-ocr page 1-

OVER

ï^rkenning en wettiging

NATUURLIJKE KINDEREN.

-ocr page 2-

■J-1 ■/t^-.

W-

■1 A-

-ocr page 3-

OVER

erkejjning en wettiging

NATUURLIJKE KUSDEREN.

academisch proefschrift,

op gezag yan den rectoe magnificus

G. J. LONCQ, CJ. Z^

HOOGLEEBAAK IN DB GENEESKÜHDB ,

\'^ET toestemming van den academischen senaat

gt;

gt;

volgens besluit

DER REGTSGELEERDE FACULTEIT , \'

TEB. VEEKWJGIMQ VAU DEN

GRAAÖ ¥Aä BöGïüil
in het romeinsch en hedendaagsch regt

aan db hoogeschool te utrecht

TE VERDEDIGEN DOOK

Samuel john van limbueg stirum,

VAN KOLLUM (PUOTINCIE EUIESLAND.)

op woensdag den 15. october 1863, dbs namiddags te 3 ube.

uteecht,

J. DE KRUYFF.
1 8 6 2.

-ocr page 4-

ƒ

. ■ ■^■.my^anbsp;WW refill

ii\'rwrifnbsp;•■/v

- .nbsp;■ t ; \' , =

If. ■■nbsp;■ ■ • 1 . V. . f., _

r

t«»

-ocr page 5-

I N L E 1 1) 1 N G.

\'°ilt;iende algem. bepal. art. 6. Zie ook C. E. Vaillant,

Indien er iets is dat, bij de zamenstelling van
Burgerlijk Wetboek, des wetgevers bijzon-
^^fe aandacht geacht mag worden te verdienen,
is de aanwijzing niet slechts hoe de verschil-
staat dien de burgers in de maatschappij
^\'^nnen bezitten, wordt verkregen en bewezen,

)\'Staat der personen: „dat wil zeggen hun algemeenen toe-
^ hunne bevoegdheid of onbevoegdheid om regtshandelingen
quot;^^errigten.quot;
Mr. C. W. Opzoomek, Aanteeken. op de wet
algem. be
^^»dboek. Inleiding.

-ocr page 6-

maar de omschrijving vooral van de wijzen»
waarop die staat veranderingen kan ondergaan
en van de gevolgen
, die aan elke staats-verwis

seling zijn verbonden.

Immers de regten, die een persoon heeft; de
verphgtingen, die hem zijn opgelegd; de
betrek
kingen , waarin hij ten opzigte zijner medeburgeiquot;^
is geplaatst; ze worden bepaald door zijnen
staat.
ze vervi^isselen en verschillen naar mate zijn staai\'
wijzigingen of veranderingen
ondergaat.

Geldt dit met betrekking tot elke staatsver-
andering in het algemeen , niet het minste is het
zóó ten opzigte van eene bijzondere verwisseling\'
die aan eenigen uit een geheel bijzondere klas»e
van personen te beurt kan vallen. Wij bedoele»
die verwisseling, waardoor buiten
huwelijk
boren kinderen tot een beteren toestand kunne»
geraken , dan die is, welken zij ten gevolge hunnei*
onwettige geboorte bezitten.

Hier toch is het niet het belang van die

-ocr page 7-

Personen alléén dat ter sprake komt, zoo als in
^ïidere gevallen meestal pleegt te geschieden,
quot;^^ar ook dat van hen uit wie zij zijn voortge-
komen en van diegenen, die uit diezelfde ouders
geboren ; terwijl tevens het belang van de
gavische maatschappij er in betrokken is, die in
haar midden eensklaps personen eene plaats ziet
^•^iiemen, die hun oorspronkelijk was ontzegd ,
^mdat door hun ontstaan de beginselen werden
geschonden, welker handhaving voor het behoud
maatschappij allezins noodig is te achten,
^ij willen de bepalingen, dienaangaande in
Wetboek voorkomende, kortelijk nagaan, waar
na eerst een enkelwoord te hebben doen voor-
^n over natuurlijke kinderen in het algemeen,
en ander wenschen in het midden te brengen:
quot;oyey erkenning en wettiging_van zoodanige kin-
^^Ten en over hare gevolgenquot;

Hoogst eenvoudig zal het betoog zijn dat wij
Saan leveren; niet anders als eene korte schets,

-ocr page 8-

aan welker vollediglieid veel zal ontbreken. Van
de geringheid onzer krachten zijn wij ons bewust,
en geen doorwrocht werk kan worden
verwacht
van hem, die nog het maatschappelijk leve»
moet gaan intreden.

Daarom roepen wij de toegevendheid in va»
elk, die deze bladen ter hand zal nemen.

-ocr page 9-

HOOFDSTUK I.

Over natTanrlijke kinderen in h.et
algemeen.

Eene bepaling van natuurlijke kinderen wordt
in ons Burgerlijk Wetboek niet gevonden. Zij
kwam voor in het ontwerp van 1820;^) maar
^^n heeft haar, op voorbeeld van den Code
Civil, in onze tegenwoordige wet teregt weg-
gelaten.

Bepalingen moeten, — verschillende schrijvers
^eden het meermalen opmerken, — door den
Wetgever zooveel mogelijk worden vermeden; —
eene bepaling van
onwettige kinderen, was,
bij de voorschriften omtrent wettige kinderen
gegeven, geheel onnoodig.quot;)

\') Art. 527.

iMr. W. B. Donkek Cüetiüs. Vrijmoedige aanmerkingen
iet ontwerp enz.
H. IV, p. 232.

-ocr page 10-

Onwettige kinderen noemen wij met het oog
op die voorschriften de zoodanige, die //buiten
huwelijk zijn verwekt en geboren.quot;

Wij zeggen verweht en geboren.

Zoo bepaalt ook Mr. Diephuis , •) en wiJ
geven aan zijne bepaling de voorkeur boven die

van Mr. C. E. Vaillant: //natuurlijke kinderen

zijn diegenen, welke buiten huwelijk zij»
boren.

Trfimers het is niet de geboorte alléén, waarui
tot de wettigheid of onwettigheid van een
kind kar-
worden
besloten; ook de onwettigheid van een
kind
staande huwelijk geboren , kan worden
weerd en bewezen; het is de geboorte in ver
band met het tijdstip, waarop het
gerekend kan
worden verwekt te zijn,
die den staat van
kind eigenlijk bepaalt.

Men noemt zulke kinderen in het algenis^
onwettige hinderen d, i. kinderen niet naaf
toet,
tusschen wie en wier ouders geene wette

118.

Het Ned, Burgerl. Wetb. 2e druk. D II n». 334 p.

2)nbsp;Op. laud. p. 139. Ook Toülliee Le droit civil til oh.

• -p quot; wat

w 915 definieert hen. „ceux, qui sont ne\'s hors mariage,
hij echter iets later zegt, waar hij handelt over de oildersc ei
van natuurlijke kinderen (nquot;. 917) „car c\'est l\'epoque de
ception qui fixe l\'état de l\'enfantquot; is ook pro parle op dî®
ren
in het algemeen toepasselijk, zooals wij in den tekst aanwijze

3)nbsp;Art. 306 , 307 B. W.

•gt;) Mr. C. W. Opzoomeh. Ilct B. VV. 2e druk ad art. 305.

-ocr page 11-

^\'jke betrekking bestaat, die in den zin der wet
geene ouders bezitten.

Een meer gebruikelijke benaming, welke ook
^e Wet hun geeft, is die van
natuurlijke km-
^eren. De benaming echter van
onwettige als
d^nerieke naam was welligt verkieslijk geweest,
^er onderscheiding van de natuurlijke kinderen,
bepaaldelijk zoo genaamd, die slechts een onder-
deel uitmaken van de in het algemeen als onwet-
tige aangeduiden.

In het Oud-Hollandsch regt werden zij bastaar-
geheeten. J. van der Linden haalt eene
^i\'donn. aan van keizer Karel van den 19 Mei
waarbij in art. 28 //gestatueert is, dat
geene brieven van Legitimatie zullen verleend
^^orden voor
bastaarden, staande houwelijk ge-
ronnen enz.quot;
De Groot spreekt van uonwet-

\') Heze benaming is aan het Eomeinsche regt ontleend. De
^omeinsohe juristen gebruiken baar evenwel in meer beperkten zin ,
waarin ze door onze wet en het spraakgebruik wordt gebe-
^quot;Sd, Zij onderscheiden liberi spurii, adulterini, incestuosi en
en noemen; de laatsten: „nati ex concubina, cujus
quot;^atrimojjj^jj^ non ex legibus interdictum.quot;

Heinecuiüs Antiq. Enman. syntagma ed. Mühlenbi;ttch L. I
§ 20 not. g. PÜCHTA. Inst
TL p. 30S. L 10 C. de nat. lib.
-\')■ Nov. LXXXIX
15. De oudste naam is .\'^purü Heinec.
§ 19 L. 23 f, f. de statu hominis (I 5) lllegitimi is een woord
later tijd.
Heinecc 1. 1.

Verhandelingen over dö Judic. Practycq. D. 11, p. 282.
ïnleiding I. B.
12 D. n». 1.

-ocr page 12-

tigen gehören, die men van outs Kevis-kinderen
noemde.quot;

In het ontwerp van 1820 werden de ver-
schillende soorten aangewezen, waarin
onwettige
kinderen worden onderscheiden. Ons Burgerl-
Wetb. neemt die soorten als bekend aan,
geeft blootelijk stellige voorschriften (zoo als het
behoort) ter regeling van hun
toestand en van
de bevoegdheid en de regten der personen uit
wie zij zijn geboren.

Men kan hen gevoegelijk in twee klassen
verdeelen.

Tot de eerste zullen dan moeten gebragt wor-
den zij, //die (zoo als
Diephuis zegt) geboren
zijn uit ouders die, op het tijdstip waarop ziJ
verwekt zijn, noch wegens een bestaand hu-
welijk, noch wegens te naauwe bloedverwantschap

(beter: verboden graad van familie-betrekking)
verhinderd werden met elkander een
wettig
huwelijk aan te gaan.quot; Dat zijn de natuurlijke
kinderen in meer beperkten zin, door de Groot )
speelkinderen genaamd.

\')nbsp;Art.nbsp;528 vlgg.

2)nbsp;t. a.nbsp;p. nquot;. 325.

■■i) Uatnbsp;is immers het tijdstip, van waar men bij de beoordee

lingnbsp;vannbsp;natuurlijke kinderen moet uitgaan. Diephuis t. a. P-

nO 328. Toulliek n». 917.

*)nbsp;Inleidingnbsp;t.nbsp;a,nbsp;p.nbsp;nquot;nbsp;5nbsp;„Speelkinderen die geboren worden uijt

-ocr page 13-

Tot de tweede soort zij, die geboren zijn of
ouders die beiden of waarvan één, op het
^ydstip, waarop zij verwekt zijn, met een ander
gehuwd waren, 0/uit ouders, die elkander in te
kaauwen graad van bk)edverwantschap of zwa-
gerschap bestonden dan dat zij volgens de wet
^et elkander mogten trouwen.

Hiertoe behooren alzoo twee soorten: overspelige
bloedschendige
kinderen, tusschen wier toestand,
als wij later zien zullen, wederom onderscheid
bestaat. Bij
de Groot heeten zij overwonnen
hinderen : men noemde hen ook overwonnen bas-
^^arden.

Bij alle volken, die, bij uitsluiting van de po-
lygamie, het huwelijk heilig achten en reinheid
^^n zeden in eere houden, heeft de verachting
^oor schending der voorschriften van huwelijks-
trouw en zedelijkheid , ten allen tijde op den
toestand van onwettige kinderen teruggewerkt.
I^ikwijls met betrekking ook tot staatkundige
legten , bijna altijd ten opzigte van burgerlijke
\'^ßgten staan zij bij wettige kinderen zeer verre
achter.

^\'^ee ongetrouwde, die naar Regten te zamen hadden mogen
trou-^en.quot; Die bepaling is door de meeste auteuren overgenomen,
minder juist is wordt teregt door Mr.
Diephuis betoogd.

325 not. 3.

\') Diephuis nquot;. 326 , 327. De Gkoot. Inleiding t. a p 6,

-ocr page 14-

Zoo was het reeds bij de Romeinen. Ofschoon
daar hunne onwettige geboorte geen invloed op
het bezit
en genot van staatkundige regten
schijnt gehad te hebben, zoo waren zij echter
van onderscheiden burgerlijke regten verstoken.
Vooral was dat het geval met overspelige en bl ^^
schendige kinderen. //Ac primum quidem onim®
zegt Justinianus //qui ex nefariis, vel incestis»
//vel damnatis complexibus (neque enim nuptias
//vocabimus) nascitur, is nee naturalis
vocabitur,
//nee a parentibus alitur, nee cum hac l^g®
//quidquam commune habebit. \'

Ja zelfs de liberi naturales, op wie,
hoofde van de eigenaardige beschouwingen
Romeinen van het concubinaat, minder
smet kleefde, en tusschen wie en wier
vader e
maatschappelijke betrekking voor een gedeelte
althans bestond , misten als buiten de potestas
en de familie huns vaders staande, de J^ra
affnationis

• j - W il

In ons Vaderland was het niet anders. j
lezen bij de Groot: //\'t Verschil van wettige
//ende onwettige, plag voortijts groot te ziJquot; ••
//alsoo de onwettigen niet alleen uijt eer

\') Nov. LXXXIX. c. 1.5. De natural. liberis.

2)nbsp;PUCHTA II, p. 309.

3)nbsp;Heineciüs Antiq. L. I, t. 10 § 21.
Inleiding I B 12 D. nquot;. 7.

-ocr page 15-

quot;ampten waren uijtgesloten, maar ook jegens
quot;Wettig-geborerien niet mogten oorkonden.quot;
I^ater is dit veranderd en men heeft toen be-
grepen dat, moet ook tusschen wettige en on-
wettige onderscheid met betrekking tot burger-
lijke regten blijven bestaan , de misstap hunner
ouders, waaraan zij zeiven geheel onschuldig
geen regt geeft om hen te behandelen als
nitvaagsels van de maatschappij.

Het veroordeel tegen onwettige kinderen, dat
i\'eeds ten tijde van de Groot gedeeltelijk was
geweken, is bij den voortgang der beschaving
steeds meer verdwenen, en de latere wetgevers
^lebben de opheffing van verschil ten hunnen
opzigte, wat betreft het genot van staatkun-
dige regten , gehandhaafd. Dat zij echter met
\'betrekking tot het genot van burgerlijke regten
Niet de wettige niet volkomen gelijk kunnen
®taan, blijft zoo wel de eerbied voor de waardig-
lieid des \'huwelijks en voor de denkbeelden om-
\'^i\'ent zedelijkheid (zoo als wij boven zeiden),
^Is de billijkheid en regtvaardigheid, nog immer
Vorderen, en het kan ons daarom niet verwon-
deren dat ook ons burgerlijk wetboek het verschil
vau burgerlijke regten tusschen hen en wettige

\') Zoo was liet ook in Frankrijk, Toullieb L I. t. 7 oquot;. 935.

De Groot t. a. p. nquot;.

-ocr page 16-

kinderen in zijne voorschriften heeft bewaard.

In den zin der wet (wij vermeldden het reeds
ter loops) hebben zij geene ouders, en geene
betrekkingen. Den naam des vaders is het hun
niet vergmid te dragen: en ook de
moeder is
niet tot het geven van den haren
verpligt. )
Een ouderhjk huis bestaat voor hen met.\')
verpligting der ouders om voor de
opvoeding
en het onderhoud der kinderen, hetzij zij minder-
jarig zijn , hetzij meerderjarig, te zorgen, stre
zich tot hen niet uit.
Ook van het regt op

J p

de nalatenschap der ouders, die anders aan

kinderen toekomt, zijn zij geheel verstoken. )

Omgekeerd echter komt aan de ouders oOi

De

geen regt op hunne onwettige kinderen toe.
vaderlijke magt over die is hun ontzegd: )
vruchtgenot der goederen missen zij: hunne
toestemming tot het huwelijk wordt niet gevor-
derd : onderhoud kunnen zij van hen m®^

1) Het Wetb. Napoleon gaf hun ten op/igte der moeder ^^^
zelfde regten als wettige kinderen art. 260. Verg. de Groot
II 31 § 4.

Vaillant p. 139 vlgg.
3) Art. 78 B. W.

Art. 159, 383 B. W.
5) Art. 909 B. W.
fi) Art.
353. 355 B. W-

Art. 366 B. W.
8) Art. 92 , 98 B. W.

-ocr page 17-

vragen , en ook van de nalatenschap dier kinderen
2ijn zij buitengesloten.

Kortom de famiheband, waaraan al die regten
eïi verphgtingen hun ontstaan dank weten, be-
staat tusschen deze ouders en kinderen niet, omdat
liet
huwelijh ontbreekt, de verbindtenis die het
uitgangspunt van dien band raag worden genoemd.

Bij aldien de wetgever geen middel gegeven
W om dien ongunstigen toestand te verbeteren,
inderdaad hij zou het verwijt verdienen van zijne
roeping slecht te hebben begrepen.

Het bezit van alle burgerlijke regten is een
genot, waartoe alle burgers van den staat ge-
lijkelijk zijn geregtigd. Om dit elkander te
Waarborgen zijn de menschen in de maatschappij
en in den staat vereenigd, daartoe is aan de
hoogste magt in den staat de bevoegdheid gege-
ten om regelen en wetten vast te stellen en daar-
door ieders regten en bevoegdheid binnen bepaalde
grenzen af te bakenen en te omschrijven, opdat
ieder de regten die hem verzekerd zijn rustig
öaaar ook geheel zoude genieten. Tot dat vol
genot moet daarom de w^etgever elk zoo veel
niogelijk doen geraken.

Is het dan ook noodzakelijk om in het be-
lang van allen, sommigen daarvan uit te sluiten,

\') Art. 917 B. W,

-ocr page 18-

en alzoo het mindere aan hetgeen meerder is op
te offeren, waar
Uj, door wiens schuld alleen
die enkelen dat genot gedeeltelijk
missen, wil
herstellen wat hij misdeed en hergeven wat door
zijn misslag is verloren, daar moet de
wetgever
hem de hand reiken, daar moet hij den weg
daartoe openstellen , ja hem uitlokken dien te
bewandelen door die herstelling
mogelijk en g®quot;
makkelijk te maken.

Dat heeft hij ook gedaan. //La loi écoute leur
repentir,quot; zegt
Toullier en de middelen van
erkenning en wettiging hebben aan dat
schoon
denkbeeld des wetgevers hun ontstaan te danken-
Ook in die middelen evenwel was nog
eene
beperking noodzakelijk : en ze zijn dus in 200
verre slechts gegeven als daardoor niet
wordt ge-
treden in eens anders kring en zóó dat het
denkbeeld vmi zedelijkheid ongeschonden
wordt
bewaard, dat met de heiligheid van het huwelijk
mede de grondslag uitmaakt, waarop het welzijn
van den staat is gebouwd.

Tot de korte behandeling van die middelen
willen wij nu overgaan.

In afwijking van onzen wetgever, doch op
voorbeeld van de meeste auteurs, spreken
wiJ

\') Toullibr t. a. p. nquot;. 918.

=) Diephuis t. a. p. pag. 120. De Pinto Burg. Wetb. H §
JOL 3e druk, en anderen.

-ocr page 19-

Van erkenning het eerst, zoowel omdat die meer
^ttivattend is dan de wettiging en zich over
Si\'ooter tal onwettige kinderen kan uitstrekken,
^Is ook omdat geene wettiging zonder vooraf-
gaande erkenning kan geschieden.

Het ontwerp van 1820 en het Wetboek Na-
poleon handelden daarover in diezelfde orde.

-ocr page 20-

HOOFDSTUK H.

Over erkexLning van natixixrlijk©
kinderen.

Wij hebben hier het eerst te handelen over
erkenning in het algemeen.

Erkenning, zoo als die in ons tegenwoordig
wetboek voorkomt, was noch in het Romeinsche-,
noch in het Oud-Eransche-, noch in ons oude
regt bekend.

De geschiedenis van die instelling is ontwik-
keld
door Mr. J. Pons in een uitvoerig betoog )
welks lof het aan beter beoordeelaar dan wij zip\'
toekomt te verkondigen. Hij wijst daar aan

hoe
het

de erkenning het eerst ter sprake kwam m
verslag op den 4 Junij 1793 door
Cambaoébes
in de National-Conventie gedaan, toen de onge

\') Nieuwe Bedragen 1855, 5. pag. 318 vlgg.

-ocr page 21-

Hkige toestand van de natuurlijke kinderen in
I^rankrijk een tal verzoekschriften aan die ver-
gadering had doen rigten, waarbij verbetering
dien toestand werd verlangd: hoe ze daarna
^erd ontwikkeld, in de verschillende ontwerpen
opgenomen en eindelijk in den Code gebragt,
^i® thans de burgerlijke regten in Frankrijk
^®gelt. Hij doet verder zien hoe ze bij ons het
^^rst voorkwam in het ontwerp van 1820, waar-
ze, met verandering van redactie in de be-
palingen dien aangaande, in de latere ontwerpen
eindelijk in het tegenwoordig wetboek werd
overgenomen.

In datzelfde betoog, ~ en daarom verdient
^^^ vooral onze aandacht, — wordt verder dui-
delijk aangetoond wat de geschiedenis van beide
, ^Wetgevingen omtrent den
aard der erkenning
leert. Wij zullen ons er van onthouden dat hier
^^gniaals in het breede uit een te zetten;
verwijzen daartoe naar dat welgeschreven

stuk.

Ter juiste bepaling echter van het begrip van
regtsinstelling zij het ons vergund met ge-
noemden schrijver dienaangaande nog het vol-
§®nde te herinneren: dat Cambacérès in boven-
bedoeld verslag haar noemt: //le moyen de
^^nstaterquot;, en: //le moyen pour établir la

filiation;\'

het decreet van 12 Frimaire an

%

en
dat

-ocr page 22-

Il in art. 11 bepaalt; //Ne\'anmoins, eu cas
de mort de la mère avant
la publication du to

la reconnaissance du père, faite devant un
public, suffira
pour constater à son égard
de Venfant né hors du mariage et le rendre ha i e
à lui succéder;quot; dat én bij de discussiën ovei
het eerste ontwerp van den C. N. (waarover lO
de zitting der Conventie van 19
Brumaire an^ ^
werd gedelibereerd) , én in het discours pi^J^
minaire dat het tweede ontwerp van gezeg ƒ
Code (op 24 Prairial an IV aan den
Conseil es
cinq cent aangeboden) voorafging, door CaMB^
cÉRÈs de erkenning geheel op dezelfde wij»®
werd beschouwd ; dat bij de
aanbieding ^^
een nieuw ontwerp op 24 Thermidor an ^
waaruit de tegenwoordige Code is voortgekomen
ook PoRTALis , die het indiende, zich over

de

UUJl J: UK i AljliS , UXC liCl, IIILIICUU.^ , -----

erkenning in dien geest uitliet; eindelijk ƒ
zoo wel door de Regts-collégien
(aan wie da^
ontwerp ten fine van consideratien werd in han ^^^
gesteld) als door de leden der
vergadering , _
er over beraadslaagden: de erkenning stee s^
//une preuve de la paternitéquot;, en //une preuve
l\'étatquot; is genoemd.

\') Bij dat decreet werden de regten van natuurlijke
voorloopig geregeld tot aan de eventuele invoering van

projecteerden Code.

2) Deze beide ontwerpen werden nooit tot wet verbeven.

-ocr page 23-

l^at voorts ook bij ons omtrent erkenning
dezelfde beginselen geldende te achten zijn, als
^ie waarvan in Frankrijk werd uitgegaan, wordt
öoor Mr.
Pols aangewezen uit de bepahngen
Wan het ontwerp van 1820 en uit de omstan-
%heid\' dat uit niets bij de beraadslagingen over
het ontwerp van 1830 kan worden afgeleid, dat
toen zich van de erkenning andere begrip-
pen heeft gemaakt als weleer de zamenstellers
Wan den Pode en de vervaardigers van het ont-
werp van 1820 zich daarvan hadden gevormd.

iJit dit een en ander trekken wij met meer-
gertielden schrijver het gevolg dat erkenning niet
^\'ïders te beschouwen is dan als een
middel om
^^«e hetrehUng te bewijzen, die tusschen onechte
^\'^nderen en hun vader of hunne moeder bestaat,
^^(iT van welke betrekking tot dus verre niet was
SebleJcen,

^en is gewoon de erkenning te onderscheiden

\') Zie de art. 531 en 532, 539. 541.

W. B. Donker Gtjrtius zegt o. 1. pag. 233. De wijze,
^s-arop die erkentenis moet worden gedaan kon korter aldus wor-
uitgedrukt: „Die erkentenis kan alleen geschieden door eene
^®rklaring van den vader in het register yan den burgerlijken stand
J de geboorte of naderhand gedaan, of door eene andere au-
^\'itieke of onderhandsche acte, daartoe opzettelijk ingerigt,quot;
het spreekt dan wel van zelve, dat na deze bepaling, alle
erlcentenis of bewijs ongenoegzaam is, dan alleen in de ge-
bij het volgende artikel uitgedrukt.quot;

-ocr page 24-

in de vrijwillige en de qedwongene of regterlijl^^
erkenningen

Onder de vrijwillige erkenning verstaat
dan die welke door den vader of de moeder uit
eigen beweging geschiedt : wde plegtige verklaring
dat een buiten wettigen echt geboren kind
hunne is.quot; terwijl onder de
gedwongene de
regterlijke uitspraak begrepen wordt,
waarbij
wordt beslist dat zeker bepaalde man \'of vrouW
is de vader of de moeder van zeker natuurlij
kind.

Wij kunnen ons met die onderscheiding ^e
zwaarlijk vereenigen.
JErhennen duidt
het ons voorkomt, — altijd eene handeling aa»
die van den persoon zelven uitgaat,
eene han
deling, waarbij hij zelf is werkende:
eene daa gt;
die
hij zelf verrigt (al kan men hem ook e
het verrigten dwingen; zie
b. v.\'art. 1913 B.
niet eene daad van een ander, waardoor tegen
zijn wil en buiten hem om iets
aangaande hein
wordt uitgemaakt.

Zi] is ook buiten de wet, die van erkenning
sprekende, alleen op die doelt welke door
ouders vrijwillig wordt gedaan.

Aangezien echter de gevolgen van die regter

rjivil II

«) Toulliek w. 937. Dtjeahton Cours de aroii
nquot;. 243. D
iephuis § 332.

2) DE PiNTO. Burg. Wetb. I § 19 i.

-ocr page 25-

lijke uitspraak geheel dezelfde zijn als die der
erkenning door de ouders, kunnen wij de ge-
tallen waarin zij geschieden kan, niet met stil-
zwijgen voorbij gaan.

Twee zulke gevallen noemt de wet op.

Vooreerst dat van art. 342b B. W.

\'/Ingeval van verkrachting of schaking, wan-
neer het tijdstip, waarop het misdrijf begaan
is, met dat der zwangerschap overeenstemt, kan
de schuldige, op de daartoe gedane vordering
der belanghebbende partijen, verklaard worden
Vader van het kind te zijn.quot;

Verkrachting (art. 331 C. P.) oi schaking {^ïi.
vlgg. C. P.) zegt het artikel. De Code
Civil spreekt in art. 34Ü alleen van
de cas
enlèvementquot;
Toullier acht dat art. niet-
temin ook op //le violquot; toepasselijk. Of echter
de door hem aangevoerde gronden kunnen op-
gaan, komt ons twijfelachtig voor. De bepaling
is van exceptiven aard en dergelijke bepalingen
zijn strictae interpretationis. Bij ons is teregt
quot;verkrachtingquot; ook bij name genoemd.

Onze wet zegt kan de schuldige, //llfaut, avant
toutquot; zegt
Toullier, //quele rapt soit jugéquot;.
ïiij vordert alzoo schuldig verklaring bij vonnis

t. a. p. nquot;. 941. Zie ook Zachamas. Hand. des Fr. Civ.
III. § 560 pag. 410.
t. a. p. n». 941.

-ocr page 26-

van den strafregter; naar onze bescheiden mee-
ning minder juist: en dat:

1°. omdat de algemeene termen van de schuldig^
in ons artikel en le ravisseur in art. 340 C.
tot zoodanige beperking geene aanleiding geven-
Had de wetgever dat gewild, hij had zich uit-
gedrukt op eene wijze zoo als hij dat b v. m
art. 89 B. W. doet //die bij
regterlijk vonnis
overspel is overtuigdquot; en 298 C. C.

2quot;. omdat somtijds schaking en verkrachting
in foro criminali niet genoegzaam kunnen ziju
aangetoond om tot veroordeeling aanleiding te
geven, terwijl daarvan in foro civili genoegzaam
blijkt, en het irrationeel is het kind van he^\'
voordeel te versteken van het bezit eens
vaders
(in burgerlijken zin) aan te toonen, ofschoon
het feit, waaruit hij dat bezit kan putten bewijs-
baar is, en dat
alléén omdat die vader doof
den regter niet tot straf kan worden veroordeel •
3°. omdat het mogelijk is dat de verkrachting
of schaking om welke oorzaak ook, onvervolg
is gebleven, en dit het kind niet mag bena-
deelen , in zoover hij die in foro civili bewijzen kan-
\'4quot;. omdat (zoo als
Diephuis doet opmerken),
de burgerlijke regter daardoor niet op het ge i ^^
van den [strafregter treedt, hetgeen wel
eens

O t. a. p. n®. 387.

-ocr page 27-

een bezwaar is aangevoerd, daar hij niet tot
straf veroordeelt, maar slechts beslist over een
^eit en zijn gevolg naar burgerlijk regt.

De wet wijst op ZioangerscJiap. Die moet dus
Samentreffen met het tijdstip van het misdrijf,
en wel naar den duur daarvan berekend op de
^ijze in de artt. 806 en 307 B. W. aangewezen.

Het woord kan eindelijk schijnt aan te duiden
dat de regter niet gebonden is. Al is het bewijs
öaar regten geleverd dan kan hij niettemin, bij
gebreke van overtuiging, de vordering ontzeggen.
Het onderzoek is toch wel van te teederen aard
hier zoo ais elders
kan als moet op te
batten.

De wet zegt: op de vordering van de he-
^^nghehhende partijen
en niet alleen op de
^\'Ordering van het kind, met dien verstande
®eiiter dat de toestemming der moeder altijd
^ordt gevorderd. Art. 339 schrijft dat alge-
meen voor.

Het tweede geval is dat waarvan art. 343 ge-
Waagt.

\'/Het onderzoek, wie moeder van het kind is,
\'•^ordt toegelaten.

In zoodanig geval, is het kind verpligt te
bewijzen dat het is hetzelfde kind van hetwelk
^e moeder is bevallen.

Tot geen bewijs door getuigen wordt het kind

-ocr page 28-

toegelaten, ten ware reeds een begin van bewijs
bij geschrifte mogt bestaan

Twee zaken zijn er alzoo, welke het kiud
heeft te bewijzen, ~ het feit van de
bevalling —
en zijne identiteit met het kind, waarvan de
moeder bevallen is.

Er zijn drie niet onbelangrijke vragen, bij de
bepahng van dit artikel ter sprake gebragt.

Vooreerst: strekt het laatste lid van ons arti-
kel zich tot beide feiten uit én dat der beval-
ling én dat der identiteit; — met andere woor-
den : kan dan eerst de identiteit bewezen
worden,
wanneer de bevalling op afdoende wijze is aan-
getoond ?

De gevoelens daaromtrent zijn verdeeld.

Het art. 341 van den C. C. zegt: //L\'enfant
//qui réclamera sa mère, sera tenu de prouver
//qu\'il est identiquement le même que l\'enfant
//dont elle est accouchée.quot;

Het laat daarop volgen in het derde lid:

//II ne sera reçu à faire cette preuve par
//témoins, que lusqu\'il aura déjà un
commence-
//ment de preuve par écrit.quot;.

De woorden ucette preuvequot; zouden, volge

ms

\') Het mag onnoodig gerekend worden bij het vele wat daar
omfrent reeds is geschreven, nogmaals te herhalen -waarom
onderzoek naar het moederschap toegelaten — dat naar het va
derland verboden is.

-ocr page 29-

Toullier alléén slaan op het bewijs der
identiteit. //Cela devient évident,quot; zegt hij //en
quot;réunissant cette disposition à
la précédente,
quot;dont elle nest qu\'une suite et une explicationquot;
//Mais la preuve de Vaccouchementquot; zoo vraagt
hij vervolgens, //comment sera \'telle faite?quot; zijn
antwoord is: //Notre article garde le silence sur
quot;ce point. Elle doit donc être faite
par écrit ;
quot;Car, en matière d\'état, la preuve par témoins
\'\'n\'est reçue que dans le cas où la loi lapermet
quot;par une disposition expresse. Or, notre article
quot;ne permet de prouver par témoins que le fait
quot;de l\'identité, et non celui de Vaccouchement-, ce
quot;dernier fait ne peu donc être prouvé par té-
naoins. Qui dicit de uno negat de altero.quot;
Volgens hem dus moet het kind alvorens tot
iiet bewijs zijner identiteit te worden toegelaten,
ilct feit der bevalling hebben aangetoond en wel
door
hewijs lij geschrifte.

Anderen, zooals Delvincourt en Schüller®)
deelen het gevoelen van To ullier dat het derde
lid alléén toepasselijk is op het bewijs der
iden-
^^teit.
Zij laten echter voor de bevalling ook
andere bewijsmiddelen toe b. v. bewijs door ge-
tuigen.

\') ns. 942.
I. bl. 389.
Ad art, 3*13.

-ocr page 30-

Geen dezer gevoelens komt ons voor het ware
te zijn. Tusschen de beide omstandigheden, die
het kind bewijzen moet,\'dat eene bevalhng heeft
plaats gehad en dat
hij is het kind der vrouW,
wier bevalhng hij moet aantoonen , bestaat hief
allernaauwst verband. Beiden gaan hand aan
hand; de een is zonder de andere naauwelijks
denkbaar. Zeer juist zegt
Düranton : i) //La piquot;®\'
\'/mière (t. w. la preuve de l\'accouchement) ne
//renferme assurément pas la seconde (la preuve de
//l\'identité) mais la seconde emporte nécessane-
//ment avec elle la condition de faire la pr®quot;
//mière.// Inderdaad waar een kind bewijzen
wil dat hij hetzelfde is, waarvan zeker®
vrouw bevallen is, moet hij van zelf gelijktijdig
aantoonen dat die vrouw
bevallen is. En n^.
geeft, naar het ons voorkomt, noch de redactie
van art. 341 C. C., noch die van art. 343 B.
eenige aanleiding om aan te nemen dat de wet-
gever, waar hij de wijze van bewijsvoering op-
geeft , één der twee feiten die zoo naauw zijn
vereenigd, anders wil hebben aangetoond als het
andere, vooral daar hij ze beiden in dezelfde
zinsnede, als in één adem noemt. Een andere
uitlegging komt ons veeleer onnatuurlijk en ge*
dwongen voor.

1} t. a. p. n\'\'. 240. VOOBDUIN pag. 565.

-ocr page 31-

Ten andere is gevraagd: kan de geboorte-akte
ais een begin van bewijs bij geschrifte worden
beschouwd? en kan het gevorderde bewijs
ook op andere wijzen worden geleverd als op
die, welke in het derde lid van art. 343 is aan-
gegeven.

Wat het eerste aangaat, zoo antwoorden wij
ontkennend. Art. 1939^ (art. 320 B. W.) be-
paalt wat men door begin van bewijs bij ge-
schrifte heeft te verstaan, en noemt aldus
alle geschreven akten, welke
voortgekomen zijn
van dengenen, tegen wien de vordering gedaan
Wordt, of van dengenen dien hij vertegenwoor-
digt. Eene geboorte-akte gaat niet van de vrouw
2elve uit, — zij constateert alleen eene gebeur-
tenis, die met zekere vrouw heeft plaats gehad.
2oo is het dan ook meestal door de collegien
en in Frankrijk en bij ons verstaan.

Wat het andere betreft, wij antwoorden be-
vestigend. Het artikel sluit enkel het getuigen-
bewijs uit, tenzij er begin van bewijs bij ge-
schrifte zij. Datzelfde is bepaald in art. 319
Voor het bewijs der filiatie van wettige kinderen,

\') Totjllier nO. 948.
difphxjis n». 396.

Toulliek nquot;. 863 deelt een merkwaardige zaak mede in
uitspraak van het cour d\'appel de Paris v. 15 Juillet 1808
vinden bij Sirey an, 1809 2e part, p. 1!2 vlgg.

-ocr page 32-

waar nogtans dat bewijsmiddel meer onbeperkt
wordt toegelaten door de bijvoeging der woorden
//of wanneer de vermoedens of aanwijzmgen»
voortvloeijende uit daadzaken, die reeds onbe-
twistbaar zijn, als genoegzaam
zwaarwigtig kun-
nen worden beschouwd om zoodanig midde
van bewijs toe te laten.quot; Is dit geval bij on-
wettige kinderen aanwezig dan is niettemin
het getuigen bewijs uitgesloten.

Een derde vraag is deze: is alléén het kin
bevoegd tot een onderzoek naar het moederschap,
of kan dat ook door anderen, zelfs tegen het
kind worden bewezen? De twijfel

daaromtrent

heeft zijn oorsprong daarin dat in het en ^
lid van art. 343 alleen van het
kind wordt
gesproken.

Düranton is eerstgenoemde meening toe-
gedaan , ofschoon hij ook de gronden aanvoert
waarop die meening kan worden
bestreden.

Hij is van oordeel dat de bepaling: //la recherche
de la maternité est admisequot; uitsluitend
geschreven
is ten gunste der kinderen en niet van derden
en dat het tegen de regtsbeginselen is iets, wat
alléén in zijn voordeel is bepaald, tegen leman
te bewijzen met de middelen die hij heeft,
maar niet wil gebruiken; dat een kind tegen

1) nO. 242.

-ocr page 33-

wien men het moederschap bewijst, zich niet
Verdedigen kan op de wijze, waarop de vrouw
^nlks zou kunnen doen, wanneer dat zelfde kind
tegen haar dat bewijs had willen leveren; en
dat de bepalingen in het hoofdstuk over:
quot;Natuurlijke kinderenquot; waar ook deze regel
Voorkomt, geschreven zijn uitsluitend met het oog
^P de betrekking die tusschen hen en hunne ouders
l^estaat, en dat
derden hier buiten spraak blijven.

Diephuis is van een ander gevoelen: de
algemeenheid der bewoordingen van het P*® lid
Van art. 343 , de onwaarschijnlijk dat de wet-
gever die in dat lid in het algemeen toege-
kende bevoegdheid, in het 2^quot; en slechts ,
dat op zeer ingewikkelde wijze, tot een enkel
persoon zou hebben willen beperken, de omstan-
digheid dat alle belanghebbenden tot het onderzoek
^aar het
vaderschap (in de toegelaten gevallen) zijn
toegelaten, brengen hem tot het besluit dat het
niet tot het kind alleen moet worden beperkt.

Wij vereenigen ons geheel met dat gevoelen,
ïmmers de argumenten van Duranton dat deze
l^epaling uitsluitend in het belang der kinderen
^oude zijn geschreven en dat de titel over
^o,tuurlijJce hinderen ^ waarin zij voorkomt,
alleen met het oog op de betrekking, die tus-

a®. 400,

-ocr page 34-

schen hen en hunne ouders bestaat, in de wet
zou zijn opgenomen, gaan van eene veronder-
stelling uit, welker juistheid hoogst
twijfelachtig
en ganschelijk niet bewezen is; terwijl het mid-
del geput uit de bijzonderheid , dat het kind zich
niet op zoodanige wijze zou kunnen verdedigen
als aan de moeder zoude mogelijk zijn, al dade-
lijk daardoor blijkt niet te kunnen opgaan, dat
men de vraag
of iemand zekere actie zoude be-
zitten nimmer afhankelijk mag stellen van de
verdediging, die daartegen al of niet kan wor-
den ingebragt, maar slechts van het
standpunt
waarop die persoon staat mag worden onder-
zocht en beoordeeld.

Duranton aarzelt dan ook niet de gronden?
die tegen zijn gevoelen kunnen worden ingC\'
bragt, waarvan sommige door
Diephuis zijn aan-
gevoerd,
raisons graves te noemen.

Dat bloedschendige en overspelige kinderen
niet tot het onderzoek van het vaderschap of
moederschap worden toegelaten, bepaalt art. 344
en wij zien hier alreeds een
onderscheid tus-
schen hun toestand en dien van natuurlijke km-
deren in beperkten zin, waarvan wij in
hoofd-
stuk I met een woord gewaagden.

-ocr page 35-

Het tweede punt betreft de vraag:

Wie erkennen hunnen en wie erkend kunnen
\'borden ?

In het algemeen zijn het de ouders van het
kind, die het erkennen kunnen. Wij hebben
dus het eerst te bepalen bij de erkenning
door den
vader.

De Fransche wet geeft aan den vader de be-
voegdheid om zijn natuurlijk kind te erkennen
®^onder eenig voorbehoud of eenige voorwaarde,
^et dien verstande echter dat, volgens art. 336

C. de erkenning \'/sans l\'indication et l\'aveu
Me la mèrequot; alléén ten zijnen opzigte kracht
heeft.

Zulk eene onbeperkte bevoegdheid kent onze
^et niet. //Geene erkenning van een natuurlijk
kind// zegt art. 339 B. W. //zal
gedurende het leven
\'^^n de moeder
worden aangenomen, wanneer zij
\'^let in die erkenning heeft toegestemd.quot;

Het belang der vrouw vooral gaf aanleiding tot
die beperking. //Wanneer toch een manspersoonquot;
^eide de Regering //zonder toestemming der
vi\'ouw, die een natuurlijk kind heeft ter wereld
gebragt, zich als vader van dat kind kan erken-
den, zou iedere vrouw, welke eene zwakheid
heeft gehad, zijn blootgesteld, dat uit haat, nijd
^^ andere inzigten, iemand van eene mindere

Onbsp;»

klasse, ja zelfs een in de maatschappij geschand-

-ocr page 36-

vlekt persoon, zich gedurende haar leven,
den vader van haar kind zoude kunnen
opgeven ,
hetgeen zoowel de eer van de moeder, als ie
belang des kinds zoude kunnen krenken, en het
huwelijk van eerstgemelde met den waren
vader
zoude kunnen verhinderen.quot;

En inderdaad deze bemerking van de Regering
is juist en reeds daarom is onze bepaling ver
kieslijk boven die van den Code Civil. J®
dat daarenboven omdat door haar tevens
gewaa
wordt tegen hetgeen Toullier noemt: //lespee
tacle scandaleux d\'un enfant réclamé par P\'
sieurs pèresquot; waartoe werkelijk de door den
Franschen wetgever gegeven vrijheid
aanleidmg
geven kan.nbsp;,

Na den dood der moeder is de vader natuur ij
vrij (SSO\'^). De vader moet dus, waar hij een
natuurlijk kind wil erkennen, of van
het ove\'^\'
lijden, of van de toestemming der moeder doen
blijken.

Hoe moet hij dat laatste doen? Vaii^I\'ANT
zegt //gelijk van zelf spreekt door eene authen
tieke actequot; Hij voegt er evenwel niet bij waarom
dat van zelf spreekt of waarom die acte
noodig

\') VOORDUIN II bl. 561.

2) t. a. p. nquot;. 956. Zie ook Dueanton nquot;. 263.
t. a. p. pag. 134.

-ocr page 37-

^oude wezen. De wet geeft ten dezen opzigte
Noch voorschrift, noch aanwijzing.

Het komt ons daarom voor dat het veel eer
zelf spreekt dat zulks kan gebeuren, onver-
schillig op welke wijze, zoo maar duidelijk van
^^ar mede in stemmen
blijkt, i)

Er is gevraagd of eene erkenning, (in strijd
^Net art. 339) zonder toestemming gedaan , reeds
daardoor alleen van onwaarde is ? en, of het
vader verboden is zijn kind te erkennen ,
]^anneer de moeder onbekend, en alzoo het
bekomen van hare toestemming onmogelijk is.

He wet laat zich hierover niet uit. Wij moeten
\'
Ins ter beantwoording van deze vragen onder-

die

^Oeken, in hoeverre of wanneer handelingen,
met de bepalingen der wet
strijden, al of niet

quot;^\'^tig zijn. immers waar een kind wordt erkend
bonder toestemming der moeder, wordt eene
^^tsbepaling overtreden , die wij niet veen
^Nkelen wenk voor den ambtenaar van den bur-
stand,quot; zooals Mr.
Diephuis,\') maar
stellig voorschrift van algemeene toepassing
^^ïdeelen in te houden. Mr. Opzoomer^) heeft
^^^ onderwerp opzettelijk behandeld en komt aan

j Igt;ItPHui8 nquot;. 359a.

öquot;. 361 , 362.
quot; 361.

4nbsp;■

^ •^^■iiteekeningen op de wet houdcBde algemeene bepalingen
■ 2e druk.nbsp;3

-ocr page 38-

het eind van zijn betoog, dat wij gaarne

schrijven, tot het besluit: dat zoodanige hande-
lingen nietig zijn 1quot;
als de wet het uitdrukhehj ^
bepaalt, als het uit den geest der loet volgi gt;
die anders van hare werking verstoken zou z^J\'^-
Met het oog op dien regel antwoorden wij op
de gestelde vragen: dat eene erkenning zonder
de toestemming der moeder,
wanneer
hekend is, als erkenning hare kracht mist.
ligt in den geest dej^- wet, zooals
wij vroeger
zeiden, //het persoonlijk belang der
vrouw

bescherming te nemen daartoe werd het artike »

dat toestemming vorderde, geschreven.
toch eene erkenning, strijdig met dit ^er^^
gedaan, bestaanbaar, dan zou deze geheele e
paling hare werking missen en niets
meer
een ijdel voorschrift, eene doode letter zijn. ^

Waar de moeder echter onbekend is en nu
in de acte voorkomt, houdt de ratio legis op-
hare eer blijft ongedeerd en de
redenen die aan^^
leiding tot deze bepahng gaven,
missen m
geval hunne toepassing.

Hetzelfde meenen wij dat gelden zal waar
het onmogelijk is van het leven of overled^
ziin der moeder te doen blijken,^) daar de we.

•\'.II alffQ\'

onder-

gever, die blijkbaar de erkenning m net

oden

den 1

1) Buiten het geval, waarover de afdeel, van
tit, van het eerste boek van B. W. handelt. Is dat aanwe

-ocr page 39-

^een begunstigt, wel niet geacht kan worden
^et beginsel in dit artikel neergelegd zóó streng
willen hebben toegepast, dat alleen omdat het
^e^ijs van het aanzijn der moeder niet te leveren
het kind welligt voor immer van het voorregt
de erkenning zal moeten worden verstoken.
Te minder aannemelijk schijnt ons dit als wij
bedenken dat de moeder — zoo ze mogt be-
staan — nog altijd de bevoegdheid heeft om de
erkenning te betwisten ook op grond dat hare
^\'^estemming niet is gevraagd

öe erkenning door de moeder heeft minder

bezwaar.

t)e moeder kan haar natuurlijk kind erkennen
^^Uder toestemming des vaders.

De gronden, waarop de noodzakelijkheid van
^et goedvinden der vrouw berust, wanneer een
\'^lan een kind erkent, bestaan in het omgekeerde
niet. De naam des vaders mag zelfs in
acte niet genoemd worden omdat het onder-
dek naar het vaderschap verboden is.

Ook erkenning door vader en moeder te gelijk

mogelijk.

dati
\'»loeten

Til

eerst eene verklaring van vermoedelijk overlijden der moeder

worden verkregen. Verg. Wet van 9 Julij 18 )5 (Stbl nquot;. 67).
Art. 341 B. W. Zie voorts Mr. W. A. C. db Jonge in

^öiis XI (1850) pag. 556 en Diephuis n». 360, 361.

-ocr page 40-

Wat elk der ouders afzonderlijk kan doen,
kunnen zij natuurlijk ook te
gelijkertijd verrig-
ten. Tot die gelijktijdige erkenning kan,
Vo -
gens Vailt.ant^), //de aanleiding bestaan, hetzij
//om daardoor aan het kind de regten van een
//natuurlijk erkend kind te verleenen, hetzij door
//dien zij, voornemens zijnde, om zich na
//door het huwelijk te verbinden, door
natuur-
//lijke schaamte, tegen de vermelding der erken
//ning in de huwelijks-acte opzien.quot;

De erkenning van een natuurlijk kind kan
door den vader en de moeder
geschieden
persoon of door een\' door hen daartoe gemag^
tigde.
De lastgeving daartoe schijnt, op
van art. 32 B. W., van wege den vader altij
bij authentieke acte, opzettelijk daartoe verle-
den,
le moeten worden gegeven.

Omtrent de magtiging door de moeder wora.
dit door de wet niet met zoo vele
woorden ge-
vorderd, ja zelfs het voorschrift van art. 1830
W. kan aanleiding geven om het niet
noodza-
kelijke daarvan te beweren. Met het oog even-
wel op het groote gewigt der zaak kan men wellig
het voorzigtig achten, dat de
ambtenaar zich oo
van haar last door eene authentieke acte
verzekert.

Niet alléén vóór de voltrekking of na de ont-

i) pag 164.

-ocr page 41-

l^inding des huwelijks, kan worden erkend; maar
^ok staande het huwehjk kan van wege den vader
of de moeder erkenning plaats hebben ten voor-
deele van een natuurlijk kind, dat door hen, vóór
W huwelijk, bij een anderen persoon dan zijn
echtgenoot, is verwekt (art. 340 B. W.). Dat de
getrouwde vrouw, die zulks doen wil, daartoe de
quot;^agtiging van haren man niet noodig heeft, wordt
door de Fransche auteurs teregt geleerd. Mr.
I^iephuis®) oordeelt daarover anders, op grond
van de bepaling van art. 163 B. W., en meer
^og wegens de algemeene onbevoegdheid der ge-
trouwde vrouw. Hij gaat daarin, naar het schijnt
^el wat ver. De huwelijksverbindtenis ontneemt
aan de vrouw wei het beheer over hare eigen
goederen, doet haar wel het regt om verbindte-
l^ïssen aan te gaan, en haar persona standi in
^ndicio verhezen, maar dat de zesde titel haar
tot
elke persoonlijke hmdeling onbekwaam maken
kunnen wij uit de bepalingen daarvan niet
Erkennen is niet anders als het consta-
teren van de natuurlijke betrekkingen, welke
tusschen ouders en de uit hen buiten echt ge-
^^ren kinderen bestaan, — waaraan wel is waar
^nrgerlijke gevolgen verbonden zijn, ofschoon in
geval nog zeer beperkte (art. 340^), maar die

\') Zie

b. V. Dubanton II nquot;. 257. Toullikb nquot;. 961,

a». 347.

-ocr page 42-

toch den aard der handeHng niet kunnen ver-
anderen , — niet anders als
het door eene verklaring
aan den dag brengen van een reeds
maar nog onbekend feit: evenmin nu ^J® ^
huvrelijk
de vrouw b. v. van de bevoegdheid e-
rooft om getuigenis af te leggen der waarhei
in regten, evenmin berooft het haar van de mag
om ten
deze verklaring af te leggen, die had\'r
geheel alleen betreft, waarmede haar
echtgenoo
als zoodanig niets te maken heeft, en die no

hem noch hare ändere kinderen eenig nadeel kan

berokkenen.

Hetgeen door den Code Civil met stilzwijgt»

wordt voorbijgegaan, maar niettemin én doo^

de Fransche auteurs én door de jurisprudentie
eenstemmig voor geoorloofd wordt gehouden,
namelijk udat ook erkenning door minderjO\'r\'i\'^^^
nkan geschieden\'
is door onzen wetgever m
387 B. W. uitdrukkelijk bepaald.

Om die erkenning van waarde te doen zijn,

worden twee zaken vereischt:

Vooreerst wordt voor den erkennenden va
de leeftijd van negentien jaren
gevorderd.

De wetgever heeft — naar de meening
Mr. de Jonge die wij slechts kunnen volgen.

1)nbsp;Totjlliee nO. 962. Dueanton n®. 258, en anderen.

2)nbsp;t. a. p. Themis XI (1850) pag. 566

-ocr page 43-

dat jarental bepaald omdat hij dan den man tot
genoegzame verstandsontwikkeling oordeelde te zijn
gekomen om de daad, waartoe hij overgaat, wel
^e bevatten , en
niet //omdat hij eerst aan dien
ouderdom de mogelijkheid van het vaderschap ver-
Wdt.quot; Waarom echter daartoe bepaaldelijk een
leeftijd van
negentien jaar en niet b. v. reeds van
achttien (het tijdstip waarop het huwelijk wordt
toegestaan) is aangewezen is niet regt duidelijk.

Het gevolg van die bepaling is nu dat de
achttienjarige jongeling (zelfs hij die jonger is)
^el mag trouwen, uiaar zijn reeds vroeger ge-
l^oren kind niet kan erkennen.

De erkenning toch moet geschieden vóór de
huwelijksvoltrekking, en eerst wanneer het hu-
welijk
voltrokken is is de achttienjarige meerder-

jarig. 3)

Mr. Vaillant beschouwt erkenning bij het
Aangaan van een huwelijk ten allen tijde, door
eiken minderjarige geoorloofd, //omdat dit een
quot;acte is welke, zonder de toestemming van
quot;ouders of voogden, niet kan geschieden, en hun
quot;dus ook het aanwezen van het kind, dat erkend

\') Art. m B. W.

2) Mr. Dav. H. Levyssohn in Themis XIH (1853) pag. 299
Eï\'Hüis n». 341.

Dl

) Art. 44, 45, 136, 145 B. W.
pag. 168.

-ocr page 44-

//en gewettigd moet worden, niet onbekend
//kan zijn: door \'hunne toestemming tot het hu
//wehjk (zegt hij), hechten zij derhalve tevens
//hunne goedkeuring aan die erkenning,
toegestemd dat de onderstelling
dat het bestaan
//van een kind hun niet onbekend kan zijn kan
opgaan (hetgeen voor de meeste gevallen nog
vraag zal wezen), dan is toch
het argument niet
afdoende tegen de uitdrukkelijke bepalingen der
wet: en te minder juist blijkt zijne redenering te
zijn , als men in aanmerking neemt dat (zooals
hij zelf zegt) het erkennen geschiedt bij eene
acte , //bij welke geene toestemming, geene voor-
//kennis of goedkeuring van ouders of voogde»
//kan worden vereischt.quot;

Aan eene minderjarige vrouw is erkenning op
eiken leeftijd vergund (art. 337^) : de
mogelijkheid
om het feit van hare bevalling te bewijzen , e\'^
het geoorloofd zijn om naar het moederschap
onderzoek te doen, deden die bepaling ter neer
schrijven.

Het tweede vereischte is dit //dat de erkenning
niet het gevolg zij van dwang, dwaling, bedrog
of verleiding.quot;

Hoe moeten die woorden worden opgevat.

Mr. DE PiNTO zegt hieromtrent: \'\'Men zoü

\') Diephuis n» 342. di? Pinto 11 § 192. 3e uitg.

-ocr page 45-

quot;hieruit misschien de gevolgtrekking kunnen ma-
quot;ken, dat de erkenning door eenen meerder-
\'\'\'jarige geldig is, al ware zij ook het gevolg van
quot;dwang, enz., dat kan echter waarschijnlijk niet
quot;de bedoeling van den wetgever geweest zijn ,
quot;Want zulks zou strijden met de algemeene regts-
quot;heginselen, en inzonderheid met het vereischte»
quot;dat de erkenning vrijwillig moet zijn.quot;

quot;De zin is denkelijk, dat de dwang, enz., bij
quot;eenen minderjarige gemakkelijker vermoed wordt,
quot;en in een ruimer beteekenis genomen; zoo zal
quot;b- v. de minderjarige eenvoudig behoeven te be-
quot;wijzen dat er geweld tegen hem gepleegd is ,
quot;de meerderjarige daarenboven, dat hetzelve van
quot;dien aard was, om op een redelijk mensch in-
quot;druk te maken, en hem de vrees kon inboe-
quot;Zemen, dat hij zijnen persoon of zijn vermogen
quot;aan een aanmerkelijk en dadelijk aanwezig nadeel
quot;blootstelde, art. 1360 en zoo verder.quot;^)

Met het eerste gedeelte van dit betoog kan
^en zich wel vereenigen.

Ook wij meenen het er voor te mogen houden,
dat meerderjarigen evenzeer op grond van geweld
tegen de door hen gedane erkenning kunnen
opkomen. De verdere uitlegging schijnt echter
gedwongen, te onnatuurlijk.

\') n\'^ 192. Zie ook Diephuis nquot;. 343.

-ocr page 46-

Brengen wij de bepaling van art. 341 B. W.
met die van ons art. (337) in verband, dan
schijnt het dat de meerderjarige, die de erkenning
ter zake van bedrog, dwaling of verleiding be-
strijdt, behalve dat feit
ooh bewijzen moet dat
hij bij de betwisting
belang heeft, terwijl de
minderjarige in dat geval kan volstaan met aan
te toonen dat hij in één der genoemde gevallen
heeft verkeerd, zonder van het dadelijk belang
te behoeven te doen blijken.

Uit het voorschrift van art. 337 B. W. zagen
wij dat door den wetgever een bepaalde ouder-
dom wordt gevorderd voor hem , die erkennen
wil. Hij zwijgt evenwel over het verschil van
jaren, dat bestaan moet tusschen
de erkennende
ouders en het kind dat erkend wordt. De Code
Civil bevat dienaangaande eene bepaling hiJ
adoptie; in art. 343 wordt
voorgeschreven dat
adopterende personen //auront au moins quinze
//ans de plus que les individus qu\' elles se pro-
//posent d\'adopter;quot; hij volgt daarin de Bo-
meinsche juristen, door wie tusschen
zoodanige
personen een verschil van achttien jaren wordt
verlangd //adoptio enim naturam iniitatur, et
//pro monstro est ut major sit filius quam
pater.quot;

1) L. 40 D. de adoptionibïis (I. 7.)

-ocr page 47-

Het ontbreken van dusdanig voorschrift ten
opzigte der erkenning in het burg. wetboek, heeft
ten gevolge dat zoo iets, M^at in rerum natura
onmogelijk is, bij ons zou kunnen geschieden.
En werkelijk heeft zich het geval voorgedaan ,
dat iemand van negentien jaar, bij het voltrekken
^quot;an zijn huwelijk , het onwettig
negenjarig kind
fijner aanstaande vrouw als het zijne wilde er-
kennen en wettigen.

Deze aangelegenheid gaf aanleiding tot eenige
Regtsvragen,^) die wnj niet onaangeroerd mogen
laten.

Eene eerste vraag, die gedaan is, is deze: of
de ambtenaar van den burgerlijken stand be-
voegd is omtrent de waarde ol onwaarde van
\'\'nik eene erkenning in eene beoordeeling te
^^eden, en of hij mitsdien weigeren kan die in
^\\ine registers in te schrijven?

Vrij algemeen wordt die vraag ontkennend

beantwoord.

He betrekking van den ambtenaar van den
burgerlijken stand is eene geheel lijdelijke be-
^\'quot;ekking; //ils ont a remplir un ministère pure-
Nient passif (zeide men in de tweede kamer
^er Staten Generaal), et qui se borne a receuillir
déclarations.quot; Zij zijn tot het onderzoeken

\') Ü32 jongb t. a. p. Levtssohn t. a. p. Dibphuis 341«.

-ocr page 48-

naar de waarachtigheid der verklaringen die hun
gedaan worden onbevoegd ; en mag het voor
eene niet uitgemaakte vraag gehouden worden o
zij ook
die verklaringen moeten opnemen , die
klaarblijkelijk in strijd zijn met de wet, we
zeker mag men het er voor houden dat zij niet
weigeren mogen dat in te
schrijven, w^at niet met

eene duidelijke wetsbepaling strijdt.

En dat geval is hier niet aanwezig.

Een tweede vraag is : is eene erkenning van
een natuurlijk kind door hem die daarvan de
vader niet is, van onwaarde , en zou die door
den regter, wanneer de geldigheid bij hem
wordt
betwist, mogen vernietigd worden ?

Mr. de Jonge houdt de vernietiging voor ge
oorloofd en voor noodzakelijk.

Het beginsel, zoo redeneert die schrijver,
waarop erkenning rust is dat, dat zij overeen-
komstig de
waarheid zijn moet.

In de artikelen van onzen titel ziet men vooral
het hoofddenkbeeld op den voorgrond staan van
ouders die hunne hinderen erkennen , maar nim-
mer wordt daar gedacht aan vreemden die vreem
den tot hunne afstammelingen verklaren. Ter
voorkoming daarvan werd de adoptie verworpen-

1)nbsp;Art. 17 B. W, Vaiixant p. 22.

2)nbsp;Dibfhüis nquot;. 341».

-ocr page 49-

erkenning die met de waarheid in strijd is,
is een miskenning van genoemde beginselen , en
dus ook in strijd met de wet.

öe wetten, zoo betoogt hij verder, die den
®taat der personen betreffen, bekleeden eene eerste
plaats onder die, welke op de openbare orde
l^etrekking hebben : art. 14 der Wet houdende
^Igem. Bep. bepaalt dat door geene handelingen
overeenkomsten aan zoodanige wetten mag te
kort gedaan worden,

Eene erkenning, die waarlijk geene erkenning,
die slechts eene
fictie is , is daar zij met de be-
ginselen van de bepalingen, daaromtrent gegeven
strijdt, eene handeling, die aan eene wet betrek-
l^ing hebbende op de openbare orde te kort
doet, en alzoo voor vernietiging vatbaar.

Mr. Leyssohn bestrijdt die leer. Hij rede-
neert als volgt: //De wet geeft bepaaldelijk de
gevallen op, waarin eene erkenning geen plaats
l^^n hebben, en wanneer zij van onwaarde zal
maar in geene dier categoriën is de vrij-
willige erkenning van een kind, alleen omdat
l^et niet wezen kan het kind des erkennenden
Vaders. Wat de wet gebiedt of verbiedt, moet
strengelijk worden opgevolgd, waar de wet be-
paalde gevallen en omstandigheden in hare ver-
^ods-artikelen opgeeft, mag de regter zich geene
^^tbreiding veroorloven. Art. 14 nu wil het

-ocr page 50-

voorschrift der

wet tegengaan, maar om dat te kunnen doen,
behoort er een voorschrift te zijn, en dat is ^^
omtrent de onware erkenning niet. Er is geene
wet die het verbiedt. Hoe kan men eene niet
bestaande wet eluderen, dat is, haar
voorschrift
ontduiken?quot;

Wij voor ons kiezen liefst de zijde van laatst-
genoemden schrijver. Handelingen (zoo als wiJ
boven zeiden), die strijden met den geest der
wet en haar hare werking doen missen, zijn nietig
ook waar de wet de nietigheid niet uitspreekquot;\'

maar er moet dan een wetteliik voorschrift zijn ,

. 1 . en
met welks geest die handeling strijden Kan:

zoodanig is werkelijk in casu niet aanwezig-

Welk naar ons oordeel het antwoord moet zijn

op eene derde vraag, eene vraag de iure con

stituendo, t. w. of het wenscheljjk ware dat door

de wet hierin door eene uitdrnkkehjke bepaling

was voorzien ? is na het gezegde niet moeij\'- ij

te raden.nbsp;,

Mr. Levyssohn heeft aan het geval van een

negentien jarigen , die het negenjarig kind zijner

vrouw erkend, verscheiden onbestaanbare en

onmogelijke erkenningen als voorbeelden toege^

voegd. Wij toonden aan dat het beletten,

vernietigen van de zoodanige naar onze wetsbe

palingen niet kan geschieden. Er bestaat dus

derogeren of ekderen van een

-ocr page 51-

®ene leemte die zonder opzettelijke aanvulling
Niet is te verhelpen en die de schroomlijkste ge-
volgen na zich kan slepen tot nadeel van de
bijzondere personen en der gansche maatschappij.
Dat daarin werd voorzien houden wij daarom
Voor allezins wenschelijk. En dat het zeer goed
geschieden kan getuigen de reeds aangestipte
bepalingen van den C. C. en de voorschriften
Van het Romeinsche regt.

Men zal wel is waar, wij geven het aan Mr.
Nis
Jonge toe, alleen approximatief kunnen t.e
^erk gaan , maar men kan dat zóó doen dat
Nien de waarheid vrij nabij komt: en moeten
wij kiezen tusschen het geval dat de berekening
Van den leeftijd voor een enkel individu faalt,
hij dus niet erkennen kan, en het geval
dat zulke met de natuur strijdende erkenningen
^en gunste van die enkelen worden toegelaten :
rij kiezen het
eerste dat zeker haast nimmer
Zal voorkomen, boven het laatste dat zich bij
den tegenwoordigen staat onzer wetgeving eiken
^^g kan herhalen.
Kan hij die onder
curatele staat erkennen?
Hij die in dien toestand verkeert ter zake van
^Unoozelheid, krankzinnigheid of razernij zeker-
Hjk niet. De erkenning is eene
vrijwillige daad,
de krankzinnige kan niet gezegd worden,
een
vrijdenkend en vrijhandelend wezen te zijn.

-ocr page 52-

Met den verkwister echter is dat, onzes erach-
tens, niet zoo. Zijne vermogens zijn niet ge-
krenkt, zijn wil is vrij: en wij vinden noch re-
den , noch uitdrukkehjke wetsbepaling , op gron-
waarvan wij vermeenen zouden dat hem die
bevoegdheid is ontzegd.

Art. 500 B. W. zegt wel in het algemeen
dat
alle handelingen, die na het uitspreken van
het vonnis of arrest van onder
curatele stelhng
zijn verrigt, van regtswege nietig zijn: maar daar-
onder kunnen wij
niet (p/y^renbsp;onbepaald, welke

zij zijn moge, begrijpen.

De C. C. spreekt in art. 502 van \'/actes passes
//postérieurement par l\'interdit,quot; en verklaart die
//nuls de droitquot; maar zegt in art. 513 gt;nl P^^^
vêtre défendu aux prodigues de plaider, de tran-
//siger, d\'emprunter enz,quot; en verstaat dus blijk-
baar door
actes niet alle handehngen hoe ook
genaamd.

Zoo is het ook mef het woord handelingen biJ
ons. Wat wij zeiden, waar wij het ai of niet
noodzakelijke van de magtiging van den man
bij erkenning door eene getrouwde vrouw be-
spraken , geldt ook hier.

Men zal toch wel aan een verkwister de be-
voegdheid niet ontzeggen om getuigenis m reg
ten af te leggen of als getuige over eene acte te
staan, om een acte te doen opmaken van de

-ocr page 53-

geboorte van een kind of van het overlijden van
of ander persoon, dat zijn toch
handelingen.
^ijö nu die daden onder het woord handelingen
liet vervat, dan zien wij niet in waarom dat
Woord wel zoude moeten worden uitgestrekt tot
d® daad van het door eene verklaring doen aan
den dag komen van een reeds bestaand feit,
etgeen — zoo als wij reeds meermalen deden
opmerken, — eigenlijk alléén door erkenning
^ordt gedaan^).

Eindelijk hebben wij te onderzoeken, wie
^^nnen erkend worden?

Wij hebben de onwettige kinderen onder-
scheiden in natuurlijke bepaaldelijk zoogenaamd.
Overspelige en in bloedschendige kinderen.
Alleen de eersten kunnen erkend worden. De
ónderen zijn van dat voorregt verstoken (art.

° B. W.). Eene uitzondering is niettemin toe-
gelaten voor die bloedschendige kinderen (en
l^y hebben hier weêr een onderscheid tusschen
nnnen toestand en dien van de overspehgen),
^ler ouders zonder dispensatie van den Koning,
Seen huwelijk hadden kunnen aangaan. De zul-
^^ kunnen worden erkend, doch alleen bij de
^^Welijks-acte. (art. 328 B. W.)
I^iephuis®) meent dat eene erkenning van in
i) quot;

crt^ ■^\'^I\'Ant pag. 168. Anders Diephuis n». 346. Schülleb
^ 506.

^ 337.nbsp;A

-ocr page 54-

bloedschande of overspel verwekte kinderen wet
nit haren aard nietig is, wanneer zij met woi
^betwist. Ons gevoelen is dat niet en wij he -
ben daarvoor dezelfde gronden , die wij aanvoer^
den ter bestrijding van zijne leer dat
erkenning
zonder toestemming der moeder gedaan metipso
iure van onwaarde zou zijn

Erkenning van verwekte maar nog met g®
boren en van overleden natuurlijke kinderen hoa

den wij met dien schrijver en de meeste auteurs

voor geoorloofd,nbsp;^^

Ten gunste van de eerstgenoemden pleit

bepaling van art. 3 B. W.

Ten gunste der laatstgenoemden de aard
erkenning, waarop het leven of het overlef ^
zijn van hen die erkend worden buiten mv o
blijft. Het erkennen schept geen nieuwen toe^
stand; het brengt iets aan den dag dat feite ij^
al lang bestond. Van daar doet het er ^
niet toe
of het overleden erkend wordende km
al of niet nakomelingen heeft nagelaten, ge \'J^^
zulks op grond van art. 334 B. W. bij ons- ^^
art. 332 C. C. door sommige Pransche auteu

is beweerd®).

») Zie ook dk Jok GE t. a. p. pag. 557.nbsp;piephfi®

Pols t. a. p. pag. 333. Totjlliee n\'. 955. ^^

n» 349.

3) Duhanton nquot;. 264, 265.

-ocr page 55-

Die beide artikelen handelen over wettiging:
dat die, geheel anders als erkenning, het
kind in een nieuwen toestand brengt, dien het
Nooit bezat, zal uit het vereer gedeelte van ons
betoog genoegzaam bhjken

Wij hebben gezien wie erkennen kunnen en
wie erkend kunnen worden, we moeten nu een
®nkel woord zeggen over de
wijze waarop erkend
kan worden.

Art, 336 B. W. geeft de wijzen aan waarop
^fkenning kan plaats hebben. Er blijkt daaruit
dat het niet anders geschieden kan, als door eene
lt;^kte t. w :

l*quot;. bij de ahte van geboorte des kinds.
Dat de verklaring , waaruit van het voornemen
te erkennen blijkt, allée\'n door de
ouders in
persoon of door een bepaaldelijk daartoe gemag-
kan worden afgelegd, behoeft geen betoog.

Squot;. bij de akte van het huwelijk der ouders.
Ook de C. C. spreekt van de erkenning ter ge-
bogenheid van het aangaan des huwelijks, doch
de af deeling handelende over wettiging. //Les

infants nés hors mariage....... pourront être

b%itimés par le mariage subséquent de leurs père
^t mère , lorsque etc.......ou qu\'ils les re-
connaîtront dans l\'acte même de célébrationquot;
^^l\'t. 331 C. C.) Zoodanige toevoeging was noodig
Nu de nieuwe wetten het stelsel hebben aange-

4*

-ocr page 56-

nomen dat de natuurlijke kinderen niet van zelf
door het huwelijk der ouders worden gewettigd,

maar alléén dan wanneer ze eerst zijn of worden

erkend.

De vermelding van de huwelijks-acte in ar .
336 B. W. komt ons daarom niet overbodig
voor.

bij eene akte , hij den ambtenaar van den
burgerlijken stand
daartoe opzettelijk opgemaakt.
Art. 38 B. W. maakt van zoodanige akte mel-
ding , en noemt die eene
akte van erkenning-

4°. door alle authentieke akten. Wat eene
authentieke akte is vinden wij
vermeld in art.
1905 B. W.

Wij zien daaruit dat daarbij drie zaken moeten
zamenloopen : de wettelijke vorm — verlijden door
of ten overstaan van een
openhaar ambtenaar
de plaats waar de ambtenaar bevoegd is.

Ofschoon art. 1905 spreekt van openbare amb-
tenaren in het algemeen, is toch niet elk
zoo
danig ambtenaar tot het verlijden van eene acte
van erkenning
bevoegd. Art. 1 van de ix\'et op
het Notaris-ambt
van 9 Julij 1842 (Stbl. nquot;-
20; verklaart tot het opmaken van authentieke
akten geregtigd: Notarissen en voorts die an
dere ambtenaren aan wie het verlijden er van

gt;) Vaillant pag. 175.
2) Anders Pols t. a. p. pag. 334.

-ocr page 57-

door de wet opgedragen of aan wie het voorbe-
houden is. Het B. W. is de eenige wet waarin
dog andere ambtenaren worden aangewezen, aan
^le het opmaken eener akte van erkenning is
toegestaan, en wel alleen de ambtenaren van
•^en Burg: stand.

Uit het woord alle (authentieke akten) is het
diet te min duidehjk dat de acte niet ad hoe be-
hoeft te zijn en dat -- al is ook uitsluitend aan de
^00 evengenoemden het opmaken van eene eigen-
lijk gezegde
aUe van erkenning, toegestaan —
évenzeer andere ambtenaren tot het opmaken
authentieke akten geregtigd b. v. kanton-
^egters, griffiers enz. ter gelegenheid van het
Verlijden van eene akte, ook andere handehngen
onderwerp hebbende, eene erkenning kun-
nen constateren, onder voorwaarde echter dat de
^^kennende ouders in die acte als zelf handelen de
personen optreden. Mr.
Diephuis^), die dit doet
\'Opmerken, wijst daaruit aan dat alzoo deurwaar-
ders of veldwachters de bevoegdheid missen om
^^Iks in hun exploit of relaas te doen.

^len heeft de vraag opgeworpen of bij olo-
ë^aphisch of geheim testament kan worden er-
^end^;. Eene ontkennende beantwoording moet

Dquot;. 352.

Dubantok nquot;. 217 vlg. Toullieb nquot;. 955. Diephuis nquot;.

356

De Pinto B, W. n § 191. Levtssohn t. a. p.

-ocr page 58-

op deze vraag gegeven worden. Zulke testai-^®quot;^!^®quot;
zijn
onderhandsche geschriften, en krijgen
karakter van authentieke akte niet
door de ak e
van superscriptie, die door den
notaris wor

opgemaakt^).nbsp;_ ..

Toullier is van oordeel dat erkenning »J
onderhandsche akte gedaan geldig is ofschoon
ook de wet alleen van authentiek geschrift ge-
waagt. Ons artikel noemt de wijzen
op waarop
erkend kan worden: onderhandsche akten zij^^\'
daarbij niet vermeld: het inclusio unius est ex-
clusio alterius vindt hier zijne toepassing,
iets is dus ongeoorloofd/) en
erkenning op
wijze gedaan niet geldig.

Wij zullen niet herhalen wat wij vroeger hebben
gezegd betrekkelijk het nietig zijn van hande-
lingen die door de wet ziin verboden. Het zij

Tl t^

genoeg daarheen te verwijzen om de gronden
doen kennen waarop ons gevoelen berust. ^

Is zulk eene erkenning bij onderhandsche akte a

erkenning niet geldig, dan kan daarop ook geene
vordering tot levensonderhoud worden gebouw

. Te regt zegt een arrest van het hof van cassatie,
van den 4 October 1812, aangehaald door

1)nbsp;Zoo ook Demolombe Cours de Code Civil T. IU- quot; \' ^^
Zie Mr. J. A.
Levt ia de Jurid. Corresp. Januarij 1862.

2)nbsp;Toullier nquot;. 951 vlgg.nbsp;^ ^20.

3)nbsp;Zie Maucadé t. a. p. pag. 46. Demolombb t. a. p- « •

-ocr page 59-

Öüranton //attendu , que la paternite\' et les
\'\'effets civils aux enfants naturels qui en découlent
étant indivisibles , l\'interdiction indéfinie de la
quot;recherche de la paternité, prononcée par l\'ar-
quot;tiele 340 du Code Civil (342
B. W.) , reçoit
\'\'son application à tous les cas ou le titre de la
quot;demande dérive de la paternité non reconnue lé-
quot;galement etcquot;. — en ontzegt daarom den daartoe
^îigestelden eisch.

Diephuis voegt aan het eind van zijn betoog
Over de wijze van erkenning nog deze opmerking
er bij , dat eene erkenning eenmaal wettig gedaan
onherroepelijk is.

Zoo komt het ook ons voor.

Door erkenning wordt een reeds bestaand feit
aan den dag gebragt. Bene bloote herroeping
Van het stuk waarbij van dat feit wordt gewag
gemaakt, is onvoldoende om wat eenmaal is ge-
bleken, wêer in de duisternis der onbekendheid
terug te dringen, waaruit het pas is te voor-
schijn geroepen.

De bevoegdheid om de erkenning te betwisten,
^ordt door art. 348 B. W. gegeven.

\'/Alle erkenning (zegt dat art.) door den vader
quot;Of de moeder gedaan gelijk
mede alle inroeping

\') n». 231.
n\'\'. 358.

\') Zie ook ZACHAEia t. a. p. § 568 pag. 406.

-ocr page 60-

//van staat van de zijde van het kind, kan he-
//twist worden door alle degenen die daarbij
//belang hebben,quot;

Hij die betwist moet twee zaken aantoonen ,
t. w. vooreerst dat zijne bestrijding op degelijquot;
ken grond berust:
ten anderen dat hij bij de
betwisting belang heeft. Ontbreekt
het eerste
dan moet de eisch worden ontzegd: ontbreekt
het laatste dan moet de bestrijdende partij niet
ontvankelijk worden verklaard. Die twee
zaken
zijn noodig onbepaald voor elk een, met uitzon-
dering (gelijk wij reeds zeiden) ten oprigte van
minderjarigen, die slechts bij aldien zij vóór hun
negentiende jaar hebben
erkend, behoeven te
bewijzen dat de erkenning door hen gedaan
gevolg was van dwang, dwaling, bedrog o
verleiding (art. 337 B. W.)

Volgens Diephuis kan de grond voor betwis-
ting tweeledig zijn. namslijk dat de erkenning

is in strijd öf met da wei öf met de waarheid. )
Het eerste zü nie; ligt tegenspraak ontmoeten.
Reeds trachtten wij te betoogen dat
elke hande-
hng tegen een stelhg verbod der wet gedaan eo
ipso van onwaarde is. Wordt de
erkenning dus
bestreden of omdat het erkende kind in
bloed-
schande of overspel is geteeld, of omdat de

\') n®. 363.

-ocr page 61-

hoeder daarin niet heeft toegestemd, of omdat
is gedaan bij onderhandsche akte, dan zal de
Regter terstond, waar dat vast staat, den eisch
boeten toewijzen.

Het tweede ligt niet dadelijk in den aard der
^aak. Eene erkenning, die met de waarheid strijdt,
strijdt nog niet (ook dit wezen wij aan) met de
^et en is dus niet ipso iure nietig. Nademaal
echter de wet onbepaald spreekt, en geen grond
heeft uitgesloten kan eene onwaarachtige erkenning
aanleiding geven tot vernietiging, zoo de onwaar-
heid duidelijk is uitgemaakt en zoo de regter
Van dat feit voldoende is overtuigd.

Het onderscheid tusschen beide gevallen is dus
dit dat in het eerste de nietigheid
moet, in de
tweede kan worden uitgesproken.

Iedereen is tot het betwisten geregtigd. Zulks
^an doen de vader of de moeder van het kind,
dat door den vader of de moeder is erkend.

kan doen het kind zelf. Zulks kunnen doen
de erfgenamen van de ouders of van het kind ; hij
^elf die het kind erkende is niet minder daartoe
geregtigd; terwijl ook elk vreemde, zoo hij zijn be-
hang maar aantoonen kan, niet mag worden afge-
lezen ; eindelijk kan het ook door het openbaar
d^nisterie gedaan worden, dat als met de hand-
having van alle wetten belast, op grond dat hier
eene wetsbepaling is overtreden, zijne bezwaren

-ocr page 62-

kan geldende maken , en wiens belang van zei
daaruit voortvloeit dat zoo dikwijls aan een wet
is te kort gedaan, de regten der maatschappij
geschonden zijn en het algemeen welzijn is be-
nadeeld , waarvoor door hem ten allen tijde moe
worden gewaakt.

Welke zijn de gevolgen der erkenning?

In het hoofdstuk I, waarin wij handelden over
natuurlijke kinderen in het algemeen, werd door
ons met een enkel woord aangewezen , waarin
een onwettig kind bij een\' wettig voornamelij

achter staat.

Wij toonden aan dat de nadeelen aan hun

toestand verbonden vooral daaruit hun\'oorsprong

nemen dat natuurlijke kinderen in den zm der
wet geene vader en geene moeder hebben.

Die nadeelen worden door de erkenning be-
langrijk verholpen. //Door het erkennen van eefl
//natuurlijk kind worden
burgerlijke betrekking«\'\'^
//geboren (of liever en meer overeenkomstig me
het begrip van erkenning
gevestigd^) tusschen
//dat kind en zijnen vader of zijne moederquot; art.
335 B. W.

Had het natuurlijk kind, daar het volgens de
wet geen bekende vader of moeder bezat, gee»
regt om den naam van zijn vader of zijne naoe-

ij Pols t. a. p. pag. 385.

-ocr page 63-

dei- te dragen, hij mag dien nu na zijne erken-
ning voeren.

Was het natuurlijk kind geheel buiten de
vaderlijke magt ten opzigte van de noodige toe-
stemming bij het huwelijk , ten opzigte ook
Van de regten der ouders met betrekking tot den
persoon hunner kinderen, staan zij met wetiige

gelijk

Konde het geen levensonderhoud van zijoe
ouders vragen en behoefden zij dat ook niet te
Verstrekken, de verpligtingen tusschen ouders en
hunne kinderen wat dat betreft, bestaan nu ook
Voor dit kind®). Stond het niet onder de voogdij
Van den vader of van de moeder, die wordt nu
door vader of moeder over dit kind uitgeoefend
t^n was het van alle regten op de nalatenschap der
ouders uitgesloten, erkende kinderen en de er-
kend hebbende ouders kunnen als elkanders erf-
genamen optreden^).

Toch niettegenstaande dit alles, is hun betrek-
king tot hunne ouders nog in menig opzigt ver-
schillende van die, welke tusschen ouders en
Wettige kinderen bestaat. Vooral is dat blijkbaar

\') art. 97 B. W,
quot;) art. .361 B. W.
art. 383 B. W.
art. 408 B. W.
art. 909, 917 B. W,

-ocr page 64-

wat aangaat ten eerste het vruchtgenot der goe-
deren van hun kind. Van de goederen aan er-
kende kinderen toebehoorende hebben de
ouders
geen genot En ten anderen is dat duidelijk
in
de opvolging in de nalatenschap der ouders

Alleen tusschen de ouders en de kinderen wor-
den burgerlijke betrekkingen geboren.
Tusschen
hen en de bloedverwanten der ouders bestaan
zij niet: en schijnen sommige bepalingen in het
burgerlijk wetboek, zoo als die van de
artikelen
86 en 88 en van 918 en 920, ook zoo iets te
onderstellen: bij naauwkeurige overweging zal
het duidelijk worden dat gemelde
bepalingen
bloot of in het publiek belang of in het privaat
voordeel van sommigen, bij wijze van uitzondering gt;
zijn opgesteld, zonder dat de wetgever daardoor
gerekend wil worden verwantschap tusschen er-
kende kinderen en andere personen als
hunne
ouders te hebben erkend. Sprekende over
hen die erkend kunnen worden, hebben wij ge-
zegd dat erkenning kan plaats hebben, van
reeds overleden kinderen. Welke gevolgen
heeft
zoodanige erkenning? Mr. Pols heeft in het
stuk, waarvan wij vroeger melding
maakten,
op die vraag een antwoord gegeven door aan te

art. 37t.

2)nbsp;art. 909, vlgg.

3)nbsp;Anders Diephuis nquot;. 370, 371.

-ocr page 65-

toonen dat de erkenning een terugwerkende kracht
heeft, en dien ten gevolge b. v. ook den erken-
nenden persoon bevoegd maakt, alsnog als erf-
genaam op te treden in den boedel van het voor-
.^^erleden kind.

Hij wijst dat aan uit den aard der erkenning,
denbaar uit hare geschiedenis, waaruit blijkt (ge-
hjk wij meermalen zeiden) dat zij uitsluitend
het bewijzen of doen blijken van een reeds
Vroeger bestaand feit:— uit de
woorden der wet
^^kennen, reconnaître, aanduidende dat zij niet
®ökel het tegenwoordige of de toekomst bedoelt,
difiar ook op het
verledene terug ziet: — uit het
^e\'rschil dat tusschen wettiging of adoptie en
^^kenning bestaat: — en uit de bepaling van
339 B. W., waar in de toevoeging der woor-
*ien //wanneer zulks niet reeds bij de akte van
quot;geboorte gedaan is,quot; het denkbeeld ligt opgeslo-
ten, dat
iedere erkenning gelijk staat in hare
gevolgen met die welke bij de geboorte-akte is
ditgebragt.

Met het resultaat waartoe die schrijver komt
Vereenigen wij ons gaarne.
Wij gronden onze
^eening echter vooral op den aard der erkenning,
onze vroegere bepaling gegeven; de verdere
^^gumenten zijn wel wat heel fijn, en dat wat
dit art. 336 B. W. wordt geput zou niet het
onze zijn, om de mede in het artikel voorkomende

-ocr page 66-

bijvoeging van de erkenning bij Imwelijks-akte,
welker noodzakelijkheid vroeger werd aangewezen.

Met eene enkele aanmerking omtrent art. 340
B. W. besluiten wij dit gedeelte, üat artikel
houdt eene uitzondering in voor de algemeene
gevolgen der erkenning, ten opzigte
van die kin-
deren , die door een der eehtgenooten bij een
ander dan zijn echtgenoot voor zijn huwelijk zij»
verwekt en staande huwelijk door hen worden
erkend.

Het artikel is van exceptieven aard en dus
strictae interpretationis. Het tal van gevolgen
dat
Duranton uit den inhoud afleidt b. v.
dat het niet geldt wanneer het kind door
heiden
erkend wordt omdat het uit beide ouders is ge-
sproten , dat het ook niet toepasselijk is wanneer
de erkenning geschiedt door den vader, en het
moederschap van zijne echtgenoote wordt bewe-
zen , en dergelijken , behoeven geene uitdrukke-
lijke opsomming daar zij uit de stricte uitlegging
van zelve voortvloeijen.

Alleen dit moeten wij doen opmerken dat
Di.ephiüs onzes inziens teregt Düranton s
meening bestrijdt in 253 uitgesproken: \'/Quoi-
//que r article 337 (C. C.) dise dans sa dispo-

\') nquot;. 247 vlgg.
nO. 380.

-ocr page 67-

quot;sition finale, que la reconnaissance produira
\'dons ses effets après la dissolution du mariage,
quot;^\'ii nen reste pas d\'enfants, cela doit néan-
quot;moins s\'entendre dans le sens de la disposition
quot;principale, c\'est-a-dire sans préjudice aussi des
quot;droits du conjoint.quot;

\'/En sorte que s\'il est donataire ou légataire
quot;Universel, il n\'y aura pas lieu à réduira la
quot;donation ou le legs pour fourner à l\'enfant la
quot;quotité des biens réglée par la loi: il lui sera
quot;seulement du des aliments.quot;

De woorden van het artikel geven hiertoe
geene aanleiding.

Had de wetgever dit gewild, hij zou het ge-
niakkelijk hebben kunnen bepalen.

Elke uitbreiding komt ons voor hier niet ge-
oorloofd te zijn.

-ocr page 68-

HOOFDSTUK HL

Over wettiging.

Wettiging is niet, zooals de erkenning, eene
instelling van later tijd. Zij was reeds aan de
Romeinen bekend, bij wie zij dateert van de
dagen van keizer
Constantinus , die de legf\'-
timatio per subsequens matrimonium invoerde, ter
afschaffing van het concubinaat.

Tn het Canoniek regt treft men haar desgelijks
aan en ook in ons oud regt werd deze instelhng
gevonden

De gewone definitie er van, die haar ook het
meest naauwkeurig beschrijft is, haar te noemen
het middel waardoor //onwettige en erkende kin-

1) Dat de legitimatie voor Constantinus\' tijd te Eome onbeken
was, wordt door de meeste auteurs geleerd. Zie b. v.
Heinecc.
Syntagma L. I. t. X § 22. Ook L. 5 C. de nat. lib. (V. 27).
Dk Gboot. Inleiding I. 12 n». 9. v. d. lispehh-p. 273.

-ocr page 69-

wettige

quot;deren den staat en de
quot;Verkrijgenquot; O-

Art. 327 B. W. strekt de wettiging uit tot
alle kinderen, die buiten huwelijk zijn verwekt,
diet uitzondering van hen , die in overspel of
bloedschande zijn geteeld.

In ons vaderland werd in vroegeren tijd datzelfde
^Is regel gesteld, waarop niettemin nu en dan ,
bijzondere gevallen eene uitzondering werd toe
Selaten. Wij lezen bij
vak der Linden:^) //üe
quot;legitimatie van bastaarden behoort eigenlijk tot
quot;die geenen, welke uit vrije personen geboren
quot;2ijn , en geenzins tot overwonnen bastaarden ,
quot;dat is, die uit bloedschande of overspel geteeld
quot;2ijn. Dit is niet alleen uit \'t Romein sehe regt
quot;bekend, maar wordt ook in het bijzonder be-
quot; Wezen door de ordonn. van Keizer
Ka rel van
quot;den 19 Mei 1544 art. 28 , waarbij gestatueert
quot;is, dat geene brieven van Legitimatie zullen
quot;Verleend worden voor Bastaarden, staande hu-
quot;Welijk gewonnen,
ten ware (zegt de keizer) hij
quot;ojise expressen consenfe, of uit speciale gratie ;
quot;Welke laatste woorden ten klaarsten aanduiden,
quot;dat dit zoo strikt niet moet verstaan wor-

regten

van

diephuis nquot;. 404. DE PINTO b w. i. § 198. dURANTON

uo.

167.
t.

a. p. pag. 282.

-ocr page 70-

//den, of somwijlen werd ook aan de zooda-
//nigen Legitimatie verleend: waarom dan ook
//de Groot Inleiding i b. 12 d. § 9
//lO zeer naauwkeurig spreekt, als hij zegt.
vdat de Staten of Landshoofden zoodanige
ngunst aan overwonnen kinderen niet ligielij^
//verleenen.^\'

Het B. W. kent geene uitzondering als die
waarvan art, 328 B. W. spreekt.

Dezelfde reden die den wetgever er toe bragt

de
de

in overspel of bloedschande geborenen van
erkenning uit te sluiten, t. w. de zorg voor

algemeene zedelijkheid, deed hem aan allen, buiten
de in art. 328 genoemden, het voorregt der
wetti-
ging ontzeggen.

Art. 334 B. W. vergunt de wettiging ook van
reeds
overledene kinderen. Om dat te kunnen
doen wordt vereischt, dat zij nakomelingen hebben
nagelaten, in wier voordeel dan de wettiging
strekt.

De algemeenheid van het woord //nakome-
lingenquot; schijnt het er voor te moeten doen
houden, dat daaronder ook
natuurlijke mits er-
kende (want
niet erkende hebben geen bekende
ouders) kinderen zijn begrepen. Het gevolg
dezer wettiging is, dat nu betrekkingen g®quot;
boren worden tusschen die kinderen en de
bloedverwanten hunner ouders, die voor en

-ocr page 71-

donder die wettiging niet hadden bestaan.

Wij merken hier nog op, dat erkenning altijd
öioet vooraf gaan. Zonder erkenning is geene
Wettiging naar onze wet mogelijk.

iVee soorten van wettiging onderscheidt- het
W., die per subsequens matrimonium, //door het
opvolgend huwelijk der oudersquot; en die per re-
^eriptum principis //door brieven van wettiging,
^ij den koning verleend.quot;

Over de eerste soort handelen de artt. 327 ,
over de tw^eede de artt. 329, 330, 331
W. Over de gevolgen van beiden art. 332.
^eide deze soorten wenschen wij nog met een
enkel woord te bespreken.

Het eerst dus spreken wij van de wettiging

het opvolgend huwelijk der ouders.
De wettiging door opvolgend huwelijk der
^nders is de oudste soort. Zij was bij de Ro-
nieinen een tijd lang ook de eenige, die was
^\'Oegelaten, en hare strekking bij de invoering was
^elfs jjjgj Qj^nbsp;tQj; ggjj middel te maken

daardoor voortaan ieder kind dat uit eene con-
^nbina werd geboren, door huwelijk des vaders
^et de vrouw door wie het ter wereld gebragt
^erd, den rang van een wettig kind bekomen
^oude, CoNSTANTiNus stelde haar alleen in voor

\') Diephuis nquot;. 408. DUEANTON n«. 185.

-ocr page 72-

hen die in zijn tijd in concubinaat leefden en bin-
nen zekeren
tijd huwden. Latere keizers breidden
haar eerst uit en maakten haar tot een algemeen
middeP).

Tn het B. W. wordt zij, zoo als wij zeiden,
in art. 327 beschreven. Dat art. meldt drie om-
standigheden die bij deze soort van wettigmg
moeten zamenloopen.

Vooreerst, moeten de kinderen buiten huwelijk
\'
1

zijn verwekt, en niet in overspel ofbloedschanae
geteeld.

Het art. 331 C. C. spreekt van enfants nés
hors mariage: ons ait. zegt naauwkeuriger vef\'
wekt.
Tmmers het is het tijdstip der conceptie
dat den staat van het kind bepaalt: zoodat b.
het kind kan gewettigd worden, dat geboren
is uit ouders, die later beiden of
waarvan een
met een ander persoon zijn gehuwd, zoo zij ma-iiquot;
tijdens de conceptie beiden ongehuwd waren en
elkander niet in verboden graad bestonden )

Voor bloedschendige kinderen is, wij vermek -
den dit reeds, in art. 328 B. W. een uitzonde-
ring op den algemeenen regel van art. 337 ge
steld en dit is alweer een
onderscheid dat tus-
schen hun toestand en dien van
overspelige km-

Lib.

\') L 5 C. de nat. lib. (V. 27; Hkinnbccius Syntagma
1. t. 10. § 23, 25: appendix § 43. L. 10, 11 C. eod.

iU. § ad, üo: appeuuiA s -±o. oj. .u, ..nbsp;-nbsp;^ ^^^

DuEiSTON nquot;. 172. Vergelijk ook DEMOLOMBEt a p.» •

-ocr page 73-

deren bestaat.\' Wanneer zij geboren zijn uit
ouders, die zonder bekomene dispensatie van den
koning geen huwelijk konden aangaan, kunnen
zij gewettigd worden, wanneer die dispensatie
bekomen is, maar ook dan alléén door erken-
ning bij de huwelijks-voltrekking.

Tn den C. C. wordt zoodanige bepaling\'niet
gevonden en van daar is de vraag meermalen
(loor de Fransche auteurs behandeld of een hur
Welijk tusschen personen in verboden graad el-
kander bestaande, na bekomen dispensatie gesloten,
de natuurlijke kinderen al of niet wettigt: zij is
door velen en te regt ontkennend beantwoord^).

Ten tweede moeten de ouders de kinderen
Wettiglijk hebben erkend, of dat doen bij de
acte van huwelijks-voltrekking zelve.

In ons oud regt, dat geene erkenning kende,
bragt het huwelijk van zelf wettiging mede, wij
kebben dat reeds bij de behandeling der erken-
ning gezegd.

Bij de Groot 2), lezen wij, //onwettig ge-
\'\'borenen worden bij ons op twee ende geen
quot;andere wijzen gewettigd, te weten, door huwe-
quot;bjk, als na de geboorte de ouders met den
quot;anderen wettig huwelijk aangaan,quot; enz.

Het artikel zegt nwettelijkquot; erkend; dat wil

\') Dueanton nquot;. 176, 177. Toüllier nquot;. 934.

Inleiding t. a. p. no. 9.

-ocr page 74-

zeggen op een der wijzen die door de wet zijn
aangewezen.

Toullier spreekt te dezer gelegenheid van
eene
ureconnaissance secrète:quot; //Elle (la loi),
zegt hij , //ne leur (les parents) défend pas de
//tenir leur reconnaissance secrète;
et l\'enfant,
//qui aurait en sa faveur un acte secret, niais
//authentique et antérieur au mariage,
pourrait
//être reconnu par ses père et mère après leur
//mariage.quot; Wij kennen geene geheime
erken-
ning als eene bij onderhandsche akte, en die is
ongeoorloofd.

Wat hij er bijvoegt aangaande eene recon-
naissance tacite:
//Si l\'un des époux, le pére,
//par exemple, dans la reconnaissance de l\'en-
//fant, faite avant le mariage, avait déclaré pour
//mère la femme qu\'il à epousée dans la suite,
//surtout si cette femme avait eu connaissance de
//la déclaration, sans la désavouerquot;, dat dan bij
huwelijk de wettiging zou volgen, vindt in den
Code ,Civil geen steun en kan bij ons, door de
bepaling in art- 339 B. W. stellig niet opgaan.

Wij hebben vroeger gezien dat eene uitspraak
des regters, waarbij iemand, naar
aanleiding van

\') t. a. p. n». 926, 927. Vergelijk ook Marcadé Cours éle\'men-
taire de droit Civil Français cet, 4de ed.
t. 11. p. 40, waar de
meening van
Toullier wordt weerlegd.

-ocr page 75-

de artt. 342 of 343 B. W. vader of moeder van
een onwettig kind verklaard wordt, dezelfde ge.
Volgen heeft als de erkenning. Wanneer alzoo
ten opzigte van één der ouders zulk eene regter-
lijke beslissing wordt gegeven, en de andere
dat kind erkent, wordt het door het opvolgend
huwelijk van die beiden gewettigd.

Dat de ouders gelijktijdig moeten erkennen
schrijft de wet nergens voor. Zij kunnen het
ieder bij afzonderlijke akte op verschillende tijd-
stippen doen, mits het gedaan worde voor het
huwelijk of ter gelegenheid van de huwelijks-
voltrekking^).

Ten derde wordt in art- 327 gesproken van
een huwelijk der ouders.

\'/Onwettige kinderen worden door het opvol-
quot;gend huwelijk van hunnen vader en moeder
quot;gewettigd.quot;

Worden zegt het artikel.

Geene afzonderlijke verklaring dat de ouders
dit verlangen, wordt gevorderd. ja zelfs bij aldien
zij hunne begeerte uitdrukten dat dit niet zou
geschieden, toch zou, wanneer zij hebben er-
kend, wettiging volgen.
Het huwelijk brengt die
noodwendig mede

De regel uit de Decretalia //Tanta vis est ma-

\') Diephuis no. 416. Toulliek no. 418.

-ocr page 76-

//trimonii, ut qui antea sunt geniti, po^^
\'/contractum matrimonium legitimi
habeantur
wheeft men niet willen afschafFenzegt Do-
RANTON.

//Les discours des orateurs, qui ont expose
//projet de loi, ne laissent aucun doute sur ce
//point. Les mots
pourront être légitimés ein-
//ployés par cet article (331 0. G.)
indiquent
//seulement l\'aptitude des enfants légalement re-
//connus à recevoir le bienfait de la légitimation ^
//et non un
libre arbitre, dans les père et uiere,
//de
les legitimer ou non après cette reconnais-

//sance.quot;

Wanneer dan (zoo als wij boven hebben g©\'^
steld) een kind verwekt is door
npersonnes libres,
die daarna een ander huwen , wordt het van hen
geboren en door hen erkend kind gewettigd, als
zij later zich met elkaar in den echt
begeven;
het intermediair huwelijk belet de legitimatie
niet.

\') n®. 173. Zie ook DiEPtiuis nquot;. 418.

O Toullieb nquot;. 923. Merlin Repertoire in voce legitimation
etc.
IL § II, nquot;. XL Dubanton n». 172. Diephuis nquot;.

Zie Mabcadé t, a. p. pag. 40 volgg. waar wij lezen: „Ces
qu\'en effet, le Code ni dans notre article, ni ailleurs, n\'exige
aucune condition, soit d\'une déclaration du voeu des parents, s
de la manifestation de l\'assentiment de l\'enfant: c\'est
lefaitmem^
du mariage
qui confère absolument à cet enfant la qualité
le\'gitime.quot;

-ocr page 77-

Worden kinderen ook gewettigd door een pnta-
tief huwelijk?^)

Naar de meening van sommigen niet. Met
meest algemeen gevoelen echter is, dat zoodanig
huwelijk wel wettiging ten gevolge heeft, wan-
neer het door beide partijen ter goeder trouw is
aangegaan, maar niet als de goede trouw slechts
aan ééne zijde bestond.

De voorstanders van die meening verdedigen
hun gevoelen met de bepalingen van art. 150
en 1.51 B. W. Het
eerste, handelende over de
gevolgen van een huwelijk bij bestaande goede
trouw aan beide zijden, verklaart dat het burger-
lijke gevolgen heeft, //zoowel ten opzigte der
\'^echtgenooten ,
als van de hinderen,\'\' het tweede,
Waarin eene bepaling gevonden wordt bij goede
trouw slechts aan ééne zijde, kent het voor dat
geval burgerlijke gevolgen toe //ten voordeele
quot;van dien echtgenoot en
van de hinderen, uit
quot;het huwelijh gesproten,quot;
laatstgemeld toevoegsel
gaf aanleiding tot die onderscheiding.

Die onderscheiding komt ons wat te gezocht

„n est certains mariages nuls en soi par l\'eifet d\'un empê-
quot;Chement ignoré, mais qui ne laissont pas de produire des effets
«civûs à cause de la bonne foi des parties ou de l\'une d\'elles et
l\'^ui par cette raison l\'on appelle
putatif.quot; Merlin t. a p nquot;-
art. r50, lôi B. W.
Meslin t. a~ p. Tot5îgt;libii nquot;. 9â4.
D
iefhuis nquot;. 420. ScHiiLLEB op art. .quot;527 B. W.

-ocr page 78-

voor en niet overeenkomstig met den geest der
wet. Wij zijn van oordeel dat het pntatief hu-
welijk in beide gevallen wettiging ten gevolge
heeft.

Art. 332 B. W. bepaalt dat gewettigde kin-
deren dezelfde regten zullen hebben alsof
sedert het huwelijk waren geboren.
Het gevolg
van deze bepaling is, dat door het huwelijk der
ouders gewettigde met wettige kinderen
worden
gelijk gesteld. Fictione legis worden eerstge-
noemden geacht uit het huwelijk der ouders te

zijn gesproten.

üat is een der burgerlijke gevolgen die door
de gunst der wet aan de echtverbindteiiis zijn
verbonden.

Wat bepaalt nu de wet ten opzigte van ae
burgerlijke gevolgen bij het matrimonium puta-
tivum ?

Met betrekking tot de echtgenooten , bestaat
hierin verschil, naar gelang zij handelden ter
goeder of ter kwader trouw ; maar ten
opzigte
der kinderen is er geen onderscheid hoegenaamd.
Daarvoor zoude ook geen afdoende reden bestaan-

1) Merlin t, a. p. haalt een vonnis aan van de tribunal civ) ^
de Moulins — en — Gilbert dd. 11 Maart 1808, waarin voor-
komt „Quel a le\'gitimation par mariage subséquent n\'est, e
„effet, qu\'une fiction qui suppose que les père et mère e\'taien
„mariés au moment de la conception de l\'enfant etc.quot;

-ocr page 79-

t)at het huwehjk voor diegenen , die dolo malo
handelde, geen voordeelen met zich brengt is eene
regtmatige straf voor zijn gepleegd bedrog; de
kinderen echter zijn aan die bedriegelijke hande-
hng even onschuldig als de andere echtgenoot ;
Wat voor de bedrogen echtgenoot gelden moet,
moet derhalve evenzeer op hen toepasselijk wor-
den gemaakt. Van daar dan bepalen beide
artt. 150 en 151 dat zoodanig huwelijk burger-
hjke gevolgen heeft,
uten voordeele van de hin-
deren.

Maar aan weihe kinderen heeft de wetgever
gedacht ?nbsp;-

Het komt ons voor dat hij uitsluitend het oog
heeft gehad op kinderen //staande huwelijk ge-
horenquot;, niet op hen, die vroeger geteeld, door
het huwelijk werden gewettigd. Dat is, dunkt
ons, blijkbaar uit de discussien over art. 152.

Tn een der afdeelingen werd de aanmerking
gemaakt: //On voudrait que les effets du juge-
quot;ment, quant à la fortune, remontassent au
quot;jour de la demande.quot; — //On n\'a pas cru con-
quot;venable (was het antwoord)
pour des motifs très
quot;graves, de faire remonter les effets du jugement
\'\'au jour de la demande, parce que les effets
quot;physiques du mariage subsistant pendant l\'in-

\') Demolombb t. a. p. n». 359.

-ocr page 80-

\'/stance, Ton ne pouvait donner au jugement de
\'/force, que du moment ou la nullité
est prononoee.

De lieer Nicolai zeide op dit artikel :
\'/mariage nul, mais que les
époux ou l\'un d\'eux,
//ont cru légitime, produit néanmoms des
effets
//dans l\'ordre civil. La faveur des enfans, et la
\'/considération de la bonne
foi des époux, ont
\'/fait généralement\'admettre comme une
maxime
//fondée sur l\'équité qu\'ils conserveraient le nom
\'/et les prérogatives d\'époux et d\'enfans légitimes,
//parce que toutes les apparences d\'un
mariage
\'/légitime, ont existéquot; etc.

Men sprak slechts van kinderen uit het hH\'-
toelijk geboren
en stelde die met de echtgenooten
gelijk.

Neemt men nu aan, — en dat moet aange-
nomen worden, want de duidelijke wil der wet
om onwettige kinderen ter hulp te komen staa^
hier de toepassing toe van den regel
favores
ampliandi, — dat bij bestaande goede trouw van
weerszijde door puiatief huwelijk de kinderen
gewettigd worden : dan moet men het er
ook
voor houden , dat hetzelfde gelden zal waar de
goede trouw slechts aan eene zijde bestaat, Bij
analogie breidt men genoemde artikelen uit tot
een geval, waarvoor de wetgever ze niet ter neder

î) Voorduin. Deel II. Burgerl. Wetb. ad art. 152 pag. 269.

-ocr page 81-

schreef, en waar dat zoo is, mag men geen be-
perking zoeken in het toevoegsel van art. 151
B. W. voor welke beperking geen reden be-
staat , en welke door den wetgever in het alge-
lïieen niet kan gewild zijn.

Duranton is hetzelfde gevoelen toegedaan,
vooral echter omdat bijaldien geene wettiging
plaats had , het huwelijk niet
alle burgerlijke
gevolgen voor den echtgenoot zeiven hebben
zoude: //car un des effets civils du mariage est
\'da légitimation des enfans naturels légalement
quot;reconnus, légitimation très avantageuse aussi à
\'d époux, ne fut-ce que sous les rapports civils ,
\'-quot;Sans parler des rapports moraux, bien autre-
quot;lîient importants. Elle lui est avantageuse,
quot;puisqu\'il acquiert par elle les droits de succes-
quot;sibihté légitime et régulière comme parent légi-
\'^time, ainsi que l\'usufruit légal.quot;®)

Wij handelden in de tweede plaats van de
Wettiging door brieten bij den koning verleend.

Aan de legitimatio per subsequens matrimonium

Werden bij de Romeinen door latere keizers nog
twee modi legitimandi toegevoegd, door
Theo-
Dosius junior die per oblationem curiae, door
Justinianus die per rescriptum Principis.

\') De Pinto B. W. II § 91 pag. 81.
ä) nquot;. 175.

Hbinnbcciüs t. a. p I x § 27 spreekt nog van een modus

-ocr page 82-

De legitimatie per oblationem curiae heeft haar
oorsprong te danken aan politieke oorzaken; zij
stond in verband met de staatkundige inrigting
van den Romeinschen staat, en heeft met het
verval van dien staat opgehouden te bestaan.

De legitimatie per rescriptum principis is in
de instellingen van latere staten overgenomen.
In Frankrijk is zij geruimen tijd in zwang ge-
weest, en daar eerst met de constitutie van 1791
verdwenen.

In ons vaderland was zij evenzeer in gebruik.
De Groot gewaagt van weiti^jig o door gunste
van de Lanäs-overheijdiquot; en van der LindeN
geeft op, hoe moet worden gehandeld om op die
manier onechte kinderen te doen legitimeren en
vermeldt een oud formulier der brieven van Legi-
timatie, bij Resolutie van de Staten van Holland
van 14 Febrnarij 1669 vastgesteld.®)

Zij was ook opgenomen in het wetboek Na-
poleon
,^) en in het ontwerp van 1820. \') In

legitimandi per arrogationem. Het doel hiervan was voornaine-
lijk het
mscipere van natuurlijke kinderen in paterna sacra: ge-
heel verschillend van de eigenlijke legitimatio. Zij werd toegestaan
door
Anastasius , afgeschaft door Justinus. L. 6,7. C. de
nat. lih. (V. 27.)

O Meklin t. a p. Sect. Hl.
Inleiding t. a. p. n®. 9.
t. a. p. n. B IV. H VII § 3.
art. 271. 272.
\') art. 549.

-ocr page 83-

het ontwerp echter van 3 December 1832 werd
2ij niet gevonden. De vraag tijdens de beraad-
slaging gesteld: //zal de
wettiging per rescriptum
Worden toegelaten?quot; werd door de meerderheid
lïiet
nneenquot; beantwoord. Bij dat van Februarij
1832, werden de artt, 329 , 330 en 331 van
Oïis wetboek voorgesteld, en vastgesteld bij de
Wet van 16 Junij 1832.^)

De wettiging bij brieven, kan volgens het
Burg. Wetb. plaats hebben in twee gevallen.

Vooreerst: //indien de ouders , vóór of bij het
quot;aangaan des huwelijks, mogten hebben ver-
quot;zuimd, hunne natuurlijke kinderen te erkennen.quot;
(art. 329) welk verzuim (zeide de Regering)
dikwerf uit onwetendheid plaats heeft.

Ten andere: wanneer de ouders, //uithoofde
quot;Van het overlijden van een hunner, hun voor-
quot;genomen huwelijk niet hebben kunnen tot stand
quot;brengen.quot; (art. 330.)

Het overlijden moet het huwelijk hebben
onmogelijk gemaakt. Het Romeinsche regt,
evenzeer als het oud Fransche en oud Hol-
landsche regt , liet wettiging per rescriptum
principis toe ook wanneer andere redenen , als
de dood het huwelijk tusschen de ouders ver-

\') VOOEDUIN t. a. p. B I t. xni, pag. 541.
^ vooeduin t. a. p. i t XIII p. 550. Diephuis no. 426, 427.

-ocr page 84-

so

hinderden.Te regt heeft onze wetgever deze
legitimatie niet verder dan tot overlijden uit-
gestrekt.

PJoe zal dat voorgenomen huwelijk bewezen
worden ? vraagt de Pinto.

Het art. zegt daaromtrent niets, het spreekt
zoo algemeen mogelijk. Wij houden het er
daarom met dien schrijver voor dat het voorne-
men tot trouwen door alle middelen kan
worden
aangetoond. Diephues®) is van oordeel dat het
alléén door een aangifte kan worden bewezen,
omdat //de wet aan trouwbeloften op zich
zelve,
//geen kracht toekent, en er geen grond bestaat
z\'om daaraan in het belang der kinderen eene
//bepaalde kracht toe te schrijven.quot;

Het is waar, trouwbeloften doen geene actie
geboren worden tot het aangaan des huwelijks,
of tot schadevergoeding, evenmin als de aan-
gifte, wanneer die niet door eene afkondiging
is gevolgd (art 113 Burg. Wetb), maar daar-
om is hun nog niet de kracht ontzegd om
tot bewijsmiddelen te dienen van een voorne-
men , waaraan om bijzondere redenen geen
uitvoering kan worden gegeven. En waar nu de

1) Nov. LXXXIX c. g Merlik t, a. p. sect. III § n. V.
Linden p. 281, 2S2.

B W. II pag. 139. § 200.
n«. 434,

-ocr page 85-

Wet onbepaald spreekt, mogen wij haar niet op-
zettelijk beperken.

//Om op laatstgemelde manier (per rescriptum
quot;principis) onechte kinderen te doen legitimeren,quot;
200 lezen wij bij van der Linden,^) //presen-
quot;teert men een Request aan den Souverainquot; enz.

Dat nog tegenwoordig een verzoekschrift daar-
toe moet worden ingediend, spreekt van zelf,
ofschoon de wet daarvan niets zegt. Uit dat
stilzwijgen der wet en het daardoor ontbreken
Van eenig voorschrift,
wie de brieven van wettiging
Vragen kan , besluiten sommigen en (naar wij
meenen) teregt, dat niemand is uitgesloten, en
dus ook niet de
natuurlijke kinderen zeiven. Met
Diephuis zouden wij hun ook die bevoegdheid
geven na doode van beide ouders of van één
Wnner. Geene bepaling schijnt zich daartegen
te verzetten. Zoo was het ook oudtijds.^) Het
Verzoek wordt gerigt aan den Koning, die daarop
ïiet advies inwint van den Hoogen Raad.

Alvorens dit advies uit te brengen hoort dat
Collegie of doet hooren de
bloedverwanten des
Verzoekers.

Bij de beraadslagingen over art. 331 werd
gevraagd //of het hooren
der bloedverwanten niet

t. a. p. pag. 279.

ScHÜLLER ad art. .329. Dibï-huis nquot;. -tSO.
dek Linden ii. pag. 281.

-ocr page 86-

A/tot een zeker getal en graad moet beperkt
//worden?quot; De Regering antwoordde: //dat het
//geen bezwaar vindt, om zulks aan de beschei\'
//denheid van den Hoogen Raad over te laten,
//daar er geene reden bestaat, waarom een ver-
//wijderd bloedverwant,
die door de openbare
//nieuwspapieren kennis draagt dat een minder-
//jarig
persoon brieven van wettiging heeft ge*
//vraagd , zoude worden afgewezen , wanneer hij
//mogt
in staat zijn, een bondigen grond tege»
//het verzoek aan te voeren.quot;

Zijn er geene bloedverwanten of geven zij aan
de oproeping geen gehoor, dan mag aan de
formaliteit gerekend worden te zijn voldaan door
de oproeping alléén. Omdat de bloedverwante»
niet kunnen of niet willen verschijnen kan de
mogelijkheid tot wettiging niet vervallen.

De brieven van wettiging worden in de registers
van den Burg. Stand ingeschreven, en daarvan
melding gemaakt op den kant der geboorte-akte.
Door die registers moet blijken van den bur-
gerlijken staat der personen; ook de
staatsver\'
andering moet daarin dus worden opgeteekend.
Dit is duidelijk, al zegt de wet het ook niet. )•

Voorduin t, a. p. pag. 551.
■2) Diephuis n». 4.37«.

Vaillakt. Handboek pag. 188 en 189. \'

-ocr page 87-

Ten laatste doet zich doet zich de vraag voor:
\'^at zijn de gevolgen der wettiging ?

Uit hetgeen wij tot dusverre hebben betoogd,
is, naar wij hopen, het verschil duidelijk dat
tusschen erkenning en wettiging bestaat.

De erkenning doet eene betrekking aan het Ucht
komen die reeds vroeger bestond.

De wettiging schept eene geheel nieuwe nog
niet bestaan hebbende betrekking.

Het onderscheid tusschen haar is vooral zigt-
baar in het
tijdstip, waarop hare werking begint,
en in de
gevolgen die beiden na zich voeren.

Het tijdstip, waarvan de erkenning hare kracht
begint te oefenen, is dat der geboorte. Zij werkt
tot op dat oogenblik terug. De wettiging ver-
krijgt hare werking eerst van den dag van het
huwelijk of van dien waarop de brieven van
Wettiging zijn verleend. Zij roept een nieuwen
toestand in het leven; zij werkt dus eerst van
het oogenblik waarop die toestand is ontstaan,
\'naar dan ook
terstond, onmiddellijk op den dag,
daarop het huwelijk is gesloten of waarop de
brieven van wettiging zijn verleend. Zoo verstond
het ook de Regering. Op het voorstel in de
om de vToorden
//sedert het huwelijkquot; te
Veranderen in die van
//uit het huwelijkquot; (art.

zeide zij: //de woorden:nbsp;het huwelijk,

quot;gebezigd te hebben, ten einde te doen gevoelen.

-ocr page 88-

//dat de wettiging haren aanvang neemt van den
//dag der voltrekking des huwelijks, en
niet van
//de geboorte der kinderen.quot;

De gevolgen\', die de erkenning heeft, brengen
reeds eene belangrijke verbetering in den toestand
van een onwettig kind. Maar toch, hoe gunstig,
zij al reeds werke, nog altijd ontbreekt hem veel,
dat hem aan een wettig kind gelijk doet zip-
Dat ontbrekende wordt door de
wetgeving
aangevuld. Tusschen gewettigde en wettige
kinderen bestaat geen onderscheid meer; ^ij
staan geheel gelijk: gewettigde //genieten
dezelfde
regten als of zij sedert het huwelijk geboren
warenquot; (art. 333 B. W.); zoodat ook het door
het huwelijk der ouders gewettigde kind den
rang inneemt van eerstgeborene uit die
echt-
vereeniging.

Art. 333 B. W. bepaalt dat de wettiging pe^
rescriptum principis, slechts kracht hebbende van
den dag waarop de brieven van den koning zip
verleend,
alzoo ten aanzien der erfopvolging»
niet strekken kan ten nadeele van wettige voof
hinderen, gelijk zij ook niet werkt in de erfop\'

») Voorduin pag. 551. Diephuis n». 422, 439.nbsp;_

2) Duhanton equot;, 184, „maisquot;, voegt Mj er zeer juist bij,
ne serait point l\'aine\' des enfants ne\'s d\'un mariage
anterieur.
quoi qu\'il le fât naturellement.quot; Diephuis nquot;. 424. schuut®»

art, 832.

-ocr page 89-

volging van andere bloedverwanten, dan voor
zooverre die in het verleenen der brieven van
Wettiging hebben toegestemd.

Er bestaat eenig verschil van meening, wie
hier onder
voorkinderen moeten worden verstaan.
Sommigen^) begrijpen daaronder alléén de voor-
kinderen van den overleden echtgenoot, die
reeds van dezen geërfd hebben, en niet de
voorkinderen van den langst levende der echte-
lieden.

Anderen^) denken hier aan alle voorkinderen,
onverschillig of zij van den overledene zijn of
van deii langstlevende. Wij scharen ons liefst
aan zijde van laatstgenoemden.

Het belang der voorkinderen in bescherming
te nemen is de ratio legis: en wel dat van de
voorkinderen in
het algemeen, en geen reden is er
ook om sommigen hunner minder gunstig te be-
handelen. Dit is een beginsel sedert de invoering
van de legitimatie per rescriptum principis alom
aangenomen. Het is van daar ook dat de woorden
der wet algemeen zijn, sprekende van
voorkin-
deren
zonder bijvoeging van wien der ouders.
In het woordje //alzooquot;, dat het eerste en tweede

\') Schüller ad art. 333.

Diephuis n®. 440.
3)
Heinneoo. de leg. § 172. Wetb. Nap. 270. Ontwerp van
1820, art. 556 vlgg.

-ocr page 90-

lid verbindt, eene beperking te zoeken, die niet
in den geest der wet ligt en met de volgende
algemeene woorden strijdt, komt ons minder juist
voor.

Ook voor het belang der bloedverwanten, voor
wie de wettiging soms zeer schadelijk kan zijn,
heeft de wet gezorgd, door de bepaling aan het
slot van dit artikel.

Wettiging werkt niet in hunne erfopvolging,
dan voor zooverre zij in die wettiging hebben
toegestemd. Zijn zij op de oproeping niet ver-
schenen , dan kan in dit geval, de regel niet
gelden , //qui tacet consentire videturquot; eene
uit\'
drukkelijhe
toestemming schijnt hier gevorderd
te worden.

Er is gevraagd, — en met de beantwoording
dezer vraag besluiten wij, — of een kind de
wettiging betwisten kan- Wij antwoorden
neen : bij
huwelyk is zij een noodzakelijk gevolg
van de vereeniging, hetwelk daaraan verbonden is
invitis omnibus: en bij wettiging door
brieven
des konings
wordt het kind daarover niet ge-
hoord : alléén van bloedverwanten spreekt de wet.

-) De Geoot Inleiding t. a. p. „ dan dese wettiging door gunste
,Tan de Lant-Overheyt, raekt de Magen niet, dan die daer in
„verwilligen, strekt ook niet over de leen-goederen, ten zij sulks
„Sonderling zij vermaent.quot;

Dubanton nquot;. 189. Diephuis nquot;. 410.

-ocr page 91-

Te minder zou dit aannemelijk zijn, daar hem
de gelegenheid openstond de
erkenning te be-
twisten, zonder welke wettiging onmogelijk is.

De voordeelen, zoo als die bij erfopvolging,
niet te willen genieten, staat hem vrij- Hij
staat daarin gelijk met elk die eene opgekomen
erfenis niet wil aanvaarden.

-ocr page 92-

Î3

iU\'jff w.h .Uli*:\' iflil(iii:t;ffnc/ï^.jiï\'

^nbsp;U^VïL^wtf- il//

\'S ë 8 S B T

^ iilflÄ .

ixM/

. - y ;

^nbsp;inbsp;. tfiï..

■ ■■ ^ ■■ \'

li-, \'

\'^.femiiH^ Sb\' -»Cl \'\' JL mAUf^\'- mm quot; tfiiiShafoiï\'^
^ïv / , ^-003 iiilibCTj boup aaq^ö? ^^igu^jitfc

.t JÙ: Mm\'!^^ ^ \'

rar - . r/\'tk.-:---\'

am^

9b .3 St Bi)-j[KttttiïAM Jo mmujoiiJ «e^^i^iijê
\'iiiJa\'nf fiJßljoö ,

fînbsp;\'^t lofsaamp;namp;wis .

.o^ït ösbsbi»é8§ iaiajf itt3amp; ïooL Isiû ôlieotfeg lab

-ocr page 93-

T H E S E S.

I.

Faciendum cum Jüliano (in L. 36 D. de acquirend.
dom, 41, 1), dicente »cum in corpus quod traditur con-
sentiamus, in causis vero dissentiamas efficacem esse
traditionera. —
ülpianus (in L. 18 D de reb. credit. Xfl. 1,
perperam contrarium docet.

II.

Constitutione Diocletiani et Maximiani (in lege 13 C. de
conlr. emt.,
IV. 38, confirmata est Jurisconsultorum
recepta sententia emptionem non valere, collata pretii
lt;^eflnitione in arbitrium alterius contrahentium.

III.

Minder juist wordt door Mr. de Pinto (Handl. tot
het B. W.
II § 18, pag, 45 druk) geleerd dat in het
geval, waarvan het slot van art, 30 B. W, gewaagt, de
Aangifte der geboorte niet door den vader geschieden kan.

-ocr page 94-

IV.

De bepaling van art. 190 2® lid B. W. is noch onver-
klaarbaar noch overtollig.

V.

Het onderzoek naar het vaderschap is verboden ook tegen
de kinderen.

VI.

De meening dat eene onverstaanbare voorwaarde de ver-
bindtenis, die daarvan afhankelijk gesteld is,
vernietigt,
verdient de voorkeur boven het gevoelen, dat door som-
migen wordt voorgestaan »dat zoodanige voorwaarde
voor
niet geschreven rnoet worden gehouden.quot;

VIL

Door de bepaling van art. 1942 B. W. heelt de wet-
gever, aan de verklaring van een enkelen getuige niet
aile gezag ontnomen.

VIÏI.

Teregt zegt Mr. de Piwto (Hand!, tot het Wetb. van
Ko.iph. II § 227) dat het beginsel, dat men niet voor een
tweede keer kan doen verzekeren datgene wat reeds ver-
zekerd is, ook op onderlinge brandwaarborg-maatschappijen
van toepassing is.

IX.

Uit art. 523 Wetb. van Burg. Regtsv. volgt, dat het
O. M., wanneer het als hoofdpartij werkzaam is, zich van
het ministerie van procureurs bedienen moet.

X.

De bepalingen van art. 167 en 168 van het Wetb. van

-ocr page 95-

Strafv. kunnen niet worden toegepast op de gevallen
waarvan art. 116 van dat zelfde wetboek spreekt.

XL

Onder het woord »personnesquot; in: art. 520 G. P. zijn
alleen zij begrepen die zich aan den doodslag of aan het
toebrengen van kwetsuren en gewelddadigheden, waarvan
in dat artikel sprake is, hebben schuldig gemaakt.

XII.

Zeer juist heeft de Belgische wetgever (Loi relative au
duel du
8 Janvier 1841) begrepen noch van tweegevecht
noch van getuigen van dat misdrijf eene bepaling te
moeten geven.

XÏII.

Zeer juist is wat Zschokke schrijft: Klassische stellen der
Schweiz bladz.
104, overgenomen door Mr. W. Wintgens
in zijne Redevoeringen en Adviezen in de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, bl. 66, »Es giebt keine grössere
»Tijrannei, als die Tyrannei des Gesetzes, welche auf
»widernatürliche, gewaltsame weise, gleich machen wille,
»was von Natur und Schickzal ungleich gesteld ist. Jenes
»Gleichmachungs-System vernichtet alle menschliche Lebens-
»freiheit, macht allen herkömlichen Gewohnheiten, Erinne-
»rungen und Sitten, allen Lebensweisen und Bedürfnissen
»der verschiedenen Provinzen der Krieg, und giebt den
»Einen mehr, als sie beim zustand ihren Bildung ge-
»brauchen können, den
Andren weniger, als ihnen durchaus
»Döthig ist. Daher in manchen Reichen die wachsende,
»allgemeine Unzufriedenheit; daher die ewige unruhe
»Prankreichs, wo jeder Misgriff in der Verwaltung gleich-
»zeitig und überall im ganzen Staat Schmerz und Marren
»erweckt.quot;

-ocr page 96-

XIV.

De bepaling van geld door Montesquieu gegeven (Esprit
des lois, Livre 22 Chap. 2) : »La monnaie est un signe qui
»représente la valeur de toutes les marchandises,quot; is niet
juist en onvolledig.

XV.

Bij het vaststellen van belastingen verdient behartiging
hetgeen door
Montesquieu wordt gezegd, Esprit der Lois,
LXIiL ch. I. »Pour bien fixer ces revenus, il faut avoir
»egard et aux nécessités de l\'état et aux nécessités des
»citoyens. Il ne faut point prendre au peuple sur ses
»besoins réels pour des besoins de l\'état imaginaires.quot;
Ten onregte is dit somtijds uit het oog verloren.

ih

-ocr page 97-

E R, R A T A.

Pag. 6,

noot 2, staat:

Tepoque,

lees:

l\'époque.

« 7,

II

1,

Heinecuins,

II

Heineccius.

„ 7,

II

1, „

Püchta,

II

Puchta.

„ iO,

II

3, Il

Heinecius,

II

Heineccius.

» 18,

regel 24, „

l\'état,

II

l\'état.

„ 21,

noot 1, Il

Zacharias,

II

Zachariâ.

» 2.5,

regel 14, „

peu,

II

peut.

„ 46,

If

24, „

erkend,

II

erkent.

V 55,

II

5, 1,

reçoit,

II

reçoit.

Il 55,

II

23, „

art. 348,

II

art. 341.

« 60,

II

11 gt; «

86,

V

87.

„ 61,

II

16, „

art. 339,

II

art. 336.

,1 73,

noot 15 „

laissent,

t

laissent.

« 74,

II

1, ,1

Quel a.

II

Que la

« 77,

II

3, „

I X,

a

L X.

» 91,

Theses XI, „

alleen zij

II

niet alleen degenen

-ocr page 98-