-ocr page 1-

INTENSITEITSMETINGEN

IN HET

NIKKEL- EN COBALTSPECTRUM

iB.DLIO r. rP.ilK Vzvi
*rijksuni\\/[irïgr!TEIÏ
UTRECHT.

T. BOUMA

-ocr page 2-

^ ■ J- K

Ift.

F

m

\' /

r\' J-i ^^ j „ y ^

-ocr page 3-

J\' \' ■

-ocr page 4-

\'âi\' quot;nbsp;-Vnbsp;■

\'i ••\'■H

m

-ocr page 5-

Intensiteitsmetingen
in het Nikkel- en Cobaltspectrum

-ocr page 6- -ocr page 7-

c.

INTENSITEITSMETINGEN

IN HET

NIKKEL- EN COBALTSPECTRUM

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR
IN DE WIS- EN NATUURKUNDE AAN DE RIJKS-
UNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN
RECTOR-MAGNIFICUS Dr. A. A. PULLE, HOOG-
LEERAAR IN DE FACULTEIT DER WIS- EN NA-
TUURKUNDE, VOLGENS BESLUIT VAN DEN SE-
NAAT DIER UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDEN-
KINGEN VAN DE FACULTEIT DER WIS- EN NA-
TUURKUNDE TE VERDEDIGEN OP MAANDAG
24 FEBRUARI 1930 DES NAMIDDAGS 4 UUR, DOOR
TJIBBE BOUMA
GEBOREN TE ROUVEEN

DRUKKERIJ G. J. WILLEMSE, DOMPLEIN U, UTRECHT.

BI3LI0T, iZZK DElv
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT.

rijksuniversiteit te utrecht

1783 8453

-ocr page 8-

-

ïjf ii\'-- -:

Mf VAA\'nbsp;\' m^,nbsp;■

• • r. ■ \' . ■ ■

r

■ -tï

\' y

1 Î

-ocr page 9-

AAN MIJN OUDERS

-ocr page 10-

\' \'n\'V

■\'fr •

\'.tj

- - - \' • - .w .

|5 ■

È-i-.\'.r.,; „.-..i.v

7 • quot; -^A.^fUKi

m

. ■ .....; . , - •; - . .. . . 1.

m-

m

t «

-ocr page 11-

Van de mij thans geboden gelegenheid maak ik zeer gaarne
gebruik om U, Hoogleeraren in de Faculteit der Wis- en Na-
tuurkunde, te danken voor het onderwijs, dat ik van U heb mo-
gen ontvangen.

In het bijzonder is het mij een aangename plicht U, Hoog-
geleerde Ornstein, Hooggeachte Promotor, mijn oprechten dank
te brengen voor de voortdurend van U ondervonden steun en
belangstelling. Uw optimisme bij mislukking. Uw enthousiasme
bij het slagen der experimenten, waren mij steeds tot bemoediging.

Zeergeleerde Burger, ook U blijf ik dankbaar; nooit heb ik
Uw hulp vergeefs ingeroepen.

Tenslotte betuig ik mijn hartelijken dank aan allen, die mij
op eenigerlei wijze behulpzaam waren.

-ocr page 12-

■ \'i\'irv. \'ï

.V- gt;

r

V

■ - -t--

■ ■ - \'

•nbsp;■nbsp;•.Vil-

■ - . ■ • ■ • ■ ^

-ocr page 13-

Inhoud.

Blz.

HOOFDSTUK I

Het materiaal.......... 11

HOOFDSTUK H

De meetmethoden........ 14

HOOFDSTUK Hl

Voorloopige metingen....... 20

HOOFDSTUK IV

Keuze der omstandigheden..... 23

HOOFDSTUK V

De definitieve metingen...... 28

HOOFDSTUK VI

Het nikkelboogspectrum...... 31

HOOFDSTUK VII

Het nikkelvonkspectrum...... 52

HOOFDSTUK VIII

Het cobaltboogspectrum...... 68

-ocr page 14-

... .nbsp;. „\'o.. ■ : V-.-quot;

I

■ \' - il A-mmmm

■ -\'i\'

M

::v y\'vrmmm

M

ni/ Ä-jy-. ■ quot;

■ quot; -li

M

■\'S-

-ocr page 15-

HOOFDSTUK I.

Het materiaal.

Bij den aanvang van de hier beschreven intensiteitsmetingen
was het noodzakelijk te zorgen voor nikkel en cobalt van vol-
doende zuiverheid.

Als verontreinigingen van het nikkel traden op ijzer, cobalt en
mangaan, waarvan vooral het ijzer bezwaren heeft. Niet alleen
toch is het chemisch nauw verwant aan nikkel, zoodat het hiervan
niet gemakkelijk geheel te scheiden is, maar bovendien is het veel
vluchtiger, zoodat een geringe hoeveelheid bijgemengd ijzer reeds
vrij sterke spectraallijnen oplevert.

Bij de eerste opname van het nikkelspectrum hebben wij gebruik
gemaakt van staafnikkel, zooals dat in den voorraad voorhanden
was. Dit bleek echter zoo sterk verontreinigd te zijn, dat het zelfs
moeilijk was het spectrum als dat van nikkel te herkennen.

Plaatnikkel, eveneens uit den voorraad gaf een resultaat, dat
slechts weinig beter was. Daarna kregen wij de beschikking over
een stukje „zuiverquot; nikkeldraad, afkomstig van de firma Kahl-
baum. Het spectrum wees echter uit, dat ook dit nikkel nog on-
zuiverheden bevatte, en wel voornamelijk ijzer.

Vervolgens hebben wij geprobeerd met een nikkelzout een beter
spectrum te verkrijgen. Nikkelsulfaat werd omgekristalliseerd, en
daarna uitgegloeid, om het kristalwater te verwijderen. (Men
voorkomt hierdoor het hinderlijke spatten in den lichtboog.) Zoo
ontstond een fijn poeder, dat, vermengd met suikerkool, in een
uitgeboorde koolstaaf gestampt werd. Deze was vooraf uitge-
kookt met zwavelzuur om eventueele van het boren afkomstige
ijzerdeeltjes te verwijderen. Als bovenpool deed een massieve
koolstaaf dienst.

Het resultaat was zeer ongunstig. Het spectrum toch geleek
sprekend op dat van de bovengenoemde nikkelstaven, terwijl
bovendien nog een vrij sterke, van de kool afkomstige, continue
grond aanwezig was.

Na enkele vergeefsche aanvragen aan verschillende adressen

-ocr page 16-

ontvingen wij tenslotte van de firma Kahlbaum opnieuw „zuiverquot;
nikkel, ditmaal in gegranuleerden vorm. Wij hebben dit gebruikt
als parel in een Pfundboog en met elkaar vergeleken de spectra
van een lichtboog tusschen:

1,nbsp;een nikkelparel (liggende op een eenigszins uitgeholde nik-
kelstaaf) en een tweede nikkelstaaf.

2,nbsp;een nikkelparel (liggende op een uitgeholde koolstaaf) en
een tweede koolstaaf. Deze staven werden na het uithollen met
een amarilsteen nageboord, en daarna weer met zwavelzuur uit-
gekookt.

Beide spectra bleken nog lijnen te bevatten, die niet van nikkel
afkomstig waren. Toch was vooral het eerste spectrum zooveel
beter dan de vroeger verkregen spectra, dat wij het gegranuleerde
nikkel bij enkele voorloopige intensiteitsbepalingen hebben kun-
nen gebruiken, zij het ook met eenige omzichtigheid.

Daar het eerste en tweede spectrum niet gelijk waren, hebben
wij het tweede spectrum vergeleken met een derde spectrum,
afkomstig van den lichtboog tusschen twee gewone koolspitsen.
De verontreinigingen van het tweede nikkelspectrum bleken nu
alle ook in het derde spectrum voor te komen en waren dus van
de kool afkomstig. De onzuiverheden in het eerste spectrum
moesten dus eveneens niet aan de nikkelparel, maar aan de nik-
kelstaven worden toegeschreven.

De moeilijkheden vonden hun oplossing toen de glasblazer
er in slaagde het gegranuleerde nikkel (smeltpunt 1452°) in een
buisje van kwarts tot kleine staafjes aaneen te smelten. Gesol-
deerd aan koperen staven waren deze in een booglamp heel goed
bruikbaar; ze leverden het zuiverste nikkelspectrum. Wel bleek
tenslotte, dat ook hierin de allersterkste ijzerlijnen nog zwak
aanwezig waren, maar bij de metingen heeft dit laatste spoor
ijzer niet veel bezwaren meer opgeleverd.

Voor het cobaltonderzoek hebben wij eveneens gebruik gemaakt
van materiaal, afkomstig van de firma Kahlbaum.

Daar het bij eenigszins dikkere staven niet wel mogelijk was
de, vooral bij lage stroomsterkte, zeer onrustig heen en weer
springende lichtboog op de spleet van de spectograaf afgebeeld

-ocr page 17-

te houden, werden de vrij groote stukken metallisch cobalt in
smalle en dunne reepjes gezaagd, die, geklemd in een opgezaagd
koperen buisje, in de booglamp bevestigd konden worden. Vooraf
werden ze zoolang in verdund zwavelzuur uitgekookt, tot wij
zeker waren, dat met het buitenste laagje cobalt, ook alle van de
zaag afkomstige ijzerdeeltjes opgelost moesten zijn.

Toch bleek uit een voorloopige opname, dat in het hiermee ver-
kregen cobaltspectrum de sterkste lijnen van nikkel, ijzer en
mangaan ook aanwezig waren.

Een op het Philips laboratorium gezuiverd stuk cobalt werd
ons vandaar welwillend toegezonden; het spectrum bleek echter
gelijk te zijn aan dat van het Kahlbaum-cobalt. Daar geen beter
materiaal ter beschikking stond, hebben wij de intensiteitsbepalin-
gen hiermede uitgevoerd en in voorkomende gevallen met de
verontreinigingslijnen rekening gehouden.

-ocr page 18-

HOOFDSTUK II.

De meetmethoden.

Bij de eerste metingen in het nikkelboogspectrum werd de
lichtboog via verzwakkers van Zeiss afgebeeld op de spleet van
de ineengevouwen stigmatische roosteropstelling i); de relatieve
intensiteiten werden op de gebruikelijke wijze 2) bepaald.

Voor het verdere onderzoek gebruikten wij een groote kwarts-
spectrograaf {Hilger £quot;1).

Het verband tusschen zwarting en intensiteit werd vastgelegd
met behulp van de, tegenwoordig in Utrecht veelgebruikte,
methode der spleetbreedte-variatie. Een wolframgloeilamp met
kwartsvenster brandt op nauwkeurig constant gehouden span-
ning; na eenigen tijd wordt dus ook de stroomsterkte constant.
Het verband tusschen stroomsterkte en zwarte temperatuur T^ is
in een grafiek vastgelegd, en de bij een bepaalde T^ in ieder golf-
lengte gebied uitgestraalde energiehoeveelheid/(A)d A kan met
een nomografie bepaald worden.

Door middel van een kwartslens wordt nu de gloeidraad op de
spleet van de spectrograaf afgebeeld, waarbij men zorg draagt,
dat de belichting gelijkmatig is in een richting loodrecht op de
spleet. De continue spectra van deze standaardlamp worden dan
bij verschillende spleetbreedten gefotografeerd (om plaats te
winnen steeds bij geringe spleethoogte), De belichtingstijd is voor
alle opnamen evengroot. Zoowel al te nauwe als al te wijde
spleten moeten hierbij vermeden worden, de eerste, omdat anders
hinderlijke buiging zou optreden, de laatste, om voldoende mono-
chromatisch te kunnen werken. Wenscht men meer uiteenloo-
pende zwartingen te hebben, dan is het beter op dezelfde plaat

M J. B. v. Milaan. Int, metingen in het ijzerspectrum (Utrecht 1926).

2)nbsp;L. S. Ornstein. Intensity of multiple spectrallines: Experiment aiid
Theory. Proc. Phys, Soc. Vol. 37, part 5. 1925.

3)H.nbsp;C. v. Alphen. Stralingsmeting aan vvolframlampen (Utrecht 1927;.

-ocr page 19-

twee stel continue spectra te nemen, bij verschillende stroom-
sterkten van de standaardlamp. Men bepaalt dan empirisch deze
stroomsterkten zóó, dat de ontstane zwartingen behoorlijk in
elkaar grijpen.

Waren de vereischte belichtingstijden te kort om ze nauwkeurig
gelijk te kunnen nemen, dan werd tusschen lamp en spleet een
stukje fijn zwart kopergaas geplaatst. Door dit vierdubbel te
nemen kan men tot een ongeveer dertig maal grootere belichtings-
tijd komen.

Tenslotte draagt men zorg, dat in den stralengang voorbij de
spleet nergens licht wordt afgeschermd. Heeft men zich overtuigd,
dat dit alles in orde is, dan kan men de intensiteiten der ver-
schillende continue spectra evenredig stellen met de gebruikte
spleetbreedten.

Men fotometreert nu bij een aantal golflengten al deze spectra
dcor, bepaalt de zwartingen, en zet ze voor iedere golflengte uit
tegen de logarithmen van de spleetbreedten. Van iedere zwar-
tingskromme vindt men blijkbaar evenveel punten als er verschil-
lende spleetbreedten gebruikt zijn. Een regelmatige verdeeling
van de punten over de kromme verkrijgt men door als spleet-
breedten de termen van een meetkundige reeks te nemen.

Uit deze zwartingskrommen bepaalt men de zwartingsverhou-
dingen voor de gekozen golflengten. Men moet nu weten, welke
cnergiehoeveelheden een bepaalde zwarting hebben veroorzaakt.
Door de niet lineaire dispersie van een kwartsspectograaf verhou-
den deze zich niet als de uitstralingen van de standaardlamp.
Een bepaald energie bedrag I{X)d X toch wordt in het gebied der
kleinste golflengten uitgespreid over het grootste plaatoppervlak,

dx

en wel evenredig metnbsp;als x de afstand in het spectrum

voorstelt. Door deze grootheid, die men uit de dispersiekromme
van de spectrograaf gemakkelijk bepaalt, moeten de bedragen
/(A) dk dus blijkbaar gedeeld worden; zoodat de energiehoeveel-
heden, die op een vlakte eenheid van de plaat vallen, evenredig

zullen zijn metnbsp;dus met /(A)

dx \'nbsp;^ ^ dx

dX

-ocr page 20-

In de spectrograaf treden nog energieverliezen op, die niet voor
elke golflengte dezelfde behoeven te zijn; het is echter niet noodig
hiermede rekening te houden, daar dit voor den te onderzoeken
lichtboog in gelijke mate geldt als voor de standaardlamp, zoodat
deze fout in het eindresultaat geheel wegvalt.

Nu is de plaatgevoeligheid g voor een bepaalde golflengte
blijkbaar evenredig met de ontstane zwarting, en omgekeerd
evenredig met het op een vlakte eenheid gevallen energiebedrag.
Volgt dus uit de zwartingskrommen voor ^i, I2 en A3 een zwar-
tingsverhouding Zi: z^: Z3, dan vindt men voor de plaatgevoelig-

heid een verhouding ; g^ .\'gs =

.dl

^dx

dx

2 \\

1 \\

Door deze waarden tegen de golflengten uit te zetten vindt men
grafisch voor iedere golflengte de plaatgevoeligheid.

Zijn de zwartingskrommen evenwijdig, dan worden ze tot één
kromme ineengeschoven; men leest hierin voor elke spectraallijn
bij de berekende zwarting de intensiteit op de plaat af, en deelt
deze door de bijbehoorende plaatgevoeligheid. Zoo ontstaan de
relatieve intensiteiten van de lijnen in de lichtbron.

In het ultraviolet zijn de zwartingskrommen niet altijd inschuif-
baar; men kan dan iedere lijn op een voor dezelfde golflengte
geconstrueerde zwartingskromme betrekken, en zoo haar inten-
siteit met die van de standaardlamp vergelijken.

Een voordeel van de methode der spleetbreedte-variatie is, dat
het niet noodig is, te zorgen voor een homogene belichting der
spleet over haar geheele lengte. Ook vertoonen de punten, waar-
door de zwartingskrommen getrokken moeten worden, gewoonlijk
slechts een geringe spreiding, terwijl de zwartingsschaal voor alle
kleuren op dezelfde wijze en met één slag verkregen wordt.

Bij het bepalen van de intensiteiten der spectraallijnen deed
zich dikwijls de complicatie voor, dat de fotometercurven van
twee of meer dichtbijeengelegen lijnen ineen liepen. (Zie figuur 1,
die de fotometercurve van de cobaltlijnen 3320,00, 3319,66 en
3319,31 weergeeft,) Dc gewone methode, waarbij men de inten-

-ocr page 21-

siteit uit de topzwarting bepaalt, wordt dan bezwaarlijk, en is
veelal zelfs geheel onmogelijk.

Fig. 1.

Het is in zulke gevallen allereerst noodig de fotometerkromme
nauwkeurig in een intensiteitskromme om te zetten. Daartoe trekt
men op het fotogram één lijn loodrecht op, en vele rechten even-
wijdig aan de nullijn met onderlinge afstanden van b.v, 1
mm
(bij den voet der lijnen kan men desgewenscht grootere afstanden

nemen, omdat de log daar veel langzamer verandert). Ook

u

door eventueele merkwaardige punten van de kromme trekt men
van deze lijnen en bepaalt nu voor alle snijpunten
a, b, enz, den
horizontalen afstand
d tot de zooeven genoemde loodlijn. Uit Uq
en u vindt men de zwarting, en hieruit de intensiteit voor elk der
punten
a, b, enz. Deze zet men nu op millimeterpapier uit tegen
de afstanden
d en krijgt zoo de intensiteitscurve van het systeem

-ocr page 22-

(figuur 2). Op dezelfde wijze wordt de intensiteitskromme van
een naburige alleenstaande lijn geconstrueerd. De afzonderlijke
krommen der gezochte lijnen moeten nu denzelfden vorm hebben,

d.w.z. dezelfde halfwaarde breedte, kwartwaarde breedte, enz.,
zoodat slechts hun hoogten onbekend zijn.

Vervolgens bepaalt men uit het fotogram door interpolatie
tusschen enkele vrijstaande lijnen de plaats (dus de afstanden
lt;/2, enz.) van elk der componenten en probeert nu op de
berekende plaatsen intensiteitskrommen te teekenen van den
aangegeven vorm, en van zoodanige hoogte, dat hun som juist de
voor het systeem geconstrueerde curve oplevert.

Dit zoeken naar de intensiteiten der samenstellende lijnen is
een tijdroovend werk, daar men na iedere mislukte poging op-
nieuw intensiteitskrommen moet construeeren.

Heeft men te doen met spectraallijnen, die niet al te ver uit-
eenliggen, dan mag men onderstellen^), dat de vorm van de

1) l, S, Ornstein und M. Minnaert: „Die Intensitätsverteilung in Aufnah-
men von Spektrallinien und ihre Anwendung auf photometrische Messun-
gen.quot; Zeitschr. f. Phys. 43, 404, 1927.

-ocr page 23-

intensiteitskromme voor al deze lijnen dezelfde is, terwijl zij door
de spectrograaf is bepaald, althans als de spleet breed genoeg
is. Bij herhaald voorkomende analyse loont het de moeite, deze
krommen voor allerlei intensiteitswaarden op millimeterpapier
te construeeren en uit te knippen.

In de te analyseeren intensiteitskromme van het lijnencomplex
(zie figuur 2) teekent men nu loodlijnen op de zoo nauwkeurig
mogelijk berekende plaatsen (p,
q, r) van de gezochte lijnen.
Van een der lijnen, b-v, de meest vrijstaande, of de sterkste (in
figuur 2 dus de middelste), schat men zoo goed mogelijk de in-
tensiteit ii en legt de uitgeknipte intensiteitskromme van deze
waarde op de plaats
q. Op het millimeterpapier leest men on-
middellijk af, hoeveel millimeter (i\'s, 13) er op de aangegeven
plaatsen
[p, r) voor de andere lijnen overblijft, en vergelijkt
voor elke abscis het onbedekt gebleven deel van de te analyseeren
kromme met het overeenkomstig deel van de uitgeknipte intensi-
teitskrommen van deze waarden.

Stemmen niet alle ordinaten overeen, dan vervangt men de
eerste kromme (i\'i) door een andere (i\'i\') en telt weer af, wat er
voor de tweede en derde lijn overblijft,

Is het een enkele keer noodig de loodlijnen p, q, r, gezamenlijk
iets te verschuiven (b.v, als in een bepaald gebied geen vrij-
staande lijnen voorkomen, en men dus de plaats der lijnen op
het fotogram niet zóó nauwkeurig kent), dan kan men dit, dank
zij de uitknipsels, ook gemakkelijk doen.

Als de gezochte lijnen niet al te dicht bij elkaar liggen, komt
men gewoonlijk in betrekkelijk korten tijd tot een betrouwbaar
resultaat.

-ocr page 24-

HOOFDSTUK III

Voorloopige metingen.

Zooals reeds medegedeeld werd, zijn de eerste intensiteits-
bepalingen verricht met de ineengevouwen roosteropstelling; de
lichtbron was een nikkelboog volgens Pfund.

Het quintet y^ — (f^ werd in tweede orde opgenomen; bij
een stroomsterkte van 1,4 amp, waren na 60 minuten belichtings-
tijd alle 12 lijnen op de plaat aanwezig.

Een tweede opname werd gemaakt met een stroomsterkte van
0,95 amp. en een belichtingstijd van 2^ uur. Het was niet mo-
gelijk nog lagere stroomsterkten te nemen; de Pfundboog ging
dan na zeer korten tijd uit, en wilde, wellicht door de isolee-
rende werking van het ontstane laagje nikkeloxyd, niet weer
branden, voor de polen schoongemaakt waren, en de nikkelparel
vernieuwd was. Ook bij 0,95 amp. ging de boog nog telkens uit,
zoodat om een belichtingstijd van de plaat van ± 2^2 uur te
verkrijgen, steeds 5 a 6 uur noodig waren.

De resultaten van de beide metingen vindt men in tabel 1;
inplaats van de inwendige quantengetallen / zijn opgegeven de
statistische gewichten 2/ 1, aangezien deze voor intensiteits-
problemen de bepalende grootheden zijn. Aan de sterkste lijn
is (willekeurig) een intensiteit 100 toegekend.

Bij 0,95 amp, was de zwarting van de eerste drie lijnen te ge-
ring voor nauwkeurige berekening; wel kon vastgesteld worden,
dat de intensiteiten zéér dicht bij 1 moesten liggen.

1) Bechert und Sommer, Ann. d, Phys, Vierte Folge 77, 540, 1925,

-ocr page 25-

21
Tabel 1,

......1

1

.....i

Intensiteit bij

l

Multiplet

Stat. gew.

1,4 amp.

0,95 amp.

4900,97

yi —

9-11

1

1

± 1

4874,803

7— 9

1,1 !

± 1

4814,59

5— 7

0.95

± 1

4786,541

11—11

38

4756,529 !

9- 9

26

29

4715,757 \'

7— 7

22

24,5

4714,416

13—11

100

100

4686,209 j

5- 5

11

11

4648,656

11- 9

40

1 44

4604,990

9- 7

27

i 25

4600,364

5— 3

10

9,5

4592,532

7— 5

1

17

I ^^

De intensiteitsverhoudingen bij de twee gebruikte stroom-
sterkten verschillen dus betrekkelijk weinig. Men vindt de bij
0,95 amp, gevonden waarden nogmaals in tabel 2.

Tabel 2,

Stat. gew.

5

7

9

11

13

Som

Quot.

3

9.5

9,5

3,2

5

11

16

27

5,4

7)1 7

±1

24,5

25

50,5

7,2

9

±1

29

44

i 74

8,2

11

±1

41

100

142

12,9

Som

21,5

41,5

55

85

100

Ouot.

4,3quot;

5,9

6,1

7,7

7,7

De sommen der verschillende rijen en kolommen zouden zich
nu volgens de regel van Burger moeten verhouden als de bij-

-ocr page 26-

behoorende statistische gewichten; zoodat de quotiënten van de
intensiteitssommen en de statistische gewichten constant zouden
moeten zijn.

De afwijkingen van den sommenregel zijn ernstig, zooals men
ziet, Zelfabsorbtie kan hiervan de oorzaak niet zijn, daar deze
de contrasten zou verkleinen, terwijl de afwijkingen hier juist
in de andere richting gelegen zijn.

Hoewel de sommenregel in ons geval de intensiteit van elke lijn
afzonderlijk niet geheel vastlegt, doet ze dit wel voor de uiterste
diagonaal termen; deze zouden zich moeten verhouden als 27 : 91,
dus ongeveer 29,7 : 100. Aangezien dit een scherp criterium is,
hebben wij de intensiteitsverhouding van deze beide lijnen nog
enkele keeren bepaald.

Alle uitkomsten vindt men bijeen in tabel 3.

Tabel 3,

Stroomst.

Int- verh.

2,4 amp.

10,9 :100

1,4 amp.

10,15 : 100

1,4 amp.

9,9 :100

0,95 amp.

9,3 :100

0,95 amp.

9,6 :100

-ocr page 27-

HOOFDSTUK IV.

Keuze der omstandigheden.

Om meer feitemnateriaal te verzamelen hebben wij de me-
tingen voortgezet in het ultraviolet, met de Hilger
E\\.

Wij konden zoo vrij groote gebieden ineens fotografeeren, ter-
wijl toch de dispersie voldoende was.

Tevens werd de Pfundboog vervangen door een gewonen licht-
boog tusschen staafjes, zoo goed als zuiver, Kahlbaum-nikkel.

Als spanning namen wij in plaats van 220 V. nu 440 V.; het
bleek dan gemakkelijker den lichtboog, na het uitgaan, weer aan
te krijgen.

Dank zij de groote lichtsterkte van de Hilger, de gevoeligheid
van de gebruikte fotografische plaat, en de intensiteit der hier
liggende multiplets, waren de belichtingstijden kort (van enkele
secunden tot 2 a 3 minuten).

Het telkens uitgaan van de boog was dientengevolge nu niet
zoo bezwaarlijk, zoodat wij de stroomsterkte konden laten dalen
tot 0,44 amp.

Om na te gaan, of de zelfabsorbtie bij deze stroomsterkte nog
een merkbare rol speelt, hebben wij voor enkele nikkelmultiplets
de relatieve intensiteiten bepaald bij drie verschillende stroom-
sterkten (tabel 4 e.v.).

In ieder multiplet is aan de sterkste lijn weer een intensiteit
100 toegekend. Tevens zijn voor elk multiplet enkele bijbehoo-
rende intercombinatielijnen opgegeven.

Lijnen, voor welke de intensiteitsberekening bijzondere moei-
lijkheden opleverde, zoodat b,v. analyseeren van de intensiteits-
krommen noodig zou zijn, werden in deze tabellen niet opge-
nomen.

-ocr page 28-

l

Multiplet

stat. gew.

Intensiteit bij

0,44 amp.

0,70 amp.

1,1 amp.

2943,922

1} - d\'

7—5

56

56 j

65

2981,652

5—3

61

56

68

3002,492

7—7

100

100

100

3003,628

5—5

78

83

89

3057,647

3—3

86

90

97

3064,626

5—7

67

66

69

3080,958

3-5

66

62

77

2798,651

ly-Dquot;

5—5 !

■ 32

30 1

42

2865,508

3-5

12

II 1

15

3322,316

D\' - d\'

5-7

60

60

65

3250,749

5-5

29

32

34

3225,030

5—3

55

53

59

3012,007

5—5

101

97

114

Tabel 5.

3134,106

rf^ - T

3-5

100

100

100

3054,317

5—5

72

72

74

3050,828

i

7^9

91

88

95

3037,940

j

7—7

75

73

80

2992,597

7—5

52

55

56

2821,296

-d\' - \'P

7—7

42

41

42

3310,206

D\' -r

5-5

2,6

2,0

2,3

Tabel 6.

3286,953

-d\' -r

7—5

9,7

8.4

12

3361,557

5-5

57

51

55

3414,771

7-9

100

■ 100

100

3433,565

7-7

71

71

74

3458,467

3—5

98

99

98

3515,057

5—7

92

92

1

92

-ocr page 29-

A

Multiplet

Stat. gew.

Intensiteit bij

0,44 amp.

0,70 amp.

1,1 amp.

3019,150

f-T

9-7

100

100

100

3031,869

9—9

66

09

75

3097,120

7—5

94

110?

99

3145,707

i 7—7

23

21

1 ■ 25

3159,524

7—9

1.6

1,7

1.3

3184,372

5—5

27

29

i 27

3235,764

5-7

2,4

2,0

i 2,1

2914,013

f-F\'

7—7

12

13

1 13

2991,103

5-7

4

4,3

4,8

Men ziet, dat de voor 0,70 en 0,44 amp. gevonden waarden be-
trekkelijk weinig uiteenloopen, terwijl ook de richting der af-
wijkingen niet op zelfabsorbtie wijst.

Daarna hebben wij nog intensiteitsbepalingen bij onderdruk
verricht voor een paar multiplets, om te zien, of deze metingen
wellicht andere intensiteitswaarden zouden opleveren.

Bij 26 cm onderdruk bleek het nog mogelijk met een stroom
van 0,5 amp. te werken; bij 48 cm onderdruk moest de stroom-
sterkte tot 0,8 amp. worden opgevoerd.

Tabel 8 en 9 bevatten de gevonden intensiteitswaarden.

Tabel 8.

j

^ 1

i

Multiplet

Stat. gew.

Intensiteit bij

B cm
0,5 amp.

(B-26)cm
0,5 amp.

(B—48)cm
0,8 amp.

3722,484

3-5

7,2

7,0

3610,45

5-5

54

56

58

3597,699

3-3

65

65

65

3524,543

7—5

100

100

100

3510,340

3—1

75

82

84

3492,965

5—3

85

84

83

-ocr page 30-

Intensiteit bij

A

Multiplet

Stat. gew.

B cm

(B—26)cm

(B—48)cm

0,5 amp.

0.5 amp.

0,8 amp.

3328,720

-d\'-d\'

5—3

-*)

-*)

-*)

3367,892

7—5

-*)

4,6

4,3

3392,993

7—7

84

85

82

3423,713

3—3

93

93

99

3446,263

5-5

100

100

100

3472,545

5—7

81

78

78

3548,189

3—5

44

45

44,5

Groote intensiteitsverschillen treden ook hier niet op, zoodat
wij door al deze voorloopige metingen tot de conclusie gekomen
zijn, dat een stroomsterkte van ongeveer 0,44 amp. bij normalen
druk voor de definitieve intensiteitsbepalingen in het nikkelboog-
spectrum veilig gebruikt kan worden.

Bij het nikkelvonkonderzoek werd een Leidsche flesch geladen
door de secundaire spanning van een Rhumkorf (primaire span-
ning lOV), Deze ontlaadde zich via een zelfinductie door een
vonk tusschen twee staafjes zuiver nikkel.

Variatie van de omstandigheden was hier blijkbaar niet moge-
lijk, Slechts hebben wij, om een geringe stroomdichtheid te krij-
gen, de capaciteit van de Leidsche flesch zoo klein mogelijk
gekozen.

Tenslotte hebben wij voor een aantal cobaltboogmultiplets
de intensiteiten bepaald bij 2 verschillende stroomsterkten.
Lijnen, die tot complicaties aanleiding gaven, zijn weer wegge-
laten, terwijl aan de lijn 3533,363 willekeurig een intensiteit 100
is gegeven.

Ook deze, in tabel 10 weergegeven, intensiteiten vertoonen in
het algemeen slechts geringe en niet systematische verschillen.

Wij hebben daarom de definitieve intensiteitswaarden, óók
voor cobalt, bij slechts één stroomsterkte (de laagste) bepaald..

* Te zwak.

-ocr page 31-

Intensiteit bij

Multiplet

Stat. gew.

0,45 amp.

0,80 amp.

3415,527

f\' -

5—5

3,0

2.9

3456,936

4-^

9,3

11

3465,796

5-6

87

86

3513,483

4 5

89

91

3529,037

3—4

83

80

3533,363

2-3

100

100

3569,382

pi _ r^

4-4

185

174

3587,188

3-3

223

223

3704,061

3-4

83

108

3489,406

pi _ D\'\'

4-3

166

160

3518,353

3—2

215

199

3745,501

pi _ c\'\'\'

4—4

107

112

3845,474

4—5

235

238

3431,579

f\' -

4—3

71

69

3455,236

2—1

99

92

3491,324

2—2

76

80

3367,114

f\' - ^^

5^

94

91

3385.227

4—3

81

82

3453,513

5-6

155

156

3881.877

- d\'

a-2

133

131

3957.935

3-3

26

29.5

3974.732

4-4

17

19

4019,300

2-3

2,7

2,4

4063,19

3-4

2,0

2,2

3952,923

F\' - G\'

4-4 ■

55

57

4118,784

3-4

232

232

4121,329

4-5

306

303

3987,121

f\' -r

4-3

4.1

3.6

4019,300

3—2

2.7

2.5

4020,904

5—5

38

42

4076,134

3—3

3,1

3,3

4082,606

2-2

2,0

2,0

-ocr page 32-

HOOFDSTUK V.

De definitieve metingen.

Na de oriënteerende metingen, vermeld in hoofdstuk III en IV,
hebben wij als eerste object van verder onderzoek gekozen het

golflengtegebied 2900—3800 Ä van het nikkelboogspectrum. Men
vindt hier betrekkelijk dichtbij elkaar een twaalftal multiplets
van voldoende intensiteit, terwijl ook de onderlinge ligging der
lijnen niet al te veel bezwaren geeft. Voor toetsing van de som-
menregel en eventueel van de gedetailleerde intensiteitsformules
vormen ze dus een geschikt materiaal.

Overeenstemming tusschen de sommenregel en de berekende
intensiteitsverhoudingen bleek echter, ook na grondige variatie
der voorwaarden, waaronder de lijnen geëmitteerd worden, niet te
bestaan; dit in tegenstelling met de in het ijzerspectrum verkre-
gen uitkomsten!), die in hoofdzaak de sommenregel bevestigden.

Wij hebben toen het eerstgestelde doel: een volledig onder-
zoek van de intensiteitsverhoudingen in het nikkelboogspectrum,
losgelaten, daar het interessanter scheen nu in het nikkelvonk-
en cobaltboogspectrum de intensiteiten van een aantal multiplets
te meten, Cobalt toch staat in het periodieksysteem juist tusschen
ijzer en nikkel in, terwijl het nikkelvonkspectrum zich wellicht
als dat van cobaltboog zou moeten gedragen.

Van het nikkelboogspectrum hebben wij, behalve de bovenge-
noemde multiplets, nog gemeten alle lijnen, die op de bestaande
fotografische platen in voldoende intensiteit voorkwamen; deze

platen omvatten het golflengte-gebied 279amp;-4200 Ä.

In het nikkelvonkspectrum vindt men een aantal geschikte mul-

Onbsp;^

tiplets tusschen 2459—3769 A. Van de lijnen voorbij 3769 A is
slechts een zestal geordend. De weinige hier nog voorkomende
lijnen zijn bovendien zwak en diffuus, en gelegen in een vrij

1) J, B, v. Milaan: „IntensiteitsmetinKcn in het ijzerspectrum,quot; (Utrecht,.
1926.) \'

-ocr page 33-

sterken continuën grond. Wij hebben daarom, hoewel dit deel
van het spectrum op de genomen foto\'s nog wel voorkwam, hier
^een verdere intensiteitsbepalingen uitgevoerd, zoodat de nikkel-

O

vonk-intensiteitstabellen de lijnen van 2459—3769 A bevatten.

O

Het cobaltboogspectrum heeft tusschen 2500 en 4500 A vele
multiplets, waarvan de intensiteiten met de kwartsspectrograaf
goed gemeten kunnen worden. De van dit gebied gemaakte op-
namen strekten zich aan weerszijden iets verder uit, zoodat men
in de bijbehoorende intensiteitstabellen lijnen vindt van

2441—4868 A.

Uit den aard der zaak zijn deze tabellen aan den kant der
grootste golflengten het minst compleet, daar de dispersie in
dit zeer lijnenrijke spectrum hier te klein begint te worden,
zoodat verschillende dicht bijeengelegen lijnen moesten worden
weggelaten.

In het cobaltvonkspectrum zijn geen intensiteitsbepalingen ge-
daan. Wel zijn ook hier reeds enkele multiplets gevonden door
Meggers en Walters Jr. i), maar deze liggen ver in het ultra-
violet, zoodat het bepalen der intensiteiten op groote moeilijk-
heden zou stuiten.

Aan het bovengenoemde materiaal hebben wij voor nikkelboog,
nikkelvonk en cobaltboog getoetst:

1quot;, De sommenregel.

De toepassing der sommenregel op zijn supramultiplets,

3°. De intensiteitsverhoudingen van singulet- en triplet-,
doublet- en quartetsystemen. 2)

Men vindt dit materiaal, met de toetsing der intensiteitsfor-
mules, in de nu volgende hoofdstukken.

Op te merken valt nog, dat de door analyse gevonden inten-
siteiten gemerkt zijn met i) 2) en 3). En wel met i), als de ana-

1)nbsp;Meggers and Walters: „Absorption spectra of Iron, Cobalt and Nickclquot;.
Scientific papers of the Bureau of Standards No. 551.

2)nbsp;L. S. Ornstein und H. C. Burger: „Die Einheit vom Singulett und
Triplettsystem und ihre Interkombinationenquot;. Zeitsciir, f. Phys. 40, 403, 1926,

-ocr page 34-

lyse betrouwbaar, met 2), als ze minder betrouwbaar, en met
als ze zeer dubieus was. Terwijl met aangegeven zijn de inten-
siteiten, die minder nauwkeurig zijn, omdat de lijn door geringe
zwarting als het ware schuil ging tusschen de onregelmatigheden
van de fotometerkromme, die zich in het blanke deel van de
plaat vertoonen.

Tenslotte zijn, evenals in hoofdstuk III, in plaats van de in-
wendige quantengetallen, steeds opgegeven de statistische ge-
wichten, Men vindt hieruit de inwendige quantengetallen / ge-
makkelijk door te bedenken, dat voor nikkelboog het statistisch

gewicht 2/ 1 is, voor nikkelvonk en cobalt echter

-ocr page 35-

HOOFDSTUK VI.
Het nikkelboogspectrum.

Niveauschema van nikkelboog.
Fig. 3.

-ocr page 36-

Bij ons onderzoek hebben wij hoofdzakelijk gebruikt de analyse
van het nikkelboogspectrum, zooals die gegeven is door Bechert
en Sommer i).

Het spectrum is, zooals verwacht werd, van oneven multipli-
citeit, en bevat singulet-, triplet- en quintetsystemen. Het grond-
niveau is een
f term en behoort tot een tripletsysteem. Men
vindt de 12 tripiets, die door Bechert en Sommer in het onder-
zochte golflengtegebied worden aangegeven, in nevenstaand ni-
veauschema, Bovendien is geteekend het in hoofdstuk III ge-
noemde quintet y\' — (p^. De intercombinaties zijn niet aan-
gegeven, om de figuur niet al te zeer te compliceeren, terwijl
ook de niet gebruikte niveau\'s niet in de figuur voorkomen.

Later hebben wij door de vriendelijke bemiddeling van Prof,
Harrison te Stanford de beschikking gekregen over een, toen nog
niet gepubliceerde, zeer uitvoerige analyse van RusselP), waar-
door in de intensiteitstabellen van nagenoeg alle lijnen de
ordening kon worden opgegeven. De multiplets, die hierdoor
bekend werden, bestaan echter in het door ons onderzochte ge-
bied zoo goed als alle uit zeer zwakke lijnen, en zijn zelden
compleet, zoodat ze voor ons doel, de toetsing van de sommen-
regel, niet geschikt zijn. Wij hebben daarom de door Rusself
nieuw aangegeven niveau\'s niet in het niveauschema opgenomen,
uitgezonderd
v en a ^P (d.i. de p^ term van Bechert en
Sommer), daar het triplet
a ^P — v geheel compleet was.

In hoofdzaken stemt de ordening van Bechert en Sommer goed
met die van Russell overeen; hier en daar echter is Russell\'s
werk als een verbetering te beschouwen.

Enkele van deze veranderingen zijn voor ons materiaal van
belang. Zoo is bij Russell\'s nader onderzoek gebleken, dat de
drie door Bechert en Sommer f^ genoemde termen, met de door
hen opgegeven \'Pj 1 (5 is hier het inwendig quantengetal), en

1)nbsp;K. Bechert und L. A. Sommer: „Uber das Bogenspektrum des Nickelsquot;,
Ann. d. Phys. 4e Folge 77, 351, 1925 en 77, 537, 1925.

2)nbsp;Thans gepubliceerd,H. N. Russell: „The arc spectrum of Nickelquot; Phys-
Rev. 34, 821, Sept. 1929.

-ocr page 37-

een door Russell nieuw gevonden 5® niveau, de componenten
zijn van een quintetterm z ^F^ (=lt;pi),Het bij Bechert en Som-
mer voorkomende V4} niveau vervalt.

De aangegeven tripletsystemen f^ — f^ en d^ — f^ worden
zoodoende triplet-quintet intercombinaties f^ — en d^ — «P\';
terwijl voor de /iquot; genoemde niveau\'s nu vrijkomt de notatie
ƒ!. De tripiets ^ — ennbsp;gaan dus over in f^

en d^ — /i. Wij hebben deze veranderingen overal aangebracht,
maar ons overigens aan de notatie van Bechert en Sommer
gehouden.

In de intensiteitstabellen aan het einde van dit hoofdstuk vindt
men naast elkaar Russell\'s notatie en die van Bechert en
Sommer.

Tabel 11.

Stat. Kcw.

3

H\'

5

1

7\'

Som

Ouot.

3

61

43

i

104

! 35

(/2 5

47

55

40 1

142

28

7

48

71

119

17

Som
Ouot.

108
36

146
29

111
16

In bovenstaand schema vindt men de intensiteiten van het
triplet d^ — d^. Als men de horizontale en verticale intensiteits-
sommen deelt door de bijbehoorende statistische gewichten,
ontstaan de quotiënten 35, 28. 17, en 36, 29, 16, die volgens de
sommenregel even groot zouden moeten zijn.

Wij hebben al de gemeten tripiets op dezelfde wijze behandeld,
en de gevonden quotiënten in tabel 12 bijeengeplaatst. Volledig-
heidshalve is als No, 14 opgenomen het reeds in hoofdstuk III
behandelde quintet. De omlijste quotiënten (25 en 37) zijn af-
komstig van intensiteitssommen, waarbij een dubbel geordende

St

1) Russell, Shenstone and Turner: „Report on notation for atomic spectraquot;.
Phys. Rev, 33, 900, 1929.

-ocr page 38-

lijn voorkomt; deze waarden zijn dus een onbekend bedrag te
hoog.

Tabel 12.

Multiplet

Quotiënten

No,

volgens

volgens

Bechert en
Sommer

Russell

Horizontaal

Verticaal

1

- d\'

aZD—yW^

35

28

17

36

1

29

16

2

f\' - dquot;-

aZF—yWO

: 11,7!

6,2

5,8

9,1

3,9

3,8

3

-ä\' - T

aW—y^FO

i 34

18

7,4

25

25

23

4

f\' - r

ia3F_y3fO

i 10

7,5

3,2

2,4

7,0

1 7,81

5

f -

a^F—z^G^

■ 3,2

6,5

4,2 i !

2,6

8,5

1

6

a3p_v3D0

1 0,4

0,4

0,4!

1

0,8

0,8

1

1

7

-d\' - g\'

aW—z^G^

1 4,5

1,7

6,2

2,3

j

8

-d\' - T

a3D—z3F0

1 31

22

10

30

! 28

t

! 24

1

9

-d\' - d\'

aW—zWQ

1 23

1 25 1

18

1 37 (

1 29

: 10 1

10

f - ä^

aiF—z^DO

22

21,6

10,3

23,3

i 10,1

! 6,61

11

f - T

a3F—zZF0

21

12,1

5,9

12

17,6

1 6,71

12

-d\' - y

aW—ziPO

70

51

33

49

: 28

i 14

13

f\' -y

aZF—zm

4,3

2,4

3,1

i 1,4

14

(p^

zàG0—e5F

3,2

5,4

7,2

8,2

12,9

4,3

5,9

1

7,7

7,7

Zooals men ziet, voldoet multiplet 6 vrijwel aan de verwach-
ting, en multiplet 3 in één richting. Bij alle andere multiplets
echter zijn de afwijkingen zéér groot, en wel, uitgezonderd bij
multiplet 5, 14 en 4 (gedeeltelijk) steeds in dezelfde richting;
de niveau\'s met de kleinste gewichten hebben te groote quo-
tiënten, dus de betreffende lijnen te groote intensiteit.

Het triplet No. 6, dat het beste met de sommenregel over-
eenstemt, ontstaat door overgangen tusschen vrij hoog liggende
niveau\'s (47000—15500). Dit zou de gedachte kunnen sugge-
reeren, dat de groote afwijkingen bij de andere multiplets mis-
schien toch aan zelfabsorbtie moeten worden toegeschreven. Wij
moeten dit denkbeeld echter beslist verwerpen, ten eerste, om
de redenen, uiteengezet in hoofdstuk IV; ten tweede, omdat van

-ocr page 39-

de 12 multiplets, waarbij electronenovergangen naar een laag
gelegen niveau optreden, het zestal, dat het grondniveau ï^ als
eindniveau heeft, niet ernstiger afwijkt dan het zestal met d^
als eindniveau; ten derde, omdat quintet No. 14, waarbij diep-
liggende niveau\'s geen rol spelen, eveneens sterk afwijkt van
den sommenregel.

Tabel 13.

Stat. gew.

5

7

9 11

13

Som

Ouot.

5

_

0,15

7

0,5

0,4

e 5G 9

0,2

11

1,4

(1,7

2,1

0,2

13

2,2

4,5

6,7

0,5

Som
Ouot,

2,9
0,26

4,5
0,35

Terwijl tenslotte bij de niet complete multiplets (als b.v.
z 5(^0 — g zie tabel 13), uit de intensiteiten der aanwezige
lijnen reeds blijkt, dat ook hier de sommenregel niet zal uit-
komen (de ontbrekende lijnen zijn voor meting te zwak). Toch
hebben wij hier hoogliggende niveau\'s (± 58500—27000), Wel is
het merkwaardig, dat de afwijkingen bij de beide laatstge-
noemde multiplets juist in de andere richting zijn als bij de
vroeger genoemde.

Wij zullen nu nagaan, of wij met een meer uitgebreide som-
menregel tot bevredigende resultaten kunnen komen. Allereerst
stellen wij samen triplet- en singuletsystemen met de bijbe-
hoorende intercombinaties (tabel 14 e.v.).

-ocr page 40-

Tabel 10.

1

Ouot.

di

DI

van het

Stat. gew.

3

5

7

5

Som

Ouot.

triplet

3

69

1

3,0 1

73 i

24 j

23

di 5

41 1

80

5,4

50 j

176,4 :

1 35 1

1 25 1

7

64

66

65

195

28

19

Di 5

2,4

13

2,8

93 1

111,2

22

Sort!

112,4

158

74,2

211 j

1

j

Ouot.

37 1

32

11

42

1

Ouot. v/h
triplet

1 37 1

29

10

1

label 15-

Ouot.

di

i5i

van het

Stat. gew.

3

5

7

5

Som

Ouot.

triplet

3

61

43

39 1

143

48

35

d2 5

47

55

40

20

162

1

32

28

7

48

71

43

I 162 \'

23

17

D2 5

8,7

23

1 72

103,7

20,7

Som

116,7

169

111

174

i

1

Ouot.

39

34

16

35

]

Ouot. v/h
triplet

36

29

16

label 16.

!

i

Ouot.

Stat. gew.

3

■51

5

7

DI
5

*

Som

Ouot.

van het
triplet

5

91

53

1 9 1

27

1 180

36

31

n 7

86

66

78

230

33

22

9

93

93

10

10

7

55

50

124

229

33

Som

91

194

218

229

1

Ouot.

30

39

31

46

I

Ouot. v/h

30

28

24

1

triplet

1

-ocr page 41-

rfi

IJl

Quot.
van het

Stat. gew.

3

5

7

5

Som

Ouot.

triplet

5

74

53

42

1,9

170,9 .

34

34

7

72

55

48

175

25

18

9

67

67

7

7

Fquot; 7

31

76

107

15

Som

74

125

19.-

! 125,9

Ouot.

25

25

28

25

Ouot.
v/h triplet

25

25

23

Behalve de gevonden quotiënten zijn ter vergelijking opgegeven
de waarden, die uit het triplet alleen volgen. Men ziet uit dit
viertal voorbeelden, dat de gewenschte gelijkheid der quotiënten
op deze wijze niet wordt verkregen; bij de hier niet behandelde
multiplets is dit evenmin het geval.

Vervolgens combineeren wij de lijnen, die van éénzelfde niveau
uitgaan (tabel 18, e.v.).

Tabel 18,

---------

V\'

D\'

Stat. gew.

5

7

9

3

5

7 1

5

Som

Ouot.

7

133)

9,3

0,4

31

0.8

1 4,6-\')

59,1

8,4

9

50

8,4

15

1

73,4

8,2

11

46

1

46

4,2

Ouot.

2,6

8,5

6,1

1

6,2

2.3

1 0,9

1

1

Tabel 19,

D\'

Stat. gew.

3

5

7

5

7

9

Som

Ouot.

5

91

53

1 9 1

51

551)

1 27 1

286

57,2

7\'7

86

66

9,4

63

12

78

314,4

44,9

9

931)

5,3

48

146,3

16,2

Ouot.

30,3

27,8

24

12

17,6

6,7

21

-ocr page 42-

Tabel 20.

Dl

P

Stat. gew.

3

5

7

5

5

7

9

Som

Ouot.

5

74

53

42

1,9

11

39

220,9

•44,2

727

72

55

48

1

9,5

42

227,5

32,5

9

67

0,7

28

95,7

10,6

Ouot.

24,7

25

23

10

2,4

7,0

7,8

Tabel 21.

P

j
i

Dl

Stat. gew.

5 .

7

9

3

5

7

5

Som

Ouot.

3

35

61

43

39

178

59,3

d^ 5

5,2

26

47

55

40

20

193,2

38,6

7

5,2

1,3

34

48

71

43

202,5

28,9

Ouot.

9,1

3,9

3,8

1 36

29,1

15,9

20,4

Tabel 22.

P

dl

Dl

Stat. gew.

5

7

9

3

1

5

7

5

Som

Ouot.

3

66

i 69

1

1 3

139

46,3

d^ 5

50

58

1 41

1 80

5,4

50

284,4

1 56,91

7

0,3

13

59

64

66

65

267,3

38,2

Ouot.

23,3

10,1

6,6

1 36,7

1 ^^

10,2

23,6

Tabel 23.

Stat. gew.

3

rfi
5

l

7

5

P

7

9

Dl
5

1 Som

Quot.

1

70

70

70

P\' 3

67

86

13

9.5

175,5

58,5

5

9,6

54

100

2.5

9.5

4

179,6

35,9

Quot.

48,9

28

14,3

3,1

1,4

2,7 1

Daar de afwijkingen, zooals reeds vermeld is, bij zoo goed als
alle multiplets in dezelfde richting zijn, zou de correctie hoofd-
zakelijk van de intercombinaties moeten komen. En deze geven
een onvoldoende verbetering, ontbreken soms geheel, of maken

-ocr page 43-

het resultaat nog slechter (b.v. voor d^]. Wel komen in de niet
onderzochte spectraalgebieden nog lijnen voor, die ook van de
hier besproken niveau\'s uitgaan, maar hiervan valt weinig of
niets te verwachten, daar de intensiteiten dezer lijnen voorna-
melijk (bij
dquot;^, d^ en p^), of uitsluitend (bij ^^ f^ en 7^] aan de
toch al te groote quotiënten ten goede zouden komen.

Ook wanneer wij samentellen alle lijnen met gemeenschap-
pelijk eindniveau, vinden wij quotiënten, die niet gelijk zijn
(Tabel 24 en 25). Hoewel de afwijkingen hier kleiner zijn, dan
bij de afzonderlijke multiplets, lijkt het toch niet zeer waarschijn-
lijk, dat de enkele nog ontbrekende multiplets de quotiënten gelijk
zullen kunnen maken.

Tabel 24.

Tabel 25.

P

dl

1

5

1

7

9

3

5

7

fi\'

13

59,3

54,8

31

15,8

G\'

31

G\'

42

/

1.6

11,8

22,2

1,7

20,7

23

60,4

123,3

60

P

91

139

168

P

12

49,2

70

1-

74

125

164*

F\'

30

51

32

55

50

f2

1,7

5,0

4,7

1-

31

r

41,4

46,5

57,9

V

36

93,3

111,4

116,3

71

59

rf\'

|iio 1

145

71,4

1 45,4

27,3

34

dquot;\'

108

146

111

D^

1

54

2,4

13

2,8

D-\'

10,5

4,2

Dquot;-

8,7

23

Ó\'

0,65

2,1

(Y

0,78

3,7

|28 1

P\'

15,5

9,5

P\'

: 146,6

140

100

quot;pi

3,8

pi

17

40

Som

352,6

543,75

396,7

Som

596,2

974,7

918,4

Quot.

71

78

44

Quot.

199

195

131

-ocr page 44-

Volgens Mack i) behoort men de volgende systemen samen
te vatten.

Tabel 26.

Stat. gew.

7

5

3

5

Som

Quot.

9

93 ■

1

1

93 1

10

\'P

7

66

86

]

78

230
180

33
36

5

1 9

53

91

1 27 1

7

66

64

65

195

28

di

5

5,4

80

41

50

176,4

.35

3

1

69

3

1

73

24

• 5

100

54

9,6

4

167,6

34

P\'

3

86

67

9.5

162,5

54

1

70

70

70

7

50

55

124

229

33

Di

5

2,8

13

2,4

93

111,2

22

pi

3

40

17

106

163

1

54

Som

392,2

532

367

559,5

i

Quot.

56

106

122

112

Gelijke quotiënten verkrijgt men blijkbaar op deze wijze niet.
Vooral de eerste kolom wijkt sterk af.

In de laatste plaats letten wij op de verhouding der intensi-
teitssommen voor het singulet-triplet geval. Bij systemen zonder
intercombinaties moet men een verhouding 1 : 3 verwachten. De
gevonden waarden vindt men in tabel 27; de laatste kolom bevat
de verhoudingen, zooals ze worden, wanneer wij de intensiteiten
vooraf deelen door de vierde machten der trillingsgetallen. 2)

1)nbsp;L. E. Mack. Vector coupling in tlie Nickel-, Palladium-, and Platinum-
like spectra. Phys. Rev. 34, 17, 1929,

2)nbsp;L. S. Ornstein en H. C, Burger, Zeitschr, f. Phys, 40, 403, 1926.

-ocr page 45-

Multiplet

Verhoudingen

Dl—D2 en di-d2

1

5,1

1

5,1

D1_F2 en ^1-72

1

4,8

1

4,5

Dl—Fl en dWl

1

3,1

1

2,6

Di_Di en h^—di

1

3,5

1

3,2

Dl—pi en \'dl—pi 1

1

3,6

1

4,4

De gevonden waarden loopen nogal uiteen; daar echter in
alle 5 gevallen vrij sterke intercombinaties optreden, zegt het
resultaat betrekkelijk weinig,

In de nu volgende tabel vindt men alle gemeten intensiteits-
waarden. De intensiteit van de lijn 3524,543 is (willekeurig)
100 gesteld.

Tabel 28.
NIKKELBOOGSPECTRUM.

Golflengte

Multiplet volgens

Statistisch
gewicht

Intensiteit

volgens
Kayser
i)

in I. A.

Russell

Bechert en
Sommer

2798,78

2798,651

a3D—yiDO

5—5

23

2802,40

2802,28

3,1

2803,25

2803,15

biD—u3D0

5-5

1,4

2805,20

2805,081

a3F—ylFO

fi — F2

9—7

4,7

2814,48

2814,37

zhGO—famp;II

13-15

0.5

2821,42

2821,296

a3D—yiFO

dl —F2

7—7

31

2834,66

2834,550

a3F—yiDO

fl — D2

7-5

4,2

2839,05

2838,97

biD—wm

5—5

1,3

2849,93

2849,84

fl3P_ivlD0

5-5

0,5

1) H. Kayser, Handbuch der Spektroskopie,

-ocr page 46-

Golflengte

Multiplet volgens

1
1

Statistisch
gewicht

Intensiteit

volgens

Russell

Bechert en

Kayser

in I. A.

Sommer

2865,61

2865,508

aW—y^DO

dl—D2

3—5

8,7

2868,85

2868,76

a^p—xipo

5—3

0,9

2905,85

2905,76

aW—w^PO

3-1

0,5

2907,58

2907,462

a3F—yiDO

fi — D^

5-5

10,5

2914,12

2914,013

a3f—ylfO

7—7

5,0

2916,95

2916,85

z5F0—hW?

11—11

0,2 4gt;.

2917,60

2917,53

zhF0—f5G

11—13

0,2 4).

2931,03

2930,93

z5D0—g5F

9-11

0,3 4)

2932,74

2932,63

0,3

2944,06

2943,922

aW—yWO

dl —d2

7—5

40

2958,39

2958,29

asp—w^po

5—3

0,7

2969,30

2969,20

aiP—w^PO

3—3

2973,84

2973,73

5—5

0,4

2981,80

2981,652

a3D—y3£)0

dl —d2

5—3

43

2983,56

2983,42

{,lD_v3D0

/i —d2

5—7

3,1

2984,28

2984,129

gZF—y^DO

9-7

34

aiF—yiFO

ƒ1—F2

5—7

2991,103

aSP—60

5-7

2992,71

2992,597

aW—y^Ffi

di-72

7—5

42

f

(a3p_w3p0)

(1-3) )

42

2994,58

2994,458 j

a3D—ziGO

dl—Gl

3002,58

3002,492

a3D—y3D0

di-d2

7—7

71

3003,70

3003,628

a^D—yWO

di-d2

5-5

55

3010,96

0,3

3012,11

! 3012,007

al D—y WO

Dl—D2

5—5

72

3018,09

j 3017,96

a3P—iv3P0

5—5

0.3 0

3019.28

3019,150

aSF—ym

n-n

9-7

42

{

hiD—x^PO

5-5

0,6

3029,36

3029,30

a3p_w3po

3—5

3031,98

3031,869

a3F_y3fO

n-n

9-9

28

-ocr page 47-

Golflengte

in I.A.

volgens
Kayser

Multiplet volgens

Statistisch
gewicht

Intensiteit

Russell

Bechert en
Sommer

3038,04
3045,15

3048.98
3050,92

3054,42
3057,76
3064,75

3066.59
3080,91
3097,27

3099.25

3101.67

3101.99

3105.60
3107,83

3114.26
J116,84
3129,42

3132.68

■3134,22

3145,23
.3145,82
-3151,33
3154,68
3159,65
3164,30
3165,64
3170,86
3037,940
3045,012

3050,828

3054,317

3057,647

3064,626

3066,46

3080,758

3097,120

3099,117

3101,563

3101,881

3105,466

3107,717

3114,128

3116,700

3129,310

3134,106

3145,117

3145,707

3151.29

3154,58

3159,524

3164,17

3165,513

3170,73

a3D—y3F0
a3F—yW0

aW—yifO

aW—y3F0

aW—y^DO

aZD—yWO

z5G0_g5f

aZD—yiDO

a3F—yZF0

a^F—ziGO

aiD~y3F0

a^D—yiFü

a3F—y3D0

a3F—y3D0

aW—zipo

z^DO—camp;G

a 3F~y 3D0

(biD—w3F0)
aW—y3F0
aiF—z3G0
aW—y3F

aSP—v3D0
fl3F_y3F0
a3P_40
aW—z^GO
a^P—vWO

dl—/2
/l—cf2

dl—Ja
di_72
dl_d2
di_d2

di_d2
/1_72
Gl
di_72

Di_F2
/l-d2
ƒ1—d2
di_pi

n-d2

55
26
0,4
67
5,3
61
48
0,4
47

39
31
72
76
35

1,3

40
0,20
5.2

74.

0,4

9,5

0,15

0.5

0,7

0,3

0,8

0,3

7—7
7-5

7—9
5—5
.3—3
5-7
13-11
3-5
7--5
7-9
.5—7
5-7
5--3
7-7
5-3
9—11
5-5

(5-5)
3-5
9 7
7—7

3—3
7—9
3-5
7—7
5-5

d^—fi
/1-gl
fi-ß

/l_f2
dl-gl

-ocr page 48-

Golflengte

Multiplet

volgens

Statistisch
gewricht

Intensiteit

volgens
Kayser

in 1. A.

Russell

Bechert en
Sommer

3176,44

3176,30

aW—xm?

3—3

0,4

3181,89

3181,75

a3P—v3D0

5—7

3

3183,14

3183,05

sZP—v^D^

1—3

0,8

3y

3183,40

3183,26

aZP—v^DO

3—5

1,9

3184,50

3184,372

aZFyZpo

/1_72

5—5

11

3191.97

3191,89

z5f 0_g bF

11—11

0,2

3195,67

3195,577

aZF—yWO

/l_d2

5—7

5,2

3197,22

3197,121

aöD—zipo

dl-Pl

3—3

17

3199,44

3199,36

0.2

3200,50

3200,433

aW—zlDO

dl—Dl

7—5

2,8

32D2,21

3202,149

zBDO—fbF

9-11

1,7

3207,05

3206,963

z5D0—f5F

5—7

0.2

3210,00

3209,910

zbD0—f5F

7-9

0,9

3213,53

3213,435

z5D0—eSP

5—3

0,5

3214,17

3214,064

z5D0—e5D

9—9

3,7

3216,93

3216,823

z^DO eW

7—7

t.3

3217,93

3217,828

zbDO—e^P

9 7

5.8

3219,92

3219,810

zbDO—fbF

3-5

0.4

3221,41

3221,28

zZGO—fZH?

11—13

1,9

3221,81

3221,661

aZF—z^FO

9—7

32

1

zbDO—fbF

1-3 1

n 7

3223,6d

3223,542 |

zbD0—i3F

9-9 J

u,/

3225,19

3225,030

alD—y3D0

Dl—c/2

5-3

39

3227,11

3226,992

a3F—z3G0

/i-gi

9-9

8.4

3233,06

3232,945

bZF—ZZGO

/i-gi

9—11

46

3234,00

3233,88

i

0.7

3234,78

3234,658

a3D—z3G0

di-gi

5-7

31

3235,86

3235,764

a\'iF—yZFO

n-n

5—7

1,0

3243,20

3243,064

a3D—zifO

di—fi

•7—7

50

3245,47

3245,35

z5G0—e5G

9—9

0,2

-ocr page 49-

Golflengte

Multiplet volgens

Statistisch

Intensiteit

volgens
Kayser

in 1. A.

Russell

Bechert en
Sommer

gewicht

3248,56

3248,44

a3D~z3G0

di-gl

7—9

15

3249,55

3249,440

a3F—ziPO

/i—pi

5—3

3,8

3250,90

3250,749

aW—yWO

Dl—d2

5-5

20

3264,56

3264,44

0,1 1)

3268,21

3268,09

0,3

3269,08

3268,96

z5D0_e5p

0,08

3271,25

3271,118

(z5G0—e5G)
a3D—ziDO

dl—Dl

(9-7) 1
5-5 1

13

3273,62

3273,50

z5G0—e5G

7-5

0,15 -\')

3276,66

0,15

3277,35

3277,23

züOO—ßp

3—1

0,15

3282,03

3281,876

zbGO—eamp;H

7—9

0,5

3282,81

3282,701

aSF—ziGO

/i-gi

7—7

9,3

3284,56

3284.432

zbDO—iZO

7—7

0.4

3287,08

3286,953

(z5G0—/5F)
üW—zSFO

dl—Jl

(7-5) 1
7-5

9,0

3293,83

3293,674

zbDO—pp

\' 1

5-3

0,4

3296,42

3296.264

z^DO—eHD

5—7

0,15

3305,10

3304,951

z5G0—eSG

11—11

0,7

3307,16

.3307,014

Z5G0—/5F

11—9

0,2

3309,56

3309,44

0,2

3310,35

3310,206

aiD—y3F0

Dl—72

5-5

1,9

3312,49

3312,319

zhGO—em

11-13

2,S

3313,15

3312,992

r5G0_e5H

5—7

0,7

3315,82

3315,668

aW—zifO

dl—Fl

5-7

55

3320,42

3320,259

aZF—zWO

fi—Dl

7—5

54

3322,50

3322,316

aiD—y3D0

Dl—d2

5-7

43

3320,80

3326,673

zamp;GO—c^G

7—7

0,4

3327,52

3327,402

z^Do^pp

7-5

0,6

3328,8.\';

3328,720

a^D—zWO

dl—dl

5—3

1.0

3332,31

3332,19

0,5

-ocr page 50-

Golflengte

Multiplet volgens |

Statistisch

Intensiteit

volgens
Kayser

in 1. A.

Russell

ßeehert en
Sommer

gewicht

3335,72

3335,59

0,06

3337,15

3337,015

a3D—z5F0

7-5

0,4

3338,90

3338,763

b^D—yiPO

5-3

0,1

\'y

3339,20

3339,049

zamp;GO—em

7—9

0,4

335f,30

3359,104

25G0—eöG

9-11

1,4

3361,75

3361,557

aW—z^FQ

dl—ƒ!

5—5

53

3362,97

3362,808

aW—z WO

dl—Dl

3-5

2,4

3363,76

3363,612

z5G0 g3G

9—9

0,6

3364,75

3364.590

zbG0—f5F

13-11

1,1

3365^12

336.ï,771

aiD—y^FO

DI_72

5—7

48

3366,32

.3366,169

a3F 7IFO

ƒ!—F\'

7- -7

51

3366,95

3366,808

z5G0—eöG

1.3—13

4,5

3368,05

3367,892

aW—z^DO

quot;dl—dl

7—5

5.4

3369,71

3369,576

aSF—z^DO

fi—di

9—7

59

3372,19

3371,995

aZF—z^GO

fi-gi

7—9

50

3374,42

3374,228

a3D—zSfO

rfi- ■^i

7—7

33

3374,82

3374,637

z^GO—e^H

13—15

11

3375,70

3375,560

z5G0—e^G

5—7

0,5

3376,46

3376,330

zbGO—e^H

9—11

0,8

3380,71

3380,577

aW—z^PO

Dl pi

5—3

106

3381,01

3380,885

aSF—z3G0

/l-gl

5—7

13

338-.54

3387,467

aSD—z^FO

5-3

0,3

3391,20

3391,051

a3F_z3fO

fi-7i

9-9

48

3393,10

3392,993

a3D—z3D0

dl—dl

7—7

66

3396,31

3396,174

züFO—ebH

9—11

0,6

3397,37

3397,28

0,1

3401,31

3401,164

zi.GO—föF

11—11

1,9

3403,58

3403,427

z5G0 e5G

11—13

2,2

3409,74

3409,579

a3F—zSFO

/i-7i

9-7

12

3413,66

3413,478 1

(z5F0—e5G)
a^F—z^FO

/i-7i

(11-11) 1
7-5 j

55

3414,12

3413,943

a3D—z5F0

dl ■^i

5—5

34

-ocr page 51-

Golflengte

Multiplet volgens

Statistisch

Intensiteit

volgens
Kayser

in I. A.

Russell

Bechert en
Sommer

gewicht

3414,91

3414,771

a3D—zm

dl—7i

7—9

93 1)

3420,88

3420,742

aZF—zWO

fi—Di

5-5

1,0

3421,49

3421,339

zbFO—e^H

11—13

2,3

3422,47

3422,334

z5G»—g3G

7—9

0,7

3423,00

3422,870

z5F e5H

7—9

1,3

3423,87

3423,713

aZD—z^DO

dl—dl

3—3

69

3433,74

3433,565

(zhFO—eW)

a3D—z3F0

dl—7i

(11-11)
7-7

66

3435,63

3435,495

biD—xWO

5—7

0,5

3437,45

3437,283

fl3F—z5F0

fi-^i

9-9

53

3442,17

3442,017

z5G0—e3H

11—13

0,9

3442,67

3442,540

z5F0_e5G

7—9

0,4

3443,14

3443,00

Z5G0—j3D?

9-7

0,2 •»)

-3444,36

3444,247

z5F0 eöH

5—7

0,8

3446,40

3446,263

aiD—z^DO

dl—dl

5—5

80

3453,02

3452,891

aZD—z^FO

di—^i

5-7

59

3458,60

3458,467

aSD—z3F0

dl—/i

3—5

91

3461,80

3461,660

aW—z5F0

dl—

7—9

78

3464,25

3464,12

ym—pF

9-9

0,3 4)

J467,61

3467,505

aZF—z5F0

fi-^i

7—5

23

3469,65

3469,484

aZF—ziFO

/i_Fi

5-7

30

3472,71

3472,545

aZD—zWO

dl—dl

5—7

64

3476,80

3476,66

z,5F0_/5F

7—7

0,4

3478,00

3477,876

z^F0—e5G

9-11

0.2 4)

3478,42

3478.302

z3D0—ßF

5-5

0,4

^479,36

3479,263

z5G0—g3G

9—11

0.5

3480,30

3480,170

z5F0_e5G
z5F0—ßF

3—5 1
9^9
1

0,4

3483,98

3483,776

a3f—z3D0

/i-di

5—3

66

3486,09

3485,892

a3D—z5F0

3—3

14

-3488,43

3488,293

z5fO e5D

9-7

0,4

-ocr page 52-

GoHlengte

Multiplet

volgens

Statistisch
gewicht

Intensiteit

volgens
Kayser

in I. A.

Russell

Bechert en
Sommer

3493,11

3492,965

a3D_z3po

dl—pi

5-3

86

3490,47

3496,352

z5fö_e3H

9-11

0,8

3501,02

3500,852

aZF—zZDO

fi-di

7^5

58

3502,73

3502,604

aZF—z^FO

9-11

4,9

3507,85

3507,695

aSF—z^FO

fl-^l

7—7

6,5

3510,52

3510,340

aZD-zWO

dl—pi

3-1

70

3512,08

3511,94

z5F0_e5G

5-7

0,4

3514,10

3513,947

aW—z5F0

di-^i

3-5

22

3515,21

3515,057

aZD—z^FO

di-Ji

5-7

86

3516,33

3516,220

zbFO—fbF

11—11

3,5

3518,80

3518,635

z5F0 eSG

11—13

2,3

3519,97

3519,776

aSF—z3F0

n-n

5-5

51

3523.23

3523,075

aiD—z3G0

Dl-gl

5-7

4,6 2)

3523,61

3523,445

•(z3F0_/5F)

(5-5, ,

11, 2)

aW—z^GO

di-^i

7—7 J

3524,68

3524,543

a3D—z3P0

dï—pl

7-5

100

3526,67

3526,53

z3F0—e5G

9 11

1,0

3528,13

3527,988

aSF—z^DO

ƒ1—dl

7-7

13

3529,02

3528,890

z3F0—f5F

9-9

0,6 1)

3529,76

3529,625

a^P—xWO

5-5

0,5 1)

3530,73

3530,588

z5F0_e5D

11—9

0,9

353/,35

3537,243

z3F0—e5D

9—7

0,3 i)

3537,72

3537,634

z5F0—g3G

11 11

0,4 2)

3542,14

3542,00

zbFO—ßF

11- 9

0,3

3545,30

3545,16

lt;-

aW—xiDO

pi—u/

3-5

0,3

3548,189

[83F—z5F0

5—3 1

3548,32

4

41

[aW—zWO

dl—dl

3—5 1

3551,71

3551,536

a3F—23F0

n-n

7-9

5,3

3553,64

3553,483

aW—zamp;GO

quot;dl-yl

5-5 1

1,7

(z5F0_e5p)

3-3 1

3560,05

3559,925

! z5F0 e3H

11—13

0,4

3561,90

3561,752

a3F—zSGO

p-y\'

9—9

8,2

-ocr page 53-

Golilengte

Multiplet volgens

Statistisch

Intensiteit

volgens
Kayser

in I. A.

Russell

Bechert en
Sommer

gewicht

3566,51

3566,373

aW—zWO

Dl—Dl

5—5

93

3572,02

3571,871

a3F—z3fO

fi-fi

7—7

63

3576,08

3575,94

z5F0_g3G

7—9

0,4

3577,36

3577,23

a3F_z5fO

5—5

0,4

3588,07

3587,928

aZD—zamp;GO

7—9

12

3597,86

3597,699

a3D—z3P0

dl—pi

3—3

67

3599,66

3599,530

z^FO—eW

9—9

0,3

3602,41

3602,278

fl3F—z6F0

7—9

17

z3D0—i3F

3—5 1

0,4

3607,00

3606,853

z5F0—gSG

9 11 J

.a3D—z5G0

dl

5—7

19

3609,48

3609,312

(z3D0—eöP)

5—5

3610,61

3610,45

a^D—z^PO

dl—pi

5-5

54

3612,90

3612,732

aSF—z3D0

/l—dl

5—5

50

3619,52

3619,391

aiD—ziFO

D1_FI

5-7

124

ja3F—z5G0

9—11

14

3624,89

3624,733

(z5F0_e5D)

5—7

3630,01

3629,891

ziQO—ebH

9 11

0,3

3635,10

3634,943

aiD—z3D0

Dl—dl

5—3

3,0

3641,75

3641,632

a^F—zWO

n-di

5—7

0,3

3642,52

3642,383

a3P—yipo

1—3

0,2 4)

3662,10

3661,938

a^D—z^GO

\'d\'-y\'

3-5

1.7

3664,27

3664,089

a3F_z3po

fl-pl

5—3

13

3666,16

1

0,2 4)

3668,36

3668,200

z3G0—e6H

7—9

0.4 1)

3669,40

3669,233

aZF—z^GO

p-f

7—7

6,6

3670,60

3670,424

a3F—ziP0
taW—z^FO

p-^p\'
Dl—fl

7—5
5-5 ]

9,5

3674,30

3674,105

a^D—zWO

7-5 J

^ 27

3688,59

3688,413

a3F_z3F0

n-n

5-7

9,4

3694,07

3693,933

aW—zWO

quot;dl—d»

5—3

2,8

3697,05

3696,904

z3D0—/3P

7—5

0,25

-ocr page 54-

Golflengte

Multiplet volgens

Statistisch

Intensiteit

volgens
Kayser

in I. A.

Russell

Bechert en
Sommer

gewicht

3713,84

3713,696

aZP—y3P0

3—5

0,2 4)

3715,65

3715,498

zSGO—e^G

11—11

0,2 4)

3722,64

3722,484

aW—ziPO

quot;di—pi

3—5

9,6

3724,95

3724,815

zZGO—em

11—13

0,25

3729,06

3728,919

z3G0—g3G

9—9

0,2 4)

3730,90

3730,745

a3F—z5G0

/I

5—5

0,5

3736,98

3736,811

aiD—z5f0

5—5

20

3739,40

3739,229

a3F—z5G0

7—9

5,2

3739,94

3739,787

z3G0--e3H

7—9

1,5

3744,72

3744,560

z3G0—«3H

9—11

0.5

3749,19

3749,042

a3F—z5D0

P-d\'

9-7

2,1

3762,76

3762,62

0,3

3769,60

0.15 4)

3772,67

3772,518

aW—z5D0

3—1

0,7

3775,75

3775,562

aW—zZDO

m—di

5-5

50

3778,20

3778,048

a3Igt;_z5D0

quot;di-ài

7—7

0,9

3783,72

3783,521

aiD—z5F0

5—7

51

3792,48

3792,325

|a3F—z5G0

p-f

(1-3) )
5-7 f

5—5

1,1

3793,79

3793,599

aif—ziPO

/i-pi

2.5

3807,35

3807,135

aiD—ziDO

Dl-rfl

5—7

65

3811,46

3811,32

aW—z^DO

3—3

0.08 4)

3831,89

3831,685

aiD—z3P0

5—3

9.5

3833,00

3832,865

a3F—zöDO

7—5

0,65

3844,40

3844,27

lt; zZPO—ßS

5—3

0.2 3)

3844,71

3844,58

z3G0—g3G

7—9

0,15 3)

3858.51

3858,284

aiD—z3F0

\'Di-fi

5—7

78

3863,21

3863,08

z3G—g3G

11—11

0,3

3889,84

3889,673

f(z3G0-€3H)
la3D 75D0

(11-13)

3—5

0,9

3909,10

3908.93

z5F0_/3G

9—11

0,3

3912,47

3912,31

zZF0—f3G

5—7

0.2 2)

-ocr page 55-

Golflengte

Multiplet volgens

1

Statistisch

IntpnQÏtpit

volgens
Kayser

in I. A.

Russell

Bechert en
Sommer

gewicht

1

3913,14

3912,975

aSD—zWO

\'di-ô^

7—9

0,15

2)

3942,00

3941,86

zWO—hZF

3—5

0,1

3944,29

3944,10

z3fO—f3G

7—9

0,4

3954,70

3954,53

z3F0—h3F

9-9

0,1

3962,25

3962,10

ziFO—giF

7—7

0,1

3970,65

3970,49

zZF—ßG

9—11

0,35

3972,32

3972,157

aiD—zSGO

D^-yi

5—7

1,4

3973,71

3973,547

aiD—zm

Di-pi

5—5

4

3974,82

3974,681

ziFO—flG

7—9

0,35

3984,29

3984,17

zWO—h^F

7—9

0,2

3994,15

3993,97

zWO—hW

7-7

0,1

4006,30

4006,14

0,01

4010,14

4009,99

zZF0—g3F

7—7

0,007

4017,67

4017,56

zWO—hZF

5—7

0,15

4019,20

4019,055

a3P—20

pi—b\'

5—5

0,06

4025,60

4025,44

zbF0—f3G

7—9

0.1

4057,45

4057,30

zbD0—f3F

ô\'-r

7—7

0,1

4064,55

4064,380

z3G0—fiF

9—7

0,05

4069,39

4069,24

0,015

4)

4073,08

4072,93

ziFO-fïF

7—7

0,01

4)

4075,00

4074,897

aiD—z^DO

D^ô\'

5—3

0,015

4)

4086,30

4086,15

0,01

4)

4098,30

0,01

4)

4116,11

4115,980

y3D0—gSG

7—9

0.04

4121,48

0,015

4)

4123,94

4123,79

y3F0_/3P

5-3

0,01
0,01

4)
4)

4138,67

4138,52

4150,53

4150,37

z3G0—g3F

7-5

0,03

4164,80

4164,636

aiD—z5D0

D^-ô\'

5—5

0,02

41o;.07

4166,96

y3F0—|3D

7—7

0,02

4184.65

4184,473

zbDO—fZF

à\'-P

5—7

0,07

4195.72

4195,533

y3FO_g3G

9—11

0,1

4200.60

4200,466

zbD0—f3F

Ô\'-P

7—9

0,15

4201,89

4201,728

ySpO—iZF

9-9

0,15

-ocr page 56-

HOOFDSTUK VIL

Het nikkelvonkspectrum.

Niveauschema van nikkelvonk.
Fig, 4,

-ocr page 57-

Aan Shenstone hebben wij de analyse van dit spectrum te
danken^); het is van even multipliciteit, en bevat doublet- en
quartetssystemen;
a ^F\' is het grondniveau, In bijgaand niveau
schema zijn de 12 gemeten multiplets aangegeven, terwijl de
intercombinaties weer zijn weggelaten.

De quotiënten van intensiteitssommen en statistische gewichten
zijn op de bekende manier opgemaakt, en in tabel 29 bijeen-
geplaatst.

Tabel 29.

Multiplet

Quotiënten

No.

Niveau\'s

Horizontaal

Verticaal

1

aW—d^F\'

1,2

1,0

1,3

1,7

1,4

1,65

2

a2P\'—b2P

5

4,95

5,8

4,55

3

aZP^—bW

0,5

0,05

0,07

0,5

4

aiG\'—d^F\'

1,6

2,0

2,35

2,9

1,9

1,7

2,0

1,8

5

a2G\'—d2F\'

1,6

2,1

1,7

1,3

6

a4F—diF\'

2,85

1,9

1,5

1,2

1,85

1,4

1,7

1,7

7

a2F—d2F\'

1,6

1,0

1,3

1,2

8

aW—diF\'

0,87

0,85

1,3

1,1

9

a^G—b^F

0,6

0,9

0,6

0,7

10

aW—aW

2,8

1,1

2,6

1,3

11

aW aiF

0,47

0,04

0,15

0,41

12

aiP\'—aW

3,2

2,15

1,3

0,65

5,0

3,25

0,85

Van deze 12 multiplets zijn geheel compleet de nummers 2,
3, 5 en 11. Wij bespreken deze het eerst.

Tabel 30.

a^P\'

Stat. gcw.

1

2.

Som

Quot.

b iP \\
Ù

3,2
2.6

1.8
7.3

5

9,9

5
5

Som

5,8

9,1 •

Ouot.

5,8

4,6

») A. G. Shenstone: The spark spectrum of Ni II; Piiys. 30, 255, 1927.

-ocr page 58-

In het doublet a ^P\' — b ^P is de overeenstemming met den
sommenregel niet volkomen, wat direct al blijkt uit het ontbreken
van symmetrie t.o.v. de diagonaal. Toch is de afwijking niet groot;
als wij in plaats van 7,3 hadden 8,2 ,en 2,6 in plaats van 1,8
zouden de quotiënten gelijk zijn.

Tabel 31.

a 2P\'

Stat. gew.

1

2

! Som

Ouot.

2

0,07

0,9

0,97

0,49

b W

3

0,15

0,15

0,05

Som

0,07

1,05

Ouot.

0,07

0,52

In het doublet a ^P\' — b ^D\' zijn de diagonaaltermen het
zwakste, terwijl de sommenregel intensiteitsverhoudingen 5:1:9
eischt, waarvan 5 en 9 in de diagonaal.

Tabel 32,

Stat. gew.

a

4

2G\'
5

Som

Ouot.

d 2F\' ^
4

4.8

1.9

6,6

4,8
8,5

1,6
2,1

Som

6,7

6,6

Ouot.

1,7

1,3

Ook in het doublet a ^G\' — d sf\'-zijn de diagonaaltermen
veel te zwak; de sommenregel eischt hier 27 : 1 : 35. Voor de
multiplets 31 en 32 kunnen wij het resultaat ook als volgt formu-
leeren: de beide diagonaaltermen hebben vrijwel de gewenschte
intensiteitsverhouding, n.1, 1 : 2,15 (eisch 1 : 1,8) en 1 : 1,38 (eisch
1 : 1,3), maar de derde lijn is veel te sterk.

-ocr page 59-

Stat. gew.

2

a W

3

Som

Ouot.

a 2F ^
4

0,3

1,1
0,15

1.4
0,15

0,47
0,04

Som

0,3

1,25

Ouot.

0,15

0,41

Ook in het doublet a W — a ^F, waar de intensiteitsverhou-
ding zou moeten zijn 14 : 1 : 20, zijn de diagonaaltermen veel te
zwak, terwijl bovendien hun onderlinge verhouding onjuist is

(4 : 20 inplaats van 14 :20).

Bij elk der multiplets 7, 8, 9 en 10 ontbreekt één lijn; echter
komt geen dezer vier lijnen in golflengtetabellen voor; ze hebben
dus geen, of althans zeer geringe, intensiteit; de gevonden quo-
tiënten kunnen hierdoor dan ook niet noemenswaard veranderen.

In het doublet a W—d ^F\' (No. 8) zijn de intensiteitsver-
houdingen niet onbevredigend. De sommenregel eischt voor dc
afzonderlijke intensiteiten een verhouding 14 : 1 : 20 en wij vinden
2,6 : O : 3,4 ,dus een verhouding 0,77 in plaats van 0,70 voor de

beide aanwezige lijnen,

Grooter is de afwijking bij a^G — h^F (No. 9). De sommen-
regel eischt hier 27 : 1 : 35, en wij vinden 1,9:0:3,6, dus een
verhouding 0,53 in plaats van 0,8,

In de doublets a ^F—d\'-F\' en a W-^D\' (No. 7 en No.
10) is de vereischte symmetrie ten opzichte van de diagonaal
weer niet aanwezig. Vooral het laatstgenoemde multiplet wijkt
sterk van den sommenregel af (quotiënten 2,8 en 1,1; 2,6 en 1,3).

Ook bij de quartetsystemen 1, 4, 6 en 12 komt geen der ont-
brekende lijnen in golflengtetabellen voor, zoodat de gevonden
quotiënten hoogstens een zeer gering bedrag van de ware quo-
tiënten kunnen verschillen. Ook bij dit viertal komen ernstige
afwijkingen van den sommenregel voor, zooals in tabel 29
(blz. 53) te zien is.

-ocr page 60-

Wij gaan nu in de eerste plaats na, of wij tot betere uitkomsten
kunnen komen door doublet- en quartetsystemen met hun inter-
combinaties samen te tellen.

Tabel 34.

Stat. gew.

quot; a 4?
2 3 4 5

a 2F
3 4

Som Ouot.

2

d 4F\' ^

4

5

3,7 2,0

2,3 3,5

3,3 2,6
5,8

1.0

5.7nbsp;2,85

5.8nbsp;1,9

6.9nbsp;1,7
5,8 1,2

d 2F\' ^
4

0,6

3,8 0.9
4,0

4,7 1,6
16 1.15

Som
Ouot.

3,7 4,3 6,8 9,0
1,85 1,4 1,7 1,8

Tabel 35.

3,8 5,9
1,3 1.5

Stat. gew.

a 4G\'
3 4 5 6

a 2G\'
4 5

Som Ouot.

2

d -»F\' ^

4

5

3,2

2,5 3,5

3,3 6,1

3,8 10,7

3,2 1,6
6,0 2,0
9,4 2,35
14,5 2,9

d 2F\' ^
4

4.8

1.9nbsp;6,6

4,8 1,6
8,5 2,1

Som
Ouot.

5,7 6,8 9,9 10,7
1,9 1,7 2,0 1,8

6,7 6,6
1,7 1,3

-ocr page 61-

Stat. gew.

a W
12 3 4

a W\'
2
3

Som Ouot.

2

d 4F\' ^

4

5

3,4 0,3
4,0

6,6

0.8

2,6

4.5nbsp;1,5

6.6nbsp;1,65
6,6 1,3

d 2F ^
4

2,6

3,4

2,6 0,9
3,4 0,85

Som
Ouot.

-nbsp;3,4 4,3 6,6

-nbsp;1,7 1,4 1,65

3,4 6,0
1,7 2,0

Van de vele theoretisch mogelijke intercombinatielijnen, die
in de bovenstaande schema\'s niet aangegeven zijn, bestaat nog
a ^D\'-i — d deze is echter voor meting te zwak. Alle andere
komen in \'t geheel niet voor. Hoewel de gevonden quotiënten niet
al te ver van een zekere gemiddelde waarde afliggen, zijn de
afwijkingen toch te groot, om het resultaat bevredigend te
kunnen noemen.

In de tweede plaats stellen wij lijnen samen, die een gemeen-
schappelijk aanvangsniveau hebben. Men vindt in het volgende
schema 3 multiplets, die van
d ^F\' uitgaan.

Tabel 37.

a^F

3 4 5
a IG.\'
3 4 5 6

a 4D\'
1 2 3

Stat.

KCW.

Som Ouot.

3,7 2,0
2,3 3,5
3,3 2,6
5,8
3,2

2,5 3,5

3,3 6,1
__3,8 10,7

3,4 0,3
4,0

d*F\'

6,6

8,9

4,5

15,5

5,2

19,3

4,8

26,9

5,4

3,4 4,3 6,6
1,7 1,4 1,7
3,7 4,3 6,8 8,4
1,9 1,4 1,7 1,7
5,7 6,8 9,9 10,7
1,9 1,7 2,0 1,8

Som
Ouot.

-ocr page 62-

De quotiënten loopen nu betrekkelijk weinig uiteen. Tellen
wij enkele ook aanwezige intercombinaties erbij, dan worden de
quotiënten 4,5; 5,4; 5,7 en 5,4,

Van d ^F\' gaan 3 doubletsystemen uit

Tabel 38.

Stat, gew.

a 2D\'
2 3

a 2F
3 4

a 2G\'
4 5

Som Ouot.

3

d ^F\'

4

2,6

3,4

3,8 0,9
4,0

4.8

1.9nbsp;6,6

12,1 4,03
15,9 3,98

Ouot.

1,3 1,1

1,3 1,2

1,7 1,3

Tellen wij de aanwezige intercombinaties er ook bij, dan wor-
den de quotiënten 4,03 en 4,12, Hier vinden wij dus een bevesti-
ging van den sommenregel.

In het aanwezige materiaal zijn dit de eenige twee gevallen»,
waarin verschillende multiplets van éénzelfde niveau uitgaan.
Wel is er nog het quartet a ^P\'—a ^D\', dat met een aantal
intercombinaties een gemeenschappelijk aanvangsniveau heeft?
al te veel kunnen wij hier niet op afgaan, daar in het niet dooi
ons onderzochte deel van het spectrum nog andere lijnen met
ditzelfde aanvangsniveau voorkomen. Toch is het wel merk-
waardig, dat de slechte intensiteitsverhoudingen van het quartet
door deze toevoeging zoo flink gecorrigeerd worden (tabel 39).

Tabel 39.

Stat. gew.

a 4p/
1 2 3

a 2F/ 1 a 2D

3 4 1 2 3

Som Ouot.

1

a 4D\' ^

3

4

2,7 0,5
2,3 2,0
4,0

2,6

1

0,4

0,9 1,1
2,7

0,5

1,0 0,4
1,3 3,9
7,2

3,7 3,7
6,1 3,6
11,2 3,7
12,5 3,1

Ouot.

5 3,2 0,9

0,4 1,0

1,4 3,8

-ocr page 63-

Wanneer wij in de derde plaats gaan combineeren de lijnen,
die hetzelfde eindniveau hebben, ondervinden wij weer het be-
zwaar, dat deze optellingen niet compleet zijn; verschillende
hierbij behoorende lijnen toch liggen in het niet onderzochte
spectraalgebied. Toch valt de corrigeerende werking dezer samen-
tellingen op te merken.

Tabel 40,

Tabel 41.

Tabel 42.

Stat. gew.

a 2D
2 3

Stat. gew.

a -\'P\'
1 2

Stat. gew.

a iP\'
1 2 3

a 2F ^
3

0,3 1,1
0,15

2

bW ^
3

0,07 0,9
0,15

1

a4D\' ^

3

4

2,7 0,5
2,3 2,0
4,0

2,6

a 2D\' ^
3

5,2 0,4
3,4

2

3,2 1,8
2,6 7,3

1

a ^

3

4

0,5

1,0 0,4
1,3 3,9
7,2

bW 2

1,2

a2D\' ^
3

1,7

2,7

1

hip 2
3

1,0

2,0
0,8

a \'-iF 3

1,2

a^F 4

0,3

a ^F l
3

0,5

0,3

a -7-\' 3

0,2

Som
Quot.

5 8,5 6,5
5 4,3 2,2

b--iF 3

0,4

Som
Quot.

8,8 16,85
4,4 5,6

Som
Quot.

8,07 13,55
8,1 6,8

Het doublet aW—a\'^F alleen geeft quotiënten 0,15 en 0,4;
doublet
aWa^D\' levert 2,6 en 1,3; terwijl wij nu vinden
4,4 en 5,6.

Voor de multiplets a ^P\'—b W en a \'^P\'-b^P zijn de
quotiënten 0,07 en 0,5 voor het eerste; 5,8 en 4,6 voor het tweede;
na samentelling met de intercombinaties krijgen wij 8,1 en 6,8;
terwijl voor multiplet
a ^P\'—aW de quotiënten 5; 3,3 en 0,9
overgaan in 5; 4,3 en 2,2.

Daar de veranderingen overal in de gewenschte richting gaan,
kunnen wij dus de hoop koesteren, dat een complete optelling
gelijke quotiënten zal opleveren.

Tenslotte gaan wij na de verhouding van de intensiteitssom-

-ocr page 64-

men voor doublet- en quartetsystemen, Bij afwezigheid van in-
tercombinaties zouden wij een verhouding 1:2 moeten vinden. De
gevonden waarden, respectievelijk vóór en na deeling door v^,
vindt men in tabel 43,

Tabel 43.

Multiplet

Verhoudingen

aW—d^F\' ena^D\'—d^F\'

1 : 2.4

1 : 1,6

a2G\'-d2F\'ena4G\'—d4F\'

l : 2,5

1 : 2,4

a2F_d2F\' en a^F-d^F\'

1 : 2,6

1 : 2,4

Intercombinaties zijn er, zooals men enkele bladzijden terug
vinden kan, in het eerste geval 3, in het tweede geval 2, terwijl
ze in het laatste geval ontbreken; toch is de overeenstemming
met de te verwachten intensiteitsverhouding hier niet beter.

We geven nu in tabel 44 de gevonden intensiteiten. Aan de
lijn 2437,884 is (willekeurig) een intensiteit 100 toegekend,

Nikkelvonkspectrum.

Tabel 44,

Golflengte

Multiplet

Statistisch
gewicht

Intensiteit

volgens
Kayser

in I. A.

2416,21

2416,13

a2F!—a2G\'

3 4

29

2419,40

0,8

2429,17

0,5 4)

2431,65

2431,57

1—2

1,2

2433,64

2433,57

a2F\'—aiF

3—3

6,7

2437,98

2437,884

aW—a4F

. 4 5

100

2441,77

4

1.0

2441,90

0,6

2451,05

0,8

2454,09

0,6

2455,60

2455,51

aiF\'—a^G\'

4—4

1,8

2459,32

a4D\' -dip\'

3—3

0.3

-ocr page 65-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

In I. A.

gewicht

Kayser

2465,34

0,2

2472,27

1,0

2473,28

2473,13

a^F\'—a^F

3—4

13,4

2476,96

0,8

2484,41

2484,32

a\'^D\'—d^F\'

4 5

6,6

2497,92

2497,80

a^F\'-aiG\'

3—3

1.0

2503,47

0,8

2505,94

2505,84

a2pi—b2p

2—2

7.3

2511,00

2510,87

aW-aiG\'

4—5

98

2514,85

2514,75

aW—d^F\'

2—3

3,4

2520,33

aiPgt;—bW

2-3

0,15

2525,42

aW-d^F\'

3-4

4,0

2539,20

2539,09

aW—bW

1—2

2,6

2540,14

2,0

2546,01

2545,90

a^F\'—a^G\'

3—4

21

2547,16

a2G —cW

4—3

0,5 4)

2549,56

aW—b^P

2—1

1,8

2551,04

aiF\'—a^D\'

4-3

1,1

2555,13

aiG\'—diF\'

4-3

3,5

2557,98

2557,88

aW-bW

2—2

0,9

2560,30

a^G\'—d^F\'

3-2

3,2

2565,36

a\\F -~d2F\'?

5-4

0,6 1)

2566,12

2566,08

aiG\'—d^F\'

5-4

6,1

2584,10

2584,01

aW—b^P

1-1

3,2

2587,25

a2F\'~aiD\'

3—2

0,4

2588,40

2588,31

a2P\'—b2F

2-3

0,4

2592,54

a2P\'—bW

1-2

0.07

2601,22

2601,126

a^G\'—d^F\'

5—5

3,8

2605,45

a^G\'—d\'^F\'

3—3

2,5

2606,50

2606,40

a2G\'—d2F\'

4—3

4,8

2610,20

2610,08

a^G\'—d^F\'

6—5

10,7

2611,78

2611,66

a2G-~bW

5—4

1,6

-ocr page 66-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

2615,29

2615,20

a2G\'—d^F\'

5—4

6,6

2623,25

2623,10

a2G—bW

4—3

0,3

2626,57

a^G\'-d*F\'

4-A

3,3

2630,40

2630,29

aiF\'—aiD

4—4

2,7

2631,52

a^F—d^F\'

3—2

2,0

2632,98

2632,86

aiF—d^F\'

4—3

3,5

2647,15

2647,04

aiF—d^F\'

5—4

2,6

2648,85

2648,72

a2F\'—aW

3-3

0,9

2655,6

2655,46

a^F—d^F\'

4 3

0,9

2656,05

2655,90

aiF—d^F\'

2-2

3,7

2659,8

2,5

2665,39

2665,25

aiP\'—biP

2—2

2,0

2666,00

2665,86

a2P\'—biP

2-3

0,8

2670,45

2670,33

aW—b^P

1—1

1,0

2679,35

2679,25

a^F —d^F\'

3—3

2,3

2684,57

2684,41

aiF —d4F\'

5—5

5,8

2690,8

2690,62

a^G\'-d^F\'

4-4

1,9

2708,9

2708,78

a^F—d^F\'

4-^

3,3

2743,1

2743,01

a2F—diF\'

4-^

4,0

2746,85

1,4

2759,15

2759,02

aiF—d^F\'

3—3

3,8

2760.82

2760,67

a2G—bW

4 3

1,1

2768,9

2768,78

aW—d\'iF\'

3-^

3,4

2775,45

2775,31

aW\'—d2F\'

2-3

2,6

2794,93

gt;

0,7

2798,75

1,8

2802,4

0,2

2805,20

0,2

2805,80

2805,67

a2G—b2F

5-4

3,6

2808,47

2808,35

aW—aW

5-2

0,4

2821,45

2,3

2825,23

a2D—a2F

3—3

1,1

2)
1)

-ocr page 67-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

2834,66

0,7

2836,58

4-4

1,0

2842,55

2842,41

a2G—b2F

4—3

1,9

2863,84

2863,69

a2D—aW

2-2

5,2

2864,4

2864,16

a2D\'—diF\'

3-4

2,6

2865,63

0,6

2881,24

aW—a2F

2—3

0,3

2882,54

a^D\'—d^F\'

2-3

0,8

2907,10

0.4

2913,71

2913,59

a2D—a2D\'

3—3

3.4

2914,11

0,2 3)

2942,71

a2D—aW

3—4

0.15 4)

2944,03

4.8

2947,56

2947,45

2—2

1,7

2969,32

0,6

2981,81

5,7

2984,30

2.8

2988,21

2988,05

aiP\'.-a2F

3—3

1.2

2992,75

4.2

2994,60

6.6

3003,65

19

3003,76

15

3012,14

19

3019,27

3.7

3032,00

1.3

3032,44

aW-aiF

3-3

0.3

3038,09

13

3045,16

1.2

3050.99

21

3054 46

12

3057.79

16

3064,12

3063,93

aW-a*F

2-2

0.5

-ocr page 68-

GoHlengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

3064,76

5,0

3080,90

3,5

3087,20

3087,07 -

a4P\' aW\'

,3—3

2,7

3097.26

2,0

3099,26

1,5

3101,70

21 3)

3102,02

12 3gt;

3105,60

1.7

3114,25

2,2

3129,40

0,2

3134,21

16

3197,24

1.4

3214,21

1,2

3216,95

1,0

3217,95

2,0

3221.43

1.0

3221,80

2,2

3225,18

3,0

3227,14

• 1.0

3233,05

9,8

3234,76

2,5

3243,20

6,0

3248,57

1,1

3249,55

0,8

3250,90

1,7

3271,26

0,8

3275,03

3274,90

aW—a*D\'

3-2

0.4

3282,85

0,8

3282,97

0,3 3

3287.06

0,5

3290,70

3290,54

a^P\'—aiF?

3-4

0,3 2

3290,83

3290,69

aW—aW

2-1

0,5 5

-ocr page 69-

Golflengte

Multiplet

Statistisch
gewicht

Intensiteit

volgens
Kayser

in I. A. 1

3305,10

0,3 4)

3312,46

1,0

3313,12

0.6

3315,80

7,0

3320,41

4,4

3322,46

3,1

3326,85

0,2 4)

3350,56

3350,42

aW—aW

2—2

1,0

3359,24

0,4

3361,73

5,0

3362,94

0,2 4)

3365,90

4,0 1)

3366,31

4,3 1)

3366,92

1,7 1)

3369,71

20

3372,14

4,6

3374,13

3373,98

a^D—aiD\'

3-3

3,9 3)

3374,36

2.9 3)

3374,77

1.6 3)

3380,74

21,5 2)

3381,04

6,5 2)

3391,20

11,4

3393,16

23

3396,25

0,5

3397,82

a2P\'—a^F

2—3

0.2 4)

3401,30

0,5

3401,90

3401.76

a*P\'—aW

2—1

0,5

3403,45

0.8

3407,43

3407,30

a^P\'—aW

1—1

2.7

3409,70

0,9

3413,61

5,0

3414,05

2,5

-ocr page 70-

volgens
Kayser

3414,91
3421,47
3423,88

3433.70
3437,42
3446,41
3453,06
3454,29

3458.62
3461,84
3465,77

3467.63
3469,61
3471,50

3472.71
3483,95
3486,05
3493,13
3501,04
3502,74
3507,84
3510,52
3511,8
3514,13
3515,21
3516,32
3518,76
3519,90

3524.69
3528,10
3548,32

3551.70

Golflengte

Intensiteit

34
0,6
14
17
14
22,5
12,5
1,3
28
23
2,0
1.1
2,0

2.3

13.4
7,2
0,6

25.5
5,6
0,3
0,5
15

0,3
7,2
30
0.8
0,5

3.4
33

0,7
2,4
0,4

2—3

3454,16

2-2

a^P\'—aW

3465,62

aAp/^aiD\'

1—2

3471,35

4)

4)

aW—a^D\'

3-4

3513,95

-ocr page 71-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

3553,65

0,4 4)

3561,92

0,5

3566,55

23

3572,06

7,5

3576,91

3576,76

a4P\'_a4D\'

2—3

4,0

3588,07

0,5

3597,86

7,7

3602,44

0,9

3609,49

13

3610,68

8,1

3612,91

3,9

3619,54

25

3624,89

0,9

3664,26

1.1

3670,59

1,0

3674,29

1,2

3688,57

0,5

3722,62

0,5

3736,96

0,8

3739,38

0,4 4]

3769,62

3769,45

aiP\'—a^D\'

3-4

2,6

3775,74

3,1

3783,67

3,6

3807,29

5,1

3858,50

9,7

-ocr page 72-

Vf

Niveauschema van Cobaltboog.

Fig. 5.

Uit de analyse van Catalan en Becherti) blijkt, dat het cobalt-
boogspectrum van even multipliciteit is. Het bevat doublet-, quar-
tet- en sextetsystemen. Het grondniveau behoort tot een quartet-

term

1) Catalan und Bechert: „Die Struktur des Kobaitspektrumsquot;. Zeitschr- f.
Phys. 32, 336, 1925.

-ocr page 73-

In vorenstaand niveauschema zijn de door ons gemeten mul-
tiplets aangegeven, terwijl men de quotiënten van intensiteits-
sommen en statistische gewichten vindt in tabel 45. De nummering
der multiplets is dezelfde als in het genoemde artikel.

De quotiënten, die omlijst zijn, hebben een te groote waarde,
doordat er dubbel geordende lijnen in het betreffende multiplet
voorkomen. Bij quartet No- 30 zijn enkele quotiënten niet inge-
vuld, daar één der lijnen in het multiplet zelf twee keer is geor-
dend, Deze ééne lijn maakt dus 4 quotiënten onzeker.

Tabel 45,

1

8.2

Multiplet

No, I Niveau\'s

Quotiënten

Horizontaal

Verticaal

4

Fl—Dl

40

46

29

34

5

Fl—D2

108

56

73

42

6

Fl—7i

35

34

26

41

7

Fl^2

75

67

102

47

8

Fi-Gl

72

61

77

90

9

Fl—G2

98

47

95

85

15

p2—d3 1

6,1

6.5

7.5

8,0

10,3

8.3

15,5

19

ƒ1—dl

99

80

78

41

89

83

41

13

20

/i—d2

16

16

15

10

10

12

11

6

21

fi—di

20

20

16

11

23

15

8

4,4

22

f2—dl

35

76

71

52

29

54

51

38

23

/2_d2

155

115

83

51

135

78

62

18

24

f2—dZ

4,4

4.8

7.4

7,6

5,7

5.9

6.4

2,4

25

n-n

89

72

|82 1

30

75

70

60

|55

26

/1-/2

59

30

22

17
7,7

38
1,0

36

29
3,5

17

8

28

/2-/1

2,3 1

2,4

3

2,1

29

/2-/2

132

118

|98

49

157

127

79

49

30

/2_/3

11

?

11,5

?

21

?

12

?

31

fl-gl

33

23

18

15

50

28

25

18

32

/l-g2

38

30

10

7

25

30

29 .

14

34

/2-gl

4,4

7.5

9,6

6,5

0,5

3.8

8,7

17,6

35

/2_g2

142

89

61

26

88

97

93

80

36

/2-g3

2,2

5.5

2,8

3,8

3,0

3.9

6,2

4,6

81

1.6

2,6

2,6

3,3

4,4

1,1

2,2

2.2

3,0

3,4

82

çj\'—(p^

2.9

3,0

3,8

2,8

2,3

12

4.3

4.6

3,7

1.5

5,3
7,5

-ocr page 74-

Geen der 25 multiplets voldoet aan den sommenregel. Letten
wij b.v, op de doubletsystemen, als zijnde de eenvoudigste.

In multiplet 4 (Fi—ZJi) eischtde sommenregel een intensiteits-
verhouding 14:1:20, dus voor de diagonaaltermen een verhouding
0,7. Wij vinden 80; 1 en 137, dus een verhouding 0,58, Deze af-
wijking is dus niet groot, maar de derde lijn is veel te zwak.

Ook in multiplet 5 [F^—D^] eischt de sommenregel een ver-
houding 14:1:20. De meting levert hier 215; 2,5 en 166, dus een
verhouding 1,3 voor de diagonaaltermen, in plaats van de ge-
wenschte 0,7. De derde lijn is weer veel te zwak.

In multiplet 8 [F^—G^], waar de sommenregel 27:1:35 doet
verwachten, vinden wij 232, 55 en 306. In de diagonaal vinden wij
hier de juiste verhouding (0,76; de eisch was 0,77), maar de der-
de lijn is veel te sterk.

Voor multiplet 9 (F^—G2) geeft de sommenregel weer 27:1:35.
Wij meten 285, 107 en 235, dus een verhouding 1,21 in plaats
van 0,77, terwijl de derde lijn minstens 10 keer te sterk is.

Multiplet 6 (Fl—zou symmetrisch moeten zijn ten opzichte
van de diagonaal; de meting levert, in plaats van gelijke waar-
den, intensiteiten 1 en 27. En in multiplet 7 [F\'—F^], waar wij
ook gelijke waarden verwachten, vinden wij 83 en 2,4.

Overzien wij alle gemeten multiplets, dan blijken de afwijkin-
gen van den sommenregel gewoonlijk in dezelfde richting te zijn,
n.1. zóó, dat de niveau\'s met de grootste statistische gewichten te
kleine quotiënten verkrijgen. Toch komen ook multiplets voor,
waarbij de quotiënten geen systematisch verloop vertoonen (b.v.
No, 20 en 22) ; soms zelfs zijn de afwijkingen in tegengestelde
richting (b.v, bij no. 4, 15, 34, 36, 81, 82). \'t Is merkwaardig, dat
de multiplets 81, 82 (en 15) met hun hooger liggende eindniveaus
tot deze laatste groep behooren, evenals dat bij nikkelboog het
geval was. Uit voortgezette metingen zal moeten blijken, of dit
toevallig is, of niet. Bij nikkelvonk valt iets dergelijks niet op te
merken.

Wanneer wij doublet- en quartetsystemen met hun intercom-
binaties gaan combineeren, komen wij niet tot gunstige resultaten.

-ocr page 75-

Voor de overgangen tusschen f^, F^ en g^, G^ vindt men de uit-
werking in tabel 46.

Tabel 46.

Stat, gew.

2

n

3

4

5

3

4

Som

Ouot.

4,4

2,7
16

4,4

36

285

107
235

403,5
287

101
57

3

49

35

30

1,9

115,9

39

56

38

24

51

5,0

174,0

44

\'\' 5

48

4,9

244

296,9

59

6

42

42

7

Som

49

95,4

134,7

111,3

336

592,9

Ouot,

25

32

34

22

112

148

Op dezelfde wijze vinden wij de volgende quotiënten;

Tabel 47,

Overgangtusschen:

Quotiënten

Verticaal

Horizontaal

73
78
109

66

33

23

19

15

50

28

31

18

77

73

65

33

53

46

38

38

34

17

150

58

16

16

16

19

10

14

12

6

74

83
51

Ook de hier niet behandelde multiplets geven geen betere
uitkomsten.

Nemen wij samen de lijnen met gemeenschappelijk aanvangs-
niveau, dan vinden wij de quotiënten van tabel 48,

/i—F\' en G\'
/••—en J^F\'^
p—f\\ en d\'-\'—D2

Tabel 48.

Aanvangsniveau

Quotiënten

38

31

28

21

110

84

g-

181

133

120

33

G2

138

84

-ocr page 76-

Hoewel voor de hier genoemde niveau\'s de intensiteiten van
alle geordende lijnen gemeten zijn, is het resultaat niet noemens-
waard beter dan dat der afzonderlijke multiplets, soms (voor

Gl) zelfs slechter.

Wat de andere niveau\'s aangaat, constateeren wij een lichte

verbetering voor (pK Hier tellen wij bijeen de multiplets — (p\\
_ (pi en «5^ — Van het laatste zijn echter alleen de dia-
gonaaltermen gemeten. De quotiënten worden nu 7,6; 8,2; 9,2; 9,2;
9,4 en 16,3. Op verdere verbetering bestaat weinig uitzicht, daar
slechts enkele zwakke lijnen ontbreken.

De eenige behoorlijke vooruitgang vinden wij bij d^ waar de
quotiënten worden 31, 32, 32, en 28 (wij combineeren hier
fi — d^ f^ (P, F^ — c/3 en p\'^—d^). Toch zegt dit resultaat
niet veel, daar pi\' - d^ p^ - d^ en Pi - d^ in het niet onder-
zochte deel van het spectrum liggen. Combineeren wij alleen
fi _ c/3, /2 __ £/3en Fl — t/3, dan vinden wij 24, 25, 24 en 19.

Bij alle andere niveau\'s ontbreken vele lijnen, zoodat de ver-
gelijking der uitkomsten met de theorie geen beteekenis heeft.
Wel valt reeds op te merken, dat de aanwezige intercombinaties
geen merkbare verbetering aanbrengen.

Wij kunnen nu nog samenstellen alle lijnen met hetzelfde eind-
niveau, De uitkomsten vindt men in tabel 49.

Tabel 49.

Eindniveau

Quotiënten

P
P

315

293

235

144

431

488

413

264

467

450

In elk dezer drie gevallen ontbreken nog enkele lijnsystemen,
n,l.: f -g\' en f - J\';
P — en p —
fi — d\\ F^ —quot;P en F^ —

-ocr page 77-

maar het is toch wel heel onwaarschijnlijk, dat de bovenstaande
getallen, die uit 16, 16 en 13 lijnencomplexen zijn afgeleid, hier-
door veel zouden veranderen.

Hoewel de quotiënten in het laatste geval vrijwel gelijk zijn,
brengt voor het spectrum in zijn geheel ook deze optelling geen
afdoende verbetering.

In de laatste plaats gaan wij na de intensiteitsverhouding van
de doublet- en quartetsystemen. Als er geen intercombinaties
optreden kan men hiervoor, zooals bij nikkelvonk reeds werd
opgemerkt, een verhouding 1 : 2 verwachten,

In de laatste kolom van tabel 50 vindt men weer de verhouding
zooals ze wordt na deeling door

Tabel 50.

Multiplets

Verhoudingen

Fl—Dlnbsp;en /i—cfi

Fl—D\'inbsp;en f^—di

Fi-Finbsp;en /Wi

Fl—F2nbsp;en n—n

Fl—Glnbsp;en P—g^

Fl—G2nbsp;en n—g^

1 :3
1 : 0,34
1 :3,6
1 : 0,78
1 :0,63
1 : 0,52

2
0,22
2,1
0,4
0,3
0,22

Men ziet, dat de afwijkingen ernstig zijn; in 4 van de 6 gevallen
is het doublet zelfs sterker dan het quartet. Terwijl de deeling
door in de beide andere gevallen de juiste verhouding op-
levert, maakt ze hier de fout nog grooter. Aan de optredende
intercombinaties kunnen wij deze afwijkingen toch niet uitslui-
tend toeschrijven, daar de systemen
F^—D^ en F^—G^, waar
de intercombinaties zwak zijn, ongeveer evenveel afwijken
als Fl_F^ en F^ — G^ met hun sterke intercombinaties.

Al de gevonden intensiteitswaarden vindt men in tabel 51;
voor de lijn 3334,151 is (willekeurig) de intensiteit 100 gesteld.

-ocr page 78-

Tabel 51.

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

2441,15

9,4

2443,00

2,7

2443,63

2443,55

f2-l

4-3

5,1

2443,89

2,2

2446,60

0,9

2449,24

1,4

2450,10

2,4

2451,84

1,2

2453,50

2,0

2456,31

12

2460,28

2,2

2460,90

2460,81

fl-fZ

2-3

11

2462,22

3,8

2463,85

6,0

2464,30

2,8

2464,58

2,8 2
4,5 2

2464,71

2467,80

2467,71

fl-IfS

3-4

11

2470,38

16

2473,02

10

2474,01

2473,92

/1_T3

4-5

8,7

/2-c

5-4 )

^ 17

2476,73

2476,64

f2—n

3—3 J

2483,70

15

2485,44

0,9

2486,53

3,4

2488,55

3,0

2489,36

3,3

2494,05

5,2

2494,83

9,5

-ocr page 79-

Golilengte

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

Multiplet

gewicht

Kayser

2495,65

2495,56

f2-i

4—3

13

2496,80

17

2500,60

2500,51

p-l

2—3

3,2

2504,63

17

2505,2

1,4

2506,55

7,7

2507,26

1,0

2511,12

2511,03

f2-b

5—5

18

2513,01

9,3

2513,20

6.4

2517,90

2517,81

n-c

4—4

23

2519,90

5,4

2521,03

1,1

2521,49

2521,40

fl—d3

5—4

22

2525,09

6,5

2528,67

11

2529,06

2528,97

fl-di

4—3

23

2530,22

2530,13

f2-i

3—3

21

2530,65

6.8

2531,45

4.0

2532,26

21

2535,45

5,6

2536,02

2535,93

fl—dZ

3-2

21

2536,55

19

2538,45

2,7

2542,05

5.2

2544,34

2544,25

fl—d3

2—1

20

2544,94

12

2548,40

20

2549,37

14

2553,09

2553,00

P-C

3—4

16

2553,44

2553,35

p-b

4-5

18

-ocr page 80-

volgens
Kayser

2555,15

2556,85
2559,48
2561,37
2562,22
2564,14

2567.42
2572,32
2574,45

2574.94
2575,82
2578,99

2580.43

2580.95
2582,35
2585,45

2587.30
2590,70
2591,78
2594,26

2595.31

2601,07
2606,22
2610,86
2613,60
2613,98
2614,23
2614,45
2515,45
2616,34
in I. A.

2555,06

2562,13
2567,33
2574,36

2585,36

2594,176

2596,000
2600,991

2610,770

4

2614,132
fi—d3
fi-di
fl—dZ

Golflengte

f2-g3

fl—dZ

f2-g3
/2-73

Multiplet

/2_73

ƒ!—d3

Statistisch
gewicht

2—3

2-2

3—3

4-4

4—4

2—3

3—3

5-4

4—3
3-4

Intensiteit

17

12
4,6
2,0

19
8,3

20
8,8

18
1,2
4,2

2.5
20
16

7.8
11

9,0
11
•12

6.6

1.9
0,6
4,9

9.0
4,7
1,4

10
5,4
0,9
2,4

4.1

-ocr page 81-

volgens
Kayser

2617.95
2619,36
2622,15
2622,35
2622,54

2623,54
2623,85
2627,13
2627,71
2630,05
2640,33
2642,97
2644,89
2646,51

2648.79

2650,04
2650,40
2653,84

2661.80
2663,61
2669,65
2674,04
2676,06
2679,83
2680,20
2685,44
2694,50
2694,76
2695,93
2705,50
in I. A.

Golflengte

2622,064
2622,252
2622,434
2623,450

2627,641

2646,420
2648,648
2650,271

2675,987

2685,340

2695,853
f2-g3
/2_g3
f2-fi

f2-g3

p.-fZ
fl-fZ
f2^3

f2-f3

f2-fi

f2-f3
4—5

2—3

3-4
3—2

5-6

4-4
3-3

5—5

Statistisch
gewicht

Intensiteit

6,7
5,0
14
5,9
11
11

4.0
3,5

23
2,3

1.5

2.1
4,9

24

51

11
11
0,5
1.0
0,6
1,0
1.3
10
12

2.6
17

2.1
2.2
20
1.5

1)
1)
O

2—2

2-3

3-4

4-5

-ocr page 82-

volgens
Kayser

2705,94
2708,88
2716,05
2719,65
2722,20
2728,86
2731,20
2740,54
2745,17
2746,10

2750.20

2752.21
2758,67
2761,49
2763,19

2764.30

2766.31
2766,47
2768,80
2772,80
2775,06
2775,29
2775,67
2778,92
2786,00
2790,40
2791,13
2791,57
2792,55
2796,33
2797,18
2803,87
2761,375
2764,193
2766,37

Golflengte

2774,964

2796,236
2803,775
/2_d3
p—d\'i
/2_d3

/2_d3

/2_d3
/2_d3

4—3

5—4
3-2

Statistisch
gewicht

Intensiteit

3,7
1,4
13
1,1

1.4
1,0
5,7

7.2
8,0

1.3

3.5
1,7
1,0

9.6
1,0

12
9,0
4,2
1,2
1,6

4.4
0,7

1.5
8,7
2,2
0,7
1,7
0,6
2,2
5,4
4,0

lgt;
1gt;

2—1

2-2
3-3

-ocr page 83-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

2804,25

1,0 2)

2811,23

1,5

2811,64

2,6

2815,06

2814,979

fl—F2

4 3

1,1

2815,65

2815,557

/2—d3

4—4

16

2818,69

2818,596

fl—D2

3—2

2,2

2820,11

2820,003

fl—F2

5--1

3,6

2821,86

1,6

2823,78

1,2

2825,29

2,5

2826,91

1,9

2828,55

0,8

2834,02

2833,928

fl—D2

4—3

1,9

2834,55

2834,425

f2—d3

2—3

1,7

2837,26

4,7

2842,46

1,8

2850,15

4,3

2851,05

2950,956

fl—D2

2—2

1,1

2859,75

2859,660

f2—d3

3-4

2,4

2861,48

0,5

2862,70

2862,610

fl^2

3—3

7,0

2867,57

0,4

2872,60

3,7

2878,65

1,4

2879,71

3,1

2882,34

2882,221

fl-D2

3-3

1,8

2886,55

2886,448

fl-72

4—4

20

2892,37

1,8

2895,46

0,7 3

2895,57

1,6 3

2899,91

2899,801

in^z

4-4

3,3

-ocr page 84-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens
Kayser

in I. A.

gewicht

2903,30

1,9

2904,40

0,6

2907,75

0,5

2911,70

2911,560

Fi—fï

3-2

0,7

2916,041

fl—D2

2—3

0,2 4)

2919,66

1,3

2927,78

5,0

2928,91

2928,819

fl-G2

5^

4,4

2929,62

5,1

2936,551

fi—FÏ

0,5 lgt;

2942,630

Fi-Ja

3-3

0,5

2943,60

1,9

2955,50

1,6

2957,79

3,1 2)

2969,70

0,7

2975,56

0,6

2977,56

0,5

2978,10

1,5

2982,37

1,0

2984,24

0,3 4)

2987,28

2987,172

n-ß

5—4

33

2989,70

2989,599

fl—G2

5—5

36

2996,67

I.O

2999,84

1,0 2)

3000,66

3000,554

/l—G2

4—4

2,7

3005,86

3,2 1gt;

3006,10

0,8 lgt;

3013,70

3013,598

5—4

24

3015,77

3,8

3017,33

1,0 3)

3017,66

3017,552

n-n

4—3

31

3019,23

0,7

-ocr page 85-

vervolg Tabel 51

Golilengte

Multiplet

Statistisch \'

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

i

3022,47

3,2

3023,66

0,5

3026,49

10,7

3028,31

0,6

3031,43

2,4

3034,55

3034,426

fl—Dl

3-2

15

3038,42

3038,304

Fl—d3

4-3

2,1

3039,66

3,3

3040,93

14

3042,60

3042,482

fl_g2

4—3

30

3044,11

3044,007

n-p

5—5

50

3045,13

0,7

3048,21

2,0 2)

3049,00

3048,892

/W2

3-2

46

3050,64

3,6 2)

3054,84

3054,724

/I—G2

3-4

4,4

3060,17

7,9

3061,15

1.5 1)

3061,94

3061,825

n-n

4-4

49

3062,33

3062,198

fl—Dl

4—3

8.8 1)

3064,49

3064,375

fl—G2

4-5 .

16

3070,94

1.3 1)

3072,06

3071,954

fi—Di

2—2

9,4 2)

3072,45

3072,346

fl-f2

3—3

56

3073.64

3,3

3079,49

3079,390

fl-02

5—5

4,9

3082,73

3082,614

fl_g2

5-6

42

3086,46

9,0 2)

3086,89

3086,778

fW2

2—2

71

3087,86

2,1

3088,76

3088,676

Fl—d3

3—2

0,9

3089,68

3089,593

fl-g2

4-4

38

-ocr page 86-

Golflengte

volgens ! . , .

i m L A.

Kayser

Multiplet

Statistisch
gewicht

Intensiteit

3090,36

3,0

3095,81

2,7

3096,50

2,9 1)

3096,80

1,8 1)

3098,30

3098,195

/l_g2

3—3

35

3099,76

2,1

3102,49

4,0

3103,82

7,2 1)

3104,12

3103,990

Fl-cf3

4—4

4,0 1)

3106,03

3105,920

f2—F2

4 3

1,4 2)

3106,22

3106,136

/2_D2

3—3

1,5 2)

3107,15

2,5

3107,65

1,3

3109,60

3.3

3110,12

3,0

3110,94

3110,817

fl-j2

2-3

3,3

3111,45

1.4

3113,58

7,3

3118,35

3118,240

fl.-j2

3—4

4,8

3118,76

3118,630

n—Di

3—3

0,4 1)

3121,54

3121,414

n—d2

5—4

30 3)

3121,69

3121,560

fl-j2

4—5

36 3)

3126,85

3,4

3127,35

3127,244

ƒ2—f2

5—4

4.6

3129,10

3128,997

ƒ2—D2

4-3

1,5

3129,57

2,3

3132,33

3132,212

ƒ1—Gl

4—4

2,4

3136,81

3136,721

ƒl^l

5-^

2.2

3137,47

3137,325

ƒl-g2

2-3

49

3140,08

3139,943

fl—d2

. 4-3

42

3140,83

1,4

3143,812

ƒ2—D2

2—2

0.6

-ocr page 87-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens
Kayser

In I. A,

gewicht

3145,16

1,8

3147,19

3147,060

fi-g2

3-4

56

3149,43

3149,304

f\\—d2

3—2

28

3150,82

5,3 2)

3150,93

6,3 2)

3152,84

6,8

3154,91

42

3157,23

1,3

3158,92

3158,769

4-5

48

3159,80

3159,660

1 /2 F2
1 /l-c/2

3—3 )
2
-1 1

16

3161,78

4,6

3164,66

0,3

3168,19

4,5

3169,90

10

3173,30

0,6

3174,29

1,3

3175,06

3,2

3177,40

7,0

3179,98

0,5

3180,42

1,7

3182,25

6,6

3186,05

0,8

3186,46

3186,346

/l—Fl

3—3

6,4

3188,50

8,8

3189,87

3189,756

n—di

2-2

3,6

3191,44

3191,300

/I—Gl

3—4

1,8

3193,30

3193,162

f2—F

4-4

3,2

3198,79

3198,664

f2—F2

2-3

2,3

3199,44

3199,325

fl—d2

3—3

1,4

-ocr page 88-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens
Kayser

in 1. A.

gewicht

3203,15

3203,030

fi—d2

4—4

2,0

3210,35

3,4

3210,96

1,6

3219,31

3219,155

fi—Fi

12

3224,80

2,0

3227,15

1,8

3235,69

9,2

3237,18

3237,028

fi—Gl

4 5

24

3239,08

1.1 4)

3243,99

22

3250,17

3249,994

/2—72

3-4

10

3254,37

20

3258,16

2,3

3260,99

13

3263,35

2,4

3264,96

3264,842

fi—di

3-4

7.4

3271,92

9,8

3276,60

2,8

3277,44

2,3 2)

3277,80

2,3 2)

3278,96

5,1

3279,39

4,2

3280,74

18

3283,60

38

3287,34

7,7

3292,24

1,3 4)

3298,83

4,6

3304,03

0,8 3)

3304,29

1,7 1)

3305,27

1.0 4)

3305,87

1,0 4)

3306,54

0,8 4)

-ocr page 89-

Golflengte

^---

Multiplet

Statistisch
gewicht

Intensiteit

volgens

in I. A.

1

Kayser

3307,31

7,9

3308,65

3,0

3308,96

4.7

3312,33

10

3312,99

1,6

3314,21

9,9

3315,20

1,1 4)

3318,55

1.8

3319,31

2,2 1)

3319,66

14 1)

3320,00

4,9 1)

3322,41

15

3325,44

15

3327,14

14

3328,34

1,1

3329,16

0,8 4)

3329,63

4.3

3333,55

3333,390

/2-G2

4-4

13

3334,31

3334,151

/1-72

5 4

100

3337,34

3337,175

f2-G2

5—5

6,4

3338,68

0,6 4)

3339,97

9,0

3341,52

5,0

3342,10

3,2

3342,88

11

3344,36

1.0 4)

3347,10

7,1

3348,28

11

3351,70

1.6

3354.51

3354,386

f\'-n

4-3

92

3355.27

2,3

3356,59

3,8

-ocr page 90-

GoHlengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

■ 3356,97

1,3

3358,13

0,7 4)

3359,42

5,6

3361,72

6,0

3362,93

6,7

3363,41

3,1

3363,89

2,2

3364,38

3,0

3365,13

1,2

3367,25

3367,114

/2_.g2

5-4

94

3368,72

1,2

3370,48

3370,330

n Dl

3-2

15

3373,40

5,9

3374,42

4,4

3376,34

1,5

3377,20

4,7

3378,86

5,4

3381,65

2.2

3383,07

16

3384,09

2,2

3385,38

3385,227

f2-g2

4-3

81

3388,29

3388,175

f2.-f2

,3—2

95

3390,54

2,5 2)

3390,92

3,8 2]

3395,55

3395,378

f2—G2

3-4

135

3398,96

1,4

3402,14

3,9

3403,33

0,6 4;

3405,27

3405,120

f2-j2

5—5

144

3407,02

1,0 4]

3409.29

3409,176

/2_72

4 4

124

-ocr page 91-

GoHlengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

In I, A.

gewicht

Kayser

3412,50

3412,335

/2—G2

4—5

128

3412,79

3412,636

fi—di

5—4

64 1

3415,66

3415,527

/l-gi

5—5

3,0 1)

3417,32

3417,158

P-P

3—3

118

3417,84

.8,0 3)

3417,93

3417,796.

ƒ2—Gl

5-4

8,0 3)

3420,64

1,9 3)

3420,95

4,7 3)

3421,77

1,4

3423,03

3,1

3424,67

11

3426,60

1,3

3428,34

5,2

3428,89

1,8

3431,76

3431,579

/i—cfl

4—3

71

3433,18

3433,043

f2-f2

2-2

170

3437,10

1,4

3437,83

5,8

3439,05

5,8

3443,06

3442,924

fi—di

3-2

84 1)

3443,79

3443,646

/2-g2

4-4

140 1)

3449,26

3449,171

f2-g2

3—3

170 3)

3449,54

3449,443

/2_g2

5—5

153 3)

3452,44

3,8

3453,66

3453,513

f2-g2

5-6

155

3455,33

3455,236

/i—dl

2—1

99

3457,05

3456,936

/1-gl

4-4

9,3

3460,86

3460,732

F1—F2

4—3

2,4

3461,33

15

3462,94

3462,807

f2-j2

2—3

144

3465,96

3465,796

n-gi

5—6

87

-ocr page 92-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

3469,11

1,5

3471,53

4,7

3472,85

2,0

1 f^-n

3-4 j

169

3474,17

3474.019

[ n-n

5-4 }

3476,50

2,1

3478,00

1.8

3)
3)

3478,60

8,7

3478,90

5,2

3480,17

3,5

3483,58

3483,415

f2-j2

4—5

99

3485,51

21

3487,84

4,8

3489,57

3489,406

Fl—D2

4—3

166

/ f2—Fl

4-3 \\

20

3490,89

3490,741

\\ PW3

3-3 1

3491,49

3491,324

fi—lt;n

2—2

76

3495,83

3495,685

f2-g2

2—3

176

3496,80

3496,682

2—Gl

4—4

38

2)

3496,90

38

2)

3502,45

3502,281

f2—d2

5—4

89

2)

3502,80

3502,620

fl—dl

3—3

159

2)

3503,85

2.4

3)

3504,89

2,4

3)

3506,47

3506,315

f2—d2

4—3

138

3510,00

3509,844

/2-02

3—4

122

1)

3510,59

3510,419

n-di

4 4

92

351230

3512,643

f2—dl

3—2

128

3513,61

3513,483

/1-gl

4-5

89

3518,50

3518,353

FI—D2

3-2

215

3520,23

3520,087

fl-Jl

4-3

78

-ocr page 93-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

3521,73

3521,572

f2 Fl

5-4

186

3523,55

3523,438

f2—d2

2—1

155

3526,97

3526,856

fl-Ji

5—5

99

3529,19

3529,037

/l-gi

3—4

83

3529,92

3529,815

/2_g2

4—5

151

3533,51

3533,363

/1-gl

2-3

100

3534,91

12

3543,43

27

3546,85

2,6

3548,60

5,8

3550,78

3550,599

fl-.Jl

3—2

64

3552,90

3552,719

ƒ1—dl

2—3

3,0

2)

3553,16

15

0

3553,31

3,0

3)

3558,93

3558,780

ƒ2—F1

3—3

15

3561,03

3560,896

f2—d2

2—2

103

3562,25

5,0

3563,09

5,3

3565,09

3564,955

f\'^—Gi

3-4

103

3569,59

3569,382

FI—F2

4-4

185

3575,13

3574,964

f2—d2

3—3

99

2)

3575,53

3575,361

fl-Jl

4-4

114

2)

3578,21

4,5

3579,04

4,5

3)

3579,15

3,6

•■lt;)

3582,02

1.7

3584,94

3584,796

fi—di

7,2

3)

3585,33

3585,159

f2—d2

4-4

109

3587,30

3587,188

Fy—F2

3-3

223

3595,03

3594,869

fi-7fi

3-3

101

3596,67

2,4

-ocr page 94-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

3602,22

3602,081

fi-fi

2—2

114

3605,52

3605,367

f2—Fl

4--1

74

3611,89

14

3615,54

4,3

3618,15

3618,006

FI—D2

3—3

2,5

3620,56

2,7

3624,54

2,6 1)

3625,18

3624,955

/2_d2

2—3

11 1)

3627,98

3627,807

f2—Gl

4—5

90

3631,59

3631,340

fl-Jl

4—5

50

3633,01

7,4

3634,86

7,0

3637,44

1,7

3636,84

4,7

3639,60

17

3641,94

7,0

3643,35

14

3645,34

3,6

3647,85

3647,663

fi-Ti

2—3

37

3649,49

7,8

3651,41

2,3

3652,70

3652,544

fi-Ti

3-4

45

3654,59

4,0

3657,10

3656,965

f2—d2

3—4

7,5

3658,06

1,0 4)

3662,32

22

3670,20

1,0 4)

3676,72

17

3683,22

41

3684,63

5,2

3690,91

lt;

4,1

-ocr page 95-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

3693,63

15 3)

3702,39

16

3704,22

3704,061

Fl—

83

3707,62

3,9

3709,00

21

3712,35

2.9

3726,79

1,2

3730,63

27

3732,59

55

3733,65

22

3736,08

12

3740,34

2,1

3745,65

3745.501

fi—G2

4—4

107

3750,07

14 1)

3751,75

3,3

3754,47

1.5

3755,60

9.3

3759,83

1.0 3)

3760,55

1.3 3)

3774,75

2.9

3777,68

2.6

3783,87

0.6 4)

3808,25

3808,106

f2-gl

5--1

7,2

3811,23

3811,070

Fl-g2

4—3

1,9

3812,62

0,9

3814,62

3.1

3816,48

17 2)

3816,61

13 2)

3842,21

3842,056

Fl—Di

4-3

137

3845,60

3845,474

Fl—G2

4-5

235

3850,27

1.2 2)

3851,09

3850,949

/2-gl

4-3

7.7

-ocr page 96-

3852,00

2,4

3856,94

4,8

3861,31

3861,168

Fi—Di

3—2

80

3863,75

\' 1,0

3870,66

2,5

3873,23

3873,117

P—dl

5-4

188

3874,09

3873,957

f2—dl

4 3

185

3877,01

3876,840

/\'2-gl

5-5

37

3882,06

3881,877

f^—dl

3-2

133

3884,79

3884,609

Fl—72

3-2

11

3885,45

3885,281

Fl-g2

4-^

5,0

3894,25

3894,086

FI—G2

3-4

285

3895; 15

3894,981

f^—di

2-1 1

35

3898,54

3898,499

p2—dZ

1

3—2 \\

1,6

3904,23

1

1,9

3906,46

3906,296

f\'-gi

4-4

16

3910,13

3909,941

fl-yl

5-6 \'

26

3917,80

!

8,6

3920,90

1

j

5,3

3922,90

3922,764

Fl-^2

3—3

8,1

3925,33

u.y

3929,43

1,1
4.5

3934,07

3933,921

f2—gl

3—3

3934,85

1.1

3936,13

3935,974

Fl—f2

4 5

146

3939,00

1

0,8

3941,06

3940,895

f2—dl

2-2 \'

20

3941,91

3941,735

/2-gl

5-6

39

3945,51

3945,323

Fi—Fi

4-3 \'

27

3946,75

1,0
1,3

3947,26

1

3947,132

p2—dZ

2-1 1

1

O
O

O
2)

2}
2gt;

-ocr page 97-

Golflengte

Statistisch
gewicht

volgens
Kayser

in I. A.

- Multiplet

3952,46

3952,329

f2-.fl

5-4

3953,10

3952,923

Fl—Gl

4—4 !

3956,42

3956,276

f^-81

5—4

3958,10

3957,935

/2—c/i

3—3

3961,15

3969,28

3972,69

3973,31

3973,148

p2—d3

3-3

3974,90

3974,732

/2 dl

1

4 4

3978,78

3978,656

/2-gl

4-5

3978,99

3979,67

3979,525

fi-yl

4—5

3987,25

3987,121

f^-n

4—3

3993,45

3990,307

p2—d3

2—2

3991,68

3991,83

3991,693

/2-gl

3-4

3994,70

3994,541

/2-gl

2-3

3995,45

3995,312

Fl-g2

4-5

3998,09

3997,909

F1~72

3-4

3998,69

3998,554

Fl—Dl

3-3

4003.85

4011,10

4011,098

4-3

4014,09

4013,950

p2~d3

1—1

4019,45

4019,300 i

\' /2-dl

2-3 )

1

/2-7i

3-2 j

4021,07

4020,904

/2-7i

f

5-5

4023,55

4027,18

4027,044

3-4

4035,74

4040,57

4040,95

Intensiteit

3)

2,1
55
0,8
26
3,3
11
3,5
13
17
11
7,1
20
4,1
5,9
7,7

7.0
1,0

244
125
1,0
0,5

1.1

4.8

2,7

38
2,1
11

5.9
0,7
0,5

2)

3)
3)

2)
2)
3)

3)

3)
3J

-ocr page 98-

Golilengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in L A.

gewicht

Kayser

4045,56

4045,397

Fl_g2

3—4

51

4049,43

0,6 4)

4053,10

1,3

4057,10

2,0 1)

4057,36

4057,199

fl-yl

2—3

4,5 1)

4058,36

4058,188

n-n

4—4

9,6 1)

4058,76

4058,603

1-2

5,5 1gt;

4063,34

4063,19

ƒ2—dl

3—4

2,0

4066,56

4066,378

4 4

36

4068,72

4068,553

p2—d3

2—3

9,4

4076,30

4076,134

n-n

3—3

3,1

4077,56

1,4

4082,75

4082,606

n-n

2—2

2,0

4086,49

4086,307

p2—di

3—4

32

4092,56

4092,397

Fi-^1

4—4

135

4104,57

4104,430

Pl?—d3

2—2

0,8 2)

4104,91

1

1,8 2)

4110,70

4110,544

Fl—Fl

3—3

77

4118,96

4118,784

Fl—Gl

3-4

232

4121,52

4121,329

Fl—Gl

4-5

306

4130,538

n-n

4-5

0,4 4gt;

4132,30

4132,15

Fl-d2

3—3

3,0

4150,62

4150,442

n-n

3-4

0,5 4)

4158,59

0,8

4162,38

1,3

4179,44

0,5

4187,46

4187,248

1

1,5

Pi?—d3

2—3 1

4190,88

4190,709

fl-^l

5—5

15

4193,02

1

1 . ^

1

0,8 4)

4198,56

4198,424

; f\'-fii

4—5

0,7 4)

-ocr page 99-

Golflengte

Multiplet

Statistisch

Intensiteit

volgens

in I. A.

gewicht

Kayser

1

4234,17

4233,996

r-v

5—6

1.8

4242,07

1.0

4245,75

0.2 4)

4248,35

0.2 4)

4252,46

4252,303

/i-^i

4-A

6.9

4270,60

4270,423

/7i_/ri

3—4

1.0

4285,95

4285,787

f\'-V

3—3

2.8

4292,42

0.7

4303,41

4303,236

2—2

1.3

4309,61

4309,418

4-5

0.4

4331,43

1.2

4339,81

2.8

4371,31

1.4

4373,81

1.4 1)

4375,11

4374,940

5—4

1.4 1)

4391,70

4391,59

4-3

1.2 l)

4392,02

1.0 1)

4402,86

1.0

4417,55

4417,425

3-2

1.5

4421,54

4421,359

6—5

1.3

4431,79

0.8

4445,88

4445,730

2—1

1.4

4467,09

4466,888

(pi—95I

4-4

4.7

4469,75

4469,569

9ji

5-5

10

4471,76

4471,578

9)1—9^1

3—3

4.0

4478,50

4478,345

—9?!

2—2

1.6

4484,11

4483,946

1—1

1.5 2)

4494,94

0.6

4517,26

4517,121

—9^1

1-2

2.8

4528,08

4527,936

(5»—9.1

5-4

0.8 2)

4531,12

4530,985

6-6

48

4534,16

4533,998

2-3

6.1

-ocr page 100-

Golilengte _

Multiplet

Statistisch

Intensitei

. vólgens

in I. A.

gewicht

Kayser

quot; 1

4543,98

4543,836

^1—95! j

3 4

5,5

4549,83

j

11

4565,79

1

17 ■

4570,21

1

1,4

4580,34

4580,133

p-gi

4 5

2,6

4581,80

4581,618

\\

5—6

• 25

4594.82

1

3,2

4597,09

i

d\'-cp\'

• ;

3,0

4623,20

4623,024

3—2

1,1

4625,92

1,0

4629,52

4629,380

ó^—rp^

5-5

19

4657,56

4657,399

2-1

0,2

4663,59

4663,411

4—4

11

4682,53

4682,363

ó\'—cp^

3—3

6,6

4693,36

4693,193

2—2

2,8

4698,56

4698,370

1—1

quot;1,4

4704,57

P—Ó^

1

i

4728,14

4727,924

5-5

\' 2,2

4735,04

4734,834

ó\'—

1-2

0,8

4737,95

4737,776

3—2

, 1.1

4749,89

4749,684

5—6

6,8

4754,59 ■

4754,372

2—3

1,3

4756,93

0,8

4767,33

1 0,8

4768,26

4768,096

fV—

3-4

! 1,2

4771,27

4771,105

4—5

^ 2,8

4776,49

. 4776,328

y\'—

2—1

3,1

4780,14

4780,001

3-2

5,7

4793,03

4792,867

4 3

8,5

4813,67

4813,482

yl—(pl

5^

12

4840,42

4840,267

y^—cp^

1 ■ amp;-5

14

4868,05 \'

4867,680

yl—99I

i 7-6

18

2gt;

2gt;
2gt;

-ocr page 101-

■.\'• -»- • gt;lt;■ Y /V. i \'

^ ^ . .

«nbsp;. ivf..». \'

■ \'

«

•r -f ■ • . .. \' . ^ r

y\'i-iifiY

• •nbsp;i. - .\'V V.quot;»- ... . •• ., .. . \'nbsp;•

■ • .

«v. .i.-

-ocr page 102-

. . .lt; •

-ocr page 103-

%m
mm

■m

\'■••s\'quot;;\'\'quot; \'

i • • ,•■\'» igt; V.

Sîfs

,\'JK .

-V . \' ^ gt;.

.\'•■y-,

/ ^ , : N

■ u quot;i

\'m

Vi- .

r .■■V- .vquot;

- ■•\'-«»äi.-- •.

-ocr page 104-