-ocr page 1-

MILITAIR-HYGIENISCHE
VERKENNINGSPROBLEMEN

-ocr page 2-

; \'

► \'V r
\' 1

v *

• ■ . , . \' g

• v . - . . u

.V.

\\é . \'Kt 1.quot; . • \'

. H • v-.v.

1

r^V \\ «

-V.

Jgt;

-ocr page 3-

s quot; A quot;

À M

-ocr page 4-

\' ^ \'ï
• , i\'A\' ..

.rl.

.CÂ-

r r %

m

-ocr page 5-

MILITAIR

HYGIENISCHE VERKENNINGSPROBLEMEN.

-ocr page 6-

WVEBSnBTSBlSUOW^

-ocr page 7-

MILITAIR-HYGIENISCHE
VERKENNINGSPROBLEMEN

(HOOFDZAKELIJK AAN DE HAND VAN
ERVARINGEN OPGEDAAN BIJ EBNE VERKEN-
NING TEN DIENSTE VAN DE IN ZUID-LIMBURG
= GEHOUDEN MANOEUVRES IN 1928).

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN
DE RIJKS UNIVERSITEIT TE UTRECHT OP
GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS,
Dr. H. TH. OBBINK. HOOGLEERAAR IN DE
FACULTEIT DER GODGELEERDHEID. VOLGENS
BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSI-
TEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE
FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE VERDE-
DIGEN OP DINSDAG 5 FEBRUARI 1929. DES
-NAMIDDAG S 4 UUR, DOOR-

HENDRIK PEETERS.

ARTS. OFFICIER VAN GEZONDHEID DER Istc KLASSE.
GEBOREN TE MAARSSEN.

1929

DRUKKERIJ „DA COSTAquot;, UTRECHT
bibliotheek der
rijksuniversiteit
MTRK^CHT^

-ocr page 8-

mW:

#

-f. C

■nbsp;\'. \' quot;v.quot;\'-\'■

O- • ^

■ s. v .

\\

-ocr page 9-

aan de nagedachtenis van mijn vader.
aan mijne moeder.

aan mijne vrouw.

-ocr page 10-

......... ■ . :. : ■ ■■

SB*\' \'

-

\'li.

fa.

-ocr page 11-

Nu de bewerking van mijn proefschrift ten einde loopt, komen
onwillekeurig allerlei gevoelens en herinneringen weer boven. En
onder deze gevoelens neemt dankbaarheid eene voorname plaats in:
dankbaarheid aan God, die mij tot hiertoe gebracht heeft, aan mijn
ouders, die zich tal van opofferingen voor mij getroosten, aan U
Hoogleeraren en Oud-Hoogleeraren van de Wis- en Natuurkundige
en Geneeskundige Faculteiten der Utrechtsche Hoogeschool voor
genoten onderwijs, aan het Dienstvak van den Militair Genees-
kundigen Dienst, dat door het veel gesmade en principieel aan-
vechtbare premiestelsel het mij mogelijk maakte mijne studie te
voltooien en waarin ik eene in vele opzichten intéressante werkkring
heb gevonden en aan allen, die op mijne geneeskundige vorming
na mijn artsexamen invloed hebben uitgeoefend.

Hooggeleerde BAART DE LA FAILLE, hoe zal ik ooit genoeg kunnen
waardeeren, dat gij wel aan mijn verzoek om als mijn promotor
op te treden, gevolg hebt willen geven. De aangename wijze,
waarop gij met mij de verschillende, in mijn proefschrift behandelde
vraagstukken, hebt besproken, zal bij mij in dankbare herinnering
blijven.

Hooggeleerde LAMÉRIS, naast dankbaarheid voor het genoten
onderwijs ben ik U grooten dank verschuldigd voor de vriendelijke
zorgen, die gij jaren geleden wel hebt willen wijden aan iemand,
die mij zeer lief was.

Hooggeachte Generaal SCHRIJVER, het is mij eene behoefte hier open-
lijk te getuigen van mijne gevoelens van dankbaarheid, niet alleen voor
Uwe toestemming om verschillende gegevens, die ter mijner kennis zijn
gekomen uit hoofde van mijne militaire werkkring, te gebruiken,
maar meer nog voor den steun en de belangstelling in mijn werk,
die ik steeds van U heb mogen ondervinden.

Zeer geleerde van MOORSEL, nooit zal ik vergeten de vriendelijk-
heid, waarmede gij den jongen, pas afgestudeerden officier van
gezondheid, die maar niet wennen kon in het kantonnement Hedel,
hebt ontvangen in het onvergetelijke Groot Zieken Gasthuis te
\'s-Hertogenbosch.

Eerwaarde Zuster THYRZA. onafscheidelijk zijt gij voor mij aan
de Barak van het Groot Zieken Gasthuis verbonden. Ik weet niet
of gij ooit deze regels lezen zult. maar toch kan ik niet nalaten
hier openlijk mijne groote erkentelijkheid te betuigen voor de vele
en goede zorgen, die gij aan mijne typhus- en nekkramppatienten
hebt gewijd.

-ocr page 12-

Zeer geleerde MEERBURG, nooit heb ik tevergeefs bij U aangeklopt
om hulp en raad. Ik vrees, dat ik wel eens heel erg onbescheiden
beslag gelegd heb op Uw zoo kostbaren tijd. Ik kan nooit genoeg
naar waarde schatten de vriendelijkheid waarmede gij mij steeds
te woord stond en de heldere adviezen, die ik van U mocht ontvangen.

Zeer geleerde BIJL, ik heb ondervonden hoe moeilijk het is Uw
opvolger te zijn. De hoop, U nog eens te overtreffen, heb ik al
reeds geruimen tijd opgegeven; U te evenaren is nog steeds mijn
streven. Hoe kan ik ooit genoeg naar waarde schatten Uwe
bereidwilligheid om moeilijke militair- hygienische vraagstukken
met mij te bespreken?

Aan al het personeel van het Centraal Laboratorium voor de
Volksgezondheid van hoog tot laag ben ik grooten dank schuldig
voor vriendschappelijken omgang en voor bereidwilligheid om mij
te helpen.

Waarde KUNZ, gij waart mijn metgezel op menigen zwerftocht.
Toen ik ruim 8 jaar geleden de betrekking van Hygienist der
Landmacht aanvaardde, moge ik meerdere theoretische kennis hebben
bezeten, in de practijk waart gij destijds in vele opzichten mijn meerdere.
Veel technische details heb ik van U moeten afzien. Voor de vele hulp,
die ik steeds van U mocht ontvangen, wil ik op dezen plaats danken.

Ir. VOS, directeur van de N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-
Limburg, de directie van de Waterleiding te Maastricht en
Apotheker
HUPPERETZ. te Gulpen, dank ik voor de bereidwilligheid
waarmede zij mij het verloop van het buizennet der waterleidingen
mededeelden en teekeningen daarvan afstonden en voor het ver-
strekken van menige andere waardevolle inlichting.

Voorts dank ik allen, die op eenigerlei wijze mij gegevens voor
dit proefschrift verschaften.

Tenslotte wil ik één mijner vrienden danken voor de vele nuttige
wenken in het belang van de leesbaarheid en de uiterlijke verzorging
van dit boekje.

-ocr page 13-

INLEIDING.

De manoeuvres, dit jaar onder den Commandant van het Veldleger
in Zuid-Limburg gehouden, vormen de aanleidende oorzaak van
een door mij ingesteld hygienisch onderzoek in een gebied, waar
ik tot dusverre nooit was geweest. Gedurende den korten tijd, dat
ik in dit land zwerftochten op de fiets heb gemaakt met den
adjudant-onderofficier
KUNZ als metgezel heb ik heel wat moois
gezien: veldjes vol met orchideeën, gele doove netels, merkwaardige
grotten en begroeide en bebouwde heuvels. De bevolking is vriendelijk
en tegemoetkomend, het dialect zangerig en vooral in het begin
moeilijk te verstaan; soms is het gemakkelijker het gesprek in het
Duitsch te voeren.

Niet alleen echter uit een oogpunt van folklore, geologie en botanie
is Zuid-Limburg belangrijk. Er wachten daar nog verschillende
interessante hygienische vraagstukken op oplossing. Voor den
militairen hygiënist zijn deze puzzles in zekeren zin eene ergernis.
Hij toch komt er slechts mede in aanraking bij verkenningen voor
te houden manoeuvres. Zijn taak beperkt er zich dan toe om ze
slechts oppervlakkig te bestudeeren, teneinde hunne beteekenis voor
de te houden oefeningen te kunnen schatten. De omstandigheden
dwingen hem vlug eene beslissing te nemen en maatregelen voor
te stellen in het belang der troepenmacht, soms op nog niet geheel
voldoende gegevens. Daarna moet hij de problemen weer laten
liggen, het aan anderen overlatend die opnieuw te stellen en de
beantwoording daarvan al dan niet ter hand te nemen.

Het doel van eene militair-hygienische verkenning is het verzamelen
van gegevens over het vóórkomen van besmettelijke ziekten en
hygienische misstanden in het te bezetten gebied. In oorlogstijd
zal eene dergelijke verkenning met het oog op tactische omstandig-
heden vaak niet mogelijk zijn. Kan echter eene stelling rustig in
orde worden gebracht, dan zal ook ongetwijfeld eene hygienische
verkenning tot de voorbereidende werkzaamheden behooren.
Evenwel zullen dan eventueele hygienische gevaren zeer grooten
sprekend moeten zijn, wil in een gegeven geval daaraan den voorrang
boven tactische eischen worden gegeven.

Onder de gevaren, die eene troepemacht te velde en ook op
manoeuvre bedreigen, spelen de besmettelijke ziekten eene voorname
rol. Gedeeltelijk schuilen die gevaren in den troep zelf — ziekte-
kiemdragers, personen in het incubatietijdperk van eene besmettelijke
tiekte en lichte zieken kunnen zich onder de opgeroepen verlof-

-ocr page 14-

gangers bevinden ■—, gedeeltelijk onder de burgerbevolking van
het te bezetten gebied c. q. manoeuvreterrein (endemisch c. q.
epidemisch voorkomen van eene bepaalde besmettelijke ziekte).

De door mij in Zuid-Limburg gehouden verkenningstochten,
aangevuld met gegevens, verkregen bi) verkenningen in andere
deelen van ons land, en met materiaal ontleend aan het mobilisatie-
archief van den Chef van de Gezondheidscommissie bij het Algemeen
Hoofdkwartier, verschaften de stof voor deze studie.

De opdracht tot het verrichten der verkenningen werd begin
Mei verstrekt. De manoeuvres begonnen 13 September. Het
manoeuvreterrein omvatte geheel Limburg bezuiden Roermond met
uitzondering van enkele gedeelten. Dit gebied bestaat uit 81 gemeenten,
waarvan het grootste gedeelte door ons is bezocht. Voor het onder-
zoek in dit gebied waren dus ruim 4 maanden beschikbaar. In
verband met allerlei andere voorbereidingen moesten de rapporten
echter zeker een maand vóór het begin der oefeningen uitgebracht zijn.

De opzet der oefeningen was zoodanig, dat de troepen hoogstens
enkele dagen, als regel niet meer dan één dag op dezelfde plaats
zouden verblijven. Als gevolg daarvan kon niet zoo\'n innig contact
met de burgerbevolking ontstaan als bij langduriger legering allicht
het geval zou zijn. De kans op overbrenging van onder de burgerij
voorkomende besmettelijke ziekten werd daardoor kleiner. Deze
gunstige omstandigheid werd echter grootendeels weer teniet gedaan
door de hartelijkheid en mededeelzaamheid van den Limburger, die
aan den Nederlandschen soldaat gaarne van nooddruft en van
overvloed gaf.

De besmettelijke ziekten, die voor eene militair-hygienische ver-
kenning in ons land beteekenis hebben, zijn: typhus en paratyphus,
dysenterie, nekkramp, roodvonk en diphtheric. En bijzonder met
het oog op de verkenning in Zuid-Limburg moest ook nog rekening
worden gehouden met de mogelijkheid van pokken en vlektyphus
(grensgebied, mijnstreek). In dit verband verdient vermelding de
gelukkige omstandigheid, dat tusschen het Centraal Laboratorium
voor de Volksgezondheid en den Hygienist der Landmacht eene
vriendschappelijke samenwerking bestaat. Indien op grond van
verrichte of aangevraagde onderzoekingen aan de mogelijkheid van
het voorkomen van vlektyphus gedacht had moeten worden, zou
ik daarvan zeker op de hoogte zijn gebracht.

De vlektyphus heeft zich noch voor, noch tijdens de manoeuvres
in Zuid-Limburg vertoond.

-ocr page 15-

Even was er pokkenalarm. Ongeveer een week voor het begin
der manoeuvres kwam op het Centraal Laboratorium materiaal in
voor onderzoek op pokken. Bij het onderzoek ter plaatse bleek,
dat we met een geval van vaccinia generalisata te doen hadden.
Op mijn reis naar het Zuiden ben ik onwillekeurig gaan overleggen
wat me te doen zou staan als daar onverhoopt één of meer pokken-
gevallen ontdekt zouden worden. Eigenlijk van zelf sprekend was
het uitgangspunt mijner overwegingen de dreigende epidemie in
Zuid-Limburg in 1926.^)

In Sept. 1926 was te Sittard de vrouw van een echtpaar, dat kort te voren in
Parijs was geweest, licht ongesteld geworden. Een paar weken later werd ook de
man ziek. De diagnose werd niet op pokken gesteld. Op 23 Oct. werd eene dame
ziek, die bij bovengenoemd echtpaar op visite was geweest. Nu werd de pokken-
diagnose gesteld. Door. afzondering van de patiente en vaccinatie van alle personen
in hare omgeving werd verdere uitbreiding in dit milieu voorkomen. Van de met het
eerst genoemde echtpaar in aanraking geweest zijnde personen zijn nog twee besmet
geworden. Met een derde, te Ekkelrade wonende persoon is dit waarschijnlijk
eveneens het geval. Het door den Inspecteur van het Staatstoezicht op de Volks-
gezondheid gegeven advies om de betreffende gezinnen te vaccineeren (c.q. revaccineeren)
is niet opgevolgd. In het gezin te Ekkelrade stierf begin Nov. een oude man „zeer
■waarschijnlijk in het incubatietijdperk van pokken, zoo deze al niet waren uitgebrokenquot;.
Op 20 Nov. werd een der familieleden van dezen man. ziek. Deze patiënt werd
24 Nov. in de barak te Maastricht opgenomen. Het eerste geval te Maastricht
werd 13 Dec. waargenomen. De weg. waarlangs de besmetting Maastricht heeft
bereikt, is niet bekend geworden. Daarna zijn in deze stad nog 4 andere gevallen
voorgekomen bij personen, die in verschillende wijken woonden.

Door isolatie van patienten en contacten en door massale vaccinatie en revac-
cinatie is men de dreigende epidemie tenslotte meester geworden.

Bij een stand van zaken als in Dec. 1926 zou het niet moeilijk
zijn geweest om aan de militaire autoriteiten een advies te geven.
De groote waarschijnlijkheid, dat een aantal lichte, niet herkende
gevallen naast de offlcieele ziektegevallen voorkwamen, zou het
buitengewoon ongewenscht hebben gemaakt om in deze omgeving
groote oefeningen te houden. Bij een toestand als op 23 Oct. 1926
zou het geven van een advies heel wat meer moeilijkheden hebben
opgeleverd. Ongetwijfeld zouden subjectieve indrukken dan mede
gewicht in de schaal hebben gelegd. Maar gelukkig zijn noch
kort voor, noch tijdens de manoeuvres pokken in Limburg
waargenomen.

Uit de gegevens van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid
werd niet de indruk gekregen, dat roodvonk en diphtherie in Zuid-
Lim
burg in meerdere mate voorkwam dan overal elders in Nederland.

\') Verslagen en Mededeelingen betreffende de Volksgezondheid 1928 blz. 133.

-ocr page 16-

Andere maatregelen dan genoemd in art. 14 tweede alinea
der Inkwartieringswet behoefden tenopzichte van deze beide
ziekten niet te worden genomen.

Sedert de mobilisatie heeft de bacillaire dysenterie zich slechts
éénmaal als militair verkenningsprobleem in Nederland voorgedaan.
Te Staphorst werden van 23 Augustus tot 12 December 1925
95 gevallen aangegeven.

Behalve in Staphorst werden ook gevallen waargenomen in Nieuw-
Leusen, Ruinerwold, Dalfsen, de Wijk, enz. Waar de hygienische
omstandigheden slecht waren en eene algemeene besmetting van
het geheele dorp Staphorst als waarschijnlijk kon worden aangenomen
(vliegenplaag), werd het van militaire zijde veiliger geoordeeld om
aan de opgeroepenen voor herhalingsoefeningen uit Staphorst en
omgeving uitstel van opkomst te verleenen. In Zuid-Limburg zijn
echter noch voor, noch tijdens de manoeuvres dysenteriegevallen
voorgekomen.

De typhus en paratyphus daarentegen komen in Zuid-Limburg
regelmatig voor, evenzoo de meningitis. Aan deze drie ziekten moest
dus bij de verkenning bijzondere aandacht worden besteed.

Voor de ervaringen in dit gebied opgedaan bij vroegere manoeuvres
(1905) en tijdens de mobilisatie volsta ik met te verwijzen naar
Hoofdstuk I.

Het onderzoek naar het voorkomen van besmettelijke ziekten in
Zuid-Limburg begon al voor mijn eerste reis daarheen. In de Ver-
slagen en Mededeelingen van het Staatstoezicht op de Volksgezond-
heid werd gezocht naar gemeenten, waar sedert 1920 typhusgevallen
waren aangegeven. Deze gemeenten werden in eene kleine klapper
alphabetisch gerangschikt met vermelding van het aantal gevallen
en maand en jaar van aangifte. Van deze kleine klapper heb
ik veel plezier gehad. Immers niet op alle gemeentehuizen worden
de aangegeven gevallen in registers geboekt. Vaak worden de aan-
giftebriefjes der medici in de jaardossiers tusschen allerlei andere
papieren bewaard. Het zoeken naar die briefjes werd in zoo\'n geval
aanmerkelijk vergemakkelijkt, doordat ik met de klapper in de hand
direct het jaar, waarin gevallen waren gemeld, kon opgeven.

De opgaven van het Staatstoezicht werden nu vergeleken met
de op de Gemeentehuizen aanwezige gegevens. Zoo noodig werden

1nbsp;In huizen, waarin eene besmettelijke ziekte heerscht, mag geene inkwartiering
geschieden.

2nbsp;J. H. Koetsier en H. }. Ziesel: Eenige mededeelingen over de dysenterie
epidemie te Staphorst. N. T. v. G. 1925 II. Blz. 2856.

-ocr page 17-

aangeteekend naam en woonplaats van de lijders. Indien typhus in
een dorp of gehucht met eenige regelmaat voorkwam, werd de woon-
plaats aangegeven op de stafkaart 1/25000 of op eenen plattegrond,
teneinde zoo een indruk omtrent de verspreiding der gevallen te
verkrijgen. Gelegenheid om door een persoonlijk bezoek bij de ver-
schillende herstelde lijders of bij familieleden van gestorven patienten
inlichtingen te verzamelen, die tot de ontdekking van niet herkende
c.q. niet aangegeven gevallen konden leiden, heb ik niet kunnen
vinden. Veel verder dan tot een begin van epidemiologisch onderzoek
ben ik dus niet gekomen. Toch was dit in enkele gevallen vol-
doende om een indruk te vestigen, waarop in eene bepaalde richting
kon worden geadviseerd.

Het drinkwateronderzoek heeft veel tijd in beslag genomen. Op
de fiets is het geheele gebied van Noord naar Zuid en van Oost
naar West doorkruist en het geaccidenteerde terrein was vooral
in het begin voor den Hollander, die aan vlakke wegen gewend
was, wel een weinig vermoeiend. Gewoonlijk bleven we twee dagen
achtereen uit. Wij namen op deze tochten mede:

1nbsp;ons drinkwateronderzoektaschje, waarin zich de benoodigdheden
voor een kort, ter plaatse uit te voeren, scheikundig onderzoek
van watermonsters bevinden en

2nbsp;een tasch met 20 tot 25 steriele fleschjes van 100—200 c.M^ om
zoonoodig monsters water voor bacteriologisch onderzoek naar
Utrecht te kunnen meenemen.

Naast het eigen onderzoek van waterbronnen werd op de
Gemeentehuizen steeds gevraagd naar het ter plaatse aanwezig
zijn van melkfabrieken en bierbrouwerijen. Wanneer overal elders
het water onbetrouwbaar is, is er altijd kans om daar hygiënisch
betrouwbaar water aan te treffen. Verschillende waardevolle inlich-
tingen dank ik voorts aan Ir. Vos, Directeur der N.V. Waterleiding
Mij. voor Zuid-Limburg en aan Apotheker Hüpperetz, secretaris
van de Gezondheidscommissie, gezeteld te Gulpen.

Sedert korten tijd worden de door ons verkregen gegevens over
het drinkwater verzameld op een kaartsysteem. Van het model
der kaarten geef ik op blz. 7 en 8 eene verkleinde reproductie.
Achtereenvolgens zullen nu worden besproken:
I. Militair-hygienische ervaringen in Zuid-Limburg van ouderen
datum;

n. Het militaire Typhu5 en Paratyphus vraagstuk:
1 In den grooten oorlog 1914—1918.

-ocr page 18-

2nbsp;In het gemobiliseerde Nederlandsche leger,

3nbsp;De beteekenis van den typhus en paratyphus als verken-
ningsprobleem mede naar aanleiding van ervaringen opgedaan
in de oorlogsjaren,

4nbsp;Een en ander over het voorkomen van typhus en paratyphus
in Zuid-Limburg;

IIL Het militaire Meningitisvraagstuk:

1nbsp;In den grooten oorlog 1914—1918,

2nbsp;In het gemobiliseerde Nederlandsche leger,

3nbsp;De beteekenis van de meningitis als verkenningsprobleem,

4nbsp;Een en ander over het voorkomen van meningitis in
Zuid-Limburg;

IV.nbsp;Algemeene beschouwingen over de militair-hygienische be-

oordeeling van drinkwater;

V.nbsp;Het drinkwateronderzoek in Zuid-Limburg ten dienste van

de manoeuvres 1928;

VI.nbsp;Slotbeschouwingen.

-ocr page 19-

Provincie: ..................................................................

Gezondheidscommissie:...............................

Gemeente:...............................................................

( Dorp:
Onderdeel d. gemeente^

( Buurtschap:

AFZONDERLIJKE WATERBRONNEN VAN
AANZIENLIJKE CAPACITEIT.

a. Zuivelfabrieken (ligging, aard der watervcxirz.)

b. Bierbrouwerijen (ligging en aard d. watervoorz.)

De drinkwatervoorziening heeft in de Gemeente.......................................................

(onderdeel der gemeente........................................) in het algemeen plaats door:

WATERLEIDING (aard van het water):............

ligging en grootte van het waterwinningsgebied

ligging van het pompstation:..............................................

ligging van watertorens:.........................................................

maximum capaciteit per 24 uur: ........................................

A,

a.

b\\
b\\
c.

d}.nbsp;heeft waterzuivering plaats? zoo ja op welke wijze:

cP, capaciteit van reinwaterkelders:................................................

cP. capaciteit van de reservoirs in de watertorens: .......

e.nbsp;gemiddeld gebruik per 24 uur:................................................

f.nbsp;aantal aansluitingen: ............................................................................

g.nbsp;aantal niet aangesloten perceelen:..........................................

B. OP ANDERE WIJZE:

open welputten met of zonder pomp;

a. ondiepe: .............................................................

b» diepe:....................................................................

gesloten welputten: .........................................

zijn veel bronboringen aanwezig:..............

is artesisch water aanwezig:.._.......................

a.

c. Andere fabrieken (ligging, aard d. watervoorz.)

d. Gemeentepompen.

b.

c.

d.

Voor gedetailleerde gegevens der afzonderlijke bronnen zie ommezijde.

Voor gedetailleerde gegevens dezer afzonder-
lijke bronnen zie ommezijde.

-ocr page 20-

GEGEVENS OVER AFZONDERLIJKE BRONNEN.

Juiste aanduiding der
plaats waar de bron
zich bevindt (straat,
wijk, huisnummer,
naam v|d bewoner
v|h huis, enz.)

Soort der
drinkwaterbr.
(welput, bron-
boring, artesi-
sche put, enz.)

i

0

a
t

1

a

Gegevens over den
plaatselijken toestand.

Bacteriologisch onderzoek

Chemisch onderzoek

Mac

Conkey

c

1

4)

2

Strepto-
coccen

volgens
Eijkinan

1
°BX

0.1
c.c.

5
c.c.

1

c.c.

10
c.c.

1

c.c

10
c.c.

1

c.c,

25
c. c.

Ö3

a

O

oo

-ocr page 21-

HOOFDSTUK I.

MILITAIR-HYGIENISCHE ERVARINGEN IN ZUID-
LIMBURG VAN OUDEREN DATUM.

DE MANOEUVRES VAN 1905 EN HET EPIDEMIOLOGISCH
ONDERZOEK VAN Dr. G. W. BOLAND.»)

In 1905 zijn in hetzelfde gebied als thans oefeningen op groote
schaal gehouden. Na afloop daarvan zijn 20 gevallen van febris ty-
phoidea ter kennis van den Militair Geneeskundigen Dienst gekomenj:

H in de garnizoenen \'s-Hertogenbosch, Bergen op Zoom en
Middelburg en 6 onder manschappen, die reeds met groot verlof
naar huis waren vertrokken.

Aan de manoeuvres 1905 is deelgenomen door de 3e Divisie
Infanterie, bestaande uit 2 R. I.^), 3 R. I.. 6 R. I., 2 R. H.^), de
2eAfdeeling van 3 R. V. A.-quot;), de Ie Aldeeling van 4 R. V. A..
eene Compagnie Genietroepen, eene Compagnie Wielrijders en de
Koloniale Reserve.

De garnizoensplaatsen van deze troepen waren: \'s-Hertogenbosch.
Venlo. Roermond. Maastricht. Bergen op Zoom. Middelburg,
Vlissingen. Breda. Utrecht en Nijmegen.

De manoeuvres zijn gehouden van 5 tot 14 September. Het eerste
ziektegeval werd waargenomen 22 September, het laatste 11 Oc-
tober. De algemeen aangenomen incubatietijd voor typhus bedraagt
10 tot 21 dagen. Als regel zal de patient reeds eenige dagen ziek
zijn, voordat de diagnose wordt gesteld. Alle gevallen kunnen dus
tijdens de manoeuvres zijn ontstaan.

Deze 20 typhusgevallen zijn als volgt over de verschillende onderdeden verdeeld:

9 gevallen bi) 2 R. I.:nbsp;1 geval bij het eerste bataljon

1 •gt; I, ,1 tweede

4nbsp;gevallen „ „ derde
3 „ „ „ vierde

11 gevallen bi) 3 R.I.: 2 ............eerste

5nbsp;............tweede

3nbsp;„ „ „nbsp;derde

1nbsp;geval „ „nbsp;vierde

Als mogelijke bronnen en wegen van besmetting worden achter-
eenvolgens besproken: overbrenging der ziektekiemen door insecten,
door contact en door voedings- en lafenismiddelen.

Militair Geneeskundig Tijdschrift X.

2) R.I. = regt. Infanterie. 3) R. H.=regt. Huzaren. lt;) R. V. A. = regt. Veld Artillerie

-ocr page 22-

OVERBRENGING DER BESMETTING DOOR INSECTEN EN CONTACT.

De weersgesteldheid en de afwezigheid van eene vliegenplaag
maakte overbrenging der ziektekiemen door insecten in dit geval
al heel onwaarschijnlijk. De mogelijkheid van contactinfectie wordt
verworpen op grond van de volgende overwegingen:

a)nbsp;omdat het voorkomen van eene besmettelijke ziekte in een
gezin inkwartiering uitsluit,

b)nbsp;omdat het voorkomen van eene ernstige ziekte in een gezin
wel zal leiden tot een verzoek om vrijstelling van inkwartiering,

c)nbsp;omdat de twee geïnfecteerde regimenten gedurende den grootsten
tijd in verschillende gemeenten werden gehuisvest.

Ik teeken hierbij aan, dat deze overwegingen door mij niet
worden gedeeld:

1)nbsp;omdat geen rekening is gehouden met de mogelijkheid van veel
veelvuldiger voorkomen van gevallen van febris typhoidea dan
officieel bekend is;

2)nbsp;omdat febris typhoidea onder zeer liqhte verschijnselen kan
verloopen;

3)nbsp;omdat, al mogen op een bepaald oogenblik geen ziektegevallen
in een gezin voorkomen, het daarom nog niet uitgesloten behoeft
te zijn, dat ziektekiemdragers in dat gezin aanwezig zijn.\')

In verband met het vraagstuk der contactinfectie verdient de
wijze, waarop de twee geinfecteerde regimenten gehuisvest zijn
geweest, vermelding:

2nbsp;R.I.: inkwartiering van onderdeden in Meerssen en Houthem,

II—2nbsp;R.I.2) keerde telkens naar de kazerne in Maastricht terug, heeft 1 dag
nabij Wijlre gebivakkeerd,

III—2nbsp;R.I. heeft 1 dag nabij Wijlre gebivakkeerd, de overige dagen is het
bataljon gelegerd geweest in het kamp „de Kommenquot; bij Maastricht, geen
inkwartiering,

met Gulpen hebben geen direct contact gehad II. III en IV — 2 R.I.

3nbsp;R.I.: inkwartiering in Sittard en Heerlen.

tentenkampen en tentbivaks buiten de bebouwde kom van Wijlre. Wittem.
Kadier en Heer,

I, II en III — 3 R.I. zijn gelegerd geweest in Sittard. II. III en IV — 3 R.I.
in Heerlen. 1—3 R.I. in het 1 K.M. noordelijker gelegen kamp bij Husken.
Met Gulpen hadden geen direct contact II. III en 114 gedeelte van IV—3 R.I.;
niet in Maastricht zijn geweest II en III — 3 R.I.

\') Te verwonderlijker doen de door schrijver tegen contactinfectie aangevoerde
argumenten aan. omdat voor de ziektegevallen onder de militairen wel de
mogelijkheid wordt aangenomen, dat gevallen niet zijn herkend.
2) 1. II, 111. IV - 2 R.1. beteekent 1 e. 2e. 3e. 4e bataljon van het 2e Regiment Infanterie.

-ocr page 23-

OVERBRENGING DER BESMETTING DOOR VOEDINGS- EN
LAFENISMIDDELEN.
Fruit wordt door den schrijver direct uitgesloten:

1)nbsp;omdat geoefend werd in een streek waar slechts sporadisch
voor en tijdens de oefening een typhusgeval is voorgekomen;

2)nbsp;omdat 2 en 3 R.I., behoorende tot twee verschillende brigades
»bijna steedsquot;^) verschillende marschroutes gevolgd hebben;

3)nbsp;omdat als fruit de schuldige zou zijn, niet te verklaren is
waarom geen ziektegevallen bij 6 R.I. zijn voorgekomen, daar
bij dat regiment het aantal fruitliefhebbers wel niet minder
groot zal zijn geweest dan bij de andere regimenten.

Ik teeken hierbij aan, dat de eerste reden bij een ingesteld onderzoek
wel eens meer schijn dan werkelijkheid zou kunnen blijken. De
tweede reden wordt vrijwel krachteloos gemaakt door de woordjes
»bijna steeds.quot; Tegen de derde kan als argument worden aan-
gevoerd, dat de fruitliefhebbers van 6 R.I. misschien juist dever-
koopers van infectieus fruit hebben overgeslagen.

Melk en Bier worden op grond van dezelfde argumenten reeds
min of meer uitgesloten. Bovendien worden tegen melk nog de
volgende argumenten aangevoerd:

\'l) er werd geoefend in een streek waar het melkgebruik tot de uitzon-
deringen behoort;
5) een drietal patienten, die persoonlijk ondervraagd konden worden,
verklaarden nooit melk te hebben gebruikt.
Naar mijne meening is het
4e argument in zijn algemeenheid
weinig steekhoudend. Alleen wanneer alle gevallen tot één infectie-
bron teruggevoerd moeten worden zooals de schrijver veron-
derstelt — is het laatste argument inderdaad afdoende om melk
als infectiebron buiten te sluiten.

Bier werd tamelijk veel gedronken. De schrijver acht mede op
grond van het alkohoigehalte
(2V2 tot 4V2 °/o) de kans op over-
brenging der besmetting d oor bier al buitengewoon gering. Maar
bij vergeet blijkbaar de mogelijkheid van besmetting in een bier-
huis. wanneer er ter plaatse b.v. een ziektekiemdrager mocht zijn
of komen.

VERONDERSTELDE OVERBRENGING DER BESMETTING
DOOR DRINKWATER.
Drinkwater is tenslotte naar de meening van den schrijver
ais de meest waarschijnlijke infectiebron te beschouwen, te meer
omdat aan deze oorzaak volgens SCHÜDER (statistiek van 638
\') Spatieering van mij.

-ocr page 24-

typhusepidemieën) het ontstaan van bijna 80 °/o der epidemieën
moet worden toegeschreven.

In dit verband is van belang te vermelden de wijze, waarop de
watervoorziening der troepen was geregeld.
De bedoelde troepen gebruikten:

1)nbsp;water, dat door de bewoners werd gebruikt in die plaatsen, waar inkwartiering
heeft plaats gehad (voor 2 en 3 R.1.: Sittard, Meerssen, Houthem, Heerlen, Gulpen
én Maastricht);

2)nbsp;water in groote tonnen aangevoerd door daartoe aangewezen leveranciers
(bestemd voor bivakkeerende troepen). 2 en 3 R.1. kregen op deze wijze water
van leveranciers uit Meerssen, Wijlre, Gulpen, Heerlen en Sittard;

3)nbsp;water uit geslagen nortonpompen in het kamp bij Heer;

■4) water, aangevoerd op daartoe beschikbare voertuigen en bestemd om onder
de oefeningen tijdens de groote rust te worden gebruikt. Voor 2 en 3 R.I.
was dit water afkomstig uit de waterleiding van Maastricht, van de leverantie-
inrichtingen te Meerssen, Gulpen, Heerlen, Sittard en de nortonpompen in het
kamp bij Heer;nbsp;•

5) een enkele maal water van boerenhoeven.

2 en 3 R.1. waren 6 Sept., 6 R.1. was 7 Sept. in Limburg aangekomen. 2 en
3 R.1. hadden met verschillende treinen gereisd; de bataljons van 2 R.I. waren
naar Meerssen en Maastricht, die van 3 R.1. naar Sittard gedirigeerd. De nacht
van 6 op 7 Sept. werd door deze beide regimenten in of nabij de genoemde plaatsen
doorgebracht. 2 R.1. werd van water voorzien uit de waterleiding van Maastricht
en door de leverancier te Meerssen, 3 R.1. door de inwoners van en den leverancier
te Sittard. 7 Sept. had eene ontmoeting plaats tusschen Beek en Neerbeek. In de
rust konden de manschappen van 2 R.1. hunne veldflesschen vullen uit waterwagens
met water, afkomstig uit Meerssen, die van 3 R.1. uit waterwagens met water
uit Sittard. Daarna keerden de beide regimenten terug naar de plaatsen waar zij
den nacht hadden doorgebracht.

De schrijver, die persoonlijk bij het samentreffen van beide regimenten aanwezig
was, heeft niets kunnen waarnemen, waardoor eene gemeenschappelijke infectie op
dat oogenblik te verklaren zou zijn.

Water van boerenhoeven kan z.i. niet de schuldige zijn.
Het is slechts sporadisch gebruikt en bovendien verklaarden twee
patienten, die door den schrijver ondervraagd werden, nooit water
van één of andere boerenhoeve te hebben gedronken.

Evenmin zou naar zijne meening water gebruikt tijdens de
inkwartiering als gemeenschappelijke infectiebron in aanmerking
komen. Beide regimenten toch legerden in verschillende kantonne-
menten, al is het een enkele maal wel voorgekomen, dat een ge-
deelte van het eene regiment met een deel van het andere in een
zelfde plaats in kwartier kwam.

Ook het water uit de waterleiding te Maastricht
wordt als mogelijke infectiebron vrijwel uitgeschakeld (moderne
waterleiding, in de stad Maastricht kwamen volgens opgave slechts
sporadische typhusgevallen voor). De eenige nog bestaande moge-

-ocr page 25-

lijkheid: infectie der voor waterdistributie dienende vaten door
spoelen in besmet water, kan eveneens worden uitgesloten. Alleen
R-I\' heeft water, afkomstig uit de waterleiding te Maastricht,
in vaten aangevoerd gekregen. Op grond van de door schrijver
gemaakte veronderstelling, dat er eene gemeenschappelijke infectie
door drinkwater moet hebben plaats gevonden, komt hij er toe
om ernstige verdenking op te vatten tegen het water geleverd
door den leverancier uit Gulpen.

Aan alle bataljons, waarbij zich ziektegevallen hebben voorgedaan, is water
geleverd door dezen leverancier en wel op de volgende wijze:
9—11 Sept. aan IV— 2 R.1. in het bivak te Wittem,

11 — 12 Sept. aan 111 en V4 deel van IV—3 R.1. in het tentenkamp „de Hutquot;

en aan 11—3 R.1. in het bivak te Ingber,
12—14 Sept. aan 11 en 111—3 R.1. in het tentenkamp bij Cadier en Keer,

11nbsp;Sept. tijdens de groote rust aan alle bataljons van 2 R.1.,

12nbsp;Sept. tijdens de groote rust aan alle bataljons van 3 R.1.

Echter blijkt uit de leverantiestaten, dat ook 6 R.1., waarbij geen ziektegevallen
zijn voorgekomen, van dat water heeft gedronken:

9—11 Sept. door 1—6 R.1. in het bivak te Vogelenzang,
11 Sept. door alle bataljons van 6 R.1. tijdens de oefening.

1—6 R.1. is het eenige bataljon van dat regiment, dat tijdens het bivakkeeren
water uit Gulpen ontving. Het kwam op een Zaterdagmiddag in het bivak aan
en vertrok Maandagsmorgens. Het weer was guur. Ongeveer alle manschappen
maakten van de geboden gelegenheid gebruik om het bivak gedurende den Zondag
tijdelijk te verlaten, terwijl op Maandagmorgen de veldflesschen met koffie gevuld
werden. Het waterverbruik is dus uiterst gering geweest.

Maar terecht wordt opgemerkt, dat ook IV—2 R.1. onder dezelfde omstandig-
heden in het bivak te Wittem verkeerde en bij dat bataljon zijn drie ziektegevallen
voorgekomen.

Ook tijdens de oefening op 11 Sept. heeft 6 R.1 water uit Gulpen kunnen
gebruiken. 1—6 R.1. had voor de rust 3 K.M., 11 en IV—6 R.1. ieder ongeveer
5 K.M. gemarcheerd. Het eenige bataljon, dat een wat grooteren afstand had af-
gelegd was 111—6 R.1. Waar het een koude regenachtige dag was, zal de behoefte
aan water tijdens de rust wel niet heel groot zijn geweest. De kans op gering
watergebruik werd voor 2 bataljons van 6 R.1. op dien dag nog daardoor vergroot,
dat hun waterwagens zich tijdens de rust niet op de aangegeven plaats bevonden.
Wel kwam men deze wagens later onderweg tegen en is aan de manschappen
gelegenheid gegeven om de veldflesschen te vullen. Onderling liepen de meeningen
van verschillende compagniescommandanten over het waterverbruik uiteen: volgens
de meesten was dit gering geweest, volgens een enkele daarentegen groot. In dit
opzicht blijft dus wel eenige twijfel bestaan.

Betoogd wordt, dat naast het infectieuse agens ook de „weer-
krachtquot; van het lichaam van zeer veel beteekenis is. Het maken
van zware marschen zou daarop eenen ongunstigen invloed uit-
oefenen. Op 11 Sept. had 2 R.1. reeds 3, 6 R.1. daarentegen
slechts 2 manoeuvredagen achter den rug.

-ocr page 26-

Volgens den schrijver staat vast, dat 6 R.I. voor 11 September
één dag minder aan de „schadelijke invloeden van het manoeuvre-
terreinquot; was blootgesteld en dat op 11 September enkele bataljons
minder gelegenheid hadden water uit Gulpen te gebruiken dan
2 R.I. (waarvan de waterwagens wel in de rust ter plaatse waren)
en dan 3 R.I. (dat op 12 Sept. onder dezelfde omstandigheden
verkeerde).

Om aan de hier weergegeven opvatting steun te verleenen, worden nog eenige
gegevens betreffende patiënten medegedeeld:

1)nbsp;het geval bij 11—2 R.1. Dit betreft een verlofganger. De behandelende medicus
kon geene oorzaak buiten de manoeuvres voor dit ziektegeval opsporen. Het
bataljon keerde met uitzondering van één nacht bivak iederen avond naar
Maastricht terug. De waterleverancier te Wijlre heeft nooit geleverd aan 1 en
IV—2 R.I., evenmin aan 3 R.1. Tijdens de rust op 11 Sept. werd water uit
Gulpen verstrekt.

2)nbsp;3 R.1. heeft gedurende de oefeningen water uit Gulpen toegevoerd gekregen.
Een zieke sergeant van dat regiment verklaarde, dat hij slechts één dag water
in ongekookten toestand heeft gedronken en wel op 13 Sept. tijdens de revue.
Op andere dagen heeft hij de gewone oefeningen niet meegemaakt, omdat hij
met eene aparte opdracht was belast. Onderweg werd dan bier of melk gedronken.
Het water, dat hij op 13 Sept. heeft gedronken moest officieel afkomstig zijn
uit nortonpompen in het kamp bij Heer, maar door een samenloop van om-
standigheden was de waterwagen, waaruit de man het water gekregen had,
gevuld met water uit het tentenkamp nabij Cadier en dat water was geleverd
door den leverancier uit Gulpen.

Ook van andere patienten werd getracht dergelijke gegevens te verzamelen.
Het resultaat daarvan is alleen geweest de mededeeling, dat het water niet altijd
even lekker smaakte.

„DE ZWAARTE DER VERDENKING BLIJFT DRUKKEN
OP HET WATER UIT GULPENquot;.

„Het voorafgaande resumeerendequot; zoo besluit schrijver „kan
men zeggen, dat, hoewel het ondanks het bijeenbrengen der klein-
ste gegevens tot dusverre niet gelukt is eene in alle opzichten
bevredigende oplossing van het vraagstuk te verkrijgen, er toch
motieven genoeg zijn om de zwaarte van verdenking te doen
drukken op de waterleverantie uit Gulpen.quot;

De bron, waaruit het water stamt, wordt nu nader nagegaan,
niet door persoonlijk onderzoek, maar door het vragen van in-
lichtingen o.a. aan den „Ziekte-inspecteurquot; van de Volksgezond-
heid voor Noord-Brabant, Gelderland en Limburg,

Vanaf einde Juli 1905 werden typhusgevallen aangegeven in
Heer, Wijlre, Wittem en Slenaken. In de opgave van het Staats-
toezicht op de Volksgezondheid van 23—29 Augustus staat een
geval te Slenaken vermeld (dus juist ongeveer een week voor

-ocr page 27-

het begin der manoeuvres). Dit ziektegeval had zich voorgedaan
in Beutenaken, in eene woning op 100 M. afstand van de Gulp
gelegen. In dezelfde woning bleek bovendien nog een niet aan-
gegeven typhusgeval vóór 25 Augustus te zijn voorgekomen. Het
linnengoed uit dit gezin werd meermalen in de Gulp gespoeld.

De inrichting, waaruit door den leverancier te Gulpen water
werd geleverd, was dicht bij de Gulp gelegen en ook de prise
d eau bevond zich in de buurt daarvan. De beschrijving van deze
inrichting laat ik hier letterlijk volgen:

..Het terrein, waarop de genoemde inrichting met bijbehooren gelegen is, treft
men op de stafkaart (schaal 1 : 50000) aan in den vorm van een kleinen driehoek,
plus minus 500
m. (1 c.M. op de kaart) oostwaarts van de (n) van Gulpen, ten
noorden begrensd door den Rijksweg Maastricht-Aken, aan de oostzijde door de
Gulp en aan den westkant door den vanaf den Rijksweg zuidwaarts verloopenden
landweg, die voor een gedeelte rood is weergegeven, tot aan het punt waar deze
de Gulp kruist, aangegeven door de letters Br. (brug) vlak boven de (K) van Kn.m.

Ditzelfde terreingedeelte is twintig maal vergroot afgebeeld op de hierbij gevoegde
schets no. 1, genomen van de Kadasterkaart (schaal 1 : 2500). De prise det-u
(bron) ligt op 4 M. afstand van de Gulp. Het stukje grond om de bron is door
een heg afgeschoten van het daarachter gelegen weiland, doch vanaf de brug
over de Gulp en den weg vrij toegankelijk (op schets no. 1 gearceerd aange-
geven). Veel betreden wordt dit plekje niet, in de nabijheid is geen verzamelplaats
voor vuil of afval. Het terrein helt naar de Gulp toe, het weiland glooit naar
boven, het terrein blijft verder stijgen in de richting van de Gulpenerberg. Deze
berg levert het water voor de bron.

Van de inrichting der prise d\'eau geeft schets no. 2, een overzicht (verticale
doorsnede). Het reservoir, diep 1 M. 80, breed 1 M. 50, is voorzien van ijzeren
wanden en bestaat uit twee gedeelten. Het bovendeel sluit met een band op den
rand van het onderstuk. Het bronwater stroomt het reservoir binnen langs den
geperforeerden achterwand van dit onderstuk, welke wand 4 M. van de Gulp
verwijderd is. Bij opening vertoonde het reservoir niets bijzonders; op den bodem
lag eenig zand.

Tusschen reservoir en Gulp is een betonstorting aangebracht, die niet boven
de omgeving uitsteekt en zich zeker niet hoog boven den gemiddelden waterstand
der Gulp verheft. Deze betonlaag verloopt vanaf de brug tot stroomafwaarts
voorbij het reservoir (zie schets no. 1).

De bron bezit haar tegenwoordige constructie ruim 15 jaar; reiniging van het
reservoir vond in dien tijd niet plaats.

Een overstort voor het overtollige water is aan dit reservoir niet aangebracht.
Bij grooten watertoevoer vanaf den berg zal het water voor een deel een weg in
den bodem moeten zoeken naar de Gulp toe en voor een ander deel zich verder
bewegen langs de waterleiding, die, vervaardigd uit gegalvaniseerd ijzeren buizen,
door middel van schroefkoppeling onderling verbonden, vanuit het reservoir onder
en bodem der Gulp doorgevoerd wordt en verloopt naar een put, die zich bij
een watermolen bevindt (schets no. 1).

Deze put afgebeeld op schets no. 3, is 8 M. diep en voorzien van gemetselde

-ocr page 28-

en gecementeerde wanden; aan de bovenzijde is een overstort naar de Gulp aan-
gebracht tot afvoer van het overtollige water. Het water voor het gebruik wordt
uit de put opgepompt door middel van een watermolen, die gedreven wordt door
de Gulp, doordat deze tengevolge van het aanbrengen van een schutsluis voorbij
den molen 2 M. valt.

De overstort bevindt zich stroomafwaarts van den molen, zoodat ze ook bij
hoogen waterstand der Gulp niet door Gulpwater wordt bereikt.

Hier ter plaatse mag een open verbinding tusschen Gulp- en bronwater niet
worden aangenomen. Wel bestaat er gevaar voor verontreiniging bij de prise
d\'eau, waar Gulpwater over de betonstorting heen (schets no. 2) in het reservoir
kan dringen. Dat dit inderdaad af en toe plaats vindt, bewijst een uitlating van den
leverancier, dat hij verontreiniging direct kan bemerken door troebel worden van
het bronwater, hetgeen het laatst in Juni 1.1. bij een toenmaligen stortvloed zich
voordeed, doch overigens zelden zou gebeuren.

De vaten worden gespoeld in een welput, die gemetselde wanden heeft en boven
door een in ijzeren raam sluitende ijzeren plaat is afgesloten. Deze put is dicht
bij den Rijksweg gelegen en ongeveer 65 M. van de Gulp verwijderd. Deponeer-
plaatsen voor vuil en afval zijn er niet in de buurt.

Uit deze beantwoording der vragenlijst mogen we het volgende afleiden:

De geheele inrichting tot watervoorziening te Gulpen vanaf de bron tot aan de
put, waaruit het water wordt opgepompt, ligt in de onmiddellijke nabijheid der Gulp.
Hiervan biedt de buizenleiding door hare constructie voldoende waarborg, dat er
geen Gulpwater in kan doordringen. Ditzelfde kan men vrijwel ook zeggen van
de put bij de watermolen. Al mag door de open verbinding met de buitenlucht,
de overstort, de inrichting van dezen put niet ideaal genoemd worden, zoo is
hierlangs een mogelijke verontreiniging met Gulpwater zoo goed als buitengesloten
en al geldt het hier ook een vraagstuk, waarin kleine fouten in de constructie de
ergste gevolgen kunnen hebben, zoo garandeerea de gecementeerde wanden van
den put, zij het dan ook niet met zekerheid, toch in voldoende mate een afsluiting
van in den ondergrond dringend Gulpwater. Met de prise d\'eau, de bron zelf, is
het evenwel anders gesteld.

We hebben hier den volgenden, weinig idealen toestand.

Een reservoir, dat nog geen 2 M. diep is, ligt vlak onder den beganen grond.
Op een plaats, die slechts 4 M. van de Gulp is verwijderd, zijn in den wand
meerdere openingen aangebracht, waarlangs al het water voor de consumptie in
het reservoir dringt. Wat er op een gegeven oogenblik te veel is, verspreidt zich
door den bodem rondom het reservoir en komt voor een deel in de Gulp terecht,
een stroom, welks oppervlakte afhankelijk van regenvloeden e.d. rijst en daalt
en die zich slechts weinig boven den gemiddelden waterstand behoeft te verheffen
om over een tusschen Gulp en reservoir aangebrachte betonstorting heen te komen
en zich zoo te vermengen met het grondwater, dat vanaf de Gulpenerberg op
amper 2 M. diepte in het reservoir wordt gevoerd. Dat op zoodanige geringe
diepte in dezen vochtigen ondergrond de filtreerende en reinigende kracht van
den bodem weinig om het lijf zal hebben, behoeft geen betoog en dit des te minder,
waar de leverancier zelf verklaart, dat het bronwater nu en dan troebel wordt
en hij zoo de verontreiniging ad ocules demonstreert. Wanneer een paar maanden
vóór de manoeuvres nog een zoodanige verontreiniging kon voorkomen, dat het
bloote oog ze waarneemt, hoe weinig garantie tegen gevaarlijke bijmengingen

-ocr page 29-

•MlLITAIRfQENEESK. TiJDSCHR. X, 2.

Schets No. 1.

PLATTEGROND van de Inrichting
te Gulpen, waaruit drinkwater werd
geleverd.

Schets, genomen van de Kadasterkaarf.
Schaal:

-ocr page 30-

Schets No. 2.

n de n q ro n i

Schets No. 3.

PUT, waarin hel - water van uil de bron wordt toegevoerd.

Verhouding tot de Gulp.

-ocr page 31-

moet dan in het algemeen een dusdanige bron wel aanbieden, waar een minimale
toevoeging van infectieus materiaal voldoende kan zijn om de ergste gevolgen na
zich te sleepen. En dan breng ik in herinnering, dat gedurende de manoeuvres
regenbuien lang niet zeldzaam waren en o.a. op de dagen, dat de troepen in de
buurt van Gulpen manoeuvreerden, de terreinen doorweekt waren, zoodat juist in
die dagen een onderlinge wisseling van bron- en Gulpwater zal voorgekomen zijn.

Plaatsen we nu hiernaast de omstandigheid, dat wellicht nog tijdens, doch zeker
in de voorafgaande dagen, dat door den leverancier te Gulpen water aan de
troepen geleverd werd, meermalen ondergoed van achtereenvolgens twee typhuslijders
in de Gulp werd gewasschen op een afstand van nog geen uur gaans stroomopwaarts
van de bron, dan is in verband met de te voren uitgewerkte gegevens de veron-
derstelling niet gewaagd te noemen, dat de van de manoeuvres afhankelijke
typhusinfectie met groote waarschijnlijkheid op deze waterleverantie moet worden
teruggevoerd.quot;

In het laatst van Juli 1905 is het water uit de inrichting te
Gulpen scheikundig, niet bacteriologisch onderzocht. Achteraf werd
een dergelijk onderzoek niet meer noodig geoordeeld. Bovendien
zijn scheikundige en bacteriologische onderzoekingen van secundaire
beteekenis, indien plaatselijk onderzoek verontreiniging van eene
drinkwaterbron waarschijnlijk maakt. De inrichting te Gulpen had
ongeschikt verklaard moeten worden voor de leverantie van water
aan de manoeuvreerende troepen.

Tenslotte wordt geen positief oordeel gegeven over het oorzakelijk
verband tusschen de typhus gevallen en het water uit de beschreven bron t

..De groote verscheidenheid van invloeden, die in den manoeuvretijd, zoo rijk
aan varieerende levensverhoudingen, zich doen gelden, eischt in vraagstukken als
deze voorzichtigheid bij de beoordeeling. Wij zullen dus liever geen beslist oor-
deel uitspreken en er ons van onthouden het uit Gulpen geleverde water als de
^ager der infectiekiem aan te wijzen. Maar dan mogen we ook, door zelf geen
besliste uitspraak te doen, er nog eens met nadruk op wijzen, hoe groote voorzich-
tigheid moet in acht genomen worden, alvorens men overga tot de uitspraak: ge-
schikt voor drinkwater aan manoeuvreerende troepen.quot;

ENKELE KRITISCHE OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING VAN
BOVENSTAAND ARTIKEL VAN Dr. G. W. BOLAND.

De nabetrachting van Dr, Boland over de manoeuvres in 1905
geven mij tot de navolgende opmerkingen aanleiding. Natuurlijk is
het nu niet meer mogelijk den gang van zaken te reconstrueeren.

Laat ik beginnen met wat ik met den schrijver eens ben:

Inderdaad leverde de beschreven drinkwaterbron te Gulpen water,
dat uit hygiënisch oogpunt niet als betrouwbaar kan worden aan-
gemerkt. Officieel had water uit deze bron niet als drinkwater aan
militairen verstrekt mogen worden. Den Militair Geneeskundigen
Dienst treft echter in dit opzicht geen verwijt, hij is geheel buiten

-ocr page 32-

de voorbereiding der manoeuvres gehouden, zooals uit een onderschrift
van Dr.
BROERS onder het besproken artikel blijkt:

„In verband met het bovenstaande artikel van Dr. Boland voelt de ondergeteekende
zich om begrijpelijke redenen gedrongen tot de mededeeling, dat het drinkwater-
onderzoek, waarover wordt gesproken, niet door den militair-geneeskundigen dienst
is verricht. In tegenstelling met hetgeen andere jaren geschiedde, heeft men gemeend
bij de voorbereiding der manoeuvres 1905 van de hulp van den geneeskundigen dienst
van het leger geen gebruik te moeten maken. De beoordeeling der drinkwaterbronnen
werd opgedragen aan apothekers in de buurt der manoeuvreterreinen.

Vier dagen vóór den aanvang der manoeuvres werd vanwege den geneeskundigen
dienst nog een onderzoek ingesteld, maar uit den aard der zaak kon dit zich slechts
uitstrekken tot zeer enkele drinkwaterbronnen; alleen de twee, waarvan het water
door de scheikundigen der voorbereidende autoriteiten als verdacht, resp. twijfelachtig
was aangeduid, konden in dit onderzoek worden betrokken; de waterleiding, die door
Dr. Boland wordt beschuldigd, was hier niet bij.quot;

Dat aan militairen, ook tijdens manoeuvres, volkomen betrouwbaar
water moet worden verstrekt, is een punt, dat niet voor [betwisting
vatbaar is. Wat echter betrouwbaar water is, laat Dr. Boland on-
besproken. Ondertusschen wijst hij er terecht op, dat men met schei-
kundig onderzoek alleen het te stellen doel zeker niet bereikt. Het
bacteriologisch onderzoek kan reeds van grootere waarde zijn. maar
van overwegende beteekenis voor de beoordeeling van eene drinkwater-
bron uit militair-hygiënisch oogpunt is het onderzoek ter plaatse.

Hierop wordt door den schrijver in een gedeelte van zijn artikel
terecht de nadruk gelegd.

Maar daarnaast zou ik ook nog het volgende willen opmerken:

1)nbsp;Waterleidingwater behoeft nog niet altijd betrouwbaar drink-
water te zijn. Met verschillende voorbeelden uit binnen- en
buitenland zou het tegendeel kunnen worden bewezen.

2)nbsp;Terecht wordt bij het aantal militaire gevallen er op gewezen,
dat zich bij de diagnostiek verschillende moeilijkheden voordoen,
zoodat het aantal gevallen vermoedelijk grooter zal zijn dan be-
kend is geworden. Ten onrechte wordt aan den anderen kant
aan de opgaven van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid
eene groote mate van betrouwbaarheid toegekend en dat ondanks
het feit, dat in Beutenaken een niet aangegeven geval van typhus
werd ontdekt.

3)nbsp;Verzuimd is de staten van het Staatstoezicht over geruimen tijd na
te gaan (b.v. minstens 5 tot 10 jaar) en ter plaatse te controleeren
of de sporadisch aangegeven gevallen soms niet alle in één en
hetzelfde buurtje van een dorp of stad zijn voorgekomen (zulks
met het oog op de mogelijke aanwezigheid van ziektekiemdragers).

-ocr page 33-

4)nbsp;De militaire gevallen worden wel bataljons-, maar niet compagnies-
gewijs opgeven. Toch zou het van belang kunnen zijn geweest de
verspreidingdergevallenbijIIIenIV-2R.I.; I, II en III-3R.I. over
de compagnieën te weten, daar eene compagnie als kleinste een-
heid uit militair-hygiënisch oogpunt dient te worden beschouwd.

5)nbsp;Tegen eene waterinfectie pleit heel sterk het feit, dat bij 3 ge-
infecteerde bataljons slechts één enkel ziektegeval is waarge-
nomen. Ondanks de omstandigheden, die het waterverbruik
beperkt kunnen hebben, is het toch zeer onwaarschijnlijk te
achten, dat bij een bataljon zich slechts één geval zou
voordoen, wanneer algemeen verstrekt water de besmettingsbron
zou zijn. De bataljonssterkte wordt niet opgegeven, maar zal
toch allicht minstens 500 man bedragen hebben.

6)nbsp;De schrijver heeft m.i. te veel waarde gehecht aan zijne ver-
onderstelhng, dat alle gevallen uit éénzelfde infectiebron verklaard
moeten worden. Indien door een epidemiologisch onderzoek
bij de burgerbevolking was uitgemaakt, dat het aantal werkelijk
voorgekomen gevallen van febris typhoidea het aantal aange-
geven gevallen verre overtrof, zouden dan niet enkele contact-
infecties kunnen zijn voorgekomen naast het leeuwenaandeel

dergevallen.datuiteenegemeenschappelijke infectiebron verklaard

kan worden? Ik denk b.v. aan de volgende mogelijkheid:
11 en III—2 R.1. en 3 R.1. zijn allen in bivak in Wijlre geweest.
Bij deze genoemde onderdeelen zijn 16 van de 20 gevallen
voorgekomen. Als deze manschappen nu eens allen in een
bierhuis geweest waren, waar de herbergierster ziektekiem-
draagster was? Ook in deze richting had m.i. het onderzoek
zich moeten bewegen.

Ik kan mij dus niet zonder meer met de als waarschijnlijk opgegeven
oorzaak der ziektegevallen vereenigen. Van belang is en blijft
echter het feit, dat terwijl slechts sporadische typhus-
gevallen in Zuid-Limburg aan het Staatstoezicht op
de Volksgezondheid waren gemeld, de manoeuvree-
rende troepen kans hebben gezien zich zoodanig te
infecteeren, dat daarna bij twee regimenten tenminste
20 typhusgevallen zijn voorgekomen.

Voorts staat vrijwel vast, dat officieel vanwege de militaire autori-
teiten water is verstrekt, dat niet aan te stellen hygienische eischen
voldeed. De militair geneeskundige autoriteiten waren in dit opzicht
pas op het allerlaatste oogenblik geraadpleegd.

-ocr page 34-

EENE MOBILISATIE-ERVARING. »)

Naar aanleiding van een typhusgeval, dat zich in 1915 te Geulle
bi) 1-48 L.W.I. had voorgedaan, werd in hetzelfde jaar een syste-
matisch onderzoek in de geheele streek ingesteld. Eene oorzaak voor
dit geval was bij den troep, waartoe de man behoorde zelf niet te
vinden. In overleg met den toenmaligen Hoofdinspecteur
Dr. VAN
DER HAGEN
werd het onderzoek opgedragen aan den toen ter plaatse
aanwezigen officier van gezondheid
HENRARD, wien twee semiartsen
ter beschikking werden gesteld.

Als vermoedelijke bron der besmetting werd gevonden eene vrouw,
die in 1882 tegelijk met hare moeder, een broertje en een zusje typhus
had gehad.

De gevallen, waarvan zij direct of indirect de oorzaak was, zijn op
den op blz. 24 gereproduceerden plattegrond van haar dorp aangegeven.

Tijdens haar ziekte woonde zij op a, maar daar hare moeder stierf en haar vader
potator was, ging zij met het zusje en nog een meisje, dat tijdens moeders ziekte
geboren was, bij haren grootvader op b wonen. Haar broertje werd bij eene tante op
c ondergebracht. Hetzelfde jaar (1882) stierf een Oom, die op b woonde aan typhus,
in 1883 eene tante, die eveneens op b woonde en in 1885 het jongste zusje. In 1889
kwam een neefje uit België zijne groote vacantie bij den grootvader op b doorbrengen
en toen hij weer thuis kwam voelde hij zich niet prettig en bleek hij aan febris typhoidea
te lijden. In 1889 kregen ook nog een op b inwonende oom en tante typhus. In 1890
was de verloofde van hare zuster, die de familie op b dikwijls bezocht en op d woonde
aan de beurt.

De grootvader stierf in 1890 en de Oom uit België kwam op b wonen. De ba-
cillendraagster ging dienen bij eene familie op e. Enkele maanden na haar komst
stierf de vrouw des huizes aan eene onbekende ziekte, de man kreeg typhus en stierf
eveneens. Voorts werden nog drie kinderen ziek.

In 1892 ging zij opnieuw bij haren oom op b inwonen, die nog in datzelfde jaar typhus
kreeg. In 1900 ging zij bij eene zuster op f inwonen en twee maanden later had een
neefje typhus, die daaraan stierf. In 1902 ging zij op g wonen en korten tijd later
werd een neefje op h ziek aan typhus. Dit kind moest de woning van zijne tante
voorbij als hij naar school ging en het vermoeden is dus gewettigd, dat hij haar
meermalen een bezoek zal hebben gebracht. In aansluiting aan dit geval werden nog
ziek de vader van het jongetje (overleden) en twee van zijn broertjes. Eene vrouw,
die op i woonde en geholpen had bij de verpleging dezer patienten, kreeg typhus
en overleed. Deze vrouw infecteerde hare dochter (gestorven) en haren zoon (hersteld).

In 1904 kreeg een arbeider, die op k woonde, maar bij de bacillendraagster werkte
en in den kost was, typhus.

\') J. P. Bijl. Typhusbestrijding te velde. Orgaan van de Vereeniging tot beoefe-
ning van de Krijgswetenschap 1915-1916 Blz. 501
Besmetting doortyphusbacillendragerstevelde.N.T.v.G. 19161 Blz. 226

2) 1-48 L. W. 1. beteekent de eerste compagnie van het 48ste bataljon Land-
weer Infanterie.

-ocr page 35-

In 1907 was een imbecil, die op m woonde het slachtoffer. Hij had de gewoonte
alles in den mond te steken. Hij kwam herhaaldelijk bij de bacillendraagster aan
huis. In aansluiting aan dit geval werden ook de broer van dezen man en de huis-
houdster ziek (gestorven) en een daglooner, die daar at (hersteld). In hetzelfde jaar
1907 trad de bacillendraagster in het huwelijk, ging op n wonen en begon een café
te houden. In 1908 is haar man aan typhus overleden. In 1909 kreeg eene vrouw
die haar met huishoudelijke bezigheden hielp typhus.

De vrouw was in de mobilisatie nog herbergierster en de soldaat,
die de onbewuste oorzaak van dit onderzoek was geweest, heeft
menig uurtje in haar café doorgebracht. Waarschijnlijk zullen nog
wel meerdere typhusgevallen door deze vrouwzijn veroorzaakt. Zoo
misschien eene gezinsbesmetting op c.. waar haar broertje na den
dood van hare moeder werd opgenomen en ook kunnen nog ver-
schillende patienten in hare café bij consumptieverbruik zijn besmet.
Behalve deze bacillendraagster, die een groot aantal infecties heeft
doen ontstaan, werden bij dit onderzoek nog twee andere gevonden.

-ocr page 36- -ocr page 37-

HOOFDSTUK IL

HET MILITAIRE
TYPHUS EN PARATYPHUSVRAAGSTUK.

I. IN DEN GROOTEN OORLOG 19H-1918.

In den oorlog 1914—1918 hebben typhus en paratyphus van
zieh doen spreken om de volgende drie redenen:

1)nbsp;het groote aantal typhusgevallen in het begin van den oorlog,

2)nbsp;de meer of minder volledige verdringing in latere stadia van
den oorlog van den typhus door den paratyphus,

3)nbsp;de geringe beteekenis van deze ziekten vooral in het laatste
oorlogsjaar.

Ik laat hieronder enkele statistische gegevens volgen, betrekking
hebbende op de oorlogvoerende legers aan het Westfront:
GEGEVENS OVER HET ENGELSCHE LEGER IN FRANKRIJK: i)

Tabel No. 1.

a
lgt;

Morbidi-
teit

Aantal
sterf-
gevallen

Mortali-
teit

Letali-
teit

Gemiddelde
sterkte
van het
leger

J9H (Aug-Dec)

1916

1917

1918

388
2.351
2.568
1.166
334

°/oo
2,0 .,
0,61 „
0,12 „

47
130
30
33
20

0,M o/oo
0,02 „
0,012 ,.
0,007 ,.

12,1 \'lo
5,5 ,.
1,12..
2,8 „
5,9

588.000
1.274.200
1.884.100
2.528.400

aandoeningen.
Tabel

no. 2 daarentegen geeft de getallen voor typhus, para-
typhus A, paratyphus B en niet nader geclassificeerde gevallen
afzonderlijk:

Tabel No. 2.

Aantal gevallen

Morbiditeit

ty

pt.
A3)

pt.
B^)

Ongeclas-
sificeerd

ty

pt. A

pt. B

Ongeclas-
sificeerd

1914

1915

1916

1917

1918

253
805
729
227
90

5
281
580
173
43

31
1043
1009
471
156

99
222
350
295
45

U °/oo

0,57 „
0,12 ..
0,03 „

0,47 o/oo
0,45 „
0.08 „
0,015 ..

^7 °/oo
0,7 ..
0,024 „
0.06 ,.

03 ^U
0,27 ..
0.15 ..
0.015

Oflicial History of the War. Medical Services. Diseases of the War I.
) ty = typhus. 3) pt. A = paratyphus A. quot;») pt. B = paratyphus B.

-ocr page 38-

P
eo

yo

ho
so
fo

30
20
10
O

77

/o.ooo : it^Aci^ ortU

-ocr page 39-

Curve no. 1\') geeft een beeld van het voorkomen van typhus en
paratyphus in de verschillende maanden.

GEGEVENS OVER HET FRANSCHE LEGER:

De getallen van Mignon^) kloppen niet volkomen met die van
Dopter^).

In onderstaande statistiek zijn de getallen van Mignon tusschen
Haakjes geplaatst.

Voorgekomen zijn 124.991 (127.052) gevallen van typheuze ziekten
met 15.211 (12.139) sterfgevallen, als volgt over de verschillende
oorlogsjaren verdeeld:

914nbsp;(5 mnd.) 45.450

915nbsp;64.561

916nbsp;12.656

917nbsp;1.659
1918 665

(45.078) gevallen met 8.170 (5.479) sterfgev.
(67.057) .. „ 6.312 (5.924) ..
(12.482) ..nbsp;484 ( 501) „

1.678) ..nbsp;135 ( 124) .,

757) „ ,. 110 ( 111) „
Vooral het Ille Leger, dat de Argonnen bezet hield, heeft onder de
epidemie geleden. Op eene gemiddelde sterkte van 225.000 man kwam
een aantal gevallen voor als tabel 3 aangeeft.

Tabel 3

Jan.

Febr.

Mrt.

Apr.

Mei

Juni

Juli

Aug.

Sept.

Oct.

Nov.

Dec.

1914
•1915
1916

3854
1183

2275
1035

1188

1169

1766

1686

2695

2832

3033

2292
2251

5332
1156

4513
1452

In totaal zijn van Oct. 1914 tot Maart 1916 dus 39.712 gevallen
voorgekomen. In de periode van Nov.
1914 t/m Dec. 1915 zijn in
Het geheele Fransche leger
93.273 gevallen van typheuze ziekten
bekend geworden, waarvan
37°/o (35.292 gevallen) alleen bij het
Ille leger.

In het begin van den oorlog is de typhusbacil voor verreweg het
grootste percentage der aangegeven ziektegevallen verantwoordelijk
(bij het Ille leger voor
90°/o. bij het VlIIe voor 75%). In Juni
1915 is de typhus nagenoeg verdwenen (bedraagt l°/o van de aan-
Qegeven gevallen). Daarna komt deze ziekte weer veelvuldiger voor:
Jan.
1916 wordt 22,6% en in 1917 en 1918 resp. 40-55 en 60-75%
der typheuze ziekten door den typhusbacil veroorzaakt.

In Maart 1915 worden voor het eerst gevallen van paratyphus
A waargenomen.

\') Official History of the War. Medical Services. Pathology of the War.

^ Mignon. Le Service de Santé pendant la guerre 1914 - 1918.

Dopter. Les Maladies infectieuses pendant la guerre.

-ocr page 40-

1
1

\\ 1

XL) .^cUcLoCù}^ ^uC^^,
cLa^n^ ^.^tycc/xyi^.

CT ^ \'r} J ^ Z lgt; y

1 1
\\ 1
I 1
1 1

\\ 1

1 1 /f/6
\\
1

quot;ÂJU .ZZquot; =

1
1

\\ 1
\\ 1
1 A \'
I / \\ \'

I / \\ \'

\'Vï \\

1
1

1 •

• ƒ

1

■ 1

1
0

\\ ƒ \\ \'
W / \\ 1

gt; V \\

- _ 1

1
1
1
1
1
1

^ , — 1 - —

iiooo

l/COQ

oo

(N

ßaoo-

f

6c

Sqoo.

-ocr page 41-

In Nov. 1915 is de paratyphusbacil A voor 92°Iq der typheuze ziekten
verantwoordelijk, in Juni 1916. Dec. 1916, in 1917 en in 1918 resp. voor
56.8; 20.4; 25 - 30 en 7 - I50/0. De paratyphus B bacil was de
oorzaak in Sept. 1915. Oct. 1915. Nov. 1915. Juni 1916. 1917 en
1918 van resp. 30. 19.8, 5,69. 20,6; 10 - 33 en 15- 26% der voor-
gekomen typheuze aandoeningen.

Curve no. 2 geeft een overzicht van de voorgekomen gevallen
in het geheele Fransche leger en in het Ille leger.
gegevens OVER HET DUITSCHE LEGER (OOST EN WESTFRONT), i) 2)
Het aantal voorgekomen typhusgevallen in het Duitsche leger be-
draagt in het Ie. 2e. 3e. en 4e oorlogsjaar (van Aug. tot Aug. van
het volgend jaar) resp. 6,2; 1.6; 0.77 en 0.87 pro mille van de ge-
middelde sterkte. Voor het bezettingsleger zijn de getallen resp.
0,88; 0.30; 0,27 en 0,17 pro mille van de gemiddelde sterkte.

Curve no. 3 geeft eene vergelijking tusschen den typhus in den
oorlog 1870/71 en in het eerste oorlogsjaar 1914/15.

Absolute getallen over het voorkomen van typhus in het Duitsche
leger zijn niet in mijn bezit. Richard Pfeiffer geeft echter eene tabel.
Waarin zijn opgenomen het aantal sterfgevallen volgens de „Lazarett-
krankenrapportenquot;. Gestorven zijn aan typhus:

Tabel 4

Febr.

Jan.

Mrt.

Apr.

1914

1915

1916

1917

1918

1394
[0.32]
102

509

264
44

93

[0.02] [0,01] [0,02] [0,01] [0,01] [0,01] [0,02]

47
[0,01]

50
[0,01]

41

22
29

32

955

[0.21] [0.11]

105

40

[0,01] [0,01]

37
[0,01]

Juni

136

[0.03] [0.02]

55

28

43
[0.01]

Mei

151

41

17
33

51
[0.01]

59
[0.01]

Juli

204
[0.03]
118

Aug.

Sept.

Oct.

Nov.

Dec.

10

97

829

1501

201

257

[0.03]

[0.23]

[0,40]

[0,32]

383

357

222

132

[0.06]

[0.06]

[0.03]

[0.02]

114

84

65

76

57

[0.02]

[O.Ol]

[O.Ol]

[O.Ol]

[O.Ol]

149

192

156

144

107

[0.02]

[0.03]

[0.02]

[0,01]

gestorven resp. 8065 [1,8]: 1909 [0,29]; 638 [0,14] en 1031 [0.14]
Duitsche militairen 3).

Curve no. 4 geeft het verloop van de typhussterfte in het
xHlHSl^ljSger weer.

.) Handbuch der ärztlichen Erfahrungen im Weltkriege. Deel Vll.

W. Hofmann, Die deutschen Ärzte im Weltkriege.
) De getallen tusschen haakjes geven de sterfte in pro mille van de sterkte aan.

-ocr page 42-

Curve No. 3

SMoA.mamp;O /é\'yo/y/ -t^

%o yc.

•/«
1/
10

rB

n

/f

//
/i

n

II

/O
?

a
ï

s
f
i
t
/
O

/ »

\\

Pfeiffer heeft met opzet de mortaliteit en letaliteit als uitgangs-
punt van zijne beschouwingen gekozen. De morbiditeitsstatistiek
vindt hij niet voldoende betrouwbaar.

Over het voorkomen van paratyphus kan ik met onderstaande
Duitsche citaten volstaan:

„Der Paratyphus war zunächst im Vergleich zu den Typhuser^

-ocr page 43-

krankungen in den Hintergrund getreten; je mehr aber im Laufe
des Krieges diese als Folge der Schutzimpfungen und der zweck-
tnäszigen hygienischen Masznahmen an Zahl abnahmen, um so
mehr stieg die Zahl der Paratyphuserkrankungen.quot;

..Aus den Berichten geht unzweifelhaft hervor dasz im Jahre
1915 eine Zunahme der Paratyphusinfektionen, im Jahre 1916 ein
Nachlassen und im Jahre 1917 ein Anschwellen der Paratyphus-
fälle stattgefunden hat, wie man es nicht vermutet und für möghch
gehalten hätte. Man gewinnt den Eindruck, als ob der Paratyphus
den Typhus verdrängt hätte.quot;

-ocr page 44-

Volkomen begrijpelijk is, gezien bovenstaande gegevens, de
uitlating van Dopter: „O n put alors faire cette constatation
inédite en campagne que la fièvre typhoide finit par
devenir une quantité négligeable dans la pathologie
de la grande guerrequot;^).

In meerdere of mindere mate is deze uitlating op alle legers
aan het Westfront van toepassing.

II. IN HET GEMOBILISEERDE NEDERLANDSCHE LEGER.

Ook het Nederlandsche leger heeft in de jaren 1914—1918
een typhusvraagstuk gekend. Gedurende de maanden Aug. t./m.
Dec. 1914 en de jaren 1915 t./m. 1918 zijn bekend geworden
resp. 54, 73, 111, 232 en 292 typhusgevallen en resp. 1,
5, 14,

Curve No, 5
t

t/n/ -/Ué

SD-

VS

5S-

SoJ

fS-

10-

/r-

/fl -

S--

\') Dopter: Les maladies infectieuses pendant !a guerre.

-ocr page 45-

H en 16 gevallen van paratyphus B. Paratyphus A is in het
Nederlandsche
leger gedurende de mobilisatie niet waargenomen.

Deze en volgende cijfers zijn verkregen door bewerking van de
gegevens door den toenmaligen officier van gezondheid
BIJL verza-
meld van den eersten mobilisatiedag af. Alle aangiften van be-
smettelijke en daarmede gelijk gestelde ziekten moesten geschieden
aan den Chef van de Gezondheidscommissie van het Veldleger
(later Chef van de Gezondheidscommissie bij het Algemeen Hoofd-
kwartier). In de eerste mobilisatiedagen was deze maatregel alleen
voor het Veldleger van toepassing, maar spoedig werd zij voor
Het geheele leger bindend verklaard. Toen zijn tevens gegevens
over gevallen, in den eersten mobilisatietijd in Stellingen en Ter-
ritoriale gebieden voorgekomen, opgevraagd. Door samenwerking
met het Staatstoezicht op de Volksgezondheid en gemeentebesturen
kwamen ook de gevallen bij militairen, die thuis ziek weiden, ter
kennis van den Militair Geneeskundigen Dienst. Het Centraal
Laboratorium gaf voorts kennis van den uitslag der door militaire
artsen aangevraagde onderzoekingen, zoodat zoonoodig naar aan-
leiding daarvan inlichtingen konden worden gevraagd. Hoewel
Waarschijnlijk toch nog wel enkele gevallen meer zullen zijn voor-
gekomen, mag de uit de gegevens van
BIJL samengestelde statistiek
in het algemeen als voldoende betrouwbaar worden beschouwd
om als uitgangspunt van beschouwingen te dienen. De ziektege-
vallen waren over de verschillende wapens verdeeld als tabel 5
aangeeft.

Tabel no. 5.

Typhus

Paratyphus

1914

1915

191619171918

1914

1915

1916

1917

1918

Infanterie.

26

39

39

97

124

1

4

5

5

5

Cavallerie.

1

3

1

5

8

1

3

Veld Artillerie.

3

4

5

12

16

___

2

1

Vesting Art.\')

6

1

6

10

13

1

Pantserfort

Art. en Torp^)

1

2

3

4

9

Landweer.

13

15

13

34

34

4

3

4

Diversen.

3

4

13

21

44

1

1

Korps onbekend

1

3

3

1

1

1

Depóts.

2

28

48

43

2

4

2

Totaal

54

73

111

232

292

1

5

14

14

16

•) Art. = Artillerie. 2) Torp.= Torpedisten

-ocr page 46-

Deze tabel doet zien, dat in tegenstelling met de meningitis het
aantal typhusgevallen bij troepen, die door inkwartiering en veel-
vuldige verloven in veel contact met de burgerij waren (Infanterie,
enz.) veel en veel grooter is geweest dan bij troepen, waar dit
door kazerneering en minder veelvuldige verloven in veel mindere
mate het geval was (Depóts). Verhoudingsgetallen, die in dit op-
zicht van nog grooter waarde zijn, kan ik niet geven. De gemid-
delde legersterkte van het gemobiliseerde leger en van de verschillende
onderdeelen daarvan is niet gepubliceerd.

Curve no. 5 geeft weer het verloop van den typhus en paratyphus
in het Nederlandsche leger. Zooveel mogelijk is voor de samen-
stelling van deze curve de vermoedelijke eerste ziektedag gebruikt;
in de enkele gevallen, waar deze uit de gegevens niet te berekenen
was, de datum van aangifte.

Eene vergelijking van de typhusmorbiditeit in het Nederlandsche
leger en in de legers aan het Westfront is niet mogelijk. De Neder-
landsche troepen (met uitzondering van die in de Depóts) leefden in veel
inniger aanraking met de burgerbevolking dan de troepen aan het
front. Maar daarentegen staat weer, dat de hygienische omstandig-
heden daar veel en veel slechter zijn geweest dan die waaronder de
Nederlandsche soldaat leefde.

„There was alwaysazoneof shell fire where sanitary measures were almost
impossible, but immediately behind this zone sanitary measures were imperative,
and there the resources and energy of the sanitary personnel were applied to the
utmost degree in the prevention of ground pollution. Latrines had to be constructed
with rapidity, and measures for the immediate disposal of refuse determined. There
was always a tendency after an action for units to relax sanitary discipline, with
theresult that the fouling ofthe ground was to a large extent inevitablequot; i)

„C\' est assurément dans les tranchées que 1\' infection du sol a atteint son plus
haut degré. La vie d\' individus massés dans un espace restreint et encaissé permet
de s\' en rendre compte aisément.

Les tranchées tout d\' abord ont dû, en raison des nécessités de la défense, être
creusées dans n\' importe quel terrain, terrain argileux ou sablonneux; aucun choix
de ce genre nquot; ya présidé: d\' ailleurs le piquetage et les travaux de terrassement
ne pouvaient squot; effectuer que la nuit, heureux quand, les tranchées devant être
creusées à travers un village détruit ou une ferme isoleé, la pioche n\' éventrait
pas une fosse à purin ou d\' anciennes latrines dont le contenu les inondait.

Même quand elles étaient construites en de bonne conditions, les tranchées ne
tardaient pas à être profondément infectées par les résidus de la vie d\' un grand
nombre d\' hommes vivant côte à côte, en général peu soucieux des notions les plus
élémentaires d\' hygiène, et chez lesquels le principe du „tout à la tranchéequot;
était régulièrement pratiqué.

\') Officiai History of the War. Medical Services. Hygiene of the War 1 blz. 2

2) Dopter. Les maladies infectieuses pendant la guerre. Blz. 20, enz.

-ocr page 47-

„Mais dans les tranchées la grande source d\' infection a consisté dans la souil-
lure fécale qui, en certains cas, a pris des proportions effrayantes. On y a remédié,
mais en partie seulement, par 1\' instalation des feuillées que 1\' on creusait à
1 extrémité borgne de boyaux de 2 à 3 mètres de long, greffés sur la tranchée elle-
même.quot;

Door de invoering van gezondheidsafdeelingen werd in latere stadia getracht
de bodemverontreiniging tot een minimum te beperken. De omstandigheden, waar-
onder dit moest geschieden, waren en bleven moeilijk. De resultaten, die verkregen
werden, dwingen daarom te grooter bewondering af.

Bovendien waren de strijdende troepen aan grooter vermoeienissen
en psychische emoties blootgesteld.

Waar het overgroote deel der Nederlandsche strijdmacht innig
met de burgerbevolking in aanraking was, is alleen eene vergelijking
van de militaire typhus-en paratyphusstatistiek mogelijk met dezelfde
statistiek van de burgerbevolking.^)

Het aantal aangegeven typhusgevallen voor het Rijk bedroeg in
de jaren 1914 t/m 1918 resp. 1618, 1561, 1407, 2363. en 4104 (om
de getallen alleen voor de burgers te verkrijgen moeten deze cijfers
verminderd worden met de cijfers van de militaire statistiek). De
statistiek van den „burgertyphusquot; vertoont dus dezelfde stijging
als de statistiek van den ..soldatentyphusquot;. Van 73 militaire ge-
vallen volgt uit de beschikbare epidemiologische gegevens, dat de
infectie zeer waarschijnlijk in de burgermaatschappij moet hebben
plaats gevonden (vader of schoonvader bleek bacillendrager; de patient
is in aanraking met een typhusgeval geweest, wordt daarom in ob-
servatie genomen en wordt ziek; enkele dagen na opkomst onder de
wapenen, hetzij voor de eerste maal, hetzij voor herhalingsoefeningen
of na langdurig zakenverlof. is de patient ziek geworden; de patient
is tegelijk thuis met 3 andere familieleden ziek geworden; enz.). De
nadere uitwerking van al deze gegevens zal in eene andere studie
plaatsvinden. De meeste gevallen zijn van sporadischen aard^), ..leger-
epidemietjesquot; zijn slechts een enkele maal waargenomen. (Gorinchem,
Harderwijk. Monster. Hospitaal Dordrecht, Zwolle, Heusden). Van
de epidemietjes te Gorinchem en te Heusden laat ik een kort over-
zicht volgen, omdat zij in aansluiting aan burgergevallen zijn ontstaan.

gt;) De invloed van den Oorlogstoestand op den Gezondheidstoestand van het
Nederlandsche Volk.

2) Onder een sporadisch geval is hier te verstaan: 1 geval per compagnie of
daarmede gelijk te stellen onderdeel per jaar. Eene compagnie is te beschouwen
als de kleinste hygienische eenheid (eigen keuken, eigen administratie, bleef
zooveel mogelijk intact bij verplaatsingen).

-ocr page 48-

EPIDEMIE TE GORINCHEM.
In 1914 zijn onder het garnizoen ter plaatse 26 typhusgevallen
voorgekomen (3 gevallen zijn uit Woudrichem afkomstig), verdeeld
over 6 compagnieën Infanterie, 2 compagnieën Vesting Artillerie,
2 bataljons Landweer Infanterie en 1 bataljon Landweer Vesting
Artillerie. Resp. werden 1, 2, 3, 4 en 7 gevallen bekend bij 4. 4,
1, 1 en 1 der bedoelde onderdeelen.

Het eerste geval wordt 15 September aangegeven (3 - IV - 1 R.Vg.A.1),opeen
datum dus die mogelijke infectie voor den eersten mobilisatiedag niet uitsluit. Op
31 Augustus en 1 September worden nog twee gevallen bij hetzelfde onderdeel
aangegeven. Ware de infectie bij dit onderdeel gebleven, dan zou zeer ernstig aan
de mogelijkheid van eene infectie in het militaire milieu zelf moeten worden ge-
dacht (bacillendrager onder de manschappen b.v.). Op 31 Aug. komt nog een geval
bij 4 - 30 L. W. 1. ter kennis, bij welk onderdeel dan geen verdere gevallen meer
voorkomen. Achtereenvolgens worden nu aangegeven:
12 Sept. 1 geval (2 - 47 L.W.1. te Woudrichem),

24 Sept. 4 gevallen (verdeeld over 1 en 4 — 111 — 2 ^R.1., 2—1—22 R.1. en
4 — 111 — 22 R.1, te Woudrichem),

28nbsp;Sept. 2 gevallen (verdeeld over 4 — IV — 1 R.Vg. A en 2 — 47 L. W. 1.),

29nbsp;Sept. 9 gevallen (bij 1—111 — 2 R.1., 3 — 111 — 2 R.I., 4 — 111 — 2 R.1.

4 — 111 - 22 R.1. resp. 2, 1. 5 en 1 gcval(len),
2 Oct. 1 geval (bij 3-L.W,Vg.A.). 2),
8 Oct. 1 geval (bij 3 - lil - 22 R.1.).
12 Oct. 2 gevallen (bij 1 en 3 - 111 — 2 R.l.),
19 Oct. 1 geval (2 — 111 — 2 R.1.) en
28 Oct. 1 geval (4 — IV — 1 R.Vg.A.).

De datum van ziek worden staat niet in de mij ter beschikking staande
bescheiden vermeld. Met zekerheid kan dus niet gezegd worden of
er inderdaad een min of meer explosief optreden plaats heeft gehad (15
van de 26 gevallen zijn aangegeven van 24 - 29 Sept,). Over de
aetiologie van dit epidemietje kan m. i. van meening verschild worden,
er zijn echter te veel onderdeelen bij betrokken om de oorzaak in
den troep zelf te zoeken. Waarschijnlijk zal deze bij de burgerij moeten
worden gezocht.
ALDERSHOFF EN ZEEHUIZEN^) denken aan de moge-
lijkheid van eene voedselinfectie. Zij deelen zonder nadere vermelding
mede, dat zij „goeden grondquot; hebben om aan te nemen, „dat de
typhusepidemie, die in het najaar van 1914 in Gorcum onder de soldaten
heeft geheerscht, veroorzaakt is geworden door het gebruiken van
rauwe sla. door den leverancier afgewasschen in een.\'sloot loopend langs
een land bemest met compost afkomstig van de gemeentereiniging

1)nbsp;3—IV— 1 R.Vg.A.= 3eCompagnie IVe Bataljon Ie Regiment Vesting-Artillerie

2)nbsp;3—L.W.Vg.A.= 3e Gompie. Landweer Vesting-Artillerie.

3)nbsp;Geneesk. Voordrachten voor OfBcieren van Gezondheid Blz. 129.

-ocr page 49-

te Gorcum, alwaar onder de burgerij enkele gevallen van febris typhoi-
dea waren voorgekomen.

EPIDEMIE TE HEUSDEN.

Van de in 1918 voorgekomen typhusgevallen moeten die bij 2
en 3—111^16 R.I. (resp. 14 en 3 gevallen) en de Pontonafdeeling
IVe Divisie (5 gevallen) gemeenschappelijk worden beschouwd.
Verder staan met deze gevallen in aetiologisch verband één geval
bij de V.B.A.\') IVe Divisie en een geval bij 8-1 R.V.A.^). Toen
de eerste ziektegevallen zich voordeden waren de Pontonafdeeling en

2nbsp;en 3-1II-16 R.I. te Heusden ingekwartierd. De manschappen
van deze onderdeelen waren door elkaar over heel het stadje
verspreid gelegerd.

Achtereenvolgens werden ziek:

3nbsp;Juni: bij 2-111-16 R.I.: 1 man.

3 Juli; bij 2 - 111 - 16 R.1. en bij 3 - 111 - 16 R.I.: 1 man,
5 — 20 Aug. 7 manschappen van 2 — 111 — 16 R.1.

Van 4 soldaten werd bericht ontvangen, dat zij lijdende waren aan febris typhoidea;
van 1, dat hij overleden was „aan een niet besmettelijke ziektequot;, terwijl van een zesde
patiënt de gegevens ontbreken. Het tijdstip, waarop de 4 van verlof achtergebleven
typhuspatienten ziek zijn geworden, valt samen met het tijdstip van 5 ,—^20 Aug.

Op 29 April was bij 3 — 111 — 16 R.1. in een ander kantonnement nog een geval
voorgekomen.

Toen door mij als Hygiënist der Divisie een onderzoek naar
het onstaan van deze gevallen werd ingesteld, bleek alras, dat in
Heusden meer typhus onder de burgerij voorkwam dan officieel
bekend was. De kans op eene besmetting met typhusbacillen was
voor de troepen zeer groot.

Maar hierdoor kon niet verklaard worden, waarom bij de eene
compagnie zooveel meer ziektegevallen zijn voorgekomen dan bij de
andere. Opmerkelijk was, dat zich onder de patienten twee man
van het kokspersoneel bevonden. Dit was aanleiding om bij het
overgebleven kokspersoneel der compagnie een onderzoek in te
stellen. Bij dat onderzoek bleek het bloedserum van twee personen,
die nooit waren ingeënt en bij hun weten nimmer aan typhus
hadden geleden eene positieve agglutinatie te vertoonen ten op-
zichte van typhus (resp. 1/500 en 1/250 pos.). Beide personen waren
geen dag ziek geweest, hadden zich ook steeds gezond gevoeld.
Het is niet gelukt bacillen in hun faeces en urine aan te toonen.

Het ware van belang geweest om na te gaan of zich ook bij
den troep personen bevonden, die zonder te zijn ingeënt (ongeveer

1)nbsp;V.B.A.= Verbandplaatsafdeeling

2)nbsp;8—1 R.V.A.=: 8ste batterij van het Ie Regiment Veld Artillerie

-ocr page 50-

Va deel der compagnie had van de gelegenheid tot vaccinatie
tegen typhus gebruikt gemaakt) eene positieve agglutinatiereactie
vertoonden. Dit onderzoek heeft echter niet plaats gehad.

Het bewijs, dat dit epidemietje is uitgegaan van het koksperso-
neel is niet geleverd. De mogelijkheid is echter zeker niet uit te
sluiten. De keuken der compagnie toch stond naast eene woning,
waarin influenza(?) was voorgekomen. Tusschen het gezin in deze
woning en het kokspersoneel bestonden vele vriendschapsbanden.

In aansluiting aan deze gevallen zijn in het Ziekenhuis, waar
de patienten ter verpleging waren opgenomen, nog twee contact-
gevallen ontstaan (1 patiënt, die reeds geruimen tijd in het Zieken-
huis verpleegd werd en een officier van gezondheid waren de
slachtoffers).

Ook deze militaire epidemie — hoe de infectie ten slotte in
het militaire milieu gekomen is, doet op het oogenblik weinig ter
zake is ontstaan in aansluiting aan burgergevallen.

De hierboven meegedeelde ervaringen tijdens de mobilisatie van
het Nederlandsche leger, de ervaringen van het Ille leger in
Frankrijk en de ervaringen in Zuid-Limburg tijdens de manoeuvres
1905 en de mobilisatie (zie Hoofdstuk L) toonen m.i. duidelijk aan
van hoe groot belang voor eene troepenmacht het voorkomen van
typhus onder de burgerbevolking kan zijn en van hoe groot be-
lang voor de mihtaire hygienisten nauwkeurige epidemiologische
verkenningen zijn. De beteekenis van de door
BIJL opgezette epidemio-
logische onderzoekingen onder de burgerbevolking tijdens de mobili-
satie kan dan ook nauwelijks voldoende naar waarde worden geschat.

DE BETEEKENIS VAN TYPHUS EN PARATYPHUS ALS MILITAIR
VERKENNINGSPROBLEEM MEDE NAAR AANLEIDING VAN
ERVARINGEN OPGEDAAN IN DE OORLOGSJAREN.

Op het einde van den oorlog waren op het Westfront de ty-
pheuze ziekten van weinig beteekenis. En naast de algemeene
maatregelen wordt dit toegeschreven aan de in alle legers toege-
paste vaccinatie tegen typhus en paratyphus. Vrijwel éénstemmig
is het loflied op dezen maatregel, de eenige dissonant wordt door
Friedberger\') veroorzaakt.

Wanneer men de groote waarde van de voorbehoedende inspui-
tingen aanneemt, doet zich de vraag voor of de typhus dan nog
wel dezelfde groote beteekenis heeft als militair-hygiënisch verken-
ningsprobleem en of het nemen van algemeen hygienische maat-

1) E. Friedberger: Zur Entwicklung der Hygiene im Weltkrieg.

-ocr page 51-

regelen, zoo eenigszins mogelijk, nog steeds even dwingend noodig is?

Onder den invloed der oorlogsliteratuur ontstaat spoedig de neiging
om de waarde van de typhusvaccinatie te overschatten. De groote
vermindering der typhus en paratyphus komt eigenlijk eerst na 1916,
daarvoor waren deze ziekten verre van een „quantiténégligeablequot;. Bij de
beoordeeling der statistieken moet rekening worden gehouden met
het groote aantal immune manschappen tengevolge van het door-
staan der ziekte (al dan niet herkend), hetzij tijdens hun verblijf onder
de wapenen of in de burgermaatschappij. Voorts moet in aanmerking
worden genomen, dat de infectiemogelijkheden niet op alle plaatsen
van het front even groot waren (Fransche II Ie leger in de Argonnen).

Eerst wanneer in het begin van eenen oorlog een leger met ge-
vaccineerde manschappen onder soortgelijke omstandigheden als waar-
in het Ille leger in de Argonnen verkeerde, geen noemenswaard
aantal typhus (of (en) paratyphus) gevallen zou vertoonen, zou het
antwoord op de bovengestelde vraag ontkennend kunnen lixiden.

Zooals echter de zaken nu staan moet aan den typhus als mi-
litair verkenningsprobleem nog dezelfde groote beteekenis als vroeger
worden toegekend op grond van de volgende overwegingen:

1)nbsp;kan typhus (of paratyphus) zich voordoen bij gevaccineerde
personen;

2)nbsp;kunnen militaire omstandigheden in het begin van eenen oorlog
het uitvoeren van de typhus (en paratyphus) vaccinatie belem-
meren c.q. beletten en

3)nbsp;zal in het algemeen aan te houden manoeuvres geene vaccinatie
tegen typhus voorafgaan.

IV. ÉÉN EN ANDER OVER HET VOORKOMEN VAN
TYPHUS IN ZUID-LIMBURG EN DE IN VERBAND DAARMEDE
GETROFFEN MAATREGELEN.

Tabel A is samengesteld uit de gegevens van het Staatstoezicht
op de Volksgezondheid en bevat de sedert 1920 in Zuid-Limburg
aangegeven gevallen van febris typhoidea. Blijkens deze officieele
opgave is de typhus in dien tijd zeer belangrijk afgenomen. Welken
invloed de uitbreiding van het waterleidingnet daarop gehad heeft,
is zonder meer niet te zeggen. In Wittem b.v. zijn sinds 1925 geen
typhusgevallen meer voorgekomen; in Mesch zouden voor 1915
langs de Voer vrij regelmatig typhusgevallen zijn voorgekomen,
sinsdien niet meer. In beide gemeenten moeten de eerste waterleiding-
buizen nog worden gelegd. Daarentegen komt nog al eens typhus
in Maastricht voor (wel waterleiding). Zelfs kon in October 1926
een epidemietje van minstens 25 paratyphusgevallen zich ontwik-

-ocr page 52-

kelen. Deze gevallen kwamen verspreid door de geheele stad voor.

Ook in andere plaatsen met waterleiding zijn wel epidemietjes
voorgekomen (Breda, Middelburg, Arnhem).

De gevallen in de officieele opgaven vermeld zijn gevallen van
febris typhoidea en van typheuze paratyphus (als febris typhoidea
aangegeven). Op de gemeentehuizen houdt men de gevallen van
typhus en paratyphus wel uit elkaar, in de wekelijksche en maan-
delijksche opgaven van het Staatstoezicht gebeurt dit niet.

De vraag doet zich voor of de typheuze paratyphus eigenlijk wel
moet worden aangegeven. De meening van de Inspectie van het
Staatstoezicht op de Volksgezondheid, dat dit wel moet geschieden —
welke meening door vele medici niet wordt gedeeld — is gegrond op
de overweging, dat de wetgever van 1872 nog geen onderscheid
maakte tusschen typhus en paratyphus. Destijds werd de diagnose
zuiver klinisch gesteld, alle ziektegevallen met een „typheus ziekte-
beeldquot; werden dientengevolge aangegeven. Theoretisch moge deze
redeneering volkomen juist zijn, toch leidt zij tot bedenkelijke con-
sequenties. Toen de wet van 1872 gemaakt werd. was de typhus-
bacil nog niet bekend;
EBERTH heeft haar het eerst in 1880 in
mesenteriaalklieren gezien. In den tijd van den wetgever werden dus
alleen aangegeven ziektegevallen met „typheus ziektebeeldquot;, onver-
verschillig of zij door den typhusbacil, paratyphusbacil of welk ander
micro-organisme ook werden veroorzaakt. Niet aangegeven werden
die ziektegevallen, die wel door den typhusbacil werden veroorzaakt
maar geen ..typheus ziektebeeldquot; vertoonden, omdat zij niet in hun
waren aard herkend werden.

Indien men in den zin van de Inspectie van het Staatstoezicht
doorredeneerde, zouden dergelijke ziektegevallen ook thans niet ter
kennis behoeven te worden gebracht, ook al is door het bacterio-
logisch onderzoek komen vast te staan, dat de ziekte door den typhus-
bacil wordt veroorzaakt.

Eene andere zeer belangrijke vraag in dit verband is of typhus
en paratyphus ziekten zijn, die naast elkaar voorkomen, die tot meng-
infecties aanleiding kunnen geven, maar waarvan de verwekkers
nooit in elkaar kunnen overgaan. Zoolang algemeen wordt aange-
nomen, dat de overgang van typhusbacillen in paratyphusbacillen
(of omgekeerd) niet mogelijk is, zoolang zal men ook de door deze
microörganismen veroorzaakte ziekten gescheiden moeten houden en
zoolang zal ook afzonderlijke vermelding in de officieele gegevens
noodzakelijk zijn.^)

\') In Duitschland geschiedt dit ook (Zie Volkswohlfahrt: Amtsblatt des Preuzischen

Ministeriums für Volkswohlfahrt).

-ocr page 53-

Het epidemiologisch zoeken bij de militair-hygienische verken-
ningen in een gebied, waar typhus en paratyphus naast\' elkaar
voorkomen, zou zeker vergemakkelijkt worden, indien direct uit de
officieele staten kon worden afgelezen het aantal gevallen van
paratyphus, dat naast gevallen van febris typhoidea was aangegeven.

Dat ondanks de frappante vermindering van het aantal officieele
typhusgevallen, Zuid-Limburg toch een gebied gebleven is, waarin
het nog niet geheel pluis is wat typhus en paratyphus betreft,
kan uit tabel A blijken. Om een paar voorbeelden te noemen: in
1926 worden in Maastricht 25 gevallen van paratyphus, in 1927
6 gevallen van typhus aangegeven. In 1927 worden verder uit
Vaals 6 typhusgevallen gemeld, de in Houthem, Hulsberg en
Valkenburg in Juli voorgekomen gevallen hangen waarschijnlijk
epidemiologisch samen, in 1928 zijn te Kerkrade 9 gevallen aan-
gegeven. Het sporadisch voorkomen van typhus en paratyphus in
dit gebied doet denken aan de rookpluim, waarmede een vulkaan
na eene uitbarsting van zijn vermogen tot activiteit blijk blijft
geven.

In Zuid-Limburg ligt dus een interessant epidemiologisch ty-
phusprobleem ter bestudeering en oplossing gereed. Hierbij zal
moeten worden nagegaan:

1)nbsp;waarom de typhus thans zooveel minder voorkomt dan vroeger
en waarom deze ziekte in verschillende gemeenten sedert jaren
niet meer is waargenomen,

2)nbsp;waarom hier en daar telkens kleine epidemietjes voorkomen,

3)nbsp;welk verband bestaat tusschen de typhus en de veelvuldig
voorkomende paratyphus en of misschien ook de kwaadaardiger
typhus door den goedaardiger paratyphus wordt verdrongen,

4)nbsp;welke de geheimzinnige rol is, waarover men allerwege hoort
spreken, van beekjes, riviertjes en putten in de epidemiologie
van den typhus en

5)nbsp;welke beteekenis eene betere watervoorziening door water-
leiding heeft speciaal voor de bestrijding van deze ziekten.

Dit zijn echter alle problemen voor den burgerhygienist om op
te lossen. De vraag, die ik op te lossen had, was of de typhus
in Zuid-Limburg bijzondere maatregelen eischte met het oog op
de manoeuvres. Naast eene regeling van de drinkwatervoorziening
heb ik gemeend, dat in hoofdzaak kon worden volstaan met al-
gemeene maatregelen: advies geen ongekookte melk te gebruiken,
geen ongeschild fruit te eten, enz. Daarnaast heb ik hier en daar

-ocr page 54-

met gemeentebesturen overlegd om bepaalde boerderijen en kwar-
tieren niet te beleggen (mogelijke aanwezigheid van ziektekiem-
drager of draagster). Zooals ik reeds in de Inleiding heb vermeld,
ben ik echter niet verder dan tot een begin van epidemiologisch
onderzoek gekomen.

Maar toch was door de getroffen maatregelen de toestand niet
voor 101 o/o veilig. Op den dag. dat ik in den Staf van den
Commandant van het Veldleger trad, heb ik mij direct kunnen bezig
houden met een recent geval van paratyphus. De patiente gebruikte
melk van eigen koeien, ham van eigen geslachte varkens, contact
met andere zieken kon niet worden vastgesteld, enz. Toch moest
de paratyphusinfectie ergens vandaan komen; de mogelijkheid om
zich te infecteeren was dus ter plaatse aanwezig, want het patientje
had in maanden hare woonplaats niet verlaten.

Zonder geluk vaart niemand wel en zeker niet de militaire hy-
giënist. Nu ruim twee maanden na afloop der manoeuvres zijn nog
geen typhus- of paratyphusgevallen, die als gevolg van de manoeu-
vres zijn ontstaan, ter mijner kennis gekomen.

-ocr page 55-

HOOFDSTUK III.
HET MILITAIRE MENINGITISVRAAGSTUK.

IN DEN OORLOG 19H-1918.

Nekkramp heeft altijd de belangstelling van de mihtaire hygiënisten
gehad. En dat niet zoozeer om het groote aantal gevallen, als wel
om de grilligheid van optreden en het vaak foudroyante verloop.
Bovendien is deze ziekte in eene kazerne wel in staat schrik en
onstelfenis te verwekken door het zeer acute begin. In meer of
minder uitgesproken paniekstemming wordt dan de Militair
Geneeskundige Dienst gealarmeerd.

GEGEVENS BETREFFENDE HET ENGELSCHE LEGER, i)
In den grooten oorlog zijn in het Engelsche leger de volgende
gevallen voorgekomen:

Tabel no. 6.

Troepen in Engeland.

Troepen in Frankrijk

Aantal

ge-
vallen

Aantal
sterf-
gevallen

Letali-
teit

Aantal

ge-
vallen

Morbi-
diteit

Aantal
sterf-
gevallen

Letali-
teit

1914

1915

1916

1917

1918

46
1199
976
1337
689

30
587
430
593
288

65.2%
48,8 „
44.5 „
44,4 „
41.8 „

313
393
701
176

0.55°/oo
0.33 „
0\'43 „
0.11 „

138
198
69

35.1%
28.2 „
39.2 „

Verreweg het grootste aantal gevallen is voorgekomen bij de
troepen in Engeland zelf. Voor de troepen in Frankrijk is deze
ziekte geene ernstige bedreiging geweest.

GEGEVENS BETREFFENDE HET FRANSCHE LEGER:

De cijfers, die Mignon geeft, kloppen beter met die van Dopter
dan bij den typhus het geval was. Dopter zegt over de beteekenis
van de nekkramp in den grooten oorlog het volgende: „La mé-
ningococcie a été en effet une des infections dont la morbidité a paru
le plus négligeable dans la zone des armées.quot; Hij geeft op
dat zijn voorgekomen in de jaren 1914 t/m 1918 resp. 1075

\') OfBcial History of the War. Medical Services. Diseases of the War I.

2) Dopter. Les Maladies infectieuses pendant la guerre.

A. Mignon. Le Service de Santé pendant la guerre 19H—1918.

-ocr page 56-

(1054). 452 (449), 406 (409) en 305 (304) gevallen.i) De morbiditeit
is volgens Dopter bij het leger te velde 4 maal geringer geweest
dan bij de troepen in de Depóts achter het front.

GEGEVENS OVER HET DUITSCHE LEGER.

Absolute getallen of verhoudingscijfers zijn niet in mijn bezit.
Groote epidemieën zijn echter ook hier niet voorgekomen:
»Trotzdem ist es, soweit mir bekannt, auf keinem Kriegsschauplatz
zu gröszeren Epidemien gekommen. Ich selbst habe unter vielen
Tausenden von Krankheitsfällen, die ich als beratender Interner
verschiedener Armeen in 2 Jahren gesehen habe, nur etwa 20 Fälle
von Meningokokkenmeningitis gesehen, und zwar nie mehr als 2
oder 3 an derselben Stelle und zur selben Zeit. Andere Beobach-
ter (Gruber und Kerschensteiner, Fromme und Hanken) haben über
gröszere Beobachtungsreihen berichtet. Speziell die zuletzt erwähnten
Autoren sahen mehrfache Meningokokkeninfektionen in Höhlen-
quartieren an der Westfront. Indessen sind auch ihre Krankenzahlen
nicht derart grosz, dasz man von Epidemien sprechen
kann.quot;^)

IN HET GEMOBILISEERDE NEDERLANDSCHE LEGER.
Tabel no. 7 geeft een overzicht van het aantal nekkramp gevallen
voorgekomen bij de verschillende onderdeelen van het gemobili-
seerde leger.

Tabel no. 7.

1914

1915

1916

1917

1918

Infanterie

Cavallerie

Artillerie

Landweer

Diversen

Korps onbekend

Depots

1

1
1
5

20
1
3
3
2
2

49

26
2
9
3
11
2

74

10

1
1
1

22

Totaal

8

80

127

35

Curve no. 6 geeft het aantal voorgekomen ziektegevallen per
maand weer.

Zooals uit bovenstaande statistiek blijk zijn in tegenstelling met
den typhus het meerendeel der gevallen bij de Depóts voorgekomen

, ----------

en 62,85 quot;/o van het totaal aantal in het leger waargenomen gevallen.

1)nbsp;De getallen tusschen haakjes zijn van Mignon.

2)nbsp;Paul Morawitz: Die Meningokokkenmeningitis. Handbuch der ärztlichen.

Erfahrungen im Wehkriege. Deel III.

-ocr page 57-

Curve No. 6

PfeJJiTUX/Yri^ A/rx)

^nbsp;ee/tcU/

ëâ

-ocr page 58-

In dezelfde jaren zijn in Nederland voorgekomen\') resp. 80, 226,
580 en 234 gevallen. Na aftrek van de militaire gevallen zijn dus
onder de burgerbevolking voorgekomen resp. 72, 147, 453 en 199
gevallen van nekkramp.

Dat de meningitis zooveel meer bij de Depóts dan bij de troepen
van het Veldleger is voorgekomen is volkomen in overeen-
stemming met de Engelsche en Fransche ervaringen. 2) Het
meningitisvraagstuk is meer een kazerne- dan een
militair-hygiënisch
verkenningsprobleem.

DE BETEEKENIS VAN DE MENINGITIS ALS MILITAIR
VERKENNINGSPOBLEEM.

Toch is de meningitis als militair-hygiënisch verkenningsprobleem
niet geheel te verwaarloozen. In den tijd toen ik als officier van
gezondheid dienst deed te s-Hertogenbosch^) zijn daar van Maart
1917—Jan. 1918 onder de burgerbevolking 19 gevallen van nek-
kramp voorgekomen (bij 2 patienten is de diagnose niet door
bacteriologisch onderzoek bevestigd). Van deze 19 gevallen kwamen
er 7 voor in de omgeving van de Tolbrugstraat. Eene dergelijke
buurt zou, afgezien van alle andere redenen, reeds uit dien hoofde
alleen onder zeer dwingende omstandigheden voor belegging met
militairen in aanmerking komen.

ÉÉN EN ANDER OVER HET VOORKOMEN VAN
MENINGITIS IN ZUID-LIMBURG.

In het Zuiden van Limburg komt nekkramp vrij regelmatig,
misschien mag men voor de mijnstreek wel zeggen „endemischquot;
voor. Blijkens de opgaven van het Staatstoezicht op de Volksge-
zondheid (zie tabel B) zijn in 1922 t/m 1927 resp. 17.5; 37;
23,15: 15,65; 19,04 en 10,18 van het totaal aantal in Nederland
aangegeven gevallen uit Limburg afkomstig. Het grootste deel
der in deze provincie gemelde gevallen is weer in het gebied ten
Zuiden van Roermond voorgekomen.

Naast het typhus- moest dus het meningitisprobleem op zijn
waarde voor de manoeuvres worden geschat. Een onderzoek naar
het voorkomen van meningococcendragers kon niet worden inge-
steld (gebrek aan tijd, groote hoeveelheid benoodigd materiaal en

\') De Invloed van den Oorlogstoestand op den Gezondheidstoestand van het

Nedtrlandsche Volk.

2)nbsp;Médical Research Council. Cerebrospinal fever.

Forster and Gaskell. Cerebrospinal fever.

Dopter, Les maladies infectieuses pendant la guerre.

3)nbsp;Quanjer. De epidemiologie van de Nekkramp.

-ocr page 59-

tal van andere bezwaren). Maar zelfs indien een dergelijk onder-
zoek mogelijk ware geweest, dan nog zou het de vraag zijn of
het uit een militair-hygiënisch oogpunt tot practisch bruikbare
resultaten zou hebben geleid. Sedert 19 Mei 1928 hadden zich
echter in het gebied waar troepen zouden worden gelegerd (met
uitzondering van Wijlre) geen gevallen voorgedaan. De oefeningen
hadden plaats in het najaar (het seizoen voor de meningitis is als
regel het voorjaar) en bovendien bleven de troepen slechts korten
tijd op eenzelfde plaats. Op grond van deze overwegingen heb
ik ook met het oog op de nekkramp geene bijzondere maatregelen
noodig geacht.

-ocr page 60-

HOOFDSTUK IV

BESCHOUWINGEN OVER DE MILITAIR-HYGIENISCHE
BEOORDEELING VAN DRINKWATER.

ALGEMEENE BESCHOUWINGEN:
Wat is goed drinkwater? De meeningen hierover loopen nog al
uiteen. Men kan zeggen, dat de beoordeeling door de bevolking
als regel afhankelijk is van. door het ijzergehalte bepaalde troe-
beling. kleur en smaak. IJzervrij water is, wanneer het smaak en
reuk althans niet op andere wijze onaangenaam prikkelt en wan-
neer het niet troebel is, naar het oordeel van den gebruiker gewoonlijk
„bestquot; drinkwater. In veenstreken is het water altijd min of meer
gekleurd, maar het wordt door de gebruikers toch goed gevonden.
Hoewel er uitgesproken verschillen bestaan, kan men over het al-
gemeen dit zeggen, dat de bevolking het water keurt op smaak
reuk en uiterlijk.

Smaak, reuk en uiterlijk van het water laten in Zuid-Limburg
niets te wenschen over. Geen wonder dan ook, dat overal waar
ik bij de bevolking naar het water informeerde, behoudens enkele
uitzonderingen, een loflied klonk over de beste kwaliteit daarvan.

Voor het begin der verkenning had de Commandant der Lichte
Brigade bij de burgemeesters van een aantal gemeenten inlichtingen
ingewonnen onder meer naar hoedanigheid en hoeveelheid van het
aanwezige drinkwater. In 26 van deze gemeenten was geen of na-
genoeg geen waterleiding. Door de besturen van deze gemeenten
werd als volgt over het drinkwater geoordeeld:

a)nbsp;wat de hoedanigheid betreft: ..goedquot; of ..zeer goedquot; (22 bur-
gemeesters), „goed pompwaterquot; (1 burgemeester), „hoedanigheid
voldoendequot; (1 burgemeester), „hoedanigheid onvoldoendequot; (2 bur-
gemeesters).

b)nbsp;wat de hoeveelheid betreft: „voldoendequot; of „genoegquot; (22
burgemeesters). ..in elke hoeveelheid van de gemeentepompenquot;
(1 burgemeester). ..voor onderdeden der gemeente onvoldoendequot;
(2 burgemeesters). ..uit 4 puttenquot; (1 burgemeester).

Één gemeentebestuur liet zich niet over de hoedanigheid en de
hoeveelheid van het aanwezige water uit.

Met een dergelijke beoordeeling van het drinkwater kan militair-
hygiënisch geen genoegen worden genomen.

EISCHEN UIT MILITAIR OOGPUNT AAN DRINKWATER TE STELLEN
1) Het water moet ziektekiemvrij zijn:

-ocr page 61-

2)nbsp;De mogelijkheid van verontreiniging met ziektekiemen moet
uitgesloten zijn;

3)nbsp;Vergiftige metaalzouten mogen niet aanwezig zijn (voor ons
land hebben in dit opzicht alleen beteekenis loodverbindingen,
afkomstig van geleidingsbuizen).

Eerst hierna komen de eischen over smaak, kleur, helderheid, enz.

Ijzerhoudend water zal als regel aan de lucht troebel worden.
De smaak daarvan is onaangenaam. Voor huishoudelijk gebruik
heeft het tal van nadeelen; de gezondheid wordt er echter niet
door aangetast.

Met het oordeel van MAXIMILIAAN RIEMERover de beteekenis
der physische eigenschappen van drinkwater kan ik mij volkomen
vereenigen:

..Die physikalische Beschaffenheit spielt insofern eine wesentliche Rolle, als der
Mensch instinktiv trübes Wasser für verunreinigt und darum für schädlich hält. Diese
Auffassung ist wohl sehr häufig, aber nicht immer zutreffend. Geringe Trübungen sind
oft durch feine Tonpartikelchen bedingt. Eine gelbliche Farbe kann von Humussub-
stanzen aus Torfablagerungen u.a. herrühren. Derartige Veränderungen sind nicht
gesundheitsschädlich, sie stellen nur Schönheitsfehler dar, die im Notfalle mit
im Kauf genommen werden können. Für die hygienische Bewertung solcher Ab-
weichungen im Aussehen ist natürlich die Ermittlung der Ursache von gröszter
Bedeutung; danach ist die Entscheidung zutreffen.quot;

DE ROL VAN HET DRINKWATER BIJ DE VERSPREIDING
VAN INFECTIEZIEKTEN.

Van de door (drink)water overgebrachte besmettelijke ziekten speelt
in binnen- en buitenland de febris typhoidea (gezwegen van cholera
en andere exotische ziekten) eene belangrijke rol. In het buitenland
zijn ook in de laatste jaren ernstige drinkwaterepidemieën van
febris typhoidea voorgekomen.

De groote epidemie van Gelsenkirchen staat in verschillende leer-
boeken 2) beschreven. De epidemie, die in 1926 Hannover teisterde
wordt door het meerendeel der leden van de commissie ad hoe aan
het leidingwater toegeschreven^) (Bruno. Gärtner. Hahn, Kirstein,
Kühne. Mohrmann, Otto. Reichenbach, Ricksohn), terwijl drie leden
(Wolter, Versmann en Jürgens) eeneanderemeening waren toegedaan.
De epidemie had oogenschijnlijk, zooals Curve No. 7 doet zien, een
explosief karakter. De watervang te Ricklinghausen was inderdaad
niet boven verdenking verheven.

Handbuch der ärztlichen Erfahrungen im Weltkriege deel Vll Blz: 71

2)nbsp;o. a. W. Kolle und H. Hetsch: Die experimentelle Bakteriologie und die In-
fektionskrankheiten, Deel 1.

3)nbsp;Société des Nations. Rapport épidémiologique mensuel de la Section d\'Hy-
giène du Secrétariat. 5me année No. 11, 15 Novembre 1926 Blz.
740

-ocr page 62-

Curve No. 7

iùi
tSo

Sit

ii)o

m

IIP
10»
60
Ó0

HO
19

\'^O^cOKcS\' \'Tnùrvd^^c^ de/nbsp;\'^^^^-c^rvC

■^e^v^^jLe^ /ö^^-rt^nbsp;/ftâ-

Cctdeâ/tje^o^et^ üh/0/

(LcccxJU-riy, da^ c^i^ô
\\

O
in

to n 11 Ik n to VL 11 u îs So

Au^UMJUA

-ocr page 63-

Van H-20 Augustus bedroeg hetïiantal kiemen in het onvoldoende
gechloreerde water meerdere duizenden. Tegelijkertijd werd eene epi-
demie van wat de Engelschen „watersicknessquot; noemen (catarrh van
maag en ingewanden) waargenomen. Er is dus alle kans, dat in
dit geval het water de epidemie heeft veroorzaakt.

In Nederland is eene dergelijke epidemie mij niet bekend.

De vraag, waar het uit militair-hygiënisch oogpunt in hoofdzaak
om gaat, is of ooit door het drinken van put- of pompwater gevallen
van febris typhoidea zijn ontstaan? Theoretisch moet de mogelijk-
heid direct toegegeven worden. Bovendien bestaat hieromtrent een
sterk en algemeen verspreid „geloofquot;. Maar of men wel eens niet
al te gemakkelijk putten en pompen beschuldigt de oorzaak, ook
van sporadische typhusgevallen te zijn, is eene andere vraag. In vele
gevallen maakt men zich van de moeilijkheid af door een onderzoek
van het verdachte water aan te vragen. Al kan de beoordeeling
van de uitkomsten van een dergelijk onderzoek nog moeilijk ge-
noeg zijn, het is toch nog altijd gemakkelijker en minder tijdroovend
dan een uitgebreid epidemiologisch onderzoek.

MEENINGEN VAN HYGIENISTEN, DIE DEN GRCX5TEN OORLOG
HEBBEN MEEGEMAAKT.

Ik laat hier eenige stemmen volgen van militaire hygienisten,
die oorlogservaring dienaangaande bezitten:

„Aus den Erfahrungen des Friedens ist bekannt, dasz das Wasser Träger von
Krankheitserregern sein kann, dasz die infektiösen Darmkrankheiten, Typhus, Ruhr,
Cholera, u.ä., gelegentlich durch Wasser verbreitet werden. In früheren Zeiten hat
man dem Wasser für die Entstehung und Ausbreitung der genannten Seuchen eine
grosze Bedeutung zugeschrieben. Die Beobachtungen während des Krieges haben
Jedoch gezeigt, dasz diese Auffassung von der Rolle des Wassers wenigstens bei
dem Zustandekommen von Typhus - und Ruhrepidemien, nicht in dem Umfange
zuzutreffen scheint, dasz vielmehr ihre Ausbreitung in der Hauptsache wohl durch
Kontakt auf directem oder indirectem Wege erfolgt. Es ist im Kriege nur bei
wenigen Typhusepidemien infiziertes Wasser als Entstehungsursache fest-
gestellt worden. Diese Tatsache schlieszt jedoch die Möglichkeit von Trinkwasser-
epidemien, wie die Friedenserfahrungen beweisen, keineswegs aus. Bei der Beurteilung
ihrer Häufigkeit im Felde darf der Umstand nicht auszer acht gelassen werden, dasz es
in sehr vielen Fällen, namentlich im Bewegungs - und zu Beginn des Stellungskrieges in-
folge der militärischen Verhältnisse überhaupt unmöglich gewesen ist, den einwand-
freien Nachweis der Ansteckungsquelle zu erbringen. Es ist daher sehr wohl denkbar,
dasz Trinkwasser öfter als Ansteckungsquelle in Betracht gekommen ist, als tatsäch-
lich festgestellt werden konnte. Man hat darum stets mit der Mö glichkeit von
Wasserinfektionen zu rechnen.quot;\')

Maximilian Riemer: Handbuch der ärztlichen Erfahrungen im Weltkriege
Deel Vll. Blz. 69.

-ocr page 64-

Bij het Fransche Ille Leger zijn van October 1914 tot Februari
1916 in totaal 39.712 typhusgevallen voorgekomen.

„Les causes qui ont engendré et prolongé cette effroyable épidémie sont celles qui
menacent et atteignent toutes les armées en campagne: la fatigue, la souillure du
sol , 1\' impureté de 1\' eau de boissonquot;. i)

,.In highly cultivated districts there is a great likelihood of the subsoil water be-
coming infected as a result of the practice of manuring the earth with human ex-
crement. It is true that the typhoid bacillus does not survive in drinking water more
than three to five days, but under suitable conditions the water is constantly being
reinfected with fresh relays of virulent bacilli from a saturated soil. The importance
of drinking water as a cause of enteric fever has been proved in numerous epi-
demics, and in war time in the field all drinking water should therefore be
sterilized efficiently before
usequot;.2)

Gedurende den grooten oorlog is dus zeer ernstig rekening ge-
houden met de mogelijkheid, dat typhus door water werd overgebracht.
Aangezien de manoeuvres in 1928 zijn gehouden in een gebied, waar
in 1905 minstents 20 militairen typhus kregen, waar gedurende de
mobilisatie een aantal bacillendragers ontdekt zijn en blijkens de op-
gave van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid regelmatig —
zij het ook sporadisch — typhusgevallen voorkomen, zou het bui-
tengewoon onverstandig zijn geweest om niet met de mogelijkheid
van eene verontreiniging van drinkwater met typhusbacillen rekening
te houden.

Behalve aan deze mogelijkheid moet de militaire hygiënist ook
denken aan de kans op verontreiniging met bacteriën of stoffen, die
in staat zijn maag- darmstoornissen te doen optreden:

„By far the most important of the living impurities are bacteria. Bacteria which
are harmful are those which are the actual causes of certain diseases, such as cho-
lera, typhoid fever, dysentry and diarrhoea. Now these are the diseases which
almost invariably cause the greatest havoc in armies on active service.
They may be entirely eliminated if the water supply of the Army is so controlled
as to be freed from the harmful bacteria associated with these diseases.\'» 3)

GANG VAN HET MILITAIRE DRINKWATERONDERZOEK:

Ter beantwoording van de vraag of verontreiniging van drink-
water plaats heeft, kan men een drieledig onderzoek instellen: on der-

zoek ter plaatse van de drink water bron,scheikundig en bacte-
riologisch onderzoek van uit die bron genomen watermonsters. Bij
een zoo uitgebreid gebied als door ons moest worden verkend, was
het uitgesloten om alle particuliere pompen en putten te onderzoeken.
Wij moesten ons wel beperken tot een onderzoek van openbare

•) Mignon. Le Service de Santé pendant la guerre 1914-1918 deel 1 blz. 572

2)nbsp;Official History of the War. Medical Services. Diseases of the War 1 blz. 23

3)nbsp;Manual of Military Hygiene 1921 Blz. 71

-ocr page 65-

pompen en putten, resp. pompen en putten, die van den weg af
zichtbaar waren. Door het nemen van steekproeven werd voorts
getracht eenen indruk te krijgen van het drinkwater in particuhere
woningen, waarbij zooveel mogelijk water werd onderzocht in ge-
bouwen, café\'s of huizen, waar vermoedelijk massainkwartiering zou
plaats vinden.

Ook het volledige scheikundig en bacteriologisch onderzoek van
watermonsters kon niet door ons worden uitgevoerd. Wel werd
steeds het plaatselijk onderzoek verricht. Het ter plaatse uitgevoerde
scheikundig onderzoek beperkte zich tot

1)nbsp;bepaling van het gehalte aan chloorionen:

Bij 100 c.M^ water wordt kaliumchromaat gevoegd, vervolgens
wordt zilvernitraatoplossing bijgedruppeld, totdat de gele kleur om-
slaat in een roode. De sterkte der zilvernitraatoplossing is zoodanig
gekozen.dat 1 c.M^ zilvernitraat overeenkomt met 2 m.G. Cl\'inde
onderzochte waterhoeveelheid. Sterkte oplossing: 9,59m.G. AgN03
per L.;

2)nbsp;onderzoek naar de aanwezigheid van nitrieten:

Na toevoeging van het reagens GRIES-ROMIJN toont roodkleuring

de aanwezigheid van nitrieten aan;

3)nbsp;onderzoek op de aanwezigheid van ammonium:

Na toevoeging van NESSLER\'S reagens toont geelkleuring de aan-
wezigheid van ammonium aan. Door deze reactie krijgt men tevens
eenen indruk over de hardheid van het water. Witte troebeling geeft
aan, dat het water harder dan 18 Duitsche graden is.

Dat de terplaatse „en massequot; uitgevoerde chloorbepalingen vrij
betrouwbaar zijn, kan uit het volgende blijken: Te Stevensweert
werd eene vollediger analyse van het water uit de schoolpomp wen-
schelijk geacht. Door ons was ter plaatse gevonden een chloorgehalte
van 112 m.G. per L., het Centraal Laboratotium vond 110,5 m.G.

Meestal kan men op grond van de resultaten van dit korte schei-
kundig onderzoek en die van het onderzoek ter plaatse een oor-
deel over eene drinkwaterbron geven.

In het drinkwateronderzoektaschje bevinden zich ook de benoo-
digdheden voor onderzoek op de aanwezigheid van ijzer. Dit onderzoek
wordt door ons eigenlijk nooit verricht. Bevat het water ijzer, dan
vertellen de gebruikers uit zich zelf wel, dat hun water „slechtquot; is.

In een aantal gevallen wordt het bacteriologisch onderzoek te
hulp geroepen. Vooral in Zuid-Limburg bleek dit vaak noodig. Dan
wordt niet het geheele schema van het Centraal Laboratorium door
ons afgewerkt: de Schardingerproef laten wij vervallen, 25 c.M\'

-ocr page 66-

water wordt volgens de methode van EYKMAN onderzocht, 10 c.M.^
volgens die van
MAC CONKEY en met 5 c.M.^ heeft een onderzoek
plaats naar de aanwezigheid van streptococcen.

Noodzakelijkerwijs moet dit onderzoek zoo onvolledig zijn, om-
dat het een massaal onderzoek betreft en het niet goed doenlijk
is om groote steriele flesschen in voldoend aantal op de fiets mede
te nemen.

NOODZAKELIJKHEID VAN HET ONDERZOEK OP LOOD
IN DRINKWATER
Sedert 1927 is het ons duidelijk, dat het drinkwateronderzoek-
taschje niet aan alle te stellen eischen voldoet. Bij de voorbereiding
der manoeuvres, die toen in Twente werden gehouden, werd ons
ook de mededeeling gedaan, dat in Lonneker twee gevallen van
loodvergiftiging door drinkwater waren voorgekomen. Bij een
onderzoek op eene boerderij, waar nog al wat soldaten zouden
worden ingekwartierd, werd ons eene analyse van den Keuringsdienst
van Waren te Enschede vertoond, waaruit bleek, dat de aanwezige
pomp water leverde met
5,5 m.G. lood per L. Op ons verzoek
heeft toen de burgemeester uit alle daarvoor in aanmerking
komende pompen watermonsters door den Keuringsdienst van
Waren te Enschede op loodverontreiniging laten onderzoeken.
Het resultaat daarvan was als volgt:

Van de 58 onderzochte monsters werd bij 4 eene hoeveelheid
lood van meer dan
1—8,9 m.G.; bij 3 eene hoeveelheid van meer
dan 0,3 tot
1 m.G.; bij 45 eene hoeveelheid van 0,1 tot 0,3 m.G.
per L. gevonden. Bij 6 monsters werd geen lood aangetoond.

In ons drinkwateronderzoektaschje ontbreken de benoodigdheden
voor een onderzoek op loodverontreiniging.

Gedurende den grooten oorlog was in het Engelsche leger een
onderzoektaschje in gebruik voor onderzoek van water op vergiften.
Dit taschje, samengesteld door
PROF. H. B. BAKER, bevatte reagentia
voor onderzoek op cyaan, lood, kwik, arsenicum en koperverbindingen.

Voor onderzoek op lood werd de volgende reactie gebruikt:
„Lead. Estimation.- A cylinder full of water must be acidified with hydrochloric
acid and a small quantity of sodiumsulphide added. The brown or black colour
is compared with that of a similar column of water to which a known quantity
of a solution of lead nitrate has been added. By matching the colour the amount
of metal can be estimated. Comparison is best be made with a solution of
Pb(N03) 2 containing 2 mgn per Lquot;.l)

Dezelfde reagentia worden ook gebruikt voor onderzoek op koper en kwik.

«) Official History of the War. Medical Services. Hygiene of the War 1. Blz. 374.

-ocr page 67-

Nu bleek het Zuid-Limburgsche water weinig loodoplossend
vermogen te bezitten. Het was dus niet geschikt om over de
bruikbaarheid van deze methode ervaring te krijgen. Hiermede zal
moeten worden gewacht, totdat de gelegenheid zich voordoet om
b.v. op de Veluwe massaal wateronderzoek te verrichten.

BEOORDEELING VAN HET WATER.

De troepencommandanten vragen niet naar gedetailleerde gege-
vens betreffende de resultaten der verrichte onderzoekingen. Hun
boezemt meer belang in of in de plaatsen waar hunne troepen onder-
dak moeten vinden, voldoende water aanwezig is van goede hoe-
danigheid. In verband hiermede laat ik kort enkele kritische
beschouwingen volgen over de waarde der verschillende onder-
zoekingsmethoden voor de beantwoording van de vraag of het
water faecaal - of met afvalstoffen uit de menschelijke samenleving
verontreinigd is of dreigt te worden. In dergelijk verontreinigd of
verdacht water bestaat de kans, dat typhusbacillen, de verwekkers
van maag- darmstoornissen of andere pathogene kiemen aanwezig
zijn.

BEPALING VAN HET KIEMGETAL VAN WEINIG BETEEKENIS.

Van eene bepaling van het aantal bacteriën per c.M.^ water is
door ons geheel afgezien. Een hoog kiemgehalte van water is
geen goeden maatstaf voor de beoordeeling van de (on)bruikbaar-
heid als drinkwater te velde. De aanwezige bacteriën kunnen vol-
komen onschadelijk zijn; hun aantal heeft dan geen enkele beteekenis.

Bij een massaal onderzoek als door ons moest worden verricht
stuit voorts de bepaling van het kiemgetal op groote practische
bezwaren. Dit onderzoek toch vereischt het meevoeren van tal
van steriele glasdoozen en van agar- agar en gelatine om ter plaatse
platen te kunnen gieten. De te verwachten resultaten wegen niet
tegen het tijdverlies op.

WATER MET EEN POSITIEVE GISTINGSPROEF VOLGENS
EYKMAN ONBETROUWBAAR.

Aan de gistingsproef volgens Eykman wordt veel waarde toe-
gekend; zij zou op eene recente faecale verontreiniging wijzen.\')
Bij ons onderzoek in Zuid-Limburg is zij bij 231 watermonsters
uitgevoerd. Bij 72 was zij positief.

In verband met de beteekenis, die aan de gistingsproef volgens
Eykman wordt gehecht, zijn alle bronnen, waaruit deze 72 monsters
stammen, door mij als onbetrouwbaar beschouwd.

\') Jan Smit. Modern Bacteriologisch Wateronderzoek. Chemisch weekblad 1924
Deel 21 Blz. 462.

-ocr page 68-

WATER MET POSITIEVE COLIPROEF VOLGENS MAC CONKEYi) EVEN-
EENS ONBETROUWBAAR.

Naast de gistingsproef volgens Eykman is door mij steeds met
10 c.M.^ water de coliproef volgens Mac. Conkey verricht. Een
positief resultaat werd daarmede verkregen bij 112 monsters. Ver-
gelijking van deze 112 monsters met die, waarbij de Eykman positief
was, doet zien, dat bij

39 monsters de positieve Eykman gepaard gaat met eene positieve
coliproef volgens Mac Conkey, waarbij de gekweekte bacteriën
ook in staat zijn om in de vloeistof van Eykman l^/o gisting te
doen optreden;

31 monsters de positieve Eykman gepaard gaat met eene positieve
Mac Conkey, waarbij de gekweekte bacteriën niet in staat zijn
om in de vloeistof van Eykman l^/^ gisting te doen optreden;
24 monsters de negatieve Eykman gepaard gaat met eene positieve
Mac Conkey, waarbij de gekweekte bacteriën ook in staat bleken
om in de vloeistof van Eykman l°/o gisting te doen optreden;
17 monsters de negatieve Eykman gepaard gaat met eene positieve
Mac Conkey, waarbij de gekweekte bacteriën niet in staat bleken
om in de vloeistof van Eykman l°/o gisting te doen optreden;

2 monsters de positieve Eykman gepaard gaat met eene negatieve
Mac Conkey;

1 monster de positieve Eykman gepaard gaat met eene negatieve
Mac Conkey in dien zin, dat wel in de oorspronkelijk ingezette
gistingskolf met de vloeistof van Mac Conkey gisting was op-
getreden; de daaruit gekweekte bacteriën waren noch in staat
om indol te vormen, noch in staat om Eykman l°/o in gisting
te brengen;

1 monster de negatieve Eykman gepaard gaat met eene positieve
Mac Conkey, waarbij de gekweekte bacteriën niet in staat waren
om in peptonwater indol te vormen doch wel in staat bleken
om in de vloeistof van Eykman l^/o gisting te doen optreden.

Als vaststaand aannemende, dat een positief uitvallen van de gistings-
proef volgens Eykman eene recente faecale verontreiniging aan-
toont, moet worden toegegeven, dat eene positieve coliproef volgens

1) De vloeistof van Mac Conkey bestaat uit eene oplossing van pepton Witte
lactose, taurocholas natricus (of rundergal), waarbij lakmoesopl. is gevoegd. Coli-
bacillen vormen in deze vloeistof (bij 370 C) zuur, gas en maken haar troebel. Kwee«
ken en onderzoek van de eigenschappen der bacteriën, die de gisting hebben ver-
oorzaakt, is noodig.

-ocr page 69-

Mac Conkey dezelfde beteekenis heeft als de gekweekte bacteriën
in staat blijken om in de vloeistof van Eykman l°/o gisting te doen
optreden, ook wanneer zij gepaard gaat met eene negatieve Eykman.
Wat is nu de beteekenis van eene positieve coliproef volgens Mac
Conkey, waarbij de gekweekte bacteriën niet in staat zijn om in
de vloeistof van Eykman l^^/o gisting te doen optreden en waarbij
de proef volgens Eykman negatief is? Geheel uit te sluiten, dat zich
daaronder monsters uit waterbronnen bevinden, die betrekkelijk recent
faecaal verontreinigd zijn, is m.i. niet mogelijk. Alleen het plaat-
selijk onderzoek kan hier uitkomst brengen. Van de 17 monsters
als boven bedoeld, waarbij dit onderzoek verricht is, staat vermeld
bij 1 dat de welput .vrij goed is afgedekt, bij 1 dat de afdek-
king onvoldoende is, bij 1 dat de afdekking tewenschen over-
laat, van 1 dat de 9 M diep geslagen pomp in zeer vuile omgeving
ligt, van 1 dat de welput vlak bij de urineloozing ligt. In 2 ge-
vallen werd een positief streptococcenonderzoek verricht. Maar
zelfs als in deze gevallen alleen maar eene oude faecale verontreiniging
door de positieve coliproef werd aangetoond, dan nog is de wa-
terbron, waaruit een dergelijk watermonster stamt, onbetrouwbaar
als niet vast staat, dat eene dergelijke verontreiniging in den ver-
volge tot de onmogelijkheden behoort. Op grond van deze over-
wegingen en op grond van het feit. dat door ons toch nog maar
onvolledige gegevens over den plaatselijken toestand van vele drink-
waterbronnen konden worden verkregen, heb ik alle waterbronnen
als onbetrouwbaar beschouwd, waaruit watermonsters stamden,
die hetzij eene positieve Eykman, hetzij eene positieve Mac Conkey.
hetzij beide proeven positief gaven.

DE STREPTOCOCCENPROEF.
Eene positieve streptococcenproef zou eene recente faecale veront-
reiniging verraden:

„Het wil ons voorkomen, dat vooral aan de streptococcenproef bij positief re-
sultaat een groote beteekenis is toe te kennen, dat deze organismen een indicatie zijn
voor recente faecaalverontreiniging.

Reeds na enkele dagen blijken deze microben uit het water te verdwijnen, in te-
genstelling met de coli- en boterzuurorganismen.quot; 1)

„Zonder in al te veel bijzonderheden af te dalen kan dan geconstateerd worden,
dat de levensduur van ziektekiemen, waartoe in de eerste plaats die van de typhus en
de cholera te rekenen zijn, vrij kort is; vele proeven hebben bewezen, dat in na-
tuurlijk water, besc^iermd voor nieuwe infectie, in twee of drie dagen de cholera-

\') W. C. de Graaff. Een en ander over het Bacteriologisch wateronderzoek.

Tijdschrift voor Vergelijkende Geneeskunde, enz. Deel Vil
Afl. 2 en 3.

-ocr page 70-

Vibrionen, eenige dagen daarna ook de typhusbacteriën verdwenen zijn. Colibacteriën
zijn dan nog in groote hoeveelheden aan te toonen, echter meestal niet meer de strepto-
coccen. Of deze gelijktijdig met of nog vroeger dan een even groot aantal ziekte-
kiemen verdwijnen, is bij mijn weten nog niet met zekerheid uitgemaakt.quot;\')

In dit verband heeft beteekenis eene serie onderzoekingen, die
door mij bij watermonsters uit eenzelfde regenbak op één der
forten zijn uitgevoerd.

Gerangschikt naar den tijd van monstername laat ik hier de
resultaten der bacteriologische onderzoekingen volgen, (tabel no. 8.)

Tabel no. 8.

Datum van

Gistic

igsproef v
Eykman.

olgens

Coliproef
volgens Mac
Conkey

Streptococcenonderzoek

onderzoek

Met
25C
.M.3

water

Met
lOc.M.3

water

Met

1 c.M.3

water

Met
lOc.M.3

water

Met
1 c.M.3

water

Met

5 c.M.3

water

Met
1 c.M.3

water

Met

0,lc.M.3

water

7 Juni \'22

— ■

25 Aug. \'22

30 Mrt. \'26

—\'

9 Dec. \'27

24 Febr.\'28

15Sept. \'28

--

Bij het ingesteld technisch onderzoek bleek de regenbak niet
aan alle eischen te voldoen; eene verklaring van dit hardnekkig
positieve streptococcenonderzoek heb ik niet kunnen vinden. Het
geloof aan het min of meer algemeen aanvaarde axioma, dat strep-
tococcen spoedig uit het water verdwijnen, wordt door deze
waarneming wel eenigszins geschokt.

In watermonsters uit Zuid-Limburg ging het vinden van Strep-
tococcen in alle gevallen gepaard met eene positieve Eykman of
(en) eene positieve Mac Conkey.

HET SCHEIKUNDIG ONDERZOEK.

Bij watermonsters uit bronnen, die op grond van het
bacteriologisch onderzoek als onbetrouwbaar worden beschouwd,
is in een aantal gevallen ook het scheikundig onderzoek verricht.
Uit de samenvatting der resultaten in Hoofdstuk V blijkt, dat

\') Jan Smit. Modern Bacteriologisch Wateronderzoek. Chemisch Weekblad
Deel 21 (1924) blz. 461,

-ocr page 71-

daaronder verschillende zijn. waarbij het scheikundig onderzoek
niet zou doen vermoeden, dat de waterbron aan verontreiniging
bloot staat. Van een aantal monsters is nu alleen het scheikundig
onderzoek verricht, bij andere is het bacteriologisch onderzoek in
alle richtingen negatief uitgevallen. De vraag doet zich nu voor
of eene verontreiniging van drinkwater zich ook het eerst door
verandering in de scheikundige samenstelling kan verraden. De
mogelijkheid daarvan is niet uit te sluiten. In deze richting wijst
b.v. het resultaat van eene serie onderzoekingen van water uit eenen
welput op de Veluwe. dat hieronder volgt:
Datum van monstername:
Helderheid:
Kleur:
Reuk;

Geleidingsvermogen:

cr

N02\'
N03\'
S04\'
HC03\'
NH4
Fe

Permanganaatverbruik
Pb

Hardheid

Gistingsproef volgens
Eykman met
25 c.c. water
10 c.c.
1 c.c.

Onderzoek op colibacillen
volgens Mac Conkey met
10 c.c. water
1 c.c.

Onderzoek volgens Schardinger
faecaallucht
indol
H2S

Onderzoek op streptococcen

met 5 c.c. waternbsp;—nbsp;^nbsp;^

1 c.c.nbsp;-nbsp;_

0.1 c.c. „nbsp;-nbsp;_

(1) Het water reageert alkalisch tenopzichte van phenolphthaleine en bevat een
spoor carbonaat.

De scheikundige verontreiniging begint zich reeds in het tweede
monster kenbaar te maken, het resultaat van het bacteriologisch
onderzoek is nog gunstig. Bij het derde monster is. achteraf zeer

Apr. 1922

Oct. 1925

Apr. 1926

helder

troebel

troebel

geen

zeer zwak geel

geel

geen

muf

muf

309

399

418

34.5

43

34

0

1,8

2,5

56,3

78

24

0

45,2

33

18,3

55

165 (1)

0,04

0.8

0,5

0,16

4,25

6.3

6,5

10,2

57

aanwezig

afwezig

afwezig

6,1

5.7

6.5

s

ft

gquot;
I

§

-ocr page 72-

tot mijne spijt, geen bacteriologisch onderzoek verricht. Maar de
mogelijkheid, dat eene scheikundige verontreiniging van water aan eene
bacteriologische voorafgaat, is op grond van het onderzoek dezer
monsters te veronderstellen.

Aan den anderen kant is ook mogelijk, dat, wanneer een bodem
jarenlang verontreinigd is, het grondwater daarvan nog geruimen
tijd de sporen zal vertoonen, ook als verdere verontreiniging voortaan
uitgesloten is.

Bij de monsters waar het scheikundig onderzoek alleen is ver-
richt en die, waar het bacteriologisch onderzoek negatief is uitgevallen,
is de beoordeeling omtrent de al dan niet betrouwbaarheid der drink-
waterbron in de allereerste plaats afhankelijk van de resultaten van
het onderzoek ter plaatse. Maar bij een zoo uitgebreid gebied als
door ons verkend moest worden, heeft de locale inspectie zich alleen
kunnen uitstrekken tot omgeving en afdekking der welputten,
van den toestand der putwanden kreeg ik geen indruk. Het
ging toch niet aan om de putten te laten openen. Afgezien
van andere bezwaren, zou de beschikbare tijd veel te kort zijn ge-
weest om aan de verstrekte opdracht te kunnen voldoen. Daarbij
komt nog, dat in een aantal gevallen de gebruikers geene inlich-
tingen konden geven omtrent de ligging der drinkwaterbron.

In gevallen, waarbij ik bij het oppervlakkig plaatselijk onderzoek
geene groote ongerechtigheden in de omgeving der drinkwaterbron
(mesthoopen, beerputten, vuil waterputten, enz.) vond, heb ik bij de
beoordeeling aan een negatief bacteriologisch onderzoek grootere
waarde toegekend dan aan een wat hoog gehalte aan chloorionen
of aan eene positieve nitriet- of ammoniumreactie.

In een aantal gevallen, waar geen bacteriologisch onderzoek was
verricht, moest het resultaat van het scheikundig onderzoek soms
wel den doorslag geven. Wanneer is het gehalte aan scheikundige
stoffen in het water nu zoodanig hoog, dat daaruit tot eene bodem-
verontreiniging kan worden besloten, op grond waarvan de drink-
waterbron noodzakelijkerwijs als onbetrouwbaar \'moet worden
beschouwd? Ter beantwoording van deze vraag zijn schema\'s
van grenswaarden voor de scheikundige stoffen in drinkwater gegeven:

1 L. water mag niet meer bevatten dan 500 m.G. minerale en
organische stoffen als verdampingsrest. niet meer dan 180-200 m.G.
CaO en MgO. 20-30 m.G. Cl\' (resp.33-50m.G. NaCl). 80-100 m.G
S04quot;, 5-15 m.G. N03\' en geen ammoniak of nitrieten (of in nau-
welijks aantoonbare hoeveelheden). De aanwezige organische stoffen

-ocr page 73-

in 1 L. water mogen niet meer dan 8-10 m.G. KMn04 voor
reductie noodig hebben.\')

Op grond van de verkregen resultaten moet wel worden aan-
genomen, dat in Z-Limburg (met uitzondering van het hooge deel)
een hooger gehalte aan chloorionen dan 20-40 m.G. per L. aan
bodemverontreiniging is toe te schrijven. Wil men echter aan deze
cijfers vasthouden, dan blijven er niet zoo heel veel waterbronnen
over, die als betrouwbaar kunnen worden beschouwd.

Hoewel ik steeds zooveel mogelijk getracht heb de plaatselijke
omstandigheden den doorslag te doen geven, toch heb ik me niet
in alle gevallen geheel los van bovenbedoeld schema kunnen maken.
In plaatsen met voldoende betrouwbaar water (o.a. van waterleiding)
heeft het trouwens geenen zin dit te doen. Bij de beoordeeling van
drinkwater tendienste van manoeuvres spelen subjectieve factoren
ongetwijfeld eene rol. Eene zekere willekeur is dus nooit geheel uit
te sluiten. Maar nog grooter zou de willekeur zijn, wanneer streng
aan een schema met grenswaarden werd vastgehouden.

Zooals uit bovenstaande beschouwingen blijkt, is getracht bij de
beoordeeling zoo objectief mogelijk te werk te gaan, geheel gelukt
is dit echter niet.

Enkele bronnen van drinkwater zijn m.i. steeds als onbetrouw-
baar te beschouwen:

1)nbsp;Oppervlaktewater.

2)nbsp;Open ondiepe welputten. M.i. is het water hieruit met opper-
vlaktewater op één lijn te stellen, onverschillig of het putten
met of zonder pomp betreft. Enkele uitzonderingen daargelaten,
zijn de mogelijkheden van verontreiniging hier wel heel groot.

1) H. G. Nieuwcnhuis: Handboek voor Technische Hygiene. Drinkwaterverzorging
Deel 1. Zie ook Handbuch der ärztlichen Erfahrungen im Weltkriege. Deel Vll

-ocr page 74-

HOOFDSTUK V

HET DRINKWATERONDERZOEK IN ZUID-LIMBURG

TEN DIENSTE VAN DE MANOEUVRES 1928.
Voor eene bespreking der bij de drinkwateronderzoekingen verkre-
gen resultaten is eene indeeling van het verkende gebied noodza-
kelijk. Achtereenvolgens zullen worden besproken:
1. Het hoogplateau van Zuid-Limburg ten Zuiden van de Geul,
IL Het Maasdal,

III.nbsp;De Dalen van Geul en Gulp,

IV.nbsp;Het gebied ten Noorden en ten Oosten van de Geul,

V.nbsp;Het Noordelijk deel van het Geleendal,

VI.nbsp;De heidegronden.

Eene gedetailleerde opgave der verrichte drinkwateronderzoekingen
en verkregen resultaten is in tabellen aan deze studie als bijlage
toegevoegd.

1 HET HOOGPLATEAU VAN ZUID-LIMBURG TEN ZUIDEN
VAN DE GEUL.
GEMEENTEN IN DIT GEBIED GELEGEN:
St. Geertruid, gedeeltelijk Gronsveld(de gehuchten Ekkel-
rade, gedeeltelijk tot St Geertruid, gedeeltelijk tot Gronsveld be-
hoorende, en Hontem), Cadier en Keer, Bemelen, Berg en
Ter blij t (met uitzondering van Geulem en Plenker of Valkenbur-
gerpoort), Houthem (alleen Houthemerberg), OudValkenburg
(met uitzondering van het dorp Oud Valkenburg en kom Neerum),

Wij Ire(gedeeltelijk), Mar gra te n,M heer, Noor beek. Gulpen,

(gedeeltelijk), Slenaken, (gedeeltelijk), Mesch en Wittem (ge-
deeltelijk).

WIJZE VAN DRINKWATERVOORZIENING IN DIT GEBIED:
In hoofdzaak geschiedt deze door diepe, open welputten. Één of
een paar van dergelijke putten moeten een geheel dorp of gehucht van
water voorzien. Boven deze welputten zijn gewoonlijk huisjes van
houten latwerk op steenen voet gebouwd. Aan een der kanten be-
vindt zich eene draaischijf, die eene katrol in beweging brengt, waarover
een ketting loopt aan welks einden zich een aker van 20 L. inhoud
bevindt. Wordt de draaischijf in beweging gebracht, dan daalt de
eene aker en de andere komt gevuld met water boven. In sommige
gevallen is er eene goot soms van hardsteen, meestal van hout —
die aan het eene einde een gat bezit, dat door eene stop is gesloten. De
volle aker wordt in deze goot geledigd, een emmer wordt onder
het gat geplaatst, de stop wordt er uit getrokken. Zoo worden er

-ocr page 75-

twee emmers met water gevuld. In een aantal gevallen ontbreekt
de goot, doch dan is er in het puthuisje een haak, waaraan een emmer
kan worden opgehangen. De aker, die aan de vastgezette katrol
hangt, wordt dan in dezen emmer geledigd. Hierbij is niet te ver-
mijden, dat water langs de wanden van den emmer in den put
terug druipt.

Van ieder gezin gaan dagelijks leden één of meerdere malen naar den
put om water te halen. In verband hiermede worden dergelijke putten
ook benut als aanplakplaatsen voor mededeelingen van algemeen
belang.

Het vee wordt gedrenkt uit z.g, poelen, zeer onooglijk uitziende
waterplassen. Drogen deze poelen uit, dan moet ook voor het vee
water worden geput en in tijden van groote droogte moeten de
boeren naar de dalen om water voor mensch en dier aan te sleepen.
SAMENVATTING DER BIJ HET DRINKWATERONDERZOEK
VERKREGEN RESULTATEN
(ZIE TABEL C)

Het water is schaarsch in dit gebied. Deze waterschaarschte
wordt uit militair oogpunt nog vergroot, doordat paarden der cavallerie
en artillerie,quot; die niet gewend zijn poelwater te drinken, teneenenmale
weigeren het te gebruiken en aangewezen zijn op water uit de
putten. De diepte der verschillende putten (soms 50—70 M. en
dieper) maakt bovendien, dat het ongeveer gemiddeld 5 minuten
duurt voor over 20 L. water kan worden beschikt.

Zooals uit tabel C blijkt zijn van de in dit gebied aanwezige
waterbronnen er 77 aan het korte scheikundige onderzoek\') on-
derworpen. Water uit 45 van deze bronnen is aan het korte
bacteriologische onderzoek onderworpen.^)

Bij het scheikundig onderzoek werd gevonden:
een gehalte aan chloorionen tot 20 m.G. per L. (30 monsters), van
21—40 m.G. (21 monsters), van 41—80 m.G. (16 monsters), van
81 — 100 m.G. (3 monsters), van 101—200 m.G. (4 monsters), van
201—300 m.G. (1 monster) en 301—400 m.G. (1 monster), onbekend
(1 monster).

De reactie op nitriet was positief bij 7 monsters (4 zwak), op
ammonium in alle gevallen negatief.

Bij het bacteriologisch onderzoek werd gevonden: Eykman po-

\') Onderzoek op chloriden in mgr per L., nitriet en ammonium (Zie algemeene
beschouwingen blz. 53.

2) Onderzoek volgens Eykman met 25 c.c. water, volgens Mac Conkey met
10 c.c. water en op Streptococcen met 5 c.c. water. Zie blz. 53.

-ocr page 76-

sitief (20 monsters), Mac Conkey positief (30 monsters), streptococ-
cenonderzoek positief (4 monsters).

In tabel C zijn 16 positieve coliproeven volgens Mac Conkey
met (1) gemerkt.
De beteekenis liiervan is als volgt:

Bleek bij het onderzoek de vloeistof van Mac Conkey te gisten, dan werden
eenige oogjes daaruit op Endopiaten uitgestreken. Vier en twintig uur later
werden kolonies afgeënt op agar. Van deze agarkulturen werd nagegaan:

1)nbsp;indol vorming in peptonwater (na 1 of 2 maal 24 uur),

2)nbsp;verkleuring en troebel worden van lakmoeswei Seitz,

3)nbsp;verkleuring en gasvorming in neutraalrood agar,

4)nbsp;gasvorming in glucosebouillon,

5)nbsp;gasvorming in lactose—peptonwater,

6)nbsp;gasvorming in de vloeistof van Eykman 1 °/o bij 45 graden in 2 maal 24 uur-
Was nu de gekweekte bacterie in staat om al deze reacties te geven en

was in het Gramm preparaat een Gramm negatief staafje aanwezig, dan werd de
coliproef in de tabel als positief aangeduid. Was de gekweekte bacterie echter
niet in staat om de vloeistof van Eykman 1 °/o onder gasvorming te vergisten
en waren alle overige eigenschappen aanwezig, dan werd de coliproef als positief
beschouwd, in de tabel werd zij echter met (1) gemerkt.

In de tabel komt 14 maal eene dergelijke met (1) gemerkte po-
sitieve coliproef volgens Mac Conkey voor naast eene positieve
gistingsproef volgens Eykman.

Voorts komt in de tabel 2 maal eene negatieve coliproef voor,
die met (2) is gemerkt.

De beteekenis hiervan is als volgt: In de vloeistof van Mac Conkey was gisting
ontstaan. De gekweekte bacteriën waren noch in staat indol te vormen, noch in
staat om de vloeistof van Eykman l°/o onder gasvorming te vergisten.

DE HYDRAULISCHE RAM.
In Kosberg-Schweiberg (gemeente Wittem) is eene wijze van
drinkwatervoorziening, zooals ik tot heden alleen maar in Limburg
heb gezien. Het water van eene bron wordt door middel van een
hydraulische ram, in Limburg ook wel „klepperdeklepquot;
genoemd, naar het dorp opgevoerd, waar het door de dorpelingen,
uit langs den weg geplaatste kraantjes, wordt afgetapt. Behalve
in Kosberg-Schweiberg heb ik eene dergelijke wijze van water-
voorziening gezien in Vijlen (gemeente Vaals), terwijl in Epen
(gemeente Wittem) de hydraulische ram vervangen was door een
electrische motor en alleen nog maar als reserve fungeerde. Vol-
gens mededeeling van Ir. Vos, directeur van de N.V. Waterleiding
Mij, voor Zuid-Limburg komen dergelijke installaties ook nog
voor in Eysden (tuin van het kasteel van den burgemeester).
Hulsberg (hoeve Heihof), Houthem (hoeve Ravensbosch), Wij-
nandsrade (hoeve Brommelen) en kasteel Elsloo. In Holland moet

-ocr page 77-

zich zulk een hydraulische ram bevinden op „Randebroekquot; bij
Amersfoort.

..De hydraulische rami) is eene door waterkracht gedreven pomp van den eenvou-
digsten vorm; in vele gevallen worden door rammen waterraderen met succes vervangen.
De voor de wateropvosring benoodigde kracht wordt in de aanvoerbuis van den
ram door afwisselend openen en sluiten van de uitloopklep, stootklep genaamd,
opgewekt. Het water geraakt door het openen in voondurendgrooterwordende snelheid,
die zich bij het sluiten door een plotselingen stoot uit. waardoor de naar den windketel
en perspijp voerende persklep zich opent, en een gedeelte van het water in den windketel
drijft. De bewegingen van den persklep zijn geheel automatisch. Het sluiten geschiedt
door het doorstroomende water, zoodra zijne snelheid eene zekere van de slaglengte
der klep afhankelijke grootte heeft bereikt. Het zich weder openen van de klep na
den stoot geschiedt door de alsdan in de aanvoerbuis ontstaande terugvoerende
Waterbeweging, die na het sluiten van de persklep niet terstond ophoudt, en daardoor
op de persklep eene zuigende werking uitoefent. De voor het weder openen van
den stootklep benoodigde druk in den windketel, moet bij het in werking stellen
door het heen en weer bewegen van de stootklep opgewekt worden. De hydraulische
ram geeft onder gewone omstandigheden 70°/o nuttig effect van de in de aanvoerbuis
voorhanden kracht, d .w.z. wanneer men het aantal liters, dat toevloeit met de
aanvoerhoogte (valhoogte) vermenigvuldigt en hiervan het Z/lO deel neemt, dan
verkrijgt men door deelen door de opvoerhoogte het aantal opgevoerde liters.
Wanneer b.v. 120 liter bij een valhoogte van 3 Meter toevloeien, dan zal men
door vermenigvuldiging als boven aangegeven, verkrijgen: 7/10X120X3= 252.
Bedraagt nu de pershoogte b.v. 10 Meter, dan is het opgevoerde waterquantum
ongeveer 252:10=25.2 Uter. Hoe grooter de slaglengte van het stootventiel wordt
gesteld door de daarvoor aanwezige stelmoeren. des te grooter zal ook de aanvoer-
hoeveelheid en dus ook de opgevoerde hoeveelheid water zijn.

Eene eerste vereischte voor de goede werking van een ram is het verwijderd
houden van vuil. zoodat de stootklep niet in hare werking kan gestoord worden,
en het voorhanden zijn van lucht in den windketel. Bij gebruik van vuil water is het dus
aan te bevelen om door gaas of op andere wijze het voorhanden vuil terug te
houden; dit wordt dan aan den ingang van de toevloeibuis aangebracht. Om de
lucht in den windketel te houden boort men dikwijls een gaatje in de aanvoerbuis.
dicht bij de aansluiting van den ram, waardoor dan gedurende het zuigen een
weinig lucht naar binnen dringt. Bij grootere rammen wordt hiervoor dan een
zelfwerkend luchtventiel aangebracht.quot;

II. HET MAASDAL.

GEMEENTEN IN DIT GEBIED GELEGEN:

Eysden, Rijkholt, Gronsveld, Heer, Amby, Maas-
tricht (gedeeltelijk), Borgharen, Iteren, Bunde, Geul,
Stein, Urmond, Obicht en Pappenhoven, Grevenbicht,
Roosteren, Ohee en Laak, Stevensweert, Maasbracht,
Linne, Herten, Roermond.

Van deze gemeenten behoefden slechts verkend te worden:
Roermond, Herten, Linne, Maasbracht, Stevensweert, Ohee en

1) Beschrijving van den catalogus No. 2d van de Firma Peck en Co. te
Amsterdam, Blz. 139. Ook de foto op blz. 66 is aan dezen catalogus ontleend.

-ocr page 78-

HYDRAULISCHE RAM.
Foto ontleend aan de catalogus No. 2d van de Firma Peck en Co.

VO

-ocr page 79-

Laak, Roosteren, Urmond, Maastricht, Heer, Gronsveld, Rijkholt,
Eysden en Amby.

WIJZE VAN WATERVOORZIENING IN DIT GEBIED:
Plaatsen met waterleiding: Maastricht (gemeentewaterleiding,
pompstation Amby), Urmond (N.V. Waterleiding Mij. voor
Zuid-Limburg) en Roermond (in 1899 in gebruik genomen,
concessionaris: N.V. Industrieele Mij. te Amsterdam, pompstation
in Herten).

Overigens heeft de watervoorziening plaats door middel van
geslagen pompen of pompen op gesloten welputten.

SAMENVATTING DER BIJ HET DRINKWATERONDERZOEK
VERKREGEN RESULTATEN
(zie tabel D).
In totaal zijn in het Maasdal aan het korte scheikundig onderzoek
onderworpen: uit gemeentepompen 37 monsters, waarvan 2 uit een-
zelfde pomp, uit particuliere pompen 76 monsters; aan het korte
bacteriologisch onderzoek: uit gemeentepompen 33 monsters en uit
particuliere pompen 27 monsters.

Gemeentepompen: Gevonden werd: een gehalte aan chloor-
ionen tot 20 m.G. per L. (19 monsters), 21—40 m.G. (10 monsters),
41—80 m.G. (5 monsters), 101—200 m.G. (3 monsters, waarbij

2nbsp;monsters uit eenzelfde pomp).

Nitrietreactie positief (7 monsters, waarbij 2 uit eenzelfde pomp)
en negatief (30 monsters).

Ammonium positief (2 monsters uit eenzelfde pomp), negatief
(35 monsters).

Gistingsproef volgens Eykman positief (9 monsters, waarvan 4
eene zwakke reactie vertoonden), negatief (24 monsters).

Coliproef volgens Mac. Conkey positief (18 monsters, waarbij
7 monsters in de tabel gemerkt positief (1)).

Eykman negatief: 6 maal gepaard met Mac Conkey positief,
4 maal met Mac Conkey positief (1).

Eykman positief: 5 maal gepaard met Mac Conkey positief,

3nbsp;maal met Mac Conkey positief (1).

Coliproef volgens Mac Conkey negatief (15 monsters, waarbij
2 monsters in de tabel gemerkt neg. (2). Bij de twee monsters met
coliproef negatief (2) was 1 maal Eykman positief en 1 maal
Eykman negatief.

Onderzoek op streptococcen positief (1 monster), negatief
(32 monsters).

Particuliere pompen: Gevonden werd:

een gehalte aan chloorionen tot 20 m.G. per L. (25 monsters),
21—40 m.G. (19 monsters). 41—80 m.G. (14 monsters), 81 — 100 m.G.

-ocr page 80-

(7 monsters), 101—200 m.G. (9 monsters) en meer dan 200 m.G.
(2 monsters).

Nitriet positief (21 monsters), negatief (55 monsters);

Ammonium positief (9 monsters), negatief (67 monsters).

Eykman positief (3 monsters), negatief (24 monsters).

Coliproef volgens Mac Conkey positief (8 monsters, waaronder
6 pos. (1), negatief (19 monsters).

Eykman positief: 2 maal gepaard met Mac Conkey positief en
1 maal met Mac Conkey pos. (1).

Eykman negatief: 5 maal gepaard met Mac Conkey positief (1).
Onderzoek op streptococcen positief (1 monster), negatief (26monsters).

Van 27 monsters, die in dit gebied eene positieve nitrietreactie
vertoonden, bedroeg het gehalte aan chloorionen resp. 16 m.G. bij 2,
20 m.G. bij 1,28 m.G. bij 1,30 m.G. bij 1,40 m.G. bij 1.41 -50 m.G. bij 3.
60 m.G. bij 3. 61-80m.G. bij 4. 81-100 m.G. bij 3, 101-200 m.G.
bij 6 en meer dan 200 m.G. bij 2 monsters.

Van de 10 monsters met eene positieve ammoniumreactie bedroeg
het gehalte aan chloorionen resp. 32 m.G. bij 1, 44 m.G. bij 1,
48 m.G. bij 1, 60 m.G. bij 1, 84 m.G. bij 2,112 m.G. bij 1,124 m.G. bij 1,
180 m.G. bij 1 en meer dan 200 m.G. bij 1 monster.

Bij 7 monsters ging de positieve nitrietreactie gepaard met eene
positieve ammoniumreactie.

Van de totaal in dit gebied verrichte onderzoekingen werd bij
48 monsters zoowel het bacteriologisch als het scheikundig onder-
zoek uitgevoerd. Bij 22 daarvan werd of de proef van Eykman,
of de coliproef volgens Mac Conkey, of beide positief gevonden.

Een positieve Eykman werd 12 maal gevonden. Dit ging gepaard
meteen gehalte aan chloorionen tot 20 m.G. (5 monsters), 21—30m.G.
(3 monsters), 31—40 m.G. (1 monster), 41—80 m.G. (2 monsters),.
124 m.G. (1 monster).

Daarbij was de nitrietreactie bij 4, de ammoniumreactie bij
1 monster positief.

Eene positieve coliproef volgens Mac Conkey werd 21 maal
gevonden. Dit ging gepaard met een gehalte aan chloorionen van
16 m.G. (2 monsters), 20 m.G. (7 monsters). 21—30 m.G. (4 monsters),
31—40 m.G. (2 monsters), 41—50m.G.(3monsters),64m.G.(l monster),
124 m.G. (1 monster) en 130 m.G. (1 monster).

De nitrietreactie was daarbij positief: 5 maal. de ammonium-
reactie: 2 maal.

Bij 10 monsters ging een positieve Eykman gepaard met een
positieve Mac Conkey.

-ocr page 81-

Het streptococcenonderzoek was 1 maal positief (Cl\' 64 m.G.,
nitriet, gistingsproef volgens Eykman en coliproef positief).

Eykman positief was 1 maal gecombineerd met Mac Conkey
neg. (2). Het gehalte aan Cl\' was daarbij 20 m.G., de overige
reacties waren allen negatief.

Bij 27 van de zoowel scheikundig als bacteriologisch onder-
zochte monsters werd en gistingsproef volgens Eykman en
coliproef volgens Mac Conkey en streptococcenproef negatief
gevonden.

Daarbij werd gevonden een gehalte aan chloorionen tot 20 m.G.
per L. (8 monsters), van 21—30 m.G. (4 monsters), 31—40 m.G.
(5 monsters), 41—60 m.G. (4 monsters), 80m.G.(1 monster), 81 — 100
m.G. (2 monsters), 101—200 m.G. (3 monsters).

De nitrietreactie was daarbij 8 maal positief bij een gehalte
aan chloorionen van 16 m.G. (2 monsters), 28, 48, 60,80,112,160 m.G.
(1 monster).

De reactie op ammonium was 2 maal positief bij een gehalte
aan Cl\' van 84 m.G. en negatieve nitrietreactie (1 monster) en van
112 m.G. Cl\' en positieve nitrietreactie (1 monster).

III. DE DALEN VAN GEUL EN GULP.
GEMEENTEN IN DIT GEBIED GELEGEN:

Wittem (gedeeltelijk), SI en aken (gedeeltelijk). Gulpen (gedeelte-
lijk), Wijlre (gedeeltelijk), Schin op Geul (gedeeltelijk). Oud
Valkenburg (dorp Oud Valkenburg en kom Neerum),
Valkenburg, Houthem (met uitzondering van Houthemerberg)
en Meersen (gedeeltelijk).

WIJZE VAN WATERVOORZIENING:

In Gulpen (dorp) en Wijlre (dorp) zijn verschillende aanslui-
tingen aan de N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-Limburg,
Oud-Valkenburg (kom Neerum); Valkenburg, Houthem
en Meerssen worden min of meer volledig van water voorzien
door de Zuid-Limburgsche Waterleiding Maatschappij. Overigens
heeft de watervoorziening plaats door middel van bronnen,
geslagen pompen of pompen op gesloten welputten en meer of minder
diepe open putten.

SAMENVATTING DER BIJ HET DRINKWATERONDERZOEK
VERKEGEN RESULTATEN,
(zie tabel E).

In totaal zijn 57 monsters aan het scheikundig onderzoek
onderworpen: 8 uit bronnen, 13 uit gemeentepompen, 1 uit eene
schoolpomp, 2 uit open gemeenteputten, 1 uit eene pomp op eene

-ocr page 82-

open gemeenteput, 2 uit particuliere putten en 30 uit particuliere pompen.

11 monsters zijn bacteriologisch onderzocht: 3 uit bronnen, 4
uit gemeentepompen, 3 uit particuliere pompen en 1 uit een open
gemeenteput, waarop eene pomp was geplaatst.

Het gehalte aan chloorionen bedroeg:

bij de bronnen: 8 m.G. (3 monsters), 10 m.G. (2 monsters),
12 m.G. (2 monsters), 20 m.G. (1 monster);

bij de gemeentepompen: 24 m.G. (2 monsters), 32 m.G.
(1 monster), 40 m.G. (2 monsters), 44 m.G. (2 monsters), 48, 52, 92
en 120m.G. (1 monster) en 180 m.G. (2 monsters);

bij de schoolpomp: 12 m.G.

bij de open gemeenteputten: 28 m.G. en 36m.G. (1 monster);

bij de pomp op den open gemeenteput: 12 m.G.;

bij de particuliere pompen: 12 m.G. (5 monsters), 16m.G.
(5 monsters), 20 m.G. (4 monsters), 21—30 m.G. (4 monsters),
31—40 m.G. (5 monsters), 41—80 m.G. (4 monsters), 140 m.G.
(1 monster), meer dan 200 m.G. (2 monsters);

bij de 2 open particuliere putten: 12 m.G.;

Nitrietreactie positief bij 3 monsters uit gemeentepompen, 1 uit
gemeenteput, 6 uit particuliere pompen. Bij alle andere onderzochte
monsters was zij negatief.

De ammoniumreactie leverde in alle gevallen een negatief
resultaat op.

Eykman positief bij 2 monsters uit bronnen, 2 uit gemeentepompen
en 1 uit particuliere pomp.

Coliproef volgens Mac Conkey positief bij 2 monsters uit
bronnen (waarvan 1 pos. (1)), 4 uit gemeentepompen (waarvan
2 pos. (1)), 2 uit particuliere pompen (beide pos. (1)).

Eykman negatief ging gepaard met eene positieve coliproef gemerkt
(1) bij 2 monsters uit gemeentepompen en 1 monster uit eene
particuliere pomp.

Eykman positief ging gepaard met Mac Conkey positief bij 2
monsters uit gemeenteputten en 1 monster uit bron.

Eykman positief ging gepaard met coliproef volgens Mac Conkey
pos. (1) bij 1 monster uit bron en 1 uit particuliere pomp.

Eykman negatief werd gevonden bij 2 monsters uit gemeentepompen,
2 uit particuliere pompen, 1 uit open gemeenteput met pomp,
1 uit bron.

Mac Conkey negatief werd gevonden: bij 1 monster uit gemeente-
pomp, 1 uit open gemeenteput met pomp, 1 uit particuliere pomp
en 1 uit bron.

-ocr page 83-

De combinatie van een positieve Eykman met een negatieve
Mac Conkey werd niet waargenomen.

De streptococcenproef viel bij alle monsters negatief uit.

De nitrietreactie werd positief gevonden bij een gehalte aan
chloorionen van 24 m.G. (3 monsters), 28, 36, 40, 44 en 80 m.G.
(1 monster) en 180 m.G. (2 monsters).

Eykman positief ging gepaard met een gehalte aan chloorionen
van 12 m.G. (1 monster), 16 m.G. (1 monster), 24 m.G. (1 monster),
180 m.G. (1 monster).

Bij deze monsters werd éénmaal eene positieve nitrietreactie gevonden.
Mac Conkey positief ging gepaard met een gehalte aan chloorionen
van 12 m.G. (1 monster), 16 m.G. (1 monster), 24 m.G. (2 monsters),
28 m.G. (1 monster), 52 m.G. (1 monster), 180 m.G. (1 monster).

Bij 2, zoowel scheikundig als bacteriologisch onderzochte monsters,
waren Eykman, Mac Conkey en het streptococcenonderzoek negatief.
Dit ging gepaard met een gehalte aan chloorionen van 12 m.G.
(beide monsters) en nitriet en ammonium negatief (beide monsters).
Het eene monster is afkomstig uit een particuliere put, het andere
uit een open in de rots uitgehouwen gemeenteput met pomp.
IV. HET GEBIED TEN NOORDEN EN TEN OOSTEN VAN DE GEUL.

GEMEENTEN IN DIT GEBIED GELEGEN:

Vaals, Wittem (gedeeltelijk), Bocholz, Simpel veld,
Kerkrade, Ubach over Worms, Voerendaal, Heerlen,
Brunssum, Schinveld, Jabeek, Merkelbeek, Amsten-
rade, Hoensbroek, Bingelrade, Oirsbeek, Wijlre(gedeel-
telijk), Schin op Geul (gedeeltelijk). Klimmen, Nut,
Schinnen, Munstergeleen, Sittard(gedeeItelijk),Limbricht,
Geleen,Beek,Spaubeek,Schimmert,Hulsberg, Wijnands-
rade, Ulestraten, Meerssen (gedeeltelijk).

WIJZE VAN WATERVOORZIENING IN DIT GEBIED:

Het buizennet van de N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-
Limburg heeft hier reeds eene vrij groote uitgebreidheid. Op
bepaalde plaatsen is de drinkwatervoorziening op soortgelijke wijze
geregeld als op het Hoogplateau ten Zuiden van de Geul. Verder
zijn hier bronnen, particuliere pompen op welputten, enz. Enkele
gemeenten betrekken het leidingwater uit Duitschland, weer andere
van de mijnen.

SAMENVATTING DER BIJ HET DRINKWATERONDERZOEK
VERKREGEN RESULTATEN;
(zie tabel F).

94 monsters zijn scheikundig en 53 bacteriologisch onderzocht.

-ocr page 84-

16 van de scheikundig en 12 van de bacteriologisch onderzochte
monsters stammen uit putten of pompen, zooals die ook op het
hoogplateau ten Zuiden van de Geul worden gevonden. Het gehalte
aan chloorionen bedroeg 16 m.G. (2 monsters), 20, 28 en 33,5
m.G. (1 monster), 36 m.G. (4 monsters), 40 m.G. (2 monsters), 52
m.G. (4 monsters), 72 m.G. (1 monster).

De nitrietreactie was negatief bij 11 monsters, deammoniumreactiebij 15.
De nitrietreactie was positief bij 5 monsters, de ammoniumreactie
bij 1. De gistingsproef van Eykman was positief bij 8, negatief
bij 4; de coliproef volgens Mac Conkey was positief bij 10,
negatief bij 2 monsters.

Het streptococcenonderzoek was bij alle monsters negatief.

Van de overige monsters kan de uitslag van het onderzoek als
volgt worden samengevat:

GEMEENTEPOMPEN EN PUTTEN:

Het gehalte aan chloorionen bedroeg: 11—20 m.G. (8 monsters),
21—40 m.G. (7 monsters), 41—60 m.G. (8 monsters), 61—80 m.G.
(6 monsters), 81 —100 m.G. (1 monster), 150—200 m.G. (1 monster).

PARTICULIERE POMPEN EN PUTTEN:

Het gehalte aan chloorionen bedroeg: 1 — 10 m.G. (2monsters),
11—20 m.G. (7 monsters), 21—40 m.G. (10 monsters), 41—60 m.G.
(5 monsters), 61—80 m.G. (6 monsters), 81 —100 m.G. (2 monsters),
101 — 150 m.G. (1 monster), 151—200 m.G. (3 monsters), meer
dan 200 m.G. (1 monster).

BRONNEN:

Het gehalte aan chloorionen bedroeg: 8 m.G. (T monster),
12 m.G. (2 monsters), 16 m.G. (1 monster), 20 m.G. (2 monsters),
24 m.G. (1 monster), 40 m.G. [1 monster], 48 m.G. [1 monster].

Het gehalte aan chloorionen bedroeg bij het monster uit Vijlen
[hydraulische ram] 12 m.G.

De nitrietreactie was positief bij 6 monsters uit gemeentepompen,
10 uit particuliere pompen of putten en 2 uit bronnen.

Bij de monsters uit gemeente pompen ging de positieve nitrietreactie
gepaard met een gehalte aan chloorionen van 48 m.G. [1 monster],
36 m.G. [1 monster], 52 m.G. [1 monster], 56 m.G. [1 monster],
80 m.G. [2 monsters].

Bij de monsters uit particuliere pompen of putten ging de positieve
nitrietreactie gepaard met een gehalte aan chloorionen van 16, 20,
32 m.G. [1 monster], 40 m.G. [2 monsters], 64, 88 m.G. [1 monster],
180 m.G. [2 monsters] en meer dan 200 m.G. [1 monster].

-ocr page 85-

Bij de 2 monsters uit bronnen met eene positieve nitrietreactie
ging deze gepaard met een gehalte aan chloorionen van resp.
8 en 48 m.G.

Eene positieve ammoniumreactie werd gevonden bij 1 monster
uit eene gemeentepomp [Cl\' 12 m.G. per L., nitriet negatief] en
bij 4 monsters uit particuliere pompen. Bij deze laatste 4 monsters
was ook de nitrietreactie positief, terwijl het gehalte aan chloorionen
bedroeg 40 m.G. [1 monster], 180 m.G. [2 monsters], meer dan
200 m.G. [1 monster].

De gistingsproef volgens Eykman was bij 13 monsters mt
gemeentepompen positief. Bij 11 van deze monsters was ook de coliproef
volgens Mac Conkey positief, bij een monster was de coliproef
neg. [2] en bij een monster was in de gistingskolf met vloeistof
van Mac Conkey geheel geene gisting opgetreden. Bij 2 monsters
ging de positieve Eykman gepaard met een positief onderzoek
op streptococcen.

Bij 5 monsters uit particuliere pompen werd een positieve
Eykman gevonden, 4 maal gepaard gaande [met een positieve
Mac Conkey en 1 maal met een Mac Conkey pos. [1]. Bij
monsters uit bronnen werd 1 maal Eykman positief gevonden,
gepaard gaande met Mac Conkey pos. [1].

De positieve Eykman bij de onderzochte monsters uit gemeente-
pompen ging gepaard met een gehalte aan chloorionen van 16 m.G.
[3 monsters], 28, 32. 40. 48. 52. 56. 60 m.G. [1 monster]. 68 m.G.
[2 monsters] en 84 m.G. [1 monster].

De nitrietreactie was daarbij 2 maal positief [gehalte aan chloorionen
resp. 52 en 56 m.G.], de ammoniumreactie bij alle monsters negatief.

De positieve Eykman bij de monsters uit particuliere pompen
ging gepaard met een gehalte aan chloorionen van 12, 16, 48.
60, 100 m.G. [1 monster].

De nitriet- en ammoniumreactie was in alle gevallen negatief.

Een positieve Mac Conkey werd bij 17 monsters uit gemeentepompen
gevonden. Bij 4 daarvan was de Eykman negatief. 4 maal was
de coliproef pos. [1]. Een dezer laatste monsters had een positieve
Eykman gegeven.

De positieve coHproef ging bij deze 17 monsters gepaard met
een gehalte aan chloorionen van 12, 32, 36, 48, 52, 56 m.G.
[1 monster], 28, 40, 60 en 68 m.G. [2 monsters] en 16 m.G. [3 monsters].

Hierbij was de nitrietreactie 4 maal positief, de ammoniumreactie
in alle gevallen negatief.

-ocr page 86-

De coliproef leverde bij watermonsters uit bronnen 3 maal een
positief resultaat op. Bij 2 dezer monsters was geen scheikundig
onderzoek verricht, bij het monster, waarbij dit wel het geval
was, bedroeg het gehalte aan chloorionen 16 m.G., de nitriet -en
ammoniumreactie waren negatief.

De monsters uit particuliere pompen met eene positieve coliproef
zijn dezelfde als waarbij de Eykman positief was.

In drie monsters, afkomstig uit gemeentepompen werd de Mac
Conkey neg. [2] gevonden. Daarbij was de Eykman negatief, het
gehalte aan chloorionen bedroeg resp.: 12, 48 en 80 m.G., de
nitrietreactie was resp.: negatief, positief en negatief, de ammonium-
reactie resp.: positief, negatief en negatief.

De 2 gevallen met een positief streptococcenonderzoek zijn
reeds bij de positieve gistingsproeven van Eykman [monsters uit
gemeentepompen] besproken.

Bij het monster uit Vijlen [hydraulische ram] werd* zoowel de
Eykman als Mac Conkey positief gevonden bij een gehalte aan
chloorionen van 12 m.G. en eenenegatievenitriet-enammoniumreactie.

De monsters, waarbij. zoowel de Eykman, de Mac Conkey en
het streptococcenonderzoek negatief waren [onverschillig of zij
uit gemeente-, particuliere pompen, dan wel bronnen stamden],
vertoonden een gehalte aan chloorionen van 20 m.G. [5 monsters],
40 en 172 m.G. [1 monster] en 60 en 80 m.G. [2 monsters].
Daarbij was de ammoniumreactie steeds negatief, de nitrietreactie
was bij 1 monster positief [Cl\':20 m.G. per L.].

V. HET NOORDELIJK DEEL VAN HET GELEENDAL.

GEMEENTEN IN DIT GEBIED GELEGEN:

Susteren en Nieuwstad.

WIJZE VAN DRINKWATERVOORZIENING:

Pompen op welputten, geslagen pompen.

SAMENVATTING DER BIJ HET DRINKWATERONDERZOEK
VERKREGEN RESULTATEN: [zie tabel G].

Bij een monster is het niet gelukt om uit de gistende vloeistof
van Mac Conkey een bacterie af te zonderen voor verder
onderzoek op eigenschappen. Dit monster is afkomstig uit de
gemeentepomp te Nieuwstad aan de Cremerstraat. In de tabel
is deze coliproef aangeduid met neg. [3]. Bij dit monster was het
gehalte aan Cl\' 96 m.G., ammonium- en nitrietreactie waren
positief, gistingsproef volgens Eykman en streptococcenonderzoek
negatief.

-ocr page 87-

Verder zijn in deze gemeenten nog nagezien 12 monsters uit
gemeentepompen, zoowel scheikundig als bacteriologisch. Daarbij
werd gevonden een gehalte aan chloorionen van 28, 80, 86, 100,
160, 200 m.G. [1 monster], 60, 120 en meer dan 200 m.G, [2 monsters].

Eene positieve nitrietreactie vertoonden 8 monsters uit gemeente-
pompen [het monster uit de pomp aan de Cremerstr. te Nieuwstad
niet medegerekend]. Deze positieve nitrietreactie ging gepaard met
een gehalte aan chloorionen van 80, 100, 160, 200 m.G. [1 monster],
60 en meer dan 200 m.G. [2 monsters].

Bij deze 8 monsters was de ammoniumreactie 3 maal positief.
Dit was het geval bij de 2 monsters met een gehalte aan Cl\' van
60 en het monster met het gehalte aan Cl\' van 80 m.G.

Bij 6 monsters uit gemeentepompen was de Eykman positief. Dit
ging gepaard met een gehalte aan chloorionen van 28, 60, 120,
160, 200 en meer dan 200 m.G. [1 monster]. De nitrietreactie was
bij deze monsters 4 maal positief, de ammoniumreactie 3 maal. Bij
al deze 6 monsters was de Mac Conkey pos. [1]. Voorts was de
Mac Conkey positief bij een monster uit eene gemeentepomp, waarbij
het gehalte aan chloorionen meer dan 200 m.G. bedroeg, de nitriet-
en ammoniumreactie positief waren en de Eykman negatief was,
[de gekweekte bacteriën vergisten echter Eykman l°/o].

Het streptococcenonderzoek viel in alle gevallen [zoowel bij de
monsters uit gemeente- als uit particuliere pompen] negatief uit.

Een scheikundig onderzoek had plaats bij 9 monsters uit particu-
liere pompen. Hierbij werd gevonden een gehalte aan chloorionen
van 20, 35, 48. 56, 60, 180 m.G. [1 monster] en meer dan 200 m.G.
[3 monsters].

Bij 5 monsters was de nitrietreactie positief. Dit ging gepaard
met een gehalte aan chloorionen van 35, 56 m.G. [1 monster],
meer dan 200 m.G. [3 monsters]. Bij al deze monsters was ook
de ammoniumreactie positief, bovendien was zij positief bij een
monster met negatieve nitrietreactie [gehaUe aan Cl\' 180 m.G.].

4 monsters uit particuliere pompen werden bacteriologisch
onderzocht. Bij 3 daarvan was het resultaat geheel negatief, bij
1 was de Mac Conkey positief [Cl\' meer dan 200 m.G., nitriet-
en ammonium positief]. Bij de 3 monsters, waarbij het bacteriologisch
onderzoek negatief is uitgevallen bedroeg het gehalte aan
chloorionen resp. 48, 60 en 120 m.G., de nitrietreactie was in
alle gevallen negatief, de ammoniumreactie was resp. negatief,
negatief en positief.

-ocr page 88-

VI. DE HEIDEGRONDEN.

In dit gebied zijn watermonsters onderzocht uit de gemeenten
Born, Echt, Melick-Herkenbosch, Montfort, Poster-
holt, Vlodrop, St. Odiliënberg.

WIJZE VAN WATERVOORZIENING:

Pompen op gesloten welputten, open welputten.
SAMENVATTING DER VERKREGEN RESULTATEN: [zie tabel H].

13 monsters uit gemeentepompen zijn scheikundig en bacteriologisch
onderzocht. Bij deze monsters bedroeg het gehalte aan chloorionen
40—60 m.G. [4 monsters], 61—80 m.G. [3 monsters], 81 — 100 m.G.
[1 monster], 101 — 150 m.G. [2monsters], 151—200m.G. [2monsters],
meer dan 200 m.G. [1 monster].

De nitrietreactie was positief bij 3 monsters [gehalte aan Cl\'
80, 100 en meer dan 200 m.G.]. De reactie op ammonium was
in alle gevallen negatief. Eykman gaf in alle gevallen een negatief
resultaat. De coliproef volgens Mac Conkey was bij 2 monsters
positief. Bij een dezer monsters bleek de gekweekte bacterie niet
in staat om in peptonwater indol te vormen, de Eykman 1%
werd er echter wel door vergist. In de tabel is deze coliproef
pos. [4] gemerkt. Het gehalte aan chloorionen was bij dit monster
44 m.G., de reacties op nitriet en op ammonium waren negatief.
Bij het andere monster met een positieve Mac Conkey was het
gehalte aan chloorionen 100 m.G., de nitrietreactie was positief,
de ammoniumreactie negatief. Bij een monster was de coliproef neg. [2].

52 monsters uit particuliere pompen werden aan een scheikundig
onderzoek onderworpen, 31 aan een bacteriologisch.

Gevonden werd een gehalte aan chloorionen van 20—40 m.G.
[11 monsters], 41—60 m.G. [14 monsters], 61—80 m.G. [9 monsters),
81 — 100 m. G. [8 monsters], 101 — 150 m.G. [7 monsters], 151 —200m.G.
[2 monsters] en meer dan 200 m.G. [1 monster].

De nitrietreactie was positief bij 18 monsters. Dit ging gepaard
met een gehalte aan chloorionen van 20, 36, 42.6, 44, 52, 104,
108, 120, 124, 180 en meer dan 200 m.G. (1 monster), 80 m.G.
(4 monsters) en 100 m.G. (3 monsters).

De negatieve nitrietreactie ging gepaard met een gehalte aan
chloorionen van 20, 36, 40, 44, 48, 76, 92, 100 m.G. (2 monsters),
28, 80 m.G. (3 monsters), 60 m.G. (7 monsters), 84,98, 120, 132,
176 m.G. (1 monster).

De reactie op ammonium was 7 maal positief. Dit ging gepaard
met een gehalte aan chloorionen van 60, 80 m.G. (2 monsters).

-ocr page 89-

42.6; 52 en 92 m.G. [1 monster]. De nitrietreactie was daarbij
3 maal negatief.

De Eykman was bij 2 monsters positief. Het gehalte aan
cr was daarbij resp. 76 en 100 m.G., de nitrietreactie resp.
negatief en positief, de ammoniumreactie bij beide monsters negatief.

Bij deze 2 monsters was ook de coliproef positief. Bovendien
was zij positief bij 1 monster met negatieve Eykman. De nitrietreactie
was daarbij positief, de ammoniumreactie negatief, het gehalte aan
cr 108 m.G.

Bij een monster met een gehalte aan chloorionen van 60 m.G.
en een negatieve nitriet- en ammoniumreactie was de coliproef
neg. [3]. Bij 2 monsters was zij neg. [2].

BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN. DIE OP DE BEOORDEELING VAN
HET DRINKWATER OP HET HOOGE DEEL VAN ZUID-LIMBURG
INVLOED HEBBEN UITGEOEFEND EN DE DAARUIT VOORTVLOEIENDE
GEVOLGEN VOOR DE DRINKWATERVOORZIENING.

De op het hoogplateau van Zuid-Limburg bezuiden de Geul
en op de hooge deelen benoorden dit riviertje aanwezige diepe
welputten reiken tot diep in het mergelgesteente. Zij zijn vaak
oogenschijnlijk zeer gunstig gelegen ten opzichte van bronnen van
verontreiniging. Putten van 50 en 70 M. diep zijn geene uitzondering.
De eerste indruk was dus, dat het water uit deze putten zonder
eenig bezwaar gebruikt zou kunnen worden. Ook zou men verwachten,
dat. waar hier de aartsvaderlijke toestand bestaat, dat een heel
dorp of gehucht op één of een paar van dergelijke putten is
aangewezen, voor verontreiniging daarvan streng wordt gewaakt.
Over het algemeen is dit ook wel het geval. Verhalen, dat uit een put
wel eens doode dieren waren opgehaald, de kans op verontreiniging,
door langs den emmer afdruipend water, de eigen waarneming,
dat de goten ook wel gebruikt worden om daarin eindjes sigaar
en sigarettendoosjes weg te werpen, deden ons besluiten om in
dit gebied een niet onbelangrijk aantal monsters ook bacteriologisch
te onderzoeken.

De volgende passage uit Mignon deed mij nog aan eene andere
mogelijkheid van verontreiniging denken, vooral omdat Zuid-Limburg,
de Ardennen en de Argonnen geologisch in vele opzichten van
dezelfde formatie zijn:

.,Une autre cause s\'est ajoutée à cette étiologie banale : le séjour dans 1\' Argonnc.
La grande sylve a été doublement funeste aux hommes, par 1\' âpreté de la lutte
qui les tenait en alerte constante et par la nature spéciale du sol, qui est composé

-ocr page 90-

de couches superposées de gaize (La. gaize est une roche grise argilo-siliceuse
caractérisée par une proportion variable de silice tendre et légère, exploitée fréquemment
pour briques réfractaires), d\'argile, de sables verts et de calcaire. La gaize et
r argile forment à la surface de la terre un enduit imperméable sur lequel étaient
déposées, comme dans un vase, les immondices de tous les hôtes de la forêt; et
quand 1\' enduit se fissure, les matières organiques de la surface se déversent sans
filtration jusqu\' à la nappe d\' eau d\' où proviennent les sources et où aboutissent
les pluies. Nous avons vu, par les examens bactériologiques, que certaines eaux
de boisson contenaient une telle proportion de colibacilles qu\' elles semblaient
mélangées à de la matière fécale. 11 y avait peut-être dans les eaux argonniennes
des germes spécifiques dont la vaccination aurait dû tenir compte, comme le
professeur Vincent avait fait receuillir les espèces typhogènes du Maroc pour en
préparer son premier vaccin polyvalent.quot; 1)

Waar grondwater circuleert in betrekkelijk gemakkelijk oplosbaar
gesteente, ontstaan z.g. karstverschijnselen. Door oplossing van
veel materiaal kunnen geweldige kanalen en holen ontstaan. Zakt
de bodem regelmatig na, dan ontstaat geen hol maar eenedoline,
eene trechtervormige inzinking in den bodem. Heeft oplossing
langs eene min of meer loodrechte scheur plaats en wordt daarin
een bepaald gedeelte voortdurend door het water gevolgd, dan
ontstaat een rond gat, dat vele Meters diep kan worden. Losse
bovengrond spoelt er voortdurend in, onoplosbare gedeelten en
slechter oplosbare gedeelten van het oorspronkelijke gesteente
blijven er in achter. Dit kleiachtige residu wordt aangeduid met
den naam van kleefgrond en heeft meestal eene bruine of roodachtige
kleur. Den langwerpigen met kleefgrond en los puin gevulden,
min of meer loodrechten koker noemt men geologisch orgel
en van deze geologische orgels treft men er verschillende in de
Zuid-Limburgsche mergelgesteenten aan. Ook kleine dolinen
komen voor.

Men kan zich nu voorstellen, dat in het Limburgsche gesteente
ook meer horizontaal verloopende kanalen verbinding hebben met
geologische orgels en putten. Het zou dan niet tot de onmogelijkheden
behooren, dat langs dezen weg ernstige verontreiniging van
oogenschijnlijk gunstig gelegen putten tot stand kwam.

In 30 van de 45 in het gebied ten Zuiden van de Geul genomen
watermonsters werden colibacillen aangetroffen. De putten, waarin
geene bacterieele verontreining kon worden aangetoond, konden
ook niet op grond van een enkel onderzoek als geheel betrouwbaar

») A. Mignon: Le Service de Santé pendant la guerre 1914-1918 I.
2) Ir. F. J. Faber: Geologie van Nederland.

-ocr page 91-

worden beschouwd (meestal open putten, spleten in den bodem),
zoodat de eindconclusie over het water in dit gebied luidde:

Op het hoogplateau van Zuid-Limburg is het water
schaarsch en over het algemeen ongekookt als hygie-
nisch onbetrouwbaar te beschouwen.

Dezelfde overwegingen gelden ook voor de putten en pompen
te Eysderheide, Bahnerheide, Ubaghsberg, Colmont. Ten Eschen,
Windhagen, Trintelen, Groot en Klein Doenrade, Elkenraad,
Randsdael, Klimmen, Termaar, Put, Schweykhuizen, Groot en
Klein Haarsdael. Oensel, Kruis, Bies en Raar. De beteekenis van
de bovenstaande conclusie in deze plaatsen was echter voor de troepen
minder groot, omdat op verschillende plaatsen aansluitingen aan het
buizennet der N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-Limburg werden
aangetroffen. In het hooge gebied ten Zuiden van de Geul moet
echter de eerste waterleidingbuis nog worden gelegd.

REGELING VAN DE DRINKWATERVOORZIENING OP HET
HOOGPLATEAU TEN ZUIDEN VAN DE GEUL.

In dorpen en gehuchten met schaarsch en onbetrouwbaar water
moest drinkwater worden aangevoerd voor de troepen, die daar
gelegerd werden. Eene regeling, zooals in oorlogstijd meerdere malen
getroffen zal moeten worden, is daarvoor ontworpen door den
majoor-intendant
DE WOLF en kapitein-intendant FOKKINGA. In
deze regeling, die als bijlage III van den Algemeenen Order
van den Commandant van het Veldleger aan de troepencommandanten
is uitgegeven, werd kantonnementsgewijs geregeld op welke wijze
de drinkwatervoorziening zou plaats vinden. De aan te voeren
hoeveelheid water was nauwkeurig berekend: per man was daarbij
gerekend op eene benoodigde hoeveelheid per dag van 10 L., per
paard van 30 L. Het water werd in goed gereinigde biervaten
vervoerd door vrachtautomobielen van de Gulpener Bierbrouwerij
en van de Brouwerij de Leeuw te Valkenburg. Het water, dat door
de Gulpener Bierbrouwerij werd vervoerd was leidingwater van de
N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-Limburg, de Bierbrouwerij de
Leeuw vervoerde water uit eene eigen. 7 M. diepe bron, die gunstig
was gelegen en waarvan het onderzoek van een door mij genomen
watermonster onderstaand resultaat opleverde:

Helderheid:nbsp;Helder

Kleur:nbsp;geen

Reuk:nbsp;geen

Geleidingsvermogen:nbsp;476

-ocr page 92-

Cl\'

24 \\

N02\'

0 1

N03

40 1

S04\'

37.8 ) in m.G. per L.

HC03-

247 \\

NH4

0.12 I

Fe-H-

0.1 /

Permanganaatverbruik

0.6

Hardheid

14.1 Duitsche graden.

Gistingsproef volgens Eykman bij 45 graden met 25

ex.nbsp;water —

10 C.C.nbsp;„ -

1 ex.nbsp;„ —

Onderzoek op colibacillen volgens Mc. Conkey „ 10 c.c.nbsp;„ —

1 C.C.nbsp;-

Onderzoek op streptococcen „ 5 c.c.nbsp;„ —

.. 1 C.C.nbsp;„ -

.. 0.1 C.C.nbsp;.. -

Onderzoek volgens Schardinger faecaalluchtnbsp;—

indolnbsp;—

H2Snbsp;-

Aantal kiemen op gelatine na 2 dagen cultuurnbsp;20

Zonder eenig bezwaar kon dit water aan de manoeuvreerende
troepen worden verstrekt.

Te Kadier en Keer en te Margraten werden voorts tankwagens
gestationeerd, gevuld met water uit de waterleiding te Maastricht.
Deze dienden om in de behoefte aan kookwater, drinkwater voor
paarden en zoonoodig ook voor menschen te voorzien.

Pompen, die betrouwbaar water leverden, moesten van een
opschrift: „geschikt als drinkwaterquot; worden voorzien.

Aan de manschappen moest worden medegedeeld, dat het water
uit pompen en putten gevaarlijk was, ongeacht wat de inwoners
van zulk water mochten zeggen.

Twee officieren en een aantal onderofficieren waren belast met
de zorg voor en de controle op eene goede fuctioneering van
dezen wateraanvoerdienst. Met het oog op het belang hiervan
waren zij van alle andere diensten vrijgesteld.

De wateraanvoer heeft niets te wenschen overgelaten, het water
was vroegtijdig ter bestemder plaatse aanwezig. De eenige klacht,
die ik over het geleverde water heb gehoord, was dat het hier
en daar een lichten biersmaak had.

TOCH IS NOG ONBETROUWBAAR WATER GERUIKT.
Het zou van een te optimistischen kijk op de hygienische
ontwikkeling van den gemiddelden Nederlandschen soldaat getuigen,

-ocr page 93-

om te gelooven, dat nu aan de waarschuwing om geen water
uit pompen of putten te gebruiken, die niet van een opschrift
..geschikt als drinkwaterquot; waren voorzien, steeds gevolg is gegeven.

In een van de kartonnementen werd mij tijdens de oefening
gevraagd „of geschikt drinkwater ongekookt mocht worden
gedronkenquot;? Bij het bevestigend antwoord, was de conclusie van
mijnen ondervrager: „O, dan kan het water uit de putten ongekookt
worden gebruikt, want dat is geschikt als drinkwaterquot;. Even later
drong goed tot mij door, dat het water uit de ter plaatse aanwezige
putten was bedoeld. In mijne klapper stond opgeteekend, dat het
bacteriologisch onderzoek van de uit deze bronnen meegenomen
watermonsters niet alleen eene positieve coliproef maar ook een
positief streptococcenonderzoek had opgeleverd. De mededeeling.
dat het water als drinkwater geschikt was, was afkomstig van de
marechaussees, die daar eenige dagen te voren gedetacheerd
waren geweest.

Na afloop der manoeuvres deelde een mijner kennissen, die bij
de troepen was geweest, mij mede, dat in een bepaalde plaats
water uit een door mij als onbetrouwbaar gesignaleerde put
was gedronken. „Watquot; had een burger gezegd „ongeschikt als
drinkwater, en ik drink het al vijftig jaar. zonder ooit ziek te
zijn geweestquot;. Natuurlijk werd de burger meer geloofd dan de
militaire hygiënist, het water is gedronken. Van schadelijke gevolgen
heb ik niets gehoord. In het uit deze put onderzochte watermonster
waren de Eykman, de Mac Conkey en het streptococcen-
onderzoek positief.

Eigenlijk is deze gang van zaken niet te verwonderen. In de
burgermaatschappij gaat het op dezelfde manier toe. Zoo hier als
elders wordt nog rustig afgekeurd water gedronken, ja zelfs zag ik
water drinken uit eene pomp. die terecht of ten onrechte in verband
met een typhusepidemietje was gebracht.

DE WATERLEIDINGEN.

Op verschillende plaatsen van het hooge deel van Limburg
benoorden de Geul liggen reeds waterieidingbuizen. Een dergelijke
toestand vergemakkelijkt de watervoorziening der manoeuvreerende
troepen. Vooral één maatschappij verzorgt reeds een uitgestrekt
gebied en is bezig haar net in de richting van Susteren uit te
breiden. Deze maatschappij, de N.V. Waterieidingmaatschappij
voor Zuid-Limburg, betrekt haar water uit het pompstation te
Croubeek, vanwaar ook de gemeente Heerlen en het dorp

-ocr page 94-

Voerendaal van water worden voorzien. Een dergelijke toestand
biedt in vredestijd vele voordeden. De militaire hygiënist moet echter
in oorlogstijd rekening houden met het feit, dat een pompstation
van eene degelijke waterleiding buiten werking kan worden gesteld.
Aanvoer en zuivering van oppervlaktewater op groote schaal
zal dan «plaats moeten vinden, tenzij het mogelijk is „reserve-
aansluitingenquot; aan naburige nog ongerepte waterleidingen te maken.
Dit is echter een vraagtstuk, waarvan dieper gaande studie buiten
het kader dezer verhandeling valt.

-ocr page 95-

HOOFDSTUK VI.
SLOTBESCHOUWINGEN.

Militair-hygienische verkenningen, uitgevoerd op de wijze als
tot dusverre het geval was. laten bijna steeds bij den militairen
hygiënist een onbevredigd gevoel achter. Als regel leveren zij
onvolledige gegevens en na afloop van de manoeuvres kan de
militaire hygiënist zich niet meer met de door hem gestelde
vragen bezig houden.

In verband met inkwartiering, levering van levens- en genot-
middelen zijn vooral gedetailleerde gegevens over voorkomen
van besmettelijke ziekten, hoedanigheid en hoeveelheid van ter
plaatse aanwezig drinkwater, voor den Militair Geneeskundigen
Dienst van belang. Niet alleen de officieel aangegeven ziektegevallen,
maar meer nog de niet aangegeven en de lichte, niet herkende
gevallen zijn hier van beteekenis. Eerst op grond van dergelijke
gedetailleerde gegevens kunnen doeltreffende maatregelen worden
genomen in het belang van de troepen. Hoewel bij de door mij
uitgevoerde verkenning in het Zuiden van Limburg eene reeks
waardevolle inlichtingen werd verkregen, kan ook ditmaal het
resultaat daarvan mij toch niet in alle opzichten bevredigen. O.a.
was het uitgesloten geweest om over de aanwezigheid van ziekte-
kiemdragers volledige inlichtingen te verzamelen. Maar niet alleen
voor manoeuvres hebben dergelijke verkenningen beteekenis. Zij
vormen op het ©ogenblik de eenige gelegenheid voor den militairen
hygiënist om zich voor te bereiden voor den tijd, dat hij soortgelijke
verkenningen onder veel moeilijker omstandigheden zal moeten
uitvoeren. Verder is voor den Militair Geneeskundigen Dienst van
belang geleidelijk de beschikking te verkrijgen over eene verzameling
gedetailleerde inlichtingen betreffende hygienische toestanden en
misstanden, met name over voorkomen en verspreiding van
besmettelijke ziekten in geheel Nederland. Eene dergelijke verzameling,
regelmatig gecontroleerd en overzichtelijk gerangschikt, zoodat zij
gemakkelijk te raadplegen is, zou van buitengewoon groote
beteekenis kunnen zijn bij eene eventueele mobilistatie of oorlogs-
voering op eigen gebied.

De incidenteele militair-hygienische verkenningen ten dienste
van manoeuvres zijn niet in staat om eene dergelijke verzameling
te verschaffen. Een afzonderlijke militair-hygienische verkennings-
dienst. die systematisch onderzoekingen door heel het land verricht,
zou daarvoor noodzakelijk zijn.

-ocr page 96-

Een verzameling inlichtingen als bovenbedoeld zou ook beteekenis
hebben voor de burgerbevolking. Aangenomen mag dan ook worden,
dat het Staatstoezicht op de Volksgezondheid eveneens gaarne zou
beschikken over eene dergelijke verzameling, die liefst nog vollediger
zou moeten zijn, dan die van den Militair Geneeskundigen Dienst.
Al is het Staatstoezicht in het bezit van vele en belangrijke gegevens,
toch is de inrichting van dezen dienst niet zoodanig, dat bij ieder
daarvoor in aanmerking komend geval van besmettelijke ziekte
een uitgebreid epidemiologisch onderzoek kan worden ingesteld,
dat in daarvoor in aanmerking komende gebieden gespeurd wordt
naar de aanwezigheid van ziektekiemdragers van typhus, enz. Voor
het oogenblik moet dus worden aangenomen, dat ook het Staatstoezicht
niet beschikt over de volledige en gedetailleerde inlichtingen hier-
boven bedoeld. Aan critiek op het Staatstoezicht heeft het dan
ook niet ontbroken. Sedert eenige jaren is en wordt nog steeds
strijd gevoerd over de z.g. districtsgezondheidsdiensten. Op invoering
van deze diensten behoeft echter voorloopig niet gerekend te worden.\')
Toch wil ik hier even de vraag onder de oogen zien of het stelsel
van deze diensten in uniforme uitvoering over heel het land nood-
zakelijk is om eene verzameling van gedetailleerde gegevens als
boven bedoeld te verkrijgen over hygienische toestanden en
misstanden in de verschillende streken en om met succes den strijd te
kunnen aanbinden tegen de besmettelijke ziekten en tegen bestaande
hygienische misstanden. En dan lijkt mij een afzonderlijke hygienische
dienst voor Zuid-Limburg absoluut noodig. Zuid-Limburg toch is
een belangrijk mijndistrict met eene sterk in aantal toegenomen en
nog steeds groeiende bevolking, het is een belangrijk grensgebied,
waar tal van vreemdelingen wonen en doortrekken en waarvan
de bevolking door bloedverwantschap, vriendschapsbanden en zaken-
relaties met de bevolking van de aangrenzende deelen van Duitsch-
land en België nauw verbonden is; typhus en paratyphus komen
er regelmatig voor, de drinkwatervoorziening laat nog op vele
plaatsen te wenschen over, enz. Een hygienische dienst voor dit
deel van Nederland zou ongetwijfeld geene overbodige luxe zijn.
Of dit zelfde echter voor alle deelen van ons land geldt is eene
andere vraag, eene vraag, waarop alleen een afdoend antwoord
zou kunnen worden gegeven door het verrichten van hygienische

1) Nota van den Min. v. Arbeid, Handel en Nijverheid aan den Voorzitter v|d
2c Kamer der Staten-Generaal ter voldoening aan de toezegging gedaan bij
de behandeling van de de begrooting 1927.

-ocr page 97-

verkenningen in den geest als door mij in Zuid-Limburg uitgevoerd.
In verband met het gemeenschappelijk belang ware de mogelijkheid
van samenwerking tusschen Staatstoezicht en Militair Geneeskun-
digen Dienst hierbij te overwegen.

De tegenwoordige organisatie van deze diensten laat de uitvoering
van dergelijke verkenningen op het oogenblik niet toe. Uitbreiding
van het Staatstoezicht met eenige Inspecteurs in algemeenen dienst
en van den Militair Geneeskundigen Dienst met eenige officieren
van gezondheid, die zich aan hygienisch werk willen wijden, is
daarvoor noodig. De uit te voeren verkenningen zouden niet alleen
beperkt moeten worden tot gebieden waar besmettelijke ziekten
epidemisch c.q. endemisch voorkomen, maar zich evenzeer uitstrekken
over deelen van ons land waar dergelijke ziekten niet of uiterst
sporadisch worden aangegeven.

-ocr page 98-

•ft.\' -

■m

• .. .-/ii \'iV ■■ • ■■ • ■■ .■ ,

gt;Üü

t

-L

-ocr page 99-

BIJLAGEN.

-ocr page 100-

TABEL A. Typhus en Paratyphus in Zuid-Limburg volgens opgaven van het Staatstoezicht op de Volkgezondheid.

1 926

1920

192 1

1922

1923

924

1925

1927

1928

gt;

O
2

Iq

fX
lt;
2

S 05

OJ

3
■lt;

Squot; (

in \'

Si

♦-H rj

c^O

O.
lt;

O

Q

éi

Amby
Beek

Berg en Terblijt
Bocholtz
Brunssum
Borgharen
Bunde
Eysden
Eygelshoven
Echt
Gulpen
Geleen

Grubbenvorst
Gronsveld
Geulle

St. Geertruid
Heer
Heerlen
Hoensbroek
Herten
Houthem
Hulsberg
Kerkrade
KIhnmen
Linne
Lunbricht
Meerssen
Maastricht
Merkelbeek
Melick-Herkenbosch
Maasbracht
Margraten
Nieuwenhagen
Nuth

Nieuwstad

Oud Valkenburg

Oirsbeek

Roermond

Roosteren

Sittard

Simpélveld

Susteren

Schinveld

Schin op Geul

Schinnen

Stevensweerd

Spaubeek

Schaesberg

Ubach over Worms

Urmond

Voerendaal

Vaals

Valkenburg
Vlodrop
Wittem
Wijlre

Wijnandsrade

1
1

13
30

1
3
7
5
1
1

2

23
3
1
1
1

5

23
1
1

1
1

4 3

1 1

1 1

25

7
11

4
1
2
4

1 6

2

-ocr page 101-

TABEL B.
De Meningitis in Limburg van 1922.
(Ontleend aan de opgaven van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid)

1922

PLAATS

Jan.

Febr.

Mrt,

Apr.

Mel

luni

Juli

Aug.

Sept.

Oct

Nov.

Dec.

Kerkrade
Brunssum
Beesel .
Maastricht
Eysden .
Heerlen .
Hoensbroek
Nieuwenhagen.
Voerendaal
Ubach over Worms
Sittard . .
Grevenbicht
Nuth. . .

Limburg.
Het Rijk

1

13

1

H

2
13

3
19

2
12

5
18

In Limburg kwam in het jaar 1922 voor 17,5% van het aantal menin-
gitisgevallen, dat in dat jaar in Nederland ter kennis van het Staats-
toezicht op de Volksgezondheid is gebracht. Het over het geheele land
ter kennis van het Staatstoezicht gekomen aantal gevallen bedraagt 131.

1923

PLAATS

Jan.

Febr.

Mrt.

Apr.

Mel

Juni

Juli

Aug.

Sept.

Oct.

Nov.

Dec.

Brunssum . . . .

1

1

1

Gulpen.....

1

Heerlen.....

2

1

1

1

3

1

2

1

Stein......

1

1

Maastricht . . , ,

1

1

Amstenrade. , . .

1

Buggenum . • . .

1

Hoensbroek . . .

1

1

1

2

1

Klimmen.....

1

1

1

Ubach over Worms

1

Sittard.....

1

1

Nederweert. , . .

1

Obicht en

Pappenhoven . . .

1

Oirsbeek . . . .

1

Grubbenvorst . . .

1

Kerkrade . . , ,

1

Schaesberg....

1

Limburg.....

5

1

5

5

3

5

2

6

1

3

3

1

Het Rijk . . . .

9

10

10

13

4

11

7

11

5

11

9

9

Van de 109 ter kennis van het Staatstoezicht gekomen gevallen van
Meningitis zijn er 40 of 37°/o uit Limburg gemeld.

-ocr page 102-

TABEL B
1924

PLAATS

Jan,

Febr.

Mrt.

Apri

Mei

Juni

JuU

Aug.

Sept.

Oct.

Nov.

Dec.

Vlodrop.....

1

1

Brunssum . . . .

1

Hoensbroek. . . .

1

1

2

Ubach over Worms

1

Heerlen.....

2

1

1

1

1

Sittard.....

1

Linne......

1

Schaesberg....

1

1

Voerendaal. . . .

2

1

Vaals......

1

1

Amstenrade. , . .

1

Nuth......

1

1

Limburg.....

1

3

4

2

2

3

3

2

3

1

0

1

Het Rijk . . . .

4

12

15

11

12

10

9

9

6

7

7

6

v/nbsp;—--- — »v ---- — — — — - ^ — — — — -

Rijk ter kennis van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid^ter kennis
gebrachte gevallen van meningitis, gemeld.

1925

PLAATS

Jan.

Febr.

Mrt.

Apr.

Mei

Juni

Juli

Aug.

Sept.

Oct.

Nov.

Dec.

Brunssum . . . .

2

1

Heerlen.....

1

1

1

1

1

1

1

Maastricht . . . ,

1

1

1

Schin op Geul . .

1

Stevensweert . . .

1

Nieuwenhagen . .

1

Wansum . . . .

/

2

Limburg.....

2

1

0

1

1

2

1

1

1

1

2

4

Het Rijk . . . .

10

6

17

12

12

7

9

3

9

9

7

14

14,8°/o van het over het geheele land ter kennis van het Staatstoezicht
gekomen aantal gevallen (115).

1926

PLAATS

Sept.

Febr.

Mrt.

Juli

Aug.

Jan.

Apr.

Juni

Md

Oct.

Nov.

Dec.

Brunssum
Maastricht
Hoensbroek
Schaesberg
Nuth. .
Sittard .
Vcnlo .
Heerlen .
Hunsel .

Limburg.
Her Rijk

2
H

2
13

0
10

3
10

In Limburg zijn dus 16 van de 84 in het geheele
gevallen gemeld (19,04°/o).

and voorgekomen

-ocr page 103-

TABEL B
1927

PLAATS

Jan.

Febr.

Mrt.

Apr.

Mei

Juni

Juli

Aug.

Sept.

Oct.

Nov.

Dec.

Maastricht . . . .

1

1

1

Kerkrade . . . .

1

2

Oirsbeek.....

1

Wijnandsrade. . .

1

Brunssum . . . .

1

Tegelen.....

1

Voerendaal, . . .

1

Limburg.....

1

2

4

0

1

0

0

0

0

1

1

1

Het Rijk.....

6

18

17

14

iio

6

2

2

2

9

9

13

het Staatstoezicht op de Volksgezondheid gekomen gevallen gemeld.

1928

PLAATS

Jan.

Febr.

Mrt.

Apr.

Mei

Juni

Juli

Aug.

Brunssum . , . .

1

1

Heerlen.....

1

1

Maastricht . . . .

1

1

Meerssen . . . .

2

1

Sittard.....

1

Hoensbroek . . .

2

2

Kerkrade . . . .

1

Eygelshoven . . .

1

1

Nieuwenhagen. . .

1

Wijlre.....

1

Limburg.....

6

3

3

2

2

0

1

2

Het Rijk.....

18

12

?

14

11

10

-ocr page 104-

TABEL C

Drinkwateronderzoek op het hoogplateau van Zuid-Limburg ten
Zuiden van de Geul.

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

St. Geertruid.

Dorp: 1 gemeenteputnbsp;260 - -

Eckelrade: 1 gemeenteputnbsp;105 - -

Slekkegrubbe: 1 gemeenteputnbsp;12 - -

Libeek: 1 gemeenteput (50 ä 60 M. diep)nbsp;20 -

Moerslag: 1 gemeenteputnbsp;26 - -

Bruysterbosch: 1 gemeenteputnbsp;44

Herkenrade: 1 gemeenteputnbsp;80

Gronsveld,

Eckelrade: welput Eindstr. De bewoners hebben zelf

eentouw.datbijhetputtenmoetwordenmeegebracht. 68 -
Bronboring (?) Zuivelfabriek. Buiten de fabriek ligt
een buis, waaruit de bewoners in tijden van water-
gebrek water kunnen krijgen.
Welput a/d weg naar Hontem tegenover boerderij
No. 45. Geeft vuil smerig water, dat voormen-
schelijk gebruik ongeschikt zou zijn.
Gemeenteput a/d weg naar Hontem.nbsp;36 - -

Hontem: Gemeenteput a/d Dorpstr. 50 M. diep, be-
trekkelijk spoedig droog.nbsp;36
Gemeenteput a/d Limburgschestr. 3 jaar oud. 12
Diepe welput Hontemerhof. 20
Cadier en Keer.

Dorp: Rosekuile, pomp op bronnbsp;16

ruim 50 M. diepe welput onder in Dorpstr. 120
50 M. diepe welput. Dorpstr. bij de kerk.nbsp;120

Diepe welput boven in de Dorpstr.nbsp;20

Blankenberg: Klooster met boerderij. Diepe welput
binnen de muren van het klooster. Draaischijf
brengt pompinrichting in beweging.nbsp;12

St. Antonisbank: 1 gemeenteputnbsp;36

Klooster de Notre Dame de Lourdes:Op
de grens van Heer en Kadier en Keer 2 welputten met
motorpomp. Kraan a/d weg. Het zou 1V2 uur duren
voor een reservoir van 1 M^. gevuld is.
Bemelen.

Dorp: 1 gemeenteputnbsp;36

Particuliere put bij No. 26nbsp;24

Gasthuis: 1 gemeenteputnbsp;44

Particuliere putten in de weide bij S. M. en H.

a) het cijfer geeft het aantal chloorionen in m.G. per L. aan. b = zwak.

- -

- -

.

-

b) \')-

-

-ocr page 105-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Berg cn Terblijt.

Terblijt. 1 gemeenteput. Goed afgedekt door eene
cementen koepel. Draaischijf brengt pompinrichting
in beweging

Particuliere put in de weide bij H.M,
Vilt: 1 gemeenteput. Uit deze put zouden doode
beesten nu en dan zijn opgehaald
60 M. diepe put bij J. M.
Put boerderij Filterhof
50 M. diepe put zuivelfabriek St. Rochus. Het
water wordt door stoom opgepompt
R a s b e r g: 3 jr. oude, gebrekkige gemeenteput (1 tonnetje

32 M. diepe put bij C (7 jr. oud).
Berg: Gemeenteput onder in het dorp. 70 M. diep.
Met putten zouden doode beesten naar boven
zijn gebracht

100 M. diepe gemeenteput in de Groote str.
Weinig water in de put, veel zand of mergel werd
met putten opgehaald
Particuliere put bij J. B. (zeer oud)
60 M. diepe put bij L. B.
Houthem.

Houthemerberg: diepe welput
Oud-Valkenburg.

IJzeren: Gemeenteput in de Groenstr.
32 M. diepe particuliere put bij V.
Particuliere put van V. T. v. T.
Gemeenteput boven in het dorp
S i b b e: 35 M. diepe min of meer bouwvallige gemeente-
put nabij boerderij F.

30 M. diepe gemeenteput nabij mergelgroeve.
Water eenigszins troebel
\'42 M. diepe put v. d. burgemeester
Wijlre.

W o 1 f h u i s: 1 particuliere put boerderij D. (zoute bron)
Margraten.

Dorp: 70 M. diepe gemeenteput. Allerlei vuil lag
in de goot. Wanden groen begroeid
60 M. diepe put boerderij Dorphof
Particuliere put boerderij Dobbelsteen
Termaar^ 65 M. diepe gemeenteput

Particuliere put Rijksweg tegenover A 151

12 -
36 - -
20 - -

24 quot;)-
20 - -
48 - -

- -

40 -

H- -

52 - -
52 - -
16 - -

-1- -

200 - -
52 - -

100 - -

84 - -
100 - -

gt;)-

40 - -
56 - -
20 - -
40 - -
16 - -


. -2) -

-ocr page 106-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Scheikundig
onderzoek.

Bact.
onderzoek.

a

t « 1

u O M

i fi§
1

Groot Weisden: 40 M. diepe gemeenteput

28 - -

Put van de Putvereeniging

20 - -

Klein W e 1 s d e n: 1 gemeenteput (zou heel diep zijn)

44 - -

Het Rooth: 60 M. diepe gemeenteput

24 - -

Mheer.

Dorp: 20 M. diepe gemeenteput onder in het dorp

12 - -

gt;)-

50 M. diepe gemeenteput boven in het dorp

16 - -

Particuliere put a/d weg. Geen emmer of touw

bij de put aanwezig

12 - -

- -

Banholt: 50 M. diepe put bij de kerk

80 - -

Terhorst: 50 M. diepe gemeenteput (midden in het

gehucht). Met putten komt veel zand mede

24 \'\') -

»)-

Noorbeck,

Dorp: bij verscheidene bewoners putten van 16 M.

Put achter het gemeentehuis

24 - -

\')-

Put boerderij H. (kippen slapen soms boven den put).

80 1\').

Put bakker S. (15 M. diep)

16 - -

Put café H.

16 - -

.. 4- -

W e s c h: St. Brigidabron

1 -

Hooge Cruts: gedeeltelijk Noorbeek, ged. Slenaken.

43 M. diepe gemeenteput (gebied Noorbeek)

36 - -

Bergenhuizen: 55 M. diepe gemeenteput

12 - -

Vroelen: gemeenteput (om te putten moet touw en

emmer meegebracht worden)

24 - -

Particuliere put

12 - -

-

Schey: Gemeenteput

Ulvend: Particuliere put

Slenaken.

Schilberg: (ged. Slenaken, ged. Noorbeek):

Gemeenteput

16 - -

•)-

Hooge Cruts (ged. Slenaken, ged. Noorbeek):

Particuliere put Franciscanerklooster.

Electrische motorpomp. Kraan op boerderij K.

16 - -

Heyen raat: Gemeenteput bij de kapel (50 M. diep)

16 - -

Particuliere put bij H. a^ Flap

8 - -

Particuliere put hoeve Hoves (45 M. diep)

16 - -

Gulpen.

Reymerstok: Gemeentepomp bij de kerk. Zou op

40 M. diepe put staan.

60 -

40 M. (?) diepe put bij de school

24

\')-

48 M. diepe put. Puthof

56 - -

b) l).

Particuliere put café \'1 Homme op weg Gulpen-

-ocr page 107-

Scheikundig
onderzoek

Bact.
onderzoek.

Plaatsaanduiding en Plaatselijke Gesteldheid.

0nbsp;è

1nbsp;at

I I

Reymerstok. 17 M. diep
Zuivelfabriek St. Franciscus aan kruispunt
Reymerstok-de Hut-Terlinden-Banholt. Motor-
pomp.

Terlinden: (ged. Noorbeek, ged. Gulpen). Zeer oude

gemeenteput ,,nbsp;,nbsp;j

Ingber: 1 gemeenteput. ; or
Berghem: 1 particuliere put op de hoeve Berghem
Grap oei: 70 M. diepe gemeenteput
Landraad: nieuwe 70 M. diepe put, was op 6 Juni
1928 nog niet klaar. Op deze put zou volgens
mededeeling een electromotor worden geplaatst.
Mesch.

Dorp: Gemeentepomp bij de school (op 20M. diepe
welput

Gemeentepomp op 20 M. diepe welput op den Dries
Particuliere pomp op put Meschermolen
Particuliere put
Mescherheide: 1 gemeenteput
Wittem.

Ep er heide: 1 gemeentepomp op zeer diepe met ijzeren

plaat gesloten welput
Kosberg-Schweiberg: Hydraulische ram voert het
water naar boven. Distributie van het water door
kraantjes aan den weg

12 - -

76 - -
? - -

16 - -

24 -
24 -
44 -



-

12 - -

14

-ocr page 108-

TABEL D
Drinkwateronderzoek in Het Maasdal.

Scheikundig
onderzoek.

Bact.
onderzoek

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Eysden«

Dorp: verschillende gemeente en particuliere pompen.
Gemeentepomp Dorpstr.

Spouwerstr.
Vogelenzang
Gemeentehuis
Breusterstr.
Breusterkerkplein
Op \'t Einde\'
Pomp op de Boompjesstr.
2e pomp op de Boompjesstr.
Pomp op onder den vloer gelegen welput. Zaal J. M.
Pomp bij de Douane, Eysden Withuis
Pomp zaal A.T. Welput vlak bij urineloozing
Waterleiding Zinkwitfabriek. Reservoir bij de
Koloniehuizen. Alle huizen van arbeiders aange-
sloten: Eykman met 25, 10, 1, Mac Conkey met
10, 1, en de streptococcenproef met 5, 1, O, 1 c.c.
water

(Schardinger: indol, H2S faecaallucht eveneens-)

Oost: 2 gemeentepompen, bij verschillende bewoners
eigen pompen.

Gemeentepomp op gesloten welput in de Putstr.
»nbsp;•» »»nbsp;» ,» „ Dorpstr.

Maarland: 2 gemeente- en verschillende particuliere
pompen.

Gemeentepomp op gesloten welput a/d Bergeistr.
Gemeentepomp op gesloten welput a/d Hoog-
straat.

Hoog Caestert: Gemeentepomp op gesloten welput

Laag Caestert:nbsp;„nbsp;......

Ryckholt,

Kleine gemeente. De gemeenteputten zijn voor±
3 jr. veranderd in gesloten putten met pompen
van hetzelfde model als in Gronsveld. 2 gemeente-
weinig particuliere pompen.
Gemeentepomp Hoekstraatje
Dorpstr.

lis

O ^
2 ^^

- -

20 -nbsp;-

20 -nbsp;-

40 -nbsp;-

20 -nbsp;-

48 -nbsp;-

24 -
38 -

,

44 - -

48 - -
28 - -

b) .
- \')\'

30 -
40 - -

-ocr page 109-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Gronsvcld.

Voor 3 jr. zijn de open welputten der gemeente
veranderd in gesloten welputten. IJzeren pompen.
Afdekking der putten met hardsteenen deksel vlak
naast pomp. Verontreiniging der putten kan niet
geheel uitgesloten worden geacht.
Gemeentepomp Dorpstr.

„nbsp;hoek Stationsstr.

achter de kerk bij de school
„nbsp;Dorpstr. naast No. 43

9 M. diepe geslagen pomp in zeer vuile omgeving.
Harmoniezaal

15 M. diepe geslagen pomp smid A. S.
Gesloten welput met motorpomp bij J. R. Dorpstr.
Gesloten welput kinderen v. d. B. Dorpstr.
Gesloten welput molenaar J. Th.

Heer»

Gemeentepomp Klinkenberg. Afdekking der welput

laat te wenschen over

Gemeentepomp a/d Dorpstr, bij No. 12

Gemeentepomp a/d Dorpstr. tusschen no. 94 en 96.

Afdekking laat te wenschen over

Open welput a/d Veldstr. bestaande uit cementen

ringen (11 ä 12 M. diep)

Gemeentepomp a/d Kruisstr. Afvalwater kan waar-
schijnlijk in de put komen
Gemeentepomp voor in de Barakkenstr.
Gemeentepomp achter in de Barakkenstr. bij no. 26.
Vuile omgeving
Gemeentepomp Hovenstr.
Gemeentepomp op open put onder de Kerk
Pomp op 6 M. diepe onder den vloer der danszaal
gelegen welput café Centraal (Mergelput?).
Electrische pomp

Pomp op welput café Bogmans-Pieters i/d Hoof
Pomp op welput café H. B. Kruispunt. Diepte?
Electrische pomp. Put in den kelder gelegen
Pomp boerderij de Kroon. Looden pomp
Pomp in de „Courquot;. Fransch Nonnenklooster
„Opveldquot;. Afdekking laat te wenschen over

, lis
I 1
2

20 - -

16 -

_

20 -

20 - -

-

130 -

15 - -

12 - -

16 - -

12 - -

16 - -

-

20 - -

.

22 - -

1\') -

20
24

16
20

24
12

20
14

-ocr page 110-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Scheikundig
onderzoek.

Bact.
onderzoek

3 1

C 0

° ? i
3 A 1
O ö 3

i a

Maastricht.

Heugem Bij het meerendeel der bewoners geslagen

pompen van 7—10 M. diep.

Geslagen pomp K. Gronsvelderweg

16 - -

ft »» ï^* ft

12 - -

„ „ S. Heugemerweg

12 - -

„ „ H. Molenstr.

12 - -

„ „ N. Heugemerweg

12 - -

Urmond.

In deze gemeente ligt in de dorpen Urmond en

Berg het buizennet van de N.V. Waterleiding Mij.

voor Zuid-Limburg. Gering aantal aansluitingen.

Gemeentepompen in Urmond en Berg. Brandkranen

op de Waterleiding.

Urmond: Gemeentepomp Beekstr. Afdekking laat te

wenschen over

20 - -

Gemeentepomp Kerkplein. Afdekking laat te

wenschen over

- -

Gemeentepomp Dorpstr. Afdekking laat te wen-

schen over

- -

Gemeentepomp Schoolplein. Put goed afgdekt

- _ -

Berg. Gemeentepomp Maasstr. hoek Steenweg, De put

is naast en onder de pomp met ijzeren deksel

gesloten

28 - -

Gemeentepomp Maasstr. tegenover no. 63. Plaatse-

lijke toestand als bij vorige pomp

20 - -

^ -

Tweede Gemeentepomp Maasstr.

20 - -

Roosteren.

In dit dorp zijn verschillende geslagen pompen

en gesloten welputten. In Oud-Roosteren is een

open put.

Geslagen pomp café K (9 M. diep)

«1 t» tf z

84 -

.....

Pomp op welput bij S

44 - -

Ohee en Laak.

In deze gemeente zijn verschillende geslagen pompen

4 tot 7 M, diep.

Ohee. geslagen pomp S.M.

24 - -

,, ,, L.S.

20 - -

»f » s.

20 - -

tt M C.S.

20 - -

„ „ H.S.

24 - -

-ocr page 111-

Scheikundig Bact.
ondereoek. onderzoek,

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

S a
frö
.1«

a S

Laak. geslagen pomp Wed. I.

Wed. L.
„ Wed. B.
» gt;, P.S.
Stevensweert.

Verschillende geslagen pompen.
Geslagen schoolpomp tegen muur voor het
Gemeentehuis. Vrij vuile omgeving. Door een gat
in den muur stroomt alle huishoud- en menagewater
van de bewoners a/d anderen kant v/d muur in
in het waterafvoerputje v/d schoolpomp
Onderzoek C. L. Helderheid; helder; geen kleur,
reuk: muf. Geleidingsvermogen Cl\', N02\', N03\',
S04quot;. HC03\', NH4 , Fe Permanganaatver-
bruik en Hardheid resp. 1241, 110.5, spoor, 125,
132, 458, 2,0; 0.1, 11.8 en 25.9.
Pomp op welput (in de kelder W.S.
Geslagen pomp J.R.

M.K. (7 M. diep)

Maasbracht.

Veel geslagen pompen.

Oude welput met pomp bij G.

Geslagen pomp (?) bij F.H. Molenstr.

»nbsp;.. L.S. 12 M. diep naast mestvaalt

.» M J.B.
Gemetselde welput bij den Burgemeester
Geslagen pomp bij H.P. (8 M. diep)
Gemetselde put Wed. B.
Pomp op welput J.S.

Geboorde put Zuivelfabriek „de Driesprongquot;.
Overvloedig goed water
Linne.

Dorp: Gemeentepomp op de Markt.
Gemeentepomp bij de school

hoek Haltestraat, defect
Geslagen pomp v. H. (13 M. diep), a/d weg

„ café V. L,
Pomp op welput G.K.

Geslagen pomp buren zaal H. Geeft veel zand op
Pomp op welput W.B.
Pomp E.J.

Motorpomp op welput M.

20nbsp;-nbsp;-

20nbsp;-nbsp;-

20nbsp;-nbsp;-

20nbsp;-nbsp;-

112

124

32- b)
20 - -

100
100
100
40
56
44
40
36

40

-

-

70 -
44 - -

44 - -
48
100 - -
80 -
28 \'\' -
60 -
64 -

b)

-ocr page 112-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Scheikundig
onderzoek.

Bact.
onderzoek

s 1
ir ä

1 1 1

a ü 2 a

1 èn

Pomp op Welput B.

160

- - -

De Weerd. Gesloten welputten.

Pomp op welput C.

36 - -

*t ft A..

40 - -

Herten.

Pompstation waterleiding Roermond. Een twaalftal

woningen zijn aangesloten.

Dorp. Pomp op welput W.V.

120 - -

Pomp op welput café S. gt;

200 -

„ „ bakker M.

160 - -

Geslagen pomp voor de school

20 - -

Pomp op zindelijk gelegen welput (a/d weg)

40 - -

Ooi. Pomp op welput B.

160 - -

Pomp K.

24 - -

Pomp op in de bakkerij gelegen put bakker N.

88 -

Pomp op nieuwe (cementen ringen) welput H. Th.

28 - -

Merum. Geslagen pomp J.V. (vuile omgeving)

40 - -

Pomp a/d weg A.J.

128 - -

Gemeentepomp naast mestvaalt

80 - -

Pomp op oude welput J.B. gt;

200

Geslagen pomp bakker H.H.

40 - -

Roermond.

In de stad is Waterleiding.

Hatenboer. Watervoorziening door gesloten welputten.

Geslagen pomp S.

60

Pomp tegen het huis op welput C.

20 - -

Pomp in de schuur op welput bij C.

180

Pomp op welput J.B.

60 b)-

Pomp H. op nieuwe in zindelijk terrein gelegen put

16 - -

-

Weert. Watervoorziening door gesloten welputten.

Pomp op zeer oude welput B. (vuile omgeving)

80 -

Pomp op welput C (ongeveer 4 M. van mestvaalt)

44

Pomp op welput H. (naast afvoer gootsteen water)

48 -

Pomp op zeer oude put bij nieuwe boerderij B.

Welput keurig afgedekt. Vroeger mestvaalt in de

buurt der put

84 quot;\')

Pomp op goed afgedekte welput Huize Donk.

Geen bronnen van verontreiniging in de omgeving

16 b)-

- - -

Pomp a/d weg op welput G.

Roer, geen waterleiding.

Voorstad St. Jacob. Pompje op waterleiding en

welput.

Welput

140 -

-ocr page 113-

Scheikundig
onderzoek.

Bact.
onderzoek

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

S S e

I ^

^ 2 WW

O t! o

3 2 S
U a §

Amby.

Gemeentepomp Heukelstr. (geslagen pomp)

„nbsp;Dorpstr. (geslagen pomp) tegenover

no. 100

„nbsp;Dorpstr. (geslagen pomp) tegenover

„nbsp;no. 151

«nbsp;bij het Kruis (geslagen pomp)

„nbsp;Dorpstr. (op welput tegenover

no. 181

Gemeentepomp Dorpstr. (op welput) tegenover
no. 232

Geslagen pomp Concertzaal

16

16

16
16

40 - -

32 - -
16 - -

-ocr page 114-

TABEL E

Drinkwateronderzoek in de dalen van Geul en Gulp.

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Gulpen.

Dorp: Waterleiding. N.V. Waterleiding Mij. voor
Zuid-Limburg. Aantal aansluitingen ongeveer 70.
Gemeentepomp Dorpstr. Pomp op onvoldoend
afgedekten welput.

Gemeentepomp Kerkplein. Af dekking welput oogen-
schijnlijk beter. Niet onmogelijk, dat boomwortels
door de putwanden zijn heengegroeid
Bil hui zen. Pomp op ongeveer 1 jr. ouden welput.
Pomp aan den weg

Geslagen pomp hoeve Oppem. Diepte?
Euverem. Pomp aan den weg op goed afgedekten
welput. Diepte onbekend
Gemeentepomp op bron tegenover E 15
Bron gemeente Euverem, omgeven door steenen
muurtje. Water vloeit door ijzeren buis weg
Groenendaal. Hoeve bewoond door H. P. Pomp
op bron (buiten)

Pomp op welput, goed afgedekt en vermoedelijk
5 cementen ringen diep. Pomp in de bijkeuken
Houbestraat. Geslagen pomp E 15 (bij Beutenaken)
Pesaeken. Pomp op bron. Hoeve Wachtendonk
Pomp op bron bij H tegenover het transformator-
huisje
Sienaken.

Dorp: Pomp op welput (onder den vloer gelegenen
goed afgesloten). Café Berg en Dal
Heesbohn. Bron achter de kerk. Het water vloeit
weg door een Greshbuis

Pomp op goed afgedekte welput van onbekende
diepte bij W. de la H.

4V2 M. diepe geslagen pomp woning zoon v/d
Burgemeester

Electrische motor met reservoir op welput.
No. 36 bij G.
Beutenaken: Bronnetje Geerendaal achter in een
weiland. Een klein gootje verzamelt het water
van 3 bronnetjes, die door prikkeldraadheining
zijn omgeven.

52 - -

180nbsp; nbsp;-

12nbsp;-nbsp;-

16nbsp;-nbsp;-

12nbsp;-nbsp;-

12nbsp;-nbsp;-

-

-

12nbsp;-nbsp;-

16nbsp;-nbsp;-

20nbsp;-nbsp;-

8nbsp;-nbsp;-

28nbsp;-

8nbsp;-

28nbsp;-

20nbsp;-

-ocr page 115-

Scheikundig Bact.
onderroek. onderzoek.

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

8 M. diepe geslagen pomp in vuile omgeving bij
L. H.

Pomp op 5 M. diepen welput in vuile omgeving
bij L. No. 55

Pomp op 6 M. diepen buiten gelegen welput bij
M. No. 51nbsp;önbsp;j

Pomp op 9 M. diepen, boven den grond met
cementen deksel goed afgesloten welput bij
A. H. No. 39
Wittem.

Terziet. Bronwater. Doorloopende kraan aan den
weg. Het water komt van een springbron hooger
op den berg gelegen in weide van de hoeve
Breeënborn. De bron is behoorlijk tegen verontrei-
niging beschermd.
Epen. Bronwater. Electrische motor op goed beschermde
bron. Hydraulische ram bij woning naast het
huisje van den electromotor
Paulusbron. Hierboven is een steenen gebouwtje
gemaakt, waaruit voortdurend water stroomt
Partei. Gemeentepomp op gesloten welput
Mechelen. Pomp op welput Hotel W.

Gemeentepomp op vrij goed afgedekten welput
(bij ^ Gemeentehuis)

Bron aan de Kommerstr. Steenen gebouwtje boven
de bron

Pomp op slecht afgedekten welput bij W. op den Dijk
Pomp op slecht afgedekten welput in de Bisse
de Hel: Bronwater.
Terpoorten: Bronwater.
Wijlre.

Dorp: Waterleiding N.V. Waterleiding Mij. voor
Zuid-Limburg. Aantal aansluitingen nog gering.
Pomp op welput bij de Koloniehuizennbsp;12 - -

Pomp op welput bij M.nbsp;gt; 200 - -

Pomp op welput café L.nbsp;24 \'\')-

Pomp op welput café H.nbsp;140 - -

Stok hem. Open gemeenteput, waarboven steenen

gebouwtjenbsp;36 - -

11 M. diepe geboorde pomp bij K.nbsp;20 - -

7 ä 8 M. diepe geboorde pomp bij L. M. C. 33
in vuile omgevingnbsp;12 - -

ff a

g I tl

a S

16 - -
56 - -
40 -

16 -

10 - -

10 - -
24 - -
44 -

24 b)-

20 - -
24 -
36 »gt;)-

-

-ocr page 116-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Etenaken: veel geslagen pompjes.

geslagen pompje Wed. E. B77
Beritzenhoven: Gemeenteput. Deze wordt niet meer
gebruikt, omdat kinderen er allerlei vuil in wierpen.
Boveh dezen put steenen gebouwtje
Pomp op welput bij H. B. (C. 10)
7V2 M. diepe geslagen pomp bij N. G.
Bronnetje met aan eene zijde een wand van palen.
Een kikker zwom tijdens het bezoek in de bron
Pomp op gemetselden welput bij P. M.
Keutenberg. Bron aan den voet van den berg in de

directe nabijheid van de Geul.
Schin op Geul.

Dorp. Diepe, open tot in den rotsbodem reikende
welput op 4 M. afstand van mesthoop. Steenen
huisje boven den put. A. 7 bij C.
Bronwater bij het Gemeentehuis. Het water stroomt
uit een stuk buis van ongeveer 1 M. lengte.
7 M. diepe geslagen pomp bij de school. Het
pompen gaat moeilijk

13 M. diepe open welput, afgedekt met houten
deksel. Reikt tot in den rotsbodem. Café B.
Pomp op welput bij R. No. 14
Strucht: veel geslagen pompen, diepte ongeveer 11

M. Bronnetje bij de Struchterhoeve.
S t. P i e t e r: aangebouwd aan Valkenburg. Waterleiding:
Zuid-Limburgsche Waterleiding Mij. te .s-Graven-
hage.
Valkenburg.

Zuid-Limburgsche Waterleiding Mij. te \'s-Graven-
hage.
Oud Valkenburg.

Dorp: Pomp op gesloten welput voor de poort
J. W. de L.

Pomp op welput café Fr.
Houthem.

Vroenhof, Broekhem, St. Gerlach en Strabeek:
Waterleiding. Zuid-Limburgsche Waterleiding Mij.
te \'s-Gravenhage.
Berg en Terblijt.

PlenkerofValkenburgerpoort. Waterleiding. Zuid-
Limburgsche Waterleiding Mij. te \'s-Gravenhage.

16 - -

28
40 -
72 -

8 -
40 -

12 - -

12 - -

12 - -
12 - -

80
280 -

-ocr page 117-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke Gesteldheid.

Ji

O 8-!

Scheikuadig
onderzoek

Bact.
onderzoek.

Geulem: Waterleiding. Zuid-Limburgsche Water-
leiding Mij. te \'s-Gravenhage.
Gemeentepomp tegen den berg, schuin tegenover
café R-B. De put is in de steengroeve uitgehouwen,
is open en ligt achter een ongesloten houten
hekwerk

Pomp op gesloten put in den kelder. Café K.
Hulsberg.

Omgeving Station Valkenburg. Waterleiding.
Zuid-Limburgsche Waterleiding Mij. te \'s-Graven-

Meerssen.

Dorp: Waterleiding. Zuid-Limburgsche Waterleiding
Mij. te \'s-Gravenhage.

Gemeentepomp Volderstr. Afdekking met ijzeren
deksel, waarin gaten. Pomp gaat zwaar
Gemeentepomp Humkoverstr.
rgt;nbsp;Gansbaan

„nbsp;Markt. Volgens inhchtingen komt

bij het pompen koffiedik mee, dat door de buurt-
bewoners in den afvoerput wordt geworpen
Gemeentepomp Humkoverstr. langs de beek
Rot hem: Vooral in de nieuwe woningen eigen
pompen. 2 gemeentepompen.
Gemeentepomp onder den Klinkenberg aan de
zijde van Maastricht. Put 7 M. diep, afgedekt met
houten deksel. De afdekking laat te wenschen over
Gemeentepomp onder den Klinkenberg aan de zijde
van Meerssen. Put afgedekt met cementen deksel.
De afdekking laat te wenschen over
Weert: Gemeentepomp aan de Weerterstr.

den Ouden Rijksweg

12
40

92
40
44

180
48 -

40 - -

120
32
44

-ocr page 118-

TABEL F

Drinkwateronderzoek in het gebied ten Noorden en ten
Oosten van de Geul,

Scheikundig
onderzoek

Bact.
onderzoek.

\'S 1
¥ « i
1 1 i

g lis
1
äU

!gt;. 15 W quot;

a ^

Plaatsaanduiding en Plaatselijke Gesteldheid.

Vaals.

Stad: Waterleiding. Water afkomstig van de Drei-
lägerbach Landkreis Aken.
Vijlen: Hydraulische ram brengt bronwater naar boven
in het dorp, waar het uit kranen aan den weg
kan worden afgetapt. (Bact. onderzoek: Eykman
25, 10 en 1 c.M^. resp: - , ,-; Mc. Conkey
10 en 1 c.M^. resp: , ; streptococcenonderzoek
5, 1 en 0.1 C.M3. resp: - ,-,-)
Holset: Openbare pomp bij de kerk. Pomp op welput.
Over onaangenamen smaak van het water wordt
geklaagd.

Pomp op bron(?) bij H.H. De afdekking der bron
laat te wenschen over. Veel menschen halen hier
water

Pomp op welput Holsetterhof, Looden pomp in
vuile bakkerij

10 M. diepe welput met pomp. Holset 23 op
den berg

Welput met pomp Holset 8 op den berg
Oude put bij J. J. B. op den berg. Diepte onbekend
Raren: Welput met pomp bij S.D. No. 10. Put in
den tuin gelegen. Afdekking laat te wenschen over
Bron door „Gassequot; bij No. 17 te bereiken.
Verontreiniging van het bronnetje kan gemakkelijk
plaats vinden.

Bronnetje met wanden van keien bij No. 27.
Wolfhagen: Het water uit bovenstaande bronnetjes
vormt kleine beekjes, die door weilanden loopen
en ten slotte in de vijvers van het kasteel „ Vaals-
broekquot; uitkomen. Vandaar wordt het door buizen
verder geleid en zoo stroomt het ten slotte uit
2 kranen in het bordes van het kasteel
Kasteel „Vaalsbroekquot;. Looden pomp op buiten
liggenden welput

Welput met pomp bij tuinierswoning en molen
van het kasteel. Zindelijke omgeving
Pomp op welput A No. 52 bij X.

12 -nbsp;-

44 -nbsp;-

40 -nbsp;-

40 -nbsp;-

24 -nbsp;-

28 -nbsp;-

68 -nbsp;-

40 -nbsp;-

-

8 ,

6 -

8 - .
16 •\').

-ocr page 119-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Scheikundig
onderzoek.

Bact.
onderzoek.

I ^

M S

I

•g -3

Witfem.

Eysderheide: 40 M. diepe openbare welput vormt

de eenige drinkwaterbron in dit gehucht
Hahnerheide: 40 M. diepe welput (openbare) vormt
de eenige drinkwaterbron op het Wittemer deel
van dit gehucht

pp het gedeelte, dat tot Bocholtz behoort liggen
de buizen van de N.V. Waterleiding Mij. voor
Zuid-Limburg. Mei 1928 waren er echter nog geen
aansluitingen,

Eys: Gemeentepomp op bron. Omgeving der bron vuil
„nbsp;op welput bij de kerk

Geslagen pomp café K.

Pomp op in den kelder gelegen welput. Café S.

quot; •» quot; »» ••nbsp;«nbsp;voor

kruidenierswoning H. S.

Pomp op goed afgedekten welput in repetitielokaal
Fanfare

Overeys: Pomp op welput boerderij „Kastanjehofquot;.
Afdekking laat te wenschen over
Bronwater, door buizen naar kasteel geleid.
Monster water, genomen uit kraan in de bij het
kasteel behoorende hoeve

Bronwater. Cementen ring in weiland. Dient voor
drinkgelegenheidvan vee. (le woning naast kasteel.)
Gemeentepomp op welput
Nishwiller: Nieuwe gemeentepomp. De afdekking
v/d welput laat te wenschen over
Oude gemeentepomp op goed afgedekten welput
Pomp op welput in kelder, 5 M, van mestvaalt.
Boerderij bij oude gemeentepomp.
Pomp op 2 jr. ouden, 9 M. diepen welput bij
bakkerij S.

Wahl will er: Gemeentepomp op^lOM. diepen welput
Pomp op 10 M. diepen welput bij S. No. 353.
Put ongeveer 4 M. van mestvaalt
Pomp op 18 M. diepen welput. Afdekking zoodanig,
dat water van de straat in den put kan komen
Bergbron. Een gedeelte der bevolking haait hier
het water. In het water zwommen verschillende
larvensoorten

52 - -
16 - -

20 - quot;
48 »\')-
16 - -
36 - -

64 - -

60 - -

40 b)-

16 - -

12 - -

60 - -
48 - -

32 -

180
16 - -

48 - -

-

-nbsp; -

-nbsp; 1)-

nbsp; -

nbsp; •)

-ocr page 120-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

II:

S t!

I 1

Scheikundig
onderzoek.

Bact.
onderzoek.

Trintelen 70 M. diepe openbare welput voorziet het

geheele gehucht van water
Bocholtz en Simpelveld.

Het buizennet van de N.V. Waterleiding Mij.
voor Zuid-Limburg ligt in alle gehuchten.
Kerkrade.

Waterleiding Dreilägerbach Landkreis Aken.
Ubach over Worms.

Waterleiding van de mijnen Laura en Vereeniging
Voerendaal.

Waterleiding van de gemeente. Het water wordt
van de leiding te Heerlen betrokken.
Dorp en Kunrade: Waterleiding (Ongeveer 320

aansluitingen).
Ubaghsberg: 2 gemeenteputten. Het buizennet van
de N.V. Waterleiding Mij. voor Z-Limburg loopt
door dit dorp.

Geen aansluitingen, wel brandkranen.
Colmont: 1 gemeenteput.

Ten Eschen: Waterleiding. N.V. Waterleiding Mij.

voor Zuid-Limburg. Gemeenteput.
Windhagen: 5 of 6 particuliere putten.

In de gemeente Voerendaal bevinden zich voorts
verschillende bronnen.
Heerlen.

Gemeentewaterleiding. Pompstation te Croubeek.
Tot in de kleinste gehuchten hgt het buizennet.
Brunssum.

Waterleiding. Het water wordt geleverd door
de mijn Hendrik.
Schinveld, Jabeek, Bingelrade.

Geen gegevens beschikbaar. Deze gemeenten
behoorden niet tot het te verkennen gebied.
Merkelbeek.]

Dorp: 2 gemeentepompen, ) Waterleiding. N.V.
Douvergenhout:nbsp;gt; Waterleiding Mij.

1 gemeenteput.nbsp;) voor Zuid-Limburg.

Amstenrade en Hoensbroek.

In beide gemeenten waterleiding. N,V. Water-
leiding Mij. voor Zuid-Limburg.
Oirsbeek.

Groot Doenrade: 2 openbare putten 26—30 M. diep.

72 - -

-ocr page 121-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

amp; i
a Jt °

I I

M S

^ \'3 5

Scheikundig
onderzoek.

Bact
onderzoek.

Klein Doenrade: 1 openbare en 1 particuliere put.

26-30 M. diep.
Oppeven: 1 particuliere put, verder pompen.
Pomp aan de straat bij café D.
Pomp op zeer ouden welput (vroeger naast mestvaalt)
Geslagen pomp bij Th. No. 56
.. .. B. No. 57
Oirsbeek: vrijwel alle bewoners bezitten pompen
op welputten. Het meerendeel der putten is dicht
bij mestvaalten gelegen.
Geslagen pomp Patronaatsgebouw
Pomp aan den weg bij B. A. No. 8
Gracht: Bij het meerendeel der bewoners geslagen
pompen, enkele pompen op putten.

Wijlre.

Elkenraad: Hoog gelegen gehucht, (geen notities)
Schin op Geul.

Walem: Gemeenteput (oud en bouwvallig). Diepte?
Bronnetje in kelder Walem B 22 bij J. Veront-
reiniging der bron met pekel is niet uitgesloten
Boven Walem. Oude bouwvallige gemeenteput.
8 M, diepe hoorbuis B 28. Looden pomp.
Klimmen.

Walem: Ongeveer 10 M. diepe open bouwvallige

welput bij R. D 77
Ransdael: behoort gedeeltelijk tot Schin op Geul.
Wijlre en Klimmen.

Een aantal bewoners bezitten óf open welputten
óf pompen (op welputten)\' De diepste put is 30
ä 35 M. diep.

Gemeenteput op gebied van de gemeente Klimmen.
Oud en bouwvallig. Wordt niet meer voor de
levering van drinkwater benut. Ligging: vlak
naast een poel. Onderzoek: opalescent, hcht geel
van kleur, reuk zwak onaangenaam. Chemisch
onderzoek: Cl\' 33,5; N02\': O.H; N03\': 12:
S04quot;: 42,8; HC03\': 464; NH4 1; Fe
-H- 0,65;
Permanganaatverbruik: 17,4 m.G. per L. Hard-
heid : 22,2 Duitsche graden. Bacteriologisch onder-
zoek: Eykman met 25, 10 en 1 c.M.^ water
resp. -, zwak en Mc, Conkey met 10 en 1 c.M.^
water resp, en ; onderzoek op streptococcen

80 - -

40

b)

100 - -
192 - -

80

48 \'\')-
80 - -

88 -

-ocr page 122-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke Gesteldheid.

met 5. 1 en 0,1 c.M.^ water resp. - en on-
derzoek volgens Schardinger: faecaallucht. indol,
H2S resp en .

In Ransdael ligt het buizennet van de N.V. Water-
leiding Mij. voor Zuid-Limburg. Gering aantal
aansluitingen.

Koulen. Buizennet van de N.V. Waterleiding Mij.
voor Zuid-Limburg.

Bronnetje (putje) overloopend uit put in den kelder
bij S. Ook bij K. en P. zijn dergelijke brónnetjes
m den kelder.

Klimmen. Dorp: N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-
Limburg.

43 M. diepe open gemeenteput. Water hieruit is
door een apotheker onderzocht, die het als onbe-
trouwbaar beschouwt. (N02\' per L 0:01; N03\'
per L 11 m.G.

Bronnetje Retersbekerweg, 2 M. diep, in smal dal
gelegen en omgeven door hellende weilanden. Is
omwelfd door metselwerk, dat aan een kant open
is. Géén schepemmer. Gemeenteput. N03\'; HC03\'
resp. 10 en 216 m.G. Hardheid 11,7 D. graden.
Ook dit water wordt door den apotheker onbe-
trouwbaar beschouwd

Term aar: Particuliere put van combinatie. Bestaat
sinds 1907.

Retersbeek: N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-

Limburg.
Weustenrade: overal pompen
Nut.

Grijzegrubben: Gemeentepomp in den Hoek
Gemeentepomp Dorpstr. naast E 26
quot;nbsp;„ hoek weide

, quot;nbsp;quot; tegenover E 11

Vaesrade: Waterleiding. N.V. Waterleiding Mij.
voor Zuid-Limburg.
Gemeentepomp aan den Prov. weg
Hellebroek: bij bijna alle bewoners pompen op oude
welputten.

Pomp op zeer ouden aan den weg gelegen welput.
J.B. C 324

Pomp op ouden welput C341nbsp;gt;

52 -

24 -

56
28 -
16 -
52


- ^

-

28 -

180
200

-ocr page 123-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Geslagen pomp J.R. C 338
Nut dorp: N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-
Limburg,
ocmnnen.

In alle dorpen waterleiding. In deze gemeente
zijn een 60 tal brandkranen.
*:\'ut:^bovendien nog 2 coöperatieve putten (50 a 60 M.

Sweykhuizen: 1 open welput (60 ä 70 M. diep).

Bron onder aan den berg.
Wolfhage: naast enkele aansluitingen aan de water-

leiding voor het meerendeel geslagen pompen.
Munstcrgcleen.

Gemeentepomp bij het Gemeentehuis

„nbsp;Schoolplein (7 M. van beerput

gelegen)

Gemeentepomp Bovener of Overstr.t defect.
Bron „de Linseput\' bij de Geleenbeek.
öittard,

Leyenbroek; Gemeentepomp
Umbricht.

Dorp: Bron „De Jodenputquot; Putsteeg
Gemeentepomp Bovenstr.

»nbsp;op de Platz: defect.

Einighausen: Pomp op gesloten welput naast mest-
vaalt bij M.E. No. 118

Pomp op put aan den weg Brandstr. No. 98
f* ff ff ff ff ff ff No. 93
Gemeentepomp Evertstr.
Pomp op welput (?) café van O.
Open welput bij No. 118
Guttighoven: geslagen pomp achter het huis aan den
weg café J. P.
Gemeentepomp op welput

Pomp aan den weg op welput, die naast vuilwater-
afvoerput is gelegen
Gciccn.

Dorp. N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-Limburg.
Verschillende geslagen pompen.
Artesisch water in de buurt van den watermolen
te Munstergeleen.

12 - -

20

80 - -

- -

20

-

12 -

120
60
60
40
60

-

36
80

80 -

Scheikundig
onderzoek.

Bact.
onderzoek.

-ocr page 124-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke Gesteldheid.

Bact.

onderzoek. _
gt;.

g I ès

S O O-K

J U
t? 2

Lutterade: N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-
Limburg. Ook de Staatsmijn Maurits bezit op
gebied der gemeente Geleen twee watertorens.
Verschillende geslagen pompen.
Kwawinkel: N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-

Limburg.
Beek.

In de verschillende dorpen en gehuchten water-
leiding. N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-Limburg.
O en sei: Gemeentepomp
Spaubeek.

N.V. Waterleiding Mij. voor Zuid-Limburg.
Schimmert t

Dorp: Gemeentepomp Dorpstr. bij de school
gt;»nbsp;,« tt A 20

bij de Openbare school en

Gemeentehuis
Groot Haarsdaal: Buurtpomp tegenover E 23
Buurtpomp Barakkenstr. tegenover E 43
Buurtput tegenover E 62
Klein Haarsdaal: Buurtpomp bij F 13/14
Buurtpomp bij F 41
» F 54

De te Groot en Klein Haarsdaal aanwezige buurt-
pompen staan op welputten van 30 tot 32 M.
diepte.
Oensel: Buurtpomp
Kruis: Buurtpomp bij C 4
Bies: Pomp naast Kruis

Welput, waarbij een draaischijf eene pompinstallatie
in beweging wordt gebracht.
In de gemeente Schimmert laat de afdekking der
welputten met pompen over het algemeen te
wenschen over. Afdekking der putten met hard-
steenen deksel. Niet uitgesloten kan worden
geacht, dat vuil water in den put kan terugvloeien.
De watertoren der N.V. Waterleiding Mij. voor
Zuid-Limburg staat op gebied der gemeente
Schimmert. Aantal aansluitingen gering.
Hulsberg.

Dorp: Openbare pomp aan de Kerkstr. (2 M. van
mestvaalt)

36

68 - -
68 - -


20 - -
40 - -
16 - -
28 -
52 -
52 - -
36 - -

nbsp;

nbsp;

nbsp;

nbsp;

nbsp;

36 - -
20 - -
36 - -

-
- ^
-

-ocr page 125-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Scheikundig
onderzoek

Bact.
onderzoek.

Openbare pomp op welput Dorpstr.
B 31. Pomp op gesloten welput. 5 M. diep
Bronwater. Putje in den bodem met wand van
op elkaar gestapelde steenen. Ligt in vuile omgeving
en is niet meer dan 1 M. diep. Staat in open
verbinding met 2 M. verder liggend putje door
vuile defecte goot. Laatste putje dient voor
drinkplaats van vee. B. 35 bij H. B.
Bronwater bij H. B. No. 29. Cementen ring
in den bodem. Een 2de cementen ring dient voor
het koelen van melk. Een bronnetje zonder
wanden ligt voor de boerderij en dient voor
drinkwatervoorziening der overburen.
Hoeve Wissegracht. Halverwege den berg zijn
buizen in den bodem tot een diete van 75 c.M.
Het hieruit stroomende water komt in reservoir
van 2 M^. inhoud. Door buizen wordt het verder
naar de boerderij geleid

Aansluitingen aan de N.V. Waterleiding Mij.
voor Zuid-Limburg.
Aal beek: Enkele aansluitingen aan de N.V. Water-
leiding Mij. voor Zuid-Limburg.
Arenschenhout: Enkele aansluitingen aan de N.V.

Waterleiding Mij. voor Zuid-Limburg.
Heek: Enkele aansluitingen aan de N.V. Waterleiding

Mij. voor Zuid-Limburg.
Wijnandsrade.

Dorp: Gemeentepomp bij de school
»»nbsp;tt tf kerk

Pomp café V. K.

burgemeester. Staat op bron
Swiers: Pomp bij A. G. No. 88
Pomp bij mestvaalt. P. No. 82
Gemeentepomp
Ulestraten.

Vliek: Bron door prikkeldraad afgerasterd. Het water
vloeit uit ijzeren buis, waaronder emmers gezet
kunnen worden. IJzeren afvoerbuis aan den weg
is zoo hoog gesteld, dat de boeren er hun water-
karren onder kunnen vullen
Banert: Bron als te Vliek
Dorp: meestal dompen op oude putten.

24 - -
64 \'\') -

20 -

12 - -

40 - -

60 - -
16 - -
16 - -
12 - -
12 - -
20 -
172 - -

nbsp; nbsp;-

nbsp; nbsp;-

nbsp; nbsp;-

nbsp; nbsp;-

-ocr page 126-

Plaatsaanduiding cn Plaatselijke gesteldheid.

Gemeentepomp bij de kerk

„nbsp;tegenover No. 24

„nbsp;Genson

Moorveld: Gemeentenpomp

Schitekoven: Gemeentepomp Uit den cementen deksel
was op ruwe wijze een stuk gehakt om de
zuigbuis te kunnen doorlaten.
De putten in Ulestraten zijn met cementen
deksels onder of naast de pomp gesloten.
Meerssen.

Raar: Pompje op een reservoir van deZuid-Limburgsche
Waterleiding Mij.

Diepe gemeentewelput, waarbij door draaischijf
eene pompinstallatie in beweging wordt gebracht

|l!

40
32
84
40

^ -

60 -

40

Bact.
onderzoek.

Scheikundig
onderzoek.

-ocr page 127-

TABEL G
Het Noordelijk deel van het Geleendal.

Scheikundig
onderzoek.

Bact
onderzoek

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

I ^ i5
I 6 f

3 S

Snstcrcn«

Dorp: Gemeentepomp einde Veurstr.

ttnbsp;Veurstr. bij S.

„ Wed. R. 5

♦f tt c.

Marktstr. „ G.

»» tt Winkel Heaae
Weynstr.,, Wed. H.
Pomp op ouden gemetselden welput Bondshotel.
Water troebel
Pomp veldwachter V.
Pomp op welput zaal P. (vuile omgeving)

»» »f tl tt C.
20 M. diepe bronboring stationsemplacement
Susteren. Ontijzeringsinrichting. N03\', N02\',
S04quot;, Fe resp. 2; spoor; 64; 0.1 m.G. perL.
Hardheid 7.5 D gr. NH4 0.5 m.G. per L.
Verschillende van de hier aanwezige gemeente-
pompen waren reeds in 1924 door de Inspectie
van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid
afgekeurd.
Dieteren, Geslagen pomp café J. S.
Geslagen pomp bij J. H.

Voorts nog meerdere geslagen pompen. Diepte
onbekend.

Baakhoven: Gemeentepomp, staande op 372 M.
diepen welput, achter de pomp gelegen
Pomp aan den weg bij W. W. No. 19
Nieuwstad.

Gemeentepomp Milderpoort. Staat op welput,
ongeveer 6 M. van moddergat gelegen
Gemeentepomp Haverderpoort
Markt

ttnbsp;Haverstr,nbsp;gt;

Cremerstr.

Pomp op welput café R.nbsp;gt;

86 - .
200 b)
200 b)
120 - -
120 - -
60 gt;\') -
160

56
180 -
200
200

1) .

35 b)

48 - -
60 - -

28 - -
20 - -

60 b)-
100
80
200
96
200

-

- ,

-ocr page 128-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

I is

— = TABEL H.
Drinkwateronderzoek Heidegronden.

Scheikundig
onderzoek.

Bact
onderzoek.

Bern.

Dorp: Verscheidene geslagen pompen.

Pomp aan den weg café M. Put in den kelder
gelegennbsp;\'

Geslagen pomp bij J. L. 6V2 M? diep

tt tt tt J. S. (naast mestvaalt)
Pomp op welput bij H. F,
Geslagen pomp bij H.
Buchten: veel geslagen pompen: 6 a 7 M. diep.
Geslagen (gemeente) pomp Dorpstr.
Gemeentepomp Dorpstr. bij de Trambaan
Hol tem: Het meerendeel der bewoners heeft geslagen
pompen.

Gemeentepomp op welput op de Kleine Dries
Pomp aan den weg op welput bij M. P.
Echt.

Dorp: Gemeentepomp op Frijthof. (put S\'/a M. diep
„nbsp;„ welput in de Diepstr.

„nbsp;„ „ driesprong St. Jorisstr.

Jodenstr., Diepstr. Vlak bij vuile sloot
Gemeentepomp op welput St. Jorisstr.
.jj „ de Platz
„nbsp;in de Groote str.

Geslagen pomp café L.

„ „ zaal K. B. Groote str.
„nbsp;„ café W. Pomp in vuile omgeving

Gemeentepomp op welput. Het Bovenseind
7 M. diepe geslagen pomp. Café W. Peyerstr.
Geslagen pomp v. d. V. Peyerstr. Van den weg
zichtbaar

Geslagen pomp station Ëcht

„ P. J. S. Graaf No. 201. Pomp
staat buiten bij mestbak
Schilberg: Geslagen pomp café Th. R.

Geslagen pomp café A. K.
Pey. Geslagen pomp zaal fanfare „St. Josephquot;

Stoomzuivelfabriek „St Isidorusquot;. N02\', N03\'
NH4\' resp. 0.1; 45; 0.1 m.G. per L.
In dit gehucht zijn nog 3 open ondiepe gemeente-
putten.

60 - -

44 - -
76 - -
100 - -
48 - -

- -

48
72

80 -

80

140 - -
168 - -

68 -nbsp;-

40 -nbsp;-

120 -nbsp;-

44 -nbsp;-

60 -nbsp;-

48 -nbsp;-

132 -nbsp;-

200 -nbsp;-

92 -nbsp;

60 -nbsp;-

28^^nbsp;-

40 -nbsp;-

76 -nbsp;-

92 -nbsp;-

28 -nbsp;-

-

42,6 b) b)

-ocr page 129-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

è P.

S ÏÏ

I 1

S

Scheikundig
onderzoek.

Bact
onderzoek.

Groot en Klein Berkelaar: 1 open gemeenteput.
Verschillende ondiepe open putten en geslagen
pompen.

Gebroek: 1 open gemeenteput. Verschillende geslagen

pompen en gesloten welputten,
de Siek: 3 ondiepe open géineenteputten. Voorts

vooral ondiepe open putten. ^^
St. Joost: 2 open gemeenteputten. Voorts vooral
open putten.

Hingen: 3 open gemeenteputten, voorts vooral open
putten.

Koningsbosch: 1 open gemeenteput bij café de V.
Voorts verschillende open en gesloten putten
(diepte minstens 16 M.).
Melick-Herkenbosch.

Melick: Pomp aan den weg: scheidingslijn Roermond-
Melick

Pomp op welput aan den weg. Roermondsche weg
„ voor het huis gelegen. Café H.

tf 9t tt *t »t ftnbsp;tf Café S.

„ zindelijk gelegen welput bij Wed. H. S.
„ „ welput voor het huis gelegen bij K.
»1
tt 7 M. diepen welput, die goed afgedekt,
doch in vuile omgeving is gelegen. P. S.
Herkenbosch: Geslagen of geboorde pomp op „Wolf-
hagequot;. Water wordt door zuigperspomp naar
reservoir gebracht en vandaar verder door de
boerderij geleid

Pomp op welput van cementen ringen. Zindelijke
omgeving. Café T.

Pomp op welput van cementen ringen. Zindelijke
omgeving.^ Café P.

Poihp op! welput café v. E. De welput ligt in
timmermanswinkelnbsp;quot; .

Montfort*

Gemeentepomp op ouden gemetselden welput gt;
Pomp op 4 M. diepen welput van cementen ringen.
Kleur van het water iets geel. A. C.
Pomp op ouden gemetselden put bij F. B. gt;
............W. M. Vroe-
ger een mestvaalt in de omgeving
Pomp op onder de zaal gelegen welput bij Th. M.

100 1\')-
36 - -
44 \'\')-
104 «\')-
80 -
36 - -

80 - -

20
176 -
124
180
200

36
200

120
100

-ocr page 130-

Plaatsaanduiding en Plaatselijke gesteldheid.

Posterholt.

Pomp op gemetselden put bij J. S.

„ » J. V. M.
„ „ welput van onbekende ligging en diepte

bij P. G.

Pomp op welput bij S. ^nbsp;? -

„ „ ouden welput bij H.
Vlodrop.

Vermoedelijk geslagen pomp bij L. W.
Pomp op ouden welput. Ligging onbekend. J. V,
Pomp bij de kinderen Op \'t V.

op nieuwen welput van cementen ringen
bij F. W.
St. Odilienberg.

Dorp|: Gemeentepomp op de Markt. Volgens mede-
deeling staat de pomp op welput van een naburig
huis

Gemeentepomp achter het kapelletje bij het
Kruispunt. Put voor eenige jaren schoongemaakt
en uitgediept

Pomp op 5 M. diepen uit cementen ringen

opgebouwde welput bij J. M.

Pomp op gemetselden ouden put bij M. S.

„ 4V2 M. diepen welput bij café S. Bestaat
uit cementen ringen

Pomp op 7 M. diepen gemetselden put aan den
weg naar Vlodrop tegenover No. 140
Pomp op ouden gemetselden put bij P. W.
Lerop: verschillende gesloten welputten en geslagen
pompen van 11 M. diepte.

Pomp op nieuwen welput van cementen ringen.
Ligt in de weide bij T.

Geslagen pomp (ongeveer 11 M. diep) in den
stal bij T. Het water stamt vermoedelijk uit
een veenbodem

Geslagen pomp (ongeveer 11 M. diep) vlak naast
den welput bij T. Hierop is eene motorpomp
geplaatst

Pomp op welput van cementen ringen bij M.
Pomp op welput van onbekende ligging
Pomp op welput bij P. H. O. T. De put bestaat
vermoedelijk uit cementen ringen

Scheikundig
onderzoek

Bact.
onderzoek.

1 1

0nbsp;-c a

1nbsp;1 §

80 b) b)

52 b)
28 - -
148 -

quot; - \'

20 - -
120 - -
SO b)-

44 - -

100 -

- -

60 - -

80 - -
84 - -

lOO i»)-

80 - -
100 - -

20 - -

. .-b

60 -

.- - .

60 -
60 - -
60 - -

108 -

- .

-ocr page 131-

LITERATUUR.

Manual of Military Hygiene 1921.nbsp;-nbsp;■

Official History of the War. Medical Services. Diseases of the War,

•« ........ .,nbsp;„ Hygiene of the War.

.. „nbsp;„nbsp;.. Pathology

Medical Research Council. Cerebrospinal Fever.
Forster and Gaskell. Cerebrospinal Fever.
Handbuch der ärztlichen Erfahrungen im Weltkriege III en VII.
W. HofiFman. Die deutschen Ärzte im Weltkriege.
E. Friedberger. Zur Entwicklung der Hygiene im Weltkrieg.
W. Kolle und H. Hetsch. Die experimentelle Bakteriologie und Infektionskrankheiten.
A. Mignon. Le Service de Santé pendant la guerre 19H—1918.
Dopter. Les Maladies infectieuses pendant la guerre.
Inkwartieringswet.

De Invloed van den Oorlogstoestand op den Gezondheidstoestand van het
Nederlandsche Volk.

Zeehuizen en AldershofF. Geneeskundige Voordrachten voor Officieren van
Gezondheid.

A. A. J. Quanjer. De Epidemiologie van de Nekkramp.

H. G. Nieuwenhuis. Handboek voor Technische Hygiene. Drinkwater verzorging I.

Ir. F. J. Faber, Geologie van Nederland.

Catalogus No. 2d van de Firma Peek en Co. te Amsterdam.

Dr. I. H. J. Vos. De Melkvoorziening van Amsterdam.

Statistiek overzicht der Waterleidingen in Nederland over het jaar 1926.

Dr. H. AldershofF. Is het opsporen van bacillendragers van groote waarde voor
de practische typhusbestrijding ? N. T. v. G. 1918 II Blz. 37.

Dr. G. W. Boland. Over de opsporing der infectiebron van gevallen van Febris
typhoidea, waargenomen onder militairen, korten tijd na de Groote
Manoeuvres in 1905. Mil. Geneesk. Tijdschr. X Blz. 101.

D. Bolten. Drinkwateronderzoek te velde. Quanjernummer Mil. Geneesk. Tijdschr.
1917 Blz. 309.

J. P. Bijl. Typhusbestrijding te velde. Orgaan van de Vereen, tot beoefening van
! de Krijgswetenschap 1915-1916.

Besmetting door typhusbacillendragers te velde. N. T. v. G. 19161 Blz. 226.
Stelselmat ig typhusonderzoek in Nederland door den Militairen Geneeskun-
digen Dienst. Algemeen Overzicht Quanjernummer Mil. Geneesk.
Tijdschr. 1917. Blz. 3H.

W. C. de Graaff. Één en ander over het bacteriologisch wateronderzoek. Tijdschr.
voor Vergelijkende Geneesk., enz. Deel VII. Afl. 2 en 3.

Prof. M. Hahn, Berlin. The Hanover Typhoid epidemic in the Autumn of 1926.

Société des Nations. Rapport épidémiologique mensuel de la Section du
Secrétariat 5me anneé No. 11 Blz. 749.

-ocr page 132-

J. H. Koetsier en H. J. Ziesel. Eenige mededeelingen over de dysenterie epidemie
te Staphorst. N. T. v. G. 1925 li Blz. 2856

Jan Smit. Modem Bacteriologisch Wateronderzoek. Chemisch Weekblad 1924.
Deel 21. Blz 462.

Verslagen en Mededeelingen betreffende de Volksgezondheid 1928. Verslag van
den Hoofdinspecteur Dr. Terburgh. Blz. 133.

Verslagen en Mededeelingen betreffende de Volksgezondheid 1920—1928. Opgave
van het aantal voorgekomen gevallen van besmettelijke ziekten.

L. K. Wolff. Stelselmatig typhusonderzoek in Nederland door den M. G. D.

Enkele tot heden bereikte resultaten. Quanjemummer Mil. Geneesk.
Tijdschr. 1917. Blz. 335

L H. J. Vos en Dr. C. J. C. v. Hoogenhuyize. Stelselfaatig typhusonderzoek in
Nederland door den M. G.\'1C(.\'Quanjemummer Mil. Geneesk. Tijdschr.
1927. Blz. 349.

O

••nbsp;-.quot;irro. -i:.!\'

. ? 1 js 21 •nbsp;. 4 gt; 1 •) a r- O

..nbsp;■ • • n: m-. ■

cr.quot; iï

XU,nbsp;.. •JA\'! :

kV-

-ocr page 133-

Blz.

inleiding

Enkele algemeene opmerkingen. Vlektyphus. Pokken. Roodvonk en
Diphtherie. Bacillaire Dysenterie. Begin van het onderzoek reeds voor
de eerste reis naar Zuid-Limburg. Algemeene opmerkingen over het
drinkwateronderzoek. Reproductie van het model der kaarten,
waarop de resultaten der drinkwateronderzoekingen worden opgeteekend.
Indeeling van de te behandelen stof............ 1

hoofdstuk i

Militair-Hygienische Ervaringen in Zuid-Limburg van
ouderen datum.

De manoeuvres van 1905 en,,het epidemiologisch
onderzoek van Dr. G. W., B^land.

Na afloop dezer manoeuvres zijii 20 gevallen van febris typhoidea
onder de manschappen voorgekomen. Overbrenging der besmetting
door insecten en contact. Overbrenging der besmetting door voedings-
en lafenismiddelen. Veronderstelde overbrenging der besmetting door
drinkwater. „De zwaarte der verdenking blijft drukken op het water
uit Gulpenquot;. Enkele kritische opmerkingen naar aanleiding van het
artikel van Dr. G. W. Boland.

Eene mobilisatie er var in g„ Onderzoek naar aanleiding van een
militair typhusgeval te Geulle . . . . .......... 9

HOOFDSTUK II

Het militaire Typhus- en Paratyphusvraagstuk.

Inbsp;In den groot en oorlog 1914—1918. Gegevens over het
Engelsche leger in Frankrijk. Gegevens over het Fransche leger.
Gegevens over het Duitsche leger.

IInbsp;In het gemobiliseerde Nederlandsche leger. Aantal
voorgekomen gevallen. Epidemie te Gorinchem. Epidemie te Heusden.

IIInbsp;De beteekenis van typhus cn paratyphus als militair
verkenningsprobleem mede naar aanleiding van erva-
ringen opgedaan in de oorlogsjaren.

IV Een en ander over het voorkomen van typhus in
Zuid-Limburg en de in verband daarmede getroffen
maatreg elen................... 25

HOOFDSTUK III

Het militaire Meningitis vraagstuk.

In den grooten oorlog 1914—1918. Gegevens over het
Engelsche leger Gegevens betreffende het Fransche leger. Gegevens
over het Duitsche leger.

In het gemobiliseerde Nederlandsche leger. Aantal
voorgekomen gevallen.

De beteekenis van de meningitis als militair ver-
kenningsprobleem.

Één en ander over het voorkomen van meningitis in
Zuid-Limburg.................. 43

HOOFDSTUK IV

Beschouwingen over de militair-hygienische beoordeeling
van drinkwater.

Algemeene beschouwingen. De rol van het (drink)water bij de ver-
spreiding van infectieziekten.. Meeningen van hygiënisten, die den
grooten oorlog hebben meegemaakt. Gang van het militaire drink-
wateronderzoek. Noodzakelijkheid van het onderzoek op lood in
drinkwater. Beoordeeling van het water. Bepaling van het klemgetal
van weinig beteekenis. Water met een positieve glstingsproef volgens

-ocr page 134-

Eykman onbetrouwbaar. Water met positieve coliproef volgens Blz.
Mac Conckey eveneens onbetrouwbaar. De streptococcenproef. Het
scheikundig onderzoek. Enkele soorten van drinkwaterbronnen steeds
onbetrouwbaar...................

HOOFDSTUK V.nbsp;^ , ^ ,nbsp;...

Het drinkwateronderzoek in Zuid-Limburg ten dienste

van de manoeuvres 1928.

Indeeling van het te verkennen gebied.

Inbsp;Het hoogplateau van Zuid-Limburg ten Zuiden van
de Geul.

Gemeenten in dit gebied gelegen. Wijze van drinkwatervoorziemng
in dit gebied. Samenvatting der verkregen resultaten. De hydraulische ram.

IInbsp;Het Maasdal.nbsp;. . , .
Gemeenten in dit gebied gelegen. Wijze van drmkwatervoorzienmg
in dit gebied. Samenvatting der verkregen resultaten.

IIInbsp;De dalen van Geul en Gulp.

Gemeenten in dit gebied gelegen. Wijze van drinkwatervoorziening
in dit gebied. Samenvatting der verkregen resultaten.

IVnbsp;Hetgebiedten Noorden en ten Oosten van de Geul.
Gemeenten in dit gebied gelegen. Wijze van drinkwatervoorziening
in dit gebied. Samenvatting der resultaten.

Vnbsp;Het Noordel ijk deel van het Geleendal.

Gemeenten in dit gebied gelegen. Wijze van drinkwatervoorziening
in dit gebied. Samenvatting der resultaten.

VInbsp;De Heidegronden.

Gemeenten in dit gebied gelegen. Wijze van drinkwatervoorziening
in dit gebied. Samenvatting der verkregen resultaten.
Bijzondere omstandigheden, die op de beoordeeling
van het drinkwater op het hooge deel van Zuid-Limburg
invloed uitgeoefend hebbenende daaruit voortvloeiende
gevolgen voor de drinkwatervoorziening.
Het water is hier schaarsch en over het algemeen als onbetrouwbaar te
beschouwen. Regeling van drinkwatervoorziening op het hoogplateau
ten Zuiden van de Geul. Toch is nog onbetrouwbaar water gebruikt.
De waterleidingen...................

HOOFDSTUK VI.

Slotbeschouwingen...............

TABEL A. , „ r. u •
Het voorkomen van Typhus en (of) Paratyphus in
Zuid-Limburg naar opgaven van het Staatstoezicht
op de Volksgezondheid...............

TABEL B. , ^
Het voorkomen van Meningitis naar opgaven van tiet
Staatstoezicht op de Volksgezondheid................\'

tabel c.nbsp;.nbsp;7 j

Drinkwateronderzoek op het hoogplateau van Zuid-

Limburg ten Zuiden van de Geul...........

tabel d.

Drinkwateronderzoek in het Maasdal.............

TABEL E.nbsp;^ , ^ ,nbsp;Y,,.

Drinkwateronderzoek in de dalen van Geul en Gulp . . . AlV

tabel f.nbsp;. ^t j .

Drinkwateronderzoek in het gebied ten Noorden en ten

Oosten van de Geul................

tabel g.nbsp;. j , .

Drinkwateronderzoek in het Noordelijk deel van het

Geleendal........................

tabel h.nbsp;, ^

Drinkwateronderzoek op de Heidegronden.....aavui

KAART VAN ZUID-LIMBURG.............

LITERATUUR...................

62

-ocr page 135-

IgjCtcfo^\'\'\'

(

/\'SI «^J^^M fJä

ajj\' ^nbsp;l!

\\ X }
\' \\
/ \'

i^tirv
C/m

Cc....-

.........

Elnbsp;o|f ß^p-t

^LoUcuAJUcAxt ^cvvw icf *iiUxv„
EZIHAAL -lAlOaOOO-

I

X ___________________________

JABtCH.nbsp;»«.•♦nbsp;/

__»inlt;nx*5tnbsp;/

SCMlMVtLD.nbsp;!

__^ »J

)nbsp;BwvjrresuM \\nbsp;I

\\ j u^aiySutdi:;;^^nbsp;j

AxhxWu/vnbsp;elf ^

^nbsp;\\ So, tW W«^,.

,,......---------l\'M;,/quot;quot;\',-\',

-iiotCAin.\'lwi

^SttAhiiuuU

^ il BttHTtJui^.

nnnSJurfijtu^ \\

^------

\\ mhte

KSOCM

-ocr page 136-

STELLINGEN.

1.nbsp;Lijders aan febris typhoidea en paratyphus B behooren in
een ziekenhuis niet op een „algemeene zaalquot; te worden verpleegd.

2.nbsp;Bij nekkramp beperke men zich tot het aftappen van cerebro-
spinaalvocht en late men intralumbale inspuiting van serum
antimeningococcicum achterwege.

3.nbsp;Het is niet aannemelijk, dat de aanbevolen bestrijdingsmiddelen
(o.a. isolatie) in staat zouden zijn geweest om de epidemie
van besmettelijke keelontsteking, die aan boord van de Insulinde
op de thuisreis heeft geheerscht, te voorkomen.

4.nbsp;Voor de beoordeeling van de hygienische betrouwbaarheid
van regenwater hebben de resultaten van een bacteriologisch
onderzoek geene beteekenis.

5.nbsp;Uit Deuteronomium 23:12 en 13 mag worden afgeleid, dat
de oude Israëliten reeds het „péril faecalquot; als oorlogs- en
kamphygienisch probleem kenden.

6.nbsp;Door het gebruik van antiseptische vloeistoffen voor de
behandeling van (oorlogs) wonden wordt het beoogde doel
niet bereikt.

7.nbsp;In fabrieken, waar regelmatig met benzolhoudende lakken
wordt gewerkt, kan de verstrekking van melk aan de arbeiders
achterwege blijven, doch trachtte men door doelmatige
„inkastingquot; van het te lakken voorwerp en krachtige afzuiging
der zich vormende dampen het gevaar voor inademing der
giftige benzoldampen tot een minimum te beperken.

8.nbsp;De geneeskundige oorlogsstatistieken leveren geen steun aan
de opvatting van o.a. Prof. v. Embden, dat het „oorlogsgasquot;
het meest barbaarsche wapen is tot nu toe uitgevonden.

9.nbsp;Voor het gebruik van bacteriën als oorlogswapen behoeft in
den naasten toekomst geen vrees te bestaan.

10.nbsp;Goed geneeskundig schooltoezicht heeft militair geneeskundige
beteekenis.

11.nbsp;Evenals voor lagere scholen dienen minimum eischen te
worden vastgesteld voor bouw en inrichting van fröbelscholen.

12.nbsp;De leucocyten in ontstekingshaarden zijn uit de bloedvaten
afkomstig en worden niet ter plaatse gevormd.

13.nbsp;Het is niet geoorloofd beroepsmilitairen, die op non-activiteit
zijn gesteld, toe te staan ..op eigen risicoquot; weder in actieven
dienst te treden, indien op grond van hunne voorgeschiedenis
verwacht mag worden, dat door de uitoefening van den
mihtairen dienst schade aan hunne gezondheid kan worden
berokkend.

-ocr page 137-

■«•P-:

■ ai\';

■ \'v

t ■ ...■

■ ■gt; : ; -A\'

-ocr page 138-

■nbsp;■nbsp;Î...: quot;...quot;\' ..vi

«

-ocr page 139-

r . ■ V - quot; quot; ■ ■ • .

-j-

■ -

■nbsp;■■■■■fry

m

: /:■

ft:.\'--

-ocr page 140-

gt;Jr

• Ml

• gt;

^ \' ?

yijSÂîtf -

s

v «
gt; -,

ffp-

h • ä kH^ \' \'\'quot;f\' /nbsp;- \'

^ -

. KV

. ■■ T.. -j. \'

-ocr page 141- -ocr page 142-

\' \\ ^ If V

-if

\'quot;Éi-

I ^

y

-ocr page 143-