-ocr page 1-

f t r T n .

K f r . ^ gt;. /■ quot;i \'W

Kr \\ \' gt; ^

^ ■lt;*

i 1 ■•/\'2•■ f

■i

•. ,i. .

-*1 ^ . y •■ lt;

\\ \'

lt; x*

lt;, \'s

t i *-lt;-* ■gt;gt;. ■ V ~* i 1lt; f i\'; ^

r*,. ^ ^■- .v\' ^ *V quot;il ^ L *

_ r ■quot; - - • r ^ lt; j

\' % 1 \\ \\v\' (V\'v - ■. v quot; ^ r •ry.\' . k i

■ \\ v \'^ ■ ■* \'■gt; * \' \' lt;gt;

k \' \'■ lt; - v ^ ij 1 gt; s ^

V. ; - ^ gt;4- :-• •,-« gt;

*■-\' f -, „■ \' \'r - -\' gt; - .v

^- rquot;

\' * \'li - 1 ^ V -v \'

^ 1 \\ quot; W. . s 4 A \' • \' * \'4

^ lt;v r \\ lt;■/

k

X 1 v

y

S Sr-quot;5.- ?s. V - \\ \' 1 VK- \'t

\' gt;

;

^ gt; gt;

^ , ( / \\f) j quot;\' -

v . \' /• v ,* y \' f ( quot; \\

v/:gt; f\'

.• -. .. lt;-gt; / .

r ^ ^ ^ , J\' \'■

r - ■gt; \\ quot; \\V-- \' gt;\'

■ - ■ \' ■ ;■ - - r\'/ ■ \' \' i t*1 quot; i\' ~ quot;

^\'V-/l -f

\' v- ^ ^ 1

quot;\'-V^\'V. ■ • V-.AV ,.

\\\'^ V /•■ \' ,gt;

• f

v :\' ^ •\' \' 1 r gt; y * _

quot; V ■ ^

^ -

rr -

C \' gt;■

vl

llt; ^ ,K

/ 1 tt v\' ^ i

\' . V . ^ ♦\' n

- ^ s\' \' \' ,

V lt; v \'

^ f \'

. M

f \\ 4 \' xr\' Vv

* * ■ i .., • * *■

■ s -s

v »•

\' \' S

■ ,f ^»

* O

.gt;- -^\' \\

\' . Sw

gt;M -

C \' - V V

.-• - Ax 4,, V\' gt; t

$\'. gt;:VT- i 4quot;

-w ■quot;\' ■■

• ----z^_ — _,C. . .....

■■

1

i \'

2

v ; ■\' v ■ \' rS a

-ocr page 2-

S.J. Ié

GUNNING

5 A 16

i I

wAuim

-ocr page 3-

-

...av

■ ■

- ■ .........■ •

h::,

Mw\' IHI^ ^ ........

■ \'gt;-■ ••• tm-\' • *01 ■ ■\'■■ - **$..... •quot;gt; - »*\'•»

- \'• -\'«-.ft»**

quot; n t 1 i i

. . 0ii ..

*-\' quot;■ • \'-M-i

\'

...... ... •■

\'.wmi ■■■\'■■

- • ■■■..................

\' . ...

..i.WV:

quot;•M|

\'

. ■.

sr

-

• ■

■ \' .

, ,

: \' \' .....


ïli

\'

...... . -

\'

.....

\'

I quot; \'WS$\\Ë

quot;quot; \'quot; E

fH\'...........

-

■; .• ■

-ocr page 4-

• -

.

-ocr page 5-

DB BLIJVENDE HEILAND.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

GUNNING V \'

AFSCIIEIDSUEDE

te llcciiistcfle, op dcu 25#lcn Hoi 1854,

MCOLAVS BEETS.

BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT U T R ECHT.

TE HAARLEM, l\'.Y DG EK VEN F. BSOII .\\.

1854.

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

1607 8952

-ocr page 8-

_\' t \' aw «Si»-« quot;-v*,

■ \'

-ocr page 9-

Aan mijiie geliefde voormalige Gemeente.

1 Lel was onder u een alyemeene wensch, dal mijne afscheidsrede mocht worden gedrukl en uil-y eg even.

Hier is zy. En moye de lezing voor a nog een zegen hebben, van Hem, aan toiens liefde ik u met liefde blijf opdragen.

ÜTBliCHT,

1,5 Juuij 185\'1\'.

Ui: oprechte Vriend

NICO LAAS BEETS.

-ocr page 10-

Wtl?

è

-ocr page 11-

Ik heb in de kracht des lleeren voorgenomen de aandoeningen te onderdrukken, die, geliefde Toehoorders , in dezen oogenblik zich trachten meester te maken van mijn gemoed.

VVy zijn niet byeen gekomen om te zamen te vveenen en elkanders hart week te maken; maar om nog eenmaal elkander te sterken in en door ons allerdierbaarst geloof.

Is het niet een feestdag in de kerk van Christus? Gedenken wy niet heden aan zijne gezegende hemelvaart? j\\lijne Vrienden! wat ziet gy dus sterk op my? Ziet op naar den hemel! Verheft uwen geest tot de gewesten der heerlijkheid, waar hy is

-ocr page 12-

( 8 )

die altijd is, altijd dezelfde is, altijd met dc zijnen is; die van uit den hemel hen gadeslaat, ondersteunt, bewaakt, en geheel hun lot en leven, naar geen andere uitspraken dan die eener wijze liefde, met oppermacht regelt en bestuurt. Het is zijn wil die ons scheiden doet; zijn wil geschiede; zijn wil zij geprezen! En laat ons geen woord meer spreken tot elkander, voor wy zijn aangezicht hebben gezocht.

(GEBED.)

-ocr page 13-

Matth. XVIII. 20. En zikt, ik ben met ülie-

den alle de dagen tot de voleinding dek wa-11eld.

Ziedaar ecu van des Heeren laatste woorden tot zijne discipelen. Een der eersten, dunkt my, die zy zich, tut hun niet geringe vertroosting, zullen herinnerd hebben, als hy nu voor goed van voor hunne oogen was weggenomen. Groot was de troost van dat woord door engelenmond gesproken; u Gy galilesche mannen! wat staat gy en ziet op naar den hemel ? Deze Jezus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen gelijkervvijs gy hem naar den hemel hebt zien henenvaren.// Maar voor het oogenblik, maar by het afdalen van den Olijfberg, maar by het weder binnentreden van Jeruzalem , maar by het saamvergaderen in de opperzale, niet minder sterkend en verblijdend tie gedachte: Hy is met ons; hy blijft met ons.

-ocr page 14-

( iO )

Ziet, Ik beu mot ulieden, alle dc dagen tut de voleinding der wareld:

Het was een woord van hem die gezegd had ; My is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Een woord van den Almachtigen, van wiens liecr-schappy niets was uitgesloten, eu die, gelijk alle; de dagen, zoo ook alle de dingen tot de uitbreiding, den bloei, en de voleinding zijner gemeente besturen eu besteden kon.

Het was een woord van den Getrouwen, die de zijnen, die in de wareld waren, liefgehad, eu liefgehad had tot den einde; wiens liefde hen ook niet verliet, schoon de ure vervuld was, dat hy uit deze wareld zou overgaan tot den Vader. Die, by den Vader verheerlijkt niet dc heerlijkheid die hy by hem had eer de wareld was, zijn oog uog even teder op hen gevestigd hield, als toen hy hen op aarde de voeten wiesch in de nederigheid van eeu die dient.

Het was eeu woord, dat hun in allen nood, zijn bescherming, in allen arbeid en strijd, zijn bystand, in alle lijden, zijn troostende uabyheid toezeide en verzekerde. Ik ben met ulieden ! liet zegt zoo veel, uit den mond van Jezus.

En dit veelzeggend woord , mijne Hoorders, het is geenszins een woord slechts tot de elve gesproken ; maar het is een woord gesproken tot do gemeente. Tot dc gemeente, die toen was en sedert uiet heeft opgehouden te bestaan; tot de gemeente.

-ocr page 15-

( 11 )

die zich, door het woord der prediking en den doop in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, heeft uitgebreid tot vele volkeren, en zich uitbreidende is tot alle; tot de gemeente, wier geschiedenis de sleutel is der geschiedenis van alle de dagen, wier voleinding met de voleinding der wareld samenvalt; tot de gemeente, het groot geheel, dat van alle tijden en plaatsen is; en tot elke gemeente, die van dat groot geheel een deel is , voor zoo veel en dewijl zij dat is, en als een Lid van het groote Lichaam gemeenschap heeft niet het Hoofd.

Ziet, Ik ben met ulieden, alle de dagen tot de voleinding der wareld. Mijne Hoorders! De gemeente van Christus leeft onder het schild en by het licht van deze zijne belofte. Zy loeft niet dan door hare vervulling. De waarheid dezer belofte te ondervinden is al haar kracht; die te erkennen, al haar roem. De Heer is met ons, hy zelf; hy altijd. In eiken nood, in iedere beproeving, hetzij groot hetzij klein, was die overtuiging de staf harer vertroosting.

Ik ben met ulieden, alle de dagen tot de voleinding der wareld. Mijne Hoorders, wie zal zeggen hoe veel christenharten, hoe veel harten van apostelen, en herders, en leeraars, en evangelisten, zich aan dat zin- en troostrijk woord des Scheidenden , maar lilijvendcn hebben verkwikt. In allerlei da-

-ocr page 16-

( 13 )

gen en oogenblikken , maar vooral ook iu oogcnblik-ken als dat woord van de lippen moest: Wat my aangaat, ik moet ulieden verlaten.

Voor my, gy weet het, voor my is die ure gekomen. Heden; op dezen gedenkdag van omes Heilands hemelvaart. Ach! hoe groot is de behoefte voor uwen scheidenden Herder, om zich aan liet woord des blijvenden te sterken. Vergunt hem, mijne Vrienden! ter ontlasting van zijn hart, daarover een oogenblik uit te weiden. Daarna zal hy u ook zeggen, in welke mate het woord des Blijvenden hem ook waarlijk een sterkte en een vertroosting wezen mag.

I. De christenleeraar, die geroepen wordt eene hem voor langer of korter tijd toebetrouwde gemeente te verlaten, heeft indedaad groote behoefte aan troost. Want waartoe is hy geroepen?

Om afscheid te nemen van een grooter of kleiner kring van hem dierbare personen;

Om, onder hen, den gewichtigsten arbeid te staken;

Om hunne heiligste belangen over te geven.

In de eerste plaats; om een grooter of kleiner kring van hem dierbare personen te verlaten. Het mag zijn dat niet alle deze personen hem even dierbaar zijn; dierbaar zijn zy hem allen, of hy is geen christenleeraar. Dierbaar, als leden zijner gemeente. Dierbaar, als leden van Christus gemeente. Dierbaar, als Diens lammeren en schapen, vvnar-

/

-ocr page 17-

( 13 gt;

van hy gezegd liecft: Hebt gy my liet\'? weid ze, hoed ze! Dierbaar, als zielen, die hy van dag tot dag niet geen under hart beschouwen mocht dan met een hart door de liefde van Christus gedrongen. Dierbaar, als degenen, die, in den dag der voleinding, zijne blijdschap en de kroon zijns roems kunnen uitmaken... Gemeente van Heemstede ! (en ik mag onder dezen naam immers wel mede begrijpen, het groot getal dergenen, die zonder op haar lidmaatregister te zijn ingeschreven , een groot gedeelte van elk jaar in haar lief en leed kwamen deelen?) IToe lief zijt gy my in alle deze opzichten geweest, geworden meer en meer. Hoe heugt my nog die eerste zondag in October, waarop ik in uw midden tot de Heilige Bediening werd ingewijd, en het begeerlijk dienstwerk onder u aanvaardde? Hoe weinigen uwer waren my toenmaals van aangezicht bekend. Thands ken ik u allen; allen van den grijzaart af tot den kleinste uwer kinderen. Hyna veertien jaren heb ik in uw midden verkeerd, en onder u vele dierbare vrienden gevonden en verkregen; vrienden, die liet zich betoond hebben met raad en daad, die my met voorkomendheden, met weldaden, met liefdeblijken hebben overladen en omringd; ja by de veelheid dergenen, die my veel, zou ik byna niemand weten aan te wijzen, die my nieteenige liefde getoond heeft. En zeker is my nooit, in deze byna veertien jaren, van iemand uwer in woord of daad iets voorgeko-

-ocr page 18-

( 14 )

men, waarvan ik zou hebben moeten vreezen , dat het zijnen oorsprong nam uit eenige vijandschap of minachting voor mijn persoon.

Ik heb, gemeente van Heemstede, ik heb gedurende al dien tijd alle uwe zuigelingen mogen doo-pen, al uwe kinderen mogen onderwijzen, al uwe kranken mogen bezoeken, al uwe dooden helpen begraven. En ik heb dit alles mogen doen, in de tederste betrekking, met het heiligst recht, als een dienstknecht van Jezus Christus, en in zijn gezegenden naam. I k heb u van week tot week, en doorgaans in grooten getale, aan deze plaats rondom my vergaderd gezien. Wy hebben te zamen den naam des Heeren aangeroepen, zijn lof gezongen, zijn nachtmaal genoten, en ons aan zijn woord verkwikt; wy hebben ons te zamen verheugd over zijne zegeningen, te zamen verootmoedigd onder zijne beproevingen. Ach, hoe verbindt dit! Hoe dubbel gevoel ik hetthands, in deze ure van scheiding. En daar zoo dierbare banden door den Heer zei ven worden losgemaakt, welk eene behoefte heeft dit mijn hart aan zijne vertroostingen.

Ook behoeft ze de scheidende leeraar, wanneer hy bedenkt, dat zijne gemeente vaarwel te zeggen, de staking is van den gewichtigsten arbeid. Het is waar dat hy, in de meeste gevallen, geroepen is dienzelfden arbeid op nieuw elders, en vaak in uitgebreider werkkring aan te vangen. Het is waar

-ocr page 19-

( 15 )

dat zijn arbeid, in dc gemeente, die hy verlaat, niet altijd even vruchtbaar kan hebben geschenen, niet altijd met even veel zichtbaren zegen bekroond werd. Maar by het ootmoedig gevoel, hoe weinig men nog verricht heeft van het vele dat te verrichten was, en hoe gants anders men \'t geen men verricht heeft, indien het nu nog te doen stond, zou ter hand nemen en behartigen; is er ook by de schoonste verplaatsing naar den uitgebreidsten werkkring, iets zeer pijnlijks in , de taak, waarin men tot heden toe bezig was, onvoltooid, naauwelijks begonnen ! af te breken en uit de hand te leggen. En indien men metterdaad geschenen heeft op rotsen te ploegen, welk een zwaard moet er niet door de ziele gaan, in dien weemoedigen oogenblik, waarin men de rotsen vaarwel zegt... die mogelijk nu, juist nu, op het punt waren zich te vermurwen, en hier en daar het goede zaad, in eene goede aarde op te nemen!

Wat my betreft, mijne Hoorders! ik zou den Heer die met my geweest is te kort doen, indien ik zeidc, dat mijn arbeid onder u ongezegend ware geweest. Ik heb niet op rotsen geploegd. Zoo het zaad, dat ik in den naam des Heeren heb uitgestrooid, gedeeltelijk by den weg, gedeeltelijk op steenachtige plaatsen , gedeeltelijk tusschen de doornen gevallen is; ook een goed gedeelte. Goddank! heeft eene goede aarde gevonden, waarin het welig

-ocr page 20-

( 16 )

is opgegroeid, om vrucht voort te brengen, dertig-, zestig-, honderdvoud ! Maar ach, by het scheiden , by liet heengaan tot een ander veld, hoe jammeren my de dorre plekken op dezen, op dezen akker ! Dc dorre plekken, de plekken met ledige, met verschroeide halmen bezet, de plekken met verstikkend onkruid bewassen... Zy zijn nog zoo velen. Ik zou ze op nieuw willen bezaaien; ik zou zo van steenen en doornen willen zuiveren; ijveriger, vol-hardender, vuriger biddende dan tot hiertoe... ]k zou... Maar het is te laat. Ik moet vertrekken. Zoo er in de ure des scheidens een nieuwe ijver ontwaakt, een vruchtbarer ootmoed gevoeld, een nieuwe kracht, eene grootere getrouwheid, eene meerdere wijsheid gevraagd wordt — voor een anderen akker de zegen daarvan!... Ik ga; ik verwijder my... Maar omziende, zullen my nog lang deze dorre plekken, deze ledige halmen, dit hardnekkig onkruid in het oog vallen. Eu by dit treurig gezicht, by de bedroevende, en in zoovele opzichten beschamende, gedachte aan al het mislukte, onvoltooide, ongedane, behoef ik den troost van hem, die mijn geringen arbeid in menig opzicht zoo rijkelijk gezegend heeft, juist en te meer naarmate ik dankbaarder erkennen moet dat hy dit heeft gedaan.

Neen, mijne Hoorders! het is voor een christen-leeraar geen kleine zaak, om eene gemeente, die hy

-ocr page 21-

( 17 )

als zoodanig lief heeft, en waaronder hy gedurende korter of langer tijd met meerder of minder zegen gearbeid heeft, te verlaten. Het is niet slechts het scheiden uit een geliefden kring; het is niet slechts het staken van den gewichtigsten arbeid; liet is het overgeven van de heiligste belangen. Want welke was de roeping dezer liefde, wat het doel van dezen arbeid? Waarop kwam het aan? Het kwam erop aan zondaren te roepen tot bekeering, harde harten te bewegen tot het geloof; geloovigen op den geloofsweg te sterken, te doen vorderen, het doel te helpen bereiken; in liefde en heilig leven door vermaning en troost te doen toenemen. Het kwam er op aan, te midden van een wareld die in het booze ligt, te midden van alle de verleidingen , alle de bedreigingen, alle de schijnredenen van wijsheid, waarmede zy verstrikt, zielen te winnen voor den hemel, zielen te winnen voor Christus. Het kwam er op aan, een hemel van troost en wezenlijke blijdschap, met de hemelsche deugden van ootmoed, liefde, en dankbaarheid, te doen dalen in de duistere, de schuldige, de verslagene harten der mensehen. Het kwam erop aan, harten altijd weder tot afdwaling, tot afval, en allerlei zonden geneigd, en tot gedu-rigen strijd en verloochening geroepen, te doen volharden in de keuze die zy gedaan, te behouden by het goede dat zy gevonden hadden. Het kwam er op aan, dezen arbeid te doen in de kracht

-ocr page 22-

( 18 )

des geloofs, met den ernst der liefde, in den geest der wijsheid en der zachtmoedigheid, als aan de hand des Heeren. En het kon niet geschieden dan door het krachtige, ruime getuigenis van het Evangelie der Genade, niet geschieden dan door de vrijmoedige verkondiging, zonder iets achter te houden , van den geheelen raad Gods. Voor sommigen is deze arbeid der liefde geheel vergeefsch geweest; en de scheidende leeraar moet weenende van hen zeggen //dat zy vijanden van het kruis van Christus zijn, dat niet dan de buik hun God is, dat zy aardsche dingen bedenken.// Maar by anderen of by velen, heeft het goede woord Gods, aanvankelijk of by toeneming, ingang gevonden en vrucht gehad; en hy ziet, hy ziet zich waarlijk omringd van eene gemeente van Christus; van een kern der gemeente, waarin Christus leeft; van een ruimer kring, waarin hy dagelijks meer een gestalte verkrijgt; van eene aangroeiende menigte, wier aangezicht, by nog zeer verschillenden trap van geestelijke ontwikkeling, ontwaking, of opwekking, naar Christus, naar zijne waarheid, naar zijn algenoegzamen troost gericht is. Nu gevoelt hy ook wat het zegt, deze lammeren en deze schapen beide te weiden en te hoeden. Hoe veel liefde, hoe veel geduld, hoe veel ernst, hoe veel menschenkennis, hoe veel wijsheid die van boven is, hoe veel ervaring, hoe veel opmerkzaamheid daartoe vereischt wordt. Nu is zijn oog met

-ocr page 23-

( 19 )

dubbele bezorgdheid geslagen up de gevaren, die van rondom deze schapen en deze lammeren bedreigen. Nu klopt zijn hart van vrees, als hy bedenkt, hoe de Booze omgaat als een brullende leeuw , zoekende wien te verslinden; als hy den geest des tijds zich meer en meer ziet openbaren als een geest van lichtzinnigheid , van zinnelijkheid , van hoogmoedig twijfelen en koelbloedig vertwijfelen aan hooger, aan volstrekte, aan geopenbaarde waarheid; als hy ziet hoe het bygeloof zich met de wapenen des vleesches toerust tot een grooten kamp; hoe liet ongeloof den grond poogt te ondermijnen waarop de kerk van Christus gebouwd is; hoe die kerk, door dwaling en liefdeloosheid verscheurd, en van buiten bedreigd , op het punt is van in een aantal sekten uiteen te spatten. Nu vraagt hy van dag tot dag-den Heer om al wat hem noodig is, om in de geestelijke behoeften van zijne, hem in hare eigenaardigheden zoo goed bekende gemeente te kunnen voorzien, om haar te mogen opbouwen in het allerdierbaarst geloof, te wapenen tegen dc; listige verleidingen des satans, te beschermen tegen de gevaren die van alle kanten dreigen, en proef te doen houden tegen invloeden die alles doordringen. Nu verlangt hy meer en meer en geheel, niet slechts de zorgende , maar ook de wakende herder der kudde te mogen wezen. Nn.... Maar het is gedaan. Opeen oogenblik wordt hy geroepen de voorwerpen zijner

-ocr page 24-

( 30 )

7,org en waakzaamheid te verlaten, en hunne heiligste zielsbelangen, de belangen der lammeren en der schapen, der vaders, der jongelingen, en der kin-derkens, der sterken en der zwakken, der blijden en der treurigen, der bekommerden en der genisten , der genaderden en der afkeerigen, der toege-tredenen en der van verre staanden , over te geven aan andere handen dan de zijne. Wat dit zegt; ook waar men zich geenszins houdt voor den eenigen of den besten , aan wien deze belangen kunnen worden toevertrouwd; kunnen zy gevoelen die, in welke betrekking dan ook, met eenige liefde gezorgd, met eenige liefde gewaakt hebben. En ik word in dezen oogenblik aan het kloppen van mijn hart gewaar, dat het my ten uwen opzichte, en met betrekking tot uwe heiligste belangen, niet geheel en al aan deze bezorgdheid der liefde ontbroken heeft.

II. M aar Geliefden! Indien mijn hart bloedt by het denkbeeld, niet maar dezen scboonen en dierbaren plek , waar ik gedurende meer dan dertien jaren zoo veel goeds van (iod en menschen ondervonden heb ; waar de lieer , gelijk door zijn Woord en Geest en Werken, zoo ook^doov zijne met my gehoudene Wegen, leerzaam tot mijn hart gesproken heeft; waar ik de genoegens van een overgelukkig huwelijk ruimschoots heb mogen smaken; waar alle mijne

-ocr page 25-

( 21 )

kinderen geboren zijn , en waar een van mijne kinderen in den schoot der herbergzame aarde achterblijft — indien, zeg ik, mijn hart bloedt by het denkbeeld: niet maar dezen plek , maar u , u allen te moeten verlaten ; indien ik, met diepen weemoed, stilsta by mijnen wel niet kortstondigen, wel niet ongezegenden, maar ach zoo onvolledigcn, onvol-tooiden, in menig opzicht en by menig uwer nog eigenlijk pas begonnen arbeid; indien ik met een vol gemoed, de zorg voor de gezamenlijke en de onderscheidene belangen, in het hoogst en heiligst opzicht , van zoo vele zielen loslaat en moet overgeven : welk een balsem, welk een opbeuring, welk een verademing valt my ten deel, wanneer ik, op dezen dag van scheiding, bepaald word by dit woord van den scheidenden Christus tot zijne gemeente: Ziet, Ik ben met ulieden, alle de dagen tot de voleinding der wareld. Want het is het woord van den Blijvenden Vriend, van den lenigen Voleinder, van den Machtigen Bewaarder.

Gewis! De Meer, die met zijne gemeente is alle de dagen tot de voleinding der wareld, is ook met de gemeente die hy zich bier vergaderd heeft, en zal inet haar zijn alle de dagen waarin deze gemeente, als eene gemeente in zijne gemeente, bestaan zal; zal met haar zijn, zoo lang aan deze plaats twee of drie zielen vergaderd blijven in zijnen naam.

-ocr page 26-

( 22 )

Hy heeft my voor een tijd tot herder en leeraar over deze gemeente gesteld , en ze my lief en dierbaar gemaakt om zijnent wil en om haar zelfs wil — thands behaagt het hem my naar elders heen te zenden; en ik ga, maar Hy blijft. Ik ga. Een zwak, een zondig mensch gaat; een nietig werktuig dat niets is, dat niets kan dan door hem alleen; maar hy, de volmaakte, de heilige, de machtige blijft. Hy blijft, die alles is, en alles vermag, ook zonder iemands tusschenkomst of bemiddeling. Ik ga in de smart der liefde, maar hy blijft in de kracht dei-liefde. En zoo ook onder u. Geliefden! in deze oogenblikken iets van de smart der liefde gevoeld wordt: my vertroost het, dat Zijne liefde machtig is ii meer dan te vertroosten, en meer, o eindeloos meer dan te vergoeden, wat gy meenen zoudt in my te hebben verloren. My troost het dat hy, de blijvende Vriend, op allerlei wijze, onze scheiding vruchtbaar , gezegend, heilrijk maken kan voor velen, voor allen.

Liet is waar, ik moet een arbeid staken, die my aan deze plaats, door den veelvuldigen zegen Gods, hoe langer hoe dierbarer geworden was. Ik moet een werkkring opgeven, waarin nog zoo veel te doen overig blijft, en veel te weinig door my verricht is; en het gevoel van het onvoltooide, het onvolledige, het gebrekkige, mag my, voor zoo veel mijn traagheid en onkunde daaraan schuld heeft, wel

-ocr page 27-

( 33 )

drukken on ter neder slaan. Maar zoo ik daarvoor met een diep ootmoedig hart het schuldbedekkend bloed van mijnen Verlosser inroep, dan mag de overtuiging my opbeuren, dat zijn (leest het verzuimde inhalen, zijn lieide het onvolledige aanvullen , zijn kracht het onvoltooide voleinden , zijne genade ook aan het gebrekkige de vrucht en den zegen van het volmaakte geven kan; en dat zijn Geest, zijn liefde, zijn kracht en zijne genade, dat hy zelf gewisselijk met ulieden zijn en blijven wil om zijnen arbeid onder u voort te zetten. Immers was het alleen zijn werk en niet het mijne, wat onder u en in u vrucht en zegen gehad heeft, van dien dag af dat ik, een onervaren jongeling, met vreezen en beven, maar opzien tot hem, de taak, voor mijne krachten te zwaar, om uw herder en leeraar te zijn , op my genomen heb, tot op dezen dag des af-scheids toe. Indien hy het volmaakte alleen gezegend had, wat kon zegen gehad hebben? Indien hy niet de voleinder geweest ware, wat zou het door my begonnene ooit of ooit hebben beteekend ? Nooit was mijn zaaien, nooit mijn besproeien iets, dan doorhem die den wasdom gaf. Zijn zegen is ten allen tijde buiten eenige evenredigheid met den arbeid zijner dienstknechten; zijn macht is aan geen middelen gebonden, en misschien, mijne Hoorders, heeft hy my aan deze plaats het werk niet uit de handen genomen , dan om, tot uw geluk , zijne eer en mijne

-ocr page 28-

( 34 )

tcliciis blijdschap on verootmoediging, te toonen. welke groote dingen hy voor liet koninkrijk Gods in deze gemeente doen en voleinden kan, zonder my.

Zonder my. Waarom, o gemeente van Heemstede ! waarom, o gy schapen en lammeren des Heeren 1 waarom , ogy zielen, tot heden toe aan mijn herdersstaf toe-betrouwd ! waarom zou mijn gemoed over u bezwaard, mijn hart over u bezorgd zijn , nu niemand anders dan de Heer my van de zorg voor uwe heiligste belangen ontslaat, hy die weet wat hy doet, en van wien ik weet dat hy zorgt ? Waarom, onbekeerde, zou ik wanhopen aan uwe bekeering? waarom, van verrestaande, zou ik vertwijfelen aan uwe toebrenging? waarom, eenvoudige, zou ik uwe vervoering met eiken wind van leering, waarom, gy die nog zijt in het vuur der eerste liefde uwe haastige verkoeling, waarom, gy die wèl liept, uwe op handen verhindering vreezen ? Waarom, opgewekte, uwe volkomene ontwaking, waarom, ontwaakte, uwe geheele verlichting, waarom, verlichte, uwe voorspoedige ontwikkeling niet verwachten? Waarom, zwakgeloovige, uwe volkomene vertroosting, waarom, nog verborgen belijder, uw openlijk optreden niet blijmoedig te gemoet zien? Waarom zou ik zoo uitermate beducht zijn voor de vervoerende kracht van allerlei nieuwe en vreemde leeringen , voor de valstrikken van het bygeloof, de verlokkingen des ongeloofs, en de bedwelming van

-ocr page 29-

( ^5 )

een tegenstrijdig en onzalig geroep ; de tempel des iïeeren is hier! de tempel des Ilceren is hier! ten opzichte van eene gemeente, by welke ik dertien jaren lang het evangelie des krnises gepredikt, naar mijn beste vermogen in een helder licht geplaatst, en met alle kracht tegen al wat daarmede streed gestreden heb? //Zoo de Heer het huis niet bouwt, te vergeefs arbeiden zijne bouwlieden daaraan; zoo de Heer de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter!// En gerust kunnen de bouwlieden, en gerust kan de wachter het bouwen en waken aan den lieer overlaten, zoo hy zelf het is, die hun het werk uit de handen neemt, zoo hy zelf het is, die hem aflost van zijn post. Geliefden, ik ben in mijn geweten overtuigd dat de lieer my tot werken en waken in een andere gemeente geroepen heeft; daarom ben ik ook volkomen gerust dat hy zelf liet werken en waken in deze gemeente heeft op zich genomen; daarom gevoel ik in mijn hart dat ik uwe heiligste belangen , voor zoo verre zy my waren toevertrouwd , niet willekeurig, niet roekeloos loslaat, maar ze stel in zijne machtige hand! Hoe veilig zijn ze in de hand van hem, die tot zijne gemeente gezegd heeft: Ziet, Ik ben met ulieden, alle de dagen tot aan de voleinding der wareld! Hoe heilig zijn ze aan het hart, waarin dat woord nog veel meer leeft dan in het hart van zijn trouwsten dienstknecht, van zijn geloovigsten belijder! Neen, geen

-ocr page 30-

( 20 )

tranen meer van droefenis in deze ure van scheiding ! geen klacht by het terugzien, geen zucht by het vooruitzien — maar slechts een blijmoedig opzien tot hem, die niet te vergeefs ten hemel is opgevaren , en niet te vergeefs dit woord heeft nagelaten op aarde! Geen kleinmoedig treuren, geen kleingeloovig vreezen in dit hart, dat u verlaat. Slechts dankbare blijdschap, dat het my gebeuren mocht dertien jaren lang u het evangelie van den Eeuwig Blijvende te prediken !

III. Aldus gesterkt kom ik tot deu afscheidsgroet, dien ik, geliefde Broeders en Zusters! voor u op het hart heb. Dien ik in de eerste plaats aan u wil toebrengen, aanzienlijke lieer dezer plaats! aan wiens vereerende keuze ik het naast God te danken heb gehad, dat ik dertien gelukkige jaren mijns levens in deze gemeente heb mogen doorbrengen , en in haar midden het werk des Heeren naar de mate mijner gaven en krachten werken; en aan u allen, Hoofden en leden der burgerlijke Overheid ! aan wier goede regeering, in de vroegere en in de latere jaren van mijn verblijf, ik en mijn huis alle erkentelijkheid schuldig zijn. Ontfangt by het scheiden, mijnen dank voor al het goede onder uwe bescherming en bestuur genoten, en de uitdrukking van mijn oprechten wensch dat gy in uwe personen , ampten , en betrekkingen , by voort-

-ocr page 31-

( M )

during rijkelijk gezegend worden moogt door Hem, uit wiens milde bron alle zegeningen vloeien, üe belangen der kerk van Christus te dezer plaatse, aanzienlijke lieer, en tegenwoordige Overheidspersonen , worden u, voor zoo ver gy die bevorderen kunt, met allen ernst en nadruk ook nog in dezen oogenblik door my aanbevolen. Maar behoeft het mijne aanbeveling, waarvan de behartiging haar eigene belooning medebrengt, en met de goedkeuring des lleeren bekroond wordt?

TJ zij een broederlijk vaarwel toegeroepen, geliefde Broeders in do heilige bediening, medeleden van den Ring, waartoe de gemeente van Heemstede behoort, en die van den eerstvolgenden rustdag af aan, door de vervulling van het heilig predikwerk in een deel der behoeften der, zoo wy hopen , slechts voor korten tijd openstaande gemeente zult voorzien ! Moogt gy by dit broederlijk dienstbetoon, de ondersteuning des lleeren, en de bemoedigende erkentenis der gemeente ondervinden. Gy boven al, die boven allen geroepen zijt, haar in dit tijdsgewricht , ook met de onderwijzing barer kinderen, het bezoek barer kranken, en voorts in alles niet raad en daad te dienen. Ontfangt, geliefde Broeders, by voorraad de betuiging van mijnen harte-lijken dank voor deze diensten, en niet minder voor de welwillendheid, de zachtmoedigheid, en de broederlijke hulp en vriendschap, die ik ten allen

-ocr page 32-

( 2S )

tijde, onverdiend van u heb mogen ondervinden. Zegene u de lieer in nwe eigene werkkringen , in uwe huizen, in uwe harten. Steile hy u, door de verkondiging van zijn waarachtig evangelie, lang tot een zegen voor velen!

En gy, geachte Broeders! die als Medeopzieners, als Diakenen, als Behartigers der belangen van de openlijke eerdienst, als Onderwijzers der jeugd, my vroeger en later en tot op dezen oogenblik in het verzorgen van de hoogste belangen dezer gemeente hebt ter zijde gestaan; mannen, aan wie ik my niet slechts door het gezamenlijk werken aan eene gemeenschappelijke taak, maar door hartelijke liefde cn achting verbonden gevoel; ont-fangt den laatsten groet van uwen voorganger eu mededienstknecht. Hy dankt u voor al uw hulp, voorlichting, ondersteuning, medewerking. Met byzonderen nadruk draagt hy u op aan de liefde en gemeenschap van Hem, die ons verwaardigde, in onderscheidene roepingen, medearbeiders te zijn in zijnen wijngaard. Gaat voort, naar de mate uwer gaven en naar den aart uwer bedieningen, met alle macht te doen wat uwe hand vindt om te doen ! De achting der gemeente, het welgevallen van den Heer vergezelle en omringe u!

Gy allen, leden der gemeente van Heemstede, of die u, gedurende een aanmerkelijk gedeelte des jaars, als opgezotenen dezer plaats, aan de gemeen

-ocr page 33-

( M )

te, als waart gy leden, aansluit! Aanzienlijken en geringen , wijzen en ecnvoudigen, ouden en jongen, gy vooral mijne vroegere en latere leerlingen! aanvaardt het laatst, aanvaardt liet diepgevoeld vaarwel van uwen voor^aiurer. Neemt allen uw deel

O O

van de hartelijke erkentelijkheid die hy u toedraagt, voor hetgeen gy op onderscheidene wijze en mate aan zijne levensvreugde, en waar hy het behoefde, aan zijne vertroosting hebt toegebracht. Velen uwer hebben zijn tijdelijk welzijn en genoegen vermeerderd; velen uwer zijn door woord en voorbeeld bevorderlijk geweest aan zijn eeuwig heil. Allen hebt gy met zijne gebreken geduld gehad; allen hem in lid-de gedragen, door achting gesteund. ITy dankt u. üe Heer zegene u. Er is een tijd geweest dat hy meende dat het dc wil des i leeren zijn zoude hem levenslang onder u te doen verblijven; waarin hy zich voorstelde, by den afgestorvenen lieveling, wiens gebeente hy nu in uw midden achterlaat, te zullen nederdalen in het graf. En deze gedachte had voor hem veel zoets. Doch anders waren de gedachten zijns Heeren. En nu scheur ik my van u af, daarin getroost dat die lieer met zijne gemeente is, alle de dagen, tot aan de voleinding der wareld

Zij die gedachte ook u dierbaar! u allen, mijne Toehoorders! Zij ze het elk lid der gemeente, die my uit haar midden ziet vertrekken. Het is niet

-ocr page 34-

( ;3U )

slechts eene in elke scheiding, in iedere smart, in allen nood troostrijke gedachte; maar ook eene heilzame en heiligende, o I loe troostrijk zal zy my zijn , wanneer ik niy overtuigd mag houden , dierbare Vrienden ! dat zy u vertroost. Zy zal dan elk uwer doen vragen: Ik, behoor ik wel waarlijk tot die gemeente, met welke de Heer beloofd heeft te zijn, tot aan de voleinding der wareld ? Of behoor ik, wat ik ook schijne, en wat ik ook heete, in den grond der zaak, tot die wareld niet welke hy niet is, die met hem niet is, die hem en zijne zaak bestrijdt? Ben ik wel waarlijk met hem? Is mijn hart met hem, mijn verstand, mijn wil, mijn wandel? Heb ik by hem de verzoening van mijn schuld, de vernieuwing van mijn hart, de heiliging mijns levens gezocht? Zoodat ik ook op zijne verzorging en bewaring en nabyheid rekenen mag?

Zy zal dan elk uwer de verplichting doen gevoelen, om zoo hy waarlijk den troost van die gedachte genieten mag in zijn hart, door een blijmoedig gelaat, een kalme ziel, en een hem verheerlijkend vertrouwen in allen nood en dood, de wareld te toonen hoe groot, hoe onwankelbaar, hoe bestendig te midden van al het onbestendige, de steun en de sterkte is, welke de ware gemeente heeft aan eenen Heer, die met haar is alle de dagen, tot aan de voleinding der wareld.

Zy zal u aanvuren om dagelijks meer te zijn voor

-ocr page 35-

( ai )

hem, die altijd is met u. Het leven met den Heer zal in het leven voor den Heer, meer en meer gezien worden. l)c broederlijke liefde zal blijven; de openbare byeenkomsten zullen niet worden nagelaten. De kinderen zullen opgevoed worden in de leering en vermaning des Heeren. De regel des huisgezins zal een christelijke regel zijn. Die liet werk des Heeren onder u werkt, zal door uwe achting en liefde en medehulp worden ondersteund en bemoedigd. Gy zult uwe handen niet onttrekken aan de School, die wy hier naar de behoefte van het christelijk hart hebben gesticht; noch aan het Zendingvverk, waarvoor wy uwe belangstelling en werkzaamheid met zoo goed gevolg mochten opwekken. In barmhartigheid, in een werkdadig medelijden met alle lichamelijke en geestelijke ellende der menschen, in zachtmoedigheid en verdraagzaamheid ten opzichte van onwijzen en dwalen-den, in vergevensgezindheid en liefde tot de vijanden, zal de navolging des Heeren gezien worden; en, zichzelve niet bewust, zal een beminnelijke ootmoed dat alles bekroonen, O, hoe zal dan deze gemeente bloeien; hoe zal zy blinken als een stad op een berg! Hoe luisterrijk zal zy worden bestraald door het licht van \'s Heeren genade! Welke voorsmaken van hemelschc zaligheid zullen door hare leden worden genoten! Mijne Hoorders! wy hebben ons verkwikt aan de belofte: Ziet, Ik ben

-ocr page 36-

( ;3U )

slechts eene in elke scheiding, in iedere smart, in allen nood troostrijke gedachte; maar ook eene heilzame en heiligende, o I loe troostrijk zal zy my zijn , wanneer ik niy overtuigd mag houden , dierbare Vrienden ! dat zy u vertroost. Zy zal dan elk uwer doen vragen: Ik, behoor ik wel waarlijk tot die gemeente, met welke de Heer beloofd heeft te zijn, tot aan de voleinding der wareld ? Of behoor ik, wat ik ook schijne, en wat ik ook heete, in den grond der zaak, tot die wareld niet welke hy niet is, die met hem niet is, die hem en zijne zaak bestrijdt? Ben ik wel waarlijk met hem? Is mijn hart met hem, mijn verstand, mijn wil, mijn wandel? Heb ik by hem de verzoening van mijn schuld, de vernieuwing van mijn hart, de heiliging mijns levens gezocht? Zoodat ik ook op zijne verzorging en bewaring en nabyheid rekenen mag?

Zy zal dan elk uwer de verplichting doen gevoelen, om zoo hy waarlijk den troost van die gedachte genieten mag in zijn hart, door een blijmoedig gelaat, een kalme ziel, en een hem verheerlijkend vertrouwen in allen nood en dood, de wareld te toonen hoe groot, hoe onwankelbaar, hoe bestendig te midden van al het onbestendige, de steun en de sterkte is, welke de ware gemeente heeft aan eenen Heer, die met haar is alle de dagen, tot aan de voleinding der wareld.

Zy zal u aanvuren om dagelijks meer te zijn voor

-ocr page 37-

( ai )

hem, die altijd is met u. Het leven met den Heer zal in het leven voor den Heer, meer en meer gezien worden. l)c broederlijke liefde zal blijven; de openbare byeenkomsten zullen niet worden nagelaten. De kinderen zullen opgevoed worden in de leering en vermaning des Heeren. De regel des huisgezins zal een christelijke regel zijn. Die liet werk des Heeren onder u werkt, zal door uwe achting en liefde en medehulp worden ondersteund en bemoedigd. Gy zult uwe handen niet onttrekken aan de School, die wy hier naar de behoefte van het christelijk hart hebben gesticht; noch aan het Zendingvverk, waarvoor wy uwe belangstelling en werkzaamheid met zoo goed gevolg mochten opwekken. In barmhartigheid, in een werkdadig medelijden met alle lichamelijke en geestelijke ellende der menschen, in zachtmoedigheid en verdraagzaamheid ten opzichte van onwijzen en dwalen-den, in vergevensgezindheid en liefde tot de vijanden, zal de navolging des Heeren gezien worden; en, zichzelve niet bewust, zal een beminnelijke ootmoed dat alles bekroonen, O, hoe zal dan deze gemeente bloeien; hoe zal zy blinken als een stad op een berg! Hoe luisterrijk zal zy worden bestraald door het licht van \'s Heeren genade! Welke voorsmaken van hemelschc zaligheid zullen door hare leden worden genoten! Mijne Hoorders! wy hebben ons verkwikt aan de belofte: Ziet, Ik ben