VROEG Pil EEK
(ilillOUUKN TH UTHEOI
den lö Mei 1850
DOOK
N i C 0 L A A S 1] E E T S.
TE HAAKT,EJI, BY
1gt;E ERVEN F. BO Ills\'
1850.
don 18 Moi 1850
DoOll
TE HAART.EM, BY
t
gt;
i\'
AAN DE GEMEENTEN VAN
en
ATjTjE bekende en onbekende
in het I .IK ve vaderland,
dik hem op de hartelijkste wijze hunne deelneming in het smartelijk verlies zijner
overleden viii mei mdccclvi,
hebben betoond,
I
wordt
^ deze korte rede,
tot eltïen en andereu bemoediging uitgesproken en nu
op vkiendelijken aandrang van velen hunner gedrukt,
opgedragen door
Wicn licb i!c novcns U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er daar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ouit, in bittro smart Of baugen nood, mijn vleesch en hart.
Zoo zult gy zijn voor mijn gemoed Mijn Kots, ïniju Deel, mijn eeuwig Goed.
Ps. LXXriI. vs. 13.
Geliefden !
Nu ik voor de eerste maal, na den zwaren slag die my getroffen heeft, in de beurt mijner dagorde ben opgetreden, mag het eerste woord, door my in het openbaar gesproken, geen ander zijn, dan een woord van innigen dank aan den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die om zijns Zoons Christus wil ook mijn God en mijn Vader is;
dewijl Hy, door my dit gcon oogenblik te doen vergeten, my staande gehouden lieeft onder de beproeving , die Hy my heeft aangedaan.
Mijn tweede woord moet eene bet uiging wezen van erkentelijkheid aan God en Mensehen, voor de niet geringe verkwikking, my in mijne smarte toegebracht , door de zoo hartelijke, zoo liefderijke deelneming in mijn leed, my op de treffendste wijze van alle kanten gebleken, en waarvan de herinnering altijd zoet zal wezen voor mijn hart.
Uit te weiden in de ontzettende zwaarte van mijn verlies, of in den welverdienden lof mijner dierbare Ontslapene zal het derde niet zijn. Het éónc ware aan deze plaats eene nuttelooze opwekking van aandoeningen, en het andere byna een misdaad , begaan tegen de nagedachtenis eencr christelijke I luis vrouw, wier // onverderfelijk versiersel // altijd dat geweest is van //een zachtmoedigen en stillen geest, die kostelijk is voor God.//
Geliefden, gy ziet uwen leeraar voor u, beroofd van het dierbaarste en beste dat hy op de aarde bezitten mocht; maar nog rijk in den sciiat van vertroostingen dien liy bezit in Hem , dien /gt; hy heeft in den hemel.// Die blijft, daar vleesch en hart bezwijken, //de Rotssteen van zijn hart en zijn Deel in Eeuwigheid.// Die //heeft zijn rechterhand gevat;// die, zoo hy maar //gedurig by Hem is,// zal hem // leiden door zijnen raad, en daarna op-
( 7 )
nciiicn in die heerlijkheid,// waarin hy zijne geliefde Wederhelft vóór hem opgenomen heeft. Die zal, wanneer het liefelijk beeld van het verledene voor zijne oogen opdaagt en zijn hart ontroert, met den troost dezer toekomst de tranen afwisschen van zijne oogen. Die zal voor zijne moederlooze kinderen zorg dragen, en op Zijnen berg idles voorzien____ Zie daar zijn geloof; zijne gewisse overtuiging. En ook dit hoopt, dit bidt, dit verwacht hy van Hem, dat beide zijne droefenis en zijne vertroosting wezen mogen tot bevordering des evangelies, en der gemeente immers eenigzins tot zegen zullen gedijen. En thands staat hy gereed, om ter bemoediging van alle bedroefden , en ter voorbereiding van hen, die mogelijk eerder dan zy vermoeden in droefenis kunnen gedompeld worden , zoo wel als tot zijne eigene versterking, eenige der eigenaardige zegeningen op te tellen, welke eene goede Vaderhand voor het hart zijner kinderen verbonden heeft aan de beproevingen , die eene wijze liefde hen niet raag sparen.
Maar laat ons vooraf tot God gaan, en zijnen zogen vragen.
( 8 )
INa Int (icbcd «cnl ISalm XXV. vs. 5 gezongen:
Ijüutre goedheid, liefdekoorden,
Waarheid zijn des Hoeren patin I iun die zijn verbond en woorden Als hun schatten gadeslaan.
Wil my, uwen naam ter eer,
Al mijn euvcldaun vergeven!
Ik heb tegen u, o Heer!
Zwaar en menigmaal misdivttiv. \'
In liet Achtste Hoofdstuk van den Brief van Paulus aan de Romeinen lezen wy in het 28stc vers het volgende:
Want wy weten dat dengenen die God liefhebben alle dingen medewerken ten goede; dengenen die naar zijn voornemen geroepen zijn.
Deze tekst spreekt van een groot voorrecht, maar dat niet algemeen is. lly bepaalt het tot degenen die God liefhebben, tot degenen die naar zijn voornemen geroepen, of zoo als er eigenlijk staat: geroepenen zijn. Dit is eene omschrijving der ware christenen; der oprecht gcloovigcn. Deze hebben in hun hart dc roepstem zijner eeuwige liefde gevoeld , daaraan gehoor gegeven, en zijn alzoo gekomen tot een geloof, hetwelk zich in wederliefde openbaart. En dat zy juist by deze gelegenheid aldus omschreven worden, geschiedt omdat, aan den eenen kant, dc Liefde, die zy \\ ooi God gevoelen, hen
vatbaar maakt om liet voorrcclit tc genieten, waarvan hier spraak is; terwijl, aan den anderen kant, hunne Roeping door de eeuwige liefde Gods hun een onderpand is dat dit voorrecht hun niet. ontgaan kan. -— Indien dit voorrecht ook ons aanlacht ; of indien ook wy meenen er op tc mogen rekenen, wy hebben in dc eerste plaats ernstig tc onderzoeken of wy metterdaad dc üoodanigen zijn, aan wie Gods Woord in den tekst liet bezit or van toeschrijft. Indien wy ons nog niet inwendig hebben voelen roepen en brengen tot zoodanig een geloof ia het evangelie, tot zoodanig een christendom , waarvan dc vrucht is een zulke liefde tot God als liet evangelie bedoelt: oprechte, kinderlijke, vertrouwende en gehoorzame liefde, dan kan het voorrecht waarvan in den tekst gesproken wordt het onze nog niet zijn. Dat voorrecht is: het medewerken van alle dingen ten goede.
De eerste vraag, die zich hier opdoet, moet wei wezen: Wat is het goede?// En wel: wat is het //voor degenen die God liefhebben,// voor degenen //die naar zijn voornemen geroepenen zijn?// Wat kan het anders zijn dan met het voorwerp hunner hoogste Liefde op het innigst vereenigd te worden; wat anders dan dc geheele verwezenlijking van hetgeen in deze Roeping zijner liefde voor hen lag opgesloten ? Gewis het komen tot God, het zijn by (iod in dc eeuwige heerlijkheid, en het
( 10 )
steeds hclderer vooruitzicht en de zalige voorsmaak daarvan in het geheiligd harte, gedurende de overige dagen huns aardschen levens; dat is hun het goede. Dit goede heeft God hun weggelegd door het eeuwig voornemen zijner liefde; hy heeft het hun bereid in Christus zijnen Zoon. Ily heeft het hun bekend gemaakt door de prediking van zijn evangelie, dierbaar gemaakt door hunne roeping tot het geloof. Hy heeft het gewerkt door hunne rechtvaardiging; hy voltooit het door hunne heiligmaking. De heiligmaking is de kroon van het Godswerk; het einddoel der verlossing; de voltooiing der heiligmaking is derhalve de voltooiing van //het Goede.// Het is de heiligmaking die den gerechtvaardigde geschikt maakt voor het genot der eeuwige heerlijkheid voor Gods aangezicht; door haar wordt op aarde de voorsmaak der eeuwige heerlijkheid by toeneming genoten. De Almachtige werkt deze heiligmaking door zijn Woord en Geest; maar hy werkt haar in de School des Levens. Het is opdat deze heiligmaking by den inwendigen mensch den trap zoude bereiken , dien God voor zijnen overgang in de eeuwige heerlijkheid bepaald heeftdat het leven desgenen //die God liefheeft,// die een //naar zijn voornemen geroepene// is, nadat hy deze zijne roeping erkend heeft, nog gerekt wordt, dat zijn leven , in den gantschen rijkdom zijner afwisselingen , //medewerken// moet. Van deze medewerking is,
( 11 )
naar tic bedoelingen der liefde Gods, geen enkel der dingen uitgesloten, die hem op den weg des levens ontmoeten. //VVy weten,\'/ zegt de apostel, en alle geloovigen beamen het: v Wy weten dat dengenen die God liefhebben alle dingen medewerken ten goede, dengenen die naar zijn voornemen geroepenen zijn. u Troostrijke wetenschap! Geen aardsche toekomst is donker, die bestraald wordt door dat hemclsch licht.
Als de apostel zegt: Alle dingen; zoo bedoelt hy daarmede, blijkens hetgeen is voorafgegaan, niet slcchts ook, maar by uitnemendheid, die droevige en smartelijke dingen, die het hoofd van den mensch, met de kracht van het godsvertrouwen nog grooten-deels onbekend, vaak geheel ter nederbuigen, en de kracht hebben hem tot wanhoop te brengen; ook die rampen en verliezen welke voor de aarde onherstelbaar zijn ; ook die wondere wegen Gods , welke het ongeheiligd hart aan zijne liefde twijfelen , en het klcingcloovige , met een zucht, van zijne ondoorgrondelijke wijsheid gewagen doen. Ja ook deze moeten dengenen die God liefhebben medewerken ten goede. Het kan niet anders____
En is het wel zoo vreemd ? Komt, laat ons elkander niet slcchts met den apostel toeroepen d a t, maar ook in ecnigc opzichten duidelijk pogen te maken
( 12 )
hoc liet lijden des tegcuwoordigcn tijds, uit den aard der zake, dienstbaar wezen moet aan des Christens eeuwig Heil.
Het verbindt hem inniger aan bet hoogste voorwerp zijner Liefde.
Wy beweeren geenszins dat eeno groote mate van wezenlijk aardsch geluk noodzakelijk de liefde voor God in het hart van die hem liefheeft moet doen verkoelen — O Mijn God! hoe zou dan het hart van dezen uwen dienaar voor U moeten verkoeld zijn, onder het genot van dat gezegend echtheil, waarvan Gy hem dezer dagen hebt beroofd! — maar toch, wie zal het gevaar ontkennen om al te dikwijls den («ever voorde Gave voorby te zien, en zich aan deze laatste, vooral indien ook zy een voorwerp onzer geheiligde liefde zijn mag, meer of anders te hechten dan met de onbepaalde liefde voor onzen God altijd overeenkomstig is.... Dit is zeker, dat God het hart dat hem liefheeft niet dan dierbaarder worden kan, naarmate hy meer het eenige voorwerp der liefde, meer de gantsche rijkdom, en de onmiddelijke toevlucht van dat hart geworden is; naar mate dat hart meer behoefte heeft aan de rijke vertroosting van het Woord zij-ner liefde, de Roeping door zijne liefde, de onuitsprekelijke Gave zijner liefde in den Zoon, en van
( 13 )
de gemeenschap tuin den Geest der aanneming tot kinderen door welke dat hart // Abba, Vader // zegt. Ziet, o ziet in den kring des huisgezins hoe dierbaar, hoe onmisbaar het vriendelijk oog, de bemoedigende toespraak, de zachte schoot der Moeder voor de kranke en lijdende kinderen is, die in gezonde dagen, schoon zy haar altijd liefhebben, nog wel eens buiten haar kunnen, en zich vermaken in hare afwezigheid; cn bedenkt hoe dierbaar, hoe onmisbaar de Vader in de hemelen hem moet wezen , die iu den bangen nacht der gricvendste smar-te, die op den puinhoop van zijne aardsche zaligheid, tot hem uitroept: //Troost my als een die door zijne moeder vertroost wordt!....// En ver-hooring vindt.... Want hy vindt verhooring.
Ook dit, Geliefden! maakt liet lijden des te-genwoordigen tijds dienstbaar aan des christens eeuwig heil: liet doet hem dat eeuwig Heil op te hooger prijs schatten.
Dat ook te midden van het genot van veel goeds op de aarde, het Goede by uitnemendheid, een hart dat (iod liefheeft, in grootc mate, vervullen kan , en als // zeer verre het beste n altijd boven drijven, is te dikwijls, en door my in een te liefelijk voorbeeld gezien, dan dat ik er eenigzins aan zoude kunnen Iwijfelon, Doch lid vereiscM renen graad
( 14 )
van reiniging des harten door het geloof, een trap van heiligmaking, welke door de raeesten niet dan langs een anderen weg dan dien der aardsehe zegeningen kan bereikt worden. Om de ziel die, door het geloof in Christus , voor God en zijnen hemel gewonnen is, metterdaad van de aarde en het aardsehe los te maken, zijn dikwijls nog andere roepstemmen noodig dan eene zachte apostolische vermaning; //Indien gy dan met Christus opgewekt zijt, zou zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op aarde zijn.// Zoo lang de goedheid Gods langs liefelijke paden leidt, wordt zoo lichtelijk het doel der reize voor hare genoegens uit het oog verloren. Maar gaat het door een dal van Baka, dan komt Jeruzalem in de harten op. Dan gevoelt men wat het voor den verlosten zondaar te zeggen is, dat de reis derwaarts wezen mag; dat hy daar verwacht wordt; dat al liet lief zoo wel als al het leed der aarde // niet is te waardeeren tegen de heerlijkheid die daar aan hem zal geopenbaard worden. // Dan leert hy verstaan wat er omging in het hart van den apostel als hy schreef: u Wy dan gerechtvaardigd zijnde uit liet geloof, hebben vrede by God door onzen IJeere .lezus Christus, door wicn wy ook de toeleiding hebben dooi\' het geloof lot deze genade, in welke wy staan; en wy roemen dien
( 15 )
heerlijkheid Uods // — en er by voegt: //En niet al-1 e e n 1 ij k dit; maar wy roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt, en de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hope. // De kostelijke vrucht der hemelsgezindheid wordt door de meesten niet dan tusschen de doornen der aarde opgelezen; maar zy, zy heeft den zoeten voorsmaak van des hemels gelukzaligheid.
Maar indien liet lijden dezes tegenwoordigen (ijds voor degenen die (jiod liefhebben, die naar zijn voornemen geroepenen zijn, op deze wijze medewerkt ten goede, dat het hen met een te inniger Liefde aan hunnen God verbindt, en meer vervult van hun heerlijke Roeping en heilige Hope, zou het dan ook niet, hiermede in verband, een der krachtigste middelen zijn tot die inwendige Voorbereiding, welke voor het genot van het goede, in zijne volkomenheid, geschikt maakt. O de christen weet wel waarom hy door dien zelfden God die hem tot Heerlijkheid geroepen heeft, geroepen wordt tot Lijden. De kennis die hy van zich zelvcn heeft zoowel als het Woord van God maken het hem duidelijk, waarom hy niet dan // door vele verdrukkingen in moet gaan in het koninkrijk Gods.// Ziju geloof, zijne liefde, zijne gehoorzaamheid, zijne lijdzaamheid , zijne deugd (hy gevoelt het) heb-
ben beproeving, loutering, oefening uoodig , alvorens hy kan // ingaan en voor (ïocls aangezicht verschijnen. ii Zijn vlecsch moet altijd meer gekruisigd cn gedood worden; zijn hoogmoed ten eenen male en in ieder opzicht ten onder gebracht; de zwakke zijde van zijn christelijk karakter ontdekt en aangevuld; de heimelijke zonde zijns harten aan \'t licht gebracht en bestraft; hardnekkige zwakheden moeten afgelegd, nieuwe deugden aangewonnen worden; en by het lijden dat over hem komt erkent, ondervindt, prijst hy met een glimlach van dankbaarheid, die door zijne tranen henen speelt, de gepastheid van dit goddelijk middel. // Het treuren , // zegt de Wijze, // het treuren is beter dan het lachcn , want door de droefheid des aangezichts wordt het hart gebeterd. // En de dichter getuigt; n Eer ik verdrukt werd , dwaalde ik, maar nu onderhoud ik uw woord.// Ootmoed, geduld, zachtmoedigheid, barmhartigheid, medelijden , zelfverloochening, zijn deugden die in eene hooge mate het christelijk geloof behooren te versieren , en waarvan de overvloedige beoefening op aarde de zaligheid des hemels gewis des te grooter maken zal; maar waar kunnen zy beter worden aangeleerd dan in de schole des lijdens? Ook is deze school de eigenaardige school van Christus, die van allen die achter hem willen komen vergt dat zy u hun kruis opnemen.// Dit kruis is lichter of zwaarder naar de kracht en de behoefte van dien het wordt op-
( 17 )
gelegd ; maar er is geen twijfel aan , of\' in den dag der heerlijkheid, den dag der afwissching van alle tranen, zal elk zijner volgelingen , ziende hoe het in verband stond met zijn kroon, zijn God en Heiland voor het hem , hem bepaaldelijk opgelegde kruis danken. Dan wordt ten volle gezien, wat hier zeker geweten, en met stille blijdschap ondervonden werd , dat //dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, dengenen die naar zijn voornemen geroepenen zijn.// Dan, in welke mate en oj) wat wijze de nu voorbygegane verdrukking // een gantsch zeer uitnemend gewicht van heerlijkheid heeft gewerkt. //
// VVy weten dat dengenen die God liefhebben alle dingen medewerken ten goede,// VVy poogden aan te wijzen hoe dit van de droevige dingen des levens, metterdaad by uitnemendheid het geval moet zijn. Het lijden des tegenwoordigen tijds hecht de ziele die God lief heeft nog meer aan haren (iod; doet haar de waarde van het Goede op nog hooger prijs stellen dan te voren; en maakt haar door zijne louterende kracht geschikter voor het heilig cn volkomen Genot er van. Met andere woorden: het doet vorderen in Geloof, in Hoop, in Liefde, en in die Heiligmaking //zonder welke niemand den Heer zien zal;\'/ liet vormt hen
( 18 )
die naar Gods voornemen geroepenen zijn, op uitnemende wijze, tot die kinderen (iods, die burgers des hemels, die beproefde heiligen , die zy wezen moeten om, hier by aanvang en eens in volkomenheid , het n Goede van Gods huis, het heilige van zijn paleis te smaken.\'/ Gelooft gy het, Mijne Hoorders! Ik geloof het. Maar gelooft ook gy bet die, als ik, een diep gewond hart in uwen boezem omdraagt; wier weg door de diepte loopt; ja die mogelijk met ramp op ramp , met verlies op verlies hebt te strijden en te worstelen?
Moogt gy liet wellicht reeds aanvankelijk ondervinden , en daardoor des te meer, met opgeheven hoofde, vertrouwen dat gy bet steeds meer en nadrukkelijker ervaren zult?
Indien geenszins: zou het, by de gewisheid van het Woord Gods en de duidelijkheid van den aart der zake, niet eenigzins een blijk wezen, dat gy uwen God nog niet geheel liefhebt? dat gy zijne roeping tot dat geloof, hetwelk hem gebeel doet liefhebben nog wederstaan hebt in uw hart? dat gy inderdaad nog niet zijt doorgedrongen tot het ware , het troostrijke christendom ? Och dat de overtuiging van hetgeen gy in uwe droefheid mist, u thands bewege, om niet alleen byna , maar geheel-lijk christenen te worden!
Maar geeft uw hart in dezen een verblijdend getuigenis, o met welk een lijtlzaaiubeid zult gy uw
( 19 )
kruis dan opnemen; niet welk eene blijiuoccligheicl; want deze moot ook onder liet kruis bewaard worden; zult gy het kunnen torschen; met welk een zegen voor u zeiven en voor anderen God daaronder mogen verheerlijken Voorzeker; dit zal geschieden. Indien wy het geloof in ootmoed bewaren; indien wy met ootmoedigheid bekleed zijn. Indien wy nederig vragen, wat wy geloovig verwachten. Indien wy biddend waken over onze harten. Want ook over het lijdende hart moet gewaakt worden, liet lijden heiligt niet, dan waar men waakt. Niet voor den lijdelijken christen, maar voor den ehristelijken lijder zijn de beloften Gods. Doch deze feilen niet.
Neen; deze feilen niet. Rekent ook gy daarop, Geliefden, die op dit oogenblik hem slechts te danken hebt voor een effen pad en ecu ongestoord geluk op aarde; maar in mijn voorbeeld wederom hebt gezien , hoe plotseling het Gode behagen kan den storm te doen opsteken, die op eenmaal het aardsch geluk verwoesten kan. Vreest niet, gelooft alleenlijk. Uw hart zij vast, vertrouwende op den Heer. Zorgt slechts voor één ding; dat hy, die alle dingen weet, wete dat gy hem liefhebt. Wat u dan ook overkome, Hy zal zorgen dat alle dingen u medewerken ten goede, en dat gy, onder alles, dit weet. Amen.
■|lt; Weet, Zijn belol Nimmer \'k Weet, Zijn belof Ztilig liy
■—