YéSï\'quot;quot; , iff ■ \\.rr-
■ M.
Vèttameling toonèel-
uit de najatónschap van Prof. Dr. J. te WINKEL
■yl Cf ^fKy
mm
Êm
quot;imr,: ■■■ :-•
«f?
46/ ct_
!,K ,•\'?* Schouwburg. Rederijkerskamer.
fi L
\' ^3
t3-SO
VIJFDE DRUK.
c
3
c
M • *
AMSTERDAM, G. THÈOI). BOM. 1881.
Liefhebberij-Tooneel.
grijs 35 Cent,
■
■ \'
VIJFDE DRUK.
AMSTERDAM, G. THEOD. BOM.
1881.
BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT.
PERSONEN.
ZORG, kastelein.
JOCRISSE, bediende bij Zorg. VAN OVERBEEK, luitenant.
JULIUS VAN OVERBEEK, advocaat. Een Notaris.
v
Het tooneel verbeeldt eene gelagkamer. Op deu aclitercrrond eene deur en ter rechter- en ter linkerzijden deuren, genummerd niet 1 eu 2.
EERSTE T O O N E E L.
JGCiussE, bezig zijnde met vegen.
Hè!... Is dat werken!... Maar nu ben ik ook klaar, op... ja!... op lampenpoetsen, aardappelen schillen en uien schoonmaken na!... Dit laatste is een werkje, daar met recht den mensch de tranen van over de oogen loopen!... Maar ik heb wel eens gehoord, dat, als men een bril \'jk. opzet, dit het geval dan niet is!... Dat kon ik toch ook wel eens probeeren!... Daar ligt nog een bril van mijn baas zijn grootje!... Dien zal ik eens opzetten! {Hij zet den bril op.) Kijk! ... Ik geloof warempel, dat ik er nu achtbaar uitzie, en dat ik nu zelfs wel wat van den burgemeester weg heb !... Bovendien kan ik er goed door zien ook, en nu geloof ik zeker, dat ik altijd zooveel brak, omdat ik niet goed uit mijn dogen kon kijken!... Kom, nu de lamp schoon gemaakt! (Hij breekt het lampeglas.) Lieve hemel! dat is ook alweer kapot!... Hoe is dat mogelijk!... En nu heb ik nog al een bril
4 JOCRISSE , DE VONDELING.
op mijn neus !... Ik zal de stukken maar gauw wegstoppen; anders krijg ik weer een roffel van mijn baas! {Hijverbergt de stukken.)
TWEEDE TOONEEL.
JOCKISSE, ZORG.
ZORG.
Ben je haast klaar met je werk, Jocrisse ?
JOCRISSE.
Ja, baas!... op het uien schillen na!
ZORG.
Zoo! {Jocrisse aanziende.) Maar wat heb je daar op je neus?
JOCRISSE.
Een bril, baas!... een bril van je grootje! ... Dat is zoo probaat bij het uien schillen, als men soms huilen moet!... En bovendien kan ik er goed door kijken!
ZORG.
Zoo!... Nu, dan hoop ik, als je er goed door kunt kijken, dat je dan ook geen lompheden meer zult begaan, en niet meer zoo alles zult breken, watje maar in je handen krijgt!
JOCRISSE.
Dat hoop ik ook, baas! {Ter zijde.) Ik zal maar niet zeggen, wat daar zooeven is gebeurd! {Tot Zorg.) Dat zal wel lukken, baas !
ZORG.
Ga dan maar naar de keuken; want wij hebben vandaag een drukken dag!
JOCRISSE , DE VONDELING.
JOCRISSE.
Zoo!... Een drukken dag?
ZORG.
Ja!... Want vandaag komen de %\'ermoedelijke erfgenamen van mijnheer Van Overbeek hier!... Dus haast je wat!... Versta je ?... Alles moet in de puntjes wezen!
JOCRISSE.
Ja wel, baas!... Alles netjes in orde! (Hij vertrekt.)
DERDE TOON EEL.
ZORG.
Het is toch een wonderlijke zaak met die erfenis van mynheer Van Overbeek!... De man is rijk en ongehuwd gestorven!... Van familie heb ik hem nooit hooren spreken, en nu, na de oproeping in de courant, komen er in ééns twéé neven te voorschijn, die, zooals ik vermoed, elkander het recht op de erfenis zullen betwisten!... Ik verwacht hen hier vandaag!... Zij kunnen niet anders terecht komen dan in dit Rechthuis, dat ik zoo netjes tot herberg heb ingericht, en waarin mijnheer Van Overbeek vier jaren gerust en genoegelijk heeft gewoond, en nu zacht en zalig is ontslapen! ... Zij zullen dus omtrent oomlief wel het een en ander van mij willen weten!... Ja, die mijnheer Van Overbeek was toch eigenlijk een zonderling mensch!... Geheimzinnig handelde hij; gierig was hij , en brommig sprak hij !... Bovendien was hij vol van de wonderlijkste grillen!. .. Als ik, onder anderen, denk aan zijn bijzondere voorliefde voor Jocrisse, die nooit bij hem op de kamer kwam, zonder
5
jockisse, de vondeling.
bij ongeluk, evenals bij mij, het een of ander te breken!... Jui eens was het een fraaie pijpekop; dan weer een geslepen karaf!... Eens trapte hij den kleinen schoothond half dood!... Later liet hij den kanarievogel wegvliegen!... enz. enz.!...En toch kreeg hij niet eens een uitbrander; terwijl de meid, die het ongeluk had, eenvoudig een bierglaasje te laten vallen, bijna van de trappen werd gesmeten !... \'t Is waar: Jocrisse is een stum-perd; maar mijnheer Van Overbeek was toch anders zoo gemakkelijk niet!... Of liet moest zijn, omdat Jocrisse een vondeling is?... Ja, het is nu twintig jaren geleden, dat hij, op mijn land, aan den kant van de sloot, door mijn knecht is gevonden, door mijne vrouw opgenomen en Jocrisse Van Oversloot werd gedoopt!... Ik begrijp er niemendal van i {Men hoort het breken van glazen. Zorg vervolgt, ontsteld.\') Lieve hemel! wat breekt daar nu weer ?
VIERDE TOONEEL.
zorg, jocrisse.
jocrisse , verschrikt opkomende, met betraande oogen.
Ach, lieve hemel, baas!... de worst!... de worst!
zorg.
Wat praat je toch van worst?
jocrisse.
Ach, baas!... De kat!... Neen, de kater!
zorg
De katquot;?... de kater ? .. = Maar spreek dan toch!... Wat is er gebeurd?
6
J0CKI3SE, DE VONDELING.
JOCRISSE, zijn oogen afvegende.
Terwijl ik de uien zat schoon te maken voor de erwtensoep, had de groote kater van den smid, die eigenlijk een jong was van onze oude kat,... de kater namelijk, had de brutaliteit om aan den loop te gaan met de worst, die ik op een schotel had gelegd en die, met dien schotel, op een stoel stond!... Ik zag het gelukkig nog bijtijds!... Dat kwam door dien bril, en toen greep ik, om de worst te redden, het eerste het beste, dat mij onder de handen kwam!... Ik gooide er mee naar den worstdief, en raakte wel drie dingen, maar ongelukkig niet den kater!... Die was al weg,... en de lieve worst was ook weg!
ZORG.
Maar, zeg mij dan toch! waarmee heb je gegooid?
JOCRISSE.
Ja!... Maar, baas! ik ben bang, dat je boos op mij zult worden!... En ik deed het toch warempel, om de lekkere worst te redden !
ZORG.
Maar spreek dan toch, ezel!... Waarmee heb je...
JOCRISSE.
Och, baas! in mijn drift heb ik de filtreerkan gepakt, die juist was opgeschonken ! .. . Het bovenste gedeelte vloog in de glazenkast, waarin het onderwetsche porselein staat!... De meid kreeg de kokende koffie in haar gezicht, en het onderste gedeelte is, door de glazen deur heen, op de bleek terecht gekomen; maar daar is enkel de tuit af, namelijk van de kan, baas!
7
JOCRISSE, DE VONDELING.
ZORG.
Ellendige schapenkop! ben je weer bezig geweest?... Domme vlegel!... Ik zal je spreken!... Ik zal je de deur uitgooien!... Moest je daarvoor nog wel een bril op je neus zetten ? ... Spreek!
JOCRISSE.
Ja!.. .Maar, baas! ik deed het toch immers enkel en alleen uit bestwil, om de worst weer meester te worden I
ZORG.
Zoo!... En daarom gooide je mijn koffiekan, mijn glazenkast, mijn porselein en mijn glazen deur aan stukken, en de meid nog blind op den koop toe!
JOCRISSE.
O, dat is niets!... Als zij niet kan zien, dan kan zij dezen bril wil krijgen! (Hij zet den bril af.)
ZORG.
\'t Is wat moois!... En wat is er in de porseleinkast gebroken ?
JOCRISSE.
Och, dat schikt nog al!... Gelukkig maar kleinigheden: drie bordjes, één trekpot, vijf kopjes, vier schoteltjes, zoo\'n heele groote kom, met nog een stuk of wat van die andere kleine dingen!
ZORG.
Kleine dingen!... Noem jij dat kleine dingen ? ... Betalen zal je me, tot den laatsten cent toe!... Ik ben woedend!... Dat mooie, oude, blauwe porselein, dat
8
JOCRISSE, DE VONDELINO. 9
meer dan honderd jaar in mijn familie is geweest!.. . \'t Is om razend te worden!... Ik zal de schade eens gaan opnemen, die jij me hebt veroorzaakt!... Versta je dat? (Hij vertrekt.)
VIJFDE TOONEEL.
jocrisse.
Heb ik nu ooit van mijn leven iemand zóó hooren razen en tieren over een paar onnoozele kopjes en schoteltjes, die al meer dan honderd jaar oud waren!... Honderd jaren!... Dan werd het toch warempel tijd, dat zij eens braken!... Nog geen week geleden, liep een vent met een heelen wagen vol te koop! ... Echt Japansch porselein, voor twaalf centen het paar!... En van die lekkere worst spreekt hij in \'t geheel niet!... Ik verklaar toch eerlijk, dat ik liever de worst had terug gehad; ... want erwtensoep, zonder worst, dat is niet alles!... Ik begrijp nog niet, hoe dat ongeluk is gebeurd!... En ik had nog al een bril op!... Maar, stil! daar komt de baas weer aan!... Brrr!... Hij kijkt, alsof hij van den azijn heeft gesnoept!
ZESDE TOONEEL.
JOCRISSE, ZORG.
zorg , driftig opkomende.
De schade, die je mij hebt veroorzaakt, is verschrikkelijk! ... Ik had je, in plaats van je aan den kant van die sloot op te rapen, en je als mijn en mijner vrouw zaliger eigen kind aan te nemen, en je tot Jocrisse Van
10 JOCRISSE, DE VONDELING.
Oversloot te maken, in de sloot moeten gooien, dan zou je mij ten minste nu zooveel schade niet hebben berokkend!
JOCRISSE, bedaard.
Maar, baas! wees toch een beetje verstandig en bedenk, dat ik het alleen heb gedaan, om de worst te redden!
ZORG.
Houd je mond, ezel! en ga de stukken maar bij elkander rapen!
JOCRISSE.
Ja, baas! {Rij vertrekt.)
ZEVENDE TOONEEL.
ZORG.
Neen!... grooter ezel dan hij is, geloof ik niet, dat er op Gods aardbodem leeft!... Die lomperd is nog in staat mij geheel te ruïneeren!... En of ik nu al geweld maak,... wat baat me dat?... De boêl is kapot!
ACHTSTE TOONEEL.
ZORG, DE LUITENANT.
DE LUITENANT.
Goeden morgen , kastelein!... Ben ik hier terecht in het logement, waarin mijnheer Van Overbeek heeft ge- • woond en waarin hij is gestorven?
ZORG.
Om u te dienen , Mijnheer!
jockisse, de voxdelixg.
de luitenast.
Zoo!... Dus dat is in orde!... Kan ik voorloopig een kamer krijgen, daar ik hier waarschijnlijk eenige dagen zal moeten blijven?
zorg.
Ja wel, Mijnheer!... Met genoegen!
de luitenant.
Komaan !... Dat is goed!... Ja!. .. Ik zal je zeggen, dat ik de Luitenant Van Overbeek ben, de vermoedelijke erfgenaam van den ten uwen huize overleden heer Van Overbeek!... Ik wenschte dus een goede kamer te hebben, en daar het wel kan gebeuren, dat er nog meer erfgenamen komen opdagen, zoo is het mijn uitdrukkelijk verlangen, dat niemand van mijn tegenwoordigheid alhier kennis draagt, totdat de notaris komt, om het testament te openen!
zorg.
Zoo, Mijnheer!... Nu, dan zal ik er mijn bediende van verwittigen, daar hij u moet bedienen! {Roepende.) Jocrisse!... Jocrisse! v \'
NEGENDE TO ONE EL.
de vorigen, jocrisse.
jocrisse.
Wat belieft u, baas?
zorg , op den Luitenant tvijzende.
Hier is een heer, die op kamer numero één zal lo-
11
■i
JOCRISSE DE VONDELING.
geeren, maar die voorloopig niet wil weten , dat hij hier is !
JOCRISSE.
Hé!... Dat is aardig!... Hij wil zelf niet weten, dat hij hier is, en nu weet ik het al!
ZORG.
Ja, jij mag het wel weten; maar ook niemand anders dan jij !... Versta je?
JOCRissE, tot den Luitenant.
O, zoo!... Begrepen !... U kunt er op aan, dat niemand anders het merken zal, dat u hier bent, dan ik en u!
DE LUITENANT, tot Jocrisse.
Nu,, dat is je ook aanbevolen!... En als de zaak, waarvoor ik hier kom, goed uitvalt, dan zal het je aaneen flink drinkgeld niet ontbreken! {Tot Zorg.) Kastelein, wil je zoo goed zijn, mij mijne kamer aan te wijzen?... Ik wil me een beetje opknappen!
ZORG.
Wil Mijnheer dan maar zoo goed wezen, mij te volgen!
{Zorg en de Luitenant vertrekken.)
TIENDE T O O N E E L.
JOCRISSE.
Die mijnheer wil niet weten, dat hij zich hier bevindt!... Wie weet, wat hij is!... Misschien is hij wel een prins, die alles goed wil nazien, om er eens haarfijn achter
12
jocrisse, de vondeling.
te komen, hoe het in den burgerstand toegaat!... Of misschien is hij wel een republikein, of een — och! hoe heet er zoo een ook weer? — ja, een dwarskijker!... Maar ik zal het wel te weten komen!... Dat beloof ik je!
ELFDE TOONEEL.
jocrisse , zorg.
zoeg , haastig opkomende.
Jocrisse! zorg nu, dat die mijnheer de Luitenant goed wordt bediend, hoor! en bega geen lompheden meer!... Versta je?... Vooral mag niemand weten, dat hier een luitenant is gelogeerd; en om nu zeker te zijn, dat dit geheim zal blijven, noem je hem eenvoudig bij het nummer van zijn kamer: Numero één!
jocrisse.
Dus: mijnheer Numero één ?... Heel goed!... Numero één!
zorg.
Juist!... Blijf nu in de gelagkamer; want ik moet even een boodschap doen! (Hij vertrekt.)
TWAALFDE TOONEEL.
jocrisse.
Hoe wonderlijk gaat het dikwijls toch in.de wereld!... Van morgen schold hij mij de huid vol, omdat ik lomp was geweest, en nu, als ik lezen en schrijven kon, zou hij mij wel geheimschrijver willen maken van Zijne Excellentie Numero één!... Dat ik niet lezen kan, is wel
13
jocrisse , de vondeling.
jammer; want ik heb van morgen, bij het opruimen van het gebroken porselein, een pakje gevonden, dat daar, wie weet hoe lang al, gelegen heeft!... Ik ken de letters wel; want ik heb vijf jaren op school gegaan: maar ik kan ze maar niet tegelijk uitspreken! {Lezende.) A.A.N ...M.IJ.N. {Sprekende.) Neen, dat gaat niet!... Ik zal het maar aan den baas geven! (Er tcordt in de hamer No. 1 gescheld.) Ha!... Daar schelt Numero één!... Laat ik gauw gaan hooren, wat hij te zeggen heeft! (Hij gaat lusschcn de schermen) Neen , Mijnheer de Lui... Numero één, wil ik zeggen!... er is niemand hier!
DERTIENDE TOONEEL.
jockisse , be luitenant.
de luitenant, in zijn overhemd, met een uniformrok over den arm opkomende.
Zeg eens, jongmensch! heb je hier al langgewoofldV
jocrisse.
Lang gewoond, Mijnheer Numero één?... Dat is te zeggen; niet altijd hier, maar vroeger aan den overkant, op het land, naar alle gedachten, waar men mij aan den kant van de sloot gevonden en daarom zeker, zooals ik wel eens bij mijzelven gedacht heb, Jocrisse Van Oversloot heeft genoemd!
de luitenant.
Och, dat kan mij niet schelen !... Ik wil alleen maar weten, of je mijnheer van Overbeek goed hebt gekend!
14
JOCRISSE, DE VONDELING.
JOCRISSE.
Of\' ik mijnheer Van Overbeek goed heb gekend?... Dat zou ik gelooven!... Hij was mijn beste vriend; want ik wil het onder ons, Mijnheer Numero één! wel bekennen, dat ik nog al ongelukkig ben met mijn handen, en wel eens wat laat vallen!... Maar wat ik ook bij mijnheer Van Overbeek brak.... hij was nooit zoo boos op mij, als mijn baas Van morgen was, toen ik maar een heel klein ongelukje had!
DE LUITENANT.
Zoo!... Maar heb je nooit neven of\' nichten van hem gezien ?... Want ik ben zijn neef, weetje! en ik ben hier gekomen, om mijn erfdeel in ontvangst te nemen ... Maar ik zeg je nog eens, spreek tegen niemand, die hier komt, over mij: want waarschijnlijk zullen er nog wel meer komen! .. . Hier heb je mijn uniformrok!. .. Poets dien spoedig wat netjes op, hoor! {Hij vertrekt.)
VEERTIENDE T O O N E E L.
JOCRISSE.
Wees verzekerd. Mijnheer de Luitenant!... ik meen: Numero één! dat ik tegen niemand . .. (Venconderd ora-ziende.) Maar hij is al weg I. .. Nu, dat komt er niet op aan!... Ik zal hem bewijzen, dat Jocrisse kan zwijgen als een doofpot! ... Ja!. .. Maar, kom! nu ?al ik dien rok eens schoonmaken!... Wat zijn die malletairen toch afgerazend mooi gekleed! ... Ik zou bijna lust krijgen, om ook onder dienst te gaan,... als ik maar wist, dat liet schieten en het vechten er niet bij kwam!... Of-
15
JOCRISSE, DE VONDELING.
schoon ik wel geloof, dat de meeste soldaten er net zoo over denken als ik; want, sakkerloot! het moet toch raar voor het gevoel van een mensch wezen, als je zoo van jezelf hoort zeggen: quot;Och, daar ligt hij !quot;.. . Is het niet veel pleizieriger, als ze zeggen: quot;Kijk, daar gaat hij!quot;
VIJFTIENDE TOONEEL.
JOCRISSE, DE ADVOCAAT.
DE ADVOCAAT.
Zou je mij ook kunnen zeggen, vriend! waar in dit dorp het Rechthuis is?
JOCRISSE.
Ja wel, Mijnheer!... U staat hier in het Rechthuis, dat tevens tot logement is ingericht, en dat bestuurd wordt door den kastelein Zorg!
DE ADVOCAAT.
Zoo!... Dat vindt men wel meer!.. . Ben je zelf dc kastelein Zorg ? . V/v
JOCRISSE.
Neen, Mijnheer! dat niet!... Maar ik ben tocfi bijna net zoo goed als zijn eigen kind, als zijn rechterarm!... De baas vertrouwt mij al zijn zaken toe; want hij is ook overtuigd, dat die in geen betere handen kunnen komen! (Gedurende het gesprek met den Advocaat heeft Jo-crisse den rok van den Luitenant achter zich verborgen en vervolgens ongemerkt tusschen de schermen geworpen.)
DE ADVOCAAT.
Welnu, als dat het geval is, zal je mij wel een ka-
16
JOCRISSE, DE VOVDELING.
mer kunnen aanwijzen!... Ik ben advocaat en denk hier
eenige dagen te moeten blijven, omdat ik hier belangrijke zaken heb te verrichten!... Ik verzoek je echter, a n niemand te zeggen, dat ik hier ben gelogeerd I
JGCRissE, ter zijde.
Dat is mijnheer Van Overbeek Numero twee!
DE ADVOCAAT.
Daar je hier dus zeer eigen bent in huis, zal je ook mijnheer Van Overbeek, die hier gewoond heeft, en in dit huis overleden is, wel gekend hebben?
JOCRISSE.
Wis en warempel, Mijnheer!... Of ik dien goeden man heb gekend!... Dat heb ik aan Numero één ook al irff-zogd!
DE ADVOCAAT.
Aan Numero één ? .. . Wie is die Numero één ?
JOCRISSE.
Heb ik Numero één gezegd ? ... Hé!. .. Ja!... Och, dat is zoo\'n spreekwoord van me!... Ha, ha, ha!(J\'er-zijde.) Daar zou ik den boêl haast hebben verknoeid !■... Opgepast, Jocrisse !
DE ADVOCAAT.
Zoo!... Je moet weten, dat ik een eigen neef ben van den overledene, en Julius Van Overbeek heet!... Daar de erfgenamen nu ziju opgeroepen, achtte ik mij verplicht, aan die oproeping gehoor te geven . .. Waarschijnlijk zal hier nog een Luitenant komen, en daarom wenschte
2
17
JOCBJSSE, JjE VONDELING.
ik zoo spoedig mogelijk eenige inliclitingen te ontvangen, die je mij wel zult kunnen geven!. ..Is die Luitenant, tijdens het leven van den overledene, ooit bij hem geweest ?
JOCEISSE.
Neen : nooit!. .. Even zoo min als u!
DE ADVOCAAT.
Zeer goed !... En weetje bijgeval de reden ook, waarom wij niet bij de begrafenis zijn verzocht ?
JOCKISSE.
Ja!.. . Wis en zeker !... Omdat uw oom verschrikkelijk het land aan n beiden had, en het uitdrukkelijk had verboden!
# •• • r» •«\'
rd ADVOCAAT.
Dus daarvan was partij te trekken, door aan den Luitenant Van Overbeek te zeggen, dat ik hier van tijd tot tijd kwam, en dat ik bij de begrafenis ben tegenwoordig geweest!... Het is je tocli onverschillig, wie de erfenis krijgt, niet waar?... En daar de Luitenant Van Overbeek als een losbol bekend staat, moet men op numero één passen!
JOCUISSE.
Precies, Mijnheer! ... Men moet op Numero één passen!... En Numero één is, geloof ik, eerlijkheid met een beetje eigenbelang! {Ter zijde.) En Numero twéé is, geloof ik, eigenbelang, zonder een beetje eerlijkheid!
DE ADVOCAAT.
Ja, juist!.. .En daarom moet men altoos aan Numero één denken!
18
jocbisse, de vondeling. 19
jockisse.
Precies! ... Aan Numero één!... Dat doe ik ook !
de advocaat.
Dat is goed!... En nu g-a ik naar mijne kamer! {Hij gaat naar de learner No 1: doch Jocrisse plaatst zich voor de deur.)
jocrisse.
Aan den overkant, als \'t u belieft, Mijnheer de Advocaat !... in numero 2.
de advocaat.
Hé!... Waarom dat ? (Op kamer No 1 wijzende.) Ik wil die kamer liever hebben!... Is ^ie dan bezet?
jocrisse.
Bezet!... Ja!... Neen! ... Ja , toch!... Zij is bezet! {Ter zijde.) Dat ellendige liegen!... Daar kan ik maar geen slag van krijgen!
de advocaat.
Wat zeg je daar?
jocrisse, bedrcm.meld.
De natte wasch hangt daar, en er zijn ook verschrikkelijk veel ratten en muizen! {Op zijn vingers tellende.) Bovendien het rookt er, en het tocht er, en het ruikt er, en het lekt er, en er is pas geschilderd\'!.. . En ... en... {Ter zijde.) Nu weet ik niet meer! 4
de advocaat.
Nn , dat is genoeg om iemand af te schrikken! {Op hamer
JOCRISSE, DE VONDELING.
No 2 wijzende.) Ik zal dan maar van deze kamer gebruik maken!
JOCRISSE.
Ja, dat is beter!
DE ADVOCAAT.
Dus je weet nu alles! ... Gaat de zaak goed, dan kan je op een flink drinkgeld rekenen!... Spreek niemand over mij en pas op numero één!... Versta je? {Hij vertrekt.)
JOCRISSE.
Op Numero één passen!... Nu, dat beloof ik; want Numero één bevalt me veel beter dan Numero twee!... Die Numero twee leert een mensch liegen, dat hem alles groen en geel voor de oogen wordt! ... De oude heer Van Overbeek moest eens weten, hoeveel moeite zij doen, om zijn geld machtig te worden!. .. Komaan, nu zal ik de erwtensoep eens gaan roeren! (Men hoort schellen in kamer No 2.) Dat is Numero twee!... Wat zal die te zeggen hebben ? ... Zou ik nog meer moeten liegen ? {Hij gaat naar de kamer No 2. Men hoort tusschen de schermen roepen: quot;Schuier mijn rok netjes af, hoor!quot; Jocrisse antwoordt achter de schermen.-) Als \'t u belieft, Mijnheer!... Heel netjes ! {Hij komt iveer op het tooneel, met den rok.) Numero één netjes oppoetsen!.. . Numero twee netjes afschuieren!... Numero één wil zelf niet weten, dat hij hier is!... Numero twee wil het ook niet weten! {Trotsch.) Ik weet het alléén I
20
I
21
jockisse, de vondeling. %
ZESTIENDE T 0 0 N E E L.
jocrisse, de luitenant.
{Zoodra de Luitenant opkomt, houdt Jocrisse den roh achter zich verborgen.)
de luitenant.
Jocrisse, breng mij een glas bier en, als je er een hebt, een gemarineerden haring met brood!
jocrisse.
Bier, brood en een gemanierden haring!... Bier en brood weet ik zeker dat we hebben; ... maar een gemanierden haring!... daar twijfel ik aan!... Maar wacht een oogenblikje, Mijnheer Numero één!... Daar komt de baas aan!... Van zulke uitheemsche dingen heeft hij meer verstand dan ik!
ZEVENTIENDE TOON EEL.
de vorigen , zorg.
de luitenant. v
Kastelein! is hier nog niemand aangekomen?
zorg.
Zoo ver ik weet niet. Mijnheer! want ik ben even van huis geweest;... maar mijn bediende zal het wel weten! {Tot Jocrisse.) Jocrisse! is hier ook iemand aangekomen ?
jocrisse , schalhsch.
Mijnheer is Numero één!
JOCUISSE, HE VONDELING.
DE LUITENANT, tot Zorg.
Zooveel te beter!... Ik heb aan uw bediende een glas bier, een broodje en een gemarineerden haring besteld;... doch dit laatste artikel scheen hij niet te kennen.
ZORG.
Ja, dat wil ik wel gelooven ! {Tot Jocrisse.) De haring is in de flesch, die ik gisteren van de stad heb meegebracht!... Waar heb je die gezet?
JOCRISSE.
Die flesch van gisteren ?... Ja, baas!... daar heb ik een ongelukje mee gehad!... Toen ik haar weg wou zetten, stootte ik er even mee tegen de pomp, en toen merkte ik, dat er azijn in was!. .. Maar ik heb ze toch, op vier -na, allen gered!
ZORG.
Lomperd!... En wat heb je toen gedaan?
JOCRISSE.
Wel, toen heb ik ze, op vier na, gebakken!
ZORG en IIE LUITENANT.
Gebakken?
ZORG.
Ben je razend? ... Gemarineerden haring bakken!
JOCRISSE.
Ja!... Ik dacht, dat haring in het zuur, of rolpens, zoo wat hetzelfde was, en daarom heb ik ze maar gebakken ; en omdat de worst door den kater van den smid was gestolen, heb ik er een stuk of wat van in de erwtensoep gedaan!
22
jockisse, be v0nd3lixg.
de luitenant.
Dat zal een kostje wezen!... Bezorg mij intusschen maar één van die geredde, of liever gezegd, ongeredde haringen! {Hij vertrekt)
ACHTTIENDE T O 0 N E E L.
de vorigf.k, zonder dsn luitenant.
ZORG.
Het is mij onmogelijk, om het langer met je uit te houden!... Ik beleef niets anders dan schade en schande aan je!
jocrisse.
Schande aan mij, baas?... Neen, dat niet; {Geheimzinnig.) want ik weet meer dan u!
zollg.
Wat weet je dan meer dan ik?
jocrisse.
Stil, baas! {Hij wijst naar de hamer No. 2.) Daar is Numero twee!
V
zorg.
Wat zeg je?
jocrisse , op kamer No. 2 wijzende.
Ja, daar ... daar is Numero twéé!
zorg.
Zoo!... En wat is dat voor een heer?
JOCRISSE.
Dat is een advocaat\'
23
JOCRISSE, DE VONDELING.
ZORG.
Zoo!... Weetje dat zeker?
JOCRISSE.
Ja, dat weet ik zeker! want hij heeft mij zijn zwarten rok gegeven, om af te schuieren, en mij nog leeren liegen op den koop toe!
ZORG.
Dus heb je nu twee rokken om schoon te maken!. .. En waar heb je die gelaten?
JOCRISSE.
Toen ik daareven den rok van Numero één in mijn handen had, met het plan, om dien schoon te maken, kwam Numero twéé plotseling uit zijn kamer, en toen heb ik den rok van Numero één gauw in de keuken gegooid, zonder dat Numero twéé het bemerkte!... Daarna kwam Numero één te voorschijn, terwijl ik aan\' den rok van Numero twéé bezig was ... Toen heb ik natuurlijk den rok van Numero twee, wei te verstaan, denzelfden weg opgezonden!
ZORG.
Zoodat de beide rokken nu in de keuken op den grond liggen!... Ga ze spoedig oprapen!
JOCRISSE.
Ja, dadelijk, baas! {Hij vertrekt)
NEGENTIENDE TOON EEL.
ZORG.
Hij is toch nog slimmer, dan ik dacht, en heeft zich
24
jocrisse, de vondeling.
goed uit den nood gered!... Maai- het is toch v/on-derlijk, dat die beide lieeren zich zoo afzonderen!... Zouden hunne rechten op die erfenis wel zoo heel precies in den haak wezen?... Of zoekt misschien de een den ander een beentje te lichten?... En wat het testament betreft... Geduld!... De tijd zal alles openbaren!... Vandaag verwacht ik den notaris, om het testament te openen!
TWINTIGSTE T O O N E E L.
zorg , jocrisse.
jocrisse, verschrikt opkomende.
Baas! nu moet ik je wat vertellen, dat verschrikkelijk, allerverschrikkelijkst is!
zorg, ontsteld.
Dat verschrikkelijk is?... Wat is er dan nu weei gebeurd?... Ben je weer aan het breken geweest?
jocrisse.
Was dat het geval maar, dan zou het nog zoo erg niet zijn;... maar ik zeg je, dat het verschrikkelijkquot; is!... Het zijn politie-zaken!... heel erge politie-zaken!
zorg.
Maar spreek dan toch!... Wat is er gebeurd?
jocrisse.
De beide rokken, die ik den een voor Numero één en den ander voor Numero twéé moest schoonmaken, zijn gestolen!... Je weet, dat ik, om ze voor die hee-
25
JOCEISSE , DE VONDELING.
ren te verbergen, ze gauw in de keuken moest gooien, en nu ik daar kom, om ze op te rapen, zijn ze,... puuf!... alle twee geblazen !... Ik kan ze nergens vinden!
zorg.
Maar, Jocrisse! gebruik toch je verstand!... Kijk maar eens goed rond!... Het zijn toch geen worsten, die door den kater kunnen worden gestolen! (Hij vertrekt.)
EEN-EN-T WINTIGSTE TOONEEL.
jocrisse; daarna de advocaat en de luitenant, achter de schermen.
jocrisse.
Ja, dat weet ik ook wel!... Maar met dat al zijn ze weg, \'en ik heb overal gezocht! (Er wordt gescheld in de kamer No. 1.) Ha!... Daar hebben wij het al!,.. Nu moet Numero één om zijn rok vragen, dan weet ik geen raad!... En ik moet toch naar binnen! [Hij gaat naar de kamer No. 1. Inmiddels wordt er in de kamer No. 2 gescheld.) Lieve hemel! daar begint hij ook al!... Laat ik maar naar Numero twee gaan; want als de Luitenant Numero één hoort, dat zijn rok weg is, dan is hij in staat, mij aan zijn degen te rijgen, als een hoen aan het braadspit! {Hij gaat naar de kamer No. 2. Zoodra hij voor de deur staat, wordt er in de kamer No. 1 gescheld.) Sapprement, nu scheldt die weer!... Ja, hij moet het éérst worden geholpen, ten eerste: omdat hij Numero één is, en ten tweede: omdat hij al tweemaal heeft gescheld ! {Hij gaat naar de kamer No. 1. Inmiddels wordt
26
jockisse, de vondeling.
ir in de learner No. 2 gescheld. Jocrisse loopt naar het midden can het tooneel en blijft daar staan.) Neen, dat kan ik niet langer uithouden!... Nu schelt de een en dan de ander!... Niemand kan twee heeren tegelijk dienen!... quot;Weet je wat! {Hij haalt een stuk geld uit zijn zak en wijst vervolgens naar de kamer No. 1.) Jij bent kruis! {Naar de kamer No. 2 En jij bent munt!
{Hij icerpt het geldstuk in de hoogte.) Munt!... Numero twee heeft het gewonnen ! {Hij gaat naar de kamer No. 2.)
de advocaat, achter de schermen.
Is mijn rok haast schoon ?... want ik word zoo koud als een bot in mijn overhemd!... En breng mij dan een warm kop koffie en een varkens-karbonade!
jockisse.
Ik zal het u dadelijk bezorgen, Mijnheer! {Ter zijde.) Ik weet warempel geen raad! {Luid.) Als Mijnheer het wat koud heeft, dan kan ik hem wel een ouden schans-looper van den baas bezorgen!
de advocaat , als voren.
Loop naar de maan met je schanslooper, en bezorg me spoedig mijn rok!
jocrisse.
Dat zal me een dingetje worden, als het uitkomt, dat die rokken zijn gestolen!
de luitenant, achter de schermen.
Hoe is het!... Krijg ik mijn rok haast, en mijn bier met brood en haring ?... Maar geen gebakken haring!.. .. Versta je?
27
138 jocrisse, de vondeling.
JOCRissE, ter zijde.
Dat is kruis!... Nu, ik geloof, dat hij mij een kruis zal bezorgen! {Luid.) Als Mijnheer het bijgeval wat te 1 koud vindt, kan ik hem den schanslooper van den baas ^ wel bezorgen! §
de luitenant, als voren.
Loop naar den duivel met je schans!
jocrisse.
Nu nog mooier!... Numero twee wou ten minste nog maar, dat ik naar de maan liep!
TWEE-EN-TWINTIGSTE TO ONE EL.
jocrisse, zorg.
zorg.
Hoe is \'t?...Zijn de rokken al terecht?
jocrisse.
Nog niet, baas!
zorg.
Welnu, zoek ze dan spoedig! (Jocrisse verwijdert zich een oogenblik.) Ik zal intusschen den boel klaar zetten voor den notaris en de erfgenamen! (Hij zet de tafel en de stoelen Jdaar.)
jocrisse , terugkomende.
Baas!. .. gelukkig, de rokken zijn terecht!
zorg.
Zie je nu wel, lomperd! dat je ze moest vinden?... Waar zijn zij nu vandaan gekomen?
jocrisse , de vondeling.
jocrisse.
Wel, baas! daar ik ze zoo gauw moest weggooien, zijn ze alle twee in de waterton gevallen, en toen ik water wou scheppen, heb ik ze druipnat in de ton teruggevonden !
zorg.
Alle duivels! dan zullen ze er mooi uitzien!
jocrisse.
Ja, nat zijn ze!... Maar het is maar schoon water!... Ik heb ze dadelijk uitgewrongen en een takkebos op het vuur gelegd, om ze spoedig te drogen!
zorg.
Pas dan in \'s hemels naam maar op, dat je ze nu niet laat verbranden! (Jocrisse vertrekt. Men hoort den Luitenant achter den schermen roepen; \'\'Kastelein! zorg, als\'tje belieft, dat ik mijn bier en mijn haring krijg!quot; Zorg vervolgt.) Ik zal u dadelijk laten bedienen, Mijnheer de Luitenant !... Binnen weinige oogenblikken verwacht ik den notaris hier!
DKIE-EN-TWINTIGSTE TOONEEL.
zorg, de luitenant.
de luitenant, opkomende. ,
Zoo!... En komt hij spoedig?... Des te beter!... Wees dan zoo goed om te zorgen, dat ik mijn rok en mijne ververschingen krijg!
jocrisse, de vondeling.
zorg.
Ik zal u oogenblikkelijk laten bedienen, Mijnheer!
{De Luitenant vertrekt.)
VIE R - E N - T W I N TI G S T E T 0 0 N E E L.
zorg , de advocaat.
de advocaat, opkomende.
Kastelein! heb je den notaris al gesproken?
zorg.
Die zal zoo aanstonds hier zijn , Mijnheer de Advocaat! de advocaat.
Laat dan dadelijk mijn eten hier brengen!... Ik heb het, al lang aan je bediende besteld !
zorg.
Dan zal het wel spoedig klaar zijn, Mijnheer!
de advocaat.
\'t Is wel\'. (Hij vertrekt.)
Y IJ F-EN-TWINTIGSTE T O O N E E L.
zorg, jocrisse.
zorg, tot Jocrisse, die met twee borden met eten opkomt.
Jocrisse! zal je zorgen, dat die heeren worden bediend?
jocrisse.
Hier ben ik al, haas!
30
jocrisse, de vondeling.
zorg.
Zoo!... Dan is het goed!... Breng liet dan maar binnen! {Hij vertrekt.)
ZES-EN-T WINTIGSTE TOONEEL.
jocrisse.
quot;Breng het dan maar binnen!quot;... Dat is gemakkelijk gezegd! ...Maar ik kan hier op mijn woord van eer verklaren, dat ik niet weet, wat!... Enfin! als zij maar wat hebben!... Kom, nu eerst naar Numero één! {Hij hrenyt het verkeerde bord hij den Luitenant.) Ziezoo !... Dat is er één , die bediend is !... Nu de andere! {Hij brengt het tweede hord hij den Advocaat.) Zoo gaat het goed!... Nu zijn alle twee die monden gestopt! {De Luitenant schelt.) Lieve hemel! wat zou die weer willen hebben ? {De Advocaat schelt.) En die ook al!... In weerwil van dien gemaniereerden haring en al die andere etenswaren , schijnen ze nog veel meer te verlangen !
ZEVEN-EN -TWINTIGSTE T O O N E E L.
jocrisse, de luitenant.
de luitenant, zijn hord aan Jocrisse teruggevende.
Zeg!... Wat heb je mij nu gebracht? ... Dat is im-mers geen bier met haring! {Hij vertrekt.)
31
j0cr1sse, be vondelixg.
ACHT-EN-T WIN TIGS TE TOONEEL.
jocrisse.
Nu zal die andere bullebak ook wel gauw voor den dag komen ?
NEGEN-EN-TWINTIG8TE TOONEEL.;
jocrisse, de advocaat.
de advocaat , zijn hord aan Jocrisse teruggevende.
Maar, kerel! ben je heelemaal gek ? ... Is dat nu koffie met karbonade?
jocrisse. \'
Wees maar bedaard , Mijnheer Numero twee!... Hier is het al!... Ga maar in uwe kamer!
{De Advokaat gaat weer in zijne hamer. Jocrisse brengt hem au het goede hord, bezorgt het andere aan den Luitenant , en gaat vervolgens naar den voorgrond van het tooneel.)
DERTIGSTE TOONEEL.
jocrisse.
Ziezoo!... Nu de rokken bezorgd! {Bij vertrekt, maar komt dadelijk weer terug met de rokken, waarvan de rechter panden zijn ingespeld, zoodat zij het aanzien hebben, alsof er één pand is afgebrand.) Komaan, nu zijn de rokken tamelijk droog, en waarlijk zij glimmen veel mooier dan vroeger! . .Wie weet, of ik niet nog een ferme fooi
32
JOCRrSSE, DE VONDELING.
krijg! {De rokken bekijkende.) Maar, lieve hemel! wat zie ik daar ?... Er mankeert e\'eu pand aan dien rok!... En aan dien ook een !... Sakkerloot! ik heb ze zeker te dicht bij het vuur gehouden en de panden laten verbranden!.. . Verduiveld!... Nu ga ik mij verdrinken, ophangen, of doodschieten!... Neen ! ik ga als tamboer naar de Oost!... Ik ben radeloos! ... Wat zal ik beginnen?... Mij dunkt, het was niet kwaad, als ik de andere panden er ook maar afsneed! {Hij haalt een mes uit zijn zak.) Maar, sapprement! dan worden het buisjes!... Arme Jocrissé, wat zal je nu overkomen! {De Luitenant schelt.) Daar schelt Numero twee ook!. .. Ik maak, dat ik weg kom , hoor! (De Luitenant en de Advocaat schellen opnieuw. Jocrisse loopt van den eenen naar den anderen kant van het tooneel.) Weet je wat! ... Daar gaat hij! {Hij werpt den rok van den Advocaat in de kamer van den Luitenant.) Daar is uw rok. Mijnheer Numero één! {Den rok van den Luitenant werpt hij in de kamer van den Advocaat.]En daar is de uwe. Mijnheer Numero twee!... Ziezoo!. .. Nu poets ik de plaat! {Hij wil zich haastig verwijderen; maar op hetzelfde oogenblik komen de Luitenant en de Advocaat op en houden hem vast.) quot;
EEN-EN-DERTIGSTE TOONEEL.
jocrisse, de luitenant, de advocaat.
de luitenant en de advocaat.
Kerel, dat is mijn 10k niet!
de luitenant , tot den Advocaat.
Hé, Mijnheer!... Gij hier ?
33
3
34 jocrisse, de vondeling.
de advocaat, tot den Luitenant.
Hé, Mijnheer! ... Gij hier? ... Gij komt zeker om de erfenis van mijnheer Van Overbeek?
de luitenant.
En gij waarschijnlijk ook?... Wees zoo goed, mij voorloopig mijn rok terug te geven!... Hier is de uwe!
{De een yeejt den ander zijn rok; heiden trèkhen dien driftig aan, terwijl Jocrisse half ivezenloos op een stoel zit.)
de advocaat , ter zijde, op den roh van den Luitenant wijzende.
Dat is zeker het nieuwe model voor de militairen!
de luitenant , ter zijde, op den rok van den Advocaat wijzende.
En dat is zeker de laatste Parijsche mode!
de advocaat, ter zijde.
Ha, ha, ha!.. . Dat is alleraardigst!... Zou hij het pand van zijn rok bi) den laatsten veldtocht in den steek hebben gelaten? ... Hij heeft, zoo ver ik weet, nog nooit vuur gezien!
de luitenant, ter zijde.
Ha, ha, ha!. . . Zou hij het pand van zijn rok tegelijk met zijn pleidooi hebben verloren ?... Voor zoover ik weet, heeft hij nog nooit gepleit!
jocrisse, de vondeling.
de advocaat.
Mijnheer, gij behoeft mij niet uit te lachen !... Ik geloof, dat gij er belachelijker uitziet dan ik!
de luitenant.
Dat geloof ik niet!
de advocaat.
Dat geloof ik wél;... want gij ziet er recht bespottelijk uit!
de luitenant.
Mijnheer! waar is uw rechter rokspand gebleven?
de advocaat, verschrikt, zijn rok betastende.
Ach, lieve hemel! {Zich herstellende.) Mijnheer! mijn rechter rokspand is uw linker gaan opzoeken! ... Voel maar!
de luitenant , insgelijks verschrikt, zijn rok betastende.
Alle duivels! (Hij wijst op Jocrisse.) Dat heeft die lummel gedaan!
de advocaat.
Ja, bepaald!
de luitenant en dquot;b advocaat, terwijl zij met drift op Jocrisse toeloopen.
Schurk! waar zijn onze rokspanden gebleven ? {Zij vatten Jocrisse aan.)
jocrisse.
Genade, Numero één!... Barmhartigheid, Numero twee!... Indien gij, Mijnheer Nnmero twee! mij niet hadt
35
JOCRISSE , DE VONDELING.
leeren liegen, dan zouden de Heeren beide nog in het bezit zijn geweest van hunne rokspanden;... maar ik heb u alle twee om den tuin moeten leiden!
DE ADVOCAAT.
Zoo!... Is het dus om die reden, dat je onze rokspanden hebt laten verbranden?
DE LUITENANT.
En mijn rok is druipnat op den koop toe!
DE ADVOCAAT.
En de mijne ook!
JOCKISSB.
Weest toch bedaard, Heeren!... Als ze niet druipnat waren geweest, zouden ze misschien heelemaal zijn verbrand!
DE VOKIGEN, ZORG, EEN NOTARIS.
DE NOTARIS.
Heb ik de eer, de beide Heeren Van Overbeek te ontmoeten ?
DE LUITENANT 611 DE ADVOCAAT.
Om u te dienen. Mijnheer!
DE NOTARIS.
Zoo!... Nu, dan kunnen wij oogenblikkelijk tot de opening van het testament van wijlen den heer Van Over-beek overgaan!... Gij zult waarschijnlijk wel voorzien
36
JOCRISSK , DE VONDELING.
zijn van de noodige documenten, om uw goed recht op de erfenis te kunnen bewijzen? (De Luitenant en de Advocaat huigen zich.) Laat ons dan plaats nemen! (De Notaris, de Luitenant en de Advocaat gaan zitten, waarop de Notaris het testament opent en voorleest!) quot;Testament van Jan Karei Van Overbeek. Daar ik tegenover mijn neven steeds als een zonderlinge bekend stond, zoo heb ik hen ook nimmer willen zien of spreken, of brieven van hen ontvangen, hetgeen mij zeker in de oogen van die heeren in geen gunstig daglicht heeft geplaatst. Wanneer zij dit stuk onder de oogen zullen krijgen, zullen zij wel anders over mij denken. {De Luitenant en de Advocaat wrijven zich vergenoegd in de handen.) Nimmer heb ik hen aangemoedigd, om eenige hoop te koesteren op eene voor hen gunstige beschikking ten aanzien van mijne nalatenschap, daar ik hen aan geen teleurstelling wilde blootstellen, om reden, dat ik een zoon heb!
DE LUITENANT 6)1 DE ADVOCAAT, tegelijk.
Wat zegt u daar?
DE NOTARIS.
Hier staat het, Mijneheeren! (De Luitenant en det Advocaat zien het testament in. Be Notaris leest:) quot;Ik was in het geheim in Engeland gehuwd, en ging met mijne vrouw naar Holland, dat destijds onder de Fransche dwingelandij zuchtte. Aan de grenzen van Holland werd ik reeds opgepakt en naar Rusland gezonden, omdat ik verzuimd had, mij als dienstplichtige bij het leger aan te geven. Toen ik later in Holland terugkwam, vernam ik, dat mijne vrouw en kind spoorloos waren verdwenen, en,
37
jocrisse, de vondeling.
ondanks alle nasporingen, is het mij niet gelukt, hen terug te vinden. Bij mijn haastig vertrek, hing ik mijn kind een medaillon om den hals, waarop aan de eene zijde mijn portret, en aan de andere zijde de letters J. K. v. O. waren gegraveerd. Indien zich dus iemand mocht opdoen, die dit medaillon bezit, en die tevens van een moedervlek op de linker wang is voorzien, dan is deze Jan Karei Van Overbeek, mijn zoon en mijn eenige erfgenaam.quot; {Op hooc/ ernstigen toon sprekende.) Dat is een wonderlijke geschiedenis, Mijneheeren!
de advocaat.
Dat is zij wel! {Ter zijde.) Ik heb geen moedervlek op mijn wang!
de luitenant.
Maar als dat kind nu niet wordt gevonden,... wat dan ?
de notaris,
Ja!... Hierop kan ik u voorloopig geen antwoord geven!
jocrisse , aan Zorg een pakje toonende.
Baas! ik heb van morgen een pakje gevonden, bij het opruimen van het gebroken porselein!.. .Het had zeker in die groote kom gelegen, waartegen het bovenste gedeelte van de filtreerkan is gevallen!
zorg, het pakje aannemende.
Zoo !... Laat eens zien! (Hij opent het pakje, vindt het medaillon en ontstelt hevig. Tol den Notaris:) Mijnheer de Notaris! de lompheid, die Jocrisse van morgen beging, stelt u misschien in staat, den rechten erfgenaam te vinden!
38
jocrisse; de yo;ndeling.
allen.
Wat hoor ik?
zorg.
Hier is het medaillon, waarvan in het testament wordt gesproken !... Er is een geschrift bij, dat wellicht eenige opheldering aan de zaak kan geven!.. . Vooreerst deze brief. {Hij leest.) quot;Daar men mij mijn echtgenoot heeft ontroofd, en mij als engelsche vrouw onophoudelijk vervolgt , en de fransche officieren mij geen rust laten, ben ik genoodzaakt te vluchten met mijn kind!quot; {Hij houdt op. Sprekende.) De schrijfster heeft den brief niet vervolgd;... maar hier is een tweede! {Hij leest.) quot;Dit medaillon en dezen brief heb ik gevonden bij het kind, dat heden morgen op ons land, aan den overkant van de sloot, gevonden werd door Klaartje Zorg, Anno 1812.quot; {Sprekende.) Dit is een echte brief van mijn overleden vrouw, zaliger gedachtenis!... Het blijkt dus, dat Jocrisse de zoon en erfgenaam is van den heer Van O Verbeek! {Het medaillon toonende.) Hier is het medaillon! {Op Jocrisse\'s ivang wijzende.) En hier is de moedervlek!
de notaris, tot Jocrisse.
Jocrisse, hoor je dat wel? ...Jij bent de erfgenaam! jocrisse, tot Zorg,
Zie je wel, baas! hoe gelukkig het is, dat ik die koffiekan in de porseleinkast heb gegooid!... Wil je nu wel gelooven, dat ik die kast graag heelemaal kort en klein zou willen gooien; want wie weet, wat er dan nog voor den dag zou komen!... De kater van den smid, het jong van onze oude, goede poes, krijgt vandaag nog
39
JOCRISSE, DE VONDELING.
40
een nederlandsch pond worst van mij present; want die heeft mij in deze geschiedenis een onberekenbaren dienst bewezen! {Ter zijde.) Het bloed kruipt toch, waar het niet gaan kan! {Tot den Luitenant en den Advocaat.) U, mijn waarde Neven! zal ik elk een nieuwen rok, ieder met twee panden, cadeau maken, omdat ik uw oude rokken heb laten verbranden! {Tot Zorg.) En baas Zorg, die mij als kind in zijn huis heeft opgenomen, zal ik voor al zijn moeite en zorg, en voor al het breken, dat ik gedaan heb,\'rijkelijk beloonen! {Ter zijde, tot Zorg.) Want ik wil het nu wel bekennen, dat ik, behalve de porseleinkast en de filtreerkan, van morgen nog een lampeglas ook heb gebroken! {Tot den Notaris.) En gij, Mijnheer de Notaris! üEdele zal, als \'t u belieft, voor quot; uzelven wel zorgen!... Maar bedenk, dat ik nu niet meer\' heet Van Oversloot, maar Van Overbeek! ... Het verschilt wel niet veel: maar een beek is toch altijd veel deftiger en dichterlijker dan een sloot, en nu ik een erfenis heb gekregen, {Terwijl hij zijn bril weer opzet en een potsierlijk en deftig voorkomen aanneemt.) komt een deftige naam toch altijd voor een deftig man goed te pas!
-
. .11 • .■
t\'i : .V
Bjj Gr. THEOD. BOM, Kalverstraat 17, Amsterdam, is mede verschenen:
Axel en Walborg. Naar het Deensch vau A. Oehleuschlaeger\'s drama, bewerkt door W. G. Nieinvsnkamp. (10 Hee-reu. 2 Dames.)..................................... / 0.90.
De Bloem der waereld. Drama, door W. J. H o f d ij k.
(15 Heeren. 3 Dames.).............................. r 0.90.
Brulnhilda, Koningin van iustrasië. Treurspel iu 5 bedrijven, door Floris van Wester voort. (13 Heeren . i Dames.).................................... v 1,—.
Gravin Olga en haar lijfeigene. Eeue episode uit de geschiedenis van Ensland, teu tijde vau Cathariua 11. Oorspronkelijk tooueelspel iu.4 afdeeliugeu, door N. Donker. (11 Heeren. 7 Dames.)............................. „ 0.90.
Gustaaf Wasa, of Masker om Masker. Tooneelsjjcl in 5 bedrjjven. Naar het Hoogduitsch van B. Scholz, door Floris van W-esJtjè^voiojrit. (11-Heeren. 3 Dames.) r 1. -
Keizerin en Moeder. Drama, dooi- H. Th. Boelen. (12
Heeren. 2 Dames.).................................. „ 0,90
Maria van Utrecht, Weduwe van Oidenbarneveld. Historisch drama in 5 bedrijveu, door N. Donker. Opgedragen aan Mevrouw Kleine-Gartman. (15 Heereu. 5 Dames. 1 Kind.). ........................................ „ 0.90
Marion de l\'Orme. Drama. Naar het Franseh van Victor
Hugo, door L. J. Velt man. (24 Heeren. 2 Dames.) „ 0.90
Safib. Treurspel in :5 bedrijven. Naar het Hoogduitsch van
Grillparzer, door quot;N. Donk er. (3 Heeren. 3 Datnes.) „ 1.—
V
Zoon der WUdesnJs. (Friedr. Halm\'s) Drama. Voor
. -bet Nederlandsch tpongel bewerkt, door L. J. Velt man.
(10 Heereu. 3 Dames.)..............................„ 0.90