-ocr page 1-

HET VENEREOLOGISCH ARCHIEF
DER MARE^

BESCHOUWINGEN OVER DEN INVLOED DER
TOEGEPASTE THERAPIE OP DE GEVOLGEN
DER SYPHILIS

A. qu.
192

iS3J

C. W. BOTTEMA

-ocr page 2-

■ VV •

-ocr page 3-

mmym\'rsÊmm^sm r-\'M

s-t.

quot;\'nbsp;- ? - -quot;iJs-sr ïi

feK^fSi

quot; \'nbsp;■ ■*.\'.,.■■■ inbsp;■■■V\'SSS

M

-ocr page 4- -ocr page 5-

r

/ f^ ^

HET VENEREOLOGISCH ARCHIEF
DER MARINE

BESCHOUWINGEN OVER DEN INVLOED DER
TOEGEPASTE THERAPIE OP DE GEVOLGEN

DER SYPHILIS

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN
DE RIJKS-UNIVERSITEITTE UTRECHT
OP GEZAG VAN DEN REGTOR-MAGNIFICUS
Jhr. Mr. B. C. DE SAVORNIN LOHMAN
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER
RECHTSGELEERDHEID VOLGENS BESLUIT
VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACUL-
TEIT DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN
OP DINSDAG 17 FEBRUARI 1931 DES
NAMIDDAGS TE 4 UUR

DOOR

CORNELIS WATZE BOTTEMA

ARTS, OFF. VAN GEZ. le KL. KON. MARINE
GEBOREN TE HONSELERSDIJK

N.V. DRUKKERIJ V/h. C. DE BOER JR. - DEN HELDER

diBLIOTHEEK DER
RiJKSUiNIVEITSITElT
I UTRECHT.

-ocr page 6- -ocr page 7-

Aan mijne Ouders.
Aan mijn Vrouw.

-ocr page 8-

r

;

■ - \' -

\' /Ir;::--.; \'
■\'■-■mi quot;

■y,. F;.-\'-

m

M.

i

*■

-ocr page 9-

Ofschoon het reeds bijna vijftien jaren geleden is, dat ik voor
het laatst de colleges volgde, en niettegenstaande mijn loopbaan
bij de Marine het contact met de Alma Mater niet bevorderde,
is de herinnering aan U Emeriti-hoogleeraren en Hoogleeraren van
de Natuurphilosophische en Geneeskundige faculteiten der Leidsche
Universiteit niet verflauwd.

Integendeel het lijkt wel of de figuren van enkele mijner leer-
meesters zich steeds scherper afteekenen tegen de vervlakking van
het dagelijksch leven en nooit ben ik mij meer bewust dan thans.

hoe ik tijdens mijn studiejaren verkeerde in een wel zeer bijzonder
milieu.

Met genoegen grijp ik daarom de gelegenheid, die het verschijnen
van dit proefschrift biedt, aan om U te danken, niet alleen voor
het ontvangen onderwijs, maar voor zooveel meer, dat afstraalt
van den omgang met mannen van aparte gaven des geestes.

U, Hooggeleerde van Leeuwen, hooggeachte Promotor, dank
ik voor de bereidwilligheid, waarmede Gij het materiaal, dat
de grondslag vormt van dit proefschrift, hebt willen onderzoeken
en voor de bijstand, die Gij mij op zoo bijzonder aangename en
welwillende wijze hebt verleend.

Hooggeleerde Mendes da Costa, uw tegemoetkoming,
waarop ik in zoo groote mate een beroep heb moeten doen bij mijn
opleiding en die Gij mij zoo ruim, met Uw raad en hulp hebt
geschonken, stemt mij tot groote dankbaarheid.

Zeergeleerde Rinse ma, mijn erkentelijkheid voor de aangename
en vriendschappelijke wijze, waarop gij mijn eerste schreden op
het pad der Dermato-Venerologie hebt geleid.

Hoogedelgestrenge ter Poorten, U ben ik zeer verplicht,
het materiaal der Marine ter mijner beschikking te hebben gesteld.

Aan de nagedachtenis van Professor van der Valk en collega
Papegaay past mij een woord van stille hulde.

Tenslotte mijn dank aan allen, die mij bij de bewerking van
dit proefschrift behulpzaam zijn geweest, in het bijzonder aan U,
waarde Moester, voor de onvermoeide hulp mij bij de afwerking
bewezen.

-ocr page 10-

^ • O-liquot; Arnbsp;r ■ ; :\'gt;bnbsp;^

..........Vjin

VU/^ «^b n\':-r:-gt;t\\nbsp;•^.«»\'■inïViv v.V.vOM-nbsp;\'

. • - isnj nvjnbsp;• i^\'vnvv^- . v:\'. ^\'v . \' ■.

: ^ , \' ^ : vVquot;^v..nbsp;\' \' ■ .\'-fn;,

; •• \' : \'nbsp;■„b^rquot;\' .■•■■\'■.VM.-

1 •

quot;IV-.u-i. \' ynbsp;,

-ocr page 11-

INHOUD.

Inleiding. Omvang en beteekenis der geslachtsziekten sinds

1900; prophylaxis........... 1

HOOFDSTUK 1. Hoe het archief ontstaat; voordeden; bezwaren 11
HOOFDSTUK n. DoelstelÜng; bewerking en indeeling van het

materiaal..............17

HOOFDSTUK III. De toestand der patienten bij het einde der

observatie en het verloop der infectie ... 27
HOOFDSTUK IV. Wat is uit den toestand en het verloop der
behandelde en onbehandelde gevallen af te
leiden omtrent de waarde der toegepaste therapie;

conclusies; nabeschouwing........41

HOOFDSTUK v. De salvarsantherapie; practische toepassing. . 60
HOOFDSTUK VI. De behandeling en de immuniteit; het oordeel

over de salvarsantherapie........73

Samenvatting der conclusies............92

Verzamelstaten..................

Bijlagen . ..................

-ocr page 12-

\\ I. . , . ■ ....... . ... .

i

.......

cXi .......

i

-ocr page 13-

INLEIDING.

Omvang cn beteekenis der geslachtsziekten sinds 1900»
Prophylaxis.

Het venereologisch archief der Marine is geen archief in den
waren zin des woords. Het is een kaartsysteem, waarin de
gegevens betreffende de geslachtsziekten van iederen schepeling
worden geboekt. Het vond zijn oorsprong in — en vormt een
deel van — de maatregelen in den loop der jaren getroffen tegen
de geslachtsziekten, die als een plaag het scheepsvolk en dus de
vloot teisteren.

Wanneer ik de beteekenis der geslachtsziekten voor de Zee-
macht in de laatste kwart-eeuw kort wil nagaan, kan het werk
van
Van Deinse tot 1918 als eenige bron dienen i).

Van Deinse eindigde zijn werk, toen juist een geheel nieuwe,
groot opgezette actie werd ingesteld, om tot een zoo krachtig
mogelijke bestrijding der venerische ziekten te komen. De
instelhng van het venereologisch archief, onderdeel van die actie,
was daarvan uit medisch oogpunt althans, wel het belangrijkste.

Vóór 1903 hield men zich op de vloot uitsluitend bezig met de
bestrijding der reeds uitgebroken geslachtsziekten volgens de toen
geldende ervaring en wetenschap.

Na dit jaar begon het ,.voorkómen is beter dan genezenquot; lang-
zaam door te dringen en werd hier en daar getracht door
Prophylaxis het euvel te verminderen.

In 1904 maande de Inspecteur van den Geneeskundigen Dienst,
.per circulaire, de Officieren van Gezondheid aan, de vrijwillige
prophylactische behandeling zooveel mogelijk aan te moedigen.

Er werden chemisch medicamenteuse prophylactica verstrekt
en aan den wal en aan boord gebruikt. In voordrachten, voor het
volk gehouden, werd tot kuische levenswijze aangespoord, maar

Van Deinse. Het vraagstuk der venerische ziekten bij de Marine Proef-
schrift 1918.

-ocr page 14-

tevens de wijze aangegeven om na een coïtus impurus de infectie
te voorkomen.

Veel succes werd van deze maatregelen niet gezien en op grond
van moreele overwegingen werden zij in 1908 weer afgeschaft.

Er volgde nu een periode van meer disciplinaire maatregelen,
als: beperkt nachtpassagieren, strenger regelen der gezondheids-
inspecties (inspectie der genitaha en omgeving), terwijl hier en
daar door gelegenheid te geven tot beoefening van muziek en
sport, tooneel en literatuur, voor meer afleiding werd gezorgd.

1 Januari 1914 werd de prophylaxis weer officieel ingevoerd.
Op alle schepen en inrichtingen werd een gelegenheid gemaakt,
waar de schepeling zich prophylactisch kon behandelen, zoodra
hij van den wal terugkwam en waarbij het geneeskundig personeel
zooveel mogelijk toezicht hield en hulp en aanwijzingen ver-
schafte.

Het was dus een systeem van vrijwillige prophylaxis. De stok
stond evenwel achter de deur, want brak de ziekte uit, dan wer-
den de venerici na hun herstel aan ingrijpende vrijheidsbeperking
onderworpen. Tevens werden schepelingen, die bij herhaling door
venerische ziekten aan den dienst werden onttrokken, niet toe-
gelaten tot reëngagement; de periodieke tractementsverhooging
werd evenlang uitgesteld als de tijdsduur, dat een schepeling vrij
van dienst was door het lijden aan een geslachtsziekte.

Deze bepalingen waren evenwel niet door te voeren zonder den
Officier van Gezondheid in conflict met zijn ambtsgeheim te
brengen en verwekten daardoor veel beroering (proces
-BEUKERS) i),
zoodat zij in 1917 weer werden ingetrokken. Ondertusschen was
in 1915 naast de prophylaxis per circulaire aangedrongen op het
bevorderen der hygiëne der geslachtsorganen, wat nuttig was voor
iedereen, ook bij het meest onbesproken gedrag.

Voor dat doel werden aan boord en in kazernes kamertjes in-
gericht, waarin door middel van water, sublimaatoplossing, zeep-
spiritus en watten gelegenheid werd gegeven tot reiniging der

1) Militair rechterlijk Tijdschrift, deel XI, 15/16; verschillende artikelen onder
beroepsbelangen in Ned. Tijdschr. v. Gen. 1915 en \'16;
Kruyne. De jongste
maatregelen tot bestrijding der venerische ziekten. Marineblad 1915/16.
Artsenboekje 1921 — pag. 45 etc.

-ocr page 15-

genitaliën, waartoe het volk in de gewone badgelegenheden uit
schaamtegevoel meestal niet overging. Deze waschhokjes werden
goed ontvangen en bestaan nog.

Intusschen was van evidente verbetering niet veel te bespeuren
en zoo werd in 1918 het roer omgegooid. Ingevoerd werd de ver-
plichte prophylaxis.

In hét reglement op den Inwendigen dienst aan boord van
Hr. Ms. oorlogsschepen werd een bepaling opgenomen, luidende:

,,Art. 236 bis: In het algemeen belang is elke militair der Zee-
macht, die zich aan het gevaar heeft blootgesteld om met eene
geslachtsziekte geïnfecteerd te worden, verphcht zich prophylac-
tisch te laten behandelen, zoodra hij daartoe in de gelegenheid is.
Nalatigheid in deze is als overtreding van de krijgstucht te be-
schouwenquot;.

De praeventieve middelen werden dus niet meer meegegeven,
hetgeen als het ware als een aansporing tot ontucht kon worden
beschouwd, doch aan boord had na de expositie een „vroeg-
behandelingquot; plaats. Later werd aan lieden, die geoefend waren in
het toepassen der prophylaxis, welke capaciteit in het zieken-
boekje werd genoteerd, zelfbehandeling toegestaan.

In een nieuw artikel 56 bis van het reglement Geneeskundige
Dienst werd den Officier van Gezondheid opgedragen te bevor-
deren, dat de op de militairen der Zeemacht rustende plicht, zich
na het gevaar te hebben geloopen om met een geslachtsziekte te
worden geïnfecteerd, zoo spoedig mogelijk prophylactisch te doen
behandelen, naar behooren werd nagekomen.

Tevens werd in het Reglement Geneeskundige Dienst bepaald,
dat de Officier van Gezondheid minstens eenmaal in de drie
maanden in een voordracht aan de militairen der Zeemacht, de
gevaren, verbonden aan den geslachtelijken omgang buiten echt en
de middelen, welke in het algemeen belang ter bestrijding van ge-
slachtsziekten moeten worden aangewend, moest-mededeelen.

Dan werd, om het verbergen van een geslachtsziekte te be-
moeilijken, bepaald, dat de gezondheidsinspecties, die tot nu toe
eens in de maand gehouden werden, voortaan om de veertien
dagen zouden plaats hebben.

Tenslotte werd, met de bedoeling de invoering en verspreiding

-ocr page 16-

in ons land van geslachtsziekten tegen te gaan, nog in het regle-
ment opgenomen, dat in het algemeen belang na terugkeer van
een oorlogsschip in Nederland, de bemanning moest worden
onderworpen aan een geneeskundig onderzoek, voordat vergun-
ning tot naar den wal gaan wordt verleend; ditzelfde onderzoek
diende te geschieden bij hen, die per particuliere gelegenheid
repatrieeren. Later gebeurde dit onderzoek, om aanstoot te voor-
komen, niet meer bij aankomst in Nederland, maar vóór het ver-
trek uit de tropen.

Deze bepahngen zijn ook nu nog van kracht, reden waarom ik
ze uitgebreider heb gereleveerd dan de vroegere thans vervallen
maatregelen.

Nog trad geen rust in en in 1923 (in Oost-Indië in 1927)
werden wederom en wel administratieve maatregelen op de
venerici toepasselijk verklaard; en wel:

1.nbsp;Bij opname in het Hospitaal wordt op het loon gekort (in
Holland 25 %; in Indië 30 % of 50 %, al naar gelang men zich
al of niet tijdig en uit eigen beweging ziek meldt).

2.nbsp;Na ontslag wegens herstel uit het Hospitaal blijft de be-
trokkene nog 14 dagen onder observatie aan boord, gedurende
welken
tijd hij niet mag passagieren.

3.nbsp;Alle venerici werden — evenals in 1914 — na hun herstel
3 maanden lang onderworpen aan een beperkte passagiersregeling.

Dit systeem, dat alles behalve mijn bewondering wegdraagt,
is in November 1929 weer iets verbeterd, doordat de in mijn oog
funest werkende maatregel, genoemd onder 3., is ingetrokken.

Behalve de opgesomde maatregelen werd er tevens gezorgd, voor
de behandeling der zieken de gunstigste condities te scheppen.

Een specialist venereoloog werd chef van een modern inge-
richte Dermato-Venereologische Afdeeling — D.V.A., waarvan
er in 1918 een
ïvl het Marine-hospitaal te Den Helder en in 1921
een te Soerabaja werd ingesteld.

Deze afdeelingen zijn de hoofdkwartieren in den strijd. Door
middel van een kaartsysteem, waaruit het venereologisch archief
ontstond en dat in het «volgend hoofdstuk uitvoerig zal worden
beschreven, werd de behandeling der venerici centraal geregeld.

Na in het bovenstaande woelige beeld de bestrijding der ge-

-ocr page 17-

slachtsziekten, zooals die de laatste 30 jaar in de Marine is ge-
voerd, kort te hebben geschetst, wil ik met een paar cijfers den
omvang, de beteekenis en het verloop dier ziekten illustreeren.

Ik haal hiertoe aan wat Van Deinse schrijft op pagina 108 en
109:

,,Een voorstelling over het geweldige verlies aan werkkracht
en van de onkosten aan verpleging en aan uitbetaalde tracte-
menten, zonder dat daarvoor eenige dienstprestatie geleverd
wordt, krijgt men door na te gaan het aantal ziektedagen met
vrijstelling van alle diensten, dat door de geslachtsziekten ver-
oorzaakt wordt. Ik heb de daarop betrekking hebbende cijfers
in onderstaande tabel vereenigd te samen met het geheele aantal
vrij van dienst dagen voor alle ziekten te samen.

Jaar.

Aantal v. v. d.
dagen voor alle
ziekten.

Idem voor
geslachtsziekten.

1911

167080

74675

1912

171522

82129

1913

170429

87196

19H

148731

50507

1915

179610

59557

1916

187275

57845

De groep der venerische ziekten levert dus in 1914, 1915 en
1916 ongeveer 1/3- in 1911, 1912 en 1913 bijna de helft van het
geheele aantal vrij van dienst dagen.quot;

Als steekproef geef ik nog dezelfde cijfers voor 1923 en 1927:

1923 109782 31922 = ± ^ van het geheele aantal

1927 83900 18038 = ± 2/^ ^ vrij van dienst dagen.

De omvang der ziekten (In 1920 werd in één jaar in Oost-
Indië meer dan de helft der vloot venerisch.) en het verloop kan
worden nagegaan in de hierachter volgende graphiek.

De roode lijnen hebben betrekking op Oost-Iijdië.

De zwarte lijnen hebben betrekking op Nederland.

De gearceerde kolom onderaan geeft aan de tijdvakken waarin
prophylaxis in een of anderen vorm officieel werd toegepast.

1904—1908 vrijwillige prophylaxis.
1914—1917 „nbsp;„

-ocr page 18-

1918 tot heden gedwongen prophylaxis i).

We zien inderdaad een daling der primaire infekties en daar-
mede gaat natuurlijk samen vermindering van het aantal reci-
dieven.

Het gaat evenwel niet aan, uit dat gunstig verloop zonder meer
een conclusie te trekken omtrent de doelmatigheid der getroffen
maatregelen.

In deze cijfers weerspiegelen zich toch, behalve die maat-
regelen ook ondervolgende factoren:

10. de mobilisatie met haar beperkt passagieren etc., die zich wel

duidelijk in de curve afteekent;
20. de verfijnde diagnostiek (reactie van Wassermann, die een
stijging teweeg brengt in de lues curve door ontdekken van
latente gevallen);
30. de afschaffing der controle op de prostitutie in Ned.-Indië
in 1912, waaraan velen een groote stijging der morbiditeit
toeschreven;

40. de scheepsbeweging. Het maakt bijv. een groot verschil of
een eskader zich langen tijd te Sabang ophoudt, of te Soera-
baja; veel zee kiest of dikwijls stil ligt;
50. het meenemen der gezinnen naar Indië. (Alleen vergund aan
officieren en onderofficieren, dus van een klein en meer
bedaagd deel van het personeel);
6quot;, de
betere tractementen en bestaansvoorwaarden en daardoor

de vroegere huwelijken.
70. de meerdere ontwikkeling en het minder drankmisbruik;
80. vooral vestig ik de aandacht op den invloed der administra-
tieve maatregelen als; 3 maanden beperkt passagieren na
herstel, die neerkomen op aanzienlijke vrijheidsbeperking en
tevens de geheimhouding der ziekte illusoir maken. Zij
voeren tot verbergen van de kwaal, dus tot besmetting van

Daar het inlandsche element zich niet met voorbehoeding ophoudt en zeker
vele gevallen van framboesia tropica voor lues zijn gehouden, de Aziaten onder
heel andere omstandigheden dienen en zij door de ritueele circumcisie, die bij
alle niet christelijke Aziaten ^^ordt toegepast, minder vatbaar zijn voor infecties
met lues en ulcus molle, omdat zij kortom een niet te vergelijken materiaal vor-
men ten opzichte van Europeesche schepelingen, heb ik alleen de groep
Europeesche schepelingen beschouwd.

-ocr page 19-

Syph. in Ned.

--- Morbi Gonorrh. in Ned.
Alle ven. inf. in Ned.

Syph. in O.I.

---Morbi Gonorrh. in O.I.

\' Alle ven. inf. in O.l.

iiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiumiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii

1- Invoering vrijwillige prophylaxis.
2. Opheffing vrijwiJJige prophylaxis.
Begin der systematische serumcontróle
(W.R.)

4. Invoering vrijwillige prophyl. en strenge
administr. maatregelen bij het uitbreken
der ziekte; mobilisatie.

5.nbsp;Instellen reinigingslokalen.

6.nbsp;Intrekken maatregelen sub 4.

7.nbsp;Invoering verplichte prophylaxis.

8.nbsp;Einde mobilisatie.

9.nbsp;Invoeren administratieve maatregelen.

10.nbsp;Idem in O.l.

11.nbsp;Opheffing passagierverbod na herstel.

-ocr page 20-

het gezin en tot clandestiene behandeling aan den wal
Slagen die pogingen, dan komen de ziekten niet in de Marine-
administratie voor en ontstaat een bedriegelijke daling der
morbiditeit;

90. stichting van mihtaire tehuizen, geestelijke leiding, sport, enz.

Genoeg om te doen zien, dat deze cijfers niet bruikbaar zijn om
den invloed van de prophylaxis te beoordeelen, en dat de bestrij-
ding der venerische ziekten vele zijden meer heeft dan de me-
dische alleen.

Duidelijk is alleen, dat het toepassen der officieele prophylac-
tische maatregelen geen herkenbaren invloed op het verloop der
curve doet zien.

Dit verklaart wel het verschil in inzicht, dat op de vloot bij
verschillende artsen bestaat.

Zoo is Van Deinse voorstander der gedwongen prophylaxis;
De Mooy van een zeer actieve, doch ten slotte vrijwilUge
prophylaxis; terwijl
Woltring een tegenstander is der indivi-
dueele prophylaxis, zoowel van de vrijwilHge als de gedwongene,
maar meer algemeene, moreel beter gefundeerde maatregelen wil
invoeren; toch durft hij de vrijwillige prophylaxis niet geheel op
zij te zetten.

Spraken de cijfers een ondubbelzinnige taal, dan was ander dan
principieel verschil van inzicht uitgesloten.

Het lijkt paradoxaal, dat niettegenstaande het groote be-
schermende vermogen der medicamenteuze individueele prophyl-
axis, de invloed dezer massaal toegepaste methode niet duidelijk
blijkt.

Toch is de verklaring zeer eenvoudig.

Voor het slagen dier prophylaxis met doelmatige middelen
moet aan twee voorwaarden worden voldaan:

1.nbsp;zij moet goed worden uitgevoerd;

2.nbsp;zij moet tijdig worden uitgevoerd.

\') Verscheidene venereologen te Soerabaja vroegen mij in 1928, waaraan
het toch was toe te schrijven, dat zoovelen der Marine hun spreekuur bezochten.

2) P. de Mooy. Beschouwingen over de prophylaxis tegen venerische ziekten
in en buiten de Marine. Geneeskundige bladen 23, No. V.

F. ]. L. Woltring. De individueele prophylaxis voor geslachtsziekten.
Sexueele Hygiene. Afd. III, deel V.

-ocr page 21-

Werd aan beide voorwaarden steeds voldaan, dan zou haar
beperkende invloed móeten blijken, omdat dan de geslachtsziekten
vrijwel niet zouden optreden.

Het blijkt dus, dat de bemanning, om welke redenen dan ook,
de prophylaxis niet goed of (en) niet tijdig uitvoert, en dat stemt
geheel overeen met mijn ervaring op de vloot. Men zal ze daartoe
binnen het kader van het mogelijke en toelaatbare ook nooit
kunnen dwingen. Het toepassen der prophylaxis is een indivi-
dueele zaak, een zaak van eigen goeden wil.

Men kan met betrekking tot het ons bezighoudende vraagstuk
het personeel verdeelen in 3 groepen.

Een deel, dat zich niet overgeeft aan hetero-sexueele buiten-
echtelijke geslachtsgemeenschap.

Een deel, dat dat wel doet, doch de gevolgen wil voorkomen
en dit ook doet en gedaan heeft in perioden, dat de prophylaxis
niet officieel bestond.

Een groot deel, idem, doch dat zich geen noemenswaardige
moeite getroost de ziekten te voorkomen.

De overheid sluite haar oogen niet voor het feit, dat inhaerent
IS aan het bezoeken van de tropen en vreemde havenplaatsen,
een abnormaal groote verzoeking op geslachtelijk gebied en dat
zij nolens volens het meerendeels jonge scheepsvolk aan die ver-
zoeking blootstelt;

dat zij als compensatie moreel verplicht is daartegenover op-
voedenden, moreelen en socialen steun (arbeid, afleiding, lectuur,
sport, muziek etc.) te verkenen.

Zij houde zich niet afzijdig van groep 2, doch handhave aan
boord voor hen, die dat wenschen, de gelegenheid tot prophylaxis.

Het onzedelijke toch schuilt in de geslachtsdaad, maar niet in
het bekennen van de daad en het pogen de gevolgen ervan te
voorkomen.

Ik kan mij niet voorstellen, dat eenig ethisch of religieus be-
ginsel zich tegen deze opvatting kan keeren, zonder ook de
behandeling van de uitgebroken ziekte te veroordeelen.

Strafmaatregelen of als zoodanig gevoelde administratieve maat-
regelen zijn om overbekende redenen te veroordeelen, maar ik
acht het niet onbillijk, dat de overheid, na aldus alles te hebben

-ocr page 22-

gedaan, wat de verhoogde expositie kan compenseeren, zich voor
het gemis aan werkprestatie schadeloos stelt door korting op het
loon, indien een toch uitbrekende geslachtsziekte tot arbeids-
ongeschiktheid leidt 1).

Mijn zienswijze komt dus in principe overeen met de thans
geldende voorschriften — alleen zou naar mijne meening de ge-
dwongen prophylaxis vervangen kunnen worden door een vrij-
willige —^ terwijl de thans toegepaste korting op het loon, alleen
bij verpleging in de hospitalen, niet consequent is.

Hoewel deze beschouwing eigenlijk buiten het kader valt van
een inleiding, wilde ik wegens het belang van de zaak toch mijn
meening kort uitspreken.

Al vertoont dan de curve een dalende tendenz, er is geen reden
tot groot optimisme.

Alle invloeden, als genoemd onder 60., 7«. en 9o. beschouw ik
als zwakke wapenen tegen de libido-sexualis, die den jongen ge-
zonden zeeman zoo gemakkelijk alle overwegingen van hooger
orde het zwijgen oplegt in de havenplaatsen, waar de prostitutie
zoo provoceerend is, waar zijn beroep hem nu eenmaal heen-
voert, waar hij de schaamte niet vreest, die zijn woonplaats hem
inboezemt, waar alleen de zwakke moraal van 20-jarigen jongehng
hem moet beschermen.

Zoolang deze feiten feiten blijven, zal de Geneeskundige Dienst
al haar zorgen dienen te blijven wijden aan de — eenmaal uitge-
broken — moeilijk te genezen ziekten, al was het alleen maar om
uitzaaiing in de burgermaatschappij niet nog erger te maken,
dan thans nog steeds geschiedt door de ongecontroleerde zee-
lieden der binnen- en buitenlandsche koopvaardij, want de ge-
slachtsziekten in ons land zijn voor een groot deel importartikel.

1), Al vpért dit ook tot pogingen de ziekte te verbergen. Ook een burger
moet de financieele consequenties van een geslachtsziekte aanvaarden.

-ocr page 23-

HOOFDSTUK I.

Hoe het archief ontstaat — voordcelen — bezwaren.

Per circulaire G No. 1 Geheim, werd 4 Januari 1918 door den
Inspecteur van den Geneeskundigen Dienst medegedeeld, dat met
ingang van 1 Jan. 1918 een kaartsysteem betreffende het vóór-
komen der venerische infecties bij de Zeemacht in werking zou
treden.

Het doel van het kaartsysteem was als volgt aangegeven:

„Aangezien het aantal der lijders aan geslachtsziekten bij de
Zeemacht in het algemeen en dat der syphilitici in het bijzonder,
ook zelfs bij benadering niet is op te geven, is een doelmatig
voortgezette behandeling en een geregelde controle, ook in ver-
band met de herhaalde overplaatsingen niet doenlijk. Ten einde
echter daartoe te geraken, wordt thans een begin gemaakt met
het aanleggen van een kaartsysteem voor lijders aan syphilis,
gonorrhoea en ulcus molle. De voordeden van deze wijze van
handelen zijn:

1- Op 1 Januari 1918 komt men aldus in het bezit van opgaven
omtrent het venerisch verleden onzer Marine-schepelingen,
voorzoover dit uit de ziekenboekjes en conduiteboekjes te
putten is;

op genoemden datum is dus bekend hoeveel en welke schepe-
lingen zich vroeger geïnfecteerd hebben en hoe het met hun
ziekten staat;

3.nbsp;het zal dan tevens blijken, welke patiënten reeds lijden aan
luetische aandoeningen van het centrale zenuwstelsel;

4.nbsp;het zal blijken, welke lijd ers hunne vrouw eh kinderen met
zekerheid of vermoedelijk hebben geïnfecteerd, zoodat door
samenwerking met de geneeskundige buitendiensten getracht
kan worden de nadeelige gevolgen voor de gezinsleden zoo
gering mogelijk te maken;

5.nbsp;uit een statistisch oogpunt beschouwd is dit kaartsysteem ten

-ocr page 24-

zeerste aan te bevelen, aangezien de statistische conclusies,
uit dit kaartsysteem te trekken, in overeenstemming zijn mei:

de werkelijkheid;nbsp;.

6. er zullen een aantal wetenschappelijke gegevens uit het

kaartsysteem te trekken zijn en wel:

a.nbsp;hoe de syphihs verloopen is in verband met de na 1 Januan

1918 toegepaste therapie;

b.nbsp;in hoeverre geregelde therapie en contrôle noodzakelijk en
mogelijk is en welke resultaten hiermede te bereiken zijn.

Hierbij dient opgemerkt te worden, dat bij de invoering van een
inrichting als bovenbedoeld, men bij de Zeemacht beter dan aan
een
Universiteitskliniek of in een ziekenhuis in de gelegenheid is

de waarde der therapie te controleeren.

Aan de universiteiten toch blijven de patiënten meestal slecht
gedurende korten tijd onder behandeling en worden voor het
meerendeel daarna uit het oog verloren.quot;

Teneinde tot het gewenschte doel te geraken werden aan alle
Officieren van Gezondheid toegezonden een aantal staten, ge-
naamd inlichtingsstaten. bestemd voor de contrôle op de vene-
rische ziekten (zie bijlage I).nbsp;, 1nbsp;j^r

Op deze staten werd dus genoteerd het venerisch verleden der

^tet^evens werden geput uit de ziektenboekjes en condu.e-
boekjes. waarin tot dusver alle ziekten,
ongeva len vaccinaües.
k uringen etc. etc. werden genoteerd; tevens werd de l.der bij den
Officier van Gezondheid ontboden, onderzocht en ondervraagd.

Het opmaken van de verschillende status praesentes was een
omvangrijk werk. maar men behoefde dezen arbeid s echts een^
maal te verrichten. Ten overvloede was nog --^eschreven^ da
de status praesens niet mocht worden

patiënt geheel ontkleed was; bij twijfel was de Chef D.V A. steeds
bereid tot hulp. De staat spreekt overigens voor zichzelf.

Al deze controlestaten werden nu naar de D.V.A gezonden,
waar de inhoud werd overgebracht op de z.g. archiefkaarten zie
bijlage II). die daar onder berusting blijven. De controlestaat

werd dan vernietigd.

-ocr page 25-

Het fundament was nu gelegd. Het kwam er nu slechts op
aan, de op de archiefkaarten verzamelde gegevens te comple-
teeren met de na 1 Januari 1918 opgetreden ziekteverschijnselen,
ingestelde onderzoekingen en behandelingen en nieuwe archief-
kaarten aan te leggen voor na 1 Januari 1918 optredende nieuwe
gevallen.

Te dien einde werden aan de Officieren van Gezondheid in-
lichtingsstaten verstrekt en wel:

Inlichtingskaarten voor luesgevallen (bijl. III)

urethr. ven.

en voornbsp;ulcus molle

Op de kaarten voor lues en gonorrhoea staat gedrukt acquisitie,
recidief, controle en behandeling. Verschijnt dus een zieke op het
ziekenrapport met een nieuwe ziekte, dan worden de woorden
recidief, controle en behandeling doorgehaald, de kaart ingevuld
en bijgehouden en na herstel, voorloopig herstel of eind der
behandeling opgestuurd naar de D.V.A.

Overeenkomstig wordt gehandeld als de patiënt slechts voor
behandeling, controle of met een recidief op het rapport komt.

Op de D.V.A. worden de gegevens op de bestaande archief-
kaart bijgeschreven of een nieuwe archiefkaart wordt aangelegd.

Vertrekt nu een patiënt naar Oost-Indië, dan maakt de D.V.A.
een afschrift van de archiefkaart op een tweede archiefkaart.
Voorzien van een zwarte rand ter onderscheiding. Dit duplicaat,
de z.g. Indische archiefkaart, wordt naar de D.V.A. te Soerabaja
gezonden en daar op dezelfde wijze als in Holland bijgehouden.
Repatrieert de patiënt, dan wordt ook de Indische archiefkaart
teruggezonden, overgeboekt op de Hollandsche archiefkaart en
bewaard, om bijgewerkt te worden als de betrokkene weer naar
Indië vertrekt, enz.

Dit systeem, ontworpen door wijlen den Officier van Gezondheid
Honcoop en tot nu toe slechts in enkele details quot;gewijzigd, strekt
den vervaardiger tot eer. Hij heeft de mogelijkheden, die schuilen
in een militaire organisatie, aangewend om wetenschappelijk
materiaal te verzamelen, dat op andere wijze niet te verkrijgen is,
fen een stelsel ontworpen niet alleen dienstbaar aan de Marine,
maar ook ver daarbuiten.

-ocr page 26-

De Zeemacht heeft hierbij, in tegenstelling tot het Leger, dat
vooral uit miliciens bestaat, de gunstige omstandigheid van haar
vrijwilligerspersoneel, dat door kan dienen tot den pensioen-
gerechtigden leeftijd en dus lang geobserveerd kan worden.

Deze omstandigheid, die geen bijzondere beteekenis heeft met
betrekking tot de overige venerische aandoeningen, is de reden,
dat ik alleen dat deel van het archief zal be-
werken, waarin de gegevens betreffende de sy-
philis zijn verzameld.

Een groot gedeelte van het materiaal, n.1. zij, waarvan contrôle-
staten zijn opgemaakt, was reeds geïnfecteerd, toen er van D.V.A.
en controle nog geen sprake was. Wel kan men aannemen, dat de
ziekteverschijnselen, als ze werden herkend, genoteerd werden,
doch helaas geschiedde dit, door de voorgeschreven nomenclatuur,
veelal slechts als Syphilis P(rimair) of Syphilis R(ecidief), zonder
nadere omschrijving, zoodat voor die oude gevallen het ziekte-
beeld niet altijd nauwkeurig is op te bouwen.

Dóór het niet herkennen der verschijnselen door minder ervaren
medici, ontstond een groep onbehandelde luetici, die zooals we
zien zullen, een waardevolle vergelijkingsmaatregel met de wel
tijdig behandelden vormen.

Het materiaal is dus verzameld door een groot aantal medici,
onder controle der specialisten, zonder vooropgesteld doel. — De
diverse artsen verzamelden de gegevens als gevolg van een voor-
schrift, dus zoo objectief mogelijk.

Zelfs na de oprichting van de D.V.A. werd nog wel een ge-
deelte der luetici, al is het dan ook klein, niet klinisch, doch aan
boord behandeld. De alsdan gedane observaties hangen dan ge-
heel af van de kennis en de beziehng van den daar geplaatsten
arts, en welk corps bestaat nu uit louter kundige en bezielde
elementen!

Daarom kan het archief niet dienen, om het verloop der ziekte
in alle details nauwkeurig te volgen.

Evenwel wordt elke geïnfecteerde regelmatig na een zeker aan-
tal jaren, opgeroepen naar de D.V.A. voor een volledig onder-
zoek en zoo is het archief buitengewoon geschikt om

-ocr page 27-

vast te leggen wat er tenslotte van de geïnfecï-
teerden terecht komt.

Aangezien een gedeelte der ziekten niet herkend werd; dus
onbehandeld bleef, een ander deel uitsluitend met kwik, althans
gedurende jaren en weer anderen met salvarsan behandeld
werden, ontstaan als van zelf 3 groote groepen, nl onbehandelden,
met kwik behandelden en met salvarsan behandelden.

Met de vergelijking van deze drie groepen zullen we ons in de
volgende hoofdstukken bezig houden.

Wanneer men van meening is, dat bij een zoo chronische en
grillige ziekte als de syphilis een ideale observatie tot den dood
zou moeten duren, met liefst een autopsie tot slot, dan schiet ook
mijn materiaal nog veel te kort.

Die eisch is stellig overdreven en gold voor den tijd. toen het
serologisch bloedonderzoek en het salversan onbekend waren.

Natuurlijk blijft niet elke vrijwilliger, die luetisch geïnfecteerd
is, tot den pensioengerechtigden leeftijd doordienen. Velen nemen
na korter of langer tijd ontslag, waarmede de observatie eindigt.

Hun ontslag houdt evenwel geen verband met de ziekte. We
houden dus niet alle luetici onder observatie, maar degenen die
blijven, zijn volkomen analoog aan degenen, die ontslag nemen,
zoodat het materiaal geheel natuurlijk is, zooals ook de Inspecteur
Geneeskundigen Dienst reeds opmerkte in zijn circulaire.

Hier heeft geen beoordeeling van den ernst der ziekte plaats
aan een somberen stoet lueslijders, die men in elke kliniek kan
aantreffen, als residu van een onbekende hoeveelheid luetici, maar
hier vinden we de gegevens van alle geïnfecteerden, die in dienst
bleven, of zij zich ziek voelen of niet. Hier blijven zij allen bij een
Geneeskundigen Dienst onder behandeling, dus geen verlies door
verwisseling van medicus, door verhuizing, door onverschilligheid
of schaamte; en de enorme beteekenis van dit alles wordt pas
duidelijk, als men de moeilijkheden ziet, waarmede elke venereolo-
gische kliniek te maken heeft, als eens de balans moet worden
opgemaakt van het resultaat der behandeling. Het blijkt dan, dat
de zoo noodzakelijke controle niet door te voeren is.

Ik behoef deze algemeen bekende moeilijkheden niet meer met
gegevens uit de literatuur te staven. Slechts trof me als een duide-

-ocr page 28-

lijke illustratie van deze aloude misère de mededeeling van
F. Fussi) uit Genève, die van de 200 behandelde luetici bij het
instellen eener controle in 1929 slechts met 23 er van in contact
kon komen en dan nog soms alleen schriftelijk.

De onvolledige observatie is altijd het kruis geweest der
pathologie der syphilis.

1) Annales des maladies veneriennes 24/333. 1929.

-ocr page 29-

HOOFDSTUK II.

Doelstelling, bewerking en indeeling van het materiaal.

Het kruis van de syphilidologie is altijd geweest de onvolledige
observatie. Juist een volledige observatie is zoo noodzakelijk voor
een goed inzicht in de zoo chronische, grilUge, onberekenbare,
gevaarlijke syphilis.

Zoowel het verloop der kwaal, met dikwijls jaren van schijnbaar
welbevinden, waardoor de patiënten de lasten en eventueel de
kosten der behandeling niet lang willen dragen, als sociale, psy-
chologische en rehgieuse invloeden, zooals deze alleen bij de
„geheime ziektenquot; worden gevonden, zijn oorzaak der onvolledige
waarneming.

Al deze voor beoordeeling storende invloeden worden uitge-
schakeld door de mogelijkheden, vervat in een militaire organisatie
met langdurig dienend personeel, zooals de Marine er een isi).

Tevens heeft ons materiaal de bekoring, dat het de gelegenheid
geeft, tot wat de alpha en de omega van alle therapeutisch ge-
neeskundige waarneming behoort te zijn, nl. het vergelijken van
behandelde gevallen met onbehandelden. Alleen hierdoor is het
mogelijk de gewichtige vragen te beantwoorden — geneest, be-
perkt, vermeerdert, verlaat of vervroegt de therapie de viscero-
cerebrospinale verschijnselen.

Dat deze vraag nog steeds niet beantwoord is, is juist het gevolg
van het gebrek aan deugdelijk vergelijkend materiaal.

Van deze bijzonder eigenschappen, die ons materiaal voor heeft
op dat van anderen, zal ik dus in hoofdzaak trachten te pro-
fiteeren.

We zullen daarom vast stellen:
Ie. den toestand der behandelden op het einde der observatie;

Het materieel bestaat uitsluitend uit streng gekeurde, gezonde mannen,
waarbij dus zooveel mogelijk allerlei factoren, die ongunstig zouden werken op
het verloop der infectie of gunstige invloed van de therapie zouden kunnen
neutraliseeren, zijn uitgeschakeld.

Een nadeel is natuurlijk, dat het alleen uit mannen bestaat.

-ocr page 30-

2e. den toestand van even lang onbehandelden;
verder:

3e. den toestand der behandelden en der even lang onbehandelden
vergelijken;

4e. het verloop der infectie daarbij vergelijken;
5e. nagaan, wat uit het verschil in den toestand en in het verloop
is af te leiden omtrent de waarde der toegepaste therapie.

De bewerking die ik het materiaal heb laten ondergaan om het
gestelde doel te bereiken volgt thans.

Het Archief bestond op 1 Januari 1930 uit 2555 kaarten van
syphilitici.

Van deze 2555 kaarten voldeden 1060 niet aan den eisch van
.minstens 5 jaar observatie; zij werden gemerkt K. en ter zijde
gelegd.

207 kaarten, hoewel ouder dan 5 jaar, voldeden niet aan de
andere eischen (vermelden geen therapie of geen status etc.); zij
werden gemerkt O. (hieronder waren er 25 met viscero-cere-
brospinale recidieven).

118 kaarten vielen af, omdat daarop de diagnose als twijfelachtig

was vermeld; gemerkt Og.

\' 7 kaarten van schepelingen, die met congenitale lues in dienst
kwamen, bleven buiten beschouwing.
Er resteerden dus 1163 kaarten.

Aangezien ik deze kaarten lang tot mijn beschikking moest
hebben en ze op de Afdeeling niet gemist konden worden, werden
van die der actief dienenden afschriften gemaakt, waarvoor ik
velen helpers dank verschuldigd ben.

De kaarten werden nu ingedeeld in 3 afdeelingen en wel:

Afdeeling 1. de geheel of aanvankelijk met kwik behandelden;

II. de geheel of aanvankelijk met salvarsan en kwik
behandelden;
III. de geheel of aanvankelijk onbehandelden.

• Afdeeling I werd onderverdeeld in twee groepen, nl.:
a. Syphihs vanaf het primaire stadium geheel of aanvankelijk
met Hg. behandeld; aangeduid door S. I. Hg.

-ocr page 31-

b.nbsp;Syphilis vanaf het secundaire stadium geheel of aanvankelijk
met Hg. behandeld; aangeduid door S. II. Hg. i).

Afdeehng II werd verdeeld in twee onderafdeehngen, nl.:

1.nbsp;krachtig gecombineerd met salvarsan en kwik behandelden;
aangeduid S. salv. kr.

2.nbsp;zwak gecombineerd met salvarsan en kwik behandelden;
aangeduid S. salv. zw.

Deze onderafdeelingen werden ieder weer verdeeld in 4
groepen, nl.

a. Syphilis primair seronegatief behandeld, aangeduid door

(S. I. seroneg.), salv. kr. en (S. I. seroneg.) salv. zw.;
tgt;. syphilis primair seropositief behandeld, aangeduid door (S.I.
seropos.) salv. kr.; en (S.I. seropos.) salv. zw.;

c.nbsp;syphilis primair, seroreactie onbekend, behandeld, aangeduid
door S.I. salv. kr. en S.I. salv. zw.;

d.nbsp;syphihs secundaria behandeld, aangeduid door S. 11 salv. kr.
en S. II salv. zw..

Afdeeling III bestaat uit geheel of aanvankelijk onbehandelde
gevallen, aangeduid door S.O.

Deze groepeering behoeft eenige toelichting.
Alle gevallen, die geheel of aanvankelijk met Hg,\' zijn behan-
deld, d. w. z. ook zij, die eventueel later nog salvarsan kregen,
zijn dus ondergebracht in Afd. I.

Alle gevallen die, zij het ook in geringe dosis, aanvankelijk met
salvarsan zijn behandeld, vallen in Afd. II, natuurlijk ook de ge-
vallen, waar een kuur met Hg. werd ingeleid om daarna met
salvarsan gecombineerd te worden.

Het toedienen van Joodpraeparaten is buiten beschouwing ge-
bleven bij de indeeling.

In elke groep werden nu de kaarten gerangschikt naar hun

Onder primaire en secundaire syphilis versta ik klinische begrippen. Of-
schoon aangetoond is, dat vrijwel onmiddellijk post infectionem een generalisatie
van het virus plaats vindt en velen daarom meenen, dat het niet meer aangaat
de seronegatieve lues I van de seropositieve te onderscheiden of de seropositieve
primaire lues reeds tot de secundaire rekenen, meen ik, dat er vooral voor den
therapeut alle reden is om de oude klinische indeeling niet te laten varen en ook,
om aan de onderscheiding van de primaire lues in seropositieve en seronegatieve
Vast te houden.

-ocr page 32-

observatietijd en genummerd; — de nummers der copie werden
steeds overgebracht op het origineel. —

Onder observatietijd is verstaan de tijd verloopende tusschen
het constateeren der ziekte en den laatsten status praesens. Krijgt
iemand dus in 1900 syphihs en is zijn laatste status praesens in
1926 opgemaakt, dan is de observatietijd 26 jaar. ook al is van
1926 tot 1930 regelmatig W/R verricht.

Deze luxe konden wij ons veroorloven, omdat vrij frequent de
status praesens na de infectie wordt opgemaakt en tevens om uit
te drukken, dat ik dat klinisch onderzoek langen tijd na het begin
der infectie vooral niet minder gewichtig vind, dan het onderzoek
van serum en liquor.

Nu werd een uittreksel van de kaarten gemaakt door boeking
onder de volgende kolommen, waaruit tevens duidelijker blijkt,
wat ik onder de term „aanvankelijk met Hg. of aanvankelijk met
salv. behandeldquot; versta (zie bijlage IV).

Om nu ondanks de indeeling het toch nog, wat de toegepaste

therapie betreft, heterogeen materiaal meer homogeen te maken.

V^erden de groepen ingedeeld in 4 observatieperioden.

le periode omvat de gevallen met een observatietijd 5 tot 10 jaar aangeduidnbsp;pi

2enbsp;,. „ .. .. ..nbsp;-nbsp;„ 15 „ „nbsp;p2

3e „\' ............ 15 20 „ ..nbsp;P3

4e „\'nbsp;....................„nbsp;20 jaar en meer „nbsp;pt

Inderdaad komen zoodoende de analoog behandelde gevallen
meer bij elkaar.

De gevallen bv. met een langdurigen observatietijd (p 4) met
Hg. behandeld, zijn de oude gevallen, wier infectie dateert ver
voor den salvarsantijd en den tijd van het serumonderzoek enz.,
zoodat ze meer met smeer- en pillenkuren zijn behandeld; de ge-
vallen der jongere perioden kregen in het algemeen het Hg. meer
door middel van injecties enz.

Voor de beschouwing van een bepaalde periode, zal in het kort
de therapie van dat tijdeigen worden geschetst.

Summa summarum krijgen we onderstaande verdeeling der 3
Afdeelingen.

Ad. I valt uiteen in 8 ondergroepen, nl:
S. I. Hg. pi, p2. P3 en P4-
S. II. Hg. pi, P2, P3 en P4-

-ocr page 33-

Afd. II valt op dezelfde wijze uiteen in 12 ondergroepen, nl. de
onderafdeeling S. salv. zw. in 8 groepen i).
, S. I. seropos. salv. zw. pi \'en p2.

S. I. salv. zw. pi, P2 en P3.

S. II. salv. zw. pi, P2 en P3.

Op dezelfde wijze valt S. salv. kr. uiteen in slechts 4 groepen,
omdat alleen tijdens pi krachtige salvarsankuren werden toege-
past, dus: (S. I. seroneg.) salv. kr. pi (S. I. seropos.) salv. kr.
Pi S. I. salv. kr. p^ en S. II. salv. kr. p^.

Afd. III valt uiteen in slechts 4 groepen, nl. S.O. pj, p2, p^
en P4.

De gevallen nu, die tezamen 1 groep vormen, zijn geboekt op
taet romeinsche cijfers genummerde verzamelstaten, tevens ge-
merkt A, waarvan er dus 24 zijn (zie verzamelstaten
IA—XXIVA,
pag. 95). Deze 24 staten bevatten te samen dus alle gevallen.
De gevallen zijn op overzichtelijke wijze gerangschikt naar de
verschijnselen, die op het eind der observatie werden aangetroffen
in 4 rubrieken, nl.

geen klinische verschijnselen W/R neg.

W/R pos.

wel „nbsp;W/R neg.

W/R pos.

Onder de 2 laatste rubrieken zijn de verschijnselen, bij de ge-
vallen waargenomen, kort vermeld.

Tevens vindt men op elke lijst aangegeven een overzicht der
vahditeit, der gehuwden, der gezinsinfectie, der reïnfecties en der
aan syphilis overledenen.

De staten, die als het ware een overzichtelijke inventaris vor-
men van het materiaal, spreken overigens voor zich zelf.

In de kolommen achter de rubrieken wordt aangegeven: het
totaal aantal in de le kolom. In de 2e en 3 kolom: of er tevoren
geen of wel andere verschijnselen nog zijn geweest, dan die, vast-
gesteld bij den laatsten status praesens.

Men moge meenen, dat op deze wijze de therapie te schematisch

S. I. seroneg. salv. zw. ontbreekt.

-ocr page 34-

en te weinig individueel wordt behandeld, ik ben daarentegen van
meening, dat in vele statistieken de therapie veel te veel op
den voorgrond is geschoven en men zoodoende tot de overdreven
waardeering van de waarde van bijv, een smeerkuur is gekomen.
Als een lueslijder het na 20 jaar goed maakt en hij heeft slechts
één smeerkuur gehad, komt dat nog niet door die eene smeer-
kuur.

De waarde van de toepassing van bijv. een smeerkuur, zou
alleen bepaald kunnen worden, door hem wel toe te passen bij een
groote groep patiënten en bij een andere groote groep niet, om
daarna, na vele jaren, die groepen te vergelijken.

Het gaat evenwel niet aan, een gegeven materiaal retrograad
in te deelen volgens de zoo exact lijkende methode: behandeld
met een smeerkuur, behandeld met twee smeerkuren, enz.

Men miskent daarbij het feit,\' dat ook in het besmette lichaam
krachten zijn, die de infectie bestrijden, dat er een groot verschil
bestaat in het verloop der lues bij het eene individu en bij
het andere. Soms een onafgebroken reeks van kwellende verschijn-
selen en verschrikkelijke gevolgen, dan weer een bijna onmerk-
baar verloop en spontaan herstel tot slot.

Het ligt voor de hand, dat de therapie krachtiger zal zijn ge-
weest naarmate het verloop dreigender was, en dat omgekeerd de
therapie mild zal zijn geweest, wanneer het verloop onopvallend
was en welstand bestond.

Men zal niet zoo inconsequent zijn dien welstand toe te schrij-
ven uitsluitend aan de therapie, evenmin als men een funest einde
na een krachtige behandeling als gevolg van de therapie zal be-
schouwen.

Men vergete toch niet, en dat geldt vooral voor de periode, die
achter ons ligt, waarin we slechts over zwakke anti-syphilitica
beschikten, dat het verloop der infectie bij den lijder bepaald
wordt door een combinatie van een viertal factoren — waarvan
enkelen bovendien nog zeer samengesteld zijn en grootendeels
onbekend, nl, *
le. het virus,

2e. de constitutie van den aangetaste.

-ocr page 35-

3e, de collaterale factor (ras, geslacht, intercurrente ziekten, enz.),
4e. de therapie.

Brengt men een dier factoren — met name de therapie ■— met
den eindtoestand rechtstreeks in verband, dan miskent men
geheel en zeer ten onrechte den invloed van de 3 andere factoren.
Veeleer bepalen de andere factoren — het eventueel ongunstig
verloop — de therapie.

Bij groepen van een genoegzaam aantal gevallen, waarbij iedere
groep volgens een verschillend principe is behandeld, zullen daar-
in de drie andere factoren, naarmate die groepen grooter zijn,
steeds meer een zelfde rol spelen, tot zij als het ware een con-
stante vormen. De invloed der behandehng, als het eenige dat
verschilt, zal daaruit.moeten blijken.

Vandaar dat ik verkozen heb mijn materiaal in te deelen in
twee groote afdeelingen. nl. met kwik behandelden en met sal-
varsan behandelden, ook al verschilt daarin de individueel toege-
paste dosis, en al heeft dat zijn bezwaren. Toch komt het mij
voor, dat dit de eenige manier is om tot een inzicht te komen van
wat in de praktijk de kwikbehandeling vermag tegenover de
salvarsanbehandehng.

Ten slotte verkeeren wij nog in de zeldzame, zoo niet unieke
omstandigheid, deze twee afdeeHngen te kunnen vergelijken met
een afdeeling, bestaande uit even lang geïnfecteerde, niet behan-
delde patiënten, waarbij dus de factor therapie geheel ontbreekt.

De bovengenoemde beschouwingen gaan niet meer op, zoodra
een therapeuticum wordt ontdekt, dat alle ziektekiemen snel
doodt. Dan bepaalt natuurlijk onafhankelijk van de andere fac-
toren, uitsluitend het toepassen der therapie het verloop der
infectie.

In het salvarsan, mits vroeg en krachtig toegepast, benaderen
we dit ideaal. De zwakke salvarsantoediening had zijn typische
nadeelen (mono-neurorecidieven).

De krachtige en de zwakke salvarsanbehandehng verschillen
principieel evenzeer als de salvarsan en Hg. behandeling, van-
daar de onderverdeeling van de 2e Afdeeling in zwak met sal-
varsan en krachtig met salvarsan behandelde gevallen.. Een der-

-ocr page 36-

gelijke onderverdeeling voor het kwik heeft minder zin, maar
blijkt tevens niet door te voeren. De kwikbehandeling is daarvoor
te weinig omlijnd, terwijl een tweede moeilijkheid schuilt in het
verschil in de wijze van toedienen per os, percutaan of per
injectie.

Zwak behandeld zijn bijv. de patiënten in den aanvang der
salvarsan therapie. In 1911 werd salvarsan in de Marine voor
het eerst toegepast. Men gaf 500 a 1000 mgr oud salvarsan ge-
combineerd met Hg. in den vorm van een smeerkuur of van in-
jecties met salic.hydrarg. van 100 mgr (6 a 12 inj.). Dan wachtte
men af en pas bij recidief of na positief bloedonderzoek ging men
verder. Na 1917 werd meer het neosalvarsan toegepast en werden
de doses geleidelijk krachtiger.

De moeilijkheid schuilt nu weer in het trekken van de schei-
dingslijn tusschen zwak en krachtig.

Op grond van den modus bij de Marine in zwang beschouw
ik als krachtig behandeld:

De S. I. seroneg. behandeld met minstens 1 gecombineerde
kuur van minstens 5000 mgr. neosalvarsan i).

De S. I. seropos. en de S. II. behandeld met minstens 3 gecom-
bineerde kuren, van minstens 5000 mgr. neosalvarsan
per kuur, binnen het jaar.

De overige gevallen zijn ingedeeld bij de onderafdeeling salvar-
san zwak. Deze groep is dus wel het minst homogeen. De ge-
vallen p3 zijn het zwakst behandeld die van pa wat sterker en pi
bevat meer den krachtiger vorm van de zwakke behandeling.

Na afloop van de beschouwing der observatieperioden zullen
in het hoofdstuk „de Salvarsan therapiequot; deze gevallen meer ge-
analyseerd worden.

Dat verder in Afdeeling I en Afd. II de gevallen zijn in-
gedeeld in groepen, waarbij óf de therapie ingreep tijdens
het eerste stadium óf in het tweede stadium, vindt zijn

grond in de eerst door Dujardin uitgesproken en nog steeds
lt;

1) Ik wil daarmede niet zeggen, dat ik die behandeling voor een abortiefhuui
voldoende vind; bij enkele onzer seroneg. primaire gevallen is zij echter toe-
gepast.

-ocr page 37-

verkondigde meening, dat zou kunnen blijken, dat men goed doet
met de therapie te wachten tot de aandoening secundair is gewor-
den en de alsdan optredende immuniseerende krachten de therapie
ondersteunen; dus dat niet steeds de therapie dit afweer-
mechanisme (de immuniteit) van het organisme ongestraft kan
beïnvloeden.

Alhoewel dit vraagstuk speciaal beteekenis heeft voor de
salvarsantherapie, is er geen enkel bezwaar te trachten vast te
stellen, — hoewel ik het niet verwacht — of ook voor de Hg.
therapie dit vraagstuk bestaat.

Van de allergrootste beteekenis is de Afdeeling onbehandelde
gevallen, die als het ware als standaard-materiaal dienst moeten
doen.

Het is daarom van belang vast te stellen, dat dit materiaal vol-
komen natuurlijk is. Het verschilt niet met de overige gevallen
door bijv. een bijzonder onopvallend verloop der infectie, maar
de gevallen verschillen alleen daardoor van de
overigen, doordat hun ziekte door een minder
venereologisch geschoold medicus is miskend.
In welke mate en hoe hardnekkig die miskenning kan zijn,
niettegenstaande de infectie a grand orchestre verloopt, illustreert
een serie blijkbaar verkeerd geïnterpreteerde symptomen, die ik in
een der ziektenboekjes aantrof:

1904 Ulcus penis phagadaenicum; 1905 neuralgia; 1906 perios-
titis e causa ignota; 1906 cephalalgia; 1907 rheumatismus; 1907
anaemia; eindelijk in 1910 werd aan een orchitis de juiste diag-
nose gesteld en aan deze aan de plagen van Egypte herinnerende
manifestaties een einde gemaakt. Dit geval is geen unicum, doch
ik heb mij onthouden van een tijdroovende en toch altijd min of
®eer speculatieve analyse van de ziektenboekjes en mij alleen
bepaald tot den toestand bij herkenning der ziekte.

Sommigen der aanvankelijk onbehandelden zijn_^dus door op-
tredende symptomen herkend, anderen zijn ontdekt door de in
1918 ingestelde systematische serumcontróle, die zal maken, dat in
de toekomst de onbehandelden als vergelijkend materiaal vrijwel
zullen ontbreken, en bij enkelen werd de ziekte vastgesteld, omdat
syphilis in het gezin werd geconstateerd.

-ocr page 38-

Het totaal der aanvankelijk onbehandelden, dus miskenden, in
het archief bedraagt 250 (ongeveer 10 %).

92 zijn van 1—5 jaar onbehandeld

72 „ „ 5—10

45 „ 10—15

27 ., „ 15—20 ..

14 „ „ 20 jaar en meer onbehandeld.

Aangezien we alleen behandelde luesgevallen, die minstens 5
jaar zijn geobserveerd, beschouwen, vervallen de eerste 92 ge-
vallen voor vergelijking en blijven er dus 158 over.

-ocr page 39-

HOOFDSTUK III.

Dc toestand der patiënten bij het einde
der observatie en het verloop der infectie.

De vraag: „Wat komt er van onze luetici terechtquot;, dient voor
elke observatieperiode afzonderlijk te worden beantwoord.

De toestand van de behandelde gevallen is de toestand bij den
laatsten status praesens aangetroffen.

De toestand van de onbehandelden is de toestand, waarin de
patiënt verkeerde, toen zijn ziekte is vastgesteld.

De gevallen der eerste observatieperiodes—10
jaar.

Een meer uitgebreid overzicht van den toestand voor elke
groep vindt men op de verzamelstaten
IA tot en met XK

Hier zal slechts in algemeene trekken getracht worden den toe-
stand der gedurende 5 tot 10 jaar onbehandelden te vergelijken
met de aanvankelijk met Hg., met salvarsan zwak en salvarsan
krachtig behandelden, waarbij de onderverdeeling naar het sta-
dium, waarop de behandeling ingreep — die op den verzamel-
staat is gevolgd — hier buiten beschouwing blijft i).

Tellen we de gevallen van staat IA en IIA te samen, dan
krijgen we:

139 gevallen aanvankel. met Hg. behandeld;
uit verz. staat UIA, VIA. VIIIA . . 215 „nbsp;., „ salv. zw. behandeld:

......IVA, VA, VIIA, XA 97 .,nbsp;„ „ salv. kr. behandeld;

terwijl staat XA....... 72 ., v. 5 tot 10 jaar onbehandeld geeft.

In deze periode wijst de term salv.zw. op een in het algemeen wat krach-
tiger salvarsan therapie, dan in de volgende perioden. De kwiktherapie bestond
meestal uit smeerkuur of uit series kwikinjecties, toegepast aan boord of in de
hospitalen. Soms werd tenslotte die therapie ondersteund door salvarsan, zoodat
de cijfers voor het kwik zeker geflatteerd zijn. De aard van de in onze Marine
toegepaste Hg. therapie was hoofdzakelijk symptomatisch.

-ocr page 40-

Deze tezamen 523 gevallen geven het volgende beeld:

Salv. kr.
97

Salv. zw.
215

Onbeh.
72

Hg.

139

Aantal gevallen

Geen versch. W/R neg
.. W/R pos
Klin. „ W/R neg
.. W/R pos
Valide .....
Deels valide . . .
Invalide.....

181
H
13
7
210
1
4

91
1
1
4

96
1

62
45
6

25
122

1
21
2

48
51
3
18

1 overleden

Invalide zijn zij, die uit hoofde van hun lues klinische be-
handeling ondergaan of voor den dienst werden afgekeurd wegens
ernstig hart- of hersenlijden enz., zoodat zij ook in den burger-
stand niet in hun onderhoud kunnen voorzien. Deels valide zijn
zij, die loopend behandeld, toch in de uitoefening van hun dienst
zijn gestoord, of afgekeurd zijnde niet of niet geheel buiten staat
zijn in hun onderhoud te voorzien.

Valide beteekent natuurlijk niet, vrij van verschijnselen; iemand
met een perforatio palatini, of ook beginnende tabes, of lijders aan
lever, hart en vaatziekten zijn geheel of voorloopig nog geschikt
voor hun werk, al dragen ze dan ook de duidelijke kenteekenen
van naderende invaliditeit en dood.

Drukken we de cijfers hiervoor uit in procenten ter betere ver-
gelijking dan blijkt:

de onbehandelden hebben in 69,5 »/o klin. versch.; in 96 «/o W/R. pos. (1)

deaanv.metHg.beh.....22,5 »/o......50 »/o W/R. pos. (2)

de salv.zw.......9.3 «/o......9,7 »/o W/R. pos. (3)

de .. .. kr.......5.1 %......5.1 % W/R. pos. (4)

(1)nbsp;innbsp;29 7o valid. stoornissen; klin. hersteld innbsp;1,25 «/o

(2)nbsp;.. 12.2 »/o..........quot;\'^-öVo

3nbsp;..nbsp;2.3«/ .. .. „ ..nbsp;84.2 Vo

(4) :: 1.0%..........93.8%

Beschouwen we nu den aard der verschijnselen naar de aan-
getaste organen of orgaanstelsels, die bij het opmaken van het
toestandsbeeld werden aangetroffen, eerst in absolute cijfers en
daarnaast in procenten, dan vinden we:

-ocr page 41-

Absolute cijfers

In procenten

Onbeh.
72

Hg.
139

Salv. 2w.
215

Salv. kr
97

Onbeh.

0/
/O

Hg,

%

Salv. zw.

%

Salv. kr.

Aantal gevallen

Laat sec. versch. . . .
Lues
III huid ea slijmvl.
geslachtsorganen . . .
Deenderen
en gewrichten
Algemeene verschijnselen

^ever . ......

Hart en vaten ....
|ues cerebrospinalis . .
^ara luet. aandoeningen
i^abes imperfecta . . .

Onbekend .....

Nephritis luet.....

Oog.......

5
7
2
2
7

0

1
3

6

16

7

9.7

2.8
2,8
9,7

1.4

4.2

8.3

22,2

1.4

0,72

1.4

5

4,2
5,7
0,7
4,2
1,4

0,7

0,46
0,46
2,3
2.8
0,9
1.8

1,0
1.0
1.0
1.0
1.0

Men zal opmerken, dat de meer geneesbare vormen der
luetische manifestaties de bovenste vijf regels innemen, terwijl de
daaropvolgende vijf regels de viscerale en cerebrospinal mani-
festaties omvatten.

Bij de onbehandelden zien we de bovenste 5 regels goed bezet,
bij het kwik dunner, bij het salv. zw. zien we slechts één geval,
terwijl zij voor de categorie salv. kr. geheel onbezet zijn. — Die
Syphilis hat ihren Character als Hautkrankheit abgestreift.
(Finger).

Onder paraluetische aandoeningen zijn alleen ondergebracht
de duidelijke gevallen van Dementia paralytica. Tabes dorsalis
of taboparalyse.

Onder Tabes imperfecta versta ik gevallen, waarbij het ver-
schijnsel van miosis, ongelijke of hoekige pupillen, werd gevon-
den, waarbij men niet recht weet of men met uitgedoofde pro-
cessen of het begin van een cerebrospinaal-proces te doen heeft.

Ik ben geneigd bij de nog betrekkelijk jonge, gevallen uit deze
periode, waarbij nog niet duidelijk kan blijken of het proces
stationair is, het verschijnsel niet al te onschuldig op te vatten.

Onder de algemeene verschijnselen vat ik samen, cachexia
luetica, debilitas, luetische koortsen zonder bepaalde aangetoonde
haard etc.

De onbekende recidieven, die we vooral bij de onbehandelden

-ocr page 42-

vinden, zijn een gevolg van een vroeger toegepaste methode, om
elk luetisch verschijnsel — op grond van administratieve voor-
schriften — eenvoudig als Syphilis P(rimair) of Syphilis R(ecidief)
aan te duiden. Dit heeft tot ongelukkig gevolg, dat we bij ge-
vallen uit dien tijd steeds weer in het onzekere verkeeren over den
aard van het recidief; zelfs werd het ondergaan eener behandehng
wel met Syph. R. aangeteekend. Wel kunnen we aannemen, dat
zij vrijwel alle tot de meer geneesbare recidieven behooren en dus
over de vijf bovenste regels verstrooid moeten worden, omdat zij
anders bij het latere grondig onderzoek nog zouden aangetroffen
zijn.

Ofschoon in dit Hoofdstuk met de weergave van den toestand
zonder kommentaar wordt volstaan, wil ik wegens het groote
belang speciaal wijzen op de cijfers voor hart en vaataandoeningen
en aandoeningen van het Centraal Zenuwstelsel — speciaal het
groot aantal paralues, bij de onbehandelden en de afwezigheid van
leveraandoening bij deze —.

Een analyse van de cijfers blijft in dit Hoofdstuk achterwege,
omdat dit behoort onder het Hoofdstuk: „Wat
is uit den toestand
en
het verloop af te leiden omtrent de toegepaste therapie.

De gevallen der 2e observatieperiode 10—15
jaar. (Zie verzamelstaat XIA tot en met XVIA.)

Bij deze oudere gevallen komt de groep „salvarsan krachtigquot;
niet meer voor. Aangezien vanaf de invoering van het salvarsan
de kuren geleidelijk zwaarder werden, is ook de salvarsandosis
van de als salv.zw. gekenmerkten in het algemeen zwakker dan
in de vorige periode. Voor de met Hg. behandelden geldt, dat
deze behandeling meer dan in de vorige periode uitsluitend toe-
gepast werd in den vorm van smeerkuren en de kwikinjecties-
seriekuren meer op den achtergrond treden.

De gevallen uit de verzamelstaten wederom samentellend
krijgen we:

uit verz.staat Xl^^ en Xll^ . .180 gevallen aanvankel. met Hg. behandeld;

,. XIIJA, XIVA,XVA 118 „nbsp;„nbsp;„ salv. zw. behandeld;

XVIA.....45 „ 10 tot 15 jaar onbehandeld.

-ocr page 43-

Deze 343 gevallen geven het volgende beeld.

Aantal gevallen............

Onbeh.
45

Hg
180

Salv. zw.
118

Geen versch. W/R neg.........

0

92

84

.. . „ W/R pos.........

23

37

15

Klin. W/R neg.........

0

21

12

W/R pos.........

22

30

7

Valide.............

29

150

112

Deels valide.............

1

13

2

Invalide..............

15

15

4

Overleden (aan lues)..........

4

4

1

Drukken we de cijfers uit in procenten dan blijkt i):

de onbehandelden hebben in 49 »/o klin. versch; in 100 % W/R pos. (1)
de Hg. behandelden „ .. 28,3 7« .. .. 37,2 «/„ W/R pos. (2)
de salv. .........16,1 »/„...... 18,7 »/o W/R pos. (3)

(1)nbsp;in 35 7o inval, stoom.; 8,8 quot;/o mortalit; klin. hersteld O

(2)nbsp;in 16,7 »/o „ „ 2,2 »/„ ...... 49,9 »/„

(3)nbsp;in 5,17o .. .. 0,9% ...... 71.2 «/o

Beschouwen we wederom den aard der verschijnselen naar de
aangetaste organen en orgaanstelsels als voren, dan vinden we:

Aantal gevallen . . .

absolute cijfers

in procenten

Onbeh.
45

Hg.
180

salv.zw.
118

Onbeh.

Vo

Hg.

»/o

salv. zw.

0/
h

Laat secundair ....

Lues III huid cn slijmvl.

1

_

1

2,2

_

0,8

Geslachtsorganen . , .

1

1

2,2

0.54

Beenderen en gewr. . .

2

1

1

4.4

0,54

0,8

Algemeene verschijnselen

2

2

4.4

1

Lever .......

1

6

3

2,2

3,3

2,5

Hart en vaten ....

5

15

2

11

8,2

1.7

Lues cerebrospinalis . .

2

12

9

4,4

6,5

7,5

Paraluetische aand. . .

5

8

3

11

4,4

2,5

Tabes imperfecta . . .

1

6

2

2,2

3,3

1.7

Onbekend......

2

4,4

Bij het cijfer 100 °/o W/R pos. bij de onbehandelden bedenke men, dat
verscheidene hiervan uitsluitend op grond van de pos. reactie als luetisch werden
herkend. Onbehandelden, die geen verschijnselen zouden hebben en ook een
negatieve bloedreactie, zouden als vergelijkingsmateriaal wègvallen. Ik schat deze
gevallen op zeer weinig, omdat al onze patiënten, die krachtens antecedenten,
anamnese of luetische infectie van het gezin haast zeker luetisch moesten zijn,
positief reageerden. Zoo het al mogelijk is, dat een lueslijder, geen enkel ver-
schijnsel vertoont en ook negatief reageert bij herhaald onderzoek, acht ik die ge-
vallen
zoo gering, dat zij geen noemenswaardigen invloed op de cijfers uitoefenen.

-ocr page 44-

Ook hierbij volsta ik met speciaal te wijzen op de ziekten van
hart en vaten, lever en het zenuwstelsel.

De gevallen der 3e observatieperiode 15 — 20
jaar. (Zie staat XVIIA tot en met XXIA.)

In deze periode speelt het salvarsan slechts een kleine rol. Het
zijn de eerste gevallen, die slechts 0.600—1 gr. salvarsan totaal
kregen, waarna werd afgewacht en zoo noodig verder behandeld.
(Zie voorbeeld bijlage IV).

De kwikgevallen zijn allen jarenlang uitsluitend met Hg. behan-
deld in den vorm van smeerkuren en ook van pillenkuren.
De gevallen samenstellende krijgen we voor deze periode:

uit verz. staat XVIIA en XVIIIA 147 gevallen aanvankelijk met Hg. behandeld
,. „ „ XIXA „ XXA . 24nbsp;„nbsp;salv.zw. „
.....XXIA.....27 ,. 15 tot 20 jaar onbehandeld.

Deze 198 gevallen geven het volgende beeld:

Hg.
147

salv. zw.
24

Onbeh.
27

Aantal gevallen

Geen versch. W/R negatief
W/R positief
Klin. ,. W/R negatief
W/R positief

Valide........

Deels valide......

Invalide.......

Overleden......

19
1
1
3
22
2

73
22
24
28
121
11
15

O
11
O
16
14

Gebruiken we terwille van het overzicht wederom percentages,
dan blijkt:

de onbehandelden hebben in 59 »/o klin. versch.; in 100 »/o W/R pos. (1)

de Hg. behandelden ,. „ 35.3 % ......quot; 2

de salv.zw.......15,6 %......16.6 »/„W/R „ (3)

(1) in 48 7o inval, stoom.: khn. herst. O

2) „ 17.7 0/0 „ ,. : .. .. f,9 %
(3) „ 8,2% .. .. : .. .. 79 quot;U

Als voren den aard der verschijnselen rangschikkende naar de
aangetaste organen of orgaanstelsels, ontstaat:

-ocr page 45-

Absolute cijfers

In procenten

Onbeh.
27

Hg.
147

Onbeh.

%

salv.zw.
24

Hg.

salv. zw.

Vo

Aantal gevallen

Laat secundair . . .
Lues 111 huid en slijmvl.
Geslachtsorganen . .
Beenderen en gewr. .
Algemeene verschijnselen
Lever ......

Hart en vaten . . .
Lues cerebrospinalis .
Paraluet. aand. . . .
Tabes imperfecta . .
Onbekend ....

Oog......

Maag......

Long......

7,4

3,7
7,4
7,4
3,7
11,1
7,4
3,7

3,7
3,7

0,7

1,36

2.7

3.4
8,1
8,1

7.5

6.8

0.7
0,7

2

4

5
12
12
11
10

1

1

4,2
8,4
8,4

4.2

De gevallen der 4e observatieperiode 20 jaar
en meer. (Zie staat XXIIA. XXIIIA en XXIVA).

Zijn bij de andere perioden de gevallen vrij regelmatig over de
verschillende jaren verdeeld, hier verdichten zij zich om de 20, 21
en 22 jaren, om geleidelijk naar 25 jaar af te nemen.

Slechts 9 gevallen zijn 25 tot 28 jaar onbehandeld, 1 geval is
37 jaar onbehandeld geweest en herkend door lues vaA echtge-
noote en kinderen. Patiënt had W/R maximaal positief, overigens
geen verschijnselen.

De gevallen van deze periode zijn jaren en jaren geleden uit-
sluitend symptomatisch met Hg. behandeld in den vorm van
smeerkuren en pillenkuren, met een intensiteit wisselend naar de
verschijnselen (voorbeeld zie bijlage IV).

Zij zijn de veteranen in den strijd tegen de infectie en velen
strijden nog. Zij zijn een phalanx van zich hardnekkig te weer
stellenden uit een groep strijdgenooten, waarvan sommigen reeds
in dienst, velen na afkeuring of in het krankzinnigengesticht aan
hun lues zijn bezweken.

Zij bestaan uit:

verz. staat XXIIA en XXIIlA 85 aanvankelijk met Hg. behandelden en
„ XXIVA, . . . 14 van 20-37 jaar onbehandelden.

-ocr page 46-

Geen versch. W/R neg.

W/R pos.
Klin.nbsp;W/R neg.

W/R pos.

Valide
Deels valide
Invalide
Overleden .

Een vergelijking is door het kleine aantal onbehandelden niet
mogelijk. Geven we, bewust van wat we misdrijven, de gevonden
cijfers der onbehandelden ook in percenten weer ter oriënteering,
dan zien we:

de onbehandelden hebben in 64.3 «/„ klin. versch.: in 71,4 % W/R pos. (1)
„ Hg, behandelden ,. .. 33 quot;k......% W/R pos. (2)

(1)nbsp;in 57,1 7o valid, stoom. O Vo mortalit.; klin. herst. 7 %

(2)nbsp;„ 17,6 «/o .. .. 1.2% ......37,%

Naar den aard der verschijnselen als voren gerangschikt, ont-
staat in absolute cijfers:

32
25
13
15
70
10
5
1

Deze 99 gevallen geven het volgende beeld:

Onbeh.
14

Hg.
85

Aantal gevallen

Hg.

85

Onbeh.
14

Aantal gevallen .

Laat secundaire versch.
Lues III huid en slijmvl.
Geslachtsorganen
Beenderen en gewr. .
Algemeene verschijnselen
Lever. . . •
Hart en vaten
Lues cerebrospinalis .
Paralues

1
1

3

5 of 3
O of 2

4

Tabes imperfecta

Ter wille van het overzicht worden de gevonden procentische
cijfers hieronder in een totaalstaat vereenigd. Uit die staat kunnen
we dus onmiddellijk voor de onbehandelden en behandelden den
toestand, dien wij vonden, voor de verschillende ouderdoms-
perioden der infectie aflezen.

-ocr page 47-

onbehandelden

met kwik behandelden

met Salv.
zwak behandelden

met Salv.
krachtig
behandelden

observatie-periode. . . .

Pi

P2

Ps

totaal

Pi

Pi

P3

Pi\'

Pi

P2

P3

Pi

aantal........

72

*

totaal

totaal

totaal

45

27

158

139

180

147

85

551.

215

118

24

357

97

heeft klin. versch. . . .
validit. stoornissen .
,, positieve W/R. . .
Overleden (aan lues). . .
Geen versch. en geen pos.
W/R. (klinisch hersteld)

/o

69,5

29

96

1,25

lo

49
35,5
100
8.8

0

0/
/o

59
48
100

0

%

61,4
36,7
95,6
2,5

1,2

0/
la

22.5
12,2
50

1.4

44.6

7o
28,3
16.7
37,2
2,2

49,9

7o

35,3
17,7
34

49,9

7o
33

17.6
47

1,2

37.7

lo
27
15,3
41,2
1.3

47

h
9,3
2.3
9,7

84,2

0/
/d

16,1
5,1
18,7
0,9

71,2

7o
16,6
8,2
16,6

79

7o
12
3,6
13
0,21

79,5

7o
5,1
1

5,1
0

93,8

UI

Aard der waargenomen verschijnselen gerangschikt naar de aangetaste organen en orgaanstelsels.

Laat secundair....
Lues III huid en slijmvl.
Geslachtsorganen . .
Beend. en gewrichten
Algemeene verschijnselen
Lever afwijkingen. . .
Hart en vaat afwijkingen
Lues cerebrospinal. . .
Paraluet. aand. . . .
Tabes imperf, ....
Onbekend .....

7

3,1

_

_

_

_

__

_

_

9,7

2.2

7,4

6,9

0,7

0,7

0,36

_

0,8

■_

0,28

_

2,8

2,2

1,9

0,54

0,18

_

_

__

_

2.8

4.4

3,7

3.8

1.4

0,54

1,36

0,9

_

0,8

_

0,28

_

9,7

4,4

7,4

7,6

5

1

2,7

3,5

2,9

0,46

_

0,28

_

2,2

7,4

1.9

4,2

3,3

3,4

8,2

4,3

0,46

2,5

4,1

1,4

1,0

1.4

11.—

3,7

6,3

5,7

8.2

8,1

9,4

7.8

2,3

J,7

4,1

2,5

1,0

4,2

4.4

11,1

8,2

0,7

6,5

8,1

8,2

5,8

2,8

7,5

8,2

4,76

1,0

8,3

11,-

7,4

8,2

4,2

4.4

7,5

1,1

4,7

0,9

2.5

1.4

1,0

2,2

3,7

1,2

1,4

3.3

6,8

4,7

4.--

1.8

1,7

_

1.7

22,2

4,4

-ocr page 48-

Voor de waardeering van deze getallen beroep ik me op de
woorden door
Pierson gesproken op de eerste conferentie te
Brussel, dat de statistiek een eigen wetenschap is, waarvoor de
geneeskundigen wel de gegevens kunnen verstrekken, doch waar-
van slechts de mathematicus statisticus nauwkeurig de waarde
kan bepalen.

De gevonden cijfers kunnen zonder meer gevoegd worden bij
de reeds door andere schrijvers gevonden percentages, die soms
sterk uiteenloopen. Zoo vond ik leverafwijkingen aangegeven van
0,2 % tot 10 %.

Het heeft in verband met den opzet van dit werk geen reden
diep op de cijfers in te gaan en de verschillen op te sommen.

Slechts wil ik even noemen de door Mattauschek en Pilcz i)
bij 4134 syphiUtische officieren gevonden cijfers voor de luetische
afwijkingen van het Centrale Zenuwstelsel, die nog steeds
als standaardmateriaal gelden.

Zij vonden in 7,4 % Dementia paralytica en Tabes dorsalis.
Hun gevallen behooren uitsluitend tot de kwikperiode en zij
maakten geen verschil tusschen behandelden en nagenoeg onbe-
handelden. Hun cijfer staat in tusschen de onze voor onbehandel-
den en met kwik behandelden, resp. 8,2 % en 4,7

Zij vonden in totaal 10,6 % afwijkingen van het C.Z.S.
(Paralues en lues cerebrospinalis te samen); wij 16,4 % voor de
onbehandelden en 10,5 % voor de met kwik behandelden.

Rekenen we de Tabes imperfecta mee, dan worden onze cijfers
17,6 en 14,5.

Mattauschek en Pilcz rekenden uitsluitend duidelijk ont-
wikkelde tabes, paralyse en lues cerebrospinalis. Zij hebben hun
patiënten lang niet allen persoonlijk onderzocht; zij rekenen gezond
hen, die hun vollen dienst deden, en zelf zeggen zij dan ook dat
onder die „gezondenquot; menig lijder kan schuilen aan luetische aan-
doeningen van het C.Z.S.

Op deze wijze is, meen ik voldoende verklaard, dat ons totaal-
cijfer voor het totaal der afwijkingen van het C.Z.S. grooter is dan

1) Zeitschrift f. d. gesammte Neurologie u. Psychiatrie, Band VIII H. 2, 1911
en Band XV H. 5, 1913.
Mediz. Klinik IX Jahrgang, No. 38, 1913.

-ocr page 49-

het hunne, terwijl er veel overeenstemming is tusschen de cijfers
der paralues, niettegenstaande onzen korteren observatietijd.

Ook hun veel grooter materiaal en een andere verhouding
tusschen onbehandelden en behandelden kunnen de kleine ver-
schillen tusschen de door hen en mij gevonden waarden voor het
voorkomen der paralues verklaren.

Het verloop.

In de vorige bladzijden heb ik getracht door cijfers een beeld te
geven van den toestand onzer luetici.

Thans zal ik trachten in cijfers het verloop weer te geven der
infectie, die tot dien reeds besproken toestand voerde. Natuurlijk
zal hierbij de Afdeeling onbehandelde lues geen rol spelen, omdat
we over het verloop vóór de herkenning niet voldoende zijn
gedocumenteerd.

Ter beoordeeling van het verloop heb ik een tweetal staatjes ge-
maakt: a. en b. voor elke groep van elke afdeeling.

In staatje a. is aangegeven de verhoudingsgetallen der gevallen
die, behoudens hun aanvangsverschijnselen (S. 1. resp. S. II),
symptoomloos bleven, en de gevallen, die wel recidief kregen; —
tevens hoe de W/R zich daarbij gedroeg — en bij de recidivisten
tevens wie khnisch herstelden of niet herstelden.

In staatje b. vindt men de recidieven der recidivisten opge-
teekend naar den aard der aangetaste organen, herstel der reci-
dieven en hoeveel jaren het interval bedroeg.

Er onder vindt men de verdeeling der opgetreden recidieven
over de perioden van observatie.

Deze 2 staatjes zijn samengevoegd op een verzamelstaat, die
hetzelfde nummer heeft als de verzamelstaat, diefden toestand der
overeenkomstige groep aangeeft, doch nu gemerkt met de
letter B. (Zie pag. 116—131.)

Men beschouwe deze B-verzamelstaten, evenals de 24 A-ver-
zamelstaten als een inventaris van een voorraad waarnemingen,
waaruit we putten, als we het noodig hebben.

-ocr page 50-

Onder het verloop versta ik den gang van de infectie na afloop
der primaire- respectievelijk secundaire aanvangsverschijnselen.

Gaan we eerst na (staatjes a. verzamelstaten B) het percen-
tage der gevallen, dat na S. L, resp. S. II. geen verschijnselen
meer heeft gehad, dan blijkt voor de verschillende perioden, pi,
P2, p3 en p4 dat

de Hg. groep in 58,3 »/„ — 45,5 7o - 35,4 7o — 42,3 7„ recidief vrij bleef.

de salv. zw. „ 79 7« — 72 7„ - 46 7«nbsp;......

de salv. kr. „ 93,8 7onbsp;......

Het percentage der lues latens daalt voor Hg. en salv. met
de toename van de observatietijd, wat te verwachten was. Het
percentage der met kwik behandelden blijft tenslotte om de 40 %
zweven. De cijfers der salvarsan-afdeeling zijn veel gunstiger,
behalve voor p3, waarvan we evenwel reeds weten, dat de salvar-
sandosis zeer klein was en het aantal gevallen bovendien slechts
24 bedraagt.

Gaan wc nu percentsgewijs na, in welke verhouding de W/R
bij de symptoomloozen negatief werd of bleef gedurende de waar-
nemingsperioden dan zien we dat:
bij de

Hg. gevallen m 5^2 72 75 58 7o de W/R. negatief werd.

salv. zw..... 93,5 87 91 7o........

„ kr..... 99nbsp;7o........

Een verregaande ontleding der gevallen, die na hun S. I (II)
wèl verschijnselen geven, stuit op groote moeilijkheden.

Reeds wordt door de onderscheiding symptoomloozen en recidi-
visten het materiaal in twee groepen verdeeld, waardoor de ab-
solute getallen per groep sterk dalen.

Bij de symptoomloozen is tenslotte slechts na te gaan de ver-
houding tusschen de positief en negatief reageerenden; bij de
recidivisten dienen we te onderscheiden het deel, dat klinisch
herstelt en het deel, dat niet herstelt, om bij deze deelen weer
na te gaan, hoeveel daarbij negatief en hoeveel positief reageeren.
We vervallen zoodoende in zulke kleine getallen, dat het trekken
van conclusies onmogelijk wordt en die mij bovendien niet van
zeer groot belang schijnen. Voor belangstellenden moet ik dus
verwijzen naar de verzamelstaten
IB—XXIVB, waar men de
absolute gegevens vindt.

-ocr page 51-

De aard der recidieven naar de aangetaste organen en orgaan-
systemen.

Een overzicht hiervan kan slechts onvolledig zijn, omdat we
hierbij weer stuiten op het hatelijke Syph. R. der oudere gevallen,
waarvan we alleen kunnen zeggen, dat ze genezen zijn en dus
wel zullen behooren tot syphilitische manifestaties van systemen,
waarvan het bekend is, dat zij zeer geneesbaar zijn.

Ik beperk mij daarom, omdat een vergelijking anders niet moge-
lijk is, tot de afwijkingen van hart en vaten, de lues cerebrospi-
naHs, de tabes en dementia paralytica en tabes imperfecta.

Voor de overige recidieven moet ik belangstellenden weer naar
de verzamelstaten B verwijzen.

Voor de genoemde aandoeningen zien we de ondervolgende
absolute en procentische cijfers voor de 4 waarnemingsperioden.

5.7
1.4
4,2
1.4

7.8
11.1
4.4
3,3

8.1
8.8
7.5
6.8

5.9
8,2
1.2
2.3

2.3
4,6
0.9
1.8

1.7
9.3
2.5
1.7

8.3
16,6

Aantal gevallen ....

In absolute cijfers.

Hg.

salv. 2w.

salv. kr.

Pi
139

P2
180

P3

147

P4

85

Pi
215

P2
118

P3

24

P4

97

Hart en vaten.....

8

14

12

5

5

2

2

1

Lues cerebrospin. . . .

2*

20

13

7

10**

11***

1

Para^ Dementia paralytica

3

4

3

1

1

2

_

_

lues/ Tabes dorsalis . .

3

4

8

_

2

1

_

1

Tabes imperfecta. . . .

2

6

10

2

4

2

1

Hart en vaten. . . .
Lues cerebrospin. . .
Dem. Paral. en Tabes .
Tabes Imperfecta. . .

in procenten.

n. ***6, ****3 neurorecidieven.

We zien alleen voor lues cerebrospinalis andere cijfers dan we
reeds ontmoetten in de staatjes, waarin de toestand der geïnfec-
teerden werd weergegeven. (Vergelijk de staat op pag. 35.)

Dat wil zeggen, dat van de hart- en vaatziekten en van de para-
luetische afwijkingen niemand is hersteld, terwijl van de gevallen
van lues cerebrospinalis verscheidene, klinisch althans, geheel
herstelden.

We zien tevens, dat verscheidene gevallen zijn opgetreden als
neurorecidief, waarvan we er ook een vinden bij de aanvankelijk
met Hg. behandelden.

-ocr page 52-

Vervolgens zullen we aandacht schenken aan het interval,
d. .w, z. den tijd verloopen tusschen den datum van infectie en het
constateeren der afwijkingen voor de viscerale en cerebrospinale
recidieven.

Men vindt dit interval aangegeven in de lijstjes b. der verzamel-
staten B. Hieruit laten zich de hier ondervolgende gemiddelden
berekenen.

Gemidd. duur ioterv. der 39 leverlijdersnbsp;v. d. 551 met Hg. beh. 10,5 jaar.

,. 42 hart en vaatlijders „ 551...... 12,9 „

...... „44 lues cerebr.....551 ...... 10,9 „

........43 paralues „ „ 551 ...... 12,1 „

bovenstaande geldt voor een observatietijd van 5—30 jaar.

Voor een observatietijd van 5—18 jaar krijgen we voor de salv. zw. behan-
delden de volgende cijfers:

Gemidd. duur interval der 7 leverlijdersnbsp;v. d. 357 salv. zw. beh. 11,3 jaar.

......9 hart en vaatlijders „ 357 ...... 8,9 „

........25 lues cerebr..... 357 ...... 3,2

........5 paralues „ „ 357 ...... 9,4 „

Terwijl bij een observatietijd van 5—10 jaar de salv. krachtig behandelden de
ondervolgende cijfers gaven:

Gemidd. duur interv. 1 leverlijdernbsp;v. d. 97 salv. kr. behandeld. 5 jaar.

1 hart en vaatlijders „ 97 „ ., ,,nbsp;2 „

„ ,, 1 lues cerebr. „ ,, 97 „ „ ,, 6 „
,tnbsp;1 paralues „ „ 97 ,, ,, ,,nbsp;6 ,,

Voor de onbehandelden (5—30 jaar ziek) berekende ik het interval:

voor de levernbsp;12,9 jaar.

hart en vatennbsp;13.9

lues cerebr.nbsp;13,3

paraluesnbsp;15

-ocr page 53-

HOOFDSTUK IV.

Wat is uit den toestand en het verloop der behandelde
en onbehandelde gevallen af te leiden omtrent de waarde \'
der toegepaste therapie?

Conclusies.

Nabeschouwing.

De therapeutische waarde der antiluetische middelen moet
blijken uit het vermogen, op onschadelijke wijze snel en
blijvend de ziekteverschijnselen te verdrijven. Dat nu, na ruim
20 jaren toepassing van het salvarsan, nog niet de balans kan
worden opgemaakt, waaruit het nut blijkt, is daaraan te wijten,
dat de late recidieven een observatietijd verlangen, zoo lang, dat
in de praktijk daaraan niet kan worden voldaan.

Bovendien heeft de wisseling der therapeutische methodiek, die
alras noodzakelijk bleek, mede tot gevolg gehad, dat de acta over
de onschadelijke werking en het duurzame resultaat nog niet zijn
gesloten.

Zoo vindt men ondanks de algemeene toepassing, nog steeds,
niet alleen in de hteratuur, maar ook in de leerboeken, veronder-
stellingen, dat het salvarsan het C.Z.S. gevoeliger zou maken
voor de luetische infectie, en dat het salvarsan ook oorzaak zou
zijn van meer en eerder optreden van de zoo gevreesde syphih-
tische aandoeningen van C.Z.S., hart en vaten, enz. Kortom het
salvarsan zou de infectie van de periferie naar de centra
verjagen.

Deze beweringen zijn evenwel nog evenmin bewezen als het
tegendeel.

Mendes da Costa zegt in zijn leerboek; ,,Voor de beoordeeling
van de werkzaamheid der behandeling is het noodig het beloop
der behandelde syphilis met dat van onbehandelde te kunnen ver-

-ocr page 54-

gelijken. Onze kennis van hetgeen geschiedt als de syphilis onbe-
handeld blijft, is geringquot;.

Het is mij een voorrecht, dat ik in de zeldzame gelegenheid
ben om over deze aangelegenheid van het eerste belang meer
licht te kunnen laten schijnen.

Ons materiaal geeft gelegenheid

551 gevallen aanvankelijk met Hg. behandeld 5 — 30 jaar geobserveerd
357 „nbsp;„nbsp;salv. zw. „ 5-18 „

97nbsp;„nbsp;„nbsp;kr.nbsp;5-10 ..

ten opzichte van elkaar en ten opzichte van 158 van 5 tot 30 jaar

onbehandelde gevallen van syphilis te vergelijken.

Wij stelden reeds vast voor de 4 afdeelingen totaal: klinische
verschijnselen bij de onbehandelden in 61,4 %; bij de Hg. behan-
delden in 27 %; bij salv, zw. in 12 %; bij salv. kr. in 5,1 % (zie
staat pag. 35).

Deze cijfers evenwel geven een onjuist beeld, omdat de laatste
categorie slechts 5—10 jaar, de overigen veel langer — tot
30 jaar — zijn geobserveerd.

Om een goede vergelijking mogelijk te maken, moeten we
alleen de gevallen beschouwen in de overeenkomstige
observatieperiode.

De cijfers van de gevallen van de overeenkomstige eerste obser-
vatieperiode (pi) bedragen voor klinische verschijnselen na afloop
der observatieperiode respectievelijk: 69,5 % —22,5 % —9,3 % —
5,1 %, dat wil dus zeggen:

le. dat de qaantitieve verhouding der verschijnselen na aflloop
der observatieperiode van 5—10 jaar, bij de onbehandelden, de
aanvankelijk met Hg. behandelde, de aanvankelijk zwak met
salvarsan behandelde en de krachtig met salvarsan behandelde
syphilislijders is als: 13,6 : 44 : 1.8 : 1. \'J

Hoe krachtig deze cijfers ook spreken, nog wordt het verschil
grooter, wanneer aard en omvang der verschijnselen, die zich
moeilijk in cijfers laten uitdrukken, een woordje mede konden
spreken. Wanneer men de verzamelstaten IA tot en met XA, die

Het kwik neemt in deze en de hier volgende verbluffende reeksen een te
mooie plaats in, omdat in verscheidene gevallen juist in deze periode, de aan-
vankelijke Hg. therapie door salvarsan tenslotte werd ondersteund.

-ocr page 55-

het materiaal voor deze periode bevatten, raadpleegt, zal men zien,
dat de symptomen zoowel in aard als in omvang over het algemeen
een ernstiger beteekenis hebben bij de onbehandelden, dan bij de
overige groepen.

Bij de gegeven quantitatieve verhouding moet men er zich dus
een qualitatieve bijdenken, die het groote verschil nog meer
accentueert.

Eenigszins kunnen wij dit tot uiting brengen door de validiteit
als middel ter beoordeeling en vergelijking in te voeren.

Drukken we de gevonden validiteitsstoornissenpercentages even-
eens in verhoudingsgetallen uit dan vinden we:

2e. dat de quantitatieve verhouding der stoornissen in de vali-
diteit na afloop der observatieperiode van 5—10 jaar, bij de
onbehandelden, de aanvankelijk met Hg. behandelden, de met salv.
zw. en de met salv. kr. behandelden is als: 29 : 12 : 2,3 : 1.

Op dezelfde wijze de verhouding uitdrukkend der onherstelden,
d. w. z. zij die verschijnselen of positieve seroreactie, of beiden
vertoonen, vinden we:

3e. dat de verhouding der onherstelde gevallen na afloop der
observatieperiode van 5—10 jaar voor de onbehandelden, de
aanvankelijk met Hg. behandelden, de met salv. zw., en de met
salv. kr. behandelden is als: 16 : 8,9 : 2,5 : 1.

4e. Ik sluit het overzicht van den toestand na de eerste
periode met het aangeven van
de verhouding der gevallen, waarbij
we nog een positive W/R aantreffen; bij het einde der observatie-
periode 5—10 jaar bij de onbehandelde, de met Hg. behandelde,
de salv. zw. en de salv. kr. behandelde syphilitici, die is als:
19 : 9,8 : 1,9 : 1,

Deze op zichzelf zoo welsprekende cijferreeks, betrekking hebbende op
den toestand, heb ik onderaan geplaatst, omdat we bij de beoordeeling van de
Waarde dezer cijfers weer staan voor de eigenaardige moeilijkheden, die dit
laboratorium-onderzoek, deze biologische reactie meebrengt, omdat zij in zich
zelve nog zoovele raadselen verbergt, dat niettegenstaande haar enorme
practische waarde voor de diagnostiek, de beteekenis voor de prognose en voor
de vraag naar herstel veel minder vaststaat. Slechts is vastgesteld, dat luetisch
serum wordt onderscheiden van gezond serum, door zijn speciale affiniteit tot
lipoiden, maar lang geen eenstemmigheid bestaat over de vraag: „Waar komen
die lipoiden vandaan?quot;.

{Orgaan lipoiden; spirochaeten lipoïden, theorie van Bergel). Een vraag, die
^\'oor het beoordeelen van de waarde der reactie wel van belang is.

-ocr page 56-

5e... Waardeeren we nu nog de cijfers, die we in Hoofdstuk III
voor -het symptoomvrije verloop der ziekte bij de behandelden vol-
gens de drie verschillende principes hebben vastgesteld en die be-
droegen voor: de Hg. groep 58,3 %, voor de salvarsan zw. 79 % en
voor de salv. kr. 93,8 %, dan volgt daaruit
dat de aantallen der-
genen, die verschijnselen kregen tijdens den duur der infectie
voor de S. Hg, de S. salv. zw. en de S. salv. kr. zich verhouden
als: 6,25 : 3,60 : 1.

Uit de gevonden 5 reeksen verhoudingen blijkt zonneklaar voor
den toch niet gering te schatten duur der le observatieperiode, de
geweldige superioriteit van de salvarsan groepen en vooral van
de groep met de moderne krachtige salvarsan therapie behandeld.
Er moet toch in de latere jaren al heel wat gebeuren om de hier
geboekte enorme winsten ongedaan te maken.

Gaan we verder met het opstellen van dezelfde verhoudings-
cijfers voor de klinische verschijnselen, de validiteitsstoornissen, de
onherstelden en de positie W/R. voor de overige observatie-
perioden, dan vinden we voor de observatieperiode P2 (10—15
jaar) voor S. O., S. Hg. en S. salv. zw.

voor \'de klinische verschijnselen de verhouding: 3 : 1,75 : 1.
„ validiteitsstoornissennbsp;7:3,3 : 1.

Niettemin staat het practisch oordeel vaster, dan volgens de theorie wel
gerechtvaardigd schijnt. Ieder practicus ziet gaarne de W/R negatief worden
en concludeert, indien dit verschijnsel zich jarenlang herhaalt, tot herstel en mijns
inziens met voldoende recht.

Ongetwijfeld is het juist, dat er nog geen wetenschappelijk bewijs bestaat
voor het herstel van de lues, maar daartegenover stel ik de practische en wel
te bewijzen vraag: Hoe dikwijls heeft men bij jonge, behandelde lues, 5 jaar
lang geobserveerd, zonder dat eenig klinisch of serologisch verschijnsel werd
vastgesteld, daarna nog teekenen opgemerkt, die bewijzen, dat de ziekte nog
bestaat?

Ik nog nooit en uit het feit, dat tegenwoordig haast geen venereoloog zijn
pas besmette en daarna behandelde en geobserveerde luetici het huwelijk ont-
raadt, en op grond van het feit, dat goed gedocumenteerde gevallen, die de
onjuistheid van mijn stelling zouden bewijzen, ontbreken, besluit ik, dat men er
algemeen zoo over denkt.

Daarom mogen de gevonden verhoudingscijfers, de W/R betreffende, niet
ontbreken in de reeks cijfers, die licht moeten werpen op den toestand der
patiënten.

(Zie ook R. Muller, „Zentralblatt für Haut und Geschlechtskrankheitenquot;, Bd.
31 H. 9-10-1929, en het Rapport de la deuxieme conférence de laboratoire sur
le sérodiagnostique de la syphilis, tenue à Copenhague 1928.)

-ocr page 57-

voor de onhersteldennbsp;3,3:1,6 : 1.

„ „ positieve W/Rnbsp;5.3:2 :L

,, symptoomvrij verloop na beh.— 1,6 : 1.
wederom zeer sprekende cijfers. We missen in deze periode
helaas de krachtige salvarsan gevallen, zoodat ik salvarsan zw.
als 1 heb genoteerd en de overige cijfers daarnaar heb herleid.

Vergelijken we de hiergegeven cijfers nu met die van pi, waar-
bij wij ter gemakkelijker vergelijking ook daar de salv. zw. = 1
nemen, dan zien we een aanmerkelijk verschil.

Tijdens pj^ vinden we nl. de verhouding bij onbehandelden
S. Hg. en S. salv. zw.

voor de klinische verschijnselen als 7,2 : 2,2 : 1.
„ validiteitsstoornissennbsp;13,5:5,5:1.

„ onhersteldennbsp;6,4:3,5:1.

„ „ positieve W/Rnbsp;10 : 5,1 : 1.

„ symptoomvrij verloopnbsp;1,7:1.

We zien dus tijdens p2 de onbehandelden als het ware inhalen
op de behandelden. De verschillen tusschen S. O. en S. salv. zw.
zijn globaal 2 X minder gunstig dan tijdens pi, al blijft er een
respectabel onderscheid bestaan.

Dit minder gunstig beeld van de cijfers voor p2 vergeleken met
die van pi is te wijten aan de late viscerale en cerebrospinale
recidieven, die nu beginnen op te treden en mede tevens aan het
meer verdwijnen bij de onbehandelden van de meer geneesbare
jongere recidieven.

We kunnen bijv. berekenen, dat bij pi 52 % der onbehandelden
leden aan de meer geneesbare luesvormen, terwijl dit percentage

bij p2 slechts 17 % bedraagt. Ook bij de behandelden traden de

meer geneesbare vormen meer op den achtergrond.

Voor de observatieperiode ps (15—20 jaar) bedragen dezelfde
verhoudingsgetallen

voor de klinische verschijnselen
„ validiteitsstoornissen
„ onbehandelden
„ positieve W/R
,, symptoomvrij verloop

3,5

2,1 :

1.

6

2 :

1.

5

2,5:

1.

6

2 :

1.

0.8:

1.

-ocr page 58-

We zien, dat deze verhouding vrijwel overeenkomt met die van
po. Het inhalen van de onbehandelden op de behandelden is ge-
stopt, de verhouding is constant geworden.

Men dient de cijfers van deze groep evenwel wat voorzichtiger
te waardeeren.

le. is het aantal waarnemingen voor S.O. en S. salv. zw. klein,
nl. 27 en 24, en

2e. zijn de salvarsan gevallen tot en met 18 jaar, de overigen tot
en met 19 jaar geobserveerd.

Tot dusver hebben we over meer algemeene begrippen, als kli^-
nische verschijnselen, validiteit, enz., gesproken en daaraan dus
eveneens slechts in grove trekken de waarde der therapie en het
verschil in waarde tusschen Hg. en salv. therapie vastgesteld.

Thans gaan we over tot een dieper gaande analyse der klinische
verschijnselen.

De staatjes van Hoofdstuk III zullen het materiaal voor onze
beschouwingen leveren.

Ik heb in dat hoofdstuk bij de beschouwingen van den aard der
verschijnselen naar de aangetaste organen en organenstelsels de
rangschikking zóó gekozen, dat de bovenste 5 regels de meer
geneesbare aandoeningen omvatten, de onderste 5 regels de zoo
ernstige viscerale en cerebrospinale recidieven.

De meer geneesbaren zal ik als een geheel bespreken, omdat zij
juist door hun geneesbaarheid minder belangrijk zijn en ook omdat
de onbekende recidieven, die allen tot deze groep behooren, een
behoorlijke bespreking in den weg staan.

Voor de geneesbare recidieven vinden we de Volgende cijfers:

Meer geneesbare recidieven na afloop der observatie vonden
we bij:

onbeh.nbsp;Hg. beh. salv. zw. salv. kr.

P. in 52 % 7 7o 0,46 «/o O
P2 in 17,6 7onbsp;2 7onbsp;1.6 %

P3 in 18,5 °/onbsp;4,7 %nbsp;Onbsp;-

Gebruik makend ^van de verhoudingsgetallen zien we, dat de
meer geneesbare recidieven. dus de laatsecundaire. de tertiaire lues
van huid, slijmvliezen, beenderen, gewrichten, periost, genitaliën.

-ocr page 59-

algemeene verschijnselen, bij onbehandelden, bij aanv. met Hg.,
aanv. met salv. zw. behandelden zich

na 5—10 jaar verhouden als 104 : 14 : 1,
10^15 „nbsp;„ 11 : 1,25 : 1.

We zien dus, dat bij de onbehandelden het aantal lijders aan
de meer geneesbare vormen buitengewoon groot is, vooral in p^
veel grooter dan bij de behandelden, en speciaal dan bij de met
salv. behandelden. — Een bekend feit, dat
Finger kernachtig
vastlegde door te schrijven, dat van het veelzijdig ziektebeeld der
syphilis, na de invoering der salvarsan, behalve het primair affect,
slechts tabes, paralyse en aortitis overbleven.

Hierdoor vinden we voor een groot deel verklaard de reeds
vastgestelde gunstige verhoudingen van de cijfers der khnische
verschijnselen en der validiteit ten opzichte van de onbehandelden.
In de andere perioden zijn zij naar den aard dezer verschijnselen,
die nu eenmaal meer bij jongere vormen worden waargenomen,
overal gedaald (behalve bij S. salv. zw. in P2).

Maar nog steeds hebben zij een belangrijk aandeel in de ongun-
stige cijfers van hun Afdeeling ten opzichte van de overige. Rela-
tief is echter het verschil tusschen de Afdeelingen niet zooveel
veranderd, dat daaruit het inloopen der S. O. op de andere groe-
pen zou kunnen worden verklaard.

Zoodat de voornaamste reden van het kleinere verschil inder-
daad moet worden gezocht in de viscero-cerebrospinale recidieven.

Voor het voorkomen der viscerale en cerebrospinale recidieven
tijdens p^, vonden we de volgende percentages

Salv. zw.

Onbeh.

S. Hg.

Salv. kr.

Lever . . .
Hart en vaten
Lues cerebrosp
Paralues . .
Tabes imperf.

O

1,4

4.2

8.3
O

4.2

5,7
0,7
4.2
1,4

0,46
2.3
2.8
0,9
1.8

Totaal........ 13.9 16,2 8,26 5.1 »/„

of in een verhouding ten opzichte van salv. kr.
__2.7nbsp;3.1nbsp;1,6nbsp;1

Verhoudingsgetallen t/o van salv. kr. zijn nu niet overzichtelijker, omdat
toevallig in alle rubrieken het percentage in deze Afdeeling 1 is.

-ocr page 60-

Het therapeutisch vermogen van salv. kr. ten
opzichte van Hg. is dus hier voor het totaal der

viscero-cerebrospinale recidieven als 10:3,2.

We zien tevens door deze r a n g s c h i k k i n g.\' d a t
de cijfers van één der behandelde groepen, n 1.
met Hg., en dat wel voor de ernstigste verschijn-
selen ongunstig afsteken ten opzichte van de
onbehandelden. We zien, dat dit een gevolg is
van de buitengewoon slechte cijfers, die de ru-
briek Hg. heeft voor hart-, vaat- en lever-
afwijkingen, die de betere cijfers voor de lues,
cerebrospinalis en paralues teniet doen, ja zelfs
overschaduwen.

Voor de rubriek salv. zw. is ondanks het euvel der neuroreci-
dieven het cijfer der lues cerebrospinalis nog beter dan bij de S.O.

Ook in de cijfers voor salvarsan vindt men een zwakke aan-
duiding voor een iets ongunstiger toestand voor de frequentie van
hart- en leverlues dan bij de onbehandelden.

De cijfers voor paralues zijn daarentegen enorm veel gunstiger
dan bij S.O., dat in deze jonge periode met 8,3 % een schrik-
wekkend cijfer toont.

Voor p2 (10—15 jaar) vinden we:

Lever. . . .
Hart en vaten.
Lues cerebrosp
Paralues. . .
Tabes imperf .

Totaal

Het

Onbeh.

of in

Hg.

salv. zw.

verhoudingsgetallen

t/o salv. zw.

2,2

3,3

2,5

0,9 : 1,3 : 1

11

8,2

1.7

6,4 : 5 : 1

4,4

7,5

7,5

0.6 : 0.8 : 1

11

4,4

2.5

4,4 : 1,8 : 1

2,2

3.3

1.7

1,3 : 2 : 1

30,8

25,7

15,9

2 : 1,6 : 1

der viscero-cerebrospinale
aandoeningen der met Hg. behandelde gevallen
overtreft deze keer wel niet, maar nadert toch
bedenkelijk het cijfer der onbehandelden. Het^
gunstige verschil, dat we vroeger vaststelden voor S. Hg. ten op-
zichte van S. O., berust dus wel in hoofdzaak op de capaciteit
van het Hg., de geneesbare recidieven verre te houden. Evenals

-ocr page 61-

tijdens pi is hier het cijfer voor leveraandoeningen weer ongun-
stiger dan bij S.O. Voor hart en vaten is het cijfer, hoewel zeer
hoog, thans beter dan het onrustbarend percentage bij S. O.
Het salvarsan geeft voor leveraandoeningen ongeveer hetzelfde
percentage als bij S. O. De flauwe indruk, die pi opwekte, als zou
het salvarsan het optreden van hart- en vaataandoeeningen eenigs-
zins begunstigen, wordt door het hier aan den dag tredende
enorme verschil wel geheel te niet gedaan. Integendeel, de cijfers
zijn voor het salvarsan enorm veel gunstiger, zoowel ten opzichte
van S.O. als van S. Hg.

De cijfers voor lues cerebrospinales zijn nu veel slechter dan bij
S.O., door de resten der neurorecidieven. Het is te verwachten,
dat het salvarsan kr. alleen reeds door beperking van het cijfer
voor lues cerebrospinahs, hier een betere figuur zou maken.

De cijfers voor paralues zijn veel beter dan bij S. O. en belang-
rijk beter dan bij S. Hg.

Ik vestig de aandacht op de schrikbarende cijfers der onbehan-
delden voor paralues en hart- en vaatziekten

Voor p3 (15—20 jaar) vinden we:

Onbeh.

S. Hg.

S. Salv.
zw.

Lever ......

Hart en vaten ....
Lues cerebrosp. ....

Paralues.....

Tabes imperf. ....

Totaal......

7,4
3.7
11,1
7,4
3,7

3.4
8,1
8,1

7.5
6,8

4.1

4.1

8.2
0

0

33,3

33,9

16,4 of als2 : 2 : 1.

Ik verwijs bij de waardeering dezer cijfers naar het opgemerkte
over deze periode op pag. 46.

We merken nogmaals op: dat het totaal der viscero-
cerebrospinale recidieven voor het Hg. weer
ongeveer even hoog is als bij de onb\'ehandelden.

De leveraandoeningen treden nu ook bij S. O. krachtig op. Zij
zijn voor het eerst hooger dan bij de behandelden.

Salvarsan toont een zeer gunstige tendenz voor paralues. Naast
de lage cijfers voor paralues, in de vorige perioden, valt hier de
aanwezigheid der paralues op, als wijzende in dezelfde richting.

-ocr page 62-

Ook hier mogen we verwachten, dat het salvarsan kr. alleen
reeds door het beperken der cijfers voor lues cerebrospinalis een
nog beter figuur zou maken.

P4 (20—25 jaar).

In deze periode kunnen we slechts 14 van 20—25 jaar onbehan-
delden vergelijken met 85 S. Hg. Ik zal een vergelijking dan ook
achterwege laten, doch den lezer verwijzen naar verzamelstaten
XXIIA, XXIIB.XXIIIA, XXIIIB en XXIVA.

Slechts memoreer ik even de percentages der viscero-cerebrospi-
nale recidieven voor de Hg. gevallen.

Levernbsp;8,2

Hart en vatennbsp;9,4

Lues cerebrosp.nbsp;8,2

Paraluesnbsp;1,1

Tabes imperf.nbsp;4,7

Totaal 31,6

We komen dus weer op ruim 31 % totaal aan viscero- cere-
brospinale recidieven.

De paralues valt op door zijn laag percentage. Het is evenwel
niet onmogelijk, dat een zekere verschuiving van de lues cere-
brospinalis naar de paralues moet plaats vinden.

Mijn meening, dat vergelijkende tabellen van de resultaten
van eenzelfde khniek tusschen onbehandelden, met Hg. behandel-
den en met salvarsan behandelden niet in de literatuur voorkomen,
werd gelogenstraft door een kort artikel van
Ming Chen Cheng
uit de kliniek van Felix Pinkus \').

Na een overzicht van het verloop der tertiaria van huid en
slijmvliezen bij 3026 meer dan 10 jaar onder controle staande
prostituees, spreekt hij even over de tabetische aandoeningen van
het C.Z.S.

Hij publiceert daarbij onderstaande tabel, die mijn uitkomsten
bevestigt (zie pi en pg).

Archiv, fur Dermatologie und Syphilis, Bd 149 — 1925

-ocr page 63-

Tabes dorsalis,
Vol ontwikkeld. Slechte pupillen. Totaal.

7,9 % 6,2 % 14,1 %
2,6 % 3,2 % 5,8 %
Met salv. „nbsp;418 | 1,9 % 3,1 % 5 %

We zien hier, hoe de behandeling het ontstaan der paralues
beperkt; het kwik minder dan het salvarsan, dat ook hier, even-
eens in niet voldoende doseering, dus te vergelijken met ons
salv. zw. is toegepast. Waarom alleen over tabes dorsalis ge-
sproken wordt en niet over paralyse en lues cerebrospinalis en
hart- en vaataandoeningen, wordt niet medegedeeld.

Overigens was Ming blijkbaar even verrast over zijn cijfers
als ik door de mijne, hij eindigt tenminste aldus:

Diese Unterschied ist so auffällig, wie er bisher
noch nie gefunden, und in keiner Veröffentlichung
mitgeteilt worden ist.

De conclusie ligt voor de hand: „dasz er unmittelbar
zugünsten der salvarsantherapie sprechen muszquot;.

In 1924 had Pinkus i) aan een materiaal van 4700 patiënten
langer dan 10 jaar besmet, reeds aangetoond, dat salvarsan-
behandeling geen toename van tabes dorsalis ten opzichte van
onbehandelden beteekende.

Deze twee publicaties zijn de eenige, die ik in de literatuur aan-
trof, die een directe vergelijking der onbehandelden met de Hg.
of met salvarsan behandelden mogelijk maken, en dan nog bij een
materiaal, dat uiteraard lang niet zoo goed behandeld en geobser-
veerd kan worden als het onze.

In aansluiting op bovenstaande en wegens het groote belang
geef ik hieronder nogmaals de cijfers voor paralues, die ik vond
bij de onbehandelden, de Hg. en de salv. zw. en salv. kr. behan-
delden, na afloop der verschillende observatieperioden.

Onbeh. Hg. Salv. zw. Salv. kr.

Pi 5—10 jaar 8,3 % 4,2 % 0,9 % 1 %
P2 10—15 „ 11 % 4,4% 2,5%
P3 15—20 „ 7,4 % 7,5 % O

\') Tabes probleme und Tabes behandlung. Berliner Med. Gesellschaft. 1924.

Aantal.

Onbehandeldennbsp;904

Met Hg. behandelden 1704

-ocr page 64-

Het verschil is zoo opvallend en zoo regelmatig,
dat deze feiten en de aangehaalde uit de kliniek
van
Pinkus een einde maken aan de strijdvraag:
doet het saJvarsan de paralues toe- of afnemen.

Hoe actueel deze vraag nog steeds is en hoe moeilijk zij te be-
antwoorden is uit de indirecte cijfers, die ons ten dienst staan,
blijkt bijv. uit de nota\'s over dit onderwerp gepresenteerd in de
zitting van het „Comité de l\'Office International\'\'d\'Hygiène
pubhquequot; van Mei 1929
1). Chodzko (Polen) concludeert, dat
men in Polen in de 18 jaren verloopen na de ontdekking van
Erhlich geen invloed, noch vermindering noch vermeerdering
van de D.P. heeft geconstateerd.

Hamel (Duitschland) constateert een belangrijke vermindering.
Ganar (Tunis) concludeert tot een vermindering der Paralues
onder de Europeesche en Israëlitische bevolking en tot een status
quo bij de Mohammedaansche, terwijl onze landgenoot
Rutgers

van der loeff de uitspraak voor zijn rekening durft te nemen_

.,1e traitement arsénical mal controlé favorise l\'apparition de la
paralyse générale et du tabesquot;.

Uit deze aanhaling van het laatste jaar uit de geweldige htera-
tuur over dit onderwerp blijkt, dat van een eensgezind oordeel
nog geen sprake is, gevolg van de onvoldoende wijze, waarop men
dit vraagstuk kan benaderen.

Infectio secunda syphihtica.

In het materiaal vond ik tenslotte 28 gevallen als reïnfectie
aangeduid, verdeeld als volgt:

op 250 onbehandeldennbsp;Onbsp;O %

• » 551 S.Hg.nbsp;3 0.54 %

„ 357 S. salv. zw.nbsp;18 5 %

„ 97 S. salv. kr.nbsp;7nbsp;7,2 %

Deze cijfers toonen aan, dat met de kracht der therapie het aan-
tal „reïnfectiesquot; stijgt. Veel meer kunnen wij er niet van zeggen,
want ook de waarde van de reïnfectie, als bewijs van genezing, is
gesloopt sedert gebleken is, dat, althans experimenteel, super-
infectie in vrijwel elk stadium mogelijk is. Men discuteert nu over

1) Office International d\'Hygiène publique Tome XXI fase. 11. \'29.

-ocr page 65-

de-vraag reïnfectie of superinfectie; een strijd die weer nooit be-
slecht zal kunnen worden, als het bewijs van herstel der lues niet
op andere wijze kan worden geleverd.
Mendes da Costa stelde
daarom reeds in 1913 voor de beide begrippen onder een naam,
nl. infectio secunda syphilitica of korter neo-infectie te vereenigen,
waarmede evenwel de mogelijkheid deze neo-infectie te gebruiken
als een maatstaf voor de waarde der therapie nog meer aanvecht-
baar wordt. Ik zal daarom met het geven van bovenstaande
cijfers volstaan.

Conclusies.

Uit het in dit hoofdstuk vastgestelde laten zich de volgende
gevolgtrekkingen afleiden:

le. De onbehandelde lues verloopt in alle opzichten ongunstiger
dan de behandelde, alleen de lever maakt een uitzondering
voor de met kwik behandelde gevallen;
2e. de met Hg. behandelde syphilis verloopt in alle opzichten
ongunstiger, dan de met salvarsan gecombineerd behandelde;
3e. het kwik ontleent zijn waarde alleen aan het verdrijven in

74—90 % der meer geneesbare syphihtische manifestaties;
4e. het kwik heeft geen waarde ter voorkoming van het totaal der
viscero-cerebrospinale recidieven; het bevordert het ontstaan
van leverafwijkingen, — mogelijk van hart- en vaatafwijkin-
gen, doch het beperkt het optreden der paralues en der lues-
cerebrospinalis;

5e. het salvarsan verdrijft de meer geneesbare afwijkingen in
97—100 %;

6e. het voorkomt het optreden in totaal der viscero-cerebrospinale

recidieven in 25—50 %;
7e. het werkt bij deze recidieven het gunstigst op de paralues,
die het in 77—88 % voorkomt. Vervolgens op de hart-
afwijkingen, daarna op de lues cerebrospinalis en tenslotte
twijfelachtig gunstig op de leverafwijkingen.
8e. het is onjuist, dat de onvoldoende salv. therapie het optreden
van paralues of andere inwendige afwijkingen begunstigt.

De onvoldoende salvarsantherapie geeft aanleiding tot het
in meerdere mate optreden van de bekende mono (neuro)

-ocr page 66-

recidieven en is daardoor veroordeeld, doch geeft overigens
slechts minder goede uitkomsten dan de krachtige salvarsan-
therapie;

8ea. op goede gronden mag worden aangenomen, dat de moderne
salvarsanbehandeling de uitkomsten nog belangrijk beter zal
maken, al ware het slechts door de voorkóming der gevolgen
der neurorecidieven, die thans in dit materiaal in alle perioden
de goede resultaten der salvarsanbehandehng drukken;
9e. de vraag of de paralues toeneemt naarmate de behandeling
minder wordt, moet bevestigend worden beantwoord, vooral
indien onder behandehng de salvarsanbehandeling wordt ver-
staan. Het zelfde geldt voor de aandoeningen van hart en
vaten en de lues cerebrospinahs.

Voor de laatste conclusie uit het voorafgaande dient nog het
gegeven betreffende het interval te worden besproken. Men moet
evenwel voor het juist waardeeren van die gegevens (pag. 40)
zeer voorzichtig zijn.

Het constateeren van een inwendige aandoening zegt natuur-
lijk niets omtrent het tijdstip, waarop het betrokken orgaan ziek
werd. Het is meer afhankelijk van een al dan niet bestaande
strenge controle. Bij diegenen onder onze patiënten, waarvan heï
lijden bekend was, die daarom voortdurend en speciaal op
luetische manifestaties werden onderzocht, zal de aandoening der
viscera in het algemeen belangrijk eerder worden ontdekt, dan
bij de onbehandelden, die pas kwamen, als ze klachten hadden.
Aangezien het systematisch onderzoek in de Marine in 1918 werd
ingesteld en dus in de salvarsanperiode, zal dit niet nalaten her
interval voor deze groep te verkleinen.

In dit verband dient men de cijfers op pag. 40 te beschouwen.

Houdt men daarbij tevens in het oog het verschil in observatie-
duur, dan concludeer ik, dat:

10e. zoo er al verkorting van interval is waar te nemen voor
paralues, hart- en vaatziekten der met salvarsan behandelden,
die verkorting zeer gering is;

dat verkorting van het interval voor leverlijders niet blijkt;
dat het interval der lues cerebrospinalis voor de met salv.

-ocr page 67-

zw. behandelde patiënten zeer belangrijk wordt verkort, ge-
volg van de neurorecidieven, aankleve van de aanvankelijk
te zwakke doseering.

Nabeschouwing.

Niemand kan zich over de vastgestelde enorme verschillen, die
vooral bij de gevallen der eerste periode gevonden werden, tus-
schen onbehandelden en behandelden eenerzijds en tusschen met
Hg. behandelden, zwak en krachtig met salvarsanbehandelden
anderzijds meer verbazen, dan ik zelf deed, toen ik de cijfers te
voorschijn zag komen, die zoo zonder eenig voorbehoud de sal-
varsanbehandeling en vooral de krachtige salvarsanbehandeling
als verreweg superieur deden kennen.

De vraag kwam bij mij op hoe het dan mogelijk is, dat men
nog tot op den huidigen dag in de literatuur, zij het sporadisch,
toch stemmen hoort van dusdanig ontmoedigden, dat gevraagd
wordt: „is het niet beter onze luetici maar heelemaal niet te be-
handelenquot;.

De verklaring van dit onbegrijpelijk pessimisme zoek ik.
le. in het trekken van conclusies uit de zeer licht tot onjuiste

gevolgtrekkingen leidende indirecte gegevens;
2e. speelt een rol het feit, dat door de geweldige moeilijkheid,
aan een behoorlijke observatie der luetici verbonden, men
maar al te gaarne vasthoudt aan laboratoriumuitkomsten,
waarvan de beteekenis nog allerminst vaststaat, maar die, hoe
vernuftig ook gevonden, zelf nog van A tot Z getoetst moeten
worden aan de uitkomsten van de kliniek (bijv. de prognos-
tische beteekenis der pleocytose en andere reacties der liquor
cerebrospinalis);

3e. dezelfde invloed oefenen theoretische begrippen uit, als de
veronderstelde nadeehg geachte uitschakeling der esophylac-
tische huidwerking, of der immuniteit, door de arsenoben-
zolen. Zelfs al zijn deze theorieën — wat zeer goed mogelijk
is — juist, het is de vraag, of bij behandeling met salvarsan
wij die esophylactische werking of deze immuniteit nog wel
noodig hebben;

4e. in het feit, dat onze tijd reeds geheel is ingesteld op de

-ocr page 68-

^alvarsantherapie; de dagen .van weleer zijn vergeten. Even-
als de reiziger in de express bij een onverwachte stoornis
zich niet vol dankbaarheid het reizen in de trekschuit her-
innert, doch integendeel zich te buiten gaat aan verwenschin-
gen tegen moderne spoorwegen en hun organisatie, zoo zien
sommige medici bij onvermijdelijke therapeutische mislukkin-
gen daarin een bewijs van de minderwaardigheid van het
salvarsan, en wordt onze therapeutische zwakte tijdens de
kwikperiode vergeten.

En op dezen onvasten grond van moeilijk te
waardeeren cijfers, onjuiste interpretatie van
verschijnselen en onzekere theoriën, steunt me-
nig argument, dat met kracht en welsprekend-
heid is aangewend om de beteekenis van het
salvarsan te verkleinen.

Opvallend is het ongunstig reageeren der leveraandoeningen op
de behandehng.

Van de 551 met Hg. behandelden van 5 tot 30 jaar geobser-
veerd, heeft 4,3 % leveraandoeningen; van de evenlang geobser-
veerde 158 onbehandelden 1,9 %;

van de 357 aanvankelijk met salv. zw. behandelde 5 tot 18 jaar
geobserveerd 1,4 %, van de salv. kr. behandelden 5—10 jaar ge-
observeerd 1 %.

We kunnen hierbij dus voor de verklaring van het gedrag van
de lever niet alleen denken aan een toxische werking van het
Hg. omdat onze salvarsan-patiënten alle ook Hg. hebben gehad.
Mogelijk grijpt bij de uitsluitende Hg. therapie het metaal het
orgaan aan, waarbij de spirochaet zijn aanval op het verzwakte
orgaan voegt, daarbij door het zoo geringe spirillocide Hg. maar
weinig gehinderd.

Bij de salvarsangevallen blijft wel de toxische werking van het
Hg. en salvarsan bestaan, doch door de gelijktijdige vernietiging
van de spirochaet vervalt diens nadeehge invloed op het orgaan.

Ook Harrison 1),. beschreef in een artikel, quot;The prognosis of

British Journal of venereal diseases, Bd. Ill, No. 4.

-ocr page 69-

syphilis in the light of modern methods of treatmentquot;, dat het
kwik een geringe genezende werking heeft, dat het salvarsan het
optreden der viscero-cerebrospinale recidieven verhoedt, doch dat
dit het minst geldt voor leverafwijkingen, wat dus vrij wel geheel
overeenstemt met het door mij gevondene.

Het zou interessant zijn te weten, of de uitsluitende salvarsan-
therapie dit verschijnsel ook in dezelfde mate vertoont.

De vondst, dat uit ons materiaal volgt, dat de uitsluitende Hg.-
therapie, het aantal leverlijders doet toenemen, is niet van belang
ontbloot, omdat van leverafwijkingen bij de kwiktherapie zoo
weinig bekend is.

Het Hg. is altijd een object van strijd geweest. Zijn eeuwen-
oude reputatie heeft het duidelijk genoeg te danken aan zijn onbe-
twistbaar genezende werking op de juist zooveel indruk makende,
want zichtbare syphiliden der huid, slijmvliezen, periost, etc.
Alleen hierdoor reeds is het niet te verwonderen, dat het zich
eeuwen heeft gehandhaafd.

Zijn slechte reputatie heeft het aan zijn dienaren te danken, die
enthousiast over de zoo zichtbare verbetering, tot steeds hoogere
doses hun toevlucht namen, waardoor zijn onaangename toxische
eigenschappen bloot kwamen.

Later, toen meer en meer de lues als verwekker van ernstige
viscerale en zenuw-aandoeningen werd herkend, ontging het Hg.
het verwijt niet, daaraan debet te zijn. Hoezeer men daarbij over-
dreef, blijkt nu toch zijn invloed op het genezen der viscerale-cere-
brospinale late recidieven in totaal nihil en voor wat de lever
betreft, is het verwijt zelfs niet ongegrond.

Op grond van het bovenstaande meen ik, dat overwogen moet
worden, het Hg. onder dankbetuiging voor de vele bewezen
diensten te vervangen door het Bismuth, wanneer men, en naar
mijn meening terecht, niet van een gecombineerde behandehng wil
afzien en men ten opzichte van het Bismuth niet^in dezelfde fout
vervalt als bij het Hg. van te hooge doseering.

Men kan mij natuurlijk verwijten, dat aannemende, dat ik de
vrij geringe waarde van het Hg. heb aangetoond, de grootere
waarde van het Bismuth daarmede niet bewezen is. Dat is juist,
en inderdaad kan ik mijn materiaal voor dat bewijs niet gebruiken.

-ocr page 70-

evenmin als elders dat bewijs geleverd is. De therapeutische wer-
king van het Bismuth staat evenwel vast en wordt algemeen
grooter geacht dan van kwik, maar daarbij heeft het het duidelijke
voordeel van beter tolerantie en mindere toxiciteit. Overigens is
het Bismuth nog niet lang genoeg gebruikt, om er een definitief
oordeel over uit te spreken, en het zal zeer moeilijk zijn verge-
lijkende behandehngsreeksen te krijgen, omdat noch Hg. noch
Bismuth alleen, doch vooral bij jonge lues haast altijd met salvar-
san gecombineerd, wordt gegeven.

Het begrip Kwiktherapie is lang niet zoo omlijnd als de be-
grippen zwakke en krachtige salvarsan-therapie. De resultaten,
die ik geboekt heb voor de aanvankelijk met kwik behandelden!
kunnen niet anders zijn, dan de resultaten der kwikbehandeling!
zooals die in onze Marine is toegepast en die in hoofdzaak zwak
of krachtig symptomatisch was, maar ook wel chronisch inter-
mitteerend is geweest, in elk geval goed is uitgevoerd en goed
gecontroleerd.

Ons materiaal geeft dus aan, wat een goede kwiktherapie in de
practijk vermag, en zelfs iets meer dan dat. omdat, zooals bijv.
blijkt uit het voorbeeld op bijl. IV. meermalen, nadat eerst het \'
terrein geheel aan het kwik bleef, het salvarsan nog ingreep, als
later de symptomen daartoe drongen.

Milian en ook Gougerot hebben het therapeutisch vermogen
der antiluetische middelen, salvarsan, bismuth en kwik in ver-
houdingssgetallen uitgedrukt.
Milian gaf de verhouding van het
therapeutisch vermogen van de genoemde 3 antiluetica weer als
1.0 : 7 : 4.
Gougerot als 10:8:6.

Het blijkt wel duidelijk uit onze gegevens dat op deze wijze de
werking der middelen wel al te simplistisch wordt voorgesteld.

Zoo vond ik bijv. de verhouding tusschen de prestatie van sal-
varsan tijdens Pi ten opzichte van het Hg. als 10 : 1,1.

In de latere perioden, waarvan we helaas de krachtige salvar-
san-behandeling missen, is de verhouding als 10 : 5.

Tevens weten we en bleek uit onze cijfers, dat het therapeutisch
vermogen niet ten opzichte van alle syphilitische manifestaties
even groot is.

-ocr page 71-

Kracht der therapie, aard der aandoening en tijdsduur van in-
fectie zullen in een formule, die het therapeutisch vermogen der
anti-luetica zou moeten uitdrukken, niet mogen ontbreken. Tot nog
toe ontbreekt voldoende standaardmateriaal om zulke formules te
kunnen samenstellen.

-ocr page 72-

HOOFDSTUK V.

De salvarsan-therapie.

We zagen, dat de salvarsan-therapie, ook de ondoelmatig ge-
leide en te zwakke salvarsan-therapie (S. salv. zw.), ondanks de
daaraan verbonden nadeelen, vergeleken met de Hg. therapie,
verreweg de beste resultaten gaf, bij de behandehng der syphilis.

Als vanzelfsprekend drong zich de vraag op: Zou dan niet de
salvarsan toediening in zelfs geringe dosis toch het ideaal der
sterilisatio magna in een aantal gevallen verwezenlijken?

Door de wijze, waarop aanvankelijk de salvarsan-therapie werd
toegepast — aanval en dan afwachten — (zie bijlage 4), kon ik
deze vraag onder het oog zien.

In ondervolgenden staat is aangegeven de dosis salvarsan,
waarmede getracht werd een sterilisatie tot stand te brengen. Ik
noemde de poging geslaagd, indien na de behandeling geen klinisch
verschijnsel en geen positieve seroreactie bij voortdurende con-
trole gedurende 5 tot 18 jaar werd waargenomen, en na de aan-
valstherapie geen verdere behandeling werd toegepast.

De gebruikte dosis is opgegeven in milligrammen oud salvarsan,
omdat hiermede de eerste jaren uitsluitend werd gewerkt. Werd
neosalvarsan toegepast, dan werd deze herleid tot oud-salvarsan
door vermenigvuldiging met 2/3.

Dosis
oud salv.
in mGr.

S.I

seroneg.

S. I

seroreac,
onbekend

S. I
seropos.

S.

II

Totaal

Genezen
in %

gesl.

misl.

gesl.

misl.

gesl.

misl.

gesl.

misl.

gesl.

misl.

± 500— 1000

8

44

4

11

14

54

125

26

99

20,8

± 1200— 1500

13

15

5

2

8

12

55

26

29

47,2

± 2000

7

8

1

4

5

8

33

13

20

39,3

± 3000

2

1

3

2

5

1

14

10

4

71.4

± 4000

2

1

7

2

7

6

25

16

9

64.—

± 5000

10

1

6

_

7

3

27

23

4

85,2

± 6000

■ —

4

7

4

16

2

33

27

6

81.8

Krachtig =

35

2

9

7

4

30

10

97

81

16

83,5

10000 en meer

gesl. - geslaagd,
misl. = mislukt.

-ocr page 73-

We zien uit deze staat:

le. dat na toediening van 0,6—1 gr. oud salvarsan, vastgesteld
bij 135 gevallen van jonge lues (primaire en secundaire) in 26
gevallen, dus in bijna 20 %, bij een observatie van 5—18 jaar,
genezing optreedt.

Zoo ergens, dan mogen we hier van genezing spreken, want de
aldus behandelde gevallen behooren tot de alleroudste met sal-
varsan behandelde gevallen, waarvan sommige 18 jaar zijn ge-
observeerd, zonder ooit eenig khnisch, noch serologisch ver-
schijnsel te vertoonen, ondanks regelmatige klinische en serolo-
gische controle, en nu en dan ook onderzoek van het lumbaalvocht.

Reeds LesserI) en OltramaraS) beschreven dergelijke ge-
vallen, die 3 tot 10 jaar geobserveerd konden worden.\'

Uit onze gevallen zien we dus, dat het ideaal, dat Paul Erhlich
voor oogen zweefde „de therapia sterihsans magnaquot; zich in bijna
20 % van de gevallen verwezenlijkt, tenzij dit begrip absoluut
dient vastgekoppeld te blijven aan genezing na een enkele toe-
diening van het middel.

2e. Zien we, dat die sterilisatie slaagt tot in ruim 80 % van de
gevallen, indien slechts bij dezelfde methodiek van wekelijksche
injecties de dosis stijgt tot minstens 5 gr. oud salvarsan 3).

1) Berliner klinische Wochenschrift 1919.

\'-) Werther. Handbuch der Haut und Geschlechtskrankheiten, dl. XVIII,
pag. 909.

■\') Indien we de genezingspercentages voor de verschillende soorten primaire
gevallen en voor de gevallen, die reeds secundaire verschijnselen hadden, toen
de behandeling ingreep, apart berekenen, blijkt slechts een gering verschil. Voor
de primaire gevallen vertoonen de percentages een ietwat gunstiger tendenz,
dan voor de secundaire. Door de splitsing wordt het aantal observaties evenwel
te klein om conclusies te durven trekken. Voor de primaire gevallen vond ik
na toediening van 0.500—1 gr. oud salvarsan enz .tot krachtig: de genezings-
percentages als:

18 — 51.4 — 40 — 62.5 — 75 — 94 — 73.3 — 80
voor de secundaire idem als:

20.6 — 40 — 38.5 — 83.3 — 54 — 70 — 88.8 — 75.

Wel zien we een buitengewoon gunstige verhouding voor de krachtig be-
handelden, primair seronegatief. Deze — onze abortief gevallen — geven 2
recidieven = 5.4% dus 94.6 % genezing.

Het eene recidief bestond uit het optreden van een recidief exantheem, met
W/R zw. pos., dat zich 3 jaar post infect, openbaarde, het andere heeft
betrekking op een geval, dat na eerst negatief te zijn geweest, bij een 3 maal
herhaalde controle een zwak positieve reactie vertoonde. Door verdere be-
handeling herstelden beiden.

-ocr page 74-

Waar is nu het punt. waar men op zal houden van een therapia
sterilisans te spreken? Een scheidingslijn is niet te trekken.

Hieruit volgt, dat, hoezeer het wezen der salvarsanwerking nog
niet geheel is opgehelderd, in facto zijn werking neerkomt op een
volledige sterilisatie van het lichaam, dat nog niet te langen tijd
aan infectie met de spiroohaeta pallida is blootgesteld geweest.

De nog veelvuldig gehoorde meening: de syphilis als exquisiet
chronische infectieziekte vordert de chronisch intermitteerende
behandeling, ontkent ten eenenmale de mogelijkheid van de
onmiddellijke sterilisatie, die we nu juist bewezen zien.

Men kan tegenwerpen: bewezen is niets, vastgesteld is slechts,
dat 5 tot 18 jaar lang geen verschijnsel der ziekte, noch klinisch,
noch serologisch, is waargenomen. Inderdaad, dan rest niets
anders dan de woorden van prof.
Weve aan te halen, die toch
niet alleen voor Ophthalmologen schreef, toen hij een les eindigde
met de woorden: „de moderne geneeskunde moge een critische
wetenschap zijn, maar geneeskunst blijft steeds synoniem met
optimisme.quot;

Behalve de trapsgewijze stijging van het gunstige resultaat met ■
het toenemen van de dosis, tot aan 5000 mgr., zien we

3e. dat vanaf dit punt ondanks de verdubbeling van deze reeds
hooge doseering geen verbetering van het resultaat meer op-
treedt.

Dit punt: het vaststellen van het feit, dat voor het totaal der
gevallen het onverschilhg blijkt of men de dosis van 5000 mgr. ^)
opvoert tot 10000 mgr. oud salvarsan is merkwaardig. Het is wel
een sterk contrast met wat we zien voor de lagere doseeringen,
waar elke gram salvarsan verbetering van het resultaat geeft,
terwijl hier bij hoogere doseering, laten we maar zeggen bij 83 %

Dit gunstige verloop moge nogmaals een aansporing zijn de diagnose zoo
spoedig mogelijk te stellen en daarna direct met een krachtige salvarsan therapie
aan te vangen. Bij een jong venerisch ulcus behoort niet het in dubio abstine,
maar het in dubio agite te worden toegepast.

Dat in het staatje bij 5000 mgr oud salvarsan met 85.2 gt; genezingen aan
den top staat, kan behalve aan de fout van het kleine getal worden toegeschreven
aan de gunstige verhouding, die er bestaat tusschen de gevallen van S I
eenerzijds en S. I. seropos. en S II anderzijds.

-ocr page 75-

genezing het maximum prestatie vermogen van het salvarsan toe-
gediend volgens onze methodiek is bereikt.

In de eerste plaats vinden we hier in deze gedraging antwoord
op de zoo vanzelf sprekende en toch nog altijd niet te beantwoor-
den vraag: „Wanneer is de behandeling voldoende?quot; Hier is als
het ware experimenteel bepaald, dat bij de door ons gevolgde
methodiek, van wekelijksche injecties, bij 5000 mgr. oud salvarsan
of het aequivalent daarvan, de minimum totaal dosis ligt, die bij
jonge (primaire of secundaire) lues bij mannen behoort te worden
toegediend om het maximum aan therapeutisch effect te be-
reiken \').

In de tweede plaats blijkt (het aantal genezingen op 83 %
fixeerend) dat 17 % der lueslijders salvarsan-restistent zijn.

Gaan we het aantal genezingen na voor de verschillende stadia,
met een doseering, die het maximum therapeutisch effect gaf, dus
een behandehng met 5 a 10 gr oud salvarsan, dan vinden we:

94 % genezing bij lues I seronegatief.

97 % ,, „ „ I seroreactie onbekend.

72 % „ ,, ,, I seropositief.
78 % ......11.

4e. We zien dus wat we konden verwachten, dat globaal be-
keken het aantal genezingen afneemt, naarmate de infectie is ge-
vorderd.

Om dus het grootst mogelijk aantal sterilisaties te verkrijgen is
het van belang:

le. zoo vroegtijdig mogelijk met de salvarsantoediening te be-
ginnen;

2e. een totaaldosis toe te dienen, die voor de bij ons gevolgde
methodiek ligt bij minstens 5 gr. oud-salvarsan of een
equivalent daarvan.

Dat hooge salvarsandoses nooit bij jonge gevallen van lues, de
syphilis I seronegativa uitgeschakeld, 100 % genezing zal kunnen
brengen, blijkt herhaaldelijk bij het bestudeeren der literatuur over
krachtig behandelde gevallen.

Natuurlijk geldt dit slechts in groote trekken. Gewicht, geslacht, leeftijd
enz. blijft buiten beschouwing.

-ocr page 76-

De gevallen, gepubliceerd door Moore en Kemp \') Becker
Bruns2). Harrison, MutschlerS), Hoffmann 4),
vertoonen
hetzelfde.
Ruge 5) heeft betere cijfers, maar observeerde kort
(3 mnd.—4 jaren). Harrison 6) heeft 75 %, Hoffmann 85 ä 90%
genezing.
Moore en Kemp bijv. behandelden 71 gevallen 1 jaar
lang onafgebroken met oudsalvarsan (arsphenamine) en Hg. en
vonden bij een observatie van 1—3, soms tot 8 jaren 77,5 %
succes. Dus ook hier weer, ondanks de zeer krachtige therapie,
een aantal mislukkingen (22,5 %), iets grooter dan bij ons. Het
verschil tusschen hun en onze cijfers ligt wel daaraan, dat zij in al
hun gevallen Lumbaalpunctie deden; wij veel minder. Dat
M. en
K. hun gevallen, die in de hquor meer dan 10 cellen vertoon-
den tot de „relapsesquot; rekenen, mag aanleiding zijn hun 22,5 %
recidief met een optimischen blik te bezien; want wat zegt ons
de pleocytose omtrent de prognose? We kunnen de laboratorium-
bevindingen van den hquor en vooral de niet specifieke, in de
syphihs-pathologie nog allerminst als vaste punten beschouwen
en ik waardeer de langere observatie en het herhaald klinisch
onderzoek heel wat meer dan afwijkingen van den liquor, kort na
de infectie, waarop we ten eenenmale geen bestek kunnen maken.
Nog viel mij op, dat
Moore en Kemp in hun resultaten, blijkens
hun indeeling, geen verschil zien, of zij 21 dan wel 40 arsphenamine
injecties gaven. Dat klopt dus volkomen met onze observatie,, dat
bij reeds hooge doseering verdubbelen geen resultaat geeft.

Titznenko 7) past nog sterker behandehng toe. Bij sero-
negatieve lues geeft hij 5 gecombineerde kuren (4,5—6 gr. neo-
salvarsan per kuur) gedurende 2 jaar; bij lues II 6 gecombineerde
kuren en 5 regelmatige Joodkuren, 4 jaren lang.

Ik vond geen cijfers, maar hij ziet viscerale verschijnselen en
serorecidieven, zoodat ondanks de geweldige kuren, die hij voor
onschadelijk verklaart, toch ook niet in 100 % genezing optreedt.
Het staat dus wel vast, dat ongeveer 83 % herstel wel het ren-

John Hopkins Hospital Bulletin 7 — \'24.
2) Cit. Stokes Modern clinical Syphilology.
•■\') Archiv fur Derm, und Syphihs 147 — \'24.

Dermatol. Zeitschr. \'21, Dermal. Zeitschr. \'23.

Archiv fur Dermatol, und Syphilis.
8) British Journal of vener. diseases, Bd. 3, No. 4.

Ref. Zentral Blatt für Haut u. Geschl. Krankh. Bd. 24 H.1/2.

-ocr page 77-

dement is van de krachtige salvarsan-behandehng der jonge lues,
en uit ons materiaal is als het ware experimenteel gebleken, dat
bij de door ons gevolgde methodiek 5 gr. oud salvarsan of het
aequivalent daarvan de minimale totaal dosis is, waarbij dit maxi-
mum aan therapeutisch effect wordt bereikt.

Het is waarschijnlijk, gezien het snel steriliseerend vermogen,
dat dergelijke of betere resultaten ook bij een andere methodiek
bereikt zullen worden. Onze methodiek, gedwongen door de
praktijk past zidh eigenlijk meer aan bij den kalender, dan dat zij
rekening houdt met de salvarsan pharmacologic. De serie-kuur
van ScHOLTZ met als principe snel op elkaar toedienen van hooge
giften salvarsan, in dosi refracta, doet dit wel en dat verklaart, dat
hij met een betrekkelijk geringe dosis, doch snel ingevoerd, reke-
ning houdend met de uitscheidingstijd, zulke goede resultaten
krijgt. Zijn assistent SiLBERSTEiN 1) bericht 98% genezing bij S. I.
(72 gevallen), en 84 % genezing bij 123 patiënten met secundaire
syphilis observatietijd 1/2—11 jaar). Hij gebruikt hiervoor nog
geen 2 gr. oud salvarsan, waarmede wij bij onze methodiek ge-
middeld slechts 39,3 % herstel zien.

Zoo mogen we dus verwachten, dat alle methoden, waarin
salvarsan met korter tusschenpoozen wordt gegeven dan bij ons —.
wat verscheidene venereologen doen, betere of althans dezelfde
resultaten zullen geven met een kleinere dosis salvarsan.

Als prototype van een dergelijke methode mag wel gelden de
z.g. maximale vroegbehandeling van E.
Hoffmann. Hoffmann
heeft duidelijk en op goede gronden voor een krachtige, doch be-
perkte behandeling consequent en jarenlang op de bres gestaan.

Bij lues I seronegatiya geeft hij 1 maximale salvarsan Bi-kuur
van ongeveer 6 a 7 gr. neo-salvarsan door inspuitingen 2 X per
week van 0,6 gr. neo-salvarsan en evenzoovele bismogenol
injecties.

Bij lues 1 seropos. 2 van deze kuren met 5 weken tusschen-
ruimte.

Bij lues II minstens 3 van deze kuren met evengroote pauzen.

1) Archiv für Dermatologie und Syphilis, Bd. 143 — \'23.

-ocr page 78-

De groote beteekenis van het werk van Hoffmann is natuur-
hjk niet het opstellen van dit behandelschema. doch wel. dat hij-
de groote kans op snelle genezing door het salvarsan, dat voor
lues I seroneg. nu wel algemeen is aangenomen, heeft uitgebreid
tot de secundaire syphilis.

Kort en krachtig formuleert hij zijn opvatting aldus i):

„Trotz ihrer ausgesprochenen Chronizität ist die Syphilis, dank
„den Fortschritten der letzten Jahrzehnte, eine heilbare Krankheit
„geworden, wenn die grosze Frühheilungschance des Salvarsans
„(im Verein mit Wismut) richtig ausgenutzt wird. Deshalb ist bei
„primärer Syphilis die Behandlung sofort zu beginnen, doch erst
„dann, wenn die Diagnose durch den gesicherten Spirochäten-
„nachweis bei Berücksichtigung des klinischen und serologischen
„Befundes einwandfrei festgestellt worden ist. Je früher die Kur
„einsetzt, um so sicherer gelingt die Frühheilung. Versäumnis der
„Frühdiagnose erschwert oder verhindert sie und begünstigt die
„weitere Ausbreitung der Syphilis, ist somit ein grober, nicht oder
„schwer wieder gut zu machender Fehler, für den der Arzt ver-
„antworthch gemacht werden kann. Konsultation eines erfah-
„renen, Spirochäten- und serologische Untersuchung beherrschen-
„den Spezialisten ist gerade zu Beginn einer so wichtigen Krank-
„heit dringend anzuraten, nicht erst dann, wenn örtliche oder all-
„gemeine Behandlung das Bild verwischt hat und ein sicheres
„Urteil erschwert oder gar unmöglich macht.

,,Je länger die Spirochäten im Körper verweilen, um so schwie-
„riger ist ihre völlige Vernichtung; daher is mit zunehmendem
„Alter der Infektion eine verstärkte und verlängerte Behandlung
„erforderhch. Die reine Salvarsantherapie ist selbst mit Altsal-
„varsan, dem heilkräftigsten Mittel, nicht sicher genug und läszt
„eher Neurorezidive aufkommen. Daher ist die maximale Früh-
„behandlung mit kombinierten Salvarsan-Wismut-kuren vorzu-
„ziehen, deren Stärke und schnelle Aufeinanderfolge wesentlich
„und dem jeweihgen Stadium der Lues anzupassen ist. Nicht
„nur primäre, sondern auch sekundäre Syphilis
„ist alsdann früh heilbar.quot;

E. Hoilmann. Die Behandlung der Haut und Geschlechtskrankheiten, 5e
Aufl. 1930.

-ocr page 79-

Hoffmann heeft zelfbewust gebroken met de ontmoedigende,
eindelooze behandelingen der aanhangers der chronische intermit-
teerende behandeling, die uitgaande van de redeneering, de gene-
zing is niet te bewijzen, voortgaan met behandelen, vier vijf jaren
lang.

Hoffmann heeft zeer terecht geschreven, dat men de moed moet
bézitten op te houden. Bij een behandeling volgens
Hoffmann is
de heele kuur bij jonge lues in 5 weken tot een half jaar afgeloopen,
ongeacht de controle op het resultaat.

Volgens onze gegevens, waarbij wij voor jonge lues 83 % ge-
nezing registreerden, wordt door de aanhangers der chronisch
intermitteerende behandeling dus 83 % der zieken noodeloos phy-
siek, moreel en financieel geschaad. Tevens zijn zij nog steeds
ingebreke gebleven, materiaal te verschaffen, waaruit blijkt, dat
die overmaat van behandeling door de uitkomsten wordt gerecht-
vaardigd. Dit verwijt zal men niet kunnen richten tot
Hoffmann
en zijn school.

Ook ons materiaal, al is het dan minder krachtig behandeld,
dan de Kliniek van Bonn noodig oordeelt, kan volledig dienen
tot steun van het principe der maximale vroegbehandeling niet
alleen, maar tot een bewijs van haar waarde.

Overigens is natuurlijk een strikt vasthouden aan het schema
niet noodig. Op het onmiddellijk en zoo snel mogelijk achtereen,
na het constateeren der aandoening, toedienen van een totaal dosis
salvarsan, die ongeveer bij 5 gr. salvarsan ligt, komt het aan. Als
men dit in het oog houdt, rekening houdende met alles, wat tot het
lege artis leiden van een salvarsan-kuur behoort, heeft men een
goede anti-luetische therapie, en het is verder een kwestie van
aanpassen aan de levensomstandigheden van een patiënt of men
dit wil doen volgens de wijze van de maximale vroeg-behandeling,
dan wel of men
Almkvist, Jadassohn, Werther. Vernes wil
volgen, of dat men zelf een methode bedenkt. quot;quot;

Zeer bepaald verzet zich ons materiaal tegen een methode als
de rotatie-methode van
Casselman i), waarbij het principe van de
onmiddellijke salvarsan medicatie is opgeofferd aan het schema.
Hij geeft 1 maand salvarsan, 1 maand Bismuth en daarna 1 maand

—--iU

Americ. Journal of Syphilis \'25.

-ocr page 80-

Hg. Elke nieuwe patiënt begint zijn kuur met het middel, dat die
maand gebruikt wordt.

Evenzeer verzet het zich tegen de opvattingen van hen. die,
evenals
Pusey en anderen op theoretische overwegingen het
salvarsan pas drie maanden post infectionem beginnen aan te
wenden. Ook hier zal alleen deugdelijk materiaal en geen be-
schouwingen in staat zijn eventueel de waarde van deze behan-
delingswijze aan te toonen.

Het valt geheel buiten ons bestek, de methodiek van hen, die
de specifieke behandeling hebben verlaten, te beoordeelen. Mij
persoonlijk lijken sommige dier behandelingen (bv. met Vigantol)
alleen als dierexperiment geoorloofd.

Ook hier kan slechts de statistiek beslissen. De uitkomsten ge-
pubHceerd door
Bruusgaard \') met de vrijwel onspecifieke behan-
dehngsmethode volgens
Boeck nagegaan bij een groot, nauw-
keurig onderzocht materiaal, zijn zeer opmerkelijk. Echter heeft
B. slechts 1/4 der gevallen kunnen achterhalen, zonder dat aan-
nemelijk is gemaakt, dat het overige 3 X zoo groote deel analoog
is aan het geobserveerde; hierop moet gewacht worden alvorens
de resultaten, bereikt met de methode volgens
Boeck, met andere
te kunnen vergelijken.

Practische toepassing.

Al is bij de door ons gevolgde methodiek gebleken, dat 5000
mgr. oud salvarsan (gecombineerd) de minimum totaal dosis is,
waarmede het maximum aan therapeutisch resultaat wordt be-
reikt, men zal allicht, gezien het klein aantal gevallen, waarop het
vaststellen van deze dosis steunt, \'de gevonden minimumwaarde
niet als veilig beschouwen. Men zal liever een overdoseering ris-
keeren, dan de kans loopen te weinig te geven.

Tegen het 3 kuren-systeem heb ik dit bezwaar, dat in de praxis
lang niet alle patiënten zich aan de geprojecteerde behandeling
onderwerpen. Zij gevoelen zich na de eerste kuur te ge-
zond om een herhahng te ondergaan. Vooral geldt dit voor
Oosterlingen. De\'eerste kuur wordt onder den verschen indruk

M Archiv für Dermatologie und Syphilis, 157 — 1929.

-ocr page 81-

der pas opgedane infectie meestal trouw gevolgd. Ik tracht dan
ook zooveel mogelijk reeds bij de eerste kuur 10000 mgr. neo-
salvarsan, dus meer dan de theoretische totaal dosis, gecombineerd
met Bismuth toe te dienen. Ook al komt de patiënt dan niet terug
voor de sluitkuur, dan bestaat er toch eigenlijk reeds de grootst
mogelijke kans op succes.

De patiënt heeft meer kans, dat hij zich door zijn handelwijze
een overbehandeling bespaart, dan dat hij zich blootstelt aan de
kans op meer recidief.

Voor lues I seronegativa blijft het bij één kuur, ingeleid met
dosis III en IV neos. in een week en vervolgd met dosis IV of V,
wekelijks gegeven, gecombineerd met 2 Bism.-injecties per week.

Voor seropositieve en secundaire lues volgt na 4 weken een
sluitkuur, die voor de seropositieve lues niet zwakker is dan voor
de secundaire.

In beide gevallen wordt de salvarsankuur ingeleid met een paar
Bismuth injecties.

Dit schema geldt voor een overigens gezonde man van 75 kg.

Met deze korte aanduiding van deze onze behandelwijze kan
ik volstaan. Men ziet, dat ik nog niet ben overgegaan tot 2 injec-
ties salvarsan per week, alhoewel ik dat beter acht. Wanneer
we echter onze patiënten willen behandelen is een compromis
tusschen de eischen, die de therapie stelt en de maatschappelijke
verhoudingen, waaronder onze patiënten leven, niet te omgaan.

Om deze reden kan ik bijv. niet enthousiast zijn over de
malariatherapie van
Kyrle en Finger. ook al zou daarmede
100 % genezing kunnen worden geboekt. Onze moderne lues-
behandeling vergt van den patiënt reeds vrijwel het maximum,
van wat wij hem aan vertrouwen, goeden wil en volharding
kunnen vragen, wanneer we in aanmerking nemen, dat reeds na
enkele inspuitingen alle ziekteverschijnselen zijn verdwenen. Een
therapie, die door nog rigoureuzer maatregelen of door nóg langer
duur betere resultaten zou geven, boet een groot gedeelte van zijn
practische waarde reeds daardoor in, dat een steeds grooter wor-
dend deel der patiënten zich aan de behandeling onttrekt. Ook dit
niet wetenschappelijke, maar practische bezwaar mogen de voor-
standers der chronisch intermitteerende behandeling wel overwegen.

-ocr page 82-

Er zijn nog steeds clinici, die hun stem verheffen tegen een
schematische luesbehandeling, terwijl toch eigenlijk overal re
luestherapie schematisch is.nbsp;u J « «

Zoo trof ik in de rondvraag van WLAD.Mm FeldmannI) de

toüLr, Tnbsp;quot; ce sera

ouiours e ta.t dun maitre médicin de découvrir intuitivement le

traitement appropriéquot;.

Ik kan mij een dergelijke uitspraak speciaal voor de salvarsan-
therapie bij lues niet begrijpen.

Over welke intuïtie moet men wel beschikken om in een speciaal
geval aan te voelen, welke dosis salvarsan tot het verlangde
resultaat zal voeren, en geeft die intuïtie, dat aanvoelen, wel rech^
op een „certitude justifieéquot;.

Natuurlijk is, wetenschappelijk gesproken, de eisch der indivi-
duahseerende behandeling juist. Er bestaan in de biologie geen al-
gemeen geldende normen, doch slechts individueel verschillende
normenwaarden, een variatie-breedte vormend en dat geldt
mutatis mutandis ook voor de giftwerking.

Deze oude waarheid komt ook in onze staat zeer duidelijk tot
haar recht De luetici gedragen zich niet allen gelijk ten opzichte
van een salvarsanbehandehng. Het is alleen maar onmogelijk om
ooit van te voren iets omtrent dat gedrag te kunnen afleiden.
De therapeut staat evenwel in de praktijk en de wetenschap dat
er individueele verschillen bestaan, die men evenwel vooruit nooit
kan vaststellen, kan geen onderwerp van practische overweging
uitmaken. Men zal slechts incidenteel met de individualiteit
rekening moeten houden.

Duidelijk en onafwijsbaar geeft het staatje aan: behandel vol-
wassen lijders niet met 1000 mgr oud salvarsan, want 80 % blijft
onhersteld, maar geef 5000 a 10.000 mgr en 80 % geneest.

Tot zoover bestaat dus een basis en dit gegeven zal men gene-

rahseerend, dus schematisch, altijd zooveel mogelijk moeten be-
nutten.

Annales de dermatologie et de syphiligraphie \'29.

-ocr page 83-

Pas hierna houdt het schema op en begint het individualiseeren,
ten einde te trachten de nu nog onherstelden te genezen, omdat
nu een basis om tot het goede succes te geraken, ontbreekt.

Uit onze gegevens blijkt immers, dat ongeveer 17 % der ge-
vallen na krachtige behandeling een recidief kreeg. Therapie
resistente gevallen zijn reeds lang bekend. Zij dienen als iets
onvermijdelijks te worden geaccepteerd bij den tegenwoordigen
stand van ons therapeutisch vermogen. Zij moeten geen aanleiding
zijn tot een steeds maar grenzeloos opvoeren van de dosis, maar
zij vormen de uitzonderingen, waarop, nu individualiseerend, naast
de specifieke behandelingswijze de onspecifieke, als proteïnen-
therapie, koortsbehandeling e. d. kan worden toegepast.

Van onze 97 krachtig behandelde patiënten recidiveerden 16
gevallen = 16.2 %. Bij het einde der observatie (zie verzamel-
staten IV, V, VII, IX) zijn er slechts 6 met verschijnselen over-
gebleven (1 tabes, 1 luescerebrospinales, 1 aortitis, 1 hepatitis, 1
met pupilveranderingen met negatieve seroreactie en lumbaal-
vocht (W/R neg. Nonne neg. Cellen 5) en een met positieve
seroreactie).

De 10 overigen van de recidivisten zijn hersteld, deels door
voortgezette specifieke, deels door combineeren met onspecifieke
behandeling; 6.2% houdt dus verschijnselen; 93.2% genezin-
gen is dus het resultaat onzer moderne antilueti-
sche therapie.

Laten we nog eenige ruimte over voor eventueel later nog op-
tredend recidief, en aannemende dat zij, die reeds recidief ver-
toonen niet herstellen, dan zouden we dit vermogen globaal met
90 % kunnen uitdrukken.

Uit dit langdurig geobserveerde materiaal heb ik niets anders
gevonden dan een bevestiging van de juistheid der therapeutische
opvattingen van
Hoffmann, en in het algemeen van allen, die
zoowel de fout van het te weinig als van het-teveel bij de be-
handeling der jonge lues omgaan.

De inhoud van de laatste pagina\'s kunnen we samenvatten in
de volgende conclusies:

1. Kleine doses oud salvarsan (0.600—1.000) verwezenlijken in

-ocr page 84-

20 % bij jonge (primaire en secundaire) lues, het oude ideaal
van Ehrlich, de therapia sterilisans magna; dit percentage
stijgt regelmatig met het toenemen van de dosis, totdat bij
volgens onze methodiek behandelden, bij 5000 mgr. met 83 %
genezingen de grens is bereikt en verhooging van de dosis
tot 10 gram en meer geen verbetering van het resultaat geeft.

2.nbsp;Men zal goed doen in de praktijk meer salvarsan als dosis
therapeutica totalis toe te dienen, dan het hier vastgestelde
minimum van 5 gr.; voor seronegatieve primaire gevallen
mag deze dosis voldoende zijn.

3.nbsp;Het toedienen van de totaaldosis geschiede zóó, dat in de
le kuur reeds minstens 5000 mgr. oud = 7500 mgr. neo-
salvarsan gecombineerd wordt toegediend.

4.nbsp;Elk geval van jonge lues zal men schematisch met de vast-
gestelde totaaldosis behandelen en daarna onder de gebruike-
lijke controle afwachten. Bij eventueel recidief begint de
individualiseerende, antiluetische therapie.

5.nbsp;Ruim 83 % genezingen vormt het vermogen der eerste sal-
varsantherapie.

6.nbsp;Van de 17 % recidivisten is door geprolongeerde behandeling
naar schatting 50 % te genezen.

7.nbsp;Ruim 90 % is het genezend vermogen der moderne anti-
luetische therapie bij jonge lues.

-ocr page 85-

HOOFDSTUK VI.

De behandeling en de immuniteit.

Dat de salvarsanbehandeling het beste resultaat geeft, als zij
zoo
vroeg mogelijk begint, is in het algemeen juist. Toch meende
Dujardin i) reeds in 1913, dat de post-eruptieve gevallen ge-
makkelijker te beïnvloeden waren dan de prae-eruptieve gevallen
en hij verklaarde dit als volgt:

„rappelons, qu\'entre ces deux périodes s\'est placé un facteur
nouveau, l\'immunisation secondaire dont l\'action est loin d\'être
négUgeablequot;. In 1921 kwam hij op deze zaak terug 2) en ver-
klaarde, dat de door de salvarsan verhinderde „vaccination
cutanéequot; de oorzaak was der hevige meningeale reacties.

De onderdrukking van de productie der antihchamen, door de
spirillocide werking van het salvarsan exponeert tot vermeerderde
aantasting vnl. van het C.Z.S. door den groei van de daar achter-
gebleven treponema\'s, die niet gedood werden, en nu niet door
antistoffen in hun groei worden gehinderd (mono-neurorecidieven).

De consequentie van deze meening is dus, dat men beter met
de behandeling kan wachten tot, mét de secundaire, de zich dan
ontplooiende immunisatie, de therapie ondersteunt.
Dattner.
Lewis, Eldridge, Pusey, Pick
en anderen, hebben die consequen-
ties aanvaard. Ook
Mendes da Costa geeft nog in zijn leerboek
\'29 ruimte voor deze opvatting.

Deze veronderstelling is door Bernard en Ruelle 3) getoetst
aan waarnemingen bij 2 groepen van 30 regelmatig, 5 jaar lang,
serologisch en ook klinisch en spinaal onderzochte, krachtig met
salvarsan behandelden, waarvan 1 groep in het seropositieve, de
anderen na het verschijnen van het secundaire stadium met de
behandeling begon, terwijl geen der gevallen een cutaneo-muceus
recidief heeft vertoond.

1) Journal Médical de Bruxelles 11 — 12—1913.

Le liquide céphalo-rachidien dans la syphilis.
3) Annales des maladies vénériennes, 20ieme Année No. 6, 1925.

-ocr page 86-

Zij namen waar. dat bij de seropositieve groep de W/R wel-
iswaar snel negatief werd. doch herhaaldelijk weer terugkwam
— dus serorecidief — en dat ook meer tijd verliep voor de W/R
definitief negatief werd.

Zij vonden bij deze groep seropositieven in het 4de en 5de
observatiejaar respectievelijk nog 10 en 5 gevallen met een positief
serum. Tevens stelden zij in 77 % een pathologischen liquor vast.

Bij de groep secundairen vonden zij wel een minder onmiddellijk
reageeren van de seroreactie, maar de eenmaal negatief geworden
reactie bleef zoo. Daardoor was gemiddeld de reactie sneller en
algemeener negatief dan bij groep 1 en zij vonden slechts in 21 %
zwak pathologischen hquor.

De serologische en spinale resultaten bij de post-eruptieve ge-
vallen, zijn dus belangrijk beter, dan die bij de prae-eruptieve.

De consequentie van deze vondst was dus in overeenstemming
met het door
Dujardin opgemerkte, ook voor krachtig behandelde
gevallen, en moet leiden tot de meening, dat men inderdaad beter
doet met de behandehng te wachten tot immunisatie is opgetreden.

Een eerste bezwaar is natuurlijk, dat deze zoo fundamenteele
zaak aan zoo\'n beperkt materiaal is getoetst, maar
Bernard en
Ruelle geven dit grif toe, er op wijzende, hoe moeilijk het is lues-
patiënten 5 jaar in regelmatige behandehng en controle te houden.
Zij konden hun 60 gevallen slechts extraheeren uit een materiaal
van meer dan 400.

Een ander i) doch mijns inziens een veel grooter bezwaar, is de
korte observatietijd en verder dat de conclusie niet is gebaseerd
op reeële waarden.

Zij noemden b.v. het lumbaalvocht pathologisch, bij meer dan
2 cellen per mMs en 0.025 % albumen. Zijn evenwel 2 cellen
pathologisch? of 5? of 10? en is 0.025 % albumen pathologisch? of
0.030? en indien de waarden door B. en R. gevonden al abnormaal
zijn, wat is dan de beteekenis daarvan voor de prognose?

We weten zeker, dat die pathologische hquor spontaan weer

Practische bezwaren als: wanneer moet dan wel met de therapie begonnen
worden, wat te doen als geen secundaria optreden, moet men deze zeer
infectieuse gevallen dan maar zoolang laten rondloopen etc., blijven hier buiten
beschouwing.

-ocr page 87-

normaal kan worden en dat ze in het geheel niet een luetische
aandoening van het C.Z.S. of een paralues in de toekomst be-
wijzen.

Zoolang deze vragen niet opgelost zijn, staat de beteekenis der
gevonden gegevens niet vast en kunnen zij geen basis vormen
voor therapeutisch handelen.

Opheldering kan alleen het verloop der ziekte geven, dus lang-
durige observatie. Conclusies trekken uit de geconstateerde
liquorafwijkingen, is een bestek maken op onvaste punten, en
daarop zal een verstandig zeeman zijn plaats niet bepalen.

Wel is zeker, dat het lumbaalvochtonderzoek bij de secundair
behandelden een veel beter indruk maakt, dan die bij de seroposi-
tieven. Ik zou zelfs in het materaal van B. en R. de bij de secundaire
gevallen gevonden afwijkingen niet pathologisch durven noemen,
maar hoogstens van een geringe afwijking durven spreken, ter-
wijl ik bij hun seropositieve groep 7 liquores pathologisch en 10
licht afwijkend zou noemen.

Intusschen is deze publicatie van B. en R. voor mij aanleiding
geweest het materiaal in te deelen in primaire seronegatieve, pri-
maire seropositieve en secundaire lues, in de hoop, dat ik in staat
zou zijn, de uitkomsten van het onderzoek van B. en R. te kunnen
bevestigen of te weerleggen \').

Hiervoor kunnen in ons materiaal alleen de krachtig behandelde
20 seropositieven en S. I. seroreactie onbekend dienen, om ze te
vergelijken met de 40 krachtig behandelde secundaire gevallen 5
tot 10 jaar geobserveerd, ook al zijn ze behalve met salvarsan
ook met Hg. of Bi. behandeld (zie verzamelstaat IV en VII
A en B
en IX A en B).
Het zijn eveneens dus slechts kleine groepen.

Bij de prae-eruptieven werden slechts 3 lumbaalpuncties ver-
richt, waarvan 2 normaal en 1 geringe afwijking vertoont
(7 cellen).

De W/R vertoont een gedrag, dat niet geheel overeenkomt met

Het lag tevens in mijn bedoeling een dergelijke invloed van de kwik-
therapie na te gaan. Naar wat ik reeds over de Hg. behandeling opmerkte, zal
het niet verwonderen, dat ik een zoodanigen invloed niet heb kunnen vaststellen.

Met deze mededeeling meen ik te kunnen volstaan, zonder de cijfers, die mij
tot deze conclusie voerden, te geven.

-ocr page 88-

dat, door B. en R. vastgesteld; in het 5de jaar zijn alle sero-
reacties negatief en ik vond minder serorecidieven.

Al is dan ook ten opzichte van het lumbaalvochtonderzoek het
materiaal niet volkomen identiek, wij vangen aan met een obser-
vatietijd, die voor B. en R. als einde gold. Het onze geeft eenigs-
zins gelegenheid na te gaan, of de vrees voor de gevolgen, die zij
juist uit den liquor afleidden, ook bewaarheid wordt.

Evenwel vertoonen bij nauwkeurig onderzoek de 20 patiënten
geen enkel viscero-cerebrospinale afwijking. (Bij één geval staat
opgeteekend: versterkte 2de aortatoon.)

Dit totaal gemis aan organische afwijkingen sla ik heel wat
hooger aan dan afwijkingen in het lumbaalvocht, en zijn tevens
een reden, de door B. en R. gevonden liquorafwijkingen niet al te
zwaartillend te interpreteeren.

Bij mijn groep van 40 behandelden in en na het secundaire sta-
dium — gevallen, die 11/2—5 maanden post infect. met de therapie
begonnen zijn —, vind ik lang niet het gunstig verloop, dat B. en
R. bij hun 30 gevallen aantreffen.

De W/R is in het eerste jaar in 100% positief geweest;

bij B en R. eveneens 100 %
W/R in 2\' jaar 40 7o positief; „ „nbsp;in
33.3 o/^

quot; •• quot; 7o .. .. „nbsp;6,6 0/0

4^nbsp;15 0/nbsp;n

quot; quot; ^nbsp;IO \'fnbsp;\'Inbsp;,»nbsp;„nbsp;0

.. quot;5^ » 7.5 7o „ „ „nbsp;0

Van de 15 lumbaalvochtonderzoekingen zijn er 10 normaal (4.
4. 3. 4. 0. 0. 3. 2. 0. 0. cellen) en alle reacties negatief.

3 hchte afwijkingen: (Nonne pos. 6 cellen); 1 (W/R zwak pos.
5 cellen).

2 pathologisch — (bij klinische verschijnselen van het C.Z.S.).

B. en R. vonden bij hun post eruptieve gevallen in 21 % patho-
logische liquor.

Ze zouden van mijn 15 gevallen, waarbij de liquor is onderzocht,
er 10 abnormaal noemen, dus 66 %.

En tenslotte vinden we 7 malen een klinisch recidief, waarvan 5
patiënten khnische afwijkingen hielden (tabes dorsalis, lues cere-
brospinalis, aortitis; hepar en pupilafwijkingen).

-ocr page 89-

Vergelijken we thans deze groep met de 30 prae-eruptieve ge-
vallen van B. en R., dan valt het contrast vrijwel weg. Het ver-
loop der W/R bij de seropositieven is iets ongunstiger. De patho-
logische hquor, daar 77 is bij onze secundaire gevallen volgens
de maatstaf van B. en R.
66 %; terwijl hun seropositieven na
5 jaar normaal zijn, vertoonen onze secundairen in 12,5 % kli-
nische verschijnselen.

We stelden dus vast:

1.nbsp;dat onze 20 prae-eruptieve gevallen serologisch gunstiger
verloopen dan de 30 van B. en R., dat het liquoronderzoek
door het kleine aantal onzerzijds niet te vergelijken is, doch
dat klinisch bij ons geen enkele afwijking, niettegenstaande
de aanmerkelijk langere observatietijd, werd vastgesteld;

2.nbsp;dat onze 40 post-eruptieve gevallen zoowel serologisch, als
wat betreft het lumbaalvocht, veel ongunstiger verloopen dan
de 30 van B. en R., terwijl last not least deze groep in I21/2 %
ernstige klinische verschijnselen vertoont.

Het door hen geconstateerde groote verschil tusschen beide
groepen komt dus in ons materiaal in omgekeerden zin aan het
licht. De eindtoestand onzer post-eruptieven is aanmerkelijk
slechter dan die der prae-eruptieven.

Onze 40 post-eruptieven vergeleken met de 30 prae-eruptieven
van B. en R. geven alleen serologisch en voor de liquor iets gun-
stiger verhoudingen, doch wat veel voornamer is, klinisch aan-
merkelijk slechtere. Wij kunnen uit onze gegevens dus geen reden
putten om af te wijken van de regel: behandel de jonge lues
krachtig en zoo spoedig mogelijk.

Gaan we nu verder, uitsluitend aan de hand van de
kliniek — een positiever maatstaf dan liquorverschijnselen —
na, of iets blijkt van de gegrondheid van de vrees voor het ver-
jagen der treponema\'s naar het C.Z.S., door- de geheele groep
prae-eruptieven lues te vergelijken met de post eruptieve, dan
moeten we dus onderzoeken, of er inderdaad verschil is vast te
stellen tusschen beide groepen voor de verschijnselen in het alge-
meen en de lues nervosa in het bijzonder.

Voor wat de krachtig behandelden betreft, kunnen we uit de

-ocr page 90-

verzamelstaten (IV, V, VII en IX) A en B gemakkelijk overzien,
dat slechts in één geval bij de seronegatieven (staat
VA en B)
een klinisch recidief is opgetreden (een laat exantheem); bij de
anderen geen enkel, zoodat de 57 p r a e - e r u p t i e v e n tij-
dens de observatie van 5 tot 10 jaar slechts een
klinisch recidief vertoond hebben, terwijl op het
einde der observatie geen enkel klinisch ver-
schijnsel meer aanwezig was.

Van de bij deze groep verrichte 10 hquor onderzoekingen geven
7 normale en 3 licht afwijkende waarden (nl. alle reacties negatief
doch resp.
7. 8, 8 cellen).

Bij de 40 post-eruptieven, krachtig^ behandeld,
(verzamelstaat
IXA en B), op dezelfde wijze en
evenlang geobserveerd, werd 7 X een klinisch
recidief opgemerkt tijdens de observatie, waar-
van 5 op het eind der observatie niet waren ge-
nezen, (hieronder 3 gevallen van lues nervosa, waarvan 2 een
pathologische liquor hadden).

Van de 15 hquor-onderzoekingen waren er verder 10 normaal
en 3 hcht abnormaal (2 alle reacties negatief doch respectievelijk
6 en 6 cellen; 1 W/R zwak positief en 5 cellen) en 2 pathologisch
bij klinische verschijnselen. De post-eruptieven staan dus klinisch
vrij belangrijk ten achter bij de prae-eruptieven.

Conclusie.

De vrees, dat bij gecombineerde salvarsan-behandeling der
prae-eruptieve lues het verloop der ziekte minder gunstig wordt
beïnvloed, dan wanneer die behandeling post-eruptief begint,
vindt voor wat betreft de krachtig behandelden in dit materiaal
geen steun.

Gaan we nu hetzelfde na voor de zwak prae-eruptief en post-
eruptief behandelden.

Door de gegevens van de verzamelstaten III, VI, XIII, XIV en
XIX A en B (waarbij ik de gevallen van Syphihs. P. seroreactie
onbekend heb gevoegd bij die der syphilis P. seropositiva, die ik
weer tezamen zal noemen S. prae-eruptiva) te vergelijken met

-ocr page 91-

cijfers van staat VIII, XV, XX A en B, die de S. post-eruptiva
omvatten, laten zich de volgende percentische verhoudingen af-
leiden.

Zwak met salvarsan behandeld.

Syphihs prae-eruptiva

aan-
tal

kregen

hielden

kl. versch.

kl. versch.

c. z.s.

kl. versch.

kl. versch.
C. Z.S.

observ. tijd 5—10 jaar
10-15 ..
15-19

Totaal . . .
observ. tijd
5—19 jaar.

126
76
16

20.6 7„
25 «/o
62 7o

11nbsp;7o

12nbsp;%
25 7o

10 %
14,5 7o
19 7o

9 7o
10,5 7o
13V.7o

218
Syp

29,8»/,,
)hilis post-

12,4 \'Vo
eruptiva

12,4 7o

10,5 7o

aan-
tal

kregen

hielden

kl. versch.

kl. versch.
C. Z.S.

kl. versch.

kl. versch.
C.Z.S.

observ. tijd 5—10 jaar
10-15 „
15-19 .,

Totaal .

89
42
8

21.4nbsp;«/o:

33.5nbsp;%

37.6nbsp;»/o

2.2 7o

16,7%

7.8 7o
19 7o
12,5 7o

2.2 7o

14 7o
37,5 7o

139

26 quot;/o

6.5 7n

11.5 7o

5,7 7o

observ. tijd 5^19 jaar.

We zien nu, wat ik maar kortheidshalve het verschijnsel van
Dujardin zal noemen, wel te voorschijn treden. Voor pi zien we
bij de S, prae-eruptieve 5 X zooveel recidieven van het C.Z.S.
optreden als bij de S. post-eruptiva, en ruim 4 X zooveel ge-
vallen blijven de verschijnselen van het C.Z.S. houden. Voor p^.
geeft de S. post-eruptiva ietwat ongunstiger cijfers, maar lang
niet zoo\'n overweldigend verschil als we constateerden bij p^,
terwijl de weinige gevallen van p3 hetzelfde beeld geven als pi.

Ook in de totaalcijfers komt nu de protectieve werking der pas
opgetreden immuniteit op het C.Z.S. duidelijk tot uiting, We zien
over het geheel bij de post-eruptieve groep slechts de helft van
het aantal der cerebrospinale recidieven der eerste groep optreden
en blijven bestaan.

-ocr page 92-

Tevens zien we de recidieven der organen, die als het ware
voor de cerebrospinale barrière liggen, bij de eerste groep iets
minder frequent dan bij de laatste optreden, nl. voor de eerste
2 perioden der prae-eruptieve gevallen in 9.6 % en 13 % en der
post-eruptieve gevallen in 19,2% en 16,8%. Totaal 174% en
19,5 %.

Een waarneming overigens, die ons niet zal verbazen.

Conclusie:

De vrees, dat bij gecombineerde salvarsan-behandeling der prae-
eruptieve lues het verloop der ziekte minder gunstig beïnvloed
wordt, dan wanneer die behandeling post-eruptief aanvangt, is
gegrond, doch alleen wanneer de behandeling zwak is.

Dit is ondanks het feit. dat Dujardin, en ook voor zoover ik
begrijp,
Bernard en Ruelle, uitsluitend van (neo) salvarsan ge-
bruik hebben gemaakt, terwijl wij gecombineerd behandelden —
dus volledig in overeenstemming met de uitspraak van
Dujardin,
die in 1913 zijn waarschuwing deed hooren, toen er nog algemeen
te zwak werd behandeld.

In hoever de uitkomsten van B. en R. afhankelijk kunnen zijn
van te zwakke behandeling van hun patiënten, kan ik niet nagaan,
omdat zij de dosis niet vermelden. Daar zij evenwel spreken van
traitements intensifs, classiques, prolongés, is dat niet waar-
schijnlijk.

In elk geval kunnen wij uit de gegevens van dit materiaal niet
anders besluiten, dan dat de vrees voor ongunstig beïnvloeden
van het verloop der ziekte uit den tijd is, door de nu in het
algemeen veel krachtiger therapie.

De uitspraak van Jadassoiin in Lesser\'s Lehrbuch für Haut und
Geschlechtskrankheiten Bd. 2, Auflage 27 — 1929: „die Furcht
durch energische Behandlung in seropositiven primär oder secun-
där Lues den Verlauf (mangelhafte Immunisierung) ungünstig
zu beeinflussen, scheint mir durch Tatsachen nicht irgendwie ge-
stützt. Nur für ungenügender Frühbehandlung ist zu warnenquot;,
wordt door ons materiaal volkomen bevestigd. In ons materiaal
spreken voor de energieke behandeling inderdaad feiten en niet

-ocr page 93-

speculatieve gevolgtrekkingen uit in hun beteekenis niet vast-
staande reacties tegen de uitkomsten van
Bernard en Ruelle.
evenzeer als feiten de meening van Dujardin en de uitkomsten
van
B. en R. voor de zwak behandelden bevestigen.

Een bevestiging of weerlegging van hetgeen ik uit ons mate-
riaal heb geconcludeerd voor de gunstige werking van de krach-
tige salvarsantherapie. is natuurlijk alleen te halen uit de moderne
statistieken, omdat de krachtige salvarsantherapie nog betrekkelijk
jong is.

In de moderne statistieken vind ik alleen bij Moore en Kemp in
hun groep maximaal behandelden niet meer dan een aanduiding
van het tegenovergestelde. Hun maximaal behandelde seroposi-
tieven vertoonden nl. in 40 %, hun post-eruptieven in 23 %
recidief.

Evenwel bestaat hun materiaal der krachtig behandelden sero-
positieven slechts uit 7 patiënten, zoodat het zeer vrijmoedig is
hier van percenten te spreken. Bovendien is de observatietijd kort,
1—3 jaar, sommigen tot 8 jaar, en ook zij gronden hun meening
op het liquor-onderzoek, dat zij in alle gevallen verrichten, al
spreken zij pas van pathologischen liquor bij meer dan 10 cellen.

Toch geven deze cijfers Stokes in zijn „Modern chnical syphi-
lologyquot; aanleiding te schrijven: „The shghtly smaller proportion of
relapse under the best conditions in florid secundary (23 %), as
compared with seropositive primary syphilis (40%) is perhaps
suggestive of that heightened resistance, which the full develop-
ment of the patient\'s infection may be expected to conferquot;.

Stokes gaat dan ook niet verder dan te verklaren: „It is evident
from existing statistics, that it is a positive and definable set back
to the patient to allow his secundary symptoms to develop, if his
condition can be recognized and treated before his
W/R. becomes
positive.quot; Hij spreekt er zich dus niet duidelijk over uit wat men
met een seropositieve lues moet doen.

E. Hoffmann \' observeerde tot 17 jaar toe 10 seropositieve
krachtig behandelden en 16 lues II recens idem en vond alle ge-
nezen, doch van 16 oudere secundaire lues slechts 13.

Vervolgens spreekt boekdeelen de statistiek van Zurhelle en

1) Archiv für Dermatologie und Syphilis, bd. 155 — 1928.

-ocr page 94-

Kreciiel 1), vooral voor hen, die in het liquor-onderzoek een feit
zien van den eersten rang bij het beoordeelen der infectie. Zij
geven een zeer nauwkeurige liquor-statistiek over 880 gevallen in
alle stadia, onbehandeld, onvoldoende behandeld en behandeld
volgens de maximale vroegbehandeling van
Erich Hoefman. Bij
de laatste categorie zagen zij in 26 gevallen 2 jaar post-inf. en in
48 gevallen langer geobserveerd geen hquor-veranderingen tegen-
over 16 % en 47.8 % respect, bij lues II recens en lues II ouder,
die onbehandeld bleven, en 53 % en 48 % bij onvoldoende be-
handelde lues II met 1, 2 of 3 onvoldoende kuren. Bij lues latens
werden afwijkingen vastgesteld in 35.3 %, bij onvoldoende be-
handelde oudere lues in 55,6 %—78,5 % en 38,1 % respectievelijk
na. 3, 2 of 1 onvoldoende kuur.

Deze statistiek is nog aangevuld door een mededeeling van
ScHREussenNAPp2) op het Congres der Deutschen Dermatologen
Gesellschaft te Bonn in 1927. die de behandelingsresultaten con-
troleerden bij 332 luetici door onderzoek van de liquor. Zij
onderscheiden maximaal en niet maximaal behandelden, terwijl zij
onder maximaal eveneens de therapie van E.
Hoffmann verstaan.
Zij vonden bij hun oudere gevallen — ouder dan 2 jaren —
behandelden (niet maximaal) 48% afwijkingen. Zij conclu-
deerden, dat niet maximaal behandeling in het latere verloop hquor
veranderingen noch verhoedt noch begunstigt. Deze uitspraak zegt
niet veel, het eenigst, wat er weer duidelijk uit spreekt is, dat de
khniek zal moeten beslissen en wat er eveneens uit spreekt is, dat
zij onder hun 332 luetici haast geen enkele maximaal behandelde
hebben, wat mij het gezegde op pag. 68 weer in herinnering roept.

Een zeer gunstige statistiek publiceert Poeliiman en hij
grondt zijn waargenomen gevallen op langdurige waarneming.

Hij publiceert 86 gevallen van primaire lues, die volgens het
principe der vroegbehandeling behandeld waren en die bij nauw-
keurig serologische controle van minstens 1—10 jaar steeds
negatief en vrij van symptomen bleven, en die hij daarom ondanks

het ontbreken van liquor onderzoek, als genezen beschouwt.

--— lt;■

1)nbsp;Dermatologische Zeitschrift, bd. 49 H. 5 — 1927.

2)nbsp;Dermatol. Zeitschrift, Bd. 51, No. 27.

Münchener medizinische Wochenschrift. jahrg. 74, No. 8.

-ocr page 95-

Ook de resultaten van Harrison \') wiens resultaten door het
opnemen van allerlei details in zijn kolommen zeer moeilijk te
volgen zijn, komt tot de conclusie, dat de resultaten der salvarsan-
behandeling van vroeg naar laat steeds minder worden.

Summa summarum zijn er toch vele feiten verzameld, die de
bedenkingen tegen de krachtige vroege behandeling, ongeacht in
welke phase der jonge primaire of secundaire lues deze aanvangt,
tè niet doen.

Men overwege toch ook, dat het immuniseerend vermogen van
het lichaam, dat men wil ontwikkelen, door eenigen tijd rustig de
treponema\'s te laten doorwoekeren, zeer zwak is en in mijn
materiaal, bijv. slechts in twee van de 158 gevallen tot een toestand
gevoerd heeft, die we als herstel zouden mogen opvatten, d. w. z.
dat deze twee onbehandelden noch klinische verschijnselen, noch
positieve seroreactie aanwijzen.

Het heeft geen zin meer door onduidelijke overwegingen af te
laten van een doelbewust en door feiten gestaafd weldadig in-
grijpen, nl. krachtige salvarsanbehandeling in alle stadia en zoo
spoedig mogelijk.

Het oordeel over de salvarsan-behandeling.

De waarde der salvarsan-therapie staat nog niet vast, niettegen-
staande meer dan twee decennia toepassing. Vanzelfsprekend is
dat een gevolg van het feit, dat de beoordeeling van het resultaat
der therapie bij de syphilis veel moeilijker is, dan bij elke andere
ziekte, waarop ik reeds herhaaldelijk heb gewezen.

Bovendien wordt een voldoende inzicht bemoeilijkt door een
overstrooming met literatuur — rijp en groen —, die door gemis
aan internationale samenwerking niet in bepaalde beddingen is
gelegd. Hieraan is voor een groot gedeelte de wereldoorlog schuld,
die de internationale samenwerking verlamde en tot een als het
ware autistisch werken voerde.

Voegt men hierbij nu nog het gemis aan uniforme methodiek,
de onvermoeide productie door de industrie van steeds weer
nieuwe middelen, die de aandacht eischen, nog voor ook maar

Harrison, The treatment of syphilis; a survey of records from St. Thomas
Hospital. Medical research council \'29.

-ocr page 96-

eenigszins de waarde van wat voorafging was bepaald, de onver-
mijdelijke aberraties, als gevolg van toepassingen, gegrond op
onjuiste theorieën en onrijpe laboratoriumuitkomsten, dan stemt
het nog tot dankbaarheid, dat uit deze chaos toch tenslotte lang-
zamerhand 3 erkende feiten zich hebben ontwikkeld, waaruit de
superioriteit van het salvarsan boven alle andere middelen blijkt.

Deze 3 feiten zijn:

1.nbsp;De gunstige resultaten der abortiefbehandeling.

2.nbsp;De prophylaxis der lues congenitaHs.

3.nbsp;De snelle werking op de besmettelijke vormen en daardoor
inperking van het infectiegevaar en beperking der ziekte-
verspreiding.

Van hoeveel belang deze 3 punten ook zijn. binnen niet
al te langen tijd zal nog de erkenning van een tweetal feiten
moeten volgen en wel:

4.nbsp;de erkenning der waarde der krachtige behandeling, (type
maximale vroegbehandeling
Erich Hoffmann) niet alleen
voor de primaire seronegatieve phase, maar
voor het geheele eerste en tweede stadium,
waaruit voortvloeit het gewichtigste punt, nl.

5.nbsp;de erkenning, dat de beste propylaxis der viscero-
cerebrospinale aandoeningen is, de onmid-
dellijk na de herkenning der ziekte toege-
paste krachtige gecombineerde salvarsan-
therapie.

Met de erkenning van punt 5 zal de zege van het salvarsan
zich uitstrekken over de geheele linie. Op die erkenning wacht
en heeft de wereld steeds gewacht vanaf het oogenbhk, dat het
salvarsan zijn opzienbare werkzaamheid vertoonde. Daarmee staat
of valt min of meer de beteekenis van het geneesmiddel, ondanks
zijn andere voordeelen.

Nog altijd knaagt aan het geweten van eiken therapeut, de
nog steeds verdedigde mogelijkheid, dat de salvarsantherapie de
lues van de oppervlakte naar het centrum verplaatst. Uit een
strategisch oogpunt is deze stelling van de antisalvarsanisten goed
gekozen, omdat er nu eenmaal jaren voor noodig zijn en een
deugdelijk en groot materiaal om het tegenbewijs te kunnen leveren.

-ocr page 97-

Die tijd is nu aangebroken; langzamerhand is de tijdige en goed
geleide salvarsan-therapie zoo lang toegepast, dat haar algemeen
beperkende werking moet blijken. Het bewijs van die werking is
theoretisch zeer eenvoudig. Het vraagt uitsluitend om natuurlijk
materiaal, lang geobserveerd, dat direct zonder speculatie, een
zekere basis vormt voor de statistische bewerking.

Als met dezen eisch wordt rekening gehouden, is na een luttel
aantal jaren de vraag beslist, die, ik herhaal het, al meer dan
20 jaren, niet alleen de vakkundigen, maar alle patiënten, dus de
wereld, bezig houdt. Het is alleen maar jammer, dat zulk materiaal
zoo moeilijk te verkrijgen is.

Het behandelen van dit vraagstuk is van te veel gewicht oni
het tot een speelbal te maken van pubhcisten, bij wie „le plaisir
de se voir impriméquot; meer geldt dan de deugdelijkheid der ver-
werkte stof, en wier gevolgtrekkingen reeds vele malen kwaad
hebben gesticht door verwarring, — dus onzekerheid en weifehng,
te veroorzaken bij de practiseerende artsen, met zijn terugslag op
de hulpzoekenden. Men moge zich in dit opzicht wel meer zijn
verantwoordelijkheid bewust worden.

Niet een afgaan op indrukken, maar houvast aan deugdelijk
materiaal op zekere statistische basis, is wat we noodig hebben.

De Syphiliscommissie van het Hygiënisch Comité van den
Volkenbond, het Comité, dat zulk nuttig werk heeft verricht op
het gebied van de serologische lues-diagnostiek, zou mogelijk in
onzen tijd, nu het streven naar internationaal overleg leeft, blij-
kens de groote belangstelling voor het internationaal congres yaa
1930, te Kopenhagen, zich ook met deze cardinale kwestie met
vrucht kunnen bemoeien en door een duidelijke uitspraak rust en
eenheid van opvatting kunnen brengen.

Meer en meer laat de literatuur doorschemerende erkenning,
van wat ik onder de punten 4 en 5 heb genoemd.

Zwakker, minder in aantal en gezag, wo^en de stemmen der
ongeluksprofeten, die door hun suggestie: „de lues wordt door de
salvarsan naar de inwendige organen gedrevenquot;, zoo paraly-
seerend werken op het doelbewust therapeutisch ingrijpen. Van te
gezaghebbende zijde komt langzamerhand krachtig naar voren een
besliste ontkenning dier vreesaanjagende uitspraak.

-ocr page 98-

Het verschijnen van deelen van het nieuwe handboek van
J. Jadassohn. „Handbuch der Haut und Geschlechtskrankheitenquot;,
die betrekking hebben op ons onderwerp, maakt bespreking van
de vroegere literatuur overbodig.

Over alles, wat tot ongeveer 1927 is gepubhceerd, Hcht dit boek
ons zoo uitgebreid en volledig in. dat het monnikenwerk zou zijn
dit te herhalen.

In het Hoofdstuk „Die Prognose der erworbene Syphilisquot;, Band
17, deel III, van dit handboek, komt Rosenthal tot de uitspraak,
dat bij de tegenwoordige therapie, de prognose der lues in hooge
mate afhankelijk is van de behandeling en de genezing niet zeld-
zaam, maar veelvuldig is.

In Band 18, „Syphihs therapiequot;, haalt Werther de pubhcatie
van F.
Pinkus aan, waarbij hij opmerkt: „Diese wertvolle Zu-
sammensetzung von 4700 Syphihtischen überrascht durch ihre
Eindeutigkeit und übertönt das Kampfgeschrei für und wider
Salvarsan mit den klaren Schluszfolgerung, dasz das Salvarsan
weniger Tabes zur Folge gehabt hat als jede andere Methode.

In Hoofdstuk 3 van dit werkje vermeldde ik ook de vondsten
van den leerling van
Pinkus, Ming Chen, en ik voeg mijn mate-
riaal gaarne bij het zijne als overtuigend bewijs voor het ver-
minderen van de Tabes dorsalis niet alleen, maar van alle in-
wendige aandoeningen.

De meening der gezaghebbende auteurs, die het Handboek
hebben bewerkt en naast hun persoonlijke opvatting de wereld-
literatuur tot 1927 op de meest volledige wijze hebben laten mede-
spreken, mag wel een bijzonder gewicht worden toegekend.

Uit de na 1927 verschenen publicaties, spreekt dezelfde toon
van vertrouwen.

Zoo wijs ik op de Veröffentlichungen aus dem Gebiete der
Medizinal Verwaltung, die weergeeft een in 1928 in Duitschland
ingesteld onderzoek, naar de waarde van het salvarsan, als
middel ter behandeling der syphilis, waarbij alle klinieken en alle
artsen op zeer weinige uitzonderingen na zeer gunstig rappor-
teeren. Een rondvraag in Spanje (ref. Zentralblatt Bd. 31, deel 1/2
\'29) leidt tot de conclusie, dat de viscerale lues sterk afgenomen is.

-ocr page 99-

E. Hoffmann en Memmescheimer i) getuigen, dat de krachtige
vroegbehandehng, ook nog in de laatsecundaire phase, totale ge-
nezing geeft en zij achten het tijd worden, dat sommige pessimis-
tische neurologen, dat eens in hun oor knoopen. Tot dezelfde
opvatting komt ook
Galliot, in een artikel in de Paris Médical
(1930). In aansluiting hieraan noem ik de mededeeling van den
psychiater
Viktoria 2), die na onderzoek zijner paralytici, tot de
uitspraak komt: Het beste wapen tegen de paralyse is de gron-
dige salvarsan-behandeling. Van Engelsche zijde is het
Stoner 3),
die in zijn artikel: The diagnose of syphilis from the standpoint of
the internist with special reference, to the incidence of neuro-
syphilis over a period of 10 years, tot een sterke dahng der neuro-
lues door de moderne therapie concludeert.

Van dezelfde strekking zijn de publicaties van Sezary L a z a r o-
vits (ref. Zentrallbl. 33 — 5/6 aan 561 gevallen minstens 10jaar
geïnfecteerd). Malykin id.
33 — 5/6; Müller—Deham s); Max
Tiêche
6); Heinrich Hoffmann Leven «) E. Hoffmann;
Rotschild «gt;); O\'Leary \'O); Feuerstein
quot;); ScHREUssundNAPP gt;2);
Birnraum 13); Harrison Sannicandio\'S); Cannon and
Benson\'®); Poehlman quot;\'); Weichbrodt quot;8); Kolle und Lauben-
heim ; Guszmann ^o
), die allen de gunstige beperkende werking
op, of het voorkomen van de viscero-cerebrospinale lues beves-

1)nbsp;Nerven Arzt, 2, \'29.

2)nbsp;Tsjechisch. Ref. Zentrall. bl. f. Haut und Geschl. Krankh. Band 28 Heft 3/4.
Americ. Jounal of syph. 12 — \'28.

Presse médicale \'29 en le traitement de la syphilis \'30.
Deutsche Medizin. Wochenschr. \'28.
«) Schweiz. Mediz. Wochenschr. \'29.

Vererbung und Geschlechtsleben Band 33 Heft 1/2.
8) Deutsche Med. Wochenschr. \'29
II.
») Zeitschr. für d. ges. Neurol, u. Psych, bd. 109 K 1/2

Surg, gynecol. and Obstetric bd. 46 — 1 — 28.
11) Deutsche Med. Wochenschr. Bd. 52 H. 2 \'28.
1^) Dermat. Zeitschr. Bd. 51 \'27.
»3) Deutsche Med. Wochenschr. Jg. 53—45 \'27.
1\'*) British Journal of vener. dis. Bd. 3, No. 4.

15)nbsp;Réf. Zentralbl. H. u. geschl. kr. 26 H. 5/6.

16)nbsp;New York State Journal of med. Bd. 27, No. 22.
quot;) Münch. Med. Wochenschr. 24 H. 1/2.

1«) Mediz. Klinik Jg. 22, No. 30, 1927.

19)nbsp;Deutsche Med. Wochenschr. 53 I.

20)nbsp;Ungar, derm. Gesellschaft. 1930 Ref. Zentralbl. f. H. u. Geschl. kr. 35 5/6.

-ocr page 100-

tigen of de propagandisten van de tegenovergestelde meening
bestrijden.

Dan noem ik nog de publicaties van Paulin i ), die wijst op
het enorm veelvuldig voorkomen van luetische hart- en vaat-
ziekten bij negers, dus bij meestal totaal onbehandelden. Zijn
publicatie riep onmiddellijk de herinnering bij mij op aan mijn
bezoek aan het Ancon Hospitaal, te Panama, in 1917, waar de
daar toenmaals werkzame medici mij speciaal wezen op het enorm
aantal der daar verpleegde inheemsche luetici wegens hart- en
vaatziekten.

Men pleegt in deze gevallen te wijzen op de invloeden van
levenswijs, ras en klimaat, kortom op evenzooveel zaken, waar-
omtrent weinig of niets definitiefs vaststaat, om toch maar niet het
argument behoeven los te laten, dat de behandehng toch de
voornaamste oorzaak is van de beschreven afwijkingen.

Dezelfde Paullin, samen met Daveson—Wood, wijst er nog-
maals op hoe, behalve hart- en vaataandoeningen, ook zeer veel
zenuwlues bij negers voorkomt.

Onder de tegenstanders zijn bekend de pubHcaties van Buschke,
en wilmanns.

Verder vond ik nog artikelen van André Audrv
Spitzer Alurralda c.s.
en Carrera réf. Centrallbl. 23, 5/6,
23, 3/4, en Bülten s).

Behalve deze artikelen herhaalt Oppenheim in zijn werk: „Die
Bedeutung der Syphilis für die Lebensversicherungquot;, de bewering
van de relatieve en absolute verhooging der frequentie der paralues
en aortitis door salvarsan, en Schlesinger geeft ook in zijn deel IH
van zijn werk: „Syphihs und innere Medizinquot;, de salvarsan de
schuld van het volgens hem frequenter optreden der mesaortitis.
Voor de diagnose van deze aandoening zou het zelfs van belang
zijn of er al dan niet salvarsan is gegeven.

Van een analyse van deze publicaties zal ik mij onthouden.
Slechts wil ik in het algemeen aan het adres der tegenstanders

1)nbsp;Ref. Zentral bl. f. Haut u. Geschl. krankh. 26 H. pag. 300.

2)nbsp;Lyon. Medic. 139, No. 24, 1927.

3 ) Bulletin de la Soç. française de derm, et de syphiligr.

4)nbsp;Münch. Med. Wochenschr. 74, No. 15, 1927.

5)nbsp;Geneesk. Gids, jg. 7, afl. 25, 1929.

-ocr page 101-

opmerken, dat het niet geoorloofd is, de nadeelen
of de provocatie der versch ij nselen door het
salvarsan, te vermelden, zonder de
sterkte der
plaats gegrepen therapie op te geven. Onttrekt een
patiënt zich kort na den aanvang eener salvarsan-behandeling aan
de kuur. dan is niet het toegepaste salvarsan aansprakelijk te
stellen voor de latere gevolgen, doch de patiënt. Geeft een
medicus te geringe dosis, dan is weer niet het salvarsan aanspra-
kelijk, doch de medicus.

Het heeft nu toch geen zin meer om de reeds lang bekende
nadeelen der kleine doses te repeteeren, en daardoor het ver-
trouwen in dit zoo massaal en universeel toegepaste product te
schokken; vooral niet nu ten overvloede uit ons materiaal blijkt, dat
zelfs ook dan de resultaten nog beter zijn dan van de kwiktherapie.

Het definitef oordeel over de salvarsan-therapie zal heel ge-
makkelijk gevormd kunnen worden, mits men over goed materiaal
beschikt.

De weg, die gevolgd moet worden om tot een juist oordeel te
komen is de vergelijking.

De eenige moeilijkheid schuilt, ik wees er herhaaldelijk op, in
het verkrijgen van het daarvoor geschikt materiaal.

Het materiaal der Marine beantwoordt aan den eisch van
natuurlijkheid, ook is het lang geobserveerd en frequent en met
het oog op de syphilis onderzocht.

In alle tijdsperioden, waarin de gevallen zijn verdeeld, valt het
verloop der ziekte, zoowel als de toestand der lijders — dus ook
de veranderingen aan de inwendige organen en het Centrale
Zenuwstelsel — telkens zoo regelmatig en zoo in alle opzichten
gunstig uit voor de salvarsanbehandehng, dat slechts sommige
cijfers wat grooter behoefden te zijn om dit materiaal als absoluut
bewijs voor de superioriteit van het salvarsan in alle opzichten,
te doen dienen. Vooral als men overweegt, dat in de meeste ge-
vallen de toegepaste salvarsan-therapie naar onze inzichten niet
voldoende is geweest, en tevens, dat de met salvarsan behandelde
gevallen, meer dan de overige, zijn onderworpen geweest aan de
verfijnde diagnostische middelen van den modernen tijd, zoodat
dus bij deze groep de viscerale afwijkingen eerder en meer kun-

7

-ocr page 102-

nen zijn aangetoond, dan bij de overige gevallen, spreekt deze
uitkomst ondubbelzinnig voor de enorme waarde van het sal-
varsan.

Het tegendeel blijkt van een op theoretische gronden veronder-
stelde vermeerdering der inwendige lues.

Voor dat feit hebben alle theorieën niet alleen te zwijgen,
doch te verdwijnen of zich aanpassende aan de feiten te herzien.

En inderdaad, we staan aan den vooravond van een zwenking
in het oordeel. Hardnekkige bestrijders zijn van meening ver-
anderd; uit de internationale literatuur spreekt een toon van ver-
trouwen, zooals wel duidelijk blijkt uit het hteratuuroverzicht
vanaf 1927 tot heden.

Laat dit vertrouwen niet voeren tot een overschatting van wat
van het medicament mag worden verwacht. Men kan zich toch
niet voorstellen, dat een afdoende geneesmethode der syphilis.
voor al de phasen der ziekte ooit zal worden gevonden. Hoe zou
men bij een tabes- of paralyselijder, hoe bij een lijder aan lues
van het hart of andere interne aandoeningen, na jarenlange wer-
king van het virus, een totale restitutio ad integrum der ver-
nietigde weefselelementen kunnen verwachten. Ook al slaagt men
er in het virus nog in dit stadium te vernietigen, dan nog voeren
de indirecte gevolgen, soms op physischen weg, zooals bij het
aneurysma, tot het onafwendbaar einde.

We moeten niet onze kracht zoeken in de onmogelijke opgave,
dergelijke verwoeste lichamen te herstellen, maar we moeten deZ\'quot;^
toestanden voorkomen.

Het fundamenteele punt bij de genezing der syphilis is en blijft
de vroegtijdige herkenning en de daarop onmiddellijk volgende
krachtige behandeling.

Dit geldt natuurlijk voor alle ziekten, waartegen we over af-
doende middelen beschikken. Maar dat het salvarsan dien naam
verdient voor wat betreft de syphilis, daarop wordt nog steeds
niet met voldoende overtuiging de nadruk gelegd, althans niet in
ons land. De medicus-practicus, ook de jonge, staat bij ons in het
algemeen nog aarzelend tegenover de ziekte, hem is geen thera-
peutische basis gegeven, waarop hij kan steunen.

-ocr page 103-

Toch is voor vaagheid op dit punt geen reden meer, de nevels
kunnen optrekken.

De syphilis mogen we plaatsen in de rij der spirochaetosen, die
door het salvarsan hun schrikwekkende beteekenis hebben ver-
loren.

Door de zoo gunstige resultaten van de moderne krachtige
salvarsan-therapie bij de jonge lues, is de salvarsan-behandeling
van den genialen
Ehrlich als een phoenix uit haar asch herrezen.

De therapia steriHsans magna, die verwachtingen opwekte, ge
rechtvaardigd door degeen, die er de ontdekker van was, gaf
groote teleurstelling.

Dat zij zich opnieuw heeft opgewerkt tot haar tegenwoordige
hoogte, is zoowel aan haar bestrijders, als aan haar verdedigers
te danken. Het geloof aan
Ehrlich\'s machtig genie heeft haar
behouden en omgezet in een behandelingswijze, die aan de eerst
opgewekte verwachtingen voor een groot deel beantwoordt, al
stelt ze hoogere eischen aan inzicht, kennis en ervaring van den
arts en aan het geduld en volhardingsvermogen van patiënt en
arts beiden.

-ocr page 104-

Samenvatting der conclusies uit dit materiaal.

1.nbsp;De onbehandelde lues verloopt in alle opzichten ongunstiger
dan de behandelde; alleen de lever maakt een uitzondering
voor de met kwik behandelde gevallen.

2.nbsp;De met kwik behandelde lues, verloopt in alle opzichten
ongunstiger dan de met salvarsan gecombineerd behandelde.

3.nbsp;Het kwik ontleent zijn waarde alleen aan het verdrijven in
74—90 % der meer geneesbare syphihtische manifestaties.

4.nbsp;Het kwik heeft geen waarde ter voorkoming van het totaal
der viscero-cerebrale recidieven; het bevordert het ontstaan
van leverafwijkingen — mogelijk van hart- en vaatafwijkin-
gen, — doch het beperkt het optreden der paralues en der
lues cerebrospinahs,

5.nbsp;Het salvarsan (gec.) verdrijft de meer geneesbare afwijkingen
in 97—100 %.

6.nbsp;Het salvarsan (gec.) voorkomt het optreden der viscero-cere-
brispinale recidieven in totaal in 25—50 %.

7.nbsp;Het salvarsan (gec.) werkt bij het voorkómen der viscero-cere-
brospinale recidieven het gunstigst op de Paralues, die het in
77—88 % voorkomt, vervolgens op de hart- en vaat-
afwijkingen, daarna op de lues-cerebrospinalis en tenslotte
twijfelachtig gunstig op de leverafwijkingen.

8.nbsp;Het is onjuist, dat de onvoldoende (gec.) salvarsan-therapie
het optreden van paralues of andere inwendige aandoeningen
bevordert; de* onvoldoende (gec.) salvarsan-therapie geeft
aanleiding tot het in meerdere mate optreden van de bekende
mono (neuro)) recidieven en is daardoor veroordeeld, doch

-ocr page 105-

overigens geeft zij slechts minder goede uitkomsten, dan de
krachtige (gec.) salvarsan-therapie.

9. Op goede gronden mag worden aangenomen, dat de moderne
krachtige (gec.)
salvarsan-behandeling de uitkomsten nog be-
langrijk beter zou maken, al ware het slechts door het voor-
kómen der gevolgen der neuro-recidieven, die thans in dit
materiaal in alle perioden de goede resultaten der salvarsan-
behandeling drukken.

10.nbsp;Zoo er al verkorting van het interval voor het met (gec.) salv.-
behandelde gevallen is waar te nemen, voor paralues, hart-
en vaatziekten is die verkorting zeer gering; verkorting van
het interval voor leverlijders blijkt niet, maar het interval der
lues cerebrospinalis is sterk verkort, gevolg van neuro-
recidieven, aankleve van de te zwakke medicatie.

11.nbsp;Kleine doses oud salvarsan (0,600—1,00) verwezenlijken in
20 % bij jonge (primaire en secundaire) lues het oude ideaal
van
Ehrlich, de therapie sterilisans magna; dit percentage
stijgt regelmatig met het toenemen van de dosis, totdat, bij,
volgens onze methodiek behandelden, bij 5000 mgr. met 83 %
genezingen de grens is bereikt en verhooging van de dosis tot
10.000 mgr. en meer geen verbetering van het resultaat geeft.

12.nbsp;Men zal goed doen in de praktijk meer salvarsan als dosis
therapeutica totalis toe te dienen, dan het hier vastgestelde
minimum van 5000 mgr.; voor seronegatieve primaire gevallen
mag deze dosis voldoende zijn.

13.nbsp;Het toedienen van de totaaldosis geschiede zoo, dat in de
eerste kuur reeds minstens 5000 mgr. oud (7500 mgr. neo-
salvarsan) gecombineerd wordt toegediend.

14.nbsp;Elk geval van jonge lues zal men schematisch met de vast-
gestelde totaaldosis behandelen en daarna onder de gebruike-
lijke controle afwachten. Bij eventueel recidief begint de
individuahseerende antiluetische therapie.

-ocr page 106-

15.nbsp;Ruim 83 % genezingen vormt het vermogen dier eerste sal-
varsan-behandehng.

16.nbsp;Van de 17% recidivisten is door geprolongeerde behande-
ling naar schatting 50 % te genezen.

17.nbsp;Ruim 90% is het genezend vermogen der moderne anti-
luetische therapie bij jonge syphilis.

18.nbsp;De vrees, dat bij (gecombineerde) salvarsan-behandeling der
prae-eruptieye lues het verloop der ziekte minder gunstig
wordt beïnvloed, dan wanneer die behandeling post-eruptief
begint, vindt, voor wat betreft de krachtig behandelden, in
dit materiaal geen steun.

19.nbsp;De vrees, dat bij (gecombineerde) salvarsan-behandeling der
prae-eruptieve lues, het verloop der infectie minder gunstig
wordt beïnvloed, dan wanneer die behandeling post-eruptief
begint, is gegrond, doch alleen bij zwakke behandeling.

-ocr page 107-

VERZAMELSTAAT
S. I Hg Pi (44 gevallen 5—10 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
44.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

geen.

wel.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief^)

20

11

9

Geen versch ij nselen W.R. Positief) .

12

9

3

Klin. versch ij nselen W.R. Negatief •
1 tabes dorsalis (lumb. vocht : W.R. pos. S.G. pos. N. pos.

cellen 165) . . • . • • • invalide
1 hepatitis luet. (slechte algemeene toestand) . invalide
1 nephrit. luet.......invalide

3

1

2

Klin. versch ij nselen W.R. Positief .

4 paralues: 1 dem. paral.....invalide

1 tabo paral.....invalide

l tabes dors.....valide

1 tabes dors. (lues cerebrosp.) deels-valide
2 hart en vaatziekten:

1 verdachte hartvcrschijnselen . valide
1 tachycardie .... valide

1 leveraandoening......valide

1 Gummata front, et sterni .... invalide
1 Anaemia luet. (lever?).....valide

9

7
1

2

Gehuwd .... 26 Reïnfectie
Gezins infectie. . 1 Overleden
vermoedelijk infectie 1

1)nbsp;Hieronder : 1 lumb. vocht: W.R. neg. N. neg. cellen 20.

1 pupil niet rona
1 nerveus na de infectie.
1 hepar even palpabel.

2)nbsp;Hieronder: 1 lumbaal vocht: W.R. pos. S.G. neg. N. neg. cellen 4.

W.R. = reactie van Wassermann.
S.G. = .. .. Sachs-Georgi.
N. = .. .. Nonne-Apelt.

37
1
6

Valide . . .
Deels-invalide .
Invalide . . .

-ocr page 108-

VERZAMELSTAAT ll\\

S.II Hg p, (95 gevallen 5-10 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

11

valide
deels-valide

Totaal
95.

Tevens
andere ver-
schijnselen.

geen.

wel.

Geen verschijnselen

43

33

10

Geen verschijnselen W.R. Positief^)

33

30

3

Klin. verschijnselen W.R. Negatief .
1 - \' ■
1
anaemia, vermagert zeer; versterkte eerste aorta^toon

deels-valide

3

3

- ; - quot; quot; IJ U a e 1 e n kv./f. fosi
^ tabes imperf. ....

5 hart- en vaatafwijkingen :

16

1 insuff. valv. aortae luet. . . aeeis-valide

endocarditis luet., orchitis fibres, inval, (mors)

insuff. valv. aortae .... invalide

1 aortitis; vit. cordis luet. . . , invalide

3 leverafwijkingenTquot;^quot;\'\'™\'nbsp;\' \'

1nbsp;hepatitis luet. ..... valide

2nbsp;hepar vergroot (bij een 4 lumbaal reacties pos)
5 algem. versch. (anaem. vermagering, gewrichtspijnen)

, j . , , 4 deels-val. een val.
1 aandoening beenderen en gewr. (dolores osteoc., hoofd-
pijn, vermagert.....
deels-valide

85 Gehuwd .... 46 Reïnfektie
/ Gezins-infektie. . 3 Overleden
3 Twijfelachtig . . 1

Valide . .
Deels-valide
Invalide . .

geen
. 1

Hieronder: 1 hoofdpijn.

1 syst, souffle?
1 anisocorie.

1 hart nr. rechts vergroot ?
1 idem.

Hieronder: 1 psychose; staat volgens psychiater niet in verband met lues.
1 overleed aan tumor cerebri — geen lues.
1 Babinsky, zeer zwak H-.
1 anisocorie.

-ocr page 109-

VERZAMELSTAAT III^.
S. I salv» zw. Pi (75 gevallen 5—10 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

Totaal
75

geen.

wel.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief \')

62

55

Geen versch ij nselen W.R. Positief

Klin. versch ij nselen W.R. Negatief .
4 lues cerebrospin:

1 veel hoofdpijn ; Romberg pos.; weigert L.P. valide
1 ischias; Romberg pos. . . . deels valide
1 tachycardie, Romberg pos. . . . valide
1 doof, neurorecid, tachycardie, dilat cordis invalide

2 tabes imperf.......valide

1 hart en vaat afw. aortitis luet ; demping op sternum,
hartklachten, dyspnoisch, pulsus irregul. aanvallen van
benauwdheid....... invalide

Klin. versch ij nselen W.R. Positief .

1 tabes dorsalis......valide

1 tabes imperf. (zwakke sens, stoornissen zwakke patel-

lairrefl.)........valide

1 rest fac. parese (neurorecid.) . . . valide
1 aortitis luet........valide

Reïnfectie

Valide .... 72 Gehuwd .... 17
Deels-valide . . 1 Gezins infectie. . O
Invalide .... 2

1) Hieronder: 1 lumb. vocht: W.R. neg. S.G. neg. N. neg. cellen 7.
1 trage patell. refl.
1 dubieuse cor. afw.

16 met normaal lumbaalv. na 1.2.5.5.5.5.6.6.6.8.8.8.9.11 ?? jaren.

-ocr page 110-

VERZAMELSTAAT IV^.

S.I salv. kr. p, (9 gevallen 5-10 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
9

Tevens
andere ver-
schijnselen.

geen.

wel.

Geen verschijnselen W^./?. Aregra^efi)

9

0

0

Geen verschijnselen Pos/Yief

0

Klin. versch ij nselen W.R. Negatief .

0

Klin. versch ij nselen W.R. Positief .

0

--------- . . ,nbsp;ivcinreciie ... 1

Crezins infectie. . O Overleden ... O

Hieronder: 1 lumb. vocht normaal.

VERZAMELSTAAT V^.
S.I seroneg. salv. kr. p, (37 gevallen 5-10 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
37

Tevens
andere ver-
schijnselen.

geen.

wel.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief^)

37

36

1

Geenversch ij nselen W.R. Positief .

0

Klin. verschijnselen IV.R. Negatief .

0

Klin. versch ij nselen W.R. Positief . . . \' 0

--------- . . ,nbsp;ivciuietiie ... 5

Gezinsinfectie . . 1 Overleden . . O
(na reinfectie in S. II)

Hierbij 6 lumbaalvocht onderzocht na 4.4.4.5.7.7. jaren normaal.

quot;nbsp;... reactiesnormaal, doch 8 cellen.

-ocr page 111-

VERZAMELSTAAT VI^.
S« I seropos, salv. zw. pi (51 gevallen 5—10 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
51.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

geen.

wel.

Geen verschijnselen W.R. Negatief^)

49

43

6

Geen versch ij nselen W.R. Positief .

0

Klin. versch ij nselen W.R- Negatief.
1 lues cerebrosp. veel hoofdpijn, geheugenzwakte, ver-
magert sterk, inprentingsvermogen gestoord, lumbaal

vocht normaal......invalide

1 tabes imperf. trage pupil reactie, lumbaal vocht normaal
valide..........

2

1

1

Klin. versch ij nselen W.R. Positief .

0

Valide .
Invalide .

50 Gehuwd . . .
1 Gezins-infektie.

Reïnfektie

Hieronder 4 lumb.vocht normaal — na 2.5.5.8 jaar.

5 „ met alle reacties normaal doch met resp. 6.7.9.14

en 20 cellen.
2 sterk serorecidief.

31
1

1 anaemisch, lage pat. refl., zeer nerveus.

VERZAMELSTAAT VlI^,

S. I seropos. salv. kr. Pi (11 gevallen 5—10 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
11

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

geen.

wel.

Geen verschijnselen W.R. Negatief^)

11

11

Geen verschijnselen W.R. Positief .

\' 0

Klin. verschijnselen W.R. Negatief.

0

Klin. verschijnselen W.R. Positief .

0

Valide.....11 Gehuwd .... 6 Reïnfektie ... 1

Gezins-infektie. . —

Hieronder: 1 lumb.vocht, reacties normaal, 7 cellen.
1 verst. 2« aorta toon.

-ocr page 112-

VERZAMELSTAAT VIIP.
S.II salv. zw. Pi (89 gevallen 5—10 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
89.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

geen.

wel.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief

70

61

9

Geen verschijnselen W.R. Positiefquot;).

12

9

3

Klin. versch ij nselen W.R. Negatief .
3 hart en vaat afw.

1 aortitis luet, neurasthenische klachten (lumbaal

vocht normaal).....valide

1 klachten in de richting aortitis luet. valide
1 onzuivere eerste aortatoon. reacties, normaal

cellen 10......valide

1 hepar vergroot.....valide

4

2

2

Klin. versch ij nselen W.R. Positief .

1 dementia paral......invalide

1 cor vergroot, tweede aortatoon versterkt, valide
1 matige algemeene toestand. , . valide

3

2

1

Valide .... 88 Gehuwd .... 73 Reïnfektie
Deels-valide. . . O Gezinsinfektie . . 2 Overleden
Invalide .... 1

\') Hieronder: 7 lumbaal vocht normaal na ■4.4.5.6.6.6.7 jaar.

1nbsp;.. .. W.R. negatief. N. positief, cellen 14.

2nbsp;„nbsp;reacties normaal; cellen 8 en 17.
1 6 jaar p.i. tweemaal epileptif. insult.

1 psych. afwijkingen, niet in verband met lues.
1 lever voelbaar.
1 vermagert.
\') Hieronder: 1 pat. maakt vreemden indruk.

-ocr page 113-

VERZAMELSTAAT IX^.
S. II salv. kr. Pi (40 gevallen 5—10 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
40.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

1

geen. |

wel.

Geen versch ij nselen W,R. Negatief \')

34

33

1

Geen versch ij nselen W./?. Positief .

1

1

Klin. versch ij nselen W.R. Negatief .

1 tabes imperf......valide

1

1

Klin. verschijnselen W.R. Positief .

1 tabes dorsalis of lues cerebrospinalis, reacties pos.
cellen 140; de symptomen zijn regressief, valide
1 lues cerebrospinal, (epileptif. insulten) reacties

normaal.....deels-valide

1 aortitis luet......valide

1 hepar palpabel.....valide

4

3

1

Reïnfektie,

39 Gehuwd . . .
1 Gezins-infektie.

Hieronder: 8 lumbaal vocht, normaal na 1.3.3.4.4.5.5,5 jaar.

2 „nbsp;„ reacties normaal — cellen 6.

1 ,,nbsp;„ W.R. zwak positief, overigens negatief.

1 extra systole, pols ietwat irreg, hart geen afw. Röntgen-
onderzoek, geen afwijkingen.

. . O

16

1

Valide . .
Oeels-valide.

-ocr page 114-

VERZAMELSTAAT X^.
S.O. pi (72 gevallen 5—10 jaar onbehandeld).
Toestand bij het stellen der diagnose.

Geen versch ij nselen W.R. Positief .

Klin. versch ij nselen W.R. Negatief

Syphilis Rnbsp;.....quot;

Psychische afwijkingen van vermoedelijk luet
.......invalide

21

Klin. verschijnselen W.R. Positief

6nbsp;paralues:
4 dem. paralytica
2 tabes dors. ... 1

3 lues cerebrospin:

1 epileptiforme toevallen . . . invalide
1 polyneuritis; loopstoornissen, sens, stoornissen

,nbsp;• • • invalide

1 debiel, cephalalgia noct. . deels-valide

7nbsp;algemeene verschijnselen: 4 invalide.

4 algemeene klachten; 1 cachexia, gummata,
hydrops articuli; 1 debilitas, rheumat. pijnen ;
1 anaemia, fungus testis.

1nbsp;aandoening van beenderen en gewrichten;

1nbsp;periostitis luetica.

6 aandoening van huid en slijmvliezen;

2 invalide; 2 deels-valide
4 gummata cutis; 1 leukoplakia; 1 psoriasis
plant, et palm.

2nbsp;aandoening der geslachtsorganen:

2nbsp;orchitis; fungus testis hydrocele; deels-valide
5 laat secundaire verschijnselen:nbsp;4 invalide

1 exantheem, periostitis, hoofdpijn ; 3exantheem;
1 alopecia spec., cyclitis . . . invalide
15 onbekende recidieven. . . . valide

Reïnfektie

Valide .... 51 Gehuwd .... 36
Deels-valide. . . 3 Gezins-infectie. . 3
Invalide .... 18 Vermoedelijk . . 2

Hieronder; 1 nu en dan hoofdpijn.
1 veel hoofdpijn.
1 syst. souffle a.d. punt.

Na behandeling werd de toestand als volgt:
Geen verschijnselen W.R. —25
.. W.R.-f 14
Kim. „ W.R. - 11
W.R.-f22
Valide . . .
.57
Deels-valide ... 9
Invalide .... 6

48

invalide
valide

-ocr page 115-

VERZAMELSTAAT XI^.
S.I Hg p2 (55 gevallen 10—15 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

Totaal
55.

geen.

wel.

Geen verschijnselen W.R. Negatief.

28

17

11

Geen versch ij nselen W.R. Positief

Klin. verschijnselen W.R. Negatief.

1 tabes imperfecta.....valide

3nbsp;lues cerebrospinahs:nbsp;valide

1 nauwe oogspleet, bulbus teruggezonken, Argyll
Rob. positief; 1 facialis parese; 1 anisocorie,
rheuma, sterke lumbaal vocht afwijkingen.

4nbsp;hart- en vaataandoeningen: 1 inval., 3 deels-val.
1 aneurysma, mors subita; 1 vit. cordis cum

aortitis luet,; 1 aneurysma aortae; 1 myo-
carditis luet.

3 leveraandoeningen:nbsp;2 valide, 1 invalide

3 hepatitis luet., een met sterke psychische
depressie.

Klin. verschijnselen W,R. Positief .

2 paralues:nbsp;1 invalide, 1 valide

l dera. paral, mors; 1 tabes dors,lever vergroot
en pijnlijk, syst, souffle.
2 lues cerebrospin:nbsp;2 invalide

1 neuritis nerv. V et VllI, labyrinthitis, anaem.
debiel;

1 apoplectif. insult, vertigo, strabismus, mors.
2 hart-en vaataandoeningen: 1 inval. 1 deels-valide
1 insuff. mitral., dilat. cordis ; 1 aneurysma, insuff.
aortae.
1 lever lues:

11

1 hepar vergroot en pijnlijk, icterisch, zwak met
verschijnselen van lues cerebrospin Invalide

Valide .... 43 Gehuwd .... 33 Reïnfektie.
Deels-valide. . . 5 Gezins-besmetting. 1 Overleden.
Invalide .... 7 Vermoedelijk . . 1

-ocr page 116-

VERZAMELSTAAT XII^.
S.II Hg p2 (125 gevallen 10—^15 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

Totaal
125

wel.

geen.

Geen verschijnselen W.R. Negatief^)

64

42

22

Geen verschijnselen W.R. Positief^).

28

18

10

Klin. versch ij nselen

1nbsp;paralues
3 tabes imperf.

2nbsp;lues cerebrospin:
1 slechte algemeene toestand, hardnekkig braken.

anisocorie, invalide. 1 sterke nerv. stoornissen,
trage pupillen, hoofdpijnen . . . invalide

3nbsp;hart- en vaataandoeningen:

1 hartklachten, arythmia, deels-valide. 1 angina
pectoris, hartklachten, X-foto negatief, deels-val.
1 cor vergroot, hoofdpijn, nerv. klachten, valide
algemeene verschijnselen :

anaemia, debiel, hoofdpijn .... valide

W.R. Negatief.

deels-valide
valide

10

1

Klin, versch ij nselen W.R. Positief .
5 paralues:

1 dem. paral.......invalide

1 verdacht van dem. paral, karakter verandering,
levendige refl .... deels-valide

3 tabes dorsalis......3 valide

2 tabes imperf.......valide

5 lues cerebrospin:

1 hoofdpijn, verhoogde reflexen, analgesie, deels-val.
I psychotisch neurasthen klachten, lumbaal vocht

negatief.......invalide

1 vertigo, binnenoordoofheid, patell. refl. afwijkingen,
hyperaestet, Romberg positief. . . invalide
1 nachtelijke hoofdpijnen .... valide
1 hoofdpijn, paraestesieén, vermagert, algemeene

klachten.
6 hart- en vaatziekten:

1 aneurysma, insuffic. aortae .
1 aneurysma aortae, insuffic. aortae
I Vitium cordis luet, arteriosclerose
1 aortitis luet, Vitium cordis .

deels-valide

invalide mors.
deels-valide
deels-valide
deels-valide

2 aortitis luet . . .1 deels-valide, 1 valide
2 leveraandoeningen:

1 hepar vergroot, pijnlijk, syst. soufflé, gumma, inval.
I hepatitis luet. . . . . . valide
1 aandoening van beenderen en gewrichten invalide

1 débilitas......deels-valide

1 geslachtsorgaan: orchitis luet......

23

14

Valide . .
Deels-valide.
Invalide . .

. 107
. 1

Gehuwd . . .
Gezins-infectie .
Vermoedelijk .

65
5
2

Reïnfectie
Overleden

geen
1

Hieronder: 1nbsp;anaemie.

1nbsp;sclerot. vaten, rheuma.

1nbsp;potator, dégénéré.

1nbsp;hart naar links vergroot.

1nbsp;rheumatismus.

1 t.b.c. puim. et urogenit. t.b.c. miliaris, mors.

Hieronder:
1 anisocorie, potator.
1 lichte anaemie.
1 overleden na galblaas
operatie.

-ocr page 117-

VERZAMELSTAAT XIII^.
S. I Salvarsan (zwak) p2 (63 gevallen 10\'-15 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

Totaal
63

wel.

geen.

Geen versch ij nselen M^./?. Negatief \')

43

39

11

Geen versch ij nselen W.R. Positief^) .

Klinische versch ij nselen W.R. Negatief

1nbsp;tabes imperfecta? pupill.nauw; lumb.vocht : W.R. neg.
N. neg. cellen 43 . . . . . valide

2nbsp;lues cerebrospinalis:

1 maag afwijking van onduidelijke origine, geopereerd
zonder baat; lumb.vocht : W.R. neg. N. neg. cellen 5

invalide

1 valneiging naar links (labyrinth) . . valide
1 lever vergroot niet pijnlijk .... valide
1 hart naar 1. vergroot; trage pupil . . valide

Klinische versch ij nselen W.R. Positief .
2 Paralues:

1 Dementia paralytica.....inval

1 Tabes dorsalis? toenemende nerv. verschijnselen,
Romberg pos. patell, reflex zwak . deels-valide
1 lever: vergroot, pijnlijk, lumb.vocht : W.R. neg. S. neg.

N. neg. cellen 10.....valide

1 hart: systol. souffle, versterkte tweede aortatoon val.

Reïnfectie
Overleden

Valide .... 60 Gehuwd.....28

Deels-valide . . 1 Gezins infectie ... 3
Invalide .... 2nbsp;„nbsp;., dubieus 1

Hieronder: 1nbsp;lumb.vocht W.R. neg.; N. neg.; cellen 7.

1nbsp;snel vermoeid, levendige reflexen.

1nbsp;lumb.vocht W.R. neg.; S. neg.; N. zeer zwak pos.; cellen 2.

1nbsp;Romberg zwak pos.

Hieronder: 1nbsp;lumb.vocht W.R. neg.; S. neg.; N. neg.; cellen 12.

1nbsp;bleef na reinfectie pos.; was eerst voortdurend neg.

1nbsp;Romberg zw pos.; W.R. neg.; S. neg.; cellen 0.

-ocr page 118-

VERZAMELSTAAT XIV^.

S.I Seropositief Salvarsan (zwak) p2 (13 gevallen 10—15 jaar

geobserveerd).

Toestand bij het einde der observatie.

Valide .... 11 Gehuwd .... 1
Deels-valide . . 1 Gezins infectie. . O
Invalide .... 1

Totaal
13

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

geen.

wel.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief \') .

10

9

1

Geen versch ij nselen W./?. Positief .

1

1

Klinische versch ij nselen M^./?. Negatief

0

Klinische versch ij nselen W.R. Positief .
1 para lues: dementia paralytica . . . invalide
1 lues cerebrospinalis (neurorecidief); R. facialis parese
(rest); arthritis talo cruralis luet. . deels-valide

2

1

1

Reïnfectie

Hieronder: 1 overleden aan perforatie periton. (ulcus duodeni).

-ocr page 119-

VERZAMELSTAAT XV^.
S. II Salvarsan (zwak) pj (42 gevallen 10—15 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

Totaal
42

wel.

geen.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief

31

25

Geen versch ij nselen W.R. Positief

Klinische versch ij nselen W.R. Negatief
5 resten lues cerebrospinalis na neurorecidief:

1nbsp;hoofdpijn; nystagm. horiz. 1. pupil )r.;

lichte ataxie......valide

2nbsp;labyrinth doofheid eenzijdig . . . valide
1 restant facialis parese, oorsuizen . . valide

1 ischias luet. ? (heeft 1 jaar p. i. neurorecid. gehad
en hersteld. Facialis paralyse) . . . valide
1 tabes imperfecta

pupillen niet rond r. reactie {1. . • . valide
1 hepar iets vergroot.....valide

Klinische versch ij nselen W.R. Positief .
Lues III faciei, osteomyelitis gummosa, meningitis localis

invalide mors

Valide .... 41 Gehuwd .... 30 Reïnfectie ... 4
Deels-valide . . O Gezins infectie . 2 (2 reïnfecties bij 1 patient)
Invalide .... 1nbsp;Overleden ... 1

Hieronder: 1 lumb.vocht: W.R. neg.; N. pos.; cellen 10.
1 kortademig, gauw moe, adipositas.
1 veel hoofdpijn.

1 hart vergroot naar L. (adipositas).
1 hart naar L. vergroot.

-ocr page 120-

VERZAMELSTAAT XVl\\
S.O. p2 (45 gevallen 10—15 jaar onbehandeld).
Toestand bij stellen der diagnose.

Geen versch ij nselen W.R, Negatief

23

O

Geen versch ij nselen W.R. Positief

Klinische versch ij nselen W.R. Negatief .

Klinische versch ij nselen W.R. Positief.....

6 paralues:

1 psych. afwijking; trage pupillen, pees reflex afwezig; dementia

paralytica . \'....... .nbsp;invalide

1 schietende pijnen, spraakstoornissen, slecht zien, moeilijk loopen ;

tabo paralyse.........invalide

1 syph R. onbekend ; dementia paralytica ....nbsp;invalide

1 tabes dorsalis, na 2 jaar dem. paral, mors. . . .nbsp;invalide

1 gevoelloosheid ; tabes dorsalis......valide

1 myosis. pupillen traag, patell. reflex, zwak.

Achillis reflex afwezig, tabes imperfecta ....nbsp;valide
5 hart en vaatziekten:

1 aortitis luetica, febris syph. cor bovinum ; mors. • .nbsp;invalide

1 vitium cordis luet........deels-valide

1 hartklachten, insufï. valv. aortae......invalide

1 benauwd, hartklachten, aneurysma, insuff. valv. aortae, mors.nbsp;invalide

1 sclerosis art. coron.........valide

1nbsp;lever: hepatitis luetica, sterke cachexia, vermagering . .nbsp;invalide

2nbsp;algemeene verschijnselen:

1 febris syphihtica essential.......invalide

1 vermagering, anisocorie.......invalide

2 aandoening beenderen en gewrichten:

1 osteomyelitis et arthritis luet. ......nbsp;invalide

1 gumma frontahs, tubero serpig. syphilide van r. dij, hartafwijking,

slechte algemeene toestand . ......invalide

1 aandoening geslachtsorganen: 1 hydrocele, orchitis luetica .nbsp;valide

1nbsp;lues III huid en slijmvliezen:

1 luetische ulcera mondslijmvliezen.....invalide

2nbsp;lues cerebrospinalis:

1 apoplexie voorafgegaan door iritis luet. .....nbsp;invalide

1 rheumatismus, hardnekkige pijnen.....invalide

2 onbekend.

Bij de herkenning waren:

Valide .... 29nbsp;Gehuwd .....nbsp;29 Later overleden

Deels-valide . . 1nbsp;Gezins infectie ...nbsp;6

Invalide .... 15nbsp;Gezins infectie dubieusnbsp;1

Na behandeling werd de toestand:

Geen verschijnselen W.R. — 12nbsp;Valide.........32

Geen verschijnselen W.R. -f 15nbsp;Deels-valide.......O

Klin. verschijnselen W.R. — 3nbsp;Invalide........9

Klin. verschijnselen W.R. 4quot; 15

22

-ocr page 121-

VERZAMELSTAAT XVII\'^.
S.I Hg. P3 (46 gevallen 15—20 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
46

Tevoren
audere ver-
schijnselen.

geen.

wel.

Geen versch ij nselen W.R, Negatief \')

22

11

11

Geen verschijnselen W.R. Positief^)

8

3

5

Klinische versch ij nselen WR. Negatief
1 rest lues cerebrospinalis (parese R. gezichtshelft na

hemiplegie).......valide

1 Argyll Robertson (9 jaar stationair) . . valide

1 aneurysma aortae.....invalide

1 hepatitis luetica.....deels-valide

4

3

1

Klinische versch ij nselen W.R. Positief .
5 paralues:

1 dementia paralytica.....invalide

4 tabes dorsalisnbsp;.... 1 deels-valide

1 tabes imperfecta:

1 anisocorie, Argyll Robertson . . . valide

1nbsp;encephalitis, Parkinsonisme, slapeloosheid, hoofdpijn,
Romberg pos.......invalide

2nbsp;hart- en vaatafwijkingen:
1 aortitis luetica, hepatitis .
1 luetische coraandoening .

1 pneumonia fibrosa, slechte alg. toestand
1 hepatitis luetica; gezinslues .
1 perforatie palatum ....

12

deels-valide

valide
. invalide
valide
valide

40 Gehuwd.....38 Overleden

3nbsp;Gezins infectie ... 4 Reïnfectie

4nbsp;Vermoedelijk gez.inf. . 3

Valide . .
Deels-valide
Invalide . .

Hieronder: 1 extra systol.

1 geïsol. Romberg.
Hieronder: 1 vermagerd.

-ocr page 122-

VERZAMELSTAAT XVIIIA.

S.II Hg P3 (101 gevallen 15—20 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

Totaal
101.

geen.

wel.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief
Geen versch ij nselen W.R. Positief 2)

51

29

22

14

10

Klin. versch ij nselen W.R. Negatief .

1 tabes dors. (Arg. Robertson, patell. refl. zw. Babinski,

pos. Romberg pos., abn. lumbaal vocht . valide
5 tabes imperfecta ..... valide
7 lues cerebrospinalis:

1 morb. Menière, lumbaal vocht normaal . invalide
1 hoofdp. vertigo, nerveus, geheugen defect, schietende

pijnen......deels-vahde

1 leververschijnselen (bleek, vervallen uiterlijk) invalide
1 doof, Menière, gang- en spraakstoornissen, lumbaal

vocht normaal)......invalide

1 paresis nervus facialis .... valide
1 .,nbsp;„nbsp;„ vertigo . . . invalide

1nbsp;......valide

7 hart- en vaatziekten.\'

1 aortitis luetica.....deels-valide

1nbsp;... vit. cordis . . . deels-valide

1 „ „ . tab. versch. (Argyll Robertson, ani-
socorie, hyperaesthesie, gezichtsveldbeperking),

deels-valide

1 cor vergroot, mitraal afwijking. . . invalide

1 cor afwijkingen......valide

1 aortitis luet. insufF. aortae, hartklachten . invalide
1 aortitis luet., demping op sternum . deels-valide

16

Klin. versch ij nselen W.R. Positief
7 paralues:

1 dementia paralytica.....invalide

3 tabes dorsalis.....1 invalide

1nbsp;tabo paralyse.....deels-valide

2nbsp;tabes imperfecta.....valide

3 lues cerebrosp! nalis:

1 parese linker gezichtshelft na hemiplegie . valide
1 tabetische verschijnselen .... valide

1 toevallen......deels-valide

2 hart- en vaatziekten:

aortitis luet. cor afwijkingen. . . deels-valide
aortitis luetic.......invalide

1nbsp;leveraandoening : hepatitis luet. lever groot en pijnlijk,
miltvergrooting, sternum drukgevoelig deels-valide

2nbsp;aandoening beenderen en gewrichten:

1 huid en schedel gummata, gumma sterni, spontaan

fractuur, koorts......invalide

1 periostitis tibiae, cachexia. . . . invalide
1 strictura recti......vahde

20

11

Valide .... 81 Gehuwd .... 66
Deels-valide. . . 9 Gez.-infectie dub. 4
Invalide .... 11

Overleden

submersio 1

Hieronder: 1 systolische soufflé (bestond reeds bij aanneming) leverrand
palpabel.

1 pos. lumbaal vocht (N. pos. Pleoc. 9 W.R. neg.).
1 kortademig, frequente hariswerking, adipositas in lumbaal
vocht Nonne pos. (bloedbijmenging).
*) Hieronder: 1 lumbaal vocht (W.R. neg. S.G. neg. Pleoc.
7) valide.

-ocr page 123-

VERZAMELSTAAT XIX\\

S.I salv. zw. (0,600 a 1 gr. oud. salv.) pa (16 gevallen
15—20 jaar geobserveerd).

Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
16

Tevoren
andere ver-
schijnselen. .

geen.

wel.

Geen verschijnselen W.R. Negatief^)

12

6

6

Geen versch ij nselen W.R. Positief .

1

1

Klinische versch ij nselen W.R. Negatief
Doof, neurorecidief, lues cerebrospinalis.

1

1

Klinische versch ij nselen Positief .
1 lues cerebrospinahs. suf, trage R pupil, R doof na

neurorecidief.....deels-valide

1 lever vergroot, pijnlijk, vaatsteel verbreed, neuralg.
pijnen, rest chlorioretinitis , . . deels-valide

2

1

1

Valide . .
Deels-valide
Invalide . .

H
2
O

Gehuwd . . .
Gezins infectie .

8 Overleden
1 Reïnfectie

Hieronder 1 lumb.vocht W.R. neg. S.G. neg. Pleoc. 6 Nonne neg.
1 laatste jaar habitueel hoofdpijn.

VERZAMELSTAAT XX^.

S. II salv. zw. (0,600 a 1 gr. salv. oud.) p3 (8 gevallen
15\'—20 jaar geobserveerd).

Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
8

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

geen.

wel.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief

7

5

2

Geen versch ij nselen W.R. Positief .

0

Klinische versch ij nselen W.R. Negatief

0

Klinische verschijnselen W.R. Positief.
1 aortitis luetica, verbreede vaatsteel, systolische souffle
over alle ostia......valide

1

1

Valide

8 Gehuwd .... 5 Reïnfectie
Gezins infectie . . O

1) Hieronder : 1 systolische souffle over alle ostia.

-ocr page 124-

VERZAMELSTAAT XXI^.
S.O. P3 (15—20 jaar onbehandeld 27 gevallen).
Toestand bij stellen der diagnose.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief
Geen versch ij nselen W.R. Positief
Klin. vcrsch ij nselen W.R. Negatief

Klin. versch ij nselen W.R. Positief
3 paralues:

1 dementia paralytica........invalide

1 tabes dorsalis........deels-valide

1 tabes imperfecta........deels-valide

3 lues cerebrospinalis:

1 epilepsia luetica........deels-valide

1 hemeralopie (met rheumatische pijnen) . . . deels-valide
1 psychose, W.R. hoog positief ...... invalide

1nbsp;aandoening hart en vaten:

aortitis luetica, anaemia, hartklachten, vermagerd . . deels-valide

2nbsp;leveraandoeningen;

1 hepatitis luet. leververgrooting, anisocorie .... valide
1 hepatitis luetica.........invalide

1nbsp;aandoening beenderen en gewrichten:

arthritis luetica tert........deels-valide

2nbsp;huid- en slijmvliesaandoeningen:

1 gumma cutis..........valide

1 tumor, diep in linker armspier en in onderhuidsch bindweefsel, valide
2 algemeene klachten:

1 febris luet. III essential.......invalide

1 zwakte, vermagering, algemeene klachten.....invalide

1 maagaandoening W.R. positief :

hersteld na therapie.......deels-valide

1 oogaandoening: iritis luetica......deels-valide

13
2

Bij de herkenning waren:

Valide ....nbsp;14nbsp;Gehuwd . . ,

Deels-valide. . .nbsp;8nbsp;Gezins-infectie,

Invalide ....nbsp;5

Na behandeling werd de toestand:

Geen verschijnselen W.R. — 8
W.R.-f9

Klin. „ W.R. - 4
W.R. 4-6

Valide.... 20
Deels-valide. . . 5
Invalide ... 2

11
O
16

-ocr page 125-

VERZAMELSTAAT XKII^.
S. I Hg P4 (22 gevallen 20—30 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Totaal
22,

Tev
ander
schiii
geen.

oren
e ver-
iselen.

wel.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief

6

6

Geen versch ij nselen W./?. Positief .

10

6

4

Klin. versch ij nselen W.R. Negatief .

1 lues cordis......deels-valide

1 lues cerebrospinalis is reeds 5 jaar stationair, ver-
betert zelfs.......valide

3

3

Klin. versch ij nselen M^.i?. Positief .

1 aneurysma aortae.....invalide

1 lues cerebrosp. na 20 jaar opgetreden, na specif.

therapie verbeterd .... deels-valide
1 cachexia luetica.....deels-valide

3

2

1

Overleden

Valide .... 18 Gehuwd .... 17
Deels-valide. . . 3 Gezins-infectie. . 2
Invalide .... l

Hieronder: 1 patient in \'2^ opgeheven Achillispeesreflexen, analgesie linker
binnenenkel; in \'26 niets geconstateerd.
1 lichte Romberg.
1 cor naar links iets vergroot.

1 lumbaal vocht: W.R. neg. S.G. neg. Nonne neg. cellen 11.
1 lichte anaemie.
1 vermagerd.
1 geïsoleerde anisocorie.

\') Hieronder: 1 geval van troebeling in glasvocht.

1 geval van adipositas, cor licht vergroot, licht kortademig.

-ocr page 126-

VERZAMELSTAAT XXIIJA.
S. II Hg P4 (63 gevallen 20—28 jaar geobserveerd).
Toestand bij het einde der observatie.

Tevoren
andere ver-
schijnselen.

Totaal
63.

geen.

wel.

Geen verschijnselen W.R. Negatief\')

26

15

11

15

Geen versch ij nselen W.R. Positief

Klin. verschijnselen W.R. Negatief.
5 lues cerebrospinalis:

1 tabes incip., ataxie, lichte Arg. Robertson, patell.
reflex afwezig, lumbaal vocht geen afwijkingen (reeds
8 jaar stationair, verbetert) . . . valide
I lichte org. neur. afwijking, hoofdpijn, restant facialis

, parese........valide

1 anisocorie, levendige refl., neurasthenische klachten,

reeds jaren stationair.....vahde

1 doof, oorsuizen, ptosis, Romberg pos., kracht ver-
minderd (alcoholist) . . . . deels-valide

1 toevallen......deels-valide

5 aandoening hart en vaten:

1 aneurysma aortae, insuflF. aortae. . . invalide
1 cor vergroot; hepar vergroot . . . valide
1 aortitis luetica, aneurysma. . . deels-valide

1 lues cordis. ......valide

1 lues cordis et hepatitis.....valide

12

Klin. versch ij nselen W.R. Positief .

1nbsp;dementia paralytica......invalide

3nbsp;tabes imperfecta:

1 trage pupillen, niet rond, anisocorie; stationair, vaiide
1 linker pupil onregelmatig, reactie traag, stationair.

valide

1 pupillen traag, patell. reflex afwezig, Romberg zwak
, pos.........valide

2nbsp;lues cerebrospinalis:

1 hoofdpijn, miosis, trage lichtrefl, hooge reflexen, lumb.

vocht: geen afwijkingen, cellen 5. . deels valide
1 vergeetachtig, suf, cephalalgia . . deels valide
1 cachexia luet., vermagert, pijn, anaemia, Romberg

licht positief.....deels valide

1 aneurysma aortae. insufï. aortae . . deels valide

4nbsp;leveraandoeningen:

1 hepar vergr., algemeene klachten, hoofdpijn, invalide
1 vergroote pijnlijke\' hepar, slechte algemeene toestand,

koorts........invalide

1 hepatitis luetica......valide

I hepatitis luet.. trage linker pupil, anisocorie. valide

10

Valide .... 52 Gehuwd .... 52 Overleden
Deels-valide. . . 7 Gezins-infectie. . 6 Reïnfectie
Invalide .... 4 Gez.inf. dubieus . 2

-ocr page 127-

VERZAMELSTAAT XXIV^.
S.O. P4 (14 gevallen 20-30 jaar onbehandeld).\')
Toestand bij herkenning.

Geen versch ij nselen W.R. Negatief......

Geen versch ij nselen W.R. Positief......

Klin. versch ij nselen W.R. Negatief......

1 lues cerebrospinalis, suf, cephalalgia, pupillen onregelmatig, anisicorie,

Romberg positief.........invalide

1 ataxie, silbenstolpern, nerv. klachten .... deels-valide
1 aneurysma aortae, aortitis luet. algemeene klachten . . invalide

Klin. versch ij nselen W.R. Positief......

3 lues cerebrospinalis:

1 lues cerebri (vertigo).......deels-valide

1 hoofdpijn, snelle vermoeidheid, suf. vergeetachtig, rheumatische

pijnen..............invalide

1 parasthesieën.........valide

2 aandoeningen hart en vaten:

1 aortitis aortae, insuff. aortae, endocarditis luetica . . invalide

1 lues cordis.........deels-valide

1 hardnekkige keelklachten, sterke zwelling der lymphoglandulae. koorts,
arthritis, leucoplakie........invalide

Valide.....6 Gehuwd .... 11

Deels-valide ... 3 Gezins-infectie. . 3
Invalide .... 5

Na behandeling werd de toestand :

Valide......7

Deels-valide.....5

Invalide......2

Een geval 37 jaar onbehandeld.

Geen verschijnselen W.R. sterjc positief.

Vrouw en kind besmet, beide lijdend aan neuroretinitis luet.

-ocr page 128-

VERZAMELSTAAT
S. I Hg pi, 5—10 jaar — 44 gevallen.

Verloop verschijnselen.

a.

Geen: 20

Wel: 24

W.R.

W.R.

werden

bleven

met

met

klin. hersteld

onhersteld

4-

W.R.-

W.R.

W.R. -

W.R.

W.R.-

W.R.

W.R.-

W.R.

4

16

7

9

1

23

9

3

3

9

b.

Aard der recidieven.

Herst.

On-
herst.

Overl.

Duur in jaren van
het interval.

Laat secundair......

9

9

_

_

1.1.1.1.1.2.2.2.2.

Tertiair: huid en slijmvliezen

4

3

1

2.4.5.5.

Geslachtsorganen.....

1

1

5

Beenderen en gewrichten . .

3

2

1

3.4.5.

Algemeene verschijnselen . .

3

2

1

1.3.6.

Lever .........

2

2

6.9.

Hart en vaten......

2

2

4.5.

Lues cerebrospinalis....

Para lues; hiervan ....

5

5

Dementia paralytica....

2

2

4.8.

Tabes dorsalis......

3

3

5.9.9

Tabes imperfecta.....

-r-

Onbekend.......

1

1

2

Tusschen 1—5 jaar waargenomen 18 recidieven,
5-10 .,nbsp;„ 12

-ocr page 129-

VERZAMELSTAAT IP.
S. II Hg pi 5—10 jaar — 95 gevallen.

Verloop verschijnselen.

Tusschen

5.

Geen

: 61

Wel: 34.

W.R.

W.R.

werden

W.R.-

bleven
W.R.-I-

met
W.R.-

met
W.R.-f-

W.R.

on-
bekend

klin. h
W.R.-

ersteld
W.R.

onhei
W.R. -

rsteld
W.R.

3

58

28

30

33

1

12

3

3

16

b.

Aard der recidieven.

Herst.

On-
herst.

Overl.

Duur in jaren van
het interval.

Laat secundair......

7

7

1.1.1.1.2.3.4.
3.5.5.

O

Tertiair: huid en slijmvliezen

3

3

1
1
4

6

Geslachtsorganen.....

1

8

A c n

Beenderen en gewrichten . .
Lever.........

3

4
6

2

4.5. y.
6.7.9.9.
5.6.6.8.8.9.
4.5.7.8.8.9.9.

Algemeene verschijnselen . .

7

2
1

5
1
1

Lues cerebrospinalis ...

2
1

2 .\')

alleen pos. lumbaal-
vocht W.R. .S.
4- N cellen 300

Tabes imperfecta.....

2

2

7.9.

1.3.4.6.8.

£

5

5

Lumbaalvocht......

1

0

1) Neurorecidief.

-5 jaar waargenomen 14 recidieven.
-10 .. .. 26

-ocr page 130-

VERZAMELSTAAT IIP.
S. I salvarsan zwak, 5—10 jaar — 75 gevallen.

Verloop verschijnselen.

b.

Geen: 5 7

Wel: 18

W.R.

W.R.

4-

werden
W,R.-

bleven
W.R.

met
W.R.-

met
W.R.4-

klin. Y
W.R.-

lersteld
W,R.

onhe
W.R.-

rsteld
W,R.-(-

35

22

20

2

5

13

7

7

4

Aard der recidieven.

On-
herst.

Duur in jaren van
het interval.

Herst.

Overl.

Laat secundair......

Tertiair: huid en slijmvliezen
Geslachtsorganen . . .
Beenderen en gewrichten
Algemeene verschijnselen

Lever.....

Hart en vaten. .
Lues cerebrospinalis
Para lues . . .
Dementia paralytica
Tabes dorsalis. .
Tabes imperfecta .
Onbekend . . .

1.1.1.1.2,2.2.4.

7.9.

1.1.1.1.1.5.9.

4.7.8.

Tusschen 1—5 jaar waargenomen 15 recidieven.
5-10 ,.nbsp;6

-ocr page 131-

VERZAMELSTAAT IV^.
S. I salvarsan krachtig, 5—10 jaar — 9 gevallen.
Verloop verschijnselen.

VERZAMELSTAAT V^.
S. I scroncgatief salvarsan krachtig, 5—10 jaar — 37 gevallen.

Verloop verschijnselen.

Geen: 9

wel:

: 0

W.R.

W.R.

4-

werden
W.R.-

bleven

W.R.

W.R.

klin. 1
W.R.-

lersteld
W.R.

onhe
W.R.-

rsteld
W.R.

6

3

3

a.

Geen: 36

wel: 1

W.R.

W.R.
-f

werden
W.R. _

bleven
W.R.

met
W.R.-

met
W.R. 4-

klin. h
W.R -

lersteld
W.R.

onhe
W.R. -

rsteld
W.R.-I-

36

1

1

b.

Aard der verschijnselen-

Herst.

On-
herst.

Duur in jaren van
het interval.

Laat secundair......

Lumbaalvocht afwijkingen. .

1

2

1

3

Vs—2 jaar

Tusschen 1—5 jaar waargenomen quot;1 recidief.
5-10 ..nbsp;.. O

-ocr page 132-

VERZAMELSTAAT VP.
S. I seropositief salvarsan zwak, 5—10 jaar — 51 gevallen.

a.nbsp;Verloop verschijnselen.

Geen: 43

Wel: 8

W.R.

W.R.

werden
W.R.—

bleven
W.R.

met
W.R.-

met
W.R. -f

khn. h
W.R. _

lersteld
W.R.

onhe
W.R.-

rsteld
W.R.

43

43

7

6

2

b.

Aard der verschijnselen.

Herst.

On-
herst.

Duur in jaren van
het interval.

Laat secundair......

3

3

_

1.1.2.

Algemeene verschijnselen . .

1

1

7

Lues cerebrospinalis....

2

1

1

1.3.

1?

1

4

Onbekend .......

1

1

IV2

Lumbaal v. afwijkingen . .

5

5.5.5.6.7.

Tusschen 1—5 jaar waargenomen 7 recidieven.
5-10 „nbsp;O

VERZAMELSTAAT VII«.
S. I seropositief neosalvarsan krachtig, 5—10 jaar — 11 gevallen.

Verloop verschijnselen.

Geen: 11

Wel: 0

W.R.

W.R.

werden

bleven

WR.

W.R.

klin. hersteld

onhersteld

4-

W.R.-

W.R.

W.R.-

W.R.

W.R.-

W.R.

11

11

-ocr page 133-

VERZAMELSTAAT VHP.
S. II salvarsan zwak, 5—10 jaar — 89 gevallen.

Verloop verschijnselen.

b.

Geen: 70

Wel: 19

W.R.

W.R.

W.R.

onbek.

werden

W.R.-

bleven

W.R.

met
W.R.-

met
W.R.

onbek.

klin. hersteld
W.R.WIR.

onhersteld
W.R.-| W.R.

11

56

3

50

9

4

14

1

9

3

4

3

Aard der recidieven.

Duur in jaren van het
interval.

On-
herst.

Herst.

Laat secundair\') . . . . .
Tertiair: huid en slijmvliezen
Geslachtsorganen . . .
Beenderen en gewrichten
Algemeene verschijnselen

Lever.....

Hart en vaten. .
Lues cerebrospinalis
Para lues . . .
Onbekend . . .
Afwijkend lumbaalvocht

1 . 1

6
4

4

5
7

4.5.6

2

5

2.3.3
7.8.8.9

1.2.2.4.5,

1) Hieronder 2 gevallen van iritis luctica.

Tusschen 1 — 5 jaar waargenomen 13 recidieven.
5-10nbsp;„nbsp;7

-ocr page 134-

VERZAMELSTAAT IX^.
S. II neosalvarsan krachtig, 5—10 jaar — 40 gevallen.

Verloop verschijnselen.

b.

Geen: 34

Wel: 6

W.R.

W,R.

werden
W.R.-

bleven
W.R.-f-

met
W.R,-

met
W,R.

klin. h
W,R.-

lersteld
W.R.

onhe
W,R.-

rsteld
W.R.

34

33

1

1

5

1

1

4

Aard der verschijnselen.

Duur in jaren van het
interval.

On-
herst.

Herst.

Laat secundair......

Tertiair: huid en slijmvliezen
Geslachtsorganen . . .
Beenderen en gewrichten
Algemeene verschijnselen

Lever.....

Hart en vaten . .
Lues cerebrospinalis
Para lues . . .
Tabes imperfecta .

3.6,

Tusschen 1—5 jaar waargenomen 3 recidieven.
5-10nbsp;4

-ocr page 135-

VERZAMELSTAAT XP.
S. I Hg, 10—15 jaar — 55 gevallens

Verloop verschijnselen.

a.

Geen: 24

Wel

: 31

W.R.

W.R,

werden
W.R. -

bleven
W.R.

met
W.R.-

met
W.R.

onbek.

klin.h
W.R. -

ersteld
W.R.

onhe
W.R. -

rsteld
W.R.

Overl.

24

18

6

2

27

2

10

3

11

7

3

b.

Aard der recidieven.

Herst.

On-
herst.

Overl.

Duur in jaren van
het interval.

6

6

_

_

1.2.2.2.7.9.

Tertiair: huid en slijmvliezen

3

3

2.4.8.

Geslachtsorganen .....

Beenderen en gewrichten . .

3

3

2.5. 12.

Lever.........

6

1

5

13.15.17.14.12.14.

Hart en vaten......

6

6

1

10.11.12,12.12.14.

Lues cerebrospinalis ....

6

6

1

l.gt;)l.i)4.9.10.11.

Para lues.......

2

2

1

Dementia paralytica... 1

12

Tabes dorsalis.....1

10

Tabes imperfecta.....

1

1

10

Cachexia........

5

4

1

2.4.7.9.14.

Onbekend .......

5

5

1 .4.lt;10lt;10lt;10

1) Neurorecidief.

Tusschen 1—5 jaar waargenomen 15 recidieven.
5-10 ..nbsp;.. 13

.. 10-15 „nbsp;„ 13

-ocr page 136-

VERZAMELSTAAT XIP.
S. II Hg, 10—15 jaar - 125 gevallen.

Verloop verschijnselen.

Geen: 58

Wel: 67

ook

doch

W.R.

werden

bleven

met

met

W.R.

klin. hersteld

onhersteld

over-

W.R.-

W.R.

onbek.

W.R.-

W.R.

|w.R.-

W.R.

onbek.

W.R.-

W.R.

W.R.-

W.R.

leden

6

51

1

35

17

-

61

6

24

20

10

23

1

b.

Aard der recidieven.

Herst.

On-
herst.

Overl.

Duur in jaren van
het interval.

Laat secundair......

7

7

_

_

1 . 1 . 2 . 2 . 2. lt;5. 8.

Tertiair: huid en slijmvliezen

7

6

1

2.3.3.4.4.8. 11.

Geslachtsorganen.....

5

4

1

3.4.8.8. 10.

Beenderen en gewrichten . ,

2

1

1

1.1.

Algemeene verschijnselen . .

4

2

2

4.4.4. 14.

Lever .........

2

2

11 . 13.

Hart en vaten......

8

8

1

3.6.7.7.9.10.10.14.

Lues cerebrospinalis ....

14

7

7

3.3.3.6.6.7.7.12.

Para lues.......

6

6

12. 14. 14.14?.?.

Dementia paralytica ... 3

10. 12.14.

Tabes dorsalis.....3

11 . 12. 12.

Tabes imperfecta.....

5

5

8.11 .12.13.13

Onbekend.......

34

34

1 . (9X2) (2X3) (4X4)
(3X5) (3X6)7.7.
8.9.9.9. 10.10.
11.12.13.

Oog.........

4

4

1.5

Tusschen 1—5 jaar waargenomen 41 recidieven.
, .. 5-10 ..nbsp;.. 26

10-15 ..nbsp;.. 28

-ocr page 137-

VERZAMELSTAAT XIIP.
S. I salvarsan zwak, 10—15 jaar — 63 gevallen.

Verloop verschijnselen.

Geen: 47

Wel: 16

W.R.

W.R.

4-

W.R.

onbek.

werden

W.R. -

bicven

W.R.

met
W.R.-

met
W.R.

W.R.
onbek.

klin. h(
W.R.-

zrsteld
W.R.4-

onhersteld
W,R.-| W.R.-f-

3

44

37

7

14

2

4

3

5

4

b.

Aard der recidieven.

Herst.

On-
herst.

Duur in jaren van
het interval.

Laat secundair......

5

5

__

_

1.2.4.8.13.

Tertiair: huid en slijmvliezen

3

3

7.8.11.

Geslachtsorganen.....

2

2

4.6.

Beenderen en gewrichten . .

1

1

10

Algemeene verschijnselen . .

3

3

4.5.6.

Lever.........

2

2

13. 17.

Hart en vaten......

2

2

10. 11 .

Lues cerebrospinalis ....

4

1

3

2.3.12.15?

Para lues.......

2

2

Dementia paralytica... 1

13

Tabes dorsalis.....1

11

Tabes imperfecta.....

1

1

13

Oog.........

1

I

17

Lumbaalvocht afwijkingen. .

4

10. 10. 11 .14 .

Onbekend.......

1

1

7

Tusschen 1—5 jaar waargenomen H recidieven.
5-10 „nbsp;^ 8

.. 10-15 ..nbsp;,. 12

-ocr page 138-

VERZAMELSTAAT XIV^.
S. I seropos. salvarsan zvirak, 10—15 jaar — 13 gevallen.

3.nbsp;Verloop verschijnselen.

Geen: 10

Wel: 3

W.R.

W.R.

werden

bleven

met

met

W.R.

klin. hersteld

onhersteld

W.R.-

W.R.

W.R.—

W.R.

onbek.

W.R. -

W.R.

W.R.-

W.R.

10

9

1

2

1

1

2

Aard der recidieven.

b.

Herst.

On-
herst.

Duur in jaren van het
interval.

Beenderen en gewrichten . .

2

1

1

2.12

Lues cerebrospinalis....

1

1

3

Para lues en dement, paralyt.

1

1

10

Onbekend.......

1

1

3

VERZAMELSTAAT XV^.
S. II salvarsan zwak, 10—15 jaar — 42 gevallen.

Verloop verschijnselen.

Geen: 28

Wel: 14

W.R.

W.R.

werden
W.R. -

bleven

W.R.

met
W.R.-

met
W.R.

klin.h(
W.R. -

ïrsteld
W.R.

onhe
W.R.-

rsteld
W.R.-f

Overl.

3

25

22

3

3

11

6

7

1

1

Aard der recidieven.

b.

Herst.

On-
herst.

Duur in jaren van het
interval.

Laat secundair. .....

2

2

__

2,3

Tertiair: huid en slijmvliezen

3

2

1

2.4.9.

Beenderen en gewrichten . .

4

3

1

2.4.4.9.

Lever. ... *.....

1

1

14

Lues cerebrospinalis....

6

1

5

V2. 1 . 1 .1 . 1 .2 .

Tabes imperfecta.....

1

1

11 .

Onbekend.......

3

3

3.3.4.

Lumbaalvocht......

1

12.

Tusschen 1 —5 jaar waargenomen 16 recidieven.
5-10 „nbsp;2

„ 10-15 „nbsp;„ 3

-ocr page 139-

VERZAMELSTAAT XVIP.
S. I Hg, 15—20 jaar — 46 gevallen.

Verloop verschijnselen.

Geen: 13

Wel: 33

ook

doch

W.R.

werden

bleven

met

met

W.R.

klin. hersteld

onhersteld

W.R.--

W.R.

onbek.

W.R.-

W.R.

W.R.-

W.R.

onbek.

W.R. -

W.R.

W.R.-

W.R.-H

1

11

1

9

3

1

24

8

12

5

4

12

b.

Aard der recidieven.

Herst.

On-
herst.

Duur in jaren van het
interval.

Tertiair: huid en slijmvliezen

7

7

_

2.1 . 16.1.2.1 .3.

Geslachtsorganen.....

1

1

3

Beenderen en gewrichten . .

5

5

8-1-2. 10.2

Algemeene verschijnselen . .

3

2

1

4.5. 17

Lever.........

7

4

3

17.17.17.1.9. 15. 15.

Hart en vaten......

4

4

18-16-18-19

Lues cerebrospinalis ....

2

2

5. 16

Para lues.......

5

5

Dementia paralytica. . . 1

-

16

Tabes dorsalis.....4

6. 10. 13.16.

Tabes imperfecta.....

2

2

6. 17

Onbekend .......

10

10

2.3.3.5.6.6.6.7.8.9.

Oog.........

1

1

3

Lumbaalvocht......

1

17.

Long.........

1

1

18

Tusschen 1—5 jaar waargenomen 16 recidieven.
5-10 ..nbsp;13

.. 10-15nbsp;3

„ 15-20nbsp;^ 18

-ocr page 140-

VERZAMELSTAAT XVIIP.
S. II Hg, 15-20 jaar — 101 gevallen.

Verloop verschijnselen.

b.

Geen: 39

Wei: 62

ook

doch

W.R.

werden

bleven

met

met

W.R.

klin. hersteld

onhersteld

W.R.-

Vl^.R.

onbek.

W.R. -

W.R.

W.R.-

W.R.

onbek.

W.R.-

W.R.-f-

W.R.-

W.R.

6

30

3

23

10

1

54

7

22

4

20

16

Aard der recidieven.

Duur in jaren van het
interval.

On-
herst.

Herst.

Laat secundair......

22

13

2
11

9
8
11

6

22
12

1

8

7
1

Tertiair: huid en slijmvliezen

1
3

2
8
10

Beenderen en gewrichten
Algemeene verschijnselen

Lever.....

Hart en vaten . .
Lues cerebrospinalis

21

21

Para lues . . .
Dementia paralytica
Tabes dorsalis. .
Tabo-paralyse
Tabes imperfecta .
Onbekend . . .

Lumbaalvocht afwijkingen

(4X1) (7X2) (5X3)lt; 5lt;

5lt;5.6. 10.
2.3.4.6.6.7.10.10. 10.

12. 14. 15 . 17.
15. 16.

1 .2.4.4.6.8.10.15.16.
18.?

6.9.9.II.13.14.14.15.?
10.14.15.15.16.17.17.17.
5.7.8.13.15.16.16.17.
17.19. 19.

19

15. 15. 15. 18.
16

14.15.15.16.16.16.17.19.
2.2.3.3.3.3.5.5.5.7.
8. 8. 9. 10.10.11 .12.
12.16.
15. 19.

Tusschen 1—5 jaar waargenomen 34 recidieven.
.. 5-10 „nbsp;,. 19

.. 10-15 „nbsp;„ 20

„ 15-20 „nbsp;„ 35

-ocr page 141-

VERZAMELSTAAT XIX^.
S. I salvarsan zwak, 15—20 jaar — 16 gevallen.

Verloop verschijnselen.

Geen: 6

Wel: 10

W.R.

W.R.

werden
W.R. -

bleven
W.R.

met
W.R. -

met
W.R.

klin. h
W.R. -

lersteld
W.R.

onhe
W.R. -

rsteld
W.R. 4-

6

6

10

6

1

1

2

b.

Aard der recidieven.

Herst.

On-
herst.

Duur in jaren van het
interval.

Laat secundair......

4

5

1.3.3.4.

Tertiair: huid en slijmvliezen

1

1

_

5

Geslachtsorganen.....

1

1

6

Beenderen en gewrichten . .

1

1

1

Algemeene verschijnselen . .

Lever .........

1

1

12

Hart en vaten......

1

1

12

Lues cerebrospinalis ....

4

1

3

1 . 1 . 12.12.

Oog.........

1

1

1

Lumbaalvocht afwijkingen. .

1

16

Onbekend .......

1

1

4

Tusschen 1—5 jaar waargenomen 9 recidieven.
5-10nbsp;„ 2

.. 10-15 ..nbsp;4

.. 15-20nbsp;„ 1

-ocr page 142-

VERZAMELSTAAT XX^.
S. II salvarsan zwak, 15—20 jaar — 8 gevallen.

Verloop verschijnselen.

Geen: 5

Wel: 3

W.R.

W.R.

jWerden

bleven

met

met

klin. hersteld

onhersteld

4-

W.R.-

W.R.

W.R.-

W.R.

W^.R. -

W.R.

W.R.-

W,R.

1

4

4

-

3

2

1

Aard der recidieven.

b.

Herst.

On-
herst.

Duur in jaren van het
interval.

Tertiair: huid en slijmvliezen

2

2

_

4.4.

Algemeene klachten ....

1

1

16

Hart en vaten......

1

-—

1

6

VERZAMELSTAAT XXIP.
S. I Hg, 20—30 jaar — 22 gevallen.

Verloop verschijnselen.

Geen : 12

Wel: 10

W.R.

W.R.

werden

bleven

met

met

klin. hersteld

onhersteld

W.R.-

W.R.

W.R.-

W.R.

W.R.-

W.R.

W.R.-

W.R.

2

10

4

6

10

4

4

3

3

b.

Aard der recidieven.

Herst.

On-
herst.

Overl.

Opgemerkt na... jaar.

Laat secundair......

3

3

_

1-3-6

Tertiair: huid en slijmvliezen

4

4

1_7-13-]9

„ geslachtsorganen. .

2

2

9-12

beenderen en gewr.

Algemeene verschijnselen . .

7-15

Cachexia debilitas koorts . .

2

1

1

Tertiair lever......

1

1

14

„ hart en vaten . .

2

2

1

20-23

lues cerebrospinalis.

2

2

18-16

Paralues .......

Onbekend.......

2

2

—■

10-18

Tusschen 1—5 jaar opgemerkt 3 recidieven.
5-10 „ .. 5

10-15 ..
15—20 „
20-25

-ocr page 143-

VERZAMELSTAAT XXII P.
S, II Hg, 20—28 jaar — 63 gevallen.

Verloop verschijnselen.

b.

Geen: 24

Wel: 39

W.R.

W.R.

4-

werlt;lea
neg.

bleven
pos.

met

W.R.

neg.

met

W.R.
pos.

W.R.
onbek.

klin.h(
W.R. -

ersteld
W.R.-(-

onhe
W.R, -

rsteld
W.R,

5

19

10

9

3

31

5

11

6

10

12

Aard der recidieven.

Vastgesteld na ... jaar.

On-
herst.

Herst.

Laat secundair......

Tertiair: huid en slijmvliezen
geslachtsorganen
„ beenderen en gewr
Algem. verschijnselen cachexia

débilitas koorts. . .
Tertiair: lever. . . .

hart en vaten.
,, cerebrospinahs
Paralues: D. P. . . .
Tabet. verschijnselen ,
Onbekend .....

2
6
5
7
1

4
17

5
7
1
4
17

2.2.2.3. 18.
4.4.5.7.
6
? 11

10. 12. 15. 16. 16.18.19.
9. 14. 16, 18????
6. 17???

12. 15 . 15 . 16. 17. 18.18.
18

??13.13.

1.2.3.3.3.4.4,4.4.6.
8.9.10.10.14.15.?

42

61

19

Tusschen 1 — 5 jaar opgemerkt 15 recidieven.
5-10 .. .. 8
10-15 „ .. 11
15-20nbsp;„ 15

20-25 „ ., -

-ocr page 144-

Status praesens d.d.

.lan boord II. Ms.

Primair affekt, waar bevindt of bevond liet zich. Is er nog mduratie ?

Syphilis.

Is patient vermagerd ?

Is er anaemie ?

Heeft patient koorts?

6 Exanüieem : ja/neen, maculeus, papuleus, waar.?

I Psoriasis palmaris. R.

6 Psoriasi.s plantaris. R.

I L.

~7 Condylomata lata.

I waar •

Alopecia areolaris, diffusa, totalis.

8 Leucoderma colli. Ja. Neen.

9 Plaques in den mond, tong, keel:

10___

11 Zijn er huidsyphiliden ?
Ï2

Waar?

Spieren.

li Beenderen._

15nbsp;Zijn er Gummata?

16nbsp;HopfdplJn, waar:

17nbsp;Slaapt patiënt goed:

18nbsp;Eetlust._

19nbsp;Urine: eiwit

20nbsp;Hart.

21nbsp;Longen.

22nbsp;Lever.nbsp;~

2nbsp;3__

24nbsp;Oocipitaalklieren gezwollen. K.

25nbsp;Okselklieren. R.

26nbsp;Liesklieren. R._

27nbsp;Pupilrefiexen. R._

28nbsp;Romberg __

29nbsp;SensibiMtêit.

30nbsp;PyngiTOel._

31nbsp;Ataxie_

Gewrichten.

Waar:

\'s nachts erger wordend :

Ontlasting.

suiker

Is er nader uiine-onderzoek noodig?

Milt.

Hoe zün de klieren ? Vergroot/klein. Spoelvormig/rond. Samengebakken/appart. Onregelmatig/regelmatig. Keihard/veerend.

Halsklieren. R.

I L.

Cubitaalklieren R.

I 1-

I L.

Kniepecsreflexen R.

Babinski R.

L.

I Gordelgevoel

32nbsp;Silbenstolpern.

I L-

33, Paralysen en Paresen.
64 Afwijkingen der psyche.

35 Gogen. R.

I

36nbsp;Ooren. R.___

37nbsp;BUzonderheden.

as

3nbsp;9___

40nbsp;Is patiënt idiosynkratisch tegenover, een of ander geneesmiddel\'?~Nceii. ja.~WëIk gëneeimiddeT

41nbsp;nzzzz^zzizzzizim—

42nbsp;iTpt patiënt volgens U aan een luetische aandoening Van het centrale zenuwstelselquot;?

43nbsp;Acht gU opname om eenige reden dringend noodzakelUk ? Kan het nog wat wachtëïT?nbsp;———

44nbsp;Zyn er andera redenen, waaiom g() opname voor patiënt verlangt?

45nbsp;-

46nbsp;-

47nbsp;^nbsp;--

4nbsp;8__^______________

49~tionorrlioelt;rT^8 er alÏÏjT^tvloeiing. Ja. Neen. || Bonococcen ± inffa/ëxTfa cellulair. Zljnnërrndere\'corc^ir?quot;!!. ^een\'.
50 Is er goutie militaire ?-Ja. Neen. [i Is het kanaal alleen vochtig? Ja. Neen. j| In praeparaat siym, epitheel?

I 3\'

Zijn er litteekenen van over. Ja. Neen. R.

C3

kl,

De cfficicr -van gezondheid

51 Zyn er draden m de urme? Ja. Neen. || 1» urine.

52nbsp;Prostaat: groot, klein, regelmatig, onregelmatig van consistentie:

53nbsp;2iyn de vesiculae seminales te voelen ? R.nbsp;il

64 Is cr Hypospadie ? Epispadie ? Phimosis ? Paraphimosis ? Balanitisquot;? Zijn er Condyl. acuminata ?

55nbsp;Zijn de Cowpersche klieren te voelen ? Ja. Neen._| Is er een urine-infiltraat ?

56nbsp;Zyn de epididymes gezwollen? R.nbsp;j L
57\'Is er strictuur? Hoe watert patient. Met dikke, dunne straal. Is er nadrüppelen ?

58nbsp;Bijzonderheden:nbsp;~

59nbsp;_ ___

60nbsp;lllcera^quot;iïïöIHtirrzi3n~«rquot;quot;quot;liHëëkënr?~Wa^

61nbsp;Beslaan er nog ulcera mollia?_

62nbsp;Is er bubadenltis? R._L.

.63 Bijzonderheden:

64

65

-ocr page 145-

BIJLAGE IL

NEDERLAND.

ARCHIEFKAART

Naam

Voornamen j

Geboortedatum.

Stbn».

Jaartal

N°............................

1

192

Indiensttreding:

[ Diensteindiging:

1

RanK of stand:

(On)geliuwd (mei): -

d.d.

adres:

!• gra\'.

3quot;

6\';

7\'

9\'

lO»

U\'

1 12.

zonderheden;

Anamnese |[ Zie inUchÜDgskaart

Besmet deo

door

Onder invloed van alcohol? neen

Prophylaxis (nietj gebruikt?

welk

Hoeveel uur p. c.7

Keinigt pat. aich geregeld?

Eerste verschQnsclen;

Zenuwafw^kingen en by-zonderheden:

Luetische reranderinyen Inwendige organen;

jntercurrontc\'ziëkon van beteekenis:

d.d. en uitslagen der\'Rcactles\'volgens Wassormann; volgpns SicEs-èeorgt; enz.;

d.d.\'on\'resultaten der lumbaalvöchtónderzoekingen:

Gevolgde therapie tot nog toe.

Oud salv.

Noo\'salv,

Smeerk.

Sal. kwik

Sublim.

Joodkali

Kw. pillen

van\' tot

1

------

-------

. «

r. .

B^zoaderbeden:

2. O, Z.

-ocr page 146-

Status praesens

Älgemcene toestand

Hart

Longen

Buikorganen

Urine

Klierzwelling; occipltaal

hals

Exantheem
Capiliitmm.

HuidsyphUiden

Leucodenna_

ßÜimyliea mond

Nagels

Spieren

VerlammlDgen

HoofdpUn

üopen

Üoren

Püpilreacties .

Knicpeesreflex

Babinski

Rom berg

Gewicht

Byzonderheden:

t\'rimair affect
Ändere reacties

\' Therapie zie Itaart n^ quot;

Baaste contrôle d.d.nbsp;192

.Behandeld:

Volle dienst
laichte dienst
van dienst

Byzopderhêdêü •

-ocr page 147-

Inlichtingsstaat voor luesgevallen na

BIJLAGE III.
19

Acquisitie

1 Recidief

Controle

Behandeling

Niet invulleii.
N».

Naam

Voornamen:

Stbn».

Geboorte d.d.

a/b. H. Ms.

d.d.

In dienst gekomen:

Diensteindiging d.d.:

(On)gehuwd (met)

Adres:

Vrouw getond. | Lijdt aan:

By^onderheden betiefTende vrouw en gezin:

Besmettende coitus d.d.

^__________

Onder invloed van alcohol. Ja. Neen.

straat

i Laatste reiniging d.d.

(Geen) prophylactica gebruikt. | Welk?

Hoeveel uur post coïtum?

Had patient wondies ante coitura ?

Voor de kuur d.d.

Status praesens.

Vorige controle d.d.

Na de kuur d.d.
Controle d.a.

Primair affect? waar, hoeveel.

Algem. toestand. Anaemie.

Hart. t

Longen. ||

Buikorganen.

Uiino

suiker.

iersoon j

Exantheem.

Psoriasis palm. ct plant.

Condylomata lata. 1

Leucoderma colli. |

Alopecia luetica.

Plaques.

.Huidsyphiliden.

Nagel».

Spieren.

Beenderen.

Gewrichten.

Gummata.

Slaap.

Eetlust.

Ontlasting.

Temperatuur.

Klieren: occipitaal.

■ „ hals.

, oksels.

„ CU bitaal.

Hos.

Pupilreflexen.

Kniepeesreflexen.

Hoofdpyn

Romberg.

Babinski.

Z. O z.

-ocr page 148-

Therapie.
Begin d.d.


week.


id.


id.


id.

id.


id.


id.

8\'
id.


id.

10»
id.

11«
id.

■ If II totaal.

Idiosynkrasie voor

Salv. oud. intrav.

1

Aantal behandel, dagen
aan boord,
hospitaal,
poliklinisch.

Salv. neo intrav.

SalVi oud. intram.

Salv. neo intram.

Smeerkuur.

volle d

1. d.

vrUv.d.

Sublimaat.

Joodkwik.

Ënesol.

Embarine.

Salie. kwik.

Heeft pat. gonorrh?
Zie kaart:

Grijze olie.

Calomel.

Heeft pat. mollia?
.Zie kaart:

Jood kali.

Jodipine.

Heeft patiënt eenig
ander Ijjden?

Kwikpillen.

=

=

=

==

=

=

==

Gewicht. J

1 Overgepl.\' d.d.
naar

Eiwit. 1

---

Stomatitis. j

Herxheimer.

Nitritoide.

•W. K.

1

Ingezonden den

a/b H. Ms.

De cffkier van gezondheid

iHif^

// M/s

-ocr page 149-

AFDEELING I GROEP S. I Hg.

BIJLAGE IV.

P4

Aantal
jaren
observ.

Archiefk.
No.

Jaren
sero reactie

Interc.
ziekten.

No.

Eerste verschijnselen.

Behandeling.

Recidief.

Vervolg behandeling.

L. P.

Status praesens.

Gezin.

Gon.

U.M.

Opmerkingen.

23

24

25

26

27

28

1630

28

Ulc. durum penis \'98

4 mnd Hg pillen

\'99 ulc. ad penis
\' 11 multiple gummata
\'21 aneurysma aortae
\'28 perforatie v. h.

aneurysma •{•

3 mnd Hg. per Os

smkuren, K.J.
\'21. 26000 mgr neosaiv.
8 inj. ol. einer.
16 inj. Bi. K.J.

\'21 aneur. aorta
\'23 Röntg. onderz.
\'26 .,
\'28 Overleden

huwt 7 jr. p. inf.
vrouw gezond
3 kind. gezond

overleden perfor.
aneurysma aortae.

820

24

Ulc. durum \'97

1 smeerkuur

eerste bloedcontr. 20 jaar
post inf., sterk pos.
Nooit verschijnselen
gehad.

\'20

18000 neosaiv.
3200 mgr sal. Hg.
16 inj. ol. einer.
240 mgr HgCl,

\'18 geen afw.
\'21 „ ..

huwt 8 jr. p. inf.
vrouw gezond
2 kind. gezond

geheel gezond,
doet dienst. W.R. pos.

3149

Ulcus durum \'06

24

1nbsp;smeerkuur

2nbsp;pillenkuren

\'06 exantheem, verder
geen verschijnselen;
na 7 jaar W.R. pos.

3 smeerkuren

4-

\'28

W.R. —
S.G. -
Nonne —
Cellen O

\'18 geen afw.
\'21 ,. ,.
\'28 ., „
\'29 .. ..
Röntgenonderz.
geen afw.

huwt 7 jr. p. inf.
vrouw gezond
geen kinderen

geheel gezond,
doet dienst W.R. pos.

AFDEELING II ONDER AFDEELING SALVARSAN ZWAK GROEP

S. I SALV. ZW.

P.1

W.R.

Jaren
sero reactie

16

14

15

17

18

1141

500

18

Ulcus durum
30/8/11

600 mgr oud-salvarsan
1 smk., pillen

\'12 exantheem
\'16 gummata

Inbsp;smk., pillen

IInbsp;inj. oud salv.

5 subl. inj. a 20 mgr
17000 neos.
4000 Salie. Hg.
600 subl., K.J.

\'17-27
5 aanv.
malaria
tertiana

4-

\'25

W.R. -
S G. —
Nonne —
Cellen O

\'18 ind. klierzw.
anaem. milt palp.
(malaria)
\'23. \'25. \'29
geen afw-

ongehuwd

geheel gezond,
doet dienst W.R. pos.

I

501

359

20/6/12
Ulcus durum

16

600 mgr oud-salvarsan
200 sal. Hg.

\'16 Syph. R.

3 oud salvars.
6 sal. Hg.

weigert.

\'18 geen afw.
\'28 .. ..

huwt 6 jr. p. inf.
vrouw gezond

geen afw.

502

2182

16

1/13

Prim. aÉFect.
scroti.

600 mgr oud-salvarsan
6 inj. sal. Hg.

\'14 periostitis luetica

23 sal. Hg.
21, subl., K.J

4-

\'18 geen afw.
\'29 .. „

ongehuwd

geen afw.

-ocr page 150-

STELLINGEN.

I.

Bij het onderzoek van op tuberculose verdacht materiaal, waar-
bij de tuberkelbacil niet rechtstreeks wordt gevonden, behoort
naast de caviaproef ook de cultuurmethode te worden toegepast.

II.

Er bestaat geen absolute stolhngstijd van het bloed.

III.

De ziekte van Paget van den tepel, als uiting van een dieper
liggend dermatotroop carnicoom, dient radikaal door amputatio
mammae behandeld te worden.

IV.

Het is onjuist, dat voor het tot stand komen van het ziektebeeld
der recidiveerende erosie, een trauma het hoornvlies moet treffen.

V.

Bij hardnekkige diphterie-bacillen-dragers passe men de tonsil-
lectomie toe.

-ocr page 151-

Het radiologisch onderzoek van het skelet van het kind stelt
ons in staat, ook bij ontbreken van khnische verschijnselen en
bij negatieve serumreactie, het bestaan van congenitale syphilis

aan te toonen.

VII.

De thalhum-epilatie passé men slechts toe bij kinderen beneden
de puberteitsjaren, als een combinatie met Röntgen-therapie niet
mpgelijk is; in de overige gevallen verdient het aanbeveling tot
aan de vplwassp leeftijd van de gecombineerde
Röntgen-thallium
methode gebruik te maken en niet van een der beide methoden
afzonderlijk.

VIIL

Met het oog op zijn oorlogstaak en zijn geïsoleerde positie aan
boord is het dringend noodzakelijk, dat de officier van gezondheid
der zeemacht, naast den gebruikelijken cursus in de leer der
tropische ziekten, geruimen tijd practisch te werk wordt gesteld bij
een groote chirurgische afdeeling.

-ocr page 152-

Kquot;

r.

«

■ir-À\'

■^mm

à?;-

: ■•St.;?.\'- ■■ •nbsp;. \' quot;

Si:

ië-

m

-m

.Ai

■■sa

W:

gt; \' \'i-

■ ■ *

J

.■d

-ocr page 153- -ocr page 154-

l^lJ I

3-

J. ^

-ocr page 155-

S

57»-:

„-■y ■

-ocr page 156-

\'„Veld-\'iclvi\'quot;
te Averef- \'

-ocr page 157-