LEERREDE
v OVER
MARKUS X. 13—lü.
Eu zy brachten kinderkcns tot licm, opdat liy zo nnnraken zou; en de discipelen bestraften degenen, die ze tot hem brachten.
Maar Jezus, dat ziende, nam het zeer kwalijk, en zeide tot hen: Laat do kinderkous tot my komen, en verhindert ze niet, want derzulken is het koninkrijk Gods.
Voorwaar zeg ik u: zoo wie het koninkrijk Gods niet ontfangt gelijk een kindeken, die zal in hetzelve geenszins ingaan.
En hy omving ze met zijne armen, en de handen op hen gelegd hebbende zegende hy dezelve.
tV at boeit ons eerst en meest in het aautrekkelijko tafereel hier door de pen van Markus geschetst? Behoef ik het te vragen? Immers de persoon des Ileüands de kinderkens aanhalende, de kinderkous met zijne armen omvangende, de kinderkens zegenende, die men tot hem brengt, en niemand van hem weeren raag. Zoo willen \\vy dan, in de eerste plaats, by dezen trek, by deze daad zijner liefde stilstaan. Daarna valt ons oog op dn door hem in bescherming genomene, gelukkig gepre-
zone, gezegende khulerkens zelve... en het is goed dat zy ons over hun, dat zy ons over het christelijk kindervoorrecht doen nadenken. Maar zy die deze kinderkens brachten, en zy die ze weeren wilden, zijn ook niet onbelangrijk, en bepalen ons, door hun gedrag en wedervaren, by een gewichtig punt van onze christenplicht.
Jezus liefde voor de kinderkens;
liet voorrecht der kinderkens ;
Onze christenplicht omtrent hen —■ Ziedaar dan waaraan wy, met het oog op de belangwekkende groep die wy voor ons hebben, achtereenvolgens onze aandacht willen wijden.
Des lleilands liefdevoor de kinderkens. iloe duidelijk, hoe nadrukkelijk, hoe hartinne-mend beminlijk spreekt zy hier, door woord en daad! Ook zijne discipelen waren geen kindeiha-ters. Zoudt gy het denken van een Petrus, een Johannes, een Nathanaël? Maar de Heiland had ze liever dan zy. Zy konden het van hun hart verkrijgen vaders, moeders die met hunne kleinen tot dcu Meester wilden doordringen opdat hy ze , eer hy hun land verliet, //aanraken,v zegenen mocht, terug te houden , ja te «bestraffen.quot; //Wat dachten deze ouders wel?// //Had de Meester met volwassenen niet genoeg te doen, om zich ook nog
met kleine kinderen in te laten?// «Moest liy zich misschien in liet behandelen der gewichtigste onderwerpen door hunne onbeduidendheid laten storen?...// Welzeker! Hy laat zich storen, en verstoort zich niet dan tegen de verstoorden. Schept moed, tc ras uit het veld geslagene vaders! Verschrikte moeders ! wischt dien al te schielijken traan weder af! Jezus Christus heeft tijd, hy heeft een hart voor de kleinen. Al te wijze discipelen! leert dat hart beter kennen, de kleinen anders liefhebben. //Laat de kinderkens tot my komen! Verhindert zeniet! Derzulken is het koninkrijk Gods.// Komt hier lieve kleinen! komt in deze armen; komt aan dit hart; zit op dezen schoot, en, schoon gy het niet verstaat, ontfangt den zegen, den zegen van den goddeiijken kindervriend!
Deze liefde verwondert ons in den Heiland niet. Haar te aanschouwen geeft ons veel te denken en te danken; het vervult ons met hoop en vertroosting.
Zy verwondert ons niet in Mem. Hoe zou het mogelijk zijn? De goeden zijn altijd en jegens allen goed. Ihi hy is de goede by uitnemendheid. Wat waarlijk groot is buigt zich gaarne tot het kleine neder, en de sterken voelen zich aamjetrok-
\' o
ken door het zwakke, dat zwijgende hunne be.^ihcr-miiig schijnt in te roepen. Ach, met welk een
154
liefde en goedhartigheid heeft men helden in den
O O
krijg vergrijsd en verweerd met kleine kinderen zien spelen, waar baardelooze knapen de schouders voor ophaalden. Jezus, het ideaal van alle zedelijke grootheid, kan de kleinheid niet hebben zijne waardigheid in gevaar te achten door het liefkozen van een kind. Het oog van Jezus, wiens liefde macht is, zoekt overal liet zwakke, dat zijn steun behoeft, dat hy sterken mag door een aanraking zijner hand, opbeuren door een woord zijner lippen. Is ook hy niet kind geweest? Weet hy niet wat kind-zijn is? hoe hard een kind een afwijzing, een terugzetting valt, die het niet verdient; en hoe gevoelig het is voor het geringst, voor kinderoogen altijd onmiskenbaar, blijk van ware liefde?
De liefde , welke wy den Heiland aan kinderkens betoonen zien, geeft ons veel te denken en te danken. Hoe veel zijn wy aan deze liefde verplicht. Ook wy waren kinderen. Welke groote voorrechten geniet de christelijke kinderwareld boven die heidensche, waarin onze voorouders opgroeiden, en zelfs boven die israëlitische waarin men echter zong: // De kinderen zijn een erfdeel van den Heer; de vrucht des schoots is eene belooning!// Weinig baatte het dat een romeinsche Wijze het had uitgesproken : // Den kinderlijken leeftijd is men een die-
|)cii eerbied schuldig // (I), slechts het liefdewoord van Jezus Christus: //J^aat de kinderkens tot my komen en verhindert ze niet, want demilken is het koninkrijk der hemelen,// heeft op aarde het kinderlot kunnen veranderen.
Door tlit woord, door deze liefde bemoedigd, hebben christelijke ouders ons ter doopvonte gedragen , ofschoon er medechristenen waren die hen daarover berispten; door dit woord, door deze liefde hebben zy zich te gelijk gesteund en gedrongen gevoeld om ons christelijk op te voeden, //op te voeden iu de leering en vermaning des Heeren.// Om deze liefde het eerst hebben wy den lieer lief gehad.
//Jezus is een kindervriend. Onzer wil hy zich erbarmen; lly nam kindcrs in zijn armen: Jezus is een kindervriend!// Helaas, hoe menig onzer heeft in later leeftijd by een christelijk kerklied misschien nooit meer zoo veel gevoeld als, in zijn vroege jeugd, by deze kinderlijke rijmen!
De liefde, welke wy den Heiland op aarde den kinderkens betoonen zien, vervult ons met hoop en vertroosting. De meesten onzer bezitten, velen onzer verloren kinderen.
Wy hebben kinderen, en wy hebben ze lief. On-
(1) Magna piierigt; «lobcluv nn\'crmlin
I 50
/e liefde liet ze doopeu in zijn nauni; onze liefde draagt ze biddende aan hem op; onze liefde wensclit ze met wijsheid tot hem te brengen. Maar onze liefde vermag voor hen niet alles wat zy zonde wenschen; zy is dikwerf zoo onheilig, altijd zoo gebrekkig. Welk een voorrecht dan, hen de voorwerpen zijner alvermogende, zijner volmaakte liefde te weten ; welk een aanmoediging, welk een steun , welk een grond voor de blijdste verwachting en hoop! Welk een zegen, tot onze kleinen te durven zeggen; «Gy zijt niet te klein voor den Heere Jezus; ook naar u strekt hy zijne armen uit; ook voor u heeft hy een zegen!\'/ Welkeen troost dit tc mogen denken, daar waar de aardsche zegeningen weinig zijn en veel door hen gemist wordt dat andere kinderen hebben, maar deze hemelsche zegening , waar Hy ze schenken wil, door niets of niemand kan worden geweerd, en alles goed maakt.
Velen onzer verloren kinderkous. Weinige ouders bleven van dit leed verschoond. Ach, welk een leed! welk een pijn! Zy werden ons van het hart gescheurd. Neen! wy konden ze eerst niet brengen ; wy wilden ze beletten te gaan ! Tot dat het ons zoo duidelijk, zoo liefderijk ernstig in de ziele klonk: //Laat de kinderkeus tot my komen, en verhindert zc niet!// Toen was het wèl... En het blijft wèl.
157
Staan wy nu, in de tweede plaats, by liet groo-te voorrecht der tot Jezus gebrachte kin-derkens stil. Zien wy waarin het bestaat; waar het zijn grond in beeft; en dat bet goed is bet ons te berinneren.
Met bestaat niet in de verKunnin;»\' tot Jezus tc;
O O
komen; deze hebben zy niet op de volwassenen vooruit , maar met de volwassenen gemeen. Maar bet bestaat in de byzondere belangstelling, waarvan zy by hem het voorwerp zijn; in bet nadrukkelijk welgevallen waarmede by ben ontfangt; in hot benijdbaar getuigenis dat by van ben kan afleggen.
Welk eene belan^stellinf!;! Die ben //verlundc-
O O
ren// wil, wekt zijn heilig ongenoegen op, en al is het een geliefd discipel, Jezus spaart hem niet, maar toont, toont hem voor aller oog, dat by dit //zeer kwalijk neemt.// Welk een ontfangst! Hy //omvangt de kleinen met zijne armen,// d. i. by omhelst, hy drukt ze aan zijn liart; en, wat wy niet lezen dat hy ooit eenen volwassenen gedaan heeft, dat doet by bun; met oplegging der handen worden zy door hem gezegend. Er is hem aan gelegen dat men wete, dat men zie, dat ze hem lief en hoe lief en welkom zy hem zijn. Mn alle deze liefdeblijken worden overtroffen, en zy worden verklaard door dit getuigenis dat hy van
158
hen aflegt: //üerzulken is liet koninkrijk (jods. Voorwaar zeg ik n, zoo wie het koninkrijk (Jods niet ontfangt gelijk een kindeken, die zal in \'t zelve geenszins ingaan.//
Maar dit getuigenis, mijne Geliefden! waarin vindt het, op zijne beurt, voor ons verstand eene verklaring, die het zekerlijk voor ons gevoel niet eens behoeft? Waarin anders dan in de eigenaardigheid van dat kinderlijk gemoedsleven, hetwelk niet alleen een beeld en spiegel verstrekt van iets veel hoogers en geestelijks, maar ook metterdaad aan dat hoogere eu geestelijke nader staat dan hel meer ontwikkeld zielsbestaan der volwassenen.
Toen de Heiland op den berg gezeten, zijnen mond opende om voor het eerst eene rede te honden voor de scharen, wat was toen zijn eerste woord? — Het was dit woord, mijne Geliefden: //Zalig zijn de armen van geest, want hunner is liet koninkrijk der hemelen (1).// Tot den ingang iu het koninkrijk der hemelen is armoede van geest het eerste vereischte; en het beslissend vereisehte, omdat het zonder dit vereischte nooit, met dit vereischte geleidelijk tot het bezit der overige ver-eischten komt. Want wat is //armoede van seest?//
o
Is het niet die eenvoud des harten, waardoor men er niet aan denkt zich zijne geringheid, zijne on-
(1) Matth. V. 1, 2, 3.
159
wetendheid, zijne afhankelijkheid van wijzer en beter te ontveinzen, maar zich gaarne aan eene lief-
J O
de vertrouwt die onderrichten, raden en helpen kan ? Gewis dit is liet; maar indien wy dc var-moede van geest// aldus beschrijven, hebben wy dan ook niet het eigenaardige van liet kinderlijk gemoedsbestaan beschreven, en juist dat //kinderlijke,// hetwelk de kinderkens in onze oogen zoo aantrekkelijk maakt en waardoor ook onze en alle liefde zoo veel op hen vermag. Heininlijk de Mensch, die ondanks alle ontwikkeling van zijn verstand en geestvermogens nog altijd iets van dat kinderlijke overhoudt! Gelukkig de Man , die, van de vervoeringen van den hoogmoed teruggebracht en uit den begoochelen den droom van eigen kracht en wijsheid ontwaakt, nog eens weder geheel, en in zijn hoogst belang, tot dat kinderlijke terugkeert! Driewerf gelukkig het Kind, dat door dit kinderlijke, dat hem natuurlijk is, zoo veel vatbarer is om dei-hoogste Liefde en Wijsheid een onbepaald vertrouwen te schenken dan dc Volwassene, wieu dit kinderlijken strijd, ach dikwijls den zwaarsten strijd, moet kosten !
//Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het koninkrijk der hemelen.// O, mijne (ieliefden! indien wy dit verstaan, dan verstaan wy ook in wat zin en op wat grond, het heeten mag // der
160
kinderkeus is het koninkri jk Gods; // dan nemen \\vy dankbaar aan en zeggen Amen op de plechtige herinnering; //Voorwaar zeg ik u! zoo wie het koninkrijk Gods niet ontfangt gelijk een kindeken, die zal daarin geenszins ingaan!// Jezus, die de menschen liefheeft, heeft vooral de kinderkens en de kinderlijke menschen lief. Jezus, die zondaren behouden kan van het verderf, kan het eerst die zondaren behouden die nog kinderlijk zijn, of, waar zy een blik met Zijne liefde gewisseld hebben, het wederom worden willen en worden. Ja slechts dezen kan hy behouden. O behoorden wy allen tot hun getal! Ziet, mijne mede-nienschen, ziet, mijne mede-zondaren! Ziet deze kinderkens, aan de hand hunner moeders, op den arm hunner vaders, tot Jezus gebracht en gedragen. Zy laten zich dragen; zy laten zich brengen; ziet iioe genist, ziet hoe tevreden zy zijn! Die goede Jezus, tot wien zy gebracht worden, zal hun niets dan goed doen. Een oogenblik worden zy wel bang en hangt het lipjen , om den gefronsden wenkbraauw der harde mannen die hunne ouders //bestraften;// maar slechts een oogenblik! Zy hebben het vriendelijk gelaat van Jezus reeds gezien, zy zien zijn uitgestrekte armen; zy hooren dien zilvertoon: //Laat hen komen!// Wie hunner bedenkt zich nog? wie aarzelt? wie vraagt of hy mag, of hy durft? Daar
KiJ
zijn zy... Zy laten zich opnemen; zy laten zich omarmen; zy laten zich aan het hart drukken; één voor één, twee te gelijk, om het eerste... Zy laten zich //tie handen opleggen en zegenen.// Hoe ernstig zien zynn! Zy gevoelen het wel, dat dit ernst is en geen spel. Ziet hoe lief zy dezen .lezus krijgen; hoe gevoelig, hoe dankbaar, hoe diep doordringend zy hem aanstaren! O zy verstaan zijn hart! Dat gelaat zullen zy nimmer vergeten. Dit is een //goed Man!// Zoo dikwijls zy hem weder zien, znllen zy hem te gemoet ijlen, En als de groote menschen hem // HozanutW/ toeroepen , zullen zy mede roepen... En het blijven roepen, als die groote menschen (zy begrijpen niet waarom?) met dat roepen weder ophouden (l)... En al wat die Man van hen wil dat zullen zy doen!... (Jeluk-kige Eenvoudigheid! Ach ! drukte zy in iederen trek het beeld van ons Geloofsleven uit!
Wy hebben over de kinderliefde van onzen liei-lancl nagedacht; wy hebben gepoogd het voorrecht der kinderkens te doorgronden; het evangeliesch verhaal, dat wy voor ons hebben, geeft ons ook aanleiding onze christenplicht omtrent de kleenen te overwegen. Drie voorschriften, die ik
(J) Zie Matth. XM. 9, 15.
I (gt;2
allen aan hetgeen vvy hier zien en hooren ontleen, drukken haar uit.
Doet hetgeen gy hier ziet dat den Heiland welgevallig is: Brengt do kinderkens tot hem opdat hy ze aan rake !
Doet naar het woord des Heilands: Laat de kinderkens tot hem komen, en verhindert zeniet.
Doet naar het voorbeeld des Heilands: Omvangt ze met uwe armen !
I. Doet hetgeen gy hier ziet dat den I leiland welgevallig is: Brengt de kinderkens tot hem, opdat hy ze aanrake, zijne liefde toone, zijnen zegen, den hoogsten zegen geve; Uwe kinderkens, christelijke ouders ! uwe kinderkens, christelijke (iemeen-te! Christelijke Menschlievendheid! het kroost dat gy u aantrekt. Denkt niet dat gy iets voor hen gedaan hebt, iets voor hen doet, zoo lang gy dit verzuimt, liet geschiedt; o gy weet hoe het geschiedt; het geschiedt door hen te laten doopen in zijn naam; het geschiedt door hen aan hem op te dragen in het gebed; het geschiedt door hen hem te leeren kennen; door onderwijzing, opvoeding, voorbeeld.
Door hen te laten doopen in zijn naam. Welnu, zegt gy, dat is gebeurd en zal gebeuren. \'/Alhoewel onze jonge kinderen (loze dingen niet ver-
I (;;{
staan, zoo sluiten wy zo daarom van den doop niet uit, aangezien zy, ook zonder hun weten, de verdoemenis in Adam deelachtig zijn en alzoo ook wederom in Christus tot genade aangenomen worden (1).\'/
Maar hoe is liet gebeurd, en hoe zal het gebeuren ? Als een natuurlijk gevolg en blijk dat gy der Gereformeerde Belijdenis zijt toegedaan ? Of als een daad der blijhartige geloovige erkentenis dat Jezus Christus, dat Gods genade in hem, uw onwetend kroost reeds opwacht en voorgaat in het leven? met de dringende bede der ouderlijke ontferming tot (iod,dat het vroegtijdig genadeblijk een vroegtijdig geloof moge wekken, en met vernieuwde toewijding; nu ook om den wil van uw kroost; met vernieuwde toewijding van eigen hart en leven aan dien lieer, in wiens naam gy ook zeiven gedoopt zijt? Zoo en zoo alleen toont gy Hem dat het u ernst is met den doop uwer kinderen , dat gy den zegen des kinderdoops waardeert, dat gy uw kroost niet slechts wilt laten doo-pen, maar zoo veel in u is brengen tot Hem.
*
Dit geschiedt by voortduring door het gedurig gebed, o Bidt voor de kinderkous, bidt veel voor hen. Gemeente van Christus! Ouders! volhardt in den gebede voor uw kroost! Bidt niet slechts voor hen by plechtige gelegenheden, of in dagen
(1) DoopfonmUici
]{) 1.
en tijden van zorg of nood, maar zegt dagelijks van hen tot uwen Heiland: u Oeh , dat zy mochten leven voor uw aangezicht! // Bidt dat hy ze moge //aanraken,// aangrijpen, in het harte tasten, tot zich trekken. Bidt dat hy ze //omvange met zijne armen,// drukke aan zijn hart, het kloppen van dat goddelijk liefdehart gevoelen doe. Bidt dat hy ze //de handen oplegge,// ze bekwame voor het gods-rijk, ze toewij de aan zijn dienst en eer; dat hy zezegenemet de invloeden van zijnen Geest. Bidt, bidt vuriglijk, ootmoediglijk, onophoudelijk dat hy u wijsheid, getrouwheid, opgewektheid, heiligheid geven moge om ze tot hem te brengen door onderwijzing, opvoeding, voorbeeld.
Christenen! onderwijst de kinderkens, en dat als christenen. Leert hen .lezus kennen; Jezus in zijn leven, Jezus in zijn lijden, Jezus in zijn dood en opstanding, Jezus in zijne liefde, ook voor hen, uitdrukkelijk voor hen. Voedt hen als christenen op. Leert hen Jezus gehoorzamen en hunne ouders om Jezuswil, en naar zijn voorbeeld. Weest ook gy hun ten voorbeeld. Dat zy uwe liefde tot Jezus, uwe behoefte aan Jezus, uwe navolging van Jezus voorbeeld zien. Neen, gy kunt hen niet tot Jezus brengen zonder hen van Jezus te spreken, maar nog minder zonder met hen te uaan!
^ o
•2. Behoeven wy , mijne ! loerders! na deze herinneringen nog opzettelijk slil Ie staan by het woord des
105
llril amis; //Ijiiiit de kiiulcrkciis tot my komen , 01 verhindert ze niet.// Zal de uitbreiding van dat woord op iets anders kunnen nederkomen dan op deze vermaning; //Doet nooit het tegendeel van iets van dat alles wat tot het brengen der kinder-kens tot Jezus behoort?// Ja toch, mijne Hoorders! want daar is een brengen tot Jezus , hetwelk geenszins met //een laten komen tot Jezus// gelijkstaat; en er is niet slechts een verhinderen uit traagheid of onverschilligheid, maar ook een verhinderen uit onverstand en onbedachtzaamheid.
Daar is een brengen tot Jezus hetwelk geenszins met /\'een laten komen tot Jezus//gelijk staat. Ken brengen, een voortstuwen, een sleepen, waarby het kind lijdelijk is en meer en meer wordt. Men voorpraten, een inprenten, een opdringen, waardoor het gevoel verdoofd, het geweten niet werkzaam gemaakt wordt, en de arme kleinen zelve niet weten of zy iets willen dan of hunne ouders het willen voor hen. Ach ja, daar is een //verhinderen// door al te zeer te willen //brengen.// Daar is een //verhinderen// zoowel door een onverstand, hetwelk van den kinderlijken leeftijd te veel verwacht en zijne eigenaardigheid voorbyziet, ais door een heimelijk ongeloof aan de volle kracht van het woord//derzul-ken is het koninkrijk Gods.// Ken verhinderen, door een onderwijs en eene opvoeding, waarby op latere, nu nog niet mogelijke j ontwikkelingen van gevoel.
i 00
helangbteliing, zelfkennis, vooruitgeloopen wordt, en de kinderen juist dat kinderlijke verliezen , waarin ten opzichte van het koninkrijk der hemelen, hun voorrecht bestaat. //Laat de kinderkens tot my komen en verhindert ze niet!// Ach , mijne Vrienden! wy verhinderen ze ook , indien wy ze tot hem willen brengen niet als kinderen, maar als kleine mannekens; die misschien als opgeschoten knapen den toon van jeugdige Kerkvaders zullen voeren, maar als volwassene mannen , blootgesteld aan de verzoekingen van een ongeloovigen tijd, wel eens in arren moede zouden kunnen verwerpen hetgeen zy reeds meenden gegrepen te hebben toen zy er nog niets van konden gevoelen, te gelooven, toen zy het nog niet vermochten te verstaan.
Zal ik spreken van de menigerlei verhinderingen welke de onbedachtzaamheid van volwassenen den kinderkens, die tot Jezus gebracht worden , die zy zelve brengen, en op de beste wijze brengen, in den weg kan werpen? De tijd zou my ontbreken. Eene enkele wil ik opnoemen, eene zeer noodlottige, zeer algemeene, en waar de dagen die wy beleven aanleiding toe geven. Zou niet menig gesprek , tusschen volwassenen voor de ooren der kinderkens gevoerd, veel afbreken van hetgeen wy in hen wenschen op te bouwen ? Onze veelvuldige geschillen over de godsdienst, onze luide klachten over de kerk, ons al te veel handelen over aller-
1(17
lei richting, allerlei dwaling, allerlei leering, niet altijd van harde woorden, van minachtende oor-deelen over achtenswaardige personen vrij: zou het hunne eenvoudigheid niet wel eens kunnen kwet-sen, hunne belangstelling verminderen, hun goed vertrouwen schokken, zaden van ongeloof in hunne weeke harten strooien, en in het geërgerd kinderlijk gemoed vooroordeelen doen post vatten, niet lichtelijk te overwinnen? Of zou, op dien teugeren leeftijd, al dat schadelijke kunnen gedronken worden , zonder te schaden ! Ach , mi jne vrome Vrienden! wat ik u bidden mag: quot; Laat de kinder-kens tot hem komen; en verhindert ze niet!//
3. Nog ééne plicht omtrent de kinderkens , plicht in de eerste plaats voor christenouders, maar ook voor alle christenen die niet hen in aanraking komen , moet ik met een oog op mijnen tekst aanduiden. Zy is van liet hoogste gewicht. Doet naar het voorbeeld van Christus: //omvangt ze met uwe armen.\'/ o, (iy die waarlijk christenen zijt! laat hen uw hart gevoelen. Toont hun uw ernst, uw wijsheid, uw godsvrucht, uw geloof, uwe liefde tot den Heer, ja, maar vooral ook, toont hun uwe liefde voor hen. Laat hen die in alles gevoelen. Laat hen die gevoelen op de wijze waarop een kind ze gevoelen kan, en niet slechts op de wijze waarop gy meenen zoudt dat een kind ze gevoelen
I OS
moe*!. Geeft ze liini te aanscliouwen , en niet alleenlijk te geiooven. Ouders, weest immer voor uwe kinderen geheel toegankelijk, wint en kweekt bun vol vertrouwen! Christenen, toont allen den kinderkous een open, vriendelijk gelaat, een toegestoken hand\' Geen discipel van Jezus mag, door strengheid van blik of stroefheid van toon, min ui meer een kinderverschrikker wezen. Jezus is het niet geweest, en //neemt het zeer kwalijk.// Wilt gy kinderkous tot zegen zijn, helpt in hen de overtuiging vestigen dat de vroomste menschen, de genaakbaarste, dc vriendelijkste, de hartelijkste, in alles de beminnelijkste zijn.
Dit is meer dan hen tot Jezus brengen, dit is meer dan hen, daar zy gebracht worden en komen, //niet verhinderen;// dit is zijn beeld voor hen te dragen, dit is bun, in uwe liefde. Zijne liefde te doen smaken. Dit zet aan alle leering, alle vermaning, alle opwekking en voorbeeld vruchtbaarheid en krachten by. Dit is hen zegenen; dit, hun geven bet beste wat gy hebt. Och, dat wy allen dat boste hebben en niededeelen mochten aan jong en oud; opdat door ons niemand verhinderd, maar velen, door onze liefde, in de armen der Eeuwige Liefde gevoerd werden, en deze hare almachtige hand zegenend moclit leggen op ons kinderlijk gebogen hoofd!