-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

bfjUsyHj. fr\'jL rfa tUyy lt;%■ fïZê^ lt;nrrrih^^ t y- „

-ocr page 4-
-ocr page 5-

-XJ/

jpREKEN YAN JAgR. jB

FEESTREDE OP DEN H. WILLIBRORDUS, APOSTEL VAN NEDERLAND.

Deo autem gratias, qui semper triumphat nes in Christo Jesu, et odorem notitiae suae manifestat per nos in omni loco.

Gode zij dank, die ons altijd in Christus Jesus doet zegevieren, en door ons de kennis van Hem als eenen geur in alle plaatsen openbaart.

II Cor. II, 14.

Gelijk er in iedere welgeordende maatschappij drie oorspronkelijke werkingen zijn, welke elkander wederkeerig veronderstellen en tot behoud der onderhoorigen strekken; wij er sommigen zien die gezag voeren, gebieden en besturen ; wij er anderen vinden, die de wetenschap beoefenen , de wet beschouwen en het licht der kennis trachten aan te kweeken, en wederom anderen, die het zwaard dragen en den staat beschermen en uitbreiden met de wapenen; evenzoo zijn er in het rijk der hemelen, inde Kerk door Christus gesticht, drie meer verheven werkingen , drie roepingen, drie gaven, door en in welke Hij haar als zijn ligchaam ontwikkelt en volmaakt; gaven, welke zoozeer tot het innig leven en wezen der Kerk behooren, dat wij dezelven in de apostelen, in weerwil

hunner buitengewone gelijkenis met elkander, reeds dui-Dl. LXXVIII, November 1880. 17

ROERE.

-ocr page 6-

262

delijk kunnen herkennen. Immers drie hunner zien wij voornamelijk uitschitteren, drie hunner zich door zekeren openbaren aard tegenover den meer eenvoudigen H. Jacobus en de overige apostelen onderscheiden. In den H. Petrus, hoofd der Kerk, schittert de gave van het even kalm als bedrijvig bestier, de half-verborgen majesteit van het gezag; hij draagt de sleutelen van het rijk der hemelen. In den H. Joannes is het de gave van bespiegeling dier hooge wijsheid Gods, welke hem vormt tot den verhevensten Evangelist, en hem als profeet het einde aller dingen in de eeuwigheid doet aanschouwen. Een hei-ziende adelaar is aan zijne voeten. Maar in den H. Paulus herkennen wij den apostel, den zendeling bij uitnemendheid, den grooten strijder van het rijk Gods, die, worstelend door eene zee van lijden, meer dan alle andere apostelen te zamen gewerkt heeft ter uitbreiding van het rijk des Heeren (l Cor. XV, 10). Hij draagt het zwaard, het verwinnend zwaard des woords, dat snijdt aan beide zijden en, dringend tot in het binnenste, ziel en leven kan verdeelen (Hebr. IV, 12). Hij spreekt; „ Gode zij dank, die mij altijd in Christus doet zegevieren , en de kennis van Hem gelijk eenen geur door mij in alle plaatsen openbaart. quot;

Zoo ziet gij. Mijne Hoor deren, welke de meer bepaalde beteekenis dezer mijner tekstwoorden is. Dan om de-zelven nog beter te begrijpen, en u te doen gevoelen, hoe zij ook met het volste regt door mij aan uwen grooten Beschermheilige kunnen worden toegeschreven, is het noodig, u zoowel de eenheid als de onderscheiding der drie genoemde gaven te doen opmerken.

Immers het is één zelfde Geest in verschillende gaven,

-ocr page 7-

263

de Geest der liefde, die, door Jesus Christus verdiend, de Kerk niet alleen met wederliefde voor Hem vervult, maar haar onophoudelijk vormt naar het beeld en de gelijkenis van Hem, die als Koning alles bestuurt en re-geert, als wetgever en profeet allen verlicht en, als eeuwige hoogepriester zich offerend, wereld, hel en dood overwint. „ Petrus! bemint gij Mij ? quot; vroeg de Zaligmaker tot driemalen aan het hoofd zijner apostelen, en gaf hem de magt om schapen en lammeren te v/eiden (Jo. XXI, 15 vv.). De H. Joannes putte zijne wetenschap aan het hart zijns goddelijken Meesters; hij, zoo staat er, was de leerling, dien Jesus liefhad (Jo. XIX, 26), en bij uitnemendheid wordt hij\' de leerling der liefde geheeten. Wilt gij eindelijk het vuur kennen, dat den H. Paulus bezielt ? Hoort, in welke vervoering die groote overwinnaar het ons getuigt: „Ik ben zeker, roept hij, ik ben zeker, dat noch dood, noch leven, noch engel, noch heerschappij, noch kracht, noch het tegenwoordige, noch het toekomende, noch sterkte, noch hoogte, noch diepte, noch eenig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde die is in Christus Jesus onzen Heer.quot; (Rom. vin, 38 v.)

Wat volgt hieruit. Mijne Hoorderen, wat volgt hieruit? Dat deze gaven, daar zij de liefde van den H. Geest ten oorzaak hebben, ook onophoudelijk in Gods Kerk zullen worden uitgestort. Zoo waarlijk als Christus dezen Geest vóór eeuwen aan zijne Kerk heeft beloofd en zijn goddelijk woord niet kan falen; zoo waarlijk als de liefdeband tusschen Christus en zijne Kerk gevormd wordt door den H. Geest, en deze oneindig God en de eenheid is van den Vader en den Zoon: zoo zeker is het huwelijk van Christus met zijne Kerk eenig en onverbreekbaar;

-ocr page 8-

264

zoo onfeilbaar zal Hij immer zijne Kerk besturen, immer verlichten, immer uitbreiden en behouden. Petrus sterft niet! Behalve dat hij steeds voortleeft in zijne opvolgers op den onvergankelijken zetel, zal de gave van gebied en bestier nimmer aan de Kerk ontbreken. Joannes sterft niet! Altijd zal de waarheid des eeuwigen levens stralen in de Kerk, en van eeuw tot eeuw zullen er gevonden worden, die op de vurige vleugelen van Gods geest zich in de hooge wetenschap der zaligheid verheffen. En neen! ook Paulus sterft niet; ook Paulus heeft zijne opvolgers. Zijn zwaard is in de Kerk, het gaat van hand tot hand, en door alle eeuwen zullen er zijn, die strijden, die verwinnen , die roepen als hij: „ Gode zij dank, die mij altijd in Christus doet zegevieren.quot; Getuige hiervan zij de feestdag van heden; getuige zij de H. Willibrordus, ij veraar der zielen, apostel van Nederland, opvolger van den H. Paulus.

Ook hij werd door Gods H. Geest gedreven en bezield, en behoort] tot die schaar van helden, die tot op dit oogen-blik de Kerk van Christus door de wapenen des geestes uitbreiden; hij roept het ons uit den hemel toe: „ Gode zij dank, die mij altijd in Christus deed zegevieren.11

Eindelijk, om dezelfde redenen, Mijne Hoorderen, omdat de ééne Geest, die deze gaven in de Kerk voortbrengt, de H. Geest is, de Geest van eenheid in de onderscheiding, die én allen op Christus én allen op elkander doet gelijken; de Geest, in wien wij gedoopt en geroepen zijn; daarom zijn wij evenzeer gehouden, den H. Willibrordus na te volgen, als wij gehouden zijn, Jesus Christus te beminnen, dat is, zijne navolgers te zijn, gelijk hij het van Christus was (l Cor. IV, 16).

-ocr page 9-

26s

Ik zal derhalve heden uwen grooten Beschermheilige aan u ter navolging voorstellen als eenen overwinnaar in Christus, en u de deugden in hem doen opmerken, die hij als apostel bezat: zijnen moed, zijn beleid en zijne kracht; zijnen moed, vol van edele besluiten, zijn beleid vol wijsheid en kalmte bij derzelver uitvoering, zijne kracht, die volhardt te midden van den strijd en de zegeningen der heilige overwinning voortbrengt.

Heilige Willibrordus! die nog met deelneming nederziet op dezen grond, dien gij voor Christus hebt veroverd, verwerf mij van Hem,wien mijn onvermogen en onwaardigheid bekend zijn, eene vonk van dat liefdevuur, hetwelk uwe daden ten einde toe bezielde, opdat mijne hoor-deren met mij door uw voorbeeld worden opgewekt en eenige goede vruchten van hier mogen wegdragen.

I.

Moed, beleid en kracht ter volharding zijn drie hoedanigheden , welke elkander wederkeerig veronderstellen, en welke in de ware heldendeugd, naar mate zij grooter is, meer onafscheidelijk zijn vereenigd. Van daar dat wij die in den ganschen levenswandel van den H. Willibrordus zien schitteren. Daar echter de moed het eerst en reeds vóór alle uitvoering ontvlamt, kan het niet wel anders , of in het begin van dit heilig leven zullen wij meer bijzonder dien adel van geest, dien forschen wil, dat koen karakter hebben op te merken, welke den heldenmoed in Christus kenschetsen. En voorzeker. Mijne Hoorderen, al aanstonds ontmoeten wij daarvan in den zoon van den edelen Wilgis van Northumberland, in den H. Willibrordus, de duidelijkste blijken.

-ocr page 10-

266

Reeds zijne geboorte had plaats onder den indruk van de grootste en verhevenste verwachtingen. Zijne gelukkige moeder had in een gezigt, haar van God verleend, eene maan aanschouwd, die snellijk aanwies en haren vruchtbaren schoot vervulde, ten teeken, dat j uit haar een heerlijk licht zou opgaan aan den hemel der Kerk; een licht, dat een duister deel dezer aarde zou vertroosten met de stralen, welke het van de eeuwige zon had ontvangen. Hij zou een apostel, een: uitbreider zijn van het rijk des Heeren. Duidelijker dan in dit geheimzinnig teeken bleek zijne groote bestemming in zijne ^heilige jeugd. Terwijl hij zich nog toeleide op de noodige kennis en wetenschap, toonde de hooge ernst, heerschend in zijne gedragingen, de levende en nederige liefde, waarmede hij overal en ieder ten dienste wilde zijn, het vuur, waarmede hij ijverde en de snelste vorderingen maakte, wat mannelijk gemoed hij bezat, wat krachtige wil zich in hem bewoog; en ziedaar: in eenen nog zeer jeugdigen leeftijd zeide hij der wereld voor altijd vaarwel, deed hij afstand van zijne bezittingen, van de geoorloofde voldoening der zinnelijke genoegens, vóór alles van eigen wil, en sprak: „ De Heer is mijn erfdeel, is de kelk, die mij loont; Gij, mijn God! zult mij mijn erfdeel wedergeven.quot; (Ps. xv, 5.) Herkent, Christenen, herkent in den godgevalligen jongeling dien edelen moed, die zich boven eigen zwakheden verheft, dien sterken wil, die eens voor altijd beslist en zich vestigt, dat heilig ongeduld der liefde, die, als eene vlam ten hemel, zoo naar God als eenig doelwit voorwaarts schiet.

O! ware het ons gegeven, de jaren te kennen, die hij in eenzaamheid doorbragt, die oefeningen na te gaan.

-ocr page 11-

267

waarin zijne deugd zich volmaakte, en als de teedere zamenspraak met God te beluisteren, waarin hij door de vurigste, uitgestrektste, heldhaftigste voornemens aan de hemelsche ingevingen beantwoordde; want de vrucht van dit zijn voor ons verborgen leven was het grootsch en vast besluit, het Evangelie aan de heidenen te gaan verkondigen. Van heilige mannen, met welke hij omgang had, vernam hij, wat woeste volken in en rondom ons vaderland nog gezeten waren in de schaduwe des doods, en zijn heldenhart ontgloeide, breidde zich uit over de zee, die hem van hen afscheidde, ja omvatte hen reeds met zijne onbepaalde liefde, en zijn plan ging aan, om duizenden zielen, waarvoor toch ook zijn Verlosser gestorven was, aan de magt der hel te ontrukken. Het lijdt geen twijfel, of de H. Willibrordus wist, welken zwaren arbeid hij ging ondernemen, en aan welke uiterste gevaren hij zich zoude moeten blootstellen. Maar de geest der Kerk, de geest van Christus dreef hem voort, van dien Verlosser, die tot zijne leerlingen zeide: „Ik ben een vuur op aarde komen brengen, en wat wensch Ik anders dan het ontstoken te zien ?quot; en wetend, in wat wateren van smart Hij zoude baden: „Ik moet in een doopsel gedoopt worden, en welke kwelling drijft Mij voort, totdat het voltrokken worde? Meent gij, dat Ik den vrede op aarde ben komen brengen? Neen, zeg Ik u, maar de scheiding.quot; (Lc. XII, 49 vv.) Uit deze volle bron was de moed van den H. Willibrordus gevloten en. Mijne Geliefden, het zij ons dan bedekt gebleven, wat in zijne heilige eenzaamheid is omgegaan, wij weten, wij zien zijn grootmoedig besluit; voorwaar, het is genoeg om ons over onze zwakheid te beschamen. Ik wil dan

-ocr page 12-

268

heden niet spreken van Christenen, die, laf en week van hart als het slijk der zonden, waarin zij nederliggen, nog den moed niet hebben, hun eigen toestand te onderzoeken , veel minder, om er uit op te staan; maar is het niet juist de zoo ligt te verwinnen zwakheid van velen, die hier onze klagten moet wekken ? Ach, een vonkje van dien moed, dien wij in den H. Willibrordus zien, zou genoeg zijn, om uit geestelijke traagheid op te staan; om onze pligten naar derzelver gewigt en met meer orde te volbrengen; om een woord, dat ons prikkelt, te vergeten, of het niet te spreken; om zekeren voorrang in anderen niet te benijden; om ons door geen ijdel vertoon, geen wereldsch gebruik, geene goedkeuring der. menschen van het spoor te laten leiden. Intusschen zijn het, in tegenoverstelling van edelen moed, dikwerf kleingeestigheden en nietige hersenschimmige denkbeelden en bedoelingen, die het lot eener onsterfelijke ziel bepalen! Hoe het zij, de gestadige oefening, waardoor de deugd verkregen wordt, ontstaat en verlevendigt zich slechts door moedige besluiten, door zekere beslissende stappen, die aan ons leven eene andere wending geven; en bijna durf ik zeggen, dat al wie nimmer dergelijke besluiten maakt, die in zijnen levensloop geene oogenblikken kan aanwijzen , waarin hij veranderde van hetgeen hij te voren was, zich niet bevindt op den weg zijner zaligheid. Mogt het schitterend voorbeeld van den H. Willibrordus een dergelijk oogenblik in ons doen geboren worden! Slaan wij het oog naar het strand waarop hij staat; zien wij hem in het vaartuig treden, bestemd, hem naar deze gewesten te voeren. Hij verlaat zijn vaderland, hij verlaat zijne vrienden en bloedverwanten, om hen slechts in een ander

-ocr page 13-

269

leven weder te zien. Hij gaat met het kruis over eene hem onbekende zee, om onder barbaren het geheim van dat kruis te verkondigen, en mogelijk daarvoor eenen verschrikkelijken dood te ondergaan. Raadpleegt uwe eigen harten. Mijne Hoorderen, raadpleegt uwe eigen harten; herinnert u de liefde, die u aan al de uwen verbindt , en beslist, wie de H. Willibrordus was, wie gij zeiven zijt, en wat er van u wordt gevorderd. Het kan mijne bedoeling niet zijn, u tot buitengewone dingen aan te sporen; ieder moet de volmaaktheid nastreven van zijnen stand en in den roep, waarin hij geroepen is. Zoo overigens in den geestelijken strijd, dien wij voeren, gematigdheid en voorzigtigheid noodig zijn, ook deze kunnen wij van den H. Willibrordus leeren; zij behooren tot dat wijs beleid, dat ik u thans in hem zal toonen.

II.

Zoo in den overwinnaar heldhaftige moed de eerste eigenschap is, en die meest schittert in het ondernemen, de tweede is beleid, hetwelk zich eigenaardig als nadere bezinning en vooral dan in hem vertoont, als hij ter uitvoering overgaat. Hoezeer, gelijk gezegd is, ook in den geestelijken strijd beleid en voorzigtigheid vereischt worden, is reeds op te maken uit het beginsel, waaruit hij voortgaat, de liefde, die zeker vol moed en sterker is dan de dood (Hoogl. VIII, 6); maar die niet mindere mate van zachtheid bezit, en derhalve het middel bemint en ordelijk streeft naar haar doel.

Ook dit groote beginsel vinden wij in het leven van den H, Willibrordus uitgedrukt. Wij hebben de heilige vlam, die hem verteerde, zien uitslaan; hem de scheiding.

-ocr page 14-

270

door Christus gebragt, zien voltrekken; het vaartuig zien betreden, dat hem naar deze gewesten voeren moet; hem als hooren zeggen: „ De liefde jaagt mij voortquot; (li Cor. V, 14), en „ naar het vleesch heb ik niemand meer gekendquot; (li Cor. V, 16). Waarheen streeft zulk een onversaagde moed? Welk een eigen, bijzonderen weg baant zich zulk eene vervoering? Mijne Hoorderen, letten wij op zijnen eersten stap. Neen, hij kiest zich geen eigen en afzonderlijken weg. Naauwelijks aangeland, zoekt hij zijne Christelijke broeders op in het door de barbaren verwoeste, maar op hen weder veroverde Wiltenburg. Hij wil zich aan deze zijne broeders aansluiten , niet zijn eigen werk beginnen, maar hetgeen begonnen was voortzetten en, gelijk een bedachtzaam veldheer zich een veiligen te-rugtogt openhoudt en zich een steunpunt zoekt in eene welbezette vesting, ten einde, van daar uitgegaan, zijn krijgsplan te ontwikkelen; zoo is hem die plaats, door de dienst van Christus eenmaal geheiligd, door de voorspraak der zoo vermogende Moedermaagd beschermd, door den arbeid en het bloed zijner broeders geteekend, het veilig oord, van waar hij in de kracht des kruises den heidenen zal te gemoet gaan.

Welligt, Mijne Hoorderen, beschuldigt gij mij hier van spitsvondigheid, van, bij gebrek aan meer schitterende omstandigheden, kleinigheden uiteen te halen. Wat was eenvoudiger, zult gij zeggen, dan zich aanstonds daarheen te begeven, waar zich reeds Christenen bevonden? Ongetwijfeld, Mijne Welbeminden, het was eenvoudig, zeer eenvoudig; maar de diepste waarheden schuilen in de eenvoudigheid des levens, vooral bij Gods Heiligen; en een zoo heldhaftige ijver, die alles, die vaderland en

-ocr page 15-

271

vrienden verlaat, eene vervoering der liefde, die geene gevaren kent, ja, die den dood wenscht des offers, en desniettemin eenvoudig blijft en den gewonen weg bewandelt, zij is de ware, zij is de wijsheid van Christus; Het leert ons zeer nadrukkelijk, zonder eigenzinnigen hoogmoed van de omstandigheden gebruik te maken waarin wij ons bevinden; ons niet op te houden met hetgeen wij zouden doen, maar wat wij doen moeten; onze besluiten ter verbetering, hoe vurig ook gemaakt, te volvoeren met groot geduld, met omzigtigheid, met maathoudend overleg, en het bevestigt de waarheid, waaraan ik u herinnerde, dat ieder geroepen is tot de volmaaktheid van zijnen stand.

Dat de H. Willibrordus waarlijk met eene dergelijke bedachtzaamheid te werk ging, blijkt daaruit, dat hij ondanks het hoog gevoel, dat hem aanspoorde, bescherming zocht voor zijne prediking bij Pepijn van Herstal, die het oppergezag in handen had van het toen reeds magtige Frankrijk, hetwelk met zijne wapenen voortdrong in deze landen. Dan hoezeer wij in dit alles zijn wijs overleg moeten huldigen, hoe nadrukkelijk het ons leert, alles aan het eenige doel dienstbaar te maken, alles te doen ter eere van God en ook onze tijdelijke betrekkingen te heiligen, nog hebben wij het oog niet geslagen in de diepe wateren, waarmede het boek der Spreuken (XX, 5) het mannelijk beraad vergelijkt, nog niet genoeg in hem die heilige voorzigtigheid leeren kennen, die van Gods Geest voortkomt en, gelijk ons de apostel leert, vol is van leven en toch vol van vrede (Rom. VIII, 6). Zij bestaat in niet op ons zeiven, maar op God te vertrouwen, bij Hem raad, hulp en leiding te zoeken, bij ge-

-ocr page 16-

272

volg, die middelen te baat te nemen, die Hij in zijne wijsheid heeft ingesteld, zich dus op alle mogelijke wijze aan te sluiten aan zijne Kerk, waarin Christus de rijkdommen zijner wetenschap met voor ons onnagaanbare orde aanwendt, toepast en mededeelt.

De H. Willibrordus alzoo begreep, dat de bekeering der heidenen niet zijn werk was, maar dat van Christus en zijne Kerk; dat hij, om de volkeren in de eenheid te vergaderen, van den zetel der eenheid moest uitgaan; dat boven alles in de oorlogen des Heeren, welke hij ondernemen ging, orde, tucht en gehoorzaamheid werden gevorderd. Gelijk de H. Paulus weleer, zoo gaat hij dan Petrus\' zien (Gal. I, 18), gaat hij naar den Stedehouder van Christus op aarde, den H. Paus Sergius, om van hem zijne zending, om van hem die raadgevingen te ontvangen, die hij gevoelde te behoeven, om niet te bouwen op bewegelijk zand en zijn werk ten spel te geven aan winden en golven, maar het te vestigen op den eeuwigen rotssteen, die onoverwinnelijk staat in het geloof, door Petrus en zijne opvolgers verkondigd.

Treffend is voor ons de herinnering van dat oogenblik, waarin de H. Willibrordus, de stichter der Kerk van Nederland, knielde voor de voeten van den vader der ge-loovigen. Ons Katholiek gevoel verheft zich, en wij smaken de gedachte, dat wij uit den onbevlekten schoot der ware Moederkerk zijn geboren; dat wij nog trouwe kinderen van den H. Willibrordus, één zijn met hem, één met alle voorgeslachten, die zijn ontslapen in Christus, eene schakel in die keten der eeuwen, die afdaalt van den troon, waar Hij, omringd van zijne apostelen, gezeten is aan de regterhand des Vaders. Wat dan mag

-ocr page 17-

273

er in het gemoed van den H. Willibrordus op zulk een verheven oogenblik zijn omgegaan? Wij kunnen het afleiden uit hetgeen weldra na zijne wederkomst plaats had. De magtige Pepijn, getroffen door den ijver van den H. Willibrordus en de vruchten, die dezelve voortbragt, wil hem tot de bisschoppelijke waardigheid doen verheffen; allen juichen zijn voornemen toe; maar de Heilige weigert deze waardigheid aan te nemen, telt al de eigenschappen op, voor dezelve vereischt, en betuigt die niet te bezitten, noch zulk eene eer te verdienen. Het stellig en volgehouden^ aanzoek van zijnen vorstelijken beschermer, het eenstemmig uitgedrukt gevoelen zijner medge-zellen en, wij mogen er bijvoegen, zijne eigen deugd was noodig, om hem dit aanbod te doen aanvaarden; want ook toen nog stemde hij toe, dewijl hij liever nederig naar het gevoelen van anderen wilde luisteren, dan het zijne stijfzinnig volgen en verdedigen. Wat is meer te prijzen, of zulk eene weigering? of zulk eene toestemming? De H. Willibrordus stelde zich als middel in Gods hand, maakte zich tot nederig werktuig van Christus\' Kerk: ziedaar zijn gevoel, ziedaar het geheim van zijn beleid; en zoo vinden wij te midden van de grootste onderneming, van de verhevenste opofferingen, en als op den grond eener wereldgebeurtenis, waar de majesteit der Katholieke Kerk zich in ontwikkelt, de nederigste eenvoudigheid, de zachtste geleidelijkheid en de kinderlijke wijsheid, welke de wereld dwaasheid noemt, maar waarmede het God behaagt haar immer te beschamen (i Cor. i, 27 v.).

Ach! Mijne Hoorderen, konden wij deze eenvoudigheid ons eigen maken. Konden wij iets, o! dat dieper gaat dan de wijsheid van alle wijzen, dat gevoel der liefde

-ocr page 18-

274

verkrijgen, hetwelk onmerkbaar geleidt en waarschuwt en het eigenlijke beleid is van het Christelijke leven. Sluit u daarom vast aan de Kerk, Mijne geliefden, sluit u vaster en vaster aan de Kerk; hebt den diepsten eerbied voor hare instellingen, wetten en gebruiken. Zij worden van eene wereld zonder geloof belagchen, omdat zij eenvoudig zijn, maar zij zijn eenvoudig, omdat zij verheven zijn en vol van de rijkdommen der goddelijke wijsheid. Sluit u aan uwen waardigen herder, die u Christus in zijne Kerk vertegenwoordigt; moogt gij tot het innigste vertrouwen u met hem vereenigen; moogt gij, om met een leerling der apostelen te spreken, met hem zamenstemmen als de snaren op de citer, die ze doet weergalmen; zoo zal de kracht van het groote ligchaam der Kerk de uwe worden, hare middelen uwe middelen, haar geest uw geest, en gij zult in den kring, u van God aangewezen, de overvloedige vruchten plukken eener volharding, als die ik u nog in den H. Willibrordus heb te toonen.

III.

Wij hebben den H. Willibrordus zien staan op het strand, om zijn vaderland te verlaten, en wij bewonderden zijnen moed; wij hebben hem gezien aan de voeten van Christus\' Stedehouder, om zich te maken tot een werktuig der Kerk, en wij bewonderden zijn beleid; laat ons hem zien, gelijk hij, als aartsbisschop wedergekeerd, als apostel arbeidde te midden van ons vaderland, en wij zullen de kracht bewonderen, waarmede hij zijn werk aangrijpt, waarmede hij volhardt en het voortzet en hij, het zwaard des woords altijd wijder om zich henen slaande, aijne overwinning in Christus voltrekt.

-ocr page 19-

275

Aardbeving en stormwinden gaan zijne komst vooruit, slaan de bosschen neder, en schudden de afgoden verbrijzeld over den grond, ten teeken, dat ook hier het woord zoude vervuld worden, door den profeet Aggaeus (li, 7 v.) gesproken; „Ik zal hemel en aarde, Ik de wateren en het drooge bewegen. Ik zal alle volken bewegen, en Hij zal komen, dien alle volken verwachten.quot; liet was het zinnebeeld van die diepgaande kracht, waarmeê de H. Willibrordus aanstonds graaft, aanstonds tast tot op den ondersten grond, ten einde de Kerk van Nederland te stichten. God is zijn steunpunt en ziet, hoe hij er op rust, om die diepte te bereiken, waar zijn grondslag liggen moet. De eerste zijner zorgen. Mijne Hoorderen, is een bedehuis te bouwen, waarin God op eene waardige wijze zal vereerd worden; waar God bezit neemt van dien grond, dien hij met zijn zweet ging besproeijen; waarin de geheimen der verzoening, onophoudelijk gevierd, onophoudelijk genade over zijne pogingen doen neder-stroomen. Bij die kerk sticht hij eene vereeniging van priesters en dienaren des Heeren, die, terwijl hij strijdt, hunne reine handen zullen ten hemel heffen; die, door hunne plegtige godsdienstoefeningen, hunne deugd en zeden, hunne ordelijke werkzaamheid hem steunend, aan de bewoners van dit land de godsdienstige waarheid in de volheid van haar leven zullen voorstellen; die de jeugd om zich zullen vergaderen, ten einde dezelve te onderwijzen, te vormen en de wortelen der Christelijke maatschappij wijder en wijder te doen schieten in het opkomend geslacht. Terzelfder tijd vergadert hij de zendelingen, die zich om hem gevoegd hadden, bespreekt met hen de godsdienstige belangen, bezielt hen met zijnen

-ocr page 20-

276

geest en voltooit reeds het groote werk in deszelfs begin. Aanschouwt hier, Mijne Hoorderen, aanschouwt de hoogste van alle krachten die er bestaan, de kracht van instelling, van bouw en stichting, dat wonderbaar en onnavolgbaar vermogen van Jesus\' Kerk, waarmede zij den chaos der elementen aangrijpt en aanstonds eenheid en orde doet verrijzen, waarmede zij onophoudelijk blijft voortwerken, en een beginsel stelt, hetwelk reeds daardoor alleen zich moet uitbreiden, doordat het bestaat; terwijl de dwaling, tot niets bekwaam dan tot afbreken, verwarren en vernietigen, na honderd en nog eenmaal honderd jaren zelfs den grond niet heeft kunnen vinden, om den eersten steen neder te leggen van haar hersenschimmig gebouw.

De H. Willibrordus wist wat hij geloofde, hij zocht het niet meer, en daarom uit zich dezelfde kracht slechts op eene andere wijze in de prediking, die hij thans weder onderneemt. Daar klinkt dan zijne evangelische bazuin; daar strijdt hij voort en overwint in Christus, en doet de kennis van Gods naam gelijk een geur opgaan en zich verbreiden om zijne schreden. Maar één punt is er gewoonlijk in den strijd, één punt, dat moet vermees-terd worden, en waar de zege van afhangt. Zoo ziet de H. Willibrordus, dat ééne bekeering voornamelijk moet bewerkt worden, en deze het teeken en de beslissing zal zijn van zijne algemeene overwinning. Het is Radboud, de gevreesde Radboud, koning van het magtigste volk, heerschend in deze streken, aan wiens wil en voorbeeld hier alles gelegen schijnt. Tot hem dringt de H. Wiili-brordus door en predikt hem God en zijnen gekruisten Zoon Jesus Christus. Mijne Hoorderen, wij naderen het

-ocr page 21-

277

punt van beslissing; \'t is de proef, of de kracht van den H. Willibrordus uit God is, of uit den mensch. Zijne prediking is te vergeefs en Radboud niet te bekeeren. O! gij weet voorzeker, wat het zij, een geliefd doel, dat wij lang met hoop hebben nagestreefd, te zien mislukken, en dikwijls kost het ons de grootste moeite, ons aan Gods wijzen wil te onderwerpen; maar wij zouden de liefde van Gods Heiligen moeten bezitten, wij zouden beter moeten weten, wat het zij, in Jesus Christus te beminnen, om te gevoelen, wat het is voor eenen herder, dorstend naar het heil van onsterfelijke zielen, zijne dierbare oogmerken niet te kunnen bereiken; wat het voor een H. Willibrordus moet geweest zijn, zulk eene teleurstelling te ondervinden, nadat hij alles, nadat hij vaderland en vrienden en zich zeiven verlaten had. Hij echter, wetend, dat hij slechts de bediening had naar de barmhartigheid, die hij had ontvangen (li Cor. iv, l), schudde het stof van zijne voeten en trok, zoo het dan Gods wil was, naar het naburige Denemarken, om daar de blijde boodschap te brengen.

Nieuwe beproeving, nieuwe mislukking. Zijne prediking draagt geene of zeer weinige vruchten. Nog eenmaal: Willibrordus is dezelfde en keert met eenige bekeerlingen, om nog altijd den strijd te blijven doorzetten. Stormweder overvalt hem en voert hem naar een nabijgelegen eiland heen. Is het dan niet God, die de stormen gebiedt? Welaan, hier dan verheft hij de vaan des kruises, en overtuigt de bewoners van de dwaasheid hunner afgoderij. En nu, helaas! weervaart hem het grievendst leed, dat hij nog had ondervonden. Zij boodschappen het aan Radboud, en de woestaard laat een der medgezellen van den

Dl. LXXVIII, November 1880.

-ocr page 22-

278

H. Willibrordus wreedaardig ter dood brengen, en overlaadt hem zeiven, dien hij ontboden had, met bedreigingen en verwijten. En het was eene krachtige taal, de taal eens apostels, waarin hij Radboud antwoord gaf; maar zij diende slechts, om eene onvruchtbare bewondering voor hem af te persen. Zouden wij nog den H. Willibrordus geëerd hebben, indien hij thans zijne pogingen staakte, indien hij, gelijk vóór hem een prediker in dezen lande gedaan had, naar zijne broeders ware teruggekeerd, en het aan God had opgegeven? Dan die God zij gedankt! Hij zwichtte niet; in het binnenst van zijn gemoed sprak zich de getuigenis uit des apostels (li Cor. IV, 8 vv.): „In alles verdrukt, dan niet in de engte te brengen, in mislukkingen, dan niet zonder uitkomst, vervolgd, dan niet verlaten, worden wij ter aard geslagen, maar vergaan zullen wij niet.\'quot; Ja, mogelijk schijnt het u toe, Christenen, dat hier niets was verrigt, niets gebeurd, dat de H. Willibrordus had verloren; ik zeg het u, hij had gewonnen, alles gewonnen; de overwinning gt;vas behaald daar, waar zij het eerst behaald moest worden, in het hart van den H. Willibrordus; zijne kracht werd in zwakheid voltooid (II Cor. XII, 9). God kon de liefde van zijnen Zoon in hem niet miskennen, en van nu af heb ik u slechts overwinningen te melden, wier uitgebreidheid tot een nieuw bewijs strekt van zijne apostolische volharding.\'

Wat noem ik u de streken op, die hij met zijn zweet beploegde, en de afzigtelijke goden, welker altaren hij omverwierp, en de tempels, die hij God ter eere stichtte ? Als de wateren der zee, zoo breidde zich, naar het woord van den profeet (Isaias XI, 9), de goddelijke wetenschap

-ocr page 23-

279

uit. Voor Radboud trad een Christen vorst aan \'t hoofd. Alom sloeg het kruis van Willibrordus de hoogten voor zich neder. Frankrijk en Duitschland weergalmden terug van zijnen roem, hoorden zijne stem, kusten zijne voetstappen, en in wonderen, door hem verrigt, bestraalde de glorie van den Almagtige het uitgestrekte tooneel van zijne overwinningen. Eens, als die God, voor het oog van engelen en menschen, ieder zal loonen naar zijne werken, dan, zegt de H. Gregorius, zal daar Petrus verschijnen met Judea, door hem bekeerd, daar Paulus als met de gansche wereld achter zich aan, daar Andreas, van Achaje, daar Joannes, van Asië, daar Thomas, van Indië gevolgd; daar, voeg ik er bij, Willibord, gevolgd van het geloovige Nederland. Vijftig jaren. Christenen, vijftig jaren bragt hij om in de prediking van het Evangelie; vijftig jaren verdroeg hij alle zorgen, ontberingen, aan zulk een heiligen oorlogstogt verbonden; vijftig jaren onderging zijn hart alle smarten der liefde, om de bewoners van dit land, om ons te baren in Jesus Christus.

Zoo dan de kerkvader, dien ik noemde, zoo de H. Gregorius, op den arbeid zijner voorgangers terugziende, in smartelijken uitroep zich zeiven afvraagt: „ Wat, ellendige, heb ik gedaan?quot; — hoe moet ons het schitterend voorbeeld van den H. Willibrordus, die onze vader is in het geloof, niet ten antwoord vorderen op de vraag, wat wij gedaan, welke werken wij uit het geloof, dat hij ons predikte, verrigt hebben; u inzonderheid, die hem als bijzonderen beschermer vereert, en daarmede te meer gehouden zijt, hem na te volgen. Maar neen, het geldt ons allen evenzeer; want het is Jesus Christus, die ons vraagt in zijne Heiligen, die ons toespreekt in zijnen die-

-ocr page 24-

28o

naar; Ik heb uw geluk van eeuwigheid gewild; Ik ben van den hemel nedergedaald, om u te redden; en zie, Willibrordus heeft al het zijne verlaten, om u dat geloof te verkondigen. Ik heb mij naar al uwe zwakheden gevoegd, Ik ben gehoorzaam, Ik ben een dienstknecht en u in alles gelijk geworden, behalve in uw kwaad, en zie, Willibrordus heeft geen anderen weg bewandeld dan van gehoorzaamheid en kinderlijke eenvoudigheid, en zich tot middel en werktuig gesteld in mijne hand. Ja, ook mijn kruis heeft hij nagedragen; dat kruis, waaraan Ik voor u geleden, gestreden en voor eeuwig verwonnen heb, heeft hij gedeeld in arbeid, in kommer, in tranen en er door gezegevierd. Maar zijt gij zijne navolgers, gelijk hij het van Mij geweest is? Groote schatten heb ik toevertrouwd; u heb ik vier, u vijf talenten, u twee, u drie geschonken: wat hebt gij er meê verrigt? wat hebt gij gedaan voor Mij, die alles gedaan heb voor u? O mijne Geliefden., wie zal hier het bevredigend antwoord geven? Wie gevoelt de behoefte niet, knielend zijne nietigheid en ondankbaarheid te belijden ? Wien strekt het voorbeeld van Willibrordus, wiens beeldtenis zich aldus in de glorie van Christus verheerlijkt en vergroot, niet tot het dringendst verwijt en opvordering om een ander leven te beginnen.

Laat ons daartoe dit oogenblik den eersten stap doen, met ons biddend neder te werpen, en onder de voorspraak van den H. Willibrordus hulp en bijstand af te smeeken.

Wij bekennen, o mijn God! dat wij niets uwer waardig hebben verrigt: de stem van ons geweten klaagt ons aan; maar wij willen die niet verdooven en belijden U de menigvuldigheid onzer overtredingen. Vergeef ons barm-

-ocr page 25-

281

hartiglijk om de oneindige verdiensten van uwen Zoon,, om zijne heerlijkheid en die overwinningen, die Hij in alle Heiligen, en bijzonder in den H. Willibrordus heeft behaald; en zoo onze smeekingen tot U kunnen doordringen, verhoor zooveel te meer die levende gebeden, die groote daden van den H. Willibrordus, uit uwe liefde en uwen eigen Geest verrigt. Ja, groote Heilige! voeg uwe smeekingen bij de onzen. De belijdenis onzer zonden en ach! konden wij ze vergieten, tranen van berouw ontsieren uwen feestdag niet: daarin schittert deszelfs hoogste luister; zij zijn ook uw werk, zij behooren tot uwe overwinning, ja tot de blijdschap, die gij smaakt in den hemel, waar meer vreugd zal zijn over éénen zondaar, die boetvaardigheid doet, dan over negen en negentig regtvaardigen. O, bij de liefde, die u op aarde voor Christus en zijne Kerk bezielde, en in wier vervoeringen gij thans de hoogste zaligheid geniet, smeek Hem, dat Hij ons genadig zij; dat Hij ons den moed geve, om de banden te verbreken, die ons belemmeren; om-zigtigheid in de veelvuldige gevaren die ons omringen; volharding tot dat einde, dat u thans bekroont. Wij vragen uwe voorspraak inzonderheid voor den herder dezer gemeente en zijnen getrouwen medehelper; bid dien geest op hen af, die u bezielde, die hen sterke in hunnen arbeid en hen met zijne zoetste vertroostingen vervulle. Wij roepen u aan voor de gansche Kerk van Nederland, dat zij zich uitbreide, dat zij zich volmake en de dwalenden weder in het geloof ontvange, dat gij zelf hier hebt gepredikt, en buiten hetwelk geene zaligheid is. Voltooi nog heden de zegepraal, door u in de kracht des kruises behaald, en smeek voor dat Nederland, hetwelk gij tot aan

-ocr page 26-

282

uw dood bemindet, o dat gij thans, badend in den stroom van oneindige liefde en geluk, nog onvergelijkelijk meer bemint, één geloof te bezitten, één hart en ééne ziel te zijn, opdat allen u volgen, als gij in den laatsten dag, die ook u volmaken zal, de door u veroverde zielen zult voeren voor Gods troon. U en ons verhoore Hij, Jesus Christus, die met den Vader leeft en regeert in de eenheid des Heiligen Geestes. Amen.

-ocr page 27-
-ocr page 28-

!SKiKSï-#a€-ïK5p#?S

WÊg\'

\' , . \'

^■3

wiiiir;:•

■- - - A .

-- . - - - ; • • v; \' ■quot;\'.r ^ ■ V

■■quot; ,;, ■. ■ ,\'- -^ ^ quot;--v.

quot;:. / r:;^ ■ quot; \'y

■ ■-■ ■. ■ ~ ■:- :: \' - .Si- ■ *: -■ quot;0:

: . ,\' -Kquot;\' ■.:-J-.--: lt;5^ - \'

- » - » v •

-■ . ■ - ■ -- ■ ■ . •

- ^quot;\'r ■■■ - . .:■ . ■ gt;■ ^ .f- •■ IV vr,.

: \' /■ . quot; . - ■ ■,/ i --ï»:.

• • ■ J . \' -■ quot;• : •--\' Jx \'f J .V?.\'-gt;-.

- ;• ; ; ■ - V .-: -.-%■ :\' ^i. \';^k^ ^ \'-X -

,-/-v-;: ■ :■

^ ïv m n ■■■: ,

:^;:c c- ■ ;■ ^ \'■ XtTquot;.gt; -

v \' \'• -- V \' \' ï^.• •-, \'. v \' ; • \' ts . ^

■ J-r: ■gt;■gt;■■.:- ^ :;;

quot;■ ^-quot;v. ■ \' . : - ■ • \\ -O ^ W r

^\'V-r ..........quot; - quot;

1 : --■, -- -_ ~ ;. •• ■ ^ \', zl- r • \\- quot; \'r \' \'■ . ;■ •\'•■-■ - -p :; - • - - -

• gt; ■quot; v J.\'. --\'t--; - .4 ;■ ■ ■ ; , --«i*} .--t-\'-.

amp;}: : ■.■■:•■,:: ■ ^KV-\'-fifc-\'-■gt;^pl«F-©

•.:•:?. ■: ■ ■■ -r ^ s.■; .:V.

?f j ^ ^ v -gt; -c - . r \'• \'

■-tn/V

ïxC-Ï r-s*?1\'

; i quot;-

f--- ■\'

f •wwi^ym

Mmïm - . -■ -

-- ■•f .

^ f-S? -r:; •■ 1

-■ . •.iri.yN r ^.-V

■V^ f-Kr- .,v .C ■

• si«v ■ ■quot;: ■v:

;. --a^ ^- v-., ;v-\'.\'/ /■ ^

-ocr page 29-