i î
il \'
quot;A
tiv
k\' )
-ocr page 2-Misc. doctr.
Qu.n|92
r ^
^ m
ï\' ♦ quot;
rf -il BOEKBINDERIJ
van
1nbsp;ßrondtjs env.d.Gant.
Utrecht.
-Tv
4L
rl
-ocr page 4-.A
■
.JN\'- -
^^ \'»Wnbsp;i
M.
i^r -\' ■ Jr-
c «
W
L f quot; V, ^ quot; gt; ^
VI-
t , 1
-ocr page 5- -ocr page 6-A
\' a
Va
-ocr page 7-ACADEMISCH PROEFSCHRIFT
-ocr page 8-RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
b—t;
op gezag van den rector magnificus
HOOGLEERAAK IN DB FACULTEIT DEB REGTSGELEERUHEID,
MET TOESTEMWIHG «AN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
P. W. YAN DE WEIJER.
1860.
Mpm ksluit aan h /aiultEÜ hx iraEEskunto,
ter verkrijging van den doctoralbn graad in de geneeskunde
aan de hoogesohool te utrecht,
TEGEFi DE BEDEPIK1N6EN DER FACULTEIT ZAl VERDED16D WORDEN
dooe
ADRIAAIX JACOB TAIN ZADELHOFF,
VAN WAeBSINGEN.
DEN 29 JÜKIJ 1860, TB ÖVj ÜUK.
/
• n^^ ^\'Hnbsp;if-i(1J
fife \' ^
r * Kji
: ^ gt;gt;nbsp;r, f r^ ra, 4 , .nbsp;/// fV -tfnbsp;. gt;
«
V |
ifc |
/ -r | |
/J^ï»
i
Met een angstvol gemoed heb ik de pen opgenomen
en getracht te voldoen aan de verpligting, welke de
wet aan ieder student in de geneeskunde oplegt, ter
verkrijging der doctorale graad, om narnentUjk als
schrijver op te treden.
Intusschen levert mi) deze zelfde verpligting eene
gelegenheid om openlijk mijnen dank te betuigen aan
wie ik zulks zoo zeer verpligt ben.
In de eerste plaats zij U Hoogleeraar schroeder
van der kolk, Hooggeackte Promotor, mijne opregte
dank aangeboden voor de menige nuttige lessen die ik
gedurende mijn verblijf aan de Academie van U heb
mogen genieten, en de bereidivilligheid waarmede ö
mij in het vervaardigen van dit proefschrift hebt gelieve
voort te helpen.
Zijt Gij ooh hiervan overtuigd Hooggeachten Hoog-
leeraar VAN GOUDOKVER.
U waardige Hoogleeraren SUERMAN, lONCQ en
DONDERS zeg ik hartelijk en opregt dank.
Mogt uw aller leven nog vele jaren voor de uwen,
voor de wetenschap, voor de lijdende menschheid ge-
spaard blijven.
Eindelijk ü, mijne vrienden, roep ik toe. Vaartwel.
-ocr page 15-Ofschoon de woorden „No/iiat, vofica, vojXYiquot; van vspw
depasco, eene gangraeneuse, voortknagende verwoesting
in het algemeen aanduiden, werden zij later meer
bijzonder op. waterkanker toegepast.
Zeer dikwijls komen zij bij Hippocrates voor, maar
geven slechts daar eene rotachtige, invretende en
voortknagende zweer te kennen, zonder bij uitsluiting
gebezigd te zijn ter beteekenis van zoodanige verwoes-
tingen in den mond en in het aangezigt, als wij
hiermede op het oog hebben.
Het eerste bepaalde en uitvoerig berigt aangaande
Noma, is afkomstig van den Hollandschen ArtsBAïTUS,
levende in de 17. eeuw, in zijn handboek over de
chirurgie onder den titel: „van de corrosyvige ulceratien
1
-ocr page 16-ineetiiiglie ende verrottiiiglie der kinder-moiiden, di der
ghemeenen man cancker noemt.quot; Yervolgens hebben
van db vooede, müijs, van der wiel, blanchakd,
bidloo en anderen dienaangaande eenige waarnemingen
medegedeeld.
i
Eene naauwkenrige beschrijving gaf de Zweedsche
Arts lünd; onder elf waarnemingen van deze ziekte
had hij een voorbeeld van genezing. „La gangrène de
la bouche, dit-il, n\'affecte que les enfants des pauvres,
qui vivent dans une atmosplière humide, malsaine et
sont mal-nourris. Il remarque que l\'intelligence et le
désir de manger persistent jusqu\'à la mort.quot;
Andere mededeelingen uit lateren tijd vindt men in
de Sammlung Auserlesener Abhandlnngen van lil,
beüineman, stelwagen, meza. De belangstelling in
deze ziekte werd in Duitschland meer algemeen, en
vooral de werken over kinderziekten in het begin onzer
eeuw (gietannee, tleisch, feilee,) en de jaargangen
1809—1816 van hufeland\'s Journal bevatten dien-
aangaande verscheidene berigten en waarnemingen.
Eene meer scherpe onderscheiding van dergelijke aan-
doeningen werd beproefd door baron en isnaed.
Eindelijk verscheen in het jaar 1838 de eerste
Monographie over deze ziekte, van adolph leopold
richter, welke reeds in 1830 door eene tweede van
wiEGAND gevolgd werd. Sedert dien tijd hebben ver-
schillende geschriften de opmerkzaamheid tot zich
getrokken, als: van cokstant/phobxep, taupin, canstatt,
hunt, rilliet et barthez, enz.
Omtrent de oorzaken, waardoor nlcus noma zoude
ontstaan, zijn zeer vele meenigen in het midden gebragt
Hoewel het bijna eigen is aan den kinderlijken leeftijd,
hebben wij er toch ook voorbeelden van bij oude men-
schen. Zoo verhaalt kusï van eene vrouw van 63 jaar,
welke aan deze ziekte leed en genezen was. — Het
menigvuldigst komt het voor bij kinderen tusschen de
11/2 en 7 jaren. Jöeg echter zegt deze ziekte bij kin-
deren nooit opgemerkt te hebben, en meent daarom,
dat zij aan dien leeftijd niet eigen is.
Het geslacht schijnt naauwelijks eenig onderscheid te
maken in de voorbeschiktheid. De ziekte wordt bijna uit-
sluitend aangetroffen onder den behoeftigen stand, onder
omstandigheden, waar de ligchaamsgesteldheid door slechte
/
lucht, onvoldoende kleeding, vochtige sombere woningen,
verzuimde zindelijkheid en ongezonde voedsels bedorven
is, in kinderziekenhuizen, in slecht onderhoudene
armen- en weeshuizen. Daarom is het niet te verwon-
deren, dat, gelijk coates 1) verhaalt, in Asylus, het
nosocomium van Phüadelphia van 240 kinderen, 70
door deze ziekte aangetast werden. Ook cliet zag in
het hospitaal te Lyon, toen in den omtrek een hon-
gersnood heerschte, dikwijls eenen doodelijken uitgang
van deze kwaal.
Dat de vochtigheid en slecht voedsel op het ontstaan
van noma veel invloed heeft, hiervan geeft montgakni
een voorbeeld en zegt, dat hij en andere geneesheeren
onder de Fransche troepen in het jaar 1810 in Madrid
en Toledo, in de gelegenheid waren, eene gangraeneuse
ontsteking van den mond waar te nemen, welke door de
Spanjaarden Fégar of Fégarite genoemd werd.
Koortsachtige ongesteldheden, langdurige tusschen-
pozende koorts (muys. lund.), welke de krachten doen
afnemen, kunnen ook alleen de genoegzame oorzaak van
deze ziekte zijn.
De scheurbuik der kinderen is als eene der gelegen-
heidsoorzaken te beschouwen, welke zich, bij aanhou-
1) Of. t. proeiep\'b Notizen, N». 335, p. 75.
-ocr page 20-den de werking der genoemde schadende invloeden, in
den jeugdigen leeftijd even zoo gemakkelijk als in meer
gevorderden ouderdom ontwikkelen kan.
In vochtige landstreken zooals in Holland, Bene-
marken , Noorwegen , Zweden , Engeland, Schotland en
aan de kusten, gelijk als in zoodanige oorden van het
vlakke land, waar van tijd tot tijd overstroomingen
plaats hebben (siebbrt) en vochtige nevels vallen, wordt
de scheurbuik meermalen waargenomen, en heerscht zij
wel geheel endemisch. Inzonderheid ontwikkelt het
zich, wanneer gelijktijdig prikkel- en voedinglooze, ge-
zouten kost het voedsel der bewoners uitmaakt. Het
gebruik van zeevisch, vette tranige vogels, kaas en
slecht brood, bij gebrek aan moeskruiden, is aan de
teedere bewerktuiging der kinderen zeer vijandig en
wordt zulks te meer, wanneer de bovengenoemde scha-
delijke invloeden tegelijker tijd werkzaam zijn. Ook
gastrische prikkels zijn veelal oorzaak van noma, want
de boven aangevoerde schadelijkheden veranderen en
verzwakken de spijsvertering en assimilatie; zweren in
den mond, onder den naam van aphtheuse bekend,
verschijnen steeds als gevolgen van verstoring der spijs-
vertering.
Nagenoeg in alle waargenomene gevallen ontwikkelt
zich de waterkanker gedurende het verloop of veeleer
tegen het einde en in het herstellingstijdperk van
acute ziekten; somtijds van roodvonk/doch meestal van
mazelen, gelijk huxham in zijn berigt voor Julij 1745
reeds opmerkte, waar hij zegt: „Ich habe in diesem
Monate zu wiederholten malen Brand der Mundhöhle
und der I^auces, so wie Caries der Wangenbeine und des
Os Vomeris beobachtet; die AfFection stellte sich gewöhn-
lich nach voraus gegangenen Masern ein und verhef
tödtlich 1).quot;
Ook nu bij deze epidemie van mazelen, hebben wij
hier in het herstellingstijdperk vele kinderen gezien,
die ulcus noma kregen, en verscheidene zijn hieraan
bezweken. — Van roodvonk zegt willan het vol-
gende: 2)
„Bei einem Kinde zeigte sich am Ilten Tage der
Krankheit eine erysipelatöse Geschwulst der linken Wange,
welche sich innerhalb drei Tagen in ein tiefes, brandiges
Geschwür umgewandelt hatte; gleichzeitig wurden die
Handgelenke starr und contrahirt uiid am 16ten Tage
der Krankheit erfolgte der Tod. Ein andres Kind wurde
am ITteu Tage der Krankheit von einer erysipelatösen
Geschwulst unter dem linken Auge befallen und starb am
1)nbsp;Beobachtungen van Dr. marshall hall. Deutsch bearbeitet
von Dr. i„ posnek. 1846. s. 168.
2)nbsp;Ibid. 1. c. s. 169.
-ocr page 22-Tage darauf/\' Na berigten van andere schrijvers komt
ook gedurende het verloop van scarlatina, noma aan
andere ligchaamsdeelen, b. v. aan den anus en de genitaliën
voor, het meest echter vertoont het zich aan de binnen-
zijde der wangen, van het tandvleesch en der tong en is
somwijlen met caries van de kaak verbonden; zeldzamer
komt het na pokken, typhus en andere darmaandoeningen
voor. — Eüst ]) die one eenige gevallen mededeelt,
waaronder eene vrouw van 60 jaren was, geeft het
meest als oorzaken op, de gastrische, metastatische
en syphilitische, maar beweert met kscher en siebert,
dat de ziekte niet minder kan te voorschijn geroepen
worden door catarrhale en rheumatische aandoeningen,
ja zelfs zonder eenig voorafgaand ziekelijk verschijnsel van
zelf ontstaan kan. Daarenboven kan de ziekte voortgebragt
worden door het misbruik van mercurialia, hetgeen moore,
diefeenbach, most, simon, barez .aangeven bij eene
vrouw opgemerkt te hebben. Ook verhaalt proriep 2)
een zoodanig ziektegeval, waar, bij een kind van SVi
jaar, lijdende aan eene hersenaandoening, ulcus noma
ontstond en de afloop doodelijk was; bij de lijkopening
vond hij een weinig water in de holte der arachnoidea,
en een zeer waterig bloed in het hart en groote vaten.
1)nbsp;Magazin der gesammte Heilk, Berl. 1816. Bd. I. 8. 327.
2)nbsp;Klinische Kupfert, Tab. 55,
r
De tijd wanneer de ziekte zich voornamentlijk ver-
toont, is de lente en herfst.
Of zij besmettelijk is of niet, is nog niet bewezen,
hoewel siebeet en taupin zoodanige verspreiding der
ziekte met zekerheid aannemen.
Door de welwillendlieid van mijnen vriend tobbe
werd ik in de gelegenheid gesteld het hoofd van een
kind tnsschen de 3 a 4 jaar te verkrijgen, gestorven
ten gevolge van ulcns noma, hetwelk eene zeer aanzien-
lijke verstoring in het gelaat had te weeg gebragt,
waarvan wij eene verkleinde afbeelding niet ondienstig
geacht hebben te geven in fig. I, Nadat eene fijne
injectie der slagaderen was bewerkstelligd, werd door
den Heer van dee wurff, prosector alhier, met alle
zorg de nervus facialis gepraepareerd en de linker
n. infraorbitalis blootgelegd.
Het gangreen begint boven den wortel der neus a,
breidt zich uit over de geheele neus en bovenlip en
ter zijde tot bijna op de helft der wang, aan weêrs-
zijde der mondlioek nederdalende, zoodat aan beide zijden
het gangreen iets lager dan de hoek der mond zich
uitbreidt. Zie b, b. De tong k is niet aangedaan, de
geheele bovenlip donker zwart, het verdere gedeelte van
het gelaat is normaal. Het gangreen breidt zich aan
de linkerzijde iets verder uit dan aan de regter.
De nervus Facialis c is blootgelegd, wiens takken als
plexus anserinus zooveel mogelijk zijn vervolgd. Onder
deze takken komen er twee voor e, d, die meer dan ge-
woon gezwollen waren en geheel rood door geinjicieerde
vaten, ten bewijze dat deze takken, die zich regtstreeks
in het gangraeiieuse deel verliezen, door ontsteking
waren aangedaan.
Vervolgens werd de ramus infraorbitalis van het par
quintum aan de linkerzijde blootgelegd, waarbij bleek,
dat het been onder de oogholte ƒ geheel van peri-
ostinm ontbloot in toestand van necrosis verkeerde.
Hieruit verbreidt zich de nervus Infraorbitalis ƒ naar
het gangraeneuse gedeelte, dat geheel met vet omgeven
schijnt, zoodat het zelfs eenigzins moeijelijk is, de zenuw-
takken van het aanhangende vet af te zonderen en
duidelijk bloot te leggen.
De zwarte kleur der huid dringt niet dieper door
als de dikte van het corium, hetgeen in de figuur door
de letter g wordt aangeduid. Dit geldt ook van de
m
uiteinden van den nervus Facialis, vooral van de beide
bovengenoemde door ontsteking aangedane takken e, d,
die door het vet moeijelijk tot aan hunne vereeniging
met het par quintum konden worden vervolgd. Aan
de regterzijde werd alleen de nervös Infraorbitalis
onderzocht; ook hier was het been onder de oogholte
van periostium beroofd, hetgeen zich in het geheel niet
meer aan het been hechtte, terwijl zich eveneens de
zenuw in het vet van de bovenlip onder het gangreen
verloor, en nagenoeg dezelfde aandoening, als aan de
linkerzijde vertoonde. Het boven- en onderooglid h, i
waren gezond.
Hierna werden na opening der schedel de groote
hersenen weggenomen met achterlating van het cere-
bellum, pons Varolii en nervi Optici. Hier bij bleek
het, dat de wortel van de nervus quinti paris aan de
linkerzijde « fig. 2, geheel bruin was tot in zijne
insertie in de pons Varolii, van uitgezweet en uitgestort
bloed, hetgeen aan deze zijde den geheelen Sinus Caver-
nosus opvulde. Deze bruine kleur strekte zich uit
over het ganglion Gasseri h en de drie takken c, d, e.
Desgelijks was de nervus sexti paris ƒ zeer rood en
tusschen beide was alles met gecoaguleerd bloed opgevuld.
Aan de regterzijde was de wortel van de nervus quintus
g, even als het ganglion h, en de nervus sextus i, wit
en schijnbaar normaal, de oogzenuwen h en de decus-
satie schenen gezond.
Bij het microscopisch onderzoek bleek het, dat de
zenuwvezels van de nervus Infraorbitalis na zijn uitgang
door het foramen Infraorbitale,\' Zie fig. 1 ƒ. overal
met vetkorrels waren omgeven, de primitief-draden
verkeeren allen in eene zeer sterke vet-degeneratie,
zoodanig, dat inwendig in de tubuli nervii zich lange
onregelmatige aan elkander grenzende cellen vertoonden,
die vooral uit vet schenen te bestaan, waaronder echter
in eenige h fig. 3 een nucleus voorkwam. De zenuw-
wortel fig. 3 a b, die overal aan de linkerzijde eene
bruine kleur vertoonde, verkeert eveneens in vet-dege-
neratie; overal waren er eene menigte vetkogels rondom
de zenuwbuisjes, zie c fig. 3, terwijl in de zenuwbuisjes
zelve zich vele vetkorrels en langere vetcellen vertoonden, d.
Aan de regterzijde ontbrak echter deze vet-degeneratie
geenzins, maar vertoonde zich in eenen minderen graad,
in de zenuwbuisjes waren meerdere korrels, die zich
nog niet zoo sterk tot langere vetcellen hadden ver-
zameld, fig. 3, e. Om de zenuwbuisjes en tusschen
deze waren echter vele vetbollen verspreid, fig. 3 /.
Uit alles bleek, dat de degeneratie den nervus Infra-
orbitalis het sterkst had aangegrepen in zijn peripherisch
gedeelte, dat de aandoening sterker was aan de linker-
zijde, waar ook gewoonlijk het nicus noma zijnen aan-
vang neemt, dat deze degeneratie van de peripheric
naar het centrum door den wortel scheen doorgedrongen
te zijn, vooral doordien aan de regterzijde de degene-
ratie der zenuw buiten het foramen Infraorbitale van die
der linkerzijde weinig of niet scheen te verschillen,
terwijl de wortel van den nervus quintus aan de regter-
zijde minder sterk was aangedaan dan aan de linker.
Hoogst opmerkelijk blijft echter de verkleuring van den
nervus quinti paris aan de linkerzijde en de sterke
opvulling van den sinus cavernosas sinister met bloed,
hetgeen hier overal was doorgezweet.
Het opmerkelijke, dat n^lcus noma meest altijd de
bovenlip aangrijpt, zooverre zich de takken van den nervus
Infraorbitalis verspreiden, schijnt toch wel aantewijzen,
dat in het ontstaan van noma deze zenuw eene niet
onbeduidende rol speelt. Ook feoeiep vond den nervus
Infraorbitalis gedegenereerd buiten het foramen. De
nervus Facialis kan hier minder aan toebrengen als
zijnde beweegzenuw, die niet in de huid eindigt, de twee
in dit geval vrij sterk ontstoken takken dier zenuw
waren juist die, welke met den Infraorbitalis te zamen-
hangen en hiervan terugloopende gevoelsdraden ont-
vangen. — In het ulcus noma is de aandoening het
sterkst begrensd op de huid en membrana mucosa en
■
juist in deze deelen eindigen de takken van den nervus
Infraorbitalis.
Het is merkwaardig, dat eene dergelijke degeneratie
en gangreen van eene zoo bij uitstek gevoelige zenuw
zonder pijn plaats heeft.
Hieruit blijkt, dat men de oorzaak dezer aandoening
geenzins in eene ontsteking dier zenuw plaatsen mag.
De zenuw zelve is door vetdegeneratie aangedaan,
welke vetverandering overal plaats heeft, waar eenig deel
öf wordt opgelost of in versterving overgaat, zoo als
ook emollitie der zenuwen, hetgeen door mijnen ge-
achten Promotor meermalen is waargenomen, van eene
vetdegeneratie vergezeld gaat.
Het schijnt dus, vooral indien men het oog slaat op
de algemeen bevestigde waarneming, dat ulcus noma
vooral voorkomt, waar slechte bloedmenging, ongeschikte
voeding en verzwakkende oorzaken, die vooral op de
bloedmenging invloed hebben, bijzonder mazelen, zijn
vooruitgegaan, dat in een eigenaardigen toestand van
het bloed en vochten de eerste aanleidende oorzaak tot
deze kM\'aal moet gezocht worden. Het schijnt, alsof de
2de tak van het vijfde paar hierin bij voorkeur wordt
aangedaan, hoezeer ook somwijlen ulcus noma aan de
geslachtsdeelen voorkomt. Men kan hiervan geene be-
paalde oorzaak opgeven, maar de veronderstelling laat
zich denken, dat bij eene vermeerderde dissolutie van
het bloed en hiermede gepaard gaande zwakker zenuw-
leven, congestie en stasis in den sinus cavernosus ont-
staan, zooals dit althans in ons geval aan de meest
aangedane linkerzijde in hooge mate plaats had, dat de
zenuw door slechte voeding uit gemis van zuiver
arterieus gezond bloed tot verlamming en versterving
overgaat, terwijl door de infiltratie van vocht en door
vetdegeneratie, niet onwaarschijnlijk, de ramus Infra-
orbitalis, die door zulk een lang beenig kanaal loopt,
gedrukt wordt in die mate, dat de verzwakte en ver-
verslapte wanden der capillairvaten digt gedrukt wordende
deze zenuw niet meer voeden, waardoor men zoude
kunnen verklaren, waarom juist bij voorkeur de nervus
Infraorbitalis het meest wordt aangedaan; hierdoor laat
zich ook ophelderen, waarom misbruik van kwikmid-
delen ulcus noma kan veroorzaken, zooals ook hiervan
mij door mijnen geachten Promotor een geval is mede-
gedeeld, waar een bejaard geneesheer wormkoekjes met
kwik bedeeld aan een kind ten gebruik had aanbevolen
hetgeen door deze vrij lang was gebruikt, met het gevolg,
dat hierdoor eene hevige salivatie en eindelijk ulcus
noma was ontstaan,-in welken toestand mijn Promotor
het kind aantrof, hetgeen kort hierna bezweek. Daar
kwikzilver bijzonder schijnt te werken op de speeksel-
klieren en dus ook op de nervi quinti paris en eene
dissolutie van het bloed veroorzaakt, kan dit het gevolg
hebben, dat hiervan, door vermeerderd exsudaat van
waterig bloed, zwelling der zenuw, gangreen, vetdegene-
ratie en ulcus noma kan ontstaan.
Wat de bloedvaten betreft, zoo treft men ook hier
dezelfde verandering aan, die bij gangreen gewoonlijk
voorkomt. De slagaderen namelijk zoowel als de
aderen, worden door een prop gecoagaleerd bloed gevuld,
welk coagulum zich zoo vasthecht aan de wanden en
hiermede vergroeit, dat door eene injectie deze prop niet
Wordt uitgedreven, maar de verdere doordringing van
geïnjiceerde stof belet, zooals ook door Dr. victoe
van bruns 1. c. pag. 80 wordt opgemerkt. Dit heeft
ten gevolge, dat de deelen, waarheen zich de bloedvaten
begeven, niet meer van bloed worden voorzien, hetgeen
diis versterving moet te weeg brengen. De nervi vaso-
üiotoriï die zich uit het par quintum naar de bloed-
vaten begeven, spelen dus ook hier hoogst waarschijnlijk
eene zeer gewigtige rol.
l^at de verschijning van schimmel, waaraan fèoeiep veel
gewigt hecht, louter een gevolg is en niet als oorzaak
kan worden aangemerkt, heeft reeds teregt Dr. victor
VAN BRUNs opgemerkt, 1. c. pag. 78.
Men heeft langen strijd gevoerd, of deze ziekte zich
het eerst op de uitwendige oppervlakte der wangen,
op het slijmvlies, of op het submuceuse cel- en vetweefsel
vertoonde. Zooveel is zeker, dat dit op de huid nooit
of zeer zelden plaats heeft, terwijl de aandoening van
het slijmvlies en celweefsel gewoonlijk gelijktijdig te
voorschijn treedt of die van het eerste slechts korten
tijd voorgaat. Hiermede stemmen ook de waarnemingen
van eillibt en barthbz overeen, die steeds het slijmvlies
het eerste aangedaan vonden.
Het eerst ontstaat er, gewoonlijk in het midden van
de binnenzijde der wangen of in de nabijheid der
mondhoek, een klein wit blaasje. Dit blaasje berst
gewoonlijk zoo snel, dat het de aandacht ontsnapt en
er doet zich dan in den beginne eene oppervlakkige
zweer met wankleurige grond voor, welke zeer spoedig
het bekende karakter van de gangraeneuse zweer aan-
toont. Gelijktijdig met of zeer kort na het ontstaan
^an het blaasje ontwaart men in de diepte een hard
knobbeltje, hetwelk sommigen als eerste symptoom van
fleze ziekte aannemen. Nu neemt de gangraeneuse ver-
zwering zoo snel in omvang toe, dat in korten tijd het
grootste gedeelte der binnenvlakte der wang, der lippen,
van het ooglid tot eene verstorvene, in hoogen graad
stinkende papachtige massa, •melden in een zwarten
korst overgaat. De tanden worden los of vallen uit,
nadat ook het tandvleesch verstoord is en weldra worden
ook de nabijgelegene beenderen in meer of minder
groote uitgebreidheid ontbloot en aangedaan.
Het speeksel wordt in groote hoeveelheid afgescheiden,
bloederig of zwart gekleurd en van eenen rotachtigen
^\'•^uk, van welken van swibten 1) ons dit mededeelt:
vTantus autem foetor, inquit, saepe comitatur hoe
K^alum, ubi ad summam maligiiitatem perveiiit, ut ferri
nequeat. Vocabar ad hominem obesum et scorbuto
Pi^itndo pessimo laborantem, cujus inaxilla inferior tota
exesa erat; cumque ignorarem morbum, ille me propius
C. torn. 1. pag. 76,,.
-ocr page 34-assidentem, dum alloqui vellet, tam tetro afflavit halitu,
ut in animi deliquium fere ceciderim, et toto die
molestissima nausea remanserit.quot; Het kaauwen is reeds
zeer bezwaarlijk zoo niet onmogelijk en ook de spraak
is onduidelijk en moeijelijk. Gelijktijdig met deze ver-
andering op de slijmvliesvlakte, vertoont zich eene bleeke
oedemateuse zwelling der huid aan de tegenover de
zieke zijde gelegene gezigtshelft, vooral van de wang en
het onderste ooglid. De oppervlakte der lijdende ge-
zigtshelft, meestal de linker, vertoont eene bleeke of
eene licht violet gemarmerde zwelling, inzonderheid aan
de wang en oogleden met een eigenaardig olieachtig
aanzien der huidoppervlakte.
In diezelfde mate als het gangreen op de binnenste
vlakte der wang verder voortgaat, in die mate neemt
ook de zwelling der uitwendige weeke deelen toe, en
verbreidt zich niet zelden tot in de halsstreek.
De huid der zieke zijde van het aangezigt, vooral
van de wang, schijnt nu sterk gespannen, glanzend,
menigmaal van een vet aanzien, de temperatuur is ver-
hoogd. — Spoedig vormt zich op de aangedane plaats,
meestal aan het midden der wang beantwoordende, eene
roode of blaauwroode vlek op eenen harden grond en
van eenen donkeren ontstekingskring omgeven. Deze
vlek verdroogt snel tot eene bruine korst, of er vormt
zich op die plaat? een met een loodkleurig ofvuilroode
vloeistof gevuld blaasje, dat berst of verdroogt en zich
met eene donkere korst bedekt. Zoo spoedig de korst
afvalt, ontwaart men onder haar eene gangraeneuse
verzwering, die zich steeds even als op het slijmvlies
verder verbreidt.
De algemeene verschijnselen staan vaak, vooral in
den beginne, in eene zonderlinge tegenstelling tot de
belangrijkheid der locale aandoening. De pijn is
geenzins belangrijk, dikwijls schijnende kinderengeene
Pyn te gevoelen, het hersenleven is volkomen vrij,
slechts zelden zijn deliriën of onrust voorhanden.
Kleine kinderen nemen met begeerte den borst, de
grootere toonen dikwijls ongestoorden eetlust en zelfs
honger, de koorts ontbreekt in den aanvang volkomen
of is zeer onbeduidend, in het verdere verloop daar-
entegen wordt de pols meestal frequent en klein. Toch
hebben bijna allen een zeer cachectisch bleek uitzigt,
of de huidkleur is als gemarmerd, neus en lippen zijn
ttiet bruine of zwarte korsten bedekt. Vele liggen van
den beginne af aan stil neder, of laten van tijd tot tijd
een klagend kermen hooren. De huid is koel, of heet, of
•ie warmte is ongelijk verdeeld, de dorst is gewoonlijk
ondragelijk, dikwijls oedeem der voetfen, zeer snel treedt
algemeene vermagering in, spoedig zinken de krachten,
er ontstaat cliarrhea, de buik is opgezet, eindelijk
volgt de dood door uitputting, dikwijls reeds in een
vroeger stadium der ziekte , eer de verwoesting nog
eenen belangrijken omvang bereikt heeft.
Niet zelden komen nog vroeger metastatische ont-
stekingen van andere organen voor, vooral van de
longen, meestal als lobulaire, dikwijls etterachtige of
ichoreuse infiltratien, catarrhale of croupeuse ontstekingen
van het darmkanaal, gangreen der longen of gangreen
op andere deelen der huid, in het bijzonder aan de
genitaliën.
Wanneer er echter nog genezing tot stand komt,
bemerkt men eene demarcatie lijn, door ontsteking
voortgebragt, op het uiteinde der verwoesting, het
gangreen houdt op zich verder te verbreiden. Het
gangraeneuse wordt afgestooten, de bodem toont goede
etter en granulatievorming aan, en het proces komt
langzaam, door eene meestal maanden lang durende
likteekenvorming, tot genezing. Bij een aanmerkelijk
verlies van zelfstandigheid heeft de likteekenvorming
meestal met belangrijke wanstaltigheid plaats, naarmate
van den graad van uitbreiding der verwoesting, en er
ontstaat dan dien ten gevolge een afzigtelijk, sterk
zamengetrokken, het ooglid, het uitwendige oor, de
huid van den hals bij elkander trekkend likteeken.
waar door het oog wordt ontbloot, of den mond scheef
getrokken, hetwelk overeenkomt met dat na diepe
verbrandingen van het aangezigt, en gedurende het
geheele leven de vroeger doorgestane mondsversterving
laat herkennen.
De ziekte kan niet gemakkelijk met andere aan-
doeningen van dien aard verwisseld worden. Met
stomacace en scorbntus oris zoude dit in den beginne
mogelijk zijn, doch aan het langzame verloop, de zetel,
uitbreiding door den geheelen mond, de snelle genezing
onder den invloed van geneesmiddelen van deze en
het snelle verloop van gene, zal men gemakkelijk de
ziekte herkennen. Wanneer men toch de zich tot den
mondhoek of het midden der wangen bepalende, van
binnen naar buiten voortgaande, zweer opmerkt, hare
aanmerkelijke en snelle uitbreiding, de zwelling en het
zeer uitgestrekte oedeem van de wang met centralen
harden kern in de diepte, de rijkelijke speekselvloed,
het onophoudelijk uitvloeijen van een bloederig putriede
vocht uit de mondholte, de altijd gangraeneuse reuk,
de dikwijls geperforeerde zachte deelen, de wankeling
en het zeer dikwijls uitvallen der tanden, en, gelijk
boven gezegd is, het snel verloop en gewoonlijk nood-
lottig uiteinde niettegenstaande alle behandeling, dan
zal men hierin zich niet ligt kunnen vergissen.
Het gangreen van den mond zoude nog verward
kunnen worden met pustula maligna, maar de diagnose
is door Doctor baron 1) volkomen gemaakt, welke
zegt : „La pustule maligne commence toujours par
1\'exterieur; porte d\'abord son influence sur l\'epiderme,
puis gagne successivement le corps muqueux, le corion
et les parties subjacentes ; tandis qu\'au contraire la
gangrène que nous décrivons attaque d\'abord la mem-
brane muqueuse, puis les muscles et finit par la peau.quot;
1) Loc. cit. p. 163.
-ocr page 40-Volgens de ondervinding aller genees- en heelkun-
digen, welke ulcus noma hebben waargenomen, behoort
deze ziekte wel niet tot de ongeneeslijke, echter tot de
buitengewoon snel en veelal doodelijk verloopende. Dit
bewijzen de waarnemingen, welke door vele schrijvers
aangegeven worden, zoo verloor Dr. peeesbl 1) van de
zestien kinderen er acht, Dr. marshal hall 3) van de
zeven, zes, Dr. bbrndt 3) van de vijf, vier. Van de 29
gevallen van barthez en rilliet zijn er slechts 3
1)nbsp;Nouveau Journal de Medicine, chirurgie et pharmacie etc.
rt\'digë par beclahd, cmomei. etc. t, X Bulletin No. 2.
2)nbsp;Edinburgh medical and physical Journal, vol. XV No. 92.
3)nbsp;Hufeland Jourii. F. LXIX Aug. 1829.
-ocr page 41-genezen, terwijl ïourdes zegt van de 2S9 gevallen 63
genezen te hebben.
De gewone uitgang van noma is meestal de dood,
tusschen de totnbsp;dag verloopende. Op de ge-
nezing echter van de weinige gevallen zijn de volgende
punten van zeer veel invloed, de leeftijd der zieken,
de gesteldheid der krachten, de oorzaak der ziekte, de
vorderingen, welke de ziekte gemaakt heeft en eindelijk
de plaats, welke aangedaan is.
Dat de leeftijd veel tot de genezing bijdraagt, hebben
de waarnemingen getoond, en als uitkomst gesteld, dat\'
hoe jonger de kinderen zijn, des te onheilspellender de
prognose is. Dit heeft Dr. martin 1) gezien, in het
nosocomium de la charité te Lyon, dat alle pasgeborenen
en zuigende kinderen aan deze ziekte stierven, hetwelk
ook door Dr. baron en bili.ard bevestigd wordt; dewijl
zij, die wat ouder waren, dikwijls genazen.
Ook de oorzaken brengen er veel toe bij. Yolgens
sommigen zoude het ulcus noma na eenen gastrischen
toestand ontstaan van eene betere prognose zijn dan
dat na scorbuut of exanthematische ziekten. Dit be-
vestigen de doctoren wendt 2), eischer 8) en anderen.
1)nbsp;Recueil des actes de la société de Lyon, année VI. Lyon 1798.
2)nbsp;Annal, der Klin. Instit. auf der Acad. zu Erlangen. Heft. I.
3)nbsp;Hufeland\'s Journal. Bd. XXXIi!. 1811.
-ocr page 42-Het tijdstip, waarop de kinderen onder behandeling
komen, kan de prognose meer of min gunstig maken.
Het is toch ontegenzeggelijk waar en de uitkomsten
hebben het gestaafd, hoe eerder men hulp verleent, des
te beter voor de voorspelling.
Maar de genezing heeft in het algemeen niet plaats
dan met groot verlies van zelfstandigheid, aanhechtingen
van de wang aan de kaak, waaruit wanstaltigheden,
zoowel onaangenaam voor het gezigt als hinderlijk voor
de kleine zieken, ontstaan.
De prognose zal ook gunstiger zijn bij gemis aan
elke complicatie, bij het voortduren der eetlust en het
behouden der krachten gedurende het verloop.
Een gunstig teeken is het, wanneer het gangreen tot
staan komt en zich begint te begrenzen, zonder dat
andere gevaarlijke verschijnselen optreden.
De prognose is integendeel aller ongunstigst bij
krachtsverlies, het klein en frequent worden der pols,
verdere uitbreiding van \'t gangreen, hardheid en lood-
kleur van de randen der wond.
Het wezenlijke punt in de behandeling is de ver-
wijdering van alle schadelijke invloeden, welke aan het
ontstaan en voortduren van deze ziekte ten gronde
ligt.
De aan deze kwaal lijdende moeten terstond uit de
bekrompene, onzindelijke, vochtige, van lucht beroofde
woningen verwijderd, en in drooge, koele vertrekken
overgebragt worden.
Indien het jaargetijde het toelaat, doet men het best,
de ramen open te laten. In den winter zal men zorgen
voor frissche lucht, zich wel wachtende de zieken aan
togt bloot te stellen.
Yervolgens zal men eene algemeene en plaatselijke
behandeling instellen, alles voorzeker hangt van de
laatste af, wordt deze verzuimd, dan kan men den lijder
als bijna zeker verloren wanen.
De geneesmiddelen, welke door onderscheidene waar-
nemers van ulcus noma toegediend en aanbevolen zijn
geworden, waren deels antiscorbutische, deels verster-
kende, of deden zich door derzelver evacuerende werking
op de eerste wegen kennen.
Voor inwendig gebriiik zal men als antisepticum een
dect. Hord. met Acid. muriat. sulphuric. of phosphoric.
als tonicum en roborans, chinine, cort. Peruvian, roode
wijn enz. toedienen. Een ligt verteerbaar en voedend
diëet als melk, bouillon, eijeren moet intusschen bij de
aanwending dezer middelen niet ontbreken, en zal
dikwijls meer dan deze zeiven voordeel aanbrengen.
Braak en laxeermiddelen zullen dikwijls onontbeerlijk
zijn, en kunnen zich bij alle vormen van noma behulp-
zaam toonen. The worthingnam raadt, als het beste
middel voor deze ziekte, welke hij „gangraenopsin,quot;
noemt, mercurialia, aan, doch daar wij in de aetiologie
voorbeelden gezien hebben, dat het gebruik hiervan noma
kan te voorschijn roepen, zullen wij het zekerst handelen
dit als medicament te vermijden, te meer daar het, wegens
zijne eigenaardige werking op de speekselkliert;n en het
slijmvlies van den mond, de plaatselijke verwoestingen
zoade begunstigen.
De plaatselijke behandeling zal bestaan vooreerst in
het voorkomen van het gangreen, of zoo het zich reeds
ingesteld heeft, het in zijnen loop te stuiten. Om het
eerste doel te bereiken, werden adstringerende mond-
spoelingen, uitwendig adstringerende stovingen aange-
wend. Zoo hebben saviaed, een mixtuur van spiritus
vini, kamfer, aluin en suiker, van swieten eene op-
lossing van murias ammoniae of nitrum met wijnazijn
of citroensap, eleisch citroensap met water, eeij tinct.
rad. chinae met dec. chinae en tinct. Myrrhae,
THOMPSON pulv. Peruv aangewend en aanbevolen.
Indien het gangreen zich ontwikkeld heeft, zal men
vroegtijdig door een krachtig middel de gangraeneuse
deelen vernietigen en eene heilzame ontsteking in den
omtrek te voorschijn roepen. Hiertoe bedient men zich
van sterkere middelen.
Het unguentum aegyptiacum verbonden met andere
adstringentia werd door battus, van de vooede en
Müïs aangewend; vervolgens het Acid. sulphuric. hetwelk
v. d. vookde het eerst als het uitstekendste middel
tegen deze ziekte geroemd heeft, stalpart van dee wiel
heeft noma met een linctus bestaande uit Acid. sulphuric.
Bosarum en ung. Aegyptiac. genezen, met gelijk
siicces ltjnd, poupart, bruineman en anderen.
Als het beste en werkdadigste middel is het eerst
-ocr page 46-door van swieten het Acid. muriatic, aanbevolen, welker
wijze van aanwending en gunstige uitslag hij met de
volgende woorden te kennen geeft:
„Unciae dimidiae meilis Eosarum viginti guttae
spiritus hujus (Sp. salis marini) miscentur ; deinde saepius
de die affecta pars penicillo, huic remedio intincto, obli-
nitur: augetur spiritus salis marini quantitas, si major
putredo afFuerit: imo in pessimis casibus ipsum spiritum
salis marini, sine ullis aliis admixtis applicui, et pul-
cherrimo cum successu semper; nam statim sistebatur
gangraenae hujus progressus, et brevi post separabatur
eschara gangraenosa a vivis partibus, Neque fefellit
unquam me huic auxilio unice confidentem, nisi cum,
gingivis jam omnino corruptis, maxillae os affectum
foret, tunc enimillius cariem impedire non potui: molliurn
vero partium oris interni gangraenam eradicat cer-
tissime.quot; 1)
Ook siebekt, bernstein, richter, klaatsch en wiegand
hebben dit middel met goed gevolg aangewend.
Door klaatsch en vervolgens door reimann is het
geconcentreerde Acid. Pyrolignosum gebruikt en in een
geval beantwoorde het volkomen aan de verwachting.
Stelwagen nam het verstorvene met de schaar weg
en sneedt tot in het gezonde, hij hechte de wond ge-
lijk bij de operatie van de hazenlip, bevochtigde het
verband alle drie ure, met een afkooksel van scordium,
abrotanum, absinth en azijn, en de uitkomst was ge-
lukkig. De herstelling volgde binnen eenige dagen
zonder groote misvorming van het aangezigt.
ISNARB-CEVOULE en BARON wenden het cauterium
actuale aan en hebben ook voorbeelden van genezing
hierdoor gezien.
Dr. VOGEL medisch en chirurg. Professor zegt dit
met vrucht aangewend te hebben, wanneer alle andere
middelen te vergeefsch beproefd waren 1).
De middelen, welke ook thans nog voor de voor-
naamste en doelmatigste gehouden worden, zijn de
mmerale zuren, het zout- zwavel- en salpeterzuur.
Wil men krachtig ingrijpen, dan zal men zich van
de Nitras Hydrarg. Acid. bedienen; na diens aanwending
hebben wij alhier verscheidene voorbeelden van genezing
gezien, vervolgens het Antimon. Muriaticum, andere
middelen, welke nog met goed gevolg gebezigd worden
zijn: Nitras argenti, creosoot, arsenic, sublimaat en de
ehloras potassae.
^an welk middel men zich ook bediene, steeds draagt
1/ V. graefks und walteks Jouni. f. chirurg. B. XII st. 4.
3
-ocr page 48-men zorg,, dat, wanneer eene zachtere cauterisatie mislukt^
men tot eene krachtigere, en, wanneer het gangreen tot
staan gekomen is, van de krachtigere tot de mindere
sterkere, overgaat.
Na de cauterisatie behandelt men de plaats even als
iedere andere gebrande oppervlakte, doch zoodanig, dat
hier, vooral in het begin en wanneer de vlakte een
verdacht voorkomen vertoont, prikkelende omslagen
(met kina afkooksel, specerijachtige wijn, kamfer enz.)
en inspuitingen van chloorkalk, chloorsoda en dergelijken
worden aangewend, ten einde het terugkeeren der ver-
sterving te voorkomen.
Gelukt het Tiiet het gangreen tot staan te brengen,
of heeft het zich te ver uitgebreid, dan handelt men
slechts palliatief: men vermindert de onverdragelijke
reuk door wegneming van het gangraeneuse en door
de strengste zindelijkheid, door inspuiting en afspoeling
met eene oplossing van chloorkalk, het instrooijen van
koolpoeder en adstringerende, tonische en antiseptische\'
gargarismata. Men zoeke de krachten der zieken door
een voedend dieet, door cortex, wijn en exciterende
middelen zoo lang mogelijk staande te houden, de pijn
en slapeloosheid door opium op te heffen.
1. GEVAL.
Maria van Dunren, oud IV2 jaar, wonendein de
Zandstraat, kwam den 24quot;«quot; September 1858 op de
cbirurgisclie polykliniek in behandeling.
De ouders waren oogenschijnlijk gezond en behoorden
tot de fatsoenlijke burgerklasse.
Tot de maand Julij 1858 was het kind gezond ge-
weest, op dien tijd vertoonden zich twee kleine witte
blaasjes aan de binnenzijde der labia majora met ge-
ringe zwelling. Dit was echter na veertien dagen
genezen. Op den löquot;^®quot; September vertoonden zich weder
aan de labia majora eenige witte blaasjes met zwelling,
waartegen niets anders dan unguentum simplex werd
aangewend, toen de toestand hierop niet verbeterde,
werd het kind den 24quot;™ September naar het Noso-
comium gebragt.
De labia majora waren toen aanmerkelijk gezwollen
en aan de binnenzijde was er eene belangrijke ulceratie;
daar er echter geen gangreen bestond, had men nog
geen vermoeden op gangraena genitalium (ulcus noma),
daar die ulceratie zeer goed kon te voorschijn geroepen
zijn door scherpe urine of uitwendige oorzaken.
De ontlasting der urine scheen hevige pijn te ver-
wekken. Het kind was vrij goed gevoed en niet veel
vervallen.
Er M^erd toen eene demulcerende lotio voorgeschreven:
E. rad. alth.
Cap. Pap. alb. aa unc. j.
c. 1. a. ad. col. unc. viij.
D. S. uitwendig.
Toen de moeder dennbsp;September met het kind
terugkwam, was de ulcererende vlakte in gangreen over-
gegaan en had een vuil zwart aanzien gekregen. Het
gangreen strekte zich over de binnenvlakte van beide
groote lippen uit, de zwelling was zeer toegenomen,
de lippen waren rood, hard, gespannen; bij het urineren
was hevige pijn. De algemeene toestand was nog niet
veranderd, de eetlust was vrij goed, de ontlasting ge-
i\'egeld. Ofschoon de aard der ziekte nu duidehjk was,
scheen het gangreen reeds te uitgebreid om van de
cauterisatie nog heil te kunnen verwachten, westhalve
dezelfde demulcerende wassching van den Sep-
tember werd voorgeschreven.
September. De toestand is sedert gisteren veel
veranderd, het kind begint te collaberen, de pols is
zeer frequent en klein, voedsel wordt niet meer gebruikt.
Inwendig wordt decoctum corticis Peruviani fusci voor-
geschreven, maar zonder gevolg. Den volgenden dag
.had het gangreen zich over het onderste gedeelte van
den buik verspreid en des avonds nog stierf het kind.
Tot het doen der lijkopening was geene gelegenheid.
3. GEVAL.
Louize Eindhoven, oud 2 jaar, wonende achter
Klarenburg, werd dennbsp;September 1858, op de
chirurgische polykliniek opgenomen.
Uit gezonde ouders geboren zag het kind daaren-
tegen er zeer slecht uit. Het was vaal bleek, had
paarsroode vlekken over het geheele ligchaam, door uit
de vaten getreden bloed veroorzaakt (morbus maculosus
haemorrhagicus IVerlhofii), en eene zeer uitgebreide
gangraeneuse verzwering aan de uitwendige genitaliën.
Het kind was collaberende, had geene eetlust, ont-
lasting geregeld.
In dezen toestand was de prognose allerongunstigst.
Uitwendig werd de navolgende wassching gegeven:
R. rior. Sarab. unc. i
Inf. 1. a. ad. col. unc. viij
d. s. wassching.
en in wending:
, R. Cort. Peruv. fusc. unc. i
c. 1. a. ad. col. unc. viij,
adde
Syr. cort. aurant. unc. i
m. d. s. a. u. 1 paplepeltje:
26 Sept. De toestand was niet verbeterd, de roode
vlekken waren meer uitgedrukt, het gangreen aan de
genitaliën meer uitgebreid:
Iter lot. et decoct ut 24. hm. prs.
28 Sept. De verschijnselen steeds toenemende, stierf
het kind dezen dag.
3. GEVAL.
Cornelia van der Linden, oud l«/2 jaar, wonende
in de molensteeg kwam den ISquot;*\'quot; Oct. 1858 op de chi-
rurgische polykliniek.
Volgens verklaring der moeder was het kind vroeger
nooit ziek geweest en de ouders zeiven zagen er zeer
gezond uit.
Het kind had eene verzwering aan de uitwendige
genitaliën, welke op den dag van opname van zoo
weinig belang scheen, dat er slechts eene demulcerende
fomentatie werd voorgeschreven:
R. rad. alth. unc. i
c.nbsp;1. a. ad col. unc. viij.
d.nbsp;s. uitwendig.
20 Oct. De toestand was zeer verergerd, gangreen
is er ontstaan en heeft zich zoover uitgebreid, dat er
aan cauterisatie niet te denken viel, waarom er uit-
wendig gegeven M^\'erd:
R. Flor. samb. unc. i.
Inf. 1. a. ad col. unc. viij
d. s. uitwendig.
en inwendig:
R. Cort. Per. fusc. unc. i.
c, 1. a. ad col. unc. viij
Syr. cort. aurant. unc. i
m. d. s. a. u. 1 papl.
-3. Oct. Het gangreen verbreidt zich steeds, de
toestand van het kind is zeer slecht, het gebruikt geen
eten en verkeert in collapsus.
Iter: lotio ut 20 hm. prs.
en inwendig:
E. Cort. Peruv. fuse. unc. i
c. 1. a. ad col. unc. viij
adde
Acid, sulph. dil. dr. i
Syr. cort. aurant. unc. i
m. d. s. a. u. i paplepel.
25 Oct. De toestand is steeds hetzelfde: iterent.
formulae ut 23 hm. prs.
27nbsp;Oct. Het gangreen gaat steeds verder voort,
iterent formul ut 23 hm. prs.
28nbsp;Oct. Eindelijk maakt de dood een einde aan
het lijden van dit kind.
Tot het doen der sectie was geene gelegenheid.
4. GEVAL.
Kind Vreeswijk, oud 2 jaar, wonende in de Zand-
straat werd den 12\'\'®\'\' November 1858 op de chirur-
gische Polykliniek opgenomen.
Het kind tamelijk goed gevoed had een gangraeneuse
verzwering aan de binnenzijde van de groote lippen,
welke zeer sterk gezwollen en tegelijk hard op het
gevoel waren. — Niettegenstaande de sterke zwelling
Werd de vuile gangraeneuse zweer krachtig met nitras
Hydrargyricus acidus gebrand, en uitwendig als lotio
gegeven:
R. Ead. alth.
Cap. pap. alb. aa unc. i
c.nbsp;1. a. ad quot;Col. unc. viij
d.nbsp;s. uitwendig.
13.nbsp;Nov. De zweer staat zuiverder, de . zwelling en
roodheid zijn aanmerkelijk verminderd, daar het kind
echter eene te ruime ontlasting gekregen heeft, met
Pyn in den buik werd het navolgende gegeven:
R. Pulv. rad. saleb. dr.
S. in aq. ferv. unc. vj
adde
L. Liq. Syd. gtt. iij.
Syr. Simpl. unc. p
m. d. s. a. u. 1 paplepel.
14.nbsp;Nov. Er werd weder met nitras Hydrargjr.
acidus gebrand, doch niet zoo diep ingrijpend als vroeger.
Iter. lotio ut 12 hm. prs.
15.nbsp;Nov. Alhoewel de ontlasting verminderd is en
geen pijn (jg^^ j^ggj. -^^^ordt waargenomen, wordt
er nog het volgende gegeven:
R. Pulv. rad. saleb. dr. |S.
S. in aq. ferv. unc. vi.
adde
Syr. pap. alb. unc. /3.
m. d. s. a. u. 1 paplepel.
17 Nov. De zwelling en roodheid zijn veel ver-
minderd, waarom men nu voldoende oordeelt enkel
met nitras arg. in substantie te cauteriseren, ontlasting
geregeld, wegens zwakte van het kind geeft men het
navolgende:
E. Gort. Peruv. fusc. dr. ij
c. 1. \'d. ad. col. unc. lY.
adde
Syr. cort. aarant. unc. B.
m. d, s, a. 2 u. 1 paplepel.
19 Nov. De toestand blijft steeds beterende, nog
eenmaal wordt er met Nitras arg. in substantie gebrand,
en inwendig dezelfde drank gegeven.
22 Nov. Zwelling en roodheid zijn verdwenen en
het ulcus is volkomen genezen, inwendig wordt nog
dezelfde potio toegediend, waarna het kind volkomen
hersteld den 24®\'™ Nov. ontslagen wordt.
5. GEVAL.
Mietje Eeuvekamp, oud 2V2 jaar, wonende
buiten de Catharijnepoort, werd den 15\'\'\'quot;\' December
1858 op de chirurgische polykliniek opgenomen.
Het kind was vrij goed gevoed, alhoewel de ouders ,
arbeidende menschen, het gansch niet ruim hadden.
Ook hier had men even als in het vorige geval
gangraeneuse ulcera aan de inwendige zijde van de labia
majora, die sterk gezwollen en hard op het gevoel
waren.
De behandeling was geheel dezelfde als in het vorige
geval: er werd namelijk krachtig met Nitras Hydrar-
gyricus acidus gebrand, en uitwendig als lotio gegeven :
E. rad alth.
Cap. pap. alb. aä unc. i.
c.nbsp;1. a. ad col. unc. viij
d.nbsp;s. wassching.
17 Dec. De zwelling en roodheid zijn ook hier
veel verminderd en de zweren zijn zuiverder geworden;
andermaal wordt met nitras Hydrargyricus acidus ge-
brand, en uitwendig dezelfde lotio als van den lö\'\'«quot;
gegeven.
18. Dec. De toestand is veel verbeterd, de zwelling
en roodheid zijn afgenomen, er wordt gecauteriseerd met
nitras argenticus in substantie en uitwendig dezelfde
lotio als den 15 gegeven.
20 Deo. Het kind wordt genezen ontslagen.
6. GEVAL.
Hendrik Loevezein, oud I\'/ï jaar, wonende
buiten de Waard-barrière, kwam den 15\'\'™ Junij 1859
op de cMrurgisclie polykliniek.
Aan de binnenzijde van de onderlip, welke zicli zeer
sterk gezivollen, op liet aanvoelen hard, eenigzints
glanzend, matrood vertoonde, bemerkte men eene vuile
phagadenisch — gangraeneuse zweer met vuil grijze
oppervlakte en met eene stinkende brijachtige massa
bedekt. De verzwering was reeds zeer diep doorge-
drongen, de randen der zweer gekarteld, zwart gekleurd.
De speekselafscheiding zeer ruim, de stank uit de mond
hevig.
De geheele oppervlakte der zweer benevens de randen
derzelve worden onmiddelijk krachtig en diep met nitras
hydrargyricus acidus gebrand.
17 Junij. De zwelling is veel verminderd, de speeksel-
afscheiding niet zoo sterk als gisteren, de stank uit de
mond nagenoeg verdwenen. Weder wordt er met nitras
hydrargyricus acidus gebrand.
19 Junij. De toestand is veel verbeterd, er wordt
nu slechts met nitras argenticus in substantie gecau-
teriseerd, het tandvleesch wordt aangestreken met mei
Rosarum en acid. muriaticum dilutum en het kind, den
24®\'quot;quot;, als genezen ontslagen.
7. GEYAL.
Jan de Zwart, oud 2 jaren, wonende buiten de
Waard-Barrière in de Flieruilensteeg, kwam den 19\'\'®\'\'
Augustus 1859 op de chirurgische polykliniek.
Uit gezonde ouders geboren had het kind ruim vier
weken geleden de mazelen gehad, hiervan hersteld be-
speurde men witte blaasjes aan de binnenzijde van den
mond. De ouders hadden hierop geen acht geslagen
en dachten dat het wel zoude beteren. — Toen zij
hunne wensch niet zagen bekroond, maar het in plaats
van beter erger werd, werd de hulp van een chirurg
ingeroepen. — Nadat het kind eenige dagen onder
diens behandeling geweest was en de ouders ook hierin
geen beterschap zagen, kwam het zoo als boven gezegd
is den IQ\'\'®quot; Augustus op de polykliniek.
Men vond aan de binnenzijde van de linker wang
eene vuile gangraeneuse zweer van eene brijachtige
consistentie. Er werd nog gecauteriseerd met nitras-
argeiiticiis in substantie, maar de pijp lapis kon slechts
in de brijachtige massa Moorden omgeroerd en de ver-
weeking was reeds veel verder voortgegaan dan de zweer
groot was. Daarenboven werd het navolgende als
linimentum gegeven.
R. mei. Rosar. unc j.
Acid. muriat. dil. dr. ij,
m. d. c. penicillo.
s. liniment.
De moeder werd gewaarschuwd 5en volgenden dag
met het kind terug te komen, maar zij verzuimde dit
en kwam eerst na twee dagen.
Nu was het ulcus doorgedrongen tot aan den neus-
vleugel. Wegens de uitgebreidheid der zweer werd er
niet gecauteriseerd, maar eene geconcentreerde solutie
van chloras kalicus in water, als wassching, gegeven,
welke in Engeland algemeen als nuttig bij dergelijke
ziekten aangewend werd.
Inwendig werd voorgeschreven:
R. Cort. Peruv. fusc. dr, ij.
c. 1, a. ad, col. unc, iv,
adde
Acid, Sulph, dil, gtt x,
Sach, albiss. unc,
H
m. d. s. a. u. 1 1,
-ocr page 61-24. Aug. De zweer breidt zich steeds verder uit. —
Iter lotio et potio ut 21. hm. prs.
26. De ouders bragteu het kind niet meer mede op
de polykliniek, daar zij verklaarden, dat het er zeer
afzigtelijk uitzag; maar verzochten om het drankje,
hetgeen hen ook gegeven werd.
In dien toestand bleef het tot 80 Augustus, als
wanneer het kind gestorven is.
De vader weigerde het kind af te staan, zoodat tot
het doen der autopsie geene mogelijkheid bestond.
PI 1.
Wi
■M
In Plaat I wordt de uitgebreidheid der aandoening van het 7.
geval aangetoond.
Aan de regterzijde vertoont zich het gangreen oppervlakkig
iets beneden de neuswortel, verbreidt zich verder oppervlakkig
naar het foramen infraorbitale, neemt vervolgens de helft der
regter wang in en dringt 2 k 3 lijnen in de diepte door. De huid
in den omtrek is wankleurig.
Aan de linkerzijde is het gangreen uitgebreider en het weefsel
in de diepte geheel geinfiltreerd. Door zwelling van het, linker-
ooglid was het oog bi] het leven reeds gesloten, de huid boven
de glabella is wankleurig. Het kraakbeenig tusschenschot der
neus geheel weg en van de ossa nasalia was er slechts een vierde
van een Parijsche duim over, de binnenwand van het linker antrum
Higmori nagenoeg geheel weg.
De voorste tandkas.sen der bovenkaak genecroseerd, de tanden
uitgevallen.
De benedenkaak was ongeschonden; de onderlip eenigzints
wankleurig.
mmm
50
PLAAT IL
FIGf. I.
Hoofd van eön kind met ulcus Noma dor bovenlip, wang en
neus, met blootligging der nervus Facialis en Quintus.
a, b, b. Zwarte huid der neus en bovenlip door Noma in gangreen
vervallen.
e.nbsp;Stam der nervus Facialis blootgelegd wier takken zich over
het gelaat verbreiden en in het ulcus Noma intreden.
d, e. Twee takken dezer zenuw rood gezwollen die in het ulcus
Noma eindigen.
f.nbsp;Been onder de oogholte geheel van periostium ontbloot en
door necrose aangedaan, hier is blootgelegd de ramus infraorbitalis
Quinti, die met vet doorweven in het gangraeneuse deel overgaat.
g.nbsp;Doorgesneden rand der zwarte huid waaronder het vetweefsel
zich wit vertoond.
h.nbsp;Onder ooglid.
i.nbsp;Boven ooglid.
FIG. II.
Beide wortels der vijfde zenuwparen met de ganglia Gasseri
en nervi Abducentes, aan de linkerzijde door geïnfiltreerd bloed
roodgekleurd en meer of min gedegenereerd.
ffl. Wortel van den linker nervus Quintus bij zijnen uitgang uit
de pons Varolii.
b. Ganglion Gasseri.
e, d, e. Drie takken dezer zenuw.
ƒ. Nervus Abducens en Quartus in den sinus Cavernosas.
-ocr page 66-n.2
Fie. 1.
Fi(/. 2.
fi (/. J.
c d e f
i lojnbsp;\'çi^
J\\ h
/31-II
.r
k (
stand. P.: W.v. d. ¥/eirer. Utrecht
-ocr page 67-g,nbsp;h. Regter nervus Quintus, niet rood gekleurd, maar echter
in begin van vetdegeneratie.
i. Regter nervus Abducens.
h.nbsp;Chiasma der nervi Optici.
PIG. III.
Vetdegeneratie der primitief zenuwdraden van rle Quintus.
a.nbsp;Zenuwdraden genomen uit de wortel der linker nervus Quintus
by a. h. fig. II.
Inwendig zijn deze zenuwbuisjes gevuld met langachtige vetcellen.
b.nbsp;Vetcellen inwendig met kernen, terwijl uitwendig de zenuw-
buisjes door vetcellen omgeven zijn.
G. Meerdere vetcellen om de zenuwdraden.
d.nbsp;Langere vetcellen en korrels en eene gedegenereerde zenuw-
draad.
e.nbsp;Zenuwdraad der regter nervus Quintus uit de wortel achter
het ganglion op dezelfde hoogte als de vorige.
In de zenuwdraden zijn in de cylinderas korrels en een enkele
lange cel.
ƒ. Vetcellen en korrels rondom deze zenuwdraden van de regterzijde.
-ocr page 68-m
I
. .Txnbsp;\'V y
; :nbsp;-■y,:,]».\' -
.üi-jnT.
■ iis^.yrthi\'s idtn \'n at
I.
De uitwaseming der longen is niet bloot uitdamping
maar eene ware excretie.
II.
In de prognose bij epidemische ziekten moet altijd
gelet worden op het karakter der epidemie.
In de behandeling van typhus spelen behoorlijke
zuivering van lucht en linnen, alsmede toezigt op de
dieet de hoofdrol.
54
IV.
Het contagium van Noma is nog niet bewezen.
V.
De pols is de beste barometer bij liet genezen van
acute ziekten.
VI.
Gargarismata schaden bij acute keelontsteking.
VII.
Bij iedere acute ziekte is de zamenstelling van het
bloed veranderd.
Hectische koorts verbiedt de amputatie niet.
IX.
Zonder absolute rust helpen de geneesmiddelen in
arthrocaces zeer weinig.
m
X.
Het oiidersteimen van het perinaeum voorkomt geen
ruptuur daarvan.
XI.
Chloroform moet niet in elk geval van luxatie toe-
gediend worden.
XII.
De troicart van schuh is bij thoracentesis boven
de gewone te verkiezen.
Men moet zeer voorzigtig zijn met het genezen van
chronische zweren.
XIY.
Bij acute brandwonden is, wanneer er geene hevige
suppuratie bestaat, voorals nog als het beste genees-
middel te beschouwen, het bedekken der oppervlakte
met eene zeer dunne laag watten.
/ooO^ll
XV.
Wanneer bij ziekten, waar men een doodelijken
uitgang te verwachten heeft, zich eene hernia incarcerata
instelt, is men verpligt de operatie te verrigten.