\'
- ■ : \' - \' \' - - - : . - ■
. \' gt; ( 4^\'N gt; \\-amp;1 *V r\' t*-\\y «t
pÉip ë^j -^•- — --■ —-................
-■■:■•■\' ■ ■
. ■..
.......
m:- ■ m \' ■ ■ • - •
Vi. |i ■ • ■ \'I-::. ■ ■
filM ÉtSM . . WBm V..o:.:-
**t1 §M ■• ;.....■• ■ ■ ...... ^
• .:. IH • . .. .. . . , . - ....... _..-.. . :. . ..: ..
■• ■ • ■ • ■ - ■.......... ■ ••■■•■ ■ • ■ ■ ■ •■■ •■
:., .::..., : .: ■ , . , .... -.■ „: .- ,•
.....■ ■ - • - ..... ■■ .......-- - ■ ■ -- • ■■ v •
■ ■■■\'- ■ ^ ■- , . .,...... \'
■ .....■ V ■••■•■ ■ ........:- ■ . ■
^ ï \' quot; « \' i ^ \'l H
......;......... - ■■■■■• ■:\'-
ïut .... — ■.; -
- \' ....... - \' - \' ■ -....... /:..: ...
....... u...
^ — ■ - ■.....\'Ï0
,. ....... . . ....... .:...•.,..
■quot;• ■ -■\'-■■ quot;■•.........■ ■■-■■\'-••■ • ■ •.. - -
if0quot;: ■■■■• ■ ■ .#1 ........-
. Ijl ....
^gt;vgt; •ehfö»quot;* gt;t\'. -^rWquot;,lt;^Vquot; V-ss-^o-. iU 1
... . .. . -. .•■ ^
\'......- ■-.quot;■.. .
...... ■., ■.../.... -:
.. ;■-. ■ :■ .. j;. .\': •.\' . . ■ . ,-. ... ... oi -« . i:,;.
;... ...: . ... .. ^ . gt; .. • ...
\' \' . ^ quot; i. -lt; --■ {..-.rtvi; , l(\' \' ^ M . .\'I -1 ^ io quot; i \',■gt; - -, lt; --
Kl\' p/i - » (KV-j-V 4 quot;\'p.! l S , ,Ï gt; r t \'\'cv gt; 4, , 1 quot; 1 ff\' -l 1
: :■ . . . ............................. ....... . ,. . . . ....
■f if ^ i i.t--i f \\ilt;
r • l h\\ gt; ^ \' amp; a \' ^ M-\'-V\' f IW tt1quot;\' 4 \'lt; gt;quot; ,1, ! t lt; lt;rt ; \' , \' ^ ^ ( T
■
^.■.. . ..:;.,... ............
. ■ : . . ,;....gt;. : . . . i . .. . ■ ..;.
. ... . . \' . .....;.
JhEOL. pANDIDAAT.
Overleden 19 October 1878.
Vele vrienden van onzen overleden geliefden zoon, TJ1TTE BHANDSMA, gaven den wenscli te kennen, dat zij gaarno ter herinnering aan hem, iets zouden mogen ontvangen, hetzij zijn portret of eenig\' ander aandenken aan den voor hen dierbaren afgestorvene. En daar onder die vele vrienden, die met hem in dagelijkschen omgang verkeerden, de meesten hunner met hem dezelfde richting en overtuiging des gees-tes waren toegedaan, leidde dit ons als van zelve op de gedachte, hij zijn portret ook een drietal schetsen op theologisch gebied te voegen, als een vriendenroep van over \'t graf
aan hen, die hij, bij het nauwelijks betreden van zijn levenspad, moest achterlaten.
Dat deze schetsen, hier endaar, vluchtig zijn ter neder geschreven, blijkbaar met het dool, die later meer uittewerken en af te ronden, springt bij de eerste inzage te duidelijk in het oog, dan dat hierbij nader breedvoerig behoeft te worden stilgestaan en daaruit volgt van zelf, dat er hier geen sprake van kan zijn van eenig denkbeeld bij den ontwerper dier schetsen, dat ze ooit ter perse zouden gaan.
Wij hebben echter gemeend ze zoo en niet anders, zooals
ze uit zijn liart en hoofd zijn gevloeid, den welwilienden belangstellenden aan te bieden, als do eerste vrachten eener jeugdige en nog frissche opvatting, onveranderd, en onopgesmukt door anderer hand, die voorzeker schitterender beeldspraak en schooner en welsprekender taal daaraan zon kunnen toevoegen, doch waardoor het eigenaardige van ons doel en den geest zijner overtuiging geweld zou zijn aangedaan.
Mogen dan die ongekunstelde gedachten bij velen, na jaren zwoegens en strijd, de frischheid behouden van den jeugdigen vriend, die zijn overtuiging en levensdoel, daarin heeft
weggelegd; moge die frischheid bij de overlevenden in late-ren leeftijd nog nut stichten voor liet Kijk van Hom waaraan liij gehoopt had hier op aarde, zijne krachten te mogen wijden, doch waaromtrent in Gods wijzen raad anders besloten was;— dan zal de vervulling van den hier boven aangehaalden wensch dier velen geen ijdel werk zijn geweest van
Lemmee, Maart 18 7!). ZIJNE OUDERS.
DEN KONING DEK EEUWEN, DEN ONSTERFE-L1JKEN, DEN ONZIENLIJKEN, DEN ALLEEN WIJZEN GOD, ZIJ EER EN HEERLIJKHEID IN ALLE EEUWIGHEID. AMEN.
Onzk Vader, die in de Hemklen zijt, Uw naam
worde geheilkjd, Uw koninkrijk kome; U\\v wil geschiede gelijk in den hemel al-zoo ook op de aarde; geef ons heden ons dagelijkscii drood, en vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren; en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den booze, want U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in eeuwigheid. amen.
Moe dikwijls vernemen wij rondom ons uitingen van hen, die het leven te zwaar vinden; dio gedrukt gaan
10
ouder den last des levens, wijl zij meeneu, dat hunuo schouders daarvoor niet berekend ziju. Eu indien wij gehoor geven aan die Idaclit en dieper atdaleu in hunne smart,, dan men gewoonlijk doet, wanneer een klager zich laat hooren, dan moet men dikwijls medolijden gevoelen; is het niet met den druk, dan met het weinig weerstands-vermogen, dat aanwezig is, en dat ons doet uitroepen: zóó is liet leven u voel te zwaar.
Zeer zeker, M. H.! de mensch is afhankelijk. Hoe hulpbehoevend is het kind, als het ter wereld komt; het is geheel afhankelijk van de liefde, waannede het ontvangen wordt. Eu deze toestand duurt voort het ge-heele leven lang. Wel kan het onafhankelijk worden van die eerste liefde, wel kan het kind door den tijd der jongelingschap heen, een man worden, die op eigen voeten gaat en staat, maar ook dan is hij nog gebonden; wat zeg ik? neen, moet hij een keus doen tusschen de Hoogste liefde en de wereld, tusschen (Jod, Wiens Wezen liefde is, enden Mammon, die ook vreugdeen geluk belooft.
Wat zal hij kiezen\'? Wij willen u niet spreken van dat verwonderlijk vernuft, dat ook in ouze omgeving, in ouze eigen harten misschion wel opgemerkt wordt, en dat u met die keuze geen ernst maakt, maar deze beide beginselen in eene hoogero eenheid zoekt te vereenigen.
Wij merken alzoo op, dat de dienst dor wereld wol
i I
toelaat, dat de dienaar eenige lioog\'ero adspiratiön medebrengt, dan noodig is, waarvan trouwens do uitdrijving door hun bemoeiingen zeker is, maar in den dienst van God— do dienst der liefde, omdat ilij ons hot eerst heeft lief gehad — wordt het ganscho hart ge-eischt. Dit zegt ons Gods Woord: Zoo iemand do wereld lief hoeft, de liefde dos Vaders is niet in Hem. Dit zegt ons ook ons geweten, indien dat ton minste nog niet verleerd heeft te spreken, of indien wij niet door allerlei uitvluchten die stemmen Gods in ons onverstaanbaar maken.
Verdeeling van kracht verzwakt do werking op een bepaald punt en zoo is het natuurlijk, dat er geklaagd wordt, nis er geeno eenheid in het leven is, geen vast beginsel, dat draagkracht aan het leven geeft.
En zoo men het leven niet beschouwt als een gave Gods, maar als hot product van natuurlijke oorzaken, zoo men het leven van den geest afhankelijk stolt van de werkingen dor stof, die er als het ware op uit zijn om den geestelijken mensch ten onder te brengen; pogingen, die in den dood haar einddoel bereiken; dan is hot niet te verwonderen, dat het lijden dezes tijds hun te zwaar wordt, die met het hoofd den lof der eeuwige natuurwetten bezingen, maar door te klagen te kennen geven, dat deze hen niet bevredigen en daardoor hulde doen aan de liefde Gods, die hemel, zee en aarde, eerst schiep en sinds bewaarde.
12
Wat ons aangaat, wij gaan niot mode mot liou, dio klagen, on stemmen niot met lumne klaagtonen in, maar overleggen liever in onze harten, hetgeen wij lezen Hcbr. 12: 1, 2: „Daarom dan ook, alzoo w ij zoo groot eon w o 1 k d o r getuigen r o n d-omons hehben liggende, laat ons afleggen allen lasten de zonde, die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid loop en do loopbaan, die ons voorgesteld is. Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, welke voor do vreugde, die Hom voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en de schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van don troon van tlod.quot;
quot;Wolko woorden wij u ter overwoging voorleggen, als wij tot onderwerp onzer rede; do loopbaan van den Christen gekozen hebben.
Wa u tot ons tekstwoord te hebben ingeleid, wen-schen wij u te spreken, naar aanleiding van do wenken daarin gegeven, omtrent het loopen en de loopbaan, van;
Do stemming die den christen daarbij p a s t.
Do belemmeringen, waarvan hy zich ontdoen moot.
13
,1) o g c t u i g c n, di c li e m a a ii in o e di ge n.
Den steun, dien hij vindt.
Het christendom heeft langzamerhand hreede vormen gekregen; de eerste aanvallen heeft het reeds afgeslagen, ja, er is reeds verschil in opvatting van het geloof en wat er nauw mede in verhand staat, hctge-loofsleven. Gij woet, de Jodcu-christeuon eischton van de Heiden-christenen, dat zij zich zouden houden aan en laten binden door de Mozaïsche wet. Hier over ontstaat zelfs verscliil tusschen do Apostelen, die na bespreking en onderling overleg, onder den invloed van don Heiligen Geest, overeenkomen, aan alle heidenen, die zich tot het christendom bekeeren, geen meerderen last oj) te leggen dan de noodzakelijke dingen; onthouding van afgoden-offers, van bloed, van hot gestikte en van hoererij. Evenwel schijnt hot, dat do Jo-don-christenen, voor wien de pogingen tot vervulling der wet niet vreenul waren, niet nalieten zich door do wet te laten binden en zich alzoo van de christelijke vreugde en blijdschap beroofden; ja, het doel van Chris-lt; tus komst in het vloosch niet begrepen, die toen gekomen was om do wet te vervullen.
Dit is de aanleiding tot het schrijven van den brief aan de Hebreeën, dien men voor eeno verhandeling zou houden; lees bijv. don aanhef: God eertijds voel-m a a 1 en o p velerlei w ij ze, tot de v a d e r e n
14
gesproken hebbende door de profeten, heeft in doze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; indien aan liet slot de vorm van een brief niet duidelijk merkbaar ware.
De gedachte, dio als een draad door den geheelen brief loopt, vinden wij zoo schoon als waar, in de volgende schildering, die wij ons herinneren, terug;
„Voor ons oog verheft zich de oude tempel van Salomo; voor liet lioilige dor heiligen hangt nog hot ongescheurde voorhangsel, waarachter de arko des verbonds met de cherubim, den troon van den onzicht-baren God; wij mcenen de tafel der toonbrooden te zien en den staf van Ailron, die eens bloeide. Het bloed van varren on bokken stroomt tot verzoening van hot volk, en den hoogepriester zien wij achter het voorhangsel vordwijnon. Met wierookgeur omgeven en terwijl de reuk van de offers tot ons komt, kunnen wij met het hart van den Israëliet medegevoelen, die de heilige stad zijner vaderen nog gezien hoeft in al haar heerlijkheid; die de herinneringen uit zijne jeugd niet vergoten kan, als hij onder het geschal der bazuinen optrok tot de verzameling van zijn volk tot het huis des Hoeren. En toch alles is slechts een sclia-duwbeeld en wel van Hem, die het heiligdom op Zion voor altijd zou overbodig maken.quot;
Ja, M. H.! de heerlijkheid van Gods eerste verbond met den mensch was groot en toch, ook in don Hebreeërbrief
15
vinden wij er do prkoimins!: van: (Jod heeft tocli iets beters voor ons voorzien, tlods Voorzienigheid heeft voor ons iets voortrefl\'elijkers beschikt dan voor hen.
En waarin dit gelegen is? De boden hadden de beloften, waarvan wij de vervulling hebben. Van die beloften hebben zij getuigenis gehad door het geloof, dat is een vaste grond der dingen, die men hoopt en een bewijs der zaken, die men niet ziet. Die beloften zijn voor ons werkelijkheid, al is het ons nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Zij zijn voor ons vervuld door de komst van den Zoon in het vleesch, in wien de volheid der Godheid lichamelijk is en in wien wij gezien hebben de heerlijkheid van den Een-geborene des Vaders.
IS\'adat Hebr. 1 1 on^ het levensgeheim der Vaderen en latere Godsmannen beschreven en in schoone trekken als \'t ware voorgeteckend heeft; ons heeft doen zien dat het geloof de kracht was, die hen staande hield, waardoor zij ook gehoorzaamden en als het ware den Onzienlijke zagen, vermaant de Apostel: Daarom ook laten wij de loopbaan loopen, die ons voorgesteld i s.
Het beeld van het loopen in de loopbaan wordt in de Apostolische brieven meermalen gebruikt; een bewijs, dat het christendom hot karakter van al-gemeonheid in zich hoeft, daar hot zich niet alleen in de taal, waarin hot Evangelie eerst werd irepredikt.
16
laat uitdrukken, maar ook tot do Grieksclio donkbeei-don, zeden en gebruiken ingaat, om zijno gedachten mee te deelen.
Do Heiden-Apostel gebruikt dit beeld ook, als hy iu zijn zwanenzang zingt: i k li e b d e n 1 o o p g e-ëindigd, of elders: gijliept wel, wie heeft n v e r h i n d e r d.
De schrijver van den Hebroeërbrief kan, daar men sedert do komst van Herodes, met de Grioksche zeden ook den wedstrijd in Palestina begon te houden, spreken van het loopon in do loopbaan. Hij mocht dan hopen verstaan te worden, als hij het geloofsleven bij oen wedstrijd vergeleek, hetzij, om door hot beeld do voorstelling duidelijk te maken, hetzij, omdat de gedachte het duidelijkst daardoor werd uitgedrukt. De voorstelling verkroeg zoo iets levendigs, iets hando-lends.
liet leven van den Christen een loopbaan, of hetzelfde denkbeeld in andere woorden omgezet, naar een andere Paulinische uitdrukking: de christen heeft een strijd. Te strijden ondervindt een ieder, die wil wandelen door geloof en niet door aanschouwen. Reeds Job vraagt: Heeft niet de mensch, nl. die Ood vreest, zooals ons toeschijnt dat hij wil zeggen, een strijd op aarde?
Het geloof doet in het binnenste van een mensch oen strijd ontstaan, die ook naar het uitwendige moet
17
gezien worden. Het geloof overtuigt hem er van, dat oven als iu zijn liestaansvorm iets geestelijks ton grondslag ligt; zooals ook aan de dingen die hij ziet endio rondom hem zijn een geestelijke aehtergronü is waarop zij rusten, waaruit zij ontstaan. Hoewel hij van deze waarheid doordrongen kan zijn, zal hij telkens het onware blijven aanhangen voor het wezenlijke, en den geestelijken zin over liet hoofd zien.
Do tweespalt tusschen hem en de wereld buiten hem werken op hem in, worden in het binnenste van den inensch terug gevonden en wordt dan do strijd tegen vleesch en bloed. Eu er is geen afmattender, trooste-loozer strijd, dan die meestal onbekende, inwendige strijd. Deze zal ons dooden, zoo het hart niet zucht tot den God des levons: Heer laat mijne ziel voor U leven in eeuwigheid!
Daarom laten ook wij de loopbaan loopen, laat ook ons leven behcerscht worden door die kracht, waardoor de ouden konden belijden dat zij gasten en vreem-delingen op de aarde waren; want zij zijn begeerig geweest naar een beter; dat is, naar het hemelsche vaderland. liet geloof heeft wel de beloften verkregen, maar het karakter van het geloof, de innige en innerlijke gemeenschap met God, heeft het behouden.
En zoo komt ook tot ons, M. 11.! do roepstem, laten wij de loopbaan loopen, die ons is voorgesteld.
18
Ook wij moeten een besluit nemen of hebben het reeds genomen, om den weg te gaan, waarlangs dc mensch tot zijne bestemming: geestelijke gemeenschap met Cod, komt. Die loopbaan is ons voorgesteld; zij is niet door ons, maar voor ons ingericht, wij \\oelen er ons toe getrokken en hebben aan te kloppen mot de bede, om tot den strijd toegelaten, om onder do strijders opgenomen te worden. Door Woord en Geest wordt zij voorbereid. Het blijkt dus, dat wij niet eigenwillig ot\' in eigen kracht hebben te strijden; laat ons bedenken, dat, zoo wij strijden, wij gehoor gegeven hebben aan de stem Gods in ons, die ieder nitnoodigt.
Ieder, zelfs hij, die het denken aan den geloofstrijd sinds lang opgaf, zal, zoo hij eerlijk met zijn geweten te rade gaat, bekennen, dat de loopbaan hem ook werd voorgesteld, maar dat dc indruk dien hij daarvan ontving, misschien gehouden werd voor dweepzucht, ja, tot een ziekelijk verschijnsel in het zielelcven werd verlaagd.
Voor den strijd zijn er bij mij geen krachten, wordt zoo licht gedacht, zooals bij anderen, die toch niettegenstaande deze dikwijls spreken van inooilykheden.
Do loopbaan is u voorgesteld, door de Hoogste Wijsheid en gelijk men kan verwachten, geheel berekend naar uwe krachten. Zoo gij uwe krachten, want ontkenning er van is lastering tegen de door God ingerichte natuurlijke gesteldheid van den mensch, niet
19
gebruikt, aan u kan ontnomen worden ook wat gij hebt.
Aanvaarden wij, naar do bedoeling van het tekstwoord don strijd, dan heeft zij ook nog woorden van vormaning en aanmoediging ons toe te voegen, als zij antwoord geeft op de volgende vragen;
Welke stemming den christen past.
Van welke belemmeringen hij zich ontdoen moet.
Bij wien hij kracht vindt.
Welke bemoediging hij ontvangt.
Daarom ook laten wij de loopbaan, die ons is voor-gestold, loopen met 1 ij d z a a m ii e i d.
Onder lijdzaamheid vasthouden aan de belofte Gods. Laat ons zoo loopen, dat wij altijd en immer lijdzaam zijn, geduldig zijn in lijden, hoe hoog het ook gaat, opdat er gelegenheid en rede zij voor mededeeling van meerdere gaven en krachten. Volharding is nog geen lijdzaamheid. Volharden is aanhouden, zich niet van zijn voornemen laten afbrengen, door wat hot ook zij, ook niet door lijden, waarvan de mensch van natuur een afkoer heeft. Volharding is van inonschclijke zijde hot middel tot verkrijging van liet voorgestelde.
Lijdzaamheid is dus meer bepaald hot lijden, dat men bij het bewandelen van den geloofsweg zal ontmoeten, erkennen; niet als nu eenmaal iets onvermijdelijks, om-
20
dat liet er zoo bij past, maar als ecu geneesmiddel tegen de werkingen der zonde en afval, tot lieproeving en loutering van het geloof\', dat is lijdzaamheid.
Hoe zeer te onderscheiden van die lijdelijkheid, die toch niet anders dan onverschilligheid en ongevoeligheid is voor de bezoekingen; oen weerzin, oni do wondon waardoor en waaruit lijden ontstaat, to peilen.
Hoe geheel anders bij don Apostel Paulns, dio roemde in do verdrukkingen, wetende dat do verdrukking lydzaamheid werkt!
En wat zal de vrucht van lijdzaamheid zijn?
Hoewel Hij de Zoon was, zegt do schrijver van don Hebreeër briof, hooft Hij nochtans go-hoorzaaiuheid geleerd, uit hetgeen Hij geleden hoeft.
Zoo wij Gods Wijsheid en Liefde eerbiedigen en ons zelfniot ten meesten zijn, maar erkennen dat Gods wil dc onze moot zijn, zoodat wij eenswilleiul mot Hom worden en ons geheel bij Gods gedachte aansluiten, dan hoeft lijdzaamheid ook ons gohoorzaamheid geloerd. Woest met ootmoedigheid bekleed, zegt de Apostel Paulns; hier voegen wij ons zei ven toe, woest met lijdzaamheid bekleed.
Doch zoo wij dit kleed aantrokken, wij zullen ons van een ander moeten ontdoen, wat ons van nature meer eigen is: Laat ons afleggen allen last en de zonde, die ons lichtelijk omringt.
In het worstelperk, was het nooclig, dat do strijder zich van alles ontdeed, wat hem in do beweging hinderde of zijn lichaam verzwaarde.
Een goed worstelaar begon lang voor den bepaalden dag zich te ontbonden, opdat, als de ure van strijd aanbrak, geen door weelde of overdaad verzwakt lichaam hem een hinderpaal zou zijn, bij bot streven naar de overwinning.
Hierop doelt de schrijver, als bij zegt, alleggende allen last en do zonde. Alle last on de zonde moetin de loopbaan door den christen worden afgelegd. Dat do zonde een last is zal ieder toestemmen, die in zijn eigenhart geen vreemdeling meer is. Was elke zonde ons maar oen last; maar nog dikwijls wordt zij oen lust, hoewel zij ons van onze rust en vrede berooft; op allerlei wijze aangekweekt en onder schoonschijnende woorden aangehouden.
Toch wordt van den last, de zonde nog onderscheiden, hetzij om daardoor uit- en inwendige vorlokselon tot afval te kennen te geven, hetzij wijl de schrijver by ervaring de macht dor zonde kende en bot derhalve niet overbodig achtte voor haar afzonderlijk te waarschuwen.
Onder allen last, die de Hebreeën hadden af te leggen, behoorde de gedachte, bun nog uit het Judaïsme bijgebleven, dat zij hunne eigengerechtigheid konden werken, zoodat zij aan het offer van Christus te kort do-
22
(leu en geestelijken hoogmoed voedden, die lien van do vreugde en blijdschap in Christus beroofde.
En de zonde, die ons lichtelijk omringt, legt ze af.
Even als een kleed, dat de loopor om do voeten hangt hem zon doen struikelen, hem minder vlug in zijne bewegingen zou maken, legt de christen ook de zonde af in do loopbaan. De zonde, ongehoorzaamheid aan God, het bewustzijn, de liefde van God bedroefd te hebben, berooft ons van do vrijmoedigheid tot God te gaan, met Hom te leven, zoo als een kind, dat in zijn vader vertrouwen stelt. Zoo ge niet wel doet, do zonde ligt aan do deur. Do zonde is een tegenstander, die zich in do loopbaan tegen u verzet; hij wil u doen struikelen en zal geono poging onbeproefd laten, om u te vernietigen en u gelijk te maken aan het stof der aarde, waarin gij aldus woelt. Laten wij don last der zonde, die ons drukt en weerhield om do loopbaan te loopen, alloggon. God vergeeft do zouden, omdat Hij barmhartig is en ons beloofd heeft dat Hij om don wil van Christus Jezus, Zijn lieven Zoon, zo uit genade wil vergeven. En als wij liet woord van den Zoon dosmenschen aannemen cn golooven, dat hij eenmaal tot do zondares heeft gesproken: uwe zonden zijn u vergeven, dan hooft ons geloof ons behouden, on wij gevoelen ons verlicht on verruimd.
Hebben wij aldus de kosten berekend, eer wij een toren gaan bouwen en de wenken van voorbereiding
23
tot hot loopon behartigd, wijhohbon dan den eindpaal in hot oog te honden. Doch hot einde is nog zoo ver, want do geloofsbaan hoeft do lengte dor lovonsbaan, en wij zullen zoo spoedig moo en mat worden. Waar is do stonn, die do ons te kort schietende krachten te linlpkomt? Ziet op don oversten Leidsman en Voleinder dos geloofs, Jezus, die voor de vreugde, welke Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragon on do schande veracht, en gezeten is aan de rechterhand van den troon van God. Nergens is steun en bijstand te vinden, deelt ons de Wet zegevierend mede, dan bij Jezus; en in do breede omschrijving, wil zij aantoouen, dat de strijder ook niets meer behoeft.
Ziet op Jezus, den Oversten Leidsman en Voleinder dos geloofs. De Overste Leidsman, naar den grondtekst in één woord uitgedrukt, do Stichter en Voleinder des geloofs, is Jezus, dio in het geloof ons is voorgegaan en alzoo voor ons de baan gebroken heeft, doch tevens is Hij, Voleinder des geloofs, die aan den geloovigen strijder de kracht verleent om te overwinnen en de zege te behalen. Jezus is de Stichter van het geloof; willen wij dus door het geloof loven, van Hem kunnen en moeten wij de beteekenis van het geloof leeren.
Als Voleinder des geloofs heeft Jezus het niet in geloof tot den einde gebracht, maar Hij hoeft het geloof tot een einde gebracht tot volmaking.
In Hem is dat geloof een geheel, oen majestueus
Godsgebouw, waariu do meuscli het aangeziclit van deu Vador zoekt en tot Hem gaat, om te erkennen; ik ben niet waard uw kind genoemd te worden, en waarin do Hcere God Zijne tegenwoordigheid aan do harten der geloovigon gevoelen doet.
Ziet op Jezus, die voor do vreugde, die Hom voorgesteld was, het kruis hoeft verdragen en do schande veracht.
In deze woorden worden wij weder nan den wedstrijd herinnerd. Hoewel de Zone Gods heerlijkheid bij den Vader had, oer de wereld was, heeft Hij toch den hemel verlaten, is den broederen in alles gelijk geworden, hoeft ook do loopbaan des golools geloopen, heeft lijdzaamheid geoefend, toon 11 ij hot kruis droegen daarvan do schande niet achtte: en dat alios wegens de vreugde, die Hem was voorgesteld. Do overwinning op het ongoddelijke, dat Hem wederstond, eii do mededeeling van de krachten dezer overwinning aan allen, die haar erkennen, was Hem voorgesteld.
Ziet op Jezus, zoo voegen wij ons zei ven toe, en denkt aan hetgeen Hij leed voor u, om u met God te verzoenen; aan dat bitter lijden voltooid en zijn toppunt vindende in deu kruisdood, het smadelijkst en schandelijkst doodvonnis, voltrokken door hot volk, naar de wet van Hem, die kwam om zondaren zalig te maken.
M. H.! Ziet op Jezns en denkt aan den prijs der roeping Gods, die ook u is voorgesteld en dien gij ontvan-
gen zult, als tot u gezegd wordt: Gaat iu tot de vreugde uws Heereu.
Hoe meer acliting en liefde wij hou toedragen, die huu geboortedag vieren, hoe in oer dosso voor ons zijn, des te opgewekter is onze steniming, des te meer deel nonion wij aan hun feest. Weldra vieren wij het geboortefeest van Hem, die gezeten is aan de rechterhand van Gods troon, die daar altijd loeft om voor hen te hidden, die tot God gaan. Zal er dan ook uit onze borst oen lied opwellen ter verheerlijkiiig van Item, die ons kocht door Zijn bloed, een lied des geloofs! O! voorzeker, als wij het aanheffen, het zal weerklank vinden en de rijen dor getuigen, die rondom onze loopbaan geschaard zijn, zullen mede instenimon.
Het tekstwoord geeft ons Ion slotte nog ecne bemoediging, als het wijst op do wolke dor getuigen, die rondom ons ligt. Kiot zooals bij do Grieksche spelen zijn do getuigon toeschouwers, maar getuigen van het geloof, als die welke hier op aarde door woord en daad getuigenis hebben afgelegd, /.ij zijn getuigen van de mogelijkheid dor overwinning
Uit deze wolk van getuigen komen even als uit de toeschouwende menigte bij hot worstelperk, woorden van deelneming, die ons aanvuren; uit de wolk der getuigen, die zich uitstrekt van de aarde tot don hemel en die langzamerhand zich heeft uitgebreid, roepen stommen ons toe: Houd uwen Leidsman in het oog, ziet op
26
Hem, Hij is ceu voilig-o gids, ook wij liobbou con onster-Mijko kroon van Hom ontvangen.
Kon de schrijver aan do Hebreeën slechts op do ouden en aarts va ardors wijzen als geloofshelden, lioo vele Gods-maimen brengt ons de geschiedenis dor Christelijke Kerk niet in herinnering.
Steplianuszegt ons: /ie, ik zie do hemelen geopend en de Zoon des menschen staande tor rechterhand Gods, en spreekt ons nog woorden toe van aanmoediging, nadat Hij gestorven is.
Hot voorbeeld van den grijzen Polycarpns die den marteldood ondergaat, sterkt ons, omdat hij weigert, den Hoer te vloeken, dien hij 86 jaren gediend had en die hem in dien langen tijd niets dan goed had doen ondervinden. Zoo sprekende ging hij do eeuwige heerlijkheid te gemoet.
Onbeschrijfelijk zal die heerlijkheid zijn, die na voleindigden loop ons wacht. quot;Wij vinden ons zelf in de schoone woorden van Augustinus terug:
\'t Waren slechts enkele oogoublikken, dat mijn geestesoog een bovenden blik wisselde met uwe onzienlijke dingen, zooals die uit de zienlijke worden gekend. Maar mijn oog kon daarop niet blijven staren on in mijne zwakheid teruggevallen tot het gewone zinnelijke leven, behield ik er slechts do schoone herinnering van en do versterkte begeerte naar de quot;spijze, welker genot mij nog onthouden werd! Gij hebt ons tot U gemaakt en onrustig is ons hart, tot dat het rust heeft gevonden in U, o God! Zij deze ervaring de ouzo! Amen.
11.
WAAR JEZUS.
,
*
.... .....
• :■ ■
. •
Rust on vrede des harten, M. II.! is niet liet erfdeel der monschen en tocli is er niemand, die er buiten kan leven, er buiten gelukkig kan zijn. Zoolang er geene overeenstemming is tussclicn toestand en behoefte, is de monsch onrustig en hij zoekt haar buiten of in zich zolven. Men poogt zo veelal van do stoffelyko en tijdelijke dingen af te dwingen, door deze aan zich dienstbaar te maken: en ieder doet dit naar zijn aanleg en krachten. Do rijke op andere wijze dan de anno. Wat is rijkdom of armoede! Indien do ziel het hoogste in waarheid gevonden heeft, zijn heil in zijn Schepper, dan vervalt dit verschil. Anders, zal do rijke zich bezorgd maken over zijn bezit, uitzien naar meer, zich bekommeren om het behoud zijner goederen, de arme zal ongelukkig zijn wegens het niet bezitten; —
30
zich daarom vermoeien, en zoo liet oog- sluiten voor liet ééne iiootligo.
Doch niet altijd is hot do natnnr dor dingen, waaruit de mensch zich een toestand wil vonueii, die hom bevredigt. Hoewel het den mensch eenmaal gegeven is over de aarde en haar volheid te heerschen en heerschappij te voeren en al de krachten der natnnr aan zich te onderwerpen, nochtans ervaren wij, dat deze begaafdheid ons van natnro niet meer eigen is en door de zonde het koninklijk recht op de heerschappij ons is ontgaan.
In zich zelf dan wil de mensch zoeken naar bevrediging zijner behoefte, naar rust. Door dcu geest to verrijken, niet al wat kunst en wetenschap aanbiedt, meent hij zich sterk te maken en do stem des harten tot zwjjgen te kunnen brengen, wijl het voldaan is. Oordeelt toch niet, dat dit mogelijk is. God laat do mensch niet los, zoolang deze zijne rust niet bij Hem gevonden hooft. Hij hooft ons hart onrustig gemaakt, opdat wij Hom zouden zoeken, naar Hem zouden vragen, waar Hij te vinden is. Buiten God, Zijne wogen en middelen, geen rust. Er is geen vrede voor hen, die hun heil zoeken buiten Christus, den Zone Gods, God geopenbaard in het vleesch. Zoolang do volheid des tijds nog niet daar was en do kinderen vati Abraham op voorgang van hun vader aan God vasthielden, als ziende den Onzienlijke, zoolang bleef ook hun hart zoeken naar het heil, dat hun beloofd was; do aanschouwing van het
31
goddelijke, liet leven in geiuoeuschap met God. Toon de lioiligo wil van God in de wet des Heeren uitgedrukt, langzamerhand voor den inensch zyne betookeuis verloren had, omdat zij door allerlei menscholijke inzettingen en bijniengselen als onkenbaar was geworden, heeft het God behaagd Zijnen Zoon aan hen te openbaren, wier hart bevrediging verwachtto ter vervulling van Gods belofte. Wij hooren deze mannen juichon: wij hebben den Christus gevonden, hot welbehagen Gods is ons deel.
En ook nu nog blijft dit woord voor allen, die rust begeeren, die van hunne zonden wenschen bevrijd te worden, die hen veroordeelon en ter dood brengen, het eenigste middel om behouden te worden, en gelukkig te zijn.
Naar Jezus, het is ook het woord van opwek-wekking, dat wij u wenschen te verkondigen, naar aanleiding van Jobs 1 : 42 en 4:}.
Het voorgelezene geeft aanleiding tot een drietal vragen.
I. Waarom brengt Andreas Simon tot Jezus?
Omdat Andreas Jezus als den Messias heeft loeren kennen.
Omdat Andreas weet dat Simon ook dien Heiland behoeft.
82
II. Hoo brengt Andreas Sim on tol Jezus?
Hij verkondigt hem Jezus ais den Christus. Hij brengt hein in persoonlijke aanraking met don Heer.
III. Wat is het gevcig van deze toebrenging1?
Jezus ontvangt Simon; Hij geeft hem een nieuwen naam; Mij geeft hein een heerlijke roeping.
Welke 3 vragen aanleiding geven, om een toepasselijk woord aan onze ziel te binden.
Het gevolg\' van do prediking van Johannes den Doo-per was, dat rondom hem een kring van mannen zich had geschaard; Johannes jongeren geheeten. Deze erkenden do goddelijke zending van Johannes, welke in hun oog do bolichaming was van het profetisch woord, dat zij ijverig onderzochten en waarop zij getrouw acht gaven. Dozo profeet helderde door zijne persoonlijkheid de onde profeten op, dio bij het Joodsche volk in liooge eere waren en die hem herinnerden aan een gulden tijd, toen de prediking der Godsmannen invloed uitoefende op koning en priesterschap. Er was dezelfde grondtoon in die prediking, waarvan in vroegere eeuwen de vaderen zulk eene heerlijke uitwerking hadden gezien; het woord van boete en bekeoring was ook inden mond van dezen Godsman, waaraan hij een heilige handeling voegde, om de harten tot volkomen over-
83
gave aau to moedigen, n. in. den doop tot bekooring. Naar hot eigen woord van Johannes was hij gokomen om getuigenis af te leggen van hot licht, dat over de wereld was opgegaan. Dit getuigenis, eerst onbepaald, werd hoe lang zoo duidelijker. Het leed langer geen twyfel voor den boetgezant, dat hij, wien hij don doop weigerde, omdat hij door Jezus wenschte gedoopt te worden, het Lam (Jods was, dat de zonden der wereld wegdraagt. Bij den doop der bekeering in den Jordaan, dien Jezus ook voor zich eischte, opdat allo gerechtigheid vervuld zou worden, waardoor hij zich ook voor de zonden Zijns volks aansprakelijk stelde en aldus do rechtmatigheid van do daad van Johannes erkende, waren de hemelen geopend, was do stem Gods gehoord on Johannes zag den Geest op Jezus van Nazareth nederdalen. Toon werd zijn getuigenis volledig; hij getuigde en zeide: deze Jezus is de Zone Gods, do beloofde Messias, de gezalfde Gods.
Te midden zijner jongeren, die heilbegeerig naar den dageraad van den nieuwen dag uitzagen, juichte hij, want ook Zijne hoop was vervuld: Zie het Lam Gods.
De vaderen hadden begeerd den dag van den Zoon dos menschen te zien en hadden hom niet gezien. Velen hadden in de dommelige rust niet langer hun vertrouwen geschonken aan het profetisch woord; velen hadden zich gezet in ijdele droomeryen, zoodat zij het heil, dat hun beloofd was, meenden te moeten verwach-
ten in hot lieiiovcn van don Mozaïsclion oorodienst, die door heidenen on afgoden-dionaars was verwoest en vernietigd. Er waren er echter ook, wier oogon door don boetgezant waren opengegaan, die voor zijn machtig woord sidderden en beefden, die door zijne krachtige porsoon-lykhoid waren herinnerd aan den troon Gods. Er waren er, wier harten door Gods Geest waren toebereid en in stille verwachting uitzagen, naar de ster die uit Jacob zon opkomen. Hot waren vooral die Johannos-jongoren, die het eerst Jezus mochten loeren kennen. In hen had Jezus reeds aanvankelijk eeno gestalte verkregen, door hun trouw onderzoek van de wet en de profeten.
Hot was voorloopig nog liet getuigenis van Johannes don Dooper, dat Andreas en diens vriend, die waarschijnlijk de schrijver van hot Evangelie, waaruit wij den tekst genomen hebben, zelf geweest is, op don weg tot het geloof bracht, toen zij het Lam Gods naliepen, opdat zij zijne woning mochten weten. Het was nog geen lovend persoonlijk geloof. Do kiem, die in hen aanwezig was, door Gods Geest in hen gelegd, kon ontwikkelen, wanneer zij in persoonlijke aanraking met den Zoon Gods kwamen, wanneer deze tot hen wilde afdalen, zich aan hen wilde geven. O! het waren heerlijke uren, toen /ij met Hem voor het eerst samenkwamen, toeu er licht voor hunne zielen opging, toen die overgave des harten plaats had, die innige verknochtheid
85
geboren werd, waardoor zij in dozen eenvondigen man de heerlijkheid Gods konden zien.
Wij weten toch, M. H.! Jezus van Nazareth gold als de zoon eens timmermans; iiij wandelde rond in dienstknechts gestalte; uiterlijke kracht en heerlijkheid werden bij Hem niet gevonden, liet was gewaagd van deze Israëlitiesche mannen om, te midden van het volk, dat droomde van een aardsch koning, komende in al de pracht eigen aan woreldscho heerschappij, in dezen mensch, die zij voorloopig aanspraken als Rabhi, hun Heer en Israels Koning te begroeten.
Zoo moet het schijnen aan hen, die hunne ziel in aardsche dingen verloren hebben, wier wandel niet naaiden Hemel is. Door Gods genadige werking was hunne ziel ontvankelijk voor die stille verheven majesteit, dat kalme diepe woord, dat van Zijne lippen vloeide. Wij mogen onderstellen, dat deze Joodsche mannen veel in de eenzaamheid zijn werkzaam geweest, om hunne nooden en behoeften bekend te maken aan Hem, die alleen verlossing schenken kan. Zij poogden den sluier weg te nemen, die hen weerhield om het goddelijke te zien, dat was afgeschaduwd in hun eeredienst, niettegenstaande deze misvormd en bijna onkenbaar was door menschelijko toevoegsels; maar zij vermochten niet! en deze mensch verklaarde hun de diepten Gods, de heerlijkheid des Hoeren. Hun hart sprong op van vreugde en allen wie er ooren voor hadden, wier oogen niet be-
86
nevoid, wier harten niet verhard waren, moesten liet weten: Wij hehhen den Messias,den Christus gevonden, God zij geloofd!
Doch zij kennen zo dio met hen verbonden zijn door handen des hloods en der vriendschap, mannen even begcerig om hot heil te zien, gedachtig aan de woorden van den grijzen Simeon en de profetos Manna; zij hadden hnnnc woorden niet voor ijdolo grootspraak en inbeelding gehouden, maar waren wachtende en hopende gebleven.
Andreas vond zijn broeder Simon het eerst. Wie zou beter weten, waar do broeder is; te zamon hebben zij geleefd en geworsteld. Nu hij gelukkig is, kan hij den broeder niet onkundig laten; Simon moet hot weten, dat hij den lang gezochten, afgebeden Christus gevonden heeft en Simon de wakkere, de wakende is weldra deelgenoot van zijn geluk.
Eu hoe kan dit anderszijn, M, H.? Wat op het stoffelijk gebied eiken dag voorvalt, namelijk, dat wij gewoon zijn elkander raad te geven, aangaande dingen, waarbij wij baat gevonden hebben, dat wij elkander onze ervaring medodoolen, opdat oen ander dezelfde voordooien moge genieten zonder de nadoelen er van te ondervinden. Hoe zonden wij dat na kunnen laten waar het de hoogste belangen, do belangen der ziel gelden. Hoe zou men kunnen zwijgen van den boston inodicijn-meester, die de pijnlijkste wouden hooien wil en kan, tot
wion nooit iemand te vergeefs om hulp schreide, die, toen wij naar Hom zochten, ons reeds voorkwam! Wij zijn liet verplicht tegenover onzen Hoer en Heiland, wiens liefde ons redde van do smarten van zonde on dood, wiens geopende armen ten allen tijde gereed staan om ons te ontvangen, nu Hom na den verschrikkclijksten strijd en de heerlijkste overwinning alle macht is gegeven op ■aarde en in don hemel. Do Johannes-jongeren zagen — en zij konden ook niet anders — in Jezus de aanvankelijke vervulling der beloften Gods; langzamerhand echter zouden zij worden ingeleid in al de goddelijke geheimenissen en zouden zij grootore dingen zien, dan die zij zagen. Van toen af zouden zij do hemelen geopend zien en do engelen Gods opklimmen en nederdalen op den Zoon des mcusehon. Van toen af zouden zij van stond tot stond ervaren, dat de volheid dor Godheid lichamelijk in Hom woonde, die hun Christus was. Zij zouden loeren gevoelen, wat het botoekont: Deze is mijn geliefde Zoon, in wolken ik mijn wel-behago heb!
Over ons, daarentegen, dio met de beloften Gods geboren worden, door don doop, en in Gods verbond, dat Hij met don mensch in Christus gemaakt heeft, zijn ingelijfd, zijn allo weldaden dos heils uitgestort. Indien do behoeften der ziel ons te machtig worden, om voldoening smeken en ons doen roepen tot Hom, dio aan onze harten genadig wil werken, door Zijn goeden Geest, dan ziet
38
ons goloofsoog\' Hem, die ons vrijkocht door Zijn bloed on Hij is in do wereld gekomen om zulke zielen, die in zich zelf verloren zijn, onrustig en verzwakt in don strijd tegen de zonde, te redden. Wat kan ons dan weerhouden om te zamon, als broeders naar Jezus te gaan, die ons vriendelijk noodigt, door Wien wij behalve zoo menige weldaad in dit leven, die door Zijne verschijning aan do meuscliheid geschonken is, liet eeuwige leven hebben. Waarom zullen wij dan niet doen als Andreas, die zijn broeder het eerst tot Jezus leidde. Laat hierin een heilige wedijver ontstaan, want wij weten dat onze zwakheid door de zonde, ons rusteloos hart, aan alle onze broeders eigen is; dat wij den Christus hun verkonden, hen het eerst tot Jezus leiden. Wij zijn het verplicht aan do liefde van den Heere Jezus, die toen wij nog zondaars waren, ons ontferming schonk cn genade; aan do liefde tot de broeders, omdat wij ook zonder hen niet gelukkig kunnen zijn, aan do dankbaarheid, die ons in eindelooze aanbidding doet nederzinken.
Wij hebben gezien, wat het beginsel is bij de toebrenging van anderen tot Jezus; dat n.1. do liefde de drijfveer is, liefde tot Hom, die behoudt en tot hen, die wij ook niets beter van nature achten dan ons zelf.
39
omdat wij alien van iets algemeen mensclielijks, of dui-delijker uitgedrukt, van iets oninenschelijks moeten bevrijd worden. Hot tokstvêrliaal geeft ons aanleiding om de wijze te overdenken, waarop dit geschieden kan, geschieden moet
Wij, uw vriend Johannes en ik, hebben den Christus gevonden. Zietdaar, eene uiting, die er bewijs van is, dat aan een zielsbelioefte voldaan is!
Hot was zoo duister in het hart, dat zich geen toekomst kon voorstellen en in het heden niet moor bevrediging vond; het was zoo vermoeiend te staren naar het licht, door Mozes en de profeten ontstoken. Dit licht, ontstoken door Gods openbaring, was door den tijd verdonkerd en het wierp nog slechts een flauw schijnsel af, dat wel is waaraan helderder glans herinnerde, maar toch innerlijk niet verwarmen kon. Het leven had zijn beteekonis verloren door allerlei vormelijkheid en men stootte telkens on bij zich zelf en andoren op schijnheiligheid en bekrompenheid. Nu hebben Andreas en Johannes het waarachtige licht aanschouwd, dat in do duisternis schijnt; welks warmtestralen door alle tijden heen zijn gevoeld, maar dat niot altijd begrepen is. Dat licht is ook in hunne zielen gevallen en zij hebben hot mogen erkennen; zij mogen in do verschijning van den beloofden Redder en Horsteller der menschheid gelooven en zij hebben de heerlijkheid van don Eeniggoboreno des Vaders, vol van genade en
40
waarheid, aanschouwd. Nu wordt liet geloof merkbaar en heeft invloed op allen, die even als zij hoilbegeerig zijn; maar hooft daarentegen op hen die verblind zijn, die de duisternis liever gehad hehhen dan het licht, niet do minste uitwerking.
Het is niet: Er is mogelijkheid, dat van den man van Nazareth heil is te verwachten, dat Hij mot ons do ellenden en nooden van onzen tijd zal dragen, dat Hij ze innig diep zal gevoelen en daarin als liet ware zich zal verlustigen, zonder de middelen tot herstel to bezitten; neon, zij kennen den Messias en wij hebben gezien, wat dit beteekeudo bij de kinderen van Jacob.
En Simon nu — bleef hij in vakerige rust, treurende over zijne zonden; aan zijne smarten verbonden, onverschilligbij deze vreugde, zoodat hij niet de minste belangstelling toonde ? Daar was hij do man niet voor. Onze tekst zegt niet veel van Simon; Andreas leidde hem tot Jezus. Het was Simon niet genoeg, dat zijn broeder hem vertelde van al de heerlijke dingen, die hij gezien en gehoord had. Hot zien van ecu welvoorzio-nen disch voedt niet en de schildering van fijne vrachten bicden dorstige lippen en smachtende tongen geene lafenis. Neen, Simon schrikt op: wijs mij ook de plaats Zijner woning, zoo spreekt hij.
Geen uitstel mag gemaakt worden, hij moet ook den Messias zien en Andreas, de liefde, zal hem brengen tot Jezus. Hij laat toe, dat zijn broeder hom voorgaat;
41
hy is niot te vreden met een „het zal wel zoo zijn, dat wij nu vrede dos liarteu kunnen smaken.quot; Noen, Simon gevoelt, dat persoonlijke aanraking noodig is. Hij maakt er zich niet af door op hooghartige wijze te beweren: op mijii tijd zal ik ook don Messias vinden even goed als gij, Andreas, en misschien wel op belangrijker wijze; weldra zal de Messias zich aan mij openbaren, daarop zal ik wachten.
Do opgewonden Petrus kan dit niet onverschillig aan-iiooren, ja eigenlijk klinkt hot hom ook niet zoo vreemd in do ooren; onderling hadden deze mannen het elkander zoo dikwijls bekend: wij zullen niet kunnen bestaan, als er geen hulp van God komt. Hij noopt Andreas hem tot Jezus te brengen; kon het zijn, een geheelen dag bij Hem te blijven.
Andreas, do broeder van Simon; zoo is de omschrijving, Andreas, ja, wel de eerste, die met Johannes den Christus vond, maar toch Petrus do meerdere, lu later dagen, bij de opteekening van deze gebeurtenis, kwam bij den naam van Andreas deze aanteekoning, deze verduidelijking. Al had Andreas dit geweten, dat hij de mindere zou zijn en door zijn broeder verdrongen, hij zou ook dan niet nagelaten hebben, het heil, dat zijne ziel ervaren had, mede te doelen. Het geloot\' is niet zelfzuchtig en acht ook don geringsten broeder steeds, want het weet niet, wat in Gods genade van hem worden kan.
42
En, M. H.! op dezo wijze komcu ook na nog do zielen tot Jezus. Hoc zullen zij gelooven indien er niet gepredikt is; hot geloof is uit het gehoor des gepre-dikten Woords; dit zijn uitspraken des Bijbels, die de ervaring bevestigt. Den Christus, als den Verlosser van zondaren te verkondigen, is de plicht van elkeen; wien de macht en de kracht van het Woord door den Heer Zelf geschonken is, openlijk en ten aanhoore van ieder, die begeerte gevoelt en getrokken wordt, allen door een stillen, reinen, heiligen levenswandel voor God, vruchten der dankbaarheid voortbrengende der bekccring waardig.
Zooveel men van de waarheid doorleeft, zooveel verstaat men er van en kan men ook anderen verstaan-Ijaar maken. Wat men verstaat en kont blijkt dan eerst in bezit te zijn, als er winst mee gedaan is; en de waarheid is altijd werkzaam in dienst van liet Koninkrijk Gods, evenals de Heer Jezus, die naar eigen uitspraak de waarheid is. kwam om te dienen, om do zielen tot God te brengen, om het Koninkrijk weder op te richten.
Verkondigen wij Christus dan niet in do eerste plaats met wat wij voor hem zijn — dat zal altijd wol weinig wezen, in vergelijk met zijn groote zondaarsliefde —-maar toonon wij dan, en dat maar eigenlijk alleen, wat Hij is en zijn wil voor allen. Christus is een Heer en Christus van allen. Schijnbaar mogo dit niet zoo
43
zijn, omdat volou, vooral in onze dagen, zich aan Zijne liefde onttrokken en zich verharden tegen Zijne liefde-stom in; Hij echter sluit niemand buiten; daarvoor staan om Zijn Woord en belofte borg, die Hij ons vrijwillig gaf, gelijk Hij ook vrijwillig in den dood ging, om onze schuld bij God te verzoenen. Het is vroe-selijk om to zeggen, boe vaak het zondig hart de beor-lijksto der waarheden loochent en zich blind maakt voordo reddende liefde van O iiristus, die gezeten is aan de rechterband van den troon des Vaders, voor Wien alle knie zich ecus zal buigen. Wie den moed beeft van zich zeiven af en te zien oj) bet offer van Golgotha, zal het bekennen, tot bescbamcnstoe; maar toch daarmede (Jodc do oer gevende, en Hem verbcerlijkcn-de. Uod beeft Zijn Zoon niet in do wereld gezonden, opdat Hij deze veroordeelen zon, maar opdat do wereld door Hem zon behoud on worde n!
Jezus hem aanziende zoide: (Jij zijt Simon, do zoon van Jonas, gij zult Cefas, dit is Petrus, genaamd worden.
Dat is hot gevolg en do vrucht van de daad van Andreas. Jezus ontvangt Petrus en keurt daardoor hun doen goed; hij treedt met hen in gesprok. Er is handeling, wisseling van gcdachteu onderling. Jezus beeft
44
zijn hart opcng-osteld om allen te ontvangen, die de Vader Hem gegeven heeft; zoo doet hij met allen, met do kleinsten en geringsten; dit ondervindt het uitvaagsel der maatschappij, dat getuigen tollenaars en zondaars. Jezus ziet Simon aan, ziet hein sterk aan cn vindt behagen in dezen visscher. Hij wil hom aanzien, diep in zijne oogen zien, in zijne ziel lezen en ontdekt op den hodem van dat zondaarshart gaven eu talenten, die allengs kunnen ontwikkelen en den bezitter ten goede komen, zoo Hij ze voor zich neemt en zo laat dionen voor do vestiging van het koninkrijk dos Vaders. Zij zijn in Zijue nabijheid, want hoewel Jezus ieder, die van verre staat beoordeelen kan, de bezoeker moet toch bij Hom zijn, zal deze de werking van dit zien gevoelen. Simon, Jona-Zoon zijt gij! \'Jij zijt oen Israëliet, uw naam en uw afkomst geven dit te kennen, gij doet goed mot uwo rechten te laten gelden op do erfenis, die in do hemelen bereid is; voortaan zult g\'ij Petrus hoeten. Hebben uwe ouders bij de geboorte u oen goeden naam gegeven, bij de nieuwe geboorte, do wedergeboorte, geef ik u een nieuwen naam; die naam moet uwe persoonlijkheid uitdrukken; uit hetgeen ik in u vind, zult gy iets worden. In mijn dienst, zult gij eene rots wezen.
Een naam, vooral in Israël, drukt do eigenaardigheid van den persoon uit; op het hooron van een naam stellen wij ons een persoon voor, besluiten wij tot hot bestaan van een wezen. Zoo vinden wij ook naamsvor-
45
aiuleriiig plaats licbboii, bij wijziging van lotsbestoinming. Zoo ontvangt Abraui don naam van Abraham, do ver-hoven vader wordt door Jehova, vader van velen, genoemd, die dit wol inderdaad is, als wij nagaan van hoevole ge-loovigen hij do Vader is; om nu maar te zwijgen van do verspreide menigte Joden.
Bij verandering van naam wordt te kennen gegeven, dat er oeno belemmering is weggenomen, die de vrije ontplooiing dor persoonlijkheid weerhield, of ook dient zij om een schoone daad te voreouwigon, waarbij do innerlijke gezindheid dos harten ontbloot word.
Aan Simon wordt alzoo kenbaar gemaakt, wie hij eigenlijk is, of beter, wat in hem is, dat geheiligd on gelouterd door Clods Geest, voor andoren dienstbaar kan zijn. Aan dezen nieuwen naam heeft Jezus oen hoorlijko roeping verbonden. Simon aanvaardde haar in hot geloof, vertrouwende op Hem, dio sprak als maehthobbondo, en wij komnn de gevolgen van deze overgave uit hot levenslot van den Apostel. Gelijk do naam Israël ons herinnert aan don strijd van Jakob aan den Jabbok, waar hij in hot geloof worstelde en streed, uit wolken strijd hij vorstelijk te voorschijii kwam en ons voortdurend wijst en aanspoort om te volharden in het geloof, worstelende, opdat wij mogen overwinnen, zoo spreekt de naam Petrus ons van hot belijdende geloof. Dat sprak zich eenmaal zoo krachtig uit, als Petrus te midden zijner medejongeren en voor hen zoide: wij hebben geloofd on be-
mm
46
kend, dat gij /ijt de Christus, do Zoon dos levendon Gods. Petrus eenmaal begiftigd met een nieuwen naam mocht den naam uitspreken van zijn Hoer. Uocli vloesch en bloed hadden hem dat niet geopenbaard, maar do Vader, die in den hemel is. Zoo wordt voor hom uit don nieuwen naam eene heerlijke roeping geboren; want uitgaande van hot bezoek, hetwelk wij besproken hebben en Simon horinnorende aan zijn andoren naam, zegt Jezus tot hem: gij zijt Petrus, gij zijthet gebleven sedert onze eerste ontmoeting, gij zijt hot nog en in deze belijdenis toont gij het; op deze Petra zal ik mijne gemeente bouwen. Gij zijt een rots en als zoodanig zult gij do gemeente dienen, die ik stichten zal.
En inderdaad, na de hemelvaart van den Hoor, toont Petrus zich een rots en oen zuil, waarop do geinoonte rustte; hetzij hij zorg droeg voor haar innerlijke besturing, hetzij hij werkzaam was tot voorbereiding; herhaalde maleu zien wij Petrus als woordvoerder optreden en met grooten ijver en heerlijko uitkomsten voor haar werkzaam. En zoo werd de gemeente van Christus gebouwd, op hot getuigenis en do belijdenis der Apostelen, waarvan Jezus Christus de uiterste hoeksteen is. En ook wij leven te midden van de gemeente des Heeren op aarde, aan welke alle beloften gegeven zyn, die alleen door haar in vervulling kunnen komen. Worden wij in die gemeente opgenomen bij
47
den doop, liet is dan dat wij oon nienwon naam en eene heerlijke roeping ontvangen. Van kinderen des toorns, worden wij kinderen Gods, inede-erfgcnamcn van Christus. Toen wij kinderen waren, hebben onze ouders ons voorgesteld en gebracht tot den Heer der gemeente. In Zijne genade heeft Hij ons aangenomen in Zijn verbond en als oen waarachtig teckeii, onze ouders kunnen liet getuigen, is het water dor verzoening over ons uitgegoten. Brengen wij daarvoor wel onzen dank, dat God onze Vader, oor wij er aan konden denken, ons do grootste weldaden dos levens, de weldaden, door den tweeden Adam. het hoofd van eene nieuwe menscliheid verworven, heeft willen schenken ? En toen wij later tot ons verstand kwamen en rekenschap moesten alloggen aan ons zelf in de eerste plaats, hebben wij toen don Heero Jezus vrijwillig aangenomen als den Koning van ons hart, in Zijn naam geloofd, waardoor wij macht bekwainen kinderen Gods te worden? De liefde van onzen Vader stolt ons daartoe in staat en wee, wee, die liet bloed des Nieuwen Testaments vertreedt en onrein maakt. Het ware hom beter____
maar gij weet het; do toorn Gotls blijft op hem, dio den naam van kind des toorns stelde boven dien van kind van God.
Wij, dan uit water en Geest geboren, zijn kinderen Gods. I)o Apostel voegt er aan toe; het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen, maar wü
48
weten, dat, als Hy zal gcoponbaard zijn, wij Hem gelyk zullen wezen, want wij zullen Hem zien, gelijk Hy is.
Heerlijke toekomst! waarover wij slechts kunnen stamelen, waarvoor wij het lijden dezes tijds voor niets achten. Het is niet alleen der wereld niet gcoponbaard, die ook verlangend is naar de openbaring der kinderen Gods, maar ook do Apostel bekent zyue onkunde. Simon wist ook niet do boteekenis van don nieuwon naam Petrus, maar toch wees hij dozen naam niet af; hij aan vaarddo in den naam do belofte.
M. H.! Dankbaar geloovig nemen ook wij dezen eeronaam aan. De nieuwe mcnsch, hot Koningskind heeft nog niet den vollen mannelijkon wasdom bereikt; hij worstelt nog in den strijd tegen do zonde, iiij strijdt tegen vleosch en bloed en zoo hij hierbij geen kracht van boven ontving, zou hij bezwijken van afmatting. Eens zal ouzo roeping vaststaan, voltooid zijn, wanneer het verderfelijke, onverdorfelijkhoid en het sterfelijke onsterfelijkheid zal aangedaan hebben. Dan, M. H.! zullen wy Hom gelijk wezen, Avant wij zullen Hem zien gelijk Hij is. Amen !
III.
Do christolijkc kerk liooft in do vroegste tijdon nicer dan oen dag voor hare hoogwaardige feesten besteld. En al is hot aantal der feestdagen voor hot feest van heden en gisteren aanmerkelijk ingeslonkcn, wij zijn dankbaar, dat wij voor dit feest dor feesten, het feest des eeuwigen levens, nog een dag mogen afzonderen. In de christelijke maatschappij neemt het aantal feestdagen hand over hand toe, gelijk men do kerkelijke gedenkdagen en hoogtijden zoo weinig mogelijk wil maken.
Wij blijven ons verheugen, dat wij bij do herdenking van de overwinning van hot loven op den dood oen dubbelden rustdag afzonderen, waarop wij niet zullen rusten van Hem te loven en te prijzen, door Wion wij
52
kunnen juichen; do dood is vofslondeu tot overwinning; dood, waar is uw prikkel, lie 1 waar is uwo overwinning!
In dit getuigenis der opstanding zagen de Apostelen liun hoogste roeping; do gemeente gedurig weer op den opgewokten Christus, als haar verheerlijkt hoofd, te wijzen, ziet daar do grondtoon der Apostolische Brieven. Was Christus niet opgestaan, dan was huime prediking ijdel geweest en ijdel ons geloot\'. Was Christus niet opgestaan, dan waren wij de ellendigston aller nien-schen, want wij hadden dan ook geen hoop op do opstanding. In Hem was hot leven geopenbaard en hleef liet leven overwonnen door den dood, hoe zouden wij nog langer op leven kunnen hopen?
De Apostelen behoefden echter geen dooden Heer te verkondigen, maar aanbaden een levenden Heiland, die aan de rechterhand Gods zit om voor de geloovigen te bidden, omdat zij zich er op konden beroemen, getuigen der opstanding te zijn; en door de verkondiging van het feit der opstanding werd hot Evangelie eerst recht oene blijde boodschap. Aldus was do zekerheid van hot heil in Christus voor het oog van hemel en aarde gebleken.
Waar Hij leeft, kunnen do Zijnon niet in don dood blijven; waar Hij ook naar het lichaam verheerlijkt is, zal het onze niet altijd in een staat van zwakheid on vernedering zijn. De hoop dos eeuwigen levens maakt
liet Evangelie tot een blijmaro van leven en onverderfe-lijkheid.
Zoo hadden \'s Hccren jongeren het van den beginne niet ingezien, dat do Christus lijden en sterven moest om tot Zijne heerlijkheid in to gaan, doch de Hoor Zelf heeft hun dit geopenbaard, zoo vele malen als Hij na zijne opstanding verschonen is.
Wat scherp contrast tusschen hunne droefheid bij het ter aarde bestellen en den zegovierenden uitroep : .,de Heer is waarlijk opgestaan!quot;
De Heer zelf moest het licht der opstanding in hunne harten laten vallen, eer Paaschvreugdo bun deel kon zijn, waartoe hemelboden zelfs niet in staat waren.
Getuigen te zijn van Jezus opstanding is ook ons streven en verlangen, wanneer wij ons volgens de aloude gewoonte der Christus kerk weder te zamen den weg van Jeruzalem naar Mmmiuis afleggen. Komt! roepen wij ons dat roerend tafereel voor den geest, waarvan gij de beschrijving in het 24ste hoofdstuk van het Evangelie van Lucas, van af bot 18do vers vindon kunt, dat U daar straks is voorgelezen.
In de verschijning op don weg naar Emmaus zien wij boe Jezus de rouw over Zijn dood, die ten nauwste samenhangt met geestelijke doodschheid, in een heerlijke Paaschvreugdo verwisselt.
Dit zullen wij kunnen opmerken, als wij onzen tokst
54
met II lezen on daaraan opmerkingen ontlecnon, die aan ons liart mogen gezegend worden. Dit zij zoo.
Hoe groot do droefheid is bij \'t gemis der Paasclivrongd.
Op welke wijzo do opgewekto Hoer die vreugde voorbereidt.
Hoe verrassend die vreugde gescliolike n w o r d t.
En ziet, t Mr e e uit den kring der v r i e n-den van Jezus gingen op denze 1 fden dag, als de opstanding geschiedde naar een vlek, dat 60 stadieön van Jeruzalem was gelegen, welks naam was E nun a us.
Uit het verloop van het verhaal zien wij, dat de naam van den eenen Kleopas was, de tweede is ons onbekend. Deze mannen waren den grooten Sabbath iu Jeruzalem overgebleven, maar nu dreef droefheid hen uit de bloedstad. Hun Heer was huu ontrukt; met Hem hadden zij alles verloren, ook zich zelf; niet hunne smart alleen treden zij uit don vriendenkring, waar de gemoederen verward waren en in vertwijfeling. O! het is bitterzoet zich geheel aan zijne smart over te geven, al do pijn er van te gevoelen. Zelfs de natuur, die zich vau do rouw bij hot sterven, toen er een dikke duisternis over de s-ansche aarde
00
kwam, had hersteld, maar im do zon der gerechtigheid was opgestaan weder blonk en het eeuwige lentelied hnn als voorzong, was niet Ijij machte hen uit die doffe stemming te ontrukken.
Is liet in do ziele duister, alles wat liet oog ziet, geeft denzelfden indruk terug. Geen banden dos bloods, geen vriendschapsbanden, doorliet samengaan achter den Heer, aangeknoopt, konden eenigo verheffing dos harten voortbrengen.
En zij spraken samen onder elkander van al de dingen, dio er gebeurd waren. De geschiedenis van de laatste dagen is hot onderworp hunner gesprekken en hierover ondervragen zij elkander. Zij vullen van elkander aan hetgeen zij gehoord hebben; de duistere ge-rucMon van opstanding en verschijning aan vriendinnen deelt do een don ander mode; wellicht ook, hoe men hot bij hot ledige graf aangetroffen had, toon oen heilbe-geerige nieuwsgierigheid hen daar had hoonged roven.
Anne jongeren! gij zijt van velen de voorgangers. De trouwe Heiland is in den strijd tegon do zonde en den dood voor velen verloren en zoo al do beschouwingen van vroegeren tijd zijn overgebleven, het hart doolt er niet meer in. Er is geen Paaschvreugde voor hen, die niet mot en in den verheerlijkten Heer leven en Hem niet moer zien; naar Zijne liefdestoni niet langer luisteren.
Ja, wel droevig en doodseh is hun weg; men kan
56
hot huil aanzien. Velo van dio zielen spreken gaarne over haar ellendigen toestand, over haar geestelijken nood en zoeken daardoor den beslissenden stap tot en in hot geloof aan den opgewekten en verheerlijkten Heiland te verschuiven; de Heere Jezns leeft nog niet voor hen, Hij is hij hun doen en denken nog niet de eerste die geraadpleegd, geëerbiedigd wordt. De kennis van eigen smart en van de boosheid dor oversten en leidslieden is hun liever dan de ervaring van de liefde van Christus, die het volkomen-ste offer bracht en dat zoo vrijwillig en niet Goddelijke kracht, dat de dood Hem niet kon houden.
Als de wandelaars naar Emmaus zoo voort gingen, kwam Jezus zelf bij hen, en hunne oogen werden gebonden dat zij Hem niet kenden.
Hot is do Hoer, die in zijne opzoekende liefde zich bij hen voegt op don weg en hun toeschijnt een vriendelijk wandelaar te zijn. Zij herkennen hun Heer niet; zij zijn te zeer met gedachten en overpeinzingen bij en rondom het kruis, ze verwachten goeno ontmoo-ting met Hem; ook worden hunne oogen gebonden.
Wie, beter dan de Heer, kon hun droefheid genezen; wie kon beter do nooden zijner discipelen kennen, die toch uit liefde tot Hem zoo velo angsten uitstaan, maar wier geloof nog niet zoo volkomen is, dat zij, over het graf, in do eeuwige heerlijkheid kondon blikken.
57
Eén woord had dezen dag tot den blijde ton huns levens gemaakt; maar do Hoer wil Mor niet door eon Maria, of: Vrede zij nlieden, zijne tegenwoordigheid openbaren; integendeel, zij moeton worden voorbereid, zij moeten zelf inzien hot onwaardige, overtollige in hunne droefheid; zij moeten zelf don sleutel voor het raadsel des levens vinden; voor hen moot niets redolijkors zijn dan te golooven in hun op-gewekten Hoiland, die do opstanding en hot leven is en die zoo uitdrukkelijk van zijn dood en opstanding\' had gesproken.
Wio denkt iiiei\' niet bij eigen ervaring aan de op-zoekemle liefde van Christus, toen wij uit verdrukking verlost werden, toen wij troost van Hem ontvingen op zoo menigerlei wijs; toen herkenden wij Hem hierin niet dadelijk, maar de Heer oordeelde dit ook niet noodig, en wegens onze zonden kon dit misschien ook niet; wij werden onzichtbaar geleid en dit voor ons zelf te erkennen, was de eerste stap tot liet behoud. Door de arglistigheid van ons hart worden onze oogen zóó gebonden, dat wij den Heer niet zien, die tot ons komt als de goede herder om zijne schapen te leiden.
Zijn wij eerlijk in ons hart en willen wij onze oude zonden en oude ellende kwijt zijn, oven als de Emmaüsgangers, wil de Heer de blijdschap des geloofs, de roem der hoop, een gezegende Paaschvreugde voorbereiden.
58
Laten wo zien lioo de Emmiiusgangers lioiicvcns blijdschap in liet hart, het licht der waarheid voor hun verstand mochten verkrijgen.
De Heer laat hen hot eerst uitspreken, wat in him hart leeft, opdat zij, door zich te uiten, zelf moesten gaan inzien, dat hunne denkbeelden van don Christus en diens Koninkrijk van eigen maaksel waren en hot aldus niet inden raad Gods hosloten was.
Eerst treden zij in algemcene beschouwingen, noemen Jezus, den Nazorener, die door Zijne werken en woorden getoond had een profeet, een Uodsman te zijn; het volk had Hem liefgehad en dat do God dor Va-doren in Hom een welbehagen had, was duidelijk uit do wondoren en teokonen, die Hij gedaan imd
Niettegenstaande dit alles, hadden de oversten van hot Joodsche volk Hem overgeleverd tot hot oordeel des doods en niet Pilatas, maar hunne machthebbers hadden Hem gekruisigd. Deze feiten veronderstellen zij als zoo algemeen bekend, dat de onwetendhoid van den vrager naar hunne droefheid onbegrijpelijk is; gesteld, hij is een vreemdeling, dan moest hij dit toch weten, want geheel Jeruzalem was van do dingen vervuld, die nu reeds 3 dagen geleden geschied zijn. Op dezen Jezus hadden do vromen in Israël al hunne hoop gevestigd; Hij zou Israël verlossen van den druk,
59
waarin hot verkeerde. Of het ook gevaarlijk is, zoo rondweg to bekennen, dat zij aanliangors on volgelingen van (lozen Jezus zijn, bedenken zij niet.
In plaats van nu te erkennen, dat die hoop op verlossing niet geheel on al verijdeld is en dozen morgen voedsel lioeft verkregen in het gerucht der opstanding en de zekerheid van het ledige graf, gaven zij to kennen, dat vrouwen, die een gezicht van engelen lieb-bon gezien, welke gezegd hadden, dat Hij leeft, hen ontsteld had. Als Hij looft, dan moesten sommige dergenon, die met ons zijn, Ijij een bezoek, dat zij in Jozefs hof bij het ledige graf brachten. Hom gezien hebben, die altijd zoo liefderijk en zorgende voor hen was en die de kleinmoedigon vertroost had; maar Jezus zagen zij niet.
Wanneer wij hunne woorden lezen komen ons de eenvoudigheid en innerlijke waarheid te gemoet en geven zij hunne verslagenheid on goscliokten gemoedstoestand niet duidelijk weer?
Toon Johannes het ledige graf had door- en beschouwd, geloofde hij \'aan de opstanding, omdat hij hot inwendig wezen des Hoeren beter had gekend dan deze mannen, die aan het einde van don eersten dag dor week nog in verwarring en ontsteld waren. Indien wij niet meer vreomdelingen in ons eigon hart zijn, zullen wij ons hierovor niet venvondoron. lloe lang do meusch zich aan oen stroohalm van ongeloof
GO
eu bijgeloof kan vastlioudeu, wij zien hot in ons Tcrhaal.
Kloopas on diens makker ontnomen zich eiken grondtoon hunner klachten; wel komen hunne verwachtingen aangaande Jezus niet uit; wel hebben zij dc door hen verwachte Messias aan het vloekhout zien hangen, maar als deze Jezus leeft, waarom dan nog langer hunne meeningen, waarin zij zich bedrogen zien, aangehouden en niet veel liever de gedachten Gods aangevat mot geheel hun hart ?
TTet kan zijn, M. H., dat wij in deze mannen ons zelf terugvinden. Wij willen dan voor ons zelf uitmaken, hoe de goddelijke waarheid door ons in bezit kan genomen worden, of hoe wij gelukkig kunnen zijn en hebben daarop een kring van denkbeelden gevonden, die in elkander sluiten, doch voor een tijd. Weldra zal het blijken, dat wij ons samenstel moeten wijzigen; nu hebben wij behoefte aan hulp, do Hoere Jezus wil ons, even als de Emmaüsgangers, voorlichten; bij Hom, ook wel bij Zijne vrienden, maar voornamelijk in de eerste plaats bij Hom hulp en troost gezocht. Indien wij in onze geloofsworstclingen aan onze eigen krachten te weinig hebben, dat zeker blijken zal, laten wij hot vrij gelooven en vertrouwen wij er op, den sleutel van het raadsel des levens zal Hij ons niet onthouden.
Do laatste woorden van Kleopas, die hier en daar door zyn makker zullen zijn toegestemd en bevestigd, getuigden van hun geloof aan het voorgevallene.
61
maar Hom zagen zij niot; en hiermede zal hij den vreemdeling hebben aangezien, op zijn antwoord wachtende. Hoe weinig dacht gij er toen aan, Kleopas, dat gij uw Hoor wel zaagt en Hij met Zijne trouwe heilige oogen in uwe oogen do hohoofte las aan een opbeurend voord, dat u echter nog niet kon gegeven worden.
O! onverstandigon en tragen van harte, om te geloovon al hetgeen de profeten gesproken hebben, zoo vangt de vreemdeling op zacht bestraffenden on verwijtenden toon aan; deze schynt dus niet iu hunne droofheid te doelen, hij klaagt ten minste niot nieo.
Do Hoor, Hij kon hunne smart opheffen, daarom brengt Hij beschuldigingen togen hou in betroffendo hunne konnis van den raad Gods en hun verzwakt geloof.
Als gij indachtig geweest waart aan de woorden van Mozes en de profeten, gij zondt niet verslagen van harte zijn, maar weten, dat de Christus allo deze dingen, die gij betreurt en beweent, lijdon moest en alzoo tot zijn heerlijkhoid, die Hij bij don Vader had, moest ingaan.
Welke profetiën hier wol bedoeld zijn, wij zouden zo gaarne weten; do kounis er van kan meu echter overbodig achten, want zij zijn allen vervuld en wij weten van elders uit do Evangeliën, dat do Heer op hot groote
62
geheel der Oude-bedeoling, in haar typisch-profetisch karakter, do aandacht dor jongeren meerinalon gevestigd heeft.
Door do wijze voorzorg van den Hoor moesten Kle-opas en diens metgezel uit eigen beweging er toe gebracht worden, dat zij de onredelijkheid van Imn twijfel inzagen en dan waren zij ontvankelyk voor do heerlijke openbaring van het wonder der opstanding.
M. H.! dat is nog do weg van den Heer met velen van ons. O, voorzeker! een enkel woord van Hem, die ons het leven aanbrengt is voldoende om met Hom de hemelscho heerlijkheid deelachtig te zijn; dit zon de boetvaardige moordenaar aan hot kruis kunnen getuigen, die liet van do eigen lippen van den Vorst des levens mocht hooren: hodon zult gij met mij in het Paradijs zijn; maar het natuurlijke, de ontwikkeling van het bestaande is hot symbool van liet geestelijke; evenzeer als do groenende en verjongende natuur voor n staat in al hare lentopracht, evenzeer zal ook de mensch, zich gewillig overgevende aan do leidingen Gods, vruchten dor bekeoring waardig voortbrengen en konion van ongeloof tot geloof. Do Heore Jezns voegt het ook ons toe*, o onverstandigon on tragen van harte, gij gelooft niet aan hetgeen Ik tot u spreek, gij moet de Schriften onderzoeken, die van mij getuigen en als wij daarbij den geest van Christus tot uitlegger hebben, die het ons klaar en duidelijk zal ma-
kon, wat tot onzen eouwigou vrede dient, dan zal bij biddend bijbclondcrzook de raadselen van liet lijden des levens ons heilig moeten blijken en vloeit ons de troost toe, dat de verdrukkingen in dezen tijd voor niets zijn te achten bij do toekomende heerlijkheid.
En als zij kwamen nabij hot vlek, daar zij naar toegingen, hield Hij zich of Hij ver-d e r w i 1 d e g a a n. By dezo uitlegging van hetgeen van den Christus geschreven was in al de Schriften, moet het dezen mannen wel wonderlijk zijn geweest; langzamerhand verkrijgen zij vrede, niet hetgeen zij betreurd hebben, het vooroordeel wordt uit don weg geruimd dat hen tot nog toe verblind had. Zij begonnen in te zien, dat zij den Heer niet naar Zijn eigenlijk wezen gekend hebben en Hem uitwendig hebben beschouwd. Bij zoodanig onderhoudend onderricht is de plaats der bestemming weldra bereikt. Was de vreemde reisgenoot hun in \'t begin niet al te welkom, nu hij zich hield, alsof hij van hen afscheid wilde nemen met groet en zegebede, dwingen en dringen zij Hem met hen binnen te gaan.
Blijf met ons, want het is bij den avond en de dag is gedaald. Ziet daar een hartelijke noo-diging met klem van redenen uitgebracht.
De onbekende had zulk oen heerlijk licht op het lijden van den Heer laten vallen en had zooveel ernst gemaakt met het verwijt van onverstand en traagheid
des harten, dat zij uit dankbaarheid Hem liunne gastvrijheid opdrongen. Eu do onbekende, maar reeds dierbare gast, gaat in om mot hen te blijven.
Blijf met ons, de bede van een dankbaar doch behoeftig hart. Heer! blijf mot ons, wij zagen do Heer ingaan om met hen te blijven.
Nimmer is deze bode uiteen hart, dat naar den Heer verlangt en zoekt, opgerezen zonder verhooring te vindon. Als het begint avond te worden voor ons en de stikdonkere nacht van twijfel en bange zorg over ons dreigt te komen, de Heer zul bij ons blijven en woning bij ons maken, ja, zelfs in de laatste aller nachten, wanneer de duisternis des doods onze oogleden bedekken zal en alles ons ontvliedt, zal de Heer bij ons blijven.
In Zijne nabijheid te zijn in elke levensomstandigheid, hetzij in vreugd of smart, is altijd hot veiligst; wij zijn dan onder zijne zorg en hoede, kunnen om raad en voorlichting vragen en als Onze Beste Vriend wil Hij ons leiden; dan eerst kunnen wij gerust zijn on kalm, dat vooral in onze fel bewogen dagen zoo noodig is, waarin wij als worden voortgedreven tot het einde aller dingen; in onze gistende maatschappij waar wij bijgeloof en ongeloof ieder iu zijne mate en naar zijne kracht te bestrijden hebben, tegenover den Verleider, dio niet rust eer hij alles heeft aangewend om ons tot den zijnen te maken.
65
Blijf met ons, Hoer! niottegeiistaiuide wij zoo menigmaal buiten Uwe gemocnsoliap govondeu worden; bewaar ons voor de hoerlijkiieid, die gij ton koste van uw dierbaar blood en tranon voor ons verwurvon hebt; blijf mot ons, opdat wij eenmaal by U blijven, wanneer U alle dingen oiulerworpon zijn en ook de Zoon Zelf zal onderworpen worden Dien, die Hem allo dingen onderworpen beeft, opdat God zij alles in allon.
Toen do Hoore do Emmausgangors bet raadsel van Zijn dood beeft doen vatten, zijn zij op de lioogte geplaatst om te dooien in do vreugde Zijner opstanding; daarom ging Hij in om mot bon to blijven. Spoedig is de avonddiscb in orde geschikt; nu de troost van don gast bun gemoed tot rust heeft gebracht en zij weder ten volle mogen vertrouwen op de waarachtigheid van Gods beloften, doet ook do natuur bare rechten gelden, en dient men zich te versterken. De plichten van den buisvador om do spijs te zegenen en daarna, aan de aanzittenden over te reiken, worden door den gast op zich genomen; zij hadden dezen avond zooveel geestelijke voeding on verkwikking van bom ontvangen, onder Zijne leiding aan don avonddiscb ontvangen zij nog moor. En in hunne verwachting werden zij niet beschaamd. En hunne oogon werden geopend en zij kenden Hem. Do schillen vielen hen van do oogen, do nevels trokken op; in het breken van het brood, een oonvoudige handelwijs, ook u mis-
66
scliien to eenvoudig, herkennen zij hnn Heer. Stomme verbazing grijpt hen aan, hot hart sprong op van blijdschap, zij zagen Hom ou daarop word Hij onzichtbaar voor hen; Hij kwam weg nit hun gezicht, slechts kort haddon zij don Hoor gezien, maar lang genoog was dit samenzijn, om eon onuitwischbaren indruk achter to laten; nu konden zij Hem nooit, nooit moor verliezen.
Voorzeker, hot hart hooft behoefte aan zoodanig oeno ervaring van do nabijheid des Hoeren; gelukkig zij, die hunne ziel aldus stil hebben gozet, dat zij Hom, die macht over alle vloesch bezit, mogen kennen; dan ontstaat er innerlijke gewisheid aan de algonoogzaam-hoid voor dit en het tookomondo loven. Do Heer had gezegd; Ik zal n goon wee zon laten! on vervulde deze belofte aan de Emmaüsgangers, en Christus Jezus is gisteren on boden en tot in allo eeuwigheid dezelfde.
Eens zullen wij allen Hom zien, wannoor onze oogon geopend worden; sommigen mot beving, anderen mot zalige hoop, — laat ons biddende zijn, dat wij Hom van aangezicht tot aangezicht mogen zien.
Do Emmaüsgangers zijn na weder mot hun beiden ; en wisselden zij vroeger rodenon don gestorven Jezus betreffende, nu verheorlijkon zij hun levenden Hoor. Aan Hom zelvon kunnen zij do vreugde over deze ontmoeting niet toonen, maar voor elkander hunne verwondering uitspreken, dat hun hart brandende in hen
67
was, toen Hij tot hun sprak op don weg en do Schriften hnn opende; zij bekennen het elkander: er was heilige aandoening in ons hart, toen Hij hot duistere in Gods plan voor ons verstand opklaarde; van geestdrift tintelde onzo horst, toen hot woord dos Hcoren tot ons kwam.
In de breking dos broods toont do Verrezeno op heerlijke wijze die volheid van liefde, die zij reeds in hun vroegeren omgang met Hom ondervonden hebben en dit moot op dit oogonblik dos to dieper indruk op hen maken, omdat het hun oen toeken on een zegel is, dat do Hoer hun onverstand en de hardheid hunnei\' harten vergeven hooft, en dat Hij ook hunne zonden en verharding, in do ure van Zijn bittor lijden op Zijn Hoogpriesterlijk hart gedragen hoeft.
Dit is te veel voor hen alleen; ook de vrienden te Jeruzalem moeten weten wat hoerlyke dingen aan hunne ziel geschiod zijn, opdat ook zij gelooven en aanbidden. Hunne gevleugelde voeten gaan nu don-zelfden weg terug, dien zij voor korten tijd nog mot hun Hoer bewandelden, maar nu vernieuwd en mot Paasch-vreugde in hot hart. Do woorden des Hoeren worden herhaald en worden zoo des te meer hun geestelijk bezit.
Nu kunnen ook zij het aan allen verzekeren: de Heer is waarlijk opgestaan, want wij hebben Hom zelf gezien, \'t Was hun onmogelijk dit