DE ORDE
Vak 88
- c* c/\'e\'oo^—
aaB9B9BS
voor dk
t»er
ÜESDE OIDE VAX BOÊTVAARDlIillD
van oen
i-:. roHiiricus.
dooll
Fr. A. VAN DEN ELZEN,
Onl. Praed.
pvai/ ~ vjt\'5?
^sVv^
G. MOSMANS.
I
M arkt. A. 14. — \'s Bosch. 1880.
-—
-
531
\\ |
, | |||||
• gt; |
/ |
■ | ||||
• |
■ | |||||
/ |
j |
a | ||||
1 | ||||||
\' |
A |
\' ■\' \' j | ||||
1 quot; |
■ | |||||
\\ |
: |
Derde | ||||
• ri - |
i |
Gkoo | ||||
-■ v ■ |
■ ^ |
f |
■Vak S3
/r\\j i amp; *
van den
voor de dek
Derde Orde van Boetvaardigheid
van den
dook
Pk. A. VAN DEN ELZEN,
Gkooïe Makkt, A 14. — \'s Bosch. 1880.
Wij hebben dit werkje, getiteld: „Berde Ordquot; van den II. Domimcusquot;, gelezen, en oordeelen dat het onder hen, voor wie het werd vervaardigd, veel nut kan stichten.
Huissen, 27 December 1879.
fr. P. C. VAN DEN BERG, S. Th; Mag.
Libr. Revisor. fr. Th. VAN HOOGSTRATEN, Theol. Leet.
Rev. deput.
Librum cui titulus „Derde Orde van den H. Doniinicusquot;, a R. P. fr. Ambrosio Van den Elzen sacerdote Ord. nostri compositum, et a duobus Revisoribus Ordinis revisum et approbatum im-priini permittimus.
Datum Huissen, in Conventu Reg. SS. Rosarii, in Festo B. Gundisalvi Conf. Ord. nostri, die 10 Januarii 1880.
Fr. CESLAUS REIJNEN, Ord. Praed.
Pr. Prov. Germ. Inf.
Amstelodami, M. BERNSEN.
die 8 Februarii 1880. Libr. Vens.
Ih acht mij gelukkig, beminde Broeders en Zusters, U dit hoekje over de Berde Orde van Boetvaardigheid des H. Bominicus te kunnen aanbieden, in de hoop, dat het Jj nuttig, en in \'t vertrouwen, dat het U welkom zal zijn. Als ware kinderen van den H. Bominicus, verlangt Gij zeker meer en meer ingewijd te worden in het leven en het wezen der voortreffelijke Instelling, waartoe Gij het geluk hebt te behooren, ten einde U steeds beter van haren geest te kunnen doordringen, en daardoor bezield uwe werken te heiligen. In de overtuiging dat grondiger onderrichting in alles, wat de Berde Orde betreft, zal leiden tot hoogschatting en lief de, heb ik getracht uwe kennis te verrijken, maar bovenal mee liefde voor haar te doen toenemen, die U steeds inniger aan haar zal verbinden. lot uw eigen voldoening en tot onderlinge stichting en opwekking kan dit icerkje onder ü de eenheid van levenswijze en bestuur bevorderen, die veel meewerkt om een godsdienstige instelling te doen bloeien.
Ook wenschte ik onze Berde Orde met haar verheven en nuttig doel, haren echt Christelijk en rjeest, met hare sieraden, voorrechten en verplichtingen, meer algemeen te maken; gedachtig aan het ^ gezegde van Pater Lacordaire, dat hare geschiedenis zoo schoon en stichtend is om te lezen.
II
Het was echter mijn doel niet een wetenschappelijk werk te schrijven, maar een hoekje voor iedereen geschikt en verstaanbaar. Met het oog op de tegenwoordige behoeften, vooral van diegenen onder U, welke in de wereld leven, heb ik het nuttige en het noodzakelijke verzameld, en op eenvoudige wijze medegedeeld.
Overtuigd dat de Berde Orde ook in onzen tijd, zoowel als vroeger, veel nut kan stichten in de wereld, en in de hoop iets bijgedragen te hebben tot haren bloei en haar leven, sluiten wij met den wensch, dat zij ook in ons vaderland onder personen van beiderlei geslacht zich meer en meer verbreide. Mogen de H. Maagd, de bijzondere Patrones der Orde, en de H. Bominicus, haar roemrijke Stichter, Gods heiligen zegen verwerven over den nederig en arbeid, dien wij te hunner eer hebben ondernometi.
Hdissen, in het klooster der Koningin van den H. Rozenkrans, Feestdag der Onbevlekte Ontvangenis van Maria.
8 December 1879.
DERDE ORDE VAN DEN H. DOMIiICÜS.
Hoofdstuk I.
De liefde der Heiligen is vindingrijk in middelen om zielen te winnen voor God. Waar zij den vijand van het menschelijk geslacht kwaad zien stichten, daar vinden wij hen steeds als trouwe wachters en schutsengelen om het verderf te weren. Hunnen ijver voor de eer van God en het heil der zielen bewonderen wij in zoo menige instelling tegen de heersehende gebreken van hunnen tijd; en nog eeuwen later ondervinden wij den heilzamen invloed, dien zij op hunne eeuw hebben uitgeoefend. Onder de Heiligen, wier nagedachtenis in zegening gebleven is en nog voortleeft in de werken, tot nut der wereld gesticht, bekleedt de H. Dominieus een voorname plaats. Als heilige schitterde hij door zijn persoonlijke deugden als een der grootste lichten in Christus\'Kerk — als priester had hij zich toegeheiligd aan God met al wat hij bezat, en offerde hij zijn gebeden en boetoefeningen op voor de zonden der menschen — als apostel verliet hij zijn vaderland en maagschap om het Evangelie te verkondigen aan vreemde
II
Het was echter mijn doel niet een wetenschappelijk werk te schrijven, maar een hoekje voor iedereen geschikt en verstaanbaar. Met het oog op de tegenwoordige behoeften, vooral van diegenen onder U, welke in de wereld leven, heb ik het nuttige en het noodzakelijke verzameld, en op eenvoudige wijze medegedeeld.
Overtuigd dat de Derde Orde ook in onzen tijd, zoowel als vroeger, veel nut kan stichten in de wereld, en in de hoop iets bijgedragen te hebben tot haren bloei en haar leven, sluiten wij met den tcensch, dat zij ook in ons vaderland onder personen van beiderlei geslacht zich meer en meer verbreide. Mogen de H. Maagd, de bijzondere Pa-Ir ones der Orde, en de H. JDominicus, haar roemrijke Stichter, Gods heiligen zegen verwerven over den nederigen arbeid, dien wij te hunner eer hebben ondernomen.
Hüissen, in het klooster der Koningin van den H. Sozenkrans, Feestdag der Onbevlekte Ontvangenis van Maria.
8 December 1879.
DERDE ORDE VAN DEN H. DOMINICÜS.
Hoofdstuk I.
De liefde der Heiligen is vindingrijk in middelen om zielen te winnen voor God. Waar zij den vijand van het mensehelijk geslacht kwaad zien stichten, daar vinden wij hen steeds als trouwe wachters en schutsengelen om het verderf te weren. Hunnen ijver voor de eer van God en het heil der zielen bewonderen wij in zoo menige instelling tegen de heerschende gebreken van hunnen tijd; en nog eeuwen later ondervinden wij den heilzameu invloed, dien zij op hunne eeuw hebben uitgeoefend. Onder de Heiligen, wier nagedachtenis in zegening gebleven is en nog voortleeft in de werken, tot nut der wereld gesticht, bekleedt de H. Dominicus een voorname plaats. Als heilige schitterde hij door zijn persoonlijke deugden als een der grootste lichten in Christus\'Kerk — als priester had tij zich toegeheiligd aan God met al wat hij bezat, en offerde hij zijn gebeden en boetoefeningen op voor de zonden der menschen — als apostel verliet hij zijn vaderland en maagschap om het Evangelie te verkondigen aan vreemde
4
volken; maar hij zag dat zijn leven te kort, zijn werkkring te beperkt en zijne krachten te gering waren om in de dringende behoeften te voorzien.
Hij was getuige van de verwoestingen, door de ketters vooral de Albigenzen onder de Christenen aangericht, hij zag hoe onwetendheid, ongeloof en zedeloosheid overal toenamen, en het ergste deden vreezen, zoo er geen krachtige tegenweer geboden werd. En door den Geest Gods bezield, sloeg hij zelf de handen aan \'t werk, en bracht een veelomvattend en volledig plan ten uitvoer, waardoor hij zijn krachten vermenigvuldigde tot een nienwen strijd. Hij koos zich eenige apostolische mannen uit, die door hunne deugden het zout der aarde en door hun geleerdheid het licht der wereld werden; en hen ver-eenigde hij in een Orde — de Orde der Predik-heeren — wier roeping het was den arbeid met hem te deelen en het werk voort te zetten na zijnen dood.
Eeeds vroeger had de H. Dominicus maagden en jonge dochters uit de wereld naar de eenzaamheid overgebracht, alwaar zij, tegen de gevaren beveiligd, in een afgezonderd en boetvaardig leven zich alleen met God en haar eigen volmaking bezig hielden Deze instelling nam hij nu in zijn plan op; en onder den naam van „Tweede Ordequot; werden zij met de Orde der Predikheeren vereenigd, opdat zij door hare gebeden en verstervingen de Paters te gemoet komen, en den zegen over hunnen arbeid verwerven zouden.
Hoeveel nut deze stichting ook had, toch was
5
zijn werk nog onvolledig. Als kloosterlingen waren deze menschen niet opgewassen of bestand tegen het ruw geweld van wapenen, waardoor de ketters hunne zaak bevorderden en de pogingen der Boetpredikers wisten te verijdelen.
Nu werden de menschen der wereld opgeroepen tot den heiligen strijd voor het Geloof, om met vereenigde krachten en onderlinge medewerking geweld met geweld te keeren. Deze vereeniging, oorspronkelijk „Strijders van Jezus Cristusquot; genoemd, bestond uit mannen die in \'t midden der wereld leefden, maar sterk en onwrikbaar waren in het geloof, en met terzijdestelling van tijdelijke belangen zich geheel toewijdden aan de Katholieke Kerk. Zij moesten zich verbinden om op een gegeven teeken zich tegen de vijanden des Geloofs te wapenen; om de Kerk in hare rechten, hare vrijheid, hare goederen en hare bedienaren te beschermen; om voor verdrukte weduwen en weezen te zorgen en allerlei ongelukkigen bij te staan. Zij waren evenwel geen krijgslieden in de volle beteekenis, en daarom mochten zij geen gebruik maken van hunne wapenen dan voor de heilige belangen der Kerk of des Geloofs. Vrouwen konden in deze vereeniging worden opgenomen en moesten dan door aalmoezen, gebeden en goede werken volgens haar vermogen deelnemen in den strijd.
Toen nu na verloop van eenige jaren de kruistocht tegen de ketters geëindigd was, werd het oorspronkelijk doel der „Strijders van Jezus Christusquot; gewijzigd, en daarmede ging hun vroegere benaming over in die van »Broeders en Zusters
6
van Boetvaardigheidquot; of eenvoudig in die van „Derde Orde van den H. Dominicusquot;. Maar ook als zoodanig bleven zij strijden voor Jezus Christus en Zijn H. Kerk, hoewel de vijanden en hunne wijze van aanvallen en bijgevolg ook de wapenen veranderd waren.
De ketters met hun aanhang hadden geen legers en voerden geen oorlog meer met het zwaard, maar streefden naar hun doel door het geloof in de harten der Christenen te doen verflauwen en te vernietigen; door de zeden te bederven en de weelde en het zingenot met al hunne onvermijdelijke gevolgen voort te planten. Daar stelden de Broeders en Zusters tegenover een levendig geloof dat wonderen werkt, een onverbreekbare getrouwheid aan de Kerk, en vooral den geest van boetvaardigheid, door volkomen zelfs-verlooehening volmaakt; en in dien strijd sterkten zij zich zeiven, en allen wie de goede zaak quot;wilden dienen, met het al ver winnend wapen des gebeds. Dit is de Derde Orde van den H. Dominicus in haren oorsprong en algemeene strekking, onafscheidelijk met de Eerste en Tweede Orde door haren H. Stichter verbonden, die mannen en vrouwen in den religieuzen staat, en de menschen der wereld van beider geslacht tot ééne familie vereenigde, waarvan hij de stamvader is en het hoofd. Het jaar van hare stichting is niet met volkomen juistheid te bepalen; zeker is het dat zij vóór 1231 reeds bestond, en dus een verleden van zes en een halve eeuw achter zich heeft, waarin hare deugdelijkheid door de heerlijkste vruchten bewezen is.
Hoofdstuk II.
Doel en Inrichting der Derde Orde.
Om de Derde Orde beter te kennen, moeten wij haar doel en inrichting wat meer van nabij gaan beschouwen. Het werk van den H. Domi-nicus was nieuw en zijn onderneming nog door niemand beproefd. Er bestonden reeds vele kloosterorden, zoowel van mannen als vrouwen, waarnaar de H. Dominicus de zijne had ingesteld; maar de Derde Orde, hoewel met de Eerste en Tweede verbonden, had een bijzonder karakter en een hoofddoel, waardoor zij van elk andere onderscheiden was. In zijn oprechte liefde, die allen omvatte zonder een stand of geslacht of leeftijd uit te sluiten, wilde de H. Dominicus voor ieder den eigen weg ter zaligheid aantoo-nen, en daarbij de middelen voegen om dien weg in veiligheid te bewandelen. Tevens trachtte hij een sterke macht te vormen, en een keurbende van oprechte Christenen bijeen te brengen, die den evenmensch gewichtige diensten bewijzen kon. Hij wist, dat niet iedereen tot de verheven waardigheid van Apostel geroepen is, zooals de Belijders zijner Eerste Orde, hij wist dat slechts weinigen de bijzondere genade ontvangen om de wereld geheel vaarwel te zeggen, en haar leven te slijten in de heilige afzondering van de Zusters der Tweede Orde, maar dat velen voor-
beschikt zijn en liefde genoeg bezitten om zich aan God en godsdienst toe te wijden op een volmaaktere wijze dan de gewone wereldling. Hij dacht nu een nieuwen levensstaat uit, die het midden hield tusschen de wereld en het klooster, ten einde hen die in de wereld wilden of moesten blijven, tot een hoogere roeping op aarde, en een veihevener bestemming in het rijk Gods uit te kiezen.
„Door de stichting van de Orde der Predik-„heeren had de H. Dominicus een aantal monniken uit de woestijn geleid en met het zwaard „van het apostolaat gewapend — door de Derde „Orde deed hij het religieuze leven doordringen „tot den huiselijken haard en in het heiligdom „der huwelijkstrouw. De wereld werd bevolkt „met maagden, weduwen en gehuwden, met men-„schen uit eiken stand, die openlijk het onder-„scheidingsteeken eener religieuze Orde droegen, „en in de stilte van het huisgezin het leven leid-„den van een Kloosterling.quot; (1.)
Deze Orde was dus hoofdzakelijk ingesteld om die personen te heiligen, welke in onmiddelijke aanraking en gemeenschap leefden met de wereld, om hen in \'t midden der wereld onbesmet te bewaren, en verder om hen met goed gevolg den geest der booze wereld te doen bestrijden. Aan dit laatste wijdde hij zijn bijzondere aandacht.
In de overtuiging dat onze kracht ligt in de vereeniging, omdat „een broeder, bijgestaan door zijn broeder, aan een sterke stad gelijk is,quot; bracht
(1.) P. Lacordaire.
9
hij de goede bestanddeelen. die hij in de wereld verspreid zag, tot een geheel te zamen, dat hij met zijn leven en zijnen geest bezielde. Zijn bedoeling was door onderlinge gemeenschap de menschen te versterken, hen die te zwak en te onstandvastig zijn om op zich zeiven te staan, tegen hun eigen zwakheid te wapenen, en allen als verschillende leden tot één lichaam te verbinden, dat door den geest van eenheid en liefde bezield werd.
De onderlinge eenheid welke Jezns op den laatsten dag zijns levens voor zijne leerlingen afsmeekte, en tot onderscheidingsteeken gaf aan zijn H. Kerk, moest ook de Derde Orde zooveel mogelijk gelijk maken aan de Kerk in haar schoonste tijdperk, toen de menigte slechts één hart en ééne ziel had. Op die wijze wordt elk lid der Orde, hoe machteloos op zich zeiven, door de vereeniging en gemeenschap met de overige Broeders en Zusters, die allen hetzelfde doel beoogen, sterk en veelvermogend tegen den duivel en zijne dienaren op aarde, die juist door onderlinge samenspanning zoo groote kracht ontwikkelen.
Om aan de Orde meer vastheid te geven en haar tegen de willekeur en onstandvastigheid harer leden te beveiligen, maakte de H. Dominicus een Eegel, op de beginselen der volmaaktheid gegrond, en naar het doel der Orde vervaardigd, die wel niet op zonde verplichtte, maar toch aan de levenswijze der Broeders en Zusters de noodzakelijke heiliging en goedkeuring verleende, en meerdere verdiensten aan hunne werken schonk. De H. Stichter kende de onstandvastigheid van
10
den menschelijken wil, de zwakheden van \'s men-schen hart, zijn aangeboren zucht naar vrijheid en onafhankelijkheid, en de nadeelige gevolgen door den eigen wil veroorzaakt — en daarom achtte hij eene wet noodzakelijk en een regel onmisbaar, die de leden der Orde tot hoogere volmaaktheid verplichtte, en door wijze voorschriften daartoe geleidde. Eindelijk zoo hij geen ordelooze verstrooide menigte in den strijd wilde brengen, dan moest hij zijn Orde met heilzame wetten bevestigen, zonder welke geen geregelde vereenigirig bestaanbaar is. Met dezen Eegel legde hij de laatste hand aan zijne stichting, en nu was zijn plan ten uitvoer gebracht; met de Derde Orde had hij de kroon op het werk gezet, dat volmaakt en duurzaam mag heeten, voor zoover menschelijke instellingen aanspraak kunnen maken op die hoedanigheid.
Aan den religieuzen staat had hij een nieuw leven, aan de Kerk nieuwe heiligen, aan \'t Geloof versche strijders geschonken door zijn Eerste en Tweede Orde, waaraan de Derde Orde, die allerlei christenen bevatte, als een veelvermogend bestanddeel ter aanvulling en medewerking was toegevoegd.
Hoofdstük III.
Geschiktheid der Derde Orde voor eiken Stand.
Het doel, door den H. Dominicus met de instelling der Orde beoogd, de inrichting, die Idj daaraan gaf, en de Eegel voor haar opgesteld, waren vatbaar voor vele toepassingen, volgens welke men op verschillende wijze kon medewerken aan de roeping, welke de Orde van haren Stichter ontvangen had.
Zonder haar hoofdkarakter te verliezen leent zij zich tot verschillende levensvormen, en wordt zij toegankelijk voor menschen van eiken staat of stand, die het groote gebod der liefde jegens God en den evenmensch op heldhaftige wijze willen beoefenen.
Zij telt ook inderdaad mannen en vrouwen, gehuwde personen en maagden, priesters zoowel als leeken onder hare leden, die allen in hun eigen levensstaat de verplichtingen der Derde Orde vervullen kunnen.
1) De leden der Derde Orde kan men in drie klassen verdeelen. Tot de eerste behooren de Broeders en Zusters, die afzonderlijk in de wereld, of in den kring hunner familie leven, maar opgenomen zijn in eene Vereeniging (der Derde Orde) aldaar wettig opgericht, die haar Bestuurder en Eaad heeft, en op bepaalde tijden tot het
12
gebed en tot andere godvruchtige oefeningen vergadert. Deze vorm schijnt het meest in de bedoeling des H. Stichters gelegen te hebben, en is ook zeer geschikt om aan het hoofddoel der Derde Orde te beantwoorden. Een lid kan zijn eigen staat en stand behouden en er de plichten van waarnemen, kan een onafhankelijke of een ondergeschikte betrekking in de maatschappij hebben, en daarbij toch den Eegel der Orde naleven, en aan al hare voorrechten deelachtig worden. De quot;Vereeniging waarvan zij deel uitmaken, met een Bestuurder aan het hoofd, draagt zorg voor hunne geestelijke belangen, waakt over het gedrag der leden, en regelt alles wat met de Orde in betrekking staat. Door de dikwijls herhaalde bijeenkomsten, waarin zij met elkander vergaderd zijn, om gezamenlijk te bidden en de onderrichtingen aan te hooren, wordt de we-derkeerige liefde tot elkander opgewekt, de geest der Orde levendig gehouden, en de stipte naleving der regels bevorderd Ook kan zulk een Vereeniging zich met een of ander liefdewerk belasten, en dat onder de Broeders en Zusters verdeden, om hun gelegenheid te geven den evenmensch niet alleen door hunne gebeden en goede voorbeelden, maar ook door tijdelijken of geestelijken onderstand nuttig te zijn.
Het leven van de H. Catharina van Sene is een sprekend bewijs voor de volmaaktheid van dezen staat.
2.) Het lidmaatschap eener Vereeniging der Derde Orde is echter geen noodzakelijk vereischte, om in de Orde opgenomen te worden. De H. Do-
13
minicus wilde haar algemeen en voor allen toegankelijk maken, en te dien einde besloot hij ook personen afzonderlijk daarin toe te laten; dezen behooren tot de tweede soort. Wie geen deel kunnen nemen aan de bovengenoemde Ver-eeniging, hetzij omdat in hun woonplaats er geen bestaat, of omdat zij om andere redenen de vergaderingen niet kunnen bijwonen, laten zich door een Pater Predikheer, of een anderen Priester, die daartoe de macht heeft, afzonderlijk als lid der Derde Orde aannemen. Zij blijven dan wel van den heilzamen invloed der Vereeniging, van de verdiensten der vergadering en gemeenschappelijke oefeningen verstoken, maar behooren toch inderdaad, hoeveel op minder volmaakte wijze, tot de Orde, waarvan zij de meeeste voordeelen en gunsten genieten kunnen .Indien dezen onder de leiding van hun zielbestuurder levende, naar hun vermogen volbrengen, wat de Orde overeenkomstig hunnen staat van hen vordert, dan zullen zij hier veel hulpmiddelen vinden voor de volmaaktheid; zooals wij in het leven van de H. Rosa bewaarheid zien.
3) Verschillend van de zoo even genoemde personen, die in de wereld blijven, en krachtens den Eegel niet tot eenige belofte, zelfs niet tot de belofte van zuiverheid verplicht zijn, wordt de Derde Orde nog vertegenwoordigd in een staat van hoogere volmaaktheid.
Mettertijd zijn er vele gestichten tot stand gekomen, zoowel van Broeders als van Zusters, die een religieuze Congregatie vormen onder den Derden Eegel van den H. Dominicus, waaraan het ge-
14
meenscliappelijk leven, de drie eenvoudige Beloften der kloosterlingen, en eenige bijzondere regelen worden toegevoegd. Zij hebben niet het kloosterlijk slot zooals de Eerste en Tweede Orde, noch de groote kerkelijke getijden, maar bidden volgens een wettige vergunning gezamenlijk het Officie van Maria, in plaats van de Onze Vaders, die de Eegel voorschrijft. Hun levenswijze, wat vasten en onthouding, de manier van besturen en de Professie betreft, is in de hoofdzaak aangegeven door den Eegel der Derde Orde, die door eenige verordeningen voor het Communiteitsleven wordt aangevuld. Deze Zusters der Derde Orde, in een klooster levende, mogen het habijt dragen van de Zusters der Tweede Orde. Dit gebruik heeft reeds eeuwen bestaan, en is in 1667 gewettigd door een Decreet der H. Congregatie, goedgekeurd door Paus Clemens IX. Paus Be-nedictus XIII heeft deze vergunning bekrachtigd en tevens verklaard, dat de Zusters der Derde Orde, in een communiteit vereenigd, niet tot het kloosterlijk slot of tot het afleggen der plechtige Beloften verplicht zijn, om het habijt der Tweede Orde te mogen dragen.
Zij deelen in vele voorrechten van de Eeligieuzen en van de Derde Orde tevens, en vinden daarbij de schoonste gelegenheid, om zich aan werken van Barmhartigheid toe te wijden. In vele landen bestaan zulke Congregaties, die zich met het onderwijs der jeugd, het verplegen van zieken, de opvoeding der weezen en de zorg der armen bezighouden.
Met deze instelling is de Derde Orde een
15
nieuw tijdperk ingegaan van bloei en leven, waarvan de lijdende menschheid vele diensten ontvangt en nog verwachten mag voor de toekomst. Dit alles toont, hoe veel omvattend en volledig het plan was van den H. Dominicus, en hoe gelukkig hij geslaagd is in zijne pogingen, om de Kerk een sterke macht te geven tegen hare vijanden.
Hoofdstuk IV.
Geschiktheid der Derde Orde voor onzen Tijd.
Uit de beknopte geschiedenis van den oorsprong der Derde Orde blijkt duidelijk, dat zij door de behoeften des tijds ontstaan is en zeer geschikt was voor hare eeuw, waarop zij zoo een machtigen invloed ten goede gehad heeft. Wij bewonderen het doorzicht en den helderen blik van haren Stichter in de oorzaken der zedelijke rampen, maar niet minder zijn gelukkige keus van de geneesmiddelen tegen de gebreken dier eeuw. Evenwel zou men den H. Dominicus en zijne stichting onrecht doen, indien men haar enkel geschikt achtte voor den tijd, waarin zij ontstond. De heilige Stichter heeft ook rekening gehouden met den vooruitgang en de verandering der tijden in de toekomst, en in zijn Derde Orde de kiem gelegd tot velerlei ontwikkeling. Eeeds in haar eerste tijdperk zagen wij haar het oorspronkelijke doel met een ander verwisselen, zagen Wij haren eersten werkkring veranderen, zonder dat haar eigenlijk karakter verloren ging.
De strijd, waartoe de eerste leden der Orde waren opgeroepen, werd van stoffelijk op geestelijk gebied overgebracht; en sedert dien tijd heeft zij een meer geestelijken werkkring gekregen, waardoor zij recht van bestaan heeft, zoolang het
17
lijdende menschdom onder zedelijke behoeften gebukt gaat. Zij heeft een schoone taak op zich genomen in de strijdende Kerk van Christus, een taak thans zoo gewichtig en noodzakelijk als ooit te voren.
Ik kom geen vrede brengen maar het zwaard, sprak onze Goddelijke Verlosser; en tot nadere verklaring van Jezus\' woorden wees de H Pau-lus de Geloovigen op den voortdurenden strijd „niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de over ■ heden en machten, tegen de wereldbeheerschers dezer duisternis en tegen de geesten der boosheid in het bovenaardschequot;.
Het zou dwaasheid zijn te meenen, dat wij leven in een eeuw van rust en vrede, waarin de Christen zicli bij de groote menigte kan aansluiten om met den stroom mede te gaan. Neen, het is de roeping van den waren Christen zich tegen den algemeenen stroom te verzetten, want wij leven in een tijd, wiens geest wiens richting en streven diep bedorven zijn, wiens karakter zich uitdrukt in de ongeloovigheid.
Immers wanneer was het geloof, zoo onmisbaar voor zedelijkheid en maatschappelijke orde, meer verzwakt in de harten der Christenen dan in onze dagen, waarin door allerlei middelen het geloof stelselmatig uit de maatschappij verbannen, en vroegtijdig in het hart der jeugd vernietigd wordt ?
Wanneer zag men de onverschilligheid in het godsdienstige door \'t lezen van slechte boeken, en den omgang met gevaarlijke personen zoo algemeen verspreid — wanneer eindelijk heeft twijfel en ongeloof zoo algemeen geheerscht als in onze
18
eeuw, waarin onwetendheid en zwakheid in \'t geloof leidt tot onverschilligheid, en de overgang van onverschilligheid tot volslagen ongeloof geen ongewoon verschijnsel is?
Diezelfde verkeerde geest openbaart zich in die algemeene zucht naar zinnelijke voldoeningen, waaraan de mensch ten koste van zijne ziel en zaligheid zich overgeeft. Geen wonder. De mensch leert niet meer van het zichtbare tot het onzichtbare op te klimmen, want overal wordt hem het zingenot gepredikt als \'t hoogste goed. Alle middelen die kunst of weelde verschaffen, worden te baat genomen, om den wereldling te doen genieten, en hem zijn hoogere bestemming te doen vergeten voor de vergankelijke goederen, die onder het bereik vallen van zijne zintuigen. Het onvermijdelijk gevolg daarvan is: dat de Christen door niets meer teruggehouden, zich tot alle ongeregeldheden verlaagt, waartoe de vleeschelijke mensch vervallen kan. Een is er die hem redden kan, de Heer, „die doodt en levend maakt,quot; maar de wereldling, onverschillig geworden voor zijn ongeluk, verheft zijn oogen of zijn hart niet meer tot God, van wien redding en uitkomst te wachten is. De wereld vraagt, de wereld bidt niet meer. Zij heeft gebroken met het heilige en bovennatuurlijke, met alle gezag en orde, en zich onafhankelijk verklaard van God, —zij is zich zelve genoeg.
Wie geen vreemdeling is in de wereld zal uit volle overtuiging bekennen, dat men krachtige middelen dient aan te wenden tegen haar zedelijk verval. Maar hoe? Velen zijn er dieverbete-
19
ring wenschen en willen, maar even als in de dagen van Elias, toen allen hunne knieën schenen gebogen te hebben voor den afgod der heidenen, moedeloos worden, en klagen met den Profeet „ik sta alleenquot;, — en wat vermogen de rechtvaardigen afzonderlijk tegen de dicht aaneengesloten menigte van boosdoeners!
Zou de Derde Orde in de tegenwoordige omstandigheden kunnen medewerken tot hervorming der Christelijke maatschappij, indien zij beter gekend en meer algemeen mocht worden, zooals zij in vroeger eeuwen geweest is? Zonder twijfel. Wij hebben immers in onzen tijd reeds zooveel goeds gezien van Congregatiën en vereenigingen, dat wij met grond van dergelijke instellingen verbetering van zeden verwachten mogen. Daarbij ligt het in den aard en de bestemming der Derde Orde, meer dan van een andere godsdienstige stichting, de goede bestanddeelen, in de wereld hier en daar verspreid, tot een afzonderlijk geheel te vereenigen, dat de wereld tot voorbeeld, de goeden tot aanmoediging en de zwakken tot steun kan dienen. Vooral heeft de Derde Orde dit voor in onzen tijd, dat haar geest en karakter lijnrecht aan de hoofdkwalen der wereld tegenovergesteld zijn. De wereld is door onverschilligheid en door volslagen ongeloovigheid ontzedelijkt, tot dat zinnelijk bederf verlaagd, hetwelk zich in alle landen en onder eiken stand al meer en meer begint te openbaren; langs denzelfden weg moet zij terugkeeren; door het geloof, dat den mensch veredelt, verheft en heiligt, moet zij van liet zinnelijke afgetrokken tot een leven van tucht en
30
orde, tot strenge zedelijkheid en boetvaardigheid worden teruggevoerd.
Dat groote werk kan niet door één alleen, maar slechtsmet vereenigde krachten ondernomen worden, en daarover moet van den Gever aller gaven de zegen met een gezamenlijk en aanhoudend gebed worden afgesmeekt. „Daartoe is de Derde Orde geroepen, die hare leden door een levendig, werkend Geloof versterkt, door de Christelijke Boetvaardigheid tegen het bederf der wereld beveiligt, door de Liefde innig aan elkander verbindt tot een veelvermogend geheel, en tot een veelvuldig Gebed verplicht, om over zich zeiven en over de wereld Gods genaden te doen nederdalen. Dit is de geest der Orde waarover wij verder iu bijzonderheden gaan uitwijden; die haar geschikt maakt voor onzen tijd, omdat zij voorzien is van de middelen, die de H. Paulus den Geloovigen aanbeveelt als hij schrijft: „Neemt in alles het schild des geloofs .... en het zwaard des geestes, dit is het Woord Gods, en bidt ten allen tijde, en waakt met alle volharding en smeeking voor alle de heiligen.quot;
Hoofdstuk V.
Hoewel alle religieuze Instellingen in cle Ka tholieke Kerk de eer van God en de heiligmaking der zielen ten doel hebben; in de wijze waarop en de middelen waarmede zij dit doel willen bereiken, hebben zij iets bijzonders, dat haar kenteekent en van elkander onderscheidt, wat wij gewoon zijn „den geest der Ordequot; te noemen. Door deze verscheidenheid van middelen, bij de eenheid van doel, is de goddelijke Voorzienigheid \'s menschen zwakheid te gemoet gekomen, om te voldoen aan ieders behoeften, die naar gelang van karakter, stand of leeftijd verschillend zijn. Niet elke instelling is goed voor iedereen, en daarom kan nu een ieder diegene voor zich uitkiezen, welke hem met het oog op zijn persoonlijke hoedanigheden de beste toeschijnt.
Het is een eerste plicht voor wie in een Orde willen treden of reeds getreden zijn, den geest dier Orde te leeren kennen, zich dien geest eigen te maken, om hun gedrag te regelen dat daarvan de uitdrukking moet zijn. Een oppervlakkige kennis van den oorsprong, het hoofddoel en de inrichting der Orde in \'t algemeen is daartoe niet voldoende, maar wij behooren verder ingewijd te worden in haar inwendig leven en in haren geest.
22
De geest der Derde Orde van den H. Domi-nicus is: Be geest van geloof, de geest van boetvaardigheid, de geest van gebed, en eindelijk de geest van onderlinge liefde, die de band der volmaaktheid is.
I. De geest van geloop.
De H. Dominicus ondernam een groot werk, waaraan vele bezwaren verbonden waren, een werk, dat niet dan met veel inspanning en volharding kon voltooid worden. In zijn grenze-looze liefde vatte hij het plan op de heilige plaatsen te reinigen van de gruwelen, waarmede zij onteerd werden, het Geloof te zuiveren en de wereld te bekeeren; dat doel hoopte bij te bereiken niet in \'t vertrouwen op eigen krachten of menschelijke hulpmiddelen, maar steunende op de kracht Gods. Hij had vooral één eigenschap, die hem alle moeielijkheden deed verachten en overwinnen, één deugd, die hem tot groote ondernemingen geschikt maakte; hij was een man van geloof, en voor hem die gelooft is niets onmogelijk. Met een onwrikbaar geloof kunnen wij bergen verplaatsen, ons gebed met een alvermogende kracht bezielen, ja de wereld overwinnen — dit zien wij in het leven van menigen Heilige bewaarheid.
Als een man van levendig geloof stond de H. Dominicus tegenover de wereld, om haar van hare dwalingen te overtuigen, en van den weg der zonden tot God terug te brengen; diezelfde kracht en denzelfden geest van geloof schonk hij ook aan zijne stichting, die dezelfde taak had
23
te vervullen. Deze eerste en noodzakelijkste deugd heeft de Derde Orde van haren Stichter geërfd, en van geslacht tot geslacht overgeleverd en bewaard. Zij toonde in de verschillende tijdperken van haar bestaan, dat zij op de kracht des ge-loofs gevestigd was; dat Geloof haar wapen, haar ondoordringbaar schild, haar zinnebeeld en eere kroon gebleven is.
De Eegel, waarin de H. Dominicus zijn geest heeft uitgedrukt, vordert daarom, als een noodzakelijk vereischte voor wie in de Orde wil treden, behalve goede zeden en een onbesproken gedrag, een rein Geloof, dat boven alle verdenking staat, en een vurigen ijver om het Geloof te verdedigen en te bevorderen, als een waarachtige zoon van den H Dominicus. Om lid der Orde te worden is het niet voldoende vrij te zijn van alle ketterij, en aan te nemen wat de H. Kerk ons voorhoudt; men moet den geest bezitten van den H. Dominicus, die met den Cherubijn vergeleken en door de Kerk „de Kampvechter des Geloofsquot; genoemd wordt; men moet bezitten den Geest des Geloofs. Die geest bestaat in een zoo levendige en diepe overtuiging van de godsdienstige waarheden, dat men voortdurend onder den indruk daarvan leeft, en als \'t ware zonder ophouden in zijn hart daarmede bezig is. Die geest doordringt en bezielt het Christelijk leven, in al zijn onderdeelen en in alle voorvallen tot de kleinste bijzonderheden toe; hij openbaart zich niet enkel in voorbijgaande of op zich zelf staande handelingen, maar werkt op geheel het zieleleven, dikwijls zelfs zonder dat de mensch
4.
24
er zich van bewust is. Die geest van Geloof zuivert onza onvolmaakte werken, verheft de natuurlijke handelingen tot de bovennatuurlijke orde, en heiligt het goede dat wij verrichten, door de liefde tot God, gelijk wij Hem kennen door \'t Geloof. De H. Paulus noemt dit „leven door het Geloof.quot;
Leven door het Geloof beteekent dus: innig daarvan doordrongen en bezield zijn, als van een levensbeginsel dat ons doet leven en handelen, gelijk het lichaam leeft en handelt door de ziel. Leven door \'t Geloof wil zeggen: al wat ons omgeeft in de natuurlijke of bovennatuurlijke orde beschouwen, niet bij het licht der mensche-lijke rede maar bij het licht der goddelijke Openbaring, dat alles beoordeelen naar de waarde die het Geloof er aan hecht, en zoeken of vluchten, beminnen of haten volgens den raad dien God ons geeft door het Geloof. Leven door \'t Geloof wil zeggen: zijn oordeel over eerbewijzing of verachting, over armoede en rijkdom, voor-en tegenspoed niet richten naar de grondbeginselen dezer wereld, maar naar de verheven zedenleer des Evangelies.
Die in zijn gedachten, zijn oordeelvellingen, in zijn gevoelens en genegenheden zich naar die heilige waarheden voegt, moet ook trachten zijn gedrag daaraan gelijkvormig te maken. Zijn gedrag moet de levendige uitdrukking zijn van zijn inwendige overtuiging; want hij bezit het Geloof „dat werkt door de liefdequot;.
Wil iemand aanspraak maken op een geloof, levend door de werken, dan behoort hij God als zijn Vader te beminnen, Christus als zijn voorbeeld
25
na te volgen, en die liefde te toonen door het bewaren van Zijn Woord en het onderhouden van Zijne geboden; dan moet hij de H. Kerk als Christus\' Bruid vereeren en als zijne moeder gehoorzamen door al hare wetten met de meeste nauwgezetheid te volbrengen. Hij zoeke boven alles liet rijk Gods en Zijne gerechtigheid, en trachte dat rijk te bemachtigen met een heilig geweld. Het Geloof leert ons immers dat \'s aien-schen leven op aarde een strijd is, een aanhoudende strijd tegen ons zeiven en onze bedorven natuur, die van jongs af aan geneigd is tot het kwaad; tegen de verleiding der wereld, die ons omringt, en het zingenot dat ons door zijn genoegens meesleept. Dit zijn de vijanden die wij „Sterk in \'t Geloofquot; weerstand moeten bieden om de kroon der overwinning waardig te worden; want „dit is de overwinning die de wereld overwint, ons Geloofquot;.
Dit levend en werkend geloof, zoo zeldzaam in onze dagen, moeten de leden der Derde Orde als een dierbaar pand bewaren, en daarmede vruchten van heiligheid voortbrengen; om als ware kinderen van den H. Dominicus, zijn geest, die ook de geest is zijner Orde, in al hun handelingen uit te drukken, en alzoo aan de eerste verplichting hunner verheven roeping te beantwoorden.
II. De Geest van Boetvaardigheid,
De tweede eigenschap, waardoor de Derde Orde zich kenmerkt, is de geest van Boetvaardigheid. Niet zonder reden hebben hare leden zich sedert
26
onheugelijke tijden genoemd: „Broeders en Zusters der Derde Orde van Boetvaardigheidquot;, daar de voorschriften des Kegels omtrent de onthouding, het vasten en nachtwaken genoegzaam te kennen geven, dat hare geest door dien naam volkomen naar waarheid is uitgedrukt. De letter van den Regel kan veranderd worden, en is in vele opzichten naar omstandigheden gewijzigd, maar de geest blijft, zoolang de Orde bestaat. Dit gewichtig punt moeten wij wat nader toelichten, opdat de vleeschelijke mensch, zonder begrip van de zaken die geestelijk zijn, in de stengheden van den Eegel geen aanstoot vinde, of aanleiding zoeke tot verkeerde beoordeeling.
Al wat er in de wereld is, schrijft de H. Joannes, is begeerlijkheid des vleesches; en door die woorden wijst hij op een hoofdkwaal, waaraan de zondige wereld lijdt; maar wie Christus toebehooren, zegt de H. Paulus, hebben hun vleesch gekruisigd met zijn ondeugden en begeerlijkheden. Ziedaar het groote onderscheid tusschen den geestelijken en den vleeschelijken mensch, tusschen den slaaf der zinnen, die een afgod maakt van zijn lichaam, en den dienaar van Jezus, die de versterving van Christus in zijne ledematen omdraagt. Dit kenteeken der uitverkorenen had ook de H Dominicus, die naar \'t voorbeeld van den grooten Apostel Paulus zijn onschuldig lichaam kastijdde en onder bedwang bracht, die zelf eerst beoefende, wat hij aan anderen leerde en vooi -schreef, dit teeken gaf hij ook aan zijne volgelingen; want de man van versterving kon geen Orde stichten dan een Orde van boetvaardigheid.
27
Het woord boetvaardigeid en versterving moge hard klinken in de ooren van den zinnelijken, weekelijken mensch; die deugd achtte hij noodzakelijk, niet alleen voor den kloosterling, maar zelfs voor eiken Christen,die de plichten van zijnen staat nauwkeurig vervullen en aan de eischen der Christelijke volmaaktheid beantwoorden wil. En terecht. Indien iemand mijn leerling wil zijn, zegt Christus, dan behoort hij zichzelven te verloochenen, zijn kruis dagelijks op te nemen en mij te volgen Door deze en vele andere woorden heeft Christus de uit- en inwendige boetvaardigheid, dat is: de versterving der zinnen, de overwinning zijner neigingen en verzaking van zijn eigen wil, als een onmisbaar vereischte gesteld, om zijn leerling te kunnen worden. Op deze voorwaarden alleen zijn wij door den H. Doop tot ledematen van Christus aangenomen, en bijgevolg aan die algemeene wet onderworpen, die noch door den Zaligmaker noch door de Apostelen tot een levensstaat of tot iemand in \'t bijzonder is beperkt geworden.
De H. Paulus, de groote leeraar in \'t Nieuwe Testament, heeft met woord en voorbeeld die versterving gepredikt, en als noodzakelijk aanbevolen ; de rechtvaardigen heeft hij niet verschoond, veel minder dus den zondaar, wiens lichaam een werktuig geweest is tot zonde, dat nu moet lijden en boete doen voor z;gne buitensporigheden, voor allen is de versterving noodzakelijk; want de mensch, door de zonde van God afgeweken, moet door middel der boetvaardigheid en versterving tot God terugkeeren. In den staat der
28
oorspronkelijke rechtvaardigheid was er vrede in den mensch — het vleesch was onderworpen aan den geest en de geest gehoorzaamde aan God. Maar die orde, die gelukkige overeenstemming werd gestoord door de zonde. De geest stond op tegen zijn Schepper, het vleesch kwam in verzet tegen den geest, en van daar die tweestrijd in ons binnenste, die niet eindigt dan met den dood; daarbij wat de erfzonde begon, dat heeft de de mensch door eigen overtreding voltooid. Het Christendom nu kwam het verbroken evenwicht herstellen en den vrede teruggeven; door de wet der zelfverloochening onderwierp het de ziel met hart en wil aan God, en door de wet der versterving en boetpleging het lichaam aan de ziel. Ziedaar hoe men Christen is of ten minste zijn moet. Hiertegen baat geen redeneering en gelden geen voorwendsels van menschelijke zwakheid. Neem de wet der Boetvaardigheid uit het H. Evangelie weg, en wat houdt gij nog over dan een eeredienst, die meer wereldsch dan Christelijk is? En toch zouden vele wereldlingen da versterving zoo gaarne terug willen dringen binnen de muren des kloosters.
Bedenken wij het wel, hoe meer de bedorven wereld de aanlokselen der zinnelijkheid en de voortbrengselen der verfijnde weelde rondom ons vermenigvuldigt, des te grooter verplichting rust er op den Christen, om zich met woord en daad te verzetten tegen die wanorde. Hier wordt ons geen keus gelaten, zoo wij onze roeping niet verzaken willen, want het is onmogelijk zegt de H. Franciscus van Sales, dat een ziel zich tot God
29
verheft, zoolang het vleesch niet verstorven en overwonnen is.
Al wie nu als lid der Derde Orde van Boetvaardigheid belijdenis doet van een hoogere volmaaktheid, is nog veel meer dan een gewoon Christen in de wereld tot de beoefening der versterving verplicht. Al de Heiligen, wier deugden de Orde tot sieraad en ons tot een opwekkend voorbeeld verstrekken, hebben uitgemunt door den geest van versterving die de geest van \'t Christendom, de geest der Orde is.
Dit behoort ons op te wekken, om ons lichaam met een heilige strengheid te behandelen en onze zintuigen te versterven, zooveel de voorzichtigheid en onze krachten het toelaten. In dien geest moeten wij de lichamelijke verstervingen, door den Eegel voorgescheven, met bereidwilligheid aannemen, en niet dan om wettige reden nalaten. En om dan verder aan te vullen, wat wij aan uitwendige versterving te kort komen, moeten wij ons best doen, om alle beproevingen en vernederingen, de kwellingen en wederwaardigheden des levens, de tegenspraak der menschen, de bezwaren en vermoeienissen aan onzen staat verbonden, in één woord om alle lijden, ons door God overgezonden of door de menschen aangedaan, met onderwerping en met liefde in den geest van boetvaardigheid te verdragen. Die immers den geest van verstorvenheid bezit, verlangt niet naar een weekelijk en werkeloos leven, dat het lichaam streelt maar de ziel doodt; neen — door den geest der Orde bezield, vreest hij niet zich eenige ongemakken vermoeienissen en onthouding te getroosten voor
30
zijn eigen volmaking, voor de eer van God of het welzijn van den evenmensoh. Veel minder zal hij zich beklagen als hij een of andere zaak ontberen of iets onaangenaams verdragen moet. Hij vertoornt zich niet over een woord, over een verzuim van plichtpleging of eene onoplettendheid te zijnen opzichte, waaraan een ieder in den omgang met menschen van verschillend karakter en ongelijken stand is blootgesteld. Verre van te willen heerschen tracht hij in onverschillige zaken zijn eigen wil te verzaken, zijne belangen voorbij te zien en zich naar een ander te voegen. Alles van anderen te lijden en een ander elke onaangenaamheid te besparen is zijn leefregel, en de toepassing daarvan maakt hij in de verbetering van zijne fouten, de versterving van zijne begeerten, in het overwinnen van zijne afgekeerd-heden, de onthechting aan eigen oordeel en natuurlijke genegenheden, in één woord, hij tracht alles weg te nemen wat met eens anders welzijn of met zijn eigen volmaaktheid in strijd is.
En waar zal hij kracht vinden om zulk een leven te leiden, dat moeielijker is dan de marteldood zelve? om aanhoudend zijne natuur, die aangeborene zucht mw \'t verbodene, die telkens terugkeerende opwellingen van zinnelijkheid, drift en eigenliefde te weerstreven? die put hij in de overtuiging, dat dit de geest is zijner Orde, waaraan hij met hart en ziel gehecht is, in de hoop op de rijke belooning, aan elke versterving verbonden, in het heilig bewustzijn, dat wij slechts weinig geven om veel te ontvangen, wijl „al het lijden van dit leven niets is in vergelij-
31
king met de toekomstige heerlijkheid die in ons geopenbaard zal wordenquot;, die put hij eindelijk in de liefde tot God, die alles verlicht en verzacht, en de schijnbare bitterheid der versterving in zoetheid verandert, want waar liefde is, zegt de H. Augustinus, daar is geen moeilijkheid.
III. De Geest van Gebed.
De derde hoedanigheid, die elk lid der Derde Orde met ieder Christen gemeen heeft, doch in hoogere mate bezitten moet, is de geest des ge-beds, zonder hetwelk het religieuze leven, volgens de verklaring van den H. Bonaventura, onvruchtbaar, onvolmaakt en den ondergang nabij is.
Wat de H. Augustinus beweerde in \'t algemeen „dat hij zal leven gelijk het betaamt, die bidt, gelijk het behoort,quot; is nog meer toepasselijk op den Christen, die, tot een hoogere volmaaktheid geroepen, meer krachten en bijgevolg meer genaden noodig heeft.
Het is voorzeker een troostvolle waarheid, die wij niet genoeg kunnen overwegen, en een groote weldaad voor ons, waarvoor wij God niet genoeg kunnen bedanken, dat God uit medelijden met onze zwakheid ons een zoo gemakkelijk en eenvoudig, en toch zoo doeltreffend middel aan de hand gegeven heeft.
Niets vermogen wij uit ons zeiven, maar alles in Hem die ons versterkt, en die ons Zijn bijstand. Zijn vaderlijke hulp, ja de bevrediging van al onze verlangens heeft toegezegd, op een voorwaarde die zoo licht te vervullen is, op voorwaarde, dat wij het van Hem vragen. Al wie
32
dit middel verwaarloost maakt zich schuldig aan ondankbaarheid jegens zijn milddadigen God, en aan liefdeloosheid jegens zich zeiven, door zich bloot te stellen aan de rampzalige gevolgen, die daaruit moeten voortkomen.
Laat men het gebed na, dan heeft een droevige omkeer plaats in onze ziel; lauwheid en traagheid maken zich meester van ons hart, wij verliezen onze krachten, onzen ijver en standvastigheid in den dienst van God; de goede voor nemens en het verlangen naar deugd en heiligheid verdwijnen en maken plaats voor fouten en onvolmaaktheden, die de voorboden zijn en het begin van grootere misstappen. Om de leden hiervoor te behoeden heeft de Orde, behalve die gebeden, welke door ieder Christen en dus zeker door ben verricht worden, hen nog tot eenige bijzondere oefeningen van gebed verplicht en hun den geest des gebeds aanbevolen, die den mensch zonder ophouden doet bidden. Dien geest vinden wij zoo juist uitgedrukt en zien wij zoo krachtig werken in het leven van onzen Stichter en Vader den H. Dominicus.
„Niemand waakte des nachts zoolang of bad „zooveel als hij. Hij stortte overvloedige tranen, „die vaak zijn brood waren dag en nacht; des „daags, wanneer hij het H. Misoffer opdroeg, „des nachts, wanneer hij waakte. Hij had de „gewoonte om den tijd, voor de rust bestemd, „door te brengen in de kerk; en daar bad, en „waakte hij in de duisternis, zoolang de zwak-„heid van zijn lichaam het toeliet. En als de „vermoeienis hem dwong tot den slaap, dan rustte
33
„hij een weinig voor het altaar of elders met het „hoofd qp een steen gelijk de aartsvader Jacob ; „en daarna hervatte hij zijn leven en vurigheid „van geestquot; (1)
De geest des gebeds, die den H. Dominicus in hooge mate geschonken was, bestaat niet enkel in het opzeggen van mondgebeden, maar vooral in de innige en nooit onderbroken vereeniging met God Dien geest kunnen wij bewaren bij de meest verstrooiende bezigheden van onzen staat, waarmede wij den dag doorbrengen; want door die vereeniging met God wordt elk werk, dat wij verrichten, een gebed, dat als een aangename wierook opstijgt tot den troon van God. Om dien geest van bidden te verkrijgen en te behouden, dient men naar zijn vermooen de verstrooiingen, nieuwsgierigheid, de ijdele genoegens der wereld en het nutteloos verkeer met de menschen te vermijden, zooveel de liefde en wellevendheid zulks toelaten. De geest des gebeds toont zich onder het bidden zelf, als wij in ons hart met aandacht de woorden overdenken, die wij uitspreken met den mond, en in onze ziel die gevoelens opwekken, welke door de woorden worden uitgedrukt ^ Zóó behoort overweging en mondgebed vereenigd te zijn, dat onze woorden bezield worden door het vuur der overweging, en dat de gevoelens der overweging zich uitstorten door onze tong-
De Kerk heeft haar Bedienaren en Eeligieuzen het bidden van eenige getijden opgelegd, en wilde
(1) Gelukz. Jordanus.
34
daardoor niet alleen aan God van ieder in \'t bijzonder dankzegging eer en aanbidding doen toekomen, maar ook een algemeen openbaar en onafgebroken gebed ten hemel zenden, om in ver-eeniging met de gebeden van onzen goddelijken Middelaar aan de rechtvaardigheid van God te voldoen, en van Zijn barmhartigheid ontferming af te smeeken over de wereld.
Elk lid der Derde Orde moet trachten, door een aanhoudend en vurig gebed, den hemelschen dauw van Gods genaden te doen neerdalen over den apostolisehen arbeid der Orde, waarvan hij deel uitmaakt, om op die wijze als een waarachtig kind en navolger van den ijveraar voor \'t heil der zielen, den H. Dominicus, mede te werken aan het geestelijk geluk van anderen, en te doen, wat in zijn vermogen is, voor de zaligheid van de menschen der wereld.
Ten slotte willen wij hierbij voegen, wat de eeuwige Wijsheid zelve aan de H. Catharina van Sene geleerd heeft, en waarin wij een kort begrip vinden van alles, wat er over den geest des gebeds geschreven is;
„Wanneer de ziel door de leer van Jezus den „gekruisigde den weg der volmaaktheid is opgedaan, en door een heilige volharding gekomen „is tot het heiligdom der kennis van zich zeiven, „dan houdt zij zich daar opgesloten in \'t waken „en bidden, en zondert zich af van den omgang „met de menschen. Waarom sluit zij zich op ? „Uit vrees voor de onvolmaaktheden, die zij „in zich opmerkt, en uit verlangen naar een „edelmoedige en volmaakte liefde, waartoe ze weet
35
„dat men langs geen anderen weg geraken kan.......
„Gij weet, mijne welbeminde dochter, dat de „ziel, door een ootmoedig aanhoudend en kinder-„lijk gebed alle deugden verv/erft. Zij moet dus „volharden en zich niet van \'t gebed af laten „trekken door de ingevingen des duivels, of door „haar eigen zwakheid, noch door hetgeen de „geest des kwaads den mensehen in den mond „legt, om haar van \'t bidden terug te houden. „Denk echter niet, dat men die vurigheid en „goddelijke kracht ontvangt door een gebed met „den mond alleen. Velen bidden meer met de
„lippen dan met het hart..... Doet men niets
„anders, dan oogst men weinig vruchten in en „is men mij niet welgevallig. Om niet tot werke-„loosheid te vervallen, moet de ziel, zoolang zij „nog onvolmaakt is, zich met het mondgebed „bezig houden, — maar dat dient tevens een „inwendig gebed te zijn. Terwijl de tong de „woorden uitspreekt, moet de geest zijne aandacht vestigen op mijne liefde. Hoe meer de „ziel zich door het licht des verstands met mij „vereenigt, hoe meer zij mij kent, en hoe meer „zij mij kent, hoe meer zij mij bemint, en hoe „meer zij mij bemint, hoe meer zij mij smaakt.quot; 1)
IV. De Geest van onderlinge Liefde.
Hieraan zullen allen erkennen of gij mijne leerlingen zijt, sprak de goddelijke Zaligmaker tot zijne Apostelen, indien gij liefde hebt tot elkander. De liefde, de koningin der deugden,
1) Samenspraken LXVI.
36
schatte Hij zoo hoog, dat Hij ze boven elke andere deugd zijnen leerlingen tot onderscheidings-teekeu gaf, waaraan de wereld hen kennen zou. Voordat Hij zijn lijden begon en van zijne Apostelen ging scheiden, gaf Hij hun nog een laatste vermaning vol teederheid en vaderlijke goedheid, een nieuw gebod, „dat zij elkander zouden beminnen, gelijk Hij zelf hen bemind had.quot; En uit vrees dat naijver of eigenbelang verdeeldheid zou doen ontstaan onder de zijnen, bad Hij voor hen „dat zij één mochten blijven, evenals Hij één was met zijnen hemelschen Vader.quot;
Dit laatste afscheidswoord herhaalde de H. Joannes, zoo dikwijls hij, in zijn hoogen ouderdom, de geloovigen van Corinthe toesprak; „Mijne „kinderen bemint elkander, want het is een ge-„bod des Heeren en als dit volbracht wordt dan „is het genoeg.quot; Dit woord had weerklank gevonden in het hart der eerste Christenen, die zoo innig door den band der liefde verbonden waren, dat zij slechts één hart hadden en ééne ziel; en de heidenen van verrukking deden uitroepen; zie hoezeer dezen elkander liefhebben!
Diezelfde liefde, die de geest en het leven is van \'t Christendom, moet ook de Derde Orde bezielen, hare leden door een heiligen band vereenigen, zij moet hen hunne onderlinge belangen doen behartigen, elkanders lasten doen dragen, om de wet van Christus in hare geheele volkomenheid te vervullen. Van die ware liefde gaf de H. Dominicns de schoonste blijken bij zijn leven, en een waarborg bij zijn sterven, in die vaderlijke belofte, dat hij zijn kinderen door
37
zijne gebeden ter hulp zou komen na zijnen dood. Die hem persoonlijk gekend hebben getuigden, dat zijne liefde jegens zijne volgelingen zich openbaarde tot in de kleinste bijzonderheden, dat hij \'s nachts rondging om hen te bezoeken en tc zegenen, dat hij hen in alles verzorgde, immer bemoedigde, en vooral veel voor hen bad.
Naar dat schoone voorbeeld van den H. Stichter wijst de Kegel der Derde Orde hare leden op de verplichting, die zij hebben, om elkander met woord en daad bij te staan. Hij schrijft uitdrukkelijk voor, de armen te ondersteunen in hunne behoeften, de bedrukten in het lijden te troosten, de zwakken te bemoedigen, de zieken te bezoeken en te verplegen, en vooral met medelijden en teedere belangstelling elkanders geestelijke belangen te behartigen. Want al zijn zij allen niet geroepen, om te zamen onder hetzelfde dak te wonen en een gemeenschappelijk leven te leiden, waarin allen alles gemeen is; zij behooren tot eene geestelijke familie, en maken met velen slechs één lichaam uit.
Dewijl deze wederkeerige liefde door uitwendige gemeenschap bevorderd wordt, is door den Eegel bepaald, dat de leden der Derde Orde eens in de maand moeten bijeenkomen, om gezamenlijk eenige godvruchtige oefeningen te verrichten. Deze vergaderingen dienen vooral om de leden hunne innige verwantschap te herinneren, en hen in de eenheid en liefde te bewaren, waarvan deze het zinnebeeld zijn.
Om de Christenen tot onderlinge liefde aan te sporen, noemde de H. Paulus hen allen lede-
38
maten van \'t zelfde lichaam onder Christus ons aller hoofd; en uit die nauwe vereeniging, leidde hij voor hen de verplichting af, om door een gelijken band van eendracht en liefde verbonden te blijven. Voor de leden der Derde Orde, als Christenen en meer nog als kinderen eener religieuze Orde, — het geestelijk lichaam, waartoe zij behooren — is de gelijkenis, ontleend aan het mensohelijk lichaam, volkomen toepasselijk. Wij kennen allen het verband, de overeenstemming en de afhankelijkheid van de ledematen onderling; zij dragen gelijke zorg voor elkander, zegt de H. Paulus — „Indien een lid iets lijdt, „dan lijden al de leden, of indien een lid verheerlijkt wordt, dan verblijden zich alle leden.quot; Deze gelijkenis zegt juister dan elke verhandeling, hoedanig de liefde der leden onderling wezen moet. Denzelfden weg bewandelende, door één geest bezield, en naar één en hetzelfde doel strevende, moeten de leden der Orde verbonden zijn door een bovennatunrlijken band, die veel heiliger en sterker is dan de band van vleeseh en bloed of menschelijke vriendschap. Bijgevolg moeten zij elkander eene ware liefde toedragen, die geduldig is en goedertieren, die niet afgunstig noch onbescheiden, noch hoogmoedig of baatzuchtig is. Zij mogen derhalve niet onverschillig zijn voor hunne medeleden, noch ongevoelig voor hetgeen hun blijdschap of droefheid veroorzaakt. Die liefde moet hen leeren, zich de belangen van anderen aan te trekken als de hunne; door deelneming in hunne droefheid en vreugde elkander het leven te veraangenamen, elkanders gebre-
39
ken met geduld te verdragen, en bovenal het geestelijk welzijn hunner zielen naar al hun vermogen te bevorderen.
In \'t geluk zijns broeders zijn eigen geluk te vinden, dat is de ware liefde; en geen mensche-lijke zwakheden, geen verongelijking door een hard woord of verkeerde handeling aangedaan, geen verschil van belangen, van karakter of gevoelens zijn in staat de liefde te dooden, die alles verdragen kan.
Overigens wordt de afstand en de daaruit voortkomende verwijdering, door verschil van stand in de maatschappij veroorzaakt ten nadeele van de broederlijke liefde, in de Derde Orde reeds aanmerkelijk verminderd door het uitwendig verkeer der leden onderling, en geheel en al weggenomen uit het hart der Broeders en Zusters, die in hunne liefde allen omvatten zonder uitzondering. Die liefde, eenheid en onderlinge gemeenschap, waardoor de Orde van den H. Do-minicus zich onderscheiden heeft, moet ook de Derde Orde als haar kostbaarst kleinood bewaren, om de wereld, die zoo liefdeloos en baatzuchtig is, door hare goede voorbeelden te stichten; en dcor den glans harer deugden een heiligen na ijver tot Broederliefde opwekken bij den we-reldling. Om dat voortreffelijk doel te bereiken, moet elk lid de woorden van den Apostel diep in zijn hart prenten, en als den korten inhoud van de Christelijke volmaaktheid bewaren: „Mijne „kinderen, laat ons niet beminnen met woorden en „met den mond, maar met werken en in waarheid— „de liefde is immers de vervulling der wet.\'quot;
Hoofdstuk VI.
De goedkeuring der Derde Orde door den H. Stoel.
De herhaalde goedkeuringen door den H. Stoel aan de Derde Orde gegeven, de heilzame zorg door de verschillende Pausen voor den bloei en de voortplanting dezer Instelling aangewend, de vele voorrechten tot aanmoediging der geloovigen, daaraan geschonken, beslaan de schoonste bladzijden van hare roemrijke geschiedenis.
Zes eeuwen lang heeft onafgebroken de zegen van Christus\' Plaatsbekleeder, van wien iedere stichting als religieuze Orde haar wettig bestaan moet ontvangen, vruchtbaarheid en leven geschonken aan de Orde, die van haren oorsprong af tot heden toe de bijzondere bescherming heeft genoten van den Apostolischen Stoel.
Het eerste stuk van de bevestiging der Derde Orde dagteekent van \'tjaar 1330, waarin Paus Honorius III aan haar zijne goedkeuring en de noodzakelijke bekrachtiging verleende, die Hij in een andere Constitutie van het jaar 1321 nog eens herhaalde.
Er bestaan nog verscheidene stukken van diens opvolger Gregorius IX, die terstond na zijne verheffing op den heiligen Stoel, de goedkeuring van zijn voorganger vernieuwde, en alle leden der Orde onder zijne bescherming nam; 33 Dec: 1337.
41
Deze Paus wilde voor zijnen dood nog de laatste hand leggen aan het werk, dat hem zoozeer ter harte ging, en waarvoor hij steeds een teedere bezorgdheid getoond had. Om aan die Instelling als religieuze Orde haar volmaking te geven, vaardigde Hij de bekends Bulle uit, die den Kegel der Derde Orde in zijn geheel bevat en bekrachtigt, zooals hij volgens \'s Pausen verklaring-toen bestond en reeds nageleefd werd.
Deze goedkeuring der Orde door \'t hoogste gezag op aarde is dikwijls uitdrukkelijk herhaald en op nieuw bevestigd door pauselijke bullen, waarin haar belangrijke voorrechten werden toegestaan; van de dertiende eeuw, waarin zij gesticht werd, tot de negentiende hebben de Opperherders der Kerk haar gehandhaafd tot op onzen tijd.
Bij de reeds genoemde Pausen kunnen wij, onder vele anderen, nog voegen Bonifaeius IX, Innocentius VII, Eugenius IV, Nicolaus IV, Pius II, Sixtus IV, Leo X, Paulus III, Pius \'V, Clemens IX, Eenedictu-j XIII, Paulus V cn Pius VII, die allen een bijzondere toegenegenheid toonden voor de Derde Orde van den H. Do-minicus.
Joannes XXII verdedigde haar tegen de lastertaal harer vijanden door een schoone lofspraak op hare leden, van wie hij zegt „dat zij zich op de beoefening aller deugden toelegden, zich door hunne onwankelbare gehechtheid aan den H. Stoel onderscheidden en een leven leidden dat heilig en onberispelijk was;quot; 15 Jun: 1326.
Wij zouden met vele aanhalingen uit pauselijke
42
bullen kunnen toonen, dat de Derde Orde door Christus\' Plaatsbekleeder steeds hoog gewaardeerd werd, doch wij wijzen liever nog op een ander feit, waardoor zij als voorbeeld werd gesteld voor andere, en de goedkeuring der Pausen en hunne ingenomenheid met de Orde zoo stellig mogelijk wordt uitgedrukt.
In 1452, ruim twee eeuwen na het ontstaan der Orde, verscheen een Bulle van Paus Nico-laus IV, waarin hij de Derde Orde der Paters Carmelieten regelde, maar hun tevens gebood de Constituties der Derde Orde van den H. Dominions tot grondslag te nemen van de hunne. Eveneens bekrachtigde Martinus V de Derde Orde der Servieten, op voorwaarde dat zij den Eegel der Derde Orde van den H. Dominicus overnamen zonder iets daarin te veranderen, dan den naam van Predikheeren in dien van Servieten.
Mogen de Broeders en Zusters, naar \'t voorbeeld hunner voorgangers, hunne dankbaarheid en liefde betoonen door een kinderlijke gehechtheid aan den H. Stoel, en door hunne vurige gebeden voor den vrede der H. Kerk en het welzijn van haar Opperhoofd.
Hoofdstuk VIL
De grootste roem der Orde bestaat voorzeker in de goedkeuring door de Pausen aan haar gegeven, in de hoogachting op ondubbelzinnige wijze door hen betoond, en de groote voorrechten gedurende zes eeuwen aan haar geschonken. Tot eer der Derde Orde kan echter gezegd worden, dat zij aan de verwachting van Christus\' Plaats-bekleeders beantwoord, en zich de verleende gunsten waardig getoond heeft. Daarvan heeft zij het bewijs geleverd, niet alleen door de menigte van leden die zij in onverbroken eenheid bewaarde, door den langen duur van haar bestaan, door de gewichtige diensten door haar aan het Catholicisme bewezen, maar vooral door de heiligheid harer Martelaren, Belijders en Maagden, die zij der Kerk en den Hemel geschonken heeft.
Behalve de vier Pausen, uit de Orde der Pre-dikheeren op den Stoel van Petrus verheven, van welke er twee onder het getal der Heiligen geplaatst werden, zijn er andere, die het zich tot eer rekenden tot de Derde Orde te behooren; en onder hen vooral Clemens IV, die zich onderscheidde door een trouwe naleving van de regels.
Verscheidene Cardinalen volgden het voorbeeld van den Opperherder der Kerk. Aan \'t hoofd van hen staat Cardinaal Wilhelmus van Sint-
44
Sabina, die door den H Dominicus zeiven in de Derde Orde werd opgenomen, en de eerste is van die talrijke medebroeders uit het heilig College, die het witte ordekleed onder het purper gedragen hebben, zoowel in vroeger eeuwen als op onzen tijd.
Onder de Bisschoppen is zij steeds roemrijk vertegenwoordigd door mannen, eerbiedwaardig om hunne deugd en geleerdheid, die het lidmaatschap dier Orde hoogcr achtten dan hunne bisschoppelijke waardigheid.
Naast de Herders der Kerk vinden wij vorstelijke personen, die hunne afkomst, hunne macht, hun koninklijke waardigheid vergetend, zich als Broeder of Zuster deden opnemen in de Orde van Boetvaardigheid. Onder andere zijn de huizen van Frankrijk, Oostenrijk, Spanje, Portugal, Polen, Hongarijen en Savoijen verwant met de Derde Orde, die zelfs leden telt onder de Koningen der Mooren en de Mandarijnen van \'t Chineesche rijk.
Het voorbeeld van Pausen, Bisschoppen en Koningen heeft een machtigen invloed gehad op het volk, op de nederigen en kleinen der aarde, die in groot getal het ordekleed aannamen en met hunne deugden versierden. Verder schijnt het overbodig op te sommen, welke en hoevele personen, door hunne afkomst, geleerdheid of hooge waardigheid uitmuntende, tot de Orde behoord hebben; dit strekt haar voorzeker tot eer, maar van grooter belang is het, de Heiligen en Zaligen aan te wijzen die uit haar zijn voortgekomen; want gelijk men den boom kent aan zijne vruchten, zoo kent men eene Orde aan de Heiligen,
45
die zij heeft voortgebracht. „ De geschiedenis „der Derde Orde van Sint Pranciscus en Domi-„nicus, zegt pater Lacordaire, is de schoonste en „ stiehtendste die men lezen kan. Zij heeft Hei-„ligen gevormd in alle levensstanden en wel in „ zulk een overvloed, dat de woestijn en het „ klooster haar mochten benijden.quot;
De Orde van den H. Dominicus werd door Cardinaal Baronius „een kweekschool van Heiligenquot; genoemd, en die eervolle benaming heeft zij ten volle verdiend. „ Tel de sterren des hemelsquot; antwoordde Clemens X op de vraag, hoeveel Heiligen de Dominicaner Orde had voortgebracht.
In een tijdsverloop van twintig jaren, getuigt de Theatijn Savonari, zag deze Orde 300 harer kinderen als Heiligen sterven. Het algemeen Kapittel te Valence liet in 1335 een lijst opmaken van de Dominicanen, die in de laatste honderd jaren hun bloed voor \'t Geloof vergoten hadden, en hun getal bedroeg 13370 ; volgens de berekening van Pater Feuillet was in de 16ie eeuw hun getal gestegen tot 36000. Uit de Orde der Predikheeren, verklaarde Paus Pius IX, komen als uit een vruchtbare, mijn, steeds menscben voort, die beroemd zijn door hunne heiligheid.
De Derde Orde heeft ook haar deel in die lofspraken, want zij heeft een groot getal Heiligen voortgebracht, onder alle geslachten, van eiken leeftijd, uit ieder volk. Als een voorbeeld en de hoogste uitdrukking van de heiligheid der Derde Orde stellen wij de Seraphijnsehe Maagd de H. Catharina van Sene, een harer schoonste
46
«ieraden, zoowel als van de geheele Kerk. Zij werd door Paus Pius IX, 13 April 1866, uit erkentelijkheid voor hare vroeger bewezen weldaden en in de hoop op hare machtige voorspraak tot tweede Patrones verkozen van de heilige stad Eome. Deze Heilige had de gave der hoogste beschouwing ontvangen, de H. vijf wonden van Christus heeft zij in haar lichaam gedragen, de liefde tot God en den evenmensch op heldhaftige wijze beoefend, en op het bestuur der kerk zooveel invloed gehad, dat zij de steun was van de Pausen, het voorbeeld der Priesters en een wonder van haar geslacht Jezus Christus noemde haar zijn beminde dochter en openbaarde haar, in menig geheimzinnig onderhoud, de grootste waarheden en de diepste geheimen, die geen sterfelijk oog vermocht te doorschouwen, geen menschelijke tong te verhalen.
Overal toonde zij een ijver voor de bekeering der zondaren, een kracht en standvastigheid in den strijd tegen hare vijanden, een doorzicht in de gebreken en de behoeften barer eeuw, dat zij vereerd werd en bewonderd door hare tijdge-nooten, zoowel door den nederigen landbewoner, die haar over God hoorde spreken, als door de Bisschoppen en Pausen, die haar raadpleegden en als een reddenden Engel beschouwden, door den Hemel gezonden tot heil der Kerk. Zoo zien wij het doel der Orde „ eigen heiligheid en heiligmaking van anderenquot; in deze maagd op een treffende wijze veraanschouwelijkt. —
Minder bekend maar toch groot door hare verborgen deugden, is de H. Eosa van Lima, de
47
eersteling der Derde Orde uit de nieuwe wereld, waar zij door hare vlekkelooze reinheid en buitengewone versterving aller oogen tot zich trok. Van hare kindsheid af had zij i\'ieh de H. Catha-rina ter navolging voorgesteld in haar heilig verlangen naar de eenzaamheid, haren ijver voor de zaligheid der zielen en hare offervaardige liefde jegens God; en in verhevenheid van deugden en vurigheid van gebeden, kwam zij haar zeer nabij. Om de verwantschap, die zij met de H. Catharina gevoelde, zoo innig mogelijk te maken, trad zij ook in de Derde Orde van den H. Dominicus, waarin zij een veilige schuilplaats vond tegen de gevaren der wereld, en rijke hulpmiddelen tot hoogere volmaaktheid.
Vroegtijdig werd zij van de aarde weggenomen en overgeplant naar \'t Hemelsch Paradijs, alwaar zij met de H. Catharina een machtige voorspreekster is voor hare Broeders en Zusters op aarde, die tot hetzelfde geluk geroepen zijn.
Tot eer der Orde en tot stichting en bemoediging barer leden kan hier bijgevoegd worden, dat er niet minder dan 45 Heiligen of Gelukzaligen van de Derde Orde op onze altaren vereerd worden, en dat vele anderen, in geur van heiligheid gestorven, nog slechts op de plechtige uitspraak der H. Kerk wachten, om in hunne rij te worden opgenomen.
Onder dezen verdient in \'t bijzonder vermeld te worden de eerbiedwaardige Joannes Jacobus Olier, de stichter van het beroemde seminarie St.-Sulpice te Parijs, die in 1637 als Tertiaire
48
van den H. Dominicus, zijn nuttig en werkzaam leven door den kostbaren dood der rechtvaardigen geëindigd heeft. Hij was een Priester naar Gods hart en de man der goddelijke Voorzienigheid, die hem gebruikte tot verbetering van Frankrijk door de vorming en opleiding der Geestelijkheid. Als Missionaris voor de bewoners van het platteland, gaf hij de schoonste blijken van waren zielenijver, als zielbestuurder en schrijver van verscheidene geestelijke werken, toonde hij in de wetenschap der heiligen diep te zijn ingewijd, en als Overste was hij een voorbeeld van alle deugden, die de ware priester beoefenen moet. In zijn veelomvattenden werkkring legde hij zich toe op de volmaking en heiliging van zich zeiven, als op de eenig noodzakelijke zaak, waarvan hij door niets werd afgetrokken. Zoo wist hij de plichten van zijnen staat met die der Derde Orde te vereenigen, om overvloediger middelen te vinden voor de volmaaktheid, waartoe hij als priester geroepen was.
De buitengewone gunsten en zegeningen des Hemels had hij vooral te danken aan een kloosterzuster van den H. Dominicus, de eerbiedwaardige Agnes van Jezus, aan wier heiligverklaring reeds jaren gewerkt is.
Toen deze op zekeren dag haren hemelschen Bruidegom verzocht, om uit dit tranendal tot Hem te mogen opstijgen, werd haar door Jezus geantwoord: „Ik heb u nog noodig tot heiligmaking van iemand, die veel voor mijne verheerlijking werken moet.quot; Deze was J. J. Olier,
49
die wij hopen dat weldra door de Kerk aan alle Priesters en aan de Tertiairen van den H. Dominicus in \'t bijzonder, als een nieuwe voorspreker ter vereering, en als een heerlijk voorbeeld ter navolging zal worden voorgesteld. Zulke voorbeelden van heiligheid hebben overal veel invloed gehad op het volk.
In alle gewesten, door de Paters Predikheeren tot het H. Geloof bekeerd, heeft zich de Derde Orde gevestigd en roemrijk onderscheiden. In Azië, vooral in Japan en in America, waar het Evangelie door de Dominicanen het eerst werd verkondigd, heeft zij steeds gebloeid. God alleen kent het getal Heiligen en Martelaren, die zij heeft opgeleverd in de landen der ongeloovigen. Een Dominicaner geschiedschrijver begroot het op verscheidene duizenden. Wij noemen slechts eenige feiten en namen, die nog versch in het geheugen liggen bij het levend geslacht. Onder de 305 Japansche Martelaren, van wie Pius IX de plechtige Zaligverklaring heeft uitgesproken, waren er 31 van de Eerste Orde, 65 van de Broederschap van den H. Eozenkrans, en 34 van de Derde Orde der Boetvaardigheid. Menigeen herinnert zich nog den naam van don eerbied-waardigen Joseph Uijen en zijn zes metgezellen in 1838 gemarteld, en van den eerbiedwaardigen Augustinus Schaffer in 1851 voor \'t geloof ter dood gebracht; voorzeker een duidelijk bewijs, dat de geest des H. Dominicus en van zijne eerste volgelingen ook in onzen tijd nog niet van de Derde Orde geweken is.
Ten slotte willen wij nog een aanklacht der
4
50
tegenpartij, die de Orde vijandig gezind was, aanvoeren, want in hun verwijt ligt een lofspraak, zoo juist en zoo veelbeteekenend, als men ergens zal aantreffen. De bekende Petrus de Vineis bracht hij Keizer Frederik II tegen haar een beschuldiging in, die een loffelijke getuigenis heeten mag: „De Minderbroeders en Predik-heeren zijn tegen ons.... Zij hebben twee nieuwe instellingen in \'t leven geroepen, waarin zoowel mannen als vrouwen worden opgenomen. De toeloop is zoo groot, dat er bijna niemand meer te vinden is, of hij laat zich daarin opschrijven.quot; God geve dat de Derde Orde verdient het voorwerp te zijn van dergelijke aanvallen van den kant harer vijanden.
Hoofdstuk VIII.
Het zal reeds voldoende uit de voorgaande hoofdstukken gebleken zijn, dat de leden der Derde Orde vele en groote voorrechten gemeten, waarvan de gewone Christenen verstoken blijven; maar tot onderrichting en opwekking van wie hiermede bekend of hieraan deelachtig willen worden, zal het niet nutteloos zijn, dat zij nog eens meer nadrukkelijk worden aangegeven en uiteengezet. Ongetwijfeld zouden vele Christenen, wier levensstaat zeer goed met de plichten der Derde Orde te vereenigen is, zich daaraan verbinden, indien zij ernstig in overweging namen, hoe gemakkelijk zij zich daarin een schat van ■ verdiensten verwerven kunnen. In hunnen ijver voor godsdienstige zaken en in hun verlangen naar bovennatuurlijke goederen, willen sommigen deelnemen aan alle bekende Broederschappen en in alle bestaande geestelijke instellingen, maar het gevolg daarvan is: dat zij zich verwarren, het eene voor het andere vergeten, het oude om het nieuwe laten varen, en alzoo noch van het eene noch van het andere de verplichtingen nakomen of de voordeden genieten.
Niet dat wij die heilige instellingen afkeuren of de menschen van \'t goede willen terughouden.
52
maar ons dunkt, dat de Derde Orde eenvoudiger en doeltreffender middelen aan de hand geeft, om dezelfde, ja veel grootere gunsten te erlangen; en dit nog voor heeft, dat zij door den duur van zes eeuwen beproefd en goed bevonden is. De Derde Orde staat onder veel opzichten boven de Broederschappen door haar doel, dat zich niet bepaalt tot een of ander liefdewerk of deugd, maar geheel de christelijke volmaaktheid omvat, en door den overvloed van hulpmiddelen, die geheel liet zieleleven verheffen en heiligen. Dit deed Paus Innocentius VII verklaren, dat de Derde Orde van Boetvaardigheid geen Broederschap is, maar een ware Orde, wier leden inderdaad behooren tot de Orde van den H. Domi-nicus.
In denzelfden zin getuigde Paus Benedictus XIII: „Wij houden de Derde Orde voor een heilige en verdienstelijke Instelling in overeenstemming met de christelijke volmaaktheid, en voor een Orde in den eigenlijken zin.quot; Dit onderscheid waardoor deze Orde boven elke andere godsdienstige vereeniging verheven is, moeten wij niet uit het oog verliezen, omdat juist daarom hare leden aan die groote voorrechten deelachtig zijn.
De schrijver der Navolging van Christus zegt: „Het is niet aan allen gegeven den religieuzen staat te omhelzen, dit is een voorrecht van een klein getal uitverkorenen.quot; Wie echter liet beste deel niet gekozen hebben, en zich tocli schadeloos willen stellen voor dat gemis, kunnen daartoe geen betere gelegenheid vinden dan in een
53
Derde Orde, waarin zij den kloosterstaat zoo dicht mogelijk nabij komen.
De Broeders en Zusters daarvan behooren immers waarlijk tot een geestelijke Orde, van wier geest, door wier voorbeelden en verdiensten zij levenskracht ontvangen, gelijk de ranken van een wijnstok groeien en bloeien door de vochten die zij daarvan overnemen. Zij behoeven de drie kloosterbeloften niet af te leggen, maar volgen een gemeenschappelijken Regel, door de ondervinding beproefd, door de Kerk goedgekeurd, door de Orde voorgeschreven en door ontelbaar vele Heilgen nageleefd; waardoor zij boven elke andere instelling verheven en innig met de Eerste Orde verwant zijn.
Bijgevolg deelt elk lid der Derde Orde van den dag zijner opneming of inkleeding af, krachtens de vergunning van Paus Pius VII, in alle voorrechten en geestelijke gunsten, die aan de Eerste of Tweede Orde middelijk of onmiddelijk verleend zijn, in zoover deze geen inbreuk maken op de rechten der Bisschoppen 1). Nog meer: om een ongepasten naijver tusschen verschillende religieuze Orden te voorkomen, heeft de Kerk bepaald, dat zij allen gelijkelijk deelachtig zijn aan alle voorrechten en aflaten, die aan een andere Eerste of Tweede Orde door den H. Stoel afzonderlijk worden toegestaan. Voeg hierbij, dat alle leden bij hun leven en na hunnen dood, deel hebben in alle verdiensten, boetplegingen goede werken en Sacrificiën der Dominicaner Orde
IJ Cf. App. I.
54
over geheel de wereld verspreid, en gij znlt moeten bekennen dat zij een onuitputtelijke bron is, waaruit allerlei gunsten en zegeningen u toe-stroomen.
Ter herinnering aan al deze voordeelen worden den Broeders en Zusters, op den dag hunner professie, deze onvergetelijke woorden toegesproken, die zij geheel hun leven lang in het diepste van hun hart moeten bewaren ; „Dat u tot heil strekken de Offeranden onzer Priesters, de gebeden van al onze Broeders, die den Heer lofzingen dag en nacht; de arbeid der apostolische mannen, die het Evangelie verkondigen onder Christenen en ketters, onder ongeloovigen en heidenen, hun vermoeienissen en apostolische reizen; de beproevingen der jongelingen, de geloften der maagden, de tranen der boetelingen en de arbeid der Leekebroeders. Dat het nachtwaken, de gebeden, het vasten en de verstervingen der Eeli-gieuzeu gelijke vruchten van boetvaardigheid in u voortbrengen, en een even grooten ijver voor den naaste, en een buitengewone liefde tot God in uw hart verwekken mogen quot;
„Hoe\' bemoedigend is voor ieder lid de gedachte, dat hij niet alleen staat in dat leven „van verstervingen, hetwelk hij gekozen heeft, „dat de verplichtingen, hem door den Eegel op-„gelegd, vóór hem onderhouden zijn door een „ontelbare menigte Broeders van eiken stand, „uit iederen levensstaat; dat op denzelfden „dag en dikwijls op hetzelfde uur, deze Broe-„ders, door den band der Derde Orde met „hem vereenigd, dezelfde oefeningen verrich-
55
„ten, dezelfde gebeden ten hemel zenden, enzicli \'.aan dezelfde onthondingen onderwerpen. Men ^.gevoelt zich bezield door de vereenigde pogingen „en opofferingen, en men wil geen onwaardig lid „zijn der Broederschap, maar herhaalt met heiligen naijver: Zou ik niet kunnen wat zij doen, „en zou ik geen deel nemen aan den gemeen-„sehappelijken arbeid, terwijl ik geroepen ben „om te deelen in de vruchten die hij oplevert?quot; 1)
In denzelfden geest schreef Pater Lacordaire in de aanbeveling van zijn handboek der Derde Orde voor de Tertiairen: „Gij moet u eiken „dag herinneren, dat gij waarlijk en wettig be-„hoort tot een religieuze Orde, voor zes eeuwen „door een Heilige gesticht, en die van toen af „de Kerk Gods besproeid heeft met hare zweet-„druppels en haar bloed, en haar overal Apostelen, Martelaren, Belijders, Maagden, Bisschop-„pen en Pausen geschonken heeft.
„Tracht die ontelbaar vele Gelukzaligen na te „volgen, bij wie gij u geschaard hebt, gedreven „door een heiligen ijver, die u aanzet tot het „beoefenen der nederigheid, armoede en zuiver-„heid, tot liefde jegens God en den evenmensch. „Overweegt hun leven en geschriften, plaatst „hun beeltenissen rondom TJ, verzamelt hun „overblijfselen met een heilige godsvrucht, kust „met liefde hunne voetstappen waar gij ze vindt, „en stelt uwe hoop op hen in \'t leven en bij „den dood. De gemeenschap der Heiligen is
1) Pater Jandel.
56
„een gaaf van God aan alle Christenen geschon-„ken, maar de gemeenschap van de leden eener „Orde met hare Heiligen is noodzakelijkerwijze „veel inniger, veel nauwer en een bron van over-„vloedigen troost.quot;
Wij eindigen dit hoofdstuk met het verhaal eener verschijning aan onzen H. Vader Dominions, waarin den leden der Derde Orde de bevoorrechte plaats getoond wordt, die zij in den hemel zullen innemen, omdat zij volgens de plechtige verklaring der Pausen waarlijk kinderen zijn van den H. Dominicus
Op zekeren dag dat de H. Dominicus in het gebed verslonden was, geraakte hij in geestverrukking. Hij zag den Heer Jezus met de H. Maagd aan Zijne rechterhand, en het scheen hem toe dat de H. Maagd met een goudgelen mantel omhangen was. Om zich rondziende merkte hij Eeligieuzen van alle Orden voor \'t aanschijn van God, maar vond er geen van de zijne. Daarom begon hij bitter te weenen, en durfde niet nader komen bij God of Zijne Moeder. Maria wenkte hem met de hand om te naderen; maar bij durfde niet toetreden voordat de Heer hem ook een teeken gegeven had. Toen kwam hij en wierp zich weenende voor hen op de knieën. De Heer gebood hem op te staan en vroeg hem daarna: Waarom weent gij zoo bitter? Ik ween, antwoordde hij, omdat ik Eeligieuzen zie van elke Orde, en niemand van de mijne. En de Heer zeide hem: Wilt gij uw Orde zien? Ja Heer, was zijn antwoord. Daarop legde de Heer Zijne hand op den schouder van de H. Maagd, en
57
sprak toen tot den H. Dominieus: Uw Orde heb ik aan mijne moeder toevertrouwd. Maar wilt gij volstrekt uw Orde zien ? vroeg Jezus nog eens. Ja Heer, hernam de H. Dominieus. Toen opende de H. Maagd haren mantel zoover dat hij over geheel den hemel was uitgespreid, en de Heilige zag daaronder een groote menigte van zijne Broeders. De H. Dominieus viel op zijne knieën, om God en Maria zijne Moeder, te bedanken voor dat uitstekend voorrecht — en het visioen verdween.
Hoofstuk IX.
Aflaten aan de Derde Orde verleend.
§ 1. Algemeene Regels.
Er zijn aflaten die reclitstreeks en onmiddelijk aan de Derde Orde geschonken zijn, en andere waaraan zij deelachtig is geworden door communicatie met een andere religieuze Orde. De Communicatie is een voorrecht door den H. Stoel verleend, waardoor een Orde\' deel heeft in al de gunsten en aflaten van een andere Orde met welte zij communiceert, mits het voorrecht der communicatie niet uitdrukkelijk, of uit den aard der verleende gunsten zelve, wordt uitgesloten. Iedere Orde vooral een Bedelordegeniet vele voorrechten, omdat deze aan een andere zijn gegeven, en dus zijdelings, krachtens hare communicatie met die Orde, ook haar eigendom geworden zijn.
Bijgevolg zijn de leden der Derde Orde van den H. Dominicus deelachtig: aan de aflaten en voorrechten, door vele Pausen van Gregorius IX (1228) tot Pius IX, aan haar rechtstreeks en onmiddelijk verleend.
Door Communicatie deelt zij :
1. In alle gunsten en aflaten, aan de Eerste of Tweede Orde van den H. Dominicus toegestaan. (Pius VII litt: Encicl: 6 Jul: 1806).
2. In alle aflaten die de H. Kerk aan eene van de religieuze Orden, hetzij Eerste, Tweede
59
of Derde Orde, verleend heeft. (Leo X, Const: Dudum per nos accepto, 10 Dec: 1519 en In-noc: XII, 16 Dec: 1695).
3. Inzonderheid in alle gunsten en aflaten die door de leden der Derde Orde van den H. Eran-ciscus verdiend kunnen worden. (Leo X. Const. Dudum). Hieronder is echter niet begrepen de Pauselijke Zegen, dien de leden der Derde Orde van den H. Franciscus viermaal \'s jaars ontvangen (Deel: van den Hoogeerw: Pater Bianehi.Proc: ord:)
4. Zij kunnen de aflaten der Orde verdienen, van den dag hunner inkleeding af. (Pius VII. 6 Jul: 1806.
N.B. De lijst van deze en de volgende aflaten is overgenomen uit L. Pallard, Doet. Theol. „liecueil de Tiers-Ordres etc.quot;, een boek door den geleerden schrijver met veel zorg bewerkt, en door de Generaals der respectieve Orden nagezien en goedgekeuid. Verder is het aan het oordeel der H. Congregatie der Aflaten onderworpen, die daaraan, na een nauwkeurig onderzoek en gunstig verslag van haren Consultor, eveneens hare goedkeuring verleend heeft. 1;
1) R. D. Pallard opus composuit, quod inscribitur; «Recueil de Tiers-Ordres etc.quot;. Summa indulgentiamm. tum ex aliis Summariis jam approbatis, tum ex Bre-vibus et Decretis Pontlficiis desumpta sunt. Magna pars horum Summariorum jam ab aliis viris doctis et in dignitate positis, praedictarum Confraternitatum Moderatoribus. examinata et approbata fuit: ego vero ex mandate S. C. Indulg., omnia iterum examinavi
60
§ 2-
Bijzondere opgave van de Volle Aflaten der Berde Orde.
Krachtens bijzondere vergunning of communicatie met een andere Orde, vooral met de Derde Orde van den H Franeiscus, kunnen de Broeders en Zusters van Boetvaardigheid verdienen een vollen aflaat:
1. Op den dag hnnner Inkleeding en Professie, indien zij gebiecht en gecommuniceerd hebbende, eene kerk bezoeken, en daar bidden tot intentie van Z. H. den Paus van Eome. (Pius VII, 24 Febr, 1818 en 31 April 1833.)
3. Op den 35quot; en 50quot; verjaardag hunner Inkleeding of Professie, op dezelfde voorwaarden als Nquot; 1. (Pius VII, 31 April 1833, en Pius VI, 6 Juni 1776.)
3. lederen keer dat zij „De Getijden der Overledenenquot;, of „De Zeven Boetpsalmenquot;, of
et cum fontibus authenticis comparavi. Factis igitur opportunis emendationibus, censeo publicationem prae-fati Operis posse permitti.
Datum Romae, die 5 Augusti 4862.
Mich. Haringek,
S. Conq. Jndulg. et S S. Reliq. Consultor.
Sacra Congregatio Indulgentiis sacrisque Reliquiis praeposita, attenta relatione suprascripti Consultoris, Rmi. P. Haringer, licentiam concedit quoad ae quae ad ipsam spectant, praefatum opus typis imprimendi.
Datum Romae ex Secretaria S. Congr. Indulg. die 5 Augusti 1862.
F. Card. Asqüiniüs, Praefectus.
61
„De Vijftien Trappsalrnenquot; bidden voor de ge-loovige zielen.
Die wegens ziekte of ouderdom hiertoe niet in staat zijn, verdienen denzelfden aflaat met een of anderen psalm, of een hymne ter eere van Onzen Heer Jezus Christus of van de H. Maagd te bidden. (Leo X, 31 Jul. 1517.)
4 lederen keer dat zij de H. Communie ontvangen. (Leo X, Dum praeexcelsa, 19 Jun. 1515 en „Dudum per nosquot; 10 Dec. 1519.)
5. Eens in de maand op een dag naar verkiezing op de gewone voorwaarden, indien zij gedurende eene maand dagelijks een half uur of ten minste een kwartier meditatie houden, (Lnn. XI, 24 Dec. 1692.)
6. Op den dag der maandelijksche vergadering, indien zij gebiecht en gecommuniceerd hebbende, een kerk bezoeken om te bidden tot intentie van Z. H. den Paus, en de vergadering bijwonen.
De leden die om een wettige reden verhinderd zijn in de vergadering te komen, of de andere voorwaarden te vervullen, verdienen denzelfden aflaat met datgene van de voorgeschreven werken te doen, wat zij kunnen. (Pius IX, 10 Juni 1855.
7. Op het einde van een geestelijke afzondering of retraite van acht dagen, mits zij biechten
\'en communiceeren. (Pius VI, 6 Jun. 1776.)
8. Op eiken feestdag van de Heiligen (doch niet van de Gelukzaligen) der Eerste, Tweede en Derde Orde, mits zij, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, een kerk van de Paters Do-
63
minicanen bezoeken, of een andere kerk als er op die plaats geen kerk van de Paters Dominicanen is; en daar bidden tot intentie van Z. H. den Pans. (Handboek der Derde Orde door den Hoogeenv. Pater A. V. Jandel, 8e uitgave p. 425.)
9. In het uur des doods, indien zij sterven in het habijt der Orde, of ten minste met het habijt op het bed, en vragen om in \'t habijt begraven te worden. (Leo X, 1 Sept. 1518.)
10. In het uur des doods, door den Zoeten Naam Jezus aan te roepen met den mond en met het hart, of minstens met een hart, dat van een oprecht berouw doordrongen is. (Ben. XIV, 15 Maart 1751.)
11. Indien zij een Eozenhoedje van 5 tientjes en daarbij nog vijfmaal het Onze Vader, Wees gegroet en Glorie zij den Vader bidden in tegenwoordigheid van het H. Sacrament, of zoo hun dit niet mogelijk is, op elk andere plaats, kunnen zij eenmaal daags een vollen aflaat verdienen voor de geloovige zielen in het vagevuur. (Ben. XIII, 21 Dec. 1729.)
12. Eveneens kunnen zij op iederen Zondag van het jaar, en op de feesten Onzes Heeren Jezus Christus en van de H. Maagd, een vollen aflaat verdienen voor de geloovige zielen, wanneer zij, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, een kerk bezoeken en daar bidden tot intentie van Z. H. den Paus. (Innoc. VIII, 24 Sept. 1488.)
13. De Broeders en Zusters, die in staat van genade, ook zonder dat zij gebiecht of gecommuniceerd hebben, zesmaal het Onze Vader, Wees
63
gegroet en Glorie zij den Vader bidden, voor den voorspoed der H. Kerk en tot intentie van Z. H. den Paus, kunnen op elke plaats, voor zicli of voor de zielen in \'t vagevuur, ééns op een dag al de volle en gedeeltelijke af aten verdienen van al de Basilieken, kerken en heiligdommen van Eome, Jerusalem, Portiuncula en den H. Jacobus in Spanje; doch alleen op die dagen welke in den Eomeinsohen Missaal zijn aangewezen. (Pius II, Sixtus IV, Leo X, Paulus III, Urbanus VIII, Pius VII en Pius IX, 14 Apr. 1856.)
14. Telkens dat zij in eene kerk voor het H. Sacrament zesmaal het Onze Vader, Wees gegroet en Glorie zij den Vader bidden, verdienen zij de aflaten van de zeven Basilieken te Eome en Jerusalem. (Pius VII, 21 April 1833.) De Basilieken zijn: Sint-Jan van Laterane, de Sint-Pieter, de Sint-Paulus buiten de muren, H. Maria de Meerdere, van \'t II. Kruis van Jerusalem, van den H. Laurentius buiten de muren, van den H. Sebastianus. De aflaten aan \'t bezoek dezer kerken verbonden zijn zeer talrijk.
15. De Broeders en Zusters kunnen een vollen aflaat verdienen, en van eiken Biechtvader, die daartoe gemachtigd is, de generale absolutie van den Eegel ontvangen;
a. Op de groote feesten Onzes Heeren, te weten: Kerstmis, Besnijdenis, Driekoningen, Pa-schen, Hemelvaart, Pinksteren, H. Drievuldigheid en H. Sacramentsdag.
b. Op de volgende feestdagen der H. Maagd: Zuivering, Boodschap, Visitatie, Hemelvaart, Geboorte, Praesentatie en Onbevlekte Ontvangenis.
c. Op de feestdagen van Allerheiligen, Petrus en Paulus, en de H. Catharina, Maagd en Martelares.
d. Op lederen dag van de Goede Week.
e. Eens in hun leven op een dag naar verkiezing, en in het uur van hunnen dood. (Leo X en Pius IX, 13 Maart 1855.)
15. De Priesters der Derde Orde verdienen een vollen aflaat op den dag hunner eerste H. Mis, en ook de Broeders en Zusters die daarbij tegenwoordig zijn, als zij op dien dag commu-niceeren. (Paulus V, 23 Dec. 1609.)
16. De Priesters der Derde Orde, de H. Mis lezende voor hunne overleden ouders of voor de overledenen van de Orde of van de verschillende Broederschappen, die aan de Orde verbonden zijn, verdienen een vollen aflaat voor de geloo-vige zielen. (Clemens VIII, 20 Juni 1596.)
§ 3.
Gedeeltelijke Aflaten.
De Broeders en Zusters verdienen een aflaat van:
1. 40 dagen voor elk bezoek aan \'t H. Sacrament (Alex. IV, 23 Dec. 1256.)
2. 100 dagen wanneer zij een kwartier meditatie houden, (Inn. XII, 24 Dec. 1692.)
3. 100 dagen voor het bijwonen der H. Mis, of andere kerkelijke getijden in eene kerk of kapel van de Orde. (Ben. XIV, 15 Maart 1711,)
4. 100 dagen voor het bijwonen der alge-
65
meene of bijzondere vergaderingen der Derde Orde, op welke plaats zij ook gehouden worden. (Ben. XIV, 15 Maart 1751.)
5. 100 dagen wanneer zij in het openbaar of in \'t bijzonder godsdienstig onderricht of cate-chisnuis geven (Innoe. XI, 30 Mei 1686).
6. 100 dagen wanneer zij armen herbergen, vijanden trachten te verzoenen of zondaren te bekeeren, of eenig werk van barmhartigheid verrichten. (Ben. XIV, 15 Maart 1751).
7. 200 dagen met het bezoeken van zieken om hen te troosten of te onderwijzen. (Innoc: XI, 30 Mei 1686.)
8. 560 dagen wanneer zij in de maandelijksche vergadering de voorlezing of uitlegging van den Regel aanhooren. (Clemens V, 1 Mei 1305.)
9. 7 jaren en 7 quadragenen op eiken vrijdag van de Vasten, en op één vrijdag naar verkiezing een vollen aflaat, mits zij biechten, com-municeeren, de kerk bezoeken en bidden tot intentie van Z. H. den Paus. (Clemens. XIV, 33 Nov. 1772.)
10. 100 dagen iederen dag dat zij tegenwoordig zijn bij de Noveen tot voorbereiding voor \'t feest van Maria Onbevlekt-Ontvangems, en een vollen aflaat op een dier dagen, indien zij gebiecht en gecommuniceerd hebbende, een kerk bezoeken en daar bidden tot intentie van Z. H. den Paus, (Clemens XIV, 23 Nov. 1772.)
11. 7 jaren en 7 quadragenen iederen dag gedurende de Noveen voor Kerstmis, en den eersten
5
66
en laatsten dag een vollen aflaat op de gewone voorwaarden. (Clemens XIV, 33 Nov. 1773 )
13. 5 jaar en 5 quadragenen zoo dikwijls zij met godsvrucht hun scapulier kussen, indien het gewijd is. (Joann: XXII, Innoc: VIII, en Ben: XIII.)
Hoofdstuk X.
De Regel voor de Broeders en Zusters van de Derde Orde der Predik-heeren.
De Broeders en Zusters der Derde Orde onderhielden van \'t begin af met de meeste nauwgezetheid de regels, die de H. Dominieus hun mondelings gegeven had, en waardoor de levenswijze der leden overeenkomstig het doel der Orde in de hoofdzaak was bepaald. Toen met verloop van jaren hun getal steeds toenam, kwamen er op verschillende plaatsen ook onderling verschillende gebruiken in zwang. Nu verzochten de Zusters der Derde Orde in Italië den Hoogeerw. Pater Munio de Zamora, zeveuden Generaal der Orde, om de oude mondelings overgeleverde instellingen en regels op schrift te brengen, ten einde overal meer gelijkvormigheid te hebben.
Dit deed hij in \'tjaar 1285. In 32 hoofdstukken vatte hij samen wat de H. Dominieus geleerd had; en om aan iedereen de bevoegdheid te ontnemen, iets op eigen gezag daarin te veranderen, verzocht hij Paus Honorius IV in \'t
68
zelfde jaar 1385 dien Eegel, door hem opgesteld, goed te keuren en te bekrachtigen. Dezen vorm heeft de Eegel sedert dien tijd behouden. Paus Innocentius VII en na hem Engenius IV hebben later die goedkeuring en bekrachtiging vernieuwd; de eerste in 1405, de andere in 1439; en alzoo is de Eegel onveranderd tot ons gekomen.
Voor de leden der Derde Orde is het een der voornaamste plichten van hunnen staat den Eegel te kennen, waaraan zij zich verbonden hebben, hem te bewaren als een kostbaar kleinood, hun door den Hemel geschonken, en hem te beschouwen als een levensregel, waarmede hun gedrag moet overeenkomen. De regels in \'t belang der Derde Orde en der Broeders en Zusters zeiven gegeven, moeten geen banden zijn die knellen, maar een juk dat zacht is, en een last die licht gemaakt wordt door de liefde en de hoop op de toekomstige belooning; want „alle tucht, leert de H. Paulus, schijnt wel voor het tegenwoordige niet tot blijdschap te zijn maar tot droefheid, later nochtans zal zij aan die door haar zijn geoefend, vreedzame vrucht vergelden van rechtvaardigheid.quot;
jv Om nu iedereen in de gelegenheid te stellen de verplichtingen van den Eegel te kennen en het nut daarvan te waardeeren, zullen wij den Eegel in zijn oorspronkelijken vorm letterlijk vertalen, en achter elk hoofdstuk de verklarin» gen en aanteckeningen voegen, die noodig zijn, om den zin daarvan te verstaan inde toepassing op onzen tijd.
69
ETJGENIÜS,
BISSCHOP, DIENAAll BEU DIENAREN GODS.
Ter eeuwigdurende gedachtenis.
TJit kracht van ons ambt moeten wij er voor waken, dat ieder in zijn recht gehandhaafd worde. Hierom hebben wij volgens een verzoek van wege onze beminde Zonen en Dochters, de Broeders en Zusters van de Orde der Predikheeren van Boetvaardigheid des H. Dominions, in onze stad Eugebio, zekeren brief van Innocentins YII letterlijk doen afschrijven van het register, waarin hij gevonden is, en op aandringen van genoemde Broeders en Zusters voor die hem verlangen laten opteekenen, omdat zij beweren den inhoud daarvan om zekere redenen noodig te hebben.
Hij luidt:
INNOCENTIUS,
BISSCHOP, DIENAAE DER DIENAREN GODS.
Ter toekomstige gedachtenis.
De Apostolische Stoel toont in zijne waakzame zorg een welwillende toegenegenheid jegens personen, die onder eene regeltucht zich met de oefeningen van het godvruchtig leven bezig houden; en al wat er wijselijk voor het heilzaam bestuur van dien staat verordend is, pleegt hij met het Apostolisch
70
gezag te bekrachtigen, om het ongeschonden te bewaren.
Het verzoek nu, dat ons onlangs gedaan werd van wege onze beminde Zonen en Dochters in Christus, de Broeders en Zusters van de Orde der Predikheeren, Broeders en Zusters van Boetvaardigheid des H. üo-minicus genoemd, hield in, dat zij een zekeren Eegel of religieuze levenswijze loffelijk onderhouden hebben en nog onderhouden, waarin men weet dat verscheidene regels en bepalingen gevonden worden, die goed en redelijk zijn en met de kloostertucht overeenkomen, en dat zij, hoewel de Orde en hare Broeders en Zusters door den Aposto-lischen Stoel met onderscheidene voorrechlen. begunstigd zijn, toch voor dezen Regel of levenswijze de goedkeuring van den H. Stoel verlangen, om meer vastheid van bestaan te hebben, en door de medewerking der goddelijke goedheid van deugd tot deugd voortgaande, hunnen dienst aangenamer te kunnen maken voor den Heer. Om die reden heb-beu ons dezelfde Broeders en Zusters ootmoedig verzocht, aan dezen Regei of levenswijze het gezag der Apostolische bekrachtiging toe te voegen, en volgens onze Apostolische goedgunstigheid te willen gebieden, dat deze door genoemde Broeders en Zusters,
71
zoowel tegenwoordige als toekomende voor altijd worde nageleefd.
Wij dan, verder ingelicht door een volledig en trouw verslag van onzen ecrbied-waardigen Broeder Angelus, Bisschop van Ostia, (wien wij het hadden opgedragen dit zelf te onderzoeken en ons zijne bevindingen mede te deelen) en gunstig voor deze aanvragen gestemd, hebben den liegel of levenswijze, waarvan wij al de hoofdstukken duidelijk en afzonderlijk woord voor woord hierbij hebben doen voegen, zoowel als genoemde verordeningen en bepalingen volgaarne goedgekeurd; die wij met volkomen kennis door het Apostolisch gezag bekrachtigen en door deze Breve bevestigen, en daarbij willen en bevelen wij, dat dezelfde Regel of levenswijze onveranderlijk door die Broeders en Zusters, zoowel tegenwoordige als toekomende te allen tijde onderhouden worde.
De inhoud van dien Eegel of levenswijze is als volgt:
Uit dezen Bul des Pausen blijkt;
1.) Dat de Derde Orde niet een godsdienstige vereeniging, een congregatie of een broederschap, maar inderdaad een Orde is, zooals zij uitdrukkelijk door den Paus wordt genoemd.
3.) Dat deze Eegel of levenswijze door \'t hoogste gezag op aarde plechtig goedgekeurd en be-
72
krachtigd is, met het uitdrukkelijk gebod, dat deze ongeschonden, te allen tijde, door de tegenwoordige en toekomstige Broeders en Zusters nageleefd worde. Niemand heeft dus het recht daar verandering in te brengen dan de Paus alleen. Verder moet men den Eegel onderhouden gelijk hij door den Paus gegeven is, om aan de voorrechten deelachtig te worden, die de H. Kerk verleent aan de Derde Orde, zooals zij door haar goedgekeurd en bekrachtigd is. Doch hoewel iedereen de bevoegdheid wordt ontzegd om den Kegel zeiven te wijzigen, is toch den Overste of Bestuurder macht gegeven om aan bijzondere personen die dispensaties in den Kegel te verleenen, welke zij noodig hebben.
3.) Dat eindelijk het doel van den Eegel is, zooals het hier aangegeven wordt: een grootere bestendigheid en duurzaamheid der Orde, meer gelijkvormigheid van levenswijze in die Orde, en vooral een hoogere volmaaktheid der leden die zich daaraan verbonden hebben.
Hoofdstuk I.
Over het aannemen van leden en hunne eigenschappen.
Opdat deze Orde onophoudelijk en duurzaam in het goede toeneme, hetgeen men weet dat hoofdzakelijk daarvan afhangt, of er geschikte personen aangenomen worden, willen en bepalen wij, vooreerst: dat er niemand in de Orde dezer Broederschap opge-
73
nomen worde dan door den Magister of Director, en door den Prior van genoemde Broederschap, of met vergunning van dezen, en tevens met toestemming van het meerendeel der geprofeste Broeders van dezelfde Broederschap op die plaats j evenwel na een voorafgaand nauwkeurig onderzoek, of hij is van een goed en onbesproken gedrag, en in \'t geheel niet verdacht is van ketterij, en of hij in \'t bijzonder, als zoon van den H. Do-minicus in den Heer, de waarheid van het Katholiek Geloof als een uitstekend ijveraar bevordert; ook moet hij, alvorens het ordekleed te ontvangen, de schulden die hij hebben mocht ten volle voldoen, en trachten zich met zijn evennaasten te verzoenen, en volgens den raad en de beschikking van een verstandigen Biechtvader zijn testament gereed te hebben of te maken.
Hetzelfde onderzoek moet ook plaats hebben ten opzichte van vrouwen, die in de Orde willen treden; doch die gehuwd zijn, moeten niet tot de gemeenschap van genoemde Broederschap toegelaten worden dan met vergunning en toestemming van hare echtgenooten, van welke toestemming een publieke akte worde opgemaakt. Hetzelfde willen wij ook dat gelde voor mannen die gehuwd zijn, tenzij dit bij hen of bij een
74
van beiden belet worde door een of andere reden, die naar het oordeel van bevoegde rechters wettig is.
Dewijl de Derde Orde geen broederschap is maar een levensstaat, waartoe een bijzondere roeping vereischt wordt, moet men in liet aannemen van nienwe leden met voorziclitiglieid te werk gaan, opdat geen ongeschikte personen worden toegelaten, waardoor de Orde in de achting der mensohen zou dalen. De aanneming van leden in eene vergadering geschiedt door of ten minste met goedvinden van den Bestuurder en den Prior, en tevens met toestemming van \'t meerendeel der geprofeste Broeders of Zusters der Broederschap op die plaats.
De Kegel vordert uitdrukkelijk als voorwaarde ter opneming; zuiverheid van geloof, reinheid van zeden, een onbesproken gedrag, en een ongeschonden naam, en daarbij een vurigen ijver voor de belangen der H. Kerk. In \'t algemeen moeten geen personen toegelaten worden, dan die met waren Clmstelijken geest bezield en door de zucht naar hoogere volmaaktheid gedreven, gegronde hoop geven, dat zij zich als oprechte Broeders en Zusters van den Derden Eegel zullen gedragen.
Die om hunnen leeftijd, hun stand of dienstbaarheid of andere redenen verhinderd worden de bijeenkomsten bij te wonen, maar wel in staat zijn de overige verplichtingen te volbrengen, kixnnen door den Bestuurder of een anderen Pater of Priester, daartoe door den Hoogeerw: Pater Gene-
75
raai of Provinciaal gemachtigd, afzonderlijk aangenomen worden in de Derde Orde, zonder dat zij deel uitmaken van de Vergadering, welke op die plaats gevestigd is.
Verder neemt men niet aan, die schulden hebben, welke zij niet kunnen betalen, of in vijandschap leven met hun evenmensch, of die reeds besloten hebben een andere Orde of religieuze Congregatie in te treden.
De verordening van het testament was meer noodzakelijk in de eerste tijden, toen de leden zich vooral en dikwijls met levensgevaar aan de verdediging der Kerk toewijdden. Het was in \'t belang der familien dat zij over hnnne bezittingen beschikten, opdat er in geval van een onvoorzienen dood geen oneenigheid zou ontstaan over hunne nalatenschap; ook wilden de leden, door zich op die wijze van het hunne te ontdoen, de vrijwillige armoede zooveel mogelijk nabij komen. In de tegenwoordige omstandigheden kan men licht in dit punt van den Eegel dispenseeren; hoewel het raadzaam is bijtijds zijn zaken in orde te brengen, opdat men bij zijn sterven alleen met zijne ziel kunne bezig blijven.
Hetzelfde moet men toepassen op de schriftelijke toestemming, die er voor gehuwde personen van hun echtgenooten gevorderd wordt; thans is het zeker voldoende dat zij mondelings gegeven wordt, indien er geen wettige redenen zijn, die ook daarvan ontslaan.
Bij personen die niet in een vergadering worden opgenomen, moet de Pater of Priester, tot het inkleeden van leden gemachtigd, naar de
Ml.W
76
vereischte hoedanigheden onderzoeken, en hen, wanneer zij volgens zijn oordeel geschikt zijn, als afzonderlijke leden in de Orde aannemen.
Hoofdstuk II.
Over het habijt der Broeders en Zusters.
Allen zoowel Broeders als Zusters van genoemde Broederschap, moeten zich kleeden met zwart en met wit laken, dat echter in kleur of innerlijke waarde niet te kostbaar mag zijn, gelijk met de stemmigheid van Christus\' dienaren overeenkomt. De mantels en ook de kappen der Broeders moeten zwart zijn, doch de tunica\'s wit, met mouwen die tot aan de hand komen en sluiten. De riemen zijn slechts van leder, en de vrouwen dragen ze onder de tunica. Men vermij de alle wereldsche ij delheid in beurzen, schoenen en andere zaken. De sluiers en hoofdbanden der Zusters zijn wit van linnen uit vlas of hennep.
Op den tijd dat de Eegel gemaakt werd, veranderde hij niets in de kleederdracht, welke toen de heerschende was; de kleur alleen werd bepaald voorgeschreven en te groote kostbaarheid verboden. Wijl er in den nitwendigen vorm der kleeding zoo groote verandering is gekomen, dat het kleed der Derde Orde in zijn oorspronkelijke gedaante
77
van elk ander onderscheiden is, mag het nu zonder uitdrukkelijk verlof van den Bestuurder door de Broeders niet gedragen worden noch in \'t geheim noch in het openbaar, dan alleen door de Broeders en Zusters die in een klooster te zamen leven. De leden der Derde Orde, die in de wereld blijven, mogen zich bijgevolg in hun kleederdracht naar de heerschende gebruiken voegen, mits zij de zedigheid en den eenvoud in acht nemen en allen overdreven opschik vermijden. Wat de kleur betreft moeten zij zich zooveel mogelijk aan \'t wit, zwart en grijs, of ten minste aan strenge kleuren houden. Indien zij volgens hun stand en om wettige reden van edelgesteenten en kostbare sieraden gebruik maken, of kleederen van een andere kleur dan de aangewezene dragen willen, dan moeten zij hiervoor vergunning vragen aan hunnen Bestuurder.
Het kleed der Derde Orde, dat alle leden onder hun bovenkleederen moeten dragen, bestaat in een lederen gordel en een scapulier van wit wollen laken, dat over de schouders afhangt tot aan den riem. Een van beide is voldoende, maar het scapulier, het onderscheidingskleed der Orde, wordt vooral aanbevolen. Vroeger gebeurde het meermalen, (en in katholieke landen kan het nog gebeuren) dat aan een Zuster van de Derde Orde in de wereld door de Oversten toegestaan werd, het habijt openlijk te dragen, op deze voorwaarden : dat zij deugdzaam van leven, van goede zeden en minstens veertig jaren oud is; dat zij zooveel heeft als noodig is om van te leven; dat zij niet bij mannen woont, tenzij bij bloed- of
78
aanverwanten in den eersten of tweeden graad; en eindelijk dat zij uitdrukkelijk belooft in den onge-huwden of den weduwstaat te willen leven. Daarenboven wordt in dit geval vereischt, dat door den Bisschop der plaats daartoe vergunning is geveven.
Overigens kunnen de Broeders en Zusters een habijt, dat is: een zwarten mantel en capuee en een witte tunica laten wijden, om daarmede bij hun sterven gekleed en na den dood begraven te worden, waaraan een volle aflaat verbonden is.
Ten slotte wijzen wij nog op de beteekenis van het habijt. Het is eenvoudig omdat het leven der Broeders en Zusters eenvoudig en zedig moet zijn, niet kostbaar of glanzend om hun te herinneren dat zij alle wereldsehe ijdelheid verzaakt hebben. Het heeft zijn eigenaardige kleuren, het zwart is hun een zinnebeeld van boetvaardigheid en den dood, dien zij aan de wereld en zich zeiven gestorven zijn; het wit wijst hen op de onschuld en zuiverheid van hart, die zij bewaren moeten. De lederen gordel herinnert hun den heiligen band, waarmede de ziel met haren hemelschen Bruidegom verbonden is, en aan de kracht waarmede zij hunne booze neigingen en hartstochten moeten beteugelen en onderwerpen aan God. De zwarte mantel hangt over het witte kleed ter herinnering, dat de onschuld en reinheid des harten beschermd en bewaard moeten worden door de boetvaardigheid.
79
Hoofdstuk III.
Over het zegenen van de kleederen of het habijt, en de toijze van inkleeden in de Derde Orde.
Door den Magister of Bestuurder of door diens plaatsvervanger worde de persoon, die aangenomen moet worden, in de kapittelkamer der Broederschap, of voor het altaar eener kerk der Paters Predikheeren op die plaats, ontvangen. In tegenwoordigheid van den Postulant, die in knielende houding ootmoedig verzoekt om aangenomen te worden, en in het bijzijn van eenige andere Paters Predikheeren en den Prior der Broederschap zal de Bestuurder eerst het habijt zegenen. Nadat het habijt gezegend is en de Postulant het op een afzonderlijke plaats heeft aangetrokken, 1) keert hij voor de trappen van het altaar terug, en knielt voor den Bestuurder neder, waarop deze zegt:
Veni Creator Spiritus, en de Broeders die hem bijstaan gaan daarmede door tot aan het einde. Dan volgt Kyrie eleison etc. Pater no ster etc, e ruitte spiriturn iuum etc, salvum fac etc, Dominus vobiscum- Oremus. Deus qui cor da etc, Praetende Domine etc.
1) De Regel veronderstelt een inkleeding met een volledig habijt, vergelijk, daarom Hoofdst: XIII. ))In-kleeding\';.
80
Zoodra men Amen geantwoord heeft, wordt de ingekleede met wijwater besproeid. Daarna geven alle Broeders der vergadering, hem den vredekus; de vrouwen moeten op dezelfde wijze voor het altaar ontvangen worden als de Broeders.
Het is raadzaam dat de inkleeding door eenige maanden van voorbereiding voorafgegaan, en dat de dag zelve door het ontvangen der H. H. Sacramenten geheiligd worde; op dien dag verleent de Kerk, zoowel als bij de Professie een vollen aflaat op de gewone voorwaarden.
Niet alleen het eerste scapulier dat men ontvangt, maar ook de andere die men later draagt, moeten gewijd worden. Alle Paters der Orde hebben macht daartoe. Indien een scapulier zoodanig versteld wordt dat het voor \'tgrootste gedeelte vernieuwd is, moet insgelijks de wijding vernieuwd worden. Wie het scapulier met godsvrucht kust verdient een aflaat van 5 jaren en 5 quadragenen. Omdat het waarschijnlijk is, dat men het kleed, namelijk het Scaj)ulier of den Eiem, moet dragen om aan de goede werken der Orde deelachtig te worden, moet men het niet afleggen, dan om wettige redenen en slechts voor korten tijd.
Bij de inkleeding kiezen de Broeders en Zusters gewoonlijk een Heilige of Gelukzalige uit de Orde tot Patroon, wiens naam zij aannemen om onder zijn bijzondere bescherming te staan, en zijn deugden zich als een voorbeeld ter navolging voor te stellen.
81
Hoofbstuk IV.
Over de Professie of de wijze van Professie te doen.
Na een jaar of vroeger als hij aan boven-genoemden Bestuurder en Prior, of aan wien zij dit overgelaten hebben, en tevens aan het meerendeel der geprofeste Broeders van de Broederschap, geschikt toeschijnt, dan worde hij tot de Professie toegelaten. Deze zal hij doen op de volgende wijze:
„Ter eere van den Almachtigen God, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, en van de Heilige Maagd Maria, en van den Heiligen Doininicus, doe ik N. Professie voor U N. Bestuurder en voor den Prior van de Broeders der Orde van boetvaardigheid van den Heiligen Dominicus op deze plaats, dat ik voortaan leven wil volgens den Eegel en de Levenswijze van de Broeders en Zusters derzelfde Orde van Boetvaardigheid van den H. Dominicus, tot aan den dood.quot; De vrouwen doen professie op dezelfde wijze voor genoemden Magister en de Priorin of die deze in hare plaats heeft aangewezen.
Wanneer men buiten eene vergadering der Derde Orde zijn Professie doet, worden de bovenstaande woorden aldus gewijzigd:
6
82
Ter eere van den Almachtigen God, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, en van de Heilige Maagd Maria, en van den Heiligen Dominions, doe ik N. Professie voor U, Eerwaardén Pater N. hiertoe gemachtigd door den Hoogeerwaarden Pater N. Provinciaal der Paters Predik-heeren in de Nederlanden, dat ik voortaan leven wil volgens den Eegel en de Levenswijze der Broeders en Zusters der Orde van Boetvaardigheid van den Heiligen Dominicus, tot aan den dood.
Het noviciaat duurt in den regel een jaar. Gedurende dien tijd moeten de Broeders of Zusters, die met de zorg der Novicen belast zijn, zich dikwijls met hen onderhouden over de naleving des Eegels en de beoefening der Christelijke volmaaktheid. Eu omdat de bloei der Orde voor een groot gedeelte van de vorming der nieuwe leden afhangt, moeten zij geen moeiten sparen om hen dat jaar van voorbereiding nuttig te doen besteden, zij moeten hen spreken over den geest der Orde, hen bekend maken met alle verplichtingen die de Eegel hun oplegt, en wat hun geboden of verboden is. Zij moeten hen leeren hoe zij zich behooren te gedragen in de vergadering en daarbuiten, jegens de Broeders en Zusters der Orde en de menschen der wereld.
Van tijd tot tijd moeten zij den Bestuurder de noodige inlichting geven omtrent het gedrag der Novicen, opdat deze maatregelen neme, die hij noodzakelijk of nuttig oordeelt.
Het belang der Derde Orde vordert dat men niemand tot de Professie toelaat, dan die de
83
verplichtingen daarvan genoegzaam kent en in staat is om ze te vervullen, en ondubbelzinnige teekenen van roeping gegeven heeft. Ook is het zeer aan te raden dat de Novicen door een geestelijke afzondering van eenige aagen zich tot de Professie voorbereiden. Tevens behooren zij elk jaar dien heugelijken dag te herdenken door de vernieuwing der Professie.
Hierachter zal men de plechtigheden vinden aangewezen waarmede, en de wijze waarop een en ander moet geschieden.
Hoofdstuk V.
Over de volharding in dezen staat.
Wij stellen echter vast dat geen Broeder of Zuster van deze Broederschap en Orde, na bovengenoemde Professie, deze Orde kan uitgaan, of tot de wereld terug mag keeren; doch zij mogen wel overgaan tot esne van de goedgekeurde Orden, die de drie plechtige beloften doen.
De Hoogeerw. Pater Jandel teekent hier aan. „Alhoewel de verbintenis met de Derde Orde niet verplichtend is door gelofte, is het toch licht te begrijpen dat de onstandvastigheid, dieiemand na zijne Professie een Orde doet verlaten, door een Heilige gesticht, goedgekeurd door de Kerk, en met zooveel geestelijke voorrechten begiftigd, niet vrij zou zijn van zonde; althans zoo men er niet uitgaat om een volmaakieren staat te om-
84
Leizen, zooals hot religieuze leven. Zonder te bepalen lioe zwaar die fout zou wezen van liem die na zijn Professie de Orde vaarwel zegt, kan men beweren, dat zij in allen gevalle geëvenre-digd is aan de meerdere of mindere ongeregeldheid van wil, waarmede zij bedreven wordt.....quot;
Hoofdstuk VI.
Over het hielden der kerkelijke getijden.
De Broeders en Zusters moeten iederen dag geheel de kerkelijke getijden bidden, zoo zi} niet door zwakte belet zijn.
Yoor de Metten bidden zij 25 maal het onze Vader, 14 maal voor de Yespers en 7 maal voor elk ander klein uur. Doch ter eere van de Heilige Maria, altijd Maagd, moeten zij voor ieder bovengenoemd uur evenzooveel maal het Wees gegroet als het Ome Vader bidden.
Yoor den zegen over den maaltijd bidden zij één Onze Vader, en als zij van tafel opstaan insgelijks één Onze Vader tot dankzegging, of wel den psalm Miserere of Lau-date die dezen kennen. Allen die het Sym-bolum der Apostelen, te weten Ik geloof in God etc kennen, bidden het eenmaal in ^t begin der Metten, voor de Prime en bij het einde der Complete.
Die de kerkelijke Getijden bidden gelijk
85
de Geestelijken, zijn tot het bidden van deze Onze Vader\'s en Wees gegroet\'s niet verplicht.
Gemakkelijkheidshalve brengen wij hier te za-men, waartoe de Broeders en Zusters volgens de verklaring van de Oversten der Orde verplicht zijn:
1) Dagelijks moeten zij bidden; 7 7 maal het Onze Vader en Wees gegroet en driemaal Ik Geloof in God den Vader: namelijk voor de Metten Het Geloof met 28 maal het Onze Vader en Wees gegroet-, voor de Prime Het Geloof en 7 maal het Onze Vader en Wees gegroet, voor ieder ander klein uur, te weten: voor de Terce, Sexte en None telkens 7 maal het Onze Vader en Wees gegroet. Voor de Vespers 14 maal het Onze Vader en Wees gegroet, en voor de Complete 7 maal het Onze Vader en Wees gegroet met Het Geloof. De Priesters voldoen hieraan met het bidden van hun Brevier.
Met dispensatie kan men hiervoor in de plaats stellen: Het Officie van Maria of een Rozenkrans van 15 tientjes.
3) Jaarlijks moeten de leden a.) 3 H. Missen lezen of laten lezen voor de levenden en overledenen der Orde, — die onbemiddeld zijn kunnen met de noodige toestemming voldoen niet. driemaal de H. Communie tot die intentie op te dragen.
h.) De 150 psalmen bidden voor de levenden en overledenen der Orde, en die dat niet kunnen.
86
moeten daarvoor bidden 500 maal het Onze Vader-, bijv. tweemaal het Onze Vuiler icderen dag. Men kan ook dispensatie vragen om hiervoor te bidden iedere maand het officie der overledenen, of de zeven Boetpsalmen met de Litanie van alle Heiligen.
3) Sterft er een lid van eene vergadering, dan moeten de leden dier vergadering in de eerst volgende week, die Priester zijn een H. Mis lezen, de anderen 50 psalmen, en die niet kunnen lezen 100 maal het Onze Vader bidden, en aehter elk van deze zeggen : Heergeef hem fhaar) de eeuwige rust en het eeuwige licht verschijne hem (haar.J
De Priesters der Derde Orde kunnen den Hoogeerw. Pater Generaal de vergunning vragen om hunne getijden te bidden volgens den Brevier der Predikheeren, en dan zijn zij niet verplicht tot het officium B. Mariae Virginis en het officium defunctomm. Ook kunnen zij van Hem verlof bekomen om den Missaal der Orde te gebruiken, voor de stille Mis overal, doch voor de solemneele enkel in onze kerken; maar zij mogen niets veranderen in het Directorium van de Mis en de Canon, waarin zij zich moeten houden aan hun Diocees. (PiusVH, 6 Jul: 1806) Men neemt geen leden aan die in de onmogelijkheid zijn de voorgeschreven gebeden te bidden. Voor hen die reeds toegelaten zijn kan de Bestuurder of Biechtvader volgens omstandigheden meer of minder dispenseeren, vooral wanneer zij drukke bezigheden hebben.
87
Hoofdstuk VII.
Over het opstaan voor de Metten.
Van Allerheiligen tot Paschen en eveneens in den Advent en de Quadragesima moeten allen iederen nacht opstaan om de Metten te bidden. Die echter dagelijks met handenarbeid bezig zijn, mogen \'s morgens hnnne getijden afbidden tot aan de quot;Vespers, doch dan bidden zij \'s avonds de Yerspers en Complete achtereen.
Op den tijd toen de Eegel gemaakt werd, was het geen zeldzaamheid en niets buitengewoons, dat ijverige Christenen de nachtgetijden bijwoonden, die in vele kerken en kloosters gevierd werden. Geen wonder dus dat de leden der Derde Orde werden uitgenoodigd, om zich in de kerk of in hun eigen huis met de Religieuzen der Eerste Orde te vereenigen, ten einde zich voor de voornaamste feesten van \'t jaar vooral Kerstmis en Paschen door waken en bidden voor te bereiden. Thans zullen er zeer weinige leden te vinden zijn, die om hunne gezondheid, hun arbeid of afhankelijkheid van anderen geen wettige reden hebben om hiervan ontslagen te worden.
Verder merke men op, dat de Eegel het uur niet bepaalt, wanneer men des nachts op moet staan; men kan dus aan den Eegel voldoen door de Metten te bidden des avonds laat, of wel vroeg in den morgenstond.
88
Overigens kunnen en moeten de Broeders en Zusters op dit pnnt trachten te leven naar den geest des Kegels, die hen niet alleen voor traagheid in het opstaan en zinnelijkheid eener langgerekte rust behoeden, maar hun bovendien gelegenheid geven wil tot versterving, door een weinig tijds te onttrekken aan het slapen en toe te wijden aan \'t gebed.
De kleine uren — dat is: Prime, Terce, Sexte en None bidt men zooveel mogelijk des morgens, de Vespers en Complete na den middag. De Metten kan men bidden \'s morgens vóór de kleine uren, of \'s avonds te voren van den tijd af dat de zon diehter bij haren ondergang is dan bij den middag.
Hoofdstuk VIII.
Over de Biecht en de Communie.
Allen moeten minstens viermaal in het jaar, te weten met Kerstmis, Pasclien, Pinksteren en met de Geboorte of de Hemelvaart van de H. Maagd huune zonden zorgvuldig biechten, en het H. Sacrament des Altaars godvruchtig trachten te ontvangen, tenzij dit aan iemand om de een of andere wettige reden mocht verboden zijn. Die echter uit godsvrucht meermalen door het jaar willen communiceeren, kunnen daaraan met Gods zegen voldoen, na van hun Overste
89
hiertoe verlof gevraagd en verkregen te hebben.
Men verwondere zich niet dat de Eegel de leden slechts viermaal in \'tjaar tot de H.H. Sacramenten doet naderen; hij werd immers gemaakt voor allerlei menschen in de wereld, op een tijd dat de veelvuldige Communie niet zoo algemeen in gebruik was als thans. Ook zegt de Eegel minstens viermaal, zonder de H. Communie tot dit getal te -willen beperken, waarin ieder den raad van zijnen Biechtvader moet opvolgen. Overigens is het een loffelijke gewoonte eens in de maand te communiceeren, te wreten op den eersten Zondag der maand of op den dag der algemeene vergadering; op de voornaamste feesten onzes Heeren en van de H. Maagd, op de feestdagen van de Heiligen der Orde en van zijn Patroon; en verder zoo dikwijls het de zielbe-stierder aan ieder veroorlooft.
HoorDsTüK IX.
Over \'t bewaren van het stilzwijgen in de Kerk.
Als in de Kerk de H. Mis gelezen, het Officie gezegd of daar op het oogenblik het Woord Gods verkondigd wordt, moeten allen, het stilzwijgen trachten te bewaren en aandachtig letten op het gebed en het Officie,
90
tenzij zij wegens een bijzondere voorkomende noodzakelijkheid iets in stilte zeggen.
De gewoonte van dikwijls de kerken te bezoeken, welke bij godvruchtige personen den eerbied voor de goddelijke majesteit diende te vermeerderen, naarmate zij God nader leeren kennen, leidt somtijds tot een vrijheid of gemeenzaamheid, waarvan de mensohen der wereld gebruik maken, om de deugd te bespotten en onzen godsdienst te verachten. De ISroeders en Zusters getrouw zijnde aan hunnen Eogel zullen hierop een loffelijke uitzondering maken.
Door een zedige en ingetogen houding moeten zij anderen doen zien, dat zij door een heilig ontzag en van eerbied voor de heilige plaatsen doordrongen zijn, opdat zij zeiven alle oneerbiedigheid vermijden en door hun stichtend voorbeeld anderen hiervan terughouden.
Hoofdstuk X.
Over den eerbied jegens kerkelijke Oversten en hunne kerken.
De Broeders en Zusters moeten volgens de verordeningen van het Kerkelijk Eeeht en de goede gebruiken met alle mogelijke godsvrucht de Parochiekerken bezoeken, en
91
de Herders dier kerken, zooals Bisschoppen en mindere Geestelijken den hoogsten eerbied bewijzen, en getrouw zonder inkorting aan al hunne rechten voldoen, zoowel wat tienden betreft als anderszins gewone opbrengsten.
Met de opheffing der oude kerkregelen, die de geloovigea tot liet bezoeken der Parochiekerken verplichtten, heeft ook deze Eegel voor de leden der Derde Orde de kracht van wet verloren.
Evenwel zijn zij in geenen dcele ontslagen van de gehoorzaamheid aan hun kerkelijke Oversten, van de onderdanigheid aan hunne Herders, of de verplichtingen, die andere Geloovigen te vervullen hebben jegens diegenen die over hen gesteld zijn. Ook hierin moeten de Broeders en Zusters der Orde door hun eenvoudige en nauwgezette plichtsbetrachting voor de menschen der wereld een voorbeeld trachten te zijn.
Hoofdstuk XI.
Over de Vastendagen.
Van den eersten Zondag in den Advent tot Kerstmis en eveneens van Quinquagesima tot Paschen moeten de Broeders en Zusters dagelijks vasten. Ook moeten zij vasten op
92
eiken Vrijdag, en op al de vastendagen, die door de Kerk zijn ingesteld. Die meer vasten en andere boetvaardigheid willen verrichten kunnen dit doen met verlof van hunnen Overste, of volgens den raad van een vooraichtigen Biechtvader.
De Zondagen van den Advent en van de groote vasten zijn van de aangegeven vastendagen uitgezonderd. Gedurende de vastenavond-dagen onderhoudt de Orde een strengere vasten tot boeting van de ongeregeldheden, waardoor die dagen ontheiligd worden.
De leden die wettige reden hebben om van de vasten ontslagen te worden, kunnen dispensatie vragen aan den Bestuurder of den Prior of anders aan hunnen Biechtvader. Jeugdio-e leeftijd, ziekte, zwakheid, harde arbeid en afhankelijkheid van anderen, of elke andere reden, die van de kerkelijke vasten ontslaat, is voldoende om in de vasten van den Regel dispensatie te verleenen.
Die niet alle vastendagen kunnen onderhouden, moeten toch op die dagen vasten, waarop zij niet belet zijn, vooral op de Vrijdagen van het jaar. Hun naam van Broeders en Zusters v an Boetvaardigheid verplicht hen immers tot meer versterving en grooter boetvaardigheid, opdat zij zich door deze heilzame oefening van de overige menigte onderscheiden. Overigens kan men om
93
mindere reden geheel of althans gedeeltelijk van dé vasten der Orde, dan van de kerkelijke vasten gedispenseerd worden.
Hoofdstuk XII.
Over de Spijs.
De Broeders en Zusters dezer Broederschap mogen vleesch gebruiken op de Zondagen, Dinsdagen en Donderdagen; op de overige dagen moeten zij vleesch derven, tenzij zij ziek of zeer zwak of als zij gelaten zijn, en wanneer er een bijzondere feestdag is, of als zij op reis zijn.
Behalve de dispensaties door den Eegel zeiven gegeven, in geval van ziekte of zwakheid, als er een feestdag is of als men reist, kunnen er nog vele andere gelegenheden zijn, waarin men reden heeft om in de onthouding van vleesch dispensatie te vragen aan zijne Oversten. Omdat echter de Eegel zelf dispenseert op bijzondere feestdagen, waardoor men verstaat alle feesten die duhhel zijn of hooger, zal er hoogstens een dag in de maand voorkomen, waarop men geen vleesch gebruiken mag, dewijl deze feesten mettertijd zeer vermenigvuldigd zijn. Die bij anderen inwoont, bij anderen ten maaltijd genoodigd is, of zelf gasten heeft,
94
of om zijn behoeftigen toestand niet tot de onthouding van vleesch in staat is, kan dus ook licht ontslagen worden.
Hoofdstuk XIII.
Over het uitgaan der Broeders en Zusters.
Zij moeten niet nieuwsgierig door de stad heen en weer loopen. De Zusters echter, vooral die nog jong zijn, mogen niet alleen rondwandelen. Bij bruiloften, danspartijen of weelderige en wereldsche vermaken, maaltijden of ij dele schouwspelen, mogen zij volstrekt niet tegenwoordig zijn; zij mogen niet uit de stad of buiten de plaats gaan, waar zij wonen, zelfs niet om een bedevaart te doen, zonder uitdrukkelijke toestemming van den Overste of Bestuurder der Broederschap.
Dit hoofdstuk handelt over de betrekking der Broeders en Zusters tot de wereld. De Kegel verbiedt hun al wat wereldsche lichtzinnigheid verraadt, of te groote verstrooiing veroorzaakt en daarom in strijd is met de godvruchtige stemmigheid, die hunnen staat eigen is.
Wat het uitgaan of reizen betreft, daarin moet men meer letten op den geest dan op de letter
95
van den Kegel. Hij verbiedt geen wandeling die nuttig is of wettige reden heeft, maar alleen die enkel uit wereldsche lichtzinnigheid of om ijdele nieuwsgierigheid gedaan zou worden. Wanneer er niets tegen is dat zij alleen uitgaan, dan mogen zij dit doen; ook behoeven zij geen verlof te vragen om zich buiten de stad of plaats te begeven, waar zij wonen, indien hunne afwezigheid van korten duur en voor zaken is, die dagelijks in hunnen staat of betrekking voorkomen.
Strenger verbiedt de Kegel hun het bijwonen van schouwspelen, bals, bruilofsfeesten, wereldsche gastmalen, en alle dergelijke bijeenkomsten en vermaken waar de wereld den boventoon heeft. Maar huiselijke feesten en bijeenkomsten in den familiekring en gepaste uitspanningen zijn hun geenszins ontzegd.
Hoofdstuk XIV.
Over het verbod om \'wapenen te dragen.
De Broeders mogen geen wapenen bij zich dragen tot aanval of verdediging, tenzij ter bescherming van het Christelijk Geloof of om eene andere billijke reden en met verlof hunner Oversten.
Dit hoofdstuk beschouwt de leden der Orde in hunne oorspronkelijke bestemming als strij-
96
ders van Jezus Christus. Wat de tegenwoordige praktijk betreft kunnen wij het terug brengen tot twee beginselen. 1. De leden moeten hun kracht toonen door de beleedigingen hun persoon aangedaan af te weren door zachtmoedigheid en niet door geweld, 2. Zij moeten de Kerk en hare geloofswaarheden meer beminnen dan de menschen, en bereid zijn haar te verdedigen ten koste van de vriendschap der wereld.
Hoofdstuk XV.
Over het bezoeken en oppassen der zieken.
Door den Prior worden er twee van de Broeders aangesteld, om, als zij hooren dat er iemand onder hen ziek geworden is, dezen liefderijk te bezoeken, en terstond van \'t begin af moeten zij hem krachtig vermanen om te biechten en de andere H. Sacramenten der Kerk te ontvangen, en als het noodig is, moeten zij hem (wanneer zij goedschiks kunnen) licliamelijken bijstand trachten te verleenen. Is hij arm dan moeten zij hem, uit hun eigen of gemeenschappelijke goederen, naar hun vermogen van het noodzakelijke voorzien. Zoo moeten ook de Zusters handelen jegens hare zieke medezusters.
97
Hoewel er in elke vergadering twee aangewezen worden om de zieken te bezoeken, moet toch de zorg voor de zieken, ook die niet tot de Derde Orde behooren en vooral die arm en verlaten zijn, al de leden ter harte gaan. Door een gedeelte van hunnen tijd en hunno goederen te besteden om het lot dier ongelukkigen te verzachten, doen zij een lichamelijk en geestelijk werk vau barmhartigheid, dat de Derde Orde op een bijzondere wijze eigen is; want er zijn te allen tijde vereenigingen opgericht onder de Broeders en Zusters der Orde, die zich ten doel stelden de zieken in hun geestelijke en lichamelijke behoeften bij te staan.
De leden der Orde verdienen een vollen aflaat indien zij sterven met een gewijde kaars van den Eozenkrans in de hand. quot;Volgens een gebruik der Orde zingt of bidt men bij den stervende den overschoonen lofzang Salve Regina, om hem in de armen vau onze Beschermster, de Koningin des hemels, den geest te doen geven
Hoofdstuk XVI.
Van het overlijden der Broeders en Zusters en de gebeden voor hen.
Wanueer een der Broeders sterft, worde hiervan kennis gegeven aan de andere Medebroeders van dezelfde stad of plaats; opdat zij zorgen persoonlijk bij de uitvaart des
96
ders van Jezus Christus. Wat de tegenwoordige praktijk betreft kunnen wij het terug brengen tot twee beginselen. 1. De leden moeten hun kracht toonen door de beleedigingen hun persoon aangedaan af te weren door zachtmoedigheid en niet door geweld, 2. Zij moeten de Kerk en hare geloofswaarheden meer beminnen dan de menschen, en bereid zijn haar te verdedigen ten koste van de vriendschap der wereld.
Hoofdstuk XV.
Over het bezoeken en oppassen der zieleen.
Door den Prior worden er twee van de Broeders aangesteld, om, als zij hooren dat er iemand onder hen ziek geworden is, dezen liefderijk te bezoeken, en terstond van \'t begin af moeten zij hem krachtig vermanen om te biechten en de andere H. Sacramenten der Kerk te ontvangen, en als het noodig is, moeten zij hem (wanneer zij goedschiks kunnen) lichamelijken bijstand trachten te verleenen. Is hij arm dan moeten zij hem, uit hun eigen of gemeenschappelijke goederen, naar hun vermogen van het noodzakelijke voorzien. Zoo moeten ook de Zusters handelen jegens hare zieke medezusters.
97
Hoewel er in elke vergadering twee aangewezen worden om de zieken te bezoeken, moet toch de zorg voor de zieken, ook die niet tot de Derde Orde behooven en vooral die arm en verlaten zijn, al de leden ter Larte gaan. Door een gedeelte van hunnen tijd en hunne goederen te besteden om het lot dier ongelukkigen te verzachten, doen zij een lichamelijk en geestelijk werk vau barmhartigheid, dat de Derde Orde op een bijzondere wijze eigen is; want er zijn te allen tijde vereenigingen opgericht onder de Broeders en Zusters der Orde, die zich ten doel stelden de zieken in hun geestelijke en lichamelijke behoeften bij te staan.
De leden der Orde verdienen een vollen aflaat indien zij sterven met een gewijde kaars van den Eozenkrans in de hand. Volgens een gebruik der Orde zingt of bidt men bij den stervende den overschoonen lofzang Salve Regina, om hem in de armen van onze Beschermster, de Koningin des hemels, den geest te doen geven
Hoofdstuk XVI.
Van het overlijden der Broeders en Zusters en de gebeden voor hen.
Wanneer een der Broeders sterft, worde liiervau kennis gegeven aan de andere Medebroeders van dezelfde stad of plaats; opdat zij zorgen persoonlijk bij de uitvaart des
98
overledenen tegenwoordig te zijn, waarvan zij zich niet mogen verwijderen voordat liet lichaam begraven is. Hetzelfde willen wij dat ook in acht genomen worde bij het overlijden der Zusters. Daarenboven moet iedere Broeder en Zuster, binnen de acht dagen na de begrafenis des overledenen, voor zijne ziel de volgende gebeden verrichten. ï)ie Priester is moet een H. Mis opdragen, die het Psalterium kunnen lezen, bidden 50 Psalmen, die niet kunnen lezen, bidden 100 maal het „Ome Vader,quot; en zeggen aan het einde van ieder: Heer geef hem (haar) de eeuwige rust, en het eeuwige licht verlichte hem (haar) (1) Bovendien moet ieder jaarlijks 3 H. Missen laten lezen voor het welzijn der levende en overledene Broeders en Zusters; die kunnen, bidden nog de 150 Psalmen, de overigen 5Ö0 maal het Onze Vader.
De Christelijke liefde sjjoort ons aan, om den evenmensclx bij zijn sterven en na den dood ter hulp te komen. Daarom zullen de Broeders en
(1. Dit alles is slechts verplichtend voor de leden eener vergadering der Derde Orde, wanneer er iemand van hen sterft. Het volgende betreft allen zonder onderscheid, maar daarover is vroeger het noodige gezegd.
99
Zusters, ook die niet tot een vergadering behoo-ren, het zich tot een aangenamen plicht rekenen bij het sterfbed, of ten minste bij de uitvaart van een lid der Orde tegenwoordig te zijn; alsook, waar zij kunnen, de vier jaargetijden bij te wonen, die in onze kerken voor de overledenen, in de maanden Februari, Juli, September en November gehouden worden.
Hoofdstuk XVII.
Over het aanstellen van een Prior of Priorin.
Na den dood of het ontslag van den Prior, moet de Bestuurder van de Broederschap, in overleg met de oudsten der Broederschap, een Prior aanstellen. Doch ieder jaar onder het Octaaf van Pascheu, of op een anderen tijd, moet de bovengenoemde Bestuurder vergadering houden met de oudsten der Broederschap over de afstelling of bevestiging van den Prior, en dan zal hij den Prior afstellen of bevestigen, al naar dat hij met genoemde personen het dienstig oordeelt. Op dezelfde wijze kan ook de Prior, in overleg met den Bestuurder en eenigen van de ouderen der Broederschap, handelen met den Supprior of Vi-carius der Broederschap, hen daarna ook ontslaan of bekrachtigen, naardat het hun raadzaam voorkomt. Deze Supprior of Vicarius zal zooveel macht hebben, als de Prior hem
100
toestaat. Dezelfde regel moet eveneens onderhonden worden, in het aanstellen eener Priorin of Suppriorin.
Tot betere handhaving der tucht en ter voorkoming van misbruiken in liet aanmatigen of uitoefenen van macht, is er verordend, dat de Bestuurder den raad imvinne van de oudsten der Broederschap omtrent de bevestiging of het ontslag van den Prior, die bijgevolg ieder jaar naar goedvinden van den Bestuurder in zijn bediening bevestigd, of door een ander vervangen kan worden. Over dezen Eaad der Oudsten, en over hunne werkzaamheden zal nog nader gesproken worden.
Tot het bestuur in de Derde Orde, zooals het de Eegel veronderstelt, wordt een vrij aanzienlijk getal leden gevorderd, zoodat deze verordeningen, bij gebrek aan personen, niet overal in werking gebracht kunnen worden.
Over al deze punten van bestuur wordt later in afzonderlijke hoofdstukken wijdloopiger gesproken.
Hoofdstuk XVIII.
Over de plichten van den Prior en de Priorin.
Het is de plicht van den Prior, zelf den Eegel nauwgezet te onderhouden, en met oplettendheid zorg te dragen, dat deze door
101
zijne Medebroeders ook onderhouden -worde. Indien hij ziet, dat sommigen den Kegel overtreden of minachten, moet hij ze met liefde berispen en verbeteren, of als hij bet noodig acht, kan hij er kennis van geven aan den Bestuurder der Broederschap, om ze door hem te laten berispen. De Priorin heeft ook de verplichting, ijverig de Kerk te bezoeken en de overige Zusters tot het onderhouden van den Eegel aan te sporen, en zelve acht te geven, en dit ook aan anderen op te dragen, dat er door een of andere Medezuster niets in gang of houding geschiede, hetgeen iemands oog terecht zou kunnen kwetsen. Bovenal moet zij toezien, dat de Zusters, vooral de jongere, geene gemeenzame vriendschap hebben met eenen man, wie of van welken stand hij ook zij, of liet moet zijn, dat zulk een man, met die Zusters verwant is door bloedverwantschap, minstens in den derden graad, en hij daarenboven onbesproken van gedrag is en ineen goeden naam staat.
Uit dit hoofdstuk blijkt dat de Prior en Priorin, aan wie de Broederschap onmiddelijk onderworpen is, moeten zorgen, voor de getrouwe naleving van den Eegel, die; hun door den H. Stoel gegeven is. Zij moeten een heilzamen in-
102
vloed uitoefenen op do Broederschap meer door hun voorbeeld dan door hun gezag. Om hun gewichtige taak te vervullen, moeten zij l» bekend zijn met de verplichtingen van don Eegel, en zich wel doordringen van den geest der Orde,\' door de overweging van de leer en de voorbeelden onzer Heiligen, 3° een grondige kennis hebben van de overleveringen, do gebruiken en plechtigheden der Broederschap, 3° hun aandacht vestigen op het geheel en op alle onderdeelen, opdat er geen misbruiken insluipen, en iedereen volbrenge, wat er is opgelegd, 4.° aan allen een teedere bezorgdheid toonen voor hun welzijn, zonder aanzien van personen, maar volgens ieders persoonlijke behoeften.
Hoofdstuk XIX.
Over het berispen der Broeders en Zusters.
Indien iemand beschuldigd is van eenige verdachte vriendschap, en hij na eene driemaal herhaalde vermaning van den Overste zich niet gebeterd heeft, moet hij voor een tijd van het kapittel en de gemeenschap der Broeders uitgesloten worden. Indien hij dan nog niet tot inkeer komt, moet men hem in overleg met de oudere Broeders, openlijk uit hunne gemeenschap verwijderen, en niet meer aannemen, voordat al zijnen
103
Medebroeders gebleken is, dat hij zich gebeterd heeft.
Indien iemand zijn Medebroeder of iemand anders iets verweten heeft, dat diens goeden naam schijnt te krenken, of uit drift iemand heeft geslagen, of naar een verboden plaats gegaan is, of zich aan eenige ongehoorzaamheid schuldig gemaakt heeft, of door den Overste op een voorbedachte leugen betrapt is, moet hij met vasten op water en brood, of met verwijdering uit het kapittel, of zelfs uit de gemeenschap der Broederschap, meer of minder volgens de hoedanigheid der personen en den aard der overtreding, gestraft worden, zoo nochtans, dat het anderen tot voorbeeld kan dienen. Indien hij weigert deze straf te ondergaan, moet men hem in overleg met de raadsleden uit deze Orde wegzenden. Ditzelfde willen wij ook dat in alles onderhouden worde by het berispen der Zusters.
De Prior moet alle pogingen aanwenden, dat zijn ouderhoorigèn vooruitgaan in behagelijkheid bij God, maar ook bij de menschen in wier midden zij leven.
Niet tevreden, de grove feilen, waarvan hier gesproken wordt, uit zijn Broederschap te weren, moet hij ook de mindere tegengaan, die zoo licht
104
in een geestelijke gemeenschap binnensluipen: zooals onachtzaamheid, lichtgeraaktheid ontevredenheid en oneenigheid. Daarom moet hij zijne Medebroeders, die hierin misdoen, tot inkeer trachten te brengen, opdat dezen ook anderen niet ontstichten en de Orde in de achting der wereld doen dalen. Uit voorzichtigheid alsook uit vrees voor de verantwoordelijkheid wende de Prior zich in dergelijke zaken tot den Bestuurder, die als Priester heter de noodige maatregelen weet te nemen, om de kwaal te verhelpen, en van wien de vermaningen en berispingen beter aangenomen worden. De Prior moet dus een waakzaam oog houden op de leden zijner vergadering, en de misbruiken, die hij opmerkt, doorgaans aan den Bestuurder bekend maken, om die in overleg met hem te verbeteren.
Hoofdstük XX.
Over de Vergadering der Broeders en Zusters en over de aanstelling van hunnen Bestuurder.
Alle Broeders van de Orde der Broederschap, moeten eens in de maand op dag en uur, door bovengenoemden Bestuurder of zijn plaatsvervanger te bepalen, in de Kerk der Eerw. Paters Predikheeren bijeenkomen, om het woord Gods aan te hooren, en de H. Mis, indien de tijd daarvoor geschikt is, gezamenlijk bij te wonen. Dan worde hun
105
door den Bestuurder zeiven deze Eegel voorgelezen en verklaard, dan moet deze de Broeders voorhouden wat zij te doen hebben, en de nalatigen berispen en bestraffen, al naar dat hij het volgens God en dezen Eegel nuttig oordeelt. l)e Zusters moeten ook op den eersten A7rijdag van elke maand in de Kerk der Eerw. Paters Predikheeren vergaderen, om te zamen het woord Gods aan te hooren en bij de H. Mis tegenwoordig te zijn. Ook haar worde deze Regel voorgelezen en uitgelegd; dan worden zij ook over hare fouten berispt door den Bestuurder, die over haar is aangesteld.
Wij willen verder, dat deze Broeders en Zusters in elke stad en op elke plaats, waar zij zijn, een geschikten Priester voor Bestuurder hebben van de Orde der Paters Predikheeren, dien zij zei ven van den Generaal of Provinciaal van die Provincie der Paters Predikheeren gevraagd hebben, of dien de Generaal of Provinciaal zelf of door een ander voor hen gegeven en aangesteld heeft. Daarenboven willen en bepalen wij, dat al deze Broeders en Zusters van Boetvaardigheid van den H. Dominicus, waar ook verblijvende, tot hun grootere veiligheid en voortgang, in leiding en tucht aan den Generaal van genoemde Orde, en aan
106
den Provinciaal van die Provincie der Orde, in alles, wat hun levenswijze of leefregel betreft, gelieel en al onderworpen zijn.
Het belang der maandelijksche vergaderingen wordt later afzonderlijk behandeld; de wijze waarop zij gehouden worden, vindt men in het Ceremonieel.
De Broeders en Zusters zullen zich volgaarne vereenigen met de bedoelingen des Pausen, om hen zoo innig mogelijk met de Eerste Orde te verbinden. Op plaatsen waar geen Paters Pre-dikheeren zijn moet de Derde Orde een anderen Priester voor Bestuurder hebben, die door den Provinciaal wordt aangesteld, en bij voorkeur iemand die ook lid is van de Derde Orde. De macht der Paters, die tot Bestuurders der Derde Orde zijn aangesteld duurt voort, totdat zij herroepen wordt.
Hoofdstuk XXI.
Over het verleenen van Dispensatie om wettige redenen.
In de onthouding van vleesch, de vasten en andere strengheden, in de voorgaande hoofdstukken voorgeschreven, kan de Prior der Broederschap voor zijne Medebroeders,
107
de Priorin voor hare Medezusters, doch de Bestuurder voor beiden, als zij zien dat het dienstig is, om wettige en billijke redenen dispenseeren.
Zooals reeds meermalen is opgemerkt, kan de Eegel, door de H. Kerk goedgekeurd en bekrachtigd, door niemand veranderd of gewijzigd worden. Echter is het niet in strijd met — maar overeenkomstig den Eegel, gelijk uit dit hoofdstuk blijkt, dat de Oversten, krachtens de hun verleende macht, om wettige redenen dispensatie verleenen, vooral in de onthouding, de vasten en andere strengheden Er is hier geen spraak, zegt de Hoogeerw. Pater Jandel, van algemeene dispensatie in den Eegel, het geldt slechts bijzondere gevallen, waarin de Overste aan ieder in \'t bijzonder dispensatie verleent, als hij het noodig acht. Die dispensatie kan gegeven worden, 1quot;. door den Generaal, Provinciaal, Bestuurder en den Prior der Broederschap voor hunne onderhoorigen. 3\\ Door iederen Pater of Priester, die daartoe van deu Provinciaal de macht heeft ontvangen. Een gewoon biechtvader, die niet door do Oversten der Orde gemachtigd is, kan niet dispenseeren in den eigenlijken zin, maar slechts verklaren of zijne biechtelingen redenen hebben sommige punten van den Eegel na te laten.
Hoewel de Eegel slechts spreekt van onthouding, vasten en andere strengheden kan ieder gevolmachtigde Priester niet alleen hierin maar
108
ook in andere verplichtingen door den Eegel opgelegd ontslaan, doch hiertoe wordt doorgaans een grootere reden gevorderd, dan voor de gevallen, die de Eegel zelf aangeeft.
Overigens is het raadzaam een of ander werk of gebed ter vergoeding der dispensatie in de plaats te stellen, waardoor zij in de gelegenheid zijn zooveel mogelijk aan de verplichtingen van den Eegel te voldoen.
Hoofdstuk XXII.
Over de verplichting van dezen Regel of deze levenswijze.
Eindelijk bepalen en stellen wij vast, dat hetgeen in dezen Regel of levenswijze vervat is, verplicht op dezelfde wijze als de Constitutie der Paters Predikheeren, namelijk, dat buiten de goddelijke geboden en de geboden en wetten der H. Kerk, die daarin voorkomen, de Broeders en Zusters tot de overige Constituties en bepalingen niet verplicht zijn op zonde, maar alleen op straf. Wanneer de Overste of Bestuurder deze om eenige overtreding oplegt, moet zij door den overtreder ootmoedig en gewillig aangenomen, en ook volbracht worden met den bijstand der genade van onzen Zaligmaker en Heer Jezus Christus, die als God
109
met den Vader en den H. Geest leeft en lieerschtin alle eeuwen der eeuwen. Amen. 1)
Tot geruststelling der Broeders en Zusters wordt hier verklaard, dat de voorschriften van den Eegcl, waar geen goddelijke of kerkelijke wetten mede verbonden zijn, niet op zonde verplichten ; toch hebben zij kracht van wet en mogen niet willekeurig overtreden worden, want zij verplichten op straf; dat is: die tegen den Eegcl misdoet, moet daarvoor de straf ondergaan, die de Eegel zelf oplegt, of die hem door den Overste opgelegd zal worden, en deze straf is hij verplicht te volbrengen.
Evenwel zal om een andere reden de overtreding van den Eegel niet zelden ook dagelijk-sche zoude zijn, ter oorzakc van den ongere-gelden hartstocht, b.v. van zinnelijkheid, drift, traagheid enz., waaruit die overtreding voortkomt.
De Broeders en Zusters moeten trachten niet uit vrees maar uit liefde den Eegel te onderhouden, dien zij door de Professie in de Derde Orde tot hun leefregel gekozen hebben. Dat zij zich voortdurend de woorden herinneren hun bij de Professie toegesproken. „Dat deze Eegel hun getoond zal worden in het laatste oordeel, tot
1) Hier eindigt de Regel der Derde Orde^ die in de Constitutie van Innocentius YI1 in zijn geheel is ingelascht.
110
hun meerdere glorie en veiligheid, zoo zij hem
nageleefd.....maar tot hun schande indien zij
hem verwaarloosd hebben.quot;
Het is volstrekt niemand geoorloofd deze Breve van onze bevestiging van de bekrachtiging van onzen wil en ons gebod te verbreken of met roekelooze vermetellieid tegen te werken. Mocht iemand zich verstouten dit te beproeven, dan moet hij weten, dat hij de verontwaardiging van den Almach-tigen God en de Apostelen Petrus en Paulus inloopt.
Gegeven te Eome bij Sint Pieter, 26 Juni het tweede jaar van ons Pausschap. 1)
Opdat overigens gemelde inhoud van den-zelfden brief aldus zekerheid geve en geloofwaardigheid hebbe; bepalen wij door ons Apostolisch gezag, dat genoemde inhoud in alles dezelfde kracht^ dezelfde macht en waarde heeft als de bovenaangehaalde oorspronkelijke brief; en dat aan dien inhoud, waar of wanneer ook aangehaald, voor het
1) Hier eindigt de Constitutie van Innocentius VII, wat er onmiddelijk volgt, behoort tot de Constitutie van Eugenius IV, waarin de voorgaande Constitutie is ingelascht.
Ill
gerecht of elders, hetzelfde gezag moet toegekend worden, en dat men zich even vast daaraan moet houden, als aan den oorspron-kelijken brief, indien hij aangehaald of overgelegd wordt. Hierdoor willen wij evenwel niet, dat iemand eenig nieuw recht ver-krijge, maar het oude blijve behouden. Het is volstrekt niemand geoorloofd deze Breve van onze bekrachtiging en onzen wil te verbreken, of met roekelooze vermetelheid tegen te werken. Mocht iemand zich verstouten dit te onderstaan, dan wete bij dat hij de verontwaardiging van den Almachti-gen God en van de HH. Apostelen Petrus en Paulus zal inloopen.
Gegeven te Florence, het jaar O. H. 1439, 14equot; der maand Mei, het 9° jaar van ons Pausschap.
Hoofdstuk XL
De voornaamste Bedieningen in de Vergaderingen der Derde Orde.
Om geen aanleiding te geven tot een verkeerde opvatting en toepassing van de volgende hoofdstukken, herinneren wij den lezer, hetgeen wij reeds meermalen gezegd hebben, dat er namelijk leden zijn, die afzonderlijk buiten de Vergadering der Derde Orde leven. Deze leden, in de Orde opgenomen door den Bestuurder van de Broederschap, of een anderen Priester die daartoe door den Hoogeerwaarden Pater Generaal of Provinciaal geiuaohtigd is, staan afzonderlijk onder de leiding van den Bestuurder of hunnen Biechtvader, zonder aan de bepalingen der Vergaderingen onderworpen, of aan de voordeden daarvan deelachtig te zijn.
De regels en verordeningen, die wij in de volgende hoofdstukken gaan samenvatten, gelden dus alleen voor de Vergaderingen der Derde Orde en voor de Broeders en Zusters, die daarvan deel uitmaken.
Waar al deze regels, bij gebrek van een voldoend aantal leden, niet toegepast kunnen worden, daar trachte de Bestuurder zooveel moge-
113
lijk de hoofdzaken te onderhouden, en in ondergeschikte punten naar omstandigheden te handelen.
§ 1-
Be Bestuurder,
De Vergaderingen zoowel van de Broeders als de Zusters moeten, volgens het 30e Hoofdstuk van den Eegel, een Priester uit de Orde tot Bestuurder hebben, dien zij zeiven gevraagd, of dien de Hoogeerw. Pater Generaal of Provinciaal uit eigen beweging hebben aangesteld, en wiens macht duurt, totdat zij uitdrukkelijk herroepen wordt.
Vooral voor de Vergaderingen is hij de eerste en voornaamste persoon, van wien bijna alles afhangt. Geen zaken van eenia: belang, zooals het aannemen van nieuwe leden, hun inkleeding en professie, kunnen geschieden zonder zijne toestemming. Hij stelt, in overleg met do oudsten der Broederschap, den Prior en de Priorin der Vergadering aan, die hij ieder jaar, met gemeenschappelijk overleg der oudste leden, in hunne bediening kan bevestigen of door anderen vervangen. Hij moet geraadpleegd worden door den Prior bij het aanstellen van den Supprior en Vicarius der Broederschap. Hij houdt en leidt de vergaderingen, waarin hij den zijnen het woord Gods verkondigt, en onderrichtingen geeft over de plichten van hunnen staat, in den Eegel en in alles wat zij als leden der Derde Orde be-hooren te weten en te beoefenen. Eindelijk heeft hij de macht om aan de Broeders en Zusters de
8
114
noodige dispensatie te verkenen in de onthouding, het vasten en andere strengheden van den Kegel. En omdat hij als Priester veel gezag en invloed heeft, behoort hij vooral voor de naleving der regels te zorgen, de nalatigen te berispen en te vermanen, en de misbruiken tegen te gaan.
§ 3
Le Raad.
Uit verscheidene plaatsen van den Eegel blijkt, dat sommige belangrijke zaken behandeld moeten worden door de Oversten met de oudsten dei-Broederschap, of met andere woorden, in overleg van de Broeders en Zusters, die leden zijn van den Eaad. Deze behoort tot de volledige samenstelling en de geregelde werking der Derde Orde. Omdat de Kegel niet bepaalt uit welke leden de Kaad bestaat, en niet in bijzonderheden treedt omtrent de beraadslaging zelve, neemt men de nadere bepalingen over, die hieromtrent voor de Eerste Orde gemaakt zijn.
Bij gevolg moet de Kaad bestaan uit minstens drie leden, de Prior mcdegerekend, en mag hij het getal van Uvaalf, buiten den Prior, niet te boven gaan. De Supprior, Novicenmeester, en die Prior geweest is, hebben zitting in den Kaad; de overigen worden door den Bestuurder uit de oudsten en meest aanbevelingswaardigen gekozen. Het is raadzaam zich vooral in \'t begin tot een klein getal te bepalen, opdat er later plaats over-blijve voor anderen.
De beslissing wordt genomen door de meerderheid
115
van stemmen. De stemming zelve is geheim. De Bestuurder stemt zelf niet mede, maar beslist in geval van gelijkmatige verdeeldheid; bij afwezigheid van den Bestuurder behoort dit tot den Prior.
De voornaamste zaken, die in den Eaad behandeld moeten worden zijn: de aanstelling van den Prior, Supprior en Novicenmeester; de aanneming van Novicen en hunne toelating tot de Professie; en het wegzenden van geprofesten uit de Orde. Verder moet de Bestuurder ieder jaar den Eaad hooren over de bevestiging of het ontslag van den Prior, dien hij dan elk jaar opnieuw in zijne bediening bevestigen kan.
§ 3.
Be Aanneming van nieuwe Leden.
Wanneer iemand den wensch te kennen geeft, om in de Orde te treden, wordt hij aan den Eaad voorgedragen, die dan de noodige inlieh tingen moet trachten te bekomen omtrent zijn persoon en levenswijze, om te weten of hij de vereisehte hoedanigheden heeft, welke in het eerste Hoofdstuk van den Eegel zijn aangegeven. Op den Prior en Novicenmeester rust vooral de verplichting, om zich met dat onderzoek te belasten. Daarna vergadert de Eaad op nieuw, om een beslissing te nemen. Ieder mag daarin het voor en tegen zeggen, mits er de eer en goede naam van den Postulant niet door benadeeld wordt. Indien iemand iets weet, dat niet openlijk gezegd mag worden, dan moet hij dat in
116
vertrouwen aan den Prior of den Bestuurder mede-deelen, opdat zij de zaak in \'t geheim kunnen afmaken
Wanneer alles rijpelijk overwogen en besproken is, gaat men over tot de stemming, en heeft de Postulant daarin de meerderheid voor zich, dan stelt de Bestuurder hem in de volgende vergadering aan de geprofeste Broeders voor. Hij maakt hun den persoon en zijn hoedanigheden in \'t algemeen bekend, alsmede de voornaamste beweegredenen die den Eaad tot de aanneming bewogen hebben, geeft hun nog eenigen tijd om de zaak te overdenken, en des noods verdere inlichtingen te vragen, ten einde over hem te kunnen stemmen. Die eindelijk de meerderheid van stemmen bij de geprofeste Broeders heeft, is aangenomen. Op dezelfde wijze gaat men te werk voor de Professie der Novicen.
Het wegzenden uit de Orde.
Na de Professie mag niemand uit de. Derde Orde weggezonden worden dan om zeer gewichtige redenen; bijv. in geval van openbare ergernis of onverbeterlijkheid.
Deze zaak wordt ook behandeld in den Eaad. Doorgaans wordt niemand buiten de Orde gesloten, voor dat hij persoonlijk in den Eaad is gehoord, en in de gelegenheid gesteld om zich te verantwoorden omtrent hetgeen hem te laste wordt gelegd. Kan hij om billijke reden niet in den Eaad verschijnen, dan moet de Prior of
117
de Bestuurder met een of twee leden van den Eaad, hem afzonderlijk hooren, en van dat verhoor een getrouw verslag geven in de raadsvergadering. Is de zaak van dien aard, dat zij geen uitstel duldt, bijv. als iemand op heeterdaad betrapt, gerechtelijk veroordeeld, of openlijk als misdadiger bekend geworden is, moet toch de Eaad op zijn hoede zijn tegen overijling in het nemen van zijn besluiten.
Uit den aard der zaak volgt, dat de leden van den Eaad tot de strengste geheimhouding verplicht zijn. Wie eenmaal een geheim uit den Eaad bekend gemaakt heeft, moet onherroepelijk voor altijd als raadslid worden afgezet.
De Eaad vergadert gewoonlijk eens in de maand, maar kan ook meermalen om billijke redenen door den Bestuurder of den Prior bijeengeroepen worden.
Be Prior.
Na den Bestuurder bekleedt de Prior de eerste en voornaamste plaats in de Vergadering der Derde Orde.
Deze staat onmiddelijk over al de leden zijner Vergadering, hij moet zorgen dat daarin de Ee-gel nageleefd worde zooveel tijd en omstandigheden zulks toelaten; hij moet waken voor de zuiverheid van leven zijner onderhoorigen, de nalatigen berispen, de zwakken aanmoedigen, en de schuldigen volgens den raad van den Bestuurder bestraffen, opdat er geen ontstichting aan
118
de wereldsche menschcn gegeven worde. Bij afwezigheid van den Bestuurder zit hij voor in den Eaad en in de vergaderingen. Zijn macht bepaalt zich echter bij het bestuur der Broederschap, zonder dat hij nieuwe leden inkleeden of tot de Professie kan toelaten.
De Supprior.
Onmiddelijk onder den Prior staat de Supprior, Hij ivordt op voorstel van den Prior door den Eaad gekozen en met goedkeuring van den Bestuurder den Prior toegevoegd tot steun en medehelper, om bij afwezigheid van den Prior zijn plaats te bekleeden, en die zaken te regelen, welke de Prior zich niet uitdrukkelijk heeft voorbehouden. Ook kan de Prior volgens het 17de Hoofdstuk van den Eegel een gedeelte zijner zorgen op hem overdragen, indien hij dit dienstig oordeelt.
§ 7-
De Novicenmeester.
Van hun inkleeding af tot aan de Professie zijn de Novicen aan de bijzondere leiding van den Novicenmeester toevertrouwd, wiens taak het is, hun de verplichtingen der Orde te leeren en hen waardig voor te bereiden tot de Professie. Zonder zich te mengen in de zaken van huu geweten, dat zij allsen aan hunnen Biechtvader of den Bestuurder openbaren, moet de Novicen-
119
meester de Novicen trachten te vormen naar en te bezielen met den geest van den Eegel der Derde Orde; hij moet hen opmerkzaam maken op hunne fouten, hen opwekken tot de beoefening der deugden, die hun staat van hen vordert, en hen daarvan de plichten met getrouwheid doen vervullen. Te dien einde is het wen-schelijk, dat hij hen afzonderlijk bijeenroepe, om hen over hunne roeping te onderhouden. Deze bediening, waarvan voor een groot gedeelte de toekomst der Orde afhangt, moet aan een deugd-zamen en voorziehtigen Broeder worden toevertrouwd, die met liefde voor de Orde bezield, van haren geest doordrongen en in de voorschriften en gebruiken grondig ervaren is.
Als de Eaad vergaderd is om over de Professie van een Novice te beraadslagen, moet de Novicenmeester de noodige inlichtingen geven,. en de beweegredenen bloot leggen, die hij heeft vóór of tegen de Professie van den Novice.
De Schatiewaarder,
Onder de leden van den Eaad wordt iemand door den Prior of den \'Bestuurder aangesteld, wien de zorg voor de geldelijke zaken wordt aanbevolen. Alle de giften, die aan de Broederschap gedaan worden, zoowel als de collecten der Broeders voor de kapel, de armen, de zieken en andere werken van liefdadigheid, worden hem ter bewaring gegeven. Hij mag dat geld niet besteden zonder uitdrukkelijk verlof van den
120
Prior en voor grootere uitgaven niet zonder goedkeuring van den Eaad, aan wien hij elk jaar rekenschap moet geven van al de uitgaven en inkomsten der Broederschap.
Be Secretaris.
Do Eaad benoemd iemand tot Secretaris, die de besluiten der raadsvergadering in een daartoe aangew.ezen boek opteekenen, en voor hetgeen er verder te schrijven is, zorgen moet. Gewoonlijk wordt de Secretaris genomen uit de leden van den Eaad, doch indien er geen geschikte persoon aanwezig is, kan de Eaad iemand anders uit de Broederschap kiezen, die derhalve geen stem heeft in de raadsvergadering, maar evenzeer tot geheimhouding verplicht is als de leden van den Eaad zeiven.
Be Zieleenoppassers.
Volgens het Ié11quot; Hoofdstuk van den Eegel wijst de Prior twee Broeders aan om hunne medebroeders te gaan opzoeken wanneer zij ziek geworden zijn, ten einde hun alle lichamelijke hulp te verleenen, die zij noodig hebben, en hen aan de vertroosting van den godsdienst en de genademiddelen der H. Kerk deelachtig te maken. Zij moeten de zieken dikwijls bezoeken en zich met hen bezighouden, om hen
121
op te wekken tot geduld en onderwerping aan den goddelijken wil, om hen de ziekte en den dood zelfs in den geest van boetvaardigheid te doen aannemen, en vooral om hen voor te bereiden tot het ontvangen der H.H. Sacramenten, waaraan zij hen bijtijds moeten herinneren.
Zij die hiertoe gekozen zijn, en die deze verdienstelijke doch moeilijke bediening naarbehoo-ren vervullen willen, moeten door den geest dei-Christelijke liefde en opoffering bezield zijn, en met overleg en voorzichtigheid in het verzorgen dier ongelukkigen te werk gaan. In een buitengewoon geval, bijv. als er een groot getal zieken opgezocht, of als er \'s nachts gewaakt moet worden, kan de Prior nog anderen, novicen of ge-profesten, kiezen, om met die twee de bezigheden onder elkander te verdeelen.
De Sacristein.
De Sacristein is belast met de zorg voor de kapel der Broederschap, voor de sieraden en alles Wat haar toebehoort. Hij moet de kapel zindelijk houden, de sieraden met zorg bewaren, het altaar naar gelang der feestelijkheden versieren, bij de inkleeding of Professie de kaarsen rond-deelen, en bij de plechtigheden alles gereed maken wat daarbij noodig is. Deze schijnbaar nederige bediening brengt groote verdiensten aan, zoo men in den geest van geloof, met ware hoogachting en eerbied voor deze geestelijke zaken, alles be-
132
hartigt, hetgeen met den dienst van God zoo nauw in betrekking staat.
§ 13.
Be Bijeenkomsten.
„Waar er twee of meer in mijnen naam vergaderd zijn, daar ben Ik in hun midden,quot; sprak Christus tot zijne Apostelen, om hen en ons allen te leeren, dat het gezamenlijk gebed, en de godsdienstoefeningen van eene gemeenscliappelijke vergadering. Hem op een geheel bijzondere wijze behagen. Deze les toonden de eerste Christenen begrepen te hebben, die slechts één hart cu ééne ziel hadden, en in die bovennatuurlijke eensgezindheid volhardend waren in het gebed, cn de gemeenschappelijke breking des broods. Dc Derde Orde heeft hare leden, om hen met dienzelfden geest te bezielen, een Eegel gegeven, volgens welken allen, eens in de maand, in een kerk der Paters Predikhceren te zamen moeten vergaderen. „Deze vergaderingen,quot; zegt de Hoogeerw. Pater A. V. Jandel „zijn de ziel der Orde en de band der Broederschap,quot; want zij doen de leden, die afzonderlijk in de wereld wonen, ten minste nu en dan de genoegens van het gemeenschappelijk leven smaken, en de voordeden genieten, die God daaraan verbonden heeft.
De gebeden, door hen gezamenlijk ten hemel gezonden, doen Gods heiligen zegen over hen nederdalen, de onderlinge gemeenschap en het verkeer met elkander in de vergadering wijzen hen op de inwendige eenheid des harten, de
123
oefeningen, door den Eegel voorgeschreven en door hen tot wederkeerige stichting en opwekking verricht, vernieuwen hunnen ijver in den dienst van God tot heiliging van hunnen verheven levensstaat.
Daarin komt de Bestuurder hun liet woord Gods verkondigen, waarnaar zij hongeren, die zich op de volmaaktheid toeleggen, en dat troost en sterkte schenkt aan den mcnsch in zijn ballingschap ; daarin komt hun leidsman hen op gemeenzame wijze onderhouden over hunne heilige roeping tot de Orde, en de plichten daaraan voor hen verbonden; daarin leeren zij de Orde met hart en ziel beminnen, hare Heiligen vereeren en navolgen, haren geest, haar doel en hare hulpmiddelen ter volmaking kennen, om daarmede hun nut te doen, wanneer zij in het gewone leven teruggekeerd zijn. Vooral wordt de band der onderlinge liefde versterkt door deze bijeenkomsten, terwijl zij met en voor elkander bidden, en door die uitwendige vereeniging herrinnerd worden aan de inwendige eenheid hunner zielen.
Om dezefde redenen, waarom de Apostel in zijn brief aan de Hebreën de Christenen vermaant de onderlinge bijeenkomsten niet na te laten, moeten de Broeders en Zusters bezorgd zijn, om daar nooit afwezig te blijven, dan om gewichtige en dringende redenen, en dan met voorkennis van den Bestuurder. Want de bloei der Derde Orde hangt veel daarvan af, of de leden getrouw de vergaderingen komen bijwonen; en de verflauwing en nalatigheid in dit punt leidt tot achteruitgang der Orde zelve.
124
In het 20ste Hoofdstuk van den Eegel is voor de Zusters de eerste Vrijdag der maand bepaald, om deze vergadering te houden en gezamenlijk de H. Mis te hooren; derhalve moet hiervoor zonder reden geen andere dag gekozen worden. Voor de Broeders wordt de bepaling van den tijd der maandelijksche vergadering aan den Bestuurder overgelaten.
Op plaatsen waar geen klooster der Paters Predikheeren is, moeten de leden een andere kerk, kapel of een geschikt woonhuis kiezen, waar zij vergaderen kunnen. Zooveel mogelijk worden deze vergaderingen des morgens gehouden, opdat de Eroedeis en Zusters gelegenheid hebben de H. Mis bij te wonen en de H. Communie te ontvangen.
Hoofdstuk XII.
Geestelijke oefeningen der Broeders en Zusters van de Derde Orde.
Het gebed en de boetvaardigheid zijn de twee voornaamste middelen, waaraan het religieuze leven zijn kracht ontleenen moet. En gelijk het apostolisch leven der Eerste Orde onderhouden, gevoed en vruchtbaar gemaakt wordt door de kloostertucht, zoo moeten ook de Broeders en Zusters van de Derde Orde, door het gebed, de versterving, de ingekeerdheid en een geregelde levenswijze, de genaden verwerven om hun leven aangenaam te maken aan God, en nuttig voor den evenmensch.
Geheel de Eegel der Derde Orde is samengevat in de tweevoudige wet, die het gebed en de boetvaardigheid voorschrijft. En te recht: — Want de versterving vernietigt in ons het rijk der zonden, brengt onze verkeerde hartstochten ten onder, onthecht ons aan ons zeiven en aan alles, wat ons van God verwijderen kan; en dan zijn er geen beletselen meer, die ons verhinderen om ons door het gebed tot God te verheffen, en met Hem te vereenigen. De versterving vergemakkelijkt en bevordert het bidden, en hoe meer wij menschen worden van gebed, zullen wij ook
136
bezield worden door den geest van boetvaardif-heid.
Om nu te voldoen aan die dubbele verplichting, volgens welke wij moeten bidden zonder ophouden, en ons vleesch kruisigen met zijn fouten en begeerlijkheden, behooren wij te leven en te arbeiden voor God, en den dag te heiligen door al onze werken voor God alleen te verrichten. Om dat voor de leden der Orde gemakkelijk te maken zullen wij hier de voornaamste oefeningen aangeven, die noodig en ook voldoende zijn om tot de Christelijke volmaaktheid te komen.
1. De Levensregel.
Door een levensregel worden de voornaamste bezigheden van den dag voorgeschreven, en de tijd daarvoor bepaald. Zonder dit geregeld en ordelijk leven zal men veel tijd verliezen, veel werken onvolmaakt verrichten, veel verdiensten missen, en vooral veel goede werken nalaten uit onachtzaamheid. Die in de wereld levende aan zich zeiven overgelaten zijn, en geen Overste hebben, om van hem telkens te hooren wat zij moeten doen, kunnen evenwel de gehoorzaamheid beoefenen, en door een getrouwe naleving van de dagorde, hun voorgeschreven door hunnen zielbestuurder, aan de verdiensten der gehoorzaamheid deelachtig worden.
Het zal wel niet noodig zijn op te merken, dat men zich niet op slaafsehe wijze aan zijnen levensregel moet binden. Somtijds kan men hiervan iets opofferen aan de dienstvaardigheid, de
127
naastenliefde of eene andere deugd, en daarna de onderbroken oefeningen met vernieuwden ijver hervatten.
3. Het Opstaan.
Wie naar de Christelijke volmaaktheid streeft, moet vaardig zijn in het opstaan, en bereidwillig gehoorzamen aan het teeken, dat daartoe gegeven wordt. Men moet zich niet meer behoeften maken dan de natuur of de gezondheid vereischt, en op zijn hoede zijn tegen de zinnelijkheid en traagheid, waarin men zoo licht vervallen kan. God stelt grooten prijs op de eerstelingen, olferen wij Hem dus bereidvaardig de eerste oogenblikken op van. den dag, dien Zijn goedheid ons laat beleven; en verheffen wij terstond ons hart ten hemel, zoodra wij uit de rust ontwaken. Nadat men zich zedig gekleed heeft, knielt men neder om zijn morgengebed te verrichten, ten einde God te bedanken voor de genoten weldaad, en Zijn heiligen zegen te vragen over den aangebroken dag. Van \'t begin af houde men zich met een goede gedachte bezig, bijv. met de stof zijner meditatie, de H. Mis of de H. Communie, die men het geluk zal hebben dien morgen te ontvangen.
Nooit mag men vergeten des morgens zijn goede meening te vernieuwen, dat is: zijne werken, zijn lijden, zich zeiven aan God op te dragen; en tevens een vast voornemen te maken om alles te doen strekken tot meerdere eer eu glorie van God; en daarbij om alle zonden gedurende dien dag te vermijden, vooral die, waarin men reeds meermalen gevallen is.
128
3. Be Meditatie.
Onder alle oefeningen van \'t geestelijk leven is de meditatie een der meest noodzakelijke voor de heiligmaking van den Christen. Ik zou willen instaan, zegt de H. Theresia, voor de zaligheid van een mensch, die iederen dag een kwartier meditatie houdt. Het gebed en de meditatie, hoewel van elkander onderscheiden, zijn onderling nauw verbonden. Het gebed zonder de overweging is een lauw gebed, zegt de H. Augus-tinus, en niet alleen het gebed maar elk andere godvruchtige oefening; want de meditatie, leert Gerson, is de gezellin der geestelijke lezing, zij onderhoudt en bevordert het gebed, zij bestuurt onze werken, in één woord, zij volmaakt en voleindigt te gelijkertijd alles. Waaraan is de onverschilligheid der Christenen, hun onstandvastigheid, hun flauwheid, hun zwakheid in de deugd, toe te schrijven dan aan \'t verzuim dezer heilige oefening, „omdat er niemand is die ernstig nadenkt quot; Daarom moeten de leden der Orde, die de overige Christenen in volmaaktheid overtreffen willen, dikwijls, ja dagelijks, de eeuwige waarheden, de verheven plichten van den Christen, hun voortreffelijke roeping, de voorbeelden en heldendaden van den H. Vader Dominicus en van de Heiligen der Orde overwegen, om in hun hart een heiligen ijver te doen ontbranden voor de volmaaktheid, die alleen door vurige en ijverige Christenen bereikt wordt. Door de ernstige overdenking dezer waarheden, verplichtingen en voorbeelden, komen wij meer en meer
139
tot de kennis van ons zeiven, van onze onvol-maaktbeid en zwakheid; en die kennis leidt tot den waren ootmoed, waarop, volgens de leer dei-Heiligen, alle andere deugden gegrondvest moeten zijn. Want de toepassing ligt immers voor de hand;quot; dit leert mij het Geloof, hiertoe ben ik uit kracht mijner verheven roeping verplicht, dat deden, zoo leefden en handelden zoovele Heiligen vóór mij, en ik ben nog zoover van dat alles verwijderd gebleven!quot;
Maar om voordeel te doen met iedere meditatie, mogen wij ze nooit eindigen zonder eenig besluit of heilig voornemen van praktischen aard te maken, dat wij later getrouw ten uitvoer moeten brengen. En al zouden geest en hart dor en gevoelloos gebleven zijn, laten wij dan niet ontmoedigd worden, maar ons voor God vernederen, die zijn krachten schenkt aan de nederi-gen van harte; en die akte van verootmoediging is reeds een aangenaam offer voor onzen lieven Heer. Het inwendig gebed in die stemming verricht zal ons den weg verlichten, ons onze vijanden toonen, de ziel tegen hunne aanvallen beveiligen, en het rijk Gods in onze ziel uitbreiden en bevestigen.
4. Be H. Mis.
Men moet zijne bezigheden zoo trachten te regelen, dat men iederen morgen de H. Mis kan bijwonen. Dit is het verhevenste godsdienstige werk, dat wij verrichten kunnen, het heiligste en krachtigste gebed, de hoogste eerbewijzing en dankzegging, die God kan ontvangen.
De H. Mis is een Sacrificie van oneindige
9
128
3. Be Meditatie.
Onder alle oefeningen van \'t geestelijk leven is de meditatie een der meest noodzakelijke voor de heiligmaking van den Christen. Ik zou willen instaan, zegt de H. Theresia, voor de zaligheid van een mensch, die iederen dag een kwartier meditatie houdt. Het gebed en de meditatie, hoewel van elkander onderscheiden, zijn onderling nauw verbonden. Het gebed zonder de overweging is een lauw gebed, zegt de H. Augus-tinus, en niet alleen het gebed maar elk andere godvruchtige oefening; want de meditatie, leert Gerson, is de gezellin der geestelijke lezing, zij onderhoudt en bevordert het gebed, zij bestuurt onze werken, in één woord, zij volmaakt en voleindigt te gelijkertijd alles. Waaraan is de onverschilligheid der Christenen, hun onstandvastigheid, hun flauwheid, hun zwakheid in de deugd, toe te schrijven dan aan \'t verzuim dezer heilige oefening, „omdat er niemand is die ernstig nadenkt quot; l)aarom moeten de leden der Orde, die de overige Christenen in volmaaktheid overtreffen willen, dikwijls, ja dagelijks, de eeuwige waarheden, de verheven plichten van den Christen, hun voortreffelijke roeping, de voorbeelden en heldendaden van den H. Vader Dominicus en van de Heiligen der Orde overwegen, om in hun hart een heiligen ijver te doen ontbranden voor de volmaaktheid, die alleen door vurige en ijverige Christenen bereikt wordt. Door de ernstige overdenking dezer waarheden, verplichtingen en voorbeelden, komen wij meer en meer
129
tot de kennis van ons zeiven, van onze onvolmaaktheid en zwakheid; en die kennis leidt tot den waren ootmoed, waarop, volgens de leer dei-Heiligen, alle andere deugden gegrondvest moeten zijn. Want de toepassing ligt immers voor de hand:quot; dit leert mij het Geloof, hiertoe ben ik uit kracht mijner verheven roeping verplicht, dat deden, zoo leefden en handelden zoovele Heiligen vóór mij, en ik ben nog zoover van dat alles verwijderd gebleven!quot;
Maar om voordeel te doen met iedere meditatie, mogen wij ze nooit eindigen zender eenig besluit of heilig voornemen van praktischen aard te maken, dat wij later getrouw ten uitvoer moeten brengen. En al zouden geest en hart dor en gevoelloos gebleven zijn, laten wij dan niet ontmoedigd worden, maar ons voor God vernederen, die zijn krachten schenkt aan de nederi-gen van harte; en die akte van verootmoedisino-
, O O
is reeds een aangenaam offer voor onzen lieven Heer. Het inwendig gebed in die stemming verricht zal ons den weg verlichten, ons onze vijanden toonen, de ziel tegen hunne aanvallen beveiligen, en het rijk Gods in onze ziel uitbreiden en bevestigen.
Men moet zijne bezigheden zoo trachten te regelen, dat men iederen morgen de H. Mis kan bijwonen. Dit is het verhevenste godsdienstige werk, dat wij verrichten kunnen, het heiligste en krachtigste gebed, de hoogste eerbewijzing en dankzegging, die God kan ontvangen.
De H. Mis is een Sacrificie van oneindige
9
130
waarde en verdienste, waaraan men deelachtig wordt, naarmate men met meer geloof en godsvrucht bij die heilige plechtigheid tegenwoordig is. Men moet derhalve de H. Mis niet gaan bijwonen uit gewoonte, met overhaasting, zonder te denken aan hetgeen men gaat doen. Het huis Gods mogen wij niet binnentreden gelijk een ongewijde plaats, maar wij moeten daar ingaan met een heilig gevoel en diepen eerbied voor de tegenwoordigheid van God, die daar woont uit liefde tot ons. Dat gevoel en die eerbied onzer ziel moeten zich uitdrukken in de uitwendige houding, waarin wij niet aan gemakzucht, zinnelijkheid of onverschilligheid mogen toegeven, die ergelijk zijn voor de mcnschen, en nog meer voor het alziend oog van God.
Er zijn kerkboekjes in overvloed, die ons tot handleiding kunnen dienen in het bijwonen der H. Mis. Ook is er een andere wijze, eenvoudig en nuttig, waartoe men geen boek noodig heeft. Overeenkomstig de viervoudige eigenschap van het Sacrificie, kan men zich, in het eerste gedeelte tot het Evangelie, bezig houden met de aanbidding van Gods opperste Majesteit, aan wien alleen de H. Mis wordt opgedragen; van de Offerande tot de Consecratie, met de opoffering van zich zeiven en al het zijne in ver-eeniging met het H. Misoffer; na de Consecratie met de dankzegging voor de ontvangene weldaden; en eindelijk in het laatste gedeelte bij de H. Communie, behoort men geestelijkerwijze te Commu-niceeren, en daarna al wat men noodig heeft van God af te smeeken.
131
5. De Getijden.
Na liet Sacrificie der Mis zijn de Getijden het verlievenste gebed, omdat zij zijn het gebed dei-heilige Kerk. Die de Getijden bidt, bidt niet alleen of in eigen naam, maar in den naam der H. Kerk, wier afgezant hij is bij God. Wat voor een doel heeft onze Moeder de H. Kerk met die verplichting, welke zij haar Bedienaren en den Keligieuzen oplegt, om dagelijks die Getijden te bidden ? Daardoor verlangt zij aan God een voortdurende eerbewijzing te betoonen, in vereeniging met het nooit onderbroken gebed van onzen Middelaar Jezus Christus, ten einde God te verheerlijken, Zijn gramschap te stillen en Zijn genade voor de wereld te verwerven.
Overigens is alles zoo geregeld, dat er op elk uur van den dag en den nacht, lofzangen en gebeden van deze aarde opstijgen voor den troon van God, die door Zijne Engelen als een kostbaar reukwerk aan Hem worden aangeboden.
Het is van groot belang, dat wij de Getijden bidden met een geest van geloof, met ingekeerdheid en godsvrucht. Daarom moet men zich in \'t begin verplaatsen in Gods H. tegenwoordigheid, en zich herinneren, dat men gaat bidden in den naam der geheele Kerk en in vereeniging met Jezus Christus zeiven; dat immers verlevendigt onze aandacht, ontvlamt onzen ijver en vermeerdert het vertrouwen, waarmede wij moeten bidden. Eindelijk kan men onder het gebed zijn aandacht vestigen op de woorden, of op den zin der woorden, of wel op een of ander mysterie
133
dat wij vieren, of dat onze godsvrucht bijzonder opwekt.
6. Het bijzonder Gewetensonderzoek.
Een heilige Keligieus placht te zeggen: „Een enkele fout te bestrijden en onvermoeid naar één deugd te streven, is het teeken van een groote zielquot;. Het bijzonder gewetensonderzoek ontleent zijn kracht aan zijn eenig doel: deze of die fout uit te roeien, deze of die bepaalde deugd te verkrijgen. „Gij moet dagelijks uw leven onderzoeken, schrijft de H. Bernardus, en oplettend nagaan, hoeveel gij voor- of achter-uit gaatquot;. Om dat nu te doen, keert men eenige oogenblikken in zich zeiven, stelt zich in Gods tegenwoordigheid, en vraagt God om de noodige verlichting, slaat een nauwlettenden blik op zijn inwendige gesteltenis, op de overwinning of de nederlaag in het gebrek, dat men verbeteren of de deugd, die men aanleeren wil. Daarna wekt men zich op tot een oprecht berouw, vraagt God vergiffenis voor de bedreven fouten, en vernieuwt weer met meer moed en beslotenheid zijn vroeger gemaakte voornemens. Het is ook nuttig des morgens bij het maken der goede meeniny zich zijn besluiten te herinneren, ten einde ze beter na te komen wanneer de gelegenheid zich daartoe voordoet.
7. De heilige Tegenwoordigheid Gods.
God is overal tegenwoordig door Zijn oneindig wezen en Zijne voorzienigheid; Hij is daaren-
133
boven tegenwoordig in ons liart, met Zijne genaden en Zijne liefde. Wij zijn door Hem omgeven, en volgens de gelijkenis van den H. Au-gustinus doordrongen van Hem gelijk een spons, die in \'t water gedompeld is ; want in Hem leven wij, in Hem bewegen wij ons en zijn wij. Wij mogen dus ook geen oogenblik Zijn tegenwoordigheid vergeten, in de verschillende bezigheden waarmede wij den dag doorbrengen. „Wandel voor mij en wees volmaakt,quot; sprak God tot Abraham. Ziedaar een middel ter volmaaktheid ons door God zeiven geleerd. Die heilige oefening is de kracht en de troost der ziel; zij is dat ondoordringbaar schild, waardoor wij tegen den vijand beveiligd worden, want zij houdt ons terug van de zonden, die wij voor God niet kunnen verbergen; zij sterkt ons in de beproevingen,\' omdat wij God tot getuige hebben; en bemoedigt ons in den strijd, wijl God bij ons en met ons is. Deze oefening bestaat in de gedachte aan God, in den blik der ziel naar God, een blik vol liefde en zoetheid voor de ziel. Houden wij dan voortdurend ons hart naar Hem op geheven en onze aandacht op Hem gevestigd en als de beslommeringen der wereld ons daarvan Lebben afgetrokken, keeren wij dan tot Hem terug met te zeggen: „mijne ziel, waar waart gij terwijl gij niet meer waart bij uwen God?quot;
8. Over de heiliging van den Maaltijd.
„Hetzij gij eet of drinkt of iets anders doet, verricht alles-_ tot meerdere eer van God,quot; schreef
134
de H. Paulus aan de Corinthiërs. En te recht. Want al onze handelingen, de meest gewone en stoffelijke niet uitgezonderd, kunnen wij doen strekken tot eer van God en tot onze verdiensten, indien wij ze verrichten met een geest van geloof, in den geest van versterving, en vooral met een bovennatuurlijke en zuivere meening.
Vóór den maaltijd moet men zijn hart tot God verhellen door het gebed, onder den maaltijd zich bezig houden met eeu of andere goede gedachte, en na den maaltijd met oprechtheid en ootmoed God bedanken, omdat al wat wij genieten, ons door Zijn zegenrijke hand geschonken is. Vooral moeten wij waken tegen zinnelijkheid, en niet zoeken wat onzen smaak het meest voldoet, maar eenvoudig gebruiken wat ons voorgezet wordt, zonder ooit te klagen over de spijzen zeiven, of over de wijze waarop zij toebereid zijn. Wat de hoeveelheid betreft, moeten wij ons niet laten leiden door de zinnelijkheid onzer menschelijke natuur, maar enkel door onze behoefte, volgens den sehoonen grondregel van den H. Franeiscus de Sales „dat de mensch niet leeft om te eten, maar eet om te leven.quot;
9. De Arbeid.
Tot straf zijner zonden is dc mensch veroordeeld om ie werken. Er is dus geen mensch op aarde, in welken staat of stand der maatschappij hij geplaatst is, die zich van die wet kan ontslaan. Om onzen arbeid te heiligen moeten wij beginnen met een kort gebed tot God, waardoor wij onze werken aan God opdragen in vereeni-
135
ging met de werken Vciu Jezus en Zijne heilige Moeder. Onder het werk behooren wij aan Gods tegenwoordigheid te denken, en ons met God te vereenigen door een of ander schietgebed; en verder de vermoeienissen te verdragen in den geest van boetvaardigheid. Na den arbeid moet men zich den uitslag ten nivcte maken, door alles aan God toe te schrijven indien wij gelukkig, maar ook door alles met ootmoed en tevredenheid aan te nemen indien wij ongelukkig geweest zijn.
10. Het Spreken.
De spraak, de kostbare gaaf die den mensch van de overige schepselen onderscheidt, moest alleen dienen tot verheerlijking van God, en tot stichting van den naaste. Doeli helaas! zooveel fouten en zonden worden er bedreven door de tong, en zoo moeilijk is het haar goed te bewaren, dat de H. Jacobus kon schrijven: „die in het spreken niet zondigt is een volmaakt menschquot;.
Het is een zeldzaamheid en een uitzondering, dat men met veel te spreken, niet in vele fouten valt. Om dat te vermijden moet men zijn tong weten te bedwingen; want er is een tijd van spreken en een tijd van zwijgen, en het berouwt ons meermalen gesproken, maar zelden, gezwegen te hebben. Nimmer mag een ongeregelde hartstocht, zooals gramschap, afgunst, hoogmoed of eigenliefde, ons doen spreken; dan immers zal onze taal niet vrij zijn van zonden. De voorzichtigheid vooral moet onze woorden
136
voorafgaan en vergezellen; zij behoort een wacht te stellen aan onzen mond, om ons te waarschuwen wat wij mogen zeggen, en wat wij moeten zwijgen. Wat het onderwerp van ons gesprek zelve betreft, houde men zich aan dezen regel; dat men zelden moet spreken over zich zeiven, en zelden over anderen, en dan over afwezigen even alsof zij er bij tegenwoordig waren. Indien de omstandigheden, en de personen met wie men omgaat, het veroorloven, is het goed en stichtend nu en dan over God en geestelijke zaken te spreken, naar het voorbeeld van vele Heiligen, die nimmer spraken dan met God of over God. Dit moeten vooral de Broeders en Zusters in acht nemen, wanneer zij bij elkander zijn; dat dan hunne gesprekken niet enkel over wereldsche onderwerpen loopen, maar het karakter hebben van een geestelijk onderhoud tot elkanders stichting en opwekking.
11. Over de goede Werken.
Van de Broeders en Zusters vraagt de Eegel ijver voor de eer van God en de zaligheid dei-zielen. Om dit tweevoudig doel te bereiken zijn er verscheidene middelen, verschillende werken van barmhartigheid, waaraan de Broeders en Zusters zich toewijden, zooveel hun stand en bezigheden zulks toelaten. De behoeften van het volk waaronder zij wonen, de armen, onwetenden en hulpbehoevenden van allerlei aard, die zij overal in hun omgeving ontmoeten, onderscheidene liefdadige ondernemingen waartoe
137
de Imlp, de offers en de medewerking van meerderen gevorderd worden, zullen hun gelegenheid verschaffen om hun leven niet in werkeloosheid door te brengen, maar aan het geluk van den evenmenseh te besteden. In de keus dezer goede werken moeten wij niet geleid worden door onze natuurlijke en menschelijke genegenheden, noch door de hoop op de achting, dankbaarheid of vergelding der menschen, maar door den geest van opoffering en Christelijke liefde, die hare belooning niet verwacht van de menschen maar van God alleen.
13. Be geestelijke Lezing.
Gelijk wij in het gebed spreken tot God, zoo spreekt God tot ons in de geestelijke lezing die de godsvrucht voedt, den geest verlicht en de ziel met goede gedachten vervult. Wij zijn zoo onwetend in de goddelijke zaken, dat wij behoefte hebben aan de geschriften der Heiligen en de geestelijke boeken, die met Gods bijstand tot verlichting, versterking en vertroosting dei-zielen geschreven zijn. Met het oog op die behoefte gaf de H. Hieronymus den raad, die aller behartiging waardig is: „Slaap niet in dan met het boek in de hand, en dat uw aangezicht ruste op het heilige blad.quot;
De geestelijke boeken die ons den weg dei-volmaaktheid leeren, en de levens der Heiligen die hem voor ons hebben gebaand en bewandeld, onderrichten en bemoedigen ons, en verschaffen ons die bovennatuurlijke kennis, welke de weten-
138
schap der Heiligen genoemd wordt. Willen wij echter deze vruchten zien van de geestelijke lezing, dan moeten wij niet uit nieuwsgierigheid of tijdverdrijf, of met overhaasting de boeken doorlezen, maar met een heilig verlangen om gesticht en onderwezen te worden, en te handelen overeenkomstig de lessen die wij ontvangen. Daaraan moeten wij onze levenswijs toetsen, daarmede onze werken vergelijken, en het boek, volgens den raad van den H. Augustinus, gebruiken als ecu spiegel, waarin onze ziel haar beeld beschouwt, om te verbeteren wat misvormd en te volmaken wat schoon is.
13. Het Bezoek lij het AllerJi. Sacrament.
Wij moeten het ons tot een gewoonte maken, indien onze bezigheden ons hierin niet verhinderen, om iederen dag Christus te gaan bezoeken in zijn heilig Sacrament. Door dit te verzuimen zou men zichzelven van vele verdiensten en geestelijke vertroostingen berooven, en zeker onzen Zaligmaker, die in ons midden verblijft om on-zentwil, slecht beloonen voor die overmaat van liefde, die Hij ons hierdoor bewezen heeft.
Velen beoefenen verschillende devoties, misschien ten nadeele van deze jegens het H. Sacrament, velen maken verre reizen om heilige plaatsen en reliquien te bezoeken en te vereeren, en vergeten het Heilige der Heiligen, waaruit Christus, de God aller genade en vertroosting, ons toeroept; „Komt tot Mij allen die belast en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken.quot; Daar
139
voor \'t Heilig Sacrament, doet men alles, zeide eens een heilige kloosterzuster, men bidt, men dankt, men bemint. Gaan wij dikwijls onzen nood klagen en onze behoeften te kennen geven aan den voet van \'t altaar, waar Christus op Zijn troon van genade zetelt, om met vertrouwen te bidden voor ons zeiven, voor de H. Kerk, voor onze Orde, en voor de belangen van anderen, die met ons in betrekking staan, in de vaste overtuiging, dat dit een van de krachtigste en heiligste devoties is, waarvan wij gebruik kunnen maken.
14. Be RozenJcrans.
De Derde Orde van den H. Dominieus heeft het voorrecht, onder de moederlijke bescherming te staan van de H. Maagd Maria, aan wie zij zich op eene bijzondere wijze moet toewijden Dit voorrecht heeft zij gemeen met de Eerste Orde, die door Maria in eene openbaring „mijne Ordequot; genoemd werd. De devotie tot Maria, de Koningin van den ïl. Eozenkrans, is eene dier kenmerkende eigenschappen, welke de Orde van haren Stichter ontvangen, en van geslacht tot geslacht overgeleverd heeft. Men zou moeilijk een Heilige in de Orde knnnen aanwijzen, die geen teedere godsvrucht getoond heeft voor Maria, aan wie wellicht zeer velen hunne heiligheid te danken hadden. In navolging van hen moeten de Broeders en Zusters dagelijks een of andere godvruchtige oefening ter eere van hunne Moeder in den hemel verrichten. Doch onder alle gebeden en oefeningen, waardoor wij Maria kunnen vereeren en aanroepen, verdient de Ko-
140
zenkrans voorzeker de eerste plaats. Liefde tot Maria en godsvrucht voor haren Eozenkrans zijn twee zaken, die immer vereenigd zijn in de Orde van den H. Dominicus. Dit kostbaar kleinood, door onzen H. Stichter, den grooten dienaar en beminden zoon van Maria, uit de hand der Moeder Gods ontvangen, en ons ter bewaring achtergelaten, moeten wij allen met een bijzondere hoogachting vereeren. Beschouwen wij, als erfgenamen van het kinderlijk vertrouwen, dat de H. Dominicus op Maria stelde, den Eozenkrans als een heilig wapen, ons door den Hemel geschonken tot afwering van de gevaren, die ons van alle kanten omgeven. Gelijk de H. Dominicus daaraan het welslagen zijner prediking, de bekeering der zondaren en de overwinning op zijne vijanden te danken had, zoo zullen wij op onze beurt daarmede de overwinning behalen op onze in- en uitwendige vijanden.
Onderhouden wij de heilige gewoonte, die in de Orde van den H. Dominicus gebruikelijk is, om geen dag te laten voorbijgaan, zonder ten minste een Eozenhoedje gezamenlijk of afzonderlijk gebeden te hebben. Indien wij daarbij, door het overwegen der geheimen, ons hart tot God verheften, onze aandacht en liefde opwekken door die verheven waarheden, dan mogen wij voor zeker houden, dat geen gebed zoo welgevallig is aan Maria en zoo voordeelig voor onze zaligheid.
15. Het Avondgebed.
Het gewetensonderzoek, dat men des avonds houdt, is een overzicht over den geheelen dag.
141
ten einde zich. te vernederen voor de fouten die men begaan, en God te verheerlijken en te bedanken voor \'t goed, dat men door Zijne genade verricht heeft.
Dit onderzoek moet men nooit achterlaten; zelfs als men maar eenige minuten tijd heeft voor zijn avondgebed, behoort men nog een gedeelte daarvan te besteden aan het onderzoek van zijn geweten. Daardoor herstelt men het geleden verlies van den dag, wischt zijn dage-lijksehe zonden uit en maakt dat zij geen verdere nadeelige gevolgen hebben voor onze ziel. Om het wel te verrichten, stelt men zich in Gods heilige tegenwoordigheid, bidt God om verlichting; en bij de gedachte dat deze nacht de laatste zou kunnen zijn van ons leven, brenge men zijn geweten in orde. Daarna werpe men een vluchtigen blik op den afgeloopen dag ; waar ben ik geweest ? wat heb ik gedaan ? Hoe heb ik alles verricht? om te zien, of men God ook vrijwillig beleedigd heeft. Nadat men een oprecht berouw verwekt, en een goed voornemen voor de toekomst gemaakt heeft, begeeft men zich onder de bescherming van Maria, den H. Dominicas en zijn H. Engelbewaarder ter ruste.
Wij behooren ons nauwgezet te houden aan het uur onzer nachtrust, omdat daarvan onze regel van opstaan en onze getrouwheid in de geestelijke oefeningen, de meditatie en de H. Mis grootendeels afhangen.
16. Be Biecht.
De Eegel schrijft slechts voor, viermaal tot
143
het H. Sacrament der Biecht te naderen. Maar het veelvuldig gebruik van dit Sacrament is zoo nuttig, zoo noodzakelijk zelfs voor onzen geestelijken voortgang, dat men daarvoor onverschillig zou moeten zijn, om zich te bepalen bij hetgeen de Eegel uitdrukkelijk aan een ieder voorschrijft. Van de eerste volgelingen dos H. Dominicus die in groote onschuld leefden, lezen wij, dat zij icderen dag biechtten en sommigen van hen, zegt een geschiedschrijver; uit den eersten tijd, reinigden twee- of driemaal daags hun ziel in het bloed van \'t Goddelijk Lam. Zeker is het een loffelijke gewoonte van vele Christenen, om iedere week of ten minste tweemaal in de maand, dit Sacrament te ontvangen. Om voordeel te trekken uit de Biecht moet men zich niet zoozeer toeleggen op een langdurig gewetensonderzoek, op een angstvallige en volledige belijdenis van alle dagelijksche misslagen, dan wel op een oprecht berouw, een heilig voornemen en vooral op de verbetering zijns levens in de zaken, waarvan men zich beschuldigt. Den Priester moet men beschouwen niet als een mensch. maar als den Plaatsbekleeder van God, met Jezus\' volmacht en goedheid begiftigd, als den geneesheer zijner ziel, aan wien men zijn hart met alle fouten en zwakheden openbaart; als zijn geestelijken leidsman, naar wiens raadgevingen men met eerbied luistert, en aan wiens oordeel en uitspraak men blindelings moet gehoorzamen.
17. De H. Communie.
De H. Communie is in den volsten zin de
143
gemeenschap van de ziel met God. Het is de vereeniginff van God met de ziel, waardoor Jezus
O O \'
Christus zijn leven en kracht aan den mensen mededeelt. Gelijk het hoogste geluk voor de Heiligen bestaat in het aanschouwen en bezitten van God, zoo is er voor den mensch op aarde geen grooter geluk denkbaar, dan met zijnen God in de H. Communie op de innigste wijze vereenigd te zijn. Het is waar, dat dit geluk niet altijd zoo gevoelig is voor ons, omdat wij op een plaats zijn van ballingschap en beproeving, die ons in verdiensten doen winnen, wat wij aan vertroostingen verliezen. Maar het zou een teeken zijn van zwak geloof, indien wij wegens gemis aan gevoelige godsvrucht de H. Communie achterlieten, die ondanks deze dorheid hare uitwerkselen voortbrengt in ons hart. Zorgen wij daarom, zoo dikwijls liet ons vergund wordt, met een levendig geloof, diepen ootmoed, een groot vertrouwen en een vurige liefde den Bruidegom onzer ziel te ontvangen, als een onderpand der toekomende heerlijkheid; en houden wij ons geheel met Hem bezig, want de tijd na de H. Communie is de kostbaarste tijd van ons leven. Wijl wij dikwijls in de onmogelijkheid zijn de H. Communie te ontvangen, hebben de Heiligen ons een middel aangewezen, waardoor wij dit gemis kunnen aanvullen; dit middel is de Geestelijke Communie. Deze bestaat volgens den H. Thomas van Aqniue „in een vurig verlangen om Christus in het H. Sacrament te ontvangen.quot;
leder oogenblik van den dag en op elke plaats kunnen wij deze verrichten, maar de meest ge-
144
schikte tijd daarvoor is, als wij Christus in het H. Sacrament bezoeken of de H. Mis bijwonen. Dan behooren wij telkens met den Priester geestelijker wijze te communiceeren. Na een akt van geloof aan Christus\' tegenwoordigheid, een akt van liefde jegens den goddelijken Bruidegom onzer ziel, een akte van berouw over al zijne zonden, verwekt men een vurig verlangen om zich met Jezus Christus in de H. Communie te vereeuigen, noodigt Hem uit, om in ons hart te komen en het Zich geheel en al toe te eigenen.
18. Be geestelijke Afzondering.
De afzondering is een hulpmiddel van grooten invloed op het leven, vooral wanneer men zich eenige dagen achtereen van het gewoel des levens, van zijne gewone bezigheden en van den omgang met anderen kan terugtrekken. In die heilige eenzaamheid, waarin de ziel alleen met haren God verkeert, sn alles vergeet om aan hare zaligheid te denken, ontvangt zij licht door de meditatie en nieuwe sterkte door \'t gebed. „Ik zal haar in de eenzaamheid leiden, zegt God, en tot haar hart spreken.quot; Zij hoort daar inderdaad de zachte maar doordringende stem van God, die haar teedere ver wij tingen en groote beloften doet, die haar geheime fouten ontdekt en verheven deugden leert, en haar eindelijk gereinigd, vernieuwd en versterkt in het dagelijksch leven terugbrengt. Opdat die vernieuwing en verandering duurzaam zij, moet zij steunen op vaste voornemens, die weinig in getal maar bepaald
145
moeten zijn, naar de behoeften die ieder door de kennis van zich zeiven, in zich heeft ontdekt.
Besluit.
De middelen ter volmaking, die wij aangegeven hebben, schijnen misschien te talrijk te zijn; maar in plaats van daarover te klagen, moet gij er God voor bedanken, van wien wij ze hebben ontvangen.
Hebt gij den arme wel ooit hooren klagen, omdat hij te veel middelen had om zijn nood te verlichten? En zijn onze behoeften niet groot genoeg, is de zaak niet gewichtig en de hemel niet schoon genoeg, om ons aan te sporen die middelen met een heiligen ijver te gebruiken! Ten slotte zeggen wij u met den Apostel: „mijne Broeders, wij vermanen u, dat gij uwe roeping verzekert door de goede werken; doen wij het goede zoolang wij tijd hebben, want weldra valt de nacht waarin niemand meer werken kan.quot;
10
144
schikte tijd daarvoor is, als wij Christus in het H. Sacrament bezoeken of de H. Mis bijwonen. Dan behooren wij telkens met den Priester geestelijker wijze te communiceeren. Na een akt van geloof aan Christus\' tegenwoordigheid, een akt van liefde jegens den goddelijken Bruidegom onzer ziel, een akto van berouw over al zijne zonden, verwekt men een vurig verlangen om zich met Jezus Christus in de H. Communie te vereenigen, noodigt Hem uit, om in ons hart te komen en het Zich geheel en al toe te eigenen.
18. Be geestelijke Afzondering.
De afzondering is een hulpmiddel van grooten invloed op het leven, vooral wanneer men zich eenige dagen achtereen van het gewoel des levens, van zijne gewone bezigheden en van den omgang met anderen kan terugtrekken. In die heilige eenzaamheid, waarin de ziel alleen met haren God verkeert, en alles vergeet om aan hare zaligheid te denken, ontvangt zij licht door de meditatie en nieuwe sterkte door \'t gebed. „Ik zal haar in de eenzaamheid leiden, zegt God, en tot haar hart spreken,quot; Zij hoort daar inderdaad de zachte maar doordringende stem van God, die haar teedere ver wij tingen en groote beloften doet, die haar geheime fouten ontdekt en verheven deugden leert, en haar eindelijk gereinigd, vernieuwd en versterkt in het dagelijksch leven terugbrengt. Opdat die vernieuwing en verandering duurzaam zij, moet zij steunen op vaste voornemens, die weinig in getal maar bepaald
145
moeten zijn, naar de behoeften die ieder door de kennis van zich zeiven, in zich heeft ontdekt.
Beslüit.
De middelen ter volmaking, die wij aangegeven hebben, schijnen misschien te talrijk te zijn; maar in plaats van daarover te klagen, moet gij er God voor bedanken, van wien wij ze hebben ontvangen.
Hebt gij den arme wel ooit hooren klagen, omdat hij te veel middelen had om zijn nood te verlichten? En zijn onze behoeften niet groot genoeg, is de zaak niet gewichtig en de hemel niet schoon genoeg, om ons aan te sporen die middelen met een heiligen ijver te gebruiken! Ten slotte zeggen wij u met den Apostel: „mijne Broeders, wij vermanen u, dat gij uwe roeping verzekert door de goede werken; doen wij het goede zoolang wij tijd hebben, want weldra valt de nacht waarin niemand meer werken kan.quot;
10
Hoofdstuk XIII.
De maandelijksche Vergaderingen.
Indien de vergadering des morgens gehouden wordt, kan men gevoegelijk beginnen met de Prime en Teree van het Officie van Maria koors-gewijze te bidden, daarna wordt dan de H. Mis opgedragen, waaronder de Broeders of Zusters communiceeren kunnen; hierna bidt men de twee andere kleine uren, nl. de Sexte en None, en eindelijk houdt men het Kapittel, zooals het in de Orde genoemd wordt.
Is de vergadering na den middag dan wordt zij geopend met het bidden der Vespers van het Officie van Maria, waarop dan het Kapittel volgt. Het Kapittel wordt gehouden op deze wijze:
Allen richten zich op, waarna de Bestuurder zegt: Benedicite; en de vergadering antwoordt: Lominus.
Dan vermaant de Bestuurder de Broeders en Zusters om volgens het doel, waarmede het kapittel is ingesteld, te bidden voor wie zij verplicht zijn, en herhaalt telkens die aanbevelingen om de aandacht der vergadering daarop te vestigen, en hen vuriger te doen bidden: „Broeders (Zus-„ters), ik beveel in uwe gebeden onze Moeder „de H. Kerk, onzen H. Vader den Paus, onzen
147
„Bisschop, en allen clie in de Kerk Gods met „de zorg der zielen belast zijn; alsmede onze „H. Orde en al degenen, die den Eegel van „onzen H. Insteller naleven; den staat, alle „overheden, al onze weldoeners in het geestelijke „en lichamelijke; de zielen des vagevuurs, en „bijzonderlijk onze overledene Broeders en Zns-„ters. Wij zullen tevens bidden, dat vrede, eendracht en liefde onder ons mogen heerschen, „en dat wij voortgang mogen maken in den dienst „des Heeren.quot;
Bij deze algemeene aanbevelingen kan de Bestuurder eenige bijzondere voegen, bijv.: Een zieken Broeder of Zuster, een weldoener, een belangrijke zaak der Orde, hetzij geestelijke of tijdelijke, waarvoor men de gebeden der Broederschap ingeroepen heeft.
Daarna zegt de Bestuurder:
Ketribuere dignare, Domine, omnibus nobis bona facientibus propter nomen sanctum tuum, vitam aeternam.
K. Amen.
Ge waardig U, Heer, allen die ons, om den wille van Uwen heiligen Naam, weldoen, met het eeuwige leven te vergelden.
E. Amen.
Daarna bidt de vergadering koorsgewijze de volgende psalmen:
Ad te levavi oculos meos * qui habitas in coelis. |
Ik heb mijne oogen opgeheven tot U * die in de hemelen woont. |
148
Ecce sicut oculi ser-vorum * in manibus dominorum suorum. Sicut oculi ancillae in manibus dominae suae; * ita oculi nostri ad Do-minum Deum nostrum, donee misereatur nostri. Miserere nostri, Do-mine, miserere nostri, * quia multum repleti su-mus despectione. Quia multum repleta est anima nostra * opprobrium abundantibus et despectio superbis. Gloria Patri etc. De profundis clamavi ad te, Domine: * Do-mine, exaudi vocem meam. Mant aures tuae in-tendentes * in vocem deprecationis meae. |
Zie, gelijk de oogen der dienstknechten * op de banden hunner meesters. Gelijk de oogen eener dienstmaagd op de handen harer meesteres gericht zijn, * zoo zijn onze oogen gericht op den Heer onzen God, totdat hij zich onzer ont-ferme. Ontferm TJ onzer, o Heer, ontferm ü onzer, * wijl wij grootelijks met versmading overladen zijn. Wijl onze ziel er groo-telijks mede overladen is * strekkende ten spot aan de rijken en ten smaad aan de hoovaar-digen. Eere zij den Vader enz. Uit de diepten heb ik tot ü geroepen, Heer; * Heer, verhoor mijne stem. Laat nwe ooren luisteren * naar de stem mijns gebeds. |
149
Si iniquitates obser-vaveris, Domine: * Do-mine, quis sustinebitr Quia apud te propi-tiatio est, * et propter legem tuam sustinui te, Domine. Sustimiit anima mea in verbo ejus, * spera-vit anima mea in Domino. A custodia matutina usque ad noetem; * spe-ret Israël in Domino. Quia apud Dominum miserieordia, * et copi-osa apud eum redemp-tio. Et ipse redimet Israël ; * ex omnibus ini-quitatibus ejus. Eequiem aeternam dona eis Domine Et lux perpetua lu-ceat eis. |
Indien Gij, o Heer, de ongerechtigheden gadeslaat * Heer, wie zal bestaan. Omdat er bij U ontferming is, * en om Uwe wet, heb ik U, o Heer, afgewacht. Mijne ziel heeft op zijn woord gewacht * mijne ziel heeft op den Heer gehoopt. Dat Israël op den Heer hope, * van den morgenstond tot den nacht. Want bij den Heer is barmhartigheid * en bij Hem is overvloedige verlossing, En Hij zal Israël verlossen, * van al zijn ongerechtigheden. Heer, geef haar de eeuwige rust. En het eeuwige licht verlichte haar. |
De Bestuurder zegt:
V. Kyrie eleison. E. Christe eleison. |
V. Heer ontferm 17 onzer. E. Christus ontferm U onzer. |
150
Y. Kyrie eleison. Pater noster. V. Et ne nos inducas in tentationem. E. Sed libera nos a malo. Oremus pro Domino Papa. K. Dominus conser-vet eum et vivificet eum, et beatum faciat eum in terra, et non tradat eum in animam inimi-corum ejus. V. Salvos fae servos tuos et ancillas tuas. E. Deus meus, spe-rantes in te. V. Eequiescant in pace. E. Amen. V. Dominus vobiscnm. E. Et cum spiritu tuo. Oremus. Omnipotens sempiterne Deus, qui facis mirabi-lia magna solus, prae-tende super famulum tuum Papam nostrum, (N.) et super cunctas |
V. Heer ontferm U onzer. Onze Vader. V. En leid ons niet in bekoring. E. Maar verlos ons van den kwade. Laten wij bidden voor onzen H. Vader den Paus. E. De Heer beware hem, spare hein in het leven, make hem zalig op aarde, en levere hem niet over in de handen zijner vijanden. V. Maak uwe dienaren en dienaressen zalig. E. Mijn God, die op U hopen. V. Dat zij rusten in vrede. E. Amen. V. De Heer zij met u. E. En met uwen geest. Laten wij bidden. Almachtige eeuwige God, Gij die alleen groote wonderen werkt, zend over uwen dienaar, onzen H. Tader den Paus, (N) en over |
151
Congregationes illi com-missas, spiritum gra-tiae salutaris: et ut in veritate tibi complaceant, perpetuum eis rorein tuae benedictionis in-funde. Praetende, Domine, famulis et famulabus tuis dexteram coelestis auxilii: ut te toto corde perquirant, et quae dig-ne postulant, assequan-tur. Fidelium, Deus, omnium conditor et redemp-tor, animabus famulo-rum famularumque tu-arum remiosicnem cunc-torum tribue peccatorum, ut indulgentiam, quam semper optaverunt, piis supplicationibus conse-quantur. Qui vivis et regnas cum Deo Patre in unitate Spiritus Sancti Deus, per omnia saecula saeculorum. K. Amen. |
alle Vergaderingen aan zijne zorg toevertrouwd, den geest van genade, die de zaligheid voortbrengt; en opdat zij U in waarheid welbehaaglijk zijn mogen, stort altijd over hen den dauw uit uwer zegeningen. Eeik o Heer, de rechterhand der hemelsche hulp aan uwe dienaren en dienaressen; opdat zij U uit geheel hun hart zoeken, en datgene wat zij op waardige wijze vragen, bekomen mogen. God, Schepper en Verlosser aller geloovigen, verleen aan de zielen uwer dienaars en dienaressen de vergeving van al hunne zonden; opdat zij de kwijtschelding, waarnaar zij altijd verlangd hebben, door godvruchtige gebeden mogen verwerven. Die leeft en heerseht met den Vader in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwen der eeuwen. K. Amen. |
152
Na deze gebeden houdt de Bestuurder een toespraak tot onderrichting en opwekking van de Broeders en Zusters, opdat zij vorderen vooral in die deugden, welke hunnen staat eigen zijn. Tevens maakt hij de noodige aanmerkingen over de fouten, nalatigheden of overtredingen van den Eegel, die hij bij hen heeft opgemerkt, om zoodoende de regeltucht te handhaven en hen telkens tot hun vorigen ijver aan te sporen. Bij die gelegenheid kan de Bestuurder de aangelegenheden der Broederschap, het aanemen of wegzenden, het inkleeden of professen van leden ter bespreking of overweging voorstellen, of over die zaken doen stemmen, die door stemming beslist moeten worden.
Bij \'t naderen van plechtige feesten of bij buitengewone gelegenheden wordt aan de vergadering de generale absolutie gegeven van de fouten en overtredingen, die zij tegen den Eegel begaan hebben. De Bestuurder gebruikt daarvoor een witte Stool.
FOEMULA DER GE: De Broeders en Zusl Confiteor Deo omni-potenti, et beatae Mariae semper Virgini, et beato Dominico Patri nostro, et omnibus Sanctis, et tibi. Pater, quia peccavi nimis cogitatione, locu-tione, opere, et omissi- |
EEALE ABSOLUTIE. ;rs zeggen knielend: Ik belijd voor God almachtig, en voor de H. Maagd Maria, en voor onzen H. Vader. Dominicus, en voor TJ, Vader, dat ik zeer gezondigd heb met gedachte, woorden, werken |
153
one, mea culpa: precor te orare pro me. De Bestuurder, de h opgeheven houdende, Z€ Misereatur vestri om-nipotens Deus, et dimit-tat vobis omnia pecca-ta vestra; liberet vos ab omni malo, salvet et confirmet in omni opere bono, et perducat vos ad vitam aeternam. E. Amen. In quantum se ex-tendunt gratiae et pri-vilegia Ordini nostro in-dulta, mihi commissa, et vobis concessa. Ego absolvo vos ab omni transgressione Eegulae et Constitutionum, et admonitionum Majorum vestrorum, et ab omni poenitentia oblita et ne-glecta; et ab omnibus aliis, de quibus consuevit fieri absolutio in consi-milibus solemnitatibus vel Capitulis, ut sitis ab-soluti hie et ante tribu-en verzuim, door mijne schuld; ik smeek U daarom voor mij te willen bidden. |
md over de vergadering gt vervolgens: De almachtige God ontferme zich over u, en vergeve u al uwe zonden, verlosse u van alle kwaad, behoude en bevestige u in ieder goed werk, en brenge ii tot het eeuwige leven. E. Amen. Voor zoover de gunsten en voorrechten, aan onze Orde verleend, die mij toevertrouwd en u toegestaan zijn, zich uitstrekken, ontsla ik u van alle overtredingen van den Eegel en de Constituties, en de vermaningen uwer Oversten; en van alle boete, door ii vergeten of nagelaten , en van alle overtredingen, waarvan bij dergelijke plechtigheden of Kapittels gewoonlijk kwijtschelding |
154
nal Domini nostri Jesu gegeven wordt, opdat Christi, habeatisque vi- gij ontslagen moogt zijn tam aeternam, etvivatis hier en voor den rech-in saecula saeculorum. terstoel van onzen Heer Jezus Christus, en het eeuwig leven hebben en leven moogt in de eeuwen der eeuwen. E. Amen. E.. Amen.
Vervolgens legt men gewoonlijk de Broeders en Zusters een of andere kleine penitentie op.
De vergadering wordt altijd gesloten met de woorden.
V. Adjutorium nostrum in nomine Domini. E. Qui fecit coelum et terram. |
V. Onze hulp zij in den naam des Heeren. E. Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
§ 2.
Inkleeding der Broeders en Zusters.
In de Vergadering,
Op den dag der vergadering, voor deze plechtigheid bestemd, maakt de Bestuurder, na de gebeden van het Kapittel en de gewone aanbevelingen, aan de leden bekend, dat de inkleeding zal plaats hebben van den Postulant, die reeds vroeger bij stemming is aangenomen. De Bestuurder neemt den zwarten mantel der Orde (een seculiere Priester gebruikt hiervoor een surplis) en een stool, overeenkomstig met de kleur van den dag, en plaatst zich, met het aangezicht naar de vergadering, op het altaar, waar twee kaarsen branden; terwijl de Novicenmeester den Postulant tot hem geleidt die daar voor den Bestuurder nederknielt. Het habijt wordt op het altaar aan de Epistelzijde neergelegd; dit bestaat uit een klein wit scapulier van wol en een lederen riem, doch een van beiden is voldoende. De Bestuurder kan voor den Postulant een volledig habijt der Derde Orde zegenen, waarmede deze op zijn sterfbed of na zijnen dood gekleed kan worden.
Niet alleen het eerste habijt, maar elk ander dat later gedragen wordt, moet gewijd zijn; elke Pater der Orde heeft de macht daartoe, en deze kan door den Hoogeerw: Pater Generaal of Provinciaal ook aan een Priester buiten de Orde
156
gegeven worden. In de machtiging tot Inkleeding is deze vergunning ingesloten.
Nadat alles op die wijze in gereedheid gebracht is, wendt zich de Bestuurder tot den Postulant, zeggende:
Quid petis ? (1)
Wat vraagt gij?
Deze antwoordt, de armen kruiselings op de borst houdende:
Misericordiam Dei et vestram. |
Gods barmhartigheid en de uwe. |
De Bestuurder kan dan een korte aanspraak houden tot den Postulant; waarna hij zich omkeert om het habijt te zegenen, met de volgende formule, die gebruikt wordt voor het Scapulier en den Kiem of wel voor een van beiden.
V. Ostende nobis, Domine, misericordiam tuam. B. Et salutare tuum da nobis. V. Dominusvobiscum. B. Etcum spiritutuo. Oremus. Domine Jesu Christe, qui tegimen mortalitatis nostrae induere dignatus es, obsecramus immensae largitatis tuae abundan-tiam; ut hoe genus ves-timentorum, quod sancti Patres ad innocentiae et |
V. Toon ons, Heer, uwe barmhartigheid. B. En geef ons uwe heiligmaking. V. De Heer zij met u. B. En met uwen geest Laten wij bidden. HeerJezusChristus.die ü gewaardigd hebt met het kleed onzer sterfelijkheid ü te bekleeden, wij smeeken den overvloed uwer oneindige milddadigheid, dat gij deze soort van kleederen, dis |
(1) In het meervoud ais er meer personen zijn.
157
onze voorouders bepaald hebben te dragen tot een teeken van zuiverheid en ootmoed, zoo gelievette zegenen, dat al wie ze gebruikt, omkleed moge worden met U, Christus onzen Heer.
E. Amen. K. Amen.
Hierop besproeit de Bestuurder het habijt met wijwater, en daarna den Postulant zeiven, zeggende :
Aspergat etiam te Do-minus nostris jam nunc vestibus induendw;» hys-sopo, ut mundem, qua-tenus sic mundates et super nivem in menti-bus dealbaÜM, sic nos-traforinsecus gerere vale-as indumenta; ut bono-rum tuorum operum exemplo, Jias omnibus quibuscum conversabe-ris, odor vitae in vitam, ne forte, per mala opera tua, blasphemetur verbum Dei, et vituperetur ministerium nostrum.
Dat ook de Heer u, die nu ons habijt gaat aannemen, besproeie met hysop, opdat gij gezuiverd wordt, en alzoo gereinigd en in uwe ziel witter geworden dan sneeuw, uitwendig onze kleeding zoo dragen moogt, dat gij door \'t voorbeeld uwer goede werken de geur des levens wordt ten leven voor allen, met wie gij omgaat, opdat door uwe slechte daden het woord Gods niet gelasterd en onze bediening niet veracht worde.
K. Amen. E, Amen.
Onder de zegening worden aan den Postulant
humilitatis indicium ferre sanxerunt, ita benef dice-re digneris, ut qui hoc usus fuerit te induere mereatur Christum Do-miuum nostrum.
158
en de Broeders die er bij tegenwoordig zijn, brandende kaarsen gegeven. De Bestuurder op de trappen van het altaar geknield heft den lofzang „veni creatorquot; aan. Na de eerste strophe staan allen op, behalve de Postulant die geknield blijft tot aan het einde van den lofzang.
Veni, Creator Spiritus, Mentes tuorum visita, Imple superna gratia, Quae tu creasti pectora.
Qui Paraeletus dieeris, Donum Dei Altissimi,
Pons vivus, ignis, charitas Et spiritalis unctio.
Tu septiformis munere, Dextrae Dei tu digitus, Tu rite promissum Patris, Sermone ditans guttura.
Accende lumen sensibus, Infunde amorem cordibus, Infirma nostri corporis Virtute flrmans perpeti.
Hostem repellas longius Pacemque dones protinus: Ductore sic te praevio, Vitemus omne noxium.
159
Per te sciamus da Patrem, Noscamus atque Pilium, Te utriusque Spiritum Credamus omni tempore.
Sit laus Patri cum Pilio, Sancto simul Paraclito; Nobisque mittat Pilius Charisma Sancti Spiritus.
Kom Schepper, kom, o heil\'ge Geest, Hernieuw voor de uwen \'t Pinksterfeest, Vervul met uw genadenvloed De harten, die Gij kloppen doet.
Gij, die de Trooster wordt genoemd. En \'s Allerlioogsten gaaf geroemd. Gij, levensbron, en vuur, en gloed. En liefde, en zalving van \'t gemoed.
Gods zevengave in \'t eene pand. Gij, vinger van des Vaders hand, Beloofde als \'s Vaders hoogste goed. Die spreken leert en spreken doet.
Ontsteek uw licht voor hart en zin,
Stort uwe liefde ons allen in;
En sterk door uwe kracht altoos. Het veege lichaam, krank en broos.
160
Verjaag den vijand verre heen, En schenk ons zoete vreê meteen; Geef dat wij, aan uw leiding trouw, Zoo mijden, al wat schaden zou.
Leer in uw licht, zooals het hoort, Den Vader kennen en het Woord; In U, die Geest van beiden zijt, Doe ons gelooven te allen tijd. (1.)
Den Vader en den Zoon zij eer, Den Geest van beiden evenzeer; En in ons brenge \'t eeuwig Woord De heiliging des Geestes voort.
V. Emitte Spiritum tuum, et creabuntur, E. Et renovabis faciem terrae. V. Ora pro nobis. Beate Pater Dominice. E. Ut digni efficiamur promissionibus Christi. V. Laetamini in Domino, et exultate justi E. Et gloriamini, om-nes recti corde. |
V. Zend uwen Geest uit, en zij zullen herschapen worden. E. En gij zult het aanschijn der afirde vernieuwen. V. Bid voor ons, gelukzalige Vader Dominicus. E. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus. V. Eechtvaardigen verheugt u in den Heer, en verblijdt u. E. En juicht gij allen die recht van harte zijt. |
(1) Uit de hymn: van R. ?. Stokvis
161
V. SalvwM fac servwre tnum (ancilla»2 tuam). E. Deus meus, speran-tem in te. V. Dominusvobiscum. B. Et cum spiritu tuo. Oremus. Deus, qui corda fide-lium Sancti Spriritus ülustratione docuisti, da nobis in eodem spiritu recta sapere, et de ejus semper eonsolatione gau-dere. Concede, quaesumus, omnipotens Deus, ut fa-mul«i turn (ancillffl tua) qui peccatorum suorum pondere prermtur, his indut?/! poenitentiae ves-timentis, Beati Dominici Confessoris tui Patris nostri patrociuio sub-leuetur. Concede, quaesumus, omnipotens Deus, ut ad meliorem vitam, Sanctorum tucrum Ordinis nostri exemplahawc famu-Itim (ancillazra) tuum suc-currant et provocent; |
V. Maak uwen dienaar (dienares) zalig. E. Die opü hoopt, mijn God. V. De Heer zij met u. E- En met uwen geest. Laten wij bidden. God, die de harten der ge-loovigen door de verlichting van den H. Geest onderwezen hebt, geef ons in dieuzelfden Geest de ware wijsheid te bezitten en ons altijd in Zijne vertroosting te mogen verheugen. Geef, smeeken wij, Almachtige God, dat uw dienaar,(dienares)die onder den last zijner (harer) zonden gedrukt wordt, met deze kleederen van boetvaardigheid gekleed, door de voorspraak van onzen heiligen Vader Do-minicus, uwen Belijder, verlicht worde. Almachtige God, geef, bidden wij, dat de voorbeelden uwer Heiligen van onze Orde, dezen dienaar (dienares) tot een heiliger leven helpen en opwekken, opdat hij (zij( 11 |
162
quatenus, quorum sacram poenitentiae veslem ge-rere cupzï, etiam virtu-tum actiones imi^etur. Praetende, Domine, famufo (ancillae) tuo dex-teram coelestis auxilii, ut te toto corde perqui-rat, et quae digne pos tuW assequatur. Per Christum Dominum nostrum. E. Amen. |
de oefeningen der deugden navolge van hen wier kleed van boetvaardigheid hij (zij) verlangt te dragen. Heer, strek de rechterhand uwer hemelsehe hulp uit over uwen dienaar, (dienares) opdat hij (zij) U van ganscher harte zoeke, en wat hij (zij) op waardige wijze vraagt, verkrijgen moge. DoorChristus onzenHeer. E. Amen. |
Na deze gebeden geeft hij den Postulant den lederen Kiem (of het Scapulier.)
Terwijl hij den Eiem geeft zegt hij:
Praecingat teDominus zona justitiae etcingulo puritatis, quo valeas multiplicitates hujus sae-culi in unius Dei amo-rem colligere, et sub jugo rationis, et divinae voluntatis imperio, vinc-tos rebelles alfectus subditos continere. E. Amen. |
De Heer omgorde u met den band der rechtvaardigheid en den gordel der zuiverheid, opdat gij daardoor de verscheidenheden dezer wereld in de liefde tot God alleen moogt vereenigen, endewederspannigeharts-tochten onder hetjukder rede en de heerschappij van den goddelijken wil inbedwangmoogthouden. E. Amen. |
163
Het Scapulier omhangende zegt hij:
Aceipe, Frater, (Soror) Saneti Ordinis nostri sca-pulare, potissimam prae-dicatoriae nostrae vesfis partem, maternum de coelo Beatissimae Virgi-nis Mariae in nos amoris pignus, sub ciijus pennis et scapula, erit tibi ura-braculum ab aestu, et ab omnibus tam corporis quam animae peri-eulis, in morte propug-naculum et munimen. R. Amen. |
Ontvang Broeder (Zuster) het scapulier onzer heilige Orde, het voornaamste deel onzer kleeding in de Orde der Predikheeren, uit den Hemel ontvangen van de Allerheiligste Maagd Maria als een onderpand barer moederlijke liefde jegens ons, onder wier vleugelen en mantel dit u een schaduw zal wezen tegen de hitte, en in den dood een middel tot versterking en verdediging tegen alle gevaren, zoowel naar het lichaam als naar de zieL R. Amen |
Daarna keert de Bestuurder zich naar het Altaar en heft den lofzang Te Deum laadamvs aan, die door de vergadering in twee koren wordt voortgezet. Ondertusschen geeft de Bestuurder aan den Broeder den vredekus; Zusters Iaat men het Scapulier, of het onderste gedeelte der Stool kussen.
Te Deum laudamus * te Dominum confitemur. Te aeternum Patrem * omnis terra veneratur. |
U, o God loven wij, * U, o Heer belijden wij. U, o Eeuwige Vader * vereert scheel de aarde. |
164.
Tibi omnes Angeli * tibi coeli, et universae potestates. Tibi Cherubim et Seraphim * incessabili voce proclamaut: Sanctus,Sanctus,Sanc-tus * Dominus, Deus Sabaoth. Pleni sunt coeli et terra * majestatis glo-riae tuae. Te gloriosus * Apos-tolorum chorus. Te Prophetarum*lau-dabilis numerus. Te Martyrum candi-datus* laudat exercitus. Te per orbem terrarum * saucta confitetur Ecclesia: Patrem * immensae majestatis; Venerandum tuum verum * et unicum Elium ; Sanctum quoque * Paraclitum Spiritum. Tu rex gloriae * Christe. |
U loven al de Engelen, * de Hemelen en alle Machten. Tot ü roepen zonder ophouden * de Cherubijnen en Serafijnen: Heilig, heilig, heilig * de Heer, de God der Heerscharen. Hemel en aarde zijn vol * van de majesteit uwer glorie. ü looft * het heerlijk koor der Apostelen. U prijst * de loffelijke schaar der Profeten. ü roemt * het schitterend heer der Martelaren. IJ belijdt de heilige Kerk * over geheel de aarde; Als den Vader * dev onmetelijke heerlijkheid. En ook uwen waar-achtigen * eenigen aan-biddenswaardigen Zoon; Met den Heiligen Geest * den Geest van vertroosting. Gij, o Christus, zijt de Koning * der eeuwige glorie. |
165
Tu Patris * sempi-ternus es Filius. Tu ad liberandum suscepturus hominem * non horruisti Virginis uterum. Tu devicto mortis aculeo * aperuisti cre-dentibus regna coelo-rum. Tu ad dexteram Dei sedes * in gloria Patris. Judex crederis * esse venturus. (Bij het volgende Te ergo quaesumus tuis famulis subveni, * quos pretioso sanguine redemisti, Aeterna fac cum Sanctis tuis * in gloria nu-merari. Salvum fac populum tuum Domine * et be-nedic haereditati tuae. |
Gij zijt de Eeuwige Zoon * des Vaders. Gij hebt om den mensch te verlossen * den schoot eener Maagd niet geschroomd. Gij hebt, na den prikkel des doods verwonnen te hebben * den geloo-vigen het rijk; der hemelen geopend. Gij zijt gezeteld aan de rechterhand van God * in de heerlijkheid des Vaders. Wij gelooven * dat Gij eenmaal als rechter zult komen. vers knielt men.) Daarom bidden wij U, kom uwe dienaren ter hulp, * die Gij door uw dierbaar bloed hebt vrijgekocht. Maak dat zij allen in uwe heerlijkheid * onder het getal uwer Heiligen worden gerangschikt. Heer maak uw volk zalig, * en zegen uw erfdeel. |
166
Et rege eos * et ex-tolle illos usque in aeter-num. Per singulos dies * benedicimus te. Et laudamus nomen tuum in saeculum * et in saeculum saeculi. Diguare Dominc die isto * sine peccato nos custodire. Miserere nostri Do-mine * miserere nostri. Eiat misericordia tua Domino super nos, * quemadmodum speravi-mus in te. In te Domine spera-vi * non confündar in aeternum. V. Benedioamus Pa-trem et Eilium, cum Sancto Spiritu. E. Laudemus et su-perexaltemus eum in sae-cula. V. Ora pro nobis, Pater Dominice. E. Ut digni efficiamur promissionibus Christi. |
En bestier hen * en verhef hen tot in eeuwigheid. Dag aan dag * prijzen wij U. En loven uwen naam in eeuwigheid * en in de eeuwen der eeuwen. Gewaardig U, o Heer, ons dezen dag * zonder zonden te bewaren. Ontferm U onzer, o Heer, * ontferm U onzer. Laat uwe bamihartigheid over ons komen, o Heer, * zooals wij op ü gehoopt hebben. Op U, o Heer, heb ik gehoopt, * in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden. V. Laten wij zegenen den Vader en den Zoon met den Heiligen Geest. E. Loven en verheffen, wij Hem in eeuwigheid. V. Bid voor ons, gelukzalige Vader Dominicus. E. Opdat wij waardig mogen worden de beloften van Christus. |
167
V. Esto ei, Domine, turris fortitudinis. E. A facie inimici. V. Domlnus vobiscum. E. Et cum spiritu tuo. Oremus. Deus cujus misericor-diae non est numerus, et bonitatis infinitus est thesaurus, tuae piissimae Majestati pro collatis poenitentiae donis famu-lo (aucilke) tuo gratias agimus, tuam semper clementiam exorantes, ut qui petentibus postulata eoncedis, ewradem famu-\\um (ancilla»i) tu«;» non deserens, ad majora ob-sequia tibi deferenda dis-ponas. Deus qui famul?»« (ancillo») imim a saeculi vanitate convers?wi ad bravium supernae voca-tionis accendis, gratiam ei qua in te persevered |
V. Wees hem, (haar) o Heer, een toren van sterkte. E. Voor het aanschijn van zijn vijand. V. De Heer zij met u. E. En met uwen geest. Laten wij bidden. O God, wiens barmhartigheid oneindig, en wiens goedheid onuitputtelijk is, wij bedan-keu Uwe goedertieren-ste Majesteit voor de gaven van boetvaardigheid, aan Uwen dienaar (dienares) verleend, en wij bidden voortdurend Uwe barmhartigheid, dat Gij, die aan de smeekenden geeft wat zij verlangen, dezen Uwen dienaar (dienares) niet verlaat, en hem (haar) in staat stelt om U nog grootere diensten te bewijzen. 0 God, die Uwen dienaar (dienares), van de ijdelheid der wereld afgewend, tot den eere-prijs der hemelsche roeping ontsteekt, schenk |
168
infunde; ut, intercedente Beato Dominico Patre nostro, cujus hodiema die poenitentiaeEegulam animose amplexwi est, sic ejusdem assidu?«s fifllt; aemulator, ut quod te donante nunc incoepiV, te eodem auxiliante ju-giter in sequentibus va-leai adimplere. |
Domine Jesu Christe, qui pro salute humanam naturam suscipiens, te vestimento carnis induere dignatus es, infunde, quaesumus, benedictio-nem tuam sanctam in \\mnc famuhm (ancillom) tuMM, (yaem indumentis poenitentiae vestivimus, ut tyrociniis ejusdem poenitentialis Eegulae feliciter expletis, te pro-movente, in mensuram aetatis plenitudinis tuae gaude«i occurro^. Qui hem (haar) de genade om in TJ te volharden; opdat hij (zij), door de voorspraak van onzen gelukzaligen Vader Do-minicus, wiens Eegel van boetvaardigheid hij (\'zij) heden met moed heeft aangenomen, een zoo getrouw navolger van hem worde, dat hij (zij) datgene, wat hij (zij) door uwe genade nu heeft begonnen, ook door uwe medewerking in het vervolg steeds moge voltrekken. Heer Jezus Christus, die ter verlossing de menschelijke natuur aannemende, U met het kleed des \'vleesches hebt willen bekleeden, stort uwen heiligen zegen uit, bidden wij, over dezen uwen dienaar (dienares), dien wij met de kleederen der boetvaardigheid hebben gekleed, opdat hij, (zij) den proeftijd van denzelfden Eegel van boetvaardigheid door uwe genade |
169
vivis et regnas cum Deo Patre in unitate Spiritus Saneti Deus, per omnia saecula saeculorum. E. Amen. |
gelukkig ten einde gebracht hebbende, met vreugde tot de maat des ouderdoms Uwer volheid moge komen. Die leeft en heerscht met God den Vader, in de eenheid des Heiligen Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. E. Amen. |
Daarna wendt de Bestuurder zich tot den Novice, en hem met wijwater kruiswijze besproeiende, zegt hij :
Benedictio Dei om- De zegen van den nipotentis, Patris et Fi- Almachtigen God, den lii, et Spiritus Saneti, Vader, en denZoon, en descendat super te, fct den Heiligen Geest, dale maneat semper. neer op u, en blijve
ten allen tijde.
Ten slotte geeft de Bestuurder de Novicen een Patroon-heilige, gewoonlijk een Heilige of Gelukzalige der Orde, wiens naam zij in de Derde Orde dragen.
Verder kan hij hun nog eenige woorden van opwekking toespreken, waarna hij de plechtigheid sluit met de woorden:
V. Adjutorium nostrum in nomine Domini. E. Qui fecit coelum et terram. |
V. Onze hulp zij ia den Naam des Heeren. E. Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
§ 3.
Inldeeding der Broeders en Zusters.
Afzonderlijk haten de Vergadering.
De Pater of Priester, die van den Hoogeerw. Pater Generaal of Provinciaal gemachtigd is, om leden in de Derde Orde aan te nemen, kan ken afzonderlijk inkleeden, waartoe dan het volgende ceremonieel dient.
De Pater komt met den mantel om (eeri seculiere Priester met een surplis) en een stool, overeenkomstig de kleur van den dag voor het altaar, met een bedienaar, die een kaars bij zich heeft en wijwater. Er worden twee kaarsen op het altaar aangestoken, en het habijt (een lederen riem en daarbij een klein scapulier naar verkiezing) wordt aan de Epistelzijde neergelegd. Terwijl de Postulant neergeknield is, zegt de Priester:
Pr. Quid petis? Pr. Wat vraagt gij?
Post. Misericordiam Post. Gods barmhar-Dei et vestram. tigheid en de uwe.
Dan zegent de Priester het habijt.
V. Ostende nobis, V. Toon ons, Heer,
Domine, misericordiam uwe barmhartigheid, tuam.
E. Et salutare tuum E. En geef ons uwe
da nobis. heiligmaking.
171
V. Dominus vobiscum. E. Et cum spiritu tuo. Oremus. Domine Jesu Christe, qui tegimcn mortalita-tis nostrae induere dig-natus es, obsecramus immensae largitatis tuae abundantiam, ut hoe genus vestimentorum, quod sancti Patres ad inno-centiae et humilitatis indicium ferre sanxe-runt, ita bencf dicere dig-neris, ut qui hoc usus fuerit, te induere me-reatur, Christum Do-minum nostrum. E. Amen. Hierna besproeit hij den Postulant met wijw Aspergat etiam te Do-minus nostris jam nunc vestibus induenöWa hys-sopo, ut munderis, qua-tenus sic mundafes et super nivem in menti-bus dealbate, sic nostra forinsecus gerere valeas indumenta; ut |
V. De Heer zij met u. R. En met uwen geest. Laten wij bidden. Heer Jezus Christus, die ü gewaardigd hebt met het kleed onzer sterfelijkheidll te beklee-den, wij smeeken den overvloed uwer oneindige milddadigheid, dat gij deze soort van kleederen, die onze heilige Voorvaders bepaald hebben te dragen tot een teeken van zuiverheid en ootmoed, zoo ge-lievet te zegenen, dat wie ze draagt, omkleed moge worden met U, Christus onzen Heer. E. -Amen. eerst het habijt en dan .ter. Dat ook de Heer u, die nu ons habijt gaat aannemen, besproeie met hysop, opdat gij gezuiverd wordt, en alzoo gereinigd en in uwe ziel \'witter geworden dan sneeuw, uitwendig onze kleeding zoo dragen |
172
bonorum tuorum opemm exemplo, fias omnibus quibuscum conversabe-ris, odor vitae in vitam, ne forte, per mala opera tua, blasphemetur verbum Dei, et vitupere-tur ministerium nostrum. E. Amen. |
moogt, dat gij door \'t voorbeeld uwer goede werken de geur des levens wordt ten leven voor allen, met wie gij omgaat, opdat door uwe slechte daden het woord Gods niet gelasterd en onze bediening niet veracht worde. E. Amen. |
Daarop geeft men den Postulant een brandende kaars, en de Priester bidt beurtelings met den bedienaar den lofzang Veni Creator, met de daarop volgende gebeden, gelijk op bladzijde 158—162 is aangewezen.
Na deze gebeden geeft de Priester dea Postulant den lederen Eiem of het Scapulier.
Hem omgordende met den Eiem zegt hij:
Praecingat te Domi-nus zona justitiae et cingulo puritatis, quo valeas multiplicitates hujus saeculi in unius Dei amorem colligere, et sub jugo rationis, et divinae voluntatis im-perio, vinctos rebelles affectus subditos con-tinere. |
De Heer omgorde u met den band der rechtvaardigheid en den gordel der zuiverheid, opdat gij daardoor de verscheidenheden dezer wereld in de liefde tot God alleen moogt vereenigen, en de weder-spannige hartstochten onder het juk der rede, en de heerschappij van den goddelijken Wil in |
173
Ontvang Broeder (Zuster) het Scapulier onzer heilige Orde, het voornaamste deel onzer kleeding in de Orde der Predikheeren, uit den hemel ontvangen van de Allerheiligste Maagd Maria als een onderpand harer moederlijke liefde jegens ons, onder wier vleugelen en mantel het u een schaduw zal wezen tegen de hitte, en in den dood een middel tot versterkingquot; en verdediging tegen alle gevaren, zoowel naar het lichaam als naar de ziel.
E. Amen. | E. Amen.
Daarna geeft de Priester den vredekus aan den Broeder; eene Zuster laat hij zijn Scapulier of het onderste gedeelte van de Stool kussen, en zich omkeerende naar het altaar, bidt hij met den bedienaar den lofzang Te Devm met de gebeden die op bladzijde 163—168 zijn aangegeven.
Vervolgens besproeit hij den Novice kruis-wijze met wijwater.
I bedwang moogt houden. E Amen. 1 E Amen
Onder het geven van het Scapulier zegt hij:
Aceipe, Prater (Soror) sancti Ordinis nostri scapulare, potissimam praedieatoriae nostrae vestis partem, mater-num de coelo Beatis-simae Virginis Mariae in nos amoris pignus, sub cujus pennis et scapula, erit tibi um-braculum ab aestu, et ab omnibus tam corporis quam animae peri-culis, in morte propug-naculum et munimen.
174
Benedictio Dei om-nipotentis, Patris et Eilii, et Spiritus Sancti, descendat super te, et raaneat semper. |
De zegen van den Almaclitigen God, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, dale neer op u, en blijve ten allen tijde. |
Eindelijk geeft hij den Novice een Patroon, gewoonlijk uit de Orde der Predikheeren, wiens naam hij in de Derde Orde blijft dragen.
Daarna kan hij nog een korte toespraak houden en daarop wordt de plechtigheid gesloten.
V. Adjutorinm nostrum in nomine Do-mini. R. Qui fecit coelum et terram. |
V. Onze hulp zij in den Naam des Heeren. E. Die hemel en aarde gemaakt heeft. |
§ 4.
De Professie der Broeders en Zusters.
In de Vergadering.
Do voorbereidende pleclitigheden zijn dezelfde als bij de Inkleeding, behalve de wijding van het habijt, die niet hernieuwd wordt. Gemakkelijkheid shalve geven wij hier de volgorde in haar geheel op.
Best. Quid petis? 1) Nov. Misericordiam Dei et vestram. |
Best. Wat vraagt gij ? Nov. Gods barmhartigheid en de uwe. |
Dan kan de Bestuurder eene toespraak houden, waarna de kaarsen rondgedeeld worden en de lofzang Vmi Creator aangeheven wordt.
Emitte etc: gelijk boven, bladz. 158—160 met de volgende Oraties.
Oremus. Deus, qui corda fide-ium Saneti Spiritus illustrationedocuisti, da nobis in eodem Spiritu recta sapere, et de ejus |
Laten wij bidden. God, die de harten der geloovigen door de verlichting van den H. Geest onderwezen hebt, geef ons, in dienzelfden |
1) Zoo er meerderen geprofest worden, verandert men de vragen en gebeden in \'t meervoud. De Novicen antwoorden allen te gelijk, maar de woorden der Professie zelve spreken zij elk afzonderlijk uit.
176
semper consolatione gau-dere. Concede, quaesumus, omnipotens Deus, ut famulws (ancilk) imis, qui peccatorum suorum pondere prcmtur, hanc poenitentiae Eegulam t)rofess!(s, Beati Domi-nici Confessoris tui Pa-tris nostri patrocinio sublevatur. Concede, quaesumus omnipotens Deus, ut ad meliorem vitam Sanctorum tuorum Ordinis nostri succurrant exem-pla hwnc iamnhim (an-ciUam) tuzem et provo-cent, quatenus poenitentiae Eegulam, quam professunw est, valea/ eorum mentis et inter-cessionibus adimplere. Praetende, Domine, famuZo (ancillae) tuo dexteramcoelestis auxilii. |
Geest de ware wijsheid te bezitten, en ons altijd in Zijn vertroosting te mogen verheugen. Geef smeeken wij. Almachtige God, dat uw dienaar, (dienares) die onder den last zijner (harer) zonden ge. drukt wordt, na Professie gedaan te hebben van dezen Regel van Boetvaardigheid, door de voorspraak van onzen Heiligen Vader Do-minicus, uwen Belijder, verlicht worde. Almachtige God, geef bidden wij, dat de voorbeelden van uwe Heiligen onzer Orde, dezen dienaar (dienares) tot een heiliger leven helpen en opwekken, opdat hij (zij) den Regel van Boetvaardigheid, waarvan hij (zij) Professie gaat doen, door hunne verdiensten en gebeden moge naleven. Heer strek de rechterhand uwer hemelsche hulp uit over uwen die- |
177
ut te toto corde per-quimi!, et quae digne postuW assequatur. Per Christum DominuiE. nostrum. E. Amen. |
naar, (dienares) opdat hij (zij) U van ganscher harte zoeke, en wat hij (zij) op waardige wijze vraagt, verkrijgen moge. Door Christus onzen Heer. E. Amen. |
Na deze gebeden richt de Bestuurder, met het aangezicht naar de Vergadering gekeerd, de volgende vragen tot den Novice:
Bestuurder: Belooft gij mij, volgens het eerste hoofdstuk van den Eegel en volgens den geest der Orde, oorspronkelijk „krijgsdienst van Jezus Christusquot; genoemd, waarin gij uwe Professie wilt doen, de eer en glorie van God, het heil en de bekeering der zielen te zullen bevorderen, zoover uwe krachten naar ziel en lichaam, uw staat en de omstandigheden het toelaten?
Novice: Dat beloof ik met den bijstand van God, volgens mijne krachten en mijn vermogen.
Best.: Belooft gij volgens het zevende, elfde en twaalfde hoofdstuk van den Eegel, overeenkomstig den naam van Boetvaardigheid des H. Dominicus, zooals de Orde genoemd wordt, waarin gij uwe Professie wilt doen, voortaan in boetvaardigheid en versterving naar ziel en lichaam te zullen leven, zoover uw staat en uwe krachten het toelaten?
Nov.: Dat beloof ik met den bijstand van God, volgens mijne krachten en mijn vermogen.
Best.: Belooft gij, volgens het vijftiende hoofd-
12
178
stuk, voortdurend te arbeiden aan uwen voortgang en uwe volmaking, door werken van barm-hartiglieid en liefde jegens zieken en armen, en door de beoefening van andere Christelijke deugden, zoover God het u zal ingeven en de staat, waarin gij zijt, het u zal veroorloven?
Nov.;quot; Dat. beloof ik met den bijstand van God, volgens mijne krachten en mijn vermogen.
Best.: Belooft gij eindelijk volgens het vijfde hoofdstuk van den Kegel, in de beoefening van al deze zaken te zullen volharden, door een onveranderlijke standvastigheid in het onderhouden van dezen Eegel, boven iedere nieuwe instelling, boven een andere Derde Orde of vereeuiging van welken aard ook, tenzij gij eene religieuze Orde
wilt ingaan?
Nov.: Dat beloof ik met den bijstand van God, volgens mijne krachten en mijn vermogen.
Dan doet de Bestuurder hem opstaan en
spreekt: l . 1 .
Koep dan Gods genade en barmhartigheid m, om in Zijne tegenwoordigheid deze verbintenis aan te gaan, in den vorm en op de wijze, die u door de Kerk in het vierde hoofdstuk van den Kegel voorgeschreven is. Evenwel herinner ik u, tot troost en geruststelling van uw geweten, dat deze verbintenis geen Gelofte is, en dat de Eegel, volgens welken gij besloten hebt te leven, niet verplicht op zonde.
Hierop bidt de Novice tot voorbereiding voor zijn Professie met luider stem het volgende gebed :
179
Versterk mij, Heer God van Israël, en luister in dit uur naar de woorden van mijnen mond; richt mijne bevende ziel op, gelijk Gij beloofd hebt, opdat ik volbrenge hetgeen. ik mij heb voorgenomen, in de hoop dit door U
Schep moed en wees sterk, hoop op den Heer, en doe wat goed is, om in \'t vertrouwen uws harten alles op te offeren met blijdschap, want God verlaat niet die op Hem hopen, en in u, Zijn dienaar (dienares) zal Hij de inzichten Zijner barmhartigheid vervullen.
Daarop knielt de Novice voor den Bestuurder neer; en met een brandende kaars in de eene hand en het Eegelboek in de andere, leest hij hardop en duidelijk de woorden der Professie, zooals zij in den Eegel zijn aangegeven.
„Ter eere van den Almachtigen God, den „Vader, en den Zoon en den H. Geest, en van „de Heilige Maagd Maria en van den Heiligen
Confirma me. Domine Deus Israël, et, respice in hao hora ad verba labiorum meorum; ut sicut promisisti, animam meam trementem erigas, ut hoc, quod credcns per te posse fieri cogi-tavi, perfieiam.
te zullen vermogen. De Bestuurder herneemt: Confortare, et esio robust, spera in Domino et fac bonitatem;
ut in fidueia cordis iui laetws offeww universa, quia Deus non deserit sperantes in se, et in te famulo (aucilla) suo adimplebit miserioordiam suam.
180
„Dominicus, doe ik N. Professie voor TJ, Eer-„waarden Pater N., Bestuurder en voor den „Prior (de Priorin) der Orde van Boetvaardig-quot;heid van den Heiligen Dominicus op deze plaats, quot;.dat ik voortaan leven wil volgens den Eegel en „de Levenswijze van de Broeders en Zusters der-quot;zelfde Orde van Boetvaardigheid van den Heiligen Dominicus, tot aan den dood.quot;
(Indien de Broeders of Zusters, met toestemming van hunnen biechtvader en den Bestuurder, Belofte van Zuiverheid willen doen, kunnen zij ze hier afleggen op deze wijze:
O Eeuwige God, Vader, Zoon en H. Geest, ik N., uw onwaardige dienaar (dienares) in uwe tegenwoordigheid en voor geheel het hemelsch Hof neergeknield, verkies heden Jezus Christus tot Bruidegom mijner ziel, en ik verbind mij aan Hem door de heilige Belofte, (voor den. tijd van
.....(tot mijnen dood) ) dat ik de Zuiverheid
naar ziel en lichaam ongeschonden zal bewaren, uit liefde tot Jezus die de zuiveren van harte bemint, en in het vertrouwen op Uwe genade waardoor wij alles vermogen. Neem, o God, deze Belofte als een welgevallig offer van mij aan, en geef mij de kracht om te volbrengen, wat ik op Uwe ingeving heb beloofd.
Dewijl het een prijzenswaardige gewoonte is, dat een Zuster, die Belofte van Zuiverheid gedaan heeft, een ring draagt aan de rechterhand als een teeken en aandenken van hare Belofte, wordt deze Bing hier door den Bestuurder gezegend.
181
V. Adjutormm nostrum in nomine Domini. E. Qui fecit coelum et terram. V. Sit nomen Domini benedictum. E. Ex hoc nunc et usque in saeculum. V. Dominusvobiscum. E. Et cum spiritu tuo. Oremus. Creator, Conservator et Salvator generis hu-mani, Datorque gratiae spiritualis, benefdicti-onem tuam super liunc annulum immitte, ut quae eum gestaverit coelesti virtute fidem integram, spem firmam et charitatem perpetuam, per intercessionem Bea-tae Mariae semper Vir-ginis, Eeginae virginum, teneat, ut sicut sponsa Jesu Christi, castitatis emissae votum inviolate custodiat, atque in pu-ritate mentis et corporis Agnum sine macula sequatur in vita, ut cum illo post mortem perpetua jucunditate |
V. Onze liulp zij in den naam des Heeren. E. Die hemel en aarde gemaakt heeft. V. De naam des Heeren zij gezegend. E. Van nu af tot in eeuwigheid. V. De Heer zij metu. E. Eu met uwen geest. Laten wij bidden. Schepper, Bewaarder en Zaligmaker van het mensehelijk geslacht en Gever der geestelijke genade, laat uwen zef-geu neerdalen over dezen Eing, opdat zij, die hem draagt, door de voorspraak van de H. Maagd Maria, de Koningin der Maagden, een rein geloof, een vaste hoop en een altijddurende liefde door de hemelselie kracht behoude, en als Bruid van Jezus Christus de Belofte van Zuiverheid, die zij heeft afgelegd, ongeschonden beware, en in de reinheid van ziel en lichaam, Chris- |
182
perfruatur. Per eunclem Christum Dominum nostrum. E. Amen. |
tus, het Lam zonder vlek, moge volgen in haar leven, en bij Hem na den dood de eeuwige\' vreugde moge genieten. Door denzelfden Christus onzen Heer. R. Amen. |
Aspergatur aqua henedieta.
Dan steekt de Bestuurder den ring aan de rechterhand der Zuster, terwijl hij zegt;
Ik verbind u met Jezus Christus, den Zoon van den Hemelschen Vader, die u naar ziel en lichaam vlekkeloos beware, opdat gij de Bruid van Jezus zijn moogt en genoemd worden; indien gij Hem getrouw blijft op aarde, zult gij door Hem gekroond worden in den Hemel.)
Daarna biedt de Bestuurder den Geprofeste het Kegelboek aan, zeggende;
k.cc\\pe, Frater (Soror)
Eegulam hanc, aSancto Patre Dominico primum poenitentiae filiis viva voce prolatam, deinde a summis Pontificibus Innocentio VII et Eu-genio IV approbatam et confirmatam, tam-quam hodiernae promis-sionis tnae recordativum et memoriale perpetuum.
Ontvang, mijn Broeder (Zuster) dezen Eegel, eerst door onzen H. Vader Dominicus aan zijne kinderen van boetvaardigheid mondelings gegeven, vervolgens door de Opperpriesters Inno-centius VII en Euge-nius IV goedgekeurd en bekrachtigd, als een herinnering en blijvend
183
Hanc sciifo tibi a Sanctis Angelis in extreme judicio ad glorïam et securitatem fore reprae-sentandam, si servavem; si secus earn neglexem, ab accusatoribus ad de-sperationem et dedecus in eodem judicio, tiii fore retorqiiendam. Hanc igitur manibus surae, mente complectere, ut cam opere complexw.?, prosit tihi ad vitam aeter-nam. E. Amen. |
aandenken aan uwe Professie die gij heden gedaan hebt. Weet, dat hij u door dc heilige Engelen in liet laatste oordeel zal voorgehouden worden, tot uwe glorie en geruststelling indien gij hem hebt nageleefd ; maar dat hij in hetzelfde oordeel door uwe beschuldigers tegen u zal gekeerd worden tot wanhoop en schande voor u, zoo gij hem veronachtzaamd hebt. Draag hem in uwe hand, en prent hem in uw hart opdat hij door u in beoefening gebracht, u nuttig zij ten eeuwigen leven. E. Amen. |
Daarop neemt de Geprofeste het boek in de hand, en opstaande zegt hij :
V. Suscipe me. Do-mine, secundum eloqui-um tuum, et vivam, et non confiindas me ab exspectatione mea. |
V. Ontvang mij. Heer, volgens uw woord, en ik zal leven; en maak mij niet beschaamd in mijne verwachting. |
184
En het koor antwoordt:
R. Fiat tibi secundum cor tumn, et Do-minus consilium tuuvi confinnet. |
R. U geschiede volgens het verlangen uws harten; en de Heer be-vestige uw besluit. |
Deze twee verzen worden beurtelings tot driemaal toe herhaald, waarna de Bestuurder den lofzau0\' le Denm aanheft; vervolgens wendt bij zich tot den Geprofeste om hem den vredekus te geven; een Zuster laat hij het onderste gedeelte zijner Stool of van zijn Scapulier kussen. Onmiddelijk na den Te Denm, voordat de daarop volgende verzen en gebeden gezegd worden, leidt de Novicenmeester den Geprofeste naar bet altaar voor den Bestuurder, die hem het bewijs zijner aanneming als lid der Orde overliandigt, dat geschreven of gedrukt, gezegeld en onder-teekend is door den Bestuurder, den Prior en den Secretaris der Broederschap.
Terwijl hij hem dit aangeeft, kan de Bestuurder de volgende gebeden uitspreken; die echter niet verplichtend zijn;
Onze Broeder (Zuster) word deelgenoot met allen in onze Orde die den Heer vreezen. Van wege den heiligen Apos-tolischen Stoel, wien het toekomt de schatten van goede werken door zijne zonen en dochters verricht, welwillend aan
Partieels es^o, Rrafer (SororJ nosto\' omnium in Órdine nostro timen-tium Dominum. In vir-tute Sanctae Sedis Apos-tolicae, cujus est the-sauros bonorum a filiis et filiabus exercitorum selectis animabus mise-ricorditer elargiri; et
185
nomine Eeverendissimi Patris nostri Generalis N. cui concessit Sancta ilia Sedes bona opera Ordi-nis sui novellia filiis et filiabus ad meliorem animae frugem proten-dere; nos nomine illo-rum in tui favorem, libenter et ex corde ef-fundimus merita bono-rum omnium operum nostrorum, quae ante Deum diriguntur, quae-cunque sint, nbicunque et a quibnscunque in Ordine nostro exerce-antur et dirigantur. |
Prosint igitur tihi nostrorum sacrificia sa-cerdotum, orationes Fra-trum media nocte et die psallentium, aposto-licorum virorum intus et extra ad fideles, haereticos et idolatras praedicantium eorun-dem sudores, peregrina-tiones et itinera, rudi-menta juvenum, vota uitverkoren zielen mede te deelen, uit naam van onzen Hoogeerwaarden Pater Generaal N. aan wien de H. Stoel heeft toegestaan de verdiensten zijner Orde tot zijne nieuwe zonen en dochters uit te strekken tot meerdere vracht voor hunne ziel, maken wij u volgaarne en van ganscher harte deelachtig aan de verdiensten van al onze goede werken, die voor God gedaan quot;worden, van welken aard zij ook zijn, waar en door wie zij ook in onze Orde verricht en beoefend worden. Moge u dan tot heil strekken de offeranden onzer Priesters, de gebeden van al onze Broeders, die den Heer lof-zingen dag en nacht, van de apostolische mannen die in en buiten het land het Evangelie verkondigen aan de ge-loovigen, ketters en af- |
186
viiginum, lacrymae poe-nitentiuin, nostroTum Fratrum labores laico-rum, vigiliae tandem, orationes, jejunia, cas-tigationes et omnis generis mortificationes Ke-ligiosomm effioiant et progenerent in ie con-similem poenitentiae fructura, cliaritatis in pi\'oximos zelum, et in Deum non absimilem amoris affectum. Benigne tandem om-nes sancti et electi tri-mnphantes in coelis, quos propagavit praedi-catorius Ordo noster in terris, te sanoto ac feliei fraternitatis suae consortio aggregarc dig-nentur; rogamus ut ex hao fraternitate eoelesti effundant super te flu-enta gratiarum. |
godendienaars, liun vermoeienissen, tochten en leizen, de beproevingen der jongelingen, de geloften der maagden, de tranen der boetelingen, en de arbeid van onze Leekebroeders; dat eindelijk bet nachtwaken, de gebeden, het vasten en de verstervingen der Eeligieuzen gelijke vrucht van boetvaardigheid, denzelfden ijver voor de naasten, en hetzelfde gevoel ^ van liefde jegens God in u opwekken en voortbrengen mogen. Dat eindelijk alle Heiligen en uitverkorenen die in den Hemel zegepralen en die onze Orde der Predikheeren op aarde heeft voortgebracht, u in hunne heilige gelukkige gemeenschap van Broeders opnemen; wij bidden hen dat zij uit die he-melsche broederschap den stroom der genade op u doen nederdalen. |
187
Assistat benigne tihi ante Deum die ac nocte sanctus Progenitor nos-ter Dominicus, impleat tibi plus ille Pater quod promisit moriens, se magis profuturuni filiis de coelo, vita functus, quam profecerat huma-nam vitam agens in terris : suscitent te et ad charismata meliora te provocent fidei christia-nae generosi heroes nos-tri, Petrus. Joannes, An-tonius, Sadocus et socii, aggregati purpuratorum martyrum choro: ducant te per semitas ecclesias-tici gregis vigiles et custodes, excelsi, inquam, praesules, Antoninus, Pius et Albertus; pre-cibus suis collaborent ^«cum coram Deo sanc-tissimi etiam Confesso-res nostri, Thomas, Vin-eentius, Hyacintbus, Kaymundus, Ludovicus, et caeteri Ordinis Beati. Sequantur spons urn quo-cunque ierit, ut pro te beneficia poscant, Catha- |
Moge onze H. Vader Dominicus u dag en nacht welwillend ter zijde staan bij God, moge die Vader vol goedheid aan u vervullen, wat hij bij zijn sterven beloofde, dat hij na zijnen dood uit den hemel zijne kinderen meer hulp zou verleenen, dan hij gedaan had op aarde: mogen onze edelmoedige holden van Christelijk geloof Petrus, Joannes, Antonius, Sadoc en zijn gezellen opgenomen in het koor der Martelaren met het purper bekleed, u aanmoedigen en tot grootere liefdegiften opwekken; mogen de wachters en herders van de kudde der kerk, de groote Bisschoppen Antoninus, Pius en Albertus u geleiden op uwe wegen, mogen onze heilige Belijders, Thomas, Vin-centius, Hyacinthus, Raymundus, Ludovicus en de overige Zaligen der Orde u bij God |
188
rina, Rosa, Agnes et omnes floridae Virgines nostrae. Tandem det tïbi Deus de rore eoeli per inter-eessiones omnium Sanctorum, et de pingue-dine terrae per agones militantium, abundan-tiam gratiae, et in vir-tute profectum, ut dig-nos faciei poenitentiae fruotum, omnium Ordi-nis nostri Sanctorum gloriam consequam in coelis. Daarna neemt hij feste en geeft hem dat hij hem laat kussen |
Jam absit tïbi, cha-rissime Fra/er (Soror), gloriari nisi in cruce Domini nostri Jesu Christi. Haec sit lucer-ondersteunen door hunne gebeden. Dat Ca-tharina, Eosa, Agrgt;es en al onze roemrijke Maagden het Lam volgen waarheen Het gaat, om gunsten te vragen voor u. Dat God u ten laatste geve den dauw des Hemels door de voorspraak van alle Heiligen, en de vruchtbaarheid der aarde dooiden strijd zijner dienaren, den overvloed zijner genaden en voortgang in de deugd, opdat gij, waardige vruchten van boetvaardigheid voortbrengende, in de glorie van alle Heiligen onzer Orde in den hemel moogt deelen. 3 kaars van den Gepro-l kruisbeeld in de hand, , waarop hij zegt: Dierbare Broeder (Zuster), het zij verre van u in iets anders te roemen, dan in het kruis van onzen Heer Jezus |
189
na pedibus tuis, et lumen semitis tuis. Sit tihi fasciculus myrrhae, qui inter ubera tua per-petuo commoretur; liane sectare veram poeniten-tiae formam: ita enim oportet te cum Christo pati, ut cum Christo posszs intrare gloriam Patris in saecula saecu-lorum. R. Amen. |
Christus. Dit zij voortaan een fakkel voor uwe voeten, en een liclit op uwe wegen. Het zij voor u een bundel van mirre, die voortdurend op uw hart blijft vastgehecht. Yolg dit ware beeld van boetvaardigheid, want zoo moet gij lijden met Christus* om met Christus de glorie Zijns Vaders te kunnen ingaan in de eeuwen der eeuwen. R. Amen. |
V. Benedicamus Pa-trem, et Pilium, cum Sancto Spiritu. R. Laudemus et su-perexaltemus eum in saecula. V. Ora pro nobis, beate Pater Dominice. R. Ut digni efficia-mur promissionibus Christi. Als er meerderen geprofest worden, laat de Bestuurder allen het kruisbeeld kussen, en geeft het in de hand aan die in \'t midden zit, totdat alle ceremonies verricht zijn. Eindelijk bidt de Bestuurder de gebeden na den Te Demi, bladz. 163, waarop volgt; |
V. Laten wij zegenen den Vader en den Zoon met den Heiligen Geest. R. Loven en verheffen wij hem in eeuwigheid. V. Bid voor ons, gelukzalige Vader Dominicus. R. Opdat wij waardig mogen worden de beloften van Christus. |
190
V. Esto ei, Domine, turris fortitudinis. E. A facie inimici. V. Dominusvobiscum. R. Et cum spiritu tuo. Oremus. Deus cujus miseri-cordiae non est numerus, et bonitatis infini-tus est thesaurus, tuae piissimae Majestati pro collatis poenitentiae do-nis famufo (ancilW) tuo gratias agimus, tuam semper clementiam exo-rantes, ut qui petenti-bus postulata concedis, eunA.e.m iamnlum (an-cilla»») tiiMBj non dese-rens, ad majora obse-quia tibi deferenda dis-ponas. Odorem suavitatis sa-crificii cordis cum gra-tiarum actionibus sus-cipe, quaesumus, Do-miue, et praesta, ut quem per annum exau-dire et incolnmem ser- |
V. Wees hem, (haar) o Heer,eentorenvansterkte. E. Voor het aanschijn van zijn vijand. V. De Heer zij metu. E. En met uwen geest. Laten wij bidden. O God, wiens barmhartigheid oneindig en wiens goedheid onuitputtelijk is, wij bedanken Uwe goedertieren-ste Majesteit voor de gaven van boetvaardig-iieid aan uwen dienaar (dienares) verleend, en smeeken voortdurend Uwe barmhartigheid, dat Gij, die aan de bidden-den geeft wat zij verlangen, dezen uiven dienaar (dienares) niet verlaat, maar hem (haar) in staat stelt om U nog grootere diensten te bewijzen. Ontvang Heer, bidden wij, den aangena-men geur van het offer des harten met onze dankzeggingen, en geef dat hij, (zij) dien Gij dit jaar hebt mllen |
191
vare dignatus es, ab omni in posterum ani-mae et corporis adver-sitate custodias, ut in tuo servitio perseve-mns in tuo amore con-cresca^. Deus, qui renuntian-. tibus saeculo mansiones paras in coelo, dilata oor famufo\' (anoilke) tui coelestibus bonis, ut, intercedente Beato Do-minico Patre nostro, sic concordat vita i\\[ius cum Poenitentiae nomine, ut professio ill«lt;s semper sentiatur in opere. Per Christum Dominum nostrum. R. Amen. Daarna besproeit hij met wijwater. |
Benedictio Dei om-nipotentis, Patris, et Pilii, et Spiritus Sancti, descendat : super te et verhoeren en veilig bewaren, voortaan van allen tegenspoed naar ziel en lichaam bevrijd blijve, opdat hij (zij) in uwen dienst volhardende, in Uwe liefde moge toenemen. God, die een woonplaats bereidt voor hen die de wereld verlaten, open het hart van uwen dienaar (dienares) voorde hemelsche goederen, opdat door de voorspraak van onzen Heiligen Vader Dominicus, zijn (haar) leven zoo wel overeenkome met den naam van Boetvaardigheid, dat zijne Professie steeds zichtbaar blijve in zijne werken. Door Christus onzen Heer. R. Amen. ruiswijze de Geprofesten De zegen van den Almachtigen God, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, |
192
dale neer op u, en blijve ten allen tijde.
Ten slotte kan de Bestuurder nog een woord van gelukwensching en opwekking spreken en daarna sluit hij de plechtigheid op de gewone wijze:
V. Adjutorium nostrum in nomine Do-mini.
E. Qui fecit coelum et terram.
De Professie wordt in een daartoe aangewezen boek, het Register der Derde Orde, opgeteekend; en den Geprofeste wordt het bewijs zijner Professie ter bewaring medegegeven.
Indien er verschillende leden zijn, van wie eenigen gekleed en anderen geprofest moeten worden, dan kan men deze beide plechtigheden vereenigen. Na den Vent Creator worden zes Oraties gezegd, namelijk de drie eerste, die bij de Inkleeding, bladz. 161, en de drie laatste, die bij de Professie, bladz. 176, staan aangegeven. Op deze gebeden volgt de Inkleeding en daarna de Professie met den lofzang Te Beum, waarachter vijf Oraties gebeden worden, te weten, de drie die bij de Inkleeding, bladz. 167, en de twee laatste die bij de Professie, bladz. 190 —191, te vinden zijn. J
maneat semper.
V. Onze hulp zij in den Naam des Heeren.
11. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
§ 5.
Professie der Broeders en Zusters.
Afzonderlijk hiaten de Vergadering.
De Pater of Priester, die van den Hoogeerw. Pater Generaal of Provinciaal de macht heeft ontvangen om leden afzonderlijk in de Derde Orde aan te nemen, komt met den zwarten mantel om (een seculiere geestelijke met een surplis) en een Stool overeenkomstig de kleur van den dag, voor het altaar, waarop twee kaarsen zijn aangestoken. De Bedienaar, dien hij bij zich heeft, brengt een kaars mede en wijwater.
De Novice knielt voor den Priester neder, die hem op deze wijze aanspreekt. 1)
Pr. Quid petis? Pr. Wat vraagt gij?
Nov. Misericordiam Nov. Gods barmhar-Dei et vestram. tigheid en de uwe.
(*) Pr. Zijt gij bereid, om de geboden van God, de wetten der H. Kerk, en den Regel der Derde Orde te onderhouden?
(*) Nov. Ja, ik ben bereid die te onderhouden met den bijstand der goddelijke genade.
Daarna kan de Priester den Novice een woord
1) Quae juxta consuetudinem in Provinoia nostra vigentem Caeremoniali communi pro receptione pri-vata ad Professionem superadduntur asterico (*) signantur.
13
194
van opwekking toespreken over de Professie die hij gaat afleggen, waarna den Novice een brandende kaars in de hand gegeven wordt.
De Priester bidt nu met den Bedienaar den Feni Creator met de verzen gelijk bij de Inkleeding bladz, 158—160 en met de vier Oraties zooals bij de Professie hierboven bladz. 174.
Dan staat de Novice op, en bidt met luider stem:
(*) Ontvang mij, Heer, volgens uw woord en ik zal leven, en maak mij niet beschaamd in mijne verwachting.
De Priester zegt:
(*) Draag aan God de offerande van lof op, en leg uwe beloften af voor den Allerhoogste.
De Novice met de kaars in de eene, en zijn Professiebrief of het Eegelboek in de andere hand, knielt voor den Priester neder, en spreekt duidelijk de woorden der Professie uit, terwijl de Priester voor hem staat.
Ter eere van den Almachtigen God, den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest, en van de Heilige Maagd Maria, en van den Heiligen Dominions, doe ik N: Professie voor U, Eerwaarden Pater N: hiertoe gemachtigd door den Hoogeerwaarden Pater N: Provinciaal der Paters Predikheeren in de Nederlanden, 1) dat ik voortaan leven wil volgens den Eegel en de Levenswijze der Broeders en Zusters der Orde van Boetvaar-
1) of: door den Hoogeerw. Pater N: Generaal der Paters Predikheeren; zoo de Priester dcor dezen gemachtigd is.
195
digheid van den Heiligen Dominicus, tot aan den dood.
(Indien de Novice met toestemming van zijn Zielbestnurder Belofte van Zuiverheid wil doen, dan kan hij deze hier afleggen op de volgende wijze:
O Eeuwige God, Vader, Zoon en H. Geest, ik N: Uw onwaardige dienaar (dienares) in Uwe tegenwoordigheid en voor geheel het hemelsch Hof neergeknield, verkies heden Jezus Christus tot Bruidegom mijner ziel, en verbind mij aan Hem door de heilige Belofte (voor den tijd van .... (tot mijnen dood) de zuiverheid naar ziel en lichaam ongeschonden te zullen bewaren, uit liefde tot Jezus, die de zuiveren van harte bemint, en in het vertrouwen op Uwe genade, waardoor wij alles vermogen. Neem deze Belofte als een welgevallig offer van mij aan, en geef mij de kracht om te volbrengen, wat ik op Uwe ingeving heb beloofd.
Dewijl het een prijzenswaardige gewoonte is, dat een Zuster, die Belofte van Zuiverheid gedaan heeft, een ring draagt aan de rechterhand, als een teeken en aandenken van hare Belofte, wordt deze ring hier door den Priester voor haar gezegend.
V. Adjutorium nostrum in nomine Domini.
E. Qui fecit coelum et terram.
V. Sit nomen Domini benedictum.
V. Onze hulp zij in den naam des Heeren.
K. Die hemel en aarde gemaakt heeft.
V. De naam des Heeren zij gezegend.
196
R. Ex hoc nunc et usque in saeculum. V. Dominus vobiscum. E. Et cum spiritu tuo. Oremus. Creator, Conservator et Salvator generis hu-mani, Datorque gratiae spiritualis, benefdicti-onem tuam super hunc annulum immitte; ut quae eum gestaverit, coelesti virtute fidem integram, spem firmam et charitatem perpetuam per intercessionem Bea-tae Mariae semper Vir-ginis, Eeginae virginum, teneat, et siout sponsa Jesu Christi, castitatis emissae votum inviolate custodiat atque in pu-ritate mentis et corporis Agnum sine macula sequatur in vita, ut cum illo post mortem perpetua jucundi-tate perfruatur. Per ■eundem Christum Do-minum nostrum. |
E. Van nu af tot in eeuwigheid. V. De Heer zij met u. E. En met uwen geest. Laten wij bidden. Schepper, Bewaarder en Zaligmaker van het menschelijk geslacht, en Gever der geestelijke genade, laat uwen ze-f gen neerdalen over dezen Eing, opdat zij, die hem draagt, door de voorspraak van de H. Maagd Maria, de Koningin der Maagden, een rein geloof, een vaste hoop, en een altijddurende liefde door de hemelsche kracht behoude, en als Bruid van Jezus Christus, de Belofte van Zuiverheid, die zij heeft afgelegd, ongeschonden beware, en in de reinheid van ziel en lichaam, Christus, het Lam zonder vlek, moge volgen in haar leven, en bij Hem na den dood de eeuwige vreugde moge genieten. |
197
Door denzelfden Christus onzen Heer. E. Amen.
Dan steekt de Priester den ring aan de rechterhand der Zuster, terwijl hij zegt:
Ik verbind u met Jezus Christus, den Zoon van den Hemelschen Vader, die u naar ziel en lichaam vlekkeloos beware, opdat gij de Bruid van Jezus Christus zijn moogt en genoemd worden ; en indien gij Hem getrouw blijft op aarde, zult gij door Hem gekroond worden in den Hemel.)
Hierop of zoo de Belofte van Zuiverheid niet wordt afgelegd, onmiddelijk na de Professie, spreekt de Priester tot den Broeder of de Zuster :
E. Amen.
(*) Onze Broeder (Zuster) word deelgenoot met allen in onze Orde, die den Heer vreezen. Van wege den heiligen Apos-tolischen Stoel, wien het toekomt de schatten van goede werken, door zijne Zonen en Dochters verricht, welwillend aan uitverkoren zielen mede te deelen: uit naam van onzen Hoogeerwaarden Pater Generaal, aan wien de H. Stoel heeft toegestaan, de verdiensten zijner Orde tot zijne nieuwe |
198
liorem animae frugem protendere; nos nomine illorum in tui favorem, libenter et ex corde, effundimus me-rita bonorum omnium operum nostrorum, quae ante Deum diriguntur, quaeounque sint, ubi-cunque, et a quibus-cunque in Ordine nostra exerceantur et diri-gantur. (1) Hierna neemt d van den Geprofeste, en in de liand, zeggende: |
Zonen en Dochters uit te strekken tot meerdere vrucht voor hunne ziel, maken wij u volgaarne en van ganscher harte deelachtig aan de verdiensten van al onze goede werken, die voor God gedaan worden, van welken aard zij ook zijn, waar en door wie zij ook in onze Orde verricht en beoefend worden. ; Priester de kaars aan geeft hem een Kruisbeeld Dierbare Broeder, (Zuster) het zij verre van u in iets anders te roemen dan in het Kruis van onzen Heer Jezus Christus. Dit zij voortaan een fakkel voor uwe voeten en een licht op uwe wegen. Het zij voor u een bundel van mirre, die voortdurend op uw hart blijve vastgehecht. Volg dit ware voorbeeld van boetvaardigheid, want zoo moet gij lijden |
Jam absit tibi, charissime Frater, (Soror) gloriari nisi in crace Domini nostri Jesu Christi. Haee sit lueer-na pedibustuis in pos-terum, et lumen semi-tis tuis. Sit tibi fasciculus myrrhae, qui inter ubera tua perpetuo com-moretur; liane scctare veram poenitentiae for-mam: ita enim opor-tet te cum Christo pati, ut cum Christo possis
199
intrare gloriara Patris met Christus, om met in saecula saeculorum. Christus de glorie Zijns Vaders te kunnen ingaan in de eeuwen der eeuwen.
R. Amen R. Amen.
Dan geeft de Priester den vredekus aan een Broeder, of laat het onderste gedeelte van zijn Stool of Scapulier kussen aan een Zuster.
De Priester zich omkeerende naar het altaar, bidt met den Bedienaar den lofzang Te Benm met do verzen zooals bij de Inkleeding bladz. 163 —163 en daarna de drie Oraties zooals bij de Professie bladz. 190 is aangewezen.
Na die gebeden besproeit hij den Geprofeste kruisgewijze met wijwater.
Benedictio Dei om-nipotentis, Patris, et Pilii, et Spiritus Sancti, descendat super te, et maneat semper. |
De zegen van den Almachtigen God, den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest, dale neer over u, en blijve ten allen tijde. |
Daarna kan de Priester den Geprofeste nog eenige woorden toespreken om hem geluk te wenschen en aan te moedigen tot volharding; en zich vervolgens omkeerende naar het altaar, sluit hij met de woorden:
200
V. Adjutorium nos- V. Onze hulp zij in den
trum in nomine Domini, naam des Heeren.
R. Qui fecit coelum E. Die hemel en aarde
et terram. gemaakt heeft.
De Professie wordt opgeteekend in een daartoe bestemd boek, en de Professiebrief, door den Priester onderteekend, aan den Geprofeste in bewaring gegeven.
§ 6.
De vernieuwing der Professie is een krachtig middel, om in het hart der Broeders en Zusters door de herinnering aan hunne bevoorrechte roeping, de godsvrucht en den ijver te verlevendigen, en hen te bevestigen in de beoefening der deugden, waartoe zij als leden der Derde Orde verplicht zijn. Deze roept hun de heilige stemming voor den geest terug, waarmede zij bezield waren, toen zij die verbintenis aangingen; zij doet hen de nalatigheden beseften en herstellen, waaraan zij schuldig zijn, en wekt het verlangen op in hunne ziel, om weer met nieuwen moed en met grootere getrouwheid de plichten van hunnen staat te gaan vervullen. Die vornieuwing kan ieder bij zich zeiven herhalen zoo dikwijls hij verkiest, of voor zijnen biechtvader wanneer deze het raadzaam oordeelt.
De plechtige vernieuwing der Professie in de vergadering geschiedt doorgaans eens of tweemaal in het jaar, op een bijzonderen feestdag of bij een buitengewone gelegenheid. Een uit de vergadering kan in tegenwoordigheid en uit naam van allen met luider stem deze akt van Vernieuwing der Professie uitspreken, waarmede zich de overigen vereenigen.
202
Akt van Vernieuwing der Professie.
O Almaclitige en eindeloos volmaakte God, ik bedank U van ganscher liarte voor de buitengewone genade en barmhartigheid, die Gij mij bewezen hebt, door mij aan de ijdelheden dezer wereld te onttrekken, en mij te roepen tot de Derde Orde van den H. Dominicus, waarin ik het geluk heb gehad mijne Professie te doen. Op dit oogenblik vernieuw ik dan, bijgestaan door de genade des H. Geestes, in tegenwoordigheid van geheel het hemelseh Hof, die Professie, en neem mij op nieuw vastelijk voor, ter eere van God, en van de Allerh. Maagd Maria, en van onzen H. Vader Dominicus, en van alle Heiligen, de overige dagen mijns levens de geboden van God, en de wetten der H. Kerk te onderhouden en mijnen Eegel getrouw na te komen; ik verfoei tevens mijne onachtzaamheid en traagheid in den dienst van God, en al de fouten, die ik bedreven heb tegen den Eegel en de plichten van mijnen staat; ik maak liet vast besluit, dat ik voortaan met meer ijver en zorg naar de Christelijke volmaaktheid zal streven, en met meer getrouwheid, dan ik tot nu toe gedaan heb, de dcgd zal beoefenen. Daarom, o Almachtige en volmaakte God, bid ik Uwe oneindige goedheid dat Gij mij, door de verdiensten van Jezus Christus de sterkte en krachtige genade wilt verleenen, om aan dit voornemen getrouw te beantwoorden tot het einde mijns levens. Amen.
PEIVTLEGIA ET INDULGENTIAE
quae Tertiariis S. Ord. Praedicatonm juxta Rescriptum SS. D. P. Pii VII, datum die 6 Julii 1806, conceduntur.
1. Tertii Ordinis S. Dominici personae quae-libet utriusque sexus, occultae licet (i. e. nullum signum exterius gestantes) et necdum ad Pro-fessionem admissae, legitime tarnen reeeptae et admissae, absque ulla declaratione seu individua eoneessione, fruuntur et gaudent spiritualibus gratiis omnibus, privilegiis non eontentiosis, seu non turbantibus Episcopornm jurisdietionem, Indulgentiis et Indultis, Ordini Fratrum Praedi-catorum directe et per communicationem datis.
3. Episcopi et Sacerdotes, recepti dicto modo et adscript! Tertio Ordini, Missam votivam de SS. Eosario B. M. V. ubique possunt celebrare privatim, solemniter vero in Ecclesiis et Orato-riis Ordinis Praedicatorum, etiam Monialium Ordinis Ordinariis locormn subjectarum.
N.B. (Juxta coneessionem SS. D. N. Pii Papae IX Missa votiva de SS. Eosario „Salve Radixquot; in posternm celebrari potest bis in hebdomada, nempe qualibet feria IV et sabbatho, dummodo istis diebus non incidat festum lae vel 3ae classis.
304
aut de praecepto, aut feria vel vigilia vel octava privilegiata, vel festum B. M. V. aut ejusdem Octavae.)
3. Quaslibet Missas in Ecclesiis, Oratoriis, infirmariis, locisque jurisdictioni Ordinis prae-dicti subjectis celebrantes, possunt gaudere special! privilegie quotidiano, quod Benedictus XIII Ordini, et sacerdotibus nostris concessit.
(Privilegium pro libcrandis a purgatorio fide-lium defunctornm animabus extenditur ad omnia altaria Ecclesiarum Ordinis Fratrum Praedicato-rum, etiamsi Missae non sint Defunctorum, sive sint ex obligatione sive ex devotione, quoties-cunqne Missa Defunctorum celebrari non potest.)
4. Omnia item privilegia consimilia Fratrum Ordinis Praedicatorum in posterum conoedenda, ad Tertii Ordinis dictas personas extenduntur et extensa declarantur.
5. Magister Ordinis et Vicarius-generalis totlus Ordinis facultatem apostolicam habet con-cedendi Episcopis, Sacerdotibus, Clerici;, aliis-que Tertii Ordinis personis ad aliquod officium recitandum obligatis, liberam potestatem officium recitandi privatim vel in Clioro nostro, juxta ritum, et calendarium librosque Ordinis quoties et quando voluerint, sine onere addendi psalmos graduales, Officium Defunctorum et B. Mariae V. aliasque preces, ad quas etiam extra chorum tenentur Ordinis Praedicatorum Pratres profess!.
5. Item Magister Ordinis et Vicarius generalis totius Ordinis facultatem apostolicam habet Tertiariis Episcopis aut sacerdotibus concedendi
305
usum Missalis Ordinis Pratrum Praedicatorum, pro Missis privatis ubique, pro solemnibus vero in Ecclesiis Ordinis, servato tamen directorio (i. e. ordinario) et canone Missae juxta ritum Eoma-num, aut alium cuique nationi aut personae proprium et praescriptum.
6. Permittitur Ms omnibus, etiam iis, qui aliquando tantum Breviario et Missali nostro utuntur, translatie cujusque festi Sanctorum et Beatorum Ordinis, vel proprie spectantis ad Or-dinem, cum Octavis eorundem festorum, si quas vel quales habent, cum dicta festa majori solem-nitate non praepediuntur.
Voorrede..............................i
Hoofdstuk I. Oorsprong der Derde Orde . . 3
» II. Doel en Inrichting der Derde
» III. Geschiktheid der Derde Orde
» IV. Geschiktheid der Derde Orde
» V. De Geest der Derde Orde. . . 21
2. De Geest van Boetvaardigheid .........25
4. De Geest van onderlinge Liefde........35
» VI. De Goedkeuring der Derde Orde
» VII. Sieraden der Orde.....43
I
208
Hoofdstuk VIII. Voorrechten der Derde Orde. . 51
» IX. Aflaten aan de Derde Orde ver-verleend.
1. Algemeene Regels .... 58
2. Bijzondere opgave van de volle aflaten der Derde Orde. 60
3. Gedeeltelijke aflaten ... 64
» X. De Regel voor de Broeders en Zusters van de Derde Orde der Predikheeren.....67
1. Over het aannemen van leden en hunne eigenschappen 72
2. Over het habijt der Broeders
3. Over het zegenen van de kleederen of het habijt, en de wijze van inkleeden in
4. Over de Professie of de wijze van Professie te doen. . . 81
5. Over de volharding in dezen staat.........83
6. Over het bidden der kerkelijke Getijden.....84
7. Over het opstaan voor de Metten........87
8. Over de Biecht en de Communie ........88
9. Over \'t bewaren van het stilzwijgen in de kerk . . 89
209
10. Over den eerbied jegens kerkelijke Oversten en hunne kerken........90
11. Over de Vastendagen . . 91
13. Over het uitgaan der Broeders en Zusters .... 94
14. Over het verbod om wapenen te dragen.....95
15. Over het bezoeken en oppassen van zieken ... 96
16. Van het overlijden der Broeders en Zusters en de gebeden voor hen. ... 97
17. Over het aanstellen van een
Prior en Priorin .... 99
18. Over de plichten van den Prior en de Priorin . . . 100
19. Over het berispen der Broeders en Zusters .... 102
20. Over de vergaderingen der Broeders en Zusters, en over de aanstelling van hunnen Bestuurder......104
21. Over het verleenen van dispensatie om wettige redenen. 106
22. Over de verplichting van dezen Regel of deze levenswijze ........108
210
Hoofdstuk XI. De voornaamste Bedieningen in de Vergaderingen der Derde Orde.........112
3. De aanneming van nieuwe Leden........115
4. Het wegzonden uit do Orde 116
7. De Novicenmeester. . . . 118
8. De Schatbewaarder. . . . 119
10. De Ziekenoppassers. . . . 120
12. De Bijeenkomsten . . . .122
» XU. Geestelijke oefeningen der Broeders en Zusters van de Der Je Orde.........125
0. Het bijzonder Gewetensonderzoek..... ... 132
7. De heilige Tegenwoordigheid Gods.........132
8. Over de heiliging ^n den Maaltijd.......133
211
10. |
Het Spreken ...... |
135 |
11. |
Over de goede Werken . . |
13(5 |
12. |
De geestelijke Lezing. . . |
137 |
13. |
Het Bezoek bij het Allerh. | |
Sacrament....... |
138 | |
14. |
De Rozenkrans..... |
139 |
15. |
Het Avondgebed..... |
140 |
16. |
De Biecht....... |
141 |
17. |
De H. Communie . . . . |
142 |
18. |
De geestelijke Afzondering . |
144 |
Hoofdstuk XIII. Ceremonieel der Derde Orde.
1. De maandelijksche Vergaderingen ........146
Formula der generale Absolutie.........152
2. Inkleeding der Broeders en Zusters. In da Vergadering. 155
3. Inkleeding der Broeders en Zusters. Afzonderlijk buiten
de Vergadering.....170
4. Professie der Broeders en Zusters. In de Vergadering. 175
5. Professie der Broeders en ■Zusters. Afzonderlijk buiten
de Vergadering.....193
6. De vernieuwing der Professie 201
Appendix...............203
.
li\'ij den lilpver dezes zijn mede verkrijgbaar:
DE MAAND OCTOBER bijzonder toegewijd aan O. L. Vr. dc Koningin van den allerheiligstea rozenkrans, door een pater Dominicaan. 2e uitgave 18° 148 blz. .... ƒ 0,40
Dij MAAND OCTOBER of de 15 geheimen van den levenden rozenkrans, met ecne lijst der te verdienen aflaten, in 32° ƒ 0,10
KALENDER VAN DE liEIüTGEN EN GELUKZALIG-EN DER DRTE ORDEN VAN DEN H. ERANCISCÜS, die ingesclireven zijn op het Franciscaner Martelaarsboek en waarvan de vereering door de 11, Kerk is goedgekeurd; ge
volgd van ecne korte levensschets des 11. Stichters f 0,35
A OLLEDIG HANDBOEK voor de bestuurders leden en vereerders der Aartsbroederschap van den M.»Rozenkrans naar de beste bronnen bewerkt door Fr. Ludovicus Maria Ju7i-sen, Predikheer. 18°.............ƒ 0,70
NIEUWE OVERWEGINGEN VANquot; HET H. SACRAMENT DES ALTAARS door Ant. Ricard, doctor in de Theologie gevolgd door twee onuitgegeven overwegingen over het
zelfde onderwerp, door Mgr. de la Bouillerie en voorafgegaan van eene aanbevelingsbrief van Z. D. H. {terpersé)
GROEI IN HEILIGHEID of de voortgang in het geestelijk leven door Fr ede rik Willem Faber, Pr , naar do Engelsche uitgave door F. IV, Tschierskey Fr. ISquot;.....ƒ 1,20
HET ONGEVLEKT HART VAN MARIA, in zijne schoonheid en vercering. Eene opwekking tot eene ware devotie jegens, het onbevlekt Hart van Maria door een priester dor Sec. van Jesus: naar het Hoogduitsch door A. 31. D. O. in 18°..............ƒ 0,65
LITANIE VAN LORETO. Eene korte oefening voor eiken dag van de Meimaand door F. J. F. van Uiten, R.K.Fr. en Fastoor...............ƒ 0,50
NOVENE TER EK RE VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS DER ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA en den II. JOSEPH, door Joseph Falcone.....f 0,07!/2