LES GRANULES DU VIRUS
TUBERCULEUX AVIAIRE

J. C. H. BROEK

Hûb K Uc^ \'
\'^^.^SU-îlYf - Si!quot;: T ,
u T F r

\'-C\'jy..

■V ?nbsp;• i. ■■

■ - ■ ■ , . ■ \'

:- .. ;

I

« \' t\' ^

ïF, ■[ -

w

. ■ V -^Jï^

- • «•\' -

. J. .

k:;

■ iTV-

■ -■\'• \'v ..

k -

LES GEANULES DU VIEUS
TUBEECULEUX AVIAIEE

\'mc-mr-r

-,nbsp;.S-: • ■

i: : . \'l

. f-

/

/

f\'
Iéquot;

■ V..-

\'ism:;\'

Culture, obtenue après cnsemcnccmont d\'une dizaine de
granules tuberculeux on milieu de Besredka—Jupille.

Coloration ZIEUL-NEELSEN.

1 T u

LES GRANULES DU VIRUS
TUBERCULEUX AVIAIRE

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE WIS- EN NATUURKUNDE
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT
OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS
Jhr. DR. B, C. DE SAVORNIN LOHMAN,
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER
RECHTSGELEERDHEID VOLGENS BESLUIT
VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FA-
CULTEIT DER WIS- EN NATUURKUNDE TE
VERDEDIGEN O? MAANDAG 22 JUNI 1931
DES NAMIDDAGS TE 4 UUR

DOOR

JULIANA CHRISTINA HENRIETTE BROEK

GEBOREN TE BOVENKARSPEL (N.-H.)

Drukkerij J. van Boekhoven — Utrecht — 1931

lt; ^H\' r

-Inbsp;c , i \' r

8UHIV ua aajuMAHO 8aj
aniAivA xuajuoHaauT

TaismogaaoHi

AA f O/-./.!■:gt;.H3T

.\'.\'^Kuxiï riTi.v: :-\'!. MÏT /ii HOTWlt;I
THTïHTUnbsp;an:

gt;\'[/.gt;i07Aft :itT .J .H .«»T .aftt
H;IÜ TI3TJU3/-i \'Hl H/
Trj.!;-,:!« i-\'.saiïov uj::ïHaii\'iajLélt;t»CTJi\'jAH

TIHTlcHaV-i\'^Tr ^jacf TAAÄÄ« \'ilT-fa V:A7

-A\'i a« :-\'\'-ynbsp;jw vùmdT

. aTnbsp;av^-ÄU naa Tiaxauo

t/.^j^. ■ OKanwaaHav

HTJ i ..■JT-JïO/adibfA\',!

mém :\\rmmmi mmmm kuim

\'/HVOHM-fOi-l 7.AV J. t!M-r5Tgt;i:T«a

■■fnbsp;■ r

y

K..

AAN mjN MOEDEE

AAN DE NAGEDACHTENIS VAN mJN VADER

ir wm vTJtTnbsp;m

De voltooiing van dit proefschrift, dat de formeele afslui-
ting brengt van een veelvuldig en langdurig onderbrolcen
studietijd, biedt mij de gelegenheid, mijn diepe erlcentelijlc-
heid te betuigen aan U allen, die mij in staat steldet dit
eindpunt te bereiTcen.

Allereerst geldt mijn danlc U beiden, Hooggeleerde de
Gkaaff en Hooggeleerde Cohen, voor het vele ivat Oij, als
geleerde en als mensch, aan Uw leerlinge hebt gegeven.

Hooggeleerde de Graaff, Hooggeachte Promotor, Gij
waart het, die door Uio levendige colleges mijn belangstelling
wekte voor de wereld der microben en mij daarin wegivijs
maakte.

Met groote dankbaarheid zie ik terug op den tijd, waarin
ik dit onderzoek uitvoerde in dagelijksch contact met ü.
Niet alleen stondt Oij mij een deel van üio persoonlijk
laboratorium af, mij de beschikking gevend over alle benoo-
digde instrumenten en hulpmiddelen, maar bovendien mocht
ik mij al dien tijd in Üiv onvermoeide belangstelling ver-
heugen. Ondanks Uw druk-bezette werkkring vondt Gij toch
immer tijd, U te verdiepen in de zich gedurende dit onder-
zoek voordoende problemen, waarin dikwijls TJio kritische
cn origineele beschouwingswijze licht verschafte.

Bat ik, naast Uw belangstelling, ook Vw loarme vriend-
schap mocht deelachtig worden, heeft deze jaren onvergetelijk
voor mij gemaakt.

Hooggeleerde Cohen, diepe dankbaarheid jegens U vervult
mij bij de gedachte aan alles, wat Oij voor mij hebt gedaan,
in het bijzonder in deze laatste bewogen jaren.

Eerst uitsluitend mijn leermeester, onder wiens leiding
Tiet gebied van de physiscJie chemie bijzondere aantreTclielijlc-
Tieid voor mij verJcreeg, toondet Gij ü later een vriend, bij
wien iTc nooit vergeefs om raad Jcwam vragen. TJw TcracJitige
persoonlijlcTieid, Uw diepe menscJielijlcTieid zijn mij tot grooten
steun geweest in moeilijlce tijden.

Met warme genegenheid gedenTc ik oolc Uw echtgenoote,
die tezamen met U mij zooveel aangename uren verschafte.

Hooggeleerde Kruyt, Uw prachtige colleges over Kolldid-
chemie en Phasenleer, waarin Uw scherp verstand zich uitte
en Uw sterTc-ontwiMelde Tcritische zin, hebben een onuit-
wischharen indruk op mij gemaakt. Onvergetelijk blijft mij
ook de welwillendheid, waarmee Gij mij steeds tegemoet zijt
getreden en de hartelijkheid, mij door Uw echtgenoote bewezen.

Hooggeleerde van Komburgh, Uw pittige, boeiende colleges
over de organische chemie blijven mij steeds een aangename
herinnering.

Ook van deze plaats is het mij een behoefte, nogmaals
mijn diepe erkentelijkheid te betuigen aan Bestuur en Leden
van het Studiefonds Pasteur, die mij in staat stelden, een
zoo breede basis te leggen voor 7nijn vorming als microbioloog.

Hommage respectueux à la Direction de VInstitut Pasteur
à Paris pour son accueil bienveillant et sa grande hospitalité.

Monsieur le Professeur Legroux, c\'est à vous que je dois
mon éducation microbiologiqiie et je vous en sîiis i7ifiniment
reconnaissante.

Vos riches connaissances, votre énergie inépuisable et
votre esprit de critique m\'\'ont laissé un souvenir ineffaçable.

Zeergeleerde Schouten, het is dank zij Uw voortreffelijk
toestel en Uw micromanipulator-lessen, dat ik het doel van
mijn onderzoek bereikte. Dat Gij mij daarbij steeds met raad
en daad terzijde stondt, stemt mij tot groote dankbaarheid.

Hooggeleerde Htjmans van den Bergh, ten zeerste dank
ik U, dat Gij mij tijdens mijn werkzaamheden als Uio

assistente de gelegenheid gaaft, dit proefschrift te beëindigen.

Hooggeleerde Ovink, gaarne betuig ilc ZJ mijn danlc voor
Uw veel-omvattende wijsgeerige colleges, die van groote
beteeTcenis waren voor mijn ivetenschappelijlce vorming. OoTc
de Uwe, Zeergeleerde Goedewaagen, stel ilc op hoogen prijs.

Een ivoord van diepe erhentelijlcheid aan hoogleeraren, direc-
teuren, assistenten en personeel van de Instituten hier ter
stede, die mij op eenigerlei wijze beMilpzaam waren, in het
bijzonder aan den Heer de Zeeuw voor zijn voortdurende
welwillende hulp bij de dier-experimenten.

Hooggeleerde Schoorl, TJ betuig ilc mijn danlc voor de
mij verleende gastvrijheid in Uw Instituut.

Ten zeerste danlc ilc het personeel van het Fharmaceutisch
Laboratorium voor de groote toelivillendheid mij betoond,
vooral do beide heeren Willemse, die altijd bereid waren,
mij te helpen.

Tenslotte de verzekering van mijn oprechte dankbaarheid
aan het College van Curatoren en de Wis- en Natuurkundige
Faculteit, die mij een Rijks-studiebeurs deden toekomen,
wat mijn studie tot het doctoraal examen aanmerkelijk
verlichtte.

■•\'XMnbsp;«y.!» \'V -Xi n-\'\'■.YTi^yO \'Avr\'i\'.y ; V^ •

•\'\'V IVA t^htquot;. üv-U-\'^\'n\'-Nn?
wt ù.trVn -I-.nbsp;.asoainH

V. .nbsp;\'Àquot; Vi . A; -VC. iWi- \'

\' \'nbsp;■ il--if-l ,! L ■ .\'■\'v\'-\'À .i^VnV^v\'i) i^VVOquot;,

.«fOMOS^o\'inbsp;t-,»-.;.quot;nbsp;H .snbsp;•.:\\gt; •.\'.jV-, \'v

;.v 4. /nbsp;-*

ïSfiJ\'J

t».nbsp;Mi

CHAPITRE L
Introduction.

Depuis le 24 mars 1882, date de la découverte pai
Robert Koch i ) du bacille tuberculeux, un nombre con-
sidérable de mémoires ont été publiées sur ce microbe et
ses granules.

Les corpuscules réfringents intrabacillaires, signalés
déjà par Koch, sont décrits ensuite par plusieurs auteurs,
en particulier par Babes 2) (1885), Strauss 3) (1895) et
Much 4) (I9O8). Pour nos recherches les publications de
ce dernier savant ont un intérêt tout spécial, car Much
s\'est occupé surtout des „granulations Gramophilesquot; libres
dont il révèle la présence fréquente en cultures, ainsi qu\'en
certains produits tuberculeux. Pour l\'auteur ces granules
sont une forme de développement du bacille tuberculeux,
capables de reproduire le bâtonnet et doués de virulence.

C\'est avec Babes que pour la première fois les granu-
lations intrabacillaires ovalaires, observées dans le bacille
tuberculeux et aussi dans le bacille lépreux, sont inter-
prétées comme des éléments indépendants et végétatifs;
mais cet auteur, pas plus que les autres, ne prouve la
réalité de son hypothèse.

Après Much c\'est surtout FONTès 0) qui, en 1910, attire
l\'attention sur les granules du virus tuberculeux dans un
article qui fut reçu à cette époque avec beaucoup de
réserve.

En quelques lignes nous voulons résumer la publication
de FONTès sur la forme filtrable du bacille tuberculeux,
capable d\'engendrer la tuberculose chez le cobaye:

Un ganglion caséeux est prélevé chez un cobaye inoculé
avec un produit tuberculeux humain. Le pus est filtré sur
bougie, ce filtrat inoculé aux animaux de laboratoire;
ceux-ci présentent une infection légère.

De plus FoNTès réalise des infections en série, faisant
des passages avec les ganglions lymphatiques; il trouve
enfin dans le système lymphatique de ces animaux des
bacilles typiques acido-résistants, mais en petit nombre.

Cet auteur expliquait le phénomène de la „filtrabilitéquot;
du virus tuberculeux en supposant le passage des granules
du bacille tuberculeux à travers la bougie.

En 1922, les expériences de FONTès ont été reprises et
vérifiées, par Kirchenstein loi), puis par Vaudremer g),
bezanç0n7), valtis8), Calmette et ses collaborateurs,\'
Luckschs), etc.

La plupart de ces expérimentateurs n\'ont pas réussi à
demontrer la présence de corpuscules visibles dans le
filtrat, ou se sont trouvés dans l\'impossibilité de discerner
entre les granules, provenant du milieu de culture et ceux
qui, peut-être, seraient d\'origine microbienne.

Cependant l\'inoculation de ce filtrat „videquot; produit „la
tuberculose atypiquequot;, comme Calmette a baptïsé
l\'ensemble des phénomènes observés pour la première fois
par FONTès.

Dans les organes des animaux, inoculés avec le filtrat
calmette et Valtis, ainsi que plusieurs autres auteurs\'
signalent toujours la présence de granules alcoolo-acido-
résistants ou non.

Remarquons que quelques investigateurs, comme
Rabinowitch 100), Vaudremer c) et Lucksch o) affiment
avoir trouvé des granules dans les filtrats.

C\'est ainsi que le problème de la filtrabilité du virus
tuberculeux a donné un intérêt nouveau aux recherches
sur l\'origine et la signification des granules, surtout des
granules libres, „granulations Gramophiles de Muchquot;

Dans une série d\'expériences que nous voulons décrire
en détail, nous nous sommes occupées spécialement des
granules libres du virus tubercideux aviaire.

Malgré tout le temps qui y fut consacré, ces expériences
ne sont et ne veulent être qu\'un début de recherches.

Cependant la conviction que la technique suivie est
capable d\'apporter un peu de lumière dans le problème
dont il s\'agit, justifie le fait de publier les résultats,
obtenus jusqu\'ici, résultats qui ne font qu\'agrandir le
champ de travail.

CHAPITRE IL
Les Stades de Transition du bacille tuberculeux

aviaire in vivo.

Etude histologique.

Cette partie-ci des recherches fut commencée, il y a quel-
ques années, à Paris sous la direction de Mr. le Professeur
Legroux, Chef de Service à l\'Institut Pasteur.

M. Legroux, en étudiant la tuberculose aviaire, avait
suivi histologiquement chez le lapin l\'évolution de l\'infec-
tion provoquée par le bacille tuberculeux. Les bacilles se
transformaient en granules, puis les bâtonnets réapparais-
saient de nouveau et se multipliaient.

L\'examen histologique des organes de lapins, injectés
avec des bacilles tuberculeux, révèle la présence dans les
coupes, colorées d\'après la méthode de Ziehl—Neelsen,
de quantités de boules plus ou moins acido-résistantes, et
cela surtout dans les premiers jours qui suivent l\'infection
Ces corpuscules (0.1—1//) sont ronds ou allongés et se
trouvent aussi bien intra-cellulaires qu\'extra-cellulaires.

Quelle est la signification de ces corpuscules?

Quelle est leur origine?

a..nbsp;Les dits corpuscules peuvent être spécifiques des
bacilles tuberculeux. Nous aurions alors affaire à la
forme granulaire des bacilles.

b.nbsp;Les granulations signalées peuvent être normales ou
provenir d\'une réaction du protoplasme des cellules,
dûe à l\'inoculation.

Dans ce cas on pourra les rencontrer dans les coupes
d\'organes d\'animaux non inoculés ou inoculés avec
n\'importe quel microbe, l\'organisme infecté étant sensible
au micro-organisme en jeu.

La première hypothèse soulève encore la question
suivante: S\'agit-il ici des débris morts des bacilles inoculés,
ou de hacüles transformés, plutôt désintégrés, à la suite
de l\'inoculation, forme végétative, capable de reproduire
le bacille „normalquot;?

C\'est Borrel lo) qui a publié un article sur „l\'Etude
anatomo-pathologique du processus obtenu par injection
veineusequot; de bacilles tuberculeux.

Au 2e jour de l\'inoculation ce savant signale, dans les
„cellules à poussièrequot;, la présence de bacilles ou de leuco-
cytes polynucléaires à différents stades de „destructionquot; ;
les planches, jointes à cet article, se rapprochent beaucoup
de l\'image de nos coupes d\'organes. Dans cette étude le

sort des „débris bacillairesquot; n\'est pas poursuivi.

•

En inoculant au lapin, par voie veineuse, une culture
virulente de bacilles de la tuberculose aviaire, l\'animal
meurt en 2 à 3 semaines d\'une tuberculose type Yersin.
A l\'autopsie comme seul symptôme clinique la rate est
hypertrophiée et présente parfois des abcès; on trouve
toujours des bacilles tuberculeux dans tous les organes.

Voici les différentes phases de l\'évolution de l\'animal
inoculé.

1°. Réaction intense de l\'organisme contre le parasite,
lutte dans laquelle l\'animal semble d\'abord le plus fort;
sous l\'influence de substances de défense, sécrétées par les
cellules, les bacilles sont transfonnés en partie en corpus-
cules plus ou moins arrondis qui ont gardé ou non leur
acido-résistance (la dimension des corpuscules est de
0.1—1/i environ).

2°. Par suite des toxines toujours présentes dans
l\'enveloppe ciro-graisseuse des bacilles, la résistance de la
cellule attaquée diminue et les bactéries peuvent pulluler.
La transformation et le développement des gramdes en
bacilles „normauxquot;, amène finalement la mort de l\'animal.

Partie expérimentale.

Pour vérifier cette hypothèse nous avons procédé de la
façon suivante:nbsp;p^uceae ae la

^ cmc d une emulsion dense de bacilles de tuberculose
aviaire en eau physiologique.nbsp;xuoercuiose

Pour ces expériences-ci nous nous sommes servis d\'une\'
souche très virulente pour le lapin, souche de col ection
sappelant Aynaud 439quot; et provenant de »
d elevage tuberculeuses.nbsp;quot;^^mes

cuiwrquot;^\'\'quot;quot;®nbsp;Partant de

cultures sur pommes de terre glycerinées qui avaient

pousse a l\'etuve (38o C.) pendant 2 à 4 semaines.

Les lapins inoculés ont été sacrifiés plus ou moins long-
emps après l\'inoculation; le dernier lapin est mort le
ive jour après l\'infection.

Dans cette première série les animaux ont été saignés
a la carotide. Tout de suite après la mort, l\'autopsie a été
taite, la rate et le sommet du poumon gauche prélevés et
iixes dans le liquide de Lacassagne ou de Bouin

Après l\'inoculation par voie veineuse, la circulation
san^ine amene d\'abord les bacilles au sommet du poumon

La rate a été choisie parce que l\'infection cause une
grosse reaction tissulaire et que les ferments de cet organe
hemopoietique ont une action considérable sur l\'évolution
m vivo du bacille tuberculeux aviaire.

Le premier lapin fut sacrifié 12 heures après l\'inocu-
lation ; dans les coupes de rate, colorées d\'après la méthode,
de Ziehl-Neelsen, on ne trouvait que fort peu de bacilles
et beaucoup de „boulesquot;, toutes acido-résistantes Le
processus de transformation du bacille tuberculeux dans
l\'organisme animal s\'était donc accompli moins de 12
heures après l\'injection.

Une nouvelle série de lapins fut inoculée et sacrifiée
à différents moments, de 10 minutes jusqu\'à 9 heures
après l\'infection. De ces lapins, tués par élongation de la
moelle, on a fixé, outre la rate et les poumons, des frag-
ments de foie, rein, moelle osseuse et le ganglion poplité.
Les témoins suivants furent faits:

a.nbsp;Lapin „neiifquot;, pour l\'étude comparative des coupes
d\'organes tuberculeux et celles d\'animaux normaux.

b.nbsp;Lapins inoculés avec la même émulsion de bacilles,
mais après l\'avoir chauffée Yi heure à 80° C. ; l\'ense-
mencement de ces bactéries fut négatif.

c.nbsp;Lapin inoculé avec une culture de bacilles non acido-
résistants, culture d\'Anthracoïdes sur gélose, âgée de
18 heures.

d.nbsp;Lapin inoculé avec une souche non-virulente de bacilles
tuberculeux (B.C.G.).

Description des Coupes.

Les organes d\'une trentaine de lapins ont été prélevés,
des coupes ont été faites et colorées d\'après plusieurs
méthodes.

Après coloration au Ziehl—Neelsen une coloration
rapide était pratiquée avec une solution assez forte de
picroindigo-carmin (30 secondes à 2 minutes). Lavage
rapide à l\'eau, alcool absolu, xylol, huile de cèdre.

Ces coupes peuvent se décolorer au bout de quelque
temps.

De plus la coloration intense des noyaux cellulaires rend
plus difficile la recherche des corpuscules signalés. Nous
préférons le Ziehl—Neelsen simple.

La coloration des coupes d\'après Much fait apparaître
une quantité plus grande de bacilles et de granules. Mais
par suite du séjour prolongé de la coupe dans le colorant
de Much (24 à 48 heures à la température de laboratoire)
il peut y avoir formation d\'un dépôt plus ou moins grand

du co brant dans le tissus, ce qui rend la recherche des
granules difficile ou impossible. Il est possible que ce
précipité soit dû à une faute de technique ou à la fixation

IZÏT^\'^nbsp;de Lacas-

sagne ou a 1 acide picrique, liq. de Bouin.)

Finalement on a coloré une série de coupes avec l\'héma-
toxyline (Boerhaave).

Dans les recherches ultérieures l\'étude histologique de

I infection tuberculeuse a été complètement abandonnée.

Nous nous contenterons donc de n\'en donner qu\'un résumé
bref.

Les indications qui suivent le nom de l\'organe en ques-
tion, comme „10 minutesquot;, „5 joursquot;, etc. renseignent sur
le laps de temps existant entre le moment de l\'injection
et celui ou l\'animal a été sacrifié et autopsié, arrêtant
ainsi le processus de l\'infection à des moments fixes.

Coupes de Rate de Tuberculose aviaire.

Rate, 10 minutes :

Quantité énorme de corpuscules rouges, brunâtres et
rouges-violet, isolés aussi bien qu\'en amas.

En examinant plusieurs champs microscopiques on ne
trouve que quelques rares bacilles tuberculeux.
Rate, 30 minutes:

Grand nombre de corpuscules foncés, arrondis.
Rate, 1 heure:

Quelques rares bacilles; les corpuscules se trouvent beau-
coup plus en amas que dans les coupes précédentes.
Rate, 1 heure Yi :

Beaucoup de granules rouges ternes, de dimensions
variables, soit en amas, soit alignés par 3 ou 4.

De rares bacilles qui, comme les granules, sont acido-
résistants ou non.

Rate, 2 heures :

Quantité considérable de corpuscules, de dimensions très
différentes, (des „grains de poussièrequot;) ; ceux-ci ne sont
pas tous acido-résistants.

Entre les rares bacilles il en est qui ont des bouts gonflés,
d\'autres sont courbés, presque tous très granuleux. Ces
formes de transition sont analogues à celles qu\'on constate
avec les bactéries en contact avec un principe lytique.
Rate, 3 heures :

Plusieurs granules se trouvent à l\'intérieur des cellules
de la rate.

Rate, 4 heures :

Comme dans la coupe précédente, une partie des corpus-
cules se trouve à l\'intérieur des cellules, tandis que quel-
ques bacilles se trouvent en dehors.

Rate, 6 heures :

Très riche en boules rouges et bleues-foncées.
Rate, 8 heures :

Très riche en granules rouges, fin piqueté rougeâtre.
La plupart des corpuscules se trouvent à l\'intérieur des
cellules.

Beaucoup de petits grains se trouvent à côté de quelques
bacilles qui, très fins, ne sont pas acido-résistants.

Rate, 9 heures:

C\'est ici qu\'on rencontre aussi des bacilles en amas,
quoique rarement.

Rate, 12 heures :

Dans cette coupe on trouve des cellules qui contiennent
des coi-puscules et de très fins bacilles.

Rate, 24 heures :

La coupe est parsemée de fins corpuscules rouges, à côté
de bacilles toujours peu nombreux, non acido-résistants.

Rate, 2 jours :

Beaucoup de corpuscules, grands et petits; de fins
bacilles acido-résistants.

Une forme frappante, trouvée quelques fois dans cette
coupe-ci comme dans celle de „24 heuresquot; est la suivante:
Boule rouge foncée, allongée pour ainsi dire par un
bâtonnet très court, très fin, acido-résistant aussi.

Cette forme en baguette de tambour cassée, nous l\'avons
rencontrée encore de temps à autre dans des frottis de
culture du bacille tuberculeux aviaire.

Il ne s\'agit pas ici des formes en massue, décrites par
Sander 47)^ Nocard et Roux 24), kochi), Fischel^g) et
d\'autres, descriptions concernant toutes des bacilles de lon-
gueur normale avec des bouts renflés.

Pour le moment on peut seulement signaler la présence,
assez rare du reste, de ces formes dans les dites coupes, en
se gardant d\'en tirer des conclusions.

Rate, 3 jours :

Une comparaison avec les coupes précédentes ne laisse
pas de doute quant à l\'augmentation des bacilles qui se
trouvent en groupements de 2 ou plus. Il est rare de ren-
contrer des bacilles isolés.

Plusieurs cellules contiennent et bacilles et granules qui
souvent sont extrêmement fins et acido-résistants.

Granules en grande quantité. Les coupes colorées d\'après
Much révèlent des granules (3 ou 4) en dedans des
bacilles.

Rate, 5 jours:
Amas importants de bacilles.

Cellules remplies avec des boules et des bacilles de
couleur rouge-foncée. Bacilles granuleux.

Rate, 8 jours :

Pullulation de bacilles ; amas de bacilles avec, ici et là, des
boules acido-résistantes.

En dehors des cellules beaucoup de corpuscules nettement
acido-résistants.

Début de formation de cellules géantes, type Langhans.
Rate, 11 jours :

Des amas de bacilles avec corpuscules rouges et corpus-
cules bleus, très souvent se trouvant en dedans des cellules
de la rate.

Rate, 14 jours:

Pullulation de bacilles; cellules géantes, bourrées de
bacilles.

A côté des nombreux bacilles on observe dans la cellule
géante la présence de corpuscules acido-résistants. Sont-ce
vraiment des granules?

En tenant compte du fait que toute la cellule est bourrée
de bacilles, il est fort logique de supposer que ces „corpus-
culesquot;-ci ne soient en réalité que des bacilles coupés.

Par contre pour les corpuscules qu\'on trouve dans les
coupes qui ne présentent presque pas ou très peu de bacil-
les, le calcul des probabilités ne peiTnet guère cette sup-
position.

Soulignons que, même pour les corpuscules signalés dans
la cellule géante, notre hypothèse doit forcément rester
hypothèse.

Rate, 17 jours :
Bacillose généralisée.

A faible grossissement on peut apprécier le nombre con-
sidérable de cellules géantes, tâches rouges dans le tissu
de la rate qui montre des foyers nécrotiques.

Coupes de Rate de Lapin normal.

Dans les coupes, colorées au Ziehl-Neelsen comme
dans celles de tuberculose aviaire, on rencontre ic ^
des petits amas de corpuscules plus ou moins rouSâtrel
ramasses dans les cellules ou se trouvant en dehors \'
Plusieurs cellules sont colorées diffusément en rouge
et contiennent des corpuscules foncés.nbsp;^ \'

B. Tuberc. aviaire tué (j^ heure à 80° C.).
Rate, 1 jour:

lapifntLr-\'^quot;^^^

Des corpuscules rouges et foncés, parfois noirâtres.
Beaucoup de „pigment ocrequot;.
De rares bacilles.

Rate, 5 jours:

Granules rouges et noires, assez nombreux.
Rate, 10 jours :

Cette coupe ne contient presque plus de corps étrangers
Quelques rares boules acido-résistantes.
Grandes cellules avec grains et boules d\'un rouge-violet
comme dans la rate normale.

Bac. Anthracoïdes.

Rate lapin 10 minutes:

(Toujours la même coloration au Ziehl—Neelsen )
Boules et grains noirs et violets.

Peu de corpuscules rougeâtres (comparer avec la rate
normale).

Avant de discuter ces résultats, décrivons encore quel-
ques-unes des coupes du poumon des lapins infectés
sacrifiés dans les premiers jours après l\'inoculation.

Coupes de Poumons de tuberculose aviaire.

Poumon, 10 minutes :

Tout d\'abord on constate, à part des granules rouges,
la présence perpétuelle de bacilles dans le poumon ; ce n\'est
pas qu\'on trouve un seul bacille sur plusieurs champs
microscopiques qui n\'en contiennent pas, comme dans la
„rate 10 minutesquot;, mais chaque partie de la coupe contient
des bacilles en petite quantité qui quelquefois se trouvent
en dedans des cellules.

En outre on observe les mêmes granules rouges et rouge-
violets, décrits pour les coupes de la rate, (voir p. 8).

Poumon, 9 heures :

Des amas de bacilles à signaler. (Comparer avec la des-
cription de „rate 9 heuresquot; p. 9).
Plusieurs bacilles se trouvent à l\'intérieur des cellules.
Beaucoup de bacilles sont fortement granulés.
Quantité de granules rouges, en amas ou isolés.

Poumon, 12 heures:

Beaucoup de granules acido-résistants.
Bacilles, granuleux en général.

Des corpuscules alignés, foncés, sur corps bacillaire
vaguement rouge.

Beaucoup d\'amas d\'un rouge diffus, composés de bacilles
granuleux.

Poumon, 24 heures :

Agglomérats de bacilles, presque tous granuleux, à côté
de bacilles homogènes, isolés, acido-résistants.

Poumon, 3 jours:

Bacilles granuleux réunis en petits „foyersquot;.
Très peu de granules libres.

Poumon, 8 jours:

Pullulation de bacilles acido-résistants.
Formation de cellules géantes.
Presque point de corpuscules rouges.

Bac. Anthracoïdes.

Poumon Lapin 10 minutes :

Beaucoup de corpuscules foncés.
Quelques cellules sont bourrées de bacilles.

Discussion des Coupes.

Comparons d\'abord les coupes de rate normale (p. 12)
avec celles de lapins, sacrifiés 10 minutes après l\'inocu-
lation de bacilles tuberculeux (p. 8).

Dans la rate de l\'animal infecté on trouve des cellules,
co orees en rouge-pâle et contenant des amas de corpus-
cules foncés (rougeâtres) qui sont tout à fait comparables
avec ce qu\'on trouve dans les coupes d\'organes (surtout
dans les coupes de la rate) du lapin normal.

Il est fort possible que le contenu des cellules décrites
soit identique dans les deux cas.

Sont-ce des produits de désintégration des corpuscules
du sang? Du „pigment ocrequot;? De l\'hémosidérine\'

Je ne saurais y répondre; les histologistes ne sont pas
non plus d accord quant à la signification et l\'origine des
dits corpuscules.

Cependant une étude approfondie et comparative, après
coloration au Ziehl-Neelsen. des coupes d\'organes
tuberculeux avec celles provenant d\'animaux sains, fait
découvrir une différence, minime mais réelle, entre les
corpuscules plus ou moins rougeâtres, dits normaux et
ceux qui doivent être dûs à l\'infection.

Car, tandis que les premiers se trouvent dans des cel-
lules. colorées souvent entièrement en rose ou en rouge-

violacé, et sont ternes et plus ou moins foncés de couleur,
les derniers sont réfringents, rouges à la lumière trans-
parente, arrondis ou un peu allongés, avec des contours
nets, aussi bien dans les cellules qu\'en dehors, isolés ou
en petits amas de 3, 4 ou plus.

C\'est ainsi que nous sommes portées à croire que les
granules, signalés dans les coupes en grande abondance,
surtout dans les premiers jours qui suivent l\'inoculation,
dérivent des bacilles tuberculeux.

Nous ne les croyons pas dûs à l\'inoculation d\'une bactérie
en général, car les coupes d\'animaux, injectés avec le Bac.
anthracoïdes, (p. 12 et p. 14) ne présentent point ces
granules plus ou moins acido-résistants.

Nos expériences avec des bacilles de tuberculose aviaire
tués (chauffage d\'une demi-heure à 80° C. p. 12).
nous font rejeter la supposition que ces corpuscules sont
des débris bacillaires morts, des formes de désintégration
des bacilles, sans aucune signification pour le processus
de la maladie.

Ce sont des produits de „transformationquot; des bacilles,
capables de régénérer des bacilles normaux.

Est-ce que les coupes sont à l\'appui de cette théorie?

Coupes de Rate.

1)nbsp;Tout de suite après l\'inoculation jusques et y com-
pris le second jour, on trouve dans les coupes une grande
quantité de granules plus ou moins rouges et très peu de
bacilles.

2)nbsp;Du 3me au 8me jour le nombre des bacilles aug-
mente; les granules sont toujours présents, mais moins
abondants.

3)nbsp;A partir du 8me jour on observe la pullulation des
bacilles, d\'abord au milieu des amas de corpuscules, plus
tard on ne les trouve que dans la cellule géante, ou leur
forme réelle en grains n\'est même pas certaine.

Tout ceci concorde assez bien avec notre hypothèse
Cependant, l\'examen des coupes de poumon vient com-
pliquer le problème.

Le poumon agit en tamis; il contient des bacilles de suite
après Imoculation. L\'infection pourrait donc se répandre
dans 1 organisme en partant du poumon comme foyer, par
smiple multiplication des bacilles. Cette interprétation de
1 infection n explique nullement ni l\'origine, ni la signifi-
cation des granules plus ou moins acido-résistants des
organes; et même pourrait mettre en jeu toute la signifi-
cation des granules.

Un autre facteur complique le problème, c\'est la sen-
sibilité individuelle du lapinquot; pour le bacille tuberculeux
Cette sensibilité, différente de lapin à lapin, nous
empeche de considérer toutes ces coupes de rate comme

des images des phases successives de l\'infection tubercu-
leuse chez le lapin.

Pour cela il faudrait pouvoir suivre le sort du bacille
tuberculeux dans le même organisme aux différents in-
stants.

Suivant la technique de Pfeiffer un peu modifiée nous
avons essayé de produire une „transformationquot; du bacille
tuberculeux en granules dans le péritoine du cobaye sain.

Pour cela nous avons injecté dans le péritoine des quan-
tités variab es d\'emulsions de bacilles tuberculeux et du

serum d un lapin infecté avec les mêmes bacilles 14 jours
auparavant.

Le liquide péritonéal, obtenu par ponction à certaines
intervalles de temps après l\'injection, devait nous ren-
seigner sur le sort des bacilles dans le corps de l\'animal;
dans ce but des frottis du liquide furent colorés d\'après
la technique de Ziehl—Neelsen.
Le résultat de cette expérience fut décevant
On avait espéré trouver des leucocytes qui contien-
draient, a cote des bacilles, des „granulesquot; acido-résistants

ou non, les deux phases dans la même cellule. Il n\'en
était rien.

Les bacilles étaient peu phagocytés et on ne trouvait
qu\'une quantité infime de granules rouges.

Comme nous l\'avons indiqué plus haut, ces expériences
n\'ont pas été faites avec des bacilles et du sérum anti,
comme dans le phénomène classique de Pfeiffer.

Nous avons commencé à préparer du sérum anti-tuber-
culeux sur le cobaye et sur le lapin. En attendant nous
avons répété plusieurs fois l\'expérience décrite ci-dessus
— toujours sans aucun résultat.

C\'est ce résultat complètement négatif qui nous a portées
à cette époque-là à abandonner ces essais de „transfor-
mationquot; in vivo — à tort, comme l\'ont prouvé des expé-
riences ultérieures et des plus satisfaisantes. C\'est dans
un autre chapitre que nous parlerons de ces derniers
résultats.

Ces expériences de „transformationquot; dans le péritoine
du cobaye ne nous avançant point, il ne nous restait, pour
étudier le sort du bacille tuberculeux dans le corps animal,
qu\'un retour aux coupes décrites.

Il n\'est pas possible de tirer une conclusion sur la signi-
fication des granules en se basant sur les observations,
faites dans les coupes, et sur elles seules; il y a trop de
sources d\'erreur dans l\'interprétation des coupes, trop de
facteurs inconnus dans l\'évolution de la maladie dans
l\'animal infecté, pour qu\'il soit possible de s\'appuyer avec
force et exclusivément sur ces faibles données.

En outre, comment jamais prouver le rapport de cause
à effet entre les granules qu\'on observe sur une lame et
les bacilles, trouvés sur l\'autre?

On pourrait tenter de suivre le sort du bacille — c.à.d.
d\'un seul bacille — sous le microscope en ensemençant des
bacilles tuberculeux dans une culture de tissus. Si l\'on
pouvait même observer la dite transformation et régéné-

ration du bacille, en passant par le stade granuleux, ce
résultat très important, très intéressant, ne prouverait
rien pour ce qui est de l\'animal infecté.

On aurait seulement le droit de comparer ce qui se passe
in vitro à ce que l\'on suppose in vivo et de penser ainsi
à une analogie.

Le problème de l\'identité de ces deux phénomènes ne
peut être résolu in vitro.

Aussi avons-nous suspendu ces recherches pour quelque
temps.

Cependant la question de la fonne granulaire du bacille
tuberculeux nous intéressant, nous avons cherché les
preuves certaines de sa réalisation en abordant le sujet
d\'un côté tout différent, et cette fois-ci avec plus de succès.

CHAPITRE IIL
Les Stades de Transition in vitro du Bacille

tuberculeux aviaire.

Pour prouver le passage de bacille en granules et vice
versa, il s\'agit de voir se développer, en culture et dans
l\'organisme, des granules en partant d\'un seul bacille ou
de quelques bacilles; et d\'autre part il faut arriver à une
culture de bacilles, in vitro et in vivo, en partant d\'un
unique granule ou de quelques granules.

Nous nous sommes servies de la technique de
ScHOUTENii) pour la culture unicellulaire, réalisée en
1899 par son micromanipulateur qui à cette époque intro-
duisait un élément nouveau et très important dans les
études biologiques et microbiologiques, permettant l\'isole-
ment des êtres microscopiques, individus par individus.

Description de l\'Appareil.

L\'appareil est composé de deux statifs, montés sur une
plaque de fer; entre ces deux statifs, porteurs d\'instru-
ments (voir fig. 1), on place le microscope qui n\'est pas
fixé sur le pied de l\'appareil, ce qui permet d\'exécuter des
petits déplacements pendant le travail.

C\'est à l\'aide d\'instruments en verre — anses, pointes
ou micro-bistouris — que l\'on peut arriver facilement à
isoler, percer ou couper sous le microscope toutes sortes
de micro-organismes.

Le mouvement dans les 3 directions de l\'espace est
assuré par trois vis (fig. 2: A, B et C) et le ressort
courbe K.

C\'est ainsi qu\'avec l\'aiguille, fixée dans le porte-instru-
ment M avec un peu d\'argile plastique, on peut obtenir
les déplacements que voici:

1)nbsp;Par la vis A des mouvements d\'avant ou en arrière
dans le plan horizontal.

2)nbsp;Par les vis B et C des mouvements dans le plan
vertical.

Les petits mouvements brusques peuvent être exécutés
dans le plan vertical avec l\'instrument d\'isolement. Ce
mouvement est commandé par le cylindre F qui permet de
soulever la tige L ou de la faire descendre ; dans le premier
cas l\'extrémité de l\'aiguille descend brusquement, dans le
dernier elle monte et revient en place.

On se sert de cette technique pour isoler des protozoaires
qu\'on enlève par une descente rapide de l\'anse dans la
goutte de milieu oii ils se trouvent.

Dc même on se sert de ces mouvements brusques pour
rincer les instruments usagés dans une goutte de liquide
stérile.

Toutes les manipulations sont accomplies en goutte pen-
dante, dans une „chambre humidequot; — chambre d\'isole-
ment — placée sur la platine mobile du microscope.

Le diamètre intérieur de la chambre d\'isolement
(14 X 14 mm) est un peu inférieur à celui de la lamelle
qui porte les gouttes pendantes (18 X 18 mm).

La paroi antérieure et la paroi postérieure, parallèles
à l\'axe de l\'aiguille, sont formées par des cubes de verre,
hauts de 3 mm et collés sur la lame porte-objet qui forme
la base de la chambre.

Ces deux cubes de verre que sépare une distance de
14 mm, sont reliés entre eux par deux bandes de mica,
posées sur ces deux parois de verre; une cuve est ainsi
formée (14 X 14 mm).

Par les ouvertures, réalisées ainsi sous les deux bandes

Fig. 1.

M

rv

H

cnEn)

Ö

Fis:. 2.

de mica, on peut introduire, à gauche et à droite, les in-
struments choisis pour l\'isolement.

Dès que l\'instrumentation est en place, les ouvertures
latérales sont fermées avec une goutte d\'une graisse demi-
fluide (— mélange d\'huile de paraffine et de vaseline —)
qu\'on introduit, de chaque côté, entre la bande de mica et
la base de la chambre ; les deux parois latérales demi-solides
permettent le déplacement des instruments, tout en isolant
l\'intérieur de la chambre de l\'atmosphère ambiante.

Pour former le toit de la cuve, limitée en avant et en
arrière par les cubes de verre, latéralement par les parois
demi-solides, on dépose la lamelle, préparée d\'avance, pour-
vue de gouttes pendantes et dont les bords sont enduits
d\'une mince couche de graisse.

La micromanipulation des bacilles tuberculeux et des
granules est suivie avec l\'immersion à l\'huile (1/16) et
l\'oculaire No. III, système optique dont la puissance est
de 950 X.

La préparation de la lamelle comprend plusieurs temps :

a)nbsp;En général on commence par graisser très légère-
ment la lamelle en frottant sa surface avec une quantité
minime de trilaurine. Grâce à cette précaution on peut
déposer contre la lamelle des gouttes pendantes très ser-
rées ; elles ne confluent pas.

L\'obtention de très fines gouttelettes d\'eau, égales entre
elles est très facile: De la vapeur d\'eau est condensée sur
la lamelle grasse.

Nos isolements de granules ont toujours été pratiqués
sur des éléments vivants, noncolorés (— comme tous les
isolements du reste —), la lamelle n\'étant pas enduite de
graisse, évitant ainsi une confusion possible entres les
particules grasses et les granules microbiens.

b)nbsp;La lamelle est essuyée avec un linge très fin afin
d\'enlever l\'exces de graisse, puis stérilisée par passage
dans la flamme.

c) La lamelle stérilisée est placée, face grasse en bas
sur une épaisse plaque métallique, limitant une ouverture
rectangulaire de même dimension que celle de la chambre
humide et qu\'on peut fermer et ouvrir rapidement au
moyen d un morceau de verre, collé au dessous de la plaque
metalhque. \'

C\'est par l\'ouverture inférieure qu\'on dépose aseptique-

ment les gouttes pendantes sur la surface grasse de la
lamelle :

^ Une goutte contenant le matériel dont on veut faire
l\'isolement, des gouttes de liquide stérile pour rincer les
instruments, des gouttes de milieu de culture qui vont
recevoir les micro-organismes isolés pour les essais de cul-
ture, etc.

C\'est à ce moment-là que les instruments nécessaires
pour la micromanipulation sont choisis et stérilisés avant
d\'être fixés sur l\'appareil.

Sauf pour des manipulations très grossières ou prépa-
ratoires, où l\'on peut se servir d\'une anse en platine de
100// de diamètre, on emploie des instruments en verre qui
ne supportent pas la stérilisation à la flamme. Pour ceux-
ci on procède de la manière suivante :

L\'aiguille est passée dans l\'éther pour enlever la graisse;
puis dans l\'acide sulfurique concentré, l\'ammoniaque con-
centrée et finalement dans de l\'eau physiologique stérile.

En quelques secondes l\'instrument stérile est introduit
dans la chambre d\'isolement et mis au centre du champ
microscopique (à faible grossisement). La lamelle préparée
est collée sur la face supérieure des parois de la chambre
d\'isolement, les ouvertures latérales sont fermées avec le
mélange demi-solide. L\'appareil est prêt à fonctionner.

Pour nos recherches nous avons employé six instruments
différents que nous voulons rapidement passer en revue:
1) Une anse en verre elliptique, ayant un diamètre
intérieur de 8 X 16/^, avec laquelle on effectue l\'isolement

des bactéries; en touchant la lamelle avec l\'extrémité de
l\'anse, contenant le micro-organisme isolé dans un peu de
liquide et en descendant l\'instrument aussitôt après, le
contenu de l\'anse reste en gouttelette fine contre la lamelle.

2)nbsp;Une anse en verre plus grosse, d\'un diamètre in-
térieur de 70Ai.

Pour nos recherches nous nous sommes servies de cette
anse pour répandre le contenu de la goutte avec le matériel
à isoler (bacilles ou granules) en longues stries sur la
lamelle, afin de faciliter l\'isolement. En pratiquant ainsi
les différents objets à prélever sont à de grandes distances
les uns des autres, ce qui permet d\'isoler, avec une cer-
titude parfaite, un seul objet à la fois.

Après cette opération les corps microbiens se trouvent
collés contre le verre, entourés d\'une quantité minime d\'eau
de condensation ; grâce à ce détail de technique on ne ris-
que pas d\'être victime de l\'illusion optique, très fréquente
en grosses gouttes pendantes et qui consiste à prendre
pour un granule ce qui est en réalité un bacille, dont l\'axe
est perpendiculaire à la surface de la lamelle.

De même nous avons suivi cette technique pour préparer
notre champ de travail pour la microdissection des bacilles.

3)nbsp;Une pointe en verre longue et fine de H—1\'quot; ^^
diamètre.

Elle servira pour isoler des bacilles en plaçant la pointe
entre lamelle et bacille ; le bacille reste collé, par adhésion,
contre la pointe et peut être transporté là, où l\'on désire
l\'avoir.

4)nbsp;Une pointe en verre plus grosse, dont l\'extrémité
seule a un fj. de diamètre, ce qui la rend beaucoup moins
fragile que la pointe No. 3.

Cette pointe est un instrument très précieux. Elle sert
à transporter aux bords des gouttes de milieu de culture
les bacilles isolés par l\'anse No. 1 et déposés par celle-ci
près de ces gouttes.

Pour nos expériences cette pointe nous a rendu des ser-
vices importants pendant l\'isolement des granules du
bacille tuberculeux:

Sur la lamelle préparée on a déposé quelques gouttes
de macération de viande peptonée gélatinée. Avec la pointe
No. 4 on pénètre dans cette goutte de gélatine et en prélève
une petite parcelle à l\'extrémité de la pointe.

A l\'aide de la gélatine on arrive à isoler un seul granule
ou plusieurs granules à la fois, en pressant légèrement la
gouttelette de gélatine contre l\'objet choisi qui, restant
collé sur la pointe, peut être transporté là, où l\'on veut
l\'avoir.

5)nbsp;Une anse en platine, notre plus gros instrument, est
constituée par un fil de 0.1 mm d\'épaisseur; le diamètre
intérieur de l\'anse est 0.1 mm.

Ce n\'est que rarement que nous nous sommes servies
de cette anse, trop grosse pour la micromanipulation des
objets dont il s\'agit ici.

De plus nous avons constaté à plusieurs reprises l\'in-
fluence nuisible du platine sur certains micro-organismes.

Les protozoaires, isolés à l\'aide de l\'anse de platine, per-
dent leur mobilité et meurent bientôt. Ajoutons tout de
suite que le Docteur Schouten avait remarqué ces faits
au début de ses expériences et construit pour cette raison
l\'anse en verre No. 2 qui sert à l\'isolement des protozoaires.

Afin d\'éviter l\'action oligodynamique que nous croyons
très importante dans le traitement individuel des micro-
organismes, nous ne nous sommes servies que bien rare-
ment de l\'anse de platine.

6)nbsp;Un micro-bistouri en verre; le tranchant polygonal
est obtenu par refroidissement brusque d\'un très fin fil
de verre.

Le contour tranchant de cet éclat de verre sert comme
instrument de microdissection, pour couper les bactéries,
les hyphes de champignons, les cellules, etc.

Tous ces instruments peuvent servir des années de suite
et ceci est un grand avantage du micromanipulateur de
SCHOUTEN en comparaison des micromanipulateurs, con-
struits par la suite et qui nécessitent des pipettes qu\'il faut
remplacer à chaque expérience.

Technique d\'Ensemencement.

Avec les objets obtenus et isolés au moyen des instru-
ments décrits, on a tenté des expériences in vitro et in vivo.

Pour les essais de culture in vitro nous nous sommes
servies de deux techniques différentes :

a)nbsp;Culture sur lamelle, en goutte pendante (technique
de SCHOUTEN).

b)nbsp;Culture en milieu nutritif, réparti en tubes.

a) Culture sur lamelle.

Pour les cultures en goutte pendante on procède de la
façon suivante:

Sur la lamelle, contenant le matériel dont on veut isoler
des bacilles ou des granules, on dépose des gouttes de
différents milieux de culture, dans lesquels on veut tenter
de cultiver le micro-organisme en question.

L\'objet, isolé avec l\'anse en verre ou avec la pointe No. 4
(p. 23) est déposé à l\'aide de ces instruments tout près
d\'une goutte du milieu de culture de choix.

Puis, avec la grosse pointe en verre, l\'objet est traîné
doucement jusqu\'au bord de la goutte du milieu nutritif.

Dans la plupart des cas nous avons déposé six gouttes
de milieu nutritif sur la lamelle, cc qui permet de tenter
six essais de culture à la fois.

L\'isolement terminé, la lamelle est enlevée de la chambre
d\'isolement, mise comme couvercle sur les parois d\'une
petite chambre humide et portée à l\'étuve (38—39° C.).

La chambre humide ou „chambre de culturequot; est con-
stituée par un rectangle métallique qui, déposé sur une

lame porte-objet, forme une cuve dont le diamètre est de
14 mm.

Ce rectangle métallique est fixé sur la lame porte-objet
au moyen de cire à cacheter. C\'est avec un peu de vaseline
que la lamelle, portant les gouttes pendantes avec les objets
à cultiver, est collée sur la face supérieure des 4 parois de
la chambre.

Une gouttelette d\'eau est déposée sur le fond de la
chambre, pour éviter la dessiccation des gouttes de culture.

Pour empêcher le décollement de la lamelle par la vapo-
risation de l\'eau à l\'étuve à 38° C., schouten a muni sa
chambre humide d\'une valve de sûreté ; une petite ouver-
ture, pratiquée à la base d\'un des parois métalliques, est
fermée par une gouttelette d\'huile. Grâce à ce „tampon
mobilequot; il y a un réglage automatique du volume de la
chambre.

C\'est avec l\'objectif à immersion que l\'on peut suivre
le développement de ces cultures unicellulaires en plaçant
la chambre humide sur la platine mobile.

La température relativement élevée, favorable au déve-
loppement des bacilles aviaires, s\'est montrée très dés-
avantageuse pour les essais de culture en gouttes pen-
dantes.

La culture du bacille tuberculeux étant très lente, ces
chambres humides doivent être conservées plusieurs
semaines de suite à l\'étuve à 38° C.; elles risquent ainsi
de perdre par dessiccation plusieurs gouttes ensemencées
ou même la totalité.

Plusieurs essais de culture ont été rendus ainsi sans
valeur.

b) Culture en 7nilieu nutritif réparti en tubes.

Pour les raisons indiquées nous avons préféré tenter des
cultures en tube.

Les cellules isolées (granules, bacilles ou fragments de
bacilles) sont enlevées de la lamelle au moyen de la grosse
pointe de verre, munie à son extrémité d\'une petite boule
de gélatine (voir p. 24).

Puis la lamelle est remplacée par une autre lamelle
stérile, pourvue d\'une grosse goutte pendante de gélatine.
La pointe de verre est remontée, porteuse de l\'élément
isolé, jusqu\'à la surface inférieure de la goutte de gélatine
où l\'on nettoie l\'extrémité de la pointe.

A ce moment la manipulation devient plus aisée, au
moyen d\'une petite spatule de platine aux bords tranchants ;
insinuée entre la lamelle et la base de la goutte de gélatine,
on transporte celle-ci avec tout ce qu\'elle contient dans un
tube de culture ou dans l\'animal.

Etude de la Culture.

Nous avons isolé et déposé dans un milieu nutritif des
séries d\'un seul bacille et de quelques bacilles, aussi bien
que d\'un granule et de quelques granules.

Transition du Bacille en Granules.

L\'isolement des bacilles tuberculeux aviaires a été effec-
tué le plus souvent à partir de cultures pures en milieu
nutritif; quelques-uns ont été pratiqués en partant de
produits tuberculeux, émulsions d\'organes de lapins tuber-
culeux, crachats, etc. Car la micromanipulation permet
l\'isolement non seulement d\'une unité bactérienne dans une
culture pure, mais aussi la séparation rapide d\'une bactérie
dans un produit souillé.

Un article de Kahn et torrey deux expérimen-
tateurs américains, parut au début de nos expériences ; ils
avaient étudié la transition du bacille en granules, évolu-
tion observée en culture unicellulaire (appareil de Cham-
bers) pour le bacille tuberculeux humain.

Au bout de 3 jours environ, ils constataient la décom-

position du bacille en 4 corpuscules ovalaires alcoolo-acido
résistants; puis de nouveau il y avait segmentation de ces
iragments, processus donnant naissance à des formes
diplococciques (0.1 à 0.4//) qui à leur tour se dissolvaient
en corpuscules encore plus petits, plus ou moins arrondis,
toujours non acido-résistants.

Ces granules ne représentaient pas encore la phase ter-
minale de la désintégration du bacille, car ils donnaient
naissance à des „grains de poussièrequot; à la limite de la
visibilité.

Nous avons, nous aussi, observé en culture et in vivo,
la transition du bacille tuberculeux aviaire en granules,\'
et cela microscopiquement et macroscopiquement.

Une culture unibacillaire en goutte pendante (bouillon
de viande glyceriné, milieu de Besredka—Jupille, etc.)
nous a fait apprécier, au bout de quelques jours, l\'appa-
rition de plusieurs lignes de segmentation transversale
dans le corps bacillaire.

Nous n\'avons pas réussi à suivre la désintégration com-
plète du bacille, comme elle a été décrite par Kahn et
Torrey, sauf dans un seul cas assez curieux pour le men-
tionner.

Il s\'agissait d\'un bacille qui, après isolement avait été
ensemencé au bord d\'une goutte pendante de gélatine au
bouillon de viande.

Quatre jours après l\'ensemencement on constate la
présence de deux granules polaires. Dans les premiers
jours suivants, l\'aspect du bacille reste le même; puis le
bacille disparait. Quelques semaines après, l\'examen
microscopique de la goutte de gélatine révèle la présence
d\'une masse de granules fins et réfringents; à l\'aide de la
micro-pointe on peut apprécier la consistance glaireuse de
cette masse. Les essais de culture en partant de ces cor-
puscules réfringents n\'ont pas abouti; il est impossible
d\'en tirer de conclusions.

Signalons toutefois en rapport avec cette observation,
que très souvent en examinant à l\'objectif à immersion
(1/16) des frottis de cultures jeunes de bacilles tuberculeux
dans une source de lumière électrique très forte (150
bougies), nous avons retrouvé ces masses réfringentes,
glaireuses; en les manipulant sous le microscope, avec la
pointe en verre, nous avons constaté qu\'elles renfermaient
des granules de dimensions variables, ainsi que d\'extrême-
ment fins bâtonnets.

Les mêmes observations ont été faites pour des cultures
très jeunes du Bacille du Colon.

Toutes ces remarques n\'apportent qu\'un certain appui
à l\'hypothèse de la désintégration bacillaire.

Il en est tout autrement des constatations suivantes :

Ayant ensemencé un seul bacille tuberculeux aviaire
dans le milieu de Besredka—Jupille, nous avons obtenu
une culture abondante à partir du dixième jour; les pas-
sages de cette culture sur différents milieux ont toujours
donné des cultures riches, dans lesquelles, à côté des bacil-
les d\'aspect normaux, on a trouvé régulièrement des
granules (coloration des frottis par la méthode de FONTès).

Ces granules ne peuvent être que d\'origine bacillaire.

Cette expérience refute l\'opinion de certains auteurs
pour lesquels les granules libres dans les cultures de bacil-
les tuberculeux ne seraient que des souillures, des formes
symbiotiques de ce bacille.

On a pu noter la décomposition des bacilles en granules
dans la lyse expérimentale en péritoine de lapin, expé-
rience dont nous parlerons plus loin.

Evolution de Granules en Bacilles.

Les granules proviennent:
A) D\'isolement en partant de cultures suffisamment
riches en granules.

B)nbsp;De microdissection de bacilles granuleux,

C)nbsp;De la lyse des bacilles dans l\'organisme animal.

Ces trois séries d\'expériences seront décrites et dis-
cutées successivement.

ad A. Granules de Cultures.

Il est assez rare de tombér sur des cultures du bacille
tuberculeux aviaire qui ne renferment point de granules
libres, mais beaucoup d\'entre elles sont très pauvres en
corps granulaires, de sorte qu\'elles ne conviennent pas
pour 1 isolement de ces éléments avec le micromanipulateur •
trop de temps serait perdu à les rechercher.

Nous avons cherché quels étaient les milieux les plus
favorables à la formation des granules. La quantité de
granules libres dans les différents milieux a été appréciée
après coloration des frottis selon les méthodes de Ziehl-
Neelsen, de FONTès et de Geam—Much.

Cette étude a décelé la présence très fréquente de
granules Gramophiles dans les cultures suivantes de tuber-
culose aviaire :

a)nbsp;Voiles jeunes sur milieu de Sauton (7—16 jours
a 38° C.).

b)nbsp;Cultures plus ou moins âgées sur milieu de Lubenau
(21 jours; 1, 2, 6 mois).

c)nbsp;Cultures plus ou moins âgées sur milieu de PéTRA-
gnani 13) (18 jours; 1-10 mois).

d)nbsp;Cultures sur pomme de terre glycerinée alcaline
(Pn = \'-6; glycerinée à 4 p. 100).

e)nbsp;Les granules sont plus nombreux encore sur pomme
de terre glycerinée acide (p^ = 6.0) ; remarquons que le
type aviaire pousse plus rapidement et, au début plus
richement sur pomme de terre acide que sur celle qui est
légèrement alcaline.

f)nbsp;Cultures en bouillon simple acide (p^^ = 6.6; à 50

cent, cube de bouillon de viande on ajoute dix gouttes
d\'une solution d\'acide lactique à 1 p. 100).

Les granules sont surtout nombreux après un séjour à
l\'étuve à 45° C. Dans ces cultures on trouve, à part des
granules et des bâtonnets normaux, des formes géantes
granuleuses et des formes ramifiées.

g)nbsp;Cultures en bouillon glyceriné alcalin (Pjj == 7.6)
ou acide (Pjj = 6.6; 2 p. 100 de glycérine).

h)nbsp;Cultures en bouillon simple, additionné de 0.15 p.
1000 de bichromate de potassium.

i)nbsp;Cultures en milieu de Besredka—Jupille, âgées de

2 à 4 semaines.

(Ce n\'est qu\'au début que nous avons effectué des
isolements en partant de telles cultures; puis nous les
avons abandonnées, le milieu n\'étant pas limpide et con-
tenant de nombreux corpuscules qui masquent la forme
granulaire du bacille tuberculeux à isoler.)

k) Cultures en bouillon de foie, après un séjour de
8—14 jours à 38° C.

Expériences.

1) Les granules isolés de différentes cultures du bacille
tuberculeux aviaire ont été ensemencés au début des ex-
périences en goutte pendante et cultivés en chambre
humide (voir p. 25) à 38° C.

Sur de nombreuses expériences, une seule a réussi ; nous

voulons la décrire en détail :

Avec la grosse pointe de verre (No. 4) nous avons isolé
selon la technique, exposée page 24, plusieurs granules
en partant d\'une culture de tuberculose aviaire de 14 jours
en milieu de Besredka—Jupille.

Ces granules ont été ensemencés sur la même lamelle
dans des gouttes de gélatine au bouillon de viande et dans
des gouttes de milieu de Besredka—Jupille, additionné
de gélatine (12 %).

culture «an\'llfTquot;\'\' ^ ™ quot; quot;quot;

ae viande, ensemencee avec quelques granules Avatit
preleve des particules de cette masse mnuîcuse „ot les
avons ensemencés dans des tubes de bouillon de vSe e
en nuheu de Besredka—Jupille.

Après une semaine de séjour à l\'étuve (38° C ) l\'examen
microscopique des tubes ensemencés _ frot s Xrïï
d après la méthode de Ziehi^Neelsen _ a démnS

LSrnbsp;^^ quot;^o!

Malheureusement une absence forcée de plusieurs mois

Lrtdnquot;nbsp;d\'expériences par dessiccation et

perte des tubes ensemencés. Néanmoins nous avons pu con-

IZrquot;quot;nbsp;transLn de

granules en bacilles aciiky-résistants.

2)nbsp;Notre attention étant attirée par la technique de
WE GHT »), eulture du bacille tuberculeux en gonZ jl
clante de sang, nous l\'avons essayée

Plusieurs gouttes pendantes de sang - sang humain

- ^tf ensemencées, en chambie humîde,\'
a d» O. Jamais nous n\'avons obtenu de culture

3)nbsp;Pour les raisons, indiquées au début de ce chanitre

«nS^ ^^^^^^ ^^nbsp;^^ — - tubes

Nous servant toujours de la goutte de gélatine comme
moyen de transport, des granules ont été ensemenceTet
cultives à 38° C. dans les milieux suivants :
Bouillon glyceriné alcalin.
»»nbsp;». acide.

simple alcalin.
Mnbsp;„ acide.

Pomme de terre glycerinée alcaline.

quot; quot; quot; » acide.
Gélose glycerinée alcaline.

Eau peptonée glycerinée (à 4 p, 100).
Lait glyceriné (à 4 p. 100).
Milieu de PéTRAGNANi.

„ „ Besredka—Jupille.

„ Besredka—Calmette—Valtisis).

„ „ Sauton.

L\'examen des tubes a eu lieu :

a)nbsp;à l\'état vivant (goutte pendante).

b)nbsp;à l\'état vivant, après coloration vitale au bleu de
Nil (sulfate).

c)nbsp;après fixation et coloration selon les méthodes de
Ziehl—Neelsen, de FoNTès ou de Gram—Much.

Résultats: Dans plusieurs des tubes ensemencés nous
avons pu constater un départ de culture, donc transitio?).
(les granules en bacilles.

La dite observation a été faite dans des tubes de dif-
férents milieux: Bouillon glyceriné alcalin ; pomme de terre
glycerinée alcaline; lait glyceriné; milieu de Besredka—
Calmette—Valtis.

Le nombre de granules ensemencés dans ces tubes a
toujours été très petit, variant d\'un seul granule jusqu\'à
5 granules.

Dans la plupart des cas on pouvait apprécier un départ
de culture 6 à 12 jours après l\'ensemencement, se tradui-
sant par un dépôt grumeleux, floconneux au fond du tube
et, très souvent, un trouble très léger dans le liquide sur-
nageant ; dans certains cas ce trouble montait du fond du
tube le long des parois. — Notons ici que sur la paroi
d\'un de ces tubes, recouverte de „grains de poussièrequot;, on
voyait apparaître au bout de quelques semaines des tâches
rondes, vides, nettement contourées, comme on peut voir
dans le phénomène de lyse. —

Les tubes ensemencés n\'ont donné qu\'un début de cul-
ture, sans qu\'il y ait jamais passage de cet état de culture
embryonnaire jusqu\'à des cultures normalement riches.

Très souvent la coloration vitale au bleu de Nil a déià
decelé la présence de très fins bâtonnets dans les tubes
ensemencés, au moment où la coloration d\'après la
méthode de Ziehl-Neelsen ne donnait pas encore un
résultat positif.

Pour cette coloration nous avons suivi la technique de
hollande et Mlle Cremieux ig) que voici:

Sur une lame porte-objet on mélange une goutte de cul-
ture avec une goutte d\'une solution de sulfate de bleu de
Nil a 0.2 p. 100, laissant ce mélange au contact de l\'air
pendant 1 minute. La goutte est ensuite recouverte d\'une
lamelle et examinée sous le microscope.

Une telle coloration fait apparaître les bacilles non-
colores avec un contenu granuleux bleu-pâle ou bleu-foncé-
d\'autres ne présentent pas de contenu coloré mais l\'enve-
loppe est d\'un bleu-pâle. — Les granules sont d\'un bleu-
pâle ou d\'un bleu-foncé. —

La culture sur pomme de terre glycerinée alcaline, ense-
mencée avec 5 granules de tuberculose aviaire, n\'a donné
qu\'une culture microscopique.

Dans les frottis, faits avec la surface du milieu et colorés
d\'après la méthode de Ziehl—Neelsen, on a trouvé après
un mois de séjour à l\'étuve plusieurs amas de bâtonnets
alcoolo-acido-résistants, ainsi que des bacilles rouges isolés
très souvent situés sur un fond bleu de „grains de pous-
sièrequot; qui contenait en outre des fins bâtonnets bleus et
rouges et peu colorés.

On n\'a jamais pu obtenir des cultures-filles en partant
des cultures, mentionnées ci-dessus.

ad B, Granules, obtenus par microdissection de
bacilles granuleux.

Cette expérience, peu plus compliquée que les précé-
dentes, comprend deux manipulations :

1.nbsp;La microdissection des bacilles.

2.nbsp;L\'isolement et l\'ensemencement des fragments de
bacilles.

Pour cette expérimentation, on introduit deux instru-
ments dans la chambre d\'isolement sous le microscope:
D\'un côté le micro-bistouri et de l\'autre la grosse pointe
de verre, ayant soin de les placer de façon à ce qu\'ils ne
puissent se toucher.

L\'éclairage fort permet de discerner sans peine des
granules dans la plupart des bacilles ; ce sont ceux qui se
trouvent près des poles qui sont les plus visibles. Après
un peu d\'exercice on arrive bientôt à couper le bacille en
deux ou trois parties, ne renfermant chacune qu\'un seul
granule. Cette opération faite, on se sert de la pointe de
verre, munie d\'une petite boule de gélatine, pour rassem-
bler les fragments de bacille sur cet instrument.

A cette phase de l\'expérience on peut manipuler avec
les fragments de bacille et les ensemencer selon la tech-
nique. décrite à la page 24, soit in vivo, soit in vitro.

Expériences.

Cette micromanipulation exigeant beaucoup de temps,
les circonstances ne nous ont pas permis de pousser très
loin ces expériences. Aussi nous n\'avons pu ensemencer
que 3 tubes de milieu de culture (milieu de Besredka—
Jupille et bouillon de viande) avec des fragments de
bacilles; dans aucun de ces tubes nous n\'avons pu con-
stater la moindre culture.

Ces expériences encore peu nombreuses ne nous per-
mettent que de tirer une conclusion provisoire: Les granu-
les, obtenus par microdissection du bacille, ne semblent
pas capables de reproduire le bacille normal.

Les observations suivantes, faites pendant l\'isolement et
la microdissection de différents microbes (Bacille du

Cdon bacille tuberculeux et autres) sont à l\'appui de notre
hypothese que des bacilles mutilés ou disséqués ne sont
plus capables de se reproduire.

Pour nsol^Bment du bacille du Colon p.e. il faut avoir
grand som de ne pas trop traîner le bacille isolé sur la
lamelle ou de ne pas appuyer trop avec l\'instrument; jamais
nous n avons réussi la culture en partant d\'un bacille
legerement maltraitéquot; ou, à plus forte raison, d\'un\'
bacille mutilé.

(Pour expliquer le fait que le Bacille du Colon ne pousse
plus quand il est maltraité, Schouten suppose qu\'en
tramant le bacille sur la lamelle, celui-ci perd ses cils et en
nieme temps une partie de son protoplasme; cette hypo-
these devrait être vérifiée en expérimentant avec des
bacilles mobiles et immobiles.)

Les instruments du micromanipulateur nous permettant
de toucher les microbes, nous avons pu recueillir des obser-
vations sur certaines propriétés du corps microbien qui
forcement échappent à l\'observation pendant les manipu-
lations microbiologiques habituelles.

C\'est ainsi qu\'on peut noter l\'élasticité ou la fragilité
du corps bacillaire en question.

Nous avons remarqué, en manipulant avec la grosse
pointe de verre, la fragilité extrême du Bact. Bulgaricum
(- bacille du Yoghurt _) qu\'on ne peut presque pas
toucher sans qu\'il se casse en plusieurs morceaux

Le Bacille du Colon, moins fragile, est pourtant très
sensible a un traitement brutal qui le rend aussitôt in-
capable de se reproduire.

Par contre le bacille tuberculeux est beaucoup plus
flexible, moins fragile, plus élastique que le Bacille Bulgare
et le Bacille du Colon.

Pendant la microdissection du bacille tuberculeux nous
avons eu l\'occasion d\'observer quelquefois un phénomène
intéressant et non-expliqué jusqu\'ici :

Les bacilles, répandus sur la lamelle en gouttelettes très
petites (— collés par adhésion contre le verre —), sont
immobiles. En coupant le bacille en morceaux, d\'un seid
trait, les fragments obtenus sont également immobiles.

Or, un autre phénomène se produit lorsqu\'on sectionne
incomplètement le bacille. Les deux fragments, unis encore
par une très mince bande de protoplasme ou de substance
ciro-graisseuse, exécutent des petits mouvements brusques,
tournants, pivotants; quelques minutes après la microdis-
section ces mouvements diminuent et se terminent bientôt.

Une autre fois, en disséquant un bacille qui se trouvait
dans une fine gouttelette, ne contenant que ce bacille, nous
avons vu apparaître à plusieurs endroits dans le liquide de
petits corpuscules réfringents: Ces corpuscules ne sor-
taient pas déjà formés des fragments du bacille et pour-
tant ces fragments ont dû donner naissance à ces corpus-
cules réfringents.

S\'agirait-il peut-être d\'un contenu plus ou moins liquide
du bacille, se vidant, après microdissection, dans le liquide
environnant et passant là, par coagulation ou autre, en
état demi-solide sous forme de corpuscules réfringents?

Ce fait donne lieu à supposer la présence réelle d\'une
membrane, entourant le contenu plus ou moins liquide du
bacille tuberculeux.

De plus, cette observation mentionnée fortifie notre
doute sur la possibilité qu\'auraient les fragments de bacil-
les de régénérer des bâtonnets ; car la dissection du bacille
lui cause un dommage important et provoque la perte de
substance protoplasmique bacillaire. Il est fort improbable
que le corps ainsi mutilé et partiellement vidé arrive tout
de même à reproduire des bacilles.

Peu de temps après avoir constaté ce phénomène —
Qu\'on ne peut pas toujours reproduire du reste — nous
avons trouvé dans la littérature la description d\'obser-
vations, faites pendant la microdissection de différents

microbes et qui nous ont frappées par leur conformité aux
nôtres.

Il s\'agit d\'une publication de Wamoscher et Stoeck-
LIN 17) qui ont expérimenté avec le micromanipulateur de
PéTERFI.

Ces auteurs ont fait exactement la même observation en
disséquant certains microbes (Bacille du Colon, bacille
paratyphique, bacille dysentérique, etc.) que celle que nous
venons de décrire pour les fragments du bacille tuber-
culeux.

En disséquant rapidement, ces auteurs voient apparaître,
dans le liquide environnant, des granules très petits (— à
la limite de la visibilité avec un système optique très puis-
sant —) et réfringents, disparaissant bientôt. — Ces in-
vestigateurs donnent des photographies très bien réussies
de ce phénomène, étudié sur fond noir. — Ils décrivent
encore pour certains microbes l\'apparition d\'un „tamponquot;,
se formant à l\'extrémité blessée du bacille.

Leurs essais de culture en partant de fragments de
microbes ou de microbes mutilés, n\'ont jamais réussi, pas
plus que ceux de SCHOUTEN et de nous-mêmes.

Il serait intéressant de poursuivre ces expériences, de
grande importance pour le problème de la filtrabilité du
bacille tuberculeux; de telles observations, recueillies sur
une grande quantité de matériel tuberculeux, permettraient
de vérifier ou de rejeter l\'hypothèse que des fragments
„Splitterquot;, de ce bacille, passant à travers la bougie
seraient capables de régénérer des bacilles typiques, in
vitro et in vivo.

ad C. Granules, obtenus par lyse expérimentale des
bacilles.

Dans le chapitre II, nous avons décrit des expériences,
faites dans le péritoine de cobayes neufs avec des bacilles
de la tuberculose aviaire, essais abandonnés à cette époque-

là et dont les résultats avaient été complètement négatifs.

Répétant ces expériences dans d\'autres conditions, nous
avons réussi la reproduction du phénomène de Pfeiffer
et obtenu ainsi la désintégration du bacille en granules.

Des lapins, préparés par voie veineuse avec des bacilles
tuberculeux aviaires, reçoivent dans le péritoine ce même
bacille tuberculeux dix jours plus tard. (Culture sur milieu
de PéTRAGNANi, contenant très peu de granules.)

L\'étude microscopique du liquide péritonéal, prélevé par
ponction successive dès la deuxième minute jusqu\'à trois
heures, 24 heures et 3 jours après l\'inoculation péritonéale
donne les résultats suivants (Coloration de Ziehl—
Neelsen et de FoNTès) :

Après 30 minutes apparition, à côté des bacilles libres
ou phagocytés, de granules isolés.

De plus en plus les bacilles se gonflent, se vident, se
dissolvent en amas ou chaînettes de granules, tandis que le
nombre de granules libres devient de plus en plus nom-
breux.

Vingt-quatre heures après l\'injection intrapéritonéale
on trouve encore des granules en abondance et à l\'autopsie
du lapin qui a succombé le troisième jour après l\'injection,
on trouve le même aspect du liquide péritonéal.

Expériences.

Des gmmiles ont été isolés en partant du liquide périto-
néal, obtenu par ponction 2\'\'15, 3 heures et 3 jours après
l\'injection de l\'émulsion bactérienne.

Ces granules ont été ensemencés en tubes de culture
d\'après la technique, décrite page 27 :

dans du lait glyceriné à 4 p. 100,
en milieu de Besredka—Jupille,
en milieu de Besredka—Calmette—Valtis,
en milieu de Sauton.

A part l\'ensemencement, fait dans le lait, les granules

ont été ensemencés en surface des milieux en se servant
de la technique, donnée par C. Courmont ; de très minces
plaques de liège stérilisées sont ajoutées à ces milieux
avant la stérilisation.

Les granules isolés, rassemblés dans une goutte de
gélatine, sont déposés sur le support de liège avec la petite
pelle de platine, manipulation très facile à exécuter si l\'on
prend soin de chauffer à 30° C. le tube à ensemencer; la
goutte de gélatine fond dans le liquide au-dessus de la
plaque de liège.

Des tubes ensemencés, gardés à l\'étuve à 38° C., les
premiers examens microscopiques ont été faits au bout
de 2 et 3 semaines.

Les tubes de milieu de Besredka—Jupille et de Bes-
redka—Calmette—Valtis, ensemencés avec une dizaine
de gramdes de bacilles tuberculeux, révèlent dans les frot-
tis, colorés d\'après la méthode de Ziehl—Neelsen, un
départ de culture; ou peut constater dans ces tubes la
présence de très peu de bâtonnets, nettement alcoolo-acido-
résistants.

Dans les tubes de lait glyceriné on n\'a pas trouvé des
bacilles à ce moment-là. Les frottis colorés démontraient
parfois la présence de corpuscules rouges, mais ceux-ci
pouvant provenir des matières protéiques du lait, cette
trouvaille n\'a point d\'intérêt et ces essais de culture ont
été considérés négatifs.

Pourtant, deux mois après l\'ensemencement on a con-
staté avec certitude la présence de bacilles alcoolo-acido-
résistants dans un des tubes de lait glyceriné. Il s\'agit
d\'un tube, ensemencé avec un granule, isolé du liquide
péritonéal d\'un lapin, injecté S heures auparavant avec
une émulsion de bacilles tuberculeux.

Sur les frottis de la dite culture en lait glyceriné, colorés
selon la méthode de Ziehl—Neelsen, on a trouvé des
bacilles alcoolo-acido-résistants et des granules.

Le plus beau résultat est obtenu en milieu de Besredka
—Jupille, où l\'ensemencement d\'une dizaine de granules
sur une plaquette de liège a donné deux fois une culture
dans laquelle l\'examen microscopique a démontré des amas
de bacilles Uiberculeux typiques, granuleux souvent et
alcoolo-acido-résistants. L\'une et l\'autre de ces propriétés
sont à apprécier dans le dessin ci-joint, en face du titre.
(Immersion à l\'huile 1/16; oculair No. III; grossissement
total du système optique 950x.)

Dans les expériences décrites ci-dessus on a parcouru
le cycle vital complet du bacille tuberculeux :

Bacilles —granules —bacilles.

CHAPITRE IV.

Les Stades de Transition du Bacille tuberculeux
aviaire in vivo.

Etude expérimentale.

La réalité du passage du bacille en granules et vice versa
in vitro ne nous- faisant aucun doute, nous nous sommes
demandées si cette même transition avait lieu in vivo et si
ces granules étaient doués de vindence pour les animaux
d\'expérience.

Technique.

La gélatine a toujours servi de véhicule pour le trans-
port des granules isolés; la technique fut celle de
schouten pour l\'infection de cobayes avec un seul bacille
et quelques bacilles tuberculeux. (Description détaillée
page 27). Dans cette expérimentation c\'est la spatule de
platine qui sert à enlever sur la lamelle la goutte de géla-
tine avec les éléments isolés.

Modes d\'Inoculation.

Les éléments isolés ont été administrés aux animaux par
quatre voies:

1.nbsp;Par voie intraganglionnaire.

2.nbsp;Par voie digestive.

3.nbsp;Par voie sous-cutanée.

4.nbsp;Par voie veineuse.

Successivement nous voulons décrire ces quatre séries
d\'expériences et leurs résultats.

ad 1. Inoculation par voie intraganglionnaire.

Dans la dernière publication de Calmette et Valtis is)
les auteurs annoncent avoir réussi de nouveau la culture

in vivo de bacilles tuberculeux en partant de filtrats de
matériel tuberculeux. Pour cette expérience ils se sont
servis de la technique d\'inoculation de Ninni lo), injection
directe du filtrat dans le système ganglionnaire.

Appliquant cette technique à nos expériences avec des
éléments isolés (bacilles ou granules), nous avons inoculé
une série de cobayes dans les ganglioTis cervicaux.

Chez les cobayes l\'opération est simple, surtout chez les
jeunes animaux, dont les ganglions en question sont assez
volumineux.

Après avoir disséqué et incisé un ganglion cervical, on
fait fondre dans cette incision une gouttelette de gélatine,
contenant les éléments isolés; puis la plaie cervicale est
refermée.

Cette opération déjà effectuée sur une douzaine de
cobayes, a toujours bien réussi, sans jamais donner lieu
à des infections secondaires.

Essai de Technique.

Afin de vérifier l\'efficacité de ce nouveau mode d\'ino-
culation, nous avons inoculé dans le ganglion cervical droit
d\'un cobaye une goutte de gélatine, contenant très peu de
bacilles tuberculeux du type bovin.

A partir du neuvième jour environ on pouvait constater
quot;n début de tuméfaction du ganglion injecté.

Un mois après l\'inoculation on a prélevé lo ganglion,
devenu très volumineux et contenant des bacilles tuber-
culeux typiques en abondance.

Seize semaines après l\'inoculation le cobaye meurt; à
l\'autopsie on constate une tuberculose généralisée typique :
Tuméfaction et caséification deg ganglions lymphatiques.

Foyers tuberculeux dans les poumons, dans le foie et
dans la rate. La rate est énorme.

Présence de bacilles tuberculeux dans tous les organes.

Cette expérience nous a démontré la valeur de la tech-
nique d\'inoculation de Ninni pour d\'aussi petites quantités
de matériel infectant.

Pour les expériences qui vont suivre n\'oublions toutefois
pas que pour les raisons, expliquées dans le chapitre III,
nous nous sommes toujours servies du bacille tuberculeux
aviaire, auquel le cobaye n\'est pas très sensible.

Nous espérons poursuivre ces expériences en employant
la même technique chez le Inpin et aussi en manipulant
avec des souches bovines et humaines.

Notre technique actuelle d\'isolement rend très difficile
des inoculations, comparables avec les plus faibles quan-
tités qu\'on injecte en général; le nombre d\'éléments
maximum que nous avons inoculé à l\'animal dans une
goutte de gélatine a été de 16.

On pourrait, il est vrai, inoculer des quantités beaucoup
plus grandes à l\'animal en faisant plusieurs isolements de
suite et en introduisant plusieurs gouttes de gélatine dans
l\'organisme, dont chacune contient 10 à 15 éléments isolés.

Mais la réalisation de ce programme rencontrant beau-
coup d\'obstacles, nous avons dû y renoncer jusqu\'ici,
espérant l\'exécuter une autre fois.

Nous nous sommes donc contentées d\'inoculer un très
petit nombre de bacilles ou de granules.

Expériences.

Cobaye 595. Inoculé le 11 sept. 1930 avec 7 granules de
tuberculose aviaire dans le ganglion cervical gauche,
lue 15 sept. \'30, donc ^ jours après l\'inoculation, on
prélève le ganglion cervical gauche qui présente un
aspect normal.

Dans les frottis de cet organe, colorés selon la méthode
de Ziehl-Neelsen et celle de FoNTès, on n\'a trouvé
ni bacilles, ni granules.

Il est fort probable que ce résultat négatif est dû au
prélèvement trop précoce du ganglion infecté.

Les expériences in vivo de Valtis, Saenz et van
Deinse 20), faites avec les filtrats de matériel tuberculeux,
donnent cependant des résultats positifs (c.à.d. présence
de bacilles tuberculeux dans certains organes des animaux
injectés), lorsqu\'on sacrifie l\'animal infecté de 4 à 20 jours
après l\'inoculation, et des résultats négatifs (absence de
bacilles acido-résistants), lorsque l\'animal est gardé en
observation pendant des mois ; nous avons donc prélevé au
bout de 4 jours.

Cobaye 600. Inoculé le 11 sept. \'30 avec 5 granules de
tuberculose aviaire dans le ganglion cervical droit.
A partir du 20 sept, légère infiltration dure au lieu
d\'inoculation.

Le 20 octobre (4 semaines après l\'inoculation)
l\'animal est sacrifié par saignée.
A l\'autopsie rien à signaler.

Dans les frottis du ganglion infecté et de la rate,
colorés selon la méthode de Ziehl—Neelsen et de
FONTèS, nous n\'avons pas trouvé des bacilles nets;
dans les préparations de FONTèS on a constaté des
granules rouges et d\'autres Gramophiles, mais pas des
bacilles distincts.

Cobaye 637. Inoculé le 2Jf oct. \'30 avec 8 bacilles de tuber-
culose aviaire dans le ganglion cervical droit.
Le 12 déc. (6 semaines après l\'inoculation) l\'animal
est sacrifié.

Autopsie: Le ganglion infecté est légèrement augmenté
de volume.

La rate est un peu hypertrophiée.
Rate, incluse en paraffine, coupes faites et colorées
d\'après la méthode de ziehl—Neelsen, de Gieson, et
avec l\'hématoxyline-éosine.

L\'examen microscopique des coupes a donné un résul-
tat négatif au point de vue tuberculose.
Par erreur cette série d\'expériences a été interrompue.

Cobaye 638. Lioculé le oct. \'30 avec 5 granules de

tuberculose aviaire dans le ganglion cervical droit.

Le 12 déc. (6 semaines après l\'inoculation) l\'animal
est sacrifié.

Autopsie: Le ganglion infecté est très peu augmenté.
La rate, d\'aspect grumeleux, semble normale et non
hypertrophiée.

Comme pour le cobaye 637 on pratique des coupes de

la rate, qu\'on colore d\'après les méthodes mentionnées
ci-dessus.

L\'examen microscopique des coupes de rate n\'a montré
rien d\'anormal.

L Cobaye 222. (1er passage du virus ( ?) du cobaye 638) :
Le Iff déc. \'30 on inocule du matériel du cobaye 638
au cobaye 222.

a.nbsp;Injection dans le ganglion cervical gauche de 0.1
cent, cube d\'une suspension dense de la rate en
eau physiologique.

b.nbsp;Injection dans le péritoine de 0.5 cent, cube de
cette même suspension.

Le 5 mars 1931 (11 semaines M après l\'inoculation)
le cobaye 222 est sacrifié (saignée).
Autopsie: Pneumonie.

Tuméfaction des ganglions cervicaux; le ganglion cer-
vical gauche inoculé est plus volumineux que le gan-
glion droit.

Tuméfaction très prononcée des ganglions lymphati-
ques trachéo-bronchiques.
Tuméfaction très nette des ganglions axillaires
Avec les organes du cobaye 222 on fait des passages.

111,nbsp;Cobaye 187. Poids 530 gr. (2me Passage du virus ( ?)
du cobaye 638):

Inoculé le 6 mars \'31 avec du matériel, provenant du
cobaye 222.

\'a. Injection dans le ganglion cervical droit de 0.05
cent, cube d\'une suspension dense de la rate du
cobaye 222 en eau physiologique.
h. Injection dans le \'péritoine de 0.1 cent, cube d\'une
suspension louche en eau physiologique du ganglion
cervical gauche.

112.nbsp;Cobaye 186. Poids 586 gr.

Inoculé le 6 mars \'81 avec du matériel, provenant du
cobaye 222.

a. Injection dans le ganglion cervical gauche, de 0.05
cent, cube d\'une suspension épaisse en eau physio-
logique de la rate,
h. Injection dans le péritoine de 0.1 cent, cube d\'une
suspension louche du ganglion cervical gauche en
eau physiologique.
(Cobaye 186 et cobaye 187 sont donc infectés avec le
même matériel ; second passage sur des cobayes.)

Second passage du virus du cobaye 638 sur des lapins:

Lapin 232: Inoculé le G mars \'31, par voie veineuse, avec
1.5 cent, cube d\'une suspension louche en eau physio-
logique du ganglion cervical gauche du cobaye 222.

Lapin 233: Inoculé le 6 mars \'31, par voie veineuse, avec
1 cent, cube d\'une suspension louche en eau physio-
logique de la rate du cobaye 222.

Cobaye 652: Inoculé le 2U nov. \'30 avec 10 gramdes de
tuberculose aviaire dans le ganglion cervical droit.
Provenance des granules: Culture de tuberculose
aviaire de 3 mois sur le milieu de PéTRAGNANi.
Le 13 février 1931 (11 semaines ^^ après l\'inoculation)
le cobaye est sacrifié.

Autopsie: (voir photo, fig. 3).

Tuméfaction et caséification du ganglion cervical droit
(point d\'inoculation).

Tuméfaction légère des ganglions inguinaux.
Ganglions axillaires non-tuméfiés.
Rate: Aspect grumeleux multicoloré.
Poumons: Dans les deux sommets l\'examen macro-
scopique a révélé la présence de proliférations, plutôt
que de tubercules. Présence de quelques cavernes.
A l\'examen microscopique de coupes une broncho-
pneumonie chronique avec des proliférations du tissu.
Sur la photographie on peut apprécier la différence
entre la dimension du ganglion cervical infecté et
l\'autre; de même on voit l\'aspect très spécial d\'un des
sommets de poumon.

Examen microscopique des organes du cobaye 652.

Dans les frottis des différents organes — poumons, gan-
glions, rate —, colorés selon les méthodes de Ziehl-
Neelsen et de FONTès, on trouve des granules plus ou
moins alcoolo-acido-résistants et de rarissimes bacilles
rouges, Grampositifs.

Procédé à l\'antiformine.

Aux organes — ganglions, poumons, rate —, émulsion-
nés avec de l\'eau physiologique, on ajoute de l\'antiformine
à 24 p. 100 ; après un contact de 18 heures à la température
du laboratoire, les emulsions sont centrifugées en tubes
stériles.

Du sédiment, lavé plusieurs fois à l\'eau stérile, des frottis
sont faits et colorés selon les méthodes de Ziehl-Neelsen
et de FONTès.

Résultait: Par ce procédé on a mis en évidence de nom-
breux bâtonnets alcoolo-acido-résistants et Grampositifs
dans ces organes.

Fig. 3.

Cohaye 652. (p. 48), inoculé avec 10 granules de tuberculose aviaire.
A Sommet de poumon; prolifération du tissu pulmonaire.
B Ganglion cervical droit (place de l\'inoculation).
C Ganglion cervical gauche.

Des émulsions d\'organes, traitées pendant quelques
heures avec l\'antiformine à 12 p. 100, des ensemencements
ont été faits sur différents milieux (milieu de PéTRAGNANi,
de Besredka—Jupille, de Loewenstein 21), bouillon de
viande alcalin, gélose simple).

Au bout de 2 mois il y a un trouble léger dans les tubes
de bouillon de viande, ensemencés avec du matériel, prove-
nant du ganglion cervical droit.

Des frottis du culot de centrifugation, colorés d\'après
la méthode de Ziehl—Neelsen, montrent la présence de
très rares bacilles rouges et de quelques granules rouges.

Par contre les frottis, colorés selon FONTèS, montrent
la présence de multiples bacilles granuleux, typiques,
Gramophiles.

Même résultat avec le début de culture, constaté sur le
milieu de Loewenstein, en partant du poumon, de la rate
et des ganglions (voir photo, fig. 4).

On essaie la virulence de ces bacilles, obtenus par pas-
sage de 10 granules par le cobaye, pour les animaux de

laboratoire. —

Il ne s\'agit donc pas de bacilles paratuberculeux, qui
poussent très facilement sur les milieux habituels. En outre
l\'antiformine a un pouvoir lytique très prononcé sur les
bacilles pseudo-tuberculeux.

Entre les bacilles, présents dans les organes, on trouve
des fins bâtonnets grêles, longs, granuleux ou homogènes,
à côté de bâtonnets plus courts, granuleux, plus épais.

Tous ces bacilles sont rigoureusement alcoolo-acido-
résistants et restent rouges même après décoloration très
prolongée (24 heures) dans un mélange d\'alcool et d\'acide
chlorhydrique (100 cent, cube d\'alcool à 96 p. 100 avec
5 cent, cubes d\'acide chlorhydrique à 25 p. 100).

Coloration au bleu de méthylène ne révèle pas la présence
de bacilles.

Coloration selon la méthode de FoNTès renseigne sur le
caractère Grampositif des bâtonnets.

Passage du Virus du Cobaye 652.

Lapin 880—881: Inoculé le U février 1931, sous la peau,
avec une suspension épaisse en eau physiologique de
la rate du cobaye 652.
Lapin 882—883: Inoculé le H février 1931, sous la peau
et dans la veine de l\'oreille, avec une suspension louche
en eau physiologique du ganglion cervical droit du
cobaye 652.

Cobaye 653: Inoculé le 2A novembre 1930 avec 10 bacilles
tuberculeux aviaires dans le ganglion cervical droit.
Provenance des bacilles : Culture de tuberculose aviaire
de 3 mois sur milieu de PéTRAGNANi.
Le 13 février 1931 (11 semaines après l\'inoculation)
le cobaye est sacrifié.

Autopsie: Les deux ganglions cervicaux sont d\'aspect
normaux et identiques, non-tuméfiés.
Tuméfaction légère des ganglions trachéo-bronchiques.
La rate est d\'aspect grumeleux.

Examen microscopique des organes.

Dans les frottis des organes du cobaye 653, colorés selon
les méthodes de Ziehl—Neelsen et de FoNTès, on ne
trouve pas de bacilles.

Après traitement des organes avec l\'antiformine, l\'exa-
men du culot de centrifugation n\'a pas non plus révélé la
présence de bâtonnets alcoolo-acido-résistants.

Encemencé en bouillon de viande alcalin, on a obtenu,
au bout de 2 mois, un départ de culture de bacilles granu-
leux, Gramophiles, en partant de la rate et du ganglion
cervical droit du cobaye.

Il n\'a pas été fait de passages.

ad 2. Inoculation par voie digestive.

D\'après les différents auteurs il semblerait que l\'infec-
tion tuberculeuse spontanée des volailles puisse se produire

par voie digestive.

Aussi avons-nous essayé d\'infecter deux jeunes coqs par
cette voie avec des granules de tuberculose aviaire.

Les granules isolés sont rassemblés dans une goutte de
gélatine ; celle-ci est incluse dans une pilule de pain, qu\'on
fait avaler à l\'animal.

Expériences.

Coq 119 (âgé de 2 mois) : Le 20 sept. \'30 on lui a admi-
nistré plusieurs granules (une douzaine environ) de
tuberculose aviaire.

La croissance semble d\'abord normale ; il mange bien.
Toutefois au début de février 1931, il reste blotti au
fond de sa cage, apathique; sa crête devient rose-pâle,
son plumage perd sa couleur. Il maigrit visiblement
et ne peut presque plus se tenir sur ses pattes. Les
pattes sont déformées.

Le 7 mars 1931 (6 mois après l\'inoculation) le coq 119
est sacrifié.

Autopsie: Animal maigre.
Déformation du sternum.

Les organes sont d\'aspect normal. Plusieurs ganglions
sont durs. — Rachitisme.

L\'examen microscopique des différents organes n\'a
pas révélé la présence de bâtonnets.
Il n\'a pas été fait de passages.

Coq 134- (âgé de 2 mois) :

1.nbsp;1,6 24. sept. \'30 reçoit par voie digestive une dizaine
de gramdes de tuberculose aviaire.

2.nbsp;Le 27 sept. \'30 de nouveau une dizaine de granules
de tuberculose aviaire.

3.nbsp;Le 29 .sept. \'30 le coq reçoit une troisième dose d\'une
dizaine de granules de tuberculose aviaire.

Mai 1931 : Se développe très bien.

ad 3. Inoculation par voie sous-cutanée.

Le lapin étant un animal réceptif à la tuberculose aviaire,
nous nous en sommes servies.

Nous n\'avons pas appliqué la technique de Ninni, p. 43,
le lapin s\'infectant secondairement plus facilement.

C\'est ainsi que dans ces premières expériences le maté-
riel a été inoculé par voie sous-cutanée.

Technique.

Sur le dos du lapin, rasé et désinfecté, on fait une scari-
fication dans le derme avec un vaccino-style. Dans l\'inci-
sion, on introduit une goutte de gélatine, contenant\' le
matériel infectant; la peau incisée est refermée avec du
collodion.

Lapin 209: Inoculé le 13 octobre 1930 avec 8 bacilles de
tuberculose aviaire.

Le 8me jour, petite induration locale qui diminue et
disparaît au bout de 3 semaines.

Lapin 208: Inoculé \\e 13 octobre 1930 avec 8 granules
de tuberculose aviaire.

Légère induration locale à partir du Sme jour environ.
Au bout de 2 semaines cette induration persiste encore
au moment où celle, provoquée avec la même quantité
de bacilles chez le lapin 209, a déjà beaucoup diminuée.
Puis cette réaction locale diminue et au bout d\'un
mois elle a disparu.

La même observation a été faite par Vaudremer, en
inoculant le filtrat d\'une culture de bacilles tuberculeux
au cobaye. „Les cultures involuées, obtenues après fil-
tration, produisent des indurations locales lorsqu\'on les
inocule sous la peau du cobaye. Ces indurations se dévelop-
pent en 8 jours environ et disparaissent en 3 semaines.

Elles ne déterminent pas de tuberculose généralisée chez
l\'animal.quot;

Le 1er novembre 1930 on inocule de nouveau une dizaine
de granules à ce même lapin.

Dans les premiers jours qui suivent cette seconde inocu-
lation, il y a une très faible réaction locale; pas d\'indu-
ration persistante.

Lapin 215: Inoculé le 8 novembre 1930 avec une goutte
de gélatine, contenant 16 fragments de bacilles de
tuberculose aviaire (p. 35).

Légère induration locale qui persiste durant quelques
semaines, pour disparaître ensuite.

ad 4. Inoculation par voie veineuse.

Dans le 3me chapitre (p. 41) nous avons décrit les résul-
tats positifs d\'essais de culture en milieu de Besredka—
Jupille, ensemencés avec quelques granules, obtenus par
lyse expérimentale des bacilles.

Dans ces tubes, ensemencés le 5 octobre 1930 avec des
granules de tuberculose aviaire, il n\'y avait qu\'une culture
peu abondante de bâtonnets typiques (voir la planche) au
début de décembre 1930.

Espérant obtenir une culture plus riche qu\'on pourrait
inoculer à l\'animal, nous avons gardé ces tubes de Bes-
redka—Jupille à l\'étuve (38° C.) plusieurs mois de suite,
mais ceci sans résultat.

Au bout de 3 mois on les a retirés de l\'étuve et gardés
à la température du laboratoire. Les cultures n\'ont jamais
été repiquables.

Nous avons inoculé au lapin une de ces vieilles cultures
en milieu de Besredka—Jupille.

Remarquons que les bacilles de tuberculose aviaire peu-
vent garder longtemps leur virulence et leur vitalité; c\'est
ainsi qu\'une culture de tuberculose aviaire sur milieu de
PéTRAGNANi, âgée de 14 mois, à son premier passage sur ce
milieu, tuait le lapin en 15 jours.

Lapin 234: Inoculé le 7 mars 1931 par voie veineuse avec
2 cent, cubes de la culture, décrite ci-dessus.
Mai 1931: L\'animal maigrit.

CHAPITRE V.

Sur la Biologie du Bacille tuberculeux.

Le problème de la signification des granulations du
bacille tuberculeux a pris naissance au moment-même de
la découverte du bâtonnet.

Robert Koch i) a décrit l\'aspect granuleux du bacille
après coloration au bleu de méthylène alcalin ; les espaces
non-colorés dans le bâtonnet bleu représenteraient des
spores, grâce auxquelles le bacille tuberculeux garderait
sa virulence.

Plus tard il a abandonné l\'hypothèse des spores.

En 1886 Ehrligh 22) décrit les corpuscules ovales,
observés dans certains bacilles; BABèss) publie un article
sur des corps ovalaires, granules métachromatiques dans le
bâtonnet qui, d\'après lui, seraient doués de vitalité. Puis
Strauss 3) en 1895 aborde le même sujet.

Les parties réfringentes, observées dans le bacille de la
tuberculose, sont alternativement intitulées spores,
vacuoles, dépôts de substances nutritives, produits de
dégénérescence.

Trois opinions prédominent donc ; certains décrivent les
dits corpuscules comme des spores, d\'autres refusent au
Bac. tuberculeux la propriété de sporulation, d\'autres enfin
se déclarent incapables de fixer actuellement la nature
exacte de ces corps réfringents.

A part Deycke 23) la plupart des auteurs admettent
l\'identité des granules intrabacillaires et des granules libres
dans les^cultures ou dans le matériel àe provenance tuber-
culeuse. ^11 en suit qu\'il y a de différentes opinions sur les

granules libres, comme nous en avons signalé pour les
corpuscules intrabacillaires.

Nous ne pouvons donner ici qu\'une énumération rapide
et forcément incomplète d\'une partie de la littérature très
vaste, parue à ce sujet.

Après Koch ce sont Nocard et Roux 24) qui, se basant
sur certaines propriétés de coloration, ont considéré comme
prouvée la nature sporulée des corpuscules intrabacillaires.

Puis c\'est spengler25) qui d\'abord, en 1905, prend ses
„Splitterquot; pour des formes d\'involution du bacille tuber-
culeux, dont la vitalité et la virulence ont diminué ; cepen-
dant, deux ans après (1907) 20) il tend de prouver la
propriété de sporulation du bacille tuberculeux bovin.

Von Betegh 27) veut que ses „sporesquot; qu\'il identifie avec
les granules de Much et les „Splitterquot; de Spengler, aient
une valeur diagnostique; Kronberger28) et FuCHS—
wolfring29) sont du même avis.

A son tour Knoll so) défend la propriété de sporulation
du bacille tuberculeux en démolissant l\'ancienne définition
des spores.

Les „sporesquot; du Bac. tuberculeux n\'étant pas thermo-
résistantes et n\'ayant point de membrane, Knoll rejette
ces deux propriétés des vraies spores comme des „réqui-
sitoires théoriquesquot;; selon lui ces „sporesquot; seraient capa-
bles de régénérer le bacille tuberculeux.

Avant Knoll cette hypothèse du rôle régénératif des
,.sporesquot; se trouve déjà chez FONTès^), comme nous
l\'avons exposée en chapitre I (p. 2) ; dans ses publications
ultérieures (1925) si) FONTès attribue le rôle important
de régénérescence aux granules de maintes espèces micro-
biennes.

De nombreux investigateurs ont soutenu d\'arguments
divers la nature sporulée du bacille tuberculeux, tel Balmer

et FRâNZEL32), MARPMANN33), NEGRI 34), BEZANÇON et

Philibert 35), Smith, Wherry, Gavina, Kastsg)^ etc.

L\'opinion inverse a été avancée et défendue avec tout
autant d\'ardeur.

Plusieurs auteurs ont cherché à prouver la parenté du
bacille tuberculeux avec les champignons. Metchnikofp 37)^
tout en avouant que le problème des „sporesquot; du bacille
tuberculeux n\'ait pas encore de résolution, envisageait les
petits granules comme pouvant représenter des formes de
résistance. D\'après lui le bacille tuberculeux appartient
aux Sclérothricètes.

Pour BABès et Levaditiss) le bacille tuberculeux est
parenté aux Actinomycètes, opinion que l\'on retrouve
chez CoppEN Jones 39), Neukirch 4o)^ Friedrich ^i),
lubarsch42)^ Schultze43)^ lévy44)^ E. Klein-is),
Fischel46)^ Sander 47). Fischel, plus tard. Bruns 48),
suppose que le bacille tuberculeux est la forme parasitaire
d\'un organisme filiforme d\'origine saprophyte.

D\'autres auteurs, comme Baumgarten 49), Cornet et
Meyer so) considèrent le bacille granuleux et les granules
libres comme produits de dégénérescence, ainsi que
Geipelsi), Wolff 52), Weiss ss), Bergel54), von
Behring ss).

Pour plusieurs savants les corpuscules réfringents repré-
sentent les parties les plus résistantes des bacilles qui sont
encore intactes, le reste des corps bacillaires n\'étant que
des débris de bacilles, incapables de se reproduire. Cette
opinion se trouve chez von Behring ss), Kruse et Lieber-
meister56).

Les granules représentent des formes de résistance,
„Dauerformenquot;: telle est l\'opinion la plus admise depuis
1907.

Much 4), dès 1907, défend l\'hypothèse de la forme végé-
tative, forme de résistance virulente, capable de reproduire
le bâtonnet typique et de causer ainsi, dans l\'organisme,
une infection tuberculeuse.

Cet article a suscité des publications pro ou anti-MucH

en abondance. Parmi ceux qui partagent l\'opinion de Much
nous voyons WiRTHS^^), Schottmuller ss), Schulzss),
Rosenblatt co), Wehrli et Knoll ei) ; par contre Bitt-
rolff et Momoselt;î2) dénient l\'existence des granules de
Much, tandis qu\'aronson 63), déclarant d\'avoir constaté
la solubilité des „granules de Muchquot; dans le trichloréthy-
lène (— ce qui prouverait qu\'il ne s\'agit pas de corps
protéiques, mais d\'une véritable cire —), rejette égale-
ment „la thèse de l\'école hambourgeoise (Much, Weiss,
Deycke)quot;.

Lichtenhahn64) parle d\'une forme de résistance viru-
lente du bacille tuberculeux qui ressemble beaucoup aux
spores, sans être identique à ces formes-là; cette opinion
se retrouve beaucoup plus tard chez Lucksch ») et Hoff-
mann fis) : „Dauerformenquot;.

FONTès baptise les granules „gonidesquot;, terme employé
déjà par Cohn, Almquist 66) (_ „conidesquot; —), Lohnis 67)
et d\'autres pour un mode particulier de reproduction.

Enfin un certain nombre d\'investigateurs, tout en dis-
cutant le problème des granules du bacille tuberculeux, se
gardent de prononcer une opinion ferme sur le rôle et la
signification de ces corpuscules. Tel Ravettlat et Pla y

armeng0l68), g0tschlich69), calmette^o), y. d. lee^i),

A. Klein 72) et d\'autres. —

En parlant de la coloration du bacille tuberculeux, Cal-
mette 70) s\'exprime ainsi (p. 12) :

„La coloration les fait apparaître plus épais parce que
leur enveloppe protoplasmique fixe avec beaucoup d\'inten-
sité la teinture, quoique d\'une façon inégale, de sorte que
certaines parties du bacille restent transparentes, tandis
que d\'autres deviennent tout à fait opaques. Les parties
transparentes ressemblent à des granules que l\'on a con-
sidérés comme des spores (C. Spengler), mais on sait
aujourd\'hui qu\'ils ne sont autre chose que de petites masses

de substance protoplasmique ayant les caractères des
lipoïdes (granules Gramophiles de Much).quot;

Et plus loin (p. 13) :

„Le bacille tuberculeux, du moins dans son état de vie
parasitaire, et aussi dans les cultures en milieux artificiels,
ne se reproduit pas par sporulation, mais par allongement
et division transversale des bâtonnets.quot;

En 1926 cet auteur admet que le bacille de Koch repré-
sente ?m stade avancé de l\'évolution du virus tuberculeux
et probablement une forme de résistance du micro-
organisme.

Les recherches de Kahn et Torrey 12) sur le dévelop-
pement du bacille tuberculeux humain, dont nous avons
parlé page 27, confirment cette opinion.

Parmi les investigateurs, il en est qui nient l\'existence
des granules de Much, mais à tort; car depuis Much
plusieurs auteurs ont prouvé leur existence dans les cul-
tures et dans du matériel tuberculeux, comme Hagedoen
et Freie (voir A. Klein) par coloration successive du
même champ microscopique selon Ziehl et selon Gram—
Much ou FoNTès.

Il était plus difficile de prouver la signification de ces
corpuscules.

De nombreux investigateurs ont supposé une relation
assez étroite entre les bacilles et les granules, fondée dans
la biologie-même du bâtonnet.

En 1907 Much constate, dans certains produits tuber-
culeux (pus d\'abcès froid, crachats, organes), l\'absence de
bacilles alcoolo-acido-résistants, tandis que le passage de
ces produits par l\'animal et leur culture sur milieu nutritif
sont positifs. Ces produits tuberculeux, colorés d\'après la
méthode modifiée de Gram— procédé de Much — révèlent
la présence de bâtonnets et de granules Gramophiles libres,
en chaînettes ou en amas.

■ Inspiré par ces observations MUCH déclare que les

granules représentent la forme granulaire du virus tuber-
culeux, forme indépendante et plus résistante que le bacille
qu\'il est capable de régénérer.

Ses recherches le poussent à admettre trois stades de
développement pour le bacille tuberculeux :

1.nbsp;Le bâtonnet alcoolo-acido-résistant.

2.nbsp;Le bâtonnet non alcoolo-acido-résistant.

3.nbsp;Les granules.

quot; C\'est un cycle, car Much annonce encore avoir réussi,
une fois, l\'obtention d\'une culture de bacilles tuberculeux
typiques en partant de granules Gramophiles.

Il s\'agit de l\'expérience suivante:

Dans du lait de vache, immunisée (?) contre la tuber-
culose, additionné d\'eau oxygénée, Much ensemence 5 mgr
d\'une culture jeune (14 jours) de tuberculose bovine sur
gélose; les tubes encemencés sont portés à l\'étuve à 37° C.
\' La coloration d\'après la méthode de Ziehl et d\'après la
méthode de GRAM montrait à l\'ensemencement de nom-
breux bâtonnets alcoolo-acido-résistants et Gramophiles.

Au bout de 24 heures à 37° C. le nombre de bacilles
alcoolo-acido-résistants a diminué ; on constate la désinté-
gration des bacilles en chaînettes de granules.

Encore 24 heures plus tard la coloration au ziehl ne
révèle plus de corps microbiens ; la coloration selon Gram
fait apprécier la présence de très peu de granules extrême-
ment fins.

A ce moment Much ajoute de la glycérine aux tubes de
lait (4 p. 100) et les remet à l\'étuve.

Au bout de 48 heures à 37° C. les frottis, colorés au
Ziehl, donnent un résultat négatif. La coloration selon
Gram ne montre plus de granules, mais des bâtonnets
très fins.

Inoculation au cobaye de la culture qui ne contenait plus
d\'éléments colorables d\'après la méthode de Ziehl, mais
seulement d\'après la méthode, de Much — des granules

Gramophiles, provoquait chez cet animal une tuberculose
typique. —

Se basant sur ces observations. Much conclut à la viru-
lence des granules et leur propriété de régénérer le bacille
typique, ce qui inclut le développement du bacille tuber-
culeux en trois stades.

Il n\'est pas étonnant que Much n\'ait pu convaincre ses
adversaires de la réalité de son hypothèse, car ses expérien-
ces, loin de justifier les conclusions importantes de Much,
manquent de rigueur et ne peuvent figurer de preuves
dans le problème des granules.

Much a commis l\'erreur qu\'on retrouve chez beaucoup
d\'autres expérimentateurs et qui consiste à juger sur
l\'absence ou la présence de bacilles alcoolo-acido-résistants
en se basant sur l\'examen microscopique de frottis colorés.
Un produit tuberculeux peut contenir un nombre considé-
rable de bacilles tuberculeux, sans que l\'examen micros-
copique des frottis découvre leur présence. Dans un article
de A. Klein 72) sur la polymorphie du bacille tuberculeux
on trouve mentionné des recherches de L. Lange 73) à ce
sujet; cet auteur a observé et calculé qu\'un organe peut
contenir quelques 100.000 de bacilles, sans que l\'examen
d\'un frottis de cet organe en révèle la présence, par suite
de la répartition très inégale des bacilles dans les différen-
tes parties de l\'organe et la quantité minime de matériel,
avec laquelle on prépare les frottis.

Rien ne justifie la conclusion de Much que le lait ense-
mencé qu\'il a inoculé au cobaye, ne contenait que des
granules et point de bacilles.

Un grand nombre d\'investigateurs a cherché à résoudre
le problème des granules, problème important et intéres-
sant, dont K0CH74) dit déjà:

„Depuis le début de mes recherches j\'ai prêté beaucoup
d\'attention à ce problème à cause des publications sur la

décomposition de bacilles en formes micrococciques et sur
la transformation de microcoques en bâtonnets ; suivant le
fait que ces expériences seront vérifiées ou non, nous
aurons des conceptions très différentes sur les bactéries.
Il s\'agit donc d\'un problème essentiel qu\'il faut chercher
à résoudre_____ résolution à laquelle chacun doit con-
tribuer selon ses forces.quot;

Comme Much d\'autres auteurs pensent avoir constaté le
passage des granules en bacilles et vice versa. Citons
wirths 57)^ marpmann 33), maffucci ROSENBLATT «0),
lichtenhahn G4), schulz 59), enderlein 76), lucksch 9),
vaudremer6), RaVETTLAT et PLA y ARMENGOL c8),
SWEANY77); aucun d\'eux n\'a apporté la preuve rigou-
reuse de ces transitions, plusieurs ont commis l\'erreur de
Much.

Cependant spengler 25) a réalisé l\'expérience suivante
qui, si elle était vérifiée, pourrait servir de preuve de
cette transition: Etalant un crachat tuberculeux sur un
milieu nutritif, il en suit le développement au microscope.
Il observe la formation d\'amas de „Splitterquot;, là, oiî il n\'y
en avait point d\'abord; il voit apparaître des bâtonnets sur
des endroits qui auparavant ne présentaient que des
Splitter.

Avec spengler nous croyons que la preuve spécifique
de la nature des granules se trouve dans le contrôle au
microscope des éléments ensemencés.

C\'est la même pensée qui a conduit Kahn et TORREY 22)
à suivre le développement du bacille tuberculeux humain
sous le microscope, en culture unicellulaire.

Comme nous l\'avons rapporté page 28, ces auteurs ont
observé la transition du bacille en granules, suivie de la
réapparition de très fins bâtonnets non acido-résistants qui
finalement évoluaient vers des bacilles alcoolo-acido-résis-
tants typiques. Ce cycle de développement constitue la
première preuve certaine que le bacille tuberculeux passe

— ou, plutôt, passe dans certains circonstances — par une
phase granuleuse avant d\'acquérir la forme „normalequot; de
bâtonnet.

Les auteurs décrivent la désintégration du bacille en
„grains de poussièrequot; et ce sont ces corpuscules infiniment
petits qui donnent naissance à de très fins bâtonnets.

Leurs expériences ne renseignent point sur les granules
libres, présents en culture ou en produits tuberculeux, les
„granules de Muchquot; dont la grandeur est de même ordre
que celle des corpuscules intrabacillaires.

Quelle est leur signification?

Dans le but de trouver une réponse à cette question nous
avons commencé nos expériences avec le micromanipulateur
de Schouten en 1929, peu avant la publication des deux
auteurs américains.

Le résultat de nos recherches, décrit dans les chapitres
précédents, comprend donc la confirmation des conclusions
de Kahn et Torrey sur la transition du bacille tuber-
culeux en granules. En outre nous avons réussi à démontrer

la transition des granules — „granules de Muchquot; ¹)_en

bacilles alcoolo-acido-résistants, in vitro; nous pensons que
ce passage a lieu aussi in vivo. Ces dernières expériences
jusqu\'à présent peu nombreuses, ne nous permettent pas
encore une opinion ferme à ce sujet, pas plus qu\'une con-
clusion finale sur la virulence des granules.

Sur une forme îiltrable du virus tuberculeux.

Les deux formes du virus tuberculeux que nous venons
de décrire — bâtonnets et granules — mises à part, une
troisième forme de ce même virus est soulevée; c\'est la
forme filtrable, découverte et décrite par FoNTès s) en
1910.

1nbsp; Comme tous les isolements des granules ont été pratiqués à
l\'état vivant, non-coloré, il est impossible de savoir si les granules
isolés sont tous Gramophiles et non acido-résistants.

Nous avons déjà parlé de cette découverte au chapitre I,
page 2 et de la réserve avec laquelle fut reçu cette forme
mystérieusement invisible et non-cultivable sur les milieux
nutritifs habituels. Trouvant dans les filtrats des corpus-
cules, FONTès envisageait la possibilité du passage à travers
les bougies des granulations Gramophiles.

Depuis la confirmation des expériences de FONTès par
Vaudremer 6), Valtis s), etc. plusieurs investigateurs
n\'ont jamais pu trouver de corpuscules dans les filtrats,
tout en constatant leur action après inoculation à l\'animal.
Ce sont ceux-là qui admettent dans les filtrats la présence
d\'une forme invisible, un „ultravirus tuberculeuxquot;, comme
Calmette et ses collaborateurs l\'ont appelé.

C\'est dans une publication de Calmette et Valtis is)
qu\'on trouve la définition suivante de l\'ultravirus tuber-
culeux:nbsp;1 . ^nbsp;,

„Eléments virulents invisibles, filtrables a travers les

bougies de porcelaine poreuse, présents dans les crachats
des phtisiques, dans le pus caséeux des tuberculeux, dans les.
produits de broyage d\'organes tuberculeux, dans le sang
circulant, dans diverses humeurs ou exsudats des malades,
et aussi dans les voiles jeunes des^ cultures de bacilles de
Koch en divers milieux artificiels.quot;

Nombreux sont les investigateurs qui sont convaincus
de la réalité du virus filtrable du bacille tuberculeux —
plus nombreux encore leurs adversaires.

Ceux-ci, n\'arrivant pas à causer une tuberculose atypique
chez le cobaye par inoculation avec du filtrat de matériel
tuberculeux, rejettent l\'existence du virus filtrable. Ils
expliquent les résultats positifs, obtenus avec le filtrat par
divers auteurs, en supposant le passage d\'un seul bacille
ou de quelques bacilles à travers les pores de la bougie.
Pourtant les inoculations d\'une unité bacillaire ou de quel-
ques bacilles provoquent une tuberculose typique chez
l\'animal, comme l\'a démontré v. d. Lee ^i). Ces arguments

ne pouvant convaincre les adversaires de l\'ultravirus, il
reste aux partisans de la théorie du virus filtrable à
apporter des preuves rigoureuses de leur hypothèse.

La définition de l\'ultravirus comporte l\'hypothèse d\'élé-
ments invisibles et filtrables; certains expérimentateurs
ont constaté, dans le filtrat de matériel tuberculeux, la
présence de granules.

Dans les cultures très jeunes du bacille tuberculeux sur
milieu de PéTROFF, on trouve de très fins corpuscules non
acido-résistants qui sont plus petits que le virus filtrable
de la péripneumonie bovine. (Voir van Deinse) 78).

Entre les granules libres il en est d\'après lucksch^)
qui sont plus petits que les spores du tétanos ; de ces cor-
puscules-ci l\'auteur dit qu\'ils se trouvent tout juste à la
limite de la filtrabilité sur bougie Chamberland L3, ce
qui permet de supposer le passage des granules tuberculeux
à travers la bougie.

A ces quelques observations on pourrait ajouter plusieurs
autres qui expliquent la réapparition de l\'hypothèse
suivante :

La forme filtrable du virus tuberculeux serait-elle iden-
tique à la forme granulaire? ou :

Les granulations Gramophiles sont-elles filtrables sur
bougie en porcelaine?

C\'était, nous l\'avons déjà mentionné, l\'hypothèse de
FoNTès en 1910.

A l\'heure actuelle rien ne nous permet encore de porter
un jugement définitif sur la valeur de cette hypothèse.

Nous abstenant de toute conclusion sur leur signification,
nous voulons citer ici quelques analogies, constatées en
comparant certaines propriétés du „virus filtrablequot; avec
celles des granules.

En juin 1930 Calmette, Valtis et Saenz is) ont publié
un article où ils écrivent avoir réussi la culture du filtrat
tuberculeux in vitro, en milieu de Besredka modifié.

Le départ de culture est après 9 jours environ ; la couleur
du milieu devient jaune vâle orangé. Coloration au Bleu
BORREL révèle la présence de granulations et d\'éléments
bacillaires qui ne prennent ni le Ziehl, ni le Gram.

Ensuite (page 653) ces auteurs écrivent: „Jusqu\'au
trentième jour la culture s\'enrichit en bacilles, puis ceux-ci
cessent de se multiplier. Nous n\'avons pas encore réussi
à obtenir des cultures-filles sur notre milieu, non plus que

sur les milieux usuelsquot;. —

Pour nos cultures en partant d\'une dizaine de granules
nous avons obtenu le départ de la culture au bout d\'un
mois environ.

Trois semaines après l\'ensemencernent le milieu modifie
de Besredka a viré à l\'orange-brunâtre.

A partir de 2 mois après l\'ensemencement nous n\'avons
pas observé une augmentation de la culture très faible.

Nos gouttes pendantes de cultures d\'éléments granu-
laires présentent parfois, à l\'état vivant, plusieurs très fins
bâtonnets et des granules, tandis qu\'on n\'arrive pas à
démontrer leur présence par coloration par le Ziehl ou
selon FoNTès.

Jamais nous n\'avons réussi à obtenir de cultures-filles. —

Ces difficultés de culture trouvent-elles leur cause dans
une vitalité moindre des granules ou n\'avons-nous pas
encore réussi à créer les conditions, favorables à cette cul-
ture? A l\'heure actuelle nous ne sommes point capables

de répondre à ces questions. —

Calmette et Valtis, ainsi que plusieurs autres expéri-
mentateurs, ont très souvent obtenu leur „virus filtrablequot;
en filtrant sur bougie des voiles jeunes (6 jours) de cul-
tures du bacille tuberculeux.

Comme matériel pour l\'isolement des granules nous
avons très souvent choisi des cultures jeunes du bacille
tuberculeux (5—8 jours) sur milieu de Sauton^s) ou en

macération de viande acide, ces cultures étant très riches
en granules.

En 1914 BezançON et Philibert so) décrivent la struc-
ture des voiles jeunes; ils distinguent trois parties dans les
voiles de culture du bacille tuberculeux: La substance
cyanophile; les bacilles acido-résistants; les corpuscules
chromophiles et libres.

Plusieurs expérimentateurs — comme Marmorek«i),
Legroux et Magrou 82), NèoRE, Boquet et Valtis ss) _
ont décrit cette même hétérogénité des cultures jeunes du
bacille tuberculeux, où les bâtonnets typiques se trouvent
souvent entourés d\'une substance bleue, fibrillaire et mem-
braniforme, et .qui contient aussi des granules libres.

C\'est de la qu\'est née l\'hypothèse du lien de génération
entre les 3 éléments des voiles: La substance cyanophile
donne naissance aux granules et ceux-ci à leur tour se
transforment en bâtonnets typiques.

Nous venons de démontrer qu\'en effet le granule peut
reproduire le bacille.

Est-ce une mode de reproduction normale pour le
bacille tuberculeux?

Dans son livre intitulé „L\'infection bacillaire et la tuber-
culose chez l\'homme et chez les animauxquot; Calmette
s\'exprime ainsi: „Le bacille tuberculeux, du moins dans
son état de vie parasitaire, et aussi dans les cultures en
milieux artificiels, ne se reproduit pas par sporulation,
mais par allongement et division transversale des bâton-
netsquot;, p. 13 (3me éd.).

- La vérification des expériences de FONTès, les publica-
tions de plus en plus nombreuses sur l\'évolution de l\'ultra-
virus de différents microbes, les recherches de Kahn et
Torrey, les observations, recueillies sur plusieurs espèces
de micro-organismes, la coïncidence remarquable entre

Tabondance de granules dans une culture et sa propriété
d\'être „filtrablequot; — tous ces faits, pour n\'en citer que ceux-
ci, ont rallié à cette hypothèse de très nombreux auteurs.
Cependant parmi les microbiologistes il en restera toujours
qui, devant une forme anormale du microbe en jeu, la
jugeront comme forme d\'involution ou de dégénérescence,
ou comme souillure, et de sorte sans intérêt.

Par contre pour beaucoup d\'autres ces formes
„atypiquesquot; sont devenues de grande valeur et ont été
étudiées surtout depuis FONTès.

En 1912 Lehmann et Neumann 84) déclarent: „La
théorie de l\'invariabilité absolue des microbes qui était
encore; un dogme il y a une vingtaine d\'années, ne trouve
presque plus de partisans actuellementquot;. — Ils admettent
donc la variabilité de la forme microbienne.

c\'est Hort qui, en 1916, attaque la seconde partie du
dogme de cohn et attire l\'attention sur la possibilité qu\'ont
les microbes de se multiplier autrement que par division
transversale. — Viennent encore Lohnisg7), Mellon,
Almquistgc)^ Enderlein Lieske, Hadleyss)^ etc.
avec leurs hypothèses sur les formes „atypiquesquot; comme
stades dans le développement du microbe, leur „cycle
évolutifquot; dans lequel la forme „normalequot; ne représente
qu\'une phase.

Ces idées ne sont point originelles, Ehler, en 1884,
étudiant l\'anthrax, décrit 2 cycles de développement de ce
microbe et Ferran sg) (1897) parle d\'un „cycle vitalquot; du
bacille tuberculeux. Puis, ce sont E. Klein 87) (1890) et
Metchnikoff S7) qui déclarent que le bacille tuberculeux
ne représente point de phase terminale, mais rien qu\'un
stade dans le cycle de développement du bacille.

En 1930 Calmette ss) publie un article, terminant par
ces mots :

„11 faut désormais admettre que le bacille découvert en
1882 par Robert Koch représente seulement un des stades

d\'évolution et une forme de résistance du virus tuber-
culeux.quot;

Pour quelle raison cette opinion n\'est-elle pas à l\'heure
actuelle universellement admise? Il nous semble que les
monomorphistes ont été trop orthodoxes, trop exclusifs en
n\'attribuant d\'intérêt qu\'aux formes „normalesquot; des
microbes, c\'est-à-dire à ces formes qui, par nos techniques
spéciales de laboratoire, de culture autant que d\'examen
microscopique, prévalent sur les autres formes qui n\'en
sont pas moins réelles.

Dans cet ordre d\'idées nous nous permettons de souligner
encore, comme tant d\'observateurs, la grande importance
que peut avoir l\'étude des microbes en état vivant dans
une source de lumière très forte, la coloration étant un
procédé plus ou moins brutal qui fait ressortir certaines
particularités des microbes aux dépens d\'autres, peut-être
aussi importantes.

La faute des pléomorphistes est d\'accumuler hypothèse
sur hypothèse, sans donner des preuves pour celle, qui sert
de base à leur „cycle évolutifquot;, à savoir la transition d\'une
forme dans l\'autre.

Citons à titre d\'exemple la théorie inutilement complexe
de Enderlein 76) sur la reproduction sexuelle des micro-
bes, où il introduit des centaines de termes neufs pour
l\'édification d\'une hypothèse purement philosophique et
théorique.

Reprenons maintenant la question suivante : Le .bacille
tuberculeux se reproduit-il normalement en passant par le
stade granuleux?

Il est impossible actuellement de répondre d\'une façon
définitive à cette question. Toutefois, s\'il est permis de
prononcer une opinion provisoire, nous sommes inclinées
à douter du stade granulaire comme stade normal de
reproduction ; en voici les raisons :

a.nbsp;On obtient en partant des granules difficilement des
cultures lentes et peu abondantes.

b.nbsp;Les bacilles, obtenus à partir des éléments filtrables
ou des granules, ne sont point repiquables.

c.nbsp;Les bacilles, obtenus en partant de la „forme fil-
trablequot; ou de granules ne sont plus tuberculigènes ; ils sont
avirulents et ne retrouvent leurs propriétés typiques
qu\'après passages successifs sur l\'animal, et cela seulement
dans une parties des cas.

Que peut-on répondre à ces objections?

a.nbsp;Nous ne connaissons point les conditions favorables
à une transition rapide des granules en bâtonnets.

b.nbsp;et c. Le bacille tuberculeux peut avoir plusieurs
modes de reproduction.

Les expériences de Kahn et Torrey et de nous-mêmes
prouvent la possibilité de la reproduction par les granules.

Mais nous n\'avons aucune preuve d\'une autre reproduc-
tion du bacille, allongement et division transversale ou
longitudinale.

La signification des différents modes de reproduction
se pose pour tous les microbes.

Nous voulons mentionner une expérience, effectuée avec
le Bacille du Colon:

Les cultures jeunes de ce microbe (2 à 4 heures à 37° C.)
en macération de viande peptonée contiennent de nom-
breux granules.

Avec le micromanipulateur nous avons isolé, deux fois
de suite, trois granules que nous avons ensemencés en
macération de viande peptonée; ces tubes sont portés à
l\'étuve (37° C.).

Les deux premiers jours qui suivent l\'ensemencement
l\'examen des tubes, microscopiquement et macroscopique-
ment, est sans résultat. Mais après un séjour de 72 heures
à l\'étuve (37° C.) il y a un trouble très léger dans les tubes
ensemencés.

L\'examen microscopique en goutte pendante montre la
présence d\'extrêmement fins bâtonnets et de granules
réfringents. L\'examen de frottis, colorés d\'après Gram et
au bleu de méthylène, est sans résultat.

A partir du 4me jour la culture n\'a plus augmenté. On
n\'a jamais pu la repiquer.

Pour le Bacille du Colon la reproduction par scission
transversale est un fait généralement reconnu. Que signi-
fient alors ces granules dans les cultures et leur transition,
— lente et limitée, il est vrai — en bâtonnets?

Peut-être nous reconnaîtrons la réalité de ce qu\'a prédit
hadley 85) :

„The truth we shall eventually come to, however, is that
the free-living microorganism is potentially a kaleidoscopic
thing, in which the power of responding succesfuliy to a
changing environment by alteration in body state, both
morphologic and biochemical — and even by self-
destruction, if need be, in order to generate another and
more stable type — stands as its one most important
attribute.quot;

[„La vérité à laquelle nous parviendrons un jour, c\'est que le
micro-organisme est un être kaléidoscopique en puissance, dont un
des attributs les plus importants est son pouvoir de répondre avec
succès à un changement du milieu par une altération morphologique
et biochimique dans la disposition du corps — et même, s\'il y a lieu,
par une destruction de soi-même, afin de régénérer un type différent
et plus stablequot;.]

Pour nous la forme granulaire du virus tuberculeux
présente une forme de résistance, „Dauerformquot;, du bacille
tuberculeux, chargé d\'assurer la survie du virus dans des
circonstances désavantageuses pour le développement des
bâtonnets.

Nos observations sur les coupes d\'organes de lapins
tuberculeux sont à l\'appui de cette hypothèse, ainsi que
les résultats de la lyse expérimentale dans le péritoine
du lapin.

■ (C\'est au chapitre II que nous avons discuté l\'examen
des coupes d\'organes tuberculeux; la lyse expérimentalé
est décrite p. 39.)

Le résultat positif de nos essais de culture avec des
granules, isolés du liquide péritonéal du lapin, injecté quel-
ques heures auparavant dans le péritoine avec des bacilles
tuberculeux, a démontré la vitalité de ces granules et leur
propriété de reproduire les bâtonnets.

Les coupes d\'organes tuberculeux et les frottis du liquide
péritonéal permettent d\'apprécier la lutte du bacille tuber-
culeux et de son hôte, dont le stade granulaire est le
résultat.

Quelle est la signification de cette transition?

La bactériolyse est un des modes de défense de l\'orga-
nisme contre les microbes, lesquels, par suite des réactions
humorales et cellulaires, sont désintégrés en fragments
morts et par là rendus inoffensifs, telle est l\'opinion géné-

ralerrient admise.

Nos cultures de bâtonnets acido-résistants ont démontré
pour le bacille tuberculeux la réalité de ce qu\'avaient sup-
posé Metchnikoff et CANTACUZèNE s») pour le vibrion
cholérique, à savoir que les produits granulaires de la bac-
tériolyse ne sont point des débris morts du microbe, mais
des formes vivantes, capables de reproduire la forme
„normalequot;.

Hadley 85) a exprimé ainsi son hypothèse sur le résul-
tat de la lyse :

„We must come to the conclusion that there is con-
siderable difference between the apparent lysis of living
cells and their actual death; for, in such instances, there
may be involved merely a transformation into another
living form with which we are only slightly acquainted.quot;

[„Nous devons admettre qu\'il y a une différence considérable entre
la lyse apparente des cellules vivantes et leur mort réelle; car dans
ces circonstances il peut s\'agir simplement d\'une transformation en
une autre forme vivante que nous nu connaissons que très peuquot;.]

Pour Hadley cette transformation du bâtonnet en
granules, cette „dissociation microbiennequot; est un moyen
de défense de l\'hôte, car sous sa forme granulaire le micro-
organisme serait plus facile à phagocyter.

Dans nos expériences il n\'y avait que très peu de granules
phagocytés, la plupart étant libres, même 3 jours après
l\'injection dans le péritoine.

Trois jours après l\'injection des bacilles dans le péritoine
du lapin les granules qui en dérivent ont gardé encore leur
vitalité.

Aussi doit-on envisager deux hypothèses :

1°. La transformation serait une victoire de l\'orga-
nisme sur le germe infectant.

2°. Le bacille, se transformant en granules, résisterait
mieux sous cette forme à la lutte de l\'organisme.

Une série d\'expériences in vivo doit répondre à ces ques-
tions, entamées par * plusieurs auteurs, comme FONTès,
Ravetllat et Pla y Armengolcs), Mellon Gins et
Karwacki ; nous y reviendrons.

Si l\'on envisage la forme granulaire comme une „forme
de résistancequot; du virus tuberculeux, il est difficile d\'ex-
pliquer la grande quantité de granules des cultures jeunes
dans certains milieux (milieu de Sauton).

Calmette et ses collaborateurs, ainsi que d\'autres
auteurs, donnent cette présence comme un stade de déve-
loppement entre le virus filtrable et le bâtonnet typique.

Nous préférons „expliquerquot; l\'abondance de granules
dans des cultures jeunes — comme l\'a faite FONTès — en
rappelant que le transport de microbes dans un milieu neuf
cause la lyse d\'un grand nombre d\'entre eux.

La transition des bacilles tuberculeux en granules dans
l\'organisme animal dans les premiers moments qui suivent
l\'injection peut être ramenée à la même cause.

Bacilles granuleux et granules dans le matériel tuberculeux.

C\'est dans du matériel tuberculeux (— pus d\'abcès froid,
organes de bovidés tuberculeux, etc. —) que Mucii a
démontré la présence de granules, de chaînettes de granules
et de bacilles granuleux, formes qui toutes sont non acido-
résistantes; en outre on a attaché beaucoup d\'intérêt aux
granules et aux bacilles granuleux des crachats de tuber-
culeux, voulant savoir si ces formes ont une valeur de

diagnostic ou de pronostic.

De nombreux expérimentateurs ont signalé ces éléments
atjDiques dans les crachats et ont cherché à en tirer des
conclusions.

C\'est surtout dans des cas de tuberculose chronique pul-
monaire que les crachats contiennent beaucoup de formes
granuleuses; ces malades se trouvent dans un stade peu
évolutif de la maladie, leur température et leur poids sont
peu modifiés.

Mais l\'accord ne s\'est pas fait sur la signification des
formes granuleuses des crachats tuberculeux.

much n\'est pas convaincu du pronostic favorable des
cas de tuberculose puhnonaire, dont les crachats présentent
des granules Gramophiles ; pour schulzss) et Spenglersô)
un tel état microbien indique une amélioration clinique.

Quant aux bacilles granuleux, la plupart des investiga-
teurs les considèrent comme des formes d\'involution, de
dégénérescence, peu virulentes ; tel Geipel 5i), Lucksch 9),

lubinsky92), baumgarten49).

L\'opinion inverse est défendue e.a. par Balmer et
FRâNZEL32), Land 93) et Gorham94), pour qui le bacille
granuleux est très virulent et se trouve surtout dans les
processus aigus et fébriles.

Pour LICHTENHAHN 64) la recherche des granules est
très importante, surtout dans des circonstances qui ne
permettent pas de passage sur l\'animal. — La présence de

granules permettrait de diagnostiquer de bonne heure la
tuberculose, d\'après Lichtenhahn.

Chez des malades, traités longtemps avec la tuberculine,
FoNTès 95) constate l\'absence fréquente de bacilles alcoolo-
acido-résistants, tandis qu\'il y a presque toujours beaucoup
de granulations; ce matériel, injecté au cobaye, provoque
une tuberculose.

La même observation est faite pour le pus d\'abcès froid,
et FoNTès conclut :

„Ich glaube, hieraus schliessen zu müssen, dass die
granuläre Form, wenn auch vielleicht nicht eine charak-
teristische Resistenzform, so doch zum mindesten eine
Form von der grössten Widerstandsfähigkeit ist, welche
der Tuberkelbacillus annehmen kann.quot;

[„Je crois pouvoir conclure de ces faits que la forme granulaire,
n\'étant peut-être pas une forme de résistance caractéristique, pré-
sente néanmoins une des formes les plus résistantes que le bacille
tuberculeux puisse revêtirquot;.]

Ces contradictions exigent des expériences systématiques
sur la virulence des formes granuleuses.

Les nôtres n\'ayant porté que sur le bacille tuberculeux
aviaire, bâtonnet très granuleux d\'habitude, nous né pou-
vons avoir une opinion sur ce problème.

Indiquons seulement quelques observations, faites à ce
sujet:

Les cultures très virulentes pour le lapin, provoquant la
mort en 15 jours après inoculation veineuse, étaient com-
posées de bacilles très granuleux et de granules libres.

Les cultures, riches en bacilles granuleux, contenaient
toujours également beaucoup de granules. —

Dans certains cas de tuberculose, l\'abondance de granules
Gramophiles dans les crachats avec absence de bâtonnets
pourrait peut-être s\'expliquer ainsi :

Cette »flore spéciale devrait être considérée comme le
résultat d\'un équilibre entre l\'organisme et le microbe.

lutte où ce dernier n\'est pas détruit, mais transformé en

état de granules, vivants et capables de reproduire le

bâtonnet dans des circonstances plus favorables.

En 1928 Ludwig Lange aß) déclare:

„Der bislang eingenommene ablehnende Standpunkt be-

zü\'iich der MucHschen Formen des Tuberkelbazillus kann

nicht mehr aufrecht erhalten werden.quot;

r ,0n ne peut plus défendre l\'opinion, admise depuis longtemps
qui nie l\'existence des formes de Much du bacille tuberculeux .]

On ne doute plus de la réalité des formes décrites par
Much, mais on n\'est toujours pas plus instruit de leur
virulence et de leur rôle dans la pathogénie tuberculeuse.

Il nous semble que la technique dont nous nous sommes
servies pour ces expériences puisse finalement nous ren-
seigner à ce sujet.

PoùrM\'interprétation des formes atypiques du virus
tuberculeux on a émis de nombreuses hypothèses, dont nous

voulons relever quelques-unes.

Ravetllat et pla Y armeng0l68) de Barcelone

déclarent:

„Nos investigations nous ont conduits a une conception
différente de la bactérie de la tuberculose et avec cela à
une nouvelle conception de la maladie.quot;

Et plus loin: „ . :. • nous soutenons que la bactérie de la
tuberculose dans l\'organisme et dans le virus naturel se
présente sous 3 formes différentes qui ont influence dans
l\'évolution du procès.quot; — Ces 3 formes, réversibles entre

elles, sont:nbsp;-j ^ • ^ ^

1. La bactérie d\'attaque, un coccus, non acido-resistant.

2\'. La bactérie intermédiaire ou forme de transition.

Cette forme comprend: La phase germinative du

bacille de Koch dans les cultures; les granules de

Much; les corpuscules intracellulaires du caséum et

de quelques sérosités tuberculeuses.

3. Le bacille de Koch ou forme de résistance.

En décrivant la bactérie d\'attaque les auteurs disent:

„La bactérie que nous venons de décrire ne ressemble en
rien à celle que l\'on considère comme la cause de la tuber-
culose. Nonobstant cette bactérie a été vue dans les lésions
ou dans le virus tuberculeux naturel, e.a. par Koch,
gaffky97), courmont, MaLASSEZ et VIGNAL, MUCH, RISt!
Kindberg et Rolland 98)^ Bezançon et de Serbonnes;
mais croyant le problème bactériologique de la tuberculose
résolu, c\'est à peine s\'ils lui ont donné de l\'importance,
supposant que son existence représente un rare accident
et la considérant comme une étrange association micro-
bienne ou comme le produit de la désintégration du bacille
de Koch.

Pourquoi donc la considérons-nous comme une des formes
de la bactérie de la tuberculose? Parce qu\'on la trouve
toujours dans toutes les lésions actives de la maladie ou
on peut l\'en obtenir; par sa réversibilité avec les autres
formes, et parce que dans des conditions spéciales, elle
reproduit la maladie.quot;

Ils finissent leur article par ces mots-ci :nbsp;gt;

„Cette conception permet d\'expliquer une longue série
de faits bien observés qui restaient sans explication pos-
sible d\'après la doctrine du bacille de Koch comme unique
forme de la bactérie de la tuberculose et en outre elle
ouvre des nouveaux horizons pour une étude meilleure et
plus efficace (pathogénique, clinique, prophylactique) de
la maladie.quot;

Nous ne pouvons partager qu\'en partie l\'opinion des
expérimentateurs cités qui, d\'après nous, vont trop loin
dans leurs conclusions sur le rôle des différentes formes
du virus tuberculeux ; leurs expériences, décrites en détail,
demandent à être reprises, vérifiées et interprétées de
nouveau. •—

Dans ses publications sur la „Pluralité des types bacil-

laires dans les cultures tuberculeusesquot; et la „Mutation du
bacille tuberculeux dans le liquide des pleurésies tubercu-
leusesquot; Karwacki 91) émet l\'opinion que nous ne possédons
pas actuellement de cultures tuberculeuses „puresquot;, con-
stituées par une seule race, par un seul type antigénique,
mais qu\'elles présentent un mélange de divers types anti-
géniques de bacilles tuberculeux.

En cultivant le bacille tuberculeux dans des liquides
pleurétiques il a souvent observé une dissociation morpho-
logique de la culture ensemencée: „Une petite partie des
bacilles gardaient leur acido-résistance, tandis que le reste
subissait une mutation en cocci ou bâtonnets privés d\'acido-
résistancequot;.

Ces observations sont tout à fait superposables aux
nôtres dans le phénomène de la lyse expérimentale dans le
péritoine du lapin tuberculeux.

Les „mutationsquot;, obtenues avec une quantité de liquides
de pleurésies tuberculeuses, justifient pour Karwacki ces
conclusions:

„11 existe une certaine relation entre le caractere chnique
d\'une pleurésie et le pouvoir transformant du liquide. Ce
pouvoir transformant est grand surtout dans les cas de

pleurésies aiguës.quot;

„La mutation possède donc une certaine valeur pour le

pronostic, facilement compréhensible, en admettant que la
rétrocession du processus pleural dépend dans une certaine
mesure de la mutation du virus en une forme privée
d\'acido-résistance, plus facile à digérer et à détruire.quot;

Plus loin encore :

„Mes recherches confirment l\'existence du pouvoir bac-
tériolytique dans des épanchements tuberculeux sans
préciser encore sa nature intime. Ce fait possède certaine-
ment quelque valeur pour la question de l\'immunité tuber-
culeuse, si obscure et si embrouillée.quot;

Karwacki termine son premier article par cette phrase:

„En résumé, mes études sur les anticorps contenus dans
les épanchements tuberculeux suggèrent l\'idée que le virus
tuberculeux, contenu dans des cultures de Bacilles tuber-
culeux, est complexe.quot;

Comme nous l\'avons expliqué plus haut, nos observations
nous portent à considérer la forme granulaire comme
forme de résistance, ce qui est l\'inverse de l\'hypothèse de
Earwacki.

Des expériences ultérieures doivent vérifier l\'hypothèse
de Karwacki dans laquelle les différentes formes du virus
tuberculeux seraient des différentes types antigéniques.

Un an après, Hadleyss) publie un article sur la disso-
ciation microbienne, où il défend la théorie du cycle évolutif
des microbes contre l\'exclusivisme des bactériologistes
orthodoxes avec leur dogme de monomorphisme.

En ce qui concerne le bacille tuberculeux cet investi-
gateur prédit:

„Although we at present have little knowledge regarding
dissociative reactions in the tubercle bacillus, it cannot be
doubted that here, as in other types of infection, the even-
tual discovery of different forms of culture will sometime
play an important part in problems of prophylaxis and
therapeutics.quot;

^ [„Malgré le fait qu\'à présent nous ne savons que très peu sur les
réactions de dissociation du bacille tuberculeux, il n\'y a pas de doute
que la découverte de formes de culture différentes joue un iour un
rôle important dans les problèmes de la prophylaxe et de la théra-
peutiquequot;.]

Rappelant les expériences de Karwacki et de Griffith
(1923) sur les anticorps bactériotropiques, dont l\'action
pourrait être expliquée par une précipitation de la disso-
ciation microbienne in vivo, Hadley fait la remarque
suivante :

„If this view of the matter should eventually prove to
be true, it is possible that the aim of much therapeutic
endeavour might undergo significant modification. At the

present time we often seek to destroy microorganisms
which have established an infection in the blood or tissues
and we have become accustomed to measure the expected
efficiency of the destructive agents by ascertaining their
germicidal power in vitro; we look for the killing power
of the substance and trust that the effect in the body may
be on the same order. It might be the outcome of such a
new conception as I have outlined above, that we should
strive not so much to destroy directly the microbes in-
fecting the blood or tissues, as to stimulate dissociation in
vivo ; and so permit the organisms to work out their own
destruction while aided by the phagocytes.quot;

[„Si cette manière de voir serait démontrée d\'être juste, il est
possible que le but de beaucoup d\'essais thérapeutiques soit njodifié
radicalement. Actuellement nous tâchons souvent de détruire les
micro-organismes qui ont causé une infection dans le sang ou dans
les tissus et nous avons pris l\'habitude de déterminer l\'action des
substances destructives en vérifiant leur pouvoir germicide in vitro;
nous contrôlons le pouvoir tuant des substances et supposons que
l\'effet dans le corps soit du même ordre.

Une conception nouvelle comme celle, dont j\'ai parle plus haut,
pourrait effectuer que notre but serait moins de détruire les microbes
infectants directement, mais plutôt une stimulation de la dissociation
microbienne in vivo; de cette façon on pei-mettrait les micro-organis-
mes de collaborer à leur propre destruction, aidés par les phago-
cytes.quot;]

On ne peut discuter sur la valeur de cette hypothèse
avant d\'avoir vérifié, si vraiment la transformation du
microbe dans l\'organisme marque la victoire de la défense
organique sur le microbe; nos observations sur le bacille
tuberculeux sont plûtot à l\'appui de l\'opinion inverse.

Morton Kahns^^) décrit un cycle de développement du
bacille tuberculeux, tout en admettant que peut-être le
cycle évolutif du bacille tuberculeux ne puisse être réalisé
qu\'en certains milieux artificiels et avec certaines souches
et non dans le corps animal.

Finalement, convaincu de la réalité des différentes for-
mes atypiques du virus tuberculeux, Kahn avertit:

„L\'absence de bacilles acido-résistants colorables ne doit
pas exclure la possibilité de l\'existence d\'une infection
tuberculeuse. L\'importance de l\'inoculation à l\'animal se
trouve ainsi accrue.quot;

Ajoutons à cg conseil celui de rechercher des formes du
virus tuberculeux sur des frottis qui sont colorés, non
seulement d\'après la méthode de Ziehl—Neelsen, mais
encore selon celle de Gram—Much ou, mieux, celle de
FONTèS.

Nous voulons citer quelques passages d\'un article de
Calmette et Valtis is), paru en juin 1930.

p. 656: „II faut désormais admettre que la tubercu-
lose ,... ne représente que la forme chronique ou la phase
terminale d\'une infection réalisée d\'abord par un ultra-
virus dont les éléments présentent un cycle d\'évolution
très spéciale.quot;

Et plus loin, discernant entre „granulémie prébacillairequot;
ct „bacillosequot; :

„On réservera alors le terme de tuberculose, ou mieux
de bacillose, aux infections généralisées ou localisées que
caractérise la formation de nodules tuberculeux ou tuber-
cules, et qui évoluent ordinairement avec une allure
chronique.

Depuis longtemps déjà Baumgarten, et plus récemment
E. Sergent, avaient pressenti l\'existence d\'une „étape pré-
bacillaire virulentequot; précédant les localisations tubercu-
leuses. Or celles-ci ne sont, en réalité, que le dernier acte
d\'un drame dont le prologue a été une infection générale
lymphatique ou sanguine réalisée soit par l\'ultravirus, soit
par les formes d\'abord granuliques, puis bacillaires qui en
dérivent.quot;

Nous espérons avoir un peu contribué par nos recherches
à la révélation de l\'intrigue du drame de la tuberculose,
tout en nous rendant compte de la multiplicité des pro-
blèmes qu\'il reste à élucider.

RESUME.

Des expériences sont décrites qui ont démontré la pré-
sence probable d\'une forme granulaire du bacille tuber-
culeux aviaire dans les tissus de lapins, inoculés par voie
veineuse avec des cultures de ce bacille.

L\'examen des coupes d\'organes nous a inspirées à pour-
suivre nos recherches sur les granules en appliquant la
technique de la culture unicellulaire.

Nous avons réussi de prouver la transition de granules
en bacilles et vice versa, et cela aussi bien in vitro qu\'in
vivo.

SUMMARY.

A series of experiments were described, which demon-
strated the probable existence of a granular phase of the
avian tubercle bacillus in the tissue of rabbits, inoculated
in the veins with cultures of this bacillus.

The study of the sections of the organs led us to continue
our research on the granules by applying the single-cell
technic.

We succeeded in proving the transition of granules into
bacilli and vice versa and this in vitro as well as in vivo.

^nbsp;■ u me Btfectii :.

. - • ■ ■ Vnbsp;X

. jxl-\'.Mf\'jii lUi) ^.nïri.,;-» .tfio« «^on\'ihèqxo «aÜ
•nbsp;\'\'ih \'v^iidï.\'tnvihnbsp;.■.•iriï\'i)\'aWrtiioiq.

. ^ / UT rquot;.:nbsp;;. ! -nbsp;: -i• 8^/J) ö^lihbß y.ii\'Aui

quot; \'.■,\'gt;,■■ : ; ; Ij ; •• äjf^fo\'e^\'OdVH.öaöi^nwv
; ,nbsp;ü ^.ü-.\'i\'. äOvr ^ . r k|I/Qo èîU ifërtiJîXii\'»;! , •

.iiMUvmnbsp;i\')n trr/ioa

^/nïb-.\'r.nifnbsp;ah yjiptnrfooJ\'

; • -ruvKl yn i-:,\'.-\' , r -jviü -.j jb.nbsp;TAV\'-rn

itiy\'c/i: I\'-.-i-.? ]lt;■ is-\'\'ooï\'f \'h ëolfîDiîd \'J\')

.O/tv

■ f^hnbsp;ot^vr ^ia^fncTxp:-» lo soiioa.A J

.ïi.f\'•■•gt;;. I------• ; :• Lnbsp;i{Hw_jjfiitiV ütÜ ni

nr/î-i \'-iO;» 8fi f: h : ; ; ■ . ■ lt;îî! .inbsp;io-^hulft fjulT\'

:;r. -„trf;! .^r]-nbsp;y^] Si\'^I\'aïrri-- i^rfî ilrfK-;»^\'! \'lüO

.uvi.-- r;\' lij./ ; ïnbsp;...... aulv

INDEX BIBLIOGRAPHIQUE.

1.nbsp;Robert Koch :. Mitteil. Kaiserl. Gesundh. amte, Bd. 2, 1884.

2.nbsp;Babes : in Gornille et Babes : Les Bactéries. 3me Ed., p. 382.

3.nbsp;Strauss: La Tuberculose et son Bacille, p. 168. Paris. 1895.

4.nbsp;Much: Beitr. z. Klinik d. Tuberk., t. 8, (1907).

5.nbsp;Fontês : Memorias do Inst. Oswaldo Cruz, 1910quot;, fase. II, p. 141.

6.nbsp;Vaudremer : Paris Méd., I, p. 26 (1924).

7.nbsp;Bezançon et Philibert : Presse Méd., t. 34, p. 33.

8.nbsp;Valtis: Soc. de Biol. 1924, p. 19 et p. 1130.

Ann. Inst. Pasteur, p. 453 (1924).

9.nbsp;Lucksch : Centr. Bakt. Parasitenk. I. Abt. Orig. t. 117, p. 1.
lo! Borrel : Ann. Inst. Pasteur, t. VII, p. 595 (1892).

11.nbsp;Schouten : Handel. Natuur- en Geneesk. Congres, Haarlem 1899.

Z. wiss. Microsc. u. f. Microsc. Techniek, Bd. 22,
p. 10 (1905).

12.nbsp;Kahn et Torre y : Am. Review of Tuberc., t. 18, p. 815 (1928).

13.nbsp;Petragnani : Bull. Inst. Sieroterapico Milanese, fase. 3, juin
1926.

14.nbsp;Wright : The Lancet, 1924^, p. 218.

15.nbsp;Calmette et Valtis : Ann. Inst. Pasteur, t. XLIV, p. 629, 1930.

16.nbsp;Hollande et Crémieux : Compt. rend. Soc. Biol., t.- 98,1928^
p. 1379.

17.nbsp;Wamoscher et Stoecklin : Centr. Bakt. Ong. t. 104, 1927, p. 86.
18 Calmette et Valtis : Ann. Inst. Pasteur, t. 44, 1930, p. 629.

19.nbsp;Ninni: Compt. rend. Acad. Sc., 190, 1930, p. 597.

20.nbsp;Van Deinse : Compt. rend. Soc. Biol., 25 mai 1929.

Ned. Tijdschr. Geneesk., t. 74, p. 1596 (1930).

21.nbsp;Loewenstein : Deutsche med. Wochenschr. 24, p. 1010. (1930).

22.nbsp;Ehrlich : Charitee-Ann., t. XI. (1886).

23.nbsp;Deycke : Münch, med. Wochenschr. 12, (1910).

24.nbsp;Nocard et Roux : Ann. Inst. Pasteur, t. I (1887).

25.nbsp;Spengler : Z. Hyg. u. Infekt, krankh., t. 49, p. 541, (1905).

26.nbsp;Spengler : Deutsch, med. Wochenschr. p. 337. (1907).

27.nbsp;Von Betegh : Centr. Bakt., t. 49, p. 461.

28.nbsp;Kronberger : Beitr. Klinik d. Tuberkulose, t. 16,

29.nbsp;Fuchs-Wolfring : Beitr. Klinik d. Tuberkulose, t. 9, t. 10.

30.nbsp;Knoll : Corresp. bl. f. Schweizer Aerzte, 1911, No. 2, p. 49.

Beitr. Klinik d. Tuberkulose, t. 15, fasc. 2 (1910).

31.nbsp;Fontês : Memorias de Institute Oswalde Cruz, 1.18, fasc. I, p. 163.

32.nbsp;Balmer et Fräntzel : Berl. Klin. Wochenschr., 1882, No. 45.

33.nbsp;Marpmann : Centr. Bakt. Orig. 14, 229 (1893).

34.nbsp;Negri : J, Micrographie, Vllle année, No. 6.

35.nbsp;Bezançon et Philibert : Presse Méd., t. 34, p. 33.

36.nbsp;Kast : Schweiz, med. Woch., No. 2, 1929.

37.nbsp;Metchnikoff : Virchow\'s Arch., t. 113, p. 1888.

38.nbsp;Babes et Levaditi : Arch. méd. exp. et d\'anat. pathol. 1897, No. 6.

39.nbsp;coppen Jones: Centr. Bakt., t. 17, 1895.

40.nbsp;Neukirch : Thèse, Strassburg, 1902.

41.nbsp;Friedrich : Deutsche med. Woch. sehr. 1897. No. 41.

42.nbsp;Lubarsch : Z. Hyg. u. Infekt, krankh., t. 31, 1899.

43.nbsp;Schultze : Z. Hyg. u. Infekt, krankh., t. 31, 1899.

44.nbsp;Levy : Centr. Bakt., t. 26, No. 1.

Centr. Bakt., t. 33, 1902.

45.nbsp;E. Klein : Centr. Bakt. t. 7, No. 25 (1890).

46.nbsp;Fischel: Unters, über die Morphologie und Biologie des Tuber-
culose-erregers. Wien, 1893.

47.nbsp;Sander: Arch. Hyg., t. 16, 1893.

48.nbsp;Br^ns : Centr. Bakt., t. 17, 1895.

49.nbsp;Baumgarten : Z. klin. Med. VI, 1883, p. 61.

Centr. klin. Med. 1884, No. 22.

50.nbsp;Cornet et Meyer : in Kolle u. Wasserman\'s Handbuch d. patho-
genen Mikroorganismen, 1903, Bd. II.

51.nbsp;Geipel : Münch, med. Woch. 1909.

52.nbsp;Wolff : Münch, med. Woch. 1909, No. 45.

53.nbsp;Weiss : Münch, med. Woch. 1909, No 9,.

Berl. klin. Woch., 1909, No. 47.
Berl. klin., Woch., 1909, No. 40.

54.nbsp;Bergel : Beitr. Klinik d. Tuberkulose, t. 38.

55.nbsp;Von Behring : Tuberkulosis, t. 6, 1907.

56.nbsp;Liebermeister : Deutsche med. Woch. 1909,

57.nbsp;Wirths : Münch, med. Woch. 1908, p. 1687.

58.nbsp;SchottmMi.er : Münch, med. Woch. 1908, p. 2564.

59.nbsp;ScHUiî^: Deutsche med. Woch. 1909.

60.nbsp;Rosenblatt : Münch, med. Woch. 1909, No. 40.

61.nbsp;Wehrli et Knoll : Beitr. Klinik d. Tuberkulose, t. 14.

62.nbsp;Bittrolff et Momose : Deutsche med. Woch., 1912, p. 16.

63.nbsp;Ar\'onson ; Berl. klin. Woch. No. 35, 1910, p. 1617.

64.nbsp;Lichtenhahn : Corresp. bl. f. Schweizer Aerzte, 1910, No. 33,
p. 1109.

65.nbsp;Hoffmann : Z. Krankh. forschg. 7, (1929).

66.nbsp;Almquist: J. Infect. Dis.:1922, 31, p. 483.

67.nbsp;Lohnis : Centr. Bakt. 2. Abt., t. 56, 529 (1922).

68.nbsp;Ravetllat et Pla Y Armengol : Publicaciones del Instituto
Ravetllat-Pla, Barcelona, No. 2, Mai 1924.

69.nbsp;Gotschlicii : Die Verbreitung der Tuberkelbacillen im Staub von
Räumen mit starkem Menschenverkehr. — Breslau 1903.
Centr. Bact. Orig. 2 (1924).

70.nbsp;Calmette : L\'infection bacillaire et la Tuberculose chez l\'Homme
et chez les Animaux. 3me Ed. Masson, Paris.

71.nbsp;v. d. Lee : Thèse, Utrecht 1928.

72.nbsp;A. Klein : Ned. Tijdschr. v. Geneesk., 1929, l, No. 13, p. 1562.

73.nbsp;L. Lange : Centr. Tbk. for.schg. 30, fasc. 3/4, 1928.

74.nbsp;Koch in : Naegeli : Die niederen Pilze in ihren Beziehungen zu
den Infektionskrankheiten und der Gesundheitspflege. München,
1877.

75.nbsp;Maffucci: Z. Hyg. u. Infekt. Krankh., t. 11, p. 445.

76.nbsp;Enderlein : Bakterien-Zyklogenie, 1905.

77.nbsp;SWEANY : Am. Review of Tuberc., t. 18, p. 630 (1928).

78.nbsp;Van Deinse: Ned. Tijdschr. v. Geneesk., 1930, t. 74, No. 13,
p. 1596.

79.nbsp;Sauton : Compt. rend. 1912, 155, 1860.

80.nbsp;Bezançon et Philibert : Soc. Etudes scient, sur la Tuberculose,

12 mars 1914. (t. 32).

81.nbsp;Marmorek : Berl. klin. Woch. 1907, 44, 18.

82.nbsp;Legroux et Magrou : Ann. Inst. Pasteur, t. 34, 417, 1920.

83.nbsp;Nègre, Boquet et Valtis : Ann. Inst. Pasteur, t. 44, No. 3,
p. 247.

84 Lehmann et Neumann : Bakterio). Diagnostik (1912).
Hadley: j. Infect. Dis. 40, No. 1, 1927, p. 1.
Ferran : Compt. rend., 11 oct. 1897.
E. Klein : Centr. Bakt. 1890, t. 7, No. 25, p. 793.
Calmette : Presse méd., 19 mars 1930.
(Metchnikoff : Ann. Inst. Pasteur, t. 9, 1895, p. 433.
ICantacuzène : Ann. Inst. Pasteur, t. 12, 1898, p. 273.
Mellon: J. of Bact., t. 11. 1926, p. 203.
Karwacki : Compt. rend. Soc. Biol., t. 99, p.p. 1150, 1152.
Karwacki : Compt. rend. Soc. Biol., t. 99, p.p. 1171, 1173.
Lubinsky : Centr. Bakt. I. Orig. t. 91, p.p. 372 et 464, (1924).
93 Land : Thèse, Leiden 1906.
94. Gorham : Centr. Bakt. t. 31, p. 304 (1902).

95.nbsp;Fontès : Centr. Bakt. Orig., t. 49, p. 317.

96.nbsp;L. Lange: Centr. Tbk. forschg. 30, fasc. 3/4, 1928.

97.nbsp;Gaffky : Mitteil. KaiserL Gesundh. amte, Berhn 1881, p. 127.

98.nbsp;Rist, Kindberg et Rolland : Ann. de méd. .1, p.p. 310, ,375.
Rist, Kindberg et Rolland : Ann. de méd. II, p. 13.

99.nbsp;Kahn : Ann. Inst. Pasteur, t. 44, 1930, p. 259.

100.nbsp;Rabinowitch : Z. Tuberkulose, t. 52, 18 (1928).

101.nbsp;Kirchenstein: Travaux Labor. Microbiol. Univ. Latvie, No. 2,
1.923.

TABLE DES MATIÈRES.

Page

Pkéface......................IX

CHAPITRE I.

Introduction......................................1

CHAPITRE II.

Les Stades de Transition du bacille tubercui.eux

aviaiee in vivo. Etude histologique..........4

Partie expérimentale..............................6

Description des Coupes..............................7

Coupes de Rate de Tuberc. aviaire..............8

Coupes de Rate de Lapin normal................12

B. Tuberc. aviaire tué.......................12

Bac. Anthracoïdes (rate)..........................12

Coupes de Poumons de tuberc. aviaire..........13

Bac. Anthracoïdes (poumon)......................14

Discussion des Coupes................................14

Coupes de Rate..................................15

Coupes de Poumon................................16

„Phénomène de Pfeiffeequot;......................16

CHAPITRE m.

Les Stades de Transition du bacille tuberculeux

aviaire in vitro...................19

Description de l\'Appareil........................19

Description des Instruments......................22

■ ., . ... . . . .nbsp;7
.....A

/ 05

- lt;-

V f. J..

h

STELLINGEN.

I. Ten onrechte meenen Server Kiamil en Eassim
Aali met hun proeven over den invloed van ver-
warming op serum de omzetting albumine lt;
P-lobuline verwezenlijkt te hebben.

C. R. Soc. Biol. 98, 1419.

II Daar nog steeds niet afdoende bewezen is, dat
inderdaad het werkzame bestanddeel van chloor-
kalk een gemengd zout van zoutzuur en onder-
chlorigzuur zou zijn, is het voorbarig, deze formule
reeds nu op te nemen in de leerboeken voor de
school.

III De opvatting van piimgshem, dat amylum een
\' polymerisatie-product van trisacchariden zou zijn,
is te verkiezen boven Karrer\'s anhydro-maltose

H. Puingsiieim: Die Polysaccharide.

P. Karrer: Polyniore Kohlenhydrate.

IV. Het is waarschijnlijker, dat galkleurstof ontstaat
door eenvoudige omzettingen van het haemine-
skelet, dan door wederopbouw uit de totaal af-
gebroken kleurstofcomponenten van het haemo-
globino.

V De gronden, welke Hansen aanvoert voor de op-
stelling van zijn formules voor tetrahydro-alan-
tolacto\'k, zijn aan bedenkingen onderhevig.

Ber. 64, G7 (1931).

VI. De therapeutische waarde van Ferrum pulveratum
is grooter dan die van Ferrum reductum. (Ned.
Pharmacopee, Ed. V).

Pharin. Wcekbl. 67, 1031.

VII. Bij het zoeken naar tuberkelbacillen in verdacht
tuberculeus materiaal verdient het aanbeveling,
naast de Zieiil-Neelsen kleuring ook die volgens
Fonïès toe te passen.

VIII. Het is voorloopig niet gewenscht, de B.C.G.-
enting anders dan in de uiterste gevallen toe te
I)assen; men wachte met eventuëele uitbreiding
van het aantal entingen tot men beschikt over een
voldoende hoeveelheid dwingend-gunstige gegevens
hieromtrent van volwassenen, die in hun eerste
levensjaren met dit vaccin werden behandeld.

IX. De techniek van Luckscii voor het aantoonen
van filtreerbare vormen van den tuberkelbacil is
niet onberispelijk en dientengevolge verwerpelijk.

Centr. Bakt. Parasitenk. I Abt. Orig. 117, 1.

X. Ter vermijding van misverstand verdient het aan-
beveling, de term ,,microhologie\'\'^ in te voeren voor
de leer der microben.

Giltner : Microbology.

XI. De uitspraak, dat de tuberkelbacil zich vermenig-
vuldigt door verlenging van de staafjes-met op-
volgende dwarsdeeling, berust niet op waarne-
mingen.

Calmktte : L\'infectioii bacillaire et la Tuberculose
chez rilomme et chez les Animaux.

XII. Het is voor den meergevorderden chemicus ge-
wenscht, zich wijsgeerig op zijn studie-object te
bezinnen.

XIII.nbsp;Terecht beweert Goedewaagen :

,,De chemische eigenschap is slechts het symbool
van een tijdelijk-causale relatie, van een proces.quot;
(p. 92). ■

Dr. T. Goedewaagen: Summa contra Metaphysicos.

XIV.^nbsp;Ook in de chemische inductie is de deductie voor-
ondersteld.

t . 1 \' » ^ .. \'

mê^àmmmmsmmmmrnmsi

■y\'Sim

-