-ocr page 1-

a

OVER

LICHAMELIJKE
GEBREKKIGHEID

DOOR

W. MOL

BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT

ÜTRKCHJi

llllllllilIlliiöllllllIlllllllllllllllIlIlilllllllÉllltllllllll H. J. PAl

AMSTER]

miiiiiiiiiiuiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiy«iiiiiii!!i;iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

* quot;.vi *

-ocr page 5-

OVER LICHAMELIJKE
GEBREKKIGHEID

-ocr page 6-
-ocr page 7-

OVER LICHAMELIJKE
GEBREKKIGHEID

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT TER VERKRIJ-
GING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE
GENEESKUNDE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT
TE UTRECHT OP GEZAG VAN DEN RECTOR
MAGNIFICUS Dr A. A. PULLE, HOOGLEERAAR
IN DE FACULTEIT DER WIS- ENNATUURKUNDE,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER
UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN
DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE VER-
DEDIGEN OP DINSDAG 29 APRIL 1930, DES NA-
MIDDAGS TE 4 UUR

DOOR

WILLEM MOL, Arts

GEBOREN TE AMSTERDAM

H. J. PARIS
AMSTERDAM MCMXXX

BIBLIOTHEEK OER
RIJKSUNIVERSiTElT
UTRECHT.

-ocr page 8-

•.auîiifjîaùyrTAÂi^H -siy/ HUJ riirjvjAH m m
mia Äva« viAvnbsp;tfK-jîXïdv

«Avnbsp;sa i.!;iosr jia-ngHiiviKii

OLl

OmHOmMHÄO

V

-rjiîv a.ùWJ?lfe:S3gt;îHO JlStJ TîaTJUÇ^AH

l

-ocr page 9-

AAN MIJNE VROUW .

-ocr page 10-
-ocr page 11-

Het verschijnen van dit proefschrift biedt mij een welkome ge-
legenheid U, Hoogleeraren en Oud-Hoogleeraren, Lectoren en
Privaat-Docenten der Medische Faculteit van de Universiteiten te
Amsterdam en Leiden, hartelijk dank te zeggen voor de opleiding,
die ik bij U genoten heb.

Hooggeleerde Baart de la Faille, Hooggeachte Promotor, ik
ben U dankbaar voor den steun, belangstelling, aanmoediging en
leiding van U bij de bewerking van dit proefschrift ontvangen.

Zeer geleerde Dr M. Jansen, steeds gedenk ik met dankbaarheid
den tijd, dat ik onder Uw leiding heb mogen werken. De ervaringen
bij U opgedaan, zijn mij van zeer veel nut geweest en zullen dat
altijd blijven.

Zeer geleerde Dr Kersbergen, voor de vrijheid, die gij mij
steeds gelaten hebt in mijn werk, voor Uw steun, waarop ik steeds
heb mogen rekenen, kan ik U niet genoeg danken.

Zeer geleerde Van Konijnenburg, Uw belangstelling en wel-
willendheid hebben mij het werk in Haarlem zeer vergemakkelijkt.

Zeer geachte Schuyt, onze prettige samenwerking zal mij steeds
in aangename herinnering blijven. Het werk, door U als Hoofd
van de Gemeentelijke Nazorg te Haarlem verricht, heeft mijn
grootste bewondering afgedwongen.

Voorts breng ik hier gaarne mijn welgemeenden dank aan allen,
die mij behulpzaam waren bij het verzamelen en door het afstaan
van gegevens voor dit proefschrift.

-ocr page 12-

INHOUD

Inleiding...................... i

Hoofdstuk I

DEFINITIE VAN „LICHAMELIJKE GEBREKKIG-
HEIDquot; ........................ 3

Hoofdstuk II

WAT IS ER BEKEND OVER DE LICHAMELIJKE
GEBREKKIGHEID IN ONS LAND?......... 7

Hoofdstuk III
a) DE ENQUÊTE TE HAARLEM EN BENSCHOP . . 13
h) DE MEDISCHE VERZORGING VAN EENIGE
GROEPEN LICHAMELIJK GEBREKKIGEN TE
HAARLEM...................
60

Hoofdstuk IV

DE VERZORGING DER LICHAMELIJK GEBREK-
KIGEN IN HET BUITENLAND...........74

Hoofdstuk V

WAT WORDT ER VOOR DE LICHAMELIJK GEBREK-
KIGEN IN NEDERLAND GEDAAN?........
104

Hoofdstuk VI

SAMENVATTING EN CONCLUSIES.........113

Litteratuur.....................u8

-ocr page 13-

INLEIDING

De wereldoorlog heeft door de sterke toeneming van het aantal
lichamelijk gebrekkigen in de oorlogvoerende landen een groote
belangstelling gaande gemaakt met hun lot. Plotseling zag men
zich voor de groote taak gesteld de duizenden oorlogsgewonden
niet alleen medisch te verzorgen, doch ook financieel te onder-
steunen en door beroepsopleiding en andere maatregelen zoo snel
mogelijk weer een nuttige plaats in de maatschappij te doen in-
nemen. Het vraagstuk der lichamelijke gebrekkigheid, dat vdór
den oorlog slechts in enkele landen belangstelling had gevonden,
was, nu er sprake was van een maatschappelijk euvel, urgent ge-
worden. Zoo werd in vele landen naar een oplossing gezocht.

Ook na vroegere oorlogen had men dergelijke problemen, zij
het dan ook van veel geringeren omvang, gekend. Zoo was reeds-
in
1816 te Marienwerder een der eerste Duitsche inrichtingen voor
lichamelijk-gebrekkigen gesticht, die bestemd was voor beroeps-
opleiding en verpleging van invalide soldaten.

Het is ook wel waarschijnlijk, dat het ontstaan van de ortho-
paedie als specialisme de maatregelen tot opheffing der lichame-
lijke gebrekkigheid, de verzorging der verminkten en oorlogs-
gewonden en hunne reclasseering, sterk in de hand gewerkt heeft.
Na den laatsten oorlog is tevens een algemeen streven ontstaan
om ook hen, die door ziekte (vooral tuberculose) of na bedrijfs-
of verkeersongevallen hulpbehoevend waren geworden, na hun
herstel weer in de maatschappij een zelfstandige plaats te doen
vinden. In dit verband wijzen wij op de Amerikaansche „Rehabi-
litation-Actquot;, de Duitsche „Erwerbsbeschränkten-Gesetzquot;, enz.

In Nederland vinden wij als uiting van deze algemeene belang-
stelling het „Gongres betreffende Arbeid en Arbeidsmethoden voor
Onvolwaardige Arbeidskrachten (A.V.0.)quot;; dat van 8 tot
12 Oc-
tober
1928 in het Koloniaal Instituut te Amsterdam werd ge-

-ocr page 14-

houden. De lichamehjke gebrekkigheid vormde daarbij ook een
punt van bespreking.

Nu is weUswaar het vraagstiik der hchamehjke gebrekkigheid
in Nederland geenszins zoo urgent als in de oorlogvoerende landen;
immers bij ons heeft door den wereldoorlog geen plotselinge stij-
ging van het aantal lichamelijk gebrekkigen plaats gevonden. Toch
kwam het ons voor, waar een juist inzicht in den aard en den om-
vang der lichamelijke gebrekkigheid in Nederland ontbreekt, dat
een onderzoek gewenscht was. Dank zij de reeds jarenlang bestaande
„Gemeentelijke Nazorg voor zwakzinnigen en bhndenquot; en sub-
sidies door den gemeenteraad en de gemeentelijke Verbands-
commissie geschonken, was het mogelijk in Haarlem een telling
huis aan huis te verrichten en na te gaan, hoe het stond met het
aantal, den maatschappelijken toestand en de verzorging der
hchamelijk gebrekkigen. Teneinde een indruk te krijgen van de
hchamelijke gebrekkigheid op het platteland hebben wij in de
dorpen Benschop en Polsbroek een soortgelijk onderzoek verricht
als in Haarlem.

De volgende bladzijden zijn het resultaat van de bewerking
der medische en sociale gegevens van deze enquêtes.

-ocr page 15-

HOOFDSTUK I

DEFINITIE VAN „LICHAMELIJKE GEBREKKIG-
HEIDquot;

De beantwoording der vraag, wat men onder lichamelijke ge-
brekkigheid verstaat, is buitengewoon moeilijk. In den loop der
jaren zijn tientallen definities opgesteld, waarvan er zich eenige
hebben gehandhaafd.

Toch hebben we allen ongeveer een gelijke voorstelling omtrent
lichamelijke gebrekkigheid, welke onafhankelijk is van sociale
factoren en die slechts eenigszins wisselt in de sterkte van onzen
maatstaf. Zoo is syndactylie zeker een lichamelijk gebrek, evenals
een scheeve neus, doch niemand zou de lieden, hiermee behept,
als lichamelijk gebrekkig kwalificeeren, hoewel dit theoretisch
volkomen juist zou zijn. Men zal aan den anderen kant niet aar-
zelen, iemand met een kunstbeen, die nagenoeg volmaakt loopt
en volwaardig werk verricht, als lichamelijk gebrekkig te be-
stempelen.

Ditzelfde geldt voor allerlei andere aangeboren of verkregen
misvormingen van de organen, die voor de beweging dienen,
Welke met betrekkelijk eenvoudige hulpmiddelen kunnen worden
verholpen.

Vele lichamelijke gebreken behoeven in het leven geen beletsel
te zijn om te slagen, als er normale werklust, energie en verant-
woordelijkheidsgevoel tegenover staat.

Dr W. F. Wassink geeft de volgende definitie van lichamelijke
gebrekkigheid h ,,Als gebrekkigen moeten wij aanmerken alle
volwassenen, die, tengevolge van een gebrek, niet in staat zijn
zonder den steun van famihe of maatschappij in hun levensonder-
houd te voorzienquot;.

^ Dr W. F. Wassink, Tijdschrift voor Sociale Geneeskunde, Nov. 1928.

-ocr page 16-

De onlangs overleden Prof. Biesalski de volgende: „Een hulp-
behoevende hchamehjk gebrekkige is een lijder, die, tengevolge
van een aangeboren of verkregen aandoening van het zenuwstelsel,
der beenderen of gewrichten, in het gebruik van zijn romp of lede-
maten in die mate is belemmerd, dat hij door de ongunstige ver-
houding van den graad van zijn gebrek en de levensomstandigheden
van zijn omgeving het zonder hulp niet tot een onafhankelijk
bestaan kan brengenquot;. ^

Volgens de wet op de „Krüppelfürsorgequot;, van i October 1920

in Pruisen, spreekt men van „Verkrüppelungquot;, ------wenn eine

Person (Krüppel) infolge eines angeborenen oder erworbenen
Knochen-, Gelenk-, Muskel- oder Nervenleidens oder Fehlen eines
wichtigen Ghedes oder von Teilen eines solchen in dem Ge-
brauche ihres Rumpfes oder ihrer Ghedmaszen, nicht nur vorüber-
gehend, derart behindert ist, dasz ihre Enverbsfähigkeit auf dem
allgemeinen Arbeitsmarkte voraussichthch wesentlich beeinträch-
tigt wirdquot;. Dit is ook weer een sociale definitie.

Bij de telling der hchamelijk gebrekkigen in Duitschland, ver-
richt in de jaren 1925—1926, rekende men tot de lichamelijk ge-
brekkigen die lieden, waarvan de normale bewegingsmogelijkheid
voortdurend sterk beperkt was, of wier lichaamsvorm sterk afweek
van het normale. Aan deze norm hebben wij ons gehouden. Hier-
onder viel:

1nbsp;— Het ontbreken of sterk verminkt zijn der armen of beenen

of gedeelten daarvan. Hiertoe werden niet gerekend ver-
minkingen van de hand, welke op het gebruik daarvan
weinig invloed uitoefenen.

2nbsp;— Ankyloses, luxaties, of sterke graden van slapheid van

gewrichten. Hieronder vielen totale verstijvingen en daar-
mede practisch gelijkstaande toestanden. Ankyloses van de
vingergewrichten tellen dan alleen maar mee, wanneer de
functie van de hand duidelijk heeft geleden.

3nbsp;— Belangrijke verkortingen der extremiteiten:

a — wanneer door een eenzijdige beenverkorting een ernstige

stoornis in den gang ontstaat.
b — wanneer door een sterke verkorting van een of beide
armen het gebruik daarvan zeer vermi
nderd is.
* Prof. Dr K. Biesalski: Leitfaden der Krüppelfürsorge. 2e Aufl. 1921-

-ocr page 17-

c — wanneer door een verkorting van beide extremiteiten
de gestalte van een dwerg ontstaat.

4nbsp;— Ernstige verkrommingen van de wervelkolom of van de

ledematen, welke ook reeds in aangekleeden toestand op-
vallen.

5nbsp;— Slappe of spastische verlammingen van den romp of van de

extremiteiten.

6nbsp;-- Verlammingsachtige toestanden, die het geheele hchaam

aantasten, zooals b.v. paralysis agitans, St. Vitusdans, enz.

Onder de lichamelijk gebrekkigen rekent men niet personen
met het verlies van teenen, verminking van den neus, oorschelp
of borstklier of met ziekten of verlies van inwendige organen, zooals
de blinde daim, geslachtsklier, enz.

Ook rekent men niet personen met onbeduidende aandoeningen,
zooals schrijfkramp en veriammingstoestanden, die slechts tijdelijk
optreden, onder de lichamelijk gebrekkigen.

Torticolles zijn bij onze cnqufite niet meegeteld.

Dr W. F. Wassink (Handelingen A.V.O.-congrcs, Amsterdam
ö—
12 October \'28, blz. 119 e.v.) was het somtijds opgevallen,
noe weinig bij gebrekkigen de mate der anatomische afwijkingen
niet de daarbij aanwezige arbeidsongeschiktheid parallel gaat.

Om een beter inzicht te krijgen in het verband tusschen deze
feiten, deed hij een proefonderzoek. Honderd personen met ernstige
hchamelijke gebreken, geen van allen tot de verzekerden behoorend,
^Verden uitgezocht uit de bezoekers van de Gemeentelijke Ortho-
Paedischc polikliniek te Amsterdam, waarna met behulp van het
ureau voor Maatschappelijk Hulpbetoon en met medewerking
^an den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst
Werd nagegaan, hoe de maatschappelijke toestand dezer personen
Was. Vooreerst bleek een groot verschil in de gevolgen bij mannen
cn vrouwen. Bij de laatsten zag hij, behalve een geringe vennin-
ering van de huwelijkskans, dat, terwijl de valide zusters ook
uitenshuis werk vinden, dc gebrekkigen veelal in het huishouden
\'jven, waarin zij dan gewoonlijk, praktisch gesproken, volwaar-
«\'gen arbeid verrichten.

de mannen kwam weer een sterk verschil in dc mate van
geslaagd zijn voor den dag, dat slechts een los verband deed onder-

-ocr page 18-

kennen met den emst hunner gebrekkigheid. Slechts een zeer
klein deel der mannen bleek zoo onvolwaardig, dat er eigenlijk
alleen door gestichtsverpleging iets voor hen gedaan zou kunnen
worden.

Volgens Wassink komt men noch met een eenzijdig maat-
schappehjk-economisch, noch met een eenzijdig medisch-anatomisch
criterium voor de onvolwaardigheid uit, doch moet men trachten
een soort verbinding tusschen beide te vinden. Aan deze eisch
voldoet m.i. de definitie van
Biesalski het best.

Een telling kan nut hebben, zoowel ter opsporing van gebrek-
kigen als ter bestudeering van de oorzaken en dus ook van de
middelen om de gebrekkigheid te voorkomen en te genezen. Nu
moeten we niet vergeten, dat de komst op de poUkhniek, welke
vrijwillig geschiedt, de eerste stap is tot, en de uitdrukking is van
een verlangen naar genezing, dat niet alle lichamelijk gebrekkigen
bezielt. Het zijn deze h£den, die maatschappelijk hun best doen,
zoowel om van hun gebrek af te komen, als om in hun eigen onder-
houd te voorzien. In tegensteUing daarmede zien we den ongeveer
65-jarigen man voor ons, dien we bij een onzer bezoeken aantroffen.
Welk een wereld van ellende moet die bijvoorbeeld hebben door-
gemaakt! Op 20-jarigen leeftijd kreeg hij een veriamming der
beide beenen ten gevolge van poliomyelitis anterior acuta, waarna
hij steeds in een kamertje geleefd had op kosten van famihe en
Burgerlijk Armbestuur.

Naar dezen man was nooit anders, dan door het Burgeriijk
Armbestuur omgezien, terwijl hij toch op betrekkelijk gemakke-
lijke wijze met beugels op de been had kunnen worden gebracht
en had kunnen werken.

Bij het Burgerlijk Armbestuur hooren dergelijke menschen niet
thuis, zij vragen veeleer om medische hulp en arbeid, dan om een
aalmoes.

Niet slechts om praktische redenen, doch ook gedreven dwr
onze naastenliefde, moeten wij de medische en sociale verzorging
der lichamelijk gebrekkigen, evenals die der overige onvolwaardige
arbeidskrachten, ter hand nemen.

Het „sedare dolorem, divinum opusquot; geldt zoowel voor de licha-
melijke, als geestelijke nooden der lichamelijk gebrekkigen!

-ocr page 19-

HOOFDSTUK II

WAT IS ER BEKEND OVER DE LICHAMELIJKE
GEBREKKIGHEID IN ONS LAND?

Het Centraal bureau voor de Statistiek heeft bij de volksteUing
van 1921 getracht gegevens te verzamelen over het voorkomen
van lichamelijke gebrekkigheid.

Ingeleverd werden o.a. voor Haarlem, zooals het na de annexatie
is geworden, 367 kaarten van sterke lichamelijke gebrekkigheid
en 56 ongeldige kaarten van onbeduidende, of niet bedoelde af-
wijkingen, zooals: stijve vinger; twee kromme pinken; doofheid;
bhndlieid enz.

Onder de 367 geldige kaarten vinden wij van:
O—14 jaar:nbsp;47 kaarten.

15—21 „nbsp;35

22—30 „nbsp;62

31—40 „nbsp;68

41—50 »nbsp;54

51 en oudernbsp;loi „

Vele der diagnosen zijn echter onbruikbaar. De meeste gebrek-
kigen gaven slechts op: stijfheid; gedeeltelijke verlamming; mank;
kreupel; kromme voeten; gedraaide armen enz.

Het heeft geen zin hier een gedetailleerde opgaaf te geven van
de afzonderlijke getallen voor elke ziekte, daar de diagnostiek
tlaarvan te gebrekkig is.

Gezien den uitslag onzer enquête blijkt, dat 35 % der gebrek-
kigen te Haarlem zich bij deze volkstelling opgegeven hadden.

Igt;c oorzaken van lichamelijke gebrekkigheid zijn echter zoo
tallooze, dat men de invulling der diagnose onmogelijk kan over-
laten aan leeken. Niets is moeilijker dan een inzicht te hebben
over een gebrek, dat men zelf heeft en wat wij van deze menschen

-ocr page 20-

bij gelegenheid der volksteUing wilden weten, is niets minder dan
een diagnose, een inzicht over de wording, de aetiologie en den
aard van hun gebrek.

Gelijk door Mr Dr J. R. B. de Roos, adj. directeur van het Cen-
traal bureau voor de Statistiek, in zijn referaat ter gelegenheid
van het A.V.0. congres zeer terecht is opgemerkt, moet men bij
de ondervraagden niet alleen kunnen rekenen op een zekere mate
van intellectueele volwaardigheid, maar ook op immuniteit tegen
overdreven zelfgevoel en valsche schaamte; tegen neiging tot
verzet en spotlust.

„Menschen, die hun gebreken en kwalen op elegante wijze plegen
te camoufleeren, moeten zich opeens bloot geven. Zullen ouders
hun illusie prijs geven, dat hun kinderen zoo niet beter, dan toch
even goed zijn als die van anderen? Als zij de waarheid verzwijgen,
hoe zal men dan bij een gewone volkstelling met gewone volks-
tellers gehouden, kunnen controleeren, of hun antwoorden bezijden
de waarheid zijn? Aan den anderen kant zal men er ook niets
aan hebben, wanneer over-gewetensvolle menschen allerlei kleine
mankementen opgeven, welke practisch hun arbeidsvermogen niet
verminderen. Er zijn ook menschen, die graag met hun kwalen
te koop loopen. En het gevaar is niet denkbeeldig, dat met allerlei
wissewasjes even vlijtig zal worden gecoquetteerd, als meer be-
langrijke gevallen zorgvuldig zullen worden verzwegenquot;.

Het totaal aantal aangegeven misvormden bij de volkstelling
1921 bedroeg: 44882, waaronder 6358 kinderen onder het 15e jaar.

Daar dit laatste getal ver achterbleef bij die, welke waren ver-
kregen bij de teUing der gebrekkige kinderen in
1906 in Duitsch-
land gehouden, werd een contrôle onderzoek verricht in Rotterdam
en Leiden.

Van 656 patiënten, van wie Dr M. Jansen en Dr v. Assen be-
kend was, dat zij op
31 December 1920 lijdende waren aan een
misvorming, bleken er slechts
95 aangifte gedaan te hebben.

In Rotterdam en Leiden had dus minder dan Vc van een groep
Heden, die met zekerheid bekend waren als misvormden, dit ge-
brek bij de volkstelling aangegeven. Naar aanleiding hiervan,
merkt Dr
M. Jansen het volgende op:

„Indien mag worden aangenomen, dat degenen van wie ons niet
bekend is, dat zij misvormd zijn, in gelijke verhouding in gebreke

-ocr page 21-

gebleven zijn hun misvorming aan te geven, dan zouden er in Neder-
land zesmaal zooveel misvormden zijn als de statistiek der volks-
teUing aangeeft. Dan heeft Nederland 6 x 44882 of meer dan een
kwart milhoen misvormden, waaronder meer dan 30.000 mis-
vormde kinderen beneden het 15e jaar. En wij hebben gronden,
om aan te nemen, dat deze getallen waarschijnlijk bij de werkelijk-
heid achterblijven, ook wanneer alle lieden met platvoeten buiten
beschouwing gelaten wordenquot;. ^

Nu is het merkwaardig, dat vele patiënten, die te Haarlem onder
behandeling waren op de orthopaedische pohklinieken aan de zie-
kenhuizen, zich ook niet opgegeven hadden.

Degenen, die zich laten behandelen, zijn herhaaldelijk van mee-
ning, dat de afwijking, gelijk bij krampplatvoeten, klompvoeten
en vele andere afwijkingen ook het geval is, van voorbijgaanden
aard is en niet opgegeven behoeft te worden.

Hetzelfde ondervonden we bij ons onderzoek bij den Raad van
Arbeid te Haarlem.

Personen, aan wie blijvende invaliditeitsrente werd uitgekeerd
op grond van een of ander gebrek of ziekte, hadden hun lichame-
lijk gebrek slechts in 60 % der gevallen aan onze tellers opgegeven.

Wij vermoeden, dat angst voor intrekking der uitkeering en
de meening dat hun lichamelijk gebrek vrijwel ontoegankelijk voor
behandeling is, daar anders geen blijvende invahditeitsrente wordt
uitgekeerd, hen van de opgave weerhouden hebben.

Patiënten, die onder behandeling zijn en zij, die uitkeering ge-
nieten van de Rijksverzekeringsbank, hebben in zekeren zin met
hun gebrek afgerekend, of zijn bevreesd voor inmenging van derden
en tornen aan hun uitkeering.

Nauwkeuriger dan de volkstelling 1921 en de speculatieve be-
schouwingen naar aanleiding daarvan gegeven door Dr
J. v. Assen
en Dr M. Jansen, is het onderzoek door Dr W. F. Wassink.

Met de hulp van het geneeskundig schooltoezicht en het bureau
voor de leerplicht, onderzocht hij te Amsterdam de lichamelijke
gebrekkigheid onder de schoolkinderen van 6 tot 14 jaar.

De uitkomsten waren de volgende:
_ Vijftig h. zestig kinderen tusschen het 6e en 14e jaar bleken door

\' Openingsrede van het congres ter herdenking van het 25-jarig bestaan der
Ned. Orth. Ver., Tijdschrift v. Geneeskunde 1923, No. 21.

-ocr page 22-

gebrekkigheid niet in staat geregeld het schoolonderwijs te volgen.
Later is nog bij een groot gedeelte van deze nader onderzocht, of
de opgaven omtrent Hchamelijke gebrekkigheid bij hen klopten,
hetgeen practisch gesproken steeds het geval bleek. Daarnaast
vond door 3 schoolartsen een speciaal onderzoek der gezonde
schoolgaande kinderen plaats.

In totaal werden 18.000 kinderen onderzocht, die in verschillende
deelen der stad scholen bezochten, zoodat zooveel mogelijk alle
lagen der bevolking werden bereikt.

Waar er in dat jaar in totaal ongeveer 84.000 schoolkinderen onder
het geneeskundig schooltoezicht vielen, was dit aantal van 18.000
zeker groot genoeg, om voor fouten door toeval gevrijwaard te zijn.

Van ieder kind, dat nu tot de lichamehjk gehandicapten werd ge-
rekend, werd op een formulier naam, adres, school, leeftijd, en diag-
nose ingevuld, terwijl verder deze formulieren 4 vragen bevatten,
waarop zoo noodig een meer uitvoerig antwoord kon worden gegeven.

De eerste was: Welke afwijkingen vertoont het kind?

De tweede: Zal het kind ten gevolge dezer afwijking later maat-
schappelijk minder waard zijn of daarvan moeilijkheden onder-
vinden bij het voorzien in zijn levensonderhoud?

De 3e en 4e vraag waren gesteld met het oog op de wenschelijk-

heid van behandeling.

Door deze formulieren was het mogelijk ieder geval afzonderlijk
nog nader te bespreken of te onderzoeken, zoo twijfel aan de ru-
briceering mocht bestaan.

Alle drie deze schoolartsen nu vonden een cijfer van 2°/oo voor
de hchamelijke gebrekkigheid van de schoolkinderen.

Worden hierbij de 60 kinderen, die de scholen niet konden bezoe-
ken, opgeteld, voorkomend op een totaal van ongeveer 90.000
schoolpUchtigen, dan wordt dit cijfer tot ongeveer 0,3 % verhoogd.

Een der schoolartsen, die een overzicht genomen had van 6000
kinderen, gaf een opgave van alle gevallen met geringe afwijkingen,
welke vermoedelijk niet voor dit doel van beteekenis zouden zijn.
Werden ook deze minder beteekenende afwijkingen medegeteld,dan

kon dit cijfer stijgen tot 6 ä 7°/oo-

Ongetwijfeld komt er op lateren leeftijd door allerlei oorzaken

nog een groot aantal gebrekkigen bij.

Daar tegenover staat echter ook een niet onbelangrijke afname der

-ocr page 23-

gebrekkigheid met toenemenden leeftijd, hetgeen uit de volgende
cijfers kan blijken:

Bij het onderzoek in het le schooljaar werden op 13.000 school-
kinderen
453 ernstige rachitische misvormingen gevonden, in het
4e leerjaar op 12.000 135 en in het 6e op 9.000 50.

Wij zien dus, zooals trouwens algemeen bekend is, dat op ouderen
leeftijd een groot aantal der rachitische misvormingen verdwijnt.

Daar nu onder de opgegeven gevallen van gebrekkigen een niet
onbelangrijk aantal rachitische misvormden van het eerste school-
jaar voorkomt, mag worden aangenomen, dat dit aantal op den
duur zal verminderen.

Daarnaast hebben wij rekening te houden met het feit, dat voort-
durend veel kinderen door de behandeling worden ,,entkrüppeltquot;.

Hoewel het een grove schatting is, meent Dr W. F. Wassink
ten naastenbij te mogen aannemen, dat de vermindering van het
aantal gebrekkigen met toenemenden leeftijd als gevolg van deze
beide oorzaken, opweegt tegen de toeneming van het aantal uit
anderen hoofde.
Wij zouden dus een cijfer voor gebrekkigheid krijgen van 3%o.
Dit door
Wassink gevonden cijfer stemde overeen met dat van
het Amsterdamsche Bureau voor Beroepskeuze.

Ook hier vond hij een getal van ongeveer 27oo. 29 lichamelijk
gebrekkigen op
14.000 consulten.

In het jaarverslag van den schoolartsendienst te Amsterdam
vinden wij cijfers voor:

1nbsp;— aangeboren afwijkingen.

2nbsp;— ernstige rachitische misvormingen.

3nbsp;— derde-graads scoliosen.

4nbsp;— kinderverlamming.

5nbsp;— beentuberculose.

Wanneer men de lichtere afwijkingen meetelt, komt men daar
tot ongeveer i % voor de Hchamelijke gebrekkigheid onder de
schoolkinderen.

De meest betrouwbare wijze om te komen tot een statistiek over
lichamelijke gebrekkigheid is aangegeven door Prof. Mr H. W.
Methorst K

^ Handelingen van het A.V.0. congres 1928 Amsterdam, blz. 121.

-ocr page 24-

„Indien men statistische gegevens betreffende onvolwaardigheid
van aUe ingezetenen in Nederland wil verzamelen, welke eenigszins
betrouwbaar zijn, zal men deze niet moeten willen verkrijgen door
middel van de gewone volksteUingskaart en zelfs bij voorkeur niet
bij gelegenheid van een volkstelling.

Alleen een speciale enquête zal min of meer (dit hangt van de
organisatie der enquête af), betrouwbare uitkomsten geven.

Staat eenmaal vast wat men onder onvolwaardigheid meent te
moeten verstaan, en wil men weten, hoeveel van deze personen in
Nederland zijn, en welke soort onvolwaardigheid deze personen
vertoonen, dan zullen deskundigen, doktoren, huis aan huis moeten
onderzoeken, of daar personen aanwezig zijn, die onder de definitie
van onvolwaardigheid vallen.

Aan deze doktoren zal een door hen in te vullen vragenlijst
moeten worden meegegeven met een nauwkeurige instructie, hoe
zij daarbij te werk moeten gaan.

In geval van twijfel zouden dan door deze doktoren-onderzoekers
nadere instructies gevraagd moeten worden aan een centraal
comité van deskundigen, dat met de leiding der geheele enquête
belast isquot;.

In geen geval kan men de diagnostiek van het hchaamsgebrek
aan den gebrekkige zelf overlaten, dat is ook onze ervaring bij
deze telhng.

Voor zoover ons bekend, is de Haarlemsche enquête de eerste
huis aan huis georganiseerde telling van lichamelijk gebrekkigen
in Nederland.

In hoofdstuk 3 zullen we nader uiteenzetten wat de resultaten
daarvan waren.

-ocr page 25-

HOOFDSTUK III
A DE ENQUETE TE HAARLEM EN BENSCHOP

I INLEI DING TOT DE HAARLEMSCHE ENQUÊTE

4 Maart 1925 ging de Raad der Gemeente Haarlem er toe over
de Nazorg voor oud-leerlingen der Buitengewone Scholen te rege-
len en werd o.a. de
Gemeentelijke Verbandscommissie Nazorg inge-
steld, waarin zitting namen de vertegenwoordigers van 22 ver-
eenigingen en instellingen, welke direct of indirect behulpzaam
konden zijn bij de maatschappelijke, moreele en godsdienstige
verzorging van deze groep van onvolwaardigen.

Het hoofddoel van deze Nazorg is, om in samenwerking met de
drie bestaande Buitengewone Scholen de leerlingen na het verlaten
dezer scholen zoo goed mogelijk te werk te stellen en om door
geregeld toezicht de kans van maatschappelijk slagen te ver-
grooten.

De onmaatschappelijken worden op de Gemeentelijke Nazorg-
werkplaats, Donkere Spaame 34, geplaatst, waar ze productieven
arbeid verrichten.

Thans zijn daar twee groepen jonge mannen en een groep vrou-
wen geplaatst.

Verder bestaat er sinds een lo-tal jaren een Vervolgcursus, meer
avondverzorging dan avondschool, waar een 75-tal oud-leerlingen
der Buitengewone Scholen gedurende 5 avonden per week bijeen-
komen. Eén avond is geheel gewijd aan ontspanning en de verdere
avonden ontvangen de zwakzinnigen onderricht in slöjd, teekenen,
handwerken, huishoudelijke bezigheden en gewone vakken.

In 1927 bereikte den Raad van Haarlem een verzoek, om ook
maatregelen te willen nemen voor de groep:
blinden.

-ocr page 26-

Het Hoofd der Nazorg werd opgedragen een onderzoek in te
stellen. Het gevolg van dat onderzoek was, dat de Raad 2 Novem-
ber 1927 besloot, om de geheele bÜndenverzorging tot zich te
trekken.

Een gemeentelijke blindencommissie werd ingesteld, welke de
behartiging der belangen dezer menschen, in den ruimsten zin van
het woord, op zich nam.

Einde 1928 werd er voor deze groep van onvolwaardigen eveneens
een Nazorgwerkplaats geopend. Een der leden van de bhnden-
commissie kreeg tevens zitting in de Verbandscommissie Nazorg.

Begin 1928 meende de Verbandscommissie, dat de tijd gekomen
was, om ook eens na te gaan, wat er voor de lichamelijk gebrekkigen
gedaan zou kunnen worden.

Naar aanleiding dezer besprekingen werd aan Burgemeester en
Wethouders van Haarlem verzocht, om naast de zorg voor zwak-
zinnigen en bhnden ook de zorg voor de hchamelijk gebrekkigen
te willen regelen.

Ook bij de behandeling van de begrooting voor het dienstjaar
1929 werd daarop aangedrongen.

8 April 1929 deden Burgemeester en Wethouders aan den Raad
het voorstel om ter beschikking van B. en W. een bedrag van
f. 500.— te stellen ten behoeve van het instellen van een onderzoek
naar het aantal lichamelijk gebrekkigen in deze gemeente en naar
de wijze, waarop de zorg voor deze kan worden geregeld.

Dit voorstel werd in de Raadszitting van 8 Mei 1929 met alge-
meene stemmen aangenomen.

De Verbandscommissie Nazorg stelde voor dit doel f. 1000,— be-
schikbaar en droeg aan de H.H. W.
Mol, arts voor Orthopaedie
en
E, P, Schuyt, hoofd der Gem. Nazorg, op, een onderzoek in te
stellen.

2 WERKWIJZE

Allereerst werd nu getracht om in samenwerking met de politie,
zooals in Duitschland in 1906 geschiedde, een betrouwbaar onder-
zoek naar het aantal lichamelijk gebrekkigen in te stellen, daar
men in ons land niet over voldoende gegevens betreffende deze
groep van onvolwaardigen beschikte.

-ocr page 27-

Toen dit niet mogelijk bleek en ook de afd. Haarlem v. d. Bond v.
Ziekenverpleging niet behulpzaam kon zijn bij deze enquête, be-
sloot men gebruik te maken van de Nazorgorganisatie der Verbands-
commissie.

De Verbandscommissie Nazorg heeft n.1. in 1928 Haarlem en
omgeving in 25 wijken ingedeeld. In iedere wijk is een vertrouwd
persoon aangesteld, die, in verreweg de meeste gevallen geheel
belangeloos, gelden inzamelt, welke eens per jaar afgedragen
worden aan de Nazorgfondsen voor de zwakzinnigen, blinden en
hchamelijk gebrekkigen.

De dames en heeren van de 20 „Haarlemschequot; wijken werden ter
vergadering opgeroepen en uitvoerig werd hen uiteengezet, hoe we
ons de enquête gedacht hadden.

In de plaatselijke bladen werden eenige artikelen geplaatst over
het vraagstuk der lichamelijk gebrekkigen en werd er op gewezen,
dat dit onderzoek slechts dan kon slagen, als alle ingezetenen
naar waarheid op wilden geven, of er in de gezinnen lichamelijk
gebrekkigen waren.

Ter controle werden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek
de kaarten van de laatste volkstelling opgevraagd, voor zoover
ze op lichamelijk gebrekkigen betrekking hadden.

In totaal bleken er voor Groot Haarlem 367 van deze kaarten te
bestaan, welke echter zeer weinig practische waarde hebben
(zie blz. 7).

De 20 dames en heeren kregen voor de huis aan huis telling een
brief mede, waarin ten overvloede nogeens uitvoerig het doel van
deze enquête uiteengezet werd, benevens een aantal kaarten, welke
als volgt bedrukt waren en waarop zij het adres, de voorloopige
diagnose enz. moesten invullen (zie model blz. 16).

In de plaatselijke bladen werd nogmaals van een en ander mede-
deeling gedaan en er op gewezen, dat alle ingezetenen vóór i Octo-
ber 1929 bezocht zouden worden.

In totaal werden er na de huis aan huis telling, met mondelinge
en schriftelijke toelichting, 877 ingevulde kaarten ingeleverd.

Door W. Mol, orthopaedisch chirurg en E. P. Schuyt, Hoofd
der Nazorg, zijn alle 877 personen daarna bezocht en werd van
ieder het volgende rapport ingevuld: (zie model blz. 17)

-ocr page 28-

GEMEENTELIJKE NAZORG HAARLEM
Koningstraat 1

Naam:
Voornamen:
Adres:
Leeftijd:

1.nbsp;Gemis, vergroeiing of te kort zijn van ledematen?

2.nbsp;Verlammingen?

3.nbsp;Ernstige bochel?

4.nbsp;Heupontwrichting?

5.nbsp;Been- en gewrichtstuberculose?

6.nbsp;Ernstige graad van Engelsche ziekte?

Toelichting:

Van verschillende personen bleken de opgegeven gebreken,
óf te gering te zijn, óf het betroffen aandoeningen, welke met dit
onderzoek niets te maken hadden, zooals blindheid, doofheid, anus
praeternaturalis, enz.

In vele gevallen met een moeilijke diagnose was het ons mogelijk
van de behandelende medici inlichtingen te krijgen, de X-foto te
raadplegen of de ziektegeschiedenis bij ziekenhuisverpleging in te
zien. Hierdoor konden we in bijna alle gevallen tot een vrij juiste
diagnose komen. Onze bekendheid met de plaatselijke verhoudingen
en de behulpzaamheid der medici en directeuren der ziekenhuizen,
was ons daarbij van veel nut.

Behalve de ziekenhuizen te Haarlem werden ook de verdere
inrichtingen, o.a. voor oude mannen en vrouwen en lijders aan
vallende ziekte, bezocht, terwijl de Raad van Arbeid toestond, dat
wij inzage namen van haar dossiers, om te zien of alle, aldaar als
gebrekkig geboekstaafde verzekerden, op onze staten voorkwamen.

In de volgende bladzijden vindt men de lichamelijk gebrekkigen

-ocr page 29-

GEMEENTELIJKE NAZORG HAARLEM
Telling van lichamelijk gebrekkigen

Datum onderzoek

Namen en voornamen

Geslacht

Woonplaats

Sinds wanneer?

Waar en wanneer geboren?

Kerkgenootschap-man-vrouw-kinderen

Gehuwd

Kinderen

Het hoeveelste kind is dit?

Wekelijksche verdiensten v. d. man — waarmee? —
id.
nbsp;v. d. vrouw — waarmee? ■—

id.nbsp;v. d. kinderen — waarmee? —

Ontvangt hij/zij ondersteuning? zoo ja, hoeveel en van wie?
Ouderdomsrente of pensioen?
Totaal inkomen van dit gezin?
Huur
Fondsen

Welke school bezocht hij/zij en hoe lang?
Tot welke klasse bracht hij/zij het?
Wat waren de oorzaken van het zitten blijven?
Beroep voor het optreden der gebrekkigheid?
Beroep na het optreden der gebrekkigheid?

Het gebrek is wanneer ontstaan?

Het gebrek is waardoor ontstaan?

Welk lichaamsdeel is gebrekkig?

Kan medisch ingrijpen hier nog verbetering brengen ?

Bestaat er naast de lichatnelijke gebrekkigheid ook nog zwakzinnig-
heid?

Kan hij/zij een vak leeren?

Is daarvoor plaatsing op een Werkinrichting met vakopleiding ge-
wenscht?

Wat zou er nog meer in het belang van hem/haar gedaan kunnen
worden?

Welke wenschen heeft hij/zij zelf nog?

Is aparte verpleging voor hem/haar gewenscht?

Diagnose en korte beschrijving van den aard van het gebrek

-ocr page 30-

naar den leeftijd verdeeld. Deze gaat van o—14, 15—21, 22—30,
31—40,
enz. De beide eerste groepen zijn de belangrijkste, zoowel
wat de stand van de medische verzorging, als wat de school- en
beroepsopleiding betreft.

UITSLAG DER TELLING

Onder de kinderen van 0—14 jaar vonden wij 146 HchameHjk
gebrekkigen, te weten
83 jongens en 63 meisjes.

Jongens

Meisjes

Leeftijd

Aantal

Leeftijd

Aantal

I

jaar

6

I

jaar

I

2

ji

3

2

II

2

3

»

3

3

II

I

4

»

7

4

II

4

5

}t

3

5

II

7

6

»

5

6

II

4

7

6

7

II

3

8

tf

3

8

II

5

9

»

9

9

II

7

10

»

8

10

3

II

»

5

II

II

8

12

»

12

12

II

3

13

II

7

13

II

9

14

II

6

14

II

6

Totaal

83

Totaal

63

Hieronder bevonden zich 23 zwakzinnigen, te weten 16 jongens
en
7 meisjes.

Van O—6 jaar vonden wij 36 kinderen; van 6—14 iio, dat is
6 è. 7 pro mille der schoolbevolking.

Aan spastische verlammingen en dergelijke aandoeningen, met
uitzondering van de kinderverlamming, leden
37 kinderen, waar-
onder
23 jongens en 14 meisjes.

-ocr page 31-

Jongensnbsp;Meisjes

diplegia spastica................I2nbsp;5

hemiplegia spastica ............7nbsp;7

geboorteverlamming............3nbsp;i

spina bifida (met paralyse der

beenen en incontinentie)............inbsp;_

cerebellair ataxie .......—nbsp;i

Door de poliomyelitis anterior acuta waren 34 kinderen gebrek-
kig, waaronder 18 jongens en 16 meisjes.
De misvorming was hierbij gezeteld:

Jongens

Rechter been........ 4

rechter voet......... 2

linker been......... 3

linker voet..................3

beide beenen..................i

beide voeten..................i

rechter arm..................2

beide armen en rug..........i

rug..........................I

Meisjes
3
5

3

I

4

Totaal
7
7
6

4

5

1

2

I
I

34

Dertig kinderen waren lijdende aan aangeboren afwijkingen en
wel 14 jongens en 16 meisjes. Hiervan vonden wij:

Jongens Meisjes

Totaal
10
5
4
3

I
I
I

I
I

I
I
I

30

3

I

3

I
I
I
I

7
4

1

2

I
I

14

aangeb. enkelz. heupontwr. .

dubbelz. heupontwr.....

enkelz. klompvoeten ....
dubbelz. klompvoeten. . . .
aangeb. gemis van linker arm .
aangeb. gemis van rechter arm
aangeb. gemis van alle vingers
aangeb. klomphandjes met hak-

voeten .........

klauw-holvoeten......

ontbreken van rechter tibia

(gedeeltelijk).......

klomphandjes.......

18

16

gaffelhand.........

16

-ocr page 32-

Ten gevolge van rachitis waren 24 kinderennbsp;misvormd.

Jongensnbsp;Meisjesnbsp;Totaal

derde-graads scoHose..... 7nbsp;7nbsp;14

sterke O- of X-beenen .... 6nbsp;2nbsp;8

coxa vara.......... inbsp;inbsp;2

14nbsp;10nbsp;24
Been- of gewrichtstuberculose had 12 kinderen aangetast.

Jongensnbsp;Meisjesnbsp;Totaal

coxitis........... 4nbsp;—nbsp;4

gonitis........... inbsp;2nbsp;3

spondylitis.......... inbsp;inbsp;2

voettuberculose....... inbsp;inbsp;2

ziekte van Poncet...... inbsp;—nbsp;i

8nbsp;4nbsp;12
Door een ongeval was lichamelijke gebrekkigheid aanwezig bij
kinderen.

Jongensnbsp;Meisjesnbsp;Totaal

gemis van linker been . . . . inbsp;—nbsp;i

beenbreuk met sterke verkorting inbsp;—nbsp;i

fractuur van nekwervel .... —nbsp;inbsp;i

epiphysiolyse........—nbsp;inbsp;i

ischaemische contractuur van

onderarm en hand....... 2nbsp;inbsp;3

4nbsp;3 7

Verder vonden wij in deze groep nog i osteomyelitis van het
dijbeen in de buurt van den trochanter major bij een jongen,
waarbij een sterke coxa vara was ontstaan en een osteomyelitis
van het linker scheenbeen met pseudarthrosevorming.

Van deze kinderen waren Roomsch Katholiek 47, Nederduitsch
Hervormd 46, Gereformeerd 6, Luthersch 2, Doopsgezind 2,
Remonstrant
2, van andere Protestante richting i en geen gods-
dienst 40.

Hoe staat het met het onderwijs van de iio gebrekkige kinderen
van 6—14 jaar.?

-ocr page 33-

Van 51 kinderen waren de vorderingen normaal, 33 waren enkele
klassen ten achter,
7 waren op de school voor buitengewoon onder-
quot;^js,
7 genoten huisonderwijs en 12 kinderen hadden geen onderwijs.
Onder de
59 laatstgenoemden bevonden zich 21 zwakzinnigen.

Leeftijd Aantal

Geen onderw.

Huisondervv,

. L.0.

B.0.

6 jaar

9

6

I

le kl

2

7 jaar

9

3

le kl

2

2e kl

4

8 jaar

8

I

2e kl

5

2e kl I

3e kl

I

9 jaar

16

2e kl

I

4e kl I

3e kl

10

4e kl

4

10 jaar

II

3e kl

I

4e kl

6

5e kl

4

11 jaar

13

2

le kl

I

le kl I

4e kl

3

4e kl I

5e kl

5

ï2 jaar

15

I

5e kl

2

le kl I

6e kl

8

verder 1 op de H.B.S., i op de M.U.L.0. en i op het
Lyceum.
17nbsp;—nbsp;4

verder op M.U.L.0. i.
14 jaar 12nbsp;—nbsp;i

4e kl I

5e kl I
6e kl I
7e kl 4

13 jaar

4e kl 1
6e
kl 6
7e
kl 4

2e kl I

5e kl 1

verder op de M.U.L.0. i, op de H.B.S. i en op het
Lyceum i.

iio

Totaal

-ocr page 34-

We kunnen hieruit de conclusies trekken, dat meer en beter
toezicht op het onderwijs gewenscht is en dat meerdere plaatsing
op de buitengewone school aanbeveling verdient. Medisch en
paedagogisch toezicht zal noodzakelijk zijn. Goed geregeld huis-
onderwijs zal in bizondere gevallen, met controle, aanbevehng
verdienen.

Op bladz. 60 kan men den stand der medische behandeling vin-
den, voor de voornaamste groepen van Hchaamsgebreken. Hier zij
vermeld, dat van de iio gebrekkige kinderen er
57 onder genees-
kundige behandehng waren of geweest waren.
53 waren er niet
voldoende of nooit onder behandehng geweest, hoewel dit wegens
den aard van hun gebrek veelal gewenscht was. Hoe vaak hoorden
wij bovendien niet, dat bij een kinderverlamming een beugel voor-
geschreven, afgeleverd en door de gemeente of ziekenfonds betaald
was, terwijl de patiënt hem eenvoudigweg niet droeg, hoewel dat,
met het oog op een abnormalen voetstand of contractuur, wel
degelijk noodig was. In dergelijke gevallen is toezicht op de ouders
noodig en dit zou gemakkelijk uitgeoefend kunnen worden door
den huismedicus of wijkverpleegster. Wanneer men bedenkt, dat
ook dergelijke gevallen onder de „behandeldenquot; gerekend worden,
dan laat ook de medische verzorging van het opgroeiend geslacht,
voor zoover het het voorkomen van lichamelijke gebrekkigheid
betreft, nog veel te wenschen over.

Wij vonden 88 lichamelijk gebrekkigen tusschen 15 en 21 jaar.
Hieronder waren 9 zwakzinnigen, 7 meisjes en 2 jongens. Het
volgend staatje geeft het aantal aan, verdeeld volgens den leeftijd:

Jongens

Meisjes

Leeftijd

Aantal

Aantal

15 jaar

II

7

16 „

5

7

17 »

6

9

18 „

6

4

19 »

6

4

20 „

3

6

21 ,,

9

5

Totaal 88

46

42

-ocr page 35-

Aan spastische verlammingen en dergelijke aandoeningen, met
uitzondering van de kinderverlamming, leden ii patiënten, te
weten 4 jongens en 7 meisjes.

Jongens Meisjes Totaal

diplegia spastica..............inbsp;3nbsp;.4

hemiplegia spastica ...........3nbsp;3nbsp;6

sterke hysterische verlamming

van beide beenen.....—nbsp;inbsp;i

Door de poliomyelitis anterior acuta waren 16 personen gebrekkig
tusschen 15 en 21 jaar.

Jongens Meisjes Totaal

rechter been..................i\'nbsp;2.nbsp;3

rechter voet..................2nbsp;—nbsp;2

hnker been..................2nbsp;—nbsp;2

linker voet..................2nbsp;—nbsp;2

beide beenen..................inbsp;—nbsp;i

rechter schouder..............2nbsp;—nbsp;2

rechter arm..................2nbsp;inbsp;3

paralytische kypho-scoliose . .nbsp;—nbsp;inbsp;i

12nbsp;4 16

Wij vonden 14 lijders aan aangeboren afwijkingen:

Jongens Meisjes Totaal

enkelzijdige heupontwrichting .4nbsp;7 11

dubbelzijdige heupontwrichting —nbsp;11

sterke platvoeten...... . inbsp;— i

gemis van hand....... inbsp;— i

6nbsp;8nbsp;14

Ten gevolge van rachitis vonden wij in deze groep 18 misvor-
mingen:

-ocr page 36-

Jongens

Meisjes

Totaal

derde-graads scoHose . . .

8

3

II

sterke X-beenen.....

I

I

coxa vara ........

2

,2

sabelbeenen.......

I

I

sterke krampplatvoeten . .

. . —

2

2

dwerggroei........

. . I

I

9

9

18

Lijdende aan been- en gewrlchtsfuberculose

waren 20

patiënten:

Jongens

Meisjes

Totaal

coxitis.........

4

8

gonitis.........

I

spondylitis........

. . 2

2

4

voettuberculose.....

2

2

schoudertuberculose....

I

I

elleboogtuberculose ....

. . 2

2

4

9

20

Er waren in deze groep 6 lichamelijk gebrekkigen door een
ongeval, 5 jongens en i meisje:

paralyse van beide beenen, i jongen
gemis van Unker been, i jongen
femurbreuk met sterke verkorting (4 cM.), i jongen
doorsnijding van de strekpezen van de rechter pols, i jongen
verlies van drie vingers en duim, i jongen
spastische verlamming van rechter arm en been door schedel-
trauma,
I meisje.

Verder vonden wij in deze groep 2 lijderessen aan een polyarti-
culairen vorm van chronisch gewrlchtsrheumatlsme en één uit-
gesproken geval van multipele exostosen bij een jongen.

Van deze kinderen waren Roomsch Katholiek 31, Nederduitsch

-ocr page 37-

Hervormd 26. Gereformeerd 3, Luthersch 4, Doopsgezind i, van
andere Protestante richtingen 3; 20 hadden geen godsdienst.\'

Van de 88 kinderen konden er 58 voldoende in hun onderhoud
voorzien, te weten 32 jongens en 26 meisjes.

Meisjes
kantoor .
fabriek .
modiste .
naaister .
dienstbode
thuis . .

7
7

2

3
3
2

2

I
I

4
8
10

ur

Jongens
kantoor . .
fabriek .
fietsenreparate
schoenmaker
drukker .
stoffeerder
bloemist .
koopman .
loopjongen
schilder .
behanger .
kleermaker
metselaar.
chauffeur .

Onvoldoende of geen arbeid werd verricht door 16 meisjes en
^4 jongens. Hiervan waren er:

Jongens
hulpbehoevend en bedlegerig,
quot;og op school en hulp noodig.
zonder werk en hulp noodig .
geschikt voor een Nazorg-

werkplaats .......

reeds op een Nazorgwerk-
Plaats (zwakzinnig) . . .

Meisjes

hulpbehoevend en bedlegerig 10
thuis wegens zwakte ... 4
nog op school en hulp noodig i
voor lichte bezigheden ge-
schikt .........I

14nbsp;16

Öe mate van het lichamelijk gebrek is geen maatstaf voor de
ehoeftigheid, behalve in de allerergste gevallen. De intellectueele
ontwikkeling van deze groep laat veel te wenschen over, hetgeen
y een lichamelijk gebrekkige een groote handicap is.

-ocr page 38-

Van 22 tot 30 jaar hadden zich 113 lichamehjk gebrekkigen op-
gegeven en wel:

Leeftijd

Mannen

Vrouwen

22 jaar

8

2

23 „

8

5

24

6

10

25 »

6

5

26 „

3

II

27 »

3

II

28 „

5

6

29 ..

4

8

30 »

7

5

Totaal

50

63

Van deze 113 leden aan spastische verlammingen 10:

Mannennbsp;Vrouwen

hemiplegia spastica..... 3nbsp;—

diplegia spastica...... —nbsp;4

spina bifida, met verlamming
van beide beenen en incon-
tinentie ......... Inbsp;—

multiple sclerose...... —nbsp;2

—nbsp;II
Inbsp;— I

Inbsp;2 3
-44

—nbsp;II

—nbsp;II
Inbsp;— I

Totaal 4nbsp;6

Aan de gevolgen der poliomyelitis anterior acuta leden 17 per-
sonen:

Mannen Vrouwen Totaal

rechter been........ 2nbsp;3nbsp;5

rechter voet.......

hnker been.......

hnker voet.......

beide beenen.......

beide voeten.......

rechter arm.......

linker arm........

Totaal 5nbsp;12nbsp;17

-ocr page 39-

Aan aangeboren afwijkingen lijdend vonden wij:

Mannen Vrouwen Totaal
enkelz. heupontwrichting . . —nbsp;8nbsp;8

dubbelz. heupontwrichting . —nbsp;inbsp;j

enkelzijdige klompvoet . .
dubbelzijdige klompvoet ,
ontbreken van linker voet
gemis Hnker hand ....
stijfheid en verminkt zijn van
linker hand.......

—nbsp;2

Inbsp;I

Inbsp;I

—nbsp;I

3nbsp;12nbsp;15
Aan rachitische misvormingen leden ii mannen en 12 vrouwen:

Mannennbsp;Vrouwennbsp;Totaal

derde-graads scoliose .... 8nbsp;10nbsp;18

sterke O- of X-beenen . . . inbsp;inbsp;2

coxa vara......... inbsp;inbsp;2

sterke platvoeten...... inbsp;__i

IInbsp;12nbsp;23
Wij vonden 29 gevallen van been- en gewrlchtstuberculose.

Mannennbsp;Vrouwennbsp;Totaal

coxitis .......... 8nbsp;Inbsp;9

gonitis.......... 2nbsp;8nbsp;10

spondylitis......... 2nbsp;2nbsp;4

voettuberculose...... inbsp;inbsp;2

polstuberculose....... —nbsp;2nbsp;2

elleboogtuberculose..... 2nbsp;—nbsp;2

15 14 29

Aan chronisch polyartlculalr progressief gewrichtsrheumatlsme

(arthritis deformans generalis) leden 6 personen: 3 mannen en 3
Vrouwen; aan de gevolgen van osteomyelitis 3 mannen en i vrouw.

In deze groep vonden wij ten gevolge van een ongeval 9 licha-
quot;lelijk gebrekkigen.

-ocr page 40-

gemis van beide beenen . .

idem rechter been.....

idem rechter voet.....

idem hnker voet......

amputatie volgens Chopart,

rechts..........

gemis van alle vingers rechter
hand..........

Totaal
3

I

1

2

Mannen
2

1

2

Vrouwen
I
I

In deze groep waren Roomsch Katholiek 42, .Nederduitsch Her-
vormd
39, Gereformeerd 7, Doopsgezind 3, Luthersch 2, Remon-
strant
3; 17 personen hadden geen godsdienst.

Van de 113 hchamelijk gebrekkigen van 22 tot 30 jaar waren
er
27 gehuwd, 12 mannen en 15 vrouwen.

89 personen konden voldoende in hun onderhoud voorzien.

Mannen

Vrouwen

kantoor ....

• 7

thuis........23

fabriek.....

• 5

kantoor.......4

winkelbediende .

. I

naaister.......9

koopman ....

■ 5

dienstbode......6

schoenmaker . .

. 4

winkeljuffrouw . . . . i

colporteur . . .

. 3

werkster.......i

kleermaker . . .

2

strijkster.......i

schilder ....

. 2

onderwijzeres.....i

metselaar ....

. I

lampekappenmaakster . i

kapper .....

. I

slager.....

I

melkboer ....

. I

bloemist ....

. I

broodbezorger . .

1

meubehnaker . .

I

kellner.....

. I

horlogemaker . .

. I

chauffeur ....

. I

musicus ....

. I

los arbeider. . .

. 2

42

47

-ocr page 41-

Onvoldoende of geen arbeid werd verricht door 8 mannen en
i6 vrouwen. Van deze 8 mannen waren er: geschikt voor hchte
bezigheden 4, geschikt voor plaatsing op een Nazorg-werkplaats 3,
reeds geplaatst op een Nazorgwerkplaats i. Van de 16 vrouwen
waren er 8 thuis, terwijl er 8 bedlegerig waren.

Onder de 42 mannen zijn er verschillende die o.i. een verkeerd
beroep uitoefenen. Zoo zijn er 3 met een ernstig voetgebrek col-
porteur of melkslijter, één met een fistelende tuberculose van den
elleboog was chauffeur.

Tusschen 31 en 40 jaarnbsp;vonden wijnbsp;134 lichamelijk gebrek-
kigen:

Leeftijdnbsp;Mannennbsp;Vrouwen

31nbsp;jaar 5nbsp;7

32nbsp;„nbsp;4nbsp;5

33nbsp;»nbsp;9nbsp;5

34nbsp;..nbsp;13nbsp;5

35nbsp;„nbsp;5nbsp;13

36nbsp;„nbsp;2nbsp;6

37nbsp;»nbsp;IInbsp;5

38nbsp;„nbsp;4nbsp;8

39nbsp;» 6 6

40 quot;nbsp;4nbsp;II

Totaal 63nbsp;71

Van deze 134 lichamelijk gebrekkigen leden aan spastische ver-
lammingen en dergelijke aandoeningen:

Mannen Vrouwen Totaal

hemiplegia spastica . . . .nbsp;inbsp;—nbsp;i

diplegia spastica............—nbsp;inbsp;i

multipele sclerose..........3nbsp;2nbsp;5

tabes......................Inbsp;—nbsp;I

-ocr page 42-

Verlammingen ten gevolge van de poliomyelitis anterior
acuta:

Mannen Vrouwen Totaal

rechter been
hnker been
voet . . .
beide beenen
rechter arm
Unker arm,

4nbsp;5

Aan aangeboren afwijkingen vonden wij:

Mannen Vrouwen Totaal

enkelz. heupontwrichting .
dubbelz. heupontwrichting
enkelzij dige klompvoet , .
dubbelzijdige klompvoet .
sterke platvoeten.....

i6
3

I
I
I

22

12
3

15

Wij vonden 21 rachitische misvormingen:

Mannen Vrouwen Totaal

derde-graads scohose .... 10

sterke platvoeten...... —

19

I
I

21

dwerggroei......... i

10

II

Aan been- en gewrichtstuberculose leden in deze groep 37 per-
sonen:nbsp;\'

-ocr page 43-

Mannen

Vrouwen

Totaal

coxitis........

4

10

gonitis........

10

17

spondylitis.......

I

3

voettuberculose . . . .

I

2

schoudertuberculose. . .

_

I

elleboogstuberculose . .

. . . —

I

I

polstuberculose.....

. . I

2

3

18

19

37

Aan arthritis deformans generalis leden 13 personen, i man en
12 vrouwen; aan de gevolgen van osteomyelitis 3 mannen.

Ten gevolge van een ongeval bestond er hchamehjke gebrekkig-
heid bij 14 mannen en 7 vrouwen.

Mannen Vrouwen Totaal

gemis van rechter been ...nbsp;inbsp;—nbsp;, i

gemis van linker been ...nbsp;3nbsp;—nbsp;3

gemis van rechter voet ...nbsp;2nbsp;—nbsp;2

gemis van hnker arm....nbsp;1nbsp;—nbsp;i

gemis van rechter hand...nbsp;—nbsp;inbsp;j
dijbeenhalsbreuk met groote

verkorting................inbsp;2nbsp;3

femurbreuk met sterke ver-
korting ..................Inbsp;_nbsp;I

intraarticulaire fracturen . .nbsp;5nbsp;2nbsp;7

sterke ulcera varicosa. ...nbsp;—nbsp;inbsp;i

geboorteverlamming (1. arm) .nbsp;—nbsp;inbsp;l

14 7 21

Gemakshalve vermelden wij de ulcera varicosa onder de onge-
vallen.

In deze groep waren Roomsch Kathohek 49, Nederduitsch
Hervormd 40, Gereformeerd 12, Doopsgezind 3, Remonstrant 2,
andere Protestante godsdiensten i; 27 personen hadden geen gods-
dienst. Van de 134 lichamelijk gebrekkigen waren er 82 gehuwd,
44 mannen en 38 vrouwen, bovendien waren er 2 weduwen.

-ocr page 44-

gS lichamelijk gebrekkigen konden voldoende in hun onderhoud

voorzien:

koopman .
colporteur
kantoor .
winkelier .
fabriek . .
schoenmaker
kleermakers
melkslijters
schilder .
chauffeur .
rietvlechter
stoker . .
garagehouder
sigarenmaker
broodbezorger
monteur . .
winkelbediende
bakker . .
student, .
groenteboer
fotograaf .
musicus .
los arbeider

Mannen

7
5
5
5
5
4
3
2
2
2

Vrouwen

thuis........35

naaister.......4

werkster.......i

onderwijzeres.....i

pensionhoudster , . .nbsp;i

dienstbode......i

kantoor ..............i

verpleegster.....i

53

Onvoldoende of geen arbeid werd verricht door 10 mannen en
26 vrouwen. Van deze 10 mannen waren er: geschikt voor lichte
bezigheden 6, geschikt voor plaatsing op een Nazorgwerkplaats 4.
Van deze 26 vrouwen waren er thuis zonder iets te kunnen doen 4,
hulpbehoevend en bedlegerig 11 en voor lichte bezigheden ge-
schikt
II.

Wij vonden 141 lichamelijk gebrekkigen tusschen: 41 en 50 jaar:

45

-ocr page 45-

33

Leeftijd

Mannen

Vrouwen

41 jaar

8

6

42

igt;

6

7

43

»gt;

7

8

44

»

8

9

45

1)

9

6

46

»

5

2

47

gt;1

3

6

48

»

6

7

49

6

9

50

»

13

10

Totaal 71

70

Aan spastische verlammingen en dergehjke aandoeningen met
«itzondermg van de kinderverlamming, leden 21 patiënten, te
Weten: 16 mannen en 5 vrouwen.

hemiplegia spastica .
diplegia spastica . .
multiple sclerose . .
paralysis agitans . .
tabes .

Mannen

I
I

3

II

Vrouwen Totaal

1

2
5

I

12
21

16

Door Poliomyelitis anterior acuta waren 8 personen gebrekkig,
3 mannen en 5 vrouwen.

Mannen

rechter been........ i

linker been......... 2

rechter voet........ .

beide beenen........ —

rechter arm........ —

Vrouwen

I

I

1

2

Totaal
2
2

I

1

2

3nbsp;5

^U vonden 21 lijders aan aangeboren afwijkingen:

-ocr page 46-

Mannen

Vrouwen

Totaal

enkelzijdige heupontwr. . .

6

6

12

dubbelzijdige heupontwr. .

6

6

enkelzijdige klompvoet . .

I

I

dubbelzijdige klompvoet .

I

I

2

8

13

21

Ten gevolge van rachitis vonden wij in deze groep

14 misvor-

mingen:

Totaal

Mannen

Vrouwen

derde-graads scoliose . . .

3

8

II

sterke krampplatvoeten . .

I

2

3

4

10

14

Lijdende aan been- en gewrlchtstuberculose waren 38 patiënten:

Mannen

Vrouwen

Totaal

4

II

9

16

I

I

2

voettuberculose . . .

. . I

4

5

schoudertuberculose. .

. . —

I

I

elleboogtuberculose . .

. . I

2

3

17

21

38

4 personen waren lijdende aan aandoeningen van den Ouden Dag.

Mannen Vrouwen Totaal

beroerte.......... 2nbsp;inbsp;3

arthritis deformans v. d. heup —nbsp;inbsp;^

224

Aan arthritis deformans generalis leden 14 personen: 4 mannen
en
10 vrouwen; aan de gevolgen van osteomyehtis i man en aan
een gonorrhoische arthritis
2 mannen en i vrouw.

Er waren in deze groep 17 lichamelijk gebrekkigen door een
ongeval:

-ocr page 47-

gemis van rechter been . .
gemis van linker voet . .
gemis van hnker arm. . .
gemis van hnker hand . .
geboorteverlamming . . .
dijbeenhalsbreuk met groote

verkorting.......

intraarticulaire fracturen .
sterke ulcera varicosa. . .

Mannen

1

2
I

3

1

2

4

Vrouwen Totaal

2
2
I

3

I

3

4

I

14

T nnbsp;-Tnbsp;Jnbsp;17

In deze groep waren Roomsch Kathohek 35; Nederduitsch Her-
vormd
49; Gereformeerd 5; Doopsgezind 5; Luthersch 5; Remon-
strant i; andere Protestante godsdiensten
7; 34 personen hadden
geen kerkgenootschap.

Van de 141 lichamelijk gebrekkigen waren er 95 gehuwd, 60
mannen en 35 vrouwen; bovendien waren er 2 weduwen.

Vrouwen
42

thuis . .
naaister .
werkster .
kantoor .
modiste .
strijkster .

Mannen

kantoor . . ,

koopman . . .

• 7

sigarenmaker .

• 5

fabriek ....

• 4

kleermaker . .

• 4

schoenmaker .

• 4

drukker . , .

. 2

los arbeider. .

. 2

matrassenmaker

I

notaris ....

monteur . , .

loodgieter. . .

winkelier . . .

I

stoffeerder . .

. I

bloemist . . .

. I

glazenwasscher

I

melkslijter . .

. I

fotograaf . . .

. I

48

-ocr page 48-

Onvoldoende of geen arbeid werd verricht door 23 mannen en
19 vrouwen. Van deze 23 mannen waren er geschikt voor lichte
bezigheden in de maatschappij 8; geschikt voor plaatsing op een
Nazorgwerkplaats
2 en hulpbehoevend en bedlegerig 13.

Van de 19 vrouwen waren er 3 geschikt voor hchte bezigheden
en
16 hulpbehoevend en bedlegerig.

Tusschen de 51 en 60 jaar bleken te Haarlem 127 lichameUjk

Leeftijd

Mannen

Vrouwen

51 jaar

9

2

52 „

10

8

53 »

3

6

54 quot;

5

8

55 »

6

3

56 »

6

4

57 ..

8

9

58 „

8

8

59 quot;

4

4

60

7

9

Totaal

66

61

Aan organische aandoeningen van het zenuwstelsel en verlam-
mingen met uitzondering van de kinderverlamming leden
15 ge-
brekkigen:

Mannen Vrouwen Totaal

paralysis agitans...... 3nbsp;^nbsp;4

tabes........... 8nbsp;3

IInbsp;4nbsp;15
Door de poliomyelitis anterior acuta waren 8 personen gebrekkig:
6 mannen en 2 vrouwen:

Mannennbsp;Vrouwennbsp;Totaal

rechter been........ 3nbsp;—nbsp;3

linker been......... inbsp;inbsp;2

linker voet..........2nbsp;—nbsp;2

beide beenen........ —nbsp;inbsp;i

-ocr page 49-

Met aangeboren afwijkingen vonden wij 8 vrouwen:

enkelzijdige heupontwr. ...nbsp;3

dubbelzijdige heupontwr. . .nbsp;2

klompvoeten ..............2

achondroplast..............i

8

Ten gevolge van rachitis waren in deze groep 7 misvormingen:

Mannen Vrouwen Totaal
derde-graads scoUose .... 2nbsp;2nbsp;4

sterke O- of X-beenen ... —nbsp;2nbsp;2

sterke platvoeten...... inbsp;—nbsp;i

2nbsp;2

2nbsp;8

2nbsp;5

2nbsp;7

—nbsp;I

—nbsp;I

8nbsp;24

Aandoeningen van den „Ouden Dagquot; constateerdennbsp;wij bij 22

personen:

Mannen Vrouwennbsp;Totaal

beroerte.......... 4 5nbsp;9

arthritis def. v. d. heup . . 3 5nbsp;8

ulcera cruris........ i 3nbsp;4

arteriosclerose v. d. beenen . . — inbsp;i

24 personen waren lijdende aan been- en gewrlchtstuberculose:

Mannen

coxitis.......

gonitis.......

. . . 6

spondylitis......

• • 3

voettuberculose . . .

• • • 5

polstuberculose ....

elleboogtuberculose

16

8nbsp;14 22

Aan arthritis deformans generalis leden 21 personen en wel 7
mannen en 14 vrouwen; aan de gevolgen van osteomyehtis i vrouw;
aan een gonorrhoische ankylose v. d. rechter knie i man en aan
een gummeuse aandoening van het linker onderbeen i vrouw.

-ocr page 50-

Verder vonden wij in deze groep 19 gebrekkigen door een on-
geval:

Mannen Vrouwen

.... Inbsp;—

4

5

gemis linker been.....

gemis rechter voet.....

gemis rechter arm.....

gemis linker hand.....

thrombose met amputatie van

linker voet.......

dijbeenhalsbreuk met sterke

verkorting........

intraarticulaire fracturen. . .

19

14

Van deze groep waren Roomsch Katholiek 43; Nederduitsch
Hervormd 45; Gereformeerd 8; Doopsgezind 5; Luthersch 6;
Remonstrant 2; Israëliet i; andere Protestante godsdiensten 3;
geen kerkgenootschap 14,

Van de 127 gebrekkigen waren er 84 gehuwd (51 m. en 33 vr.);
weduwe 6, weduwnaar 5, terwijl er 3 {2 m. en i vr.) gescheiden
waren.

Totaal

1

2

1

2

67 konden voldoende in hun onderhoud voorzien:

Vrouwen
. . . 25

29

Mannen

kleermaker . .

. 6

thuis

winkelier . . .

• 5

naaister

koopman . , .

• 5

werkster

schoenmaker .

• 5

fabriek ....

• 4

kantoor . . .

• 4

sigarenmaker .

2

colporteur . .

. 2

ingenieur . . .

I

schilder . . .

I

rietvlechter . .

I

metselaar. . .

I

melkslijter . .

I

38

-ocr page 51-

Onvoldoende of geen arbeid werd verricht door 28 mannen en
32 vrouwen.

Van deze 28 mannen waren er: geschikt voor lichte bezigheden
in de maatschappij
4; geschikt voor plaatsing op een Nazorg-
werkplaats
3 en hulpbehoevend en bedlegerig 21.

Van de 32 vrouwen waren er 5 geschikt voor hchte bezigheden
en
27 hulpbehoevend en bedlegerig.

Wij vonden tusschen de 61 en 70 jaar 105 lichamelijk gebrek-
kigen:

Leeftijd Mannen

Vrouwen

61 jaar

6

9

62

9

8

63 »

6

I

64 „

6

5

65 »

5

9

66 „

3

5

67 »

6

5

68

4

5

69 »

3

2

70 »

4

4

Totaal

52

53

Aan organische zenuwaandoeningen met uitzondering der kin-

derverlamming leden 9 personen:

Mannen

Vrouwen Totaal

paralysis agitans.....

I

4 5

multiple sclerose.....

I

— I

encephalitis met paresen .

I I

tabes ..........

I

I 2

Door de poliomyelitis anterior acuta waren 5 personen gebrekkig
(4 m. en i vr.):

-ocr page 52-

Mannennbsp;Vrouwen Totaal

rechter been......... inbsp;inbsp;2

rechter voet........ inbsp;—nbsp;i

hnker voet........ inbsp;—nbsp;i

beide voeten........ inbsp;—nbsp;i

4 Inbsp;5
Met aangeboren afwijkingen vonden wij 7 personen:

Mannen Vrouwennbsp;Totaal

enkelzijdige heupontwr. ... 3 3nbsp;6

klauwvoeten........ i —nbsp;i

4nbsp;3nbsp;7

Ten gevolge van rachitis waren in deze groep 2 gebrekkigen:

Vrouwen

derde-graads scoliose ....nbsp;i

sterke platvoeten............i

2

17 personen waren lijdende aan been- en gewrichtstuberculose:

Mannen Vrouwennbsp;Totaal

coxitis.......... 3 2nbsp;5

gonitis.......... 4 Inbsp;5

spondylitis......... — inbsp;i

voettuberculose...... i 4nbsp;5

polstuberculose....... — inbsp;i

8nbsp;9 17
Aandoeningen van den „Ouden Dagquot; vonden wij bij 28 personen:

Mannennbsp;Vrouwen Totaal

beroerte.......... 6nbsp;2 8

arthritis def. v. d. wervelkolom —nbsp;11

arthritis def. v. d. heup ... 4nbsp;9 13

arthritis def. v. d. knie. . . . inbsp;— i

ulcera cruris........ 3nbsp;2 5

14 14 28
Aan arthritis deformans generalis leden 17 personen: 5 mannen

-ocr page 53-

en 12 vrouwen; aan de gevolgen van osteomyelitis: i man.

Verder vonden wij in deze groep 19 lichamelijk gebrekkigen
door een ongeval:

gemis V, rechter been . . .
gemis
v. beide beenen . . .
gemis
v. rechter arm . . . .
geboorteverlamming . , . .
ischaemische contractuur . .
dijbeenhalsbreuk met sterke

verkorting........

femurbreuk met sterke ver-
korting .........

sepsis met amputatie v. rech-
ter arm.........

breuken, die het gewricht be-
schadigd hebben .....

Mannen
2

i
i

Vrouwen

Totaal
2

i
i
i
i

8

19

Van deze groep waren Roomsch Katholiek 35; Nederduitsch
Hervormd
41; Gereformeerd 7; Doopsgezind 6; Luthersch 2;
Remonstrant i; andere Protestante godsdiensten i en geen kerk-
genootschap
12.

Van de 105 lichamelijk gebrekkigen waren er 69 gehuwd (41
mannen en 28 vrouwen); weduwe 13; weduwnaar 3.
41
konden er voldoende in hun onderhoud voorzien:

Vrouwen
thuis........
21

13

Mannen

koopman . . .

. . 4

kleermaker . .

• • 3

fabriek ....

• • 3

kantoor . . .

. . 2

stucadoor. . .

. . 2

los arbeider. .

. . 2

winkelier . . .

. . i

boekbinder . .

. . i

drukker . . .

. . i

smid.....

. . i

20

-ocr page 54-

Onvoldoende of geen arbeid werd verricht door 32 mannen en
32 vrouwen.

Deze mannen en vrouwen waren alle hulpbehoevend.
Tusschen de 71 en 80 jaar vonden wij 35 gebrekkigen:

Leeftijd

Mannen

Vrouwen

71 jaar

6

2

72 ..

5

2

73 ..

74 ..

4

2

75 »

3

76 »

I

2

77 »

78 „

2

79

I

3

80

I

I

Totaal 23nbsp;12

Met aangeboren afwijkingen vonden wij 2 personen (i man en
I vrouw) beide met een enkelzijdige heupontwrichting.

Ten gevolge van rachitis waren in deze groep 4 personen licha-
melijk gebrekkig:

Mannen Vrouwen Totaal

sterke X-beenen...... —nbsp;quot; inbsp;i

derde-graads scoliose . . . . inbsp;inbsp;2

rachitische dwerg...... inbsp;—nbsp;i

224
2 personen waren lijdende aan been- en gewrichtstuberculose
(i man en i vrouw) beide voettuberculose.

Aandoeningen van den „Ouden Dagquot; vonden wij bij 15 gebrek-
kigen:

Mannen Vrouwen Totaal

beroerte.......... 5nbsp;3nbsp;8

arth. def. v. d. heup .... 2nbsp;3nbsp;5

arth. def. v. d. wervelkolom inbsp;—nbsp;i

seniel gangraen...... inbsp;—nbsp;i

9nbsp;6nbsp;15

-ocr page 55-

Aan de gevolgen van arthritis deformans generalis leden 2
vrouwen.

IG personen waren gebrekkig door een ongeval:

Mannennbsp;Vrouwennbsp;Totaal

gemis van beide beenen . inbsp;—nbsp;i
dijbeenhalsbreuk met sterke

verkorting........ 8nbsp;inbsp;g

9nbsp;Inbsp;10

Van deze groep waren Roomsch Katholiek 13; Nederduitsch
Hervormd 13; Gereformeerd 2; Doopsgezind 2; Geen Kerkgenoot-
schap 5.

Gehuwd waren er 19 (17 mannen en 2 vrouwen).
Weduwe 7 en Weduwnaar 5.

14 personen tusschen de 81 en 90 jaar bleken gebrekkig:
Leeftijdnbsp;Mannen Vrouwen

81nbsp;jaarnbsp;2nbsp;2

82nbsp;Inbsp;_

83nbsp;..nbsp;Inbsp;2

85

87

88

89

90

Totaal 6nbsp;8

Met aangeboren afwijkingen vonden wij i vrouw, gemis van de
vingers van rechter hand.

I persoon, man, was lijdende aan been- en gewrichtstuberculose
(coxitis).

Aandoeningen van den „Ouden Dagquot; vonden wij bij 4 gebrek-
kigen:

Mannen Vrouwen Totaal

beroerte.......... inbsp;inbsp;2

arthritis def. v. d. heup ... —nbsp;inbsp;i

seniel gangraen...... inbsp;—nbsp;i

-ocr page 56-

Aan de gevolgen van arthritis deformans generalis leden i man
en
I vrouw; gemis van rechter hand wegens tumor vonden wij bij
een man,

5 personen waren gebrekkig door een ongeval:

Mannen Vrouwen Totaal

gemis rechter hand..... inbsp;—nbsp;i

dijbeenhalsbreuk met sterke
verkorting........ —nbsp;4nbsp;4

Van deze groep waren Roomsch Katholiek 6; Nederduitsch Her-
vormd 4 en Gereformeerd 4,

Gehuwd waren er 6 (4 mannen en 2 vrouwen), weduwe 5 en
weduwnaar 2.

Samenvatting

In totaal bleken er te Haarlem 903 lichamelijk gebrekkigen in
de maatschappij te zijn te weten 460 mannen en 443 vrouwen.

Leeftijd Mannen Vrouwen

0—14 jaar

83

63

van 0—6

jaar: 36 kinderen

15—21

tl

46

42

van 6—14

jaar: iio „

22—30

»

50

63

onder wie

23 zwakzinnigen

31—40

»

63

71

16 j. en

7 m.

41—50

»

71

70

51—60

66

61

61—70

»

52

53

71—80

»

23

12

81—90

jt

6

8

Totaal

460

443

-ocr page 57-

Gehuwd waren: 229 mannen en 154 vrouwen; weduwnaar 15;
weduwe 35; gescheiden 2 mannen en i vrouw.

Volgens het kerkgenootschap was de indeeling aldus:

Leeftijd.

N.H.

R.K.

geen.

Geref. Luth. Doopsgez. Rem.

andere
Prot.

Israëliet

0—14

46

47

40

6

2

2

2

I

15—21

26

31

20

3

4

I

3

22—30

39

42

17

7

2

3

3

31—40

40

49

27

12

3

2

I

41—50

49

35

34

5

5

5

I

7

51—60

45

43

14

8

6

5

2

3

I

61—70

41

35

12

7

2

6

I

I

71—80

13

13

5

2

2

—90

4

6

4

Totaal 303 301 169 54 21 27 II 16 I

Arbeid

Van 15—60 jaar vonden wij 603 personen.
Voldoende was de arbeid van 411 lichamelijk gebrekkigen of
68 % t.w.: 213 mannen en 198 vrouwen. Onvoldoende bij 192 of
32 % t.w.: 83 mannen en 109 vrouwen:

Mannennbsp;Vrouwen

Voldoende Onvoldoende Voldoende Onvoldoende

15—21

jaar

32

14

26

16

22—30

1*

42

8

47

16

31—40

gt;1

53

10

45

26

41—50

»

48

23

51

19

51—60

»

38

28

29

32

Totaal

213

83

198

109

I^e 213 mannen en 198 vrouwen deden het volgende:

-ocr page 58-

Mannen

Vrouwen

kantoor . . .

33

rietvlechter. .

2

thuis.....

135

koopman . . .

25

fotograaf. . .

2

naaister . . . .

24

fabriek ....

25

loopjongen . .

I

dienstbode . . .

8

schoenmaker .

20

kapper. ...

I

kantoor . . . .

15

kleermaker . .

16

slager ....

I

werkster ....

5

winkeher . . .

II

melkhandel. .

I

modiste . . . .

2

colporteur . .

10

meubelmaker .

I

strijkster ....

2

sigarenmaker .

8

keUner....

I

onderwijzeres . .

2

schilder . . .

6

horlogemaker .

I

fabriek ....

I

drukker . . .

5

stoker ....

I

winkeljuffrouw .

I

los arbeider. .

5

garagehouder .

I

pensionhoudster

I

melkslijter . .

4

bakker....

I

verpleegster . .

I

chauffeur . .

4

student . . .

I

lampenkappen-

stoffeerder . .

3

groenteboer .

I

maakster . . .

I

bloemist . . .

3

matrassenmaker

I

metselaar . . .

3

notaris....

I

fietsenreparateur

2

ingenieur . .

I

winkelbediende

2

loodgieter . .

I

broodbezorger .

2

glazenwasscher

I

musicus . . .

2

behanger. . .

I

monteur . . .

2

Onvoldoende was de toestand van 83 mannen en 109 vrouwen:
Mannennbsp;Vrouwen

hulpbehoevend en bedlegerig. 35
voor hchte bezigheden in de

maatschappij geschikt . . 19
voor een Nazorgwerkplaats

geschikt........16

zonder werk en hulp noodig . 7
nog op school en hulp noodig 4
reeds op een Nazorgwerkpl. 2
hulpbehoevend en bedlegerig 72
voor lichte bezigheden in de

maatschappij geschikt . . 20
thuis wegens zwakte ... 16
nog op school en hulp noodig i

De aandacht moet er echter op gevestigd worden, dat verschil-
lende mannen, die thans nog wel voldoende met hun arbeid ver-

-ocr page 59-

dienen, in verband met hun gebrek een geheel verkeerd beroep
uitoefenen en vandaag of morgen dus ook onder de groep: „onvol-
doendequot; terecht zullen komen b.v. eenige mannen met ernstige
voetgebreken zijn colporteur, melkslijter etc.

Lijdende aan been- en gewrichtstuberculose waren: i8o personen
(94 mannen en 86 vrouwen):

Mannen

Vrouwen

Totaal

gonitis......

.... 28

32

60

coxitis......

• • 33

17

50

voettuberculose

.... 12

15

27

spondylitis.....

10

21

elleboogtuberculose .

.... 6

5

II

polstuberculose . . .

3

5

schoudertuberculose

.... I

2

3

handtuberculose ,

. . . . —

2

2

ziekte van Poncet

I

Totaal 94

86

180

Aangeboren afwijkingen vonden wij bij 120 personen:

Mannen Vrouwen Totaal

aangeboren enkelz. heupontwr.

21

47

68

id. dubbelz. heupontwr.. . .

I

17

18

id. enkelz. klompvoeten. . .

8

4

12

id. dubbelz. klompvoeten . .

2

3

5

id. gemis hnker arm ....

I

I

id. gemis van alle vingers. .

I

I

2

id. gemis rechter arm . . .

I

I

id. klomphandje en hakvoet.

I

I

id. klauw holvoet.....

I

I

id. klomphandje......

I

I

id. gaffelhandje......

I

I

id. ontbreken van rechter

tibia (gedeeltelijk) ....

I

I

Transporteeren

38

74

112

-ocr page 60-

Transport

38

74

112

id. sterke platvoeten ....

2

2

id. gemis rechter hand . . .

I

I

id. gemis linker voet ....

I

I

id. gemis linker hand ....

I

I

id. stijfheid linker hand. . .

I

I

id. klauwvoeten......

I

I

achondroplast.......

I

I

Totaal

43

77

120

113 lichamelijk gebrekkigen waren dit geworden door
rachitis:

derde-graads scoliose .
sterke O- of X-beenen
sterke krampplatvoeten

coxa vara ......

dwerggroei......

sabelbeentjes.....

Totaal 54

Onder de 8o personen met derde-graads scohose vonden we
slechts 6 (3 mannen en 3 vrouwen) ingezetenen met een links
dorsale bochel.

113 inwoners van Haarlem waren gebrekkig door een
ongeval:

Mannen Vrouwen Totaal

39

41

80

7

7

14

3

6

9

2

4

6

3

3

I

I

54

59

113

-ocr page 61-

dijbeenhalsbreuk met sterke

verkorting........

breuken, die het gewricht be

schadigd hebben ....
gemis van rechter been . ,
gemis van linker been . .
gemis van linker hand . .
gemis van rechter voet . ,
gemis van beide beenen
femurbreuk met sterke

korting......

ischaemische contractuur va
onderarm en hand . . .
gemis van minstens drie vin

gers..........

gemis van hnker voet . .

thrombose........

gemis van linker arm. . .
fractuur van nekwervel . .
epiphysiolyse v.h. dijbeenhoofc
paralyse v. beide beenen .
doorsnijden v. pezen r. pols.
spastische verlamming v. r
arm en r. been door schedel

trauma.....

gemis v. voorvoet .
gemis v. rechter hand
ulcera cruris ....
geboorteverlamming
gemis rechter arm .
sepsis.......

ver

Mannen Vrouwen Totaal

33

113

Totaal 80

Lijdende aan spastische verlammingen en dergelijke aandoeningen

^aren 111 personen (66 mannen en 45 vrouwen):

19

14

33

17

3

20

4

2

6

6

6

5

5

5

5

4

I

5

4

4

3

I

4

2

2

4

4

2

2

2

2

I

I

I

I

I

I

I

I

-ocr page 62-

geboorteverlamming . . . .
spina bifida met verlamming
der beenen en incontinentie

cerebellair ataxie......

sterke hysterische verlamming

der beenen......

spasmen door encephaUtis.

tabes..........

multiple sclerose.....

paralysis agitans.....

encephalitis met paresen .

21
7
4

Mannen

Vrouwen

Totaal

15

10

25

14

13

27

3

I

4

2

2

I

I

I
I

5

6
6
I

I
I
26
13
10
I

Totaal 66

45

III

Kinderverlamming vonden we bij 97 {52 mannen en 45 vrouwen)
gebrekkigen:

Mannen

Vrouwen

Totaal

rechter been......

II

23

rechter voet......

• • 7

8

15

linker been......

• • 9

6

15

linker voet......

• • 9

3

12

beide beenen......

• • 3

10

13

rechter arm......

• • 5

3

8

Hnker arm.......

I

2

beide voeten......

I

3

rechter schouder . . . .

2

beide armen en rug . .

. . I

I

rug..........

I

2

rechter hand......

, . —

I

I

Totaal 52

45

97

77 personen (21 mannen en 56 vrouwen) hadden chronisch ge-
wrichtsrheumatisme:

-ocr page 63-

sterk misvormd ,
in emstigen graad

Mannen

Vrouwen

Totaal

• • . . 15

45 ^

60

. . . . 6

II

17

Totaal 21

56

77

Aan aandoeningen van den „Ouden Dagquot; leden 73 personen
(35 mannen en 38 vrouwen):

beroerte ..........

17

12

arthritis deformans der heupen

9

19

id. v. d. wervelkolom. . . .

I

I

id. V. d. knie.......

I

seniel gangraen......

2

_

arteriosclerose......

I

I

ulcera cmris........

4

5

Totaal

35

38

Mannen Vrouwen Totaal

29
28
2

1

2
2
9

73

Tumoren en ontstekingen bij 19 gebrekkigen (15 mannen en 4
vrouwen):

Mannen Vrouwen Totaal

osteomyehtis ......

10

2

12

tumor...........

I

_

I

gonorrhoische gewrichtsaan-

doeningen ........

2

I

3

multiple exostosen.....

I

I

gummeuse aandoening linker

onderbeen........

I

I

ontsteking rechter hand. . .

I

I

Totaal

15

4

19

ONDERZOEK IN DE inrichtingen TE HAARLEM

N.H. Diaconie; Tehuis voor Ouden van Dagen; St. Jacobs
Godshuis; Luth. Weeshuis; St. Joannes de Deo.

-ocr page 64-

In totaal vonden wij in deze inrichtingen 72 hchamelijk gebrek-
kigen (46 mannen en 26 vrouwen):

Leeftijd

Mannen

Vrouwen

Totaal

15—21 jaar

I

3

4

22—30 „

5

5

31—40 »

3

2

5

41 50 „

6

I

7

51—60 „

5

5

10

61—70 „

7

7

14

71—80 „

13

6

19

81—90 „

5

2

7

91—100 „

I

I

Totaal 46

26

72

Roomsch Kathohek waren er 37; Nederduitsch Hervormd 30;
Luthersch 4 en Gereformeerd i.

19 personen (13 mannen en 6 vrouwen) waren gebrekkig door
Aandoeningen van den „Ouden Dagquot;:

Mannen

Vrouwen

Totaal

beroerte ..........

9

3

12

arthritis deformans der heupen

3

2

5

arthritis def. v. d. wervelkolom

I

I

ulcera varicosa.......

I

I

Totaal

13

6

19

Spastische verlammingen en dergelijke aandoeningen vonden we
bij II personen (8 mannen en 3 vrouwen):

Mannen Vrouwen Totaal

tabes........... 6nbsp;i

paralysis agitans...... inbsp;2

7
3

I

multiple sclerose...... inbsp;—

11

Totaal 8

Aangeboren aandoeningen bij 9 personen {6 mannen en 3 vrou-
wen):

-ocr page 65-

Mannennbsp;Vrouwennbsp;Totaal

aangeboren enkelz. heupont-
wrichting ........
........2nbsp;2nbsp;4

id, dubbelz. heupontwrichtingnbsp;inbsp;—nbsp;i

id. klauw holvoet..........2nbsp;—nbsp;2

id. klomphand..............inbsp;—nbsp;i

id. sterke scheefhals ....nbsp;—nbsp;inbsp;i

Totaalnbsp;63g

Verder vonden we 8 gevallen (4 mannen en 4 vrouwen) tengevolge
van
Rachitis:

Mannen Vrouwen Totaal
derde-graads scoliose ....
4nbsp;3nbsp;7

sterke O- of X-beenen ... —nbsp;inbsp;i

Totaal 448

Lijdende aan been- en gewrichtstuberculose waren 6 personen
(4 mannen en 2 vrouwen):

Mannen Vrouwen Totaal

gonitis.......... Inbsp;Inbsp;2

coxitis.......... 2nbsp;—nbsp;2

spondylitis......... —nbsp;inbsp;i

polstuberculose....... inbsp;—nbsp;i

Totaal 426

7 personen (4 mannen en 3 vrouwen) waren gebrekkig door
ongevallen:

Mannen Vrouwen Totaal

dijbeenhalsbreuk met sterke

verkorting........ inbsp;quot;inbsp;2

femurbreuk met sterke ver-

kortmg......... Inbsp;—nbsp;I

stijve linker arm...... —nbsp;inbsp;i

gemis rechter voet..... —nbsp;1nbsp;i

gemis hnker arm...... inbsp;—nbsp;i

verlamming rechter hchaams-

helft door schedeltrauma .1nbsp;—nbsp;i

Totaal 4nbsp;3nbsp;^

-ocr page 66-

Aan chronisch polyarticulair progressief gewrichtsrheumatisme

(arthritis deformans generahs) leden 5 personen (2 mannen en 3
vrouwen):

Spastische verlammingen en dergelijke aandoeningen vonden wij
bij 3 personen (2 mannen en i vrouw):

Mannen Vrouwen Totaal

hemiplegia spastica..... inbsp;—nbsp;i

diplegia spastica...... —nbsp;inbsp;i

hydrocephalusmet sterke spas-
men .......... Inbsp;—nbsp;I

Totaal 213

Kinderverlamming bij 2 personen (i man en i vrouw):
bijna geheel verlamd i man
beide beenennbsp;: i vrouw

Tumoren en ontstekingen bij 2 mannen, n.L:

osteomyehtis: i man en een gezwel van de heup: i man.

Als laatste van de Haarlemsche inrichtingen noemen we: Bethes-
da Sarepta.

Hierin vonden we de volgende epileptici enz. met lichamelijke
gebrekkigheid:

Leeftijd

Vrouwen

0—14 jaar

2

15—21

5

22—30 „

ir

31—40 quot;

8

41—50 »

10

51—60

5

61—70 „

I

71-^0 „

2

Totaal

44

Nederduitsch Hervormd 36; Roomsch Katholiek i; Gereformeerd
3; Doopsgezmd i; geen kerkgenootschap 3.

Spastische verlammingen en dergelijke aandoeningen hadden
20 vrouwen:

-ocr page 67-

hemiplegia spastica links , .nbsp;lo

id. rechts. .nbsp;3

diplegia spastica............6

hydrocephalus met spasmen .nbsp;i

20

Rachitis: 7 vrouwen (derde-graads scohosen).

Kinderverlamming bij 4 vrouwen:

rechter hand........ i

hnker voet........ i

linker onderbeen...... i

voeten.......... i

4

Ongevallen: 3 vrouwen t.w.
dijbeenhalsbreuk met sterke

verkorting........ 2

misvorming hnker hand. . . i

3

Lijdende aan been- en gewrichtstuberculose waren 3 vrouwen:

coxitis.......... 2

elleboogstuberculose . . . . i

Chronisch poiyarticulair progressief gewrichtsrheumatisme (ar-
hritis deformans generalis) hadden 2 vrouwen.

Verder vonden wij nog 2 lichamelijk gebrekkige vrouwen en wel:
arthritis der heupen .... i
sterke spitsvoeten..... i

Aangeboren aandoeningen (enkelzijdige heupontwrichting) i
Vrouw.

Tumoren en ontstekingen vonden wij bij i vrouw (oude osteomye-
ïs van de rechter arm), terwijl we ten slotte nog i vrouw aan-
^»■ofien met multiple sclerose.

-ocr page 68-

SAMENVATTING MET INRICHTINGEN

Leeftijd

Mannen Vrouwen Totaal

0—14 jaar

83

65

148

15—21

47

50

97

22—30 „

55

74

129

31—40 »

66

81

147

41—50 „

77

81

158

51—60 „

71

71

142

61—70 „

59

61

120

71—80 „

36

20

56

81—90 „

II

10

21

gi—100 „

I

I

506

513

1019

In totaal waren Nederduitsch Hervormd 369; Roomsch Katho-
liek 339; geen kerkgenootschap 172; Gereformeerd 58; Luthersch
25; Doopsgezind 28; Remonstrant 11; andere Protestante richtin-
gen 16; Israëhet i.

Mannen Vrouwen Totaal

Been- en Gewrichtstuberculose

98

91

189

Aangeboren aandoeningen . .

49

81

130

Rachitis..........

58

70

128

Ongevallen........

84

39

123

Kinderverlamming.....

53

50

103

Aandoeningen „Oude Dagquot; .

48

46

94

Chronisch gewrichtsrheuma-

tlsme ..........

23

61

84

Spastische verlammingen etc. .

36

48

84

Zenuwaandoeningen ....

40

22

62

Tumoren en ontstekingen

(behalve T.B.C.).....

17

5

22

Totaal

506

513

1019

-ocr page 69-

leeftijd

Totaal

Totaal met
Inrichtingen

Absoluut
Cijfer

0-14

15-21

22-30

31-40

41-50

51-60

61-70

71-80

81-go

Been- en gewrichtst.b.c. .

8 %

23 %

26 %

27i%

27 %

19 %

16 %

6 %

7i%

20 %

18 %

(189)

Aangeb. afwijkingen . . .

20i%

16 %

ï3 %

i6i%

15 %

6è%

6r/o

5i%

7 %

13 %

13 %

(130)

Rachitis........

i6è%

20 %

20 %

i5è%

10 %

6 %

2 %

II %

mvo

12è%

(128)

Ongevallen.......

5 %

7 %

8 %

i5i%

12 %

15 %

18 %

29 %

36 %

12 %

(123)

Spastische verlammingen

en dergelijke aandoeningen

25 %

I2i%

9 %

6 %

15 %

Ï2 %

8è%

m%

(146)

Kinderverlammingen . . .

23 %

18 %

15 %

7 %

5 %

5 %

n %

10%

(103)

Chron. gewr.rheumatisme .

2i%

5i%

10 %

10 %

i6i%

16 %

5J%

14 %

H%

8è%

( 84)

Aandoeningen Oude Dag .

3 %

17 %

27 %

43 %

28i%

8 %

9i%

( 94)

Tumoren en ontstekingen .

2 %

I %

3i%

2 %

3 %

I %

7 %

2 %

2 %

( 22)

100 %

IOC %

1019

-ocr page 70-

Ten einde een indruk te krijgen van liet vraagstuk der lichame-
lijke gebrekkigheid op het platteland, hebben wij de dorpen Ben-
schop (1883 inw.) en Polsbroek (924 inw.) bezocht. Door de wel-
willendheid van den Burgemeester, de ambtenaren ter secretarie
en den aldaar gevestigden medicus, viel het ons zeer gemakkelijk
het aantal HchameHjk gebrekkigen, zwakzinningen, enz. te teUen.

Op de gemeentesecretarie te Benschop werden eenvoudig de
registers van den Burgerlijken Stand doorgenomen. Uit de inhch-
tingen van een viertal ambtenaren, die aUen jarenlang ter plaatse
hadden gewoond en van wie er twee aldaar waren geboren, kregen
wij de namen en adressen der vermoedeHjk HchameHjk gebrekkigen,
Met behulp van den medicus en eventueel door huisbezoek kwamen
wij tot een diagnose.

Dat het echter noodzakelijk is bij elke teUing over deskundige
voorHchting te beschikken en dat men haar dus niet uitsluitend
aan de gemeenteambtenaren kan overlaten, merkten wij tijdens
ons verblijf op de secretarie te B., waar men ons ook hazelippen
en allerlei, buiten dit vraagstuk vallende aandoeningen, had wiUen
opgeven, hoewel wij tevoren schriftelijk het doel van onze komst
hadden uiteengezet.

In de dorpen B. en P. waren op 2807 inwoners 36 gevallen van
Hchamelijke gebrekkigheid, volgens de op blz. 4 gestelde norm
aanwezig. Dit was
1,3 % van de bevolking.

Onder deze gevaUen vonden wij van:

jongens 4

0—I4jaar: 1 rachitische bochel
I diplegia spastica
I hemiplegia spastica dextra
I hemiplegia spastica sinistra

I diplegia spasticanbsp;} meisjes i

15—20 jaar: i osteomyelitis van het dijbeennbsp;| jongens i

I aangeboren klompvoet rechts
I coxitis tuberculosa dextranbsp;^meisjes
3

I aangeboren heupontwrichting links

-ocr page 71-

21—40 jaar: i spondylitis tuberculosa

I coxitis tuberculosa dextra

1nbsp;coxitis tuberculosa sinistra

2nbsp;paralytische klompvoet
2 rachitische bochel

1nbsp;rachitische dwerg

2nbsp;rachitische bochel
I dwerggroei (door chronische darm-

catharr)
I paralytische spitsvoet

41—6ojaar: i chronisch polyart. gewrichtsrheuma-
tisme
I collumfractuur

mannen 7

vrouwen 5

gt; mannen 2

paralytische spitsvoet rechts
paralytische klompvoet rechts
chronisch polyart. progressief ge-

wrichtstheumatisme
gonitis purulenta in hoekstand genezen
arthritis deformans v/d wervelkolom

beroerte

osteomyelitis v/h onderbeen
paralysis agitans

vrouwen 5

61 en ouder:

chronisch polyart. progressief ge-
wrichtsrheumatisme
ouderdomskyphose
aangeboren klompvoeten

mannen 6

vrouwen 2

I coxa vara
I paralytische spitsvoet

Het geheele aantal lichamelijk gebrekkigen bedroeg 36, te weten
20 mannen en
16 vrouwen. Slechts in 6 gevallen kon men spreken
^an afhankelijkheid van de omgeving.

Overigens hadden de meeste lichamelijk gebrekkigen, evenals de
zwakzinnigen, in de landbouwindustrie een voldoende bestaan ge-
bonden. Geregelde oppassing en verzorging was slechts noodig bij
^ arthritis deformans van de wervelkolom, i ouderdomskyphose.

-ocr page 72-

I paralysis agitans en 3 gevallen van chronisch polyarticulair pro-
gressief gewrichtsrhemnatisme. Ondersteuning werd slechts heel
zelden verleend.

In sommige gevaUen was behandehng zeker wel aangewezen en
zouden deze heden daardoor verbeterd kunnen worden.

Hulpbehoevende lichamehjk gebrekkigen, volgens de definitie
van
Biesalski, hebben wij in deze beide dorpen niet aangetroffen.
Het wil ons voorkomen, dat het aantal lichamelijk gebrekkigen
op het platteland, vermoedelijk iets grooter is dan in de steden.
Het opsporen der hchamelijk gebrekkigen lijkt ons daar eenvoudi-
ger, doordat de bewoners van eikaars leven beter op de hoogte zijn
en vaak ter plaatse geboren en hun geheele leven woonachtig zijn.
Onze indruk is, dat van hulpbehoevende lichamelijk gebrekkigen
op het platteland slechts een gering aantal aanwezig is. Het spreekt
vanzelf, dat in streken, waar de normalen moeite hebben om aan
den kost te komen, de onvolwaardigen hiervan den terugslag onder-
vinden.

B — DE MEDISCHE VERZORGING VAN EENIGE
GROEPEN VAN LICHAMELIJK GEBREKKIGEN
TE HAARLEM

GEWRICHTSTUBERCULOSE
Gonitis tuberculosa

Onder de 60 patiënten met gonitis tuberculosa, was in 34 gevallen
de rechter knie aangetast, in 28 gevallen de linker knie en in 2
gevallen beide knieën.

De behandeling had in 15 gevallen uit resectie bestaan; hiervan
waren 11 knieën in goeden stand stijf geworden en voor het loopen
geschikt. Vier knieën waren na de resectie niet vergroeid; zij liepen
ondanks een beugel slecht en hadden pijn. Bij 18 patiënten was een
amputatie boven de knie verricht, hiervan liepen er 10 behoorlijk
en voorzagen in hun eigen onderhoud; 4 waren er matig tevreden,
I hep er in het geheel niet meer, 3 hepen zeer slecht. Degenen die
tevreden waren, hadden een zittend beroep. Hier speelde dus ook

-ocr page 73-

weer de beroepskeus en de sociale mogelijkheid tot reëducatie een
belangrijke rol.

In 9 gevallen troffen wij een floride gonitis tuberculosa met
fistels aan, waarbij de patiënt niet meer onder behandehng was.

In 12 gevaUen was, door fixatie in gips of beugel, een niet-
operatieve vergroeiing der gewrichtsuiteinden verkregen; 4 hiervan
hadden een voor de functie bruikbaren stand en 8 een ongeschikte.
Opvallend was de lange duur der aandoening, indien deze niet
operatief behandeld wordt; zoo vonden wij 3 gevallen, die langer
dan 40 jaar floride geweest waren en nog fistelden. Dit op zichzelf
is al een bewijs hoe zeer controle en na-onderzoek van patiënten
noodzakelijk is. Vooral in gevallen waar het Burgerlijk Armbestuur
van gemeentewege steun verleent, is toezicht zeer gemakkelijk.

De leeftijden der patiënten waren:

Mannen

Vrouwen

Totaal

0—14 jaar

I

2

3

15—21

I

I

22—30 „

2

8

10

31—40 „

7

10

17

41—50

7

9

16

51—60 „ en ouder

10

3

13

Totaal

28

32

60

Spondylitis tuberculosa

Onder de 21 lijders aan spondylitis tuberculosa vonden wij van:

Mannen Vrouwen Totaal
0—14 jaarnbsp;inbsp;inbsp;2

15—21 „nbsp;224

22—30 „nbsp;224

31—40 ..nbsp;213

41—50nbsp;.112

50 jaar en oudernbsp;3nbsp;3nbsp;6

Totaal IInbsp;10

Hieronder bevonden zich i cervicale, 15 dorsale en 5 lumbale
spondylitiden.

21

-ocr page 74-

In deze groep nemen wij mede op één geval van spondylosis
rhizomelica bij een man van 34 jaar, die invalide was.

Onder deze lijders vonden wij 17 invaliden, waarbij het proces,
blijkens reflectoire stijfheid of fistels, nog steeds floride was en 4,
waarbij een sterke gibbus zonder ontstekingsverschijnselen den
lijder tot een gebrekkige stempelde.

Tuberculosis pedis

Wij vonden 27 hjders aan tuberculosis pedis:

Mannen Vrouwen Totaal

0—14 jaar

I

I

2

15—21 „

2

2

22—30 „

I

I

2

31—40 „

I

I

2

41—50 »

I

4

5

51 jaar en ouder

7

7

14

Totaal

II

16

27

Evenals bij andere vormen is hierbij de lange duur der aandoening
en haar geringe neiging tot genezing opvallend. Zoo vonden wij bij
een patiënt van 43 jaar, dat de klachten op 6-jarigen leeftijd waren
begonnen in den calcaneus; daarna was hij een paar maal geopereerd
en omdat de voet nog altijd gevoelig was en pijnlijk bij het loopen,
werkte hij niet meer. Overigens had hij dat met lange onderbrekin-
gen wel gedaan. Bij een vrouw van 68 jaar was de voet sinds haar
24ste jaar open geweest; sinds 9 jaar kon zij niet meer loopen. De
voet stond in maximale varus- en equinusstand. Een andere pa-
tiënte van 68 jaar was gaan sukkelen op haar 2de levensjaar. Zij
was altijd naar school gedragen, voor zoover zij deze bezocht had.
Op haar 12de jaar liep zij pas, zij het dan ook met pijn. Dit hield
zij vol tot haar 38ste, terwijl de voet altijd open was en fistelde.
Op haar 38ste jaar werden verschillende kleinere voetgewrichten
gereseceerd, waarna de voet
15 jaar goed was; daarna ging hij weer
open, werd opnieuw pijnlijk, wat hij tot nu toe gebleven is.

Een man van 61 jaar kreeg op 14-jarigen leeftijd een zwelhng
van zijn rechter voet, welke open ging en open bleef gedurende
47 jaar. In de laatste jaren is het onderbeen ook gezwollen; de stank,
welke de voet verspreidde, was ondragelijk. Patiënt heeft veel pijn.

-ocr page 75-

Bij 13 lijders is de voet geamputeerd; hiervan loopen er 12 uit-
stekend met een prothese, slechts één loopt op krukken.

Tuberculose van het schoudergewricht

Wij vonden 3 gevallen van tuberculose van het schoudergewricht,
één bij een i8-jarig meisje, waarbij de rechter schouder voor deze
aandoening voor twee jaar gereseceerd was, nadat zij 5 jaar invalide
geweest was door een flexie-adductie contractuur van den bovenarm
en pijnlijkheid in den schouder. Thans was zij sinds i V2 jaar dienst-
bode en had zij geen klachten meer. De andere patiënten waren een
man van 35 jaar, die kantoorwerkzaamheden verrichtte en die leed
aan een caries sicca van zijn hnker schouder, waarvan hij betrek-
kelijk weinig last had, en een vrouw van 48 jaar, die het huishouden
deed voor haar broer. Zij had vóór 30 jaar een tuberculose gekregen
van haar rechter schouder, welke na
± 15 jaar geopereerd was,
doch die slechts gedeeltelijk stijf geworden was. De schouder was
ook daarna pijnlijk gebleven. Patiënte was zeer nerveus en genoot
invahditeitsrente.

Tuberculose van den elleboog

Wij vonden 11 gevallen van elleboogstuberculose, waarvan 6
bij mannen en 5 bij vrouwen. Negen maal was de linker elleboog,
twee maal de rechter elleboog aangetast. Bij 5 patiënten vonden wij
nog reflectoire stijfheid en nachtelijke pijn, met sterke last tijdens
hun werkzaamheden. In 5 andere gevallen was de elleboog geheel
stijf en goed bruikbaar. In één geval was 26 jaar geleden de linker
arm afgezet, nabij den schouder.

Tuberculose van het polsgewricht

In 5 gevallen van polstuberculose bij 2 mannelijke en 3 vrouwe-
hjke patiënten, was 3 maal de linker, 2 maal de rechter pols getrof-
fen. De leeftijd der patiënten variëerde tusschen 20 en 40 jaar. In
3 gevallen vonden wij reflectoire stijfheid en pijnlijkheid, in 2 ge-
vallen was de onderarm geamputeerd.

Tuberculose van het heupgewricht

In de 50 gevallen met coxitis tuberculosa was 26 maal de rechter
heup en 24 maal de linker heup aangetast. Wij vonden:

-ocr page 76-

Mannen Vrouwen Totaal

0—14 jaar

4

4

15—21 ..

4

4

8

22—30 „

8

■ I

9

31—40 , ..

6

4

10

41—50

7

4

II

51 jaar en ouder

4

4

8

Totaal

33

17

50

Hieronder bevonden zich 23 hulpbehoevende invahden en 27
personen, die in hun eigen onderhoud konden voorzien, zij het
dan ook met moeite.

Bij 23 lijders was, op het oogenbhk van het onderzoek, de aan-
doening nog floride.

De gemiddelde duur der behandehng dezer aandoening, waarop
wij speciaal gelet hebben, bedroeg 2% jaar, hetgeen natuurlijk
veel te kort is, wanneer men er nog bij denkt, dat de lijders meestal
thuis liggen onder betrekkelijk ongunstige hygiënische omstandig-
heden.

Chronisch polyarticulair progressief gewrichtsrheumatlsme

Onder de hchamelijk gebrekkigen vonden wij 77 lijders aan
chronisch polyarticulair progressief gewrichtsrheumatisme, waar-
onder
21 mannen en 56 vrouwen. Bij 15 mannen en 45 vrouwen
vonden wij die uitgesproken misvormingen van handen, ellebogen,
schouders, voeten, knieën, heupen, enz., waaraan men den naam
heeft gegeven van arthritis deformans generalis. In lichteren graad
vonden wij dit bij 6 mannen en 11 vrouwen. Naar den leeftijd
verdeeld vonden wij:

Mannen Vrouwen Totaal

15—21 jaar

2

2

22—30 „

3

3

6

31—40 ..

I

12

13

41 50

4

10

14

51—60 „

7

14

21

61—70 „

5

12

17

71 en ouder

I

3

4

, Totaal

21

56

77

-ocr page 77-

De aandoening bestond bij deze lijders op het tijdstip van het
onderzoek gemiddeld 12 jaar. Slechts een lo-tal bevond zich nog
onder medische behandehng. Ze waren allen gedurende jaren be-
handeld met antirheumatica en physische therapie, die tegen deze
ziekte machteloos schijnen te zijn.

Van deze hjders lagen er 37 gedurende gemiddeld 3 jaar te bed,
waarbij zij hoogstens passief nog eens verplaatst werden. Hunne
contracturen in heupen, knieën en voeten waren van dien aard,
dat staan en loopen onmogelijk was geworden; elke hoop op herstel
hadden zij reeds lang laten varen. De leeftijd van deze bedlegerige
patiënten was: 2 mannen, één van 43 jaar en één van 57 jaar;
35 vrouwen, waarvan 3 van 22—^30 jaar, 6 tusschen 31 en 40,
7 tusschen 41 en 50, 9 tusschen 51 en 60 en 9 tusschen 61 en 70,
benevens één van 73 jaar. Het spreekt vanzelf, dat de lijders aan
deze aandoening, in dit vergevorderde stadium, niet meer te helpen
zijn. Een enkele is door een redressement forcé of operatieve be-
handeling nog wel een paar jaar op de been te houden. Het infauste
verloop is in de groote meerderheid der gevallen niet te stuiten en
het is zelfs te verwachten, dat de 40 lijders, die nog rondliepen, zij
het dan ook met veel pijn, voor het grootste deel, naar alle waar-
schijnlijkheid binnen eenige jaren mede zullen behooren tot de
bedlegerigen.

Slechts bij 2 lijders was de aandoening begonnen na een aanval
van Polyarthritis rheumatica acuta, bij de overige 74 was zij slui-
pend, primair chronisch ontstaan.

Het is te hopen, dat de toekomst ons over de aetiologie en thera-
pie van dit sombere lijden licht zal brengen.

Hemi- en diplegia spastica

Lijdend aan diplegia spastica waren 27 patiënten. Wij vonden
25 lijders aan hemiplegia spastica, waarvan 16 links- en 9 rechts-
zijdig.

14 lijders aan hemiplegia spastica en 19 lijders aan diplegia
spastica waren idioot of in sterke mate zwakzinnig. Een redelijk
verstand vonden wij bij 2 lijders, een goed verstand bij 16 lijders
aan hemiplegia spastica en 3 aan diplegia. Verdeeld naar den
leeftijd komen wij tot de volgende staat:

-ocr page 78-

Diplegia spastica

Mannen

Vrouwen

Totaal

0—14 jaar

12

5

17

15—21 „

I

3

4

22—30 „

4

4

31—40 »

I

I

41 en ouder

I

I

Totaal 14

13

27

Hemiplegia spastica

Mannen

Vrouwen

Totaal

0—14 jaar

7

7

14

15—21 „

3

3

6

22—30 „

3

3

31—40 »

I

I

41 en ouder

I

I

Totaal 14

II

25

Het is waarschijnlijk, dat het afnemen van

het aantal lijders met

het toenemen van den leeftijd wordt veroorzaakt, doordat de

meesten in een inrichting worden geplaatst, waar zij wegens hun
zwakzinnigheid thuis behooren.

In 12 gevallen had een verlenging der Achillespezen plaats ge-
vonden. De meeste van deze kinderen waren door deze behandeling
verbeterd, bij 2 echter had men de operatief te lang gemaakte
Achillespezen later weer moeten inkorten. In 40 gevallen was
therapeutisch nooit iets gedaan, noch met oéfeningstherapie, noch
operatief. Voor de meesten was hiervan met menschelijke zekerheid
wel verbetering te verwachten. Eén lijder aan hemiplegia en 10
aan diplegia konden niet loopen door de hevige spasmen, de huig-
contractuur der knieën en de abnormale equinusstand der voeten.

Aangeboren heupontwrichting

Wij vonden 86 lijders met aangeboren heupontwrichting, waar-
van 22 mannen en 64 vrouwen:

Mannen

Vrouwen

Totaal

Linkszij dige heupontwrichting

7

21

28

Rechtszijdige „

14

26

40

Dubbelzijdige „

I

17

18

*

Totaal

22

64

86

-ocr page 79-

Enkelzijdige heupontwrichting

o—14 jaar

15—21nbsp;„

22—30nbsp;„

31—40nbsp;»

41—50nbsp;„

51 en ouder

Naar den leeftijd verdeeld vonden wij:

Mannen

3

4

4

6

Vrouwen
7

7

8
12

6
7

Totaal

10

11
8

16

12

II

Totaal 21

68

47

Dubbelzijdige heupontwrichting

o—14 jaar

15—21 „
22—30 „

31—40 »
41—50 „

51 en ouder

Mannen Vrouwen Totaal

4

I

1

3
6

2

5

I

1

3

6

2

Totaal

Bij de kinderen van o—14 jaar vonden wij dus nog 4 jongens
en II meisjes met een aangeboren heupontwrichting. Hiervan
waren er 10 behandeld, doch met een zoo matig succes, dat zij
duidelijk zwikten bij het loopen, de ouders niet tevreden waren en
het kind als gebrekkig hadden opgegeven. Vijf kinderen met deze
aandoening waren nooit onder behandeling geweest.

Opvallend was, dat ook op ouderen leeftijd de klachten meestal
gering waren en sommigen zelfs heelemaal geen last hadden. Bij
de oudere patiënten was natuurlijk van een behandehng nooit
sprake geweest. Eén vrouw was er van ± 40 jaar met een dubbel-
zijdige heupontwrichting, welke beiderzijds gedecapiteerd was en
zeer slecht hep en één vrouw van ± 50 jaar met een hnkszijdige
heupontwrichting, die rechtszijdig gedecapiteerd was, wegens
arthritis deformans en die hierdoor zeer was verbeterd. Een vijftal
patiënten met een enkelzijdige heupontwrichting, droegen een ver-
hooging onder den schoen; de meesten hadden dit ook wel gepro-
beerd, doch hadden er door de hooge onkosten, van afgezien.

De arbeidsprestatie en beroepen, waren als volgt:

18

17

-ocr page 80-

15—21 jaar: één fabrieksarbeider, één stoffeerder, één winkel-
juffrouw, vier dienstbodes, vier naaisters, drie thuis.

22—30 jaar: één vr. klerk, twee in de huishouding thuis, twee
dienstbodes, vier gehuwd.

31—40 jaar: één werkster, één non, één dienstbode, één costu-
mière, twee winkeliers, vier naaisters, één zilversmid, zeven ge-
huwd, één schoenmaker.

41—50 jaar: twee naaisters, één notaris, één onderwijzeres, één
dirigent, één werkster, één monteur, één matrassenmaker, één
kleermaker, één huishoudster, zeven gehuwd en één man, die
ondersteund werd door het Burgerlijk Armbestuur.

50 jaar en ouder: één naaister, twee kleermakers, één huishoudster,
één fabrieksarbeider, één sigarenmaker thuis, één costumière, drie
gehuwd en drie vrouwen, welke ondersteund werden door het
Burgerlijk Armbestuur.

De arbeidsprestaties bij de aangeboren heupontwrichting zijn
dus bijna normaal.

Rachitis

Wij vonden 113 gevallen van rachitische misvormingen en wel
54 bij mannen en 59 bij vrouwen.

Hieronder bevonden zich 80 derde-graads scohoses en wel:

Mannen Vrouwen Totaal

0—14 ]aar

7

7

14

15—21 »

8

3

II

22—30 „

8

10

18

31—40

10

9

19

41—50

3

8

II

51 en ouder

3

4

7

Totaal

39

41

80

Van deze derde-graads scolioses zat de bochel slechts in 6 ge-
vallen links, in 74 gevallen rechts. Van de kinderen waren er slechts
4 onder behandehng (met heilgymnastiek of corset), 10 waren er
nooit behandeld of korter dan ^ jaar.

-ocr page 81-

Van 14—21 jaar waren er slechts 2 onder behandeling geweest
en 9 niet, van 22—30 jaar 2 onder behandehng geweest en 14 niet.
Van 31—^40 was er één onder behandehng geweest en 18 niet.

Moeheid, rugpijn, slapte en kortademigheid waren boven het
25 ä 30-ste jaar veelvuldig voorkomende klachten, welke wij zeker
in 90 % der gevallen aantroffen.

Rachitische sabelbeenen vonden wij bij 4 kinderen van i ä 2 jaar
en bij één meisje van 16. Overigens hebben wij op ouderen leeftijd
deze aandoening niet aangetroffen, hetgeen bewijst, dat de rachi-
tische aandoeningen met het toenemen van den leeftijd afnemen.
Sterke X- of 0-beenen zagen wij bij 10 patiënten van respectieve-
lijk, 3,
4, ii, 13,17, 28, 55, 57, 64 en 76 jaar. Wij kunnen het geringe
aantal X- en 0-beenen, op jeugdigen leeftijd aangetroffen, slechts
verklaren uit het feit, dat de ouders deze aandoening als misvor-
ming geringschatten, daar zij van een spontaan herstel overtuigd
zijn. Dit gebeurt ook in de overgroote meerderheid der gevallen.
Wij vonden 3 rachitische dwergen, één jongen van 18 jaar, één
meisje vari 24 jaar en één man van 74 jaar. De beide eersten hadden
nog nooit geloopen en vertoonden buitengewoon sterke verkrom-
mingen van armen en beenen. Zij zaten beiden thuis op een stoel
of kropen door de kamer, doch zij kwamen nooit buiten. De andere
rachitische dwerg is een bekende Haarlemsche straatfiguur, hij
was ongehuwd, had als boekbinder altijd goed zijn werk kunnen
doen en had waarschijnlijk zijn schaapjes op het droge.

Verder vonden wij 6 gevallen van uitgesproken coxa vara rachi-
tica en wel van 2, 12, 15, 17, 17 en 22 jaar. Hiervan waren er 5
onder behandeling.

Merkwaardig is in dit verband ook de mededeeling van Dr H.
Eckhardt in het Zeitschrift für Orthopädische Chirurgie van 14
Maart 1930, dat sinds 1920 in alle Duitsche Krüppelheime het
aantal rachitische misvormingen sterk afneemt. Terwijl volgens
een statistiek der Preusische Landesfürsorgeverbände in 1920 nog
23 % der hchamelijk gebrekkigen, voor wie opname noodig was,
aan rachitische misvormingen der extremiteiten leden, verminderde
dit percentage in 5 è 6 jaar tot 13 %.

Aangeboren klompvoeten

Hiervan vonden wij 17 gevallen en wel:

-ocr page 82-

Mannen Vrouwen Totaal
314

Enkelzijdig

O—14 jaar

15—21

22—30
31—40
41—50
51—^0

Totaal

8

12

Mannen Vrouwen Totaal
123
—nbsp;Inbsp;I

Inbsp;—nbsp;I

Dubbelzijdig

o—14 jaar
22—30 „
31—40 ..

Totaal

Wat de behandeling betreft, vonden wij, dat behandehng (hoewel
onvoUedig, vandaar de opgaaf), had plaats gevonden:

van 0—14 jaar in 4 gevallen wel, in 3 gevallen niet,

22—30
» 31—40
„ 41—50
„ 51—60

„ alle gevallen niet (3)
quot; » tl „ (2)

Verder is ons nog een Haarlemsch gezin bekend, dat ons niet is
opgegeven en dat ook niet is meegeteld, waarin de moeder van
± 50, een dochter van 25 en een zoon van 16 jaar, rondloopen
met een onbehandelde enkelzijdige klompvoet.

Wanneer we nu bedenken, dat een aangeboren klompvoet,
wanneer de behandeling onmiddellijk na de geboorte begint, voor
het einde van het eerste levensjaar volledig geredresseerd kan
zijn, dan is het toch wel zeer te betreuren, dat er nog
onbehandelde
gevallen onder de kinderen worden aangetroffen.

Kinderverlamming

Lichamelijke gebrekkigheid, door deze aandoening veroorzaakt,
vonden wij bij 97 personen:

-ocr page 83-

Mannen

Vrouwen

Totaal

0—14 jaar

18

16

34

15—21 „

12

4

16

22—30 „

5

12

17

31—40 „

4

5

9

41—50 „

3

5

8

51 en ouder

10

3

13

Totaal

52

45

97

staan van de verlamming waren van:

0—14 jaar 10 van

de 34

15—21 „ 4 „

„ 16

22—30 „ 15 „

quot; 17

31—40 „ 5 „

» 9

41—50 „ 4 „

. 8

51 en ouder 8 „

„ 13 nooit meer onder ortho

In deze groep vonden wij 3 zwakzinnigen, 28 personen, die in
beugels en 6, die met krukken liepen. De beugeldragers waren als
volgt verdeeld:

0—14 jaar

13

15—21 „

7

22—30 „

5

31—40

i

41—50 „

i

51—60 „

i

61—70 „

i

Van deze beugeldragers waren er ons inziens zeker 20 door
operatieve behandeling van hun beugel af te helpen; bij 8 was dit
door een al te groote uitgebreidheid der verlamming niet mogelijk
of zeer bezwaarlijk.

De personen, welke met krukken liepen, stonden op hun goede
been en hadden één been, dat door een sterke buigcontractuur van
hun knie of/en heup, te ver van den grond stond. Door tijdige
behandeling was stellig een groot gedeelte der contracturen en
verlammingen te voorkomen geweest.

-ocr page 84-

Het lijkt ons overbodig de wenschelijkheid van een aangifte-
plicht, bij dreigende lichamelijke gebrekkigheid, voor artsen, vroed-
vrouwen, onderwijzers, kinderverzorgsters, enz. te bepleiten om
daarop een passende vroegtijdige behandeling te doen volgen.

Dijbeenhalsbreuk

Wij vonden hchamelijke gebrekkigheid, tengevolge van een
dijbeenhalsbreuk met sterke verkorting, bij 19 mannen, allen op
5 na boven den 6o-jarigen leeftijd. Vijf hiervan bevonden zich in
een inrichting, slechts 4 verrichtten eenige bezigheid. De overige
ii werden ondersteund door het Burgerlijk Armbestuur, genoten
invaliditeitsrente of pensioen. De 4, die nog aan het werk waren,
wpxen respectievelijk 47, 57, 34 en 52 jaar oud. De 47-jarige was
gemeenteambtenaar, de 57-jarige was koetsier in een eigen sleepers-
zaak, deed niet veel meer, de 52-jarige was petroleum- en fruit-
venter, verdiende goed zijn brood, de 34-jarige hielp een weinig
in de zaak van een familielid.

Verder vonden wij 14 vrouwen met dezelfde aandoening en één
meisje van 13 jaar met een epiphysiolyse, dat onder medische
behandehng was. Van deze vrouwen werden er 7 ondersteund door
het Burgerhjk Armbestuur of genoten invahditeitsrente; de overigen
waren gehuwd.

De invahditeit, door deze aandoening veroorzaakt, was zeer
groot, hetgeen waarschijnlijk ook samenhangt met den hoogen
leeftijd der patiënten. Het is mogelijk, dat door de, in de laatste
jaren verbeterde, behandehngsmethode, de dijbeenhalsbreuk min-
der funeste gevolgen zal hebben. Het ontstaan der aandoening lag,
bij de patiënten, die zich bij ons hadden opgegeven, gemiddeld
ii jaren terug.

Intraarticulaire fracturen

Deze troffen wij aan bij 17 mannen en 3 vrouwen. Het waren
meest arthritische bezwaren, welke een geheele of gedeeltelijke
invahditeit veroorzaakten. Overigens is het aantal te gering om
er een conclusie uit te trekken, temeer, waar de aandoening aan
knie, voet, elleboog, enz. voorkwam en dus uiteenloopende klachten
en bezwaren gaf.

-ocr page 85-

Gemis rechter been

Dit vonden wij bij 4 mannen en 2 vrouwen. Het beroep der
mannen was bloemenverkooper (61 jaar oud, op 15de jaar tusschen
machine gezeten, gehuwd, 9 kinderen), chauffeur (34 jaar, gehuwd,
verdient goed zijn brood), ex-timmerman (49 jaar, sinds 17 jaar
houten stelt rechts, krijgt van R.V.B. Fl. 10, doet niets meer),
kioskhouder (37 jaar, was vroeger drukker, gehuwd, heeft goed
zijn brood). De beide vrouwen zijn respectievelijk 25 en 50 jaar;
de eene is naaister, de andere huishoudster.

Gemis linker been

Dit troffen wij aan bij 6 mannen. Zij waren respectievelijk
ambtenaar, koopman (2), klerk, en schoenmaker (2). Hunne in-
komsten waren voldoende. Zij droegen evenals de vorige groep
protheses, waarmee zij tevreden waren. Een was er, die tijdens
zijn werk (hij liep als koopman met borstels, enz), krukken verkoos.

Gemis van beide beenen

Dit troffen wij aan bij 4 mannen en i vrouw. Hiervan waren
er 2 gepensioneerd sinds 30 en 35 jaar, voor dit ongeval hen op de
Centrale Werkplaats overkomen; verder vonden wij i schoenmaker
en
I stoelenmatter, waarvan de inkomsten gering waren. De vrouw
was 25 jaar; zij had op 13-jarigen leeftijd, terwijl het vroor, aan
het roer moeten staan. Den volgenden dag had men beide onder-
beenen moeten amputeeren wegens bevriezing. Zij was gehuwd en
droeg twee prothesen, reikende tot aan de lies, waarmee zij uit-
stekend liep.

-ocr page 86-

HOOFDSTUK IV

DE VERZORGING DER LICHAMELIJK GEBREK-
KIGEN IN HET BUITENLAND

a — Duitschland

In den aanvang der vorige eeuw was ook in Duitschland de ver-
zorging der lichamelijk gebrekkigen nog geheel overgelaten aan
de openbare hefdadigheid en leefden de hchamelijk gebrekkigen
meestentijds van bedelarij en ondersteuning. In 1816 werd te
Marienwerder in West-Pruisen een school opgericht voor soldaten,
die door den oorlog invalide waren geworden. Hierop werden blin-
den, doofstommen, kreupelen en andere misvormden opgeleid tot
een nuttig beroep,

In 1832 werd in München het eerste opvoedingsgesticht voor
hchamelijk gebrekkigen door
Von Kurz opgericht, waar men hen
door opvoeding en onderwijs tot een zelfstandig bestaan opleidde.
Deze inrichting werd door koning Lodewijk I eenige jaren later
aan den staat getrokken en uitgebreid tot de thans bestaande groote
inrichting voor gebrekkigen te München-Harlaching. Korten tijd
hierna ontstonden er in Zuid-Duitschland tal van confessioneele
inrichtingen.

Omstreeks 1885 begon de evangelische zending, onder leiding
van dominee
Hoppe, haar aandacht te schenken aan de verzorging
der lichamelijk gebrekkigen. Van katholieke zijde was het Rector
Heinrich Sommer, die den bouw van vele inrichtingen tot stand
bracht, nadat in 1904, speciaal voor beroepsopleiding van manne-
lijke gebrekkigen, het Josefsheim te Bigge aan de Ruhr gebouwd
was.

De medische behandeling werd in den loop der jaren steeds beter
en het karakter der inrichtingen daardoor gewijzigd. Van zuiver
opvoedkundige instelhngen, werden het meer chirurgische-ortho-

-ocr page 87-

paedische klinieken met school- en beroepsopleiding daarnevens.
Het voorkomen en genezen der hchamelijk gebrekkigen werd
hoofdzaak. Dit komt vooral in de moderne inrichtingen tot uiting.
Toch gaan ook daar meestal behandehng, opvoeding en onderwijs,
dat rekening houdt met de psyche van den gebrekkige, juiste
beroepskeus en beroepsopleiding, hand in hand. Ook in de afzonder-
hjke inrichtingen is een zekere speciahsatie waarneembaar, die
noodzakelijk en begrijpelijk is, wanneer we bedenken, dat er door
middel van gestichtsopleiding 51 beroepen open staan voor ge-
brekkige jongens en 26 voor meisjes. Een groote beroepskeus is
voor hchamelijk gebrekkigen noodzakelijk. Wij hebben niet te
maken met een bezig houden, zooals bij bhnden, zwakzinnigen en
achterlijken zoo vaak het geval moet zijn, maar bij hen is een
beroepsopleiding noodzakehjk, die boven het normale moet uit-
steken. Door het groote aantal werkeloozen vinden alleen die
lichamelijk gebrekkigen een plaats in de maatschappij, die uit-
munten door een bizondere kwaliteit van hun werk. Zoo wordt dan
ook in vele Krüppelheime niet slechts gewerkt, doch wordt de
nadruk gelegd op artisticiteit en werk met een bizonder cachet.

Hoewel de noodzaak van behandeling en opvoeding van licha-
melijk gebrekkigen in Duitschland al zeer lang werd ingezien, werd
een juist inzicht in den omvang en uitgebreidheid der lichamelijke
gebrekkigheid eerst verkregen door een telling van alle lichamelijk
gebrekkige kinderen door het geheele Duitsche rijk, met uitzonde-
ring van enkele kleine staten, in 1906 en 1907. Daarvóór hadden
in enkele provinciën en bondsstaten reeds tellingen plaats gevonden
en had men gemiddeld 1,17 lichamelijk gebrekkig kind onder de
14 jaar op 1000 inwoners gevonden K De telhng van 1906 werd
verricht op verzoek en onder leiding van den onlangs overleden
Prof. Dr
CoNRAD Biesalski door het ministerie van Justitie.
Hierbij gingen in elke stad en dorp pohtie-agenten rond, die in
hun wijk of streek goed bekend waren en werd elke hchamelijk
gebrekkige tusschen o en 14 jaar ingeschreven. De aard van het
gebrek werd zoo goed mogelijk vermeld. Hierbij vond men 97907
lichamelijk gebrekkige kinderen, van wie er volgens
Biesalski
48206 verpleging of opvoeding in een Krüppelheim noodig hadden,

^ Prof. Dr A. Schloszmann: Die öffentliche Krüppelfürsorge 1920.

-ocr page 88-

terwijl het aantal beschikbare bedden in dergelijke inrichtingen
slechts 7293 bedroeg en 80 % behandehng noodig had.

De oorzaken der lichamelijke gebrekkigheid waren gewrichts-
tuberculose bij 15 %, besmettelijke kinderverlamming 16,4 %,
rachitis 9,5 %, scohoses 12,2 %, aangeboren afwijkingen 27,8 %.

Mede ten gevolge van deze statistiek ontstond er een groote
belangstelling in de zoogenaamde Krüppelfürsorge, waardoor een
snelle uitbreiding van het aantal poliklinieken en mrichtingen tot
stand kwam. Terwijl er in 1902 slechts 0,8 % der hchamelijk ge-
brekkigen verzorgd werden, was dit in 1921 met 21,6 % het geval.
De bemoeiingen van de overheid op het gebied der voorkoming
en genezing der lichamelijke gebrekkigheid breidden zich steeds
meer uit.

Onder invloed van de geweldige vermeerdering van het aantal
lichamelijk gebrekkigen door den wereldoorlog 1914—1918 (oor-
logsverwondingen, gevolgen van de hongerbloccade), werd den
6den Mei 1920 voor Pruisen een wet over de openbare zorg voor de
hchamelijk gebrekkigen afgekondigd. Ook de andere staten van
Duitschland volgden dit voorbeeld spoedig na, zoodat deze wet
thans over bijna het geheele Duitsche Rijk is ingevoerd.

In de wet van ii Juli 1891 was de verzorging van geesteszieken,
zwakzinnigen, epileptici, blinden en doofstommen geregeld. Hierbij
waren de hchamehjk gebrekkigen vergeten, hoewel zij in zeer vele
gevallen veel meer hulpbehoevend zijn dan bovengenoemde ge-
brekkigen. Reeds was door de wetgevende „Landesversammlungquot;
in een zitting van 12 Dec. 1919 vastgesteld, dat een goede ortho-
paedische opleiding van de aanstaande artsen de meest wezenlijke
en billijkste eisch was, die men op het gebied der verzorging van
hchamelijk gebrekkigen mag stellen. Zij had daartoe bij de bespre-
king der begrooting der universiteiten het besluit genomen het
onderwijs in de orthopaedie uit te breiden en te verbeteren. Reeds
in 1909 was aan de „Kreisquot;-artsen opgedragen aan de verzorging
der hchamelijk gebrekkigen evenzeer aandacht te wijden, als aan
die van geesteszieken, epileptici en idioten. Zij moesten lijsten
aanleggen over de in hun dienstgebied aanwezige lichamelijk ge-
brekkigen. Het ontstaan van de Krüppelfürsorge-wet en de offi-
cieele toehchting daarbij, vindt men in „Die öffenthche Krüppel-
fürsorgequot; van Prof. Dr A.
Schloszmann (Berhn 1920).

-ocr page 89-

Een dergelijke wet bestaat in Nederland niet; ons land wordt
op geheel andere wijze bestuurd en zoo is het ook niet goed mogelijk
een juiste en begrijpelijke vertahng te geven van den tekst dezer
wet. Wij laten haar daarom onvertaald volgen. Zij lijkt ons, om een
goed begrip te krijgen van de gevolgen,*die zij moet hebben bij de
voorkoming en genezing van de lichamelijke gebrekkigheid, in dit
verband op haar plaats.

§ i. Die Landarmen verbände sind verpflichtet, für Bewahrung, Kur
und Pflege der hilfsbedürftigen Geisteskranken, Idioten, Epileptischen,
Taubstummen, Blinden und Krüppel, soweit sie die Anstaltspflege be-
dürfen, in geeigneten Anstalten Fürsorge zu treffen. Bei Krüppeln unter
i8 Jahren umfaszt diese Fürsorge auch die Erwerbsbefähigung der Krüppel.

§ 2. Die Fürsorge für Krüppel unter i8 Jahren, die nicht der Anstalts-
pflege bedürfen, und die Masznahmen zur Verhütung der Verkrüppelung
gehören zu den Aufgaben der Land- und Stadtkreise. Die Aufsichtsbehörde
ist befugt, diese Kreise nötigenfalls zur Erfüllung der Verpflichtung anzu-
halten.

§ 3. Ein Arzt, der in Ausübung seines Berufes bei einer Person unter
achtzehn Jahren eine Verkrüppelung wahrnimmt, ist verpflichtet hiervon
binnen einem Monat unter Bezeichnung des Krüppels und der Verkrüp-
pelung Anzeige zu erstatten.

Wer als Arzt oder Hebamme Geburtshilfe leistet, ist verpflichtet, das
mit seiner Hilfe geborene Kind auf die Anzeichen von Verkrüppelung zu
untersuchen und, falls solche sich vorfinden, die gleiche Anzeige zu er-
statten.

Eine Anzeigepflicht besteht nicht, wenn eine nach diesem Gesetze aus-
reichende Anzeige bereits früher erstattet worden ist.

Verletzungen der Anzeigepflicht werden mit Geldstrafe bis zu einhundert-
fünfzig Mark oder mit Haft bis zu vier Wochen bestraft.

§ 4. Lehrer (Lehrerinnen), welche gelegentlich des zur Erfüllung der
Gesetzlichen Schulpflicht erteilten Unterrichtes oder des Ersatzunterrichtes
hierfür bei ihren Schülern Verkrüppelungen wahrnehmen, sind verpflichtet,
diese Schüler namhaft zu machen.

Die näheren Vorschriften zur Durchführung dieser Bestimmung erläszt
der Minister für Volkswohlfahrt im Verordnungswege. Die Verordnungen
sind durch die Regierungsamtsblätter derjenigen Bezirke bekanntzu-
machen, in welchen sie Geltung erlangen sollen, und treten mit dem achten
Tage nach Ablauf desjenigen Tages an welchem das betreffende Stück des
Amtblatts ausgegeben ist, in Kraft. Für die Nichtbefolgung der in der
Verordnung gegebenen Vorschriften können Geldstrafen bis zu einhundert-
fünfzig Mark oder Haft bis zu vier Wochen angedroht werden.

§ 5. Ärzte, sowie solche Krankenpflegepersonen und sonstige Fürsor-
georgane, welche gelegentlich ihrer Berufsausübung bei jugendlichen Per-

-ocr page 90-

sonen unter achtzehn Jahren die Anzeichen drohender Verkrüppelung
beobachten, sind verpflichtet, diese der in § 6 dieses Gesetzes bezeichneten
Stelle namhaft zu machen.

§ 6. Die in §§ 3, 4, 5 vorgesehenen Anzeigen sind an das zuständige
Jugendamt zu richten. Für den Zeitraum, bis alle Stadt- und Landkreise
auf Grund gesetzlicher Bestimmungen Jugendämter haben, bestimmt der
Minister für Volkswohlfahrt im Verordnungswege die Stelle, an welche
die Anzeige zu richten ist.

§ 7. Auf Grund von Anzeigen, die nach § 5 eingehen, kann die unter
Umständen auch zu wiederholende Beibringung eines ärztlichen Zeugnisses
angeordnet werden, ob die nötigen Masznahmen zur Verhütung dauernder
Verkrüppelung getroffen sind.

§ 8. Jeder Stadt- und Landkreis hat mindestens eine Fürsorgestelle für
Krüppel zu schaffen oder sich einer solchen anzugliedern. In dieser Für-
sorgestelle wird Beratung für Krüppel oder für solche Personen unter 18
Jahren erteilt, die der Gefahr der Verkrüppelung ausgesetzt sind. Die
Beratungsstelle beantragt die Einleitung der notwendig erscheinenden
Masznahmen.

§ 9. Eine Verkrüppelung im Sinne dieses Gesetzes liegt vor. wenn eine
Person (Krüppel) infolge eines angeborenen oder erworbenen Knochen-,
Gelenk-, Muskel- oder Nervenleidens oder Fehlens eines wichtigen Gliedes
oder von Teilen eines solchen in dem Gebrauche ihres Rumpfes oder ihrer
Gliedmaszen nicht nur vorübergehend derart behindert ist, dasz ihre Er-
werbsfähigkeit auf dem allgemeinen Arbeitsmarkte voraussichtlich wesent-
lich beeinträchtigt wird.

§ 10. Mit der Ausführung dieses Gesetzes wird der Minister für Volks-
wohlfahrt beauftragt.

§ ii. Dieses Gesetz tritt mit dem i Oktober 1920 in Kraft. Soweit den
im § I bezeichneten Verbänden geeignete Anstalten in ausreichender An-
zahl nicht zur Verfügung stehen, kann der Minister bis zum 31 März 1926
Befreiung von der Verpflichtung zur Anstaltsunterbringung gewähren.

In de toelichting op deze wet wordt een scherp onderscheid ge-
maakt tusschen „Bewahrungquot;, waaronder men verstaat het plaat-
sen in een inrichting, waarin de verpleegde verzorgd, gevoed en
beschermd wordt tegen zichzelf en anderen. ..Kurquot;, waaronder men
de maatregelen verstaat, die noodig zijn tot het herstel van de
gezondheid, verbetering van de lichamelijke en geestelijke toestand,
het voorkomen van verergeringen en ..Pflegequot;, waaronder men de
hulp verstaat, welke degenen, die tengevolge van hun leeftijd of
hun geestelijke of hchamelijke toestand, niet in staat zijn voor
zichzelf te zorgen en zichzelf te helpen, noodig hebben.

Hulpbehoevend noemt men den hchamehjk gebrekkige, die niet
voldoende krachten of middelen bezit om in zijn noodzakelijk

-ocr page 91-

levensonderhoud te kunnen voorzien of deze van een daartoe ver-
phchte bloedverwant ontvangt. De hchamelijke gebrekkigheid
sluit niet persé hulpbehoevendheid in zich; het doel van de wet is
hnmers de hchamelijk gebrekkigen zooveel mogehjk uit dien toe-
stand te brengen.

Opname in een inrichting is noodig, wanneer „Bewahrung, Kur,
Pflege of Erwerbsbefähigungquot; daarzonder niet of niet voldoende
tot hun recht kunnen komen.

De eischen, die aan de inrichtingen gesteld worden, hangen
ervan af wat men met de verpleging in een inrichting wil bereiken.
Wanneer het erom gaat de hchamelijke gebrekkigheid mechano-
therapeutisch of operatief te genezen of te verbeteren, moeten de
medische verzorging en therapeutische inrichting aan zeer hooge
eischen voldoen. Wanneer het erom gaat beroepsopleiding te geven,
moet de inrichting daarvoor zijn uitgerust. Wanneer het slechts
gaat om het „opbergenquot; van lichamelijk gebrekkigen, waarvan
therapeutisch en paedagogisch niets te maken is, kunnen de inrich-
tingen eenvoudiger zijn.

Het is de bedoeling van den wetgever, dat de beroepsopleiding
met het i8de levensjaar voleindigd is. Ondanks deze leeftijdsgrens
staat het echter de overheid toch vrij ook oudere lichamelijk ge-
brekkigen, vooral wanneer de aandoening op ouderen leeftijd is
opgetreden, door therapeutische maatregelen en beroepsopleiding
Weer tot een zelfstandig bestaan te brengen.

De resultaten van de opleiding tot een zelfstandig beroep over-
treffen iedere verwachting, al is speciaal de beroepsopleiding een
zaak van groot geduld en bizonderen aanleg. Elke gedachte aan
ondersteuning, in den geest van het burgerlijk armbestuur, is door
deze wet komen te vervallen.

Nadat deze wet was ingevoerd, is, ter aanvulhng van de „Volks-,
Berufs-, und Betriebszählungquot; van i6 Juni 1925, een telling ge-
houden van alle gebrekkigen in het Duitsche rijk, in aansluiting
aan de „Personenstandsaufnahmequot; van 10 October 1925 of door
bizondere maatregelen. Wij ontleenen aan „Wirtschaft und Sta-
tistikquot;, welke uitgegeven wordt door het „statistische Reichsamtquot;,
van I April 1927, de voorloopige resultaten van deze telling. Deze
geven het aantal gebrekkigen in Duitschland, met uitzondering
van het Saargebied, Württemberg en Lübeck.

-ocr page 92-

In het Duitsche rijk bevonden zich in 1925 292635 mannelijke-
en
112030 vrouwelijke lichamelijk gebrekkigen, tezamen 404665.
Het aantal
geestelijk gebrekkigen bedroeg 98926 mannelijke- en
95443 vrouwelijke, tezamen 194369 personen.

Per tien duizend dqr getelde bevolking (59.859.460) vond men
101,4 mannelijke lichamelijk gebrekkigen en 36,2 vrouwelijke, ge-
middeld 67,6. Voor de geestelijke gebrekkigheid bedroeg dat

respectievelijk 34,3 en 30,8.

Als gebrekkig in den zin dezer telling golden blinden, doofstom-
men, dooven, lichamelijk-gebrekkigen
(Krüppel) en geestelijk-
gebrekkigen
(geesteszieken, zwakzinnigen).

Verreweg het tahijkst zijn de hchamelijk gebrekkigen; meer dan
I % van de mannelijke bevolking heeft een uitgesproken hchaams-
gebrek. Ten gevolge van de tallooze oorlogsverwondingen, is hierbij
ook het overwegen der mannen, dat overigens bij alle vormen van
gebrekkigheid bestaat, het meest in het oog vallend. Van de
100 mannelijke en vrouwelijke gebrekkigen waren respectievelijk
14,5 en 28,5 in inrichtingen voor gebrekkigen geplaatst. Hieron-
der vallen ook de geestelijk gebrekkigen. Dit overwegen van
het aantal vrouwen in inrichtingen vindt zijn oorzaak hierin,
dat de lichamelijk gebrekkigen, die slechts zelden in inrichtingen
hun leven doorbrengen, bij het mannelijke geslacht verre over-
heerschen.

Wij ontleenen aan „Wirtschaft und Statistikquot;, van i Februari
1930, de voornaamste resultaten der „Reichsgebrechlichenzählung
1925quot;, welke geschiedde door middel van de „Personenstands-
erhebungquot;. Deze was opgedragen en de invulling der voorgeschre-
ven telkaarten geschiedde door de „Wohlfahrts- und Fürsorge-
behördenquot;, terwijl de gebrekkigen, die in inrichtingen waren onder-
gebracht, door den directeur werden opgegeven. De kleinere ge-
meenten voorzagen in de telhng der gebrekkigen via het gemeente-
bestuur. Het vaststeUen van het hchamelijke gebrek en de waar-
schijnlijke oorzaak was voor het grootste deel aan specialisten op-
gedragen. Schema i geeft het totaal aantal gebrekkigen in het
Duitsche rijk in het jaar 1925 weer.

Uit Württemberg zijn de kaarten nog niet binnengekomen; in
het Saargebied heeft de telhng nog niet plaats gevonden, terwijl
de getaUen voor Baden slechts gedeeltelijk bewerkt zijn. Het sterke

-ocr page 93-

overwegen der blinden en vooral der lichamelijk gebrekkigen onder
de mannen, hangt in zeer geringe mate van het beroep, in hoofdzaak
echter van den oorlog af. Hierdoor namelijk waren 2411 bhnden,
833 doofstommen en/of dooven, 132939 hchamehjk gebrekkigen en
6303 geestelijk gebrekkigen ontstaan. In het geheele Duitsche Rijk
bevonden zich 700796 gevallen van gebrekkigheid. Hieronder
werden 22517 heden geteld, die gelijktijdig aan een zwaar lichame-
lijk gebrek leden en geestelijk gebrekkig waren.

Naar den godsdienst verdeeld bevinden zich op elke 10000 be-
lijders der verschillende godsdiensten:

Aard v/h gebrek

evang.

kath.

isr.

anderen

Blind...........

5.5

4.8

6.3

2.7

Doofstom.........

5.4

5,8

8,3

1,6

Doof...........

1,6

1.4

1.7

1,0

Zwaar lich. gebrekkig . . .

49.9

44.4

23.8

41.9

Licht lich. gebrekkig ....

19,8

21,2

8,9

19,8

Geestelijk gebrekkig.....

35.8

37.6

48.7

ii,i

Opvallend is het betrekkelijk groote aantal Israëlieten onder de
geestelijk gebrekkigen. Dit, reeds sinds langen tijd in alle landen
bekende, verschijnsel, wordt meestal op rekening gesteld van het
langdurige isolement van de Israëlieten van de overige bevolking
en de daaruit ontstane inteelt.

Bijna twee derde van de geestelijk gebrekkigen (60,7 %) bevindt
zich in een inrichting. In een eigen huishouding leven voornamelijk
de lichte-hchamelijke gebrekkigen en de dooven, daar zij het minste
van alle gebrekkigen op vreemde hulp zijn aangewezen. Maar ook
de
zwaar-lichamelijk gebrekkigen bevinden zich voor meer dan
de helft (57,3 %) in een eigen huishouding. Van de doofstommen
zijn 20,2 %, van de blinden slechts 17,5 % in inrichtingen onder-
gebracht. Het grootste gedeelte van hen is in den schoolphchtigen
leeftijd of in opleiding.

Het volgende staatje geeft een overzicht van de huisvesting der
hchamelijk gebrekkigen, waarbij de meerdere malen gebrekkigen
bij elk van hun gebreken zijn geteld. Dit is dus een overzicht van
het aantal gevallen en niet van de personen.

-ocr page 94-

Huisvesting der gebrekkigen

Aantal gebrekkigen

Aard der huisvesting

blin-
den

doof-
stom-
men

doo-
ven

lichamelijk
zwaar-1 licht-
gebrekkig

geestel.
gebrek-
kig

totaal

In eigen huishouding . .

14152

8703

5332

158475

73767

16554

276983

in% . .

47.0

27.5

60,9

57.3

63,1

8,0

41,2

Bij ouders, familie of ken-

nissen .......

9841

13774

2302

93193

35886

61059

216055

in% . .

32.7

43.5

26,3

33.7

30.7

29,4

32.2

In pension bij vreemde

familie.......

625

2603

408

7440

3732

3584

18392

in% . .

2,1

8,2

4.7

2,7

3.2

1.7

2.7

In inrichtingen.....

5282

6400

613

16265

3200

125899

Ï57659

m% . .

17.5

20,2

7.0

5.9

2,7

60,7

23.5

Onbekend .......

214

190

100

1094

389

418

2405

in% . .

o,7

0,6

1,1

0,4

0.3

0.2

0,4

Totaal . . . 30114
(Zonder Württemberg
en Baden).

31670 8755 276467 116974 207514 671494

Degenen, die meer dan één gebrek vertoonen, zijn in elk van de
groepen geteld.

Terwijl bij alle gebreken met den leeftijd een toename van het
cijfer der gebrekkigheid is te bespeuren, waarop, tengevolge van de
groote sterfte van de gebrekkigen, boven de 60 jaar een afname
volgt, stijgt bij de blinden en bij de dooven het aantal lijders met
toenemenden leeftijd. Na het 30ste jaar neemt het aantal blinden
snel toe, vooral bij de mannen, zoowel tengevolge van den oorlog
als door de gevaren van het beroep.

Bij de doofstommen stijgt het aantal boven het lode levensjaar
snel. Volgens den Duitschen statisticus hangt dit samen met het feit,
dat de ouders bij het jonge kind de doofstomheid niet willen
erkennen.

Bij de hchamelijk gebrekkigen lette men speciaal op het verschil,
dat op eiken leeftijd voorkomt tusschen de mannelijke en vrouwe-

-ocr page 95-

lijke lichamelijk gebrekkigen. Vooral bij de 30 tot 6o-jarigen is dat
tengevolge van de „Kriegsbeschädigtenquot; in het oog vallend. Dat
in het algemeen het aantal lichamelijk gebrekkige mannen grooter
is, wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de meerdere levens- en
beroepsgevaren, waaraan het mannehjk geslacht blootstaat.

Men trof op 100000 levenden in den leeftijd van.....jaren aan:

0—5

5—10

10-15

15-20

20-30

30-40

40-60

60 en
ouder

totaal

zwaar lich.

Iml.

55.4

181,7

245.7

294,1

468,0

1577.6

951.1

1058,8

675.1

gebrekkig

\' vr.

56,4

170.3

230,8

266,1

209,9

221,8

344.2

738.2

286,3

licht lich. 1

26,0

69,2

106,9

125,2

230,4

848,0

455.5

346,2

318,2

gebrekkig i

\' vr.

19.7

57.3

96,9

107,5

88,1

81,3

99,6

150,8

90,6

Van de mannelijke gebrekkigen was meer dan de helft (51,6),
van de vrouwelijke daarentegen minder dan een vijfde (18,3 %)
getrouwd. Mannelijke lichamelijk gebrekkigen schijnen dus makke-
lijker een echtgenoote te kunnen vinden dan gebrekkige vrouwen.
Vaak ook worden de mannen door hun beroep, pas nadat ze een
huwelijk gesloten hebben, gebrekkig. In Duitschland vindt men
natuurlijk een groot aantal „Kriegsbeschädigtenquot; onder de ge-
huwden. Het sterkst overwegen de coelibatairs onder de geestelijke
gebrekkigen. Hieronder was slechts een vierde gehuwd of gehuwd
geweest.

Nadere gegevens omtrent de telling 1925 in het Duitsche Rijk
ontbreken, doordat de telling nog in bewerking is en de resultaten
nog niet bekend zijn.

In het Zeitschrift des Bayerischen Statistischen Landesamts,
No. 3, 1929, vindt men op bladz. 313—361 nadere gegevens over
de gebrekkigheid in Beieren van Regierungsrat Dr
Josef Schubert.
Dit is de bewerking van de telling in 1925 en \'26 verricht. De minis-
ter van Financiën had erin toegestemd bij het aangiftebület voor
de inkomstenbelasting een vraag bij te voegen naar de eventueele
aanwezigheid, in het betrokken gezin, van een gebrekkige. In
Beieren werd aan de gemeentebesturen opgedragen lijsten aan te
leggen van de inlichtingen omtrent gebrekkigen, welke langs dezen
weg op de belastingkantoren waren ingekomen.

-ocr page 96-

Voor de afzonderlijke gebreken werden daarna speciale telkaarten
vervaardigd: telkaart A voor de blinden, telkaart B voor de doof-
stommen en doof-gewordenen, telkaart C voor lichamelijk gebrek-
kigen en telkaart D voor de geestelijk gebrekkigen. De kaarten, die
steeds dubbel ingevuld moesten worden, hadden een verschillende

Aantal gebrekkigen in het Duitsche Rijk, met
uitzondering van Württemberg en Baden.
Anno 1925

kleur al naar het gebrek. Zij bevatten een demographisch gedeelte,
dan vragen omtrent school-, beroepsopleiding en inkomen en ten

-ocr page 97-

derde vragen naar den aard en de oorzaak van het gebrek. Aan
de beambten en „Fürsorgeärztequot;, welke in dienst waren van de
verschillende districten, was opgedragen voor de juiste invulhng
te zorgen. De verschillende verplegingsinrichtingen en ziekenhuizen
voor gebrekkigen zorgden voor invuUing der telkaarten der bij hen
verpleegden. AUe telkaarten werden opgezonden aan het Statisti-
sche Landesamt, dat voor de bewerking zou zorgdragen.

Het totaal aantal van de in Beieren opgegeven gebrekkigen be-
draagt 90444. Het mannelijk geslacht overweegt met 56305 per-
sonen ver boven het vrouwelijke (34139).

Het volgende staatje geeft een overzicht over de verschillende
soorten en aantal der gebrekkigen:

Aantal gebrekkigen

daarvan in
inrichtingen

Gebrek

mannen

tezamen

vrouwen

totaal

totaal

%

totaal

%

totaal

%

%

Blinden ....
Doofstommen .
Doof-gewordenen
Zwaar-lich. gebr.
Licht-lich. gebr. ,
Geestelijk gebr. ,
Blinden met een ander

zwaar gebrek .
Doofstommen of doof-
gewordenen, met an-
dere zware gebreken,
behalve blindheid . .
Zwaar-lich. gebr. en te-
gelijk geestelijk gebr. .

2268

2517

605

24350

10049
14760

193

1569
2423
550

8146

4911
14895

177

4.6
7.1
1.6
23.9
14.4

43.6

0.5

3837

4940

1155

32496
14960

29655
370

4,0

4.5
i.ï
43.3

17.8

26,2

0.3

617
1494

97

1299
336

173II
167

i6,i
30.2
8.4

4,0
2,2

58,4

45.1

4.2
5.5

1.3
35.9
16,5
32.8

0,4

384

1179

0.7

2,1

329

0,8
2,6

1,0

713

2318

379

834

53.2
36.0

quot;39

3.3

Totaal . .
Daarvan in een inrich-
richting......

56305

10580

100

34139
quot;954

100

90444

22534

100

22534 24,9

18,8

35.0

24.9

Hieruit zien we dus, hoe in Beieren, waarvan het aantal inwoners
in 1925 7-385.300 bedroeg, zich 1635 lichamelijk gebrekkigen in
een inrichting bevonden, zijnde 6,2 % van het totaal aantal licha-
melijk gebrekkigen (47.456).

-ocr page 98-

Het onderscheid, dat gemaakt wordt tusschen zwaren en
hchten graad van lichamelijke gebrekkigheid komt op het vol-
gende neer:

Als zwaar hchamehjk gebrekkig gelden:

Het ontbreken van een arm, een hand, het onderbeen met verlies
van het kniegewricht of het ontbreken van meerdere ledematen
of gedeelten van meerdere ledematen.

Ankylose of ontwrichting van een heupgewricht, van een knie-
gewricht in gebogen of afgeknikten stand, verstijving van de ge-
zamenhjke gewrichten van één of beide handen, verstijving van
de geheele wervelkolom in strekstand of van meerdere groote
gewrichten: heup, knie, elleboog en schouder.

Een sterke graad van slapheid van één of beide knieën, vorming
van pseudarthrosen aan het been.

Sterke verkorting van een arm of been of van meerdere ledematen,
uitgesproken dwerggroei.

Sterke, de bewegingsmogelijkheid zeer beperkende verkromming
van alle ledematen of van de wervelkolom.

De overige als bizonder zwaar aangemerkte misvormingen van
een geheelen arm of been of van meerdere ledematen of van deelen
van meerdere ledematen.

Verlammingen van een geheelen arm of been, van meerdere
ledematen of van deelen van meerdere ledematen.

Verlammingen met gelijktijdig voorkomende andere stoornissen
van een geheelen arm of been, van meerdere ledematen of van deelen
van meerdere ledematen (kinderverlamming; verlammingen door
het verdwijnen van spieren, tengevolge van traumata of andere
oorzaken).

Zware rachitis, osteomalacie, osteopsathyrosis van alle lede-
maten of van het geheele hchaam.

Been- of gewrichtstuberculose aan verschillende gewrichten tege-
hjk of aan een heupgewricht.

Paralysis agitans of chorea voor zoover het gaat over zeer uit-
gebreide, blijvende toestanden.

Jicht of chronisch gewrichtsrheumatisme aan twee of meerdere
groote gewrichten of aan alle gewrichten van beide handen.

Andere als bizonder zwaar gekenmerkte gebreken of combinaties
van lichte gebreken.

-ocr page 99-

De overige licliamelijke gebreken en gebreken, die niet voldoende
zijn aangeduid, werden als lichte gebreken geteld.

De zware hchamelijk gebrekkigen zijn zeer tahrijk onder het
mannelijk geslacht. Het totale aantal bedraagt 35105. Hieronder
vinden wij 25703 mannen tegen 9402 vrouwen. Het groote aantal
mannen wordt ten deele veroorzaakt door 13412 oorlogsge-
wonden.

Het aantal zwaar-hchamelijk gebrekkigen, dat in een inrichting
verpleegd moest worden, bedroeg 2197, dat is 6,3 %. Van degenen,
die zich niet in inrichtingen bevonden, waren er meer dan de helft
in een eigen huishouding en bijna een derde bevond zich bij ouders,
bekenden of bloedverwanten. Een onderkomen bij een vreemde
famihe kwam in 4,2 % van het aantal gevallen voor. Het volgende
staatje geeft een overzicht van de huisvesting der zwaar-hchamelijk
gebrekkigen in Beieren:

Aard der

Zwaar-lichamelijk gebrekkigen

Totaal aantal

huisvesting

0—5

5—15

15-20

20-60

60 en
ouder

man-
nel.

vrou-
wel.

totaal

In eigen huishou-

ding .....

5

16823

2863

16991

2700

19691

Bij ouders, [ver-

wanten en ken-

nissen .....

305

1766

1330

6765

1307

6440

5033

quot;473

In pension bij

vreemde familie

7

32

32

1114

283

Ï069

399

1468

In inrichtingen

voor lich. \' ge-

brekkigen . . .

62

90

4

87

69

156

In andere inrich-

tingen .....

57

303

228

1048

405

947

1094

2041

Onbekend ....

7

15

213

41

169

107

276

Totaal . .

369

2170

Ï700

25967

4899

25703

9402

35105

Verdeeld over de verschillende leeftijden was het aantal gebrek-
kigen als volgt:

-ocr page 100-

Leeftijd

Aantal zwaar-
lichamel. gebrek-
kigen

Aantal zwaar-
licliamel. gebrek-
kigen in %

Aantal zwa^ir-
lichamel. gebrek-
kigen op
10.000
personen

man-
nel.

vrou-
wel.

totaal

man-
nel.

vrou-
wel.

totaal

man-
nel.

vrou-
wel.

tot^aal

0—5 jaar

193

176

369

0.8

1,9

1,1

5,2

4,8

5.0

5—10 „

468

404

872

1,8

4,3

2,5

18,5

16,1

17.3

10—15

702

596

1298

2.7

6,3

3,7

18,5

15,7

17.1

15—20 „

910

790

1700

3,5

8,4

4,8

23.4

20,2

21,8

20—30 „

3350

1363

4713

13,0

14,5

13.4

52,5

ï9,5

35.3

30—40 „

9296

1241

IO537{

36,2

13.2

30,0

212,9

22,7

107,1

40—60 „

7942

2775

10717

30.9

29,5

30,5

102,1

33,1

66,3

60 en ouder

2842

2057

4899

ii,i

21,9

14,0

91.9

57.6

73.5

Opvallend is hierbij het zeer groote aantal gebrekkigen in de
groep van de 30—40-jarigen. Dit wordt voor het grootste gedeelte
hierdoor veroorzaakt, dat men op dezen leeftijd een zeer groot aantal
oorlogsgewonden vindt.

Wat den burgerlijken stand der zwaar-lichamehjk gebrekkigen
betreft, zijn van degenen, die ouder zijn dan 20 jaar, 68 % van de
mannen tegen 23,5 % van de vrouwen gehuwd. Bij de mannen is
het algemeene huwehjksgemiddelde overschreden, bij de vrouwen
wordt het niet bereikt.

Volgens den godsdienst vindt men:

godsdienst

mannel.

vrouwel.

totaal

m%

Aantal
zwaar-lich.
gebrekkigen
op
10.000
lidmaten

Aantal
zwaar-lich.
gebr., welke
in inrichtin-
gen zijn on-
dergebracht
in%

Katholiek

17951

6497

24448

69,6

47.4

6.4

Evangelisch

7168

2736

9904

28,2

46,6

6,1

Israëlitisch

75

48

123

0,4

25,0

4.1

Er bestaat bijna geen verschil in het voorkomen van zware
hchamelijke gebreken bij de beide groote christelijke godsdiensten;
onder de Israëlieten vinden wij een geringer aantal. Het % in in-

-ocr page 101-

richtingen verpleegden is bij de protestanten iets kleiner dan bij de
katholieken, veel geringer nog bij de israëheten.

De hchamehjk gebrekkigen zijn, voor zoover zij de school slecht
kunnen volgen, hierbij meestal slechts hchamelijk, niet door een
geringer intellect, verhinderd.

Van de zwaar-lichamelijk gebrekkigen boven de 6 jaar, wier
aantal 34543 bedraagt, hebben er 29207 of 84,5 % uitsluitend de
Beiersche Lagere School bezocht. 3,5 % hebben onderwijs genoten
aan een inrichting voor vak- of voortgezet onderwijs. 4,4 % hebben
onderricht ontvangen aan een „höhere Lehranstaltquot; en 0,8 % aan
een „Hochschulequot;. Slechts 230 of 0,7 % werden in een „Hilfsschulequot;,
183 of 0,5 % in een ,,Krüppelerziehungsanstaltquot; onderricht. 60
(0,2 %) genoten er privaatonderwijs. Men moet hierbij in het oog
houden, dat het grootste deel van het aantal lichamelijk gebrek-
kigen eerst na afloop van de schoolopleiding door het gebrek ge-
troffen werd. Slechts bij 27,8 % valt het optreden van het gebrek
vóór het i6de levensjaar.

De verschillende soorten van de zware lichamelijke gebreken zijn
in Beieren in negen groepen samengevat, welke als volgt verdeeld zijn:

Aard en zetel van
het gebrek

Zwaar-lichamelijk gebrekkigen

mannelijk

1 vrouwelijk

tezamen

totaal

1 totaal

in%

totaal

in%

a) Ontbreken van ledematen .

10944

41.1

1280

13.1

12224

33.6

b) Verstijvingen of ontwrich-

tingen .........

3758

14.1

993

10,1

4751

13.0

c) Schlottergelenke of pseu-

darthrosen .......

271

1,0

28

0,3

299

0,8

d) Sterke verkortingen ....

861

3.2

454

4.6

1315

3.6

e) Sterke verkrommingen . .

1108

4.2

1440

14.7

2548

7.0

f) Andere misvormingen . . .

1970

7.4

1120

11,4

3090

8.5

g) Verlammingen, zonder ge-

lijktijdig voorkomende an-

dere stoornissen ....

7009

26,3

4325

44.1

11334

31.1

h) Verlammingen, met gelijk-

tijdig voorkomende an-

dere stoornissen, van de-

zelfde lichaamsdeelen . .

217

0.8

82

0.8

299

0.8

i) Meerdere lichte lichaams-

gebreken ........

494

1.9

87

0,9

581

1.6

-ocr page 102-

Het meest voorkomende gebrek is het ontbreken van ledematen,
dat tengevolge van den oorlog, maar ook tengevolge van beroeps-
gevaren in zeer sterke mate bij het mannelijk geslacht overheerscht.
Bijna evenzoo frequent zijn de verlammingen, waarbij ook de
vrouwen een hoog percentage bereiken.

Bij de personen, die het 20ste jaar nog niet bereikt hebben, vor-
men de verlammingen meer dan de helft van alle gevallen van
hchamehjke gebrekkigheid; het ontbreken van ledematen speelt
bij deze leeftijdsgroep, die nog niet zoo sterk den strijd om het
bestaan behoeft te voeren, nog bijna geen rol. Tusschen 20 en 40
jaar komt het ontbreken van ledematen dubbel zooveel voor als
het optreden van verlammingen. De volgende tabel geeft een over-
zicht over het voorkomen van de verschillende hchamelijke ge-
breken in de verschillende leeftijdsgroepen:

Zwaar-lichamelijk gebrekkigen

Aard van het gebrek

Leeftijd

O—20

20—40 I 40 en ouder

totaal

in%

totaal

in%

totaal

1 in %

a) Ontbreken van ledematen. .

403

9,1

6492

41,0

5329

33.0

b) Verstijvingen of ontwrich-

tingen .........

278

6,3

2379

15.0

2094

12,9

c) Schlottergelenke of pseu-

darthrosen.......

24

0.5

177

r.i

98

0,6

d) Sterke verkortingen ....

213

4.8

619

3.9

483

3.0

e) Sterke verkrommingen . .

664

15.0

981

6.2

903

5.6

f) Andere misvormingen. . .

424

9.6

1202

7.6

1464

9.1

g) Verlammingen zonder ge-

lijktijdig voorkomende an-

dere stoornissen ....

2285

51.6

3596

22.7

5453

33.7

h) Verlammingen met gelijk-

tijdig voorkomende an-

dere stoornissen van de-

zelfde lichaamsdeelen . .

51

1,2

128

0.8

120

0,7

i) Meerdere lichte lichaams-

gebreken ........

85

1,9

270

x.7

226

1.4

-ocr page 103-

Bij het optreden van het gebrek waren ongeveer twee derde van
de getroffenen, en wel 22623, in een beroep werkzaam, waarvan
20348 mannen en 2275 vrouwen. Zonder beroep waren 5355 man-
nen en 7127 vrouwen, tezamen 12482 personen. Bij degenen, die
geen beroep hadden, werd dit in de groote meerderheid der gevallen
veroorzaakt door den jeugdigen leeftijd, want van deze 12482 in
aanmerking komende personen, waren er 9563 nog geen 20 jaar
oud. Bij het optreden van het gebrek waren:

mannel.

vrouwel.

tezamen

Gebrekkig geworden

in den leeftijd van:

lt;U Irt*

1 s

0 quot;O

totaal

in%

totaal

in%

totaal

in%

0—20

20-40

40 en
ouder

Werkzaam in een
beroep ....
^nder beroeps-
®Pgave ....

20348
5355

79.2
20,8

2275

7x27

24,2
75.8

22623
12482

64.4

35.6

2525
9563

15059

889

4380

1474

659
556

Totaal . .

25703

100

9402

100

35105

100

12088

15948

5854

I215

Het grootste gedeelte was in de nijverheid bezig, ruim een derde
in de land- en tuinbouw en ongeveer 10 % in den handel.

Slechts 515 personen ontvingen een pensioen, slechts 20 waren
bedelaars en zonder opgave van beroep waren er 36.

In het geheel hebben 10917 personen, na het optreden van het
gebrek, een ander beroep genomen. Meestal in de nijverheid of in
den handel. Na het optreden van het gebrek wendden zich tot de
volgende beroepen: (zie tabel blz. 92 bovenaan).

De beroepsopleiding geschiedde dus in de overgroote meerderheid
der gevallen buiten een Krüppelanstalt; slechts 392 personen
(dat is 3,6 %), werden in een inrichting voor gebrekkigen opgeleid.
Terwijl bij het optreden van het gebrek van de 35105 in aanmer-

-ocr page 104-

Beroep

mannelijk

vrouwelijk

tezamen

Daarvan
1 in [buiten

totaal

totaal

in%

totaal

in%

een „Krüp-
pelanstaltquot;
opgevoed .

Land- en bosch-

bedrijf ....

1326

13,7

210

16,7

1536

14,1

7

1529

Nijverheid ....

3709

38,4

765

60,8

4474

41,0

294

4180

Handel en verkeer.

3285

34.0

127

10,1

3412

31.2

67

3345

Openbare ambten.

leger, kerk, vrije

beroepen . . .

1189

12,3

31

2,4

1220

11,2

19

1201

Openbare gezond-

heidszorg . . .

136

1,4

15

1,2

15Ï

1,4

2

149

Huishouding . . .

13

0.2

III

8,8

124

1,1

3

121

Totaal

9658

100

1259

100

10917

100

392|

10525

king komende personen 34,4 % een beroep hadden (79,2 % van de
mannen en 24,2 % van de vrouwen), is het percentage van degenen,
die op het oogenbhk van de telhng nog een beroep hadden, aan-
merkelijk geringer. Daaruit blijkt de ongunstige invloed van het
opgetreden ongeluk.
Ten tijde van de telling waren:

mannel.

vrouwel.

tezamen

totaal

in%

totaal

in%

totaal

in%

Werkzaam in een beroep. . .
Zonder beroep.......

17197
8506

66,9
33.1

1259
8143

13,4
86,6

18456
16649

52,6

47.4

Totaal.....

25703

100

9402

100

35105

xoo

Een derde deel van de zwaar hchamelijk gebrekkigen had het
tot een zelfstandig beroep gebracht. Meer dan drie vijfde zijn

-ocr page 105-

beambten en arbeiders. De zelfstandigheid wordt met toenemenden
leeftijd veelvuldiger:

Aantal van, op het tijdstip der tel-
ling, in een beroep werkzame
lichamelijk-gebrekkigen (zwaar)

Zelfstandig.........

Huisnijverheid verrichtend en
als hulp bij de familie . . .
Beambten en arbeiders . . .

mannelijk

vrouwelijk

tezamen

totaal

totaal

in%

totaal

in%

6070

35.3

465

36.9

6535

35.4

340
10787

2,0
62,7

139
655

ri,i
52,0

479
11442

2.6
62,0

17197

100

1259

lOO

18456

100

Het gebrek is bij 4648 (25,2 %) van de personen, die een beroep
uitoefenden, vóór en bij 13808 (74,8 %) nè het 20ste levensjaar
opgetreden. Bij het mannelijk geslacht is het gebrek, voor zoover
aangegeven, in 211/2 % van de gevaUen vóór en in 78% nè
het 20ste jaar ontstaan, bij het vrouwelijk geslacht is dit
precies omgekeerd; 75,6 % hadden het 20ste levensjaar nog
niet bereikt, slechts 24,4 % was ouder. Van de ten tijde der
telling aanwezige 9402 zwaar-lichamelijk gebrekkige vrouwen,
hadden slechts 1259 een beroep, de groote massa (86,6 %) was
zonder beroep.

37.4 % der zwaar-lichamelijk gebrekkigen, was werkzaam in de
industrie, 28,9 % in het landbouwbedrijf, 23,4 % in handel en
verkeer. Deze % blijven nagenoeg hetzelfde wanneer men de
mannen alleen neemt, omdat deze niet minder dan 93,2 % uit-
maken van de zware lichamelijk gebrekkigen, die een beroep
hebben.

8506 mannelijke en 8143 vrouwelijke zwaar-lichamelijk ge-
brekkigen waren ten tijde van de telling zonder beroep. Hiervan
was ongeveer de helft van beide geslachten jonger, respectievelijk
ouder dan 40 jaar. Het volgende staatje geeft hiervan een
overzicht:

Totaal

-ocr page 106-

Aantal zwaar-lichamelijk gebrekkigen, die op het tijdstip der telling
geen beroep hadden.

Leeftijd

manneUjk

vrouwelijk

tezamen

totaal

in%

totaal

in%

totaal

in%

0—20 jaar.........

20—40 jaar.........

40 en ouder ........

Totaal.....

1900
2380
4226

22.3
28,0
49.7

1821
2042
4280

22.4

25.1

52.5

3721

4422
8506

22,3
26.6

51.1

8506

100

8143

100

16649

100

De beroepsloozen, die jonger zijn dan 20 jaar, zijn voor meer dan
80 % nog bij liun familie; een aanzienlijk gedeelte, 16,4 %, wordt
in inrichtingen verpleegd.

Het volgende staatje geeft een overzicht over de sociale positie
van de beroepslooze zwaar-hchamelijk gebrekkigen:

Beroeplooze zwaar-lichamelijk ge-
brekkigen in den leeftijd van:

20—40 40 en ouder

Sociale positie:

O—20

totaal

in%

totaal

m%

totaal

in%

Rentetrekkers........

Bedelaars..........

Gestichtsbewoners......

Huisvrouwen zonder inkomsten
Andere familieleden zonder

inkomsten........

Gevangenis, verbeterhuizen . .
Zonder opgave van beroep . .

Totaal.....

1831

47
481
197

1861
1
4

5248
185

861

1359
837

5

ii

61,7
2,2
10,1
16,0

9.8
0,1
0,1

0,7

0,2
16,4

25
8

609

41.4
i.i
10,9
4.4

42.1
0,02
o.i

82,7

3079

8506

100

4422

100

3721

100

Van de 35105 zwaar-hchamelijk gebrekkigen kon van 33062 de
oorzaak van het gebrek worden vastgesteld. In 18580 (56,2 %) is
de oorzaak een ongeval, voomamehjk door den oorlog veroorzaakt.
Oorlogsverwondingen vond men namelijk bij 13416, waaronder 4
vrouwen, dat is bij 38,2 % der zware hchamelijke gebrekkigheid.

-ocr page 107-

Dan komen de aangeboren gebreken als tweede hoofdgroep. Het
volgende staatje geeft een overzicht over de verschillende aetiologie:

Oorzaak van het
gebrek:

Z waar-Iichamelij k
gebrekkigen

tezamen

totaal in %

mannen vrouwen

totaal in % tot. in %

Optreden v/h gebrek
op ... . jaar

40 en
ou-
der

O—5

5-20

20-40

on-
be-
kend

Aangeboren afwi
kingen . . .

Tuberculose . .

I^chitis ....

Poliomyelitis . .

Spastische verlam
ming ....

Rheumatiek 1
jicht.....

Osteomyelitis .

Oiphteritis. . .

Trauma ....

Verbranding . .

Andere oorzaken

8.9

3.6
4.0

6.7

1.4

6,2
1.6
0,2
56,2
0,2
11,0

17.8
7.1

9.4
12,3

2,6

14.6
2,6

0.3

12.7

0,3

20,3

5.9

2,4

2.2
4.8

0.9

3.3
1,2
0,1

71.2
0,2
7.8

1504

603

795
1040

221

1239
223
28
1074
20
1719

1449
599
534
1188

229

813

298
22
17506

50

1908

2953

1202
1329
2228

450

2052
521
50

18580
70
3627

2953
253

972
1827

154

47
50
24

328
2

397

436 231

240
16

42

90

63

19

76
18

i

399
6
iii

228
306

65

171
196

23
2334

20
608

23
25

78
600

131

2

13558

28
826

134

1158
126

1961

14

1685

Het maandelijksch inkomen van de lichamelijk gebrekkigen is
bescheiden. Een groot gedeelte ontvangt rente of ondersteuning.
Het aantal van deze laatsten is 25367.

Het aantal licht-lichamelijk gebrekkigen is aanmerkelijk geringer
dan de zwaar-lichamelijk gebrekkigen, 14960 tegen 35105. De helft
van de lichte lichamelijk gebrekkigen heeft een eigen huishouden,
14,7 % vertoeft bij ouders, familie of bekenden, 5,4 % in een vreem-
de familie. De schoolopleiding is nagenoeg normaal; slechts 0,5 %
was in een inrichting voor lichamelijk gebrekkigen groot gebracht.
Het volgende staatje geeft een overzicht over de soort en aantal:
(zie tabel pag. 96)

Nog niet geheel de helft van de lichte lichamelijk gebrekkigen,
had bij het optreden van het gebrek een beroep uitgeoefend, doch
meer dan de helft van de beroeploozen was nog geen 20 jaar oud.
Toen het gebrek optrad was het grootste gedeelte van de getroffenen

-ocr page 108-

SOORT EN AANTAL DER LICHT LICHAMELIJK-GEBREKKIGEN.

leeftijd:

tezamen

vrouwen

mannen

20—40 40 en ouder

Gebreken:

O—20

totaal

totaal

m%

totaal

in%

totaal in % totaal in % totaal in %

I hand .......

i been .......

I groot gewricht aan een arm. . . .
I kniegewricht in strekstand ....
gedeelten van de wervelkolom in strek-
stand ..............

beide beenen (b.v. zware X- of

0-beenen)........

de wervelkolom.......

I arm...........

I been...........

238
1072

527

lOII

3.6

16.1
7.9

15.2

0,03

1.4

11.0

10.1
23.1

3.3

4.6
0,2
0,4
3.1

82

365

166
720

458
1762
1123
2200

163
569
524

826

1.6
7.4

3.4
14.7

0,02

2.8
26,5

5.5

23.4
3.0

6.9
0,2
0.6
4,0

3.8

13.9
9.5

376
1397

957

3.0

10,4
9.5

15.0

3.1
11.8
7.5

14.7

0,02

17.3

17.3

.7

21.4
3.8
5.8
0,2

0,5

3.3

57
121

72
363

2.0

4.3

2.6
12,9

0.04

4.0
27.1

4.8
24.8

3.1

9.9
0,2
0.6

3.7

Ontbreken van deelen van:

Verstijving
of

ontwrichting
van:

1480 14,7

0,02

1.5
12,8
10,3
20,5

4.2

5.3

0.2

0.4

2.9

Sterke verkromming
van:

82

iioo

498
979

255

282

13

27
179

285
2587
1305

3211

563

867
33
73
490

138

1300
272
1149

147

337
8

30

196

1.5
20,0

9.1

17.8

4.6
5.1
0,2

0,5

3.3

90
728

673
1535

220

307

16

30

208

113

759

134
697
88
278

4
16
103

147

1287

1033

2062
416

530
25

43
294

Andere misvormin-
gen van:

Verlammingen van deelen van:

Verlammingen met gelijktijdig voor-
komende andere stoornissen van:
Onbepaalde gebreken......

\' I arm......

I been. . .
I arm.
I been

100 14960 100

2806

6657

Totaal

100 5497

100

100

4911

100

10049

-ocr page 109-

nog jong. Een groot gedeelte heeft naderhand een of ander beroep
gekregen, zoodat het aantal beroepen ten tijde van de telling grooter
is dan bij het optreden van het gebrek. Op jeugdigen leeftijd is er
natuurlijk minder sprake van beroep. Overigens is de toestand
ongeveer gelijk aan die bij de zwaar-hchamelijk gebrekkigen:
ongeveer ^/g zijn beambten of arbeiders, flink 1/3 is zelfstandig. Hoe
hooger de leeftijd is, des te meer zelfstandige beroepen vindt men.

Bij 13968, dat is dus 93,4 % der lichte hchamelijk gebrekkigen
is de oorzaak van het gebrek aangegeven. Bijna in de helft van de
gevallen berust zij op een ongeval; dan volgen de aangeboren mis-
vormingen met 14,8 %.

Het volgende staatje geeft hiervan een overzicht:

Oorzaak van het lich.
gebrek

mannen

vrouwen

tezamen

Daarvan gebrekkig ge-
worden in den leeftijd van
.... jaren

totaal

in%

to-
taal

in%

to-
taal

in%

0—5

5-20

20—
40

40\'en
ou-
der

on-
be-
kend

Aangeboren afwijkin-

14,8

gen........

1095

10,9

1H7

22,7

2212

2212

Tuberculose.....

443

4.4

434

8.8

877

5.9

265

369

114

95

34

Rachitis......

554

5.5

638

13,0

1192

8.0

824

313

7

3

45

Poliomyelitis ....

402

4.0

326

6,6

728

4,9

597

99

8

24

Spastische verlam-

ming .......

28

0.3

32

0.7

60

0.4

29

9

8

13

I

Rheumatiek of jicht .

213

2,1

219

4.5

432

2,9

15

64

106

232

15

Osteomyelitis ....

254

2,5

189

3.8

443

3.0

84

2X8

8i

44

i6

ïgt;iphteritis.....

9

O.I

10

0,2

19

0,1

7

9

I

I

I

Ongeval......

5857

58,3

1037

21,1

6894

46,1

458

1315

3482

1285

354

Verbranding ....

31

0.3

12

0,2

43

0,3

16

10

8

8

I

Andere oorzaken. . .

606

6,0

462

9,4

1068

7.1

224

343

182

289

30

Van de licht-lichamelijk gebrekkigen boven 20 jaar hadden
1674 (19.6 %) mannen en 1952 (52,4 %) vrouwen geen inkomen
uit eigen arbeid; 6880 {80,4 %) mannen en 1648 (45,8 %) vrouwen
hadden hieruit wel inkomen. Aan 5636 mannen en 1411 vrou-
wen werd rente of ondersteuning verleend.

Waar de Beiersche telhng de invulling van het al dan niet aan-

-ocr page 110-

wezig zijn van een lichamelijk gebrek overliet aan de gezinshoofden,
komt het ons voor, dat de cijfers aan den lagen kant zijn en dat er
waarschijnhjk meer hchamelijk gebrekkigen in Beieren aanwezig
zullen zijn.

Om ons van de werking der wet op de Kruppeilürsorge in
Duitschland op de hoogte te stellen, werden verschillende Krüp-
pelheime en orthopaedische universiteits- en particuhere klinieken
bezocht. Wanneer we bedenken, dat in 1925 reeds 78 inrich-
tingen voor gebrekkigen (met 10877 bedden), die over een ortho-
paedische kliniek, school- en beroepsonderwijs beschikken, aanwezig
waren, en dat het aantal inrichtingen nog voortdurend wordt
uitgebreid, dan zal het een ieder duidelijk zijn, dat Duitschland
den toon aangeeft op dit gebied.

Als eerste der bezochte inrichtingen noemen wij het Oscar-
Helene-Heim, gelegen in Berlin-Dahlem, dat ongeveer 350 bedden
telt en in het bezit is van een lo-tal werkplaatsen voor beroeps-
opleiding. Het stond onder leiding van Prof.
Biesalski, den grooten
organisator van de zorg voor de gebrekkigen. Het is belast met de
verzorging van een vijfde gedeelte van de provincie Brandenburg
en ongeveer een zesde gedeelte van Berhjn. Wanneer we bedenken,
dat in de stad Berlijn bij de telling in 1925 17801 mannelijke en
7351 vrouwelijke hchamehjk gebrekkigen, dat is respectievelijk
98,4 en 34,6 per tien duizend inwoners, aanwezig waren, dan wordt
het duidelijk, dat men voor de verzorging van een zoo groot aantal
lichamelijk gebrekkigen over veel meer inrichtingen moet beschik-
ken. Wij vinden dan ook nog Hohenlychen, een inrichting voor
been- en gewrichtstuberculose, twee groote stedelijke Krüppelheime,
de universiteitskhnieken van Prof.
Gocht, Bier en nog vele andere
voor de uitvoering van de wet aangewezen.

Wanneer men in elk Krüppelheim alle soorten van lichamelijk
gebrekkigen opneemt, wordt de inrichting en exploitatie door de
kostbare klinische behandeling en beroepsopleiding te duur. Zoo is
het dan ook noodig geweest enkele inrichtingen speciaal aan te
wijzen voor de verpleging van onherstelbare, achterlijke of voor
beroepsopleiding ongeschikte lichamelijk gebrekkigen. Ook munten
sommige inrichtingen speciaal uit door een ruime beroepskeus en
een grondige beroepsopleiding. Als voorbeeld daarvan zouden wij

-ocr page 111-

het Krüppelheim in Bigge aan de Ruhr willen noemen. Dit beschikt
over een kliniek met ongeveer 90 bedden voor chirurgische en
orthopaedische behandehng. Daarnaast staat een inrichting met
± 300 bedden, waar in 1929 268 jongens werden opgeleid tot boek-
binder, zetter, drukker, houtbewerker, schilder, schrijnwerker,
borstelmaker, sleutelmaker, instrumentmaker, bandagist, ortho-
paedisch schoenmaker, kleermaker, mandenvlechter, witter, tuin-
man, bakker, lithograaf en allerlei kantoorwerkzaamheden. Wan-
neer we bedenken, dat deze inrichting in 1904 begon met 7 ver-
pleegden en dat in den loop der jaren een voortdurende stijging
viel waar te nemen en dat dit in alle inrichtingen het geval is, dan
spreekt het vanzelf, dat ook in Nederland bij een goed georganiseer-
de verzorging der lichamelijke gebrekkigheid uit alle hoeken en
gaten van ons land lichamelijk gebrekkigen zouden tevoorschijn
komen, die nu een kommervol bestaan leiden, doordat zij slecht
de school konden volgen en voor een beroep niet konden worden
opgeleid. Hoe belangrijk zou ook een dergelijke bepaling voor óns
land zijn: „schoolplichtigen, die ten gevolge van geestelijke of
lichamelijke gebreken het onderwijs niet kunnen volgen, kunnen
hiervan worden vrijgesteld, doch bij voldoende aantal zullen
afzonderlijke klassen worden gevormdquot;. Voor jonge menschen is
het buitengewoon funest, wanneer zij jarenlang in een ziekenhuis
behandeld worden, zonder dat voor de ontwikkeling van hun geest
gezorgd wordt. Een lang ziekbed stompt af en maakt onverschillig.
Wanneer deze menschen niet door een ,,Nazorgquot; beschermd wor-
den, vervallen zij weldra tot het Burgerlijk Armbestuur; wanneer
zij echter onder den prikkel van de ,,Nazorgquot; opleven en een kans
krijgen, worden zij herhaaldelijk tot de ijverigste menschen. De
ziel van de lichamelijk gebrekkigen is namelijk een zeer bizondere
iedere lichamelijke afwijking werpt een schaduw op den misvormde
en geeft zielsaf wij kingen en lichte of sterkere eigenaardigheden:
prikkelbaarheid, achterdochtigheid, wantrouwen, een verhoogd
gevoel van eigenwaarde en soms ook een sterk ontwikkeld eerge-
voel, Daarom behoorden lichamelijk gebrekkige kinderen ook
misschien het b.g. onderwijs thuis, waarbij zij volgens bepaalde,
Voor hen geschikte, onderwijsmethoden, in overeenstemming met

\' WüRTZ: Das Seelenleben des Krüppels. Vosz. Leipzig 1921.

-ocr page 112-

loo

den aard van hun gebrek, behandeld worden. Bovendien is goed
onderwijs voor den lichamelijk gebrekkige van nog grooter belang
dan voor den normale, daar voor hem de sociale strijd moeilijker is.
Slechts nuttige arbeid maakt den mensch zelfstandig en tot een
sociaal wezen, daarom heeft ook de lichamelijk gebrekkige recht
op onderwijs in school en werkplaats, waar hij zoo wordt opgeleid,
dat hij niet later ten prooi moet vallen aan ondersteuning. Ook
wanneer hij geen bizonderen aanleg heeft voor een bepaald beroep,
of wanneer hij, tengevolge van zijn lichamelijk gebrek, niet tot een
volledige arbeidsprestatie in staat is, heeft hij toch recht op arbeid
die hem de achting van zichzelf en van zijn medemenschen doet
herwinnen. Niet alleen is het tewerk stellen van lichamelijk gebrek-
kigen en ook van andere onvolwaardige arbeidskrachten van econo-
misch voordeel, doch vooral is het een daad van barmhartigheid en
naastenliefde. Hierin geeft Duitschland ons een prachtig voorbeeld.

De Rijnprovincie bezit in de Orthopädische Provinzial-Kinder-
heilanstalt Süchteln, een mooi gelegen inrichting met ongeveer
400 bedden, voornamelijk voor de behandeling van jeugdige lijders
aan gewrichtstuberculose, kinderverlamming en andere orthopae-
dische aandoeningen, waarbij een kleine plaats is ingeruimd aan
de beroepsopleiding. Naast deze inrichting beschikt de Rijnpro-
vincie, die ongeveer
6 ä y mülioen inwoners heeft, nog over eenige
andere inrichtingen, met meerdere mogelijkheid voor beroeps-
opleiding en ook voor volwassenen bestemd.

Het zou ons te ver voeren alle bekende inrichtingen op te som-
men en te beschrijven. Wij willen volstaan met er den nadruk op
te leggen, dat men zonder uitzondering in Duitschland zeer tevreden
is met de preventieve en curatieve werking van de „Krüppelfür-
sorgegesetzquot;. Klompvoeten, aangeboren heupontwrichting, bochels
komen thans zóó tijdig in behandeling, dat er van ernstige mis-
vormingen door verwaarloozing en te laat in behandeling komen,
geen sprake meer is, doordat elke vroedvrouw, pleegzuster, school-
arts en praktiseerend medicus tot aangifte van het bestaande of
dreigende gebrek verplicht is, waarna de overheid voor behandehng
zorgt, als dit nog niet of niet voldoende gebeurd is.

ö — De verzorging der lichamelijk gebrekkigen in Engeland

Hier bezit men geen volledige gegevens door een telling en is men

-ocr page 113-

grootendeels op vrijwillige hulp aangewezen, hoewel in de laatste
jaren ook de staat en gemeenten helpen. Als belangrijkste vereeni-
ging noemen wij de „Invahd Children\'s Aid Associationquot; en de
,.Maternity and Child Welfare Associationquot;. Het belangrijkste werk
echter wordt verricht door „the Central committee for the Care
of Cripplesquot;, welke de bestrijding der lichamelijke gebrekkigheid
in de laatste jaren sterk heeft bevorderd. Doel en uitvoering van
haar werk vindt men beschreven in ,,The Care and Cure of Cripple
Childrenquot;, van G. R. Girdlestone, F.R.C.S.

Een wet gaf in 1899 aan de onderwijsautoriteiten toestemming
tot het oprichten en onderhouden van scholen voor physiek ge-
brekkigen. In 1923 bestonden reeds 60 dagscholen en 35 internaten.
Een latere wet heeft de onderwijsautoriteiten de verplichting op-
gelegd, gebrekkige kinderen op te voeden. Deze verplichting wordt
in Londen en enkele andere plaatsen reeds nagekomen. Een onder-
wijswet in 1918 breidde de hulp, die daarvóór bijna uitsluitend
verleend werd aan jeugdige hjders aan chirurgische tuberculose,
uit over alle lichamelijk gebrekkige kinderen gedurende de school-
jaren. Het is de meening van
R. Jones, dat het voortduren van
het hooge percentage van gebrekkigen in Engeland (in 1923 geschat
op 100 000 kinderen) wordt veroorzaakt door de onwetendheid,
dat behandeling mogelijk is, door onvoldoende ruimte in zieken-
huizen, waardoor chronische gevallen te spoedig worden ontslagen
en door het gemis aan goede nabehandehng en controle. Volgens
hem kan men misvormde kinderen vinden in gestichtsziekenhuizen,
herstellingszalen en thuis, waar zij noch doelmatige behandeling,
nóch opvoeding krijgen en toch meenen oningewijden, dat deze
kinderen „verzorgdquot; worden. We vinden hier dus een toestand,
die sterk doet denken aan Nederland, met dien verstande, dat de
particuliere hulp en organisatie voor de verzorging van gebrekkigen
bij ons minder ver ontwikkeld en slechter georganiseerd is. Ook in
Engeland wint de meening veld, dat het voorkomen en behandelen
van misvormingen bij kinderen zoo nauw samenhangt met het
opgroeien van krachtige burgers, dat de Staat, in samenwerking
met de bestaande particuliere vereenigingen, de lasten moet
dragen, die een goede verzorging medebrengt

^ N. T. v. G. 1923. I, no. 21.

-ocr page 114-

c — De verzorging der lichamelijk gebrekkigen in Frankrijk

Deze is voor zoover het de chirurgische tuberculose betreft uit-
muntend. Overigens echter staat zij o.i. op een lager plan dan
Nederland. Het nagenoeg ontbreken van de orthopaedische chirur-
gie als speciahsme en haar samenkoppehng met de kinderchirurgie
heeft gemaakt, dat de bestrijding der lichamelijke gebrekkigheid
niet die vlucht genomen heeft, welke wij in Duitschland waarnemen.
Toch is in Frankrijk de heropleiding der oorlogsinvaliden op uit-
nemende wijze ter hand genomen. Van de 65 000, die tot deze
opleiding waren toegelaten, hebben er meer dan 55 000 van het
onderricht profijt getrokken. Dit geschiedt onder leiding van het
Office National des Mutilés et Réformés. Voor deze oorlogsinvahden
bestaan allerlei faciliteiten. Overigens bestaan er, even min als bij
ons, wettelijke maatregelen ter voorkoming en behandehng van
Hchamehjke gebrekkigheid.

d, — De verzorging der lichamelijk gebrekkigen in Belgle

Hier vinden wij in Charleroi en Brussel twee openbare inrich-
tingen voor de behandeling van lichamelijke gebrekkigheid, op-
leidingsscholen met internaat voor invahden. Daarnaast komen
nog een zestal particuliere, meest Roomsch-Kathoheke inrichtingen
voor. Dr
Christiaan Dam ^ klaagt erover, dat de resultaten van
de opleiding niet zijn, zooals ze zijn moeten, tengevolge van het
lage ontwikkelingspeil, waarop de meerderheid der leerlingen staat.
Er is dan ook een wetsontwerp in behandehng, dat de leerplicht
wil uitstrekken tot abnormale, lichamelijk gebrekkige, doofstomme,
blinde kinderen, enz. De beroepsopleiding omvat schoenmakerij,
leerlooierij, binderij, kleermakerij, orthopaedische werkplaats en
een zadelmakerij. Verder is men bezig een fonds in te stellen,
om een uitkeering te verleenen aan eiken lichamelijk gebrekkige,
die in hulpbehoevenden toestand verkeert, 14 jaar oud is en die
zich wenscht te onderwerpen aan een beroepsopleiding of een her-
opleiding voor een beroep. De administratie hiervan berust bij de
Ongevallenkas. In de laatste jaren is in België het vraagstuk van
de zorg voor lichamelijk gebrekkigen zeer tot een oplossing ge-
naderd.

1 Handelingen van het A. V. O.-congres 1928, blz. 82 vv.

-ocr page 115-

Langs de Noordzeekust vonden wij reeds vóór den oorlog evenals
bij ons te lande, tal van sanatoria voor been- en gewrichtstuber-
culose. Overigens is in sociaal opzicht voor de verzorging van het
jonge kind in België reeds meer gedaan door de groote vereenigingen
voor Moederschaps- en Zuigelingenzorg, dan in Nederland het
geval is.

e — In Zweden bestaat een invaliditeits- en ouderdomsverzekering,
waarbij practisch genomen aan de geheele bevolking boven het
15de jaar, indien een blijvende arbeidsongeschiktheid tengevolge
van ziekte of invaliditeit optreedt, een pensioen wordt uitgekeerd.
De verpleging in inrichtingen wordt grootendeels door dit verzeke-
ringsfonds betaald. In hoofdzaak is deze verzorging provinciaal
geregeld.

/ — Aan den Heer Th. W. te Nuyl dank ik een uiteenzetting
van de reclasseering van onvolwaardige arbeidskrachten in Ame-
rika. Deze is geregeld door de Unie-reclasseeringswet. Voor verdere
gegevens verwijs ik naar het Nederlandsch Tijdschrift voor Genees-
kunde van
i Febr. \'30.

Het heeft geen zin nog andere landen in deze bespreking te be-
trekken. Wij zien, dat Nederland op een bescheiden wijze, op het
gebied van de verzorging van de lichamelijk gebrekkigen, haar
plaats inneemt (zie volgend hoofdstuk). Door Duitschland worden
wij, zoowel als alle andere landen, verre overtroffen. Het komt ons
echter voor, dat zelfs zonder wettelijke maatregelen bij de steeds
grooter wordende belangstelling voor dit vraagstuk, met betrekke-
lijk eenvoudige middelen prophylactisch, door samenwerking met
huisartsen, vroedvrouwen, verloskundigen, kinderartsen, school-
artsen en geneeskundige diensten, veel meer zou zijn te bereiken.

-ocr page 116-

HOOFDSTUK V

WAT WORDT ER VOOR DE LICHAMELIJK
GEBREKKIGEN IN NEDERLAND GEDAAN?

Allereerst mogen hier volgen de inrichtingen voor behandeling
en opleiding van lichamelijk gebrekkigen en sanatoria voor lijders
aan been- en gewrichtstuberculose:

1.nbsp;De Johannastlchting in 1900 te Arnhem geopend.
Opgenomen worden hchamehjk gebrekkige jongens en meisjes
van alle gezindten. Leeftijd bij opname: 3—
15 jaar.

De instelling verstrekt verzorging, onderwijs en geneeskundige

behandehng.

Het onderwijs omvat:

a. schoolonderwijs L.0. en U.L.0. met kantooropleiding.
h. vakonderwijs: voor jongens een rietvlechterij en een matten-
makerij,

voor meisjes opleiding tot naaister en coupeuse en opleiding
in huishoudehjke vakken.
Verpleegkosten ongeveer f
700 per jaar.
Plaatsruimte voor
37 bedden: 20 jongens en 17 meisjes.

2.nbsp;De Adriaanstichting in 1914 te Hillegersberg geopend.
Opgenomen worden lichamelijk gebrekkige jongens en meisjes
van alle gezindten, die geestehjk normaal zijn.

Leeftijd tot 21 jaar.

De instelhng verstrekt verzorging, onderwijs en geneeskundige
behandeling.

Ook hier is een goed functioneerende school met buitenschool

L.0. en U.L.0. met kantooropleiding.

Het vakonderwijs omvat dezelfde vakken als in i.

Verpleegkosten: f 3,50 per dag.

Plaatsruimte voor 52 kinderen.

-ocr page 117-

3- De Corneliastichting voor eenige jaren te Beetsterzwaag ge-
opend. Deze is bestemd voor ziekelijke en gebrekkige kinderen
van aUe gezindten.

Opgenomen worden alleen Friesche kinderen. Leeftijdsgrens:
12—14 jaar.

De opname geschiedt gratis.

De inrichting verstrekt verzorging, verpleging en lager onder-
wijs. Het verblijf varieert van 3 maanden tot 4 ä 5 jaar.
Plaatsruimte voor 37 kinderen, waarvan ongeveer de helft voor
gebrekkigen. In de inrichting bestaat geen gelegenheid voor
beroepsopleiding. Soms kan voor vakopleiding elders worden
gezorgd.

4.nbsp;Amsterdamsch Kindersanatorium „Hoog Blaricumquot;.

Opgenomen worden kinderen tot het i6de jaar, lijdende aan
alle vormen van inwendige en chirurgische tuberculose.
De inrichting is neutraal en beschikt over een openluchtschool.
Verplegingsprijs f 2,60 per dag. Plaatsruimte voor 218 kinderen,
waarvan een gedeelte bestemd is voor hjders aan gewrichts-
tuberculose.

5.nbsp;De Annastichting te Leiden.

Dit is een chirurgisch-orthopaedische kliniek, waarin patiënten
van aUe gezindten en van eiken leeftijd worden opgenomen,
uitsluitend ter behandeling van aandoeningen van spieren,
gewrichten, beenderen en perifere zenuwen. De
opnemingskos-
ten varieeren van f 2,50 tot f 10,50 per dag. Plaatsruimte voor
60 patiënten. Geen onderwijs, geen beroepsopleiding.

6.nbsp;Clara-stichting, Kinderhospitium te Zandvoort.
Opgenomen worden bij voorkeur Israëlietische kinderen van
2—12 jaar, lijdende aan chirurgische en gesloten longtuber-
culose.

Verpleegprijs ongeveer f 3 per dag. Plaatsruimte voor 27 kin-
deren. Geen onderwijs.

7.nbsp;Julianaoord te Laren.

Dit orthopaedisclie sanatorium voor hjders aan been- en ge-
wrichtstuberculose, ook voor volwassenen, is in aanbouw.
Verpleegkosten f 2,50 tot f 3,50 per dag. Ongeveer 60 bedden.
Geen onderwijs voorloopig.
8
Rotterdamsch Zeehospitium te Katwijk aan Zee.

-ocr page 118-

io6

Opgenomen worden kinderen van 3—15 jaar van alle gezindten,
lijdende aan chirurgische tuberculose of hchte longtuberculose.
Een lagere school voorziet in de meest dringende behoefte aan
onderwijs.

Er zijn 200 bedden. Verpleegkosten f 2,50 per dag.

9. Sophiastichting te Scheveningen.

Opgenomen worden kinderen van i ^—16 jaar. Hoofdzakelijk
is de inrichting bestemd voor de behandeling van chirurgische
tuberculose en lichte gesloten vormen van longtuberculose;
verder van aandoeningen, waarvoor verblijf aan zee wenschelijk
wordt geacht met belangrijke kans op verbetering.
Geen onderwijs.

10. In aanbouw is een Roomsch Katholiek Zeehospitium te Wijk

aan Zee 400 bedden).

Geestelijk zwakke lichamelijk gebrekkigen, een vrij belangrijk
percentage, worden in geen dezer inrichtingen opgenomen, vol-
wassenen slechts in enkele. De vakopleiding is tot rietvlechten,
mandenmaken en kantoor beperkt. Zij wordt slechts in enkele
inrichtingen gegeven.

Voor eenige maanden verscheen in de dagbladen het bericht,
dat H.M. de Koningin Moeder het bedrag, door de Nederlandsche
vrouwen hier te lande en in het buitenland, ter gelegenheid van
H.M.\'s jubüeum, geschonken, geheel zal besteden aan een door
H.M. in het leven te roepen stichting voor verpleging,
opleiding,
alsmede onderwijs aan lichamelijk gebrekkige kinderen van Neder-
landsche nationaliteit.

Voorts heeft Amsterdam een orthopaedische kUniek in het
Wilhelmina Gasthuis (12—20 bedden). Leiden heeft in het Acade-
misch Ziekenhuis 3 bedden beschikbaar voor orthopaedische
patiënten, \'s Gravenhage, Amsterdam en Rotterdam hebben
bovendien bedden hiervoor in hun Kinderziekenhuizen. In bijna
alle plaatsen van ons land van eenigen omvang, worden in de
verschillende ziekenhuizen op de chirurgische afdeehngen door tal
van chirurgen en orthopaeden patiënten, die lichamelijke afwijkin-
gen hebben, behandeld. Vooral dit laatste, behandehng in algemeene
ziekenhuizen, is, naar verhouding, in ons dicht bevolkte land met
zijn vele steden van veel grootere beteekenis dan het is in die
landen, waar men over meer inrichtingen voor gebrekkigen moet

-ocr page 119-

beschikken, doordat grootere centra in het uitgebreide platteland
slechts sporadisch voorkomen. De graphische voorstelhng van
Dr
J. van Assen in zijn verdienstelijk geschrift: „De zorg voor
lichamelijk gebrekkigen uit sociaal, economisch en medisch oog-
puntquot; van het aantal bedden in inrichtingen voor lichamelijk ge-
brekkigen per millioen inwoners (in Nederland 14, in Noorwegen
III, in Duitschland 200), is, gezien het bovenstaande, bizonder
aanvechtbaar. Bovendien zijn deze landen niet met elkaar te
vergelijken; in beide laatstgenoemde overweegt het platteland in
zeer sterke mate.

In geen geval zal de verzorging der lichamelijk gebrekkigen
moeten gaan in sterke vermeerdering van het aantal inrich-
tingen, die op blz. 104—106 aangegeven zijn.

Wanneer de bestaande inrichtingen worden uitgebreid en er een
goed functioneerende school-vakschool en/of orthopaedische kliniek
aan verbonden worden, zal m.i. voorloopig aan de behoefte aan
verpleging in inrichtingen wel voldaan kunnen worden.

De aparte verpleging der been- en gewrichtstuberculose in sana-
toria vraagt echter in het bizonder onze aandacht. Zeer terecht
merkt Dr
van Assen op in zijn hiervoor aangehaald geschrift:
„Wanneer eenmaal een tuberculose van een gewricht of been is
opgetreden, moet deze zoo spoedig mogelijk behandeld worden.
Hoe eerder dit doehnatig geschiedt, des te minder kans op invahdi-
teit. Deze behandehng bestaat uit een algemeene behandeling van
den zieke met lucht, hcht en goede voeding en uit een plaatselijke
behandeling van het zieke lichaamsdeel met rustgevende ver-
banden, welke tevens zorgen, dat geen verkeerde standen der zieke
gewrichten ontstaan. Men bedenke, dat nimmer de been- of ge-
wrichtsaandoening de eenige.in het lichaam is, doch dat deze altijd
een uitzaaiing is van een elders gelegen haard.

Deze behandeling kan slechts bij uitzondering in de woning van
den patiënt geschieden; in den regel is een langdurig verblijf in een
sanatorium noodig, dat speciaal voor lijders aan been- en gewrichts-
tuberculose is ingericht en geleid wordt door een arts, die bekwaam
is in de algemeene en orthopaedische behandehng van deze pa-
tiënten. Deze wijze van behandelen kost geld, maar brengt zijn
geld op, omdat ze in staat is de lijders voor invahditeit te behoeden,
dikwijls ook levensreddend werkt.

-ocr page 120-

io8

Het geringe aantal dezer inrichtingen in ons land is verbazing-
wekkend en bedroevend. Ziet men niet in, dat het geldvermorsen
is, deze patiënten voor korten tijd op te nemen in algemeene
ziekenhuizen en longhjders-sanatoria, waar het niet mogelijk is aan
de eischen te voldoen, welke de behandehng stelt? Na eenigen tijd
wordt de patiënt loopend ontslagen met een gipsverband of corset,
om zes maanden later terug te keeren met fistels of met verlammin-
gen, omdat de werveltuberculose overgreep op het ruggemerg,
terwijl dan de kans op herstel zeer verminderd, de zekerheid van
blijvende invahditeit vaststaande is. Het is moeilijk te becijferen,
maar zeer zeker kost een lijder aan been- of gewrichtstuberculose,
die onmiddellijk na de herkenning van zijn ziekte goed en afdoende
behandeld wordt, minder aan de gemeenschap, dan zij, bij wie
perioden van halve en kwart behandehng afwisselen met perioden
zonder behandeling, totdat de hjders eindelijk met fistels opge-
nomen worden in een ziekenhuis, om na lang lijden te sterven, of
na een lang ziekbed invalide te blijven voor het leven. De voor-
koming van de been- en gewrichtstuberculose en de voorkoming
van het optreden van lichaamsgebreken als gevolg daarvan kan
en moet veel krachtiger aangepakt worden, dan thans hier te lande
geschiedtquot;.

Het onderzoek naar de been- en gewrichtstuberculose te Haarlem,
één der meest welvarende steden van ons land, bevestigt deze
woorden volkomen. Slechts ± 5 der gevonden lijders werden in een
inrichting verpleegd, waarvan slechts
2 in een sanatorium voor
been- en gewrichtstuberculose. Deze verpleging wordt om finantieele
redenen door de gemeente meestal voor niet langer dan ^ jaar
toegestaan.

Het was ons niet mogelijk de bezwaren na te gaan, welke de door
een ongeval getroffenen moeten overwinnen, alvorens zij weer een
plaats in de maatschappij kunnen innemen. Daarvoor waren onze
gegevens onvoldoende. Wij verwijzen hiervoor naar een onderzoek
van Dr
Kraus: Uber das Berufsschicksal Unfallverletzter, van
1915. Hierin vindt men de resultaten van een onderzoek naar het
levenslot van
680 getroffenen.

Bovendien is in 1926 op verzoek van Mr G. W. Sannes, door
den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, beloofd een com-
missie in het leven te roepen van medici en technici, die zou onder-

-ocr page 121-

zoeken, hoe een, door een emstig ongeval, getroffene voor de
gemeenschap en voor zichzelf als nuttige werkkracht behouden
zou kunnen bhjven. Tevoren is door den Minister aan de Rijks-
verzekeringsbank om inlichtingen gevraagd omtrent hen, die door
een bedrijfsongeval waren getroffen en wel spec.;aal naar de omstan-
digheden, waarin de rentetrekkers verkeerden. Door collega D.
Brocx was reeds in 1920 in het Nederlandsch tijdschrift voor
Geneeskunde op de wenschelijkheid gewezen van een onderzoek
naar het lot der, door een ongeval, getroffenen. Onlangs is het be-
redeneerde verslag van de Rijksverzekeringsbank over de financieele
positie van 3847 rentetrekkers verschenen. ,,Met het oog op den
langen duur van de periode van waarneming, bleek het niet moge-
lijk om, zooals Dr
Kraus deed, den ontwikkehngsgang der sociale
positie van de rentetrekkers gedurende de geheele periode volledig
te volgenquot;. De moeilijkheden, die de getroffenen ondervinden,
voordat zij de invahderenten van de R.V.B, definitief ontvangen,
blijven ons voorloopig onbekend en het zal dan ook niet mogelijk
zijn uit dit beredeneerd verslag den weg te vinden, waarlangs men
de invahditeit zoo gering mogelijk maakt en de reclasseering in de
maatschappij kan bevorderen. De aanpassingsmogelijkheden van
den mensch zijn geweldig en een parallelisme tusschen de mate
van het lichamelijk gebrek en de sociale positie van den gebrekkige
hebben wij niet aangetroffen. Aan den anderen kant schiet de
aanpassingsmogelijkheid bij vele individuen te kort, en het gaat
niet aan hiervan sociale omstandigheden altijd de schuld te geven.
Het volgend geval zal ons zelfs duidelijk maken, dat de welwillend-
heid van een armbestuur, die van een liefhebbend ouderpaar soms
overtreft. Hierbij denk ik aan een 31-jarige man, bij wien 12 jaar
geleden door een sprong uit een rijdenden trein, de linker arm werd
afgereden. Daar hij geen werk kon vinden en het ongeval niet tijdens
zijn werk gebeurd was, kreeg hij ondersteuning van het Burgerlijk
Armbestuur. Een jaar later trouwde hij daarop, waarna de onder-
steuning bijna werd verdubbeld. Op het oogenbhk krijgt hij nóg
ondersteuning van het Armbestuur en inmiddels is hij vader ge-
worden van
9 kinderen, allen uit het huwelijk voortgekomen en
allen levend op kosten van het Burgerlijk Armbestuur. Als deze
Burgerlijke Armbesturen zoo te werk gaan en vaak kan het bij
heerschende werkeloosheid niet anders, dan is het waarschijnlijk.

-ocr page 122-

dat de uitgaven der gemeenten van jaar op jaar zullen stijgen.

Artikel 25 van de, op i October 1921 in werking getreden herziene
ongevallenwet, geeft aan het bestuur van de R.V.B, de bevoegdheid
een door een bedrijfsongeval getroffene voor rekening der bank
een opleiding te geven in een ander beroep, wanneer hierdoor zijn
arbeidsgeschiktheid kan worden verhoogd. Door Dr P. H.
van
Eden
en G. Verbeek zijn de ervaringen van 7 jaar toepassing in
eenige artikelen in het Zeitschrift für orthopädische Chirurgie en
in het Tijdschrift van de Rijksverzekeringsbank beschreven. Hun
meening is, dat de mogehjkheid om bij bepaalde ernstige letsels
een getroffene een beroep te leeren, dat hem op de arbeidsmarkt
een behoorlijke kans zal geven, uiterst gering is, doordat het meestal
ontbreekt aan voldoende intelligentie en geschiktheid, om van een
opleiding in intellectueele richting het gewenschte resultaat te
mogen verwachten. De ernstige wil om door het leeren van een
nieuw beroep de arbeidsgeschiktheid te verhoogen, ontbreekt
meestal. Bovendien is de kans op plaatsing voor invahden, waar
zich in het meerendeel der beroepen geheel vahde arbeiders in meer
dan voldoende aantal aanbieden, uiterst gering. Terwijl in het
algemeen het verhes van een onderbeen een getroffene toch in
staat laat een zittend beroep uit te oefenen, wordt dit bij verlies
van een hand of arm moeihjker. Hierbij komt, dat door het gebruik
van een arbeidsprothese voor het verrichten van handenarbeid
niet veel verbetering is te verwachten. Zoo zijn arm- of hand ver-
minkten in den regel aangewezen voor een opleiding in intellec-
tueele richting. De vele teleurstelUngen bij de opleiding ondervonden
hebben het bankbestuur huiverig gemaakt. De opleiding wordt
slechts toegestaan, wanneer zich reeds bij het begin een werkgever
bereid verklaart den getroffene tijdens of na de opleiding op een
kantoor te werk te stellen. Tot i November 1928 waren er 177
verzoekschriften ingekomen, om voor rekening der Rijksverzeke-
ringsbank te mogen worden opgeleid. 72 werden er afgewezen, 98
ingewilhgd, 4 ingetrokken, terwijl over 3 op dien datum nog geen
beshssing was genomen. Van de 98 opleidingen zijn er 80 geëindigd.
Dr P. H.
van Eden zegt dat successen bij deze opleidingen bijna
een uitzondering vormen en hij betwijfelt of men op den duur
zonder dwingende maatregelen wel resultaten kan bereiken.

Onze indruk is dezelfde. Gelegenheid tot behandeling bestaat er

-ocr page 123-

althans in onze groote steden, te over en het spreekt vanzelf, dat
het voorkomen van klompvoeten bij kinderen, die nooit behandeld
zijn, in de eerste plaats geweten moet worden aan de nalatigheid
der ouders.

Zoolang er echter geen aangifteplicht bestaat, of zelfs op het
platteland geen mogelijkheid tot behandeling, daar vele besturen
van kleinere gemeenten de kosten van een dergelijke behandehng
niet kunnen of willen dragen, kan het niet anders of ons land zal
op het gebied van de verzorging der lichamelijk gebrekkigen een
pover figuur slaan.

Wij mogen niet volstaan met het voorzien in de eerste levens-
behoeften van de gebrekkigen, door hier en daar voor ondersteu-
ning te zorgen of de ondersteuning eenigszins te verhoogen, doch
het zal aanbeveling verdienen dit vraagstuk in zijn vollen omvang
trachten op te lossen. Het is in zeer vele gevallen mogelijk, na goed
onderwijs en juiste plaatsing in de maatschappij de hulpbehoevende
hchamelijk gebrekkigen tot zelfstandige burgers te maken.

Vóór aUes echter zal onze aandacht zich moeten concentreeren
op de medische verzorging van het jonge kind. Hierdoor is het
aantal lichamelijk gebrekkigen en onvolwaardigen met mensche-
lijke zekerheid sterk te verminderen. Hiertoe zal de uitzending
van kinderen met been- en gewrichtstuberculose, via de consultatie-
bureaux voor tuberculose, moeten worden bevorderd en de duur
der verpleging tot nä de definitieve genezing worden uitgebreid.
Het is geld vermorsen, deze kinderen voor een half jaar uit te zen-
den en daarvan is geen genezing te verwachten. Ik geef toe, dat de
grootere gemeenten wel voor längeren tijd uitzenden en het is heel
goed mogelijk, dat kleinere gemeenten de kosten hiervan niet
kunnen dragen. Dan hgt het m.i. op den weg van de provincie
of rijk in dergelijke gevallen helpend op te treden.

Zij, die het er op aan sturen de lichamehjk gebrekkigen bij een
Burgerlijk Armbestuur of bij Maatschappelijk Hulpbetoon onder
te brengen, veroorzaken onnoemelijke schade aan de uiteindelijke
regeling van dit vraagstuk. Er zal altijd een gering aantal lichame-
lijk gebrekkigen blijven bestaan, dat voor een beroep ongeschikt
is en blijft. Deze hooren bij het Burgerlijk Armbestuur thuis, doch
het gaat niet aan alle onvolwaardigen daarbij onder te brengen.
Een maatschappelijke verzorging van lichamelijk gebrekkigen sluit

-ocr page 124-

in zich, dat vóór aUes de verzorging van het opgroeiende geslacht
goed geregeld is. Het mag niet voorkomen, dat, zooals de Haarlem-
sche enquête aan het hcht bracht, veel gebrekkige kinderen een-
voudig geen of te weinig onderwijs ontvangen, omdat ze niet in
staat zijn de lagere scholen te bezoeken. Het toepassen der leer-
plichtwet en streng toezicht op het geregeld volgen van het onder-
wijs is een dringende eisch.

Het zal nuttig zijn, wanneer in onze groote steden de ,,Nazorgquot;
of het geneeskundig schooltoezicht op de hoogte komt van alle
gevahen, waarin huisonderwijs gewenscht is en dat dit laatste haar
oog laat gaan over het al of niet aanwezig zijn van medische be-
handehng, opdat deze, indien noodig, zoo vlug en doelmatig
mogehjk wordt ingesteld.

Gezien de groote ontwikkeling der chirurgie en orthopaedie,
waardoor veel hchamelijk gebrekkigen bij tijdige behandeling zijn
te genezen, is het dringend noodzakelijk, dat de overheid eventueel
met wettelijke maatregelen dit vraagstuk in zijn vollen omvang
aanvat.

-ocr page 125-

HOOFDSTUK VI
SAMENVATTING EN CONCLUSIES.

Bij een onderzoek in 1929 te Haarlem gehouden naar de hcha-
melijke gebrekkigheid in deze plaats, werd een totaal van
1019
lichamelijk gebrekkigen gevonden.

Bij het vaststellen of iemand al of niet lichamelijk gebrekkig was,
volgde men de norm, welke in
1925 bij de telling in Duitschland
was gesteld.

Aangeboren scheefhalzen, platvoeten (met uitzondering van
sterke congenitale, of krampplatvoeten), lichte X-beenen en lichte
scohoses werden niet meegeteld.

Ondanks alle moeite en controle waren er lichamelijk gebrekki-
gen, die bij de
huls-aan-huis telling weigerden inlichtingen te geven.
Aan onze huisbezoekers was opdracht gegeven om te trachten toch
te weten te komen, wie dit waren en welke afwijkingen zij hadden,
eventueel door informaties bij buren of famihe. Zoo ontvingen wij\'
nog
75 namen en/of adressen van Heden, die zeker een Hchamehjk ge-
brek hadden. Deze personen ontvingen echter onzerzijds geen bezoek.

Met vrij groote zekerheid kan het aantal lichamelijk gebrekkigen
gesteld worden op iioo; wanneer wij verondersteUen dat zich
100
Hchamelijk gebrekkigen niet hebben opgegeven of aan de aandacht
van de teHers zijn ontsnapt, op
1200. Gerekend op de 116 000
inwoners, die Haarlem toentertijd telde, is dat 9 à 10 %(, der be-
volking.

Deze uitkomst komt vrijwel overeen, ook in de verechiUende
groepen der Hchamehjk gebrekkigen, met de teUing van Prof.
Biesalski in 1906 en die van 1925 in Duitschland. Tef vergelijking
dienen nog de volgende cijfers, welke reeds vroeger in Haariem
waren verkregen, namelijk
18 voor de zwakzinnigen en 0,6
voor de blinden.

-ocr page 126-

Er waren 146 lichamelijk gebrekkige kinderen beneden 15 jaar.
Van deze kinderen bleek een zesde gedeelte zwakzinnig te zijn.
40 % was onbehandeld (blz. 22).

Onder de kinderen van den leerphchtigen leeftijd (15 200), werden
iio hchamehjk gebrekkigen gevonden, dat is 7 ®/oo- We hebben den
schoolleeftijd gerekend van 6 tot 15 jaar. Van deze konden er 51
normaal de lessen volgen, bleven er 33 één of meer klassen ten
achter, volgden er 7 het buitengewoon onderwijs en kregen er 7
huisonderwijs. Twaalf waren er, die heelemaal geen onderwijs
ontvingen, hoewel zij wel voor huisonderwijs in aanmerking
kwamen. Onder de 59 kinderen, die niet normaal de klassen volgden,
waren er 21 zwakzinnig.

Van O—60 jaar vonden wij 880 lichamelijk gebrekkigen of

8 quot;/oo der bevolking.

Van de 603 mannen en vrouwen van 15—60 jaar, die in de
maatschappij verkeerden, bleken de arbeidsprestaties in 68 % der
gevaUen voldoende (411 hchamelijk gebrekkigen, 213 mannen en
198 vrouwen). In 32 % der gevallen was de arbeid onvoldoende,
namelijk bij 83 mannen en 109 vrouwen. Daarvan waren er 107
hulpbehoevend en bedlegerig, te weten 35 mannen en 72 vrouwen;
39 waren voor lichte bezigheden in de maatschappij geschikt (19
mannen en 20 vrouwen), terwijl er 16 niannen in aanmerking kwa-
men voor plaatsing op een Nazorg werkplaats. Voor
Nederland zou
volgens dit onderzoek het
totaal aantal gebrekkigen 70 000 be-
dragen, waaronder dan 9000 kinderen van 0—15 jaar. Het is
natuurhjk mogelijk, dat het gemiddelde cijfer voor Nederland in
de een of andere richting van het Haarlemsche cijfer iets zal
afwijken, maar het alarmeerende cijfer van millioen, in de
openingsrede van het congres bij het 25-jarig bestaan der Neder-
landsche Orthopaedische Vereeniging gegeven, is zeker veel
te hoog. Daar tegenover zijn de cijfers der volkstelling 1921
te laag.

Van 903 lichamehjk gebrekkigen, die in de maatschappij ver-
keerden, waren er:

a — lijdende aan been- en gewrichtstuberculose . . 180 of 20 %
b — lijdende aan aangeboren aandoeningen .... 120 of 13 %
c—lijdende aan rachitische misvormingen .... 113 of 12^%
d — hchamehjk gebrekkig door een ongeval. . . . 113 of 12^%

-ocr page 127-

e — lijdende aan spastische verlammingen en der-
gelijke aandoeningen............... of 12

/ — hchamelijk gebrekkig door kinderverlamming . 97 of 11 %

g — hjdende aan chronisch gewrichtsrheumatisme . 77 of

h — lijdende aan gebreken van den ouden dag . . 73 of 8 %
j — hjdende aan gezwellen en ontstekingen .... 19 of 2 %

De medische verzorging der lichamehjk gebrekkige kinderen was
zelfs in een welvarende stad als Haarlem onvoldoende. Nalatigheid
der ouders speelt hierbij een groote rol. Vermoedehjk is echter de
verzorging op het platteland veel slechter en zou ingrijpen en onder-
steunen van Provincie of Rijk voor kleine gemeenten aanbevehng
verdienen.

Een staatscommissie ter bestudeering van dit vraagstuk en ter
vaststelling der noodige maatregelen, was zeker op haar plaats en
het ware te wenschen, dat deze allereerst besloot te adviseeren om,
bij wijze van steekproeven, in verschillende streken van ons land
een telling te doen plaats vinden.

Ten einde voortdurend op de hoogte te blijven van den toestand,
zuUen wettelijke maatregelen, waarbij medici, vroedvrouwen,
leeraren, enz. verplicht worden om er tijdige aangifte van te doen,
of een kind door de een of andere aandoening hchamehjk gebrekkig
dreigt te worden, noodzakelijk zijn, tevens teneinde bijtijds maat-
regelen tot genezing te kunnen bevorderen. Om een zoo vroegtijdig
mogelijke behandeling in de hand te werken, ware het gewenscht,
dat de medicus-practicus, bij de aanvaarding van zijn werkkring,
meer dan thans het geval is, op de hoogte is van de herkenning en

therapie dier afwijkingen.

Door een goede regeling van het onderwijs aan huis en in inrich-
tingen moet voorkomen worden, dat een gebrekkige gedurende
maanden en soms jaren in zijn jeugd van onderwijs verstoken
blijft.

Voorhchting bij de beroepskeus van hchamelijk gebrekkigen is
zeer gewenscht. De beroepsopleiding in de bestaande inrichtingen
voor lichamelijk gebrekkigen is te beperkt. Niet uitbreiding van het
aantal inrichtingen, doch verdere volmaking der bestaande komt
allereerst in aanmerking.

Voor de lijders aan been- en gewrichtstuberculose, waarvan het
aantal in Nederland waarschijnlijk ± 14 000 bedraagt, zijn meerdere

-ocr page 128-

ii6

sanatona, onder aparte deskundige leiding, gewenscht. Enkele
groote innchtingen. waar opleiding en onderwijs der gebrek-
kigen mogelijk is, verdienen de voorkeur boven vele kleine.

De provincie of het rijk regele de kosten van de verzorging\'
gestichtsverplegmg en beroepsopleiding der lichamelijk gebrekkige
kmderen en, indien noodig, van de volwassenen.

Ook bij de beste medische en sociale hulp blijft een aantal licha-
melijk gebrekkigen over, dat in de gewone maatschappij geen plaats
kan vinden en voor welke een Nazorgwerkplaats of gestichtsver-
pleging het meest geschikt is. Dit aantal dient zooveel mogelijk
beperkt te worden en de plaatsing van gedeeltelijk onvolwaardigen
in de maatschappij verdient de voorkeur. Medewerking van en
samenwerking met werkgevers- en werknemersorganisaties is hier-
toe noodzakelijk.

In geen geval behoort de verzorging van hchamelijk gebrekkigen
en andere onvolwaardigen bij het Burgerhjk Armbestuur thuis.
Ook indien ondersteuning verleend moet worden aan hen, die
geheel of gedeeltelijk invahde zijn, is het ongewenscht, dat dit
uitsluitend geschiedt door een Burgerlijk Armbestuur of Maat-
schappelijk Hulpbetoon zonder deskundige voorlichting. Samen-
werking met de organen, belast met de uitvoering der sociale ver-
zekeringswetten, zou nuttig zijn.

Het vraagstuk der hchamelijke gebrekkigheid in Nederiand is
niet aUeen gebaat met uitsluitend de leuze: Arbeid voor Onvol-
waardigen. Wat geeft het of we een gedeelte al tijdelijk aan arbeid
helpen, als het leger der gebrekkigen blijft toenemen en er geen
maatregelen komen, die behandehng en opleiding in de jeugd, of
wanneer het gebrek op ouderen leeftijd ontstaan is, ook later,
bevorderen of mogehjk maken.

Goed geregelde Nazorg, ook na behandehng. is voor hchamehjk
gebrekkigen noodzakelijk, om hen zooveel mogelijk zelfstandig in
de maatschappij aan het werk te houden. In het algemeen zullen
Nazorgwerkplaatsen slechts aangewezen zijn voor lichamelijk
gebrekkigen, die te gebrekkig zijn om tot een zelfstandig bestaan
te kunnen komen, of voor hen, die tegelijkertijd geestehjk achterhjk
zijn. De bestaande Nazorgwerkplaatsen kan men tevens belasten
met de zorg voor de werkverschaffing der lichamelijk gebrekkigen,
die slechts huisarbeid kunnen verrichten. Zij kunnen eveneens

-ocr page 129-

dienen voor de tijdelijke plaatsing en reclasseering der andere
groepen van onvolwaardige arbeidskrachten. Centralisatie is ook
hier ten zeerste gewenscht.

Voor de lichamelijk gebrekkigen op het platteland, die niet in de
maatschappij geplaatst kunnen worden, is opleiding in internaten
aangewezen, waar tevens de geneeskundige verzorging kan plaats
vinden. Provincie en rijk maken een regeling voor de verzorging,
verpleging en beroepsopleiding der lichamelijk gebrekkigen op het
platteland.

De telling te Benschop heeft ons duidehjk gemaakt, dat het aantal
hchamelijk gebrekkigen op het platteland door bemiddeling van
de gemeentebesturen en aldaar gevestigde medici, gemakkelijk te
bepalen is en dat de medische verzorging op het platteland, zonder
steun van rijk of provincie, niet tot haar recht kan komen. Naar-
mate een stad grooter is, nemen de moeilijkheden om tot een be-
trouwbare bepahng van het aantal hchamelijk gebrekkigen te
komen, toe.

Al moge uit dit onderzoek gebleken zijn, dat de economische
beteekenis der lichamelijke gebrekkigheid, zoowel voor de onvol-
waardigen zelf, als voor de maatschappij, niet zóó groot is als men,
getuige de uitlatingen op het A.V.O.- en Orthopaedencongres,
aannam, toch zijn er feiten genoeg aan het licht gekomen, die
wettelijke maatregelen ter beperking van de hchamelijke gebrek-
kigheid en ter voorkoming van sociale misstanden op dit gebied,
wenschehjk maken. Een uitgebreider onderzoek, hetzij door verdere
steekproeven, hetzij door een rijkstelling, mits op de wijze op bladz.
12 aangegeven, verricht, is daartoe aangewezen.

-ocr page 130-

LITTERATUUR

1nbsp;— Assen, Dr J. van: De zorg voor lichamelijk-gebrekkigen uit so-

ciaal, economisch en medisch oogpunt, 1929.

2nbsp;— A. V. O.-congres: Handelingen van het —, Amsterdam 8—12 Oc-

tober 1928.

3nbsp;— Beynum, J. e. van: De zedelijke en economische beteekenis van

de opvoeding der lichamelijk gebrekkige jeugd. Volksontwikkeling
1929, no. 4, Jan., blz. 119—128.

4nbsp;— Biesalski, Prof. Dr K.: Leitfaden der Krüppelfürsorge, 2—-le

Auflage 1921 (L. Vosz, Leipzig).

5nbsp;— Id.: Umfang und Art des jugendlichen Krüppeltums und der Krüp-

pelfürsorge in Deutschland, 1909 (Vosz).

6nbsp;— Brocx, D.: Wat is het lot der door een ongeval getroffenen? Ned.

Tijdschrift v. Gen., 1920, II, blz. 1937.
6a — Eckhardt, Dr H.: Statistische Untersuchungen, Zeitschr. f. Orthop.
Chirurgie,
14 Maart 1930.

7nbsp;— Eden, Dr P. H. van: Die Ausbildung der in ihrer Arbeitsfähigkeit

beschränkten Arbeiter. Zeitschr. f. Orthop. Chirurgie, 1929, Heft
i en 2.

8nbsp;— Gedenkboek omtrent zorg voor en onderwijs aan zwakzinnigen.

uitgegeven door de Vereeniging van onderwijzers en artsen, werk-
zaam aan inrichtingen voor onderwijs aan achterlijke en zenuw-
zwakke kinderen. (Haga, \'s Gravenhage
1929).

9nbsp;— Girdlestone, G. R., F. R. C. S.: The care and cure of cripple children

Bristol 1924.

10nbsp;— Graf, Otto: Wirtschaftliche Hilfe für Mindererwerbsfähige im

Kanton Zürich. Pro Juventute 1929, no. 2, blz. 62—65.

11nbsp;— Guildal, Paul: The care of cripples in Denmark. Rehabilitation

review, 1929. vol. 3, no. 3 (blz. 73—74).

12nbsp;— Jansen, Dr M.: Ned. Tijdschr. v. Gen. 1923, I, no. 21. Openings-

rede congres bij 25-jarig bestaan der Nederl. Orthop-Vereeniging.

13nbsp;— Kraus, Dr S.: Ueber das Berufsschicksal Unfallverletzter. (Cotta

1915, Stuttgart u. Berlin).

14nbsp;— Nuyl, Th. W. te: Plaatselijk nazorgwerk, 1928, Deventer.

15nbsp;— Id.: Ned. Tijdschr. v. Gen. i Febr. 1930, I, blz. 563. Reclasseering

van onvolwaardige arbeidskrachten in Amerika.

16nbsp;— SCHLOSZMANN, Prof. Dr A.: Die öffentliche Krüppelfürsorge. Berlin

1920. lt;

-ocr page 131-

17nbsp;— Thomassen, Dr C.: Het voorkomen van lichamelijke gebrekkigheid

door zorg voor de lijders aan been- en gewrichtstuberculose. Tegen
de Tuberculose, 1929, no. 2, Maart/April, blz. 53—61.

18nbsp;— Verbeek, G.: Reactiveering van verminkten door toepassing van

art. 25 der Ongevallenwet 1921. Geneesk. Tijdschr, der R. V, B.,
1928, blz. 367, ld. Vijf-en-twintig jaren sociale verzekering, blz.
308.

19nbsp;— VooRTHuysEN, DrA. van; A. V. O. problemen. Tijdschr. v, buitengew.

onderw., 1929, no. 3, blz, 58—71.

20nbsp;— Wassink, Dr W. F.; Zorg voor gebrekkigen. Tijdschr. v. Sociale

Gen., Nov. 1928.

21nbsp;— Wirtschaft und Statistik, i April 1927, i Febr. 1930 (Reichsge-

brechlichenzählung 1925).

22nbsp;— WüRTZ, H.: Das Seelenleben des Krüppels. 1921 (L. Vosz, Leipzig).

23nbsp;— Zorg voor misvormden in het buitenland en in Nederland. Ned.

Tijdschr. v. Gen. 1923, I, no. 2i.

24nbsp;— Zwakzinnigenonderwijs en de nazorg. Rapport van het bureau voor

kinderbescherming, P. de Boer en R, Hoogland (De Volharding,
Amsterdam).

-ocr page 132-

,.....^

»e

• .....
»«»■oc Äf , ; -nbsp;_ - , , ...... - \' \'nbsp;. vquot;-,\'

S

t.

y,.,;/.

-M\'

V V ^.k

S?\'.\'

quot;ifij

AkiSù\'^^^- \' -y \'- -\'\' ■■ .nbsp;•

-ocr page 133-

STELLINGEN

Wettelijke maatregelen, regelende de behandeling, verzorging,
onderwijs en beroepsopleiding der hchamelijk gebrekkigen, verdie-
nen alleszins aanbeveling.

II

Langdurige ischias bij menschen van middelbaren leeftijd wekke
verdenking op arthritis deformans van het heupgewricht.

III

De zoogenaamde spirochaetennesten in de hersenen bij dementia
paralytica zijn nauw gebonden aan de bloedvaten.

IV

De school speelt geen rol bij het ontstaan van scoliosen. Zij
verergert de reeds bestaande in geringe mate.

V

De behandeling der osteomyelitis volgens Orr verdient aan-
beveling.

VI

Er bestaat een neiging de waarde der physische therapie te over-
schatten.

-ocr page 134-

m

I

J

-\'9 ..

It-

iquot; ■\'

U\'

■ ^ \'.-À

p .A\'JeoÜoo« HÄ-r actfhsifto Pxrf Mnbsp;tooif-J? r-n

\'M

• \'.i

iim-

- --------

-ocr page 135-

Elk trauma of elko infectie kan de directe of indirccteoorzaak
zijn van arthritis deformans.

VIII

De overhangende randen bij het malum coxae senile ontstaan
door een woekering van het gewrichtskraakbeen, dat secundair
verbeent.

IX

De icterus neonatorum is een haemolytische icterus.

X

De lachgasnarcose is voor de meeste gevallen, waar operatief
moet worden ingegrepen, bruikbaar en doehnatig.

XI

Het is te betwijfelen of ziekelijke afwijkingen, gevonden aan
ooren, neus, keel of aan het gebit, inderdaad causale beteekenis
hebben voor rheumatische aandoeningen.

XII

Bezwaren bij den hallux valgus ontstaan meestal eerst, indien
het
steunpunt onder capitulum metatarsale I verloren gaat.

-ocr page 136-

f

•lt;- \'À

fr.;

.\'i ■ ■

=

-ocr page 137-
-ocr page 138-
-ocr page 139-

fy

mf

J ^

A

/nbsp;V

vnbsp;\'\'

tv

-ocr page 140-