j, ■
......
r—
■ 1
/
c..
EEN ZESTAL BUIEVEN TEK BEST1I1.IDING DER
(In antwoord op het Vliegend Blad door den Man van het Drievoudig Snoer.)
Gen. 42 ; Ift. Uwe woorden ziilleu beproefd worden ol\' de waarheid bij u is.
•2 Cor. ia : 8. Want wij vermogen niets tegen ile waarheid — maar vóór do waarheid.
AMSTEIIDA M , WEIJTINQH amp; BRA V K. 188Ü.
^IjK i. v.Vt?.3lT£n ü 1 .. tl C H T.
«Wat er van die vrije Universiteit aan is, lieve vriend? Indien ge geduld hebt om een wat langen brief te lezen, zal ik u daarvan eens precies op de hoogte helpen.quot;
Zóó luidde het begin van het Nieuwe «Vliegend Bladquot; welks Redaeteur zich noemt /;de man van het drievoudig snoerquot;, en schrijft uit de stad //Eleutheropolisquot; hetwelk in goed hollandsch zoo veel beteekent als «Stad der Vrijheid.quot; Waar of die stad nu precies op onzen aardbol te vinden is, durf ik niet met zekerheid te bepalen, ik geloof echter niet dat die stad met haar grieksehen naam zoo heel ver van Amsterdam ligt. — Herinner ik mij goed dan is er in de nabijheid dier stad een Aminos, dat is een zandvlakte, en het schijnt dat de schrijver van het /fVliegend Bladquot; ^an die vlakte een ruim gebruik wil maken om de oogen van zijn lieven vriend eens duchtig vol met zand te gooien, althans hetgeen hij in het eerste nummer schreef heeft er allen schijn van.
Nu wil ik van uit de stad mijner woning liaplotetopolis, dat beteekent; wStad der eerlijkheid,quot; trachten dat zand uit de oogen te verwijderen door middel van een plant die in de onmiddelijke nabijheid van mijn woning welig groeit.
Die plant draagt den naam «Aspeudëiaquot; dat wil in onze taal zooveel zeggen als: wwaarheidsliefdequot;. Ik zal u nu eens aan-toonen dat die oprichting van die vrije universiteit ganschelijk verkeerd is ! De man van hot drievoudig snoer, die het nieuwe vliegend blad schrijft, is niet oorspronkelijk en in geen geval onpartijdig. Zijn argumenten vóór de oprichting van die vrije uniciteit schijnt hij niet uit zich zelf te hebben, maar te hebben \'■ een dagblad, dat te Amsterdam uitkomt en onder
hoofdredaktie staat van een zeker professor aan die vrije universiteit, die wel eens meer dingen schrijft en zegt, die op de keper beschouwd geen steek honden.
Maar ter zake! Zoo stelt hij dan voor het onderwijs aan de Hoogescholen dezelfde eisehen als voor de Lagere scholen, en zegt womdat ge lagere christelijke scholen opricht moet ge ook hoogere christelijke scholen oprichten. — Dat die vergelijking volstrekt niet opgaat behoeft bijna geen betoog. Kinderen moeten leeren, jonge mannen studeeren, en ieder voelt het, verschil! Als uw kind thuis een les moet leeren voor de school, dan zegt ge niet «kind studeer je les, maar leer je les.quot; Terwijl het belachelijk zou klinken als ge tot uw zoon den student zeidet: «Jongen leer je les,quot; omdat er van leeren in dien zin bijna geen sprake is! Studeeren is onderzoeken, is het wikken en wegen van het vóór en tegen. Een student die zijne studiën beschouwt als een leeren wordt een naprater en wordt nooit een zelfstandig man, en wat de Kerk te wachten heeft van zulk een man heeft mets te beteekenen.
De Eoomsche priesters hebben hun opleiding ontvangen aan een Seminarie en niet aan een Eijks-Universiteit, en aan dat Seminarie heeft men die jonge mannen in één richting onderwezen ; hun wordt verboden te lezen of te bestudeeren andere boeken dan die, welke de Kerk heeft goedgekeurd, en van daar komt het dat er in de Eoomsche Kerk zulk een dorre eenheid bestaat. Die mannen hebben geleerd, maar niet gestudeerd! Wanneer nu de vrije Universiteit ook alzoo met de jonge mannen wil handelen, die zich voor het predikambt wenschen te bekwamen, dan hebben wij van haar te wachten juist hetzelfde als van de Eoomsche Seminariën.
«Maarquot; zult ge zeggen, «zóó zal de Vrije Universiteit niet doen!quot; Nu dat geloof ik ook niet, de Vrije Universiteit zal mannen willen leveren die hebben gestudeerd, die hebben onderzocht, die het vóór en tegen hebben gewikt en gewogen! Maar wanneer zij dat wil, dan is er ook volstrekt geen onderscheid in. de resultaten van deze school en de bestaande Eijks-Universiteiten Weet ge wat het verschil en wat de overeenkomst is ?
liet verschil is, dat op de Eijks Hoogescholen de studenten van sommige professoren, één of twee uur per dag \'1\'\' \'e- ■ hooren van sommige waarheden , terwijl de s\'
Universiteiten van hun professoren één of twee uur per dag de bevestiging van sommige waarheden hooren.
Nu heeft een schooljongen genoeg gedaan als hij trouw en nauwlettend heeft opgelet op wat de meester geleerd heeft, en vandaar dat het van zulk een groote beteekenis is dat de onderwijzer een geloovig man is, omdat het kind meestal letterlijk overneemt en gelooft wat de meester geleerd heeft; maar bij den student is dit geheel en al anders, diens studie begint als hij op zijn studeerkamer komt. En nu kom ik aan de overeenkomst der resultaten.
De student die op de les van een professor aan de Rijks.Universiteit een bestrijding van de eene of andere waarheid gehoord heeft, zoekt en onderzoekt mi de werken van allerlei geleerde mannen, die de bestreden waarheid bevestigen, (en Goddank , er zijn van deze boeken te over).
En de student die aan de Vrije Universiteit dc bevestiging van eene of andere waarheid heeft hooren verkondigen, zoekt en onderzoekt nu de werken van allerlei geleerden die de bevestigde waarheid bestrijden.
Ge merkt dus dat de student zieh geenszins neerlegt bij wat zijn professor belieft te leeren. Wel worden er zulke gevonden , maar dat worden mannen die nooit iels zullen beteekenen, en waarmede wij dan ook niet te rekenen hebben. Wij zouden zulke mannen eenvoudig «papegaaienquot; noemen !
Dus men bestudeert het voor en tegen , en dan is het met de Goddelijke waarheden alzoo gesteld: alléén de Heilige Geest overtuigt! De Vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid! En niemand wordt een goed predikant, die niet heeft gestudeerd op de knieën!
En waar het alzoo is gesteld met den student, dat hij dagelijks bidt om het licht van den Heiligen Geest, wees daar dan , mijn lieve vriend , maar niet bevreesd , dat deze of gene professor of school een jong man modern zal maken. Als God vóór ons is, wie zal tegen zijn? En als God het hart niet heeft bekeerd en als niet die dagelijksche behoefte aanwezig is om het licht van Gods H. Geest, dan is geen mensch , ook geen professor van een vrije universiteit in staat om een jong man orthodox te maken.
En daarom, mijn lieve vriend, verwacht niet van die Vrije
4
Universiteit een stel geloovige predikanten. Het kan zeer zeker den Heer behagen ook de harten van die jonge mannen , die daar komen studeeren, te bekeeren, maar onze üod laat zioli niet binden! Saulus komt van Gamaliels school, en God maakt hem tot een Paulus! En Judas Iskariot is een scholier van Jezus Christus en wordt een zelfmoordenaar 1
En wilt gij voorbeelden uit onzen tijd, zie dan eens Dr. Kuyper, een student van de Leidsche Hoogeschool en nu professor van de Gereform. Vrije Universiteit! en Dr. A. l\'ierson , een student van de Utrechtsche Hoogeschool, nu eeu totaal ongeloovige. Nog eens dus, de Heer onze God is een machtig God, en geen professor, hoe Gereformeerd hij ook moge zijn, kan één menschenhart bekeeren. En daarop komt het aan !
Nu hoop ik in een volgend blaadje u aan te toonen dat, wat de man van het drievoudig snoer zegt van de gehalten der Rijks Universiteiten, ook niet zoo geheel en al zuiver is, en dan nog eenige bezwaren aan het licht te brengen tegen de oprichting dier Vjije Universiteit, wat betreft de vluchten en inrichting.
Maar denkt nu eens na, of het niet juist jammer is, dat er voor een zaak, die zoo weinig baten zal, zulke kapitale sommen gelds worden verbruikt.
Aan alle kanten wordt de Christelijke lagere school bedreigd door de nieuwe infame schoolwet, en om onze Christelijke scholen in het leven te behouden is heel veel geld noodig, als men nu eens de tonnen gouds, die deze zaak eiseht, kon besteden voor de Christelijke lagere scholen, dan konden wij den mannen des ongeloofs niet alleen zeggen, maar toonen wat wij kunnen doen, en de plannen van hen, die onze Christelijke scholen willen uitroeien, verijdelen en wie weet of wij dan niet meer recht van meepraten kregen, in zaken van onderwijs zoowel op \'t gebied van het Lager als van het Hooger onderwijs.
Een volgende keer meer; vragen wij intussehen den Heer om wijsheid, en mogen deze regelen al vast uw blik, mijn lieve vriend, eenigszins verhelderd hebben.
Ik noem mij
Een minnaar van Waarheid.
Boekdrukkerij vau A. Hoogenboom te Amsterdam.
HAPLOTETOPOLIS, 31 Juli 1880. II.
Zooals ik beloofd heb, zou ik in dit blaadje u aantoonen, dat wat de Man van het drievoudig snoer in Nummer I van zijn Vliegend Blad omtrent de gehalten en de vruchten der llijks-Universi-teiten geschreven heeft, eenigszins onjuist is voorgesteld. —
En als een man van mijn woord wil ik nu , waar de Heer mij kracht en lust schenkt, mijn brief vervolgen in de hoop dat deze regelen Uw blik mogen verhelderen en gij de bestaande toestanden geheel zuiver zult leeren kennen.
Zoo zegt hij dan ook; dat een ieder weet welk een overwegende invloed de professoren op de studenten hebben. Dat bijv. onder prof. Scholten te Leiden Negentig van de Honderd studenten modern werden en onder prof. Oosterzee Negentig van de Honderd in allerlei graden orthodox!quot;
(Dat in allerlei graden is wel een bewijs dat de studenten niet worden wat hun professor van hen maakt, zooals hij verder beweerde dat het geval is. —)
Ik zou nu kunnen volstaan met u te wijzen op zoo vele Domino\'s die in ons vaderland het Evangelie des Kruises in alle getrouwheid prediken ; of ook uw blik kunnen vestigen op de vele Predikanten, die toch, hoewel zij aan onze llijks-Hoogeseholen hebben gestudeerd, de volle gereformeerde waarheid prediken; ja zelfs de zich nu noemende Professoren der Vrije Universiteit hebben nergens anders dan aan de Rijks-l niversiteiten hun opleiding genoten !
2
Maar zult ge zeggen; rDeze allen rangschikken wij onder de door dien schrijver genoemde wfikschc jongeluiquot; en dus onder de uitzonderingen, en dientengevolge zou ik dan eigentlijk niets hebben weerlegd. —
Edoch, mijn lieve vriend, ik heb hier niet alléén mannen als Dr. Kuyper en Dr. Rutgers, leerlingen van Leidens Moogeschool of Dr. v. Konkel en Dr. Hoedemaker, leerlingen van Utrechts ilooge-school, op \'t oog, maar zéé veel anderen!
Onwaar is het, dat de studenten onder Schollen modern werden.
Onwaar dat de studenten onder Oosterzee orthodox werden.
(ie weet toch immers wel //dat wat men reeds is, men dat niet meer behoeft te worden ?quot; welnu de zaken staan zóó:
De jonge mannen die aan Leidens Hoogeschool onder Scholten, Kuencn, enz. komen studeeren, waren oorspronkelijk meest allen modern. —
Over \'t algemeen zoons van ongcloovige ouders, van een modern worden kan bij deze dus geen sprake zijn.
En nu is het opmerkelijk dat er voorbeelden tc over zijn, dat jongelieden uit ongeloovigo gezinnen, niettegenstaande de moderne leeringen en stelsels van prof. Hoholten en anderen, gcloovige mannen ziju geworden, wier licht nu in onze Vaderlandsclie Kerk schijnt. —
Maar nog meer! Aan Leidens Hoogeschool studeeren sinds eenige jaren vele jongelieden, die uit gcloovige huisgezinnen kwamen en daaronder ook mannen, die beslist met een eigen overtuiging, daar zich voor het predikambt gingen bekwamen, en zeker verdient het opmerking dat van al die studenten, slechts van één kan gezegd worden dat hij modern is f/eworden.
Ik zou u vele namen kunnen noemen van mannen, die onder prof. Scholten en Kuenen hebben gestudeerd en nu reeds de gemeenten in onze Herv. Kerk dienen en den vollen raad Gods naar de Schrift prediken, terwijl ik u de verzekering geef dat in de laatste drie jaren evenveel geloovige als moderne predikanten van Leidens Hoogeschool zijn gekomen.
En op \'t oogenblik, van de studenten in de Godgeleerdheid die te Leiden zijn ingeschreven, welk getal ongeveer 30 is, kan men slechts van 18 a 20 zeggen, dat zij modern zijn, maar
waren zulks reeds toen zij te Leiden kwamen studeeren, dus ook van dezen is van een modern icordeu geen sprake, en onjuist is liet dus, wat de Man van het drievoudig snoer heeft beweerd. —
En sta mij nu toe, dat ik tot eer van Leidens Hoogeschool dit zeg: De Professoren in de Godgeleerdheid aldaar zijn eerlijke mannen. Zij spreken hunne overtuiging onbewimpeld uit, maar hebben eerbied voor de overtuiging van ieder andersdenkende en van proselietenmakerij is dan ook volstrekt geen sprake.
Trouwens dit ligt buiten de macht van elk menseh, of hij professor is aan een vrije Gereformeerde Universiteit, dau wel aan een Staats-Hoogeschool. De bekeering des harten — en daarop komt het aan — is liet werk van Gods vrijmachtige genade!
En wat de jongelieden, die aan Utrechts Hoogeschool onder l\'rof. v. Oosterzee en zijne geestverwanten studeeren, betreft, van dezen geldt hetzelfde in den omgekeerden zin.
Over \'t algemeen zijn de studenten in de Godgeleerdheid aldaar oorspronkelijk orthodox, zoons van geloovige ouders, en van dezen is dus ook van een orthodox worden ganschelijk geen sprake!
En dat de studenten aan Utrechts Hoogeschool niet allen orthodox Ijkven is wel eeu bewijs dat de student niet wordt wat zijn professor is, maar veeleer een bewijs te meer, hoe Gods vrijmachtige genade noch aan personen, noch aan plaats is gebonden.
En nu moet gij mijn lieve vriend! eens nadenken over alles wat ik over deze dingen schreef en dan zal het u even duidelijk worden , als het mij reeds is, dat de voorstanders der vrije Universiteit hun zaak trachten ingang te doen vinden bij het volk des Heeren, door een miskennen van het goede, dat de Heere God in Zijne grondelooze ontferming aan ons onwaardig volk nog gelieft te schenken, ook nog in de Eijks-Universiteiten. Welke zegeningen de bestaande Hoogescholen hebben verspreid, hoevele heerlijke vruchten ze nog afwerpen voor onze vaderland-sche kerk, hoop ik u, zoo de Heer wil, in een volgend blaadje aan te toonen. Eu denkende aan het spreekwoord, //dat men den boom kent aan de vruchtquot; zult ge zeker wat minder onvriendelijk denken over mannen als een Oosterzee, Ecets, Doedes, Cramer en Lamers, ja zelfs over een Seholten en Kuenen! Ook twijfel ik niet of ge zult kts minder overtuigd worden van do noodzakelijkheid van de oprichting der Vrije Universiteit. Ware ik
4
volkomen overtuigd, dat de oprichting der Vrije Universiteit ecu werks des geloofs is, ik zou den moed niet hebben één woord er tegen in te brengen — maar ook hierover in een volgend nummer, zoo de Heer wil.
Laat ons intusschen, mijn lieve vriend, ons in allen ootmoed neerbuigen voor het aangezichte onzes Gods, opdat door al den strijd, die onze hoofden vervult, ons hart niet al te zeer gespeend worde aan \'s Heeren gunst en genade.
Ik noem mij zooals ge weet
«Een minnaar van waarheid.quot;
Mijn brief eischt ditmaal een postscriptum.
Ge zoiult kunnen zeggen; »0! indien het zou gesteld is, dat het precies hetzelfde is of de Professojen in geloovige of onge-loovige richting onderwijzen, omdat toch de Heer vrijmachtig de Zijnen roept, dan hebben wij ook geen Christelijke scholen noodig voor onze kinderen!quot; Maar weet dan toch mijn lieve vriend, dat de Christelijke Lagere school niets meer, maar ook niets minder is dan het verlengstuk van het Christelijk huisgezin en wij die inrichting dus eigenlijk hebben te beschouwen als een noodzakelijk kwaad, omdat in onze huisgezinnen de opvoeding onzer kinderen niet geheel en al kan worden voltooid , terwijl onze Hoogeseholen als lichamen op zich zelf, daarmede bijna niet te vergelijken zijn ; doch nu verzoek ik u vriendelijk, lees nog eens wat ik in mijn eersten brief geschreven heb over het onderscheid tusschen kinderen en studenten. — En dat onderscheid bestaat zeker.quot;
Met heilgroet
Als boven.
Boekdrukkerij vau A. Hoogenbooni te Amsterdam.
HAl\'LOTETOPOLIS, 28 Juli 1880.
Lieve vriend ! vóór ik u iets schrijf over de zegeningen, welke de bestaande Hoogescholen hebben verspreid, en over de vruchten, die ze tot op den huldigen dag afwerpen voor onze vaderlandsche Kerk, moet ik even iets zeggen over den tweeden brief, dien de Man van het drievoudig snoer u schreef.
Hij spreekt daar over hot antwoord, dat Dr. Bronsveld heeft geschreven op Dr. Kuyper\'s ff Bedequot; en vertelt u, dat dit antwoord eigentlijk niets om \'t lijf heeft! Vooreerst zou ik het veel behoorlijker gevonden hebben als hij, sprekende over die mannen, in een open brief wat bescheidener geweest ware. Immers zegt de Apostel ff laat uwe bescheidenheid allen menschen bekend zijn.quot; En ziet ge, hij spreekt maar zoo plomp weg van Bronsveld en van Kuyper, alsof het een paar stalknechts waren, — en dat trof mij.
Ik houd ook volstrekt niet van altijd zoo erg vol complimenten te zijn — maar, niet waar ffeere wien eere toekomt,quot; en hij had even goed kunnen spreken van de Heeren Kuyper en Bronsveld of nog eenvoudiger van Dr. Kuyper en Dr. Bronsveld.
En wat hij nu vertelt van dat antwoord, is naar mijne opvatting, geheel en al onwaar, ik geloof dat hij veel beter gedaan had, als hij zich geheel buiten het geschil dier Heeren had gehouden.
Och, lieve vriend, ik vind het bedroevend dat die geleerde Heeren hun kostelijke gaven gebruiken om elkander den mantel uit te vegen; er is zoo veel arbeid in den wijngaard des Hoeren !
Maar nu moet ge weten dal Dr. Bronsveld, die door den Schrijver van het vliegend blad genoemd wordt «de altijd scherpe man,quot; \'t juist met ons eens was, dat het jammer is om zijn tijd en gaven te besteden aan een strijdschrift.
Maar Dr. Kuyper had hem in een publiek geschrift aangevallen — en nu hield deze nooit vermoeide kampvechter niet op, voordat Dr. Bronsveld hem zou hebben geantwoord.
Dr. Kuyper deed als Goliath van Gath tegen David en tartte Dr. Bronsveld zóó erg in //de Herautquot; dat deze eindelijk besloot met hem opentlijk in het strijdperk te komen. En nu heb ik beide strijdschriften gelezen, en durf gerust verzekeren dat hetgeen de Man van het drievoudig snoer schreef, als zou dat antwoord loopen over ditjes en datjes, en over do hoofdquaestie heen glijden — geheel bezijden de waarheid is. Dat antwoord is zóó, en getuigt van zóó veel ernstige studie, dat het Dr. Kuyper moeilijk zal vallen het te weerleggen. Maar nu ben ik het met den schrijver van het Vliegend Blad eens //dat laat ik aan Dr. Kuyper zelf over.quot;
Eén ding zeker had hij uit Dr. Bronsveld\'s antwoord kunnen leeren, om niet te spreken van Kuyper, maar van Dr. Kuyper.
En nu zal ik mij niet moeilijk maken over alles wat do Mau van het drievoudig snoer schrijft in dien tweeden brief.
Want wat hij bijv. schrijft over dat woord //Universiteitquot; is een antwoord op iets dat zoo ver ik weet, nog door niemand is gevraagd geworden; in dat geval doet hij precies als Dr. Kuyper, deez\' groote geleerde antwoordt gewoonlijk ook op allerlei, waar men niet naar gevraagd heeft en de boofdquaestie blijft dan buiten spel.
Want weet nu wel, de stiijd gaat niet over den naam, dien Dr. Kuyper geven wil aan zijn stichting, maar tegen de dichting zelve.
Als Dr. Kuyper en zijne vrienden trots al de bedenkingen, die er door zoo velen tegen ingebracht zijn , toch zijn plan wil doorvoeren, dan is het mij precies hetzelfde, welken naam hij aan zijn school geeft, al noemde hij haar dan ook tule onfeilbare Uni-versiteit
De strijd gaat niet over een woord maar tegen do zaak zelve!
Tk zou wel eens willen zien, hoe i/de Man van het drievoudig snoerquot; uit Gods woord en met het oog op de historie kon bewij-
3
zen, dat het oprichten eener Vrije Universiteit nu in onzen lijd, een zaak is door God gewild !
Tot nog toe is zulks niet geschied; wèl heeft Dr. Kuyper liet land afgereisd, meetings gehouden en (/(dracht zulks op grond van Gods woord aan te toonen, — maar die redeneeringen kwamen mij al uiterst vaag voor. —
Hoe ter wereld o. a. een man van Dr. Kuyper\'s geleerdheid er met goede trouw toe komen kon, om uit een geschil tus-schen Abraham en Lot, ons in het eerste boek des bijbels beschreven, de oprichting der Vrije Universiteit als een van God bevolen zaak te bewijzen — verklaar ik niet te vatten.
Op die manier, zou ik bijna durven aannemen, om cp grond van het, een of ander Bijbelsche verhaal te betoogeu, dat zonde geen schuld is voor God, door eenvoudig het een of ander verhaal verkeerd toe te passen of door er iets in te leggen wat er volstrek niet in zit. —
Maar dan zoudt ge mij met recht kunnen noemen een 15ijbel-inleyger in plaats van een uillegyamp;r.
En aan die soort van lieden heeft do kerk geen behoefte.
Maar ter zake !
Onze llijks-Universiteiten hebben veel zegen verspreid en werpen ook tot op den huldigen dag nog rijke vruchten af voor onze kerk. Over de zegeningen die ze hebben afgeworpen door \'s lleeren gunst, behoef ik u niets te schrijven , die zijn te overbekend. Immers de geschriften onzer vaderen vertellen ons genoeg? Maar ook tot op den huidigen dag zijn ze tot een zegen in menig opzicht. —
Hoevele gemeenten in ons vaderland hebben niet rijke stof om den Heer te danken, dat zij zulk een getrouw leeraar bezitten 1 Klinken de namen van mannen als Groen v. Frinstercr, da Costa, Beets, de Geer, Hasebroek, Docdes, Seheltema, Kuyper, llutgers, Oosterzee, Hoedemaker, Bronsveld, Beijnen en zoovelen meer, niet als een klok? Wat heeft onze kerk niet veel aan die allen te danken! En deze, en die allen zijn vruchten van onze li ij ks-I I oogeschol en 1
En daarom hebben wij die Hoogescholen lief en betreuren het dat men er op uit is de erve onzer vaderen te verguizen en ons dierbaar volk tracht te overtuigen dat die scholen moeten bestreden worden. En dat alléén omdat het enkelen mannen goeddacht
4
een nieuwe Universiteit op te richten, naar mij voorkomt tegen de ordinantiën Gods!
De Eeuwige God zegt tot Zijn knecht Jeremia in hoofdstuk 8 ; 13 nik zal hen voorzeker wegrapen, omdat er geen druiven aan den wijnstok en geen vijgen aan den vijgeboom zijn, ja liet blad zelf afgevallen is.quot;
Onze taak is den boom te bemesten, opdat hij nog meerdere vruchten moge afwerpen, wij hebben geen recht de erve onzer vaderen braak te laten liggen, zoolang daar nog zulke heerlijke vruchten van afkomen. Immers zegt de schrift — dat men van een kwaden boom geen goede vruchten plukken kan. Wee het volk dat zijn profeten doodt.
En nu zult ge mij vragen —: //Maar zijl ge er dan tegen dat men pogingen in het werk stelt, ora de Gereformeerde leer krachtig te onderwijzen ?
En dan antwoord ik u volmondig neen! daar ben ik niet tegen!
Maar weet ge waar ik tegen ben, lieve vriend? de wijze waarop men dat tracht te doen. Dr. Kuyper zegt wel «wij wenschen klein bij den weg te zijnmaar hij doet gansch anders.
Dr. Kuyper zegt wel, dat het gansch en al geloofswerk is, maar weet ge waar alléén dat geloofswerk op neer komt?
Eenvoudig daarop — wat wij ons voorstellen zal geschieden, voor het overige stelt hij, naar \'i mij voorkomt, vleesch tot zijn arm, en lees nu eens na wat de Heer tot dezulken zegt in Jeremia 17 : S.
Voor ditmaal eindig ik, maar moet u nog iets zeggen. Mijn bedoeling is eenvoudig u de zaken voor te stellen zoo als ze in tcaarheid zijn. Als evenwel de Man van het drievoudig s noer met Dr. Kuyper over deze dingen spreekt, dan zal hij wel weer beginnen met aan te toonen, dat ik geheel en al onjuist de zaken heb voorgesteld. Ik zal mij daaraan niet storen, omdat ik niet in strijdschriften wil vervallen, daartoe is mijn tijd ie kostbaar. Maar wilt ge de overtuiging hebben van de waarheid mijner brieven — onderzoek dan zelf onbevooroordeeld alle deze dingen.
Uw vriend Een minnaar van Waarheid.
Boekdrukkerij van A. Hoogenboom te Amsterdam.
HAPLOTETOPOLIS, 5 Augustus 1880.
Tot heden toe zaa ik te vergeefs uit naar den derden brief van //den Man van het drievoudig snoer,quot; en ik kan me best begrijpen dat zulks u ook teleurstelt, omdat ge gehoopt luidt nu eens geheel op de hoogte te komen van wwat er van die Vrije Universiteit aan is.quot;
Misschien is die i/Man van het drievoudig snoerquot; door gewichtige redenen verhinderd zijn brief te vervolgen; doch is het u te doen om in waarheid te weten quot; wat er van die Vrije Universiteit aan is wdan kan mijn schrijven u zeker van dienst zijn.
Ik zal nu maar dadelijk den draad weder opvatten.
Aan het einde van mijn vorigen brief moest ik eenige harde waarheden neerschrijven, die toch eenige verklaring behoeven. Ik schreef quot;Dr. Kuyper zegt wel dat liet ganseh en al geloofswerk is, maar enz.quot;
Daarmede bedoel ik volstrekt niet, dat Dr. Kuyper iets zou zeggen wat hij niet meent, zoo iets zelfs te vooronderstellen zou heel leelijk zijn; en al ontziet de man van het drievoudig snoer zich niet evenmin als Dr. Kuyper om vlekken te werpen op de bedoelingen van mannen als Dr. Bronsveld en andereu, daarom zij het verre van mij, dat ik in dezen hen met gelijke munt zou betalen. Het oordeel over de bewegingen des harten komt den Heere God toe 1
Als ik zeg dat Dr. Kuyper\'s handelingen ten opzichte van de Vrije Universiteit geheel anders zijn dan wat hij zegt te bedoelen , dan meen ik daarmede dat Dr. Kuyper, naar mijne overtuiging, verblind is door partijzucht of door al te groote ambitie voor zijn plan is vervuld, waardoor hij het verschil tusschen zijn zeggen en doen niet eens meer ziet.
En nu moet ge, mijn lieve vriend, zelf eens oordeelen of de oprichting der Vrije Universiteit is een werken in het geloof, of wel liet daarstellcn van ecu inrichting met vleeschelijke middelen.
Hoeveel geloof zoudt ge noodig hebben als gij bijv. een grossier waart, die kondet rekenen op een inkomen van b. v. ƒ 3000, en men sloeg u eens voor om uw huis uit te gaan en een zaak als fabrikant te beginnen, om daar ongeveer in dezelfde zaken bezig te
2
zijn, maar waardoor uw inkomen jaarlijks van f 3000 stijgen zou tot b. v. ƒ 4000.
Ik hoor het al. — Ge zegt, wel, daar heb ik geen geloof voor noodig — het eenige is, ik zou wellicht eenigen strijd hebben om mijne oude woning te verlaten, — dat huis waarin ik het eerste levenslicht heb aanschouwd, dat huis waarin mijn lieve ouders in vrede zijn ontslapen en waaraan ik door /.oó vele herinneringen gebonden ben. En dan ook, als die nieuwe zaken eens niet goed gingen! Als de zaken eens bleken wat heel omvattend voor mij te zijn! Als ik eens geen klanten kreeg!
Nu ik stem n toe, die bezwaren kunnen het u moeilijk genoeg maken.
Maar als men u nog bovendien do gelegenheid liet, oin, mocht het u niet meèloopen in de nieuwe zaak, dan uw oude zaak weer ter hand te nemen ? Dan toch waagt ge er niets bij!
Is \'t wel?
Maar kunt ge nu zulk een daad een geloofsdaad noemen, waar ge in plaats van roemende geloofstaal niets dan blijken van twijfeling gaaft? Lokt ge daardoor de beschuldiging niet uit «Gij stelt vleesch tot uw arm, en vertrouwt uw eigen daad niet, gij gelooft niet volkomen dat gij in den weg des Heeren zijt?quot;
En nu is het, mijn lieve vriend, met de oprichting der Vrije Universiteit maar niet anders!
Twee Amsterdamsche Dominé\'s zeiden hun heerlijk van God gegeven ambt, waarvoor zij een tractement genoten van ƒ 2 70Ü, vaarwel, om Professor (?) te kunnen zijn aan de Vrije Universiteit tegen een veel hooger bezoldigingen lieten, door slechts hun emeritaat te nemen in stee van te bedanken, een achterdeurtje open, om als het eens niet goed gaat met de Vrije Universiteit, weer Domine te kunnen worden.
Een derde blijft nog Amsterdamseh Predikant en zal trachten de beide zaken aan te houden. Zeker niet onvoordeelig voor \'s mans finantiën, maar minder verkieslijk voor de Amsterdamsche gemeente. Gaat het dus niet met die Vrije Universiteit, dan blijft deze Amsterdamseh predikant.
Zoo zijn er dan reeds zes Professoren (?) benoemd, die het eerste jaar reeds zeven en twintuj duizend gulden kosten , en gaat deze zaak door, dan zal er ieder jaar ruim vijftig duizend gulden noodig zijn! Dr. Kuvper heeft in wde Herautquot; van 30 October 1879 reeds medegedeeld, dat om zulk een Universiteit op te
.\'3
richten, r.ict minder nooilig is dan een. kapitaal van zes lllillioeu.
Toch zegt dc Man van het drievoudig snoer, wdat ineu klein bij den weg wil zijn.quot; Mij dunkt dat zulke berichten al zeer sterk in tegenspraak zijn met dit «klein bij den wegquot;. Eu dan die mannen van de Vrije Universiteit bootsen alles na gelijk het is aan do Staats-lloogescholen. Men heeft Dr. Kuvper benoemd tot «Rector Magnificusquot; der Vrije Universiteit, dat is zooveel als l\'resident.
Nu moet ge weten dat de Hector Magnificus aan een Uijks-Universiteit, behalve de lessen die hij moet geven, belast is met het bestuur over de verschillende faculteiten , en heefl daarom te beschikken over een pedel, dat is een bediende, die stukken moet overschrijven en boodschappen in het belang der Universiteit moet verrichten.
Kn hoewel nu de Man van het drievoudig snoer in navolging van Dr. Kuvper spreekt van «klein bij den wegquot;, heeft men waarlijk ook zulk een Pedel aangesteld, die door Pr. Kuvper met een Latijnsch woord genoeind wordt «Amanuensisquot;.
De lieer Kloppers heeft den moed (?) gehad om zijn heerlijke roeping van Christelijk Hoofdonderwijzer te laten varen, voor de betrekking van 1\'edel aan de Vrije Universiteit !
En hebt gij, mijn lieve vriend, er wel eens aan gedacht, dat door de oprichting der Vrije Universiteit, waartegen zóóvele bezwaren bestaan, nu reeds een viertal mannen van Gereformeerde beginselen aan onze vaderlandsche kerk en aan de bediening van het Evangelie zijn ontrukt?
En waagt men dat alles nu in het geloof ?
O neen, integendeel, men heeft reeds een grondkapitaal, èn door het houden van meetings, èn door verspreiding van blaadjes, èn door mannen van naam te vcrecren met den titel van «Provinciaal Inspecteur van de Vereeniging tot oprichting der Vrije Uni-versiieitquot;, tracht men giften en jaarlijksche contribution te verkrijgen. — Aan alle kanten stelt men vleesch lot zijn arm, en behandelt men deze zaak op dc meest kostbare wijze!
En nu zult ge zeggen, «alles goed en wel, maar het i? toch heerlijk dat de zuivere Gereformeerde leer onzer vaderen weèr met kracht zal worden onderwezenquot;.
Maar denk nu niet, mijn lieve vriend, dat ik zulks ook niet voor een heerlijke zaak acht; maar weet ge, die grootheid, dat gebruik maken van vleesclielijkc middelen, die door \'s Heeren woord zoo streng worden veroordeeld, bevalt mij niet, en deelt zeker niet in de gunst des Heeren!
4
Onze vaderen liebben ook de dagen gekend, waarin de Gereformeerde leer sober werd onderwezen aan de studenten.
Denk maar eens aan den tijd toen Armiuius Hooglceraar was te Leiden! Onze vaderen hebben niet tegenover de bestaande Hoogesehool een Vrije Universiteit opgericht! Toch hebben ze gestreden voor onze Gereformeerde leer en de studenten daarin onderwezen.
Maar weet ge hoe?
Zooals Dr. Bronsveld i.u doet in Utrecht, waar door één der professoren in ongeloovige richting wordt gedoceerd ; deze leeraar heeft aldaar een gelegenheid geopend, waar hij dc studenten onderricht in de Gereformeerde leer! Maar hij blijft Dominé in onze kerk en cischt daarvoor geen titel van Professor of een tractement van tier duizend vijf honderd ynlden.
Zoo deed de geleerde llommius ook tegenover Arminius te Leiden.
Decz\' Gereformeerde Godgeleerde Heef Dominé, predikte voor de gemeente cn gaf w werkelijk bij ionder onderwijs aan de contra-Ilemonslransch-gezinde studentenquot;, zoo als Glasius in het tweede deel van liet Biographisoh Woordenboek van Nederlandsclie Godgeleerden op pag 134 ons bericht.
En nu dacht mij, als het Dr. Knyper eu zijne vrienden alléén te doen is, om de Gereformeerde leer zuiver den studenten te onderwijzen , waarom dan niet het voetspoorvau onze vaderen gevolgd ?
En zie, als zich dan van lieverlede ecu groep om hen verzamelde, dan zou onze God zelf te bekwamer tijd den weg wel banen voor een Vrije Universiteit.quot;
En zóó kan men staal maken op \'s Heeren gunst en genade!
Dat is een werken in het geloof!
En dan stelt men geen vleesch tot zijn arm !
Nu weel ik wel dat Dr. Kuypcr het werken op die wijze veroordeelt , dat hij dit noemt een aanvullings-sysleem, dat verfoeilijk is; maar mijn lieve vriend, wij hebben niet te rekenen met wal Dr. Kuyper, of wie dan ook, zegt: maar cenig en alléén met wat de Heer zegt in zijn eeuwig woord! Laat ons dat woord toch onderzoeken, niet alléén om in deze zaak klaarheid te erlangen, maar bovenal tol ons eigen zielenheil!
Wees inlusschen den Heer bevolen door
Uw vriend Ken minnaar van Waarheid.
Boekdrukkerij van A. Hoogenboom te Amsterdam.
liAPLOTETOPOLIS, 13 Augustus 18SÜ.
V.
Gij weet nu, mijn lieve vriend, wat bedoeld wordt met aanvul-linysplannen; dat is dus om daar waar aan de ,liijks-l nivcrsitei-ten wordt onderwezen in modernen geest, zich met ter woon te plaatsen, studenten om zich heen te vergaderen en alzoo de Gereformeerde , of in écu woord de geloovige beginselen te verkondigen.
Daartoe hebben de Doktoren in de Godgeleerdheid krachtens den verworven graad van Doktor het recht, zooals ik in mijn vorigen brief reeds heb gemeld, dat ook Hommius deed in 1014 te Leiden en gelijk Dr. Bronsveld nu duet te Utrecht. Door zóó te handelen heeft men een drievoudig voordeel:
Vooreerst- De Doktoren in de Godgeleerdheid, die zich voor dien arbeid beschikbaar stellen, kunnen predikant blijven, hetgeen bij het heerschend gebrek aan predikanten geen geringe zaak is.
Ten tweede De zaak wordt niet zoo kostbaar als nu het geval is door de oprichting der Vrije Universiteit.
Ten derde-. Men blijft wklein bij den wegquot;, doet meer overeenkomstig Gods woord en blijft op de lijn der historie.
Ge bemerkt dvis, dat er vóór die aanvullingsplannen heel wat te zeggen is.
\'t Is waar, de positie van zulk een leeraar is voor het oog der wereld minder schitterend dan die van professor, maar in de oogen des lieereu is zij zoo veel te racer waard, want den nederige geeft Hij genade. (Jae. 4: öi.)
Wanneer de wman van het drievoudig snoerquot;, of gij zelf, mijn lieve vriend, Dr. Kuyper eens spreekt, dan moet ge hem deze dingen eens onder \'t oog brengen. Dwalen is mensehelijk!
2
En niemand zou het in de oprichters der Vrije Universiteit laken, wanneer zij hun plan in dezen lieten varen.
Zeer zeker zou het bijeengebraehte geld de Christelijke Lagere school van pas komen eu op veel nuttiger wijze kunnen gebruikt worden. Er was dan op éénmaal moer geld bijeen , dan de groote Collecte na, het volkspetitionnemcnt voor onze christelijke scholen heeft opgebracht.
Nu ik toch over onze Christelijke Lagere scholen aan den gang ben, wil ik u toch eens opmerkzaam maken op wat Mr. Fransen v. d. Putte, een liberaal Kamerlid, den 14 Juli j.1. in de zitting der Tweede Kamer gezegd heeft. Dc mannen onzer richting verhieven nog éénmaal voor de invoering der beruchte schoolwet hun stem, en klaagden over het onrecht, dat men met die nieuwe wet ons Christelijk volk aandeed. En toon zeide de Heer v. d. Putte, dat hij zich niet kon begrijpen, dat ouzo mannen zoo klaagden over den druk en de verdrukking der Christelijke scholen ; want dat men , waar onze geestverwanten zuchtende waren, hoe de Christelijke scholen in stand te houden , zich nog wel de weelde veroorloofde van een Christelijke lloogepchool, n. 1. de Vrije Universiteit op to richten, die zoovele schatten kosten zou.
Ik zal hier niets aan toevoegen, gij gevoelt zeker zelf wel van hoeveel beteekenis dat woord is voor de toekomst. Maar weet ge wTat ik er in zie, nu ik ben wakker geschud door dat woord van Mr. Fransen v. d. Putten? Dat onze Christelijke Lagere scholen, waarvoor wij zoo vele jaren hebben gestreden, en die zoo rijkelijk deelen in \'s Heeren gunst, één voor één zullen worden opgeheven, door gebrek aan gold, omdat de Vrije Universiteit, die natuurlijk weêr door de goloovige Christenen moet worden onderhouden, zóóveel schatten zal eischen!
O, dat men toch deze dingen bedacht eer het te laat is — dat men toch waarlijk «klein bij den weg bleefquot;. Dat men toch inzag, hoe groot nadoel er wordt aangebracht aan de gemeente van Christus, nu men op zvdke manieren de kerk wil hervormen. i/Niet door kracht, niet door gewold zal het geschieden, maar door Mijnen Geestquot;, zegt de Heer. De geschiedenis onzer kerk leert ous maar al te duidelijk, hoe het vaak gegaan is met groote geleerde mannen, die ook langs den weg van verzet en met schitterende plannen de kerk wilden hervormen. Uit velen zal ik u
3
slechts uen noemen. «Jean de Labadiequot; die in 1610 in Frankrijk uit Koomsehe ouders werd geboren en in 1050 de hervormde belijdenis omhelsde, kwam in 1660 in ons land, werd predikant eu wilde met kracht en macht de kerk hervormen, en zuiveren van de volgens zijne opinie verkeerde leeringen. Veel opstand heeft hij in onze kerk verwekt, doch per slot van rekening niets verbeterd en de geschiedschrijvers melden ons van hem het volgende ;
«Labadie\'s groote gebreken bestonden — in onverdraagzaamheid jegens anderen bij den eisch, dat deze verdraagzaam jegens hem zouden zijn, — in hcerachzmhl en harlslonhlelijkheid. Wellicht dacht hij bij zijn hervormingsijver aan Calvijn, maar dan vergat hij ook, dat hij in geheel andere omstandigheden verkeerde. Met zachtmoedigheid en ootmoed zou hij, bij zijne bedoelingen, vrienden gewonnen hebben. Nu stiet hij ze van zich af. Hij wilde hervormer der in zijn oog bedorvene kerk wezen, maar de ver-eischten ontbraken hem. De inspraak zijner driften volgende, wilde hij den stroom beteugelen, maar, in plaats van zijn doel //alge-meene verbeteringquot;, te bereiken, veroorzaakte hij scheuring. — In zijne hartstochten ging een groot man onder, want had hij deze minder ingewilligd , ware hij verdraagzamer en ootmoediyer geweest, zijne prediking zou onberekenbaar nut gesticht hebben. — Hij was toch in waarheid een geleerd, welsprekend man, rein en zelfs streng van zeden, die het Christendom en Zijn Heer hartelijk liefhad, maar die te veel aan zijn gevoel toegaf, een dweeper werd en nederwierp , waar hij had kunnen opbouwen.quot;
Waar nu, mijn lieve vriend, de geschiedenis ons zulke feiten vermeldt, kan daar het boek der iiistorie niet voor vele groote mannen uit onze dagen een spiegel zijn? Maar, zult ge zeggen en ik heb dit reeds hooren zeggen, «laat Dr. K-ayper maar werken» en doe gij naar Gamaliel\'s raad. Als het een werk uit meuschen is, zal het verbroken worden, en wacht dus op de dingen, die komen zullen. Neem een afwachtende houding aan, gelijk zoo velen doen in deze zaak!quot; —
Hoe uitnemend echter Gamaliel\'s raadgeving was en hoe goed gij het ook meent, mijn lieve vriend, ik kan het niet met u eens zijn!
Want terwijl wij Gamaliel\'s raad zullen opvolgen, zullen er sommen gelds verbruikt zijn, en worden mannen, omtrent wier
4
heilstaat zelfs Dr. Kuyper geen twijfel koestert, voor het oog der gemeente verdacht gemaakt.
Is het ook niet stukend, de wijze waarop »de Man van het drievoudig snoerquot; over de Hoogleerareu aan onze vier Hoogeseholen spreekt? ïe meer sluitend, omdat hetgeen hij zegt van hel aantal geloovigen onder hen onwaar is.
Ik ken niet alle Hoogleerareu aan onze vier Universiteiten , en zal mij wel onthouden te beslissen, hoeveel er onder hen zijn, die nog gerekend kunnen worden, r/van zich bij de orthodoxen aan te sluiten.quot; Maar dit wil ik u wel zeggen, dat ik toch meer dan dertien tel!
En waar die schrijver slechts drie namen noemt van professoren buiten de theologische faculteit, als de Heeren de Geer, Gratama en Yaleton , daar zou ik al dadelijk drie bij kunnen noemen. Of zou liet den Man van het drievoudig snoer niet bekend zijn geweest, dat o. a. ])r. J. W. Gunning, Professor in de chemie te Amsterdam zich bij de orthodoxen ten volle aansluit?
Zouden misschien ook de litterarische professoren P. dc Jong en Dr. Brill te Utrecht hem bij omjelnk ontgaan zijn?
Maar ik noem geen namen meer. Er zijn er meer; één is er, die allen bij namen kent; en ieder waarlijk gereformeerd man gruwt met mij van zulk een pauselijke aanmatiging als van den schrijver van het «Vliegend bladquot;.
Laat ons, mijn lieve vriend, naar luid van Gods woord wonze verkiezing vast makenquot;, opdat wij voor ons zei ven zekerlijk mogen weten, dat onze namen geschreven zijn in het boek des levens des Lams, dat daar ligt voor Gods aangezicht en waarin noch de Man van het drievoudig snoer, noch de paus van Rome, noch Dr. Kuvper, noch iemand ter wereld ooit één blik heeft kunnen slaan !
Gevoelt ge nu, dat hot opvolgen van Gamaliel\'s raad verkeerd en zondig zou zijn?
Voor ditmaal eindig ik; nog één brief hoop ik te schrijven. Moge dit reeds velen tot nadenken brengen en gij de zaken onpartijdig toetsen aan Gods woord en de historie.
Heilbiddend uw vriend.
Een minnaar van waarheid.
Boekdrukkerij van A. Hoogeuboom te Amsterdam.
H A PLO TETOPOLIS, 18 Augustus 1880.
Nu ik u, mijn lieve vriend, over zoo vele dingen betreffende de «Vrije Universiteitquot; geschreven heb, meen ik ten slotte u nog te moeten verklaren waarom ik achter het woord «professorquot; nu en dau een vraagteeken heb geplaatst.
Ik heb daar niets tegen, dat die Heeren van de «Vrije Universiteitquot; zich professoren laten noemen; och neen, als een ieder maar goed begrijpt in welken zin wij dat hebben op te vatten.
Deze zaak is van zóó weinig belang, dat ik heuseh niet kan begrijpen, dal een man als Dr. Bronsveld bijv. zieh er aan kon ergeren.
De titel van professor is bijv. in Frankrijk zeer algemeen, daar noemt een behendig goochelaar, die met zijn tent op de kermis staat, zich «professor in de goochelkunst,quot; en een bekwaam dansmeester «professor in het dansen.quot;
In dat land is dus een ieder die zich zoo noemen wil «professor,quot; maar in ons land bestaat die dwaze gewoonte gelukkig niet. — Wij Hollanders houden niet van dien Uranschen bluf!
33ij ons, in ons goede land is alléén die man professor, die daartoe door den staat, door de kerk of van stadswege is benoemd geworden. En dat zijn dan mannen die bij uitstek geleerd zijn , en van hun kennis algemeen blijken hebben gegeven.
Maar nu moet ge niet deuken , dat alle groote geleerden «professorquot; worden; alléén als er aan een onzer Hoogescholen een leerstoel vacant is, wordt er uit die geleerde mannen een tot professor benoemd.
Echter gebeurt het wel eens , dat zéér geleerde mannen worden voorbij gegaan , en niet altijd om redenen die van het zuiverst gehalte zijn.
Zoo zal daar bijv. niemand zijn, die het niet erg jammer vindt, dat mannen als Dr. Kuvper, Dr. llutgers, Dr. van Konkel en zoo velen meer niet op den een of anderen tijd benoemd zijn ge. worden tot professor — maar dat is nu eenmaal niet anders. Zij zijn nog niet geroepen geworden om een leerstoel te bekleeden aan een onzer Hoogescholen, en ziju dus feitelijk geen «professoren.quot;
3
Nu moet ge weten, mijn lieve vriend, dat men om tot professor te worden benoemd volstrekt geen examen behoeft te doen , zooals bijv. een student, die Doktor of Domino wenscht te worden.
Uw zoon kan bijv. zeggen; nik studeer voor Advocaat of voor Onderwijzer,quot; maar hij kan nooit zeggen: //ik studeer voor professorquot;. Daarvoor kan men niet stndecren. Dat is een eereambt. Dal wordt geschonken !
Dat nu de leeraren van de //Vrije Universiteitquot; zich professoren noemen, heeft dus voor ons volstrekt geen waarde. Dat is niets anders dan het navolgen van een dwaze Fransehe mode, die nu eenmaal door deze Hceren ingevoerd, misschien spoedig navolging zal vinden.
Die leeraren hebben zich zelf zoo genoemd of laten benoemen door Heeren, die er precies net zooveel recht toe hebben als gij eu ik.
.De Schrift zegt: //Die zich zeiven verhoogt zal vernederd worden.quot; (Lnkas 14; 11.)
En nu, mijn lieve vriend, ben ik aan het eind van de taak, die ik mij had voorgesteld. Ik heb getracht naar toaarhaid u op de hoogte te brengen van //wat er van die Vrije Universiteit aan ia.quot;
Ik heb getracht eenige bezwaren tegen de «Vrije Universiteitquot; zoo duidelijk mogelijk voor u te ontwikkelen door u aan te loonen:
Ten eerste ■. Dat do meening van //den Man van het drievoudig snoeiquot;, als zouden wij geroepen zijn een bijzondere Hoogeschool te stichten, omdat wij bijzondere Lagere Scholen hebben opgericht, onjuist is.
Ten tweede: Dat de oprichting der Vrije Universiteit niet noodzakelijk is, omdat onze Rijks-Universiteiten nog steeds goede vruchten voor onze kerk afwerpen.
Ten derde-. Dat de vruchten der //Vrije Universiteitquot;, met het oog op Gods vrijmachtige genade en op het karakter der studiën aan een Hoogeschool naar menschelijke berekening van weinig betee-kenis kunnen zijn voor den waarachtigen bloei onzer kerk.
Ten vierde: Dat het dool dor oprichters «onderwijzing dei-Gereformeerde beginselen,quot; op minder kostbare wijze kan bereikt worden door het z. g. n. //aanvullingssysteeraquot; in praktijk te brengen.
Ten vijfde: Dat de handelingen, die bij die oprichting zichtbaar zijn geworden, in strijd zijn met Gods woord.
Ten zesde-. Dat de oprichting der «Vrije Universiteitquot; in strijd is met de historie.
3
Tm zewnde: Dat door de oprichting der «Viije Universiteit,quot; nu reeds een viertal predikanten van Gereformeerde beginselen aan den dienst onzer kerk en aan do prediking des Woords zijn ontrukt.
Ten achtste: Dat de groote sommen gelds voor deve zaak benoodigd beter konden besteed worden voor onze Cliristelijke Lagere Scholen, die meer dan ooit door den druk der beruchte sehoolwet, die staat ingevoerd te worden , bedreigd worden.
Ten negendei Dat door dc oprichting der //Vrije Universiteitquot; de Christelijke Lagere School geldelijk nadeel zal lijden.
Ten tiende: Dat om de «Vrije Universiteitquot; tot stand te brengen, de oprichters zich niet hebben ontzien om geloovige predikanten, gezanten van Jezus Christus, verdacht te maken voor het oog der gemeente en er op uit zijn , om scheuring te weeg te brengen in den boezem onzer kerk ; dat dus de gemeente van Christus hebbe toe te zien , of zij deze zaak vmy steunen.
En nu zult ge misschien mij vragen: //Maar hoe kwaamt gij er toe om dit blaadje te schrijven?quot; (ie hebt, mijn lieve vriend, recht om mij deze vraag te doen. — Ik zal het u zeggen:
Toen ik het //Vliegend bladquot; ontving, cn vernam, dat het bestuur der // Vrije Universiteitquot; die blaadjes //ratis door middel van bare Directeuren , Inspecteuren en Korrespondenten deed verspreiden , toen heb ik met een heilige verontwaardiging de pon opgenomen en u deze brieven geschreven, omdat dat //Vliegend bladquot; geschreven door «den Man van het drievoudig snoerquot; op zidk een fatale wijze onware dingen onder het volk verspreidde. Liever had ik gewild, dat een ander meer geschikt man dit gedaan had, maar dit was steeds mijn gedachte: //liever doe ik het dan niemandquot;.
Mogen ook deze blaadjes u er toe brengen, om in allen eenvoud de knieën te buigen voor don 1 leer, cn zij uw gebed dat God zelf de oogen opene van die mannen , die door hun geleerdheid en scherpzinnigheid of door hun persoonlijkheid do leidslieden zijn van ons volk , opdat men toch niet steeds streve naar hooge dingen , maar dat ook die mannen mogen leeren zich te voegen bij de nederigen.
Ivlcin bij den weg! niet slechts als een leuze alléén, maar zulks getoond door daden! Dat do levensspreuk van onzen onvergete-lijken da Costa gehandhaafd worde: «Weest waau!quot;
Bal schijnt de schrijver van hot Vliegend blad maar niet te kunnen zijn. Wat hij bijv. zegt van hetgeen ik u schreef over
4
de werking van Gods vrijmachtige genade, met het oog op het karakter van het onderwijs aan een Hoogesehool, is eenvoudig wequot; gezegd — weer een handvol zand op uw oogen gericht, lieve vriend! Want weet wol; De Hoogesehool van Leuven was een Boomsche Universiteit, en nog wol in \'s vijands handen. Die vraag is even naief, als wanneer men nu vroeg; gt;/Waarom zenden wij onze aanstaande predikanten niet naar Warmond of Eijzenburg ?quot;
Evenzoo loopt hij in zijn derde schrijven om de hoofdzaak behendig heen, oin mij te willen vatten op een paar kleine onjuistheden. Wat doet liet er toe, of de heer Kloppers pedel of amanuensis of wat ook geworden is ? In elk geval is het door zijn rectificatie met het //klein bij den wegquot; er niet beter op geworden. Ook is het mijn bedoeling niet geweest, een vlek te werpen op het karakter van mannen als Dr. Rutgers c. s., als zouden zij uit toinühejag zoo handelen. Eerder onderstellen wij bij hen een blinde liefde voor een politiek-kerkelijke partij, lihrop kwam het in mijn brief aan; wKan men dit een geloofsdaad noemen?quot; Voorts noemt hij mijn schrijven een kmideniersaclitige wijze van handelen.
Ik zal mij niet verdedigen — oordeel gij zelf. Het doet, er immers niet toe , of de wijze van schrijven kmideniersachtig dan wel professoraal is? Oe hoofdzaak is voor u; Of het geschrevene waarheid is. Maar \'t is waar ook, ik zou mij niet verder storen aan zijn geschrijf. Ook daarvan (zie III bh. 2 reg. 29) zou ik bijna zeggen; ,/Giililecr! uw spraak maakt u bekend.quot; Want wie toch kan de brieven van predikanten over hun al of niet medewerken met de //Yrije Universiteitquot; doorsnuffelen, tenzij men zelf in de nauwste betrekking tot die instelling staat?
Pit roe)) ik u ernstig toe, mijn lieve vriend; zie toe!
Laten wij toch meer het aangezicht des Heeren zoeken, en van God vragen, dat Hij Zijnen Heiligen Geest met kracht doe werken in 011X0° Vaderlandsche kerk , over de leidslieden en voorgangers van or.s volk . maar bovenal in onze eigen ziel. Dan, en dan eerst zal daar weêr kracht kunnen uitgaan van onze kerk!
Geloof mij, als ik mij in allen ootmoed noem
Uw vriend Een minnaar van Waarheid.
Boekdrukkerij van A. Hoogenboom te Amsterdam.