Ol
XE ROITERDJM , BU
II. WI.ÏT amp; ^©WESquot;.
•-rr\'- | |
. v |
m
^ÉâÉÉÛw
-ocr page 3-In de bekeering ran eene dochter uit cene rijke
Joodsche familie in Engeland, door een der Engel-
sche tijdschriften medegedeeld, vinden wij weder een
treffend bewijs, dat de goede Herder de verlorene
schapen uit het huis van Israel, ook nog heden
opzoekt en , door zachte of meer gevoelige middelen,
tot zich brengt. Alvorens wij eene getrouwe mede-
deeling doen van deze treffende en ware geschiedenis,
bidden wij in ootmoed van den Heer, die de harten
bestuurt, dat Hij dezelve ten zegen doe strekken
voor velen, en vooral voor de godvruchtigen, opdat
7.ij, ieder in zijnen kring, zich beijveren, den Heer
Jezus te dienen , door, als knechten van den Op-
perherder , met Hem het verstrooide te vergaderen,
en door hunne woorden, hunne gebeden en hunne
gaven, den tijd der verkoeling te doen aanbreken,
wanneer gausch Israel zal zalig worden. Mögt zoo
de liefdevolle Heiland het volgende verhaal aan de
harten zegenen, tot verheerlijking van zijnen naam!
Door eenen val van een\' steilen trap werd Maria,
het onderwerp van dit verhaal, aanmerkelijk gekwetst
aan de ruggegraad, en sedert dit oogenblik moest zij,
bij de geringste beweging, de hevigste smarten ver-
duren. Eene zoo beklagenswaardige toestand ver-
wekte eene algemeene deelneming. Eene vrome da-
me , de Freule P., die dikwijls naar haren toestand
vernam, ontving bij zulk eene gelegenheid het be-
rigt, dat er geene beduidende beterschap plaats had,
terwijl zij juist de kranke van smai-t hoorde weenea.
Terstond deed daardoor Gods barmhartigheid het ver-
langen in haar ontstaan, om de lijdende van haren
Heiland, en Zijn onuitsprekelijk geduld ter vertroos-
ting te mogen verhalen. Ofschoon de schijnbare on
mogeliikheid, om daartoe de gelegenheid te verkrij-
gen, hare hoop verzwakte, zoo was haar gemoea
toch immer met deze gedachte vervuld, en Hij, van
Wien alle goede wenschen, voornemens en werken
uitgaan, zegende hare bemoeijingen en opende daar-
toe den weg. Terwijl zij de kranke hare deelneming
liet betuigen, zond zij haar bi] deze gelegenheid een
korfje met eenige vruchten en bloemen; kort daarna
ontving zij, door Maria\'s zuster, het ledige korlje
terug, met het verzoek, dat Freule P. haar eens mögt
komen bezoeken. Hare blijdschap over deze uitnoo-
diging was niet zeer groot, daar zi] zich ongeschikt
achtte, om met eene Jodin over godsdienstige onder-
werpen te spreken j zij stelde echter haar vertrouwen
op den Heer en bad, dat Hij hare gedachten en woor-
den besturen wilde, en der lijdende ten zegen doen
strekken. Naauwelijks kon zij echter eene zekere
schroomvalligheid onderdrukken, toen zij voor de
eerste maal de kamer binnentrad, waarin de onge-
lukkige kranke zich bevond. Nadat Freule P. de om-
standige mededeeling van hare smarten vernomen had,
en deze door troostelijke toespraak had trachten te
verligten, werd zij verzocht iets te willen voorlezen,
waartoe zij eenige psalmen verkoos, die zij, in deze
omstandigheden, het geschiktst oordeelde. Maria be-
tuigde hierover hare goedkeuring, terwijl zij er bij-
voegde, dat zij dezelve dikwijls las en er zelfs eenige,
gedurende hare slapelooze nachten, had van buiten
geleerd, maar de bijbel, welken zij gebruikte en bij
haar op de sofa lag, was zoo zwaar, dat zy dien niet
lang in hare handen kon houden. Hare christelijke
vriendin gaf haar nu haren zakbijbel (die meest alle
godvruchtigen in Engeland bij zich dragen) ten ge-
bmike en voegde er tevens eenige traktaatjes bij.
Binnen weinige dagen echter werden de traktaatjes,
beuevens den bybel, teruggegeven, met de aanmer-
king, dat JufV. quot;Maria te ziek was, om bezoeken te
ontvangen. Maria erkende later, dat deze afwijzing
haren oorsprong had, in het vermoeden, dat Freule
P. haar tot het Christendom wilde bekeeren. Daar
zij evenwel gaarne eenen kleinen bijbel wenschte te
bezitten, verzocht zij er eenen aan haren vader, die
haar in piaats van dezen, eenige romans liet ter hand
stellen. Nadat zij dezelve gelezen had , gaf zij hare
droefheid te kennen, dat zij altijd nog geenen kleinen
bijbel verkreeg. Haar vader had nu de goedheid,
eenige kleine bijbeluitgaven aan haar te doen toeko-
men , waaruit zij er eene verkoos, in welke zich het
Nieuwe Testament met de gelijkluidende plaatsen be-
vond. Later zeide Maria dikwerf, dat zij in dit boek
van haren vader eenen grooteren. schat ontvangen
had, dan zijn gansche vermogen bedroeg. Zij toonde
hetzelve ook met groote blijdschap aan eene zekere
/christelijke bekende, Mevr. B. geheeten, en deze
zeide tot haar: » laat het eerste, wat ik u uit dit
boek voorlees, uit het Evangelie van Johannes zijn;quot;
toen zij hierop bij Maria eenen glimlach bespeurde,
voegde zii er echter bij: » Bedenk, Maria, dat gij
mij zeer bedroeft, wanneer gij over den naam van
Jezus lacht.quot; Maria verzekerde toen, met hare gewone
lieftalligheid, dat zy zulks niet wilde doen, wanneer
het haar onaangenaam was. In lateren. tijd bekende
Maria, dat die plaatsen, welke haar toenmaals waren
voorgelezen en met andere in de Psalmen overeen-
stemden , eenen diepen indruk op haar gemaakt had-
den. Ook antwoordde zij toen ter tijde op de aan-
merkingen van Mevr. B.: » Een vari ons beiden, of
gij, of ik, moet noodzakelijk in dwaling verkeeren,quot;
waaruit blijkt, dat het verschil\' tusschen Joden en
Christenen haar dikwijls veronti\'ustte.
Op deze wijze op den weg gebragt, om de leer-
stukken des Christendoms nader te onderzoeken,
maakte zii aanvankelijk vele tegenwerpingen tegea
dezelve. Freule P. (die thans weder den vrijen toe-
gang bad) zeide daarom menigwerf tot haar: » Maria,
ofsciioon wij beide in onze wijze van zien zeer ver-
schillen, 7.00 zal toch diegene, die het ernstigst om de
verlichting van den Heiligen Geest bidt, in de waar-
heid worden geleid.\' En dit Avas een woord ter reg-
ter tijd gesproken. In hare tegenwoordige onrust,
bad Maria tot God, dat Hij haar leeren wilde; en
Hij bleef niet in gebreke haar gebed te zijner tijd te
verhooren, ofschoon de natuurlijke vijandschap tegen
God, haar wetlerhield, zich geheel aan Zijn woord
en geest te onderwerpen. Zoo verhaalde zij op ze-
keren dag aan hare vriendin, dat Mevr. B. haar voor
eenigen tijd verzocht had Jesaia LIII te lezen, onder
de verzekering dat zij daar, en bij alle Profeten,
plaatsen zou vinden, die op den Messias, (Christus)
doelden, « maarvoegde zij er op eenen mismoedi-
gen toon bij : » ik heb deze plaatsen alle gelezen, en
weet echter niet, welke Mevr. B. meent. Zoo als
het mij toeschijnt, heeft Jes. LUI betrekking op den
toestand van ons volk.quot; Freule P. bood aan, om uit
verschillende uitleggingen eene duidelijke verklaring
van het hoofdstuk zamen te trekken, indien Maria
in den tusschentijd God wilde bidden, dat Hij haar
hart voor het ontvangen, dier verklaring wilde vatbaar
maken. Dit beloofde zij ; maar toen haar de verkla-
ring gebragt en voorgelezen werd, waren hare ge-
dachten afgetrokken, door een bezoek, dat zij van
een harer bloedverwanten verwachtte. Daar Freule
F. vreesde, hierdoor belet te kunnen worden om
haar weder te zien, knielde zij voor het eerst, in te-
genwoordigheid van Maria, neder, en beval haar aan
lt;le genade vaii den Verlosser, aan de liefde van God,
den Vader, en aan de leiding van den Heiligen Geest,
opdat haar verstand verlicht mögt woi\'den, om den
zin van dit gedeelte der Goddelijke openbaring te
verstaan. Maria bad niet mede, maar scheen echter
oTerEuigd te v/ezen, dat dit gebed uit eene hartelijke-
zucht YOÖr het heil harer ziel yoortvloeide.
Nadat zij hierna, nog verscheidene malen, was
gewezen op eene menigte plaatsen in de Profetiën,
die op Christus betrekking iiadden, ontving zij weder
op zekeren tijd een bezoek van Freule P., terwijlquot;
zij aan hevige kramppijnen leed. Zoodra zij hiervoor
eenige verzachtende middelen gebruikt had en zij
beide alleen waren, wendde zij zich tot Freule P.,,
met de woorden : » bid gij voor mij tot den Heer,
dat Hij mij eenige verzachting in mijn lijden moge
schenken.quot; Freule P. voldeed aan haar verlangen en
bad tevens dat God haar, door Zijn woord, het
noodige licht en wijsheid verleenen inogt, terwijl zij
het genoegen had haar gebed, benevens het gebed
des Heeren, door de kranke verstaanbaar en vurig
te hooren herhalen. Na eenige oogenblikken stilzwij-
gens, vroeg Maria, oi\' zij zulks wel bespeurd had.
»Voorzeker, lieve Maria,quot; antwoordde Freule P.,
» en ik werd vervuld met blijdschap en dank, toen
ik die woorden van uwe lippen vernam. Mag ik
vi\'agen naar den grond hiervan, want gij behoort te
weten, wie het was, die gezegd heeft : » alzoo zult
fij bidden.quot;quot; » Ja,quot; hernam Maria, » ik weet, dat
ezus dit gebed aan Zijne jongeren geleerd heeft, en
ik zal steeds gebruik van hetzelve maken, want ik
geloof thans , dat Jezus de lijdende Messias is
(naar Jes. LHI).
Omstreeks dezen tijd, legde de Heer C., een Israëliet
van uitstekende geestvermogens en talenten, in ge-
zelschap van eenen zijner oudere broeders,\' een bezoek
af ten huize harer ouders, waardoor zij, nadat er
eeist over onverschillige onderwerpen gesproken was,
door eene toevallige uitdrukking van den Heer G.,
ongezocht in de gelegenheid werd gesteld, om haar
geloof te openbaren. De Heer C. was toen ter tijd
nog geheel onbekend met het Christendom, hetwelk
hij echter tegenwoordig reeds heeft leeren waarderen,
en verliaalJe dut luj zich bi] eenige geestelijken ver-
voegd had, om oncienigt in het Hebreeiiwsch te ge-
ven! Bg \'deze gelegenheid had hij zich gedrongen
gevoeld, aan een\' derzelven te zeggen, dat het eene
srove dwaling was, wanneer men gelooven kon, tlat
een Jood zich, in waarheid, tot het Christendom zou
kunnen bekeeren; want zy toch, die zulks yoorp-
ven, werden daartoe slechts, door onedele beguiselen
gedreven, hetzij om geld of om eene voordeehge be-
trekking te verkrijgen. Terwijl Maria in stilte haar
liart tot den Heer verhief, met de bede, dat Hij haar
Ziinen bijstand verleenen wilde, om eene zoo onregt-
vaardige beschuldiging te wederleggen, antwoordde
de broeder van den Heer C. niets op zijne gemaaKte
bedenking. Hierdoor ontstond een kort stilzwijgen.
De Heer C. wendde zich daarna tot Maria, met de
vraag, of zii reeds lang krank geweest was. Hare
grootiiioeder deelde hem toen het berigt mede van
haren val, het gedeeltelijk verlies van haar gezicht en
het lilden, dat zij sedert had moeten verduren, maar
Maria liet er onmiddelijk op volgen: » Ik dank God
voor al mijn lijden, want Hij heeft mij dit toegezon-
den opdat ik Hem zou leeren kennen, (jij, Mijn-
heer C zeidet mij straks, dat een Jood geen Chris-
ten zou kunnen worden, dan uit eigenbelangzuchtige
oogmerken.quot; » Dit is ongetwijfeld zooviel deze
haar in de rede. \'»Nu,quot; vervolgde Maria, » zoo zie
dan op mij ! Wat kan mij de voordeebgste betrek-
king, wat al het geld op de wereld in mijnen hulpe-
loozen toestand baten ? En toch moet ik u bekennen,
dat ik zeker geloof, dat Jezus van Nazareth voor ons
geleden heeft en gestorven is, en dat er-geen andere
Messias komen zal.quot;
De Heer C. Wie heeft u dat gezegd?
Maria. God heeft mij daarvan overtuigd -
De Heer C. Hoe zijt gij tot dat geloof gekomen?
Maria. Door het lezen der Heilige Sclmltj en ik
kan u zelfs zeggen, dat ik op dit oogcnbhk, in het
geloof in Jezus zou kunnen steiTen!
De Heer C. Hoe! gä wilt eene Goi (eeiie ver-
achtelijke naam, eene heidin) worden? Zyn dan niet
nw vader en uwe moeder beide Israeliten?
Hier viel de Grootmoeder in: » Voorzeker zijn zij
dat, gelijk ook het geheele huisgezin en alle hare
bloedverwanten.quot;
De Heer C. nam den Bijbel en\' zeide: )) Het
XLIII\'\' hoofdstuk van Jesaia zal u overtuigen , dat
er slechts een God is.quot; Bij het lezen van het 3\' vers,
merkte Maria aan: )gt; De Heilige in Israel is Hij, in
wien ik geloof; Hij is mijn Heiland en ik behoef geen
andere.quot; Toen hij ophield met lezen, vervolgde zij :
)) Lees nu ook het LHIe hoofdstuk bij denzelfden
irofeet, dat zal u bewijzen, dat dia Heilige — de
ijdende Messias is.quot; De Heer C. wierp hierop den
bijbel op de tafel en verliet terstond het huis.
quot;Niet lang na dit voorval gaf zij den wensch te
kennen, om den christelijken doop te ontvangen; en
dit verlangen werd immer sterker, zoodat zij zich
dikwerf hierover met hare christelijke vriendinnen
onderhield. Toen ter tijd scheen de vervulling van
dezen Avensch onmogelijk, maar Maria kende den
eeuwig getrouwen God als hare toevlugt, en zond
hare ootmoedige bede niet te vergeefs tot Hem naar
boven. Zij ondervond op eene smartelijke wijze de
zwarigheden, welke diegenen dikwijls in den weg
staan, wier hartelijk verlangen het is, hun geloof
in Jezus openlijk te belijden. Maar God liet haar
ook de geruststellende zekerheid van de verhooring
haars gebeds niet ontbreken.
Op eenen namiddag werd Freule P. verzocht, om
spoedig bij Maria te komendewijl zij oogenschijnlijk
op sterven lag. Zij trof de ongelukkige kranke (door
hare teedere moeder bijgestaan) in eenen toestand aan,
die geen uitstel gedoogde, om op de vervulling aan te
dringen, van het vroeger, door Maria ernstig uitge-
drukte verlangen, om gelt;loopt te worden. Zoodra
de kramp eenigzins verminderd was, herinnerde
Freide P. daarom aan de moeder ea grootmoeder, dat
Maria reeds eene Christin was, en sedert lang de
opneming in de Christelijke kerk, door den doop
Terlangd had. Maria zelve, smeekte hare moeder,
na het gebruik van eenige versterkende middelen,
met afgebrokene woorden, dat zij haar verzoek, daar
zij op sterven lag, niet zou weigeren. De moeder
beriep zich op de schande, die zij in de oogen van
haar volk, door zulk eenen stap, over haar geslacht
zou brengen, en beweerde, dat hare geleerde bloed-
verwanten veel betere regters waren in zaken van
godsdienst, dan een jong meisje, dat van zulke din-
gen slechts weinig kennis kon bezitten. Maria be-
antwoordde iedere tegenwerping, met de vernieuwing
van haar verzoek, om gedoopt te mogen worden, in
den naam van Hem, op wien zij haar vertrouwen
stelde, en verklaarde zelfs, in haar vurig verlangen,
dat zij niet gerust zou kunnsn sterven, indien haar
verzoek werd afgeslagen; zij wenschte slechts te ge-
hoorzamen aan het bevel van haren Heiland en dan
te zeggen: » Nu laat gij, Heer! uwe dienstmaagd
gaan in vrede.quot; Allen die tegenwoordig waren, on-
dersteunden haar verzoek, en op de moeder, die diep
geroerd was en blijkbaar met strijdige gevoelens te
worstelen had, maakte de smeekende toon van haar
kind eenen diepen indruk. Eindelijk zeide zij: » De
vader is het hoofd van het gezin, indien fiij zijne
toestemming wil geven, zoo moge het geschieden.quot;
De zorgelijke toestand van Maria werd aan haren
vader bekend gemaakt en zijne toestemming tot den
doop verzocht, maar daartoe was hij niet te bewegen.
De geneesheer zeide hem, dat .de ziekteaanval zich
ligtelijk herhalen kon, en dat hij niet voor het leven
zijner dochter durfde instaan, naardien de dood oogen-
blikkelijk volgen kon, indien de ongunstigé verschijn-
selen vermeerderden. Daar Freule P. hem bij toeval
ontnïoette, verzocht zij hem dringend, om toch
spoedig kind te bezoeken en aan de vurige be-
geerte van de »tervende Ic voldoen. Z^ voerde hem
tevens eenige der plaatsen aan, die op Maria eenen
ZOO kraehtigen invloed hadden uitgeoefend, er bij-
voegende: » het onderzoek van de Heilige Schrift en
het gebed om het onderwijs van den Heiligen Geest,
gelijk daarvan in de Psalmen en de Profeten gespro-
ken wordt, heeft haar geleid tot het geloof, dat de
Messias, dien haar volk ook dagelijks verwacht,die lij-
dende Heiland is, waarvan de Profeten, en bijzonder
Jesaia in het Lille hoofdstuk voorspeld hebben, dewijl
zij alles in Jezus van Nazareth ziet.quot; Freule P. werd
hierbij met meer gedidd en opmerkzaamheid aange-
hoord, dan zij had kunnen verwachten.
Toen de vader hierop zijne dochter bezocht,
zeide zij: » lieve vader! ik heb nog een verzoek
aan u, bedenk, het is de bede van uw stervend
kind! het laatste bewijs uwer liefde, dat ik van
u verlangen zal!quot; Op vriendeïijken toon vroeg hij:
« En waarin bestaat uw verzoek, mijne lieve
Maria?quot;
Maria. Hierin vader, dat gij uwe toestemming
geeft tot mijnen doop.
De Vader. Neen, Maria! dat kan ik niet, gij
zijt als Jodin geboren\' en moet als Jodin sterven.
Maria. Vader! dat is onmogelijk, want ik ben
reeds eene Christin. Ik geloof dat Jezus de Heiland
der wereld is, en dat wij zonder Hem eeuwig
verloren gaan.
De Vader. Maria! wat bekommert gij u om
deze meeningen? Gij zijt opgevoed als eeiie Jodin.
Maria. Neen, vader! de godsdienst die wij be-
leden, is niet die des bijbels, zij reinigt onze
harten niet; thans weet ik hoe wij God moeten
aanbidden in geest en in waarheid. Vader, de
Messias is gekomen! Gij moet allen in Hem ge-
looven! Ik ken Hem. Hy is mijne eenige hoop.
Vader, het is mijne laatste bede, het is de bede
Tan uw stervend kind ! Ik heb geene vrees voor
den dood, want mijn liooggezegende Heiiand heeft
vergeving voor mij verworven.
Nogmaals werd zij ernstig door haren vader ver-
zocht te bedenken, dat haar gansche geslacht tot
het Jodendom behoorde en dat zij niet afvallig mogt
worden van hare godsdienst. Maria antwoordde:
» Neen, ik heb mijne godsdienst niet verlaten,
maar de ongelukkige Joden hebben haar verlaten.
Indien zij de H. Schriften wilden lezen, dan zou-
den zij erkennen, dat Jezus de hun beloofde Messias
is. Hij redt van het verderf! Hij alleen heeft mij
zoo gelukkig gemaakt onder al mijn lijden! Hij
stierf voor mij ! Het is de bede van uw stervend
kiad.quot;
Gedurende dit gesprek had Maria reeds eenige
malen moeten rusten en thans was zij zoodanig
afgemat, dat zij naaiiwelijks adem konde halen.
Zoodra zij echter weder spreken kon vernieuwde
zij haar verzoek op smeekenden toon. Nu zeide
haar vader: » Maar Maria! wat zal uwe moeder
daarvan zeggen?quot; Zij antwoordde met eene zoo
groote krachtinspanning, als haar zwakke toestand
slechts gedoogde: » Mijne moeder heeft gezegd, dat
gij beslissen kondt; vader! o, ik bid u, sla mijn
verzoek niet af.quot; Hij scheen geschokt, zweeg eenige
oogenblikken en zeide ten laatste: » bedenk, Maria!
indien ik uw verzoek toesta, dan zult gij moeten
begraven worden, waar het uwe vriendinnen goed-
vinden.quot; »Vader,quot; zeide zij, » het bekommert mij
weinig, waar gij mijn ligchaam leggen zult, wanneer
mijne ziel slechts bij Jezus is.quot;
Hoe veel moeite het ook aan Maria\'s grootmoe-
der kostte om hare toestemming te geven, zoo
maakte toch de zorgelijke toestand, waarin Maria
zich bevond en de onrustwekkende verschijnselen,
die eenen plotselijken dood dreigden, zulk eenen
tliepen indruk op haar gemoed, dat zij verklaarde
geen oogenblik rust meer te kunnen hebben, indien
hare geliefde kleindochter sterven moest, zonder de
vervulling van haren laatsten, haren eenigen wensch.
Gode zij dank! de overwinning was behaald! De
tweede predikant der gemeente, de Heer B., werd
verzocht om den Heiligen Doop te bedienen ea
kwam spoedig, vergezeld van eenen anderen geeste-
lijke, die veel aan Maria\'s geestelijken wasdom had
tóegebragt. Alle aanwezenden waren getroffen, door
het gevoel der diepe afhankelijkheid van de godde-
lijke genade, dat zich in hare antwoorden op de
aan haar gerigte vragen openbaarde; en niemand
ontging de smeekende blik van hare ten hemel ge-
rigte, maar blinde oogen, die den God Jacobs niet
te vergeefsch zochten.
Wij vinden ons echter verpligt, om de belang-
rijke meJedeeling der bewijzen van het geloof, het
geduld en de hoop dezer beminnelijke christin over
te slaan, en dit verhaal ten einde te doen spoe-
den. — Op den morgen, die den dag van haren
dood vooratging, verhaalde zij aan Freule P., dat
zij zich gedrongen gevoelde, om nog een krachti-
ger getuigenis van den Heer Jezus voor hare bloed-
verwanten af te leggen eer zij van deze wereld werd
opgeroepen, en dat zij diegenen^ die haar verzorgden,
waaronder vooral hare moeder, had opgewekt om
te bedenken hoe de Heer, door hetgeen met haar
geschiedde, ook haar tot geloof in Christus wilde
leiden. Ook had zij reeds in den verloopenen nacht
aan hare moeder gevraagd, of zij overtuigd was dat
zij nog volkomen bij haar verstand was, en op
liaar toestemmend antwoord gezegd, dat de Heer
haar niet uit haar lijden verlossen zou, voor dat
zij Hem nogmaals voor hen allen beleden had.
Tegen den middag, nadat zij vernomen had dat
hare moeder eenige rust genoten liad, liet zij haar,
benevens hare grootmoeder, bij zich verzoeken, en
vermaande haar op eene duidelijke en krachtige
wijze, om den Heer Jezus te zoeken, haar yerze-
kerende, dat buiten Hem geen heii te vinden is
en niemand zalig kan worden zonder tot Cliristus
te komen, die eene verzoening is voor onze zonden.
Zij herhaalde daarbij : » Hij is . het, die mij al
dien vrede en troost geschonken heeft, welke ik
geniet. Zij waarschuwde ten ernstigste om de be-
keering niet uit te stellen tot den dood, daar men
Gods langmoedigheid bespotte, wanneer men dezelve
wilde verschuiven tot het uiterste, als of de tijd
der genade niet voorbij snelde. )gt; De bijbel zegt,quot;
ging zij voort, » nu is het de welaangename tijd
nu is het de dag der, zaligheid.quot; » Wanneer wij\'
een waar berouw hebben over onze zonden, dan
gevoelen wij de behoefte aan eenen Heiland, en
O, moeder! zoodra wij erkennen dat wij eenen Hei-
land behoeven, dan mogen wij ons vei^bliiden, dat
God de werekl alzoo liefgehad heeft, dat Hij Zijnen
Eeniggeboren Zoon voor ons in den dood heeft over-
gegeven. Onze offeranden zagen alle op Christus;
zij waren slechts schaduwen der toekomende goede-
ren. Christus heeft de zonden van velen gedragen
en is eenmaal geofferd geworden; en thans is geen
offer voor de zonde meer noodig, dewijl er verge-
ving is bij Christus voor allen, die in Hem geloo-
\'ven willen. Het geloof in dezen Heiland is een
schild; mijne zonden wil Hij niet meer gedenken-
door de kennis van Hem heb ik vrede gekrequot;^en\'
ja omdat ik Hem gevonden heb, ben ik thansquot; zoo
zalig.quot; »Ja, mijne lieve Maria!quot; antwoordde de moe-
v\',nbsp;o^\'ertuigd, dat gij in de eeuwige
zahgheid zult ingaan.quot; » Maar ik kan niet in den
hemel komen zonder Christus; slechts door Hem
kunnen wij zalig worden,quot; hernam Maria. Zij
trachtte haar hoofd op te heffen en zeide met groo-
ter nadruk: » moeder! wij kunnen alleen tot den
Vader komen door den Zoon, die ter regterhands
Gods zit en daar onze voorspraak is. .Jezus gaf
zichzelven voor ons, opdat Hij ons verlossen zmj
ïou Tan alle ongeregtlgheicl. Wanneer wij slechts ge-
looven willen, dat wij alleen door de H. Schrift deu
weg der zaligheid kunnen kennen, zoo zullen wij
ook door haar leeren, dat wij moeten bidden om
de vei\'lichting van den Heiligen Geest. Hij onder-
wijst allen die daarom vragen; wij ontvangen gena-
de voor genade, en Jezus schenkt ons Zijnen vrede
door den Trooster. Hij heeft mij onderwezen en
troost en sterkt mij onder al mijn lijden. Hoe dik-
werf heb ik gezegd: niet eene foltering te veel, en
thans zijn mijne smarten, gelijk kaf voor den wind,
zij zullen ras voorbij zijn. Zijn mij echter nog meer-
dere smarten beschoren, dan zal mij ook geduld en
onderwerping geschonken worden van Hem, op wien
ik vertrouw, en die mij zoo dikwerf heeft onder-
steund. Ik vrees geen kwaad j want de Heer is met
mij !quot; -
Olschoon de betuigingen en vermaningen, niet zon-
der herhaalde verpoozing, waren gesproken geworden,
zoo was toch evenwel het geringe overblijfsel van
Maria\'s krachten, bijna geheel uitgeput. Hare zuster
sloeg daarom voor het Yquot; hoofdstuk der Openb. van
Johannes te lezen; maar hare levendige geest kon
haar niet rustig doen toehooren. Bij het lezen van
het 5® vers rigtte zij weder haar hoofd op en zeide:
)) Moeder, de leeuw uit den stam van Juda is Jezus
Christus. Hij was uit den stam van Juda en werd
geboren uit het geslacht van David, toen dit in eenen
nederigen staat verkeerde, gelijk door den Profeet
voorspeld was dat geschieden zou, » als een wortel uit
eene dorre aarde.quot; quot; En bij. het 6= vers zeide zij we-
der: ))Ja, Jezus is het Lam, dat voor ons geslagt is.quot;
Toen op dit oogenblik hare grootmoeder verzocht
werd, de kamer te verlaten, zeide hare zuster:
» Maria, vergeet gij uw gewoon gebruik ? geeft gij
uwe grootmoeder geene bijbelspreuk mede?quot; Deze gaf
met vele woorden hare innige deelneming te kennen ,
waaiop Maria antwoordde: » Dierbare grootmoeder,
de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat be-
ware uw hart en uwe zinnen in de kennis en de
lelcle Gods, door onzen Heer Jezus Christus!quot; Door
. het hartelijk » Amen,quot; hetwelk de oude dame hier-
op volgen liet, werd Maria klaarblijkelijk zeer genist
gesteld 5 het was het laatste woord, dat zij van de
lippen dezer dierbare bloedverwante vernam, Uaar
zij door eene ernstige ongesteldheid verhinderd werd
nogmaals aan het leger harer stervende kleindochter
te komen. Hare grootmoeder had haar van hare
jeugd af, mnig lief gehad en herhaaldelijk verzocht
dat Maria geheel aan hare zorg mogt woiden toever-
trouwd.
Na deze inspanning viel Maria in eene zachte slui-
mering en sprak gedurende den dag weinig. Toen
l^reule P. echter, des avonds weiler in hare kamer
trad, werd zij verbaasd, door de kracht, waarmede
ZIJ tot eene ai-me vrouw (die zeer verlangd had om
haar te zien) zeide: » Gij moet u tot den Heer Je^us
wenden, om zalig te worden, — uwe zonden aan
Hem belijden, ten einde vergeving te verkrijgen,
m Hem is het heil en in geen andere, — gij moet
om den H Geest bidden, opdat Hij u verlichte; —
ziet gij, hoe Hij mij overtuigd en eene zoo groote
blijdschap en rijken vrede, onder al mijn lijden ver-
leend heeft; hoewel gij slechts eene arme vrouw zijt
zoo IS toch de Heer voor uwe ziel even zoo bezorgd\'
als voor die eener koningin op den troon: — bij
God is geen aanzien des persoons; —daar is slechts
een weg tot zaligheid voor allen; voornamen en ge-
ringen, rijken en aimen, moeten allen voor Zijnen
regterstoel verschijnen, maar daar is genade voor al-
len die hun heil in Christus zoeken.quot; Daar Freule
F. beducht was, dat Maria door zulk een ernstig ge-
sprek te zeer vermoeid zou worden, zoo brak zij
hetzelve, door hare tusschenkomst, af, waarop Maria
uitriep: ), Zijt gij het? Ik ben verblijd dat gij geko-
men zijt, daar ik u iets mede te deelen heb • maar
verhaal gij eerst aan de arme vrouw S. iets van de
liefde en de ontferming Gods jegens zondaren.quot;
Nadat aan haar verlangen voldaan was, bewaarde
Freule P. jegens hare vriendin het stilzwijgen, dewijl
Maria eenen geruimen tijd met levendigheid gespro-
ken had. Er werd nu besloten dat de zuster van
Maria en eene dienstmaagd, gedurende de eerste helft
van den nacht bij haar waken zouden, opdat hare
moetler, die bijna door het waken uitgeput was,
eenige rust zou kunnen genieten; te 11 ure echter
werden de verschijnselen zoo ongunstig, dat men ge-
noodzaakt was haar te roepen. Binnen een uur even-
wel, herstelde Maria in zoo verre, dat zij hare zuster
verzocht Jes. VII: 10-13 voor te lezen, en zeide
straks daarna (ofschoon zij wegens hare zwakte tel-
kens rusten moest): » Lieve moeder, deze woorden
waren mij eens een steen des aanstoots; ik wilde het
woord des Heeren niet geloove\'n, dewijl ik het niet
verstond. Maar toen de Heer tot Achas zeide: » Eisch
u een teeken van den Heer uwen God: eisch bene-
den in de diepte of eisch boven uit de hoogte;quot; was
het toen waarschijnlijk, dat dit teeken in iets gewoons
bestaan zou? Neen, het zou klaarblijkelijk iets won-
derbaars zijn. De goddelooze Achas zeide: )gt; Ik zal
het niet eischen, noch ik zal den Heer niet verzoe-
ken;quot; maar hij was den Heer ongehoorzaam; daarom
bestrafte hem Jesaia en zeide: » De Heer zelf zal u
een teeken geven: ziet eene maagd zal zwanger wor-
den, en zij zal eenen zoon baren en zijnen naam
Immanuel heeten.quot; Moeder dat beteekent: )gt; God
met ons.quot; Hierna verzocht zij hare zuster, Jes. IX: 5
te lezen: » Want een kind is ons geboren, een zoon
is ons gegeven, en de heerschappij is op zijnen
schouder, en men noemt zijnen naam Wonderlijk,.
Raad, sterke God, Vader der eeuwigheid, Vrede-
vorst.quot; Toen hare zuster geeindigd had, liet zij er
op volgen: » Moeder, dat is onze Messias,quot; Daar zij
niet verder voort kon gian, vroeg hare zuster of zij
aog iets lezen wilde, en koos daartoe Jes. LIII, waar-
bij Maria zoo dikwijls hare aanmerkingen voegde, ais
hare afnemende krachten dit gedoogden, en bij het
sot van het hoofdst. zeide zij: )gt; lieve moeder, dit
alies is in Jezus Christus vervuld geworden.quot;
Na het gebruik van eenige verfrisschende middelen
scheen zij op nieuw versterkt, en verzocht, dat men\'
nog het 29» vers uit het XXquot; hoofdst. van het Evan-
gelie van Johanncs lezen zou. Toen dit geschied was
zeide zij; » Moeder, deze plaats was het, waardoor
Jk grootehjks vertroost werd. Thomas was ongeloo-
vig en wilde niet gelooven, voor dat hij Christus
zelf gezien had; maar Jezus zeide tot hem: » Zalig
zijn ze, die niet zullen gezien hebben, en nogtans
zullen geloofd, hebben.quot; Jk dacht veel over deze
woorden na. Ik gevoelde dat ik niet zalig was, en
had dikwijls ernstig tot God, opdat ik gelooven mogt
en toen moeder, werd ik ook zalig, want ik vond
mJezus mijnen Heiland!
Ofschoon hare zwakheid zeer toenam, zoo bleef
zij toch in het volle bezit harer geestvermogens, en
des nachts te een ure zeide zij : )gt; zie eens naar hui-
ten, ik geloof dat Freule P. aan de deur is.quot; Nadat
haar gezegd was, dat hare vriündin niet voor drie
ure werd verwacht, verzocht zij hare moeder om
zich weder ter. ruste te begeven. Freule P. kwam op
den bestemden tijd, vond haar in eenen zachten en
schijnbaar^ verkwikkenden slaap, en plaatste zich aan
hare zijde om te waken. Toen er, omstreeks zes ure
in den morgen, eenig gerucht in de straat ontstond,
sloeg ZIJ eenen blik naar de kranke, om te vernemen
of deze ook door het gerucht gestoord was geworden.
Haar voorhoofd was zoo wit als marmer, en niet de
minste beweging kon worden waargenomen. Zii
ademde snel, maar zafcht, slaakte eene zucht, en
haar verloste geest steeg tot haren Heer en HeUand
»aar boyen.
O! hoe roept deze treffende geschiedenis met luide
stem tot het Israël des Ouden-, gelijk tot dat des
Nieuwen Verbonds: » Onderzoekt de Schriften!quot; —
)) Bidt zonder ophouden.quot; ~ » Zalig zijn ze, die niet
zien en nogthans gelooven!\'\' — » Zoo gij gelooft,
zult gij de heerlijkheid Gods zien!quot;
Maai- hoezeer wekt zij ook het Israël des Nieuwen
Verbonds op, om aan dat des Ouden- het Evangelie
te verkondigen, en spoort zij ieder Christen aan om
voor den Jood, met wien hij verkeert, een Zendeling
te zijn.
Heer , o bouw uw Siok !
Uit het Barmer Missionsblatt
Maart 1842, No. 5 en 6.
A tM
I hk
Bij de Drukkers en Boekverkoopers M. Wijt amp; Zonkh,
zijn mede te bekomen de volgende Kleine Stukjes:
Cenls.
l.Iievensgeschiedeuili van
Peter Lohbeck......15
2.Denbsp;welbestede Slniver . . Jü
3.Denbsp;Wever uit Welsh. . . 07j
4.Denbsp;kleine Bewoner van ïiet
Anvergnéscbij Gebergte . , 10
5.Armenbsp;Sara, of de Indiaan-
sche Vrouw........07^
6.Denbsp;jonge Hiitbewoonster . 1quot;
7.Opwekking te Elberfeld. . 05
8.Denbsp;lersclie Boer......10
9.Elizabethnbsp;Cunningham,
eene ware G^eschiedenis. . 20
10.Geschiedenisnbsp;van John Ko-
bens, de Matroos . . • , . 10
11.Uitbreidingnbsp;van de Parabel 10
12.Hetnbsp;Leven van Kolonel Ja-
cob Gardiner........17^
13.Denbsp;Stroopers Dochter. . . 10
14.Denbsp;Bode met goede tijding. 15
16.Zonderlingenbsp;tiisscbenkomst
der Voorzienigheid .... 07
17.Levensberigtnbsp;van Amelia
Gale............10
18.Sara Hill, de leerling van
19.De Geschiedenis van Mary
50.De Dorps-Predikant. . . . lOquot;
21.Denbsp;waarheid en uitwerk-
selen van het Evangelie. . 10
22.Krachtnbsp;desgeloofs, bij tref-
fende beproeving.....10
23.Hermannbsp;de Houthakker . . 12|
24.Denbsp;laatste uren van John
Cowper...........10
25.Het,eii}denbsp;van den tijd ... 10
26 .Wat God bewaart, is wel
27.Wienbsp;zijt gij ? Wat hebt gij
28.DeWeêrhaanvannbsp;helKasteel l^
29.Eben-Haëzernbsp;in Lalakfco.. 10
SO.Eenige berigten van Indi-
aansche Bekeerlingen ... 10
31.De Christen-Feesten ... 05
52.Verhaal van twee reizende
Predikers..........07|
SS.De Tijd en de Eeuwigheid. 10
£4.Kort en Heilzaam Berigt
aan allen......... . . 10
^.lieven sloop van JohanCoen-
raad Ter Linden......07j
:■ \'\' • - -