4\'\'
VOOH DK
NA A li
1 Li V. 1 N J
door ecru \'JPojtQï\' i\', BCiCi\'i i
ROERMOND, J. J. flOMEN EM jZOMEM,
DRUKKEHS VAN I. I .
------1—
319
# v ^ ^ ^ ^ ^
HANDBOEKJE
VOOU I1E
NAAR
L. VROUW IN \'T ZAND,
--^ ^2^ - ^---
Oai te geliooi\'zaaien aan de besluiten van Paus Ur-banus VIII z. g. verklaar ik, aan de wonderen, openbaringen en andere in dit werkje aangehayldo feiten, alsmede aan de benamingen van heiliij of zalig, geschonken aan dienaren Gods, die nog niet dooi de H. Kerk heilig of zalig verklaard zijn, slechts een louter menschelijk gezag toe te kennen, behoudens hetgeen bevestigd is door de H. Uoorasch Katholieke Kerk.
Pe ^ewerkeh..
—A/\\/\\/V-.--
-wwv-—
ROERMOND, jJ. jJ. f^OMEN EN ^ZONEN, DRUKKERS VAN Z. H.
---
Door onzen Iloogwaardigen Pater Generaal, Nicolaus Mauron, daartoe gemachtigd, staan wij toe, dat liet «Handboekje voon de Pelciusis naar O. L. V. in \'t Zand, door een Pater Redemptoristquot; gedrukt worde, servatis servandis.
Amsterdam, -15 Mei 1885.
f. PoMEN p, SS. p.
Scigt;. Prov. Hoi.t..
—A/W.—
f. jJ. fi. flUSSEL,
Can. Poen. et Prok.
ad hoc delegatus.
Riirtemundx, l.\'i Julii 1883.
L
—fis^
Fj\\1j\\1 pelgrimsboekje hebben wij samengesteld op aanhoudend verlangen van EE.\' Hee-ren Directeuren van processies naar 0. L. V. in \'t Zand, en van zeer vele pelgrims.
Met een innig gevoel van erkentelijkheid leg ik het aan de voeten van 0. L. V. in \'t Zand neder, om Haar mijn dank te betuigen voor de gezondheid, die ik op den laalsten dag eener Noveen, door mijne medebroeders en door mij ter barer eere gehouden, eensklaps na eene zware ziekte herkregen heb. Moge Zij dit dankoffer welgevallig aannemen !
De meeste wenken en gebeden, in dit werkje bevat, zijn, behoudens de noodzakelijke veranderingen, schier letterlijk genomen uit de geestelijke werken van den H Alphonsus. Waar toch konden wij ze beter vinden dan bij hein, den vromen Pelgrim naar 0. L. V. van Lorelte, naar O. L. V. van Melfi, en van Anialfi ; bij hem, den uitstekenden Leeraar niet alleen van de noodzakelijkheid des gebeds, maar ook van de wijze, waarop men bidden moet? «Inderdaad,quot; zoo lezen wij in de
i
Akten der Kerkleeraarswaardigheid van den H. Alplionsus, «Inderdaad, welken Leeraar ondervragen tegenwoordig de geloovige volkeren, tot wien roepen zij: Leer ons bidden ! Is het niet tot Alphonsus? — Door wien laten zij zich het liefst de schatten van wetenschap en wijsheid ontsluiten, die in den inenschgeworden, den stervenden, den onder broodsgedaante in het H. Sacrament verborgen Christus zijn opgesloten? Is het niet door denzell\'den Alphonsus? — Is er onder de kerkelijke Schrijvers wel een„ verkondiger van de voorrechten en de heerlijkheden van Maria , wiens stem zoo verre weerklinkt als die van Alphonsus; wiens woord zoo gaarne gehoord wordt als het zijne, wanneer hij de allerzoetste geheimen uitlegt, welke de Moedermaagd in haar hart bewaarde, overlegde en overwoog ?quot;
Daarom vertrouwen wij dan ook, dat Gods zegen op dit boekje rusten zal, en dat het door dien zegen zal strekken lot grooteren bloei en stichting der bedevaarten, tot heil der pelgrims en tot verheerlijking onzer lieve Moeder Maria.
Roehmond, Kapel in \'t Zand, 15 Mei 1883
DER
VAN
®. L Y. in liet Zaad te loermond.
et was, volgens de traditie, op een schoo-nen morgen van het jaar dat een
herder, Wendelinus genaamd, zijne kudde voortdreef naar de plaats, waar thans, ruim een kwartier buiten Roermond, de Kapel in \'t Zand zoo schilderachtig gelegen is. Ter hoogte van de tegenwoordige Kapel, verhieven zich toen eenige boomen, die een put overschaduwden, waar de kudden hunnen dorst konden lesschen ; overigens zag het oog, voor zoo ver het slechts reiken kon, overal eene bruine, heuvelachtige heide. Gods beschikking, geen toeval, had den herder dien dag hierheen gevoerd ; door zijne bemiddeling wilde God hier een springbron van genade doen opwellen, zooals Hij er maar zelden eene aan Nederland geschonken heeft.
Want zie, als hij, misschien in het heete middaguur, wanneer alom door het luchtruim
de stem der klokken de geloovigen opriep, om de Gezegende aller vrouwen te begroeten, zijne dorstende kudde aan den put wilde drenken, daar bespeurde hij eensklaps, bij het ophalen van het water, een eikenhouten Maria-beeldje op den bodem van den putemmer liggen.
Denk u zijne verbazing en blijdschap ! Met wat eerbied nam hij het beeldje op! Met welke vervoering beschouwde hij het en drukte het aan zijne lippen! Wat zou Maria met dit beeldje voor hebben? Wat zou hij zelf er voor moeten doen? Ziedaar vragen, die de herder zich stelde, doch waarop hij zich nog geen antwoord wist te geven. In die onzekerheid besloot hij ten minste aan al zijne kennissen het vinden van dien schat mede te deelen, en zoo g,:ed mogelijk voor de vereering dezer beeltenis te zorgen.
Volgens de gewoonte dier tijden, welke tiians in vele plaatsen van Limburg, in Roerraonds omstreken vooral, nog in zwang is, bevestigde hij hel beeldje aan een boom bij den put, en zoo dikwijls hij zijne kudde voor zich uitdreef, richtte hij zijne schreden naar zijne dierbare beeltenis, en knielde neder om de Moeder des Heeren te huldigen. Wat was natuurlijker, dan dat vele anderen, toen zij dit wonderbaar voorval vernamen, ook herwaarts snelden, om den gevonden schat te beschouwen, en Maria te bidden ? Trouwens dit lag in de plannen der aanbiddelijke Voorzienigheid : de eenzame plek
bij den waterput moest een bedevaartsplaats worden, waar duizenden uit alle oorden zouden samenstroomen, om in de vervoering hunner dankbare liefde uit te roepen ; «Gezegend de dag, gezegend het uur, waarop ik hier bij 0. L. Vrouw smeekend nederknielde, en ten volle verhoord mocht opstaan !quot;
Daarom deed God al spoedig zijne wonderbare kracht hier uitschitteren. Daarom mocht men weldra op mirakelen wijzen, hier ter plaatse op de voorbede van Maria , die smeekende Almacht, gewrocht. Daarom verbreidde zich al spoedig de faam der verkregen gunsten door het gan-sche land, en nog verre daar buiten, en riep van heinde en ver de kinderen van Maria hierheen.
Niet lang duurde het, of er werd bij den put eene kleine kapel gebouwd; misschien, gelijk oude platen nog toonen , van voren geheel open en in eenvoudig vierkanten vortn.
Later bouwde men een kapel gelijk aan die, welke te Kevelaar bij de pelgrims bekend is onder den naam van de «Groote Kapel.quot; Want toen Maria, meer dan quot;200 jaren na de vinding van het miraculeus Beeld in \'t Zand, ook bij hare beeltenis te Kevelaar hare gunsten niet kwistige hand begon uit te deelen, bepaalde de Vicaris Generaal van het Bisdom Roermond, Balduinus de Gaule, dat aldaar eene kapel zou gebouwd worden snaar het plan van die in \'t Zand bij Roermond.quot;
— 10 -
Verscheidene malen werd deze Kapel nu eens door den feilen haat der ketters, dan door het woest geweld van krijgslieden geheel of ten deele vernield ; maar de devotie tot het Wonderbeeld in de harten der geloovigen uitroeien, dat vermocht niemand. Telkens deed de ijver der geestelijkheid, de godsvrucht der geloovigen het heiligdom grooter en schooner uit zijne puinen oprijzen ; en Maria — zij bleef hier de Troon va.. Gods genade, de Uitdeelster zijner gunsten.
Gezegende plek ! Duizendwerf bevoorrecht heiligdom ! Wat al bijzondere, wat al wonderbare gebedsverhooringen hebt gij mogen aanschouwen !
Hier knielde een vader neder met zijn gestorven kindje in de armen, en de Moeder van Hem, die het Leven zelf is, deed het door hare gebeden ten leven verrijzen. Hierheen wendde de eerwaardige Agnes van Heilsbagh hoopvol hare blikken van het smartbed, waarop zij reeds lag te zieltogen, en stond aanstonds volkomen genezen op. Hier stortte eene andere niet minder roemwaardige dienares van 0. L. V. in \'t Zand. Joanna van Randeraedt, haar zielsbedroefd hart onder tranen en zuchten uit, en mocht bij bet hooren ecner inwendige stem, onder het aanschouwen van een buitengewoon visioen, door Maria getroost worden, zooals slechts d:e Moeder troosten kan. Hier kreeg dezelfde vrome
maagd in een wonderbaar gezicht de openbaring van de zegepraal der Christenen, toen Weenen door de Turken belegerd, en heel het kaïholiek Europa bedreigd werd. Hier mochten in den loop der eeuwen zoovele duizenden kranken, zoowel naar de ziel als naar het lichaam, de wondervolste genezing van allerlei kwalen, de heilrijkste bekeering na jarenlange afdwaling erlangen.
Waarlijk, wat een Broere eens zong over liet allerheiligste Sacrament des Altaars, mag, toegepast op Maria, in gouden letteren rondom dit Wonderbeeld geschreven worden :
«Hier bad de kranke, die zich \'t leven voelde ontvloeijen ;
\'t Keert in hem weer !
Hier riep de balling heen om vrijheid uit zijn boeijen;
Zij vallen ni er !
De onlstelde schepeling om hulp in \'t stormenloeijen : Stil is \'t op \'t meer!quot;
\'t Wa^ dan ook om deze reeks van weldaden, deze eeuwenlange aaneenschakeling van gunsten dankbaar te erkennen, dat Z, H. Pius IX besloot, door een buitengewoon huldeblijk O. L. Vrouw in \'t Zand eene plaats te doen innemen onder de beroemdste miraculeuze beelden der katholieke wereld. Reeds hadden wel is waar de Pausen al verscheiden honderde jaren door vele aflaten de vereering van het Wonderbeeld naar best vermogen bevorderd. Innocentins Xïï, Clemens XI,
Innoccntius XIII, Benedictus XIV, Clemens XIII, Clemens XIV, Pius VI en Gregoiius XVI, zij allen hadden voortdurend de geestelijke schatkist der Kerk voor de vereerders van 0. L. Vr. in \'t Zand geopend ; maar nu verlangde Pius IX eene glorievolle bevestiging te geven aan al, wat zijne roemrijke voorgangers op den Apostolisehen Stoel gedaan hadden: een nieuwe eer moest aan de dierbare beeltenis bewezen worden. Daarom gaf de Paus aan Z. Ü. H. Mgr. Paredis in last, het Wonderbeeld in zijnen naam plechtig inet een gouden kroon te sieren. Deze feestviering greep plaats den 19 Augustus 1877 in de Kathedraal te Roermond, in de tegenwoordigheid van \'s Pausen Internuntius, de voornaamste geestelijken der diocees en duizenden geloovigen uit alle streken samengevloeid.
Deze daad des Pausen heeft haar doel niet gemist. De verearing van het Wonderbeeld is sedert dien tijd steeds grooter en algemeener geworden. Vele nieuwe processiën uit Nederland hebben zich bij de oudere komen voegen ; uit alle oorden van ons vaderland wendt men zich thans- tot O. L. Vr. in \'t Zand, om aan haar altaar II. Missen te laten lezen, voor haar beeld Novenen te doen houden, haar aan te roepen in alle omstandigheden, in alle noodwendigheden dezes levens.
NAAK HET MIRACULEUS BEELD VAN
------
en kan het niet in twijfel trekken — bedevaarten, gehouden volgens den geest der der II. Kerk, zijn nuttig en heilzaam voor het christenvolk, en dus ernstig aan te raden.
Het voorbeeld van Christus en de Heiligen leert ons dit allerduidelijkst.
Ging het goddelijk Kind Jezus niet jaarlijks naar den tempel van Jerusalem, ook voor Hij tot dien leeftijd was gekomen, waarop de wet deze bedevaart voor de Joden verplichtend stelde?
En de allerheiligste Maagd Maria, getuigen niet de overlevering en de geschriften der Kerkleeraars, hoe het houden van bedevaarten hare groote troost was, toen zij na Jezus\' hemelvaart nog zoovele jaren in de ballingschap dezer wereld móest doorbrengen? «Ja, zegt de H. Alphonsus, gedurende dat pijnlijk verwijderd zijn van haar minnelijk Kind, zocht zij troost voor haar liefdevol hart, door die plaatsen te bezoeken, welke door het lijden van haren goddelijken Zoon geheiligd waren. Nu eens zag men haar in den
stal van Bethlehem, waar Jezus geboren was; dan wederom in de werkplaats van Nazareth, waar Hij zoovele jaren in armoede en versmading had doorgebracht; dan wederom bezocht zij den hof van Gethsemani, waar zijn lijden was aangevangen, of het gerechtshof van Pilatus, waar Hij was gegeeseld en met doornen gekroond. Maar meer nog dan al deze plaatsen bezocht zij den Calvarieberg,waar Jezus gestorven was, en het H. Graf, waar zij Hem eindelijk had moeten verlaten. Ziedaar, hoe onze lieve Moeder zich in haar harde ballingschap zocht te troosten.quot;
En de Heiligen, wier eenig doel steeds was, in alles zoo volmaakt mogelijk Jezus en Maria na te volgen, zijn sedert de eerste eeuwen der Kerk, ook in dit punt in het voetspoor van Jezus en Maria getreden. Vandaar mocht de H. Hieronymus, die zelf een groot gedeelte zijns levens op een bedevaartsplaats, het heilig Bethlehem, doorbracht, getuigen : «Het is onmogelijk, al de Bisschoppen, Martelaren, en andere door heiligheid en wetenschap beroemde mannen op te noemen, die sedert de hemelvaart van Christus, den pelgrimsstaf opnamen en naar Jerusalem trokken. Zij allen waren van meening, dat hun geloof niet levendig genoeg, hun deugd en godsvrucht niet innig genoeg waren, wanneer zij niet te Bethlehem, Nazareth en op Calvarië aan den goddelijken Heiland de hulde van hun
- IS -
eloof, hunne liefde en dankbaarheid gebracht adden. Deze vrome meening lieerscht nog altijd: ook in onze dagen zijn degenen, die Jerusalem en de andere heilige plaatsen bezoeken, grootendeels mannen, welke om hunne deugd en geleerdheid door geheel de christenwereld geroemd worden.quot; Zoo schreef de H. Hieronymus over de godvreezende Christenen van zijnen tijd. En wat hij omtrent het jaar 388 getuigde, is dat niet volle waarheid gebleven door alle eeuwen heen ; is dat niet volle waarheid ook nog in onze dagen ? Is er thans wel een land ter wereld, dat niet roemen mag op zijne bedevaartsplaatsen; op zijne kerken of kapellen, waar Jezus of Maria door tal van mirakelen toonen, dat zij daar nog meer willen gebeden worden dan elders?
Welnu, zulk een genade-oord was voor het Katholieke Nederland reeds- meer dan vier eeuwen lang de Kapel van O. L. Vr. in \'t Zand te Roermond.
Reeds bijna vierhonderd vijftig jaren lang heeft de barmhartige Moeder aller Christenen getoond, dat het haar uitdrukkelijke wil is, Nederland\'s Katholieken bij dit zoo wonderbaar gevonden Beeld te zien nederknielen. Door de machtige stem van onti lbare mirakelen heeft zij allen bedroefden, lijdenden en hulpbehoevenden toegeroepen: Ziet, hoe ik hier in gansch bijzonderen overvloed de genaden van
- 16 —
mijn goddelijken Zoon uitdeel! Ziet, hoe ik hier op wonderbare wijze degenen help, die mij met vertrouwen aanroepen ! O gij allen dan, die onder allerlei ongelukken gebukt gaat, gij allen, die slechts rampvolle dagen lot nu toe beleefd hebt, die van de toekomst louter onheil schijnt te mogen verwachten, wilt niet weenen als degenen, die geen troost kennen. Komt tot mijl Ik ben uwe moeder. Kan eene moeder wel haar kind vergeten, of geen deernis hebben met dengenen, dien zij heeft voortgebracht? En al kon eene moeder dat, ik zal u nooit vergeten.
Zoo spreekt Maria; zoo vooral klinkt ons hare stem in de ooren, wanneer wij liggen nederge-knield voor haar miraculeus beeld, zoo beroemd onder den naam van 0. L. Vr. in \'t Zand.
En die stem, o zij is door zoovele duizenden, door zoovele millioenen met blijdschap vernomen. En zoovelen aan die roepstem gehoor gaven, zoovelen ook hebben, vaak door mirakelen, ondervonden, dat Maria zich hier waarlijk eene Moeder betoont, en zekere hulp verleent in alle moeielijkheden des levens
Wilt gij. Lezer, dit met een enkelen oogopslag door meer dan vier eeuwen bewaarheid zien ?
In de Kroniek der stad Roermond lezen we op het jaar 1578 in oud-Hollandsch ; »De Kapel in »\'t Zand, die ter eere van 0. L. Vr daar gebouwd »was, te voren door mirakelen zeer beroemd.\'
Ook in de aloude Rekenboeken der Kapel is altijd spraak van het Miraculeus Beeldquot; of sliet Beeld van Mirakelen.\'\'
In hel jaar 1613 schreef de regeering van Roermond aan den landvoogd der Spaansche Nederlanden, Albert van Oostenrijk :
» Monseigneur,
»Daar er nabij deze stad Roermond vóór de «laatste onlusten eene Kapel was van O L. Vr. «genaamd in \'t Zand, die door de oorlogen tot »op haar grondslagen afgebroken en verwoest »werd, hebben niettemin verscheiden godvruch-))tige personen en goede Christenen de voetsstappen hunner voorvaderen gedrukt, en zijn sgodvruchtig de plaats komen bezoeken, waar sde genoemde Kapel vroeger was ; en hierop Dzijn vele mirakelen gevolgd. Ook is sedert de svredesverdragen de devotie rneer en meer toe-sgenomen door de pelgrims en allen, die van «verre en van alle kanten hierheen snellen.quot;
En aan den kasteelheer van Dalenbroek schrijft hetzelfde stadsbestuur, dat het van plan is de verwoeste Kapel van O. L. Vrouw in \'t Zand zoo sierlijk mogelijk weder op te bouwen, yiomdal aldaar dagelijks veel devotie is, en verscheiden mirakelen geschieden.quot;
De getuigenissen der wereldlijke Overheid werden steeds door de geleerdste schrijvers, die over O. L. Vr. in \'t Zand geschreven hebben
■*- 18 -
bevestigd. (1) In 1613 werd er door de Paters Jezuïeten te Roermond een werkje uitgegeven,
getiteld: Rurmmunda illuslrata etc. Volgens vele deskundigen is Pater Otto Zylius, bekend door zijn werk over 0. L. Vrouw van\'s Bosch,
de schrijver hiervan. In dit boek lezen we onder anderen een Latijnsch vers, dat de wondermacht van 0. L. Vr. in \'t Zand ten duidelijkste verkondigt.
Ziehier de vertaling van eenige strophen; f
Hoe vaak vertoont de Lieve Vrouw in \'t Zand
Haar wondien hier aan \'t volk van Gelderland !
Ver, ver \\an ons. jalocrsche ketterij !
Dat u uw eigen puin ten grafsteen zij!
Hier knieli de vader van \'t gestorven wicht.
Dat zonder doopsel de oogen sloot voor \'t licht. ;
Maria riep het kind ten leven weer.
Het werd gedoopt, en vloog ten hemelsfeer.
Hoe menig lijder, die hier redding vond!
Maria heelde hier der kranken wond. *
\'t Litteeken slechts der wonden bleef hun bij.
En meldde aan elk Maria\'s medelij.
Ruim 50 jaren later, in 1666, gaf de geleerde Wilh. van Blitterswijck eenzelfde getuigenis, als hij in het dertiende lied van zijn Rurcemunda viyens etc. zong :
(1) Zie hierover het geleerde werk : o. L. Vr. in \'t Zand. door den E. P. H. van Kruglen. Roermond J, J. Romen en Zonen.
Hoe menig treurend hart Liet hier zijn smart;
En ging, ofschoon geen hoop meer glom, Aan vreugde rijk weerom!
Hier vond men heil voor alle wonden :
Hier rees den blinde \'t licht, na langen nacht;
Hier kreeg de laniine en kreuple levenskracht ;
Hier voelde \'t kranke hoofd zijn leed verzacht;
Ja, de arme zelfs heeft hier vaak goud gevonden!
Zoo lezen we nog in een Rijmwerk over ons miraculeus Beeld, uit het jaar 1785, meer waar dan dichterlijk :
\'t Bezoek dat steeg al meer, God, wonder in zijn werken. Door gunslen diü Hij gaf, deed klaerelijk bemerken Dat Hij op deze plaats Mariam wil geëert En zijn genaed\' alhier tot haere dienaers keert. Den bouw die wort vergroot: veel pelgrims ziel mi*n komen, Tot dit zoo wonder Ifeeld den loeviucht werd genomen, Van al wat in het rond zich vind in druk en pijn : In de Kapell\' in \'t Zand betrouwt men hulp te zijn. En waerlijk niet vergeefs, want zooveel otferanden Als wi dels, krucken zijn, die men nog ziet, zijn panden Gelaeten op dees plaats, die onbetwistelijk Ons geven van dees hulp, een allerklaerste blijk.
Al deze verschillende getuigenissen werden ook nog door die van het Kerkelijk gezag bevestigd. In 1777 verklaarde de bisschop van Roermond in een verzoekschrift aan Z. H. Pius VI »dat de Kapel van 0. L. Vr. in \'t Zand sedert eeuwen vermaard is wegens het miraculeus Beeld en de wonderen, die er ge-
\'2 O -
schieden ; en dat er dan ook van alle kanten pelgrims heen stroomen, soms ten getale van verscheidene duizenden.quot;
Daarenboven geeft gansch het gedrag der Roermondsche Bisschoppen te kennen, hoeveel vertrouwen zij op O. L. Vr. in \'t Zand stelden. Bij alle openbare rampen immers, bij besmettelijke ziekten, langdurige droogten, oorlog of andere slechte tijden bevalen zij altijd eene smeekprocessie te iiouden, waarbij het miraculeus Beeld vol vertrouwen moest rondgedragen worden.
Ziedaar, Lezer, eenige verklaringen der meest gezaghebbende getuigen uit vroegere eeuwen. Doch ook thans nog blijft 0. L. Vr., in \'t Zand door buitengewone zegeningen haren alouden roem handhaven, \'t Is onmogelijk, in de weinige bladzijden, die we voor dit boekje mogen gebruiken, in het bijzonder de gunsten op te sommen, die Maria hier in de laatste tijden heeft uitgedeeld.
Wilt ge deze, en ook de geschiedenis van het miraculeus Beeld breedvoeriger kennen, lees dan het werkje, dat we verleden jaar in \'t licht gaven, onder den titel van: »11 el miraculeus Beeld van 0. L. Vr. in \'l Zand Ie Roermond. Geschiedenis en Novene.quot; (i) Daarin hebben we
(1) Door fusschenkorast van iodercn boekhandela if te verkrijgen bij J. J. Romen en Zonen, te Roermond, en M. Alberts, Gulpen.
— Si
de voornaamste lotgevallen der miraculeuze Beeltenis verhaald, en er een aantal feiten aan toegevoegd, waaruit duidelijk blijkt, hoe Maria ook thans op wonderbare wijze voor de gebeden barer kinderen verhooring weet te vinden.
Wij kunnen ons evenwel niet onthouden hier nog eenige gebedsverhooringen te vermelden, die wij in latere afleveringen van het Maandschrift ygt;Dc Volks-Missionarisquot; gevonden hebben Mogen ze ons vertrouwen op Maria s macht en goedheid altijd meer doen aangroeien! Zoo lezen wij daar onder anderen ;
In een der dorpen bij Roermond was eene jonge dochter door eene hevige maagkwaal aan-etast, die in October 1877 zoodanig verergerde, at zij allen eetlust verloor, en in December van zwakheid zelfs niet meer ter kerke kon
faan. Daar geneeskundige hulp weinig of niet aten mocht, nam zij hare toevlucht tot Maria, en sukkelde aldus voort tot in October 1880.aan. Daar geneeskundige hulp weinig of niet aten mocht, nam zij hare toevlucht tot Maria, en sukkelde aldus voort tot in October 1880.
Op dat tijdstip werd de kwaal door bijzondere omstandigheden veel heviger. Een tweede geneesheer werd ontboden, die de ziekte langzamerhand een weinig tot staan bracht; doch in Juni 1882 werd de kranke er wederom zoo hevig door aangevallen, dat de geneesheer verklaarde : ))Er is geen beterschap meer mogelijk, dan door iederen dag minstens vijf malen vleesch te eten.quot; Toch baatte ook dit zeer weinig.
Nu begon zij den 27 Juli eene Noveen ter
— 22 —
eere van ü. L. Vr. in \'l Zand, en bad ook op aanraden van een der Paters tot den H. Alphon-sus, die bijzonder in de Kapel vereerd wordt; doch de drie laatste dagen der Noveen werd de ziekte zoo hevig, dat men het ergste begon te vreezen. «Donderdag, den voorlaatsten dag der Noveen, zoo verhaalde zij zelve later, kwam mijne zuster mij bezoeken, en keerde droevig huiswaarts, aan mijne broeders zeggende: Iemand onzer moet iederen dag naar N. gaan, want onze zuster zal niet lang meer leven. — Dien dag ging er ook ieder oogenblik een koude rilling door al mijne leden, en bij het spreken, hoe zacht ook, kon ik dikwijls geen klank meer uiten. Het weinige, dat ik gebruikte, kon ik niet meer inhouden, en werd dadelijk gevolgd door verschrikkelijke pijn in de ingewanden quot; Vrijdag, 4 Augustus, laatsten dag der Noveen, begaf zij zich met veel moeite naar de kerk, en kreeg daar op eens de gedachte: Maria zal mijne genezing alleen moeten bewerken; ik wil niets meer gebruiken dan water uit den put van 0. L. Vr. in \'t Zand.
Te huis gekomen, zette zij aanstonds de geneesmiddelen aan den kant, en gebruikte een weinig voedsel, \'s Middags tusschen twaalf en één uur ontwaardde zij eene verandering in geheel haar lichaam, en gevoelde zich veel sterker. »En,quot; zoo schrijft zij zelve, sZaterJag \'s morgens opstaande gevoelde ik geen maag-
kwaal meer, geen verschrikkelijke hoofdpijn meer, geen hartkloppingen, geen pijn in de rugge-graat, alles was verdwenen In den namiddag kwam een mijner broeders mij bezoeken, en zag tot zijne groote verwondering, dat ik wederom mijne huiselijke bezigheden had hervat, en dat mijn voorkomen zoo gezond was als vroeger.
Zondag daarop meende ik mij te voet naar de Kapel te begeven, maar mijne moeder wilde het nog niet toestaan. Maandag echter ging ik er zoo gezond en sterk heen als ik ooit geweest was. Ik dankte Jezus, Maria en Alphonsus hartelijk voor deze groote weldaad, en zal bun alle dagen mijns levens mijne dankbaarheid betoonen.quot;
*
* 1
Deze genezing van maagziekte is niet de eenige, welke men in den laatsten tijd bij het miraculeus beeld van 0. L. Vr. in \'t Zand verkregen heeft. Voor eenige maanden verhaalde ons een man, dat hij zes of zeven jaar aan zulk een kwaal geleden had. Toen nu verleden jaar de processie uit Vlodrop naar de Kapel trok, kwam ook hij mede, en aangemoedigd door de vele buitengewone gunsten, die hij hoorde verhalen, bad hij Onze Lieve Vrouw, en was weldra voor goed van zijn ziekte genezen
* *
— u —
In de maand Januari van het vorig jaar kreeg een meisje te 0. eene verzwakking in de rug-gegraat, zoodat zij bijna niet meer kon loopen. De kwaal nam langzamerhand in hevigheid toe, zoodat het loopen naar ten laatste geheel en al onmogelijk werd, en zij daarenboven, gewoonlijk tegen den avond, door duizeligheid werd overvallen. Haar familie geleidde haar naar een beroemd dokter, die haar geneesmiddelen voorschreef, waardoor de duizelingen ophielden en zij ook weer kon staan, doch veertien dagen later werd de ziekte veel heviger dan te voren. Den 15 Mei bezocht zij wederom denzelfden dokter, doch zonder baal bij hem te vinden; den 28 Juni raadpleegde zij een ander geneesheer, maar deze verzekerde, dat er geen kans op beterschap bestond, indien zij niet twee of drie jaren te Aken of Bonn verbleef en er de baden gebruikte. Dit was echter voor haar ouders niet mogelijk. En daarom consulteerden zij nog andere geneesheeren, die wel middelen gaven, maar zonder den gewenschten uitslag.
Intusschen was haar vader op Pinksterdag bij het miraculeus Beeld van 0. L. Vr. in \'t Zand voor haar komen bidden, nam wat water uit den put voor haar mede, en begon met de gansche familie eene Noveen te honden ter eere der Allerheiligste Maagd, die hier hij haar wonderbeeld reeds zoo menige buitengewone gunst verleend heeft, \'t Scheen evenwel, dat Maria hun
vertrouwen op een lange proef wilde stellen ; want na een eerste, en tweede en meer Novenen, was nog geen spoor van betersrhap merkbaar. Het meisje bad daarenboven ook tot den H. Leonardus, die vooral in hare Parochiekerk tegen dusdanige ziekten wordt aangeroepen.
Zoo streken de dagen en maanden voorbij, en het arme kind kon nog altijd in het geheel niet loopen. Den 27 Augustus begon zij wederom een Noveen, en zeide nu op den avond van den laatsten dag, den 4 September, tot hare moeder: »Nu blijf ik van nacht zoolang bidden tot ik beter ben En morgen zal ik geheel genezen zijn.quot; Met dat volle vertrouwen op de Allerheiligste Maagd ging zij te bed, maar bleef biddend schier den ganschen nacht doorwaken. En wat gebeurt er? Op den morgen van den volgenden dag verlaat zij, die tot nu slechts met behulp van anderen had kunnen opstaan, reeds om vijf uur zelf hare legerstede, ijlt naar hare moeder, die nog te rusten lag, en roept uit: »Moeder, ik kan loopen ! ik kan loopen ! Onze Lieve Vrouw heeft mij genezen!quot;
Verbaasd ziet de moeder haar aan, overtuigt zich van de waarheid en begint van vreugde te schreien. En het gelukkige kind kleedt zich ijlings, en gaat naar buiten, waar juist de veerman iemand overzette. »Ik ben genezen!quot; roept zij hem toe, «Ik kan loopen!quot; »Wat,quot; roept de andere, »gij kunt loopen?quot; En de
— 26 —
man wist geen woorden te vinden, krachtig genoeg om zijne hoogste verbazing uit te drukken. Zoo snelt zij naar de parochiekerk, die drie kwartier van hare woning verwijderd is. Al de inwoners van het dorp die haar zagen, volgden haar ten hoogste verwonderd, en als zij in de kerk komt. vraagt haar de Pastoor: »Wie heeft u hier gebracht?quot; «Niemand!quot; was het antwoord, »ik kan loopen, ik ben genezen 1quot; Nu hoorde zij de H. Mis, keerde te voet naar huis terug, ging dien dag nog hare familie in twee nabijgelegen dorpen bezoeken, en zij, die den vorigen ciag zelfs niet kon staan, veel minder kon loopen, ging nu met het grootste gemak overal henen, kwam een paar weken later alleen en te voet 0. L. Vrouw in \'t Zand bedanken, en is tot heden toe van hare vorige kwaal bevrijd gebleven.
*
* ^
In de maanden Augustus en September mochten we zeer dikwijls van eenige bijzondere gunst van Maria vernemen. Zoo offerde iemana uit Pruisen een gouden kruis met gouden plaat aan 0. L Vrouw uit dankbaarheid voor een verkregen genade. Zoo kwam uit Crefeld een vrouw een gouden kruis brengen, om Onze Lieve Vrouw te bedanken voor de genezing van een man, die reeds meermalen eene bloedspuwing had
— quot;11 —
gehad, maar nu, na het houden eener Novene
feheel genezen was. Zoo vernamen we nog, oe eene vrouw uit Roermond door het ver-trouwvol gebruik van het water uit den puteheel genezen was. Zoo vernamen we nog, oe eene vrouw uit Roermond door het ver-trouwvol gebruik van het water uit den put
van den kanker was genezen.
*
* *
In de spreekkamer van liet klooster verhaalde ons een geloofwaardig persoon uit Roermond het volgende : »Drie jaren lang heb ik pijn in de keel gehad, die voortdurend in hevigheid toenam. Daarbij leed ik nog van tijd tot tijd aan verscheidene andere ziekten, en terwijl ik over deze laatsten den dokter consulteerde, heb ik hem nooit durven spreken over mijne keel-kwaal; liever wilde ik er aan sterven dan eene operatie aan de keel te ondergaan. Ondertusschen nam de pijn steeds in hevigheid toe; mijn keel werd altijd meer opgezet, en ten laatste viel zelfs hel spreken mij zeer moeilijk. In dezen nood nam ik mijne toevlucht tot 0. L. Vr. in \'t Zand. Ik beloofde haar een gouden medaljon te zullen offeren, indien zij mij de genezing verwierf. En zie, ofschoon ik volstrekt geen geneesmiddelen nam, evenmin als te voren, kwam er nu langzamerhand beterschap, en eindelijk is de kwaal volkomen geweken. Nu is er reeds een jaar voorbij, dat ik niet de minste pijn meer gevoeld heb.quot;
— 28 —
Als we dit eenige uren later toevallig aan een dér omwoners van de Kapel verhaalden, 7eide de goede man onmiddellijk vol opgetogenheid : »0 Pater, dat is nog niets, vergeleken bij hetgeen ik weet!quot; — «Zoo? En wat weet ge dan wel?quot; — »Dat zal ik u eens verhalen,quot; hernam hij. »Niet ver van hier wonen een man en eene vrouw, die — \'t is nu al twee jaar geleden — een zoontje hadden, dat vijf jaar oud was. \'t Kind had eene verlamming in de heenen gekregen, en kon in \'t geheel niet meer loopen. En wat doen nu zijn ouders? Negen Zondagen achtereen dragen zij den armen jongen naar het miraculeus Beeld, — en den negenden Zondag kon het kind loopen, zoo goed als ieder ander. — Ja, ja,quot; zoo vervolgde hij na dit verhaal, »\'t is wel waar wat ik Pater Bernard in vroeger jaren eens hier heb hoeren preeken: »Zoo ver de klok van de Kapel van 0. L. Vr. in \'t Zand maar klinkt, zoover ook worden alle menschen, die er wonen, op een bijzondere wijze door Maria bijgestaan.quot; — Zonder schroom voegen wij er bij, zoovelen met vertrouwen hunne toevlucht nemen tot O. L. Vr. in \'t Zand, zoovelen zien hunne gebeden verhoord, als het hun zalig is.
*
* *
In het begin van Februari 1878 kreeg M. te N. de typhuskoorts. De ziekte nam welcra in
— 29 -
hevigheid toe, zoodat men hare dochter, die te Antwerpen woonde, naar huis ontbood. Deze zag vol schrik bij hare aankomst hare moeder geheel zwart van de koorts; doch toen zij een weinig bekomen was, riep zij uit: «Neen, moeder sterft niet! Wij kunnen haar nog niet missen 1 Ik ga naar de Kapel van O. L. Vr. in \'t Zand, en laat moeder inschrijven in de Broederschap «Behoudenis der Kranken!quot; — Dit werd gedaan, tevens begon de geheele familie eene Noveen ter eere van 0. L. Vr. in \'t Zand, gedurende welke de zieke iederen dag water dronk uit den put, waarin het Beeld gevonden is. En zie, Maria ontfermde zich. Nog onder de Noveen werd de vrouw gene/.en, en zoo volkomen, dat zij onmiddellijk het huis zou verlaten hebben, indien de dokter haar niet bevolen had nog eenige dagen binnen te blijven. Na de Noveen kwam de kapelaan der Parochie haar bezoeken, en verklaarde toen, dat hij niet het minste meer voor haar leven gegeven had, zoo overtuigd was hij geweest, dat zij moest sterven. De dokter, die haar behandelde, ^egt nog altijd, dat hij niet kan begrijpen, hoe zij zoo gezond is geworden.
*
* *
Voor ongeveer zeven jaren werd het eenig kind van den heer T. te N. door eene ongekende ziekte aangetast. Achtereenvolgens werden
— 30 —
de geneesheerén der stad ontboden; doch met verwondering moesten zij allen eenparig verklaren, den aard der ziekte niet te kennen, en dus\' ook geen zeker doeltreiïende geneesmiddelen te kunnen voorschrijven. De ziekte nam intus-schen van dag tot dag toe, de beenen zwollen buitenmate, en weldra volgde een zekere alge-meene verlamming, die het kind alle vrijwillige beweging benam. Uit het volgend getuigenis van een zeer kundig en algemeen gewaardeerd geneesheer der stad kan men het gevaar der ziekte gemakkelijk afleiden. Op zekeren dag werd hij bij een kind ontboden, dat aan den typhus leed. De bekommerde ouders vroegen hem, hun in ernst te zeggen, wat hij dacht van hun kind. »Ja, luidde het antwoord, het is zeker gevaarlijk, maar toch ik zie uw kind nog liever aan den typhus lijden dan aan de ziekte van het zoontje van T.; want, al zou dit ook genezen, wat ik niet denk, dan blijft het toch geheel zijn leven lam.quot; De diep bedroefde ouders zagen nu, dat er voor hun eenigst zoontje, de hoop hunner toekomst, van menschelijke kennis en kunst geen genezing meer was te wachten, maar geloovig richtte zich nu ook tevens al hun hoop ten hemel, en vestigde zich op de liefde en de macht van Maria, die hier op aarde in het miraculeus Beeld van 0. L. Vr. in \'t Zand, zoo dikwijls als de «Behoudenis der Kran-kenquot; was aangeroepen en gedankt. »Ja, zoo
— 31
zeide mij de dankbare moeder, ik gevoelde het, O. L. Vr. in het Zand, zij en zij alleen, zou mijn kind genezen.quot; Vol vertrouwen werd nu het water uit den miraculeuzen put gebruikt, een aanhoudend gebed tot die goede Moeder gericht, en hetwonder-beeldje herhaaldelijk bezocht. Maar Maria, die zoo gaarne de menschen ziet bidden, wijl dit zoo zalig is voor hunne zielen, wachtte nog, die vurige smeekgebeden le verhoeren. Intusschen brachten de ouders hun kind naar een nabij gelegen landgoed, en baden met een telkens klimmend vertrouwen tot de Behoudenis der kranken. De moeder bezocht dagelijks al biddend hel heiligdom van 0. L. Vr. in Zand, en ging daarna telkens een bezoek brengen aan haar kind. Op zekeren dag, het was in het jaar 1877, kort voor het leest van den H. Jozef, kwam zij een der Paters, die het \' heiligdom van Maria bedienen, den ongelukkigen toestand van haar kind mededeelen, en verzocht hem dringend, hetzelve eens te gaan bezoeken. De Pater beloofde het, en spoorde haar tevens tot een onbegrensd vertrouwen aan, tot het gebruik van het water, en het bezigen eener medaille van 0. L. Vr. in het Zand. Bij zijn bezoek zei de Pater schertsend lot het kind : «Komaan, gij moest uw bed maar verlaten.quot; »Ach, Pater, ik kan niet loopen,quot; was het natuurlijke antwoord. Andermaal wekte de Pater hen nu tot vertrouwen op, en gaf hun een pren-
tje van 0. L. Vr. in \'t Zand, waarop een dage-lijksch gebed was gedrukt, met het telkens driemaal te herhalen schietgebed : Ik wil door U geholpen worden. Nauwelijks had de Pater het huis verlaten, of de zieke roept zijne moeder. »Ik wil opstaan, moeder, zoo zegt hij, en naar beneden gaan.quot; Vol verwondering hernam de moeder: sMaar zoo even, toen de Pater u zeide dit te doen, hebt gij niet gewild, zult gii dat nu dan willen?quot; Doch bedenkend, dat 0. L. Vr. in het Zand haar misschien die groote gunst had bewezen, hielp zij haar kind op. En werkelijk, ongehinderd ging het naar beneden, keerde eveneens naar boven terug, maar was toen eensklaps weder met dezelfde lamheid geslagen. Op den feestdag van den H. Jozef kon de zieke wederom met behulp van een stokje een weinig loopen, en zelfs aan de hand van zijn oom een bezoek brengen aan de Kapel van het miraculeus Beeld. Den volgenden dag echter keerde de vroegere verlamming terug, en begon de zwakte met den dag toe te nemen. Drie dagen later sprak de oom des zieken tot de moeder: »Ik geloof, dat uw kind gaat sterven. Zijn toestand komt mij zeer bedenkelijk voor quot; Maar met een levendig vertrouwen klonk het antwoord der moeder: «Neen, niijr kind zal genezen. 0. L. Vr. in \'t Zand zal het genezen, maar de ziekte moet eerst op het ergste komen.quot; Den daarop volgenden dag, den 23slcn
Maart, was de toestand allerzorgwekkendst. Een inwendige stem roepl nu de moeder naar de Kapel van het miraculeus Beeld. Zij gaat al biddend en vertrouwend, komt in Maria\'s heiligdom, knielt neer voor haar Wonderbeeld, en terwijl zij daar vuriger dan ooit zit te bidden, is hel haar als hoorde zij inwendig: »Ja, ik wil u helpen.quot; Bemoedigd slaat zij nu op, en begeeft zich naar bel landgoed, waar haar kind verbleef. In de verte ontwaart haar oog een jongetje op den weg. »Zie, dacht ze bij zich zelve, dal jongetje gelijkt juist op mijn kind. Indien het een arm kind is, zal ik het een pak van mijn zoontje geven.quot; Maar ziet, wal meer genaderd, snelt dat kind haar vol blijdschap te gemoet en roept uil: «Moeder, ik kan loopen, ik ben genezen!quot; De tranen stroomden uit de oogen der gelukkige moeder, die in verrukking haar kind aan het hart drukte, en Maria onder de innigste aandoening bedankte. De kleine gunsteling van Maria telde tien jaren, toen hij aldus wonderdadig werd genezen. Thans telt hij zestien jaren, en heeft sinds steeds de
bloeiendste gezondheid genoten.
*
* *
Drie jaar geleden was voor de vrouw van N. te M. de tijd der bevalling gekomen. De dokter, tevens een bekwaam verloskundige, verklaarde, dat zij niet dan uiterst moeilijk en met het
— 34 —
grootste levensgevaar voor vrouw en kind zou kunnen geschieden. Inderdaad kwam dan ook hel kind als dood ter wereld, zoodat men het zelfs niet meer durfde doopea. Geruhnen tijd putte de dokter alle middelen der kunst uit, om de levensgeesten weder op te wekken, doch alles scheen vruchteloos. Daar roept eensklaps de bedrukte moeder 0. L. V. in \'t Zand aan, en doet Haar eene belofte, zoo haar kind ten minste het geluk mocht hebben, hel H. Doopsel te ontvangen. En zie, op hetzelfde oogenblik ziet men hel kind leven en zich bewegen; onmiddellijk diende men het H Doopsel toe, en stierf het toen? O neen ! 0. L. V. in \'l Zand gaf meer dan men haar gevraagd had. Het kind bleef leven tot vreugde zijner ouders en bloeit nog steeds van gezondheid.
-f»
* %
Voor de echtgenoote van N. te G. was eveneens hel uur gekomen. In dergelijke oogen-blikken had zij vroeger steeds hulp gevonden bij den H. Alphonsus, wiens relquie zij dan godvruchtig bij zich hield en vereerde, gelijk zoo vele geloovigen dit in dergelijke gevallen lot groole zegening doen. Maar het scheen of dé H. Alphonsus haar ditmaal eene dubbele genade wilde verwerven, nl : eener verlnuw-volle toevlucht tot de Moedei des Heeren, wier eer hem ook in den hemel nog ter harte gaal,
- 35 —
en eener gelukkige verlossing. Luister slechts. De toestand werd zoo hachelijk, dat het grootste levensgevaar begon te dreigen, en redding niet meer mogelijk schoen. Nog steeds groeide het gevaar aan, tot het laatste oogenblik scheen gekomen te zijn. Toen viel aan man en vrouw tevens de gedachte in, hunne toevlucht tot 0. L. V. in het Zand te nemen, en beloofden zij ieder driemaal eene bedevaart naar haar Miraculeus Beeld te houden. Ook hier volgde de verhooring oogenblikkelijk de vertrouwvolle bede. Eensklaps was alle gevaar geweken, het kind werd gelukkig geboren, en moeder en kind hadden hun leven aan 0. L. V. in \'t Zand te danken, \'t Behoeft niet gezegd, met hoeveel erkentelijkheid de gedane belofte werd volbracht.
rf elk doel kan een Pelgrim naar 0. L. Vr.
in \'t Zand zich wel- voorstellen? Op den voorgrond stellen wij, als een klaarblijkelijke waarheid vast, dat een bedevaart geen pleizierreis is, en dus niet enkel en alleen tot uitspanning of genot moet ondernomen worden. Hoezeer zou iemand zich dus vergissen en tot schade verstrekken aan zijne medepelgrims, wanneer hij louter voor zijn genoegen den pelgrimstocht zou aanvaarden!
Is echter het zoeken van vermaak reeds af te keuren als oogmerk bij een bedevaart, hoezeer zal het dan niet te berispen zijn, wanneer iemand zich uit wereldsche, uit zondige uitzichten, ja met een misdadig doel bij zulk een heiligen tocht zou aansluiten! Zoo iemand zou met alle kracht uit die vrome verzameling der geloovigen moeten verdreven worden. De verontwaardiging van Maria, de rechtmatige gramschap van God zou hij door zijn gedrag beloopen.
Neen, de verschillende doeleinden, welke zich de pelgrims bij het aanvaarden van den tocht kunnen voorstellen, zijn veel edeler, en kunnen we in deze korte woorden samenvatten : 0. L.
Vr. in \'I Zand vereeren; door de tusschenkonist van 0. L. Vr. in \'I Zand (jeeslelijke of tijdelijke gunsten voor ons zeiven of voor anderen verkrijgen; ofwel 0. L. Vr. in \'t Zand voor ontvangen genaden komen danken.
Geestelijke gunsten, zooals de genade eener oprechte bekeering, de genade om voortgang en volharding in het goede, om licht bij het kiezen van een levensstaat, om kracht bij het aanvaarden daarvan, om getrouw zijne plichten van staat te vervullen, de genade eindelijk van een zaligen dood — ziedaar gunsten, die wij altijd, zonder het minste voorbehoud, met het grootste vertrouwen bij 0. L. Vr. in \'t Zand mogen afsmeeken. Eene ondervinding van meer dan vier eeuwen is daar, om dit met duizenden feiten te bewijzen.
. Tijdelijke gunsten, uitkomst in moeielijke omstandigheden, genezing van lichaamskwalen, bevrijding van kruisen, voorspoed in de zaken en dergelijke, mogen wij ook gerust door Maria\'s tusschenkomst aan God vragen. En de titels van ïBehoudenis der kranken,quot; en »Hulp der Christenen,quot; welke ons Wonderbeeld reeds zoo lang draagt, geven genoegzaam te kennen, hoe onze lieve Moeder ook voor het tijdelijk welzijn harer kinderen zorg draagt. Maar toch, ons gebed om tijdelijke weldaden moet immer gestort worden, onder voorwaarde, dat die zaken ons zalig zijn. Want wij menschen, bekrompen van verstand
als wij zijn, kunnen nooit met zekerheid de toekomst voorzien, zelfs niet over het tegenwoordige en verledene altijd met juistheid oordeelen. En wat is hiervan het gevolg? Dat wij dikwijls meenen, dat eene, of andere tijdelijke zaak ons hoogst voordeelig is, terwijl toch God in zijne alwetendheid ziet, dat zij ons allerschadelijkst zal wezen.
Daarom moeten wij om dergelijke zaken bidden met eene volkomen onderwerping aan Gods wil. Is die zaak goed voor ons, en bidden wij er om gelijk het behoort: dan zullen wij ze ?eker door de voorspraak van Maria verkrijgen. Zou ze ons echter nadeelig zijn, dan zal Maria ons in de plaats daarvan iets beters verwerven, geduld in lijden, hemelschen troost en de genade van eene volkomene overgeving aan Gods aan-biddelijken wil.
- 39 —
OP WELKE PUNTEN
BEHOORT MEN GEDURENDE DE
Tooreerst op deooreerst op de liefde voor de orde. Bij eene processie, waar zoovele menschen van allen leeftijd en stand, van allerlei karakters, en dikwijls elkander geheel vreemd, te zamen reizen, belioort noodzakelijk een vastgestelde orde te zijn, benevens een hoofd, waaraan allen zich onderwerpen. Immers, wanneer ieder zijn eigen verlangens wil involgen, vvanneer ieder wil handelen, niet volgens het reglement en de gemaakte bepalingen, maar volgens zijn eigen zin of devotie, wat zal dan hiervan het gevolg zijn ? Dan zal spoedig de grootste wanorde onder de pelgrims heerschen; de een zal willen gaan, terwijl de andere wil blijven; hier zal men willen zingen, daar luidop willen bidden; alle orde verdwijnt, en niet de orde ook de vrede, de kalmte, de ingetogenheid en de liefde voor den naaste. Zulk een bedevaart zou ontaarden in een tocht, waarop men meer kwaad dan goed zou doen.
Daarom wordt allen pelgrims ten zeerste op het hart gedrukt, zelfs met opoffering van eigen verlangens, het reglement, of de vastgestelde orde stipt en tot in de kleinste punten te onderhouden. Zij moeten dus zorgen steeds op den
I
— 40 -
bepaalden tijd iedere oefening te beginnen, nooit te iaat te komen, de orde in de rijen nauwgezet te handhaven, zich ter liefde Gods te onderwerpen aan den Bestuurder der processie, aan de Broedermeesters en allen, die met het toezicht belast zijn.
Vervolgens trachte men gedurende de Bedevaart op een meer dan gewone wijze het geduld te beoefenen. Een pelgrimstocht is schier noodzakelijk van vele kruisen en teleurstellingen vergezeld. De reis is vermoeiend; het weder kan anders zijn dan men gewenscht had; het reisgezelschap is soms minder aangenaam; honger en dorst doen zich ook niet zelden gevoelen ; men zal zich vaak moeten behelpen opzichtens voedsel en nachtverblijf; dat alles en nog veel meer staat ons gewoonlijk op een bedevaart te wachten.
Gelukkig degene, die zich in zulke omstandigheden weet te schikken naar Gods wil. Hij is niet alleen volkomen tevreden, maar vergadert zich daardoor ook nog een schat van eeuwige verdiensten. Daarenboven geeft dat geduldig doorgestaan lijden een nieuwe reden tot vertrouwen op Maria, een nieuw recht op hare voorspraak.
Een derde punt, waarop men gedurende de dagen der bedevaart meer bijzonder moet \'etten, is de liefde voor de ingetogenheid en het gebed.
Immers daar de bedevaart ten doel heeft de
allerheiligste Maagd Maria te vereeren, en ons daarenboven voor eenigen tijd uit het gewoel der wereld en der tijdelijke zaken los te rukken, moeten wij die weinige dagen ook uitsluitend voor de vereering der Moedermaagd en de zaligheld onzer ziel besteden. Meer dan anders moeten wij in dien tijd van genade onze zonden in de bitterheid des harten overdenken, daarover treuren en boete doen, en sterker en edelmoediger voornemens maken voor de toekomst. Meer dan anders ook moeten onze gedachten op Maria gevestigd zijn, op hare moederlijke liefde voor ons, op hare macht bij haren god-delijken Zoon. Maar hoe zal dit alles kunnen, indien niet geheel ons gedrag ingetogenheid en godsvrucht ademt? Daarom worden de pelgrims dringend aangemaand zich op de reis zedig en ingetogen te gedragen; gepaste opgeruimdheid is zeer goed, maar geen uitgelaten vroolijkheid, waardoor de pelgrimstocht veeleer hel aanzien zou krijgen van een pleiziertocht. Ook doe ieder zijn best, zich op de verblijfplaatsen, en vooral waar men overnacht, de tegenwoordigheid van God te herinneren, en zooveel mogelijk op de slaapkamers het stilzwijgen te bewaren.
Bij deze ingetogenheid voege zich de geest van gebed. Het gebed, zegt niet zooveel waarheid de li. Kerkleeraar Alphonsus, liet gebed is het groote middel ter zaligheid; het gebed is almachtig\'; door te bidden kan men alles
— 42 -
verkrijgen wat men wenscht. Daarenboven heeft Christus met zooveel nadruk verklaard: »Waar twee of meer in mijnen naam vergaderd zijn, daar ben Ik in hun midden,quot;.
Fs nu het gebed van twee of drie, die te zarnen bidden, reeds zoo vermogend: hoe groot zal dan de kracht zijn van de eenparige smeeking dier talrijke pelgrims, welke allen zich in één gebed vereenigen! Bidden zij dus de ziel der pelgrims; bidden hun aanhoudend streven; bidden hunne voornaamste .bezigheid. Toen de H. Alpbonsus naar het H. (luis van Loretto ter bedevaart ging, bracht hij den ganschen tijd in gebed door. Van den vroegen morgen tot den laten avond zag men hem in het heiligdom op de knieën bidden, en dat met zooveel godsvrucht en eerbied, dat ieder, die hem zag, bij zich zeiven zeide: «Waarlijk, hij, die zoo bidt, moet een heilige zijn.quot; Hij verkreeg op die heilige plaats dan ook zoovele genade, dat die pelgrimstocht voortdurend in dankbare herinnering bij hem bleef voortleven.
Ziedaar het voorbeeld, dat wij moeten navolgen. Wanneer wij bidden, maar bidden met godsvrucht, met vertrouwen, met volharding, dan is hel welslagen der bedevaart verzekerd. Dan krijgen wij ongetwijfeld door de handen van Maria al de geestelijke gunsten, waarom wij vragen, en de tijdelijke, die ons zalig zijn.
- 43 -
in de Kapel van 0. L. V. in \'t Zand te gewinnen.
Voor allen en Ojt alle dagen van hel jaar.
1. Alle aflaten, welke door de Pausen aan liet bezoeken van liet H. Graf van 0. H. Jezus Christus, van den berg Sinaï en de overige plaatsen van het H. Land verbonden zijn, zoo dikwijls men waarlijk berouwvol en na gebiecht te hebben, of ten minste met het voornemen bezield ten bekwamen tijde te biechten, deze Kapel bezoekt, en daar volgens eigen devotie eenige gebeden stort. (Bened. XIV, 19 Juli 1750 en 11 Aug. 1757).
Opmerking: De plaatsen van het H. Land zijn 237 in getal. Aan deze zijn tal van aflaten verbonden, zoodat dit een der grootste gunsten is, welke ooit geschonken werd.
2. 300 dagen, als men bidt voor het Miraculeus Beeldje. (Pius IX, 2U Maart 1874.)
3. 7 jaar en 7 maal veertig dagen, zoo dikwijls men godvruchtig en met rouwmoedig hart bidt voor het Beeld van het H. Hart van Jezus, in het priesterkoor aanwezig. (Pius VI, 2 Jan. 1799.)
- 44 -
4. 300 duyen, zoo dikwijls men vijfmaal het Onze Vader, vijfmaal het Wees gegroet en vijfmaal het Eere zij den Vader enz., bidt voor het Wissiekruis, in het voorportaal der kerk geplaatst.
5. 7 jaren en 7 maal veertig dagen, zoo dikwijls men voor hetzelve zeven maal het Wees gegroet bidt, ter eere der zeven Weeën van Maria.
Foor allen en op bijzondere tijden door het jaar.
1. Volle aflaat voor allen, die na gebiecht en gecommuniceerd te hebben op een dag van 15 Augustus tot 15 September de Kapel bezoeken. (Pius IX, 13 Sept. 1863.)
2. Volle aflaat voor allen, die na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, gedurende een der dagen van de Octaaf van Maria Hemelvaart of Maria Geboorte de Kapel bezoeken. (Pius IX, 20 Maart 1874.)
3. Volle aflaat gedurende de laatste drie dagen dier Octaven onder de gewone voorwaarden, voor allen, die ten minste vijfmaal de geestelijke oefeningen der Octaven hebben bijgewoond. (Pius IX, 27 Maart 1852.)
4. Volle aflaat onder de gewone voorwaarden, voor allen, die bij den Pauselijken Zegen tegenwoordig zijn. (Pius IX, 27 Maart 1852.)
INB. Deze Pauselijke Zegen wordt gegeven op 22 Aug. en 15 Sept. des avonds bij de plechtige sluiting der Octaven. ,
5. Volle aflaat voor allen, die, nu gebiecht jen gecommuniceerd le hebben, op een der navolgende feesten de Kapel bezoeken en bidden lot intentie van Z. H.:
1 Jan. Besnijdenis des Heeren. ü Jan. Drie Koningen. 2 Feb. 0. L. V. Lichtmis. 19 Maart. H. Jozef. 25 Maart. O. L. Vr. Boodschap. 3 Mei. Kruisvinding. 2 Juli. Maria Visitatie. 2 Aug. H. Alphonsus, of op een der zeven volgende dagen. O Aug. Gedaante-ver-andering des Heeren. 6. Volle aflml op een dag naar verkiezing in de Meimaand, onder de gewone voorwaarden, en 300 dagen aflaat dagelijks voor allen, die gedurende de maand Mei Maria door een of andere godvruchtige oefening eeren. NB. Gedurende de maand Mei wordt er lederen avond ten half acht ure in deze Kapel zulk een oefening gehouden. |
Sep. Kruisverheffing 2 Nov. Allerzielendag. 21 Nov. 0. L. V. Prae-sentatie. 8 Dec. Onbevlekte Ontvangenis van Maria. 25 Dec. Kerstmis. Paschen. 2dt\'n Paaschdag. Hemelvaart des Heeren. Pinksteren. 2lt;tfu Pinksterdag. Feest van het H. Sacrament. |
— 46 —
VOOR DE LEDEN DER BROEDERSCHAl\' „Beliondenis der Krankenquot;.
.4 He. f/eloovigen kunnen lid dezer Broederschap worden, indien zij zich luien inschrijven in het klooster der EÈ. PP. Rrdemptoristen, naast de Kapel van O. L. Vr. in \'t Zand, te Hoer mond.
—a/vw—
te verdienen, wanneer men na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, bidt tol intentie van Z. H. den Paus.
Januari. \'S. H. Genoveva. 20. H. Sebastianus. 29. H. Franc. v. Sales. Februari. 2. 0. L. V. Lichtmis. 24. H. Mathias, Ap. Maart. 19. H. Jozef. 25. 0. L. V.Boodschap. Ai\'ril. Op den Vrijdag in de Passieweek : Feest der 7 Smarten. Mei. 1. Philippus en Jacob. 8. Verschijning van den H. Michaël. |
24. 0. L. V. Hulp der Christenen. 20. H.PhilippusNerius. Juni. 24. H. Joan, de Dooper. 29. H. Petrus en Pau- lus, Ap. Juli. 2. O. L. V. Bezoeking. 18. H.CamiliusdeLellis 19. H. Vine, a Paulo. 25. H Jacobus, Ap 20. H. Anna. 31. H, Ignat. v Loyola. Augustus. 15. 0 L. V. Hemelvaart Zondag in de Octaaf: — H. Joachim. |
- 47 -
10. H. Rochus. 23. H. Bartholomeus. Septembek. 8. 0. L, V. Geboorte. 21. H. Waltheus, Ap., 29. H. Michaël, Aarts. October. 2. Engelen Bewaarders
15. H. Teresla.
28. H. Slinon en Judas.
Op den Dag der Inschrijving.
Op den Verjaardag van het Doopsel.
Op den Verjaardag der eerste H. Communie. In het Uur des Doods.
Eens gedurende iedere maand op een dag naar verkiezing.
Viermaal tijdens l:et jaar, in verschillende maanden, op een dag naar verkiezing, wanneer men gedurende die maand dagelijks het volgend gebed bidt;
O mijne Koningin en mijne Meesteres, allerheiligste Maagd Maria, ik geef mij van daag en voor al den tijd van mijn leven en voor het nur van mijnen dood over aan uwe moederlijke goedheid ; ik verlaat mij op uwe gelukzalige bescherming; ik werp mij met vertrouwen in den schoot uwer barmhartigheid; ik beveel u aan mijne ziel en mijn lichaam, al mijn hoop en troost, mijne armoede en mijne ellenden, mijn leven en hel einde van mijn leven, opdat
November. 4. H.Gar. Borroraeus 21. 0. L. V. Opdracht. 30. H. Andreas.
December. 8. 0. L. Vr. Onbevl. Ontvangenis, of een dag van de Octaaf.
21. H. Thomas, Ap. 27. H. Joannes, Ap.
- 48 -
door uwe allerheiligsle lusschenkonist eu door uwe verdiensten, al mijne gedachten, mijne woorden en werken geregeld en bestierd worden volgens uwen wil en dien van uwen god-delijken Zoon. Amen.
7 jaren en 7 maal veertig dagen, zoo dikwijls
men bovenstaand gebed godvruchtig bidt. 7 jaren en 7 maal veertig dagen, indien men bij een zieke de gebeden der stervenden leest. 7 jaren en 7 maal veertig dagen, indien men een werk van liefdadigheid verricht op den feestdag van den H Joannes de Matlia, (8 Februari) of op den feestdag van den H. Thomas van Villanova. (quot;22 Sept.)
5 jaren en 5 maal veertig dagen, indien men
een zieke voorbereidt om wel te sterven. GO dagen, zoo dikwijls men een Wees gegroet bidt met de aanroeping; Behoudenis der kran-ken, hid voor ons.
Al deze aflaten zijn toevoegelijk aan de zielen in het Vagevuur.
Om den zieken de aflaten te doen gewinnen, kan de Biechtvader de voorgeschreven goede werken in een ander goed werk veranderen.
PLACET UT PUBLICENTUR 1 i •• 4 00^ J A. Paredis,
1 Junu 1882- \'Episc Run™.
GEDURENDE DE
EX BI.I HET
---3-S=---
Antiph. Op den weg van vrede.
ezegend zij de Heer, de God van Israël, want Hij heeft zijn volk bezocht en het verlost. En Hij heeft ons een hoorn der zaligheid opgericht in het huis van zijnen dienaar David.
Gelijk Hij gesproken heeft door den mond zijner heilige Profeten, die van den beginne der wereld geweest zijn.
Dat Hij ons zoude verlossen van onze vijanden en uit de handen van allen, die ons haten.
Om barmhartigheid te doen met onze vaderen, en te gedenken aan zijn heilig Verbond,
Gedachtig aan den eed, dien Hij onzen Vader Abraham gezworen heeft, dat Hij ons wilde geven: Dat wij, nu uit de hand onzer vijanden verlost, Hem zonder vreeze dienen zouden,
In heiligheid en gerechtigheid voor zijn aanschijn, al de dagen onzes levens
En gij, kind! zult een Profeet des Aller-hoogsten genoemd worden, want gij zult voor het aanschijn des Heeren uitgaan om zijne wegen te bereiden.
En om zijn volk de kennis des heils te geven ter vergiffenis hunner zonden.
— 82 —
Door de grondelooze barmhartigheid van onzen God, waarmede Hij ons bezocht heeft, die opdaagde van uit den hooge.
Om te verlichten degenen, die in de duisternissen zitten, en in de schaduwe des doods; om onzen voet te richten op den weg des vredes.
Eere zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest.
Gelijk het was in den beginne, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Antiph.: Op den weg van vrede en voorspoed bestiere ons de almachttge en barmhartige Heer; en de Engel Raphael vergezelle ons op den weg, opdat wij in vrede, voorspoed en vreugde ten onzent wederkeeren.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Wees gegroet, enz.
y. Maak uwe dienaren zalig,
ft. Mijn God, die op U hopen.
f. Zend ons hulp, o Heer, van uit uw heiligdom,
iï. En bescherm ons uit Sion.
f. Wees ons, o Heer, een sterke burcht, b). Voor het aangezicht des vijands.
f. Laat de vijand niets tegen ons vermogen, R). En dat de zoon der boosheid zich niet verstoute ons te schaden.
— 53 -
y. Gezegend zij de Heer ten allen tijde, De God onzes heils geve ons eene voorspoedige reis.
y. Toon ons, o Heer, uwen weg,
S. En leer ons uwe paden kennen.
y. Mogen onze gangen bestierd worden,
li. Ter betrachting uwer gerechtigheid.
gt;\'. De kromme wegen zullen recht,
R;. En de oneftene eiïen worden,
y. De Heer heeft zijne Engelen over u bevolen,
iï Dat zij u zouden bewaren op al uwe wegen.
y. Heer, verhoor mijn gebed,
k\'. En mijne roepstem kome tot U.
O God, die de kinderen Israels droogvoets midden door de wateren der zee heengevoerd, en de drie Wijzen door uwe ster den weg tol ü hebt aangewezen; verleen ons, smeeken wij U, eene voorspoedige reis en gunstig weder, opdat wij, door uwen Engel geleid, gelukkig de plaats, waarheen wij ons begeven, bereiken, en eens aan het einde van onze aardsche loopbaan, in de haven der eeuwige zaligheid mogen binnen komen.
ü God, die uwen dienaar Abraham uit Ur, de woonplaats der Chaldeërs, uitgevoerd, en hem op alle paden zijner pelgrimschap bewaard hebt; wij bidden U, wil ook ons, uwe dienaren,
— 54 —
genadig beschermen. Wees, o Heer, bij het aanvaarden van den tocht onze hulp, op den weg onze troost, in de hitte van den dag onze schaduw, in regen en koude onze beschutting, in vermoeienis onze verkwikking, in alle wederwaardigheden ons schild, op \'t glibberig pad onze staf; opdat wij, onder uw geleide, gelukkig het doel van onzen tocht bereiken, en na volbrachte re.ize, weder behouden ten onzent wederkeeren.
Wij bidden U, o Heer, verhoor ons ootmoedig smeekgebed, en beslier onzen weg in den voorspoed uws heils, opdat wij in alle wisselvalligheden van onze reis en van ons leven altijd door uwe hulp beschermd worden.
Verleen ons, wij bidden het U, almachtige God, dat wij den weg des heils steeds bewandelen, en het voetspoor van uwen Voorlooper, den H, Joannes den Dooper, volgende, veilig en met zekerheid mogen komen tot Dengene, dien hij heeft aangekondigd, onzen Heer Jezus Christus, uwen Zoon, die met U en den Heiligen Geest leeft en regeert. God van eeuwigheid tot eeuwigheid, Amen,
y. Laat ons in vrede voortgaan,
In den naam des Heeren. Amen.
- SS —
GEBED tot 0. L. Vr. in \'t Zand BIJ DEN AANVANG DER REIS
onze lieve Vrouw in \'t Zand, zoo zal ik dan door Gods genade uw Wonderbeeld gaan bezoeken. Ik zal dan weldra nederknielen bij dat Beeld, waarbij gij reeds zoovele eeuwen tal van mirakelen gewrocht heb; ik zal dan weldra mogen bidden op die geheiligde plek, waarvan nog nooit iemand onverhoord is heengegaan. O welk eene vreugde geeft die gedachte aan mijn hart ! Welk een geluk voor mij, te gaan naar het bevoorrecht huis mijner Moeder! O ja, Maria, ik weet het: reeds nu telt gij de uren, die er noe zullen verloopen, eer ik bij u kan zijn ; reeds nu wacht gij mij daar met de handen vol genaden, om mij die in den rijksten overvloed mede te deelen. Ik kom dan, o goede Moeder, ik kom met het volste vertrouwen. Ben ik nu nog door zorgen of angsten of droefenis gekweld, als ik mij voor uw Wonderbeeld aan uw moederhart heb geworpen , dan zal alle bekommering verdwenen zijn, dan zal ik geen droefheid meer kennen. Mijne lieve Moeder, ik heb mij nu ter bedevaart
- 5fi —
begeven, vooreerst om uwen goddelijken Zoon en ii mijn eerbied en liefde te betuigen, ten tweede tot zaligheid van mijne ziel en die van alle andere menschen, en eindelijk ook nog tot deze bijzondere intenties : (Noem hier de verschillende intenties op, waartoe gij dezen pelgrimstocht heht ondernomen.)
O mijne Moeder, ziedaar wat ik verlang. Maar gij weet nog beter dan ik al wat mij noodig en zalig is; mocht ik u dus om het een ol\' ander bidden wat mij niet zalig is, wees gij dan zoo goed mij iets beters daarvoor in de plaats te geven.
Onze lieve Vrouw in \'t Zand, heb medelijden met mij; laat ik gedurende deze bedevaart eens goed tot u bidden, en geduldig alle onaangenaamheden verdragen, die mij misschien zullen overkomen. Reeds nu offer ik u alle moeilijkheden, vermoeienissen, pijnen, teleurstellingen, bekommeringen, honger en dorst, hitte of koude nlles in één woord wat ik zal te verduren hebben, op tot eere Gods, uit liefde voor u, en om al de genaden te verwerven, waarvoor ik deze bedevaart houd.
O Maria, ik geef mij geheel en al aan u over. Bid voor mij, en vraag voor mij al wat mij heilzaam is. Uwe gebeden Luners kunnen niet verstoeten worden ; want het zijn gebeden eener Moeder tot Jezus, haren goddelijken Zoon. Bid dan voor mij, en houd niet op voor mij te
— 57 —
bidden, opdat ik alles moge verkrijgen, wat ik met volkomen onderwerping aan Gods heiligen
wil thans van u kom afsmeeken. Amen. ----
VOOR DK LEVENDE
------
edenk, o goedertierenste Maagd Maria, hoe het nooit is gehoord, dat iemand, die tot u zijne toevlucht nam, uwen bijstand verzocht, of uwe voorspraak inriep, door u is verlaten. Bemoedigd door dit vertrouwen, snellen wij eenparig tot u, o Maagd der maagden, en zuchtende onder het gewicht onzer zonden, werpen wij ons rouwmoedig voor uwe voeten neder. O Moeder des eeuwigen Woords! versmaad onze vereenigde gebeden niet, maar neem die genadig aan en gewaardig n die te verhoeren. Duizenden en duizenden stemmen gaan er over de geheele aarde tot u op: o barmhartige Moeder, zult gij zulk een gebed verstoeten?... Verwerf ons dan, o toevlucht der zondaren, bij uwen goddelijken Zoon vergiffenis van al onze zonden, en de genade van in zijne heilige liefde
— 88 -
te volharden ten einde toe. Bewaar ons in ons leven voor alle kwaad, en verkrijg ons den goddelijken zegen over al onze handelingen. Draag daarom, o lieve Moeder, al onze gedachten, woorden en werken, ons leven en onzen dood, als een ofier aan uwen goddelijken Zoon, tot glorie van zijn naam, tot herstel van alle oneer Hem aangedaan, en tot zaligheid van onze en alle ongelukkige zielen.
Met eenparige gebeden komen wij tot uwen Zoon, die onze Broeder geworden is, en voor ons aller zaligheid aan het kruis is gestorven; met eenparige gebeden komen wij tol u, die aan allen tot Moeder zijt gegeven, opdat ons gebed, in zoo krachtige vereeniging gestort, aan uwen goddelijken Zoon des te behagelijker moge wezen, en voor allen genade, vergilïenis en volharding verwerve. Laat dan niet toe, o goede Moeder, dat één onzer verloren ga, of door een haastigen dood worde verrast; maar bid voor ons, dat wij in het stervensuur den zoeten troost der H. Sacramenten mogen ontvangen O Jezus, Maria, Jozef! dan vooral, en nu reeds stellen wij onze zielen in uwe handen, want o, hoe beangst zullen wij wezen in dat allesbeslissend oogenblik. Als dan de helsche vijand een laatste poging op onze ziel zal-wagen, wanneer wij op het punt staan van voor Gods vreeselijken rechterstoel te verschijnen, o Moeder, o lieve Moeder, verlaat ons dan niet, maar spreek voor, bid voor ons,
— 59 —
dat wij met de zoete Namen van Jezus, Maria, Jozef op de lippen, den laatsten adem geven, en onze ziel in de blijdschap des Hemels worde opgenomen, om met u en alle Engelen en Heiligen
Gods barmhartigheid eeuwig te zingen. Amen. ---=#=»-----
VOOR DE AFGESTORVEN
PRaria! Moeder van barmhartigheid, wij bidden / ook met vereende harten voor onze afgestorvene leden, die nog in de plaats van zuivering worden opgehouden ; want wij weten, dat de band der liefde, die ons op aarde verbond, door den dood niet is verbroken. Uit de diepte klagen zij ons toe: «Ontfermt u onzer, ontfermt u onzer, ten minste gij, onze vrienden, want de hand des Heeren heeft ons getroffen!quot; OMoeder! hunne en onze Moeder! sla een meedoogend oog op hun pijnlijk lijden, zij verlangen zoo vurig om uwen goddelijken Zoon te aanschouwen ; gedenk, hoe zij in hun leven uwe kinderen waren, en lot het einde huns levens u
60 -
getrouw hebben bemind en gediend. Zij hadden een zoo groot betrouwen op u; laat hunne hoop niet beschaamd worden, maar verwerf voor hen, dat zij spoedig uit hunnen kerker verlost, en door het eeuwig licht verblijd mogen worden. Stel ten dien einde aan uwen goddelijken Zoon voor, al wat Hij op aarde uit liefde tot ons heeft geleden, zijn bloedig kruis, zijne wijdgeopende wonden. Ach, dale zijn kostbaar bloed, in overvloed voor allen gestort, op die dorstende zielen af! Dan, o lieve Moeder, zullen zij in hunne smarten verkwikt, van hunne schulden gezuiverd wezen; dan, o lieve Moeder, snellen zij de glorie des Hemels binnen, om met u en alle Heiligen het Lam zonder vlekken te aanbidden en te loven in eeuwigheid. Amen.
BIJ HET MLRACULEUS BEELD,
OM DE GENADEN TE TBltWEEVEK, WAAEVOOE MEN DE
—wvw—
Maria, Moeder van God en mijn oppersie Meesteres, zooals een arme, met wonden en smetten bedekt, voor een groot vorstin zou
— bl
verschijnen: zoo kom ik lieden tol u, o Koningin van hemel en aarde. 0 gewaardig u lhans, van den glorietroon, waarop gij zetelt, uwe blikken te werpen op mij, ellendigen zondaar, die den pelgrimstocht ondernomen heb, om hier bij uw Wonderbeeld, u de grootste genaden naar ziel en lichaam af\' te smeeken. Onze Lieve Vrouw in \'t Zand, allerzoetste en allerbeminnelijkste Moeder, dagelijks is uw troon hier omringd door een groot getal uwer kinderen; de een smeekt u om de genezing eener ziekte, de andere om hulp in zijne tijdelijke zaken, eenigen om uitkomst in groote moeilijkheden, anderen om troost of vooispoed: allen ook smeeken u daarbij om genaden, die nog veel aangenamer zijn aan uw hart, eene oprechte bekeering, kracht in de bekoringen, vooruitgang in de deugd en de eeuwige zaligheid. En is er ooit iemand onverhoord hier van uw genadetroon weggegaan? O neen. Moeder, dat is nog aan niemand gebeurd, en dat zal ook mij niet gebeuren, nu ik het geluk heb voor uw miraculeus Beeld neder te knielen. Hoe vurig dank ik uwen goddelijken Zoon en ook u, zijne dierbare Moeder, voor de buitengewone gunst, dat ik hierheen heb mogen komen! Ja, ik voel het, ik ben er ten innigste van overtuigd, hier zal ik alles verkrijgen wat ik vraag, hier zal ik mijn geluk vinden voor den tijd en voor de eeuwigheid. 01\' zoudt gij mij naar uw Wonder-
— 62 —
beeld roepen, en mij niet willen helpen, als ik aan uwe roepstem gehoorzaam? Neen, Maria, dat is onmogelijk. Wat duizenden en millioenen hier reeds verkregen hebben, dat zal ook ik verkrijgen, al ben ik dan nog zoo ellendig en zondig Want gij, o Maria, gij ziet niet naaide verdiensten dergenen, die u aanroepen, maar naar hunne behoeften en hun vertrouwen. Mijne behoeften, dat weet gij, o beste Moeder, zijn zoo groot; ja zoo eindeloos groot, dat niemand er in kan voorzien, dan gij en uw goddelijke Zoon. En mijn vertrouwen, dat betuig ik u plechtig, mijn vertrouwen op u is gren-zenloos. Ik weet, gij kunt mij helpen, want God heeft u alle macht gegeven, zoodat gij hier vele mirakelen zelfs verricht hebt. Ik weet, gij wilt mij helpen, want gij zijt mijne Moeder en bemint mij met eene grenzenlooze liefde, tk weet, gij zult mij helpen, omdat gij mij anders niet tot uw Wonderbeeld zoudt geroepen hebben. Welnu dan, Moeder, ziehier wat ik van u vraag, en waarom ik meer bijzonder dezen pelgrimstocht ondernomen heb: (Noem hier afzonderlijk al de intenties op, vmarvoor gij deze bedevaart houdt.)
Ziedaar nu, Moeder, nu heb ik u met kinderlijke eenvoudigheid mijne verlangens geopenbaard. Zal ik nu verhoord worden? O zeker; de geestelijke gunsten zal ik ongetwijfeld door uwe voorspraak van God verkrijgen, en de
— 63 —
tijdelijke gunsten zult gij mij verwerven, wanneer zjj mij zalig zijn. Toon dan nu uwe macht, o Maria, en verhoor mij.. Verwerp mij niet, maar laat ik spoedig uwen bijstand op het allerkrachtigst gevoelen. Dan zal ook ik overal uwen lof en uwe goedheid verkondigen, en geheel mijn leven dankbaar blijven erkennen: Onze Lieve Vrouw in \'t Zand heb ik aangeroepen, en zij heeft mij in alles verhoord. Amen.
OM UK GENADE
jf- jw mij hier voor uw Wonderbeeld neerge-\' knield, o onze Lieve Vrouw in \'t Zand. Ik weet, dat gij hier bijzonder vereerd wordt als de Toevlucht aller zondaren, en dat er nu reeds ontelbaren in den hemel zijn, die hier door uwe bemiddeling de genade eener oprechte bekeering verkregen hebben. O Moeder, wilt gij ook voor mij die gunst verwerven? Ach, ik mag het hopen. Want reeds hebt gij mij de genade bewezen, mij hier naar uw Wonderbeeld te roe-
— (34 —
pen ; en dat zoudt gij zeker niet gedaan hebben, o Maria, indien gij mij thans wildet verstoeten. Voltrek dan nu uw werk, dat gij zoo gelukkig begonnen zijt. Zie, ik kom hier tot u, terwijl mijn hart nog bezoedeld is door allerlei misda-daden, en mismaakt en gewond is door de zonde. O Moeder van barmhartigheid, wil mij daarom toch niet verstoeten; maar heb des te eerder medelijden met mij en help mij Ik verdien uwe hulp volstrekt niet; ik ben verloren, als ik zoo sterf; ik verdien slechts de hel Maar zie toch naar mijn groot vertrouwen op u, en naar mijn vast besluit om mij te beteren. Zie naar al wat Jezus voor mij gedaan en geleden heeft, en verlaat mij dan nog, indien gij het kunt. Denk aan al de smarten zijns levens, aan de koude, die Hij in den stal van Bethlehem verduurde, aan zijne vlucht naar Egypte, aan het bloed, dat Hij vergoten heeft, aan de armoede, het zweet, de folieringen, den dood zelfs, dien Hij voor uwe oogen gestorven is; dat alles heeft Hij ter liefde van mij verduurd ; welaan, gij nu ter liefde van Jezus, help mij en maak mij zalig! O mijne Moeder, ik wil en ik mag niet vreezen, dat gij mij zult verstooten, nu ik uwen bijstand inroep; dat zou eene miskenning zijn van uwe barmhartigheid, die zoo groot is, dat gij zelfs de zondaren gaat opzoeken, ü goedertierene Koningin, weiger dan uw medelijden niet aan hem, wien Jezus Christus zijn bloed niet gewei-
- 68 -
gerd heeft. Maar de verdiensten van dat kostbaar bloed zullen mij niet worden toegepast, zoo gij niet voor mij bidt. Van u dan verhoop ik mijne zaligheid. Ik vraag u geen rijkdommen, geen eer, of andere aardsche goederen; ik vraag ii alleen Gods genade, uwe hulp om eene oprechte en rouwmoedige biecht te spreken, de liefde en vriendschap van uwen Zoon, de volbrenging van zijn heiligen wil, en eindelijk den Hemel om Hem daar eeuwig te beminnen. Is het mogelijk, dal gij mij dit zoudt weigeren? Neen zeker niet; reeds nu op hel oogenblik verhoort gij mij; reeds bidt gij voor mij; reeds verwerft gij mij de gunst, waarom ik smeek ; reeds neemt gij mij onder uwe bescherming. O mijne Moeder, verlaat mij niet; blijf, blijf toch voor mij bidden, totdat gij mij behouden in den hemel ziel, waar ik eeuwig u zal loven en danken. Amen.
— 66 —
OM
\\[Jij, o Maria, wordt in dit Wonderbeeld bijzonder vereerd als de sterke hulp aller Christenen; zie daarom thans aan uwe voeten een arm zondig mensch, die reeds dikwijls door zijn eigen schuld een slaaf der hel is geweest. Maar nu, o lieve Moeder, nu heb ik dezen pelgrimstocht ondernomen, om hier, waar gij reeds zoo velen tegen alle aanvallen des duivels gesterkt hebt, ook voor mij kracht en hulp in alle bekoringen af te smeeken. Ik beken, dat ik mij dikwijls door den duivel heb laten overwinnen, omdat ik verzuimde tot u mijne toevlucht te nemen; had ik u altijd aangeroepen, nooit zou ik gevallen zijn. Nu echter, o mijne beminnelijke Meesteres, vertrouw ik, dat ik door uwe hulp aan de handen der duivelen ontsnapt ben en van God vergiffenis heb bekomen. Maar ik vrees, dat ik in de toekomst wederom het ongeluk zal hebben, door hunne ketenen geboeid te worden. Ik weet, dat mijne vijanden geenszins de hoop om mij opnieuw te overwinnen hebben opgegeven; en dat zij reeds nieuwe aanvallen, nieuwe bekoringen bereiden. O mijne
- 67 —
Koningin en mijne toevlucht, help mij toch ; verberg mij onder uwen mantel, en duld niet, dat ik nog ooit de slaaf der duivelen worde. Ik weet, dat gij mij zult bijstaan en de overwinning zult schenken, zoo dikwijls ik u aanroep; en ik vrees slechts ééne zaak, dat ik namelijk in de bekoringen niet aan u zal denken, en u niet om hulp zal smeeken. Daarom, o Onze Lieve Vrouw in \'t Zand, verlang ik vurig de genade, dat ik mij altijd aan u mag herinneren, vooral in den, strijd dien ik tegen de hel heb te leveren; laat ik de gewoonte krijgen u getrouw aan te roepen, in de bekoringen de zoete Namen van Jezus, Maria, te herhalen, en u dikwijls te zeggen : Maria, help mij! Maria, help mij! En als dan eindelijk de dag van mijn laat-sten strijd tegen de hel zal aanbreken, als het uur van mijnen dood zal slaan, o mijne Koningin, sta mij dan nog veel krachtiger bij; zorg gij zelve dan, dat ik nog veel meer aan u denke, en u dikwijlder met den mond of ten minste met het hart moge aanroepen, opdat ik sterve met uwen zoeten Naam en dien van uwen god-delijken zoon Jezus op de lippen, en daarop in den hemel u moge zegenen en prijzen in alle eeuwigheid. Amen.
- 68 —
tot O. L. Vr. in \'t Zand OM DE DEUGDEN TE VERKRIJGEN.
—-\'O
oeder van barmhartiglieid! Gij zijt zoo medelijdend en verlangt zoo zeer goed te doen aan ellendigen; ik de ellendigste aller raenschen kom dan tot u, om uwe goedheid over mij af te smeeken. Dat anderen U vragen wal zij willen, gezondheid, rijkdom en tijdelijke gunsten; ik o Maria, ik vraag u, wat gij zelf in mij verlangt te vinden, wat uw heilig Hart meer behaagt. Gij zijt zoo nederig; verkrijg ook mij de ootmoedigheid en liefde voor de vernederingen. Gij waart zoo geduldig in het lijden; verwerf ook mij het geduld in tegenspoed. Gij bemint God zoo vurig; geef ook mij de gave der heilige liefde. Gij zijt geheel liefde voor den evennaaste; beziel ook mij door liefde voor allen, bijzonder voor hen, die mij niet genegen zijn. Gij zijt altijd met Gods wil vereenigd ; vraag ook voor mij eene volkomene onderwerping aan al de beschikkingen der Voorzienigheid.
In één woord, gij, o Maria, zijt het heiligste aller schepselen ; ik bid u, maak ook mij heilig.
Ik weet, dat u macht noch liefde ontbreekt om mij alle genaden te verwerven, het eenige, wat mij dus van uwe genade zou kunnen berooven, is, óf mijne nalatigheid in u aan te roepen, óf mijn te klein vertrouwen in uwe voorspraak; maar ook deze noodzakelijke voorwaarden, de getrouwheid in u aan te roepen en het vertrouwen in u, moet gij mij geven, ik vraag ze van u, ik verlang ze van u; ik verwacht ze zeker van u, o Maria, mijne Moeder, mijne hoop, mijne liefde, mijn leven, mijne toevlucht, mijne hulp en mijn troost! Amen.
OM
ÜJ) Maria, gij hebt in alles altijd volmaakt aan Gods heiligen wil gehoorzaamd; ik, die vertrouw uw kind te zijn, wil ook hierin op u gelijken, en den wil van God volbrengen, vooral betreffende den levensstaat, waartoe Hij mij geroepen heeft. Maar, mijne Moeder, gij ziet hoe weinig ik weet, wat God thans van mij verlangt; ik word door allerlei twijfelingen heen en weer
— 70 —
geslingerd; het is duister in mijne ziel, en ik ben bevreesd, dat ik in plaats van Gods wil mijn eigen wil zal opvolgen. Spreek dan nu eens duidelijk tot mijn hart, o lieve Moeder; openbaar mij nu helder en klaar wat de goede God van mij verlangt, en laat ik deze bedevaart niet eindigen, alvorens alle onzekerheid en twijfel uit mijn geest verbannen is. Spreek dan, o goede Moeder, spreek; uw dienaar, uw kind luistert. En als ik dan den levensstaat ken, waartoe God mij bestemd heeft, laat ik mij dan edelmoedig daaraan opofferen. Laat ik dan alle moeielijkheden te boven komen, en aanstonds, zonder aarzelen of uitstellen, mijn best doen Gods aanbiddelijken wil zoo volmaakt mogelijk te vervullen. Amen.
---o-o---
OM EENE
VURIGE LIEFDE TOT MARIA TE VERKRIJGEN.
—A/VW-—
zoete Koningin! aldus roep ik u toe met den H Bonaventura, o zoele Koningin, die door uwe liefdebewijzen en uwe weldaden de harten rooft van allen, die u dienen, ach roof ook mijn ellendig hart, dat vurig verlangt u te beminnen.
— 71 —
Hoe! door uwe schoonheid hebt gij, hoogverheven Moeder, het hart van een God geraakt en Hem uit den hemel in uwen school neder-gelrokken ; en ik, ik zuude. kunnen leven zonder u liet\' te hebben? Onmogelijk! Meteen amler uwer kinderen, niet eenen zoon, die u zoo innig bemind heeft, met den gelukzaligen Joannes Berchmans, van het Gezelschap van Jezus, zeg ik: Ik ben besloten mij geene rust te geven, totdat ik zeker zal zijn van eene teedere en standvastige liefde verkregen te hebben tot u, mijne Moeder! die mij zoo teederlijk bemind hebt ten tijde zelfs, dat ik zoo ondankbaar was jegens u. Helaas! wat zoude er thans van mij geworden zijn, bijaldien gij, o Maria! mij niet bemind en mij zoovele barmhartigheden niet ver-\' kregen hadt! Als gij mij dan zoozeer bemind en begunstigd hebt, toen ik u niet beminde, hoeveel meer weldaden moet ik dan van uwe goedheid niet verhopen, nu ik u liefheb? Ja, ik bemin u, o mijne Moeder! en ik zoude een hart willen bezitten, dat in staat ware u te beminnen met zulk eene liefde, als u zoude kunnen worden toegedragen door al de onge-lukkigen, die u niet liefhebben; ik zoude eene tong willen bezitten, welke in staat zoude zijn, u zooveel te verheerlijken als duizend tongen te zamen, ten einde aan de gansche wereld uwe grootheid, uwe heiligheid, uwe barmhartigheid, en de liefde te doen kennen, waarmede gij
— 72 —
bemint degenen die u beminnen. Bezat ik schatten en rijkdommen, ik zoude ze gaarne gebruiken om u te vereeren; had ik onderdanen, dan zoude ik wenschen, dat ze allen vervuld waren van liefde tot u; ja, ware zulks noodig, dan zoude ik zelfs mijn leven slachtofferen voor uwe liefde en voor uwe verheerlijking. Ik bemin u dan, o mijne Moeder! maar tevens vrees tk,
helaas! dat ik u niet beminne ; want ik weet [ dat de liefde tot uitwerksel heeft, degenen die beminnen gelijkvormig te maken aan het voor-werp hunner liefde. Ik moet dan wei denken,
dat ik u heel weinig bemin, wijl ik mij zoo verre van die gelijkvormigheid met u verwijderd zie; gij toch zijt zoo zuiver, en ik zoo besmeurd;
oii zoo nederig, en ik zoo hoovaardig; gij zoo heilig, en ik zoo misdadig! Doch gij, o Maria.
moet dat groote wonder in mij bewerken; maak mij gelijkvormig aan u, wijl gij mij liefhebt. Al de macht, welke er noodig is om de harten te veranderen, bezit gij; doe der wereld eens zien,
wat gij vermoogt ten gunste dergenen, die u beminnen; maak mij heilig en zorg, dat ik uw waardig kind worde, \'t Is waar, ik verdien niet meer, o allerbeminnelijkste Moeder, uw kind genoemd te worden: dien verheven titel heb ik mij door mijn schuldig leven al te onwaardig gemaakt, en ik zal tevreden zijn, als gij u ge-waardigt mij onder het getal uwer dienaren aan te nemen; \'daarvoor zoude ik willen verzaken
-Ti —
aan het bezit van alle koninkrijken der aarde. Ja, ik zal tevreden zijn, als gij mij deze gunst toestaat. Weiger mij echter de genade niet van u mijne Moeder te noemen: deze zoete naam vertroost mij, treft mijn hart, herinnert mij, dat ik verplicht ben u te beminnen, en vervult mij met een groot vertrouwen opu.... Gedoog dan dat ik u zegge; mijne Moeder, mijne allerbeminnelijkste Moeder! zoo begroet ik u thans en zoo wil ik u ten allen tijde begroeten. Amen.
Schietgebed. — 0. L. Vrouw in \'t Zand, ontsteek in het hart van uw kind eene allervurigste en standvastige liefde tot u!
--=4^--
om een
ZALIGEN DOOD.
------
mijne allerbeste Moeder, hoe zal eenmaal mijn sterfuur zijn? Ik weet, dat ik zelf zoo dikwijls door mijne zonden het vonnis mijner eeuwige verwerping geschreven heb, en daarom huiver ik van angst, zoo dikwijls ik aan dat laatste, allesbeslissende oogenblik denk. Maar, o Maria, ik weet ook, dat gij aan allen, die u
— 74 —
getrouw hier in uw Wonderbeeld vereerd hebben, een bijzondere hulp in hun doodsuur geschonken hebt, en de smarten en angsten van dien laatsten strijd met moederlijke liefde hebt verlicht, ü medelijdende Maagd, alleen op het Bloed van Jezus en op uw liefdevol hart stel ik al mijn vertrouwen. Gij helpt mij zoo goed gedurende mijn leven, gij staat mij in alle omstandigheden ter zijde; maar wat zou mij al die bijstand baten, wanneer gij mij in het sterfuur niet zoudt helpen. O verlaat mij dan niet in dat vreeselijk oogenblik; verwerf mij de genade, dat ik dan waardig en vol berouw de laatste H Sacramenten mag ontvangen; verdedig mij tegen den duivel, die quot;dan vooral mij op het hevigst zal bekoren; laat ik niet beangst worden dóór het gezicht mijner tallooze zonden en ongetrouwheden, maar stort dan in mijn hart de zoete hoop, dat de oneindig barmhartige God mij alles vergeven heeft. Sterk mij ook in het afscheid, dat ik nemen moet van al mijne bezittingen en van al degenen, die mij dierbaar zijn, laat ik de smart van dat scheiden met volkomen onderwerping aan Gods heiligen wil verdragen, en aannemen als eene boete voor mijne zonden. En als dan de angsten des doods mij zu en benauwen, als mijne krachten steeds meer uilen afnemen, als mijne ziel weldra het lichaam zal verlaten, o verwerf mij dan de genade, dat ik voortdurend mag bidden; moge dan uw Naam
— To
en de zoete Naam van Jezus, uwen Zoon, aanhoudend op mijne lippen zijn, iaat ik ten minste met het hart die zoete Namen, »Jezus, Maria,quot; verzuchten. Blijf dan bij mij, goede Moeder; dan vooral heb ik u zoo noodig. En als eindelijk mijne ziel van het lichaam gaal scheiden, laat ik dan nog eenmaal die zoete Namen; «Jezus Maria,quot; herhalen; laat ik met die zoete Namen op de lippen den geest geven. En dan, o Moeder, o dan is uwe liefdevolle taak nog niet geëindigd; ontvang dan mijne ziel in uwe barmhartige handen; breng gij zelve haar voor Gods rechterstoel, bepleit daar de zaak mijner eeuwigheid, en dan heb ik niets te vreezen. Nooit immers zal iemand verloren gaan, die zich voortdurend aan u vasthoudt, en in uwe handen den geest geeft. O Maria, laat ik gedurende mijn leven uw dienaar, uw kind wezen; dat zal het onderpand mijner zaligheid zijn; want een dienaar, een kind van Maria kan niet verloren gaan. Amen.
— 76 —
BIJ HET MIRACULEUS BEELD OM BIJSTAND EN TROOST TE VERWERVEN IN ZIEKTE OF TEGENSPOED.
(Het hiervolgend gebed werd vroeger dikwijls door de geloovigen bij het Wonderbeeld gestort. In 1736 verleende de Bisschop van Roermond een aflaat van iO dagen aan allen, die het met nog eenige godvruchtige lofzangen zouden bidden.)
k neem mijne toevlucht tot u, o allerzuiverste Maagd, en bid de milddadigheid van uw allerzoetst Hart over mij, armen zondaar, a£. Ik beken, dat ik om de menigvuldigheid mijner zonden uwe genaden niet meer verdien; maar gij, o allerzoetste Maagd, gij verdient wel, dat ik u aanroepe en uwe hulp verzoeke; want gij zijt vol van genade en liefde voor ons, en altoos bereid, hun die tot u zuchten, en weenen, de behulpzame hand te reiken.
O gij, bijstand van alle ware Christenen en troosteres der bedrukten, voor u kniel ik, arm en zondig mensch, met een bedroefd en vermorzeld hart neder. Ach Moeder van het eeuwig Woord, versmaad mijne woorden niet, maar hoor mij goedgunstig aan. Gij weet irnmers, o Maria, in wat ellendigen staat ik mij bevind, en hoe ik mij zeiven onmogelijk helpen kan; daarom
— 77 —
wend ik mij vol droefheid tot u, en hef mijne oogen op tot den troon uwer moederlijke barmhartigheid .
Gedenk dan, o allermilddadigste Moeder, dat het van eeuwigheid niet gehoord is, dat iemand u om hulp verzocht, en door u is verlaten geworden. Nu dan, o Moeder van barmhartigheid, verlies niet. aan mij dien alouden eerenaam, die tot nu toe over de geheele wereld geprezen is, en tot het einde der wereld geprezen zal worden.
Keer dan uwe barmhartige oogen lot mij, o getrouwe Voorspreekster, en zie van uwen hemeltroon mij, armen zondaar, aan, die tegenwoordig uwe hulp zoo hoog noodig heb. Ach versmaad mij toch niet, o gij, die na God mijne eenige Hope zijt, maar om uwe groote goedertierenheid, wees mij genadig.
Gedenk toch mijne groote ellende, o Maria, en om de eer van uwen allerzoetsten naam help mij; want ik kniel hier voor den troon uwer overgroote barmhartigheid, en zucht en smeek aldus om uwe voorspraak. Beveel mij aan uwen lieven Zoon; verberg mij in zijne heilige wonden, opdat ik aldus van zondebederf en zwakheid, van kruizen en alle bekoringen, die den menschen kunnen overvallen, moge bewaard en beschermd blijven. Amen.
•o»\'
— 78 —
VOOR
Maria, die ons in uwe eerste jaren bet schoonste voorbeeld van lielde voor vader en moeder gegeven hebt, laat ik u navolgen, en evenals gij, aan mijne ouders de hartelijkste liefde, den grootsten eerbied en de stipste gehoorzaamheid betoonen. Bewaar mij nog lang mijne dierbare ouders, aan wie ik na God alles verschuldigd ben, wat ik op deze aarde bezit. Open voor hen uwe genadevolle handen, en overlaad hen met geestelijke en tijdelijke gunsten. Laten zij geluk en vreugde genieten van al hunne kinderen. Sta hen bij in alle moeilijkheden, vooral in de zorg voor onze opvoeding; schenk hun raad in allen twijfel, kracht in allen tegenspoed, troost en bemoediging in alle verdriet. Laten zij steeds vooruitgaan op het pad der deugd, en bekroon eindelijk al hunne zorgen en moeite, door van Jezus, uwen goddelijken Zoon, voor hen eene schoone kroon in den hemel te verwerven. Amen.
——
Onze Lieve Vrouw in \'t Zand, ik weet hoezeer gij steeds bij dit uw Wonderbeeld voor het welzijn der kinderen gezorgd hebt. Daarom kom ik mij dan ook met het volste vertrouwen hier voor u nederwerpen, om u voor mijne kinderen te bidden. Help mij, o Moeder van God, om mijne kinderen in de vreeze des Heeren, in eer en deugd op te voeden; laat ik steeds do grootste zorg dragen voor die kostbare panden, welke God mij heeft toevertrouwd, en waarvan ik Hem eenmaal strenge rekenschap zal moeten geven. Laat ik al mijne kinderen gelijkelijk beminnen, zonder aan iemand in het bijzonder eenige voorliefde te toonen. Laat ik hen immer zoo zorgvuldig mogelijk bewaken, hunne fouten kennen en trachten te verbeteren. En vooral laat ik steeds door een goed voorbeeld hen de deugd leeren beoefenen. Gij weet, o goede Moeder, hoe moeilijk het in onze dagen is, de kinderen deugdzaam op te voeden, en hen voor verleiding en kwaad te bewaren. O gij, die het verhevenste toonbeeld zijt der ouders, gij de Moeder van God zeiven, help mij in die gewichtige en moeielijke taak; wees gij zelve
— 80 —
de moeder mijner kinderen, bid altijd voor hen, bescherm en bewaak hen, verdedig hen tegen alle kwaad, en maak dat zij altijd uwe getrouwe en liefdevolle kinderen mogen blijven, tot groote vreugde van mij, en vooral ook van u en uwen goddelijken Zoon Jezus. Amen.
HEÏWKLK DE H. ELISABETH GEWOON WAS TE STOKTEN, WAKKEER ZU MET HAAR KIND VOOR EEK MIRA-CÜLEDS BEELD TAN MARIA KNIELDE.
eer Jezus Christus, aan U en aan uwe heilige Moeder Maria offer ik mijn dierbaar kind op. De eenige genade, die ik u heden durf vragen, is, dat Gij u gewaardiget dit kind op te nemen onder het getal uwer dienaren en vrienden, en het uwen zegen te geven. Amen.
— 84 —
OM DE BEKEEKING TE VERKRIJGEN VAN IEMAND,
Wat hebt gij eens droevige tranen gestort om den dood van uwen goddelijken Zoon, o Maria, Moeder van smarten. En toch wist gij, dat Hij weldra wederom ten leven zou opstaan, en dat door zijn sterven zoo velen het eeuwig leven zouden verkrijgen Maar zie nu eens, liefste Moeder, wat vreeselijke droefheid thans mijn hart beklemt, om den geestelijken doodat hebt gij eens droevige tranen gestort om den dood van uwen goddelijken Zoon, o Maria, Moeder van smarten. En toch wist gij, dat Hij weldra wederom ten leven zou opstaan, en dat door zijn sterven zoo velen het eeuwig leven zouden verkrijgen Maar zie nu eens, liefste Moeder, wat vreeselijke droefheid thans mijn hart beklemt, om den geestelijken dood
van.....die mij zoo dierbaar is. Ach, gij
weet het, die ongelukkige is dood naar de ziel, dood voor God; en komt hij zoo zonder bekeering te sterven, wat slaat hem dan anders te wachten dan de eeuwige pijnen der hel? O gij. Moeder van alle ongelukkige zondaren, dus ook zijne Moeder, kunt gij dan uw kind zien verloren gaan? Gij weet, hoe hij meer dan zoovele anderen uw hulp noodig heeft, en zoudt gij hem die hulp kunnen weigeren? Ach ik weet wel, dat hij misschien Gods genade niet verdient; maar gij ziet niet naar verdiensten, o beste Moeder, gij ziet alleen naar de ellende van hem, voor wien wij bidden.
— 82 —
O onze lieve Vrouw in \'t Zand, zoovele duizenden zondaren hebben aan u hunne bekeering te danken, och bekeer ook hem, voor wien ik thans bid. Gij zetelt hier op een troon van barinhaitigheid, op een troon van genade; gebruik dan de genaden, die God in uwe handen heeft nedergelegd, en bewijs hem uwe moederlijke barmhartigheid. Voor zijne bekeering offer ik u op al de zuchten, die uw moederlijk hart ooit geslaakt heeft, al de droefheid, die gij ooit gevoeld hebt, al de tranen, die gij ooit hebt gestort. Zal dat alles niet in staat zijn u te bewegen, o Moeder van barmhartigheid? O gedenk dan nog al de smarten van uw goddelijk Kind, al het bloed, dat zoo overvloedig uit zijne wonden gestroomd heeft, al de beleedigingen, die Hij moest verduren. Gedenk, o Maria, aan dat allerdroevigst uur, toen gij, aan den \\oet des kruises staande, uw Jezus aan het schandhout zaagt sterven. En dat alles, o Moeder,
heeft Hij geleden ook voor de bekeering van.....,
voor wien ik u nu bid. Gedenk dat alles, en doe dan, door de genade, die God u geschonken heeft, een wonder van liefde, een wonder van barmhartigheid. Spreek tot het hart van dien armen zondaar, toon hem zijn ongelukkiger toestand, trek hem met onweerstaanbaar geweld lot u, en geleid hem dan tot Jezus. Aan uwe hand en op uwe voorspraak zal hij zeker vergiffenis verwerven en eeuwig zalig worden.
— 83 —
O Moeder, gij verkrijgt van God alles wat gij vraagt, en gij verhoort alien, die tot u bidden, welnu, ik bid u, bekeer hem ! Wacht niet langer, 0 liefdevolle Maagd, wacht niet langer, maar breng hem spoedig tot God terug. Dat zal u tot eer verstrekken; daarmede zult gij genoegen doen aan uw goddelijken Zoon, en een uwer kinderen redden van den eeuwigen dood, om hem voor eeuwig gelukkig te maken. Amen.
OM DE
Tot welk bijzonder doeleinde ik thans voor uw Wonderbeeld ben neergeknield, weet gij, 0 Maria. Ik kom bij u , die u hier reeds zoovele eeuwen en door zoovele mirakelen betoond hebt als het Heil der kranken, bidden en smeeken om de genezing van..... Üot welk bijzonder doeleinde ik thans voor uw Wonderbeeld ben neergeknield, weet gij, 0 Maria. Ik kom bij u , die u hier reeds zoovele eeuwen en door zoovele mirakelen betoond hebt als het Heil der kranken, bidden en smeeken om de genezing van..... Ü
Moeder, gij kent zijne pijnen, gij weet hoezeer hij uwe hulp noodig heelt. Vol vertrouwen wend ik mij daarom tot u, en hoop veel meer van
- 84 —
uwe raachlige voorspraak dan van alle geneesmiddelen. Ach Moeder, indien het hem zalig is, laat hij dan spoedig wederom van het ziekbed opstaan; gij zijt alvermogend hij uwen goddelijken Zoon ; gij hebt het maar te willen, en de ziekte is verdwenen, en alle gevaar heeft opgehouden. O Troosteres aller bedrukten, ach bespaar mij de smart hem nu reeds door den dood te moeten verliezen. O Heil der kranken, toon hier uwe macht, en genees hem spoedig. Verhoor dan mijn dringend smeekgebed; gij hebt reeds zoovelen, zelfs door mirakelen, hier verhoord; waarom zoudt gij mij dan verstooten? O neen, dat kan niet zijn. Neen, ik vertrouw vastelijk op u en ben er zeker van: indien het hem zalig is, dan zal ik spoedig de kracht van uw gebed ondervinden, en u hier voor zijne genezing komen bedanken. Mocht het echter in Gods ondoorgrondelijke raadsbesluiten anders zijn vastgesteld, verwerf ons dan de genade, dat wij ons volkomen aan zijn heiligen wil onderwerpen, en in alles op Jezus en op u blijven vertrouwen. Amen.
—.VV\'.v ■lt;— —■JWV^—■
VOOR DEN
PAUS EN DE H. KERK.
—A/\\/\\/V,—
Maria, met hoeveel recht wordt gij hier in uw Wonderbeeld meer bijzonder aangeroepen onder den glorievollen titel van Hulp dei-Christenen! Hoe schitterend hebt gij hier in den loop der eeuwen getoond, dat gij met hemelsche kracht den Paus en de Kerk verdedigt, en de vijanden der Kerk beschaamt! Daarom kom ik dan ook vol vertrouwen hier bij uw miraculeus Beeld nederknielen, om u in deze ongelukkige tijden met den meesten aandrang voor onzen Heiligen Vader den Paus en de heilige Katholieke Kerk te bidden. O Koningin van hemel en aarde, uwe grenzenlooze liefde voor God doet u ook zijne Kerk een grenzenlooze liefde toedragen. Ach, ik smeek u dan, help haar in al de rampen, die haar tegenwoordig treffen; sta haar bij, nu zij zoo bloedig vervolgd wordt, zelfs door hare eigen kinderen Uwe gebeden zijn die eener moeder, en kunnen dus alles verkrijgen van een God, die u zoo teeder bemint. Bid dan, o Maria, bid voor de H. Kerk; verkrijg het licht des geloofs voor zoovele ongeloovigen, die
— 86 ~
haar vervolgen; en verwerf voor de getrouwe Christenen de noodige kracht, om niet in de strikken der goddeloozen te vallen, die het op
hun eeuwigen ondergang gemunt hebben. Amen.
----
NA EENE
fis--\'
iPliet gij nu, o mijne ziel, welk eene groote f liefde Maria u toedraagt, en hoe zij in hare moederlijke liefde uwe wenschen en gebeden verhoord heeft? Beken nu ook dankbaar, hoeveel gij aan uwe lieve Moeder verschuldigd zijt, en zeg haar met innige godsvrucht; O ja, mijne teedere Moeder, ik dank u uit den grond mijns harten voor al de weldaden, die gij mij, ellendige, bewezen hebt. Ik dank u in het bijzonder voor de gunsten, die ik hier bij uw Wonderbeeld heb ontvangen. Ik wist het wel, goede Moeder, dat gij mij niet te vergeefs hierheen zoudt roepen; ik wist wel, dat gij mij hier wachttet met de handen vol genaden, om mij die rijkelijk mede te deelen. O heb
— 87 —
dan dank, onze lieve Vrouw in \'t Zand, min-nelijkste Troosteresse aller bedrukten, zekere toevlucht van alle veriatenen; heb dank gij, die nooit iemand verstoeten hebt, en ook mij thans zoo overvloedig hebt verhoord. Hoeveel ben ik al reeds aan u verschuldigd! Uit hoevele gevaren hebt gij mij al gered, met hoevele verlichtingen mij bestraald, hoeveel barmhartigheid mij van God verworven. Wat goeds had ik u dan gedaan, of welke eer u bewezen, om zulk een overvloed van gunsten uit uwe handen te ontvangen? O neen, niet mijne verdiensten of goede werken, maar alleen uw moederlijk hart, uwe nooit verminderde goedheid hebben u tot zooveel liefde gedreven. Wat zal ik u nu terugschenken voor zooveel liefdebewijzen? O wanneer ik mijn bloed en mijn leven voor u gaf, dan was het nog weinig, vergeleken bij quot;wat gij verdient. Gij hebt mij van den eeuwigen dood bevrijd ; mij, zooals ik vertrouw, in Gods genade hersteld; alles, in één woord, alles mij verworven wat ik thans bezit. O mijne beminnelijke weldoenster, al wat ik uit dankbaarheid dóen kan, is u altijd loven, u eeuwig beminnen. Ja, ik zal u dan ook loven, steeds met eerbied en vertrouwen over u spreken, en mijn uiterste best doen, dat gij ook door anderen vereerd en aangeroepen wordt. Ik zal uwe liefde aan anderen bekend maken, hen aanzetten, u hier in uw Wonderbeeld te komen vereeren; kortom
— 88 —
ik zal alles doen wat ik kan, om de devotie tot uw miraculeus Beeld te verspreiden. Maar u loven alleen is niet genoeg; ik wil u ook beminnen, beminnen als mijne moeder, als mijne grootste weldoenster. Ach versmaad niet de liefde van een arm hart, dat brandt van liefde voor u. Zoo mijn hart onwaardig is u te beminnen, omdat het zoo vol is van zonden en aardsche genegenheden, dan hangt het toch van u af, dat hart te veranderen. Onthecht mij dan aan de wereld, en vereenig mij zoo innig met God, dat ik nooit meer door de minste zonde van Hem gescheiden worde. Jezus en Maria, zoetste voorwerpen mijner liefde, voor u wil ik voortaan leven, voor u arbeiden, voor u lijden,
voor u sterven. Amen.
—- ---
OM DE
—•A/VV\'—
Foningin des Hemels, allerheiligste Maagd Maria, ik, die weleer een slaaf des duivels was, wil nu en voor altijd uw dienaar wezen; ik bied mij aan, u gedurende geheel mijn levenoningin des Hemels, allerheiligste Maagd Maria, ik, die weleer een slaaf des duivels was, wil nu en voor altijd uw dienaar wezen; ik bied mij aan, u gedurende geheel mijn leven
— 89 —
te vereeren en te dienen. Neem mij dan als uwen dienaar op, en verstoot mij niet, zooals ik het verdiend heb. O mijne Moeder, op u heb ik al mijne hoop gevestigd. Gedankt en geprezen zij God, die mij, in zijne barmhartigheid, dit vertrouwen op u instort. Vroeger, wel is waar, heb ik het ongeluk gehad in zonde te vallen; maar door de verdiensten van Jezus Christus en door uwe gebeden vertrouw ik daarvan reeds vergeving te hebben erlangd. Maar, o mijne Moeder, dat is niet voldoende; ééne gedachte pijnigt mij; ik kan wederom Gods genade verliezen. De gevaren duren voort; de vijanden mijner ziel sluimeren nooit, en nieuwe bekoringen zullen mij bestormen. Ach bescherm mij dan, o mijne Patrones, sta mij bij in de aanvallen, welke de hel mij leveren zal; gedoog niet, dat ik wederom de zonde bedrijve en opnieuw Jezus, uwen goddelijken Zoon, belee-dige. Neen, neen, ik wil niet meer opnieuw mijne ziel, den hemel en mijn God verliezen. O Maria! ziedaar de genade, welke ik u vraag, weiger ze mij niet en spreek voor mij bij God ten beste. Gij zijt mijne hoop ! Amen,
90
BIJ WIJZE VAN LITANIE TOT
—7- --
ontferm U onzer.
istus, onlferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer. God, heilige Geest, ontferm U onzer.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer.
O Maria, vol vertrouwen werp ik mij hier neder voor uw Wonderbeeld Ik ga u nu bidden om alles wat ik noodig heb tijdens mijn leven en bij mijn dood. Over al mijne ellende ga ik thans uwe moederlijke hulp inroepen. Neem mijne gebeden genadig aan, en gewaardig u die te verhooren.
O Maria, die hier in uw Wonderbeeld bijzonder ■vereerd wordt als de Hulp der Christenen, bid voor ons.
O Maria, die hier in uw Wonderbeeld bijzonder wordt aangeroepen als de Toevlucht der zondaren, bid voor ons.
— 91 -
O Maria, op wie allen hier vertrouwen als hel
Heil der kranke», bid voor ons.
O Maria, die hier reeds door zoovele wonderen uw macht en uwe liefde getoond hebt, bid voor ons.
Wanneer wij door de vijanden onzer zaligheid
bekoord worden, help ons, o Maria ! Wanneer wij het ongeluk mochten hebben in
doodzonde te vallen,
Wanneer wij leven in vrijwillige lauwheid, moedwillig de dagelijksche zonde bedrijven, en die voor weinig tellen,
Wanneer wij zullen vergeten of nalaten tot
u te bidden,
Wanneer wij verflauwen in uwen dienst en
Wanneer wij naderen tot het II. Sacrament ^ der biecht, ^
Wanneer wij bij het biechten moeite hebben \'o om een goede akte van berouw te ver- ^ wekken, gquot;
Wanneer wij bij het biechten bekoord worden 5\' om iets te verzwijgen, wat wij moeten belijden,
Wanneer wij voortdurend zouden uitstellen om te biechten of tot de H. Tafel te naderen. Wanneer wij ons voorbereiden om Jezus
Christus in ons hart te ontvangen.
Wanneer wij dien liefdevollen God in ons hart ontvangen hebben,
— 92 —
Wanneer wij mochten bekoord worden eene heiligschennis te plegen tegen het H. Sacrament des altaars, help ons, o Maria !
Wanneer wij eene of andere deugd heoele-nen, en vooral wanneer wij bidden of me-diteeren.
Opdat wij de heilige deugd van zuiverheid
mogen bewaren of terug krijgen.
Opdat wij steeds in al onze gedachten, woorden en werken de ware nederigheid mogen beoefenen,
Opdat wij God mogen beminnen uit geheel
Opdat wij, Ier liefde Gods, in alles zijn ^ heiligen wil volbrengen, 0
Opdat wij steeds getrouw zijn aan al de ^ plichten van onzen staat, 0
Opdat wij in het goede mogen volharden
Opdat wij u dagelijks de genade der vol- 5\'
harding mogen vragen.
Wanneer ziekte of lichaamssmart ons treft. Wanneer wij door droefheid of angst gekweld worden,
Wanneer de goede God ons met armoede
of tegenspoed bezoekt,
Wanneer wij te lijden hebben van onze bloedverwanten, vrienden of kennissen.
Wanneer wij u bidden voor de bekeering der zondaren,
— 93 -
Wanneer wij u bidden voor degenen, die ons
dierbaar zijn, help ons, o Maria!
Wanneer wij u bidden voor den Paus en de H. Kerk,
Wanneer wij u bidden voor de arme zielen
des vagevuurs.
Wanneer onze laatste ziekte ons zal overvallen,
Wanneer ons sterfuur geslagen is, —
In de Jaatste bekoringen, die onzen doods- J-strijd zullen voorafgaan en vergezellen, ~ In onze laatste angsten en benauwdheden, S Wanneer wij voor het laatst de zoete ~0 Namen «Jesjts, Maria!quot; zullen uitspreken, ^ Wanneer wij den laatsten snik zullen geven, gquot; Wanneer wij voor Gods rechterstoel zullen staan.
Wanneer wij in de vlammen des vagevuurs ook de minste onvolmaaktheden zullen uitboeten.
Eindelijk ten allen tijde, wanneer wij uwe hulp zullen noodig hebben, tijdens ons leven en hiernamaals,
O Jezus, Zoon van Maria, spaar ons!
O Jezus, Zoon van Maria, verhoor ons! O Jezus, Zoon van Maria, ontferm U onzer! Amen.
- 94 —
MORGENGEBED
01\' DE
B E I) E V A A R T.
fsii den Naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.sii den Naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.
Mijn God, ik aanbid U, en ik bemin U uit geheel mijn hart.
[k dank U voor al uwe weldaden, en bijzonder daarvoor, dat Gij mij dezen nacht bewaard hebt.
In vcreeniging met de verdiensten van Jezus en Maria offer ik U al mijne gedachten, woorden en werken en al mijn lijden van dezen dag oo, en maak de meening om al de aflaten te verdienen, die ik gewinnen kan. Bijzonder offer k U door de handen van Maria al de vermoeienissen van deze bedevaart, al de kruisen, teleurstellingen en smarten, die Gij U misschien zult gewaardigen mij over te zenden; en ik bid U dat alles te aanvaarden als een bewijs mijner liefde voor U en voor de allerheiligste Maagd Maria, en als eene voortdurende smeeking, om al de genaden te verwerven, waarvoor ik deze bedevaart ondernomen heb.
— 98 —
Ik maak het vaste besluit in deze dagen van zaligheid met nog grooter zorg dan anders alle zonden te vermijden, bijzonder.....\'
(Maak hier een afzonderlijk voornemen over die fout, waarin gij het meest hervalt.)
Ik smeek U ter liefde van Jezus Christus, geef mij de genade van volharding.
Ook maak ik het vaste voornemen, mij, bijzonder in tegenheden, aan uwen H. wil gelijkvormig te maken, en altijd te zeggen: Heer uw wil geschiede !
Mijn Jezus, bescherm mij heden met uwe almachtige hand Onze Lieve Vrouw in \'t Zand, sta mij dezer dagen bijzonder ter zijde. En Gij, o eeuwige Vader, help mij ter liefde van Jezus en Maria. Mijn heilige Engelbewaarder, en al mijne H. Patronen, verleent mij uwen bijstand.
Bid hierna het onze Vader, wees gegroet, ik geloof in God den Vader, — Eindelijk no ij drie wees gegroeten Ier eere der zuiverheid van Maria.
Wanneer hei Morgengebed door eenigen te zamen gebeden wordt, kan men tot slot eenig geestelijk lied zingen, bijv. Nquot; T, Maria, Moeder dfr Barmhartigheid, of N0 \'14, Bede tot 0. L. Vr. in \'t Zand.
--—
of de
/ wetensonderzoek op deze wijze :
1.} Bedank G\'od voor al de weldaden, die gij heden van Hem ontvangen hebt. Bid daarom driemaal het Eeue zij den Vader.
2.) Betuig ook aan Maria uwen dank voor al de genaden, die zij u heden verworven heeft, vooral voor de genade, dat gij deze bedevaart hebt mogen ondernemen. Bid daarom drie Weiïs gegroeten, en zeg achter elk: O. L. Vrouw in \'t Zand, Hulp der Christenen, bid voor ons.
3.) Werp een oogopslag op al vwe gedachten, ivoorden en werken van dezen dag, en vraag God om vergiffenis voor alles, wat gij legen Hem misdreven hebt.
Bid daarna de Akten van Geloof, Hoop, Liefde en Berouw.
Bid vervolgens drie Wees gegroeten ter eere der Zuiverheid van Maria.
Dan : De Litanie der allerh. Maagd.
Behbed ons. Heer, terwijl wij waken ; bewaar ons, terwijl wij slapen, opdat wij met Clirisïus waken en in vrede rusten. Amen.
\'oe alvorens u ter ruste te begeven, uw ge-
— 97 —
Jezus, Maria, Jozef,
Ik geef U mijn lichaam en mijne ziel!
Jezus, Maria, Jozef,
Staat mij bij in mijnen doodsstrijd!
Jezus, Maria, Jozef,
Laat mijne ziel met U in vrede rusten! Amen.
Wanneer het Avondgebed gezamenlijk gebeden wordt, kan men ten slotte een of ander geestelijk lied zingen, bijv. N0 5, Avondbede tot Maria, of N0 23, Avondlied. Zie hierachter.
--r ^ ■ jP\' - j- J--
Als gij des nachts ontwaakt, verheft dan aanstonds uw hart tot God, en bid Hem, dat Hij u beware voor een haastigen en onvoorzienen dood. Bid ook eenige Wees gegroeten voor degenen, die dezen nacht sterven, vooral voor de zondaren.
IN DE
ilt gij met godsvrucht de H. Mis bijtvonen, dan moet gij u herinneren, dal het H. Offer der Mis hetzelfde is als dat hetwelk eens op Calvariè is opgedragen, met dit verschil, dat op het kruis het bloed van Jezus Christus werkelijk vergoten werd, terwijl dit op het altaar op geestelijke wijze geschiedt. Indien gij u op het oogenblik van Christus\' sterven op den Cal-varie-berg bevonden hadt, met welke godsvrucht, met welke ontroering zandt gij bij dat gr00te Offer tegenwoordig zijn geweest! Verlevendig dan uw geloof en bedenk, dat hetgeen toen geschied is, nu op het altaar ook geschiedt; bedenk ook, dat dit goddelijk Offer, niet enkel door den Priester, maar ook door alle geloovigen, die er hij aanwezig zijn, wordt opgedragen. Allen dus oefenen in zekeren zin de bediening van Priester uit, wanneer zij bij de H. Mis tegenwoordig zijn.
Om des te gemakkelijker den Priester bij het H. Misoffer te kunnen volgen, geven wij hier de Misgebeden, grootendeels zooals zij door den Priester zeiven gedaan worden, en genomen uit de Missen op de feestdagen van Maria.
— 99 —
Plaats u dan in den geest naast Maria aan den voet des kruises, en smeek haar om met die gevoelens bij het H. Misoffer tegenwoordig te zijn, welke zij had bij het Kruisoffer op Calvarië.
Bid tot die intentie drie Wees gegroeten, terwijl de Priester aan den voet des altaars den voorbereidings-psalm en het Confiteor bidt.
Introïtus.
Wees gegroet, o heilige Moeder van den Koning, die hemel en aarde beheerscht in de eeuwen der eeuwen.
O Maria, zie genadig op ons neer, en bid voor ons, gelijk gij voor ons gebeden hebt aan den voet des kruises.
Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest.
Gelijk het was in den beginne, en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Wees gegroet, o heilige Moeder, van den Koning, die hemel en aarde beheerscht in de eeuwen der eeuwen.
Kyhië eleison.
Heer, ontferm U onzer! (driemaal.) Christus ontferm U onzer! (driemaal.) Heer, ontferm U onzer! (driemaal.)
— 100 —
Gloria.
Glorie zij God in den allerhoogste !
En vrede op aarde den menschen van goeden wil! Wij loven U,
Wij prijzen U,
Wij aanbidden U,
Wi\'j verheerlijken U,
Wij danken U om uwe groote glorie !
Heer God, hemelsche Koning, God, almachtige Vader!
Heer Jezus Christus, Eengeboren Zoon, Heer God!
Lam Gods, Zoon des Vaders,
Die wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer.
Die wegneemt de zonden der wereld, nesm onze smeeking aan!
Die zit aan de rechterhand des Vaders, ontferm U onzer !
Want Gij alleen zijt de Heilige,
Gij alleen de Heer,
Gij alleen de Hoogste,
Jezus Christus,
Met den H. Geest, in de heerlijkheid van God den Vader!
Amen.
Gebed.
Verleen, bidden wij U, Heer God, dat wij, uwe dienaren, ons over eene altijddurende
— 101 —
gezondheid van ziel en lichaam verheugen mogen: en door de glorievolle lusschenkomst der zalige Maria, altijd Maagd, van onze tegenwoordige droefheid bevrijd worden, en de eeuwige blijdschap genieten. Door onzen Heer, Jezus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en regeert in de eenheid des H. Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Epistel.
Les uit het Boek der wijsheid.
De Heer bezat mij bij den aanvang zijner wegen, voordat Hij iets maakte, van den beginne af. Ik ben van eeuwigheid verordend, van oudsher, eer de aarde werd ; er waren nog geen zeeën, en ik was alreeds ontvangen ; er waren nog geen waterbronnen uitgebroken; nog was het zwaar gevaarte der bergen niet gevestigd ; vóór de heuvelen werd ik geboren ; nog had Hij het land niet gemaakt, noch de noch de vloeden, noch de hoeken des aardbols. Toen Hij de hemelen toebereidde, was ik daar; toen Hij de wateren naar eene bepaalde wet omwalde, toen Hij de hemelen vastmaakte daar boven, en de waterbronnen afwoog; toen Hij de zee hare grenzen stelde, en aan de wateren bevel gaf, dat zij niet buiten hare oevers zouden treden ; toen Hij de grondslagen des aardrijks toewoog: toen was ik bij Hem, alles werkende,
7
— 102 -
en ik vermaakte raij dag aan dag, aanhoudend voor Hem spelende, spelende op den aardbol; en mijne verlustiging is met de kinderen der menschen te zijn. Nu dan, kinderen, hoort naar mij: gelukkig zij, die mijne wegen bewaren! Hoort naar vermaning en zijt verstandig ; verwerpt haar niet 1 Gelukkig de mensch, die naar mij hoort, en waakt aan mijne poorten, en de wacht houdt aan de posten mijner deuren. Want die mij gevonden heeft, zal leven vinden, en heil verwerven van den Heer!
Graduale.
Gezegend en vereerenswaardig zijt gij, o Maagd Maria, die zonder letsel uwer maagdelijkheid de Moeder des Zaligmakers bevonden zijt.
O maagdelijke Moeder\' Gods, Hij, dien de geheele wereld niet omvatten kan, hebt gij bij zijne menschwording in uwen schoot gedragen.
Alleluja. Alleluja.
Gelukkig zijt gij, heilige Maria, en allen lof ten hoogste waardig, omdat uit u de Zon der gerechtigheid, Christus onze God, is opgegaan.
Evangelie.
Evangelie volgens den H. Lucas.
In dien tijde stond Maria op, en ging met spoed naar de bergstreek, naar eene stad van Juda. En zij trad in het huis van Zacharias, en
— 103 —
groette Elisabeth. En het geschiedde, als Elisabeth den groet van Maria hoorde, dal het kindje opsprong in haar schoot; en Elisabeth werd vervuld met den heiligen Geest; en zij riep met luider stemme uit en zeide: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws lichaams! En van waar geschiedt mij dit dat de Moeder des Heeren tot mij komt! Want, zie, toen de stem van uwen groet tot mijne ooren kwam, sprong het kindje in vreugde op in mijn schoot. En zalig zijt gij, die gelooid hebt, dewijl in u zal vervuld worden, wat u van wege den Heer gezegd is. En Maria zeide; Mijne ziel verheft den Heer, en verheugd heelt zich mijn geest over God, mijn Zaligmaker!
Credo.
{Ah het gebeden wordt.)
Ik geloof in éénen God, den almachtigen Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen.
En in één Heer Jezus Christus, den Eénge-boren Zoon Gods, en uit den Vader vóór alle eeuwen geboren, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; voortgebracht, niet gemaakt, medezelfstandig met den Vader; door wien alles gemaakt is. Die ora ons menschen, en om onze zaligheid is nedergedaald van de hemelen. En is vleesch geworden door
— 104 —
okn heiligen geest uit de maagd maria, en is mensch geworden. Hij is ook gekruist voor ons: onder Pontius Pilatus heeft Hij geleden, en is begraven; en Hij is ten derden dage, volgens de Schriften, verrezen. En Hij is opgeklommen ten hemel, zit aan de rechterhand des Vaders. En wederom zal Hij komen in glorie om te oordeelen de levenden en de dooden ; aan wiens rijk geen einde zal zijn.
En in den heiligen Geest, den Heer en Levendmakende, die uit Vader en Zoon voorkomt; die met den Vader en den Zoon te zamen aangebeden en medeverheerlijkt wordt; die door de Proleten gesproken heeft.
En ééne, heilige. Katholieke en Apostolische Kerk. Ik belijd één doopsel tot vergeving der zonden. En ik verwacht de verrijzenis der dooden, en het leven der toekomende eeuw. Amen.
Offertorie.
Gedenk, o maagdelijke Moeder Gods, nu gij voor het aanschijn van den Heer staat, dat gij ten goede voor ons spreekt, en dat Hij zijne verontwaardiging van ons afwende.
Terwijl nu de Priester brood en wijn aan God opdraagt, en zich ten teeke van zuivering de handen ivascht, moet ook gij uw hart zuiveren door een oprecht berouw en u zeiven geheel en al aan God opojferen. Bid daarom godvruchtig:
- 105 —
O Jezus, mijn Verlosser, om mijne zaligheid te bewerken, hebt Gij aan het kruis uw Teven in smarten geëindigd ; heb dan medelijden met mij en maak mij zalig. Duld niet, dat eene ziel, die door U ten koste van zooveel folteringen en zooveel liefde is vrijgekocht, veroordeeld worde U eeuwig te halen in de hel. U blijft niets meer te doen over, om mij te verplichten U te beminnen. Dit hebt Gij mij te kennen willen geven, toen Gij alvorens op Calvarië te sterven, dit woord vol van de teederste liefde uitspraakt: Consummatum est! Het is volbracht! Maar, helaas, hoe heb ik aan uwe liefde beantwoord? Ach ik moet bekennen, dat ik in vroeger tijd niets heb nagelaten wat U kon mishagen en verplichten mij te haten. O ik dank U, dat Gij mij met zooveel geduld hebt verdragen, en mij thans nog tijd geeft mijne ondankbaarheid te herstellen, en U te beminnen alvorens ik sterf. Ja mijn God, ik wil U beminnen, ik wil alles doen wat U behaagt, ik schenk U geheel mijnen wil, geheel mijne vrijheid en alles wat mij toebehoort Van dit oogenblik af breng ik U zelfs het offer mijns levens, en aanvaard den dood, dien Gij mij zult overzenden met alle smarten en omstandigheden, die hem zullen vergezellen. Mijn Jezus, ik vereenig reeds nu dit offer, met de groote offerande uws levens, die Gij voor mij op het kruis hebt opgedragen, en nu wederom in deze H. Mis op onbloedige wijze zult ver-
— 106 -
nieuwen. Ib wil sterven, om uwen wil te volbrengen. Ach ik smeek 11 door de verdiensten van uw lijden, geef mij de genade altijd aan de beschikkingen uwer Voorzienigheid onderworpen te zijn; en wanneer de dood zal komen, laat ik hem dan met eene algeheele overgeving aan uwen heiligen wil ontvangen, Mijn Jezus ik wil sterven om U te behagen, ik wil sterven onder het uitspreken dezer woorden: Fiat voluntas tna ; Uw wil geschiede !
O Maria, zoo hebt gij uw heilig leven geëindigd ; verkrijg ook mij de genade met dezelfde gevoelens uit deze wereld te mogen scheiden.
Stil Gebed en Praefatie.
Door uwe goedgunstigheid, o Heer, en door de tusschenkomst der zalige Maria, altijd Maagd, moge deze offerande ons verstrekken tot eeuwig-durenden en tegenwoordigen voorspoed en vrede. Door onzen Heer, Jezus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en regeert in de eenheid des H. Geestes, God,
t door alle eeuwen der eeuwen.
nj. Amen.
y. De Heer zij met u.
r). En met uwen geest.
t. Heft de harten omhoog!
Wij hebben ze tot den Heer gericht. y. Brengen wij dank aan den Heer onzen God, R|, Dat is waardig en rechtvaardig.
— 107 —
Ja, waardig en rechtvaardig, billijk en heilzaam is het, dat wij U altijd en overal danken, heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God ; en dat wij U te zamen loven, zegenen en prijzen, terwijl wij de zalige Maria, altijd Maagd, vereeren ; haar, die uwen Eeniggeborene door de overschaduwing des H. Geestes ontvangen heeft; en, terwijl de glorie der maagdelijkheid bleef, het eeuwig Licht over de wereld heeft uitgestort: Jezus Christus, onzen Heer; door wien de Engelen uwe Majesteit loven, de Heerschappijen U aanbidden, de Machten beven; de Hemelen en der hemelen krachten, en de gelukzalige Serafijnen U met eenparig gejuich verheerlijken. Gelief, bidden wij U, met deze ook onze lofzangen aan te nemen, terwijl wij ootmoedig belijden en zeggen:
Heilig, Heilig, Heilig is de Heer God dei-heerscharen ! De hemelen en de aarde zijn vol van uwe glorie! Hosanna in den hooge ! Gezegend Hij, die komt in den Naam des Heeren! Hosanna in den hooge!
Bij de Gedachtenis der Levenden.
Barmhartige God en Heer, zie op mij en allen, die tot glorie van uwen grooten naam deze H. Offerande bijwonen, genadig neder; en opdat mijn gebed U te behagelijker zij, vereenig ik het met de voorbede van de onbevlekt ontvangen
— 108 —
Maagd en Moeder Gods Maria, van deHH. Apostelen, Martelaars en Belijders, Maagden en alle Heiligen. Laat, hemelsche Vader, deze offerande, waarin uw Ééniggeboren Zoon zich op eene onbloedige wijze opdraagt, mij en ons allen tot eeuwig heil verstrekken.
Ik smeek U, Heer, dat Gij uwen dienaar onzen Paus, onzen Bisschop, onze herders en zielzorgers wilt verlichten en besturen, opdat allen, die hun aanbevolen zijn, door hun woord en voorbeeld, met uwe uitverkorenen vergaderd worden.
Ik smeek U, dat Gij aan mijne geliefde ouders, bloedverwanten, vrienden en weldoeners en allen, voor wie ik verplicht ben te bidden, tijdelijk en eeuwig welzijn wilt verleenen, en gewaardig U, dit mijn gebed te verhoeren.
l-i Ik smeek U, dat Gij alle zondaren, en vooral.;., tot ware boetvaardigheid wilt brengen, en al, wie in zware bekoring zijn, met uwe krachtdadige genade wilt versterken en voor den val behoeden. Gelief ook. Heer, alle dwalenden en afvalligen, vooral in ons vaderland, gelief alle ongeloovigen tot de kennis van het ware geloof te roepen en te geleiden. Gedenk, hemelsche Vader, dat uw Ééngeboren Zoon Jezus Christus ook voor hen allen den bitteren kruisdood heeft uitgestaan, en verhoor ons om zijne oneindige verdiensten. Gij die den dood des zondaars niet wilt, maar dat hij zich bekeere en leve. Amea.
— 109 —
Consecratie.
Aanbid eerbiedig uwen Jezus, die uit liefde voor u zich hier onder de gedaante van brood en wijn tegenwoordig stelt, en verzucht met het grootste vertrouwen :
Bij de opheffing der II. Hostie:
Mijn God, ter liefde van dien Jezus, uwen Zoon, vergeef mij mijne zonden, en schenk mij de heilige volharding!
Bij de opheffing van den Kelk :
Mijn God, ik smeek u bij het Bloed van Jezus Christus, geef mij uwe liefde en de genade van een zaligen dood !
Gedachtenis ueh Overledenen.
O God van liefde. Vader van onzen Heer Jezus Christus, aanschouw heden op dit altaar het onbloedig Offer van het Lichaam en Bloed van uwen Zoon. Het vertegenwoordigt zijn smartvol doods- en lijdensoffer, dat Hij, als Hoogepriester, door het storten van al zijn bloed opdroeg, toen Hij, van zijne kleederen beroofd, op het kruis was vastgenageld, en na een doodsstrijd van drie uren, met smaad en spot overladen en met gal en edik gelaafd, zijne ziel in uwe handen gaf, en U aldus gehoorzaam was tot den dood. Ten aanzien van dit slacht-
— 110 —
offer van aangenamen geur, bidden wij U, open het innigste uwer barmhartigheid ten gunste der geloovige zielen, en verlos haar van de ketenen, die haar weerhouden, en beletten ten hemel op te vliegen, om U daar met eene volmaakte liefde te loven en te beminnen.
Met de smarten van uwen goddelijken Zoon offer ik U ook het lijden zijner gezegende Moeder op, die aan den voet van Jezus\' kruis in haar hart gekruisigd werd. De lans, die de zijde en het hart van uwen en haren Zoon opende, doorboorde de ziel van Maria, zooals Simeon dit voorspeld had, en maakte haar de Koningin der martelaren Aanschouw dan, o hemelsche Vader, aanschouw het mismaakte aanschijn van uwen Zoon op het kruis, en het gekruisigde hart zijner Moeder aan den voet van datzelfde kruis; en verleen door de verdiensten van al de smarten, door dien Zoon en die Moeder doorstaan, rust en vrede aan de zielen des vagevuurs.
Pater Noster.
Verbeeld u hier te zien, hoe de leerlingen tot Christus komen en Hem zeggen: Heer, leer ons bidden ! — En hoe Christus hun antwoordt: Zoo d.\\n zult gij bidden : (En bid vu godvruchtig met Christus mede, alsof gij Hem woord voor woord tiazeidet:) .
Onze Vader, die in de hemelen zijt, geheiligd zij uw Naam ;
Ons toekome uw rijk;
Uw wil geschiede op aarde ais in den hemel;
Geef ons heden ons dagelijksch brood;
En vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onzen schuldenaren;
En leid ons niet in bekoring;
Maar verlos ons van den kwade. Amen.
Zoo gij onder of na deze H. Mis het geluk hebt te communiceeren, bereid u dan nader daartoe vooi* door de Communie-gebeden, die hier achter gegeven zijn. Zoo niet. ga dan biddend met den Priester door:
Agnus Dee.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer !
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons den vrede!
Geestelijke Communie.
Zeg driemaal:
Heer, ik ben niet waardig, dat Gij ingaat onder mijn dak; maar spreek slechts een woord, en mijne ziel zal gezond worden.
Verzucht daarop met een levendig verlangen :
O mijn Jezus, ik geloof dat Gij in het ü. Sacrament tegenwoordig zijt. Fk bemin ü boven al, en ik verlang U in mijne ziel te ontvangen.
112 —
Maar dewijl ik dit thans niet werkelijk doen kan, zoo smeek ik U, kom ten minste op eene geestelijke wijze in mijn hart. Zie, ik omhels U, als hadde ik U reeds werkelijk ontvangen, en ik vereenig mij geheel en al met U; laat niet toe, dat ik ooit van U gescheiden worde.
Smeek dan godvruchtig met den Priester ;
Het Lichaam van onzen Heer Jezus Christus beware mijne ziel ten eeuwigen l«en. Amen.
Communio.
Hoogwaardigste Vorstin der wereld, Maria, eeuwige Maagd, zorg door uw tusschenkomst voor onzen vrede en ons heil, gij, die Christus den Heer, den Zaligmaker van allen gebaard hek.
postcommünie.
Nu wij, o Heer, het onderpand onzer zaligheid ontvangen hebben, bidden wij U, dat wi, overal bewaard mogen worden door de bescherming der zalige Maria, altijd Maagd, ter wier eere wij dit offer aan uwe Majesteit hebben opgedragen. Door onzen Heer, Jezus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en regeert in de eenheid des II. Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Bij den Zegen.
Ons zegene de almachtige God, de Vader, de Zoon en de 11. Geest. Amen.
Begin van het heilig Evangelie naar den H. Joannes.
In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en liet Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alles is door het Woord gemaakt, en zonder Hem is niets gemaakt, wat gemaakt is. In Hem was het leven, en het leven was het licht der menschen, en het licht schijnt in de duisternissen, en de duisternissen hebben het niet aangenomen. Er was een mensch, van God gezonden, wiens naam was Joannes. Deze kwam tot getuigenis, om getuigenis te geven van het licht, opdat allen door hem gelooven zouden. Hij was het licht niet, maar om getuigenis te geven van het licht. Het ware licht was dat allen mensch verlicht, die in deze wereld komt. Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heelt Hem niet gekend. In zijn eigendom kwam Hij, en de zijnen namen Hem niet aan. Doch zoovelen Hem aannamen, hun gaf Hij macht om kinderen Gods te worden, hun, die in zijnen naam gelooven, die niet uit den bloede, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. En het Woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond, en wij hebben zijne glorie gezien, eene glorie als des Eéngeborenen van den Vader, vol genade en waarheid.
Rj. God zij dank.
— m —
VÓÓR EN NA DE BIECHT.
Om des te zekeider de genaden, waarvoor gij deze bedevaart ondernomen hebt, te verwerven, moet gij zorgen, dat nw hart zuiver en rein is van alle vrijwillige zouden. Want op wien zal Maria met meer liefde nederzien dan op hem, die met haren goddelijken Zoon in vriendschap is? Spreek dus, zoo noodig, eene rouwmoedige en oprechte biecht, en vader dan met een gezuiverd hart lot de Tafel des Heer en.
VÓÓR DE BIECHT.
Bid eerst tot 0. L. Vrouw in \'t Zand om de genade eener oprechte bekeering. Zie bladz. 63.
Onderzoek vervolgens uvj geweten.
Verwek daarna nog meer met hel hart dan met de lippen de volgende akte van berouw:
God van oneindige Majesteit, ziehier aan uwe voeten den verrader, die u nogmaals beleedigd heeft, maar u thans zoo nederig mogelijk om vergiffenis smeekt. Heer, verstoot mij niet! Een verbrijzeld en verootmoedigd hart kunt Gij niet versmaden. Ik dank U, dat Gij mij tot nu toe gewacht hebt, en mij niet in de zonde
— 415 —
hebt doen sterven, om mij dan, zooals ik verdiende, in de hel te werpen. Dit geduld, dat Gij nog met mij hebt willen hebben, o mijn God, doet mij hopen, dat Gij mij, uit kracht van de verdiensten vaa Jezus Christus, in deze biecht al de zonden zult vergeven, die ik tegen U misdaan heb. Ik heb er berouw over, zij doen mij leed, omdat ik daardoor de hel verdiend en den hemel verloren heb ; maar vooral spijten zij mij uit den grond mijns harten, omdat ik u, die de oneindige Goedheid zelve zijt, daardoor bedroefd heb. Ja, ik bemin U, mijn opperste Goed, en omdat ik U bemin, heb ik berouw over al de beleedigingen, die ik U heb aangedaan. Ik heb U den rug toegekeerd, ben te kort gekomen in den U verschuldigden eerbied, heb uwe genade, uwe vriendschap veracht; in één woord, ik heb U vrijwillig verloren! Ach, ter liefde van Jezus Christus vergeef mij al mijne zonden, ik ben er van ganscher harte bedroefd over, ik haat ze, ik verzaak ze, ik verafschuw ze meer dan alle ander kwaad; en ik betreur niet alleen de doodzonden, maar ook de dage-lijksche zonden, omdat ook deze U mishagen. Ik maak hel vaste voornemen, in het vervolg met de hulp uwer goddelijke genade, U niet meer vrijwillig te beleedigen. quot;ja, mijn God, liever sterven dan nog te zondigen!
O Maria, mijne Moeder, laat ik nu een goede biecht spreken!
— 116 —
NA DE BIECHT.
Fijn dierbare Jezus, hoeveel ben ik U thans verschuldigd! Dunk aan de verdiensten van uw Bloed, koester ik het vertrouwen, dat ik nu de vergiffenis mijner zonden verkregen heb. Ik dank U daarvoor uit den grond mijns harten; en ik hoop in den hemel uwe barmhartigheid voor eeuwig te loven. Mijn God, heb ik U tot nu toe zoo dikwijls verloren, in het vervolg wil ik U niet meer verliezen; ik ben besloten oprecht van leven te veranderen. Gij verdient al mijne Heide; ik wil ü nu voor goed gaan beminnen ; ik wil mij niet meer van U gescheiden zien. Ik heb het U reeds beloofd, en op dit oogenblik beloof ik U opnieuw, liever te sterven dan U nog te beleed igen. Ik verplicht mij de gelegenheid van zonde te vluchten, en dit middel te gebruiken....ijn dierbare Jezus, hoeveel ben ik U thans verschuldigd! Dunk aan de verdiensten van uw Bloed, koester ik het vertrouwen, dat ik nu de vergiffenis mijner zonden verkregen heb. Ik dank U daarvoor uit den grond mijns harten; en ik hoop in den hemel uwe barmhartigheid voor eeuwig te loven. Mijn God, heb ik U tot nu toe zoo dikwijls verloren, in het vervolg wil ik U niet meer verliezen; ik ben besloten oprecht van leven te veranderen. Gij verdient al mijne Heide; ik wil ü nu voor goed gaan beminnen ; ik wil mij niet meer van U gescheiden zien. Ik heb het U reeds beloofd, en op dit oogenblik beloof ik U opnieuw, liever te sterven dan U nog te beleed igen. Ik verplicht mij de gelegenheid van zonde te vluchten, en dit middel te gebruiken.... (Noem het hier bepaaldelijk,) om niet meer te hervallen. Maar, mijn Jezus, Gij kent mijne zwakheid; geef mij dan de genade u getrouw te blijven tot den dood, en in al mijne bekoringen tot ü mijne toevlucht te nemen.
Allerheiligste Maagd Maria sta mij bij; gij zijt de Moeder der volharding, al mijne hoop is op u gevestigd.
Bid hierna tot 0. L. Vrouw in \'t Zand het gebed om sterkte in de bekoringen, hhidz. 66, of om de genade der volharding, bladz. 88.
— in —
VÓÓR EN NA DE H. COMMUNIE.
\'t h eene godvruchtige gewoonte der pelqrims inde Genade-kapel tot de H. Tafel te naderen Uit ts met alleen zeer nuttig om den goeden geest, de ingetogenheid en de liefde Gods in de dagen der bedevaart le bewaren en te bevorderen: maar ook ts hel een der krachtdadigste middelen om het doel der bedevaart, het verkrijgen van ^er vele gunsten te verzekeren. Wanneer toch zal Marta liever voor ons bidden, dan als zij ons zoo nauw mogelijk met haren goddelijken Zoon vereemgd ziet? En wanneer zal Jezus de Zoon van Maria, meer geneigd zijn ons genaden ie schenken, dan wanneer wij, om zijne Moeder te eeren, in haar Genadeoord tot de H. Communie naderen?
Doe daarom uw uiterste best, zoo godvruchtig ^0!j y Ons-Heer m uw hart te ontvangen m daarom langzaam en met aandacht de volgende verzuchtingen. Houd van tijd tot tijd een oogenbltk op, om wat na te denken, en laat het nart nog meer spreken dan de mond.
8
GEBKD TOT ONZE LIEVE TROUW IS \'T ZAND, 0)1 WAARDIG TE COMMCNICEERES.
Onze Lieve Vrouw in \'t Zand, tot u neem ik mijne toevlucht en smeek u, mijn hart tot eene waardige woonplaats voor uwen goddelijken Zoon te willen bereiden. Alhoewel ik mijne zonden gebiecht heb en ze mij leed doen, gevoel ik mij echter geheel en al onwaardig, den Koning van hemel en aarde in mijn hart, dat nog zoo vol van bedorvene neigingen is, te ontvangen. O allerliefste Moeder, verrijk de armzalige woning mijns harten met uwe deugden; verrijk mijne ziel met uw ootmoedigheid, zuiverheid, nederigheid en geduld, opdat mijn hart een heilig tabernakel worde voor mijn Jezus. Ik hoop, o genadevolle Moeder, dat gij mij deze gunst zult bewijzen, dewijl ik deze H. Communie ter uwer eer wil opotteren. Amen.
O allerkuischle Maagd Maria, ik bid u door de reine onschuld, waarmede gij den Zoon Gods eene welbehagelijke woonplaats in uwen maagdelijken schoot bereid hebt, dat ik door uwe voorbede van alle zondenvlekken gezuiverd
worde. Amen. ■ , -i
O Maria, ik bid u om uwe diepe nederigheid, waardoor gij verdiend hebt boven alle engelen en heiligen verheven te worden, dat gij u ge-waardigt mijn hoogmoedig hart met een diepe nederigheid \'voor de allerhoogste Majesteit te
— •119 -
vervullen, en mij door uwe voorbede de kracht verwerft om de deugd van ootmoedigheid voortaan standvastig te beoefenen. Amen.
O Maria, ik bid u door uwe brandende liefde, die u onafgebroken met God vereenigd heeft, dat door uwe voorspraak, ook mijn hart met eene vlammende liefde tot Jezus vervuld en daardoor met Jez.us vereenigd worde. Amen.
Verzuchtingen tot Jezus vóór de h. Communie.
Akten van Geloof, Hoop en Liefde.
Mijn welbeminde Jezus, ware Zoon van God, die eens voor mij, in een zee van smaad en smart, aan het kruis gestorven zijt, ik geloof vastelijk dat Gij in het H. Sacrament tegenwoordig zijt, en ik ben bereid voor dit geloofspunt mijn leven te geven.
Mijn dierbare Verlosser, nu Gij dezen morgen tot mij zult komen, hoop ik van uwe goedheid en door de verdiensten van uw bloed,quot; dat Gij mij door uwe heilige liefde zult ontvlammen en alle genaden zult schenken, die mij noodig zijn om Ü gehoorzaam en getrouw te blijven tot aan mijn dood.
O mijn God, ware en innige Minnaar mijner ziel, wat kondet Gij nog meer doen om mij te verplichten U lief te hebben? Voor mij tester-
— 420 —
ven, o mijne liefde was U niet genoeg ; Gij hebt daarenboven nog het H. Sacrament willen instellen, mijne spijze willen worden, om U geheel aan mij te geven, en alzoo U volkomen te hechten en te vereenigen met een zoo onwaardig en ondankbaar schepsel als ik ben ! En Gij zelf noodigt mij nu uit, U te ontvangen ! Ja Gij verlangt zoo vurig, dat ik tot U kome! O einde-looze liefde! Een God — zich wegschenken — aan mij! — Mijn God, oneindig beminnelijke God, eene oneindige liefde waardig, ik bemin U boven alles; ik bemin U van ganscher harte; ik bemin U meer dan mij zeiven, meer dan mijn leven ; ik bemin U, omdat Gij bet verdient, en ook om U te behagen, wijl Gij zooveel hecht aan mijne liefde. — Weg dan uit mijne ziel, gij aardsche genegenheden! — Aan U alleen, mijn Jezus, mijn Schat en mijn Al, aan iï alleen wil ik al mijne liefde wijden. Gij geeft U heden geheel aan \'mij, en ik geef mij geheel aan U. Duld, dat ik U liefhebbe ; want ik verlang niets anders dan U, ik wil niets dan wat U behage-lijk is. Ja ik bemin U, o mijn Verlosser, en ik vereenig mijne armzalige liefde met die, welke alle Engelen U toedragen, en alle Heiligen, en uwe verheven Moeder Maria en uw Eeuwige Vader. Ach, mocht ik U door de geheele wereld bemind zien ! Kon ik U maar doen beminnen door alle menschen, en doen beminnen zooveel Gij verdient!
— 121 —
Akten van Nederigheid, Berouw en Verlangen.
Zie, o mijn Jesus, reeds maak ik mij gereed mij met uw heilig Vleesch te voeden. Ach mijn God, wie ben ik? En wie zijt Gij? Gij zijteen Heer van oneindige goedheid; en ik, onreine worm der aarde, geheel besmeurd met zonden, ik heb U zoo dikwijls uit mijne ziel verjaagd! Domine, non sum dignus: Heer, ik ben zelfs niet waardig in uwe tegenwoordigheid te blijven; ik zou in de hel moeten branden, voor eeuwig van U verwijderd en verlaten. Maar Gij zijt zoo goed, dat Gij mij nog uitnoodigt U te ontvangen; zie ik nader dan tot U; ik nader geheel vernederd en verlegen, om de tallooze malen, dat ik U verdriet heb gedaan, maar toch vol vertrouwen op Uwe goedheid en liefde. O mijn beminnelijke Verlosser, hoezeer betreur ik het, dat ik U vroeger zooveel beleedigd heb; Gij zijt zoo ver gegaan, dat Gij zelfs uw leven voor mij ten offer hebt gebracht en ik, ik heb zoo dikwijls uwe genade en uwe liefde versmaad, en aan het niet de voorkeur gegeven boven U! Ach, nu spijt mij dit van ganscher harte; al de zonden, groote en kleinere, die ik ooit bedreven heb, betreur ik boven alle kwaad, omdat ik ü daardoor beleedigd heb, U, die de oneindige Goedheid zelve zijt. Ik vertrouw, dat Gij Jiiij reeds alles vergeven hebt; maar mocht dit nog niet geschied zijn, o mijn Jezus, vergeef mij
— 122 —
dan nu, alvorens ik tot U nader. Ach, toef niet langer mij in genade op te nemen, omdat Gij binnen weinige oogenblikken in mijne ziel wilt komen wonen.
Kom dan, mijn Jezus, kom in mijne ziel; zij verzucht naar ö! O mijn eenige Schat, mijn Leven, mijne Liefde, mijn Al, ik zou U heden willen ontvangen met zooveel liefde als de heiligste zielen, ja met denzelfden liefdegloed als waarmede uwe heilige Moeder U ontving.
O allerzaligste Maagd Maria, mijne Moeder, ik vereenig mijne Communie met uwe heilige Communiën. Geef gij zelve mij uwen goddelijken Zoon ; uit uwe handen wensch ik Hem te ontvangen. Zeg Hem, dat ik uw dienaar ben; dan zal Hij mij, als Hij nu komt, met nog grooter liefde aan zijn Hart drukken.
Na de H. Communie.
Akte vau Dankbaarheid.
ij zijt dan gekomen, o mijn Jezus, Gij zelf zijt dan tot mij gekomen; reeds zetelt Gij in mijn binnenste en behoort nu geheel en al aan mij toe! O wees welkom, mijn teeder beminde Verlosser! Ik aanbid U en werp mij aan uwe voeten neder ; maar ook ik omhels U, en druk U aan mijn hart, en dank U, dat Gij U gewaardigd- hebt in mij neder te dalen. — O
- m —
Maria! o mijne heilige Patronen! O mijn heilige Engelbewaarder, bedankt God voor mij!
Mijn goddelijke Koning, daar Gij mij thans met zooveel liefde zijt komen bezoeken, schenk ik U mijn wil, mijne vrijheid en geheel mij zeiven. Gij hebt U geheel aan mij gegeven; iK geef mij geheel aan U ; ik wil mij zeiven niet meer .toebehooren ; voortaan wil ik zonder voorbehoud de uwe ziin. Al wat ik bezit, mijne ziel, mijn lichaam, mijne vermogens, mijne zintuigen, alles moet aan Ü zijn, opdat alles slechts diene om U te eeren en te behagen. U wijd ik al mijne gedachten, al mijne verlangens, al mijne genegenheden, ganscii mijn leven toe. Al te veel heb ik U reeds beleedigd, mijn Jezus; vast ben ik besloten geheel mijn overigen levenstijd te gebruiken om ü te beminnen, die mij zoozeer bemind hebt.
Aanvaard, o God mijner ziel, aanvaard het offer, dat U wordt opgedragen door een armen zondaar, die niets anders verlangt dan U te beminnen en U welgevallig te zijn. Beschik over mij en al het mijne volgens uw welbehagen. Moge het vuur uwer liefde alles, wat U in mij niet behaagt, verteeren, opdat ik geheel de uwe zij, en slechts leve om U in alles të voldoen.
— 124 —
Akte van Smeeking.
Ik vraag U geen aardsche goederen, o mijn Jezus, geen genoegens, geen eer dezer wereld; maar geef mij, smeek ik U door de verdiensten van uw lijden, geef mij, een voortdurend berouw over mijne zonden. Verlicht mij met uw goddelijk licht, opdat ik moge inzien, hoe nietig en verachtenswaardig de vermaken dezer wereld zijn, en hoezeer Gij verdient bemind te worden. Maak mij los van alle aardsche gehechtheid, en bind mij geheel aan uwe heilige liefde, opdat mijn hart voortaan niets wensche, niets verlange dan wat volgens uw wil is. Geef mij geduld en gelatenheid in ziekte, in armoede, en in alles wat mijn eigenliefde tegenwerkt. Geef mij zachtmoedigheid jegens allen, die mij versmaden. Geef mij een zaligen dood. Geef mij uwe liefde. Maar vooral geef mij de volharding in uwe genade tot het einde; laat niet toe, dat ik van U gescheiden worde: Jesu dulcissime, ne permitlas me separari a te. Ook vraag ik U nog de genade, altijd tot U mijne toevlucht te nemen, en uwe hulp, o mijn Jezus, in te roepen in al mijne bekoringen; en nog eens smeek ik U om de gunst der heilige volharding.
O eeuwige Vader, Jezus, uw goddelijke Zoon, heeft mij beloofd: »Zoo gij den Vader iets in mijnen naam zult vragen, Hij zal het u geven.quot;
— 125 —
In den naam dan en door de verdiensten van dien Jezus, uwen welbeminden Zoon, vraag ik U om uwe liefde en om de heilige volharding, opdat ik eenmaal in den hemel moge komen, om U daar uit al mijne krachten te beminnen, en eeuwig uwe barmhartigheid te bezingen, zonder vrees van nog ooit van U gescheiden te worden.
O Maria, mijne heilige Moeder, mijne zoete Hoop, verkrijg mij door uwe tusschenkomst die genaden, welke ik zoo vurig verlang; verwerf mij ook de gunst, dat ik U, o mijne Koningin, veel beminne, en mij altijd, in al mijne noodwendigheden aan U aanbevele. Amen.
Bid hierna een of ander der hier voor staande gebeden tot Onze Lieve Vrouw in \'t Zand, volgens mve bijzondere behoeften.
— dae —
IN HET
\\euite ad me omnes qui laboratis et onerati eslis, el ego reficiam vos. Matlh. XI. 28.
Komt lot mij allen, die vermoeid en beladen zijl, en ik zal u verkwikken.
uisteren wij naar Jezus Christus, d o van het kruis, quot;waarop Hij genageld is, en van het altaar, waarop Hij in zijn heilig Sacrament rust, ons, arme en ongelukkige zondaars, roept, om ons te troosten en ons door zijne genade te verrijken, ü wat zijn het lijden van Jezus en hel heilig Sacrament des altaars voor ons twee groote geheimen van hoop en liefde! Wonderbare geheimen, die ongelooflijk zouden zijn, indien het geloof ons derzelver waarheid niet verzekerde. Een God wil al zijn bloed tot den laatsten druppel vergieten: — dit toch wordt aangeduid door het woord »zal vergoten wordenquot; in deze schriftuurplaats; »Dit is mijn bloed des Nieuwen Testaments, dat voor velen
— 127 —
zal vergoten worden.quot; En waarom zal het vergoten worden? Om onze zondenschuld te betalen! Daarenboven heeft Hij datzelfde lichaam, eens aan het kruis voor onze zaligheid geslachtofferd, tot spijs onzer zielen willen achterlaten. Deze twee verheven geheimen moesten de ver-steendste harten vermurwen en de meest wanhopende zondaren aanmoedigen. In één woord, de Apostel verklaart ons, dat wij in Jezus Christus met alle goederen verrijkt zijn geworden, zoodat ons geen enkele genade ontbreekt. Wij behoeven God maar te smeeken, dat HÜ ons de gaven zijner barmhartigheid mededeele, want Hij is rijk aan genaden voor allen, die Hem bidden, gelijk dezelfde Apostel het ons verzekert.
Indien ik dan reden zou hebben van te wanhopen, o mijn Verlosser! aan de kwijtschelding mijner zonden, om de beleedigingen, die ik U aangedaan, en om de trouweloosheden jegens U, waaraan ik mij schuldig gemaakt heb, veel meer redenen heb ik nog om op uwe goedheid te vertrouwen. O mijn Vader, als een ondankbare zoon heb ik U verlaten, doch nu werp ik mij voor uwe voeten neder, en getroffen door de vele barmhartigheden, welke Gij mij geschonken hebt, roep ik diep verootmoedigd U toe: »Vader! ik ben niet waardig uw zoon genoemd te worden.quot; Gij hebt verklaard, dal er vreugde is in den hemel, wanneer een zondaar zich
— 428 —
bekeert. Welnu, ik verzaak aan alles, en ik keer terug tot ü, o mijn gekruisigde Vader! Uit den grond mijns harten is het nuj leed, dat ik den eerbied voor U verloren heb, door U den rug toe te keeren. Neem mij opnieuw in uwe genade aan, en ontvlam mij door uwe heilige liefde, opdat ik U nimmer meer verlate.quot; Gij hebt gezegd : »Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben en overvloediglijk hebben. Ik hoop derhalve van U niet alleen de genade te herkrijgen, welke ik bezat, voordat ik U beleedigde, maar zelfs eene nog overvloediger genade, welke mijn hart van liefde tot U doe gloeien. O koade ik U beminnen, mijn God, gelijk Gij het verdient. Ik bemin U bovenal, ik oemin U meer dan mij zeiven, ik bemin U uit gansch mijn hart, en ik verlang naar den hemel, om U daar voor eeuwig te kunnen beminnen. Wat heb ik in den hemel en wat begeer ik buiten U op aarde, o God mijns harten en mijn aandeel in eeuwigheid ? O God van mijn hart, neem, bezit en bewaar het eigendom van geheel mijn hart, en doof in mij uit elke neiging, welke niet voor U is. Gij zijt mijn eenige schat, mijn eenige liefde! Ik begeer U alleen, en verder niets. O Maria, mijne hoop! trek mij door uwe gebeden geheel tot God. Amen.
Geestelijke Communie, zie bladz. ///.
Bid hierna een of ander der hiervoor staande gebeden lot de allerheiligste Maagd, overeenkomstig uwe behoeften.
— 449 —
GEBED TOT DEN H. JOZEF, OM DEIE BIJZONDERE GENADEN TE VEEKR1JGEN.
eilige Patriarch en machtige voorspreker, heilige Jozef, met het grootste vertrouwen in uwe macht en goedheid, kom ik u drie bijzondere genaden vragen, te weten: de vergiffenis mijner zonden, de liefde tot Jezus en een zaligen dood. — Indien een zondaar het Hart van Jezus om vergiffenis had gesmeekt, toen die Jezus met u, in uw huis, op aarde woonde, zou hij dan wel betere voorspraak hebben kunnen inroepen dan de uwe? Welnu, ik verlang mij met God te verzoenen, ik neem dan tot u mijne toevlucht, o groote Heilige! Want zijl gij nu in den hemel niet meer bemind door het Hart van Jezus, dan toen gij op aarde leefdet ? — Ik vraag u daarenboven de liefde tot Jezus; ik ben er van overtuigd, dat de voortreffelijkste genade, die gij uwen dienaren verwerft, eene teedere liefde tot Jezus is; gij geniet dit voorrecht ter belooning van de onbegrijpelijke liefde, welke gij hier op aarde voor Jezus hebt gehad. — Ik smeek u eindelijk om een zaligen dood. Iedereen beschouwt u als den patroon van den goeden dood, omdat gij het geluk hebt genoten, in de armen van Jezus en Maria te sterven; omdat ik u vereer, vertrouw ik, dat gij met Hen zult komen, om mij in mijne laatste oogenblikken bij te staan.
— 130 —
O mijn machtige beschermer! Ik heb door mijne zonden een rampzaligen dood verdiend; maar ais gij mij verdedigt, kan ik niet verloren gaan; gij waart niet slechts een boezemvriend van mijn Rechter, maar zelfs zijn bewaarder, zijn voedstervader; beveel mij aan Jezus, die u zoo teeder bemint, en ik zal zalig wezen. — O heilige Maagd! door de liefde, welke gij uw bruidegom Jozef toedraagt, sta mij bij in mijne laatste oogenblikken. Amen.
—A/\\/\\/\\A—
GEBBDEN TOT DEN H. ALP1I0NS0S MARIA,
OJI DU TKR ZALIGHEID SOODIGE GENADETJ TE VERWERVEN.
allerijverigste Leeraar, II. Alphonsns, verkrijg mij een levendig geloof in alles, wat de H. Roomsche Kerk mij leert, en tevens het goddelijk licht, dat mij de ijdelheden der aard-sche goederen en de snoodheid mijner zonden leere kenrten. Eere zij den Vader. ..
O allerijverigste Leeraar, H. Alphonsus, verwerf mij eene vaste hoop, door de verdiensten van Jezui Christus en door Maria\'s en uwe voorspraak, van God te verwerven de vergiffenis mijner zonden, de volharding tot het einde toe n het Hemelsch Paradijs. Eere zij den Vader....
— 131 —
O allerijverigste Leeraar, H. Alphonsus, verkrijg mij eene vurige liefde cot God, die mij onthechte van al het geschapene en van mij zeiven, orn Hem alleen te beminnen en alles té doen tot zijne meerdere eer. Eere zij den Vader.
O allerijverigste Leeraar, H. Alphonsus, ver werf mij eene volmaakte onderwerping aan den goddelijken wil, opdat ik alle smarten, verachting, vervolging, het verlies van fortuin, van goeden naam of van bloedverwanten en eindelijk den dood vreedzaam aanneme. Eere zij den Vader...
O allerijverigste Leeraar, H. Alphonsus, ver-knjg mij eene groote droefheid over mijne zonden, die mij het misnoegen mijnen Heer aangedaan altijd doe beweenen. Eere zij den Vader....
O allerijverigste Leeraar, H. Alphonsus, verwerf mij eene werkdadige liefde tot mijn evennaaste, die mij bewege wel te doen zelfs aan hen, die mij beleedigd hebben. Eere zij den Vader....
O allerijverigste Leeraar, H. Alphonsus, ver-krijg mij de heilige zuiverheid, en de hulp om de oneerbare bekoringen te wederstaan, door de H.H. Namen van Jezus en Maria aan te roepen. Eere zij den Vader....
O allerijverigste Leeraar, II. Alphonsus verwerf mij eene teedere godsvrucht tot hel lijden van Jezus Christus, tot het allerh Sacrament des Altaars en tot mijne lieve Moeder Maria. Eere zij den Vader....
— 432 —
O allerijverigste Leeraar, H. Alphonsus, verkrijg mij bovenal de volharding tot het einde toe, en de genade altijd daarom te bidden, vooral tijdens de bekoring en in het uur van mijnen dood. Eere zij den Vader....
f. Bid voor ons, H. Alphonsus Maria.
Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.
LATEN WIJ BIDDEN.
O God, die door den H. Alphonsus Maria, uwen van zielenijver ontstoken Belijder en Bisschop, uwe Kerk met een nieuw geslacht verrijkt hebt, wij smeek en dat wij, door zijne heilzame vermaningen onderwezen, en door zijne voorbeelden gesterkt, gelukkiglijk tot u mogen geraken. Door Christus onzen Heer.
nj. Amen.
——-—■
Zoo de tijd M toelaat, bid dan zoo godvruchtig mogelijk de volgende schietgebeden :
O mijn God, mijn opperste goed ! ach, of ik U altijd bemind hadde! x
. Mijn God! ik verfoei den tijd, waarop ik U niet beminde.
— 133 —
Hoe heb ik zoo lang zonder uwe liefde kunnen leven?
En Gij, o mijn God! hoe hebt Gij mij zoo lang kunnen verdragen?
Mijn God! ik bedank U voor zulke liidzaam-heid. J
Nu wil ik U altijd beminnen.
Mijn God, ruk mij liever uit het leven, dan toe te laten, dat ik zou ophouden, ü te beminnen.
De genade, die ik vraag, is, ü altijd te beminnen.
Met uwe liefde zal ik gelukkig zijn.
9
— 134 -
antum ergo Sacramentum Veneremur cernui ;
El antiquum documentum Novo cedat ritui;
Praestet fides supplementurn Sensuum defeiUtti.
Genitori, Genitoque Lans el jubilalio,
Sulus, honor, virtus quoque,
Sit et benedictio.
Procedenti ab ulroque Compar sit laudatio.
Amen.
y. Paiicm de aelo prcestitisti eis.
lïi. Omrie delectamentum in se habentem.
Oremus.
Deus, qui nobis sub Sacramento mirabili passionis tuos memoriam reliquisli; tribue qum-sumus, ila nos corporis el sanguinis tui sacra mysteria venerari, ut redemplionis tuoe fruclum in nobis jugiter sentianius. Qui vivis el regnas in smcula sxculorum. Amen.
- 135 —
•---=gt;•lt;gt;—
Ut eren wij dan diep-gebogen Een zoo heilig Sacrament;
De oude schaduw is vervlogen,
In dit nieuw Geheim volend;
Wat de zinnen niet vermogen,
\'t Worde door \'t geloof gekend.
Lol\' den Vader, ongeboren.
En zijn Eéngeboren Zoon,
Lof van alle jubelkoren
Zij, met dank en zegentoon.
Beider Geest, als Hun, beschoren Op hun éénen glorietroon.
Amen.
lirood uit den hemel hebt Gij hun gegeven, iï. Dat alle geneugte in zich bevat.
Laat ons bidden.
O God, die ons onder het wonderbaar Sacrament de gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten ; verleen ons, bidden wij U, de heilige geheimen van uw lichaam en bloed zóó te vereeren, dat wij de vrucht uwer verlossing gedurig in ons mogen gevoelen. Die leeft en neerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.
— 136 —
LITANIE DEI! ALLERHEILIGSTE MAAGD.
Kyrie, eleison.
Ckriste, eleison.
Kyrie, eleison.
Chris te, audi nos.
Christe, exundi nos.
Pater de coelis Deus, miserere nabis.
Fili, Redemtor mundi Deus, miserere nobis.
Spiritus Sancte Deus, miserere nobis.
Sancla Trinitas, unus Deus, miserere nabis.
Saucta Maria, ara pro nobis.
Sancta Dei Genitrix,
Saucta Virgo virginum.
Mater Christi,
Mater divince gratice.
Mater purissima,
Mater admirabilis,
Mater Salvatoris,
Virgo prudentissima,
Virgo veneranda,
Virgo prxdicanda,
Virgo patens,
— 137 —
LITANIE DER ALLERHEILIGSTE MAAGD.
Heer, ontferm ü onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, onferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.
God H. Geest, ontferm U onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods,
H. Maagd der maagden.
Moeder van Christus,
Moeder der goddelijke genade.
Wonderbare Moeder,
Moeder des Scheppers,
Moeder des Zaligmakers,
Allervoorzichtigste Maagd,
Eerwaardige Maagd,
Lofwaardige Maagd,
Machtige Maagd,\'
438 —
Virgo clemens, or a pro nobis.
Virgo ftdelis,
Speculum justitios,
Sedes sapiential.
Causa nostras Icelitke,
Vas spirituale.
Fas honorabile,
Vus insigne devotionis,
Rosa mystica,
Tunis Davidica,
Tunis eburnea,
Domus aurea.
Foederis area,
J an na ca\'li,
Stella matutina,
Salus infirmorum,
Refugium peccatorum,
Consolatrix affliclorum,
Auxilium Chrisiianorum,
Regina Angelorum,
Regina Palriarcharum,
Regina Prophetarum,
Regina Apostolorum,
Regina Martyrum,
Regina Confessorum,
Regina Virginum,
Regina Sanctorum omnium,
Regina sine labe originali concepta,
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, par nobis, Domine.
— 139 —
Goedertierene Maagd, bid voor ons.
Getrouwe Maagd,
Spiegel der gerechtigheid,
Zetel der wijsheid.
Oorzaak onzer blijdschap.
Geestelijk Vat,
Eerwaardig Vat,
Uitstekend Vat van godsvrucht,
Geheimzinnige Roos,
Toren van David,
Ivoren toren.
Gulden huis,
Ark des verbonds.
Deur des hemels,
Troosteres der bedrukten.
Koningin der Patriarchen,
Koningin der Profeten,
Koningin der Apostelen,
Koningin der Martelaren,
Koningin der Belijders,
Koningin der Maagden,
Koningin van alle Heiligen,
Koningin zonder erfsmet ontvangen.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons, Heer.
— 140 —
Agnus Dei, etc. exaudi nos, Do in inc.
Agnus Dei, etc. miserere nobis.
Christe, audi nos.
Christe, exaudi tws.
Ant. Sub tuum prcesidium confugimus, sancla Dei Genitrix, nostras deprecationes ne despi-cias in necessilatibus nostris, serf a periculis cunctis libera nos semper, Virgo gloriosa et henedicta.
y. Ora pro nobis, sancla Dei Genitrix., ri). Ut digni efpciamur promissionihus Gkrisli.
oremus.
Concede non famulos luos, qumsumns. Do mine Deus, perpetua mentis et corporis sanitate rjandere, et gloriosa bealic Marice semper Virginis iniercessione, a pnesenti hberari tristitia et osterna perfrui Icetitia. Per Christum Dominum nostrum.
r|. Amen.
Magnificat anima mea Dominum.
Et exsultavit spiritus mens in Deo sahdari meo.
Quia respexit humilitatem ancillce sute; ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes genera ti ones.
— UI —
L;im Gods, enz. verhoor ons, Heer.
Lam Gods, enz. ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlucht, heilige Moeder Gods, verstoot onze gebeden niet in onzen nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd,
Bid voor ons, o H. Moeder Gods.
. M. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
Wij bidden U, o Heer onze God, geef dat wij, uwe dienaren, eene altijddurende gezondheid naar ziel en lichaam mogen genieten, en door de glorierijke voorspraak der gelukzalige\' Maria, altijd Maagd, van de tegenwoordige droefheid bevrijd, tot de eeuwige vreugde mogen geraken. Door Christus onzen Heer. Amen.
LOFZANG VAN MARIA.
Hoog verheft mijne ziel den Heer.
En gejuicht heeft mijn geest in God, mijn Heiligmaker.
Omdat Hij heeft neergezien op de nederigheid zijner dienstmaagd; want zie, van nu af zullen alle geslachten mij zalig prijzen.
— 142 -
Quia fecit mihi magna qui potens est, et sanctum nomen ejus.
Et rnisericordia ejus a progenie in progenies, timentibus eum.
Fecit potentiam in brachio suo; dispersit superbos mente cordis sui.
Depos^lit potentes de sede, et exaltavit hu-miles.
Esurientes implevit bonis, et divites dimisit inanes.
Suscepit Israel puerum suum, recordatus rnisericordia: sua\'.
Sicut locutus est ad patres nostras, Abraham, et semini ejus in sxcula.
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto,
Sicut erat in principio, et nunc, et semper, et in soecula swculorum. Amen.
—SAAJV\'—
0 Sanclissima! 0 Piissima!
Dulcis Virgo Maria! Mater amata! Intemerata! Ora pro nobis!
—-A/VW—
— 143 —
Want groote dingen heeft Hij aan mij gedaan, Hij die machtig is, en heilig is zijn naam.
En zijne barmhartigheid is van geslacht tot geslachten, voor die Hem vreezen.
Kracht heeft Hij uitgeoefend door zijn arm, verstoord heeft Hij degenen, die trotsch in den waan huns harten zijn.
Machtigen heeft Hij van den troon gestooten, en nederigen heeft Hij verheven.
De hongerigen met goederen overladen, en rijken ledig weggezonden.
Israël, zijn dienstknecht, is Hij te hulp gekomen, indachtig zijne ontferming ;
Gelijk Hij gesproken heeft met onze vaderen, met Abraham en met zijn zaad in eeuwigheid.
Eere zij den Vader, en den Zoon, en den H. Geest,
Gelijk het was in den beginne, en nu en altijd, en in de eeuwen der eeuwen, Amen.
—A/\\/\\/V-—
O GIJ HEILIGSTE.
O Gij Heiligste !
O Godvreezendste!
Zoete Jonkvrouw Maria!
Moeder der liefde!
Maagd zonder vlekke!
Bid voor ons, o Moeder!
—vVVVv—
— 144 —
Eene (jepaste dankzegging nu de 11. Communie, bij het sluiten eener Novene, en aan het einde der bedevaart.
U, o God, loven wij, U, Heer, belijden wij.
U, eeuwige Vader, vereert de gansche aarde.
U roepen alle Engelen, U de hemelen en alle machten,
U de Cherubijnen en Serafijnen met eenparige stemmen, onophoudelijk toe:
Heilig, heilig, heilig is de Heer, God der legerscharen.
Vol zijn do hemelen en de aarde van de majesteit uwer glorie.
Ü looft het glorierijke koor der Apostelen,
U do lofwaardige schaar der Profeten,
U het schitterend heir der Martelaren.
U belijdt over de gansche aarde de heilige Kerk :
Den Vader van onmetelijke majesteit,
Uwen aanbiddelijken, waarachtigen en eenigen Zoon,
Ook den Heiligen Geest, den Trooster.
Gij zijt de Koning der glorie, Christus!
Gij zijt des Vaders eeuwige Zoon.
Gij hebt, toen Gij, om den mensch te verlossen, de menschheid zoudt aannemen, den schoot eener maagd niet geschroomd.
— U8 —
Gij hebt, na het overwinnen van den prikkel des doods, den geloovigen het rijk der hemelen geopend.
Gij zit aan de rechterhand Gods, in de glorie des Vaders
Wij gelooven, dat Gij als Rechter zult komen.
U dan bidden wij, kom uwe dienaren te hulp, die Gij door uw kostbaar bloed hebt vrijgekocht.
Geef, dat zij in de eeuwige glorie onder uwe Heiligen geleld worden.
Heer, maak uw volk zalig, en zegen uw erfdeel.
En heersch over hen, en verhef hen tot in eeuwigheid.
Dag aan dag zegenen wij U.
En wij loven uwen naam in eeuwigheid, en in eeuwigheid der eeuwigheden.
Gelief ons, Heer, dezen dag zonder zonde te bewaren.
Ontferm U onzer. Heer ! ontferm U onzer.
Laat, Heer, uwe barmhartigheid over ons komen, gelijk wij op U gehoopt hebben.
Op U, Heer, heb ik gehoopt: in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden.
y. Gezegend zijt Gij, Heer, God onzer vaderen.
iï. En lofwaardig en glorierijk in eeuwigheid.
y. Zegenen wij den Vader, en den Zoon met den Heiligen Geest.
rj. Laat ons Hem loven en hoog verheffen in eeuwigheid.
— U6 -
y. Gezegend zijt Gij, Heer, in het uitspansel des hemels.
Rj. Kn lofwaardig, en glorierijk, en hoogverheven in eeuwigheid.
j. Zegen, mijne ziel, den Heer.
iï. En wil ai zijne vergeldingen niet vergeten.
y. Heer, verhoor mijn gebed.
k. [mi mijn geroep kome lol U.
L\\at ons biddpn
God, wiens barmhartigheid zonder lal, en wiens schal van goedheid oneindig is, wij danken uwe zoo goederlieren majesteit voor de verleende gaven, en blijven te gelijk, uwe barmhartigheid smeeken, dat Gij, die aan de bid-denden het gevraagde verleent, hen ook niet verlaat en tol het eeuwige leven voorbereidt.
God, die de harten der geloovigen door de verlichting des heiligen Geesles hebt geleerd; geef ons, in denzeliden Geest oprecht wijs te zijn, en ons altijd in zijne vertroosting te verheugen.
God, die niemand, wie op U hoopt, te zeer laat verslagen worden, maar aan het gebed goedertierene verhooring schenkt; wij danken U voor het aannemen onzer vragen en verlangens, en smeeken U met alle godvruchtigheid, dat Gij ons altijd voor alle tegenspoeden wilt behoeden, Door Christus onzen Heer. Amen.
—a/ww—
147 —
TOT ONZE LIETE VKOIW IN \'T ZAND.
Om de goede voornemens, op de bedevaart gemaakt, te vernieuwen.
—quot;A/VW—
Maria, mijne goede Moeder, nogmaals wil ik U bedanken voor de vele genaden, die gij mij door uwe voorspraak tijdens deze Bedevaart verworven hebt. Nooit, nooit zal ik dien gelukkigen tijd vergeten, waarop ik mij voor uw Wonderbeeld in \'t Zand mocht nederwerpen, om met het volste vertrouwen mijn hart voor u uit te storten. O wat zoete vreugde gevoelde ik daar in uw heiligdom! Wat goede voornemens heb ik daar gemaakt, wat schat van genaden daar ontvangen ! Wat zal ik gelukkig zijn, indien ik tot aan mijn dood die vreugde in mijn hart mag bewaren, indien ik aan die voornemens getrouw blijf, indien ik aan die genaden altijd beantwoord. Verkrijg mij daarom, dat ik de heilige besluiten, op die zegenrijke bedevaart gemaakt, nooit vergete.....Ik vernieuw ze thans van
ganscher harte: »Geene zonde meer!.... Geene gelegenheden meer, die mij tot zonde kunnen verleiden!.... Ik zeg vaarwel aan alle plaatsen aan alle personen, aan alle vermaken, die mij.
- -148 -
van God en van den weg der deugd kunnen
verwijderen!____ Ik zal u dagelijks aanroepen,
en vooral in de bekoringen lot u mijne toevlucht nemen.quot; — Intusschen, o lieve Moeder, vrees ik voor mijne zwakheid en onbestendigheid. Gij kent ze nog beter dan ik. — En dan — de wereld is zoo gevaarvol; de Satan zoo listig en woedend. O gij. Moeder der volharding, help mij; sta mij bij in alle gevaren. Geef, dat ik in de bekoring nooit verzuime tot uwen Zoon en u te roepen: »Jezus, sta mij bij! — Maria, red mijne ziel! — O Maria, zonder zonde ontvangen, bid voor ons, die tot u onze toevlucht nemen.quot; Amen.
GEESTELIJKE LIEDEREN
BIJ HET
VAN
EN
OP DE BEDEVAART.
iO
— IfU —
N° 1.
Hulde aan O. L. Vr. in \'t Zand. (i)
Onze Lieve Vrouw in \'t Zand,
Hulp der Christnen, heil der kranken, Maagd, geroemd door heel het land, .
Zingend komen wij u danken,
In uw heerlijk Wonderbeeld,
Waar gij zooveel gnnsten deelt. (bis.)
Door dat Beeld, hier in de wel
Door een herder eens gevonden,
Stichttet gij uw bidkapel,\'
Waar de wondren luid verkonden. Dat gij. Maagd, ten allen tijd Uit genade almachtig zijt. (bis.)
Ja, liier bij uw\' Wonderbeeld
Vond men heil in alle lijden ;
Wond op wond werd hier geheeld,
Droeven vonden zoet verblijden.
Moeder van het godlijk Woord,
Hier hebt ge aller bee verhoord. (bis.)
Lammen kregen levenskracht,
Blinden zagen \'t licht weer dagen; Stommen prezen luid uw macht,
Na vertrouwvol, dringend vragen.
Allen juublen in deez\' woon:
Hier is uw genadetroon ! (bis.)
(1) De Melodieën dezer gezangen zijn verkrijgbaar bij de Uilgevers van dit boekje.
— 152 —
Blijf dan Hemelkoningin,
Hier uw blijde gunsten schenken ;
Blijf, gekroonde Bijksvorstin,
Hier uw kinderen gedenken ;
Toon ons steeds uw milde hand,
Onze Lieve Vrouw, in \'t Zand. (his.)
N0 2.
Laat ons blijde juublend prijzen Onze Lieve Vrouw in \'t Zand, \'t Dierbaar beeld van Jezus\' Moeder,
Hier gekroond door \'s bisschops hand; Op dan, Christ\'nen, in wier boezem
Liefde tot Maria woont!
Eert uw Moeders dierbre beelt\'nis.
Hier in \'s Pausen naam gekroond.
Boermonds eerbiedwaarde Kerkvoogd,
\'t Hart door geestdrift schier verrukt. Heeft met zijn gewijde vingren
\'t Kroontjen op haar hoofd gedrukt. Lieflijk Beeldje,\' rijk aan wondren,
\'k Eer in n de Moeder-Maagd,
Hoog gezegend, nooit volprezen.
Die ons aller harten vraagt.
- 153 —
Ja, ons hart zij u geschonken,
\'t Blijv\' aan u in eeuwigheid;
O, wil \'t zelf met zorg bewaren.
Dat geen vijand \'t ooit misleid.
Moge een reeks van nieuwe wondren, Moeder, sinds deez\' heil\'gen stond, Uwe macht nog meer doen kennen,
Over \'t wijde wereldrond.
Gegroet, o Maria, o Moeder en Maagd, Die hier in uw beelt\'nis, de liefd\' aan ons vraagt! Wij brengen u blijde, o Moeder, ons hart; Wij willen U minnen in vreugd\' en in smart.
Behoud\'nis der kranken, uw macht is zoo groot! Hier schonkt gij bevrijding van ziekten en dood! 0 blijf onze bijstand in ziekten, in pijn, Dan zullen wij. Moeder, de uwen steeds zijn.
Gij, Troost der bedroefden, die hier bij uw Beeld Zoo menigen lijder, zijn hartewond heelt; Ja troost ook ons allen in druk en in smart; Wij schenken, o Moeder, u eeuwig ons hart.
— 154 —
Gij, Toevluchl der zondaars, tol hulp steeds bereid, Wat hebt gij hier velen van zonden bevrijd! Verwerf ons vergif\'nis door boete en berouw, Dan blijven wij immer, in liefd\' U getrouw.
Ja, Hulp aller Christ\'nen, gij machtige Maagd, Hoor, wat u hier smeekend het kinderhart vraagt; Snel steeds ons ter hulp, als de hel ons bekoort;
Dan zetten we eens eeuwig ons liefdelied voort.
--------
(Wijze : O Maagd, o schoonheid nooit volprezen.)
Juicht, Christ\'nen, juicht uw Moeder tegen. Een nieuwen roem heeft zij verkregen Door \'t kronen van haar Beeltenis; De Stedehouder onzes Heeren Wil zóó de Moeder Gods vereeren.
Die alle glorie waardig is. (bis.)
Komt, gaan we ons om haar Beeld verdringen! Een nieuwe Bron van zegeningen
Is ons ontsprongen aan zijn voet.
Maria\'s oog, zoo mild, zóó teeder,
Ziet thans nog blijder op ons neder.
Want, o die Moeder is zoo goed! (bis.)
— 155 —
Duld niet, o Moeder van genade,
Dat wereld, hel of vleesch ons schade,
Bewaar ons rein van zondesmet;
Maak dat we in Jezus\' liefde sterven.
En eens als loon Gods hemel erven.
Gekroonde Maagd, hoor ons gebed. (bis.J -.«4^.--
(Wijze : Marias Beeld te midden.)
Komt, nog een kinderbede
Maria toegebracht:
En dan in \'s Heeren vrede
Den slaap weer ingewacht;
Gerust en wel te moede.
Vertrouwend op haar hoede ;
Maria, Maria, Moeder! wees gegroet!
quot;Wij bidden u te gader
Bij \'t einde van deez\' dag,
Vraag, Moeder, onzen Vader,
Wiens wakend oog ons zag.
Dat Hij ons kwaad verschoone Het goede ons eenmaal loone ;
Maria, Maria, Moeder! bid voor ons!
— 156 —
Beveilig uwe kindren,
O Moeder, dezen nacht;
Dan zal geen kwaad ons hindren,
Dan is ons slapen zacht,
Dan ziet ge ons morgen weder, O Moeder, goed en teeder!
Maria, Maria, Moeder ! zegen ons!
-----
Wonder van gloriepracht!
Wonder van Moedermacht!
Liel\'d\'rijke, aanminnige, hemelsche vrouw! Wie ik ten eeuw\'gen tijd Uit heel mijn hart mij wijd;
Wie ik én lichaam én ziel toevertrouw.
Goed, bloed en leven,
Wil ik u geven.
Al wat ik heb en ben, geef ik u nu,
\'k Geef het vol vreugde, Maria, aan u.
Schuldloos geborene,
Eenig - verkorene Tot Godes Dochter, Gods Moeder, Gods Bruid In heel de Maagdenrij Blonk niet de reinste ais gij.
Zelfs koos de Heer u ten tempel Zich uit,
— 157 —
Gij, viekkelooze Lelie en Roze !
Pronk dezer aarde ! der Hemelen kroon!
Hemel en aarde zien op tot uw troon.
Altijd zachtmoedige,
Minlijke en goedige.
Moeder van God 1 van genade vervuld ; Kom, wil ons, zondigen.
Wil ons verkondigen Namens uw Zoon de vergeving der schuld ; Wil, bij \'t verscheiden Ons toch geleiden ;
l\'leit bij des Rechters zoo vreeslijken troon ;
Spreek voor ons. Moeder, bij Jezus uw Zoon.
——-
N° 7.
MARIA, MOEDER DER BARMHARTIGHEID.
Zie uit het hoogst der heemlen Nog slechts één enklen keer,
Maria, zoetste Moeder,
Op uwe kinderen neer.
Want ja, uw Moederharte Is met ons leed begaan;
Nooit riep vergeefs een zondaar U, lieve Moeder, aan.
— i58 —
Wij zijn de doodsstraf schuldig,
Wij hebben God vergramd;
Zijn hart vaneen gereten,
Zijn gramschap fel ontvlamd;
Doch gij, gij kunt ons redden.
Uw beè wordt steeds verhoord, Spreek, Moeder vol ontferming, Bij God één enkel woord.
Toon, toon Hem slechts uw smarten.
Die ge onder \'t kruishout leedt. Toen gij uit loutre liefde
Met Jezus voor ons streedt; Dan kan u God niets weigren.
Schenkt Hij de schulden kwijt. En Moeder, wij beloven \'t, Wij minnen II altijd.
Alle dagen met behagen,
Zingt voor \'s Hemels Koningin,
Wilt haar prijzen, en bewijzen Uwe teedre kindermin.
Komt haar eeren, haar des Heeren Moeder en geliefde Bruid;
Komt haar groeten voor haar voeten, Met uw lofzang breed en luid.
— 159 —
Wie vergaarde ooit op aarde Zooveel gunsten, zooveel deugd?
Wien bekroonde, wieu beloonde God met zooveel zaalge vreugd?
Smetielooze Hemelroze,
Lelie door geen vlek besmet.
Wilt toch geven, dat ons leven Steeds getrouw zij aan Gods wet.
Wil God vragen, alle dagen.
Dat ik Hem gehoorzaam zij,
En mijn plichten moog verrichten Immer goedig, immer blij;
Laat mij smaken de vermaken Van een zuiver minnend hart,
Kom mij sterken bij mijn werken. Schenk mij troost bij leed of smart.
Gij, die \'k blijde, immer wijde Heel mijn leven, al mijn deugd ;
Doe mij erven, bij mijn sterven \'t Eeuwig leven, d\'eeuw\'ge vreugd;
Wil toch spreken, wil toch smeeken, Moeder! bij uw lieven Zoon;
\'k Zal daarboven, u dan loven Eeuwig, voor uw glorietroon.
— 460 —
Wees gegroet, o zuivre Maagd,
Die ons aller bede vraagt;
Wees gegroet, Maria!
O Maria, vol genade,
Maak, dat ons geen vijand schade ; Wees gegroet, Maria!
Gij zijt schooner dan de zon.
Gij ons aller levensbron ;
Wees gegroet, Maria !
Moeder Gods, zoo hoog verheven, \'k Wensch, u prijzend, voort te leven ; Wees gegroet, Maria!
Bronwel aller lieflijkheid,
Gij schenkt vreugd ten allen tijd ;
Wees gegroet, Maria!
Met uw hulp blijft ge ons omringen. Moeder, \'k wil liet blijven zingen:
Wees gegroet, Maria !
O Maria, zuivre Maagd,
Hoor toch wat ons hart u vraagt ;
Wees gegroet, Maria!
Bid voor ons, dat na dit leven God zijn Hemel ons mag geven ;
WTees gegroet, Maria!
— 101 —
Verheft in blijde zangen
Maria\'s eer en lof,
God heeft haar hoog verheven In \'s hemels gloriehof.
Heilige Maria, Heilige Maria,
Onze Troost, onze Vreugd,
Wees geloofd in eeuwigheid.
O Koningin der Maagden ;
O Moeder van Gods Zoon! Wij snellen met vertrouwen Tot uw genadetroon.
Heilige Maria, Heilige Maria,
Onze Troost, onze Vreugd,
Wees geloofd in eeuwigheid.
Gij zijt de steun der zondaars.
De hulp in allen nood.
Bewaar ons, uwe kindren, Van iedren kwaden dood.
Heilige Maria, Heilige Maria,
Onze Troost, onze Vreugd,
Wees geloofd in eeuwigheid
Gij zetelt in den Hemel Als \'s Hemels Koningin
— 162 —
Voer ons, o goede Moeder, Ook eens dien hemel in.
Heilige Maria, Heilige Maria,
Onze Troost, onze Vreugd,
Wees geloofd 1h eeuwigheid,
-----
(Wijze: O Beeld der schoone Liefde.)
»Mar iaquot;, sprak Gods Engel Met een verrukt gemoed,
»Maria, vol genaden,
«Maria, wees gegroet!quot;
»Mariaquot;, wij ook roepen. Met zuivren liefdegloed,
»Mariaquot;, naam zoo machtig, «Maria, wees gegroet!quot;
Uw naam is als een balsem
In alle levenssmart.
Hij kalmt en zalf en lenigt
De diepste wond van \'t hart. »Mariaquot;, ja wij roepen
Met zuivren liefdegloed,
»Mariaquot;, naam zoo machtig «Maria, wees gegroet!quot;
— !63
Uw naam is als een honig,
Zoo hemelsch en zoo zoet; Ontsteekt de koudste harten
In feilen liefdegloed.
xMariaquot;, ja wij roepen
Met zuivren liefdegloed,
«Mariaquot;, naam zoo machtig,
»Maria, wees gegroet!quot;
Uw naam is groot en machtig,
Geen wapen is zoo fel;
De duivel beeft bij \'t hooren.
Vlucht naar het diepst der hel. sMariaquot;, ja wij roepen
Met zuivren liefdegloed,
»Mariaquot;, naam zoo machtig,
ïMaria, wees gegroet!quot;
J-.IED VAN DEN fi. A^PHONSUS.
Ten Hemel met Maria!
Ten Hemel met haar Zoon!
Waar Moeder thans gekroond wordt Met d\'eeuwge gloriekroon.
— 164 —
Zie de Englen aan haar zijde Rond haren Hemeltroon;
Daar zetelt zij nu blijde Naast Jezus, haren Zoon.
Helaas, wat bitter scheiden ! Wat diepe zielesraart!
Kan ik nog troost verbeiden Of vreugde voor mijn hart?
O ja, schoon hoog verheven. Schoon \'s Hemels Koningin
Toch blijft zij om ons zweven Met tèedre moedermin.
Neen, neen, haar dierbre kinderen Vergeet Maria niet;
Zij zal \'t gevaar vermindren. Ons troosten in \'t verdriet.
Bescherm dan, Koninginne, Uw kindren hier op aard;
Dan zullen wij u loven
Eens rond uw troon geschaard.
-----
— 465 —
Daar klinkt langs aarde en hemeltin Een breede juichtoon henen :
xMaria, \'s hemels Koningin,
»Is op onze aard\' verschenen !quot;
»Maria, Moeder van Gods Zoon Zoo zingt met de Englenkoren
Heel de aarde op blijden jnbeltoon , »Maria is geboren !quot;
Maria, die den zwarten nacht Verdrijft van \'swerelds kimmen;
Die ons ontweldigt aan de macht Der schrikbre helleschimmen.
Maria, Christus\' Morgenster,
Verblijdt reeds de aardsche transen
Haar luister kondigt ons van ver De Zon van houger glansen.
Gegroet, Maria, op onze aard;
Niet lang meer zal zal zij treuren.
Nu wordt zij weer een rozengaard Vol zoete hemelgeuren !
it
466 —
O Morgensier! O Dageraad !
Wil nimmermeer verdwijnen,
Tot dat de laatste stonde slaat,
En do eeuwge Zon zal schijnen!
BEDE TOT O. L. V. IN \'T ZAND.
Moeder, zie uw lievelingen Zich om uwen troon verdringen, Saamgestroomd van allen kant,
Tot u. Lieve Vrouw in \'t Zand. (bis.)
Goedertierenste aller vrouwen,
Hoor ons smeeklied vol vertrouwen. Schenk ons hulp en onderstand,
Onze Lieve Vrouw in \'t Zand. {bis.)
O Behoudenis der kranken,
Der geneez\'nen vreugdeklanken Prijzen u tot \'t verste land.
Onze Lieve Vrouw in \'t Zand. (bis.)
Gij deedt heul en balsem dalen In hun wonden ; al hun kwalen Heelde uw zachte moederhand,
Onze Lieve Vrouw in \'t Zand. (bis.)
— 167 —
Veilig Toevluchtsoord van allen,
Die in zonde zijn gevallen,
Tegen wie Gods gramschap brandt. Onze Lieve Vrouw in \'t Zand. (bis.)
Troosteres der droeve harten.
Troost ook ons in onze smarten,
Gij, die \'t leed uit \'t hart verbant.
Onze Lieve Vrouw in \'t Zand. (bis.)
Trouwe Hulp der Christenscharen In den strijd, in doodsgevaren, Ondoordringbre legerwand, ) l Help ons, Lieve Vrouw in \'t Zand. (bis.)
Ster der zee met zachte glansen Flikkrend aan der heemlen transen.
Voer ons naar het hemelsch strand, ) Onze Lieve Vrouw in \'t Zand. (bis.)
Blijf op ons uw blikken wenden.
Tot de lange tocht zal enden,
Tot in \'t hemelsch Vaderland, \' Onze Lievé Vrouw in \'t Zand. (bis.)
Dan wordt alle smart gelenigd.
Blijft ons hart met u vereenigd,
Door een eeuwgen liefdeband.
Onze Lieve Vrouw in \'t Zand. (bis.)
168 —
(Reeds in 1736 werd het hiervolgend lied bij het miraculeus Beeld yezongen. Om zijn eerbiedwaardige oudheid en de schoone gevoelens, die er in vervat zijn, verdient het ook thans nog door de pelgrims bij 0. L. V. in \'t Zand gezongen te worden.)
Wees gegroet, o Koninginne,
Moeder van de reinste minne,
Die gebaard hebt \'t hoogste Goed,
Maagd en Moeder, wees gegroet! (Ins.)
Wees gegroet, o Levensader,
Dochter van den hoogsten Vader,
Bruid des Geestes, wonder zoet,
Maagd en Moeder, wees gegroet! (hts.)
Wees gegroet, o Roem der vrouwen,
Leliebloeme der landouwen.
Vreugde van der heilgen stoet.
Maagd en Moeder, wees gegroet! (bis.)
Wees gegroet, o Gods vriendinne.
Uitverkoren van \'t beginne In het goddelijk gemoed,
Maagd en Moeder, wees gegroet! (bis.)
— 169 —
Wees gegroet, o Koninginne,
Die de slang mocht overwinnen En verplettren met uw voet,
Maagd en Moeder, wees gegroet, (bis.)
Wees gegroet door onze beden.
Help ons steeds in tegenheden,
Houd ons voor \'t gevaar behoed.
Maagd en Moeder, wees gegroet! (bis.)
Wees gegroet, als we eenmaal sterven. Wil ons dan gena verwerven quot;quot; \'^n God van majesteit,
gegroet in eeuwigheid ! (bis.)
Van den H. Alphonsus Maria.
Kent gij den wensch mijns harten, Maria zoet?
Ik wensch voor u te branden Van liefdegloed.
Ik wensch aan uwe zijde
Als kind te staan;
Neem, schoone Koninginne, Mij, zondaar, aan!
— 470 —
En gij, o geurge Roze,
Zeg nu ook gij.
Al wat uw moederharte Verlangt van mij.
Aan schatten, lieve Moeder,
Ben ik niet rijk;
Maar zie, hier is mijn harte Als liefdeblijk.
Doch gij, o Harten roofster,
Naamt reeds dit hart : Uw liefde deed het kwijnen Van liefdesmart.
Bescherm mij, goede Moeder,
In allen nood,
ïot \'k eeuwig u kom prijzen. Na mijnen dood.
Van den H. Alphonsüs Maria.
O gij, mijn schoone Hope,
Mijn liefde zoet en blij.
Mijn leven en mijn vrede, Maria, dat zijt gij!
— 171 -
Denk ik aan u, Maria,
Roep ik u hoopvol aan: Dan voel \'k van zielsverrukken Mijn harte sneller slaan.
Wordt mijne ziel verduisterd Door donkre zorg of smart, Dan drijft uw naam, Maria, Dien nevel uit mijn hart.
Gij zijt de lieve Sterre,
Die \'s werelds zee verlicht, En \'t bootje mijner ziele Naar veilge haven richt.
Gedekt door uwen mantel, Verborgen in uw schoot. Wil ik mijn leven slijten. Wacht ik gerust den dood.
Want als ik in uw liefde Uit deze wereld scheid , Dan wacht mij na dit leven De zalige eeuwigheid.
Omketen dan mijn harte,
O minnelijke Vrouw; Gevangen in uw liefde.
Blijft het u eeuwig trouw.
---——
— 472 —
Zoo is mijn hart het uwe , En niet het mijne meer; Aanvaard het, schenk het Jezus, Ik wil het nimmer weer.
Van den H. Alchonsus Maria.
O gij schoone, die de krone Als de Maagd der maagden spant;
Nooit ontwaarde men op aarde Schooner schepsel uit Gods hand.
Lieflijkheden, als uit Eden,
Stralen op uw aangezicht;
Luisterrijker, Godgelijker Schoonheid zag nooit sterflijk licht.
Als van verre een tweelingsterre. Zijn uw oogen, zoo vol gloed ;
Daar hun lichten, als twee schichten. Dringen door het hardst gemoed.
Paarlen slingren om uw vingren. Schitterend van diamant;
En de schatten, die ze omvatten. Deelt ge aan elk met milde hand.
— 173 —
Voor uw trone, hemelschoone,
Buigen hemel, hel en aard,
O Vorstinne, die vol minne Zelfs den zondaar nog bewaart.
Wanneer stralen me in Gods zalen Uw verruklijkheden toe?
God, wanneer toch, och wanneer toch Vlieg ik tot haar, wachtens moê ?
d\' Ouden vijand, door uw bijstand Werd zoo menig ziel ontrukt ;
Blijf \'t verhoeden, trots zijn woeden. Dat mijn ziel voor Satan bukt.
Lof en zegen klink\' Hem tegen,
Die ons zulk een Moeder schonk ;
Liefde en eere God den Heere,
Door wiens macht haar schoonheid blonk.
Laat ons zingen, stervelingen : ■ Eeuwig leev\' Maria\'s naam ! ( ■ i
Eeuwig noemen, eeuwig roemen, 1\' Jezus en Maria saam!
— 474 —
Nquot; 19.
Van den H. Alphonsus Maria.
Bergen, dalen, heuvelklingen,
Wilt om strijd het loflied zingen
Van de \\lekkelooze Maagd !
Veld en woud en geurge bloemen, Komt uw Koninginne roemen,
Die de kroon der schoonheid draagt
Beekjes met het ruischend klaatren Van uw zilverreine waatren.
Zingt haar teedre hartemin ! Vogeltjes, op nieuwe wijzen Moet uw lied ten hemel rijzen.
Ze is toch ook uw Koningin !
Zingt dan luide, schepslen allen,
Laat het over \'t aardrijk schallen : Moedermaagd, wat zijt gij schoon ! Hoog zij God de Heer verheven,
Die u \'t aanzijn heeft gegeven,
U zelfs uitkoos tot zijn woon !
— m —
Gouden Zon aan \'s Hemels transen, Wat kan halen bij de glansen,
Die uw liefdevuur verspreidt!
Zilvren Maan, met zachten luister Straalt gij in ons zondig duister Door uw hemel-zuiverheid.
Schoonste Roos, die door uw geuren, \'t Flauwst gemoed weer op kunt beuren!
Schattenrijke Bloesempracht!
Blanke Lelie, zonder vlekken,
Steeds blijft ge aller oogen trekken , Altijd zuiver, altijd zacht!
Maar — wat bij uw schoonheid-bloeien Ook Gods oog op u blijft boeien.
Eindloos ook Gods Hart verblijdt: — Machtigste aller stervelingen.
Wie ook de Englen juichend zingen, — \'t Is uw diepe needrigheid !
Maagd vol schoonheid ia Gods oogen. Toonbeeld van Gods alvermogen. Moeder van een godlijk Kind, Zoetste, teederste van allen.
Zie mij aan uw voeten vallen.
Geef, dat ook mijn hart u mint !
— 176 —
TER EERE VAN HET
Heilig en Onbevlekt Hart van Maria.
Laat nu de aarde op blijden toon \'t Duizendstemmig feestlied zingen;
Reeds weerklinkt om \'s Heeren troon \'t Lofgezang der hemelingen \'t Ruisr-h\' der Moeder van den Heergt; , En haar heilig Hart ter eer.
Spiegel, gij, van Godes macht.
Die voor de erfsmet u beveiligd,
U uit heel het aardsch geslacht Zich ten woontent heeft geheiligd.
Heiligdom van Gods gen;\\!
Tempel zonder wederga!
Vlekloos Hart! wie zal uw lof Wie uw zaligheid bezingen ?
De Englen van het hemelsch hof Spreken in hun hooge kringen Neen, zij spreken nimmer, uit.
Wat dit heilig Hart omsluit.
| (bis.)
| (bis.)
— 477 —
Voor het raachtig zonnelicht Wijkt de stille sterrenluister;
Maar de zon haalt \'t aangezicht En haar stralen weg in \'t cluister Voor de glorie van de Maagd, | Die aan \'t Hart van God behaagt. (
Reiner , dan ooit sneeuwvlok viel, Waardig hier haar God te aanschouwen.
Was de hemelreine ziel Der gezegendste aller vrouwen ;
Op die schoonheid zag de Heer l Van zijn hoogen zetel neer. \\
(Eeniqen.) Gegroet, o Hemels Koningin, (Allen.) O Maria !
(Eenigen.) Der menschen hulp en zielsvriendin, (Allen.) O Maria !
V Wees blij, o Englenrij,
(Eenigen.) lt; En \'t Heilgen koor daarbij, I Looft haar in het feestgetij, (Allen.) Salve, salve, salve Regina!
— m —
O Moeder der barmhartigheid, O Maria !
Des levens vreugde en zoetigheid, O Maria!
Wees blij, enz.
Wij, kindren Eva\'s, smeeken luid, O Maria !
En zien naar u om voorspraak uit, O Maria !
Ween blij, enz
Zie wat al tranen zonder tal, O Maria !
Steeds vloeien in dit jammerdal, O Maria!
Wees blij, enz.
Zie, Moeder, hier uw kindren staan,
O Maria !
En neem hun beden gunstig aan, O Maria !
Wees blij, enz.
Zie vol erbarmen op ons neêr,
O Maria !
Van uit de hooge hemelsfeer, O Maria !
Wees blij, enz.
1t9 -
En toon ons eens, door deugd bereid,
O Maria !
Uw Zoon, den Heer der heerlijkheid, O Maria !
Wees blij, enz.
Enalsgeons voor Gods vierschaarziet,
O Maria !
Ach, Moeder ! dan verlaat ons niet, O Maria !
Wees blij, enz.
(Twee) Kom, nog een tweede maal!
Komaan, nog honderd maal:
(Allen) Maria, wees gegroet! (bis.)
Welaan, nog duizend maal!
Neen, zonder eind of paal :
Maria, wees gegroet! (bis.)
Van eiken Serafijn,
Van eiken Cherubijn :
Maria, wees gegroet! (bis.)
— 480 -
Van gansch het Englenkoor Klink \'t heel den hemel door:
Maria, wees gegroet ! (bis.)
Van ieder steen, hoe klein.
Van elke korengrein:
Maria, wees gegroet ! (his.)
Van \'t bloempje langs den stroom. Van \'t blaadjen op den boom;
Maria, wees gegroet! (bis.)
Van \'t kleinste spiertje gras,
Van \'t diertje uit \'t kleinste ras :
Maria, wees gegroet 1 (bis.)
Van heel het vog\'lenheer.
Van \'t kleinste vischje in \'t meer: Maria, wees gegroet! (bis.)
Van alles wat er leeft,
Van alles wat er zweeft:
Maria, wees gegroet! (bis.)
Van ieder kruid en vrucht.
Van water, vuur en lucht:
Maria, wees gegroet! (bis.)
Van al wat is in mij,
Dat u behaaglijk zij:
Maria, wees gegroet! (bis.)
— 181 —
Dan hoop ik na mijn dood,
Te zingen in uw school:
Maria, wees gegroet! (bis.)
De stille nacht daalt neder, (bis.)
God schonk een dag ons weer:
Gods gunsten vloeiden weder, (bis.)
Wij danken U, o Heer!
Ontvang, o Albehoeder,
Dien dank van ons gemoed.
En dat uw lieve Moeder (bis.)
Ons dezen nacht behoed\'.
O Moeder vol erbarmen, (bis).
Verheven Hemelbruid !
O strek uw open armen (bis.)
Al zeegnend naar ons uit;
Wil onze rust bewaken,
Verdrijf des vijands macht,
En als de dood zal naken, (bis.)
Hoed ons voor d\'eeuwgen nacht.
— 182 —
O Moeder Gods!
O reinste Maagd !
Naar \'t voorbeeld onzer vaadren, Vertrouwen wij No.iil vruchteloos,
l! smeekende te naadren. (bis.)
Wij bidden u,
ü Koningin!
Wend minzaam toch uwe oogen, Van \'t glorielicht,
Waarin gij troont,
Op ons, in \'t stof gebogen, (bis.)
Wij zuchten in Dit tranendal,
Van noodgevaar omgeven, En moeten vaak In druk en smart En bange zorgen leven. (bis.)
Maar gij, o troost,
O hulp in nood,
Wil onzer u erbarmen,
En berg ons, voor \'t Gevaar beschut,
In uwe Moederarmen. (bis.)
— 183 —
De duivel zoekt.
Ons ten verderf,
Zijn strikken uit te zetten;
Maar gij, o kom,
Wil met uw voet Zijn helschen kop verpletten, (bis.)
De wereld tracht Door schijngeluk Ons aan de deugd te onttrekken; Maar geef, dat wij Nooit onze ziel Door \'t aardsche slijk bevlekken, (bis.)
(bis.)
(bis).
Het vleesch is zwak, En steeds geneigd Om schijnvreugd na te jagen ; Maar bid, dat wij Als \'t hoogst geluk God zoeken te behagen.
Maria, bid,
Bid uwen Zoon Dat wij, hoezeer omgeven Van zonde en kwaad; Toch immer rein Voor Godes aanschijn leven.
— 184 —
O bid, dat wij Aan \'s levens eind In Jezus\' liefde sterven,
En na den dood Met u vereend,
Het rijk des Hemels erven. (bis.)
Bij het Aanvaarden der Pelgrimsreis.
(Wijze . Marias Beeld te 7nidden.)
Wij gaan ter beevaart henen In dichten pelgrimsdrom;
Vertrouwvol ons vereenen
In Roermonds heiligdom.
Komt, gaan wij blij te moede. Vertrouwend op Gods hoede. Ter beevaart! Ter beevaart! Naardat Wonderbeeld!
Wij gaan voor \'t beeldje knielen,
Door liefde en hoop verblijd;
Toon, Moeder onzer zielen.
Toon dat gij Moeder zijt.
Laat, Moeder, al ons lijden Verandren in verblijden. Ter beevaart!Ter beevaart! Naar dat Wonderbeeld!
~ 185 —
Wi] richten onze schreden Naar dat genaden-oord,
Waar zooveel duizend beden
Sinds eeuwen zijn verhoord!
Daar blikt Maria teeder Op al haar kindren neder.
Ter beevaart! Ter beevaart! Naar dat Wonderbeeld!
Daar deed den stervelingen
Maria, mild en zacht,
Een heiige bron ontspringen,
Beroemd door wonderkracht.
Daar klinkt in blijde klanken Het dankbaar lied der kranken.
Ter beevaart! Ter beevaart! Naar dat Wonderbeeld!
Daar roept zij tot haar kindren:
»Komt al, die weent en zucht; »11 zal geen leed meer hindren,
«Indien gij tot mij vlucht! «Vertrouwt mij uwe smarten,
»Ik troost uw droeve harten.quot;
Ter beevaart! Ter beevaart! Naar dat Wonderbeeld!
Dat elk van ons dan snelle Naar dat gezegend pand;
Daar rijst de bidkapelle
Der Lieve Vrouw in \'t Zand. Die Moeder uitverkoren Deed ons haar stemme hooren ;
Ter beevaart! Ter beevaart! Naar dat Wonderbeeld!
— 186 —
Dus spoedt u, pelgrimscharen,
Ter vrome beevaart heen.
Laat aardsche zorgen varen,
En denkt aan God alleen.
Komt, bidt daar vol vertrouwen De machtigste der vrouwen.
Ter beevaart! Ter beevaart! Naar dat Wonderbeeld! —
Bij het Aanschouwen der Kapel.
Ziet, Pelgrims, ziet, daar in \'t ver5chiet Verrijst het oord van ons verlangen !
Luid klinke thans ons dankbaar lied,
Stemt aan de Wijdste jubelzangen !
Aan \'t einde dezer schoone laan ,
Baar zullen wij Maria vinden;
Ziet reeds haar bidkapelle staan Ginds in de schaduwe der linden.
Komt, trekt dan voort, het kruis in top. Dat beeld van liefde, hoop en vrede,
Tot haar, die eens den trotschen kop Der oude helslang heeft vertreden.
Gegroet dan, Lieve Vrouw in \'tZand , Van verre hoort ge al onze zangen !
Gegroet, o Lieve Vrouw in \'t Zand, U naadren wij met groot verlangen.
— 487 —
O dierbre Maagd , zie van uw troon
Dan nu reeds op uw kimlren neder; U melden reeds de henielboón :
Uw kindren, Moeder, komen weder!
------
LITANIE DER ALLERHEILIGSTE MAAGD.
(Te zingen bij het trekken door de Laan.)
Eenigen : Kyrie, eleison. Allen : Chrisle, eleison. » Chris te, audi nos. » Christe, exuudi
nos.
Allen :
Ontferm u, God, verhoor ons, Heer derHeeren, Gij, die de kroon der gansche schepping spant. Hoor ons, die thans uw Moeder komen eeren. In \'t Wonderbeeld der Lieve Vrouw in \'t Zand. Hoor onze bede,
Almachtig God!
Bid, lieve Moeder, mede, ( ^ Uwe smeeking is gebod! i
Eenigen; Pater de cu;lis Deus. Allen: Miserere nobis.
» Fili, Redemtor mundi üeus. Allen : Miserere nobis.
— 188 —
Allen :
Almachtig God, wil onzer U ontfermen !
O Vader, scheld uw volk zijn schulden kwijt! O eeuwig Woord, wil onzer U erbarmen! God, heiige Geest, ontferm U te allen tijd ! Hoor onze bede,
Almachtig God !
Bid, lieve Moeder, mede ; I , ■ üw smeeking is gebod! \\
Eenigen: Spiritus Sancte, Deus.
Allen : Miserere nobis.
Eenigen: Sancta Trinitas , mus Deus. Allen : Miserere nobis.
Allen :
Drieëenig God, wij smeeken om ontferming!
Uw Dochter is, o Vader, onze tolk; Aanbidlijk Woord, uw Moeder vraagt erbarming. God, H. Geest, uw Bruid smeekt voor haar volk! Hoor onze bede.
Almachtig God !
Bid, lieve Moeder, mede, j üw smeeking is gebod !
bis.
Eenigen: Sancta Maria, Allen; Orapro nabis. » Sancta Dei Genitrix, » Orapro nabis. Allen :
Maria , zie, wij gaan uw loflied zingen.
Al is ons hart zijn onmacht wel bewust.
— 189 —
O Moeder Gods, de Schepper aller dingen Heeft eens als kind in uwen schoot gerust.
U zij op heden Ons hart verpand !
Verhoor al onze beden, ) , ■
O Lieve Vrouw in \'t Zand ! (
Eemgen : Sanda Virgo virginum,
Allen : Ora pro nobis.
Eemgen : Mater Christi, Allen; Ora pro nobis.
Allen :
0 reine Maagd ! O zuiverste der maagden. Wat was uw hart verruklijk blank en schoon !
Hoe d\'Englen ook Gods alziend oog behaagden, Slechts in uw schoot nam Christus zijne woon.
U zij op heden, enz. als boven.
Eemgen : Mater divinw gratim ,
Allen: Ora pro nobis.
Eenigen: Mater purissimü. Allen : Ora pro nobis.
Allen :
Gij zijt \'t kanaal der heraelsche genade.
Door uwe hand is zij ons toegevloeid,
Ozuivre Maagd, wie \'tmoederschap niet schaadde, O Lelie-bloem, die eeuwig jeugdig bloeit.
U zij op heden , enz. als boven.
Eenigen : Maler castissirna, Allen: Ora pro nobis.
» Mater inviolata, sgt; Ora pro nabis.
— 190
Allen :
Uw glansrijk hart blijft heel mijn ziel verrukken, \'t Is als de sneeuw, waarop het zonlicht daalt.
Toen gij uw Kind aan \'t moederhart mocht drukken,
Bleeltgij,als Maagd,met maagdenglans omstraald.
U zij op heden, enz. als boven.
Eenigen : Mater in temer ata, Allen : Ora pro nobis. » Mater amabilis, » Ora pro nobis.
Allen :
O Moedermaagd, steeds rein en ongeschonden. Als deochtcndstraal,die langs de waatren gloort;
Geen moeder werd ter wereld ooit bevonden Zoo lierils gij, die zoo Gods hart bekoort.
U zij op heden, enz. als boven.
Eenigen : Mater admirabilis, Allen ; Ora pro nobis. » Mater Crealoris, » Ora pro nabis.
Allen :
Wij groeten u, o wonderbare Moeder, U,\'t meesterstuk van\'s Heeren scheppingskracht,
Gij roemt als kind uw God, den Albehoeder, Die door zijn woord \'t heelal heeft voortgebracht.
U zij op heden, enz. als boven.
Eenigen : Mater Salvatoris, Allen : Ora pro nobis. ygt; Virgoprudentissima, » Ora pro nobis.
Allen :
Wij groeten u, die in uw schoot mocht dragen Jezus, die ons verlost heeft door zijn bloed.
— 194 —
O Maagd, die u voor al de sluwe lagen Van \'t helsch serpent voorzichtig hebt behoed.
U zij op heden, enz. als hoven.
Eenigen : Virgo veneranda, Allen; Ora pro nobis. » Virgo jmedicunda » Ora pro nobis.
Allen;
Gij zijt, o Maagd, den hoogsten eerbied waardig, \'k Zie \'t Englenkoor gebogen voor uw troon.
\'k Zie al wat leeft ten blijden lofzang vaardig, Uw loflied klinkt door aard\' en hemelwoon.
U zij op heden , enz. als boven.
Eenigen : Virgo polens, Allen : Ora pro nobis. » Virgo de mens, » Ora pro nobis.
Allen ;
Machtige Maagd, gewoon aan \'t zegevieren. Och sterk ook ons, uw kindren, in den strijd;
Uw moederhart, zoo mild, zoo goedertieren, Voelt zelf het leed, dat een dier kindren lijdt.
U zij op heden, enz. als boven.
Eenigen : Virgo fidelis. Allen : Ora pro nobis. » Speculum juslitiae, » Ora pro nobis.
Allen :
Gij zijt bij ons te midden onzer vreugden, Gij blijft ons bij in smart, o trouwste Maagd!
Gij zijt het beeld, de spiegel aller deugden, Uw hart alleen heeft altijd God behaagd.
U zij op heden, enz. als boven.
— 192 —
Eenigen; Sedes sapientice, Allen: Ora pro nabis.
» CausanostrcB loBtitixe, » Ora pro nobis.
Allen :
Gij zijt de troon der wijsheid van den Vader, Die door uw pracht het godiijk Hart verheugt;
Door u kwam God weer tot ons, zondaars, nader. Gij werdt ons heil en de oorzaak onzer vreugd.
U zij op heden. enz. als boven.
Eenigen ; Vos spiritmie, Allen ; Ora pro nobis.
gt;gt; Vas honorabüe, » Ora pro nabis.
Allen :
O geestlljk Vat van \'s Heeren welbehagen. Het rijkst versierd met Gods genadenschat;
Eerwaardig Vat, uit hemelsch goud geslagen. Die \'t Mannabrood der hemelen bevat.
U zij op heden. enz. als boven.
Eenigen : Vas insigne devotionis.
Allen : Ora pro nabis.
Eenigen: Rosa mystica, Allen: Ora pro nabis.
Allen :
Uitmuntend Vat van godsvrucht en van liefde. Waarop ons oog met zielsverrukking staart ;
Verborgen Roos, die met geen doornen griefde, O pronksieraad, van \'sheniels rozengaard.
U zij op heden. enz. als boven.
Eenigen: Turris Davidica, Allen: Ora pro nobis. ygt; Turris eburnea, » Ora pro nabis.
— 493 —
Allen ;
Wij groeten u, o Davids sterke Toren,
Dien \'t duivlenheer met siddering aanschouwt;
Gij ducht geen storm, geen zengend bliksengloren. Onwrikbaar staat ge uit blank ivoor gebouwd.
U zij op heden. enz. als boven.
Eenigen : Domus aurea, Allen : Ora pro nobis. ygt; Foederis area, » Ora pro nobis.
Allen ;
O gulden Huis, waarin God nederdaalde.
Hoog blonktge in \'tlicht van \'teeuwig morgenrood.
Ark des Yerbonds, waarop Gods glorie straalde, Toen Hij met ons zijn eeuwgen vrede sloot.
U zij op heden. enz. als boven.
Eenigen : Janua cceli, Allen : Ora pro nobis. » Stella matutina, » Ora pro nobis.
Allen ;
Gij zijt voor ons de Deur der hemelzalen, Hij, die u vindt, zal ingaan tot Gods Huis.
O Morgenster, gij melddet in uw stralen d\'Opgang der Zon, die schittren zou aan \'t kruis.
U zij op heden. enz. als boven.
Eenigen: Salus infirmorum, Allen: Ora pronobis. » Refugium peccatorum, » Ora pronobis. Gij zijt het Heil der zieken in hun smarten.
Zoo roemen we u, o lieve Vrouw in \'t Zand,
- 194 -
Gii \'t Toevluchtsoord der algedwaalde darten Als tegen hen Gods heiige toorn ontbrandt. U zij op heden. enz. als hoven.
Eenigen : Cgnsolatrix afjlidorum.
Allen ; Or a pro nobis.
Eenigen ; Auxilhm Christianorum,
Allen : Ora pro nobis.
Allen :
O Troosteres in alle zielsbczwaren
Gii licht den steen van t zwaar bedrukt gemoed. Gii zijt altijd de Hulp der Christen scharen. Die in den strijd voor neerlaag hen behoedt, U zij op heden. enz. als boven.
Eenigen : Regina Angelorum,
Allen : Ora pro nobis.
Eenigen : Regina Patriarcharum,
Allen; Ora pro nobis.
Allen :
Zie \'t Englenkoor uw hoogen zetel naadren,
Zij groeten u als hunne rijksvorstin.
Met hen verschijnt het koor der Oude V aadren, Zii prijzen u hun dierbre Koningin.
U zij op heden. enz. als boven.
Eenigen : Regina Prophet ar um,
Allen ; Ora pro nobis.
Eenigen ; Regina Apostolorum,
Allen : Ora pro nobis.
— 195 —
Allen ;
O Koningin der rei van Gods Profeten,
Voor eeuwenreeds met vreugd door hen begroet.
Gij zijt zoo hoog op \'s hemels troon gezeten, \'tApostlen koor knielt sraeekend aan uw voet.
ü zij op heden. enz. ah hoven.
Eenigen : Regina Marty mm,
Allen : Ora pro nabis.
Eentgen : Regina Confessor urn,
Allen ; Ora pro nobis.
Allen :
Ginds daagt het hier der kloeke Martelaren, Zij leggen heir hun palmen voor uw troon.
Naast hen komt blij \'t Belijdren koor zich scharen. Zij offren u hun groene lauwerkroon.
U zij op heden. enz. als hoven.
Eenigen : Regina Virgimm,
Allen : Ora pro nobis.
Eenigen : Regina sanctorum omnium, Allen : Ora pro nabis.
Gegroet, gegroet, o Koningin der maagden! Zoo klinkt uw lof in \'t zilvren maagdenlied.
O Koningin van al, die God behaagden, Die aan uw voet millioenen Heilgen ziet.
U zij op heden. enz. als boven.
Eenigen : Regina - sine lahe - originali concepta, Allen : Out pro nobis.
— 196 —
Allen :
Heel \'t hemelsch Hof weergalmt van lofgezangen, \'t Prijst u om strijd, o Moeder zonder smet; Gij werdt alleen gansch onbevlekt ontvangen. Gij bebt den kop van t helscb serpent verplet. U zij op beden. enz. ah boven.
Eenigen ■ Agnus Dei, qui tollis peccatu mundi,
Allen : Paree nobis, Domine.
Eentgen : Agnus Dei, qui tollis peccala mundi,
Allen : Exaudi nos, Domine.
Eenigen : Agnus Dei, qui tollis peccatu mundi.
Allen : Miserere nobis.
Allen :
O godlijk Lam, dat wegneemt \'s werelds zonden.
Spaar toch uw volk, dat om onferming schreit! Verboor ons, Heer, om uw vijf beilge wonden. Ontferm U, Heer, der ganscbe cfcristenbeid. Hoor onze bede,
Almachtig God!
Bid, lieve Moeder, mede, ) amp;-s Uw smeeking is gebod! )
Afscheidslied aan Onze Lieve Trouw in \'t Zand.
(Reeds in 1785 zongen de Pelgrims, bij het verlaten der Kapel van O. L. Y. in \'t Zand het afscheidslied, dat wij hier, eenigszins veranderd, laten volgen, liet doet goed aan het hart, te dekken, hoe reeds een -eeuw te voren Maria op deze plaats met hetzelfde lied begroet werd, als wij thans nog zingen.)
Vaarwel! Vaarwel! Wij scheiden,
O Lieve Vrouw in \'t Zand.
Maar \'t harte, dat we u wijden,
Dat laten we u tot pand.
Vaarwel, o Maagd zoo zoet, | Die ons bewaren moet! ^ ns\'
Wij zullen wijd in \'t ronde,
Als wij zijn weergekeerd,
Tot uwen lof verkonden,
Hoe gij hier wordt vereerd.
Vaarwel, o Maagd zoo zoet, ) ,. Die ons bewaren moet! | \'!squot;
Toen wij ter beevaart togen,
Hoe blij was toen ons hart!
Nu blinkt in aller oogen De traan der scheidingssmart.
Vaarwel, o Maagd zoo zoet, | . • Die ons bewaren moet! ^ n\'
— 198 —
O konden we onze wone,
O lieve Vrouw in \'t Zand,
Hier neerslaan om uw trone In dit gezegend land!
Vaarwel, o Maagd zoo zoet, ( ^•s_ Die ons bewaren moet! i
O Moedermaagd, wij groeten
Nog eens uw beeltenis;
Wij leggen aan uw voeten Al wat ons dierbaar is.
Vaarwel, o Maagd zoo zoet, | 6is Die ons bewaren moet! \\
Wij zullen in ons lijden
Naar u onze oog en slaan;
O wil ons dan verblijden,
Ons trouw ter zijde staan.
Vaarwel, o Maagd zoo zoet, ) ^ Die ons bewaren moet! (
Geef, Moeder onzes Heeren,
Dat we ook het volgend jaar U hier weer komen eeren
Met nog veel grooter schaar. . Vaarwel, o Maagd zoo zoet, ( ^ Die ons bewaren moet! )
Vaarwel voor \'t laatst! Wij scheiden,
O lieve Vrouw in \'t Zand!
Ach, blijf ons steeds geleiden,
— 199 —
Tot \'t hemelsch Vaderland.
Vaarwel, o Maagd zoo zoet, ) ^ Die ons bewaren moet! \\
Vaarwel! Vaarwel! wij scheiden!
0 Moeder, \'t uur is daar;
Wil gij ons zelf geleiden,
Ons bijstaan in \'t gevaar.
Och boe zwaar valt de smart
Van ii henen te gaan !
Maar u bieden we ons hart Ter gedachtenis aan.
Vaarwel! Vaarwel! wij scheiden ! O Moeder, \'t uur is daar!
Wat ons deez\' aard moog\' schenken,
Des levens vreugde of smart ; U blijven wij gedenken.
Uw beeld straalt in ons hart.
O Gij Maged, zoo zoet,
Hoor ons laatste gebed: Och bewaar ons gemoed Steeds van zonden en smet. Vaarwel ! Vaarwel ! wij scheiden ! O Moeder, \'t uur is daar !
— 200 —
Vaarwel! Vaarwel ! Wij wijden U \'t droevig afscheidslied ;
Ons blijv\' de hoop verblijden
Van \'t weerzien in \'t verschiet In de tranen der smart,
Aan onze oogen ontweid,
Blinkt een straal, die ons hart \'t Blijde weerzien voorspelt.
Vaarwel ! Vaarwel! wij scheiden ! O, Moeder, \'t uur is daar !
Troost ons in al de ellenden Der aardsche pelgrimsreis;
En als de tocht zal enden.
Voer ons naar \'t Paradijs.
Daar, o Moeder, zoo goed.
Daar ja zien wij u weer ;
Neen, daar ducht ons gemoed Geene scheiding ooit meer.
Vaarwel ! Vaarwel ! wij scheiden! O, Moeder, \'t uur is daar!
—3gt;-gt;—
Bladz.
Geschiedkundige schets der miraculeuze Beeltenis
van O. L. Vr. in het Zand, te Roermond . . 7 De Bedevaart naar het miraculeus Beeld van O.
L. Vr. in \'t Zand..........13
Het Doel der Bedevaart.........56
Op welke punten behoort men gedurende de Bedevaart vooral te letten ?........39
Allaten in de kapel van O. L. Vr. in quot;t Zand te
Gebeden gedurende de processie en bij het miraculeus Beeld...........49
Gebed tot O. L. Vr. in \'t Zand bij den aanvang
Gebed voor de levende leden der Broederschap . 57 Gebed voor de afgestorven leden der Broederschap. 59 Gebed bij het miraculeus Beeld, om de genaden te verwerven, waarvoor men de Bedevaart heeft
ondernomen....... .... 60
Gebed om de genade eener oprechte bekeering . 63 Gebed om sterkte tegen de bekoringen .... 66 Gebed tot O. L. Vr. in \'t Zand om de deugden
Gebed om zijne roeping te kennen.....69
Gebed om eene vurige liefde tot Maria te verkrijgen. 70
Gebed om een zaligen dood.......73
Smeekgebed bij het miraculeus Beeld om bijstand
en troost te verwerven in ziekte of tegenspoed. 76 Gebed voor zijne ouders........78
INHOUD.
Bladz.
Gebed van ouders..........79
Kort gebed, hetwelk de H. Elisabeth gewoon was te storten, wanneer zij met haar kind voor een miraculeus Beeld van Maria knielde . . . . 80 Gebed om de bekeering te verkrijgen van iemand,
die ons dierbaar is.........81
Gebed om de genezing van een zieke .... 85 Gebed voor den Paus en de H. Kerk .... 85
Dankgebed na een verkregen Gunst.....8(i
Gebed om de genade der Volharding.....88
Dringend Smeekgebed, bij wijze van Litanie tot
O \' L. Vr. in \'t Zand.........90
Morgengebed op de Bedevaart.......91
Avondgebed op de Bedevaart.......96
De H. Mis in de Kapel in \'t Zimd.....98
Gebeden voor en na de Biecht......Ui
Gebeden voor en na de H. Communie . . . .117
Gebeden onder het Lof.........1-G
Litanie der allerheiligste Maagd......löO
Lofzang »Te Deumquot;..........til
Dagelijksch Gebed tot O. L. Vr. in \'t Zand . . 147
Geestelijke Liederen..........149
N» 1. Hulde aan O. L. Vr. in \'t Zand.
Onze Lieve Vrouw in 7 Zand . . . 151 Nquot; 2. Lied der Kroning.
I aat ons blijde juublend prijzen. . . 152 N0 5. Smeekgebed.
Gegroet, o Maria, o Moeder en Maagd. 135 N0 4. Maria\'s Beeld gekroond.
Juicht, Chrisfnen, juicht uw Moeder
tegen...........151
N0 5. Avondgebed tot Maria.
Komt nog een kinderbede.....155
INHOUD.
Btadz.
Nquot; 6. Lofzang aan Maria.
Wonder van gloriepracht.....156
Nquot; 7. Maria, Moeder der Barmhartigheid.
Zie uit hel hoogst der heemlen . . . 157 Nquot; 8. Loflied.
Alle dagen met behagen.....158
N0 9. Wees gogroet, Maria..,
Wees gegroet, o zuivre Maagd . . .160 N0 10. Lollied tot Maria.
Verheft in blijde zangen.....161
Nquot; 11. Maria\'s Naam.
«Maria,quot; sprak Gods Engel . . . .162 Nquot; 12. Maria\'s Hemelvaart. (Lied van den H. Alphonsus.
Ten hemel met Maria......165
N0 13. Maria\'s Geboorte.
Daar klinkt langs aarde en hemel tin . 165 N» 14. Bede tot 0. L. Vr. in \'t Zand.
Moeder, zie uw lievelingen . . . .166 N» 15. Begroeting van Maria.
Wees gegroet, o Koninginne .... 168 N0 16. Liefdezuchten tot Maria (van den H.
Alphonsus.)
Kent gij den wensch mijns harten . . 169 Nquot; 17. Maria, mijne hoop (van den H. Alphonsus.)
O gij, mijn schoone Hope.....170
N0 18. Tereerevan Maria (van den H. Alphonsus.)
O gij schoone, die de krone . . . .172 N0 19. Maria\'s schoonheid (van den H. Alphonsus.)
Bergen, dalen, heuvelklingen . . . . 174 iN0 20. Lofzang ter eere van het Heilig en Onbevlekt Hart van Maria.
Laat nu de aarde op blijden toon . . 176 Nquot; 21. Salve Regina.
Gegroet, o Hemels Koningin .... 177
INHOUD.
Bladz.
Nquot; 22. Maria, wees gegroet.
Kom, nog een tweede maal . ... i /9 N» 25. Avondlied. •
De stille nacht daalt neder . . . .181 N» 21. O Moeder Gods.
O Moeder Gods . . . . ■ • • -182 N0 25. Bij het aanvaarden der Pelgrimsreis.
Wij gaan ter beevaart henen. . . . 18i N» 26. Bij het aanschouwen der Kapel.
Ziet, Pelgrims, ziet, daar in \'t verschiet I8(i N» 27. Litanie der allerheiligste Maagd. (Te
zingen bij het trekken door de Laan). 187 N» 28. Afscheidslied aan 0. L. Vr. in \'t Zand.
VaarwelVaarwel! wij scheiden . .197 N° 29. Tot afscheid.
Vaarwel! Vaarwel! wij scheiden . .199
ËDe S5Ks{oclis2H. dar sij
lij da éissra dszss vazkzijcjlr-aaï
ts^3u dew prijs Dan Ï3 zsnts.