-ocr page 1-

IETS OVEE

ZAMENLOOP YAN IISDEIJYEN.

-ocr page 2-

Snelpersdrnlc van J, van Boekhoven, te Utrecht.

-ocr page 3-

SPECIMEN HISTORICO-IURIDICUM INAUGURALE

exhibbns

lölülLAS 1COMISÜ DELlCTÖllüi AffllADlHSIOfflS,

QDOD ,

ANNÜENTE SIJMMO NUMINE,

EX AUOÏOIÏITATE REOIOEIS JIAONIFIOI

GHEISTOPHORI HENEIGl DIDERIGI BUYS BALLOT,

in facültate math, et phie. nat. proe. oed. ,

NEC NON

amplissimi SENATUS ACADEMICI consensu

NOBILISSIMAE FACULTATIS JURIDICAE DBCEETO,

summisque

IN JURE ROMANO ET HODIERNO HONORIBUS AC PRIVILEGIIS,

IN AGAö\'EMlA RHSNO-TÄAiEGiiNA

KITE ET LEÖITIME OONSEQÜBNDIS ,

PUBLICO ET SOLEMNI EXAMINI SÜBMITTIT

JOANNES LUBLINK WEDDIK,

Amsfelodameusis.

A. D. XVII M. MARTH, A. MDCCCLXIV, HORA I.

Trajecti ad Ehénum,
APUD
W. F. DANNENFELSER.

mdccclxiv.

-ocr page 4-

.-•»tSf.

W .Htgt;s4 ,îAK ..riHî sa jwi» sTi.îMtf^A\'i , .

■nbsp;ipmâaâO\'A\'gQFTÀîiiamp;i^nbsp;■ \'quot;.I

JTAOînïHUt fiJT^TjaOAT

f Hnfeîfîitîiia® «Ifijê rf\'\']

S ünm u gnafaOKCfflf övyiïiOfïïïTïnbsp;OLH^^I

Ätoy ö^tf^^j^önbsp;f^^\'tiç

■nbsp;quot; *rnbsp;jjtjiaä v pW ü a -,

-ocr page 5-

JETS OVEE

ZAMEÎ^LOOP YAN lïSBEIJYEN

J. LUBLIISTK WEDDIK.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT

tek verkkijging van

kn fraai mu Ïnrtnr in to ïligtm

AAN DB HOOGESCHOOL TB TTTKBCHÏ ,

17 maart 1864.

Ü ï R E C H ï,
W. F. DANNENFELSEE.

MDOCCI.XIY.

-ocr page 6-

K\'T-l\'f
.itf\'

.KaniHaaiM\' vtki^mMmk^

ïïsïMff rà ; m, löÄlfl ^ m , mi

ft»

^ r ^^

vquot;-

/ v

rei

r

, .Tiï

-ocr page 7-

AAN MIJNEN OOM

A. L. WEDDIK.

-ocr page 8-
-ocr page 9-

VOO\'REEDE.

Eene uitvoerige en volledige behandeling van het onder-
\'lt;-^erp, dat ik mij tot proefschrift koos, verwachte w,en
hier niet. Het was zeker niet zoo geheel van moeijelijk-
heden ontbloot, dan dat men eene grondige wetenschap
daarvan zou kunnen vorderen van hem, die \'^er verkrijging
^«w den doctoralen graad het voorbeeld van velen volgen
ook eene academische proeve schrijven wilde.
Alvorens over te gaan tot de bewerking van mijn onder-
quot;^^erp j loil ik daarop wijzen, dat eene meer uitgebreide
handeling van het
Toortgezet misdrijf, waarvan men
het laatste gedeelte van dit proefschrift gesproken
voor onze Wetgeving, de grenzen, die ik mij hier
O^steld heb, zou hebben overschreden en men de ontwikke-
^^\'\'^g van dat begrip hij onze dmitsche naburen, gedurende

-ocr page 10-

meer äan de helft dezer eeuw , dm meer als eene toegift
besehoiiwe.

Bij het verlaten dezer academie is het mij eene aange-
name pUgt, U allen, Hooggeleerde Heeren, mijnen danJc
te betuigen voor het onderwijs van U genoten.

Bien danh hreng ih ü in het bijzonder toe, hoogge-
schatte Promotor,
ö-, w. vreedb, die mij niet alleen met
uwen boehenschat, maar vooral met de tm zoo eigen harte-
lijkheid en bekende bereidvaardigheid hij het schrijven dezer
proeve heht bijgestaan.

-ocr page 11-

EEGEIP, BENAMING EN YEKDEELING. \')

Er is zamenloop van misdrijven (coneursus delictorum)
aanvvezig, wanneer iemand zich schuldig heeffc gemaakt aan
twee of meerdere feiten, door de wet met straf bedreigd, zan-
der dat hij nog voor een daarvan veroordeeld is op het opgen-
blik dat hij hefc andere bedreven heeft. Hieruit volgt dat
geen zamenloop bestaat, wanneer een enkel misdrijf
lüet meerdere vei\'zwarende omstandigheden (door de wet
als zoodanig aangeduid) bedreven is, want deze vormen
afzonderlijke misdrijven, maar integendeel
met het
misdrijf smelten zij te zamen
tot een en hetzelfde misdrijf-).

Heeft er eene veroordeeling plaats gehad en pleegt de
dader op nieuw misdrijven, dan is er in \'t algemeen
\'•erhaald misdrijf (Eelapsus in delictum); ik zeg
in H al-

\') Zie M\'etb. van Strafvordering Art. 207. Voor het Eom. Regt zie

\'Hen Q_ Savigny, VermiscUe Sch-iften,
Wadz, 76.

Als voorheelden zie men de Artt. 351, 381, 437, C. Pénal.

1

-ocr page 12-

gemeen, want de criminalisten spreken van nerhalmg v.
mudrijf, Reeidive
of RücJcfallnbsp;en verstaan daaronder

dan het plegen van hetzelfde of ten minste van een gelijk-
soortig misdrijf; terwijl
Hervallen in misdrijf (Wieder-
holung, Eeiteratio) het begaan van een nieuw misdrijf
van welken aard ook, beteekent.

Het delictum reiteratum geeft dus grond tot zamenloop,
indien de onderscheidene misdrijven plaats vonden vóór de
veroordeeling, het kan aanleiding geven tot herhaling,
indien eenige er van vóór, eenige na de veroordeeling

gepleegd werden

Anderen stellen weêr crime réitéré of répété gelijk
met
réehute, d. i. wanneer door verseUUende handelingen
meermalen dezelfde strafwet overtreden wordt Hoe
het zij, de terminologie is vrij onzeker en de bedoeling

1)nbsp;M. M. von Banmhauer, Theinis, 1846 bladz. 388 sqq.
Over het hervallen in en het herhalen van misdrijf.quot; Herhalen van

mi.drijf is daar réüératian , délit réitéré, Wiederholung, Wiederholtes
Verbrechen;
hervallen in misdrijf récidh^e , Bückfan. Het eerste staat
tot het laatste als het
genus tot de species.

2)nbsp;A. .1. van Dein se, J)e Algem. Beginselen v. Strafregt enz.,
bladz 409; Mittermaier ad Feaerbaeh, Lehrhuoh , \\ ,
spreekt van eigentlicher n. uneigentlicher Rückfall; v. H oor eb eke,
Be la Récidive da,ns ses rapports avec la réforme pénitentimre ,
Gand,
1846 ; Dr. W. Rein, Das CriminalrecM der Römer von
Rowmlus bis
auf Justinianus , Leipzig 1844, bladz. 23o.

3)nbsp;Zie Révision du 0. P. en Belge (Rapporteur Haus) in de
Observations générales, \\
1, bladz. 45, en het Rapport der Belgische
Commissie (Rapporteur Roussel)
bladz. 87.

-ocr page 13-

m de wetgevingen, verschillende. Onder de middelen om
Rückfall te voorkomen noemt Mi t term ai er teregt een
goede inrigting van gevangenissen , eene afschaffing van
onteerende straffen, die den ontslagene moreel bigven
onderdrukken en eindelijk doeltreifende beschermgenoot-
schappen voor ontslagen misdadigers -). De Staat geeft
anders zelf tot Eückfall aanleiding.

Wanneer de fransche wetgever hij Récidive de hoop
op rehabilitatie geheel wegneemt , laat zich dit zeker
niet regtvaardigen, indien men bedenkt, dat de dader
bijv. bij misdrijven in hartstogfc begaan niet altijd in het
w-eder plegen van een misdrijf juist een hoogeren trap
van verdorvenheid bereikt moet hebben, en gevaarlijker
Voor de maatschappij is geworden.

De reden nu, dat zamenloop niet met Eécidive op ééne
lijn mag gesteld worden is het gebrek aan waarschuwing.
Tusschen de eerste en tweede overtreding bestaat niet die
band, die de Eécidive kenmerkt en die de strafbaarheid
als \'t ware
zaamgesteU maakt \'quot;).

\') Mittermaier, Ätifsätze in Hitzig s Annalen, 5 Heft, bladz.
165 en 1.3 Heft. biadz. 218.

Mitt. ad Feuerb. , Lelrh. § 1.32a.

Art. 56 sqq.; cf. Sander, Betrachtungen üljer die Concurrenz
der Verbrechen
in het Archiv des Crim. Rechts, 1886, bladz. 386.
V. Hoorebeke, Be la Récklive, bladz. 120 sqq.
Trébntien,
Cours \'Elémentaire de droit criminel, Tom. I,
1854 ,
bladz. 312.
ßerenger,
de la Répression pénale, II, 175.

-ocr page 14-

Buiten Concurrenz spreken de Duitschers nog van
ZusamnenJmnft Zummmentreff.n Zusammenflies,ende en

Gehäufte Verbrechen

De zamenloop van misdrijven nn heeft plaats 1quot;) Wan-
neer door Ä en dezelfde handeling meerdere misdrijven
gepleegd worden, die
weêr gelijksoortiffongelißhsoortig
kunnen zijn, door welken tweeiedigen zamenloop men
dan den
zoogenaamden coyicursus delictorum idealis seu for-

malis bedoelt ®).

IV) Wanneer door onderscheidene handelingen meerdere

misdrijven worden gepleegd, die weêr gelijksoortig (her-

1)nbsp;Kleinschrod, Systematische HntwicMung der GrunMegriffe
ur^d Grundwahrheiten des peinliehen Hechts nach
der Natur der Sache
und der positiven Gesetzgebung,
3er Tkeil, bladz. 202.

2)nbsp;Wächter, Lehrbuch des Bömisch-Teuischen Strafrechts,

lei- Theil , bladz, 246.

Ä) Gr Olm au, Grundsätze der Criminal-Wissenschaft, bladz. 123

en 124.

4) Concursus hogt;nogeneus , bijv. vergiftiging van meerdere personen
door een vergif, dat men eigenlijk voor een bepaald persoon had
bestemd.

s) Concursus heterageneus, bijv. indien kindermoord gepaard gaat
verduistering van burgerlijken staat en overtreding op het stuk

viui begraven.nbsp;,

fi) Zie b v. in de Mémoires M. G i s q u e l, Tome IV, bladz. 23, aen

aanslag in 1835 vau Eicschi op Louis Philippe, waar door het

heische werktuig doodelijk gewond werden de maarschalk Mortier, de

generaal La Chasse de Verigny, de kolonel Kaffcl, de luit,-
koL llieussec, de graaf Vilatte alsmede dertien andere slagtoflers

vieleu, waaronder de generaal Colbert.

Bérenger, de la Répression pénale, II, bladz. 117—122.

-ocr page 15-

haaldelijk stelen) of ongélijhsoortig (eerst diefstal dan ver-
wonding) kunnen zijn: Hier lieéft men den zoogenaamden
conciirsus delictoruu wMterialis.

Bij de duitsche criminalisten vinden wij geenszins een-
heid van benaming en verdeeling.

Kieinschrod \') onderscheidt vier gevallen: 1quot;) eene
handeling bevat meerdere misdrijven ; 2quot;) eene en dezelfde
handeling wordt op verschillende voorwerpen herhaald;

dezelfde handeling\' wordt tegen hetzelfde voorwerp
herhaald; 4quot;) de dader begaat meerdere misdrijven van
Verschillenden aard.

Henke begint eerst te zeggen, welke gevallen niet ioi
eonc del.
behooren \'-) en verdeelt den conc. behalve in
Iwniogeneus en
heterogeneus nog in successivus en simuUaneus
Hij dringt er bij materialis eoncurstis vooral op aan, dat mon
bedenke, dat aan de verschillende misdrijven ook verschil-
lende
„aisicMen\' of „causalitätenquot; ten grondslag liggen \'\').

Grrolman, noemt den idealis of formalis coticursus dien
der
znsckmme^flieszende, den rerdis oïmaterialic concursus dien
•Ier
7u\\i.samp;,mmamp;xiireffende Verbrechen. Bij den concursus ma-
terialis
kunnen de meerdere misdrijven weêr van verschil-
lenden aard zijn
{Gehäufte Verbrechen, cimmlata) of uit

\') Kleinschrod , Syst. Entw., [II, bladz. 303 en 203.
Henke,
Handbuch des Criminalrechts , I, bladz. 611.
Ibidem bladz. 615—617.

Zie Osenbruggen , Abhandlungen am dem Beutsehen Straf-
i-echt,
1er Band, bladz, IS--18.

-ocr page 16-

meerdere WiederlMlungen van dezelfde strafbare handeling
{Wiederholte Verbrechen, repetita) bestaan \').

Al die uitdrukkingen (oijectivus vroeger voor heterogenem,
subjectivus
vroeger voor hxtmogeneus, delicta cmnulata, repetita
enz.) zijn m. i. te onhestemd, dan dat zij juist en naauw-
keurig xouden uitdrukken , wat er werkelijk mede bedoeld
werd, en moeten dus wel tot verwarring aanleiding ge-
ven. Het is veeleer zaak, om niet kunsttermen te schep-
pen, waar \'t niet noodzakelijk is

Dat hetzelfde vooral ook voor de benamingen idealis,
formalis, materialis, realis coneursus
kan geiden, leert ons
Sander quot;),

Benaming en verdeeling van een zelfstandig begrip gelijk
dat van zamenloop is, moet op dit begrip zelf terug-
slaan en niet op de
gevallen waarmede men dit begrip nog
moet verklaren; moet zij op
meerdere misdrijven slaan, dan
is bijv. de benaming bij G-rolman wanneer hij alleen
van
Häufung spreekt bij ongelijksoortige misdreven reeds
daarom onjuist, omdat men ook
gelijkheden kan „häufend\' en
men bij het denkbeeld van
Häufung zich eigenlijk meer
iets dergelijks voor den geest haalt. Evenmin kan men
hem toegeven, dat de benaming
„wiederhoW\' uit-

1)nbsp;Grolman, Grunds, der Crim. Wiss., bladz. 123 , 124.

2)nbsp;Zie ook Wachter, o. c., bladz. 247.

■\') Sander, AroA. des Grim. Rechts, 1836. IX. bladz. 273 sqq.
Zie ook
V. Savigny, Diss, Inaiig. Be Concursu delictorum formali,
bladz. 78.

-ocr page 17-

sluitend het begrip van gelijkheid van misdrijf zou uit-
drukken. Van hem toch, die zich aan overtreding van
verschillende strafwetten schuldig maakte, kan men immers
zeer wel zeggen dat ook hij
„wiederholtquot; te werk ging.

Wat de terminologie van Wächter aangaat, deze is
zeker naanwkeuriger, daar bij hem \') gelijktijdige {dmul-
taneus) en ongelijktijdige {successivus) eoncnrsus wordt
onderscheiden, want het begrip van
tijd staat met het
plegen van het misdrijf in naauwen zamenhang. Maar
door de onderscheidende verdeeling van
gelijktijdig en on-
gelijküjdig
aan te nemen worden wij toch ook al weêr niet
geheel bevredigd, daar het hij concursus delictornm min-
der de vraag is:
„Watmeer is de daad geschied ?quot; dan wei:
»Welke daad, eu hoe dikwijls werd zij gepleegd

Terwijl ik de onderscheidingen van andere criminahsten
met stilzwijgen voorbijga meen ik tot het heslnifc te

Wächter, o. c. bladz. 246 en M a r e z o 11 , Das gemeine deutsche
CriminalrecM als Grundlage der neueren deutschen Strafgesetzgehungen,
hladz. 195 en 196.

Over de uitdrakkingen : concursus homogeneus en heterogeneus ;
subjective
en objective; gleichartige . en ungleichartige Concurrenz ,
zie Sauder,
Archiv, d. Crim. Rechts, 1836, bladz. 267, 270, 271 ;
Over het aanbevelenswaardige eener verdeeling in
gleichhaltige en
Wigleichhaltige , eitithätliche en mekrthütliche Concurrenz , bladz, 268 ,
272, 278.

John, Veber Continuatuni u. Conc. , bladz. 109—111.

Mittermaier ad Peuerbach, Lehrb. , bladz. 217, 218.

Köstlin, Neue Revision der Grundbegriffe des Griminalrechts,
Wadz. 875—879, die bij gelijktijdigen concursus onderscheidt; A) Die

-ocr page 18-

mogen komen, dat men bij eene te maken verdeeling bij
concnrsus uiterst behoedzaam te werk moet gaan. Alleen
een gepreciseerd juristisch taalgebruik zal hier tot zekere
en bruikbare begrippen en beginselen kunnen leiden.
Bene verdeeling, als die door Sander wordt voorgestaan,
onderscheidt zich door hare eenvoudigheid boven die van
anderen Eene juiste verdeeling van
concurms oefent
daarb^\' een heilzamen invloed uit tot eene
regtvaardige
toepassing der straf, daar men dan toch beter de ver-
schillende strafbaarheid zal kannen beoordeelen.

Handlung ist eine iu sich einlache ib.v. stuprum, verwonding, brand-
stichting)
a) Sie involvirt nar eine Willensrichtiiug, b) Sie involvirt
verscUedetie Willensrichtungen; B) Die Handlung ist in mehrere
momenten zerlegbar enz.

\') Over de hruihhaarkeid der strafwetboeken zie men O sen-
bra ggen,
Abhandlungen aus dem deutschen Strafrecht, 1er Band,
bladz. 131.

2) Onder gleichhaltige C. verstaat hij de overtreding van meerdere
„gleichen Strafgesetzequot; (waartoe dus de objective concursus en het
delictmn repetitvm kannen gebragt worden) , onder ungleichhaltige 0.
die van meerdere „ungleichen Strafgesetze\'\' (waaronder subjective con-
cursus , delicta cumulata
te vtrstaan zijn). Door de combinatie dezer
twee begrippen met die van
einthiitliche en rnehrthäiliche Concurrenz
verkrijgt men dan formulen , waaronder alle misdrijven kunnen terug-
gebragt worden, bladz. 282, 283, 389 , 390.

-ocr page 19-

Voor ik tot eene historische behandeling overga, vril
ik eerst wat betreft de toepassing der straf bij zamea-
loop van misdrijven, kortelijk wijzen op de verschil-
lende beginselen die men hier kan volgen. Men on-
derscheidt :

A)nbsp;Het Opeenstapelingsbeginsel \'), wanneer de straffen
Van alle zamenloopende misdrijven gezamenlijk toegepast
Worden, waar dus een
Quol delieta, tot poenae geldt.

B)nbsp;Het Straf vm-Iioogingsbeginsel \'), wanneer alleen de
straf van één der misdrijven en wel van het
sivaarste
Wordt opgelegd, terwijl de andere daarmede tevens geboet
Worden, zoodat men hier. van een
Poena maim- absorbet
\'minorem
pleegt te spreken, en

C)nbsp;Het Strafverzwaringsbeginsel , wanneer eene straf
tusschen die voor het zwaarste misdrijf en de vereenigde
straffen voor
alle misdrijven in gelegen, toepassing vindt.

\') Men noemt dit evenzeer Cimmlatie-hegimtl ; Ciinulationsprincip.
Bij de Dnitseherä Verhüszmirjsprineip. Cf. Krug, Ueber die
^oncnrrenz der VerlrecJien nach gemeinen und Sächsischen Rechte ,
bladz. 4.

Deze benaming zal ik gemakshalve in het vervolg blijven ge-
truiken , ofschoon zij eigenlijk slechts
gedeeltelijtc het begrip uitdrnkt.
ï®genover het
strafverhoogingsheginsel is zij juist gekozen; tegenover
opeeristapelingsbeginsel daarentegen zou men eerder van. een ver-
\'^^\'^htingsbeginsel
moeten spreken; zie ook Henke, Handb. des
^\'nmr. u.
CrwBjööi!., le Deel, bladz. 626; Mittermaier ad Feuerb.,
^ehrh. , bladz. 216 , Note IV , spreekt van een
Strafschärfiings- oder
^y^tein der stellvertretenden und ausgleichenden Strafhäufung.

-ocr page 20-

10

Het Opeenstapélingsheginsel zien wij reeds in het Eo-
meinsche Regt gehuldigd in de L. 2 D. de priv. del
(47. 1) en
L. 7 § 5 de accnsationibns (48. 2) Uit
een oogpunt van stipte regtvaardigheid en vooral van het
standpunt waarop de regter staat, schijnt men bijna wel
geen ander beginsel te kunnen huldigen en van daar
wordt het dan ook, zelfs van het standpunt waarop de
wetgever zich plaatst, als
regel door vele criminalisten
omhelsd Te regt is er reeds door Savigny op ge-
wezen dat quoad poenarum finem ook bij
concurmis idealis
elke overtreding afzonderlijk moet gestraft worden. Wat
den
dader zeiven betreft, meent hij hier denzelfden regel
te moeten volgen, want bijv. de ^»e/rf\'pleger zal alligt
met des te meer kracht en lust zich tot het uiten van
laten vervoeren, zoodat men ook hier niets van

\') Nunquam plura delieta eoncuiTentia faciunt , ut ullius impunitas
detur : neque eiiim delictum ob aliud delictum minuit poenam.

Cum sacrilegium admissum esset in aliqua provincia , deinde
in alia minus crimen: Eivus Pi us Pontio Proculo rescripsit,
postquam cognoverit rle crimine in sua provincia admisso , u( reum
in eam provinciam remitteret, ubi sacrilegium admisit.
lirug , 1. c. , bladz. 5.

Zie echter over Carmignani, den verdediger vau het straf-
verhoogingsbeginsel, Mittermaier ad Feuerbach, § 131, bladz, 126;
V. Hoorebeke, De la Récidive, over niet cumulatie, bladz. 209 ;
Bert au ld.
Cours de Code Rénal, e.qüication théorique et pratique
des dispositions préliminaires et des deux premiers livres du C. P. ,
bladz, 316, 318,

Savignj\', Diss, de conc. del, for mali, bladz, 84,

-ocr page 21-

de dubbele straf mag laten vallen. M. i. moge hierin
Vee], waarheid liggen, wanneer het de beleedigingen
Waren die de dader
oorspronkelijJe voornam, zoodat men
bier deze noodzakelijk moet straflen, maar zoodra dit
niet zeker het geval is moet men alleen de zwaarste
straf opleggen, waardoor het doel der straf volkomen
bereikt wordt i).

quot;Wat de consequente toepassing van het opeenstapelings-
l\'eginsel
betreft, komen wij echter reeds spoedig in botsing
öiet ons menschelijk gevoel, met juristische onmogelijkheid
en met de regtvaardigheid zelve.

De tijden zijn Goddank voorbij, waarin men op de
ttteest uitgezocht barbaarsche wijze de misdadigers door
cumulatie van straf tot den laatsten ademtogt toe afmar-
telde. Van de willekeur, die toen in de strafregtsple-
ging heerschte, wil ik een paar merkwaardige voorbeel-
den bijbrengen. Het eerste vindt men hij Pothier,
dien Boitard aanhaalt; het andere hij Trébu-

\') Zie ook Kleinsclirod , Syst. Enizo., III. bladz, 204,diezegt:
® is in de daad slechts
ééne handeling aanwezig, waardoor de strafwet
overtreden wordt , slechts
één en dezelfde dolns en al zijn ook meer-
^eie wetten geschonden, toch schendt de misdadiger ze allen op
hetzelfde tijdstip en met denzelfden dolns ; verder Grolman,
^\'\'•■undsätze, § 121 a, bladz. 124 , 125, wanneer de regel Quot
^^elicta iot poenae
bij conc. ideal, eene uitzondering moet ondergaan.

Boitard, Leçons sur les Codes Pénal et d\'Instruction Grimi-
^\'^tte, Introduction
, p, 4 : Zware misdaden werden niet alleen met
dood, maar bovendien met yeeseling en het «iwar gestraft, indien
regters zulks vadangdea ; dan weêr cumuleerde men deze twee

-ocr page 22-

tien Niet ten onregte roept deze laatste îiier uit : _____et

il est difficile de se faire à l\'idée qu\'un siècle ne nous

straiFen en wierp den misdadiger, na hem gegeeseld te hebben, terwijl
hij nog leefde in het vuur. „Quelquefois on
géminé les peines. Il y
a quelques années, la cour condamna un parricide de ce pays-ci à
être roné et ensuite jeté au feu tout vivant. On joint quelquefois à
la peine de
mort celle de faire amende honorable, d\'avoir le jioing
coupé
ou la langue percée. On ordonne aussi assez souvent que celui
qui est condamné à
mort sera préalablement appliqué à la question
pour avoir par lui la révélation de ses complices.quot; — Zic vorder
Pot hier,
Frocédure Criminelle, Sect. V, Art. 2 , § 6.

Trébutien, Cottrs élémentaire de Droit Criminel, Tome I.
[iitrod. bladz. !)S , 86, waar behalve van. het geval van „question artfc
ou
.lans réserve de prouve,quot; nog van de executie van Da miens,
den moordenaar van Lode wijk XV, wordt gesproken; Arrest van
het Parlement van Parijs van 26 Maart 17-57 ; „La cour garnie de
princes et pairs, faisant droit sur l\'accusation co.itre ledit Robert
François Damiens, liéelare le dit dûment atteint et convaincu
du crime de lèse-majesté divine et humaine au prevnier chef, pour
le très-abominable et très-détestable parricide, commis sur la per-
sonne du Kor; et pour réparation condamne le dit Da miens à
faire amende honorable devant la principale porte de l\'église de Paris,
où il sera mené et conduit dans un tombereau, nu, en chemise,
tenant nue torche de cire ardente du poids de deux livres ; et là,
à genoux dire et déclarer que mécha.niment et proditoirement, il a
commis le très-méchant , très abominable et très-détestable parricide
et blessé le Roi d\'un coup de couteau dans le côté droit, dont il se
répent et demande pardon à Dieu , au Roi, à la justice ; ce fait ,
mené et conduit dans le dit tombereau à la place de Grève , et, sur
un échafaud qui y sera dressé , tenaillé aux mamelles , bras , cuisses
et gras de jambes, sa main droite tenant en icelle le couteau, dont
il a commis le dit parricide , brûlée de feu de souffre, et sur les
endroits où il sera tenaillé jeté du plomb fondu, de l\'huile bouillante,
de la poix de résine brûlante , de cire et souffre fondus ensemble ;

-ocr page 23-

sépare pas encore de l\'époque à laquelle il (het arrest)
été prononcé!quot; Maar welhaast verhieven zich de krach-
tige stemmen van een Beccaria, Pastoret, Bentham
anderen tegen zulk een strafstelsel en verkondigden
l\'et nadrukkelijk hoe de maatschappij geen regt heeft om
te
lorehen en dat alle straf, zonder noodzaak opge-
legd, om de maatschappelijke orde te handhaven, met
Wreedheid en overschrijding van magt gelijk staat i).
De wreedheden *\'\') bij de strafvoltrekking ingeval van

ensuite son corps tiré et deuiembré à quatre chevaux , et ses
ttienibres et son corps consumés au feu, réduits en cendre, et ses
cendres jetées au vent ; déclare ses biens meubles et immeubles en
quelques lieux qu\'ils soient situés , confisqués au Roi ; ordonne
Qu\'avant la dite exécution, le dit Damieus sera appliqué à la
Question ordinaire et extraordinaire, pour avoir révélation de ses
eottqdices , ordonne que la maison oà il est né sera démolie , celui
duquel elle apjjartient préalablement indemnisé , sans que sur le fonds
la dite maison il puisse à
l\'avenir être fait aucun bâtiment.quot;
\') Zie ook Montesquieu,
Esprit des Lois, Livre VL Ch. XX
en Livre XIL Chap. IV sqq ; Livre VI. Ch. XII.

quot;) Als een zeer belangrijke bijdrage tot de kennis der strafeuinulatie
in de vorige eeuwen , mag ik hier niet verzwijgen de Dissertatiën van
de Mauregnault:
Be flagellationibus sive cruciatiUis , qui
quot;«■intalihus Suppliciis apud Veteres Graecos praemitti solelant, eorum-
l^e origine, nsu ac progressu ,
1745 , te Utrecht verdedigd en vau
et rus
V. d. Me uien: Be Cruciaiibus et poenis , quihus capitalium
\'^nminum rei olim tam ante quam post mortem ajjiciehantur,
1752,
te Utrecht verdedigd , en aldaar bladz. 15 (de quaestionibus sive tor-
turis rcorum) en bladz. 25 (de llagellis , virgis eet. quibus damnati
s\'iipplicia caedebantur). — Zie ook v. Hoorebeke, Be la
Récidive,
bladz. 210 en het aldaar vermelde Braziliaansche Strafwet-
boek, Art.
61.

-ocr page 24-

zware misdaden of zamenloop daarvan waren in de
en eeuw natuurlijk niet minder ijzingwekkend.. Men
herinnere zich slechts de martelingen, die men een
Balthazar Gerards i) bij ons, eene markiezin de
Brin vi Uiers in Frankrijk deed ondergaan -).

\') Zie ook J a c o b vx s Koning, GascUedkundige J anteeleningen be-
trekkelijk de lijfstraffelijke regfsoefening te Amsterdam, voornamelijk in
de
16e eeim, bladz. 170, 175. Zaak van Kemper Pnuluszoon
D n ij f, die het boosaardig ontwerp koesterde en ten uitvoer wilde leggen ,
om de dijlfen en daaronder den Muiderdijk door te steken : „Soo
is \'t, dat mijne Heeren van den Geregte , gehoort hebbende den
crimineelen eysch van myn Heer den Schout, ende gelet op de
Confessie van dese gevangene , denselven gecondemneert hebben enz., dat
hy sal werden gebragt op het Schavot, vóór \'t Raadhnys deser stede
opgeregt, ende aldaar gelegt op een kruys , omme daarop levendigh
gerabraakt te worden, dat de dood daarna volge; dat syn ligchaam
daar van affgenomen synde op een horde gelegt en alsoo vervoert sal
werden aan de waterkant omme overgebragt te werden aan de Volewyk
ende aldaar wederom geplaatst op een rad, tot verteeringe van de
higt ende vogelen des hemels; en confisqueeren alle zyne goederen ,
soo eenige heeft, afgetrokken de kosten der gevankenisse ende mise
van Justitie. (20 Jan. 1703).quot;

Zie ook bladz. 176, 179, 182—186, condemnatie van den 85jarigen
Frederik van Har gen (wegens gruwelijken moord) r tot het schavot,
aldaar op een kruis gelegd te worden, van onderen gerabraakt, zijn
hoofd met een bijl afgehakt, dan op een pen gezet; transporteren
naar de Volewijk, .m aldaar weêr op een rad en het hoofd op een pen
te worden gesteld enz.; bladz. 192, zaak van Hendrina Wouters.

Barels, Crimineele Adoysen door verscheide voornaeme nederland-
sche Rechtsgeleerden
enz., bladz. 43.

Zie 0. a. Neue Pitaval, uitgegeven door Dr. J. E. Hitzig en
Dr. W. Al. Haring:
Eine Sammlung der interessantesten Criminal
Geschichten aller Länder am älterer und neuerer Zeit,
2e Deel, bladz. 146,

J

-ocr page 25-

De verdediging van eene cumulatie van andere lijf- of
onteerende straffen bij
doodstraf^ neemt thans geen
criminalist meer op zich \'). De doodstraf toch is de
ûoogste en eene ondeelbare lijfstraf die reeds, wat den
dader aangaat, wegens de
doodsangsten, die hij moet uit-
staan geen andere straf — ons menschelijk gevoel zegt
het ons — naast zich duldt Zij is, gelijk Bertauld
^ct uitdrukt, reeds
„Ie droit de la société à sa dernière
limite^ à son point extrême qv/i deviendrait monstrueux d^in-
humanitéquot; ;
ging eene tuchthuisstraf vooraf. dan zou zy nog
zwaarder zijn dan
„une simple privation de la vie quot; of zoo

^\'^ar de markiezin de Brinvilliers die zieh aan vergiftiging van
\'\'■ader, tioee broeders en poging tot vergiftiging van haar zuster had
Schuldig gemaakt, veroordeeld werd tot „afhouwen van het hoofd
Op het schavot, verbranding van het ligchaam , terwij) de asch door
den wind verstrooid zou moeten worden. Vooraf echter
geioone en
^V\'itengewone foltering, om haar de medepligtigen te doen aanwijzen,
quot;^\'oorts de. gewone geldboeten en vervallenverklaring van de erfopvolging
\'n de nalatenschap der vermoorden.

\') Natuurlijk in zoo verre die inogelijk zou zijn. Teregt onder-
scheidt Kleinschrod,
Syst. Entw. , III, bladz. 212 dan ook pkysieke
(meermalen doodstraf, eeuwigdurende dwangarbeid en doodstraf) en
norele (meerdere lijfstraffen die den dood des misdadigers ten gevolge
Zouden hebten) onmogelijkheid. Wächter, 1-c. § 123, onderscheidt
physische onmogelijkheid ;
h) regtskundige onmogelijkheid ; c) locale
bezwaren. Mittermaier ad Feuerb. , amp; 130, bladz. 221, spreekt
van
unmöglich oder aus höheren rechtlichen Oriinden unzulässig. —
Grolman, Grunds.,
§ 122, bladz. 226.

Zie Sander, Archiv des Crimr., XIV (1836) bladz. 892 en 398.

Cours de C. F., bladz. 320 , 321.

-ocr page 26-

16

als Montaigne zegt: „Mn la justice même, tout ce
qui est au delà de la mort me semble cruauté.quot;

De vraag in lioe ver men, bij onmogelijkheid om het
opeenstapelingsbeginsel vol te houden, tot een zooge-
naamde strafvervvisseling
oï Permutatio.poenae zyn toevlugt
mag nemen, is thans vrij algemeen in de toepassing van
het strafverzwaringsbeginsel opgelost

De behandeling van elk der drie straf\'regtsbeginselen
afzonderlijk is, daar ze minder ieder op zich zelf staan,
maar juist naauw zamenhangen, en zich uit elkaar ont-
wikkeld hebben, mij toegeschenen eerder
in en na het
historische gedeelte in dit proefschrift eene plaats te
moeten innemen.

1} Trébutien, Cours élém. de droit crim.., bladz. 333. Zie ooli
Criyn. Wetb. van het Kon. Holland, Art, 56 volg. Van den jiligt
der regters in de keuze der straffen.

2) Zie ook Cclsus, L. 21 Dig. de Poenis: Ultimum supplicium
esse mortem solum interpretamui-.

Zie over die Strafverwandlung o. a. AV acht er, 1. c. I. ^ 120
en Grolman,
Grunds., § 117, 173, die ze wil uitsluiten; Mare-
zoll.
Bas gemeine detilsche Criminalrecht , bladz. 197. Henke 1,
Handb.des Crim. rechts und Crimin. pol I 11, bladz. 634. Kösilin I,
Neue Revision, bladz. 880, 896 en 897. Ten onregte v.il men ook Straf-
verwandlung toepassen wanneer de dader de straf niet voor een kwaad
bifcld, maar ze wensclite. Daar wordt ook de vraag gedaan of de
maatschappelijke stand der personen grond tot die verw isseling kan geven.

-ocr page 27-

ßOMEINSCI EEGT.

Wij vinden hier als algemeenen rëgei gehuldigd: de
\'^ene straf Tieft de andere niet op
AVat de woorden van
Ü^lpianus in Lex 2 pr. Dig. de priv. del. (47.1) aangaat
(numquam plura dehcta concurrentia faciunt, ut uliius
iiüpunitas detur , neque enim delictum ob aliud delictum
ttiinuit poenam), daar wordt niet gezegd dat de
plura^
delieta concurrentia
in \'fc algemeen elk met hun eigendom-
lïielijke en bijzondere straf
geheel gestraft zullen worden,

\') Rein, lias Criminalrecftf der Römer von Romulus bis auf
^i^stinianus, Dritter Absclmitt, bladz. 244 263, Klein sehr od,
^m. Entw., III. bladz. 214.

l\'latner, Quaestiones de jure Crim. Rom., bladz. 147—168.

V. Savigny, de coucursu delietorum formali, die het grootste
gedeelte zijner dissertatie aan de behandeling van het Eom. Regt
^^ijdde en dan onder de
sinyulae delietorum eonmrrentium species
opnoemt: delietorum privatornm inter se (bladz. 90); delietorum
privatorum cum criminibus publicis (bladz. 114); criminum pnblieo-
ïtim inter se (bladz. 153); extraordinariorum criminum cum delictis
P^ivatis (bladz. 156); extraordinariorum criminum cum publicis cri-
quot;»imbus (bladz. 156); extraordinariorum criminum inter se (bladz. 156).

2

-ocr page 28-

maar slechts dat geen onbestraft zal blijven. — ne ullius
impunitas detur — en dat men met deze woorden be-
doelde, dat niet voor elk misdrijf de bijzondere ^«tofe
straf kon worden opgelegd bewijzen de slotwoorden:
„neque enim delictum ob aliud delictum minuit poenamwaar
dus tot het opleggen
der geheele straf van elk misdrijf,
een
delictum aliud wordt vereischt.

Met „aliud\' is niet bedoeld, dat er slechts meerdere
misdrijven behoeven aanwezig te zijn, maar misdrijven
van verschillenden aard, iets dat voornamelijk bekrach-
tiging daarin vindt, dat de voorbeelden in L. 2 pr. D-
de priv. del. overal van misdrijven
van verschillenden aard
spreken i).

Wij vinden verder van het instellen van meerdere aan-
klagten (tot
poenae privalae) gesproken, wanneer in ééne
handeling meerdere misdrijven opgesloten liggen ; van
meerdere aanklagten (tot
poenae puhlicae) wanneer ééne
handeling van meer dan eene zijde strafbaar is ■\'); van

1) Sander, 1. o. bladz. 286 aq. waar hij zegt ^ L 2 D de priv. del.
spreekt alleen van de
grootte der straf, van haar maat bij zamenloo-
pende misdrijven. Het
Q^uot delieta tot poenae is alleen tot het geval
van coneursüs van ongelijksoortige misdrijven beperkt,

jj 33 de Oblig. et Act. (44.7) cuia ex uno delicto plures nas-
li\'nbsp;cuütur actiones, siciit evenit ci.mi arbores furtim caesae dicuntur ,

Inbsp;omnibus esperiri permitti , post magnas oarietates obtinuit. De ge-

schiedenis dezer geschillen kan men vinden bij Pel lat, T/e lquot;
propriété,
bladz. 163 en 166.

9 Coa. de Accus. (9.2) Qui de crimine publico in accusati-
onera deductus est, ab alio super eodem crimine deferri non potest.

-ocr page 29-

eene aanklagt tegelijkertijd (tot poena privata en publica)
Wegens een en dezelfde misdaad

Wat de beschouwingen der Kom. juristen zelve aan-
gaat zien wij, dat Modestinus volstrekt
geheele en
Qedeeltelijke cumulatie der actiën verwerpt

Paulus gaat eene schrede voorwaarts, door toe te la-
ten , dat men na gebruik van eene der acties nog de an-
dere kan instellen voor hetgeen de tweede de eerste te
boven gaat Eindelijk Ulpianus en Papinia-
ïius laten volkomen cumulatie van actii n toe en deze

tameu ex eodem facto plurima crimina iiascuntur, et de uno
in accusationem fuerit deductus de altero non pi\'ohibetur
alio dfcferri. ludex autem super utroque crimine aiidiens jam
accomodabit. Nee enim licebit ei separatam de uno crimine senten-
tiam proferre , prius quam plenissima examinatio super aitero quoque
»imine fiat.

\') L. 1. D. de arbor, fnrtim. caes. (47.7). Zie verder Klein-
schrod,
Syst. Enhv. Ill, bladz. 215 en 216.

L. 58 D. de Obl. et Act. (44.7). Plura delicta in una re
plures admittunt actiones : sed non posse omnibus nti probatum est.
^\'am si ex una obligatioue plures actiones nascuiitur , una tantum-
inodo , non omnibus utendum est.

L. 31 D. de Obl. el Act... rationabilius itaque est eam admitti
®enteutiam , ut liceat ei quam yoluerit actionem prius exercere : quod
^ïitem ampiius in altera est etiam hoe essequi.

) h. 60 Igt;. de Obl. et Act, Nunqiiam actiones poenales de eadem
Pecunia concurrentes alia aliam consnmit.

quot;) L. 6 D. ad legem Juliam de adulteriis (48. 5).., Si quidem \'
^\'flüa sit, de cujus adulterio agetur, accusator liberum arbitrium
\'labeat , adulternni an adulteram prius accusare malit ; si vero uupta
= ut prins adnlterum peragat, tone mulierem.

-ocr page 30-

laatste meening is die, welke in zwaag was volgens het
getuigenis van Hermogenianus

In de beschouwingen der nieuwere criminalisten is
men het omtrent de cumulatie van
straffen in het Eom.
Eegt nog niet eens. Terwijl de Procureur-Generaal bij
het fransche Hof van Cassatie (Dupin)zegt:
„Pendant flus
de deux mille ans, en remontant en arrière, le cumul des peines a
été la regie constamment professée et suivie dans le droit romain
enz.quot;
V meent Hans dat het aannemen van cumu-
latie als regel in het Eom. Eegt eene dwaling is
berustende op het niet onderscheiden tusschen delicta
privata en publica \'Dat de eerste door Dquot; lp ia nus
bedoeld zouden zijn, blykt daaruit, dat er aan het hoofd
van den titel van delicta
privata wordt gesproken, onder
welke rubriek men den tekst der wet leest. Met die
delicta
privata die tot geldboete aanleiding gaven, welke
de beleedigde partij vóór de burgerlijke regtbank met een
strafactie kon vorderen, had men voornamelyk
eenvoudige
diefstal, diefstal met geweld
en beleedigingen op het oog.

1) L. 82 D. de OM. et Act ; zie boven.

Requisitoir voor bet Arr. Hof v. Cass. 7 Junij 1842.
3)
Révision du C, P. Beige, bladz. 46; Rein, 1. c. bladz. 248 ;
Savigny,
de Concursu. dei., bladz, 24.

Bijv. bij Jousse, Justice Crim., 11, bladz. 643.
5) Zie daarover Birnbaum in \'t
Archiv des Criniinalrechts
Bemerkungen über die Römische Unterscheidung der delicta publica
und privata mit Beziehung auf die Abhandlung von v. Hagen über
diesen Gegenstand , bladz, 321—341.

-ocr page 31-

Vquot;erder zegt hij, merke men op, dat Ulpianus in de
\'Volgende §§ den regel, aan het hoofd der wet geplaatst
op de voprnaamste
privata delieta toepast. Alles wat
Dien uit de wet van Ulpianus mag besluiten is, dat
bet Eom. B,egt. slechts toeliet
cumulatie van geldboeten.
Waarin al die delieta privata zich oplosten.

Wat de Lex 9. C. de Acc. (zie hoven) aangaat, hier is
Volgens Hans geen sprake van cumulatie van stratfen,
Qiaar van cumulatie van beschuldiging \'). De gewone
interpretatie is dus niet te regtvaardige i, terwijl men
niet uit het oog mag verliezen, dat het Eomeinsche
strafstelsel vooral onder de Keizers cumulatie van straf
soms onmogelijk maakte Had er concursus van ver-
schillende crimina publica plaats, dan werd in de meeste
gevallen volgens Haus een
in graad zwaardere straf toe-
gepast.

Het door de nieuwere criminalisten gemaakte onder-
scheid tusschen
concursus \'heterogeneus objectivus en con-
cursus successivus,
waaruit zich de gewigtige leer der
quot;ooortgezette en herhaalde misdrijven ontwikkelde was te

Révision du G. P. Beige, rapport de la commission , terzelfder
plaatse.

Bijv. relegatie en deportatie, de damnatio ad metalla met ver-
scheidene andere straffen.

Zie Mittermaier in \'t Archiv d. Crihi. R. 1818, II,
bladz. 238 sqq. , über den Unterschied zwischen fortgesetzten und
■^viederholten Verbrechen.

-ocr page 32-

fiome onbekend. Iedere herhaling van een misdrijf werd
tweëmamp;ieu gestraft b. v. wanneer een dief dezelfde zaak
tweemalen stal (nam. wanneer zij tussehentijds weder aan
den waren eigenaar was gekomen) Een ander geval
was het, wanneer de dief de gestolen zaak, hem door
een anderen dief ontstolen, dezen weder afnam, want
de eigenaar heeft de zaak dan slechts éénmaal ver-
loren

In de vroegste tijden kon het volk te Eome, dat toen de
criminele jurisdictie oefende, over de meerder» misdrij-
ven van een beschuldigde gelijktijdig beslissen en die
gezamenlijk straffen.

iVffi de invoering der quaestiones perpetuae moest elk mis-
drijf voor den competenten regter onderzocht en afzonder-
lijk gestraft:^ worden.

Eene zamenvoeging van straffen was onmogelijk ge-
worden, daar de bestraffing van elk crimen op eene
stellige wetsbepaling berustte en ieder praetor met zjjne
quaestio slechts het afzonderlijk daarop bepaald misdrijf
moest onderzoeken.

De Senaat kon wegens zijne vrijere, door geene wet
beperkte, bevoegdheid over meerdere misdrijven
op eens

\') L. 46, § 9 , pr. D. de furt (47. 2).
2) L. 66 , § 2 D. de furt (47. 2).

Zie verder Rein, Bas Crim. Meelt der Horner, bladz. 346.

-ocr page 33-

In het Iceizerlijh tißperlc werd het gemeenschappehjk onder-
zoek van meerdere crimina in één proces voor den regter wel
is waar mogeliik, maar even goed kon iemand wegens
meerdere overtredingen, zoowel wegens een als verschil-
lende afzonderlijk, aangeklaagd worden, zoodat meerdere
gedingen ontstonden. In het laatste geval stond op elk
misdrijf de bijzondere straf, in het eerste werd het ge-
bruikelijk, dat
de straffen, die voor elk misdrijf afzonder-
lijk waren opgelegd, nu vereenigd tot eene zwaardere
straf werden hervormd \').

Wanneer eene cumulatie der straffen voor crimina
publica niet uitvoerbaar
wm, verhoogde men voorden dader,
die gelijktijdig in meerdere misdrijven betrokken was , de
atraf =).

Om de grenzen , die ik mij bij het schrijven van dit
proefschrift heb afgebakend niet te overschrijden, meen ik
voor de beslissing der vraag, in hoeverre de hier boven\')
aangehaalde beschouwingen der Eomeinsehe juristen als
scherp afgescheiden beginselen naast elkaar zouden hebben

Voorbeelden van gelijktijdige aanklagt van iemand bij verschillende
i\'egtbanken wegens afzonderlijke door hem begane misdrijven vinden
«\'ij bij Rein, 1. c. bladz. 247 en 248 , bij T. Annins Milo (lege
ï\'ompeja de Vi, lege Pompeia de ambitu , lege Licinia de sodalitiis,
\'ege Plantia de vi), P. Se s tins (de vi en de ambitu), Gabinius
(de ambitu en majestatis) , Saufeius (lege Pompeja de vi, lege
\'Plautia de vi).

L. 6 Cod. ad Legem Juliam de Vi privata (9.12).

Bladz. 20, 21.

-ocr page 34-

24

bestaan, en of de Pandekten ons slechts een histo-
risch overzigt geven, naar Savigny\') en Rein te
mogen verwijzen

1) Savigny, Diss, de conc. del. form., bladz, 90—156 der
Vermischte Schriften,
Bd. IV, beweert dat de beschouwingen der
Eom. juristen over den conc. form, op verschillende tijden verschillend
waren.

Eein 1. c. meent, dat de pandektenplaatsen niet in een his-
torischen zamenhang staan , bladz. 249 sqq.

S) Voor het Canonieke Regt zie men Kleinschrod, Sijst. Entw.,
III. bladz. 216, 218; Sander, 1. e. bladz. 286.

-ocr page 35-

GAEOLHA YAN 1532.

In de Carolina treffen wij eene bepaling aan , die het
geval van
concurms delictorum behandelt, ingeval iemand
door een misdrijf te begaan tevens de
„Urphedequot; verbro-
ken heeft\'). Art. 163 bepaalt dat, wanneer een misdrijf

Zie G. H, Trotz, C. H. fil., 7Jüs. Jur. inaug. de Urplieda
vulgo Overveede,
1764, te Utreelit verdedigd en vooral bladz. 16
(Etymologie) bladz. 19 (definitie) idadz. 20 (formnles).

Mare zoli , 1. c., bladz. 271 sqq. : De Urphede was eene belofte
onder eede, welke iemand, die als beschuldigde in een crimi-
neel proces gewikkeld was, na zijn vrijspraak of veroordeeling
en bestraffing, voor het geregt moest afleggen , dat hij zich wegens
het tegen hem ingestelde strafregtelijk onderzoek of wegens de op
hem toegepaste en voltrokken straf noch op den regter zeiven noch
op andere personen, die min of meer regtstreeks daaraan hadden
deelgenomen, zoude wreken.

Mittermaier ad Peuerbach, bladz. 339 ,. § 199, waar
laatstgemelde van de
Urpheda de non redeundo en de non idcis-
cendo
spreekt, op welke tweede volgens Marezoll (bladz. 272 in
de Noot) vooral ait. 108 Carolina betrekking heeft.

Men zou met de afgeschafte „Urpheda de non redeundo\' voor den

-ocr page 36-

van meerdere zijden strafbaar is, de zwaarste straf, de
straf der
„meynsten Beschwerungquot; moet worden opgelegd \').

Art. 108 zegt: doodstraf zal toegepast worden wanneer
iemand de
„Overveedequot; door het plegen van een zwaar
misdrijf gebroken heeft.

Algemeen nam men vroeger aan , dat dit Art. een
wijziging was van het Eomeinsche hoofdbeginsel (nunquam
delictum ob aliud deHctum minuit poenam) 2).

Maar men zag over het hoofd dat de doodstraf alleen
als de hoogste en ondeelbare lijfstraf, de andere hier voor-
komende lijfstraffen, verminking b.v. uitdelgt en dat die
uitdelging een gevolg is van de onvereenigbaarheid
van beide straffen. In dit opzigt ziet Art. 108 dus min-
der op het
verdiend sijn der straffen, dan wel op de uit-
voering der verdiende straffen.

Verder schrijft het Art. geenszins voor, dat slechts de
straf van het eene misdrijf (van de gebroken
ürphede,)
als de zwaarste alleen zou mogen toegepast worden en
men de straf voor het andere misdrijf, als daarin opge-

Ä

tegenwoordigen tijd kunnen vergelijken den onyeoorloofden terugkeer, het
over de grenzen komen van misdadigers of get)annenen.
Code pe\'n. Art. 33 •
\') De tek,st luidt: „Item wo bey eynem diebstall mer dan eyaerley
Beschwerung, so in den vorgesatzten Artickeln unterschiedlich
gemelt sein, erfunden würden, ist die Straf nach der meynsten
Beschwerung des Diebstals zu erkennen.quot;

Zie Grolman, Grundsätze, 183; Kleinschrod, Syst. Entw.,
III, bladz. 318, die betoogt dat er slechts één misdrijf begaan is ,
dus ook slechts
ééne straf toe te passen.

-ocr page 37-

sloten , zou moeten kwijtschelden \'). Men mag dus daar
\'iife niet voor alle andere gevallen van zamenloop het be-
ginsel
poena major ahsoriet minorem afleiden.

In Art. 161 C. C. C. lezen wij verder, dat bij
meerdere
verzwarende omstandigheden van één misdrijf,
en wel bij diefstal, de daad volgens de hoogste ver-
zwarende omstandigheid moet worden gestraft.| Juist
omdat dit Art. klaarblijkelijk slechtis van meerdere
verzwarende omstandigheden bij
één misdrijf spreekt,
kan men het niet op het geheel daarvan verschil-
lend begrip van zamenloop toepassen Bij de minder
belangrijke uitlegkundige vragen omtrent het verband,
Waarin de bepalingen der Carolina tot elkaar staan, wil
ik mij niet te iang ophouden, maar verder het oog slaan
op het fransche regt

\') Zie V. Savigny, Diss, de conc. del. form., blad,-. 162, i64,
165,.in de
Vermischte Schriften, Bd. IV.

Zie Sander 1. c. bladz. 288—291; Plenke 1. c.Jiladz. 620,
621; Wachter 1. c, bladz. 253 , 255.

■) Zie Comraentaritis in Kayser Carl dess Fünften und desg H. Bom.
lieichs Peinliche Halsgeriehts-O^dnung, author e Christophoro Blum-
flach er
1704.

-ocr page 38-

ERANKRIJ K.

Omtrent het oud-Fransche Regt valt op te merken, dat wij
hier met opzigt tot bestraffing van zamenloop van misdrijven
geen vaste beginselen gehuldigd vinden. Terwijl aan den
eenen kant den regter een onbeperkt regt wordt toegekend
om straffen op een te stapelen vindt men aan den anderen
kant bij Jousse en Mnyart de Vouglans die wel

\') Zie Tre\'butieii, Cours Elementaire de droit Criminel, Intrad.
bladz. 5ö en boven bladz. 13, 14; Boitard, Leçons sur Ie C. P.
Introd.
bladz. 4.

Mnyart de Vouglans , Bes Lois criminelles, L. Il, Tit. II
Chap. II, 15e règle. Men cumuleerde de straflen voor zoover ze on-\'
derling vereenigbaar waren , waarmede hij geene materiële maar morele
compatibiliteit bedoelt, hetgeen uit het voorbeeld, dat hij geeft, blijkt,
waarin gesproken wordt van veroordeeling door hetzelfde vonnis tot
doodstraf en galeijen (eene straf die niet altijd levenslang is).

Jousse, De la justice en France, Part. III, Livre II, Tit. XXV,
Art. 7, NOS 280—288. T. II, bladz. 643, laat ook de cumulatie
der straifen afhangen van hare vereenigbaarheid en stelt als voorbeelden
doodstraf, geeseling en galeijen. Geldstraffen zijn altijd compatibel
met ligchaamsstraffen.

Â

-ocr page 39-

is waar beweren dat bet opeenstapelingsbeginsel, als de
uitdrnkking van romeinsche beginselen in het oude
fransche regt, als regel gold, toch weder belangrijke
uitzonderingen uit het oogpunt der onuitvoerlijkheid van
straf, die
echter niet alleen bij doodstraf en levenslange
gevangenis maar ook bij andere straffen golden, en zooals
Loy s eau \') meedeelt ook bij geldboeten; waaruit dus
weêr een strafverhoogings-beginsel scheen geboren te zijn.

Na het jaar 1789 zeide men de meer algemeen heerschende
theorie van
opeenstapeling omtrent zamer\'oop van misdrij-
ven vaarwel en werd zij vervangen door eene jurispru-
dentie, die het beginsel van
cumulatie nu bepaald omver-
stootte. Men zag in dat beginsel een strijd met -de
beschouwingen van regtvaardigheid en menschelijkheid,
die den quot;Wetgever moesten leiden. De zwaarste strafwas,
meende men, toereikende om den schuldige te doen
boeten voor de overige misdaden, door hem bedreven.

T)e nieuwere leer vond steun en bekrachtiging in een
Hecreet van 16—29 Sept. 1791 (concernant la police de
sûreté, la justice criminelle et l\'établissement du Jury)
waarvan Titel VII Art. 38 aldus luidt: „Si l\'accusé est

\') Bij Loyseau, Traité des Seigneuries , Chap. XII, ,,des droits
profitablesquot;,
leest men omtrent geldboeten als een spreekwoord in
het costnmierregt het beginsel:
nbsp;la grande amende emporte la

petite. — In Liv. VI, Tit, II. Max. 31 zegt hij : „La plus grande
Ipeine et amende attire et emporte la moindre.quot;

Zie verder en ook over de Costuimen der stad Bourges Bertauld
Cours de C. P., bladz. 323.

-ocr page 40-

déclaré non convaincu du fait porté dans l\'acte d\'accu-
sation et qu\'il était inculpé sur un autre par les dépositions
des témoins, le président d\'office, ou sur la demande de
l\'accusateur public ordonnera qu\'il soit arrêté de nou-
veau enz.quot;

Art. 40: Si l\'accusé est déclaré convaincu du fait,
porté dans l\'acte d\'accusation, il pourra encore être pour-
suivi pour raison du nouveau fait: mais s\'il est déclaré
convaincu du second délit
il n\'en subira la peine qu\'autant
quelle serait plus forte que celle du premier;
auquel cas il
sera sursis à l\'exécution du jugement.quot;

Men ziet dus, dat de vervolgingen gehandhaafd werden
en de schuldige voor het nieuvre misdrijf wel veroordee-
ling onderging, maar tevens een uitdrukkelijk verbod om
de tvi^ee straffen te cumuleren aangeprezen, zoodat de
beschuldigde slechts de
zwaarste kon lijden. De üode v.
3
Brumaif,-e An IV nam de bepaling van het Decreet
van 1791 met wijzigingen over \'). Er kon wel vervolging

=) Art. 446 luidde aldus : „Lorsque pendant les débats qui ont
précédé le jugement de condamnation l\'accusé a été inculpé, soit
par des pièces soit par des dépositions de témoins ,
mr â^autrelfaits
que ceux portés dans l\'acte d\'accusation
, le tribunal criminel ordonne,
qu\'il soit poursuivi à raison de
ces nouveaux faits devant le directeur
du jury du lieu, où il tient ses séances , mais seulement dans le
cas où ces nouveaux faits
mériteraient une peine plus forte que les
prévins. — Dans ce cas, le tribunal surseoit à resécution de la
première peine jusqu\'après le jugement sur les nouveaux
faits.quot; Verg.
hierbij
Wethoeh v. 8trafvord. Art. 221.

-ocr page 41-

en zeJfs veroordeeling voor nieuwe misdrijven plaats héb-
ten, mits men den veroordeelde
geen meerdere dan de
zwaarste straf
deed ondergaan i).

Terwijl alzoo het beginsel van niet-cumulatie der straffen
Was aangenomen, had de nieuwe wetgeving het ook in
zijn ganschen omvang en voor alle gevallen erkend ten
minste voor
?ware misdaden.

Toen men in 1801 besloot om den Gode van Brumaire
^n IV
te herzien, moest de quaestie over den zamen-
loop van misdrijven natuurlijk wede;- de aandacht
trekken.

De Wetgever van 1808 onderscheidde twee gevallen:
1quot;. Het geval in het Decreet van 1791 en in den Code
Van Brumaire voorzien (nam. wanneer de beschuldigde ver-
oordeeld voor het feit in de akte van besehuldiging ver-
meld, gedurende de debatten die deze veroordeeling
voorafgaan wegens andere misdrijven dan van welke hij
beschuldigd -was, beschuldigd wordt

Trébutien, Cours Elém. de droit criminel, bladz. 316: Die
tvree Artt. geven slechts eene bepaling, voor het
bijzondere geval ,
Waarin zich, bij gelegenheid eener vervolging
„dans Ie cours d\'une
néme accusation et des débatsquot;
toevallig voordoen nieuwe „faits con-
stitutifs d\'une infraction autre que celle comprise dans l\'acte d\'accv.-
^ation.quot;
— Deze exceptie was beperkt tot de matières criminelles en
strekte zich niet uit tot de
matières correctionnelles ou de simple
police ,
die beheerscht werden door een afzonderlijken Code , dien van
19 en 22 Julij 1791 (zie Trébutien,
Introd. Eist., bladz. 60
en 61i de zoogenaamde Code de police municipale et correctionnelle.

Art. S79 Code d\'Instr. Crim. zegt: „dans ce cas, .si ces crimes

-ocr page 42-

2o. Wanneer iemand aan meerdere „crimes of
vermeld in dezelfde akte van beschuldiging, is schuldig
verklaard.

Hiervan had men in het Decreet van 1791 en in den
Code van Brimaire An IV gezwegen

De bepaling van den nieuwen Code, die deze leemte
moest aanvullen vormt een § van Art. 365 C. d\'Instr.
Crim., welke aan het Hof van Assises de magt geeft om
den schuldig bevondene wegens een wettelijk strafbaar
feit te veroordeelen \').

Daar men hier het stilzwijgen oyev poücie-overtredingen
bewaard had, kan daardoor geenszins bij deze de toe-
passing van den regel, die voor
misdaden en wanbedrijven
gold, gewettigd worden.

Qfid de uno dicü, de altera negat.

En toch het Hof van Cassatie in Frankrijk besliste
jaren lang, dat de straffen voor eenvoudige policie-over-
tredingen
niet mogten gecumuleerd worden «). Toen de
jurisprudentie begon te wankelen, zette eindelijk D upin

nouvellemeni manifestés méritent une peine plus grave que les premiers
ou si l\'accusé a des complices en état d\'arrestation, la cour ordonnera
qu\'il soit poursuivi à raison de ces nouveaux faits et le procureur
général surseoira à l\'exécution de l\'arrêt, qui a prononcé la première
condamnation , jusqu\'à ce qu\'il ait été statué sur le second procès.

\') Deze bepaling luidt ; „En cas de conviction de plusieurs crimes
ou délits ,
la peine la plus forte sera seule prononcée.quot;

Zie het Rapport der Belg. commissie bij monde van Haus,
bladz. 47 en 48,

-ocr page 43-

in een breedvoerig gemotiveerd requisitoir niteen, dat
eene toepassing van Art. 365 op policie-overtredingen én
verkrachting van de letter, én miskenning van den geest
der wet was. Zijne pogingen slaagden en een Arrest van
^let Hof van Cassatie van 7 Junij 1842 sprak dan ook de
^^eUoepassdijJeheid van het art. op policie-overtredingen uit.

^ ) Séance 1842-1-497. Wat crimes en délits betrcft, zegt
pi M o. a.: „leur perpétration n\'admet pas
le calcul d\'un bénéfice
\'^■\'iam et sans risque.
Mais il n\'en est pas aipsi pour les contra-
ventions. Si on laisse passer en principe, qu\'une seule condamnation
une seule peine suffit ))oiir couvrir tout ce qui a précédé , le con-
revenant se sentira non pas
réprimé mais protégé par cette condam-
nation , il emploiera avec activité son temps et les délais de la pro-
\'^«dure pour accumuler les contraventions, c\'est à dire les bénéfices
g*! elles lui procureront avec la
certitude qu\'il n\'en sera ni plus ni
^o^ns et qu\'une seule amende soldera tout, en lui procurant une ab-
solution générale de tout le passé.quot;

-ocr page 44-

aet, 304 c. p.

Voor dat ik op de Belgische debatten over den zamenloop
van misdrijven en op de bepalingen van onze en enkele
andere wetgevingen het oog wil slaan, verdient de ge-
schiedenis der herziening in Frankrijk van het Art. 304
van den C. P. in 1832, als uitzondering op het bij mis-
daden en wanbedrijven gehuldigde strafverhoogingshegin-
sel, nog eene nadere beschouwing.

Het Art,, dat doodslag zonder voorbedachten raad,
voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van een andere
mis-
daad
of wanbedrijf met den dood strafte vereischte wijzi-
ging ; men gevoelde , hoe onregtvaardig het was om b.v.
doodslag in drift, met het dragen van verboden wapens za-
menloopende, met den dood te straffen, terwijl in ge-
wone omstandigheden op doodslag eeuwigdurende dwang-
arbeid stond. De regering \') stelde voor om slechts

\') Het Art. van het Projet du Gouvernement luidde : „Le meurtre
emportera la peine de mort, lorsqu\'il aura eu pour objet soit de

-ocr page 45-

lt;ian den niet voorbedachtelijken doodslag, vergezeld
van eene andere misdaad of wanbedrijf, met den dood
te straffen, wanneer daartusschen een verband als dat
van
oorzaa/c tot gevolp te bespeuren zou zijn. Misdaad
of wanbedri]-f toch kunnen alleen dan doodslag verzwa-
ren, wanneer zij tot doel hebben om dien voor te be-
reiden, te vergemakkelijken of om er de sporen van uit
te wisschen.

De dubbelzinnigheid in het Art., wat aangaat de mogelij-ke

toepassing van doodstraf voor het geval van ce zamentreffen

van doodslag met een wanóedr^f, heeft men dus vermeden O-
De commissie aarzelde lang om het ontwerp der
regering aan te nemen, en kon er zich ten laat-
ste
daarom niet mede vereenigen, omdat het haar be-
^waarlij-k voorkwam, volkomen juist de betrekkingen
te^^bepalen, die bestaan tusschen
doodslag en het wanSe-
\'^^iJf, bedreven om dien te vergemakkelijken.
Zij wilde

q^arer, facüiter ou exécuter uu autre «W aéUt, qui l\'aura
J^eeede, accompagné ou suivi, soit de favoriser la fuite
ou d\'assurer
toute autre manière l\'impunité des auteurs ou complices du dit
\'ime ou délit. En tout autre casquot; enz.

De redactie der Commissie de la Chambre des députés„Ie meurtre

^^_portera la peine de mort lorsqu\'il aura précédé, accompagné ou

un autre erime. — Eu tout autre cas le coupable sera puni
®® trav. fore, à perp.quot;

^ Zie het Rapport voor de Chambre des Pairs van M. de Bas-
J\'ïd bij Ch au veau Code Pénal Progressif,
Commentaire sur la
nodificative du C. F.,
bladz. 274.

-ocr page 46-

dus alleen de doodstraf bij liet zamentreiTen met een
misdaad hebben toegepast en merkte verder op dat, al
was hare bepaling niet zoo wijsgeerig als die der re-
gering gesteld, die toch eenvoudiger in de toepassing
en gemakkelijker door de gezworenen te begrijpen \')
zon zijn.

Wanneer vdj bedenken, dat de beschuldigde in het
gemeene regtquot;) voor zamenloop van twee misdaden slechts
de straf toepasselijk op de zwaarste misdaad beloopt, zou
men mogen betwijfelen of de omstandigheid, dat de mis-

M Hier tegen werd aangevoerd , dat de jury dagelijks geroepen
wordt om het onderling verband tusschen
misdaad, wanhedrijf en
doodslag te waarderen en dat , zoo zij tusschen het wanbedrijf en
doodslag geen verband ziet, de doodstraf ook niet toepassing zal
vinden. Dat zich verder gevallen kunnen voordoen, waarin volgens
de uitspraak der commissie geen doodstraf zou mogen toegepast
worden , terwijl echter een aanvankelijk op den eigendom beraamde
aanslag, omdat de dief een hinderpaal (den bewaker) eerst moet uit
den wej; ruimen, hem wel degelijk
tot doodslager maakt.

Volgens de meening van den Hertog Decazes, zou de straf van
trav. forc. a teinps , op zich zelve welligt zwaarder dan de doodstraf,
zwaar genoeg zijn , orn te gelijkertijd aan de eischen van regtvaar-
digheid en maatschappelijk belang te voldoen.

Nadat de Hertog de Broglie had doen opmerken , dat er hier
slechts een quaestie van prioriteit bestond tusschen twee verschil-
lende systemen (vaststelling der doodstraf bf op de onderlinge betrek-
king tusschen
tvjee strafbare feiten hetzij misdaden of wanbedrijven —■
of op het
gelijktijdig bestaan van twee misdaden) , werd er renvooi
naar de commissie verzocht , ten einde daaruit ééne enkele goede
bepaling te scheppen. Zie verder Chauveau,
Comm. sur la Loi
modifleative
, bladz. 276.

■2) Art. 365 Code d\'Instr. Crim.

-ocr page 47-

drijven cjelijJetijdig zijn gepleegd, wel het gemeene regt
kan wijzigen in de bewoordingen van Art. 304 C. P. i).

Die gelijldijdiglieid toch wekt in den beschuldigde geen
grootere boosaardigheid op , dan \'in geval de misdaden be-
dreven zijn met eenige tusschenpoozen. Hier openbaart
zich veeleer eene
misdadige gewoonte, eene groote verdorven-
heid en verhardheid,
die men niet in gelijke mate kan
terug vinden, wanneer twee misdaden onder voortdurende
bewegingen van denzelfden hartstogt, ingeval dezelfde
handeling den misdadiger tot erger vervoert, bedreven
Worden.

De gelijktijdigheid van den zamenloop der misdrijven is
een onmisbare voorwaarde tot de toepassing van Art. 304.
1 C. P., want indien zij met eenige tusschenpoozen begaan
Waren, zouden de twee zelfstandige misdrijven in het oog
des wetgevers niet meer in dat onderling verband
staan, dat er thans de strafbaarheid van verhoogt. Die
quaestie van
gelijktijdigheid der misdrijven kan echter vaak
löoeijebjk te beslissen zijn en niet dan uit eene naanw-
keurige waardering der feiten blijken. Teregt meent

\') Art. 304 C. P. Inidt tlmns : Le meurtre emportera la peine de
mort , lorsqu\'il aura pre\'ce\'dé ,
accompagné ou suivi un autre crime. —
I-e meurtre emportera e\'galement la peine de mort, lorsqu\'il aura
ea pour objet soit de pre\'parer , faciliter ou ese\'cuter un de\'iit, soit de
lavoriser la fuite ou d\'assurer l\'impunité\' des auteurs ou complices de
Ce de\'lit. — En tout autre cas le coupable de meurtre sera puni des
ti\'avaus-à perpétuité. Verg. hierbij Art. 13 N«. 3 der Nederlandsche
quot;Wet van 29 Junij 1854 (Stbl. N». 102).

-ocr page 48-

daarom Chauveau\') dat de twee misdrijven dan alleen
als
gelijJdijdig moeten beschouwd worden, wanneer zij de
uitvoering zijn van een en hetzelfde misdadig ontwerp,
het gevolg van eene en dezelfde handeling, twee omstan-
digheden tot eene en dezelfde misdaad hehoorende en
vooral, dat zij op dezelfde plaats zijn bedreven quot;2).

.Een arrest van het Hof van Cassatie van 1 April 1813
besliste, dat hij, die in denzelfden twist
,,homicide volontaire
accompagné de tentative dun autre homicidequot;
beging, de
doodstraf volgens de termen van 304 verdiende. Die
uitspraak, een streng gevolg van de woorden der wet,
werpt
tevens de beschuldiging van hardheid daarop. De straf-
baarheid toch van hem, die in een twist een\' zijner
vijanden
doodt kenmerkt zich niet door grootere zwaarte,
dan wanneer hij een ander
gekwetst had. Ohauveau

,nbsp;1) Code Fénal progressif, bladz. 378.

2) Zie tevens bij ons de zaak A. G. Mulder, (veroordeeliug tot
doodstraf, ter zake van gewelddadigheid en poging tot verwonding met
voorbedachten rade, gepleegd tegen een burger, die met het bedienen
van eene openbare dienst belast was, onder en ter gelegenheid van de
uitoefening van de dienst eu van manslag voorafgegaan door eene
andere misdaad) waarin de H. R. in cassatie (zitting van 7 Febr.
1854) oordeelde, dat moord, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd
\'nbsp;van eene andere misdaad strafbaar is met den dood , ofschoon er dan

ook geen regtstreeksch verband tusschen de beide gepleegde misdaden
moge hebben bestaan. Er wordt naar de wet geene
eenheid van plaats
vereischt, maar alleen dat het tijdsverloop tusschen de beide mis-
drijven zóó kort zij geweest, dat zij als het ware eene gebeurtenis
daarstellen.
WeeUlad van hei Regt (18S5) N». 1650. 1.

-ocr page 49-

meent daarom, dat de quot;Wetgever, door voor de ver-
zwaring te eischen een
concomitance d\'un autre crime,
daarmede eene misdaad van eenen anderen aard op
het oog had. — Twee misdaden van
verschillenden aard
le gelijJcer tijd
begaan openbaren in den dader eene groote
boosaardigheid, maar dezelfde misdaad
twee malen bedre-
ven is het uitvloeisel van een en denzelfden hartstogt;
hetzelfde leidend beginsel ligt hier ten grondslag, een
zelfde soort van verdorvenheid is hier aanwezig.

In de tweede alinea van art. 304 verklaart de Wet-
gever , wat men door het onderling verband van dood-
slag tot een wanbedrijf te verstaan hebbe \').

Men wees bij de discussiën op het geval, dat doodslag
bedreven werd om diefstal te plegen of om een goed
heenkomen den dief te vergemakkelijken. Of men echter
overal zoo ligt een onderlinge betrekking tusschen dood-
slag en het wanbedrijf zal kunnen onderscheiden, valt
te betwijfelen.

Slechts dan zal de doodslag het wanbedrijf verzwaren,
Wanneer er eene betrekking als van
oorzaak tot gevolg tus-
schen het laatste en de eerste bestaat, m. a. w. wanneer de
doodslag een mWeZ om het wanbedrijf i^e^fe^era is geweest

De verzwarende omstandigheid is aanwezig , wanneer de doodslag ten
had „soit de préparer, faciliter ou exécuter un délit, soit de favoriser
fuite et d\'assurer l\'impunité aux auteurs ou complices de ce délit.quot;
Chauv. 1. c, bladz. 379 , bijv. het gebruik maken of dragen van
^®i\'boden wapenen
om een doodslag te begaan.

-ocr page 50-

De gewigtige vraag of doodslag aanwezig is, wanneer
hij, wien slagen zijn toegebragt of die verwond is, aan
de gevolgen van die slagen of verwondingen bezwijkt,
zelfs dan wanneer de dader geen bedoeling had om doodslag
te plegen, vindt men in de Artt. 309 sqq. O. P. beslist.

quot;Wat de bestraffing van zamenloop van misdrijven aangaat
in Frankrijk vinden wij, even als bij ons, ook daar de be-
palingen der wet tot nog toe in het Wetboek van Straf-
vordering geregeld

Terwijl men van Art. 365 Code d\'Instr. Crim. eene alge-
meene en stellige bepaling wilde maken, een beginsel dat de
geheele wetgeving beheerschen zou , en zich daartoe op

Zie echtei- ons Ontwerp 1847 (voor een Strafwetboek) bij welks
voordragt de regering oordeelde , dat deze aangelegenheid in het Wetboek
van Strafregt en niet in dat van Strafvordering behoorde te worden
geregeld en dat van 1859 (Weekblad van het Regt n». 3053) Boek 1, Tit. II
van
opheffinc/, vermindering en verhooging der strafbaarheid, Artt. 37
(of. Art. 207 Wtbk. v, Strafv.) en 38 (ef. Art. 208 Wtbk. v. Strafv.)

Zie ook Man gin , Traité de l\'action jiuhlique, § 461, waar hij
de uitzonderingen opgeeft, door de wet en de jurisprudentie vastgesteld
voor het beginsel van niet-cumulatie.

1quot;) Art. 220 C. P. Wanneer gevangenen , beklaagden of beschuldig-
den zich aan rebellie schuldig maken , moet de straf daarop bepaald
tegelijk door hen ondergaan worden met die , waartoe zij
veroordeeld
zijn voor handelingen die tot hunne arrestatie hebben aanleiding gege-
ven , zoo deze laatste niet doodstraf of levenslange gevangenisstraf is.

2^\') Art. 245 C. P. Hetzelfde geldt voor straifen uitgesproken tegen
ontsnapte gevangenen of die dit gepoogd hebben
par iris de
OU par violenee
enz. enz.

Zie V. Hoorebelce, Be la Bécidive, bladz. 2lÖ.

-ocr page 51-

41

de woorden „En cas de conviction de plusieurs crimes et
délits, la peine la plus forte sera seule appliquéequot; beriep, wilde
îïien de toepasselijkheid van Art. 365 (dus een strafverhoo-
giîigsbeginsel) tot alle onderwerpen uitbreiden Dat die leer
®ehter in strijd is met den Ms^ der wet, met de
bedoeling
Van den wetgever en met de heioeegredenen tot de door
den tekst gehuldigde uitzondering is overtuigend aange-
toond door Trébutienquot;).

Bij de peines principales geldt de regel van Art. 365.
2ij moeten zelfs dan toegepast worden, wanneer de door
bet Hof van Assises uit te spreken straffen slechts
correctioneel zouden zijn, b. v. wegens den leeftijd van
den beschuldigde \'). Op de
peines accessoires (b. v.

\') Zie bij Chauv. en Helie, Thêor. dw O. P., Deel I, bladz. 368
en Deel VI, bladz. 840 sqq. de Arresten ?an het Hof v. Cass.

Trébutien 1. o. I, bladz. 318 en 319. Zie over de toepassing
der
peines principales en accessoires bladz. 320 en 322.

Sertaald, Cours de C. F. Explication théorique enz., bladz. 332,
385, wil onderscheiden
feines accessoires en peines complémen-
taires.
Bij escroquerie (405 C. P.) is renvoi sous la surveillance de
haute police een peine accessoire; bij
vagahondage (271 O.P.) een
peine
complémentaire, additionnelle, ohligaioire. De verwarring waaraan
men zich hier schuldig maakt is daarin gelegen, dat men den
duihelen zin van de uitdrukking principale over het hoofd zag , die
^^ eens tegenover peine
additionnelle , dan weer tegenover peine

staat.

) Het Hof v. Cassatie onderscheidde hier ;

het geval, wanneer de eerste veroordeeling eeixe straf, uit haren
een
graad leneden die voor het tweede misdrijf beloopen, bevat,

-ocr page 52-

confiscatie, surveillance de la haute police) is het verbod
van cumulatie niet toepasselijk \').

Over de vraag of het verbod van opeenstapeling bij

dan zal de tweede straf worden opgelegd , die noodwendig de eerste
uitdelgt. (Cass. 8 Maart 1833 , S. 33—1—365).

Om den aard der eerste veroordeeling te waarderen , moet men
letten op de werkelijk uitgesproken
straf en niet op den aard der
vervolgde overtreding. (Cass. 4 Junij 1886 , S. 37—1—39).

2®. het geval, wanneer de straf voor het nieavve misdrijf van
gelijken graad
is als de straf voor de eerste veroordeeling , dan moet
men onderscheiden of die eerste veroordeeliug al dan niet het
maximum
der straf bevat, in welk geval de straf is uitgeput, omdat de
ztvaarsia ondergaan is. — (Alleen bij Récidive heeft men de bevoegd-
heid , om de straf een graad te verhoogen , door haar van natuur
te doen veranderen). Is dit maximum niet bereikt, dan is de straf
ook
niet uitgeput. De regter mag hier de straf verhoogen, door
achtereenvolgens de veroordeelingen uit te spreken, mits ze binnen
de grenzen van het maximum blijven.

30. het geval, wanneer de straf voor het nieuwe misdrijf een graad
lager
is dan die, uitgesproken bij de eerste veroordeeling. De eerste
veroordeeling kan dan geen verandering ondergaan , omdat de zwaarste
straf reeds toegepast is. (Art, 379 C. d\'Instr. Crim.)

Zie verder bij Trébutien 1. c. de aangehaalde Arresten, bladz. 322.

\') De bijkomende straffen zijn vastgesteld in het algemeen belang en
met het oog op het bijzonder karakter van zekere misdaden of wan-
bedrijven : het doel van den wetgever zou dus niet bereikt zijn ,
indien hij , tegen wien hij deze maatregelen wil gebruiken , daaraan
kon ontkomen alleen daardoor , dat hij behalve de misdaad of het
bijzondere wanbedrijf, die ze noodzakelijk maakt, een zwaardere

overtreding maar van een verschillende soort zou begaan...... Verder

kan men ook niet beweren , dat een laten glippen der bijkomende
straf het gevolg is van de kwijtschelding der hoofdstraf waarvan zij
niet afhankelijk is ; zij is
alleen accessoir aan het wanbedrijf of aan
de misdaad
en niet aan de opgelegde straf.

-ocr page 53-

bedrijven bestaat heeft de jurisprudentie in Frankrijk
langen tijd gewankeld, en eindelijk in ontkennenden zin
beslist \')■

Wat de eenvoudige policie-overiredingen aangaat, hier is,
meende men, cumulatie volkomen geoorloofd. Terwijl de
quot;Wetgever bij misdaden en wanbedrijven cumulatie verbood ,
werd hij geleid door beschouwingen omtrent den
aard der
straften, omtrent de grenzen die in het strafregt uit een
oogpunt van menschelijkheid niet overschreden mogen
Worden. Deze beweegredenen vallen weg wanneer er
sprake is van
zeer ließe straffen op eenvoudige overtredingen ,

Oj» nalatigheid, onachtzaamheid of ongehoorzaamheidnbsp;^at

het in de bedoeling van den overtreder lag om eene wet
of politiereglement te schenden.

In België quot;) heeft men bij de herziening van Boek I
en II. van den C. P. omtrent de bestraffing van zamen-
loop van misdrijven de volgende regelen vastgesteld; bij
\'teerdere policie-overtredingen worden de straffen gecumaileerd
(Art. 71), bij conc. van een of meer wanbedrijven en
Van een of oneerdere policie-overtredingen worden de geldboe-
ten gezamenlijk opgelegd, en de straffen van correct.

\') Zie ook Chauv. eu Hélie, Théorie du C. P., Deel Vl.hladz.nbsp;j

345.nbsp;:i

(

Zie Projet de Loi portant révision des Livres T en II du O.P.nbsp;j

-ocr page 54-

gevangenis zullen worden gecumuleerd binnen de grenzen
door bet volgend Art. gesteld, alleen worden uitgespro-
ken. (Art. 72). Loopen meerdere wanbedrijven zamen,
dan worden de straffen gecumuleerd, zonder dat ze
echter
het dubbel van het maximnm der zwaarste straf kun-
nen te boven gaan (73).

De rekenschap die Eons sei, rapporteur der tweede
commissie i) in de Ohambre des Eeprésentantsaan
Lelièvre^) van de bepaling van Art. 73 gaf was de
volgende :

Op alle wanbedrijven staat niet dezelfde correctionele
straf; men heeft straffen van 8
dagen gevangenis, een,
twee
maanden, andere weder, waarop alleen geldboete
staat. Stel dat iemand 15 dezer wanbedrijven begaat, elk

1) Leden diev commissie waren De Lehaye, Destri veaux,
De Decker, D\'Hont, Lelièvre, Adolphe Roussel en
Monchoeur.

Séance 22 Nov, 1851 in het Trojet Bmsio», hladz. 87 sqq-
3) Bij zamenloop van meerdere
wanbedrijven, zeide deze, wil de Code
d\'Instr. Crim. Ie
maximum de la peine la plus forte, het ontwerp:
Ie
dovble de ce maximum ; Ie concours de plusieurs infractions sera
ainsi assimilé à la récidive au mépris de tous les principes du droit
criminel... Wanneer er sprake is van zamenloop van meerdere
mis-
daden,
dan zal men het maximum der zwaarste straf moeten uitspre-
ken, terwijl die misdaden misschien niet zulk eene zware straf
verdienen. Men straft alzoo zamenloop van
twee even zwaar als za-
menloop van
tien of twaalf dezer misdaden. Terwijl onze wetgeving
over het algemeen voor de toepassing van zachte straffen is, maakt
men ze ingeval van zamenloop van meerdere wanbedrijven te hard
(Lelièvre in de
Chambre des Représentants, zie boven).

-ocr page 55-

acht dagen gevangenis of eene enkele geldboete medebren-
gende. Zou het nu bij deze minder zware wanbedrijven
regtvaardig en billijk zijn om den schuldige slechts met
een
maximum van acht dagen te straffen? Meu. gevoelt,
dat hierin iets stuitends ligt, dat het maximum der
zwaarste straf ook dan nog niet voldoende zou zijn. De
inin.der zware correctionele overtredingen berokkenen,
0D3 dat ze zich aanhoudend voordoen, een zeker nadeel
^an de maatschappij.
Groote misdaden zijn zeldzaam, cor-
\'\'\'sctionele overtredingen niet.

Verder, zegt Boussel, vergete men ook niet, dat
!)le délit correctionnel est pour ainsi dire un délit muni-
lt;îipal.quot; quot;Wanneer twee buren over en weêr wanbedrijven
plegen : „rien ne serait aussi propre à faire douter de la
que la répression identique de plusieurs infractions
^\'Orrectionnelles et d\'une seule dans la même localité. Ce
ferait attribuer une peine au plus grand nombre de
délits que de n\'appliquer à leur concours aucune autre
peine que le maximum de la plus forte.
Avec le double
\'^(^cïiUatif au contraire,
il y a pour le délinquant un motif
^ui détermine le respect de la loi par le délinquant, lors
oiême qu\'il n\'a point encore reçu l\'application de la
peine correctionnelle qu\'il a méritéequot; \')•

In geval van zamenloop van misdaad met een of meer
Wanbedrijven of met een of meer overtredingen wordt de

Troj. de Mévis. Chambre des Représentants, bladz. 87 sqq.

-ocr page 56-

straf voor de misdaad alleen uitgesproken (Art. 74).
Loopen meerdere misdaden zamen, dan wordt het maximum
der zwaarste straf opgelegd, en de straf op het zwaarste
bedreigd alleen uitgesproken. Beze straf zal zelfs tot
vijf jaren boven het maximum kunnen gebragt worden,
wanneer zij bestaat in tijdelijken dwangarbeid of detentie

of tuchthuisstraf (Art. 75).

Wij vinden hier tevens vermeld, wat de Belgische
wetgever onder de uitdrukking:
Je zwaarste straf ver-
staat:
La peine la plus forte est celle dont la durée,
est la plus longue.
Si les peines sont de la même
durée, les trav. forcés et la réclusion sont considé-
rés comme des peines plus fortes que la détention
(Art. 76) \').

Eindelijk zegt Art. 77 dat de straffen van bijzondere
verbeurdverklaring wegens meerdere misdaden, wanbedrij-
ven of overtredingen beloopen, altijd zullen vereenigd
worden.

J

1) Anderen verstaan onder la peine la plus forte die welke in de
hierr.rchie der straffen liooger staat, zoodat bijv. 5 jareu tijdelijke
dwangarbeid zwaarder dan 10 jaren tuchthuis zouden zijn. Zie o. a.
V. Hoorebeeke 1. c. bladz. 214; Trébutien 1. c. I , bladz 320.
Zie ook
Bulletin des Lois de l\'empire français, 4e Série. Vol-
gens het Keizerlijk Decreet van 33 Julij 1810 Art. 6 hing het
begrip van de zwaarste straf bij misdaden van het opleggen van het
Irandmerh af. „Dans Ie concours de deux peines atflictives tempo-
raires, celle qui emporterait
la marque sera toujours réputée la plus
■ forte.quot;
{Décret Impér. sur la mise en activité du Code Criminel).

-ocr page 57-

Be bepalingen onzer tegenwoordige wetgeving \') vin-
den wij in de Artt. 207 en 208 Strafv. Bij ons geldt
niet het opeenstapelingsbeginsel als hoofdbeginsel. Wordt
de beschuldigde schuldig verklaard aan onderscheidene
Kiisdrijven, dan zal alleen de straf tegen het zwaarste
iQisdrijf bedreigd tegen hem worden uitgesproken (Art.
207. 2 Sv.) Het is dus niet zoo zeer de regel
poena

Vergelijk hierbij stukken door de commissie tot het ontwerpen
^an een algemeen burgerlijk en lijfstraffelijk Wetboek overgegeven aan
staatsbewind der Bataafsche republiek, in het ontwerp van een
hjfstraff. Wetboek, Vierde Hoofdstuk. (1804) (Art. 52 en 68).

In het Ontwerp tot een strafwetboek v. 1847 oordeelde de regering
quot;deze bepaling èn wegenè hare redactie èn wegens haar inhoud ouvoldoende.
Door redactie, omdat daarbij niet voorzien is voor het geval, dat misdrij-
^en van gelijke zwaarte te zamen komen en door den inhoud , omdat het
geen goede beginselen kan berusten , dat de strafwet geen onder-
scheid maakt tusschen hem , die voor éJn en hem die voor meerdere
ttisdrijven te regt staat.quot; Zij vertrouwde hierin bij Art. 78 te hebben
voorzien en oordeelde „dat de zamenvoeging van striffen (met uitzoii-
dering der geldelijke) veel te ver zou gaan.quot; Zij hield het voor nood-
^akelijk „dat de regter den zamenloop van misdrijven steeds als eene
omstandiffheid moest beschouwen en daarnaar de maat der
bepalen , en dat hem dus in dit geval ten minste gelijke be-
^öegdheid gegeven moet worden ter verhooging van het bedreigde
®^axiinuin als ingeval van
herhaling. Zonder zoodanige bepalingen toch
de wetgever aan hem , die een misdrijf begaan had , zonder daar-
^oor te hebben te regt gestaan , als het ware straffeloosheid toezeggen
^oor alle volgende misdrijven van gelijke of mindere zwaarte. Eene
^^etgeving, die de herhaling van misdrijven als eene verzwarende om-
®taudiglieid beschouwt en daarop bij de toe te passen straf wil gelet

-ocr page 58-

maior absorbet minorem dan wel deze poena altera alteram
consumit, die bij ons is aangenomen. Dat dit de zin van
Art. 207. 2 Sv. is , kan op grond van het aldaar gebezigde
woord
zwaarste niet betwijfeld worden. Door hierin een
bewijsgrond voor andere meening te willen zien, zon men
den Nederlandschen wetgever eene naauwkenrigheid van
redactie toeschrijven, waarop hij zich geenszins kan be-
roemen. Teregt wordt dan ook in de memorie van toe-
lichting tot het ontwerp van een strafwetboek van 1847
de gebezigde uitdrukking eene fout in de redactie ge-
noemd \').

Indien de straf tegen het zwaarste misdrijf bedreigd in
enkele eerloosverklaring bestaat, zal daarbij gevoegd wor-
den die van gevangenis, welke de beschuldigde
uit ande-
ren hoofde
mogt hebben beloopen (Art. 207. 3 Sv.). Insge-
lijks is de regel, dat er geene opeenstapeling van straffen
zoude zijn, door den wetgever niet toepasselijk gemaakt op
geldboeten en verbeurdverklaring van bijzondere voor-

hebben , zou in strijd met zich zelve komen , als zij eene bepaling als
die van gezegd Art. 207 uit het Wetboek van Strafv. behield , terwijl
eerder het omgekeerde zou moeten plaats hebben , want de recidivist
is in allen gevalle reeds voor zijn eerste misdrijf gestraft, terwij] de
ander nog steeds straffeloos heeft misdrevenquot;
{Staats-Courant 1847 ,
Nquot;. 86 Memorie van toelichting N». 44).

Gratama in de Ned. Jaarh. v. Regtsg. en Ifetgev. Dl. IX,
1847, bladz. 607 en 608.

2) Zie over cumulatie van doodstraf met geldboete o. a. de zaak van
S. G. Mollinger, beschuldigd van de misdaad van brandstichting en

-ocr page 59-

49nbsp;I

Werpen, op grond dat er geene voldoende reden bestond

ora, indien de beschuldigde twee of meer boeten, ternbsp;=

zaie van verschillende misdrijven heeft beloopen, hem denbsp;;

\'\'nindere kwyt te schelden \').

Opeenstapeling van gevangenisstraf en eerloosverklaringnbsp;\'

en van boeten en verbeurdverklaringen heeft alleen plaats

fcij concursus delietorum materialis (bijv. slagen toebrengennbsp;.1

en beleedigende uitdrukkingen bezigen; zich schuldignbsp;i

maken aan rebellie en nachtgerucht veroorzaken) maarnbsp;^

ïnet bij concursus delietorum formalis , omdat iemand wegensnbsp;|

,,nbsp;s

een en hetzelfde feit nimmer twee malen gestraft magnbsp;j

Worden Zoo behoort bijv. bij eene opligting door middelnbsp;i

Van valsche geschriften slechts eene loete te worden opge-

legd, omdat de opligting in dit geval geen op zich zelf

staand misdrijf uitmaakt.

liet wanbedrijf van poging tot opligting ter zake van assurantie-
®iaatschappijen, gereqnireerd doodstraf en geldboete van ƒ 1500 , ver-
oordeeld tot 5 jaar gevang, en ƒ 1500 boete
{WeeleM. i. h. Recji (1852)
1300, 3 en 4). Verg. voorts cassatie, Arrest 4 Mei 1853
\'df^eeUl. Nquot;. 1398). Zie ook
Affaire Gastaing, Oeuvres de N. F. Bellart,
Tome V (doodstraf en ter zake van vernietiging van een testament,
(Code Pén. Art. 439) veroordeeling tot eene vergoeding aan de civile
, ten beloope van 100,000 frs.

\') Zie ook V. Deinse, Strafvjetten , Opgave van speciale wettenen
hesluiten
enz. Jagt en visscherij, bladz. 135, 143. — V. Ha-
®^®lsveld, Ned. Pandecten (Aocijnsen) , 6e Deel, bladz. 748, 748.

) Als voorbeeld van concursus idealis (van een delictum commune
niilitare) zie men de Bosch Kemper,
WetboeJe van Strafvord.
Wadz. 345, 346.

-ocr page 60-

De vraag, of bij eenen concurms delictoruni liomogeneus
(één soort van misdrijf plegen door onderscheidene
handelingen) eene opeenstapeling van boeten behoort
plaats te grijpen, wordt door sommigen bevestigend \'),
door anderen m. i. te regt ontkennend beantwoord. —
Stel dat iemand een jaar lang, eiken dag een\' ander,
door zeker bedrog, voor 10 cents opligt, zal hij 365
maal de boete of slechts ééne boete verbeuren?
Iemand
die drie verschillende personen gelijktijdig uitscheldt,
zal hij eens of drie malen met eene boete worden
gestraft? In die gevallen behoort slechts eenmaal de
boete opgelegd te worden quot;). Te regt heeft de Bosch

\') Zie de zaak van G. Pulting, J. Pulting en K. R. Bertraiid
beschuldigd 1quot;) van valschheid in omstreeks 630 stukkeu geschriften
van koophandel , door het namaken van geschriften en handteekeniug
en 3») van het des bewust gebruik maken van die valsche geschriften,
tot een aantal van ten minste 337 stuks, — waar de advocaat-generaal
requircerde de straf voor ieder van een kwartier uurs tepronkstelhng
enz. en eene
fjeldhoete van f 42,000 en de kosten vau het regtsgeding
{Weekblad van het Regt (1853) N». 1309 , bladz. 4) en het Prov.
Geregtshof in Noord-Holland de beschuldigden ieder veroordeelde tot
een half uur tepronkstelling , brandmerk met de letter P, twaalf jaren
confinement alsmede tot betaling van 710
geldboeten, elk van /quot; 50
[dus ƒ 35,500) met de kosten (WeekU. v. h. Regt (1853) N». 1311 ,

bladz. 4). Men kan zoodoende ligt tot eene algemeene verbeurdver-
klaring der goederen geraken ! Zie daartegen de Wet van 29 .Tuiuj

1854 , {Staatshl. 103, Art. 2).

Zie de zaak van M. J. Lely velt, beschuldigd van valschheid
gepleegd in authentiek en openbaar geschrift, alsmede in geschriften
vau koophandel, zoowel door het maken van valsche schrifturen als

-ocr page 61-

b

emper er op gewezen, dat hiervoor grond is in de
Woorden
onderscheidene misdrijven, het zwaarste misdrijf, uit
anderen hoofde
in Art. 207 even als die in de memorie
Van toelichting:
verschillende misdrijven en Ae mindere (joete,
Welke niet schijnen te doelen op handelingen, waartegen
dezelfde

straf uit dezelfde wetsbepaling is bedreigd, maar
op handelingen, welke verschillend kunnen gequalificeerd
Worden en op welke ongelijke stratfen zijn gesteld, ter-
wijl slechts bij

sommige misdrijven de straf geregeld wordt
öaar de afzonderlijke daden, waardoor men de wet over-
treden heeft, bijv. bij
hoomschennis (Artt. 445 en 447 C. P.),
in onderscheidene politie-reglementen de uitdrukking:
^^ elke boete telken male te verbeuren gevonden wordt, ter-
wijl in belastingza-ken de boete meestal naar de waarde
Van. het geslokene geregeld wordt. Zijn zulke bepalingen,
^let aanwezig, dan beschouwt de quot;Wetgever steeds de
handelingen van gelijke qualificatie als één misdrijf, zoo
lang er geene veroordeeling is uitgesproken \').

Ofschoon het dikwijls eene zeer moeijelijke vraag kan
welke beginselen men te volgen hebbe bij de be-
sing of er ééne voortgezette daad is dan wel of er

Valsche en gefingeerde aanteekeningen en voorts van liet des bewust

Sebruilj maken van valscbe of vervalschte stukken , veroordeeld lot

\'■aadmerk, Sjarig confinement en ééne geldboete van ƒ 5O {WeeMl.

lgt;-- Hegt (1889) Pro.speet. bladz. 2 en 4).

De B O SC li Kemper, Wethoetc van Strafv,, 11^ Deel, bladz.
558—563

-ocr page 62-

meerdere handelingen aanwezig zijn, kan alleen het zoeken
naar die beginselen tot beantwoording der vraag leiden,
of er al dan niet cumulatie van boeten zal zijn i).

In Art. 208 Wtbk. v. Strafv. is van het te zamenkomen
van verschillende
veroordeelingen sprake (in Art. 207 gelijk
wij ?.agen van het te zamenkomen van
misdrijven). Blijkt
het, dat de beschuldigde te voren, doch na het plegen
van het feit, dat het onderwerp zijner teregtstelling uit-
maakt ter zake van andere misdrijven is
veroordeeld
geweest, dan zal de regter in de toepassing der straf
acht slaan op de bevorens opgelegde straf of straffen.
(Art. 208. 1). Wanneer de veroordeeling is uitgesproken
na het feit, dat het onderwerp van het regtsgeding is,
behoort de toepassing der straf te geschieden, als of die
veroordeeling nog geen plaats had gehad en dan bij de
toepassing der straf, de reeds
ondergane straf afgetrokken

te worden van die, welke men oplegt

1) De Wal in Themis (VI Dl. 1845) bladz. 434, 436, 437, die

meent, dat, wanneer iemand met een ander, na het gezocht te heb-
ben , in eene herberg twist krijgt en hem mishandelt; eenige dagen
later met zijn buurman over de gemeenschappelijke heg in onmin ge-
raakt en ook dezen vele slagen en stooten toebrengt, — hier niet ééne
maar
twee geldboeten moeten worden toegepast, omdat er een conc.^
del. homogeneus
aanwezig is en geen voortgezet misdrijf; terwijl hiJ
in het geval dat een beschonken jongeling te Leyden zich met een mes
aan de leuning eener brug geplaatst hebbende achtereenvolgens drie
voorbijgangers kwetst , slechts
ééne boete wil hebben opgelegd, omdat hier
voortgezet misdrijf bestond. — Zie ook Gratama 1. c. bladz,608—611.

8) Zie het voorbeeld bij d e Bo s ch Kemper, Wtbk. v. Strafv.

-ocr page 63-

In geen geval zal de regter eene straf uitspreken,
Waarvan het gevolg zou zijn, dat de beschuldigde, ter
zake dier gezamenlijke misdrijven eene zvpaardere straf
zou ondergaan dan het maximum bij de wet tegen het
zwaarste bedreigd. Is echter de doodstraf gesteld op de
misdaad, waarvoor hij het laatst te regt staat, dan zal
die straf worden uitgesproken, onaangezien de straffen,
Welke hij vroeger mogt hebben ondergaan (Art. 208, 2
en 3). Bij deze uitzondering op alinea 1 kan soms eene
ineensmelting van de ondergane straf met de doodstraf
eene onmogelijkheid zijn, zoodat eene cumulatie van straf
dan onvermijdelijk wordt »). Dat Art. 208 tot moeije-
lijkheden moest aanleiding geven en ongelykheid van
toepassing der strafwet, door het al dan niet
gelijktijdig

äe Deel, bladz. 564. A begaat in Jan. 1836 valscbheid in onder-
handsch geschrift, in 1837 diefstal bij nacht in een bewoond huis,
■^oor welk laatst misdrijf hij reeds 3 jaren in de gevnngenis heeft
lt;^ooTgelragt alvorens het in 1836 gepleegd misdrijf ontdekt wordt.

gelijktijdige beregting zou hij niet zwaarder dan tot 10 jaren
tuchthuisstraf mogen gestraft worden. Hij was voor den diefstal in
t837 tot 8 jaar veroordeeld, zoodat hem derhalve slechts twee jaren
\'^oïif. en brandmerk worden opgelegd.

Was de beschuldigde in dit geval bij de eerste veroordeeling veroor-
deeld
tot 8 jaren corr. gevangenis, dan zal men den schuldige ook
^iet langer dan 7 jaren (boven de ölri« jaren) gevangen Irannen houden,
terwijl die drie jaren ook niet zouden moeten beletten, dat de corr.
gevangenis in eene criminele werd veranderd.

Bijv. eene teregtstelling ter zake van diefstal met braak voordat
een vroeger gepleegde moord ontdekt is, kan ten gevolge hebben, dat
de beschuldigde eerst andere straffen en daarna doodstraf ondergaat.

-ocr page 64-

vervolgen van onderscheidene misdrijven blijkt reeds uit
het voorbeeld door de Bosch Kemper gegeven, dat
wanneer iemand twee verschillende opligtingen pleegt,
ééne in Januarij, ééne in Maart en te gelijk in April,
tegen hem ter zake van beide vervolgd, volgens Art. 208
slechts eenmaal de straf van opligting en bedrog zal
kunnen worden uitgesproken, ofschoon die straf twee-
malen zou toegepast moeten worden, wegens dezelfde
feiten, indien de veroordeeling wegens het in Januarij
gepleegde feit reeds vóór dat in Maart gepleegd, had

plaats gehad \').

Art. 227, 6, 7 en 8 Sv. eindelijk is geschreven voor
de gevallen dat de beklaagde teregtstaande wegens wanbe-
drijven
te voren doch na het plegen vjin het feit, waarvoor hij
te regt staat, ter zake van wanbedrijf of misdaad is ver-
oordeeld geweest. Ook dan kan de nieuw op te leggen
straf nimmer overtreffen het maximum der zwaarste van

1) De Bosch Kemper, Wth. v. Strafv., bladz. 565.

R. II. Eyssonius Wichers ia de Opmerlc. en Mededeel. (1848)

bladz. 81—93, die ter vermijding van moeijelijkheden (bijv. wanneer de

nit te spreken straffen ongelyJc zijn als gevangenis en tuchthuisstraf ;
wanneer de duur lt;Jer vroeger opgelegde straf reeds zoo lang is, dat
door de minst op te leggen straf, bij de vroegere gevoegd, het maxi-
mum overtroffen zou worden), meent, dat de regter zich op het stand-
punt plaatsen moet alsof de verschillende misdrijven gelijktijdig behan-
deld werden.

Zie ook Léon, Begtspraak van den Hoogen Baad, 2® Deel,
6« Afley., Hoofdst. Vil, bladz, 1359 sqq, 1374 sqq.

J

-ocr page 65-

al de gepleegde misdrijven en de reeds ondergane gevan-
genisstraf zal worden toegerekend.

Terwijl ik hier slechts ter loops op het verschil tusschen
het fransche regt en het onze wijs wat betreft eene scheiding
van correctioneel en crimineel , die aldaar voor een
beschuldigde van misdaad en wanbedrijf zoo nadeelig is
(men denke slechts aan het proces van Madame L a f a r g e),
v/aar bijv. eene aanklagt wegens diefstal reeds een
vooroordeel doet ontstaan tegen den later wegens vergifti-
ging beschuldigde, wil ik voor onze wetgeving nog de be-
palingen onzer ontwerpen van 1859 en later vermelden.

») Zie ook Regisgel. Bijhlad, Dl. IV (1842) bladz. 65—68 over
de vraag die bij het Prov. Hof te Utrecht zieh voordeed of, indiennbsp;t,

öe vervolging van een wanbedrijf ingevolge art. 135 Wtbk. v. Strafv.nbsp;S

\'iij die van de misdaad is gevoegd en de beschuldigde voortvlugtig is,
^et Hof den beschaldigde voor beide gevallen weerspannig aan de wet

lïan verklaren dan wel met de correctioneele vervolging ingevolgenbsp;\'l\'

^^rt. 370 Wtbk. v. Strafv. moet worden voortgeg-aan ? Het Hofnbsp;1

Verklaarde hier weerspannig aan de wet ten opzigte van de misdaadnbsp;^

alleen en verleende ten opzigte van het wanbedrijf verstek tegen dennbsp;i

Whuldigde(Arr. 5 Aug. 1841). Dc Hooge Kaad vernietigde het Arrest
öp grond, dat Art. 135 Wtbk. v. Strafv. gemeenschappelijke en gelijk-

tijdige behandeling op de openbare teregtzitting vordert, hetgeen nietnbsp;j

geschied was (Arr. 18 Jan. 1842). Wat de.bepaling van Art. 135nbsp;i|

\'^\'^tbk. V. Strafv. betreft, die anders boven de gedwongen afscheiding vannbsp;,

^amenloopend délit en crime in het fransche regt, de voorkeur ver-nbsp;\'j

•hent, zie zaak v. Madame Lafarge, behandeling ter zake van den
\'diefstal der edelgesteenten, Weekbl. v. h. Regt,
1841, n«. 201. 4.

Zie Weekbl. v. h. Regt (1859) nquot;. 2053.1. Bk. I. Tit. II. Vaunbsp;|

opheffing, vermindering en verhooging der strafbaarheid.

-ocr page 66-

In Art. 36 wordt het bestaan van slechts één misdrijf
en wei van het
zwaarste aangenomen, waar dezelfde daad
volgens de wet op verschillende wijze als misdrijf kan
worden beschouwd; waar de wet het misdadige eener
handeling ziet in eene gewoonte of toestand, waarin
krenking van verpligtingen jegens de maatschappij of
jegens bijzondere personen plaats heeft, zoo lang diQ ge-
woonte of toestand niet door eene geregtelijke vervolging
werd afgebroken \'); waar bedrijven of handelingen , die
de bestanddeelen van een misdrijf uitmaken ook op zich
zelve strafbaar zijn O- ^^nbsp;aangeduide gevallen

is slechts één misdrijf, al kan de daad regtskundig op
verschillende wijze als misdrijf worden beschouwd. Het
is rationeel, niet minder voor dit geval dan voor dat van
zamenloop van misdrijven, de bepaling uitdrukkelijk op
te nemen, dat, niettegenstaande de mogelijkheid van die
verschillende beschouwingen alleen de zwaarste gelden moet.

Art. 37 betreft den zamenloop van misdrijven in den

1)nbsp;Zie de memorie van toelichting. Niet iedere afzonderlijke daad tot
bevordering van ontucht, niet iedere daad, waardoor een failliet elk
zijner schuldeischers afzonderlijk benadeelde, stellen zoo vele afzonder-
lijke misdrijven daar. Eene juiste opvatting van het karakter, het
wezen der verschillende soorten van misdrijven kan eerst bepalen,
waar zoo het misdadige in eene gewoonte of doorloopenden toestand
ligt, niet in eene enkele handeling.

2)nbsp;De daden van geweld en braak worden één met het misdrijf van
diefstal, waarvan zij verzwarende omstandigheden daarstellen en kun-
nen niet nevens dat misdrijf worden vervolgd of gestraft.

-ocr page 67-

eigenlijken zin en zegt: Hem die schuldig wordt verklaard
aan onderscheidene misdrijven, wordt alleen de straf
opgelegd, welke tegen het zwaarste dier misdrijven is
bedreigd. Deze bepaling is echter niet toepasselijk op
geldboeten en bijkomende straffen op elk dier misdrijven
afzonderlijk gesteld. \') Art. 38 handelt over dien zamen-
loop bij niet gelijktijdige beregting: Eij schuldigver-
klaring van een beklaagde aan eenig misdrijf gepleegd
vóór zijne veroordeeling wegens een ander misdrijf, moet
de regter bij de toepassing der straf, die vroegere ver-
oordeeling in rekening brengen en mag hij geene straf
uitspreken, welke gevoegd bij de reeds opgelegde, zwaar-
der zoude zijn dan het maximum bij de wet tegen het
zwaarste dier misdrijven bedreigd. Indien echter de dood-
straf op het misdrijf, waarvoor hij het laatst te regt
staat, bedreigd is, wordt die straf uitgesproken onaange-
zien de vroeger opgelegde straffen.

Art. 39. Ter bepaling van de betrekkelijke zwaarte van
misdrijven wordt op het maximum der bedreigde straffen
gelet en geen acht geslagen op bijkomende straffen, noch
ook op de geldboete, welke nevens gevangenisstraf is be-
dreigd. Zijn de straffen van verschillende soort, dan be-
shst de volgorde van Art. 2 Tit. I.

O Cf. Art. 207 Wm. V. Strafv.
Cf. Art. 208 Wtbk. v. Strafv.

Zie JFeehbl. v. h. Regt (1859) nquot;. 2053.] (Doodstraf, zware
tuclitliuisstraf, gewone tuchthuisstraf, verbanning, gevangenis, geldboete).

-ocr page 68-

In het Ontwerp G-odefr oi 1861—1862 vinden wij in den
zevenden Titel: Yan het Regtsgeding in eersten aanleg,
(§ 4 van de beraadslaging en uitspraak), in Art. 79 be-
paald, dat bij schuldigverklaring de straf wordt toegepast
tegen het misdrijf bedreigd. — Leveren hetzelfde feit of
dezelfde feiten meerdere misdrijven op, de beklaagde
wordt slechts schuldig verklaard, aan een enkel misdi-ijf,
en, zoo tegen de misdrijven verschillende straffen zijn
bedreigd, aan dat misdrijf, waarop de zwaarste straf is
gesteld. — Is de beklaagde schuldig aan verschillende
feiten, die onderscheidene misdrijven opleveren\'), alleen
de straf wordt toegepast tegen het zwaarste misdrijf be-
dreigd. Deze laatste bepaling is niet van toepassing op
boete en verbeurdverklaring^). — Art. 80. Indien de be-

\') Art. 79 van het Ontwerp O li vier (1863—1864) voegt hierbij
nog: „slechts ééne straf en, zoo tegen de misdrijven verschillende
straffen zijn bedreigd, alleen de zwaarste wordt toegepast. Verder: deze
laatste bepaling enz.

In de memoriën van toelichting op beide Ontwerpen wordt
omtrent het tweede lid van Art. 79 (het eerste, derde en
vierde lid zijn ontleend aan Art. 207
Wethoeh van Strafv^ gezegd ,
dat het nieuw is , hoezeer het niet twijfelachtig schijnt, dat hetzelfde
beginsel ook onder de tegenwoordige wetgeving behoort te worden aan-
genomen. Het voorziet in het geval van den zoogenaamden
concursus
delictorum formalis
, terwijl het derde lid op het oog heelt den con-
cursus delictorum materialis.

Hetgeen in het eerste lid van Art. 207 verder wordt bepaald om-
trent het geval, dat het misdrijf tot de kennisneming blijkt te behoo-
ren van eenen lageren regter en omtrent de veroordeeling in de kosten,
is hier niet overgenomen. Die regeling wordt aangetroffen in de voor-
gestelde Artikelen
81 en 84,

-ocr page 69-

BS

a

59

klaagde reeds vroeger, doch na hefc plegen van het feit,
Waarvoor hij teregt staat, ter zake van misdrijf is ver-
oordeeld geweest, wordt geene straf toegepast, zwaarder
dan die met inachtneming van het voorgaand Art. had
kunnen zijn opgelegd, indien de beklaagde voor die on-
derscheidene misdrijven te gelijkertijd ware vervolgd. Is
tegen het misdrijf, waarvoor de beklaagde het laatst te
regt staat, gevangenisstraf bedreigd en ter zake van het
misdrijf, waarvoor hy vroeger heeft te regt gestaan,
tuchthuisstraf opgelegd, geene straf wordt toegepast,
waarvan het gevolg zou zijn, dat de tijd, gedurende wel-
ken de beklaagde krachtens de beide uitspraken in hech-
tenis moet zijn, te boven gaat dien, waarvoor de tucht-
liuisstraf bij het eerste vonnis had kunnen zijn opgelegd.
Is tegen het misdrijf, waarvoor de beklaagde het laatst
te regt staat, de doodstraf, die van wegvoering naar een
oord van ballingschap of die van uitbanning bedreigd, deze
straf wordt toegepast, welke ook de vroeger opgelegde zij

Het hier voorgestelde, zeggen de memoriën van toelichting, be-
rust op dezelfde beginselen , die ten grondslag liggen aan het bepaalde
hij Art. 208, in verband met Art. 227, 6, 7 en 8 der tegen-
woordige Wet. De wijzigingen ontkenen voornamelijk haren grond
\'lan de ineensmelting dier bepalingen, aan de veranderingen in de
Strafwpt wat betreft de eerloosverklaring , en aan de weuschelijkheid ,
liât bij dit Wetboek de uitdrukkingen van
crimineel en correctioneel,
of van misdaad en wanbedrijf worden vermeden. — Het laatste lid
van Art. 301 wordt voorts aangevuld bij het laatste lid van het hier
Voorgestelde Artikel, De straifen toch van wegvoering naar een oord

-ocr page 70-

Art. 81. De veroordeelde vrordt tevens verwezen in de
kosten. Zijn meerdere feiten ten laste gelegd en wordt
de beklaagde slechts ter zake van sommige dier feiten
veroordeeld, de verwijzing in de kosten kan ook
voor een deel plaats hebben. — Bij veroordeeling
van medebeklaagden wegens hetzelfde misdrijf, heeft
hoofdelijke verwijzing in de kosten plaats — quot;Worden
mede-beklaagden niet wegens hetzelfde misdrijf veroordeeld,
voor ieder der veroordeelden wordt het aandeel in de
kosten bij het vonnis bepaald. — Indien mede-beklaagden
niet allen worden veroordeeld, kan, ten aanzien van den
veroordeelde, verwijzing in de kosten ook voor een deel
plaats hebben. — Kosten, door of ten verzoeke van den
beklaagde gemaakt, zijn alleen in zoo verre onder de ge-
regtskosten begrepen, als zij zijn veroorzaakt door de op-
roeping van getuigen of deskundigen, die op verzoek van
den beklaagde door den officier van Justitie of bij wei-
gering van deze \'), op bevel van den president zijn ge-
dagvaard

vau ballingschap zijn van dien aard , dat zij computatie van vroeger
ondergane straf niet wel toelaten,

In het Ontwerp O 1 i v i e r ontbreken de woorden : „door den
officier van Justitie of bij weigering van deze.quot;

2) In de memoriën van toelichting vindt men hierover het volgende;

Art. 207 Wetboek van Strafv. schrijft alleen voor, dat de schuldig
verklaarde in de kosten wordt veroordeeld. De solidariteit bij veroor-
deeling van meerderen voor hetzelfde feit volgt, waar het geldt veroor-
deeling wegens misdaad of wanbedrijf, uit Art. 55 van het
Wetboek

-ocr page 71-

Wat de Artt. 220 eu 221 Wetbk. v. Sv, aangaat, lezen wij
in het ontwerp Wetbk. v. Sv. van de Ministers Gr o d e fr oi
eu Olivier, in Titel VII van het regtsgeding in eersten
aanleg § 2 (van het onderzoek ter teregtzitting) in Art.
60: Indien op de teregtzitting eenig misdrijf wordt ge-
pleegd, wordt de verdachte met de getuigen onmiddelijk
ondervraagd en daarvan door den griffier proces-verbaal
opgemaakt en met den president en de regters onder-
teekend, Het proces-verbaal wordt door de regtbank in
handen gesteld van den officier van justitie. In de ge-
vallen , waarin volgens Art 29 van den II den Titel voor-
loopige in hechtenis stelling is toegelaten, kan de regt-
bank op de vordering van den officier van justitie of
ambtshalve, tevens de voorloopige aanhouding van den
verdachte bevelen. Het voorlaatste en laatste lid van
Art. 37 zijn dan van toepassing (Zie Art. 1 Titel VI van
de Ontwerpen).

Art. 61. Indien uit het onderzoek ter teregtzitting vol-
doende aanwijzing ontstaat, dat de beklaagde zich heeft
schuldig gemaakt aan een ander strafbaar feit dan waar-

\'oan Straf regt; waar liet geldt veroordeeling wegens overtredingen van
politie, uit Art. 156 van het Decreet van 18 Junij 1811 (Tortuyn
lil , 319). Het is meer regelmatig voorgekomen de bepaling omtrent
de solidariteit over te nemen te dezer j)laatse , waar bet onderwerp der
kosten in zijn geheel wordt geregeld. — Het tweede en vijfde lid be-
helzen nieuwe bepalingen, die zich door de billijkheid aanprij-
zen , terwijl ook het vierde lid eene leemte aanvult in de bestaande Wet.

-ocr page 72-

voor hij te regt staat, vrordt, wanneer de officier van
justitie het vordert, op de wijze bij het eerste lid van het
voorgaand Art. bepaald, proces-verbaal opgemaakt, hou-
dende de verklaringen van de getuigen en van den ver-
dachte ten aanzien van dat feit. Het voorlaatste en laatste
lid van het voorgaand Art. zyn dan van toepassing.

ij In de Memorien van Toelichting van beide wetsontwerpen wordt
aangaande Art. 61 gezegd: Het bier voorgestelde strekt tot vervanging
van de tegenwoordige Artt. 920 en 291 quot;Wtbk. v. Strafv. Die bepa-
lingen berusten op vele onderscheidingen, zoo als: of de beklaagde
wordt vrijgesproken dan wel veroordeeld; of hij in hechtenis dan wel
in vrijheid is; of het nieuw bekend geworden misdrijf al dan niet
zwaardere straf vereischt dan dat, waarvoor hij te regt staat: of hij
al dan niet aan dat misdrijf medepligtigen heeft; of deze laatsten al
dan niet in hechtenis zijn. Al deze onderscheidingen schijnen bij
meer eenvoudige regeling te moeten vervallen. De regering beschouwt
de zaak uit het volgende oogpunt : blijkt op de teregtzitting van een
ander misdrijf, door den beklaagde gepleegd, dan kan te dier zake
op de gewone wijze vervolging worden ingesteld. Dadelijke voorziening
kan echter noodig zijn, om hetgeen later tot overtuiging kan strekken
niet te doen verloren gaan, of om zich te verzekeren van den persoon
van den beklaagde. Dat doel zal bereikt worden door hetgeen bij het
hier voorgedragen artikel wordt voorgesteld, en hetwelk overeenkomt
met het stelsel, aan het voorgaand artikel ten grondslag gelegd. ^—
Daarbij wordt niet onderscheiden tusschen het geval, dat de beklaagde
al dan niet in hechtenis is; in beide gevallen toch kan de aanhouding
noodzakelijk zijn, het meest in het laatstbedoelde geval, waarin
echter Art. 920 juist niet voorziet.

Daar voorts het onderzoek omtrent het nieuw ontdekte misdriji
onafhankelijk is van dat omtrent het misdrijf, waarvoor de beklaagde
te regt staat, moet de handeling, die in het belang van het onder-
zoek hier wordt toegelaten, kunnen plaats hebben, welke ook de
uitslag zal zijn van de vervolging, die aanhangig is. quot;Wel bestaat

-ocr page 73-

Ten slotte nog de bepalingen over zamenloop v. mis-
drijven die wij in sommige duitsche Wetboeken aantrelFen.

In het Wetboek v. Oostenrijk wordt wel van con-
cusus reahs maar niet van den idealis gewag gemaakt \').
In dat
V. Pruissen vinden wij eene bepaling voor

de mogelijkheid, dat zoo de aanhangige vervolging veroordeeling ten
gevolge heeft, ook hij schuldigverklaring aan het nieuw ontdekte
misdrijf, oplegging van nieuwe straf door het beginsel, nedergelegd
in het tegenwoordige art. 208 (zie art. 80 van dezen titel) zal zijn
uitgesloten; maar bij de onzekerheid, wat het onderzoek omtrent het
nieuw ontdekte misdrijf zal opleveren, bij de mogelijkheid dat daar-
door het misdrijf zal blijken een zwaarder Varakter te hebben, of
medepligtigen zullen worden aangewezen, is het onderzoek in geen
geval
a jjriori doelloos te heeten.

\') Hat ein Verbreeher mehrere Verbrechen begangen, welche Gegen-
stand der nämlichen Untersuchung und Abnrtheilung sind , so ist er
nach jenem , auf welches die schärfste Strafe gesetzt ist, jedoch mit
Bedacht auf die übrigen Verbrechen zu strafen. — Diese Vorschrift
musz auch in dem Falle beobachtet werden, wenn Verbrechen mit
Vergehen oder üebertretungen zusammentreffen (§ 84 en 3B),

-) Zie de AVet van 14 April 1856, § 55. Wenn eine und dieselbe
Handlung die merkmale mehrerer Verbrechen oder Vergehen in sich
vereinigt , so kommt das Strafgesetz zur Anwendung, welches die
schwerste Strafe androht. Omtrent den concursus realis zegt Art. 56:
quot;Gegen denjenigen , welcher durch verschiedene selbständige Handlun-
gen mehrere Verbrechen oder Vergehen begangen hat, ist auf sämmt-
iiche dadurch begründete Strafen vereinigt zu erkennen. Es kann
.iedoch , soweit es sich um Freiheitsstrafen handelt, die Dauer dersel-
ben bis auf das Masz der für das schwerste Verbrechen oder Vergehen
Ijestinimten Freiheitsstrafe herabgesetzt werden. — § 57 beperkt § 56
als volgt: 1quot;) Ist auf mehrere zeitige Freiheitsstrafen vereinigt zu er-
kennen , so darf in dieser Vereinigung niemals die Dauer von 90 Jahren
^^ind insofern Vergehen vorliegen, niemals die Dauer von 10 Jahren
überschritten werden.
2quot;) Sind die in Vereinigung zu erkennenden

-ocr page 74-

concursus idealis even als in dat van Oldenburg

In Wurtemberg en Baden s) ig met opzigt tot den
conc. ideal, ook in het geval voorzien, dat door eene
handeling de strafwet tegenover meerdere
-personen ge-
schonden is.

Het quot;Wetboek van Saksen veroorlooft in geval van conc.
real, verhooging der straf tot het dubbel der straf voor
het zwaarste misdrijf Dat van Thüringen wil in dit
geval de vereenigde toepassing van al de verdiende straf-
fen en geeft afzonderlijke voorschriften voor zamenloop
van verschillende
soorten van straffen s). De meeste
quot;Wetboeken verbieden nog, dat nevens doodstraf en
levenslange tuchthuisstraf andere straffen toegepast wór-
den En wij mogen ook te regt vragen: quot;Welke

Strafen versehiedener Art, so ist unter Verkürzung ihrer Gesammt-
dauer auf die schwerste dieser Strafarten zn erkennen. .3®! Die ge
fänguiszstrafe kann in diesem Falle die Dauer von 5 Jahren , jedoch
niemals die Dauer van 10 Jahren überstiegen,
0 Art. 309.
ä) Art. 123.
■■î) § 182.
*) Art. 78.
s) Art. 52, 53 , 56.

Zie R. von Kräwel, Entwurf nelst Gründen zu den allgemei-
nen TJieile eines für ganz Deutschland geltenden Straf-Gesetzbuchs ,
bladz. 172—178, 1862.— C. 11 ahn, Strafgesetzbuch für die Freussischen
Staaten mit Weglassung der aufgehobenen und Einschaltung der neueren
Bestimmungen,
bladz. 40 sqq. Zie ook Karl, D. A, Röder, der
Strafvollzug im Geist des Rechts, bladz. .38, 43, 45, 48, 66, 67.
Voor het Spaansche Wetboek zie men Läget Valdeson en

-ocr page 75-

andere straf zou de afschuwelijke driedubbele gifmen-
ger in het laatst van het vorige jaar hebben kunnen on-
dergaan , had hij niet zelf de handen aan zich geslagen ? \')
En zoo boetten in 1836 Fieschi, Morey en Pepin
m 1858 Orsini met geene andere straf dan die van hun
leven, voor den gruwelijken zamenloop van de misdaden,
bewerkt door het heische werktuig ; zoo bij ons de
dief en moordenaar J. H. Kamp er in 1854 8).

Louis Läget, Théorie du C. T. Espagnol comparée avec la législation
française,
bladz. 304—307. Régies pour l\'application des peines aux
auteurs de délits consommés, de délits frustré- et de tentatives de
•îélits enz.

Zie bet engelseli blad John Bull (Saturday 14 Nov. 1863,
Vol. XLiri, N». 2240, bladz. 729, A triple murder in a cab
(Samuel Hunt), die zijne vrouw en twee jeugdige kinderen met
grootste koelbloedigheid vergif toediende en in het rijtuig hun
ilood afwachtte.

Zie Bérenger 1. c. Be la répression pénale, bladz. 117—119;
Mémoires de Oisqwet 1. c. bladz. 75 (Arrest van veroordeeling 15
I\'ebr. 1836).

®) Zaak van J. H. Kamp er, WeekH.v. h. Regtnbsp;i,-

Akte van beschuldiging ■ Nquot;, 1574. 3 (1°) diefstal met geweldoefening
gewapend gepleegd, bij nacht, in een bewoond huis door middel
binnenbraak; 2°) moord gepleegd op eene vrouw en twee kinde-
\'quot;en ; 3quot;) ])oging tot moord, gepleegd op eene vrouw en een kind,
Welke poging, beide malen door uiterlijke bedrijven gebleken en tot
een begin van uitvoering overgeslagen, hare uitwerking alleen miste
âoor toevallige en van des daders wil onafhankelijke omstandigheden en wel
sub Nquot;.
2 en 3 vermelde misdaden, ten einde den in de eerste
plaats genoemden diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, of
ontdekking daarvan te voorkomen);
WeeJcbl. v. h. BegtW.l^Tä. 4;
Arrest van veroordeeling tot de doodstraf,
WeeMl. v. h. Begt

1582. 2.

----.....

-ocr page 76-

DE BESTRAFFING YAl^ DEN ZAMENLOOP VAN IISDKUYEN
MEER IN HET BIJZONDER BESCHOUWD TEGENOVER
DE DRIE STRAEREGTS-BEGINSELEN.

Na de Yermelding der bepalingen van sommige Wet-
gevingen, wil ik bier nog een enkel woord over het jus

constituendum spreken.

Daar zelfs onder Wetgevers en regtsgeleerden nog ver-
schil heerscht, welke der drie Strafregtsbeginselen als
leidend beginsel in de Strafwetgeving moet worden
gehuldigd, zal ik het althans niet wagen om eene
beslissende keuze te doen. Het komt mij voor, dat én
het opeenstapelings- én het strafverhoogings-beginsel
aroote waarheden bevatten, waarvan echter nimmer een
op zich zelf beschouwd als
eenig beginsel zal kunnen

pelden, omdat reeds dadelijk eene verdeeHng als die van
Ö *

ideële en reële zamenloop van misdrijven ons hier ver-
hindert overal opeenstapeling of overal verhooging van straf
aan te nemen. Zij die de wetenschappelijke verdediging

Door anderen evenzeer uitdelgiugsbeginsel geheeten, zie bladz. 0-

-ocr page 77-

Van laet quot delicta tot poenae aanvaarden, hebben echter
door het tot den reëlen zamenloop te beperken, door
aan het begrip van onvereenigbaarheid der straffen eene
groote uitbreiding te geven en eindelijk door de vele uit-
zonderingen op dat beginsel daaraan zoo veel moeten
inruimen, dat de handhaving als leidend beginsel in de
strafwetgeving wel niet mogelijk schijnt \'). En toch
bij het eerste nadenken over de zaak is het beginsel van
opeenstapeling een zeer natuurlijk beginsel, en het is
derhalve daarvan dat ik in dit hoofdstuk wil uitgaan.

Wanneer meerdere misdrijven tijdens de veroordeeling
te zamen loopen , zoo kan men, meenden sommigen , in
die
toevaltige omstandigheden geen aanleiding vinden, om de
straffen die
de dader voor de afzonderlijke misdrijven ver-
diend heeft te verzwaren; die straffen zijn reeds door de
inaat van strafbaarheid bij den dader bepaald, en deze
bepaling kan zeker niet gewijzigd worden omdat een
geheel zelfstandig misdrijf, dat ook met bijzondere straf
bedreigd is, daarmede zamenloopt. Men zou dan de straf-
verzwaring afleiden uit eene bloot toevallige gebeurtenis,
die buiten het afzonderlijk beschouwd misdrijf ligt en welke
^ot de waarde of quahficatie der straf niets afdoet.

Wanneer zamenloop van misdrijven geene reden tot
strafverzwaring kan zijn, zegt men verder, dan kan

\') Krug, Veler die Concurrenz der Verbrechen enz., bladz. 9.
Zie echter Roussel,
\'Rapport namens de Belg. commissie,

-ocr page 78-

daarin nog minder eene aanleiding tot verzachting der
afzonderlijk verdiende straffen gelegen zijn. Het grooter
aantal misdrijven, de daardoor bewezene diepere verdor-
venheid des daders ,zon anders eene verzachtende om-
standigheid worden, die zich door
niets laat regtvaardigen.
Wij worden hier dus als ware het van zelf teruggevoerd
tot het
Qmt delieta tot poenae. Zulke beschouwingen laten
zich zeker de jure constituendo evenwel niet de jure

constituto regtvaardigen.

Die regel zou nu volkomen regtvaardig en juist zijn,
indien men voor alle misdrijven in hun groote verschei-
denheid slechts eene en dezelfde straf kon vaststellen.
Maar juist omdat de te zamenloopende misdrijven van
elkander in natuur en in de wijze waarop ze ontstaan ver-
schillen, hgt daarin ook reeds het verschil van beginselen
voor de strafbepaling der afzonderlijke misdrijven opge-
sloten, zoodat hierdoor tevens eene verscheidenheid van

zamenloop van misdrijven als van zelf wordt geregtvaardigd.

Gelijk wij boven zagen strijdt het Quot delieta tot
poenae
reeds aanstonds daar met ons menschelijk gevoel \'),

Maaz. 47 en 48. Bij zamenloop van misarijven moet men afzonder-
lijke strafschuldiglieid onderscheiden om hnn coëxistentie en de
zwaarste straf die ze kannen medebrengen vast te stellen. Wanneer
dit eenmaal is uitgemaakt, dan worden de overige zamenloopende mis-
drijven slechts een verzwarende omstandigheid der zwaarste misdaad.

1) Gratama 1. c. in de Ned. Jaarh. v. Begfsgeleerdheid en Weigev.
IX Dl., bladz. 593... Want is het niet hard hem, die na bangen

-ocr page 79-

69

Waar de bijzondere wijzen, waarop de misdrijven gepleegd
Worden,
toch niet zooveel verdorvenheid bij den misdadiger
verraden, als wel het geval is, wanneer ze zich weer op
eene andere wijze voordoen. Bij de toepassing van het-
zelfde strafbeginsel op twee misdadigers, wier strafbaarheid
ïnet even groot of dezelfde is, zon men dus den een te
zacht, den ander te hard straffen. —■ De eerste vraag die
zich voordoet is wel deze : Hoe ontstaat het misdrijf in
den mensch ? Teugelloosheid van begeerten en hartstogten.
18 zeker de naaste bron. Wanneer deze zich meermalen
m de verschillende misdrijven, daardoor veroorzaakt, open-
baren, vinden wij daardoor eene meerdere verdorvenheid
m \'t algemeen bij den dader bevestigd. Die hartstogten
zijn de drijfveêren van zijne misdadige handelingen, die
bet aantal der soorten van misdrijf en tevens de maat
der strafschuldigheid bepalen.

Zien wij nu in iemand de meest verschillende drijfveêren
tot misdoen in de daaruit voortgevloeide ongelijksoortige
misdrijven vereenigd, dan moeten wij bij hem eene veel
gevaarlijker aantasting der openbare orde, eene veel diepere
Verachting der strafwet, eene veel grootere verdorvenheid
aannemen dan bij hem die voortdurend slechts hetzelfde

^■lelstrijd eindelijk bezwijkt en heden steelt, maar, daardoor minder
Schroomvallig het morgen herhaalt, tweemalen te straffen , als waren
^yoe daden dubbel zwaar? Is het niet onwaar, dat eene gevangenis-
straf van
veertig jaren viermaal zoo zwaar is als eene van tien jaren ?
Knellen niet boeijen strenger naarmate ze langer gedragen zijn?...

-ocr page 80-

misdrijf begaan heeft. Hij die nit haat en wraak verwondt,
uit hebzucht steelt en om zijnen welhist te bevredigen
verkracht is grooter, gevaarlijker en meer verdorven mis-
dadiger , dan hij die steeds door dezelfde drijfveêren geleid,
driemalen wondt, driemalen steelt, driemalen verkracht.
De roekeloosheid en teugelloosheid openbaart zich bij
den eerste op drieërlei manieren, bij den tweede slechts
op eene wijze en hij bewijst daardoor, dat hij ten minste
andere begeerten en hartstogten weet te beheerschen i).
/ De grond tot grootere strafbaarheid ligt dns in de
verscheidenheid der misdrijven zelve. De misdadige han-
deling is de uitwendig zigtbare vorm waarin de mis-
dadige drijfveêren en het misdadig besluit zich openbaren ;

1)nbsp;Sandel\', Archiv des Crimin. Rechts, XIV, bladz. 358, 360.

2)nbsp;Over het begrip van „handelingquot; zie men John 1. e. bladz, 3
en 13 in de Noot.

Mr. B, J. Gr at am a 1. c, in de Ned. Jaarboeteen voor Regtsge-
leerdheid en Wetgeving
(den Tex en v. Hall), IX Deel, bladz. 584, 585.

Ed Osenbruggen, Abhandlungen aus dem, deutschen Straf-
recht,
nbsp;Band, waar men het bij eene goede straftoepassing zoo

noodzakelijk jaist gebruik van de woorden Vorsatz, Absicht en ZwecJc vindt
aangeprezen.
Zweck beteekent oorspronkelijk eene vierhoekige ^hoenma-
kerspin zonder kop. Verder
mikpunt bij de schijf waarop men schiet
(clavns), In Duitsehland noemt men ook den houten spijker in het midden
der schijf, even als het centrum der pas ingesmeerde schijf Zweck.
Vandaar werd de beteekenis overgedragen op alles
waarop men doelt,
bladz. 13 en 14. Vorsatz is dat, wat de mensch zich voorgenomen
heeft, vóór dat de daarop gerigte wil zich kenbaar heeft gemaakt
(Synonyma zijn Entschluss en BescMusz) , bladz. 14 en 15. Omtrent
Absicht zegt hij : Auf den Zweck hat der Schütze es abgesehen, in

-ocr page 81-

verschillende handelingen hebben ook verscheidenheid van
drijfv-eêren en besluit ten grondslag\'; in de daar tnsschen
gelegen tijdruimte ligt vaak de grootere of ligtere verdor-
venheid bij den mensch. Terwijl elke misdadige handeling
een misdadig doel onderstelt, zoo moet men bij zamenloop
van verschillende misdrijven in meerdere handelingen
begaan, zwaarder straf toepassen, dan wanneer de dader
die misdrijven in eene en dezelfde handeling begaat. De
Verdorvenheid des misdadigers is in het eerste geval her-
haaldelijk (bij het besluit tot elke nieuwe handeling) en
meer voortdurend aanwezig dan het ^eval is, wanneer
hij eenmaal tot het misdrijf en zijn uitvoering vervoerd,
gemakkelijker op de gladde baan voortgaat en juist bij de
uitvoering van het afzonderlijk voorgenomen misdrijf dik-
wijls tot het tegelijkertijd begaan van een tweede misdrijf
verlokt wordt, waartoe hij aanvankelijk het besluit niet
had opgevat. Hij die zich aan één persoon aan roof en
Verkrachting schuldig maakt, zal eenmaal, in het misdryf
vervallen, ons minder strafwaardig toeschijnen dan hij,
die met tusschenruimten op verschillende plaatsen aan
Verschillende personen zich aan deze misdrijven schuldig
maakt. In het laatste geval is de regel
(^uot delicta tot
poenae
volkomen geregtvaardigd, daar is geene reden om

sofern ilin der Bolzen oder die Kugel treffen soll. Vroeger heette het
-Absehen i. e. def Anfangspunkt der Bewegung oder der Augenpunkt
aif dem Laufe des Sehieszgewehr, in welchen derjenige, welcher
sohieszen will, die Richtung auf den „Zweckquot; beginnt, bladz. 15—17.

-ocr page 82-

daarvan af te wijken en om de afzonderlijke misdrijven in de
bestraffing geheel of gedeeltelijk voorbij te gaan, zoo er
geene physieke of morele onmogelijkheid wegens het
opeenstapelen der straffen aanwezig is.

Wat de bestraffing van meerdere gelijksoortige misdrijven
(die slechts door ééne en dezelfde handeling voortgebragt
worden) aangaat, de eenheid der handeling treedt hier
op den voorgrond en het is natuurlijk, dat men eenen
afkeer heeft van de toepassing van het
Quot delieta tot
poenae,
omdat de verschillende misdrijven zich niet zoo
zelfstandig voordoen, als wij dit opmerken in zulk geval,
wanneer meerdere misdrijven het gevolg van
m,eerdere
J^andelingen
zijn. In de enkelvoudigheid der handeling
zag men dan ook de bevestiging van den regel, dat,
gelijk men bier slechts
ééne straf moest toepassen voor
die Ä handeling, deze, (de zwaardere straf op het
zwaarder misdrijf) de mindere strafbare gevolgen der
handeling moest uitdelgen. - Dat het beginsel van uit-
delging
voorheen meer voorstanders dan thans telde, valt
niet te verwonderen, wanneer men bedenkt, dat vroeger

zeer vele misdrijven, door de buitengemeene gestrengheid

van het strafregt met den dood werden gestraft. Des
te meer moest zich toen ook de onvereenigbaarheid der
zwaardere doodstraf met de toepassing van andere min-
der zware straffen voordoen en vond men in het straf-
verhoogingsbeginsel eene verligting der strafregtspleging.
Thans echter is de doodstraf gelukkig in de meeste

-ocr page 83-

gevallen afgeschaft en met haar de onvereenighaarheid
der straf verminderd; zoodat het strafverhoogingsbeginsel
veel van zijn gewigt in de strafwetgeving verloren
heeft De eerste grief tegen dit beginsel is, dat bet
de geheele straffeloosheid van het mindere misdrijf in
zich sluit en den misdadiger daarvoor, als ware het,
eenen vrijbrief geeft. Eene andere, dat men het ook
daar ten onregte toepast, waar in
een der zamenloopende
misdrijven eene verzwarende omstandigheid ligt, want hij
die zulk een verzwaard misdrijf begaat, zal nu juist veel
ligter wegens de verzwarende omstandigheid gestraft
worden dan hij, bij wien ze geen plaats had

Zij die het foena maior absorhet minorem, ook nog willen

\') Sander 1. c. bladz. -361 sqq. Op de uitdrukking poena maior
ahsorlet minorem
valt aan te merken, dat zij overal niet geheel juist
is. Door van een
poena maior en een poena minor te spreken , on-
derstelt men reeds a priori de toepassing der verschillende strafwetten
op
verschillende misdrijven : op een delictum mains en een delictum
minus.
Maar wanneer twee gelijke misdrijven in ééne handehng za-
mentrcffen , b. v. twee verwondingen door één schot , zal men te ver-
geefs naar een
poena maior zoeken welke de poena minor zou kunnen
nitdelgeji. Zie ook boven bladz. 47 en 48.

Stel dat A vAjn vader en een ander met één schot verwondt; in
de eerste verwonding ligt zeker eene
grootere verdorvenheid, dan wan-
neer B met één schot
twee vreemde personennbsp;Maar toch
zal B de straf voor
tioee gelijke verwondingen moeten ondergaan ,
terwijl A in de
poena maior voor de ééne verwonding van zijn vader,
juist wegens die verzwarende omstandigheid minder straf dan B
ondergaat, omdat die verzwaring wel niet zoo groot als de zelfstandige
tweede bestra.lng zal zijn, die B voor zijn tweede verwonding beloopt.

-ocr page 84-

vasthouden door te zeggen, dat zij bij zamenloop van
misdrijven
de zioaarde straf bepalen en dan voor de
andere misdrijven nog eene verzwaring dezer straf, zijn
eigenlijk inconsequent. Geheel valt de straf voor het
andere misdrijf dan toch niet weg, er is dus in den eigen-
lijken zin geene uitdelging aanwezig; want men wil de
straf van het zamenloopend
minder of even maar misdrijf
toch afzonderlijk
gedeelteliß opleggen.

m

Hoewel men van de eene zijde veel in het strafverhoogings-
beginsel moet afkeuren , zoowel omdat het nu eens een vol-
gens alle voorwaarden in andere gevallen
zelfstandig misdrijf
geheel ongestraft laat, dan weder tot de onmogelijkheid leidt
om, in geval zich even zware misdrijven of ook verschil-
lende misdrijven, waarop een bepaalde even zware straf
staat , voordoen , eene juiste toepassing daarvan te
vindén, zoo heeft men van de andere zijde ook daarop
gewezen, dat de maatschappelijke orde reeds bevredigd
is met eene toepassing der zwaarste straf quot;)• Men voerde
aan, dat de regel van
niet-cumulatie van straffen op de
beschouwing gegrond is, dat het doel der
preventie reeds
door vrees is bereikt, wanneer de
zwaarste straf
wordt op hem, die meerdere straffen verdiend had, om-
dat die straf geacht wordt toereikend te zijn, om zwaar-
dere misdrijven te voorkomen, dan de minder zware,

1) Bert au ld. Cours de C. F. explication théorique et
bladz. 316, 317. Vau Hoorebeke, rfe ÄesÄe, bladz. 309

-ocr page 85-

75

waarvan de schuldige tevens overtuigd is Men kan ech-
ter hiertegen inbrengen, dat de straf voor de maatschappij
niet alleen middel van preventie tegen den dader maar
ook middel van toepassing moet zijn tegen allen, die het
misdrijf mogten pogen na te volgen. De straffeloosheid
wegens mindere misdrijven, door eenen misdadiger na het
begaan van een zwaarder misdrijf gepleegd, zou eene si^er^-e
aanmoediging voor andere misdadigers zijn, om het voor-
beeld, hun door den veroordeelde gegeven te herhalen.
Anderen meenden, dat
het. strafverhoogingsbeginsel zich uit
een oogpunt van regtvaardigheid en menschelijkh.eid daarom
liet verdedigen, omdat, zoo iemand
zich schuldig heeft
gemaakt aan meerdere misdrijven vóór zijne veroordeeling,
de justitie zich zelve haar langzaam en laauw handelen
te wijten heeft. Had men den schuldige na zijn eerste
misdrijf aangetast; hèm slechts gewaarschuwd , dan zou
hij welligt de verdere misdrijven niet bedreven hebben!

Hans zegt: „Zie daar eene nieuwe leer, waarvan
Chaaveau en Hélie zich kunnen vleijen de uit-
vinders te zijn !quot; Hij verwijt hun, dat zij de
Warnungs-
iheorie
van Anton Bauer voorstaan, volgens welke
de maatschappij vóórdat zij straft , door de wet
allen moet waarschuwen,- die geneigd zouden zijn om

Zie het gevoelen van Ranter bij Hans, Projet de Révision,
Wadz. S4.nbsp;gt;

Chauveau et He\'lie, Théorie du C. P. n®. 392. Edition de
Bruxelles.

-ocr page 86-

te overtreden. Vóór Cliauveau en Helie kwam
het zeker niemand in de gedachte, om vooraf eene waar-
schuwing te vorderen door de toepassing eener straf! Dus
zal ook hij, die meerdere misdrijven heeft begaan, na de
uitvoering van een zwaarder misdrijf, regtens wegens deze
latere daden niet gestraft worden, omdat hij niet gewaar-
schuwd is door eene veroordeeliug! Dan zou het ook
evenzeer onregtvaardig zijn om hem te straffen die,
na met
diefstal begonnen te zijn, geëindigd was met vader-
moord
té begaan! Maar indien de leer op goede gronden
berust, dan blijft slechts deze keuze: of men moet
allen
straffen, die men in staat acht om een misdrijf te plegen,
ten einde hen te waarschuwen; of men moet
niemand
straffen, welk ook het aantal misdaden zij, door den
schuldige bedreven \') en hem een regt toekennen om
slechts eenmaal gestraft te worden hoeveel misdrijven hij
ook gepleegd hebbe !

De Procureur-G-eneraal bij het Fransche Hof van
Cassatie (Dupin) heeft het gevoelen van Chauveau
en Héiie niet minder schoon weerlegd^), terwijl alleen

\') Zie Hans, Projet de Rév., bladz. 54 en 55.

2) Zie Trébutien, 1. o. bladz. 312 sq. : ,,et il puiserait ce droit
dans une faute imputable an pouvoir social!quot; „Maar,quot; vraagt hij
teregt, .,ka]i dit wel altiid zoo dadelijk werkzaam zijn, zoodat de
schuldige niet den tijd zou hebben , om meerdere misdrijven te be-
gaan, vóórdat de justitie die niet alleen niet betrappen maar zelfs niet
eens daarvan kennis nemen kon Fquot;

„Et qne devient donc, s\'il vous plaitquot; zegt Dupin „et cette

-ocr page 87-

Morin het argument van beide schrijvers gaaf heeft over-
genomen \').

De vragen of de beschuldigde, die meerdere misdrijven
beeft begaan
minder schuldig is, omdat hij nog niet veroor-
deeld was voor het eerste misdrijf op het oogenblik, dat
bij het tweede heeft bedreven; of hij voor dat tweede
misdrijf
straffeloosheid kan inroepen, omdat het hem gelukte
zich gedurende eenigen tijd aan de handen der justitie te
onttrekken, aan welke dit feit verborgen is gebleven of
die den dader niet kon betrappen, moeten dus in beves-
tigenden zin beantwoord worden, omdat juist eene waar-
schuwing door eene veroordeeling veeleer eene
verzwarende
ornstandigheid
dan voorwaarde tot straffeloosheid is en het al
dan niet ontvangen van zulk eene waarschuwing zijn mis-
drijf noch uitwisschen noch verzachten kan quot;).

de morale, qui place au sein de la conscience les premiers aver-
tissements (mens conscia recti) ? et cette règle de notre droit positif,
qui ne permet pas d\'alléguer l\'ignorance de la loi ?quot;
RequisHoir voor
het Arr. van let Hof van Cass. van 26 Nov. 1841. Séance 42-1-84..

Zie Trébutien 1. c. bladz. 813.

\') Morin, Dictionnaire du droit criminel , voce : cumulaiion des
peines.
Hij zegt: „L\'assemblée constituante a compris combien il
«tait rigoureus d\'infliger à la fois plusieurs peines avant le
salutaire
\'^\'Vertissement
d\'une condamnation.quot;

2) Zie Bertauld L c. bladz. 317 en 318.

V. Hoorebelce, de la Récidive, bladz. 214.

Roussel,nbsp;namens de Belg. Comm., bladz. 44, 46.

-ocr page 88-

Wat de Duitsche Jurisprudentie van vroegeren tijd aan-
gaat, was, gelijk reeds boven werd aangemerkt, de veel-
vuldige bedreiging der doodstraf en de gestrengheid van
het strafregt eene aanleiding tot de toepassing van \\eïpoena
maior absorbet minorem. Wanneer men eene voor het misdrijf
bepaalde straf, volgens de mildere begrippen van lateren
tijd voor te zwaar hield, moest men noodwendig in haar
zamentreffen met andere straffen bij zamenloopende mis-
drijven aannemen, dat in de te zware straf voor één mis-
drijf de juiste bestraffing voor meerdere misdrijven lag
opgesloten en op zeer verklaarbare wijze moest men tot
eene regtvaardiging van
het poena maior absorbet minorem
komen, die men bij praktische oudere juristen vindt i).
De verdediging van het strafverhoogingsbeginsel zal m
Duitschland thans meer en meer moeten worden opge-
geven, nu de nieuwere wetgevingen en jurisprudentie
voor elk misdrijf bij zamenloop de in waarheid regtvaar-
dige straf trachten op te sporen. — Welken regel zou
men bij de bestraffing van ongelijksoortige misdrijven,

u

1) Zie Wachter 1. c. Wadz. 253, waar men als zoodanig onder
de schrijvers nog Carpzovias,
iamp;r, Ued. ad Tand. sp. 6M-. m. 5.
Eoehmer,
Ohservat. ad Carp::, qu. 133 ohs. 1. Cremani, de
jure Crim.
L. 1. part. 11. Cap. 12 § 5 sqq. aantreft. Si ex plurihus
poenis promeritis una ad
omnes justitiae fines obtinendos sufficit,
tune poena maior absorbet miiiorem.

-ocr page 89-

die slechts door ééne handeling voortgehragt worden kun-
nen volgen? Voor de bestraffing van
ongelijksoortige mis-
drijven
, die door meerdere handelingen zijn ontstaan kan
het
quot delicta tot poenae een regtvaardige regel zijn \').
Hier daarentegen is er slechts
ééne misdadige handeling ,
al zijn dan ook meerdere wetsovertredingen de gevolgen
daarvan. In die enkelvoudigheid van handehng nu hgt
juist de grond tot mindere strafbaarheid, omdat de
misdadiger daarbij eene mindere boosaardigheid en verdor-
venheid en niet zulk een gewortelden misdadigen hang tot
ééne misdaad toont, als wanneer hij de verschillende ge-
volgen in
twee afzonderlijke misdadige handelingen ten uit-
voer brengt. Om nu niet den zamenloop van misdrijven, in
meerdere handehngen of die in ééne handeling begaan , gelijk te
straffen, terwijl ze in ongelijke mate strafbaar zijn, blijft
er voor de bestraffing der laatste soort niets anders over,
dan dat hier de
straf op het awaarste misdrijf altijd geheel
en al opgelegd moet worden en voor de daarmede zamen-
loopende misdrijven, voor elk, naar \'s regters oordeel,
nog een gedeelte der bijzondere straf behoort te worden
gevoegd Men zal hier ook in het oog moeten houden

Zie boven bladz. 70 s.q.

Men vergelijke hierbij het Nederlandsehe Ontwerp voor een Straf-
wetboek van 1847, Art. 78, hetgeen den regter de bevoegdheid gaf om
de zwaarste straf met een ^ei\'de te verhoogen; bij zamenloop van wan-
bedrijven moest hij echter beneden het gezamenlijk bedrag der daarop
gestelde straffen blijven.

-ocr page 90-

of de gezamenlijke misdadige gevolgen van den beginne af
aan bedoeld waren,
dan wel of zij door de omstandig-
heden, waaronder de uitvoering van het bedoelde mis-
drijf plaats had, uitgelokt en begunstigd zijn. Hoe
meer dit laatste het geval is, des te
geringer zal ook
het toevoegsel kunnen zijn. Wanneer eene straf on-
vereenigbaar is met andere zelfstandige
straffen of met
de
verzwaringen daarvan, b. v. de doodstraf, dan moet
deze alleen toepassing vinden \'). En als het den regter
twijfelachtig is, of er zamenloop van misdrijven door
eene of door meer handelingen plaats heeft, dan moet hij
volgens de beginselen van het strafregt aan eene mildere
meening de voorkeur geven.

Het verzwaringsbeginsel zal bij de bestraffing van zamen-
loop van gelijksoortige of ongelijksoortige misdrijven in
ééne handeling, wel het meest aanbeveling verdienen,
daar men te kiezen heeft tusschen een te streng Qpot
delieta tot poenae en een te zacht poena maior absorbet
minorem.

De grief tegen dat beginsel geuit is evenwel niet geheel

van waarheid ontbloot. Men heeft namelijk gezegd, dat het

tot regterlijke willekeur aanleiding gaf bij de bepaling van
straf der mindere misdrijven. Maar de Wetgever zal aan den
anderen kant ook, bij het huldigen van een verzwarings-

1) Zie ook Köstlin, Neue Revision, Uadz. 883.

u

-ocr page 91-

beginsel, vaste regelen omtrent de grootte en de bestraf-
fing van dit toevoegsel kunnen geven

Aangaande de afwijkingen van bet strenge cumulatie-
beginsel bij zware geldboeten en vrijheidsstraffen
hebben sommigen voorgesteld bij de eerste eene
betaling
in termijnen,
bij de tweede eene ten uitvoerlegging met
tusschenruimten. Maar dan zou het kwaad voor den
veroordeelde mogelijk grooter zijn, dan zoo hij in onaf-
gebroken duur zijn straf onderging

Ten slotte wil ik hier nog opmerken dat bij de be-
straffing van zamenloop van misdrijven, even als bij de
verwante onderwerpen van
opvolgende, voortdurende , voort-
gezette, herhaalde, zamenhangende
deze in het algemeen
dan alleen regtvaardig zal zijn, wanneer zij de oorzaak tot
bet bedrijven van zoovele misdadige handelingen zoekt

Zie Sander 1. c. bladz. 364—372.

Zie Marezoll, Bas gemeine deutsehe Criminalrecht enz.,
Madz. 198 en 199.

Kö s 11 i n, Neue Remsion, I bladz. 885. Wanneer meerdere tij-
delijke vrijlieidsstraffen te zamen den vermoedelijken levensduur van
den dader zouden te boven gaan, dan moet de Wetgever uitzonderingen
maken op het cumulatiebeginsel of men moet hier een regt van gratie
toelaten.

3) John 1. e. bladz. 163, 164. Ueberdem ist es gar keine aus-
gemachte Sache, dasz die länger dauernde Strafe successive immer
intensiver wirke, denn ich glaube behaupten zu dürfen dasz, wie jedes
\'Üebel, so auch das Strafübel gerade durch die Dauer durch die Ge-
wohnheit an seiner Schmeri^haftigkeit allmälig etwas verliert.

Zie over deze onderscheidingen in het strafregt v. De in se 1. c.
hladz. 393-413.

-ocr page 92-

op te sporen, die in de meeste gevallen, om bijv. iets ta
noemen in eene verwaarloosde opvoeding \'), vooral in het
zinnelijk leven van den misdadiger liggen, terwijl
men ook uit een statistisch oogpunt op het begaan der
misdrijven acht zal moeten slaan

I) TJit een psyohologiscli oogpunt is bijzonder merkwaardig de le-
vensgeschiedenis van den
„Sonnenwirtliquot; van Schiller, door Jacob
Friedrich Abel (prof. aan de Carlsschule te Stuttgart) in zijne
„Sammlung und Erklärung merkwürdiger Erscheinungen aus dem
menschlichen Lebenquot;, 2® Deel, 1787, onder den titel van: „G^
m/wc/«!!«
eines Rauhersquot; (de dader heette F r i e d r i c h Sc h w a n) ons geleverd.
De vader des schrijvers had dezen beruchten booswicht zelf in handen
gekregen. Men zie vooral bladz. 2 (Kindheit und Knabenalter),
bladz. 10 (Junglingsalter), bladz. 12 (Er wird Dieb), bladz. 18 (Er
wird Mörder).

Zie ook „Der Sonnen,wirthquot;, SehwäJnscJie VoUrnjescUchte aies dem
vorigen Jahrhundert von
Hermann Kurz, 1855 , Voorrede bladz,
441 sqq.

quot;2) Dr. Friedrich Noellner, Criminat-psyehologische Denlcwür-
digkeiten für GeUldete aller Stande,
bladz. 49, 50. Nergens vloeit
de bron tot misdrijf sterker dan uit den zinnelijken lust van het geslachts-
verkeer. Bladz. 66. Nadeelen van eenen slechten omgang met en slecht
voorbeeld van anderen in de jeugd, de kiem voor een volgend misdadig
leven. Bladz. 75. Over de naauwe verwantschap tusschen wellust en
bloeddorst zegt hij: „Sobald der Mensch mit frevelender Hand die
Schranken der Natur durchbrochen hat, wird er im moralischen und
psychologischen Sinne zum
Thier, dasz zuletzt in seinen eigen Greueln
sich gefallt und von Unthat zu Unthat selbst-iiber die Schranken seines
Verstandes hinauseilt quot;

3) Bérenger, de la Répression ;)e;We; II bladz. 161 des crimes qui
jettent le plus de trouble dans la société: bladz. 170, 172
époques de
l\'année ou il se commet le plus de crimes (16—35 jaar); bladz. 172
influence de l\'état civil enz.

-ocr page 93-

Dat de\' aanvoering van dergelijke omstandigheden in
de eerste plaats de taak van den pleitbezorger behoort
te zijn, zal wel geen betoog behoeven. Het is niet ge-
noeg, dat hij den beschuldigde wegens elk misdrijf afzon-
derlijk zoeke te verdedigen. Wanneer geen der misdrijven
zich laat verontschuldigen, moet hij eerst trachten de tot hard-
heid en mogelijk ook tot onregtvaardigheid leidende toe-
rekening der straf te voorkomen. Hij moet dus de levens-
omstandigheden in aanmerking nemen. Wanneer door
dezelfde handeling meerdere strafwetten overtreden zijn
of dezelfde strafwet tegenover meerdere personen geschon-
den is, dus bij den zoogenaamden concursus idealis , zal
hij trachten aan te toonen, dat het misdrijf slechts als
één enkel kan gestraft worden

Zijn door verschillende handehngen verschillende straf-
wetten overtreden, dan komt het er op aan, welk der
drie beginselen bij zamenloop van misdrijven aan de wet-
geving , die in dit geval moet worden toegepast, ten grond-
slag ligt 3).

Huldigt men byv. een strafverhoogings-beginsel dan zal
ßien moeten aantoonen,
welke de zwaarste straf is en
dat de andere straf niet meer in aanmerking mag komen.

%

Bij dat van opeenstapeling, wijze men op de onmoge-
lijkheid of onregtvaardigheid der toepassing.

Zie Mittermaier ad Feuerb., § 131, Note I, bladz. 223.
Mittermaier ad Feuerb., § 126, Note IV, bladz. 212—217,
Zie ook
V. Hoorebeke, bladz. 214.

-ocr page 94-

Bij het strafTerzwarings-beginsel moet men volgens den
geest der wet deze toerekening en hervorming van straf
voor den beschuldigde zoo gunstig mogelijk trachten te
maken en de toepassing
van harde beginselen bestrijden \')•
Begaat een misdadiger
na djne veroordeeling weder gelijk-
soortige misdrijven, b. v. wanneer hij tien malen de-
zelfde straf verdiend heeft, dan zorge de verdediger, dat
er geene te harde bestraffing, die niet met de wet zoude
strooken, worde opgelegd. Hij moet op de vroegere mis- ,
drijven letten en elk
nbsp;afzonderlijk, zoo gunstig en

waarheidhevend mogelijk trachten te verklaren.

Op die omstandigheden, die in het vroegere misdrijf
reeds opgesloten lagen en die thans in de Eécidive niet
aanwezig zijn, heeft hij met nadruk te wijzen (wanneer
het bijv. slechts ouVpose handelingen waren of wanneer
hij , die nu wegens diefstal beschuldigd wordt vroeger over-
spel beging).

Die handelingen en omstandigheden, die zich na het
plegen van het misdrijf voordoen en van de verbetering
des misdadigers doen blijken mag hij niet over het hoofd
zien (wanneer bijv. tusschen het eerste en tweede misdrijf

een lang tijdsverloop verstreken is).

Hij moet de meening zoeken te bestrijden, dat zich
iu het versch gepleegd misdrijf eene
hardnekkigheid
tegen de wet, een diep ingewortelde boosheid en ver-

1) Zie Krug 1. e. Uadz. 7.

-ocr page 95-

dorvenheid openbaart, bijv. wanneer iemand zich twaalf
jaren zeer goed gedraagt, maar in een oogenblik van zwak-
heid, door een\' zijner makkers verleid , ■ weêr misdoet \').

1) Zie Mittermaier, Anleitung zur VertJieidigungskunst im deut-
schen Strafprocesse in dem auf MünrMichheit und OeffentUchkeit ge-
hauten Strafverfahren mit den Migenthümlichkeiien der Vertheidigung
euz., bladz. 269 - 273.

—\'■^StSïS.-r-

-ocr page 96-

HET YOOETGEZET IISDEIJE.

Alvorens dit proefschrift eindigen, wil ik mij met de leer
der voortgezette misdrijven nog eenige oogenblikken be-
zighouden. De reden, dat eene behandeling daarvan bij
die van zamenloop van misdrijven niet geheel achterwege
mag blijven is deels daarin gelegen, dat het voortgezet
misdrijf zich in zijne bestanddeelen in afzonderlijke mis-
dadige handelingen oplost, die onderling in de meest
verschillende betrekkingen te zamen komen \') en dat
men van den anderen kant deze leer als eene verzach-
ting van het beginsel van opeenstapeling van straffen
kan beschouwen. Nog eenige bladen wil ik daaraan dus
wijden en omtrent de ontwikkeling van dat begrip
voornamelijk bij de bespiegeling der duitsche criminalis-

1)nbsp;San der 1. c. bladz. 372.

2)nbsp;Krag 1. c. bladz. 9.

-ocr page 97-

ten\') die zicii de zaak het meest hebben aangetrokken,
stilstaan.

Terwijl ik het gebrek aan eenheid van benaming hier
met stilzwijgen voorbij ga, wat de uitdrukking voortdu-
rend en voortgezet misdrijf aangaat, daar het eerste zoo
wel
permanens , continuum, , continuatum *) genoemd

Ij V. Teuerbach, Heuke, Marezoll, Mittermaier, Krug
Köstlin, Schwarze, John, Kraushaar.

2) Van Deinse, Algemeene Beginselen van Strafregt, bladz.

392, 393.

D e W a 1, Iets over het begrip van voortdoende en
Misdrijven, Themis
VI Deel, (1845), bladz. 421 en 424, waar hij
ze met de
fortwährende Verbrechen der Duitschers, (met verwerping
der uitdrukking
fortgesetzten Verbrechen) wil vergelijken en met de
fransche
crimes permanens (met verwerping van den naam crimes suc-
eessifs)
en er die misdrijven onder verstaat, waarvan het misdadige
gelegen is in den
voortdurenden toestand, waarin zich de dader heeft
verplaatst en welke toestand meestal uit den aard der zaak eenige
meer
aanmerkelijke tijdsruimte vordert. Hier moet het misdrijf onaf-
gebroken
zijn begaan , zoolang de dader dien toestand laat voortduren
of deze ook tegen zijn wil blijft aanhouden , b. v. desertie , landloo-
Perij. Hier wordt niet, gelijk bij andere voortdurende misdaden
eene aaneengeschakelde reeks van handelingen gevorderd , maar acht men
het strafbare feit aanhoudend gepleegd, totdat de staat, waarin de mis-
dadiger zich heeft verplaatst niet langer als wederregtelijk kan worden
beschouwd , b. v. terugkeering of aanhouding bij desertie. Zie hierbij
ook
Begtsgel. Bijblad, behoorende tot de nieuwe Bijdrage v. Hegtsg.
en Wetgev.
(1855) Dl. V, bladz. 207—209.

Bij V. Deinse 1. c. bladz. 400 is continuum voortgezet misdrijf,
Wanneer de voortzetting van
meerdere misdrijven werkelijk slechts één
misdrijf daarstelt.nbsp;\'

Van dit genus bestaan dan weêr onderscheidene species, «) de
hier boveu genoemde
eontinua, b) delicta continuata bij uitnemend-

-ocr page 98-

wordt, komt mij de noodzakelijke beperking van bet begrip
van continnatnm (voortgezet misdrijf) die wij bij anderen lt;)
aantreffen meer aannemelijk voor, al zijn de grenzen dan
ook welligt niet met mathematische zekerheid te trekken

heid, voortgezette misdrijven of délits successifs , h. v. meerdere dief-
stallen in dienstbaarheid ; het geval eener vrouw , die den houder van
eene bank van leening vergulden voor gouden oorringen in pand gaf
en voor het pandgeld telkens weêr vergulden oorringen kocht om haar
misdrijf voort te zetten ; het belasteren door een veroordeelde van elk
zijner regters enz.,
c) delieta eontinnata die ook uit zulk eene reeks
van wederregtelijke handelingen bestaan , maar tot wier noodzakelijke
elementen of constitutiva juist zoodanige aaneenschakeling van feiten
behoort en vereischt wordt. — Eene juiste en naauwkeurige toepas-
sing dezer beginselen is van grooten invloed op de toepassing der straf-
wetten, wat betreft de
toepassing der straf, het ieioijs en de ver-
jaring der misdrijven.
De Wal 1. c.. bladz. 422, é29 , 433, 437,
442, 443.

1) Gratama, Ned. Jaarboeken van Regtsgeleerdheid en Wetgeving
IXdeDeel (1847) (den T ex en v. H all) Opmerkingen omtrent het begrip
van meerderheid of eenheid van handelingen in het Strafregt, bijzonder ten
aanzien van het begrip en het straffen van delieta continuata en den
zamenloop van misdrijven; bladz. 578, 579 , verschil
imschea. delieta
continuata
en misdrijven , wier begrip in eene gewoonte (b. v. woeker,
koppelarij),
toestand (bigamie, overspel, desertie, ontvlugting) of
geheel van handelingen (opligting) bestaat, waar ook voortduring van
feiten is , die te zamen slechts één misdrijf vormen. Hij meent aan
desertie en landlooperiy , koppelarij niet den naam van continuata te
moeten geven , maar wil ze liever
zamengestelde misdrijven noemen ,
terwijl van Dein se 1. c. bladz. 391 ze met den naam vau co^fecföffi«
bestempelt.

Krug, Veher die Concurrenz der Verlrechen und ins besondre
über den Begriff des fortgesetzten Verbrechens nach gemeinem und
sächsischem Rechte
, bladz. 16,

-ocr page 99-

In Frankrijk spreekt men van délits continus, successifs, tegen-
over de
instantanés \'), in Duitschland wordt de meer standvas-
tige benaming van
„fortgesetzten Verbrechenquot; aangetroffen quot;).

Vóór bet einde der 16e eeuw schijnen de criminalisten
slechts over het geval dat Schröter
„fortgesetzten Ver-
brechenquot;
noemt gestreden te hebben, daar de meesten dat
slechts als één misdrijf wilden straffen Nadat som-
migen \'\') betoogd hadden, dat voortzetting van misdrijf
eene
verzwarende omstandigheid vormt, anderen dat

Zie ook Ortolan, Revue critique de législation et de juris-
prndence ,
Avril 1854, „Des délits continus auti.ment dits successifs
et des délits d\'habitude.quot;

Krug 1. c. bladz. 10 (Note 19) zegt, dat, ofschoon Schröter
in zijne
\'ßissertatio de concursu delictorum als de uitvinder van den
fortgesetztes Verbrechen genoemd wordt, (door Wächter) deze
uitdrukking reeds bij Grolman,
Grundsätze der Criminal IFissen-
schaft,
bladz. 169 te vinden is; op bladz. 28 noemt hij het eene
■vertaling van den kunstterm
co\'ntinuatum.

Schwarze, Zur lehre von dem sogenanntem fortgesetzten Verbre-
chen,
bladz. 12, meent dat Quistorp en Kleinschrod het eerst
den naam
fortgesetzten Verbrechen hebben gebruikt.

3)nbsp;Wächter, Lehrbuch des Eömisch-Teutschen Strafrechts, 1er Theil,
bladz. 258.

4)nbsp;Grolman, 1. c. bladz. 124, 125 § 121. a.
Kleinschrod,
Systematische Entwichehmg der Grundbegriffe

und GrundvMhrheiten des peinlichen Rechts nach der Natur der Sache
vnd der positiven Gesetzgebung,
3er Theil, bladz. 206 en 207, waar
tij
gelijktijdigheid als voorwaarde voor voortgezette misdrijven, die
uit éénen hartstogt voortvloeiden (Grolman noemt dit
Sinnenberau-
^chung)
aanneemt, en geen daarvan een afzonderlijk misdrijf uitmaakt,
maar elke afzonderlijke daad als deel der hoofdzakelijke handeling be-
schouwd moet worden.

Zie echter Krug, I, c, bladz. 11.

-ocr page 100-

zij slechts als één misdrijf te beschouwen is, was Beuer-
bach de eerste, die eene omschrijving van het begrip
van voortgezet misdrijf trachtte te geven en daaronder
eene „Wiederholung desselben Verbrechens an einem und
demselben Gegenstandequot;, eene overtreding derzelfde straf-
wet aan één en hetzelfde voorwerp door onderscheidene
handelingen begaan, verstond O- ^at die bepaling
thans met grond verworpen mag worden, blijkt reeds
daaruit, dat bij een der misdrijven, waar het voortgezet
misdrijf het meest voorkomt, namelijk bij diefstal het begrip
van
eenheid van voorwerp bij meerdere misdadige handehn-
gen geheel van het toeval afhangt, dus evenzeer ook de
daarop berustende straf en zulk een kenmerk ons ook
volkomen in bet onzekere laat of daaronder de
zaah of
de
personen, aan wie het misdrijf gepleegd werd, moeten
verstaan worden, iets wat bij misdrijven
quae praeeipue rem
speetant
(bijv. diefstal) van groot gewigt is Terwijl
sommigen het dubbelzinnige, waartoe de uitdrukking ee«-
Jieid van voorwerp aanleiding geeft trachten te vermijden.

1) Mittermaier ad Feuerbacli, Lehrbuch \\ 128.

Van de ongerijmdheden, waartoe men door deze bepaling geraken
kan, zie men de voorbeelden bij Mittermaier
nbsp;Archk. des Crim.

recUs X , Ueber den Unterschied zwischen fortgesetzten und wieder-
holtenVerbrechen, bladz. 238, 239 sqq. Köstlin,
Neue Revision der
Grundbegriffe des Crim. rechts,
bladz. 887 eu 888. Schwarze,
1. c. bladz. 12.

3) Sander, Betrachtungen über die Concurrenz der Verbrechen gt;
Archiv des Crimin. rechts
(1836) bladz. 374.

-ocr page 101-

door bij een voortgezet misdrijf ohject en passief subject te
onderscheiden \'), vorderden weder anderen behalve eenheid
van voorwerp
gelijhtijrfigheid in het plegen der misdadige
handelingen Maar teregt werd er op gewezen , dat ook
dit te onbestemd is en de vraag bij ons doet rijzen,
zijn er dan dagen, uren of minuten bedoeld?»)

Een Decreet van het Ministerie van Justitie in Baden,
dat als kenmerk voor een voortgezet misdrijf: eenheid
van
tijd, plaats of voorwerp van misdrijf wilde vaststellen ,
kwam daarvan ook spoedig terug ■*).

Het gevoelen van Henke, die voor de bepaling van
voortgezet misdrijf o. a. eene
„Einkeit von Willenshestim-
mungquot;
als voorwaarde stelt en deze bij verscheidenheid
van voorwerp, zoowel uit de gesteldheid der handelingen
Wanneer die een geheel vormen als uit de vereeniging
der verschillende
„Kraftaüszenmgen\' door middel van tijd
en plaats wil afleiden »), kan ook niet bevredigen, want
moeijelijk toch zal men daar een voortgezet misdrijf kun-

1)nbsp;Grolman, 1. c. § 121. a.

2)nbsp;Kleinschrod, Syst. Entw., III bladz. 206.

Krug, 1. c. bladz. 12.

Sander, 1. c. bladz. 377; zie daar tevens over de misdrijven
luae similiter rem et pcrsonam spectant bladz. 375, 376.

Henke, Handbuch des Crimin. rechts, I bladz. 614. 3. Voorts
er ook Fortsetzung aanwezig, „wenn gegen ein und dasselbe Object
zwar mehr als eine
Verlrécherische Thätigkeit gerichtet wird, allen
diesen Thätigkeiten aber nur dieselbe rechtswidrige Absicht zum
Grunde liegtquot; (bladz. 612).

-ocr page 102-

nen aannemen, waar alle misdrijven ten gevolge van een
afspraak verschillende dagen na elkaar of op eenen dag
gepleegd, met oogmerk om de deelnemers te verrijken,

hegaan zijn i).

Weder eene schrede verder gaat Marezoll, door
het kenmerk van voortgezet misdrijf deels in
Jie AhsicU
des Verbreehersquot;
om hetzelfde misdrijf slechts eens of
meermalen te plegen, te zoeken, deels daarin, dat de
meerdere door tijdruimte afgescheiden handelingen in
zulk een eigenaar digen
zamenMng tot elkaar staan, dat
zij gezamenlijk als het gevolg van eene en dezelfde wets-
overtreding zich voordoen

Bij de ontwikkeling van het begrip der voortgezette
misdrijven
is ook Mittermaier niet achtergebleven om
het zijne bij te dragen, maar ook zijne beschouwingen
hebben niet tot zekere resultaten geleid.
Hij meende, dat
het hoofdkenmerk van het voortgezet misdrijf daarin ligt,
dat iedere handeling zich als één
misdrijf vertoont, maar
evenwel slechts het gevolg eener bepaalde overtreding
is, zoodat alle latere handelingen alleen
daaruit zijn af
te leiden, als natuurlijke gevolgen daarvan zich openbare
en daarom geene strengere toerekenbaarheid wettigen ;

1)nbsp;Krug, 1. c. bladz. 12. Hier zijn zamenhangende misdrijven.

Wetb. V. Strafvord. Art. 130.

2)nbsp;Marezoll, Bas gemeine Beuische CriminalrecM, bladz. 154,

195, 196.

3)nbsp;De grond tot Voortgezet Misdrijf ligt bij Um m Beschaffenheit

u

-ocr page 103-

terwijl het gemeenschappelijk kenmerk in denzamenhang
ligt, waardoor de verschillende misdadige handelingen
onderling verbonden zijn. Men drong hier dns tevens
op het begrip van
voortduring der misdadige handeling aan,
bijv. de dief eenmaal in de verleiding om te stelen, begaat

(«) ter bereiking van zekere ongeoorloofde doeleinden een misdrijf begaan

als middel, om daardoor ongeoorloofd voordeel te doen of anderen, te bena-
deelen , b. v. de koopman die zich valsche maten en gewigten
laat maken en
zich daarvan in honderd gevallen bedient; l) het schenden van den pligt van
getrouwheid in eene betrekking, waarmede alle daaruit voortvloeijende vol-
gende handelingen een voortgezet misdrijf uitmaken, b.v. de getrouwde man,
die in overspelige betrekking met een andere vrouw leeft;
c) wanneer de wet
zekere betrekking als misdrijf erkent en de schuldige zich daarin ver-
plaatsende meerdere misdrijven als gevolgen daarvan begaat, bijv.
tloedschande; d) wanneer de schuldige een misdrijf des te gemakke-
lijker pleegt, naarmate de betrekking waarin hij geplaatst is en die hem
tot trouw verpligtte daartoe aanleiding geeft; alle handelingen ia deze
betrekking gepleegd zijn dan voortgezette, b.v. diefstal in dienst-
baarheid) of in de
besondere Vornahme des Verbrechens (b. v. een dief
komt in eene herberg , sluipt in eene kamer , ontvreemdt uit eene kast
geld, uit eene
andere een horologie , uit een derde kleedingstukken.
Wanneer nu drie vreemdelingen in dezelfde kamer wonen en aan A
het geld , aan B het horologie, aan C de kleedingstukken toebehoo-
ïen , dan zal de dief
niet de straf voor drie diefstallen ondergaan, maar
voor ééne, waarbij echter de waarde van het geld, horologie en klee-
dingstukken te zaÈmgeteld zullen worden. Evenzoo zal hij, die op een
Veld van den eenen akker koren , van den aangrenzenden ander koren
steelt of in drie tuinen beschadigingen aanrigt, voortgezetten diefstal
of beschadiging plegen , al blijkt het ook dat de akkers en tuinen aan
Verschillende eigenaars toebehooren) , zie Mittermaier,
Archiv des
Crimin. Rechts,
lier Band.X (1818), Ueber den Unterschied zwischen
fortgesetzten und wiederholten Verbrechen. Zie de voorbeelden bladz.

246-257.

-ocr page 104-

in. dezelfde önafgebrokene handeling volgens zijne meening
slechts één misdrijf; hij had geen zeker aantal personen
op het oog; zoo ook voortgezette vergiftiging, wanneer
de dader vergif in meerdere portiën verdeelt en dit op
verschillende tijdstippen toedient \'). Maar ook geheel
op zich zelf staande misdrijven wettigen het aannemen
van voortgezet misdrijf juist daar, waar het kenmerk van
continuitas actus niet voorhanden is (bijv. overspel met
verschillende personen op verschillende tijdstippen), ter-
wijl andere misdrijven
in de hoogst mogelijk denkbare eonU-
nuiteit
gepleegd toch geen enkelvoudig voorgezet misdrijf,

1) Men zie bij ons de zaak C. A. Gunkel , beschuldigd

V. h. Heiß (1859), 2047.1) van drie vergiftigingen, 1») die van Julij

1858 door het mengen van arsenicum in jenever ; 2») die van eenige
weken later door het mengen van de bruine poeder in de soep, en
8«) die van 4 Jan. 1859 door het mengen van
arsenicum in een door
hem aan Louise Esbra ter band gestelde en door hem
gekochte
leverworst, aan de gevolgen waarvan J. H. Esbra is bezweken (die
niet zoo als door den verdediger is beweerd, moeten worden gequalificeer
als poging tot vergiftiging, omdat L ou i s e Esb r a, tegen
wier leven het

gerigt was , slechts weinig van de vergiftigde zelfstandigheden heeft ge-
bruikt en daaraan niet gestorven
is , —maar integendeel, met het oog op

Art. 801 Strafregt, ten opzigte vau den beschuldigde, daarstellen,
den volkomen bewezen toeleg op het leven
van Louise Esbra.door
middel van rattengif en alzoo de volvoerde misdaad van vergiftiging.)

Weekblad 2085. 2. Pleitrede van Mr. D. Léon. Twee cas-
satiemiddelen voorgesteld.

Weekblad 2074. 1. Bestrijding der cassatiemiddelen door den

adv.-gen. Karseboom.

Weekblad N°. 2076. 1. Verwerping van het ingestelde beroep door

den Hoogen Raad,

J

-ocr page 105-

maar een meervoudig, ofschoon gelijk misdrijf daarstellen
(hijv. wanneer door
ééne vergiftiging het leven of de ge-
zondheid van vier verschillende personen aangerand wordt,
is er een
viervoudig misdrijf tegen het leven of de ge-
zondheid aanwezig •).

Een ander gevoelen omtrent het begrip van vomtdu-
ring
van misdrijf is, dat het alleen daar aanwezig is, waar
de handelingen, die tot volvoering van het beoogde mis-
drijf ondernomen worden op zich zelve in zulken naauwen
zamenhang staan, dat daartnsschen geen schorsing of
stilstand van den misdadiger in het begaan van .het be-
doelde misdrijf is te bespeuren bijv. hij die eene woning
binnentreedt en op de eerste, tweede en derde verdie-
ping steelt of wel de woning binnensluipt, de ontvreemde
zaken voortsleept, ze verbergt, terugkeert, nogmaals
binnen sluipt en de opgenomen zaken andermaal voort-
sleept begaat een
voortgezet misdrijf, terwijl hij, die heden
op de eerste, morgen op de tweede, overmorgen op de derde
verdieping steelt, drie diefstallen pleegt, want in den tus-
schentijd verkeerde hij in eenen toestand van volkomen
rust, en handelde dus steeds op nieuw en zelfstandig.
Maar van den anderen kant kan men met evenveel regt
aannemen, dat hij in dien tusschentijd van rust, van
geschorste uitvoering zijn oorspronkelijk
misdadig besluit
(tot het plegen van diefstal op heden), tot het begaan

\') Sander 1. c. bladz. 378,

-ocr page 106-

van dien op morgen en overmorgen zich telkens herhaald
voornam en andermaal daartoe besloot en derhalve eene
in drie deelen gescheiden zelfstandige handeling telkens met
een zelfstandig opzet volvoerd heeft \'). quot;Wat de bestraf-
fing hier aangaat, zal
men niet uit het oog mogen verliezen,
dat een gedeelte der zedelijke schuld, die bij den eersten
diefstal aanwezig was weUigt ook tot den tweeden en
derden aanleiding gaf — Nadat Mittermaier over
de gesteldheid van misdrijf en de wijze van het plegen
daarvan had gesproken begreep men,
dat het noodzakelijk
was, om het voortgezet misdrijf, met het oog op de ver-
schillende soorten van misdrijven te ontwikkelen en het
komt mij voor, dat deze manier dan ook de eenig
vrucht-
bare kan zijn, om tot meer bevredigende uitkomsten te
leiden. — Voordat ik hiertoe overga verdient het onze
aandacht, dat Mittermaier in 1837, ongeveer twin-
tig jaren na zijne eerste verhandeling , een nieuw
opstel leverde, waarin hij tot het besluit kwam dat tot
het kenmerk van voortgezet misdrijf behoort 1«) Eenr
heid van misdadig lesluü 2») BenJieid der Undelinr

1)nbsp;Sander, 1. c. Wadz. 379, 381, 382.

2)nbsp;Zie ook Gratama, 1. c. bladz. 594 en 595.

S) Mittermaier, in de Annalen der Deutschen und ausländischen

Crim. rechtspflege van Hitzig, vervolgd door Dem me en Klnxige
bladz. 7 (über den Begriff fortgesetzter Verbreeben and die
Ausstellung
desselben in einem Strafgesetzbuche.

4) Zie ook Henke, 1. c. I. bladz. 612, 613, die onderscheidt, of
door de eerste handeling „die verbrecherische Absichtquot; bereikt (mislukte

-ocr page 107-

gen 1). Een kenmerk als dat van eenheid van misdadig
besluit, geeft ons echter reeds dadelijk aanleiding tot de
vraag: Is niet bij elke misdadige handeling een hernieuwd
opvatten van besluit, gelijk wij boven zagen, evenzeer
mogelijk? Voorzigtiger ware het dus geweest, zoo de be-
roemde man, gelijk hij vroeger deed, op eenen ouderlingen
zamenhang der verschillende handelingen had gewezen 2).
Daarbij is eenheid van misdadig besluit ook daar moei-
jelijk te begrijpen, waar eene geheele bende misdrijven
pleegt; bij gelijktijdig besluit om twee personen te ver-
krachten, bij diefstal die dagelijks door iemand gepleegd
Wordt, om niet van den honger om te komen of om te
kunnen ontvlugten. Men heeft het begrip van voortge-
zet misdrijf, daar het niet op alle soorten van misdrijven
paste, verward met het geval, dat er slechts
één misdrijf
aanwezig was, dat uit meerdere handehngen bestond;
een geval dat door latere criminalisten o. a. Krug

poging lot moord later door moord gevolgd) en of dit niet het geval
IS (overspelige omgang).

\') Es gehort zu dem fortgesetztem Verbrechen lquot;) Eine Einheit
des verbrecherischen Entschlusses,
in so fern in Ansehung aller ver-
brecherischen Akte doch nur eine Willensbestimmung da ist, welche
alle einzelnen akte erzeugt und gleichsam als vom Anfange an darauf
gerichtet erscheint. Es is aber auch eine Einheit der Handlungen
ïiothwendig in so fern alle nur die fortschreitende im innern Zu-
sammenhang stehende Entwickelung des nämlichen Entschlusses sind.

Krug, 1. c. bladz. 14.

Krug, 1. c. bladz. 17 waartoe dan de gevallen dei culpa dolo
Aeterrninata behooreu en wanneer uit eene culpose handeling meerdere

7

-ocr page 108-

Schwarze \'), John , Köstlin scherp van het
voortgezet misdrijf wordt afgescheiden. — De duide-
lijkheid der definitie van Mittermaier iaat ook nog
wel iets te wenschen over. Uitdrukkingen als
„Wïllens-
stimmung „die fortsehreiteude im innen, Zusammenhange
stellende Bnwichelung des nämlichen Entschlussesquot;
zijn vrij
onbestemd en bakenen de grenzen van het voortgezet mis-
drijf niet af. Men zou alligt tot de ongerijmdheid kunnen
geraken, dat hij, die om van een rijken oom te erven
besluit diens kinderen allen te vergiftigen, en dit achter-
eenvolgens uitvoert, slechts één misdrijf pleegt! — Met
Identität der Verbrecherischen Handlungen zal zeker wel geene
eenzelvigheid maar
volkomen gelijkheid bedoeld zijn, anders
toch komt men tot de ougerijmdheid, dat hij, die uit
denzelfden kelder met dezelfde middelen, volgens hetzelfde
voornemen twee malen wijn steelt slechts één misdrijf
pleegt, terwijl zijne misdaad dubbel zou zijn, wanneer hij

regtskrenkingen zijn ontstaan bijv. wanneer iemand ergens vattekruid
laat staan en verschillende personen daarvan gegeten hebben; wanneer
A (hetzij dolose hetzij culpose) B van de trappen werpt en deze in
zijnen val eenen derde doodelijk gekwetst heeft.

1).nbsp;Schwarze, 1, c. bladz. 23 en 39 let hier meer op eenen
bepaalden en ondèelharen dolus bijv. wanneer iemand zijn eigen huis
in brand steekt, om de waarborgmaatschappij te bedriegen.

2)nbsp;John, 1. c. bladz. 17, 29, 30 , 96, 98.

3)nbsp;Köstlin, 1. c, bladz. ^889, 890, waar hij ook vermeldt, dat
Roszhirt alleen zulk verschil niet wil aannemen.

-ocr page 109-

bij zijne tweede komst in den kelder zich ongelukkig
aan andere voorwerpen vergrijpt i).

Krug bekent bij de bepaling van het begrip van voort-
gezet misdrijf den knoop ook nog niet te kunnen doorhak-
ken, omdat het beginsel van opeenstapeling van straffen
öog niet uit de quot;Wetgeving gebannen is en plaats gemaakt
heeft voor dat van verzwaring Hij stelt als voorwaarde
Voor het voortgezet misdrijf eene
meerderheid van handelin-
S^n
, en wel meerdere handelingen, waardoor de strafwet meer-
\'\'^alen geschonden wordt
, die dus minstens als eene meer-
derheid van misdrijven kunnen gedacht worden Daar
Waar de wet de handelingen reeds één verklaard heeft
kan men niet van voortgezet misdrijf spreken. Het lei-
dend beginsel voor de bepaling van het begrip van voort-
gezet misdrijf is gelegen in de eenheid van beoordeeling.
Men vrage : Onder welke voorwaarden kan eene meerder-
heid van misdadige handelingen juristisch als een misdrijf
beschouwd worden ? De zamenhang der verschillende
handelingen mag niet alleen
door tijd en ruimte bepaald
^Un (bijv. daar zal men bezwaarlijk voortgezet misdrijf
kunnen aannemen, waar iemand \'s nachts een vreemd huis
binnensluipende om diefstal te plegen, in den slapenden
®^genaar een vijand ontdekt, dien hij reeds sedert lang

Zie Gratama, 1. c. .bladz. 603, 604.
) Zie beneden bladz. 10.

) Vergelijk hierbij Mittermaier ad Feuerb., Lehrh. § 127
§ 128.

-ocr page 110-

uit den weg wilde ruimen, hem doodt en den diefstal
ten uitvoer brengt) maar zij moet ook op den
wil, op
het heduit
zien. Gelijktijdigheid is bij dezen laatstbedoel-

den zamenhang nog niet altijd een vereischte tot het begrip.

«

van voortgezet misdrijf (bijv. meerdere personen die on-
derling afspreken om eene reeks van diefstallen te be-
gaan, al hebben ze ook tijd en plaats vooraf bepaald).
De zamenhang tusschen de besluiten moet zoodanig zijn,
dat het besluit tot het eene misdrijf eenigzins dat tot het
andere in zich bevat. Zulk een inwendige zamenhang
kan slechts in de betrekking van
oorzaak en gevolg of van
doel en middel worden gevonden. Dit verband is viervoudig :
1quot;) hét eene misdrijf is
voorbereiding tot het andere;
2») het tweede is
gevolg van het eerste; 3quot;) de gezamen-
Hjke misdrijven zijn middelen tot een gemeenschappelijk
doel; 4quot;) zij openbaren zich als gevolgen eener gemeen-
schappelijke
oorzaak of van eene en dezelfde drijfveer \')•
Binnen dit gebied moet zich het begrip van voortgezet
misdrijf bewegen. Dit verband kenschetst den zamenhang ,
de voorwaarde tot het aannemen van eenheid tusschen de
verschillende handelingen. Men heeft tegen de uitdruk-
kingen door Krug gebezigd ook weêr
grieven ingebragt,
die ik hier kortheidshalve stilzwijgend voorbijganbsp;B«

1) Krug, 1. C. bladz. 15, 16, 18—21, 26-40.

Schwarze, 1. c. bladz. 25 (tegen gemeenschappelijk doel en
gemeenschappelijke drijfveer), bladz. 26 (tegen Polge, Bewustseiu,

Ji

-ocr page 111-

misdrijven tegen den eigendom zal men van voortgezet
misdrijf mogen spreken, wanneer bewezen is, dat de dader
zijne handelingen als bestanddeelen van een welberaamde
eenheid heeft ondernomen en Krug komt zoo tot het be-
sluit : Heeft de misdadiger zich de begane diefstallen als
afzonderlijke misdrijven of als ééne onderneming voorgesteld ?
Hoe meer dit laatste het geval is, des te meer zal er
ook reden zijn om van het cumulatiebeginsel af te wijken
en de straf te verzachten. Het voornemen tot het eerste
misdrijf omvat dan reeds eventualiter dat tot het andere
(bijv. wanneer de dief eenen valschen sleutel of looper
vervaardigd heeft, om in eene en dezelfde bewaarplaats te
stelen \').

Köstlin brengt het voortgezet misdrijf tot den concur-
sus successivus homogeneus en eischt Eenheid van Voor-
Werp naast Eenheid van Besluit in de omschrijving van het
begrip van voortgezet misdrijf Legt men het er op eenmaal
op toe om eene geheele famiUe te vermoorden, om met
meerdere vrouwen overspel te plegen, dan begaat men geen
voortgezetten moord, geen voortgezet overspel. Maar wel
is een voortgezet misdrijf aanwezig, wanneer iemand met
valsche maten en gewigten voortdurend bedrog pleegt.
Wanneer een bediende uit de geldkas van zijnen meester,

Kontinuität), bladz. 29 (tegen Nebenzwecke). Zie hierbij Krug, 1. c.
bladz, 42—45, 47, 48—61.

\') Zie Krug 1. c. ter aangehaalde plaatse.
Zie beneden bladz. 5 en
7.

-ocr page 112-

waarhéén hij zich eens en voor altijd den toegang ge-
baand heeft, meermalen iets ontvreemdt. Hier moet
het begrip van voortgezet misdrijf verduidelijkt worden.
Verder wijst hij nog op die misdrijven, waarbij de han-
deling ook nog zoo dikwijls herhaald, het voorwerp van
het misdrijf (bij overspel bijv. de heiligheid der echt-
verbindtenis) niet in omvang doet toenemen; zoo ook
praevaricatie van een advocaat tegen zijn cliënt; het ver-
toonen van een valschen pas bij verschillende ambtenaren.
Het is hier zaak, tusschen voortgezet en herhaald mis-
drijf wèl te onderscheiden \').

Bij Schwarze vinden wij de meening verdedigd,
dat het kenmerk van voortgezet misdrijf niet in de eenheid
van besluit ligt maar dat het alleen de Ondeelbaarheid van
Voorwerp is, waardoor de juristische eenheid der meerder-
heid van misdrijven bepaald wordt. In de praktijk,
zegt

1) Köstlin 1. C. bladz. fortgesetztes Verbrechen i. e. die ans
Einem Entschlüsse hervorgehende snccessive Wiederholung eines Ver-
brechens in Beziehung auf
ein Object, das unabhängig vom Willen
des Handelnden für sich
eine ohjective Einheit bildet; — bladz. 893
Eorf^setzung is dan aan te nemen , sobald an dem Gegenstande der
Handlung eine solche Qualität sich findet, dasz es glaublich gefunden
werden kann , der Thäter habe
die verschiedene Alte in die Einheit
eines Entschlusses
zusammengefasst, d. h. nur dann, wenn das Object
auch unabhängig von dem snbjectiven Belieben des Thäters für sich
ein Ganzes bildet, nicht aber wenn die Vorstellung einer solchen
Totalität nur in der Wilkühr des Thäters begründet ist. Zie vertier
bladz. 891 en 893.

2) L, c. hladz. 3.\'gt; sqq.

J

-ocr page 113-

hij, vraagt de regter niet, of bij den eersten misdadigen
bijslaap de overspelers beide aan herhaling van het feit
dachten; in de praktijk neemt de regter geen nieuwe
overspelige betrekking aan, maar vergenoegt zich met het
bestaan van het feit van herhaald overspel en vraagt hij
niet, of bij de laatste misdadige handeling eene voortzetting
te bespeuren is. Bene voortdurende betrekking (vergelijk
het „dauerndes Verhaltniszquot; van Mittermaier) is niet
altijd voorhanden 1). Niet gelijk hij Krug beslist eenheid
van doel of drijfveer, maar de Benheid van opzet, waar-
door de gezamenlijke handelingen zich voordoen, als de
uitvoering hij gedeelten van een en hetzelfde misdrijf

Bij diefstal is het onverschiUig of de gestolene voor-
Werpen aan
een of meer personen toebehooren. De dief,
die ééne aan meerdere personen toebehoorende zaak ont-
vreemdt , begaat slechts
één diefstal. Zijn opzet is in beide
gevallen dezelfde. — Na de grieven tegen Eenheid van
Voorwerp en bij vele misdrijven die tegen Eenheid van
Besluit ontwikkeld te hebben, wil hij de ontvreemdingen
hij gedeelten bèperken tot de gevallen, waarin iemand
eene en dezelfde zaak wegens haar zwaarte, grootte,
natuur; eigen zwakte van hgchaamgestel of uit vrees om
ontdekt te worden, bij gedeelten achtereenvolgens, maar
in onafgebroken voortdurend bedrijf ontvreemdt, zionder
welke de enkele diefstallen niet tot
één zamensmelten,

Zie hierbij Krug 1. c. bladz. 52.

-ocr page 114-

Zulke handelingen kunnen verder alleen door de voort-
during tot
één misdrijf vereenigd worden, wanneer ze
volgens haren aard en wegens het opzet dat er aan ten
grondslag lag zulk eene vereeniging toelaten (diefstal en-
manslag zijn hij hem dan twee misdrijven).

Onder Ondeelbaarheid van Voorwerp verstaat S ch warze
zulk een toestand, waarin het voorwerp der regtschennis
reeds bij het plegen der eerste misdadige handeling vol-
komen beleedigd is, derwijze, dat de latere misdadige
handelingen wel den omvang van de reeds bestaande over-
treding uitbreiden, en hiermede de strafbaarheid binnen
de grenzen der strafmaat verhoogen, maar niet als zelf-
standige nieuwe overtredingen zich openbaren. Een ge-
deeltelijke schending laat zich hier niet denken. Zoo is
bij overspel en diefstal in dienstbaarheid de
trouv), bij
verzet tegen de geregtsdienaren door eenen gevangene
de
verschuldigde gehoorzaamheid geheel geschonden. Waar
nu die Ondeelbaarheid van Voorwerp niet aanwezig is
bestaat er geen voortgezet misdrijf maar reële zamenloop
of eene uitvoering bij gedeelten van hetzelfde misdrijf. Bij
misdrijven tegen, de
gezondheid, de eer, de vrijheid is zulk
eene Ondeelbaarheid van Voorwerp niet voorhanden
Beschadiging van de gezondheid is herstelbaar en kan
voortdurend zelfstandig herhaald worden. Berooving der vrij-

J

\') 1. c. bladz. 56 sqq.
2) Schwarze 1. c. bladz. 59 sqq.

-ocr page 115-

heid kan opgeheven en in haren normalen toestand hersteld
worden. Ook de eer kan nimmer derwijze beleedigd worden,
dat latere benadeeling reeds in de Vroegere zou opgesloten
zijn. Nadat Schwarze nog verschillende misdrijven be-
sproken \') heeft, komt ook hij tot het besluit, dat alleen
eene naauwkeurige beperking, voorwaarde tot de vaststel-
ling van het begrip van voortgezet misdrijf kan zijn —
Na hem gaf John eene verdeeling der misdrijven in
rechtsverletzende, gefährliche en unsittliche Handlungen,
waarbij het regt, de zekerheid en de zedelijkheid „An-
griffsohjectequot; zijn. Eerst ontwikkelt hij het begrip van
één misdrijf , (waarvan Einheit der Handlung, Absicht,
Verletztes Eecht de criteria zijn), gaat dan over tot de
species daarvan , het voortgezet misdrijf en geeft de vol-
gende definitie ®) : Das fortgesetzte Verbrechen ist ein

Diefstal in dienstbaarheid, herhaald« tevondelinglegging, herhaalde
quot;verkrachting, vrijwillige ontucht (van den voogd tegenover den pupil,
van den gevangenbewaarder jegens de vrouwelijke gevangenen , van
den weesvader jegens meerdere jonge kinderen) , misbruik van ver-
trouwen, muntvervalsching, bedriegelijke baukbreuk , bedrog, aan-
matiging van namen , titels , bedieningen , onderschuiving van een
kind.

Over het Voortgezet Misdrijf hij medepligtigheid zie men bladz.
71^—74 ; over het verschil tusschen de criminalisten of het ook bij
culpose handelingen kan plaats hebben bladz. 74 en 75.

Over Jngrifsobject, (= het verouderde Zweck] zie men Osen-
bruggen 1, c. I, bladz. 18, 19, 124, 126 en 137.

^^ John 1. c. bladz. 9 en 17.

quot;) Ibidem, bladz. 23.

-ocr page 116-

Verbrechen (bladz. 17) dessen Angriffsobject ein theil-
bares Eecht ist (bladz. 22) und dessen Handlung (bladz.
3, 13 (noot), 17, 22, 23)
mehr als eine rechtsverletzende
Thätigkeit enthalt (bladz. 23 en 35) i).

Nadat Trefurt, Sander, Hälschner, von Wor-
nigen, üietz, v. Buri, Kraushaar en deszler
zieh naast de door mij vermelde Feuerbach, Henke,
Marezoll, Mittermaier, Krug, Köstlin.
Schwarze, John beijverden om het begrip van voort-
gezet misdrijf te bepalen en men het in deze eeuw daar-
omtrent nog niet eens is geworden, vinden wij echter
in de Strafwetboeken van quot;Wurtemberg , Brunswijk \'),

J

1)nbsp;Wat de bestraffing betreft zie men aldaar bladz. 32. Voor de
Casuïstiek, geput uit Goltdammer\'s en Temme\'s
Annalen,
bladz. 88—61.

2)nbsp;Zie het gevoelen van Kraushaar, meer voor een Leer-dan Wet-
boek geschikt^ vermeld bij von Kräwel,
Entwurf nehst Gründen
zu dem allgemeinen Theile eines für ganz Deutschland geltenden

Strafgesetzbuchs, bladz. 178 en 179.

3)nbsp;Art. 122 Sind mehrere strafbare Handlungen derselben Art
nur als ein fortgesetztes Verbrecheu zu betrachten, so sollen zwar die
einzelnen Handlungen zusammen als ein Einziges Verbrechen bestraft
werden, jedoch so, dass die Strafe innerhalb der im Gesetze bestimm-
ten Gränzen erhöht und erforderlichen Falles durch gesetzlich erlaubte

Zusätze geschärft wird.

4) § 56 Wenn die verschiedenen strafbaren Handlungen die
Uebertretungen desselben Strafgesetzes enthalten und entweder in
Beziehung auf dasselbe dauernde Verhältnisz begangen oder als die
fortschreitende Aasführung desselben Entschlusses zu betrachten sind,
so sind diese verschiedene Gesetzübertretungen nur als ein Verbrecheu
zu bestrafen.

-ocr page 117-

Hessen\'), Hannover^], Baden»), Thüringen^) melding
gemaakt van het voortgezet misdrijf en eene proeve van

\') Art. 111 en 112 Mehrfache üebertretungen des
Strafgesetzes durch Handlungen, welche zusammen als Aasführung
des nämlichen auf ein bestimmtes Verbrechen gerichteten
EntschUss^s
erscheinen, ebenso mehrfache TJebertretangen des nämlichen Straf-
gesetzes, welche als Folgen der nämlichen fahrlässigen Handlung zu
betrachten sind werden als Bestandtheile oder Fortsetzungen
einer und
derselhen
That angesehen und als ein einziges (fortgesetztes) Ver-
brechen
bestraft.

2)nbsp;Art. 101 Wenn mehrere auf einander folgende strafbare Hand-
lungen derselben Art entweder nur als fortsc-reitender Ausführung
eines und derselben verbrecherischen Beschlusses an zu sehen oder in
Beziehung auf das nämlich dauernde Verhaltnisz begangen oder nur
als Bestandtheile und Stufen einer und derselber That zu betrachten
sind, so werden die einzelnen Handlungen zwar nur für eine einzige
That gerechnet.

3)nbsp;Art. 180 Mehrfache üebertretungen des nämlichen Strafgesetzes
durch Handlungen, welche zusammen als Ausführung des
nämlichen,
auf ein bestimmter Verbrechen gerichteten Entschlusses erscheinen,
und eben so mehrfache üebertretungen des
nämlichen Strafgesetzes,
Vielehe als Folgen der nämlichen
fahrlässigen Handlung zu betrachten
sind, werden als Bestandtheile oder Fortsetzungen
einer und derselhen
That
angesehen und als ein einziges (fortgesetztes) Verbrechen bestraft,
wobei zwar die Fortsetzungen und deren Zahl als Grund
erhöhter
StrafbarkeU
in Betracht kommen, jcdoch das höchste Masz der auf das
Verbrechen gesetzten Strafe
niemals überschritten werden darf.

Art. 51 Wurde von dem Verbrecher dasselbe Verbrechen mehrfach
in Beziehung auf ein dauerndes Verhaltnisz begangen, oder erscheinen
die mehrfachen üebertretungen desselben Strafgesetzes als fortschrei-
tende Ausführung desselt^en Entschlusses, oder als Bestandtheile einer
und derselben That, so sind die mehrfachen Übertretungen nur als
ein einziges Verbrechen zu bestrafen, die Fortsetzungen desselben und
ihre Zahl jedoch als Grund höherer Strafbarheit zu betrachten.

-ocr page 118-

bepaling van bet begrip en de bestraffing dier handelingen.
Hoewel onze quot;Wetgeving zich van zoodanige bepaling

\') Zie over onze wetgeving de Wal en Gratama 11. cc. Zie
tevens Nieuwe Bijdragen tot R. en W. (Regtsgeleerd Bijblad Dl. XVI
1864 bladz. 12) zaak van J. A. van Maarseveen door het Prov.
Hof van Noord-Holland (4 Nov. 1862) schuldig verklaard aan inzet-
ting, aanvoeging of overbrenging van Rijksstempelwerken van gouden
en zilveren werken in, van of op andere werken dan die waaraan zij
oorspronkelijk zijn aangebragt — veroordeeling tot tuchthuisstraf van
6 jaar, met verbeurdverklaring der in beslag genomen kettingen en
solidair in de kosten met nog een medebeschuldigde.

Bestrijding der Cassatie-middelen door den Advocaat-Generaal
liarseboom (8 en 27 Januarij 1863 bladz. 19—21 waar men
omtrent de qualificatie van het hier in concreto aanwezig voortgezet
misdrijf leest; ,,Er is hier een
voortgezet misdrijf, namelijk een mis-
drijf van
denzelfden aard, herliaaldeüjh gepleegd door dezelfde
personen,
met hetzelfde misdadige oogmerk jegens denzelfden persoon;
de bedoeling ligt reeds in het woord voortgezet (continuatum) en in
de
herhaling ; die voortzetting, die herhaling (en dan moet men wel
aannemen , dat er reeds
iets volledigs lestaat om te kunnen herhalen)
doet, volgens den
judex facti, denken aan het delictum continuatum. ;
niet aan een delict van dien aard, gevormd door al de o?iderscheidene
feiten,
waarvan slechts een, gelijk bij het bekende habituellevient,
geen
misdrijf zon opleveren , waaraan een feit welligt slechts behoefde
te ontbreken , om te maken , dat het andere geen misdrijf was; hier-
van blijkt
in casu niets.quot;

Zie bladz. 24—-29 de verwijzing naar het Prov. Hof te Utrecht (Arrest
V. Veroord bladz. 27 „Overwegende, dat hoewel niet bewezen is kunnen
worden, op welke tijden en dagen, en hoeveel malen het misdrijf door
de beschuldigden is gepleegd, echter bewezen is, dat eerst omstreeks
1854 die misdadige practijken op de fabriek zijn aangevangen, zoodat
de strafvordering te dier zake in geen geval is verjaard en dat, terwijl
die feiten eene reeks van gelijksoortige bedrijven vormen, gepleegd
ter uitvoering van hetzelfde misdadig voornemen ; alle welke elkander

J

-ocr page 119-

heeft onthouden, zal men echter vele der door onze
duitsche naburen behandelde gevallen onder Art. 130. 3
Wetboek v. Strafv. kunnen terugbrengen, waar misdrijven
geacht worden zamenhangende te zijn, wanneer zij door
éénen persoon begaan zijn (de eerste en tweede alinea
spreken van misdrijven in zamenhang gepleegd door
ver-
schillende
personen) met het oogmerk om zich de middelen
te verschaffen tot het plegen van een ander misdrijf, of
de uitvoering daarvan te bevorderen of wel om zich
tegen de straf van een ander misdrijf te beveiUgen.

opgevolgde, zamenhangende en gelijksoortelijke handelingen, die allen
op dezelfde wijze en doov dezelfde middelen zijn volvoerd, als één
zamenhangend feit zijn te beschouwen en één voortgezet misdrijf daar-
stellenquot;, enz.) Zie bladz. 83 v. Maarseveen weder in cassatie;
zijn eisch, na conclusie van den Adv.-Generaal Kar se boom, door
den Hoogen Raad verworpen.

-ocr page 120-

•W\'

ia«-» , fîo^gasïfîgL\'^ôi o^ûawii. «ylsirfg

lóot gs tsoanfivr M-dfrn^^tlsAmam mlnow
^^eäs^JttiM ffi^^gmiffl öß/

^ \'îK ïi. - -r- • \' -y
..... ..............quot; — ------- ^»gjoï

na\'

-ocr page 121-

stellingen.

I.

Creditor prior jure oiFereudi adversus secuudum uti
potest.

II.

Non facio cum Antonio Eabro et Glück (E. d. P.
II, 387) , impuberem emancipatum ante arrogatorem de-
functum petitionem quartae Divi Pii transmittere heredibus.

III.

Non facio cum ill. Vangerow (Lehrbuch der Pandek-
ten I, bladz. 635) actionem de tigno juncto tantum de
furtivo dari, neque c^um Huschkio (Comm. ad leg. XII
tab. de tigno juncto) furem tantum in duplum conveniri

-ocr page 122-

IV.

De crediteuren, wier schuldenaar eene erfenis ten hun-
nen nadeele verworpen heeft, kunnen hun regt niet na
de vijf jaren uit Art. 1107 B. W. doen gelden.

V.

De verkwister en niet zijn curator kan de regtsvordering
tot ontkenning van een kind instellen.

VI.

De houder eener assignatie heeft tegen den acceptant
eene regtsvordering.

Vil.

Ook na faillissement van een betrokkene kan een wissel
nog geëndosseerd worden.

VIII.

De schuldeischer eener nalatenschap, die onder voorregt
van boedelbeschrijving aanvaard is, mag beslag leggen onder
den schu-ldenaar van diezelfde nalatenschap.

-ocr page 123-

IX.

Poging tot bigamie is volgens den Code Pénal straf-
baar.

X.

Eene omschrijving van het begrip van voortgezette mis-
drijven in onze wet is af te keuren.

XI.

Bij de bestrafiing van zamenloop van misdrijven verdient
het beginsel van verzwaring de voorkeur boven dat van
opeenstapeling of verhooging der straf.

XII.

De uitsluiting der godsdienstleeraars van de volksver-
tegenwoordiging is willekeurig.

XIII.

Eenzame opsluiting verdient de voorkeur boven de ge-
meenschappelijke.

-ocr page 124-

XIV.

Eene verdeeling van den grond in uitgestrekte land-
goederen is nadeeliger voor de algemeene welvaart dan
versnippering van den grond.

XV.

Het is niet wenschelijk, dat bij ons te lande het wer-
ken der kinderen in de fabrieken bij eene wet beperkt
worde.

XVI.

Staatsarmenzorg verdient de voorkeur boven die van
corporatiën.

mm

-ocr page 125-

erratum.

T

Bladz. 77 regel 10 v. boven staat: moeten dm, lees
moeten dm niet, gelijk sommigen beweren.

-ocr page 126-

Ca .0;. ar-nbsp;---

IVriC »mT\'Jsi^Ï

«Möiè viU\'n^söïi
. gt;

ifi-

Si«.

Si

\'•gt;,nbsp;^ ^ r

gt; ■

•Wi\'vi

Vii v., quot;Vquot;