-ocr page 1- -ocr page 2-

^JUlJü-------------------

WWW:

Misc. doctr.
Qu. lA

«

M

quot;•I

m

-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

OORZAKEN DER VERBREIDING

va.n het

RATIONALISME IN ONS LAND,

- SINDS DE LAATSTE JAREN DER VORIGE EEUW.

-ocr page 6-

rijksuniversiteit utrecht

03

66 4681

Ji

-ocr page 7-

All -
OORZAKEN DER VERBREIDING

yan het

RATIONALISME IN ONS LAND,

SINDS DB LAATSTE JAREN DER VORIGE EEUW.

AKiDENISCIl PRÖlFSCHEiFT,

op gezag tan den hector magnificus

J)\\ G. J. LONCQ,

Gewoon Hoogleeraar in de Medicijnen,
MET TOESTEMMING VAN DEN AKADEMISCHEN SENAAT

VOLGENS BESLUIT VAN DE GODGELEERDE EAKULTEIT,

tee vekkkijging tan den geaad tan

DOCTOR IN DB GODGELEEBDHEID,

aan de hoogbschool tb utrecht,

dooe

ANDRIES WILLEM BRONSVELD,

Geboren te Harderwijk.

in het openbaak te terdedigen

OP DONDERDAG 26 JUNIJ 1862, DES NAMIDDAGS TEN I URE.

kottekdam,

\'A^/ E. H. tassemeuek.
1862.

-ocr page 8-

; if .
r

. iC yi ■

\' \' :.! \'•■gt;iU--.i .iîVi.\'i ..a.;.;., ;\'i\'igt;:ï7 ,■;(• ,:lt;(,■• ir

üi

I.: -I\'\'

0.1 A, .-\'(1. -

\'■•\'■quot;■■i,!\'quot;- / ■ ■...... ■:_■lt;)(.. i ...i^y;-,;)

oy .Hf .HOTOO CI

, jnbsp;1 \' X

:• .10 .-.i-J

VfKi!]

U.yiAli

Vnbsp;1 1 tr quot;l^Miiy/ \'quot;.-•quot;f \'I Ji \'S; vlilHu/oH \'10

H

m

, K A lt;inbsp;IT u JI ■

-ocr page 9-

AAN MIJNE OÜÜEES.

T

-ocr page 10-
-ocr page 11-

YOOEllEDE.

Het heeft mij altyd toegeschenen., dat in eene dissertatie
dit twee groote verdiensten zijn, dat vooreerst haar onder-
werp lehoort tot de vraagstukken van den dag, en dat daar-
over gesproken wordt o/j eene wijze, die ook voor een anderen
tijd belangrijk wezen kan.

Be eerste verdienste durf ik aan deze dissertatie toeken-
nen. Zonder dat wij op den titel eene der kwestiën vermeldden,
die dagelijks besproken worden, is bij H schrijven der volgende
bladzijden aan onze dagen gedacht. Wij leven in een „veel-
bewogenquot; tijd. Br is gisting, onrust, vrees. Sommigen blij-
^Qf/i staan, enkelen gaan terug, velen dringen voorwaarts, zeer
velen worden meegesleept. Waar moet het heen, wordt ge-
vraagd.

Er toofdt\' ^og een andere vraag gedaan: van icaar die
beweging? Staat zij geïsoleerd? Is de neo-negatieve rich-
ting in ons land onverwacht, onvoorbereid te voorschijn ge-
treden? — Dit laat zieh a priori reeds niet denken. Be
loop der menscheUjke gedachten is een doolhof, maar er loopt
een draad door. Voor elk verschijnsel moet eene verklaring
gezocht worden, al is zij vaak moeielijk te vinden.

-ocr page 12-

vin

Zoo dachten wij ook over den toestand onzer herh. Wij
■ wanhoopten niet daarvan eene verklaring te vinden en
meenden haar te moeten zoehen in de geschiedenis onzer
theologie.

Wij sloegen de handen aan Hwerlc. Be geschiedenis van
^t Itationalism.e in ons vaderland geditrende de lO\'^® eeuw zou
^t onderwerp wezen van ons onderzoek.

Al spoedig ondervonden wij, dat deze taak te zwaar was
voor onze schouders. Zulk een werk eischt eene studie van
jaren en wij konden slechts over maanden hescUkken. Baar
kwam hij, dat te oordeelen over mannen, wier geest nog
krachtig voortwerkt, of wier levend woord nog in den lande
weerklinkt, ons niet wel voegelijk voorkwam in een akade-
misch proefschrift.

Wij hebben daarom onze taak bekort en getracht de
oorzaken na te gaan der instemming met en verbreiding van
H Rationalisme in ons land, sinds de laatste jaren der vorige
eeuw. HKomt ons voor, dat het niet moeielijk wezen zal
daaraan later de geschiedenis zelve van H Rationalisme vast
te knoopen. Wij weten dan op weihen bodem mj staan, wij
kennen dan de krachten, die werkten op de gemoederen.
Alzoo voert dit onderzoek ons terug tot de bronnen, waaruit
de richtingen van lateren en ook van dezen tijd zijn voortge-
vloeid. Bedriegt ons dus niet alles, dan heeft ons onder-
loerp de eerste verdienste van de twee, met welker vermelding
wij begonnen zijn.

Maar de tweede? Hoe is dat onderwerp behandeld? Ik
heb geschreven met de beste bedoelingen, naar mijn beste
weten — edoch zal alles te verdedigen zijn? Als dit zoo
ware, ziet ik had een éênig boek geschreven. Bie illusie
is dan ook niet de mijne. Ik weet, dat er het een en
ander in gevonden WQvdt, dat ik nu reeds aangevallen, om-

-ocr page 13-

vergetvorpen, vertreden zie, en toch ik Ican het niet prijs
geven. Daarvoor is het mij te lief geworden, en het is,
als of let mij te liever wordt op het oogenUik, dat ik het
vertreden zie. Ik hoop dan op dieper indringen, gelukkiger
formulering, en wat mij ontnomen was, ik erken het nog
als het mijne ^ neem het weder op en druk het %oeêr aan
mijne èorst. Ik denk hier aan mijn oordeel over \'t Ratio-
nalisme, den Bijbel en de natuurlijke godsdienst. Ik weet
het, daar is veel tegen te zeggen, maar Goddank! ook veel
voor. Slechts voor iets beters sta ik het af, en wie mij dat
geven kan, hij kome, heffe zijn stem op en verlichte de oogen
van mij amp;n allen, die niet anders zien dan ik.

H Zij mij vergund over enkele zaken hier nog iets in het
midden te brengen.

Veel meer punten van overeenkomst dan ik dacht, dat er
hestonden, trof ik aan tusschen ome dagen en de vorige
eeuw. Ik heb ze niet aangegeven, al ligt
daarin voor velen
iets vertroostends. Gedachten mogen niet geschat worden
naar anciënniteit, maar naar verdienste. Ook worden zij
daardoor niet geoordeeld, dat zij vóór eeuwen reeds uit ket-
tersche herssenen zijn voortgekomen. Gelijk de waarheid
neemt de dwaling verscheiden vormen aan, ieder tijd heeft
zijn vorm; en H is
die vorm welke bestreden moet worden,
al is de dwaling zelve reeds lang en vaak wederlegd.

Be toestand onzer kerk in de vorige eeuw is donker ge-
teekend, Geene schilderij zonder schaduw ; geen tijd zonder
gebreken. Met de donkere partijen der schilderij, met de ge-
breken onzer kerk had ik te doen. Ik moest het licht doen
vallen op de schaduw, om mijn doel te bereiken., en de ge-
legenheid werd mij niet gegeven het vele licht te doen -uitko-
men, waarvan onze kerk in diezelfde dagen was overst/roomd.

Ik heb mij bepaald tot de Gereformeerde kerk, meenend

-ocr page 14-

dat de invloed der overige kerkgenootschappen op onze theolo-
gie eerst in deze eeuio zich krachtig openbaart.

Er zijn misschien eenige zaken, die men gaarne uitvoeriger
had behandeld gezien. Men bedenke echter, dat ik geen
portret maar een landschap te teekenen had, of liever, dat
ik had aan te geven, hoe verscheiden stroomen met hm toe-
voer één stroom versterkten en zwellen deden. Eerst waar
die samenvloeijing heeft plaats gehad, begint de -m^er naauw-
keurige teekening en volgen wij den vloed in al zijne kron-
kelingen.

Bij H opsporen van de bronnen heb ik menig werk niet
kunnen bemachtigen, dat ik gaarne had ingezien. Veel nuts
echter heb ik gehad van de ^^BoekzaelT waarvan ik onge-
veer
50 jaargangen heb doorgebladerd.

Mogen deze bladzijden niet geheel verwerpelijk bevonden
worden, als eene bijdrage tot de geschiedenis onzer theologie.
Zoo gaarne had ik iets beters geleverd. Wordt mij met ken-
nis en liefde tot de waarheid aangewezen, wat er aan ont-
breekt, ik zal er voor danken, en zoo mij de gelegenheid
gegeven wordt, h^t te verbeteren, ik zal haar gebruiken.

Een groote reden tot blijdschap is het m.ij, dat ik deze dis-
sertatie heb mogen schrijven in
onze taal. Ik draag H Latijn
geen haat toe of verachting, ik zal het nooit barbaarsch
heeten, maar ik heh mijne moedertaal liever, en dat duide
niemant mij euvel. Hartelijk zeg ik den Heeren Curatoren
onzer Hoogeschool dank voor de verleende vergunning en der
Theologische Eakulteit voor haar gunstig advies.

Ik geloof, dat ik met minder lust zou gewerkt hebben,
indien ik, wat in de taal van onze dagen werd opgevat,
had moeten knellen in een vorm, die voorzeker zich hiecden
laat, maar toch altijd, voor mijn gevoel ten minste, iets
ijoansialtigs heeft.

-ocr page 15-

Het vooruitzicht is nu ook geopend, dat de dissertaties
meer dan vroeger zullen opengesneden en gelezen loorden.
Dat momitzicU is streelend. Men hehle echter de bil-
lijkheid, om, wat nu gegeven zal worden, te vergelij-
ken met wat anderen gaven in de Latijnsche taal. Het
Hollandsch kostuum, zoo zonder de ivijde plooien van toga
of tum ka, zoo zonder illusie, kei kleedt noch bedekt even
goed als het Latijn.

Het is echter niet daarover alleen, dat ik mijne blijrh
schap en dankbaarheid te betätigen heb. Oprechte dank
hen ik verschuldigd aan hen allereerst, toier onderwijs en
belangstelling ik genoot.

Tot hen behoort gij. Hooggeleerde kausten en koveks !
wier namen ik met dankbaarheid en blijde herinneringen
nederschrv)f. Aan U voel ik mij verplicht. Ik denk hier
niet alleen aan uwe openbare lessen, maar ook aan de
uren, welke ik met U als lid van
«ïgt;IAOMA©EIA mocht
doorleoen. Uwe belangstelling in onze vorming, uwe be-
langeloze opofferingen, uwe humaniteit heb ih steeds ge-
waardeerd. Weest nog lang bekrachtigd, om uw werk voort
te zetten en zij de vorming van onenig jeugdig hart tot
liefde voor de oud,heid uw kroon en voldoening.

Was ik. Hooggeleerde boumak ! de gelegenheid ver-
stoken, om vele uwer lessen hij te wonen, ik heb U nooit
onbereid gevonden, om mij ie leeren en ie raden. Geniet
nog lang de rust, die zoo wel is verdiend, en wees ook
in uw hoogen ouderdom, tot een zegen.

Ik heb JJ, Hooggeleerde vinkb ! te danken voor uw
onderwijs, uwe welwillendheid, uwe hartelijkheid. Nooit
ging ik van^ U, zonder de vernieuiode ervaring, dat het
welzijn uwer leerlingen U ter harte gaat. Valle zacht de
avond van uw leven, en. verblijd nog lang allen, die U

-ocr page 16-

als hun vriend en leermeester erkennen, met moen raad,
nwe deelneming in hun lot.

Om meer dan ééne reden voel ik mij aan U verplicht.
Hooggeleerde
doedes! Ik weet niet, waanwor ik het meest
U danken zal, voor uwe lessen of voor uwe humaniteit
Zoo ik eenige ^nethode heb van studeren, zoo ik eenig be-
grip heb aan exegese — ik heb het ü te danken. Ook
zal de herinnering mij bijblijren aan de uren, die ik in
uwe woning heb doorgebracht. Leerzaam toaren ze mij en
opscherpend. Gaat uwe ziel thans door rouw gebogen —
moge Hij U troosten, wiens zaak gij zoo dikwijls hebt be-
pleit. En zoo het U goed kan doen dit te weten, ontfang
de verzekering, dat vele uwer leerlingen U troost toebid-
den en kracht tol uw gewichtig en gezegend werk.

Voor tallooze blijken van belangstelling heb ik U te
danken, Hooggeleerde
ter haar, geachte Promotor! Gij
hebt mij in mijn werk bemoedigd, terecht gewezen, voorge-
licht. Uw
naam, hoop ik steeds dankbaar te noemen. Bij-
zonder zeg ik U dank voor de moeite, waarmee gij een
oratorisch en een dispuut-kollege in Hieven hebt geroepen
en doet blijven. Ik heh\' daar veel geleerd. Moge het U
gegeven worden, nog vele jaren te arbeiden tot waarachtig
heil van kerk en wetenschap.

Een woord van dank heb ik niet minder voor U, die
ik mijn Vrienden noemen mag. Voor mijne vorming hen
ik aan U oneindig veel verplicht. Over de ernstigste en
heiligste zaken hebben wij vaak gesproken en dikwijls werd
^ij daardoor veel dmsters licht.

^let ü heb ik geleefd in een tijd, waarop ik niet dan
met dankbaarheid aan
God terug mag zien. Het studenten-
leven heeft mij veel meer gegeven dan ik had durven ver-
XOaoUen. Ontelbaar vele blijde herinneringen binden mij

-ocr page 17-

xni

aan dat zestal jaren. Zoo er in de onderwerpen onzer
qespreJcïcen, in den grond onzer vriendschap iets geweest is,
dat eene eenigzins hoogere wijding bezat — dan is er
geen gevaar voor, dat onze vriendschap sternen zal. Al
zien wij elkander niet dagelijks w.eer, het bewustzijn^ dat
dezelfde belangen ons bezig houden, dezelfde behoeften ons
eigen zijn, zal ons blijven verbinden. Het beste in onze
vriendschap, ja datgene, wat haar tot vriendschap maakte,
blijft. Waar wij elkander de hand drukken, scheiden onze
wegen, onze harten niet.

Utrecht,
16 Juui 1862.

-ocr page 18- -ocr page 19-

INHOUD.

Bladz.

...............................Tir-XIII.

inleiding.....................1.

HOOFDSTUK I.

toestand dek kkkk, invmeu yan bayle, spinoza en descartes.nbsp;23.

HOOFDSTUK II.

invloed van het engelsch deisme........... 59.

HOOFDSTLK III.

invloed van ïrankeijk..............................85.

HOOFDSTUK IV.

invloed dee filosofie van wo lep........... 115.

-ocr page 20-

CORRIGENDA.

lagen brengen
zoo werdt
de kerk
de reine
de godsdienst
buitenlands

Coccesiaensche

Coecejanen
den indruk, die
deïstiache
De overgang
et que l\'iest
over \'t bestaan
ais Dien
enais pas
Bazedon
dagen brengend,
zoo wordt,
kerk

staat:

Bladz.

6 noot,

20
23

26

33

87

88
93

93

94

95
120

noot

noot,
j;

BOOt ,
ï

noot,
noot,

der reine,
den godsdienst,
buitenslands.
Carteaiaansche

Coccejanen.
den indruk, dien
engelsche deïstische.
Den overgang,
et que c\'est.
voor \'t bestaan,
art. Dieu.
en ait pas.
Bazedow.

Dit lijstjen maakt geen aanspraak op volledigbeid. Ik heb mij een slecht
corrector betoond. Wellicht voert mijn goed gestarnte deze bladzijden in
de liefdevolle armen van een feifej-lievend recensent en wordt dit lijstjen
gecompleteerd. Ik zal mij er zeer over verheugen, al is het een straf-
lijst jen.

-ocr page 21-

ûT-i^-ôa.^, O\'

1 o/\'

\\3

nj

\'JU

7

/

/

(f.
3

//

-ocr page 22-

\'t^\'i-^d-c^t.^ (fj

j

fit

H. !

-ocr page 23-

INLEIDING.

Unser Zeitalter ist, als das einer religiösen
Krisis nicht blos verwandt mit, sondern auch
bedingt durch andere kritische Zeiten. Je näher
die Verwandtschaft, je entschiedener die Ab-
hängigkeit, desto mehr Aufforderung und Beruf
haben wir, um uns in der Gegenwart zu oriën-
tiren, in solche Vergangenheiten zurück zu blic-
ken , desto eher können wir uns auch das Organ
zutrauen, sie treu aufzufassen.

LECHLEE.

Er is zeker wel geen tijd geweest, waarin met meer
kracht tegen alles, wat oud heette, te velde getrokken
Werd, dan de laatste helft der vorige eeuw. Zeker
Was er ook geen tijd, waarin er meer bestond, dat
•len naam van oud dragen mocht. Wat bestond had
zich met moeite zijn bestaan verzekerd en wilde dat
\'bestaan handhaven, zoo lang het kon. Hoe langer dat
quot;Was gelukt, hoe heftiger de aanval, die aanstormde;
^06 krachtiger de vloed, die ons waerelddeel van ge-
\'iaante veranderen zou.

ï^ieuw mocht de tijd heeten, die worstelend onder
arbeids geboren werd. Alles werd uit een nieuw
oogpunt beschouwd. Andere behoeften gaven aan andere

1

-ocr page 24-

pogingen het leven; nieuwe gedachten werkten nieuwe
daden, nieuwe inzichten nieuw streven. Nooit was lui-
der de kreet van vrijheid aangeheven, nooit sterker op
gelijkheid aangedrongen. Green voorrecht boven anderen
werd geduld, geen voorkeur toegestaan. Voor titels en
rangen werd een afkeer gevoeld en gevoed, die zich
in de stoutste vernielzucht openbaarde en niet rustte
voor dat alles, wat aan macht of invloed herinnerde,
was verdwenen. Hoog steeg de vloed, ~ niet tot staan
te brengen, voor dat hij kroon en throon, kerk en
altaar bedolven had. — \'t Was de overspannen uiting
van den menschelijken geest, die te lang had gebogen
onder velerlei gezag, \'t Was de individu die zijn eigen
waarde begon te gevoelen, die, te lang geteld maar
niet gewogen, im zijn gewicht begon in de schaal te
leggen. Over geheel Europa is die omwenteling heen-
gegaan, bange en zware dagen brengend over menig
land en menig huis. In welk een zee van tranen is
die IS\'iquot; eeuw ondergegaan!

Wat bewerkte zulk een omkeer op elk gebied; wat
bracht zoo veel harten in beweging? De opgewonden
taal der volksleiders vermocht dat niet alleen. Zij moge
den geest van een tijd prikkelen, dien het aanzijn ge-
ven kan zij niet. Zij moge de vonk zijn, die de aan-
wezige brandstof doet ontvlammen, die stof te verga-
deren ligt buiten haar bereik. Over zulk eene omkee-
ring moet de menschheid lang arbeiden. Voor dat er
algemeen aan deel genomen wordt, moet er in veler
hoofd en hart veel zijn omgegaan. De oorzaken, die de
omwenteling der IS*^quot; eeuw tevoorschijn riepen, zijn vele.

\'tis niet ons plan al die redenen op te sporen. Ook
wenschen wij niet van staatkundige revolutiën te spre-

-ocr page 25-

ken. We stellen ons alleen voor te handelen over de
verandering, welke in veler godsdienstige meeningen is
ontstaan in de jaren, die \'t begin onzer eeuw onmid-
delijk voorafgingen. En ook daarbij laten wij onzen
blik niet meer dan noodig is gaan over andere landen
Europa, maar beperken dien alleen tot ons vader-
land. We meenen daarmee een niet onnut werk te doen.

Immers kan het zijn nut hebben na te gaan, hoe er
in een zoo merkwaardigen tijd door onze vaderen over
de hoogste belangen der menschheid werd gedacht ? En
dit te meer, omdat hij zoo dicht aan den onzen grenst,
en wij \'t weten, dat onze dagen maaien, wat toen is
gezaaid.

Ons land is niet vreemd gebleven aan den strijd op
godgeleerd gebied, die elders werd gestreden. De deel-
neming daaraan was algemeen. Ook liier werd het oude
even krachtig aangevallen als verdedigd-, en is ,,Neêr-
lands Zionquot; in dien strijd bezweken, het is niet over-
rompeld maar stormenderhand genomen. Daar waren
er, die den storm hadden zien opsteken en naderen,
die hadden gewaarschuwd en gebeden, gedreigd en ge-
profeteerd — te vergeefs. De richting, die zoo driest
in Engeland, in Frankrijk, in Duitschland het hoofd
Omhoog hief, kon uit onze landpalen niet worden ge-
quot;^eerd. \'t Rationalisme is ook hier binnengedrongen.

We meenen hier te moeten nagaan, wat wij onder
Nationalisme hebben te verstaan. De begrippen, aan dat
^oord verbonden;, zijn verschillend. De afleiding baat
niet 1). „Dat het woord rationalisme van ratio komt,

1) Rationalismi nomen a rationis voeabulo ductnm nemo nescit. Origi-
Oationis vi eum iadicat, qui a rationa totua pendet eamqne sequitur ducem

-ocr page 26-

weet ieder. Naar de afleiding beteekent het dus iemant,
die geheel van de rede afhangt en haar volgt als gids
en leidsvrouw. Hij die derhalve redelijk oordeelt en
leeft, wordt met recht een rationalist genoemd.quot; Hij
zou dus een rationalist heeten, die zijn rede gebruikt;
maar in dat geval zouden wij niet gaarne iemant, die
den naam van godgeleerde draagt, den naam van ra-
tionalist onthouden. Toch zouden niet allen met dien
naam zijn gediend. De een rekent dien een eer te zijn,
de ander een schande. We behoeven slechts te denken
aan de wijze, waarop ten onzent de Hoogleeraar
schöl-
ten
\'tRationalisme verwerpt en bestrijdt^). Bij dien
naam moeten wij dus denken aan hen, die de rede tot
een zeer bijzonder doel gebruiken, haar rechten toe-
kennen, welke anderen haar ontzeggen. Om hierin
tot duidelijkheid te gëraken, dienen wij deze twee vra-
gen te beandwoorden: Wie doet de geschiedenis als
rationalisten kennen en wat moeten wij houden voor
\'t beginsel van \'t Rationalisme ?

Schoon algemeen geworden na kant , is toch de naam
van
rationalisten reeds eerder gebezigd. Zoo wfsrdt in
1646 gewag gemaakt van een sekte in Engeland onder
de Presbyterianen en Independenten, die „Rationalistenquot;
genoemd werden en van wie verhaald wordt: „wat hun
rede hun leert in ^e kerk of staat keuren zij goed, tot
dat zy van beter overtuigd worden Sucßo noemt

ac gubernatricem. Quare qui rationi convenienter judioant et vivunt recte
rationalistae vocantur.
Fkitzsche, Opusc. acad. nova, 1846. pag. 101.

1)nbsp;Leer d. Herv. kerk, 4e\'dru]i:. Dl. I, p. 6 en verv.

2)nbsp;Lechleu, Gesch. d. Engl. Deamp;mus, p. 61. „quot;What their reasou dic-
tates them in church or state stands for good, until they be convinced
with better.quot;

-ocr page 27-

in éénen adem (in 1706) ßationalistae, Naturalistae,
Libertini, Sceptici, quin immo Atbeï i) \'t Gold bij de
kerkelijk-gezinden een scheldnaam, die vóór de laatste
helft der eeuw echter niet zoo algemeen was, als men
uit
i^kitzsohe\'s woorden vermoeden zou \'t Was kant
die dit woord meer algemeen in gebruik deed komen, \'t Is
bekend, hoe deze het vermogen der rede en de betrek-
king van deze tot de godsdienst heeft gemaakt tot een
voorwerp zijner diepzinnige bespiegelingen. Wij behoe-
ven slechts te herinneren aan zijn in 1793 verschenen
werk: Die Religion innerhalb der Grenzen der blossen
Vernunft. De richting, ook ook door dit werk aange-
geven en verdedigd, is bekend geworden onder den
naam van Rationalisme. Haar tegenstanders waren de
door
eeinhabdt aangevoerde supranaturalisten, die een
grooter of kleiner gebied aan de rede betwistten, waar
alleen de openbaring heerschen mocht.
Gableii en an-
deren hebben zich den naam van rationalist tot een
eer gerekend, en de kantiaansche beginselen zijn met
verschillende nuances door
ammon, wegsoheidee, beett-
schneider, paulus
en anderen op de theologie toege-
past 3).

Er is verschil over, of er een onderscheid gemaakt
moet worden tusschen Naturalisten en Rationalisten.
In de 17\'^\'\' en 18\'^® eeuw werden zij naturalist genoemd,
die tot de „religiöse Oppositionquot; behoorden.
Spinoza
zijn aanhangers werden aldus genoemd, omdat zij
natuur voor God uitgaven.
Heebert wordt voorge-

1) Hagenbach, Encyclopaedie, p. 74.

3) De Rationalismo Commentationes IT. te vinden in o. 1.

3) Eritzsche, 11. p. 138.

-ocr page 28-

houden: „solis naturalibus principiis innixum Yiatorem
securum esse dicit.quot; De Eiigelsclie kwaker
baeclay
stelt op één lijn „abistotelici , oabtesianen en andere
Naturalistenen de Engelsche apologeet
nichols noemt
al de deïsten: „Natural-Religion men\').quot; Deze naam
kwam algemeen in zwang ten tijde, dat de filosofie van
WOLFF bloeide. Men maakte toen onderscheid tusschen
filosofisch en theologisch naturalisme, en verstond onder
\'t laatste de richting,. welke de natuurlijke godsdienst
voor voldoende ter zaligheid hield, en wel een openba-
ring erkende, maar hare noodzakelijkheid loochende.
Toen verstond men dus onder naturalisten hen, die men
na
kanï rationalisten genoemd heeft. Kant heeft op \'t
onderscheid tusschen deze beiden sterk aangedrongen,
en ze mogen ook tegenwoordig niet verwisseld worden.

Uit deze korte schets kan men zien, dat onder de-
zelfde namen nog al verschillende personen en beginselen
begrepen zijn geworden. In \'t toevoegen van scheld-
namen en in \'t stelsel van verdacht maken, had men
het reeds vóór onze dagen ver gebracht. De vrome
TiLLOTSON werd door een tijdgenoot genoemd de grof-
ste atheïst, die ooit bestond (the gravest atheïst, that

1)nbsp;Lechleb, 11, p. 454 sq.

2)nbsp;Der welcher blas die natürliche Religion für Tiioralisch notliwendig
d. i. für Pflicht erklärt kann auch der Rationalist (in Glaubenssaclien) ge-
nannt werden. Wenn dieser die Wirklichkeit aller übernatürlichen göttli-
chen Offenbarnng verneint, so heisst er
\'Naturalist, lässt er nun diese zwar
zu behauptet aber dass sie zu kennen u. für wirklich an zu nehmen, zur
Religion nicht nothwendig erfördert wird, so würde er ein
reiner natio-
nalist
genannt werden können; hält er aber den Glauben an dieselbe zur
allgemeinen Religion für nothwendig, so würde er dej reine Supernatura-
list in Glaubenssachen heissen können. Rel, innerh. der Grenzen d, bl.
Vernunft, p, 181 sq.

-ocr page 29-

ever was). In ons land noemde de predikant holtius
den hoogleeraar v. d. hoïteet een atheïst, en \'^oo men
de menigte ketterijen en duivelsche leeringen ziet, welke
elkander voor de voeten geworpen werden, dan staat
men verbaasd over de goede gedachten, welke men koes-
terde aangaande de vruchtbaarheid van des duivels hers-
senen i).

Wij gaan over tot de beandwoording van de tweede
^raag: wat wij te houden hebben voor \'t eigenaartige
van het rationalisme ? Wij zouden verkeerd doen met
te vragen: wat gelooven de rationalisten? Wat denken
zij alzoo over drieëenheid, verzoening, inspiratie enz.?
Wij dienen hier te vragen naar hun grondbeginsel, en
quot;volgen daarin den wenk, ons door een rationahst ge-
geven 2). Zoo doende krijgen wij een bepaling, met van
een verschijningsvorm, maar van het wezen van het
i^ationalisme. Wij noemen het dan de richting, welke
^P godsdienstig gebied geen hooger gezag erkent dan
dat der rede. Zij wil niets hooren van een openbaring,
iets zou leeren, dat het menschelijk verstand niet
begrijpen kan. Achter alles plaatst zij haar: waarom?
6a waar zij geen andwoord vindt, verwerpt zij. Een
^oord van God, boven het begrip der menschelijke rede
gaande, ontkent zij of neemt het in zoo verre slechts
^an, als het overeenkomstig is met de rede. Zij is der

1)nbsp;Men heeft er zelfs een statistiek der atheïsten op nagehouden. Mee-
sünne begrootte (1623) het getal der atheïsten, die toen in Pranlsrijk
leefden op
60,000. In Parijs alleen schat hij hun getal op 50,000. Hij
verwondert er zich over, dat God hen nog in leven laat.
Lechler, 11. p. 35.

2)nbsp;Allgemein bezeichnet macht der Rat. nur eine allgemeine Denkart aus,
die auf jedes Gebiet des menschlichen Denkens und Wissens anwendbar
ist. Röhe.

-ocr page 30-

mensdien dux atque magistra Kaar de uitspraken dezer
rede moet de openbaring of geloochend of gewijzigd wor-
den. Geen grooter dwaasheid dan aan te nemen, wat het
bereik der rede te boven gaat; geen grooter eer, geen
edeler streven dan redelijk te zijn. Immers is de rede
iets verhevens, een straal van \'t licht des hemels, en
God zou toch de rede niet gegeven hebben, om ons nu
en dan te doen gevoelen, dat wij onredelijk handelen
en denken moeten ? Zij is gegeven om haar te gebruiken
overal en altijd. Onze godsdienst moet naar het woord
van den Apostel een redelijke zijn; bij de eerste evan-
gelie-verkondiging werd reeds als tot verstandigen ge-
sproken. Zou ook de mensch, die in het dagelijksch
leven, zal hij den naam van mensch waardig blijven,
niets zonder zijn rede doet of vermag, daar die rede
moeten verloochenen, waar sprake is van zijne hoogste
belangen? Is het niet de hoogste onbillijkheid dat hij
haar een blinddoek zou moeten voordoen, daar, waar
hij het helderst wenscht te zien? En zou God, die den
mensch met de rede begiftigde, zou juist diezelfde God
het geloof aan zaken eischen, die de rede niet bevatten
kan ? Kan dat van God komen, wat indruischt tegen het
eenvoudigst verstand? Dan zou God zichzelf tegenspre-
ken en dat mag niet verondersteld worden. Daarom onze
redelijke voorstelling van God gehandhaafd en tevens de
waarde der rede. Zij gelde ook op godsdienstig gebied.
Welkom dus alle leer, die begrijpelijk is d. i. redelijk.

Ziedaar de hoofdgedachte en het grondbeginsel van
het rationalisme. Met de bepaling er van, zooals zij
door velen gegeven is, zullen wij onze lezers niet te

1) Pfitzschb, 11,

J

-ocr page 31-

zeer vermoeien \'). We wensclien hier nog aan te toonen,
dat deze richting, onder velerlei vormen en namen
opgetreden, tegen het Christelijk beginsel aangekant,
zich in de geschiedenis hoe langs hoe meer heeft ge-
openbaard, dat haar aanvallen steeds meer dreigend
en meer omvattend zijn geworden, en dat er een naanw
verband is tusschen haar en al de omwentelingen, die
i^ de laatste tijden over Kerk en Staat zijn gekomen.

Onchristelijk is wat onbijbelsch heeten moet. \'t Chris-
tendom, als historische godsdienst, moet uit zijn geschied-
kundige oirkonden worden gekend. De bijbel nu, waarvan
de Heer
jezus middenpunt is, is de geloofwaardige oir-
konde van \'t Christendom. Wat dus niet in den bijbel
Wordt geleerd noch uit die leering met goed recht wordt
afgeleid, is onchristelijk. De bijbel dan leert, noch

1) Enkele willen wij mededeelen. Rationalism may be defined, generally,
the abuse and perversion of human reason in dealing with the claims of
divine revelation. B
irks , modern Rationalism. London 1853. p. 2. Zie p.
\'\' 7. Hoc Rationalismi caput esse dixerim, ut ea tantummodo pie
\'^\'I\'edas, quae rationi consentanea .sint et cum iis, quae e legibus cujus-
•^U-tnque disciplinae vera esse cognoveris, convenientia. F
eitzsche, 11. p.
IO4. Rationalist wordt hij genoemd, die een gegeven openbaring alleen
in zooverre en daarom aanneemt, als en omdat zij, nadat zij aan de kri-
tiek der Rede onderworpen werd, bevonden is, met deze overeen te stem-
®ien. D
onker ctjetius. Over Jezus leer en het gezag der rede. Werken
Saagsch Genootsch. Jaar 1827. Der rationalistische System ist nichts anders
^Is ein aus den in ihm selbst liegenden Vernunftmässiger Principiën ent-
^\'ickelter u. folgerecht dargestelter Christianismus.
Ällg. Kirchenz. Jan.

Rationalisme is een rigting, waarbij het voor \'t verstand of schijn-
of werkelijk aanstootelijke dogma weggeredeneerd, maar de godsdien-
idee er van miskend wordt. S
cholten, Leer d. Herv. kerk. Dl. I,
P\' In het algemeen houdt het Rationalisme den denkenden geest voor
de hoogste wet boven iedere godsdienst als een natuurlijke openbaring van
H
ase^ Kerkg. p. 567. Die meerdere definitiën verlangt, vergelijke
«TäUDLiN, Gesch. d, Ration, u. Supra-nat. passim.

-ocr page 32-

geeft recht ora te leeren, dat de rede ons wijs maakt
tot zaligheid. Van de rede in \'t gemeen is weinig, van
haar de zaligheid openbarende kracht in
\'t geheel geen
sprake. De bijbel geeft voor een openbaring van Grod
te bevatten; de profeten en apostelen zeggen door den
Geest Gods geleid te zijn, en het Evangelie werd ge-
bracht tot hen, die het hoorden, niet als eens menschen
woord, maar als het woord van God. Gods woord is
de waarheid, zij het hier een dwaasheid, ginds een er-
gernis ; \'t mag onderzocht en beproefd: het moet geloofd
en aangenomen worden. Men kan er zich slechts boven
plaatsen of onder. Wie het eerste doet volgt mensche-
lijke leeringen, de wijsheid dezer eeuw; die het laatste
doet en de stem der waarheid hoort, wordt gerekend
tot de nederigen van harte, die aan geen zien of be-
grijpen, geen voelen of tasten, de zaligheid verbonden
achten, maar belijden dat hij, die gelooft, het eeuwige
leven heeft \'). Volgens de Schrift verstaat de natuur-
lijke mensch niet eenmaal de dingen, die des Geestes

1) Waar wij zoo het beginsel van \'t Rationalisme onehristelijk noemen,
wordt noch het goede dezer richting geoordeeld, noch haar recht van be-
staan betwist. Dat zij hen, die betuigden allereerst redelijk te willen we-
zen, drong tot een breuke met de openbaring, dat zij schijnheiligheid en
bijgeloof heeft bestreden, dat zij de rechten van rede en geweten ook op
godsdienstig gebied heeft gehandhaafd, is haar kracht geweest en de voor-
waarde van haar bestaan. Terecht werd van \'t Rationalisme door NaOELS-
BACH gezegd: Es hat eine gewisse Wahrheit, welche einer der Kirchen
anklebenden Unwahrheit und Einseitigkeit entspricht; es hätte ohne einen
solchen Kern i\'eëllen Lebens keine Stunde sich behaupt, am wenigsten zu
der ungeheuern Macht gelangen können, die es factisch ausgeübt hat.
Denn die absolute Lüge ist hohl und nichtig, und zerstiebt, wie eine Fata
Morgana; reëlles Daseyn und Kraft erlangt sie nur durch das Element der
Wahrheit warauf sie sieh im letzten Gründe stützt, wenn sie gleich
dasselbe verzerrt und zu einer Waife der Finsterniss umwandelt.

-ocr page 33-

Gods zijn, en was liet geen vleesch en bloed, die Pe-
trus tot zijn Messias-belijding brachten, maar werd hij
en alle volgehngen van den Heer Jezus ingeleid in de
verborgenheid, die in het hart des menschen niet is
opgeklommen, door den Geest, die uit God is. Deze
leidde alleen in al de waarheid.

De Christelijke Kerk heeft de onmisbaarheid en \'t ge-
zag der openbaring algemeen erkend. Zij moge al
spoedig getracht hebben meer te weten dan de Schrift
openbaarde, bij laatste instantie beriep zij zich toch
altijd op Gods Woord. Daaraan alleen ontleende zij
haar gezag, door zoo veel eeuwen geëerbiedigd\').

Eerst in de laatste tijden der middeneeuwen stond in
het
humanis?ne een richting op, welke zich vijandig stelde
tegen de openbaring. Hoe veel edels deze richting ook
met zich droeg en te voorschijn riep — zij heeft niet
alleen de fabelen der hiërarchie en de domheid der
monniken bestreden, \'t Scheen, zegt
hase aan bo-
CACCio\'s vernuft vergund zich boven de monniken, de
goede zeden, ja welHgt boven \'t Christendom te ver-
heffen. POMPONAZZO waagde het naar zijne meening
als een nieuwe
peomethefs openlijk te zeggen, dat
volgens wijsgeerige beginselen de onsterfelijkheid meer
dan twijfelachtig
Avas, en \'t Christendom in de tuinen
van Florence\'s academie gepredikt, was eer neo-plato-
nisch dan Christelijk.

1) Bij \'t Soholaticisme bewoog zich. het denken meer in het formeele dan
m het materiëele; het vertoonde zich meer in dialektische dan in specula-
tieve gedaante, zoodat men hier veel minder voor een verdolen der gedachte
op de vleugelen der philosophie, dan voor een blijven hangen aan het op
^\'ich zelf staande en \'t kleine te vreezen had,
HAGENBAch. Dogm. p. 854.

3) Kerkgesch. p. 346.

-ocr page 34-

Als een gezegend midden tnssclien on- en bijgeloof
trad de Hervorming te voorschijn. De kracht harer
mannen was hun geloof Hun hoofddoel was de terug-
brenging der kerk tot het apostolisch Christendom, hun
grondslag het Woord Gods, waarvoor zij onvoorwaar-
delijk bogen \').

Velen hebben beweerd s) dat het rationalisme conse-
quent zich uit het beginsel der hervorming heeft ont-
wikkeld,
Wegscheider heeft in die meening zijn In-
stitutiones ,,piis manibusquot; van
lutheb gewijd. Wij mee-
nen, dat men, dit stellende, zich vergist.
Lutheb, moge
zich nu en dan over de Vernunft zoo hebben uitgela-
ten, dat men er een rationalistische strekking in vinden
lean, het is echter ongerijmd, om hem bij de vergelijking
van al zijn uitspraken over de rede van rationalisme
of aanleg daartoe te beschuldigen Ten overvloede
slechts een paar plaatsen: „Vernunft ist auch ein Licht,
und ein schönes Licht. Aber den Weg und den Fuss,
der da soll aus den Sünden und aus dem Tode gehen
zur Gerechtigkeit und zum Leben, kann es nicht weisen
noch treffen, sondern bleibt in Finsterniss. Gleich wie
unsere Wachslichter nicht erleuchten den Himmel, auch
die Erde nicht, sondern die engen Winkel in Häusern;
die Sonne aber beleuchtet Himmel und Erde und Alles,

1) Twesten, Dogm. I. p. 168—73.

3) Tot hen behoort amand saintes. Zie zijn: Kritische Geschichte des
Rationalismus in Deutschland, übers, v. c.
g. ficker, Leipz. 1845.

3) Men kan hiertoe vergelijken: c. p. w. catenhusen, Zeugnisse der
Lutherischen Kirche über Vernunftreligion, u. wider die Anmassung der
quot;Vernunft in Sachen des Glaubens Richterin zu sein. Kiel 1820. Ten on-
rechte beroept men zich vaak op
luïpiees vrije denkwijze over den kanon.
Hij toetste alles aan wat bij hem vaststond quot;Woord van God te zijn. Wat
daarmeê streed meende hij te moeten verwerpen.

-ocr page 35-

also ist Gottes Wort auch die rechte Sonne, die uns
den ewigen Tag gibt zu leben und fröhlich zu sein.quot;
„Die Vernunft liegt ganz in Finsternis, darum thut ihr
das Licht des göttlichen Wortes von nöthen, das sie
führen und leiten möge.quot;

Melanchton zelfs, die met het humanisme zoo vaak
in aanraking was geweest, kan men geen zweem van
rationalisme ten laste leggen- Men zie slechts de apol.
conf. (ed.
hase, p. 53): „postquam scholastici admiscu-
erunt doctrinae Christianae philosophiam de perfectione
naturae et plus quam satis erat, libero arbitrio et acti-
bus elicitis tribuerunt et homines philosophica seu civili
justitia, quam et nos fatemur rationi subjectam esse,
jnstificari coram Deo docuerunt, non potuerunt videre
inferiorem immunditiam naturae hominum.quot;

ZwiNGLi stelde : „Scripturam sacram ducem ac ma-
gistram esse oportet, qua si quis usus sit, impunem
esse oportet, etiamsi doctorculis maxime displiceat.quot;

Niet anders kalvijn, in wiens Institt. (I, 4. 4.) wij
lezen: „Door de zonde is er slechts een ijdele en leu-
genachtige schaduw van godsdienst haast niet waardig,
om schaduw te heeten. Echter blijft altijd dat zaad
over, dat van zijn Avortel op geenerlei wijs kan worden
losgerukt: de wetenschap, dat er een eenige Godheid
is, maar dit is zoo bedorven, dat het niet dan de
slechtste vruchten voortbrengt.quot;

Men moet dus waarlijk al zeer gaarne wenschen, dat
Hervormers rationalisten waren, om hun duidelijke
uitspraken van \'t alleen geldend gezag der Schrift, over

1) \'t Oordeel dat verschillende Confessies over de rede vellen, vindt men
HAGENBACH, Dogmengesch. p. 606. (Holl. vert.)

-ocr page 36-

de duisternis der rede en \'t onvermogen der mensche-
lijke natuur voorbij te kunnen zien

Geruimen tijd hield het krachtig-werkend geloof der
Hervormers de verspreiding van het ongeloof tegen.
Eerst toen de geest der reformatoren begon te wijken
uit het werk, door hen gesticht, durfde het ongeloof
het hoofd opheffen. Toen de waarheden der hervorming
leer en niet meer leven wei-den, toen zij zich moesten
aanbevelen en staande houden door de wijze, waarop
haar waarheid werd gedemonstreerd, toen werden zij
wankel en moesten zij het worden. Toen kon het ratio-
nalism.e meer en meer verrijzen, gelijk het verrezen is.

Het recht en de kracht van \'t rationalisme der 17e en
18e eeuw zijn gelegen in zijn verzet tegen de starre dog-
matiek. Dat het Christendom geen compendium theolo-
giae, geen medulla theologiae, geen theologia scientifica
methodo tractata, geen systema theologiae dogmatices
was, heeft het naar waarheid en zegevierend aangetoond.

Het waren de Engelsche deïsten, die met deze be-

1) Men kan hierover vergelijken j. j. van tookenknbeegen in Ernst
en Vrede, Ile Jrg. bladz. 19 en vlgg. en blz. 101 en vlgg. — Breedvoerig
is \'t hemelsbreed verschil, ja de strijd tusschen \'t beginsel der reformatie
en van \'t Rationalisme aangetoond door
aubeblen, die Göttliche Offen-
barung, bldz. 165 en volgg. Wij lezen daar o. a. : „Das rationalistische
Prinzip bildet den geraden Gegensatz zum reformatorischen. Es war die
tiefste Beugung unter Gott, worauf die Reformation beruhte. Ihr Wesen
war ein durch und durch religiöses; Glaube, dieses Grundwort der Refor-
mation, ist ja nichts anderes als der biblisch-kirchliche Ausdruck für Re-
ligion. Während der Protestantismus durch und durch religiös ist, ist
der Rationalismus im Prinzip irreligiös, indem er den Menschen von Gott
ablöst und auf sich selber stellt, so dass zunächst die Moral (das sitt-
liche Handeln, die Werke) an die Stelle der Religion tritt. Er ist der
gespenstische Doppelgänger derselben, der negative Protestantismus neben
dem positiven, evangelischen.quot;

-ocr page 37-

strijding zijn aangevangen. Dat zij tegen de spitsvin-
digheden der theologen, tegen de menschelijke leeringen
hunne stem hebben verheven, is een werk geweest,
waarvoor ieder, die de waarheid lief heeft, hen danken
moet. Maar zij hebben iets meerders, iets anders ge-
daan dan dit. Bij de bestrijding der toenmalige for-
mulierdienst en overheersching der godgeleerden zijn
^y niet blijven staan. Tegen alles, wat hun begrip te
boven ging, tegen elke verborgenheid werden hunne
aanvallen gericht. Onder hunne handen werd het Chris-
tendom van zijn specifiek-Christelijk karakter ontdaan,
liet werd door hen overal gevonden, \'t werd gezegd zoo
oud te zijn als de waereld; \'t werd beperkt en besnoeid,
tet dat er van
jezus, den zoon Gods, een Joodsch leer-
bar , van den bijbel, een elendig produkt van menschen-
l^edrog geworden was. Bij \'t ter zyde stellen der open-
baring maakten zij God los van de waereld, en daardoor
Waereld los van God. Zoo leerden zij niet meer op
zien naar den Hemel, waar de Almachtige woont,
^aar - beperkten den blik tot de aarde. Men vond daar
genoeg — en men moest dat trouwens wel doen.

Hun beginsel (verzet tegen openbaring en verborgenhe-
den) niet hun vaak ernstig streven werd overgebracht naar
uitgebreid in Frankrijk. De Franschen, zegt ergens
-^acaulay , waren voor de Engelschen, wat AaKON is ge-
^veest voor
mozes. In hunne gemakkelijke en alom ge-
taal, in hun meesterlijken stijl werden de zaden
^au ongeloof als op de vleugelen der winden over Europa
\'^^estrooid. Steeds verder gingen hunne negaties, steeds
^oester werd de waanzin van hun ongeloof Men maakte
Zich vrolijk met „Ie bon Dien,quot; wiens dienst met de
e^redienst der E,. K. Kerk vereenzelvigd, met deze be-

-ocr page 38-

spot en vertreden werd. \'t Deïsme werd sensualisme
en materialisme en den mensch, bleef niets ter aan-
bidding over dan „l\'homme machinequot; zelf — Wie zal al
de rampen tellen uit dezen tuimelgeest geboren ? Wien
bloedt niet het hart bij \'t aanschouwen der bacchanalia
van deze kinderen eener verdwaasde eeuw ? Geen ramp-
zaliger tijd dan een tijd van volslagen ongeloof, \'t On-
geloof doodt de edelste uitingen van den menschelijken
geest, omdat het zijn edelste behoeften verloochent.
Zonder godsdienst geen zedelijkheid, zonder zedelijkheid
geen huisselijk leven, zonder huisselijk leven geen vas-
tigheid voor den staat. Alles wordt ondermijnd tot dat
het valt; woest en ledig zweeft daar weder de aarde door
de dikste duisternis. Uit het ongeloof zijn de revolutieën
geboren. „De omwenteling, zegt
hase , is niet tot stand
gekomen door de slooping der kerk, maar werd daardoor
mogelijkquot; Het ongeloof laat slechts puinhoopen na:
Europa is op het einde der 18. eeuw een groote ruïne.

De trilling toch van \'t licht, in Engeland ontstoken,
in Frankrijk gevoed, doorgolfde den geheelen dampkring
van Europa. Niet den minsten bijval vonden de stel-
lingen der Engelsche en Fransche wijsgeeren in Duitsch-
land, \'t vaderland van
reimabus en bahbdt , ebedebik
den gboote
en \'t vulgair rationalisme. Die Revolution
in der Theologie, zegt
staudlin , batte in England
angefangen, in quot;Deutschland ward sie fortgesetzt.

Is, zoo vraagt men, deze nieuwe denkwijze ook in
ons land doorgedrongen? Is ook hier zoo ruw, zoo
heiligschennend met de godsdienst gehandeld? Vele wa-

1)nbsp;Kerkgesch. p. 5B2.

2)nbsp;Geschichte u. Geist des Skeptieismus, Thl. II, p. 135.

-ocr page 39-

ren de redenen, waarom de breuk met den bijbel niet
zoo groot, noch zoo algemeen kon worden. De Neder-
landers plegen bezadigd te werk te gaan en zich niet
zoo spoedig te laten meeslepen. Een vrijer opvatting
van \'t openbarings-begrip en menig ander dogma was
reeds sedert \'t midden der 18^quot; eeuw gepredikt en met
kalmte en geleerdheid verdedigd. De meer verlichte
beginselen van
tijkbetintts , wereneels, miohaölis en
anderen hadden bijval gevonden en in zekeren zin voor-
bereid wat komen zou. \'t Had in ons land al lang ge-
j
tocht, toen de storm des ongeloofs in al zijne kracht;
losbrak. Er was bovendien in onze kerk nog altijd te
veel goeds geweest, om haar zoo ver weg te werpen,
zoo diep te versmaden. De
algemeene geest ging hier
niet zoo ver als in Frankrijk en in Duitschland. Velen
bleven wachten en afzien enkelen werden volslagen ra-
tionalist; de meesten kozen \'t rationalistisch supranatu-
ralisme tot hun bescheiden deel. De openbaring werd
^ deze laatsten niet verworpen, alleenlijk werd de
^ate harer goddelijkheid wat beperkt. Men ging aan
\'t schikken en plooien, aan \'t afdingen en beknibbelen.
Verdraagzaamheid kweekte onverschilligheid, \'t Kwam er
liij zoo veel niet op aan, en waar \'t dan op aan kwam,
och, ook daar kwam het eigenlijk ook niet op aan.

Alzoo ging het in de theorie en in de praktijk
quot;^as het niet beter. De Franschen konden zich met
§een vollediger overwinning geluk wenschen, dan met
goedige gedweeheid, waarmeê wij hen naäapten.
sprak fransch, men las fransch, men kleedde zich
op zijn fransch, men at op zijn fransch. Ons volk was
een sekondewijzer op \'t groote uurwerk der Fran- j
we haastten ons met hen gelijk te blijven.

2

-ocr page 40-

Ach! waarom lieten zoo velen in den lande zich be-
wegen , om ook de lichtzinnigheid der Franschen over
te nemen? Zij stond hnn zoo kwalijk en ging zoo
slecht hun af. Waarom bleef in steeds meerder huis-
gezinnen de bijbel gesloten en bleven in de kerken
steeds meerder zetels ledig? Waarom werd de naam
van God met steeds minder eerbied op de lippen ge-
nomen en werd op zijne vereering steeds lager, als een
noodzakelijk juk voor \'t gemeen, neêrgezien? Waarom
werd ook hier aan den boozen geest der eeuw zoo
overvloedig geofferd?

Ons land koh onmogelijk onbekend blijven met wat
daar buiten gedacht werd en verkondigd. Holland
„das Gosen philologischer Studiënquot; zoo als
tholuck
het noemt 1), was ook de schuilplaats voor allen, die
vrijheid zochten van denken en spreken. Elders ver-
boden boeken werden hier gedrukt en van hier uit ver-
spreid — en de boekverkoopers maakten goede zaken.
De Hertog van Orleans begon daarom tijdens zijne voogdij-
schap den franschen boekhandelaars wat meer vrijheid
te schenken, „opdat de Hollanders niet alleen den winst-
gevenden handel in verboden boeken zouden drijvenquot; 3).

Zij, die om hunne denkwijze uit Engeland, uit Frank-
rijk, uit Duitschland vluchten moesten, vonden hier een
schuilplaats, en wie zal \'t vergunnen dier vrijheid in onze
voorouders misprijzen? Wil men \'t loffelijke van dat
bestaan welsprekend gehuldigd zien, men leze de woor-
den van HBEDEE, wel waardig, dat zij hier een plaats
vinden S): „Dem kleinen Freistaat Holland gebührt hier

1)nbsp;Akadem. Leben. Zweite Abth. S. 237.

2)nbsp;Van Senden. Verdediging van Bijbel en openbaring, bladz. 374.

3)nbsp;Sammtl. Werke, Dl. XXXUI, S. 119.

J

-ocr page 41-

Preis und Achtung. Er, der sich der ärgsten, der
spanischen EehgionsYerfolgung mit einer beispiellosen
Mühe und Anstrengung entzogen, und beinahe ein Jahr-
hundert hindurch für
seine Freiheit gekämpft hatte,
sogleich und fortan nahm er diese auch für die Euro-
päische Menschheit, die zu ihm flüchtete, in Schutz;
■unschuldig Verfolgte beschützte er mit Grossmuth. Für
diese Freiheit liessen gegen die Cabale des Oranischen
M:oeiz , die de witt und oldenbabnevelt ihr Leben ;
für sie duldete
htjgo geotitjs Gefängniss und Verban-
nung, er, ein Genius freimüthig ruhiger Aufklärung,
^oll Geistes der Alten. Eben diese erkämpfte Freiheit,
^iie in der Grundverfassung Hollands lag, gab
desoae-
Tes Raum zu denken, Spinoza ein Freistätte zu schrei-
ben; sie nahm den gequälten
obobio, die Flüchtlinge
Frankreichs nahm sie auf und gewährte den verbann-
ten Englands Zuflucht. In ihr bereitete
karl der Zweite
die Wiedererlangung seiner Krone,
Wilhelm von oea-
^lEN die Rettung Englands aus den Händen der Tyran-
nei , aus den Ränken des Pabsthums. Nach Grundsätzen
«iieser Freiheit zwang
Wilhelm den aufgeklärten sanften
tlllotson zur Uebernahme des Kirchenprimats seines
neuerworbenen gährenden Reiches; in ihr dachte
Wil-
liam temple, ein heller Kopf, der sich ausserhalb En-
gland Freiheit zu denken erworben hatte, und für seine
letzten Jahre das Privatleben eines Weisen wählte. In
^br
80mmees und alle, die für Wilhelm wirkten. In
Hollands Freiheit schrieben
bayle, le cleec, baebey-
in ihr haben algeenon sidney, locke, shaetes-
Ideen ausgebildet und kehrten damit, diese

Hier was Heeder minder goed ingelicht.

-ocr page 42-

zur Ruhe, jener zum Tode nach ihrer stürmischen
Halbinsel zurück. In Holland ward öffentlich, was nirgend
sonst den Zugang zum Licht erhallten konnte. Werde
wieder was du wärest Freistätte der Völker, und wenn
einst (lang sey die Katastrophe entfernt!) das Weltmeer
über dich ausbricht, so lasse sich auf der traurigen Mee-
reshöhe dort und hier des
alten Hollands Geist hören:

Unter den Wellen liegen hier begraben,
Die einst, als in Gefahr
Des Menschengeistes Freiheit war,
Die Freiheit ihm gerettet haben 1).quot;

Welnu, die hulde zij het „kleine Hollandquot; gebracht,
maar het heeft ook de minder zoete vruchten geplukt,
die de vrijheidsboom afwierp. De zoo dadelijke aanra-
king met de werken der deïsten, encyclopaedisten, na-
turalisten en materialisten moest invloed uitoefenen. Die
meeningen werden niet alleen geduld, ip.aar ook gedeeld;
dat kon moeielijk anders. En zoo zien we dan ook hier
zoo veel onbesuisd op zijde gedrongen, wat althans door
oudheid eerbiedwaardig was , zooveel nagejaagd, wat zich
slechts door den dubbelzinnigen lof van nieuwheid aan-
beval. ,^Veele jonge lieden, zegt
hamelsveld , en ach!
hadden zij geen voorbeelden in lieden van meer gevor-
derden ouderdom, stellen er een eer in; het is een teeken
van een
sterken geest en een fraai vernuft, dat zij met de
godsdienst den spot drijven en denzelven als een fabel
verwerpen.quot; „Scheen immer Gods kerk in \'t uiterste ge-
vaar gebragt, toen \'t schandelijk bijgeloof, door drieste

1) In gelijken geest spreekt lechler, Gesch. des Engl. Deismus, p. 151.
3) De zedelijke toestand der Nederl. Italië op \'t einde der 18e eeuw,
p. 448.

-ocr page 43-

onwetendheid tot vollen wasdom opgevoed en door
nienschelijk gezag genoegzaam gesterkt, met ontem-
baar geweld op haar aanviel ■— welligt verbeeldt men
zich, dat in den tegenwoordigen tijd het gevaar niet min-
der zij, nu een geest van ongeloof, in de scholen van
valsch genoemde wijsgeerte gevormd, met vertooning
van geleerdheid en beschaafde houding, openlijk voor
den dag treedt, om onder de toejuiching van veele groo-
ten en het handgeklap van zoogenaamde fraaie vernuf-
ten, de grondslagen van
chkisïus kerk, bij tijdvervolg
lt;iermate te ondermijnen, dat dezelve ten leste geheel
al instorte en in een eeuwige puinhoop verkeere.quot;

Alzoo klaagde g. BOJfNBT \') en wij zouden dergelijke
klachten tot in \'t oneindige kunnen vermenigvuldigen.
Zij bewijzen genoegzaam, dat ons land niet vreemd bleef
aan den strijd tegen de openbaring, \'t Is ons doel, in
^bijzonderheden na te gaan, welke de oorzaken zijn ge-
quot;^^eest van den bijval, dien de nieuwere meeningen von-
\'ien in ons land. We vestigen daartoe eerst den blik
op den toestand der Gereformeerde kerk in de eerste
helft der 18\'^® eeuw. We zullen daar veel zien, dat tot
ontevredenheid aanleiding gaf, en de zucht naar iets
anders wekte en kweekte. Daarbij letten wij tevens op
invloed van
batle, spinoza en descabtes. Den
invloed van \'t Engelsch deïsme, van Frankrijk en de
^olfische filosofie zullen wij achtereenvolgens de opname
de verspreiding van \'t Rationalisme in ons land zien
bevorderen.

1) Voorrede tot de vertaling van MtANDS Nnttiglieid en noodzakelijkheid
Van de Chr. openbaring, p. 1 en
2.

-ocr page 44-

HOOFDSTUK 1.

toestand dee kerk; invloed van bayle, spinoza
en descartes.

We hebben in dit hoofdstuk allereerst den blik te ves-
tigen op datgene, wat in den boezem der Gereformeerde
kerk de verbreiding van \'t Rationalisme in ons vaderland
heeft voorbereid en bevorderd.

Als een der oorzaken van de ontevredenheid, die
velen hebben moesten met de Nederl. geref. kerk, noe-
men wij de verdeeldheden in die kerk heerschend. Wij
kunnen ons niet licht een overdreven voorstelling maken
van de heftigheid, waarmee gestreden werd. Als een
voorbeeld voeren wij aan den strijd, verwekt door
de
joncoijiit,
Waalsch predikant te \'s Hage.

In \'t begin der 18quot;\'^ eeuw hadden in onze kerk de
Coccejanen de overhand. Der Voetianen steun en hoop
was WILLEM iii geweest. Hij had echter niet alles ge-
daan, wat de Voetianen van hem eischten: \'twas an-
ders tot een scheiding gekomen, als in 1618. Na
willem\'s dood geraakte de staatsgezinde partij overal
op het kussen, en gewestelijke en plaatselijke overhe-
den beschermden cooGEJUs\' volgeren, \'t Hoopjen der

-ocr page 45-

Voetianen werd steeds kleiner en dacht er zelfs over
t land der vaderen te verlaten. Maar zie, daar ver-
schijnt in 1707 een boekjen: „Entretiens sur les diffé-
rentes méthodes d\'expliquer l\'Ecriture et de prêcher de
ceux qu\'on appelle Coccéiens et Voetiens dans les pro-
\'^inces unies.quot; \'t Bevatte een gesprek tusschen
eudoxb ,
ïhilalèthe
, en neophile. De aanval op de Cocce-
janen was heftig \'). Met de grootste geringachting
quot;^verd er over
coccejus geleerdheid en verdiensten ge-
sproken Zijn slechte smaak, gevormd in de scholen
•i®!\' rabbijnen, werd vinnig doorgehaald en zijn voor-
liefde voor typen en allegoriën als hoogst ongerijmd en
gevaarlijk ten toon gesteld. De Coccejanen werden door
JOITCOURT weetnieten genoemd, die slechts belaching
quot;Verdienden. Geen verstandige kon hun bijstemmen: bui-
tenlands had dan ook
coccejus geen aanhang gevonden.
Hun gevoelens werkten het liberalisme en den vrijgees-
ten in de hand ; zij maakten alles, zelfs \'t gezag der
Schrift wankelend, zoodat
de jomcotjst zich eene dwa-
ling,

grooter dan die der Coccejanen, niet denken kon.

Zijn boekjen bracht de geheele kerk in beweging.
Hij werd aanstonds voor de Waalsche Synode ter ver-
andwoording geroepen en ontzet van zijne bediening,
dat hij zou herroepen hebben. De Coccejanen ver-

Er werd eerst gesproken over Coccejanen en Voetianen, daarna over
schaduwen, vervolgens over de manier van deze te verklaren, en ein-
■ielijk over de profetiën.

Coccejus zelf zou over die beschuldiging niet bijzonder verwonderd
geweest, daar
maeesius hem bij zijn leven reeds had toegevoegd, dat
een onrechtvaardige rechter was, een aartskok, een kok en opdisscher
een kwalijk gekruiden schotel, een twijfelaar, een boos raensch, die
^\'\'QQtelijlj durfde liegen, en de nonnetucht van broer
koenelis deed herleven.

-ocr page 46-

weerden zich met alle macht en zagen in hun voorste
gelederen den Hoogleeraar
d\'outrein. In 1708 ver-
scheen reeds de tweede druk van zijn „Brief aan een
vrient nopens het boek van Mr.
de josrcouKT.quot; Hij
noemde dat werk ontijdig, schadelijk, beleedigend, en
toen DE JONCOtrBT in zijn „Lettre de plaintequot; daarop
geandwoord had, schreef
d\'outeein een „kortbondig
antwoord,quot; waarin hij hem een franschen haan noemt,
die in verscheiden Synoden was beticht van onrechtzin-.
nigheid en traagheid in zijn dienst, en hem daarenboven
aanspreekt over zijn groote gemeenzaamheid met eenige
jufvrouwen, hoewel er van dit laatste in de kerkelijke
handelingen niets is aangeteekend, om die zaken te
smoren
i). Ten bewijze dat de joncotjet schromelijk
trotsch was, beriep zich
d\'outeein — op \'t adres van
een brief, waarop
de joncouet zou geschreven hebben:
„Aan
Mevrouwe zijne moeder.quot; Eindelijk wordt hem
nog toegevoegd, dat hij veel gemeens heeft met
leen-
HOEE en dat hij met dezen het Spinozisme in de hand
werkt 2).

De Hoogleeraar s. van til brandde op de joncouet
los in zijn: „Antidotum viperinis morsibus D. J. oppositum,
quod ad pacem et concordiam in Ecclesia Belgica in pu-
phcum edidit auctor provocatus.quot; (1707). — Gaarne be-
kent hij, dat
de joncottet geen beter verstand heeft
dan „een komediant of kwakzalver.quot;

1)nbsp;\'t Was trouwens ook al 30 jaar geleden.

2)nbsp;Een tijdgenoot wist van bb joncoürt te zeggen „dat hij zoo vol
loopjes is, als een ei vol zuivel, dat hij er zioh op beroemd meer tegen
de Coccejanen te hebben uitgevoerd, dan
voetiüs, de laatst overleden
stadhouder en de plakkaaten van Hun Edel Groot Mog. te zamen.quot;

(Boekzaal,)

Jl

-ocr page 47-

Nog een derde Hoogleeraar verhief zijne stem. \'t Was
bbatjjïius van Groningen, die in zijn „Avertissement Né-
cessairequot; DE JONCOUBTniet zacht verweet de beroeringen,
welke hij in de Nederlandsche Kerk had aangericht.

Behalve in deze ernstige geschriften werd de joncouet
^et hoon en spot overladen, in een paar werkjens eerst
t fransch uitgegeven en daarna in \'t nederduitsch
onder de titels: ,;De overste der spotters ontdekt door
neoeil^g waaemonten „ Jok en Ernst of Korte samen-
spraak over Mr.
joncoukt en zijn voor en tegenspre-
\')• De vlam der partijdrift tegen de Coccejanen
Werd door deze geschriften schrikbarend aangewakkerd.
^ 1\'09 verscheen een boekjen, „Ouderlingsprotest en
l\'aad tegen der Coccejanen leer en leven.quot; De schrijver
heette zich
diedbeic van batenbusg, J. U. D. De
occejanen werden daarin beschuldigd van de ergste
\'Onrechtzinnigheden. Zij zouden de onfeilbaarheid loo-
chenen der H. Schrift, de drieëenheid verzaken, ge-
^aarlijte stellingen hebben over de voldoening, de ziel
quot;^an den mensch vernietigen, zich afkeerig betoonen
^an zedelijkheid en leven als heidenen. Plechtig werd
jnbsp;God, voor de heilige Engelen, voor alle gezind-

voor de geheele waereld hiertegen geprotesteerd,
e schrijver eischt, dat de overheid die dwalingen uit-
ïoeie, (Jat cle lidmaten zulke godsdienstleeraars met
l^crachting behandelen, en dat wie eenigzins beter denkt
quot; an deze „woeste, domme en stoute drijversquot; zich van

^en afscheide.

^cr Coccejanen stilzwijgen op deze honende redenen

te Amfterdam 1708. De fransche titels geven ypeï
quot;^ehmo^x. Dl. IV. ,antee,k. p. 78.

-ocr page 48-

prikkelde de Voetianen te meer. „Men veroordeelde,
men schold en raasde De verontwaardiging klom,
toen coccEJUs\' borstbeeld geplaatst werd in de Pieters-
kerk te Leiden. De wrok moest zich lucht geven, en
het was de vroeger zoo veel zachter gestemde en waar-
lijk vrome
jacobus fruttibk, van Rotterdam, die voor
de Voetianen pleitend optrad Hij ontlastte zijn hart
in de „Worstelingen Sions of historische zamenspraken
over de verscheidene en zeer bittere wederwaardighe-
den van CHEISTUS\' kerk.quot; De Waarheid, de Godsvrucht
en
nathanaël worden er sprekend ingevoerd. In de
twee eerste afdeelingen worden vroegere dwalingen be-
sproken, in de laatste de worstelingen geschetst, die
de kerk had door te staan tijdens
pkuytieks leven.
Diep beklaagt hij de kerk door onkunde, bespotting,
ongeloof, en waereldzin geteisterd, en ernstig zijn vooral
de waarschuwingen tegen de Cjamp;oeesiaansclie Coccejanen,
die rationalisten genoemd worden S).

Fhuytieb werd een beroerder Israëls genoemd, een
scheurmaker en roervink. Maar zijne heftigheid werd
overtroffen door die van een Coccejaanschen tegenstan-
der. \'t Was
joh. ens, zich noemend daniël van deb
heyde
, die voorgevend de eenheid der kerk te willen
bewaren,
ebuytieb, overstelpte met een vloed van scheld-
namen en verdenkingen, waaronder deze niet zwijgen kon.
Hij gaf dan ook in 1720 eene „Afgeperste verantwoor-

1)nbsp;ypey en deemout.

2)nbsp;Deze man was van dweepzucht niet vrij. Een ander boek: „Gerigts-
handelingen van den allerhoogsten God met zijn volk van Nederlandquot;, had
hij geschreven op aandrang van eene stem, die hij \'s nachts tweemaal ge-
hoord had, roepende: blaas alarm, blaas alarm!

3)nbsp;Ypey en deumout.

-ocr page 49-

ing daarin tegelijk nog een ander werk beandwoordend
^\'^n
ejts, dat deze in 1715 had uitgegeven, onder den
^ e : „ Satans verantwoording op de vraag, waarom hij
sommige menschen heeft aangetast, om de regtzinnige,
^yze en zeer stigtelijke schriften van den saligen pro-
essor cocoEjus te lasteren en te verdrajen. Dit tot
een voorberigt van iets naders dien aangaande, door
aosEAs stigtemus.quot; In dit werkjen van ens wordt
satan ondervraagd, voor wie hij alzoo het meest be-
•^cht IS. Hij zegt, dat hij niemant meer vreest dan
coccEJus, die aan \'t rijk der duisternis erger schade
eeft toegebracht dan de groote
calvijn. Satan over-
giet den toestand der hoogescholen hier te lande, en
waar de meeste Coccejaansche hoogleeraren zijn, ver-
laart hij de meeste zielen te verliezen.
Van deze gants bijzondere intimiteiten verscheen bin-
den eene maand een tweede druk. De namen, waarmede
nien van weêrszijden elkander begroette, waren: „weet-
nieten, wintbuylen, krabbelaeren, rymertjes, Zoïlussen,
n^opsuszonenquot; enz. Hoe juist was de schets der Kerk,
die dagen gegeven:

Men nijpt en bijt, men houwt en hakt in \'thoadert,
Men rukt en plukt en scheurt en rooft en plondert,
De vroomheit zelf wordt in \'t gezicht gespoogen,
Wij zien \'t, maar zien \'t met medelijdende oogen;
\'\'\'^\'ie zal de pen uit Satans naem toch prijzen,
Maer wie een pen, die grijzen eert noch wijzen?
Is \'tu te doen om waerheit, Kerkgezinden,
Laet overal de waerheit waerheit vinden;
ï^n (Kerkhelt Voetius verdiende lof gegeven),
Koksejus naem bij u met vrede leven 1).

1) Boekzael, 171S. I. p. 192.

-ocr page 50-

Wij hebben eenigzins uitvoerig dit twistgeding beschre-
ven, om een denkbeeld te geven van de wijze, waarop
gestreden werd. De toenmaals gevoerde binnenlandsche
oorlogen van deze soort zijn vele geweest. Konden
zij
bevorderlijk zijn aan de achting, die men der Christe-
lijke godsdienst moest toedragen? Wij gelooven het niet.

Jk

De wijze, waarop de toenmalige theologanten den bij-
bel beschouwden, droeg zeker ook niet weinig bij tot de
minachting, waarin deze bij velen vervallen is. De Voe-
tianen dweepten zoo sterk met de letter der Schrift,
dat de tekstkritiek in hun oog al eene zeer gevaarlijke
wetenschap was.
Cijbcellaeits heeft vrij wat te lijden
gehad van hunne woede. Wie in den eenmaal aangeno-
men grondtekst verandering brengen wilde, deed aan
het Woord Gods toe of af. Volgens hen was alles ge
ïnspireerd. En hoe diep deze afkeer van de tekstkritiek
geworteld was kan daaruit blijken, dat
valckenaek nog
in 1745 het goed recht en \'t voor het geloof onschade-
lijke dier M^etenschap met klem van redenen betogen
moest 1). Deze eerbied voor de Schrift was bij de Voe-
tianen overgegaan op de vertaling der Dordsche Vaderen.

1) Oratio de sacra N. ï. critica literatoribus iion exercenda. Wij lezen
daar p. 17. „Varietas leotionum ipsam Religionem corroborabit, nunquam
suis fundamentis emovendam. Dissident codices N. T. sed et omnes con-
spii-ant; dissident in rebus (fas sit ita dixisse) miuntis, in magnis conspi-
rant; dissident in apicibus litterarum, in Uteris, in vocibus, in verborum
structura; conspirant, quod veri amatores laeti semper depraedicabimus,
conspirant in iis omnibus tradendis, quae homini Christiane, ad vitam
bene informandam et ad aeternam animae salutem, scitu sint necessaria.
Eadem in omnibus libris scriptis, eadem in omnibus editionibus, eadem
viget. Tua optime, maxime Jesu, doctrina, nullo unquam aevo obliteranda.

-ocr page 51-

Zij Waagden het niet van lien af te wijken-, hunne overzet-
ting w^as getrouw; zij waren door den Geest Gods gedreven.

De Coccejanen hadden vrijer gedachten over de let-
ter der Schrift; zij maakten in de gewone vertaling met
groote vrijheid verandering; maar toch ook hunne han-
delwijze met den bijbel moest velen naar iets anders
doen verlangen. Zij meenden, dat alles in het O. T.
\'^^as geschreven met het oog op CHRiSTtrs. Alles was
daar afschaduwing van den Heer en zijne Kerk. Wordt
Jeremia XLIX : 19 gezegd: „Gelijk een leeuw van de ver-
heffing der Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke wo-
^i^g, want ik zal hem in een oogenblik daaruit doen loo-
P6n;
coccejtjs meende in die woning Jerusalem te moeten
^len, in den leeuw
tespasianus, die \'tbeleg der heilige stad
opbrak, zoodra hij de tijding vernam van
heeo\'s dood.
h^® Klaagliederen van
jebemia werden der Kerk in den
naond gelegd, en \'t Hooglied in al zijne deelen en onder-
deelen toegepast op
Christus\' vereeniging met de zielen
der zijnen. In Ezechiël XXXIV: 26 en 27 werd eene zinspe-
^iiig gezien op \'t Concilie van Trente en den Munsterschen
^rede vond men mede in de schrift aangeduid.
Outhoe,
%ninasii-rector te Kampen, zag in Obadja 1:3 en 4 een
^oord tegen de paapsche mis. „Der roomschen sterkte,quot;
^00 redeneerde hij, „is hun mis; zij toonen daarin een
broodgod te dienen, dien zij in kastjens opsluiten.quot; —
^elnu, dit laatste deden de Tyriërs ook met hun God
Hercules en daarom werd in hen een voorafschaduwing
^er roomschen gezien.

Prof. EABRicius van Leiden gaf een Christologia Noa-
oliitica et Abrahamica (1727.) Uitvoerig bespreekt hij
daarin izAäK
\'s ofïerhande. Hij vergelijkt izaäx en chbis-
Tüs. De eerste was voorbeeld van den laatste: immers

-ocr page 52-

stierven beiden in het midden hunner dagen (Ps. 102:25);
verder waren beiden gehoorzaam; izAaK werd geoiïerd
buiten zijns vaders huis,
jezus buiten Jerusalem; izaak
droeg het brandhout, jeztjs het kruis; isaük werd le-
vend gebonden op \'t altaar,
jezus op het vloekhout;
iSAaK was ongetwijfeld naakt, daar men den dieren het
vel afstroopte,
jezus werden zijn kleederen ontnomen;
eindelijk beider offerhande geschiedde op dezelfde plaats.
ViTBiNGA, de vader, maakte „ een stigtelijke vergelijking
tusschen
jozee en chbistus.quot; Elke bijzonderheid uit jo-
zef\'s leven werd overgebracht op jezus en zijn Kerk.
d\'Outeein vond in de woorden: „Hij zal hen stellen tot
het paard zijner majesteitquot; de geschiedenis der Kerk ver-
vat. Daartoe werd eerst het paard aangemerkt als
wit,
om de zuiverheid der Kerk onder de apostelen aan te
geven; vervolgens als
rood: de Kerk onder de romeinsche
vervolgingen; als
zwart: de Kerk vervallen onder de ket-
terijen; eindelijk als
vaal: de Kerk onder den Antichrist i).
Bij de woorden „zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk
de arendenquot; (Jez. XL: 31), meent
d\'outeein dat de H. Geest
onder anderen heeft gedacht aan de vederen, daar Micha
I: 16 kaalheid voorkomt als een beeld van elende; en
bij den tekst: „De regtvaardigen zullen wassen als den
cederboom,quot; komen volgens denzelfden D\'ouTBEm de vol-
gende zaken in aanmerking: De ceder is hoog; groeit
recht en cierlijk; wordt zeer dik; zijn hout is onverder-
felijk en geurig; hij leeft zeer lang, is olieachtig, heet
in den derden graad, heeft een roode pit, de bladeren
zijn altoos groen, zijn harst is goed tegen verrotting,
\'t hout dienstig tot huishouw, \'t maken van kisten en

1) Hij dacht daarbij aan .Johannes Openbaring, Hoofdst. VI.

I

J

-ocr page 53-

tasten enz., ,,\'twelk alles op een geestelijke wijze den
regtvaardige toegepast wordt,quot; zegt een recensent uit
dagen.

Wij vragen of zulk een spelen met den Bijbel den
eerbied voor de Schrift op den duur bevorderen kan?
Moest niet het gezond verstand zich verheffen tegen
zooveel gezochtheid en valschheid en moest de goede
siüaak niet duizendvuldig geërgerd worden aan zoo veel

onnatuurlijkheid?

ßaar kwam nog de vorm bij, waarin de leerredenen
§egoten werden. Wij willen daarbij niet lang stil staan;
over \'t pronken met geleerdheid en de platheid, vele leer-
redenen dier dagen ontsierend, is reeds dikwerf gespro-
^en; en moeielijk valt het niet daarvan vele stalen bij te
brengen i). Als een enkel bewijs, hoe veel toen soms van
^geduld der gemeente gevorderd werd, voeren wij aan
een leerrede van prof
pabbiciijs, „ter gelegentheit van
vernieuwde kerk van Hoogmade.quot; De leerrede be-

I) tKomt ons voor, dat te vaak plat genoemd wordt, wat toon het
uitgesproken, niemand stuitte. De maatstaf van onze zeer kiesche
gen werd gebruikt bij \'t beoordeelen van tijden, waarin men minder
®cliielij]£ bloosde dan thands. Maar er zijn altijd geldende regelen, en er
zaken, die nooit dan ten koste van smaak en gevoel worden neêrge-
®chreven. Tot deze laatste behoort de leerrede van Ds. van toll, predi-
ant te Woudenberg. De tekst was Spreuk. XXXI: 10. We lezen daar onder
ai^ieren deze beschrijving: De braafste lijfgestalte is niets anders als een
®fzameling en samenknooping van verrotte beenderen, zennwen en spieren
\'jederfenisse en van welke de kerkhoven de tooneelen zijn, waarop zij
1 elende vertoonen. De blonte of zwarte hairblessen zijn enkel drek,
twerpselen van de natuur en nesten en wildernissen voor de luizen. Die
en doorschijnende verwe is niet anders als een weinig vet met

doorvloeid en met vel overtogen. De mond en de neus zijn twee
ende poelen, die alle oogenblikken hun besmetting uitademenquot; enz.
leze leerrede werd een aanzienlijk paar ingezegend in den huwelijken staat.

-ocr page 54-

sloeg 50 pagina\'s in kwarto, „behalven de voorredenquot;
zegt de boekzaelschrijver

Wat niet minder nadeelig beeft gewerkt was der predi-
kanten eindelooze en onvermoeide polemiek. Een duitsch
prediker begon eens aldus een leerrede over \'t Avond-
maal. „Zwei wutbende Heere des leibigen Teufels strei-
ten wider das H. Abendmahl; auf der einen Seite ste-
hen die gottlozen Papisten, auf der anderen die stolzen
und spitsfindigen Calvinisten. Der erbärmliche Heide
oviDius ist ein besserer Theologe als die Calvinisten.quot;
Veel predikanten uit de eeuw in ons land maakten
het niet beter; zoodra de gelegenheid zich maar opdeed
(en dit gebeurde haast altijd) werd te velde getrokken
tegen alle mogelijke ketterden, tegen Papisten en Athe-
ïsten, tegen Remonstranten en Mennonieten — wie zal
ze tellen ? Mikroskopisch werden de partijen beschouwd.
Zoo werden in 1715 de Coccejanen verdeeld in: Bek-
keriaenen, Vlakkiaenen, Kartesiaenen, Leenhovisten,
Schoristen, Hattemisten, Roëlisten, Libertijnen, Spino-
zisten, Periodische, Typische, Profetische en Oekonomi-
sche Coccejaenen. Uit de geringste uitspraken der te-
genstanders werden de ergste gevolgtrekkingen gemaakt
en hoog sloeg de vlam op des veroordeelenden ijvers.

Kon de indruk weldadig wezen, dien men onder zulk
eene prediking ontfing? Leerde men daar achting en
vertrouwen te koesteren voor een openbaring, op wier
gezag, in wier naam zoo veel onheilig vuur ontstoken
werd ■?

1) Deze hoogleeraar PABTficius heeft verscheiden homiletische verhande-
liiigCD geschreveu.

-ocr page 55-

Werkte der predikanten bestaan op den kansel alzoo
ongunstig voor de openbaring ~ liiin gedragingen in
herderlijk en maatschappelijk leyen yersterkten al
mede den eerbied niet voor het Woord, welks dienaars
heetten. Daaraan is groot gewicht te hechten. Veel
^eer dan nu werden toen de predikanten beschouwd
^Is dragers der godsdienst en hun voorbeeld was zeer
^olen ten maatstaf en regel. Wat vinden wij dan van
aangeteekend?
Hun slordigheid in \'t vervullen hunner werkzaamheden
^as vaak groot. De friesche Synode van 1701 oordeelde
® noodig er op aan te dringen, dat toch eiken zondag-
l^aniiddag gepredikt zou worden, en dat de katechiza-
^en toch beter zouden worden ter harte genomen. Over
waereldsgezindheid van vele leeraars wordt mede
sterk geklaagd. „De wereld, zoo zeide men, is in de kerk
^gebroken en heeft
die vervuld met onwetende, aardsch-
Sezinde, vleeschelijke en onwedergeborene, ja zelfs met

ooknbsp;boose menschen. Hier is het dan

Van daan gekomen, dat God zijn zegen en genade
^getrokken en een geest des diepen slaaps over onze
oi\'k heeft uitgegoten en wie weet hoe langequot; i).
Nogmaals vragen wij of de openbaring in hoogachting

ti-ekk^\'^^\'^ J\'OHGIon, De Nederd. Herv. Kerk in Friesland, p. 224. Wij

^^ \'^isr\'iit geen oordeel voor \'t algemeen; er wordt zoo vaak zoo

Veel ^nbsp;) Hiaar dat er aan \'t leven van vele predikanten dikwerf

ontbrak, kan niet ontkend worden. Men zie ook van eïfen. Speet.

„Als een leeraer van de eene plaets naer d\'andere word be-
roepejj ij •nbsp;..

doe \' \'^^\'den is het overleg, of hij waerschijnlijk daer meerder nut zal
^^ \' D overweging is doorgaens alleen of er er meer voordeels op zij,
toenbsp;er liever wonen will\'.quot; — Zou deze klacht nog van

^^ïij men bedenke, dat toen veel meer dan nu afhing van den
\' die der predikanten leven maakte.

-ocr page 56-

winnen kon, waar zij zoo ongepast aangewend werd en
verdedigd, waar de bedienaars van \'t goddelijke Woord
den geest van dat Woord in het aangezicht sloegen?

Wij weten het, daar klopte menig warm hart in
die dagen voor de zaak der openbaring, en niet altijd
onheilig was het vuur, dat brandde in veler gemoed.
Diepe weemoed sprak vaak zich uit in die heftige woorden
en diepe droefheid schuilde dikwerf onder menig ruwe
polemiek. We dienen eerbied te hebben voor de zoo vol-
komen ingenomenheid met wat men voor waarheid hield,
al moet men het ongepaste der verdediging er van laken
en betreuren. Men zou in onze dagen te vergeefs zoe-
ken naar zoo veel warme liefde voor God en zijn dienst,
naar zoo veel belangstelling, die alles richtte op het
hoogste, en die het stoutste spreken deed, omdat het
dierbaarste werd bedreigd. En daar strooide ook nog
menig leeraar in den geest der zachtmoedigheid het
woord der waarheid op den akker der harten, en menig
woord des vredes weêrklonk in \'t rumoer van den strijd.
Wij willen een dier stemmen laten hooren: ze is van
den vromen
momjvieks „Die partijschap maakt of
volgt in de Kerk, die toont daarmede zijne vleeschelijk-
heit, de ijdelheit en de grootsheit zijnes herten, als die
wat bijzonders wil zijn: maar een dienaar van
Christus
moet zichzelven verloochenen, die moet klein en nedrig
zijn. Als PAULUS de Philippensen vermaant hadde, dat

1) Enbulus, p. 405. Dezelfde mommees bad bij zijn leven reeds een
poging aangewend ter verzoening van Gereformeerden en Lutberseben. Hij
was in deze poging niet gelnkkig. Meer beandwoordde aan zijn vrede-
lievend doel zijn na zijn dood uitgegeven Eubulus. De strijd tusscbe»
Coccejanen en. Voetianen werd door dit werk merkelijk minder.
MommekS
was predikant te Hemmen.

-ocr page 57-

21] eensgezint zouden zijn; zoo stelt hij haar voor het
exempel van
cheisttjs , en wil, dat dit gevoelen ook in
^ar zoude zijn, \'twelk in
cheistxts was, die hem zel-
vernietigt hadde: Phil. 2:2, 5, 6, 7. Zoo zal de
J e heit en de grootsheit des herten in ons gebroken
borden. Ik gedenke hier aan
gbbgoiiius nazianzenus,
^an wien ik eens gelezen hebbe, dat hij tot bisschop
^an Constantinopel verkoren zijnde, en als daar over
^^\'isten en verschillen in de kerk onder de leeraars ge-

leüi ^nbsp;\' hooge waardigheit edelmoedig neder-

®opdat hij den vrede onder de broederen bewaren

dTd^*^\' ^^^nbsp;^^^nbsp;vredes wille,

hij oordeelde den vrede onder de broederen waar-
^Sor als den bisschoppelijken stoel voor hem zeiven.
^ zulken zin was die vredehevende
melanchton ,
® getuigde, dat hij over de verschillen der predi-
aiiten dermate bedroeft was, dat hij zoo vele tranen
e storten, als er water in de Elbe was, indien hij
Wonde daarmede helen konde; ja, indien hij de eenig-
der kerk met zijn doodt konde kopen, dat hij met
^ytschap zijne ziele daarvoor zoude uitstorten. O dat
^^ gave, dat er vele vredelievende
melanchtgns in de
^aren, zoo zouden welhaast vele twisten en har-
^ rren met malkanderen een einde nemen.quot;
e stemmen echter waren niet vele; ook werden zij
dat ^^ Neen, wij verwonderen ons er niet over,
hun ^ ^^^\'^^^^^ten bij velen in minachting kwamen, dat
^ persoon bespot, hun werk geminacht werd. Met
^i^EEEEK keuren wij \'t ten hoogste afi), maar dat het

196. Ik heb gemerkt, mijn Heer, dat gij
J met recht) de predikanten overal in uw papier naer hunne

-ocr page 58-

geschiedde, kunnen wij evenmin loochenen als hij. Een
kerk, zóó verdeeld en zóó aanbevolen, moest zwak wor-
den ; eene openbaring, die haar volgelingen aan zooveel
onzekerheid ten prooi liet, en (naar \'t scheen) aan zoo
veel onedels voedsel gaf, moest bij velen in de schaduw
gesteld worden, toen het nieuwe licht, het licht der
rede en der vrijheid, der vrijheid van vooroordeel en
geestelijkheid, zijne stralen vriendelijk en veelbelovend
vallen liet — buiten de openbaring.

In het begin der ISii® eeuw werd door sommigen een
splitsing voorgestaan der theologie, welke het gezag der
openbaring verzwakken moest. „
Salomo van til was
in deze school de eerste meester.quot; Wij bedoelen de
splitsing in natuurlijke en geopenbaarde theologie. Zy
werd ingevoerd om den invloed der filosofie te keeren,
dier toepassing op de geopenbaarde godsdienst tegen
te gaan. Men zou door de
theologia naturalis te ontvou-
wen in het helderst daglicht plaatsen, wat de rede leert
uit eigen krachten. De onzekerheid, waarin zij ons laat
zou de vastheid en de helderheid der openbaring te
meer doen uitkomen.
Van til kon zich (naar \'t scheen)
niet denken, dat er tusschen deze beiden ooit strijd zou
kunnen ontstaan, maar verzette zich tegen beider ver-
menging en vindiceerde voor elk een afzonderlijk gebied.
Voorzag hij het niet, dat de vrede wel eens zou kunnen
verbroken worden en dat er zouden komen, die ver-
klaarden aan de zoogenoemde natuurlijke godsdienst
genoeg te hebben?

waerdigheid behandelt en de gewoonte derznlken hooglijk verfoeit, die
hnnnen geest misbruiken, om dezelve bespottelijk te maken bij diegenen,
welke zij niet stichten kunnen, als zij veracht worden.

J

-ocr page 59-

Is het ook eigenlijk niet onmogelijk dat hij, die in
het Christendom is opgevoed, eene zuiver-natnurlijke gods-
dienst samenstelt? Het licht der openharing is te diep
en te algemeen doorgedrongen, ons geheele bestaan is
er als \'t ware eenigzins van doortrokken, \'t Is niet
inogelijk zich van haar invloed te ontdoen. De inhoud
der natuurlijke godsdienst is, wat haar belangrijkst deel
betreft, contrabande der openbaring. Doch waar aan
e rede \'t vermogen toegekend wordt, om naast de open-
baring eene godsdienstleer samen te stellen, daar wordt
openbaring bedreigd, dewijl de rede te fier wordt
om voor haar te buigen.

Be geschiedenis der filosofie in Engeland kan \'t ons
Haar grondvester
baco van yebulam is be-
gonnen met eene scherpe lijn te trekken tusschen filo-
sofie en theologie (Theologia naturalis et inspirata). Hij
^ ® van geen theologie, op filosofische gronden ge-
\' ^eten. De openbaring moest onbepaald geloofd
worden-, ja
j^qq ongeloofelijker zij was, hoe meer zij
O verdiende. „Quanto mysterium aliquod divinum
magis fuerit absonum et incredibile, tanto plus in cre-
^^endo exhibetur honoris Deo et fit victoria fidei nobi-

te^^k ■nbsp;^^^^ openbaring allezins gunstig

e linken: toen men begon de op filosofisch gebied

isnbsp;ï\'esultaten toe te passen op de openbaring,

raV ^^ slecht bij gevaren, en de theologia natu-

\' ® ^^ heeft bij velen over de revelata volkomen gezege-
vierd.

liefstnbsp;genoemde scheiding dan ook

^ej gevolgd door Cartesiaans che Coccejanen. Dezen wil-

gebied de beginselen van descartes
1 ven, zonder iets aan de waarde der openbaring

-ocr page 60-

te kort te willen doen. Ruabdus andala, hoogl. te Fra-
neker, ricMte zijn Compendium Theol. Naturalis in
naar de beginselen van
oabtbsius, waardoor hij tevens
eene poging aanwendde, om de filosofie bij godgeleerden
aan te bevelen. Er kwam van verhandelingen en syste-
men vol natuurlijke godgeleerdheid overvloed. Zoo gaf
BAViD MARTIN, Waalsch predikant te Utrecht, een Traité
de la religion naturelle , waarin hij handelt over \'t be-
staan van God, en over de verplichting, om Hem eene
godsdienstige hulde te brengen, „alles uit het licht der
reden en ter overtuiging van ongeloovigen zeer krachtig
bewezen^).quot;
Vitringa, de zoon, leverde in zijn Com-
pendium theologiae naturalis „uit het licht der redenquot;
puttend eene anthropologic, theologie en voorschriften,
waarnaar men God dienen moet. De leer der openba-
ring werd als bovennatuurlijke godgel. aan de natuur-
lijke nagezonden, en zóó verkreeg men een volledige
kennis aangaande God en zijn dienst. „Hoe hoog ik
het licht der Reden schatte,quot; zegt
joan van den ho-
nekt t. h.zoon
\'^), „weten alle mijne leerlingen, die ik,
den tijd van negen jaren, heb onderwezen in de natuur-
like Godgeleerdheid, welke ik geleert heb van mijnen
waerden Vader, die mij, twintig jaren, in dat onderwijs
is voorgegaan, en die het hoofdstuk zijner werken, de
waarachtige wegen Gods, uyt natuurlike grondbeginselen

1)nbsp;\'t Verscheen in 1711.

2)nbsp;\'tKwam uit in 1715.

3)nbsp;Ypey.

4)nbsp;In zijne AanmerMngen over den brief, dien de heer jan mulder,
Leeraar der Lntherscbe gemeente te Kampen aan hem, ter verdediging
van den heer j. r.
hochstettkr, geschreven had. Deze brief, ook afzon-
derlijk uitgekomen, is te vinden in de Boekzaal van 1736. II. p. 1 sq.

-ocr page 61-

afgeleidt, en uyt de overeenstemming van de Reden en
de Schrivt, opgemaakt heeft. En wat gebruik ik van
de Reden in dit en andere Leerstukken maak, weten
^Uen, die mijne Schriften lezen. Deze weten, dat ik
gewoon ben, de Reden onderscheidentlik te beschouwen,
■^oor soo veel sy het beginsel is, waar uyt, en voor soo
^ eel sy het middel is, waardoor wij redeneren. Dit gaat
^00 verre, dat er geen eene Verborgenheid des Geloovs
IS, buyten welke ik de Reden geheel sluyt, maar ik ben
gewoon, duidelike plaatsen van Gods Woord aan te ha-
n, en die, naar de beproefde uytlegmiddelen van de
bieden en de Schrivt te beredeneren.quot; \'t Eerste gevolg
quot;^an deze handelwijze was, dat men langzamerhand be-
gon een bewijs uit de Openbaring niet meer van noode
te hebben; \'tmoest alles slechts „redematigquot; wezen; „niet
alleen uit de Openbaring, maar ook uit de Reden toe-
gelicht.quot; En al werd de Openbaring nog altijd als hoogste
richter erkend, aan haar zijde Werd een gevaarlijk kin-
deken gekoesterd en gevoesterd, waarmee zij zelve eerst
stoeide en waarvan zij niets vreesde, maar dat, grooter
grooter geworden, haar boven
\'t hoofd groeien en

verdringen zou.

Wat aangaande de Openbaring almede ongunstige ge-
dachte verwekte, was de bijna volslagen verwaarloozing
zedeleer. Wij verwachten van hare beoefening op zich
^elve niet alle heil en stellen den meerderen of minderen
invloed der Openbaring daarvan niet uitsluitend afhanke-
Maar we merken dit op, omdat het onmiddelijk sa-
nienhangt met een ander verschijnsel. We bedoelen dit:
\'t algemeen werd in de eerste helft der eeuw hier
lande het Christendom opgevat als leer. Op de akade-

-ocr page 62-

mische lessen werd het systeem van den Hoogleeraar ont-
vouwd, en op de kansels werd in een vorm, vaak weinig
aan die plaats geëvenredigd, hetzelfde systeem verkondigd.
De leer, zoo dacht men, was nu eenmaal vastgesteld;
dat zij met de Schrift volmaakt overeenstemde, werd
geenszins betwijfeld; wie dus zalig wilde worden, diende
althans in de leer onberispelijk te zijn. Wij oordeelen
hier niet over die leer, maar beweeren alleen, dat waar
het Christendom werd gepredikt als een stel van leer-
stukken en wederom leerstukken, (bewezen uit de rede,
uitgebreid naar de Schrift) dat daar vaak het hart vroeg :
wat baat ons zulk een geloof, wat werkt het in \'t leven?
We weten het, ook de zuiverheid van het leven moet
schade lijden, waar de leer, d. i. het richtsnoer van
\'t leven niet zuiver is, maar de leer kwijnt waar zij
geen vrucht ziet in en vraagt van het leven. Deze
beide onderhouden elkander. In de IS^\'\' eeuw nu drong
men oneindig veel meer aan op zuiverheid in de leer,
dan op reinheid in den wandel. Men meende met het
eerste alles gewonnen te hebben — en de winst moest
nog volgen, nog ontwoekerd worden. Deze eenzijdige
voorstelling is zelfs nu nog niet uit vele gemeenten ge-
weken, waar het aandringen op goede werken, als on-
misbaar beboerend tot de eischen van het Christendom,
voor zeer bedenkelijk wordt gehouden.

Daar kwam nog bij, dat zij die op de beoefening
van een meer praktisch Christendom aandrongen, zoo-
veel onbijbelsche voorstellingen hebben verspreid en daar-
door juist de Schrift in minachting hebben gebracht. Nemen
wij het ascetisch stelsel van den invloedrijken
lampb i)-

i

1) Onze voorstelling is ontleend aan de meer uitvoerige van ypeï.

-ocr page 63-

ver-

De mensch ligt, volgens hem, van nature onder \'t
bond der werken, waarin hij sterft, of waaruit hij wordt
gewekt door den schrik der wet, die hem verdoemt. Die
schrik ontroert zijn ziel en ontsteekt er den heftigsten
t Is het ontwaakt geweten, beschuldiging sta-
teUnbsp;beschuldiging, of het is de Satan, die wors-

® om zijn prooi. De zondaar Aveet niet of er voor
die zoo lang heeft weerstreefd, ja, wellicht de

iTw- ^^^^^ ^^^^nbsp;bedreven, wel genade

^J God. De pijn van dien strijd moet langdurig
^^^ ^ hevig. De verschrikkingen van hel en ver-
^Jiaenis moeten komen over de ontroerde ziel, die in
^ elende meent te vergaan. Wat voor wanhoop en
Jquot; Jijfehng haar behoedt is een hchtstraal uit het Evan-
het EvangeHe der genade. Dat licht doet

naar

^^ee^der hcht, doet naar hulp uitzien en redding. De
datnbsp;zoekende; de onrust drijft haar voort, tot

^ quot; gewezen wordt op jezus, den Heiland der zielen.

gevoelt het: Hij kan redden, de Machtige, de Ge-
redden?

^nbsp;Daar komt over de zwervensmoede ziel de

^anning der onzekerheid. Zal zij moeten vergaan, nu

H^t\'1nbsp;kan, nabij is? — Wat zal zij doen?

nen k ^ ^ • ^^^^^\' ^^^^bij zij niets verliezen, alles win-
laTr ^^^ ^^^^ ^^^nbsp;Midde-

behoud^ ™ ^^^^^ ^^^^ ^^^nbsp;^^^ ^^^^^

teeke^lT^^ werden deze fases van het zieleleven ge-
Hard en grof waren de kleuren ,|waarmeê

■iienen eeifToT- \'\'\'^^atuur. die in dezen geest verspreid werd, kan
oeye, welks titel, was: Godts wonderwerk voor en in de wedeï.

-ocr page 64-

de angst der benaauwdheid geschilderd werd; en wie
dat alles niet had ondervonden aan zijne ziel, werd
buiten het getal der uitverkorenen gesloten.

Wien verwondert het, dat de weg ten hemel, zoo
voorgesteld, velen afschrikte, en dat velen, die niet
zooveel gevoelden, als de hoogleeraar
lampe met de
zijnen noodig oordeelden, liever bleven op den weg,
dien zij bewandelden of een anderen weg zochten, die
hen voeren zou tot den vrede des gemoeds?

Was er zoo in den boezem der kerk veel, dat af-
leidde van de openbaring, niet minder werd deze rich-
ting bevorderd, door de beoefening der filosofie. Velen
der toenmalige theologen hadden groote ingenomenheid
met de „wijsgeerte.quot; Die ingenomenheid werkte bij
hen \'t Rationalisme in de hand. Dit blijkt, als wij na-
gaan, welke gidsen zij volgden. Ze waren:
bayle,
SPINOZA en DESCAiaTES. Geen dezer beroemde mannen
heeft het aan invloed en aanhang hier te lande ont-
broken.

pieere bayle bracht het deel van zijn leven, waarin
hij zijn meeste werken uitgaf, te Rotterdam door. Met
onze grootste geleerden kwam hij in aanraking. Over
hem werd veel gesproken. Zijne geleerdheid werd alge-
meen bewonderd, zijn scherpzinnigheid en vernuft trok-
ken allen aan.

De twee vijanden, die bayle levenslang heeft bestre-
den, zijn bijgeloof geweest en gewetensdwang. Tot eene

geboorte, vertoont in ene beangste, neergeslagene, zuchtende, twijfelende,
worstelende, overwinnende en in Godt geruste en verheugde ziele, 1733.

-ocr page 65-

proeve, hoe hij het eerste te keer ging, kan zijn werk
dienen over de Kometen; \'t laatste bestreed hij bij alle
gelegenbeden. Dat hij veel goeds daai\'door heeft ge-

en op aller dankbaarheid recht heeft, zal nie-

^ant ontkennen.

Baylb was een polemische geest. Men heeft er wel
aan getwijfeld, of hij niet liever eene waarheid be-
streed dan verdedigde. Hij richtte zijn polemiek vooral
. alle filosofische en dogmatische systemen. Vinnig
® \'ie kritiek, waaraan hij der wijsgeeren meeningen onder-
Hij vindt bij hen allen onderlinge tegenspraak:
jg ®en breekt af, wat de ander heeft opgebouwd. Er
dat de filosofie evident heeft gemaakt — ten-

eigen onmacht. Deze is gebleken \'). Hieruit
2egt BATLE, wel in \'t oog loopend het onvermo-
^^^ cier menschelijke rede, om tot zekerheid te gera-
k^n ^^^^ ^^^^^ ^^ niensch dan doen, wat zal hij den-
gele.

^aar

liaar

^olgt, ,

^an God en zijne dienst? Hij moet de openbaring
oven ; hij dient zijner rede het zwijgen op te leggen,

met goddelijk gezag de openbaring optreedt.
® gelooven niet, dat
batle onoprecht was, als hij zijn
erworpenheid beleed aan de Schrift, maar dat hij

entrenbsp;^ la pliilosophie plus j\'y trouve d\'incertitude ; la difference

a\'y ^^nbsp;®6cte8 ne va qu\'a quelques probabilités de plus ou de moins; il

^pparemnbsp;encore, qd ait frappé au but, et jamais on n\'y frappera
®i\'iCüRi!;Philosophe sans entêtement, je regarde
aeistote,

\'nbsp;quot;Escartes comme des inventeurs de conjectures, que l\'on suit.

sèment ^l^îtte, selon qu\'on veut chercher plutôt un tel qu\'un tel amu-
^Msautnbsp;C\'est par la voie de l\'autorité, c\'est à dire en nous

biblesnbsp;par la foi aux doctrines revelées, quelques incomprehen-

détno ^nbsp;que Dieu nous amène au salut, et non pas par

Pronvées sur les principes de la lumière naturelle et de

sticht

-ocr page 66-

onder haar gezag even moeielijk boog, als hij van de
onmacht der filosofie overtuigd was, durven wij niet ont-
kennen. Zijn artikel over
david, dat zoo velen tot er-
gernis geweest is, kon den eerbied voor den Bijbel niet
verhoogen en over \'t algemeen heeft zijn invloed niet
gunstig gewerkt voor de openbaring. Hij heeft al de
bezwaren tegen hare aanneming zoo welsprekend voor-
gesteld , zoo kunstig geordend, dat de lezing er van in-
druk maken moest. Zijn werken zijn een wapenhuis ge-
worden voor de bestrijders der Schrift. Zonder
bayle, is
ergens gezegd, zou
voltaire geen voltaiee zijn geweest.

De scherpe tegenstelling bovendien van rede en open-
baring verleidde velen tot verwerping van de laatste. Men
wilde liever alles dan zijne rede prijs geven en een bij-
bel, die zooveel ongerijmdheden verkondigde, meende
men dan ook gemakkelijk te kunnen missen.

Zijn voormaüge vriend jtjeieit ..bewerkte zijn ontzetting
van \'t Hoogleeraarambt, dat hij te Rotterdam bekleedde,
en deed het land van smaadredenen weêrgalmen tegen
den verfoeielijken atheïst. Met hem voerden velen tegen
bayle een niet in alle opzichten edelen strijd.

Grooter waardéring verdiende .jacqitelot i), die zoo als
tholuok schrijft: „die Feder ergriff, als die Zweifel
dieses scharfsinnigen Skeptikers gerade bei den Talent-
vollsten Eingang fanden, und Gegenschriften zu seiner
Bestreitung würden in demselben Grade Bedürfniss, als
sie schwierig waren.quot;
Jacquelot schreef tegen hem zijn
„Conformité de la foi avec la raison, ou défence delà
religion chrétienne contre les principales difficultés re-

1) Zie Over hom: tholück, Ueber Apologetik und ihre Litteratur. Verm,
Schritte, I. S. 306 vv.

-ocr page 67-

Pendues dans Ie dictionaire Mstorique de Mr. batle. 1705.quot;
I^eibnitz in Duitschland i), king in Engeland cleei-
cus en CBousAz in ons land, hebben hunne gewich-
tige stemmen tegen
bayle verheven. Merkwaardig is
ook het oordeel, dat de beroemde
sauein over hem
oe t geveld; we ontleenen er het volgende aan: ,,
bayle
was ^ een van die menschen, welke de grootste scherp-
^innigheid met hun eigen verstand niet kan doen over-
^^nstemmen, en wier tegenstrijdige eigenschappen ons
^00 in het onzekere laten, of wij hem in het eene of
vd^^^ ^quot;-dere uiterste moeten plaatsen. Ter ééne zijde
zicb^^^*^^ ^^ verlicht, alles gelezen hebbende, wat men
, maar kan herinneren; aan de andere zijde zwarig-
de Vnbsp;honderd maal zijn opgelost, be-

ingen makend, die pas beginnende scholieren zich
schamen zouden op te werpen.quot;
Satjein heeft dan ook
eïi bijbel tegen
bayle\'s aanvallen verdedigd. „ Hij
\'
nbsp;koenen, „niet slechts de juiste beoordeelaar,

ar ook de machtige bestrijder van deze ongeloovige

twijfelzuchtnbsp;®

l\'originrTnbsp;äir la boaté de Dieu, la liberté de rhomme et

cbaeismenbsp;^®®trijdt daarin bayle\'s verdediging van \'t Mani-

De

tem ..nbsp;mali auctore suilielmo king, London 1703. Zie over

4)nbsp;\'\'\'\' Providence contra les manichéens, 1705.

5)nbsp;SwiTJquot; ^^ Pyrrhonisme ancien et moderne. La Haye 1733.
^estieiginbsp;quot; ^^^nbsp;^^
oenen in zijne „Gesch. van de
zegt O ™ d« ïransche vluchtelingen in Nederland, p. 221quot;
litkomsten ° Hij is doorgaans overschillig omtrent de stellige

voorkeuJ^^nbsp;onderzoek het ook zijn moge, en hecht zich altijd

felen van ^nbsp;ontkennende. Zijn kracht is gelegen in het betwij-

geleidt hij^^e^ir^^^quot;^\'\' Zwaarheden; tot een bepaalde en stellige uitkomst
en; vandaar ook, dat hij natuurlijken afkeer van de wis-

-ocr page 68-

Een man, wiens gevoelens zoo veelvuldig besproken
werden, moest wel iemant wezen, van wien men iets te
vreezen had. Die vrees is gebleken niet ongegrond te
zijn geweest. De fransche filosofen hebben in menig op-
zicht voortgezet, wat hij had begonnen, en een hunner
hoofd-aanvoerders \') gaf hem deze loffelijke getuigenis:
„Ses propriétés reconnues ou soupçonnues ont fait naître
enfin la vraie pilosophie. On a eu des démonstrations
nouvelles et des doutes nouveaux, de sorte qu\'en plus
qu\'un endroit le sceptique
bayle n\'est pas encore assez
sceptique.quot;

Voor geen der nieuwere wijsgeeren hier te lande werd
grooter vrees en meer afschuw gekoesterd dan voor
SPINOZA 2). Het spinozisme was het ergste, waarvan
men iemant beschuldigen kon. Het stond gelijk met

kunde had en zich niet ontzag te verklaren, dat hij \'tbetoog van het
eerste voorstel van
euclides nooit had kunnen vatten.

1) Voltaire Siècle de louis xiv, geciteerd door koenen t. a. p. p. 223.

3) Als eene proeve, hoe algemeen verspreid die vrees was, diene deze zeker
weinig bekende bijzonderheid uit
boeehaave\'s leven. (Wij deelen haar
mede zoo als wij haar vonden). Uit Gelderlandt naar Leiden wederkerende
gebeurde hem onnozel, en onverwachts iets, waaruit hij hinderpalen voor-
zag, welke hem de bevordering tot het Leraar-ampt beletten zouden. Te
weten, in een schuit zittende, begonnen sommige te spreken van de ge-
voelens van
spinoza, waar tegens als op eene laffe en onverstandige wijze
geredeneert wierdt, vraagde onze Doctor den enen, of hij ooit de boeken
van
spinoza gezien hadde? dit was genoeg; de man zwijgt stille, wordt
toornig, vraagt aan ene naastzittende naar den naam des jongelings, welke
hij verstaan hebbende, in zijn handtboekjen aantekent, en voorts door alle
de hoeken, straten en stegen van Leiden verspreidt, dat
boeehave een
Spinozist was. — ô Vervloekte lastering! daar zelfs onze jongeling in zijn
Inwijdings Pilozofisch Dispuut over „de onderscheidinge der ziele van het
Lighaamquot; de gronden van
spinoza zo grondig omverre geworpen hadt.
Boekzaal, 1739, I. p. 91.

J

-ocr page 69-

atheïsme en volslagen zedeloosheid. Herhaaldelijk werd er
tegen gewaarschuwd.
Spinoza\'s „tractatus theol. politicusquot;
^vas reeds in 1674 verboden door de staten van Hol-
land en zijne „Opera omniaquot; trof in 1678 hetzelfde lot.
Onafgebroken was de strijd tegen zijne beginselen. Wij
noemen eenige voorbeelden. In 1701 verscheen een
boekjen „Ongegrondheid van \'tbewijs, van
beïted. de
si\'WozA wegens de Eenige, volstrekt-oneindige zelfstandig-
, aangewezen door
N. N. Liefhebber der Waarheid.quot;
en Luthersch predikant te \'s Hage verdedigde in 1704,
liet paaschfeest, de waarachtige opstanding van
je-
canisTxjs uit de dooden, „tegen b. de spinoza en
^yn ^-anhangeren.quot; De gedachte, dat een Gereformeerd
predikant eene van
spinoza\'s stellingen verkondigde,
\'t W ^^ dierzelfder tijde de geheele kerk in beweging,
as
Leenhoee, wien men van deze „afgrijsselijkheidquot;
nuiciig(je_ Wat al pennen, die tegen hem in bewe-
S^ig kwamen i). Men meende dat zijne stelling: „ de gods-
nst moet den mensch opleiden tot een waar geluk
liem een hemel op aarde doen genietenquot; slechts de
prediking was van een blind en onverbiddelijk noodlot —
quot;^aar de leeringe van
spinoza.quot; Herhaaldelijk betuigde
I\'E
enhopp zijn eerbied voor de Schrift, zijne instemming
^ ^^ lquot;ormulieren; hij bezwoer ze met tranen en ge-
tis h^\' ^^^^ neen, hij was „een ondier,quot; „een atheïs-
^ _ quot;Wanschepsel.quot;
t. h. van den honeet werd des
riefschrijvens niet moede, vermoeden stapelend oj) ver-
deden.
Beomble sprak van „een voddig boekjen, dat
de listigste wijze de atheïsterij invoerde;quot; ja ontel-

liemel op aarde werd in 1706 zelfs vertaald in \'tDuitsoh en in
JÜ.NICHEN te Leipzig een Historia Spinozismi Leenhofiani.

-ocr page 70-

baar was liet getal van kleine prozaïsten en dichters,
die over
leenhoff\'s Spinozisterij hun klachten ten hemel
hieven. De oppositie tegen
spinoza werd er levendig
door gehouden.
Nieitwentijdt schreef zijn „Regt ge-
bruik der wereldbeschouwingen ter overtuiging van on-
godisten en ongeloovigen.quot;
Tttiman gaf in 1719 eene
„korte afschetsing van de ijsselijkheden, welke door de
spinozistische vrijgeesten uitdrukkelijk worden geleert.quot;
Niet één hoogleeraar, niet één predikant, die eene gele-
genheid liet voorbijgaan, om een al of niet gemotiveerd
protest tegen
spinoza te doen hooren. Met trots ge-
tuigt BEïocEE in het voorbericht van zijn „Betoverde
wereltquot;: „
spinoza spreek ik regtsdraads daarin tegen;
en veel meer dan iemant ooit gedaan heeft.quot;
Bubman

letdekkeb^), andala®), joh. van den honeet 4\') , k.

haetman-\'), pictetquot;), ode 7) en j. a. roëll , ziedaar
eenige namen van
spinoza\'s ijverige bestrijders!

Zou die strijd zoo heftig zijn gevoerd, als men geen
reden had tot vreezen?
d\'Outeein\'s klacht: „de ongo-
disterij neemt hand over hand toezal wel niet geheel
zijn uit de lucht gegrepen. Bij wie bespeuren we dan
dien invloed? \'t Getal van
spinoza\'s openlijke volgers
was niet groot; ook behoorden zij meest allen tot de
wetenschappelijke lieden en drongen zijn meeningen bijna

1) Hoogste goet der Spinozisten, Eakhuizen 1704.

3) De blijde Spinozist en de bedroefde Christenleeraar. 1719.

3)nbsp;Cartesius verus Spinozismi eversor. Franeker 1719.

4)nbsp;Bij verschillende gelegenheden.

5)nbsp;De bedriegelijke philosooph ontdekt uit de nagelaten werken vau
ben. de spinoza. 1734.

6)nbsp;Verhandeling tegen de onverschilligheid der godsdiensten. 1725.

7)nbsp;Natuurlijk Godtgeleertheit, Utrecht 1728.

8)nbsp;De ontmaskerde Wittich in het hemt. 1723.

-ocr page 71-

J® _ tot het volk i). Zijn pantheïsme werd met eenige
beeTd ^^^ °^®^genomen door
weijebmans in diens „Inge-
1 , ^nbsp;en gewaande wereldwording der oude en

wijsgeeren verijdeld en weêrlegdquot; (1710).
. ^ i\'eeds bij zijn leven had
spinoza een kring van
^^^^ vereerden. In „de Boekzaalquot;
spisronbsp;gewag gemaakt van eene levensschets van

de^iri \'nbsp;bijzonderheden voorkomen, meêge-

zen^rl^^^^ den hospes van zijn verblijf te \'sHage. We le-
gewo ^^nbsp;^^^ stoffelijk overschot meer dan

van S ^^^ bewezen; immers toen hij op den 25™
g P^okkelmaand 1677 naar zijne laatste rustplaats (op
vau^^^^ gevoerd, geschiedde dit „onder \'t geleide
aanzienlijke luiden en een trein van 6 karossen.quot;
Ware^nbsp;niet-wetenschappelijke lieden met hem

^ ingenomen, bewijst het getuigenis van beexeb.
ïûaarnbsp;bekennen, dat de meeningen van spinoza

scheu ^^ ^^ ^^^^ onder alle standen en klassen van men-
grooten^^-^\'^^^*^ en geworteld zijn, dat zij de hoven der
hoofdenbsp;verscheidene der bekwaamste

lijkenbsp;hebben, en dat lieden van zeer burger-

leid ^^^^^^\'^^g^öden door haar tot atheïsterij zijn ver-
dienbsp;onder de hand het aantal dergenen wast,
heid ^ de geloofsbelijdenis meer uit voegelijk-
Wee ^A ^^^ menschelijke dan uit goddelijke be-
lud^^ vasthoudenquot;. De vrome staatsman h. w.
„Le^r* ^^nbsp;uit Londen aan zijn broeder:

a n\'anbsp;s\'est répandu extrêmement ici aussi bien

Hollandequot; 3).

^ij vo^^*^*^ daarover komen ons voor wel wat overdreven te wezen.
^
en deze citaten bij tholtjck. Das akademische Leben des

-ocr page 72-

Men meende dien invloed te zien bij ben, die het be-
staan loochenden van een Grod en bij hen, die de rede
stelden boven de Schrift. Dit laatste blijkt o. a. uit eene
vraag aan
leenhofi\' gedaan: „Of de Rede en de Schrift,
elk op zich zeiven, den mensch kunnen brengen tot za-
ligheid?quot; Een Spinozist
(meijek, in zijn „Philosophia
scripturae interpresquot;) was trouwens reeds vroeger (in
1670 ongeveer) tot het resultaat gekomen: „Quidquid ra-
tioni contrarium, illud non credendum.quot;

Uit het gezegde blijkt, dat toen reeds spinoza\'s ver-
schijning niet onopgemerkt is voorbijgegaan en dat hij
ook behoort tot de faktoren, die \'t rationalisme in ons
vaderland hebben voorbereid.

Met meerder recht kan dit nog gezegd worden van
cartesitjs. \'t Is bekend, hoe hij een groot deel van
zijn leven in onze zeven provinciën heeft doorgebracht,
en dat hij, bij zijn verblijf alhier, reeds vele vrienden
zich verworven heeft. Hij bleef bij velen geacht en
werd door velen gevolgd na zijn verscheiden. Zelfs lag
eene groote partij in onze kerk (de Coccejaansche) onder
de verdenking van Cartesiaansche beginselen aan te kle-
ven. Verscheidene hoogleeraren betuigden openlijk hunne
sympathie met de meeningen van den grooten filosoof
en vonden bij vele predikanten gunstige ooren.

Het ergste wat van cabtesius werd geducht, was
niet dit, dat men met hem den stilstand der zon en
de omwentehng der aarde zou moeten aannemen, al
werd hierdoor menigeen geërgerd, maar wel vreesde

17en Jahrhunderts, II, S. 244. Aldaar worden ook nog eenige volgelin-
gen van
spinoza genoemd.

J

-ocr page 73-

nien uitermate zeer, dat zijn beginsel: „de omnibus du-
Ook^\'^^\'^ worden toegepast op zaken des geioofs.
beid ^^nbsp;volgens
cartesius het twijfelen tot zeker-

voeren, men vreesde dat het gelooven er onder

duwd ^^^nbsp;zelfs, hij anders zoo gematigd,

® een ambtgenoot, die \'t gevreesde beginsel uit-

toch^\' ^^^^nbsp;ignarus es philosophiae.quot; En

eennbsp;dezelfde cocobjtjs tegen cartesius\' filosofie

zidi verflaauwenden toon aangeslagen. Hij laat er
^ in een zijner laatste levensjaren o. a. aldus over uit:
datVt^^^ Principium dubitandi betreft, zoo geloof ik,
nietsnbsp;ongelukkig gekozen is, en dat cartesius

eenenbsp;^^^ ^^^nbsp;filosoferen van

felennbsp;moet uitgaan, waarover geen twij-

mogelijk is, en ondertusschen het overige, hoewel

laten ^^^^nbsp;\' twijfelachtig aan zijn plaats

zal ^\'nbsp;\' zijner tijd en plaatse, als zeker

Men ^

vloedquot;nbsp;zachtere stemming toe aan den in-

Dezenbsp;coccejfs\' Leydschen ambtgenoot,

doorl^^^nbsp;verklaard volgeling van cartesius. De

stellinnbsp;takulteit in 1675 voor goddeloos verklaarde

tigiari^^^nbsp;^^^ rondborstig verdedigen, wat de tach-
^rige grijsaart boette met het ontzet van zijn ambt.

dikwerf ^^^nbsp;l^^^gl^ö^^aar teFraneker, betuigde

liem onbsp;instemming met cartesius en verdedigde

jjCartnbsp;toen hem door regius. (in zijn boek:

IprimriïT ^^^^^ Spinozismi auctorquot;) ten laste gelegd werd:
der\'nbsp;Spinozismi in Cartesio reperiri.quot;

^ Waeijen behoorde evenzeer tot het getal der

1) Men

\'\'\' \'^H\'^^uck, t. a. p. S. 234.

-ocr page 74-

Cartesianen. Maar deze beide laatsten bleven van de \\
verdenking van onrecbtzinnigbeid bevrijd en sloten in
vrede bunne oogen. Met alzoo Dr.
Balthasar bekkeb i).
Had zijn werk over de kometen reeds veelvuldige er-
gernis verwekt, het liep hooger met zijn „Betoverde
weerelt.quot; Hij bekent zelf, dat hij van
desoaetes zoo
veel heeft overgenomen, dat hij aan diens vijanden wel
het minst behagen zal. „Hoewel ik des gerust ben, zoo
weet ik echter, dat ik, \'zoo veel \'t gebruik der Reden
hier belangt, dengenen minst voldoen zal, die
descae-
TEg\' gronden gansch verwerpen; waarna ik geest en
lichaam van malkander en beide van den Schepper on-
derscheidequot;
Caetesitjs\' mechanische beschouwing van
\'t verband tusschen ziel en ligchaam heeft hij geheel
overgenomen, maar voor ons doel is het belangrijkst
hier na te gaan, wat hij dacht over de betrekking der
rede tot de openbaring. „De goed aangewende redequot;
plaatst hij niet boven de Schrift, maar hij stelt, dat zij
haar noodzakelijk moet voorafgaan, zoodat het wel ge-

1)nbsp;Voltaire heeft in zijn Dictionaire philosophique een artikel (bîîkbe)
aan hem gewijd. Wij ontleenen er het volgende aan. „Ce balthasar
bèkek
très bon homme, grand ennemi du diable et de l\'enfer éternel, fit
beaucoup de bruit en son temps par son gros livre: du monde enchanté.
Le diable avait encore un crédit prodigieux chez les théologiens de toutes
les espèces du 17^ siècle, malgré les bons esprits, qui commençaient à
éclairer le monde. C\'est une chose plaisante
(V. bezag alles gaarne van
de vrolijkste zijde) de voir toutes les contorsions ou il met son esprit
pour se prévaloir des textes qui lui semblent favorables et pour éluder
ceux, qui lui sont contraires. Il y a grande apparence, qu\'on ne le con-
damna que par le dépit d\'avoir perdu son temps à le lire: et je suis
persuadé que, si le diable lui-même avait été forcé de lire le monde en-
chanté de BÎîKER il n\'aurait jamais pu lui pardonner de l\'avoir si prodi-
gieusement ennuyé.

2)nbsp;Voorberigt voor de Bet. Weerelt.

à

-ocr page 75-

^^^ ^^^ elkander op den weg ontmoeten of
elkaêrnbsp;elkander aantreffen. „Dan reiken zij

dit^^^ri*^^nbsp;lieden, ofschoon met

ti\'dnbsp;^at de rede als de geringste, ten allen

vL^ hn

^^rschillende huishoudingen, de eerste als regel voor de
gebofnbsp;zaken, de ander in zaken des

de Snbsp;kunnen elkander helpen. Want als

ger, g ^nbsp;natuurlijke wijze van natuurlijke din-

redV^^^^^^\'nbsp;^ooit liegt, zoo moet toch de

moetnbsp;men de Schrift naar eisch der zaken

op lietT^^^^\'quot;nbsp;beginselen toegepast

Mstlrinbsp;^^ goe^® en kwade engelen. Van

betnbsp;uitgaande, ontdekte hij, dat

was ^^ ^^^ ^^^ duivelen en engelen uit het heidendom.
Christnbsp;^^^nbsp;behoort in de leer des

digrnbsp;^^^^ monotheïsme geen ditheïsme gehul-

iiitdrukk^*^^\' ^^^ meende daarom, dat de verhalen en
denken ^^^^^ ^^ Schrift, die aan een rapport doen
zoo m t ^ geesten met de kinderen der menschen,
aan boL^\'\'nbsp;uitgelegd, dat men bij de duivelen

Zoo v^kl\' ^^ engelen aan goede menschen denkt,
woestiquot; ^nbsp;^^^ ^^^ JEZUS\' verzoeking in de

als h^nbsp;Wij meenen dat gass recht heeft

nismusnbsp;^^^ Cartesia-

tionalismusquot;nbsp;Vorgänger des Ra-

Utrechtsche bibliotheek bezit 10 kwarto deelen

»Gesch. der TiiTgt;t n
«Die Schriften d

sehen Kopf.» \'nbsp;Mannes verrathen einen vordringenden Kriti-

-ocr page 76-

voor- en tegenschriften aangaande bekiseii. \'t Regende
bewijzen van goed- en afkeuring. Op een aartigbeid van
BEKKEK, dat als de duivel eenige macht had, deze hem
\'t schrijven van zijn boek wel zou verhinderd hebben,
repHceerden zijne tegenstandèrs, dat de duivel dan zijn
eigen glazen zou hebben ingeslagen. Men scheen on-
uitputtelijk in puntdichten, fransche zoowel als holland-
sche. Terwijl de een betuigde, dat de duivel waarlijk
door hem verwonnen was, klonk het van de andere
zijde hem tegen:

O Bekkee, ydle waterbel,

Vervreemt van Godts genade en zegen.

Gepronkte speelpop van de bel,

Myn geest wordt om uw ziel verlegen 1).

1) „Het is bekend, dat de beroemde balthazak bekeer niet door de
schoonheid zijns gelaats heeft uitgemunt. De groote menigte der van hem
bestaande portretten, hoe ook van elkander verschillend, getuigt dit met
groote eenstemmigheid. — Van hier dan ook, met zinspeling op zijn
Betooverde Wereld, het volgende bijtende bijschrift:

Oui par toi de Satan la puissance est briseé
Mais tu n\'as cependant pas encore assez fait;
Pour nous ôter du diable entièrement l\'ide\'e
Bekkee inprime ton portrait.

Wijlen vader schacht, groot beminnaar van portretten, bragt dit eens,
bij. een oogenblikkelijke inval van zijn bekende luim, op de volgende wijze over:
Om den duivel te vergeten,
Balthazae zoo moet je weten,
Dat ik in plat Hollandsch zeg:
„Bekkee, houd je Bakhuis weg!quot;
n. c. kist, Archief voor Kerk. Gesch. Dl. XX. p. 224.

Mr. laueens bake gaf in 1737 van bekker zeiven deze schildering:
Ziet gij geen mistrek in de trekken van dit wezen?
\'t Gelijkt geen Christen, maar een Turk of Arabier,
Een Joodsohe ketter met een Sadduceesche zwier
En DAVID JORIS is in \'t aanschijn klaar te lezen.

!

i

-ocr page 77-

it de vele bewijzen van sympatbie, die hij ontfing
die zijn niet vrolijk leven verhelderden, kan men
\' _ \'iat hij niet alleen stond en dat velen voor andere
^eeningen, dan de overgeleverde leer der vaderen, oor
hart begonnen te krijgen. Hoe zij daarin verder
Stögen dan
bekkbb wilde, blijke uit de getuigenis van
CLEiiictr8: „verum est Cartesianos in Hollandia tantopere
sophandi principiis, quae posuit
cabtesius, abusos
. \' ut magnam partem in Atheïsmum prolapsi sint,
• ®^^anturq^ue quam plurimi, qui ad stultorum atque
P orum vulgaris theologiae placitorum defensionem il-

iisurpent!).

invloed wordt ook niet weinig bespeurd
gen^^\'^ ^an, wiens gevoelens den kerkelijk-rechtzinni-
len ^^^^^ weinig ergernis hebben gebaard. Wij bedoe-
a. boëlii. Over zijne gedachten aangaande de
des zoons behoeven wij hier niet te hande-
Li^iiip ^^^^nbsp;hem hier evenmin eene plaats als

rede ^nbsp;^^^nbsp;meeningen over de

gelooven die niet beter te kunnen wedergeven

uan jnpf

«i\' ae woorden van een allezins bevoegde: „Dieser
quot;Willnbsp;christlich gemeinte Rationalismus Roëlls

hefesi^^ den principiëllen Standpunkt der Schule
gen, das Recht vernunftiger Prüfung nach allen

raktT ^^^^^^nbsp;^^^ Glauben von dem Cha-

Dienbsp;hlinden, gedankenlosen Fügsamkeit befreien,

ren Vnbsp;dabei in das Licht einer dankba-

h Snbsp;\'nbsp;einer argwöhnischen Gegnerin der

gebietnbsp;und die Anwendung auf das Lehr-

lua Einzelnen hielt sich in den Grenzen einer kei-

des boeven, de Johan. Clerico, p. 185.

-ocr page 78-

nerwegs nnbescheiclen ausgesprochen Andeutung. Aber
wenn schon der Zweifel ob die christliche Rehgion neue
Ideen mittheile, Bedenken erregen musste: so noch mehr
die Anpreisung der Vernunft und ihrer kritischen Befug-
nisse sowie die Unbestimmtheit, welche den Namen ratio
und conscientia in Roëlls Auseinandersetzung anhaftete \').

Roëll gaf tot ergernis aanleiding reeds door zijne
Oratio Inauguralis te Franeker, waarin hij sprak over
de Religio naturahs, en verder door de theses, welke hij
door zijne leerhngen verdedigen liet. Zij luidden ook alle-
zins verdacht: „Scripturae divinitas, qua auctoritas ejus
omnis nititur, non aliunde quam ex ratione, adstrui
potest. Ratio unicum est principium omnis veritatis cog-
noscendae. Non aliud religionis ac pietatis sit princi-
pium aut norma quam ratio.

Men vindt deze en dergelijke stellingen niet alleen bij
EoëiiL; —
btjbmak, wittich, v. d. waeijen en anderen
spraken als hunne meening uit: „De filosofie is geene
dienstmaagd der theologie, maar is nevens dezelve en
niet daaronder te stellen. De rede is alzoo onfeilbaar
als de openbaring. De gezonde rede loopt aan tegen
de leer van de H. Drieëenigheid. God kan geen nieuwe
werelt scheppen, noch iets in der werelt vernietigen,
en iets ledig maken, dat nu vervult is. \'s Menschen
ziel bestaat ganschelijk in denken of gedachte, ja God
zelfs is een denking of gedachte.quot;

Het verwondert ons niet, dat op de synode gewaar-
schuwd werd en middelen beraamd werden tegen „de
schadelijke nieuwigheden van een
descaetesquot; en dat, bij
de consequente toepassing van bovengenoemde beginselen,

1) Gass, t. a. p. p. 251.

-ocr page 79-

de openbaring in waarde verliezen moest naarmate de
rede hooger en booger geplaatst werd op baren tbroon.

Wij kunnen niet al de pogingen vermelden, aangewend
om
cabtesius\' invloed te verzwakken. Huet, wiens werken
bier te lande veel gelezen werden, is zeker wel een zijner
meest onvermoeide bestrijders geweest. De ijverige
koel-
man waarschuwde opzettelijk in zijn: „Het vergift van de
C\'artesiaanscbe pbilosofie grondig ontdekt.quot; Hij laat zicb
m zijn voorbericht aan den Leezer aldus uit: „En de-
^vijl ér 20 veel toejuichers zijn van de Cartesiaansche,
Hobbesische, Atheïstische nieuwigheden (gelijk wel blijkt
degene, die met haar lofgedichten en eerschriften
befaamde
bekkee hemelhoog verheven hebben,
degens dat hij de Duyvel van de aarde verbannen hadt)
en zoude niet te gemoet zien, dat wij dagelijks al
meer van die quade factie met hare aanstootelijke en
zielverderffelijke nieuwigheden zullen zien te voorschijn

Üit die bestrijding blijkt de invloed, dien descaetes
gehad. Dat de waarde aan de openbaring toe-
•md, door dien invloed grooter werd zal niemant be-
geren ; het tegendeel zonder twijfel.

Zoo hebben wij nagegaan, wat hier te lande door
oiogen en filosofen gedaan werd om den weg te be-

) Een boek, dat veel opgang maakte, was: „Rei\'^e door de werelt van
de hquot;nbsp;™nbsp;quot;\'ii\' „Gedenkschriften dienende tot

Kartezianerijbeide uit het Fransch vertaald, Rott. 1700.
schrijver is vader
DANiëL. Behalve over vele gevoelens van C. over
dezenbsp;halfen, handelt hij van den zetel der ziel en ontkent, dat

\' e Eoeken wezen zou in de pijnappelklier. — Niet zonder geest is
werk geschreven.

-ocr page 80-

reiden tot het RationaHsme. Er behoefde waarlijk geen
brandstof van buiten aan te worden toegevoegd. Toch
is zij aangevoerd, in groote hoeveelheid zelfs. Aan gre-
tige opname kon het haar niet ontbreken.

Wy roemen \'tluk van Nederlant,
Het krijgt gemeene werelthoeken,
De konsten winnen hant aan hant,
Men wil de weetenscLap niet doeken.

Het volk belacht de onweetentheit,
Zyn lanttael heeft ons \'t al gegeeven,
Wat Godt en tydt en reden zeit
En ooit geleert is of beschreven.

Zoo werd er gesproken. De akker, waarin het bui-
tenlandsch ongeloof vallen kon, was toebereid.

-ocr page 81-

HOOFDSTUK IL

invloed van het engelsch deïsme.

^öïi denkt tegenwoordig bij \'t woord Deïst

die God zich voorstelt afgescheiden van de waereld.
^eerd zou het zijn, zoo men meende, dat de engel-
S\'^he deïsten, wier karakter wij dienen te schetsen, voor
bun invloed beschrijven, evenzoo over de verhouding
God tot de waereld hebben gedacht. Die verhou-
ing hebben de engelsche deïsten niet gemaakt tot een
Voorwerp ^an hunne opzettelijke onderzoekingen. Hunne
®igenaartigheid moet ook niet gezocht worden in eene for-
niule over die verhouding. quot;Een hunner voornaamste
woordvoerders (
toland) was pantheïst en hebbest hui-
fde het theïsme i). Hun eigenaartigheid ligt in hun

aan le-

Q^^^nbsp;beeld, waaronder men gewoonlijk de deïstische verhouding van

p °nbsp;waereld voorstelt, is dat van een uurwerk, hetwelk eenmaal

Hijnbsp;afloopt. Hebbeet heeft het eerst dit beeld gebruikt,

tele 1nbsp;daarmee echter niet de immanentie Gods uitsluiten, maar het

Lecnbsp;bewijs tegen een „atomistisch toevalsysteemquot; doen gelden.

\'t zTo

tinenbsp;^Wgund bier der beschrijving te gedenken, welke de lamae-

geeftnbsp;van \'t deïsme in zijn gedicht: Le Désespoir.

-ocr page 82-

verhouding tot de geopenbaarde godsdienst, \'t Eigen-
lijk kenteeken dezer Deïsten, zegt
leland\'), is, dat
zij allen geopenbaarden Godsdienst verwerpen en alles
hetgeen men daarvan zegt, aanzien als enkel bedrog
en geestdrijverij.quot; Aan deze bepaling ontbreekt een
positieve zin. De deïsten waren niet bloot negatief. Zij
verhieven de natuurlijke godsdienst, d. i. de godsdienst
welke den mensch eigen is als redelijk en denkend wezen,
tot norm en regel aller positieve godsdienst. Der Deïsmus
ist also, volgens
lechleb-), „seinem Begriff nach eine
auf den Grund freier Prüfung durch das Denken ge-
stützte Erhebung der naturlichen ReUgion zur Norm
und Regel aller positiven Religion.quot; Of wil men de woor-

Lorsque du Createur la parole féconde
Dans une heure fatale eut enfanté le monde

Des germes du chaos,
De son oeuvre imparfaite il détourna sa face
Et d\'un pied dedaigneus le lançant dans l\'espace
Rentra dans son repos.

Va, dit-il, je te livre à ta propre misère
Trop indigne à mes yeux d\'amour ou de colère

Tu n\'es rien devant »oi.
Roule au gré du hasard dans les déserts du vide
Ou à jamais loin de moi le Destin soit ton guide
Et le malheur ton roi.

Levez dont vos regards vers les célestes plaines.
Cherchez Dieu dans son oeuvre, invoquez dans vos peines

Ce grand consolateur:
Malheureux ! sa bonté de son oeuvre est absente ;
Vous cherchez votre appui? l\'univers vous présente
Votre persécuteur.

1) Beschouwing van de voornaamste geschriften der deïsten, vertaald
door
noteboom, met een voorrede van j. a. vos. Utrecht 1765, pag. 4.

3) Geschichte des Englischen Deismus, pag. 460.

-ocr page 83-

den, van een deïst zeiven i) de godsdienst, die den
ïïienscli natuurlijk eigen is, de ware en oirspronkelijke
godsdienst van de natuur en de rede.

Hieruit volgt, dat zij in den bijbel veel moesten vin-
den , dat hun niet alleen overtolKg maar ook hinderlijk
\'doorkwam, onwaar en onwaardig. De natuurlijke gods-
dienst was, volgens hen, ook wel in den bijbel te vin-
den, maar zij moest ontdaan worden van alle bijvoeg-
selen en verbasteringen. De bedriegerijen der priesters
ßioesten er uit worden geweerd. Alle deïsten hebben
gemeen, dat zij een ontzettenden afkeer koesteren
quot;^aii priesters en geestelijken. Gelijk nicolaï, naar göthes
Uitdrukking, overal Jesuiten widderte, zoo ontdekten zij
overal stalen van priesterbedrog.

Herbert verwijt den priesters, dat zij de oirspron-
® ijke godsdienst bedorven hebben. Unde factum est,
radiis divini luminis interceptis, mira caligo vulgi
a^imis obducta esset. Bij
shaetesbuby is \'t een natuur-
J vermoeden, dat de heilige historiën zelve niet anders
^yu dan eene loutere vinding en een kunstig samenweef-
van eene belanghebbende partij ten voordeele van het
rijkste voordeel en de allervoordeeligste monopolie die
de waereld opgericht kon worden
2). Collins maakt
2ijn woorden van
leland) S) een groot geschreeuw
over de (zoogenoemde) heilige bedriegerijen van de oude
vaders en de hedendaagsche geestelijkheid en het ver-
ren en verminken van de oude schrijvers. Over de
^et van Mozes oordeelt
Morgan aldus: zy behelst noch

1) The case of Déisme fairly stated and fully indicated.
^ ^haract. p. 114^ ^^g^

t. a, p. pag.

-ocr page 84-

■waarheid noch deugd, zij is een elendig samenstel van
bijgeloovigheid, blindheid en slavernij tegen de alge-
meene overtuiging.
Chueb verwijt den h. geschiedschrij-
vers, dat zij zwak genoeg waren om alle verhalen te
gelooven, die hun maar voorkwamen en dat zij stout
genoeg waren, om der waereld wijs te maken, al wat
men hun had wijsgemaakt.

Wat den naam deïst betreft, wij vinden dien gebruikt
door VTRET \'). Hij was aangenomen door sommige edel-
lieden in Frankrijk, die hunne tegenkanting tegen de
openbaring, onder een naam die zoo hatelijk niet was
als die van atheïsten, poogden te bedekken. Zij beleden
een God te gelooven, maar betoonden geen eerbied voor
jezus cheistus en merkten de leer van de Apostelen
en Evangelisten aan als fabelen en droomen. In de
17\'*\'\' en 18\'-® eeuw is die naam door de bestrijders der
openbaring zelve aangenomen.
Blount, shaetesbubt ,
TOLAND, TINDAL lieten zieh hem welgevallen. Men
maakte toen geen onderscheid tusschen deïst en theïst,
eene vereenzelviging, die men zelfs nog bij van
senden
aantreft

Andere namen voor de deïsten waren: atheïsten. Men
gaf vroeger dien naam nog al spoedig. Men verstond
er onder hen, die met den bijbel alle godsdienst ver-
wierpen of liever allen, die over bijbel en godsdienst
niet rechtzinnig dachten.
Kobtholdt gaf dien naam
aan
heebeet, die toch de godsdienst hield voor het
specifiek kenmerk van den mensch;
spinoza was alge-
meen onder dien naam bekend. Waar men dus tegen

1)nbsp;Instr. Chrétieime 1563. Leland, t. a. p. pag. 3 en 4.

2)nbsp;Geschiedenis der bijbelbestrijding, pag. 178.

-ocr page 85-

atheïsten gewaarsclinwt vindt, moet men somtijds ook
denken aan de engelsche deïsten. Verder heetten zij
naturalisten en men zag daarmee op hunne ingenomen-
heid met de zoogenaamde natuurlijke godsdienst.

Een naam, dien zij zelve aangenomen en met trots
gedragen hebben, was die van: vrijdenker.
Collins
heeft hem in zijn: „Discours of freethinkingquot; algemeen
verspreid. Zij stelden zich met dien naam tegenover
de erkenning van \'t autoriteitsbeginsel. Eigen, zelfstandig
onderzoek werd onder deze leus gepredikt en verdedigd.
Httnne tegenstanders noemden die vrijheid losbandigheid,
^aar men dus tegen vrijgeesten gewaarschuwd vindt,
denke men mede aan\' de deïsten. De Franschen maak-
dien naam niet edeler, toen zij hem vertaalden
door: esprit fort.

Het was een groot en machtig heir, dat onder deze
namen zich opmaakte tot den strijd tegen de openba-
ring. Onder deze deïsten waren mannen van geboorte,
aanzien en talent. Zij konden beschikken over groote
scherpzinnigheid en uitgebreide geleerdheid. Hunne
yver-
onderscheiden zich van alle latere aanvallen der
eeuw op het Christendom door degelijkheid, zij
niet altijd door ernst. Wat tegen de openbaring toen
^ey tijde kon worden aangevoerd, hebben zij verzameld,
pordend, gesteund, gescherpt en vermeerderd. Aan
invloed kon het hun niet ontbreken.

Niet alle hunne stelsels en stellingen kunnen wij ter
sprake brengen. In korte trekken wenschen wij hunne ge-
dachten over de rede en de daaruit volgende beschouwing
over de openbaring in het licht te stellen. Wij zullen daarin
opmerken een steeds verder afwijken van den bijbel, een
toenemend subjektivisme, dat in scepsiticisme uitloopt.

-ocr page 86-

De rij der Engelsche deïsten wordt geopend door
hebbbrt van Cherburry. Hij oordeelde dat de mensch
oirspronkelijk slechts vijf zaken als den kern aller gods-
dienstige waarheid erkent: \'t bestaan van God, plicht-
matigheid om Hem te vereeren, van deze vereering zijn
deugd en vroomheid de hoofdzaken, de zonde moet
bestreden en nagelaten worden, er is hier en namaals
eene vergelding.

In \'t Heidendom waren die waarheden door de pries-
ters omhuld, geloochend of krachteloos gemaakt, \'t Chris-
tendom zou ze in haar eer herstellen, doch ook daar
heeft de hiërarchie deze poging van hare kracht beroofd.

Aan deze vijf waarheden verklaart hij genoeg te heb-
ben; zij bevredigen zijn verstand en hart. Wat boven
deze vijf, gelijk alles wat boven de rede gaat, is hem
onwaar of op zijn minst onwaarschijnlijk. Ze zijn \'t ei-
gendom der algemeene rede en van eiken tijd Er
was dus geene bijzondere, bovennatuurlijke openbaring
van noode, om die waarheden den menschen te leeren;
ze waren hem ingeschapen.

Onmogelijk heeft hij geen openbaring genoemd; alleen
stelde hij zeer zware eischen aan iets, voor dat hij
\'t als openbaring geloof schonk \'tis bekend, dat hij
echter zelf meende een openbaring ontfangen te heb-
ben. Hij, die zoo als
henke zegt, „eine Offenbarung
Gottes _ ausser und über der naturlichen für unnöthig
erklärte versichert dennoch mit einem Schwüre, und
aller Vermuthung nach, gewissenhaft, duxch eine Offen-
barung vom Himmel selbst dazu gerechtigt zu sein, sein

T) Veritates catholicae. .
2) Zie
LECHLER, t. a, p. bladz.

-ocr page 87-

Hauptschrift wider die Offenbarung in die Welt zu
schicken i).

Hebbebt stelde de godsdienst op den hoogsten prijs;
hield ze voor \'t kenmerk van den mensch 2). Hij
ontkende \'tzelfs, dat er ooit atheïsten zijn geweest. Zijne
quot;Werken kenmerken zich over \'t algemeen door een zede-
lijk streven.

Op hebbebt volgt hobbbs. Deze is begonnen met te
onderzoeken, wat de oirsprong is van ons denken en
quot;Weten. Hij neemt geene stof voor \'t denken aan dan wat
door de zinnen tot ons komt; door \'t verstand, door

^ 1) Allgem. Gesch. d. Chr. Kirche nach der Zeitfolge. 4e Auflage, Thh
gt; S. 394.
Heebeet verhaalt zelf, hoe deze openharing hem ten deele
„Dus vol twijfelachtige gedachten op mijn kamer gezeten, op een
schoonen, zomerschen dag, terwijl de zon zeer helder scheen in mijn
heister aan de zuidzijde, dat open stond en geen windjen zich bewoog.
Qam jjjjjjj ijpgjj. ^Veritatequot; in mijn handen, en mij op mijne knieën
^ederleggende, sprak ik met veel eerbied deze woorden: „o Gij eeuwige
Schepper van het licht, dat mij bestraalt, en Gever van alle in wen-
ige verlichting! Ik bidde U mij naar uwé inwendige goedheid te ver-
®choonen, dat ik U een verzoek doe, grooter dan een zondaar bevoegd is
^ doen: ik ben niet zeker genoeg of het tot eer van U verstrekken kan,
^ ik dit boek nitgeve; indien ja, zoo bid ik
u mij een teeken uit den
®mel te geven; indien niet, zoo zal ik het terug houden.quot; Dezè woorden
ad ik niet uitgesproken, of daar kwam een helder doch zacht geluid van
hemel (w«nt het scheen niéts op de aarde te zijn) hetwelk mij zoo
«moedigde en versterkte, dat mijn bede verhoord was en dat ik het teeken
. waarom ik had gebeden. Waarop ik dan het besluit nam het boek
aten drukken. Dit, hoe vreemd het ook mag schijnen, betuig ik voor
^ n eeuwigen God waar te zijn. Ook hen ik hier niet bedrogen door eenige
ygeloorigheid. Want ik heb niet alleen dit geluid duidelijk gehoord,
^ äar de lucht op dien tijd zoo helder zijnde, als ik ooit gezien heb,
J^nder eenige wolk, zag ik, zoo mij dacht, de plaats van waar het kwam.
\'e
LJüiand, t. a. p. bladz. 47.
Ultima hominis difFerentia.

-ocr page 88-

de reflexie over \'t door de zinnen waargenomene ver-
krijgen wij ons weten. Bij dit proces diene de mathesis
(welke de eenige wetenschap is, die het God tot heden
behaagd heeft den menschen ten beste te geven) tot
model-wetenschap. Hobbes kwam tot het resultaat, dat
alles wat wij ons voorstellen, eindig is. Van iets on-
eindigs kunnen wij ons geen begrip vormen: \'twoord
duidt reeds aan, dat wij er ons de grenzen niet van
. denken kunnen. Zoo wordt ook het woord: God niet
gebruikt om ons daardoor een begrip van God te ma-
ken, maar om Hem te vereeren.

Zijn stelsel omvat zoowel de staatkunde als de gods-
dienst. Wij maken hier alleen melding van zijne gedach-
ten over de Openbaring. Boven haar gezag plaatst hij
een anderen maatstaf voor ons gelooven. Hij oordeelt,
dat ook in \'t godsdienstige de Souverein de eenige wet-
gever is. Deze bepaalt, welke boeken kanoniek zijn,
d. i. welke tot wet en regel moeten dienen. Die Sou-
verein moet ook de tolk en uitlegger der Schrift wezen.
Subjektivisme geldt, bij hem niets, de Souverein verte-
genwoordigt aUen, ook aller rede.
Hobbes ontkent niet
de mogelijkheid eener bovennatuurlijke openbaring. Hare
werkelijkheid moet echter door wonderen bewezen wor-
den en door hare overeenstemming met de bestaande
godsdienst. Wonderen zijn opgehouden en»daarmeê is
\'t kriterium bij \'t voorkomen eener openbaring te loor
gegaan. De bijbel is echter voldoende, om te leeren,
welke onze plichten zijn jegens God en menschen.
Hobbes waarschuwt ernstig tegen onverstandige uitleg-

1) Wich is the only science, that is has pleased hitherto God to bestow
on mankind.

-ocr page 89-

ging en \'t schermen met enkele, uit hun verband ge-
rukte teksten.

Tegenover deze openbaring behoeven wij onze rede
.niet prijs te geven. Niets in den bijbel strijdt tegen
onze rede, al gaan sommige zaken er in haar te boven.
Zoo \'t schijnen mocht, dat iets met onze rede streed,
dan moet dit alleen aan verkeerde uitlegging geweten
worden.

Tegenover den inhoud der openbaring staat hobbes
meer conservatief dan heebebt. Dat jezus de chbistus
is hield hij voor \'t grond-geloofsartikel van den Christen;
ook heeft hij de kerkelijke dogmen van zonde en ver-
lossing verdedigd. Toch week hij verder dan de ge-
noemde wijsgeer van den bijbel, door\'t gezag der open-
baring beneden dat van een mensch te stellen; én zijn
beperken van ons denkvermogen tot het eindige moest
Voeren tot sensualisme

Over CHAEiiES BiiOUNT kunnen wij zeer kort wezen.
))Hij heeft, zegt
lechlee^), geene wezentlijk nieuwe ge-
dachten verkondigd; hij behoort in de geschiedenis van
\'t deïsme niet als faktor maar als produkt.quot; Bijna al
zijne meeningen heeft hij aan
heebebt en hobbes ont-
leend. In zijn „Anima mundiquot; verheft hij hoog de vroom-

1)nbsp;Naar \'tous voorkomt, is het vonnis te hard, dat over hem geveld
^erd door
henke, t. a. p. S. 396. „Der finstre Grübler, der eitle
quot;Jßd seltsam gefallige Hascher nach Seltsamkeiten, der fast nimmer nüch-
\'^erne, und bei aller Ungebundenheit in Vernünftelen, dennoch aus Liebe
\'-nr Sonderbarkeit oder aus hofischer Geschmeidigkeit , so eifrige Herold
®iiier unumschränkten Eegentengewalt.quot; De Hoogleeraar
opzoomer ver-
geleek in zijne lessen over de geschiedenis der wijsbegeerte
hobbes met
Napoleon, hoe beide bijv. kinderen waren der revolutie en hoe beide ge-
bracht hebben haar geweld te temmen.

2)nbsp;t. a. p. S. 137.

-ocr page 90-

heid en den godsdienstzin der heidenen en nergens beter
dan bij hen vindt hij de deugd beschreven. Ih zijn „Phi-
iostratusquot; schijnt het zijn bedekt doel, om \'t bovenna-
tuurlijk karakter van -
jezus in een twijfelachtig licht te
plaatsen. Voor den bijbel heeft hij weinig eerbeid. „De
rede is de eenige dame, aan wie hij \'t hof wenscht te
maken.quot; Dat alleen kuimen wij voor waar houden, wat
uitgaat van \'t gewone menschenverstand. Al zeer ge-
makkelijk gelooft hij aan \'t onstaan en verbreiden van
fabels en vertelsels, en aan menschen, die een leugen
zoo lang verhalen, tot zij in \'t einde er zelve geloof aan
hechten.
Blotjnt moge somtijds zich uitlaten, alsof hij
aan Gods woord zijn oordeel onderwerpen wil, op andere
plaatsen zuimt hij niet op de apostelen en profeten de
woorden van den bijbel zelf toe te passen: „ Alle men-
schen zijn leugenaars.quot;

Locke zou niet tot de deïsten gerekend kunnen wor-
den, zoo wij letten op \'t conservatieve of negatieve zijner
resultaten. Zij, die daarop alleen \'t oog vestigden, kon-
den hem eene plaats inruimen onder de apologeten van
het Christendom 1). \'t Is waar, dat hij geloovig stond
tegenover de feiten der Schrift, dat hij de werkelijk-
heid der opstanding heeft verdedigd, dat hij
jezus heeft
beleden als den Messias — maar wij komen tot andere
gedachten, als wij \'t andwoord zien op de vraag: hoe
dacht
locke over de verhouding der rede tot de open-
baring? Volgens hem komt allé weten tot den mensch
door ervaring. Aangeborene begrippen zijn er niet: de

!

1) ünermesslichen Schade hat der ächten Theologie in England locke
gebracht, derselbe Mann, dessen sich)namentlich die bischöflichen Theolo-
gen so sehr als Apologeten rühmten.
Thowick, Verm. Schriften, ii. S. 28.

-ocr page 91-

Ziel is eene tabula rasa. Onze ervaring is tweeledig: uit-
■^endig (sensation) en inwendig (refiexion). Door deze
krijgen wij kennis van wat ons omringt. Of onze voor-
stelling met de voorwerpen onzer voorstelling overeen-
komt, weten wij niet. De waarde er van wordt be-
paald door de juistheid Onzer dedukties.

Aan de som der kennis, verkregen door \'t gebruik
onzer natuurlijke vermogens, moet dat worden toege-
voegd, wat ons is geopenbaard. Grod heeft zich geopen-\'
haard onmiddelijk en bovennatuurlijk. De inhoud dier
epenbaring kan echter niet strijden met wat de rede
Ons heeft geleerd. Wat ons van de dieren onderscheidt
^ou dan worden opgeheven. God openbaart zich, om
aan onze rede te hiilp te komen. Wij geraken daardoor
eerder iets te weten dan door enkel nadenken, en meer-
der ook. Waar de rede zwijgt spreekt de openbaring;
Waar \'t weten ophoudt, vangt het gelooven aan. Dat
gelooven nu is niet een voor waar houden van onbegrij-
pelijke dingen, maar ziet alleen op den vorm, op de wijze,
Waarop de openbaring tot ons kwam. \'t Geopenbaarde
geene vrucht, maar wel eigendom der rede. Dit dus
het voorrecht der openbaring , dat zij der rede voor-
komt en dat zij met het gezag eener openbaring spreken
kan — doch laatste grond van alle weten is ook bij
lockb
de rede. Wat hij bovennatuurlijke openbaring noemt, is
eigenlijk een complement van wat de rede leert: boven-
natuurlijk is bij hem zoo veel als uitnemend-natuurlijk.

Toland, die op later leeftijd tot pantheïsme verviel,
hehoort in zijne eerste levensperiode ontegenzeggelijk tot
de engelsche deïsten. Volgens hem kan niets bestaan,
^at niet uit de rede verklaard worden kan, of met haar
strijden zou. Gelijk
locke neemt hij geene stof voor \'t

-ocr page 92-

denken aan, dan wat de ziel door „sensationquot; en „refle-
xionquot; in zich opneemt.
Toland gordde zich ten strijde
aan tegen de verborgenheden in \'t Christendom. De
titel van zijn hoofdwerk luidde: „\'tChristendom zonder
verborgenheden, of een betoog aantoonend, dat er niets
in het Evangelie is strijdig met de rede noch boven
haar, en dat eigenlijk geen christelijk leerstuk eene ver-
borgenheid kan worden genoemd Hij ging hierin
verder dan liOCKE, dat hij ontkende, dat de openbaring
zaken bevat, die boven de rede gaan, terwijl
locke
alleen datgene, wat met de rede strijdt, er uit had
geweerd. Volgens hem moet de leer van den bijbel
duidelijk en mogelijk (perspicuous and possible) wezen.
Wat aan die vereischten niet voldoet, is er door filo-
sofen en priesters in gebracht.

In zijn „Discours of freethinkingquot; doet collins, de
vriend van
locke in diens laatste levensjaren, een aan-
val op velerlei gezag. Breed weidt hij uit over de
dwaasheid van gezag toe te kennen aan priesters -, hij
telt vele zaken op, die elk denkend mensch daarvan
terug moeten houden. Bij de Kerk vindt het verstand
evenmin bevrediging. De Kerk met hare mysteriën,
hare ketterjacht staat hem tegen. Hij verlangt vol-
strekte vrijheid. De edelste menschen waren vrijden-
kers.
Soceates en plato, „de vrome, deugdzame
epicubus,quot; ciceeo, salomo, de profeten, obigenes,
MiNuciFS eelix, hobbes, till0t80n allen waren vrijden-
kers; allen weken af van de heerschende meeningen huns

1) „Christianity not mysterious or a treatise shewing, that there is no-
thing in the Gospel contrary to Reason nor above it: and that no Chris-
tian Doctrine can be properly called a mystery,quot; \'

J

-ocr page 93-

tijds en bogen niet voor gezag. De bijbel maakt het
vrij denken tot plicht. Christus eischte van niemant
geloof op zijn eigen onfeilbaar gezag en
paulus drong
op eigene toetsing en beproeving dikwerf aan. Dat toet-
sen en beproeven voert alleen tot waarheid; daar is
geen andere weg.

Shaftesbuby handhaafde het gezag der rede op elk
gebied. Belachelijk noemt hij hen, die liever maar ge-
looven willen: baat het niet, het schaadt niet. Ook de
openbaring moet aan de scherpste toets onderworpen
Worden. Haar gezag op uitwendige gronden te willen
vesten, maakt haar niet vast. Inspiratie en onfeilbaar-
beid behoeft het protestantisme voor den bijbel niet in
t® roepen; het bouwt zijne godsdienstige waarheid niet
op een boek. Ook niet op wonderen; deze zijn over-
bodig of het werk van bedriegers geweest. De Chris-
ten heeft zijne rede en deze verwekt den geest des on-
derscheids. Wat in den bijbel het verstand te boven
Saat, behoort ook niet onmisbaar tot de godsdienst,
^at niet uit de rede is of uit haar kan worden afge-
leid — is uit den booze

Wij moeten hier nog op collins terugkomen, om hem
plaats te geven onder de deïsten, wier aanvallen

1) Leland, t. a. p. bladz. 115, deelt het volgend oordeel meê van
shaptesbuey over jezus\' wonderen: „S. kent jezus den lof toe van zijn
^OQderen te verrichten met zekeren bevalligen zwier, [with a certain air

festivity], zoodat men, die lezende, noodwendig daardoor moet bewogen
\'borden, dat is te zeggen, dat men niet kan nalaten daarom te lachen.
^
Bapiesbuey verklaart zelf, dat hij nooit zich inlaat, om over het stuk
van de godsdienst te denken, veel minder om daarover te schrijven, zon-
^ier alvorens zijn best gedaan te hebben, om zich in een goede luim te
hebben gebracht, te weeten om dat te behandelen op een luchtigen,
Beestigen en vrolijken trant.quot;

-ocr page 94-

tegen de zoogenoemde uitwendige bewijzen voor \'t Chris-
tendom zijn gericht. Hij heeft in een afzonderlijk werk
\'t bewijs voor \'t gezag der openbaring/ aan de voor-
spellingen ontleend, bestreden. Uitvoerig toonde hij \'t ver-
band aan tusschen Oud- en Meuw-Testament. \'t Ge-
heele bewijs voor de waarheid van \'t Nieuwe Testament
steunt volgens hem op de voorspellingen van \'t Oude
Testament. Nu is de vraag of dat bewijs opgaat. Ner-
gens geeft COLLINS daarop een beslist andwoord; hij
laat het slechts doorschemeren.
Collins deed met dit
werk een aanval tegen al wat hij voor het bolwerk van
\'t Christendom hield.

, WOOLSTON tastte het bewijs aan, uit de wonderen
genomen. Hij beweerde dat de werkelijkheid van niet
één wonder, zelfs niet van de opstanding, bewijsbaar
was. \'tIs, zei hij, niet evident te maken, dat
jezus
gestorven , of dat zijn lijk niet gestolen is. De wonderver-
halen zijn profetische en allegorische voorstellingen van
wat
jezus in ons werken wil. Woolston bejammert
het, dat de oirspronkelijke leer van
jezus, die de gods-
dienst der natuur predikte, zoo vervalscht en dat op
haar zoo veel systematische theologie gebouwd is.

Tindal „de groote apostel van \'t deïsme,quot; heeft zich
in zijn boek: „\'t Christendom zoo oud als de waereld
veel moeite gegeven, om het wezen der natmirlijke gods-
dienst duidelijk voor te stellen. Hij doet haar kennen
als de „ware, algemeene en eeuwige godsdienst,quot; die
den mensch even eigen is als zijne rede. Godsdienst en
rede zijn bij hem identisch. Wie aan deze natuurlijke

1)nbsp;„A Discourse of the grounds and reasons of the Christian Religion,quot;

2)nbsp;Christianity as old as the world.

J

-ocr page 95-

godsdienst iets afdoet, maakt haar gebrekkig, wie er aan
toe doet, maakt haar tot bijgeloof. Eene openbaring kan
hare voortreffelijkheid verhoogen noch verlagen, Eene
geopenbaarde en de natuurlijke godsdienst kunnen maar
verschillen door de wijze, waarop zij worden meegedeeld.

Wat het Christendom betreft, het is alleen nieuw in
Qaam; \'tis eene poging tot herstelling der natuurlijke,
den mensch eigene godsdienst; \'tis dus eene zeer rede-
lijke godsdienst, die der rede eene beslissende stem laat.
Wat de bijbel leert in strijd met haar moet verworpen wor-\'
den en kan onmogelijk tot de ware godsdienst behooren.

Chubb, uit den minderen stand geboren, drukte er
vooral op, dat het Christendom iets wezen moet voor
den arme. \'t Moet onder \'t bereik vallen van den een-
\'^oudigste en kan daarom niet anders zijn dan eene re-
delijke, van al \'t onbegrijpelijke ontdane godsdienst.

Mobgan heeft zoo heftig mogelijk het openbarings-
karakter bestreden van \'t O. T. De God der Joden,
die MOZES verscheen, was niet de God, die hemel en
aarde heeft gemaakt. De priesters worden door hem
scheldwoorden overladen;
pavid wordt een wellus-
teling genoemd. De priesters hebben de wonderen ver-
jonnen; de meeste koningen hebben, op hun aandrijven,
onverdraagzaamheid en vervolgzucht bevorderd, \'t N. T.
kan in zekeren zin openbaring genaamd worden, zoo
l^et maar worde ontdaan van alle mysteriën.

I^e wuftheid van BOiiiNGBBOKE is bekend. Zijne uit-
^Praken over openbaring en godsdienst zijn even tegen-
strijdig als zijne handelingen in zijn staatkundig leven.
Sij zegt den bijbel te willen gelooven, ofschoon veeier
onbewijsbaar is en ongerijmd, en toch valt hij \'t O. T.
^an met zijne bezwaren tegen wonderen, tradities, pries-

-ocr page 96-

terbedrog enz., door zijne bewering, dat de God van
Israël niet de hoogste God is.
Chbistus is hem nu
eens een volslagen Jood, en
paulüs iemant, die \'t Jo-
dendom heeft zoeken op te heffen, dan weder noemt
hij
christus den volmaaksten zedeleeraar en paulüs
een rabbijn, in kabbalistiek verzonken. Voltaikb heeft
aan
bolingbbokb ontzettend veel te danken.

In hume is het deïsme scepticisme geworden. Hij
heeft niet alleen het verband tusschen oorzaak en ge-
volg losgemaakt, maar ook de klove aangewezen, die
er is tusschen natuurlijke en geopenbaarde godsdienst.
Ook heeft hij de onmogelijkheid om een van beiden op
redelijke gronden te staven in zijn „Dialogue concer-
ning natural religionquot; trachten aan te toonen. Dat alle
godsdienstige stelsels onoverkomelijke bezwaren hebben,
dat alle te samen een volkomen triomf bereiden voor
den scepticus, en dat eene geheele opschorting van ons
oordeel het wijste is, wat wij doen kimnen — ziedaar
het resultaat van
hume , het einde van \'t Deïsme!

Werden de gevoelens der deïsten bekend in ons va-
derland? Zij konden niet onbekend blijven. Levendiger
dan ooit was in die dagen het verkeer tusschen Enge-
land en de Nederlanden. De aanzienlijke beteekenis der
7 provinciën op staatkundig gebied was daarvan niet de
eenige reden. Door een zelfden vorst verscheidene jaren
bestierd, had er eene gedachten-wisseling plaats tusschen
de denkers van beide landen, die van vele zijden voerde
tot instemming of verzet.

Binnen onze grenzen heerschte de meest onbeperkte
vrijheid van denken en schrijven, en menig deïst heeft
bij ons die vrijheid gezien en gewaardeerd, voor dat hij

Jl

-ocr page 97-

ze in Engeland mondeling of schriftelijk verdedigde.
Hier werd veel gezaaid of natgemaakt, wat, tot rijp-
heid gekomen, een systeem van openharings-bestrijding
bleek te zijn. Zonder de bescherming, hier aan menig
vluchteling verleend, zou menig deïstisch schrijver heb-
lien moeten zwijgen.
Collins, die in \'tvrijdenken het
eenig preservatief zag tegen de machinatiën des dui-
vels , moest daarom wel meenen, dat deze uit de ver-
eenigde provinciën geheel verbannen was. \'t Is van be-
lang na te gaan, hoe de deïsten zelve hier menigvuldig
hebben verkeerd en hoe hunne werken voor een groot
deel hier in \'t licht zijn gekomen.

Zoo verschenen hebbekt\'s gesamentüjke werken voor
de derde reize te Amsterdam in
1700\')- Hobbes\'
quot;Werken verschenen in \'t Latijn vertaald in 1668 te Am-
sterdam, nadat zijn „De Civequot; reeds in
1647 in ons land
■•uitgegeven was
3). Locke\'s „Epistola de Tolerantiaquot;
werd vier jaar na haar in \'t licht treden
(1689) ver-
taald in \'t fransch en nederduitsch alhier uitgegeven,
^e nederduitsche vertaling kwam in \'t licht te Gouda.
2ijn „Essay concerning human understandingquot; werd in
1700 in \'tfransch vertaald door costb, onder den titel:
nEssay philosophique, quatrième édition corrigée et
angmentée par l\'auteur. Amsterdam.quot; De tweede uit-
gave van
1729 was voorzien met aanteekeningen van
babbeybac. In \'t zelfde jaar verscheen van dit werk te
^ïnsterdam eene latijnsche vertaling. Een vijfde druk
der overzetting in onze moedertaal verscheen nog in

1) De twee eerste 4o uitgaven waren verschenen in 1656 en 1663.
Om te meer wat wij wilden aantoonen in \'t oog te doen vallen, heb-
wij deze zeker niet boeiende opsomming in den tekst geplaatst.

-ocr page 98-

1750. Eene vertaling genomen naar die van coste vi^erd
te Amsterdam gedrukt in
1736. Locke\'s „Thoughts on
Educationquot; werden door
coste vertaald in 1705 en uit-
gegeven in onze hoofdstad. Van zijn „Oeuvres diversesquot;
werd door
jean le clebc een deel vertaald in \'t fransch,
dat uitgegeven werd te Amsterdam in
1710 en 1732.
Van Collins\' „Discourse of freethinkingquot; verscheen te
\'s Gravenhage eene vermeerderde uitgave, welke spoedig
in \'t fransch vertaald, uitkwam onder den titel : „ Dis-
cours sur la liberté de penser, traduit de l\'Anglais et
augmenté d\'une lettre d\'un medecin Arabe à Londres
1714.quot; In 1717 en 66 werd dit werk op nieuw uitge-
geven.
Collin\'s „Tractatus in quo secundum veterum
Theologorum Hebraeorum formulas allegandi et modos
interpretandi conciliantur loca ex Vetera in N. Testam.
allegataquot; verscheen te Amsterdam in
1713. Toland\'s
„Adeisidaemonquot; verscheen te \'s Hage in 1709, terwijl
chijbb\'s „Collection of tracts on various subjectsquot; voor
een deel in \'t fransch vertaald en te Amsterdam uitgege-
ven werden onder den titel:. „Nouveaux Essais sur la bonté
de Dieu, la liberté de l\'homme et l\'origine du mal.
1732quot;.

Hieruit blijkt reeds, dat er weinig in -Engeland door
de deïsten geschreven werd, wat hier onbekend bleef.
Aan dit doel bevorderlijk wai-en mede de tijdschrif-
ten, toen opkomend en zich vermenigvuldigend, welke
aan onze landgenooten \'t belangrijkst mededeelden van
wat er ook buitenslands op letterkundig en godsdien-
stig gebied plaats greep. Wij noemen de Bibliothè-
que universelle, de Bibliothèque choisie, de Bibliothè-
que Anglaise en de Boekzaal, waar bijv. (Jrg.
1707,
Dl. IL p. 475 en vv.) een verhaal voorkomt van de twist,
die
toland\'s „Life of john miltonquot; verwekte.

-ocr page 99-

En niet alleen werden de werken der deïsten hier
gedrukt en verspreid, zij zelve bezochten ons vaderland
vertoefden er gaarne.
Locke was van 1682 tot 1689
^^eestal te Amsterdam; hij zag er veel limborch en
^
Eclerc, droeg aan den eerste zijn brief op over de
quot;Verdraagzaamheid en gaf in de „Bibliothèque universellequot;
yan den laatste eene eerste proeve van zijne „Proeve over
® Daenschen rede.quot; In zijn „Oeuvres diversesquot; T. L pag.
en volg. komt zijne briefwisseling voor met
lim-
Toland
studeerde twee jaren te Leiden en
l^öorde trouw de lessen van
er. spanheim, die er hem
toe overhaalde, om de kerkvaders en de H. Schriften
de oirspronkelijke talen te lezen.
Shaetesbury be-
^echt Holland in 1691 en vertoefde ér ongeveer een
Jaar. jjij linoopte een vriendschappelijk verkeer aan
BAYLE,
lecleec en andere geleerden. Met bayle
®ei lijj briefwisseling onderhouden. In 1699 bevond
J 2ieh weder binnen onze grenzen.
Wat tegen de deïsten geschreven werd bleef evenmin
oiibekend en groot was de sympathie, die den verdedi-
gers der Christelijke godsdienst ten deele viel.
Bubnet
Werd reeds in ons land aan \'t hof van willem m be-
l^^^^d en gevierd; zijne werken werden met graagte ge-
Bentley\'s „Remarcks upon a late Discourse

betuigt valckenaeb in zijne reeds aangehaalde Oratie,
\'\'\' zijne instemming met
bbntley. Bat nuno Deïstarum signifer
^^^ ® coLLiNs, qui honestum libertatis cogitandi nomen elfrenata sua
eau ^quot;^famavit. Eat nnne Colinsius, nobisque Christianae diseiplinae
^^ am Milliana opera fuisse debilitatam indocte ogganiatl Et vos, pos-
^^^ vester suis armis devietus et a
kichakdo benïlejo eompres-
®utavit et vos hinc abitote humano generi infructuosae sapientiae
nimiura cupidi, qui speoioso Deïstarum nomine in Anglia een-

-ocr page 100-

of Freethinkingwaarin hij, onder den pseudoniem : phi-
LELEUTHEBTJS LIPSIENSIS, COLLINS met kracht hestreed,
werd in 1738 door
aemand de la chapelle vertaald
en te Amsterdam uitgegeven onder den titel: „La fripon-
nerie Laïque des Esprits forts d\'Angleterre ou Remar-
ques de Phileuthère de Leipsick traduites sur la 7édi-
tion.quot;
Clabkes zestien preken in „de stichting van Boylequot;
gehouden, over het wezen en de eigenschappen van Grod,
werden in \'t fransch uitgegeven te Amsterdam in 1717.
Sheblock\'s „Tryal of the witnesses of the Resurrection
of
jesus,quot; waarin hij tegen woolston de werkelijkheid
der opstanding verdedigde, verscheen in eene fransche
vertaling (van
le moyne) te \'s Gravenhage in 1782. Van
dezen zelfden schrijver was in 1721 vertaald eene ver-
handeling over de voorzienigheid, en werd meermalen
gedrukt eene verhandeling over dood, oordeel en geluk-
zaligheid.
Labdnebs bekend werk „de geloofwaardigheid
van de evangelische geschiedenis,quot; (the credibility of the
Grospel History) werd drie jaren na zijn verschijnen in
onze taal overgebracht \').
Lyttletons opmerkingen over
de bekeering en het apostelschap van
paülus, werden door
p.
a. veemeeb, dadelijk bij haar verschijnen (1747—48)
in het nederduitsch vertaald. In 1704 kwam van de pers
een derde druk van
stillingeleet\'s: „Origines Sacrae
of heilige oorspronkelijkbedeii, zijnde een redelijk bewijs
van de gronden des Christelijken geloofs tot bevestiging
van de waarheid en godlijke authoriteit der H. Schrif-
tuur, waarbij gekomen is een wijdloopig vervolg tegen
ongodisten en godisten. Nooit voor deezen gedrukt.quot;

semini, aut intra vestra septa vos cóntinete, aut aliorsum arma convertite,
sed ab hoe inexpugnabili munimento quantocius disceditote.
I) L
aedner heeft drie jaren in ons land doorgebracht.

i

J

-ocr page 101-

Lelands hoofdwerk tegen de deïsten werd hoogelijk ge-
roemd en de vertaling er van met eene voorrede van
den Utrechtschen hoogleeraar
bonnet bij ons ingeleid.

Genoeg reeds, om te bewijzen, dat de strijd, die in
Engeland over de openbaring en godsdienst werd ge-
boerd, in ons land met belangstelling werd gadegesla-
gen. Zelfs heeft de predikant bij de Waalsche gemeente
te Rotterdam, pierrb jubieu, zich in den strijd ge-
en door zijn werk: „la Religion du Latitudinaire,quot;
^an eene machtige partij in Engeland een naam gege-
dien zij sinds behouden heeft i).

Of door die tegenschriften een genoegzaam tegenwicht
geleverd werd? Wij gelooven het niet. Heeft
laedneb
al een werk geleverd, dat de toenmalige twisten in
ingeland heeft overleefd en werden ook al door som-
^lige anderen historische bijdragen geleverd van blijvende
Waarde — de gehalte der apologien van \'t Christendom
Was in \'t genteen niet bijzonder deugdelijk. Men begon
met der tegenpartij concessies te doen, die \'t behouden
van eigen beginselen haast ondoenlijk maakten. Wan-
neer rnen bijv. de werken opslaat van
tillotson, die
velen de achting voor de openbaring heeft weten te
behouden, die ook in ons land veel werd gelezen, en
Wiens gesamentlijke leerredenen in 1728 in \'t Neder-
duitsch werden vertaald, dan hoort men van de rede,
\'^\'an de natuurlijke en redelijke godsdienst haast evenveel
spreken als bij een deïst. Wij hebben volgens hem bij het
utleggen der Schrift de voorstelling, die wy daar van

in zijn werk „Latitndinarius Orthodoxus.quot; Hij spreekt van de „inep-
et calumniae p.
jubieuquot; en noemt hem: Sanctae theologiae et mali-

Jurieu\'s werk was gericht tegen bury , en werd door dezen beand-

in zijanbsp;^^Latitndi:

calumniae p. jubieu\'\'
^\'\'itatis diabolicae Professor.

-ocr page 102-

God vinden, steeds te toetsen aan onze natuurlijke
voorstelling van God. Ook gaf hij zich veel moeite om
aan te toonen, hoe de geboden des Christendoms re-
delijk zijn en met het gezond verstand der menschen
overeenstemmen. Ook op hem is van toepassing wat
THOLUOK in \'t algemeen zeide van de Engelsche apolo-
geten ,_,Sie sind jenem tollen Hausvater ähnlich der
über die Diebe Mord und Zeter schreit, während er
seinen besten Hausrath selbst zum Fenster hinauswirft.
Um die Schale zu retten, geben sie den Kern auf. Weil
eben zum Kampf die rechten Waffen fehlen, legen sie
auf Vergleich und Handel.quot; — Ook hen treft de klacht
van
oswald, een van hume\'s bestrijders: „In vroe-
ger tijden was bijgeloof de heerschende kwaal en be-
sinette deze niet alleen den minderen man maar ook in
zekeren graad den geleerde en den verstandige. In onze
tijden is het scepticisme aan de orde van den dag, zoodat
bijna niemant er zich over schaamt, veleïï er in roemen
en niet weinigen, uitmuntend door gezond verstand en
braafheid, er door bezoedeld zijn tot eene hoogte, die
bezwaarlijk bestaanbaar is met hun karakter

1)nbsp;Ueber Apologetik u. ihre Literatur. Verm. Schriften, I, S. 163.

2)nbsp;Van tilloison zegt henei taine in de „Revue des Deu.^ mondes van
1 Dec. 1861 in een boeiend artikel over den toestand van Engelands zeden
en letterkunde in de 18e eeuw, p. 538. „Quel style! Et il est partout
pareil. Rien de vivant; c\'est un squelette sec avec toutes ses attaches
grossièrement visibles. Toutes les idées sont étiquetées et numératées. Les
scolastiques n\'étaient pas pires. Ni verve, ni véhémence, point d\'esprit,
point d\'imagination, nulle idée originale et brillante, nulle philosophie,
des citations d\'érudit vulgaire, des énumérations de manuel. La lourde
raison raissonaante arrive avec son casier de classification sur une grande
vérité de coeur ou sur un mot passionné de la Bible, l\'examine „positive-
ment puis négativementquot; y démêle un enseignement, puis un „encourage-

J

-ocr page 103-

Ook in ons land zijn er opgestaan, die de meenin-
§en der deïsten hebben trachten te verspreiden^). Tot
behooren
hatzveld , van bee veen en patot.
Hatzveld
, van geboorte een Duitscber, hield zich lan-
tijd op in ons land en gaf in den Haag een werk

onder den titel: „La Découverte de la vérité.quot;

— ----- „

otgens hem is de bijbel een verward boek, een gods-
^ieustsysteem bevattend, dat op geene voortreffelijkheid
\'\'oeiQen kan. De schrijvers van den bijbel waren vol-
gens hem pluimstrijkers, die niet meenden wat zij leer-
; fje Profeten waren bedriegers en de Apostelen
verblindden het volk door hunne wonderwerken. Bijna
zij leerden, was gegrond op inbeeldingen en
fantaziën, de aandacht van een verstandig man onwaardig.

vrienden van de Christelijke godsdienst hield hij
Voor zotten en raaskallers, en de wijsgeeren, die \'t Chris-
teudoin verdedigd hadden, voor de slachtoffers van
godsdienstleeraars. Van hen zondert hij
wolee uit. Hij
dat deze zijn werk heeft goedgekeurd -— eene eer,
daarvoor wolee beleefdelijk heeft bedankt.

Jan van deb veen is de schrijver van een werkjen:
j.De godsdienst zonder bijgeloof, betoogende het geloof
deïsten.quot; Dit boekjen beleefde een tweeden druk. De

schrilquot;

yver gaat eerst den oirsprong na der engelsche de-
en laat zich zeer vijandig uit over de schrijvers

inet chaque morceau sous une étiquette, patiemment, infatigahle-
_ \' SI bien que parfois il faut trois sermons complets pour achever la
^ïsion et le preuve, et que chacun d\'eux à l\'exorde contient le memento
de tous les points traités et de tous les arguments fournis.
® \'iisputes de notre Sorbonne ne se faisaient pas autrement.quot;
ous l^e^l^eii de werken dezer deïsten niet kunnen inzien, en hielden
^ daarom aan het verslag, dat
ypet er van geeft in zijne Gesch. der Chr.
in de 18e eeuw. Dl. II bladz. 10—19 en 60—66.

Uit.

-ocr page 104-

van den bijbel en den Zaligmaker der waereld. Als den
inhoud van zijn geloof geeft hij zes artikelen op: Er is
één God; deze heeft alles uit niet geschapen en doet
alles in \'t oneindige voortduren; Hij bestuurt alles naar
zyn Iwelbehagen; Hy heeft ieder mensch de kennis in-
geplant van deugd en ondeugd, de liefde tot God en
den naaste; die zondigt verdient straf en die straf kan
slechts worden afgewend door berouw, gebed en goede
werken; de ziel is onsterfelijk en mogelijk wordt zij nog
eenmaal met het gestorvene ligchaam of een, dat bekwa-
mer is, wederom vereenigd. Deze zaken, klaarblijkelijk
aan
hbebbrt ontleend, noemt hij de godsdienst zonder
bijgeloof. „Men had,quot; zegt hij, „bij deze moeten blij-
ven, want over de bijvoegselen is toch geen bewijs dan
uit de openbaringen, die zoo ligt geloofd als verworpen
worden, en maar hier of daar gangbaar zijn.quot; Aan
jezus\' woorden hecht hij weinig: „Er is ons ook niets
aan gelegen, wat een timmerman zich inbeeldde en
overkwam.quot; De apostelen waren volgens hem: „maats
zonder geld, fatsoen en schranderheid; die geld, eer,
gemak, lof, aanbidding en vermaardheid verwierven en
door rijke, fijne, zotte zusters gediend wordende, lig-
telijk galg en geesseling wagen konden.quot; Tegen \'t O. T.
worden al de bezwaren aangevoerd, die men bij de
engelsche deïsten verspreid vindt.

simon TissoT de patot , hoogleeraar in de wiskunde
te Deventer, neemt eene plaats in onder de deïstische
schrijvers hier te lande, door twee werkjens: „Voyages
et aventures de Jaques Masséquot; en „Lettres Choisies.quot;
Li het eerste bestrijdt hij de leer der verzoening door
eene fabel van de bijen, niet te verwarren met die van
de mandeville. — Zij komt hierop neêr: „Een koning,

-ocr page 105-

op een eiland in den Oceaan, beval der natuur, om het
beste voort te brengen. Deze koning had een groot
aantal bijen, die hij overal den honig liet uitzuigen,
met verbod nogtans, om zekere soort van bloemen aan
te roeren: de koning wilde daaraan zien, of de bijen
hem gehoorzaam wilden zijn. Nu gebeurde juist wat
de koning vreesde. Eenige bijen werden ongehoorzaam,
en Wat doet nu de koning? Omdat eenigen ongehoor-
zaam zijn, wordt hij toornig op allen, en besluit om
met één te verschoonen.

Nn wordt de zoon van den koning een bij, en neemt
op zich de straf te dragen, die de bijen verdiend hadden.

vliegt in eene der geringste bijenkorven, maar wordt
eindelijk vermoord. Tot zijn vader teruggekeerd gaat
bij voort den bijen goed te doen. De bijen, die \'tmet
hem. hielden, werken niet meer dan de andere en be-
i\'eiden geen beter honig ook. De horsels verhalen on-
ophoudelijk de geschiedenis van \'s konings zoon, maar
Verschillen onderling nog al vaak; hierin komen zij
overeen, dat zij de bijen aansporen hun het grootste
eel van den honig te geven.quot;

zijn tweede werk bestrijdt hij de mogelijkheid van
^•^\'ne algenaeene opstanding der dooden. Hij heeft daartoe
^erekend het aantal menschen, die geleefd hebben na
e schepping en dë hoeveelheid stofs, die vereischt zou
Worden, om hun allen een,lichaam te geven. Hij ont-
dat de aarde daartoe geene stof genoeg bevatte
dat aan elk niet meer dan een kinderlichaamtjen zou
ünnen worden toebedeeld i)-

^h ^^^ proeve hoe men toen meermalen het geloof aan de opstanding
^^te bestrijden, of haar wezen te verkeeren, kan dienen een boek, waarvan
ietwat langdradige titel aldus luidt: „Euangelium medici, seu medicina

6*

-ocr page 106-

Men ziet hieruit, dat het den Engelschen deïsten
reeds toen niet aan bijval ontbroken heeft. Hun invloed
zou tot hetgeen wij opnoemden niet beperkt blijven. De
fransche pers dier dagen zwoegde onder de vertalingen
en omwerkingen der geestige sterke geesten, die een
strijd tegen de openbaring geopend hebben, even on-
eerlijk als hij jammerlijk was iii zijne gevolgen.

mystica, de suspensis naturae legibus, si?e de miraculis, reliquisque h
Tols ßißXioi; memoratis, quae medicae indagini subjici possunt. übi per-
pensis prius corporis natura, sano et morboso corporis huinani statu, nee
non motibus legum, rerum status super naturam, praecipueque corpus bn-
nianum el animara. spectantia, justa medicinae principia explicantur a
ber-
naedo connor,
M. D. Amsterdam 1701.

De scbrijver wil alles verklaren uit de wet der beweging. Ben wonder
is geene verbreking, maar eene openbaring van die wet. Volgens hem ont-
staat alles uit kleine deeltjens, die, gescheiden en weer vereenigd, nieuwe
lichamen voortbreugen, of oude van gedaante doen veranderen. De schrij-
ver weet deze deeltjens, hoe ook verspreid en verstrooid, weêr bij elkander
te voegen. Zulk eene reünie zal ook plaats hebben bij de opstanding. De
lichamen znllen dan niet verrijzen met „die gansche ballast van stof, waar-
mee zij gestorven zijn, noch met eene gestalte als van een mensch in den
besten stand zijns levens, maar alleen met datzelfde lichaam en met de-
zelfde grootheid van stof, niet meer noch min, waarmeê zij geboren zijn.quot;

De mensch zal alleen opstaan met die deelen en werktuigen, welke ten
eenemale tot het leven noodig zijn. Hij zal alsdan eten noch ademhalen-

i

-ocr page 107-

HOOFDSTUK III.

he

dan

do

INVLOEB VAN EEANKEIJK.

Tusschen het engelsch deïsme en den geest, die
\'erseht in de werken der fransche filosofen, is meer

één punt van verschil.
Kenmerken de engelsche deïsten zich over \'t algemeen
een niet te miskennen ernstig streven naar waarheid;
gaan zij gronden uit, en zoeken zij door filosofische
argumenten te overtuigen — bij de laatsten vindt men
ergste lichtzinnigheid. Hadden de engelsche deïsten
^^^ bijbel althans gelezen voordat zij hem bestrijden gin-
gen —_ fransche vernuften toonden al dikwijls niet te
l^®nnen wat zij weeren wilden, niet te verstaan wat zij
quot;Verachtten en verachtelijk poogden te maken. Hadden
^•^\'
Oke en de zijnen er niet aan gedacht, om \'tbestaan
^au God en de onsterfelijkheid der ziel te loochenen —
^•^
ltaire achtte \'t geloof aan God wenschelijk als een juk
^\'^or \'tvolk;
DIDEKOT riep uit: „0 Dieu je ne sais si tu
en vervloekte hem, die het eerst den naam van God
had uitgesproken. Hadden de deïsten de noodzakelijk-
eid verdedigd eener natuurlijke godsdienst, wier gemis

-ocr page 108-

den mensch rampzalig maken zou — in Frankrijk zou
\'t vonnis over alle godsdienst worden geveld en wat
niet uit de natuur kon worden verklaard, geteld wor-
den tot de hersenschimmen, waarover de rede haar
„delendum censeoquot; uitsprak.

Toch is er tusschen deze heiden een onloochenbaar
verband, \'t Was niet enkel grootspraak der fransche
schrijvers, als zij zich op een
locke beriepen \'). Waar
eenmaal ons weten beperkt wordt tot het door de zinnelijke
ervaring verkregene, daar spoken sensualisme en mate-
rialisme in de naaste toekomst; waar \'t onnoodige eener
openbaring zoo vaak wordt verkondigd, komt men zoo
gemakkelijk tot hare onmogelijkheid, en waar de on-
mogelijkheid eener openbaring beleden wordt, sluipt het
atheïsme na — immers wat baat een Grod, die zich
niet heeft geopenbaard, niet openbaren kan? — Zoo
is er dan tusschen de engelsche deïsten en de fransche
filosofen eene ontwikkeling, of wil men liever een verder
afglijden op een hellend vlak, dat eindigt in de diepten
der zelfvertwijfeling

1)nbsp;voltatke deed dit met niet weinig ophef: „Jameis ii ne fut plus-
êtïre un esprit plus sage, plus me\'thodique, un logicien plus exact que
locke. Il a developpé à l\'homme la raison humaine, comme un excellent
anatomiste explique les ressorts du corps humain. Pour moi, je me vante
de l\'honneur d\'être en ce point aussi simple que
locke. —- Lettres philos.
5e L. Sur
LOcKiî.

2)nbsp;Men zie schlosseks overzicht van de de fransche litteratuur in de
18\'le eeuw in zijne Geseh. d. isde eeuw. Lechler, I.. a. p. p, 445, ver-
meldt eene klacht van den kardinaal
fleurt.over \'t verbreiden der Engelsche
schriften in Frankrijk. „Ten tijde vau \'tregentschap
(1714—23) is die
menigte aanstootelijke boeken over de zee gekomen en Frankrijk werd daar-
mede overstroomd, of liever al degenen werden vergiftigd, die onder ons
aanspraak maken op een krachtigen geest of een scherpen blik;, van hen

J

-ocr page 109-

Wij wenschen den geest der fransche bestrijders yan
t Christendom in enkele sprekende trekken te schet-
sen. Van enkele hunner werken een samenhangend ver-
slag te geven is niet wel mogelijk: men vindt er zoo
Geinig samenhang. Hunne kracht ligt niet in de waar-
heid hunner praemissen noch in de juistheid hunner
^edukties. Een stijl die onder zijne bevallige plooien,
^ch zoo vele gebreken bedekte,
eene roekeloosheid, die
quot;^erd aangezien voor de verzekerdheid van de overwin-
ning, eene geestigheid welig tierend op een gebied, waar
niets gemakkelijker dan geestig wezen kan, — zie-
•^laar de blinkende wapenen waaronder zoo veel zonde
schuil hield, waarmeê in zoo vele harten het ge-
ooï aan God en zijn woord werd gedood.
Er heerscht bovendien bij deze schrijvers eene verba-
eentoonigheid. Wie den inhoud hunner werken
samenvat bemerkt het dadelijk. Men kan meegesleept
borden door den stroom der cierlijk vloeiende zinnen,
^^ar als men eene wijle stilstaat en zich afvraagt: Wat
^ii de schrijver? Wat heeft hij beweerd of bewezen?
^ Andwoord luidt bijna altijd hetzelfde: grofheden tegen
® geestelijken, vertoogen tegen wonderen en verbor-
genheden, beschimpingen van apostelen en profeten,
J\'^i
\'dachtmakingen van jezus\' en der heiligen karakter,
lotzangen

op de rede en de natuur. Zoo men afmsse-
^ng vindt, zij is daarin gelegen, dat de een \'tbestaan
God voor onverschiUig, de ander \'t voor ongerijmd
; dat de een in \'t algemeen het leven der zelf-

Werden deze l)oequot;ken verslonden.quot; Het kransje dat jaren lang bij
\'GOLBACH vergaderde (
diderot, helvetius , gbimm en anderen) vormde zelfs
vereeniging tot bet vertalen en verbreiden van deïstisebe werken en in
® ®ncyclopaedie vindt men eenige deïstisclic opstellen vertaald.

-ocr page 110-

zucht, een ander de voldoening al onzer zinnelijke lusten
voor het hoogste geluk der menschen houdt. \'tIs de
verscheidenheid hij een wedstrijd, waar de toeschou-
wers vragen: wie is het verst gevorderd, wie zal \'teerst
den eindpaal bereiken?

De overgang van locke tot het materialisme vormt
condillac. Gelijk genoemde engelsche wijsgeer, zocht
hij al ons kennen en weten, al de werkzaamheden onzer
\'ziel terug te voeren tot één principe, aan welks wer-
kelijkheid niet kon getwijfeld werden. Hij stelde dat
principe in de sensatie. Hij gaf
locke niet toe, dat
de ziel nog een afzonderlijk vermogen hebben zou, om
wat door de zinnen waargenomen wordt en in ons op-
genomen, te herhalen en te verbinden. Er is, volgens
hem, geen onderscheid tusschen sensatie en reflexie.
Met
locke bestreed hij \'t bestaan van aangeborene be-
grippen: alles wordt verkregen en wel door ervaring\').
Bij \'t streven om alles tot één principe terug te bren-
gen, ging \'t karakteristieke van de menschelijke (vooral
de zedelijke) eigenschappen verloren: de eenheid ver-
zwolg ze allen.
Condillac meende dan ook, dat de
menschen slechts volmaakte dieren waren. Zij hadden
voor boven dezen vrijheid en rede, maar ook over deze
voorrechten werd zoo vernederend gevonnisd, dat de

1) Locke distingue deux sources de nos idées, la sensation et la reflexion;
il serait plus exact de n\'en reconnaître qu\'une, soit parce que la reflexion
n\'est dans son principe que la sensation même, soit parcequ\'elle est moins la
forme de nos idées que le canal par lequel elles découlent des sensations.
Aussi ce philosophe se contente-il de reconnoitre que l\'aine aperçoit,
pense, doute, croit, raisonne, connoit, sent, réfléchit; mais il n\'a pas
senti la nécessité d\'en découvrir le principe et la génération, il n\'a pas
soupçonné qu\'elles pourroient n\'être que des habitudes acquises. Aangeh.
bij
tenneman, t, a. p. S. 294.

J

-ocr page 111-

îûeusch geen gevaar liep van er zicli op te verlioovaar-
fligen. Wat coNDiLiiAC geene plaats doet nemen onder
de volslagen materialisten is, dat liij altijd nog onder-
geheid maakte tusschen ziel en lichaam, als tusschen
iets immateriëels en materiëels. Hij meende zelfs, dat
de ziel zonder \'t lichaam hetzelfde tot stand moest bren-
gen wat zij nu doet ; volgens hem was dit werkelijk ook
Zoo geweest vóór den zondeval, die den mensch echter
aihankelijk heeft gemaakt van zijne zinnen en zijne ken-
nis tot het door de zinnen verkregene beperkt heeft.

Men heeft deze laatste beschouwing van condillac
ëelaten aan hare plaats. Opgevat en tot hare uiterste
\'Consequentie doorgevoerd werd zijne meening, dat tot
l^et door de zinnen waargenomene alles moet terugge-
bracht worden, en alles daaruit moet worden verklaard,
^•^llediger is dit niet ontwikkeld dan in een boek:
quot;Système de la nature ou les lois du monde physique
et du monde moral.quot; Wij zullen van dit werk een eenig-
^^ris uitvoerig verslag geven: ex uno discas omnes.

^\'Holbach — hij toch is de schrijver \') — begint
de klacht, dat de mensch de natuur heeft verlaten ;
daardoor alleen is hij ongelukkig geworden 2). Tot de
latuur moet alles worden teruggebracht. De zedelijk-
meent onze auteur, zal door zijn werk geene
®ehade lijden en de deugd zal hij in hare eer herstellen,
mensch dan is louter stoffelijk (un être purement
Aan de natuur dankt hij alles. Toen hij

Op \'t titelblad staat mibabaud, — de ware schrijver er van is naar
^quot;waarschijnlijkheid d\'holbach. Andere candidaten van \'t auteurschap
helvetius en la gb.ange.

) L\'homme n\'est malheureux nue parce nu\'il méconnaît la nature. Syst.

de la \\T inbsp;1 inbsp;1

Nature. Préface.

-ocr page 112-

haar miskende, vormde hij zich goden, onder vrier juk
de menschheid te lang heeft gezucht. Hij verheffe zich
boven deze vooroordeelen, om weder aan zijne bestem-
ming te beandwoorden Vraagt men wat hier onder
natuur wordt verstaan, wij ontfangen de volgende bepa-
ling: „De natuur, in de uitgebreidste beteekenis, is het
groot heelal, dat gevormd wordt door de verzamehng
van de verschillende stoffen en door de verschillende
bewegingen, die wij aanschouwen in dat heelalquot;

Het middel, waardoor onze organen in betrekking
treden met wat in of buiten ons bestaat, is de bewe-
ging. Alles is in gedurige en gestadige beweging. Van
waar de stof? Van waar die beweging? De stof is eeuwig
en hare deelen trekken elkander aan, of stooten elkander
af, en alzoo zijn liefde en haat de algemeene wetten,
de hefboomen der stof. Aan die wet is ook de mensch,
als eene massa georganiseerde stof, onderworpen. Hij
verandert steeds en dat met noodzakelijkheid. Hij is
niet vrij, al maakt hij daarvan den indruk S). De steen
wordt in zijn val onwederstaanbaar getrokken naar de
aarde en de mensch wordt in al zijn denken en doen
volstrekt bepaald. De brave en de goddelooze
kunnen
niet anders handelen dan zij doen

1)nbsp;„Elevons nous au nuage des préjugés.quot; Syst, d. 1. Nat. I. p. 7.

2)nbsp;„La nature est le grand tout, qui resuite de l\'assemblage des différentes
matières, de leurs différentes combinaisons, et des différens mouvements
que nous voyons dans l\'univers.quot;

3)nbsp;„La volontée de l\'iiomme est déterminée secrètement par des causes
intérieures, qui produisent un changement en lui; nous croyons qu\'elle se
meut d\'elle même, parceque nous ne voyons ni la cause, qui la détermine,
ni le façon dont elle agit, ni l\'organe qu\'elle met en action.quot; t. a. p. p. 16.

4)nbsp;quot;L\'homme constitué ou modifié de la manière qui fait ce que nous
appelons un homme vertueux, agit nécessairement d\'un façon , dont résulte

-ocr page 113-

\'t Begrip van noodzakelijkheid vervangt de begrippen
van vrijheid en voorzienigheid. Alles volgt eeuwige,
onveranderlijke wetten, die door niets verbroken kunnen
Worden zal niet de natuur zichzelve vernietigen \').

Be mensch in die natuur levend, tot haar behoorend,
Wordt door velen gesplitst in een geestelijk en in een
Physisch wezen. Ten onrechte. De mensch is een geheel
Van stof, eene levende massa, die steeds verandert, dat
is, die denkt, die voelt, die de funkties verricht, eigen
aan de leden van het menschelijk geslacht. Hij, die de
^lel scheidt van \'tligchaam, schijnt de hersenen des men-
schen te scheiden van den mensch zeiven. Daarom doet
bij dwaas, die \'t lijdend menschdom troosten wil en ge-
nezen met godsdienst of moraal — de geneeskunst is
sleutel tot het menschelijk hart^). De ziel is niet
Anders dan de hersenen. Uit dier werking moet het den-
\'tgeheugen, de verbeelding, \'t oordeelen, willen, han-
delen verklaard worden, \'t Loochenen der onsterfelijkheid
Volgde noodzakelijk uit deze beginselen. De dood ont-
indt de stof, voor een tijd tot een geheel vereenigd.

le

\'en-êtj.g de ses associés, celui que nous appelons méchant, agit néces-
\'\'®ttient d\'une manière dont résulte leur malheur. Leurs natures et leurs
||^°difications étant différentes, ils doivent^ agir différemment; le système
® actions, ou leur ordre relatif est dès lors essentiellement différent.quot;
■ P- p. 63.

^^ quot;Quant à ce que l\'on homme des miracles, c\'est à dire des effets con-
r^iires

SQ-nbsp;immuables de la nature, on sent, que de telles oeuvres

, ^ \'ttipossibles, et que rien ne pourrait suspendre un instant la marche
ij^nbsp;des êtres, sans que la natuTe entière ne fut arrêtée et troublée

sa tendance.quot; t. a. p. p. 60.

(il Cquot;nbsp;...

gt;\'oit quot;nbsp;l\'expérience au lieu du préjiigé, la medicine fourni-

^cira\'t^nbsp;clef du coeur humain, et en guérissant lo corps, elle

l^ielquefois assurée de guérir l\'esprit.quot; t, a. p. p. 123,

-ocr page 114-

m

De liefde tot het leven, de zucht om voort te bestaan
schiep den zoeten droom der onsterfelijkheid. De pries-
ters, wier spekulatiën op dat geloof aan een leven na
dit leven vooral gegrond waren, versterkten de menschen
in hun waan; duizenden werden meêgesleept — maar
\'t blijft er bij: \'t sterven is slechts een losmaken van
den band, door de natuur zelve gevlochten \'). Zelfmoord
is dan ook zeer goed te verdedigen. De mensch leeft
om gelukkig te zijn; is hij \'t niet — wat verhindert hem
een eind te maken aan zijn bestaan? Immers is hij
alreeds gestorven ?

\'t Bestaan van God kan in het système de la na-
ture evenmin verdedigd worden. Hoe kwam de mensch
aan de gedachte van een God ? \'t Gevoel van onvol-
daanheid, volksrampen, vrees, natuurtooneelen zijn de
oorzaken van \'t geloof aan wezens, hooger dan de stof
en de stof beheerschend. De mensch kon zich niet be-
grijpen, dat de natuur, die voor hem bestond, tegen
hem zich keerde, tenzij ze beheerscht werd door eene
macht sterker dan zij. Daarbij kwam de gedachte aan
straf, en zóó heeft de vrees de goden gebaard De

I

1)nbsp;„Pauvre mortel égare par la craint! Après ta mort tes yeux ne ver-
ront plus, tes oreilles n\'entendront plus ; du fond de ton cercueil tu ne
seras point le témoin de cette scène, que ton imagination te représente
aujourd\'hui sous des couleurs si noires. Mourir c\'est cesser de penser et
et de sentir, de jouir et de souifrir, tes idées périront avec toi. Pensç a
la mort non pour alimenter tes craintes et ta mélancolie, mais pour t\'ac-
coutumer à l\'envisager d\'un oeil paisible et pour te rassurer contre les
fausses terreurs, que les ennemis de ton repos travaillent à t\'inspirer.quot;
t. a. p. p. 264.

2)nbsp;„Si l\'homme ne peut supporter ses maux, qu\'il quitte un monde, qui
désormais n\'est plus pour lui qu\'un effroyable désert. La mort est l\'uni-
que remède du désespoir.quot; t. a. p. 302.

3)nbsp;„Ce fut dans le sein de l\'ignorance, des alarmes et calamités, que

-ocr page 115-

natuur en de elementen waren de eerste goden, die men
■^\'ereerde. Dichters gaven dezen zinnelijke vormen, stel-
den ze als personen ,voor, en zóó werd de natuur on-
\'ierscheiden van de kracht, die in haar woont. Die
kracht werd geest, God genoemd. Aan eigen organisme
ontleende de mensch de trekken voor het beeld van dien
Siooten Geest — de theologen zijn de ergste anthro-

Poiaorfisten.

Waar echter de natuurkennis helderder wordt, krimpt
gebied van \'t onzienlijke meer en meer in; de be-
®ehaafde mensch houdt op bijgeloovig te wezen, d. i.
gelooft niet meer aan \'t bestaan van een God.
^ Vraagt men, wat bij
d\'holbach maatstaf is bij onze
^paling tusschen waarheid en onwaarheid, zoo is \'t and-
, dat hij niets aanneemt, wat niet verklaard en gede-
■\'nonstreerd kan worden. Zóó toetst hij al de bewijzen
^^er \'t bestaan van God; allen worden te licht bevon-
derhalve er is geen God.
Wat nit deze beschouwing van den mensch volgen
niOQst — lig^ voor de hand. We behoeven dit niet aan
Wijzen. Verdiensten zijn aan dit werk vooral aan
^^Jn polemisch deel niet te ontzeggen. De stijl is boeiend,
Voorstelling en rangschikking der argumenten over-
rompelend.

-Q,nbsp;ont toujours puisé leurs premières notions sur la divinité,

affli*^ ^nbsp;qu\'elles durent être ou suspectes on fausses et toujours
^^ géantes. Nous voyons que partout les peuples ont tremblé et que,4\'iest

desnbsp;de leurs craintes et de leurs malheurs qu\'il se sont fait

L\'idénbsp;, ou qu\'ils ont adopté cens qu\'on leur apportoit d\'ailleurs,

leurnbsp;8gens si puissans fut toujours associée a celle de la terreur;
Se • rappela toujours à l\'homme ses propres calamités ou celles de

P®\'\'®^-quot;nbsp;t- a. p. Tom. II, p. 8.

-ocr page 116-

De opgang, dien het maakte was groot; in korten tijd
werd de eerste oplage van 4200 exemplaren uitverkocht.
„De schrijver van \'t Système de la naturezegt
vol-
taibe
„heeft het voordeel genoten, dat hij gelezen kon
worden dooï geleerden, onwetenden en vrouwen; hij
heeft dan ook in zijn stijl verdiensten, die
spinoza niet
had: dikwijls helderheid, soms welsprekendheid.quot;

d\'Holbach was de eenige niet, die \'t bezit eener ziel
ons meende te moeten ontzeggen. Hij had vele volge-
lingen en met hem instemmenden. Niemant deed dit
koelbloediger dan
la mettbib. Toen zijne patienten (hij
was geneeskundige van beroep) over hem ontevreden
werden, wijdde hij zijne krachten aan de filosofie. Zijn
„l\'homme machine,quot; „l\'homme plante,quot; „Tart de jouir,quot;
zijn eenige zijner recepten voor het in zijn oog zoo kranke
menschdom. Zijne geneesmiddelen zijn prikkelend; hij
was een geestig en pikant schrijver. Atheïsme beval
hij ten sterkste aan. Wat men gewoonlijk voor geeste-
lijke funktiën der menschen hield, verklaarde hij voor
uitingen van een bloot physiek organisme. Met het
lichaam is de ziel krank; ontleedkunde voert tot de ken-
nis van wat men ziel noemt. Wij denken, wij zijn eer-
lijke, vrolijke, dappere lieden, zoo onze machine maar
goed wordt opgewonden. Soms zou men denken, dat
de ziel in de maag woont Een opvolgen onzer zin-

1) Diction, philos, ait Dien. „L\'auteur du Système de la nature a eu
l\'avantage de se faire lire des savans, des ignorans, des femmes; il avait
donc dans le style des mérites, que n\'avait pas
spinoza : souvent de la
clarété, quelquefois de l\'éloquence, quoiqu\'on puisse lui reprocher de répé-
ter, de déclamer et de se contre-dire comme tous les autres.quot;

3) La mettbie scheen dit wel voor \'t waarschijnlijkst te houden ; nie-
mant leefde meer voor zijne maag dan hij — hij stikte bij \'t nuttigen van
een pasteitjen.

-ocr page 117-

ûelijke lusten vond hij dan ook allezins aanhevelens-

quot;Waardig \' ).

Eene geregelde bestrijding van alles, wat met het
geloof aan God en onsterfelijkheid verbonden was, le-
verde de bekende Encyclopaedie. Diderot , helyetius ,
i^alembert, d\'holbaoh, grimm
, zijn de talentvolle en
van wetenschap niet ontbloote hoofd-redakteurs geweest
^an dit monument van \'t naturalisme.

Waar zoo over alles, wat niet uit de natuur kon
^\'^i\'klaard worden, de staf werd gebroken , daar liet zich
geene ingenomenheid verwachten met de openbaring. Dat
■^^^e zich dus niet vertoonde is natuurlijk. Maar dat
die de hand tegen haar ophieven, zich zóó verlus-
in hun onheihgen afkeer, dat hun oog zoo on-
\' hunne bedoeling zoo onedel is geweest, dat laat
nooit verdedigen. We deelen enkele uitspraken uit
dagen mede over bijbel, bijbelsche personen en
^ristelijke godsdienst.

l^^e schrijver der „Théologie portativequot; 2), wil de god-
g®leerdheid brengen onder \'t bereik (à la portée) van
^®dereen. Hij heeft wat hij zeggen wilde alfabetisch
geschikt. Abraham wordt aldus geteekend: „II mentit,
rogna le prépuce et montra tant de foi, que si un
^^ge n\'y eut mis la main, il coupoit la jugulaire à son

1) Ho

deri:

hij dacht over \'t bestaan van God blijkt nit de volgende vvoor-

aitnbsp;^^^nbsp;repos, qne la matière soit éternelle ou qu\'elle

créée; qu\'il y ait un Dieu on qu\'il n\'y enait pas. Cependant

jamais heureux, à moins qu\'il ne soit athée. Si l\'athéisme
alornbsp;répandu, toutes les branches de la religion seraient

PuJnbsp;coupées par la racine. Plus de guerres théologiques;

soldats de religion, soldats terribles. — L\'homme machine.
\'Ondres 1768. De voorrede is eene snijdende invective tegen de priesters.

tigden
rein
zich

die

-ocr page 118-

fils, que le bon Dieu, pour badiner, lui avait dit d\'im-
moler.quot;
Peteus wordt gekarakterizeerd als een „pauvre
pêcheur, fort bête, qui fit une très belle fortune. Il
devint le premier des apôtres à cause de son beau
nom, qui fournit à son maitre l\'occasion de déployer
son esprit en faisant un calembour, sur lequel est fon-
dée la cuisine du très saint Père.quot;
Davids leven wordt
ontleed in een boekjen: „
david ou l\'homme selon le
coeur de Dieu\').quot; De tragédie, die dit stukjen besluit,
bereikt het toppunt van frivoliteit.
Petbus\' geschiedenis
wordt voorgesteld in
boulangee\'s „Dissertation sur la
vie de St.
pieeee.quot; Aan dezelfde kritiek wordt het werk
van
paulus onderworpen in: „Examen critique de la vie
et des ouvrages de St.
pauu 2).quot; Ontevredenheid over
te geringe belooningen, die hij ontfing van de priesters
voor zijn spionéren, wordt hier als het motief opgege-
ven van
PAULUs\' overgang tot het Christendom.

Het heilig beeld van jezus werd zelfs niet ontzien,
en de geschiedenis van zijn leven voorgesteld op eene
wijze, die van de grofste onreinheid des harten getuigt.
Men leze de „Histoire Critique de
jesus chbist ou analyse
raisonnée des Evangiles.quot; \'t Motto, dat de schrijver geko-
zen had, luidde : „Pudet me generis humani, cujus mentes
et aures talia ferre potuerunt.quot; Als een voorbeeld, hoe
daar met de verhalen der Evangeliën gehandeld wordt,
zou kunnen\'dienen de parafrase, die wordt
gegeven van
des Engels groetenis aan
maeia. De kieschheid ver-
biedt ons echter hier de beschrijving over te nemen,

1) Londres 1768. Boulanger nam lalande\'s uitspraak over: „J\'ai
parcouru tontes les contrées de l\'univers et n\'ai trouvé Dieu nulle part.
3) Londres 1770. Tot motto koos zich de schrijver Hand. XXVl ; 4,

J

-ocr page 119-

hoe MARIA het hof wordt gemaakt en hare ontrouw aan
^ozEp wordt voorgesteld als een spel met haren armen
Verloofde gespeeld, wien men door droomen alles kan
doen gelooven. De schrijver had bovendien de onbe-
schaamdheid aan zijne woorden deze opmerking toe te
quot;Voegen: ^^On trouvera que l\'on a eu le plus grand
d\'y menager la pudeur des jeunes personnes, qui
pourraient lire ce récit.quot; Bij \'t verhaal van de verval-
sching (Jer Evangeliën door
victor tfnunensis wordt
^angeteekend: „En un mot dans tous les tem^s, des
\'^hiétiens soit orthodoxes, soit hérétiques se soint pieu-
®®Qient occupés à tromper les simples.quot; In een boekjen :
j\'Examen critique des apologistes de la Religion chré-
enne,quot; (dg titel vermeldt als schrijver Mr.
ereret) i)
ontkend, dat het Christendom de waereld heeft
^ooruitgebracht. Zijn opgang wordt toegeschreven aan
quot;voorbeeld der Vorsten. Ons vaderland onder Prins
I wordt als voorbeeld geciteerd: „les sujets se
ssaient bientôt entraîner par l\'exemple du Prince.quot;
n geschrift, dat wij reeds genoemd hebben , eindigt
wSi l\'on demande
ce que l\'on peut substituer à
^ne Religion, qui de tout tems n\'a produit que des effets
^ stes au bonheur du genre humain; nous dirons aux
mmes de
cultiver leur raison, qui bien mieux que des
^ystèmes absurdes et trompeurs leur procurera le bien-

et leur fera sentir le prix de la vertu.quot;
^^^ nien deze en daarmeê samenhangende gevoelens
^^ ontvouwd zien, men kan ze tot verzadigens lezen
sur les Miracles®)/\' „Pensees philoso-

1) Londres 1767

fist. Crit. de\'j. C.
gt; -Londres 1773.

-ocr page 120-

phiqties^)/\' „Dictionaire philosophique®),quot; „La fausseté
des miracles®),quot; „Israël vengé par
iSAac oeobio^),quot;
„Lettres à Eugénie ou préservatif contre les préjugés 5)
„Lettres Chérakieziennes 6),quot; Abrégé de l\'histoire ecclé-
siastique de Fleury^),quot; „Doutes sur la religion, suivies
de l\'analyse du traité théolog-politique de
spinosa^),quot;
„De la tolérance dans la religion 9),quot; „l\'Enfer détruit ou
examen raisonné du dogme de l\'Eternité des peines
„Le monde, son origine et son antiquité ,quot; „Recher-
ches sur l\'origine du Despotisme oriental i®),quot; en wat er
verder nog achtergebleven is van deze overstrooming.

1)nbsp;Aux dépens de la compagnie. A la Haye 1756.

2)nbsp;Londres 1770. Septième édition revue par l\'auteur.

3)nbsp;Zonder jaartal. Jezus wordt er in vergeleken met Apollonius van Tyana.

4)nbsp;Londres 1770. Orobio was een Spaansclie jood, die had trachten
aan te toonen, dat de Messiasvoorspellingen in
jezus niet vervuld waren.

5)nbsp;Londres 1768. Over de onsterfelijkheid wordt er gezegd: „Le dogme
de 1\'immortalité de 1\'ame n\'a rien de consolent dans la Religion chrétienne,
au contraire il est fait pour remplir le coeur d\'un chrétien conséquent à
ses principes d\'amertumes et d\'alarmes continuelles.quot; De dood wordt be-
schreven als : „un port assuré contre les misères de la vie ; cette mort terrible
n\'est rien, elle sera suivie ni de la mémoire des plaisirs passés ni de regrets,
ni de peines. En daarom: „Vivez heureuse et tranquille, aimable Eugénie!quot;

6)nbsp;De geheele titel luidt aldus : „Lettres chérakieziennes, mises en Fran-
çois de la traduction Italienne par
j. j. exjftjs, sauvage Européen. A Rome,
de l\'imprimerie du Saint collège de la propogande, par ordre en forme de
brevet de sa sainteté
clement xiii. 1769.

7)nbsp;Bern 1767. De titel is eene mystifikatie. Met den geest heerschend
in de werken van den beroemden kardinaal, heeft dit werkjen niets gemeen.

8)nbsp;Londres 1767.

9)nbsp;Londres 1769. De auteur noemt zich ceelhus.

10)nbsp;Londres 1769.

11)nbsp;Londres 1778.

•12) Londres 1778. Men kan niet op de waarheid aan van de opgenoemde
plaatsen, waar deze boeken zouden zijn in \'t licht gegeven, \'t Is niet onwaar-
schijnlijk, dat sommige er van in ons land gedrukt zijn. Wij waren inde

J

-ocr page 121-

dit nu, zoo vraagt men, de geest, die de fran-
Sche wijsgeeren bezielde ?
Voltaire heeft toch niet het
bestaan van God bestreden, en welk eene hulde heeft
Rousseau niet aan jezus gebracht! We willen een oogen-
^hk stilstaan bij deze mannen, om te doen zien, hoe
niet minder schade aan de zaak der openbaring
hebben toegebracht dan de schrijvers, die wij tot heden
^^oemden. Is \'t altijd moeielijk een mensch te doorgronden,
dobbel moeielijk is het te vonnissen over de beide laatst-
genoemden, wier tijd en persoon van zoo bijzonderen aart
^ïïi geweest. Hen te veroordeelen als de goddeloozen
onder de goddeloozen zonder meer gaat niet aan-, hen
l^^melhoog

te verhelfen, bedwelmd door hun talent, ver-
hlind door hunne drogredenen, nog minder. Er moet iets
goeds in hun streven zijn geweest, hoe hadden zij an-
zich staande gehouden? En toch, lettend op den
totaal-indruk, dien hunne verschijning maakt, meenen
dat uit hen altans voor de openbaring niets goeds
kon.

^e willen niet gewagen van voltaiee\'s onzedelijke
perken, en zijne reeds zoo vaak verfoeide „Pucelle d\'Or-
léans,quot; laten wij hier met ruste. Op zichzelf heeft hij
•^^-arnieê de openbaring niet benadeeld: reeds \'t zede-
^yk gevoel oordeelde hem. Heeft liij dan systematisch
bijbel bestreden, op historische en wijsgeerige»
ponden de mogelijkheid eener openbaring ontkend of
are overbodigheid met kracht van redenen betoogd?

^iets

di,

van dat alles. Wat eenigzins deugdelijke en bon-

i\'edenering kosten moest, heeft yoltaire vermeden.

deze genoemde boekjens te leeren kennen op de Utrecbtsche
lotheek, die eene fraaie verzameling dier literatuur bezit.

-ocr page 122-

Hij sloeg een weg in, die gemakkelijker en meer doel-
treffend was. Tegen den bijbel opende hij —- men zou het
kunnen noemen — een tirailleur-vuur. Waar er maar eenig-
zins gelegenheid toe bestaat, wordt er een schot gelost
tegen een boek, eene zinsnede, een persoon uit de Schrift,
\'t Geheel dier betooningen van vijandschap werd eenig-
zins samengevat in zijn „Bible enfin expliquée.quot; Wil
men eene proeve, wij voeren het volgende aan: „God
schiep een man en eene vrouw, en dat wel, nadat het
geheele werk der schepping voltooid was; en God nam
eene rib van den man, om de vrouw te scheppen. Dit
was waarschijnlijk eene van de korte ribben, want indien
ADAM er eene van de lange was kwijt geraakt, zou \'tvoor
hem te gevaarlijk zijn geweest, \'t Is waar, wij kunnen
wel niet begrijpen dat, toen God
adam eene rib uit het
lijf rukte, deze zulks niet gevoeld heeft, maar het wordt
ons immers geopenbaard en dat moet ons genoeg zijn.quot;
pAbrahams nakomelingen, in het geslacht van jakob,
toen nog overig, moeten in het oog van oordeelkundigen,
een verfoeielijk aanzien hebben, maar Gods wegen zijn
niet onze wegen.quot; Bij Matth. 1:18 en 19 teekent hij
aan: „Men vindt in \'t Evangelie van
jakobus, dat op
de aanklacht van
jozef tegen zijne vrouw maeia, de
Hoogepriester hun beiden te drinken gaf van het jaloe-
ziewater en dat
jozee, bemerkend dat haar schoot niet
zwaarder werd, haar weder tot zich nam. Maar wij
zullen ons in die verborgenheden van Gods menschwor-
ding niet dieper inlaten, wij hebben te veel eerbied voor
verborgenheden, om er van te spreken.quot;

Genoeg reeds om ieder te doen zien, wat wij wilden,
dat gezien werd. Er is bij een lichtzinnig en meestal
onkundig pubhek geen zekerder weg om den bijbel te

k

-ocr page 123-

^estrijden, dan de overvloed van zulke aartigheden.
erried
voltaiee vaak zijne onwetendheid i), de toon,
hij aansloeg scheen er te hooger door te worden,
^^ijne spotternij te grover. Met zijn meesterlijk gemak-
\'^elijken stijl en zijn in de kunst van belachelijk te
lïiaken volleerden geest, behandelde hij de heiligste ge-
schiedenissen, gelijk de koude nachtvorst valt op de
Jeugdige bloesems; hij liet slechts vei-woesting na. Wij
^villen niet vervallen in pathetische uitroepen over de
jammeren, die
voltaiee heeft gesticht en de zielen niet
^^ cùten te tellen, door hem van haren vrede beroofd —
ea hoe hij den bijbel bestreden heeft, meenen wij
8®^ioegzaam te hebben aangetoond.
dçj^P ^velke wijze heeft
bofssbau de openbaring bestre-
• Greheel anders dan
voltais,e. Deze heeft zich wel

vrolijk gemaakt over den grooten „jean jacqtjes
heette hem „un petit bon homme,quot; en verklaarde
^^^ijp voor waarheid en redenering Die strijd
J^sschen deze beiden laat zich gemakkelijk begrijpen:
^
I\'aire was een spotter, bousseau een dweeper. Waar-
dweepte
jean jacques? Met de deugd, de rede,
j^^^^^tuurlijke godsdienst, den bijbel^ met
ohbistus,
^ al wat edel is en goed. En hoe kan deze den
J^^^J^^e^reden hebben? Men kan ook vragen, hoe hij

\\vo 1 ^^nbsp;van voliaikk in zalcen, waarover hij toch zoo dik-

I spraii-

iemnbsp;quot; groot. Wat het woord pentateuch heteekende, schijnt

de Ir •■ ^nbsp;geweest. „Nous sommes convaincus, que si les livres

\'t^ ^^^ ^^nbsp;et le reste du Pentateuque etc. Phil. de Fhist. p. 321.

omschreef hij aldus: „Messiah en Hébreu, chkistus ou
^\'^I\'Oji ^ G-reo.quot; Hij verkeerde ook in de meening dat de tempel van
ignbsp;de Romeinen was verwoest. Over zijne werken en zijn karakter

2) I)-^ p^^\'^deeld door bunqener in zijn; Voltaire et son temps,
\'ctionairc philosophique in \'tartikel:
Pièeee le grand.

-ocr page 124-

een meisjen schetst (in de Nouvelle Héloïse) dat hare eer-
baarheid veil heeft, en hoe hij haar toch noemt een engel
van reinheid en deugd; hoe hij, die zijne kinderen te von-
deling legde, een boek schreef over de opvoeding; hoe
•hij, die zoo bij de deugd zwoer, in leven en karakter
smetten vertoonde, die de gedachte aan reinheid buiten
sluiten? Dat hij tot zulke vragen aanleiding heeft ge-
geven is zijne verderfelijkheid geweest. Waar dezelfde
persoon de \'^eugd hemelhoog verheft en haar in zijn
wandel met voeten treedt, wordt hij de gevaarlijkste
vijand der deugd; waar het bovenmenschelijk karakter
van JEZUS wordt verheerlijkt, de Evangeliën worden
voorgesteld als van Goddelijken luister bestraald en door
denzelfden man wordt gezegd: dit zelfde Evangelie is op-
gevuld met ongelooflijke dingen, die lijnrecht inloopen
tegen \'t menschelijk verstand, daar wordt op de Evan-
geliën de gevaarlijkste aanval gedaan.
Eousseau is een
geheel van tegenstrijdigheden. Hij toont dit te wezen
ook in zijne uitspraken over de openbaring. Hij betwij-
felt de mogelijkheid, dat een boek in een zoo verheven
smaak geschreven, maar tevens zoo eenvoudig opgesteld,
het voortbrengsel van menschen wezen kan, om later
óf de onzekerheid eener openbaring, óf hare onnoodig-
heid te betoogen. Wordt de godsdienst van
jezus , zoo
als ze in de Evangeliën geschilderd wordt, hier door
hem als niet uit den mensch bewonderd, ginds verklaart
Iiij „dat alle godsdiensten goed zijn, wanneer God maar
op eene betamelijke wijze gediend wordt.quot; Verklaart
hij nu eens de Gereformeerde kerk „de bonne foiquot; voor
eerbiedwaardig en heilig, dan weder sluit hij aUe boe-
ken om zijn oog slechts te openen voor het boek der
natuur. Hare stem wil hij dan alleen beluisteren, de

-ocr page 125-

quot;^^enken der rede slechts volgen, beter doende dan zij,
eene openbaring huldigen, die den mensch wreed
Blaakt en trotsch, vuur brengend en het zwaard. Minder
Wankel zal hij bij velen de openbaring maken, die haar
quot;doorgaande, stelselmatig bestrijdt, dan hij, die haar nu
eens verheft om haar dan weêr verre van zich te werpen.

n dit te meer als het geschiedt in eene taal, zoo weg-
®lepend als die van eousseau, zoo bezield en welspre-
Hij maakt dikwerf den indruk van te lijden
onder de smarten des twijfelens i), en weet daardoor de

^^ ^^ l\'égard de la révélation, si j\'étois meilleur raisonneur ou mieuxin^
» peut-être sentirois-je sa vérité, son utilité pour eeuï, qui ont le
de la reconnoitre; mais si je vois en sa faveur des preuves, que
puis combattre, je vois aussi contre elle des objections, que je ne
chnbsp;Il y a tant de raisons solides pour et contre, que ne sa-

à quoi jjjg déterminer, je ne l\'admets, ni ne la rejette; je rejette
ent l\'obligation de la reconnoitre, parceque cette obligation prétendue
avec la justice de Dieu, et que loin de lever par là les
po^ ^^^^^ au salut, il les eût multipliés, il les eût rendus insurmontables
ee \'nbsp;grande partie du genre humain. A celle près, je reste sur

inf\'\'^\'-\'\'^ dans un doute respectueux. Je n\'ai pas la présomption de me croire
. : d\'autres hommes ont pu décider ce qui me semble indécis; je
le^, . ^nbsp;\' e\'\' P®® poir eux ; je ne les blame ni ne les imite :

fetttnbsp;peut-être mieux que le mien : mais il n\'y a pas de ma

® e® n\'est pas le mien.quot; — Men leest deze woorden in de „Confession
J, ^ ficaire Savoyard,quot; die hij, zooals bekend is, heeft ingelascht in zijn
^^ Wanneer men bet hier door hem gezegde ontleedt, ziet men onder
mantel der schroomvalligheid de meest besliste verwerping der openba-
^^^ lï^oussEAu\'s bestrijding van de noodzakelijkheid en de bewijskracht
j^. ^°nderen is ten onzent algemeen bekend. Het „ que d\'hommes entre
^^ et laoii» wordt zeer geroemd. Bij de verwerping van de feiten en
lofredenen op de leer des bijbels komt ons deze uitspraak
afdnbsp;den geest: „Het valt aan ieder in het oog, hoe in de beide

^an het belangrijk werk (O. en N. T.) de voordracht van ge-
innbsp;innig verbonden is, en hoe de eene meer misschien dan
®eiiig ander geschrift, de andere te gemoet en te hulp komt.quot;

-ocr page 126-

harten zijner lezers te winnen; aan de onzedelijkste
schilderingen weet hij een waas van zedelijkheid te ge-
ven; hij boezemt belang in voor zijn persoon, schokt
en roert, en met hem meêgesleept in de wieling zijner
overspannen gedachten, ontwaakte menigeen verre van
godsdienst en zedelijkheid, \'t Is hem nagegeven , dat
hij uit Cliristenen menschen vormde, hoe slecht moeten
de Christenen zyn geweest, als de menschen van
kous-
seatt
hen overtroffen!

Werden deze geschriften in ons land bekend? Gelijk
bij de werken der Engelsche deïsten, willen wij doen
zien, hoe vele bestrijders van \'t Christendom in Frankrijk
hier hunne werken uitgaven, terwijl ten overvloede nog
vele dier geschriften in onze taal werden overgebracht.

Des liandes gaf te Amsterdam uit zijn: „Reflexions
sur les grands hommes, qui sont morts en plaisantant.quot;
Hoe gerust men zonder godsdienst sterven kan, wordt
hier betoogd uit het voorbeeld van menschen, die vro-
lijk en vol genot den dood afwachtten. Blijkbaar onder
den invloed staande der Engelsche deïsten gaf de zoo-
genoemde jufvrouw HUBEET te Amsterdam in \'t licht haar :
„Lettres sur la Religion, essentielle à l\'homme, distin-
guée de ce qui n\'en est que l\'accessoire (1738).quot; Zij
beleed slechts aan een God te gelooven, aan eene wijze
voorzienigheid en aan de onsterfelijkheid der ziel. Zij
ontkende de noodzakelijkheid eener openbaring en de
bewijskracht der wonderen, verklarende aan de natuur-
lijke godsdienst genoeg te hebben.
Toussaint liet zijn
werk „Les moeursquot; tweemaal (1755 en 1777) drukken

1) Door schihek.

-ocr page 127-

te Amsterdam en zijn „Eclaircissement sur les moeursquot;
terzelfde plaatse in 1762. Hij schreef zoo wel voor
Mohammedanen als voor Christenen, hetoogend de ge-
noegzaamheid der natuurlijke godsdienst. De pbades
die Wegens zijne theses, welke hij ter verkrijging van het
^baccalaureaat in de godgeleerdheid verdedigd had, door
^^ Sorbonne veroordeeld werd, liet in 1753 te Amster-
dam zijne Apologie drukken. Hij had gesteld, dat het
Christendom niet anders was, dan de godsdienst der
rede, en dat men
jezus\' wonderwerken gevoegelijk met
^ie Van
aesculapius vergelijken kon. d\'Aegeks die een
^Wervend leven leidde, tot dat hij rust vond in de Akademie
Wetenschappen van den Roi-philosophe, verklaarde ge-
drukt te gaan onder de bezwaren tegen de openbaring,
^oodat hij liever zijne rede volgde. Hij schreef in ons
^nd zijn werk „Lettres Juives et Cabalistiques.quot; Ver-
®cheidene zijner werken, zoo als zijne „Philosophie du bons
werden vertaald. Van de vele volledige uitgaven
La metteie\'s „Oeuvres philosophiques,quot; verscheen er
te Amsterdam in 1764. In ons land verschenen
®^®erdere werken van
mieabaud, wien de vervaardiging
\'t „Systeme de la naturequot; wordt toegeschreven, bijv.
jyïie „Opinions des Anciens sur les Juifs en reflexions
Î^^Partiales sur l\'Evangile.quot; Zelfs vonden wg (
hase zegt
J dat niet Londen, maar Amsterdam de plaats is,
Waar \'t „Système de la naturequot; werd uitgegeven.
Helve-
^i\'Js\' ^eyjj.nbsp;l\'Esprit,quot; verscheen te Amsterdam in

^ ^ en van dideeot zagen hier te lande het licht de
^
®nsees philosophiques. Piscis hic non est omnium.quot; la
g!nbsp;„Recueil philosopliique.quot; 1770.

y VOLTAIEE komt het ons overbodig voor op te
\'doemen, welke zijner wei\'ken hier te lande of in de

-ocr page 128-

fransche of in de nederduitsche taal gedrukt zijn, Hij
genoot groote populariteit, en van geen fransch filosoof
zijn de werken meer algemeen verspreid en gelezen —
half Europa heeft overvloediglijk hem haar hulde geof-
ferd, en ons land bleef niet achter.
Rousseau\'s „ Emile
in Frankrijk door den scherprechter verbrand, werd uit-
gegeven te Amsterdam. Te Amsterdam verscheen in
1762 j/tContrat social ou principes du droit politique.quot;
In 1776 verscheen hiervan te Harlingen eene vertaling
onder den titel „het Verbond der maatschappij.quot; Ook
de „Lettres écrites du montagnequot; verschenen in onze
Hoofdstad. Van
volney\'s werk „les Ruinesquot; zagen
hier te lande drie vertalingen het licht, ééne te Amster-
dam, ééne te \'sHage en ééne te Delft.
Volney had veel
werk gemaakt van de studie der Indische en Parsische
godsdienstleer. Hij verklaarde daaruit den oirsprong der
christelijke godsdienst. CHEisa?us zou, volgens hem, de
westersche vorm wezen van \'t parsisch woord Chris, een
naam van de zon, en
jezus zou hetzelfde wezen als
Yes, een naam, die men ook gaf aan
bacchus. Cheis-
Tus en bacchus hadden, volgens volney, in hun leven
veel overeenkomst.

Genoeg reeds om aan te toonen, dat onze landge-
nooten ook met de werken der fransche bestrijders van
\'t Christendom in onmiddelijke aanraking kwamen. Meer
nog dan dit het geval is geweest met de produkten der
engelsche deïsten, werd de kennis hunner werken en
van hun leven algemeen verspreid door de verslagen
der vele tijdschriften. Van
voltaiee werd, om iets te
noemen, gesproken in de „Nieuwe hedend. Bibliotheek,quot;
VIH, in de „Vaderl. Letteroefeningen van 1770 en 1785,quot;
in de „Nieuwe Vaderl. Bibliotheek,quot; III en IV. Zijne

-ocr page 129-

levensbeschrijving werd vertaald in \'t Nederduitsch en
y dragen er toe wel werden geleverd in de „Hedendaag-
Vaderl. Letteroefeningen,quot; DL YI. Over
hblvetitjs
kan men nazien de „Vad. Lett. voor 1776,quot; en over
^\'
argens hetzelfde tijdschrift voor 1772. De „Nederl.
etterverlustingen,quot;
I, leveren bijdragen tot de kennis
TOUSSAINT en over
eousseau kan men \'t een en ander
Vinden in de „N. Vaderl. Bibl.quot; L Ditzelfde tijdschrift
g^f Van voLNEYS werk eene uitvoerige inhoudsopgave.
^ ßeze tijdschriften handelden hierin naar den tijdgeest.

® filosofische — immers zoo werden zij genoemd —
^^\'aagstukken, door de fransche vrijgeesten behandeld,
berden gesteld aan de orde van den dag. Onze voor-
onders hielden wel van wat meer verlichting en nieuwe
\'5 fraaiequot; denkbeelden. En dat het den profeten er van
eene goede ontfangst ten onzent niet ontbrak, be-
^yst hun menigvuldig verkeer in onze gewesten. La
^TiiiiE^ na in Frankrijk alle achting verloren te heb-
ging als martelaar der vrijheid naar Holland, en
daar naar Berlijn, om als lector op te treden van
Koning 1). De pbades en d\'aköens maakten den-
^elfden „gang door de christelijke waereld.quot; Mandeyillb,
® bekende schrijver van de „fabel der byen,quot; is een
\'^dgenoot.
Voltaiee ontweek in 1723 binnen onze
ê^enzen de
bastille, en schoon hij ons land vaarwel
met het bekende:

Allez canaux, canards, canaille.
Je n\'ai rien vu chez vous, qui vaille,

Wk ^^^ ^^^^ ^^^ lector geene bijzonder groote gedachten had, kaa
phil^\'^nbsp;grafschrift dat hij voor hem stelde: Ci git la Mettrie, petit

®®oplie, médiocre médecin et grand fou.

-ocr page 130-

heeft hij toch nog meer dan eens ons vaderland be-
zocht 1).

We meenen genoeg gezegd te hebben tot kenschetsing
van den geest der fransche wijsgeeren en op voldoende
wijze te hebben aangetoond, dat ons vaderland niet onbe-
kend bleef met wat tegen de openbaring in Frankrijk werd
geschreyen. In welken zin hebben zij de achting voor
de schrift verminderd ? Het is, wij hebben het reeds ge-
zegd, niet door wetenschappelijke aanvallen geweest,
dat
zij \'t geloof aan de oirkonden des Christendoms ondermijnd
hebben. Met één der godgeleerde wetenschappen heeft
aan één hunner verplichting en nieuwe gedachten moeten
bij hen niet worden gezocht. Dit is de grootste schade
door hen aangericht, dat zij onder \'t volk een geest van
lichtzinnigheid verspreid hebben, die alle gevoel van
godsdienst bluschte en blusschen moest. De dienst toch
der rede, die zij onder allerlei schoonklinkende namen
zochten aan te bevelen, zal men wel geene vergoeding
kunnen heeten voor \'t Christendom en de vrijheid door
hen gepredikt niet verkiezen boven die, waartoe
chbis-
tus
de zijnen geroepen heeft!

Zoo men de werken van la mbttbie en andere ma-
teriahstische geschriften dier dagen leest, staat men er
eerst over verbaasd, hoe de mensch zoo goedwillig zich

1) Wij vonden bij ypEY (Gescb. d. Cbr. kerk in de 18de eeuw, Dl. III.
p. 46) de volgende ontmoeting van voltaikb verhaald: Toen hij \'\'t werkje
„Element de la philosophie de Newtonquot; van den Leydschen Hoogleeraar
\'sgkavesande, dien hij in onze republiek was komen opzoeken om het
hem te laten beoordeelen, terug ontving, betuigde deze man zijn groote

bewondermg, dat hij zaken, die voor geen taaisieraad vatbaar schenen, met

zooveel aangenaamheid had weten uit te drukken, en gaf hem voorts,
zonder verder van \'t werk iets te zeggen dit antwoord: Mijnheer! gij zijt
een groot dichter, waarlijk, gij zijt een groot dichter.

J

-ocr page 131-

zijne voorrechten ontnemen liet, en het met genoegen
as, dat hij toch eigenlijk van de dieren niet specifiek
^as onderscheiden. En niettemin heeft datzelfde verne-
^ ingsproces gevoerd tot de apotheose van den mensch.
^ y Zijn niet gelukkig, als vrij niet aanbidden kunnen,
® behoefte daaraan is ons ingeschapen. Waar al het
nstoffelijlje en bovenzinnelijke ons wordt ontnomen, wat
to h ^^nbsp;^^^ ^^^ mensch zelf te aanbidden, die

heeftedelste vorm is, welke de stof zich geschapen
^^ Van daar dat dweepen met de rede, de rechten
Voorrechten van den mensch. Toen men God ver-
Chr^nbsp;aanbad men zijn beeld; de IS\'\'« eeuw der

^stenheid ging op in de eeuw der rede.

vloed\'nbsp;dit hoofdstuk genoemd: Frankrijks in-

alle daarmee wilden wij te kennen geven, dat niet

schriften der „esprits forts,quot; maar de geheele

„nbsp;natie ter dier tijde op onzen volksgeest invloed

der ^^ l^^effc en wel een invloed, die voor de zaak

is , quot;^^^nbaring schadelijk werken moest. „Geen volk

Het ^^^ geweest om geheel op zich zelve te staan.

eene gedeelte des menschdoms heeft altoos afge-
angen v i,

Ye» Tnbsp;andere, dat beurtelings ook wederom

groot^^^-^®®^ had aan het eerste. Want ook in het

het^ ® hchaam der menschheid geldt het beginsel, dat

heb ^^^^ ^^^^nbsp;^ot het andere lid: „ik

voTquot; ^ ^^^ noode!quot;quot;i) In de laatste helft nu der

V^ Tnbsp;stond ons volk geheel onder den invloed

ati ngf (.nbsp;quot;

invloednbsp;^^ gewagen niet eenmaal van dien

Ve • staatkundig gebied, waar voor \'thof van
^^^^^^^^^^^^^eene vrees werd gekoesterd, die ons diploma-

^^nbsp;h t .

koenjju^ t. a. p. bl. 177.

-ocr page 132-

tisch karakter en daardoor onzen buitenlandschen in-
vloed tot niets heeft gereduceerd. Wij wijzen alleen op
den invloed der fransche letterkunde en der fransche
zeden.

De belangstelling in de geestesvoortbrengselen der
Franschen werd bevorderd door de meer algemeen wor-
dende kennis der fransche taal, gelijk deze aan den
invloed der refugiés voor een aanmerkelijk deel moet
worden toegeschreven, \'t Bleef echter niet bij belang-
stelling: \'twerd van lezen vertalen, van vertalen navol-
gen, van navolgen verwerpen van alles, wat niet uit
Frankrijk was. „Slechts wat van Frankrijk kwam had
waarde en wat er nog luttel oorspronkelijks verscheen,
werd aan Frankrijks regelen getoetst ... en verstikt.quot; i)
Dit geldt van proza en poëzij.

Er was in de werken onzer toenmahge letterkundigen
geene oirspronkelijkheid noch kracht. Men vertaalde liefst
en toonde daarin een ongeloofelijk geduld. Ontbrak het
niet aan stichtelijke poëzij en viel den aartsvaders en
bijna allen heiligen uit het O. T. de eer ten deel van
\'t onderwerp te wezen voor een heldendicht, zoo als men
dat liefst in de Henriade geïdealiseerd zag — men ver-
taalde ook den „Barbier de Sévillequot; van
Beaumarchais
en raakte mede hoe langs hoe meer in opgewonden
stemming als het woord vrijheid op het tooneel weêr-
klonk. Waar zoo \'taan eigen geest en invloed ontbrak
moest ons volk worden meegesleept met den stroom der
fransche toongevers.

„Onafzienbaar, zegt groen van pbinsteeer^as

1)nbsp;Hofdijk, Gesch. d. Nederl. Lett. p, 296.

2)nbsp;Handboek, bl. 505.

-ocr page 133-

werking, die te dezer tijde de fransciie letterkunde
wijsbegeerte had. Ook hier met geschriften over-
stroomd, wier inhoud overal toepasselijk was, rigtte men
gaarne een luisterend oor naar de leer, dat Gods open-
baringj waarvan de beoordeeling en schatting aan sub-
jectief en individueel goedvinden overgelaten is, met de
tischen en regten van algemeene wetgeving en staats-
burgerschap niet moet worden vermengd-, dat de men-
®chen van aanleg goed en volmaakbaar, door de verkeerde
^igtiug Yan godsdienstbegrippen en stäatsinrigtingen be-
\'loi\'Ven, oorspronkelijk vrij en gelijk zijn-, dat het wezen
elk gezag in den boezem van het souvereine volk
dat de uitoefening nooit dan tot wederopzeggens
behoudens verantwoordeHjkheid, aan lasthebbers, die
vorsten of magistraten geHeft te noemen, opgedra-
gen is »

Willem de cleecq schetst dien invloed aldus i):
j.Reeds sedert het midden der eeuw schijnen sommige
®nkbeelden veld gewonnen te hebben, welke beurtehngs
^®ï\'licht of beschaafd genoemd, bestreden of aangenomen
borden en desniettemin bestaan bleven. Onder deze
eboorde het verlangen naar gelijkheid van regten in
staat, en gelijke bescherming van elke godsdienst,
® zucht tot vermeerdering van kennis onder de bur-
klasse, tot beoordeeling der algemeene bronnen
l^n Welvaart, eindelijk tot het onderzoeken van vele pun-
^ ? die tot nu boven bereik van het onderzoek gesteld

schenbsp;invloed heeft vreemde letterkunde, inzonderheid de Itallaan-

\' Spaansche en Duitsche, gehad op de Nederlandsche taal- en letter-
dernbsp;het begin der 15e eeuw tot op onze dagen? Verhandelingen

^ tweede klasse van \'t Koninklijk-Nederlandsch Instituut, Dl. III. p. 291.

-ocr page 134-

waren.quot; Krachtig is vaak de indruk van een woord.
„Vrijheid en gehjkheidquot; weêrklonk het door Europa; vrij-
heid van waereldlijk en geestelijk gezag, gelijke rechten
voor elke godsvereering. Wie toch zou zeggen, welke de
ware is? De bijbel leerde haar zeker niet,
voltaire kon
en zou haar leeren, en in overgenomen termen werd
de nieuwe gehuldigd met een overspannen brein en een
ledig hart.

Was dit de indruk, dien de fransche letterkunde maakte,
niet minder vervreemdde van de openbaring het verkeer
met de fransche natie. In haar midden toch werd van
de grootste lichtzinnigheid gedurende geheel de 18\'^® eeuw
een ergerlijk voorbeeld gegeven i). De onzedelijke en
heiligschennende schrijvers, die wij -genoemd hebben,
waren niet alleen de scheppers, zij waren voor een deel
ook de kinderen van hun tijd
Lodewije: xiv. had
vooral in zijne laatste jaren zijne godsdienstplichten ge-
trouw waargenomen en dat ook van zijne omgeving ge-
eischt. Wie zich daaraan onderwierp en niet te zeer

1)nbsp;„Vit on jamais pareil désir et pareil art de plaire ? Les sciences pédan-
tes, l\'économie politique, la théologie, les habitantes renfrognées de l\'aca-
démie et de la Sorbonne, ne parlent qu\'en épigrammes. L\'esprit des Lois
de
montesquieu est aussi; „l\'Esprit sur les lois.quot; Les périodes de kous-
seau,
qui enfanteront une révolution, ont été dix-huit heures tournées,
polies, balancées dans sa tête. La philosophie de
toltaiee pétille en
millions d\'étincellles. Tout idée doit devenir un bon mot, on ne pense
plus qu\'en saillies; il faut que toute vérité la plus épineuse ou la plus
sainte devienne un joli jouet de salon, puis relancé comme un volan
doré par les mains mignonnes des dames, sans faire tache sur les sabots
de dentelles, d\'où pendent languissamment leurs bras fluets sur les guir-
landes, que découlent dans les panneaux les amours roses. Tout doit re-
luire, scintiller ou sourire. — H.
taine, Eevue d. deux mondes. 1 Dec.
1861, p. 529.

2)nbsp;TfiOLucK, „Vcrm. Schriften,quot; IL S. 33.

-ocr page 135-

^^ ergerlijk leven leidde, vond genade in zijne oogen.

J verwekte daardoor verregaande veinzerij en een mach-
^gen afkeer van alle godsdienst. Van deze zag men geen
v^^cht en daarom begon men hare noodzakelijkheid te
Ook
nbsp;SISMONDI1) wijt LODEWIJK dan

° ^^ce débordement d\'immoralité et d\'impiété.quot; Na zijn
^^^ ^^ regent het openhjk voorbeeld van zedeloos-
tot \' ^^^^^ ^^ de hoogere klassen overgaande, later
zede^^*^ ®^anden doordrong. Wij geven hier de schets der
toü ^^^ ^^^^ laatstgenoemden schrijver: L\'exemple de
^ les vices étoit donné avec effronterie par les plus
ïïie^ classes ; il etoit imité avec affectation par les hom-
mal\' ^^^ vouloient parvenir et qui auroient craint d\'être
dr ^ ^^nbsp;jetèrent dans quelque désor-

^^®cénité dan le langage et l\'impiété étoient de-
ÜS des Symboles, auxquels se reconnoissoient ceux, qui
kennbsp;former la bonne compagnie.quot; Naar de wen-

den ^^^ ^^^^nbsp;onzent bestierd wor-

\' ^aar de zeden van zulk een volk zich vormen 2).

2) kIequot;\'^ ï\'rançais, T. XXVII. p. 291.

enen citeert de volgende regels van antonides (IJstroom Ile boek) :

^et zoo veel nut voorziet ons Frankrijk; maer met een
^ n zijn lichtvaerdigheit en wispeltunrigheên,
^le onze eenvoudigheit verbasterende, zeden
^^^ draghten indringt, bij onze ouders niet geleden;

y ^le een man in \'t velt, bij \'t klinken der trompet
^^ert uitverkoren, geen hofjonker in \'t salet,
^ja kende geen pluimaedje, als op den kam der helmen,
^wn deghens, als tot straf van moordenaers en schelmen;
Zo^T\'^^^^ tei tot pracht, die \'tjonkerdom verfraeit,

^^^ de weerhaen maer in \'t hof van Frankrijk kraeit.
^^iMeert ons nu het hooft en beide d\'oogen duiken
® t masker en de pracht van krullende parruiken,

-ocr page 136-

Hooren wij den meesterlijken beschrijyer van Neerlands
zeden in de belft der 18quot;^ eeuw\'). „Pracht, opschik,
zwier, verloksels, ontblooting van leden, stoute vrijpos^
tigheid, laffe vleierij, voornamelijk omtrent de teedere
en schoone sexe, waren behagelijkheden, die elk gretig
aannam, en men kon geen olijker vleierij gebruiken,
dan aan eene alleraanzienlijkste vrouw te verklaren, dat
men dacht eene aanzienlijke fransche voor zich te heb-
ben. Hoor al deze dingen is het geheele gezag van \'t
volk zoo veranderd, dat de ouders van voor ruim een
halve eeuw, slechts opziende niet zouden gelooven te
zijn onder een volk, waaronder zij verkeerd hadden.quot;

Ons hart kan niet gedeeld worden. Wie voltaibe
\'aanbidt, moet de Schrift minachten, wie met rottsseau
dweept, moet het Evangelie verwerpen. Er werd dan
ook gekozen; duizenden ignoreerden hun bijbel; hun
gedrag getuigde tegen de openbaring en met de 18\'^\'\'
eeuw legden zij zich ter eeuwige ruste op \'t geloof —■
aan \'s menschen voortreffelijkheid.

Ons hair te scheeren, om sieraet met geit betaelt,
Bn licht een dooden romp van \'t schendig rad onthaelt.
Zoodra de morgenzon haer rossen heeft geslagen
In \'t gloeiende gareel, en van den gouden wagen
De werrelt toelacht, met een vrolijk aengezicht.
Gewennen we ons, verwijfde, als was \'t onze eer en plicht
Te vraegen welk een wet \'ons Frankrijk heeft gegeven
Wat kleeding ons heiast. Waertoe vervalt ons leven !

1) V. effen, Nederl. Spectator, ül. II, bl. 151.

J

-ocr page 137-

HOOFDSTUK IV.

INVLOEB deb eilosofie van wolff.

filosofie van wolff heeft gebloeid, voor dat de

Reiken der fransche wijsgeeren hunnen grootsten invloed

^ uitgeoefend. Toch laten wij wolee op dezen

gen. ^as de werking der fransche duodecimo\'s hef-

die ^^ ^^stuimig, ze is niet zoo duurzaam geweest als

^e der taaie kwartijnen van wolfe. Hij kan de grond-

genaamd worden der duitsche filosofie, als die

Van ^^^ ^^^^^nbsp;duitsche taal voor \'t behandelen

^ ^ ^-fgetrokken onderwerpen bediend heeft. Met hem

de geschiedenis der wijsbegeerte in Duitschland.

i ^^ hem is het vulgaire rationahsme naauw verwant,
uetwelk

. vermorzeld is door kant. Waar wij dus eene
®^hrijven op de geschiedenis van \'t rationalisme
Volnbsp;laatst der vorige eeuw, moeten
wolff en zijne

S®hngen het einde wezen.

is ^^^^^ zullen wij trachten, zoo kort het ons mogelijk
Qj^ tenbsp;van
wolff\'s stelsel te schetsen,

na tnbsp;^^^^toe zijn beginselen hebben geleid, en

ÏTi-i,! S^\'^ii» of ook hij hier te lande bekend was en
heeft gehad.

-ocr page 138-

WoLEE, door zijne ouders tot de predikdienst opgeleid,
gevoelde zich. bijzonder aangetrokken door wis- en na-
tuurkundige studiën. Hij wilde zien of de zekerheid,
welke men daar verkreeg, ook geoogst kon worden op
het gebied der godgeleerdheid. In zijne jeugd reeds,
bij den onafgebroken strijd tusschen Katholieken en
Lutherschen, had hij zich zeiven afgevraagd „ of het niet
mogelijk wezen zou de waarheid in de theologie zoo
duidelijk voor te stellen, dat geene tegenspraak meer
mogelijk was \')?quot; Tot den kansel toegelaten, legde hij
er zich daarom in zijne leerredenen op toe, om de
zaken door duidelijke begrippen te verklaren en altijd
het een uit het ander af te leiden.

In 1707 als leeraar in de mathesis en physica te
Halle beroepen en sinds 1709 daarmede verbindend les-
sen over logica, methaphysica en moraal, begon hij
zijne wijsgeerige werken uit te geven, die het geheel
der menschelijke kennis omvatten. Hij trachtte eene
encyclopaedie der wijsbegeerte te geven en hechtte vooral
gewicht aan de methode, die daarbij gevolgd worden
moet. Hij koos de mathematisch-syllogistische methode,
daarbij tot eene naauwkeurigheid en een formalismus
vervallend, dat dikwerf langwijlig werd

1) Hagenbach, Vorlesungen über Wesen u. Gesch. der Reformation,
V. Theil. Se Aufl. S. 117.

3) In zijne grondbeginselen der bouwkunst luidt de achtste regel aldus:
Ein Fenster muss so breit sein, dass zwei Personen gemächlich neben ein-
ander in demselben liegen können.quot; \'t Bewijs is als volgt: „Man pflegt
sich öfters mit einer anderen Person an das Fenster zu legen und sich
um zu sehen. Da nun der Baumeister den Hauptansichten des Bauherrn
in Allem ein Genügen thun soll, so mnss er auch das Fenster so breit
machen, dass zwei Personen gemächlich neben einander in demselben lie-
gen können.quot; Zie
schwegler, Gesch. der Philosophie. S. 144.

-ocr page 139-

^^ De wijsbegeerte is volgens wolpf de wetenschap van
niogelijke. Maar wat mogelijk is, is daarom nog niet
r elijk. Wat weten wij vóór alles? Ons bewustzijn
ons zelve en van andere dingen \') leert ons dat wij
dit is de eerste en meest oirspronkelijke zeker-
datnbsp;bewijsvoering (demonstration) moet ons tot

punt van zekerheid brengen, ons even gewis en
worden als dit: dat wy zelve zijn.
^ an deze zekerheid uitgaande, aan haar alles toet-
^eude, komt
wolef tot de bepaling van het wezen der
^on, van hunne noodzakelijkheid en hun samenhang
y verdeelde zijne filosofie in metaphyzische en
^tische wijsbegeerte. De eerste omvatte de ontolo-
kosmologie, psychologie en de natuurbjke godge-
^eid; de laatste beschouwde den mensch op zich

zeiYgy,nbsp;-1

lev ^^ ^^ betrekking tot het huisselijke en openbare

de ontologie is dit bij wolff een axioma, dat het
alcelijk begrip van een ding ook er het objektieve
aan ^ ^^^ ^^ ^^^ ^^^^ ^^^^ noodzakelijkheid opdoet
thod ^^^ quot;^^^ken, naar de analytisch-syllogistische me-
gfond\' ^^^^^ volgens
wolpp, in de werkelijkheid zijn
hebben en bevestiging. Van daar bij hem die

^^ttsstquot;\'^\'^nbsp;unmittelbarsten unser selbst und anderer Dinge be-

2ur oJ^\'\'nbsp;uitvoerig aangetoond vinden in j. h. fichte. „Beiträge

gep^f). - ^ \'bistik der neueren Philosophie,quot; 2e Ausgabe. S. 125. pichte
daar i^-- ^^^^ moeite, om het systeem van wolpf helder voor te stellen,
»Die pnbsp;waarde aan toekent, dan gewoonlijk wordt gedaan:

Bbo i. llage dieses Svstems is wahr, tief und von acht spekulativer

binsrnbsp;Begriff des Dinges ist das objektive Wesen des

-ocr page 140-

macht van definities, om er het v^rezen der zake „her-
aus zu demonstriren.quot;

Bij WOLFF wordt alles gedemonstreerd. Zoo bewees
hij de onsterfelijkheid der ziel op deze wijze: De ziel
is eene onsamengestelde, onstoffelijke substantie. Wat
eenvoudig of onsamengesteld is, kan niet ontbonden of
vernietigd worden — derhalve kan niets de ziel vernie-
tigen. Nu bezit de menschelijke ziel ook het vermogen,
om zich voorgaande toestanden te herinneren, derhalve
is zij onsterfelijk.

Het bestaan van God wordt gestaafd door het kos-
mologisch bewijs. Hij bracht het in dezen vorm. Wij
zijn, en daar alles, wat is, een toereikenden grond
heeft van zijn bestaan, moeten ook wij dien kunnen
aanwijzen. Deze is te zoeken in ons zelve, of in iemant
buiten ons. In \'t eerste geval zouden wij zelve „das
nothwendige Dingquot; wezen, in het tweede kan de grond
van ons bestaan slechts gevonden worden in iets, dat,
terwijl het grond is van het andere, tegelijk grond is
van zijn eigen bestaan. Dientengevolge bestaat dat nood-
zakelijke ding buiten ons. Uit het begrip toch er van
volgt de werkelijkheid van zijn bestaan. Want is er in
\'t algemeen een ding, dat zijn grond heeft in een ander,
zoo moet er een volstrekt noodzakelijk, den grond van
zijn bestaan in zich zelf bezittend ding wezen, anders
kan volstrekt niets bestaan.

Korter samen gevat komt dit bewijs hierop neder:
Als het door zich zelf bestaande wezen niet is, zoo be-
staat ook geen ander denkbaar wezen, dan zou niets
bestaan. Daar dit zichzelf tegenspreekt concluderen wij:
„er is een volstrekt noodzakelijk wezen.quot;

Nu kunnen noch wij zelve, noch iets anders in de

-ocr page 141-

zichtbare waereld, noch de waereld zelve dit wezen zijn;
quot;Want al de eigenschappen, die wij uit het begrip er van
afleiden, moeten aan ons en alle waereldsche zaken
ohtzegd worden. Daarom moeten wij dit volstrekt nood-
zakelijke wezen zoo wel van de waereld als van ons
scheiden, en dit van beiden onderscheiden wezen
IS het, wat wij God noemen; en daar het gebleken is,
zulk een wezen bestaat, is er een God.
Hoe stond
wolff tegenover de geopenbaarde gods-
^lenst? Heeft hij op hare waardeering gunstig gewerkt
of Ongunstig ? Het laatste, naar wij meenen. Materieel
®eft hij dat gedaan en formeel. Formeel wel het

i^aeeste i).

Uit -WOLFP\'S systeem spreekt geen hart. Alles wordt
^«t de ratio sufficiens en \'tprincipium contradictO-
^^^ „mit langweihgen und ermüdenden Streben nach
eutlichkeit, geometrischquot; betoogd De definitie gaat
quot;*\'Oorop; zonder tot het wezen der zaken door te drin-
Wordt uit die definitie een gevolg getrokken, uit dat
g\'^volg wederom een gevolg, tot dat men komt aan een
tusschen twee zaken (een „oderquot; en „entwederquot;) en

, 1) Hij

bestreed niet één kerkelijk leerstuk. Wat zijne heftigste bestrij-
^ ® ia hem laakten, was zijn sterk gedreven determinisme. Dit moest,
alr^^^nbsp;leiden tot fatalisme en dit stond volkomen gelijk met

Daarom noemde a, h. fbancke de Wolffsche filosofie: „eine

ilUOlllUO Ä. XJL. i\'xvfii.1nbsp;quot;quot;nbsp;-------—

•Macht der Knsterniss, die in wirklichen Professionem^^Msm

, Allagen.quot; 2oo ook buddbus in zijn „Bedenken iiher die Wolffische
hilos -

Undnbsp;l\'i\'SS, waar hij zegt: „dass sie allerdings höchst schädlich

\\ Se fährlich und so beschaffen sey, dass dadurch dem Äthmmo Thür
geöffaet wird.quot;

desnbsp;a. p. S. 14, waar wij ook nog lezen: Das Verderbliche

^^^^^^quot;^^fianismus lag in dem Geist, oder vielmehr Ungeist des Systems,
\'\'^^äer prägte sich wiederum in der Methode aus.

-ocr page 142-

met een syllogisme besluit. Bewezen heeft men dan —
ja dat een student geen rhenoceros en een rhenoceros
geen student is i).

De Wolfiaansche wijsbegeerte liet daarom het wezen van
\'t Christendom aan zijne plaats, of stelde zich te vrede
met het door eenige syllogismen te rechtvaardigen. Zoo gaf
WOLFF zelf de volgende schets eener apologie van \'t Chris-
tendom : Grod is het alleiwolmaakste wezen; uit het be-
grip daarvan volgt, dat Hij onderscheiden moet worden
van de waereld; uit het doel der waereld leert men,
hoe redelijke wezens handelen moeten; nu is er echter
een groot verschil tusschen den oirspronkelijken staat
des menschen en den tegenwoordigen: wij verkeeren in
elende. Daaruit wil God ons redden, of Hij wil het
niet. Wij moeten aannemen, dat Hij het wil. Hij kon
het niet, zonder zich te openbaren, derhalve er is eene
openbaring.

Met zulk eene bloot-formeele en uiterlijke waardeering
der Christelijke godsdienst was niet veel gewonnen. Men
vermeide zich slechts in naauwkeurigheid en in duide-
lijkheid. Hoe ver dit bij
wolff\'s volgeren ging, zal
beneden blijken. Moest deze akelig-koude en opper-
vlakkige opvatting van \'t Christendom schade doen, niet
minder nadeelig werkte ook hier de splitsing, die
wolff
voorstond, der natuurlijke en geopenbaarde godsdienst.
De eerste kon zonneklaar gedemonstreerd, de laatste
moest geloofd worden. Men leerde zich met de eerste
al spoedig te vrede stellen

J

1)nbsp;Wij dacMen hier aan de bekende plaats nit Claudius.

2)nbsp;Deze voorliefde voor de natuurlijke godsdienst, in haren samenhang met
de sensualistische richting, die op meer dan één punt bij
wolpf te voorschijn
treedt, is aangetoond door
h. bitter. „Die Christi. Philos.quot; B. TI. s. 424—35.

-ocr page 143-

t Getal van wolff\'s leerlingen was groot. Aan zijne
Voeten, naar zijne beginselen vormden zich niet alleen
godgeleerden, maar ook geneeskundigen en belletristen,
bijtte cierlijke en duidelijke voorstelling lokte en boeide
hoorders.

Wij noemen eenige theologische werken, onder zijnen
invloed geschreven. Carpovius gaf van 1737—65 uit
^yn jjOeconomia Salutis N. T. sive Theologia revelata,
\'^ogmatica, scientifica methodo tractata.quot; De leer der
I^rieëenheid, van den aart en den oirsprong der ziel
des Heilands, van de onbevlekte ontfangenis, de nood-
zakelijkheid van jezus\' menschwording en dood, werd
■^^arin als eene mathematische stelling „alleen door de
kracht der gezonde redequot; bewezen. Reinbeck gaf in
^olfiaanschen geest zijne Beschouwingen over de Augs-
confessie, s. j.
baumgaeten richtte zijne „Evan-
gelische Glaubenslehrequot; geheel in naar den leertrant
Wolfe. Schubert bewees mathematisch de eeuwig-
eid der straffen, en
darjes betoogde uit de algebra
bestaan van drie personen in het goddelijke We-
zen 1). Wyttenbach schreef een „Tentamen theologiae
*^^gnaaticae, methodo scientifica pertractatae,quot;
stapfer
quot;Institutiones theologiae polemicae universae, ordine
^\'^lentifico 2) dispositae,quot; en canz , een der sterkste voor-
^tanders van de Wolffische filosofie, een „Compendium
^^^eologiae purioris.quot;

„ Tractatus philos. in quo plnres personas in Deitate — methodo ma-
\'\'^«aatica demonstrantnr.

^^ t Woord scientificus moest het eigenaartige hunner methode uitdruk-
dK **nbsp;in hunne taal meer dan wetenschappelijk, \'t Was zooveel

®6etkunstig waar. Wolpp ging in \'t gebruik van dat woord voor. Zijn

Ontolo:

\'g\'a bijv. heette ook „methodo scientifioica pertraetata.quot;

-ocr page 144-

Wij vinden bij deze zoo wetenschappelijke leerlingen
van woLM geene vijandige gezindheid tegen de geopen-
baarde godsdienst. Zij hadden haar integendeel lief,
ook omdat zij hun zoo redelijk voorkwam, en omdat
zij meenden, hare waarheid zoo ontegenzeggelijk bewe-
zen te hebben, \'t Was een liefelijke droom, waarin zij
niet lang verkeeren konden. Keeds bij
baumgarten
zien wij verlangen naar iets anders. Hij gaf den jeug-
digen
semler, die zijne ontevredenheid met de gewone
bewijsvoeringen hem betuigde, den raad „om den stroom
eene andere richting te geven, daar hij wist, dat
sEmler
God vreesde en niets doen zou uit lichtzinnigheid of
onwaardige bedoelingen i).quot;

Men heeft zich dan ook afgewend van wat met zoo-
veel moeite moest bewezen worden en keerde zich tot
wat tastbaar was, meer voor de hand lag. De filosofie
van \'t mogelijke werd ingenomenheid met wat duidelijk
was en nuttig. Die zucht naar duidelijkheid zien wij
in de kanselredenen dier dagen, waarin men meende
alles te moeten bepalen en op te helderen. Zoo om-
schreef men, Vi^at eene hand is, een berg, eene moeder,
een geneesheer enz. Men noemde dat filosofische
helderheid. Zeer sterk openbaarde zich dat streven in
de zoogenoemde Wertheimsche bijbelvertaling.
Lorenz
schmibt
deed daarin eene poging, om den bijbel recht
verstaanbaar te maken en te brengen op de hoogte der
toenmalige wetenschap. Aldus luidden in deze vertaling
de drie eerste vaerzen van Genesis: „Alle Weltkörper

1) Tholück t. a. p. S. 19.

3) „Ein Berg ist ein solcher erhabener Ort der u. s. vv.; eiiie Hand ist
ein solches Glied, das u. s. w. Eine Mutter ist eine Frau, welche in Ge-
sellschaft ihres Mannes Kinder erzengt und auferzieht.quot;

-ocr page 145-

unsere Erde selbst sind anfangs von Gott erscbaf-
fen worden. Was insonderheit die Erde betrifft, so war
dieselbe anfänglich ganz öde, sie war mit einem finste-
ren Nebel umgeben, und ringsherum mit Wasser um-
flossen, über welchem
heftige Winde zu Wehen anfingen.
® wurde aber bald auf derselben etwas helle, wie es
götthche Absicht erforderte.quot; Men wilde niets dul-
wat met het „gezonde menschenverstandquot; ook maar
scheen te strijden. Naar dat gezond verstand werd alles
afgemeten. Bekend is het, hoe men in paul gbkhakd\'s
Avondlied den regel: „Es ruht die ganze Weltquot; voor-
•^eg te veranderen in: „Es ruht die
halbe Welt,quot; daar
een kind wist, dat niet onze geheele aarde op
^zelfden tijd van het zonnelicht verstoken was
Aan \'t streven naar duidelijkheid werd toegevoegd dat
naar nuttigheid. De godsdienst werd moraal, en de
1nbsp;^^^ ^^^^ vragen werd: „Wat nuttigheid geeft

n?quot; Daarom kon campe den uitvinder van het spin-
nt-wiel hooger schatten dan
homebits en werd het ideaal
een prediker daarin gesteld, dat hij zijne boeren
^nspoorde, „om vroeg op te staan, hun vee trouw te
e^orgen, hun akker en tuin naar vermogen te bear-

beiden.

alles met het uitdrukkelijk doel, om welvarend

te

Worden. vermogend en rijk 2).quot; Van daar de predi-

^tiën tegen bijgeloof, over de gezondheid, over de ver-
^^ entingen der dienstbaren, over de kunst van het leven
Verlengen, fatsoenlijk te lachen enz. Van daar \'tge-
aan gevoel voor al \'t symbolische in de christelijke

gj H\'^geneach t. a. p. S. 318.
zulknbsp;in ^yn Sebaldus Notbanker het beeld geteekend vaa

\'.-Nutzlichkeits-Prediger.quot;

-ocr page 146-

eeredienst, zoodat nicolaï beleed geen nut te zien in
\'t ontsteken der kaarsen op \'t altaar, tenzij dan voor
den koster der kerk; van daar de geringacbting der
Sacramenten, zooals deze bleek uit de nieuwe formule,
die men voorstelde bij de Avondmaalviering: ,, Geniessen
sie diess Brot; der Geist der Andacht ruh\' auf Ihnen
mit seinem vollen Segen! Geniessen sie ein wenig Wein!
Tugendkraft liegt nicht in diesem Wein, sie liegt in
Ihnen, in der Gotteslehre und in Gott!quot;

Oppervlakkiger en vervelender opvatting van het Chris-
tendom was zeker zelden gepredikt, \'t Bleef niet bij
oppervlakkigheid en verveling. De mannen als
edel-
man
, die schreven over de goddelijkheid der rede
en dweepten met de natuurlijke godsdienst zooals
eei-
MABUS stonden verre van het Christendom. De laat-
ste meende, dat
jezus een aardsch Messias-rijk had
willen stichten, waarin hij door zijn kruisdood belem-
merd werd , terwijl
bahbdt jezus proklameerde tot
een vrijmetselaar, zooals dat in vroeger eeuwen
melchi-
zedek
réeds geweest was. \'t Was daarom dat jezus
heeten kon: een Hoogepriester naar de ordening van

melohizedek.

Wij meenen met dit weinige genoeg gezegd te hebben
tot kenschetsing der Aufklärungs-periode.

Naast deze richting is in Duitschland eene rij van man-
nen opgestaan, die uitgaande van wetenschappelijke onder-

1)nbsp;„Abhandlungen von der vornehmsten Wahrheiten der natürlichen Re-
ligion.quot; 1755.

2)nbsp;Men zie \'t fragment, dat handelde „Vom Zwecke Jesu und seiner
Jüngerquot; en dat „Ueber die Auferstehungsgeschichte.quot; — Als \'t ideaal van
een bestrijder des Christendoms wordt
beimaeus geteekend in zijne onlangs
versehenen Biografie van
d. f. steauss.

-ocr page 147-

boekingen, het midden trachtten te houden tusschen de
»te ver gaandequot; mannen der Aufklärung en de weinige
geleerden, die nog de kerkelijke rechtzinnigheid verde-
digden. Zij staan van een dezer uitersten op min of
Baeer verwijderden afstand. Wij denken aan
michaölis ,
ebnbsti, mosheim
en hunne geestverwanten,
^ij hebben op onze vaderlandsche theologen een onbe-
r^henbaren invloed gehad. Dien invloed aan te wijzen
na te gaan moet een der eerste hoofdstukken wezen
eene geschiedenis van \'t Rationalisme hier te lande
de laatste jaren der vorige eeuw.

^e invloed, dien wolee uitoefende, moest natuurlijk
geheel andere wezen, dan die der fransche wijsgee-
laatsten schreven voor het volk. Zij verde-
igden de rechten van het individu. Hunne theoriën
^eêrklonken in de salons der aanzienlijken en in de
^skamers der burgers. Niet alzoo de stellingen van
^
c-lee. Uit zijne werken spreekt de streng-wetenschap-
man, de professor. Bij hem is het dus de vraag:
bonden zij^e beginselen ingang bij onze geleerden?
^ Ypey en deemotjt verzekeren, dat zijn invloed bij
® hervormde theologen in Nederland veel minder was
^ in Duitschland. De nederlandsche godgeleerden
^quot;^^en, naar hunne meening, als zij zich al bijzonder
de studie der wijsgeerte toelegden, meestal eklek-
filosofen.

^e leer van wolee was dus ten minste bekend, en
door onze geleerden besproken. Men beschouwde
^^^ in naauw verband met de wijsbegeerte van
leib-
gölijk dan ook dat verband niet te ontkennen valt.
n 1734 ontstond over haar een verschil tusschen de

-ocr page 148-

Groningsche hoogleeraren dkiessen en Engelhardt. De
laatste had zijne ingenomenheid met
leibniz betuigd,
wat de eerste hem euvel duidde. Wat men vooral in
leibniz bestreed was de leer der monaden en der har-
monia praestabilita.
Ruardus andala van Franeker
had reeds in 1712 daartegen eene dissertatie geschre-
ven. In 1738 verzette zich tegen deze leer de hoog-
leeraar
b. s. cremer in zijn „Onderzoek nopen Godts
aanbiddelijke werking naar den raadt zijnes willens.quot;
Hij verweet
leibniz dat hij van de menschen marionet-
ten maakte, en dat hij, de harmonia praestabilita hul-
digend, God niet plaatste boven de alles noodzakelijk
makende wetten; verder, dat
leibniz alles voorstelt
als een raderwerk, en den mensch „in \'t verlegen laatquot;,
hem de vrijheid ontzeggend te kiezen en te beshssen.
wilh. wilhelmius Verdedigde te Utrecht in 1739 eene
Dissertatie: „De commercie mentis cum corpore, in qua
praecipue sententia
leibnizii de harmonia praestabilita
ad examen revocatur.quot;

Toch vond wolee hier te lande niet enkel bestrijders.
Ten bewijze daarvan kan strekken, dat hij in 1740 eene
beroeping ontfing als Hoogleeraar te Utrecht.
Wolee
verkoos echter Hever weder te keeren naar Halle, wat
hem juist toen wederom vrijstond. De bezorgers der
Utrechtsche hoogeschool zouden tot zulk eene keuze
niet zijn overgegaan, als zij van sympathie voor
wolee
niet verzekerd waren.

Vier jaren later werd te Franeker Samuel koenig tot
hoogleeraar in de wijsbegeerte beroepen, juist omdat hij
een volgehng was van
wolee. Hij sprak in zijne Oratio
Inauguralis dan ook „De optimis Wolfiana et Newtoniana
philosophandi methodis earumque amico consensu.quot;
Bern-

J

-ocr page 149-

een leerling van vstolep, werd in 1747 aan hem
toegevoegd. Deze leeraarde de godgeleerdheid. Ook hij
^Ide de zekerheid van
efclides\' stellingen vinden hij
t behandelen van bovenzinnelijke vraagstukken. Tus-
schen de „reden-waarhedenquot; en de leer der openbaring,
Zocht hij „een analogia of harmonia fidei.quot; Wolee schreef
^■^or zijne „Theologia dogmatica methodo scientifica per-
t^actataquot; eene voorrede. Veel opgang echter maakte
^^
I\'Nsau niet. Wyttenbach\'s werk, dat wij boven noem-
werd vertaald en met aanteekeningen voorzien door
^^ .^geleerden
a. de stoppelaar.quot; \'t Verscheen in 1757.

jaren vroeger was de eer der vertaling te beurt
gevallen aan stapeers alreeds vermeld werk, waarvan
uittreksel in twee deelen ook in onze taal werd

^hergebracht.

^ij hebben met deze voorbeelden willen aantoonen,
fle beginselen van wolef niet alleen bekend wer-
maar ook hier en daar weerklank vonden. Zoo
tegen deze menige stem zich verhief, het was om be-
^^^aren in te brengen tegen sommige stellingen, tegen

me-

m T;e Drengen tegen somuuge sucmugoii, v
\'^^monia-praestabilita of monaden-leer. Tegen de

tkod.

van wolee had men over \'t algemeen geene be-
zwaren.nbsp;hebben vroeger reeds aangetoond, dat in

thegin

der eeuw bij velen onzer godgeleerden het

^ i vji uwwüvi^ , ----------- -nbsp;i)

zoo veel maar mogelijk was „uit het licht der reden\'^

— --wj.nbsp;c/c/tlyv »nbsp;------------

®^^reven zichnbsp;vertoonde, omnbsp;van de kerkelijke leerstuk-
ke:

te bewii

^ _ lijzen. Ypey en dermout zelfs zijn nog niet af-
van deze „wijsgeerige, dikwerf Kchtvolle en flik-
^erende denkbeelden.quot;

^at de splitsing der theologie in natuurlijke en ge-
°Penbaarde betrof, deze behoefde door
wolee niet te
borden ingevoerd-, hij kon ze slechts bekrachtigen.

-ocr page 150-

Hoe ook hier te lande uit deze natuurlijke theologie
de moraal lievelings-vak werd, hoe het „zedelijkequot; in
\'t Christendom in éénen adem hegon genoemd te wor-
den met het „redelijke hoe door vertalingen der schrif-
ten van
nicolaï, bazedon, ebeehabd, steestbabt en

anderen deze richting werd bevorderd, hoe tegenover
haar de koude rechtzinnigheid stond, levenloos en vruch-
teloos, en hoe de bemiddelende richting opname en
bijval vond, hopen wij bij eene andere gelegenheid uit-
voerig aan te toonen. Hier toch begint de draad, die
loopt door de geschiedenis onzer Theologie sinds de
laatste jaren der vorige eeuw.

Op den afgelegden weg terugziende, vatten wij in
weinige woorden samen, wat zich aan onzen blik heeft
opgedaan.

Wij hebben willen aantoonen, hoe de 18\'^® eeuw ons
land niet onbekend heeft gelaten met alles, wat in
Engeland, Frankrijk en Duitschland tegen de Openba-
ring werd geschreven, en hoe daaruit gevolgd is, dat
bij velen de eerbied voor en \'t geloof aan de Openba-
ring te loor ging, of tot een niet aanzienlijk minimum
werd teruggebracht. Dien ten gevolge werd aan den
mensch hoe langs hoe meer toegekend. De klimmende
som zijner vermogens werd afgetrokken van wat vroe-
ger uitsluitend der openbaring werd toegekend.

Om den ingang, dien deze meeningen vonden, te kun-
nen verklaren, voor wij haar zelve schetsten, hebben
wij trachten aan te toonen, wat in den boezem der
Gereformeerde kerk tot ontevredenheid en verlangen naar
eene andere voorstelling van \'t Christendom aanleiding
of recht gaf. Dat
bayle, spinoza en oabtbsius de

-ocr page 151-

^aak des Bijbels ter sprake gebracht en bij velen ten
nadeele der Schrift hebben doen beslissen, hebben wij
daarna trachten aan te wijzen.

Der deïsten levendig verkeer met vaderlandsche ge-
raen, de verschijning hunner werken binnen onze
ê\'^enzen, waren bevorderlijk aan de verspreiding hunner
gevoelens, tegen de geopenbaarde godsdienst gekant,
en verzet tegen verborgenheden ging van hen uit.
Erankrijks invloed hebben wij gezien in zijn omvang
strekking. De filosofen, de letterkunde, de zeden
Eranschen — alles kantte zich theoretisch, maar
quot;^eoral praktisch tegen \'t Christendom aan, en \'t grofste
®rzet tegen de Openbaring was de vrucht, die uit dat
geboren werd.

^ Hoe wolff\'s methode op zich zelve reeds der Open-

^ ^ing schadelijk werken kon door de opvatting van

Christendom, die zij veronderstelde; hoe uit hem het

\'\'^\'^gair rationalisme is voortgekomen, en ook de half-

fationalistische, half-Wolfiaansche richting, hebben wij

^ ^ns laatste hoofdstuk trachten aan te toonen, ook,

Wölpe hier bijval en aanrakingspunten vond. Dat

® laatstgenoemde richting in ons Vaderland van on-

^\'^enbaren invloed is geweest, behoort, zoo als reeds

ig^ worden aangewezen in eene geschiedenis

^^ t i-ationalisme, sinds de laatste helft der vorige
eeuw.

-ocr page 152-

liöj nsîfi-ï ti.jnbsp;\'^fi rî^uitH r ^

\'pr xTü(ij£)iï .mp.mr^èd n^ûh ne\'ifii^rf ühihH-^} ob^h^\'^ri

jiiVnbsp;■nbsp;\'nbsp;quot;nbsp;n \'i; fr/li! Ji:ij:î-gt;Ufgt; 1

î . ■ i
-\'.g
mT\'hai-.imlgt;a f J^m •i\'j\'jii^t \'^iou- •/»{■ mr^i-^\' • i \'ri

/i\'Mii-rrrinbsp;as^û\' \'-i! iii\'-rol\'« i-ivéd -uèiiwir .-\'loxii /f\'

\' ..îi» rfóii ïT/;V\'\'2ménbsp;hVfi\'féVnbsp;jg^T\'-y r.\'i^

^iintcio îîjîs ni iîéis^ï^nbsp;J^j fvn)]f./fjrxinm\'l

y\') ,nbsp;ot-, \'--vlii^nbsp;M\'^ri« m

■uuim , fîbaiïTTooffi rfjrs \'amp;ï3öji:gt;{:nbsp;ti^^Mf^Si-si MO

•îJelO\'tgJ-ß\'f . im/i nuésî\'jierjsk) f \'ue-fios\' iî-jh:Mj:i(t h-ioQ\'
\'r,b im âU.» ,nbsp;ef»nbsp;^h nei^èi

-iob ■\'»fcloT /rr\'hf. \'^/îï
îwisr «•riiki-iyq« \' amp;I. ^ ^óoV\'

imV -\'ti-Jf^Vrf i\'iJWsSJ\'^^éW^èvnbsp;^/uöLijyi^ri-t\'j.

1, • •nbsp;i \'J

I

w

Î

-ocr page 153-

THESES.

I.

onrechte wordt het Rationalisme eene voortzetting
genoemd van \'twerk der Hervormers.

II.

eïquot; ten tijde der Apostelen wonderen zijn geschied
nit het getuigenis van
paulus in zijne algemeen
^ ® echt erkende brieven.

III.

^e Christelyke godsdienst is geschikt voor alle volken.

IV.

^e onderscheiding tusschen Christelijke godsdienst en
^edsdienst van
Christus is niet historisch.

Bat
bUjkt

V.

De

lt;iood

opstanding van den Heer jezus Christus uit de

is een feit.

-ocr page 154-

VI.

De zondeloosheid van den Heer laat zich niet ver-
klaren uit natuurlijke oorzaken.

VII.

1) Vocabula êv E(péo-cp (pauli Epist. ad Eph. 1: 1)
spuria sunt habenda.

VIII.

Paulus (2 Cor. VIII: 9) cum vocabulis ttXöv^wc amp;v
spectat JESU praeexistentiam,

IX.

Zedelijkheid postuleert vrijheid.

X.

De dichter vau Psalm XLII heeft david\'s toestand
voor oogen gehad, toen deze vluchtte voor
absalom.

XI.

\'t Boek Jozua is niet lang na jozua\'s dood ver-
vaardigd.

XII.

Het gebruik van een vasten liturgischen vorm is af te
keuren.

XHI.

Het preêken zonder tekst is niet aan te bevelen.

1) Twee Latijnsche theses heb ik gesteld, om der wille vau de traditie.