-ocr page 1-

MEDEDEELINQEN

aakgaande

EPILEPSIE m HAEE BEHANDELmG

VALERIANAS ATROPINI EN LAGTAS ZINCI.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,

ter verkrijgina vas den geaat) tax

DOCTOB IN DE GENEESKUlirDE,

AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
met toestemming van den rector-magnificus

Dr. bernard ter haar,

Hoogleeraar in de Faculfeit der Godgeleerdheid,

OPENLIJK TJÏ VERDEDIGEN DOOR

THOMAS KROON JHz.,

van Zutphen.

op Woensdag den llden Mei 1859, des namiddags ten 1 ure.

AMSTERDAM,
C. G. van der POST.

1859.

fiSA

-ocr page 2-

»

gedrukt bij w. j. iceober.

-ocr page 3-

Y O O R W O O R 1).

Het geneesmiddel maakt den geneeskundige tot een magtig
man. Hij scluijft liet voor, en zet aan den voortgang der
ziekte paal en perk. Zijne tegenwoordigheid aan het ziek-
bed
Avordt niet langer vereischtj het middel heeft de plaats
van den geneesheer vervangen.

De band, die geneesheer en lijder verbindt, wordt in den
regel spoedig verbroken: hij is, gelijk de ziekte, kort van
duur. Wat anders brengt beiden te zamen, dan het ver-
mogen des geneesheers om een magtwoord te spreken, en
de behoefte des lijders aan dat woord van magt?

Doch er zijn ziektetoestanden, die jaren kunnen aanhou-
den, ja soms levenslang. Tot deze behoort de epilepsie, die
het onderwerp uitmaakt, van den inhoud der volgende bla-
den. Ook daar schrijft de geneesheer een geneesmiddel voor,
maar er wordt meer van hem geëischt: zijne tegenwoordig-
heid bij die vreeselijke aanvallen, die voor eiken lijder in
andere raadselen zijn gehuld, die alleen physieke kracht kan
bedwingen; zijne voorzorg van nabij en van verre, tegen
dat tal van schadelijke invloeden, die zoo klein zijn op de

-ocr page 4-

schaal van het maatschappelijk leven, zoo groot in de be-
teekenis hunner inwerking op den lijder; zijne volharding,
die moet pal staan tegen het mislukken van zoo menige po-
ging ; zijn geduld, dat niet mag bezwijken voor zoo menige
onbillijke klagt van den lijder; zijne kalme, krachtige hou-
ding, die het zoo dikwijls geschokte vertrouwen des lijders
moet levendig houden; zijne grenzenlooze liefde eindelijk,
voor die zoo ellendige, zoo onbruikbare en toch zoo deer-
niswaardige wezens, die de maatschappij uitstoot, omdat zij
schadelijk zijn voor orde en rust, wier ziekte dikwerf de
zorgvuldigste behandeling te leur stelt, die dikwerf ook eene
kranke ziel in het kranke ligchaam omdragen.

Wel is, vooral voor den jeugdigen geneesheer, de taak
moeijelijk, die in zulke gevallen van hem wordt gevorderd.

Uit welke bron die eigenschappen te putten, die alleen
een leven vol rijke, diepe, ernstige ervaring geven kan?

Daar bestaat zulk eene bron, doch slechts voor weinigen
staat zij open: het voorbeeld van eiken dag, van den grijze
in kennis, in ondervinding, in teleurstelling, den jeugdige
in lust, in moed, in kracht.

Zulk eene bron waart en zijt gij voor mij, Prof. schnbe-
vooGT, hooggeschatte Meester! Den dank daarvoor mag en
wil ik u openlijk toebrengen. Getuige het mijn volgend le-
ven, dat uwe lessen niet zijn verloren gegaan! Daar is een
boogere dank dan die voor genoten onderwijs en dien ik
uit mijn hart voel oprijzen; daar is een inniger band dan
die van den leerling tot den leeraar, en waardoor ik mij
tot u getrokken voel! Beiden staan zij boven het koude be-

-ocr page 5-

schrijvende woord. De dank ligt in het hart begraven, de
band is in het hart vastgeknoopt. Blijven zij daar, niet
rustende, maar werkende, maar aansporende, maar ten gids
langs den levensweg!

Ik gevoel er behoefte aan. Prof. schroedee van dee kolk,
hooggeschatte Promotor! aan het einde van mijn Academie-
leven, de innige dankbaarheid te uiten, die ik jegens u ge-
voel, voor de vele blijken van hartelijke welwillendheid en
belangstelling, mij gedurende dat Academie-leven en in de
laatst verloopene weken vooral, door u betoond. Moge ik
het door daden bewijzen, die welwillendheid en belangstel-
ling niet onwaardig te zijn geweest!

-ocr page 6-

iiA

g\'nbsp;.^oolt;fïwnbsp;üff«»-^^^ mhü^

-ocr page 7-

I.

DE EPILEPSIE.

De naam Epilepsie, van het Grieksche \'E7rilaft/3 avw afge-
leid, werd omstreeks het lOOQste jaar onzer telling, in de
wetenschap ingevoerd, door
avioenna, een Arabisch arts.
Die naam duidt genoegzaam den algemeenen zin aan, die
er ten dien tijde aan gegeven werd. Bewusteloosheid, gepaard
met convulsiën, ziedaar het gansche toenmalige ziektebeeld.
Men kende nog de waarde niet van zoo vele afzonderlijke
verschijnselen, als : aura, respiratiestoornis, tonische en clo-
nische krampen, tongbijten enz-, die voor ons zoo vele mid-
delen ter onderscheiding daarstellen. De geschiedenis der
epilepsie is eene eeuwenoude; zij dagteekent van den tijd
van HippocEATEs; maar zij is geene roemrijke. Zoo iemand
zich de moeite gave van haar naauwkeurig op te teekenen,
zijne rijkste bron zou het gedenkboek der menschelijke dwa-
lingen zijn. Het is nuttig dat boek hier en daar op te
slaan; het spreekt woorden van ruwe empirie en woorden
van ruwe speculatie, beide waarschuwende gidsen langs den
weg tot de waarheid. quot;

Indien niet de beperktheid der ruimte, waaraan wij ge-
bonden zijn, ons dit ten stelligste verbood, wij zouden wen-
schen hier eene beknopte geschiedenis te geven van die
epilepsie, die een product is der verbeeldingskracht, die geen

1

-ocr page 8-

werkelijk bestaan heeft gehad, die door de onderzoekingen
van latere jaren is omvergestooten. Eene meer naanwkeurige
kennis der physiologie van het zenuwstelsel heeft in den
laatsten tijd de ruwe empirische beschouwingen, aangaande de
epilepsie in zwang, doen verdwijnen, en den weg geopend tot
eene meer grondige opvatting van deze ziekte en hare verschijn-
selen. Nadat reeds vroeger
marshall hall de oorzaak der
epileptische symptomen in het ruggemerg had gezocht, (zie
marshall hall, lieber die Krankh. und Störungen des
Nervensystems, lieber setzt von
f. J. bmhrend, Leipzig 1843,
p. 359, 1589), wees Prof. schroeder v. d. kolk nader
de medulla oblongata aan, als het centrum, waar het punt
van uitgang voor epileptische toevallen en convulsieën moet
gezocht worden (zie zijn
Anat. physiol. Onderzoek van hel
ruggemerg,
Amst. 1854, p. 75. Later kwamen Kussmaul
en TENNER tot hetzelfde besluit, voor zoo verre het punt
van uitgang of de zetel der epilepsie betreft, In hunne in
1857 verschenen Untersuchungen ueber Ursprung und
Wesen der Eallsuchtartigen Zuckungen bei der Terblutung,
sowie der Fallsucht ueberhaupt,quot; wordt de volgende stel-
ling geuit: die fallsuchtigen Kraempfe bei der Verblutung,
gehen nicht vom Rueckenmark aus; sie gehen auch nicht
vom Grosshirn aus; ihr centralheerd ist vielmehr in den ex-
citabeln Bezirken des Gehirns zu suchen, welche hinter den
Sehhügeln gelegen sindquot; en verder: „ die medulla oblon-
gata scheint als Ursprungsstelle der Glottis-Verengerer und
der vasomotorischen Nerven, häufig den Ausgangspunkt
eclamptischer und epileptischer Anfälle dar zu stellen.quot; Om-
streeks denzelfden tijd stelde Prof.
schroeder v. d. kolk
dit gevoelen aangaande den eigenlijken zetel en het punt
van uitgang der epilepsie, in de medulla oblongata, op grond
van vroeger voortgezette onderzoekingen, boven allen twijfel.
Ook
roviLLE ßs kwam, onafhankelijk van Prof, 8. v. i). K.

-ocr page 9-

tot dezelfde uitkomsten, en verdedigde die voor de Parijsche
Geneeskundige Faculteit (zie
Anmles Medico-psychologiqiies,
■Xuillet 1858). Het ligt in den aard der zaak, dat toen een-
maal de medulla oblongata als uitgangspunt der epileptische
toevallen was aangewezen, de opvatting van den toestand
der epileptische lijders eene meer bepaalde worden moest,
dan voorheen het geval was. Zoowel
Kussmaul en tenner,
als scheoeder van der kolk, hebben dan ook hunne op-
vatting van dien toestand uitgesproken; daar hunne meenin-
gen echter zeer uiteenloopen, voel ik mij genoopt die kor-
telijk te beschouwen. Bij konijnen, bij wie, volgens de me-
thode van Prof.
donders, horologieglazen in den schedel
waren aangebragt, hebben
Kussmaul en tenner, na verbloe-
dingen, anaemia cerebri zien ontstaan en gelijktijdig daar-
mede convulsieën, die na aan epileptische toevallen grens-
den. Dezelfde verschijnselen namen zij waar, bij onderbinding
der groote, aan den hals gelegen slagaderstammen, en ook
bij afsluiting der luchtpijp. Het ontstaan der krampen, schre-
ven zij echter niet aan anaemie der groote hersenen, maar
aan daarmede gepaard gaande anaemie der medulla oblongata
toe. De directe uit anaemie voortvloeijende oorzaak der kram-
pen, noemen zij
voedingsstoornis. De anaemie zelve verklaar-
den zij door contractie der vaatwanden aan te nemen, en
deze laatste zou dan door prikkeling der in de medulla
oblongata gelegene vasomotorische zenuwcentra ontstaan. Zij
stemmen echter toe, dat ook spasmus glottidis epileptische
toevallen kan te voorschijn roepen. Indien wij dus het ge-
zegde te zamen vatten, verkrijgen wij het volgende beeld
van een epileptisch toeval; irritatie van de vasomotorische
zenuwcentra door eenen peripherischen prikkel; dien ten ge-
volge contractie van de wanden der hersenvaten en spasmus
glottidis; vervolgens anaemia cerebri et medullae oblongatae
met verlies van bewustzijn; eindelijk convulsieën. Dat eenige

-ocr page 10-

anatomische afwijking van het encephalon als oorzaak vaii
afzonderhjke toevallen zou kunnen optreden, ontkennen
Kuss-
maul
en tennee ten stelligste.

ScHROEDEE VAN üEK KOLK plaatst de oorzaak der epilep-
tische toevallen in eenen allengs tot stand komenden, ge-
prikkelden toestand van de gangliëncellen van het verlengde
merg, en vergelijkt de wijze, waarop die geprikkelde toe-
stand geboren wordt, met die, waarop eene Leidsche flesch
met electriciteit geladen wordt. Deze lading nu der gangliën-
cellen kan op verschillende wijzen tot stand komen: 1°. door
peripherische prikkels, die langs de banen van den sympa-
thicus en den vagus, naar de medulla oblongata worden
overgebragt; 2°. door peripherische irritatie eener gevoels-

zenuw;nbsp;door kwetsuren in het cerebro-spinaalsysteem aan-

gebragt (beown-sÉquaed); door strijchnine-vergiftiging;

door veranderde bloedcrase. Altijd is de onmiddelijke
oorzaak der epileptische toevallen in de gangliëncellen van
het verlengde merg gelegen. Gedurende zulk een toeval nu
worden de gangliëncellen als ware het ontladen. Zij gaan
van den toestand van overprikkeling in dien van uitputting
over. In tegenstelling met
Kussmaul en tennee laat scheoe-
UEE van dee kolk eene arteriëele hyperaemie aan de con-
vulsieën voorafgaan. Dat gelijktijdig met het ontstaan der
convulsieën eene contractie van de wanden der bloedvaten
zou plaats kunnen hebben, ontkent S. v.
d. K. niet, maar
wel dat deze tot de convulsieën zou aanleiding geven. Hij
meent, dat deze tijdelijke vaatvernaauwing al spoedig door
vaatverwijding gevolgd wordt, die dan de oorzaak zijn zou
der bewusteloosheid; „ ware toch,quot; zoo zegt hij, „ deze laatste
als een gevolg van de anaemia der groote hersenen te be-
schouwen, dan zou bij hevige epileptische toevallen, gedu-
rende welke het niet zelden bersten van een bloedvat ge-
noegzaam voor sterken bloedsaandrang getuigt, geene be-

-ocr page 11-

rusteloosheid ontstaan. Om ons dus heldeï en levendig het
essentiëele verschil tusschen de meening van
schiioede!R van
bee kolk
en die van Kussmaul en tbnnee voor te stellen,
moeten wij de betrekking nagaan, die, volgens beide mee-
ningen, tusschen den epileptischen toestand en de afzonder-
lijke toevallen bestaat. S. v.
d. K. meent, dat, hetzij dan
de ziekte reeds lang, hetzij zij slechts kort bestaan hebbe,
hetzij dus reeds eene of andere ontaarding van het verlengde
ïnerg hebbe plaats gegrepen, hetzij deze niet tot stand zij
gekomen,
in elk geval de afzonderlijke toevallen worden
voorbereid, door de aanhoudende inwerking van eenigen pe-
ripherischen prikkel, op de gangliëncellen van het verlengde
merg, waarvan een vermeerderde toevoer van bloed, ver-
hoogde stofwisseling en geïrriteerde toestand de gevolgen
zijn. Door de multipolaire gangbëncellen wordt dan de ont-
vangen prikkel aan de beweegzenuwen medegedeeld, terwijl
bij sterke prikkeling onwillekeurige reflex-bewegingen ont-
staan. Deze werking vergelijkt hij weder met die eener bat-
terij vau Leidsche flesschen, waaruit van zelve de vonk
overspringt, zoodat de convulsieën als de uitingen eener
gelijksoortige ontlading der gangliëncellen moeten beschouwd
worden. Hiermede brengt hij dan het feit in verband, dat,
na een ligt paroxysme, gewoonlijk spoedig een zwaarder
volgt, terwijl de lijder, na een hevig paroxysme gewoonlijk
langer van toevallen verschoond blijft.

Kussmaul en tenner daarentegen ontkennen zulk een
direct verband, tusschen den epileptischen toestand en de
afzonderlijke paroxysmen. Wèl kan volgens hen, een epi-
leptische toestand tot paroxysmen praedisponeren, maar de
tot stand brenging van paroxysmen, door eenigen prikkel,
geschiedt snel, zonder voorafgaande voorbereiding. Yolgens
S-
v. d. K. is alzoo de med. oblong, het zelfstandig bemid-
delend orgaan voor de epileptische toevallen, het orgaan, dat

-ocr page 12-

den prikkel opneemt, bewaart en verwerkt, volgens K. en T.
is de med, oblong, bloot een deel van den weg, dien de
prikkel doorloopt; een deel, dat, ja! noodzakelijk is tot het
voortbrengen der convulsieën, maar tot deze niet zelfstandig
aanleiding geeft. K. en T. beschouwen dus de epileptische
toevallen, als gevolgen eener hersenaandoening, die zich tot
over de med. oblong, uitstrekt, maar die eigenlijk den naam
van hersenkrampen dragen moesten. Daar echter hunne ge-
volgtrekkingen omtrent het wezen der epilepsie, eenig en
alleen gegrond zijn, op hunne waarneming, dat ook anaemie
van het encephalon, epileptische krampen kan te weeg bren-
gen, kan niemand ontkennen, dat hunne voorstelling van de
zaak, in hooge mate eenzijdig is. Bij eene aandachtige le-
zing van hunnen arbeid, dringt zich onwillekeurig het denk-
beeld aan ons op, dat zij meer theoretisch, de verschijnse-
len, bij hunne proeven op dieren waargenomen, op de epi-
lepsie hebben toegepast, dan wel de verschijnselen die zich
bij epileptische lijders voordoen, in hunne waarde latende,
aan deze de resultaten hunner waarnemingen hebben getoetst.
Wie toch veelmalen gevallen van epilepsia vera heeft waar-
genomen, dien valt het niet gemakkelijk, toe te geven, dat
anaemie van het encephalon, de oorzaak van de epileptische
convulsieën zijn zou. Yan meer gewigt nog is het, dat zij
deze eenzijdige zienswijze, ook voor de behandeling willen doen
gelden, en alle bloedsonttrekkingen veroordeelen; want hoe-
zeer algemeene bloedsonttrekkingen voor gevallen van epi-
lepsie slechts zelden zijn aan te raden, geldt dit niet van
locale depleties, die, vooral in het begin der ziekte, menig-
maal alleen genezing kunnen te weeg brengen. Hunne ver-
klaring van de dispositie tot epileptische toevallen, die in
eene zeer fijne wijziging der hersenen of een deel daarvan,
bestaan zou, verspreidt dan ook over het gansche proces
slechts weinig licht, daar zij zich over den aard dier wijzi-

-ocr page 13-

ging verder niet uitlaten. De eenzijdigheid der aanname van
anaemie als de algemeene oorzaak der epileptische toevallen,
springt des te duidelijker in het oog, als men henzelven
hoort toestemmen dat ook congestie convulsieën kan te weeg
brengen, en hen dan later hoort beweren, dat congestie nim-
mer tot epileptische convulsieën kan aanleiding geven.

Het heeft mij getroffen, bij het lezen van het werkje van
kussmaul en tenneß, dat al wat zij aangaande de epilepti-
sche ziekte in het midden brengen, die helderheid van voor-
stelling, die scherpte van afscheiding mist, die in het verslag
hunner met dieren genomen proefnemingen doorstraalt. Het
vermoeden is onder het lezen bij mij opgerezen, dat zij zei-
ven slechts zelden in de gelegenheid zouden geweest zijn,
;nbsp;om epileptische lijders in al de phasen van hunnen toestand

gade te slaan.

In hunne beschouwing, b. v. van de zenuwbanen, waartoe
de epileptische verschijnselen moeten teruggebragt worden,
vestigen zij hoofdzakelijk hunne aandacht op de bewusteloos-
heid en hare oorzaken, terwijl toch zonder twijfel, die be-
wusteloosheid, als bloot secundair symptoom, dat bij ligtere
paroxysmen niet eens altijd wordt waargenomen, slechts eene
secundaire belangstelling verdient. Waar voorts van tonisch-
clonische krampen sprake is, worden volgorde en beteekenis
der afzonderlijke krampen, weinig of niet op den voorgrond
gezet, zoodat hunne betrekking tot het gansche ziektebeeld,
geheel in het duister blijft. Vervolgens baseren zij hunne
stelling, dat eene omschrevene anatomische verandering van
het encephalon, niet als naaste oorzaak der epileptische toe-
vallen mag beschouwd worden, op hunne voorafgegane be-
schouwing van de zenuwbanen, waartoe de epileptische ver-
^nbsp;schijnselen moeten teruggebragt worden, eene beschouwing,

\'nbsp;die tot zoodanige gevolgtrekking, niet het minste regt geeft.

Daarna beweren zij, dat de naaste aanleiding tot de toeval-

-ocr page 14-

len geene langdurige of standvastige is, maar slechts eene
tijdelijke werkkracht bezit. Om dit duidelijk te maken, spre-
ken zij van psychische invloeden en prikkels op peripheri-
sche gevoelszenuwen aangebragt, die beide epileptische toe-
vallen kunnen te weeg brengen. Maar zij verliezen geheel
uit het oog, dat zelfs in gevallen, waar vóór het aanbrengen
dier prikkels nimmer epileptische toevallen waren waargeno-
men, een langdurig proces kan zijn voorafgegaan, dat aan
onzen blik is ontsnapt. Hoe anders laat het zich verklaren,
dat slechts bij enkele individuën, zulke prikkels epileptische
toevallen te weeg brengen, terwijl zij bij anderen geheel zon-
der gevolg blijven? En op grond van wat de pathologische
anatomie ons geleerd heeft, èn met het oog op de hardnek-
kigheid van den epileptischen toestand, die schijnbaar zoo
snel ontstaat, en inderdaad zoo moeijelijk is op te heffen,
meen ik de stelling te mogen opperen, dat geen werkelijk
epileptisch toeval ontstaat, waar niet aanleidende oorzaken
reeds sints langen tijd hebben ingewerkt. Wat anders be-
wijzen de proeven van
brown-séqüard, wiens gekwetste die-
ren, eerst drie weken na de aangebragte beleediging, vat-
baarheid voor reflex-bewegingen vertoonden? Wat anders de
proef van
schroedee van bee kolk, wiens door strychnine
vergiftigde hond, slechts met groote tusschenpoozen, bij aan-
raking, in convulsieën verviel? Met een enkel woord, wil
ik bier een geval vermelden, waarop ik straks nader terug
zal komen. Eene vrouw die meermalen aanvallen van apo-
plexie had doorgestaan, werd op zekeren morgen door een
echt epileptisch paroxysme aangetast. Weinige uren later
overleed zij. Bij de sectie waren de sporen der vroegere
apoplexieën, duidelijk waarneembaar. Het microscopisch on-
derzoek der med. oblong, wees aldaar belangrijke wijzigin-
gen aan. Zelfs was er een anatomisch verband te bespeuren
tusschen de foei apoplectici en de degeneratie der med. oblong.

-ocr page 15-

Bij deze vrouw nu, had zich vroeger nimmer eenig spoar
van epilepsie vertoond;
één-enkel epileptisch paroxysme ver-
toonde zich, en de sectio cadaveris wijst ontaardingen aan,
juist in dat deel der zenuwcentra, dat door
schkoeder v. d.
eolk
als de zetel der epilepsie is aangewezen. Gesteld nu
dat die vrouw niet ware gestorven; zoo zoude het gansche
degeneratieproces in de med. oblong, aan onzen blik zijn
ontsnapt. Zou het daarom minder aan het epileptisch pa-
roxysme hebben te gronde gelegen?

Nu mogen Kussmaul en tennbr met spottende minacli-
ting spreken, van een
kinderlijk vertrouwen, dat aan de
pathol. anat, uitsluitsel vraagt, aangaande het wezen en den
zetel der epilepsie,
hunne woorden worden gelogenstraft door
het motto, voor hun stuk geplaatst: „II (zóó spreekt daar
esqüirol) ne faut pas se décourager; la nature ne sera pas
toujours rebelle aux efforts de ses investigateurs.quot;
^nbsp;De gronden door
schroeder van der kolk, voor zijne

meening ontwikkeld, hier te herhalen, zou mij te ver voeren.
De bronnen, waaruit hij zijne gronden heeft geput, zijn door
hem zeiven in zijn werk
over het fijnere zamenstel en de
jnbsp;werking van het verlengde merg enz.quot; breedvoerig beschouwd.

1nbsp;Ook die meen ik dus hier met stilzwijgen te moeten voor-

!nbsp;bijgaan. Slechts op één punt wensch ik nog de aandacht te

vestigen: op de convulsieën, gepaard gaande met hersen-
\\nbsp;anaemie, die door
Kussmaul en ïbnner, bij verbloeding,

jnbsp;werden waargenomen. Al wat de pathologische anatomie ons

■■nbsp;leert aangaande de afwijkingen, die in de lijken van epilep-

;nbsp;tische lijders voorkomen, leidt tot het vermoeden, dat het

gansche encephalon en bovenal de med. oblong., tijdens het
leven der lijders, het tooneel is van verhoogde stofwisse-
ling niet alleen, maar ook van arteriëele congestie. Yan
waar anders die verwijde arteriën, dikwijls met vermeerderde
pigment-afzetting in de gangliëncellen gepaard, die niet

I

-ocr page 16-

somtijds, maar teliceiis, in de med. oblong, van epileptische
lijders worden aangetroffen? Brengt men dit vermoeden in
verband met wat
kussmaül en tbnnee zagen, dan schijnt
daardoor eene tegenspraak te ontstaan, die echter bij eenig
nadenken wordt opgeheven. Twee oplossingen van het vraag-
stuk doen zich al terstond aan ons voor:
1quot;. de arteriëele
congestie kan volgen op, of voorafgaan aan, (of wel beide)
de anaemie, die K, en T. tijdens de epileptische toevallen
hunner konijnen waarnamen, en 2quot;, door arteriëele hyper-
aemie, zoowel als door anaemie kunnen epileptische convul-
sieën worden veroorzaakt. Aangaande de eerste oplossing zij
opgemerkt, dat dieren bij hevige verbloeding, in eenen vrij
exceptioneelen toestand verkeeren, en dat de verschijn-
selen, tijdens die verbloeding waargenomen, wel mogen in
verband gebragt worden met gelijksoortige verschijnselen, die
bij andere toestanden voorkomen, maar zeer zeker niet daar-
mede op eene lijn mogen worden gesteld; met andere woor-
den, dat, wanneer doodbloedende konijnen, in convulsieve
toestanden geraken, aan een geheel ander proces moet ge-
dacht worden, dan wanneer epileptische lijders, zonder eenen
enkelen droppel bloed te verliezen, insgelijks convulsieën
vertoonen! Door de eerste oplossing van het vraagstuk aan
te nemen, maken wij, dankt mij, eenen omweg, zonder daar-
toe genoodzaakt te zijn. De tweede oplossing komt mij aan-
nemelijker voor. Dat anaemie convalsieën kan te weeg bren-
gen, is een bekend feit, door de proeven van K. en T. op
nieuw gestaafd; volgt daaruit, dat hyperaemie geene con-
vulsieën verwekken kan ? Neen voorwaar! Al bestond de
ervaring niet, dat zamendrukking van de carotiden, d. i,
verminderde toevoer van arterieus bloed, in vele gevallen,
aan epileptische toevallen een einde kan maken, zoo zijn toch
deze bij anaemie ontstaande convulsieën slechts een nieuw
bewijs voor de daadzaak, dat elke wijziging in de voedings-

-ocr page 17-

verhouding, iu de gangliencellen hetzelfde bewerkt, wat \'iij
in zenuwen en spieren te weeg brengt, d. i. eene veran-
derde en in den beginne gewoonlijk verhoogde werking; heeft
er een sterk bloedverlies plaats, zoo verandert de betrekking
van den inhoud der gangUëncel tot het parenchymvocht; de
gangliëncel zal meer vocht afgeven dan opnemen, en hier-
van is even zoo zeer eene verhoogde werking het gevolg,
als indien eene zenuw door uitdroogen van zijn watergehalte
wordt beroofd, wanneer aanvankelijk, volgens de proeven van
HAULBSS, de prikkelbaarheid wordt verhoogd
{Ludwig Phy-
siol.
2e Ausg. len Band 1« Abth. p. 124). Doch dit geeft
volstrekt geen regt, om aan te nemen, dat alle verhoogde
zenuwwerking uit verlies van vocht of anaemie, zou ont-
staan; het is trouwens overbekend, dat, volgens de proeven
van
BROWN-sÉQUAED, door inspuiten van arteriëel bloed, het
bijna vernietigd zenuwleven, zelfs dat der hersenen, op nieuw
kan worden opgewekt.

Ik meen nog een oogenblik te moeten stilstaan bij eenen
arbeid van Dr,
ackermann, voorkomende in Virchow\'s Ar-
chiv.
Maart 1859. Daarin wordt voor gevallen van verstik-
king, hetzelfde aangetoond, wat
Kussmaul en tbnnee voor
gevallen van verbloeding hebben aangewezen. Hij heeft even-
eens horologieglazen in den schedel van dieren aangebragt
en die dieren daarop den verstikkingsdood doen sterven. De
slotsom zijner resultaten, spreekt hij in de volgende woor-
den uit: „ Der Erstickungstod ist immer mit Gehirnanaemie
verbunden, und die in den Leichen Erstickter, häufig wahr-
nehmbare gebirnhyperaemie, ist immer die Eolge einer me-
chanischen Senkung des Blutes, also eine
Leichenerschei-
nung
Het blijft echter de vraag, of dit besluit met zeker-
heid mag worden opgemaakt; indien men den schedel vau
een dier opent, en de gemaakte opening met eene glasplaat
sluit, en, nadat dit is geschied, de hersenen door congestie

-ocr page 18-

opzwellen, dan zullen die hersenen met de oppervlakte te-
gen het glas worden aangedrukt; de fijne bloedvaatjes zullen
door dien druk worden zamengeperst, en werkelijk bloedle-
dig worden, zonder dat daarom nog die oppervlakkige me-
chanische bloedledigheid, een maatstaf zijn mag voor het
bloedgehalte van de diepere lagen der hersenen. Dat overi-
gens bij verstikking steeds anaemia ceribri zou ontstaan,
laat zich bij de verhinderde circulatie in de longen en den
daardoor beletten afvoer van aderlijk bloed, moeijelijk den-
ken. Daar echter de verhouding tusschen de bloedvaten der
uitwendige schedelbekleedselen en die der hersenen, bij die-
ren eene gansch andere is als bij den mensch, zoo moet men
uiterst voorzigtig zijn, om van dergelijke proeven op dieren,
bij wie de afvloeijing van het teruggehouden bloed naar de
venae van het gelaat, veel gemakkelijker plaats vindt, tot
analoge processen bij menschen te besluiten. En van waar
die grootere // mechanische
Senkungquot; bij menschen, die zijn
gestikt, dan bij menschen die niet gestikt zijn? Dat toch
de hersenen van de eersten bloedrijker zijn dan die van de
laatsten, is een algemeen bekend feit. Eindelijk mag men
niet over het hoofd zien, dat in gevallen van verstikking,
de oxydatie van het bloed is belet, dat dit bloed dus rijker
is aan koolzuur, en dat koolzuur eenen schadelijken invloed
op het zenuwleven uitoefent, die alleen reeds welligt vol-
doende is, om bewusteloosheid en convulsies te verwekken.
De convulsieën die
ackermann bij verstikking waarnam, kun-
nen alzoo evenmin als de convulsieën, die bij verbloeding
worden waargenomen, met de epileptische convulsiëen op
eene lijn worden gesteld. Het is waar, dat de toestand der
verstikking aan den toestand der epileptische lijders meer
nabij komt, dan de toestand van verbloeding. Doch verge-
ten wij niet, dat bij de proeven van
ackermann de con-
vulsieën zich eerst weinige secunden voor den dood ver-

-ocr page 19-

toonden, een graad van verstikking, die bij epilept. lijders
wel sleciits zelden zal voorkomen.

Ten slotte ga ik tot de mededeeling over, van drie door
mij verrigte lijkopeningen van epileptische lijders. Mijn hoog-
geachte promotor, Prof.
schroeder v. d. kolk, heeft mij
welwillend bijgestaan, bij het mikroskopisch onderzoek van
de med. oblong, dier lijders, en ik dank het dus aan zijne
goedheid, de resultaten daarvan, hier te kunnen mededeelen.

Ie GEVAL.

Eene gehuwde vrouw van 52 jaar, werd 6 maanden vóór
haren dood, in het gasthuis opgenomen, wegens verlamming.
Haar toestand was toen als volgt: onderste extremiteiten
verlamd; urina involuntaria; linker pupil wijder dan de reg-
ier ; strabismus divergens. Spraakorgaan verlamd. Gedurende
al den tijd die aan haren laatsten levensdag voorafging,
bleef zij in statu quo, en ondanks vele aanvallen van febris
intermittens, werd niet de minste verandering in haren al-
gemeenen toestand waargenomen. Op den morgen voor haren
dood, werd zij plotseling, zonder eenig voorafgaand ver-
schijnsel, door eenige snel opeen volgende epileptische pa-
roxysmen aangetast, die bestonden in tonische contractiën
der regter ligchaamshelft met hevige dyspnoë, clonische con-
vulsiën van den romp en de armen, en verlies van bewust-
zijn. Zij beet zich niet op de tong. Gedurende het laatste
paroxysme, 3 uren na het eerste, overleed zij plotseling.
De lijkopening, die 12 uren na den dood werd verrigt le-
verde het volgende op:

Schedel en schedelholle: Galea aponeurotica los met den
schedel verbonden. Dura mater niet bijzonder vast met de
binnenplaat vereenigd. Sinus venosi sterk gevuld. Tusschen
arachnoïdea en pia mater, bevindt zich eene groote hoeveel-

-ocr page 20-

lieid ligt troebel vocht. De pia mater is niet aan de ma-
teriës nigra geadhaereerd. De gyri der voorste lobben zijn
klein, ineengedrongen, en dringen diep in de hersenzelfstan-
digheid door. De groote hemispheren leveren, tot even boven
de ventricnli laterales, niets abnormaals, zelfs geene injectie
op. Boven de ventricnli laterales is de witte stof verweekt
en vertoont, onder den invloed van eenen dunnen water-
straal, het eigenaardige vlokkige aspect van witte verweeking.
Het regter corpus striatum is in dwarsche rigting, naar het
midden te zamen gesnoerd, door eene lineaire cicatrix, waar-
schijnlijk van een vroeger focus apoplecticus afhankelijk. De
geheele oppervlakte van het regter corpus striatum en den
regter thalamus, is wat ingedrukt, en geelbruin gekleurd. In
het linker corpus striatum, half er in, half in de naar buiten
er aan grenzende, witte stof gelegen, bevindt zich een versch
focus apoplecticus van ± 1 centim. middellijn. De aangren-
zende laag is insgelijks verweekt. Het overige deel van het
linker corpus striatum en de linker thalamus, hebben een
normaal aspect en zijn van normale consistentie. De bodem
der fossa sylvii, vertoont, tot op eene streep beneden de
oppervlakte, een koffijkleurig aanzien. Overigens leveren de
hersenen geene afwijkingen op.

Borstholte. Zeer sterke concentrische hypertrophic der lin-
ker kamer, waardoor het lumen der regter kamer aanmerke-
lijk is vernaauwd. De vrije rand der valv. mitralis is ver-
dikt. De aorta thoracica is sterk atheromateus. De longen
zijn oedemateus en vertoonen hypostatische congestie.

Buikholte. De milt is vergroot en wijnmoerachtig. De
aorta abdominalis en de art. iliacae zijn sterk atheromateus;
de laatsten zijn hier en daar verkalkt. Het wervelkanaal be-
vat eene groote quantiteit vocht.

-ocr page 21-

Microskopisch onderzoek der med. oblong.; vaati^ijdten.

septum.

keeït
van den

hypo-
glossus.

baan
van ben

hypo-
glossus.

corpus
olivaeb.

keen
van den
vagus.

baan
van den
vagus.

mm.

0,0750

mm.
0,0800

mm.

0,1250

mm.

0,1900

mm,

0,0950

mm.

0,1850

De sterkst verwijde vaten werden aan de onderzijde van
den pons varolii, in de corpora olivaria, gevonden. Daar ter
plaatse waren de gangliëncellen vergroot, en rondsom door
vet omringd. Ook de vaatwanden waren verdikt. B. v.:

dikte van een bloedvat...... . 0,0850 mm.

dikte van den inhoud........ 0,0300 mm.

dikte van den vaatwand...... 0,0550 mm.

In den kern van den hypoglossus, kwamen bruine, gede-
genereerde gangliëncellen voor, zoo ook in den kern van
den vagus, bij het begin der zijstreng voor de respiratie;
eveneens in den kern van den trigeminus, met sterke pig-
mentafzetting. De degeneratie der gangliëncellen, kwam in
het midden- en onderdeel van de med. oblong, voor; boven
den hypoglossus verdween zij. De materies nigra aan de
zijde der apoplexie, was orangegeel inplaats van zwart.

In meer dan één opzigt, verdient dit geval bijzondere op-
merking. In de eerste plaats duidt het ontstaan van epi-
leptische toevallen, na meerdere aanvallen van apoplexie,
duidelijk genoeg op een causaal-verband tusschen die beide
^ziekteprocessen. In de tweede plaats is de belangrijke dege-
neratie, die in de medulla oblongata gevonden werd, weinige
uren na een eerste epileptische toeval, en die dus vóór dat
toeval moet hebben bestaan, een krachtig argument voor de

-ocr page 22-

opvatting, in de voorafgaande bladen verdedigd. Een zieke-
lijke toestand der med. oblong, heeft zich allengs gevormd,
en zich eerst geopenbaard, toen zij eene zekere hoogte had
bereikt. De vroegere apoplexieën hadden geenen insnltus
epilepticus ten gevolge gehad; de laatste gaf hiertoe aanlei-
ding, omdat, in de ontaarding der med. oblong., de voor-
waarden daartoe vervuld waren. De sterke vaatverwijding
duidt op congestie tijdens het leven. In de corp. oliv. en
in de baan van den vagus waren de vaten het meest ver-
wijd, en bij het leven was de dyspnoë allerhevigst. Moet
zulk een verband, dat herhaaldelijk gevonden wordt, en naauw-
keurig is waargenomen, toevallig worden genoemd ? Door over-
dreven twijfelzucht wordt elk onderzoek onmogelijk gemaakt.

2e GEVAL,

Een jongen van 12 jaar, die sints vele jaren imbecil was
geweest en aan epileptische toevallen geleden had en zich
vroeger sterk aan onanie had schuldig gemaakt, werd des
morgens dood te bed gevonden. Daar hij gedurende zijne
toevallen nimmer luidruchtig was, is het waarschijnlijk, dat
hij des nachts in een paroxysme is gestikt, zonder iemand
te doen ontwaken. De lijder beet zich niet op de tong, nam
geene aura waar, en leed tijdens zijne toevallen, aan aller-
hevigste dyspnoë. De 14 uren na den dood verrigte lijkope-
ning, leverde weinig op. De onderhuidsche vetlaag was overal
zeer dik. De dura mater was sterk met den schedel ver-
groeid. De meningen waren zeer byperaemisch; de plexus
chorioïdei sterk gevuld. Longen, lever en nieren waren zeer
byperaemisch. Het regter hart en de venae cavae waren met
bloed gevuld. De milt was vergroot en wijnmoerachtig. De
glandula thymus was tot een struma uitgezet.

-ocr page 23-

Mikroskopisch onderzoek der Med. oblong.; vaatwijdten.

SEPXUJI.

keen
tan den

hypo-
gloss0s.

baan
van den

hypo-
glossus.

CORPUS ;
olivare.

keen
van den
vagus.

baan
van den
vagü.s.

mm.

0,1400

mm,

0,0500

mm.

0,1500

i

mm.
0,1800

mm.

0,1850

mm.
0,1600

Overal was sterke vetdegeneratie, vooral in het corpus
olivare. Om het canalis centralis medullae, verliepen vele
groote vaten. In den kern van den hypogiossus waren
sommige gangliëncellen in pigment-degeneratie overgegaan:
andere waren grooter dan de gewone. Ook in den kern
van den vagus waren gedegenereerde gangliëncellen te zien.
Tusschen het corpus olivare en het corpus pyramidale der
linkerzijde, bevond zich eene weefsellaag, die blijkbaar zie-
kelijk was aangedaan, zonder dat echter die aandoening na-
der kon omschreven worden.

Ofschoon minder belangrijk dan het vorige, verdient ook
dit geval opmerking. Weder gaat hier eene enorme vaat-
verwijding in de spheer van den vagus, gepaard met hevige
dyspnoë tijdens het leven.

3 e GEVAL.

leed

Een meisje van jaar, dat aan toenemende scoliosis
eed, en sints een aantal jaren aan epileptische toevallen en
eenen ergen graad van imbecilliteit geleden had, werd des
morgens dood te bed gevonden, met het aangezigt in het
kussen gedrukt. Zij had eene lallende, trage spraak, beet
2ich niet op de tong en nam geene aura waar; meermalen

ZIJ aan othitis esterna dextra.

-ocr page 24-

De lijkopening die lä uren na den dood M^erd verrigt,
leerde het volgende:

Het gelaat is blaauw gevlekt. De dura mater is zeer
slerk met den schedel vergroeid. De vaten der meningen
zijn sterk geïnjicieerd. De subst. corticalis is overal hyper-
aemisch en pigmentrijk. De med. oblong, is aan de hn-
kerzijde gecomprimeerd en naar regts gebogen. Het onder-
zoek der beenige deelen, geeft hiervan echter geen nitsluit-
sel. Waarschijnlijk moet de zamendrukking verklaard wor-
den uit veranderde drukkingsverboudingen door de sterke,
zich lager bevindende buiging der wervelkolom voortgebragt.
In de med. oblong, bevindt zich eene scheur, die bij door-
snede aan het licht komt, met het bloote oog zigtbaar is,
en misschien een overblijfsel is van eenen vroegeren focus
apoplecticus. De longen zijn zeer hyperaemisch. Het regter
hart en de venae cavae zijn
hloedledig. Het gansche hart
is uiterst slap. De lever is korrelig en wat hypertrophisch.
De milt is enorm vergroot en wijnmoerachtig. De nieren
zijn normaal.

Mikroskopisch onderzoek der Med. oblong.; vaalwijdten.

septum.

keen
van den

hypo-
glossus.

baak
van den

hypo-
glossus.

corpus
olivaeb.

keen
van den
vagus.

baan
van den
vagus.

mm.
0,1500

mm.

0,0900

mm.

0,1500

i

mm.

0,1300

mm.
0,1100

mm.

0,1400

Zoowel in den kern van den vagus, als in dien van den
hypoglossus, komen gedegenereerde gangliëncellen voor. Het
regter corpus olivare en de omgevende laag van de achter-
helft der med. oblong, hebben eenen rooden tint.

De bovenvermelde scheur ligt in het midden der med.

-ocr page 25-

oblong,, boven den giossopharyngeus, onder den pons va-
i\'olii, in de rigting die in het werk van Prof.
setiRoDnii
van der kolk, over het verlengde merg, Plaat I, fig. 1
door de letters n l k wordt aangegeven. Zij is in de regter
zijde der med. oblong, gelegen.

Ook in dit geval vinden wij dus belangrijke weefselver-
anderingen in het verlengde merg, wier afzonderlijke be-
teekenis, wel is waar nog duister is, maar die, nader on-
derzocht, over het wezen der epilepsie, zeer zeker licht zullen
verspreiden.

Voor alle de drie vermelde gevallen, moet dus worden
opgemerkt, dat de lijders zich gedurende de paroxysmen
niet op de tong beten, en in het verloop van een toeval
gestorven zijn, waardoor de in hooge mate belangrijke waar-
neming van Prof.
schrödee van der kolk wordt bevestigd,
dat voor
niet bijters, de plaats van aandoening, vooral in
de nabijheid van den vagus en van het centrum der respi-
ratie moet gezocht worden. Dit wordt nog bevestigd door
de afmetingen der vaatwijdten, daar in de beide eerste ge-
vallen, de wijdste vaten in de baan van den vagus voor-
kwamen, en in het laatste geval, de zoo opmerkelijke ver-
scheuring, welligt den dood verklaren kan. Deze scheur
toch is mogelijk gedurende het laatste acces ontstaan; de
randen waren rood en scherp begrensd; in de holte werd
geen bloed gevonden, doch het praeparaat had reeds eenigen
tijd in spiritus gelegen.

Hiermede wensch ik mijne algemeene beschouwing der
epilepsie te eindigen; ik hoop en vertrouw, dat zij eenen
steen zal hebben aangebragt, tot het groote gebouw, dat
eerst een onderzoek van vele jaren, die nog komen moeten,
zal kunnen optrekken.

Q

-ocr page 26-

IL

HISTOEIAE MOEBI DER PERSONEN,
DIE DOOR MIJ MET VALERIAN AS ATROPINI
ZIJN BEHANDELD.

L

S., meisje, was bij hare opname in het Buiten-Gasthuis
(Jan. 1852) oud 22 jaar. Beide ouders waren dood, de vader
verdronken, de moeder aan phthisis pulmonum gestorven.
Van de leden harer familie had niemand aan epilepsie ge-
leden. Op haar lé\'l® jaar, nadat zij in het water was ge-
vallen, vertoonde zich bij haar een eerste paroxysme; ver-
volgens bleef zij gedurende drie jaren vrij; na verloop w^aar-
van zij, tijdens het intreden der menstruatie, op nieuw aan
epileptische toevallen begon te lijden. Bij hare opname leed
zij aan haemoptoë, die voor eene korte geneeskundige behan-
deling week. Hoewel zij van tijd tot tijd bleef hoesten, was
later van geen eigenlijk borstlijden meer sprake. Zij werd
zeer gekweld door ascarides, waarvan zij er, gedurende hare
toevallen, meermalen eenigen per os kwijt raakte, doch het
gebruik van semina santonici bevrijdde haar geheel van deze
parasieten. Voor de maand December van 1852 bedroeg het
aantal harer toevallen 53. Gedurende de vp jaren, die zij
in het Gasthuis doorbragt, vóór zij onder mijne behandeling

-ocr page 27-

kwam, was haar toestand nu eens gunstiger, dan weder on-
gunstiger. Somtijds bleef
zij twee maanden lang van toevallen
^rij, dan Moeder ging het aantal der maandelijksche toevallen
100 te boven. Meermalen was zij het sprekend beeld van
liysterisch lijden, en daar ik dit bij niemand in die mate
^Is bij haar heb aangetroffen, komt het mij niet onbelang-
rijk voor, eenige der toestanden, waarin zij van tijd tot tijd
verkeerde, hier kortelijk te schetsen.

In de maand Maart van 1853 behield zij b.v., na een
toeval, volkomene anaesthesie der gansche linker ligchaams-
helft en van den regterarm, met parese der zelfde deelen.
Waterkoude en vuurhitte werden niet meer waargenomen.
Na een later toeval weken al deze verschijnselen weder. Her-
haalde malen leed zi] aan trismus en aan contractuur van
de buigspieren der ledematen, die echter telkens door aan-
Wfinding van chloroforme of ook van mechanische kracht
konden opgeheven worden. Ik moet hier vermelden de bui-
tengewone gevoeligheid van deze patiente en van de zoo-
genaamde hystero-epilepticae in het algemeen, voor chloro-
forme. Het is mij meermalen voorgekomen, dat het geopend
houden van een fleschje met chloroforme, op den afstand
eener halve el van neus en mond der lijderes, voldoende
was, om. hare totale bezwijming teweeg te brengen. Zelden
heb ik een met chloroforme bevochtigd doekje aan den neus
eener epileptica kunnen brengen, voor zij reeds half bewus-
teloos was geworden. Dat dus de aanwending van chloro-
forme bij lijders aan epilepsie, niet dan met inachtneming
der strengste voorzorgen en met de uiterste voorzigtigheid
lïiag geschieden, en dat, zelfs waar men opheffing van con-
tractuur of bedaring van paroxysmen op het oog heeft,
üeyer naar andere middelen moet worden omgezien, volgt te
duidelijk uit de medegedeelde feiten, dan dat een nader be-
toog zou vereischt worden. Ia de maand Maart van 1854

-ocr page 28-

werd onze patiënte, na op éénen morgen 11 paroxysmen te
hebben doorgestaan, maniaca. Zij sprak niet, gaf geen ant-
woord op haar gedane vragen, en gaf enkel door onnoozele
lachjes haar bewustzijn van ontvangene indrukken te kennen.
Daarbij leed zij aan nystagmus, In de volgende maand wer-
den de toevallen door eene zeer sterke aura uterina vooraf-
gegaan; de maniacale toestand verdween allengs, doch het
nystagmus bleef en bestaat op dit oogenblik nog. In Augus-
tus van hetzelfde jaar, was zij weder gedurende een paar
weken maniaca. In Januarij 1856 keerden de anaesthesie en
parese der linker ligchaamshelft en van den regterarm terug.
De grenzen, aan de andere zijde waarvan, de normale ge-
voeligheid en beweging werden waargenomen, waren zeer
scherp afgebakend. Bij indompeling van de linker hand in
koud water, ontstonden tot 3 malen toe, hevige algemeene
spasmi, hoewel patiente geenerlei gewaarwording van koude
had. Daarbij was de tong geretraheerd, zoodat het spreken
haar zeer moeijelijk viel. Deze toestand duurde weder slechts
weinige dagen.

Eenigen tijd later knikte zij, vele uren lang, met het
hoofd naar alle zijden; de halsspieren waren daarbij sterk
gespannen en pijnlijk. De patiente was zich haren toestand
volkomen bewust, doch kon, ook bi] de sterkste inspanning»
het hoofd niet stilhouden.

In Mei 1857 werd zij gedurende eene paroxysme apho-
nisch; de ajahonie werd door electro-gal vanisme opgeheven.
Zij verhaalde ook eenmaal in hare kindschheid (voor haar
eerste paroxysme) plotseling aphonisch te zijn geworden, en
wel na eenen schrik; terwijl haar spraakvermogen, eenige
dagen later, even plotseling terugkeerde. Op een ander tijd-
punt verloor zij het vermogen, om woorden te articuleren,
hoewel de beweging der tong en der lippen geheel onbelem-
merd was, en zij elk geluid voortbrengen kon. Klagten over

-ocr page 29-

pleurodjnie eii spleualgie (men versta hierdoor de pijnlijke
gewaarwording, die door sommigen tot de milt, door ande-
ren tot het colon descendens wordt teruggebragt) waren bij
haar zeer gewoon; ook leed zij dikwijls aan korte lipothy-
niieën. Al de genoemde verschijnselen, die voor mijne komst
in het Buiten-Gasthuis bij patiente waren waargenomen, heb
ik na mijne komst aldaar zich nu en dan zien herhalen.

In Mei 1858 kwam zij onder mijne behandeling. Ik be-
vond haar tenger van ligchaamsbouw, zeer nerveus van tem-
perament, zwak van constitutie. De toevallen waren gewoon-
lijk hevig en volgden elkander meestal, tot een zeker aantal,
met tusschenpoozen van slechts weinige seconden, op. Zij
vertoonden zich zoowel bij nacht als bij dag en waren van
tweeërlei aard. De eerste soort, door de dienstboden, blaf-
fende toevallen genoemd, begonnen met eenen kortdurenden
tonischen kramp van de spieren van den larynx, den pha-
rynx, het aangezigt, den hals en de uitstrekspieren der lede-
maten; daarop volgden spoedig clonische krampen der spie-
ren van het aangezigt, den hals en de buigspieren der lede-
maten. De patiente liet daarbij een zich regelmatig herhalend
gillen booren. De ademhaling gedurende deze toevallen was
snel en vrij, de polsslag frequent en krachtig, en bij elke
tusschenpooze werd met graagte eene teug water doorgeslikt.
Deze blaffende toevallen waren de hevigste; zij duurden het
langst, de patiente ontwikkelde daarbij eene verbazende lig-
chaamskracht, zoodat zij door vele personen moest worden
vastgehouden, was gedurende de aanvallen geheel bewusteloos
en na het einde er van zeer zwak en uitgeput. De tweede
soort, stille toevallen genoemd, bestonden in eenen kortdu-
renden tonischen kramp van larynx, pharynx, aangezigt,
hals, nek, romp en ledematen, met daarmede gepaard gaande
bewusteloosheid; patiente werd er dikwijls op eenen stoel
zittende door aangetast, hief zich op en viel stokstijf neder.

-ocr page 30-

Daarop volgden zachte clonische krampen der ledematen, ge-
durende welke het bewustzijn terugkeerde, gelijk ook het
vermogen om adem te halen en te slikken. Bij deze toe-
vallen werd geen ander geluid, dan dat van een zacht snik-
ken vernomen. Somtijds werd een toeval door eene aura aan-
gekondigd, op andere tijden weer niet. Geschiedde dit weJ,
zoo bestond de aura in een gevoel van druk of van pijn in
den buik (maag, uterus); ook wel in een gevoel van alge-
meene malaise of in overspannen vrolijkheid, waartoe geene
de minste aanleiding bestond. In den regel beet zich pa-
tiente gedurende de toevallen op de linkerzijde der tong;
stond of zat zij bij het opkomen der toevallen, zoo viel zij
naar de regterzijde over. Zij gaf meermalen blijken van he-
vige geslachtsdrift, en trachtte hieraan door alle in haar be-
reik staande middelen te voldoen. Welligt gaf dus mastur-
batie dikwerf aanleiding tot afzonderlijke toevallen; in een
Gasthuis, waar een groot aantal patiënten aan het opzigt van
slechts weinige dienstboden is toevertrouwd, is het onmoge-
lijk hiertegen voortdurend te waken. Zij menstruëerde ge-
regeld, zoodat in eene stoornis dier functie geene aanleiding
tot hare toevallen kon gevonden worden.

In Junij 1858 begon ik mijne behandeling met Valerianas
Atropini. Ik diende in den aanvang eene dagelijksche gift
TïTT gi\'ein in pillenvorm toe. Om geregeld voort te
gaan, zal ik voor dit geval, en voor eenige volgende, de
mamidehjksche resultaten mijner behandeling mededeelen:

Junij. Reeds bij eene dagelijksche gift van -g-\'p grein Val.
Atrop. ontstonden intoxicatie-verschijnselen, als: dysphagie,
pijn in de keel, onleschbare dorst, sterke mydriasis en daarmede
gepaard gaande gezigtsstoornissen, congestieve roodheid van
het aangezigt en duizelingen. Werd voor een paar dagen de toe-
diening der Val. Atrop. gestaakt, zoo verdwenen deze verschijn-
selen snel. Het aantal toevallen bedroeg voor deze maand 22.

-ocr page 31-

Julij. De gift werd verhoogd tot grein dedie. De
intoxicatie-verschijnselen werden heviger. Bij voortgezet ge-
bruik scheen echter tolerantie voor het middel te ontstaan.
Het aantal toevallen bedroeg voor deze maand slechts 10.
Ik mögt echter deze tamelijk gunstige verhouding volstrekt
niet als resultaat van de toediening der Yal. Atrop. aanmer-
ken, daar patiente, zoo als ik vroeger gezegd heb, meerma-
len gedurende 2 maanden van hare toevallen was vrij geble-
ven. Ook was haar algemeene toestand niet gunstig. Buiten
de toevallen leed zij veel aan schokken, waardoor omstreeks
het midden der maand het linker been zoo sterk bleef ge-
bogen, dat de hiel aan het perinaeum raakte. Door te wrij-
ven en te trekken, gelukte het mij de spiercontractie op te
heffen. Op dienzelfden tijd had zij eene der boven beschre-
ven maniacale buijen. Deze begon met praecordiaalangst en
diplopie en vertoonde in haar verder verloop hallucinatien van
het gehoor. Eenmaal was zij zelfs zoo wild, dat men genood-
zaakt was haar een dwangbuis aan te trekken en haar af te

O

zonderen. Meermalen leed zij aan digestiestoornissen, die ik
in verband bragt met de toediening van het medicament,
omdat het staken van de toediening er van, daaraan alleen
een einde kon maken.

Auguslus. Het aantal toevallen bedroeg voor deze maand 8. ,
De gift werd verhoogd, eerst tot -j\'-^j later tot grein. De
klagten over intoxicatie-verschijnselen vermeerderden steeds.
De patiente merkte op dat die verschijnselen het hevigst wa-
ren des morgens na het gebruik der pillen, en vatte dus
eenen tegenzin tegen mijne medicatie op, dien ik te vergeefs
trachtte te overwinnen door verandering van den pillenvorm
in dien eener solutie, als ook door de dagelijksche gift re-
fracta dosi toe te dienen. De digestiestoornissen werden he-
viger. Patiente leed aanhoudend aan alvus liquida met te-
nesmi, had eene bruin beslagen tong en eenen halitus oris

-ocr page 32-

foetidissimus. Hoezeer ik ook door een naauwkeurig dieet
en door allerlei corrigentia deze stoornissen trachtte op te
heffen, alleen het staken der medicatie kon dit bewerken.
Ook klagten over maagpijn en kloppingen in het hoofd, wa-
ren aan de orde van den dag.

September. De gift Val, Atrop. te verhoogen, bleek niet
wenschelijk te zijn. De klagten over de vroegere intoxicatie-
verschijnselen bleven voortduren. Telkens had patiente nausea
en braakte zij. Omstreeks de helft der maand bleven na een
toeval beide beenen opgetrokken en werden op de gewone
wijze gestrekt. In het laatst der maand werd patiente door
febr, intermitt. quotid, aangetast. De eerste aanval ging van
een paar toevallen vergezeld. Verder bleven deze, zoo lang
de koortsaanvallen voortduurden, weg. Het aantal toevallen
bedroeg voor deze maand 28.

Oclober. De tegenzin tegen de medicatie werd hoe langer
zoo grooter. Klaarblijkelijk oefende die tegenzin op den al-
gemeenen toestand der patiente eenen nadeeligen invloed uit.
De toevallen verminderden noch in aantal, noch in hevig-
heid, Ook kleinere giften dan de vroeger toegediende, ble-
ven schaden, Na eene medicatie van meer dan vier maan-
den, was van geene beterschap sprake. Dit alles in over-
weging nemende, besloot ik de behandeling met valerianas
atropini als in dit geval nutteloos, te staken en de patiente
liever aan eene andere kuur (die met lactas zinci) te onder-
werpen. Met een enkel woord zij hier vermeld, dat de kuur
met lact. zinci, geene betere gevolgen had, dan die met valer,
atrop ; althans patiente kan thans, na 5 maanden lang met
dat middel behandeld te zijn, niet onder de gebeterden wor-
den gerangschikt.

Bésumè. In een geval, waarvoor, zoowel wegens den lan-
gen duur der krankheid, als wegens de uiterst nerveuse na-
tuur van het individu (eene vrouw), de prognose bepaald

-ocr page 33-

ongunstig moest gesteld worden, tieeft de kuur met valer is-
nas atropini noch genezing, noch beterschap aangebragt, en
moest zij gestaakt worden wegens de hevigheid der intoxi-
catie-verschijnselen.

2.

W., dienstmeisje, bij hare opname in het Gasthuis (Mei
1855) oud 27 jaren, leed veel aan hevige palpitaties en aan
pijnen in de borst, waarvoor zij wenschte verpleegd te wor-
den, had toen nog niet aan epileptische toevallen geleden.
Het onderzoek gaf de volgende resultaten: palpitationes in-
tensae, normale hartstoonen, geene hypertrophia cordis, pul-
sus tardus, lentus, niet in verhouding tot de palpitaties,
alvustarda, lingua obsessa, menstruatio parca. Hare familie
leverde geen voorbeeld van epilepsie op. Ruim eene maand
na hare opname werd zij voor het eerst, zonder bekende aan-
leiding, door epileptische toevallen aangetast. In de eerste
maand had zij het ongelqofelijk aantal van bijna 300 pa-
roxysmen door te staan. In de beide volgende maanden bleef
baar toestand ongeveer dezelfde. In November 1855 werd
zij aangetast door febris typhoïdea, gedurende welke ziekte
het aantal en de hevigheid der toevallen aanmerkelijk ver-
minderden, terwijl ook na haar herstel, hare epilepsie nim-
mermeer eenen zoo beogen graad als vroeger bereikte. Zij
werd langen tijd behandeld met oxydum zinci; reeds bij een
dagelij ksch gebruik van 20 grein van dit midd,el, ontstond
nausea; toch werd het, met korte tusschenpoozen, voortge-
bruikt, doch aantal en hevigheid der toevallen bleven dezelfden.
Ook bij baar ontstond dikwerf, gedurende een toeval, con-
tractuur van een der ledematen, die echter telkens kort van
duur was. Eenmaal ook hield zij uit een toeval paralyse en
anaesthesie van den regter arm over, die zonder medicatie
M\'eder weken. Iu Eebruarij 1857 werd een setaceum in den

-ocr page 34-

E8

ïiek gesippliceerd en maanden lang siippurerende gehouden,
doch zonder merkbaar goed gevolg. Na en dan, hief zij
gedurende de convulsieën het Nederlandsch volkslied aan;
dit verschijnsel bleef, opmerkelijk genoeg, weg, toen men haar
eenige malen hiermede had geplaagd. In Mei van 1858 kwam
zij onder mijne behandeling; ik bevond haar krachtig van
ligchaamsbouw en oogenschijnlijk sterk van constitutie. Yan
de functies was de menstruatie nu en dan gestoord, in den
regel spaarzaam. Ook de digestie leed nu en dan; meelspij-
zen werden slecht verdragen. Haar temperament was san-
guinisch ; zij werd ligt in drift ontstoken, was heerschzuch-
tig en ligtgeraakt. Hare toevallen vertoonden zich meestal
bij dag en waren allerhevigst; niet dan met groote inspan-
ning van vereenigde krachten kon zij bedwongen worden.
Even als in geval 1, waren ook hier de toevallen in blaffende
en stille onderscheiden; en het gansche verloop der toevallen
had eene groote overeenkomst met die, welke in geval 1 ver-
meld zijn. Patiente beAveerde dat, ofschoon de blaffende toe-
vallen veel heviger waren, zij zich na de stille veel afgemat-
ter gevoelde; waar is het dat bij de laatste de dyspnoë en
de dysphagie langer aanhielden. Meestal werden de toevallen
aangekondigd door eene aura ex ventri culo-oriens. Dikwijls
waren reeds even van te voren een gevoel van druk op maag
en borst de voorboden van een op handen zijnd paroxysme.
Zij beet zich gedurende de toevallen op de regterzijde der
tong, viel, wanneer zij zat of stond naar de regterzijde over,
terwijl ook de convulsies in de regter ledematen het hevigst
waren.

In Junij 1858 ving ik de behandeling van patiënte met
valerianas atropini aan:

Junij. Eeeds na toediening van grein geïntoxiceerd,
dorst, dysphagie, pijn in de keel, doch bijna geene mydri-
asis. In het laatst der maand trismus die door chloroforme

-ocr page 35-

^verd opgeheven. JJaarna febr. intermitt, quart. met duidelijk
verminderenden invloed op het aantal der toevallen. Het
aantal toevallen bedroeg 43.

Julij. Dagelijksche gift verhoogd tot grein. Klagten
over intoxicatie dringender. Een nur ongeveer na het ge-
bruik der pillen was deze telkens het hevigst. In deze
maand leed patiënte meer aan blaffende toevallen dan aan
stille, terwijl in den regel de omgekeerde verhouding bestond.
Gedurende de toevallen maakte patiënte sterke braakbewe-
gingen. Ka de toevallen klaagde zij meermalen over pijnen
in den buik en in de borst. Het aantal der toevallen be-
droeg voor deze maand 157.

Auguslus. Nog geene mydriasis doch lichtschuwheid en pijn
in de oogen, zonder objectief lijden. Dagelijksche gift tot
grein verhoogd, doch den volgenden dag wegens toene-
ming der dysphagie en keelpijn, weer verminderd. Groote
tegenzin tegen het middel. Een paar malen contractuur van
de buigspieren der ledematen, die telkens door wrijven en
uitrekken kon worden opgeheven. Menstruatio parca. Meer-
malen na het middagmaal klagten over maagkramp : bij voort-
gezet gebruik van magist. bismuthi der (5 dedie, week dit
verschijnsel. Het scheen mij toe, dat er een antagonistisch
verband, tusschen den maagkramp en de toevallen bestond,
het is mij echter niet gelukt dat verband stellig te consta-
teren. Eenmaal tonische kramp der kaauwspieren, die ech-
ter niet zoo hevig was of de mond kon door eigene wils-
inspanning van patiënte geopend worden. Aantal toevallen
voor deze maand 70.

September. Zelfs bij vermindering der dagelijksche gift
waren de klagten over intoxicatie zoo dringend, dat de me-
dicatie meermalen voor een paar dagen moest gestaakt wor-
den. De aura gewoonlijk hevig en meestal bestaande in een
gevoel van malaise. Patiënte zag somtijds naar een toeval

-ocr page 36-

als naar een redmiddel uit en gevoelde zich meermalen na
een toeval luchtiger en opgeruimder. Eenige malen was de
buik vóór een toeval tympanitisch opgezet en bij de minste
aanraking pijnlijk ; gelukte het door inwrijvingen of door deri-
vantia of door antispasmodica de tympanitis op te heffen,
zoo volgde geen toeval. Meermalen klaagde patiënte over
alvus tarda, en zeide vroeger daaraan nimmer geleden te
hebben. Op de toediening van geringe quantiteiten van
rhamn. frang., pulv. rhei of extr. al. aq. volgde echter steeds
ruime defaecatie. Gedurende eenen ganschen dag bleef zij,
na des morgens grein val. atrop. gebruikt te hebben,
in eenen toestand van totale bewusteloosheid, gevoelloosheid
en bewegingloosheid liggen. Ademhaling en pols waren on-
belemmerd en krachtig. Des avonds ontwaakte zij. In de
daaropvolgende dagen leed zij telkens aan korte lipothymieën.
Aantal toevallen 99.

Oclober. Patiënte had eenen zoo s^rooten tegenzin teo-en

^nbsp;Dnbsp;O

het medicament, dat zij het, bf opzettelijk bf onwillekeurig,
meestal terstond weder uitbraakte. De toevallen waren noch
in hevigheid noch in aantal verminderd. Ik besloot alzoo,
na eene behandeling van meer dan 4 maanden, de kuur te
eindigen en te vervangen door eene nieuwe met lactas zinci.

Résumé. In een geval, waarin de epilepsie sints 3 jaren
had bestaan, een hevig karakter had aangenomen, doch noch
op den physieken, noch op den morelen toestand van het
individu (een volwassen meisje) eenen zeer ongunstigen invloed
had uitgeoefend, en waarvoor dus de prognose niet bepaald
ongunstig mögt gesteld worden, heeft de valerianas atropini
geenen gunstigen, en door de hevige intoxicatie eenen merk-
baar nadeeligen invloed gehad. (Zoowel voor dit geval, als
voor geval 1, moet worden opgemerkt, dat de ziekte een be-
paald sympathisch karakter droeg).

-ocr page 37-

31
3.

I)., meisje, bij hare opname in het Gasthuis (Dec. 1857)
oud 31 jaar, was vroeger reeds wegens epilepsie aldaar ver-
pleegd en in April 1855 hersteld ontslagen. De toevallen
Waren eene maand na haar ontslag, zonder bekende oorzaak,
teruggekeerd. In haar 18® jaar was zij voor het eerst door
een epileptisch paroxysme overvallen, een paar uren nadat
een ongeval barer jongere zuster overkomen, haar eenen he-
quot;vigen schrik had aangejaagd. Eene barer zusters leed ook
f^an epileptische toevallen. Patiënte was van hare kindsch-
heid af letterlijk eene prooi van elkander afwisselende acute
ziekten geweest. Hare constitutie had daardoor veel gele-
den. In Mei van 1858 kwam zij onder mijne behandeling.

Ik bevond haar zeer prikkelbaar, doch niet hartstogtelijk,
zacht en tevreden van karakter. Hare toevallen waren zeer
frequent en vrij hevig doch behoorden alle tot de blaffende;
zij vertoonden zich meestal bij den dag, zelden des nachts.
De verschijnselen gedurende de toevallen kwamen overeen
met die, welke in de beide vorige zijn vermeld. De toe-
vallen werden altijd aangekondigd door prosopalgia, een ge-
\'^\'oel van druk op de hersenen en duizelingen. Gedurende
paroxysmen beet zij zich op de regterzijde der tong; bij

quot;^-en aanvano- er van, vertoonden zich de convulsiën het sterkst
ö ^

in de regter ligchaamsbelft: zat of stond zij, zoo viel zij
naar de regterzijde over.
In Junij ving ik aan haar met valerianas atropini te be-
l\'tandelen:

^uny. Bij het gebruik van -gV grein was nog geene my-
driasis merkbaar; wel echter leed zij aan hevigen dorst, hoe-
quot;^^\'el de slijmvliezen der tong en der mondholte altijd voch-
Waren; ook klaagde zij over pijn in de keel; de tonsil-
waren een weinig gezwollen. De aard der toevallen bleef

-ocr page 38-

gelieei dezelfde als voorheen. Htm aantal bedroeg voor deze
maand 12.

Julij. Patiënte klaagde bijna dagelijks over onderbuiks-
krampen en deze konden slechts door opiaten \\vorden opge-
heven. Herhaalde malen leed zij aan alvus liquida, die ook
hier bepaald als intoxicatieverschijnsel, der val. atrop. optrad
daar zij telkens week na het staken der medicatie en ook
dan alleen. Bij trapsgewijze verhooging der gift tot grein
werden de zwelling der tonsillen, de keelpijn, de dysphagie
de dorst enz. sterker, hoewel niet in die mate als in de
vorige gevallen. Ook klaagde patiënte over splenalgie, (uit
de milt of uit het colon descendens ontstaande) die altijd
week na applicatie van een liniment uit chloroforme. am-
nion. liqu, en ol. oliv, bestaande. Het aantal toevallen
bedroes; voor deze maand slechts 10.

Augustus. De gift werd gebragt op grein. In den
aanvang namen daardoor de intoxicatieverschijnselen niet in
hevigheid toe; alleen werden zij vermeerderd met mydriasis
die tot nu toe niet was waargenomen. Later eehter traden
als intoxicatie-verschijnselen op, de verschijnselen zelve der
aura; een gevoel van druk op het hoofd, duizelingen en
aangezigtspijn. Ofschoon het aantal toevallen aanvankelijk
niet toenam, zoo meende ik toch, na mij door een paar ma-
len het middel weg te laten en op nieuw toe te dienen, van
het verband der genoemde symptomen met de medicatie, te
hebben vergewist, althans eenen tijd lang, eene behandeling
te moeten staken, die dreigde de oorzaak te worden van
symptomen, tot wier bestrijding zij dienen moest. Weinige
dagen later geraakte zij plotseling iu dien zoo raadselachti-
gen toestand, die veelvuldig in verouderde epileptische ge-
vallen wordt aangetroffen. Zij werd nl. maniaca, klaagde
daarbij over hevige prosopalgic en verviel van het eene pa-
roxysme in het ander. Clysmata met tinct. as. foet. werden

-ocr page 39-

toegediend, lieriiaalde malen werden Cucurbitae in den nek
ge^jlaatst, later werd daar een vesicatoir geäppliceerd,, Docli
eerst na eenige dagen kwam aan dien toestand van liever-
lede een einde. Dat daarop een staat van buitengewone
uitputting volgde, belioeft niet gezegd te worden. Eerst na
^\'ele dagen was zij in haren gewonen toestand teruggekeerd.
Later bleef zij nu en dan klagen over lancinerende en ex-
centrische pijnen. De toevallen bereikten in deze maand
het verbazend aantal van 366.

September. De behandeling met val. atrop. werd voorzig-
tig voortgezet en scheen nu betere vruchten te zullen dra-
gen. De toevallen die vroeger uitsluitend blaffende waren,
werden nu stille toevallen, ook schenen zij een weinig in
hevigheid af te nemen. Dan — de intoxicatie-verschijnse-
len werden al sterker en sterker, ofschoon de dagelijksche
eV grcin niet te boven ging. De mydriasis nam toe;
dagelijks werden klagten gehoord over dyspepsie, alvus li-
quida, dyspnoë, keelpijn enz. Telkens verdwenen bij het sta-
ken der medicatie alle klagten over de genoemde sympto-
men. Van simulatie kon geen sprake zijn, daar de teeke-
nen meerendeels daartoe te objectief waren. Het aantal toe-
vallen bedroeg in deze maand 4 7.

October. De toestand bleef ongeveer dezelfde. Medicatie
eu intoxicatie gingen hand aan hand. Op den achtsten de-
zer maand vertoonde zich weder het gevaarlijk verschijnsel
^an eene aura ex medicamento en weder volgde daorop een
paroxysme van den duur van eenige dagen, veel heviger
nog dan het vorige. Het aantal toevallen bedroeg 752!

Ofschoon nu wel het bewijs niet geleverd was, dat niet
eene door de ervaring geleide behandeling met val. atrop.,
op den duur de goede resultaten zou kunnen opleveren, die
zy in September scheen te belooven, zoo achtte ik mij toch
iiiet geregtigd tot de verdere toediening van een middel, dat

3

-ocr page 40-

mij gebleken was onder sommige omstandigheden zoo gevaar-
lijk te kunnen worden. Ik besloot dus de ingestelde kuur
door eene andere met lactas zinci te vervangen.

Résumé. Even als in de beide vorige gevallen, zoo was
ook hier het behandelde individu een meisje van een ner-
veus temperament, en even als daar, zoo bleek ook hier het
organisme niet bestand te zijn, tegen de inwerking der atro-
pine. Meer nog dan de hevigheid der intoxicatie-verschijn-
selen, is in dit geval, de bijzondere aard dier verschijnselen
opmerkingswaardig. De zich nu en dan, vertoonende ma-
nie, zal wel als secundair symptoom moeten beschouwd
worden.

4.

B., meisje, bij hare opname in het Gasthuis (Oct. 1857)
oud 25 jaar; van der kindschheid af lijdende aan epilepti-
sche toevallen; van tijd tot tijd vlagen van manie en im-
becilliteit. Zij leed bij hare opname aan menostasie.

In Mei 1858 kwam zij onder mijne behandeling. Ik be-
vond haar tenger van ligchaamsbouw en uiterst nerveus van
constitutie. Hare toevallen waren noch hevig noch vele in
aantal: zij werden nimmer door eene aura aangekondigd,
tenzij soms door praecordiaalangst, die haar onrustig maakte
en die toch niet altijd door toevallen werd gevolgd. Zij be-
stonden meest in convulsieën der linker ligchaamshelft, en
vertoonden zich meestal in den vroegen ochtend en in den
laten avond. Bij den aanvang liet de lijderes geregeld eenen
scherpen gil hooren, beet zich gedurende het verder verloop,
slechts zelden op de tong en dan wel op de regterzijde. (De
tonische kramp en het tongbijten, zijn dus symptomen, die
niet noodzakelijk aan dezelfde zijde van het ligchaam voor-
komen). Stond of zat zij, zoo viel zij naar den linker kant

-ocr page 41-

over. Het sprak wel van zelf, dat voor dit geval de prog-
i\'ose uiterst ongunstig moest gesteld worden: èn om het be-
staan der krankheid van kindsbeen af, èn om den aard der
symptomen, èn om de complicaties. Toch ving ik in Junij
■858 hare behandeling met valerianas atropini aan:

Junij. Bij dagelijksch gebruik van ^^ grein ontstond geen
ander verschijnsel van intoxicatie dan ligte mydriasis; pa-
tiënte leed veel aan intermitterende koortsen, die meestal tot
den tertiaantypus behoorden, en den gewonen verminderenden
invloed op het aantal toevallen uitoefenden. Het absoluut
aantal toevallen werd Avaarschijnlijk echter daardoor niet ^e-
^^ijzigd daar bij den aanvang en na het einde van het koorts-
proces de toevallen veel talrijker waren dan gewoonlijk. Het
maandelijksch aantal toevallen bedroeg 9

Dagelijksche gift tot grein verhoogd. Intoxica-
tie-verschijnselen met sterker. Tegen bet midden der maand
was i^eMe op zekeren morgen, ggaagd en angstig, ofechoon
volhie d zich zeer wel te gevoelen. Des avonds klaagde
2 over doofheid in de beenen, die met eenige pijnlijkheid
«cheen gepaard tc gaan. Den volgenden dag was zij geheel
^«aniaca. Zij lag op hare knieën te bidden en te zbigen
^^as zeer melancholisch gestemd, antwoordde niet op baai-
gedane vragen. De functies waren alle geregeld, de ton-
Zttiver. Toen deze toestand een paar dagen had geduurd en
clysm. c. tinct. as. foet. niet was gebeterd, werd haar

^ ^ kte en a zeer spoedig veel kalmer werd. Gedurende
en maniacalen toestand had zij vele toevallen door te staan,
iun aantal bedroeg voor de gansche maand 16

be,tfrquot;\'nbsp;«P grein gebragt; patiente

«^driet.g, k,eeg eenen tegenzin tegen do medicatie cn

-ocr page 42-

dreigde op nieuw maniaca te zullen worden, waarom voor-
zigtrgbeidshalve de kuur tijdelijk werd gestaakt. Ook leed
patiente in deze maand weder aan een paar aanvallen van
febr.
intermittens-tertiana. Het aantal der toevallen bedroeg

niet meer dan 16.

September. De toediening van val. atrop. wordt hervat,
in dagelijksche giften van grein. Doch terstond kwamen
er weder klagten over pijn in de keel en dysphagie, en
ditmaal ook over pijnlijkheid der oogen en photopsie, ter-
wijl objectief vrij sterke mydriasis en profuse traansecretie
zigtbaar waren, zonder dat eenig waarneembaar ooglijden
bestond. In het laatst der maand werd zij herhaaldelijk door
benaauwdheden aangetast, waaraan zij vroeger nimmer ge-
leden had. Deze gingen gepaard met hevigen angst, beston-
den in een gevoel van druk op borst en hoofd, en hadden
eene doofheid en krieuweling der onderste ledematen tot
aura. De eenige spasmus, die waargenomen werd, was een
sterk gebogen zijn der armen, die echter door den wil der
patiente, die zich volkomen bewust was, opgeheven kon wor-
den. Het aantal der eigenlijke epileptische toevallen bedroeg

voor deze maand 10.

October. De tegenzin werd grooter, welligt door het voor-
beeld der lotgenooten. Toch wezen de objectieve teekenen
genoegzaam op vrij sterke intoxicatie. Ofschoon het aantal
toevallen voor deze maand slechts 7 bedroeg, noopte mij
toch haar groote tegenzin tegen de valer, atrop., zoowel als
haar algemeene toestand, liever ook met haar eene kuur

met lactas zinci aan te vangen.

Résumé. Geval van een meisje. Yolstrekt ongunstige pro-
gnose. Even als in de vorige gevallen wekte ook hier de
valer, atrop. grooten tegenzin en was eene langer voort-
o-ezette kuur, reeds alleen daarom niet raadzaam te acht en.

-ocr page 43-

Voor het overige leverde eene behandeling van meer dan
4 maatiden geene stellig gunstige resultaten op.

5..

V. W., jongman, bij zijne opname in het Gasthuis (Aug.
1857) jaren oud, leed van af zijn 14de jaar aan epilep-
tisehe toevallen, die zonder bekende oorzaak waren ontstaan.

Toen hij in Mei 1858 onder mijne behandeling kwam,
waren zijne toevallen van tweeërlei aard. De ligtere beston-
den eenvoudig in trachelisme met ligte convulsieën der lip-
pen, zonder verHes van bewustzijn; de zwaardere in opeen-
volgende tonische en clonische krampen van den romp, de
edematen en het aangezigt, met trachelismus en verlies van
bewustzijn gepaard gaande. De lijder beet zich op de tong,
rni eens op de linker- dan weer op de regterzijde. Eene
aura nam hij nimmer waar; na de zwaardere toevallen ge-
voelde hij somwijlen pijn in de streek, die met het gan-
ghon coeliacum correspondeert. Hij leed doorgaans, veel aan
oprispingen, pijn in de maagstreek en ongeregelde\'alvus en
merkte op, dat deze verschijnselen toenamen in hevigheid
en frequentie, op die tijden, waarop ook de ligtere toevallen
frequenter waren.

In Junij 1858 ving ik aan hem met valer, atropini te
behandelen. Van de dagelijksche dosis van grein uit-
gaande, kon ik al spoedig de gift vermeerderen, (telkens
opklimmende met -j-i^ grein dedie) daar behalve mydriasis,
zidi geene symptomen van intoxicatie opdeden. Ten einde
zijne digestiestoornissen typisch te bestrijden, diende ik hem
tevens dagelijks 3 grein extr. aloës aq, toe, en zag onder
deze gemengde behandeling zijnen algemeenen toestand wer-
kelijk verbeteren. Zijne toevallen die vroeger van 2—5 in
maandelijksch aantal bedroegen (de zwaardere nl.) vermin-

-ocr page 44-

derden in frequentie zoozeer, dat hij eenmaal zelfs bijna 4
maanden geheel vrij er van bleef. Daar de ligtere aanval-
len zich echter nog van tijd tot tijdquot; bleven vertoonen,
durfde ik hem niet ontslaan, en werkelijk werd hij, om-
streeks het midden der 4de maand, in den aanvang van
een\' koortsaanval, op nieuw door een hevig epileptisch pa-
roxysme aangetast. Hij verhaalde mij toen, ook vroeger
eenmaal
12 weken vrij te zijn geweest, en toen eveneens
na eenen koortsaanval, op nieuw een toeval te hebben
doorgestaan. Ter loops zij hier aangemerkt, dat de inter-
mitterende koortsen, meer dan eenige andere intercurrente
ziekte, eenen nadeeligen invloed op epileptische lijders uit-
oefenen, een feit dat welligt nadere overweging verdient.

Onder het dagelijksch gebruik van | grein val. atrop.
vermeerderden de intoxicatie-verschijnselen in aantal en in-
tensiteit, doch zelden zoozeer, dat de medicatie voor kor-
ten tijd moest worden gestaakt. De meest hinderlijke symp-
tomen waren dofheid van gezigt, waarschijnlijk ten gevolge
der mydriasis en congestieve hoofdpijnen. In Nov. en
Dec. van 1858 had patiënt voor elke maand één vrij hevig
toeval door te staan; het aantal der ligtere aanvallen ver-
minderde echter snel. Wat de periodiciteit der aanvallen
aangaat, moet worden opgemerkt, dat zij zich vóór de be-
handeling met val. atrop. en tijdens hunne meerdere fre-
quentie, zoowel des nachts als overdag vertoonden, doch
later, nadat de behandeling was aangevangen, en zij zeld-
zamer waren geworden, uitsluitend bij den dag voorkwamen.
Tot in Maart van 1859 zette ik mijne behandeling voort.
Hij gebruikte toen | grein dedie, zonder merkbaar nadeel;
de ligtere aanvallen vertoonden zich nog slechts zeer zelden,
en de zwaardere, reeds sints langen tijd, niet meer dan
éénmaal, en dikwerf zelfs niet eenmaal s\'maands. Toen
hij nu wederom vele weken, van elk symptoom der krankheid

-ocr page 45-

was bevrijd gebleven, mögt ik zijne beden om huiswaarts
te keeren, niet langer weerstaan, ofschoon de anamnese
geene verklaring van herstel toeliet.

Résumé. Geval van een jongman, van jaar, die sints
10 jaren aan epileptische toevallen geleden had. Het ge-
bruik van valerianas atropini tot in giften van ^ grein
dedie, kon 10 maanden lang zonder hevige intoxicatie wor-
den voortgezet. De toevallen namen onder de behandeling,
zoowel in intensiteit als in frequentie, aanmerkelijk af. De
kans, dat bij eene geprolongeerde behandeling, volkomen
herstel zou zijn bereikt, mag dus zeer groot worden geacht.

J. jongman, bij zijne opname in het gasthuis (Oct. 1857)
oud 17 jaar, klein van gestalte en misvormd door scoliosis,
die echter niet toenam bij het meerderen der jaren en van
kindsbeen af had bestaan. Patient verhaalde, vele jaren
geleden gedurende een tal van maanden aan onderbuiks-
krampen te hebben geleden, die plotseling waren opgehou-
den en hadden plaats gemaakt voor epileptische toevallen.
Deze laatsten waren hem sedert bijgebleven en bereikten
gewoonlijk een maandelijksch aantal van meer dan 100.
De algemeene toestand van patient was doorgaande ongun-
stig. Dan eens was het borstlijden dat hem folterde, dan
weder waren het intermitterende koortsen die hem martelden
en bovendien had hij dagelijks de hevigste epileptische pa-
roxysmen door te staan. Zijne paroxysmen werden niet
door eene aura aangekondigd; tenzij somtijds door spasmi
van de aangezigtsspieren, die dan een paar uren aan het
paroxysme vooraf gingen, en gewoonlijk een
zekere voor-
bode waren; gedurende het beloop er van beet hij zich
lununer op de tong. Vier malen klaagde hij over supra-

-ocr page 46-

orbitaalpijnen, die echter telkens na applicatie van vesican-
tia ophielden. Ook door nerveuse palpitaties leed hij veel,
en tusschen de paroxysmen werden zijne ledematen door
convulsiën zoo hevig bewogen, dat hij alles uit de hand
liet vallen en niet dan met de uiterste moeite in eene
staande houding blijven kon, symptomen, die wel voor be-
wijzen van idiopathische medullair-aandoening mogen gelden.
Volgden meerdere paroxysmen elkander met tusschenpoozen
van slechts weinige minuten op, zoo was hij in die tus-
schenpoozen volslagen maniaque, gaf op alle vragen het-
zelfde antwoord „ ik wil naar huisquot; en liep, los gelaten, de
zaal rond, met het doel om eenen uitweg te vinden, zon-
der echter deuren en vensters van de muren te kunnen
onderscheiden, of ze te kunnen openen. Gedurende de
toevallen was de dyspnoë dikwijls zoo hevig, dat de dood
door stikking dreigde.

Hier zien wij weder bevestigd, wat wel als doorgaande
regel gelden mag, dat de dyspnoë in die gevallen het
sterkst is, waarin de lijders zich niet op de tong bijten.

In Junij 1858 begon ik zijne behandeling met valerianas
atropini, en wel, ofschoon reeds bij een dagelijksch gebruik
van grein, zich vrij hevige intoxicatie-verschijnselen ver-
toonden, in snel klimmende giften. Eeeds na verloop van
eene maand vertoonde zich aanmerkelijke beterschap. Er ver-
liepen soms dagen achtereen, gedurende welke hij geheel
van toevallen bleef bevrijd, hoewel zich dan ook schokken
der ledematen bleven vertoonen. Wel nam de intoxicatie
nu en dan toe, doch zij nam nimmer een verontrustend ka-
rakter aan. De maand Augustus was de eerste sints vele
jaren, waarvoor het aantal zijner toevallen door eene O kon
worden aangeduid. Zijn moreele toestand werd beter. Hij
begon hoop op genezing te koesteren, en daaraan moet voor-
zeker een uiterst gunstige invloed op zijnen toestand ^ wor-

-ocr page 47-

den toegeschreven. Tot omstreeks half November bleven de
toevallen weg, en daar hem in het Gasthuis elke gelegen-
heid, om zich voor eene of andere broodwinning te bekwa-
men, ten eenenmale ontbrak, en eene goede gezondheid van
den duur van 4 maanden, gegronde hoop gaf voor de toe-
komst, werd hij naar zijne ouders teruggezonden. Dan he-
laas! naauwelijks had hij 8 dagen, onder de vroegere ongun-
stige omstandigheden te huis doorgebragt, of zijne krankheid
brak op nieuw uit en in eenen even hevigen graad als voor-
heen. Weder onder mijne behandeling gebragt, werd hij ter-
stond weder aan dezelfde kuur onderworpen. Yoor de maand
December bedroeg het aantal zijner toevallen circa 60. Se-
dert is dat aantal aanmerkelijk afgenomen, maar toch nog
zoo aanzienlijk dat er zelden 3 dagen verloopen, zonder dat
hij door een paroxysme wordt aangetast. In de maand Maart
1859 mogt hij vrij onder de gebeterden gerekend worden,
maar de dag van zijn herstel lag kennelijk nog ver in het
verschiet. Hij gebruikte toen, zonder bepaald nadeel, grein
valer, atrop.
dedie.

Uésumé. Een jongman van 17 jaar, die sints vele jaren
geleden had aan epileptische toevallen, welke zoowel door
frequentie als door intensiteit uitmuntten, en van alle die
symptomen gepaard gingen, die, volgens de algemeene aan-
name, de idiopathische epilepsie kenmerken, herstelde van
die krankheid, onder het gebruik van valerianas atropini, in
zooverre, dat hij, gedurende 4 achtereenvolgende maanden,
geheel van toevallen bleef bevrijd, terwijl voor dat gebruik,
het maandelijksch aantal zijner toevallen, gewoonlijk de 100
overschreed. Eene dagelijksche gift van grein, bragt, bij
voortgezet gebruik, geene gevaarlijke intoxicatie te weeg.
Schijnbaar hersteld ontslagen, keerden de toevallen wel te-
rug, doch eene nieuwe kuur met val. atrop. heeft weder be-
trekkelijk goede resultaten opgeleverd.

-ocr page 48-

4.ä
7.

Een jongman, bij zijne opname in het Gasthuis (Oct.
1858) oud 18 jaar, had een jaar lang bijna dagelijks epi-
leptische toevallen gehad, die zonder bekende aanleiding wa-
ren ontstaan. Zijn vader was vroeger wegens epilepsie in
het Gasthuis verpleegd, en onder het gebruik van extr. bel-
lad. geheel hersteld. De toevallen bestonden in tonische
krampen der linker ligchaamshelft, die patiënt, zoo hij zat
of stond, naar de linkerzijde deden overvallen, en werden
door eene hevige pijn in den linker arm aangekondigd, voor
welke pijn noch de anamnese, noch de status praesens, eenige
de minste verklaring gaf. Patient beet zich niet op de tong,
leed veel aan intermitterende koortsen en braakte geregeld
na elk toeval.

Terstond na zijne inkomst, begon ik hem met val. atrop,
te behandelen en appliceerde tevens vesicatoiren langs de
rug- en de buikzijde van den linker voorarm en op de
maagstreek. Al spoedig smaakte ik de voldoening van de
toevallen aanmerkelijk te zien verminderen en ging dus, of-
schoon de intoxicatiesymptomen vrij hevig waren, met de
aanwending van valer, atrop. voort. De aura werd nog
steeds in den linker arm gevoeld, doch veel minder dui-
delijk, het braken na de toevallen hield geheel op.

In Jan. 1859 had hij slechts één toeval door te staan;
in Pebr. vertoonden zich twee malen een paar paroxysmen,
die beide malen onmiddellijk na hevigen toorn ontstonden.
Thans (Maart) is hij bijna 4 weken achtereen geheel van
toevallen bevrijd gebleven en gebruikt zonder zeer hevig
geïntoxiceerd te zijn, eene dagelijksche gift van jV greiquot;
valer, atrop.

Résumé. Een jongman, oud 18 jaar, die een jaar lang
aan epilepsia vera geleden had, beterde onder het gebruik

-ocr page 49-

van valer, atrop. in zoo verre, dat zijn volkomen herstel bij
voortgezette behandeling mag worden voorzien. Yeel droe^-
welligt tot zijne beterschap bij, de bestrijding der sympto»
men, die vóór en na de paroxysmen werden waargenomen.
Een dagelijksch gebruik van grein, bragt geene al te

hevige intoxicatie te weeg.

8.

Een meisje, bij hare opname in het Gasthuis (1 Aug.
1854) oud 17 jaar, had sints hare kindschheid aan epilep-
sie geleden. Haar eerste paroxysme ontstond na eenen he-
vigen schrik, wegens het overrijden van een broertje, ten
gevolge van onachtzaamheid van hare zijde. Zij beet zich
nimmer op de tong; zij nam geene aura waar, tenzij somtijds
eene hevige cephalalgie eenige uren vóór den aanval. De
paroxysmen vertoonden zich uitsluitend des avonds laat en
s nachts. Zij was doorgaande traag eu dof, gaf zich lijdelijk
^an alle indrukken over en kon door niets tot energie worden
\'Opgewekt. Meermalen geraakte zij in eenen toestand van
voorbijgaande manie, beet en sloeg dan ieder een die haar
nabij kwam en gaf dan blijken van een volstrekt gemis van
geheugen, hoewel zij alle vragen aangaande haren tegen-
woordigen toestand juist kon beantwoorden. In Junij 1858
^iDg ik hare behandeling met val. atrop. aan, hoewel met
slechts geringe hoop op goeden uitslag. Het maandelijksch
aantal harer toevallen, dat voorheen afwisselde van 17—37,
verminderde aanvankelijk niet. Bij eene dagelijksche gift
-gV grein, waren reeds intoxicatie-symptomen waarneem-
\'^aar: bij het klimmen der gift namen deze evenwel niet
evenredig in hevigheid toe, zoodat de lijderes, bij een ge-
ruik van grein
dedie, alleen over dofheid van gezigt
somwijhm over pijn in de keel klaagde; objectief waren

-ocr page 50-

sterke mydriasis en overvloedige traan-afscheiding waarneem-
baar. Omstreeks October kwam er eenige verandering in
de ziekteverschijnselen. De lijderes, die zich voorheen nim-
mer op de tong had gebeten, beet zich nu gedurende de
toevallen op beide zijden der tong en de paroxysmen, die
zij voorheen uitsluitend des avonds en des nachts had door-
gestaan (in den slaap, zonder vooraf te ontwaken) vertoon-
den zich nu ook bij dag. Daarmede ging gepaard eene ver-
mindering in het aantal der toevallen: het maandelijksch
aantal van 11 werd niet meer overschreden. In den al-
gemeenen toestand der zieke kwam echter geene verandering;
hetzelfde gebrek aan energie, dezelfde traagheid en luste-
loosheid bleven voortduren. Thans (Maart 1859) mag men
aannemen, dat sints het begin der behandeling met val.
tiop., zoowel de hevigheid als het aantal der epileptische
toevallen, eenigzins is verminderd. Nogthans is er geene
geregeld voortgaande genezing te bespeuren. Ook keeren
de vlagen van manie, eenmaal \'s maands ongeveer terug.
Het plaatsen van een vesicatoir in den nek gedurende die
vlagen, brengt gewoonlijk verligting aan. De bovengenoemde
vergiftigingsverschijnselen zijn onder een dagelijksch gebruik
van g- grein, niet aanmerkelijk toegenomen.

Résumé. Bij een meisje van 21 jaar, dat sints bare kindsch-
heid aan epileptische toevallen geleden had, zijn, onder een
voortgezet gebruik van valerianas atropini, de toevallen in
aantal verminderd. Daarbij is de aard der krankheid in zoo-
verre gewijzigd, dat de toevallen, die vóór de behandeling
uitsluitend des nachts voorkwamen, daarna zich ook bij dag
vertoonden, en dat de lijderes, die zich vóór de behandeling
nimmer op de tong beet, dit wel deed, nadat de behande-
ling eenen tijd lang was voortgezet. Eene dagelijksche gift
van -g- grein, bragt geene hevige intoxicatie-verschijnselen
te weeg.

-ocr page 51-

9.

B. Gehuwd tnaii, oud 30 jaar, kwam in Junij 1858 on-
der mijne behandeling. Hij had drie jaren vroeger een eerste
epileptisch toeval gekregen, nadat de gansche bovenhelft van
zijn ligchaam, tusschen eene pietmachine was gedrukt, waarbij
het achterhoofd sterk was gekneusd. De aldus ontstane wond
was, bij zijne opname in het gasthuis, lang genezen, en bij
naauwkeurig onderzoek, bleek het niet, dat de verwonding
stoornissen had nagelaten, die tot de epileptische toevallen
konden aanleiding geven. Bij een later onderzoek werd hy-
pertrophia cordis, met gepaard gaande endocarditis gediag-
iiostiseerd, waarvan de eerste althans, welligt reeds lang had
bestaan, hoewel de verschijnselen eerst onlangs waren toe-
genomen. Of tusschen de hartkwaal en de toevallen eenig
direct verband bestond, heb ik niet kunnen nagaan, daar
eene zich, telkens vóór een toeval herhalende vermeerdering
van palpitaties en van gevoel van druk op het hoofd, in
«\'elke symptomen de
aura bestond, tot het aannemen van
zulk een verband, geen regt gaf. De lijder beet zich op
fle tong. Zijne toevallen waren allerhevigst: eenige sterke
Wannen moesten alle krachten inspannen om hem te bed
te houden. De belemmering der ademhaling en die van
liet slikken, duurden slechts zeer kort; daarop volgde een
luidruchtig doch regelmatig zingen van godsdienstige liede-
ren. Het bewustzijn keerde eerst een paar uren na eenen
aanval terug; de lijder geraakte in eenen vasten slaap, en
«»twaakte dan verkwikt, daar de palpitaties en het subjectief
gevoel van druk op het hoofd, verminderd waren. In het
begui van zijn verblijf in het Gasthuis, vertoonden zich de
^oevallen dagelijks. Ik ving terstond eene kuur aan met
er. atrop., en zag den lijder aanvankelijk beter worden,
\' oüat m de volgende maanden de toevallen soms acht dagen

-ocr page 52-

wegbleven. quot;Voor een groot deel moet dit aanvankelijk gun-
stig resultaat, voorzeker aan dc nevenbebandeling worden
toegeschreven. De intoxicatie, door de val. atrop. te weeg
gebragt, was niet zeer hevig. De veelvuldigste klagten waren
die over droogte van den pharynx, en over de verschijnse-
len van pyrosis, over alvus liquida met tenesmi en over
dubbelzien, terwijl objectief hevige mydriasis waarneembaar
was. De ontevredene gemoedstoestand van den lijder was
oorzaak dat geene blijvende verbetering kon worden tot stand
gebragt. Telkens gaf een twist, of wel een ongeduldig
verlangen naar zijn huisgezin, tot het uitbarsten van een
nieuw paroxysme aanleiding: daarbij voegde zich nog de
nadeelige indruk van den dood van twee leden zijner familie,
van intermittente koortsen en dergelijke
O mstäiidi ^lic ticii j
terwijl ook zijne hartkwaal weinig hoop op toekomstige
goede gezondheid overliet. Eenmaal bleef hij 3 weken achter-
een van toevallen bevrijd, maar het aantal vermeerderde
daarna weder. In Maart 1859 weigerde hij langer onder
behandeling te blijven en verliet hij het Gasthuis. Zijn
toestand was natuurlijk, sints den aanvang eener gepaste
verpleging, eenigzins gebeterd, maar niet in die mate, dat
de beterschap blijvende mogt worden geacht. Hij gebruikte
gedurende de week voor zijn vertrek, grein valer, atrop.
dedie, zonder hevig geïntoxiceerd te zijn.

Résumé. Een gehuwd man, 30 jaren oud, die bij den
aanvang mijner behandeling met valer, atrop. (Junij 1858)
sints 3 jaren aan epileptische toevallen geleden had, ging,
onder die behandeling weinig of niet vooruit. Daar de
prognose, wegens bijkomende omstandigheden, bij elke be-
handeling, welke ook, uiterst ongunstig moest worden ge-
steld, mag uit de geschiedenis zijner behandeling met va-
ler. atrop. geen bepaald resultaat worden getrokken. Het
middel, ofschoon ten laatste, in eene dagelijksche gift van

-ocr page 53-

grein toegediend, bragt bij hera geene hevige intoxicatie

te weeg.

10.

O., meisje, oud 20 jaar, kwam in Mei 1858 onder mijne
behandebng. Zij leed sints 2 jaren aan hjstero-epilepsie.
Voor hare inkomst was zij langen tijd bedlegerig geweest,
ten gevolge waarvan eene uitgebreide phlegmone onder de
beide m. m. gluteï maximi was ontstaan; er was eene
groote opene wond gemaakt en het proces kwam allengs
tot resolutie. Het gevormde lidteeken was aanvankelijk
sterk
zaam gesnoerd, en werd de zitplaats eener aura epi-
leptica, die voorheen nimmer was waargenomen. Daarmede
ging eene tijdelijke meerdere frequentie der toevallen ge-
paard. Later relaxeerde zich het lidteeken en de epilepti-
sche krankheid nam weder het vroegere karakter aan. De
toevallen vertoonden zich soms meermalen daags, soms met
tusschenpoozen van 8 tot 10 dagen; zij werden niet door
eene aura aangekondigd, bestonden in een bewusteloos en
gillend achterover vallen, met opvolgende convulsiën van
den romp en van de ledematen, gedurende welke de lijde-
res zich nimmer op de tong beet. Zij menstrueerde gere-
geld, doch de toevallen vermeerderden, omstreeks den tijd
der menstruatie, in aantal.

In Junij 1858 begon ik hare behandeling met valeria-
nas atropini, maar stuitte reeds bij eene gift van grein
dedie, op allerhevigste intoxicatie-verschijnselen, die in een
gevoel van branden en toesnoering in mond, keel en maag
bestonden, als ook in herhaalde braking, duizeligheid, dof-
heid en lipothymieën. Ook werd het aantal der paroxys-
men, eer grooter dan kleiner en vertoonden deze zich, meer
dan vroeger, gedurende den slaap, zonder dat er ontwaken

-ocr page 54-

mmmmm_

op volgde. De lijderes, een uiterst nerveus individu, was
daarbij zeer ontevreden over de onaangenaamheden, die de
behandeling mede bragt, en klaagde over spastische bewe-
gingen der ledematen, die zij vóór hare toevallen ook had
gehad, maar die sints het uitbreken van deze waren wea
gebleven; eenmaal werd zij maniaca en bleef gedurende 10
dagen in dien toestand verkeeren. Zij leed steeds aan
bijna ondragelijke hoofdpijnen, die na eene langdurige aan-
wending van koude zitbaden beterden. Nadat de behande-
ling met val. atrop. tot in October was voortgezet, en geene
vermindering der symptomen van epilepsie was waargeno-
men, terwijl de intoxicatie-verschijnselen telkens het staken
der kuur noodzakelijk maakten, besloot ik tot de behande-
ling met lactas zinci over te gaan, en de tot dusver ge-
volgde te laten varen.

Résumé. Bij een meisje van 20 jaar, dat, bij den aan-
vang der behandeling, twee jaren aan epilepsie geleden
had, bragt eene geringe gift van valerianas atropini, aller-
hevigste intoxicatie te weeg. Na eene behandeliiig van 5
maanden had het middel geene beterschap aangebragt en
werd dus tot het staken der kuur besloten,

11.

M., meisje, bij hare opname in het gasthuis, (Junij 1857)
oud 15 jaar. Zij was kort te voren uit het gesticht voor
volwassene blinden ontslagen, en er bestond geene de min-
ste hoop voor het herstel van haar gezigtsvermogen. Hare
moeder was, tijdens zij van patiente zwanger ging, maniaca
geworden. Patiente zelve had, gedurende hare kindschheid,
veel aan duizelingen geleden, had op laterén leeftijd meer-
malen aanvallen van manie gehad, en leed nu sints 5 ja-
ren, aan epileptische toevallen, die zich meestal ten tijde

-ocr page 55-

der menstruatie vertoonden. Bene eigenlijke aura ging niet
aan de toevallen vooraf; alleen was patiente gewoonlijk een
paar dagen vdór dat deze uitbraken, wat gejaagd en opge-
wonden. Gedurende de toevallen, die met eene linkszijdige
tonische kramp aanvingen, beet zij zich op de linkerzijde
der tong. In hare aanvallen van manie, verried zij eenen
dichterlijken aanleg, die haar in meer heldere oogenblikken
scheen verlaten te hebben, en vervaardigde zij verzen, die,
van iemand van hare geringe beschaving uitgaande, verba-
zing moesten wekken. Daarbij gaf zij herhaalde malen
Ijken van eene uiterst fijne en levendige herinnering van
gebeurtenissen uit vroegere jaren, terwijl zij toch van haren
^egenwoOTdigen toestand zelden een helder bewustzijn had.
^ nnij 1858 ving ik hare behandeling met valer, atrop.
aan, met^ eene dagelijksche gift van ^^^ grein. Ofschoon
^ ^ eze gift trapsgewijze, doch snel, tot grein verhoogde,
waren de intoxicatie-verschijnselen niet zeer hevig. Toch
ontstond al spoedig mydriasis en daarbij vertoonde zich
een merkwaardig subjectief symptoom, dat nader verdient
beschreven te worden. Zij hield vol dat men, door het
toedienen der pillen, hare oogen veranderde, en zeide dit
m de oogen te
voelen, ofschoon zij het gevoel niet beschrij-
ven kon, daar het noch op pijn, noch op tinteling, noch
op koude of op warmte, noch op iets anders geleek. Her-
haalde proefnemingen leerden, dat,
evenmin als vroeger,
eemge de minste lichtperceptie plaats had. Of welligt de
gevoelwortel van het ganglion ciliare, na eenen of anderen
prikkel ontvangen te hebben, dit eigenaardig gevoel in het
oog aanbragt, durf ik niet beweren. Zeker is het, dat na
eike verhooging der gift van valer, atrop., patiente weder
van ait gevoel gewaagde, ofschoon die verhooging èn aan
haar èn aan hare verpleegsters, volkomen onbekend was,
zoodat men gerust mag aannemen, dat het gebruik van

4

-ocr page 56-

valer, atrop., de eerste oorzaak was van het gevoel. De
toestand van patiente verergerde echter; hare aanvallen van
manie werden frequenter en langduriger en ook hare epi-
leptische toevallen werden veelvuldiger. Daarom werd hare
verplaatsing naar een manioconium noodzakelijk, ten ge-
volge waarvan de 5 maanden lang voortgezette kuur, moest
gestaakt worden.

Résumé. Een meisje van 35 jaar dat onder zeer ongun-
stige omstandigheden was ter wereld gekomen, sedert hare
kindschheid blind en ziekelijk was geweest, op lateren leef-
tijd meermalen vlagen van manie had gehad, en sints haar
jaar aan epileptische toevallen had geleden, verdroeg
de valer, atrop. zeer goed, maar verergerde gedurende het
gebruik van dit middel zoo zeer, dat zij, na verloop van
5 maanden, naar een manioconium moest worden vervoerd,
en de kuur dien ten gevolge moest worden gestaakt.

13.

L., jongman, bij zijne opname in het gasthuis, (Julij 1856}
oud 33 jaar, leed sinds 5 jaren aan epileptische toevallen,
die zich slechts 2 malen in het jaar hadden vertoond, maar
sinds allengs menigvuldiger waren geworden, zoodat hij er
toen meerdere in elke maand had door te staan. In den
aanvang van zijn verblijf in het gasthuis, werd hij behan-
deld met oxydum zinci, met het gunstige gevolg dat de
paroxysmen weder even zeldzaam werden, als zij voorheen
waren geweest. Gedurende de 4 laatste maanden van 1856
was hij geheel van toevallen bevrijd gebleven, toen hij in
het begin van 1857 door eenen aanval van febris inter-
mittens werd aangetast, waarna onmiddellijk meerdere hevige
paroxysmen van epilepsie volgden. (Bevestiging van den
invloed van intermitterende koortsen, of van hare oorzaken

-ocr page 57-

op epileptische toestanden). Sedert bleef de toestand van
patiënt ongunstig, te meer daar zijn gemoedstoestand onder
iet voortduren zijner kwaal gedrukt werd. De voortgezette
^ur met oxydum zinci bragt de vroegere gunstige resul-
aten niet meer te weeg, evenmin als eene later ingestelde
kuur met extr. belladonnae.

In Junij 1858 begon ik zijne behandeling met valeria-
nas atropini. De lijder beet zich niet op de tong; de
toevallen werden door een gevoel van drukking in de maag-
streek aangekondigd, en bereikten gewoonlijk een maande-
iijksch ^ aantal van zes. De te weeg gebragte intoxicatie-
verschijnselen waren in den aanvang der kuur gering. Later
echter openbaarden zich allerlei digestie-stoornissen, dyspep-
sie met beslagen tong en alvus tarda, braking, pyrose, die
soms door eene corrigerende medicatie konden opgeheven
worden, maar op andere tijden niet dan door het staken
der kuur konden worden gestild. Deze symptomen namen
evenwel bij het klimmen der gift, niet evenredig toe, en
werkelijk mögt ik, na de kuur eenige maanden te hebben
voortgezet, eenige vermindering der toevallen in frequentie
en in hevigheid bespeuren. In de laatst verloopene maan-
den is het maandelijksch aantal, dat van drie niet te bo-
ven gegaan. Thans (Maart 1859) gebruikt patiënt eene
dagelijksche gift van grein, zonder sterk geïntoxiceerd
te wezen. Zijn algemeene toestand is, vooral na de applicatie
van een vesicatoir in den nek, verbeterd, en de prognose
mag, bij voortgezette behandeling, gunstig genoemd worden.

Résumé. Ben jongman van 25 jaar, die bij den aanvang
der kuur, sints 7 jaar aan epileptische toevallen had gelequot;quot;-
den, en met afwisselend gevolg, eerst met oxydum zinci,
later met extractum belladonnae, was behandeld, zich niet
op de tong beet en geene eigenlijke aura waarnam, beterde
onder de behandeling met valer, atrop. in zoo verre, dat

4*

-ocr page 58-

de toevallen in aantal en in hevigheid afnamen, en alzoo
na eene 10 maanden lang voortgezette kuur, thans eene
vrij gunstige prognose kan worden gesteld. Ofschoon de
intoxicatie in den beginne vrij hevig was, is zij, bij voort-
gezet gebruik, veel verminderd, en wordt thans eene gift
van /ö-nbsp;ë®®\'^ verdragen.

13.

J. jong meisje, bij hare opname in het Gasthuis (Mei
1853) oud 19 jaar, had korten tijd te voren, door het om-
vallen van eenen ketel met kokend water, brandwonden ge-
kregen; een paar uren daarna was een eerste epileptisch
toeval ontstaan, waarvan dus schrik als de naaste oorzaak
moet worden aangemerkt. Haar vader had ook sinds de
jeugd aan epilepsie geleden. Toen zij in Mei 1858 onder
mijne behandeling kwam, was haar toestand, sinds hare op-
name, geheel dezelfde gebleven; hare toevallen kwamen ge-
woonlijk des nachts en des morgens, zonder dat eenige bij-
zondere aanleiding kon worden opgespoord; hun aantal bedroeg
ongeveer 12 \'s maands; zij werden niet door eene aura aan-
gekondigd, en de lijderes beet zich niet op de tong. De
menstruatie was geregeld en ofschoon de digestie somtijds
was gestoord, bleek het niet dat die stoornis met de krank-
heid in eenig direct verband stond. De toevallen hadden
het
gewone karakter; zij werden door niets bijzonders ge-
kenmerkt, tenzij door een buitengewoon sterk laryngismus.
(Weder belangrijke respiratierstoornis, waar de lijderes zich
niet op de tong beet). ISTa de toevallen vertoonde zich steeds
eene hevige congestieve hoofdpijn.
Ik ving hare behandeling
met valer, atrop. aan, met weinig hoop op goeden uitslag.
De aanvankelijke dosis bedroeg grein Me; deze werd
snel verhoogd tot ^
ttnbsp;zonder dat zich eenig ander

-ocr page 59-

uitoxicatie-symptoom dan mydriasis, of ook eemge wijziging
in
den aard of de hoeveelheid der toevallen opdeed. Toen
e gift nog meer werd verhoogd, klaagde de lijderes immer
«ver pijn in de keel, droogte in den mond en somtijds ook
over dubbelzien, welke klagten echter spoedig weder ophiel-
den. Toen de lijderes het middel 6 maanden lang, zonder
ophouden had gebruikt, was van beterschap nog geen spoor
zigtbaar; daar echter vroeger reeds verschillende behande-
mgswijzen te vergeefs waren beproefd, besloot ik nog eenigen

verki™^ ^^ houden, alvorens patiente voor ongeneesselijk te
ver aren. De gift werd nog geregeld verhoogd; bij elke
verhooging werden de klagten over intoxicatie sterker, doch
verminderden ook weder snel. Ik had reden mij over mijne
arding te verheugen. Wel is waar bleef de toestand
van het individu voortdurend van dien aard, dat geene hoop

Z fnbsp;gekoesterd, doch het aan-

der toevallen verminderde een weinig en die verminde-
ing ging, hoe gering dan ook, voort. Thans (Maart 1859)
oedraagt het maandelijksch aantal der toevallen, slechts 6,
en is in de laatste drie maanden 8 niet te boven gegaan.
Het middel wordt bij voortduring goed verdragen.

Résumé. Bij, een meisje van 19 jaar, dat bij den aanvang
der behandeling met valer, atrop. sinds 5 jaren aan epilep-
tische toevallen geleden had, wier moeder van der jeugd af
«pileptica was geweest, dat zich niet op de tong beet en
geene aura waarnam, heeft die behandeling eene vrij belang-
njke vermindering in het aantal der toevallen te weeg ge-

bragt. Eene gift van ^ grein wordt zonder hevige intoxi-
catie verdragen.

14.

S. meisje, bij hare opname in het Gasthuis (Dec. 1858)
«ud 20 jaar, had sinds 8 jaren aan toevallen geleden; het

-ocr page 60-

eerste toeval was ontstaan na eenen hevigen schrik, door
het in het water vallen harer moeder veroorzaakt. De toe-
vallen vertoonden zich gewoonlijk eenmaal \'s weeks; zij wer-
den aangekondigd door convnlsies van den hals {behoorende
tot het gebied van de zenuwen, die uit de Med. oblong,
voorkomen) en van de ledematen; nadat deze eenigen tijd
geduurd hadden, begon patiente te schreeuwen en te wee-
nen, en in dat tijdperk ging reeds het bewustzijn verloren.
Daarop ontstond een tonische kramp der linker ligchaams-
helft, die dan door algemeene convulsiën gevolgd werd. Pa-
tiente beet zich op beide zijden der tong. Alle functies
waren geregeld, en geene naaste oorzaak kon voor de toe-
vallen worden opgespoord. Het verlies van bewustzijn, reeds
voor het begin van het eigenlijk paroxysme, deed het ver-
moeden aan idiopathisch lijden ontstaan, hoewel geene an-
dere symptomen daarvan werden waargenomen. Ik ving
hare behandeling met valer, atrop. aan, doch moest mij bij
de geringe dosis van grein
de die blijven bepalen. Zoo-
dra ik de gift verhoogde, ontstonden klagten over het zien
van sterretjes, duizelingen en hoofdpijnen. Reeds bij -j-i-j^
grein ontstond mydriasis. Hoewel nu patiente sints 3 maan-
den -J-g- grein de die gebruikt, schijnt toch het middel zijnen
invloed op haar niet verloren te hebben, daar telkens bij het
staken der kuur de mydriasis verdwijnt, en bij het hernieu-
wen er van terugkeert. De gunstige werking van het mid-
del in dit geval, valt niet te ontkennen, daar het aantal
der toevallen tot op de helft is gereduceerd, en thans (Maart
1859) kleiner is dan het ooit te voren was.

Résumé. Bij een meisje van 20 jaar, dat sinds 8 jaren
aan epileptische toevallen geleden had, dat zich wel op de
tong beet, en wier toevallen door spasmi der halsspieren wer-
den voorafgegaan, heeft een, bijna 4 maanden lang, voort-
gezet gebruik van valer, atrop., eene aanmerkelijke vermin-

-ocr page 61-

de da Ji-f ?nbsp;het middel bestond, dat

btef \' g,ft van grein, „.„„er kon worfe^ te
ooveii gegaan.

15.

W meisje, bij hare opname in het Gasthuis (Febr. 1857)
Tfc T\'nbsp;-an epilepsie
gé-

Me 18 r\' Tquot;nbsp;quot;ie\'- Toen zij in

s aüd O, Tnbsp;\'gt;elgt;\'»äeling kwam, was haar toe-

al,,?::\'\'nbsp;P»«-- \'°e. De

otr n d quot; T\'nbsp;quot;ȕeveer 10 \'s maands,

e der I \'quot;-\'\'»P--..nbsp;leed patiente veel aan eoj

diMs ™ ^^nbsp;ï-g -quot;Welden, en

Z7Z II fnbsp;-eer toevallen,

eh nienbsp;aura en bee^

tunr retquot;\', . \\nbsp;n,aanden lang voortgezette

kunr met val. „trop. had i„ ,„„ ,erre een goed gevolg, dat
het aantal der toevallen verminderde, e„ vooral ook £ Z
sehenpoozende convnlsieën en vlagen van manie minder
werden. Het middel werd in Uimmende giften, tot , gl
quot;c ée toe, zonder aanmerkelijke intoxicatie verdragen. On-
■«erlmg verdient nog dat patiente om den regtei boveL
™ eene crcnlaire .weer had, die door verbranding was
ontstaan en steeds open bleef, terwijl telkens bij de ge-
quot;jng de epdeptische toevallen heviger werden. Het komt
™ voor dat de nadeelige invloed van de genezing de-

T\': fquot; quot;quot;nbsp;\'\'«i\'-t- » epilpti.

jche toestanden Wel is

,.,\'■nbsp;die m allerlei toestanden

kunnen

urLeeren, het genezen van zulke zweren, nadeelige gevolgen

r

-ocr page 62-

beeft, van verschillenden aard, zonder dat men daarvoor eene
andere reden weet te geven, dan deze, dat de in de zweer
plaats hebbende afscheiding, eene voor het individu normale
functie is geworden, wier verstoring gelijksoortige nadeelen
na zich sleept, als de verstoring van andere functiën. Maar
aangezien eene zoodanige verhouding slechts bij enkele per-
sonen voorkomt, meen ik een inniger verband tusschen de
constitutie dier personen en de ziekelijke afamp;cheiding te mo-
gen aannemen, meen ik te mogen beweren, dat de toevalbge
vorming van zulke afscheidende processen, die personen voor
andere ziekelijke aandoeningen heeft bewaard, en daaruit voor
de geneeskunde de les te mogen putten, dat de applicatie
van derivantia, veelal van te weinig gewigt wordt geacht*
Yoor den epileptischen toestand, verkondigt het bovenver-
melde voorbeeld, deze les luide genoeg.

Résumé. Bij een meisje van 20 jaar, dat, van hare kindsch-
beid af, aan epileptische toevallen geleden had, geene aura
waarnam en zich niet op de tong beet, heeft eene tien maan-
den lang voortgezette kuur met valer, atrop., vermindering
van het aantal der toevallen te weeg gebragt Het middel
werd tot in dagelijksche giften van -g^V grein, zonder aan-
merkelijke intoxicatie verdragen.

E., weduwe, oud 82 jaar, werd in Julij 1857 in het Gast-
huis opgenomen. Een paar jaren vroeger, had zij, na he-
vige twisten met haren echtgenoot, epileptische toevallen ge-
kregen, en deze hadden zich sinds, van tijd tot tijd, blijven
vertoonen. Zij nam geene aura waar en beet zich niet op
de tong. De dyspnoë tijdens de toevallen, was zeer hevig.
De toevallen vertoonden zich uitsluitend bij den dag. Al
spoedig na den aanvang der kuur met valer, atrop. ver-

-ocr page 63-

toonden zich verschijnselen van beterschap. De toevallen
werden aanmerkelijk minder in aantal en tevens minder he-
vig. Wel is waar traden in de plaats der toevallen zooge-
naamde schokken op, die soms zoo hevig waren, dat patiente
plotseHng van haren stoel werd opgerigt en eenige schreden
voorwaarts bewogen, doch het vervangen worden van ernstige
uitingen der krankheid door andere van minder aanbelang,
mogt toch geM\'is als beterschap worden aangemerkt. Het
middel werd zeer goed verdragen, ofschoon somtijds over
djsphagie en dubbelzien w^erd geklaagd, en er altijd sterke
mydriasis zigtbaar was. De beterschap nam toe, zoodat pa-
tiënte, in Nov. 1858, na 6 maanden lang met valer, atrop.
te zijn behandeld, en ongeveer 5 weken, zoo wel van schok-
ken als van toevallen te zijn bevrijd gebleven, op haar ver-
zoek, als gebeterd, werd ontslagen. Twee weken later had
zij het ongeluk van in het water te vallen, en daarna op
nieuw door een paroxysme overvallen te worden. Om bij-
zondere redenen kon zij echter niet weder in het Gasthuis
worden opgenomen, en hare genezing kon dus niet op nieuw
worden beproefd.

Résumé. Bij eene weduwe, oud 82 jaar, die sints 2 jaren
aan epilepsie geleden had, geene aura waarnam en zich niet
op de tong beet, heeft eene 6 maanden lang voortgezette
kuur met valer, atrop. aanmerkelijke beterschap, zoo wel wat
de hevigheid als wat het aantal der toevallen aangaat, te
weeg^gebragt. Het middel werd, tot in dagelijksche giften
van -J^ grein, vrij goed verdragen.

17.

W., meisje, bij hare opname (Pebr. 1858) oud 12 jaar
had twee jaren geleden, na eenen
schrik te hebben beko-
men door de plotselinge tijding van den dood haars vaders,

-ocr page 64-

58

epileptische toevallen gekregen. Deze waren allengs frequen-
ter geworden, en vertoonden zich, tijdens den eersten tijd
harer verpleging, bijna dagelijks.

De lijderes had geene aura en beet zich op de regterzijde
der tong, terwijl de convulsieën steeds begonnen aan de
linkerzijde des ligchaams; de dyspnoe tijdens de toevallen,
was slechts gering. In Mei begon ik hare behandeling met
valer, atrop. en zette die, doch zonder eenigen goeden uit-
slag, tot in Maart 1859 voort. Patiënte verdroeg het mid-
del goed. Behalve mydriasis^ deed zich geen enkel symp-
toom van intoxicatie op. Daar echter, na eene behandeling
van 10 maanden, niet de minste beterschap was ingetreden,
werd het wenschelijk geacht de kuur te staken en liever
eene andere te beproeven.

Résumé. Bij een meisje van 13 jaar, dat sinds 3 jaren
aan epileptische toevallen geleden had, geene aura had en
zich wel op de tong beet, heeft eene tien maanden lang voort-
gezette kuur met valer, atrop., hoewel het middel, tot in
dagelijksche giften van grein, zeer goed verdragen werd,
hoegenaamd geene beterschap aangebragt.

18.

S,, meisje, oud 22 jaar, had bij den aanvang mijner be-
handeling met valer, atrop., sinds 8 jaren aan epileptische
toevallen geleden. Deze waren zonder bekende oorzaak ont-
staan. Patiënte was stompzinnig, doof en zeer ligt geraakt.
Het aantal der toevallen bedroeg ongeveer 10 s\'maands;
zij werden niet door eene aura aangekondigd. Patiënte beet
zich op de linkerzijde der tong. De intoxicatie was van
den aanvang der kuur af, uiterst hevig. Reeds na het ge-
bruik van grein, onstonden, behalve mydriasis, ook dys-

-ocr page 65-

pliagie, hoofdpij iij duizeliiigen en zelfs lijjothvmieën. Uooi\'
telkens de kuur te staken en te hervatten, trachtte ik de
idiosyncrasie tegen het middel op te heffen, doch dit ge-
lukte mij niet, en na eene aanwending van 6 maanden moest
ik de kuur staken, zonder door haar eenige de minste wij-
ziging in den aard of in het verloop der krankheid te heb-
quot;ben te weeg gebragt.

Résumé. Bij een meisje van 2 a jaar, dat sinds 8 jaren

aan epilepsie geleden had, geene aura had en zich wel op

de tong beet, bragt eene 6 maanden lang voortgezette kuur

met valer, atrop. geen ander effect, dan hevige intoxicatie
te weeg.

19.

V. S., meisje, oud 20 jaar, had bij den aanvang der kuur
Junij 1858, sinds 8 jaren aan epileptische toevallen ge-
eden. Het eerste dier toevallen was ontstaan na eenen
schrik bij den dood harer moeder. De toevallen hadden veel
overeenkomst met die, welke onder 14 zijn beschreven; zij
vingen aan met korte convulsies, eenen schreeuw en bewuste-
loosheid en daarop volgde eerst de eigenlijke aanval. Pa-
tiënte beet zich op beide zijden der tong. De periodiciteit

der toevallen bezat iets eigenaardigs: zij vertoonden zich na-
melijk uitsluitend aan het begin en tegen het einde der maand,
wat daaruit verklaard kan worden, dat patiënte in dienzelf-
den tijd uiterst overvloedig menstrueerde. De intoxicatie door
de valer, atrop. te weeg gebragt, was vrij hevig en open-
baarde zich vooral door verschijnselen van hersencongestie.
ioch werd de kuur behoedzaam voortgezet, en alras ver-
^oonde zich beterschap, die het eerst daaruit bleek, dat de
periodiciteit der toevallen werd afgebroken, daar deze, ter-

-ocr page 66-

wijl zij tevens allengs minder in aantal werden, zich niet
meer uitsluitend tijdens de menstruatie, maar ook in het
midden der maand vertoonden. Die beterschap is blijvende
geweest en ofschoon thans (Maart 1859) nog van geen her-
stel sprake kan zijn, mag toch de toestand der lijderes als
aanmerkelijk verbeterd worden aangezien. De dagelijks ge-
bruikte gift kon nimmer hooger worden gebragt, dan tot
op gi^ein-

Résumé. Bij een meisje van SO jaar, dat sinds 8 jaren
aan epilepsie had geleden, en wier toevallen periodisch met
de menstruatie zamenvielen, dat zich wel op de tong beet en
wier toevallen door korte algemeene convulsies werden voor-
afgegaan, heeft eene 9 maanden lang voortgezette kuur met
valer, atrop., in zooverre beterschap aangebragt, als 1quot;. de
periodiciteit der toevallen is verbroken en 2quot;. het aantal der
toevallen is verminderd. De intoxicatie-verschijnselen waren
en bleven hevig, zoodat de toegediende gift nimmer die van
grein de die kon te boven gaan.

20.

C., meisje, oud 22 jaar, totaal imbecil en aan toenem.ende
scoliosis lijdende, had van hare kindschheid af, epile|)tische
toevallen gehad. Zij had geene aura en beet zich niet op
de tong. Bijna voortdurend leed zij aan otitis externa, die
naauwelijks genezen, telkens spoedig door nieuwe ontsteking
werd gevolgd. Onder zulke omstandigheden kon wel geene
andere prognose worden gemaakt, dan eene uiterst ongun-
stige. Toch meende ik beter te handelen met haar aan
eene geregelde kuur te onderwerpen, dan van elke poging
tot genezing af te zien. Ik ving dus aan, haar eene da-
gelijksche gift vannbsp;grein toe te dienen doch zonder
eenig gevolg. Bij het verhoogen der gift ontstond een in-

-ocr page 67-

taicatie verschijusel dat ik mee™ak„ heb waarg.„„,„e„
p rl Lnbsp;Doch „ofc de äofheid e„ da-

te hebben Toortgezet, geraden achtte, deze te eindigen
Korten tijd later werd patiënte de, morgens dood in haar

lnbsp;™ -Ptyctisch

.erd» Ät\'t™\'?quot;^

-«m, cn voor wÏÏ Tnbsp;™ quot;quot;quot;

worden gesteld i, »nbsp;ongunstig moest

ä» I» oor^ge^quot;quot; kuur .et valer, atrop., .es n,aa„-

imo^ieat™

21.

kpS gquot;elrquot;De\'t

1 e gjeden. De toevallen warennbsp;ontstaan bii liet intre

«rfrrt^quot;

n \'oortduren. Zijnbsp;vertoonden .ieh .nee t
Hun quot; anti Cd

heet op r? \' quot;nbsp;lii^«-
de toe allen ve , ® \'

-et vaTef a ;„: 1 quot;quot;nbsp;^er innr

8 la Z lafquot;nbsp;™«kbaar. Eerst toen

™ patrmquot; el \' Tnbsp;den toestand

«en innbsp;rtquot;: T™-

iicvjgneici. De mtoxicatie-ver-

-ocr page 68-

scliijnselen bepaalden zich tot het oog en het gezigtsvermo-
gen: patiënte klaagde dikwerf over lichtschuwheid, een ge-
voel van tinteling in de oogen, en profuse traan afscheiding,
welke verschijnselen door geene nevenmedicatie konden wor-
den opgeheven. Hoogere giften konden echter bij voortdu-
ring worden gebruikt, zonder dat het staken der kuur nood-
zakelijk werd. De beterschap bleef langzaam doch geleide-
lijk toeneinen. Thans (Maart 1859) is de toestand van pa-
tiënte van dien aard, dat er alle hoop bestaat op toekom-
stig herstel. Reeds twee malen is zij eene gansche maand
èn van toevallen èn van schokken bevrijd gebleven, en in
de laatste maanden is het aantal der toevallen dat van 4
nooit te boven gegaan.

Résumé. Bij een meisje van 24 jaar, dat sinds het 14e
jaar aan epileptische toevallen geleden had, zich wel op de
tong beet en geene aura waarnam, bragt het gebruik van
valer, atrop, aanvankelijk geene beterschap te weeg. Bij voort-
gezette behandeling verbeterde echter de toestand der pa-
tiënte zoozeer, dat er hoop bestaat op geheel herstel. Eene
gift van I grein
dedie, M-erd door haar zonder gevaarlijke
intoxicatie verdragen.

22

Bij eene ongehuwde vrouw van 43 jaar, die van kinds-
been af imbecil was geweest, en 18 jaren lang aan epilep-
tische toevallen geleden had, en die geene aura had en zich
niet op de tong beet, bragt de valer, atrop., zoo als te
verwachten was, geene de minste verbetering te weeg. Op-
merking verdient echter, dat bij haar het middel, zelfs in
giften van grein
de die, geen ander intoxicatie-verschijn-
sel dan mydriasis te weeg bragt.

-ocr page 69-

23.

_ Bij eene gehuwde vrouw van 35 jaar, die sinds haar IS^e
jaar aan epilepsie geleden had, en op lateren leeftijd imbecil
was geworden, geene aura had, doch zich wel op de tong beet,
i\'agt de valer, atrop. geene de minste verbetering te weeg.
Even als in het vorige geval, zoo waren ook hier, ofschoon
het middel in hooge giften werd toegediend, de intoxicatie-
sjmptomen uiterst gering.

24.

O, gehuwd man, oud 24 jaar, leed sinds 3 jaar, aan ligte
epileptische toevallen, uit convulsieve bewegingen der ge-
aats- en halsspieren en der bovenste ledematen, met be-
lemmerde ademhaling en slikking en verlies van bewustzijn,
bestaande. De aanvallen duurden slechts 20 ä 30 secon-
den en werden door geene aura aangekondigd. De lijder,
een uiterst nerveus individu, beet zich niet op de tong.
ieeds eene gift vannbsp;grein, bragt vrij sterke intoxica-

le te weeg: mydriasis, dysphagie en pijn in de keel. On-
er het voortgezet gebruik werden deze verschijnselen wel
minder, doch in het karakter der krankheid kwam geene
^erandering; zelfs werkte de voortdurende intoxicatie nadee-
ig op het nerveuse gestel des lijders, zoodat ik al spoedig
eene kuur moest staken, die uit haren aard, geene goede
vruchten beloofde.

Bésumé. Bij een gehuwd man, oud 34 jaar, van eene
wterst^ nerveuse constitutie, die sints 3 jaar aan ligtere
epileptische toevallen geleden had, geene aura waarnam en zich
niet op de tong beet, bragt eene kuur met valer, atrop. geene
de minste beterschap te weeg. Reeds eene gift van ^ grein
veroorzaakte eene zoo sterke intoxicatie, dat de prik-
kelbaarheid des lijders er zeer door werd verhoogd.

-ocr page 70-

64
25.

Een jongen van 17 jaar, scropliulens individu, leed sinds
een jaar aan epileptische toevallen, die zonder bekende
oorzaak waren ontstaan, en allengs frequenter waren ge-
worden. De lijder beet zich op de linkerzijde der tong.
De toevallen begonnen geregeld met rillingen over het
gansche ligchaam, en werden dikwijls voorafgegaan door
pyrose. De toegediende valer, atrop. bragt wel vrij hevige
intoxicatie te weeg, doch daar de gunstige invloed van het
middel, op de symptomen der epilepsie al spoedig bleek,
werd de kuur voortgezet. Na verloop van drie maanden,
toen de dagelijksche gift tot op ^ grein was gestegen, en
de intoxicatie niet belangrijk was toegenomen, was het aan-
tal der toevallen reeds tot op de helft verminderd, terwijl
hunne hevigheid niet was vermeerderd. Thans (Maart 1859)
gaat het maandelijksch aantal 3 niet meer te boven, ter-
wijl het bij zijne opname 12 bedroeg, zoodat er gegronde
hoop bestaat, dat de lijder, bij eene voortzetting der kuur,
van zijne kwaal zal worden bevrijd.

Hésumé. Bij eenen jongen van 17 jaar, die sinds een jaar
aan epilepsie geleden had, die zich wel op de tong beet en
wiens toevallen door rillingen of door pyrose werden voor-
afgegaan, heeft de val. atrop. aanmerkelijke beterschap te
weeg gebragt. De intoxicatie-symptomen waren niet hevig
genoeg, om een voortzetten der kuur te beletten.

26.

B, jongman, oud 26 jaar, had van zijne kindschheid af,
aan epileptische toevallen geleden. Hij was daarbij in ge-
ringen graad imbecil. Hij had geene aura en beet zich niet
op de tong. Zijne toevallen waren niet frequent; hun maan-

-ocr page 71-

dejijksch aautai becfroeg gemiddeld twee. Na eenigen tijd
V er. atr te hebben gebruikt, begon hij aan neusbloedin-

tZ l \'^ l:nbsp;alle voorzorgen,

-rhaalden. De lijder had weinig over intoxicatie versch|n-

en geklaagd, en het zou dus gewaagd zijn geweest, tus-

de epistaxis en de kuur eenig verband aan te nemen

-L-e^kuur werd dus voortgezet en de epistaxis bleef zich

lerlialen. Van eenen gunstigen invloed van het middel op

^le frequentie of op de hevigheid der toevallen was echter

»ets te bespeuren. Ongeveer 6 maanden na de opname in

i^et gasthuis, werd de lijder door morbus maculosus Werl-

ïofai aangetast, wier symptomen, hoewel verminderd noo-

voortduren. Bij het uitbreken dier ziekte, achtte ik het

geraden, althans voorloopig eene kuur te staken, die op

iaar beloop welligt eenen nadeeligen invloed zou hebben

^ tgeoefend. Gedurende de zes weken, welke de ziekte thans

eequot; geduurd, is de lijder van toevallen bevrijd gebleven

it dit geval kan natuurlijk geene gevolgtrekking worden

^^eieid, dan deze, dat gedurende een zes maanden lang

.^eörmk der valer, atrop., de toestand des lijders niet is ge-

^^erd Of eene later weder opgevatte kuur betere gevol-

ö n hebben zal, zal dan moeten blijken. De prognose is
achter niet gunstig.

37.

Wd luds het 14,lt;10 ,,, epileptische toevallen geleden

-\'i s ir;« IlT ^^ ^^ ^^^ ^^^^^

onderscheidde , fnbsp;eigenaardige symptomen

Je k %nbsp;^^^^^ ---den lang voortge-

riiirr ^^nbsp;belangnjkebeterschap%ewerlt.

Vleier d,e voor den aanvang der behandeling, maande-

-ocr page 72-

6Ö ♦

lijks gemiddeld 10 toevallen liad door te staan, bleef latei-
meer dan eens, eene gansche maand daarvan bevrijd. Korten
tijd geleden, werd hij, na meer dan 6 Aveken vrij te zijn
gebleven, op den aandrang zijner ouders, als gebeterd ont-
slagen. De lijder verdroeg het middel uitmuntend. Ik heb
bij hem geen ander intoxicatie-verschijnsel waargenomen, dan
mydriasis. Zelfs eene dagelijksche gift van grein veroor-
zaakte geene van de gewone klagten.

28.

Een jongen, 11 jaren oud, imbecil, had van het S^tc
jaar aan epileptische toevallen geleden. Vroeger had hij zich
aan zelfbevlekking schuldig gemaakt, en daar alle aange-
wende middelen om hem hiervan terug te houden, vruch-
teloos waren gebleven, was men overgegaan tot het uiterste
middel der amputatio praeputii. Dit middel was door het
gewenschte effect gevolgd. Zijne toevallen volgden elkander
gewoonlijk in groote getale op, en kenmerkten zich door
buitengewone belemmering der ademhaling, die herhaaldelijk
voor verstikking deden vreezen. De lijder nam geene aura
waar, en beet zich niet op de tong. De kuur met val.
atrop. werd voorzigtig ingesteld, daar de lijder nooit iets
van zijne gewaarwordingen mededeelde. Al spoedig ont-
stond sterke mydriasis, die echter bij het voortgebruiken
van het middel wat minder werd. Nadat de kuur zes
maanden lang was voortgezet, was echter van geesie beter-
schap hoegenaamd iets te bespeuren. Noch het groepsge-
wijze verschijnen der paroxysmen, noch de hevige dyspnoë,
noch de aard of het aantal der toevallen was verminderd.
Daarom werd tot het staken der kuur besloten.

Weinige weken later, werd de lijder des morgens dood
op zijne legerstede gevonden, met de uiterlijke teekenen van

-ocr page 73-

asphyctisch gestorven te zijn. De resultaten der lijkopening

medegedeeld.

29.

Een jongen van 14 jaar, werd, bij den dood van zijn
zusje, door epileptische paroxysmen aangetast, bestaande in
nevige convulsiën met verlies van bewustzijn en dyspnoë.
i)e toevallen vertoonden zich meermalen daags, en volgden
op eiken ongewonen indruk. Ik begon ter^stond zijne be-
handeling met valer, atrop. Reeds na verloop van eenige
dagen mogt ik daarvan gunstige resultaten zien. Veertien da-
gp-n na het ontstaan van het eerste paroxysme, bleven de
toevallen geheel weg. Na 4 weken geheel bevrijd te zijn
gebleven, werd hij, als genezen, ontslagen.

30..

Bij eenen jongen van 11 jaar, die sinds het 4de jaar
aan epileptische toevallen geleden had, en reeds vroeger op
allerlei wijzen, ja zelfs met dierlijk magnetisme was behan-
deld, bleef eene 6 maanden lang voortgezette kuur met valer
atrop. geheel vruchteloos. De lijder nam geene aura waar,
«n beet zich slechts somtijds op de tong.

SI.

Bij eenen jongman van 27 jaar, die sinds 4 jaren aan
q^üeptische toevallen heeft geleden, waarvan het eerste na
eenen schrik is ontstaan, die geene aura heeft, doch zich
^ ..e( s op de tong bijt, is eveneens eene drie maanden lang-
Wnbsp;vruchb^:

fi *

zijn onder I

-ocr page 74-

Bij een meisje oud É\'Ö jaar, dat een jaar geleden, bij het
helpen eener andere epileptica, zelve door een epileptisch
paroxysme is aangetast, en sinds niet meer heeft gemenstru-
eerd, dat geene aura heeft, doch zich wel op de tong bijt,
heeft eene nu reeds 3 maanden lang voortgezette kuur met
valer, atrop., en eene gelijktijdige toediening van pulv. sa-
binae, nog niet gebaat.

83.

Bij eene ongehuwde vrouw van 31 jaar, die sinds de ge-
boorte aan epileptische toevallen heeft geleden, geene aura
waarneemt en zich niet op de tong bijt, heeft eene nu sinds
3 maanden voortgezette kuur met valer, atrop., aanvanke-
lijk goed gewerkt. Het aantal der toevallen is verminderd
zonder dat hunne hevigheid is toegenomen, en de intoxica-
tie is zeer gering.

84.

Bij eene ongehuwde vrouw, wier moeder toen zij van haar
zwanger ging, eenen schrik had gekregen, door het verbran-
den van een harer andere kinderen, en die van de kindsch-
heid af, aan epilepsie geleden heeft, geene aura waarneemt
en zich aan weerzijden op de tong bijt, heeft eene nu reeds
5 maanden lang voortgezette kuur met valer, atrop aanvan-
kelijk eene vermindering van het aantal toevallen te weeg
gebragt. De intoxicatie is zeer gering.

-ocr page 75-

III,

DE VALERIANAS ATROPINI ALS GENEESMIDDEL
IN GEVALLEN VAN EPILEPSIE.

Wenn man nun auch aniielimen muss, dass
es gegen die Epilepsie kein Specificum für alle
rälle geben könne, so wird man sich doch
nach einem Mittel zur Ei-leichterung der Krank-
heit umsehen dürfen.

ebers-

Wanneer men nagaat, dat in 1798, r. Henning, in zijn
werk, // analecta litteraria, epilepsiam spectantia,quot; voor eene
bibliographie van de behandeling der epilepsie, eene ruimte
van 152 pag. behoefde, dan rijst een natuurlijke twijfel op,
aan de mogelijkheid om eene ziekte te genezen, die te ver-
geefs met zoovele verschillende wapenen bestreden is. Eu
toch, die twijfel wordt bij nader onderzoek opgeheven. Wil
men de reden kennen, waarom die honderden van genees-
middelen, het eene voor, het ander na, de proef niet kon-
den doorstaan, men zoeke haar daarin, dat zij alle zonder
kennis des onderscheids, dat zij alle als specificum werden
toegediend. Met kracht heeft de ondervinding der latere
jaren, zich tegen de ongeneeslijkheid der epilepsie aange-
kant. Mannen van wetenschap hebben het zich tot doel
van hun leven gesteld, hare verschijnselen te doorgronden en
terug te brengen tot hunne natuurlijke oorzaken. Hunne

-ocr page 76-

pogingen zijn niet vruchteloos geweest. De proefnemingen
genomen daar, waar de ziekte zich uit, onder de meest hard-
nekkige vormen, in de gasthuizen namelijk, bewijzen het,
dat de geneesheeren niet alleen met hoop op goeden uitslag,
maar ook met vertrouwen daarop, de behandeling van lij-
ders aan epilepsie durven op zich nemen. Doch men heeffc
geleerd te individaaliseren. De ziekte van het chlorotische
meisje, dat tijdens de menstruatie, door convulsieve paroxys-
men wordt aangetast, wordt onderscheiden van die van een\'
lijder, wiens vroegste kindschheid reeds het tooneel was van
schijnbaar gelijke aanvallen. Bij de eene is het oog des
geneesheers op het regelen der functies, bij den ander op
het wegnemen der idiopathische stoornis, of wel bloot op
het lenigen der smarten gerigt.

Nadat reeds eenige jaren geleden, door maxmaresch en
anderen, de atropine en hare zouten, de sulfas en nitras atro-
pini, met goed gevolg, in sommige gevallen van epilepsie
waren aangewend, kwam in 18B6 Dr.
michea, directeur d\'un
établissement particulier dWiénés et d\'épileptiques a Paris,
op het denkbeeld, van dat middel te verbinden met een an-
der, waarvan de gunstige werking in een aantal gevallen van
zenuwlijden, reeds door
pabius colonna in zijne phytobasa-
nos werd vermeld, te weten, met de valeriaan. Hij ver-
vaardigde in het scheikundig laboratorium van
pÉlouze, onder
toezigt van diens leerling
uegnoso alvaeo, een zout, dat hij
valerianas atropini noemde. Dit zout nu is door hem in
verschillende gevallen van epilepsie aangewend, en de resul-
taten die hij heeft verkregen, zijn gunstig genoeg om de
onderstelling toe te laten, dat de valerianas atropini voortaan
onder de geneesmiddelen tegen epilepsie, eene voorname plaats
zal bekleeden. Ik heb het daarom van belang geacht, aan-
gaande de uitkomsten, die door de behandeling met valer,
atrop. verkregen worden, een breedvoeriger onderzoek in te

-ocr page 77-

stellen, dan michea heeft gedaan, en heb daarom, met toe-
stemming en onder toezigt van Prof.
schneevoogt, bij 34
epileptische lijders, die in het Buiten-Gasthuis te Amster-
dam werden verpleegd, eene kuur met dat middel ingesteld.
Schijnbaar heb ik mij daardoor schuldig gemaakt aan de fout,
straks door mij gelaakt, die namelijk, van naar een speci-
ficum te zoeken, schijnbaar slechts, daar mij uit de mede-
deelingen van
miohÉa niet genoegzaam was gebleken, bij
welke individuen het gebruik van het middel was aan te
raden, en mij dus geene andere keuze overbleef, dan dit door
eigen onderzoek te bepalen.

Gaan wij vooreerst de resultaten na, door mij verkregen,
bij de behandeling der personen, wier historiae morbi door
mij onder II zijn medegedeeld. Zij hier ter loops aangaande
den vorm dier historiae morbi vermeld, dat de reden, waarom
ik enkele zeer uitvoerig, andere daarentegen zeer kort heb
behandeld, daarin is gelegen, dat de waargenomen verschijn-
selen in sommige gevallen zeer bijzonder, in andere zeer ge-
woon waren. Zoodoende heb ik welligt aan de regelmaat
van den vorm te kort gedaan, maar ook zeker bet voordeel
behaald, van niet langdradiger te worden, dan de inhoud dit
dringend eischte.

Van de 34, gedurende korteren of längeren tijd, door mij
met valer, atrop. behandelde personen, zijn 15 gebeterd, 18
niet gebeterd, en één genezen. Aangaande het gansche aan-
tal moet worden opgemerkt, dat in een Gasthuis als liet
genoemde, waar louter armen worden verpleegd, meestal slechts
zoodanige epileptische lijders worden gevonden, wier toestand
hen voor het arbeidzame leven geheel ongeschikt maakt, bij
wie de ziekte dus reeds jaren lang heeft bestaan, en wier
vroegere leefwijze er veel toe heeft bijgedragen, om de krank-
heid diep te doen inwortelen; in één woord, lijders voor wie
de prognose bepaald ongunstig moet worden gesteld. Men

-ocr page 78-

verwondere zich dus niet daarover dat van 34 personen,
slechts één is genezen en slechts weinigen zijn gebeterd.
Wanneer men daarbij in het oog houdt, wat reeds
michea
heeft op den voorgrond gesteld, dat wat jaren lang bestaan
heeft, ook dikwerf jaren vordert om te worden uitgeroeid,
terwijl mij slechts eene tijdruimte van 10 maanden was ver-
gund, dan zal men eene uitkomst, als de bovengenoemde,
niet ongunstig willen noemen.

De eerste vraag die beantwoord moet worden, is deze:
wie zijn gebeterd?

Van de 15 gebeterden zijn 9 vrouwen en 6 mannen.

Van de vrouwen hebben vier van de vroesrste kindschheid

O

af, aan epileptische toevallen geleden; de andere vijf sinds 8,
5, 8 en 11 jaren. Bij de meesten, zoo niet bij allen, kon
dus de ziekte gezegd worden, verouderd te zijn. Bij allen
had de ziekte het eigenaardige, dat als kenmerk der idio-
pathische epilepsie wordt aangenomen, te weten, de éénzijdige
tonische contractie in den aanvang der toevallen. Bij 8 ont-
stonden de toevallen plotseling, zonder voorafgaande aura;
bij ééne slechts werden zij door convulsies van den hals en
van de ledematen aangekondigd. Vier beten zich, gedurende
de toevallen op de tong, vijf niet. Bij geene waren de in-
toxicatie-verschijnselen hevig. Tot op eene dagelijksche gift
van ^ tot grein werd het middel goed verdragen.

Van de mannen heeft één sinds 11 jaar, één sinds 8 jaar,
één sinds 7 jaar en één sinds 8 jaar aan epileptische toeval-
len geleden. De laatste lijdt tevens aan toenemende scoHosis.
De beide anderen lijden eerst sinds één jaar aan epilepsie.
Bij den eenen van hen, bestaat een hereditair moment, de
ander is een scrophuleus individu. . Bij allen vangen de toe-
vallen aan, met de kenmerkende éénzijdige tonische kramp.
Bij drie vertoonen zich de toevallen plotseling, zonder eenig
voorafgaand symptoom; bij éénen was eene aura aanwezig, in

-ocr page 79-

een i^ijnlijk gevoel in den linker arm bestaande, dat ecliler
na applicatie van vesicatoiren week, zonder dat daarom de
toevallen opliielden. Bij een\' ander\' werd voor de toevallen
een onbestemd gevoel van druk in de maagstreek waargeno-
men, dat wel niet als eene eigenlijke aura kan worden aan-
gemerkt. Bij den laatsten ging somtijds pyrosis aan de toe-
vallen vooraf, zoodat ook daar van geene wezenlijke aura
sprake kan zijn. Allen mogen dus gezegd worden geene
aura, in den juisten zin des woords, waar te nemen. Twee
beten zich op de tong, vier niet. Bij geenen Avaren de in-
toxicatieverschijnselen zoo hevig, dat daardoor de voortzetting
der kuur werd belet.

Wat den éénen genezene betreft, bij dezen bestond de
ziekte
zóó kort, was zij onder zóó sprekende omstandigheden
ontstaan, (zie II 29) was de nadeelige invloed, die de toeval-
len veroorzaakt had, van zód korten duur, dat welligt ook
zonder medicatie, al spoedig genezing zou zijn gevolgd. Ze-
ker is het, dat de narkotische werking der valer, atrop. die
genezing moet hebben bevorderd.

Het zou aan den omvang dezer bladen, eene uitbreiding
geven, die mij niet wenschelijk voorkomt, indien ik hier het
eigenaardige herhaalde, dat den persoonlijken toestand van
eiken lijder kenmerkte. De historiae morbi zijn uitvoerig
genoeg om aan ieder die zich daartoe geneigd gevoelt, de
gelegenheid te geven, van de conclusie te controleren, die ik
heb gemeend te mogen opmaken uit de resultaten mijner
behandeling; terwijl het résumé aan elke historia morbi toe-
gevoegd, voldoende de plaats aanwijst, die aan elk bijzonder
geval, aan deze of aan gene zijde dier conclusie toekomt.

De 15 vermelde gevallen van beterschap, mogen, althans
op een paar twijfelachtige uitzonderingen na, tot de ongun-
stige worden gerekend; èn wegens de tonische kramp, in
het begin der aanvallen, die volgens de algemeene ervaring^

-ocr page 80-

ais een malum omen moet beschouwd worden; èn wegens
den langen tijd, gedurende welken de ziekte reeds had be-
staan, bij den aanvang der behandeling ; èn wegens het niet
voorkomen eener aura, wier gunstige beteekenis in zoo verre
niet kan worden ontkend, als zij duidt op een plaatselijk
lijden, dat tot de epileptische toevallen in een direct ver-
band staat; èn wegens het niet op de tong bijten van 9
der 15, een symptoom, dat volgens de tabellen van Prof.
schiioedeu van dee kolk tot de ongunstige moet gerekend
worden.
MichÉa zegt in zijn werkje over de valer, atrop.
het volgende: //quant à l\'amélioration que ce médicament
produit dans les cas d\'épilepsie incurable, je ne crains pas
d\'avancer qu\'elle est presque constante. Soit par dégrés in-
sensibles, soit à la suite d\'oscillations et de re\'actions, il
diminue toujours le nombre et Tintensité des attaques.\'^
Met deze uitspraak stemt het resultaat mijner proefnemin-
gen volkomen overeen. Ik meen zelfs verder te moeten
gaan, en uit de uitkomsten mijner behandeling te moeten
opmaken,
dal de valer, alrop., bijna alleen in zulke on-
gunstige gevallen leniging en beterschap aanbrengt.
In de
eerste plaats leidt tot deze conclusie het feit, dat de 18 ge-
vallen, Avaarin de valer- atrop,
geene beterschap heeft aan-
gebragt, zich van de 15 waarin het middel dit wel heeft
gedaan, kenmerkend onderscheiden, en wel
V. daardoor dat
zij deels tot de zoogenaamde hystero-epileptische gevallen be-
lmoren, deels tot de ligtere gevallen van epilepsia vera ; 2\'.
daardoor dat de individuen Avaartoe zij betrekking hebben,
meerendeels zich op de tong beten en bijna allen eene aura
waarnamen, Squot;, daardoor dat bij vele dier individuën, de
ziekte eerst korten tijd vóór den aanvang der behandeling
had bestaan,

In de tweede plaats verdient het opmerking, dat zij, die
ouder den invloed der valer, atrop. zijn gebeterd, veel min-

-ocr page 81-

der of veel ligtere symptomea van intoxicatie waarnamen,
dan de anderen bij wie het middel geene beterschap heeft
bewerkt. Indien men de historiae morbi nagaat, zal men
dit onderscheid zoo sterk sprekende vinden, dat men er door
zal geleid worden tot het vermoeden, dat de graad van in-
toxicatie een maatstaf is, voor de gunstige verwachting, die
men al of niet van eene behandeling met valer, atrop. zou
kunnen koesteren.

Het is mij althans voldoende gebleken, dat in verreweg
de meeste gevallen van hystero-epilepsie, de aanwending van
dit middel bepaalde nadeelige gevolgen heeft. De hystero-
epilepsie (zie 9® thesis) komt meest bij vrouwen voor, en ik
schrijf het daaraan toe, dat ik, zoowel door de mannen wier
historiae morbi ik heb vermeld, als door anderen, die slechts
korten tijd in het Gasthuis verbleven, en daarom ongeschikt
waren voor de aanwending eener geregelde kuur, de valer,
atrop. veel beter heb zien verdragen worden, dan door
vrouwen.

Vatten wij dns het gezegde te zamen, dan komen de vol-
gende feiten aan het licht:

1®. de valerianas atropini brengt vooral, ja! bijna alleen,
beterschap tot stand, in gevallen, waarvoor, hetzij omdat de
ziekte verouderd is, hetzij om andere redenen, de prognose
ongunstig moet worden gesteld.

2°. De valerianas atropini is stellig gecontraïndiceerd in
gevallen van hystero-epilepsie. Deze contra-indicatie hangt
zamen met den graad der vergiftigings-verschijnselen in zulke
gevallen.

3°. In den regel, wordt het middel beter verdragen en
geeft het gunstiger resultaten, bij mannen dan bij vrouwen.

Gaan M\'ij thans over tot de beschouwing der vergiftigings-
verschijnselen, door de valer, atrop. bij menschen en bij
dieren, te weeg Ejebragt.

-ocr page 82-

De valerianas atropini is eene liclit grijze, amorphe, kle-
verige zelfstandigheid, die eene sterke lucht van valeriaan-
zuur verspreidt. Zij is zeer oplosbaar in water, doch de
oplossing, die versch bereid, neutraal reageert, wordt spoe-
dig zuur. Om die reden is het niet raadzaam het middel in
oplossing toe te dienen, ofschoon het effect, nadat de solutie
twee dagen lang had gestaan, mij niet of slechts weinig ver-
minderd toescheen. De pilvorm komt mij verkiesselijk voor.
Ik gebruikte de formule :

IV Valerianat. Atrop. grj
extract. Liquirit. q. s.
u. f. pil. Nquot;. 120.

De valer, atrop. werd eerst zuiver opgelost, in eene zekere
quantiteit gedistilleerd water, en daarna zorgvuldig en lang-
durig met het extract afgewreven j het ligt in den aard der
zaak, dat de apothecar met de uiterste naauwkeurigheid, bij
de bereiding der formule moet te werk gaan, daar eene on-
gelijke verdeeling, de allernoodlottigste gevolgen zou kunnen
na zich slepen.

De valer, atrop. behoort onder de sterkst werkende ver-
giften. Het gebruik van ééne pil, grein bevattende,
was dikwerf voldoende, om intoxicatie-verschijnselen te voor-
schijn te roepen, als: mydriasis, pijn in de keel, droogte in
den mond.

Ik waagde het dus nimmer eene behandeling aan te van-
gen met eene hoogere dagelijksche gift, dan die van j-W
grein. Volgde geene intoxicatie, dan verhoogde ik de gift
eiken 4den dagnbsp;grein. Steeds nam ik waar, dat

het middel sneller werkte, maar ook sneller zijnen invloed
op het organisme verloor, wanneer het des morgens vroeg-
tijdig, dan wanneer liet des avonds bij liet ter ruste gaan^.

-ocr page 83-

gebruikt werd; werden bij voorbeeld, de pillen des morgeus
omstreeks 6 uur, toegediend, zoo waren tegen 12 uur alle
subjectieve en objectieve teekenen der inwerking verdwenen;
slechts de mydriasis bleef nog langen tijd aanhouden; terwijl
wanneer de pillen des avonds, bij het naar bed gaan, gege-
ven werden, den volgenden morgen, de klagten even sterk
waren, alsof zij eerst dienzelfden morgen waren gebruikt.

In het algemeen moet dus aangeraden worden, het me-
dicament des avonds toe te dienen de inwerking duurt dan
des te langer voort. Is men tot hoogere doses geklommen,
zoo is het noodzakelijk het middel refracta dosi te geven,
daar anders ligt de intoxicatie te hevig wordt.
MichÉa. raadt
aan, de kuur nu en dan te staken, opdat niet de invloed
op de huishouding van het ligchaam verloren ga. De nood-
zakelijkheid daarvan, erken ik niet in te zien. Door het
allengs verhoogen der giften, wordt hetzelfde doel veel zeker-
der bereikt. En die trapsgewijze verhooging is mogelijk.
Bij sommige personen, die in den aanvang der kuur, van
yi-jj tot grein geïntoxiceerd WTrden, ben ik er in ge-
slaagd, in den loop van eenige maanden, tot ^ grein
de-
die,
op te klimmen. Op deze wijze blijft het organisme,
maanden lang, zonder ophouden, aan de inwerking van het
middel blootgesteld. Nimmer heb ik eenige de minste cu-
mulatieve werking, van de valer, atrop. waargenomen. Eene
ervaring van 10 maanden is voldoende, om die gevaarlijke
eigenschap van vele narcotica, voor zooverre de valer, atrop.
aangaat, te mos:en ontkennen. Dat men eene kuur met va-
Ier. atrop. niet kan volhouden, zonder dagelijks klagten over
intoxicatie-verschijnselen te moeten aanhooren, is een vrij
groot bezwaar. Men geve echter aan die klagten eerst dan
gehoor, wanneer hoofdpijnen, congestieën, duizelingen of li-
po thymieën ontstaan; worden deze niet w^aargenomen, zoo
bestaat er nog geen gevaar voor ernstige gevolgen. Ook ge-

-ocr page 84-

wennen zich de lijders aan de aanvankelijk zoo lastige sjrap-
tonien, onderwerpen zich daaraan althans gaarne, zoodra zij
zelve bemerken dat hunne ziekte in hevigheid afneemt. Bij
onverhoopte hevige vergiftiging, vrorden tannine en sterke
kofamp;j als de beste antidota aangeraden; daarbij zou men dan
nog hirudines ad nares, clysmata cum aceto en ijsbsleggingen
kunnen voegen.

De verschijnselen die ik als werkelijke gevolgen der me-
dicatie heb leeren beschouwen, waren: mydriasis, photopsie,
Photophobie, dubbelzien, vermeerderde traanafscheiding, con-
gestieve hoofdpijnen, duizelingen, loomheid, slaperigheid,
oorsuizingen, lipothymieën, pyrose (die buitendien reeds
veel bij lijders aan epilepsie wordt gevonden), alvus liquida
met pijn om den navel, dyspepsie, pijn in de keel, droogte
in den mond, belemmerde deglutitie, braking, gevoel van
brand in de huid en eindelijk de onder II 3. vermelde aura
ex medicamine. De mydriasis was het meest constante ver-
schijnsel, pn ontbrak bijna nooit; daarmede hangen de pho-
tophobie en bet dubbelzien zamen. Daarop volgen wat fre-
quentie van voorkomen aangaat, de pijn in de keel en de
droogte in den mond. Wat de relatieve waarde van al
de genoemde verschijnselen aangaat, hare beteekenis is bloot
individueel; bij den een openbaart zich de intoxicatie op
deze, bij den ander op gene wijze; het is mij niet geble-
ken dat in gevallen van ligte intoxicatie, eene reeks van
verschijnselen bestaat, die constant het eene na het andere
komen.

In den vorigen jaargang der /, Koenigsberger Medizini-
sche Jahrbucher, spreekt Dr.
SAMUëLSON. van chronische
en van acute atropine-intoxicatie. Als symptomen der eerste
noemt hij, behalve droogheid en krieweling in de keel,
hoofdpijn, duizelingen, photopsie, oorsuizen, enz. terwijl hij,
bij acute vergiftiging, met overspringing van de genoemde

-ocr page 85-

symptomen, verlies van bewustzijn, sopor en sterke conges-
tie laat optreden. Daar nu tusschen de intoxicatie-verschijn-
selen der valer, atrop. en die van de andere atropine-zouten,
geen essentiëel verschil bestaat, komt het mij onwaarschijn-
lijk voor dat, terwijl de eerste geene chronische vergiftiging
doet ontstaan, de laatsten dit wel zouden doen. Immers
waar geene accumulatie is, daar kan van chronische vergif-
tiging geen sprake zijn. Ligtere en sterkere intoxicatie zijn
dus de namen, die voor de door hem bedoelde gevallen passen.

Ter genoemde plaatse deelt Dr. samuclson, een geval
van vergiftiging mede, dat ik hier kortelijk vermelden wil:
eenen hersenlijder werd bij vergissing in de plaats van tinct.
lobel. inflat., eene solutie van sulfas atropini toegediend, in
eene quantiteit, die a |- grein sulfas atropini moet bevat
liebben; na verloop van 2 uren klaagde hij over droogte en
krieweling in den hals; water dat hem werd toegereikt,
werd al moeijelijker en moeijelijker ingeslikt, daarna viel
de man in slaap. Drie uren na het gebruik der sulf. atrop.
vond Dr. S,, den patiënt in den volgenden toestand: hij
lag in eenen diepen slaap gedompeld, en was ongevoelig
voor eiken prikkel; de aangezigtskleur was hoog rood; de
coiijunctiva sterk geïnjicieerd; de halsvenae waren opgezet,
de huid warmte was aanmerkelijk verhoogd; van het voor-
hoofd en de slapen liep een parelend zweet; de pols was
irregulier en van 80 tot 140 versneld; de respiratie lang-
zaam en afgebroken; vooral de inspiratie was moeijelijk
(vooral de vagus schijnt dus aangedaan geweest te zijn;
eene omstandigheid die niet mag worden uit het oog ver-
loren, als men bedenkt, dat bij de, onder behandeling met
val. atrop. gebeterden, de dyspnoe een der hoofdsymptomen
^vas) : de deglutitie was bijna geheel opgeheven; de pupil
was nog niet verwijd. Eerst eenigen tijd later begon de
pupil zich te verwijden. Ongeveer gelijktijdig met de pupil-

-ocr page 86-

verwijding ontstond tetanisclie contractuur van de spieren
der 4 ledematen met een convulsief sidderen der handen
gepaard; (van aandoening der intestina wordt hier geen
gewag gemaakt; of de symptomen, daartoe betrekking heb-
bende, alleen bij ligtere intoxicatie worden waargenomen,
en bij snelle en hevige vergiftiging worden overgesprongen
dan wel of in dit opzigt een verschil bestaat, tusschen de
werking der sulph. atrop. en die der valer, atrop. zou nader
onderzocht moeten worden). Onder eene gepaste behande-
ling, verdwenen allengs de vergiftigings-verschijnselen weder;

uur na de vergiftiging, 6| uur na den aanvang der
narcose, ontwaakte de patiënt uit zijnen diepen slaap, en
ivas eenige uren later tot zijnen vorigen toestand terugge-
keerd. De ziekte van den patiënt, bestond volgens de dia-
gnose van Dr.
SAMUeLSoN, in eene idiopathische aandoening
der medulla oblongata. Nquot;u leidt Dr. S. uit het beschre-
ven geval een aantal gevolgtrekkingen af, aangaande de
werking der atropine; hij wijst vooral op de tetanisclie con-
tractuur der extremiteiten, als op een nog onbekend intoxi-
catie-symptoom. Indien de patiënt niet aan idiopathische
cerebraalaandoening had geleden, zou ik het welligt niet al
te gewaagd vinden, zijne opinie te deelen. Nu dit wel het
geval is geweest, kan onmogelijk worden nagegaan, welke
rol het idiopatisch lijden heeft gespeeld, iu de verschijnse-
len die na de vergiftiging werden waargenomen.

Toch stemt met zijne bevinding overeen, het resultaat
eener proefneming, door mij met een konijn in het werk
gesteld. Des morgens spoot ik in de keel van een konijn
eene waterige oplossing van 2 grein valer, atrop., die met
een verlies van slechts weinige droppels, werd ingeslikt.
Het aantal der hartcontracties bedroeg voor de inspuiting
ongeveer 160, het aantal der ademhalingen 40 (per minuut).
De temperatuur in het rectum bedroeg 36\' C., die in de

-ocr page 87-

ooren 32° C. Ongeveer 10 minuten na de inspuiting, wa-
ren de pupillen reeds verwijd. Drie uren na de inspuiting
was, behalve de pupilverwijding, niets abnormaals aan het
dier te bespeuren; het aantal der hartcontracties en dat
der ademhalingen, als ook de temperatuur, waren dezelfden
gebleven. Ik bragt toen, door middel van eenen catheter
op nieuw eene solutie van 2 grein naar binnen, en nu
wel direct in de maag. Eenige uren lang was het dier
onrustig, doch vertoonde geen ander intoxicatie-verschijnsel
dan mydriasis. Zeven uren na de tweede inspuiting, begon
het dier soporeus te worden; het aantal hartcontracties en
ademhalingen werd minder, de temperatuur nam af. Een
uur later bedroeg het aantal der hartcontracties 80 in de
minuut, dat der ademhalingen
8, (In overeenstemming met het
vorige geval, wijzen deze symptomen weder op eene aan-
doening van het ademhalingscentrum in de medulla, welke
aandoening zich aan den nerv. vagus mededeelt.) Plotseling
gaf het dier eenen schreeuw, die bij elke inademing werd
herhaald. Daarbij vertoonden zich convulsieve bewegingen
der voorpooten, die eveneens met de inademing synchronisch
Waren, en der onderkaak, die zich onregelmatig herhaalden.
Nu en dan deden zich algemeene stuiptrekkingen voor. Wei-
nige minuten later ontstond eene algemeene tetanische kramp
met opisthotonus, daarna volgden eenige clonische convulsies
en het dier stierf na nog eenmaal geschreeuwd te hebben.

Dat de beschreven symptomen w^erkelijk uit intoxicatie
voortvloeiden, lijdt wel geenen twijfel. Het dier was voor
de inspuiting volkomen gezond. Dat konijnen, en plant-
etende dieren in het algemeen, de inwerking van. belladonna
zeer lang wederstaan, is bekend; dat echter eene gift van
4 grein valer, atrop. ook een konijn kan dooden, behoeft
geene verwondering te baren. Ook bij sommige vleesch-
etende dieren, bestaat eene groote ongevoeligheid voor het-

6

-ocr page 88-

zelfde middel. Eene kat, wie ik eene solutie van 5 grein
valer, atrop. liad ingespoten, vertoonde geen ander intoxicatie-
symptoom dan mydriasis. Het dier wilde in de 48 vol-
gende uren eten noch drinken, wat echter aan subjectieve
reuk- en smaakgewaarwordingen, ten gevolge der vergifti-
ging, kan worden toegeschreven; 60 uren na de inspuiting
was de mydriasis nog aanwezig; voor het overige scheen
het dier volkomen gezond. In het lijk van het konijn, vond
ik, met het bloote oog, nergens de sporen van het gif, ner-
gens dus ook de oorzaak van den dood. Opmerking verdient
het, dat zoowel bij het konijn als bij de kat, bijna onmid-
dellijk na het in aanraking brengen der solutie van valer,
atrop. met het slijmvlies der mondholte, eene allerhevig-
ste salivatie intrad, die veel te overvloedig was, om al-
leen aan de woede der dieren te kunnen worden toege-
schreven. (Yolgens
beenaud ontstaat de chorda tympani
grootendeels uit den ramus Wrisbergii, tusschen facialis
en auditorius, en moet deze zenuw geacht worden, sym-
pathische vezelen te bevatten, wier prikkeling de speek-
selafscheiding vermeerdert. Welligt moet dus de door val.
atrop. vermeerderde speek sei secretie, aan deze zenuw, of wel
aan den nerv. lingualis worden toegeschreven, die op haar re-
flecteert.) Wat nu de convulsieën, en den episthotonus aan-
gaat, deze worden ook bij vergiftiging met andere scherpe
narcotica, b.v. bij die met stramonium waargenomen, doch
alleen bij zeer hooge graden van vergiftiging. Ook behoo-
ren zij tot de laatstkomende verschijnselen, en wordeji on-
middellijk gevolgd, bf door den dood of door eenen diepen
slaap. Gewis moeten zij, aan irritatie eener groote groep
van gangliëncellen worden toegeschreven.

Ik mag niet nalaten, ter loops te wijzen op de toxicolo-
gische proeven, door Prof,
hoppe van Basel, met. atropine
genomen. Hij appliceerde het gif vooreerst op uitgesnodene

-ocr page 89-

ligcliaamsdeeleii van kikvorschen (hart, dann, spieren, slijm-
vliezen van het gehemelte); de resultaten die hij daardoor
verkreeg, kannen niet gezegd worden, voor de kennis van
de werking der atropine op het levend ligchaam, van belang
te zijn. Vervolgens bragt hij atropine op blootgelegde spie-
ren van kikvorschen, en nam daar ter plaatse, vermindering
van de prikkelbaarheid der gevoelszenuwen, doch irritatie
der beweegzenuwen waar, en op den anus van kikvorschen,
waarna zich vaatverwijding aldaar vertoonde. Eindelijk on-
derzocht hij den invloed der atropine op het oog, die ech-
ter veelvuldig en naauwkeurig genoeg beschreven is, om haar
hier met stilzwijgen te mogen voorbijgaan. Te vergeefs heb
ik getracht door gelijktijdige toediening van strychnine en
valer, atrop. zoowel aan katten als aan konijnen, eenig na-
der inzigt in de werking van het laatste middel, op het ze-
nuwstelsel te verkrijgen. Die proefnemingen hebben mij geene
bruikbare resultaten opgeleverd.

Wanneer ik mij na overweging van al het voorafgegane,
de vraag voorleg, of, hetzij de vergiftigings-verschijnselen,
die de atropine te voorschijn roept, hetzij hare werking in
gevallen van Epilepsie, langs anatomisch-physiologischen weg,
kunnen verklaard worden, dan voel ik mij gedrongen, die
vraag onkeunend te beantwoorden.
Scheoff, claeus en an-
deren, hebben aangegeven, dat de atropine constant werkt
op den n. trigeminus, den n. vagus, den n. accessorias en
den n. sympathicus, waarvan de drie eersten hare centra in
de medulla oblongata bezitten; terwijl de laatste met de me-
dulla oblongata in naauwe verbinding staat. Dat de ver-
giftigings-verschijnselen zich vooral in het gebied der o-e-
noemde zenuwen vertoonen, is zeker.

De meeste narcotische vergiften werken niet zoozeer op de
zenuwen zelve, als wel op de zenuwcentra. Zoo ook werkt
de valer, atrop. niet zoozeer op de afzonderlijke, zoo even

-ocr page 90-

genoemde zenuwen, maar veeleer op dat deel der centra, waar-
uit zij gemeenscliappelijk te voorschijn treden, de Med. oblong,
namelijk. Het is vooral in den omtrek van den vaguskern
dat wij ons de werking der valer, atrop. geconcentreerd moe-
ten denken. Welken invloed het middel daar te weeg brengt,
laat zich niet juist definiëren, vooreerst niet, omdat die in-
vloed een hoogst gecompliceerde zijn moet, ten tweede om-
dat het genoemde orgaan uit zeer verschillende weefsel-ele-
menten bestaat, wier physiologische zamenhang nog slechts
bij benadering is gekend. Hat door de werking der valer,
atrop. de circulatie, zoowel in de groote hersenen, als in de
med, oblong, gewijzigd wordt, is zeer waarschijnlijk; maar
de locale intoxicatie-symptomen, wijzen evenzeer op eene of
andere verandering van de eigene centra van sommige ze-
nuwen. Dat de dilatatie der pupil door prikkeling van den
sympathicus tot stand komt, is waarschijnlijk, op grond van
den anatomischen zamenhang der vezelen onder
Avier invloed
die verwijding kon tot stand komen, met de med. oblong.
De belemmerde slikking kan van eene inwerking op de corp.
olivaria aflaankelijk zijn. De bij sterke intoxicatie Avaarge-
nomen\' convulsieën, moeten door overdraging van den prik-
kel, op motorische banen verklaard worden. De anatomische
weg, die daarbij gevolgd wordt, ligt nog in het duister.

Ten slotte zij nog opgemerkt, dat ik bij de dieren, die
ik met valer, atrop, vergiftigde, eene vermindering van het
reflex-motorisch vermogen heb meenen te bespeuren, daar
b.
V. de gCAVone bewegingen, die bij gewaarwording van pijn
worden Avaargenomen, het terugtrekken der pooten, het op
zijde trekken van den kop, enz., meestal na de vergiftiging
achterwege bleven. Welligt moet dit verschijnsel echter aan
verminderde prikkelbaarheid der gevoelszeTunven toegeschre-
ven Avorden.

-ocr page 91-

IV.

RESULTATEN MIJNER TOEDIENING VAN LACTAS
ZWCl,
IN GEVALLEN VAN EPILEPSIE.

In 1852 gaf Herpin zijn door het //lostitut de Prancequot;
bekroonde werk in het licht, ten titel dragende // du pro-
gnostic et du traitement curatif de l\'Epilepsie.quot; Hij beveelt
daarin het oxydum zinci als geneesmiddel aan voor S klas-
sen van Epileptische lijders, waarvan de 2 eerste vallen
onder de rubriek van hen die het 20s^e levensjaar nog niet
bereikt hebben, terwijl de laatste diegenen bevat, die de
grenzen van den middelbaren leeftijd reeds hebben over-
schreden. Voor allen geldt, volgens
herpin, de voorwaarde,
dat hunne ziekte eerst sinds korten tijd hebbe bestaan. In
een aantal gevallen verkreeg hij, door behandeling met oxy-
dum zinci, goede uitkomsten. Dan — het middel bragt dik-
wijls intoxicatie-verschijnselen te weeg, die hem noodzaakten
de kuur te staken. De intoxicatie uitte zich vooral door
stoornissen in de digestie, die, hoewel voorbijgaande en
niet gevaarlijk, eenen tegenzin bij de lijders verwekten, die
een langer gebruik van het middel onraadzaam maakten.
De andere zinkverbindingen, die uitsluitend door Engel-
sche schrijvers en meestal zonder voldoende ervaring, waren
aanbevolen, bleken, bij proefneming, bf de nuttige eigen-

-ocr page 92-

schappen van het oxydum zinci te misseUj bf dezelfde toxi-
sche eigenschappen als dat middel te bezitten, en dikwerf
in hoogere mate, dan het oxydum zinci zelf.
Herpin kwam
alzoo in 1854 op het denkbeeld, van de lactas zinci aan
te wenden, en gaf een jaar later van de resultaten, die hij
daardoor verkregen had, verslag, in eene kleine brochure,
die ten titel draagt: //études sur Ie lactate de zinc dans
répilepsie.quot; Daar ik, tijdens mijne proefnemingen met vale-
rianas atropini, bij vele lijders, om vroeger vermelde redenen,
de kuur met dat middel, moest staken, kwam ik op het
denkbeeld het effect der lactas zinci te beproeven, 1\'^. bij
hen, die de valer, atrop., niet konden verdragen, en 2®. bij
later aangekomen lijders, voor wie ik eene kuur met valer,
atrop., ervaringsbalve, niet raadzaam achtte. De resultaten
mijner proefneming wensch ik kortelijk mede te deelen. De
uitvoerigheid die ik bij mijne beschouwing van de werking
der valer, atrop, in acht nam, acht ik hier niet van noode.
In de eerste plaats toch, heb ik reeds vroeger de historiae
morbi van velen, bij wie ik later de lactas zinci heb aange-
wend, opgegeven, en komen de historiae morbi der andere
lijders, die ik met lactas zinci behandelde, in de hoofdpun-
ten daarmede overeen, zoodat het zonder nut zijn zoude, die
alle afzonderlijk hier te vermelden; in de tweede plaats zijn
de objectieve en subjectieve verschijnselen, die onder het
gebraik van lactas zinci ontstaan,
zóó gering en zóó ge-
gelijksoortig, dat zij slechts een kort overzigt vereischen.

Mijne mededeeling aangaande de physiologische en the-
rapeutische werking der lactas zinci, worde dus als eene
additie tot den arbeid van
iieiipin beschouwd, met wiens
resultaten, de mijne in de hoofdpunten overeen stemmen.

Spreken wij in de eerste plaats van de wijze vau toedie-
ning en de physiologische werking van het middel.

Ofschoon HEßPIN de toediening van lactas zinci, in poe-

-ocr page 93-

dervorm met suiker, als de gemakkelijkste wijze aanprijst,
verkies ik èa a priori eu a posteriori, den pilvorm. A priori
omdat de bepaling der dosis, bij den pilvorm met veel
meer naauwkeurigheid kan geschieden; de lactas zinci toch
is in koud water niet moeijelijk, en in kokend water ge-
makkelijk oplosbaar, en de afwrijving der oplossing met
extr. liquir. tot eene gelijkelijk vochtige massa, geeft veel
betere waarborgen voor de gelijke verdeeling van het mid-
del, dan de afwrijving der drooge poeder met saccharum
lactis of suiker. A posteriori, omdat de poedervorm veeleer
tegenzin en nausea opwekt, dan de pilvorm, wat mij meer-
malen duidelijk gebleken is. Of dit laatste moet worden toe-
geschreven, aan eene plaatselijke inwerking, die reeds in de
mondholte of in den slokdarm zou aanvangen, is mij niet
duidelijk. Ik gebruikte alzoo de volgende formule:

Rp Lactat Zinci u. j.

extr. liq. q. s. u. f. p. W. 120.

In den aanvang gaf ik daarvan, 3 maal de die ëéne pil,
zoodat de aanvankelijke dagelijksche dosis 13 gr. bedroeg;
van tijd tot tijd, verhoogde ik de gift naar bevind van om-
standigheden.
Herpin zegt dat hij nimmer intoxicatie-ver-
schijnselen zag ontstaan, dan na gebruik eener quantiteit,
die grooter was dan 350 grammes (= 11,3 uncen). Hij
voegt hierbij niet den tijd, waarin deze hoeveelheid werd
verbruikt, en zonder tijdsbepaling, bezit de kennis van de
hoegrootheid der gift, dunkt mij, geene waarde. In het alge-
meen, en ik acht het noodig hierbij een oogenblik stil te
staan, hebben de Fransche schrijvers de gewoonte, van, waar
van chronische vergiftiging sprake is, het eindcijfer der
verbruikte hoeveelheid op te geven, als maatstaf voor dc
intensiteit der werking van het middel. Ik acht dien maat-

-ocr page 94-

staf onjuist. De hoegrootheid der dagelijks gebruikte gift,
zal, dunkt mij, op het intoxicatie-proces veel grooter invloed
hebben, dan de som der hoeveelheden, in eene reeks van
dagen verbruikt. Immers — wel werkt elke dosis zelfstan-
dig, brengt zij zekere gevolgen te weeg, en men zou dus
kunnen verwachten, dat het eind-effect eenvoudig van het
aantal m.alen zou afhangen, waarop die dosis zou zijn geïte-
reerd, dat dit eindeffect alzoo door optelling zou kunnen
verkregen worden. Yan die meening schijnt ook
herpin uit
te gaan. Hieruit zou dan moeten volgen, dat eene dubbele
dosis in den halven tijd, dezelfde intoxicatie zou te weeg
brengen, als de enkele dosis in den geheelen tijd. Maar die
bewering is niet alleen van allen grond ontbloot, zij is ook
zoo eenzijdig, zdd in strijd met het gecompliceerde van elke
pharmaco-dynamische werking, dat ik haar gerust onweten-
schappelijk durf noemen. Het eindcijfer van het aangevoerde,
kan niet in direct verband staan tot het eindcijfer van het
in het ligchaam teruggeblevene, de telkens aangevoerde hoe-
veelheid staat daartoe in veel naauwere betrekking; en op
het terugblijven der metalen in het ligchaam moet toch elke
metallische vergiftiging worden teruggebragt. Reeds het feit
dat gedurende het gebruik, langs verschillende wegen, een
deel van het gebruikte wordt uitgescheiden, duidt ten stel-
ligste op de volstrekte noodzakelijkheid van naanwkeurige
tijdmetingen.

Zoowel vrouwen als mannen, verdroegen het middel goed.
Bij twee Hjstero-epilepticae, die sinds langen tijd aan hyper-
aesthesie der maag geleden hadden, scheen de lactas zinci
die gevoeligheid nog te verhoogen. Dit stellig te constate-
ren, vermogt ik evenwel niet, ofschoon zulk een effect zich
zeer goed, met de algemeene werking van het middel zou
laten rijmen. Bij de andere lijders bragten slechts zeer hooge
giften intoxicatie te weeg. Deze bestonden in een gevoel

-ocr page 95-

vau zwaarte in de maag, iu gastrodynie, in iiausca en in
braking. Ofschoon meerderen, na eene, 5 maanden laug
voortgezette kuur, 76 grein lact. zinci
dedie gebruikten,
kwamen de genoemde verschijnselen slechts zeer zelden voor.
Waar zij zich vertoonden, werden zij steeds het best door
magist. bism. bestreden.

Eene zoo hooge gift van oxydum zinci, zou zeer . zeker
slechts korten tijd zonder nadeel kunnen verdragen worden,
en ik aarzel dus geen oogenbhk, om met
herpin de lactas
zinci boven het oxydum zinci te verkiezen, daar het toch,
zooals wij straks zullen aantoonen, daarvoor in therapeuti-
sche werking niet behoeft onder te doen.

Herpin noemt verder als intoxicatie-verschijnselen der
lactas zinci ook diarrhoea en colica. Daar deze in de opge-
gevene rij passen, kunnen wij hen als uitingen van hoogere
intoxicatie beschouwen, ofschoon ik zelf ze nimmer heb
waargenomen, en eene dagelijksche gift van 76 grein, vrij
hoog moet worden geacht.

Dr. MiCHAëLis van Tubingen, heeft in een, in 1852 uit-
gegeven werk, de vergiftigingsverschijnselen, die door hooge
giften oxydum zinci worden te weeg gebragt, uitvoerig be-
schouwd. Daar uit het boven gezegde, in verband met wat
van de werking van oxydum zinci is bekend, blijkt, dat de
vergiftigingsverschijnselen van oxydum zinci en lactas zinci,
niet in wezen verschillen, acht ik het van gewigt, de resul-
taten vau Dr.
MiciiAëLis, hier kortelijk mede te deelen:

Het oxydum zinci, zegt hij, brengt slechts wijzigingen van
eenig aanbelang te weeg, in de digestie-organen en de re-
spiratie-organen. In de eersten, erosies en ulceraties op het
slijmvlies der maag; in de laatsten, granulaties die analoog
zijn met miliair tuberkels. De proeven van Dr. M. zijn alle
genomen, op hazen, konijnen enz., en de giften die hij toe-
diende, waren zoo hoog, dat het ontstaan van erosies en

-ocr page 96-

ulceraties op het slijmvlies der maag, geeiie verwondering
behoeft te baren. Meer opmerkelijk is de vorming van tu-
berkel-aardige massa\'s in de longen. Deze duiden op eene
diep ingrijpende voedingsstoornis, en het genoemde feit kan
ook voor de tuberkelvorming als ziekteproces, niet onbe-
langrijk heeten. Daarop hier nader in te gaan, duldt echter
het doel dezer bladen niet. Bij voortgezet gebruik nam Dr.
M., bij zijne dieren, anaemie eu marasmus waar; het bloed
bevatte bij onderzoek een veel te laag gehalte aan vezelstof:
de verhouding van dat gehalte, tot de hoeveelheid die in
normaal bloed gevonden wordt, was als 0,99:1,93.

Ook Dr. HERPIN zegt, bij sommige epileptische vrouwen,
na een langdurig gebruik van oxydum zinci, chlorose en
anaemie te hebben waargenomen. Dr.
busse van Berlijn
spreekt van marasmus, draadvormigen pols, oedeem der on-
derste extremiteiten en hydrops ascites, als intoxicatie-ver-
schijnselen, die na gebruik van oxydum zinci werden waar-
genomen. Omtrent de verhooging der giften, moet ik nog
opmerken, dat er niet zoo ligt intoxicatie ontstaat, wanneer
men dezelfde hoeveelheid meerdere malen des daags toedient,
als wanneer men de doses zelve vermeerdert.

Uit al het gezegde moet worden opgemaakt, dat zoowel
lactas zinci als oxydum zinci, bij voortgezet gebruik, stoor-
nissen kan te weeg brengen in de algemeene voeding; dat
voorts die stoornissen echter zelden voorkomen, en geen ge-
vaarlijk karakter dragen, zoodat eene langdurige behandeling
met een van beide middelen, deswege niet behoeft te worden
ontraden; dat eindelijk de lactas zinci in mindere mate scha-
delijk werkt, dan het oxydum zinci. Wanneer wij nu nagaan,
van welken aard de genoemde voedingsstoornissen zijn, dan
merken wij op, dat zij ingrijpen in de betrekking van het
tdoed tot dc weefsels. Hiervoor toch pleiten èn de deposi-
tie van tubcrouleuse massa\'s in de Jongen, èn de door
busse

-ocr page 97-

waargenooieii oedema pedum eii hydrops ascites. Daar iiu,
zoo als later zal blijken, de lact. zinci vooral iu gevallen van
sympathische epilepsie beterschap aanbrengt, en de sympa-
thische epilepsie in het meerendeel der gevallen, door bemid-
deling van den n. sympathicus ontstaat, zoo leidt dit tot
het vermoeden, dat de lactas zinci het vermogen bezit, om
sommige functies van den sympathicus te wijzigen. Prof.
s. v. D. K. heeft reeds 1. c. pag. 191 aangetoond, dat aan
de zinkzouten geen directe invloed op de medulla mag wor-
den toegeschreven.

De indicatie, door herpin voor de toediening van lactas
zinci gesteld, is dezelfde, als die welke hij vroeger voor het
oxydum zinci heeft aangegeven, en die ik boven vermeldde.
Zijn voornaamste maatstaf, bestaat in het aantal der toeval-
len dat de lijders reeds hebben doorgestaan. De prognose
noemt hij gunstig, wanneer het aantal der toevallen, 100
niet te boven ging; onzeker, waar dat aantal ongeveer 500
bedroeg; ongunstig, wanneer dat aantal grooter was dan 500.
Met die prognose brengt hij dan later de uitkomsten in ver-
band, die hij door behandeling met lactas zinci verkregen
heeft. Is de maatstaf van
herpin juist? Ik geloof het niet.
Indien werkelijk slechts de gevolgen der toevallen, eenen
blijvenden epileptischen toestand voorbereidden; indien de
aanleidende oorzaken dier toevallen, in de tijdsruimten, tus-
schen de toevallen gelegen, geenen störenden invloed op
weefsels en functies uitoefenden, ik zou met hem kunnen
instemmen. Maar wijst niet menige trek in het karakter
der epileptische krankheid op eene juist tegenovergestelde
verhouding ? Om een enkel voorbeeld te noemen, waar aan
de eene zijde eene hystero-epileptica dagelijks door toevallen
wordt aangetast, terwijl aan de andere zijde, eene apoplec-
tica slechts éénmaal in drie of vier weken eenen aanval
heeft door te staan, kan daar eene bloote optelling van het

-ocr page 98-

aantal der toevallen, het stellen eener gunstige of oiiguustige
prognose regtvaardigen ? Neen voorzeker, de basis eener
prognose, behoort kunstig te zijn zaraeiigesteld, opdat de
prognose niet in den bodem zinke! Doch dit neemt niet
weg, dat de door
herpin verkregen uitkomsteii, gunstig zijn,
ofschoon dan al de door hem gestelde indicatie onnaauwkeu-
rig heeten moet. Van 41 personen, die hij met lactas zinci
behandelde, zijn 17 genezen, 14 gebeterd en 10 niet gebe-
terd, eene uitkomst die bevredigend mag heeten, als men
in aanmerking neemt, dat onder die 41 personen velen
voorkwamen, voor wie de prognose, door elk beoordeelaar,
bepaald ongunstig zou moeten gesteld worden.

Door mij zijn 20 personen met lactas zinci behandeld.
Dij 8 had de epileptische toestand reeds vele jaren bebtaan,
doch zij moesten tot de hystero-epileptische lijders gerekend
worden. Bij de overige 12 hadden zich de toevallen (hoog-
stens een jaar geleden) vertoond. Allen namen zij eene dui-
delijke aura waar, en 14 beten zich gedurende de aanvallen
op de tong. Van de twintig, waren 13 vrouwen, 7 man-
nen. Bij geenen der lijders bestond een hereditair moment,
doch van de meesten moet worden opgemerkt, wat reeds
bij de bespreking der valer, atrop. door mij is vermeld, dat
zij slecht gevoede individuen waren, die door een leven van
armoede en ontbering, tot allerlei lijden waren voorbeschikt.
Van die 20 lijders, zijn 3 genezen, 11 gebeterd en 6 niet
gebeterd.

Wie zijn genezen? De 3 genezenen waren allen jongens
beneden de 16 jaren oud, bij wie de ziekte eerst kort ge-
leden was ontstaan, die eene aura waarnamen en zich op
de tong beten. Van alle drie moet gezegd worden, dat zij
uiterst prikkelbaar waren van temperament, d. i. uiterst ge-
voelig voor indrukken van buiten, zoowel voor psychische
als voor physische. De aura was bij geenen der drie sclierp

-ocr page 99-

omsclireveji; bij den eenen bestond zij in een gevoel van
druk in de maagstreek; bij den tweeden in een algemeen
gevoel van angst en benaauwdlieid, met congestie naar de
huid van het aangezigt; bij dezen was de digestie dikwerf
gestoord, en alsdan waren de paroxysmen heviger en fre-
(juenter; bij den derden in pijnen in het verloop van den foe-
nicnlns spermaticns; bij dezen vonden dikwerf, gedurende de
j)aroxysmen, pollutiën plaatst. Bij den laatste, appliceerde
ik, behalve de kuur met lactas zinci, vesicatoiren achter de
lenden wervels, met het gelukkig gevolg, dat eerst de pollu-
tiën ophielden, en later de toevallen snel verminderden en
eindelijk geheel achterwege bleven. Voor alle deze drie ge-
vallen, kan dus de epilepsie gezegd worden, sympathisch te
zijn geweest. Bij geenen der drie werden tonische krampen
in den aanvang der toevallen waargenomen.

Wie zijn gebeterd? Van de gebeterden waren 8 vrouwen,
alle ongehuwd, en 3 mannen; van de vrouwen hadden 2 reeds
sinds vele jaren aan epileptische toevallen geleden ; deze behoor-
den ontegenzeggelijk tot de hystero epilepticae; zoowel de
meerdere frequentie der paroxysmen tijdens de menstruatie, als
de eigenaardige bewegingen van den uterus gedurende de
toevallen, duidde hierop. Merkwaardig is het, wat mij zeer
dikwerf, ook bij andere hystero-epilepticae is gelukt, dat de
hevigheid en de duur der toevallen, door een sterk zamen-
drukken van den onderbuik, konden verminderd worden. Bij
de andere 6 vrouwen had, evenals bij de mannen, de krankheid
eerst sinds korten tijd bestaan. Tien van de 11 personen
beten zich op de tong; één deed dit niet, althans slechts
zelden. Drie van de elf hadden in den aanvang der toeval-
len clonische krampen der ééne ligchaamshelft. Bij allen
moest uit het geheel der verschijnselen tot een sympathisch
karakter der ziekte besloten worden. De behandeling: werd

-ocr page 100-

bij \'Je meesten 5 maaiidcu lang voortgezet cn wordt ook
thans (Aprii 1859} nog vervolgd. Zes zijn zooveel gebeterd,
dat hunne geheele herstelling mag worden vooruitgezien;
van vijf kan dit nog niet bepaald worden, ofschoon de ver-
betering die, sinds den aanvang der behandeling met lactas
zinci is ingetreden, belangrijk mag genoemd worden.

De 6 personen, bij wie de 5 maanden lang voortgezette
kuur met lact. zinci niets heeft gebaat, waren 5 vrouwen
cn 1 man, Bij allen had de ziekte langen tijd bestaan; bij
twee der vrouwen, van de vroegste kindschheid af. De waar-
genomen aura was bij geen\' van allen regt duidelijk, en be-
stond meestal in een onbestemd gevoel van depressie, dat
voorzeker met bepaalde plaatselijke prodomi niet op ééne
lijn kan gesteld worden. Vijf der lijders beten zich niet op
de tong, één deed dit wel Van de vrouwen behoorden 4 tot
de hystero-epilepticae, doch de toevallen waren uiterst hevig en
frequent, en vingen aan met clonische contractieën van ééne
ligchaamshelft. Bij deze laatsten was reeds vroeger eene be-
handeling met valer, atrop. beproefd, doch deze had, wegens
de hevigheid der intoxicatie-verschijnselen, gestaakt moeten
worden.

Indien wij het gezegde te zamen vatten, verkrijgen wij
voor de toediening van lactas zinci, de volgende indicatiën:

1\'. De lactas zinci werkt gunstig bij jeugdige lijders,
bij wie de ziekte eerst kort geleden is ontstaan.

2°. De lactas zinci moet worden aanbevolen, voor vele
gevallen van sympathische epilepsie, vooral ook voor zulke
gevallen wanr digestiestoornissen, of geslachtsfunctiën tot dc
toevallen aanleiding geven; alzoo ook in gevallen van hys-
toro-cpilepsie, bewijst de lactas zinci goede diensten.

Squot;. In verouderde gevallen baat de toediening van lactas
zinci niet, ofschoon die toediening niet bepaald is gecontra-

-ocr page 101-

ïndiceerdj daar de intoxicatie-verschijnselen zeldzaam en ge-
ring zijn, en van den sederenden invloed van het middel,
althans eenige lenigende invloed mag verwacht worden.

Dat de lactas zinci alzoo onder de geneesmiddelen, die
tegen epilepsie worden aangewend, eene voorname plaats
verdient te bekleeden, is zeker. Dat zij boven het oxydum
zinci de voorkeur verdient, is niet twijfelachtig, daar zij, de
toxische eigenschappen van het laatste middel, in slechts
zeer geringen graad bezittende, denzelfden sederenden in-
vloed op de constitutie der lijders heeft.

Prof. SCHRÖDER V. D. KOLK voegt bij het oxj^dum zinci,
carbonas magnesiae, en heeft gevonden, dat door dit corri-
gens, de toxische eigenschappen van het oxydum zinci, in
niet geringen graad worden verminderd.

-ocr page 102-
-ocr page 103-

S T E L L I N G E N.

I.

//Jede Dyscrasie ist abliaiigig von einer daiierliaften Zufuhr
sciiädliclier Bestandtheile, von gewissen Punkten her.quot;

vikchow.

IL

■ Ten oniegte beweert lebeiit {Handhuch d, prald. Medlz) dat
melanaemie eene der meest gewone afwijkingen is, die men aan-
treft in de lijken van ben, die veel aan febris intermittens ge-
leden hebben,

III.

Zeer aannemelijk komt mij de bewering van Meissner voor,
dat men niet de zweetkliertjes, maar het rete Malpiglni der huid,
voor het zweetafscheidend orgaan houden moet.

IV.

Lebekt beweert teiegt, dat de perpendiculaire druk op de
schouders, een goed signum diagnosticum is voor wervellijden.

V.

Het wezen der uraemie ligt in het duister.

-ocr page 104-

VI.

Het gebruik van pepsiiie, bij verschillende vormen van dys-
pepsie, komt mij voor noch
a priori, noch a posteriori te zijn
aangewezen.

VII.

Het bestaan van eenen tonus der spieren, onder den invloed
vau liet zenuwstelsel, is door de jongste onderzoekingen niet
weerlegd.

VIII.

Alle ziekteverschijnselen zonder onderscheid, die tot het col-
lectief begrip «krankzinnigheidquot; worden teruggebragt, hebben
hunnen grond in somatische afwijkingen.

IX.

De tegenwoordige begrippen, //hysteriequot; en //hystero-epilepsie,quot;
wijken zoo zeer af van de oorspronkelijke beteekenis dier bena-
mingen, dat zij niet meer kunnen gezegd worden, aan sexe of
leeftijd gebonden te zijn.

X.

Slechts den ervaren chirurg is eene juiste diagnose en be-
handeling van abscessen mogelijk.

Xf.

//Der Ärtzt darf nie vergessen dass sein letzter Zweck ein
humaner sei.quot;

VIIiCHOW

-ocr page 105-

XII.

In alle gevallen, waaria het leven der moeder kan gered wor-
den, ten koste van het leven der vrucht, die zij in zich draagt,
is het de pligt van den verloskundige die redding te bewerk-
stelligen. De wensch der moeder mag daarbij niet in aanmerking
komen.

XIII.

ïen onregte zegt flemmikg (Pathol. und Therap. der Psycku-
sen,
pag. 185): //Oertlicher Blutmangel oder Ischämie des Ge-
hirns, macht sich am wenigsten durch unterscheidende und cba-

rateristische Symptome erkennbar.\'

.XIV.

De verpleging van epileptische lijders in de Krankzimiigen-
Gestiehten, is, ondanks alle bezwaren, verre te verkiezen boven
die in de gewone Gasthuizen.

XV.

Ten onregte zeggen Kussmaul en tennek: «die pathologische
Anatomie vermag keinen Aufschluss über das Wesen der Fall-
sucht zu geben.quot;

XVI,

Noch de door kussmaul en ïenner verkregen resultateii
aangaande de verschijnselen, die zich bij dieren tijdens de ver-
bloeding voordoen, noch ook de door
ackesmann (zie virchow\'s
Archiv, Maart 1859) bij dieren tijdens de verstikking waarge-
nomen symptomen, bewijzen, dat de epileptische convulsiën steeds
gevolgen zijn van anaemia encephali.

-ocr page 106-

XVII.

De valerianas atropini werkt hoofdzakelijk op de medulla oblon-
gata, en vandaar uit op de zenuwen, wier centra in de medulla
oblongata gelegen zijn.

XYIII.

De lactas zinci vermindert den reflex-motorischen invloed van
den n. sympatlncus op het ruggemerg.

k