-ocr page 1-

Jn.

EEN

NATIONAAL GEDENKTEEKEN1.\'

TOESPRAAK,

GEHOUDEN BIJ DE ONTHULLING VAN HET

MONUMENT VOOR DE GEBROEDERS DE HOUTMAN.

te Gouda op den l3tequot; Juli 1880,

DOOK

J. N. SCHELTEMA,

Oud-Archivaris Oer Oemeentey Onder-Voorzitter van de Hoofd-Commissie

(Niet in don Handel.)

-ocr page 2-

Erfgenamen van de schatten,

U door Houtman\'s geest vermaakt,

Blijft ge Houtman\'s geest bevatten,

Of — hebt gij dien geest verzaakt!\'

Hebt ge \'t erfdeel van de vadren In uw koffren slechts bewaard;

Of stroomt u hun bloed door d\' adren;

Zijt ge uw naam en erfdeel waard?

Houwt of sloopt gij zeekasteelen ?

Sterkt ge Hollands mogendheid?

Blijft ge in andre waereldeelen

Wat gij werdt door hun beleid?

Geeft ge uw handelsmarkt verloren,

Of behoudt ge wat ge hebt,

Midlerwijl ge op nieuw tresoren

Uit weer nieuwe bronnen schept? .

Durft ge wagen om te winnen,

Als in vader Houtman\'s tijd.

Warm van hart en kalm van zinnen.

Onbezweken in den strijd?

Wroet ge in eigen ingewanden Tot bederf van \'t algemeen.

Of — slaat gij met moed de handen Tot \'s lands welvaart trouw inéén....

Toekomst, gij zult \'t antwoord geven!

\'t Is een chaos onze tijd!

Alles gaat op dood en leven

Voor het zelfbehoud ten strijd! —

Wakker ons aaneengesloten.

Vreemden invloed kloek gekeerd!

ledren vooglaar vitgejloten

Die arglistig hwinhelcert!

Groote woorden niet — maar feiten!

Werklijkheid — geen sehoone schijn,

Handlen, werken — en niet pleiten, Kn — gehandhaafd wnt wc zijn.

A. J. de Buil.

(De liierhroumer van flaudu.)

-ocr page 3-

Hoogedelgf.iioken Heek Voorzitter van onze Commissie,

wien Z. M. de hoogste relasges van onze overzeeschb gewesten heeft toevertrouwd!

Hooggeschatte Eereleden, onder welken ik ook Uwk I\'jXc. den Commissaris des Koninss van dit gewest, met een

blijmoedig harte begroet.\'

Afgevaardigden van onze Scb-Commissiën !

Edelachtbaar Gemeentebestuur van Gouda, en gij overige genoodigden, in welke lands- of stedelijke betrekking ook werkzaam!

Hooggewaardeerde Vrouwenschaar !

Geëerde Hoorderessen en Hoorders!

Er is een woord in onze moedertaal, een schoon woord, omdat het een nog schooner zaak aanduidt, dat evenwel naar het schijnt, voor velen zoek is geraakt, zoo zij het ooit gekend hebben; een woord, dat dreigt voor ons volk verloren te zullen gaan, zoo de geest, die dezulken bezielt, maar dien ik hier niet nader omschrijven wil, al verder en verder zich uitbreidt en een volgend geslacht misschien reeds geheel bestuurt; een woord, dat reeds lang tot het verlcdene zal behooren, indien althans de betergezinden onder onze natie door eigen houding en daad niet spoedig samenspannen om het te handhaven, wanneer de bewerkers van het woordenboek onzer Nederlandsche taal tot de letter zullen gekomen zijn waaronder het behoort. Het is het woord waardeering.

Ja waardeering, schatting van den werkelijken prijs, wanneer het zaken, of van ware verdiensten, wanneer het personen geldt en inzonderheid eigene stad- en landgenoofcen, die wordt tegenwoordig bij al te velen onder ons gemist.

-ocr page 4-

4

En gaat liet 1111 ulieden zoo als mij, G. IT.! clan moge het u hinderen, wanneer gij jongelieden nauwelijks den kinderschoenen ontwassen, over mensehen, in wier schaduw zij misschien nooit zullen kunnen staan, een driest en vermetel oordeel hoort uitspreken; gij brengt hen gemakkelijk tot zwijgen,1 of gij denkt bij uzelven: zij zijn niet wijzer, en haalt medelijdend de schouders op, maar het blijft hierbij. — Erger wordt het nogtans en gij begint u te ergeren, wanneer onderen met hunne pessimistische begrippen van den tegen-woordigen tijd, bij monde of in geschrifte, door zulk een geest van depreUatw van alles wat u rein eu schoon en goed en heilig was tot dusverre, zich laten besturen. — Maar er gaat u als een zwaard door de ziel, wanneer gij tot do treurige ontdekking komt en daarin hoe langer zoo meer bevestigd wordt, dat ook werkelijk verdienstelijke mannen op hun gebied, mannen van invloed en beteekenis en wier eigen naam zelfs de geschiedrollen aan het nageslacht vermelden zullen, ook wol eens door dien stroom werden mcdegesleept, in dien draaikolk geraakten, of op dien klip verzeilden. En toch dat is reeds eenigc jaren geleden met een onzer vader-landschc geleerden geschied. Dat is met hem geschied ten aanzien van twee voormalige inboorlingen en poorters dezer stad, de verdienstelijkste wellicht, die Gouda ooit heeft voortgebracht en aan wie geheel Nederland tot op den dag van lieden nog de grootste verplichting heeft. Dat is met een nu reeds afgestorvene, waarom ik zijn naam hier niet uitspreken zal, ten opzichte van de Gebroeders de Houtman 1 geschied. Doch mag ik u nu nogmaals met mijzelven vergelijken, dan wordt ulieden heden een pleister op die geslagene wonde gelegd. Dan zijt gij dankbaar, omdat gij uzelven van dien verderflijken geest onzes tijds vrij kennende,

1

Waarom schrijft men toch nog vrij algemeen hunnen naam Houtman en niet de Hodtman gelijk zij werkelijk heetten. Eerst hunne nakomelingen hebben dien verkorten naam aangenomen. Maar gelijk ik reeds vroeger opmerkte, naar aanleiding van kwitantiën van den jongsten dei-broeders hier en d:iar nog aanwezig, zoo heb ik ook van den oudsten, en er zijn een tal van hom op het rijksarehief, geen geschrift onder de oogen gehad, of het was nr. Houtman geteekend.

-ocr page 5-

toch nog vele verwanten in liet bezit van dien van waardee-i\'ing, onder ons volk gevonden hebt. Dan doortintelen gevoelens van vreugde, zij het ook van eenigzins getemperde en weemoedige vreugde, bij de gedachte aan alles wat daaraan is voorafgegaan, in deze oogenblikken uw gemoed, omdat er als een echt nationaal gedmlcteeken op dezen dag, een monument voor de Gebr. dk Houtman in de geboorteplaats van diezelfde gebroeders verrijzen zal.

Ecu echt nationaal gedenkteelcen. Met dien naam bestempel ik het hier reeds gestichte, en dra voor ons aller oog zichtbare monument. Maar mag het zoo in waarheid heeten? Zeker niet in die omvangrijke beteekenis, waarin uwe Hoofdcom missie dit zoozeer had gewenscht, niet in die van een quot;eercznil door de eensgezinde en krachtige samenwerking van Nederland en Neêrlauds Oost-Imlie opgericht.quot; 1 Helaas, daaraan heeft veel ontbroken ! De tweede koopstad van ons vaderland begreep in hare wijsheid daarvoor niets te moeten doen. En waar wakkere en edele mannen in onze rijke en verjongde hoofd- en eerste handelstad daarover anders dachten, daar bleek het door dozen tot dit doel verzamelde, niet eens voldoende, om de daarvoor gemaakte kosten te dekken. Gelukkig echter dat ook hier weder de spreuk bevestigd werd : quot;vele laatsten zullen de eersten zijn.quot; Want waar vele grooten en edelen en machtigen daarmede in gebreke bleven, daar hebben toch mannen van allerlei rang en stand en uit iedere volksklasse, zoowel uit Nederland als Insulinde daartoe hunne steenen of steentjes aangedragen. Reeds in dien zin mag het dus een nationaal gedenkteeken worden genoemd, dat het een voortbrengsel van wezenlijke vaderlandsliefde van velen te achten is.

Maar ook evenzeer omdat het geheel öp vaderlandschen bodem, door een Nederlander ontworpen en vervaardigd werd. Neen wij vonden geene vrijheid, om in den vreemde te gaan zoeken, wat binnen onze grenzen te vinden was. Wij hadden geene vrijmoedigheid, om eigene kunstbroeders voor het

1

Zio quot;Het Hoofd Comité a;iu ulle voor- eu tegenstanders vuti l.ot op ti! richten IIoutman\'s momiment.quot;

-ocr page 6-

r.

hoofd tc stooten en te ontmoedigen door ze bevooroordeeld reeds vooraf bij anderen achter te stellen. Eu wij zouden hot kwalijk voor u kunnen verantwoorden, Mijne Heeren! wanneer wij de stoffelijke bijdragen ons toevertrouwd, en waaraan onze kunstenaarswereld zoozeer behoefte heeft, aan hunne hand onttrokken hadden, om ze in een vreemden schoot uit te storten. Met vertrouwen hebben wij ons daarom voor een ontwerp tot enkelen hunner gewend. En gij, Mijnheer Steacké, die eerst in den door ons uitgeschreven wedstrijd de eerekroon hebt weggedragen, en wicn wij vervolgens de geheele uitvoering van het werk opdroegen, gij hebt dat vertrouwen niet beschaamd, geenszins en in geenen deele. Integendeel, gij hebt onze boste verwachting overtroffen, en u op eene onberispelijke, wat zeg ik, allerloflijkste wijze van uwe taak gekweten. Ontvang daarvoor hier in \'t openbaar ons aller dank uit mijnen mond. Neem hem aan met den wensch, dat deze eersteling, nog door vele groote en omvangrijke kunstgewrochten, gebeiteld docr uwe hand, moge gevolgd worden. Maar ook tegelijkertijd met de bede: blijf, ofschoon ook gevoed door den kunstzin en de kunstkennis van den vreemdeling, hetzij uit vroegere eeuwen, hetzij uit latereu tijd, blijf nogtans, gelijk uw reeds vermaarde vader, Nederlander in al uw werk. En toon het immer, gelijk gij het hier toondet, dat gij tot iets dergelijks geroepen, de geschiedenis van uw volk kent, maar ook den geest van het beste gedeelte uwer natie huldigt, die zich immer in do meest glansrijke tijdperken van haar bestaan, door eenvoud zoowel als door kracht en waarheid gekenmerkt heeft.

Ja door eenvoud, kracht en waarheid! Dat zich daardoor werkelijk ons volk vroeger en later onderscheiden heeft: het is hier de plaats niet, om dit aan te toonen. Maar wel om er. Mijne Heeren, uwe aandacht op te vestigen, dat zich daardoor ook ons monument onderscheidt. En ook op grond hiervan durven wij het al verder een echt nationaal gedenkteeken noemen. Wat het eerste, dien eenvoud betreft, dit zal wel geen betoog behoeven, evenmin als het daarvoor vatbaar is. Het kunstgewrocht zelf moge daarvan aanstonds getuigenis afleggen! Eu dit zal het ook voor icderen onbevangene en die daarvoor

-ocr page 7-

ecnigen zin en gevoel bezit. Dat daaraan evenwel geen kracht, en hier meer bepaald geen kracht van zin en heteekenis, is opgeofferd; het zal u blijken uit zijn geheelen aanleg en samenstel. Vier scheepjes zult gij daar gedeeltelijk voor u zien, de namen van Mauritius, Hollandia, 1 Amsterdam en het Duif ken voerende, waarvan het laatste (de pinas, gelijk men het toen noemde, of het advies-jacht, gelijk wij thans zouden zeggen) veel kleiner van omvang dan de overigen is, en die met elkander onze eerste Oost-Indische vloot uitmaakten. Een steen dragen ze, die den naam van quot;de Gehr. du Houtman, inboorlingen en poorters van Gouda, als grondvesters van het eerste verhond, gesloten tusschen Nederland en Insulindequot;, ten opschrift voert. En die steen wederom wordt gekroond door eene zinnebeeldige voorstelling, die u aan scheepvaart en koophandel en hcur rijke en weldadige vruchten herinnert, gelijk deze eenmaal, in hetgeen him hier tot steunpunt dient, hunnen mildsten bron en tot op den dag van heden nog voor ons vaderland hunnen heclitsten grondslag vonden. Ik vraag het u: kan men werkelijk door beitel of penseel een der merkwaardigste feiten onzer geschiedenis met zijn gewichtigste gevolgen, in korter en krachtiger trekken, uitdrukken ? Maar is nu die gehcele opvatting ook waar? zoo hoor ik sommigen vragen. Of wordt wellicht door het een en ander den genius der geschiedenis geweld aangedaan ? Ik zou mij schamen. Mijne Ileeren! mijne huidige taak onder u te hebben aanvaard, indien omtrent het een of het ander zelfs nog maar een zweem van twijfel bij mij was overgebleven. Neen, welke pogingen men ook in \'t werk

1

Het is opmerkelijk, dat dit schip wel in de gedrukte journalen onder dezen naam, maar in de geschreven stukken op het rijks-archief immer onder dien van den llollandsehen leeuw voorkomt. Zou het ook dezelf\'ile bodem kunnen geweest zijn, die later wellicht bij verkoop aan de Mouchekon over was gegaan, waarop C. igt;e Houtman zijn tweede reis ondernam, en die toon natuurlijk het eerste gedeelte van dien naam verloren maar het tweede behouden heeft. Men weet toch, dat het schip, waarover hij toen gezag voerde, de Leeuw heette, terwijl er onder de tweede vloot, te Amsterdam uitgerust, geen enkel van dien naam ge -vonden werd.

-ocr page 8-

8

hebbc gesteld iu onzen tijd, om hem van die eerekroon te berooven, het valt niet te ontkennen: Coenelis de Houtman was wel waarlijk de grondlegger van het eerste verbond tusschen Nederland en Insnlinde. Een enkel partijdig dagboek, door een jong en onbezonnen vriend zijns bittersten vijands geschreven, 1 is niet in staat hem van den voorgrond, waarop hem tijdgenoot 2 en nakomeling heeft geplaatst, naar den achtergrond te verdringen. Zoo vele andere van meer be-zonnene en onpartijdige tochtgenooten, die wisten welke gewichtige belangen het hier gold, waarvan gene in zijne ondergeschikte scheepsbetrekking niet eens kennis schijnt gedragen te hebben, 8 staan nog immer gereed om hem te wederleggen. Maar ik ben heden niet onder u opgetreden, om mij op nieuw als tot een vroeger reeds gestreden strijd

1 Zie het gyheele stuk, dat zich in originali op het Rijks-archief bevindt, afgedrukt in het werk van Jhr. Mr. J. K. J. de Jonge, de op-karnat van het Kederlandscli gezag in Omt-Indlë, in 1864 te \'s Gravenha^e en Amsterdam uitgegeven. Dl. II, bl. 287 vv. — Terecht merkt op dat geschrift, door den Heer de Jonge zoo hoog aangeslagen, de Heer J. ter Gouw in Afl. 31 en 32 van quot;Neérlands geschiedenis en volkslevenquot; door Mr. J. van Lennep, Prof. W. Moll en ZEd. uitgegeven, in 1879 bij A. W. Sijiiiopf te Leiden in het licht verschenen) aan: quot;Het journaal van den adelborst Frank van der Does, levert weinig quot;of niets op ter . beoordeeling van Houtman. De schrijver was in quot;ondergeschikte betrekking en behoorde tol de aanhangers van van quot;Beunixgen, zijn chef op de Hollandia, mtiar Houtmans vijand. Ook erkent hij, dat toen hij eens Houtman beschuldigde, zulks geschiedde op quot;cermncdenquot; en in navolging van anderen. T. a. p. Dl. II, bl. 346.

2 quot;Dat hij in de schatting der tijdgenooten de held van den tocht was, bewijst het monument in 1612 door Vondel voor de Nederlandsche zeevaarders gesticht in zijnen Hymnus:

quot;Door Houtman\'» kloeck beleyd zoo nutten reijs voltrecken, Die. keerendo andermael gaet dese Vaert ontdecken,

\'t Gheruchte synes naems als een diorweerdigh pand!

En nu is het de vraag niet, hoeveel Vondels oordeel geldt; — hiér is zijn oordeel niet: de dichter sprak het gevoelen der natie uit.quot;

Woorden van den Heer J. ter Gouw. A. W.. bl. 32.

3 In het journaal van v. d. Does wordt van de eerste dagen van Juli 1596 en het belangrijke, dat daarop volgens alle andere journalen plaats had, niet eens melding gemaakt.

-ocr page 9-

O

aan te gorden. Slechts datgene mag ik hier niet geheel verzwijgen, wat later onderzoek zoowel van mijzelven als anderen 1 sedert aan het licht heeft gebracht, om hem als het hoofd en niet slechts als de rechterhand der geheele onderneming te handhaven. Wie toch, ik vraag het u, speelde reeds, toen hij aangaande alles wel ingelicht uit Lissabon was wedergekeerd, een hoofdrol onder de Amsterdamsche reeders en kooplieden? Het is Counelis de Houtman geweest, die de eerste stukken betreifende dien tocht en gericht aan de Staten van Holland en West-Vriesland mede onderteekend heeft. 2 Wie werd niet alleen tot Hoofd-Commies aan boord der schepen, maar boven de drie overigen, zelfs met praeadvies in iedere zitting van den Scheepsraad en, bij staking der stemmen, met eene beslissende stem benoemd? Het is wederom Coenelis de Houtman geweest, gelijk uit de instructie voor den Scheepsraad, op dien tocht ontworpen en vastgesteld, blijken kan. 3 Wie gold en liet zich gelden als de Capitano major bij hunne aankomst te Bantam: hield daar als zoodanig een plechtigen intocht: opende daar do eerste onderhandelingen betreffende een te sluiten verbond ? Alweder het is Cornelis de Houtman geweest die bij het een en ander, krachtens het hem verstrekte patent, 4 in geen geringer waardigheid dan van vertegenwoordiger van zijne Vorst. Excellentie handelde. Maar waarop het ons hierboven alles aankomt, wie heeft werkelijk op een der eerste Julidagen van 1596 dat eerste verbond, of gelijk het in het stuk zelf luidt: 11 dü ligue van vruntschap en veriondtenis waarbij het den onzen werd toegestaan in die quot;haven ende stede te handelen, copen, vermangelen ende te vercopen, so dick h ende menighmaelen het hun gelievenquot; zou, 5 gesloten en onder-

1

Zie vooral het boven reeds aangehaald stuk van den Heer J. tek Gouw

2

3 Zie de ResoUitiecn van Holland van 17 Mei en 31 Oei. 1594.

3

Zie het stuk in üet dossier betreffende dien tocht op het Rijks-archiut aanwezig onder den titel van: Instructie voor den Scheepsraot, acht artikelen bevattende en door de bewindhebbers van de Compagnie van verre eigenhandig onderteekend en daarvan art. 2.

4

Zio de instructie voornoemd, art. 8.

5

■\' .Tbr. Mr. uk Jonge A. W. Dl. II, bl. 373 vergeleken met J. J

-ocr page 10-

10

tcekend ? Het is Coknelis de Houtman en niemand anders dan Cornelis de Houtman geweest, 1 die het eenige maanden later zelfs, op den 11 October, omdat men dit onder invloed der Portugeezen had geschonden, vernieuwd, verscherpt, bevestigd heeft. Ik weet het wel dat hij hier niet geheel onafhankelijk en vrijmachtig handelde. Aan zijne instructie van Z. Excell. Graaf Maurits van Nassau was hij gebonden. Maar gelijk deze reeds op zich zelf zeer vrijgevig was, 2 leverde zij ook later geen beletsel op om in het gesloten verbond zelfs de woorden op te nemen: quot;met den doorluchligen Prins voorn, en met UEd. 3 Ik weet het evenzeer, dat die eerste expeditie niet terstond al de vruchten afwierp, welke sommige zich daarvan voorgesteld hadden. Hij, zoo min als de bestuurders der Compagnie van verre, schijnt dit zelf verwacht te hebben. Want in al hunne daarover met de Staten gewisselde stukken spreken zij gedurig van quot;twee voyagiesquot;. Maar toch f 87,000, 4na attrek van alle kosten en schaden, en ondanks de weigering der schippers, om, ter verhooging daarvan, ook de Molukken aan te doen, was ook in die dagen vooral geen onaardige winst. En van welken invloed zij in het vervolg van tijd voor koophandel en zeevaart zou kunnen worden, bewees

1

Zie het üiariuni Nauticmi itineris Batavurnvi in Indiam Oncntalrm, in 1598 te Arnhem bij Joannes Jansonius uitgegeven, op Juli 1596.

2

\' Zie daarvan art. 28, luidende: En indien op do reyse bij den Scheeps-raet worden bevonden noch eenige* aniculen, dienstig tot welvaeren deser v.iyagie zullen deselve aengenomen worden gelijk de vorige.quot; De geheele titel van dit stuk, dat zich nog op \'s Rijks archief bevindt, luidt: quot;Articulen en ordonnantie diewelcke ZEx grave Mai;i:its van Nassau, Stadthouder enz. ende Admirael van der zee, ordonneert en beveelt dat op de vier schepen varende bij Oosten de Capol le bonne esperance, gedurende derselve voyagie onderhouden ende naergecomen zullen worden.quot; Het bevat in zijn geheel 30 artikelen.

3

:i Er komt daarin nog verder de verzekering voor: „Ende dat meer is, wij sijn tevreden dat U. E. come (of iemant van harent wegen), om alhier in onse haven en stede te handelen enz.quot; Welke tevredenheid, gelijk men weet, later C. d. II. zoo slecht bekomen is.

4

\' Zie J. teb Gouw, Amsterdamsche tafereeleu, bl. 158

-ocr page 11-

11

reeds terstond het jaar 1598, toen er in Holland en Zeeland een algemeene ijver ontstond, om naar Oost-Indië te varen, eu Amsterdam alleen reeds weder een negental schepen langs dienzelfden weg derwaarts zond.

Neen, er valt niet aan te twijfelen, zij het ook met hulp en voorlichting van anderen, Cokn. de Houtman heeft ons den weg naar en in Oost-Indië gebaand. Hij was werkelijk de grondlegger van het verbond tusschen Nederland eu Insulinde. En heeft hij het, hoewel zijns ondanks, op zijn eerste reize reeds door het tijdelijk gemis zijner vrijheid, en op een tweede zelfs door het verlies zijns levens met zijn bloed verzegeld: gelukkig dat hij van een jongeren broeder werd vergezeld, die in het leven niet alleen gespaard bleef, maar die ook door zijne edele houding en den goeden dunk dien hij den inlanders van echt Hollandsche trouw wist in te boezemen, den invloed der Portugeezen gefnuikt en het verbond, door dien broeder gesloten, bevestigd heeft. 1

Bij de beschouwing van ons monument, als een echt nationaal gedenkteeken, dringt zich eindelijk nog een denkbeeld aan mijnen geest op. De plmts waar wij het stichtten, geeft daartoe aanleiding. quot;Met lief verhond tusschen Nederland

1

Deze laatste woorden doelen op eene minder algemeen bekende bijzonderheid uit het leven van Fn. de Houtman. Tot een tweede reize met zijn broeder, door de Mouciieuon uitgezonden, met de Zeeuwsehe sehepen de quot;Leeuwquot; en de quot;Leeuwinquot;, was reeds Cornells vermoord, maar bevond ook hij zich thans als een gevangene van den sultan op Atehin, toen daar nok in November IfiOO Paulcs van Caekden met een tweetal Amsterdamsehe schepen aanlandde. quot;Op den 31 December,\'quot; zoo bericht ons nu hem betreffende de Heer de Jonoe. A. W. Dl. II, bi. 232 v., quot;verscheen bij dezen Frederik de Houtman aan boord. Hij was met 3 anderen gevangenen in een schuitje uit Pedir gekomen en bevestigde het bericht dat er geheime aanslagen tegen van Caerdes gesmeed werden. Toen Frederik de Houtman nu eenmaal vrij aan boord was, wilde van Caerden hem natuurlijk bij zich houden en hem beschermen. Maar Frederik de Houtman antwoordde hem; dat hij niet gekomen nas als vluchteling, maar alleen om van Caekden te rvaarschuwen voor de gevaren die kern bedreigden cn dat hij nu, oudank* het kwaad dat er broeide, melligt zijn leren, zeker althans zijne vrij-heul in gevaar milde stellen en terugkeeren naar het hof des mltans.

-ocr page 12-

12

en Insulinde, zoo wierp men ons tegen, 1 fae/l Gouda nicls meer dan elke slad van Holland en Zeekind te malcen.quot; Men liet er echter onverwijld op volgen: quot;tenzij als de geboortestad van Houtman.quot; Maar ik vraag liet u, Mijne Heeren! kon men wel een beter wapen ons in de hand geven, om onze keuze van de plaats, waaraan wij boven ieder andere de voorkeur gaven, te verdedigen. Juist als de geboorteplaats van de Gebr. de Houtman, komt aan Gouda de eer van een monument voor die Onna. de Houtman te bezitten, toe. Eu waar een Vlissingen u op het standbeeld van M. Adb. de Ruyter , een Delfshaven op dat van Piet Hein, en om ook eens even een ander gebied te betreden, een Brouwershaven op dat van vader Cats wijzen, evenzeer inboorlingen dierzelfde steden, doch die zich tevens jegens ons geheele vaderland verdienstelijk maakten, daar durven wij dan ten slotte zelfs ook op dien grond gerustelijk ons monument een echt nationaal gedenkteeken heeten!

Maar genoeg reeds tot staving onzer stelling. Wellicht heb ik te veel van sommiger geduld gevergd. Men ontbloote thans het kunstgewrocht en make het zichtbaar voor ons aller oogen, terwijl de tonen klinken van ons geliefkoosd volkslied!

(Hierop volgde de onthulling onder het spelen van het quot; Wien Neerlands Hoed,quot; door de muziek.)

Als zoodanig geven wij het dan ook heden aan u over. Edel Achtbaar Bestuur der gemeente Gouda. Ontvang het als een huldeblijk aan twee uwer grootste inboorlingen eu burgers uit naam van een dankbaar nageslacht, zoowel in Nederland als Insulinde. Neem het als zoodanig voortdurend in uwe hoede en bescherming. Onderhoud het en zorg er

1

Prof. 11. Fkli.n, in een ingezonden stuk, te vinden in de Nieuwe liotterdaminer Courant van 21 Sept. 187(\'

-ocr page 13-

13

bestendig voor, opdat hot, gelijk het thans werkelijk is, steeds als een sieraad binnen uwe veste prijke. Wijst er uwe medeburgers op, als op een toeken van de waarachtigheid en trouw dier zinspreuk uwer vaderen, die gij in uw stedelijk wapen voert, maar ook als een wegwijzer voor henzelven en hunne kinderen:

quot;per aspern ad astro.quot;

Ik heb gezegd!

Onilcr het afdrukken dezer toespraak komt mij het laatst verschenen nommer van Mgt-n haard, met liet stuk van den Heer P. A. Leupe over F. (de) Hodtman, in handen. Ofschoon die lieer verklaart in hot he^in van zijn opstel: quot;Voor zoo verre het Cornelis betreft, scharen wij ons volgaarne aan de zijde der tegenstanders van het monumentquot;. Zoo deelt hij ons later ocne bijzonderheid mede, ons tot nog toe onbekend, maar die behalve het door mij aangevoerde, den voorstanders juist nog tot oen krachtig wapen dienen kan. Ik bedoel hier het besluit der Staten Generaal van 18 Maart 1626 dus luidende: quot;Is gelesen de requeste van Frederick Houtman, gesecondeert met voorsehrijvens van sijne Excellentie de Heer L\'bince van Oranoie, versoeckende voor de groote diensten bij hem ende sijnen Broeder zaliger Cornelis Houtman door diversche reijscn in Oost-Indië gedaan.

quot; Wegende oock de geene die d\'aldeseerste Voyucjie dermaarts bij dor hant genomen en in het werk hehben gestelt, dat hij met digniteijt ter eere ran sijn geslachte endc een jacrlijltsche remuneratie gerecomprn-seerd mach worden.

Waarop gcdelïbereert sijnde is goctgevonden, datte saeek op \'t favo-rabehte oen die van de Oost-Indische Comp. zal worden gerecomviandeerf endc versocht, dat deselve soomcl op te jaarlijksehe remuneratie, uU \'t ontfangen der gepretendeerde typeninge willen disponeer en.

-ocr page 14-
-ocr page 15-
-ocr page 16-