DE OORZAKl EJi BET WEJf VAS STIIM,
DIE KUNNEN
OPTREDEN YOOR, BIJ EN NA DE BARING.
-ocr page 2-Snelpersflrnk van J. van Boekhoven , te Utrecht.
-ocr page 3-OORZAKEN EN HET WEZEN VAN SÏCIPEN,
DIE KUNNEN
OPTREDEN VOOR, BIJ EN NA DE BARING.
op gezag van den eector magnificus ,
Gewoon Boogleeraar in de Letteren ,
met toestemming van den academischen senaat
EN
volgens besluit van de geneeskundige eacülteit,
ter verkkijging van den graad van
aan de hoogeschool te utrecht ,
DOOE
6EB0BEN TE DE WERKEN ,
in het openbaar te verdedigen
den 25 October 1861, \'s namiddags ten 1 ure.
UTRECHT — NOLET amp; ZOON — 1861.
-ocr page 4-s ^^^ ^
■ .-.■■iH\'.\'. V\' •nbsp;.■■■■.. -- l A.nbsp;quot;
i Mnbsp;,nbsp;si\'nbsp;\'■quot;i- quot;
=5;
m mM ÎB \'a:im
W iïr
-ocr page 5-AAN
MIJNE DIERBARE OUDERS.
-ocr page 6- -ocr page 7-MET WEEMOED VERLAAT IK DE ACADEMIE,
OMDAT IK DANK MOET BRENGEN
MIJNE V^RIENDEN.
-ocr page 8-Sï\' \' -i
i
..nbsp;-r - tè
V /î ^
■ .îi
.. .: jigt; ■ ■
y- \'
life-.-ïnbsp;ï-\'^w-irquot;quot;\'\'
, \'1 . m
i - -, Unbsp;^^ f- \'^ M\'I
-ocr page 9-I N L E I D I N G.
De toestanden 4 waardoor de baring kan worden gestoord,
hebben altijd mijne bijzondere aandacht tot zich getrokken.
Hierin vooral wordt de arts dikwijls genoodzaakt oogen-
blikkelijk te handelen in het belang van twee levens,
wier behoud bedreigd wordt. Het zekere zijner handeling
Wórdt ontegenzeggelijk bepaald door de mate van kennis,
die hij zich verschafte omtrent den toestand, die zijne
hulp vereischt. Wel is die kennis dubbel klaar, als hij,
komende tot het ziektegeval, dat zich voordoet, met zich
draagt de ondervinding, die hij opdeed bij een geval,
dat met het nu bestaande overeenkomt in vorm en wezen;
maar niet ieder, bijzonder niet hij, die zijne loopbaan als
practiserend geneesheer pas begint, heeft te beschikken
over eene ondervinding in eiken mogelijken ziektetoestand.
Is deze stelling in het algemeen waar, ze is bij uitstek
van toepassing op de gevallen, van welke mijne beschouwing
uitging.
Het getal patienten immers, waarover de verloskundige
afdeeling van de inrigting, waar de toekomstige medicus
zijne opleiding ontvangt, te beschikken heeft, is, vergeleken
met dat der andere afdeelingen, altijd het minste. En houdt
men in het oog, dat de verlossingen, die voorkomen,
grootendeels zoogenaamde natuurlijke zijn, dan wordt de
kans om handelend ooggetuige te wezen van een buiten-
gewoon feit in de verloskundige wereld bijzonder gering.
Het ongunstige dezer kans staat natuurlijk in regte rede
tot het aantal barende vrouwen, die op de verloskundige
afdeeling worden verpleegd. Wat dan als eene practische
ontwikkeling in het een of ander gedeelte van het medische
vak gemist moet worden ? In dit geval durf ik als mijne
overtuiging uit te spreken, dat men wijs doet zich te
houden aan den raad van meer ontwikkelde en meer ver-
standige personen, om eene grondige en naauwkeurige
boekenwetenschap te stellen in de plaats van de indrukken,
die de ervaring achterlaat. Ook door eene herhaalde, zeer
aandachtige beschouwing van de eene of andere ziekte,
wier beschrijving ieders eigendom worden kan, kan men
aan het geheugen liet bezit geven van een beeld, dat
later ligtelijk zijn pendant vindt, als werd dit terug-
gekaatst door een grooteren of kleineren spiegel met
meerdere of mindere getrouwheid.
Wanneer een student eene dissertatie gaat schrijven, vind
ik, dat men hem niet hard vallen mag, als hij zich
afvraagt, waarom en waartoe hij deze schrijft; en dat hij
in zijn regt is, wanneer hij handelt in overeenkomst met
het antwoord, dat hij zich zelf geeft op deze vraag.
In dezen waan heb ik, die mijn laatste academiewerk
aanvang, het waarom en het waartoe van dit werk durven
te overwegen. Het waarom meen ik opgelost te vinden
in de verpligting, welke mij de wettelijke bepalingen op
het Hoogeronderwijs opleggen; het waartoe waag ik te
zoeken o. a. ook in het streelend vooruitzigt, dat -de
Academische proefschrijver door de behandeling van zijn
onderwerp veel leeren kan.
Met het oog op dit laatste en in verband met de straks
vermelde daadzaak kies ik de behandeling van eene ziekte,
die de verloskunde brengt tot de afwijkingen der baring.
Ik ga trachten iets mede te deelen van hetgeen men weet
omtrent de stuipen, die bij eene verlossing kunnen op-
treden en den pathologischen naam dragen van Eclampsie.
Ik kies deze stoornis uit de vele andere, omdat ik overal
■vond, dat Eclampsie een ziektevorm is, die zelden voor-
komt. Ik benijd den geneesheer, die als student stond
aan het bed eener eclamptica. Ik kies de behandeling
hiervan, ook omdat omtrent deze stoornis zoo vele en
verschillende meeningen altijd hebben bestaan.
Tot bereiking van het voorgestelde doel wil ik achter-
volgens nagaan , wat men Eclampsie noemt en waardoor
zij wordt opgewekt; om hierna en in verband hiermede
te zien, wat men weet aangaande het wezen van Eclampsie.
Ik zal dus eerst het ziektebeeld schetsen, daarna over
de oorzaken en het wezen van Eclampsie handelen.
1. ZIEKTEBEELD VAN ECLAMPSIE.
Kiwisch zegt, dat het ziektebeeld van Eclampsie door-
gaans zoozeer zich gelijk blijft, dat de symptomen van
één geval dezen ziektevorm volkomen goed vertegenwoor-
digen. Die vorm bestaat in convulsies van willekeurige
spieren, die vergezeld zijn van bewusteloosheid en gevolgd
worden door coma. Deze komen voor gedurende de zwan-
gerschap of tijdens de baring of in het kraambed. Het
uitbreken der eerste kenmerkende verschijnselen wordt voor-
afgegaan door verschijnselen, die men opvat als voorboden.
Hiertoe rekent men: zwaarte in het hoofd, hoofdpijn^
die zich kan voordoen als hemicranie op eene bepaalde
plaats, een eigenaardig gevoel in het epigastrium, dat aan
weeën doet denken, ligte trekkingen in handen en vingers,
langzame spraak, naauwe pupillen, die weinig bewegelijk
zijn , stompzinnigheid , zwakte van geheugen, duizelingen,
vonken zien, blindheid, oorsuizingen. In deze periode is de
vroinv afgetrokken; ze vreest dat haar eene zware ziekte
zal overvallen. Hare bewegingen zijn onzeker, zoodat ze
tuimelt of stoot tegen voorwerpen, die op baren weg zich
bevinden; haar uitzigt is onnoozel; de oogen puilen naar
voren en glinsteren sterk; het hoofd is meer of minder
heet. De vrouw haalt moeijelijk adem en de spijsvertering
biedt afwijkingen aan van verschillenden aard. De pols is
vol en hard; de ledematen zijn zuchtig gezwollen.
De duur dezer prodromi is verschillend. Ze kunnen
eenige uren, zelfs verscheidene dagen aanwezig zijn en
door hun bestaan den arts doen denken aan hetgeen volgen
zal, namelijk aan den gevreesden aanval van convulsies,
die zich voordoen allereerst in het aangezigt, waarop men
een eigenaardig spierenspel waarneemt. De oogleden worden
met groote snelheid afwisselend geopend en gesloten; de
bulbus wordt stuipachtig in alle rigtingen gedraaid; de
pupil, die kort voor den aanval naauw was, wordt wijder
en blijft onbewegelijk, zelfs bij de sterkste lichtprikkels.
Ook de spieren rondom den mond worden krampachtig
bewogen; de lippen zijn meestal naar ééne zijde getrokken;
de boven- en onderkaak worden tot elkander gebragt met
zoo groote kracht, dat, als de tong tusschen de tanden
komt, hieruit bloed te voorschijn treedt. Door de cloni-
sche krampen der halsspieren wordt het hoofd met buiten-
gewone snelheid naar den schouder getrokken. Spoedig
Iiierna nemen ook de spieren van den romp en van de
ledematen deel aan de krampen. De armen beginnen te
beven; later worden ze opgeligt, tot den romp gebragt
en van bier verwijderd bij afwisseling. De beenen worden
niet zoo onstuimig bewogen als de armen; ze blijven
onbewegelijk stil en uitgestrekt liggen of ze worden slecbts
langzaam been en weder getrokken. Als de aanval zijn
hoogste punt heeft bereikt, dan worden ook de ademhalings-
spieren aangedaan. Door de kramp van het diaphragma,
van de borst- en buikspieren wordt de respiratie gestoord,
zóó zelfs, dat deze gedurende eene halve minuut of langer
stilstaat. De kleine pols duidt aan, dat de contracties
van het hart onregelmatig worden of langer of korter
wegblijven. Als gevolg van deze respiratie en circulatie-
stoornissen, ziet men het aangezigt hoog rood of blaauw
gekleurd, de aderen van den hals overvuld met bloed,
de carotiden hevig kloppen, de vaten der conjunctiva sterk
geïnjicieerd. Door de zamentrekkingen van de buikspieren ,
geven maag, rectum en blaas hun inhoud onwillekeurig
af aan de buitenwereld. Hevige slagen, als wa,ren ze
electrische, gaan door het geheele ligchaam. De uterus
is zamengetrokken; de weeën zijn soms onregelmatig, maar
dikwijls ook kunnen ze ongestoord voortgaan. Bewustzijn
en gevoel ontbreken geheel.
De convulsies houden een of twee minuten, dikwijls
-ocr page 16-veel langer aan. Hierna volgt doorgaans eene periode,
waarin alle spieren in tetanische spanning verkeeren. De
ademhaling is dan geheel opgeheven en de hartsslag lang
intermitterend. Op de huid vindt men een koud, kleverig
zweet. De tetanus daurt 7»—Vs minuut. Na verloop
hiervan maken de tonische krampen weer plaats voor
clonische, die eerst nog vrij sterk zijn en kort na elkander
volgen; later worden ze zeldzamer en zwakker, en eindelijk
houden ze geheel op. Hierdoor verliest de uitdrukking
van het gezigt het onaangename, dat door de kramp der
gelaatsspieren werd opgewekt; de cyanotische kleur neemt
af; de oogleden worden gesloten; uit de neus- en mond-
holte vloeit slijm, gemengd met bloed, afkomstig van de
stukgebetene tong. Met het ophouden der krampen, die
in de m. m. masseteres altijd het laatst verdwijnen, begint
het soporeuse tijdperk.
Hierin ligt de vroiaw rustig, voor uitwendige prikkels
weinig of niet gevoelig. Ze beweegt zich alleen dan, als
de weeën zich vertoonen, wier aanwezigheid en verloop
doorgaans ook nu niet is gestoord: De respiratie wordt
bijzonder langzaam; dikwijls is ze snorkend. Het gezigt
is rood gekleurd met eene onnoozele uitdrukking. Van
de hevigheid der voorafgegane convulsies hangt de graad
van den sopor af. De duur hiervan neemt af, als het
aantal en de hevigheid der aanvallen toenemen. Wanneer
de krampen zich niet herhalen, dan kan de sopor a of
3 dagen blijven bestaan.
Hierop keert het bexvustzijn langzaam terug. Na klagen
de patienten over pijn in het hoofd, in de tong en in
die spieren, welke de sterkste contracties moesten doorstaan.
Ze weten niet wat er is voorgevallen, somtijds zelfs niet
dat ze moeders zijn geworden. In dit geval erkennen ze
het geboren kind dikwijls niet als het hare en openbaren
haar\' afkeer hiervan op vele wijzen. Hare antwoorden
op de gedane vragen zijn dikwijls nog onjuist en het
spreken valt haar eerst moeijelijk.
Het beeld, dat ik hier heb geschetst, is zoo volledig
mogelijk, dat is, men treft hierin bijna alle symptomen
aan, die bij Eclampsie kunnen optreden. Niet in elk geval
intusschen zal men deze allen tegelijk terugvinden. Zoo
b. v. kunnen in het eene geval de geschilderde voorboden
ontbreken, in het andere kunnen voorboden aanwezig zijn,
maar niet zoovele als vermeld zijn geworden. Deze stelling
echter, die tevens in mindere of meerdere mate toepas-
selijk is, ook op het verdere verloop van de beschrevene
phasen, is ook in elke andere ziekte zoo waar, dat ik ze
meedeel als opmerking alléén, zonder meer.
Het gegeven beeld is voldoende om hierin de stuipen
der barenden , zwangeren en kraamvrouwen te herkennen.
Het kan leeren wat Eclampsie is, ook in onderscheiding
van andere convulsies, die zich voordoen o. a. bij epilepsie,
hysterie, apoplexie en anaemie buiten de zwangerschap en
buiten het kraambed; ten minste als de verschillende
symptomen van elk dezer ziekten afzonderlijk, met de
hier beschrevene worden vergeleken. Van die vergelijking,
als voor mijn tegenwoordig doel onnoodig zal ik mij
intusschen onthouden en thans overgaan tot de beschou-
wing der oorzaken en van het wezen der bedoelde ziekte.
II. OORZAAK EN WEZEN VAN ECLAMPSIE.
De algemeene pathologie leert de oorzaken verdeelen in
voorbeschikkende en gelegenheidgevende. Deze verdeeling
berust op het verschil van tijd, waarin de ziek makende
krachten hare werking doen gevoelen. De oorzaak is
voorbeschikkend, wanneer, hetgeen zij zelve niet doet, ten
gevolge van hare aanwezigheid eene andere oorzaak ziekte
kan voortbrengen; ze is gelegenheidgevend, als ze het
uitbreken der ziekte tot stand brengt.
Ook in ons bijzonder geval moet deze verdeeling der
oorzaken worden doorgevoerd. We moeten afzonderlijk
stilstaan bij de voorbeschikkende zoowel als bij de ge-
legenheid gevende oorzaken van Eclampsie. In het belang
van het geheel echter geloof ik, dat het wijzer is de
behandeling der eerste soort te verschuiven en die te
verbinden met de voorgenomen beschouwing van het
wezen der ziekte. Yooreerst dus komen de gelegenheid-
gevende oorzaken ter sprake.
Gevallen van stuipen, die uitbreken vóór de of
maand der zwangerschap, worden vermeld, maar als uit-
zonderingen. Ik vond door patsch, haeuis 1) en velpeau
geloofwaardige waarnemingen meegedeeld van Eclampsie,
die reeds in de 5\'ie of bil® maand voorkwam. patsch 2)
behandelde eene multipara, die in de maand aborteerde
en stierf, nadat ze 30 aanvallen van convulsies had door-
gestaan. Dr. Bhoeus 3) was tegenwoordig bij de Eclampsie
eener gravida, in de maand harer zwangerschap.
l^iEDEL beweert Eclampsie gezien te hebben na een\' abortus
in de maand.
Eclampsie komt doorgaans voor in de 2 laatste maanden
der zwangerschap. Bovendien zijn alle verloskundigen het
hieromtrent eens, dat Eclampsie meestal optreedt te gelijk
met de baring. Van de 28 gevallen, die Scanzoot bij-
woonde, behoorden 23 tot de weeënperiode. Ook om deze
reden wordt het begin van den partus allereerst gebragt
tot de oorzaken, die Eclampsie doen uitbreken. Eenigen
]) Americ. Jouni. 1843. Juli,
2)nbsp;Verhand, der Gesellschaft f. Geburtsk. in Berlin. 4 Jahrg. S. 26.
3)nbsp;Nederl. Tijdschr. voor Verlosk., 3e Jaarg. pag, 265,
-ocr page 20-^elfs gaan zoover, dat ze het bestaan van Eclampsie af-
hankelijk doen zijn alleen van den baringsprikkel; dat ze
de species der Eclampsia gravidarum verbannen uit het
verloskundig woordenboek. Onder hen .trijdt Kiwisch
vooral met groote stoutheid. Hij scherpt zijne wapenen
als hij zegt, dat de weeën door den geneesheer kunnen
over het hoofd worden gezien, daar de bewustelooze vrouw
ze niet als gewoonlijk ondervindt en het geheele Orga-
nismus hieraan niet het gewone deel neemt. Het komt
soms voor, dat de kunstoefenaar I), die zonder eenig ver-
moeden op het einde van den partus tot het toucheren
der vrouw wil overgaan, het kind tussdien de beenen
der moeder vindt.
Be mogelijkheid, dat de weeën door een aanval van
i^clampsie kunnen worden opgewekt, ontkent Kiwisch door
redenering uit de analogie geput. De hevigste epileptische
cataleptisehe, zelfs tetanische aanvallen toch treden op
zonder eenig nadeel voor het verloop der zwangerschap.^
Tevens gelooft hij, dat na een aanval van eclamptische
convulsies de weeën zoo vroeg worden waargenomen, dat
deze met kunnen worden opgevat als een gevolg der
betrekkelijk kort aauM^ezige stuipen. Hierbij maakt hij
gebrmk van het bekende feit, dat eene baarmoeder, die
1) Baudelocque en anderen.
-ocr page 21-voor de baring nog niet is voorbereid, door de hevigste
prikkels niet binnen weinige uren in gecontraheerden toe-
stand kan worden gebragt.
Hij geeft toe, dat niet zelden na het uitbreken der
Eclampsie, eene vroeggeboorte volgt, maar niet als ande-
ren beschouwt hij deze als een gevolg der convulsies,
daar, naar zijne verzekering, vooral bij een\' partus prae-
maturus het eerste begin der baring aan de waarneming
ontsnappen kan.
Eindelijk voert hij aan, dat het in eenige gevallen
mogelijk is den aanval willekeurig in het leven te roepen,
eenvoudig door het opwekken van weeën.
De convulsies, die onmiddellijk na den partus zich
vertoonen, wanneer dus de weeënprikkel ontbreekt, vat
Kiwisch op gedeeltelijk als vervolg van voorboden, die zich
bij de baring reeds voordeden, gedeeltelijk als symptomen
van een opgewekt vaat- en zenuwstelsel, wier verschil-
lende deelen, dadelijk na de baring dikwijls eene zekere
mate van irritatie vertoonen. De convulsies, die na 8—
14 dagen in het kraambed uitbreken, beschouwt hij als
verschijnselen van een duidelijk aanwezige pathologische
stoornis der hersenen, in elk geval qualitatief verschillende
van die, welke men bij Eclampsie waarneemt.
Tegen deze argumenten, die, zooals ook Scanzoni er-
kent, grooten schijn van waarheid bezitten, hebben onder-
scheidene verloskundigen van naam hunne stem verheven.
Onder meer anderen noem ik Baudelocque, Puesïat, Braun
en ScANzoNi.1) Bijzonder deze laatste onderwierp deredenen
van Kiwisch aan eene uitvoerige en grondige kritiek.
ScANzoNi gelooft, dat hevige epileptische, cataleptische
en zelfs tetanische aanvallen zonder stoornis voor de
zwangerschap kunnen voorbijgaan, omdat deze allen aan-
wezig waren reeds voor de conceptie. Boox het langdurig
bestaan der daaraan te gronde liggende ziekte, waarmede
het ligchaam, als het ware, een is geworden, zullen de
zich uitende symptomen niet zdd sterk ingrijpen, dat
hierdoor weeën worden opgewekt, gelijk dit geschieden
kan door Eclampsie, die plotseling uitbreekt. Daarbij
komt, dat de eclamptische convulsies doorgaans langer
duren en kleinere pauzen tusschen de verschillende aan-
vallen laten waarnemen, dan de stuipen der even genoemde
ziektetoestanden.
Het optreden der weeën, spoedig na de eerste aanval-
len, wil ScANzoNi verklaren door de anatomische waar-
heid, dat de zenuwen der baarmoeder voor een gedeelte
afkomstig zijn ook van het ruggemerg. De onwillekeurige
spieren, die hierdoor voorzien worden, worden doorgaans
1) Met de waarnemingen van Kiwisch waren in strijd die van
Hamilton, Leveet , Bland, Velpeaü en Lachapelle.
niet verschoond bij de krampen, die zich openbaren in de
spieren aan den wil onderworpen.
Als hij denkt aan de meening van Kiwisch, dat een
aanval van Eclampsie willekeurig kan worden veroorzaakt
door het opwekken van weeën, dan meent hij, dat Kiwisch
geen naauwkeurig onderscheid maakt tusschen oorzaak
en gevolg, dat zoowel de convulsies als de weeën geza-
menlijk het effekt kunnen zijn van den prikkel op de
incident zenuwen van den uterus aangebragt.
Hoewel ik deze van elkander verschillende theoretische
bespiegelingen van twee der meest beroemde verloskundi-
gen van Duitschland belangrijk genoeg achtte voor de
ingenomen plaats, geloof ik toch, dat boven deze door-
gaans rein abstracte beschouwingen hooger waarde heb-
ben getrouwe practische waarnemingen, die hieromtrent
bestaan. Daarvan vermeld ik er eene. Deze geldt een
geval, dat zich voordeed op de kraamzaal der Praagsche
academie. Ook aangaande dit geval nemen Scanzoni en
Kiwisch een geheel verschillend standpunt in. Ik wil het
vermelden, eerst zoo als ScanzoivI het beschrijft, en daarna
KiwiscH doen spreken.
Op bladz, 621 der zweite Hälfte (3 Aufl.) van zijn
Lehrbuch der Geburtshilfe zegt Scakzoni: // Wir wollen
^en einen, besonders maassgebenden Eall in Kürze
anführen:
-ocr page 24-Eine 32jährige Erau, welche sich im neunten Monate
ihrer fünften bis dahin vollkommen normal verlaufenen
Schwangerschaft befand, wurde plötzlich, nach einem
vorausgegangenen heftigen Streite mit ihrem Manne, von
eclamptischen Convulsionen befallen, welche durch etwa
zehn Stunden mit stets steigender Intensität und Erequenz
der Anfälle fortdauerten. Gegen das Ende dieses Zeitrau-
mes Hessen dieselben allmälig nach und wir glaubten sie
wirklich beseitigt, als die Kranke nach und nach zum
vollen Bewusstsein kam, vollkommen entsprechende Ant-
worten auf die ihr gestellten Eragen gab und sich sogar
aus dem Bette erhob, um einige Bewegung im Zimmer
zu machen. Dieser Zustand währte durch etwa sechs
Stunden , und wir waren im Stande, uns mit Bestimmtheit
zu überzeugen, dass vor und nach dem Eintritte der
Convulsionen keine Spur von Wehenthätigkeit vorhanden
war. Die Kranke, welche sich auf die ihren früheren
vier Geburten vorangegangenen Erscheinungen genau zu
erinnern wusste, versicherte, vor dem Eintritte des ersten
Anfalles nicht das geringste subjective Zeichen der her-
annahenden Geburt bemerkt zu haben Während der
Anfälle fanden wir den Uterus schlaff, ohne spur einer
Contraction, den inneren Muttermund fest verschlossen,
und auch in der erwähnten, von den Anfällen freien Zeit
sprach weder eine subjective, noch eine objective Erschei-
nung für den erfolgten Eintritt der Gebnrtsthätigkeit.
Plötzlich, ohne nachweisbares occasionelles Moment, wurde
die Kranke von neuen Convulsionen befallen , welche nach
fünfstündiger Dauer unter dem Hinzutritte eines acuten
Lungenödems ihrem Leben ein Ende machten. Auch
während dieser neuerlichen- Anfälle war es unmöglich,
das Erwachen der Wehenthätigkeit zu constatiren; trotz
der heftigsten Krämpfe traten keine Contractionen der
Gebärmutter ein, das Orificium Uteri war nach dem Tode
eben so fest verschlossen, wie bei der Aufnahme der
Kranken, so dass wir uns genöthigt sahen, den Eötus
durch die Hysterolaparotomie aus dem Leibe der ^\'er-
storbenen zu entfernen.quot;
In eene noot op dezelfde bladzijde voegt hij er bij: „Wir
quot;^aren in dem vorliegenden Ealle der behandelnde Arzt
^md schöpften die iVJittheilung aus unserem sorgfältig
geführten Tagebuche.
Kiwiscii 1) behandelt dit geval aldus : „Wie ich mir
iiberzeugte, betraf dieselbe einen Fall, der am 24 Decem-
ber 1847 in der hiesigen Gebäranstalt vorkam, und es
heisst in den Protokollen der Anstalt ausdrücklich, dass
quot;^ie Geburt schon Tags zuvor ihren Anfang genommen,
dass hierauf mehrere Anfälle ausserhalb der Anstalt statt-
t) Die Geburlskuude mit Eiiiscliluss etc. Ii. ablh. I Heft. S. 59.
a
-ocr page 26-18
gefunden, somit von Scanzoni niclit beobachtet wurden.
Erst nach längerer Eortdauer der Anfälle wurde die
Gebärende in die Anstalt gebracht, und hier ergab sieh
allerdings die Eigenthümlichkeit, dass sich bei Portbestand
der Eclampsie vollständige Wehenlosigkeit einstellte, und
die Kranke vor Eintritt der Geburtsbeendigung den An-
fällen erlag.quot;
Zal ik na mededeeling hiervan de.eene of andere partij
durven te omhelzen? Ik durf het te doen en mij te
scharen aan de zijde van Sca^-zoni. Hij, de erkend goede
practicus, hij de naauwkeurige waarnemer, hij is te stellen
boven den leerling van Kiwisch , die de historie van dezen
partus schreef. Ik vind het vreemd, dat de Hoogleeraar
Kiwisch niet voorkwam, dat door onnaauwkeurigheid van
den assisterenden student, het bewuste feit verkeerdelijk
is medegedeeld. De historiae partus eener academie
behooren getrouw weer te geven hetgeen gebeurd is.
Zoo mag ook de student denken, die aan de
Utrechtsche hoogeschool zijne opleiding ontving. Ik, die
door de goedheid van Prof. van GounoEVER, waarvoor ik
Z.H.Gel, altijd hartelijk dankbaar zal zijn, meer van nabij
Aveet , hoe Utrecht\'s kraamzaal is ingerigt, ik Aveet ook, dat
de Hoogleeraar altijd zorg draagt, dat hetgeen neergeschre-
ven wordt aangaande het verloop eener baring, nimmer
bezijden de waarheid is.
In de meening das dat Kiwisch te ver gaat, als hij
het bestaan der Eclampsia gravidarum ontkent, zal ik
straks andere gelegenheidgevende oorzaken van Eclampsie
bespreken, die zich laten gelden, ook voor dat de partus
IS begonnen. Vooraf echter moet ik nog stilstaan bij
omstandigheden, die naauw zameidiangen met den prikkel
in de genitalia door de baring opgewekt.
Heeft de ondervinding geleerd, dat de Eclampsie optreedt
vooral in het baringstijdperk, ze leert tevens , dat de meeste
en hevigste stuipen voorkomen in het begin en in het
zoogenoemde gedeelte hiervan, dus bij verwijding van
•ien m^ond en als het voorliggend deel de weeke deelen
aan den uitgang van het bekken sterk doet uitzetten, of
ïniddellijk, d.i. door congestie van bloed, of onmiddellijk
op de heiligbeens- en sympathische bekkenzenuwen druk
uitoefent.
Dat verder anomale weeën, bijzonder krampweeën, ge-
legenheid geven tot het uitbreken van convulsien, kan
ttien zien, als de aanval van Eclampsie soms ophoudt,
nadat ook de spasmus heeft opgehouden te bestaan. Het-
zelfde neemt men waar ten opzigte van andere mechanische
hinderpalen, die zich op den weg eener normale geboorte
plaatsen.
Ook is het eene uitgemaakte zaak, dat primiparae vooral
•ioor Eclampsie worden aangetast. In de 328 gevallen,
die bijeen zijn gebragt door Merriman, Lever, Scanzoni,
Bkaun en anderen, komt de Eclampsie 259 malen bij
eerstbarenden voor. De verhouding dus is ongeveer als
van 5:1.
Dr. JohnI) dwaalt echter, als hij zegt, dat bij multi-
parae slechts bij uitzondering stuipen worden gevonden
en dat als deze voorkomen, ze recidiven zijn van staipen,
die ook bij vorige baringen aanwezig waren. Kiwisch,
Scanzojsi en anderen zagen multiparae aan Eclampsie
lijden, wier vorige verlossingen, zonder eenige stoornis
verliepen. Vet,peau verhaalt, dat Dumont één geval
waarnam, dat voorkwam eerst in de 11\'\'® zwangerschap.
Eamshotham zag Eclampsie voor de eerste maal bij de
lét^s en lö^e baring.
De reden van genoemde verhouding, die der eerstbaren-
den buitengewoon ongunstig is, zoekt men ook in het
vaste van het uterusweefsel, dat bij de baring weinig
meegeeft en in de vertraging der opening van het ostium,
die dikwijls plaats heeft. De bezwaren hiervan worden
bepaald ook door den leeftijd der vroaw; met het klimmen
der jaren worden ze grooter.
Hier en daar vindt men opgegeven, dat ook hoofdlig-
gingen dikwijls aanleiding geven tot het uitbreken der
1) Dublin Jourii. of^Med, Scieuc. 1843. pag. 101.
-ocr page 29-Edampsie. Men kan deze oorzaak missen. Eene hoofd-
ligging is bij primiparae eene gewone zaak.
De meening van Lamoïte en Batjdei.ocque, alsof
Eclampsie meer voorkomt bij het aanwezig zijn van kin-
deren van het mannelijk geslacht, behoort tot de historie.
Al verder moet het terugblijven der placenta worden
vermeld. In verband met deze oorzaak neemt men de
Eclampsie waar, vooral als er vergroeijing van den
moederkoek is. Uit deze aanleiding zagen Eamsbotham
en Ingi.eby de ziekte ontstaan.
De stuipen, die in het kraambed voorkomen, worden
soms opgewekt door achtergebleven deelen van het ei,
die zijn omgezet. In andere gevallen was instulping der
baarmoeder geheel of gedeeltelijk aan te toonen. In noo-
andere was de afscheiding der lochiën te groot. Of de
convulsies, die soms optreden bij metritis, geheel gelijk
zijn te stellen met de eclamptische, is moeijelijk te beslis-
sen. Indien dit waar is, dan moet de prikkel op den
^iteruswand, uitgeoefend door de ontsteking en in het verder
verloop hiervan door het exsudaat, worden beschouwd als
eene gelegenheidgevende oorzaak. Auïb.xrieth en Eimer
beten elk geval van convulsies afhangen van metritis.
Door de negative resultaten evenwel, die de lijkopeningen,
door anderen ingesteld, hebben opgeleverd, is hun gevoelen
hieromtrent voldoende wederlegd.
Terwijl de genoemde oorzaken doorgaans afkomstig zijn
van den prikkel, opgewekt door het kind in utero, kan
de prikkel ook van buiten worden aangebragt en men ziet
somwijlen, dat bij operatief ingrijpen, b.v. het aanleggen
der lepels van eene tang, krampen zich vertoonen of, als
ze reeds aanwezig zijn, in hevigheid toenemen.
Hoogeweg 1) vermeldt een geval, waarin de aanval
uitbrak, als hij, door de buikbekleedselen heen, met de
hand op den uterus drukte. IUvoth 1) deelt mede, dat
hij eene vrouw behandelde, bij Avie tijdens de baring
ruptura perinaei was ontstaan. ^Veinige uren nadat hij
de Avondranden met lapis had getoucheerd, werd zij, in
zijne tegenwoordigheid door convulsies aangetast, die hij
voor Eclampsie houdt. Dr. Clemens zag ze ontstaan,
nadat de vrouw de genitalia met koud water had gCAvasschen.
De prikkeling der zenuwen van de genitalia, die tot het
uitbreken der eclampsie aanleiding geeft, kan bestaan reeds
vóór dat de partus is begonnen. In dit geval kan ze af-
hankelijk zijn van tweelingen, een betrekkelijk te groot
kind, dwarse ligging hiervan (Avaardoor 2 einden van het
foetus den uterusAvand voortdurend drukken en doen uitzetten)
of van eene bijzonder groote hoeveelheid vruchtwater, waaraan
mevr. Lachapelle vooral eene bijzondere beteekenis hechtte,
1) Verli. der Gesellsch. f. Geburtsh. in Berlin, Heft 6 Seite 56.
3) Heft. 8. S. 201,
-ocr page 31-Spiegelbeug, Lehrbuch der Geburtshülfe in Cyclus
Organ, verbünd. Lehrb. etc. von Dr. ScHAüE^-BUIlG Theil
30 S. 255, neemt het laatstgenoemde niet aan als eene
oorzaak. Hij laat het te veel afgescheiden liquor za-
menhangen met de veranderde bloedcrasis, die we straks
als voorbeschikkende oorzaak behandelen, zonder meer.
Ik zie echter niet in, waarom eene praedisponeiende oor-
zaak niet momenten kan scheppen, die op hunne beurt
moeten beschouwd worden, als gelegenheidgevendej ik
breng dus hydramnios tot deze laatsten.
In het boven vermelde geval, het groote twistpunt voor
Scanzoni en Kiwisch, vindt men, dat de Eclampsie uit-
brak na een hevigen strijd tusschen de vrouw en haren
man ontstaan. Eene sterke gemoedsaandoening ging hier
voorafj ook aan anderen leerde de ondervinding, dat deze
aanleiding geven kan tot het uitbreken der convulsies.
Dr. Clemens 1) te Frankfort a/M. zegt, dat hij Eclamp-
sie behandelde alleen bij vrouwen, die een weinig gelukkig-
huwelijk hadden.
Zelfs Kiwisch, die op pag. 58 van zijn reeds aange-
haald werk zegt „Gegen die Ansicht, dass Eclampsie
auch vor der Entbindung, bei Abgang jeder Geburtsthä-
tigkeit vorkommt, habe ich mich früher an mehreren
1) Monalschr. für Geburtsk. u. s. w. Bd. II. S. 115.
-ocr page 32-Orten ausgesproclienquot; etc., laat op de 72e bladzijde lezen
„So wie die Geburtstbätigkeit so sclieinen in einzelnen
Pallen wolil auch andere Nerveneinflüsse, namentlich
heftige Gemüthsbewegungen den Ausbruch der Anfälle
erzeugen oder wenigstens begünstigen zu können.quot;
In het voorbijgaan wil ik aan de uitkomst der verge-
lijking van deze beide zinsneden groot gewigt hechten,
in het belang van hen, die het bestaan der Eclampsia
gravidarum aannemen,
Verder kan in zeldzame gevallen eene gelegenheidge-
vende oorzaak worden aangetoond in het misbruik van
prikkelende dranken, in een zeer hoogen warmtegraad,
in het overladen der maag, 1) in het voorhanden zijn
van steenen in de piswegen of in het te sterk gevuld zijn
der vesica urinaria. 2)
Eindelijk moet ik nog vermelden den invloed van at-
mosphaerische en tellurische omstandigheden. Wel is de
aard van dezen invloed onbekend, maar toch de waarne-
mingen van Smellie, mevr. Lachapelle, Denman, Dugés,
Dubois, Bguïeillgux, Stgkus, Kiwisch, Lever, Scanzoni,
1) Gevallen van dezen aard worden medegedeeld door Bukns en
Chaussiee.
3) In de Analekt. f. ¥raueiikrankh, I. S. 240 leest men, dat
DEWEEs,Prof. te Philadelphia, een hierop betrekkelijk feit verhaalt,
dat La Motte waarnam.
en anderen zijn daar, om soms een epidemisch karakter
te leggen in het voorkomen van Eclampsie.
Wat hetreft het bestaan van zekere erfelijkheid of van
recidiven in Eclampsie, hierover vond ik geheel verschil-
lende, soms met elkander strijdende opgaven. Daarom
acht ik het overbodig hierbij langer stil te staan. Boven-
dien is het mij niet klaar, of de invloed hiervan zich
openbaart als eene gelegenheidgevende of voorbeschikkende
oorzaak of wel als deze beiden te zamen.
Wij gaan over tot de behandeling der voorbeschikkende
oorzaken van Eclampsie, en van de wijze, waarop men
zich de werking daarvan kan voorstellen, hetgeen ons van
zelve leiden zal tot de beschouwing van het wezen der ziekte.
Wanneer dezelfde oorzaak niet bij iedereen dezelfde af-
wijking voortbrengt, is men genoodzaakt eene bijzondere
voorbeschiktheid op te sporen. Ongeveer aldus spreekt
de Hoogl. Dondees in zijn boek over Ametropie en hare
gevolgen; hetzelfde zeg ik, nu ik de voorbeschikkende
oorzaken van Eclampsie ga behandelen. Niet het begin of
het verloop van iederen partus, niet elke gemoedsaandoe-
ning brengt stuipen te weeg. De Pathologie zoekt dus
andere momenten op, die aan de reeds behandelde gelegen-
heid geven tot het doen uitbreken van Eclampsie, en ze
meent zoodanige te vinden in de quantiteit zoowel als in
de qualiteit van het bloed.
Dat allereerst aan het bloed gedacht werd, bevreemdt
niet. De uitgestrektheid der verschijnselen, die zich bij
Eclampsie voordoen, gaf er aanleiding toe. De omstan-
digheid dat eerstbarenden vooral door Eclampsie worden
aangetast, verspreidde meerder licht; het feit is bekend,
dat bij deze de veranderingen in het bloed het sterkst
spreken. Nog meer regt wordt verkregen om aan het
ziekelijk gewijzigd bloed een groote rol toe te kennen,
als men denkt aan de vele sterfgevallen, die voorkomen
bij kinderen van eclampticae en tevens aan de vele na-
ziekten der vrouw, die een of meerdere aanvallen van
Eclampsie gelukkig doorstond.
De ondervinding leert, dat der kindereu dood geboren
worden. Nu is het waar, dat vele kinderen sterven tijdens
en welligt dus door de convulsies en dat vele vroegge-
boorten plaats hebben; maar toch kan men in zeer vele
gevallen de oorzaak van den dood toeschrijven alleen aan
het zieke bloed der moeder, dat aan het kind niets dan
slecht voedsel afstaat. Men houde hierbij in het oog,
dat de zwakte van het kind, geen genoegzamen weerstand
bieden kan aan de gevolgen der krampen, hetzij dat de
invloed hiervan direct of indirect zich openbare. Boven-
dien is het grootste gedeelte der kinderen, die blijven
leven , slecht ontwikkeld en zwak.
Eu de naziekten? De statistiek bewijst, dat deEclamp-
-ocr page 35-sie van \'/g laarer offers den dood eiseht en dat de lielft
der overlevenden sterven aan een\' der bekende puerperale
ziekten. Wel levert de privaatpraktijk hieromtrent gun-
stiger resultaten, maar ook zij doet vele naziekten met
doodelijken afloop waarnemen.
Neemt men de beschouwingen van de veranderingen des
bloeds, zoowel qualitatieve als quantitatieve te zamen,
dan ziet men in de wijzen, waarop door de verschil-
lende pathologen de invloed hiervan wordt uitgelegd, 2
van elkander afwijkende rigtingen vertegenwoordigd. De
eene laat de vatbaarheid voor convulsies geboren worden
door het bloed, dat slechts door ééne bepaalde afwijking
als ziekteoorzaak optreedt; — de andere stelt ze afhan-
kelijk van meer dan eene wijziging des bloeds, zoowel
in betrekking tot den aard als tot de hoeveelheid hiervan.
Onder de voorstanders der eerste rigting bekleedt
-Prbeichs eene eerste plaats. Hij zoekt de voorbeschik-
kende oorzaak van Eclampsie alléén in de aanwezigheid
van ureum, in het bloed. Hij vat de stuipen van barenden
op als een symptoom van morbus Bbightii die volgens
hem bij elke eclamptica aanwezig is. „De ware Eclamp-
sia parturientiumquot; zegt Eeekichs op s. 215 zijner
Brightsche Nierenkrankheit und deren Behandlung „komt
alleen voor bij zw^angeren, die door de ziekte van Be,ight
lijden; ze wordt hierdoor opgewekt, evenzeer als de con-
vulsies en het coma, die voorkomen bij andere gevallen van
morbus Brightii; ze is het resultaat der nraemische intoxi-
catie, M\'aarmeê ze in hare symptomen geheel overeenkomt.quot;
Hoe hij er toe kwam om deze woorden uit te spre-
ken als ware orakeltaal? De historie leerde hem, dat
OsiATSTDER reeds de zuchtige zwelling van de handen
en van het gezigt bragt tot de voorboden van Eclampsie;
dat ook Dugés, Velpeatj en Montgomery aan deze op-
vatting groot gewicht hechtten; dat het later aan Lever,
en in navolging van dezen aan Devilliers en Eegnauld
gelukt was in de urine van eclampticae 1) eiwit neer te
slaan. Welligt hierdoor geleid, onderzocht Ererichs in
de hem voorkomende gevallen van Eclampsie de urine der
vrouwen microscopisch en hij vond hierin steeds vezelsiof
cylinders, terwijl het chemisch onderzoek tegelijk immer
eiwit deed vinden. Met het aanwijzen dezer verschijnselen
stelde hij zich niet tevreden. Hij ging na , op welke wijze
morbus Brighïii zich ontwikkelt bij zwangeren. Het kwam
zelden voor, dat hij eene oorzaak vinden kon in het mis-
bruik van spirituosa, in slechte voeding of in koele klee-
1) Het trok mijne aandacht, dat Fkeeichs altijd het woord
Ecclampsie gebruikt. De reden , die Prekichs heeft om van de
gewone schrijfwijs hierin af te wijken, kwam ik niet te weten.
Kkaus houdt Aa^/Savco-^at voor het stamwoord. Uit de aanteekeningen
van Galenus intusschen op het Vide boek der Epidemiën van Hip-
pocrates blijkt ten duidelijkste, dat hld^j^fts vim wxapitteiv afstamt.
ding. Men weet, dat bijzonder deze zaken het ontstaan
van morbus Beigthii in de hand werken. Eueeichs zocht
andere momenten op en vond ze in de reeds aanwezige
veranderde bloedsmenging en in de hinderpalen voor den
stroom van het aderlijk bloed in den onderbuik, die de
uitgezette uterus aanbiedt. Het bloed van zwangeren,
vooral van primiparae, heeft meer water, meer vezelstof
en meer ongekleurde bloedligchaampjes, terwijl het gehalte
van albumen en gekleurde bloedligchaampjes is verminderd.
Die verandering vloeit voort uit de verliezen, die het
moederlijk bloed lijdt door de noodige voeding van het
kind. Evenzeer als bij chronische ulceraties en hiermede
overeenkomstige processen, het bloed wijzigingen onder-
gaat , die het ontstaan van morbus Brightii zeer bevorderen,
zoo zal ook de gewijzigde bloedscrasis der zwangeren de
bres zijn, waar langs de genoemde nierziekte van het
ligchaam zich meester maakt.
Omtrent de belemmering in den stroom van het bloed
der abdominaalvaten zegt Erbiiichs , dat Eaijeb, hieraan
het eerst zeker gewigt hechtte. Devillieiis en Eegnaüld
ontnamen aan dit moment alle kracht, omdat, volgens
hunne meening, die belemmering optreedt bij elke gravida
en toch niet bij elke zwangere morbus Bkightii wordt ge-
vonden. Ereuichs neemt aan, dat de vormverandering
en de ligging van den uterus niet altijd geheel dezelfde
zijn; dat onder sommige omstandiglieden de uterus wel
degelijk, door druk van vaten , den bloedsstroom hinderlijk
is en op dezelfde wijze als klapvliesgebreken van het hart,
morbus Bkighïii opwekt.
Yoor deze stelling put hij een bewijs uit de omstandigheid,
dat niet zelden elk spoor van eiwit uit de urine is ver-
dwenen, 24 of 36 uren nadat de uterus zijn inhoud verloor.
Waren de uitkomsten van het lijkonderzoek eensluidende
met hetgeen Preeichs aan het ziekbed vaststelde ? riibrichs
zegt, dat in de gevallen, die hij onderzoeken kon, de
nier zelden atrophisch was; de granulaties ontbraken meestal;
er was eenige oefening noodig om de essudaten binnen de
piskanaaltjes met zekerheid aan te toonen. Dit gelukte
hem niet zonder microscopische hulp. Hetzelfde verschijn-
sel levert de nier op van een lijder aan choleratyphoid. \\^an
hier dat Eegnauld en Devilliers aarzelen om hierbij eene
albumineuse nephritis aan\' te nemen. Zelden waren de nieren
veel in grootte toegenomen; haar gewigt was gelijk aan
dat van 130—180 gr.; in het eene geval vertoonden ze
eene hyperaemie, zooals het eerste stadium ze aanbiedt,
in het andere, waarin de uitzweeting verder was voort-
gegaan , was ze bleek en anaemisch.
Daar rREEiCHS in de piskanaaltjes op talrijke plaatsen
gestolde vezelstof aantoonen kon, bedenkt hij zich
geen oogenblik en verklaart de aandoening der nier
\' *
voor een proces, dat ook bij morbus Beightii voorkomt.
De opvatting van Frekichs werd door zijne kunstbroe-
ders met levendige belangstelling ontvangen. Men had
behoefte aan een helder inzigt in een ziektetoestand, die
altijd donker was gebleven; bovenal de eisch van eene
rationele therapie hiervan trad gebiedend op. Eenigen,
hunne eigen ondervinding toetsende aan die van Eeekichs ,
vonden zijne leer geheel overeenkomstig der waarheid en
werden ijverige voorstanders hiervan. Litzmann en Beaun
vooral verdedigden ze met vuur. Litzmann schreef de
uitkomst van zijn onderzoek neer in de Deutsche Klinik
1853 No. 19 u, f.; Beaun deed het in de Klinik für
Geburtshilfe und Gynaekologie S. 249. u. s. w. Beiden
hadden ruimschoots gelegenheid om Eclampsie waar te
nemen, zoowel klinisch als pathologisch-anatomisch. De
schat, waarover Beaun te beschikken had, was rijk bij
uitnemendheid. Hij nam 52 gevallen van Eclampsie waar;
11 eindigden met den dood, terwijl bij 9 van deze laatste
de lijkopening w^as verrigt. De resultaten deelt hij mede
in de volle overtuiging, dat ze strekken kunnen om aan
de meening van Eeerichs meerdere Avaarde te schenken.
Litzmann behandelde 13 ziektegevallen;-3 hiervan wer-
den afgebroken door den dood; bij 2 deed hij de sectie.
Hetgeen hij hierbij vond gaf hij in het reeds genoemde
werk in het licht, insgelijks met het doel om de waarde
m
van PfiERiCHs\' theorie te v£rhoogeD. Spoedig hierna schijnt
deze theorie zoo algemeen verspreid en tevens zoo algemeen
als eene ware erkend te zijn, dat Scanzoni in 1855
schreef, dat, het denkbeeld van Ereeichs afkomstig, on-
geveer op elke plaats gehuldigd werd. Het was hierom
dat ook Scanzoni de waarnemingen van Frerichs, Litz-
mann en Braun vergeleek met de zijne en de uitkomst
hiervan mededeelde. 1)
Scanzoni was zoo gelukkig de lijken van 3 eclampticae
te kunnen openen en te onderzoeken. Bij het doen van
eene dezer secties was ook Virchow tegenwoordig. In
het eene geval vond hij een geringe partiele hyperaemie
der nieren; in het tweede de sporen eener exsudative
nephritis zonder vettige ontaarding der epitheliën; iri het
derde waren de nieren iets grooter dan gewoonlijk, maar
overigens normaal. Met eigen ondervinding ook hierin
toegerust, valt Scanzoni eerst het anatomisch standpunt
aan van Prerichs en de zijnen. Hij voegt de waarne-
mingen van zich zelf bij die van Braun en Litzmann ;
daarna analyseert hij de verschillende gevallen en gelooft
op goede gronden, dat slechts in 2 gevallen (het 7e van
Litzmann en . het 16e van Braun) nieren werden aange-
troffen die het anatomisch beeld geven van morbus Brightii
1)Kiwisch v. Rottbraxj. Die kranklieiten des Weiblichen Geschlechts
-ocr page 41-Omtrent 2 andere gevallen van Beatjn spreekt hij geen
bepaald oordeel uit; toch wil hij ook deze aftrekken van
de verkregene som.
Van de overblijvende 9 gevallen werd in de nieren ge-
onden:
4 malen geringe partiele hyperaemie,
1 maal oedeem,
1 maal sporen van eene exsudative nephritis,
1 maal atrophie,
1 maal vergrooting, bleeke kleur, de bastzelfstandigheid
meer geelachtig gekleurd,
1 maal eenige vergrooting.
Omtrent de eerste 4 gevallen, die hyperaemie der nier
lieten waarnemen, zegt Scanzoni , dat het soms zeer moei-
jelijk is aan dit verschijnsel eene gepaste waarde te geven,
daar het niets anders wezen kan dan een lijkverschijnsel.
Verder beroept hij zich op den geleerden Engel, die aan
een groote kennis der lijk verschijnselen, een bijzonder
rijke ervaring hierin paarde. Deze meent, dat in die ge-
vallen, waarin de dood plotseling volgt zonder agonie en
bij vroeger gezonde personen, de nieren altijd een meer of
mm sterke en algemeene injectie harer vaten aanbieden; dat
de lijkverschijnselen hieraan niet veel veranderen; dat daar-
entegen , als de dood na slepende ziekten langzaam intreedt,
de injectie der niervaten eene minder algemeene is en door
8
-ocr page 42-lijkverschijnselen slechts tot eene partiele wordt gemaakt.
Te gelijk merkt Scanzoni op, dat deze hyperaemie een
gevolg kan wezen der convulsies, evenzeer als dehyperae-
mien, die in andere organen voorkomen; dat bovendien
de acte van baring op de circulatie in de niervaten in-
vloed uitoefent.
Of er in deze 4 gevallen albumcn in de urine aanwezig
was, hetgeen dus reeds bij het leven op een zieken toe-
stand der nier had kunnen wijzen, kan niet worden uit-
gemaakt, daar het onderzoek der urine niet is vermeld.
Wat betreft de overige 5 lijkopeningen, gelooft Sca-nzoni,
dat sporen eener exsudative nephritis geene oorzaak kun-
nen zijn van eene zoo belangrijke stoornis der nierfunctie,
dat hierdoor uraemie kan worden teweeggebragt. Het
geval, dat oedeem der nier deed vinden, was verbonden
met de producten eener pyaemie, die een acuut verloop had.
De atrophie der nieren, die zeer onnaauwkeurig beschre-
ven wordt, kwam voor bij eene zieke , die aan de gevolgen
eener febris puerperalis was bezweken. Eveneens was dit
het geval bij de opgave, waarin de kleur derbastzelfstan-
digheid geelachtig wordt genoemd. In het laatste geval
waren de nieren normaal.
ScANZOTSfi meent te mogen besluiten, dat de anatomie
niet is in overeenkomst met hetgeen Eeehichs en de zijnen
onvoorwaardelijk aannemen omtrent Eclampsie. — Had
ScANzoNi hiertoe het regt? De lezer oordeele zelf. Ik
geloof van ja. Uraemie is zoo niet direct het gevolg van
eiken zieken toestand der nier. Wil ze tot stand komen,
dan moet over eene groote oppervlakte der nier aan het
bloed de gelegenheid ontnomen zijn om zich van zijn
ureum te ontdoen, dan moeten verscheidene piskanaaltjes
ontoegankelijk zijn gemaakt door het een of ander ziekte-
proces. Leverden de nieren, wier weefsel door Litzmann,
Biuun en Scanzoni beschreven wordt, dezen toestand
op? Naauwelijks 4 van de 13 waren op zoodanige wijze
veranderd. Waarlijk een gering getal om het gevoelen
van Peeuichs te ondersteunen, maar voor Scanzoni alle-
zins geschikt om aan de theorie van den eerstgenoemden
een gevoeligen slag toe te brengen.
Scanzoni schenkt hierna zijne aandacht aan het voor-
komen van eiwit en vezelstofcylinders in de urine. Hij
stelt hierbij 3 vragen:
1®. Is de aanwezigheid van albumen en vezelstof in
(ie urine eigen alleen aan diep ingrijpende ontaardingen der
nierenzelfstandigheid; of kan ze voorkomen ook bij toestanden
dezer organen, die niet het kenmerk eener verwoesting
dragen, waardoor de vorming van uraemie mogelijk wordt ?
Kunnen de afwijkingen der bestanddeelen van de
urine niet beschouwd worden als een gevolg van de con-
vulsies, die bij Eclampsie optreden.?
Het antwoord op de eerste vraag ontleent hij uit. de
resultaten van het chemisch en microscopisch onderzoek
der urine van lijders aan eene ligte irritatie der nieren
en ook van hen, die een hoogeren graad van catarrhale
ontsteking der tubuli doen diagnosticeren. In het eerste
geval worden alhumen en vezelstof dikwijls aangetroffen; -
in het andere ontbreken ze nimmer.
Bovendien komen ze voor in de urine van patienten, in
wier lijken het onderzoek geene pathologische verandering
der nieren liet waarnemen. Scanzoni\'s eigen onderzoek
doet hem zóó spreken, nadat hij bekend was geworden
met het feit, door Schottin vastgesteld. Schottin toch
nam waar, dat de urine van lijderessen aan metrophlebitis
en pj\'^aemie de bedoelde verandering onderging, terwijl
in de nieren niets abnormaals werd aangetroffen.
Wanneer verder een mechanische hinderpaal zich stelt
op den weg van het bloed in de niervaten, dan ontstaat
hierin hyperaemie; eene hyperaemie, die aan het eiwit en
de vezelstof gelegenheid geeft om uit de vaten te treden
in de piskanaaltjes, van waar ze hunnen loop vervolgen
om met de urine buiten het ligchaam te worden gevoerd.
De druk wordt in den tijd der zwangerschap gegeven door
den vergrooten uterus zoowel op middellijke als onmiddellijke
wijs. In dezen tijd neemt de hydrostatische druk van het
bloed in de vaten toe, ook door den verhoogden bloeds-
toevoer naar alle buiksorganen, die gedurende de gravidi-
^^eit plaats heeft wegens de vermeerdering van het baar-
moederlij k leven.
ScAKzoNi geeft toe, dat de opgewekte hyperaemie lang-
zamerhand kan overgaan in eene diepere verandering van
het weefsel der nieren en dat hierdoor ware morbus Bribhtii
kan ontstaan, en hij neemt de zwangerschap aan als eene
belangrijke oorzaak voor de ontwikkeling dezer ziekte.
Kuimen de convulsies aanleiding geven tot de verande-
ringen in de zamenstelling van de urine ?
Buaun beweert, dat die veranderingen waarneembaar
^ijn reeds vóór dat de convulsies aanwezig zijn. Op
pag. 360 1. c. zegt hij „De albuminurie kan niet het
gevolg zijn van de circulatie stoornissen, die door de con-
vulsies worden in het leven geroepen, daar ze gedurende
dagen en weken aan de uraemische convulsies voorafgaan
en daar ze bij de overige vormen van krampen, zooals
bij epilepsie, hysterie enz. voorkomt als eene uitzondering.
Scanzoni merkt te regt aan, dat het onderzoek van
Beaun zelf niet volledig genoeg is om met deze uitspraak
zich te vreden testellen. We zagen, datBiiaun 52 gevallen
Van Eclampsie bijwoonde. In 44 hiervan ontbreekt het onder-
zoek der urine voor het uitbreken der convulsies. Noch Bratjn,
noch eenig ander bewees, dat de afwijkingen der urine
altijd aan te toonen zijn, vóórdat de Eclampsie zich openbaart.
Hoe grooten invloed het verloop zelfs van eene normale
baring heeft op de albuminurie, bewijst Scanzoni door
eene statistiek gevormd uit gevallen, die hij bijeen bragt
uit de waarnemingen van Mayer 1) , Litzmann en van
zich zei ven. Hieruit toont hij aan, dat bij 283 zwangeren
de urine 29 malen eiwithoudend was, bij 251 barenden
of kraamvrouwen daarentegen 80 malen.
ScANZONi beschouwt de veneuse stasis in de niervaten
als oorzaak van de albuminurie. Die stasis is het gevolg
van den druk der baarmoeder, die reeds in dc zwanger-
schap hiertoe in staat is. Maar die druk wordt verhoogd,
als door de weeën de wanden van den uterus zich verdik-
ken; als de baarmoeder zich uitzet, zoodat zij van voren
naar achteren langer wordt; als zij door de zamentrekkin-
gen van de voorste buikspieren met geweld naar achteren
wordt gedrongen; en als door de zamentrekkingen der
baarmoeder zelve het lumen harer vaten zoo naauw wordt,
dat het bloed der venae spermaticae en uterinae met kracht
naar de vena cava wordt gestuwd. Het is klaar, dat de
uitgebreidheid der stasis en de hiervan afhankelijke hoe-
veelheid albumen en vezelstof in de urine, worden bepaald
door den duur van den partus en de maat der weeën.
1) Analecta ad gravidarum, parturientium et puerperarum albumi-
nuriam. Berol. 1853.
Scanzoni herinnert verder aan de waarneming, dat het
alhumengehalte der urine doorgaans toeneemt tegelijk met
den duur en de hevigheid van de convulsies en dat het gerin-
ger M\'ordt na het ophouden hiervan; dat zelfs spoedig na den
aanval elk spoor van albumen uit de urine verdwenen is.
Ten slotte zegt hij, dat het hem en Schee.ee, meerma-
len gelukt is alhumen aan te toonen in de urine van
lijders, die een hevig acces van epilepsie of van hysterie
hadden doorgestaan.
Door het bovenstaande heeft men, naar ik meen, een
helder begrip van hetgeen Scanzoni bewoog om ook een
ander argument van Feeeichs en zijne aanhangers krach-
teloos te maken. Wat hij meedeelt als antwoord op de
straks gestelde vragen is over het algemeen waar; in elk
geval zóó waar, dat het voldoende is om het gebouw,
door Febeichs met zekere driestheid opgetrokken, aan het
wankelen te brengen.
De klinische waarnemingen van Schottin zijn allezins
bewaarheid en aan het ziekbed vindt men dagelijks her-
halingen hiervan. Dat eene mechanische hyperaemie in staat
is albumen en vezelstof in de urine te doen vinden, wordt
met overtuigende waarheid aangetoond door de proeven,
die Meijbe 1) hieromtrent op dieren deed. De bewering
1) Archiv. f. Physiol. Heilk. Bd. 3. S. 116-119.
-ocr page 48-van Scanzoni echter, die ook rEEUiciis aankleeft, dat in
den tijd der zwangerschap de uitgezette uterus op de
niervaten een onmiddellijken druk uitoefent, is in strijd
met de anatomische waarheid. Het halsgedeelte van den
uterus alléén zou dien druk kunnen uitoefenen, en dit
halsgedeelte komt met de vaten der nier niet in aanraking.
Dat de onderlinge verhouding der organen bij den partus
eene wijziging ondergaat, weet ieder, en Scanzoni is in
zijn regt, als hij gedurende de baring den directen druk
van de baarmoeder mede in rekening brengt.
Zoude men mogen aannemen, dat de BßiGHTSche ziekte
ontstaat tijdens de baring, in de periode dus, dat de
stasis in de niervaten vooral eene groote hoogte bereikt?
Ik kon niet bekend worden met een BRiGnxsche ziekte,
die in twee dagen of in nog korter tijd zich ontwikkelt
en weder verdwijnt; ik vond deze nergens beschreven.
Men mag zeggen , dat ook deze wijze van pathogenesis eiken
redelijken steun mist.
Scanzoni noodigde zijne kunstgenooten uit, om de ge-
vallen van Eclampsie klinisch, en, waar dit mogelijk was,
ook pathologisch-anatomisch naauwkeurig na te gaan en
met de opgave hiervan de voor allen toegankelijke litte-
ratuur te verrijken. Aan deze roepstem werd gehoor ge-
geven en aan waarnemingen met de daaruit getrokkene
beschouwingen van Eclampsie ontbreekt het allerminst.
Ik zal die verschillende waarnemingen, voor zooverre ze
onder mijne oogen kwamen, niet mededeelen. Ook deel
ik niet mede den wezenlijken inhoud van elke daarvan
afzonderlijk. Het zij voldoende als ik opteeken, dat in
vele dier gevallen albuminurie gelijk wordt gesteld aan
morbus Bbightii; dat het aan vele geneesheeren gelukte
om albumen in de urine aan te toonen eerst na de con-
vulsies, terwijl te voren de urine vrij van eiwit was; en
dat het dikwijls gebeurde, dat oedemen afwezig waren
gedurende den tijd der zwangerschap of dat het eiwit in
de urine ontbrak zoowel vóór als na den aanval van stui-
pen. In verband met dit laatste wil ik één geval kor-
telijk nagaan. Het is der vermelding bijzonder waardig,
orndat het sterk sprekende is. Het werd waargenomen
door Prof. Biieslau te Zurich, den 7\'^en Maart 1860. De
Eclampsie kwam voor in het kraambed eener multipara.
De eerste aanval brak uit 5 dagen na den partus. In
de laatste maand harer zwangerschap was er oedeem zonder
albuminurie; dit oedeem week voor eene horizontale lig-
ging, met inwikkeling en het gebruik van tartarus bo-
raxatus verbonden. De baring verliep zonder eenige
stoornis; de eerste 5 dagen van het kraambed waren ge-
wone. Hierna klaagde de vrouw over hoofdpijn en werd
weldra aangetast door eclamptische stuipen. Het bloed,
dat Brbslau zich verschafte, bevatte ongeveer zóó veel
ureum als doorgaans voorkomt, volstrekt geen carbonas
ammoniae. Eiwit in de urine was aan te toonen eerst
na de aanvallen, maar met liet ophouden hiervan verdween
het spoedig.
Is het genoeg? voor mij ja. Met Scanzoot en anderen
durf ik reeds de uitspraak te doen, dat Eclampsie door-
gaans geen symptoom is van morbus Bkightii,
Sommige schrijvers na Ekeeichs hebben ten gunste
zijner theorie aangevoerd, dat niet altijd de veranderingen,
die de nier door de ziekte van Beight ondergaat, behoeven
aanwezig te zijn; dat uraemie opgewekt kan worden ook
door andere ontaardingen der nier en dat deze soms bij
zwangeren voorkomen. Omtrent een geval van eclampsie,
dat Heck er 1) waarnam, leerde de sectie, dat de linker
nier door eene locale mechanische oorzaak voor de afschei-
ding van urine geheel onbruikbaar was geworden. Hierom
zegt Hecker „der Eall beweist eben, dass es gar nicht
darauf ankommt auf welche Weise der Harnstoff im Blute
zurückgehalten wird, ob die Niere durch Morbus Brightli
oder durch von mechanischen Einflüssen abhängige Zer-
störungen ihres Parenchyms zur Harnsecretion untauglich
gemacht is, damit unter gewissen Bedingungen eine Eeihe
grosser Störungen zur Beobachtungen kommen.quot;
1) Verhandl. der Gesellsch. f. Geburtsk. iu Berlin. Hft. 7. 1853.
-ocr page 51-Anderen, waaronder ik Imbeut-Goürbbyre 1) noem, houden
het eiwitgehalte der urine voor een onzeker, vlugtig, zwak,
voorbijgaand symptoom der ziekte van Bright. - Gourbeyre
meent, dat morbus Brightii kan aanwezig zijn, terwijl de
urine elk spoor van eiwit mist. Yolgens zijn gevoelen is
Eclampsie niets anders dan een morbus Brightii puerpe-
ralis, in elk geval een symptoom van uraemie. Ongeveer
in gelijken zin spreekt LitzmanV zijne gedachten uit in
de zitting van het Verloskundig Gezelschap te Berlijn
den 23sten Maart 1858.
Terwijl ik mij onthoud van eene kritiek dezer ver-
schillende zienswijze, wil ik liever nagaan , of de verschijn-
schijnselen van uraemie dan geheel gelijk zijn aan die
van Eclampsie. Hierdoor kom ik tot een punt, welks
behandeling ik bij eiken schrijver vergeefs zocht.
Het begrip van het ziektebeeld van Eclampsie is scherp
omschreven; dat van uraemie evenzeer. Het beeld van
Eclampsie is in het begin van dit poefschrift uitvoerig
geschetst. Door Ererichs wordt met volledige trekken
het beeld van uraemie gegeven.
Ererichs onderscheidt een acuten en een chronischen
vorm van uraemie. De eerste uit zich op drieërlei wijzen :
de verschijnselen duiden bf op depressie der hersenen,
1) Monit des hópit. No. 39—57. 4856.
-ocr page 52-of op irritatie van liet ruggemerg, of op beiden tegelijk.
De irritatie van het ruggemerg is het, die convulsies geeft,
in elk opzigt gelijk aan die van Eclampsie en epilepsie.
Reeds bij eene oppervdakkige beschouwing hiervan moet
men het bijzonder toevallig vinden, dat de uraemische
verschijnselen, die bij de baring voorkomen, uitsluitend
behooren tot den vorm, die uit de irritatie van de
inedulla wordt geboren. Maar er is meer.
Ereeichs zegt, dat bij uraemie het bewustzijn behouden
kan blijven; hij vermeldt een geval, door Brigut waarge-
nomen, waarin de zieke tijdens den aanval der convulsies
de hulp harer omstanders inriep. In het geval van zekere
Eranciska Günther, waarbij Eherichs zelf tegenwoordig
was, werd de zieke door luid roepen uit den soporeusen
toestand gewekt.
Aan deze omstandigheid hecht ik een groot gewigt.
We zagen, dat geheel verlies van bewustzijn altijd op-
treedt bij Eclampsie in de juiste opvatting harer betee-
kenis. Daar dit verschijnsel nimmer wordt gemist, is het
voor den eclamptischen vorm iets wezenlijks geworden.
Bovendien weet men, dat juist de bewusteloosheid eene
hooge waarde bezit voor de differentiële diagnose van
puerperale krampen.
Als hoofdsyinptoom van uraemie noemt Ererichs verder
het braken. A^olgens hem is dit standvastig aanwezig. Niet
aldus bij Eclampsie. Wel wordt ook hierbij soms bra-
ken waargenomen, maar niet zóó dikwijls , dat hieraa.n
een bijzondere beteekenis wordt gehecht.
Omtrent den vorm der pupil in een aanval van uraemie,
schrijft Frerichs, „die Papille bleibt von normaler Weite.
Sie reagirt auf Licht, jedoch langsamer und träger als
im gesunden Zustande.\'quot; Bij Eclampsie is de pupil altijd
wijd en voor lichtsindrukken geheel ongevoelig.
Na al het aangevoerde meen ik regt te hebben om te
meenen, dat Eclampsie in den zin, waarin de pathologie
haar opneemt, nooit een verschijnsel is van uraemie.
Het is zeer wel mogelijk, dat de stuipen eener gravida
opgewekt worden door de aanwezigheid in het bloed van
ureum of een zijner decompositie-producten; maar het
is in het belang van den clinicus zoowel als van de
lijderes om deze niet identisch te stellen met Eclampsie.
Hulde brengende aan de groote verdiensten , die de
kundige Ererichs ook op dit gebied zich verwierf, zal
ik straks aan uraemie de plaats toewijzen, die haar naar
mijne overtuiging toekom! bij de behandeling van mijn
onderwerp.
Vóórdat ik verder ga, gevoel ik mij verpligt reken-
schap te geven van de betrekkelijk uitvoerige behandeling
van den strijd tusschen Frerichs en zijne tegenstanders
gevoerd. Vóór 10 jaren werd die strijd door Frerichs
uitgelokt. Veel is er gestreden in dit tijdsgedeelte en naar
de meening van velen, misscliien naar die der meesten, is
het eene uitgemaakte zaak, dat Peekichs in den kamp
het onderspit delven moest. Ik had dus welligt kunnen
volstaan met de eenvoudige mededeeling van dezen uitslag.
Ik dacht, dat een meer uitgebreide beschrijving hier ge-
wettigd was, omdat de roering, die Freuichs in het
brein van eiken verloskundige te weeg bragt, heden ten
dage nog niet geheel is vergeten; steeds blijft hiervan
eene ligte deining overig. De beschrijving immers van
elk geval van Eclampsie bevat ook het resultaat van
het chemisch en microscopisch onderzoek der urine; en
doorgaans worden hierin de namen van ERKRrcHs en
Braun gevonden.
Wat betreft de tweede rigting, die in de beschouwing
der voorbeschikkende oorzaken aan te nemen is als de alleen
ware, moet ik allereerst wijzen op de circulatiestoornissen,
die de zwangerschap met zich voert. Het veneuse bloed
vooral, maar ook het arteriële wwdt in zijn loop door de
vaten van den onderbuik bemoeijelijkt door den omvang,
dien de uterus bereikt. Als gevolg hiervan worden pas-
sive zoowel als active hyperaemiën opgewekt in de zenuw-
centra. De verschijnselen hiervan, reeds bij het leven w^aar-
te nemen, worden door het pathologisch-anatomisch onder-
iïoek bevestigd.
Hoezeer tevens de zamenstelling van het bloed door de
graviditeit wijzigingen ondergaat, heb ik reeds boven ver-
meld. Ook werd opgegeven, om welke redenen men
het bestaan dier wijzigingen aanneemt. Het chemisch
onderzoek heeft de waarheid van die redenen allezins be-
vestigd. De zamenstelling van het bloed heeft groote
overeenkomst met de bloedcrasis, die den naam van hy-
draemie draagt. Ook in deze bloedcrasis ligt de grond
voor de oedemen en andere transsudaten, die bij eerstzwan-
geren vooral worden aangetroffen, en door Feerichs altijd
werden opgevat als verschijnselen van morbus Brightii.
Zij is het, die het voorkomen van alhumen in de urine
begunstigt.
Ook heeft men waargenomen, dat de aanwezigheid van
galbestanddeelen in het bloed soms optreedt als begunsti-
gende oorzaak; terwijl Moslbr 1) niet afkeerig is van het
denkbeeld, dat ook syphilis dezelfde rol op zich nemen
kan. Bovendien is het waar , dat in die gevallen, waarin
de nieren op enkele plaatsen onvatbaar zijn geworden voor
de urineafscheiding, ureum in grootere of geringere hoe-
1) ViECHOw\'s Archiv f. pathol Anatom, u. s. w. Bd. 18. Hft. 3
u. 4 S. 350. 1860.
veelheid in het bloed achterblijft. De werking der hier-
door veranderde bloedzameustelling zal zich laten gelden,
evenzeer als de reeds behandelde veranderingen.
Op welke wijzen doen zij dit? Ook door haren invloed
op de zenuwcentra. Yan hier toch nemen de verschijn-
selen, die bij Eclampsie optreden, hun bestaan. De uit-
gestrektheid der banen, waarin de krampen zich vertoonen,
geeft der pathologie het regt om de centra van het zenuw-
stelsel te houden voor de punten van uitgang. Met de
beschouwing dezer zaak ben ik genaderd tot de behande-
ling van het wezen der Eclampsie.
Geene gemakkelijke taak voorzeker; vermetel te noemen
in hem, die slechts op een lagen trap staat van den
onmetelijk hoogen ladder der medische wetenschap. Ver-
metel daarom, omdat het wezen der zenuwziekten in het
algemeen duister is en het wezen van Eclampsie donker
bleef ook voor velen, die grijs werden in de studie der
geneeskunde in hare verschillende rigtingen. Maar mijne
zwakheid moge in meerdere of mindere kracht overgaan
O y
als ik me omgord met de rusting, aangeboden door den
man, wien op het gebied der zenuwziekten de naam van
auctoriteit door niemand wordt onthouden; mijne verme-
telheid zal slechts schijnbaar zijn , zoodra men weet, dat
ik spreek alleen door en in naam van onzen geleerden
Hoogleeraar Scheoeder van dfr Kolk, die voor de
IBÜ
inzigten omtrent het wezen van epilepsie en de behan-
deling hiervan een nieuw tijdperk opende. Het licht
hiervoor is besloten in het werk 1) van den hoogleeraar,
door de koninklijke academie van wetenschappen uitge-
geven. Ik las hierin op bladz. 129 „Ditzelfde geldt van
de meeste andere convulsive aandoeningen als van Eclamp-
sie, enz.quot; Deze zinsnede was mij een wenk om eene
nieuwe beschouwing der naaste oorzaken van epilepsie
nader toe te passen op die van stuipen, zoo als ze ook
bij de baring voorkomen.
Prof. d. Kolk komt tot het besluit, dat het eigenlijke
wezen der epilepsie is gelegen in eene verhoogde gevoe-
ligheid van het verlengde ruggemerg, hetgeen door iederen
ontvangen prikkel tot ontladingen kan worden opgewekt.
Die prikkel kan afkomstig zijn hetzij van het cerebrum,
waarin of eenige ontsteking bf een tuberkel zetelt; hetzij
van een psychischen invloed; hetzij van de ingewanden
of van de geslachtsdeelen.
Tot dit besluit wordt de schrijver gebragt door vele
redenen. Een naauwkeurig anatomisch onderzoek, door de
hulp van het microscoop over elke bijzonderheid zich uit-
strekkende, deed hem zien, dat het verlengde ruggemerg
1) Over het fijnere zamenstel en de werking van het verlengde
ruggemerg door J, L. C. Schboedek van dek Kolk. 1858.
van de zamenstelling van hersenen en ruggemerg vooral
afwijkt in den naanwen zamenhang zijner beide helften.
Deze zijn door middel van een overgroot aantal dwarse
vezelen (fibrae arciformes) en eommissuren onderling ver-
bonden. Hierom kent de Hoogleeraar aan de medulla
oblongata bijzonder eene bilaterale werking toe, welke zich
openbaart in de werkingen van hare meeste zenuwen, als
van den facialis , accessorius en hypoglossus.
Verder zag hij, dat de medulla oblongata ongemeen
rijk is aan verschillende gangliëngroepen of kernen, zoo
wel voor de gevoels- als voor de beweegzenuweu^ Hier-
aan zijn buitendien nog meerdere hulpgangliën toegevoegd,
die de bijzondere eigenschap bezitten om in den gezonden
toestand na eenigen ontvangen prikkel terstond meerdere
reflexverschijnselen in verschillende bepaalde spiergroepen
op te wekken, zoo als op geene andere plaats van het
ligchaam voorkomen. Deze reflex verschijnselen openbaren
zich vooral in de spierbewegingen van het gelaat, de tong
en de ademhalingswerktuigen. De medulla oblongata is
voor het opwekken van bilaterale reflex verschijnselen vat-
baar bij uitnemendheid.
Ook hierdoor onderscheidt zij zich van de groote herse-
nen en van het ruggemerg. Na eenige uitstorting van
bloed in de hersenen is het effect hiervan eenzijdig; slechts
halfzijdige verlamming treedt in. Ook bij eenzijdige be-
leedigingen of prikkeling van het ruggemerg, vertoonen
zich de symptomen hiervan alleen aan eene zijhelft van
het ligchaam. Door deze eigenschap van het verlengde
ruggemerg kwam S. v. n. Kolk het eerst op het ver-
moeden, dat de convulsies, die aan beide zijden van het
ligchaam aanwezig zijn, zoo als bij epilepsie, uit dit
gedeelte van het zenuwcentrum haar oorsprong nemen.
Hierna analyseert Prof v. d. Kolk de verschijnselen,
die zich bij epilepsie voordoen; en hij merkt op, dat de
convulsies bij voorkeur en in de eerste plaats die spieren
aandoen, wier zenuwen in de medulla oblongata wortelen,
als de facialis, accessorius, hypoglossus en de portio minor
trigemini. quot;Binnen de spheer van deze zenuwen beperken
zich de convulsive aandoeningen, die in ligtere gevallen
voorkomen. Hierom mogen ze als bestendige worden be-
schouwd. In een heviger acces worden ook krampen in
andere spieren waargenomen; de spieren van borst en buik
worden hevig zamengetrokken, soms tot stikkens toe vast-
gezet. Hieruit blijkt, dat de zij strengen van het rugge-
merg, die in de medulla oblongata ontspringen en de
bewegingen van borst en buik beheer sehen, een bijzonder
deel nemen aan de abnormale werking. Denkende aau
het feit, dat door centrale prikkeliug van de nervi vagi,
eene soortgelijke tetanische kramptrekking van de spieren
voor in- en uitademing-wordt opgewekt, gelooft v. n. Kolk,
dat ook dit verschijnsel wijst op de medulla oblongata,
als het punt, vanwaar de naaste prikkel voor de convul-
sies uitgaat. Eindelijk breidt zich de werking uit op de
voorstrengen, die als corpora pyramidalia zich door de
medulla begeven, en nu nemen ook de ledematen deel aan
de krampen.
T)e overige verschijnselen van epilepsie zijn secundaire;
ze zijn het gevolg van de circulatie- en respiratiestoor-
nissen, die door de krampen veroorzaakt worden.
Hoezeer in deze aanvallen van epilepsie de convulsive
trekkingen doorgaans bilateraal zijn, zijn ze aan beide
zijden niet altijd in gelijke mate aanwezig. Soms wordt
de mondhoek naar de eene zijde sterker getrokken dan
naar de andere; de tong hangt dikwijls scheef en even
dikwijls bijt de lijder bestendig op één gedeelte der tong.
Door de overwegende werking van den éénen musc. sterno-
cleido-mastoideus, die\' zijne beweegdraden ontvangt van
den 11. acccssorius, hangt het hoofd in ééne rigting.
Van dek Koi.k zoekt de oorzaak van deze ongelijkzijdige
werking in de plaats van het ruggemerg of van de her-
senen , vanwaar de prikkel uitgaat. De hevigste werking
heeft plaats aan de zijde, die met de genoemde plaats
overeenkomt.
Dö naast werkende oorzaken van deze convulsies legt
S. v. d. Koi.k in de gangliëncellen; deze zijn de deden
van liet zeniiwsysteem, vanwaar alle werkzaamheid uit-
gaat, die langs de zenuwdraden naar de spieren wordt
overgebragt. Dat het juist de gangliëncellen der medulla
oblongata zijn, wier ontlading bij convulsies van epilepsie
allereerst zich laat waarnemen, vindt de Utrechtsche hoog-
leeraar eene natuurlijke zaak. Tot werkzaamheid van
gangliëncellen in \'t algemeen wordt gevorderd eene vol-
doende hoeveelheid arterieel bloed. Een bijzonder groot
quantum hiervan kan zich in de medulla oblongata be-
vinden , omdat nergens zóóvele capillaire vaten worden
aangetroffen als hier. Het corpus ciliare van de corpora
olivaria bevat de meeste. Ook de gangliëncellen voor den
hypoglossus, vagus , enz. met de bij- of hulpgangiiën zijn
buitengewoon mild bedeeld. In dezen rijkdom aan bloed
vindt S. v. u. Kolk den sleutel tot oplossing van het
raadselachtig verschijnsel, waarbij de krampen allereerst in
het gelaat zich vertoonen. Evenzeer gelooft hij, dat de
werking van een ziekelijk gewijzigd bloed, dat niet meer
den normalen prikkel geven kan, zich openbaart vooral in
eene afwijkende voeding der medulla oblongata. Hierbij
herinnert hij aan stuipen, ook epileptische, die door
martialia en goede voeding ophouden te bestaan.
Deze opgewekte werking van de gangliëncellen der
medulla oblongata beschouM\'t van deh Kolk insgelijks als
oorzaak van de be^vusteloosheid, die bij epilepsie optreedt.
Hij vemeldt de proeven door Schifp en later door Oat,-
t.enfet.s genomen en meegedeeld. Schipe 1) vond, dat
na doorsnijding van het verlengde merg aan de eene helft,
op de hoogte der punt van den calamus scriptorius , ver-
meerderde warmte ontstond aan den kop en aan de ooren
van de geopereerde zijde. Catj,enfei s 2) bewees, dat
prikkeling van den eenen sympathicus vernaauwing van
de slagaderen der pia meninx op de groote hersenen kan
te weeg brengen, die spoedig hierna door aanzienlijke
verwijding wordt opgevolgd.
Door de vdtkomst van deze proeven geleid, beschouwt
v. d, kot,k de bewusteloosheid als een gevolg van de
stoornis in den bloedsomloop in de hersenen. Deze stoor-
nis is afhankelijk van den invloed , dien de opgewekte wer-
king van de gangliëncellen uitoefent op de vasomotorische
zenuwen van de hersenen.
Het medegedeelde vermoeden van Prof. van der kot,k
omtrent de naaste oorzaak van de epileptische toevallen,
werd door hem bewaarheid gevonden telkens als hij de
medulla oblongata van een epilepticus onderzoeken kon.
Het ruggemerg van 14 lijders aan epilepsie werd door
1)nbsp;M. ScmiF. Untersuchungen z. Physiol, des Nervensystems.
2)nbsp;J. van der Beke callbkpjsts. Over den invloed der vaatzeiiuwen
op den bloedsomloop, bladz. 67. enz. Utrecht 1855.
liem onderzoclit; de bevestigende resultaten van dit on-
deizoek worden door ZHgel. in zijn werk medegedeeld.
Ook van der Külk\'s therapie schijnt bijna geheel
in overeenkomst te zijn met zijne opvatting, die hij in
het belang der menschheid zoo gaarne algemeen zou zien
gemaakt. Op bladz. 168 1. c. zegt hij ,,op grond van
onze ervaring zijn wij overtuigd, als slotsom van een vijf
en dertigjarig onderzoek en eene even lang durende be-
handeling van zeer vele epileptici, dat in den beginne
epilepsie eene ziekte is, die, althans in verre de meeste
gevallen, zeer wel voor eene rationele behandeling vatbaar is.quot;
Deze beschouwing omtrent het wezen van epilepsie is,
uaar mijne meening, volgens het tegenwoordig standpunt der
wetenschap, de meest aannemelijke ook tot verklaring der
Eclampsie. Doorgaans is ze niet in strijd met de zaken, die
voor onze waarneming mogelijk zijn en ook in eiken anderen
ziektetoestand gebezigd worden als zekeren proefsteen voor
de waarheid der meening omtrent zijn wezen.
Ik wil aan die beschouwing achtereenvolgens toetsen
de verschijnselen, die voorkomen bij Eclampsie; de oor-
zaken, die Eclampsie opwekken; de geneeswijzen, die
\\
hierbij worden aangewend en de lijkverschijnselen, die
men na den dood aantreft.
Een aanval van Eclampsie en die van epilepsie ver-
schillen niet onderling. Ook bij Eclampsie vertoonen
zicli krampen allereerst in het aangezigt, terwijl de volgende
dezelfde maat in acht nemen, die wij voor epilepsie ken-
merkende vonden. Ook bij Eclampsie komt het voor, dat
de krampen van de eene helft des ligchaams sterker zijn
dan die van de andere. De meening vanschuoeder van
dee Kolk zou ook hierop van toepassing kunnen zijn. In
\'t kort, de verschijnselen van Eclampsie voldoen geheel
aan den eisch, dien de uitgesproken hypothese hun stelt.
Waardoor Eclampsie wordt opgewekt, hebben we uit-
voerig nagegaan. Afzonderlijk hebben we hare voorbe-
schikkende zoowel als hare gelegenheidgevende oorzaken be-
schouwd. Hetgeen we hebben gezegd moet ons voldoende
wezen, al wordt niet op elke vraag hieromtrent een af-
doend antwoord gegeven. Men houde in het oog, dat
ook bij Eclampsie de individualiteit der lijderes sterk
pleegt te spreken. Deze individualiteit kan aanwezig zijn
gedurende haar geheele leven; ze kan worden gevormd of
gewijzigd gedurende de zwangerschap.
De congestie van bloed en de tegenwoordigheid van
ziek bloed in de zenuwcentra, maken deze bijzonder vat-
baar om op een prikkel aangebragt van eene andere plaats
sterk te reageren. Hetzelfde is waar ten opzigte van de
zenuwen aan de peripheric. In sommige gevallen wordt
die prikkel gegeven door de hersenen, b. v. door gemoeds-
aandoeningen, die evenwel haren invloed ook direct op
liet verlengde ruggemerg zullen uitoefenen; in andere
gebeurt het uit de geslachtsdeelen, bijzonder uit den
uterus, uit de maag, of uit een ander ingewand, zooals
Ave bij de behandeling der gelegenheidgevende oorzaken
nader hebben uiteengezet. Volgens de meening van Prof
v. d. Kolk, heeft men reden om aan te nemen, dat
van hier de prikkel wordt overgebragt direct naar het ver-
lengde ruggemerg. De overbrenging geschiedt zoowel langs
de spinaal- als langs de sympathische zenuwen. Hoe naauw
de medulla oblongata zamehhangt met de geslachtsdeelen,
blijkt verder overtuigend uit de proef van Kiuan, die
in zwangere guinesche biggetjes (Cavia Cobaya) bewegingen
in den uterus en in de tubae opwekte door de medulla
oblongata te prikkelen. En dat de prikkel aangebragt
op de medulla spinalis zich niet in krampen uit, voordat
hij zich heeft meegedeeld ook aan de medulla oblongata,
leert ons de proef van Brown-Sequard 1). Deze zag na-
melijk, dat indien de eene zijde van het ruggemerg of ook
de beide achterste hoornen werden doorgesneden en het dier
de gevolgen dezer ingrijpende handelwijze doorstond, de
bilaterale krampen eerst in de derde week na de operatie
zich begonnen te vertoonen, en wel allereerst in die spieren,
die door de medulla oblongata van zenuwen Mwden voorzien.
ih
1) Comptes rendus, October 1856.
-ocr page 66-Tevens is het waar, dat ook. de sympathicus den prik-
kel naar de medulla oblongata overbrengt. Kussmaül 1) zag,
nadat hij eene carotis had onderbonden, bilaterale convul-
sies bij een konijn ontstaan na galvanisch en prikkel op het
gedeelte van den sympathicus, dat boven de doorgesneden
plaats zich bevond. Deze convulsies eindigden met het
ophouden van den prikkel en konden op nieuw worden
opgewekt. Spieget.berg 2) deed ongeveer 40 onderzoekin-
gen hieromtrent. Hij kwam o. a. tot het besluit, dat de
prikkel aangebragt in de zenuwcentra, bijzonder in het
cerebellum, naar beneden gaat langs de medulla oblongata
en het ruggemerg. Yan hier wordt de prikkel, door den
buikstreng van den n. sympathicus, die met het ruggemerg
zamenhangt, en door de n. n. sacrales naar den uterus
gevoerd. Evenzeer wordt de prikkel, die inwerkt op den
uterus, langs denzelfden Aveg naar de zenuwcentra geleid.
Kilun 3) gaat zelfs zoover, dat hij beweert contracties
in den uterus te hebben opgewekt door prikkeling van
de medulla oblongata, terwijl de n. sympathicus alleen
overbleef als geleiddraad op den weg van het verlengde
merg naar de baarmoeder.
1)nbsp;Untersacliungeii über Ursprung und Wesen der Fallsucht-
zuekungen, pag. 114.
2)nbsp;Zeitsch. f. rationelle Medicin , dritte Reihe, Bd. 2. Hft. 1., 1857.
3)nbsp;Zeitschr. f. rationelle Medic. Neue Folge , Bd. 3. Hft. 1.
-ocr page 67-Dat ook de n. vagus moet worden aangezien als ge-
leiddraad in die gevallen, waarin de prikkel op de maag-
zenuwen allereerst wordt aangebragt, wordt duidelijk door
de anatomische kennis van dezen zenuw.
In de derde plaats moet ik de aandacht vestigen op de
meest gebruikte therapie. Men weet, dat aderlatingen
hierbij eene hoofdrol spelen. De geneesheeren van ver-
schillende natiën schijnen omtrent de mate en de wijze van
bloedonttrekkingen verschillende meeningen te hebben. De
Duitschers gelooven, dat de Engelschen gunstiger resul-
taten kunnen aanwijzen in de verhouding der sterfgevallen
van Eclampticae, dan eenig ander volk, omdat zij het
zijn, die de meeste aderlatingen deden.
Ook ik vond, dat de Engelschen bloedonttrekkingen deden
en nog doen op eene groote schaal, maar niet altijd door
opening van de eene of andere grootere ader. Velpeatj 1)
schrijft, dat Matjiucbatj en Mevr. Lachapelle de helft
hunner zieken door den dood verloren na saignées coup
sur coup; dat Mekriman minder dikwijls naar het lancet
greep en 2/3 zijner patienten redde. Ik vond, dat Mek-
itiman veel hechtte aan bloedonttrekkingen in den nek
door middel van koppen; evenzeer als Lagbey, die in
den hals en in den rug kopte. Bij deze omstandigheid
1) Des convulsions chez les femmes etc. Paris 1834.
-ocr page 68-wil ik even stil staan. Het is mogelijk, dat Engelsclie
patienten ook onder andere omstandigheden verkeerden;
maar het is niet minder mogelijk, dat Merriman en
andere Engelsche geneesheeren in het belang hunner lijders
handelden, als ze onmiddellijke afleiding maakten in den
nek. Die afleiding is eene rationele, volgens onze opvat-
ting van het wezen der ziekte; ze is geïndiceerd boven-
dien in elk geval van Eclampsie. Niet iedere Eclampsie
krijgt haar wezen door een afwijkenden toestand der me-
dulla oblongata, die op congestie van bloed berust; de
ondervinding leerde dit aan iedereen, maar door welk
moment ook begunstigd, zal elk ziektebeeld van Eclampsie
termen opleveren, die afleidingen in den nek gebiedend
noodzakelijk maken. Door de krampen toch neemt de
hyperaemie naar de zenuwcentra toe, of deze wordt hier-
door alleen veroorzaakt, en het is in overeenkomst met
ons denkbeeld, dat deze bloedsophooping den geprikkelden
toestand van de medulla oblongata zal verhoogen.
Ik kan niet zeggen , dat ook de therapie dienstig is tot be-
vestiging van de gemaakte hypothese; maar, zeker is het
dat zij haar niet logenstraft.
Een ander middel, dat vooral in den laatsten tijd vele
aanhangers heeft bij de behandeling van Eclampsie en
sedert Simpson en Kiwisch, ook in Braun en Scanzoni
ijverige voorstanders vindt, is de chloroform.
Op bladz. 170 1. c. zegt Schroeder v. d. Kolk: „Het
is bekend, dat dit narcoticum de vatbaarheid voor reflex
verhoogt. Door chloroform worden gemeenlijk de epilepti-
sche toevallen zoozeer bevorderd, dat men dit middel
zelfs heeft aanbevolen als een middel om ware epilepsie
van geveinsde te onderscheiden; en in de enkele gevallen,
waarin ik chloroform heb beproefd, zag ik hierbij ook
zware epileptische aanvallen volgen, die mij van het ver-
dere gebruik deden afzien,quot; Men zou oppervlakkig denken,
dat, als chloroform de vatbaarheid voor reflex vermeerdert,
de gunstige uitkomst van het gebruik der chloroform, in
weerspraak is met onze beschouwing van Eclampsie.
Hierbij toch zou eene verhoogde reflexvatbaarheid der
lïiedulla oblongata altijd het wezenlijke zijn. Die weer-
spraak is slechts eene schijnbare. In vele gevallen voldoet
de chloroform niet aan de indicatie morbi. Onmiddellijk
na het eerste toedie oen van het narcoticum, wijzen de ver-
schijnselen er op, dat de reflexvatbaarheid va,n de medulla
is verhoogd. Juist in deze omstandigheid is het middel
gelegen, dat spoedig een diepen sopor opwekt. Hierin
gebeurt het dikwijls, dat de kunstenaar, die de vrouw
ter zijde staat, aan het verloop der baring een einde
maakt, en hiermede tegelijk eindigt het bestaan van een
dikwijls voorkomenden prikkel, die in de peripherie aan-
wezig is. Al is dus door het gebruik der chloroform de
prikkelbaarheid der medulla verhoogd, het gevolg hiervan
zal uitblijven door gemis aan eene gelegenheidgevende oor-
zaak. Fletzelfde heeft plaats in andere gevallen, waarin door
de chloroform andere oorzaken zijn weggenomen. Maar
de ondervinding leert tevens, dat, als de chloroformnar-
cose langer en verder wordt toegepast, ook de gevoeligheid
der medulla aanmerkelijk veel -wordt afgestemd. Op goede
gronden dus geloof ik, dat het gebruik ook van dit ge-
neesmiddel met de bekende opvatting in geenen deele in
strijd is.
Ten aanzien van de lijkverschijnselen moet ik kort zijn
door gebrek aan stof. Vroeger, toen men de oorzaak van
Eclampsie altijd in de hersenen zocht, vergenoegde men
zich met de opening van den schedel zonder meer. Ook
later bleef die gewoonte bestaan. Velpeatj 1 c. schreef in
1834, dat hij het betreurde, dat het ruggemerg van
eclampticae zoo zelden onderzocht werd, en dat, zoo
het al gebeurde, dat onderzoek met zoo weinig zorg ge-
schiedde.
In de London medic, Gazette, Januar. Pebruar. 1849 komt
een stuk voor van Prof. W. Mtjrphy, ongeveer van den
volgenden inhoud: „De naaste oorzaak der convulsies is
moeijelijk te verklaren, daar zij zich in de mysteriën van
het zenuwsysteem hult. Brengt men een directen prikkel
op de medulla oblongata, dan ontstaan dezelfde convulsive
bewegingen, als bij de puerperale krampen. Hieruit be-
sluiten wij, dat de naaste oorzaak der convulsies de
een of andere prikkelop de medulla is.quot;
Niettemin leest men in 1855 bij Scanzoni, 1. c. bl. 619:
„Übrigens dürfen wir uns -nicht verhehlen, dass sehr
haiifig die unpassende Art, wie derartige Leichenöffnungen
vorgenommen werden, die Schuld daran trägt, dass das
Sectionsergebniss keinen Aufschluss über die Ursache der
puerperalen Krämpfe gibt; denn anstatt die Beschaffenheit
des Rückenmarkes und seiner Haüte, die Menge und
Beschaffenheit des Blutes genauer zu prüfen, hat man
sich gewöhnlich nur mit einer oberflächlichen Untersuchung
des Gehirnes, welches man irriger Weise für den eigent-
lichen Sitz der Krankheit hielt, begnügt.quot;
Ook ScANZONfs stem schijnt onverhoord te zijn geble-
ven. Ik vond geen sectiegeval, dat over den toestand
van de medulla een oordeel toelaat. Ook ik ben niet
ill staat om deze leemte door een geval van eigen onder-
zoek aan te vullen. Ik had niet te beschikken over eigen
ondervinding in Eclampsie, evenmin aan het ziekbed als
aan de lijkentafel. De toekomst moge leeren, of de me-
dulla oblongata veranderingen ondergaat, en zoo dit het
geval mögt wezen, van welken aard die veranderingen
zijn. Dat deze niet diep ingrijpe-n iu het zamenstel der
m.edulla,, mag men a priori aannemen. Eclampsie is geen
symptoom eener idiopathische ziekte; zij wordt opgewekt
alleen langs sympatliischen weg.
Ook moge de toekomst leeren, welke de werking is
van afleidingen in den nek. Met aandrang druk ik den
wensch uit, dat deze meer algemeen worden aangewend.
De toestand van de patiënt kan deze wijze van behan-
deling niet langer in den weg staan, sedert men het mid-
del in de hand heeft om door chloroform een hiertoe ge-
schikten toestand bij haar te scheppen.
En met dien wensch eindig ik dit proefschrift. Ik
heb gedaan wat ik moest; ik heb gedaan wat ik kon
doen. Ik heb niet getracht iets nieuws te verkondigen.
Mijn hoofddoel was, met betrekking tot de oorzaken en
het wezen van Eclampsie, eerstens den invloed van uraemie
in een helder licht te plaatsen en ten andere aan een
geniaal denkbeeld van onzen Hoogleeraar S. van dek Kolk
meerdere uitbreiding te geven. ,
Als ik dit doel heb bereikt, dan ben ik het verschuldigd
vooral aan uwe hulp. Hooggeleerde Loncq, Hoog Geachte
Promotor. Gij hebt mij de behandeling van dit onderwerp
aangeraden; gij hebt me die gemakkelijk gemaakt. Ook
hiervoor zal ik u altijd regt hartelijk dankbaar zijn.
De grootste aanbeveling voor den geneesheer
is eene echte humaniteit.
Bij de beschrijving van de histologische za-
menstelling der vaatwanden moest de naam
van epithelium door een anderen vervangen
worden.
Urine, waarin koldng, naar de regelen der
kunst verrigt, noch toevoeging van ac. nitricum
«en praecipitaat geeft, kan toch albumen be-
vatten.
Het feit, dat men door den wil invloed kan
uitoefenen op reflexiebewegingen, doet denken
aan het bestaan van psychische Hemmungs-
zenuwen.
De hypertrophie van het linkerhart, die voor-
komt bij morbus Beightii, is niet alleen het
gevolg van het sluiten der niervaten en pis-
kanaaltjes.
Niemeijer denkt niet juist, als hij duizeling
brengt tot de hallucinatien.
Voor de diagnose van pneumonie schijnt één
aanval van koude, die zich bij het begin open-
baart, eene hooge waarde te hebben.
Tabes meseraica heeft geene ontaarding der
mesenteriaalklieren tot oorzaak.
De diagnose van ligte graden van Dalton-
isme berust op onzekeren grondslag.
Photophobie is niet afhankelijk van te groote
gevoeligheid der retina voor licht.
Men gaat te ver, als men bij het aanwezig
zijn van cataract, elke therapeutische behandeling
verwerpt.
Als taeniamiddel verdienen de kliertjes van
de vrucht der Rottlera tinctoria (kamala) in
aanmerking te komen meer, dan de flores
Brayerae antlielminthicae (kosso).
Bij de behandeling van eclamptische stuipen
onthoude men zich niet van het gebruik der
chloroform.
De resultaten omtrent het gébruik van digi-
taline verkregen en meegedeeld door Homolle,
verdienen de meeste aandacht.
Naar mijne meening faalt Huguiee , als hij
prolapsus uteri doorgaans identisch stelt met
hypertrophie der portio supravaginalis van het
Collum.
De beschouwing van het grondlijden der ra-
chitis als een ontstekingsproces is de meest
houdbare.
69
XVIL
Vooral in de privaatpraktijk , verdient de zoo-
genaamde methode van Oredé bij de verwijdering
der placenta, in de meeste gevallen toegepast
te worden.
Scanzoni dwaalt, als hij het bestaan van
rheumatismus uteri verwerpt.
Schijndood der zwangere vrouw geeft nimmer
het regt tot het doen van accouchement forcé-
De opvatting van acute gele leveratrophie
als uitgang van eene eigenaardige hepatitis, komt
mij meest aannemelijk voor.
In elk geval van vermoedelijken kindermoord
-ocr page 78-kan het oordeel van den medicus forensis voor
den regter van veel belang zijn.
Aan den lagen stand van het middelrif, als
bewijs, dat het kind geademd heeft, is geen
bijzonder gewigt te hechten.