-ocr page 1-

OVER DE ONTSTEKLNG

dek

VOO R H O O F D S ß O E Z E M S.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

DISSERTATIO MEDICA INAUGURALIS

INFLAMMATIONE SllUM FRONTALIUll

QUASI,

ANNUENTE SUMMO NUMINE,

EX AUCTORlTAXE RECTOMS MAGNIFICI,

GEORGII GUILIELMI VREEDE,

JUR. ROM. ET HOD. DOCT, ET PltOT. ORH.,

NEC NON

AMPLissiMi SENATUS ACADEMICI consensu

ET

kobilissimab FACULTATIS MEDICAE decueto,

pro ^rabu SDactoratus,

sdmmisque in

MEDICINA IIONORIBUS AC PEIVILEGIIS

m AGADEMiA RHEiJO-TRAJEGTlNA

KITE ET tEGITIME CONSEQTJENDIS,
EHUDITORUM EXAMINI SDBMITTIT

HENRICUS.JOBBE.

e pago zaa^-dijk,
A. D. XXIX M. JUNII, IIOKA VI ET DIM.

TRAJECTI AD RHENUM

V. W. VAN DE WEIIER TYnS MAXDAVIT,

mdccclx.

gt;

li

-ocr page 4-

f\'^

......

quot;ï 1/ «aii^AKj Agt;!tïorfA\'fïrrï-g?ia\'

m

i

j

-ocr page 5-

OVER DE ONTSTEKING

VOORHOOFDSBOEZEMS.

PROEFSCHRIFT

TER VERKKIJGINCt VAN

DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE,

AAN DE

utrechtsche hoogeschool

DOOR

H. TOBBL

UTRECHT,
P. AV. VAN DE WE IJ EE.

I860.

-ocr page 6-

^joXgt;ïon^jViöiTiIm)(fy £

-ocr page 7-

VOORREDE.

Ahorens deze Aendemie te verlaten is het mij een
aangename pUgt, U allen Hooggeleerde leermeesters der
Natxmr- en Wiskundige Faculteit 7nijnen hartelijken
dank toe te brengen. — Meer bijzonder nog zij mijn
dank gewijd aan ü Hooggeachte Hoogleeraren der
geneeskundige Facidteit, in bijzonder U Hooggeachte
Promotor
SCHROEDER VAN DEK KOLK, niet alleen
voor het grondig onderrigt dat ik van ü heb mogen
erlangen, doch ook voor de bereidwilligheid, waarmede
gij mij, hij het vervaardigen van mijn proefschrift, ten

-ocr page 8-

dienste hebt -willen staan. Mogt gij nog lang voor de
Academische en voor de groote Maatschaiypij gespaard
blijven.

En gij, mijne vrimden, vaart allen teel!

BBquot;

-ocr page 9-

INLEIDING.

Welligt is over geene ziekte, in de laatste jaren, zóó
weinig aan het licht gebragt, dan over de ziekelijke
aandoeningen van de sinus frontales. Eene der voor-
naamste oorzaken hiervan, moeten wij stellig zoeken in
de diepere, verborgene ligging, waardoor de diagnose
zeer bezwaard wordt, daar de aandacht zich gewoonlijk,
meer op andere, meer bekende deelen vestigt; en daar
de functies dezer sinus, voor ons gevoel onbewust
worden volbragt, zoo hebben wij van het bestaan dezer
sinus, in ons zeiven, geene bewustheid. Daarenboven
worden de voornaamste verschijnselen, als: hoofdpijn etc.,
die uit zoo velerlei oorzaken ontstaan kan, gemeenlijk

A

-ocr page 10-

aan algemeene invloeden toegeschreven, als: koude,
gestoorde digestie etc., hetgeen dan ook de oorzaak
kan zijn, dat in de meeste handboeken, de ziekelijke
aandoeningen der sinus frontales met stilzwijgen worden
voorbijgegaan, of hoogstens even aangestipt worden; en
toch zijn die ziektetoestanden niet van zoo weinig
gewigt als in het algemeen, wel gedacht wordt, wij
hebben hiertoe, slechts enkele der daartoe betrekkelijke
ziektegevallen en de gevolgen daarvan, na te gaan.

Langen tijd was de ziekte als op zich zelve staande
geheel onbekend en werd bij het begrip van coryza
ingelijfd, terwijl de pathologische fvoorstelling der coryza
mede zeer onjuist was. — De ouden hielden n. 1. de
hersenen voor de zitplaats der verkoudheid en meenden,
dat derzelver sappen, volgens de toenmalige physiologie,
door de zeefgaatjes van het zeefbeen, in de neus af-
vloeiden, van waar nog tegenwoordig de benaming van
rhume du cerveau afkomstig is. Eerst door schnisider\'s
ontdekking van de ontleedkundige gesteldheid der bij
verkoudheid aangedane deelen, (zie diens beroemd werk
in 7 deelen. De Catarrhis,
Wiitenh. 1661) werd een
rationeel begrip daarvan voorbereid en door de onder-
zoekingen van
BicHAT, over de eigenaardige wijze, waarop
de slijmvliezen ziekelijk worden aangedaan, verder ont-
wikkeld.

-ocr page 11-

Daar echter pathologische processen niet gekend
kunnen worden, wanneer daarbij niet de normale toestand
vergeleken wordt, vinden wij het niet ongepast, eene
anatomische beschrijving der Sinus frontales, in den
gezonden toestand, te laten voorafgaan.

-ocr page 12-

§ 1-

normale ligging en toestand dee sinus frontales.

De voorhoofdsboezems bevinden zich bij den mensch
tnsschen de beide platen van het voorhoofdsbeen, boven
den neuswortel en beantwoorden ongeveer aan de wenk-
braauwbogen. De binnenste plaat heipt echter het
meest tot de vorming en is altijd veel dunner, hetgeen
in pathologische gevallen van veel gewigt is. Meestal
zijn zij door een loodregten, beenigen wand gescheiden
en zijn derhalve twee in getal aanwezig. Somwijlen
echter ontbreekt dit septum, hetgeen het gevolg van
ziektetoestanden kan zijn, zoo als
sandifoet 1) heeft
waargenomen. Enkele malen zijn zij in kleine, celachtige
ruimten verdeeld. Bij mannen zijn zij grooter dan bij

1) Sandiport, Obs. anat. path. Lib. III, p. 122.

-ocr page 13-

vrouwen; ook kunnen zij gelieel ontbreken. De grootte
verschilt overigens bij de verschillende individuen zeer
veel; bij sommigen zijn zij zeer groot, bij anderen
wederom zeer klein.

Tiedbmann 1) heeft ze waargenomen, die eene
horizontale afmeting van 10quot;\'\'—18\'\'\' hadden. Naar
beneden vernaauwt zich iedere sinus trechtervormig en
mondt uit met eene kleine opening, vooraan in den
middelsten neusgang. Deze voorhoofdsboezems komen in
den eersten leeftijd niet voor. Zij ontwikkelen zich door
het van elkander wijken der buitenste en binnenste
tafel van het voorhoofdsbeen, en beginnen eerst met
eenen kleinen sinus na het eerste levensjaar zich langzaam
te ontwikkelen; enkele malen ontbreken zij ook bij
volwassenen.

Bij vele dieren is het bekend, dat deze sinus buiten-
gemeen groot zijn, zelfs verlengen zij zich tot in de
hoornpitten bij het rundvee. Bij de meeste dieren zijn
zij ongelijk veel grooter, ook bij carnivora, — het
grootst van allen bij den oliphant, waar zij zich over
het geheele hoofd uitbreiden. Bij visschen, vogels en
reptilia, ontbreken zij geheel.

!) Tiedemakn, Von lebenden Würmern und Insekten in den
GeruchBovganeii des iVlenschen. S.
4, Mannheim 1844.

-ocr page 14-

Dit van de beenige sinus frontales, het volgende
ten opzigte van het gezonde slijmvlies daarvan.

„Boven de onderste neusschelp gaat het slijmvlies
der neus over, op de middelste neusgang, alwaar zich
voor, bovenaan eene opening bevindt die tamelijk
wijd is en waardoor het slijmvlies zich, eerst in de voorste
zeefbeenscellen en vervolgens in de sinus frontales
voortzet, zonder eenige plooi te vormen.

Oppervlakkig beschouwd, is het slijmvlies der neus-
holte fluweelachtig van aanzien en heeft eene ligt
roode of roode kleur, — zoodra het echter op de
sinus over gaat wordt de kleur blanker, tot nagenoeg
geheel wit. 1)

Ten opzigte der kliertjes kan men zeker stellen, dat
zij van beneden naar boven, in grootte, aantal en
duidelijkheid afnemen. —• Wat de fijnere structuur der
mucosa aangaat, hieromtrent ontleenen wij ongeveer
het volgende aan
köllikee. 2)

Volgens de ontdekking van todd.-bowmann kan
men het neusslijmvlies bij dieren verdeelen in een
flimmerend en niet flimmerend gedeelte, welk laatste
zich in het bovenste gedeelte der eigenlijke neusholte,
nl. daar, waar de n. olfactorius zich uitbreidt, bevindt;

1)nbsp;H. ci.oQUET, Osphrésiologiü luig 252.

2)nbsp;Kölliker, Microscopische .\\natomie, lS. 764.

-ocr page 15-

dit moet reukslijmvlies genoemd worden, terwijl het
onderste den ouden naam
membrana Schneideriana
behouden kan.

Zien wij dit laatste eenigzms naanwkeuriger na,, zoo
vinden wij wel overal flimmerepitelium, maar niet overal
den zelfden bouw van het slijmvlies en men kan
gemakkelijk het dikkere, klierrijke slijmvlies der eigen-
lijke neusholte, van het dunnere der bijholten (sinus)
en van het inwendige der conchae onderscheiden.
Zoowel in de neusholte als in de sinus, bevindt zich
een laagsgewijs flimmerepitelium, even als in het
strottenhoofd, ter dikte van 0,018quot;\', 0,020\'quot;, soms
0,042quot;\', bij den mensch met bleeke, fijn gegranuleerde
cellen, waarvan de flimmerende tot 0,03quot;\' bedragen en
eene strooming van voren naar achteren veroorzaken.
In de sinus is deze flimmerbeweging naar de uitlozings-
opening gerigt en voert aldus de afgescheiden vloeistof
in de neusholte.

Op dit epitelium volgt het eigenlijke slijmvlies, dat
zeer arm aan elastische elementen, doch voornamelijk
uit gewoon bindweefsel, met bindweefselligchaampjes
f^amengesteld is en waarin, in de eigenlijke neusholte,
zeer vele groote en kleine, meestal trosvormige slijm-
kliertjes, met klierblaasjes van 0,02 quot; tot 0,04 quot;, gevonden
worden. De dikte van het slijmvlies bedraagt, naar

-ocr page 16-

evenredigheid van de grootte en liet aantal kliertjes van
1quot; tot terwijl in het achterste gedeelte der onderste
concha, adernetten, die zeer rijk aan spiervezelen zijn,
de dikte nog vermeerderen.

In de sinus ontbreken de klieren bijna geheel, en
slechts in het
antrum Highmori vondt kölliker ze
somtijds.

Overigens is het slijmvlies der boezems zeer teêr en
van het periostium niet als afzonderlijke laag te sclieiden.

Langen tijd nam men aan, dat de sinus frontales
geene zenuwen bevatten, welligt omdat de anatomie
die nog niet aangetoond hadj doch al waren die zenuwen
nog niet gezien, zoo zouden toch de hevige pijn, bij
ontsteking, en de proeven van
dbschamps 1), genoegzaam
voor het bestaan daarvan pleiten.

Na de ontdekking van wrisberg echter is het be-
staan daarvan, ontleedkundig aangetoond.

Wrisberg ontdekte n. 1. een tak van den n. fron-
talis, die in den sinus van dien naam dringt; hij ont-
springt onder de periorbita en gaat over den ramus

1) H. CLCQUET 1. c. p. DusciiAMPS nam bij aanraking van het
slijmvlies der sinus front., met een stomp stilet, hevige pijn
waar, bg een\' man waarbij de sin. front, gewond was.

-ocr page 17-

supratrochlearis van de art. ophthalmica heen, om zich
te vereenigen met een tak van den n. nasalis en zich
vervolgens te verdeelen in twee draden, waarvan eene
zich verspreidt in het slijmvlies van den Sinus, alwaar
hij door een bijzonder gat intreedt.

De arteriae komen gedeeltelijk uit de art. frontalis,
die een tak is van de art. ophthalmica, gedeeltelijk uit
een anderen tak daarvan, n. 1. de art. ethmoidalis ant.
die takjes geeft aan de voorste zeefbeenscellen, aan den
sinus front, en de dura mater.

-ocr page 18-

§

ontsteking der voorhoofdsboezems.

Wanneer wij letten op de zoo bijzondere plaatsing
der voorhoofdsboezems, die van alle zijden door been
zijn ingesloten en slechts door enge openingen met de
neusholten gemeenschap hebben, is het niet te ver-
wonderen, dat deze holten en het haar beMeedende
slijmvlies, minder menigvuldig aan ziekelijke aandoe-
ningen zijn blootgesteld, daar zij juist door het ver-
borgene der plaatsing, hiervoor zoo bijzonder beschut
zijn. —■ Daar echter eene aandoening van het slijm-
vlies zich ligt verder verspreidt, is dan ook de eerste
aanleiding tot ontsteking dezer boezems, wel meestal in
eene voorafgegane aandoening van het slijmvlies der
neus te zoeken, tenzij, gelijk wij zullen zien, de aan-
wezigheid van vreemde ligchamen, hier prikkeling en
ontsteking veroorzaakt.

-ocr page 19-

In een geval van ontsteking dezer boezems, vond
Prof.
schroeder van der kolk, het slijmvlies hetgeen
deze holten bekleedt, zeer rood en gezwollen en het
beenvlies, waarmede het onafscheidelijk is verbonden,
slechts zeer los aan het been gehecht, zoo dat het op
meerdere plaatsen hiervan was afgescheiden; de holte
zelve was met dik, half etterachtig vocht opgevnld.

In een ligteren graad is deze ontsteking van een\'
meer
catarrkalen aard, met gevoel van drukking boven
den neuswortel, waar, na beginnende droogheid, dun,
scherp, brandend vocht wordt afgescheiden, hetgeen
later in dikke slijm overgaat, zooals dit in zware ver-
koudheden meermalen voorkomt.

Bij eennbsp;phlegmoneusen graad van ontsteking,

zijn de verschijnselen veel heviger en langduriger, soms
met koorts en delirïen gepaard. — Deze laatste komt
echter zeldzamer voor.

Doch ook andere, meer chronische veranderingen
komen in deze boezems voor. Zoo verhaalt bijv.
köllikee,
Microse. anatom. s. 765, het volgende: „Eine auffallende
Erscheinung war mir die bei einem 15 jahrigen Men-
schen (der nach Virchow\'s Mittheilung auch in den
Lungen Ossificationen zeigte) in allen diesen Nebenhöhlen,
sowie in der gleichgebauten Schleimhaut der concaven
Seiten der Muscheln, unmittelbar unter dem Epitel,

-ocr page 20-

die Schleimliaut in einem so ausgedehnten Grade von
Kalksalzen incrustirt zu finden, dasz ihre oberste Lage,
zu einer besondern, verkalkten, jedoch noch biegsamen
Membran umgewandelt war, in der stellenweise grössere
und kleinere, oft sehr regelmässig gestellte Lücken
aber kein eigentlicher Bau sich kund gab.

Unter dieser Lage, die wo sie gut ausgebildet war,
vollkommen weisz aussah, wie eine mit Luftbläschen
gefüllte Haut, wofür ich dieselbe Anfangs hielt, fand
sich immer noch lockeres Bindegewebe, mit Gefässen,
von welche letztere ebenfalls einzelne incrustirt vorkamen,
so wie auch in der Tiefe der Epitellage selbst einzelne
kleinere, einfache oder aggregirte Concretionen, wie
Hirnsand im kleinen, sich vorfanden.quot;

Ben dergelijk geval nam ook eöester waar, in den
sinus maxillaris, doch spreekt hiervan slechts zeer
weinig. (Zie zijn »
Handbuch der Speciellen pathologischen
Anatomie,
s. 232.)

Zeer zeldzaam schijnt dit gedeelte van het slijmvlies
der neus de zitplaats te zijn van polypeuse uitwassen,
die meer op andere deelen van het neusslijmvlies voor-
komen. — Gaan wij hierover slechts na, hetgeen
billkoïh 1) in zijne monographie: „ lieber den Bau der

1) 1. c. s. 16.

-ocr page 21-

Sehleimpolypen zegt,quot; n. 1.: „Zu den seitesten Neubil-
dungen geliöhren die in den Stirnhöhlen.
Yidal (traité
de pathologie externe
, 1851. T. III. p. 464) erwähnt
nur drei sicher constatirte Fälle von Polypen dieser
Art, so wie drei Beobachtungen von sogenannten
Hydatiden (?) an demselben orte. Da in neueren Zeit
keine derachtige Beobachtungen mehr gemacht sind,
so fehlen histologische Untersuchungen darüber voll-
ständig.quot; — Misschien is het dunnere sterk aan het
beenvlies gehechte slijmvlies, hetgeen weinig vaten
bevat, hiertoe minder gedisponeerd. — Door deze
naauwe vereeniging van het slijmvlies met het periostium,
in de Sinus frontales, deelt zich de ontstekmg terstond
aan het beenvlies mede, hetwelk dan ook de bijzondere
pijnlijkheid, die de ontsteking van het beenvlies overal
kenmerkt, verklaart. — Dat door de zenuwdraden van
den eersten tak van ^t
par quintum , reflex-verschijnselen
worden veroorzaakt, zullen wij later aangeven.

-ocr page 22-

§ 3.

OORZAKEN VAN ONTSTEKING DER VOORHOOFDSBÜEZEMS.

Even als bij catarrhus duodenalis, zwelling der mucosa,
sluiting van den ductus choledochus en belette galafvoer
kan veroorzaken, even zoo kan een catarrhus nasalis,
skiiting der uitlozingsbuis der sinus frontales te weeg-
brengen, hetgeen zeer ligt, tot slijmvliesontsteking van
die sinus en de daaraan verbondene gevolgen, kan aan-
leiding geven.

Eene hoofdrol speelt hierin de buitengewone dispositie
van de voorhoofdsboezems, om aangedaan te worden
door
houde lucht, in het bijzonder Noorden- en Noord-
Oosten wind.

Ten eersten dienen wij op te merken, dat, bij hevige
koude de stofwisseling versneld, het getal ademhalingen
vermeerderd is, dat er derhalve, door de respiratie-

-ocr page 23-

organen eene grootere hoeveelheid koude lacht stroomt;
daar nu bij hevige koude, de mond veelal gesloten is,
zal het grootste gedeelte daarvan door de neus moeten
passerenen aldus het slijmvlies van de neus, aan den
hevigsten indruk blootgesteld, dikwerf zoo zeer kunnen
prikkelen, dat er een catarrhus nasalis ontstaat, die
zich zeer ligt op het slijmvlies der sinus frontales ver-
breiden, althans gemakkelijk eene zoodanige zwelling
der mucosa veroorzaken kan, dat de uitlozingsbuis der
sinus frontales gesloten en de daaruit gewoonlijk afge-
scheiden vloaistof opgehoopt wordt.

Vervolgens monden de sinus frontales uit, voor aan
den middelsten neusgang, derhalve aan de concave zijde
der middelste neusschelp, terwijl juist de luchtstroom,
iia op den voorsten rand der onderste schelp gebroken
te zijn, gedeeltelijk langs de concave zijde der onderste
schelp naar de choanae gaat, gedeeltelijk eene meer
bovenwaartsche rigting verkrijgt en tegen de concave
zijde der middelste schelp stoot. — Gaan wij nu de
andere sinus n. 1. sphenoidales en maxillares, ten opzigte
der luchtstroom na, zoo zien wij dat de sphenoidales achter
m de bovenste neusgang, de maxillares midden in
den buitensten wand van den middelsten neusgang uit-
monden, zoodat de reeds warmer luchtstroom, bij de
aanraking daar minder prikkelt en ook minder neiging

-ocr page 24-

heeft om daarin te dringen, dan zalks bij de sinus
frontales het geval is.

Eindelijk kan de hevigheid der pijn nog met den anatomi-
schen bouw in verband staan. Andere organen kunnen
zich bij ophooping van pus of exsudaat nog uitzetten,
hier belet de beenige constructie die uitzetting ten
eenen male. Verder kunnen prikkelende gazsoorten,
snuiftabak en andere irriterende stoifen, ontsteking
veroorzaken.

Onder de oorzaken die ontsteking in de sinus
frontales kunnen te weeg brengen, behoort bovenal de
aanwezigheid van meerdere soorten van insecten, eijeren
en larven, waarover vooral
tiedemann, in eene uitmun-
tende Monographie, het tot zijnen tijd bekende heeft
bijeen verzameld, waarvan de hoofdzaak op het volgende
neder komt. 1)

Men vindt hierin niet minder dan 39 verschillende
waarnemingen; 6 waarnemingen worden medegedeeld
van spoelwormen,
{Asearidei), die van uit de maag,
door den oesophagus in de choanae der neus en langs
dezen weg in de sinus frontales waren doorgedrongen.
10 volgende geeft hij op van
scolopendrae (Duizend-

1) Fn. TIEDKMANN, Voll lebenden Würmern und Insekten in
dem Geruclisorganen des Menschen. Mannheim 1844.

-ocr page 25-

poten,) die, daar zij meest bij nacht hun voedsel zoeken
in de neusholte van slapende menschen kunnen kruipen;
in eenige gevallen leefden zij jaren lang, zich met het
afgescheiden vocht voedende. 1) Vervolgens voert hij
een voorbeeld aan van een oorworm
{Forficuta auri-
cularia),
drie van Dermestes (Leerkevers), 4 van larven
van de aas- en vleeschvlieg
{Musea vomüoria en carnaria),
eene van Oestrus ovinus (Brems) en eindelijk eene
van eene bloedzuiger. — In twaalf gevallen kon de
soort van dieren niet bepaald worden.

Onder de latere waarnemingen komen vooral in
aanmerking, het geval door
van wessem medegedeeld en
afgebeeld, 2) waar, bijeen lijder, binnen 10 dagen, niet
minder dan tweehonderd en vijf-en-twintig larven uit
de neus en waarschijnlijk uit de sinus frontales en het
antrum Highmori werden ontlast. Na de ontlasting
nit de neus, gingen zij over tot pop en vlieg, die
volgens
van wessem, tot de Sarcophaga carnaria,
volgens eene latere bepaling van herklots, van der
wulf
en vbrhuell, tot eene nieuwe soort van ca^^ïp^ora
moesten gebragt worden. 3)

1)nbsp;tiedemann 1. c. s. 4.

2)nbsp;Ned. Lancet, 1847-48 pag. 355 Sq. Plaat lil.

3)nbsp;Tyduchr. van de Wi^- en Natuurk. Wetenschappen. \\ ki.
J^on. Ned. Iiist. 3 dl. 4 afl. 1859.

B

-ocr page 26-

Meerdere andere waarnemingen zijn nog onlangs
bijeenverzameld door den Heer
van Hasselt, 1) die ook
nog waarnemingen van
attenrood aanvoert, van een
kind, hetwelk een bloedzuiger, gedurende twee maanden,
in de neusholte zou geherbergd hebjien. 2)

Dat bij den mensch nog niet zoo vele zekere gevallen
zijn waargenomen, moeten wij waarschijnlijk daaraan
vooral toeschrijven, dat door betrekkingen meestal de
toestemming tot het verrigten der lijkopening en vooral
van het hoofd, geweigerd wordt en derhalve dikwijls
de ware oorzaak der ziekte onbekend blijft. Vervolgens
is de mensch, tot de opname van genoemde vreemde
ligchamen, niet zoo zeer gedisponeerd en kunnen deze, door
hem zeiven, gemakkelijker uit de neus verwijderd worden gt;
hetgeen bij dieren, tenzij ze aan de uitwendige opening
zitten, bijna onmogelijk is. Eindelijkquot;is het gemakkelijk
te begrijpen, dat dieren, die gestaag met den kop naar
den grond gerigt zijn, vooral
Jierbivora, om hun voedsel
te zoeken, (door de wijdte hunner neusgaten en de
krachtiger ademhaling, allerlei stof opzuigende,) bijzonder
gedisponeerd\' zijn voor het indringen dezer dieren en

1)nbsp;Over het groote gevaar der ontwikkeling van vliegen-larven
in de neusholte, sinus frontales, antrum Highmori etc. van, den
mensch. In het
Nederl. Tijdnehr. voor (?eneesZ;M«cZe. 1859, p. 661.

2)nbsp;1. c. p. 663.

-ocr page 27-

de opname hunner eijeren. —• Ten slotte dienen wij
nog op te merken, hoe het rieken aan bloemen, het
gebruik van spijs of drank, waarop zich deze dieren of
eitjes bevinden, dikwijls oorzaken der ontsteking zijn.

Syphilis, Tuberculosis en Scrofulosis kunnen, zoo ze
al geene directe oorzaken zijn, de voorbeschiktheid tot
ontsteking verhoogen.

-ocr page 28-

§ 4

VBESCHIJNSELEN.

De verscliijnseien van ontsteking der voorhoofds-
boezems komen bij verschillejide waarnemingen met
elkander overeen;
tiedemann heeft ze in de orde ge-
rangschikt, welke wij zullen volgen. 1)

J\', lievige hoofdpijn.

Dit is het bestendigste verschijnsel, dat in alle
waarnemingen voorkwam, meest altijd aanhoudend was
en slechts zeldzaam door korte tusschenpoozen werd
afgebroken. Bij het voorkomen van spoelwormen en
larven van leerkevers, vleeschvliegen en van den Brems,

1) L. O. S. 30. «q.

-ocr page 29-

duurden deze slechts eenige dagen of weken, terwijl,
de duizeiipooten en oorwormen, zich jaren lang in de
sinus konden ophouden. Bij de aanwezigheid van
deze dieren, vertoonde de pijn zich vooral in die streek
van het voorhoofd, waar het dier zich bevond; het
hevigst was deze pijn in het onderste en middelste
gedeelte van het voorhoofd, achter de glabella, boven
den wortel der neus en de wenkbraauwen.

In eene der waarnemingen, was de pijn aan ééne
zijde, n. 1. daar waar het dier zich bevond. In de
gevallen mij door mijnen geachten promotor
schrobder
van der kolk
medegedeeld en bereidwdllig ter ver-
melding toegestaan, waarbij geene dieren in de boezems
aanwezig waren, doch zuivere ontsteking plaats had, was de
pijn door de beide voorhoofdsboezems gelijkelijk verspreid.

In een geval van sectie van een lijk, vond hij echter
den regter boezem sterker ontstoken dan de linker; de
eerste was met een purulent, de tweede met een
lymphatisch exsudaat gevuld.

De geschiedenis der ziekte was ZBd. onbekend.

De aanhoudende pijnen stoorden steeds de slaap en
bragten meer of minder volkomene slapeloosheid te
^^\'eeg; in eenige ^ gevallen waren de pijnen met duize-
lingen en zelfs onmagten vergezeld; door de sterke
hersenaandoening in sommigen, dreven zij zelfs tot neiging

-ocr page 30-

tot suïcide of veroorzaakten deliriën en krankzinnigheid.

Deze aandoening der hersenen, bij zulk eene pijnlijke
ontsteking der voorhoofdsboezems, kan geene verwon-
dering baren, als wij er op letten, hoe spoedig ook bij
ligtere aandoeidngen, hersencongestie ontstaat; immers
reeds bij sterke verkoudheid, met doffe pijn boven den
neuswortel, gevoelen wij ons minder\'geschikt tot studie
en inspanning van geest, — het veroorzaakt eene
eigenaardige dofheid van geest, die, vooral wegens de
nabijheid der kwaal bij de hersenen, congestie te weeg
brengt en tevens door reflex der aangedane zenuwdraden
schijnt te worden vermeerderd. — Bij aanwezigheid van
dieren, kunnen ook de zenuwdraden direct geprikkeld
worden, door het bewegen, steken of zuigen dezer gasten,
zoodat somwijlen de lijders, de bewegingen der dieren
konden bemerken. 1)

2®. Veranderde secretie in de slijmvliezen der neus

Door de ontsteking dezer vliezen ontstaat gemeenlijk,
vooral in het begin, eene droogheid der neus en gevoel

1} In ecuü waarneming van lefbbttre kon eene vrouw be-
weging voelen in de streek der voorhoofdsboezems, zoodat zij
verzekerde, dat zich daar een levend dier bevond; nadat de
kwaal meerdere jaren geduurd en zelfs de oogen aangedaan had
herstelde de vrouw door het ontlasten van een levenden
duizend-
poot,
na hevig niezen. Zie tibdemann 1. c. p. 17.

-ocr page 31-

van warmte; Promotor nam een eigen drukkend gevoel,
boven den neuswortel, waar. — In andere gevallen
volgde eene rijkelijke afzondering van sereus vocht,
soms van eene etterachtige vloeistof uit de neus, vooral
bij aanwezigheid van larven, waarvan
ïiedemaot meerdere
voorbeelden aanvoert 1). Zoo ontstonden ook niet zelden
neusbloedingen, waardoor soms de aanwezige dieren
werden verwijderd.

Vervolgens dienen wij hier op te merken het vol-
komen of bijïia volkomen gemis aan reuk. Daar de reuk-
stoffen, door het vocht der neus moeten worden opgenomen
en gefixeerd, als dit slechts onvolkomen afgescheiden
wordt, zoo is het natuurlijk, dat de reukperceptie gewijzigd
zal zijn.
Zoo verhaald cloquet van eenen Mathematicus,
die, wegens bestendige droogheid der neus alleen ruiken
kon in eene zeer vochtige atmospheer, 1. c. pag. 365.
Bij eenen geirriteerden toestand, verbreidt zich deze
droogheid over alle slijmvliezen van de neus.

3o. Irmdiatie-versehynseleti.

Door prikkeling van de zenuwtakken van \'t 5. paar
ontstaan zeer dikwijls irradiatie- of
reflex-verschijnselen
in andere deelen, bijzonder in de zintuigen.

1) 1. c. p. 32.

-ocr page 32-

In een geval van behe,, klaagde de zieke bij aan-
wezigheid van een
Ascaris in de neus, over een jeukend
gevoel, in de binnenste linker ooghoek en eene slechte
afvloeijing der tranen 1); waarschijnlijk waren de cornua
lacrymalia hier aangedaan en de opslorping der tranen
verhinderd. In eene andere waarneming van
lange\'
gevoelde de lijder pijn in het linker oog, aan de linker-
zijde der neus, welke pijn zich tot de wang uitstrekte.
Soms verbreidde de pijn zich tot in het oor, er ontstonden
oorsuizingen aan de aangedane zijde; ook tot in de
kaak, en bragt kies- of tandpijn te weeg, of ook wel
migraine, zoo als ook uit eene aangedane kies, door
irradiatie der zenuM^en en prikkeling van hunnen oorsprong
in de medulla, aangezigtspijn ontstaan kan, die dan oob
volgens de mij medegedeelde waarnemingen van mijn\'
geachten Promotor, zeer dikwijls spoediger kan ver-
dreven worden, door afleidende middelen of bloedige
koppen hoog in den nek, dan door palliatieve plaatselijke
middelen op de wang.

Ook de bloedvaten deelen niet zelden in deze aan-
doening, van hier oedemateuse zwelling van het eene
oog, van de slaapstreek en de wang, waarbij het van
gewigt is, dat in deze gevallen, waar de aandoening

J) \'^IEDEMA^^ I. q. S. 33,

-ocr page 33-

het gevolg was van de aanwezigheid van larven, zelfs
in grooten getale, de verschijnselen zich slechts aan
de eene zijde vertoonden; zoo was ook in het geval
door VAN WESSEM medegedeeld, waar niet minder dan
225 larven werden verwijderd, slechts de linker wang
en het linker oog aangedaan. — In gevallen van zuivere
ontsteking schijnt, volgens mijn geachten Promotor, de
aandoening zich gemeenlijk meer door de beide voor-
hoofdsboezems te verbreiden en de bijaandoeningen zich
meer op beide zijden te vertoonen.

4lt;quot;. Reflex-verschijnselen.

Als zoodanig voert ïiedemann het menigvuldige niezen
aan, hetgeen in zeer vele gevallen voorkwam; zoo ook
braken, krampachtige zamentrekkingen der oogleden
van het eene oog, eindelijk convulsien, trekkingen en
beving van het geheele ligchaam, waartoe dan ook
enkele gevallen van
Epilepsie moeten gebragt worden.

Moeijelijk kan het somtijds zijn de ziekte van Menin-
gitis
te onderscheiden. — Eene zoodanige ontsteking
der
dura meninx, is meermalen door Prof. scheoedee
van dek kolk
waargenomen. De pijn is hierbij, buiten-
gemeen hevig en gaat ligt tot bewustloosheid over;
dikwijls is het karakter hiervan intermitterend, en

-ocr page 34-

neemt vervolgens een meer aanhoudend verloop aan.
Bij
aandoening der Sinus frontales echter, is de pijn
gemeenlijk meer aanhoudend en vooral door de droog-
heid der neus, van de ontsteking der
dura meninx te
onderscheiden.

Evenzeer kan de diagnose bemoeijelijkt worden, door
pijn in het voorhoofd ten gevolge van
gestoorde digestie,
galziekten, enz.
waarbij die pijnvrij constant voorkomt,
zonder dat men evenwel geregtigd is, de zitplaats der
pijn, in de Sinus frontales te stellen; hier geven de
algemeene verschijnselen genoegzaam licht, ter onder-
scheiding dezer aandoeningen.

Ten opzigte der wonden kunnen wij nog het volgende
opmerken, daar in de diagnostiek hiervan, vergissing
zou kunnen plaats hebben, n. 1.:

Bij wonden met verlies van zelfstandigheid is een
gedeelte van den voorsten boezemwand verdwenen, doch
kan het slijmvlies blijven bestaan, zoodat men zoude kunnen
meenen, de beweging der hersenen te kunnen zien,
in plaats van de opblazing van het slijmvlies, door lucht
uit de neusholte.

Vervolgens zoude verdikt slijm of pus, voor suppure-
rende of verweekte hersenmassa kunnen aangezien
worden.

Het stilet zal hier de diagnose bevestigen.

-ocr page 35-

§ 5.

VOORZEGGING.

De voorzegging kan, in ligte gevallen, meestal gunstig
gesteld worden. In die gevallen zal de ontsteking
moeten ophouden, en de opgehoopte vloeistof, \'t zij slijm
of pus, langs den natuurlijken weg, moeten verwijderd
worden.

Dit geschiedt dan ook niet zelden onder hevig niezen,
waarbij tevens slijmproppen, die de communicatie met
de neusholte soms afsluiten, worden uitgedreven. Is
evenwel de ontsteking heviger en uitgebreider, de ver-
gezellende verschijnsalen zeer hevig, en kan de oorzaak
niet opgeheven worden, dan kan men de voorzegging
zeker zeer ongustig stellen, want dan is te vreezen, dat
hersenen en hersenvliezen mede aangedaan zijn. Ver-
volgens kan, bij sterke ophooping van pus, de achter-

-ocr page 36-

wand van den sinns, die dan zeer dnii kan worden, doorbre-
ken, de pus zich in de schedelholte uitstorten en meniTigitis
veroorzaken, zooals rokitassky 1) met de volgende
woorden beweert: „Die catarrhalische Affection der
Schleimhaut der Oberkieferhöhle, führt bei behinderten
Abflüsse gallertähnlichen Schleimsecretes nach der Nasen-
höhle, durch dessen Anhäufung zu Erweiterung
des An-
trum nach vorne, nach der Mundhöhle und die Orbita
hin, mit Verdünnung seiner Wände (Hydrops). Von
caries des Zahnfächers her, kommt es häufig zu Ansamm-
lungen von Eiter in demselben und zu Perforation.

„Aehnliche Anhaüfungen kommen mit entsprechender
Erweiterung vor in den Stirnhöhlen, sie führen zuweilen
zu ulceröser Perforation, nach aussen, nach der Schädel-
höhle mit folgender Meningitis.quot;

Insgelijks kan, door het langdurig verblijf van pus in
de voorhoofdsboezems, het slijmvlies in verzwering geraken;
evenzoo kan het slijmvlies na ontstoken geweest te zijn,
op zich zelf verzweren en caries veroorzaken, waardoor
dan de sinus doorboord en de etter in de schedelholte
kan worden uitgestort. (Zie hierover
Rokitansky 2).

1)nbsp;Rokitansky, Lehrbuch der pathologische Anatomie III. Bd
S, 3. 3e Aufl.

2)nbsp;L. c. II. Bd. s. 158.

-ocr page 37-

Geschiedt deze uitstorting plotselijk en is de uitge-
storte massa groot, zoo zal de lijder onder verschijnselen
van Apoplexie sterven.

In chronische gevallen, wordt het slijmvlies der neus-
holte verdikt, habitueel droog en meestal gaat een ge-
deelte van het reukvermogen verloren.

De woekeringen van het slijmvlies, die hierbij dikwerf
ontstaan, kunnen zeer lastig zijn en tot herhaalde ver-
zwering aanleiding geven, zoodat hierdoor, dikwijls het
zoo onaangenaam en moeijelijk te genezen Ozaena
ontstaat.

Deze woekeringen kunnen de uitwendige neusopening
soms geheel verstoppen
; hagek heeft op de . eener
kliniek eene dusdanige woekering behandeld, welke eerst
voor een polyp werd gehouden. 1)

1) Hager, Die Entzündungen und Eiterungen 94.

-ocr page 38-

6 6.

BilHANDELINO

Wij kuiuieii deze het best in drie deelen verdeelen,
en wel Tiaarmate de ontsteking is te weeg gebragt:
1quot;. door wonden der Sinns.

door verschillende niet mechanische oorzaken.
8\'\'. door aan-wezigheid van vreemde ligchamen.

lOj Wat de behandeling der wonden aangaat, deze
kunnen wij als tot de chirurgie behoorende, gevoegelijk
daarlaten, en verwijzen hiervoor naar viDiL
{de Cassis)
Traité de pathologie externe et de médécine opératoire.
Paris
185B. T III. p. 457.

-ocr page 39-

Aangaande de behandeling van ontsteking der
sinus frontales uit catarrhale of andere oorzaken, voor
zooverre die niet door aanwezigheid van vreemde lig-
chamen is te weeg gebragt, zoo zal deze afhangen van
de oorzaak, die, aan de ontsteking te gronde ligt of
althans daarvoor gehouden wordt.

Is koude de oorzaak, zoo komt ten eersten een warmer
regimen in aanmerking, vervolgens warme waterdampen
in de neus, plaatselijke of algemeene bloedonttrek-
kingen, naarmate de constitutie des lijders is, ver-
der inwendig: eene antiphlogistische behandeling, met
Tart Emilie., Calomel, afleiding op het darmkanaal,
door middenzouten of clysmata.

Tegen de pijn, inwendig: narcotica, bovenal raorjo/^räe;
uitwendig: inwrijvingen van narcotische zalf, waartoe
voornamelijk
öng. Belladonnae wordt aanbevolen.

Zeer dikwijls echter is een niespoeder uit calomel en
SaccA. alb. bestaande, volgens ervaring van mijnen
geachten Promotor, voldoende, om de ontsteking op te
heffen, doordien zonder prikkeling, hierdoor eene sterke
secretie van waterige slijm en daardoor verdunning en
verwijdering, der opgehoopte, verharde slijm wordt te
weeg gebragt.

Is de ontsteking geweken en vloeit de besloten vloei-
stof af, zoo moet in de eerste dagen voor een voort-

-ocr page 40-

durenden afvoer gezorgd worden, hetgeen het best zal
geschieden door inspuitingen van laauw water of demul-
centia in de neusholte. Teruggedrevene
exanthemen,
moeten kunstmatig weder te voorschijii geroepen worden
en bij onlerdrukt voetzweet of snelle afkoeling der
voeten, zijn warme voetbaden soms voldoende om de
ziekte te doen wijken. Helpen deze echter niet, zoo
zal men uit de zoo even genoemde behandeling eene
keu^ze moeten doen.

3quot;. Onder de vreemde ligchamen, verstaan wij voor-
namentlijk, aanwezige dieren en het is met het oog
daarop, dat onze behandeling ingerigt zal zijn, n. L
dooden en uitdrijven daarvan. — Meerdere schrijvers
hebben aanbevolen om vlugtige, sterk riekende en ligt
verdampende, geestrijke vloeistoffen, zooals: wijngeest.
Eau de Cologne en aether, insgelijks Amonia liquida, of
ol. Therebint. in verdunden staat, in de neus te laten
optrekken, totdat zij in de sinus dringen en de dieren
dooden. Daar echter deze slijmvliezen, door de aan-
wezige prikkeling dezer dieren reeds zoo geïrriteerd en
meestal ontstoken zijn, zoo- is het gebruik van dergelijke
scherp-prikk elende, vlugtige middelen, niet onvoor-
waardelijk aan te bevelen. Enkelen lieten op sterk rie-
kende kruiden, heet water gieten en dan de damp
inademen. Inspuitingen van een afkooksel van tabak.

-ocr page 41-

of uit de klasse der antkelniintica, zoo ook chloorwater
{cMorure de soude), sublimaatoplossing enz,, (deze stof-
fen moeten daar, door een tubus, die hoog in de neus
gebragt is, ingespoten worden) zijn met goed gevolg
aangewend geworden; inwrijving van kwikzalf, kwikdamp
(cinnaber-damp) en niesmiddelen, zijn soms eveneens,
nuttig bevonden,

Dr. van hasselt slaat voor, om, als voor den mensch
onschadelijk, eene infusie van het
dec. Qmssiae aan te
wenden, daar dit op vliegen doodelijk werkt. Ook is
het rooken van
Arsenik-Sigaren aangewend, waarvan de
róbk door de neus moest uitgeblazen worden, — Deze
sigaren zijn, volgens
dümenil, te vervaardigen uit Arsenias
Sodae
2 grm. en aqua desüllat 30 grm,, waarmede
ongelijmd papier wordt doortrokken, gedroogd en opge-
rold, zoodat iedere sigaar niet meer dan 5 ctgrm
Arsenias Sodae bevat, terwijl daarvan één tot vier daags
zouden mogen worden gerookt, waardoor met uitzonde-
ring van hoesten en duizeling, geen nadeel zoude ge-
boren worden, mits, voegt teregt Dr,
van hasselt er
bij, het niet te lang worde voortgezet. (Zie
van hasselt,
1. c. p. 662.)

Polypen en hydatiden moeten, zoo zij niet door de
neusholte, kunnen verwijderd
Moorden, na trepanatie van
de sinus worden geextraheerd.

C

-ocr page 42-

Langenbeck heeft deze operatie met goed gevolg
verrigt.

Bij sterke ophooping van vloeistof en belette afvoer,
of bij zekerheid van de aanwezigheid van dieren, zal
men bij dreigend gevaar, tot de opening van den sinns,
\'t zij met den troicart, \'t zij met den trepaan mogen,
zelfs moeten overgaan en vervolgens deii natuurlijken
afvoer, door middel van
bougies, trachten te herstellen.

Eindelijk willen wij besluiten met eenige voorname
ziektegevallen, aan enkele schrijvers ontleend, tot toet-
sing van het vroeger gezegde, terwijl wij ten slotte
hierbij nog twee hoogst interessante ziektegevallen zullen
voegen, door mijnen geachten Promotor waargeiiomen
en wegens de belangrijkheid ter vermelding toegestaan.

1. ziektegeval.

In de disput. Chir. van hallee, T. I. p. 312 komt
eene waarneming voor in de diss. van
rünge de mor-
bis praec. oss. frontis etc. van een kind, Avaar na hevige
hoofdpijn en ontstekingskoorts, aan het onderste gedeelte
van
\'t os frontis, boven het oog, niet ver van de neus
een tumor ontstond, die doorbrekende, bleek met den

-ocr page 43-

sinus frontalis in verband te staan, na welke opening
koorts en pijn bijna verdwenen; daar echter de wond
zich niet sloot, besloot de medicus de geheele membrana
mucosa der sin. front, door lapis infern. te verwoesten,
waardoor eene exfoliatie van been volgde en de zieke
volkomen genas. — Hij vermeldt nog soortgelijke waar-
nemingen bij volwassenen, waar ook met de ontlasting
van bloed en pus, de verschijnselen verdwenen.

In dezelfde verzameling komt voor een klein opstel
van LANGGUTH, „de sinus frontalis vulnere sine terebra-
tione curando,quot; waarin een geval vermeldt wordt van
een soldaat die door een geweldigen steenworp in het
voorhoofd getroffen werd, waarbij de wond hoogst pijnlijk
was en terstond veel bloed ontlast werd. Den volgenden
dag, bleek, dat de voorste plaat van den sin. frontalis ter
regter zijde, in meerdere stukken was gebroken, welke
beenstukken later werden verwijderd; door een opening
van een duim diameter, kon men in den sinus en mem-
brana pituitaria inzien.

Hoezeer de zieke op eene warme plaats vertoefde,
werd bemerkt bij het verband, dat alleen door indrin-
gen van lucht, sterk niezen ontstond zelfs met hik en
trekkingen. Na drie maanden was de zieke genezen.

-ocr page 44-

2. ziektegeval.

In de Chirurg. Biblioth. van a. g. richter III. Bd.
i. stuk, pag. 337 wordt nog het volgende medegedeeld:
Bij een vroeger gezond man, zwol plotseling en
zonder oorzaak het linker ooglid zoo sterk op, dat het bijna
tot op het middeü der wang hing. De zieke bevond
zich echter hieronder zeer wel en had weinig pijn.
Het gezwel had reeds 4 dagen aangehouden, toen men
het berigt bragt, dat de zieke een apoplectisch toeval
had gekregen, en inderdaad vond
richter hem snorkend
sprakeloos en op de regterzijde verlamd. Het ooglid
was niet in \'t minst meer gezwollen, in het midden
daarvan was eene opening, waaruit eene zeer groote
massa etter gevloeidwas. Daar hij echter de oorzaak dezer
toevallen aan eene in die oogholte verborgene etterver-
zameling toeschreef, verwijdde hij de opening en zocht de
bron van den etter te ontdekken. Dit na vele pogingen
niet gelukkende, verzochten hem de aanverwanten hier-
mee te eindigen, waarop in de nacht de zieke stierf.

Na den dood de huid van het oog en het voorhoofd
openende en afzonderende, viel hem terstond eene kleine
opening in het been, op de plaats der wenkbraauw in
het oog. Toen hij het hoofd eenigzins ter zijde bewoog
vloeide er etter uit. Eene sonde drong 2 duim diep

-ocr page 45-

in/ eer zij op been stootte, zoodat dit dus een buiten-
gewoon uitgezette sinus frontalis was. Bij het uitnemen
der sonde vloeide er zeer veel pus uit. Door middel
der sonde vond hij verder, in den achterwand der holte
eene opening waardoor hij in de schedelholte drong.
Verder lijkopening werd heili niet toegestaan. Maar nu
vernam hij, dat voor geruimen tijd bij het stuk slaan
van ijzer den zieke een fragment in het oog was gevlogen,
en dat bij hem immer het gevoel was geweest, alsof er
een plaat op het voorhoofd drukte en dat er zelfs etter
uit de neus was gevloeid.

Het is hoogst merkwaardig, dat in dit geval eene
dergelijke verettering, waardoor zelfs het septum tusschen
de beide boezems verdwenen was, zoo weinig pijn had
veroorzaakt. Uitwendig was er aan het voorhoofd geene
zwelling te bemerken, zoodat de achterste wand hetgeen
volgens R. gewoonlijk plaats heeft, uitgezet en doorge-
vreten was.

Behalve het gevoel der drukking, had de zieke altijd
geklaagd over sterk gevoel van verkoudheid.

3. ziektegeval. .

In de disp. anat. van haller, T. III. p. 43 komt
nog eene gewigtige waarneming voor, in de dissertatie

-ocr page 46-

van reiningee, hem medegedeeld door schulze, van
een jongen edelman die in den winter als kapitein, bij
koude, \'s morgens vroeg uittrekkende, nadat hij zeer
gezweet had, gedurende verscheidene uren, zich aan
koude en natte lucht moest blootstellen. Hierop werd
hij overvallen door de symptomen van zware verkoud-
heid met drukkende pijn, die steeds in hevigheid toenam;
waarom na het vruchteloos gebruik van vele middelen,
hem geraden werd het
Karlsbad te gebruiken. Op deze
reis zijn kwaal, te
Jlalle aan den beroemden HOimANN
mededeelende, liet deze hem den volgenden dag eene
groote hoevelheid warm vocht gebruiken en warme
damp in de neus inademen, waarna hij hem een zeer
sterk prikkelend niespoeder liet gebruiken, waardoor
eene groote hoeveelheid zeer taaije dikke mucus, met
oogenblikkelijke verligting werd ontlast, waardoor de
kwaal zoo spoedig verdween, dat de zieke zeer spoedig
herstelde en niet noodig had het
Karlsbad te bezoeken.

■ 4. ziektegeval.

In het eerste honderdtal der „seldsame aanmerkingen!\'
van corns. stalpart van der wiel vinden wij in de
tiende aanmerking het volgende, onder den titel van
„ EUergezioel van Unngt; ti in \'(, fwofdquot;

-ocr page 47-

Een persoon in de zestig jaren oud, zwaarlijvig, had
eenigen tijd geleden zeer veel snuiftabak gebruikt,
waardoor liij allengs eene zwaarte in het voorste ge-
deelte zijns hoofd gewaar werd, en waarop ten laatste
een ettergezwel in net hoofd volgde, vermits hij op
zekeren tijd eene groote menigte, zoo groene als geele
etter door zijn regter oor ontlastte, \'tgeen hem in het
eerst veel verlichting verschafte, zoodat hij meende van
de langdurige verstoptheid zijner hersenen (zooals hij
dit noemde) genezen te zijn. Maar kort daarop volgde
\'t verlies van zijn verstand en trekking der zenuwen,
zoodat hij, ongeveer 48 aren na het doorbreken van
genoemd gezwel, stierf.

Op pag. 39 in hetzelfde boek citeert hij nog een
geval van een jongen die met een van zijne kennissen
gewed had, dat hij wel honderd maal zou kunnen niezen
Toen hij door veel kittelen en prikkelen reeds herhaalde
malen geniesd had, werd hij op eens bevangen, door
hevige hoofdpijn en storing in de gezigtsfunctie, terwijl
het gezigtsvermogen den volgenden dag geheel weg was.
Nadat hij behalve eenige inwendige middelen gebruikt
te hebben, een seton hoog in den nek en bloedige
koppen tusschen de schouders gehad had, herstelde het
gezigtsvermogen binnen weinige dagen.

Terzelfder plaatse verhaalt hij ook van een meisje dat

-ocr page 48-

na het opsnuiven van beetwortel-sap, hevige hoofdpijn
en zulk een opgezwollen hoofd kreeg, dat het bijna eens (?)
zoo groot als gewoonlijk scheen.

5. ziektegeval, van prop. sghroeder van der kolk.

Dit geval kwam voor, bij eene dienstmeid van onge-
veer 30 jaren, die bij een bakker woonde, en meende
door het dikwijls blootstellen aan de «hitte en het
vatten van koude, zich eene sterke, rheumatische pijn
in het hoofd te hebben veroorzaakt. Deze pijn, die
zich vooral boven den-wortel der neus, achter de beide
wenkbraauwen, bepaalde, werd zoo hevig, dat zij voor
allen arbeid ongeschikt werd en \'snachts geen oog kon
toedoen. Nadat deze verschijnselen, in eenen steeds
toenemenden graad, gedurende 6 weken hadden aange-
houden, waartegen zij verschillende middelen vruchteloos
had aangewend, werd zij in het
Buiten-gasthuis, te
Amsterdam onder de zorg van mijn geachten Promotor,
toen ter tijd geneesheer in dat gesticht, gebragt.

De pijnen ^ in het voorhoofd en de drukking boven
den neuswortel en achter de wenkbraauwen, waren zoo
hevig, dat het haar bijna tot wanhoop bragt, echter was
geen delirium aanwezig. Het gelaat was eenigzins opge-
zwollen, de neus zeer droog en sints het begin der

-ocr page 49-

ziekte h, il zij geen vloeistof nit de neus ontlast; koorts
was niet aanwezig. Uit de opgenoemde verschijnselen,
begreep Promotor, dat er ont^eking der sinus frontales
aanwezig moest zijn en dus hier alleen locale hulpmid-
delen waren aangewezen. — Om de zoo geïrriteerde
toestand der slijmvliezen, niet nog meer te prikkelen,
meende hij zich van scherpe
errhina en snuifpoeders te
moeten onthouden en schreef eenvoudig het volgende
voor:

R. Merc. dulcis dr. 1
Sacch. alb. dr. 3
m. d. f. pulv. sternut.
d. ad. scatuL,

om hiervan zeer dikwijls van op te snuiven. — Het
gebruik van dit eenvoudig middel, bragt een verrassend
gevolg te weeg. Eeeds den volgenden dag begon de
steeds drooge neus, waterig vocht af te zonderen, het-
geen onder verligting der verschijnselen steeds toenam,
zoodat op den derden dag eene overvloedige secretie
uit de neus volgde en hiermede alle verschijnselen
van hoofdpijn verdwenen.

6. ziektegeval, van peof. schroeder van der kolk.

Eene vrouw van 42 jaren werd in het jaar 1825 in het
Buitengasthuis gebragt, onder behandeling van Prof.

-ocr page 50-

schroedek, van der kolk. Uit het oiiderzoek bleek, dat Hj
voor 4 jaren aan eene zware niet nader bepaalde ziekte had
geleden, waarbij zij aan l^dar regter oog was blind ge-
worden, sints dièn tijd sukkelde zij zeer veel aan hoofd-
pijn, die vooral in den laatsten tijd heviger en meer
drukkend boven de oogen was geworden, terwijl zij
dikwijls duizelig werd en voor eenige oogenblikken
geheel haar gezigt verloor; deze toevallen waren meer
en meer toegenomen, tot dien graad, dat verstandsver-
warring en stompheid hierop volgden, hare menses waren
begonnen zich onregelmatig te vertoonen, nu eens om
de 14 dagen, en dan weder met tusschenpozen van
2
a 3 maanden. Zij werd intusschen meer en meer dof,
vergat dikwijls, hetgeen zij even te voren had voorgeno-
men te doen en was dan zeer slaperig; haar slaap was zwaar
en ronkende; het scherpe licht kon zij niet verdragen, zoo-
dat indien zij voor een fel vuur kwam, zij eene sterke
pijn in de oogen gevoelde, even als of, zooals zij zich
uitdrukte, zij met naalden in de hersenen werd geprikt.

Deze aandoeningen waren echter niet altijd even
hevig; hierbij voegde zich van tijd tot tijd eene pijn in
de regterzijde met hoest; somwijl en klaagde zij over
eenen onverzadelijken honger; wegens hare armoede,
en daar zij zelve hare huishoudelijke zaken niet kon
besturen, had zij zich naar het Buitengasthuis begeven.

-ocr page 51-

Bij hare inkomst klaagde zij over zeer zware
hoofdpijn, vooral boven de oogen, op de hoogte der
sinus frontales, zij was dof en stomp van geest, met
eene vrij roode kleur op de wangen, had nu en dan een
vrij sterke hoest met pijn in de regterzijde, hare
iris was zeer vernaauwd en bijzonder bleek, welk
laatste verschijnsel door mijnen Promotor meermalen in
idiopathische hersenaandoeningen was opgemerkt; verder
drooge lippen, matige dorst, groote eetlust, weinig be-
slagen tong, die echter rood in het midden was. Haar
werd een Decoctum refrigerans met Tart. Emet. voor-
geschreven, benevens het ung. Neapolitanum met
campher om in het voorhoofd in te wrijven. De stoel-
gang werd oïider het gebruik van dit drankje bevorderd,
maar overigens bleven de verschijnselen dezelfde, alleen
klaagde zij over eene zekere ongevoeligheid in hare han-
den, zoodat zij alles, hetgeen zij aanvatte, liet vallen,
doordien zij niet bemerkte, dat zij het vasthield; er werd
haar bovendien nog een vesicans in den nek geplaatst. —•
Deze toestand verergerde echter meer en meer, zij werd
stiller, comateus, verloor hare bewustheid, plukte en
sloeg met de handen, alsof zij iets wilde grijpen; de stoel-
gang volgde geregeld, de urinelozing was zeer spaarzaamgt;
na een paar dagen begon zij over pijn te klagen, maar
wist de plaats er van niet aan te geven; de urinelozing

-ocr page 52-

M^as niet gevolgd; niettegenstaande het plaatsen van
hirudines aan het hoofd, verergerde de toestand, en
ging in hevig ijlen over; de ontlasting was gering.
Daar de nrinelozing had opgehouden, of slechts drop-
pelsgewijs scheen af te loopen en de buik, zich opzette,
liet de Promotor een catheter appliceeren, waardoor
zij anderhalve pot roode, brandige urine loosde; om de
hersenontsteking te bekampen, werden haar herhaalde
malen hirudines geappliceerd, en zelfs een Ven: Sect: be-
proefd; de toestand verergerde desniettemin, zij werd
meer dof, comateus, de pupillen die vroeger zeer
vernaauwd waren geweest, verwijdden zich meer en
meer, de armen en beenen werden opgetrokken, en
alle flexoren waren stijf gespannen; de ademhaling werd
moeijelijk, de urine werd dagelijks door den catheter
ontlast, de stoelgang was ruim, maar onwillekeurig ;
de kleur van het gelaat werd blaauw; echter begon
zij zich voor een oogenblik iets meer helder te ge-
voelen, waarop zij den volgenden dag overleed.

In de borstholte was vooral op de linkerzijde, waar
zij in den laatsten tijd sterker pijn had gevoeld, ontsteking
der pleura; tevens vertoonde zich pericarditis met sup-
puratie, hetgeen door de sterke verschijnselen der
hersenaandoening niet was opgemerkt. In de schedel
was de pia meninx der hersenen zeer sterk ontstoken en

-ocr page 53-

hier en daar met purulent serum bedekt; de nervi
olFact. waren geheel met
Pseudomembranen en pus bedekt;
er was tevens een sterk purulent exsudaat op de kleine
hersenen; de hersenen waren zeer rood en vast; in
het ruggemerg was de ontstekiiig der pia meninx
en arachnoidea aanzienlijk, vooral op de achterzijde,
met exsudaat van purulent serum op de hoogte der
hals en ruggewervelen, waardoor zich de ongevoe-
ligheid der handen misschien laat verklaren. De
sinus frontales, die zeer wijd waren, waren geheel met
pus gevuld en sterk ontstoken, er werd echter geene
communicatie ontdekt tusschen de achterplaat, en de sche-
delholte, hoezeer het mogelijk is, dat eene kleine com-
municatie heeft kunnen bestaan die door het doorzagen
van het-cranium vernietigd was.

Wanneer men dit merkwaardig beloop der ziekte
nagaat, is het hoogstwaarschijnlijk,, dat .de ziekte met
eene chronische ontsteking der sinus frontales is,,be-
gonnen, die in ettering overgegaan zijnde, door de nabij-
heid der achterplaat, op de dura meninx en vervolgens
op de pia meninx en hersenen zich heeft uitgestrekt,
hetgeen vooral daaruit blijkt, dat de bulbi van de nervi olfac-
torii geheel met Pseudomembranen en pus waren bedekt,
hetgeen zich volgens de, basis cerebri misschien naar
achteren over het cerebellum heeft verspreid, en menin-

-ocr page 54-

4.0

gitis en eindelijk ontsteking der hersenen zeiven heeft te
weeggebragt, te meer, daar in de ventricdi cerebri geene
ontsteking of iets abnormaals werd opgemerkt, en alleen
de buitenvlakte der hersenen was aangedaan. De naauwe
pupillen gedurende het geïrriteerde stadium der hersen-
ontsteking, die later weinige dagen voor den dood zich
begonnen te verwijden, verdienen opmerking. Door deze
cerebraalaandoeningen werd de diagnose zeer moeijelijk,
daar de plaatselijke pijn eene ook inderdaad aanwezige-
ontsteking op de voorste lobi cerebri deed vermoeden.

Hoogstgewigtig is nog de ontsteking aan de achter-
vlakte van het hals- en rnggemerg, die met de onge-
voeligheid der handen scheevi in verband te staan, daar
heide handen evenzeer waren aangedaan; deze ontste-
kiïig schijnt zich tot op de voorste cornua grisea en
het ruggemerg later te hebben uitgestrekt, waardoor
men de contractie der flexoren aan beide zijden kan
verklaren; tevens blijkt hieruit het gewigt voor den ge-
neesheer om bij dergelijken comateus^en toestand op de
secretie der urine te letten, en zich door eene onwille-
keurige; geringe uitdroppeling, waardoor het linnen hier
vochtig werd, niet te laten misleiden , daar het bleek,
dat de blaas tot berstens toe gevuld was, hetgeen bij
de ongevoeligheid der lijderes door haar niet werd op-
gemerkt.

-ocr page 55-

STELLINGEiN.

I.

Ten onregte beweert Ptjnke (Lelirbncli der Physiologie
s. 623): „Die Nebenhöhle der Nase verdienen hier keine
weitere Berücksichtigung da sie selbst keinen Geruchssinn
besitzen und zu denselben schwerlich in irgend einer
näheren Beziehung stehen.quot;

II.

Het ophouden der melksecretie, mag niet alleen aan
verzuring der melk worden toegeschreven.

III.

Het is niet raadzaam bij diabetici, de koolhydraten
geheel buiten de voeding te sluiten.

-ocr page 56-

IV.

Het is zeer te betwijfelen of de opmerking van
Hamerneuk juist is, n. 1., dat acuut rbeumatismus erfelijk
is in familien in welke tuberculosis niet wordt waar-
genomen.

V.

Clilorose, welke na het verschijnen der menstruatie
ontstaat, is ernstiger dan wanneer de menstruatie nog
niet heeft plaats gehad.

VI.

Bij apoplexie is de prognose meestal ongunstig.

VII.

De gewone methode van catheterisme is boven die
van Amussat of den tour de maitre te verkiezen.

VIII.

De spiraalsgewijze rigting der urine-straal, is geen
criterium voor strictura urethrae.

-ocr page 57-

IX.

Het onderkennen van ziekten nit de voorboden, is zeer
onzeker en berust zelden op wetenschappelijken grond.

X.

Bij het terugblijven der geheele placenta, of een ge-
deelte daarvan bij ontijdige verlossing, is het beter
dit in utero te laten, dan geweld te gebruiken.

XI.

Eene spoedig ontstaande loslating van een gedeelte
der placenta, is veel gevaarlijker, dan eene langzaam
plaatsgrijpende, zelfs wanneer de laatste van eene
grootere uitgestektheid ware.

XII.

Eene onvolkomens opening van het ostium uteri is
niet altijd contra-indicatie voor secale cornutum.

-ocr page 58-

..........

-

k \'r* gt; :

ifii-^-r--;.

t

■ gt;nbsp;.\'S

M-

■Is»