VEERTIGJARIGE LEIDING DES HEEREN
MKT l-l\'N
LEERAAR ZIJNER GEMEENTE.
VEERTIGJARIGE LEIDING DES HEEREN
l\' R Kil I KAN T T K WA.SS KNAAK.
NIKT IN UI N IIAMIKK.
AMSTERDAM, HÖVEKEIl amp; ZOON. 1878.
Gezongen Ps. 6G : 8. Gelezen Ps. GO. Gezongen Ps. 77:7, 8. „ Gez. 91:2,3. „ Gez. 20 : 0, 0.
AAN ML]NE ONVEKGETELIJXE GEMEENTEN
TE
fki;derikstaii aaji m eidkr, chaam c. a„ meiw-loösdrechï
m WASSENAAR,
MET DANKIiAUK IIKRINNERING ICN ZALIGE HOPE
HAAR OUDE LEEIlAAll EN VEIENÜ.
WÊÊÊSa^SÊÊiMsamÊm»
■
[
F
■
NA HUT ZINGEN VAN I\'S. 77: 7, 8.
\'k Zal gedenken lioe voor dezen Mij de lieer heeft gunst bewezen, enz.
Geliefde gemeente! Tiet was den l^\'quot; dezer maand 40 jaren geleden, dat ik mijn Evangeliedienst aanvaardde te Prederikstad aan de llider, Hertogdom Schlccswijk, toen koninkrijk Denemarken, thans koninkrijk Pruissen.
Van de aloude gewoonte, om zulk zeldzaam voorrecht godsdienstig met de gemeente te gedenken, mocht ik niet afwijken, en dat te minder, daar de leidingen mijns Gods van zeer buitengowonen, leerzamen aard zijn geweest. Ook kan ik mij in dezen beroepen op de heiligste uitverkoren mannen Gods. Mozes, David, Asaf, Paul us. Petrus, Johannes maken gedurig in hunne geschriften, psalmen en brieven gewag van hunne persoonlijke levenservaringen, roepingen, uilreddingen, en de Heilige Geest maakt juist dat persoonlijke, individueele dienstbaar aan de leering eu stichting der ge-licele (iodsgemeente van alle eeuwen, en langs dien weg aan de verheerlijking Gods. Onze God, de God des Bijbels, is een God van verre en van nabij — zeer hoog wonende, zeer laag nederziende. De God zijner gemeente, de God van den enkele. Ja op het laatste valt de klem. Op personeele betrekking wijst geheel de Bijbel, wijst met nadruk onze
8
Gereformeerde belijdenis, 1), v. in onzen voortreffelijlcen Ifei-delberger Icatechisinus. Maar uitsluitend tot verheerlijking Gods. Op die verheerlijking moet alles uitloopen. De Evangeliedienaar, die zichzelven, zijne eere en niet Gods eere zoekt, ontwijdt zijn heilig ambt en zal geen welgevallen trekken van den Heer. Hij zal ook de ware vrijmoedigheid en blijmoedigheid missen, en nimmer verheven raken boven verontreinigende mensehehvrees en mensehenbehaagzusht. 0, zoo heb ik den Heer ernstig gebeden bij mijne voorbereiding, en bidt mijn hart Hem nog, dat Hij mij beware, mij heilige door en door, nu ik van mijzelven moet spreken, dat ik geen onrein vuur brenge op zijn heiligen altaar, en mijn schulden zondoffer, tegelijk met mijn dank- en lofoffer als een Hem welgevallige reuk opklimme tot voor zijn heiligen troon. O gemeente, help gij mij dat bidden; kom, zoeken wij te gader Gods aangezicht!
GEBED.
TEKST: Deutbronomium 8 : 2;,.
Gij zult gedenken aan al den weg, dien u de Heer uw God deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft.
Zoo sprak Jehova tot zijn uitverkoren volk op het einde van diens wocstijnreis. En het. Israelietisch Paasch- en Pinkster- en Loofhuttenfeest zijn tot op den huidigen dag blijvende herinneringen van Israels merkwaardigen weg uit Egypte door de woestijn naar Kanaan. Maar van oudsher hebben de Christenen dien weg typisch opgevat als eenc voorafschadu-
9
wing van Gods leidingen met zijn uitverkoren gemeente. Wanneer Panlus zelf ons daarin voorgaat, en liet onde klassieke doopformulier-gebed, dat alle Christenkerken van de 5de eeuw af met ons bidden, daarin den apostel volgt, dan mogen wij het er gerust voor houden, die typische opvatting is uit den Heiligen Geest. Alzoo dan : Jehova verloste zijn volk uit Farao\'s geweldige macht. Zoo leidt Hij zijne uitverkorenen uit den diensthuize des Satans. Jehova voerde zijn volk door de wateren der Roede zee uit Egypte naar de woestijn — zoo maakt het water des Heiligen Doops scheiding tusschen Heiden- en Christenwereld. Jehova maakte met Israel bij Sinaï een verbond, en gaf het zijne inzettingen en wetten, zoo de Drieëenige met den doopeling. Jehova leidde zijne geroepenen door vuur en wolkkolom, zoo leidt de Genadige zijne gemeente door woord en Geest. Jehova bracht zijn volk in een langen woestijnweg, zoo leert zijn Geest de gemeente: uw ware burgerschap is op aarde niet; hoog, omhoog het hart naar boven! Jehova verzorgde, beschermde, beproefde, kastijdde zijn volk in de woestijn, zoo nog dezelfde God zijne kinderen in de Mara\'s en de Elim\'s dezer wereld. Jehova bracht de geloovige, strijdende Jozua\'s en Kaleb\'s in het land der belofte; zoo, evenzoo de geloovige, strijdende en lijdende Christenen in het Kanaiin des hemels. En zegt Hij nu tegen het einde van hun tocht; gij ziilt gedenken aan al den weg, dien Ik u deze 40 jaren geleid heb in de woestijn; dan mag ik dit heden als persoonlijk tot mij gezegd rekenen. Dus wil ik aan zijn gebod gehoorzaam zijn en met u gedenken Gods veertigjarige leiding met dezen leeraar zijner gemeente. En wel dien weg in enkele hoofdtrekken gedenken ;
1°. tot blijvende leering,
2°. tot oprechte verootmoediging,
3°. tot God verheerlijkenden dank-e n v ert rouw en.
10
O God mijns levens! Gedenk Gij mijner, daar ik uwer ge denke, en zalf mijne lippen inet uwen Geest!
In dien zin laat ons biddend zingen Gezang 91: 2:3.
Gij ault gedenken aan al den weg, dien Ik u deze 40 jaren heb geleid tot blijvende leering. Toen ik in Juni 1838 met mijne gade voor liet eerst een kerkgebouw in Koord-Duitscliland op den dag des Heeren binnentrad, hoezeer waren wij verbaasd! \'t Was in de groote stad Hamburg. Bijbelsche tafereelen met levendige kleuren aan alle zijden gemaald in het heiligdom. In liet achterste gedeelte een altaar niet brandende waskaarsen, en daarvoor een bedienaar van het Heilige, een priester in eigenaardig plechtgewaad! Droomden of waakten wij ? Waren wij in eene Roomsche of in eene Protes-tantsche kerk?... M. H.! Wij waren in een Lutherschland, in eene Luthersche kerk. Wij hoorden er van den kansel eene Evangelische preek over het thema: im Glauben das Le-ben (in den geloove het leven), die ook in onze Gereformeerde kerk hadde kunnen worden gehouden. Edoch bij alle wezenlijke overeenstemming in de groote hoofdzaak, sprongen ons toch gedurig in alle bijzaken zeer gewichtige verscheidenheden van onze kerk in de oogen. In openbare godsdienstoefening, in de opvatting van het ambt eens herders en leeraars, ja in de geheele levens- en wereldbeschouwing is een aanmerkelijk en diepgaand verschil tusschen de Luthersche en Gereformeerde kerken, zooals de hoofdmannen der hervorming, Luther en Calvijn, zeer verschillend waren in aanleg en karakter. Deze verscheidenheid temidden der overeenstemming merkt men in ons vaderland zoo niet. Ja de
11
meeste Christenen onder ons vermoeden ze niet eens. Want de Lutliersche kerk ten onzent heeft de Gereformeerde vormen grootendeels overgenomen, liet kan nu niet anders, of het zevenjarig verblijf in een Luthersch land moet den jeugdigen Nazireër tot nadenken, tot onderzoek en leering hebben geprikkeld. Zoo men niet geheel onleerzaam en bevooroordeeld is, moeten daardoor en de eigenaardige voortreffelijkheid, en de eigenaardige eenzijdigheid van onze Gereformeerde kerk te levendiger tot bewustheid komen. Gelijk er bij de groote overeenstemming een niet te ontkennen verschil is in de sehriften, de leer- en voorstellingswijze van Paulus en Jakobus, van Petrus en Johannes, zoo geldt dit zelfde van Luther en Calvijn en hunne geestverwanten. Het heeft Gode behaagd den eigenaardigen stempel van deze heroën der kerkreformatie te drukken op geheele volgende geslachten. De eerste muntte uit door diepte van gemoed, de ander door scherpte van verstand, de een door gezuiverde echte menschelijkheid, de ander door beslisten echten marte-laarsmoed. Die grondtrekken vindt gij nog bij de oprechte Lutheranen en de oprechte Calvinisten. In do Evangelisch-Luthersche kerk vindt gij innigheid, heilige mystiek, al wat met het gemoedsleven samenhangt, daarom een schat van ■00,000 kerkliederenj in de Evangelisch-Gereformeerde kerk vindt gij schriftkennis, strenge zedetucht, werkzaamheid naar buiten, zendingsijver, martelaarsmoed. Maar let wel! die verscheidenheid is naar \'s Heeren bedoeling geen vijandige tegenoverstelling; quot;t is veel meer aanvulling van den een door den ander. Calvijn, die iets later dan Luther optrad, bleef Luther zijn leven lang als den eersten kerkhervormer en baanbreker hoogelijk boven zichzelven vereeren, en vermoedde zelfs niet, dat zijn naam op éene lijn met die des grooten Wittenbergers zou worden gesteld. Jakobus was immers bij alle verscheidenheid in den grond dei-zaak een met Paulus? Beide predikten immers denzelf-
12
den eenigeu Verlosser van zondaren en werden door den-zelfden Heiligen Geest in al de waarheid geleid ? — Ik voor mij hield mij en houdt mij nog aan Paulus verheven uitspraak ; hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Cefas — zij zijn allen uwe, zoo gij van Christus zijt en Christus is Godes. (1 Kor. 3 ; 22). Allen zullen zij medewerken aan uwe zaligheid, Christus is de eenige Meester, en Christus verheerlijkt God.
Daarin ligt opgesloten, dat ik als de bijen honig zamelde, waar ik ze vond, het Christelijk-goede waardeerde ook onder andere kerkvormen dan de mijne. Gewillig droeg ik daar ginds een deel smaadheid der wereld mede met dezulken, die in Noord-Duitschland en Denemarken om Christus wil den ongeloovigen, zinnelijkén wereldgeest bestreden in Lutherschen vorm, dat mij ruimschoots door broederliefde van Luthersche Christenen werd vergoed, al werd ik niet geheel gelijk zij. Zonder iets van die smaadheid gaat het nu eenmaal in deze wereld niet. Maar ,aan den anderen kant kon ik mij niet vereenigen met hen, die in de praktijk onwillekeurig Lutherus stelden boven Christus, gelijk ik het hier te lande niet kan met de zoodanigen, die in de eerste plaats angstvallig vragen: wat is echt Gereformeerd? en niet bovenal: wat is echt Christelijk? Wat is in den Geest des Heeren Heeren? Zoodat zij zonder het zich bewust te zijn, Calvinus stellen boven Christus.
Deze overtuiging, deze evangelisch-katholieke verruimde blik moest bij mij wel worden versterkt, toen ik na 7 jaren te Frcderikstad te hebben gediend, geroepen werd, om in onzen wijd uitgestrekten Indischen Achipel eene bezoekreis te maken in het belang van het Godsrijk. Niet dankbaar genoeg kan ik zijn voor het groote voorrecht, mij daarmede geschonken. Ik zag met eigen oogeu de ellende, de diepe verzonkenheid der Heidenen en der Mohammedanen, ja van allen, die Jezus Christus niet kennen en eeren, ook bij alle
13
pracht der natuur, l)ij allo nitwcmlig vernis van beschaving, bij alle weelde van zinnelijke genietingen, bij allo geslepenheid van verstand en geleerdheid. Ik zag hoe alle nien-schen buiten den levenden Christus afdrijven naar de wateren der doode zee. Maar ik zag ook, hoe het oprecht geloof in den lieer Jezus Christus uit diepgezonken heidenen gelukkige en beschaafde menschen, uit woestaards zacht moedigen, uit verzinnelijkten ingetogenen, uit arme zondaren kinderen Gods, uit stervelingen erfwachters des hemels maakt, om het even, of het donkergekleurde Maleiers en Alfoercn, of blank-huidige Europeanen, hoog- of laaggestelde ambtenaren, matrozen of kooplieden zijn. Overtuigend mocht ik het zien en tasten, hoe het Evangelie is eene wonderkracht Gods tot zaligheid voor een iegelijk, die gelooft, hij zij Europeaan of Aziaat, bij zij van fijn beschaafden of hoogst eenvoudigen stand, uitermate geleerd of kinderlijk-onontwikkeld.
Na lange omzwerving bracht God mij tot mijn vaderland, tot mijne maagschap, in mijne eigene kerk terug. Met velen der edelste Christenen mocht ik komen in nauwe aanraking. Voorwaar eene schoonc leerschool heeft do opperste Leidsman mij gegeven, uitermate geschikt om het ijdele en onvoldoende der wereld, ook in hare fijnste vormen te loeren kennen, en daarentegen het Goddelijk-gepaste voor alle men-sehelijke behoeften en toestanden van ons dierbaar Evangelie. Hoe zou het mogelijk zijn, dat ik uit gemakzucht mij kon onttrekken aan den strijd tegen on- en bijgeloof, die beide dit Evangelie tegenstaan en zijn zegen aan land en volk onttrekken! \'t Is niet anders dan de overoude strijd tnsschen het slangonzaad en het vrouwenzaad, in telkens nieuwe wisselende vormen. Nieuwe vormen, o ja!
Hoe zeer veel is sinds die 40 jaren van mijn Evangeliedienst in land en kerk veranderd! Ik zou vaderHinlopen\'s woord bij zijne vijftigjarige gedachtenisviering te Utrecht in den aanvang dezer eeuw kunnen overnemen; ,/zonder te ver-
14
huizen beu ik in een ander land gekomen.quot; Want 50 jaren toen zijn op zijn minst aan 40 jaren thans gelijk. Snel leven wij, en steeds sneller verandert alles voor onze oogen. Mannen, toen hoog geëerd en beroemd, aan wier voeten ik heb gezeten, van der Palm en Clarisse, zij worden nauwelijks meer genoemd, en hunne toen zeer gewaardeerde schriften gelden weinig meer dan scheurpapier.
Ongeloof schaamteloozer, bijgeloof machtiger, maar daar tegenover bij de minderheid misschien beslister geloof. Verwerping van alle gezag, losser zeden aan de éene zijde, meer onverdeelde toewijding aan des Hoeren zaak aan den anderen kant. Rijper onkruid hier, voller aren ginds. Laodieea hier en de Synagoge des Satans in hare nabijheid, Philadelphia daar. — O. M. 11.! als ik voor mijn herinneringsoog laat ontrollen al den weg, dien de Heer mijn God mij door deze wereld heeft geleid, hoe vernienigvuldigen zieli de gedachten in mijn binnenste! wat onschatbare lessen voor geloof en leven heeft zijne genade mij geschonken, geschonken ook aan mij ten bate zijner duurgekochte gemeente!
En daarom juist moet dat gedenken aan al den weg Gods met dezen leeraar zijner gemeente noodzakelijk leiden tot oprecli te verootmoediging. //Gij zult gedenken aan al den weg, dien u de Heer uw God deze 4u jaren in deze woestijn heeft geleid, opdat Hij u verootmoedigde, om u te verzoeken, om te weten, wat in uw hart was, of gij zijne geboden zoudt houden of niet\'\': dus heet het in ons tekstvers. Zoo wordt het opvoedend doel van Jehova met al zijne leidingen duidelijk en nadrukkelijk aangewezen. Mn bovenaan staat verootmoediging. Dat is: erkentenis van eigen on macht tegenover Gods almacht, van eigen zoude tegenover Gods heilige gerechtigheid, van eigen ondank en ontrouw
15
tegenover Gods liefde en trouw. Om tot die erkentenis te komen moest Isr.ael in ganscli buitengewone wegen worden geleid. Want dan eerst komt het binnenste bloot, dan eerst wordt het zelfbedrog ontmaskerd en kan de verblinde mensch ziehzelven loeren kennen. Zoo, alzoo is ook de leeraar dezer gemeente in ganseh ongewone wegen door zijnen God geleid. Dus betaamt het, dat hij ziehzelven ernstig afvrage: hebt gij aan het heilig doel van Gods wegen beantwoord? Is de aangeboren hoogmoed in u gebroken, de ijdelheid en waan vernietigd? Zijt gij aan uzelven, uw grondbederf en zondig-\' heid ontdekt? Hebt gij aan \'s Hoeren genadige roeping om zijn getuige te worden trouw gehoorzaamd? Hoe was uw hart in blijde, hoe in donkere dagen? Hoe waart gij in de eenzaamheid, hoe onder de menschen? Hoe onder vrienden, hoe onder vijanden uws Heeren? Hoe in Huitschland, hoe in Indië, boe in Nederland? Hebt gij ijverig het werk gedaan van een Evangelist? Hebt gij gepredikt met uw woord, maar bovenal met uwen wandel? De Opperherder heeft u verwaardigd om een herder te worden zijner sehapen en lammeren, hebt gij hen geweid op de grazige weiden van Gods woord? Hebt gij de verdoolde sehapen opgezoeht, niet rustende voor gij hen hadt teruggebrneht in den veiligen stal? Hebt gij de lammerkens der kudde zaehtkens geleid, en wanr het noodig was, gedragen in uwen schoot ? Hebt gij de bedroefden getroost, de ongeregelden vermaand, de gevallenen opgericht ? Alle zielen, die u waren toebetronwd, gedragen op een priesterlijk voorbiddend hart? Hebt gij gewoekerd voor uwen lieer en Koning met het u toebetrouwde talent? Is de vrucht des Geestes, i) waartoe gij nogonlangs 16 Juni 11. anderen opwektet, merkbaar aan uw eigen levensboom ? Lie, I\'d e, die niet zichzelve, maar liet heil des naasten zoekt? I! I ij dsc hap, blijdschap in den 1 leer, blijmoedigheid diep van binnen, ook waar het van buiten soms droevig was ? Vrede, was het u om vredestiehtiug te doen, liever dan 1) Galalcn 5: \'22 naar nog iolwat juister vertaling.
16
om eigen feclit te doen bovendrijven? L.ankmoedigheid, minzaamheid, goedhartigheid, z a o ht m o c d i g heid, o werden ze niet tevergeefs op uw akker gczoclit? Trouw in het groote, trouw in het kleine, trouw aan het gegeven woord, trouw jegens God en menschen ? Zelfbeheer selling eindelijk; hebt gij uw lichaam, uwe aandoeningen, neigingen, driften leeren beheersehen in de kracht des Heiligen Geestes ? Gij, leeraar, die anderen predikt, zijt gijzelf niet verwerpelijk voor des Heeren oog? Gij, die een voorganger heet, gaaft gij in alles der kudde een goed voorbeeld? Heeft uw hemelsehe Zender waarlijk eene gestalte in u gewonnen?... O, M. H. bij zulke vragen wordt uw leeraar diep, ja zeer diep verootmoedigd, en ik bid: Heer! ga niet in het gericht met uwen knecht! Wees, Heer, uwen zwakken dienaar genadig!
M aar ook tot verootmoediging der gemeente dient zulk gedenken van des Heeren weg. \'t Is nu ruim 22 jaren, dat uw leeraar u heeft gepredikt, geleerd, gediend; heeft die prediking, leering, dienst de gewenschte vrucht voortgebracht? Hebt gij met zachtmoedigheid, met heilbegeerigheid ontvangen het woord, dat de Heer door hem in u liet planten ? Is dat woord in u geworden een zaad der wedergeboorte ? Hebt gij u niet afgekeerd, of uw hart toegesloten, wanneer uw leeraar uit overtuiging iets deed of sprak, dat met uwe meening of uwen smaak was in strijd? Waart gij niet kittel-oorig van gehoor, maar voor terechtwijzing vatbaar? Werd gij niet verbitterd, wanneer hij naar a.mbt en roeping in het openbaar of in het bijzonderu bestrafte? Wanneer hij meternstu waarschuwde èn tegen de Sadduceesche moderne of quasi-nio-derne lichtschool ter linker \') en tegen de Farizecsche antique of quasi-antique nacbtschool ter rechter? 2) Helaas! Saclduceërs
\') üie Gixis Zoon vernedert lot een pliilosoof, ilo belijdenis zijner licrli verscheurt en den grond onzer hope ondermijnt.
quot;) Die liet wezen van den godsdienst in vormen zoekt buiten liet hart om, en den Heiligen Redder der zondaren maakt tot een dienaar der zonde.
17
en Farizeërs hebben Gods heiligen Knecht Jezus nan liet kruis geslagen en doen het nog. Hebt gij zijne waarschuwingen ter harte genomen tegen misbruik van gezag en invloed, gij grooten der aarde! en tegen afgunst en valsche ge-lijkheidszucht, gij kleinen naar de wereld? De waarschuwing tegen ontheiliging van den dag des Heeren, of tegen de verpestende volkszonde der dronkenschap, ook tegen het zoogenaamde matige, hoogst gevaarlijke dagelijksch drankgebruik ? Ue waarschuwingen in Gods heiligen naam tegen alles zonder onderscheid, wat de reinheid van zeden, de zuiverheid van den echt, de heiligheid des levens in den weg staat — hoe hebt gij ze ontvangen cn behartigd?. .. Meer dan de helft uwer zijn mijne leerlingen; welnu zijt gij opgewassen onder zijn dienst in de kennis en genade des lleeren, hebt gij geoefende zinnen verkregen, om te onderscheiden wat uit God is, en de teekenen onzer tijden tc verstaan? Zijt gij op uwen levensweg het Kanafin der ruste, Gode cn zijnen hemel nader gekomen ?. . . O niet waar, zulk gedenken, lieve gemeente! van den weg, dien de 1 leer uw God ook u heeft geleid, zal u, zoowel als uwen leeraar dienen kunnen tot die oprechte verootmoediging, die den Heilige daarboven welbe-hagelijk is, en dc hoofdvoorwaarde uitmaakt, om zijne genade deelachtig tc worden in leven cn in sterven!
Eindelijk het gedenken van Gods veertigjarige leiding met dezen leeraar der gemeente moet strekken tot Godver-heerlijkenden dank en vertrouwen. O mag ik u daarin voorgaan, gemeente! en ter eere Gods en tot uwe stichting slechts cenigc hoofdpunten aanwijzen?... Wonderbaar heeft mijn hemelsche Leidsman mij behoed, uitgered, staande gehouden, gezegend, tot op dezen dag. Van mijne eerste jongelingsjaren af heb ik mij met de gedachte aan
18
aan dood en eeuwigheid vertrouwd gemaakt, en moeten maken, en liet is schier een wonder in mijne oogen, dat ik nog op aarde leet. Niet zelden was ik door ziekte des lichaams als aan den rand des grafs: in doodsgevaren des oorlogs, in gevaren ter zee en te land, in gevaren van besmettelijke ziekten, overal is Gods beschuttende hand over mij geweest. Al deze 22 jaren, dat ik onder u heb verkeerd, heb ik mijn veelzijdig dienstwerk in al zijne deelen slechts zeer enkele malen bij een gevoelig en raakbaar gestel om ziekte of\' ongeval moeten staken.
In het vreemde land mijner eerste gemeente, waar ik eenigermate een zendingpost had, heeft mijn God mij terstond vele harten geopend en uitmuntende vrienden mij geschonken, van welke ik dagelijks veel kon leeren. Op mijne rondreis in het verre Indië deed Hij mij ongedacht en onverwacht gunst vinden bij invloedrijken eu machthebbenden, allermeest bij den opperlandvoogd. Terug in Nederland, ginds in Chaam en Nieuw-Loosdrecht, hier in quot;Wassenaar sterkten en bemoedigden mij edele Christenen in mijne zwakheid; in dagen van moeite en beproeving troostten en verkwikten mij en do mijnen niet weinige in- en opgezetenen als engelen Gods. Want ja moeite en beproeving en teleurstelling bleven nergens uit. Wij Christenen reizen immers door de woestijn der wereld naar het beloofde land der ruste, zouden wij dan ons deel zoeken in dit leven, en enkel Mini\'s, geen Mara s hier verwachten? Maar bij veel huiselijk en persoonlijk lief en leed is het mij geweest, zooals het een paar verzen later in ons teksthoöfdstuk staat (vs. 5); z/Beken dan in uw hart, dat de Heer uw God u kastijdt, gelijk als een man zijnen zoon kastijdt.quot; Ja vaderlijke kas-tijding is het geweest en blijft het, geen rechterlijke straf; vaderlijke kastijding om mij op te voeden, te louteren, te heiligen. Vaderlijke kastijding, die het teeken is zijner vaderlijke liefde, en waardoor Hij mij telkens eene nieuwe, steeds
19
zoeter vrucht x,ijns vredes bereidt. Daarom bij bet terugzien op al do leidingen mijns Gods, gedurende deze 40 jaren, roept mijn hart en ziele uit : Lof en dank en aanbidding, o mijn Heer en mijn God! voor al den weg, dien Gij mij gevoerd hebt! Voorwaar, ik ben geringer dan al de barmhartigheid en trouw, die Gij uwen knecht hebt bewezen ! -En dat alles, wat achter mij ligt, geeft vast vertrouwen en goeden moed ten aanzien van hetgeen voor mij ligt. Bij de al te duidelijke merkteekenen des verzwakkenden ouder-doms — geen wonder, na een niet lichten pelgrimstocht in het G7ste levensjaar! — meen ik te handelen in het welbegrepen belang dezer wijdverspreide gemeente en ook der vaderlandsche kerk, wanneer ik eerlang den herderstat hier nederleg en mijne plaats aan frisseher krachten overlaat. Niet echter om geheel stil te zitten. .Repos ailleurs! do ruste elders, is ook mijne als van Marnix\' leus. 15ij het toenemend gebrek aan predikanten in onze Hervormde kerk, die mij Hei\' is als mijne moeder, heb ik sinds jaren met belangstelling de stichtingen te Doetinohem en te Utrecht gadegeslagen, om jongelingen van aanleg en vatbaarheid tot den Evangeliedienst in onze kerk te helpen opleiden. In het aanzoek om daaraan mijne allerlaatste krachten te wijden, meen ik eene roeping van boven te zien. Als invalide veteraan der heilige armee van den hetnelschen Koning hoop ik voor de meer dan 100 pupillen en recruten aldaar nog ietwat te kunnen zijn. Wat voor 40 jaren mijn intreetekst en levensleus was, leeft door Gods genade nog in mijn hart: ,/Lk acht op geen ding cn houd mijn leven niet dierbaar voor mij-zelven, opdat ik mijn loop met blijdschap volbrengen moge, cu de bediening, welke ik van den lieer Jezus ontvangen heb, om te betuigen het Evangelie der genade Gods!quot; (Hand. 20 : 24.) In die stemming wensch ik straks in September mijne onzekere toekomst cn nieuwe loopbaan tegen te gaan. Wel kan ik soms huiveren
20
bij de gedachte aan de scheidingsmart en mijne zwakheid, maav dan wordt mij liet woord, waarmede ik \\6óï 22 jaren mijn dienst onder u aanvaardde, als van boven toegeroepen; //mijne genade is u genoeg, mijne kracht wordt in zwakheid volbracht!quot;
Gij, geliefde gemeente! ontvang mijnen dank voor de roerende blijken van achting en genegenheid, die ik geduriglijk, allermeest de laatstverloopene week van u mocht ontvangen. Ik zal het nooit vergeten, \'t Zal mij opwekken, om met verhoogde trouw mijn laatste dienstwerk onder u te verrichten. En voorts, eerbiedigen wij den weg des Heeren met een iegelijk van ons. Kleven wij niet aan het stof. Bedenken wij, wij allen, zoovelen wij in waarheid gelooven, zijn reizigers door de woestijn dezer wereld naar de stad Gods, die lundamcnten heeit. Eert den Heer der gemeente door uw vast vertrouwen, dat ol ook tijdelijke herders en leeraars u ontvallen. Hij de Opperherder en eeuwige Leeraar blijft. Elkander niet week gemaakt. Strijden wij om in te gaan. Het geestesoog gericht op de vuur- en wolkkolom des Heeren, laat ons maken rechte paden voor onze voeten. Gedurig opgericht de trage handen en de slappe knieën. Vast en vaster den blik op den oversten Leidsman en Voleinder des gelools. Zoo zeggen wij een iegelijk tot zichzelven:
Houd iiioelt;l) O mijn ziele, u kloeklijk vermand.
Trek voort op Gods wenk naar het betere land.
Van hier wel geboortig, maar Jiier toch niet llmis, Nog slechts ceiio wijle, dan koml gij te huisl1)
Amen.
Naar (lorok\'s homelsch Jeruzalem.