WAARNEMING
SPONDYLARTHROCACE EN ONTWRICHTING
EERSTEN EN TWEEDEN HALSWERVEL.
-ocr page 2- -ocr page 3-eeneb
SPONDYLAETHEOCACE en ONTWRICHTING
van den
EERSTEN EN TWEEDEN HÄLSWERYEL.
OP GEZAG VAN DEN BECTOK MAGNIEICUS
gewoon hoogleeeaab in de letteren,
met toestemming van den academischen senaat
en
volgens besluit van de geneeskundige faculteit,
ter veekrijging van den geaad van
AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
dook
geboken te uteecht.
IN HET OPENBAAR TB VERDEDIGEN
op Woensdag 13 ITovember 1861, des namiddags ten 1 ure.
utrecht,
C. VAN DER POST, Ji.
18Ö1.
Snelpersdruk vaa P, W. vap da Weijer, Utrecht.
b
lijne
-ocr page 6- -ocr page 7-De gelegenheid welke het schrijven van een proefschrift
mij aanbiedt, om een woord van dank te spreken tot mijne
leermeesters, grijp ik daartoe met opgewektheid aan.
De naanwe betrekking waarin ik tot U, Hoog Gel. Heer
J. L. C. Schroeder van der Kolk, hooggeächten Pro-
motor sta, verhindert mij niet uit te spreken wat mijn
hart voor U gevoelt. Integendeel, het is mij eene behoefte
U opentlijk te danken voor Uwen omgang, Uw onderwijs,
voor de menigvuldige lessen en raadgevingen uit den schat
Uwer ervaring aan mij als een\' jongeren broeder geschonken.
De eernuii der dankbaarheid staat in het hart Uwer leer-
hngen opgerigt, en wat kan aangenamer, wat streelender
zijn, dan te vernemen, dat Uwe lessen ingang vonden en
door jongeren van jaren worden opgevolgd, en deze, bij het
nut dat zij stichten, het daarbij voor een groot deel aan U
mogen danken.
Moge Gij nog lang voor Nederland en de wetenschap
gespaard blijven, — en breekt ook voor U eens de tijd der
ruste aan, dan zult Gij aan den avond van Uw leven met
welgevahen op een loopbaan kunnen terug zien, met roem
der menschheid en der wetenschap gewijd.
Innigen dank ook aan U Hoog Gel. H.H. G. J. Loncq
en L. G. van Goudoever, waarde leermeesters. Uwe veel-
omvattende kennis. Uw helder inzigt en bekende mensch-
hevendheid, A^-mden mijn verstand en hart; van U beiden
vooral, leerde ik het, hoe een practisch geneesheer te worden
en de poëtische zijde mijner toekomstige betrekking met
ingenomenheid op te zoeken; uw streven was niet slechts
kundige, maar ook vooral humane artsen te vormen.
Het zij mij vergund uwe voorlichting te genieten, wanneer
ik zulks in mijn volgend leven zal behoeven.
Mijnen dank zij ook U Hoog Gel. Heer F. C. Donders
toegebragt.
Uwe welsprekende en duidelijke voordragt en Uw uit-
stekend onderwijs, deze zijn het welke al Uwe leerlingen
als om strijd roemen.
Waar liet mij door U H.H Regeiiteii van het Geneeskundig
Gesticht voor Krankzinnigen alhier, welwillend vergund werd
het verloop der ziekte bij eenige dier ongelukkigen waar te
nemen, daar dank ik vooral U Zeer Gel. Heer Dgt;-. J. P. T. van
der Lith, voor Uwe belangrijke mededeelingen aangaande
het verloop en de behandeling dier ziekte, en voor de
voorkomenheid, waarmede Gij mij door de schare van onge-
lukkigen rondleidet.
Mijn waarde vriend W. Pleijïe, candidaat tot de H. D.,
aan Uwe talenten dank ik het, dat dit mijn proefschrift
door eene plaat is opgeluisterd. De dienst mij hierdoor
bewezen, de zorg en de naauwkeurigheid aan die teekening
besteed en Uw gelukkig slagen, zij zijn mij de blijken
Uwer genegenheid en kunde. Spoedig zullen andere naauwere
banden dan die der vriendschap ons vereenigen, en terwijl
ons beider levenslot ons dikwijls in elkanders nabijheid zal
brengen, koester ik de overtuiging, dat onze vriendschap
steeds zal hechter worden.
«aCniClDEN THÜT WEH,
jian mijne vrienden !
Nu ik aan den eindpaal mijner Academische stadiën sta,
gereed om de maatschappij in te treden, vinde hier een
woord uit het hart tot het hart zijne plaats.
Het is met een gevoel van weemoed, dat ik U het
scheiden toeroep, gij mijne vrienden, die ik korter of langer
tijd gedurende mijn zevenjarig academieleven mögt kennen.
Die tijd zoo vol genot, zoo vol weelde, tusschen het aan-
kweeken van M^etenschap en vriendschap verdeeld, is ten
einde; die dagen waarin het bloed sneller door de aderen
vloeit en de geest zoo vatbaar is voor des levens poëzij.
steeds zoo geneigd is, de lichtzijde vaii alles op te zoeken;
maar waarin ook tevens uren van kommer bij een naderend
examen gevonden worden, oogenblikken, waarin men het
ware vriendenhart beproeft en leert op prijs stellen, —
voorbijgegaan.
Ziet, men moet student geweest zijn en zich student
gevoeld hebben, om te weten wat bij zulke herinneringen,
het scheiden kost.
Zal ik in de maatschappij trouwe vrienden vinden zoo
als Gij; is daar poëzij of koude werkelijkheid; verheft daar
belangeloosheid of egoïsme de banier?
Het is mij onbekend, maar dat weet ik, dat ik aan
U zal gedenken en daarbij aan de onvergetelijke dagen,
aan de Academie doorleefd.
Aangenaam is mij de herinnering aan de uren doorgebragt
in „Natura Dux NoUs Et Auspex,quot; waar een bemind
Hoogleeraar ons de eerste schreden leerde plaatsen op weten-
schappelijk gebied.
Erithiofs vriendenkring, waarmede ik in Utrechtss schoone
omstreken ronddoolde en Gods vrije natuur bewonderde,
veerkracht en sterkte verzamelde voor ligchaam en geest,
hij blijft mij dierbaar.
De tijd doorgebragt in den Senatus Yeteranorum, hij is
mij onvergetelijk; de band van vriendschap daar aangeknoopt
zij blijft U en mij heilig, dat weet ik. De herinnering aan
eerlijk gestreden strijd en aan gesmaakt genot is zoo zoet;
en waarachtig bleek de spreuk: „Amicomm consensus vir-
tulem. alii gaudiumque.quot; quot;Wat ons kracht gaf waren de prin-
cipes van het corps en daarvoor hebben wij geijverd en
gestreden, omdat wij die met volle overtuiging waren toe-
gedaan. Leve het Corps!
En eindelijk, vaartwel ook Gij met wie ik de belangen
van het Studenten-Concert gedurende zes jaren behartigde;
onze arbeid heeft ondanks tegenspoeden, vruchten gedragen.
Gij, die de menigvuldige moeijelijkheden, maar ook het
aantal genotvolle uren ü in het geheugen roept, aan dat
commissariaat verbonden. Gij gevoelt, dat ik met weemoed
U verlaat. Blijft waken voor de belangen van het Concert,
want Uwe taak is een eervolle, aangename en zij strekt tot
roem van het ütrechtsche Studenten-Corps.
Ten slotte roep ik U allen het vaarwel toe; weest gelukkig
en gezegend in Uw volgend leven en denkt nog eens aan
Uwen vriend, den makker Uwer jongelingsjaren, die U niet
vergeten kan.
Wanneer men een naauwkeurig onderzoek instelt, naar
beleedigingen van het ruggemerg, die, van welken aard dan
ook, zijn ontstaan ten gevolge eener verplaatsing van een
of meer halswervels, zoo hgt van zelve deze opmerking
voor de hand, dat hoe hooger de beleediging van het
ruggemerg heeft plaats gehad, zij voor het leven des te
gevaarlijker is. Het verlengde ruggemerg toch strekt zich
uit tot den tweeden halswervel (Epistropheus) en daar het
nu vast staat, dat dit orgaan het centrum is voor de adem-
haling en de circulatie, dat hierin het 5de, ede, 7lt;ïe, 8ste,
gde, lOde en ISi^e hersenzenuwpaar hunnen oorsprong heb-
ben, zoo volgt hieruit, dat eene kwetsing van dit gedeelte
veel meer storend in de levensfunctiën ingrijpt, dan eene
beleediging van lagere gedeelten van het ruggemerg, waaruit
de zenuwen voor gevoel en beweging van den hals en de
bovenste extremiteiten ontstaan, en de draden verloopen ter
overbrenging van onzen wilsindruk uit de corpora striata
naar lager gelegene deelen.
Be Hoogleeraar J. L. C. Sohéoedee van dee Koi,k, heeft
aangetoond 1), dat zoowel de zenuwen voor beweging als
voor gevoel ontstaan nit kernen aan dezelfde zijde; dat uit
deze kernen draden ontspringen, die de verbinding met de
hersenen daarstellen en decusseren. Voor de beweegzenuwen
van de extremiteiten ligt deze decnssatie hooger in de cor-
pora pyramidalia; voor de beweegzenuwen die uit het ver-
lengde ruggemerg ontspringen, Hypoglossus enz., op de
hoogte van de kern zelve; dit is ook het geval met de
gevoelszenuwen, uit wier kernen draden ontstaan, die alle
nagenoeg op dezelfde hoogte schijnen te decusseren; van
geen enkele ruggemergszenuw decusseert de wortel zelf.
Het tiende hersenzenuwpaar, de beide nervi vagi ontstaat
uit het laagste gedeelte van het verlengde ruggemerg en
wel uit kernen, waarvan de hoogere geleidraden (welke de
kern met de hersenen verbinden) op de plaats zelve der
kern decusseren.
Daar het uit de proeven van Schief 2) gebleken is, dat
de zijstrengen van het ruggemerg voor de beweging van den
tronk en dus ook voor de ademhaling dienen,—hetgeen door
de mikroskopische onderzoekingen van Professor Scheobdee
van dbe Kolk vooral is bevestigd, waarbij hij vond, dat
1)nbsp;Over het fijnere zamenstel en de werking van het verlengde rug-
gemerg en over de naaste oorzaak vaa epilepsie en hare behandeling,
door J, L. C. Schroeder van der Kolk, Amsterdam 1858, pag. 115.
2)nbsp;Schiff en Vierordt, Archiv für Physiol. Heilkunde 13 Jahrg.
1 Heft 1859, s. 30 sqq.
(leze zijstrengen op de hoogte van den vagus eindigen
en de vagus hierin draden afzendt 1), die afwisselend den
prikkel voor in- en uitademing naar deze strengen over-
brengen; — zoo volgt hieruit van zelf de verklaring,
waarom beleedigingen onder den oorsprong van den vagus
den tronk verlammen en, is deze beleediging in het mid-
den van het halsgedeelte van het ruggemerg aangebragt,
alle uitwendige ademhalingsbewegingen van borst en buik
stilstaan. Wanneer de beleediging, gelijk uit eene zeer
merkwaardige waarneming van mijnen Promotor gebleken
is a), onder den oorsprong van den nervus phrenicus
plaats heeft, dan kan de inademing nog door het dia-
phragma plaats hebben, loven dien oorsprong tot aan die van
den vagus aangebragt, zoo moet integendeel de ademhahng
onmiddelijk stilstaan en de dood door asphyxie intreden.
Heeft de beleediging boven den oorsprong van den vagus
plaats, dan wordt duidelijk uit het verband van den nervus
vagus tot de zijstrengen verklaard, waarom de ademhaling
ongestoord verder kan plaats hebben, ofschoon de willekeu-
rige inwerking ter wijziging van de ademhaling hiermede
kan zijn opgeheven.
Eene beleediging van het verlengde ruggemerg tusschen
den oorsprong van den nervus vagus en het begin van den
1)nbsp;Over het verlengde ruggemerg, pag, 98 sqq.
2)nbsp;Waarneming betreffende eene melancholica enz., Nederl. Lancet
1851, 1852, pag. 52.
nervus phreniciis is dus, bij geheele verstoring terstond
doodelijk. Ook het zoogenaamde Point vital van Fiourens is
eene zeer gevaarlijke plaats, wier beleediging vroeger voor
onmiddelijk doodelijk werd gehouden ten gevolge van belette
respiratie, maar die volgens de proeven van Brown Sequard
dit zoude zijn ten gevolge van hare uitwerking op het hart,
waardoor dit blijft stilstaan; met deze bijzonderheid echter
dat bij eene zeer zorgvuldige proef, dit punt kan verstoord
worden zonder die nadeelige uitwerking 1).
Aan eene beleediging van het verlengde ruggemerg kan
tweeërlei oorzaak ten gronde liggen, eene door uitwendig
geweld te weeg gebragt, ten gevolge van een slag, stoot,
steek enz., de andere door ziekte veroorzaakt.
De eerste is de traumatische en het is duidelijk, dat door
het onvoorbereid plotseling inwerken op het gezonde weefsel,
veel heviger en gevaarlijker verschijnselen worden te weeg
gebragt, omdat dan de functie van het verlengde ruggemerg
direct wordt belemmerd of opgeheven en er verandering in
de circulatie, paraljsis van extremiteiten, verhoogde gevoe-
ligheid, of ongevoeligheid, zeer spoedig bemoeijelijkte of
verhinderde respiratie ontstaan.
Bij de tweede, de door ziekte te weeg gebragtte de zoo-
genoemde spontane, wordt ten gevolge eener ontsteking van
1) Brown Sequard, Journcal de pliysiologie, Paris 1858 T6me I.
pag. 221 sqq.
liet ruggemerg en zijne vliezen, spondylartlirocace, caries van
de wervels enz. de beleediging langzainerliand voorbereid,
de verschijnselen kUmmen bijna onmerkbaar en zijn veel
minder hevig; het verlengde ruggemerg wordt allengs aan
den abnormalen prikkel gewend en de stoornis voert gelijk
de ondervinding heeft geleerd, veel langzamer dan de trau-
matische tot vernietiging der levensverschijnselen en den dood.
Deze korte opmerkingen mogen strekken tot inleiding van
een zeer merkwaardig ziektegeval door mijnen hooggeächten
Promotor waargenomen en waarvan de specimina in zijne
verzameling berusten; hetgeen mij door ZEd. ter bewerking
voor een Proefschrift als zeer geschikt werd aanbevolen en
tot welks uiteenzetting wij thans willen overgaan. Mijn
Promotor had de ziektegeschiedenis ontvangen van wijlen
Dr, Munisiicks van Cleeff en slechts in de laatste dagen den
lijder zei ven gezien, van daar het onvolledige van vele punten,
ziektegeschiedenis.
Spontane beleediging van de meduUa oblongaia te weeg gebragt
door spondylartlirocace van den eersten en tweederL halswervel,
luxatie van den Atlas naar voren, misvorming van den jnocessus
odontoïdeus met opvolgende paralyse, longaandoening en dood.
Een knaap geboren in 18£6 had tot aan zijn zevende jaar
aan verschillende scrofuleuse aandoeningen geleden, maar
was daarvan genezen en groeide gezond op tot de lente van
1839 toen hij eensklaps eeii stijven nek bekwam, zoodat
hij het hoofd niet draaijen konde en bij de geringste be-
weging de hevigste pijn ondervond.
Toen een geneesheer bij den knaap werd geroepen, raadde
deze eene anti-rheumatische kuur aan, schreef bloedzuigers
en smeersels voor, en legde eene fontanel aan den arm. Deze
geneesmiddelen bragten evenwel geene verligting aan, noch
de antiscrofulosa, zoutzure barjt en zeebaden, noch de
ijzerpraeparaten, deden eene gunstige werking; integendeel
de ziektetoestand verergerde meer en meer.
De knaap begon nu ook te klagen over een doof gevoel
in den regterarm, dat zich allengs over de geheele regterzijde
uitstrekte; het vermogen om de spieren te bewegen vermin-
derde en dit onvermogen ging over in paralyse. Het hoofd
bleef onbewegelijk op den hals staan en kon op geene wijze
worden bewogen, terwijl de stand ten opzigte van de wervel-
kolom veranderd was.
Het achterhoofd stak meer naar achter uit, de hals scheen
korter te zijn en de regier schouder meer naar boven te
staan. Onder het lang voortgezet openhouden van een
vesicatorium in den nek, en het daarna inwrijven van unguen-
tum Autenriethii werd geene beterschap bespeurd, de ziekte
schreedt langzaam voort, en de linkerarm en hnker ligchaams-
helft begonnen evenzeer paralytisch te worden. Een in den
nek geplaatst setaceum en het gebruik van levertraan, arnica
en ijzerpraeparaten bleven zonder gunstig gevolg. De seton
werd twaalf weken lang in snppuratie gehouden en later
vervangen door eene fontanel te dier plaatse, terwijl het kind
zeer dikwijls in de buitenlucht werd gebragt.
Nu begon er eenige beterschap in den toestand te ontstaan.
De knaap werd vrolijker, de paralytische toestand der onderste
extremiteiten verminderde en de krachten namen zoozeer toe,
dat hij met behulp van een vriendje en van een stok en
later alleen een weinig loopen kon; zelf konde het kind
echter het ligchaam niet omdraaijen wegens stijfheid van den
nek, maar behoefde daartoe de hulp van anderen. De paralyse
der bovenste extremiteiten bleef bestaan vooral aan de regter-
zijde. Hij kon echter, hoewel met veel moeite, met de linker-
hand de spijs naar den mond brengen. Deze meer gunstige
toestand duurde evenwel slechts tot den winter van 1840,
wanneer het loopen weder moeijelijker, de paralyse volkomener
werd en in de lente van 1841 dezelfde hoogte had bereikt
als voorheen.
De urine en faeces vloeiden onwillekeurig af, hierbij voegden
zich moeijelijke ademhaling en zoo als het scheen eene
chronische peripneumonie, koorts, oedeem der ledematen,
chronische ontsteking van het linker oog, ruime purulente
expectoratie; de toestand werd hectisch, totdat de knaap in
Januarij 1842 stierf.
Lijkopening 48 uren na den dood.
Het geheele ligchaam was zeer vermagerd, in de borstholte
was de regterlong met de pleura vastgegroeid, vertoonde
sporen van pleuritis met pseuclomembranen en was van een
zeer kleinen omvang, in de bovenste kwab vele vomicae. ï)e
onderkwab was donker, zwartachtig, week, niet luchthoudend,
bevatte veel serum, zoodat er veeleer paralysis dan hepatisatie
had plaats gehad. De linkerlong was gezond, de bloedvaten
sterk gevuld, het hart normaal.
Vooral trok bij onderzoek van den hals een zeer zeldzaam
verschijnsel de aandacht, namentlijk eene spontane ontwrichting
van den Atlas en vernietiging van zijne gewrichten met luxatie
naar achteren van den Epistropheus. (Spondylarthrocace).
De eerste wervel was naar voren verschoven en met zijne
partes condyloïdeae, zijn\' voorsten en achtersten boog, benevens
de processus transversi met het achterhoofd geanchyloseerd 1),
zoodanig, dat de voorste boog iets voorbij den onderrand
van het pars basilaris van het achterhoofd naar voren was
geschoven en hiermede vergroeid, terwijl dc achterste boog
vooral aan de linkerzijde grootendeels was vernietigd en zelfs
boven den rand van het achterhoofdsgat aangegroeid 2). Eene
dunne plaat van den achtersten boog was aan de linkerzijde
nog in het foramen magnum voomitgedrongen 3), en aan
deze linkerachterzijde was de geheele zeer verdunde boog
van den Atlas, van het foramen condyloïdeum sinistrum
1)nbsp;Pig. V. cl. li. c. Fifj. VL (1. c.
2)nbsp;Fig. VT. d.
3)nbsp;Fig. I. f.
-ocr page 21-vau het achterhoofd af tot voorbij de processus spiuosus, met het
achterhoofd zoodauig vergroeid, dat er geene opening tot door-
gang van een bloedvat was overgebleven 1); aan de regterzijde
was hier evenwel nog eene ruime afstand tusschen den boog
en het achterhoofd 2).
Voorts waren de gewrichten, waarmede de eerste wervel
op den tweeden rust, vooral regts geheel vernietigd, hier-
door waren de tweede en de derde wervel van voren door
de holte van den Atlas heengeschoven, zoodat de voorzijde
van den derden wervel tegen de binnenzijde van den voorsten
boog des eersten steunde, daar waar anders het gewricht is
voor den processus odontoïdeus 3). Door deze inschuiving naar
voren, was de processus spinosus van den tweeden wervel naar
achteren over den boog van den Atlas geschoven, zoodat nu
de ligchamen der hals wervelen van den Epistropheus af, aan
de voorzijde boogvormig zich naar achter bogen en zoo
binnen de holte van den Atlas en ten deele van het achter-
hoofdsgat drongen 4).
Deze inschuiving der wervels had vooral aan de regter-
zijde plaats gehad. De Epistropheus, wiens boog van
achteren ook met die van den Atlas was vergroeid B), steeg
regts in de holte van dezen zoo diep, dat ook niet alleen
1)nbsp;Fig. VI. tus.schcn ti. eii d.
2)nbsp;Fig. VI. tusschen o , b.
3)nbsp;Fig. V. e. f. bij c. Fig. VI. c. e. f.
4)nbsp;Fig. V. 0. f. g. Fig. VI. bij k.
.5) Fig. VI. e. bij c.
de regter processus transversus van den derden wervel in
die holte opsteeg, maar zelfs de processus transversus van
den vierden regts met de binnenzijde en onderrand van den
boog van den Atlas was vergroeid 1). Links integendeel
was de boog van den Epistropheus onder en achter den
boog van den Atlas heengeschoven 2); door deze drukking
tegen den boog van den Atlas was deze voor een groot deel
geatrophieerd en stijf tegen het achterhoofd aangedrukt en
zooals wij vroeger opmerkten, hiermede vergroeid 3).
Van de achterzijde beschouwd was dus de stand der hals-
wervelen scheef, zij waren aan de regterzijde door de holte
van den Atlas heengedrongen en links onder den boog van
dien wervel ter zijde geschoven, zoodat zij niet meer regt
onder het achterlioofdsgat geplaatst waren 4). Hierdoor was
eene groote abnormiteit ontstaan ten opzigte van het door-
treden van vaten en zenuwen. Aan de linkerzijde liep
het kanaal voor de arteria vertebralis door den zesden wervel,
door den vijfden reeds zeer vernaauwd; in den vierden en
de hoogere was deze opening overal door een vlies gesloten,
in den Atlas zelfs door been, zoodat de linker arteria ver-
tebralis moet vernietigd zijn geweest.
Aan de regterzijde, waren alle openingen gesloten met
1)nbsp;Fig. VI. g. h.
2)nbsp;Fig. VI. i. Fig. IV. f.
3)nbsp;Fig. VI. d. Fig. IV. d.
é) Fig. VI. c. d. i. k. e. f. g.
-ocr page 23-uitzondering van die in den processns transversus van den
Atlas, waar zij was bewaard gebleven, in den vijfden en
zesden halswervel waren zij door een vrij stevig vlies, in de
overige door been gesloten. Daar bovendien de regter
processus transversus van den tweeden en derden wervel
geheel tegen den boog van den Atlas waren gedrukt 1), kan
hierdoor onmogelijk de arteria vertebralis ook aan deze zijde
zijn blijven bestaan.
Niet minder opmerkelijk was de afwijking met opzigt tot
de zenuwen. Aan de linkerzijde waren tusschen achterhoofd
en Atlas een paar zeer fijne openingen, waarvan de grootste
nog geen millimeter doorsnede had 2); tusschen den tweeden en
derden waren een paar nog fijnere openingen of kleine spleten,
waartusschen misschien een paar dunne wortels hebben kun-
nen doordringen; hetzelfde geldt voor de derde halszenuw,
waarvoor de doorgang ongeveer een millimeter bedroeg.
De opening voor de vierde zenuw was weder zeer wijd,
voor de vijfde iets naauwer, voor de zesde weder zeer eng,
voor de zevende zeer wijd.
Aan de regterzijde was bewaard gebleven, de doorgang
voor de zenuwen tusschen achterhoofd en eersten wervel,
eersten en tweeden, tweeden en derden; maar de vierde
wervel was met den derden zoozeer gedrukt tegen den boog
1)nbsp;Fig. VI. e. f. c,
2)nbsp;Fig. VL bi] d.
-ocr page 24-vail den Atlaa en hiermede vergroeid, dat hier geene zenuw-
opening meer aanwezig was 1), en alleen die tusschen den
vierden en vijfden wervel en de volgende waren weder nor-
maal. Van de halszenuwen moeten dus links de eerste, tweede
en derde gedrukt zijn geweest, voor welke slechts kleine
openingen waren overgebleven, die nog eenige dunne wortels
konden doorlaten; aan de regterzijde scheen echter de vierde
wortel geheel vernietigd te zijn, hetgeen ook op den nervus
phrenicus gewis grooten invloed heeft moeten uitoefenen, en
het regter gedeelte van het diaphragma gedeeltelijk verlam-
men, waarover wij later nog uitvoeriger spreken.
Verder was aan de Knkerzijde het foramen lacerum bijzonder
wijd, aan de regterzijde normaal, terwijl de kanalen voor de
beide carotides geheel ongewoon verwijd waren, zoodat de
knievormige bogt zelfs bijna verdwenen was; tengevolge van
al hetwelk de toevoer van bloed naar de hersenen vooral
door de carotides moet hebben plaats gehad.
De foramina condyloïdea voor de doortrede der nervi hypo-
glossi waren bewaard; de clivus was meer horizontaal, bijzonder
breed, plat en niet uitgehold 2). Ook de grondvlakte van het
acliterhoofdsbeen, waarop de lobi cerebelli rusten, was minder
hol en als het ware door een tegennatuurlijken druk van
onder door den boog van den Atlas en de inschuiviiig der
1)nbsp;Fig. VI. g. h.
2)nbsp;Fig. I. h.
-ocr page 25-volgende \\vervelen platter geworden; van liet meeste gewigt
was de zoo geheel abnormale spina (processus odontoïdeus)
die 30 millimeters lang was 1). Yan de bovenzijde gezien was
het ligchaam van den Epistropheus bijkans in het midden
en een weinig links in het groote achterhoofdsgat en in de
holte van den Atlas geplaatst, doordien de bovenste gewrichts-
vlakten van den Epistropheus geheel van de onderste over-
eenkomstige van den Atlas waren geluxeerd £).
De gewrichtsvlakten van den processus odontoïdeus waren
vernietigd en deze was zelf in eene scherpe spits veranderd,
waardoor de dura meninx geheel naar binnen en boven was
iugedrukt en gedeeltelijk door de spits geworden punt van
dezen processus was doorboord 3).
Het ligchaam van den Epistropheus rustte op den derden
halswervel (die mede was achteruit geschoven) en was hiermede
vergroeid, zoodat de nog zigtbare bovenrand van den derden
wervel aan de voorzijde nagenoeg de hoogte bereikte van
den bovenrand van het achterhoofdsgat; aan de regter voor-
zijde bleef echter eene wijde opening tusschen den tweeden
en derden wervel 4), links waren zij aan de voorzijde geheel
zamengegroeid; aan de regterzijde was de boog van den tweeden
wervel voor aan het achterhoofd zelf vastgegroeid, waartusschen
1)nbsp;Fig. II. a. b.
2)nbsp;Fig. III. a. (1.
3)nbsp;Fig. III. d. Fig. I. g.
4)nbsp;Fig. HI. e.
-ocr page 26-nog eene naad overgebleven was 1), van achteren was hij met
den boog van den Atlas door beenzelfstandigheid vereenigd 3).
.De processus odontoïdeus was niet vergroot, veeleer door
absorptie veranderd in eene conische spits, zoodat zijn knop-
vorm geheel was verloren gegaan en stak nu door het achter-
hoofdsgat in de schedelholte een aanzienlijk eind uit; de
rigting was naar achteren en een weinig links en de spina
rustte op de beide schuins in de hoogte gedrongene voor-
schenkels van het ligchaam des tAveeden wervels 3).
Tusschen de voorzijde van het achterhoofdsgat en den
processus odontoïdeus en de ligchamen van den tweeden en
derden. wervel werd eene tamelijke groote ruimte gevonden 4).
Deze was ontstaan door de achteruitschuiving des tweeden
en derden wervels van den Atlas, zoodat links tusschen diens
voorboog en den ingeschoven tweeden en derden wervel eene
ruimte overbleef van vier millimeters, waardoor eene sonde
tusschen den boog des eersten en de ingeschovene volgende
wervels kon gebragt worden; regts integendeel steunden
zij op elkander en waren zij door beenzelfstandigheid ver-
eenigd. Het kanaal daarentegen voor het verlengde rugge-
merg was zeer naauw geworden 5). Aan den schedel werd
overigens niets ziekelijks meer aangetroffen.
1)nbsp;Fig. 1. i.
2)nbsp;Fig. VI. cl. c. met i. k. e.
3)nbsp;Fig. I. g. Fig. III. a. d.
4)nbsp;Fig. I. tusschen e. g. i.
5)nbsp;Fig. I. g. d.
-ocr page 27-De groote eii kleine hersenen werden uit den schedel
gcjiomen en bleken gezond te zijn; het verlengde ruggemerg
was vooral aan de linkerzijde gedrukt geworden door den
reeds boven beschreven misvormden processus odontoïdeus,
zoodat het onderste gedeelte van het linker corpus pyra-
midale een weinig boven en ter zijde van de plaats der
decussatie, en de wortels van den linker nervus vagus, sterk
waren ingedrukt en verschoven door den spitschen processus
odontoïdeus 1), waardoor de achterste wortels van den vagus
zeer sterk waren uitgerekt; de wortels der eerste en tweede
halszenuw links schenen verdwenen te zijn.
De linker nervus trigeminus (5^56 hersenzenuw) was
dunner dan de regter E).
Toetsen wij nu de gevonden symptomen iu de ziektege-
schiedenis aan de resultaten der lijkopening, dan ontwaren
wij, dat voor het grootste gedeelte de verschijnselen alle
voldoende worden verklaard.
Als oorzaken dezer ziekte, moeten wij in de eerste plaats
de scrofuleuse aandoening van den knaap beschouwen,
waardoor hij door spondylarthrocace van den eersten en
tweeden halswervel werd aangetast; ten gevolge waarvan de
gewrichtsoppervlakten tusschen deze beide wervels werden
1)nbsp;Fig. VII e.
2)nbsp;Fig. VII. h. j.
-ocr page 28-verteerd en de banden opgelost. Eveneens verdwenen de
ligameuta crnciata en alaria, die den processus odontoïdeus
zoowel aan den Atlas als aan het achterhoofd bevestigen;
hierop volgde noodzakelijk eene verplaatsing. De Atlas werd
niet meer door den Epistropheus gedragen en deze moest
onder den boog van den Atlas doorschuiven, welke beweging
evenwel niet op eens zal zijn geschied, daar er dan veel
heviger verschijnselen hadden moeten volgen; het eensklaps
ontstaan echter van een stijven nek, waarvan geene verdere
bijzonderheden zijn bekend geworden, en de hevige pijn,
die bij de geringste beweging ontstond, waren misschien
het gevolg van de im abnormale drukking op de wortels
der zenuwen door de verschuiving der wervelopeningen tot
haren doorgang, ten deele van de ontsteking, die hierbij
kan aanwezig zijn geweest en misschien ook, dat reeds toen
de verschoven punt van den processus odontoïdeus den
oorsprong van den trigeminus aan de linkerzijde begon te
drukken.
Langzamerhand zal het naar achteren terugwijken van den
Epistropheus en eene drukking van den processus odontoïdeus
vooral tegen het linker corpus pyramidale zijn toegenomen,
nadat de processus odontoïdeus niet langer door bandver-
eeniging met den voorsten boog van den Atlas verbonden
was en door de voorwaartsschuiving van dezen reeds eenig-
zins naar achteren gedrongen werd; waardoor de doofheid
eerst in den regterarm en bij toenemende plaatsverandering
des t^Yeeden wervels, ook die in de geheele regterzijde wordt
verklaard.
Dit verschijnsel is vooral in hooge mate belangrijk; daar
de drukking namentlijk boven en nevens de decussatie plaats
had 1), schijnt in de eerste plaats het linker corpus pyra-
midale het meest te hebben geleden en daardoor aan de
regterzijde eene magteloosheid eerst in den arm en vervolgens
over de geheele zijde te zijn ontstaan. — Yooral verdient
het zeer de aandacht, dat hierbij een doof gevoel zich
in de regterzijde vertoonde, waaruit blijkt dat ook de
p-evoelszenuwen zich overkruissen, iets waarover vooral ni
den laatsten tijd door de proeven van Brown sequaru
zooveel strijd is ontstaan. Het is namentlijk door dezen
bewezen, dat indien bijv. de regterhelft van het ruggemerg
is doorgesneden, er verlamming ontstaat in de regtervoet
maar geenszins ongevoehgheid, integendeel, zij is veel
gevoeliger geworden, terwijl de linkervoet die niet verlamd
was na deze doorsnijding, hare gevoeligheid heeft verloren 2).
Deze proeven, die zooveel opzien baarden , hebben
voldoende uitgemaakt, dat zoowel de gevoels- als de beweeg-
zenuwen eene overkruissing ondergaan; van de beweegzenuwen
uit het ruggemerg is het bekend dat de decussatie plaats
1)nbsp;Fig. VIL e.
2)nbsp;E. Brown Seqnard, Recherches expérimentales stir la trans-
mission croisée des impressions sensitives dans la moëlJe épinièro.
Paris 1855, pag. 8, sqq. Gaz. Ilebfi. fie mtJdéeine tôine 11 Nquot;. 31, 86.
vindt in de corpora pyramidalia, het onderste gedeelte van
het verlengde ruggemerg. Nu was de drukking aan de
linkerzijde der medulla oblongata boven en nevens de
decussatie, hierdoor ontstonden verlamming en doofheid van
gevoel beide aan de tegenovergestelde regterzijde. Ware de
drukking een of twee centimeters lager geweest, dan Mfaren
de verlamming links, en de doofheid van gevoel regts
gevolgd, even als zulks geschiedde in de proef van Be,own
Sequaed.
Eindelijk echter bij het verder indringen van den tweeden
halswervel en den processus odontoïdeus, werd niet alleen het
verlengde ruggemerg hierdoor sterker gedrukt, maar de
breedere basis drukte het ook eenigzins lager, waardoor dus,
daar de drukking naast de decussatie was, eenige vezelen
werden beleedigd die zich nog moesten overkruissen , en
andere, die reeds van de overzijde door decussatie zich naar
de linker of gedrukte zijde begaven; ten gevolge waarvan
nu ook verlamming schoon in minderen graad van de linker-
zijde ontstond.
Doordien juist de drukking plaats had naast de plaats
van decussatie, konden eenige vezelen boven de plaats der
drukking en andere beneden, die nog decusseren moesten,
vrij blijven, hetgeen veroorzaakte, dat de verlamming aan
geen van beide zijden volkomen was, het sterkst echter
aan de regter-, doordien de spina het meest op de linker-
zijde en het bovenste deel der decussatie drukte. De on-
bewegelijkheid van het hoofd, de veranderde stand ten
opzigte van de wervelkolom, het achteruit steken van het
achterhoofd, de schijnbaar kortere hals en de hoogere stand
van den regter schouder, vinden hunne verklaring zeer
eenvoudig in de voorwaartsschuiving van den Atlas, waar-
door het achterhoofd ten opzigte van dezen scheen achteruit
te staan; in de achterwaartsche luxatie van den Epistropheus
en de rigting van diens ligchaam naar links en boven tot
in het achterhoofdsgat, waardoor de processus transversus
van den eersten en derden wervel regts meer tot elkander
waren genaderd, en de afstand tusschen regter processus
mastoïdens en regter schouder kleiner werd, dan tusschen
die beide punten aan de linkerzijde; — voorts in den toestand
van anchylose tusschen de ligchamen van den eersten en
derden wervel, met in schuinsche rigting daartusschen geklemde
Epistropheus, en vergroeijing van deze drie met het achterhoofd.
De beterschap in des lijders toestand, waaraan verder
wordt gesproken, komt ons zeer opmerkelijk voor, juist
nadat zulke sterk afleidende middelen als bloedzuigers, seton
imguentum Autenriethiï te vergeefs waren aangewend. Het
blijkt echter uit de geschiedenis, dat — daar de knaap
vrolijker werd, de paralytische toestand vooral der onderste
extremiteiten verminderde zoodat hij weder een weinig kon
loopen, — de drukking toen minder sterk moet zijn geworden.
Letten wij nu hierbij op den vorm van den processus
odontoïdeus, dan zien wij, dat de oorspronkelijk vrij dikke
■2U
tand in een\' dunne scherpe punt of spits is veranderd en
meer krom is gaan staan 1); door absorptie is de processus
dunner geworden en van de medulla uithoofde zijner
geringere dikte afgeweken; de drukking op het verlengde
ruggemerg is dus verminderd.
De latere verergering der verschijnselen zal zeker het
gevolg hiervan zijn geweest, dat de tweede wervel verder door
den Atlas werd heengeschoven en de drukking weder sterker
toenam. Dit schijnt des te waarschijnlijker, daar de eerste,
tweede en derde halswervel onderling vergroeid waren; de
processus transversus van den vierden steunde wel regts tegen
de binnenzijde van den Atlas 2), maar hier was geene ver-
groeijing, hier waren nog sporen van bloedvaten en deze
laatste verschuiving scheen later te zijn geschied, voor dat
de vergroeijing tusschen de twee eerste wervels geheel volein-
digd was, hetgeen weder eene verplaatsing van den spits
geworden processus odontoïdeus en eene verhoogde drukking
moest ten gevolge hebben.
De beterschap was dus slechts van korten duur en in de
lente van 184il, was de toestand weder even zorgwekkend
als zij vroeger was geweest. Nog ongunstiger verschijnsels
deden zich voor, namentlijk onwillekeurige faeces- en urine
ontlastingen als getuigen van de toenemende paralyse van het
ruggemerg onder de plaats, waar het door den processus
1)nbsp;Fig. L g.
2)nbsp;Fig. Vr. g. ii.
-ocr page 33-odontoïdeus gedrukt werd, waarbij de innervatie was opge-
heven, en de terughouding en ontlasting van deze excreta
aan den wil onttrokken waren.
Vooral uit deze verergering der ziekteverschijnselen en
het ontstaan van verlamming der sphincteren blijkt, dat in
dien tijd de medulla sterker is begonnen gedrukt te worden,
hetgeen het noodwendig gevolg moest zijn van het dieper
in het cranium inschuiven van den tweeden halswervel en
zijnen processus odontoïdeus, waardoor het geheele achter-
lioofdsgat vernaauwd werd en het ruggemerg nu naauwelijks
meer plaats kon vinden.
Van veel gewigt is het ook de gevolgen na te gaan, die
deze luxatie en verschuiving der halswervels door drukking
op de
zenuwen moeten hebben veroorzaakt. Het is zeer te
betreuren, dat de ziektegeschiedenis in veie punten zoo
onvolledig is, en vele aan haar gedane vragen niet voldoende
beantwoordt. De stijfheid en onbewegelijkheid van den hals,
waarvan de verschuiving in den beginne zoo pijnlijk was
zoolang de wervels nog niet waren te zamen gegroeid, moet
atrophic der halsspieren niet alleen, maar ook der zenuwen
hebben verwekt; uit hoofde van de plaats der drukking
van den processus odontoïdeus op het linker corpus pyrami-
dale, moest de linker bovenste halszenuw geheel gedrukt
zoo niet vernietigd worden 1), waarmede overeenstemt, dat
1) Fig. vir. e.
-ocr page 34-slechts dunne spleten en fijne opennigen voor enkele wor-
teldraden der twee bovenste linksche halszeraiweu tusschen
de geänchyloseerde wervels waren overgebleven. ■ Ook de
wortels van den linker hypoglossus hoezeer nog even boven
de plaats der drukking, hebben echter moeten worden gerekt
en meer of min beleedigd. Bij het uitnemen uit den schedel
scheurden zij terstond van de medulla af, waarvan de sporen
nog eenigzins zigtbaar zijn.
Mijn geächte Promotor meent zich te herinneren uit zijn
eenmalig bezoek bij den patient, die toen zonder steun zeer
moeijelijk staan kon, dat zijne spraak wel eenigzins stotte-
rend en langzaam was, maar heeft van moeijelijke shkking
niets vernomen, zoodat de hypoglossus niet sterk zal zijn
beleedigd geweest.
De moeijelijke ademhahng, de schijnbare chronische peri-
pneumonie en de purulente expectoratie, worden verklaard
uit den toestand waarin bij de lijkopening de longen aan-
getroffen werden. Daar heet het namentlijk, dat de regter-
long met de pleura vergroeid, sporen van pleuritis met
Pseudomembranen vertoonde en van zeer kleinen omvang
was, terwijl zich in de bovenkwab vele vomicae bevonden.
De onderkwab was donker, niet luchthoudend, week, zwart-
achtig en bevatte veel serum, zoodat er*veeleer paralysis
dan wel hepatisatie had plaats gehad. De bloedvaten in
de gezonde long waren sterk gevuld. De regterlong was
bijkans geheel ongeschikt om te ademen, getuigen de on-
bewegelijklieid, waartoe zij door de pseudomenbraneuse ver-
bindingen wei\'d veroordeeld, de vele vomicae in de bovenkwab,
en het niet meer luchthondende van haar weefsel in de onder-
kwab. In de linkerlong, waar ook sterke congestie was, kan
de ademhaling dus ook niet gemakkelijk hebben plaats gehad.
Het is eene zeer gewigtige vraag, of deze beleediging
der longen met de drukking op het verlengde ruggemerg
uitgeoefend en de beleediging van den nervus vagus en
phrenicus kan worden in verband gebragt.
Uit de sectie blijkt, dat vooral het onderste gedeelte van
de regterlong week, zwart, van lucht beroofd en dus para-
lytisch was, met vele tuberkels in de bovenkwab. Kan dit
het gevolg zijn van aandoening van den vagus, of moeten
wij het liever aan den gestoorden invloed van den phrenicus
toeschrijven? De beleediging van den vagus en de medulla
oblongata had in ons geval vooral plaats gehad aan de
linkerzijde, terwijl de regterlong van onderen paralytisch,
van boven met tuberkels vervuld was; de linkerlong, hoezeer
in vrij sterk congestieven toestand, was minder aangedaan;
schijnbaar zoude dus de aandoening der regterlong niet aan
den vagus kunnen worden toegeschreven, als zijnde die aan
de tegenovergestelde zijde.
Dit wordt echter weder twijfelachtig, als wij uit de proeven
van ScHiFF 1) zien, dat indien van eenen vagus een stuk
1) Riiete en Wunderlich, Archiv, f. Physiol. Heilk. 1847 6 Jahrg.
8 Heft S. 484 sqq.
werd uitgesneden, er geen paralysis ontstond van den glottis,
maar de konijnen na 3 tot 5 dagen stierven; hierna
vertoonden zich tuberkels in de b ovenkwab der long aan
dezelfde zijde van den doorgesneden vagus, maar in de
tegenovergestelde long was de ziekelijke aandoening in de
onderkwab; hetgeen, daar deze proef meermalen herhaald en
bevestigd v/erd, Schifp opwekte tot een onderzoek van liet
verloop der zenuwdraden van den vagus in de longen. Hij
vond hierbij dat de plexus pulmonales onderling zoo com-
municeerden, dat b. v. de regter vagus ook taldsen aan
de linkerlong maar meer naar de onderkwab afgaf, welke
zenuwdraden dan in de longen door vele kleine gangliëncellen
te zamen hingen en een net vormden.
Hierbij zouden nog kunnen worden gevoegd de waar-
nemingen van Engel, die mededeelt, dat hij bij een dertigtal
lijders aan hersenziekte slechts bij 4 geene sporen vond
van eene aandoening van longen of ingewanden. Bij 14
lijders bestond longontsteking of pleuritis; oedema der longen
bij 9; aan de tegenovergestelde zijde van de apoplexie kwam
longsteking 3 maal voor, waarbij het exsudaat aan de buiten-
zijde van het corpus striatum en den thalamus opticus zat;
slechts eens aan dezelfde zijde 1).
Daa,r het evenwel bij een naauwkeurig onderzoek bleek,
dat de vierde halszenuw aan de regterzijde en dus de eene
1) Pragor, vierteljahrsachrift Vil Jahrg. Band IIL
-ocr page 37-wortel vail den plirenicns heeft moeten verstoord, althans
zeker door drukking verlamd zijn, is de verklaring in ons
geval voor een gedeelte ten minste veel eenvoudiger. Het
schijnt namentlijk, dat door de drukking op de wortels van
den regter phrenicus, de regterzijde van het diaphragma ge-
deeltelijk is verlamd geworden; bleef nu dit gedeelte van het
middenrif meer onbewegelijk door belette contractie, dan koude
ook de onderkwab der regterlong niet worden uitgezet,
evenmin hare functie voor de ademhaling vervullen, hetgeen
noodzakelijk exsudaat in de longblaasjes door absorptie en
verdwijning der niet vernieu.wde lucht moest ten gevolge hebben,
en paralysis veroorzaken.
Wel mogen wij aannemen, dat door de rekking vooral
der onderste wortels van den vagus, een\' nadeelige invloed
op de longen zal zijn ontstaan, zooals de vorming van
longtuberkels; maar daar zij aan de tegenovergestelde zijde
aanwezig waren en de aandoening in de regterlong zich
voldoende uit de drukking van den phrenicus en gedeel-
lijke paralyse van het regter gedeelte des middenrifs laat
verklaren, schijnt deze invloed van den vagus hier minder
merkbaar.
Dit neemt niet weg, dat de invloed van ziekten der
hersenen en van de medulla oblongata op de longen groot
is. Of de moeijelijke ademhaling bij onzen lijder misschien
aan den invloed der drukking van den vagus, of als gevolg
van drukking op de linkerzijde van het verlengde rugge-
merg, waardoor vooral de linker borstkas minder bewegelijk zou
worden, moet worden toegeschreven; of toen reeds door drukking
van den phrenicus zal zijn veroorzaakt, is moeijelijk te bepalen.
Naardien evenwel de verschuiving der wervels tot die
mate dat de nervus phrenicus werd gedrukt, waarschijnlijk
later heeft plaats gehad, zoo kwam zich eerst daarna bij de
andere symptomen eene belemmering in de beweging van het
diaphragma voegen, hetgeen met de beschrijving in het ziek-
tegeval wel overeenstemt, alwaar van moeijelijke ademhahng
alleen in het laatste tijdperk wordt gesproken Het schijnt
dus, dat in ons geval de regter helft van het diaphragma
door een meer of minderen graad van paralysis onwerkzaam
is geworden, hetgeen de aandoening der regterlong en de
moeijelijke ademhaling veroorzaakte. Wel kan de drukking
van het verlengde ruggemerg ook de zijstrengen, waarmede
de zenuwen van de borstkas schijnen zamen te hangen, in
meerdere of mindere mate verlamd hebben, even als zulks
met de zenuwen der extremiteiten het geval was, en ook
de moeijelijke omdraaijing van het hgchaam hebben te weeg
gebragt; maar het ziekteverhaal is te onvolledig ter onzer
kennis gekomen, dan dat men hiertoe met eenige zekerheid
zou kunnen besluiten.
De koorts, waarvan verder in ons ziektegeval wordt gesproken;
moet worden toegeschreven aan den geprikkelden toestand
vau het verlengde ruggemerg. Het oedeem der ledematen
schijnt het gevolg te zijn van den gehrekkigen bloedsomloop
in de longen, die minder bloed in het linker hart deed
vloeijen en eene verhoogde drukking in het regter, hart
en in de arteria pnlmonalis veroorzaakte, omdat sommige
gedeelten der long niet meer volkomen toegankelijk waren
voor het bloed. De beide venae cavae ondervonden dus
eene belemmering in het uitdrijven van haar bloed in het
hart, stonden onder hoogere drukking, hetgeen aanleiding
kan gegeven hebben tot transsudatie van serum. Vooral
echter kan de paralyse der extremiteiten hiertoe hebben mede-
gewerkt, daar door de geringere innervatie van de vaat-
zenuwen de capillairen verwijd moesten worden, hetgeen
een vermeerderd exsudaat te weeg brengt.
De chronische ontsteking van het linker oog, schijnt in
verband te moeten worden gebragt met den eenigzins ver-
dunden toestand van den linker nervus trigeminus. De
proeven door Magendib in het werk gesteld, waarbij hij
bewees, dat er na doorsnijding van den oogtak van den
trigeminus , atropinequot; van het oog ontstond, zijn voor eenigen
tijd door Snellen 1) wederlegd. Deze toonde aan, dat de
na doorsnijding van den ramus opthalmicus gevolgde ver-
nietiging van het oog, door traumatische beleediging en
stooten van hetzelve werd veroorzaakt, dewijl het oog on-
gevoelig geworden, telkens door uitwendig geweld werd
1) II. Biielleii, de invloed der zenuwen op de ontsteking. Utrecht,
1857, pag. 26 sqq.
gekwetst; toen Snellen daarop de oogleden van het konijn
sloot en het oog met het oor bedekte om bij het beschutten
met een gevoelig deel mechanische beleediging te voorkomen ,
zag hij, dat het oog na 10 dagen nog onveranderd was.
SiMUBL2) heeft evenwel door proeven aangetoond, dat
prikkeling van het ganglion Gasseri bepaaldelijk oogontsteking
te weeg brengt. Door twee geïsoleerde naalden te brengen
in het ganglion Gasseri op eenigen afstand van elkander en
hierdoor eenen galvanischen stroom te leiden, die het ganglion
dus passeerde, werd terstond de conjunctiva rood, vele tranen
werden afgezonderd, de gevoehgheid der oogleden, conjnn-
tiva en cornea klom aanzienlijk, de oogleden werden convulsief
bewogen en spoedig volgden alle graden van ontsteking; de
cornea werd bedekt met kleine zweren, die in het midden
conliueerden en meer of minder ondoorschijnendheid van het
hoornvlies te weeg bragten; eenmaal ontstond zelfs in de
voorste oogkamer een klein empyeem; tot perforatie kwam
het niet. De ontsteking ontwikkelde zich volkomen na 24
uren, klom nog tot den tweeden of derden dag, waarop zij
bij rust van het dier weder verdween.
Wij zien hieruit, dat niet het gemis van zenuwinvloed
na doorsnijding, maar prikkeling der zenuwen ontsteking kan
te weeg brengen.
1) Entzündung durch Nervenreiz, Schmidt\'s Jahrbüchï 1859, No. 10
s. 102.
Door de aanhoudende langzamerhand toenemende drukking
van de medulla oblongata vooral aan de linkerzijde, heeft in
ons ziektegeval ook de wortel van den linker trigeminus
moeten gedrukt worden, waardoor verminderde voeding en
eenigzins atrophie der zenuw schijnt te zijn ontstaan. Het
ganglion Gasseri kon hierbij wel niet direct beleedigd worden,
aangezien het boven de plaats der drukking gelegen is, ook
werd gedurende het leven geene ongevoeligheid van de
linkerzijde van het aangezigt bespeurd; maar wel kan deze
storing in den linker trigeminus tot eene veranderde functie
hebben aanleiding gegeven, benevens tot meerdere roodheid
der conjunctiva, door dien de vaatzenuwen, die in het
ganglion van het vijfde paar haren oorsprong schijnen te
hebben, eenigermate in ziekelijken toestand verkeerden,
welke dilatatie der vaten van het oog, vermeerderden toevoer
van bloed en ontsteking te weeg heeft kunnen brengen.
Wij zouden hiermede kunnen eindigen, indien het niet
in ons plan lag dit proefschrift te besluiten met het citeren
van enkele gevallen, die eenige overeenkomst hebben met
het door ons beschreven ziektegeval, en waarvan vooral het
eerste ons zeer belangrijk voorkomt, waarom wij er ook eene
afbeeldhig van hebben gegeven 1). Lawrence geneesheer in het
St. Bartholomeus hospitaal te Londen schrijft het volgende: 2)
1)nbsp;Fig. Vni en IX.
2)nbsp;Transactions of the medical and chirurgical society of London
vol. XIII. pag. 399 1827.
Ofschoon eene traumatische luxatie van de beide eerste
halswervels onmiddelijk doodelijk is wegens beleediging vau
het verlengde ruggemerg, zoo kunnen deze beenderen lang-
zaam worden verplaatst door ziekte hunner gewrichten en
door anchylose verbonden, zoodat het leven voortduurt. Een
merkwaardig voorbeeld hiervan schonk mij de Heer Wigan
lid van ons genootschap. Deze had beloofd mij de geschie-
denis van het geval te leveren, maar hij kon de nadere
bijzonderheden niet terugvinden voor hij Engeland verliet;
ik kan daarom de ziektegeschiedenis slechts onvolkomen
mededeelen en geven, wat de Heer Wigan mij verhaalde.
Een zesjarig kind scheen aan hydrocephalus te lijden.
Nadat deze ziekte eenigen tijd had bestaan, bekwam het
een gezwel ter zijde van den hals, dat vocht scheen te
bevatten en zoozeer in grootte toenam, dat zijn inhoud
eenige oneen moest beloopen. Drukking op dit gezwel,
bragt een soort van coma te weeg. Men was toen ter tijde
van oordeel, dat de inhoud van het gezwel communiceerde
met het vocht, wat men in de ventrikels der hersenen ver-
moedde te bestaan. Het kind bewoog het hoofd langzaam
en voorzigtig, het ter zijde met beide handen steunende.
Na eenigen tijd verdwenen de verschijnsels langzamerhand
en ook de zwelling verminderde. Nooit had het kind ge-
klaagd over vermindering van gevoel of onvermogen tot
beweging, en het werd ook nu weder volkomen gezond
en vrolijk, daar het wandelde en speelde gelijk het zijne
■va»quot;
jaren medebragten. Niets was er in den toestand, dat
verder dy^ong acht te geven op de positie van liet hoofd,
toen het kind eene ziekelijke aandoening van de lenden-
wervels bekwam, voorovergebogen nederzat en een groot
abces had. Ten gevolge hiervan stierf het kind 12 jaren
oud. Daar de lijkopening in het midden van den zomer
plaats greep, waren de hersenen zoo week, dat ziekelijk
veranderingen niet konden worden opgespoord. Terstond
trok bij onderzoek van den schedel een beenig uitsteeksel de
aandacht, dat in het midden en regts in het groote
achterhoofdsgat zich vertoonde. Het was overtrokken door
de dura mater, en bleek bij nader inzien te zijn de pro-
cessus odontoïdeus van den tweeden halswervel. Na verwij-
dering der weeke deelen, vond ik, zegt Lawrence, eene groote
verplaatsing van achterhoofd. Atlas en Epistropheus, benevens
eene vergroeijing van deze beenderen onderling in hunnen
nieuwen stand, door geheel beenige anchylose der verschillende
gewrichten. De Atlas was gedeeltelijk naar links verschoven
en tegelijkertijd een weinig naar voren en boven, hierdoor
vernaauwde het regter en achterste gedeelte van zijnen
boog voor een groot gedeelte het ruggemergskanaal 1). Het
tuberculum anterius correspondeerde met den linker pro-
cessus basilarisj het einde van den linker processus transversus
stak 3/4 duim voorbij die der twee volgende wervels uit 2),
1)nbsp;Fig. IX. k. g. b. i. Fig. VIII. c. b.
2)nbsp;Fig. IX. i. p.
;e
tervTÏjl de regter processus transversus van deze wervels, i/4
duim voorbij die van den Atlas uitstaken J). Een groot
gedeelte van den Atlas, was regts door absorptie vernietigd,
namentlijk de regter processus tranversus en de articulatie
voor het achterhoofd 2). De Epistropheus was geheel van
den Atlas naar regts gedisloceerd, zoodat zijn\' linkerzijde
ongeveer een derde van het ruggemergskanaal inneemt, en
de processus odontoïdeus over zijn\' geheele lengte in de
schedelholte door het achterhoofdsgat stak, vlak tegen de
regter voorzijde van het foramen condyloïdeum 3).
Bij een\' normalen schedel steekt de punt van den processus
odontoïdeus een weinig onder de verbinding tusschen Atlas
en achterhoofd uit, hier daarentegen komt zij er een duim
boven uit. De zijdeiingsche verschuiving is niet minder
aanzienlijk, de afstand van het linker voorste foramen con-
dyloïdeum tot het midden der basis van den processus
odontoïdeus is \'/g duim, terwijl die van het regter foramen
condyloïdeum naar hetzelfde punt slechts ^U duim is 4).
Zeer opmerkelijk is het, dat de directe drukking van dit
beenuitsteeksel op de voorvlakte van het verlengde ruggemerg
1)nbsp;Fig. IX, m. O. voorbij k.
2)nbsp;Fig. VUL b. Fig. IX. bij k. g. a.
3)nbsp;Fig. Vlll. c. d. Fig. IX. g. Igt;. en o. 1. p.
4)nbsp;In ons geval bedraagt de afstand van het voorste foramen condy-
loïdeum tot de spits van den processus odontoïdeus regts 32 mm. — 1
Eng. dm. 2 lijn; links slechts 25 mm, = 1 Eng. dm.
volstrekt geene paralytische verschijnselen heeft veroorzaakt,
al is het ook dat de drukking langzamerhand heeft plaatsgehad.
De regter nervus hypoglossus en arteria vertebralis moeten
eene groote afwijking in hunnen loop hebben ondergaan. De
ligchamen van den tweeden en derden halswervel waren ver-
plaatst naar regts, zoodanig dat eene lijn door het midden
van deze naar boven getrokken, de regterzijde van den
processus basilaris zou hebben bereikt. liet tuberculum
anterius van den Atlas beantwoordt aan de linkerzijde van
hunne ligchamen 1).
De regter achterhoofdscondylus, het overblijfsel van den
regter processus transversus van den Atlas, de bovenste
gewrichtsvlakte van den Epistropheus en de regterzijde van
de basis des processus odontoïdeus, zijn tot eene massa
geanchyloseerd 2).
De linker achterhoofdscondylus is gedeeltelijk met den Atlas
geanchyloseerd; de linker gewrichtsvlakte van den Epistropheus,
zijn\' processus transversus en die van den derden wervel
zijn evenzeer geanchyloseerd; desgelijks de gewrichtsvlakten
van den Epistropheus en derden wervel. De ligchamen van
deze beide wervels zijn niet vergroeid.
Zoo sterk is de tegennatuurlijke verbeening der genoemde
beenderen, dat de grenzen tusschen hen verdwenen zijn.
1)nbsp;Fig. IX. I. n. p, O. regts van h.
2)nbsp;Fig. IX. c, k. m. a.
-ocr page 46-In het oogloopend was de veniaauwhig vati het rugge-
mevgskanaal bij zijn\' aanvang door de verplaatsing der beenderen.
De voor-achterwaartsche afmeting van het achterhoofdsgat
is IV2 duim = 38 m.m., in ons geval even zoo veel; de
grootste zijdehngsehe Vk dm. = 31 m.m., in ons geval 35.
De middellijn der holte van den derden wervel van regts naar
links was Va dm. =33 m.m.; van voren naar achteren
quot;/s dm. == 19 m.m. De middellijn van het kanaal tusschen
de verschoven gedeelten van Atlas en Epistropheus 1), is van
voren naar achteren V2 dm. — 12 m.m., in ons geval ook
12 m.m.; ^/s dm. — 15 m.m. van regts naar links, in ons
geval 13 m.m.
Deze historie is slechts belangrijk in zooverre er in melding
gemaakt wordt van den verschoven processus odontoïdeus,
die toch het verlengde ruggemerg moet hebben gedrukt en
meer gewigtige verschijnselen veroorzaakt, dan in de zoo
onvolledig mogelijke autopsie wordt vermeldt. Des te meer
is dit nu te bejammeren, daar het geval door zijnen
verplaatsten tand, groote analogie met het onze bezit,
hoezeer de tand minder sterk in de schedelholte schijnt
ingedrongen te zijn, waardoor dan ook de verschijnselen
van drukking minder hevig zullen geweest zijn, ofschoon
men niet kan veronderstellen, dat zij geheel ontbroken
hebben, maar door de grootere aandacht, die men op het
1) Fig. VIU. tusschen c. en b.
-ocr page 47-leiidenabces vestigxle, en de zoo onvolledig medegedeelde
waarneming, niet zijn opgegeven of bemerkt.
Een merkwaardig geval beschrijft Ceüvbilhier 1) door^
hem zeiven waargenomen.
Zekere vrouw Lacroix oud 68 jaren bevond zich 13 October
1832 in „la Salpetrière.quot; Er bestaat hemiplegia aan deregterkant
en onwillekeurige faecale ontlasting. Gevoel en beweging beide
zijn aan de regterzijde verlamd. Patiënt schrijft deze verlam-
ming toe aan de kuur ondergaan in „la Charitéquot;, waar zij zes
maanden had vertoefd. Opgenomen, omdat zij aan een
gevoel van koude leed, dat haar nooit verliet, had zij
warme baden gebruikt en was na een van deze paralytisch
geworden. Eene zaak vooral is opmerkelijk, dat de zieke
eerst over het geheele ligchaam een doof gevoel bekwam,
dat later in verlamming van de regterzijde overging. Sedert
eenigentijd gevoelt zij, dat ook de linkerzijde zwakker wordt.
De zieke, die zich haar\' toestand volkomen bewust is, ver-
zekert, dat zij nog altijd koud is van den aanvang af
harer ziekte, en dat aanbrengen van warmte hoe ook, haar
niets helpt, en zij koud is tot in het merg harer beenderen;
Als men haar de huid bevoelt, schijnt die aan een
koudbloedig dier toe te behooren. Ook gevoelt zij eene
benaauwdheid, die met de ziekte tegelijk is begonnen. Zij
gevoelt achter het regter oor (duidelijker wees zij later aan
1) Atlas d\'anatomie patliologique du corps liumaii). Paris 183G livr.
XXV. pl. IV.
de plaats der vereen iging van hoofd en hals) eene hevige
pijn en soms als het ware een hamerslag. Er treden som-
tijds in de beenen krampen in, die even pijnlijk als talrijk
zijn. Soms klaagt patiënt over gebrekkig zien. De hals is
op geene andere plaats gevoelig. Tot 20 Januarij 1833
blijft de toestand stationnair. De koude vooral bleef voor
mij, zegt Cruveilhier, eene zaak van gewigt. Ik woonde
het bij, toen de krampen zich weder vertoonden, en zag,
dat zij bij de voeten beginnende zich naar de knieën en dan
naar de dijen tot aan de bovenste ledematen uitstrekken;
vooral zijn zij het sterkst regts, terwijl zij eindigen met
zich aan de linkerzijde te vertoonen. De krampen kwellen
de lijderes zoozeer, dat zij haar den slaap ontrooven. Soms
zelfs meenden de oppasters aanvallen van epilepsie te bespeu-
ren; het zullen echter wel niet anders dan verhoogde
krampen of convulsieve bewegingen zijn geweest. Na 28
Januarij begint de tong droog te worden, de pols klein en
zeer frequent. De zieke lijdt niet meer, en sterft 30
Januarij in het volle bezit harer geestvermogens. Bij de lijk-
opening wordt in de groote hersenen niets abnormaals
gevonden. De oppervlakte der kleine hersenen, vertoont
aan de linkerachterzijde een verlies van zelfstandigheid, bruin-geel
van kleur, hetgeen Cruveilhibe aanzag voor eene apoplexie
te dier plaatse. Tot mijne groote verwondering, zegt hij
verder, bemerkte ik nu de reden van de paralyse en de
o vgl
verschijnselen. Zij bestond in de verplaatsing van den
-ocr page 49-Alias, waardoor eene drukking op het verlengde raggemerg
werd uitgeoefend. De top van den processus odontoïdeus,
was bedekt met een soort van ligamentum annulare, ge-
spannen tusschen de binnenzijde der beide condyli; in het
eerst hield ik het voor het verplaatste ligamentum annulare,
later zag ik, dat het bestond ten gevolge eener verplaatsing
van de ligamenta odontoïdea. Deze waren uitermate ver-
slapt, en hunne vezelen door eene roodachtige zelfstandigheid
gescheiden. Zij lieten aan den processus odontoïdeus eene
voor- en achterwaartsche beweging toe, zoodat er eene in-
complete luxatie bestond. De achtervlakte van den tand
was van periostium ontbloot en de processus zelf veel grooter
dan normaal.
Ook hier was dus eene verschuiving van den Atlas met veran-
derden stand van den processus odontoïdeus, de oorzaak van de
paralytische en andere verschijnselen. In dit geval had de
vergrootte tand het verlengde ruggemerg gedrukt en slechts
weinig ruimte in het ruggemergskanaal overgelaten. Zeer
opmerkelijk is hier het eigenaardig gevoel van koude, hetgeen
bij onzen patiënt geen plaats had, en alleen uit eene gestoorde
zenuwwerking, tengevolge der drukking op het ruggemerg
kan worden afgeleid; het schijnt wel, dat in dit geval het
ruggemerg vrij sterk is gedrukt geweest, daar zich reeds in
den beginne eene algemeene doofheid en gevoelloosheid
vertoonde, die met paralytische verschijnselen, als onwille-
keurige alvus en iirinelozing gepaard ging. Er schijnt tevens
hier meerdere irritatie te hebben plaats gehad, waaraan
men de convulsies moet toeschrijven, terwijl deze kramp-
achtige werking ook over de vasomotorische zenuwen zicli
schijnt te hebben uitgebreid, waaraan men waarschijnlijk de
koude, die niet alleen in het gevoel der lijderes bestond,
maar werkelijk plaats had, wegens gemis van voeding en
omzetting van stof, schijnt te moeten toeschrijven, — Van
het al of niet gezonde der borstorganen, wordt in dit geval
geene melding gemaakt.
Bij Sandifort vinden, wij twee merkwaardige gevallen.
Het eene 1), betreft eene spontane dislocatie van den pro-
cessus odontoïdeus, waaromtrent hij zegt, dat het lumen van
het groote achterhoofdsgat en van den Atlas sterk verkleind
wordt door de verschuiving van - den tand des Epistropheus,
Deze processus is carieus en een groot eind verwijderd van
den voorsten boog van den Atlas. Het blijkt duidelijk
vervolgt hij verder, hoe groot de beleediging van het ver-
lengde ruggemerg is geweest, als men nagaat, dat er eene
algemeene paralyse gedurende eene reeks van jaren bestond,
waaruit hij opmaakt, dat de processus odontoïdeus langza-\'
merhand van zijne plaats is geschoven.
Het andere 2), betreft een schedel met onderkaak en de
zes bovenste halswervelen van eenen volwassene, die lange
jaren aan algemeene paralysis had geleden De processus
1)nbsp;Sandifort vol. IV. tab. 158 fig II pag 4G,
2)nbsp;Vol. lil. pag, 384 No, 603.
-ocr page 51-ilontoïdeus was uit zijne verbinding met den voorsten
boog van den Atlas geschoven en in het ruggemergskanaal
gedrongen, waardoor diens wijdte zeer was verminderd.
Het hoofd en het bovenste gedeelte van den hals, waren
naar voren gebogen. Alle gewrichtsvlakten der wervelen
en ook die van Atlas en achterhoofd waren onderling geän-
chvloseerd ; midden door het achterhoofdsgat stak de processus
odontoïdeus in de hersenen uit.
Weder vinden wij hier in beide waarnemingen, ofschoon clan
ook kort vermeld, dat bij eene verschuiving van den Epistropheus,
de medulla oblongata gedrukt was en er paralyse bestond.
In het Handbuch der Path. An at. van Dr. E. G. Voigtel 1),
vinden wij de beschrijving van het skelet eens grijsaards, met
anchylose tusschen achterhoofd en Atlas, en luxatie van den
Epistropheus. Wij lezen daar „Dieses zweite Halswirbelbein ist
„dennoch so verschoben, dasz der Zahn desselben von der hintern
„Fläche des vordem Bogens vom Träger vier linien absteht,
„und sich durch die Mitte des grossen Hinterhauptlochs
„beniahe gerade in die Höhe begibt, wodurch der Weg für
„das Rückenmark, um mehr als die Hälfte verkleinert ist.quot;
Ook Malgaigne 2), vermeldt eenige gevallen, waarin door
eariës van de twee bovenste wervelen of door verslapping
1)nbsp;Handbuch der Path. Anat. van Dr. F. G. Voigtel 1804 l.ster Bnd
mit Znsatzen von R. F. Meckel, S. 223.
2)nbsp;Malgaigne traite der fractures et de,s luxations tome H. 1855
pag. 338, 341.
der banden, de Atlas van plaats veranderde, de Epistropheus
verschoven was, en met zijnen processus odontoïdeus het
verlengde ruggemerg had gedrukt, waarbij steeds paralyse
van de extremiteiten had bestaan.
Verder nog eene zeer merkwaardige waarneming uit de
Med. Chir. Monatshefte l).
In het ziekenhuis werd een 14 jarige knaap opgenomen,
die aan verlamming van den regter arm leed. De oorzaak
was niet uit te vinden. Het kind hield het hoofd sterk
naar regts gedraaid en onbewegelijk, en pogingen om dezen
stand te veranderen waren zeer pijnlijk. Het geheele ligchaam
trachtte de knaap hierbij mede te draaijen. De nekspieren
verkeerden in eenen toestand van contractie, onder het
achterhoofdsbeen was eene groeve, terwijl de halswervels met
;]nbsp;hunne processus transversi naar regts waren afgeweken, links
was eene aan die verschuiving beantwoordende ruimte;
drukking was aan de regterzijde tusschen hoofd en hals
pijnlijk, eveneens rondom den processus mastoïdens. De
wervels waren naar den pharynx toe gebogen, het slikken
evenwel ging geregeld. Daar de regter schouder mager was,
kon men de beenderen door de spieren heen voelen, behalve
de deltoïdes was ook de regter cucularis geatrophieerd. De
bovenarm was verlamd doch gevoelig, voorarm, hand en
quot;vingeren konden willekeurig bewogen worden. In de zin-
1) KritiscberSammeljournal für praktische Heilkunde von Fr Ie dr i ech
und Brattier in München August 1860 S. 315.
tuigen bestond geene afwijking, de excreties gekoorzaamden
aan den wil en de toestand was overigens volkomen be-
vredigend. Langzamerliand verergerden alle verscliijnselen,
vooral werd bet kind door aanvallen van benaauwdlieid en
moeijelijke ademhaling geteisterd, totdat het na drie maanden
ouder verschijnselen van oedema pulmomim stierf
Bij de lijkopening waren de hersenen zeer bloedrijk.
Het verlengde ruggemerg was naar de regterzijde gedrongen
en gedrukt door een hard rond ligchaam, waarover de dura
mater heenliep, en dat spoedig bleek de geluxeerde processus
odontoïdeus te zijn. Het verlengde ruggemerg was ongeveer
een duim onder de corpora olivaria gedrukt, en ver-
toonde behalve eenen indruk, geene afwijking. Bij doorsnede
vertoonde het zich echter met bloed geïnfiltreerd, en voor een
gedeelte was zijn weefsel vernietigd door extravasaat; deze
verandering strekte zich zoowat ^U duim naar beneden uit.
De oppervlakkige halsspieren vertoonden geene wezentlijke
verandering, de cucularis en deltoïdes waren regts zeer dun,
tusschen de diepst gelegene spieren, vertoonde zich eenig
bloedextravasaat. De Atlas was sterk naar voren geschoven
en beweegbaar, de gewrichten tusschen eersten en tweeden
halswervel, bevatten eene kleine hoeveelheid van een bloedig
etterig vocht, het kraakbeenig overtreksel was grootendeels
vernietigd, het been slechts aan de oppervlakte carieus; de
gewrichtsbanden schenen weinig geïnfiltreerd te zijn. De
spits van den processus odontoïdeus was carieus, eene der-
gelijke ])lek vertoonde zich ter zijde van den achterboog
des Atlas. De overige halswervelen waren gezond en nergens
bastond er verettering V£in het omgevende celweefsel.
Gelijk in de andere aangehaalde gevallen vinden wij hier
paralyse, maar slechts van den regter bovenarm, die meer
volkomen schijnt te zijn geworden, daar de symptomen
later verergerden; voorts moeijelijke ademhaling en dood onder
verschijnsels van oedema piilmonnm, waarbij het te bejammeren
is, dat de min of meer ziekelijke aandoening der longen bij
de sectie niet is onderzocht, noch opgegeven. Daar immers de
drukking en beleediging van de medulla oblongata, nabij het
centrum voor de ademhalingsverschijnselen moet geweest
zijn, was het van gewigt de secundaire veranderingen in
de longen te onderzoeken. De lijkopening leerde, dat de
E])i3tropheus was verschoven, zijn tand door het achterhoofds-
gat was gedrongen en het verlengde ruggemerg even onder
de corpora olivaria had beleedigd. Het is opmerkelijk, hoe
bij eene langzaam voortgaande drukking, de beleediging en
verandering der medulla zoo lang kan blijven voortduren
en zulk eenen aanzienlijken graad bereiken, zonder heviger
verschijnselen te veroorzaken; niet alleen schijnt hierbij
mechanische verschuiving plaats te hebben, maar bij lang-
zamen voortgang van het gebrek, heeft ook eene veranderde
groei plaats, waardoor b. v. zoo als in ons geval, de wortels
van den vagus en hypoglossus langer zijn geworden.
Ten slotte verdienen nog de aandacht de waarnemingen
-ocr page 55-van 1\'rof. Eust, die niet minder dan io gevallen zag van
spondylarthrocace van den eersten en tweeden halswervel,
waarvan de verschijnselen allen nagenoeg overeenkomen 1),
met die in de verhandeling van Lawrence, welke behalve
de medegedeelde waarneming, er ook nog eenige van zich
zeiven en anderen vermeldt 2).
llüST beschrijft de verschijnselen op de volgende wijze:
Pijn in den nek, die des nachts toeneemt, of bij het slikken
van een\' groote spijsbrok en het diep inademen, is het eerste
symptoom. De pijn heeft haar\' zetel, aan eene zijde van
den nek, vooral indien het hoofd naar den schouder gebogen
wordt; zij strekt zich uit van den larynx tot het achterste
deel van den nek, en dikwerf tot aan het schouderblad van
de aangedane zijde. Uiterlijke verandering is niet zigtbaar,
maar sterke drukking in de streek van den eersten en
tweeden halswervel veroorzaakt hevige pijn, en wijst dus de
plaats der ziekte aan. De moeijelijkheid bij het slikken en
bij het ademhalen en de heescliheid nemen toe, afwisselend
met de pijn in den nek, die zich bij het achterhoofd
schijnt gevestigd te hebben, en \'vooral bij beweging on-
dragelijk wordt. Het hoofd zinkt naar den eenen schouder,
terwijl het gelaat een weinig naar beneden is gerigt; want
over het algemeen zijn de gewrichtsvlakten slechts aan eene
1) Kust, Arlhrokakoiogie 1817 § lil—119.
\'i) Medico Chirurgie. Transact. London 1825, pag. 406 sqq.
-ocr page 56-zijde aangedaan, en dat was hier aan de linkerzijde het geval,
bij zeven van de negen lijders. Indien de gewrichtsvlakten
aan beide zijden ziekelijk zijn verstoord, zoo zakt het hoofd
voorover. Op de^.e hoogte blijft de toestand gedurende
eenige weken of maanden staan; en voor dat er meer onrust-
barende verschijnselen zich vertoonen, is er dikwijls nog eens
een tijd waarin vrijere beweging en betere stand van het hoofd
plaats hebben. De moeijelijkheid in het spreken en slikken
komt terug, de pijn wordt heviger en uitgebreider, en het hoofd
zinkt een weinig naar achteren en ter zijde naar de gezonde zijde.
De lijder heeft een gevoel alsof het hoofd te zwaar ware, en
hij ondersteunt het zorgvuldig met beide handen, indien hij
van de eene naar de andere plaats gaat of uit de zittende
positie in de liggende. Dit mag als zeer karakteristiek bij
deze ziekelijke aandoening beschouwd worden. Een ander
verschijnsel, hetwelk op dit tijdstip de ware natuur van de
ziekte vertoont, is eene bijzonder pijnlijke uitdrukking op
het gelaat, welke met de rigting en stijfheid van het hoofd,
een zoo eigenaardig comiplex van verschijnsels oplevert, dat
men het slechts eenmaal behoeft gezien te hebben, om het
voor de tweede maal dadelijk te herkennen. De uitdrukking
van den lijder, welke Rusï tot eene afbeelding aanleiding
gaf, bestaat in eene verandering der trekken met moeijelijke
beweging der oogen, en de uitdrukking van een gevoel van
inwendige pijn. Het pijnlijke voorkomen neemt zeer toe,
indien het hoofd bewogen moet worden. In het verder.
verloop der ziekte, komen voor geruiscli in liet hoofd,
doofheid, duizeligheid, krampen en convulsies, gedeeltelijke
paralysis vooral der bovenste extremiteiten, verlies van stem,
purulente expectoratie en hectische verschijnsels. In den
regel is geene uiterlijke verandering merkbaar, noch voor
noch achter in den nek, en slechts eenmaal nam Btjst een
gezwel waar op de aangeduide plaats, dat open ging en aanlei-
ding gaf tot een fistuleuse ulceratie. De geringste drukking
van de drie bovenste halswervels is zeer pijnlijk en somtijds
hoort men in een gevorderd stadium, bij het bewegen van
het hoofd een knarsen van ruwe oppervlakten op elkander.
De lijder verkeert eenige maanden in dezen onherstelbaren,
pijnlijken toestand, en sterft eindelijk aan uitputting en zwakte,
of nog meer plotseling en onverwacht.
Ofschoon nu deze verschijnselen met groote naauwkeurig-
heid opgegeven, niet alle in elk geval worden aangetroffen,
doordien in alle gevallen niet altijd dezelfde deelen, in
denzelfden graad zijn aangedaan, waardoor de verschijnselen
meer of min verschillen; zoo hebben wij gemeend, aan deze
beschouwingen van Rust, toch eene plaats, en wel aan het
einde van ons Proefschrift te moeten inruimen, daar zij in
elk geval van hoog belang zijn voor de diagnose dezer ziekte.
.R^ï\' ai»nbsp;jAoorf-öïrfdA \'
m __ ..... ..........
jSBsiqoitfel^Tteamp;Bïiod asimcïT ffSffi\'u^^^nbsp;slSfed ètJ .i\' l.^
gt; artxx tf.-tîisô#wi|nbsp;UaÎMïjiàJa «Tgw^-^pnbsp;ii»dölt;iaii\'ïém
---------------------- j-Jï-i \' ■nbsp;\'nbsp;quot; ■ ■ \'
amp; aiiaeQtuiq 83j3ual®lt;jftii\'ga^l-îa^û^v
•ITOÏO* flS aaTrOdnbsp;-
,i«a8öioodï9}iÏ;-A. A i«
sj{amp;t)iogt;«Öto rifiseöooiq\' fîrtamp;iinQWÎîn naamp;\'ej»» qoT,^ -
FiG. L
Achterhoofd van boven en achteren.
a, h. c. Achterhoofd.
d. i. e. Achterhoofdsgat.
f.nbsp;Rand der dura mater en achterste boog van den Atlas, die in het
achterhoofdsgat gesclioven is.
g.nbsp;h. De beide voorscbenkels van den voorsten boog des Epistropheus,
met tussclien hen in de hoogte stekenden misvormden processus odon-
toïdeus in de geluxeerde positie.
Tusschen e en ^ ruimte tusschen achterhoofdsgat en Epistropheus
door de luxatie ontstaan.
Bg i. Achterhoofd met den ISpistropheus vergroeid.
h.nbsp;Clivus, die zeer plat en breed is.
FIG. II.
Schematische voorstelling van de hoogte des processus o loawideus,
tinnen de sohedelholte.
O. l. Lengte van dezen processus = 30 mill.
FiG. IIL
Achterhoofd van boven en voren.
«. 6. c. Achterhoofdsgat.
d. Top vaa den jnisvormdea processas odontoïdeus.
-ocr page 60-f.nbsp;Regtorgedeelte van den voorsten boog des tweeden wervels.
Tusschen dit gedeelte (ƒ) en den wand van het aohterhoofdsgat bij
e opening tusschen den tweeden en derden wervel.
PIG. IV.
Ilalswervelen van de linkerzijde gezien.
a. h. c. Achterhoofd.
h. i. Onderkaak.
d.nbsp;Ter zijde uitstekende linker processus transversua van den Atlas.
e.nbsp;Zeer smalle, naar regts verschoven achterste boog van den Atlas.
g.nbsp;Linker processus transversus van den Epistropheus ter ziide ver-
schoven en met den Atlas vergroeid.
f.nbsp;Achterste boog van den Epistropheus naar regts geschoven.
li. Kleine opening tot doorgang der tweede halszenuw na de anchylosis
overgebleven.
l. Achterste boog van den derden wervel.
FIG. V.
Halswervelen van de regterzijde gezien,
a.nbsp;a. h. Achterhoofd.
b.nbsp;Meatus auditorius extermis.
c.nbsp;d. Sterk naar regts en voren geschoven boog van den Atlas.
e.nbsp;Achterste boog van den Epistropheus bij h en d in de holte van
den Atlas ingeschoven.
f.nbsp;Derde wervel, die eveneens in de holte van den Atlas is ingeschoven.
g.nbsp;Vierde wervel met zijn\' regter processus transversus, nog tegen
den binnenrand van den vooraten boog c des eersten wervels drukkende.
h.nbsp;Regter processu.^ transversus van den Atlas.
-ocr page 61-49
FIG. VI.
Halswervelen van acliteren gezien.
a. b. Onderrand van het achterhoofd.
d. c. Achterste boog van den Atlas, bij d naar voren en binnen; bij
c uaar regts en buiten geschoven.
Bij d. Kleine opening voor eene zenuw na anchylosis overgebleven.
i. Jc. e. Achterste boog van den Epi.stropbeus, die bij e onder den
achtersten boog van den Atlas c, in het achterhoofdsgat dringt.
f.nbsp;Eegter deel van den achtersten boog des derden wervels, regts van
f de opening voor de derde balszenuw.
g.nbsp;Regterdeel van den achtersten boog des vierden wervels, geheel
tegen den boog van den Atlas gedrukt, waardoor
h. de processus transversus van den vierden is omgebogen, en de
doorgang voor de vierde halszenuw geheel is verstopt.
i. Linkerdeel van den achtersten boog des tweeden wervels achter
den achtersten boog yan den Atlas uitstekend.
h.nbsp;Processus spinosus van den Epistropheus.
FIG. VIL
Kleine hersenen en verlengd ruggemerg.
a. b. Kleine hersenen.nbsp;\'
c.nbsp;Pons varolii.
d.nbsp;e. Verlengd ruggemerg.
e.nbsp;Plaats waar vooral de Hnkerziide zeer sterk is gedrukt.
ƒ. Nervus vagus, wiens achterste wortels geheel naar achteren aiin
gedrukt en verschoven.
g.nbsp;Nervus accessorius.
h.nbsp;Linker nervus trigeminus iets dunner dan die aan de regter-
zijde.
5(1
FIG. Vin.
Behuorende tot de waarneming van Dr. L a w ren ee, zie pag. 29 v. o.,
waarbij het achterhoofd van boven en achteren wordt gezien.
a, Clivus.
e. h. f. Achterste boog van den Atlas in het achterhoofdsgat vooruit-
gedrongen en bij / in een afgeknotte punt eindigende, waarbij het
verdere gedeelte is geabsorbeerd.
c.nbsp;Linker deel van den voorsten boog des tweeden halswervels,
links van c met het achterhoofd geanchyloseerd, onmiddelijk onder
hot linker foramen condyloïdeum.
d.nbsp;Processus odontoïdeus van den Epistropheus naar regts en achteren
in het foramen occipitale uitstekende.
FIG. IX.
Behooreiide tot de waarneming van Dr. Lawrence, aie pag. 29, v. o.,
waarbij de halsworvelen van de voorzgde worden gezien.
«. Basilair gedeelte van het achterhoofd.
h. Voorste uiteinde van den processus basilaris.
c. d. Foramina jugularia.
e.nbsp;ƒ. Voorste foramina condyloïdea.
\'j. Atlas.
h.nbsp;Tuberculum anterius in het midden vannbsp;voorsten boog.
i.nbsp;Linker processus transversus van den Atlas.
h. Diens regter processus transversus.
Van Ti tot g is de Atlas geanchyloseerd met het achterhoofd en met
den Epistropheus.
i\' Epistropheus.
m. Zyn regter processus trèuisversus.
n. Ligchaam van den derden wervel.
O. p. Zijne beide processus transversi.
ri^.YÏÏ.
ïié.^:
Fi4.ni,
\' ■»\'•S.
-Li
Fi4. IX.
h \\
1 L
Fié. VI.
Vf Ple-^ie. raa^ar de îva,t, ^et.
-ocr page 64-THESES.
I.
Vivisecties in de iierseiien van dieren, laten meestal slechts
onzekere besluiten toe, aangaande de hersenfuncties.
II.
Zenuwen bezitten geene specifieke energie.
III.
Convulsies na bloedverlies, mogen niet met Epilepsie
worden verwisseld.
Krankziimigheid is liet gevolg eeücr materieele oorzaak.
V.
l.)e strenge toepassing van liet ,,non restrainfcquot; is te ver-
werpen.
VI.
Bij sterk bloedverlies na de baring, is trausfusie van bloed
zeer aan te bevelen.
VII.
De cepbalotripsie is bij eene doode vrucht te verkiezen
boven eene geforceerde keering.
VIII.
De bewering „was nicht lebensfähig ist, kann nicht getödtet
„werdenquot; is niet waar.
IX.
Uit een hygienisch oogpunt, is eene wettelijke regeling
der prostitutie eene noodzakelijkheid.
X.
Wenschelijk is de aanstelling van bepaalde medici forenscs.
XI.
Niemetjer dwaalt, waar hij sprekende van asthma bron-
cliiale nervosum, zegt: „Es liegt in den Erscheinungen der
„Krankheit selbst das Mittel, um die Gefahr sobald sie ein-
„tritt, zu beseitigen.quot;
XII.
De reden, dat tracheotomie bij zuiveren larynxcroup niet
altijd het leven redt, is deze, dat zij dikwijls te iaat wordt
uitgevoerd.
XIII.
Er bestaat bij croup geen spasmus glottidis,
XIV.nbsp;\'
Bij prosopalgic is doorsnijding van den nervus trigeminus
niet aan te raden.
/ƒ
üe oorspronkelijke vorming van calculi in de blaas is
hoogst onwaarschijnlijk.
XVI.
De sluiting van den ductus Arantii, is het gevolg der
drukking van het diaphragma.
XVII.
Slechts hij is de ware philanthroop, die niet alleen aan de
bevordering der zedelijke, maar ook aan die der stoffelijke
krachten des volks, een gedeelte van zijn leven wijdt.