef mij nog meer. liet geluk is dan in de zinnelijke vermaken niet gelegen... Ik hoor den wulpschen mensch mij antwoorden: neen, neen, ik heb gemeend het daar te vinden, ik heb hot daar gezocht en ik heb het ondervonden, dat die schijnvermaken maar. één oogenblik duren, terwijl cie wroegingen, die het gevolg daarvan zijn, van eenen eeuwigen duur zijn (C).

De hoogmoedige mensch heeft hemel en aarde bewogen

(1) S. Bern., Serm. 4 in adv. Dom. — S. Aug. Enarrat. II. in Ps. XXXVIII. (2) s. Aug. Enarrat. 11, in Ps. XXIX No. 17. (3) S. Bern. aerm. 43 tie (liversis. (4)S. Aug. in Ps XXXV. (4) S, Bern. Ve contempti mutidi, cap. II — Ejnsdem tract. De viln et moribus cltri-corum cap. X. (6) Ejusdcm. ])e conversione ad clericos, cap. V. — De nnwre Jlei, lib. Ill, cap. II.

313

-ocr page 314-

DE LIEFDEVLAMMEN

om lot eereambten te geraken, hij heeft ze gevonden en is daarvan verzadigd geworden. Iedereen roemt zijn geluk en benijdt zijn lot: maar hij, hij is ongelukkig, hij wenchte iets, dat door zijnen hoogmoed te stree-len, zijn hart kon vervullen en hij wordt gewaar, maar helaas, te laat, dat hij zich bedrogen heeft, en dat hij maar eenen ijdelen rook heeft opgevangen.

Een geleerde voegt dagelijks nieuwe kennis bij die, welke hij reeds bezit: hij leert alle dagen, hij ontdekt dagelijks nieuwe waarheden. Is hij met dit alles gelukkig? Ach! zijn hart blijft dikwijls zeer onverzadigd en hij wordt eindelijk gewaar, dat al de wetenschappen nietig en ijdel zijn en onbekwaam om hem waarlijk gelukkig te maken.

O mijn God! waar is dan het geluk? waar zal ik het op deze aarde gaan zoeken ? Is het in de paleizen der koningen en der grooten dezer wereld? Doch deze zijn de verblijfplaats der knagende zorgen en verdriet, die des te bitterder vallen, omdat men ze dikwijls onder den uitwendigen schijn van vergenoegen vermomt. Is het in de woningen der rijken? Maar ik ontdek daar niets dan tranen en droefheid. Is het in het verblijf der zondaren ? ik vind daar niets dan grievende knagingen. O mijn God! waar zal ik dan dit geluk, dat ik niet kan missen, vinden, waar zal ik dit zwaarwigtig pak van ellenden, waarmede ik overladen ben , kunnen afleggen?.. Ach ! ik hoor u antwoorden, o zoete Jesus! komt tot mij zegt, gij en ik zal u verkwikken. Ja, mijn Jesus! gij alleen kunt mij de rust, den vrede, het gewenschte geluk geven, zonder welk ik niet meer kan leven. Te vergeefs zal ik het in de rijkdommen, in do eer, in de vermaken of in eenig hoegenaamd schepsel gaan zoeken, nooit zal ik tot mijn oogmerk geraken. Mijn hart zal immer ziek, immer ongerust, immer misnoegd zijn. Gij zijt het, o mijn God ! die dit alzoo toelaat, omdat dit hart voor u alleen geschapen zijnde, nooit eenige rust heeft, zoo lang het u niet geheel en al toebehoort (ij-, alle andere voorwerpen bui-

(1) S. Aug. Confess lil). I, cap. I.

314

-ocr page 315-

VAN JESUS.

ten u, kan het wel bezitten, doch zij kunnen het niet vervullen en gelukkig maken (1).

Neem mijn juk op u. O rampzalige Adamskinderen! daar is het oenige middel, dat gij hebt om tot het ware geluk te komen. Laat uwe hartstogten daar, veracht het meuschelijk opzigt, dit gebrek dor flaauwe en krachtelooze harten, versmaadt de oordcelen eener verachtelijke wereld en neemt het juk van Jesus Christus op... Dat dit woord: juk, u niet verschrikke; het Juk toch, dat de Heer ons oplegt, gelijkt geenszins naar het Juk van den duivel en van de wereld, het is een Juk , dat uitermate ligt is. O gelukkig is hij, duizend en duizendmaal gelukkig, die dit heilig Juk draagt! gelukkig is hij , die Jesus bemint! hij begrijpt, hoe zoet zijne dienst en hoe onuitsprekelijk zijne liefde is.

Naauwelijks heeft de groote Apostel ondervonden hoe zoet het juk van Jesus Christus is, of hij roept uit: Ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch angsten, noch de overheden noch magten, noch het te-yenult;oordirie,noch het toekomende,noch demenschelijke mayt noch ecnig ander schepsel mij ran de liefde van Goden Jesus Christus, onsen Heer,zullenkunnenafscheiden (2). In het midden van de moeijelijkheden, den arbeid, de gedurige beproevingen en gevaren van zijn apostelschap, was hij zoo gelukkig, dat hij den ge-loovigen van Corinthe deze merkwaardige woorden schreef: In het midden van al mijn lijden, ben ik met troost vervuld en met blijdschap overladen (3).

Wanneer heeft men ooit een mensch van de wereld-sche vermaken dronken , aldus hooren spreken ? wanneer heeft men hem, in het midden zijner grootste vreugde zelve ooit hooren zeggen: Ik ben gelukkig \'? Nooit! nooit! Zijne dagelijksche droevige ondervinding heeft hem integendeel dikwijls doen getuigen , hetgeen in zijnen mond van groot gewigt is en met Salomo doen zeggen: dat/ry overal daarin niets anders dan nietigheid en droefheid vond; en dat alles hier op aarde, ijdelheid en bedrog is(i).

(1) S. Bern. Tract, de vita et morib. Clericornm , cap. (2) Kom. VIII S7—S9. (S) II. Cor. VII. (4) Eccli. 1, 2.

315

-ocr page 316-

DE LIEFDEVLAMMEN

Men spoorde den heiligen Polycarpus aan, om de dienst van Jesus Christus te verlaten en men bedreigde hem met den dood, zoo hij niet gehoorzaamde. Wel hoc\\ antwoordde hij gansch verontwaardigd, het is nu zes en tachtig jaren, dat ik hem dien ; hij heeft mij gelukkig gemaakt, door mij met alle soort van genaden te vervullen , cn gij zoudt mij hem ivillen dnen verlaten! Neen, neen, liever sterven (l).

De heilige Augustinus had voor zijne bekeering een zeer zinnelijk leven geleid, hij had vele jaren in de vor-geteldheid van God en in de ongeregtigheid der driften doorgebragt. Eindelijk tot de deugd wedergekeerd zijnde en van eene heilige blijdschap verrukt, omdat hij uit zijne boei jen verlost was, maakte hij zijne dankbaarheid ruchtbaar in dezer voege: O mijn God! gij hebt mijne banden verbroken (2). Dat mijn hart en mijne tong u eeuwig loven, omdat gij mij uw zoo minnelijk juk en het zoo ligte pak van uwe wet hebt doen ontvangen! Wat groot vermaak vond ik eensklaps niet in mij te berooven van dez-.ilke die slechts ijdele vermaken waren, en welker berooving, die eerst mijne vrees veroorzaakt had, in vermaak veranderd werd! Gij zelf verdreeft ze uit mijn hart, gij, op-regie en opperste zoetheid, gij verjoegt ze, en naamt hunne plaats in; gij liefelijkheid, die alle genoegens overtreft, maar die den vleeschelijken cn wulpschen mensch onbekend is!... Alsdan was de geest bevrijd van de pijnlijke zorgen, die het hart verscheuren van hen, die de eer, do vergankelijke goederen cn de zinnelijkevermakcn dezer wereld najagen, en ik schiep mijn genoegen met tot u mijne toevlugt te nemen, gij, die mijn roem, mijn Zaligmaker, mijn Heer en mijn God zijt... Ach! Ie laat ben ik begonnen u te beminnen, herhaalde hij dikwerf (3); o onvergankelijke schoonheid! te laat ben ikbego.men! Doch gij hebt mij eindelijk uwen hemelschen geur laten toekomen; ik heb dien ingeademd, en van dat oogenblik af, haak ik naar u. Gij hebt mij uwe onuitsprekelijke zoetheden doen smaken, en zij hebben mij eenen ho\'.iger en

(1) Ex. Epist. Eccles. Smyrnensis ad Ecclesiag Ponti. (2) S. Auff. Confess, lib. X, cap. 1, (S) S. Ang. ibid. lil). X, cap. 23.

316

-ocr page 317-

VAN JESUS.

dorst, die mij verslinden, naar u doen hebben.... 0 mijn Jesus! (1), het is niet genoeg u te beminnen, men moet niets hoegenaamd beminnen, dat men om uwent wil niet bemint. O liefde, welker vuur altijd brandt en nooit uitgedoofd wordt, o liefde, die mijn God zijt, ontsteek mij.

De heilige Franciscus Xaverius bevond zich in de dienst van Jesus zoo gelukkig, dat hij dikwijls, den uitwendigen stroom van blijdschap niet meer kunnende verdragen, uitriep: Heer, Heer, het is yenoey, ik lean het niet meer verdragen.

Ik zou deswege nog tallooze voorbeelden kunnen aanhalen; maar ik bepaal mij bij deze vier, die ik als bij toeval uit de jaarboeken der Heiligen heb genomen. Zij, die God beminnen, hebben mij genoeg verstaan en zij weten, hoe zoet en aangenaam zijne dienst is. O ja, ik zeg en herhaal het en mogten alle menschen mijne stem hooren; gelukkig, duizendwerf gelukkig is hij, die Jesus, onzen goeden Meester, bemint en dient! een diepe vrede zal hem toekomen: Pax inulta dilicjenlibm legem tuam. Hij zal op deze wereld een geluk genieten, dat Jesus hem alleen kan geven, hij zal die zoo zalige rust van een goed geweten smaken; zijn hart zal van reine vermaken, van onuitsprekelijke vertroostingen overgoten worden; hij zal met eene heilige onderwerping de ongemakken dezes levens verdragen en den dood zal hij zonder ontsteltenis en vrees zien naderen, omdat zijne ziel zonder vlek en wroegingen zal zijn. Paxniulta diligentibus legem tuam. Ja, mijn lieve Jesus, Paxmulta diligentibus legem tuam. Ue vrees is het erfdeel van hen, die u beminnen 1 buiten ii is deze vrede niet te vindon! Dat anderen de vermaken, de eerambten, do rijkdommen lot hun erfdeel verkiezen, voor mij o Jesus! ik verkies u voor den God van mijn hart. Gij zijt mijn erfdeel, mijn geluk, mijn schat, mijn al, gij alleen zijt mij genoeg (2).

Ik gevoel, dat ik niet leven kan zonder de rust en den vrede, die uit een goed geweten voortkomen, dat ik zonder Jesus niet kan leven. Ik moet dan, wat het mij

(1) S.Aug. Confess, Lib. X, capXXXlX. (2)S, Aug.Enarat. ill Pa. XV.

317

-ocr page 318-

UE LIEFDEVLAMMEN

ook moge kosten, dien goeden Meester toebehooren. Wat een geluk voor mij, wanneer ik mij niets meer zal te verwijten hebben! wat een geluk wanneer ik, mijne oogen hemelwaarts slaande, zal mogen zeggen: Die sclwone hemel, in welken met glans honderd milli-oen sterren glinsteren, is het huis van mijnen vader, van mijnen besten vriend, van mijnen God ; hij bemint mij, en ik bemin hem ook!

Wat groot geluk! wereldsche en vleeschelijke men-schen, gij beseft dit geluk niet, maar zuivert uwe harten, en weldra zult ge begrijpen, hoe groot hot is.

Alijn zoete Zaligmaker, gelief mij onder uwe trouwe dienaren en onder uwe lievelingen aan te nemen ! ik weet dat ik, op verre na, dusdanige gunst niet verdien; de ontelbare zonden van mijn voorgaand leven maken mij die onwaardig, ik weet maar al te wel, dat ik uwe gramschap verdiend heb. Helaas! ik ondankbare en ontaarde zoon, ik heb u schandelijk verlaten, om uwen wreedsten vijand na te jagen: O mijn Vader, ik ben met meer waardig uiu zoon genoemd te worden; (1) maar evenwel wil ik altijd mijne hoop op uwe goedheid stellen. Zie, ik bevind mij thans geheel bedrukt op het aanschouwen uwer barmhartigheid, en geheel beschaamd van , docr u zoo schandelijk te verlaten, te kort te zijn gebleven aan den eerbied, dien ik u verschuldigd was; verwaardig ii, mij in uwe genegenheid te herstellen, en ontsteek mij door uwe heilige liefde, opdat ik u nooit meer verlate. 0 Jesus! waarom kan ik u zoo zeer niet beminnen, gelijk gij het verdient! Ach! ik bemin u ten minste uit geheel mijn hart meer dan andere zaken, meer dan mij zeiven en ik verlang uwen hemel, ten einde u aldaar voor eeuwig te mogen beminnen, zonder te moeten vreezen, van u ooit te kunnen verliezen. Wat kan ik voor mij in den hemel en ofgt; de aarde anders wenschen, dan u alleen, o God van mijn hart, en mijn erfdeel voor de eeuwigheid\') (2) 0 Jesus! gij zijt mijn eenige schat, mijne eeni-ge liefde; gij alleen zijt mij genoeg. O Maria! al

(1) Luc. XV, SI. (2) Pa. LXX1I, 34, 26.

818

-ocr page 319-

VAN JESUS.

mijne hoop na Jesus! trek mij geheel en al tot God door uwe geboden, en verwerf mij dat ik tot het einde toe volharde. Amen.

OEFENINGEN.

Men ma^ niet uitstellen van zicb geheel aan Oocl te geven.

Mijn lieve Christen, hier zijn wij bijna op het einde van ons werk gekomen; ik bob zoo veel het in mijn vermogen was, Ti trachten te doen verstaan al de uitgestrektheid van Jesus liefde tot u; ik heb mijne krachten ingespannen om u lot dankbaarheid jegens hem op te wekken, en ik heb gewerkt om n te bewegen tot alle gevoelen van een kinderlijk betrouwen, welke die goddelijke meester in al de harten van hen, die hem dienen , wenscht te vinden. Heb ik nu mijn doel bereikt? Kunt gij mij antwoorden: Ik bemin mijn God met geheelmijn hart, en ik heb een vast bcirouxven op zijne barmhartigheid, welk niets be-ktvaam is mij te ontroovenquot;? Ach! ik hoop dat Jesus mijne pogingen zal gezegend hebben, en dat uwe ziel door de aantrekkelijkheden der goddelijke liefde, zich zal hebben laten onderwerpen. Leef dan gelukkig en in vrede, en verbind u meer en meer aan onzen goeden en teederhar-tigen Meester, tot de dood u kome vinden en u voor zijne voeten brengen, om de onsterfelijke kroon van heerlijkheid, en de belooning, die hij zijnen getrouwen dienaren beloofd heeft, te gaan ontvangen.

Maar van waar komt deze schielijke droef beid, waarmede mijne ziel overvallen wordt! Helaas! mijn lieve christen, ik zal u met eenvoudigheid bekend maken wat er in mij omgaat. Het dunkt mij dat ik onder hen, die zich de moeite zullen geven van dit werkje te lezen , een ellendigen christen bemerk, die er geen nut uit zal willen trekken, en die, alhoewel hij misschien wel overtuigd is van de noodzakelijkheid om aan zijne zaligheid te werken en Jesus liefde voor liefde te geven, nog-tans in zijn hart zal zeggen: Morgen, morgen, morgen zal ik mij hekeeren; morgen zal ik mijne ondankbaarheid staken en Jesus beginnen te beminnen.

319

-ocr page 320-

DE LIEFDEVLAMMEN

Ik smeek u, wie gij ook ook zijn moogt, die aldus redeneert, wil uw gemoed niet verharden, (1) en keer weder totGod die u roept; uw geluk in deze en in de andere wereld hangt er van af\'. Zeg het regtuit, is het niet waar, dat gij een ongelukkig leven leidt, met u alzoo van God te verwijderen? Gelijkt uwe ziel niet waarlijk aan eene zee, welker baren gedurig onstuimig zijn? (2) Is het nietwaar, dat uwe hartstogten uwe wreedste beulen worden? (3) Moet gij niet bekennen, dat de wroegingen zonder ophouden uwe schijnvermaken komen storen? Antwoord mij, antwoord. Te vergeefs tracht gij u te verblinden; te vergeefs werkt gij om u te overtuigen, dat gij gelukkig zijt, gij draagt in uw hart twee getuigen, wier gezigt noch verwijtingen gij kunt ontvlugten: ik wil zeggen, God en uw geweten. Ga waar gij wilt, hetzij in den hemel, hetzij in don hel, hetzij in het hart der aarde; verberg u in de dikste duisternissen, altijd zult gij deze twee getuigen bij u hebben, zij zullen u altijd herhalen: (4) Het leven is kort, dc dood nadert en de eeuwige afgronden ont:ihiitcn zich onder uwe voeten; in het midden uwer vreugdefeesten en vermaken, zullen zij u gedurig toeroepen: 1 Rampzalige, zyt gij hierom op de wereld? Werkt gij zoo aan uwe zaligheid 9

— Het is waar zult gij mij zeggen, dat deze twee getuigen mij overal volgen, maar ik word hunne verwijtingen gewoon, die maar weinig indruk op mijn hart meer maken; ik leef gerust.

— Heel gij leeft gerust en intusschen voedt gij de zonde in uw hart! gij bemint God niet! ach! wee! wee uwe rust! zij is duizendmaal schrikkelijker dan de storm.

— Doch met dat alles bemerk ik niet, dat er mij, na mijne zonde en na den Heer niet gediend te hebben, een groot ongeluk is overkomen; (5) mijne zaken zijn voorspoedig en vallen wel uit, mijne rijkdommen nemen toe, ■ ik zwem in de eer en hoogachting bij de inenschen; (6) wat zou er mij beier overkomen, zoo ik God moest dienen?

(1) Ps. XCJV, 8.111 Isa, LVll, 30, 31. (3) Air,\'. Confess, lib. 1. oai,. l XII. (4) S. Aug. Enarr. II. in I\'s, XXX, No. 8. (6) Eccl. V 4. (6) Job. XVI, 7. 9, 13.

320

-ocr page 321-

VAN JESUS.

O dwaze! weet gij niet, dat dit geluk, waai over gij u zoo beroemt, eene diepe kolk is, waarin gij weldra zult vallen (1)? Weet ge niet dat God, op zekere wijze, de boozen laat geworden, om hen daarna te zwaarder te straffen? Ach! uwe blijdschap is gelijk, aan die vaa eenen visch, die gretig den haak vastgrijpt, waarmede hij gaat gevangen worden (2); uw geluk zal slechts kortstondig zijn en weldra zult gij anderen uwe schatten cn waardigheden overlaten. (3) Weet gij niet, dat God nooit meer vergramd is tegen den zondaar, dan wanneer hij hem in het midden zijner boosheden voorspoed laat overkomen (4)? Ach, mijn broeder! ik smeek u, begrijp beter uwe ware belangen en zoek voor alles hel rijk Gods en zijne reglvaardigheid (5). Helaas, indien gij in de ondeugd zaait zult gij spoedig onheilen maaijen (6). In den dood zal uwe hoop verijdeld en vernietigd worden, (7) zij g.tl als kaf zijn, dat door den wind iveggevoerd wordt; zij zal gelijk zijn aan het schuim der zee, dat in het midden der woeste haren verdwijnt, of aan den rook, die zich in de lucht verliest, of eindelijk aan de indrukken, welke de voorwerpen in het geheugen eens reizigers laten, die ze maar in het voorbijgaan gewaar wordt. (8) Gij zult eensklaps, als gij het minste daaraan denkt, door den adem des Heeren nedergeveld en dooiden stroom zijner gramschap weggenomen worden (Q).

— Maar deze zijn maar ijdele bedreigingen?

— Wel hoe! ijdele bedreigingen! hoor wat de heilige Geest in het boek Job antwoordt; Sedert dat demensch op aarde gesteld is, zeglhij, heefimen altijd opgemerkt, dat de zegepraal van den booze niet lang duurt, en dat zijne blijdschap kortstondig is. Te vergeefs verheft hij zijn trotsch hoofd lot de wolken, hij zal als drek vergaan en die hem in zijnen luister zullen gezien hebben, zullen vragen, xvaar is hij nu? Als een ijdele droom zal hij verdwijnen, hij zal verdwijnen gel jk eene schim. Zijne

(1) S. Aug. Enarrut in Ps. XXX No. 8. (3) S- Aug, Enarratia Fa, XIC, No. 8. (8) Pa. XLVIH. 18. (.ij Aug Etiarral in Ps. IX. No. II 6) Luc. XII, 31. (6) Proi. XII, 8. Job. IV, 8. (7) ProT. XI. 7. (8) Sup V, 16. (9; Job. IV, 8, 9.

321

21

-ocr page 322-

De liefdevlammen

kinderen zullen veryaan van armoede en zijne eigene handenzullenhemhet kwaadloebren/jendat bijgedaan heeft. (1)

— Ik zou mij gaarne bekoerenj doch ik vrees het gepraat der menschen.

— Laat de menschen praten en betracht uwen pligt. Wel hoe! als het er op aan komt, om eene geringe som geld te winnen, of tot eene verhevene plaats te geraken, of eene winstaanbrengende bediening te bekomen, werkt gij openlijk en stouteiijk, zonder u veelte bekommeren met hetgeen anderen mogen denken of zeggen; en wanneer gij God moet dienen en den hemel winnen, o, dan durft ge niets doen uit vrees van aan dozen of dien persoon te mishagenI Ach, gij moet toonen dat gij een ware Christen zijt; gij maakt u een\' slaaf van anderen! O lafhartigheid! wordt rood van schaamte, onwaardige Christen! gij hebt moed en kracht voor alles, uitgenomen om God Ie dienen. Spreek! zeg mij eens, als gij u zult verdoemd hebben, om de menschen te believen, zullen zij u dan uit den afgrond der hel kunnen verlossen ? Zij zullen met uwe lafhartigheid den spot drijven en u verachten.

— Wat moet ik dan doen?

— Hetgeen gij doen moet, is alle menschelijke op-zigt versmaden, is voor hemel en aarde belijden en toonen wie gij zijt, namelijk een Christen, die dezen glorierijken eernaam waarlijk verdient en naauwkeu-rig al de pligten volbrengen, die hij u oplegt.

— Maar men zal van mij spreken!..-.

— Ja gewis; er. men zal zeggen, dat gij manhaftig, dat gij grootmoedig zijt en tegen één mensch, die uw gedrag zal afkeuren, zullen er honderd zijn, aan wie het ten voorbeeld zal kunnen strekken. Doch dat de wereld zegge wat ze wil, het is niet minder waar, dat gij Jesus toebehoort en u geheel aan hem moet geven. Is Jesus dan een meester van wien men zich moet schamen de dienaar te zijn? Is het eene schande te bekennen, dat men zijn leerling is?

(1) joh. XX, 6. 6, 7, 8.

322

-ocr page 323-

VAN JESUS.

— Dg biecht maakt mij bevreesd.

— Ach! het is omdat gij ze niet kent. Gij weet niet welken onuitsprekelijken troost zij bezorgt aan eene ziel, die door wroegingen verteerd wordt; gij weet niet, welken vrede zij in een hart stort , dat hare aantrekkelijkheden niet gevoeld heeft; gij kent de gelukkige verandering niet, welke zij in al de arme zondaren, die tot haar hunne toevlugt nemen, uitwerkt. Mijn lieve broeder, geloof wat ik er u van zeg: Ik ben de bedienaar van den God der waarheid, ik heb geen het minste belang om u te bedriegen, ik wensch integendeel uw geluk, zoo als ik het mijne verlang. Welnu, ik mag n verzekeren, dat niets ter wereld kan vergeleken worden met het geluk, dat een waarlijk tot God bekeerde ziel geniet, wanneer zij, na al haar wonden aan den priester ontdekt te hebben, uit zijnen mond deze troostvolle woorden hoort: Ga in vrede, ik verklaar het u van wege God, uwe zonden zijn u vergeven, alles is vergeten. Ga en zondig voortaan niet niee»\'. Ik weet dat het somtijds veel kost, om al zijne gebreken aan eenen anderen mensch te openbaren. Maar kan eene oogenblikke-lijke schaamte vergeleken worden bij de zalige vruchten, die zij voortbrengt? Is het niet beter zich eonige stonden voor de voeten van zijnen evenmensch te verootmoedigen en alzoo de vergiffenis zijner zonden te bekomen, dan te wachten tot dat God het op zich neemt ons te verootmoedigen? Ach indien gij u niet wilt vernederen door een ootmoedige belijdenis uwer zonden, dan zal u God zelf door de kracht zijner hand, welke u verpletten zal, verlagen. Zult gij zijne schrikkelijke slagen kunnen ontvlugten ? besef dit wel; zoo zacht en zoo ligt die hand is, om den ootmoedige op te rigten, zoo sterk en zwaar is zij , om den hoovaar-dige te vernederen (1). Ga , mijn lieve broeder , ga u voor de voeten van eenen priester van Jesus Christus werpen, vertoon hem al de wonden uwer ziel en God zal ze genezen; geef hem al uwe ongeregtigheden te kennen,

(1) S. Anf;. Enarraf. II in Ps. XXXII,

323

-ocr page 324-

DE UEFDEVI.AMMEN

en God zal ze uitwisschen (l). Schep moed! doe u eenig geweld aan, God zal het overige doen. Ga tot Jesus en Maria; smeek hen u te willen te hulp komen, en leer door u zeiven ondervinden, hoe troostend en aangenaam het is den Heer te dienen. Kloek aan! het leven is kortstondig, het vervliegt als een droom en weldra zal de dood u komen treffen. Och! hoe troostend zal het u in die laatste oogeublikken zijn, eene goede biecht gesproken te hebben, toen gij nog in volle gezondheid waart! hoe gelukkig zult gij zijn, uw geweten in goeden staat gesteld te hebben! Wijd u dan aan den Heer toe, niet morgen, van heden af, aanstonds, kost wit het kost! wees aan hem, gelijk zijn kind, zoo gij hein niet later als slaaf wilt toebehooren. Wijd u aan hem toe, dien hem ongedwongen, bemin hem tot uwen laatsten snik, en de hemel zal uw loon zijn.

Ach! mijn God! hoevele rampzalige zondaars zijn er niet, aan welke men honderde malen in hun leven gezegd heeft: Bekeer u, en spreek eene goede hiecht, en die, met altijd tot \'s anderen daags uit te stellen, door den dood zijn verrast geworden! Waar zijn ze nu? Helaas zij liggen in de hel om hun ongelukkig lot te beweenen, hunne lafhartigheid te vervloeken , en zij zijn daar voor alle eeuwigheid! O mijn broeder! dat hun voorbeeld u leere wijs te zijn om uwe bekeering niet meer uit te stellen. Indien het u lieden pijnlijk valt, om dien gevaarlijken omgang af te breken, om deze slechte gewoonte uit te roeijen, om het menschelijk opzigt te overwinnen, om eene zalige biecht te spreken , dan zal het u morgen nog lasliger en pijnlijker vallen. Keer dan tot God weder zonder langer uit te stellen. Werp u in de armen van Jesus; hij is de goedheid en barmhartigheid zelve, en nooit heeft hij eenen boetvaardigen zondaar verstoeten. Gelukkig is de mensch die hem zoekt! gelukkiger degene, die hem gevonden heeft! en duizendmaal gelukkiger hij, die hem bemint! hij geniet een geluk , dat geene menschelijke tong kan uitspreken (2).

(1) S, Aug. Enarrat. IT , in Ps. XXX , No. 12, 16. passim.

(2) S. Bernard.

324

-ocr page 325-

VAN JESUS.

325

XLVI. HOOFDSTUK,

Igt;e Hemel.

O cuius non vidit nee auris audivit nee in eor hominis aseendit qua jwaepa-ravit Deus iis qui diUignnt illum 1. Corinth. II. 9.

Noch oo}? heeft ooit gezien, noch oor gehoord, noch \'s menschen hart heeft ooit kunnen bevatten, wat God bereid heeft voor hen, die hem beminnen.

van blijdschap en liefde, en mijne oogen veranderen als in een tranenvloed, wanneer ik alleen op dit heerlijk verblijf denk.

Ik begrijp, hoe zalig het is, den lieer te dienen, als ik op den hemel denk; ik baset, dat er geene evenredigheid is tusschen de wederwaardigheden van dit leven, en het loon, dat ons in het toekomende bereid is.

Al mijn druk, al mijn lijden verandert in vermaken, bij de gedachte aan den hemel; de vernederingen en verachtingen verrukken mij, en het schijnt mij toe, dat de zwaarste kruisen voor mij zeer ligt worden (1).

O hetnelsch paradijs! wie zal ons leeren, v at gij zijt?.... David roept uit: Stad Gods, men verJiaalt van u roemruchtige dingen! (2) O, hoe wonderbaar zijn uwe tabernakelen (3) en hij zegt er niets meer van. De heilige Paulus wordt tot in den hemel opgenomen; hij zal ons ongetwijfeld eene verhevene beschrijving geven van alles, wat hij gezien heeft? volstrekt niet. «Het is onmogelijk te beschrijven wat ik gezien heb, zegt hij in een\' zijner brieven; geen menschelijke tong kan de

(1) 8. Hieronym , Bpistoln ad Demitrinm. (ü) Ps. LXXXVI, 4.

(3) Ps. LXXX1I1, 2.

e hemel! de hemel! O mijn God! mijne ziel

stroomt over van vertroosting, mijn hart bezwijkt

-ocr page 326-

DE LIEFDEVLAMMKN

schoonheid des hemels, noch de genoegens, die men er geniet uitleggen (1). Al wat ik daarvan kan zeggen, is dat geen oog ooit gezien heef t, noch oor ooit gehoord, noch dat \'s menschen hart ooit begrepen heeft, wat God bereid heeft voor hen, die hem beminnen.quot;

Aldus spreekt de groote Apostel. Wel hoe! ben ik dan niet zeer vermetel van de beschrijving van de heerlijkheden en wellusten des hemels te durven ondernemen? Is dit niet gelijk zijn aan een kind, hetwelk in het midden der woeste bosschen is opgevoed, en dat, een denkbeeld willende geven van de pracht onzer koninklijke hoven dezelve met de arme hut, waarin het geboren is, zou vergelijken?...

Ja, mijn God, ik beken mijne vermetelheid en al mijn onvermogen; desniettegenstaande zal ik spreken. Een ongelukkige balling spreekt altijd gaarne van zijn vidèrland, alhoewel hij zeer wel weet, dat alles, wat hij daarvan zegt, op verre na inderdaad zoo niet is. Ik zal dan spreken.

Och! wat een verrukkend verblijf is het hemelsche Jeruzalem! deszelfs muren zijn van de kostelijkste gesteenten gemaakt; hare poorten blinken van den glans der fijnste paarlen; hare straten en markten zijn met het zuiverste goud bevloerd; hare hoven met bloemen versierd, vertoonen het heerlijkste gezigt (2). Daar hoort men gedurig het aangenaamste vreugdegejuich, daar zingt men zonder ophouden vreugde- en lolliederen, daar hoort men niets anders dan een hartverrukkend gejuich en het eenstemmig zoete geluid der gelukzalige geesten (3). Daar verspreiden de balsem en de reukwerken den aangenaamslen geur; daarheerscht een vrede, eene rust, die alle gedachten te bovengaat, eene stilte boven alles wat men zich kan inbeelden, een eeuwige dag, eene eendragt door een\' en denzeliden geest gevormd, die alles levend maakt, eene ongestoorde veiligheid , eene verzekerde eeuwigheid, eene altijddurende gerustheid, een behagelijk geluk, eene onuitsprekelijke

(II II Corinth. XII, 4. (21 Apoc. XXI, 18,19, 21. — Tob. XIII, 22. (3) Tob. XIII, 22.

326

-ocr page 327-

VAN JESUS.

hemelzaligheid, een wellustige aantrekkelijkheid; het is daar, dat de regtvaardigen in het koninkrijk van hunnen hemelschen Vader gelijk de zon zullen blinken (1). O! wat voorregt bij de kooren der Engelen te mogen wezen en voor eeuwig in dat gezelschap der patriarchen en profeten, der apostelen en der martelaren, der belijders en der maagden te zijn, en bovenal van de glorierijke Maagd Maria, de Moeder van God! wat groot geluk voor allen, vrij te zijn van vrees, droefheid, verdriet, smart, ongenoegen, arbeid, zwarigheden, ongerustheden, met één woord, van alle gebrek en noodwendigheid (2)? Maar welke overvloed van vertroostingen! wat menigte wellusten! wat overmaat van blijdschap! wat groote uitgestrektheid en wat afgrond van vermaak, de onuitsprekelijke schoonheid en luister der heilige Drievuldigheid te aanschouwen, dit oneindig wezen, dat men niet kan begrijpen, dat minzaam en bekoorlijk licht, dat men niet genoeg zou kunnen beminnen; van het hemelsche Sion den God der goden, den Heer der heeren te aanschouwen; van hem te zien, niet in eeneu spiegel en als een raadsel, maar van aanschijn tot aanschijn (3), met één woord, van de heilige menschheid te zien van Jesus Christus in den staat zijner heerlijkheid.

Indien men zoo veel genoegen vindt op de aarde, in de grootheid, de verscheidenheid, den loop, den luister der sterren, den glans en de stralen der zon, de schitterende witheid der maan, de klaarheid, die door de lucht verspreid is, te aanschouwen; in de verschillende vogelen, bloemen, landschappen, kleuren te bewonderen; in de verrukkende stemmen en het streelend geluid der speeltuigen te hooren; in den aangenamen geur der bloemen en der reukwerken te rieken, in zich met lekkere spijzen te voeden; indien dit alles het hart verrukt en met blijdschap doordringt, hoe groot zal dan die stroom van vermaken niet zijn, waarmede de ziel verzadigd wordt, wanneer zij hem zal mogen zien, hooren, voelen, smaken, ten volle bezitten, die de schoonheid en de

(1) Mnttu. XIII, 13. (3) Apoc. XXI iS) 11 Corinth. XII, 13.

327

-ocr page 328-

DE LIEFDEVLAMMEN

goedheid zelve is, de oorsprong, waaruit alles voortkomt wat op deze wereld schoon en goed is, de vruchtbare bron van al de volmaaktheden, van welke al het overige maar een klein uitvloeisel is? Ach! nu besef ik, welk de staat is van den verrezen mensch, wanneer hij zijne gelukzalige eeuwigheid binnentreedt. Het is, even als de lente, op eenen strengen winter volgende, de natuur komt vernieuwen, hemel en aarde komt versieren, en aller harten verblijden. Maar wat zeg ik? er is meer verschil tusschen deze twee zaken, dan tusschen de dikke duisternissen van den akeligsten nacht en den glans der middagzon. Hoe liefdelijk is dan het verblijf van dit hemelsche Jerusalem, dewijl men aldaar in overvloed vindt al wat kan behagen, en dat al wat zou kunnen mishagen daaruit verbannen is! (1) O! hoe verrukkend is het, het geluk te hebben den Almogende in alle eeuwen der eeuwen daar te mogen loven \'2)!

O gelukzalig verblijf, geheel en al blinkende van luister! hoe zeer bemin ik uwe schoonheid! hoe lief heb ik u, gelukkige en heerlijke verblijfplaats van mijnen Heer en mijnen God (3). Mijn hart wenscht vurig u te bezitten, het haakt zonder ophouden naar u. Heilig Jerusalem, schitterende woning, ik vind mijn hoogste geluk er m, op u te denken; ik ben verliefd op u, omdat gij alleen bekwaam zijt, om mij mijnen God van aanschijn tot aanschijn, en zoo als hij is, te laten aanschouwen. Waarom mag ik heden binnen uwe muren niet komen, om aldaar mijnen Zaligmaker, zoo veel het in mijne magt is, te beminnen (4)? Wanneer zal ik deze droevige pelgrimsreis, die maar al te !ang geduurd heeft, zien eindigen? Wanneer zal ik uit deze ballingschap, welke mij zoo lang van mijnen Heer en God gescheiden houdt, verlost worden? O Jesus! ik heb lang als een verloren schaap zeer ver van u gedwaald; maar gij hebt medelijden met mij gehad, en mij tot den schaapstal wedergebragt. Ik smeek u, in den naam uwer barmhartigheid, heb raede-doogen met mijne ellenden en met mijne tranen, en

(1) S. Bern. (2) Blosius, Speculum religion, cap. V, No 2. (3) S Aug., Soliloquia. (4) S. Greg. mag. hom. 37 in Efang.

328

-ocr page 329-

VAN JESUS,

vergun mij uwen hemel, opdat ik u daar moge beminnen zoo als gij het verdient. Helaas! ik verlang u grootelijks te beminnen, en ik verga van spijt dat ik u nog zoo weinig bemin.

Mijne ziel, heb geduld. De stem van onzen Zaligmaker heeft zich laten hooren, hij heeft ons gezegd, dat onze ballingschap niet langdurig zal zijn, dat onze pelgrimschap eens zal eindigen. Laat ons dan de ellenden dezes levens moedig verdragen; laat ons altijd aan al onze pligten getrouw zijn; laat ons gestadig de deugden oefenen, en laat ons, tot aan het einde van ons leven, met kloekmoedigheid ons kruis dragen: daar is ons loon. En welk loon? Daar staat onze goede Zaligmaker met een glansrijke kroon in de hand gereed: wat hartver-heugend en aangenaam onthaal zal hij ons niet doen!

Poorten des hemels, opent u! laat mij voor eenige oogenblikken zien, wat er in den schoot van Sion omgaat. Ik verlang de zegepralende intrede van eene geloovige ziel te aanschouwen, ik wensch hare krooning bij te wonen. Poorten des hemels, opent u!

Zie hier eene reine ziel en met het kleed van onschuld omgeven, aankomen; zij draagt glorierijke lid-teekenen, die getuigen zijn van hare kloekmoedigheid in het strijden, zij is versierd met edelgesteenten, die de verdiensten zijn, welke zij op de aarde door haarlijden, door hare onderwerping aan Gods wil en door hare getrouwheid aan al hare pligten verdiend heeft. De zonden, die zij bedreven, doch die zij door boetvaardigheid zoo moedig hersteld heeft, dragen zelfs nog bij, om den luister harer schoonheid te verheffen. Zij wordt geleid door haren engelbewaarder, die tot haar zegt; Ga binnen, geliefde ziel, van den nppersten Meester bemind ; hier is mve eeuwige rustplaats.

O mijn Godl hoe wordt deze ziel niet verrukt, wanneer zij dit gelukzalige vaderland, naar hetwelk zij zoo lang verzucht heeft, aanschouwt, en hare oogen slaat op al die verrukkende voorwerpen, waarmede het is versierd! Wat rijkdom! wat luister! wat grootheid en pracht I

329

-ocr page 330-

DE LIEFDEVLAMMEN

De Engelen en Heiligen komen haar te gomoet, en zeggen haar: Wees welkom. Weldra ziet zij zich omringd van hare ouders, vrienden enkennissen, die haar geluk wenschen: zij erkent eenen vader, eene zuster, eenen echtgenoot, eenen vriend, welke haar in deze gelukkige stad zijn voorgegaan, zij erkent de patronen, die haar op deze wereld beschermd hebben; zij erkent de Heiligen tot welke zij eenige bijzondere godvrucht gehad heeft; zij erkent ze, en geniet eene vreugd, die geene menschelijke tong kan uitspreken.

Middelerwijl dringt zij doo.- de ontelbare menigte gelukzaligen, altijd vergezeld van haren engelbewaarder, die haar tot do heilige Maagd geleidt! O ! wie zou kunnen uitdrukken de verwondering, de blijdschap, de teeder-hartigheid, die deze arme ziel gevoelt, wanneer zij de verhevene Moeder Gods, die zoete Maagd Maria, die zij op aarde zoo zeer bemind heeft, en die zij zoo dikwijls hare Moeder, hare beschermster, hare minnelijke meesteres genoemd heeft, voor de eerste maal aanschouwt? wie zou kunnen uitspreken, hoezeer zij door erkentenis vervoerd wordt, als zij Maria al de gunsten en gaven hoort verhalen, welke zij voor haar verkregen heeft? Zij valt neder aan hare voeten, en kust ze met verrukking. Maar de heilige Maagd rigt haar op, drukt ze teederlijk aan haar hart, en biedt ze Jesus aan.

Jesus is op eenen glansrijken troon gezeten. Naauwelijks heelt bij de nieuw aangekomen heilige gezien, of hij spreekt haar met eene verrukkende vriendelijkheid deze woorden toe: Mijne welbeminde , wier schoonheid mij behaayt, sta spoedig op, kom, spoed u. De winter is voorbij; de verdrietige regen heeft plaats gemaakt voor den verkwikkenden dauw, de bloemen beginnen zich te vertoonen; de snoeitijd is aangekomen, de tortelduif laat zich reeds in onze velden hooren, de vijgeboom heelt nu zijne botten en bladeren uitgeschoten, de wijngaard bloeit en begint zijnen aangenamen geur te verspreiden , haast u dan, kom nader, mijne welbeminde! uwe bevalligheden verrukken mij. O mijne lieve duif! gij zijt eindelijk uit dat oud vervallen huis gekomen, v/aanu gij

330

-ocr page 331-

VAN JESUS.

u eertijds ophieldt. Vertoon u voor mijne oogen, en laat mij uwe stem hoeren: uwe stem behaagt mij, zoo wel als uwe schoonheid. Kom dan, nog eens gezegd, kom mijne onbevlekte duif, gij, die ik voor mijne welbeminde bruid verkoren heb; kom, dat ik mijnen troon in uw hart op-rigte, kom, bezit het opperste geluk, dat ik u beloofd heb; kom, na zoo vele gevaren, moeijelijkheden en arbeid, kom in de genoegens van den Heer, uwen God met mijne Engelen deel nemen; kom met één woord, kom hem onbewolkt van aanschijn tot aanschijn aanschouwen, en hem in alle eeuwigheid beminnen (1).»

Alsdan omhelst Jesus haar, zegent en stelt haar\'eene kroon op het hoofd, en leidt haar op den troon, dien hij voor haar bereid heeft. De Engelen en de Heiligen juichen bij hare zegepraal, en roepen uit: Aldus zal ieder mensch, die Jesus lot den dood toe getrouw is ge-iveest, gekroond worden^)! Zegen, heerlijkheid, wijsheid, dankzeggingen, eer, magt en sterkte zijn aan onzen God,: in alle ecuwen der eeuwen. Amen (3).

Verdwijnt, ijdele zegepraal van deze wereld, valsche eer, bedriegelijke lof van deze ballingschap, verdwijnt. Nimmermeer zult gij het voorwerp mijner wenschen en verlangens zijn; al zoo verhoop ik het van de barmhar-tigheic! mijns Zaligmakers, nimmermeer zult gij in mijn hart de minste plaats vinden. Verdwijnt; sedert dat ik de vaste, ware en eeuwige eer, die mij in den hemel wacht, ontdekt heb, zijt gij \'mij een last geworden. Verdwijnt; uwe aantrekkelijkheden zijn bedriegelijk, uwe vermaken zijn met bitterheid vermengd. Ik verlang niets anders dan den hemel, omdat ik daar met mijnen Jesus zal zijn, omdat ik mijnen Jesus daar zal beminnen, en daar van mijnen Jesus zal gekroond worden.

O hoe aangenaam en zalig is het in den hemel met Jesus en Maria te zijn! daar is het hart ten volle verzadigd: al deszelfs wenschen zijn vervuld. Daar treft men geen geween, geene droefheid, geen verdriet meer

(1) S- Aug. Medit. Cap XXIII, No 2. (2) Apoc. i I, 10.(3) Apoc. VU. 33.

331

-ocr page 332-

DE T-iIE^HEVLAMMEN

aan; daar zijn geene ziekten, Éteen dood meer te vreezen. God zelf zal de tranen zijner uitverkorenen afdroo^eiï (1).

Daar zal ik in liet gezelschap der Kngelen en der Heiligen leven. O hemel! indien het zoo aangenaam is hier op aarde met eenige ware vrienden van God te spreken, indien het zoo aangenaam is te handelen van de hoop van hem eens voor eeuwig in den hemel te beminnen, indien het 700 hartverheugend is elkander de vreugd, die men in de dienst van Jesus gevoelt, kenbaar te maken en elkander op te wekken om hem steeds meer en meer te beminnen; wat zal het dau zijn, zich in het midden van dit glorierijk gezelschap der Heiligen te bevinden, met eikeen gemeenzaam te handelen, te spreken met God zeiven, zich te herinneren de voorgaande gevaren, de gunsten en genaden, die men ontvangen heelt, en tot elkander te mogen zeggen: me zijn voor eeuwig gelukkig! Indien het zoo aangenaam is, na een jaar afwezigheid eene moeder weder te zien, wat zal het dan zijn van ze dan terug te zien, zonder te moeten vrcezen er nog ooit van gescheiden te worden? Is het zoo zalig op aarde, deel te nemen in de pijnen van eenen vriend , wat zal het dan zijn deel te mogen nemen in zijne vermaken in den hemel? O luisterrijk gezelschap der Heiligen, wanneer zal ik in het midden van u opgenomen worden!!!

Daar zal ik mijnen God zien zoo als hij is (2). Is er wel iets, dat bij dit geluk kan vergeleken worden? O mijn God ! doe mij begrijpen wat gij zijt, en dan zal ik bevatten wat gelukzaligheid men smaakt met uwe schoonheid te aanschouwen.

Ik beb de heerlijkste bloemen gezien; ik heb ze in haren luister en sieraad beschouwd; ik heb de fijnheid van derzelver zarnenstel en de versclieidenheid barer kleuren bewonderd; vol verrukking heb ik tot mi; zeiven gezegd: De dochters van de lente zijn schoon!! \' maar 0 mijn God! is dit utve schoonheid ?

L)e aarde, die ons tot woonplaats is gegeven, is schoon,

(1) Apoc. XXI, (2) 1 Joan. UI, 2-.

332

-ocr page 333-

VAN JESUS.

is heerlijk. Hare weiden zijn met bloemen versierd , hare bergen zijn met heerlijk groen overdekt, hetwelk met lange bloemranken afhangt, hare heuvelljes zijn met wijngaarden beladen, en hare wegen zijn aan beide kanten met welriekende planten omzoomd. Boomen van alle soort versieren en verrijken haar met hunne vruchten; groote rivieren en waterstroomen.uit haren schoot gesproten, verspreiden overal de vruchtbaarheid en den overvloed. Ja, schoon is de aarde , welke wij bewonen!!! maar, o mijn God is dit uwe schoonheid?

Schoon is een woud met zijne bladrijke boomen en zijn verkwikkend lommer. Alles is daar stil, alles is daar vreedzaam; daar hoort men niets dan het gezang dei-vogelen , of het gemurmel van een\' waterstroom, die van den top eens bergs valt, of een ligt geritsel der bladeren; welke door eenen zachten en aangenamen wind bewogen worden. Schoon is een woud met deszelfs eenzaamheid!... maar, o mijn God! is dit uwe schoonheid?

Schoon is een vruchtbaar veld, hetzij dat de lente het met een groen tapijt, met duizende ontluikende bloemen bedekt, hetzij dat de zomer de korenaren doet rijpen, die de streelende hoop des landbouwers zijn, hetzij dat de herfst daar de druiven met purper kleurt, hetzij in één woord, dat de winter het met een, door zijn witheid schitterend kleed overdekt , en dat de rijp, aan de boomen klevende, deze in zoo vele vederbossen verandert, die zich statig tot aan de wolken verheffen!... maar, o mijn God! is dit uwe schoonheid?

Schoon is de ruime zee, onder welk oogpunt zij zich ook aan ons vertoont. Nu zijn hare baren stil en rollen zachtjes over elkander, dan is zij gelijk een spiegel, die den weerschijn van een oogbekorend hemelsblauw oplevert. Nu zwellen zij op en worden met woede tot aan de wolken gedreven; de zonnestralen doordringen en spelen dartelend in die opeengestapelde golven en men zou zeggen, dat het vuurbergen zijn, die zich tegen de rotsen van den zeeoever komen verbrijzelen. O! hoe majestueus is de ruime zee!... maar, o mijn God\' is dit uwe schoonheid?

333

-ocr page 334-

I)F. LIEFDEVLAMMEN

Schoon is de dageraad, wanneer hij verschijnt om de rijzende zon aan le kondigen, wanneer hij het oosten met de vurigste en schoonste kleuren versiert, en zich als geheel in vuur vertoont. Schoon is de opkomende dageraad!... Maar, o mijn God! is dat uwe schoonheid?

Schoon is het zonnelicht, hetwelk als een reus alle dagen in zijnen loop te voorschijn komt, en den lof van zijnen Meester, door het geheele wereldrond, gaat verkondigen?... Maar is dat uwe schoonheid, o mijn God?

Bekoorlijk en aangenaam is de zomeravond; van den eenen kant ziet men de zon hare laatste stralen achter goudgele en hemelsblauwe wolken verbergen; van den anderen kant de maan, die statig aan dengezigteinder oprijst; door geheel de uitgestrektheid van het hemelgewelf ziet men duizende sterren flikkeren. Welk too-neel! hoe menigmaal heeft het mijne ziel getrolfen en mij overvloedig tranen doen storten! hoe menigmaal heeft het mijn hart, met den profeet niet doen uitroepen: Heer hoe prachtvol zijn uwe werken (1)! Maar nog eers.o mijn God! is dat uwe schoonheid?

Neen, gewis; uwe schoonheid is volkomen geestelijk en niets ter wereld kan er mij een behoorlijk denkbeeld van geven. O mijn God! zijn uwe werken zoo schoon, zoo wonderbaar, zoo verrukkend; hoe schoon moet gij zelf dan niet zijn! Indien men zulke reine vreugd gevoelt, door de wonderen dLr natuur, in welke gij maar de schaduw uwer grootheid en volmaaktheden getoond hebt, te aanschouwen, wat zal het dan zijn u aanschijn aan aanschijn te zien?.,. Hier wederhoud ik mij ; mijne pen kan het geluk van u te aanschouwen en te beminnen niet beschrijven.

334

O gelukzalige woning van het hemelsche Jerusalem! heldere dag der eeuwigheid, die door den nacht niet kan verduisterd worden, en dien de opperste Waarheid met hare stralen altijd verlicht; dag van onveranderlijke vreugde en rust, welke door geen de minste wisselvalligheden kan gestoord worden, wanneer zult gij voor mij

(1) Ps. CXII. 24.

-ocr page 335-

van .tesup.

schijnen? wanneer zal ik mijne ellende, mijne rampen zien eindigen? wanneer zal ik uit dit ellendig leven verlost worden? O goede Jesus! wanneer zal ik het geluk hebben van u te zien en de heerlijkheid van uw rijk te aanschouwen ? wanneer zal ik met u zijn in het rijk, dat gij van alle eeuivigheid voor uwe uitverkorenen he-reidy heht (1)? Ik ben verlaten, behoeftig, in een vijandig land verbannen, alwaar het een gedurige oorlog is,. en waar slechts groote rampspoeden te vinden zijn. Vertroost mij in mijne ellendige ballingschap; verzacht den druk van mijn hart, want het smacht naar u met het vurigste verlangen; al wat de wereld mij hier tot mijnen troost kan geven, bezwaart mij (2). 0 Jesus! ik verlang niets buiten u; schenk mij uwen hemel, opdat ik u daar volmaakt en gedurende de geheele eeuwigheid beminne. Schenk hem aan mijne ouders en vrienden; schenk hem aan zoo vele oneindige zielen, welke op het punt zijn van in de hel neder te storten, en wij zullen u allen loven, danken, en u in alle eeuwen der eeuwen beminnen. Am.

OEFENINGEN.

Men moet elkander, door de gedachte aan den

hemel, tot de dienst van God aanmoedigen.

Wat zal ik nu zeggen, mijn lieve christen, dan dat gij moedig moet werken, om den hemel te verdienen? Onze Heer heeft ons verklaard, dat de hemel voor de lafhar-tigen niet is, en dat men zich geweld moet aandoen, om denzelven te verkrijgen. (3) Benuttig deze waarschuwing. Daal tot in het diepste van uw geweten en zie, of gij daar geen de minste doodzonde vindt. — Neen, door de barmhartigheid Gods. — Welnu? gij zijt op den weg des hemels; blijf dien bewandelen en wees indachtig dat diegene alleen zal gekroond worden, welke tot het einde toe zal gestreden hebben (4).

Lijd met geduld en onderwerping de smart, de verliezen , het verdriet, den tegenspoed van dit vergankelijke

Cl) De imitat. Cbristi. lib. III. cap. XLVIII. (9) Ibidem.Matth., XI. 15. (4) 11 Tlmoth., II. 6.

335

-ocr page 336-

UE LIEFDEVLAMMEN VAN JESLi.

leven; wedersta aan de gevaarlijke inblazingen van den vijand uwer zaligheid; werk om ootmoedig, geduldig, verstorven te worden; al uw lijden zal weldra voorbijgaan, maar de gelukzaligheid, die er het loon van zal zijn, zal eeuwig duren (1).

Ach, mijn lieve christen, in wat rnoeijelijke omstandigheid gij u ook bevindt, sla uwe oogen hemelwaarts en gij zult versterkt worden. Indien de duivel u kwelt en strikken legt, aanschouw den hemel, en gij zult over hem zegepralen. Indien de wereld, door hare aanlokkelijkheden en schijnvermaken, u zoekt te winnen , sla uwe oogen hemelwaarts, en hij zal u niet kunnen hinderen. Houd moed! gij zult hier niet lang in moeijelijkheid. nog altijd in droefheid zijn. Wacht nog een weinig, en gij zult eerlang het einde van uwen druk en uw lijden zien; want al wat met den tijd voorbijgaat, is zeer gering en heeft geeneu duur. Schrijf, lees, zing de lofzangen desHeeren: onderhoud de stilzwijgendheid , bid, lijd, met kloekmoedigheid; het eeuwige is al die strijden en nog geweldigere waard (2). Onthecht u van al het wereldsche, scheid u van u zelven,en herhaal zonder ophouden: Mijn Jesus dat uw rijk ons toekome.

Vaarwel, mijn lieve christen, vaarwel; doch niet voor altijd. Al zucht ik sedert lang onder het zware juk mijner veelvuldige zonden, ik stel echter mijn vertrouwen op de barmhartigheid van mijn Zaligmaker en ik hoop van zijne goedheid den hemel, dien hij voor ons heeft verdiend, te bekomen. Daar zal onze bijeenkomst zijn; daar zullen wij elkander zien. Ondertusschen, bid voor mij, beveel mij van tijd tot tijd, door de liefde aan onzen goddelijkeu Meester, omdat hij mij gelieve te zegenen, en mij gewaardige het eeuwige loon, dat ik zoo weinig verdien, te geven.

Vaarwel! tot wij in den hemel, voor de voeten van Jesus en Maria ons gezamenlijk onledig houden, met gestadig hunne barmhartigheid en liefde te zingen; vaarwel!

(I) II Corintb. IV, 17.(2) De i[Uitat. Christ. III. cap, XLVI.\'.I. No. 1,3

33Ö

-ocr page 337-

BIJVOEGSEL. GEBEDEN ONDER DE II. MIS.

Vó«ir «le Mis.

Ik vertoon mij, o iniju aanbiddelijke Zaligmaker, voor uwe heilige altaren, om tegenwoonlig te zijn in uw goddelijk sacrificiel Maak, dat ik er door mijne aandachtigheid en mijnen ijver al de vrucht uit trekke, die gij verlangt. Gewaardig u, door uwe genade de gesteltenissen te vergoeden, die mij ontbreken. Wisch door do verdiensten van uw lijden, dat op dit altaar gaat vernieuwd worden, al de zonden en derzelver vlekken uit, die gij in mij ziet.k vertoon mij, o iniju aanbiddelijke Zaligmaker, voor uwe heilige altaren, om tegenwoonlig te zijn in uw goddelijk sacrificiel Maak, dat ik er door mijne aandachtigheid en mijnen ijver al de vrucht uit trekke, die gij verlangt. Gewaardig u, door uwe genade de gesteltenissen te vergoeden, die mij ontbreken. Wisch door do verdiensten van uw lijden, dat op dit altaar gaat vernieuwd worden, al de zonden en derzelver vlekken uit, die gij in mij ziet.

Gedoog, o goddelijke Jesus, dat ik mijne meeningen met de uwe vereenig. Geef mij de gevoelens, waarmede ik zoude moeten bezield geweest zijn, indien ik getuige geweest ware van uwe slagtoffering op het kruis.

Heilige Drieëenheid, Vader, Zoon en heilige Geest één God in drie personen, ik offer u dit heilig sacrificie, 1° om aan uwe opperste Majesteit de eer te bewijzen, die haar toekomt; 2°, om u voor al uwe weldaden te danken, 3°, tot boeting mijner zonden en van al de zonden der wereld, 4°, om al de voor mij noodzakelijke genaden te bekomen.

lu het begin «Ier If. Mis,

wanneer de priester het altaar beklimt.

Mijn God, ik verdien niet in uwe heilige tegenwoordigheid te verschijnen; wat ik zoude verdienen , is, van voor altoos van u gescheiden te worden uit hoofde mijner

32

-ocr page 338-

338

tallooze ongeregtigheden. Dat ik in uwen heiligen tempel durf komen, is alleen om ze te beweenen, en om u gelijk de tollenaar van het Evangelie, te smeeken, mij vergeving \'e schenken.

Conlltcor ■

liet is niet noodig, o mijn God, dat ik u mijne zonden veropenbaar, om ze te kennen; gij kent ze veel beter dan ik ze ooit zal kennen; gij leest in mijn hart al mijne ongeregtigheden. Desniettegenstaande, oil mij meer te verootmoedigen, belijd ik u ze allen in de tegenwoordigheid van hernel en aarde. Ik beken , dat ik u zwaar vergramd heb door gedachten, door woorden en door werken en dat ik uwe verontwaardiging verdiend heb door mijne schuld, door mijne schuld, door mijne allergrootste schuld. Heb medelijden met mijne ellende, volgens uwe groote barmhartigheid. Gedenk, dat ik het werk uwer handen en de prijs van uw bloed ben.

Liefdadige Maria, toevlugt derzondaars, bid vooi mij; Engelen en Heiligen des Hemels en van het paradijs vraagt genade voor mij en l.ekomt voor mij vergeving en barmhartigheid.

Introïtus cu Kyrie cleison.

Ik gevoel in mij, o mijn God, een zoete hoop mijner zaligheid ontstaan, ziende uwen dienaar met betrouwen het heilig altaar naderen en met eerbied de plaats kussen gt; waar de reliquiën uwer Heiligen rusten. Geef mij, door hunne voorspraak eene kinderlijke vrees , van u te mishagen, en een opregt verlangen, om in alles uwen wil , te volbrengen.

Gloria iu cxcelsis-

Goddelijke Jesus, gezegend zij voor altijd het gelukkige oogenblik, op hetwelk gij u gewaardigd hebtin de wereld te verschijnen. Dat geheel het hemelseh hof u eeuwig love en verheerlijke, omdat gij wel een lig-

-ocr page 339-

ONDER DE H. MIS..

chaam en eene ziel, gelijk aan de onze, hebt willen aannemen in den onbevlekten schoot uwer gelukzalige Moeder. Helaas! zonder die overmaat van liefde zouden wij voor altoos verloren geweest zijn. Maak, o goddelijke Zaligmaker der zielen, dat wij op de aarde den vrede genieten, dien gij er gebragt hebt, en dat wij verdienen u in den hemel te zien, u te loven, u te beminnen zonder einde, gij, die de eenige heilige zijt, de eenige Heer, de eenige Allerhoogste, met den Vader en den heiligen Geest, in al de eeuwen der eeuwen. Amen,

[]gt;e collecten.

Geef ons. Heer, door de voorspraak dor heilige Maagd en der Heiligen, die wij eeren,al do genaden , welke uw dienaar u voor zich en voor ons vraagt. Mij met hem vereenigende, doe ik u hetzelfde gebod voor hen en haar, voor welke ik verpligt ben te bidden; en ik vraag u. Heer voor hen en voor mij, al de hulpmiddelen, die gij weet ons noodig te zijn, om het eeuwige leven te bekomen , in den naam van Jesus Christus, onzen Heer. Am.

Kpistcl.

Mijn God, gij hebt mij boven zoo vele volkeren, die in de onwetendheid uwer geheimen loven, tot dekennis van uwe heilige wet geroepen. Ik ontvang uit geheel mijn hart die goddelijke wet, en ik hoor met eerbied de heilige godspraken aan, welke gij door den mond uwer profeten verkondigd hebt. Ik eerbiedig ze met al de • onderwerping, die men aan het woord van eenen God schuldig is, ik zie er de voltrekking van met al de blijdschap mijner ziel. O mijn God, waarom heb ik voor u geen hart gelijk dat der heiligen uwer oude wet? Waarom kan ik naar u niet verlangen met de vurigheid dei-patriarchen, u kennen en eeren gelijk de profeten, u beminnen en mij alleen aan u hechten gelijk de apostelen?

339

-ocr page 340-

GEBKDEN

Terwijl de priester zich bereidt om het Evangelie te lezen. Bereid mijn hart, o mijn God, om voordeel quot;it de waar-

heden te trekken, die uw heilig Evangelie bevat. Gij hebt

de woorden van het eeuwige leven. Wee mij, indien het menschelijk opzigt ooit bekwaam ware, mij uwe heilige wetten te doen overtreden. Gij hebt gedreigd van u voor uwen Vader te schamen over hem, die zich over u geschaamd heeft voor de menschen. Plaats dus, o Heer, uw heilig Evangelie oj) mijn voorhoofd, opdat ik mijnen roem stelle in het te beoefenen; plaats het op mvine lippen, opdat ik er het voorwerp mijner zoetste ondei-handelingen van make; plaats het m mijn hart. opdat ik het uit liefde beoefene.

Evangelie.

Zie mij hier opgestaan, o mijn opperste Meester, om u te bewijzen, dat ik bereid ben u te gehoorzamen m al wat sii mii zult gebieden. Spreek, Heer, uw dienaar luistert. Wat wilt gij van mij ? Dat ik zachtmoedig en ootmoedig van harte zij,... dat ik mij zeiven verloochene,... dat ik het riik van God en zijne regtvaardigheid zoeke, en gij verzekert mij, dat het overige mij tot overmaat zal gegeven worden,... dat ik uit goeder harte vergeve , uitliefde tot u mij geweld zou aandoen, om in het rijk der hemelen te komen.. Ziedaar hetgeen gij mij leert; ziedaar hetgeen ik geloof. Doch hoe ver is mijne levenswijze van mijn o-el o of verwijderd! Ik geloof, en leef alsof ik niet. geloofde, en alsof ik een Evangelie geloofde, dat tegenstrijdig is aan hot uwe. Boezem mij in, mijn God. de kloekmoedigheid, om te beoefenen hetgeen ik geloot; Gij, Heer, zult er al de eer van ontvangen.

Credo.

Ja mijn God, ik geloof al de waarheden, die gij aan onze moeder de heilige, Katholieke, Apostolische en Room-

340

-ocr page 341-

ONDER DE H. MIS.

suhe Kerk geopenbaard hebt. Er is geene waarvoor ik niet bereid ben mijn leven te geven. Het is met deze gansche onderwerping van hart en geest, uat ik voor u dezelfde geloofsbelijdenis doe, welke uw dienaar in den naam aller geloovigen uitspreekt. Ik dank u voor de onwaardeerbare genade, die gij mij bewezen hebt, met mij tot het wonderbare licht van uw heilig Evangelie te roepen. Ik vernieuw het plegtig verbond, dat ik met u gemaakt heb in het heilig doopsel, en ik verzaak op nieuw aan den duivel, aan zijn ijdelheden en werken.

Olt\'erandc.

Oneindige, heilige Vader, alvermogende en eeuwige God, hoe onwaardig ik ook ben voor u te verschijnen, ik durf u door dehanden van den priester dit brood en dezen wijn aanbieden, welke in het ligchaam en bloed vanJesus Christus zullen veranderd worden, met de meening, welke die goddelijke Zaligmaker gehad heeft, wanneer hij die offerande instelde en die hij nog gehad heeft op het oogenblik, wanneer hij zich voor ons heelt geslagtof-ferd aan het kruis.

Ik offer het u tot erkentenis uwer opperste heerschappij over mij en over al de schepselen, ik olfer het u tot boeting mijner zonden, tot dankzegging voor al de weldaden, waarmede gij mij overladen hebt.

Ik offer u eindelijk op, o mijn God, dit verheven sacrificie, om van uwe oneindige goedheid voor mij, voor mijne ouders, voor mijne weldoeners, mijne vrienden en mijne vijanden, die kostbare genaden der zaligheid te bekomen, welke ons niet kunnen gegeven worden dan door de verdienste van hem, die de regtvaardige bij uitnemendheid is en die zich voor ons het slagtoffer van verzoening gemaakt heeft.

Het wassctaeu lt;ler banden.

Wasch mij Heer, in het bloed van het goddelijk Lam, dat men u gaat opofferen, en zuiver mijne ziel zelfs van de m insfe smetten, opdat ik , uw heilig altaar naderende.

341

-ocr page 342-

GEBEDEN

zuivere en schuldelooze handen tot u moge opheffen, gelijk gij het gebiedt.

ne Prefatie.

Ziet, het gelukkige oogenblik nadert, waarop de koning

der Engelenen menschen gaat verschijnen. Heer, vervul

mil met uwen geest, dat mijn hart, onthecht van de aarde, niet denke dan op u. Welke verpligting heb ik niet, om u ten allen tijde en in alle plaatsen te prijzen en te loven, o God van hemel emarde, oneindig groote meester, almogende en eeuwige Vader!

Niets is er regtvaardiger, niets voordeeliger dan ons met Jesus Christus te vereenigen, om u gedurig te aanbidden. Het is door hem, dat al de gelukzalige geesten hunnen

eerbied aan uwe majesteit bewijzen: het is door hem, dat al de hemelscbe krachten, bevangen met eene eerbiedige

vrees, zich vereenigen om u te verheerlijken. Gedoog Heer, dat wij onze zwakke stemmen bij die der heinge geesten voegen, en dat wij eenparig met hen zeggsn, in eene verrukking van blijdschap en verwondering

Sanctus.

Heilig, heilig, heilig, is de Heer, de God der heerkrachten. Geheel de wereld is vervuld van zijnen luister Dat de gelukzaligen hem loven in den hemel. Gezegend zij hij die op de aarde tot ons komt, God de ifeer, gelijk degene, die hem zendt!

Gedurende den Canon.

Ik smeek u, in den naam van uwen Zoon en onzen

Heer Jesus Christus, o oneindige barmhartige Vader! van

goedgunstig aan te nemen en de offerande te zegenen , die ik u opdraag, opdat het behage, uwe heilige Katholieke Kerk te behouden, te beschermen en te bestieren, als ook hare lidmaten, den paus, onzen bisschop, en in het algemeen al degenen, die uw heilig geloof belijden. Ik beveel u in het bijzonder, o Heer, hen voor welke

342

-ocr page 343-

ONDER DE H. MIS.

de regtvaardigheid, dc dankbaarheid en de liefde, mij verpligten te bidden, al degene, welke in dit aanbiddelijk sacrificie tegenwoordig zijn en voornamelijk NN. En opdat, groote God, mijne eerbewijzingen u aangenamer zouden zijn, vereenig ik mij met de glorierijke Maria, altijd maagd, moeder van onzen God en Heer Jesus Christus, met al uwe apostelen, al de gelukzalige martelaars en al de heiligen van het paradijs.

Och, dat ik, o mijn God, in dit oogei.blik maar de vurige verlangens had, met welke de heilige patriarchen de komst van den Messias verlangden! och, dat ik maar hun geloof en hunne liefde had! Kom, Heer Jesus, kom, beminnelijke Zaligmaker der wereld, kom een geheim voltrekken, dat een kort begrip is van al uwe wonderwerken. Het. komt, dit Lam Gods, zie hier het aanbiddelijke slagtoffer, door hetwelk al de zonden der wereld vergeven worden.

Igt;e opliening «Ier II. Hostie.

Vie esch geworden Woord, goddelijke Jesus, waarachig God en waarachtig mensch, ik geloof dat gij hier tegenwoordig zijt; ik aanbid u met ootmoedigheid, ik bemin u uit geheel mijn hart, en, dewijl gij hier komt uit liefde tot mij offer ik mij geheel aan u op.

Ik aanbid dit kostbaar bloed, dat gij voor alle menschen gestort hebt en ik hoop, o mijn God, dat gij het voor mij niet vruchteloos zult vergoten hebben. Doe mij de genade, van er mij de verdiensten van toe te eigenen. Ik offer u mijn leven, beminnelijke Jesus, tot erkentenis van die oneindige liefde, welke gij gehad hebt van het uwe uit liefde voor mij te geven.

Vervolg van den Canon.

Beschouw eerbiedig uwen Zaligmaker op het altaar; overweeg de geheimen, die hij daar vernieuwt; vereenig het sacrificie van uw hart met dat van zijn lichaam, offer het aan God zijnen Vader; smeek hem van de

343

-ocr page 344-

GEBEDEN

gebeden aan te nemen welke die beminde Zoon voor ons doet en bid gij zelf voor de andere.

Hoe groot zouden voortaan mijne boosheid en ondankbaarheid zijn, indien ik, na gezien te hebben, hetgeen ik aanschouw, u wederom vergramde! Neen, mijn God, ik zal nooit vergeten, wat gij mij voor oogen stelt in die hoogwaardige ceremonie: de smarten van uw lijden, den luister uwer verrijzenis, uw lichaam geheel verscheurd, uw bloed voor ons uitgestort, waarlijk tegenwoordig voor mijne oogen op dit altaar.

Het is nu, eeuwige majesteit, dat ik u waarlijk en eigenlijk kan offeren, het zuiver, heilig en onbevlekt slagtoffer, hetwelk gij zelf ons hebt willen geven en waarvan al de anderen maar een afbeeldsel waren! Ja groote God, ik durf het u zeggen, er is hier meer dan al de offeranden van Abel, van Abraham en Melchisedech, het eenige slagtolfer uw altaar waardig, onze Heer Jesus Christus uw Zoon, het eenige voorwerp van uw eeuwig welbehagen.

Dat al degenen, die het geluk hebben deel te nemen in dit heilige slagtolfer, vervuld worden met zijnen zegen.

Dat deze zegen zich uitstorte, o mijn God, over de zielen der geloovigen, die in den vrede der Kerk gestorven zijn en bijzonder over de ziel van N. en N. Geef haar, Heer, ten aanzien van dit sacrificie, de volle verlossing harer pijnen.

Gewaardig u, oneindig goede Vader, mij ook eens die genade toe te staan en doe mij het gezelschap genieten der heilige apostelen, der martelaars en van al de Heiligen, opdat wij eens te zamen met hen u mogen beminnen en eeuwig verheerlijken.

Pater noslcr.

Hoe gelukkig ben ik, o mijn God, u tot Vader te hebben; hoe verblijd ben ik, denkende, dat de hemel, waar gij zijt, eens mijn verblijf zal wezen! Dat uw heilige naam verheerlijkt zij door geheel de aarde. Heersch volkomen over al de harten en al de willen. Geef aan uwe kinderen het geestelijke en tijdelijke voedsel. Wij ver-

344

-ocr page 345-

ONDER I)E H. MIS.

geven van ganscher harte, vergeef ons ook.Ondersteun ons in de bekoringen en in de onheilen van dit ellendig leven, maar bewaar ons van de zonde, het grootste van alle kwaad. Amen.

Agnus lgt;ei.

Lam Gods, dat zich wel heeft willen beladen met de zonden der wereld, heb medelijden met mij. Aanbiddelijk slagtoffer mijner zaligheid, behoud mij. Goddelijke en alvermogende middelaar, verkrijg voor mij den vrede met uwen Vader, met mij zeiven en met mijne naasten.

Coniuiniiie.

Om op eene geestelijke wijze te communiceren, moet gij door eene oefening van geloof, het gevoelen vernieuwen, dat gij gehad hebt van de tegenwoordigheid van Jesus Christus, eene oefening van berouw doen, in uw hart een vurig verlangen verwekken, om Hem met den priester te ontvangen; hem bidden dat bij dit verlangen zou willen aannemen en zich met u vereenigen, door u aan zijne genaden deelachtig le maken.

Hoe aangenaam zou het mij zijn, o mijn beminnelijke Zaligmaker, van het getal dier gelukkige Christenen te wezen, aan wie de zuiverheid van geweien en eene teedere godsvrucht toelaten, alle dagen uwe heilige tafel te naderen!

Welk een voordeel voor mij, indien ik u op dit oogen-bllk in dit hart mogt bezitten, u mijnen eerbied bewijzen, u mijne noodwendigheden voorstellen en deel hebben aan de genade, die gij bewijst aan hen, die u wezenlijk ontvangen! Doch gewaardig u, o mijn God, wijl ik daartoe zeer onwaardig ben, de onwaardigheid mijner ziel weg te nemen; vergeef mij al mijne zonden : ik verfoei dezelve uit geheel mijn hart, omdat zij u mishagen. Ontvang de opregte meening , die ik heb, om mij met u te vereenigen. Zuiver mij door éénen uwer oogslagen en stel mij in slaat, u len spoedigste le ontvangen.

345

-ocr page 346-

GEBEDEN

In afwachting van dien gelukkigen dag, bid ik u, o Heer, mij deelachtig te maken aan de vruchten, welke de communie des priesters moet uitwerken in het geloovig volk, dat er tegenwoordig is. Vermeerder mijn geloof door de kracht van dit goddelijk Sacrament; versterk mijne hoop; zuiver mijne liefde; vervul mijn hart met uwe liefde, opdat het niets meer diene dan u en dat het niet meer leve dan voor u.

ne laatste Collecten.

Gij komt om u te slagtofferen voor mijne zaligheid , o mijn God, ik wil mij slagtofferen ter eere van u. Ik ben uw slagtoffer, spaar mij niet. Ik neem uit geheel mijn hart at de kruisen aan, die het u zal behagen mij toe te zenden en ik zegen dezelve; ik ontvang ze uit uwe handen en ik voeg ze bij het uwe.

O mijn Zaligmaker, ik ben tegenwoordig geweest bij uw goddelijk sacrificie: gij hebt er mij met uwe weldaden overladen. Ik zal met afschrik de minste vlek der 2onde vlugten, vooral die, waartoe mijne neiging mij het geweldigste trekt; ik zal aan uwe wet getrouw zijn en ik heb vastgesteld liever alles te verliezen en te lijden dan dezelve te overtreden.

lgt;e zegen.

Zegen, o mijn God, deze heilige voornemens! Zegen ons allen door de hand van uwen dienaar en dat de uitwerksels van uwen zegen eeuwig over ons blijven. In den naam des Vaders en des Zoons en des heiligen Geestes. Amen.

Laatste Evangelie.

Goddelijk Woord, eenige Zoon des Vaders, licht der wereld, uit den hemel gekomen , om er ons den weg van te toonen, gedoog niet, dat ik zou gelijken aan dat ongeloovig volk, dat u niet voor den Messias heeft willen erkennen; laat niet toe, dat ik in dezelfde verblinding

346

-ocr page 347-

ONDER DE H. Mis.

van die ongelukkigen zou vallen, die liever gehad hebben slaven van den duivel te worden, dan deel te hebben in de glorierijke aanneming van kinderen Gods, welke gij hun kwaamt bezorgen.

Vleesch geworden Woord, ik aanbid u met den diep-sten eerbied, ik stel al mijn vertrouwen op u alleen, vastelijk hopende, dat gij, aangezien gij mijn Godzijt, en een God, die mensch geworden is, om de mensehen zalig te maken, mij de genaden zult geven, welke mij noocüg zijn om mij te heiligen en u eeuwiglijk in den hemel te bezitten.

Gebed ua lt;lc Mis.

Heer, ik bedank u voor de genade, die gij mij bewezen hebt, met heden te gedoogen, dat ik tegenwoordig ben geweest in het sacrificie der heilige mis, bij voorkeur van zoo vele anderen, die hetzelfde geluk niet gehad hebben en ik vraag u vergiffenis voor al de misslagen , welke ik bedreven heb door de verstrooidheid van gedachten en delaauwheid, waarmede ik in uwe tegenwoordigheid geweest ben. O mijn God! dat dit Sacrificie mij zuivere van het vérledene en mij sterke voor het toekomende. Amen.

347

-ocr page 348-

Mèm/mmmmmmmmmmmmmm:

GEBEDEN VOOR DE BIECHT.

God ! in uw aanbiddelijk hart het geneesmiddel zoeken voor de wonden mijner ziel. Gewaardig u mij de heilige gesteltenissen en gevoelens te verleenen, met welke ik tot dit Sacrament moet naderen, om er de heilzame uitwerkselen van te genieten.

Helaas! ik kan u slechts een misdadig hart aanbieden. Zoo menigwerf heb ik u in mijne biechten beloofd te veranderen en mij te beteren en steeds ben ik schier dezelfde in uwe oogen; telken reize breng ik aan de voeten van uwen bedienaar dezelfde beschuldigingen, dezelfde fouten.

Vorm eindelijk, o mijn God , in mijn hart, die ware en inwendige droefheid, die uit het hart komt en er de dwalingen van betreurt; die bovennatuurlijke droefheid, die slechts u en uwe liefde voor beweegreden en doel heeft, die algemeene droef heid, die zich over al de zonden uitstrekt, omdat elke zonde u mishaagt; die droefheid bovenal, die alle droefheid overtreft, omdat het kwaad der zonde boven alle kwaad is. Ik smeek u om die opregte droefheid, die het hart verandert, hervormt en vermurwt, en het bereidt om liever duizendmaal te sterven dan u te mishagen. In deze heilige gesteltenissen zal ik tot de heilige vierschaar naderen, ik zal de ootmoedige belijdenis mijner misdaden doen, over mijne ongetrouwheden zuchten en u er vergiffenis van vragen; ik verhoop die van uwe eindelooze barmhartigheid; ik zal de uitstorting van uw aanbiddelijk bloed over mijne ziel ontvangen en mijn hart, van al zijne vlekken gereinigd, zal beter in staat zijn om u vurig te beminnen, getrouw te dienen en zich innig met u te vereenigen.

an droefheid en schaamte doordrongen, beladen met

het gewigt mijner ellenden en zonden, kom ik, o mijn

-ocr page 349-

OEFENINGEN VOOR DE BIECHT,

GEBED VÓÓR HET ONDERZOEK.

Ik kom voor u, o mijn God! de wonden beschouwen welke de zonde aan mijne ziel heeft toegebragt. Kom mij te hulp. Heer. zonder u zou ik die niet kunnen ontdekken. O eeuwig licht, doe mijne duisternissen verdwijnen! Hart van Jesus, verlicht mij omtrent al mijne zwakheden, toon mij al mijne ongetrouwheden aan, maak dat ik al mijne zonden zie, gelijk gij die zelf ziet. Heilige Maagd, mijn heilige Beschermengel, mijne heilige Patronen, helpt mij door uwe gebeden in dit onderzoek , hetwelk ik ga doen, om mijn hart te zuiveren, en hetzelve het Hart van Jesus, uw eeuwig genoegen en geluk, minder onwaardig te maken.

Doe met aandacht en opreytheid het onderzoek van uiv gedrag en vraag aan u zclven, zonder te vle.ijen, wat gij tegen God, tegen uwe naasten en tegen u zeiven misdaan hebt.

[Vanneer gij die menigte van yehreken, van onachtzaamheden, van onvolmaaktheden, van zonden, en misschien van gruxveldaden, die uiue ziel ontsieren enmis-maken zult ontdekt hebben, ween dan bitterlijk voor den Heer, en lees om u tot een tvaarberouiv op te wekken, de volgende verdenkingen mat e.ene érnstige aandacht.

OVERDENKINGEN OM ZICH TOT HET BEROUW OP TE WEKKEN.

Gevoelens van] afgrijzen van de zonde om hare afschuwelijkheid.

Wat heb^ik gedaan, o mijn God! door de zonde te bedrijven? ^Helaas! ik heb mij aan den duivel overgeleverd, ik heb mijne ziel bezoedeld, ik heb, o God! aan een ellendig schepsel de voorkeur gegeven boven u. Ach! ik gevoel eenen gruwel aan hetgeen ik gedaan heb: ik vraag u daarvoor vergiffenis Help mij, mijn God! uit eenen zoo jammerlijken en schandelijken staat opstaan.

349

-ocr page 350-

OEFENINGEN

VERFOEIJING DER ZONDE OP HET ZIEN DER RAMPEN, WELKE ZIJ ONS DOET ONDERGAAN.

O God! wat is mij wedervaren, wanneer ik door het grootste der ongelukkeu, de zonde begaan heb ! Helaas! ik weet het nu: in mijn hart dat wangedrogt doende geboren worden, heeft het mij den dood toegebragt, en mij den onwaardeerbaren schat der genade, dien ik bezat, ontroofd. Ach! ik verfoei dien vijand mijner zaligheid; ik heb vast besloten, hem voortaan te vlugten als een slang, die door hare venijnige steken de zielen doodt.

GEVOELEN OP HET ZIEN VAN JESÜS, STERVENDE AAN HET KRUIS.

Ziedaar, o mijn Zaligmaker! ziedaar, waartoe do liefde, welke gij mij toedraagt, u heeft gebragt, ziedaar trouwelooze, die ik ben, ondankbaar hart, wat ik heb durven hernieuwen door mijne zonden, door mijnon Verlosser te beleedigen, en door hem op nieuw in mij te kruisigen! O droefheid ! o bittere tranen! Heer, zie die uit mijn hart vloeijen, en dat uw bloed, tot mijne zaligmaking vergoten, nog strekke om mijne laatste ondankbaarheden uit te wisschen.

OtFENING VAN BEROUW OP HET ZIEN VAN GODS GOEDHEID;

Gij zijt mijn Vader, o mijn God , en gij zijt voor mij steeds een vader van goedheid geweest. Hoe heb ik ondankbaar genoeg kunnen zijn om u te beleedigen? Hoe hebben zoo menigvuldige weldaden de versteendheid van mijn hart niet vermorzeld. Ik heb tegen u gezondigd, o mijn God! ik heb het kwaad voor uw aanschijn bedreven; het is onder uwe oogen, dat ik mij tegen u heb durven verzetten, na alvorens met uwe weldaden en gunsten overladen te zijn geweest. Ontferm u mijner. Heer! volgens uwe groote barmhartigheid en wisch mijne zonden

350

-ocr page 351-

VOOR DE BIECHT.

uit, volgens de menigte uwer goedheden. Reinig mij van mijne zonden; ik ken die, o mijn God! door het licht uwer genade. Mijn hart bukt onder derzelver drukkend gewigt, uwe goedheid zelve beschaamt het, en maakt zijn leedwezen bitterder. Hoe beminnenswaardiger gij zijt, des te misdadiger is mijn gevoel. l)e beleediging, de smaad, dien ik u heb aangedaan, treilen mij meer dan al de rampen, welke mijne ongeregtigheden over mij zouden kunnen halen. Mijn bedroefd hart zegt mij, dat het u niet meer wil beleedigen, maar helaas! o mijn God! gij kent hetzelve, o mijn eenige Geneesheer! verlos het van zijne boosheid, zwakheid en onstandvastigheid.

GEVOELENS VAN HOOP.

O mijn God! ondanks het diepe gevoel mijner ellende, kan ik, op het zien van het kruis, mijn hart geen zoete hoop weigeren. Jesus heeft zich voor mij geslagtolferd, hij heeft voor mijne ongeregtigheden geboet, het kruis verwerft mijne barmhartigheid. Ik bedrieg mij niet, ik laat mij door geene dwaze hoop vervoeren, neen, mijn God! ik vraag en verbeid uwe genade; ik verwacht haar, reeds is zij mij vooraf vergund. Mijn hart is vervuld met teeder vertrouwen ; neen, het is niet vermetel. Helaas! zoo de ondankbare alleen u aanriep, zoo hij u niets op te dragen hadde, dan de zuchten van zijn uitgeput hart, dan de snikken van eenen mond, zoo lang door de zonde bezoedeld, dan de tranen zijner oogen, zoo lang misdadig, helaas! dan zou de ongelukkige kunnen mismoedig worden en met reden in wanhoop vervallen. Maar neen, mijn goede Meester, de verloren zoon, geplaatst (usschen-de krib van Bethlehem en het kruis des Cal varie-bergs, bidt niet, smeekt niet alleen. Zijne verzuchtingen, zijn gejammer, zijne tranen, alles is met dien goddelijken balsem overgoten.

■ OEFENING VAN EEN GOED VOORNEMEN.

I

Maar, ik weet ook, dat ik om mijne hoop niet ijdel

351

-ocr page 352-

OEFENINGEN

te zien, mijne wegen moet hervormen; mijne getrouwheid aan uwe heilige wet moet voortaan de plaats innemen van die tegenstrijdigheid, weJke ik zoo lang tusschen mij en uw gebod gesteld heb, en het is ook daarheen, dat ik, met de hulp uwer heilige genade, die ik dringend afsmeek, o mijn God, van heden af, al mijne pogingen zal aanwenden. Neen, Heer, ik wil u niet meer heleedigen; van dezen stond af, begin ik u te beminnen. Ja, gij zijt de God van mijn hart, heersch in hetzelve als Opperheer. Ik bemin u uit geheel mijne ziel. Ik verzaak voor altoos aan de zonde, omdat zij u beleedigt. Ik verfoei al degenen, welke ik bedreven heb, en ik verfoei die uit liefde tot u, omdat zij u mishagen, en gij eindeloos heilig, eindeloos goed, eindeloos beminnelijk zijt. Ik heb het onwrikbare voornemen van die niet meer te bedrijven: ach, mijn God! gewaardig u, mij nu tegen al de aanvallen mijner hartstogten te versterken. O mijn lieve Jesus! die mij eenen goeden wil inboezemt, zegen dien, versterk hem zoodanig, dat ik mij , welke gelegenheden er zich mogten opdoen, welke bekoringen mij ook mogten overvallen, nimmer van u, nimmer van uwe liefde scheide.

GEBED TOT DE ALLERHEILIGSTE MAAGD, ZIJNEN BESCHERMENGEL EN ZIJNE PATRONEN.

Moeder van mijnen Zaligmaker, Moeder der genade en barmhartigheid, veilige toevlugt der zondaren, bid voor mij inzonderheid in dit oogenblik; ik smeek u van mij te verwelven, dat de biecht, welke ik ga spreken, mij niet misdadiger make, maar dat ik in dezelve, integendeel, de vergiffenis vinde van het ver-ledene, en de noodige genade om voortaan niet meer te zondigen.

Mijn goede Engel, trouwe en ijverige bewaarder mijner ziel, gij. die getuige zijt geweest van mijnen val, die daarover zoo diep bedrukt waart, heb medelijden met mijne uiterste ellende, help mij om op te staan, en maak, bid ik u, door uwe veelvermogende voor-

352

-ocr page 353-

VOOR BE niECIIT.

spraak, dat ik uit die heilige bron geheel gezuiverd kome, en dat ik voortaan het kleed der onschuld niet meer verlieze, door de hulp der genade, aan uwe inspraken getrouw blijvende.

En ook gij groote Heiligen, wier naam ik het gelnk heb te dragen, ik beveel mij dringend in uwe bescher-ming, zijl mijne voorsprekers, opdat ik, doordrongen van het groote gewigt der zaak, welke ik gaverrigfen, die gesteltenis hebbe, waarmede gij bezield waart, toen gij ons tot voorbeeld op aarde verstrektet. Verwerf mij de onuitsprekelijke weldaad, dat ik in het diepste van mijn hart, zoo als weleer de melaatscbe, deze troostvolle woorden van Jesus Christus moge hooi en: Ga, uxoc zonden worden u vergeven: ik bekrachtig hetvonnis van ontslag mijns dienaars: de vrede zij met u.

CEDED VOOR DAT MEN DEN BIECHTSTOEL INGAAT.

Ik aanbid u, o mijn Zaligmaker! verschijnende voor uwen Vader, gebukt onder het gewigt mijner zonden, en do schaamte derzelve dragende, alsof gij zelf die bedreven haddet. Ik ben het, mijn God, ik ben het, die de misdaad begaan heb: is het niet billijk, dat ik de schande er van drage, de bitterheid er van ondervinde? Maar onderschraag mij, stel in mijn hart zoodanige inwendige gevoelens van vernietiging, van hartzeer en ijver, om de verheerlijking van uwen Vader te handhaven, als gij die zelf aan hem in den hof der Olijven, hebt opgedragen. Geef mij den moed van al mijne zonden, zonder v§rschooning noch bewimpeling, te belijden, opdat ik aan de goddelijke regtvaardigheid voldoen en de eeuwige verwerping ontgaan raogo.

Helaas! mijn God! gij ziet mijne ziel, door de leelijk-heid der zonde, geheel misvormd. Herschep uw beeld in mij door de kracht van het Sacrament van boetvaardigheid; maak dat ik in hetzelve vinde de vergiffenis van al mijne zonden, en de kracht om daarin niet meer te hervallen. Amen.

353

23

-ocr page 354-

OEFENINGEN

GEBEDEN

Voor de biecht, voor die personen, welke hun geweten aan geene doodelijke zonden schuldig kennen, maar slechts aan dagelijksche zonden, die geheel vrijwillig en herhaalde malen bedreven zijn.

GEVOELENS VAN BEROUW J GOED VOORNEMEN J AANROEPING VAN DE GODDELIJKE HULP; VÜliTROUWEN OP GOD.

Ach! welke schaamte en welk ongeluk voor mij, o mijn God! van u nog zoo menigwerf en met eene zoo volkomene toestemming en vaste bepaling van mijnen wil, te vergrammen, na u zoo menigmaal beloofd te hebben van alles te vermijden, wat u kan mishagen. Ik verdien, dat gij mij uwe genade, uwen bijstand onttrekt, en mij aan al hetquot; geweld van de vijanden mijner zaligheid overlaat. Ja, indien gij mij steeds laauw en kwijnend ziende in uwe dienst, alleen gehoor moest geven aan uwe verontwaardiging, zoudt gij u van mij verwijderen, en reeds lang zou ik ongelukkig de waarheid bewezen hebben van de godspraak, door u eens uitgesproken: Vat hij, die ontrouw is in kleine zaken, dal ook in groote wordt; maar neen, gij hebt nog medelijden met mij. Gij hebt u bevredigd met mij te bedreigen, om mij de oogen te openen voor de gevaren, en gij hebt u gewaardigd mij te behoeden voor het ongeluk van uwe vriendschap te verliezen en op nieuw in de slavernij des duivels te vallen, waaruit gij mij, door uwe groote barmhartigheid, getrokken hebt; ik dank u daarvoor met al de dankbaarheid, eener gunst waardig, die grooter is, naar mate zij minder verdiend wordt. Nogtans, o mijn God! bedriegt mij misschien de eigenliefde niet, altoos zoo behendig om ons te misleiden, terwijl ik aldus mijne fouten beoordeel, en hoop, dat zij zoodanig nooit zijn, dat zij uwe eeuwige wraaknemingen verdiend hebben? Zoodanige daad schijnt ons slechts eene dagelijksche znde, die maar al te dikwijls doodelijk is in de oogen uwer eindelooze heiligheid.

SM

-ocr page 355-

VOOR I)E BIECHT.

Maar eindelijk, wanneer ik zeker zou zijn van mij niet te vergissen, ben ik noglans ook zeker, van een kwaad bedreven te hebben, dat gij boven alles haat, hetwelk gij straft met folteringen , welker strengheid mijn begrip overtreft, en welker duurzaamheid gehcele eeuwen in het vagevuur kan bevatten, zoo ik daarvoor niet in deze wereld boet. Dwaze, die ik ben, van mij aan zoodanige kastijdingen bloot te stollen, voor een ijdel vermaak, voor eene geringe voldoening, waardoor ik den overvloed uwer genaden verminder, en mij alzoo aan die zonden blootstel, die de eeuwige afgronden openen.

Maar ik heb niet slechts eene dwaasheid begaan, ik heb mij nog aan de uitstersle ondankbaarheid jegens u schuldig gemaakt, jegens u, die mij met weldaden overlaadt in dien tijd zelfs, dat ik uwen toorn zou verdienen. Ik heb niet gevreesd u te mishagen en uwe heiligheid te beleedigen, met de voorkeur aan het schepsel boven u te geven. Hoe! het is mij onverschillig geweest u te bedroeven, u mijnen teederen Vader , u , die mij mot zoo veel edelmoedigheid bemint. Ik heb niet gevreesd mijne beleedigingen tegen u zelfs te vermenigvuldigen, die nogtans al onze liefde zoo waardig zijt, door uwe eindeloos beminnelijke hoedanigheden, die u het genoegen uwer Engelen en Heiligen maken.

O God aller goedheid! o mijn Vader! o de beste, de verduldigste aller vaderen, laat u bewegen door de gevoelens van een opregt rouwig hart, van oen hart, dat meer getroffen is over zijne misdrijven, door het ongenoegen, hetwelk zij u hebben aangedaan, dan door de straffen, welke zij verdiend, en het vagevuur, waaraan zij mij bloolgesteld hebben.

Vergeving, o mijn God! voor al het kwaad, dat ik bedreven heb en heb doen bedrijven, vergeving voor het goede, dat gij van mij verwachttet en hetwelk ik niet gedaan heb; vergeving voor al de zonden, die mij bekend, voor alle, die onbekend zijn; vergeving voor al de fouten, waarover ik slechts als een blinde geoordeeld heb, maar waarvan gij al de grootheid ziet: ik verfoei, ik verzaak die en er zijn geene pogingen, welke ik voort-

-ocr page 356-

OEFENINGEN

uau niet zul .uuiwcnaon, ora u mijn leedwezen, mijne onderwerping en mijne liefde te betuigen , door eene i.aauwkeurige getrouwheid aan uwe wet, door het vlug-ten van al wat u het minste zou kunnen mishagen, door de opolfering van al mijne begeerlijkheden, eindelijk door eene ware en aanhoudende boetvaardigheid , want gij zijt waardig zonder verdeeldheid en met al de vurigheid waarvoor eene ziel vatbaar is, gediend en bemind te worden.

Maar helaas\' hoezeer vrees ik, omlanks al deze heilige voornemens, welke gij mij inboezemt, van u nog ontrouw te worden ! Ach! wanneer zal dan mijn hervallen eens ten einde nemen? Wanneer zul ik dan gestadig het goed oefenen , hetwelk ik in mijn hart goedkeur , en wanneer zal ik htt kwaad, dat ik verfoei, geheel vermijden?

O mijn goede Vader! gij, die mijne zwakheid kent, ontferm u mijner, ondersteun mij, maak mij sterk legen de noodlottige neigingen mijner beJoivene natuur, gij kunt mij al hare aanvallen doen overwinnen , en gij wilt het: ach! ik smeek u, maak, dat ik door mijn laauw en kwijnend leven in uwe dienst geene hinderpalen meer stelle aan de volbrenging van uwen wil, die altoos zoo opregt en vadelijk voor mij is.

O gij, die de zware boeijen verbrijzeld hebt, welke mij weleer den slaaf mijner hartstogten maakten, voltrek in mij hetgene gij begonnen hebt! wek mijne verdoofde ziel op, verlevendig mijn geloof, doe mijne liefde ontvlammen: gij hebt aan de deur van mijn hart geklopt, om het te bekeeren: bepaal uwe barmhartigheid daarbij niet, klop nogmaals , tot dat het getroffen door uwe goedheid en zijne ellende, u in niets meer wedersta, maar zich zonder voorbehouding aan u geve, om u dagelijks meer en meer te beminnen.

Ik verwacht deze genade en de vergeving mijner zonden van u , met een vast vertrouwen ; niet, omdat ik steun op mijne gebeden, die niet waardig zijn verhoord te worden, daar ik een groot zondaar ben; maar omdat ik uwe barmhartigheid aanroep , door u de eindelooze Terdiensten van Jesus Christus, uwen goddelijken Zoon. aan te bieden, en omdat gij beloofd hebt niets te weigeren van hetgene men u in zijnen naam zal vragen.

-ocr page 357-

VOOK UE BIECHT.

OEFENING TOT EEN VOLMAAKT BEROUW.

lieer, heb medelijden met mij, ontferm u mijner; God hemelsche Vader, God Zoon, Verlosser der wereld, God Heilige Geest, Heiligmaker der zielen, ontferm u mijner volgons uwe groole barmhartigheid. Wees mij genadig, o God, gij , die don dood des zondaars niet wilt maar dat bij zich bekecre en leve. Ziehier een armen zondaar, dien gij met zoo veel langmoedigheid hebt gewacht, en met zoo voel liefde uitgenoodigd om tot u weder te keeren. Met vertrouwen werp ik mij voor uwe voeten , hoewel ik u dikwijls vergramd heb, want gij zijt een goede Vader, die uw verloren, uw ondankbaar kind met vaderlijke teo-derheid ontvangt; gij zijt de goede herder, die het verloren schaap met blijdschap op zijne schouders neemt en tot uwen schaapstal terug brengt; gij zijt de medelijdende Samaritaan, die de olie uwer barmhartigheid stort in de wonden onzer ziel. O, ontferm u mijner, mijn God, ontferm u mijner!

het is mij uit geheel mijn hart leed.

Dat ik gezondigd heb;

Dat ik zoo langen tijd, zoo dikwijls, zoo zwaar gezondigd heb;

Dat ik gezondigd heb door gedachten woorden en werken; Dat ik gezondigd heb door al de zintuigen van mijn ligchaam;

Dat ik gezondigd heb door al mijne geestvermogens; Dat ik gezondigd heb met zoo groote stoutmoedigheid

van mijnen wil en kennis mijner boosaardigheid; Dat ik de voorkeur aan het schepsel boven u gegeven heb; Dat ik u verzaakt heb, om de ijdelheid aan te kleven; Dat ik uwe eindelooze vermaken veracht heb;

Dat ik de smarten en het lijden van Jesus hernieuwd heb; Dat ik uwe gunsten en uwe vriendschap versmaad heb; O mijn God! \'het is mg leed uit geheel mijn hart, en louter om u,

357

-ocr page 358-

OEFENINGEN VOOR UE DUOUIT.

Omdat ik u mishaagd hob;

Omdat ik u beloedigd heb;

Niet uit vrees der straiïen,

Niet uit hoop der belooning,

Niet uit noodzakelijkheid,

Maar uit liefde tot u.

Uit eerbied voor uwe oppermajesteit;

Omdat gij eindeloos heilig, eindeloos beminnenswaardig

zijt en de zonde u boven alles mishaagt;

Het is mij leed, lieer! en ik gevoel dezelfde droefheid,

welke uwe Heiligen hadden over hunne zonden; Omdat ik u bemin, o mijn God! wil ik mij met uwe

genade beteren;

U, van nu af niet meer beleedigen;

Alle gelegenheden van zonde vlugten;

Mijne kwade gewoonten eenen aanhoudenden oo.rlog

aandoen;

Aan alle bekoringen wederstaan;

Alle slechte gedachten in mij uitdooven;

Verkiezen liever te verliezen al wat ik bezit, eerder

dan u nog te beleedigen;

Verkiezen alles te lijden, den dood zelfs te ondergaan, liever dan voortaan nog te zondigen.

Christus hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Onze Vader, enz.

GEUED.

O mijn God! bron der goede voornemens en der goede werken, verleen mij de kracht om een levendig berouw over mijne zonden te gevoelen, om mij krachtdadig te beleren, opdat het mij moge gelukken van uwe ein\'delooze barmhartigheid, door de verdiensten van Jesus Christus, vergeving mijner zonden te verwerven. Amen.

358

-ocr page 359-

mwmmmmmmemmmmmèmtmmm

NA DE BIECHT.

«cvoclens van vrengcle, lt;Iaiikbaartaei«l cu vcruicnwiug van liet goede voornemen.

Ohoe goed is do Heer, hoe onbegrijpelijk is hij iu zijne barmhartigheden! Mijne ziel dompel u nu in de troostvolle overdenking der gunsten, die uw God u heeft bewezen.hoe goed is do Heer, hoe onbegrijpelijk is hij iu zijne barmhartigheden! Mijne ziel dompel u nu in de troostvolle overdenking der gunsten, die uw God u heeft bewezen.

Gij heb mij dan vergeving geschonken, o mijn God! Ja, ik durf het hopen, ik durf het gelooven, ik ben in uwe gunst hersteld. . . Uw bedienaar heeft mij in uwen naam gezegd: Ga in vrede. O mijn hart! smaak de zoetheid van dit troostvolle woord en geniet do aangenaamheden van dezen kostbaren vrede

Verwijdert u van mij, aardsehe voorwerpen! dat niets mij in dit zoete gevoelen kome verstoren.

O mijn God! uwe barmhartigheid is grenzeloos: gij hebt ten mijnen voordeele wonderen uitgewerkt. Al de dagen mijns levens zal ik u loven; ik zal niet meer leven dan voor u; ik zal u mijn geheel leven toewijden; ik zal de zonden vlugten; ik zal alles opofferen om u te behagen, ik zal u uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel, boven al beminnen. Gij alleen zult mijn hart bezitten, ja zonder verdeeling, zonder wederhouding bezitten... Maar gewaardig u, door uwe genade, het voornemen te versterken dat ik maak, van u dit hart niet meer te ontrukken, dat ik zoo even aan u heb toegewijd. Maak het besluit krachtdadig, hetwelk ik neem, van alle gelegenheden der zonden te vlugten, vooral van die zonden, die u in mij sedert zoo lang mishaagt; ach ! gewaardig u, o Jesus! uw werk in mij te voltrekken, door mij de heilige volharding to schenken: er is voor uwe verheerlijking aan gelegen; toon in mijnen persoon aan de zondaars de magt uwer genade, die niet slechts eene ziel uit het graf, waarin zij gedompeld was, kan doen opstaan, maar ook kan beletten, dat zij daarin nog immer

-ocr page 360-

OEFENINGEN.

uedcrdale; het is alzoo, o goede Jesus! dat ik, na u op aarde gediend en bemind te hebben, even als zoovele andere boetvaardige zondaars, het geluk zal smaken van uwe eindelooze barmhartigheden in de gelukzalige eeuwigheid te bezingen.

AANNEMING DER OPGELEGDE BOETEN.

O geregtigheid van mijnen God, ik ben niet instaat voor mijne beleedigingen te voldoen; maar ik bied u de eindelooze verdiensten aan van eenen God. Ik bied u aan, lieer, het heilige Hart van uwen goddelijkenZoon: zoo ik al de droefheid niet gevoel, welke mijae zonden vorderen, zie dan op degenen, die dit aanbiddelijk hart overstelpt hebben. Die diepe wonden, al dat bloed spreken voor mij ; zij getuigen, dat deze goddelijke Zaligmaker voor al mijne beleedigingen voldaan heeft.

O mijn God! vergeef mij dan al mijne ijdelheden en mijnen hoogmoed, uit hoofde der ootmoedigheid van uwen Zoon; vergeef mij mijne vijandschappen en mijnen haat, om zijne overgroote liefde; vergeef mijne oploo-pendheden en gramschap, uit aanmerking zijner zachtmoedigheid; vergeef u.ij mijne onzedelijkheden en de ongeregeldheid mijner zinnen, uit hoofde van zijn voor mij verscheurd maagdelijk vleesch; vergeef mijne onver-storvenheden , uit aanmerking van den honger en dorst, die uw Zoon, stervende aan het kruis, geleden heeft. O Hart van Jesus! aanzie uwe voldoening, want gij zijt mijn Verlosser.

Maar, mijn God! gij wilt ook, dat ik boetvaardigheid doe, om te verwerven, dat ik mij de voldoening van uwen Goddelijken Zoon zie toevoegen: ik neem dan zonder uitzondering de geheele boete aan, waar\'.oe gij mij hebt veroordeeld. Ja, Heer! tot kastijding mijner ongeregtig-heden, aanvaard ik, van heden af, en maak ik het voornemen, om met geduld te verdragen, al de beproevingen, smarten en pijnlijkheden, al de ziekten en vervolgingen, en eindelijk al de rampen, die mij in dit leven kunnen wedervaren Dat zij van uwentwege komen, of mij door

-ocr page 361-

NA DE I1IEC11T.

de schepselen worden aangedaan, dit zij voor mij om het even, ik neem alles aan volgens de beschikkingen uwer Voorzienigheid. Ik verdien zekerlijk wel, dat de schepselen zamonspannen om mij te straffen, omdat ik den Schepper zoo onwaardig beleedigd heb.

Ik aanvaard, o mijn God! met denzelfden geest van boetvaardigheid de voldoening, mij door uwen bedienaar opgelegd, ik aanvaard die met het opregte verlangen van uwe eer, welke ik beleedigd heb, te wreken; ik vercenig die, o mijn Zaligmaker! met de smarten van (uwlijden en van uwen dood. Dat de overvloed uwer verdiensten en de eindelooze liefde van uw hart voorzien in de onvolmaaktheid en de ongenoegzaamheid zijner werken. Amen.

OEIiED NA DE BIECHT, WANNEER DE BIECHTVADER DE AÜSOUITIE BEEFT UITGESTELD.

Hoe droevig, lieer, hoe smartvol is het mij, van eene gegronde vrees te moeten hebben, dat ik nog uw vijand ben! Ik laat echter niet na uit goeder harte toe te stemmen in het vonnis van uwen bedienaar. Eene overhaaste vrijspraak zou mij waarschijnlijk in het verderf hebben gestort, een wijs uitstel zal mij versterken. Maar tot hoelang zat die smartvolle afscheiding van u, die noodlottige banvloek duren? Men zegt mij,dat mijn lot in mijne handen is en men den boom niet kanbe-oordeelen dan volgens zijne vruchten. Ach, lieer! plant gij zelf, besproei en geef den wasdom: ik ga mij met u vereenigen. Eene eerste, eene tweede beproeving zullen mij niet afschrikken. Dag en nacht zal ik hem zoeken, welken mijne ziel begint te beminnen. Ik zal ontsteld en in eene doodelijke ongerustheid zijn, tot dat ik hem zal hebben gevonden. Daar het zijne liefde is,quot; die hem voor eenigen tijd aan mij onttrekt, zal ik hem afwachten in het volle vertrouwen, dat hij zich eindelijk zal gewaardigen zich aan mij te geven.

O mijn God! o mijn Vader! spaar mij; behoed mij ten minste tot den dag, op welken gij mjj, als den

-ocr page 362-

OEFENINGEN.

iiederdale; het is alzoo, o goede Jesus! dat ik, na u op aarde gediend en bemind te hebben, even als zoovele andere boetvaardige zondaars, het geluk zal smaken van uwe eindelooze barmhartigheden in de gelukzalige eeuwigheid te bezingen.

AANNEMING DER OPGELEGDE BOETEN.

O geregtigheid van mijnen God, ik ben niet instaat voor mijne beleedigingen te voldoen; maar, ik bied u de eindelooze verdiensten aan van eenen God. Ik bied u aan. Heer, het heilige Hart van uwen goddelijken Zoon: zoo ik al de droefheid niet gevoel, welke mijne zonden vorderen, zie dan op degenen, die dit aanbiddelijk hart overstelpt hebben. Die diepe wonden, al dat bloed spreken voor mij; zij getuigen, dat deze goddelijke Zaligmaker voor al mijne beleedigingen voldaan heeft.

O mijn God! vergeef mij dan al mijne ijdelheden en mijnen hoogmoed, uit hoofde der ootmoedigheid van uwen Zoon; vergeef mij mijne vijandschappen en mijnen haat. om zijne overgroote liefde; vergeef mijne oploo-pendheden en gramschap, uit aanmerking zijner zachtmoedigheid; vergeef ir ij mijne onzedelijkheden en de ongeregeldheid mijner zinnen, uit hoofde van zijn voor mij verscheurd maagdelijk vleesch; vergeef mijne onver-storvenheden , uit aanmerking van den honger en dorst, die uw Zoon, stervende aan het kruis, geleden heeft. O Hart van Jesus! aanzie uwe voldoening, want gij zijt mijn Verlosser.

Maar, mijn God! gij wilt ook, dat ik boetvaardigheid doe, om te verwerven, dat ik mij de voldoening van uwen Goddelijken Zoon zie toevoegen:ik neem dan zonder uitzondering de goheele boete aan, waarloe gij mij hebt veroordeeld. Ja, Heer! tot kastijding mijner ongeregtig-heden, aanvaard ik, van heden af, en maak ik het voornemen, om met geduld te verdragen, al de beproevingen, smarten en pijnlijkheden, al de ziekten en vervolgingen, en eindelijk al de rampen, die mij in dit leven kunnen wedervaren Dat zij van nwentwege komen, of my door

360

-ocr page 363-

NA ÜE IllECHT.

de schepselen worden aangedaan, dit zij voor mij om het even, ik neem alles aan volgens de beschikkingen uwer Voorzienigheid. Ik verdien zekerlijk wel, dat de schepselen zamenspannen om mij te straffen, omdat ik den Schepper zoo onwaardig beleedigd heb.

Ik aanvaard, o mijn God! met denzelfden geest van boetvaardigheid de voldoening, mij door uwen bedienaar opgelegd, ik aanvaard die met het opregte verlangen van uwe eer, welke ik beleedigd heb, te wreken; ik vereenig die, o mijn Zaligmaker! met de smarten van! uw lijden en van uwen dood. Dat de overvloed uwer verdiensten en de eindelooze liefde van uw hart voorzien in de onvolmaaktheid en de ongenoegzaamheid zijner werken. Amen.

OEliED NA DE BIECHT , WANNEER DE BIECHTVADER DE ABSOLUTIE HEEFT UITGESTELD,

Hoe droevig, lieer, hoe smartvol is het mij, van eene gegronde vrees te moeten hebben, dat ik nog uw vijand ben! Ik Iaat echter niet na uit goeder harte toe te stemmen in het vonnis van uwen bedienaar. Eene overhaaste vrijspraak zou mij waarschijnlijk in het verderf hebben gestort, een wijs uitstel zal mij versterken. Maar tot hoelang zal die smartvolle afscheiding vanu, die noodlottige banvloek duren ? Men zegt mij, dat mijn lot in mijne handen is en men den boom niet kan be-oordeelen dan volgens zijne vruchten. Ach, Heer! plant gij zelf, besproei en geef den wasdom: ik ga mi] met u vereenigen. Eene eerste, eene tweede beproeving zullen mij niet afschrikken. Dag en nacht zal ik hem zoeken, welken mijne ziel begint te beminnen. Ik zal ontsteld en in eene doodelijke ongerustheid zijn, tot dat ik hem zal hebben gevonden. Daar het zijne liefde is,\' die hem voor eenigen tijd aan mij onttrekt, zal ik hem afwachten in het volle vertrouwen, dat hij zich eindelijk zal gewaardigen zich aan mij te geven.

O mijn God! o mijn Vader! spaar mij; behoed mij ten minste tot den dag, op welken gij mjj, als den

861

-ocr page 364-

OEKENINdEN NA DU HIliCMT,

verloren doch rouwmoedigen zoon, in de armen uwer barmhartigheid ontvangen, en de vriendcshap wedergeven zult, naar welke ik verzucht. Ik ga, ten einde die te verdienen, met de hulp uwer genade, de wijze raadgevingen volgen, welke uw dienaar mij gegeven heeft, om mij van de naaste gelegenheden der zonde te ontmaken, om eindelijk al de hinderpalen uit den weg te ruimen , die mij berooven van de mededeeling in het geluk van zoo veel godvreezende geloovigen , die tot uwe H. Tafel toegelaten worden. Ik ben zeker deze gunst zeer onwaardig, welke gij alle regt hebt mij voor altoos te weigeren: maar, zooals de Chananeesche vrouw u zulks met ootmoed vroeg, smeek iku,geefmijdebrokkelin-gen , die van mve tafel vallen. Ik verdien uwe bevoor-regte gunsten niet, ik durf die niet vragen; behandel inij slechts zoo als men een huurling bejegent, geef mij het versterkende brood uwer genade, opdat ik, zegevierende over de zonde, uit mijne boeijen verlost, van mijne vlekken gezuiverd, u zelf moge ontvangen, u in mijn hart plaatsen, om mij nimmermeer van u te scheiden. O mijn Vader, help mij! o mijn Vader, schenk mij vergiffenis!

En gij , o liefderijke Maria! zekere toevlugt van den berouwhebbenden zondaar , wees mijne beschermster en mijne voorspraak, verwerf mij barmhartigheid.

Ook gij , o heilige engel, mijn getrouwe bewaarder , bid voor mij; mijne heilige patronen, bidt voor mij; o gij alle hemelingen, weest mijne voorsprekers bij Jesus Christus, mijnen Zaligmaker. Amen.

-ocr page 365-

mmmmmmmmmmmmmmmmmmmm:

ONDERRIGTING

OVER DE H. C0HÜN1E.

—\'-AVA^\'YAV-\'—

Er zijn drie zaken noodig om eene vurige commnnu: te doen, te welen-. 1. De verre bereiding. 2. de naaste bereiding. 3. de dankzegging.

Dee varre bereiding. Zij bestaat : 1°. zuiver te zijn van doodzonde, zonder hetwelk de communie eene schromelijke heiligschennis zou zijn. Beproef u dan alvorens gij tot de heilige tafel nadert (1), doch dat dit zonder ontsteltenis en twijfelmoedigheid zij. Herinner u, dat, indien uw geweten met eene doodzonde besmet ware, zonder dat gij dit weet, hetgeen bijna onmogelijk is, gij geene heiligschennis zoudt bedrijven met het heilige Sacrament des Altaars te ontvangen (2), maar dat het Sacrament in uwe ziel de heiligmakende genade zou voortbrengen. Echter, mijn Vader, ben ik beducht eiken keer, dat ik tot de heilige communie ga, omdat ik vrees, van niet in staat van genade te zijn en de vergiffenis mijner zonden niet verkregen te hebben. — Luister, mijn lieve Christen, naar hetgeen de godvruchtige en geleerde Gerson zegt en volg den wijzen raad , dien hij u geelt: «Wanneer een christen, zegt bij , voor-, genomen heeft het heilig Sacrament des Altaars te ontvangen en dat hij ontsteld en bevreesd wordt, omdat hij zich inbeeldt van geene goede biecht gesproken te hebben, dan moet hij deze vrees aanzien als eene bekoring van den duivel, die hem alzoo zou willen berooven van het groote geestelijke goed der heilige communie en zich op de volgende wijze gedragen: Hij denke, dat, al was hij honderd jaren bezig met zich waardig te ma-

(1) 1 Corinth. XI, (2) Zie het Coucilie van Treute eu alle godgeleerden.

-ocr page 366-

ONDEHKIGTING

ken, om Jesus Christus te ontvangen, hij, zonder eene bijzondere hulp van God, daarin nooit zal slagen, doch hij zij indachtig, dat God zoo wel heden als na honderd jaren hem deze genade kan vergunnen. Verder merke hij op, dat niemand in dit leven met volle zekerheid weten kan, of hij in staat van genade is, zonder eene bijzondere openbaring; maar dat er eene menschelijke en zedelijke zekerheid noodig is, en die toereikend is voor de stoffe, die wij verhandelen. Om deze te bekomen, moet men in zich zeiven keeren , zijn geweten onderzoeken en doen wat de voorzigtigheid en onze bestuurders ons bevelen. Wanneer men, na dit onderzoek niet weet aan eene doodelijke zonde pligtig te zijn, mag men tot de communie naderen, zonder te vreezen een nieuwe zonde te bedrijven. Indien er ons nog kleine twijfelingen overkomen, moet men die verachten en voortgaan.

2quot;. De verre bereiding beslaat in zuiver te zijn, niet van alle dagelijksche zonden, aangezien onze groote zwakheid, maar van de genegenheid tot de dagelijksche zonden, hetwelk zonder de gewone beoefening des ge-beds, en zonder de wereld te vlugten voor zoo veel het de welvoegelijkheid van onzen staat toelaat, niet kan geschieden. Wel is waar, de dagelijksche zonden dooven in ons het vuur der liefde niet uit, zij berooven ons niet van de genaden en van de liefde Gods; maar zij verkoelen de vurigheid van de godsvrucht, en berooven ons van dien overvloed van genaden, welke zij , die met eene groote zuiverheid des harten te communie gaan, genieten.

3°. Deze verre bereiding bestaat ook in een vurig verlangen om Jesus Christus te ontvangen, daar deze geestelijke spijs maar voordeelig is voor diegenen, we\'ke er hongerig naar zijn: God wil begeerd worden (1), doch bijzonder van diegenen, welke tot de heilige Tafel naderen.

Eindelijk 4°. zij bestaat in eene zuivere meaning. Wacht u wel, christen, van ooit uit eigenliefde, uit verwaandheid, uit menschelijk opzigt de communie te ontvangen: helaas! de hoogmoed sluipt overal bnnen-

(ï) Deus sitit sitiri. S Greg. Nysa.

-ocr page 367-

OVER T)E H. COMMUNIE.

God behoede u, dat gij ooit gelijk zijt aan die personen , welke dikwijls willen communiceren, niet zoo zeer om beter , ingekeerder, zachtmoediger, ootmoediger en meer verstorven te worden, als om godsvruchtiger te schijnen dan zij inderdaad zijn! Dat uwe meening altijd zuiver eH opregl zij; dat zij beooge de eer van God, uwe eigene zaligheid, de uitroeijng van eenige ondeugd, uwe versterking in de oefening van de eene of andere deugd, de bevrijding van deze of gene bekoring, indien het onzen Heer aldus behaagt, of eindelijk om eenige andere gunst of genade voor u zeiven, uwe bloedverwanten, uwe kinderen, kennissen, en zoo voorts, te verzoeken, of om de zielen des vagevuurs te verlossen.

Er is eene andere soort van verre bereiding, die bestaat in de volgende oefeningen; Eenige dagen voor de communie en ten laatste daags Ie voren, doe uwe werken en gebeden met het inzigt, van de noodige genaden om wel te communiceren te verkrijgen; voeg daarbij eenige aalmoes, eenige kleine versterving, enz. Tracht u in eene groote ingekeerdheid te houden, dikwijls denkende op het geluk, dat gij gaat genieten, van uwen God te ontvangen. Tracht met deze gedachten, die ook uwe eerste moeten zijn, wanneer gij zult ontwaken, in te slapen. Zeg alsdan tot u zeiven: Welke gelukhige dag voor mij! Jtsits gaat aanstonds in mijn hart komen! o mijn goedertieren Meester\'.kom, kom bezit nemen van het hart van mu arm schepsel, enz.

IT. De naaste bereiding. — Zij bestaat in, uit den grond zijns harten, de verschillende oefeningen voor de communie te verwekken. Achter dit onderrigt zult gij deswege voorbeelden aantreffen; maar dewijl het te vreezen is, dat, met dezelve dikwijls te herhalen, gij eindelijk er de gewoonte van zoudt aannemen, ga ik, volgens Lodewijk van Grenada en paler Alphonsus de Rodriguez (1), u de wijze aantoonen, om deze oefeningen uit eigen beweging te verwekken. De heiligen en

(1) Rodriguez, ChrisleJijte Volnitudtheul 2e dfel, ?e verhandeling geheel. —Lodewyk Tan Grenada, Oedenktchrifi rnn het christelijke leven, 3e deel. 3e boek eu verder.

365

-ocr page 368-

366

OND ER R r GrTING

SoïS^fSf« !t\'e. »8». *1, om

Sii c,ri;2quot;--iar. SÏ

grooten eej-bTed0* enquot;\' ootmJédï^^wijk Sacrament met gevoelen in uw hart op te welfken ,naderen- Om dit dp opperste grootheid en oneijidirro\' nt 11 vooreerst waarlijk in het heiliffe S;,, ! majesfGit van God gemvoordig is, voor oo^en ^pIIp des ^\'^rs te-het diegene is, wejj,e quot; stellen; overwegen, dat

hemel en aarde geschapen Wrf ^r8quot;\'16\'011 wil alleen enkelen wil 1 in stand houdt 611° 7\' i\'6 \':ioor ziJnen

vernietigen; en eindelijk overdenken00^Wi\' kan

quot;\'t eerbied voor hem 1^, quot;en, dat de engelen teekcn dat hij neeft del-nl^ en dat\' 0P het minste geschokt wordenden Tateren ^ henieh Ulquot;quot;quot;ees

ay»V \'eta *- -

oogen ten hemel slaan • maar \' noch zelfs de

hoek van den tempel hiSd on zioh in eenen

gende: Heer heb inedelnrfèi zljnG borst sloeg, 7e0--^ (2). Dan\' zult ^ d\'quot; quot;l \' Ceïl

Heer, ik heb legenden hTmJ 7erioren ^oon zeggen ;

niet waardig uiv zoon nenopm ^^ quot; gezondigd, ik my alleenlijk als eenen der dienst] neclT ^\'\' aanva^d

SLfauf 4S

Maagd wide: £„ quot;a* \'l0 he\'l\'fie

^an waar komt mij dat uiln^f9 \'^Oenade (4)9

fe;a^5!te,|etSe,,.de

C) LUC. , . 43. \' 11 (2) xvm. 7,,. (S) Luc XVj 38i I9

-ocr page 369-

OVER DE U. COMMUNIE.

bevredigd met mij naar uw eigen beeld geschapen en mij door uw dierbaar bloed verlost te hebben, maar gij wilt nog, door een weergaloos liefdewonder in mij komen wonen, mij in u hervormen en een en dezelfde gedaante met mij aannemen, alsof gij van mij afhingt en ik niet van u! . .. . Van waar komt mij dit geluk, o mijn God? Is het om mijne verdiensten, of wel, omdat gij, door met mij te zijn, eenig voordeel geniet? Neen, volstrekt niet, het is een louter uitwerksel uwer goedheid en barmhartigheid, hetwelk maakt, dat gij meer met mij tevreden zijt, dan ik met u. Ik wensch slechts naar u, omdat ik een ellendeling ben en uwe hulp noodig heb: en gij verlangt met mij te wezen uit loutere barmhartigheid, enz. Het zou u zeer nuttig zijn, mijn lieve christen, de woorden, die de H. Kerk ten tijde der Communie gebruikt, en die uit het Evangelie getrokken zijne, wel te overwegen : Hcsr ih hcwniet waardig, dat yij komt onder mijn dak; maar spreek slechts éémooovd en ruijne ziel zal getond worden (1). Heer, ik ben niet waardig u te ontvangen j maar ik kom tot u, opdat gij mij waardig zoudt maken. Heer ik ben zwak en ziek en ik nader tot u, om door u genezen en versterkt te worden, enz.

2«. Gij moet met groote liefde en betrouwen tot dit heilige Sacrament naderen. Ach! mijn God! wien zullen wij dan beminnen, indien wij Jesus op het oogenblik, dat hij zich geheel aan ons geeft, niet beminnen? Overweeg, om in u deze zoo gewenschte gevoelens van liefde

en betrouwen op te wekken, dikwijls wat. die goede Herder onzer zielen van den stal van Bethlehem af tot op den Galvarie-berg voor u gedaan heeft, volg hem dan stap voor stap in al de bijzonderheden van zijn leven en verbeeld u, dat hij, bij elke schrede, die hij doet, eenen liefdeblik op u werpt en tot u zegt: Mijn kind het is tot uwe liefde, dat ik dit doe ! het is cm uw Hart te winnen; dat ik zoo veel smaad onderga, dat ik mij heb opgesloten in het heilige Sacrament des Altaars. . . . zoudt gij mij wel uw hart kunnen weigeren? .... Wat zult gij hem antwoorden?

(1) Kcc. Preces.

367

-ocr page 370-

ONDER RIOTING.

:!o. Het derde, wat God in dit hoogwaardig Sacrament van u verzoekt, is, dat hij met een vurig verlangen tot hetzelve nadert. Dit brood, zegt de H. Augustinus, wil van den innigen menseh met eenen gretigen honger gegeten worden (1), en even als dalgene, wat men met smaak eet, gewoonlijk aan het ligchaam goed doet alzoo zal ook dit hemelsche brood een wonderlijk goed bewerken aan eene ziel, zoo zij met groeten honger, met een uitnemend ongeduld, om zich met God te vereenigen en met een vurig verlangen , om eenige bijzondere genaden van hem te verkrijgen, hetzelve nuttigt. Tracht dan christen, dien zoo noodzakelijken honger, om uit dit Sacrament voordeel te trekken, in u te doen ontstaan en overweeg hierom van den eenen kant, uwe uiterste ellende en behoefte en de uiterste noodwendigheid, waarin gij zijt, dat Jesus u met zijne genaden kome verrijken; overdenk, van eenen anderen kant de wonderbare uitwerksels, welke dit heilige Sacrament in elke welbereide ziel voortbrengt, en die het zeker in u zal voortbrengen zoo gij geene beletselen daaraan stelt. Zijt gij zwak, het zal u versterken en moed geven. Dient ge God met eene zekere laauwheid, het zal u eenen vurigen ijver instorten. Wordt uwe ziel door drukkende kruisen overladen, het zal u dit pak ligt en gemakkelijk maken, enz. Hoe veel redenen, om dit vurig verlangen tot de heilige communie in u op te wekken ! Bid onzen Heer, dat hij u dit verlangen gelieve te verleenen en nooit meer gedooge, dat daaronder iets menschelijks en hem onwaardigs gezegd worde.

De maat der genaden en gunsten, welke gij in do heilige communie zult ontvangen, zal afgemeten worden volgens het vurige verlangen, dat gij zult hebben, om te communiceren; open uw Aart, zegt Jesus Christus, en ik zal het vervullen {Q), breidt het uit, want gij zult ontvangen naarmate gij het zult openen. Wilt gij dus, christen, Jesus Christus met den overvloed zijner genade ontvangen, heb dan daartoe een vurig verlangen.

(1) S. Aug Serm. 2. de verbis apnst. (2) LXXX 11.

308

-ocr page 371-

ÜVEK HE U. COMMUNIE.

De maat der genaden, die gij in het heilige Sacrament zult ontvangen, hangt van u af (1). Wanneer men geen den minsten ijver heeft, om tot de heilige communie te naderen, is zulks een teeken dat men in eene zware slaapziekte ligt, zegt de heilige Bonaventura (2). Met wat ijver, met wat volharding moet gij tot de heilige communie dien geestelijken dorst, welke alle getrouwe zielen gehad hebben, van God dan niet verzoeken! Ach! wees niet van het getal dier laauwe en onwaardige Christenen, welke het voor eene beuzeling houden, beroofd te zijn van het geluk van Jesus Christus in het Sacrament van liefde te ontvangen, of die hem slechts ontvangen met zekeren walg en afkeer. Helaas! zij hebben dien geestelijken honger tot de heilige communie niet, zij naderen tot dezelve met onverschilligheid en uit gewoonte, ook trekken zij daaruit bijna hoegenaamd geen nut. Mijn lieve Christen, dat uw verlangen om Jesus Christus te ontvangen vurig zij, dat uwe aangenaamste voldoening zij dit verlangen te mogen vervullen, met dikwijls tot dien heiligen maaltijd te naderen en dat uwe grootste droefheid zij, u beroofd te zien van het geluk van Jesus Christus in de heilige Communie te ontvangen (3).

Wanneer gij de vurige godvrucht en de verlangens, welke gij zoudt moeten hebben, in u niet zult gevoelen en dat het billijk zou zijn, dat gij die hebt, om zulk eenen verheven meester te ontvangen, denk echter niet, dat alles verloren is; ziehier eene oefening, welke u alsdan zeer nuttig zal zijn. Oefen u in deze godvrucht en in deze verlangens te wenschen, en daardoor zult gij voorzien in hetgene u ontbreekt, want God, die het hart aanziet, zal uwen goeden wil aannemen, volgens deze woorden van den profeet: De Heer heeft de wenschen der armen verhoord; gij, Heer, hebt de bereiding van hun hart aanhoord (4). Ludovicus Blosius verhaalt (5), dat onze Heer zelf die soort van godvrucht en bereiding aan de heilige Mechtildis geleerd heeft, en dat

(1) S. Jlieronym. m Ps. LXXX, 11, (3) Bon prieparat. ad miflsam. (3) Unus sit nobis dolor hac esca privari S. Chrys. ad pop. Autich, hom. 60. (4) Ps. XI, 19. (5) filosius, Domit spirit, cap, VI.

369

24

-ocr page 372-

ONDER RIOTING.

:!o. Het derde, wat God in dit hoogwaardig Sacrament van u verzoekt, is, dat hij met een vurig verlangen tot hetzelve nadert. Dit brood, zegt de H. Augustinus, wil van den innigen menseh met eenen gretigen honger gegeten worden (1), en even als dalgene, wat men met smaak eet, gewoonlijk aan het ligchaam goed doet alzoo zal ook dit hemelsche brood een wonderlijk goed bewerken aan eene ziel, zoo zij met groeten honger, met een uitnemend ongeduld, om zich met God te vereenigen en met een vurig verlangen , om eenige bijzondere genaden van hem te verkrijgen, hetzelve nuttigt. Tracht dan christen, dien zoo noodzakelijken honger, om uit dit Sacrament voordeel te trekken, in u te doen ontstaan en overweeg hierom van den eenen kant, uwe uiterste ellende en behoefte en de uiterste noodwendigheid, waarin gij zijt, dat Jesus u met zijne genaden kome verrijken; overdenk, van eenen anderen kant de wonderbare uitwerksels, welke dit heilige Sacrament in elke welbereide ziel voortbrengt, en die het zeker in u zal voortbrengen zoo gij geene beletselen daaraan stelt. Zijt gij zwak, het zal u versterken en moed geven. Dient ge God met eene zekere laauwheid, het zal u eenen vurigen ijver instorten. Wordt uwe ziel door drukkende kruisen overladen, het zal u dit pak ligt en gemakkelijk maken, enz. Hoe veel redenen, om dit vurig verlangen tot de heilige communie in u op te wekken ! Bid onzen Heer, dat hij u dit verlangen gelieve te verleenen en nooit meer gedooge, dat daaronder iets menschelijks en hem onwaardigs gezegd worde.

De maat der genaden en gunsten, welke gij in do heilige communie zult ontvangen, zal afgemeten worden volgens het vurige verlangen, dat gij zult hebben, om te communiceren; open uw Aart, zegt Jesus Christus, en ik zal het vervullen {Q), breidt het uit, want gij zult ontvangen naarmate gij het zult openen. Wilt gij dus, christen, Jesus Christus met den overvloed zijner genade ontvangen, heb dan daartoe een vurig verlangen.

(1) S. Aug Serm. 2. de verbis apnst. (2) LXXX 11.

308

-ocr page 373-

ÜVEK HE U. COMMUNIE.

De maat der genaden, die gij in het heilige Sacrament zult ontvangen, hangt van u af (1). Wanneer men geen den minsten ijver heeft, om tot de heilige communie te naderen, is zulks een teeken dat men in eene zware slaapziekte ligt, zegt de heilige Bonaventura (2). Met wat ijver, met wat volharding moet gij tot de heilige communie dien geestelijken dorst, welke alle getrouwe zielen gehad hebben, van God dan niet verzoeken! Ach! wees niet van het getal dier laauwe en onwaardige Christenen, welke het voor eene beuzeling houden, beroofd te zijn van het geluk van Jesus Christus in het Sacrament van liefde te ontvangen, of die hem slechts ontvangen met zekeren walg en afkeer. Helaas! zij hebben dien geestelijken honger tot de heilige communie niet, zij naderen tot dezelve met onverschilligheid en uit gewoonte, ook trekken zij daaruit bijna hoegenaamd geen nut. Mijn lieve Christen, dat uw verlangen om Jesus Christus te ontvangen vurig zij, dat uwe aangenaamste voldoening zij dit verlangen te mogen vervullen, met dikwijls tot dien heiligen maaltijd te naderen en dat uwe grootste droefheid zij, u beroofd te zien van het geluk van Jesus Christus in de heilige Communie te ontvangen (3).

Wanneer gij de vurige godvrucht en de verlangens, welke gij zoudt moeten hebben, in u niet zult gevoelen en dat het billijk zou zijn, dat gij die hebt, om zulk eenen verheven meester te ontvangen, denk echter niet, dat alles verloren is; ziehier eene oefening, welke u alsdan zeer nuttig zal zijn. Oefen u in deze godvrucht en in deze verlangens te wenschen, en daardoor zult gij voorzien in hetgene u ontbreekt, want God, die het hart aanziet, zal uwen goeden wil aannemen, volgens deze woorden van den profeet: De Heer heeft de wenschen der armen verhoord; gij, Heer, hebt de bereiding van hun hart aanhoord (4). Ludovicus Blosius verhaalt (5), dat onze Heer zelf die soort van godvrucht en bereiding aan de heilige Mechtildis geleerd heeft, en dat

(1) S. Jlieronym. m Ps. LXXX, 11, (3) Bon prieparat. ad miflsam. (3) Unus sit nobis dolor hac esca privari S. Chrys. ad pop. Autich, hom. 60. (4) Ps. XI, 19. (5) filosius, Domit spirit, cap, VI.

369

24

-ocr page 374-

ONI lERUIGTING

schijnt, geenen voortgang doe in de deugd cn altijd dezelfde blijf? Ik vrees van laauwe communiën te doen, ik vrees van te dikwijls te communiceren, enz.

Vooreerst antwoord ik u, dat, als gij met verlof van uwen biechtvader en uit gehoorzaamheid communiceeert, gij over het getal uwer communiën moet gerust zijn; als het getal derzelve moet verminderd worden, dan zou het aan hem toekomen als regter zijnde van uwen voortgang in de deugd, dit te doen. Wijder zeg ik u met pater Rodriguez, dat, indien het menigvuldige gebruik der heilige communiën in ons niet altijd de vruchten uitwerkt, die het zou schijnen te moeten uitwerken, dit dikwijls uit onze eigene schuld voorkomt. Het is somtijds, omdat wij ons er niet toe bereiden zoo als het behoort, en wij tot het altaar naderen bijna uit gewoonte en met eene soort van onachtzaamheid. Men gaat te Communie, omdat andoren zulks doen en omdat men gewoon is te communiceren: men denkt te voren niet wat men gaat doen, of men neemt er geene genoegzame acht op; en daaruit komt het dat men er zoo weinig vrucht uit trekt.

2». Het kwaad komt ook somtijds hieruit voort, dat men zich vrijwillig tot de dagelijksche zonden laat overhalen: immers er zijn twee soorten van dagelijksche zonden: de eene, waarin men door onbedachtzaamheid valt, hoewel nogtans daar altijd onachtzaamheid en verzuim onder vermengd is, cn de andere, die men vrijwillig en met voordacht bedrijft. De zonden door onbedachtheid gedaan, stellen geen beletsel aan de genade van het Sacrament; maar de dagelijksche zonden, die men vrijwillig bedrijft, stellen daar een zeer groot beletsel aan. Dat godvreezende zielen hier wel acht op nemen.

3°. Ik zeg, dat hot dikwijls kan gebeuren, dat wij de wonderbare uitwerkselen der heilige Communie in ons niet gevoelen, zonder dat dit onze schuld is en wij daarom in onze ziel toch wel de vrucht daarvafi ontvangen, hoewel wij op eene gevoelige wijze dit niet gewaar worden. Het is iLier hetzelfde, gelijk in het gebed, waarover verscheidene personen dezelfde vraag voorstellen. Want al gevoelt men de zoetheden en vertroostingen er

:i72

-ocr page 375-

OVER DE H. COMMUNIE.

geenzins in, die men zou wenschen, en die men er mogelijk eertijds in gevoeld hoeft, zoo belet dit toch niet, dat men er altijd eene groote vrucht uit trekt. Een zieke vindt geen smaak in de spijs, welke hij nut, en nogtans versterkt zij hem en doet zij hem goed. De gevoelige zoetheden en vertroostingen zijn gunsten en genaden, die God verleent gelijk het hem belieft, en wanneer hij zijne dienaren daarvan berooft, is zulks om hen te beproeven, te verootmoedigen en daaruit nadere voor-deelen en ander goed te trekken, dat aan hem alleen hekend is. Voeg daarbij , dat dit goddelijk Sacrament somtijds op zulk eene heimelijke wijze zijne uitwerkselen heeft, dat men het naauwelijks gewaar wordt, want de genade werkt doorgaans ongevoeliglijk , zoo als de natuur: men ziet eene plant niet groeijen, doch men bemerkt wel, dat zij gegroeid is. ...

4o. Eindelijk, antwoord ik , dat men het als een voordeel moet rekenen, niet alleen van voortgang te doen, maar ook niet te vallen en niet achteruit te gaan. De geneesmiddelen, welke de ziekte beletten, zijn niet minder te achten dan die, welke de gezondheid versterken: men merke dit wel op, want het is eene groote reden van vertroosting voor hen, die zoo gevoelig de vrucht, die dit H. Sacrament in hen voortbrengt, niet gewaar worden. Wij zien gewoonlijk dat zij, die zoo dikwijls tot hetzelve naderen, in de vreeze Gods leven, en geheele jaren doorbrengen , ja sommigen geheel hun leven, zonder eene doodzonde te bedrijven liet is een van de heilzame uitwerkselen van dit Sacrament, te beletten, dat wij in eene doodelijke zonde hervallen.... zoodat, ofschoon, met hetzelve te ontvangen, men die vurige godvrucht niet gevoelt, noch de onuitsprekelijke zoetheden smaakt, die men misschien eertijds gewaav werd, en vervolgens, dat men in plaats van deze vurigheid en van deze drift, welke eenigen alsdan voor het goede hebben, men er niets in ontmoet dan dorheden en laauwheid , men nogtans daarom niet nalaat er vrucht uit te trekken. Indien men, met dikwijls tot de heilige Communie te gaan, nog in eenige ligte zonde valt, zal

373

-ocr page 376-

ONDERRIGTlNG

men niet missen, van zich in groolere te storten, met zich van de Communie te onthouden, enz.

Gij zult mij mogelijk vragen: maar mogen de onvolmaakte zielen dikwijls tot de heilige Tafel naderen?

Hoor, christen, het antwoord , dat een godvruchlig en geleerd schrijver u hierop geeft (1). Men onderscheidt tweederlei soort van onvolmaakte christenen. Deze willen in hunne onvolmaaktheden blijven steken, do genen willen dezelve verbeteren. Ik durf vrij zeggen, dat de eerste zich blootstellen, om voor hunne traagheid gestraft te worden; want volgens ïaulerus, moet hel verlangen, om God te behagen en volgens den heiligen Franciscus de Sales, de zucht om hem te beminnen, deugdzamer te worden, krachtdadig de volmaaktheid te betrachten, de voornaamste beweegredenen van al onze communiën zijn. En waarom zich tot den geneesheer wenden, als men niet wil genezen worden\'? Doch zij, die opregt uit hunne onvolmaaktheden willen geraken, en die daartoe alles doen, wat zij vermogen, zouden niet te veel te communie kunnen gaan; als zij eiken keer de dadelijke gesteltenissen hebben, waartoe zij bekwaam zijn, en welke dit Sacrament vereischt. De reden hiervan is klaar; want, eindelijk, men mag volgens do heilige Vaders, communiceren, eiken keer, dat de communie ons nuttig kan zijn. Gebruik alle dagen, zeggen zij, datgene, wat u alle dagen kan nuttig zijn (2). Nu, een christen, die in staat van genade is en welke naar zijn vermogen zich bereidt, zonder dat dit menigvuldig gebruik van het heilig Sacrament des Altaars in iets den eerbied en de godvrucht, waarmede hij tot lietzelve moet naderen, vermindert; een christen, zeg ik, die alzoo gesteld is , doet voordeel met de communie en het onfeilbaarste van allo middelen, om de volmaaktheid, welke wij veronderstellen, dat die christen betracht, te bereiken. Hij moet dan dikwijls communiceren, en zelfs dagelijks, zoo zijn biechtvader hem zulks toelaat (3).

Hoor wat de heilige Franciscus de Sales hierover zegt:

(1) Pater Vaubcrt, van de Socicteit van Jesus. (2) S. Ambroa lil). IV, Sacrum, cap, 6 — S. Aug. Hb. V. tie Sar.ram. (o) Thorn. 4 Sent, (list, 12.

374

-ocr page 377-

OVER DE 11. COMMUNIE.

«Indien de wereldsgezinder! u vragen, waarom gij zoo dikwijls te communie gaat, antwoordt hun, dat er twee soorten van personen zijn, die meermalen moeten communiceren : de volmaakten, omdat zij welgesteld zijnde, groot ongelijk zouden hebben, van tot de bron van volmaaktheid niet te naderen; en de onvolmaakten, om met regt naar de volmaaktheid te mogen dingen; de sterken, opdat zij niet zouden verzwakken, de zwakken, opdat zij zouden versterkt worden; de zieken, om genezen te worden, en de gezonden, omdat zij niet zouden ziek worden; en dat gij, als onvolmaakt, zwak en ziek, noodig hebt, veel om te gaan met uwe volmaaktheid, uwe sterkte en uwen geneesheer. Zeg hun, dat zij, die niet veel wereldsthe zaken te verrigten hebben, dikwijls tot de heilige communie moeten naderen, omdat zij dit gemakkelijk kunnen doen, en degenen, welke met vele wereldsche dingen belast zijn, omdat zij de communie hoogst noodig hebben; dewijl hij, die veel arbeidt, ook voedzaam vleesch moet eten, en dikwijls. Zeg hun, dat gij het heilige Sacrament ontvangt, om het wel te leeren ontvangen, omdat men een werk, waarin men zich niet meermaals oefent, zelden wel doet. Ga dikwijls te communie, godminnende ziel, en zoo menigmaal gij van uwen zielbestuurder hiertoe verlof zult hebben; en even gelijk de hazen inden winter op onze gebergten wit worden, omdat zij niets anders zien en eten dan sneeuw: zoo ook, door meermaals de schoonheid en zuiverheid zelve in dit goddelijk Sacrament te aanbidden en te nuttigen, zult gij geheel schoon, goed en zuiver worden. (1). «Kan men wel iets vertroostendér zeggen voor de zielen, welke nog onvolmaakt zijn, maar die eene groote begeerte hebben, om tot de volmaaktheid te komen? Kan men wel iets dringender aanhalen,om hen op te wekken, om met een ootmoediger vertrouwen meermaals tot de heilige Tafel te naderen? Echter moeien zij in dit punt den raad van eenen wijzen zielbestuurder volgen, gelijk het die groote Heilige uitdrukkelijk zegt; en zoo als de Paus Innocentius XI geboden heeft.

(I) Inleiding tot hel godvruchtige leven 3 deel, 1. 2.

375

-ocr page 378-

VOOR DE H. COMMUNIE.

--^ÏJCS

I. OEFENING VAN CIET.OOF.

Gij zijt het, mijn Jesus! ja gij zijtliet, dien ik op dit altaar ontdek. Mijne zinnen bedriegen mij en ver-toonen mij slechts de gedaanten van brood en wijn; doch hierom geloof ik niet minder vastelijk, dat gij hier wezenlijk en waarlijk tegenwoordig zijt. O Jesns, waarachtig God en mensch, Jesus, Koning van hemel en aarde, Jesus, Zoon van den levenden God, Jesus, Zoon van de heilige Maagd Maria, ik werp mij voor uwe voeten neder en aanbid u uit het diepste mijns harten. Gij zijt mijn Heer en mijn God en ik ben uw schepsel, gij zijt mijn Zaligmaker, mijn Vader, mijn beste vriend en ik ben nw kind. Aanvaard mijnen eerbied goedgunstig en vermeerder mijn geloof.ij zijt het, mijn Jesus! ja gij zijtliet, dien ik op dit altaar ontdek. Mijne zinnen bedriegen mij en ver-toonen mij slechts de gedaanten van brood en wijn; doch hierom geloof ik niet minder vastelijk, dat gij hier wezenlijk en waarlijk tegenwoordig zijt. O Jesns, waarachtig God en mensch, Jesus, Koning van hemel en aarde, Jesus, Zoon van den levenden God, Jesus, Zoon van de heilige Maagd Maria, ik werp mij voor uwe voeten neder en aanbid u uit het diepste mijns harten. Gij zijt mijn Heer en mijn God en ik ben uw schepsel, gij zijt mijn Zaligmaker, mijn Vader, mijn beste vriend en ik ben nw kind. Aanvaard mijnen eerbied goedgunstig en vermeerder mijn geloof.

II. OEFENING VAN VERTROUWEN.

Het is dan waar, o mijn Heer en mijn God 1 dat gij mij zult komen bezoeken? het is dan waar, dat gij bereid zijt, om in mijn hart te komen ? Ja, nog eenige oc.gen-bükken en gij zult zoo waarlijk in mijn hart zijn, als dat gij in den hemel zijt. Moet ik uw bezoek vreezen, o mijn Jesus! Moet ik voor uwe komst beducht zijn? Moet ik uwe tegenwoordigheid duchten?.... Neen, neen, ik verlang, integendeel, mij met vertrouwen op uwe liefde te verlaten, ik wil mij in uwe armen werpen, gelijk een kindje zich in de armen werpt van zijne moeder. Goedertieren Jesus! komt gij in mijn zondig hart, dan is zulks niet om mij mijne voorgaande ondankbaarheden te verwijten, het is niet om mij te veroordeelen, noch te verdoemen; gij komt daar, o mijn teedere vriend, om

w

%

-ocr page 379-

OEFENINGEN VOOR TIE H. COMMUNIE.

mij in mijne droefheden en in mijnen druk te vertroosten, om mijne zwakheid te ondersteunen, om mij met uwe genaden te verrijken, en om mij heilig temaken. Wat zou ik dan te vreezen hebben ? Ach! kom, kom, o Heer, kom. Ik ben zeer arm, ik ben uwer niet waardig. Ik heb u voorheen door mijne zonden beleedigd; heden heb ik mij nog vele .gebreken en ellenden te verwijten; niettemin kan niets van dit, alles mij beletten in uwe oneindige barmhartigheid een onbepaald vertrouwen te stellen; kom dan, Heer, en genees mij.

III. OEFENING VAN OOTMOEDIOIIEID.

Maar wat zeg ik, van waar komt mij deze onbeschaamdheid, van alzoo den magtigsten monarch der gansche wereld te durven verzoeken, om van zijnen verheven troon neder te dalen, en in mijn hart te komen? Heb ik dan vergeten, dat hij mijn God is, en dat ik zijn ondankbaar schepsel ben? Heb ik vergeten dat hij de Heilige der Heiligen is, en ik een verworpen zondaar? Ik ben in zonde ontvangen, mijne boosheden zijn tot boven mijn hoofd gestegen, zij zijn mij tot overlast geworden, en ik durf tot mijnen God naderen! o Jesns! de hemelen zijn niet rein voor uwe oogen en ik durf op uwe zuivere omhelzingen aanspraak maken! Ach! ik smeek u, vergeef mij mijne onbeschaamdheid; want ik durf het zeggen, hoe groot en hoe vermetel zij ook wezen moge, verdien ik echter, dat men die vergeve, dewijl gij zelf mij die ingeeft. Komt, komt allen tot mij, arme zondaren, roept gij tot ons, era »fc «ai m verkwikken, u genezen: u met mijn eigen vleesch voeden. O mijn geliefde Zaligmaker! dewijl gij u gewaardigtmij lot u te roepen, zie hier ben ik, ik kom tot u, niet tegenstaande mijne nietigheid en mijne menigvuldige ellende. Ik ben ziek, ik kom tot den geneesheer; ik ben hongerig en dorstig, ik kom tot de bron des levens; ik ben arm, ik kom tot den Koning des hemels; ik ben slaaf, ik kom tot mijnen Meester; ik bon een schepsel, ik kom tot mijnen Schepper; ik ben mistroostig, ik kom

377

-ocr page 380-

OEFENINGEN

tot mijnen leederen vertrooster. Ik ben slechts een arme zondaar, die verdient van u weggejaagd te worden; doch ik kom, o mijn God, niet om u te heiligen, maar om van u geheiligd te worden. O! gelief mij met uwe gewone goedheid en met medelijden te ontvangen.

IV. OEFENING VAN LIEFDE.

O mijn liefderijke Jesus! wanneer ik al de blijken van liefde, welke gij mij gegeven hebt, overdenk, bloos ik van schaamte, dat ik u zoo weinig bemin. Gij zijt voor mij mensch geworden, gij hebt voor mij in eenen stal willen geboren worden, in armoede, in beroovingen, in alle sooi t van moeijelijkheden, druk en lijden leven. Alzoo zijt gij, uit liefde tot mij in den hof der Olijven overgoten geweest van droefheid en gij hebt aldaar eenen doodstrijd ondergaan; gij zijt gebonden en met smaad overladen; men heeft in uw minnelijk gelaat gespuwd en u kaakslagen toegebragt, gij zijt gegeeseld en met doornen gekroond geweest. Het is uit liefde voor mij, dat gij met den zwaren last van uw kruis zijt beladen gev/orden en met groote nagelen daaraan gehecht zijt geweest, en dat gij na drie uren lang onuitsprekelijke pijnen geleden te hebben, daaraan gestorven zyt. Eindelijk, het is omdat gij mij zoo zeer bemindet, dat gij dit aanbiddelijk Sacrament hebt ingesteld, om u alzoo geheel en al aan mij te geven, en de steun, de troost, de spijs mijner ziel te worden, eiken keer als ik tot u zal willen naderen. Ach mijn God! waartoe was het noodig zoo veel wonderen uit te werken, om mij tot uwe liefde op te wekken? Zijt gij niet de wezenlijke goedheid zelve? Ik bemin, ik bemin u. O goedertieren en teederhartige Jesus! gelief hel gezucht mijns harten te verhooren: ik bemin u meer dan mij zeiven, meerdan al wal ter wereld is: ja, ik bemin u. Maar helaas gij weet het, ik bemin u niet genoeg, vermeerder dan mijne liefde lot u en zuiver dezelve. Mogt ik u beminnen , o Jesus, zco veel het mijn hart mogelijk is u te beminnen!

378

-ocr page 381-

VÓÓR DE H. COMMUNIE.

V. OEFENING VAN UKROÜW.

Mijn God! mijn God! ik ben met schaamte en schande overdekt: ik durf mijne oogen niet naar uwen troon opslaan, omdat ik tegen u gezondigd heb. Gij hadt mij het leven gegeven, om u te kunnen dienen en beminnen, en ik heb slechts geleefd om u te beleedigen. Naauwelijks was ik tot de jaren van verstand gekomen, of ik was reeds een groole zondaar! Ik heb mij overgegeven aan mijne hartstogten; ik heb mijne hartstogten, ik heb mijne onge-regeldheden vermenigvuldigd, zij hebben het getal van de zandkorrels J der zee overtroffen en ik heb honderd- en honderdmaal de hel en het eeuwige vuur verdiend. O ■It sus! wat zal ik zeggen, beladen als ik ben met zoo vele ongeregtigheden? Ach! ik zal in de bitterheid mijns harten zeggen: Jesus! Jesus! ontferm u mijner volgens de grootheid uwer barmhaitlgheid! Jesus! Jesus! ondersteun, help, vergeef mij! Zie, ik bezwijk onder het ge-wigt mijner zonden, hef mij weder op, zie, ik zal in den afgrond vallen, reik mij de hand toe; ik Len bevlekt met «luizende misdaden, zuiver mij; ik ben vol wonden, genees mij; ik kwijn en ik ben zwik, versterk mij; ik ben op het punt van door mijne zonden in de hel, te zinken, maak mij zalig. Het is waar, ik verdien, dat de aarde zich onder mijne voeten ontsluite, om mij in hare afgronden te begraven; doch ik vraag u genade en barmhartigheid. Heb medelijden met mij, Heer! en wisch uit mijne ziel al de zonden, welke haar bevlekken. Ik verfoei ze uit geheel mijn hart, niet omdat ik daai door de hel verdiend heb, maar omdat zij u beleedigd hebben. Vergiffenis, o mijn God, vergiffenis! ik offer mij, tot herstelling van zoo veel smaad, waarmede ik u beleedigd heb, om alle pijnen te lijden, welke gij mij zult willen toezenden en zelfs den dood, indien zulks uw welbehagen is. Zuiver mijn hart van de minste vlekken, van al wat uwe heiligheid zou kunnen beleedigen en maak het waardiger om u te ontvangen. Bijzonderlijk, o mijn minnelijke Meester, laat niet toe, dat de doodzonde er ooit ingang invinde: liever duizendmaal sterven!

370

-ocr page 382-

OEFENING VÓÓR DE II. COMMUNIE.

VI. OEFENING VAN VERLANGEN.

Mijn hart, spring op van blijdschap: het gelukkige oogenblik is genaderd, waarop uw God in u zal komen. Nog eenige oogenblikken, en gij zult hem bezitten! O Jesus, mijn Zaligmaker, mijne hoop, mijn troost, mijne liefde, mijn al! kom spoedig. Mijn hart kwijnt van liefde tot u, het verzucht naar u, het wil, het vraagt niets anders dan u : kom dan en vertoef niet langer. Kom dien dorst lesschen, welke mij verslindt en mij geene rust laat; kom dien honger verzadigen, die mij kwelt; kom mij uwe liefde geven. Mijn lieve Jesus! het is mij niet meer mogelijk zonder u te leven; ach! kom, ik smeek u, kom, opdat ik van u leere u nog meer te beminnen; kom, opdat ik door uwe tegenwoordigheid gezuiverd en geheiligd worde: kom, opdat ik steeds één met u zij. Ik zou u willen ontvangen met de brandende liefde waarmede de vurigste zielen u ontvangen hebben; maar ik ben zoo koud, zoo laauw, dat al wat ik doen kan is, mijne gevoelens te vereenigen met die, waardoor zij ontstoken waren. Gewaardig u, o Jesus, dit offer van mijnen goeden wil te aanvaarden.

Heilige Maagd, Moeder van mijnen God, hoe gelukkig zou ik zijn, in dit oogenblik een hart zoo zuiver als het uwe te hebben! hoe gelukkig zou ik zijn, Jesus te kunnen beminnen gelijk gij hem bemint! O! dit is toch het vurigste verlangen mijner ziel. Ja, o Maria! mijne zoete en goede Meesteres! ja, mijn vurigste verlangen is, Jesus zoo zeer te beminnen als ik hem kan beminnen: verkrijg mij de genade van geheel aan Jesus toe te behooren, en nooit van hem gescheiden te worden.... O Jesus! mijn welbeminde Jesus, kom, kom, en ontsteek mijn hart met het vuur uwer liefde! kom, blijf altijd, altijd met mij.

380

-ocr page 383-

NA DE H. COMMUNIE.

I. OEFENING VAN GELOOF EN AANBIDDING.

Mijn Heer en mijn God! het is dan waar, dat gij nu werkelijk in mijn hart zijt! het is dan waar, dat gij mij zijt komen bezoeken! Ja , o mijn geliefde Jesus! ik bezit u nu in mij; gij zijt aan mij! is het mogelijk, dat gij eene zoo groote eer hebt willen bewijzen aan eenen zondaar zoo als ik ! O! ik werp mij voor u neder en aanbid u mijn Meester; gij zijt mijn God en mijn al.ijn Heer en mijn God! het is dan waar, dat gij nu werkelijk in mijn hart zijt! het is dan waar, dat gij mij zijt komen bezoeken! Ja , o mijn geliefde Jesus! ik bezit u nu in mij; gij zijt aan mij! is het mogelijk, dat gij eene zoo groote eer hebt willen bewijzen aan eenen zondaar zoo als ik ! O! ik werp mij voor u neder en aanbid u mijn Meester; gij zijt mijn God en mijn al. Deus meus et omnia. Ik beken , dat ik maar een weinig stof en asch en zelfs nog minder ben... O mijn Jesus, mijn goede Meester, mijn teedere vriend! doe mij de uitwerkselen uwer tegenwoordigheid gevoelen. Daargij inde schamele woning mijns harten hebt willen treden, zegen zo, vervul haar met de kostbaarste gaven uwer genade.

II. OEFENING VAN DANKZEGGING.

Hoe zal ik u waardig bedanken, o mijn God! voor uw bezoek en de genade en gunsten, die gij mij toebrengt? Wat kan ik doen, om mijne dankbaarheid te bewijzen voor zoo vele gunsten, waarmede gij mij overladen hebt sedert dat ik op de aarde ben ? niets, o mijn Jesus , tenzij ik mij voor uwe heilige voeten werpe, dezelve met mijne tranen besproeije en zo onophoudelijk omhelze. Mijn lieve Zaligmaker! wat was ik over eenige jaren? Helaas! gij weet het, ik was uw vijand, ik overlaadde u met smaad, ik poogde het uitdruksel van uw beeld uit mijne ziel te wisschen, ik vlugtte verre van u en zie, niet tevreden met uwe liefderijke hand tot mij uit te reiken, om mij uit den afgrond te trekken, waarin ik mij geworpen had, niet tevreden met mijne ziel te zuiveren van al hare vlekken, niet tevreden met mij nog onder het getal uwer dienaars te aanvaarden, drijft gij uwe barmhar-

-ocr page 384-

OEFENING VÓÓR DE II. COMMUNIE.

VI. OEFENING VAN VERLANGEN.

Mijn hart, spring op van blijdschap: het gelukkige oogenblik is genaderd, waarop uw God in u zal komen. Nog eenige oogenblikken, en gij zult hem bezitten! O Jesus, mijn Zaligmaker, mijne hoop, mijn troost, mijne liefde, mijn al! kom spoedig. Mijn hart kwijnt van liefde tot u, het verzucht naar u, het wil, het vraagt niets anders dan u : kom dan en vertoef niet langer. Kom dien dorst lesschen, welke mij verslindt en mij geene rust laat; kom dien honger verzadigen, die mij kwelt; kom mij uwe liefde geven. Mijn lieve Jesus! het is mij niet meer mogelijk zonder u te leven; ach! kom, ik smeek u, kom, opdat ik van u leere u nog meer te beminnen; kom, opdat ik door uwe tegenwoordigheid gezuiverd en geheiligd worde: kom, opdat ik steeds één met u zij. Ik zou u willen ontvangen met de brandende liefde waarmede de vurigste zielen u ontvangen hebben; maar ik ben zoo koud, zoo laauw, dat al wat ik doen kan is, mijne gevoelens te vereenigen met die, waardoor zij ontstoken waren. Gewaardig u, o Jesus, dit offer van mijnen goeden wil te aanvaarden.

Heilige Maagd, Moeder van mijnen God, hoe gelukkig zou ik zijn, in dit oogenblik een hart zoo zuiver als het uwe te hebben! hoe gelukkig zou ik zijn, Jesus te kunnen beminnen gelijk gij hem bemint! O! dit is toch het vurigste verlangen mijner ziel. Ja, o Maria! mijne zoete en goede Meesteres! ja, mijn vurigste verlangen is, Jesus zoo zeer te beminnen als ik hem kan beminnen: verkrijg mij de genade van geheel aan Jesus toe te behooren, en nooit van hem gescheiden te worden.... O Jesus! mijn welbeminde Jesus, kom, kom, en ontsteek mijn hart met het vuur uwer liefde! kom, blijf altijd, altijd met mij.

380

-ocr page 385-

NA DE H. COMMUNIE.

I. OEFENING VAN GELOOF EN AANBIDDING.

Mijn Heer en mijn God! het is dan waar, dat gij nu werkelijk in mijn hart zijt! het is dan waar, dat gij mij zijt komen bezoeken! Ja , o mijn geliefde Jesus! ik bezit u nu in mij; gij zijt aan mij! is het mogelijk, dat gij eene zoo groote eer hebt willen bewijzen aan eenen zondaar zoo als ik ! O! ik werp mij voor u neder en aanbid u mijn Meester; gij zijt mijn God en mijn al.ijn Heer en mijn God! het is dan waar, dat gij nu werkelijk in mijn hart zijt! het is dan waar, dat gij mij zijt komen bezoeken! Ja , o mijn geliefde Jesus! ik bezit u nu in mij; gij zijt aan mij! is het mogelijk, dat gij eene zoo groote eer hebt willen bewijzen aan eenen zondaar zoo als ik ! O! ik werp mij voor u neder en aanbid u mijn Meester; gij zijt mijn God en mijn al. Deus meus et omnia. Ik beken , dat ik maar een weinig stof en asch en zelfs nog minder ben... O mijn Jesus, mijn goede Meester, mijn teedere vriend! doe mij de uitwerkselen uwer tegenwoordigheid gevoelen. Daargij inde schamele woning mijns harten hebt willen treden, zegen zo, vervul haar met de kostbaarste gaven uwer genade.

II. OEFENING VAN DANKZEGGING.

Hoe zal ik u waardig bedanken, o mijn God! voor uw bezoek en de genade en gunsten, die gij mij toebrengt? Wat kan ik doen, om mijne dankbaarheid te bewijzen voor zoo vele gunsten, waarmede gij mij overladen hebt sedert dat ik op de aarde ben ? niets, o mijn Jesus , tenzij ik mij voor uwe heilige voeten werpe, dezelve met mijne tranen besproeije en zo onophoudelijk omhelze. Mijn lieve Zaligmaker! wat was ik over eenige jaren? Helaas! gij weet het, ik was uw vijand, ik overlaadde u met smaad, ik poogde het uitdruksel van uw beeld uit mijne ziel te wisschen, ik vlugtte verre van u en zie, niet tevreden met uwe liefderijke hand tot mij uit te reiken, om mij uit den afgrond te trekken, waarin ik mij geworpen had, niet tevreden met mijne ziel te zuiveren van al hare vlekken, niet tevreden met mij nog onder het getal uwer dienaars te aanvaarden, drijft gij uwe barmhar-

-ocr page 386-

OEFENINGEN

er zoo vele slagtoffers van te maken, verkleefd aan uwe Vc

dienst en uw welbehagen. Ik offer u al de zonden , welke bn

ik heb kunnen bedrijven, sedert den eersten dag, waarop wt

ik begonnen heb u te beleedigen, tot nu toe, opdat gij , no

door uwe vaderliefde , die mij volkomen zoudet vergeven zw

en verslinden door het vuur uwer liefde. Ik offer u al is

de ellenden des ligchaams en mijner ziel, opdat gij vu ze zoudt doen strekken tot uwe meerdere verheerlijking \' oquot;

en mijne zaligheid. Ik offer u ook het weinige goed, dat m

ik gedaan heb, hoe onvolmaakt het ook zij , opdat gij, het w

zuiverende en gedurig volmakende, uwer zoudt waardig g(

maken. Ik offer u ook nog al de godvruchtige verlangens w

der getrouwe zielen, de noodwendigheden van mijne vi

ouders, van mijne broeders en zusters, van mijne bloed- u\'

verwanten, van mijne vrienden, van al degenen, die ik k

bemin, bijzonderlijk van dezen en dien; van degenen, vi

die mij of anderen uit liefde tot u eenig goed gedaan b

hebben; van hen, welke gevraagd of gewenscht hebben, g

dat ik voor hen en de hunnen zou bidden, hetzij die nog n

leven of reeds overleden zijn. Dat zij al de hulp uwer a

genade en het vermogen uwer vertroostingen gevoelen! n

0 mijn God! dat wij allen eens vereenigd worden in i

uwen schoot, om u gedurende de eeuwigheid te bemin- \\

nen en te loven! Eindelijk, ik offer u gebeden voor al t degenen, welke mij in het eene of andere beleedigd hebben, en voor al degenen, welke ik zelf beleedigd

heb, bij mijn weten , of buiten mijn weten , ten einde i

gij ons allen onze zonden en onze wederzijdsche belee- i digingen zoudet vergeven. O Jesus I ik offer u zonder v \' uitzondering, al wat ik ben, al wat ik bezit; verwaardig u mij daarvoor uwe liefde en genade te verleenen.

V. VOORNEMENS.

Ik ga heen, o mijn God! om mijne beroepsbezigheden te verrigten en mijn werk te hervatten; doch ik zal dit niet doen voor ik eenige voornemens, welke geschikt zijn, om mij in de deugd en in uwe heilige liefde voortgang te doen maken, genomen heb. Vooreerst beloof ik u, van altijd al de pligten van den staat, waarin uwe

38-i

-ocr page 387-

NA. DE II. COMMUNIE.

Voorzienigheid mij gesteld heeft, zeer getrouw te volbrengen. floe moeijelijk, hoe menigvuldig zij ook mogen wezen, ik zal echter altijd zoodanig te werk gaan, om nooit eene enkele vrijwillig te verzuimen; kom mijne zwakheid te hulp. 2°. Ik zal, zoo veel het mij mogelijk is, op uwe heilige tegenwoordigheid denken en zal door vurige schietgebeden meermaals mijn hart tot u verheffen. So. Ik zal ijverig alle gelegenheden van u te vergrammen, vlugten en ik zal niets zoo zeer vreezen dan u, waarin het ook zou mogen wezen, te mishagen. O Jesus I geef mij de genade van nooit op mijne voorgaande overwinningen te steunen, van gestadig mijne zwakheid te vreezen en van mijne hoop in u alleen te stellen. 4quot;. Met uwe genade wil ik gerust met onderwerping en zonder klagen, de ziekten, de ongemakken der jaargetijden, de verachting, de vernedering en al hot lijden, dat u zal believen mij toe te zenden, verdragen. Ik zal in alle geval zeggen: Mijn God, uw wil geschiede. Eindelijk, maak ik een vast besluit gestadig te werken, om u in alles te behagen. Jesus, mijn goede Meester, ga van mij niet weg, alvorens gij deze voornemens, welke ik hier voor u maak, gezegend hebt en zonder mij uwen zegen gegeven te hebben. O Maria, allerliefste Moeder! neem mij onder uwe bescherming en trek mij tot u in den hemel. Am.

Bemerking. Ik beveel der godvruchtige zielen aan, om nooit te verwaarloozen van in elke communie, die zij zullen doen, het voornemen te maken, van zich voornamelijk op de oefening van deze of gene deugd, die hun ontbreekt, toe te leggen, of dit of dat gebrek af te breken. Zij zullen het grootste nut dezer voornemens, zoo zij daaraan getrouw zijn, weldra gewaar worden.— Dat zij voor de volharding der regtvaardigen, \\oor de bekeering der zondaren, der ketters, der heidenen vurige en menigvuldige gebeden storten en dat zij de arme zielen des vage-vuurs niet vergeten. O gij allen, die Jesus bemint, wilt gij weten, waardoor gij eene groote blijdschap aan het hart van Jesus zult veroorzaken\'? Bid veel voor anderen. — Ik verzoek u ook eenig deel in uwe gebeden te mogen hebben; wil mij deze liefdedaad niet weigelden.

385

25

-ocr page 388-

OEFENINGEN

VOOR DE

BEZOEKEN ÏAH HET H. SACRAIEBT.

^ 1 -j,

Wanneer gij leest, wat het Evangelie Van onzen goeden Meesier verhaalt, en ziet dat hij de volkeren, die hem in menigte volgen, onderrigt, de zieken geneest, de dooden verwekt, met de zondaren verkeert, om ze tot hem te trekken, vergiffenis verleent aun Maria Magdalena, aan de overspeelster, aan den goeden moordenaar, en zoo voorts, is het u dan niet gebeurd, mijn lieve Cliristen, van inwendig tot u zeiven te zeggen: Gelukkig zijn dezulken, welke het geluk gehad hebben den liefdewaardigen Zaligmaker te zien en te hooren Ja, gewis, mijn lieve Christen, zij waren gelukkig. Maar, luister naar mij: gelukkiger, duizendmaal gelukkiger zijn zij , die hem thans in het Sacrament zijner liefde bezitten.anneer gij leest, wat het Evangelie Van onzen goeden Meesier verhaalt, en ziet dat hij de volkeren, die hem in menigte volgen, onderrigt, de zieken geneest, de dooden verwekt, met de zondaren verkeert, om ze tot hem te trekken, vergiffenis verleent aun Maria Magdalena, aan de overspeelster, aan den goeden moordenaar, en zoo voorts, is het u dan niet gebeurd, mijn lieve Cliristen, van inwendig tot u zeiven te zeggen: Gelukkig zijn dezulken, welke het geluk gehad hebben den liefdewaardigen Zaligmaker te zien en te hooren Ja, gewis, mijn lieve Christen, zij waren gelukkig. Maar, luister naar mij: gelukkiger, duizendmaal gelukkiger zijn zij , die hem thans in het Sacrament zijner liefde bezitten.

Toen Jesus Christus het Joodsche land doorliep en hij de gaven zijner barmhartigheid en liefde overal uitstortte, meent gij, Christen, dat het zoo gemakkelijk was, om hem aan te spreken ? Meent gij, dat iedereen, in het bijzonder met hem , hart aan hart, mogt spreken? Voorzeker neen. Dewijl hij bijna altijd van eene menigte menschen omringd was, kon men hem dikwijls maar van verre zien, en het waren slechts zijne Apostelen en een klein getal uitverkorene vrienden, welke het geluk hadden , van tijd tot tijd alleen tot hem te spreken.

Hoe veel gelukkiger zijn wij , o mijn God I dienzellden Jesus Christus, welke eertijds het Joodscheland met zijne tranen, met zijn zweet en zijn bloed besproeide, bezitten wij in onze kerken. Het is daar, dat hij ons verwacht; daar kunnen wij hem, zoo dikwijls wij di( verlangen.

-ocr page 389-

Oefeningen vooii he kN\'/..

bezoeken, en, zoo lang wij willen, aanspreken, en dit met het grootste vertrouwen. Daar zegt hij tot een ieder: Mijn kind, kom mij genaden en gunsten verzoeken.

De Christenen begeven zich ongetwijfeld, op zijne minnelijke uitnoodiging bij hem: men ziet ze zonder twijfel rond de tabernakelen van hunnen Meester dringen. Buiten twijfel stellen zij hun grootste geluk in hunnen Zaligmaker gezelschap te gaan houden ?... 0 mijn God wat een schande voor ons! wij vinden altoos tijd genoeg, om dikwijls nuttelooze bezoeken te gaan afleggen en wij vinden geenen tijd om eenige oogenblikken bij onzen Heer te verblijven! O lieve Jesus! wie zal niet zuchten, wanneer wij zien dat de oppervorsten der aarde van zoo veel volk omringd zijn, dat hunne paleizen zoo bezocht worden, dat hun hof zoo talrijk is, terwijl uwe kerken en uwe altaren verlaten zijn en dat uw geheiligde persoon alleen, ja, gansch alleen is!

O hemel! waar is dan ons geloof? Jesus is met ons, en wij denken op hem niet! wij gewaardigen ons zelfs niet eenige oogenblikken bij hem te gaan doorbrengen! Jesus is met ons, hij is daar uit liefde tot ons, en wij laten hem in tabernakelen vol stof met onrein en gescheurd linnen, dat men op eene voortrell\'elijke tafel niet zou durven gebruiken, dikwijls rusten! Rijken en magtigen dezer aarde! het is tot u, dat ik spreek, niet om u te verwijten, maar om u, in naam van mijnen goddelijken Meester, iets te verzoeken. Hebt medelijden met onzen goedertieren Zaligmaker, en onttrekt u iets van uwe pracht, om heilige vaten aan behoeftige kerken te bezorgen, en linnen, waarmede men het heilige Misoffer behoorlijk zou kunnen doen. Moeders des huisgezins, dat uwe dochters van u leeren, dat het grootste en edelste gebruik, dat zij van hare begaafdheden kunnen maken, is, van ze tot het maken van kleederen voor de armen en linnen voor de altaren te gebruiken! Dat zij van u ter eere van Jesus Christus, en voor de verzachting zijner lijdende lidmaten leeren werken! Ik zal u, uit naam van mijnen God zeggen: Gelukkige dochters! gelukkige moeders! dat de zegen des Heeren over u ruste!

-ocr page 390-

OEFENINGEN VOOR DE BEZOEKEN

Jesus is met ons! Laat ons hem dikwijls gaan bezoeken , en daarin de voorbeelden der heiligen navolgen. Hoe meer wij hem zullen bezoeken, des te meer genaden wij uit deze heilige oefeningen zullen trekken. Mijn lieve Christen! wees van het getal dergenen niet, die den tijd als verloren aanzien, welken zij voor het heilige Sacrament doorbrengen, en wees verzekerd dat gij met een kwartier uurs voor de voeten van Jesus in het heilige Sacrament zijner liefde verborgen, in het gebed door te brengen, meer genaden zult verkrijgen, \'dan met al uwe dagelijksche geestelijke oefeningen, behalve de heilige Communie. Neem ten tijde van kwellingen , van inwendige mistroostigheden, van ongenoegen en moedeloosheden, van kruisen en tegenspoed, aanstonds uwe toevlugt tot Jesus, die u hiertoe door deze woorden aanzoekt: Komt allen tot mij, die in druk en lijden zijt en ik zal u verkwikken.

\' Ziehier in het kort de wijze om dit bezoek afteleggen, vooreerst verkies in de kerk eene plaats, waar gij, door het in- en uitgaan, aan verstrooidheden hot minst blootgesteld zijt. Houd u dan in eene eerbiedige gesteltenis en begin met eene oefening van geloof en aanbidding. | Houd u, na deze verrigting , diep ingekeerd, en vergeet , alles wat u omringt en wat op de geheele wereld is en (reed in oen gemeenzaam gesprek met onzen Heer, verzoek hem vergiffenis uwer zonden; vertoon hem al uwe noodwendigheden, spreek hem van uwe wederwaar- ; d\'gheden, van uw verdriet, van uwe vermaken. Smeek hem u die on deze genaden te verleenen, u zijne hulp te bieden, u van zulk een gebrek te beteren, enz. Bovenal verwek zoo veel gij kunt, de oefeningen van liefde, belromven, leedwezen, enz. Doe dit of ten naastenbij op deze wijze; Jesus, mij Zaligmaker, het is nogtansivaar, dat ik eertijds deze en die zonde bedreven heb! het is noglans waar, dat ik zoo vele jaren mvvijaid ben geweest!... O mijn God! mijn God ! ik verzoek vergiffenis , enz. Mijn Jesus! het dunkt mij, dat ik u uit geheel mijn hart verlang te beminnen, en kan dit niet ten uitvoer brengen. Ach! gelief mij te hulp te komen...

3H8

-ocr page 391-

UU HET 11. SACRAMENT.

Welke yrootc bekoring heb ik daar aanstonds niet gehad! waar waart gij dan, o Heer! terwijl ik mijnen vijand bestreed? O! gij waart bij mij en het is aan u, dat ik de overwinning verschuldigd ben; wees daarvoorgedankt\\

Deze gevoelens, welke ik u hier slechts aanwijs, moet gij in uw hart doorloopeu en overwegen, tot dat zij oenen diepen indruk in hetzelve gemaakt hebben. Het is dikwijls beter maar op één alleen te blijven staand-om dit dieper in zijn hart te prenten en daar beter van doordrongen te worden. Sommige menschen, wanneer zij hunne voorgaande zonden indachtig worden en hunne tegenwoordige gebreken inzien, zullen een kwartier uurs en meer het heilige Sacrament blijven aanbidden, zonder iets te zeggen dan deze woorden; Mijn Jesus! mijn Jesus!... Jesus mijne liefde.\'.. . mijn welbeminde Jesus, zult gij geen medelijden hebben met eene arme zondares, doch die een opregt leedwezen heeft ?.*. Jesus ! Jesus! heb medelijden met mij ! erbarm w over mijne ouders en mijne vrienden! over de regtvaardigen en dezondaren!over zoo vele zielen, die u niet beminnen.

Somtijds zult gij u als onbekwaam gevoelen, om eene oefening van liefde en leedwezen te verwekken, om den naam van Jesus uit te spreken: gij zult bij dien godde-lijken Zaligmaker somtijds niets dan verveling en ongenoegen vinden; gij zult uw bezoek willen verkorten, wacht u dan wel van u door de kwelling te laten overwinnen. Val integendeel uwen goeden Meester te voet en zeg: Mijn Jesus, gij weet, tv ie en wat ik ben; gij weet xvat mij ontbreekt; mijne ellenden zijn zoo groot; ik ben zoodanig ontbloot, dat ik onbekwaam ben, om u dit te vertoonen. Ik zal dan biju blijven, en uwe hulp afwachten,gelijk een bedelaar voor [de deur van eenen rijken blijft zuchten, totdat men hem een stuk brood geeft om zijnen honger, die hem kwelt, te stillen. O Christen, hoe zeer neemt Jesus Christus zijn behagen niet, om uitmuntende genade aan die getrouwe ziel te verleenen, welke, niettegenstaande den afkeer, dien zij daarin vindt evenwel bij hem verblijft, om hem gezelschap te houden!

Tracht alle dagen ontrent hetzelfde uur, in den narnid-

389

-ocr page 392-

OEFENINGEN VOOR DE BEZOEKEN

dag uw bezoek aan Jesus, in het H. Sacrament af te leggen en daar ten minste een kwartier uurs door te brengen.

Zekere Jonkvrouw, die van eenen zeer verheven stand was geweest in de wereld en welke daarna in eene strenge geestelijke orde non was geworden, bleef zeer lang het H. Sacrament aanbidden; en wanneer men haar eens vroeg wat zij bijna geheel e dagen, die zij aan den voet des altaars doorbragt, deed en zeide, antwoordde zij: Ik zou daar eene geheele eeuwigheid verblijven; vindt men daar immers het goddelijk wezen niet, welk het voedsel en de bezigheid der gelukzaligen in het hemelrijk is? O hemel! men vraagt, wat men in Gods tegenwoordigheid doet. Wat men daar doet? men looft men bemint, men bidt, men verzoekt hem. En wat doet een arme bedelaar bij eenen rijke? wat doet oen zieke bij een geneesheer? wat doet een dorstige bij eene heldere waterbron ?

Mijn God! wat verhevene gedachten! mogten het ook de mijne en die van alle menschen zijn.

wémmmmmmmfmmmmmmmmmm. EENIGE GEBEDEN,

«lie men ^cdnreiule «le bezoeken tot liet liei-lijï Saerament kan lt;1 oen. wanneer men zich in «lorlieid bevindt en als men onbekwaam is om te bidden, (1)

I.

30«

Aanbiddelijke Jesus! aangezien gij hier dag en nacht in uwe heilige tabernakelen verblijft, om daar de gebeden le ontvangen en de wenschen te verhooren van al de ellendigen en bedrukten, die u gehoor komen vragen, verwaardig u heden gunstig aan te hooren

(I) Gctrolfl-en uit de Bezoden tol hel U Sacrament

-ocr page 393-

nu het ii. sacrament.

hot ootmoedig gebed, dat u de ondankbaarste mensch der wereld doet. Ik kom voor uwe voeten, doordrongen van droefheid, en de grootheid erkennende van het kwaad, dat ik gedaan heb, met toe te stemmen in u te beleedigen. Hetgeen ik u eerst vuriglijk vraag, is, dat gij u zoudt gewaardigen, mij mijne zonden te vergeven. O mijn God! hoe ben ik zoo ongelukkig geweest, van u te mishagen ? Ik durf u nog eene zaak vragen, namelijk: ik heb uwe oneindige beminnelijkheden erkend, mijn hart is er van ingenomen en verrukt geweest en ik gevoel in mij het vurigste verlangen, om u te beminnen en te behagen. Maar, helaas! ik kan dit niet, zoo gij mij niet te hulp komt: verkondig dan, o oneindig magtige God! verkondig dan geheel de aarde nwe oneindige magt en goedheid. Maak , dat ik van wederspannigen slaaf, die ik zoo lang geweest ben een getrouwe en standvastige minnaar uwer aanbiddelijke volmaaktheden worde. Gij kunt dit doen, voorzie dan in al wat mij ontbreekt, opdat ik voortaan het geluk hebbe, van u zoo zeer te beminnen, als ik u vergramd heb. Kon ik u beminnen gelijk do Heiligen u beminnen in den hemel! O Jesus, ik bemin u , ik bemin u boven alles, o mijn God! mijne liefde en mijn al.

II.

O vlekkeloos Lam, voor ons op het kruis geslagtofferd, gedenk, dat ik een van die zielen ben, welke gij vrijgekocht hebt met den prijs van uw bloed en vau uwen dood; maak, dat gij mij altijd toebehooret en dat ik u nooit verlieze! Aangezien gij u geheel aan mij gegeven hebt, en u nog alle dagen geeft met u uit liefde tot mij , t op onze altaren op te offeren, maak , dat ik u geheel toebehoore.

ii Ja, mijn beminnelijke Zaligmaker, ik geef mij geheel

11 en al in uwe handen over; ik offer u mijnen wil; bind ii hem met de minnelijke banden uwer liefde, opdat hij voor altijd de gelukkige slaaf zij van uwen heiligen wil. Ik wil niet meer leven om mijne verlangens te voldoen ,

391

-ocr page 394-

OEKENINtlEN VOOK l)li BEZOEKEN

392

maar alleenlijk om te doen hetgeen gij verlangt en wat u kan behagen. Vernietig in mij al wat u mishaagt; verleen mij de genade van geene andere gedachten meer te hebben, dan die van u te behagen, geen ander verlangen dan dat van u te beminnen.

Jk bemin u, o mijn goddelijke Zaligmaker, uit geheel mijn hart, om de liefde van u zeiven; ik bemin u omdat gij verlangt van mij bemind te worden; ik bemin n, omdat gij oneindig verdient bemind te worden, al mijn leedwezen is, dat ik u niet altijd bemind heb en u nog niet zoo zeer bemin als ik dit verschuldigd ben en gij het verdient. Ik zou willen sterven uit liefde tot u, o mijn God! aanvaard mijn verlangen, geef mij uwe liefde en dan heb ik niets meer te betrachten op de aarde.

O opperste Majesteit! o oneindige goedheid gij bemint de menschen zoo teederlijk, gij hebt zoo veel gedaan om van alle menschen bemind te worden! En hoe komt het dan, dat er zoo weinigen zijn, van welke gij waarlijk bemind wordt\'.\' Neen, neen, ik wil van het getal dier ondankbaren niet meer zijn. Ik heb besloten uit geheel mijn hart u te beminnen, en voortaan u alleen tei beminnen. Gij verdient het, en gij gebiedt het mij uitdrukkelijk! O! het is dan gedaan, ik wil u gehoorzamen en u vergenoegen; maak, o God mijner ziel, dat ik u volkomen vergenoege. Ik smeek het u door de verdiensten van uw lijden, ik hoop het te bekomen van uwe goedheid. Ik smeek het u, door uwe liefde zelve, maak dat ik u beminne, en dat ik nooit ophoude u te beminnen. Geef, mijn God, geef do goederen der aarde aan degenen, die ze beminnen en verlangen; wat mij aangaat, ik verlang en vraag u alleen den on-uitsprekelijken schat uwer liefde. Ja, ik bemin u, o aanbiddelijke Jesus! ik bemin u, o opperste goedheid! ik bemin u, o oneindige liefde! en tot belooning voor mijne liefde, vraag ik de genade om u altijd meer en

-ocr page 395-

lil,I HliT II. SACRAMIiNT

meer te beminnen. Gij zijt geheel mijn rijkdom, geheel mijne vreugd, geheel mijne vertroosting, geheel mijne liefde: mijn hart wil geene gevoelens hebben dan voor u; mijne ziel wil niet leven noch ademen dan voor u; leef gij zelf in mij, en geef mij een geheel leven van liefde en vurigheid voor u. Indien gij u verwaardigt mij die genade te verleenen, acht ik mij gelukkiger, dan als ik al de schatten der wereld bezat; deze zullen voorbijgaan, doch uwe liefde zal,, zoo ik hoop, altijd in mij blijven.

IV.

O mijn goddelijke en altijd minnelijke Zaligmaker! dewijl gij gezegd hebt: dat hij, die u bemint, van u zal bemind worden en dat gij in hein zult komen wonen, om hem nooit meer te verlaten, ad etmi venie-mus, el mansionem apud eum faciemus; ik bemin u boven alles: gewaardlg u, mij ook uw hart eti uwe liefde te geven; ik acht het geluk, van door u bemind te worden, moer dan het bezit van al de schatten der aarde. Kom en vestig uwe woning in mijne arme ziel op zulk eene wijze, dat gij ze nooit meer verlaat, of, om beter te zeggen, dat ik u nooit dwing, u er uit te verwijderen. Neen, gij zult er u nooit uit verwijderen, tenzij men u vrijwillig verwijüere door de zonde. Helaas! aangezien ik u eertijds gedwongen heb mij te verlaten, kan ik in het vervolg nog hetzelfde doen; ach, laat nooit toe, dat ik aan de wereld eene zoo groote ondankbaarheid en zoo verfoeijelijke misdaad vertoone; laat nooit toe, dat mij, na zoo vele genaden\' van u ontvangen te hebben, nog het ongeluk overkome van mij door mijne ongetrouwheden van u te verwijderen. Ik weet, dat dit ongeluk inij nog kan overkomen; daarom smeek ik u vurig mij do genade te verleenen van te sterven, liever dan u te vergrammen, opdat ik stervende inet u vereenigd, met u nog zou kunnen leven gedurende do eeuwigheid. Ja, mijn goddelijke Jesus, ik hoop het aldus, ik vereenig my met u voor alt\\jd;

393

-ocr page 396-

OEFENINGKN VOOR DE DEZOEKEN

mijno arme ziel omhelst uwe lieilige voeten; o! maak, dat ik u altijd beminne, en dat ik allijd van u bemind worde. Ja, ik hoop van uwe goedheid, dat de liefde mij altijd met u zal vereenigen en u met mij zal vereenigen, om nooit meer van elkander te scheiden.

V.

O oneindige liefde van mijnen God, eene oneindige liefde waardig! hoe hebt gij u zoo zeer kunnen vernederen, dat gij, om met de menschen te handelen, om hun hart te winnen, u als onder het deksel van het H. Sacrament vernietigd hebt? O God en Zaligmaker! uwe vernederingen hebben geene palen gehad, omdat uwe liefde er geene heeft. Hoe! zal ik u niet beminnen uital mijne krachten, wetende al wat gij gedaan hebt, om mijne liefde te winnen! Moet ik niet, gelijk de bruid in hot boek der Gezangen; eenen heiligen ijver toonen, om metu te zijn? Ja, mijn Goddelijke Zaligmaker! ik bemin u; om u die liefde te bewijzen, stel ik uw welbehagen voor al mijne belangen, voor al mijne voldoeningen, voor alle andere vertroosting. Mijn vermaak zal zijn, in alles uw welbehagen te zoeken. Verwek in mij een vurig verlangen om mij gedurig, zoo veel het mij mogelijk zal zijn, voor uwe heilige altaren te houden, u daar te aanbidden, en nog meer, u daar te ontvangen, om mij naauwer met ute vereenigen, gij, die zelf mij daartoe gewaardigt uit te noodigen. Zou ik niet ondankbaar zijn, indien ik weigerde mij aan eene zoo zoete uitnoodiging over te geven? Gij wilt alleen het voorwerp en het doel van al mijne verlangens en van al mijne genegenheden zijn. Ik wil het ook, uit geheel mijn hart, o mijn God! Neen, ik wil geene voldoening dan de uwe, geene andere zoetheid, dan dïe van met u te zijn, geen ander geluk dan dal van u te beminnen. Maar helaas! wat, kan ik zonder u? En indien uwe genade mij niet helpt en ondersteunt, zullen de wereld, de duivel, mijne eigene hartstogten mij dan niet medeslepen, om mij voor altijd van u te verwijderen? O liefde van myn hart! duizendmaal sterven, ja, duizend-

394

-ocr page 397-

MU HET H. SACIUJIENT.

maal sterven, liever dan u te verlaten, liever dan u niet meer te beminnen! Dit is de genade, welke ik u vraag, weiger ze niet aan eene ziel, die niets verlangt dan uwe liefde, en die niets vreest dan ze te verliezen.

VI.

O liefdevolle Herder! die, om de vurige liefde, welke gij uwe schapen toedraagt, niet tevreden met u eens ge-slagtofferd te hebben op het kruis, u nog op de altaren hebt willen opsluiten in uw Sacrament, om des te gemakkelijker aan de deur onzer harten te kunnen kloppen en er u den ingang van te openen. Welke goedheid, welke teederheid! Was er wel ooit een dergelijke in de wereld ? Ach! mogt ik uwe goddelijke tegenwoordigheid genieten gelijk de bruid van het boek der Gezangen die genoot, wanneer zij zeide; ik heb gerust in de schaduw van den-gene , die het voorwerp van al mijn verlangen is. Welnu, indien ik u regtzinnig bemin, o liefdewaardige Zaligmaker! zal ik nacht en dag niet ophouden te verlangen voor uwe voeten te zijn , en daar, bij uwe opperste Majesteit, verborgen onder de schaduw der sacramentele gedaante, zal ik die goddelijke wellusten en die onuitsprekelijke vergenoeging vinden, welke uwe getrouwe minnaars er smaken.

Trek mij tot u, omijn lieve Jesus! door den aangenamen geur uwer goddelijke aanlokkingen, en door de bekoorlijkheden van die oneindige liefde, welke gij ons bewijst in dit Sacrament. Tralie me post te, curremus in odorem unr/uentorum tuoruin. Dan, aanbiddelijke Zaligmaker! dan zal ik al de schepselen verlaten om tot u te komen. O ! welke vruchten van deugden geven zij aan God niet gelijk nieuwe planten, die gelukkige zielen, welke de liefde geleidt en rondom uwe heilige tabernakels brengt! Wat mij aangaat, o mijn God , ik ben met schaamte overdekt, wanneer ik voor u verschijn , ontbloot van alle deugden. Gij hebt geboden aan het altaar niet te komen zonder u eene gift te offeren; wat zal ik dan doen? Zal ik besluiten u niet meer te komen bezoeken ? Neen, mijn God, dit zou

l!05

-ocr page 398-

OEFENINGEN VOOH llli BEZOEKEN

u nog meer mishagen; ik zal rlan komen, hoe arm ik ook ben; maar gij Heer! gij zult u verwaardigen mij de deugden te verleenen. waarmede gij mij wilt versierd zien. Verleen ze mij dan, aangezien gij wilt, dat ik tot u kome.

Van dit oogenblik af en in uwe tegenwoordigheid zijnde, aanbid ik u, o koning van rnijn liart, o herder, die uwe schapen zoo teeder bemint, ik nader tot den troon uwer liefde en daar ik u niets kan aanbieden dan mijn ellendig liart, zoo offer ik u hetzelve, opdat het geheel aan uwe liefde zou toegeheiligd zijn. Met dit hart, hoe ellendig hot ook is, kan ik u beminnen, o mijn God. en ik wil u beminnen; trek het tot u , vereenig het zoo nauw aan uwen heiligen wil, dat ik u met uwen Apostel kan zeggen Ego vinctus in Domino. Vereenig mij geheel en al aan u en maak, dat ik mij zeiven vergete, om niets moer te vinden dan u, wien ik alleen en standvastig wensch te beminnen.

VII.

Ach, mijn Jesus! wie is zwakker en zieker dan ik\'? Gij weet, hoe dikwijls ik mij overgegeven heb aan mijne vijanden ; hoe dikwijls zij zich meester gemaakt hebben van de deuren mijner ziel, dat is van mijnen wil . langs welken zij binnen gekomen zijn om mij te verderven en mij den kostbaren schat uwer vriendschap te ontnemen. Ach! versterk mij, Heer, door uw licht en uwe sterkte, opdat ik zoo ongelukkig niet meer zij van u te verliezen en uit mijn hart te bannen. Zoo ik u nog ooit moest vergrammen . o mijn Heer en Zaligmaker! laat mij dan liever sterven in dit oogenblik, omdat ik hoop op uwe heilige genade , en met u vereenigd te zijn door uwe heilige liefde. Ik wil niet meer leven zonder u, o mijn welbeminde! Maar ik kan op mij zeiven niet rekenen; helaas! zoo larg ik zal leven, kan ik nog van wil veranderen en u weder verraden, gelijk ik voorheen gedaan heb. Heer! gij , die niet verandert, help mij dan om ook niet meer te veranderen ! Allerheiligste Maagd heb medelydon mot mij, gy, die de

306

-ocr page 399-

nu ItET H. SACRASTENT.

moeder der volharding zijt, verkrijg mij die kostbare gave van uwen zoon Jesus. Ik vraag ze door u, en het is door uwe voorspraak, dat ik zo durf verhopen en verwachten.

VIII.

Prent mij als een zegel op uw hart Ja , goddelijke Jesus! ecnig voorworp mijner liefde, aangezien ik u mijn hart toegeheiligd heb, zoo is liet ook billijk , dat ik ii op hetzelve plaats, gelijk het zegel der liefde, om er den ingang van te sluiten voor allo andere neiging en dat ik daardoor aan allen doe kennen, dat mijn hart het uwe is en gij alleen er het bezit van hebt. Maar mijn Zaligmaker wat is er van mij te verwachten, indien gij het zelf niet doet ? Ik kan niet anders geven dan mijn hart opdat gij er over beschikket volgens uw goeddunken. Ik geef het u dan, ik heilig hot toe, ik offer het u. Neem er voor altijd bezit van, ik wil er niets van terugnemen of achterhouden. Indien gij het bemint,behoud het. Ach, laat het aan mij niet meer over, want ik zou het u op nieuw ontnemen. O oneindig beminnelijke God ! o oneindige liefde! aangezien gij mij door zoo vele beweegredenen verpligt hebt u te beminnen, ik smeek u doen beminnen , ja doe u van mij beminnen. Ik wil alleen leven om u (e beminnen en ik wil u alleen beminnen, om u en om uw welbehagen. Gij, die zoo veel mirakelen doet, om door dit Sacrament in mijn hart te kunnen komen , doe nog het volgende: maak, dat mijn hart u geheel toebehoort, maar zonder verdeeling, zonder uitzondering, zonder verandering, zoodat ik in dit en in het andere leven moge zeggen, dat gij de eenige Heer zijt van mijn hart, en mijn eenige rijkdom. Deus cordis mei et pars mea. Deus in ae ter num.

Allerheiligste Maagd, mijne Moeder en mijne hoop, kom mij te hulp en ik zal zeker verhoord worden. Uit is dus mijne hoop. Amen.

397

-ocr page 400-

3ii8 OEFENINGEN VOOR DE HEZOEKEN ENÜ.

IX.

O mijn Verlosser! thans tegenwoordig op dit altaar! zie mij hier bij u; ik vraag u geene andere genade, dan den ijver in uwe dienst, en de volharding in uwe heilige liefde.

O heilig geloof, goddelijk geloof, hoe veel ben ik u niet verschuldig! Gij leert mij, dat in dit goddelijk Sacrament des altaars, in dit hetnelsche brood, niets meer van het gewone brood gevonden wordt dan de schijn, het is Jesus Christus zelf, het waarachtige brood des levens, die er uit liefde tot mij geheel en al is en er verblijft. Mijn Heer en mijn God! ik geloof vaslelijk, dat gij hier in dit Sacrament tegenwoordig zijt; en alhoewel gij onbekend zijt aan de oogen des vleesches, erken ik u echter hier door het licht des geloofs, voor mijn Zaligmaker en mijn God, en voor den oppersten Meester van hemel en aarde. O liefste Jesus! aangezien gij de behoudenis, de sterkte, de vertroosting van mijn leven zij*., wil ik ook dat gij het eenige voorwerp van mijn gedachten, van mijne verlangens en van de neigingen mijns harten zijt. Ik heb meer behagen in het hoogste geluk, dat gij geniet en altijd zult genieten, dan in al de goederen, welke ik zou kunnen genieten in den tijd en in de eeuwigheid; mijne grootste vreugde is,\' dat gij, o welbeminde mijns harten! volkomen tevreden zijt en dat uw geluk oneindig is.

Heersch, heersch mijn goddelijke Zaligmaker! over al mijne zielsvermogens; ik geef ze u geheel en al, neem er voor altijd bezit van; dat mijn wil, mijne vrijheid, mijn hart, mijn geest de slaven uwer liefde zijn, en in deze wereld niet zijn, dan om u te behagen en om u te loven. Zoodanig waren uwe gevoelens gedurende geheel uw leven, o Moeder van mijnen God! Help mij, bid ik u, om diezelfde gevoelens te behouden, om door de liefde te leven gelijk gij geleefd hebt en om al mijn geluk te vinden in dat van mijnen God. Is er een ander geluk, dat onzer waardig is?

-ocr page 401-

GEBEDEN

Voor de bezoeken tot de H. Maagd Maria (1),

i.

O Moeder van mijnen God, o Maria! gelijk een arme bedelaar zich vertoont aan eene groote vorstin, zoo vertoon ik mij aan u, die Koningin van hemel en aarde zijt. Verwaardig u, smeek ik u, van uwen verheven troon neder te zien op eenen ellendigen zondaar. God heeft u zoo rijk gemaakt, om de armen te helpen; hij heeft u als Koningin van barmhartigheid aangesteld, om de lijdenden te vertroosten. Zie mij dan aan en heb medelijden met mij. Zie mij aan en verlaat mij niet, zonder dat gij van eenen zondaar eenen heilige gemaakt hebt. Ik weet, dat ik, ter oorzake mijner ondankbaarheid, niets verdien, tenzij beroofd te worden van al de genaden , welke ik door uwe voorspraak van den Heer ontvangen heb. Maar gij, die de Koningin van barmhartigheid zijt, zoekt meer de ellenden dan de verdiensten, om de nood-druftigen te helpen. Wel nu, wie is er armer en nooddruftige!- dan ik ?

O verhevene Maagd! ik weet dat gij, Koningin van het heelal zijnde, bij gevolg mijne Koningin zijt; maar, ik wil mij meer bijzonder aan uwe dienst toeheiligen, opdat gij over mij zoudt beschikken volgens uw welbehagen. Ik herhaal u dan, met den H. Bonaventura: bestuur mij, o mijne Koningin! en laat mij niet aan mij zeiven over. Gebied mij, beschik Over mij, volgens uwen wil; kastijd mij ook, wanneer ik u niet gehoorzaam; de kastijdingen, die van uwe hand komen,

(1) Getrokken uit tL Glorie r.in Itfurin.

-ocr page 402-

GEBEDEN TOT MAIUA.

zullen mij heilzaam zijn. Ik wil liever uw dienaar zijn, dan de meester der wereld. Beus sum ego, sal-vum mc fac. Aanvaard mij voor den uwen, o Maria! en gelijk den uwen, denk op mijne zaligheid. Ik wil aan mij zclven niet toebehooren, ik geef mij aan u. Indien ik u voorheen niet behoorlijk gediend heb, verwaarloozende zoo vele schoone gelegenheden, om u te eeren, zoo zal ik voortaan met uwe ijverigste en getrouwste dienaars mij vereenigen. Neen, ik wil, dat in. het toekomende u niemand meer eere en meer beminne dan ik, o mijne minnelijkste Koningin! Hetgeen ik beloof, hoop ik door uwe hulp te volbrengen. Amen.

II.

O mijne Meesteres, mijne Koningin, waardige Moeder van mijnen God, allerheiligste Maagd! zou ik mij bij u moeien aanbieden, cn u mijne Moeder noemen, zon ellendig en met zoo vele zonden beladen? Doch ik wil niet dat mijne ellenden mij beroover. van de vertroosting en het vertrouwen, dat ik gevoel, wanneer ik u dien zoeten naam geef. Ik weet, dat ik verdiend heb van u verstoeten te worden : maar ik smeek u te overwegen , wat uw Zoon Jesus Christus voor mij gedaan en geleden heeft ; verwerp mij daarna, indien het mogelijk is. Ik ben een arme zondaar, die meer dan ee-i ander de goddelijke Majesteit vergramd heb. Helaas! het kwaad is bedreven. Ik neem mijne toevlugt tot u, kom mij te hulp, o mijne Moeder! kom mij te hulp. Zeg niet, dat gij mij niet kunt helpen; want ik weet, dat gij alles vermoogt en dat gij van God verkrijgt al wat gij verlangt. Indien gij mij antwoordt, dat gij mij niét wilt helpen, zeg mij dan ten minste tot wien ik moet gaan, om in mijn ongeluk ondersteund te worden. Ontferm u mijner, gij, mijn Verlosser! met mij mijne zonden te vergeven, en gij, mijne Moeder, met voor mij te spreken, of wijst mij iemand aan, die barmhartiger is dan gij en op wien ik meer betrou-

400

-ocr page 403-

GEBEDEN TOT JIAHIA.

wen mag- stellen. Neen, men zal nooit op de aarde, noch in den hemel iemand vinden, die barmhartiger is en die mij beter kan helpen. Gij, Jesus, wees mijn Vader en gij, Maria, wees mijne Moeder! Gij bemint de ellendigsten, gij gaat hen opzoeken, om hen zalig te maken. Ik heb de hel verdiend, ik ben de onwaardigste der menschen; maar gij hebt niet noodig mij op te zoeken, ik verlang niet, dat gij mij zoekt, ik kom van zelf tot u, met de hoop, dat gij mij niet zult verlaten. Ik lig thans aan uwe voeten, o Jesus, vergeef mij! o Maria, help mij!

Ill

O Moeder van mijnen God, o Maria! mijne eenigste hoop, zie hier voor uwe voeten nedergeworpen eenen ellendigen zondaar, die u om genade smeekt. Geheel de Kerk, al de geloovigen roepen u aan en eerenuals de toevlugt der zondaars; wees dan mijne toevlugt, maak mij zalig. Gij weet, hoezeer uw Zoon onze zaligheid behartigt. Gij weet aan welke pijnen en smarten Jesus Christus zich tot onze zaligheid heeft willen onderwerpen. Ik offer u, o mijne Moeder! de smarten van Jesus Christus, de koude, welke hij verdroeg in zijne krib, de ongemakken van zijne vlugt naar Egypte, zijnen arbeid, zijn zweet, zijn vergoten bloed, den pijnlijken dood, welken hij voor uwe oogen op het kruis stierf. Toon dat gij uwen Zoon bemint.

Ik smeek u door zijne liefde mij te hulp le komen. Steek de hand uit tot eenen zwakken zondaar, die uw medelijden afsmeekt. Indien ik een heilige ware, zo\'i ik geene barmhartigheid vragen; maar omdat ik een zondaar ben, neem ik mijne toevlugt tot u, die de Moeder van barmhartigheid zijt. Ik weet, dat uw medelijdend liart vreugde vindt in de ellendigen le helpen, wanneer gij hen kunt Jielpen en zij niet hardnekkig in het kwaad volharden. Bezorg nu die vreugde aan uw barmhartig hart, met aan mij vertroostingen te bezorgen; de gelegenheid biedt zich voor u aan, om mij

26

■iOI

-ocr page 404-

(lEllEUUN TOT M All IA.

zalig te maken, mij, die een ongelukkige en tot de hol veroordeelde ben en gij kunt mij helpen, dewijl ik er geen beletsel aan stel door mijne hardnekkigheid, ik stel mij onder uwe handen; zeg mij wat ik moet doen en verkrijg mij de genade, om het uit te voeren, want ik neem voor, alles te doen, wat in mijn vermogen is, om de goddelijke genade weder te bekomen. Ik begeef mij onder uwen mantel. Jesus wil dat ik tot u mijne toevlugt neem, opdat tot uwe verheerlijking en tot de zijne (want gij zijt zijne Moeder), niet alleen zijn bloed, maar uwe voorspraak mij helpe, om de zaligheid te bekomen. Hij zendt mij tot u, opdat gij mij zoudt helpen. O Maria, ik roep u aan, ik slel op u mijn betrouwen. Gij bidt voer zoo vele anderen, bid, spreek nog een woord voor mij, en zeg aan God, dat gij mijne zaligheid verlangt, en God zal mij zonder twijfel zalig maken. Zeg hem, dat ik u toebehoor; meer vraag ik niet.

IV.

Ziehier voor uwe voeten , o Maria, mijne hoop! eenen armen zondaar, die door zijne zonden zich zoo dikwijls de slaaf der hel heeft gemaakt. Ik heb mij dooide duivels niet laten overwinnen, dan omdat ik mij tot u. mijne toevlugt, niet begeven heb. Zoo ik het altijd gedaan, zoo ik u aangeroepen had , neen, dan zou ik niet bezweken zijn. Ik hoop, o mijne beminnelijke Meesteres! dat ik, door uwe tussohenkomst, reeds uit de handen dos duivels ontsnapt ben , er. dat God mij vergeven heeft. Maar ik vrees in het toekomende in hunne boeijen te hervallen. Ik weet, dat die vijanden de hoop niet verloren hebben van mij te overwinnen, zij bereiden mij nieuwe aanvallen, nieuwe bekoringen. O mijne Koningin en mijne toevlugt, kom mij te hulp; dek mij met uwen mantel, laat niet toe, dat ik nog hun slaaf worde. Ik weet, dat gij mij zult helpen, dat gij mij de overwinning zult verleenen, indien ik u aanroep; maar ik vrees op u niet Ie denken in de beko-

402

-ocr page 405-

I

GEBEDEN TOT MAKIA. 40:i

ringen, en u niet te hulp te roepen. Be genade, welke ik u vraag en van u verlang, o allerheiligste Maagd! is, dat gij altijd zult tegenwoordig zijn in mijn geheugen, bijzonder in do bekoringen. Verleen mij u dikwijls aan te roepen en deze woorden te herhalen: o Maria, help mij! En wanneer eindelijk de dag van mijnen laatsten strijd met de hel zal aanbreken, in het uur des doods, ach! mijne Koningen, sta mij dan krachtdadig bij, maak gij zelve mij indachtig, u gedurig aan te roepen met den mond en met het hart, opdat ik, den geest gevende, met uwen liefderijken naam en dien van uwen Zoon, Jesus Christus op mijne lippen, mij voor uwe voeten in het paradijs vinde, om u daar eeuwig te loven en I te zegenen.

V.

O Maria, mijne welbeminde Maria! in welken afgrond van rampen en ellenden zou ik mij niet bevinden, indien uwe barmhartige hand mij zoo dikwijls daar niet van bevrijd had. Sedert hoe vele jaren zou ik reeds in de hel gedompeld zijn , indien gij mij door uwe magtige gebeden daarvan niet verlost hadt? Be quot;grootheid mijner zonden stortte mij daarin neder; de goddelijke regtvaardigheid veroordeelde mij daartoe, de duivels waren reeds verblijd van dit vonnis te kunnen uitvoeren. Gij zijt spoedig gekomen, o mijne Moeder! zonder dat ik u daartoe geljeden, zonder dat ik u tot mijne hulp geroepen had, en gij hebt mij gered. O mijne beminde Verlosseres! welken dank zal ik u voor zoo groote liefde betuigen? gij hebt de versteendheid van mijn hart overwonnen, gij trekt mij tot u, opdat ik u zou beminnen en mijn betrouwen in u stellen. Helaas! in welken afgrond van [onheilenquot; zou^ik nog gevallen zijn, zoo uwe barmhartige hand mij zoo dikwijls niet ondersteund had in de gevaren, waaraan ik mij blootgesteld heb! Volhard, o mijne hoop! volhard in mij te bevrijden van de hel, en vooreerst van de zonde, waarin ik zoo gemakkelijk kan vallen. Gedoog

-ocr page 406-

•104 liËltEUKN TOT MMUA.

niet, dat ik u met de duivels zou vervloeken. Mijne geliefde Koningin! ik bemin u. Zou uwe goedheid kunnen overeenkomen met het eeuwige verlies van eenen dienaar, die u bemint? Maak, dat ik niet meer ondankbaar zij jegens u en jegens God, die mij ten aanzien van u zoo vele genaden verleend heeft. O Maria, wat zegt gij? zal ik verdoemd zijn? Ja, indien ik u verlaat. Maar zal ik de vermetelheid hebben u te verlaten? Zal ik de teederheid kunnen vergeten, waarvan gij mij bewijzen gegeven hebt? Gij zijt, na God, het voorwerp mijner liefde. Ik zou niet kunnen leven zonder u te beminnen. Jk bemin u dan, en ik hoop u altijd te beminnen, in den tijd en in de eeuwigheid, o het schoonste, hot heiligste, hot liefdewaardigste schepsel dat in het heelal is! Amen.

Hlt; Ki G

H H

II

II

t 1

-ocr page 407-

ne I LITANIE

- TOT DE ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID.

;er

VOOR DEN ZONDAG.

Heer, ontferm n onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer.

God Zoon , Verlosser der wereld,

God H. Geest,

Heilige Drievuldigheid één God,

Heer, die een geest zijt, en in geest en waarheid

wilt aangebeden worden.

Heer, wiens godheid noch goud, noch zilver, noch

steen, of iets anders gelijk is,

Heer aan wien niemand gelijk is, en buiten wien

er geen God is,

Koning dor eeuwen, die alleen van natuurswegede

onsterfelijkheid hebt,

Groote God, uit wien alles voortkomt en door wien

alles behouden wordt.

Heer, in wien wij loven, ons bewegen en zijn. Heer, die overal zijt, en wiens voorzienigheid boven alles is,

Heer, die zoo groot zijt, dal u geene gedachten

kunnen begrijpen,

Heer, wien geheel het aardrijk, noch de hemelen

kunnen bevatten,

Heer, wien geen mensch gezien heeft, noch zien kan, Heer, wiens oordeelen ondoorgrondelijk en wiens

wegen onnaspeurlijk zijn.

Meer, voor wiens majesteit wij maar stof en asch zijn.

-ocr page 408-

LITANIE TOT DE

Heer, die doet al wat u belieft in don hemel, op

de aarde, in de zee cn in de afgronden,

Heer, die de harten der mensehen in uwe hand

hebt, en die neigt daar ge wilt,

Heer, die een verteerend vuur zijt, wiens gramschap niemand kan wederstaan,

Heer die een ieder naar zijne werken vergeldt. Heer, die alles in getal, gewigt en maat schikt, Heer, die onze harten onderzoekt en onze nieren doorgrondt.

Heer, die bemint al wat er is en niets haat van

al wat gij geschapen hebt,

lieer, die de zonden der menschen om hunne boetvaardigheid kwijtscheldt.

Heer, die in uwe woorden waarachtig en in uwe

beloften getrouw zijt.

Heer, die niet wilt, dat wij zullen vreezen, omdat

gij, onze God en helper, met ons zijt, Allerheiligste God, door wiens glorie geheel de

aarde vervuld is,

Heer, wien alle eer en heerlijkheid toekomt,

Heer, die zelf het loon zijt uwer dienaars,

quot;Wees genadig, spaar ons Heer.

Wees genadig, verhoor ons Heer.

Van alle hoovaardigheid en opgeblazenheid des

geestes, verlos ons , Heer!

Van alle onmatigheid en onzuiverheid,

Van alle gramschap, nijd en kwaden wil tegen

onzen evennaaste,

Van traagheid en van aardsche en ongeregelde droefheid.

Van gierigheid, die de wortel van alle kwaad is, Door uwe onbepaalde almogendheid,

Door uwe oneindige wijsheid.

Door uwe overvloedige goedheid,

Door uwe ondoorgrondelijke alwetendheid en voorzienigheid ,

Door den diepen afgrond van de oordeelen uwer regtvaardigheid,

406

-ocr page 409-

ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIOHEIÜ.

Door uwe volmaakte, onveranderlijke gelukzaligheid, verlos ons, Heer!

In den dag des oordeels, verlos ons, Heer! Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons.

Dat gij ons de genade wilt verleenen, om u uit geheel ons verstand en uit al onze krachten te beminnen, Dat wij uwen 11. Naam nooit ligtvaardig gebruiken, Dat wij de Zondagen en Heiligdagen, die u zijn toegewijd, in godsdienstige en andere goede wer-ken mogen doorbrengen en heiligen, ^

Dat wij aan onze ouders en alle overheid, eer en 5;

gehoorzaamheid om uwent wil bewijzen, 5quot;

Dat wij nooit het leven of de eer van onzen even- 3 raensch krenken, J3

Dat onze zielen nimmermeer door onzuivere werken, woorden, begeerten of gedachten besmet worden, Dat wij nooit iemand door onregtvaardigheid be- o schadigen,

Dat wij ons van zonden van valsche getuigenis en alle o leugentaal zorgvuldig bewaren, v

Dat wij de goederen der wereld niet ongeregeld

begeeren of beminnen,

Dat gij onze harten tot het onderhouden uwer geboden wilt neigen,

Lam Gods, dat wegneemt, enz.

Allerheiligste Drievuldigheid, hoor ons.

Allerheilig;te Drievuldigheid, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Ome Vader, enz.

LAAT ONS DIODEN.

Almagtige en eeuwige God! die uwen dienaren door de belijdenis van het ware geloof, de heerlijkheid der eeuwige Drievuldigheid hebt doen kennen en in de oppermagtige Majesteit geloerd hebt, één wezen te aanbidden; wij bidden u, dat wij door de standvastig-h eid van hetzelfde geloof, bevrijd mogen worden van allen tegenspoed. Door Jesus Christus, onzen Heer. Amen.

407

-ocr page 410-

LITAN I E

TOT DM HEILIamp;EN GrEEST.

VOOR DEN MAANDAG.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld.

God, H. Geest,

H. Drievuldigheid, één God,

H. Geest, die van den Vader en den Zoon voortkomt, Geest der eeuwige waarheid,

Geest van wijsheid en verstand,

Geest van raad en sterkte,

Geest van de vrceze des Heeren,

Geest van Heiligmaking,

Geest van kracht, liefde en matigheid.

Geest, door wiens ingeving de profeten gesproken hebben,

H. Geest, wiens zalving ons alle dingen leert, H. Geest, die de dolende zondaren bekeert, H. Geest, die uwe ware geloovigen, maakt van één

hart en ééne ziel,

H. Geest, die aan uwe kinderen den waren vrijdom verleent,

H. Geest, die de dubbelhartigen en de geveinsden ontvlugt,

H. Geest, die de zielzijt van hetligchaam der H. Kerk, II. Geest, die ons de duisternissen van de II. Schriftuur door uwe H. Kerk verklaart,

H. Geest, die de Apostelen vervuld en in hunnen mond uwe woorden gesteld hebt.

-ocr page 411-

UTA.NIE TOT DEN II. OEEST.

H. Geest, die alleen ons Gods wetkunt doen volbrengen, H. Geest, die zelf de gever van het bidden zijt, H. Geest, die zelf in ons en voor ons bidt, door

onuitsprekelijke verzuchtingen,

H. Geest, die onze harten van droefheid verlost,

en met liefde, blijdschap en vrede vervult, II. Geest, die ons verduldigheid, goedertierenheid

en goedheid geeft,

H. Geest, die onze zielen met zachtmoedigheid en

zedigheid versiert, §

H. Geest, die ons de onthouding en kuischheid verleent, y II. Geest, die de liefde Gods in onze harten uitstort, g II. Geest, die in uwe geloovigen, als in uwe tempels

woont, =

11. Geest, die uit uwe geloovigen stroomen van le- § vende wateren doet voortvloeijen, 2

H. Geest, door wien wij nu niet meer slaven zijn, •

maar kinderen en erfgenamen Gods,

11. Geest, door wien de slafelijke vreesachtigheid is weggenomen, en Gods kinderen mot liefde en betrouwen roepen tot hunnen Vader,

II. Geest, die ons naar de voltrekking onzer aanneming en verlossing doet zuchten en verlangen, H. Geest die in ons wonende, onze sterfelijke lig-

chamen zult levend maken.

Wees genadig, spaar ons. Heer!

Wees genadig, verhoor ons, Heer!

Van alle zonden, verlos ons. Heer!

Van vermetelheid en wanhoop,

Van ongeloovigheid en hardnekkigheid legen de g bekende waarheid, g-

Van alle bekoringen en lagen des duivels, w

Van afgekeerdheid, tweedragt, gramschap en nijd ° tegen onze naasten, ,\'f

Van alle onzuiverheid naar ziel en ligchaam, ^

Van onboetvaardigheid, en verhardheid des geraoods, g Van allen geest die aan u tegenstrijdig is, \' ü

Door uwe altijddurende voorlkomst van den Vader en den Zoon,

400

-ocr page 412-

LITANIE

Door de wonderbare werking, door welke Christus in het ligehaam van de zuivere Maagd ontvangen is, Door uwe nederdaling over Christus ten tijde zijns doopsels,

Door uwe komst over de Discipelen van Christus, In den dag des oordeels,

Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons.

Dat wij nooit de begeerten des vleesches volbrengen, Dat gij den geest der regtvaardigheid in onze harten wilt vernieuwen,

Dat gij van ons nooit weggaat.

Dat gij ons wilt versterken, om vromelijk het goede

uit te werken.

Dat wij u nooit bedroeven,

Dat wij u nooit wederstaan.

Dat gij onze harten zoo wilt vervullen, dat de vermakelijkheden der wereld in ons geene plaats vinden. Dat wij alle geesten niet gelooven, maar wijsselijk

onderscheiden ol zij van God zijn.

Dat wij door uwe genade in den geest der zachtmoedigheid de zondaren onderrigten en vermanen , Dat wij altijd mogen arm van geest zijn,

Dat gij ons de christelijke en heilige droefheid wilt leeren,

Dat gij ons hongerig en dorstig naar de regtvaardigheid wilt maken,

Dat gij ons de zachtmoedigheid en barmhartigheid

omtrent alle menschen -wilt instorten.

Dat wij den vrede met onzen naaste zoo onderhouden dat wij kinderen Gods mogen genoemd worden. Dat gij ons zuiver van harte wilt maken, opdat wij

God mogen zien,

Dat wij de vervolging om de reglvaardigheid als

een bijzonder geluk achten.

Dat gij ons tot het einde toe in het goede leven

wilt bevestigen.

Lam Gods, dat wegneemt, enz,

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

410

-ocr page 413-

TOT DEN H. GEEST.

Heer, ontferm u onzer.

Christus ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

v. De genade des H. Geestes.

r. Verlichte onze zinnen en harten.

LAAT ONS BIDDEN.

O God! die de harten der geloovigen door de verlichting van den H. Geest hebt onderwezen - geef ons, dat wij in denzelfden Geest de ware wijsheid bezitten, en ons altijd over zijne vertroosting mogen verblijden. Door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon. Amen.

411

-ocr page 414-

LITANIE

VAN DEN

ALLERH. NAAM VAN JESÏÏS.

VOOR HEN DINGSDAG.

Ileor, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm n onzer.

Jesus, hoor ons.

Jesus, verhoor ons.

God hemelsehe Vader, ontferm u onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.

God, H. Geest, ontferm u onzer.

H. Drievuldigheid, één God , ontferm u onzer,

.Tesns, Zoon van den levenden God,

Jesus, glans des Vaders,

Jesus, klaarheid van het eeuwige licht,

Jesus, koning der heerlijkheid,

Jesus, zon van rechtvaardigheid,

Jesus, Zoon van de Maagd Maria,

Beminnelijke Jesus,

Wonderlijke Jesus,

Jesus, sterke God,

Jesus, Vader der toekomende eeuwen,

Jesus, engel van den grooten raad,

Allermagtigste Jesus,

Allerverduldigste Jesus,

Allergehoorzaamste Jesus,

Jesus, zachtmoedig en nederig van harte,

Jesus, minnaar der zuiverheid,

Jesus, onze minnaar,

Jesus, God des vredes,

Jesus, oorsprong des levens,

Jesus, voorbeeld der deugden,

Jesus, ijveraar der zielen.

-ocr page 415-

ï ITANIB TOT DEN Al.LKKH. NAAM .IlSSÜS.

Jesus, onze God,

Jesus, onze toovlugt,

Jesus, Vader dor armen,

Jesus, schat der geloovigen ,

Jesus, goede herder,

Jesus, waarachtig licht,

Jesus, eeuwige wijsheid,

Jesus, oneindige goedheid ,

Jesus, onze weg en ons leven,

Jesus , blijdschap der engelen ,

Jesus, koning der oudvaders,

Jesus, meester der apostelen,

Jesus, loeraar der evangelisten,

Jesus , sterkte der martelaren,

Jesus, licht der belijders,

Jesus, reinheid der maagden,

Jesus, kroon van alle Heiligen,

Wees genadig, spaar ons, Jesus.

Wees genadig, verhoor ons, Jesus.

Van alle kwaad, verlos ons, Jesus!

Van alle zonde,

A7an uwe gramschap,

Van de lagen des duivels.

Van den geest der onkuischheid,

Van den eeuwigen dood,

Van het veronachtzamen uwer inspraken.

Door het geheim uwer heilige menschwording,

Door uwe geboorte.

Door uwe kindsheid,

Door uw geheel goddelijk leven,

Door uwen arbeid,

Door uwen doodsangst en uw lijden ,

Door uw kruis en uwe verlatenheid.

Door uwe smarten,

Dooi\' uwen dood en uwe begrafenis,

Door uwe verrijzenis,

Door uwe hemelvaart,

Door uwe vreugden.

Door uwe heerlijkheid,

-ocr page 416-

UTANIE, ENZ.

Lam Gods, dat de zonden dor wereld wegneemt,

spaar ons, Jesus!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons, Jesus!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u onzer, Jesus!

Jesus, hoor ons.

Jesus, verhoor ons.

LAAT ONS BIDDEN.

Heer Jesus Christus, die gezegd hebt: vraagt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan; geef ous, bidden wij u, hot gevoel uwer goddelijke liefde, opdat wij u uit geheel ons hart, met woorden en werken beminnen en nooit ophouden u te loven.

Geef ons, o Heer, dat wij altijd uwen H. Naam te gelijk vreezen en beminnen, omdat gij nooit van uwe besturing berooft degenen, die gij hecht in uwe liefde vestigt. Door onzen Heer, enz. (1)

(1) Deze Litanie ia goedgekeurd door de Congregatie der Ri-tussen, den 21 Augustus 1862.

414

-ocr page 417-

S!®@@TO§@^s@@§§®0@a§®§0@@§«êTO§®@§9®@®9§@@9®@§9!6 LITANIE

TER EERE

VAN DE HEILIGE ENGELEN.

VOOR DEN WOENSDAG.

lieer, ontferm u onzer.

Chrislus, ontferm u onzer.

lieer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. God II. Geest, ontferm u onzer.

H. Maria, bid voor ons.

H. Jlichaël, bid voor ons.

H. Gabriel,

H. Engelbewaarder,

Alle III1. Engelen en Aartsengelen,

Die uwen Schepper altijd met eene uitnemende

liefde bemind hebt, o-

Die nooit in eenige de minste zonde zijt gevallen, amp; Goddelijke dienaars, die altijd bereid zijt tot de

dienst van Gods opperste Majesteit, g

Die u met allen eerbied in zijne tegenwoordigheid ^ houdt, g

Die in alles zijnen H. Wil volbrengt, quot;

Zuivere geesten, aan wie God de bewaring der

inenschen heeft aanbevolen ,

Die gesteld zijt, om de magt des duivels van ons af te weren.

Die, door liet ingeven van goede gedachten, van

ons de kwade invallen verdrijft.

Die ons door goede bewegingen de kwade driften doet overwinnen.

-ocr page 418-

LITANIE

H. Bestierders, die ons van de quot;gelegenheden tot

de zonde verwijdert,

Die ons gedurig door goede ingevingen tot de deugd

vermaant,

Die niets dan onze zaligheid zoekt,

Die u in ons goed leven verheugt.

Die te zamen met ons om Gods genade bidt en ons tot bidden opwekt,

Die onze gebeden en goede werken aan God opdraagt,

Wees genadig, spaar ons, lieer!

Wees genadig verhoor ons, lieer!

Van alle gelegenheden tot de zonde, door uwe

H. Engelen, verlos ons, Heer!

Van het misbruik uwer genade, door uwe heilige Engelen,

Van alle gevaar naar ziel en ligchaam, door uwe

heilige Engelen,

Vau alle kwade gezelschappen, door uwe heilige Engelen,

Van alle onzuiverheid, door uwe heilige Engelen, Van alle kwade bekoringen, door uwe H. Engelen, Van alle kwaadwilligheid ten opzigte van onze

oversten, door uwe heilige Engelen,

Van alle onachtzaamheid ten opzigte van onze onderzaten , door uwe heilige Engelen,

Van alle traagheid in u te dienen, door uwe heilige Engelen,

Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.

Dat wij in alles aan de bestiering uwer heilige

Engelen onderdanig zijn,

Dat wij de goede gedachten, welke zij ons ingeven , waarnemen,

Dat wij altijd hunne bewegingen tot de deugden volgen, Dat wij door onze traagheid en onachtzaamneid hen niet bedroeven en van ons niet vervreemden, Dat wij hen mogen navolgen in u te beminnen en

onderdanig te zijn.

Dat wij naar hun voorbeeld onzen evenaaste, ook die minder is dan wij, gaarne dienen,

416

-ocr page 419-

TER EEBE VAN DE H. ENGELEN.

Dal wij geduldig mogen verdragen de gebreken van ^

andere menschen, gelijk zij de onze verdragen, Dat wij onzen evennaaste door geene kwade voor- cr beelden ergeren, £

Dat wij hem, zoo veel het in ons is, van alle g kwaad bevrijden , c

Dat wij door woorden en werken zijne zaligheid ^ trachten te bevorderen , ®

Dat uwe H. Engelen ons in ons sterfuur willen S bijstaan, °

Dat wij in eeuwigheid met hen u mogen loven o en danken, ?gt;

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld ,

spaar ons, Heer!

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,

verhoor ons. Heer!

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld ,

ontferm u onzer!

Christus, hoor ons.

Christus, verhoop ons.

Heer , ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

i.A,vr ONS HIDDEN.

O God, die door eene onuitsprekelijke voorzienigheid uwe H. Engelen tot onze bewaring gewaardigt te zenden , verleen ons, die u smeeken , dat wij door hunne hulp altijd beschermd worden, en hun gezelschap eeuwig mogen genieten, door Christus, onzen Heer. Amen.

417

27

-ocr page 420-

LITANIE

TOT JESUS IN HET ALLERHEILIGSTE SACRAMENT.

VOOR DEN DONDEBDAO.

Heer, ontferm u or.zer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld,

God H. Geest,

H. Drievuldigheid, één God,

Levend Brood, dat uit den hemel gedaald is ,

Verborgen God en Zaligmaker,

Wijn, die maagden voortbrengt,

Voedzaam brood en vermaak der koningen.

Altijddurende offerande.

Zuivere opdragt,

I.am zonder vlek ,

Allerzuiverste maaltijd.

Spijs der engelen.

Verborgen hemelsch brood,

Gedachtenis van Gods wonderen.

Bovennatuurlijk Brood,

Woord, dat vlsesch geworden zijt en onder ons woont, H. Hostie,

Gezegende drinkbeker.

Geheim des geloofs.

Hoogwaardig en uitmuntend Sacrament, Allerheiligste offerande.

Offerande van verzoening voor levenden endooden, Hemelsch behoedmiddel tegen de zonden,

Wonder mirak el boven alle anderen ,

-ocr page 421-

t.lTANIE TOT .IF.SÜS, ENZ.

Allerheiligste gedachtenis van het lijden des Heeren, Gave, die alle volheid te boven gaal,

Voortreffelijk gedankteeken der goddelijke liefde, Overvloeijende bron van Gods milddadigheid, Overheilig en wonderbaar geheim,

Krachtige spijs der onsterfelijkheid.

Aanbiddelijk en levendmakend Sacrament, 2

Brood, dat door de almogendheid des Woords zijt S;

vleesch geworden, §

Onbloedige offerande, s

Spijs en medegast, -

Allerzoetste maaltijd, bij welken de Engelen tegen- S woordig zijn en dienen, g

Teeken van genade,

Band van liefde.

Offeraar en offerande,

Geestelijke zoetheid, die in haren eigen oorsprong

gesmaakt wordt.

Verkwikking der II. Zielen,

Versterking dergenen, die in den Heer sterven,

Pand der toekomende glorie.

Wees genadig, spaar ons, Heer!

Wees genadig, verhoor ons. Heer!

Van het onwaardig nntten uws ligchaams en bloeds,

verlos ons, Heer!

Van de begeerlijkheid des vleesches.

Van de begeerlijkheid der ooge-i,

Yan de hoovaardij des levens.

Van alle gevaren der zonde, lt;•

Door de groote begeerte, die gij gehad hebt, om 5, dit Paaschlam met uwe discipelen te eten, S

Door de diepe ootmoedigheid, waarmede gij de o voelen der apostelen gewasschen hebt, S

Door de vurigste liefde, waarmede gij dit heilig ~

Sacrament hebt ingesteld, \' i?

Door uw dierbaar bloed, dat gij ons op het altaar 3

hebt nagelaten,

Door de vijf H. wonden, die gij in uw allerlieligst ligehaam voor ons ontvangen hebt.

-ocr page 422-

t.lTANIK TOT .IESUS , ENZ.

Wii zondaren, wij bidden u, verhoor ons.

Dat iliet u believe het geloof, den eerbied en de ^ begeerte tot dit wonderbare Sacrament in ons

te vermeerderen en te bewaren, —

Dat bet u believe, ons door eene ware belijdenis g

onzer zonden, tot het dikwijls nuttigen dezer „

geestelijke spijs te bereiden, •, e

Dat gij ons van alle ketterij, ongeloovigheid en

verblindheid des harten wilt bevrijden, ^

Dat het 11 believe, ons aan de kostelijke en he- g.

melsche vruchten van dit H. Sacrament deelach- g

tig maken, j i t ó

Dat het u believe, ons in het uur des doods met c deze liemelsche spijs te versterken entebeschei- quot;! men,

Zoon Gods,

Lam Gods, dat wegneemt de

spaar ons, lieer!

Lam Gods, dat wegneemt de

verhoor ons. Heer!

Lam Gods, dat wegneemt de

ontferm u onzer!

Christus, hoor ons.

Christus, verboor ons.

Onze Vader, enz.

LAAT ONS BIDDEN.

O God ! die ons onder dit wonderbaar Sacrament de gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten, wij bidden u, geef dat wij de heilige geheimen van uw ligchaam en bloed zoo eerbiedig eeren, dat wij de vrucht uwer verlossing gedurig in ons mogen gevoelen. Die met den Vader in de eenheid des H. Geestes

420

zonden [der wereld, zonden der wereld, zonden der wereld,

leeft en heerscht. God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

——

-ocr page 423-

LITANIE

ül\' HET LIJDEN VAN

ONZEN HEER JESÏÏS CHRISTUS,

VüOIl DEN VRIJDAG.

Heer, ontferm u onzer.

Si Christus, ontferm u onzer.

5quot; Heer, ontferm u onzer.

° : Christus, hoor ons.

0 Christus, verhoor ons.

S God, heinelsohe Vader , ontferm u onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.

God H. Geest, ontferm u onzer.

H. Drievuldigheid, één God, ontferm 11 onzer.

Jesus, om onze zonden in den hof van Olijven benaauwd | ^ en bedroefd tot den dood toe, ontferm u onzer.

Jesus, door eenen Engel versterkt, opdat wij onze

1 _ hulp in allen nood van den hemel zouden leeren

verwachten,

Jesus, die uwen verrader met minzaamheid hebt ontvangen om ons de zachtmoedigheid te leeren,

Jesus, van uwe discipelen verlaten, opdat wij op § God zouden leeren betrouwen, 5=

Jesus, van de Joden gebonden, om ons van de g zonden te ontbinden, a

Jesus, voor Annas en Caïphas valschelijk beschuldigd, ~ t opdat wij alle ongelijk zouden leeren verdragen , s

j Jesus, door l\'etrus verloochend, opdat wij onze krank- ro

beid zouden leeren kennen en ons zeiven mistrouwen, ! Jesus , door Herodes met een wit k leed bespot, omdat

wij het kleed der onschuld verloren hadden, ; Jesus, achter Barabbas gesteld. opdat wij ons nooit

boven anderen zouden verheffen,

Jesus, wreedelijk gegeeseld en met doornen gekroond, opdat wij de gemakken en alle eerzucht zouden verfoeyen,

-ocr page 424-

422\' UTANlli 01\' UliT LIJDEN

Jesus, gelasterd, bespuwd en geslagen, opdat wij

onze zinnen zouden versterven ,

Jesus, aan het volk ten toon gesteld, opdat wij uw voorbeeld zouden voor oogen hebben en naar hetzelve leven,

Jesus, door Pilatus aan uwe vijanden geleverd, om

ons van onze vijanden te verlossen,

Jesus, met het kruis beladen, om ons te leeren ons

kruis met vlijt te dragen,

Jesus, aan het kruis genageld, opdat wij het vleeseh met zijne driften en begeerlijkheden zouden kruisigen,

Jesus, tusschen twee moordenaars gekruist, om ons

de vernedering te leeren beminnen,

Jesus, die den goeden moordenaar in genade hebt ontvangen, opdat wij nooit zouden mistrouwen, Jesus, die aan het kruis hangende, voor uwe vijanden hebt gebeden, om ons te leeren onze vijanden te beminnen,

Jesus, met gal en azijn gelaafd, opdat wij onze

tong van alle zonden zouden bewaren,

Jesus, die stervende uwen geest in de handen uws quot;Vaders bevolen hebt, opdat wij stervende onzen geest ook in uwe en zijne handen zouden bevelen, Jesus, die voor ons den bitteron dood gestorven zijt, om ons de boosheid onzer zonden te doen kennen, Jesus, die door uwen dood ons het loven gegeven hebt, opdat wij niet voor ons maar voor u zouden leven, Jesus, wiens zijde na uwen dood geopend is, om in dezelve onze zonden en krankheden te verbergen, Jesus, begraven en den derden dag verrezen, opdat wij gestorven en begraven aan de zouden, tot een deugdzaam leven zonden verrijzen,

Wees genadig, spaar ons, Heer !

Wees genadig, verhoor ons, Heer!

Van alle kwaad verlos ons. Heer!

Van alle zonden, verlos ons. Heer!

Door uw bloedig zweet, verlos ons. Heer!

Door uwe geeseling, verlos ons. Heer,

-ocr page 425-

VAN ONZEN HEEK JESUS CUK1STUS.

Door uwe doornen kroon,

Door uw kruis en lijden,

Door uwe allerheiligste vijf wonden,

Door uwen dood en uwe begrafenis,

Door uwe H. verrijzenis,

Door uwe wonderbare hemelvaart,

! In den dag des oordeels,

Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.

i, Dat uw H. Lijden ons.leere, hoe zwaar en schrikkelijk de zonde is, om welke gij zoo veel geleden hebt,

IDat wij door het overdenken van uwe pijnen en smarten, alle ziekten en tegenspoed geduldig mogen verdragen,Dat wij door het overdenken van uwe pijnen en smarten, alle ziekten en tegenspoed geduldig mogen verdragen,

Dat wij in allen angst, droefheid en nood ons tot

u keeren. en uwe hulp afsmeeken.

Dat wij alle schade, verachting en tegenspoed met

overleving aan Gods wil mogen ontvangen,

Dat wij de valsche beschuldigingen en onregtvaardige oordeelen, naar uw voorbeeld mogen verdragen ,

IDat gij de vruchten van uw kruis ons wilt mede- ~ deelen, Squot;Dat gij de vruchten van uw kruis ons wilt mede- ~ deelen, Squot;

Dat wij door de kracht van uw kruis, den duivel, s de wereld en het vleesch mogen overwinnen, = Dat wij in uw bloed van alle zonden mogen ge- , reinigd worden,

IDat gij ons wilt verleenen, ons kruis dagelijks op gquot; te nemen, en u gaarne na te volgen, °Dat gij ons wilt verleenen, ons kruis dagelijks op gquot; te nemen, en u gaarne na te volgen, °

Dat wij eene genegenheid mogen verkrijgen, om o uw H. Lijden, met liefde en dankbaarheid dik- S wijls te overdenken.

Dat wij dagelijks bemerkende, dat gij uit liefde voor ons gestorven zijt, door wederliefde ontstoken worden, om niet voor ons zeiven, maar tot uwe dienst te leven.

Dat wij onzen troost in uwe H. wonden mogen vinden.

Dat gij ons door uw kruis en uwen bitteren dood in het uur onzes doods wilt versterken.

42c(

1

-ocr page 426-

LITANIE 01\' HEI LUUliN ENZ.

Dat gij ons dooi\' uw kruis in wij bidden u, verhoor ons.

Lam Gods, dat wegneemt

spaar ons, Heer.

Lam Gods, dat wegneemt

verhoor ons, Heer.

Lam Gods, dat wegneemt

ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader enz.

LAAT ONS BIDDEN.

Almagtige, eeuwige God , die onzen Zaligmaker het vleesch hebt doen aannemen en den dood des kruises doen lijden, opdat de meusch het voorbeeld van zijne ootmoedigheid zou navolgen; geef genadiglijk, dat wij leven naar de lessen zijner lijdzaamheid en deel verkrijgen in zijne verrijzenis. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. Amen.

uwe glorie wilt brengen, de zonden der wereld, de zonden der wereld, de zonden der wereld,

-ocr page 427-

LITANIE

ÏER EËRE

BER ALLERH. MAAamp;D MARIA.

VOOR DEN ZATUKUAXi.

Heer, ontterm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. God H. Geest, ontferm u onzer.

H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer. H. Maria, bid voor ons.

H. Moeder Gods,

H. Maagd der Maagden,

Moeder van Christus,

Moeder der goddelijke genade.

Allerreinste Moeder, jr

Allerzuiverste Moeder, ^

Ongesohondene Moeder, o

Onbevlekte Moeder, °

Minnelijke Moeder, o

Wonderbare Moeder, m

Moeder des Scheppers,

Moeder des Zaligmakers,

Allervoorzigtigste Maagd ,

Eerwaardige Maagd,

Lofwaardige Maagd,

Magtige Maagd,

Goedertierene Maagd,

Getrouwe Maagd,

Spiegel der regtvaardigheid,

Zetel der wysheid,

-ocr page 428-

LITANIE TKR EEKE

Oorzaak onzer blijdschap,

Geestelijk vat,

Eerwaardig vat,

Schoon vat van godvrucht,

Geestelijke roos.

Toren van David,

Ivoren toren.

Gulden huis,

Ark des Verbonds,

Deur des Hemels,

Morgenster,

Behoud der kranken,

Toevlugt der zondaren,

Troost der bedrukten.

Hulp der christenen.

Koningin der Engelen,

Koningin der Patriarchen,

Koningin der Profeten,

Koningin der Apostelen,

Koningin der Martelaren,

Koningin der Belijders,

Koningin der Maagden,

Koningin van alle Heiligen,

Koningin zonder vlek ontvangen,

Koningin van den allerheiligsten rozenkrans. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

spaar ons. Heer!

Lam Gods, dat wegneemt de zonden

verhoor ons, Heer!

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,

ontferm u onzer!

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Hfcer, ontferm u onzer.

Ome Vader enz. Wees gegi-oet, en».

Antipii. Onder uwe bescherming nemen wij onze

426

wereld, der wereld,

-ocr page 429-

IJEll ALLEUH. MAA.ÜU MARIA.

toevliigt, o H. Moeder Gods! verstoot onze gebeden niet in onzen nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd, onze Meesteres, onze Middelares, onze Voorspreekster, verzoen ons met uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon, beveel ons aan uwen Zoon.

v. Bid voor ons, H. Moeder Gods.

r. Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.

LAAT ONS BIDDEN,

O Heer God, wij bidden u, stort uwe genade in onze harten, opdat wij, die door de boodschap des lingels, de Menschwording van Christus, uwen Zoon, gekend hebben, door zijn lijden en kruis gebragt worden tot de glorie der verrijzenis. Door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer. Amen.

427

-ocr page 430-

LITAN I E

VAN DE ONUEVLEKTE ONTVANGENIS.

DER ALLERHEILIGSTE

MAA.GD MARIA.

(Deze Litanie is getrokken uit de 13ulle der dogmaverklariiig van de Onbevlekte Ontvangenis der H. Maagd Maria, gegeven door Z, H. Paus Pius IX.)

Heer, ontferm u onzer.

Jesus Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Jesus Christus, hoor ons.

,Testis Christus, verhoor ons.

Eeuwige Vader, die in de Hemelen zijt, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzar. H. Geest, waarachtig God, ontferm u onzer. H. Drievuldigheid één God, ontferm u onzer.

H. Maria, bid voor ons.

Maria, van af het begin en van alle eeuwen uitverkoren en toebereid, om de Moeder van Gods eenigen Zoon te worden,

Maria, meer dan alle schepselen door God bemind, Maria, in wie God door eene geheel buitengewone

voorliefde zijn grootste welbehagen vond, ~.

Maria, onvergelijkelijk boven alle Engelen en Hai-

ligen verheven, g

Maria, zoo wondervol begiftigd met den overvloed quot;■ der hernelsche gunsten, dat gij altijd geheel vrij § bleeft van elke zondevlek,

Maria, gansch schoon en volmaakt, verrijkt met

de volheid van onschuld en heiligheid,

Maria, wier heiligheid de grootste is, die men zich beneden God kan voorstellen , en welke niemand , behalve God, kan begrypen,

-ocr page 431-

LITANIE VAN OK ONBEVL. ONTVANGENIS. 429

Maria, zonder erfsmet ontvangen,

Maria , die de volslagenste overwinning op het oud

serpent hebt behaald,

Maria, aan wie God de Vader zijnen eenigen Zoon, aan Hom gelijk en uit Hem zeiven voortgekomen, geschonken heeft,

Maria, door Gods Zoon zelf uitgelezen om wezenlijk

zijne Moeder te zijn,

Maria, van wien de 11. Geest gewild heeft, dat door zijne medewerking ontvangen en geboren werd diegene van wien Hij zelf voortkomt,

Maria, van af den eersten stond uwer Ontvangenis onbevlekt,

Maria, door genade en een bijzonder voorregt, om den wille van de verdiensten van Jesus Christus, vrijbewaard van de smet der erfzonde,

Maria, van het eerste oogenblik uwer schepping af

met de genade van den H. Geest toegerust, E)

Maria, op eene meer wonderbare wijze vrijgekocht, lt; dan alle andere raenschen, g

Maria, die met uwen goddelijken Zoon in die on- ^ verzoenbare vijandschap tegen den duivel hebt 3 gedeeld,

Maria, die met uwen onbesmeurden voet den kop

der hellenslang verplet,

Gij, de arke van Noë, die zonder letsel aan het

algemeen bederf dor wereld ontkomen zijt.

Gij , het braambosch, dat Mozes geheel vlammend zag, en tegelijk met groen en bloesem bedekt, Gij, die gesloten tuin, waarin geen bederf kan

binnensluipen ,

Gij het huis, wat zich de eeuwige wijsheid bouwde, versierd met zeven pilaren, het zinnebeeld der zeven gaven van den H. Geest,

Gij, dat onbederfelijke hout, waar de worm dei-

zonde nooit aan knaagde,

Gij, die altijd heldere bron, door de kracht van

den H. Geest verzegeld.

Gij, die volmaakter dan Judith of Esther, uw

-ocr page 432-

r.ITANIÉ VAN nft

geslacht hersteld hebt en eene levensbron voor geheel het menschdom zijt,

Gij, die nooit duisternis gekend hebt.

Gij, het eigen kunstgewrocht der heilige Drievuldigheid ,

Gij, de onbevlekte onder alle opzichten, de onschuld zelve, de volkomene gaafheid, het beeld zelve van oorspronkelijke zuiverheid, de eenig Heilige, de woonstede van alle genaden des heiligen Geestes, Gij, die God alleen boven u en alle schepselen _ beneden u hebt, s;

Gij , wier lof door geene tong op aarde noch in den [T hemel naar waarde kan verkondigd worden, g Gij, de lofspraak der Profeten en Apostelen,

Gij, de eer der Martelaren, de vreugde en kroon §

van alle Heiligen,

Gij, de zekere schuilplaats en onverwonnen hulp

van allen die in nood zijn,

O alvermogende middelares, die de aarde met uwen

Zoon verzoent,

O roem, luister, bolwerk der H. Kerk,

O uitdelgster van alle ketterijen,

Gij, die het geloovig volk, die alle natiën aan de grootste ellenden, aan rampen van allen aard hebt onttrokken,

O Maria, ruim door uwe magtige bescherming alle hinderpalen uit den weg, zegevier over alle dwalingen, maak dat onze Moeder de H. Kerk onder alle volkeren en op alle plaatsen dagelijks in kracht en bloei toeneme.

Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons

een groot berouw over onze zonden.

Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg vcor ons

eene ware bekeering,

Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons

de genade om altijd goede biechten te spreken.

Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons het geluk om in dit leven aan de goddelijke gereg-tigheid voor alle zonden te voldoen.

430

-ocr page 433-

onbevi.rkte ontvangenis.

Hoor uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons de uitstekende gunst van onze ziel zuiver en zonder smet te wasschen in liet bloed van uwen Zoon Jesus Christus en in de werken eener heilige boetdoening. Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons eene heldhaftige liefde voor de zuiverheid, en eenen grooten afschrik voor de tegenovergestelde ondeugd. Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons eene steeds toenemende liefde tot God en eenen onverzoenbiren haat tegen de zonde.

Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, help ons, troost

ons in alle noodwendigheden en smarten.

Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg ons de

genade in Gods liefde te sterven.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm u onzer!

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm u onzer!

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, verhoor

ons!

Jesus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

vb. Het is (heden) de Onbevlekte Ontvangenis der Allerheiligste Maagd Maria.

ant. Van haar, wier glorievol leven alle kerken opluistert.

i.aten wij bidden.

O God, die door de Onbevlekte Ontvangenis der Allerheiligste Maagd Maria, voor uwen Zoon een Hem waardige woonplaats hebt bereid. geef ons door hare voorspraak, dat wij met zorg ons hart en ons ligchaam vlekkeloos in uwe oogen bewaren, die haar van alle smet gevrijwaard hebt. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. Amen.

431

-ocr page 434-

432 litanie Van de onbevl. ontvangenis.

SCHIETGEBEDEN.

Gezegend zij de Heilige en onbevlekte Ontvangenis der H. Maagd Maria.

O Maria, zonder smet ontvangen, bid voor ons, die tot n onze toevlugt nemen.

40 DAGEN AFLAAT.

Vidimus et approbavimus li«s litanias, easque recitantibna con-cedimus quadraginta dies indulgentiarum in forma ecclesiae consueta.

Datum ITarlemi die 8 Junii 1856.

Franciscus Epüs Harlemens.

-ocr page 435-

DE ZEVEN BOETPSALMEN.

PSALM 6. DOMINE NE.

Heer! straf mij niet in uwe verbolgenheid: noch kastijd mij in uwe gramschap.

Ontferm U mijner, lieer! want ik ben zwak; genees mij Heer! want al mijne beenderen zijn ontsteld.

lin mijne ziel is zeer ontroerd, maar Heer! hoelang?

Keer Ü tot mij. Heer! en verlos mijne ziel, behoud mij om uwe barmhartigheid.

Want er is niemand, die in den dood Uwer gedachtig is, en wie zal U in de hel loven.

Ik ben vermoeid van het zuchten, ik zal alle nachten | mijn bed wasschen, met mijne tranen zal ik mijne rustplaats begieten.

Mijn oog is van de verbolgenheid ontroerd: ik ben verouderd onder al mijne vijanden.

Gaat weg van mij, gij allen, die ongeregtigheid bedrijft, want de Heer heeft de stem mijns weenens verhoord.

De lieer heeft mijn smeeken gehoord, de Heer heelt mijn gebed aangenomen.

Laat al mijne vijanden zeer beschaamd en ontsteld worden: dat zij zich schamen.

Eere zij den Vader, enz.

PSALM 31, DiSATI QUORUM.

Gelukkig zijn zij, wier ongeregtigheden vergeven en wier zonden bedekt zijn.

Gelukkig is de man, aan wien de Heer de zonden niet toegerekend heeft en in wiens geest geen bedrog is.

Omdat ik zweeg, zijn mijne beenderen verouderd, terwijl ik den geheelen dag riep.

Want dag en nacht is uwe hand op mij verzwaard:

28

-ocr page 436-

UE ZEVEN BOETPSALMEN.

in mijne ellende heb ik mij tot U gekeerd, terwijl ik met doornen doorstoken werd.

Ik heb mijne misdaad aan U bekend gemaakt, en mijne ongeregtigheid heb ik niet verborgen.

Ik zeide: ik zal mijne ongeregtigheid tegen mij, aan den Heer belijden: en Gij hebt do boosheid mijner zonden vergeven.

Hierom zal ieder heilige tot U bidden, ten regten tijde.

Ja, als er groote watervloeden zijn zullen zij hem niet naderen.

Gij zijt mijne toevlugt tegen de verdrukking die mij omvangen heelt, mijne verheuging, verlos mij van het-gene mij omringt.

Ik zal u kennis geven, en u in den weg, waardoor gij gaan zult, onderwijzen : ik zal mijne oogen op u gevestigd houden.

Wees toch niet gelijk een paard of muilezel, die geen verstand hebben.

Met breidel en toom bind de kinnebakken dergenen, die tot U niet naderen.

De geeselen des zondaars zijn veelvoudig; maarden-gene, die op den Heer hoopt, zal de barmhartigheid omringen.

Verblijdt u in den Heer, en verheugt u, gij regtvaar-digen! maakt groote vrolijkheid gij allen, die opregt van harte zijt.

PSALM 37. D0M1NE ME.

Heer! straf mij niet in uwe verbolgenheid: noch kastijd mij in uwe gramschap.

Want uwe schichten steken in mij, en Gij hebt uwe hand krachtig op mij gesteld.

Er is geene gezondheid in mijn vleesch ter oorzako uwer gramschap, er is geen vrede in mijn gebeente om mijner zonden wil.

Want mijne ongeregtigheden zijn tot boven mijn hoofd gegaan; en gelijk een drukkende last zijn zij mij zwaar geworden.

434

-ocr page 437-

DE ZEVEN IJÜEÏPSALMIiN.

Mijne wonden zijn stinkend en vuil geworden om mijner dwaasheid wille.

Ik ben ellendig geworden enten uiterste nedergebogen; ik ging den geheelen dag bedroefd.

Want mijne lendenen zijn vol van bespottingen eu er is geene gezondheid in mijn vleesch.

Ik ben verdrukt en ten uiterste vernederd, ik brulde van hot gezucht mijns harten.

Heer! al mijne begeerte is voor uw aanschijn, en mijn gezucht is voor U niet verborgen.

Mijn hart is ontroerd, mijne kracht heeft mij verlaten; ja zelfs het licht mijner oogen is van mij geweken.

Mijne vrienden en mijne naasten kwamen en stonden tegen mij op, en mijne nabestaanden bleven van verre.

En die mij naar het leven stonden, deden geweld; en die kwaad zochten, spraken ijdelheid en verzonnen den geheelen dag bedrog.

Doch ik, als een doove, hoorde niet, en als een stomme, deed ik mijnen mond niet open.

Ik was als een mensch, die niet hoort, en geen wederspraak in zijnen mond heeft.

Want op U, o Heer! heb ik gehoopt; Gij zult mij verhooren, Heer mijn God!

Dewijl ik gezegd heb, dat toch mijne vijanden zich nooit over mij verblijden; want als mijne voeten wankelen, roeren zij trotschelijk tegen mij hunnen mond.

Want ik ben tot do geesels bereid, en mijne smart is altijd voor mijne oogen.

Want ik zal mijne misdaad bekend maken, en bekommerd zijn wegens mijne zonden.

Doch mijne vijanden leven en zijn magtiger dan ik, en die mij ten onregte haten, zijn vermenigvuldigd.

Die goed met kwaad vergelden, lasterden mij, omdat ik het goede volgde.

Verlaat mij niet. Heer mijn God ! wijk van mij niet af.

Neem acht op mijne hulp, o Heer! God mijnsheils!

Eere zij den Vader, enz.

i35

-ocr page 438-

.5-3ti DE ZEVEN liOETl\'SALMlïN.

PSALM 50. MISERERE.

Ontferm U mijner, o God! volgensuweg roote barmhartigheid, en volgens de menigte uwer erbarmingen wisch mijne boosheid uil.

Wasch mij meer en meer van mijne ongeregtigheid , en reinig mij van mijne zonden.

Want ik beken mijne ongeregtigheid, en mijne zonden zijn altijd voor mij.

Tegen U alleen heb ik gezondigd, en kwaad voor U gedaan; omdat Gij regtvaardig zijt in uwer vvoordenen overwint, als Gij geoordeeld wordt.

Want zie, ik ben in boosheden voortgebragt, en in zonden heeft mij mijne moeder ontvangen.

Want zie. Gij hebt de waarheid lief, de verborgene geheimen uwer wijsheid hebt Gij mij geopenbaard\'.

Besproei mij met hysop, en ik zal gereinigd worden; wasch mij, en ik zal witter worden dan sneeuw:

Geef vreugde en blijdschap aan mijn gehoor: en dat mijne vernederde beenderen door verheuging opspringen.

Wend uw aanschijn af van mijne zonden, en wisch al mijne ongeregtigheden uit.

Schep in mij , o God! een zuiver hart en vernieuw eenen opregten geest in mijn binnenste.

Verwerp mij niet van uw aanschijn, noch neem uwen H. Geest van mij weg.

Geef mij weder de blijdschap uws heils : en versterk mij met eenen geest, die mij aanspoort.

Ik zal den boozen uwe wegen leeren en de goddeloo-zen zullen zich tot U bekeeren.

Verlos mij van de bloedschulden, o God! God mijns heils! en mijne tong zal uwe regtvaardighekl met blijdschap verheffen.

Doe mijne lippen open, Heer! en mijn mond zal uwen lof verkondigen.

Want hadt Gij eene offerande gewild, ik zoude U die zeker opgedragen hebben: de brandoffers zullen U niet aangenaam zijn.

Een bedrukte geest is voor God eene offerande; een

-ocr page 439-

DE ZEVEN BOETPSALMEN.

vermorzeld en verootmoedigd hart zult Gij, o God! niet versmaden.

Doe wel, Heer! volgens uwe goedgunstigheid, aan Sion, opdat de muren van Jerusalem opgebouwd worden.

Dan zult gij de offerande van regti\'aardigheid, de op-dragten en brandoffers aannemen; dan zullen zij kalveren op uw altaar leggen.

Eere zij den Vader, enz.

PSALM 101. DOMINE EXAUDI.

Heer! verhoor mijn gebed, en mijn geroep kome tot U.

Keer uw aanschijn van mij niet af; op wat dag ik verdrukt worde, neig\' uwe ooren tot mij.

Op wat dag ik U aanroepe, verhoor mij haastiglijk.

Want mijne dagen zijn vergaan als rook, en mijne beenderen zijn dor geworden als een verdroogd hout.

Ik ben verslagen als hooi en mijn hart is uitgedroogd, omdat ik vergeten heb mijn brood te eten.

Om het geluid mijns zuchtens kleeft mijn gebeente aan mijn vleesch.

Ik ben den Pelikaan der wildernissen gelijk geworden: ik ben geworden gelijk de nachtraaf in een huis.

Slapeloos heb ik mijne nachten doorgehragt en ben geworden als eene eenzame musch op het dak.

Den geheelen dag beschimpten mij mijne vijanden: en die mij eertijds prezen, zwoeren tegen mij.

Omdat ik asch als brood at, en mijnen drank met tranen mengde.

Om uwe gramschap en verbolgenheid, omdat Gij mij opgeheven en nedergestooten hebt.

Mijne dagen zijn als een schaduw verdwenen, ik ben verdord als hooi.

Maar Gij, Heer, blijft in de eeuwigheid: en uwe ge-denkteekenen van geslacht tot geslacht.

Gij zult opstaan en U ontfermen over Sion, want de tijd is gekomen.

Want hare steenen behagen aan uwe dienaren, en zij zullen zich ontfermen over haar stol\'.

437

-ocr page 440-

DE ZEVEN BOETPSALMEN.

En do volken zullen uwen naam vreezen, Iteei ! en allo koningen der aarde uwe heerlijkheid.

Omdat de Heer Sion opgebouwd heeft en zich in zijnen luister vertoonen zal.

Omdat Hij gezien heeft op liet gebed der vernederden; en hun verzoek niet versmaad heeft.

Men schrijve deze dingen voor het volgende geslacht; en het volk, dat geschapen zal worden, zal den Heer loven.

Omdat Hij van boven, uit zijne heilige plaats neder-gezien heeft op de aarde.

Om de zuchten der gevangenen te hoeren, en do kinderen der gedooden te ontbinden.

Opdat zij den naam des Heeren verkondigen in Sion, en zijnen lof in Jerusalem.

Als de volkeren zullen te zimen komen en do Koningen om den Heer te dienen.

Hij heeft Hem op den weg zijner sterkte gezegd; g\\;ef mij de kortheid mijner dagen te kennen.

Neem mij niet weg in het midden mijner dagen; uwe jaren duren van geslacht tot geslacht.

In het begin hebt Gij, Heer! het aardrijk gegrondvest, en de hemelen zijn de werken uwer handen.

Zij zullen vergaan, maar Gij blijft; zij zullen allen als een kleed verouderen.

En gelijk een gewaad zult Gij ze veranderen, en zij zullen veranderd worden.

Doch Gij blijft dezelfde, en uwe jaren zullen niet eindigen.

11e kinderen uwer dienaren zullen woningen hebben, en hun zaad zal in eeuwigheid bestaan.

Eere zij den Vader, enz.

PSALM 1 \'27. DE PROKUNDIS.

Uit de diepte heb ik tot U geroepen: Heer, Heer! verhoor mijne stem.

Laat uwe ooi en luisteren naar de stem mijner smeekingen.

438

-ocr page 441-

TIE ZEVEN BOETPSALMEN.

Indien Gij, Heer! de ongeregtigheden aanmerkt, Heer! wie zal bestaan.

Omdat er bij U genade is, en om uwe Wet heb ik U vertoefd. Heer!

Mijne ziel heeft verbeid op zijn woord, mijne ziel heelt gehoopt op den Heer.

Dat Israël op der. Heer houwe, van den morgenstond lot den nacht toe.

Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij Hem is overvloedige verlossing.

En Hij zal Israël verlossen uit al zijne ongeregtigheden.

Eere zij den Vader, enz.

PSALM 142. EX AUDI,

Heer! verhoor mijn gebed, ontvang mijn gesmeek volgens uwe regtvaardigheid.

En treed niet in het geregt met uwen dienaar,want niemand, die leeft zal voor uw aanschijn regtvaardig zijn.

Want de vijand heeft mijne ziel vervolgd; hij heeft mijn leven vernederd ter aarde toe.

Hij heeft mij in het duister gesteld als degenen, die sedert lang dood zijn. En mijn geest is in mij beangst, mijn hart is in mij ontsteld geworden.

Ik ben de oude tijden indachtig geweest, ik overwoog al uwe daden, de werken uwer handen overdacht ik.

Mijne handen heb ik tot U uitgereikt, mijne ziel is voor U als eene aarde zonder water.

Verhoor mij spoedig, o Heer! mijn geest is bezweken.

Keer uw aanschijn van mij niet af, anders zal ik gelijk zijn aan degenen, die in het graf dalen.

Boe mij \'s morgens uwe barmhartigheid hooren; want op U heb ik gehoopt.

Maak mij den weg bekend, dien ik moet bewandelen, want tot U heb ik mijne ziel opgeheven.

Verlos mij van mijne vijanden. Heer! tot U heb ik mijne toevlugt genomen.

Leer mij uwen wil doen, want Gij zijt mijn God

430

-ocr page 442-

t)E ZEVEN BOETPSALMEN.

Uw goede geest zal mij brengen op den regten weg-

Om uwen naam, Heer! zult Gij mij doen leven: door uwe gercgtigheid zult Gij mijne ziel uit de verdrukking trekken.

En door uwe barmhartigheid zult Gij mijne vijanden verdelgen: en hen allen te niet doen, die mijne ziel verdrukken, want ik ben uw dienaar.

Eere zij den Vader, enz.

uo

Antiph. Wil, o Heer! onze verzuimenissen niet gedenken, noch die van onze ouders, en neem geene wraak over onze zonden.

lt;Sfi

-ocr page 443-

LITANI E VAN ALLE HEILIGEN.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld , ontferm u onzer. God H. Geest, ontferm u onzer,

H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer. H. Maria!, bid voor ons.

H. Moeder Gods,

H. Maagd der Maagden,

H. Michaël,

H. Gabriel,

Alle H. Engelen en Aartsengelen,

Alle H. kooren der zalige Geesten,

H. Joannes de Dooper, E

H. Josef, amp;

Alle H. Patriarchen en Profeten, g

H. Petrus, °

H. Paulus, o

H. Andreas, p

H. Jacobus,

H. Joannes,

H. Thomas,

H. Jacobus,

H. Philippus,

H. Bartholomeus,

H. Mattheus,

H. Simon,

H. Thadeus,

EI. Matthias,

H. Barnabas,

-ocr page 444-

LITANIE

H. Lucas,

H. Marcus,

Alle H. Apostelen en Evangelisten,

Alle H. Discipelen des Heeren,

Alle H. Onnoozele Kinderen,

H. Stephamis,

H. Laurentius,

II. Vincentius,

H. Fabianus en Sebastianus,

II. Joannes en Paulus,

H. Cosmas en Damianus,

H. Gervasius en Protasius,

Alle H. Martelaren,

H. Sylvester,

II. Gregorius, cr

H. Ambrosius, Sr

H. Augustinus, -a

H. Hieronymus, o

H. Martinus, 2

H. Nicolaas, g

Alle H. Bisschoppen en Belijders,

Alle H. Leeraars,

H. Antonius,

H. Benedictus,

H. Barnabas,

H. Dominicus,

H. Franciscus,

Alle H. Priesters en Levieten,

Alle H. Monniken en Kluizenaars,

H. Maria Magdalena,

H. Agatha,

H. Lucia,

H. Agnes,

H. Caecilia,

H. Catharina,

II. Anastasia,

Alle H. Maagden en Weduwen, bidt voor ons.

Alle Gods lieve Heiligen, bidt voor ons.

Wees genadig, spaar ons, Heerl

442

-ocr page 445-

VAN ALLE IIEII.IGEN.

Wees genadig, verhoor ons, lieer!

Van alle kwaad, verlos ons, Heer.

Van alle zonden,

Van uwe gramschap,

Van eenen haastigen en onvoorzienen dood,

Van de listen des duivels,

Van gramschap, haat en allen kwaden wil,

Van den geest der onkuischheid,

Van bliksem en onweder ,

Van den eeuwigen dood.

Door hot geheim uwer menschwording,

Door uwe komst.

Door uwe geboorte,

Door uw doopsel en H. vasten ,

Door uw kruis en lijden,

Door uwen dood en uwe begrafenis,

Door uwe H. Verrijzenis,

Door uwe wonderbare Hemelvaart,

Door de genade van den H. Geest den vertrooster, In den dag des oordeels ,

Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.

Dat gij ons wilt sparen.

Dat gij onze zonden kwijtscheldt,

Dat gij u gewaardigt ons tot eene ware boetvaardigheid te geleiden, ^ Dat gij u gewaardigt den Roomschen Paus en alle ^ geestelijkheid in de heilige godsdienst te bewaren, ^ Dat gij u gewaardigt de vijanden der H. Kerk te g;

vernederen, s

Dat gij u gewaardigt aan de christen koningen en -

vorsten vrede en ware eendragt te geven.

Dat gij u gewaardigt aan alle christen volkeren S vrede en eendragt te verleenen, Cquot;

Dat gij u gewaardigt ons in uwe H. Dienst te o versterken en te bewaren, 0

Dat gij onze gemoederen tot, hemelsche begeerten g

wilt opwekken,

Dat gij u gewaardigt al onze weldoeners met de eeuwige goederen te vergelden,

443

-ocr page 446-

MTANIE

Dat gij u gewaardigt onze zielen en de zielen van onze broeders, vrienden en weldoeners van de eeuwige verdoemenis te bewaren, wij bidden u, verhoor ons.

Dat gij u gewaardigt de vruchten der aarde te geven en te bewaren, wij bidden u, verhoor ons.

Dat gij u gewaardigt aan alle geloovige overledenen de eeuwige rust te geven, wij bidden u, verhoor ons.

Dat gij u gewaardigt ons gebed te verhoeren , wij bidden u, verhoor ons.

Zoon Gods, wij bidden u, verhoor ons.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm u onzer,

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u ouzer.

Onze Vader, enz.

PSALM 69. DEUS IN ADJUTORIUM.

O God! kom mij te hulp, haast U, o Heer! om mij te helpen.

Dat zij beschaamd en bevreesd worden, die mijne ziel zoeken.

Dat zij terstond met schaamte afgekeerd worden, die met mij den spot drijven.

Dat zij zich allen in U verheugen en verblijden, die U zoeken, en dat zij, die uwe zaligheid beminnen altijd zeggen; groot geacht zij de Heer.

Doch ik ben behoeftig en arm, help mij, o God

Gij zijt mijn helper en verlosser, Tleer, vertoef niet.

Eere zij den Vader, enz.

aquot; Maak uwe dienaars zalig.

R\' Mijn God, die in U hopen.

v- Heer! wees ons een sterke toren.

Ui

-ocr page 447-

VAN ALLE IllilLIOLN.

R. Tegen onze vijanden.

v. Dat de vijand geene overhand op ons krijge.

R. En dat de Zoon der boosheid zich niet verstoute ons

te beschadigen.

v. Heer, handel met ons niet naar onze zonden! r. Noch vergeld ons naar onze boosheden.

v. Laat ons bidden voor onzen Paus N.

r. De Heer wille hem sparen en in het leven houden, hem voorspoed geven op aarde en hem met overleveren aan den wil zijner vijanden.

v. Laat ons bidden voor onze weldoeners.

n. Heer! gewaardig U, allen, die ons goed doen, om uwen naara met het eeuwige leven te vergelden. Amen.

v. Laat ons bidden voor de geloovigen, die overleden zijn. r. Heer! geef hun de eeuwige rust; dat hun het eeuwige

licht verschijne.

v. Dat zij rusten in vrede.

r. Amen.

v. Voor onze broeders, die afwezing zijn.

R. Maak uwe dienaars zalig, mijn God! die in U hopen.

v. Zend hun hulp uit uwe heilige plaats.

r. En uit Sion bescherm hen.

v. Heer! verhoor mijn gebed.

r. En dat mijn geroep tot U korne.

laat ons bidden.

O God wien het eigen is, altijd barmhartig te zijn en te sparen, ontvang ons gebed, opdat uwe goeder-tierene barmhartigheid ons en al uwe dienaren, die met de ketenen der zonden geboeid zijn, genadig ontbinde.

Wij bidden u, o Heer! verhoor de gebeden der oot-moedigen en spaar degenen, die hunne zonden belijden, opdat wij te zamen vergiffenis en vrede van uwe goedertierenheid verwerven.

Toon ons genadig , o Heer! uwe onuitsprekelijke barmhartigheid, en verlos ons van de zonden en tevens van de straffen, die wij daardoor verdiend hebben.

445

-ocr page 448-

r.iTANii:

0 God! die door de zonden vergramd en door de boetvaardigheid verzoend wordt, zie genadig neder op de gebeden uws volks, dat zich nederwerpt voor uwe grootheid, en wend de geesels uwer gramschap van ons af, welke wij door onze zonden verdienen.

Almagtige, eeuwige God, ontferm u over uwen dienaar, onzen Paus N., en bestier hem volgens uwe goe-dertierenheid op den weg \'des eeuwigen levens, opdat hij door uwe gunst begeere, hetgeen u behaagt, en het met alle kracht volbrenge.

O God, van wien de heilige begeerten, de goede voornemens en de regtvaardige werken voortkomen, geef aan uwe dienaren dien vrede, wolken de wereld niet geven kan , opdat onze harten genegen zijn tot het volbrengen uwer geboden en wij van de vrees der vijanden ontslagen, door uwe bescherming in rust mogen leven. Ontvonk, o Heer! onze nieren en harten door het vuur van denH. Geest, opdat wij u meteen zuiver ligchaam dienen en met een rein hart behagen.

O God, Schepper en Verlosser van alle geloovigen! verleen aan de zielen van uwe dienaren en dienaressen vergiffenis van alle zonden, opdat zij de kwijtschelding naar welke zij altijd verlangd hebben, door godvruchtige smeekingen mogen verwerven.

Wij bidden u, o Heer, voorkom onze smeekingen door den invloed uwer genade, en voltrek die door uwe medewerking, opdat al onze gebeden en werken altijd met u beginnen, en alzoo begonnen, door u voltrokken worden.

Almagtige, eeuwige God! die over levenden endooden heerscht, en u ontfermt over alien, die gij te voren weet, dat door het geloof en de werken de uwen zullen zijn, wij bidden u ootmoedig, dat zij, voor welke wij ons voorgenomen hebben , onze gebeden te storten, hetzij die nog in de wereld leven of reeds overleden zijn, op de voorspraak van al uwe Heiligen, door uwe genade, vergiffenis van al hunne zonden mogen verkrijgen, door onzen Heer Jesus Christus, enz.

v. Heer verhoor mijn gebed,

a. En mijn geroep kome tot u.

-ocr page 449-

van alle heiligen.

v. De almagtige en barmhartige Heer verhooro ons. r. Amen.

v. Dat de geloovige zielen door Gods barmhartigheid rusten in vrede.

a. Amen.

447

-ocr page 450-

GEBEDEN ONDER HET LOF.

I. VOORBEREIDlNü.

Denk bij u zeiven, dat Jesus waarlijk en wezenlijk in het H. Sacrament des altaars tegenwoordig is. Verbeeld u, dat Jesus, in het tabernakel, even als in den hemel op eenen verheven troon gezeten en van Engelen omgeven is, die zich uit eerbied voor hem neder-werpen en hem aanbidden. Verneder u voor God , u zelven onwaardig kennende voor hem te verschijnen.

II. ZELFVERNEDERING EN AANROEPING VAN GOD.

O mijne ziel! werp u voor Jesus neder, en verbeeld u, dat gij hem te zamen met de Engelen aanbidt... Dierbare Jesus! ik sta voor uw aanschijn beschaamd. .. Zal ik, stof en asch, mij onder de Engelen durven stellen, om u, mijn Jesus, te aanbidden? Helaas! ik ben niet waardig mijne oogen tot u te verheffen ... Neen, lieve Jesus! de Engelen zelven erkennen zich niet waardig u te aanschouwen, en bedekken uit eerbied hun aangezigt met hunne vleugelen, veel meer ben ik onwaardig voor u te verschijnen. Ik, helaas! ben een zondige aardworm, en toch goddelijke Zaligmaker! wilt gij, dat ik tot u kotne, en u aan-bidde, en de nood, waarin ik ben, dwingt mij tot u te komen ; daarom nader ik met vertrouwen tot u, om u met den grootsten eerbied te aanbidden.

O Jesus! ach, of ik u opregt aanbidden en loven konde! Gij verdient allen lof, en nooit kan men n genoeg loven, want gij gaat allen lof oneindig te boven ; daarom vereenig ik mij met de Engelen en Heiligen, en zelfs met u, lieve Jesus! toen gij nog op aarde leefdet en nu gij in den hemel zijt.

-ocr page 451-

geftedf.n onder het lof.

III. lof aan jesus, rustende in het It. sacrament.

O mijne ziel! laat ons alle scheppplen uilnoodigen God te loven: laat ons Imn zeggen: looft den lieer met mij (Psalm 53)... Al hadden wij zoo vele tongen, als er schepselen op aarde zijn, om God dag en nacht te loven , dan zouden wij hem nog te weinig loven, want, hij gaat allen lof te boven, quia major omni laude.

Lieve Jesus! ik werp mij vol eerbied voor u neder, en aanbid u rustende in het II. Sacrament, Ileer.Tesus, onze God en al! Gij zijt waardig te ontvangen den lof, de glorie, de eer, de magt en de zegening: want gij hebt alles geschapen: en alles in uwen wil geschapen. (Apoc. 5) Ja, lieve Jesus! gij zijt allen lof waardig: gij blijft uit liefde tot mij op het altaar, opdat ik u aanbidden en loven zoude. — O zoete Jesus! hoe hebt gij mij zoo bemind? en hoe blijft gij zoo, uit liefde voor mij, boos mensch , in het heilige tabernakel dag en nacht tegenwoordig?... Goddelijke Zaligmaker! ik geloof, dat gij hier waarlijk en wezenlijk tegenwoordig zijt, en ben bereid, ter bevestiging van deze waarheid, mijn bloed te vergieten en uit liefde voor u te sterven. O Jesus, versterk mijn geloof, opdat hetzelve op mijn gedrag werke en uit de eerbiedige houding van mijn ligchaam zigtbaar worde. Amen.

iv. liefdeverzuciitinoen-

Pius VTI, 10 Augustus 1818, verleent aau hen, die ze met een rouwmoedig hart bidden, 300 dagen aflaat.

-1. O mijn God, mijn opperste goed! Ach, of ik u altijd bemind hadde!

2. Mijn God! ik verfoei den tijd, waarop ik u niet beminde.

3. Hoe heb ik zoo lang zonder uwe liefde kunnen leven?

4. En gij, o mijn God! hoe hebt gij mij zoo lang kunnen verdragen?

5. Mijn God! ik bedank u voor zulke lijdzaamheid.

29

449

-ocr page 452-

(iEHEDEN

ü. Nu wil ik ii iiltijd beminnen.

7. 11c wil liever sterven, dan u niet te beminnen.

8. Mijn God, ruk mij liever uit het leven, dan toe te laten, dat ik zou ophouden, u te beminnen.

9. De sjenade , die ik vraag, is , u altijd te beminnen.

10. Met uwe liefde zal ik gelukkig zijn.

Gloria zij den Vader, cm.

1. Ik wensch, o mijn God! u van allo menschen bemind te zien.

2. Ik zou mij gelukkig achten mijn bloed te vergieten, opdat alle menschen u beminnen.

3. Zij, die u niet beminnen zijn blind.

4. Verlicht hen, o mijn God!

5. U niet Ie beminnen, o opperste goed, is hol eenige onheil, dat wij vreezen moeten.

0. O mijn God! ik wil niet onder hol getal dier blinden zijn, welke u niet beminnen.

7. Gij, o mijn God! zijt mijne blijdschap en al mijn goed.

8. Ik wil geheel en altijd aan u zijn.

9. Wie zou mij van uwe H. liefde kunnen scheiden ?

10. Komt gij, schepselen! komt gij allen mijnen God beminnen.

Glorie zij den Vader, enz.

1. Mijn God, ik zou duizend harten wenschen te hebben, om u te beminnen.

2 Ik zou de harten van alle menschen willen hebben,

om u te beminnen.

3. Ik zou mij verheugen, dat er vele werelden waren die u alleen beminden.

4. Ik zou gelukkig zijn, indien ik u mee de harten van alle mogelijke schepselen beminnen konde.

5. Gij verdient het, o mijn God.

C. Mijn hart is al te schuldig en al te koud om u te beminnen.

7. O rampzalige ongevoeligheid der menschen ten opzigte van het opperste goedl

8. O verblindheid der wereldlingen, welke de ware liefde niet kennen.

450

-ocr page 453-

ONDEli HET LOF.

9. Gelukkige hemelbewoners, welke hem kennen en beminnen!

10. O gelukkige noodzakelijkheid, van God te beminnen.

Glorie zij den Vader, enz.

1. Wanneer zal het zijn, o mijn God! dat ik van liefde voor u branden zal?

2. O hce; gelukkig zou dit voor mij zijn.

3. Maar hoewel ik u niet beminnen kan, gelijk gij verdient van mij bemind te worden, zal ik ten minste mij verblijden, dat zoo vele anderen u van ganscher harte beminnen.

4. Ik zal mij bijzonder verblijden, omdat de Engelen en de Heiligen u in den hemel beminnen.

5. Ik zal mijn laauw hart met hunne vlammende harten vereenigen.

6. Ik zou u op dezelfde wijze wenschen te beminnen, gelijk de Heiligen, die het meest in uwe liefde ontstoken waren, u bemind hebben.

7. Ik zou eene liefde voor u wenschen te hebben, gelijk aan die, welke de H. Maria Magdalena, de H. Catharina en de II. Theresia voor u gehad hebben.

8. Of gelijk aan de liefde, waarmede de heilige Augustinus, de H. Dominicus, de H. Franciscus, de H. Ignatius, de H. Franciscus Xaverius , de II. Phiüppus Nerius, en de II. Aloysius van Gonzagua u bemind hebben.

9. Of gelijk aan die liefde, welke de HH. Apostelen bijzonder de H. Petrus, de H. Paulus en de beminde leerling voor u gehad hebben.

10. Of eindelijk gelijk aan die liefde, waarmede de groote Patriarch, de H. Josef, u beminde.

Glorie zij den Vader, enz.

1. Daarenboven zou ik wenschen u te beminnen, gelijk de allerheiligste Maagd u op aarde bemind heeft.

2. Gelijk zij u beminde, toen zij uwen goddelijken Zoon in haren heiligen schoot ontving, toen zij hem met de moedermelk voedde, toen zij hem zag sterven.

3. Gelijk zij u thans bemint, en gelijk zij u eeuwig betninren zal.

451

-ocr page 454-

GEnEPEN ENZ.

4. Maar dit zou nog niet genoeg zijn, om u, ö oneindig goede God! waardig te beminnen.

5. Ik zou u daarenboven willen beminnen, gelijk het goddelijk Woord, Mensch geworden, u bemind heeft.

G. Gelijk hij u in zijne gelioorte beminde.

7. Gelijk hij u, aan het kruis stervende, beminde.

8. Gelijk hij u onophoudelijk bemint in de Tabernakelen , waar hij verborgen blijft.

9. Gelijk hij u in den hemel bemint, en eeuwig beminnen zal.

10. Eindelijk, o mijn God, ik zon er u zoo zeer wenschen te beminnen, als gij u zeiven bemint; maar dewijl dit onmogelijk is, maak door uwe goedheid, dat ik u zoo zeer beminne, als ik u beminnen kan en gij het verlangt. Amen.

Glorie zij den Vadegt;\\ enz.

LAAT ONS RIDDEN.

O God! die onzigtbare goederen bereid hebt voor hen, die u beminnen, stort do uitwerkselen uwer liefde in onzo harten, opdat wij, u in alles beminnende, de vervulling uwer beloften, die alle verlangens te boven gaan, bekomen, door Jesus Christus, ouzen Heer. Amen.

V. SLUITGEIÏED.

Hartelijk dank, lieve Jesus! dat gij mij zoo lang in uwe tegenwoordigheid toegelaten hebt. Vergeef mij mijne oneerbiedigheid, laauwheid en onachtzaamheid , waarmede ik in uwe tegenwoordigheid verschenen ben. O minnnelijke Jesus I Ik heilig mij geheel aan u toe, dat ik nooit van u gescheiden worde. O Jesus! geef mij uwen H. zegen. Blijf bij mij, en vereenig u geheel met mij, opdat ik met uwen Apostel zeggen moge, ik leef niet, maar Jesus leeft in mij.

O Maria! toon, dat gij mijne moeder zijt, en draag altijd zorg voor mij , ik stel mij geheel in uwe moe-deilijke bescherming. Amen.

452

-ocr page 455-

G-EDTJRIGrE AANBIDDING-.

Dczo oefening heeft ten doel 1quot;. aan Jesus in het H. Sacrament eene onphoudelijke eer te bewijzen; om op de aarde eenigzins, hoewe! onvolmaakt na te volgen hetgeen in den Hemel op de volmaaktste wijs wordt geoefend;, waar de Engelen en Heiligen denzelfden Jesus onophoudelijk eeren en aanbidden ; 2o. de onteerin-gen en heiligschendingen te herstellen, welke ketters en booze christenen zich niet ontzien te begaan tegen den aanbiddelijke!! Zaligmaker in zijn H. Sacrament, en om Hem, ware het mogelijk, te vergoeden en op zekere wijze te troosten over de goddeloosheid der boozen, die de onwaardeerbare weldaad, waarmede deze mensch-geworden God ons heeft bejegend, instellende dit onuitsprekelijke geheim, ontkennen of verachten.

Zijne Hoogw. Carolus Prins-Bisschop van Luik, stelde den \'t Augustus 1765 de broederschap in, onder den titel van gedurige aanbidding; welke Z. H. Clemens XIH, den 4 December van hetzelfde jaar goedkeurde , en tot alle christenen uitstrekte.

AAN DE LEDEN VAN DE BROEDERSCHAP DEll (1EDURIGE AANBIDDING VERLEEND, DOOK Z, II. CLEMENS XIII.

\':i:Zij, die zich zullen laten inschrijven iu hunne parochie- of andere kerk, en daar op een verkozen-uur op den gestolden dag voor het allerheiligste Sacrament zullen bidden, of door vergetenheid, ziekte of bezigheden op het verkozen uur belet zijnde, op een ander uur, zelfs te huis of op hun werk een geheel uur, zullen bidden, kunnen de volgende volle all aten vei dienen: 1. Op den dag dat zij zich laten inschrijven. 2. In het uur des doods. 3. Eens \'sjaars op den dag van hun ver-

-ocr page 456-

(innurrrie aandidding.

kozen uur of op eenen anderen dag van dezelfde week.

4. Eens in elke maand op dien dag dat men een geheel uur voor het allerheiligste Sacrament zal bidden.

5. Op den eersten zondag van den Advent, H. drie Koningen, eersten zondag van de Vasten, Witten donderdag, eersten zondag van Mei, O. H. Hemelvaart, den zondag onder het octaaf van het allerheiligste Sacrament en op den feestdag van den F Lamhertus, den 17 September.

Bemerk dat de Biecht en H. Communie niet -worden vereischt om denvollen aflaat maandelijks teverdienen-, \'t is genoeg dat men in staat van cjenade zij.

Het voornaamste oogwit der Instelling cn oprigting van deze broederschap bestaat wezenlijk hierin, dat de aangewezene biduren, zoo bij dagen als bij nachten, getrouw door een leder onderhouden worden, hoewel dit niet verbindt op zonde; doch de heilige ijver, die de ware aanbidders bezielt en gestadig opwekken moet om Jesus in het .allerheiligste Sacrament schuilende, met goddelijke eerbewijzing te verheerlijken, zal hen bulten twijfel ook bovendien aanmoedigen, om verscheidene andere middelen tot hetzelfde heilig einde ter hand te nemen, als: dikwijls het allerheiligste Sacrament met godvruchtigheid bezoeken , hetzelve In procession of tot zieken gedragen wordende, met stichting vergezellen; dikwijls en bijzonder op de dagen, op welke aflaat aan de leden van de broederschap vergund Is, met eene heilige voorbereiding tot de Tafel des Heeren naderen: dikwijls, ja dagelijks zich in den geest vervoegen bij de medebroeders en zusters, die In de gedurige aanbidding op hunne gestelde uren bezig zijn; de altaren, op welke .lesus als op een troon zijner liefde tot ons rust, behoorlijk helpen versieren; dikwijls bij dag en nacht, of voorbij eene kerk gaande, of \'s morgens of \'s avonds zijn gebed eindigende, met een levend geloof, met eene diepe eerbiedigheid en vlammende liefde zeggen: Geloofd cn gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste en goddelijke Sacrccment!

454

-ocr page 457-

CEUURIGE AANIUDDlNIi

Eindelijk moet ieder lidmaat van deze heilige broederschap zijnen chrisfelijUen ijver in ootmoedige gebeden en stichtende voorbeelden zoo doen uitschijnen , dat hij anderen verlichte en aanmoedige, om insgelijks aan dien verborgen God den diepen eerbied en de hoogachting, die hem zoo regtvaardig toekomen te bewijzen.

OEUED OP DEN DAG DER INSCIIHIJVING IN DE BROEDERSCHAP DER GEDDRIGE AANBIDDING.

Mijn Heor en mijn God! mijn lieve Zaligmaker Jesus Christus, die in het allerheiligste Sacrament des Altaars wezenlijk tegenwoordig zijt! zie ik N. N. ben heden in het gezelschap uwer gedurige aanbidders aangenomen , mijne ziel is door uwe genade geraakt, en mijn hart door vurige begeerte ontstoken, om U in het toekomende mijnen diepsten eerbied Ie betoonen, en, zoo veel in mij is, de oneer en den smaad te herslellen, die U in uw Sacrament van liefde, zoo door de ketters, joden en ongeloovigen, als door booze christenen wordt aangedaan. Daarom , o Jesus Christus! stel ik vast, in uwe tegenwoordigheid en die van al de hemelsche Geesten, die uwe tabernakelen hier omringen, U met alle mogelijlie eerbiedigheid in het allerheiligste Sacrament een vol uur, jaarlijks op heden... van... ure tot... ure, te aanbidden. O opperste Majesteit, oorsprong mijns levens, fontein mijner zaligheid en mijn opperste goed! gewaardig uwe genadige oogen op mij te slaan; en daar gij mij de genade gegeven hebt dit goed voornemen te maken, geel\' mij ook de hulp om dit tot het einde mijns levens ten uitvoer (e brengen, opdat ik, na U hier onder de gedaante van brood aanbeden te hebben, U eens van aangezigt tot aangezigt aanschouwen en met alle zalige Geesten U aanbidden, loven en danken moge in eeuwigheid. Amen.

OEFENINGEN GEDURENDE IIEÏ UUR VAN AANBIDDING.

1. Tracht een weinig voor uw gesteld uur in de

-ocr page 458-

GEDURIGE AANBIDDING

kerk of in uwe bidplaats te zijn; onderzoek uw geweten en zoo gij bevindt dat het met doodzonde besmet is, belijd ze met ootmoedigheid aan Jesus Christus, alsmede uwe bijzondere dagelijksche gebroken, en verwek een grondhartig berouw, omdat gij daardoor aan de oneindige goedheid Gods een zoo groot ongelijk hebt gedaan; vraag hem vergiffenis en maak een vast voornemen van Hem nooit meer te vergrammen... Is het eenigszins mogelijk, verzoen u met God door eene waardige biecht.

2. Begin uw uurgebed met het lezen van den lofzang Vent Creator Spiritus, en vraag God ootmoedig genade om dit uur naar zijn welbehagen door te brengen; neem hiertos uwe toevlugt tot de allerheiligste Maagd, lezende het gebed van den II. Uer-nardus.

3. Verwek een levend gelool\' aan de wezenlijke tegenwoordigheid van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament; hiertoe kan de oefening van geloof, dienen.

4 Beween al de oneer en den smaad, welke gij of anderen ooit Jesus in het aanbiddelijke Sacrament hebt aangedaan; vraag Hem hierover vergiffenis, hiertoe kan men gebruiken: Gebed tot het H. Sacrament des Altaars, bladz. 386, en oefening van eerboet, waarna men kan lezen de litanie van den allerheiligsten naam Jesus. bladz. 412, litanie tot Jesus in het allerheiligste Sacrament, bladz. 418, litanie tot het H. Hart van Jesus, de gebeden tot de heilige vijf wonden.

5. Bid voor de verheffing van onze Moeder de H. Kerk, voor de uitroeijing der ketterijen, voor den vrede en eendragt der christen vorsten. 3id voor \'l. H. den Paus van Rome en alle geestelijke overheid, voor vrienden en vijanden, voor levenden en dooden; lees hiertoe de litanie van alle Heiligen en de volgende gebeden van bladz. 441 tot 447, gebed voor geheel het christendom; de litanie tot lafenis der geloovige zielen, voorts kunt gij do gebeden lezen, die op den staaf en omstandigheden, in welke gij u bevindt , passen.

456

-ocr page 459-

flliUOKIUli AANUIUIJINU.

(5. Eindig uw uurgebed mei den lofzang Tc Damn laudamus , en met de volgende

DANKZEGGING.

Goedertieren Jesus! die uit liefde tot den mensch dit allerheiligste Sacrament hebt ingesteld. ik dank IJ, dat gij mij versterkt hebt om dit uurgebed te voleindigen, door hetwelk ik u volgens mijnen pligt wederliefde tracht te betoonen; geef mij en allen, die deze godvruchtigheid aanvaard hebben, gezondheid naar ziel en ligchaam, opdat wij hetzelve dikwijls mogen oefenen; en hiernamaals U aanschouwende aan de regterhand des Vaders, U met de gelukzaligen in eeuwigheid mogen aanbidden, die leeft en heerscht met den Vader in de eenheid des U. Geestes, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

-ocr page 460-

H. KRUISWEG.

I. STATIE.

Jcsus wordt tot den dood des kruises verwezen.

Wij aanbidden en loven TJ, Christus!

Omdat Gij door uw heilig kruis do wereld verlost helii.

0 Jesus! mijne misdaden hebben het onregtvaardige doodvonnis tegen u uitgeroepen... Ik zou van droefheid over mijne zonden moeten sterven... Geef derhalve; liefderijke Zaligmaker! mij de genade, opdat ik niet ophoude ze te beweenen.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

Ontferm u onzer, Heer! ontferm u onzer.

God , wees ons , zondaren , genadig.

II. STA.TIE.

Jesm neemt het kruis op zijne schouders.

Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.

O Jesus, die u gewaardigd hebt den zwaren boom des kruises op uwe verscheurde schouders te nemen, verleen mij de genade, om met verduldigheid de kruisen, welke uwe Voorzienigheid mij overzendt, te dragen.

Ohzc Vader, Wees gegroet, enz.

III. STATIE.

Dc eerste val van Jesus onder het kruis.

Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.

O Jesus! die beladen met den zwaren last mijner zonden, vermoeid onder uw kruis Ier aarde zijt neèrgevallen! ach! laat niet toe, bid ik U, dat ik in dezelve nog bervnlle!

Ome Vader, Wees gegroet, enz.

-ocr page 461-

II. KRUISWEG.

IV. STATIE.

Jesus ontmoet zijne Moeder.

Wij aanbidden en loven U. Christus! enz.

O allerbedruktste Moeder, verkrijg mij van uwen lieven Zoon tranen van eene ware boetvaardigheid over mijne zonden, die de oorzaak zijn geweest van zijn en uw 1 lijden... Sta mij bij in de ellenden van dit leven... e Verlaat mij niet in het uur van mijnen dood. f. Onze Vader, Wees gegroet, enz.

| V. STATIE.

Simon van Cyrene helpt Jesus het kruis dragen.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

0 Jesus ! geef mij sterkte , om met liefde het kruis mijns lijdens op te nomen en met kloekmoedigheid Ü na te volgen... Ik zal mij gelukkig achten, U in iets te gelijken en uwe smarten door de mijne te eeren.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

VI. STATIE.

Veronica droogt het aangezigt van Jesus af.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

O Jesus! druk de gedachtenis van uw smartelijk, lijden zoo levendig in mijn hart , dat ik het gedurig ovetwege en aangemoedigd worde om uwe bloedige voetstappen op te volgen.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

Vil. STATIE.

Tweede val van Jesus onder het. kruis.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

O Jesus! mijne hoovaardigheid heeft U nederge-worpen onder den last des kruises... Ach, leer mij

450

-ocr page 462-

H. KRUISWEG.

I. STATIE.

Jcsus wordt tot den dood des kruises verwezen.

Wij aanbidden en loven TJ, Christus!

Omdat Gij door uw heilig kruis do wereld verlost helii.

0 Jesus! mijne misdaden hebben het onregtvaardige doodvonnis tegen u uitgeroepen... Ik zou van droefheid over mijne zonden moeten sterven... Geef derhalve; liefderijke Zaligmaker! mij de genade, opdat ik niet ophoude ze te beweenen.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

Ontferm u onzer, Heer! ontferm u onzer.

God , wees ons , zondaren , genadig.

II. STA.TIE.

Jesm neemt het kruis op zijne schouders.

Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.

O Jesus, die u gewaardigd hebt den zwaren boom des kruises op uwe verscheurde schouders te nemen, verleen mij de genade, om met verduldigheid de kruisen, welke uwe Voorzienigheid mij overzendt, te dragen.

Ohzc Vader, Wees gegroet, enz.

III. STATIE.

Dc eerste val van Jesus onder het kruis.

Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.

O Jesus! die beladen met den zwaren last mijner zonden, vermoeid onder uw kruis Ier aarde zijt neèrgevallen! ach! laat niet toe, bid ik U, dat ik in dezelve nog bervnlle!

Ome Vader, Wees gegroet, enz.

-ocr page 463-

II. KRUISWEG.

IV. STATIE.

Jesus ontmoet zijne Moeder.

Wij aanbidden en loven U. Christus! enz.

O allerbedruktste Moeder, verkrijg mij van uwen lieven Zoon tranen van eene ware boetvaardigheid over mijne zonden, die de oorzaak zijn geweest van zijn en uw 1 lijden... Sta mij bij in de ellenden van dit leven... e Verlaat mij niet in het uur van mijnen dood. f. Onze Vader, Wees gegroet, enz.

| V. STATIE.

Simon van Cyrene helpt Jesus het kruis dragen.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

0 Jesus ! geef mij sterkte , om met liefde het kruis mijns lijdens op te nomen en met kloekmoedigheid Ü na te volgen... Ik zal mij gelukkig achten, U in iets te gelijken en uwe smarten door de mijne te eeren.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

VI. STATIE.

Veronica droogt het aangezigt van Jesus af.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

O Jesus! druk de gedachtenis van uw smartelijk, lijden zoo levendig in mijn hart , dat ik het gedurig ovetwege en aangemoedigd worde om uwe bloedige voetstappen op te volgen.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

Vil. STATIE.

Tweede val van Jesus onder het. kruis.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

O Jesus! mijne hoovaardigheid heeft U nederge-worpen onder den last des kruises... Ach, leer mij

450

-ocr page 464-

H. KRUISWEG.

I. STATIE.

Jcsus wordt tot den dood des kruises verwezen.

Wij aanbidden en loven TJ, Christus!

Omdat Gij door uw heilig kruis do wereld verlost helii.

0 Jesus! mijne misdaden hebben het onregtvaardige doodvonnis tegen u uitgeroepen... Ik zou van droefheid over mijne zonden moeten sterven... Geef derhalve; liefderijke Zaligmaker! mij de genade, opdat ik niet ophoude ze te beweenen.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

Ontferm u onzer, Heer! ontferm u onzer.

God , wees ons , zondaren , genadig.

II. STA.TIE.

Jesm neemt het kruis op zijne schouders.

Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.

O Jesus, die u gewaardigd hebt den zwaren boom des kruises op uwe verscheurde schouders te nemen, verleen mij de genade, om met verduldigheid de kruisen, welke uwe Voorzienigheid mij overzendt, te dragen.

Ohzc Vader, Wees gegroet, enz.

III. STATIE.

Dc eerste val van Jesus onder het kruis.

Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.

O Jesus! die beladen met den zwaren last mijner zonden, vermoeid onder uw kruis Ier aarde zijt neèrgevallen! ach! laat niet toe, bid ik U, dat ik in dezelve nog bervnlle!

Ome Vader, Wees gegroet, enz.

-ocr page 465-

II. KRUISWEG.

IV. STATIE.

Jesus ontmoet zijne Moeder.

Wij aanbidden en loven U. Christus! enz.

O allerbedruktste Moeder, verkrijg mij van uwen lieven Zoon tranen van eene ware boetvaardigheid over mijne zonden, die de oorzaak zijn geweest van zijn en uw 1 lijden... Sta mij bij in de ellenden van dit leven... e Verlaat mij niet in het uur van mijnen dood. f. Onze Vader, Wees gegroet, enz.

| V. STATIE.

Simon van Cyrene helpt Jesus het kruis dragen.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

0 Jesus ! geef mij sterkte , om met liefde het kruis mijns lijdens op te nomen en met kloekmoedigheid Ü na te volgen... Ik zal mij gelukkig achten, U in iets te gelijken en uwe smarten door de mijne te eeren.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

VI. STATIE.

Veronica droogt het aangezigt van Jesus af.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

O Jesus! druk de gedachtenis van uw smartelijk, lijden zoo levendig in mijn hart , dat ik het gedurig ovetwege en aangemoedigd worde om uwe bloedige voetstappen op te volgen.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

Vil. STATIE.

Tweede val van Jesus onder het. kruis.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

O Jesus! mijne hoovaardigheid heeft U nederge-worpen onder den last des kruises... Ach, leer mij

450

-ocr page 466-

II. IvIUUSWEli.

zoetaardig en ootmoedig van hart zijn... Ik wil alle vernederingen en versmadingen geduldig lijden, opdat ik, U navolgende in uwe vernederingen, met U deel moge hebben in de glorie.

Onze Vader, Weec gegroet, enz.

VIII. SLATiE,

Jesus troost de weenende vrouwen.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

0 Jesns! geef eeno bron van tranen aan mijne oogen, opdat ik dag en nacht mijne zonden boweene... Ach, ge waardig U mij meer en meer van mijne 011-geregtigheden al\' te wasschen, en mijne van mijne zonden te reinigen.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

IX. STATIE.

Derde val van Jesus onder hel krui-j

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

O Jesus! reik mij eene helpende hand too in het midden der gevaren aan welke ik blootgesteld hen, opdat ik in de zonde niet valle. Verdedig mij tegen de vijanden mijner zaligheid, opdat ik onder het geweld hunner bekoringen niet bezwijke.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

X. STATIE.

Jesus wordt van zijne kleederen ontbloot en tnel edik en gal gelaafd.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

O Jesus! geef dat ik mijne booze gewoontea allegge, mijn hart onthechte van al wat aardsch en vergankelijk is; miju vleesch kastijde, mijne zinnen versterve, en gaarne met U uit den bitteren kelk des lijdens drinke.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

-460

-ocr page 467-

li Kruisweg

XI. STATIE.

Jesus wordt aan het kruis gehecht.

Wij aanbidden en loven U , Christus! enz.

O Jesus! heclit mij met U aan het kruis, ik wil met U, gelijk Gij en om U lijden, opdat ik levende, lijdende en stervende in uwe liefde, eeuwig met U en door U moge gelukkig zijn.

Onze Vader, Wees cjegroet, enz.

XII. STATIE.

Jesus sterft aan het kruis.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

O Jesus! door de bittere smarten, welke Gij voor mij aan het kruis geleden hebt, vooral toen uwe ziel uit uw gezegend ligchaam is gescheiden, ontferm U over mijne ziel als zij van deze wereld zal scheiden.

Onze Vader, Wees gegroet, cm.

XIII. STATIE.

Jesus luordt van het kruis afgenomen.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

O Maria! laat mij toe, dat ik tusschen uwe armen mijnen gekruisten Zaligmaker uwen lieven Zoon aan-bidde, en mijne tranen met de uwe menge... Door uwe magtige voorspraak, bewaar mij van het ongeluk, uwen Jesus door mijne zonden wederom te kruisigen, en dus met een nieuw zwaard uw moederlijk hart te doorsteken.

Onze Vader , Wees gegroet, enz.

XIV. STATIE.

Jesus wordt in het graf gelegd.

Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.

Ik 7al eens sterven en begraven worden, gelijk

-ocr page 468-

H. KRUISWEG.

gij ! o mijn Zaligmaker , ge waardig U, in mijn sterfuur, mij door uwen kruisdood te vertroosten, en mijn ligchaam, wanneer gij het weder zult opwekken, met uwe glorie te verheerlijken.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

Hierna zal men hidden vijfmaal het Onze Vader» vijfmaal het Wees gegroet en zoo veel maal Glorie zij den Vader, ter eere van de vijf wonden van Jesus, en één Onze Vader en Wees gegroet met Glorie zij den Vader, ter intentie van Z. H. den Paus van Rome.

462

-ocr page 469-

mmmmmmmmmmmmmmmmomte

MANIER OM DEN ROZEKKBANS TE BIDDEN.

In den naam des Vaders, enz.

Ik geloof in God den Vader, enz.

Glorie zij den Vader, enz. Onze Vader, enz.

Ik firoet ii, Dochlervan God den Vader! wees gegroet, enz. Ik groet u, Moedor var. God den Zoon! wees gegroet, enz. Ik groet n. Bruid van God den H. Geest! wees gegroet, enz. Glorie zij den Vader, enz.

DE V. BLIJDE GEHEIMEN.

I. DE DOODSCHAP DES ENGELS.

De namen van Jesus en Maria moeten zijn gezegend, van nu af tot in eeuwigheid. Onze Vader, enz.

1. De H. Drievuldigheid heeft toegestemd in de mensch-wording van Christus, wees gegroet, enz.

2. Maria is tot Moeder van Christus vorkoren,

3. De Engel Gabriel brengt Maria de blijde boodschap,

4. Maria was in de eenzaamheid in haar gebed, ^

5. De Engel zeide: Wees gegroet, vol van genade, g de Heer is met u, ^

Ij. Maria was verbaasd, als zij den Engel hoorde,

7. De Engel zeide: Maria, wil niet vreezen, want gij ^ zult ontvangen door den H. Geest, §

8. Maria zeide: Zie de dienstmaagd des Heeren: mij * geschelde naar uw woord, §

9. Maria is van den H Geest overlommerd geworden,

10. En het Woord is vleesch geworden en het heeft onder ons gewoond.

Glorie zij den Vader, enz.

II. HET BEZOEK VAN MARIA AAN HARE NICHT ELISABETH.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

^________

-ocr page 470-

H. ROZEMCRANS.

1. Maria gHat uit oülmürdiglieid luue uichl l\'Jisabetli

bezoeken,

2. Maria bestuurd door den II. Geest,

3. Maria met haast opstaande, gaat over het gebergte,

4. Maria werd met veel liefde door hare nicht Elisabeth ontvangen, s.

5. Joannes is gezuiverd en van blijdschap opgespron- g gen in zijns Moeders ligchaam, quot;

6. Elisabeth zeide: gezegend is de vrucht uws „ ligchaams, . , . .3

7. Maria heeft uitgeroepen: Mijne ziel maakt groot jd

den Heer! , . •• i t ro

8. Elisabeth zeide : Welk geluk gesclnedl mij , dat g de Moeder des Heeren tot mij komt,

9. Het huis van Zacharias is door de komst van Jesus en Maria gezegend,

10. Maria heeft hare nicht drie maanden met vee. liefde gediend,

Glorie zij den Vader, enz.

III. DE GEBOORTE VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebleven ,

2. Maria heeft Jesus in eenen stal gebaard en in doeken gewonden , .

3. Maria heeft Jesus met veel liefde en verwondering ^ aanschouwd , i , L ■ £

4. Maria heelt Jesus omhelsd en aanhaar hart gedrUKi, g 5\' Maria heeft Jesus met hare H. borsten gevoed,

G. Maria heeft Jesus in eenc krib gelegd, cr

7. Jesus lag op hooi en stroo, tusschen os en ezel, o

8. De Engelen hebben gezongen: Glorie zij boa — \'in het hoogste, en vrede op de aarde aan Ue m

menschen, die van goeden wil zijn, quot;

9. De herders zijn het Kind komen bezoeken,

10. De drie Koningen zijn het Kind komen aanbidden en hebben het hunne giften geofferd,

Glorie zij den Vader, enz.

-ocr page 471-

II. I10ZENKKANS.

IV. DE OPDRAGT VAN CHRtSTLS IN UEN TEMPEL.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader enz. 1. Maria gaat om haar H. Kind te offeren,

\'2. Jesus en Maria onderwerpen zich aan de wet van Mozes,

3. Maria gaat door moeijelijke wegen naar Jerusalem,

4. Maria heeft Jesus op hare armen gedragen, 3

5. Maria vervolgt al biddende haren weg, « G. Maria heeft Jesus in den tempel geolferd, at?

7. Maria heeft aan de wet voldaan, met de offer- ó? gift der arme menschen, o

8. Anna de Profetes loofde God voor de verlossing 2-van Israël, ro

9. De oude Simeon heeft Jesus omhelsd en op zijne S armen genomen,

10. Simeon zeide: Heer, laat nu uwen dienaar gaan in vrede naar uw woord,

Glorie zij den Vader, enz.

V. DE VINDING VAN HET VERLOREN KIND JESUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Maria heeft haar lief Kind verloren,

2. Maria heeft haren schat gemist,

3. Maria heeft hem al weenende gezocht, ^

4. Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten g gaan zoeken, quot;

5. Maria heeft Jesus na drie dagen gevonden , \'m

6. Maria vindt Jesus in den Tempel, ^

7. Jesus, twaalf jaren oud zijnde, leerde de Leeraren , °

8. Maria zeide: Zoon, waarom hebt gij ons bedroefd,- -

9. Jesns is met hen afgegaan en was hun onderdanig, §

10. Maria bewaarde aide woorden in haar hart, die ^ J \'sus tot haar sprak,

Glorie zij den Vader, enz.

GEBED.

O Maria, allergoedertierendste Moeder! verkrijg voor

30

465

-ocr page 472-

II. ROZËNKKANS.

mijn hart eene ware droefheid en voor mijne oogeu tranen van berouw, om te beweenen , dat ik Jesus door de zonden zoo dikwijls heb verloren, vergun mij Hem weder te vinden en altijd te behouden. Amen-

DE V. DROEVIGE GEHEIMEN.

I. UE P.ENAAIJWJJHKID VAN CHRISTUS IN HET HOFJE.

De namen van Jesus en Maria enz Onze Vader, enz.

1. Jesus gaat naar het hofje van Olijven,

2. Jesus valt plat ter aarde neder,

3. Jesus volhardt in het gebed,

i. Jesus is bedroefd tot den dood toe, §

5. Jesus zweet water en bloed, S

6. Jesus stelt zijnen wil in den wil van zijnen m hemelschen Vader, óq

7. Jesus vermaant zijne Leerlingen om te wakenen 3 te bidden,

8. Jesus wordt door zijnen Apostel met eenen kus ^ verraden, S

9. Jesus wordt door zijn bemind volk gevangen,

10. Jesus wordt vreeselijk gebonden en gesleurd van den eenen regter tot den anderen.

Hoe lief heeft God den mensch gehad , dat hij zijnen eenigen Zoon niet gespaard, maar hem geleverd heeft tot den dood, ja tot den dood des kruises.

II. DE GEESELING VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz

1. jesus wordt door de Joden aan de Heidenen ^ overgeleverd, g

2. Jesus wordt bij Pilatus valsehelijk beschuldigd, f

3. Jesus wordt door zijn volk achter Barabbas gesteld, ^

4. Jesus, alhoewel onschuldig verklaard, wordt ge-leverd om gegeeseld te worden, °

5. Jesus kleederen worden uitgerukt,

6. Jesus stond daar naakt en bloot, b

7. Jesus aan eene kolom gebonden,

466

-ocr page 473-

tl. ROZENKRANS. 467

i 8. Jesus wordt wreedaardig gegeeseld, wees gegr., enz.

9. Jesus bloed vloeit langs de aarde, wees gegr., enz. i -10. Jesus is gewond orn onze zonden, wees gegr., enz. Hoe lief heeft God den mensch, enz.

III. DE KROONING VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz. 1\'. De soldaten hebben Jesus eene doornen kroon bereid,

2. Zij hebben de doornen kroon in Jesus hooft gedrukt,

3. Jesus hoofd langs alle kanten doorwond,

4. Jesus hoofd druipende van het bloed, ^

5. Jesus met een\' purperen mantel bespot, g

6. Zij hebben Jesus een riet voor schepter in de 71 hand gegeven, ^

7. Zij hebben met het riet op bet gekroonde hoofd \'S van Jesus slagen, S

8. Zij hebben in Jesus geheiligd aangezigt gespuwd, quot;

9. Jesus overladen met versmaadheden,

10. Pilatus heeft Jesus aan het volk vertoond, zeg- -gende: Ziet den mensch!

Hoe lief heeft God den mensch, enz.

IV. DE KRUISDRAGING VAN CHRISTUS,

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader enz.

1. Jesus wordt veroordeeld om gekruisigd te worden,

2. Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd,

3. Jesus heeft zijn kruis op zijne doorwonde schouderen gedragen,

4. Jesus wordt tusschen twee moordenaars opgeleid , o •5. Jesus bezwijkt onder het kruis om onze zonden, S \'6. Jesus beladen met zijn kruis, ontmoet zijne be- quot;3

droefde Moeder, m

7. Jesus wordt beweend door de godvruchtge vrou- g wen van Jerusalem, ^

8. Jesus zeide haar; handelt men zoo met het groene g hout wat zal dan met het dorre geschieden? N

9. Niemand wilde Jesus zijn kruis helpen dragen,

10. Jesus klimt voor ons op den berg van Calvarië, Hoe lief heeft God den mensch, enz.

-ocr page 474-

4(58 H. ROZENKRANS.

V. Dli KRUISIGING VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader , enz.

1. Jesus werd onmenschelijk op het kruis uitgerekt,

2. Jesus handen en voeten doornageld,

3. Jesus werd aan het kruis opgerigt, en zijne wonden vloeiden van het bloed, ra

4. Jesus bidt voor zijne vijanden, S

5. Jesus belooft den moordenaar het Paradijs, eg

6. Jesus beveelt den H. Joannes aan zijne Moeder, era

7. Jesus, dorst hebbende , is met gal en edik gelaafd, o

8. Jesus heeft uitgeroepen: «Mijn God, waarom hebt gij mij verlaten\'.\'quot; m

9. Jesus zeide; »Het is volbragt,quot; 5

10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en zijn hart voor ons laten openen,

Hoe lief heeft God den mensch, enz.

GEBED.

O Jesus! ik bid u door uwe smarten en uwen bitteren dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten , doorstokene zijde en al uwe gezegende wonden, ontferm u mijner en druk uw heilig lijden zóó in mijn hart, dat mij niets anders behage dan gij , mijn Jesus, die voor mij gekruist zijt. Amen.

DE V. GLORIERIJKE GEHEIMEN.

1. DE VERRIJZENIS VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria enz. Onze Vader,enz.

1. Jesus is den derden dag heerlijk verrezen, ^

2. Jesus heeft dood en hel overwonnen,

3. Jesus heeft de oudvaders getroost en verlost, %

4. Jesus verblijdt zijne H. Moeder, r-

5. Jesus verschijnt als een hovenier - an Maria ^ Magdalena, S

6. Jesus vertoont zich aan Petrus,

-ocr page 475-

H. ROZENKRANS.

7. Do Leerlingen van Emmaus zeiden: waren onze har-ten niet brandende van liefde als hij tot ons sprak? ^

8. Jesus staat in het midden van zijne Leerlingen tg en wenscht hun allen den vrede, ^

9. Jesus toont zijne heerlijke wonden aan den II. Thomas, =

10. Thomas roept uit: O mijn Heer en mijn God! ^ Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste

Sacrament des altaars, de voorstander van hetzelve de H. Vader Dominious , met zooveel eer en lofzangen als hij waardig is.

II. DE HEMELVAART VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus vaart heerlijk ten hemel,

2. Jesus klimt op door zijne eigene rnagt,

3. Jesus scheidt van zijne lieve vrienden,

4. Jesus belooft met hen te blijven tot het einde -der wereld, g

5. Jesus belooft hun den II. Geest, m

0. De Leerlingen hebben Jesus aanschouwd, en hij ^ heeft hen allen gezegend, ^

7. Jesus heeft voor ons den Hemel geopend, S

8. Jesus zit aan de regterhand van zijnen hemel-schen Vader, £2

9. Jesus toont zijne heilige wonden voor ons aan ~ zijnen hemelschen Vader,

10. Jesus is onze middelaar in den hemel.

Geloofd en gedankt, enz.

III. DE ZENDING VAN DEN H. GEEST.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus heeft den H. Geest gezonden, „

2. Jesus heeft den Trooster gezonden,

3. Jesus heeft het vuur op de wereld gezonden, ^

4. De H. Geest heeft de harten met liefde ontstoken, g

5. De II. Geest beeft de verstanden verlicht, ï-1

409

-ocr page 476-

H. ROZENKRANS.

6. De H. Geest heeft do harten versterkt,

7. De H. Geest heeft verschillende talen doen spreken, ^

8. De H. Geest, heeft zijne gaven uitgedeeld, ^

9. Kom, H. Geest, bezoek de harten uwer geloovigen,

10.Kom, H. Geest, ontsteek in ons hetvuuruwerliefde, r-Geloofd en gedankt, enz.

IV. DE HEMELVAART VAN MARIA.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Maria is opgenomen ten hemel,

2. Do hemelsche Vader ontvangt zijne beminde Dochter, g

3. Jesus omhelst zijne lieve Moeder, g

4. De H. Geest verwelkomt zijne lieve Bruid, ciq

5. Do Serafijnen groeten Maria, cS

0. De Engelen dienen Maria, o

7. Geheel de hemel is verblijd door Maria, j-

8. Maria zit het naast bij Jesus, ro f). Maria is onze Moeder en Middelares in den hemel, S 10. Maria is onze voorspreekster bij haren lieven Zoon.

Geloofd en gedankt, enz.

V. DE KROONING VAN MARIA

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Maria is heerlijk gekroond in den hemel,

2. Maria, gekroond om hare serafijnsche liefde,

3. Maria, gekroond om hare engelachtige zuiverheid , „

4. Maaia, gekroond om hare groote ootmoedigheid, ra

5. Maria, gekroond om hare volmaakte gehoor- « zaamheid, ^

G. Maria, gekroond om hare heilige voorzigtigheid, ^

7. Maria, gekroond om hare groote verduldigheid, S

8. Maria, gekroond om hare ijverige dankbairheid,

9. Maria, gekroond om hare volharding in alle g deugden, f

-10. Maria, boven alle Engelen en Heiligen in den Hemel gekroond, gelijk derMoedervan God toekomt. Geloofd en gedankt, enz.

470

-ocr page 477-

II. ROZENKRANS.

üliUliU.

In de vereeniging van al uwe deugden, verdiensten en volmaaktheden, draag ik u, zuivere Maagd en verheer-Hjkste Moeder Gods Maria! deze geestelijke kroon van gebeden en groetenissen op; gewaardig ze met al de lofzangen, die op do aarde en in den Hemel gezongen worden, aan te nemen, en vraag voor mij en allen, voor welke ik verpligt ben te bidden, van uwen beminden Zoon de genade om wel te leven en de eeuwige zaligheid te verwerven. Amen.

Een Onze Vader, tot dankbaarheid, dat God ons de genade verleend heeft den Rozenkrans te bidden.

Onze Vader, enz.

Een Wees gegroel, dat Maria ons verstand opdrage aan den hemelschen Vader en wij in eeuwigheid zijner barmhartigheid mogen gedenken. Wees gegroel, enz.

Ken Wees gegroet, opdat Maria ons geheugen opofferen aan haren Zoon en wij gedurig zijn leven en bitter lijden indachtig mogen wezen. Wees gegroet, enz.

Een Wees gegroet, opdat Maria onzen wil moge toeëigenen aan den H. Geest en hij gedurig in ons van liefde moge branden. Wees gegroet, enz.

Het Geloof zullen wij bidden, opdat ons gebed aan God moge aangenaam zijn, dat het moge strekken tot zijne meerdere eer en glorie, tot welzijn der H. Kerk, tot bekeering der zondaren en afgevallen Christenen, en tot welzijn der gemeenten. Ik geloof in God den Vader, enz.

De almogendheid des Vaders beware ons.

De wijsheid des Zoons onderwijze ons.

De liefde des H. Geestes ontsteke ons.

In den naam des Vaders, enz.

EINDE.

-ocr page 478-

IN HOUDS-Ï AFEL.

BLABZ.

Een woord aan den lezer.........5

Inleiding.............. \' \' * 1

Oefeningen. Men moet zich zeiven overwinnen. . 7 1. Hoofdstuk Jesus Christus is mensch geworden, om ons de liefde, die hij ons toedraagt te doen verstaan, om ons tot wederliefde op te wekken, l-! Oefeningen. De zaligheid is de eenigste noodzakelijke zaak.............^

2 Hoofdstuk. Over de liefde, die God ons getoond

heeft met ons zijnen eenigen Zoon te geven. . 10 Oefeningen. Men moet de kleine misslagen vreezen. 19

3. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft, door het vergieten van al zijn bloed, do vergiffenis onzer zonden verdiend............20

Oefeningen. De zuivere meening......24

4. Hoofdstuk. De liefde en barmhartigheid van Jesus Christus tot ons, hebben bijzonder in zijne menschwording uitgeschenen.......20

Oefeningen. Den ijdelen lof onzer werken vlucten. 28

5. Hoofdstuk. God de Vader heeft zijnen Zoon op aarde gezonden, om ons het leven, dat wij door

de zonde verloren hadden, weder te geven . . 30

Oefeningen. Gelukkig zij , die weenen.....33

0. Hoofdstuk Onze Zaligmaker is uit den hemel op de aarde nedergedaald, niet uit noodzakelijkheid of eigenbelang, maar uit liefde tot ons . 34

Oefeningen. De intogendheid........38

7. Hoofdstuk. Over den vurigen wensch en het verlangen, dat de Heiligen der oude wet naar de komst van den Messias hadden. ..... 39 Oefeningen. Over de zucht tot de volmaaktheid . 42 8 Honf(hink De menschwording van onzen lieer

-ocr page 479-

INHOUTIS-TAFEL.

Jesus Christus............44

Oefeningen. Over do oolmoodigheid.....51

9. Hoofdstuk. Geboorte van onzen Heer Jesus Christus in den stal van Bethlehem.....53

Oefeningen. Over de verachting der rijkdommen en de liefde tot de armoede........57

10. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft een kind willen worden, om ons alzoo tol grooter vertrouwen en

tot meerdere liefde jegens hem op te wokken. 59

Oefeningen. Liefde tot don evénmensch . . . . C4

11. Hoofdstuk. Over het verborgen leven van Jesus Christus en zijne ootmoedige onderdanigheid aan Maria en Josef..........00

Oefeningen. Over het verborgen leven en over de gehoorzaamheid............71

12. Hoofdstuk. Hoezeer de goedheid en barmhartigheid, die Jesus ons in zijnen werkzamen levensloop getoond heeftonstotwederliefdoinoeten opwekken. 74

Oefeningen. Niemand kan twee hoeren dienen. . 92

13. Hoofdstuk. Do minnaars van Jesus, of geschiedenis van de H. Maria Magdalena......94

Oefeningen. Zich tot leedwezen opwekken, met tot het H. Sacrament van boetvaardigheid te naderen. 100

14. Hoofdstuk. De gelijkenis van den verloren zoon. 101

Oefeningen. De geest van boetvaardigheid . . .107

15. Hoofdstuk. Geheel bet leven van onzen goddelijker. Zaligmaker was eene gedurige marteling. 109

Oefeningen. Over de versterving des ligebaams. 113

10. Hoofdstuk. Over het vurige verlangen, dat Jesus gehad heeft, om voor ons te lijden.....110

Oefeningen. Óver de inwendige versterving . . . 119

17. Hoofdstuk. Liefde door Jesus ons bewezen in de instelling van het heilige Sacrament des altaars tot spijs en troost onzer zielen . . . .122

Oefeningen..............130

18. Hoofdstuk. Droefheid van Jesus in den hof van Olijven , zijn bloedig zweet, zijne onderwerping aan den wil van God.......131

Oefeningen. Onderwerping aan don wil Gods . . 193

473

-ocr page 480-

INHOUDS-TAFEL.

Gebed, om Jesus, zieltogend in den hof van Olijven de genade te verzoeken, van een zaligen dood te mogen sterven...........

19. Hoofdstuk. Jesus, door den trouweloozen Judas verraden, wordt als een dief gebonden . . . 141

Oefeningen. Over de zachtmoedigheid.....145

20. Hoofdstuk. Jesus ontvangt van een der dienaars des Hoogepriesters eenen kaakslag . . . 147

Oefeningen. Over de zachtmoedigheid.....150

21. Hoofdstuk. De H. Petrus verloochent tot driemaal toe, zijnen goddelijken Meester. — Zijn berouw. 151

Oefeningen. Over het mistrouwen van zich zeiven. 15G

22. Hoofdstuk. Jesus wordt voor Herodes gebragt, die hem versmaadt en hem als eenen dwaas behandelt............. . , 158

Oefeningen. Over de liefde der vernederingen en verachting..............

23. Hoofdstuk. Over de geeseling van Onzen Heer Jesus Christus............

Oefeningen. Over het geduld in het lijden en bijzonder in de ziekten..........\'\'OG

24. Hoofdstuk. Over de krooning met doornen 108

Oefeningen. Over het vermijden der dagelijksche

zonden...............

25. Hoofdstuk. Het is ter onzer liefde, en voor onze zonden, dat Jesus Christus met wonden overdekt is geworden..........

Oefeningen. Liefde tot de eenzaamheid . . . .178

2G. Hoofdstuk. Jesus, ter dood veroordeeld, draagt zijn kruis tot op den Calvarie-berg.....180

Oefening. Men moet zijn kruis met geduld dragen. 188

27. Hoofdstuk. Jesus wordt aan het kruis gehecht. IJl

Oefeningen. Liefde tot God alleen......

28. Hoofdstuk. Over de stilzwijgendheid van Jesus

te midden van verachtingen, smaad en lijden, lab

Oefeningen- Men moet zijn hart in alle gelegenhe-den in rust en vrede behouden......

29. Hoofdstuk. Klaagwoorden, welke Jesus van zijn kruis tot alle menschen rigt......quot;

-ocr page 481-

INHODDS-TAFEr.

Oefeningen. Over de iliift.........

30. Hoofstuk. Jesus bidt voor zijne beulen . . . Oefeningen. Het vergeven van het ongelijk. . .

31. Hoofdstuk. De goede moordenaar.....

Oefeningen. Eindeloos vertrouwen op Gods barmhartigheid ..............

Gebed tot Maria. Om haar te vragen, dat zij ons de genade van eenen goeden dood bekome . .

32. Hoofdstuk. Jesus geeft ons. eer hij sterft Maria tot Moeder............

Oefeningen. Godsvrucht tot Maria . . . • . .

Gebed tot Maria, onze Moeder.......

48. Hoofdstuk. Jesus wordt van God, zijnen Vader

verlaten...............

Oefeningen. Over den moed in de inwendige mis-trooostigheid.............

34. Hoofdstuk De dorst van Jesus aan het kruis. Oefeningen. Over het gewetens-onderzoek . . . Voorbeeld van het gewetens-onderzoek ....

35. Hoofdstuk. Over het zesde woord, dat Jesus, aan het kruis hangende , gesproken heeft . .

Oefeningen. Men moet de volharding tot hot einde

toe verzoeken.............

3G. Hoofdstuk. De Heer beveelt zijne ziel aan zij-

ren Vader .............

Oefeningen. Overgeving van ons zeiven aan de

liefde van onzen God.........

37. Hoofdstuk. Jesus sterft.........

Oefeningen. Bereiding tot den dood.....

38 Hoofdstuk. Onze goede Zaligmaker doet zijne klagten over de ondankbaarheid der zondaren, en noodigt hen uit, om zich in zijne barmhartige armen te komen werpen......

Oefeningen. Men moet dikwijls op Gods barmhartigheid jegens ons denker. .... ■ . . 39. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft zich vrijwillig, uit liefde voor ons ten betste gegeven . . Oefeningen. Over den geest van zelfopoffering uit liefde tot God.............

475

-ocr page 482-

INHOUDS-TAFEL.

Gebed, om Jesus, zieltogend in den hof van Olijven de genade te verzoeken, van een zaligen dood te mogen sterven...........

19. Hoofdstuk. Jesus, door den trouweloozen Judas verraden, wordt als een dief gebonden . . . 141

Oefeningen. Over de zachtmoedigheid.....145

20. Hoofdstuk. Jesus ontvangt van een der dienaars des Hoogepriesters eenen kaakslag . . . 147

Oefeningen. Over de zachtmoedigheid.....150

21. Hoofdstuk. De H. Petrus verloochent tot driemaal toe, zijnen goddelijken Meester. — Zijn berouw. 151

Oefeningen. Over het mistrouwen van zich zeiven. 15G

22. Hoofdstuk. Jesus wordt voor Herodes gebragt, die hem versmaadt en hem als eenen dwaas behandelt............. . , 158

Oefeningen. Over de liefde der vernederingen en verachting..............

23. Hoofdstuk. Over de geeseling van Onzen Heer Jesus Christus............

Oefeningen. Over het geduld in het lijden en bijzonder in de ziekten..........\'\'OG

24. Hoofdstuk. Over de krooning met doornen 108

Oefeningen. Over het vermijden der dagelijksche

zonden...............

25. Hoofdstuk. Het is ter onzer liefde, en voor onze zonden, dat Jesus Christus met wonden overdekt is geworden..........

Oefeningen. Liefde tot de eenzaamheid . . . .178

2G. Hoofdstuk. Jesus, ter dood veroordeeld, draagt zijn kruis tot op den Calvarie-berg.....180

Oefening. Men moet zijn kruis met geduld dragen. 188

27. Hoofdstuk. Jesus wordt aan het kruis gehecht. IJl

Oefeningen. Liefde tot God alleen......

28. Hoofdstuk. Over de stilzwijgendheid van Jesus

te midden van verachtingen, smaad en lijden, lab

Oefeningen- Men moet zijn hart in alle gelegenhe-den in rust en vrede behouden......

29. Hoofdstuk. Klaagwoorden, welke Jesus van zijn kruis tot alle menschen rigt......quot;

-ocr page 483-

INHODDS-TAFEr.

Oefeningen. Over de iliift.........

30. Hoofstuk. Jesus bidt voor zijne beulen . . . Oefeningen. Het vergeven van het ongelijk. . .

31. Hoofdstuk. De goede moordenaar.....

Oefeningen. Eindeloos vertrouwen op Gods barmhartigheid ..............

Gebed tot Maria. Om haar te vragen, dat zij ons de genade van eenen goeden dood bekome . .

32. Hoofdstuk. Jesus geeft ons. eer hij sterft Maria tot Moeder............

Oefeningen. Godsvrucht tot Maria . . . • . .

Gebed tot Maria, onze Moeder.......

48. Hoofdstuk. Jesus wordt van God, zijnen Vader

verlaten...............

Oefeningen. Over den moed in de inwendige mis-trooostigheid.............

34. Hoofdstuk De dorst van Jesus aan het kruis. Oefeningen. Over het gewetens-onderzoek . . . Voorbeeld van het gewetens-onderzoek ....

35. Hoofdstuk. Over het zesde woord, dat Jesus, aan het kruis hangende , gesproken heeft . .

Oefeningen. Men moet de volharding tot hot einde

toe verzoeken.............

3G. Hoofdstuk. De Heer beveelt zijne ziel aan zij-

ren Vader .............

Oefeningen. Overgeving van ons zeiven aan de

liefde van onzen God.........

37. Hoofdstuk. Jesus sterft.........

Oefeningen. Bereiding tot den dood.....

38 Hoofdstuk. Onze goede Zaligmaker doet zijne klagten over de ondankbaarheid der zondaren, en noodigt hen uit, om zich in zijne barmhartige armen te komen werpen......

Oefeningen. Men moet dikwijls op Gods barmhartigheid jegens ons denker. .... ■ . . 39. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft zich vrijwillig, uit liefde voor ons ten betste gegeven . . Oefeningen. Over den geest van zelfopoffering uit liefde tot God.............

475

-ocr page 484-
-ocr page 485-

vvr \'gt; ! *

!

//■

_