OVER DB EIGEÎiWARllTE E KOORTS.
-ocr page 2-snei,pees13edk van j. vast boekhoven, tis utkecht.
-ocr page 3-of gezag van den sector magniticus
aiaWOON hooslebbjiae isr de geneeskunde ,
^Eï TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
Volgens besluit van de geneeskundige faculteit,
tee veekrijging van den graad van
t
AAN DB HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
ik veebedigen dook
Evert lindeboom,
seboken te dalfsenquot; (ovekijssel) ,
ZBfïirdag aT Sept«!tgt;!jeir J86«, des namiddags ten «re.
ÜÏEECHT,
J. G B E V E N.
1863.
-ocr page 4-V ^ \'\'jémf
Ä,
If.-\'vf
. . i^j\'jlïiwVritwa y.ïc- v.\' v ïSA^JtC fö
\'nbsp;Ksu aa fWiV
\'\' ? ^f ^ \' \'ï -Y f flnbsp;tf ^ \'quot;\'^^Ê^fefS
i ■ .-sä-
^\'Ct\'i.\'.\'.:-»--
: .-»Hl It n*.!nbsp;»-»h ^J l\'quot;!nbsp;• k\'quot;
. ■■ Iquot;nbsp;-f-a
i r\'JlUi j quot; »-\'«^ïï^»
.VÎ @ V a .ar -O .x.
ïv
\'is-
- s-quot; T\'
-ocr page 5-^^ de volgende bladzijden vindt de lezer kortelijk
uitkomsten medegedeeld, welke de aanwending
^^ den thermometer bij koortslijders heeft opgeleverd.
het reeds aan de Grieksche en Arabische artsen
ggj,^ hoofdverschijnselen bij koorts
^^l^ond in eene verhoogde warmte van het bloed, schijnen
dg
. Eerste bepalingen hieromtrent door Boerhave 1) gedaan
ergo certissima caloris mensuia liabetur per thermo-
■gt;f qualia liodie pulcheriima habentur; et portatilia quklem.
dicia, a primo inventore; aecuratissima inprimis
qyag argeutuni vivum loco alterius cujuscunqae liquidi
COut
Tali thermornetro prius meiisuralur calor hominis sani,
pier
Vfli ^^ idem thermometrum a febricitante aegro maim teneatur ,
\'PPiicetur
in indice affixo ille gradas notatus est; deinde hoe
\'^\'^Ibus ejus cri immittatur vel nudo pectori aut sab axillis
âseenbsp;aliquot minuta horae, appavebit pro varia altitudine
et quot;^quot;^^^tis argenti vivi, quantum calor febrilis excedat naturalem
hiilT\'^\'^ ealorera. (van Swieteii, comment, in Boerh, aphorismos;
^ • ®atav. 1797. Bd. II § 673.)
te zijn. Geregelde warmtemetingeii bij koortslijders wei-
den gedaan door Antonius de Haöii, leerling van Bo®^\'
have, en lijfarts van Maria Theresia vau Oostenrijk\'
In zijne „Eatio inedendieen werk in 1761 teLeidei^
uitgegeven, komt een hoofdstuk voor over warmtebep»
lingen van het menschelijk ligchaam. De Haën vond reeds?
dat in het tijdperk van koude eener koorts de tempel®
tuur verhoogd is, alsmede dat bij een\' normalen po quot;
slag evenwel eene verhoogde eigenwarmte kan voorkomen
Jaren verliepen daarna, waarin het gebruik van ^^^
thermometer bij zieken werd nagelaten, mededeeling-\'^
hieromtrent komen ten minste niet voor. Het eerst
deze zaak weder opgevat in Frankrijk door Gavaiie^\'
Bouillaud, Eoger en anderen. In den laatsten tijd werde\'
in Duitschland door Traube , v, Bärensprung, Wancleï
lich, Thierfelder, enz., menigvuldige mededeelingen g®
daan omtrent den gang der eigenwarmte in verschlile\'^\'^^
koortsaandoeningen.
Tot het meten der warmte van het menschelijke bê\'
chaam bedient men zich van den gewonen kwiktheiro
meter, waarvan de schaal volgens de graadverdeeling va
Celsius of van Séaumur is ingedeeld. Deze schalen
zoodanig ingerigt, dat men slechts bepaalde warmtegi^
den, die bijv. tusschen 25® en 85quot; B. gelegen zijn. ^aO
aflezen; iedere graad is weder in vijfden van grade
verdeeld, en wel zoodanig, dat het tiende gedeelte van ee^i
-ocr page 7-S\'-a-ad gemakkelijk op de schaal met het hloote oog kan
^\'\'^ï^en afgelezen.
0 • ■
^^^voonlijk wordt de tliermometer gezet in de oksel-
holte
het
okselholte geplaatst, en daarna tot bevestiging de
^^eiiarin vast tegen de borstkas aangedrukt, terwijl de
^ïjder
tle
l)ol
li
^ ^Oïarrn in schuinsche ligting over het bovenlijf van den
Wordt gelegd. Men verkrijgt op deze •vi\'ijze niet
temperatuur der huid, aangezien de uitstraling der
op deze plaats is verhinderd, maar de warmte
bet bloed, dat de huid doorstroomt. Het is evenwel
magere personen somtijds vrij moeijelijk, om den
den thermometer van alle kanten juist door de
S baanisdeelen te omgeven. TJit dit oogpunt beschouwd,
is 1
^e aanwending in den anus geschikter, omdat hier
liet ■
instrument van alle kanten vrij naau\\vkeurig wordt
— jjg temperatuursverschillen op deze onder-
\'ne plaatsen zijn overigens vrij gering; volgens
ook wel in de mondholte of in den anus. In
eerste geval wordt de bol van den thermometer in
^rensprung valt de temperatuur in de okselholte gemid-
E. lager uit dan in de mondholte,
geschiktste tijd om waartenemen is de morgen en
^Vond, daar alsdan gewoonlijk de vermindering en de
^heihng der koorts plaats hebben. Men zorge overigens
Be
I)e
de
«ooveei
\'\'^^zelfcl
mogelijk, den lijder op hetzelfde uur en met
en thermometer waartenemen. Het is moeijelijk
aantegeven, hoe lang men het instrument inoet la^e»
liggen. In de eerste plaats hangt zulks wel af van
doorsnede van den thermometerhol; hoe minder
bevat, des te spoediger zal de massa de temperatuur
het ligchaam hebben aangenomen. Gemiddeld zal eene
tijdrnimte van tien a vijftien minuten voldoende zij»\'
om de kwikzuil haar vast standpunt te doen bereiken.
^^\'er de eigenwarmte van den mensch
alle
Eigenwarmte noemt men het verschil in
^^^peratuur tusschen het dier en hefc omgevende
2ij wordt van den eenen kant bepaald
de verschillende warmtebronnen, die in
^ ï organisme aanwezig zijn; van den anderen
door het warmte-verlies, dat aanhoudend
verschillende wegen plaats vindt. Bijna
Werkingen, die ons de ph}sica als oorzaak
^^^ Warmte doet kenneii, zooals : wrijving,
^^ctrische stroomen , inwerking van licht,
^ïïiische processen, enz., kunnen als bronnen
^^^ Warmte in het dierlijk organisme worden
^^^gemerkt. Als hoofdbron moet worden be-
de warmte, w^elke ontstaat uit de
^^i\'^inding van de zuurstof van den dampkring
(Jg bestanddeelen van onze voedsels. —
^boeven hieromtrent werden het eerst genomen
Lavoisier en la Place, welke later meer
\'^^auwkeurig herhaald werden door Dulong als-
door Despretz. Zij plaatsten verschillende
^^fen ggj^ calorimeter, waardoor zij eenen
^^^ooïïi van lucht lieten gaan, waarvan zij de
1
-ocr page 10-zaïnenstelling vóór en na de proef bepaalde»\'
terwijl zij tevens de hoeveelheid warmte vast
stelden, welke het dier aan deze lucht alsw^; ^
aan het water, dat den calorimeter onag
had afgegeven. Langs dezen weg konden
de verbruikte zuurstof en het gevormde ^^^
zuur bep9,len; zij vonden evenwel niet al
zuurstof in het koolzuur terug; zij nanien aa»?
dat deze zich met de waterstof tot water ^
verbonden. Uit eene vergelijking nu van
warmte, welke het dier had afgegeven met clie?
welke ontstaan moet door de vorming van
uitgescheiden koolzuur en het water,
bleek, cia
deze laatste hoeveelheid 81,1 proc. van de eerste
bedroeg. Later vond men, dat zij de wa^mte^
coëfficiënten der koolstof en waterstof te la^»
hadden aangeslagen; Liebig bragt deze font
rekening en bevond, dat alsdan de waröitc
hoeveelheden nagenoeg overeenkwamen.
Hoewel men aan deze proeven niet al
veel waarde moet toekennen wegens het oü
vermijdelijke van verschillende fouten, zoo al^
de min of meer verhinderde
ademhaling va
het dier, de verandering in de zamenstelln^o
van de dampj:ringslucht in den calorimeter?
de veranderlijke warmte-coëfficient van de ko*^^
stof, is het evenwel meer dan waarschijnlijk\'
dat de dierlijke warmte veroorzaakt wordt dooi*
het proces der stofwisseling in het organism®-
hoofdbronnen van het warmteverlies zijn
S^legen in de mededeeling van warmte aan
Oudere ligchamen, de warmte-straling en de
^^i\'daïnping. Dit verlies heeft hoofdzakelijk
plaats langs de longen en de huid. Langs de
^^gen, doordat bij iedere ademhaling de kou-
dampkringslucht de temperatuur van het
^Schaam aanneemt, terwijl deze lucht welligt
Mkonaen met waterdamp verzadigd wordt.
^^gs de huid straalt aanhoudend warmte uit,
^^Q-ter ontwijkt bij voortduring in dampvormigen
östand, terwijl een kleiner gedeelte water door
e zweetkliertjes wordt afgescheiden. Het verlies
^^gs de huid hangt af van de drukking en het
^^atergehalte van den dampkring, en wordt
^l^iïiede bepaald door uitwendige warmte, welke
^^^t alleen regtstreeks de verdamping bevordert,
^^^.ar ook de uitstraling doet toenemen, door-
Hoi ••
ZIJ den toevoer van bloed naar de huid
^^i\'iïieerdert.
. ^^ deze veranderlijkheid van de circulatie
^ huid is volgens Donders de grond gelegen
^^^ üet evenwigt tusschen de warmteproductie
^^ het warmteverlies. Bezit de dampkring eene
temperatuur, nemen door beweging of
^^^hts-inspanning de warmtebronnen in het
donders, Blik op de stofwisseling van het epitellurische
enz. Utrecht 1845.
organisme toe, dan vermeerdert de hartswer^
king, de wanden der liuidvaten verslappei^\'^^
stroomt meer bloed naar de huid, waardoor ^^^
verdamping vermeerdert en aldus het even^ié
hersteld wordt.
Onder den invloed der koude daarentegen
trekken zich de bloedvaten in de huid te zamen;
waardoor de hoeveelheid bloed in dat org ^^^
vermindert, en aldus minder warmte door
straling verloren gaat. Op deze wijze kan ^^
eene warmere en koudere
dampkringslucht
eigenwarmte tamelijk gelijkmatig bewaard JJ^
ven: vermits evenwel de warmteontwikkeling _
het organisme eene zeer verschillende iSj
verband hiermede uitwendige oorzaken »
zins het warmteverlies kunnen regelen, zoo
ten van het organisme zelf de middelen
om hierin te gemoet te komen. Het is e ^
niet bekend, op welke wijze de toevoer
bloed naar de huid geregeld wordt door
het organisme aanwezige warmtebronnen- ^^
Hoewel door deze compensatie de eigenwaï^
van den mensch genoeffzaam bestendig v
lil ipn
is zij desniettegenstaande aan kleine vers ^
onderhevig. Men kan deze uit eennbsp;^^^^
oogpunt beschouwen: 1quot;. bestaat er verscni ^^^^
den ouderdom en het geslacht; 2quot;. is
schil bij hetzelfde individu op de verschillen
uren. van den dag.
TeniperatuursverscUllen naar den leeftijd en
het geslacht
Volgens de bepalingen van v. Barensprung
^^ het waarschijnlijk, dat het foetus reeds eene
^\'\'genwarinte bezit. Uit eene reeks van metin-
door hem gedaan bij het foetus dadelijk
^^ de geboorte en bij de moeder vóór en na
baring bleek, dat het ligchaam der moeder
^^ de verlossing altijd aan warmte had verloren;
^^^Wijl [ji sommige gevallen het foetus nu eens
warmer dan de moeder, dan weder iets
houder werd bevonden. Gemiddeld was de tem-
peratuur der moeder in den uterus 30quot;.27R.,
van het foetus 30°.33 R.; het verschil be-
\'•^ög in enkele gevallen meer, maar nooit meer
^^^ een\' halven graad. Onmiddellijk na de
geboorte daalt de eigenwarmte van het kind,
Niettegenstaande dit zich onder geheel andere
^^i\'houdingen bevindt, gemiddeld niet meer
dannbsp;Van daar af rijst de temperatuur en
^yft in de volgende dagen tamelijk gelijkmatig
^nbsp;Yon Barensprung vond als het gemid-
uit metingen bij kinderen, tot aan de
puberteit gedaan (bij de kleineren in den anus,
\'ij de grooteren in de okselholte) 30M R.
^^^^ Bärensprung, Untersuchungen über die Tempera-
\'^^\'^\'■■baltnisse u. s. vv. Müller\'s Archiv, Jahrg. 18B2.
Gemiddeld is de eigenwarmte bij volwassenen
van 15 ä 20 j.nbsp;29°.91. R.
„ 21 ä 30 j.nbsp;29\'\'.66.
„ 31 a 40 j.nbsp;29°.69.
„ 41 a 50 j.nbsp;29quot;.55.
„ 51 a 60 j.nbsp;29^57.
„ 61 a 70 j.nbsp;29°.67.
80 j.nbsp;29^97.
Men ziet hieruit, dat de\' eigenwarmte van
van af de geboorte tot aan de puberteit nag®
noeg bestendig blijft; dat zij van daar af
zamerband daalt, om in den hoogen oudei^on
wederom iets te klimmen. Dit laatste is waa3^
schijnlijk afhankelijk van den dorren toes
der huid, waardoor de verdamping van wate
langs haar vermindert; men zoude overigen
verwachten, dat de eigenwarmte in den hoogen
ouderdom moest dalen wegens de vertraag-^
ademhaling en bloedsomloop.nbsp;^
De eigenwarmte der vrouw verschilt m
van die van den man. Volgens sommigen
zij iets hooger; v. Bärensprung geeft als ge
middelde warmte voor de verschillende leeftij-
den der vrouw 29quot; 6 R. op. De warmte ^
vagina is gemiddeld 30quot; 3 R. Volgens Gierse )
verandert zij niet, wanneer de vrouw ^^
strueert, evenmin in zwangeren toestand.
1) Gierse, Dissertatio de ratione caloris organiei, etc.
-ocr page 15-cle baring schijnt de warmte in de
^^gina evenwel te klimmen.
TemijeratuursverschiUen naar de verschillende
tijden van den dag.
ï^ij hetzelfde individu hebben in den gang
•iep eigenwarmte gedurende het verloop van
etmaal eenige rijzingen en dalingen plaats,
^^^Ike zich evenwel binnen de grenzen van
^Uiin een\' halven graad bewegen. Lichtenfels
en Pröiiiich deden hieromtrent waarnemingen
^ij zich zelve; vooral in verband met den tijd,
^^arop zij hun voedsel namen, bepaalden zij
gedurende eenige dagen den gang der eigen-
warmte van 5 tot 5 minuten.
^i] den eenen waarnemer had gemiddeld de
^^ogste klimming der temperatuur plaats des
lïiorgens twee uur na het gebruik der koffij, die
Oïigeveer ten zeven ure werd genomen. De teni-
P^ïatuur bedroeg toen 3 7°. 5O 0. Vandaar af
baalde zij een weinig, evenwel niet tot het
P^^iit, vanwaar zij was uitgegaan, zoodat zij
^ooï\' het middageten, dat ongeveer ten twee ure
^erd gebruikt, 37quot; C bedroeg; terwijl zij voor
opname der koffij op 36^75 C stond. Na
1) Lichtenfels und Fröhlich, Beobachtungen über die Gesetse
Q-anges der Pulsfrequenz und Körperwärme. Wien. 1853.
het eten rees cle eigenwarmte weder; twee en een
half uur daarna stond zij op 37°.30 C.; te zeve»
ure werd wederom koffij gebruikt, de temperatuu
was vóór het gebruik hiervan 37M5;tweeuni
daarna stond zij op 37°.30. Des avonds te tie»
ure was zij nog op dezelfde hoogte, vandaal
af daalde zij aanmerkelijk, zoodat zij te niid
dernacht ongeveer een\' graad lager stond.
Niet geheel in overeenstemming hiermede
zijn de waarnemingen van v. Barensprung en
van Gierse. Deze bevonden ook, dat de tein
peratuur des nachts aanmerkelijk daalt, om m
de voormid daguren wederom snel te rij zei\'-
Vandaar af geven ook deze waarnemers een®
nieuwe daling en na het middageten wedeiquot;
eene rijzing der eigenwarmte aan. Tot zo^
verre komen hunne waarnemingen met di®
van Lichtenfels en Fröhlich overeen; deze
vonden evenwel, dat de temperatuur \'s avon^®
na het gebruik van koffij nogmaals rees, ter
wijl v. Barensprung en Gierse aangeven, dat
na de rijzing in den namiddag de temperatuü^
aanhoudend tot in den nacht daalt. Volgen^
deze waarnemers heeft er dus gedurende het
verloop van een etmaal eene dubbele rijzing
en daling plaats.
Hoewel op deze temperatuursverschillen on
getwijfeld het gebruik van voedsel invloe
uitoefent, schijnen zij evenwel hiervan niet ge
afhankelijk te zijn. Von Barensprung
S^eft aan, dat bij onthouding van het niiddag-
evenwel de temperatuur, ofschoon niet
snel als gewoonlijk, rees. Ook steeg bij
Lichtenfels na eene onthouding van voedsel ge-
\'^^Urende ruim vijftien uren, in welke de tempe-
ratuur aanhoudend gedaald was, des middags
eigenwarmte wederom, zonder dat andere
iiivloeden hadden ingewerkt. Deze klimming
bedroeg een\' halven graad; zij was dus nog
^^ïizienlijker dan in gewone gevallen, waarbij
middageten genuttigd werd; de temperatuur
^^eikte evenwel daardoor niet den gewonen
^tand^ daar zij door de hongerkuur te laag ge-
^^Id was. Hingen trouwens deze temperatuurs-
n alleen af van het gebruik van voed-
dan zoude des morgens en des avonds na
gebruik van koffij de eigenwarmte in beide
gevallen
evenveel moeten rijzen; wij hebben
^^en^vygj gezien, dat de rijzing der eigenwarmte
morgens 0.75quot; bedroeg, des avonds slechts
. hoeAvel de qualiteit en quantiteit van
gebruikte dezelfde waren. Er schijnen dus
^^rbij nog andere invloeden in het spel te zijn,
is verschil in de temperatuur der damp-
^^^gslucht
voor een gedeelte oorzaak van deze
^\'^schillen.
-ocr page 18-OYER DE EIGËNWARMTE IN KOORTS.
Uit het voorgaande bleek, dat de eigen warmte
van den mensch eene bijna onbewegelijke
en dat de meest verschillende invloeden, weite
op het organisme inwerken, de eigenwaruite
niet meer dan ruim een halven graad kunneö
doen rijzen of dalen. Deze normale temperatuurquot;
is geen afdoend bewijs voor de volkomene ge
zondheid van het individu; doch eene
afwijking
(eene rijzing boven 30°R., of eene daling
neden 29°) moet als teeken van ziekte worden
aangemerkt. Ook is volgens Wunderlich ee^e
grootere bewegelijkheid der temperatuur
bewijs te beschouwen, dat het ligchaam
niet geheel in normalen toestand bevind^\'
moge zijne eigenwarmte voor het, moment noi
maal zijn. Eene zoodanige bewegelijkheid ^^^^^
Wunderlich dikwerf waar bij menschen,
naauwelijks hersteld waren uit eene ziekte -
bij hen, die de kiem van de eene of andeie
ziekte bij zich droegen. Bij zoodanige individu s
rees na het gebruik van voedsel oi ^^^^^
geringe ligchamelijke beweging de temperatuti^?
die kort te voren normaal was, soms tot 31
en daarboven.
Verhoogde eigenwarmte is een bijna besten ö
verschijnsel in koorts. Moge ook in enkele ge^
vallen een koortsveroorzakend moment m
^^ganisme aanwezig en evenwel tengevolge der
^^Q-nitie de temperatuur normaal zijn, in verreweg
meeste gevallen zal daar, waar koorts is,
de eigenwarmte verhoogd zijn. Deze ver-
^•^ogde eigenwarmte is het noodwendig gevolg
de vermeerderde stofwisseling, waarop het
quot;^ezen der koorts berust. Want dat over het
^^genreen deze verhooging der eigenwarmte moet
^^orden beschouwd als te zijn het gevolg van
verhoogde werking der warmtebronnen en
S^enszins van een verminderd warmteverlies,
^^Iks bewijzen de vermeerdering van de produc-
ten (jgj, stofwisseling, die worden uitgescheiden,
^isrnede de afname van het ligchaamsgewigt,
\'lat gewoonlijk in koorts plaats vindt. Wanneer
^i\'ouwens ook in eene koorts, terwijl de huid
is en zweet afscheidt, en de ademhaling
Versneld is, toch nog de eigenwarmte blijft stij-
dan moet dit wel aan eene vermeerderde
Productie van warmtestof worden toegeschreven,
warmteverlies is in zoodanig geval geen
gebrek.
Öet is natuurlijk geheel willekeurig, bij welke
^^ïtiperatuursverheffmg men koorts wil aanne-
^\'^len. Volgens Wunderlich kan men bij eene
^^^peratunr van 30quot;.8 R. aannemen, dat het
^^gchaam in eenen matigen koortsaanval verkeert,
l^^ïwijl men bij eene temperatuur, die daar-
^^Qïi gaat, volkomen geregtigd is koorts aan
te nemen. Bijnbsp;(40^C.) is de koorts hevig ^
bij 34quot; is bijna met zekerheid weldra een dood^
lijke uitgang der ziekte te wachten. De hoogs^^®
warmtegraad, waarbij het leven behouden büj^^^\'
is, voor zooverre zulks tot nu toe bekend i®\'
34^4 R. Zij werd door Michaël waargenom©^^
in het warmtestadium eener febris intermitte^i®
tertiana. Over het algemeen komen bij tu^
schenpoozende koorts de hoogste temperatur^i^
voor. Gierse nam in eene febris intermitted®
tertiana eene temperatuur van 33quot;. 16 R. wa\'^^\'
Na de febris intermittens volgen, wat de ^
li\'\'\'
solute hoogte der eigenwarmte betreft, de
slagkoortsen. Thomson vond als maximum
temperatuur bij variolae 33°.3
R.; bij scarlatio_^
komt eene temperatuur van 32\'\'.9 voor;
morbilli verloopt het maximum der temperatü^_
tusschen Sl^.Ö en 33°.3; bij erysipelas faciei
bedraagt het maximum 32°.6; in typhus exa^^
thematicus stijgt de temperatuur tot 3 a 4 graded
boven de norma.
Bij typhus abdominalis stijgt de temperatuüi
gewoonlijk niet zoo hoog als in de uitslagzi®^
ten; de hoogste warmtegraden liggen in
zwaarste gevallen tusschen 32 a 33 graden R-\'
en wel in die gevallen, waarin de lijder h®^
1) Michaël, Specialbeobachtungen der Körpertempeia^quot;\'quot;
im intermittirenden Fieber. Archiv fiir pbysiologische ti
Jsunde, Jahrg;, 1856,
Stelt.
Volgens Uhle klimt quot;bij bejaarde men-
®chen de temperatuur niet zoo hoog; de hoogste
^Warmtegraden, welke hij waarnam, liggen tus-
schen sr.5 en 3r.9.
In de meeste overige met koorts verloopende
^^ekten verheft de temperatuur zich niet boven
R.; of indien zij hier al eens boven gaat,
duurt zulks gewoonlijk slechts korten tijd.
pneumonie klimt de eigenwarmte in enkele
ê^vallen boven de 32% bijna nooit boven 32°.5;
pleuritis, peritonitis en rheumatismus acutus
^^ticulorum vallen de maxima tusschen 31° ä
By wondkoortsen klimt volgen Billroth
eigenwarmte tot 39 a 39°.9 C. (31°.2 ä 3r.9 R.).
laagste temperaturen neemt men in hectische
^^orts waar; hier bedraagt het maximum 30°
^ Igt;. Over het algemeen geldt de regel,
de met koorts gepaard gaande ziekten, bij
^^elke de temperatuur het hoogst stijgt, juist
zijlij welke het kortste verloop hebben.
Terwijl in de meeste koortsaandoeningen de
^^ng (ier eigenwarmte aan geen bepaalden regel
gebonden, volgt zij in andere ziekten
typisch verloop, dat is: zij vertoont in
lare rijzingen en dalingen eigenaardigheden,
Uhle, über den Typhus abdominalis der älteren Leute.
Vhiv für pbys. Heilkunde, Jahrg. 1859.quot;
. Billroth. Beobachtungsstudien über Wuadfieber u. s.w.,
»\'chiv für Klinische Chirurgie, 2er B.
welke verschillend zijn voor de onderscheidene
ziektevormen, doch in de ziekten van eene so
zich zoodanig gelijk blijven, dat men
,.. xirGlke
beschouwing van eene gebrokene lijn? ^^
de rijzingen en dalingen grafisch voorstelt,
kunnen beoordeelen, met welken ziektevorm ^^^^
te doen heeft. Van dit typisch verloop wij^^
de temperatuur evenwel nu en dan af; hetzij ?
• hof orga\'
dat er andere ziekelijke processen m nei\'
nisme voorkomen, die het bestaande ziektege ^^^
compliceren, hetzij onder den invloed
wendige omstandigheden, hetzij door mi ^^^
van eene ingrijpende behandeling. Al ^P*^® quot;
evenwel keert in de meeste gevallen de eige
warmte tot haren gewonen gang terug- ^^
Typisch voor iedere koorts zijn overigen^ ^^
rijzingen en dalingen, welke in een
plaats hebben, en waarvan
de daling gewoonu. ^
in de morgenuren, de rijzing des avonds
heeft- Gemiddeld staat de temperatuur s mor
gens een halven graad lager dan \'s avon \'
zoodat, wanneer bijv. de temperatuur \'smorg-
30°.5 bedraagt, des avonds bij eene eigenwarm^ ®
van 31° van geene verergering der
ziekte s^tü.i^\'\'
zijn kan. Een gelijk blijven of stijgen der tei^
peratuur tusschen den voorafgeganen avon
den daarop volgenden morgen moet
als een bewijs van verergering der ziekte wo
aangezien. Volgens Wunderlich worden hoog-
^^ondtemperaturen (32quot; R. en daarboven) in
^ algemeen door het organisme beter verdra-
j dan eene lagere temperatuur, die zich des
Morgens en des avonds gelijk blijft.
meest typisch verloopende ziektevorm is
W^l de febris intermittens. Uit de waarnemin-
van V. Barensprung en Michaël blijkt,
^^^ reeds voor het intreden van het stadium
■f *
^goris de temperatuur is gestegen. De graad
l^an verhooging is evenwel zeer verschillend;
y een en \'t zelfde individu nam Michaël een
II uur voor een\' koortsaanval eene tempera-
van 29° C. waar, terwijl in den daarop
^^Igenden aanval reeds 4 uur van te voren de
^®^peratuur tot 33quot;.3 geklommen was. In het
van koude klimt de temperatuur snel
bereikt meestal op het einde hiervan, somtijds
^quot;^enwei in het tijdperk van warmte, in enkele
^^\'^allen eerst in het tijdperk van zweet, haar
Ppiint. Von Barensprung vond in zijne waar-
^^lïiingen meestal het maximum der tempera-
^ bij den overgang van het tijdperk van
in da,t der warmte. Het maximum der
Niperatuur is gemiddeld gelegen tusschen 32°
R. ï op (Jeze hoogte evenwel blijft de
^^ Peratuur niet lang staan; na verloop van
^ ee uren begint zij meestal weder te dalen.
. ^ daling heeft langzaam plaats; zij begint of
^ het tijdperk van warmte, of ook wel wanneer
het tijdperk van zweet reeds is ingetreden- P
het einde hiervan is evenwel de tenipe^quot;^^^^
nog niet tot de norma teruggekeerd, 20
bij het einde der objective koortsverschijnse
evenals bij hun begin eene verhoogde temp
ratuur wordt waargenomen. In het alge^®®^
geschiedt de daling veel langzamer dan ^^
klimming; zij heeft dit eigenaardige, ^^^
de temperatuur gedurende eenige niinnten P
dezelfde hoogte blijft, daarop in 5 a 10
Vio a Vio van een graad daalt, vervolgens w
eenige minuten op dezelfde hoogte blijft \'
om daarna weder te dalen. De
gebrokene
welke deze daling daarstelt, verkrijgt ^^ ^^
de vorm van een terras, zoo als zulks Mie
door waarnemingen, van 5 tot 5 minuten gedaa. 7
heeft aangetoond. Tusschen twee koor^ ^ ^^
vallen daalt de warmte veelal iets ondei ^--quot; _
normaal standpunt; somtijds evenwel blijft
er iets boven. Na gebruik van . een
werend middel wordt somtijds op hetzelfde u^i,
waarop de vorige koortsaanvallen plaats n
eene afwijking der eigenwarmte waargenome^
zonder dat hierbij evenwel andere obje ^
of subjectieve ziekteverschijnselen optreden. ^^^
Bij uitslagkoortsen duurt de
temperatuur gewoonlijk langer dan m ^^^^^
intermittens. Bij typhus exantheniaticus ^^^^^
zij op den vierden dag gewoonlijknbsp;^
-ocr page 25-l^^ïit bereikt (32° è, 33° R); van daar af ver-
^^^Pt volgens Wunderlich de ziekte naar
verschillende typen. Volgens hem neemt
^^ïi iix ligte gevallen na den vierden dag reeds
^^He geringe afname der temperatuur waar,
den zevenden dag nog aanzienlijker
^•^^dt; hierop volgt in het begin der tweede
eene korte klimming, waarna de tempe-
^ al spoedig weder daalt, om met ofzon-
^^i\'cle korte klimming in het laatst der
^ ®ede wêek of in het begin der derde tot de
^ ^^a terug te keeren. In zware gevallen blijft
^^^ Eigenwarmte nagenoeg op dezelfde hoogte
^ aan den twaalfden dag, soms tot het einde
V tweede of tot het begin der derde week.
^^ ^gte en zware gevallen bedraagt in \'t begin
^^^ daling \'s morgens een hal ven graad; allengs
het
verschil tusschen morgen en avond
(74°). Deze ziekte is daardoor onder-
iden van typhus abdominalis, waar de
^hulen in temperatuur tusschen morgen en
afïx S^\'^oter zijn; nog meer evenwel door de
^at\'^^ der koorts, welke bij typhus exanthe-
Us ^^^^ ïneestal kritisch, bij typhus abdomina-
^^ gewoonlijk lytisch eindigt. De koorts eindigt
ïonbsp;kritisch bij mazelen en aangezigts-
\' m deze laatste ziekte heeft het begin der
^ ^\'uuderlich,
Archiv furphysiol. Heilkunde, Jahrg. 1858.
-ocr page 26-krisis tusschen den vierden en den achts e^
dag plaats; evenzoo eindigt bij pokken ^
eerste koortsaanval, welke bij het aanor ^^
van het exantheem ophoudt, snel; in ^es ^^
dertig uren kan de temperatuur drie graden e
meer dalen. In de koorts, die het tijdpei ^
der suppuratie vergezelt, heeft de afname lang
zamer plaats.nbsp;^^^
Bi] pneumonie verloopt de koorts tot op
vierden of vijfden dag als eene hevige continn
Volgens Wunderlich treedt alsdan dé krisis in;
of wel eene kleine daling, waarna de ^^^^^^
ratuur wederom rijst, om dan op den ze
of zevenden dag kritisch te eindigen.nbsp;^^
Een veel minder kritisch verloop dan ^^
pneumonie en typhus exanthematicus yolg^
typhus abdominalis. Volgens Wunderlicn
loopt in deze ziekte gedurende de eerste
\'nbsp;■■nbsp;A morgen
de eigenwarmte zoodanig, dat zij van cien o ^
tot den avond ongeveer een\' graad klimt,
zij van den avond tot den morgen een
graad daalt. Op den derden of vierden dag berei ^^
de temperatuur haar toppunt (minstens \' ^^^
Ligte en zware gevallen verloopen in de t^e^^^
helft der eerste week nog tamelijk gebj ^ ^^
In ligte gevallen neemt men in de
week \'s morgens aanzienlijke temperatuur ^^^^
gen waar, terwijl des avonds de tempera
nog 32° bedraagt. Deze remissies worden al eng
gïooter en gaan in de derde week in de deferves-
^^ntie over. Het verscliil in temperatuur tus-
quot;^Hen morgen en avond bedraagt dan somtijds
^ ^ 3 graden. In zware gevallen is de tempe-
^^tuur des morgens nagenoeg gelijk aan die
\'s avonds; eerst in de derde, vierde of vijfde
^\'^\'eek begint de eigenwarmte des morgens te dalen,
■^iddentypen tusschen ligte en zware gevallen
evenwel niet zeldzaam; ook komen nog al
afwijkingen in deze ziekte van den gere-
§elden gang der temperatuur voor; zij worden
^^ bet algemeen veroorzaakt door een\' hevigen
^^tarrhus bronchorum, hypostatische pneumonie
^^ door complicaties met andere ontstekings-
ï^^ocessen.
Ook in chronische van koorts vergezeld gaande
l^^^kten schijnt de gang der eigenwarmte aan
^paalde regelen gebonden te zijn. Jochmann^)
Verdeelt dit verloop in drie typen, al naarmate
® temperatuur \'s morgens en \'s avonds nagenoeg
^^ geheel normaal is; of \'s avonds hooger is
^^^ des morgens; of eindelijk naarmate zij in
gevallen veel boven de norma is verheven.
®^loopt de ziekte volgens de tweede type,
^^arbij de morgentemperatuur normaal is of
iets lager dan normaal zijn kan, dan kan
Bochmann, Beobachtungen über die Körperwarme in
\' \'^\'^öische Krankheiten, Eerlin, 1853,
het voorkomen, dat des avonds de eigenwarmte
slechts weinig hooger is dan des morgens, maar
ook dat tusschen heide temperaturen een aan
zienlijk verschil bestaat. Verloopt de zie
volgens de derde type, dan bereikt zij haar
maximum in het verloop van een etmaal
sommige gevallen des morgens, in andere
avonds, somwijlen evenwel ook in de voor
middaguren. Dezelfde ziekte volgt gewoonljj^^
slechts korten tijd één verloop, maar gaat vee
van de eene type in de andere over.
oyer de subjectieve gewaarwordinoe^
koorts, in verband beschouwd iet dh
eigenwarïte.
De oude meening, dat in het tijdperk
koude eener koorts de eigenwarmte zotide g -^
zonken ziin, werd het eerst
wederlegd dooi
de Haen. Later werd het onjuiste van ciii^ »
voelen bevestigd door de waarnemingen van
Gierse, von Bärensprung en anderen, volgen^
welke de temperatuur in het stadium
eener febris intermittens reeds tot 32° en
hooger is gestegen. Dat het gevoel van ^o
en hitte in geen verband staat met de a bso
temperatuur der
inwendige ligchaamsdeelen?
maar veel meer afhangt van de meerdere
^^iiidere hoeveelheid bloed, welke zich in de
^^id bevindt, bewijst Jochmann door het vol-
gende: een lijder aan chronische tuberculose
klaagde op eenen morgen over een hevig gevoel
hitte; de temperatuur bedroeg op dat
•^Ogenblik d7°A C.; op den avond van den daarop
^^%enden dag ondervond dezelfde lijder een
^evig geYQei yan koude bij eene eigenwarmte
40° R.; met het gevoel van hitte ging eene
^^normale roodheid der huid gepaard, terwijl
l^leekheid der huid gedurende den aanval
koude minder uitkwam. Bij eene bloed-
van 35°. 2 C. en matig roode huid onder-
^oxid dezelfde lijder noch koude, noch hitte.
Wanneer in het tijdperk van koude eener
^^orts de lijder rilt en over een gevoel van
^^üde klaagt, dan zijn veelal de vaten der
^id zamengetrokken; de hoeveelheid bloed in
\'^at orgaan en derhalve ook de temperatuur zijn
^^sdan verminderd; de huid ziet bleek en voelt
aan. Von Barensprung vond de tempe-
ratuur van de huid der handpalm in eenen
^^^val van koude van 22° tot 26°R., terwijl
^^^ bij een gezond individu 28° tot 29°.5 be-
dïaagt.
^aat de lijder nu in het tijdperk van warmte
koorts over, dan verslappen de vaatwanden
en
/ li
^^ buid, dit orgaan wordt daardoor bloedrijker
^ijne temperatuur stijgt.
-ocr page 30-Niet in alle gevallen evenwel, waarin cle
der over koude of warmte klaagt,
hieraan eene lagere of hoogere temperatnu
huid. In ligte koortsverheffing kan een koort^
lijder koude gevoelen en evenwel zijne hm
tamelijk warm zijn. Zoo gevoelt ook in eenen
aanval van febris intermittens de
len nog dan koude, wanneer de bleekheid
huid reeds lang is verdwenen. Thierfelder
nam in typhus waar, dat somtijds de li] ^
over koude klagen, zonder dat hieraan ohjec
tieve verschijnselen beantwoorden. Daarenteg®^
schijnt een gevoel van hitte meer beste .
zamen te vallen met eene verhoogde huidwarn
Jochmann nam het eene verschijnsel nooit z^
der het andere waar. Dit bevestigt ook Thie^
felder in zijne waarnemingen over typhns. ^
Wanneer in den tijd tusschen twee waarneinm
een
gen een koortslijder geklaagd had over ^^^
gevoel van koude, nam Jochmann waai ,
in dien tijd altijd de temperatuur gestegen waS;
terwijl hij, zoo dikwijls hij den thermometer
in het tijdperk van koude zelf appliceerde;
toos eene snelle rijzing der temperatuur ^ ^
nam. In deze vermeerdering van de ^
warmte meent hij, dat eene voorname, w® ^
de eenige oorzaak van het gevoel van
1) Thierfelder, Archiv für physiol. Heilkunde, Jahrg-
-ocr page 31-^^^oet gezocht worden. De warmteverhooging
het bloed zoude dan vooral dit verschijnsel
^^ïi gevolge hebben, wanneer zij snel tot stand
komt en nog al aanzienlijk is; terwijl bij eene
^eer langzame rijzing der temperatuur dit gevoel
koude niet zoude ontstaan. Ook schijnt vol-
ê\'eüs lie^-j^ subjectieve gevoeligheid van den lijder
^ede in het spel te treden.
Klaagde daarentegen de lijder over een ge-
^•^el van warmte, dan nam Jochmann dikwijls
daling der eigenwarmte waar.
Het zij hier kortelijk vermeld, hoezeer de ver-
wijzigingen in de hoeveelheid bloed,
^^\'elke door de huid stroomt, het zelfs voor den
^^eest geoefenden waarnemer onmogelijk maken,
^^ zonder gebruik van den thermometer ten
Naastenbij de temperatuur van de inwendige
^^gchaamsdeelen te bepalen. In de meeste gevallen
\'^^oreerst komt de temperatuur der huid zelden
die der inwendige ligchaamsdeelen overeen,
de tweede plaats daarenboven zal bij gelijke
^^lïiperatuur der huid dit orgaan aan den waar-
Netnej. in sommige gevallen veel warmer toe-
dan in andere, omdat zij in het eene
geval veel meer bloed bevat dan in het andere,
^^ omdat daarvan de hoeveelheid warmte af-
^^^gt, welke de huid aan de hand van den
Waarnemer door uitstraling mededeelt.
OVEE BE POLSFREQÜENTIE IN VEEBAND ÏET ^^
EIGENWARÏTE,
Terwijl men vroeger, om de hevigheid quot;V\'^n
een koortsproces te beoordeelen, alleen de
gesteldheid van den pols in acht nam, en nie*
meer dan oppervlakkig de eigenwarmte bepaalde?
heeft men in den laatsten tiid meer in omge
keerden zin gehandeld, en misschien wat
veel aan de bepalingen der temperatuur boven
die der polsfrequentie de voorkeur gegeven-
Beide verschijnselen geven in koorts een
aan de hand, om in getallen de hevigheid van
het verbrandingsproces, dat in het organism®
plaats heeft, uit te drukken; men kan evenw ^
in het eene en het andere geval de intensitei\'\'\'
van het proces slechts ten naastenby bepalen-
De versnelling toch van den pols is slechts
een der factoren, waardoor eene meer levendig-\'
stofwisseling in het organisme wordt daarge
steld ; de snelheid der ademhaling, de quanti-
teit en de qualiteit van het bloed wijzigen van
haren kant evenzeer het verbrandingsproces.
Van den anderen kant moet men evenwel niet
vergeten, dat de bepalingen der temperatuur
niets meer zijn dan bepalingen van de zooge
noemde eigenwarmte, welke volstrekt niet altij
beantwoordt aan de hoeveelheid warmte, die
in het organisme wordt ontwikkeld. Evenmm
men in de physiologie bij de verscliillende
\'^^ersoorten uit de lioogte hunner eigenwarmte
mag
besluiten tot de sterkte van het verbran-
^^ögsproces, dat in hun organisme plaats grijpt,
^^dat het warmteverlies langs de huid iDij de
of andere diersoort een verschillend zijn
kan, evenmin zal men in de pathologie kunnen
^^-niiemen, dat de getallen, welke de hoegroot-
1nbsp;7nbsp;Onbsp;\'
der eigenwarmte aangeven, eene juiste
^itdrukking zijn voor de hevigheid der koorts,
is waar, dat de vermeerderde producten
stofwisseling, die worden uitgescheiden,
^Wede de afname van het ligchaamsgewigt,
in koorts meestal plaats grijpt, er in het
ëeineen op wijzen, dat de verhooging der
^^geiiwarmte in koorts het gevolg moet zijn van
vermeerderde stofomzetting, zoolang even-
niet met naauwkenrigheid is bewezen, dat
een gegeven geval aan de rijzingen en dalin-
^^^ der eigenwarmte gelijke verschillen in de
^^^escheidene productfen der stofwisseling be-
^ntAVoorden, is men mijns inziens geregtigd,
kleinere verschillen in de eigenwarmte
\'^^etizeer aan een vermeerderd of verminderd
^ïmteverlies, als aan eene verhoogde of ver-
^gcle stofomzetting toe te schrijven,
^oor deze meening pleit eenigzins het feit,
Wanneer in eene koorts de lijder geklaagd
^eft over een gevoel van koude, de tempera-
tuur meestal is gerezen, terwijl
daarentegen
na eenen aanval van warmte zijne temperatuni
meestal daalt. Wij hebben gezien, dat wanneer
een lijder klaagt over een gevoel van koude?
alsdan veelal, hoewel niet altijd, de huidvaten
zijn te zamen getrokken. Hierdoor verminder^
natuurlijk de hoeveelheid bloed in de huid\'
daardoor gaat minder warmte door uitstraling
verloren, waarvan eene verkleining van b®^
warmteverlies en dien ten gevolge bij
dezelfde
warmteproductie eene verhooging der eigen
warmte het natuurlijk gevolg moet zijn. In n®\'
tijdperk van warmte daarentegen
zijndehuidvaten
altijd O vervuld met bloed, waardoor een grooteiquot;
verlies van warmte door uitstraling moet plaa^^^
hebben; bij dezelfde hevigheid van het sto^
wisselingsproces zal dan natuurlijk de eigen
warmte moeten dalen. Jochmann, welke de^®
rijzingen en dalingen der eigenwarmte n^
het intreden van het tijdperk van koude ^
warmte waarnam, meent, zooals wij gezi®\'^
hebben, het gevoel van koude en hitte aan
eene snelle verhooging of verlaging van
bloed warmte te moeten toeschrijven.
wel het denkbaar is, dat de bloedwarinte?
door snel te stijgen, een\' ongewonen priK^
op het zenuwstelsel kan uitoefenen, en daardo^^
eene zamentrekking der vaatwanden in de hm ^
zal ten gevolge hebben, zoo is het evenW
den anderen kant niet minder waar, dat
vaatcontractie, welke het gevolg was
eene verhoogde hloedwarmte, op hare
als oorzaak moet optreden en de bloed-
^armte nog meer zal doen stijgen, omdat zij het
Warmteverlies vermindert. Evenzoo komt het
»
aannemelijk voor, wanneer bij een\' koorts-
lijder met eene abnormale bloedrijkheid der
Vid eene daling der eigenwarmte gepaard
, deze laatste aan eene vermeerdering
het warmteverlies langs de huid toe te
Schrijven.
Öoe zulks ook moge zijn, zoo levert evenwel
^^ bepaling der eigenwarmte in koorts verschil-
lende voordeelen op boven de bepaling van de
i\'adheid van den pols. In de eerste plaats is
eigenwarmte een zekerder maatstaf dan de
polsfrequentie, omdat deze laatste bij verschil-
lende individu\'s en op verschillende leeftijden
eeiie zeer groote verscheidenheid oplevert, zoo-
^^^ in een gegeven geval vooraf de polsfrequen-
van het individu dient bekend te zijn, om
^quot;^er het al of niet aanwezig zijn van koorts
kunnen oordeelen; terwijl daarentegen de
^^genwarmte in eiken leeftijd bij iedere consti-
patie en temperament als eene bekende groot-
l^eid kan beschouwd worden. Zoo zal somtijds
koorts de pols normaal kunnen zijn of zelfs
Vertraagd schijnen, terwijl de temperatuur ver-
hoogd is. Hiervan geeft Traubenbsp;een voorbeel
een sterk gebouwd mannelijk individu leed aan
een acuten catarrh der trachea; op het ein
van den vierden dag was zijne eigenwarmte
39lt;\'.25 C. geklommen, zijn pols sloeg 73 slagen i»
eene minuut; op den vijfden dag was des morgei®
de temperatuur 40% de pols 68, des avonds
de temperat. 39quot;.95 , de pols 60 ; op den zesden
dag \'s morgens temp. 39% pols 56, \'s avon s
temper. 39\'\'.5, pols 60; op den zevenden dag
\'s morgens temperat. 38\'\'.5, pols 52, \'s avon ƒ
temperat. 37.5, pols 52% op den achtsten dag
\'smorgens temperat. 37°.42% pols 48.
In de tweede plaats volgt in vele met kooiquot;quot;^
verloopende ziektevormen de eigenwarmte een
typischen gang; zij is bij den aanvang ^^
koorts, in haar verloop, alsmede gedurende
afname aan een bepaald verloop gebonden,
welk in ovei-eenstemming schijnt te zijn m-^
de ontwikkeling en den gang van het eigenlij
ziekteproces, dat die koorts ten gevolge he ^^ •
Afwijkingen van zoodanigen typischen gang ziJ»
evenwel niet zeldzaam; al spoedig echter ke
de eigenwarmte tot haren gewonen gang terug-
Volgens Wunderlich worden de meest gewone
afwijkingen in de temperatuur veroorzaakt door
eenen ruimen stoelgang of door terughouding
1) Traube, über Krisen und kritischen Tage.
-ocr page 37-de faeces, door ontlasting van eene over-
^^Ide blaas, door spontaan of kunstmatig ver-
bloedverlies, door het overbrengen
^^^ den zieke van de eene plaats naar de
^dere, door misslagen in de voeding, enz.
^ ^ pols biedt ons in het verloop eener
^^rts geenszins eenen zoodanigen typischen
aan; hij staat daarenboven meer onder
invloed van uitwendige en meer toe-
^^llige omstandigheden. Het is bijv. bekend,
bij typhus exanthematicus het verschil in
P^ksfrequentie aanzienlijk is, al naar gelang de
zich in eene horizontale, of in eene ver-
positie bevindt.
Terwijl dus in verreweg de meeste gevallen
^^He verhooging der eigenwarmte een veel ze-
^^ï\'der bewijs is voor het aanwezig zijn van
dan een abnormaal getal polsslagen, zal
somtijds evenwel eerder uit het laatste
dan uit het eerste een besluit mo-
^^^ trekken tot het aanwezig zijn van een
^^^^ts veroorzakend moment in het organisme.
^ ^nneer toch gedurende eenigen tijd eene ver-
stofwisseling in het ligchaam heeft plaats
dan zal eindelijk de inanitie haren
^^^loed doen gevoelen; de hoegrootheid der
;geiiwarmte zal
alsdan geen zuiver denkbeeld
^^ kunnen geven omtrent het al of niet
quot;^ezig 2ijn van een koorts veroorzakend
moment. De eigenwarmte wordt alsdan de J®
sultante van twee krachten, die aan elkan
, . Aq
tegenovergesteld zijn; de eene kracht, d. i-
oorzaak der koorts, verhoogt de eigenwarm^^
de andere, d. i. de inanitie, doet ze dalen,
grond voor deze inanitie is gedeeltelijk geleg^J^
in de verhoogde stofwisseling zelve, gedeelte ij
in de onthouding van voedsel. Dat zij, wanneer
eene koorts gedurende eenigen tijd in he^ ^^
ganisme heeft gewoed, haren invloed ^ ^
eigenwarmte doet gevoelen, blijkt daaruit;
wanneer het koortsproces is afgeloopen,
de verhoogde temperatuur voor eene abnorin^
lage plaats maakt. Men zal zich op deze wij-^^
kunnen voorstellen, dat in koorts (en voor ^
zal zulks in chronische ziektevormen het ge^^
zijn,) de verhoogde eigenwarmte langzamern
moet dalen en zelfs tot onder de norma zinkei^
zal, zonder dat daarom de oorzaak der kooi^
zal opgehouden hebben te werken. De typ ^
der koorts wordt dan eindelijk die eener tebH^
hectica, waarbij in de remissie de temperatun\'
normaal is of onder de norma daalt, ter^^iji zy
in de exacerbatie zich verre daarboven vei x ^
de eigenwaeite in verband ïet de zoo-
denaal^ide kritische uitscheidingen.
De overgang van de met koorts verloopende
^^ekten in genezing vangt aan met het eindi-
der koorts, d. i. het terugkeeren van de
Verhoogde eigenwarmte tot den normalen toe-
In sommige gevallen heeft dit terugkee-
^^^ tot de norma plotseling plaats (binnen de
^^ a 36 uur); men noemt deze wijze van
Eindigen krisis. Daartegenover staat de lysis,
^^arbij de verhoogde eigenwarmte langzamer-
dat is in het verloop van eenige dagen,
den normalen toestand terugkeert. Tus-
^^^heii deze beide vormen in staat de krisis incom-
^^^^a, waarbij de temperatuur op den een\' of
ónderen kritischen dag plotseling aanmerkelijk
daarna evenwel nog eenigen tijd in ma-
^^gen graad verhoogd blijft. Wunderlich bestem-
den overgang van de koorts in den koorts-
vrijen toestand met den naam van defervescentie;
y onderscheidt drie wijzen, waarop de koorts
defervesceren, al naar gelang de afname
. temperatuur binnen de zes en dertig uur,
JN twee tot drie dagen, of in längeren tijd plaats
(rapide, protrahirte, lentescirende Defer-
quot;^escenz). Eene volkomene defervescentie is eene
^^odanige, waarbij de koorts geheel voor eenen
^ortsvrijen toestand plaats maakt. Eene on-
volkomene defervescentie noemt men het, wan
neer gedurende eenige dagen nog eene tempe^^
tuursverhooging van een halven tot één g^a^
overblijft.
De plotselinge daling der eigenwarmte (krisis)
geschiedt volgens Traube, ten minste wanneer
zij vóór den veertienden dag plaats heeft, op
den derden, vijfden, zevenden, negenden o
elfden dag. Van twee en vijftig door Traube
waargenomene ziektegevallen eindigden dertig
kritisch; deze dertig gevallen, waarvan tweemaa
het begin der ziekte niet juist kou
bepaald, eindigden op één na allen voor den
dag; in de zeven en twintig overblijvende g®
vallen had de krisis op eenen der genoemde
dagen plaats. Om verder zijne bewering
te staven, beroept Traube zich op tw®®
twintig gevallen van pneumonie, waarin weder
om altoos op een\' der genoemde dagen de krisi®
plaats had, behalve in één geval, waar zij
den zesden dag intrad.
Niet geheel hiermede in overeenstemming
de waarnemingen van Wünderlich, die in twaal
ligte en spontaan verloopende gevallen
pneumonie tweemaal eene krisis op den vierden, e»
eenmaal op den zesden dag zag intreden; terWiJ
hij in drie gevallen niet juist kon bepalen, of
krisis op den vierden, of op den vijfden dag
plaats had.
nog
en
Gewoonlijk gaat de snelle afname der tempe-
^^tuur in koorts vergezeld van de eene of andere
^^itische uitscheiding. Het veelvuldigst ziet men
^eiie ruime zweetafsclieiding intreden; minder
dikwijls komt een sediment in de urine; in
^ïikele gevallen ontstaat eene ruime ontlasting
faeces of van bloed uit het darmkanaal,
^ok; y^Qi eene bloeding uit andere organen, bijv. uit
neus of uit de vagina. Geen dezer uitscheidin-
komt evenwel in alle gevallen voor, en het
•^ïitbreekt niet aan waarnemingen, waarin men de
^^öiperatuur eensklaps zag dalen, zonder een
opgenoemde verschijnselen waar te nemen,
is (iaïi ook zeer waarschijnlijk, dat zij inde
heeste gevallen volstrekt niet in oorzakelijk
^^ïband staan met de krisis, hoewel zij, wat de
^^scheiding van zweet en de ontlasting van bloed
^^ïigaat, tot verlies van warmte aanleiding ge-
^^^ en daardoor de eigenwarmte noodzakelijk
dalen.
• ^en ziet toch dikwerf in het verloop eener
^\'^ïts eene ruime zweetafscheiding of eene nei-
der urine tot het vormen van een sediment
zonder dat deze verschijnselen door
^^^e krisis gevolgd worden. In sommige met
Qorts verloopende ziekten, bijv. in rheu-
^atisiïi^g articularis acutus, is de uitschei-
^^g van zweet een verschijnsel, dat aan het
^^Wle verloop der ziekte eigen is;,terwijl in
vele clironisclie, met koorts verloopende ziek ^
vormen van tijd tot tijd nachtelijk zweet in^^^®®^
gedurende hetwelk de temperatuur nu eens rijs ?
dan weder daalt. Dat zweetafscheiding niet^^
oorzaak der krisis moet worden aangeinerk ?
volgt uit de waarnemingen van Traube, ^
wien het nimmer gelukte, in verschillen-®
gevallen van typhus abdominalis door het
voorschijn doen treden van een ruim z^^ee ?
zelfs op kritische dagen, eene krisis daarte
stellen.
Het is ook natuurlijk, dat zoolang de ooi
zaak der koorts, welke aanleiding gaf tot eene
verhoogde stofwisseling en derhalve tot een\'
vermeerderde warmteproductie in het organism® ?
niet is opgeheven, alsdan eene afscheiding
zweet, zij moge dan al voor korten tijd een®
kleine daling der temperatuur ten gevolge he^
ben, nimmer aanleiding kan geven tot den
teruggang der eigenwarmte tot den normai®^
toestand. Alleen dan, wanneer de oorzaak deij
verhoogde warmteproductie is opgeheven,
eene ruime zweetafscheiding aanleiding kunne»
geven tot een spoediger verdwijnen van de»
voorraad warmtestof en alsdan het ontstaan
eener krisis kunnen helpen bevorderen.
Een\' grooteren invloed op de daling der ver
hoogde eigenwarmte schijnt bloedverlies uit ^^
oefenen, hetzij dan,
dat het spontaan gedurenu
A
W verloop eener ziekte te voorschijn treedt,
hetzij men liet door middel der knnst veroor-
zaakt. Het heeft in vele gevallen eene daling
temperatuur ten gevolge, die een graad en
^^^eer kan bedragen, en die somtijds het begin
18 eener krisis. Wunderlich nam in negen gevallen
pneumonie een spontaan bloedverlies waar
(^even maal kreeg de lijder eene neusbloeding, in
Wee gevallen trad de menstruatie in) ; in zeven
gevallen begon onmiddelijk na het intreden der
bloeding de temperatuur te zinken; in één geval
de daling der eigenwarmte eerst na verloop
\'^an vier en twintig uren, in een ander geval,
Nadat de menstruatie had opgehouden. Telkens
deze afname der eigenwarmte het begin
^ener snelle defervescentie (krisis); slechts een-
Niaal was de afname der koorts vertraagd,
\'^i\'aube deelt een geval mede van pleuro-pneu-
Nionie, waarm hij na een bloedverlies van
^Ngeveer zes oneen de temperatuur een graad
^^g dalen.
Hoezeer kunstmatige bloedonttrekkingen in
^^öimige ziektevormen bevorderlijk zijn aan de
daliïig der eigenwarmte, bleek mij uit het vol-
gende geval van pleuro-pneumonie, gecompliceerd
gastricismus, bij een vier-en-twintig jarig,
krachtig gebouwd mannelijk individu. De ziekte
gedurende den nacht met rillingen en een
^^^oel van koude begonnen, gedurende het ver-
loop van den derden dag werd patiënt in ^et
ziekenhuis opgenomen. Hij klaagde toen ovei
pijn in de regterzijde, die bij diepe ademhaling
vermeerderde; op eene omschrevene plaats on^
den regterborsttepel was de percussietoon mat,
het ademhalingsgeluid was aldaar zwak, de tong
was met een dik vuilgeel beslag belegd, pati®^^
had een\' vuilen adem, klaagde over voorho
pijn en gaf eenige schuimige, bloedige
op; ongeveer twee uren na de opname van
lijder bedroeg zijne temperatuur 32\'\'.2 R- ®
getal polsslagen bedroeg 110 in eene minnnt-
Aan patiënt wordt eene venaesectie gedaan van
zes oneen; onder den regter borsttepel worden
zes bloedzuigers geplaatst, terwijl een emeticum?
bestaande uit 1 gr. tart. emet. en 10 gr- p- ^^
ipecac., wordt voorgeschreven. Des avonds wa
de temperatuur 30° 6, de pols 118; quot;^P quot;t^o
volgenden morgen bedroeg de temperatuur
R., de pols 75 slagen in ééne minuut, ^e ^
rende een tijdsverloop van 24 uren was a
de eigenwarmte 3° 2 R. gedaald; men kan
evenwel in dit geval de temperatuursdalmg
niet geheel aan het geleden bloedverlies
schrijven, omdat de ruime evacuatie van
contenta van het darmkanaal per os et pe
anum, die na het toedienen van het emeticnni
volgde, waarschijnlijk ook bevorderlijk zal ge
zijn aan het zinken der temperatuur. In het -
van denzelfden dag begon de lijder wederom
P® klagen over een gevoel van koude; des avonds
Was de temperatuur weder aanmerkelijk gere-
den, terwijl de matheid der percussietoon eene
gPootere uitbreiding had verkregen. De ziekte,
Welke dus in dit geval tengevolge eener ingrij-
pende kuur kritisch scheen geeindigd te zijn,
iiield door eene verdere uitbreiding der ont-
van de pleura, waarschijnlijk veroor-
^aakt door het vatten van koude, waaraan de
lijder.
die zich buiten bed had begeven, zich
blootgesteld, nog eenige dagen aan; de
eigenwarmte klom evenwel niet weder tot die
lioo
\'gte, die zij
in het begin der ziekte had
Dat bloedonttrekkingen overigens, evenzeer
^Is eene spontaan intredende bloeding, de eigen-
Warmte niet alleen kunnen doen dalen, maar
in sommige gevallen een\' bepaald gunstigen
invloed op het verder verloop der ziekte uit-
oefenen, blijkt uit de waarnemingen van Wun-
\'^erlich^ die bij pneumonie na het doen eener
^enaesectie op den eersten of tweeden dag der
blekte, niet alleen eene aanmerkelijke daling der
^^genwarmte zag intreden, maar op deze daling
eene veel sneller verloopende afname der
^orts zag volgen, dan in die gevallen, welke, wat
hevigheid en de uitgebreidheid van het ont-
^^ekingspi-oces aangaat, nagenoeg met de vorige
gelijk sóonden, doch waarin geene aderlating
was geda,an.
Zie daar, waarde lezer! een beknopt
treksel uit datgene, wat ik in verschillen^^
werken, welke over de temperatuursverhooginn
in koorts handelen, vond opgeteekend. ^
nt hel\'
voornemen om eigene waarnemingen ^^ ^^
hoofdonderwerp van mijn akademisch P^o®
schrift te maken stuiten af op moeijelijkhe e^
van onderscheidenen aard, o. a. ontbrak nai^^^^^
tijd om een genoegzaam getal gevallen ^^ ^ ^^
zamelen. Moge het weinige, dat ik heb ^^^^
nen doen, verschooning in uwe oogen vin e
^iet een van de ziekteverschijnselen, die bij
koorts voorkomen, is constant; verhooging der
^%enwarmte moet wel als bet meest voorko-
kende symptoom worden opgevat, zij kan ech-
^^^ ook ontbreken.
. ^ij typhus abdominalis is in \'t begin der
plekte de aanwending eener groote dosis calomel
V a 6 grein) aan te bevelen.
III
Spieren bezitten geene eigene gevoelszenuwe»*
vol\'
Het komt mij voor dat Lebert op geene
doende gronden het bestaan van abortief-typhtt®
aanneemt.
V.
De diuretische werking der digitalis\' in haï^®
gebreken, berust enkel op eene regeling
den bloedsomloop.
VI.
De therapeutische werking van baden in
wendige ziekten is onafhankelijk van hunn®
chemische bestanddeelen.
VIL
Niet in elke ziekte geldt het gezegde va»
Celsus:
Morbi non eloquentia, sed remediis curantui-
-ocr page 49-Het g-ebruik van chloroform moet bij de ba-
O
r^ïig zoo veel mogelijk vermeden worden.
^^ctomi
de
^ij been- en gewrichtsaandoeningen moet eene
?*^bjktijdig voorkomende albuminurie meer als
k^icatie dan als contra-indicatie voor eene ope-
ratieve kuur worden beschouwd.
^ij spondylarthrocace moeten congéstie-abs-
^^ssen somwijlen geopend worden; de vrees voor
\'^lt;iringing van lucht is overdreven.
In alle tijdperken van glaucoma is de iri-
lie aangewezen.
^ij hydrocele is als radicale geneesmethode
^ incisie der tunica vaginalis te verkiezen
de punctie met opvolgende injectie.
Bij ontsteking van uitwendige deelen is
beter met ijs gevulde blazen, dan wel koi
het
omslagen aan te wenden.