-ocr page 1-

fiouö iiat gij l|ebt.

kerkrede

OP DEN

GEDENKDAG DER KERKHERVORMING

U 1 T (i E S P R O K K N

DOOR

^ïirofaasi

U T E E C H T ,

KEMINK amp; ZOON. 1 87 6.

-ocr page 2-

WÊÊÊM

...... ■ ■ ; ■ \' ■

\' \'\'H -V w ^-S!^

:. • ; . , , .■;-! ■ ■ . \'■ • ■■■ . .. ,v:,:.v , ... ■ :-. ■ ,

■ ■ ■ . ., ;

. .... ,. , . . ^..... - .

■ . ■quot; \' ■, ■ - \' \' • ■ • ■ .i . - • . • ......i- .. ■■ \' ... .

. \'r . . . ,. . . ..,. . ..

.....

..\' ........ .\'.v. , .

. . .

W-Vj1. \',\' -quot;j\'X, quot;4-

.........-....... -.....\' ..... -............- ■ ■•: - ........... ........- ......- ■ .............

..............\'r1. . ■■■;■.■• ......................

.....- . ......\' .................

- - .... ..........................- .............

- .. I

... . ... . .... .........

...... ...... ... ... .........

■ • ...... .

, . ■ ....... .- . ^ ... . .. : . . ..... . . ... -

- ■ .. ■^... ... , .-. .. .... .....

- \' quot; ... . ..... .,

- ■ ■ • ■ ■■ ■ ..... ....... -..Vr.S: - ■ ■ :

■ \' ■■ ■ ■..... -• quot; ..... ^

■ .. .................................... - \' - ■ - .......- — ...... - \'■

\' : ......... \' ■ \' . • ■ ■ ............ \' - \' \'

.....

• ■ - ■ ■ ..... ■ ■ •

■ ■ .......... ..... . • , .

s! . .M,, , , , , . , . / , b , , . . . . . ^

. - . , . . ^ ...v ,w „ , , , J • \' -s . ,. ,

.

.. .■ . ■ ... ■ . : ....- f- .

■........ ..........: ........ \' \'

wW^Pl^W^a\'V\':\'\'P1 # ^quot;5- v Jquot; %.gt;u J-.S/

.... ... ... .... ..W ... .... . . ....... ... ....

: ■ ........ : . ........ ..... . ....,•

\'\'\' A 41 15 quot;I Vf«gt; V \'1\' « - .quot;ift 1 gt; sf -J- f^•\'\' r T -V\'\'-\'\' 1 j

., \' . • )■■■%• ; • ■ •.■• ■ , . ...... -. . --------- ; . - . . ... , .... ...... .... \' «iA; .•

...... - - .- -. . .......:.....■. . . ,:............ ^ ^ . ,,

^ ( quot;lt; 1 f.Mt ê-, .Mgt; (.Jff.iib jjrfjA %wlt; fif n-1 ,quot;1 ^ «V

..... ... , ............. .... .. ..;. , .

lt;

.... ..... • .. .. ............ .■■■ . ....... . . .... ..... ; .. .... . .

:\'T

■ . .■ ■ . ■; ..;. ■ . ■ .. , ... . . . .;........ ....

-ocr page 3-

I Id is en l.lijri in Nederland bij de kei\'ken der ITervorming eene loffelijke gewoonte om, heizij op den laatslen Zondag der Octoberraaand, heizij op den eersten in November, den 31s,mi October van bel jaar \'irgt;17 „te gedenken in hare tempels.quot; Den 31s\'quot;quot; October van het jaar 1517 — waarop hij, „die gezegd heeft dat het licbl nil de duisternis schijnen zouquot;, hel al Ie jammerlijk verduisterde lichl van zijn heilig Evangelie op nieuw door dc dikke nevelen, die liet sinds zoolang bedekt hadden, deed doorbreken, en de schemeringen gezien werden van den schoonen dag, die bestemd was over de clirlsten-volkeren op te gaan en een nieuw loven le wekken uil slaap en dood. Jn Saksen, waar zij ontstaan waren, werden de eerste bewegingen van dal nieuwe leven gezien, maar welhaast zijne werkingen in geheel hel midden en noorden van ons werelddeel gevoeld, en ook deze lage landen daardoor niet onaangeroerd gelaten — dit dierbaar Nederland, waar hel beslemd was, in zijne jonge kracht, niel alleen de maclil des bijgeloofs, maar ook hel juk

f

-ocr page 4-

4

der dwingdandij Ir vorbreken en een edelaardig volk tegelijkertijd te helpen aan hemelschen troost en burgerlijke vrijheid.

Als 1.1. Dinsdag, de in ons midden overgeblevene en sedert van elders weder aangegroeide en mei een ijver, die ons eensdeels moet beschamen, steeds nieuwe kerken bouwende roomschgezinde gemeente zich gereed maakte om den volgenden morgen hel feest van Allerheiligen Ie vieren, herinnerde zich de protestant, met dankbaarheid aan hem, die uit de duisternis tot het licht en van het kleine tot het groote voert, den stouten stap van den Augustijner Monnik, niet als een heilige door hem gehuldigd, maar als uitverkoren werktuig in de hand des Heeren naar waarde geschat; den stouten stap van Maarten Luther, door hem gedaan in den avond van den laatsten October van dat 18(\' jaar der l(ie eeuw, hetwelk bestemd was op de aarde onvergetelijk te zijn en waardig is in den hemel herdachl te worden. Of werden toen niet, met welberaden ernst, aan Wittenbergs slotkerk door hem die 95 Stellingen aangeslagen, waarin de voor zijn eigen hart weder waarheid gewordene evangcliewaarheid de groote en zegevierende worsteling met dwaling en miskenning aanvaardde? Den volgenden dag stroomde de Wiltenbergsche gemeente, stroomde de schare der bedevaartgangers uit alle oorden van Europa naar het heiligdom. Daar lagen, ter eere van het feest, in hun prachtigen opschik van goud en edelgesteente, de boven goud en edelgesteente ge-

-ocr page 5-

schiiltc ovofbliji\'scls dei\' liciligpn, welke de kerk rijk was ten loon, en milde itllaiilhrieven, die hiiar verrijken zouden, Ie koop. Gelijk vim jaar tot jaar, werden de eerste aangebeden, en de laatste gekocht; — maar ook die opzienbarende Stellingen aan de deur der kerk bleven niet onopgemerkt, hielden velen staande, Imllen niet weinigen. Niet te vreden ze gelezen te hebben, niet te vreden er voor zich zeiven kennis van te hebben genomen, schreef menigeen ze al\', tol eigen nadere overweging, tol mede-deeling aan anderen. Gezegende opmerkzaamheid; vriicblbare schrijfstil\'l! Ue Engelen Gods juichten u toe. De Kugelen Gods, van welke men straks niet kon nalaten te gelooven dat zij zich met hel rondbrengen en verspreiden der nieuwe; want nieuw waren zij weder geworden; der nieuwe waarheden belast hadden, om de snelheid waarmede bet werk zich had medegedeeld en vermenigvuldigd; zoodat wat daar op dien 31slei1 October aan de kerkdeur te Wittenberg gelezen was, in veertien dagen in geheel Duitschland, in vier weken aan de gansebe christenheid bekend was, in alle kloosters was doorgedrongen, aan alle scholen van geleerdheid hooiden en harten vervulde. Geen telegraftscb net spotte nog mei den tijd, geen spoorwegnet met d(! afstanden; geen snelpers was de jonge drukpers nog; maar te Jeruzalem, in Spanje, in Nederland, las men, bijna gelijktijdig, en een iegelijk in zijn eigene taal, woorden als deze: „De waarachtige en kostelijke schal der Kerk is bet heilig Evangelie der

-ocr page 6-

(i

lieerlijkhpid en der genade Gods.quot; De ()\'2sl(\' van Luthers Stellingen.

Medechristenen! het is de lieer, die voor dien onschatharen schat de harten wederom geopend heeft; die oogcn gegeven om hem te zien, liamlen den moed geschonken zich rechtstroeks naar hem uit te strekken.

Ket is de Heer, die, in den armsten tijd, inden hoogsten nood, wederom duizenden van ellendigen door dezen schat rijk gemaakt heeft voor lijd en eeuwigheid.

Hij heeft het licht, hij heeft de gaven, hij heelt de krachten geschonken, hij den moed en de trouw, hij de vastheid dos gelö\'ofs on (|(. vurigheid der liefde, waardoor de strijd heeft kunnen gestreden, de worsteling heeft kunnen volgehouden worden, waarhij het om niet anders dan om het verbreiden, om het algemeen maken van dien schat te doen was. Het heldenwerk der hervorming zijner zoo jammerlijk misvormde kerk was het zijne. Mij heeft de wijsheid, hij do kloekheid verleend tot het moedig verzet tegen menschelijk gezag op het gebied des gewetens; hij bel licht op den kandelaar herplaatst, hetwelk alleen kon vóórlichten en troosten in leven en in sterven,

Landgenooten! het was de Heer, die de stralen van dat licht ook en weldra, tot uwe landpalen heeft doen doordringen, die dien schat onder het hereik van ook uwe vaderen gebracht heeft; die hen, meer dan eenig ander volk, in de gelegenheid

-ocr page 7-

7

uvsleld hooit vooc hol hohoudon van dion schal Inni hlood mol vreugde lo vorgieten. Ook op dezen bodom is, bij het (likkeren der marteivuron on ondor hot wooden van. den krijg, eono Hervormde Kerk op het fondament der apostelen en profeten door God gegrondvest. Door zijne genade, en onder zijne bescherming is er in Nederland nog eene pro-testantsche bevolking, eeno protestantsche kerk tot (ip dezen dag. Voorzeker, dit is een gedenkdag, dit een dankdag waard. Storten wij ons nart voor Hem uil, maar bidden wij ook om dezen zegen, dal wij ons aandeel in den hervormingszegen mogen waardeeren en ons waardig hetoonen — immers niet moedwillig of roekeloos mogen gaan verbeuren.

GEBED.

Ui\'E.nb. 111 : Ui», noun dat gij ueut, üpuat

NIEMAND UWE KilÜON NEME.

Ik heh, als gij ziet, het boek der Openbaring van Johannes niet opgeslagen, om u, naar aanleiding van dezen gedenkdag, te bepalen bij gestalten of te onderhouden over voorzeggingen, daarin voorkomende, welke, vooral in de hervormingseeuw, maar ook laler, mei meer of minder grond op Rome en hel Pausdom zijn toegepast. Over Home en hel Pausdom wil ik

-ocr page 8-

8

weinig, veelmeer wensch ik tot u, als hervormden, Ie spreken. Bepaald te worden bij hetgeen gij als protestantsche cliristenen hebt, immers kunt hebben, /al u profijtelijker zijn dan wederom te hooren wat genen missen ol\' verwerpen; wat zij te veel (üi tot hunne schade hebben, gaat u bijlange zooveel niet aan, als wat gij u beijveren moei, indien gij het hebt, ook te behouden. Ik heb geene roeping om hen te oordeelen, maar wel om n en mij zeiven in den naam des Heeren te vermanen. „Hond dat gij hebt, opdat niemand uwe krone neme!quot; dat woord door den Heer der Kerk zeiven, na een voorafgaand ontzaglijk: „Zie, ik kome haastelijk!quot; tot zijne gemeente te Filadelüa gesproken, nemen wij aan als tot de kerken der Hervorming, en in deze tot ons, als hare leden gericht.

Wat hebben de kerken der llorvorminii\'\'?

o

Hoe kunnen zij het honden\'?

Wat staat Ie wachten, indien zij het zich laten nemen?

Wat hebben de kerken der Hervorming\'? Wat had de Gemeente te Filadelfia? Zie, in hel opgeslagen Hoofdst. het 8stl\' vers. Zij word! geprezen door den Heer, omdat zij „Zijn Woord bewaard en Zijn Naam niet verloochend heeft.quot; Zij bezat het Kvangelie der genade; zij droeg in haar harl het Woord van Vrede door het bloed des krnises. Zij kende en beleed den eenigen Naam die onder de mensehen gegeven is, door welken zij moeten he-

-ocr page 9-

9

liouiien worden. Ziedaar wut zij had; ziedaar wat uitmaakte haar rijkdom en haar eere; haar schat en haar kroon. Ziedaar wat de ware Kerk van Christus altijd heeft, altijd hehhen moet. Haar gan-sche rijkdom is in dat Woord; al hare eere in de belijdenis van dezen Naam. Maai\' waar was deze schat, wat was er van deze kroon in de kerk der middeleeuwen, in de eeuw waarin een Luther, een Zwingli, een Calvyn optraden? Helaas, wat was er van het Evangelie der genade, wat van de belijdenis van den Naam des Zaligmakers geworden? Moedwillige bestrijding niet, maar jammerlijke onkunde en algemeen zedenverval had voor het licht van dat Evangelie de oogen der christenwereld verblind, die belijdenis in haren mond doen ontaarden. Het christelijk geweten was ingesluimerd, en het Godswoord, alleen in staat om het weder op te wekken en wakker te houden, verloren. Hoogmoed heerschte; onkunde gehoorzaamde; valscbe gerustheid en zondige begeerlijkheid juicbien beiden toe. Nog altijd werd aan bel behoud der ziel gedacht ; nog altijd werd zij begeerd en verkondigd. Maarden weg, het middel, den eenigen Middelaar als eonigen Middelaar — men kende ze nog slechts in de dichte bosschen van Moravie, in de stille valleien van Piemont.

In de plaats van het Godswoord was bet men-schcnwoord, in do plaats van eigen overtuiging en gewetensdrang het gezag der Kerk gekomen. Voor den éénen Koning der Kerk, de Paus; voor den éénen Hoogepriester, vele priesters; voor de óéno

-ocr page 10-

10

offerande, eene oneindige offerdienst. In de plaats van het geloof, de goede werken; in de plaats der goede werken, willekeurige penitentiën; in de plaats der penitentiën, een handvol geld. Voor Golgotha, de biechtstoel; voor het hloed des kruises, een aflaatbrief; en op de muren van een christelijk bedehuis, vijftien eeuwen na Christus geboorte, dit woord een nieuwigheid : „De waarachtige en kostelijke schal dei\' Kerk is het heilig Evangelie der heerlijkheid en der Genade Gods!quot; De waarde van dien schat had de Augustijner Monnik leeren kennen, als de door hem opgedokene schrift hem dat woord had toegeroepen: „Niet uit de werken, maar uit het geloof wordt de mensch gerechtvaardigd voor God!quot; Nu wisl hij wat genade was. Nu kende iiij het Evangelie; nu doorgrondde hij dien eenigen naam Zaligmaker, Hebou-der. Nu ging, naar zijn eigen betuiging, niet alleen de gansche Heilige Schrift, maar de poort des hemels voor hem open. Nu kende hij een geloof, „dat de heerlijkheid Gods ziet.quot; Maar nu ook was, door het aanbiddelijk Godsbestuur de kiem der Kerkhervorming (die in een hart, een troost- en heilbe-hoevend hart gelegd, en niet door een kerkvergadering bewerkt moest worden) gelegd. Want niet voor zich zelf alleen wilde dat hart het Woord, dien Naam, den Schat van vertroosting kennen, die een barmhartig God bet had doen kennen en verstaan. Alle harten moesten het weten, alle zondige stervelingen het vernemen, allen, die christenen genaamd waren, het met hunne eigene oogen in de

-ocr page 11-

11

Heilige Schriften lezen; dat de rechtvaardige door het geloove leeft en leven zal; de geheele christenheid wederom met vrije hand en onhelemmerd putten uit den overvloed, die haar gegeven was en nu wederom geopend werd in liet Evangelie der heerlijkheid en der Genade Gods. Daar ving de prediking aan; daar werd do strijd aanvaard; daar vloeiden in de taal, in welke hij geboren was, de woorden Gods uit de pen des vaardigen schrijvers. Daar gingen de oogen van duizenden open; daar ontwaakten de conscientiën. De volkeren geraakten in beweging; vorsten ontblootten eerbiedig hot hoofd; scholen en kerken wedergalmden; „der boodschappers van goede tijding werd een groote heirschaarquot;; een schaar van martelaren stond gereed, — de kerkhervorming was daar. Ja, de kerkhervorming was daar, rijk door dezen schat: „het Evangelie der heerlijkheid en der genade Godsquot;, gekend, gelezen, bewaard in de hervondene, heropende, herkregene Schrift. De kerkhervorming was daar, fier op deze kroon: „de belijdenis van een Zaligmaker, diedeeenige Zaligmaker is, en die zaligmaakt een iegelijk die gelooft.quot;

Is dit M. G.! is dit en niets anders, dit en niets minders de schat en de kroon der Kerkhervorming; is het dit, wat de Kerken der Hervorming als kerken der hervorming (naar de geschiedenis van haar ontstaan en als reden van haar bestaan tegenover de kerk van Rome) hebben, en houden moeten, om te blijven wat zij geroepen werden te zijn: ware kerken van Christus — o, dat zij dan ook haren

-ocr page 12-

12

rijkdom en hare eer in niets anders, niets minders stellen! In niets dat bijkomstig, in niets dat ondergeschikt, in niets dat niet op zichzelf, dat slechts om den wil hiervan, zijne beteekenis heeft en zijne waarde. Geen uitwendige glans, geen vorstelijke bescherming, geen staatkundig, geen maatschappelijk overwicht kunnen haar iets wezenlijks toebrengen. Vrijheid van onderzoek, vrijheid van geweten, klare kennis, verstaanbare eerdienst, hebben voor haar slechts waarde omdat Gods heilswoord er het voorwerp, zijne verheerlijking door de luide belijdenis van het Evangelie der genade er het doel en de vrucht van is. Op dat Woord blijven zij steunen, door die belijdenis bloeien! Dit is het wat haar te li ebben gegund en gegeven is; dit wat zij houden moeten, opdat niemand hare kroon neme!

En boe zullen zij het houden, hoe dezen schat en deze kroon bewaren, bij de talrijkheid barer belagers, hij de vele verzoekingen waaraan zij zijn blootgesteld\'? Hoe houden wat zij hebben, tegenover liet nog altijd machtige en ontzaginboezemende Rome, de dagelijks driester en afkeeriger wijsheid der eeuw, de zondige, de afvallige neigingen in haar eigen boezem\'? Hoe, dan door het waarlijk te hebben, — eerbiedig te bewaken, — metterdaad te gebruiken\'?

Door het waarlijk te hebben. Geliefden! Behoef ik het te zeggen? Een kerk der Hervorming heeft niet waarlijk wat zij heeft, indien zij het niet lief-, indien zij er geen hart voor heeft, indien haar

-ocr page 13-

13

liarl er iiicl :iim lum^i Dit is ecu „hrhlx\'ii als lücl licli-bciidcquot;, prijselijk en uposloliscli, waarvan liol goed der wereld sprake is, maar verderfelijk waar het geestelijke sciiaiteii geldt, ja verderfelijker dan het ontberen, wan! ontljeren kwelt, maar deze wijze van hebben hedriegt. Men heeft den schat niet, al heeft men den akker, die hem heeft, indien men hem niet opgraaft en hlijde tot zieii neemt; men heeft de parel niet van groote waarde, indien men hare waarde miskent, en met paarlen van minder waarde of wel met valsdie paarlen pronkt. Men heeft de Heilige Sehriften niet, die men „van jongs al\' geweten heeftquot;, indien, men ze niet als de Heilige Schriften waardeert, ze niel onderzoekt, tracht te verstaan, haar inhoud niet ter harte neemt, indien zij niet dierbaar worden gehouden, als een gave Gods, onmis-baar, in verband met het eeuwig leven. Gij beht niet „liet Evangelie der heerlijkheid en der genade Godsquot;, indien het U niet heeft, door de onontbeer-lijkheïd zijner vertroosüngen en den unwederslaan-bareti eisch zijner geboden. Men heeft niet de be-lijdenis der rechtvaardigbeid die uil het geloof, men beeft niet de belijdenis van „den eenigen Naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten behouden wordenquot;, indien deze belijdenis niet is de vreugd van het hart, de kracht van het innerlijk leven; indien deze Naam niet dierbaar en heilig is „boven allen naam die genoemd wordtquot;. Slechts liefhebben is hier hehhen, en de voorwaarde lol houden.

-ocr page 14-

14

Opreclilr liefde troetelt niet rmuti\' liiiiir voorwerp, maar, om liel te behouden, waakt zij. „Houd wat j;ij hebtquot; wil zeggen: „Laat u niet berooven; zoi\'g dat gij niet verliestquot;. Waar men deze waarschuwingen ter harte zal nemen, moet op eiken vijand, elk gevaar gelet, niets licht geteld, en de slaap uit de oogen gehouden worden. Valsche gerustheid, lichtzinnige overmoed zijn duchtbare verraders van de kerken der Hervorming. Doodelijke venijneu reikt een onbetrouwbare vriendschap, een noodlottig bondgenootschap haar toe. Gevaarlijker dan de omsingeling door het bijgeloof, is haar de ondermijning door het ongeloof. Haar schromelijkste verzoeking is sinds lang die tot een behaagziek heulen met de wijsheid van den dag. Ja dit, mijne tijd-genooten, dit is de strik, waarin zij in onze dagen weder zoo veelvuldig en zoo schromelijk gevallen zijn; dit het gevaar, hetwelk meer dan eenig ander overal dreigt haar schat weg te nemen en haar bare kroon te doen verliezen. „De waarachtige en kostelijke schat der kerk is het Evangelie der heerlijkheid en der genade Godsquot;. Maar wat wordt er van dezen „schatquot;, wat blijft er over van dat „Evangelie der heerlijkheid en der genade Godsquot;, waar men zich, in den misbruikten naam van gezond verstand en wijsgeerig nadenken, laat beduiden aan zijn goddelijken oorsprong te moeten twijfelen en de groote werken Gods, die het verkondigt, te gaan ontkennen of voor de behoudenis der ziel onverschillig te achten? De „kroonquot; van de

-ocr page 15-

15

kerken der liervormin^ is liiire vi\'ijtiioeflige, Imre eensleinmi^c belijdenis dei\' „rcelilvaardi^ing uil liel gelool\', /onder de werken der welquot;; maar wal wnrdl er van deze belijdenis, indien bel geluigeuis, waar zij op slcnnl, geen Crodsgetnigenis meer wezen mag, en zijn geloof te gronden op hel gezag van (Vods Wooi\'d voor laagheid uilgekreten oi\' ais on-noozelbeid bespol wordt? — Bewaakt uw schat, bewaarl nw kroon, protestantse]ie kerken, wissell hem niet voor valsohe mnnten, mill baar voor geen versiersels van klalergond! Kenl uwen heiligen Hij bel! Dal gezegend Hoek heel\'l zoo vele wonderen niet gedaan om, op grond van de wonderen, die \'I vermeldt, in verdenking gebracht te worden en ten laatste te blijken niet anders Ie wezen dan de merkwaardige vruclil der oude lelterkunde van een zonderling volk, dal nu eenmaal den schedelbult van den godsdienstzin had, maar die geenszins den toets van verstandiger eeuwen en hedondaagsche diepere inzichten kan doorstaan. Kent uwe belijdenis! Op de lippen van Hervormers en Martelaren, is zij niet daardoor onoverwinnelijk geweest, omdat zij eenige graden verstandiger was dan de leer des bijgelool\'s. Dit was het niet dat haar voor duizenden lol den eeuigen troost in leven en in sterven maakte, maar dit, dat zij in het Woord Gods een onwankelbaren grond, dat zij in de diepste overtuiging des harten een onver-lambare kracht bezat. Waar dit met dankbaren eerbied erkend wordt, daar is waakzaamheid zonder

-ocr page 16-

Hi

vrees, verdediging zonder verdrag. Zie hier, hij den wind die er waail, een stelling aan te slaan aan alle kerkdeuren der Hervorming: „Men moet de menschen leeren dat het dwaasheid is de blijvende dwaasheid des Evangelies met de voorhij-gaande wijsheid der eeuw te willen verzoenen; maar wijsheid te volharden hij de overtuiging, door de ervaring van achttien eeuwen bevestigd, dat het dwaze Gods wijzer is dan de menschen.quot;

Doch in deze ervaring wordt niet gedeeld, waar de wijsheid van „het dwaze Godsquot; niet op de proef gesteld wordt door het gebruik. Om zedelijke sdiat-teu waarlijk te hebben, waarlijk te houden, moet men ze te werk stellen. „Houd dat gij hebt!quot; het beteekent ook; „Gebruik dat gij hebt; besteed het wel; woeker er mede!quot; O wie zal het der protestantsche christenheid luide genoeg toeroepen, krachtig genoeg herhalen en op het hart drukken: Gij heb! do Heilige Scliril\'ten, die u „wijs kunnen maken tot zaligheidquot; gebruik ze, „tot leering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid isquot;; word en vorm onder haar goede leer en tucht „volmaakte menschen Gods, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust.quot; Gij hebt het Evangelie der heerlijkheid en der genade Gods — gebruik het tot uw volkomene vertroosting, doordring er u van tol uwe volkomene heiliging. Predik, betuig en betoon het als een kracht der liefde tot liefde, als een drang dei\' barmhartigheid tot barmhartigheid.

-ocr page 17-

17

Overdek de wereld mei uwe goede werken, opdal Rome niet /egge; „^ij hebt hel gelool\', maar ik heli de werken.quot; „Al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat wellnidt, zoo er\' eenige deugd is, en zoo er eenige lol\'isquot;, bedenk en behartig hot; opdat de niet godsdienstig, maar burgerlijk deugdzame niet zegge: „Ik ben bruikbaarder, dan gij.quot; Verheerlijk God door uwe deugden, en wacht u dat zijn naam, om uwer gebrekkelijkheid wil, niel gelasterd worde door uwe en zijne vijanden. — Zóó zult gij immer meer lief krijgen wat gij hebt, immer hooger waardeeren wat gij bewaakt. Zóó staat de kroon steeds vaster op uw hoofd. Zóó wordt de schat u steeds eigener. Zóó houdt gij wat gij ontving! en —■ wordt er door behouden.

Wat, indien gij het vcrloort; wat, indien gij het n nemen liet\'? Wat, indien do Kerken der Hervorming, Hervormde Kerk in Nederland! indien (jij lerugvielt tot het bijgeloof, u oplostet door ongeloof, \'sHeeren Woord niet bewaardel, \'s lieeren Naam verioochendet\'? Wat, indien gij van de zegeningen der Hervorming niet overhieldt dan een misbruikte vrijheid, eene verlichting, die niet meer verwarmde, en een verzet tegen Rome, dat zich zelf veroordeelde, omdat bel zoowel het overgebleven goddelijke als hot veelvuldig menschelijke in die misvormde kerk bestreed! Indien de Bijbel, om Rome\'s wil uil de openbare scholen gebannen, steeds en

-ocr page 18-

18

nog al meer in onbruik geraakte in de Imisgezin-nen; indien de belijdenis van hel Evangelie der beer-lijkheul en der genade Gods, als kerkelijke leerstel-liglieid biiscliimpt. en uitgeluid, plaats moest maken voor eene koude en schrale leer van God, deugd en onsterfelijkheid, deze drie, indien nog maar deze drie! en hel aanbiddend geloof in den gekruisten eu verheerlijkten Christus zich oploste in den koeleren eerbied voor de nagedachtenis cener in de geschiedenis, nu ja, zeer merkwaardige „persoonlijkheidquot;; indien de overtuiging algemeen word dat overtuigingen, die een duisteren hemel verhelderd, een verpesten dampkring gezuiverd hebben en overal de schoonste bloemen en de heerlijkste vruchten hebben doen opgaan, voor de deugdzanien overbodig, voor de verstandigen ongerijmd, en voor de eenvoudigen onverstaanbaar zijn... . Kerk der Hervorming 1 dan hebt gij uzelve geoordeeld, en de Kerk van Home zal in het godsgerichi tegen u opstaan. Ilampzalig Vaderland! Dan is hel: Ikahod; de eere is weggevoerd! .. .

Wat hoor ik\'? Is het een verzuchting der diepe smart; is het een stem der vertwijfeling, of een aanklacht der verontwaardiging, die daar uitroe])!: „En is bet daartoe dan niet reeds zoo goed als gekomen\'? Ikahod! de eer is weggevoerd; de kroon afgevallen, de schat met voeten getreden. Slnit uwe oogen toch niet voor hetgeen zich dagelijks naakter en menigvuldiger vertoont en niets vuriger verlangt dan in al zijn afschuwelijkheid gezien en opgemerkt

-ocr page 19-

10

te worden. Ontveins toch niet, verbloem toch niet dat de afval dagelijks algemeener wordt, dat de geest des ongeloofs bijna niemand onaangeroerd laat, dat de dnhbel/innige eernaam van een man zijns tijds te zijn zelfs de kinderen Gods gaat omkoopen en vervoeren. Ziet gij het niet\'? Het christen zijn opgelost in beschaafd zijn; het protestant zijn gesteld in protesteeren; de twijfeling beter geachl dan het geloof; het bidden zelfbedrog; het belijden overtollig — ja, op dezen gedenkdag der Hervorming, aan protestantse he kerkdeur op kerkdeur de stelling aangeslagen dat „van de leden eenor protestantsche kerk de belijdenis te verlangen dat zij gelooven in Jezus Christus, Gods eeniggeboren Zoon, onzen Heer, niet anders mag genoemd worden dan een ondra-ge lij ken gewetensdwangquot;; en dat de ware kracht en bloei der kerk niet komen zullen dan met de veelheid der leden die ontkenners zijn en geen belijders. Gewis de ure komt. en is nabij, dat er nergens, dat er ook in Nederland geen spraak meer wezen zal van een hervormde kerk, van protestantsche christenen; dat wat tol nog toe de christelijke wereld geweest is, of roomsch zal wezen of heiden; datquot;.... Houd op, gij kleingeloovige! De Heer leeft; Hij regeert. Hij draagt de kroon nog, die men Hem betwist; Hij voert nog den schepter, tegen welken men opstaat, en — houdt hij ook 11 niet nog\'? Of zijt ook gij reeds op liet punt op te geven wat gij hebt? Of hebt gij het niet waarlijk? Of zijt gij de eenige die hel nog heeft, nog houden

-ocr page 20-

\'20

kan, nog door dengene, die u houdt, gesterkt kan worden om liet te houden\'\'? Neen! neen ! Hij heelt ook in ilil Israel doen overblijven /.ijii zevenduizend, die de knieën voor den Baiil dezes tijds niet gebogen hebben, en zoo zij gehouden wenschen te worden, hij zal ze blijven houden. Gelooft gij het niet\'? Kent gij hem niet\'? Ken maar steeds beter uzelven, en zie wat gij nog behoeft opdat uw geloof minder wankele, uwe liefde niet verkoele, uwe hope onbe-neveld blijve, en hel Evangelie der heerlijkheid en der genade Gods, in u, in u persoonlijk, meer en meer blijke een kracht tot behoudenis, een kracht ook tot heiliging te wezen. Dit is, voorzoo veel in ons is, dat Evangelie versieren en de toekomst der Hervormde Kerk helpen verzekeren.