BE STOORNISSEN DER ACCOMMODATIE
YAN HET OOG.
, \' • nun / ^ w
r
-nbsp;quot; C* \'
-ocr page 3-ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,
hantiei.iïn de o vku
DE STOORNISSEN DER ACCOMMODATIE
VAN HET OOG,
DAT,
OP GEZAG VAK DEN RBCTOK MAGMl\'lCUS
gewoon hooblkillla-aa in db kegtsqeleeedhjoid,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
EN
VOLGENS BESLUIT VAN DE PACULTEIT DER GENEESKUNDE,
ÏKE VERKRIJGING VAN DES
üMMs VAM ÜOGÏÜR ïü DE üai^SESKÜiiDE
a a k d e
HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
TEGEN DB BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT ZAL VERDEDIGD WORDEN,
va7i Utrecht.
DEN 18®\'\' MAAKT 1861, TEN UEE.
BIJ L. E. BOSCH EN ZOON.
1861.
VOOR R E D E.
Ih voel mij gedrongen, hij H verJcrijgen van den docto-
ralen graad, een woord van dankzegging ü, Hoogleeraren
v. Goudoevee, Loncq, Soheoedee, v. d. Kolk en Dondess^
X
voor \'t deels vroeger, deels in den laatsten tijd genoten
onderwijs, openlijh toe te spreien.
Indrukken laten zich moeijelyh beschrijven: ik hoop, dat
Gij een warmer gevoel in mij vooronderstelt, dan de meest
welhiidende woorden op houd papier ooit hmnen weergeven.
In \'t bijzonder zeg ih U dank, Iloogleeraar Donders,
voor \'t zvelwillend afstaan van een gedeelte der stof, die
aanleiding tot de volgende bladzijden gaf, voor, de vele
loenhen en raadgevingen, welhe ih hij de zamenstelUng van
dit proefschrift van JJ mogt ontvangen.
IVddr zou ik eindelijk woorden moeten vinden om U te
heseJirijven, hoeveel ik in \'t algemeen, in den laatsten tijd
vooral, van U heb mogen leeren. De men, die ik als leer-
ling onder Uw gehoor was, waren mij men van uitspanning.
Inspanning kostte het geenszins die heldere denkbeelden op te
nemen, en mogt ik ooit eene juiste opvatting van wetenschap
verkrijgen, — TJwe lessen zullen mij steeds levendig voor den
geest staan.
Knoopte ik enkele vriendschapsbanden aan dit afgeloopen
jaar, -— ik betreur het, deze, bij een naderend scheiden, niet
naauwer te kunnen aansluiten. Zijt Gij verzekerd, die-vrienden
zijt, dat, in welke streken van den aardbol mij \'t levenslot
ook heenvoere, daar steeds voor U een warm, hart blijft
kloppen.
Om goed te zien wordt vereischt : volkomene doorzig-
tigheid der brekende middenstoffen van \'t oog, de
vorming van een scherp netvliesbeeld en de normale
toestand van \'t zenuworgaan, waardoor de indruk
van ^t geprikkelde netvlies tot bewustzijn komt.
Zijn de brekende media volkomen normaal, is de
gezigtszenuw en haar cerebrale oorsprong gezond, dan
wordt het duidelijk zien alléén bepaald door de scherpte
van \'t netvliesbeeld.
Zal er een duidelijk beeld voor alle mogelijke af-
standen op de retina worden gevormd, goed in de
verte en in de nabijheid worden gezien, dan moet èn
de refractie èn de accommodatie eene normale zijn.
De refractie in haar geheelen omvang en de phj-
siologie der accommodatie zijn vrij volkomen bekend.
Wat de stoornissen der accommodatie betreft, — vooral
1
-ocr page 8-uit een klinisch oogpunt beschouwd, mogen deze min-
der toegelicht heeten.
Wij hebben gelegenheid gehad, eenige gevallen van
accommodatie-anomaliën in \'t Nederlandscb gasthuis
voor ooglijders waar te nemen; andere werden ons
door Prof. Dondbes welwillend afgestaan.
Daarom scheen \'t ons niet onbelangrijk, de stoor-
nissen der accommodatie ter behandeling te kiezen.
Wij hebben ^t onderwerp in vier capita zamengevat. Na
in \'t eerste hoofdstuk de refractie en accommodatie in
\'t algemeen kort te hebben beschouwd, werpen wij in het
tweede een\' blik op de stoornissen der accommodatie, ook
in betrekking tot inydriasis en myosis, beschrijven in
het derde eenige ziektegevallen, terwij] in het vierde
de accommodatie-verlamming in \'t algemeen wordt toe-
gelicht, in verband met hetgeen de waargenomen ge-
vallen hebben geleerd.
H O O F ü S T ü K 1.
Algemeen hegrip van refractie en accommodatie.
Refractie. De-^ quot;breking van het dioptrisch stelsel van
\'t oog moet vooreerst worden onderzocht, wanneer dit
orgaan in toestand van rust verkeert, — onafhanke-
lijk alzoo van de werking der accommodatie, waardoor
het dioptrisch stelsel gewijzigd, en beelden van meer
nabijgelegene voorwerpen scherp gezien worden.
\'t Normaal-brekende (emmetropische) oog nu is een
dusdanig, waarin in toestand van rust evenwijdig op-
vallende lichtstralen op de voorvlakte der staafjeslaag
van \'t netvlies tot vereeniging worden gebragt.
De refractie-afwijkingen zijn eerst in lateren tijd hel-
der opgevat. De juistere kennis heeft men vooral
daaraan te danken, dat men \'t begrip van refractie en
accommodatie scherp van elkander scheidde. De ligging
van \'t verste punt trad toen beslissend op ter bepaling
van de refractie, terwijl de bgging van \'t digste punt
afhankelijk is van de aanwezige accommodatie, \'t Ver-
ste punt nu is gemakkelijk te bepalen, en zoo noodig
staat den oogheelkundige de sulphas atropini ten dien-
ste, welke \'t accommodatie-vermogen door verlamming
ban uitsluiten.
Ligt het achterste brandpunt, d. i. \'t convergentie-
L
-ocr page 10-punt van evenwijdig opvallende stralen, vóór \'t net-
vlies, dan is myopie daar; ligt het achter \'t netvlies,
zoo bestaat hypermetropie; ligt het op \'t netvlies, dan
wordt het oog emmetropisch genaamd.
\'t Wezen der gewone myopie en hypermetropie werd
eertijds wel in een te bol hoornvlies of in eene te
hoogbrekende lens gezocht.
De Hoogl. Dondbes heeft zich met behulp van den
Ophthalmometer van Helmholtz overtuigd , dat de
kromming van \'t hoornvlies bij myopen niet grooter
is dan bij normale oogen; ja zelfs vond hij eene
eenigzins vlakkere cornea bij hooge graden van myopie.
De kromming der voorvlakte van \'t lensstelsel door
directe meting naauwkeurig te bepalen, is aan buiten-
gewone zwarigheden onderhevig.
Knapp echter heeft deze bepaling gedaan bij vier
personen, waaronder was één myoop; hij vond den
brandpuntsafstand der lens in \'t myopische oog zelfs
grooter dan in \'t normale. Prof. Dondees heeft ook
langs indirecten weg bepaald, dat de lens geen gerin-
geren brandpuntsafstand heeft bij myopie: myopen be-
hoefden na lineair-extractie positieve lenzen, ongeveer
in brandpuntsafstand zooveel grooter, in vergelijking
van ^t emmetropische oog, als vóór de operatie de graad
der myopie was.
Er blijft dus niets over, dan tot eene te lange ge-
zigtsas te besluiten, van welker bestaan men zich dan
ook door directe meting reeds gedurende \'t leven veelal
overtuigen kan.
Doe vermeldt, myopische oogen te hebben waarge-
nomen, door den Hoogl. Dondses hem afgestaan., waarin
de optische as een derde langer was dan die van een.
emmetropisch oog.
Even overtuigend werd aangetoond, dat de lijperme-
tropie haren grond heeft in eene te korte optische as.
Directe meting dezer as deed \'t verschil hier niet zoo
sterk als hij myopie uitkomen; doch in overeenstem-
ming hiermede is de berekening, welke leert, dat een
gering verschil in lengte der ag, reeds een\' A^ij hoogen
graad van hypermetropie voldoende verklaart, terwijl
daarenboven van myopie hoogere graden gevonden
worden dan van hypermetropie.
Accommodatie, \'t Vermogen van het oog, waardoor het
in staat is, scherpe beelden op \'t netvlies te vormen van
meer nabijgelegene voorwerpen, voor meer divergerende
stralen \'tzelfde convergentie-punt te bewaren, alzoo
meer brekend te worden, heet accommodatie-vermogen.
Thomas Yoüng 1) sprak, ruim eene halve eeuw ge-
leden, reeds uit, dat de accommodatie op eene vorm-
verandering der lens berust.
Maximilian Langenbecs. 2) kwam op \'t denkbeeld
de reflexie-beeldjes der lens hieromtrent te raadplegen,
en kwam in zijn besluit de waarheid reeds zeer nabij.
Ceamee, 3) en Helmholtz 4) toonden, onafhankelijk
van elkander, uit de ligging 5) en de grootte der
reflexie-beeldjes \'t eerst aan, dat de lens bij accom-
modatie boller wordt.
De waargenomen veranderingen zijn:
1)nbsp;Philosophical Transactions, 1801, T. XCII, p. 23.
2)nbsp;Klinische Beiträge aus dem Gebiete der Chirurgie u. Ophthalmo-
logie.nbsp;Göttingen , 1849.
3)nbsp;Nederl. Lancet, 2e. Se\'r., D. V, hl. 135 en 147.
4)nbsp;Het accommodiitie-vermogen,physiologisch toegelicht. Haarlem, 1853.
5)nbsp;Allgemeine Encyclopaedie der Physik, herausgegeben von G. Kar-
stes.nbsp;Erste Lieferung, B. 1, S. 112 u. f.
1°. dat de voorvlakte der lens aanmerkelijk boller
wordt en tot het hoornvlies nadert;
3°. dat de achtervlakte der lens een weinig boller
wordt, doch op genoegzaam gelijken afstand van \'t
hoornvlies blijft;
3°. dat, bij gevolg, de aequator der lens ongeveer in
\'tzelfde vlak blijft.
Verschillende hypothesen zijn in \'t midden gebragt
ter verklaring van \'t mechanisme, waardoor dit boller
worden der lens bij de accommodatie tot stand komt.
Ceameu 1) leidde het af uit gelijktijdige zamen trekking
van de circulaire en radiaire spiervezelen der iris.
Dondees 2) verklaarde de accommodatie door de wer-
king van den musc. Brückianus, in verband met die
van de iris.
Helmholtz 3) constateerde eene veel geringere dikte
der lens bij \'t zien oj) afstand dan die in doode oogen
bedroeg, en stelde zich voor, dat de spanning der zonula
Zinnii de lens vlakker deed zijn, welke zonula door
werking van den musc. Brückianus ontspannen werd.
Er zijn nog eene menigte hypothesen hieromtrent uit-
gesproken, Allen komen daarin overeen, dat de ac-
commodatie op spierwerking berust, en wel door
zamentrekking van inwendige oogspieren wordt te-
weeggebragt.
V. Geaepe schreef wel eene regtstreeksche rol aan de
uitwendige oogspieren toe, doch de totale opheffing der
accommodatie bij aphakie, ^t voorkomen van normale
accommodatie, gepaard met verlamming van alle uit-
wendige oogspieren, en omgekeerd, toonen de onafhan-
1)nbsp;1. c. p. 93, seqq.
2)nbsp;Nedeil. Lancet, 3% Sér., D, 111, bl. 235.
S) Archiu für OpUhahmlogie, B 1, Abtb., S 1, n. f.
-ocr page 13-kelijkheid van \'fc accommodatie-vermogen van uitwen-
dige spierwerking ten duidelijkste aan.
Ten onregte Averd ook aan de zanientrekking der
spiervezelen van de iris waarde bij \'t accommodatie-
mechanisme toegekend.
Er komen gevallen voor bij geheel ontbreken der iris
van normaal accommodatie-gebied, v, Graepe heeft kort
geleden zelfs nog een geval van kunstmatige aniridie be-
schreven, waarin de accommodatie de normale breedte
had.
Trouwens \'t niet gestoord zijn der accommodatie na
gedane iridectomie, \'t voorkomen van een geheel ver-
lamde iris met gewone accommodatie-breedte, van eene
verlamming van \'t accommodatie-vermogen met volkomen
bewegelijke pupil, de kunstmatig voortgebragte, onbewe-
gelijke en verwijde oogappel, waarbij de accommodatie
weinig of niet geleden heeft, bewijzen, dat de accom-
modatie zonder medewerking van de iris normaal kan
geschieden.
Men komt dus indirect tot \'t besluit, dat het de za-
nientrekking is van den musc. Brückianus, welke de
lens bij de accommodatie boller maakt.
Vermelding verdient, dat Müellee, contractiele elemen-
ten in de choroïdea vond, in welk orgaan Schweigger
later ook gangliëncellen aantoonde. Wordt de conctractili-
teit der choroïdea bewezen, dan kan zij welligt van
beteekenis bij \'t accommodatie-mechanisme zijn.
VoN Reeken 1) heeft de mikroskopische anatomie van
den musc. Brückianus zeer naauwkeurig toegelicht, en de
meer of minder circulaire binnenste bundels afgebeeld.
Kort daarna zijn, terwijl de aanstoot daartoe ook van
\') VoN Reeken. Disquisitio microsco])ico-aiiatümica de spparalu oculi
nccommodationis. Traj. ad Rhen. 1855.
H. MuELLEii mtging, 6611 tal van mededeelingen over-
\'tzelfde onderwerp in de wetenschap verschenen.
Bowman en Bruecke 1) hadden reeds voorlang de
spierachtige natuur onafhankelijk van elkander aan-
getoond.
Von Reeken komt door ontleedkundig onderzoek tot
\'t besluit, dat de spanning der zonula Zinnii bij de
zaïnentrekking van den musc, Brückianus minder wordt,
en schijnt geneigd zich der hypothese van Helmholtz
aan te sluiten.
Twee gevallen zijn ons bekend van dislocatio lentis,
door uitwendig geweld voortgebragt, met gedeeltelijke
verscheuring der zonula Zinnii, doch geringe verschui-
ving der kristallens, waarbij gelijktijdig myo]3ie was
ingetreden. Deze gevallen pleiten insgelijks voor de
laatste hypothese.
Eene zeer sprekende verandering bij de accommodatie
is \'t naauwer worden der pupil. Hoe sterker geaccom-
modeerd wordt, des te kleiner wordt de middellijn van
den oogappel.
E. H. Webee, meende door proeven aan te toonen,
dat de zamen trekking van den sphincter pupillae met die
van den rectus internus volstrekt geassociëerd is. Eene
absolute afhankelijkheid der pupil-middellijn bestaat
echter noch in betrekking tot den convergentie-graad,
noch in betrekking tot de inspanning van \'t accommo-
datie-vermogen. Proeven deels met prismatische , deels
]} Bowman en Bhueckb hebben deze spier onder den naam van
musc. ciliaris (ciliary muscle) en tensor chorotdeae beschreven. Dondeks
stelde voor deze spier, daar de naam van tensor choroïdeae niet geheel
geregtvaardigd is, zoolang l,are werking niet volkomen is bekend,
musculus Brückianus te noemen, even als \'t analogon in \'t vogcioog
naar ziju ontdekker musc, Cramptonianus heet.
\'nbsp;met positieve en negatieve glazen genomen, hebben
geleerd, dat zoowel de convergentie der gezigtsassen
als de inspanning der accommodatie invloed uitoefenen
op de middellijn der pupil.
Onder den invloed van welke zenuwdraden de musc.
Brückianus werkt, is niet volkomen opgehelderd. Al-
hoewel de anatomie de verhouding der ciliairzennwen
tot den musc. Brückianus gedeeltelijk heeft toegelicht,
^t gemis aan physiologische proeven verklaart de onbe-
kendheid op dit gebied.
Zeker is \'t, dat de musc. Brückianus, behalve van
bet 3e paar, ook beweegdraden van den n.sympathicus
kan ontvangen, en eenige schrijvers plaatsten slechts
een klein gedeelte der accommodatie onder den invloed
^nbsp;van den n. oculo-motorius.
v. Geaepe acht het ook onAvaarschijnlijk, dat de accom-
modatie onder den invloed van ééne zenuw zou geschie-
den. Hij zegt daaromtrent: „Es sind dies combinirte auf
einen bestimmten Zweck hin tendirende Bewegungen,
und wir haben zu deren Begründung im Nervensysteme
keinen anderen Weg zu wählen, als uns an die Inner-
vation der verschiedenen dabei betheiligten Muskeln zu
wenden, eben so wie wir es bei einer sonstigen kombi-
nirten, auf die Erreichung eines bestimmten Zweckes hin
jjnbsp;tendirenden Körperbewegung zu thnn pflegen.quot; 1)
Welke zenuwen de beweging der pupil beheerschen,
is eenigzins beter bekend.
De beweegdraden, die de iris voor haren sphincter
ontvangt, zijn afkomstig van den n. oculo-motorius,
inbsp;die voor haren dilatator van den n. sympathicus.
1) Archiv für Ophthalmologie, B !1, S 304.
-ocr page 16-Beenaed 1) toonde echter ook een\' invloed aan van
den n. oplithalmicus Willisii op de middellijn van den
oogappeh De in den tak van \'t 5® paar voorkomende
beweegdraden, welke de pupil vernaauwen, zijn waar-
schijnlijk bijkomende symphathische vezelen, uit\'tganglion
Gasseri afkomstig.
De intredende vernaauwing der pupil bij inspanning
der accommodatie moet onbetwistbaar, na de bekende
proeven van Budge, door verhoogde werking van den n.
oculo-niotorius op den sphincterpupillae worden verklaard.
Van den toestand van volkomene ontspanning der ac-
commodatie tot dien der grootste inspanning is \'t oog
ingerigt geweest voor alle mogelijke afstanden, waarop
\'t vermag duidelijk te onderscheiden.
De afstand van\'t verste tot het digste punt, waarvoor
geaccommodeerd kan worden, heet accommodatie-breedte.
Prof. Donders heeft in eene wezenlijke behoefte voor-
zien, door eene formule te geven, welke de accommo-
die-breedte uitdrukt.
Zij r de afstand van \'t verste,^ die van \'t digste punt, dan
wordt de accommodatie-breedte A voorgesteld door:
i- _
a p f
De brandpuntsafstand eener lens wordt aangegeven
door a, welke wij ons denken bij inspanning van de
accommodatie aan \'t oog te zijn toegevoegd 2).
Is er eene afwijking in de refractie van \'t oog,
1)nbsp;Beeïtaed, Leçons sur Ia phys. et la path. du système nerveus,
Paris,. 1858. T. 11, p. 205.
2)nbsp;De accommodatie-breedte wordt uitgedrukt in Par. [duimen, omdat
de brandpuntsafsiand der lenzen ook in. Parijsehe maat is aan^egcveu.
\'t zij myopie, \'t zij hypermetropie aanwezig, de wer-
king van den musc. Brückianus kan eene volkomen
normale zijn.
\'t Accommodatie-gebied bij een\' niyoop kan dezelfde
breedte hebben als bij eenquot; emmetroop, en in den
regel is de accommodatie-breedte in myopische oogen
weinig of niet verschillend van die van normaal-bre-
kende. Wat de myoop mist in de verte, heeft hij ge-
wonnen in de nabijheid.
Anders is \'t met den hypermetroop gelegen: hij moet
reeds een gedeelte zijner accommodatie verbruiken, om
de evenwijdige stralen, van op oneindigen afstand ge-
legene voorwerpen afkomstig, op zijn netvlies tot ver-
eeniging te brengen. Juist zooveel als hij moest
inspannen voor de verte, verliest hij in de nabijheid.
Een gedeelte van zijn accommodatie-gebied is, als zoo-
danig, onbruikbaar. De aanwending der brillen ge-
schiedt dan ook met het doel om de refractie-afwij-
king te neutraliseren, \'t accommodatie-gebied aldus te
verplaatsen.
Met het toenemen van den leeftijd verwijdert zich \'t
digste punt van het oog. De accommodatie-breedte
wordt kleiner 1).
Dit afnemen is vrij belangrijk. Omstreeks het 45«= jaar,
wanneer \'t geheele spierstelsel toch nog in volle kracht
is, is quot;t digste punt reeds op dien afstand van \'t oog
■verwijderd, dat eene stoornis bij \'t zien in de nabij-
heid begint op te treden, welke als presbyopie be-
schreven is.
Alhoewel \'t zien in de nabijheid nu zeer gebrekkig
]
1) De hoegrootheid dei-accommodatie is ongeveer
2 4 8 24
op 12—, 25—, 45—, eOjarigen leeftijd.
-ocr page 18-geschiedt, waarin \'t naauwer worden der pupil op
hoogere jaren voor een gedeelte tegemoetkomt, mag
presbyopie toch geenszins eene ziekte heeten: zij is
eene verandering, als ^t vergrijzen der harenen \'trim-
pelen van het voorhoofd, den leeftijd eigen.
Daai om is deze vermindering der accommodatie-
breedte, ofschoon gepaard met bemoeijelijkt zien in de
nabijheid, hier vermeld. Onder de accommodatie-ano-
maliën kon zij geene plaats vinden.
BUh op de stoornissen der accommodatie, in hetrehhing
ooJc tot mydriasis en myosis.
Vóór dat de accommodatie goed werd verstaan, zijn de
stoornissen in \'t accommodatie-vermogen niet jnist ver-
klaard.
Zooals men vroeger, bij opgeheven gezigtsvermogen
met onbewegelijke, wijde pupil, zich met \'t woord
amaurosis te vreden stelde, evenzoo heeft de objectief
waar te nemen verandering in de middellijn van den
oogappel, welke een verschijnsel bij accommodatie-
stoornissen uitmaakt, voornamelijk de aandacht tot zich
getrokken, en door deze werden de subjectieve verschijn-
selen bij die ziektebeelden verklaard, waarvan zeker een
groot deel tot de accommodatie-verlamming behoorde.
De geschiedenis der stoornissen van de accommodatie
mag vrijelijk eene geschiedenis van dwalingen worden
genoemd. Werd er soms eene heldere gedachte uitge-
sproken, deze schijnt niet opgemerkt of spoedig vergeten
te zijn geweest.
Himly 1), alhoeM^el niet de eerste, heeft bij mydriasis
1) Himly, die Kranklieilen und Tilissbildungcn des menschlichen
Auges und deren Heilung. Berlin, 184?. T. !1, p. 480.
meer gelet op den afstand, waarop nog duidelijk
kon worden gezien. Hij beschrijft klaarblijkelijk accom-
modatie-paraese onder den titel van plotseling ontstane
presbyopie.
James Huntee 1) vermeldt een geval van mydriasis,
plotseling ontstaan bij een kind, waarin alléén met behulp
van een\' bril van 9 Vaquot; in de nabijheid kon worden onder-
scheiden. Aan \'t einde der beschrijving spreekt hij
niet van eene stoornis van ^t accommodatie-vermo-
gen, maar uit het vermoeden, dat de oorzaak in eene
krampachtige aandoening zou te zoeken zijn. Bij ver-
melding van \'tzelfde geval opperde Himly 2) de vraag,
of eene verlamming niet presbyopie zou te voorschijn
roepen.
Holke 3) vermeldt in 1830 gevallen van plotseling
ontstane stoornis, waarin \'t digtste punt op 20—60
duim van ^t oog verwijderd was, terwijl ^t verste punt
niet op oneindigen afstand lag. Hij beschouwde deze
toen reeds juist als myopie, met presbyopie verbon-
den. Een dergelijk oog, verhaalt de schrijver teregt,
heeft een negatief glas voor de verte, een positief
voor de nabijheid noodig. Insgelijks zijn hem gevallen
voorgekomen, waarin \'toog slechts op één afstand, in
de nabijheid,\'duidelijk onderscheidde.
PüRKiNJE 4) bragt een\' dergelijken toestand, als ziekelijk
door Holke waargenomen was , in \'t gezonde, myopische
oog door belladonna teweeg. Hadden Holke en Puekwe
een goed begrip der physiologische accommodatie ge-
1)nbsp;Edinburgh Med. a. Surg. Journ., Ui40. Jan. 1, p. 124.
2)nbsp;Himlt, enz. Th. 2, S. 48L
S)nbsp;lIoLiCB, Disquisitio de aeie oculi dextri et sinistri. Lips. 1S30.
4}nbsp;IIijiLY, cnz. Th. 2, S. 481.
-ocr page 21-had, de accommodatie-verlamming, naauwkeurig door
hen geobserveerd, zoude beter zijn toegelicht geweest.
Later zijn gevallen, waarschijnlijk van accommodatie-
verlamming, onder den naam van amaurosis ciliaris door
v. Waltheb, 1) vermeld.
SicHEL 2) hescbrijft in 1853 nog een geval, plotseling
ontstaan, waarschijnlijk van accommodatie-paraese, onder
den naam van amblyopie presbytique, genezen onder
aanwending van tegenprikkels en \'t gebruik van posi-
tieve glazen.
De aanwending van positieve glazen is door Cuniee
^t eerst bij mydriasis aanbevolen, welke mydriasis veelal
accommodatie-paraese is geweest.
Zonderling is \'t voorwaar, dat de stoornissen der
accommodatie zoolang minder goed zijn opgevat.
Dr. Wells 3) toch geeft reeds in 1811 een duidelijk
begrip van \'t gestoorde gezigtsvermogen bij een geval
van eensklaps ontstane mydriasis. Hij beschrijft, dat
het den lijder alléén mogelijk was door convexe glazen
in de nabijheid te zien. Ter verklaring vermeldt Dr.
Wells, dat de lijder, oud 35 jaren, plotseling \'t ge-
zigtsvermogen van een grijsaard had verkregen, dat alleen
door verlamming der accommodatie was te verklaren.
Met \'t juister begrip van den grond van \'t accom-
modatie-vermogen, dat wij voornamelijk aan Cuamer
te danken hebben, en eene practische bepaling der hoe-
grootheid van de accommodatie, zijn ook spoedig de
accommodatie-stoornissen in een helderder licht ge-
treden. \'t Kon niet langer aan twijfel onderhevig zijn,
]) Journal v, waltiiiiii u. v. Giiaefe. Bd. III, s. 22.
2) Auiiales d\'oculistiqne, Briixelles, 1853.
S) Philosophical Tiansactioiis. Vol. Cl, p. 378; London, 1811.
-ocr page 22-dat inwendige spieren van \'t oog, door hare wer-
king de accommodatie voor de nabijheid teweeg-
brengen, en \'t is von Graepe, die \'t eerst duidelijk
uitsprak, dat deze spieren aan dezelfde stoornissen
moeten onderworpen zijn als de spieren in \'t alge-
meen, namelijk aan verlamming en spasmus. Van de
eene zoowel als van de andere heeft hij gevallen
medegedeeld.
Accommodatie-verlamming is een niet zoo zelden
voorkomende ziektevorm; accommodatie-kramp mag
tot de grootste zeldzaamheden worden gerekend.
Accommodatie-verlamming. De verlamming van \'t ac-
commodatie-vermogen komt óf op zich zelve voor, of gaat
gepaard met paralyse van uitwendige oogspieren,
meestal dan met die, welke onder \'t gebied van den
n. oculo-niotoriiis zijn.
Terwijl eene refractie-afwijking alleen gekend wordt,
wanneer \'t oog, volkomen ontspannen, in den toestand
van rust is, zoo treedt eene verlamming der accommo-
datie te voorschijn, zoo dra de verlamde spiertoestel, om
in de nabijheid te zien, moet in functie treden.
Wordt de kunstmatige verlamming der accommodatie
buiten rekening gelaten, en is er eene lens in \'t oog
aanwezig, dan duidt eene buitengewoon verminderde
of geheel opgehevene accommodatie-breedte paraese of
paralyse van \'t accommodatie-vermogen aan.
Gaan wij de physiologische functie na, zoo is het ter-
stond duidelijk, dat bij volkornene verlamming, accom-
modatie-paralyse, \'t oog slechts op één afstand volkomen
scherp kan onderscheiden, \'t Digste punt valt met quot;t verste
punt zamen: accommodatie-breedte bestaat niet meer.
De afstand der ligging van \'t punt, waarop alléén
scherp kan worden gezien, is die, waarvoor \'t oog bij
volkotiaen ontspannen of verlamde accommodatie is
ingerigt. Dit punt geeft dus tevens de refractie aan.
Bij een\' hypermetroop is \'t niet direct, maar alléén
met een positief glas te bepalen; \'t ligt, om zoo te
zeggen, op overoneindigen afstand, of liever — achter
\'toog in \'tpunt, waarheen de stralen moeten conver-
geren, om zich op \'t netvlies te vereenigen; bij een
emmetroop is \'t op oneindigen afstand gelegen; bij
een myoop meer nahij \'t oog, evenredig aan den graad
der myopie.
Een groot deel der gevallen van accommodatie-
verlamming is aGcoirmodatie-paraese.
\'t Vermogen, om voor nabijgelegene voorwerpen te
accommoderen, is bij accommodatie-paraese verminderd:
\'t digste punt van duidelijk zien dus meer verwijderd,
de accommodatie-breedte geringer geworden, in Verge-
lijking van. \'t normale oog op denzelfden leeftijd 1).
Accommodatie-kramp. quot;Wat de geschiedenis van accom-
modatie-kramp betreft, \'t is een ziektevorm, in lateren
tijd eerst goed geobserveerd.
Wel vindt men bij Ruetb 2) aangeteekend, dat
1} Tot accommodatie-paraese worden door sommige schrijvers, dochten
onregte, die gevallen gerekend, waarin de accommodatie-breedte tijdelijk
verminderd is, door \'t voortdurend gebruik van te sterke loupen , of we!
uitputtende ziekten.
Deze toestand moet worden opgevat, in\'teerste geval, als het tekort
schieten van den musc. Brückianus voor den arbeid, die nu van deie
spier gevorderd wordt en in langen tijd niet vau haar werd vereischt.
Wat het tweede geval aangaat, — na uitputtende ziekten heeft de
\'\'^isc. Brückianus, even als \'t geheele spierstelsel, zijne normale kracht
quot;og niet herkregen. Geringe graden van hypermetropie komen dan vooral
door verschijnselen van hebetudo aan den dag.
2) C. G. Th. Ruéte, Lehrbuch der Ophthalmologie für Aorzte und
Studirende. Braunschweig, 1855, S. 569.
rr
I
myopie tijdelijk kan ontstaan door kramp in \'t ciliair-
systeem, dat bij aandoening der ciliairzenuwen myosis
voorkomt, v. Graefe echter heeft \'t eerst twee gevallen
van accommodatie-spasmus duidelijk beschreven.
Bij deze accommodatie-ziekte is de musc. Brückianus
steeds onwillekeurig in zamentrekking: \'t oog kan
zijne accommodatie dus niet meer ontspannen en blijft
voortdurend voor één punt, in de nabijheid gelegen,
geaccommodeerd, dat zelfs meer nabij zijn kan, dan -quot;t
physiologisch digtste punt is.
Over accommodatie-spasmus handelende, mogen wij
niet met stilzwijgen voorbijgaan, dat v. Gkaeee tot
accommodatie-kramp gebragt heeft, geringe graden van
myopie, waarbij \'t onderscheiden van verwijderde voor-
werpen, in betrekking tot den graad der myopie, zeer
gebrekkig geschiedde. Hij beschrijft dezen toestand onder
den naam van myopia in didans.
Uit de beschrijving blijkt ten duidelijkste, hoe v.
Ghaeee zich heeft overtuigd, dat bij poging, omverder
te zien dan \'t verste punt, eene onwillekeurige accom-
modatie-werking kan intreden, en eene onevenredigheid
tusschen den graad der myopie en \'t zien van ver-
wijderde voorwerpen kan voortbrengen, die op accom-
modatie-spasmus berust 1).
Overigens kan eene wijde pupil eene dergelijke on-
evenredigheid ook voldoende verklaren, en het is de
vraag, of in de waargenomene gevallen het bestaan
daarvan genoegzaam werd uitgesloten. Prof. Dotjdeks 2)
althans vermeldt onder meer dan duizend myopen geen
1)nbsp;Archiv für Ophthalmologie, B. 11 , Abth. 1, S. 158.
2)nbsp;F. C. Donders, Ametropie en hare gevolgen. Utrecht cn Amster-
dam, 1860 , p. 22.
enkel geval te hebben aangetroffen van accomniodatie-
spasmus. Altijd gaf eene buitengewoon wijde pupil van
\'t slechte zien op afstand voldoende rekenschap. Plaatste
men namelijk eene opening van 5 mm. middellijn
voor den oogappel, dan was terstond elke onevenredig-
heid verdwenen.
Vroeger hebben wij vermeld, dat aan de iris geene
directe rol bij ^t accommodatie-mechanisme kan wor-
lt;len toegekend. Evenwel bij inspanning van \'t accom-
niodatie-vermogen is de contractie van den sphincter
pnpillae een constant verschijnsel. Dit wijst toch op eene
samenwerking van, de iris met den musc. Brückianus.
De pathologie toont evenzeer een naauw verband
aan tusschen accommodatie-stoornis en de middelbin
van den oogappel.
Deze afhankelijkheid kan ons ook geenszins bevreem-
den, wanneer wij nagaan, dat de musc. Brückianus en
de iris de beweegzenuwen uit \'tzelfde ganglion verkrijgen.
Mydriasis 1), ziekelijk verwijde pupil, vergezelt als
i\'egel accommodatie-paraese. Bij hooge uitzondering
komt een bewegelijke, normale oogappel bij accommo-
datie-verlamming voor.
Myosis, ziekelijk vernaauwde pupil, wordt wel zeld-
1) t^Mvdqiaqi.i Graeci vocant. Pupilla difFunditnr et dilatatar, acics-
ejus hebetescit ac pene caligaf.quot; Celsus, lib. VII, Sect. 7.
«Ac pene caligat.quot;\' Dat de pupil bij mydriasis minder zwart is , hangt
van vermeerderde reflexie uit den fundus oculi.
tWare te wenschen, dat eene statistiek bestond van de middellijn der
Pnpil op verschillenden leeftijd, bij bepaalde lichtsterkte. Nu is \'t begrip
y^n ziekelijk verwijde en vernaauwde pupil zeer wankelend. De stoornis
de beweging van den oogappel is voor \'t tegenwoordige van vee!
Kieer gewigt, om tot eene ziekelijke aandoening der iris te besluiten.
zamer, doch meer dan mydriasis, als zelfstandige ziekte-
vorm aangetroffen. Mogt zij gepaard voorkomen met
eene accommodatie-stoornis, zij zonde dan waarschijn-
lijk een verschijnsel hij accommodatie-kramp uitmaken.
Mydriasis, met opgeheven gezigtsvermogen, werd
vroeger wel als amhlyopie opgevat, en verscheidene
onder dien naam beschreven gevallen waren zeker niet
anders dan accommodatie-verlamming met hypermetro-
pie. Later eerst leerde men eene idiopathische verlam-
ming van den sphincter pupillae onderscheiden, en sinds
dien tijd werd door alle schrijvers een hijzonder caput
aan mydriasis gewijd.
Alle gevallen van accommodatie-paralyse werden
onder mydriasis opgenomen: zelfs de verschijnselen,
door de verlamming van \'t accommodatie-vermogen
ontstaan, werden door de onbewegelijke en te wijde
pupil verklaard.
Werd mydriasis vroeger en nu nog wel als zelfstan-
dige ziekte beschouwd, de vergezellende afwijking der
accommodatie naauwelijks aangestipt of in \'t geheel niet
beschreven, — volgens het tegenwoordig standpunt der
wetenschap, moet de paralyse der accommodatie voor-
namelijk worden vermeld, terwijl mydriasis, als bij-
komend verschijnsel, meer op den achtergrond treedt.
De graad der mydriasis bij accommodatie-paralyse
is middelmatig, veel minder dan wanneer mydriasis
kunstmatig door een narcoticum is teweeggebragt.
Ofschoon nu mydriasis schier uitsluitend bij accom-
modatie-verlamming voorkomt, zoo blijft toch de
bovenmatige middellijn der pupil, vroeger bij mydriasis
opgegeven, onverklaard. Of \'t waargenomen ziekte-
beeld moet een zamengestelder geweest zijn, óf de
vermelding van den buitengemeen wijden oogappel is
in overdrijving te zoeken.
Wij hebben nimmer eenig geval van mydriasis ge-
zien, waarin de middellijn der pupil buitengewoon
groot wasj alléén werd de pupil zeer wijd aangetroffen,
bijaldien mydriasis kunstmatig was veroorzaakt.
Welke zenuwen bij accommodatie-verlamming zijn
aangedaan, is niet voldoende bekend. Deze vraag staat
in naauw verband met de kennis der zenuwen, welke
de accommodatie beheerschen. Is men nu niet geregtigd
aan te nemen, dat deze plaatsheeft, onder den invloed
van die zenuwen, welke beweegdraden aan den musc.
Brückianus kunnen geven?
Gevallen van verlamming van den n. oculo-motorius
kunnen hierover licht verspreiden.
Ruete 1) nu beweerde dat bij complete verlamming
van den n. oculo-motorius \'t accommodatie-vermogen
naauwelijks zoude geleden hebben, en hij plaatste daarom
de accommodatie voornamelijk onder den invloed van
den n. sympathicus. Bij paraese van \'t 3e paar zou, vol-
gens genoemden schrijver, zelfs geene verandering in de
accommodatie worden waargenomen.
Deze bewering echter is slechts geldende voor eenige
zeldzaam voorkomende gevallen.
E. Home, Sichel en Canstatt 2) gewagen wel van vermin-
dering van \'t accommodatie-vermogen bij verlamming
van \'t 8® paar, doch vermelden niet den graad; ende
zoo juiste waarnemer Charles Bell 3) wijdt bij vol-
komene verlamming van den n. oculo-motorius geen
enkel woord aan \'t accommodatie-vermogen.
1) Dr. C. G. T. Ruete, Klinische Beiträge zür Pathologie und Phy-
siologie der Augen und Ohren. Braunschweig, 1843, p. 246.
v. Ammon, Monatschrift, B. II, H. 11, s. 10, ff.
3) Physiologische und pathologische Untersuchungen des Nervensystems,
übersetzt von Romberg. Berlin, 1832, s. 217, ff.
In \'t vierde hoofdstuk komen wij hierop nader terug.
Alhoewel mydriasis van accommodatie-verlamming
niet kan worden gescheiden, schijnt het niet ongepast,
over mydriasis en ook over myosis nog een enkel
woord in \'t bijzonder te vermelden.
Denkbaar namelijk is \'t, dat mydriasis op zich zelve
voorkomt, door geprikkelden toestand van den n. sym-
pathicus veroorzaakt, welke zenuw eene actieve werking
op den m. dilatator pupillae uitoefent. De actieve dilatatie
der pupil is physiologisch aangetoond 1), en de patho-
logie heeft hierop dan ook reeds haar zegel gedrukt 2).
Mydriasis, op zich zelve voorkomende, wordt dan
ook bijna algemeen, als symptoom bij helminthiasis,
ten gevolge van den geprikkelden n. sympathicus, ver-
meld.
Toch wagen wij daaraan te twijfelen. Den schrijvers
is waarschijnlijk de invloed onbekend geweest, welken
de leeftijd op de middellijn van den oogappel uit-
oefent 8). Bij kinderen worden \'t meest wormen aan-
getroffen, en deze nu hebben juist eene wijdere pu-
1)nbsp;Kutpee, Onderzoekingen beirekkelijk de knnstniatige verwijding
van den oogappel. Utrecht, 1859, p. 15.
2)nbsp;Willebkakdt vermeldt namelijk, in \'t Archiv fiir Ophthalmologie
onder den titel van „Pathologischer Beleg für dieEinwirkung des Nervus
sympathicus auf die Kadialfasern der Irisquot; een geval van myosis, door
drukking van verdikte eu verharde glandulae cervicales op den n.
sympathicus veroorzaakt, — genezen onder \'t gebruik van jod. kalic.
3)nbsp;\'t Naauwer worden der pupil op hoogere jaren, ongeveer gelijken
tred houdende met \'t afnemen der accommodatie-breedte, schijnt te wij-
zen op gemeenschappelijken oorsprong. De lens neemt toe in vastheid
op hoogeren leeftijd: eene krachtige werking van den musc. Brückianus
geeft dus niet zoo sterke accommodatie meer. Wanneer nu op gevor-
derde jaren, eene buitengewone en vaak aanhoudende spierinspanning, om
pil, dan meer bejaarden. Daardoor verliest de obser-^quot;
vatie schier hare geheele waarde.
Voor de verklaring ook, hoe de wijde pupil hierbij
zou ontstaan, kon Budge langs experimentelen weg
geene bevestiging vinden. Hem mogt \'t nimmer ge-
lukken, eenig verband tusschen den n. sympathicus
abdominalis en den sympathicus-tak, welke de iris voor-
ziet, aan te toonen.
\'t Voorkomen van mydriasis bij wormziekte is dus
zeer twijfelachtig, al kan men de mogelijkheid niet
wegcijferen, dat door irritatie van \'t ruggemerg bij
helminthiasis, eenige mede geprikkelde, sympathische
draden, hunne actieve, verwijdende werking op de pupil
zouden doen gelden.
Eindelijk kan mydriasis met en zonder paralyse der
accommodatie kunstmatig door inwerking van zooge-
naamde mydriatical) zijn teweeggebragt. Eene zeer
op den afstand van gewonen handarbeid duidelijk te zien, wordt vereischt,
zoo wordt hierdoor \'t naauwer worden der pupil met het toenemen van
den leeftijd voldoende verklaard.
Myosis toch kan ook worden opgevat in sommige gevallen te ontstaaa
door sterke werking van den m. tphincter pupillae, gepaard met die
van den mnse. Brückianus.
In overeenstemming hiermede is de wijdere oogappel bij kinderen: deze
accommoderen reeds krachtvol bij eene naar evenredigheid geringe
spierwerking. Ook zoude dan zijn verklaard de wijde pupil, vooral spre-
kend bij hooge graden van myopie: sterke myopen accommoderen in \'t
geheel niet. De doorgaans naauwere pupil bij hypermetropen komt mot
deze beschouwing ook overeen: deze accommoderen altijd.
Eene toets voor deze waarschijnlijke hypothese is de invloed, welken
\'t voortdurend dragen van een\' bril op eene wijde pupil bij myopie uitoefent.
1) Himlt is de ontdekker der mydriatische kracht van hyoscyamus.
XoDER gebruikte \'t eerst een infusum belladonnae tot verwijding der pu»
pil bij staar-extractie.
Himlt heeft den naam van mydriaikum g. mydrias gegeven, naar aan-
-ocr page 30-zwakke oplossing van sulphas atropini geeft schier alleen
verwijding der pupil; eene sterkere, eenigen tijd later,
ook verlamming van \'t accommodatie-vermogen.
De verwijding der pupil door mydriatica is zeer aan-
zienlijk: de middellijn wordt veel grooter dan bij vol-
kornene verlamming van den n. oculo-motorius wordt
aangetroffen. Reflexie- en accommodatieve beweging zijn
totaal opgeheven, \'t Accommodatie-vermogen is vrij spoe-
dig geheel verlamd.
De buitengewone wijdte van den oogappel bij kunst-
matige mydriasis moet allerwaarschijnlijkst, behalve
door verlamming van den n. oculo-motorius, door ge-
prikkelden toestand van den n. sympathicus, wer-
kende op den m. dilatator, worden verklaard 1).
Miosis komt, zooals reeds vermeld is, zeldzamer dan
mydriasis, doch menigvuldiger zelfstandig, voor.
Vooreerst is de pupil naauwer op hoogeren leeftijd,
doch niet in dien graad, dat \'t verschijnsel als myosis
kan worden opgevat. Myosis, als zelfstandige ziekte-
vorm , ontstaat door verhoogde reflexie van den n. opti-
ciis op den n. oculo-motorius (hyperaesthesia retinae);
door geprikkelden toestand van den n. oculo-motorius
(hersen-irritatie); of wel door onderdrukte werking van
den n. sympathicus op den dilatator pupillae (tabes dor-
salis, Rombeeg; zie noot 8, p, 22).
Wanneer myosis door geprikkelden toestand van \'t 3«
paar ontstaat, is zij meer een voorbijgaand ziekteverschijn-
sel, of kan dan wel bij accommodatie-kramp voorkomen.
De verminderde werking van den n. sympathicus is
leiding van \'t verschijnsel bij de aanwending. De naam geeft alleen het tot
stand komen der mydriasis aan, en is dus niet volkomen passend. Echter
was IJUII.Y wel bekend, dat belladonna \'t oog presbyopisch maakt.
1) Küyper, eni:., p. 23.
welligt in meerdere gevallen de oorzaak van eene
naanwe pupil. Men kon zich zelfs geneigd gevoelen,
\'t naauwer worden van den oogappel op hoogeren leef-
tijd, in verminderde werking van den n. sympathicus
op den dilatator te zoeken. Hierdoor zoude de sphincter,
onder den invloed van den n. oculo-motorius wer-
kende, het overwigt verkrijgen, en zoodoende de pupil
naauwer doen worden. De niet zoo sterke verwijding
van den oogappel door inwerking van een mydiiatlcum
bij myosis pleit werkelijk voor deze meening, wanneer
wij den prikkelenden invloed van een mydriaticum
op den n. sympathicus als bewezen beschouwen. Echter
zien wij \'i zelfde verschijnsel bij inwerking van sulphas
atropini in die gevallen van myosis, wanneer zij, het-
geen waargenomen wordt, door veelvuldig fixeren van
kleine voorwerpen in de nabijheid was tot stand geko-
men. In deze gevallen moet, naar mij toeschijnt, myosis
worden verklaard als te ontstaan door \'t korter worden
van den m. sphincter pupillae, als gevolg van \'t boven-
matig en veelvu.ldig kort zijn dezer spier. (Verg. de
noot op bb 22 en 23.)
ZIEKTEGEVALLEN.
De gevallen van accommodatie-stoornis hebben schier
uitsluitend betrekking tot verlamming der accommodatie.
Bij hooge uitzondering wordt accommodatie-kramp aan-
getroffen. Eén geval slechts is in den loop van eenige
jaren voorgekomen, en hebben wij in geval XII be-
knopt vermeld.
Accommodatie-verlamming komt óf alleen voor, óf
gaat gepaard met verlamming van uitwendige oogspie-
ren, en wel meestal met die, welke onder \'t gebied
van den n. oculo-motorius zijn.
Van de 29 ons bekende gevallen zullen wij eerst
eenige der leerrijkste en naauwkeurigst waargenomene
beschrijven, waarbij uitsluitend de accommodatie ver-
lamd is, vervolgens enkele met verlamming van uit-
wendige oogspieren gepaard gaande.
A. acc0mm0datie-ve11lammi5g.
a. Gevallen van accommodatie-verlamming zonder aandoe-
ning van uitwendige oogspieren.
Geval I.
A ccommodatie-mrlamming, door inwerking van een mydriaticum
teweeggebragt.
Heer U., van middelbaren leeftijd, had dennbsp;Mei 1859,
verschijnselen van volkomene verlamming der accommodatie op \'t reg-
ter oog.
\'k Regter oog kon op geen afstand hoegenaamd waarnemen. Een
geringe graad van hypermetropie werd op dit oog gevonden:
zwak-positieve glazen verbeterden \'t zien op afstand, \'t Linker oog
was emmetropisch. Met \'/k, lag het naaste punt voor \'t regter oog
ongeveer op 11quot;; \'t verste viel met \'t digtste punt te zamen: er was
schier geene accommodatie-breedte. De accommodatie op \'t linker
oog normaal. Patient las met \'t regter oog met Vio Nquot;. 1 op Hquot;
afstand; met \'t linker oog zonder glas. De regter pupil had meer
dan de dubbele grootte der linker, de regter bij helder daglicht 8quot;\',
de linker 33/4quot;\'. De regter pupil was absoluut onbewegelijk bij in-
vallend licht en convergentie; de linker had de normale bewegelijkheid.
De ziekte was in zeer korten tijd ontstaan. Aan hoofdpijn of
supra-orbitaalpijn leed patient niet. Lijder meende gelijktijdig met
de stoornis in \'t gezigtsvermogen een vlekje op \'t regter oog gekre-
gen te hebben. Hij had den laatsten tijd een zijner bloedverwanten
met eene oplossing van sulphas atropini ingedruppeld. De diagnose
was paralyse der accommodatie door inwerking van sulphas atropini.
Onder de gunstigste prognose werd de lijder zonder eenige behan-
deling weggezonden ; herstel is in weinige dagen gevolgd.
Bij de klagte des lijders, dat \'t gezigtsvermogen
schier plotseling eene belangrijke stoornis had onder-
gaan, en dat hij noch in de nabijheid, noch in de
verte scherp kon waarnemen, kon ligtelijk de gedachte
oprijzen, dat eene gewigtige ongesteldheid van ^t in-
wendige oog was ontstaan, -quot;t Bleek echter, dat door
zwak-positieve glazen \'t zien op afstand verbeterde, en
door sterkere positieve glazen in de nabijheid ook vol-
komen scherp werd gezien. Er was dus noch aan verduis-
tering van eenige middenstof, noch aan stoornis van den
gezigtszenuw-toestel te denken, en wij kwamen tot
\'t besluit, dat ^t accommodatie-vermogen was opgeheven.
Reeds terstond deed de buitengewoon groote middel-
lijn der pupil ons vermoeden, dat een mydriaticum
had ingewerkt: immers bij paralyse van den n. oculo-
motorius is, wel is waar, zoowel de reflexie als de
accommodatieve beweging der iris vernietigd, maar er
blijft een breede rand der iris zigtbaar over, die eerst
verdwijnt bij indruppeling van een mydriaticum. Toen
nu bij onderzoek bleek, dat patiënt met sulphas atropini
had omgegaan, was alle twijfel voor ons opgeheven,
en wij konden den lijder, onder \'t stellen der gunstigste
prognose, wegzenden.
De geringe graad van hypermetropie op quot;t regter
oog, \'t liggen van \'t punt van duidelijk zien op 11quot;
met \'/lo, was volkomen in overeenstemming met paralyse,
door een mydriaticum veroorzaakt.
^t Vlekje op het hoornvlies, dat de lijder meende pas
ontstaan te zijn, was waarschijnlijk van vroegere ontste-
king overgebleven. Bij de ongerustheid over \'t gestoorde
gezigtsvermogen had de lijder, welligt in den spiegel^
zeker \'t vlekje objectief gezien, dat vóór dien tijd niet
door hem was opgemerkt geworden. Dit kan niet be-
vreemden , aangezien het vroeger zeker niet voor-
de pupil lag, en nu, bij de sterke verwijding
tegenover \'t pupilvlak gekomen, op diens zwarten
grond veel gemakkelijker was waar te nemen.
Dit geval is voor den oogarts leerzaam: altijd denke
hij bij volkornene verlamming der accommodatie met
eene wijde, onbewegelijke pupil aan de mogelijke
inwerking van een mydriaticum. Bij geringe aandoe-
ning door een mydriaticum kan de symptomen-groep
meer overeenkomst hebben met die van accommoda-
tie-paraese, en dan is de tijd de beste leermeester.
Accommodatie-verlamming, door een mydriaticum ver-
oorzaakt, wijkt namelijk binnen eenige dagen.
Geval I[.
Schier volkornene verlamming der accommodatie op beide oogen.
Myopie =z
Heer W., 61 jaren oud, meldde zich aan, klagende over toene-
mende moeijelijkheid in \'t zien op afstand, bijv. in \'t herkennen van
personen op straat. Bij onderzoek bleek, dat op beide oogen myopie
bestond = y,a. \'t Digtste punt, met den optometer bepaald , was on-
geveer op 11quot; gelegen: \'t accommodatie-vermogen dus schier geheel
opgeheven. Daarenboven waren de pupillen, den leeftijd in aanmerking
genomen, bijzonder wijd en genoegzaam onbewegelijk. Patiënt deelde
ons mede, dat hij reeds op 30jarigen leeftijd moeijelijk kon lezen
en schrijven, en zich genoodzaakt had gezien daarbij een bril te ge-
bruiken. Een tiental jaren geleden, had hij bij toeval opgemerkt, dat
hij ook zonder bril in staat was, zijn werk in de nabijheid te ver-
rigten, en thans is een positieve bril hem daarbij lastig. Intus-
.schen is de vroeger gebruikte nog in zijn bezit, en bleek te zijn
van 36quot; positieven brandpuntsafstand.
Van hoofdpijn of supra-orbltaalpijn bleek niets. Glazen van — Via
werden voor \'t zien in de verte toegestaan.
Dit geval mag bijzonder merkwaardig heeten. Er
bestond eene myopie van Vu, en de patiënt had op
middelbaren leeftijd voor zijn werk in de nabijheid
positieve glazen noodig gehad. Oppervlakkig scheen dus
eene hypermetropie voor eene myopie te hebben plaats
gemaakt. Men weet, dat dit, zoo \'tooit voorkomt, tot
de grootste zeldzaamheden behoort.
Bij nader onderzoek bleek hier dan ook, dat de gang
der verschijnselen op andere wijze te verklaren was-
Wij constateerden namelijk \'t bestaan van verlamming
der accommodatie, \'t Schier geheel gemis van accom-
modatie-breedte zou op den leeftijd van den lijder
hiertoe naauwelijks \'t regt gegeven hebben; maar in
\'t oogloopend was de groote middellijn zijner pupil,
en daarenboven traden, bij deze vooronderstelling, nu
op eens alle verschijnselen in \'t helderste licht.
Dagelijks zien wij myopie in graad toenemen: ook
bij den patiënt is dit ongetwijfeld \'t geval gew^eest.
Op SOjarigen leeftijd had hij welligt eene myopie
van y24, en deze heeft thans voor die van \'/u plaats
gemaakt. Was nu bij de bestaande myopie van V24 \'t
accommodatie-vermogen reeds opgeheven (zoo als wij
hebben voorondersteld), dan was hij destijds blijkbaar
niet in staat zonder positieve glazen te lezen en te
schrijven. Hij moest dus zijne toevlugt tot een\' positie-
ven bril nemen. Met het toenemen der myopie M^erd
deze hem overbodig, eindelijk zelfs lastig. —
Bij matige graden van myopie zien de lijders met het
klimmen der jaren op afstand doorgaans beter. Prof.
Dondeks heeft dit verklaard uit toenemende vernaauwing
der pupil, terwijl slechts zelden wezenlijke vermindering
der myopie voorkomt. In dit geval was en bleef de
pupil wijd wegens paralyse, terwijl de myopie eene pro-
pressieve was, en zoo verklaart zich volkomen de klagte
over de toenemende moeijelijkheid personen te herkennen,
hetgeen den patiënt de hulp van den oogarts deed inroepen.
Omtrent \'t ontstaan der paralyse wist de lijder geene
inlichtingen te geven.
Geval III.
Accommodalie-paralyse op beide oogen. Hypermelropie,
J. d. B., 55 jaren oud, wonende te U., meldde zich aan den
September 1859, op de polikliniek van \'t N. G. v. O., kla-
gende , dat zijn gezigtsvermogen sedert twee jaren langzamerhand
verminderd was.
Zonder glas kon de lijder N°. 21 op 5 meters ontcijferen, met y^g
Nquot;. 19 duidelijk mei beide oogen onderscheiden. Hij las zonder
glas Nquot;. 16 met moeite op 2\'afstand, met Vs No. 3, met % Nquot;. 1
duidelgk op ö\'/aquot;; duldde voor duidelijk zien geene verschuiving van
\'t boek. De lijder zag de vertikale draadjes van den optometer met
\'/g duidelijk op 10quot; afstand; bij de geringste verplaatsing werden
zij terstond minder scherp gezien. De pupillen waren vrij naauw,
zeer bewegelijk, \'t Regter oog vertoonde bij onderzoek met den
oogspiegel beginnende senile verduistering der lens, overigens niets
bijzonders.
Patient had noch aan cerebraal-aandoening, noch aan supra-
orbitaalpijn geleden. Er werd een bril van \'/u voor \'t zien van
zijn\' gewonen arbeid gegeven. \' De lijder werd dennbsp;December
door mij bezocht; de toestand was volkomen dezelfde gebleven.
In dit geval zoude men, vooral bij de bewegelijke
pupil, gepaard met hypermetropie van Vso, geneigd zijn,
aan eene gewone senile vermindering der accommoda-
tie-breedte te denken. Nemen wij echter in aanmer-
king, dat optometrisch slechts op een zeer bepaalden
afstand volkomen scherp werd gezien, en de hyper-
metropie bij de convergentie op 10quot; ongeveer gelijk
was aan die met evenwijdige gezigtslijnen, dan moe-
ten wij tot paralyse besluiten.
Dat hij de naauwe pupil met glazen van y^ op 5 werd
gelezen, kan geenszins bevreemden, aangezien dit zonder
rii-^ - -......- ■■■quot; . ^Ê^^^^Êimmm
sterke accommodatie mogelijk is. Betrekkelijk Avordt
zonder glas ook goed op afstand waargenomen, hetgeen
insgelijks uit de naauwe pupil te is verklaren.
Waarschijnlijk heeft bij \'t ontstaan der accommo-
datie-verlamming de beweging der pupil niet geleden,
en door de voortdurende werking van den sphincter
pupillae om de storende rerstrooijingscirkels zooveel
mogelijk te verkleinen, is de pupil naauwer geworden.
De oorzaak en zitplaats liggen ten eenemale in \'t
duister. Doch daar zich gedurende twee jaren geen ander
paralytisch verschijnsel heeft ontwikkeld, zoude men
wel geneigd zijn de aandoening in \'t ganglion ophthal-
micum of in de nervi ciliares te zoeken.
Geval IV.
Accommodatie-verlamming van \'t linker oog; later ook aandoening
van \'t regter oog. Geringe graad van hypermetropie, overge-
gaan in geringe myopie.
Heer L., te P., 29 jaren oud, meidde zich aan den i
Mei 1838, klagende over stoornis bij \'t zien in de nabijheid met
\'t linker oog.
lïij onderzoek bleek, dat deze stoornis haren grond had in accom-
modatie-paraese van \'t linker oog. De linker pupil was veel wijder
dan do regter: de linker bij helder daglicht 6quot;\', de regter i\'quot;; da
beweging der linker pupil beperkt, die der regier normaal, \'t Naaste
punt van \'t linker oog lag op 20quot;; de ligging van \'t naaste punt
van \'t regter oog was normaal (ongeveer op 7quot; bij geringen graad
van hypermetropie). Een geringe graad van hypermetropie werd op
\'t linker oog geconstateerd, welke niet op \'t regter kon worden
aangetoond.
Eenige maanden later had de paralyse ook de accommodalie op
\'t regter oog aangedaan : \'t naaste punt voor \'t regter oog lag nu
op 13quot;, met i/io ongeveer op 6quot;, verste punt met ongeveer
op 9quot;. Beide pupillen waren nu verwijd, en hadden hare beweging
schier geheel verloren. Even als vroeger op \'t linker werd ook
nu op \'t regter oog een geringe graad van hypermetropie gevonden.
Patient klaagde over hoofdpijn.
Tegenprikkelä en overigens afleidende behandeling werden aanbe-
volen, glazen van voor \'t zien in de nabijheid toegestaan.
Anderhalf jaar later vertoonde zich patient weder: de paralyse
was niet verbeterd, ja zelfs iets toegenomen ; de accommodatie-
verlamming was op \'t linker oog schier volkomen: \'t naaste punt
van \'t linker oog lag met op 18quot;. Do accommodatie-breedte
van \'l regier oog bedroeg ongeveer y^^. Er werd, in plaats van
den geringen graad van hypermetropie, vroeger aanwezig, eene ge-
ringe myopie (ongeveernbsp;op beide oogen aangetoond.
Bij \'t eerste onderzoek lag \'t naaste punt van \'t
linker oog op 20quot; afstand, bij eene manifeste hyperme-
tropie van y4o. \'t Zij hier aangegeven, om de ligging
van \'t digste punt op 20quot; afstand, op 29jarigen leeftijd,
niet geheel aan de verminderde werking van de ac-
commodatie toe te schrijven.
Dat een geringe graad van hypermetropie bij de eerste
aanmelding alléén op \'t linker oog werd aangetoond,
kan ons geenszins bevreemden : op \'t regter oog was
zij door eene normale accommodatie geheel latent.
Later toen ook \'t regter oog door paralyse werd aan-
gedaan, kon daar evenzeer een geringe graad van hy-
permetropie worden geconstateerd.
Merkwaardig is in dit geval, dat ongeveer anderhalf
jaar later bij naauwkeurig onderzoek bleek, dat niet
alleen de hypermetropie geweken, maar zich een ge-
ringe graad van myopie had ontwikkeld. De graad
van hypermetropie was echter zoo gering geweest, dat
men hieruit, in \'t algemeen, niet besluiten mag, dat
eene te korte gezigtsas te lang zou kunnen worden.
De lijder meende alsnu, dat eenige verbetering was
ingetreden, aangezien bij den geringen graad van
3
-ocr page 40-myopie, \'i lezen hem iets gemakkelijker was dan
vroeger. Met een\' zwakkeren bril, namelijk, kon hij
\'t lezen zonder moeite volhouden.
Van de algemeene oorzaak is niets gebleken. Syphilis
was waarschijnlijk niet aanwezig. De nadere oorzaak
en zitplaats liggen ook hier ten eenemale in \'t duister.
Men zoude, op vroeger reeds aangehaalde gronden, eene
aandoening van \'t ganglion ophthalmicum of van de
nervi ciliares vermoeden.
Geval V.
Accommodatie-parahjse op beide oogen. Hypermetropie.
De knaap H. B., 13 jaren oud, meldde zich aan in \'t einde van
October 1839, klagende, \'t gezigtsvermogen schier plotseling verloren
te hebben.
Elk oog had eene manifeste hypermetropie vannbsp;Verste punt
van beide oogen lag op 15quot;, met bepaald; \'t naaste punt, met
Yio, op 13quot;. Beide pupillen waren verwigd, verschil in grootte der
middellijn van beide zijden bestond niet. De reflexie- en accommodatieve
beweging aan beide zijden schier geheel opgeheven. Zonder glas
kon patiënt op geen\' afstand hoegenaamd meer waarnemen ; met
V24 op afstand No. 19 zonder fout lezen, met \'/a Nquot;. 1 in de
nabijheid. Bij indruppeling van een mydriaticum werd de pupil
veel wijder, en de totale hypermetropie bleek te zijn y^^.
Van de erfelijkheid der hypermetropie bleek niets: de vader was
myoop, de moeder had emmetropische oogen. Patient klaagde niet
over hoofdpijn , doch had vóór \'t ontstaan der accommodatie-ver-
lamming aan febris biliosa geleden.
Er werden tegenprikkels aangewend , en den lijder positieve glazen
voor \'tzien toegestaan.
Den 1»ten December kon de Igder Nquot;. 1 lezen zonder bril. Do
accommodatie was wederom schier geheel normaal. Van de hyper-
metropie was vóór indruppeling niets meer aan te toonen.
Geval V is een dier gevallen, waarbij de lijder zich
met buitengewonen angst bij den oogarts vertoont:
\'t vermogen van te onderscheiden, namelijk, is hij ac-
commodatie-paralyse met hypermetropie voor eiken
afstand opgeheven, en de lijder waant zijn oog ver-
loren.
Deze gevallen vooral gaven vroeger aanleiding tot
verwarring, en werden toen wel voor hooge graden
van amblyopie gehouden. Bij onderzoek met positieve
glazen bleek echter, dat de gezigtsscherpte eene nor-
male was.
Wij zien hier overigens ten duidelijkste, hoe de
hypermetropie, bij de accommodatie-paralyse manifest,
bij terugkeer der accommodatie wederom geheel latent
werd.
Geval VI.
Accommodatie-paraese op beide oogen. Hypermetropie.
Jongeheer H., 17 jaren oud, kwam in de maand Augustus 1860
onder behandeling wegens accommodatie-paraese op beide oogen. Patient
klaagde, in de nabqheid niet te kunnen zien.
Linker pupil was wijder dan de regter: bij verlichting van eene
helder brandende lamp op den afsland van 4\', is de middellijn van
de linker g%quot;\', die der regter pupil 5%quot;\'. De accommodatieve
en reflexie-beweging waren op beide oogen wel aanwezig, doch
eenigzins verminderd; op de linker pupil geschiedde de beweging
buitengemeen traag. Vóór kunstmatige mydriasis, verkoos \'t h\'nker
oog een glas van y^ om op afstand te zien; \'t regter oog behoefde
geen glas om in de verte te onderscheiden. Met \'t lichtpunt be-
paald, was de hypermetropie, vóór indruppeling, van \'t linker oog %8,
van \'t regter %g. \'t Naaste punt van \'t linker oog was zonder
glas niet te bepalen, van \'t regter lag het op 13quot;. \'t Digtste punt
met i/jj van \'t linker oog op 11\'\'; \'t verste punt met %„ op
Het digtste punt van \'t regter oog met y,o op 6quot;; \'t verste met
Vto op 18quot;. Na indruppeling bleek de hypermetropie, met \'t licht-
punt bepaald, te zijn van \'t linker oog van \'t regter V,4. De
i\'ccommodalie-breedte van \'t linker oog, met %(, bepaald, was dus
3*
-ocr page 42-Vil — Vît = ongeveer y,,; die van \'t regter oog ongeveer % bij
bepaling zonder glas, met bepaald, % —
De ziekte was vrij spoedig ontstaan. Patient had noch aan hoofd-
pijn, noch aan supra-orbitaalpijn geleden. Angina was er niet ge-
weest. Ouders waren emmetropisch.
Den lijder werd een positieve bril van y,4 voor \'t zien in de na-
bijheid toegestaan. Herslel is in eenige maanden gevolgd, onder
aanwending van vlugtige prikkels boven de wenkbraauwen.
Opmerking verdient bij dit geval, dat op jeugdigen
leeftijd, bij belangrijke vermindering der accommodatie-
breedte, een groot deel der hypermetropie latent bleef,
en de invloed van de convergentie op de ligging
van \'t verste punt zich nog duidelijk deed gevoelen.
(Accommodatie-breedte =: % voor \'t regter oog zonder
glas, — %, met bepaald).
Geval VII.
Accommodalie-paraese op beide oogen. Geringe graad van myopie.
Jongeheer W., 12 jaren oud, kwam wegens ooglijden in Manr
1860 onder behandeling.
Patient klaagde, dat \'t zien in de nabijheid hem slechts een oogen-
bhk mogelijk was, spoedig werden de voorwerpen onduidelijk. De
oogen waren geinjiceerd ; \'t aangezigt was plat ; schijnbare hyper-
metropie; pijn echter niet boven, maar in de oogen. Do verschijnselen
waren gelijk aan die van hebetudo; alleen de zetel der pijn gaf eenig
verschil. Vóór kunstmatige mydriasis werd eene myopie — Y^g op
beide oogen geconstateerd; na indruppeling van sulphas atropini ver-
beterde een glas van — %lt;, \'t zien op afstand. De lijder kon slechts
een oogenblik voor den afstand van 5%\'? accommoderen, dan werd
de accommodatie-breedte spoedig geringer, de voorwerpen liepen door el-
kander, en slechts op ongeveer 20quot; kon blijvend worden gezien.Na kunst-
matige mydriasis zag patient met, op 8quot; afstand. De reflexie-bewe-
^ing van beide pupillen was genoegzaam normaal, de accommodatieve
beperkt. Supra-orbitaalpijn of hersenaandoeningen hadden niet be-
staan; de ziekte was vrij spoedig tot stand gekomen.
Zwak-positieve glazen werden den lijder voor \'l zien in de nabij-
heid gegeven. Onder gelijke behandeling als vroeger is genezing
in drie maanden gevolgd.
Hebetudo of astlienox^ie is in den regel afhankelijk
van hyjjermetropie (Donders). Echter kan ook paraese
schier dezelfde verschijnselen voortbrengen. Dit was
hier \'t geval, \'t Verschil is alléén, dat, wanneer hyper-
metropie ten gronde ligt, op geen\' afstand blijvend met
gemak gezien wordt, eo dat bij paraese, althans wan-
neer er eenige myopie mee gepaard gaat, er een eenig-
zins verwijderd punt bestaat, waarop bUjvend kan worden
gezien, zonder dat verschijnselen van astbenopie zich
opdoen.
Ware de blijvende afstand van \'t digste punt 5%quot; ge-
weest, zoo ware deze nog geenszins eene normale, den
leeftijd, in aanmerking genomen; in elk geval bestond er
dan nog vermindering der accommodatie-breedte. Des-
niettemin is de betrekkelijk krachtige spierwerking, die
voor een oogenblik kon intreden, zeer opmerkelijk; dit
is een verschijnsel, hetgeen meer bij algemeene verlam-
mingen, in verscheidene gevallen op spierzwakte be-
rustende, wordt aangetroffen.
Kan ook hier de oorzaak in bet spierweefsel zelf zijn
te zoeken geweest?
De vermoedelijke zitplaats der ziekte, schijnt mij wer-
kelijk toe, in de spier gelegen te zijn. Eene aandoening
der zenuwen, of centraallijden aan te nemen, komt
mij minder bevredigend voor.
Geval VIII.
Mydriasis, na herstelde accommodalie-paralyse.
\'t Geval, vvaarin de accommodatie normaal, de pupil schier on-
bewegelijk en verwijd was , is niet voldoende geobserveerd, om \'t
geheel in zijne bijzonderheden te kunnen beschrijven.
De accommodatie-verlamming was schier plotseling op één oog
ontstaan; de pupil verwijd, schier onbewegelijk. De lijder had een
jaar geleden apoplexie gehad, en eenige maanden aan hemiplegie
geleden.
De accommodatie-paralyso was binnen eenige maanden geweken ;
doch de pupil had hare bewegelijkheid niet terug bekomen.
Dit geval is der bijzondere vermelding waardig, wegens
\'t voorkomen van eene onbewegelijke pupil bij her-
stelde accommodatie. Komt accommodatie-verlamming
met bewegelijken oogappel zelden voor, eene onbewe-
gelijke pupil met normale accommodatie wordt welligt
nooit aangetroffen. Pathologisch is \'t verschijnsel echter
hier aanwezig, en wordt verklaard door de niet herstelde
functie van de nervi ciliares, welke de pupilbeweging
beheerschen.
Bij \'t plotseling ontstaan is de oorzaak, op grond
van bestaande diathesis apoplectica, hier waarschijnlijk
apoplexie.
b. Gevallen van accommodatie-verlamming, gepaard met
verlamming van uitwendige oogspieren.
Geval IX.
Verlamming van den geheelen n. oculo-motorius op \'t linker oog.
Accommodatie-paralyse op \'t regter.
S. P.. wonende te U., 41 jaren oud, meldde zich aan op den
30»ten Mei 1860 , op de polikliniek in N. G. v. O., klagende, H
linker oog niet meer te kunnen openen, en met het regter in de
nabijheid niet te kunnen zien.
\'t Linker boven-ooglid was neêrhangende, echter nog een weinig
bewegelijk. Bij opening van \'t linker oog merkte men terstond eene
afwijking van den oogbol naar buiten op. Elk oog las N^, 21 op 6
meters afstand, kon No. 19 niet onderscheiden. Positieve of negatieve
glazen verbeterden \'t zien op afstand niet: beide oogen waren emme-
tropisch. Patient las met beide oogen Nquot;. 3 op 9\'\' met Vio , kou
No. I niet zien, en zonder glas hoegenaamd niet onderscheiden : de
accommodatie op beide oogen schier geheel opgeheven. Beide pupillen
waren matig wijd; de reflexie- en accommodatieve beweging bijna
geheel afwezig.
De beweging van \'t linker oog was gestoord naar boven, naar
binnen, en naar beneden niet geheel; de beweging in \'t horizon-
taal vlak naar buiten was normaal. Bij \'t regtuit-zien week \'t linker
oog iets naar buiten en beneden af; bij \'t naar regts en beneden
zien kwam \'t aangedane oog slechts tot aan \'t mediaanvlak, stond
te hoog; bij \'t naar \'t links en beneden zien stond \'t linker oog veel-
te hoog , en eene draaijing ora de as naar bionen was duidelgk
waar to nemen.
In do geheele regter helft van \'t gezigtsveld werd dubbel gezien.
De dubbelbeelden waren gekruist \').
\'t Onderzoek met den oogspiegel leverde niets bijzonders op. Wer-
den beide oogen gesloten, zoo werd patient duizelig en dreigde te val-
len. Acht dagen geleden, had de lijder\'s avonds hoofdpijn heviger dan
gewoonlijk gehad, en kon den volgenden morgen \'t regter ooglid niet
meer opheffen. Twee dagen later word door hem opgemerkt , dat
hij met \'t linker oog niet meer in de nabijheid kon zien. De scherpte
van \'t gezigtsvermogen was sedert 2 jaren op beide oogen langza-
merhand verminderd.
Van 1837—1850 was patient soldaat geweest, en maakte veel
gebruik van sterken drank. Hij gaf op nooit aan primaire syphylis ^
doch wel aan een\' suppurerenden bubo geleden te hebben, — overi-
gens eene goede gezondheid te genieten. Uit de dienst gekomen,
huwde hij, gewende zich \'t gebruik van alcoholica af, en verwekte
vier (gezonde?) kinderen.? Twee jaren later leed de lijder aan eene
hevige keelontsteking , gepaard met zeer belemmerde slikking (angina
syphylitica?), werd door Dr. J. met een adstringerenden gorgeldrank
en inwendig behandeld. Cicatrices in den pharynx nog zigtbaar.
1) \'t Verschil in hoogtestand en helling van \'t afwijkende beeld is niet geohser-
veerd, maur gemakkelijk af te leiden uit den stand van \'t afwijkende oog, en de hel.
ling van den vertikalen n.eridiaan, in vergelijking van \'t normale. De vertikale meridiaan
lielt bij \'tregtB-boven en links-boveu zien, naar regte en links, bij \'t rcgts-beneden cn
Unka-benedea lien, naar links en regts. De helling is omgekeerd voor \'t dubbelbeeld.
De lijder is voornamelijk inwendig, met tinct. ferri cydoniala en
andere tonica behandeld; goede voeding werd aanbevolen; tegen-
prikkels werden beproefd.
Patient is sinds dien tijd herhaaldelijk aan hoofdpijn en duize-
ligheid lijdende. Over supra-orbitaalpijn werd niet geklaagd.\' Alle
tanden der bovenkaak waren uitgevallen (mercuralia gebiuikt?).
Van tijd tot tijd bad patient convulsieve bewegingen in de regter
aangezigtshelft en onderste extremiteiten , afwisselende met pijn en
loomheid. Overigens had de lijder een zeer anaemisch voorkomen.
Pols klein, frequent. (Exbaustus a nimia Venere et pravo victu.)
Den December bezocht ik den lijder, en vond zijn voorkomen
tamelijk. De ptosis was geweken; \'t accommodatie-vermogen voor
een gedeelte teruggekeerd: het naaste puut lag ongeveer op 14quot;;
de pupillen waren wel wijder dan gewoonlijk, doch bewegelijk, \'t Stra-
bismus divergens was gebleven , echter concoriiiterend geworden in
alle rigtingen, behalve in \'t vertikale vlak naar boven. Patient was
zeer duizelig: de voorwerpen schenen te bewegen. De lijder had
veel last van dubbelbeelden, en hield daarom doorgaans \'t linker oog
gesloten. Er scheen thans indicatie voor tenotomie te bestaan.
Wij zien in dit geval, hoe op \'t eene oog de ge-
heele n. oculo-motorius lijdende was, hoe de paralyse
zich twee dagen later ook op ^t andere oog uitbreidde ,
en daar alleen \'t accommodatie-vermogen aandeed.
De algemeene toestand van den lijder kenmerkte
wel een centraallijden; de langzame vermindering der
scherpte van \'t gezigtsvermogen kan hierdoor worden
verklaard, alhoewel \'t onderzoek met den oogspiegel
niets opleverde.
Opmerkelijk was de buitengewone duizeligheid van
den lijder ook bij gesloten oogen. Dan is duizeligheid ook
een wezenlijk symptoom van eene hersenaandoening:
duizeligheid bij paralyse van uitwendige oogspieren, bij
\'t zien optredende, is meer afhankelijk van \'t verbroken
evenwigt tusschen \'t bewustzijn van en de tot stand
gekomene oogbeweging. De voorwerpen bewegen dan
schijnbaar.
De algemeene oorzaak is hier waarschijnlijk syphilis,
terwijl omtrent de natuur van de centrale aandoening
slechts gissingen zouden kunnen geopperd worden.
Geval X.
Verlamming van den geheelen n. oculo-motorius van \'t linker oog,
J. B. v. L., 46 jaren oud, kwam den l?^®» Maart 1860 onder
behandeling wegens paralyse van den n. oculo-motorius.
\'t Linker boven-oogiid hing over de ooghdspleet naar beneden.
Patient vermogt hel slechts voor een klein gedeelte op te heffen , bij
welke poging\'t regter ooghd veel te hoog werd opgetrokken. De rand
van \'t onder-ooglid is minder gebogen dan aan de gezonde zijde;
de hoek der regter ooglidspleel stond iets lager dan de linker. Bij
opening van \'t oog was een duidelijk strabismus divergens aan-
wezig.
De afwijking in stand en beweging van het regter oog was gelijk
aan die in geval IX beschreven; de dubbelbeelden hadden ook den-
zelfden stand. De regter pupil was wijder dan de linker: de regter
bij helder daglicht 6quot;\', de linker 3quot;\'. De reflexie- en accommo-
datieve beweging waren zeer beperkt, van de linker pupil normaal.
Elk oog las Nquot;. 19 op afstand; beide oogen waren emmetropisch
\'t Gezonde oog las N». 1 op 10quot;, had zijn naaste punt op 9quot;,
met den optometer bepaald, \'l Zieke oog kon zelfs geen grooten
druk in de nabijheid lezen; las, met »/g, I op 8quot;. Met den
optometer gaf \'t regter oog, met y,o gewapend, 9/\' aan voor\'t digtsle
punten duldde bijna geene verschuiving der verlikale draadjes: de
accommodatie-breedte van \'t regter oog was schier geheel op-
geheven ; van het linker normaal, \'t Onderzoek met den oogspiegel
leverde niets bijzonders op.
De lijder gnf op, dat zijn ooglijden in de maind November 18S9
ontstaan was; hij had toen veel pijn in \'t regter oog, vooral in
\'t regter boven-ooglid gehad , dat langzamerhand meer en meer
was gedaald. Patient verhaalde nooit aan hoofdpijn, duizeligheid
enz,, noch aan syphilis geleden, doch veel gebruik van alco-
holica gemaakt te hebben. Er bestond een anaemische habitus, en
klagte over loomheid in de onderste ledematen.
De lijder werd voornamelijk inwendig behandeld. De afloop is
onbekend.
Opmerking verdient bij dit geval de zamenwerking
der beide musc. levatores palp, super. Bij poging om
\'t regter ooglid nog een weinig op te heffen, stond
het linker reeds veel te hoog. Dit gaf eene zonder-
linge uitdrukking aan \'t geheele gelaat; schijnbaar be-
stond er kramp van den levator palpebrae superioris
der gezonde zijde, zoodra echter \'t linker oog rnet
de hand weni digt gehouden, was de stand van \'t linker
ooglid normaal en de uitdrukking van \'t gelaat geheel
rustig.
Hier spreekt dus de geassocieerde beweging ten dui-
delijkste, en de sterkere opheffing van \'t gezonde oog-
lid is gelijk te stellen met de grootere secundaire af-
wijking bij strabisme, welke op \'t gezonde oog voor-
komt, wanneer de voor de gelijknamige beweging
dienende paralytische spier van \'t aangedane oog
werken moet.
In dit geval wordt ook waargenomen de werking,
welke de musculus levator palpebrae superioris op \'t
onder-ooglid uitoefent. De buitenhoek der ooglidspleet
stond aan de aangedane zijde lager, de rand van \'t
onder-ooglid was minder gebogen.
De musculm levator palpeirae stiperioris is tevens levator
palpebrae inferioris.
De oorzaak ligt hier in, \'i duister, de zetel eveneens.
Er is aan eene peripherische zitplaats gedacht, op grond
voornamelijk van pijn in \'t oog en \'t ooglid bij \'t
ontstaan der ziekte.
Geval XI,
Paralysis n. oculo-molorii totalis oculi deostri, par.nerv. facial, dea^ir.,
paral, incompleta pleco. hrach. et lumb. demtr.
A. O,, 40 jaren oud, wonende te R,, kwam in het N. G, v. O-
op den e^eu julij i860.
De regter pupil was wijder dan de linker; schier ongevoelig voor
licht en converengtie; \'t naaste punt was zonder glas niet te bepalen ,
met Vio lag \'top 8quot;; verste punt met Vio op 10quot;; de accommo-
datie-breedte dus ongeveer i/g — 1/10= Véoï de accommodatie van
\'t linker oog normaal. Beide oogen waren emmetropisch.
\'t Gevoel op de regter wang was niet verminderd ; van de regter hand
ongeveer viermaal minder dan aan de linkerzijde. De lijder kon den
regter arm slechts 90 graden buigen. De kaauwlng en slikking
geschiedde moeijelijk. Angina was er niet geweest.
De lijder gaf op, vóór drie weken een aanval van apoplexie gehad te heb-
ben, was bewusteloos geweest, en had daaruit de verlammingsverschijn-
selea overgehouden. Onder de aanwending vau electriciteit, en \'t
inwendig gebruik van acid. sulf. dil. is de lijder genoegzaam hersteld.
Bijzondere opmerkingen zijn hier niet te maken; de
oorzaak der ziekte is klaarblijkelijk apoplexie, waarbij
de n. oculo-motorius hier ook lijdende is.
B. ACCOMMODATIB-KBAMP.
Geval XII.
Krampachtige toestand van den accommodatie-toestel. Hypermétropie.
Mevrouw 0., 29 jaren oud, meldde zich aan den 28sten October
1859, klagende over pijn bij \'t zien, en de onmogelijkheid om in da
nabijheid Ie lezen.
Bij objectief onderzoek morkte men terstond eene ondiepe oogkamer en
-ocr page 50-vlak aangezigt op. Pupillen waren vernaauvsrd, doch bewegelijk. Na kunst-
matige mydriasis bleek eene hypermetropie van \'/j^, vóór mydriasis
werden positieve glazen op afstand niet verdragen, \'t Naaste punt
lag op Hquot;; de accommodatie-breedte dus ongeveer normaal ,
op 29jarigen leeftijd, bij eene hypermetropie van \'/jj. De scherpte
van \'t gezigtsvermogen was volkomen.
Palienle was sedert i O jaren altijd door verschijnselen van pijnlijke
hebetudo gekweld , en had vruchteloos den raad van verschillende Oph-
thalmologen opgevolgd. De lijderes verkreeg positieve glazen van i/j^
Eenigen tijd later vertoonde zij zich op nieuw. De toestand was
volkomen dezelfde gebleven. De paliente werd wederom ingedrup-
peld , en las dan met y, op ongeveer 12quot; afstand zonder pijn. SJij
t wijken der kunstmatige mydriasis traden de verschijnselen van
pijnlijke hebetudo wederom op, welke glazen zij ook mogt gebruiken.
Zij werd nu met sulphas atropini voortdurend ingedruppold, en posi-
tieve glazen van gegeven. Eenigen tijd later kon zij met een
reducerenden bril zonder pijn op gewonen afstand lezen.
In dit geval zien wij, hoe de hypermetropie door
eene sterke accommodatie geheel latent was, dat op 29-
jarigen leeftijd, bij eene hypermetropie van V,r„ niet meer
\'t geval kan zijn, wanneer niet de accommodatie voort-
durend bovenmatig ingespannen is. In den aanvang der
ziekte is sterk geaccommodeerd, en door de voortdu-
rende, bovematige inspanning van \'t accommodatie-
♦vermogen, ontstond er eene krampachtige spanning
van den musc. Brückianus, welke onveranderd voort-
duurde, wanneer ook positieve glazen werden aange-
wend, die de hypermetropie neutraliseerden.
De pijn is eene ciliairneurose, hier ontstaan door
voortdurefide, krampachtige zamentrekking van den
musc. Brückianus.
Geval XII echter is niet \'t ware beeld van accom-
modatie-kramp. Dan moet de accommodatie-breedte
totaal zijn opgeheven. Bovendien is hier hypermetropie
If
aanwezig, welke vroeger reeds tot lievige verschi,ïnge-
len van hebetudo aanleiding gaf. Daarom moet dit
geval eer als een gemengde toestand worden opgevat,
namelijk als asthenopie, nu met eene krampachtige pijn-
lijke spanning van den musc. Brückianus verbonden.
Twaalf gevallen hebben wij slechts beschreven. De
overige achttien zijn óf niet voldoende geobserveerd
om in \'t bijzonder vermeld te worden, óf leveren niets
op, dat hen der bijzondere vermelding waardig maakt.
Doch wat zij gezamenlijk leerden, omtrent de statistiek
van de accommodatie-stoornissen, komt in \'t volgende
hoofdstuk ter sprake.
Be accommodatie-verlamming, in verhand r,iet imargenomen
gevallen, in \'t algemeen heschomvd.
De waargenomen gevallen van stoornis in \'t accom-
modatie-vermogen bedroegen 30 in getal.
Van accommodatie-verlamming zijn 29 gevallen voor-
gekomen. Slecbts 1 geval van accommodatie-kramp is
waargenomen, dat wij boven beknopt liebben vermeld,
en nog niet volkomen aan \'t ware beeld, zooals v. Graeïe
accommodatie-sjiasmns beschrijft, voldoet. 1)
Wij zullen in dit hoofdstuk dan ook alleen de
paralyse der accommodatie ter sprake brengen r accom-
modatie-kramp is te weinig bekend en één geval kan
daaromtrent weinig leeren.
1) Zooals door Prof. Donders is aangetoond, verkeert bij de hyper-
metropie de accommodatie-toestel voortdurend in eene verhoogde tonische
werking, die ook aanhoudt, wanneer, bij \'t brengen van positieve glazen
voor de oogen, tot duidelijk zien ontspanning zou worden gevorderd.
Door atropine-indruppeling is ze tijdelijk geheel overwonnen. Dezen
toestand tot kramp terug te brengen, schijnt niet geheel geregtvaardigd:
primitief is \'t willekeurige zamentrekking, die allengs zoodanig tot
gewoonte wordt, dat zij bij de acte van \'t zien niet meer voor verslapping
willekeurig kan plaats maken.
Van de 29 gevallen van accommodatie-verlamming
waren 3, waarin \'t accommodatie-vermogen alleen was
geparalyseerd; in de vorige 16 kwam de accommodatie-
verlamming met paralyse van uitwendige oogspieren
gepaard voor.
Alleen voorlcomende acconmodatie-verlamwAng. Van de 13
gevallen was één toevallig teweeggebragt door de in-
werking van een mydriaticum.
De overige 12 waren accommodatie-ziekten.
Onder de 12 gevallen waren 10 mannen en 2 vrouwen:
3 van 12—15, 3 van 25—30, 3 van 35—41 en 3 van
50—60 jaren oud.
Bij 6 personen, van 20—48jarigen leeftijd, was de
accommodatie-verlamming slechts op één oog aanwezig;
bij 2 van deze was de paraese op quot;t eene oog ont-
staan, nadat vroeger reeds de geheelen. oculo-motorius
op \'t andere was verlamd.
Bij de overige 6 kwam zij op beide oogen voor;
3 op kinderlijken, van 12—15 jaren, 3 op meer ge-
vorderden leeftijd, van 29, 61 en 55 jaren oud.
De accommodatie-verlamming had aangedaan 3 myo-
pische, 3 emmetropiscbe en 6 hypermetropiscbe oogen.
Onder de 6 hypermetropen kwam één geval voor, daar-
door belangrijk, dat na eenigen tijd zich myopie ont-
wikkeld had. Intusschen had de hypermetropie, na
mydriasis, naauwelijks \'Ao bedragen, en moest het oog
dus welligt nog emmetropisch heeten.
Van de 12 gevallen van accommodatie-verlamming
waren 7 onvolkomen, waarvan in 1 de geheele n. oculo-
motorius op \'t andere oog was aangedaan; 5 kwamen
voor als schier volkornene verlaxnming, accommodatie-
paralyse; 1 dezer gevallen ging gepaard met verlamming
van het 3® paar op \'t tweede oog.
De pupil liad niet geleden in 1 geval, voorgekomen
op twee oogen, bij een individu van 55 jaren. Bij 11
was zij in meer of minderen graad aangedaan. De
reflexie-beweging was in 6 gevallen zeer beperkt, in
6 weinig gestoord. De accommodatieve in de 12 geval-
len verminderd; in 1 geval was de beweging der pupil
in \'t oog loopend traag.
Onder de gevallen war-en 6 vrij spoedig ontstaan; 3
van deze, op jeugdigen leeftijd, op beide oogen voor-
komende, binnen 3—4 dagen. De 3 overige kwamen
bij meer bejaarden voor, waarvan 1 op twee oogen, 1
op één oog, nadat vroeger de n. ocülo-motorius op liet
andere oog scbier plotseling was verlamd geworden.
Een cbroniscli ontstaan hadden 6 gevallen; zij zijn
op middelbare jaren voorgekomen; 2 op beide oogen
waren zeer langzaam tot stand gekomen, binnen 1—2
jaren; in 1 geval was de accommodatie-verlamming op
het regter oog ontstaan, 2 maanden nadat de linker
n. oculo-motorius was geparalyseerd.
In één geval, door toevallige inwerking van sul-
phas atropini te weeg gebragt, was de oorzaak zeker.
Van de overige 12, werd in één geval apoplexie als
oorzaak der accommodatie-verlamming aangenomen,
op grond van bestaande diathesis apoplectica en plot-
seling ontstaan; in één werd een verzwakte toestand
van de spier, in één een cerebaaallijden vermoed, waar-
van de verwijderde aanleiding in \'t laatste geval waar-
schijnlijk syphylis was. In de overige 9 is omtrent de
oorzaak mets gebleken. Bij 4 der 11 gevallen kwam
hoofdpijn voor; bij 1 duizeligheid met hoofdpijn, doch
hier was de n. oculo-motorius op \'t andere oog ver-
lamd. In geen enkel geval was supra-orbitaalpijn aanwezig.
De volkomen genezing is gevolgd binnen 3—5 maanden
in de 3 gevallen, op jeugdigen leeftijd, van een vrij
spoedig ontstaan, waar de accommodatie-paraese op
beide oogen voorkwam. In 1 geval was na 6 maanden
de paralyse wel verbeterd, doch niet geheel geweken,
op één oog, op 41 jarigen leeftijd voorgekomen, ontstaan
twee dagen nadat verlamming van \'t 3*^ paar op het an-
dere oog was ingetreden. Volkomen herstel der accom-
modatie-paralyse is ook gevolgd in één geval, op één
oogvoorkomende op middelbaren leeftijd, waarvan de
oorzaak waarschijnlijk was apoplexie. Belangrijk was
in dit geval de niet terugkeerende beweging der pupil;
deze bleef maanden lang nog verwijd en onbewegelijk.
De afloop van 3 gevallen is onbekend. Met gene-
zen zijn 4, zij kwamen voor op beide oogen, op meer
gevorderde jaren.
b. AccomModaiie-verlatmninff, gepaard viet vorlamming van
iiitivendige oogspieren. Van de 16 gevallen, waarin de
accommodatie-verlamming een deel uitmaakte van
een zamengestelder ziektebeeld, meestal gepaard ging
met verlamming van spieren, ook onder het gebied
van den n. oculo-motorius, waren 13 mannen en 3
Vrouwen.
Van deze personen waren 8 van 25—40, 3 van 40-—50,
4 van 50—60 jaren oud. Eén geval slechts kwam voor
op zesjarigen leeftijd.
De paralyse had in alle gevallen in den aanvang
slechts één oog aangedaan. In 11 gevallen was\'t linker
oog lijdende; in 5 \'t regter. Van deze laatste 5 waren
2, waarin eenigen tijd later de verlamming zich ook
op \'t linker oog uitbreidde.
In 8 van de 16 gevallen was de geheele n. oculo-
motorius verlamd; in 3 was de verlamming van \'t geheele
d® paar onvolkomen, doch hiervan was in 2 vroeger
de paralyse compleet geweest; in 3 ging de accom-
modatie-verlamming gepaard met paralyse van den mns-
culi levator palpebrae superioris, rectus superior en
internus; in l was de werking van alle oogspieren,
met uitzondering van den m. obliquus superior, opgeheven;
in 1 trad accommodatie-paraese gezamenlijk op met
verlamming van den musc. rectus externus.
Van accommodatie-paraese kwamen 7 gevallen voor;
zij trad op of met incomplete verlamming van \'t geheele
3® paar, of terwijl slechts eenige takken van den n.
oculo-motorius door paralyse waren aangedaan. In 3
gevallen bestond verlamming van den musc. levator
palp, sup., reet. sup. en int.; in 8 incomplete verlam-
ming van \'t geheele paar; in 1 geval was alléén
de n. abducens geparalyseerd.
Van schier volkomene verlamming zijn 9 gevallen
waargenomen; zij gingen gepaard in 8 met paralyse
van den geheelen n. oculo-motorius; in 1 geval waren
alle spieren, met uitzondering van den musc. obliquus
superior, verlamd.
Van de 16 gevallen waren 10 plotseling ontstaan;
5 binnen eenige dagen; 1 geval slechts ontstond lang-
zamerhand.
Be oorzaak was in de meeste gevallen duister. In
7 liet zij de ruimste gissing toe. In één geval, chro-
nisch ontstaan, werd een centraal verweekingsproces
vermoed, bij 4 aan syphilis \'t lijden toegeschreven, en
wel hiervan in 3 gevallen aan eene cerebraal-ziek te, in
1 geval aan periostitis syphilitica gedacht. In 1 geval,
voorgekomen op zesjarigen leeftijd, waren kennelijke ver-
schijnselen van scrofulosis aanwezig, en werd veel over
hoofdpijn geklaagd. In 3 gevallen werd tot apoplexie
als oorzaak besloten, waarvan in 1 de verlamming van
den n. ocolo-motorius een deel uitmaakte van hemiplegie,
in 2 apoplexie vóór eenigen tijd had bestaan.
De volkomen genezing is in 3—5 maanden gevolgd
in 6 gevallen. In 1 geval was de paralyse na 6 maan-
den wel verminderd, doch niet geheel hersteld. Van
de overige 9 is de afloop niet bekend: de lijders heb-
ben zich niet meer vertoond.
Prof. Dondees heeft waargenomen 8 gevallen va,n ac-
commodatie-verlamming, meestal gepaard met algemeene
verlammingsverschijnselen, ontstaan bij lijders, welke
aan eene epidemische, diphtheritische keelontsteking
geleden hadden. Deze zijn naauwkeurig waargeno-
men en beschreven in het //tijdschrift voor genees-
kunde.quot;
Twee gevallen zijn den Hoogleeraar ook sporadisch
voorgekomen.
In den laatsten tijd is de diphtheritische keelont-
steking nog in verschillende steden van Nederland
heerschende geweest, te Nijmegen vooral, bij kinderen,
en vaak met noodlottigen afloop. Ook daar is de
paraese der accommodatie door verschillende genees-
heeren geconstateerd. Vreemd genoeg bestempelen de
Fransche medici dezen toestand, na diphtheritis, die
hun natuurlijk niet geheel ontgaan kon , meestal met
den naam van amblyopie: zij hebben de aandoening
niet begrepen.
In alle gevallen na diphtheritis was de accommo-
datie slechts gedeeltelijk opgeheven, bestond accommo-
datie-paraese.
De accommodatie-paraese vertoonde zich op verschil-
lenden leeftijd, steeds op beide oogen, doch niet altijd
4*
-ocr page 58-in gelijken graad, slechts in één geval gepaard met
merkbaar gestoorde bevi^eging van den oogbol.
De afloop is, met uitzondering van één geval,
gunstig geweest. Binnen eenige maanden was de al-
gemeene verlamming en de accommodatie-paraese
geweken. In één geval maakte de dood, door zooge-
naamde paralysis pulmonum, een einde aan \'t leven ,
korten tijd nadat de algemeene paraese was ingetreden.
\'tis volkomen duidelijk, dat het oog bij accommodatie-
paralyse in toestand van volkomen verslapping is : slechts
op één afstand kan het volkomen scherp onderscheiden.
Deze afstand is dus tevens de maat voor de refractie
van het dioptrisch stelsel.
\'t Emmetropische oog is bij dezen ziektetoestand inge-
rigt voor evenwijdige stralen, — \'t verste punt ligt op
oneindigen afstand ; \'t hypermetropische voor conver-
gente stralen, waarvan de convergentie-graad wordt
aangegeven door den afstand, waarop de stralen achter
\'t oog zamenkomen, — \'t verste punt wordt denkbeel-
dig over \'t oneindige gesteld; terwijl \'t myopische oog,
door accommodatie-paralyse aangedaan , divergerende
stralen op \'t netvlies volkomen tot vereeniging brengt, —
het verste punt ligt meer nabij \'t oog, en wel even-
redig aan den graad der myopie.
\'t Hypermetropische oog met verlamde accommodatie
kan, bij gevolg, op geen\' afstand hoegenaamd waarnemen:
\'t heeft voor \'t zien in de verte reeds positieve, in de
nabijheid sterkere positieve glazen noodig. Bij emme-
tropie wordt volkomen scherp op afstand zonder glas
onderscheiden; alléén voor \'t zien in de nabijheid wor-
den positieve glazen vereischt. Bij myopie eindelijk,
behoeft het oog voor \'t scherp waarnemen op afstand
eenquot; negatief glas, en kan, hoogere graden van myopie
uitgezonderd, in de nabijheid alleen met behulp van
positieve glazen volkomen duidelijk zien.
Is de verlamming der accommodatie onvolkomen, be-
staat er accommodatie-paraese, dan ligt het digtste punt
te ver van \'t oog verwijderd : de accommodatie-breedte
is te klein, in vergelijking van \'t normale oog op
denzelfden leeftijd.
Wanneer de accommodatie-paraese in een hyperme-
tropisch oog voorkomt, dan wordt een grooter deel
der hypermetropie manifest, een gei\'inger deel blijft latent.
Zelfs wanneer van de hypermetropie vóór indruppeling
niets was aan te toonen, hetgeen vooral van geringe graden
geldt, wordt zij bij intredende accommodatie-verlamming
voor \'t grootste deel manifest, en kan zonder kunstma-
tige mydriasis, door \'t goed verdragen van positieve
glazen bij \'t zien op afstand, worden aangetoond.
Wat de verdere -beschrijving der herkenning van ac-
commodatie-verlamming betreft, — zij \'tons vergund,
deze ziekte van een klinisch standpunt te beschouwen.
De patient vertoont zich, waimeer de accommodatie-
paralyse een deel uitmaakt van de verlamming van
den geheelen n. oculo-motorius, met schier geheel
neerhangend ooglid : paralyse van den musc. levator
palpebrae superioris. Bij naauwkearige waarneming merkt
men op, dat het ooglid echter nog een weinig be-
wegelijk is , welke geringe beweging van de werking
van den musc. orbicularis palpebrarum afhankelijk is. De
buitenhoek der ooglidspleet staat aan de aangedane
zijde iets lager, de rand van \'t onder-ooglid is minder
gebogen : gevolg van de opgeheven werking van den
musc. levator op \'t onder-ooglid.
Opent men \'t oog, zoo vertoont zich bij paralyse van
den n. oculo-motorius terstond een strabismus divergens.
Even als de gestoorde functie van den musculus levator
palpebrae, treedt die van den rectus internus \'t duidelijkst
te voorschijn. Vervolgens worden de bewegingen van den
oogbol, door de overige spieren teweeggebragt, die ook
onder den invloed van \'t 3® paar staan, onderzocht;
Avij vinden deze gestoord. Nu gaan wij na, door die
bewegingen te laten verrigten, waarbij de musculi ab-
ducens en obliquus superior werken moeten , of deze
in hunne functie ook door paralyse geleden hebben;
deze spieren worden, bij aanwezig zijnde paralyse van
\'t 3® paar, zeldzaam verlamd aangetroffen. De analyse
der bewegingen ligt buiten ons bestek.
De overige waar te nemen veranderingen, bij paralyse
van den n. oculo-motorius aanwezig, is de stoornis in de
beweging der pupil en iu de accommodatie. Zij verhoudt
zich gelijk als bij alleen voorkomende accommodatie-
verlauuning. Wij verwijzen hieromtrent naar het daar
beschrevene.
Treedt accommodatie-verlamming als alleen voorko-
mende ziektevorm op, zoo komt de lijder voor ons, met
de klagte van niets te kunnen zien, of wel dat \'t zien
in de nabijheid hem onmogelijk is geworden. Bij nader
onderzoek blijkt dan dikwijls, dat de verklaring van
niets te kunnen zien eene onware is: \'t duidelijk onder-
scheiden in de verte bestaat nog in vele gevallen.
Alléén wanneer accommodatie-paralyse in een hyper-
metropisch oog voorkomt, is het zien op geen\' afstand
hoegenaamd volkomen scherp.
Terstond denken wij nu aan eene stoornis in \'t ac-
commodatie-vermogen, en onmiddellijk is onze aan-
dacht op de pupil gevestigd. Wij vinden de middel-
lijn van den oogappel bij accommodatie-verlamming
van middelbare grootte 3 bij onderzoek met invallend
licht en bij convergentie blijkt, dat de reflexie- en ac-
commodatieve beweging opgeheven of beperkt zijn.
\'t Onderzoek, in welken graad de accommodatie ge-
leden heeft, verrigten wij \'tbest, door het digste punt,
waartoe in den regel zwak-positieve glazen worden
vereischt, met behulp van den draad-optometer te
constateren , \'t verste punt door \'t scherp zien op afstand
te bepalen, of daarbij namelijk geene glazen verlangd,
dan wel positieve of negatieve vereischt worden. Al-
hoewel nu de accommodatie-breedte practisch zoo vol-
doende aangegeven wordt (de grenzen der physiologische
accommodatie zijn ook met dit instrument vastgesteld),
mag toch noch de bepaling van \'t verste punt, zonder
kunstmatige mydriasis, noch die van het digtste, met
den optometer aangegeven, eene volkomen naauw-
keurige heeten.
Men mist toch de zekerheid der opgave van den lijder
bij vaststelling van \'t naaste punt. Bovendien treft men
vele minder beschaafde wezens aan, die zelfs de grenzen
van dergelijke perceptie naauwelijks kunnen bepalen.
Eindelijk laat het astigmatisme van \'t oog eenige speel-
ruimte toe. Wil men met schier absolute naauwkeu-
righeid beslissen, of de accommodatie totaal is opge-
heven , dan is het beter, de bepaling met een licht-
punt te doen, en na te gaan of met behulp van positieve
en negatieve glazen \'t punt als punt niet of al blijvend
kan gezien worden.
De wijze der meting van \'t accommodatie-gebied,
om èn verste èn digste punt, met behulp van positieve
glazen, met den optometer te bepalen, is af te keuren.
De accommodatie-breedte wordt dan steeds te klein
gevonden, afhankelijk van de, bij de bepaling van
\'t verste pnnt, noodzakelijk teweeggebragte conver-
gentie, waardoor \'t accommodatie-vermogen niet geheel,
als bij evenwijdige gezigtslijnen, kan worden ontspannen.
Wordt de accommodatie-breedte zoo bepaald, dan treedt
in vergelijking der andere metbode \'t verschil het dui-
delijkst te voorschijn bij hypermetropie, \'t minst bij
myopie: hypermefcropen zijn gewoon bij geringe conver-
gentie-graden hun accommodatie-vermogen reeds krach tvol
in te spannen, myopen hebben door gewoonte geleerd,
bij convergentie zoo weinig mogelijk te accommoderen.
Vinden wij nu de accommodatie-breedte opgeheven
of te klein, in vergelijking van \'t normale oog op
denzelfden leeftijd, en is er eene lens in \'t oog aan-
wezig, dan is, in verband met den gang der verschijn-
selen, met de verwijde en onl)ewegelijke pupil, schier
volkomene zekerheid van bestaande accommodatie-para-
lyse of paraese.
Denkbaar echter is het, dat de zoo zelden voorko-
mende accommodatie-spasmus, voorkomende in een nor-
maal of bypermetropisch oog, tot verwarring met para-
lyse bij bestaande myopie zou aanleiding geven. Doch zoo
de spasmus bij hypermetropie optreedt, zijn waarschijn-
lijk wel verschijnselen van astbenopie voorafgegaan,
en kan ons dus in dit geval de anamnese leeren.
Bovendien is \'t myopisch oog in den regel aan \'t uiter-
lijk reeds te herkennen, en veelvuldig worden veran-
deringen in den fundus oculi bij myopie aangetroffen.
De pupil is bij paralyse verwijd, bij spasmus wel\' ver-
naauwd. Indruppeling van sulphas atropini doet de
breking van \'t oog bij paralyse naauwelijks veranderen,
terwijl bij herhaalde indruppeling van een mydriaticum
\'t accommodatie-vermogen ook bij spasmus geheel ont-
spannen wordt, en dus \'t oog, zooals bij dezen ziek-
tevorm in plaats voor het digste punt, nu voor
\'t verste punt is ingerigt. Bij paralyse eindelijk
wordt niet over pijn geklaagd, terwi^jl bij spasmus veeb
vuldig eene spanning in \'t oog wordt waargenomen,
welke tot de hevigste ciliair-neurose klimmen kan.
Eindelijk kan accommodatie-paraese, wat de ligging
van \'t digste punt betreft, overeenkomst hebben met
asthenopie. Asthenopie berust echter op hypermetropie,
welke, wanneer verschijnselen van hebetudo optreden,
reeds voor een deel manifest is. Wanneer wij \'t verste
en digtste punt bepalen, dan is dwaling schier onmoge-
lijk: de accommodatie-breedte bij paraese is veel geringer
dan bij asthenopie.
Overigens zijn de bijkomende verschijnselen wezenlijk
verschillend. Asthenopie ontstaat langzaam, paraese in
den regel spoedig; \'t lezen in de nabijheid gaat bij ac-
commodatie-paraese slechter nog dan bij asthenopie;
tijdelijke rust geeft bij paraese bijna geene verbetering;
\'t eigenaardig gevoel in de supra-or bi taaistreek, aan asthe-
nopie eigen , ontbreekt soms bij accommodatie-paraese.
Eindelijk wijst ons de verwijde en min of meer onbe-
wegelijke pupil regtstreeks op verlamming, terwijl de
oogappel bij hebetudo in den regel vernaauwd wordt
aangetroffen; welke vernaauwing door de voortdurende,
krachtige inspanning der accommodatie ontstaat.
Wat \'t voorkomen, \'t ontstaan, de oorzaak, de pro-
gnose en de behandeling betreft, hebben de gevallen
\'t volgende kunnen leeren.
Vooreerst komt de accommodatie-verlamming zon-
der verdere stoornis, ongeveer even dikwijls voor
als die, gepaard met paralyse van uitwendige spieren.
Over deze beide handelen wij afzonderlijk.
a. Accommodatie-verlamming zonder verdere paralyse, \'t Man-
nelijk geslacht schijnt voor deze ziekte meer voorbeschikt.
Vijfmaal meer kwam zij voorbij marmen, dan bij vrou-
wen. Welligt is dit daardoor te verklaren, dat alge-
meene syphilis en misbruik van alcoholica, die meer
bij mannen dan bij vrouwen voorkomen, onder de
oorzaken te tellen zijn.
Omtrent den leeftijd leerden de gevallen niets bijzon-
ders. De accommodatie-verlamming kwam voor op
zeer verschillende jaren.
In de helft der gevallen vertoonde zij zich op één
oog, waarvan in 2 de paralyse van den geheelen n.
oculo-motorius op \'t eene oog, zich op het andere
uitbreidde, en daar alléén \'t accommodatie-vermogen
aandeed. Opmerking verdient, dat de accommodatie-
verlamming op één oog uitsluitend schijnt voor te
komen bij meer bejaarden,
In de overige helft was \'t accommodatie-vermogen op
beide oogen opgeheven of verminderd. Op jeugdigen
leeftijd schijnt accommodatie-paralyse meer beide oogen
aan te doen.
Bij welke refractie de accommodatie-verlamming \'t
meest wordt aangetroffen, hieromtrent gaven de gevallen
geene aanleiding tot eenige gevolgtrekking. Wel kwam
zij meer bij hypermetropie voor, doch de statistiek is
te klein , om hierover eene meening te kunnen uit-
spreken. Trouwens is hier a priori geen verband te
wachten.
In 7 der gevallen was accommodatie-paraese, in 5 schier
volkomene verlamming der accommodatie aanwezig. Tot
absoluut opgeheven accommodatie-vermogen mogten wij
uit de medegedeelde feiten in geen enkel geval beslui-
ten: de accommodatie was, uit een praktisch oogpunt
alleen voldoende, met behulp van den optometer bepaald.
Met uitzondering van één enkel geval, had telkens
de beweging der pupil geleden. Uit de waarneming
schijnt te volgen, dat de reflexie-beweging minder ge-
stoord is dan de accommodatieve. Is de stoornis in
de beweging der pupil voor het tegenwoordige van veel
meer gewigt dan de grootte der middellijn, om tot eene
paralytische aandoening der iris te besluiten, zoo geeft
toch de observatie der wijdte van den oogappel, bij
invallend licht en convergentie, in vergelijking van
\'t niet gestoorde oog, de beste maatstaf aan de hand
voor eene al of niet aanwezig zijnde paraese. Eene
juiste observatie mag zij dan eerst heeten, wanneer
door de statistiek de grootte der middellijn van den
oogappel bij bepaalden leeftijd, refractie, accommodatie
en lichtsterkte gegeven is.
De accommodatie-verlamming op beide oogen, op
jeugdigen leeftijd voorkomende, schijnt zich door oen
spoedig ontstaan te onderscheiden van die, op hoogere
jaren aanwezig. De overige gevallen van acuut ont-
staan kwamen slechts op één oog, en allen op meer ge-
vorderde jaren voor. Die van een chronisch ontstaan,
werden op middelbaren leeftijd steeds op beide oogen
aangetroffen; één geval slechts kwam op één oog voor,
doch hier had de paralyse de accommodatie van het
tweede oog aangedaan, nadat 2 maanden vroeger \'t
geheele Squot; paar op \'t andere oog was verlamd.
De oorzaak ligt in de meeste gevallen van accom-
modatie-verlamming in \'t duister. Zijn er hoegenaamd
geene andere verschijnselen aanwezig, is \'t ziektebeeld
in den hoogs ten graad voorhanden, is de pupil van
eene bovenmatige wijdte, zoo wordt terstond de inwer-
king van een mydriaticrnxi vermoed, en hieromtrent
onderzoek gedaan. Voorgekomen is \'t ons, dat, door
\'t inwaaijen waarschijnbjk van pollen of zaden van
narcotische planten, eene wijde pupil en accommodatie-
paraese bij een tuinman was teweeggebragt.
In één geval kon, op grond van bestaande diathesis
axjoplectica, apoplexie als oorzaak worden aangenomen;
alhoewel deze zeker zelden als oorzaak der alleen
voorkomende acconmiodatie-verlamining gelden mag.
De oorzaak der verlamming moet of in de hersenen,
óf in de zenuw, óf in\' t ganglion ophthalmicum met zijne
nervi ciliares, óf eindelijk in de spier zelve gelegen zijn.
Eene hersenziekte aan te nemen, waarbij dan alleen
enkele draden, die juist in de baan der nervi ciliares
verloopen, zouden aangedaan zijn, schijnt mij toe zeer
gewaagd. Inderdaad schijnt het veelvuldig voorkomen van
accommodatie-verlamming als zelfstandige ziektevorm,
\'t zich niet uitbreiden der paralyse, te wijzen op aandoe-
ning van eene meer afgescheiden zenuwbaan. De zitplaats
in den n. oculo-motorius te zoeken, komt ook ongeraden
voor, wanneer geen ander verlammingsverschijnsel aan-
wezig is. De spier ziek te noemen, wanneer aan
beide zijden bare werking geleden heeft, is ook eene
eenigzins gedwongene verklaring, en toch, gaan wij de
gelukkige uitkomst na van de gevallen van een vrij
spoedig ontstaan, bij menschen, welke gewoon waren,
hun accommodatie-vermogen veel in te spannen, zoo
gevoelt men zich niet ongeneigd, de oorzaak in de spier
te zoeken. Hiertoe kunnen zeker die gevallen van
accommodatie-paraese worden gebragt, waarin, na door-
gestane ziekte, bij algemeene zwakte, de musc. Brüc-
kianus zijne normale kracht nog niet heeft herkregen.
Eindelijk, wanneer de paralyse langzaam ontstond
en geene verbetering intrad, ja gediirende twee
jaren dezelfde toestand bleef bestaan, zich geen ander
paralytisch verschijnsel ontwikkelde; komt men op \'t
denkbeeld, de aandoening in \'t ganglion te zoeken.
Eene peripherische oorzaak door drukking aan te
nemen, schijnt mij bij accommodatie-verlamming, als
zelfstandigen ziektevorm, ongepast. Wij kunnen toch
moeijelijk zoo veelvuldig drukking op \'t ganglion of de
nervi ciliares alléén aannemen, wanneer niet andere
zenuwtakken in hunne werking gestoord zijn.
In geen enkel geval was supra-orbitaalpijn aanwezig;
en niettegenstaande het dikwijls voorkomen van hoofd-
pijn, geloof ik toch, dat wij voor het tegenwoordige ons
bij bovengemelde beschouwing moeten bepalen.
Is de oorzaak zoo veelvuldig en twijfelachtig, de
zitplaats zoo onzeker, de prognose kan niet anders dan
eene empirische zijn.
De gevallen leeren, dat de prognose de gunstigste is
bij accommodatie-verlamming, voorkomende op beide
oogen, op kinderlijken leeftijd, van een vrij acuut ont-
staan. De genezing is hier binnen 3—5 maanden gevolgd.
Ongunstiger is zij, wanneer de paralyse op één oog
voorkomt, op hoogere jaren, in den regel ook spoedig
tot stand gekomen. Allerongunstigst eindelijk mag de
prognose heeten, wanneer de accommodatie-paralyse
beide oogen, op niet jeugdigen leeftijd, aandoet, en een
chronisch verloop heeft. Hiervan is, zooverre mij bekend,
geene genezing voorgekomen.
De algemeene behandeling is gelijk aan die, wanneer
ook andere takken van den n. ocrdo-motorius zijn aan-
gedaan, en is daar beschreven. Hier wordt echter voor
\'t zien een bril vereischt.
Is \'t onderscheiden in de verte den lijder mogelijk,
zoo worden alleen voor \'t zien in de nabijheid positieve
glazen toegestaan. Kan op geen afstand hoegenaamd
worden waargenomen, zoo worden ook glazen gegeven
voor \'t onderscheiden op afstand, welke de refractie-
anomalie neutraliseren.
Na de bepaling van het digtste punt met den Opto-
meter, welke direct in Par. duimen ter zijde afgelezen
wordt, ZOO zij met \'t ongewapende oog kan geschieden,
maar dat doorgaans bij berekening wordt gevonden, wordt
een bril gegeven, waarvan de sterkte wordt bepaald door:
— J_ „ J_
Xnbsp;anbsp;h
De brandpuntsafstand van\'t gevraagde glas is x-, a is
de afstand, waarop men \'t digtste punt wil brengen,
l \'t gevonden digtste punt voor \'t ongewapende oog.
Men zij indachtig, dat a bepaald wordt door den ar-
beid , welken de lijder gewoon is te verrigten. Men
stelle echter a iets verder van \'t oog verwijderd. Hier-
door wordt inspanning der accommodatie opgewekt,
welke gunstig op herstel kan werken, doch die niet
tot intredende verschijnselen van asthenopie moet wor-
den voortgezet.
b. Accommodatie-verlamming, gepaard met verlamming van
uilvjendige oogspieren. Deze ziekte kwam, even als op zich
zelve voorkomende accommodatie-verlamming, meer
bij mannen dan bij vrouwen voor. Viermaal meer
mannen waren aangedaan. Deze verlamming schijnt
uitsluitend op middelbare jaren en meer gevorderden
leeftijd voor te komen. Slechts éên geval ontstond bij
een kind van 6 jaren oud.
De verlamming van den geheelen of gedeeltelijken n.
oculo-motorius, hetzij compleet of incompleet, schijnt
in den aanvang altijd slechts één oog aan te doen.
In één geval breidde de paralj^-se zich wel op \'t an-
dere oog nit, doch altijd was zij op één oog ontstaan,
\'t Linker oog schijnt meer voorbeschikt dan \'t regter:
twee rnaal meer vertoonde de verlamming van den n.
oculo-motorius zich op \'t linker clan op \'t regter oog.
De verlamming van den geheelen n. oculo-motorius
kwam driemaal meer voor, dan de gedeeltelijke paralyse
van deze zenuw.
Eén geval van accommodatie-paraese, en wel eene
hooge uitzondering, vertoonde zich bij paralyse van den
n. abducens. De waarschijnlijkheid bestaat in dit geval,
dat de grond der accommodatie-paraese in eene andere
anatomische verhouding der radix brevis van \'t gan-
glion ophthalniicum te zoeken is. De n. abducens treedt
wel in verbinding met den n. oculo-motorius. \'tis
te vooronderstellen , dat eenige draden van den n. oculo-
motorius in de baan van den n. abducens verloopen ,
welke naderhand weder aan \'t ganglion woorden afgegeven.
Accommodatie-paraese kwam meer gelijktijdig met
incomplete en gedeeltelijke paralyse van den n. oculo-
motorius voor; accommodatie-paralyse werd meer met
geheele en complete verlamming van het paar aan-
getroffen.
\'t Ontstaan was in verreweg de meeste gevallen zeer
acuut, schier plotseling.
De oorzaak lag in vele gevallen in \'t duister, \'t Aan-
wezig zijn van hersenverschijnselen, in verband met
den algemeenen toestand, leidde ons dikwijls tot aan-
neming van eene centraalziekte. (Duizeligheid, gecon-
stateerd zonder dat het geparalyseerde oog gesloten
is, is geen verschijnsel van eene hersenaandoening.)
De verwijderde oorzaak wordt veel in syphilis, mis-
bruilc van alcoholica, enz. gezocht. Centraal wordt
aan apoplexie, atrophic, aan gnnimense zenuwgezwel-
len in den n. oculo-motorius, gedacht, en wanneer
de ziekte-toestand chronisch ontstaat en verloopt, dan
is men soms wel geregtigd, een verweekingsproces te
vooronderstellen.
Wat aplopexie aangaat, — het is wel waar, dat extra-
Yasaten ook in \'t corpus quadrigeminumAvorden aangetrof-
fen, waar de vezels van den n, oculo-motorius verloopen,
doch slechts in 3 der 16 gevallen kon apoplexie als oorzaak
der paralyse worden aangenomen. In één geval maakte
de verlamming een deel uit van hemiplegie, in twee
andere was eene blijkbare diathesis apo])lectiea aanwezig.
De vaatwanden in de hersenen hebben nimmer zulk
eene sterke zijdelingsche bloedsdrukking te ondervin-
den als de haarvaten van de overige ligchaamsdeelen.
Niettegenstaande dit, komt toch apoplexie meestal in
de hersenen voor. De pathologische anatomie lichtte
dit toe. Zij wees ons \'t atberomateus proces in de
vaatwanden aan. Daar het nu bekend is, dat athe-
roma niet één vat, maar schier een geheel vaatstel-
sel aandoet, zoo komt men tot \'t ])eslnit, dat, aan-
gezien de ondervinding daar is, dat personen, lijdende
aan verlamming van den n. oculo-motorius, zelden
door apoplexie getroffen worden, de cerebrale oor-
zaak , niettegenstaande \'t plotseling ontstaan, gewoon-
lijk geene bloeduitstorting is.
Tot eene peripherische oorzaak wordt dikwijls beslo-
ten bij \'t aanwezig zijn van supra-orbitaalpijn. Zij kwam
slecbts voor in enkele gevallen. Periostitis syphilitica,
rheumatica, neuritis, exostosen worden dan vermoed.
Hebben wij bij alleen voorkomende accommodatie-
verlamming vermeld, dat de zitplaats der ziekte waar-
schijnlijk meer in de ciliairbaan of in de spier zelve moet
vi\'orden gezocht, hier kan eer tot eene peripherische oor-
zaak, door drukking, worden besloten, in verband met de
meerdere uitgebreidheid der verlammingsverschijnselen.
De ondervinding heeft reeds geleerd, dat de prognose
bij paralyse van oogspieren niet zoo ongunstig heeten
mag, als bij verlamming van \'t overige spierstelsel.
Wanneer de ziekte pas ontstaan is, mag de prognose vaak
zelfs gunstig worden genoemd; zoo echter binnen ± 5
maanden geene verandering in den toestand komt,
dan is de hoop op herstel eene geringe.
De behandeling, zoowel bij alleen voorkomende ac-
commodatie-verlamming, als bij paralyse van \'t geheele
3® paar, is natuurlijk overeenkomstig de algemeene
regelen der therapie.
Werd als algemeene oorzaak syphilis vermoed, dan
werden mercurialia aangewend, echter zelden met be-
vredigend gevolg. Een goed resultaat van intredend
mercurialismus werd meer waargenomen, wanneer
eene peripherische oorzaak, neuritis of periostitis, bij
verlamming van den n. oculo-motorius aanwezig was.
Overigens werden tegenprikkels, vooral vlugtige,
in de temporaalstreek aangewend, en afleidingen
beproefd. Voor warme voeten werd zorg gedragen;
daarvoor werden warme voetbaden, twee lepels aqua
regia inhoudende, aanbevolen. Electriciteit, in inter-
mitterenden stroom, is in de latere tijdperken der
ziekte niet zelden met goed gevolg aangewend.
Wij moeten nu nog de accommodatie-parese, waar-
genomen na doorgestane angina diphtheritica, kortelijk
ter sprake brengen.
Aangezien deze ziekte ook sporadisch voorkomt, is
5
-ocr page 72-\'t belangrijk den oogheelkundige te wijzen op \'t on-
derzoek na al of niet voorafgegane angina bij accom-
modatie-parese. De prognose, daar in één geval
door bijkomende verlamming de dood gevolgd is,
moet minder gunstig heeten. De behandeling is tonisch
geweest.
Een enkel woord over de vermoedelijke oorzaak. Prof.
Donders is van meening, dat de aandoening in \'t cen-
trale zenuwstelsel te zoeken is. Nemen wij het door hem
geuitte vermoeden aan, dat wezenlijk eene gewijzigde
bloedsmenging aan de algemeene parese ten gronde
ligt, zoo komt het ons niet onwaarschijnlijk voor, dat
ook een groot deel der algemeene verlammingsverschijn-
selen, door directe aandoening van \'t spierweefsel zelf,
moet worden verklaard.
In de eerste plaats was de accommodatie-verlamming
onvolkomen, welke men juister opvat na eene uitputtende
ziekte, in verband met de algemeene parese, door
spierzwakte te ontstaan, dan wel door gestoorde zenuw-
werking. Bovendien was de algemeene verlamming onvol-
komen, die, de groote uitgebreidheid in aanmerking geno-
men , gedwongen door aandoening van \'t centraalorgaan
wordt toegelicht. Zonderling zoude het eindelijk
wezen, dat slechts in een enkel geval de oogbewegin\'g
had geleden; welk geval door ons niet is waarge-
nomen: van belang zou \'t geweest zijn, te onder-
zoeken, of niet de beweging in alle rigtingen gedeel-
telijk Avare opgeheven. Tegen het aannemen van eene
algemeene zenuwaandoening pleit voorts het niet ge-
stoord zijn der functie van de gevoelszenuwen en herse-
nen in de waargenomen gevallen, terwijl eindelijk de
soms voorkomende op zich zelve staande accommodatie-
parese na diptheritis geheel onverklaarbaar is.
Wordt een verzwakte toestand van \'t geheele spier
stelsel als hoofdoorzaak aangenomen, dan zijn de ver-
schijnselen beter te verklaren,
In de minder ernstige gevallen was alléén \'t accom-
modatie-vermogen verminderd, terwijl van andere pa-
rese niets bleek. Dit is niet vreemd, wanneer wij
nagaan, dat de onvolkomen werking eener spier bij
parese tevens eene onnaauwkeurige is, en daar nu
van den musc, Brückianus eene zeer volkornene en
naauwkeurige werking wordt vereischt, is het dui-
delijk, dat de algemeene parese, al is zij zelfs in ge-
ringe mate voorhanden, zich hier wel \'t eerst open-
baart.
Overigens bepalen wij de accommodatie-breedte van
toestand van rust, tot dien der grootste inspanning van
den musc, Brückianus^
Was nu de krachtsuiting bij de grootste inspanning
van spieren van \'tligchaam bepaald, ik twijfel er niet
aan, of er zou eene vermindering gebleken zijn. Deze
vermindering was echter niet zoo groot, dat de spier-
kracht, bij een weinig meer inspanning, voor het over-
winnen van haren last te kort kwam. Alléén zoude
men bij mogelijk naauwkeurige bepaling spoediger af-
matting hebben zien intreden.
Met de onvolkomen werking eener spier staat ook
de verminderde snelheid der beweging in naauw ver-
band. Wanneer eene spier hare meest mogelijke kracht
zal uiten, dan geschiedt dit ten koste der snelheid.
Is de krachtsuiting bij parese verminderd, zooveel
mogelijk tracht de spier onder sterke inspanning nog
aan den van haar gevorderden arbeid te voldoen; maar
zoo deze volkomen geschieden kan, dan toch in elk
geval trager. Daarom was de spraak zoo spoedig en
duidelijk gestoord, en bleef met de accommodatie-
paraese \'t langst als sprekend verlammingsverschijnsel
bestaan: de beweging der gehemelte-spieren moet toch
eene naauwkeurige en snelle zijn tot afsluiting der
neusholte van de mondholte.
Eene spier kan niet op den duur hare hoogste kracht
uiten. Voortdurend, alhoewel intermitterend, werkende,
blijft zij op een zeker medium, waarop de stofwisseling
\'t verbruik kan vergoeden. Is de algemeene zwakte
groot, dan kan bij denzelfden last de voortdurend ver-
eischte spierwerking te kort scliieten. In één geval is
dan ook de dood door parese der ademhalingsspieren
gevolgd.
De grond van de ongelijke aandoening der accommo-
datie op beide oogen in een enkel geval kan in de
ongelijke vastheid der lens worden gezocht. Wanneer
de lens aan beide zijden eenigzins ongelijk in vast-
heid is, zal, bij parese van den musc. Brückianus, \'t
verschil in \'t licht treden. In den normalen toestand,
was de musc. Brückianus aan eene zijde gewoon, ster-
ker te werken, en werd sterker. Bij dezelfde verhouding
in krachtsvermindering bij verlamming wordt \'t verschil
opgemerkt, \'t Is even alsof de lens dezelfde vastheid had,
en de eene spier meer verzwakt was dan de andere.
Verschillende vastheid der lens aan te nemen, komt
mij zeer bevredigend voor. De vermindering der ac-
commodatie-breedte voor beide oogen, op een leeftijd,
wanneer \'t geheele spierstelsel nog in volle kracht is,
wijst op het toenemen van den weêrstand der lens. Bo-
vendien eene buitengewone vastheid der verschillende
lenslagen werd reeds op jeugdige jaren waargenomen.
Dat verschil op beide oogen bestaat, is even natuur-
lijk, als dat, wat zelfs regel is, \'t eene oog eer cata-
ract krijgt dan \'t andere: de verduistering der lens op
hoogeren leeftijd is toch eene metamorphose, zamen-
vallende met het toenemen van hare vastheid.
Eindelijk moet het ons bevreemden, dat de oog-
beweging in één geval slechts geleden had. Doch
gaan wij na, dat zeker een groot deel der krachts-
uiting van eene oogspier wordt verbruikt, om den
weerstand van den antagonist te overwinnen, een
gedeelte der kracht slechts dient, om den oogbol te
bewegen, zoo kan men veilig, bij \'t aannemen van
een\' algemeenen paralytischen toestand, ook tot eene
verzwakking van alle oogspieren besluiten. De spanning
zal voornamelijk dan veel geleden hebben , de weêrstand
dus geringer geworden zijn, welligt in dezelfde ver-
houding als de krachtsuiting. Daardoor heeft de ver-
zwakte oogspier alleen denzelfden last van den oogbol
te overwinnen, terwijl de weêrstand van den antagonist
veel verminderd is. Wij zouden, bij naauwkeurige ob-
servatie , welligt ook eenige vertraging der beweging
hebben bespeurd.
Alhoewel nu de algemeene aandoening van \'t spier-
weefsel voornamelijk, als grond der parese na diph-
tberitis, niet geacht mag worden, bewezen te zijn, zoo
scheen het ons toch niet onbelangrijk toe, deze gedachte
te uiten, opdat nieuw voorkomende gevallen aan haar
mogten worden getoetst.
Welke zenuw bij accommodatie-verlamming geleden
heeft, is moeijelijk aan te geven. Deze vraag staat in
naanw verband met de kennis der zenuwen, welke
de accommodatie beheerschen.
Vroeger hebben wij vermeld, dat de accommodatie
grootendeels aan de werking van den n. sympathicus werd
toegeschreven, dat v. Geaefe de accommodatie afleidde
mt de werking der gezamenlijke beweegdraden, welke in
de baan der nervi ciliares verloopen. Is \'t vergund
eene meening hieromtrent uit te spreken, zoo denk ik
mij de accommodatie uitsluitend onder den invloed van
den n. oculo-motorius.
1\'. De accommodatie is eene beweging geassociëerd
met de zamentrekking van den musc. reet, internus,
welke spiêr hare zenuw ontvangt uit denzelfden tak van
den n. oculo-motorius, waaruit het ganglion zijn\' beweeg-
wortel verkrijgt. Dit physiologische feit pleit voor de
nabijheid van oorsprong der zenuw uit het centraalorgaan.
De accommodatie staat onder inwerking van
den wil,
3\', \'t Voorkomen van volkomene accommodatie-ver-
lamming, waar vrij zeker een hersenlijden bestaat en
van eene aandoening van andere deelen niets blijkt.
Dit pleit voor den oorsprong der beweegzenuw uit de
hersenen.
é^ De nog volgende verwijding der pupil door een
mydriaticum bij absoluut verlies van \'t accommodatie-
vermogen, en opgehevene reflexie- en accommodatieve
beweging.
Deze verwijding moet allerwaarschijnlijkst verklaard
worden door pril^keling van den n, sympathicus, Is
eene zenuw prikkelbaar, zij kan niet verlamd zijn,
en daarin de accommodatie geene verandering optreedt,
zoo schijnt \'t besluit geregtvaardigd, dat de musc!
Brückianus geene beweegtakken van den n. sympathi-
cus ontvangt.
De gemelde punten leiden mij tot de conclusie, dat
de accommodatie geschiedt onder den invloed van het
derde hersenzenuwpaar.
Mogt het voorkomen eener wijde pupil, tengevolge
van den geprikkelden n. sympathicus, bevestigd wor-
den , heeft de accommodatie-breedte daarbij niet gele-
den , zoo is ook dit een pathologisch feit, dat de
onafhankelijkheid der accommodatie van den n. sym-
pathicus ten duidelijkste aantoont.
Wat de zitplaats der zenuwaandoening betreft, zij
valt nagenoeg met de bepaling eener centrale of peri-
pherische oorzaak te zamen. Wij verwijzen grootendeels
naar \'t hieromtrent boven medegedeelde.
Van eene eigenlijke zenuwziekte werd, behalve van
neuritis, bij verlamming van \'t 3® paar niet gesproken.
Wij trachten \'t lijden meer door een centraal ziekte-
proces, of wel door drukking in \'t verloop der zenuw,
of in dé peripherie te verklaren.
Bij alleen voorkomende accommodatie-verlamming,
voornamelijk bij die van een chronisch ontstaan, is
men eer geneigd, een lijden van ^t cilairsysteem te ver-
moeden. Dat ziekte van \'t ganglion ophthalmicum of
zijne nervi ciliares \'t accommodatie-vermogen kan op-
heffen, behoeft wel geen nader betoog.
Gedurende \'t leven echter toont geen enkel verschijn-
sel \'t lijden van deze peripherische zenuwbaan aan. Is \'t
veroorloofd eene gedachte te uiten, zoo kan ik mij
alleen eene reflexie van de hoornvlieszenuwen, nervi
ciliares uit den n. naso-ciliaris, door \'t ganglion op de
zenuwen van den sphincter pupillae denken. Bij irritatie
der cornea, al is zelfs alleen \'tepithelium afgestooten,
is de gewone lichtprikkel reeds voldoende om eene
naauwe pupil te veroorzaken.
Wordt deze reflexie in de toekomst bevestigd, dan
geeft vóór en na prikkeling der cornea, de observatie
der middellijn van den oogappel een middel aan, om
tot de al of niet ziekelijke aandoening van \'t ganglion
en zijne nervi te besluiten.
Omtrent de zenuwziekten bij accommmodatie-stoor-
nissen, verwachten wij veel van de pathologische
anatomie.
I.
De chemische theorie der ademhahng is grootendeels
vervallen.
II.
\'t Bronchiaal-ademen moet worden verklaard door voort-
planting van \'t bronchiaal-geluid.
IIL
Het toedienen van sulphas chinicus basicus bij typhus is
niet af te keuren.
IV.
Eene wijde pupil mag niet als verschijnsel bij helminthi-
asis gelden.
V.
De empirie kan alleen de waarde der therapie leeren,
VI.
Bij therapeutische aanwending van prismatische glazen, moet
altijd slechts een prisma voor \'t afwijkende oog worden
geplaatst.
Vil.
Bij strabismus met afwijking in stand van 2quot;\'—ver-
dient EiicUagenng. op beide oogen, boven Vorlagerung de
voorkeur,
VIII.
Onder de hypothesen, ter verklaring van \'t accommodatie-
mechanisme, schijnt mij die van Helmholtz de aanneme-
lijkste toe,
IX.
Bij keratoconus moet iriddesis, niet iridectomie worden
verrigt,
X.
\'t Gebruik van chloroform is bij oogoperaties in vele geval-
len aan te bevelen.
/ O
XI.
Het toedienen van mercurialia bij syphilis, gedurende de
graviditeit, is in vele gevallen niet geoorloofd.
XII.
Bij trage secretie der zogklier moet electriciteit als ge-
neesmiddel worden beproefd.
XIII.
Bij keuring voor de militaire dienst, is het den medicus,
ter bepaling van den refractie-graad, in twijfelachtige geval-
len geoorloofd, een mydriaticum aan te wenden.
XIV.
Jk acht het noodzakelijk, dat bij militie-keuringen bepaalde
medici worden aangesteld, welke de noodige ophthalmolo-
gische kennis bezitten.
XV.
Uit de rei der theses moet worden geschrapt:
»Wenschelijk is het, dat van staatswege medici forenses
worden aangesteld.quot;
t^l I / -, sinbsp;/ 1 ; lt; i :v \'
It