OVER DEN INVLOED
?
VAN
OP
DE HARTSBEWEGING.
-ocr page 2- -ocr page 3-van
op
AKADEMISCH PEOEFSCHKIFT,
op gezag m dem rector magnificus
gewoon hoogleeeaak in de letteren.
Met toestemming van den akademischen senaat
en
VOLGENS BESLUIT VAN DE GENEESKUNDIGE FACULTEIT
tek vekkrijging van den gkaad van
doctor in de geneeskunde,
aas de höogescnoöl te utrecht
dook
PRSDBHIOTS PHIIalPPTTS S1JTHS,
geboeen te amsteedam,
in het openbaar te verdedigen,
den Maart 1862,
te 3 üke.
amsterdam,
f. c. bührmann,
1863.
The human body in which there is no mover,
that can properly be called the first, or
whose motion depends not on something
else, is a systeme far above the power of
mechanics. The contraction of the heart is in-
deed the cause of the bloods motion and
consequently of the secretion of spirits (as
is supposed) in the cerebellum; but without
these spirits this action of the heart could
not be performed; these two causes therefore
truly act in a circle and may be considered
mutually as cause and effect.
E. WhUTT. An Essay on the vital and other
involuntary motions of animals 1751.
HOOFDSTUK I.
meeningen dee vroegere physiologen omtrent
de oorzaken der hartsbeweging.
Wanneer ik aan dit hoofdstuk eenige meerdere
uitbreiding geef, dan iemand misschien zoude noo-
dig oordeelen, met het oog op den titel van dit
proefschrift, zoo heeft dit het tweeledige doel: om
in de eerste plaats aan de verschillende feiten, die
ons in dit opzigt belang kunnen inboezemen eenigen
zamenhang te geven en daardoor in de tweede
plaats gemakkelijker de physiologische begrippen
omtrent dit onderwerp in hunnen voor- of achter-
uitgang te kunnen overzien; ik stel mij echter voor
deze uitbreiding in zooverre te beperken als de
vermelding van proeven, resultaten en theoriënge-
rekend kan worden meer bepaald over de meenin-
gen omtrent de vaguswerking op de hartsbeweging
licht te verspreiden.
«Princeps ergo vagum par in vivi animalis cer-
vice vinculo intercepit eiolanus. Zoo schrijft hal-
lek in zijne Elementa physiologica. Lausannae
1757, T. 1. Lib. IV. Sect V. § 11. p. 461. doch
ten onregte, want uit de verschillende geschriften
yan galenüs blijkt het ten duidelijkste, dat hij
reeds bij levende dieren den vagus aan den hals
doorsneed, of door kwetsing met behulp van eenen
toesnoerenden draad de werking van deze zenuw
op de organen waarin hij zich verspreidt neutrali-
seerde. Statim obmutescet, reliquarum vero acti-
onum nulla neque in praesenti tempore laesa, neque
in posterum apparebit, zoo spreekt hij over de ver-
schijnselen na vagusdoorsnijding en de conclusie
daaruit schrijft hij in de volgende woorden neder:
Quod enim cor nihil ad proprium motum cerebro
opus habet inde clarum est quod (venis, arteriis
nervis (que) praedictis fune comprehensis simili-
ter adhuc pulset et totius animantis arteriae. *)
Hij kent aan het hart zenuwdraden toe van den
vagus ontspringende hoewel in gering aantal, en
in tegenoverstelling van de actio animalis der
willekeurige spieren neemt hij voor het hart eene
actio naturalis aan, deze aanmerkende als eene ge-
noegzame verklaring waarom het hart slechts wei-
nige zenuwen behoeft, ja hij gaat verderj na
aangetoond te hebhen dat doorsnijding van het
ruggemerg op de hoogte van den eersten halswer-
vel zonder invloed is op de hartsbeweging, en
1) galenus Opera Omnia cur. D. C. Kuhu 1823, Vol. V. De
Hipjpocratis et Platonis placitis Lib. II. cap. 6. p. 263—364.
2. Gaienus. 1. c. Vol II. De nervorum. Dissectione Liber, cap X.
p. 844 «Quod autem (pulmo) ac cor a sexta conjugatione quaudam
nervorum portionem in eollo sascipiunt omnes certe novere.
vol III. De usu partium corp. hum. Lib. VI. Cap. XVIII p, 500,
A quibus (nervorum propaginibus) divisis sensibiles aliae ac con-
spicuae in cor ipsum etiam inferi in majoribus saltem animalibus
cernuntur.
3)nbsp;Gal. 1. c. Vol III. De usu part. Lib. VI. Cap. XVIII. p. 501.
Quid fit cur cordi actionem naturalem habenti paucissimis opus
fuerit nervis.
4)nbsp;Gal. L c. Vol V. De Hippocratis et Platonis placitis Lib. IL
Cap. IV, p. 239.
in aanmerking nemende, dat liet hart, uit de borst-
holte verwijderd, voortgaat te slaan is de slotsom
van zyne beschouwingen deze: ipsum (cor) niUl ner-
vis ad suam functionem obeundam indigere super-
est vim pulsatilem ex ipsius cordis corpore oriri. i)
Geheel anders in zijne opvatting over de betee-
kenis van den vagus, bij de hartswerking is picco-
lomini 2) want deze schrijft meer bepaald aan de
werkzaamheid der hersenen, overgebragt door den
vagus, de zamentrekkingen van het hart toe.
Steunende op de resultaten na vagusdoorsnijding
waren riolanus en plempiüs geneigd den
vagusinvloed op de beweging van het hart te loo-
chenen, immers na doorsnijding stond het hart niet
stil; duidelijk was men in die dagen onder invloeden
van vroegere autoriteiten: de physiologie toen in
hare kindschheid waagde zich niet leerstellingen te
verkondigen, die ook maar den schijn hadden van
buiten het gewone te zijn, zij ging gebukt onder
1)nbsp;Gal. 1. c. Vol II. De anatomicis admimstrationibus Lib. vii
cap. VIII p.. 614.
2)nbsp;Piccolomini Anatom. praelectiones. Romae 1586. p. 272
3)nbsp;Riolanus. Anthropograph, L. VII p. 414,
4)nbsp;Plbmpius. Fundamenta Medicinae p. 112.
-ocr page 9-het juk van ingewortelde begrippen, toen verheven
boven dat, wat het eenvoudig experiment als het
ware konde leeren — werd niet iedere spier ver-
lamd, na doorsnijding van den bijbehoorenden zenuw
en zoude nu het hart sneller werken? Den verkon-
diger van deze leer stond het anathema te wachten,
dat GALILEI trof toen hij op het gebied der sterre-
kunde de draaijende beweging onzer aarde om de
zon verkondigde.
PLEMPiüS had reeds blijkbaar een vooraf opgevat
idee omtrent den uitslag van het experiment, dit
werd niet verwezenlijkt, en, genoeg dat het hart
niet stilstond, (van meerdere werking kon geen
sprake zijn) om den vagusinvlded op de hartsbe-
weging te ontkennen.
Doch zooals overal elders zien wij trapsgewijze
vooruitgang.
Lezen wij WILLIS dan blijkt het, dat hij reeds
waagde te vermelden wat hij zag, zich hiei-bij
evenwel eene uitlegging voorbehoudende, die met
het vooroordeel van die dagen in overeenstem-
ming was.
Nadat hij in het II gedeelte van zijne werken
Cerebri Anatome. Cap XV. p. 80—81, naar aan-
leiding zijner beschouwingen tot het resultaat komt,
dat het hart den prikkel tot werkzaamheid uit
de kleine hersenen ontvangt en in het XXIV
hoofdstuk van zijne Nervorum descriptio et usus.
p. 86, aangetoond heeft, dat de zenuwen in de \'
zelfstandigheid van het hart verloopen zegt hij 1. c.
Atque hic jure inquiritur. ütrum cordis pulsus a
spirituum animalium per nervos influxu ita neces-
sario dependent ut eo prohibito cordis actio omnino
cesset? Pro hujus decisione experimentum sequens
in cane vivo aliquoties tentari curavimus : circa
jugulum cute per longum discissa, utrinque paris
vagi trunco seorsim accepto ligatura valde stricta
injiciebatur quo facto motus convalsivos cum magno
cordis tremore passus est.
In dezelfden zin laat zich lower i) p. 94 uit
Nervis enim octavi paris in cervice arcte ligatis,
aut penitus abscissis (quod animali perinde est)
mirum dictu quanta subito mutatio! Cor quod mo-
derate antea et aequaliter motus suos reciprocabat
statim ab injecta ligatura palpitare et contremiscere
incipit, atque ita diem unum et alterum miserum
animal corde tremulo----brevi tandem exspirat.
Het is niet onduidelijk dat Willis vermeerderde
1) Loweh. ïraclatus de Corde 1728.
-ocr page 11-frequentie met den naam van tremor bestempelt,
aangezien de snel elkander opvolgende spiercon-
tracties dit verschijnsel voortbrengen, maar ook
tevens blijkt het uit de keuze van dit woord, dat
hij het waargenomen feit als verschijnsel van
zwakte en debiliteit interpreteerde.
Bijna eene halve eeuw later zien wij LOV\\rER
meer naderende tot de waarheid, hoewel ook hij
nog schroomvallig is uit te spreken wat hem het
experiment leerde — palpitare dat ware genoeg
geweest maar als scheen het hem toe dat hij eene
schrede te ver gegaan was, laat hij daarop volgen
contremiscere-, eerst 12 jaren daarna vinden wij de
zaak zuiver voorgesteld wanneer VALSALVA zegt
van eenen jongen hond, waar hij de vagi doorsneed:
Pulsu erat summopere frequenti et celeri. Ook
door E. WHTTT zijn de gevolgen van vagus-
doorsnijding juist beschreven: And in fact we
find that a ligature made on the par vagum is
so far from rendering the heart immediately para-
1)nbsp;Valsalvae Opera recens. j.B. mobgagnus 1740. t. l.Epistol
anatom. Cap. XIII. 31 p. 507.
2)nbsp;K. Whuxt. An Essay on the vital and other involuntary mo-
tions of animals Bdinb. 1751. p. 33.
lytic, and preventing its contractions, that it
causes strong convulsive motions or palpitations
of this muscle, hetgeen ook, volgens het zeggen
van haller door trabücchi was waargenomen.
Een mechanische theorie over de aanleiding tot
hartcontractie willen wij ook hier met het oog op
eene chronologische orde vermelden, die echter
voor ons weinig beteekenis heeft, te meer daar
deze meening weinig ingang in die dagen schijnt
gevonden te hebben, althans ik heb dezelve nergens
anders ontwikkeld aangetroffen als in de werken van
morgagne. Deze uitgaande van de waarneming
dat mechanische prikkels het stilstaande hart tot
vernieuwde contracties aansporen zegt in zijne Opera
omnia T. II Epistol. anatomica XV. Art. 54 p. 303.
Quidni igitur suspicari liceret humanum cor ab
diaphragmatis, super quod propterea jaceat, motibus
secundum naturam quidem se habentibus secundum
naturam adjuvari: aut vicissim ab iïsdem praeter
naturam auctis, acceleratisque aut immunitis, aut
retardatis, praeter naturam magis aut minus incitari.
En zoo zijn wij langzamerhand genaderd tot een
belangrijk tijdperk der physiologie, waarin een man
én door zijne kennis van de physiologie vóór hem,
én door zijnen onver moeiden ijver in het onder-
zoeken eene physiologie deed geboren worden, die
eenen overgang daarstelde tusscben de vroegere en
de hedendaagsche begrippen over de natuurkunde
van den mensch, en op eene wijze, die, getuige het
tot op heden voortbestaan van vele zijner stellingen
hare wederga niet gevonden heeft.
De irritabiUteits-leer van halleb werd geboren
en eene niet geringe toepassing vond zij in het
thans door ons behandelde onderwerp; voor zooverre
zij hierop betrekking heeft wil ik haar thans uiteen-
zetten en met te meer regt naar mij voorkomt, omdat
iedere bladzijde, gewijd aan de nagedachtenis van
haller en zijne werken, voorzeker iedere physio-
logische verhandeling ten sieraad strekken moet
en op niets minder dan een gunstig onthaal van
den lezer rekenen kan. Voornamelijk in het IVde
Boek van het 1ste deel, Sectio V, vinden wij den
hoofdinhoud van haller\'s begrippen omtrent ons
onderwerp onder het opschrift: Caussae motus
cordis geïnterpreteerd en uit het volgende korte
overzigt zullen ons deze duidelijk worden.
Aan het hoofd van § II, stelt hij de vraag
Fibrarum motus an a Nervis? hij somt op welke
gronden vóór en tegen door verschillenden vóór
hem zijn aangegeven, hij vat in ééne beschou-
wing zamen welke bronnen van zenuwinvloed voor
het hart zouden openstaan en zegt hij ook p. 464
Ergo magnae nervosae suppetiae cordis super-
sunt, etiam quando crudeliter diligens anatomici
manus ulrumque grandem truncum octavum et
intercostalem in cervice abrupit V en heeft hij
daarbij vooral het ruggemerg op het oog, in hoe
verre hij eenen invloed van die zijde aannam blijkt
genoegzaam uit het volgende p. 465. In canibus
eamdem medullam in cervicem totam praesecui et
tamen respiravit animal et cor pulsus suos con-
tinuavit, etiam per aliquot horas.....Neque irri-
tata medulla mihi cordis motum revocasse visa
est, dat hem in verband met de waarnemingen
van CHIRAC tot dit eindresultaat voerde: Col-
lectis omnibus adparet, caeterum esse in corde
aliquam motricem causam quae ejus musculi motum
aliquamdiu sustentet, etiam quando nervorum
praesidium amisit. Adesse vero causam ejusmodi.
1)nbsp;Haller T. IV. Sect. VIII. p. 359. Sqq. Exp. 131. 132, ]35
doen zien dat HaLLER geene verandering in de hartswerking na vagus-
doorsnijding waarnam of althans de aandacht niet daarop vestigde.
2)nbsp;Haueh 1. c. Omnibus denique nervis cordis resectis cor etiam
celerius pulsavit. CHIRAC Eph. nat cur. Vol IV. obs. 33.
ea, quae nunc proponimus experimenta manifestis-
sime ostendunt. Ea causa est natura irritabiliSf
quae in omni musculo aliquo, in corde super omnes
alias carnes potentissima habitat. In deze meening
werd hij te meer versterkt naar aanleiding van
eene proef van massimi , waaruit volgens hem
ten duidelijkste bleek dat de zamentrekking der
spier geheel onafhankelijk van zenuwinvloed mo-
gelijk was.
Het zoude ons te ver leiden, zoo wij al de proe-
ven, die HALLER tot het aannemen dezer stellingen
bewogen, wilden opsommen. Wij willen hier alleen
laten volgen het besluit dat hij uit deze trekt en
welke meer uitvoerig beschreven zijn in zijne Opera
minora T. 1. Sectio X. p. 147—169. Exp. 296—394.
en uit de volgende woorden zal mijns inziens de
geheele opvatting van haller ten duidelijkste
blijken.
Et porro videntur gradus irritabilis naturae ita
definiri ut magis irritabilia organa sint, quae sponte
moventur, minus quae non contrahuntur, nisi
1) Hallek. t. VIII. Addend, p. 73. In altero experimento
MASSIMI apparet posse partem musenii ad motum inidoneam esse,
dum altera integram facultatem motriceni conservât.
irritata. Deinde inter ilia magis iterum irritabilia
quae perpetim agunt, minus quae subinde quiescunt.
Motus autem cordis excitatur et sustentatur omnino
ab irritatie ne et quidem ea, quam sanguis venosus
excitât. Nam ligatis venis cavis, inanito corde, vio-
latis magnis vasis motus ejus debilitatur. Hinc
auris dextra quidem, ad quam vena cava sanguinem
suam mittit, ultima omnium quiescit et quidem in
ea sede quae inferiori majori venae cavae conter-
mina est; hinc vena cava inflata omnium potissima
causa est, qua cor a quiete ad motum revocari
possit, etiam tune, quando nulla alia causa, et ea
causa multo potentius et constantius, quam aliae
irritationes operatur... Hinc ea semper pars cor-
dis ultima supervivit in qua ultimo sanguis retine-
tur et id Privilegium ad sinistrum ventriculum
transferri potest, quando ligatis venis cavis, arteria
pulmonalis aperta cor dextrum evacuatur, sinistrum
vero, vinculo aortae injecto impeditur, ne evacuari
possit, hinc in corde apex, in quam tamquam in
imam sedem, sanquis ultimo confluit, ultimum mo-
riens est. Totum vero cor irritabile est undique
maxime tam en auricula dextra.
2. Ex his iterum experimentis in quibus deleto
capite, aut medulla spinali dissecta, aut demum
evulso corde motus superest concluditur, ad motum
musculorum continuitatem per nervos cum cerebro
non requiri, et habitare, etiam absque eo commer-
cio, in musculis naturam irritabilem et in musculis
quidem vitalibus veliementem.
Wij hebben hier kortelijk den hoofdinhoud mede-
gedeeld , evenwel meenen wij den lezer, nog te
moeten wijzen op datgene, wat halleb onder de
volgende opschriften over ons onderwerp schrijft.
T. I. p. 488. Sufficit major cordis irritabilitas.
p. 489. Et perpetua irritatio p. 494. Cur auri-
cula dextra ultima supervivat. p. 497. Quare auri-
culae ante ventriculos pulsent. p. 498. Quae cau-
sa sit alterni ordinis qua cordis partes conslringuntur
et laxantur. Hypotheses variae. p. 502. Quid in
his hypothesibus desideretur. p. 504, Quae verier
phenomeni causa. Stimuli iter et successio, waar
ook onder anderen volgens de getuigenis van hem-
zelven blijken kan dat de opvatting omtrent het bloed
als de normale prikkel in die dagen niet nieuw was, aan-
gezien reeds door fontanus, lanoisius en senac voor-
namelijk hierop gewezen was. Het aannemen van eene
eigene prikkelbaarheid der spieren en de wijze, waarop
haller zijne theorie, door proeven gestaafd ontwik-
kelde, zijn echter de voorname oorzaken, waardoor
de beteekenis van het bloed bij de hartsbeweging
op meer hechte grondslagen werd vastgesteld en
de wijze yan werking meer bepaald werd toege
licht. Zoo wederlegt hij bij voorbeeld de raeening dat
het zamentrekken van het hart het bloed uit de Art.
coronaria zoude uitdrijven en daardoor eene op-
volgende verslapping zoude veroorzaken; i) of dat
bij de systole van de kamer de monding der Art.
coronaria zoude gesloten worden, eens meening,
die ook in latere dagen tot eenen strijd aanleiding gaf,
die door de laatste proeven van bojanowski,
als uitgemaakt mag worden aangemerkt. Wij zou-
den hiermede* de beschouwing omtrent hallek
kunnen eindigen ware het niet dat wij eene schijn-
bare verloochening van zijne leer in de volgende
woorden vinden:
1) scabamdccl V. HALLEK p. 499 t 1.
Bojanowski, Deutsche Idimik 3Ö p. 251 29 Jun. 1861.
De i)roeven van Etiiciiseit Lond. med. gaz. 1843 T ii. p. 561.
Schiff. Archiv, f.phys. heilt t. IX p, 36. Brücke Verhandl. d.
Akad. z. Wien. 1855 t XIV. p. 345. IIyrtl Ibid. p. 373.
brown-Séq,tjard Compt. rend. 1849 t. 1. p. 159. willen wij
hier niet uitvoerig vermelden, aangezien wij deze als genoegzaam be-
kend veronderstellen en aan het stuk meer uitgebreidheid dan wel
waarde zouden geven.
Unicum est, ut ideo cor magis irritabile sit,
quod nervi cordis sentientes intimae tunicae cordis
vicini a sanguine proximo cominus stimulentur,
atque adeo vebementior inde motus sequatur, quam
quidem ab irritatione exterioris partis alterius mus-
culi. Etiam intestlnorum exterior fades pene insen-
silis est, interna sensilissima et motus lacessita con-
tinuo producit maximos. An ideo adeo mobiles auri-
culae et ipso corde magis irritabiles, quod tenuissi-
mae nervos fere nudos sanguinis stimulo exponant?
Aliam causam majoris, qua cor gaudet ad iri-lta-
tionem mobilitatis si quis proferet, auscultabo fa-
cilis. Wij zeiden schijnbaar omdat al het voor-
gaande daartoe strekt den invloed van bewegende
zenuwen te loochenen en kunnen wij ons ook al
geene voorstelling maken van de wijze, waarop
iiALLEE de nervi sentientes met de spieren in ver-
binding bragt tot het uitvoeren der bewegingen,
zoo is de onbekendheid te dier tijde met beweging
van refiectorischen aard een genoegzame reden om
hier eene contradictie niet aan te nemen.
Met een nieuw tijdperk in de zenuwphysiologle
kreeg de beschouwing omtrent de waarde der zenu-
wen bij de hartswerking eene andere gedaante:
gelijk meestal trachtte men nieuwe ontdekkingen
2 »
-ocr page 20-te generaliseren en toe te passen op alles wat slechts
eenigerniate op dit gebied te huis behoorde en zoo
zien wij dan ook na de ontdekking van galvani
de electriciteit op het hart aangewend.
Hoezeer dit tijdperk weinig belangrijks oplevert
voor onze beschouwingen en alleen eenige klaarheid
gaf over de werking van electriciteit op de zelf-
standigheid van het hart, zoo is het toch van ge-
wigt als zijnde een overgangsperiode op een ander
gebied en een aanstoot tot onderzoekingen in eene
andere rigting. Een zeer volledig overzigt over
het standpunt in die dagen van het hier behan-
delde levert ons het werk van pfaff waaruit
blijkt, dat fowler in 1793 en scmiück reeds in 1791,
door electrische prikkeling van den vagus en sym-
pathicus in de nabijheid en zelfs op eenigen afstand
van het hart dit tot vermeerderde contracties kon-
den aanzetten , hetgeen later door von humboldt
in zijne Versuche über die gereizte Muskel u. Ner-
venfaser 1797. p. 342 bevestigd werd, terwijl het
negatieve resultaat, dat door valli en behrends
1) GalvaMI, Commenlarias de virilms electricitatis in motu
museulari 1791 Bononiae.
2. PfAFP. TJeljer Thicrischc Elelrtrisiität u. Eeizlarkeit, 1795.
bij hunne onderzoekingen verkregen werd, door ben
aan de te zwakke bewapening toegeschreven werd.
Hierdoor werd op nieuw de aandacht gerigt op
het zenuwstelsel en de vraag welk aandeel dit bij
de hartswerking hebben raogt, verdrong meer en
meer de hallersche leerstelling, die zich echter
voornamelijk daardoor staande hield, omdat de
experimenten der verschillende physiologen in neu-
rologische rigting tot zeer uiteenloopende resultaten
leidden. Terwijl reochaska in 1800 de meening
verdedigde dat de prikkelbaarheid van het hart aan
het bestaan van zenuwkrachten verbonden is, kwam
spallanzani ^ door eene uitgebreide serie van
proeven tot het resultaat dat het ruggemerg geheel
en al zonder invloed is op de beweging van het
hart. Met afwisselend geluk werd de strijd over
de beteekenis van het ruggemerg gevoerd: aan den
eenen kant nam vooral legallois eenen grooten
invloed van het ruggemerg aan, die in wilson
1)nbsp;Spallakzani, Expériences sur la eirculatroo.» trad, par ,T.
Tourdes. 1800 Paris, p. 338—343. Sect IV. Exp. CV—CXIX.
2)nbsp;Legallois. Expe\'rienc. sur le principe do la vie 1812.
-ocr page 22-philip 1), nasse ploukens •\'\') en wedemeijer
zijne bestrijders vond, totdat weder volkmann
langs positieven weg aan het ruggemerg eenige
beteekenis bij de hartswerking meende te moeten
toekennen.
De vagusinvloed na te gaan werd in die dagen
verwaarloosd, welligt ook omdat reeds veel vroe-
gere proeven door zoo weinig resultaat bekroond
geworden waren, en namen ook nog enkelen na
vagusdoorsnijding eene verandering in den hart-
slag waar, zoo werd deze aan pijn of vrees van
het dier toegeschreven (bichat, legallois).
Bij al deze weifelende begrippen omtrent de be-
teekenis van den vagus voor het hart was de
schrede, die de wetenschap door weber\'s onder-
zoekingen vooruitging des te gewigtiger. Klaar-
1)nbsp;AVitsoN Philip, Clntersuchuiigen über die Gesetze der Funk-
tionen des Lebens 1822.
2)nbsp;Nasse, Untersuchungen zur Lebensnaturlchre 1818.
3)nbsp;Tloukens, Ee cherches expérimentales sur les propriétés et les
fonctions du système nerveux 1824.
4)nbsp;WedemeUEK, Untersuch, über den Kreislauf dos Blutes 1828
5)nbsp;VoLKMAWN, Miiller\'s Archiv 1845. p. 416.
6)nbsp;Bd. WEJiEE, R. Wagner\'s Handwörterbuch der Pbysiolog. iii.Bd.
2 Abtb. p. 1 fgg.
der tocli dan door zijne prikkelingsproeven met
opvolgende verlangzaming of stilstand van den
hartslag kende wel niet aangetoond wordeil van
hoeveel gewigt de normale werking der vagi voor
de ongestoorde hartsbeweging was, en deze waar-
heid langs andere wegen te vergeefs gezocht of te
weinig geteld, kwam in een helder licht te voor-
schijn, dat, eenige invloed op den vagus inwerkende
op klaarblijkelijke wijze in het hart tot uiting
komt. Denzelfden weg betredende kwam büdge
en na hem vele anderen tot hetzelfde resultaat; de
hemmungstheorie ontstond en vond meer en meer
ingang nadat pflüger eene tweede toepassing
dezer theorie in de nervi splanchnici meende ge-
vonden te hebben. Een zoo duidelijk waarneem-
baar en constant resultaat als de prikkeling van
den vagus opleverde, dat bij andere proeven dik-
wijls zoo schaars verkregen wordt, was waarschijn-
lijk de aanleiding tot eene vooringenomenheid der
Physiologen voor de proeven van weber, die dan
1) Budge, E. Wagner\'s Handwörterb. der Physiol. HI Bd.
V AMh. S. 406—451.
3) Pflüger. De nervor. splanchnicorum in intesliu, actione.
Berlin. 1856, Ucber das Hemmungsnervensystem 1857-
ook trouwens daartoe leidde, dat een denkbeeld in
vroegere dagen voor ketterij gehouden zoo geree-
delijk bij iedereen ingang vond en de oorzaak was
waarom het beweren van schiff * zoo weinig ge-
apprecieerd werd en waarom de latere proeven van
moleschott met wantrouwen ontvangen werden.
Beide laatstgenoemden uitgaande van de meening
dat de indactiestroomen, die webeb en op zijn
voetspoor anderen aangewend hadden te sterk in
intensiteit waren om eene zuiver physiologische ge-
volgtrekking toe te laten bedienden zich van 7-wak-
kere stroomen en bereikten daardoor juist het
tegenovergestelde resultaat.
De vermelding hunner experimenten zoude te
uitvoerig zijn voor den omvang dezer verhandeling
en het zij genoeg het grondidee, waarvan zij uit-
gingen aangegeven te hebben, den lezer, die ze
1)nbsp;M. SCHIPF. Experimentelle Untersuchungen über die Nerven
des Herzens. Archiv, f. phys. Heilkunde VHl Jahr. 2e en 3e Hft 1849.
p. 166 fgg.
2)nbsp;J. Moleschott, Uxitersuch. über den Einfluss der Vagusreizung
auf die Häufigkeit des Herzschlags in zijne Untersuch, z. Naturl. d.
Mensch, u. s. w. Bd. VII,
E. HüpschmID en J. Moleschoxt. Experimenteller Beweis der
Theorie nach welcjiei; der Vagus ein Bewegungsnerv des Herzens ist
in zijne Untersuch, z. Naturl. d. Mensch. Bd. VII[. S. 52 u. fgg.
It\'ii
meer uitvoerig wensclit to kennen, verwijzende naar
de originele verhandelingen.
Het scheen mij toe niet onbelangrijk te zijn,
na te gaan aan welke zijde de waarheid mögt ge-
legen zijn, doch ik meende om twee redenen hier-
toe eenen geheel anderen weg te moeten inslaan;
ten eerste omdat wij door eene bloote vermelding
van resultaten door inductie- of constante stroomen
verkregen, slechts eene verwarring te meer op
dit terrein zouden veroorzaakt hebben; zonder, wat
ons in de tweede plaats weerhield, door eenig de-
gelijk argument een tegenovergesteld beweren ont-
zenuwd te hebben. Niet ieder is bet experimen-
teren op het gebied der zenuwphysiologie toever-
trouwd, ik hadde mij eene eigene opinie over het
onderwerp kunnen verschaffen, zonder iemand van
de waarheid van mijn beweren overtuigd te hebben
en het vraagpunt ware er niets verder door toege-
licht. Wij behoeven niet ver te gaan om dit te
doen inzien. In reichert u. dubois-reymond\'s
Archiv. Jahrg. 1862. No. 1. vinden wij p. 143 eenen
medegedeelden brief, waarin Prof. a. von bezold
beweert l** dat elektrische prikkeling door inductie-
stroomen in geen geval vermeerdering der hartsla-
gen ten gevolge heeft 2^ dat zoowel zwakke als
sterke nederdalende strooraen, die in den vagus
verloopen den hartslag verlangzamen dat er
noch van negatieve noch van positieve Schwankung
sprake kan zijn bij die inductiestroomen , die, vol-
gens schiff en moleschott, versnelling, naar zijne
meening niets op het hart uitoefenen; dat nog
bij zwakkere noch bij sterke prikkeling van den
sympathicus eenige verandering in de hartsfre-
quentie intreedt, of alles in een woord zamengevat
dat schiff\'s en moleschott\'s resultaten onwaar
zijn, zonder dat door eenige kritiek aangetoond
wordt wat de reden kan zijn dat moleschott zoo
geheel tegenovergestelde resultaten verkreeg.
Wij moeten toegeven dat eene deugdelijke re-
censie zeer moeijelijk ja bijna ondoenlijk is, aangezien
de gecompliceerde verhoudingen die voorzeker zul-
len geboren worden bij prikkeling door inductie-
stroomen niet behoorlijk zijn toegelicht, maar wij
vinden daarin eene reden te meer om dien weg te
verlaten en eene andere methode bij de oplossing
van dit vraagstuk te volgen, die uiterst eenvoudig
is in hare uitvoering en in verschijnselen en ge-
volgen overbekend.
Doordrongen van de waarheid, dat alleen quan-
titatieve verschillen zuivere resultaten bij physio-
logische experimenten kunnen opleveren meende
ik, dat het noodzakelijk ware in de eerste plaats
de verschillende invloeden te moeten opsporen,
waaronder de vagus, in normalen toestand zijne
werking op de hartsbeweging uit, om vervolgens
deze in de uitgebreidheid hunner werking te be-
perken of tot nul te reduceren. Langs dezen weg
gelijk men in de meeste gevallen pleegt te doen
uit liet negatieve tot het positieve te besluiten, maar
ook tevens door eene meer krachtige werking van
dezen of genen invloed dadelijk tot positieve resul-
taten te geraken en dusdoende in de eene wijze
van experimenteren eene bevestiging van de andere
te vinden.
Stofwisseling is een noodzakelijk vereischte voor
de normale functie van eenig deel in liet dierlijk
organisme en deze is wederom ondenkbaar zonder
de aanwezigheid van eene toereikende hoeveellieid
zuurstof.
De drager van dit onontbeerlijke levensmateriaal
is het bloed, dat ieder ligchaamsdeel aldus instaat
stelt zoowel in vorm als krachtsuiting aan het
normale te beantwoorden: is dit waar dan zullen
beiden door vermeerderden of verminderden bloed-
toevoer zich in vooruitgaande of achteruitgaande
rigting openbaren, wat den vorm betreft minder
duidelijk en eerst langzamerhand, aangezien wij tot
heden te weinig in de leer der vormen doorgedron-
gen zijn om een dergelijk klein verschil waar te
nemen, wat de laatste aangaat in eene dadelijk duidelijk
waarneembare intensiteit, omdat gelijk overal elders
in de natuur door slechts geringe vormverandering der
stof belangrijke ontwikkeling of binding van kracht
geboren wordt. Van dit standpunt beschouwd, blijkt
onze stelling waar te zijn maar voor zooverre het
ons onmogelijk is de componenten van het leven
ieder voor zich te overzien en in hunne waarde
te schatten, blijft er ons niets anders over dan deze
algemeene stelling, in voor ons meer verstaanbare,
doch minder verduidelijkte termen aldus te for-
muleren : het bloed is de normale prikkel tot werk-
zaamheid der organen. Waar er dus in het dier-
lijk ligchaam van prikkeling sprake kan zijn is deze
regel zonder uitzondering van toepassing , aangezien
geen deel van den bloedtoevoer verstoken is, en
het zal dus weinig betoog behoeven dat het toe-
voeren of afsnijden van bloed, ter plaatse waar
wij ons voorstellen dat de vagus zijne bron tot
werkdadigheid vindt, gelden mag als prikkel boven
den norm of tot minder irritatie ja tot verlamming.
In dien zin meende ik op meer physiologische
wijze den strijd, nopens de beteekenis van den vagus
op de hartsfrequentie te kunnen uitmaken, en
hoezeer ook overtuigd dat er belangrijke momenten
zouden kunnen zijn, waardoor eene verkeerde ge-
volgtrekking uit mijne proeven mogelijk ware,
zoo zal ik later trachten aan te toonen, dat
deze niet alleen zooveel mogelijk geïllimineerd
zijn, ja ik kan zeggen in hoofdzaak niet bestaan.
Om den vagus iederen toevoer van bloed af te
snijden is het noodzakelijk den geheelen slagader-
lijken bloedstroom in het hoofd op te heffen, want
gelijk genoegzaam bekend is wordt er tusschen de
vier groote bloedtoevoerende vaten, die het hoofd
ontvangt in de schedelholte eene verbinding in den
Circulus arteriosus willisii aangetroffen, die veroor-
zaakt dat de verschillende hersendeelen, hoezeer
ook oorspronkelijk b. v. uit de Art. vertebralis ge-
voed, desniettemin bij verwijdering van deze bron
nog bloed langs de rami communicantes uit de
carotiden ontvangen. Het onderbinden dezer vaten
is niet nieuw en reeds bij eicherand vinden
wij het volgende daaromtrent vermeld: On peut
comme l\'avait expérimenté galien lier les deux
carotides sur un animal vivant, sans qu\'il en pa-
raisse sensiblement affecté; mais si comme personne
ne l\'a fait encore, on lie en même temps les ar-
tères vertébrales, l\'animal tombe à l\'instant et meurt
au bout de quelques secondes.
1) Richeranp. Nouveaux élémcns de Phy^ologie 1804. T. II
p. 117.
KUSSMAUL, onderbond ze bij konijnen maar alleen
met het oog op de verandering der pupilgrootte.
Wat evenwel de wijze van onderbinden aangaat,
die ik bij honden bewerkstelligde, deze is zooverre
mij bekend is nieuw, waarom ik deze hier kortelijk
zal beschrijven.
Na het maken eener huidsnede van af de inci-
sura semilunaris sterni tot aan de cartilagines thy-
rioideae werd de Sterno-cleidomastoideus gescheiden
van de spieren die de voorvlakte der trachea be-
dekken en nadat het bindweefsel gekliefd was de
Art. carotis met den daaraan verbonden zijnden
vereenigden tak van vagus en sympathicus te voor-
schijn gebragt. Deze zenuwen daar ter plaatse in
eene gemeenschappelijke scheede verloopende, wer-
den van de slagader voorzigtig zonder kwetsing of
aanraking losgemaakt en eene draad onder de caro-
tiden aan weerszijden gebragt. Vervolgens werd
de Sterno-cleidomastoideus bij zijne aanhechting aan
het borstbeen doorgesneden , waarbij evenwel de
1) Küssmato. Untersuchung, über den Einfluss, welchcnnbsp;die
Blutströmung auf die Bewegungen der Iris und anderer Theilenbsp;des
Kopfes ausübt. Verhandl. d. phj\'s. med. Gescllsch. in Wurzburg.nbsp;6e.
Bd. S. 1. 1856.
bijzondere voorzorg moest genomen worden de
Jugnlaris externa niet te kwetsen, vervolgens werd
met eenen stompen haak de ader opgeligt, die de
Jugularis van beide zijden verbindt en onder aan den
hals in dwarsche rigting verloopt, het losse bind-
weefsel in de rigting naar de borst en op een
duim afstands van de trachea gekliefd en het dwarsche
uitsteeksel van den ze venden halswervel opgezocht, van
hieruit verloopen twee spierbuikjes naar beneden en
deze dienden tot uitgangspunt voor het omvatten
der wervelslagaders, die tusschen beide in schuin-
sche rigting verloopende, na zich langs de groote
zenuwstammen, die den arm verzorgen gewend te
hebben, onder de eerste rib zijnen oorsprong neemt
uit de Art. subclavia. Is het dier niet zeer vetrijk
dan ontstaat er bij de operatie hoegenaamd geene
bloeding en alleen moet men voorzigtio* zijn de
armvlecht niet te raken en daardoor hevige bewe-
gingen van het dier te provoceren alsmede om niet
door eene te diep indringende snede de pleuraholte
te openen en de proef op deze wijze te doen mislukken.
Aangezien het mij bij het in het werk stellen
dezer proeven te doen was om na te gaan, 6f en
welke verandering in de frequentie van den hart-
slag mogt intreden, was het noodzakelijk de meest
geschikte methode vast te stellen om deze te con-
troleren. De methode, die moleschott hierbij
op het voetspoor van schiff in het werk stelde,
om namelijk de hartsbewegingen te controleren
door eene in het hart gestokene lange naald kwam
mij bij verschillende experimenten voor veel min-
der zekere resultaten op te leveren dan die, welke
uit een auscultatorisch onderzoek werden verkre-
gen, de\' vergelijking van de juistheid onzer ver-
kregene getallen geschiedde niet alleen doordien
verschillende personen, den hartslag controleerden,
maar ook aan den voelbaren aanslag van den pols
der Art. Cruralis werden in de meeste gevallen
deze daarenboven getoetst. Bij eenige oefening
valt het gemakkelijk aldus eene frequentie van
b. v. 300 in de minuut te tellen gelijk blijkt uit
de omstandigheid dat steeds omstreeks dezelfde
getallen door verschillende personen onafhankelijk
van elkander werden verkregen. De bewegingen
daarentegen van de ingestokene naald juist na
te gaan levert naar mijn inzien daarom veel be-
zwaar op omdat het zeer moeijelijk is de oscillatie
door toedoen van het ademhalingsproces, te ver-
waarlozen, zoodat (hetgeen trouwens ook aan min-
dere geoefendheid kan geweten worden) de cijfers
langs dien weg verkregen of foutief bleken te
zijn of zelfs niet eens bij benadering door den
waarnemer konden bepaald worden. Daarenboven
werkt de ingestokene naald natuurlijkerwijze prik-
kelend en men zal dus geruimen tijd vdór het
experimenteren deze in de borstholte moeten in-
steken, hetgeen daarenboven enkele malen her-
haald moet worden, aangezien na eenigen tijd de
naald van plaats verandert en dikwijls geheel en
al de bewegingen van de hartcontractien afhan-
kelijk, staakt. Ook tegen het waarnemen met het
stethoscoop is er echter één bezwaar, dat evenwel
slechts in één geval bij mijne experimenten voor-
kwam, waar namelijk het dier door eene zuch-
tende, snelle en\'afgebrokene ademhaling de hart-
toonen geheel maskeerde of waar ze althans zoo
flaauw waren dat wij daarom voor de juistheid
dezer proef niet meenen te kunnen instaan, even-
wel ook dan nog blijft er het kloppen der slag-
aders over, en beide methoden meen ik met des
te meer regt te kunnen aanbevelen omdat zij zon-
der eenige de minste verandering of stoornis in
het organisme te weeg te brengen gedurende eene
geheel willekeurige tijdruimte het experimenteren
lïiogelijk maken, hierdoor toch waren wij in de
j\'S t
te\'
gelegenheid reeds eenige dagen vóór het onder-
binden der slagaderen kennis te krijgen omtrent
de normale frequentie en aldus mogelijke invloeden
als vrees of agitatie van het dier uit te sluiten of
in hunne ware uitgebreidheid te schatten. Na
deze algemeen e beschouwing zal ik thans tot de
vermelding der proeven zelve overgaan.
1® p e o e f.
Een hond heeft bij rustige ligging eene hartsfre-
quentie van
I min. 30.
De arterien uitgenomen de linker Art. vertebralis
worden opgezocht,
uur.
2.14nbsp;i min. 28.
14.15nbsp;..nbsp;31.
16.45 .. 30.
Nadat de drie bovengenoemde slagaderen geslo-
ten waren bedroeg de frequentie.
2.18nbsp;1 min. 47.
19nbsp;» 46.
21nbsp;»nbsp;46.
-ocr page 36-Daarna geopend zijnde.
2.21.30 i min. 43.
21.45 .. 43.
23nbsp;« 35.
24nbsp;.. 38.
24.30 gt;. 39.
26 »nbsp;43.
Zij worden op nieuw afgesloten.
\' 2.28nbsp;i min. 50.
28.30 .. 50.
29.30 .. 50.
33nbsp;.) 53.
33.15 » 53.
36nbsp;.. 48.
39nbsp;52.
Het dier wordt nu getrepaneerd, waardoor het
vrij wat bloed verliest, de frequentie is toen bij
geopende slagaders.
2.50nbsp;I min. 24.
Zij worden nu weder gesloten.
2.51nbsp;I min. 43.
51.30 » 46.
52 » 45.
Na geopend te zijn.
2.53nbsp;I min. 52.
53.45 » 52.
-ocr page 37-Op nieuw wordt het bloed van de hersenen voor
het grootste gedeelte afgesneden.
2.55nbsp;I min. 68.
55.30nbsp;»nbsp;68.
55.45nbsp;.. 67.
Eindelijk wordt de proef besloten door de vaten
op nieuw voor den bloedstroom toegankelijk te
maken.
2.57,30 i min. 52.
58nbsp;» 52.
Nadat wij aldus eene vrij belangrijke toename
der hartsfrequentie na vermindering van het slag-
aderlijke bloed in de schedelholte geconstateerd
hadden, wenschten wij na te gaan of ook de totale
afsluiting van den bloedstroom hetzelfde gevolg had.
Nadat wij den 14\'3en October 1861, bij een hond
van middelbare grootte de hartsfrequentie op 100
slagen in de minuut en te 10 ure en 1| ure in
den morgen van dennbsp;de hartsfrequentie op 108
en 112 resp. bepaald hadden werd het dier den vol-
genden dag te 12 ure opgebonden en om de Ar-
teriae carotides en vertebrales een draad los onder-
gebragt en aldus 10 minuten aan zich zelf overge-
laten gedurende welken tijd de frequentie bepaald
werd.
uur.
12.35 |
1 min. |
50. |
37 |
» |
50. |
40 |
» |
52. |
40.30 |
» |
54. |
43 |
)) |
57. |
45 |
)) |
54. |
f onder voortdurend
L janken.
Nu werden te gelijker tijd door middel van 4
Arteriepincetten de 4 slagaderen gesloten, waarbij
de bijzondere voorzorg genomen werd den vagus,
die ongeveer tusschen beide Arteriën ligt niet aan
te raken.
12.47 |
1 min. |
60. |
47.30 |
)) |
63. |
49 |
)) |
64. |
57 |
» |
64. |
59 |
)) |
66. |
1. 2 |
n |
66. |
17 |
») |
62. |
Nu werden de pincetten losgemaakt en de fre-
quentie dadelijk daarna bepaald op
1.18 i min. 55.
19nbsp;» 54.
I.nbsp;19.15 I min. 53.
19.30nbsp;55.
20 .. 53.
Op nieuw wordt door het afsnijden van den
bloedtoevoer de hartslag vermeerderd.
1.22nbsp;i min. 60.
22.30 » 60.
23nbsp;.)nbsp;60.
3® p e o e f.
Een hond wordt des morgens te 10| ure opge-
bonden , het dier is zeer weerspannig en de fre-
quentie bedraagt onder vrij hevige pogingen om
zich te bevrijden
i min. 42.
Gedurende het blootleggen der slagaders ligt het
dier vrij rustig de eene Art. carotis wordt blijvend
gesloten,
uur.
II.nbsp;2nbsp;I min. 45.
2.15 .. 45.
2.45 » 46.
Nu worden de 3 overige Arterien gesloten.
11. 4nbsp;i min. 58.
19nbsp;..nbsp;57.
19.30nbsp;» 58.
20.nbsp;.. 56.
-ocr page 40-De drie slagaderen worden nu geopend.
11.27 ± min. 51.
28nbsp;»nbsp;55.
28.30nbsp;,, 54.
29nbsp;gt;, 54.
30nbsp;gt;, 55.
De slagaderen worden weder gesloten.
11.32
33
34.15
73.
72.
73.
4® p r o e p.
De 4 bovengenoemde slagaderlijke vaten opge-
zocht zijnde bedroeg de frequentie,
uur.
12.13nbsp;1 min. 35.
14nbsp;» 33.
IS adat zij gesloten waren.
mm.
12.16.45 |
1 min. |
46. |
17.15 |
ygt; |
44. |
17.30 |
» |
43. |
19 |
» |
41. |
19.45 |
» |
43. |
22 |
» |
42. |
22.30 |
n |
44. |
24 |
n |
45. |
Links worden de 2 Arteries geopend.
12.27nbsp;i min. 38.
28nbsp;..nbsp;39.
Alles geopend zijnde
12.28.45 |
1 min. |
38. |
De slagaderen |
worden |
nu gesloten. |
12.30 |
1 min. |
45. |
31.15 |
» |
44. |
32 |
» |
47. |
34 |
» |
43. |
Het dier wordt nu op den kop getrepaneerd er
wordt daarbij geen druppel bloed verloren.
12.45 i min. 50.
47nbsp;.. 49.
47.30 .. 50.
49.15nbsp;» 47.
Nu worden de slagaderen , weder geopend, er
vloeit langzaam bloed uit de hoofdwonde.
12.50.30 I min. 30.
51nbsp;.. 35.
51.15 » 34.
51.30nbsp;« 37.
5® p e o e f.
Bij een hond worden de Carotiden en Art, verte-
brales opgezocht en eene Carotis wegens aneurys-
matische uitzetting digtgebonden.
uur.
1\'nbsp;I min. 26.
De 3 overige slagaderen worden nu gesloten.
1-5nbsp;1 min. 41.
De beide Jugulares werden opgezocht en digt-
gebonden en in eene naar de zijde van den kop toe
eene opening gemaakt, waaruit eene profuse bloeding
ontstond. Voor eenige dagen geleden was eene
Jugularis tot het doen van inspuitingen gebezigd.
De vena werd boven de opening digtgebonden.
1-11 i min. 24.
In ééne carotis wordt water van 40» C. ingespo-
ten min of meer stootsgewijs.
1.16nbsp;i min. 30.
16.45 » 30.
Na eene vernieuwde inspuiting daalt de hartslag.
1.21
26.
Gelijk wij opmerken geven deze proeven con-
stant hetzelfde resultaat als de vorigen dit namelijk,
dat de hartsfrequentie toeneemt bij gemis van den
bloedsomloop in de hersenen en dat deze daalt in
dezelfde reden wanneer aan het slagaderlijk bloed
de vrije toegang naar de hersenen wordt gelaten.
Hoewel aan den eenen kant volgens de stelling
van MAREY de frequentie van den hartslag nood-
wendiger wijze moet afnemen wanneer de spanning
in het vaatstelsel op eene of andere wijze verhoogd
wordt, zoo zoude toch van den anderen kant kun-
nen beweerd worden, door hen, die eene voor-
name oorzaak der hartcontracties zoeken in de
voeding van den hartwand door het bloed der
Art. Coronaria, dat het toenemen der frequentie
bij gestoorden bloedsomloop in de hersenen moest
toegeschreven worden aan eene vermeerdering van
het bloedvolumen in het overige vaatstelsel resp.
de Art. Coronaria waaruit alsdan volgens hunne
stelling zoude vo\'gen dat bij vermeerderde voeding
van het hart ook eene grootere krachtsuiting moest
1) MARBIJ. Recherolies sur l\'état de la circulation d\'après les
caractères du pouls fournis par un nouveau spygmograplie. Journ.
de la Phys. de Brown — Séquard. T. Ill No. 10- 1860.
intreden; om na te gaan in hoeverre dit van toe-
passing zoude kunnen zijn op onze experimenten na-
men wij de volgende proef.
Na het blootleggen en sluiten der reeds meer
genoemde slagaderen openden wij den buik van
het dier in de linea alba en na de harts-frequentie
in dezen toestand bepaald te hebben , drukten wij
de aorta abdominalis tusschen twee ingebragte vin-
gers 1); daardoor werd de bloedshoeveelheid, die in
normalen toestand aan het geheele slagaderlijke
stelsel toekomt in eene betrekkelijk zeer kleine
ruimte ingesloten en aangezien het bloedvolumen,
dat in de aorta descendens en zijne vertakkingen
in normalen toestand aanwezig is, gerustelijk hoo-
ger kan worden aangeslagen dan dat in de beide
Carotiden en Vertebrales zoude er wanneer dit be-
weren gegrond ware eene zeer belangrijke toename
in de hartsfrequentie moeten plaats grijpen.
1) Natuurlijk niet tegen de wervelkolom, dan toch zouden wij ook
door drukking der Vena Cava adscendens alleen eene zekere hoeveel-
heid bloeds huiten omloop gesteld hebben en niet verkregen hebben
wat wij verlangden namelijk groote bloedovervulling in het nietgeslotene
slagaderlijke stelsel (resp.) Art. Coronaria.
vervolg van de 2quot; proef.
Terwijl de 4 genoemde slagaders aldus gesloten
waren, werd de buik geopend en de frequentie be-
droeg toen
uur.
1.28nbsp;i min. 50.
28.30 .. 50.
Nu wordt de Aorta door drukking tusschen 2
ingebragte vingers gesloten en de frequentie steeg tot
1.29nbsp;i min. 53.
29.30 B 53.
Bij een hond worden de Art. carotides en ver-
tebrales opgezocht,
uur.
12.41nbsp;i min. 32.
De buik geopend zijnde door eene snede in de
Linea alba, worden de 4 slagaderen toegedrukt.
12.44nbsp;I min. 40.
45nbsp;» 40.
Daarna wordt ook de Aorta abdominalis gesloten.
12.47nbsp;i min. 44.
Gelijk wij zien had dit eene geringe vermeer-
dering ten gevolge evenwel in vergelijking met
die welke ontstond na toebinden der Carotiden
en wervelslagaderen zoo gering dat liet al spoe-
dig in bet oog valt dat aan den vermeerderden hart-
slag bij onderbinding dezer vaten eene andere oor-
zaak ten gronde ligt dan de vermeerdering van
de bloedshoeveelheid in de Art. Coronaria. Op deze
wijze eene mogelijk verkeerde uitlegging van
bovengenoemde proeven wederlegd hebbende gingen
wij verder en trachtten langs eenen anderen weg
tot hetzelfde resultaat te geraken, dat zij ons op-
leverden. Was het namelijk waar dat verminderde
en opgeheven bloedtoevoer naar den schedel de
polsfrequentie vermeerdert, dan moest deze ook
omgekeerd dalen wanneer de bloedsomloop hersteld
2) Hoezeer door deze proef de overigens zeer aanneembare stelling
van maeeï schijnt tegengesproken te worden, zoo geloof ik dat ook
met behoud van deze de toename der frequentie aldus moet verklaard
worden: Gelijk blijkt uit de proeven van LüD^tig slaat het hart län-
geren tijd en het stilstaand hart wordt tot nieuwe contracties aange-
spoord door het inspuiten van slagaderlijk bloed in de Art. Coronaria,
wij kunnen dus voor ons geval met regt aannemen dat bij drukking
der Aorta abdominalis de totale krachtsuiting van het hart toeneemt
zoodat bij eene meerdere frequentie, de zamentrekking van het hart
meer energiek is en dus in het geheel niet in strijd met het beweren
van maeey die alleen over de betrekking tusschen frequentie en
spanning handelt bij gelijke krachtsuiting van het hart.
werd, of de hoeveelheid slagaderlijk bloed in
den schedel boven het normale vermeerderd werd.
Dit werd verkregen door na liet openen van den
buik van het dier de aorta descendens te druk-
ken en alzoo de hoeveelheid bloed voor de onder-
ste extremiteiten, nieren enz. bestemd te verdeelen
over de bovenste ligchaamshelft.
EINDE VAN DE 2® PROEF.
Terwijl de aorta aldus gesloten gehouden werd,
werden de andere arteries op nieuw voor het in-
stroomende bloed geopend.
Op nieuw worden weder de carotiden en verte-
brales gesloten.
1.43nbsp;i min. 50.
44.30 „ 49.
De ademhaling wordt nu onregelmatig, snorkend
en de proef wordt daarom getermineerd.
yeevolg van de 6® proef.
De 4 Arteries worden geopend, terwijl de Aorta
abdominalis gesloten blijft,
uur.
12.48.45 A min. 28.
49.30 » 27.
De Aorta wordt nu geopend.
12.51 I min. 39.
Wij zien uit deze cijfers dat liet resultaat geheel
aan onze verwachting beantwoordde en meer en
meer de waarheid bevestigde van de juistheid on-
zer vorige proeven. Wij wenschten ons evenwel
niet alleen met de ruwe empirie tevreden te stel-
len dat de bloedtoevoer naar de hersenen van het
grootste gewigt is voor de opvolging der hartcon-
tracties en, hoezeer het na het voorafgezegde, na
de doorsnijdingsproeven van den Vagus a priori
aannemelijk was, dat wij hierbij steeds te denken
hadden aan verhinderden of vermeerderden bloeds-
stroom naar den oorsprong der Vagi, zoo meenden
wij ons toch door een directe proef daarvan te
moeten overtuigen.\'
Na inspuiting van digitaline zag traube i) de
1) Thaube Canstatt\'s Jahresbericht, 1853. T, v. p. 121.
-ocr page 49-liartswerkïng afnemen, doch onveranderd voortgaan
zoo hij vooraf de vagi doorsneed; een dergelijk re-
sultaat beoogden wij bij onze proeven te verkrijgen
en sloegen daartoe den volgenden weg in.
7® PROEF.
Een hond bij wien den Ie» October de nervus
vagus aan de regterzijde was doorgesneden, bedroeg
de hartsfrequentie op den 8®quot;
uur.
9.30 i min. 24,
Het mogt slechts gelukken de beide carotiden
en de linker vertebralis te vinden.
Het dier haalde hijgende adem en de harttoonen
waren door het voorliggen der long over het hart
zeer zwak, daarbij maakte het voordurende sidde-
ren een systematisch onderzoek onmogelijk. Alleen
een enkele maal kon de hartsfreqentie bij gesloten
arteries op 36 in de i min. bepaald worden , ter-
wijl dadelijk daarna bij het openen der bloedvaten
de hartslag tot 23 min.) daalde. Mogt het even-
wel niet doenlijk zijn in dit geval juiste getallen
op te geven zoo bleek toch ook hier bij verschil-
lende pogingen om den hartslag waar te nemen dat
de frequentie toenam bij opgeheven bloedsomloop in
de hersenen.
8« p r o e f.
Een hond bij wien den 8« Jan. 1862 de vagus aan
de linkerzijde was doorgesneden bedroeg de fre-
quentie na het opbinden onder vrij hevig tegen-
spartelen,
uur.
2.15 i min. 41.
16 .) 40.
18nbsp;»nbsp;40.
Nu werden de 4 slagaderen opgezocht en de
frequentie bepaald
2.45 I min. 30,
45.30 .) 30.
Het dier is zeer rustig de slagaderen worden nu
gesloten.
2.49 i min. 66.
50nbsp;» 64.
Zij worden weder geopend.
2.51nbsp;1 min. 46.
51.15 « 37.
51.30 .. 35.
Zij worden op nieuw gesloten.
2.52nbsp;.. 60. ^
52.15 » 65.
De 4 Arteries geopend zijnde.
Niettegenstaande wij den vagus aan eene zijde
hadden doorgesneden, verkregen wij geheel dezelfde
resultaten, ja men zöude zeggen grootere verschil-
len bij normalen of gestoorden bloedsomloop dan
bij onze andere proeven en welligt hadde ik de
theorie van vagusprikkeling of verlamming door
den bloedstroom opgegeven, ware het niet dat ik
geheel overeenkomstige resultaten verkregen had
bij eenige dieren, waar ik den Vagus aan denhals
slechts aan ééne zijde doorsneed met het doel om
den invloed daarvan op de hartcontracties na te
gaan. Vrij algemeen wordt aangenomen dat door-
snijding der N. Vagi de hartsfrequentie doet toe-
nemen evenwel voor zooverre er sprake is van het
doorsnijden van slechts ééne zenuw moet ik de
opvolgende vermeerdering der hartslagen tegen-
spreken. Een hond bij wien de frequentie den 3e
September bepaald was op 84 en den volgen-
den dag op 82 werd de linker vagus blootge-
legd, deze werd onvoorzigtigerwij s tusschen het
pincet gedrukt en bij eene belangrijke vernaauwing
i *
-ocr page 52-dei\' pupil (als gevolg van Sympat-icusdrukking)
steeg de frequentie tot 160.
Nadat de Vagus bij dit dier was doorgesneden
telden wij in de minuut 128 hartslagen, en nadat
de wond aan den hals was toegenaaid 184.
Den 5 Sept. bedroeg de frequentie 140.
12nbsp;»nbsp;»nbsp;62.
]3nbsp;»nbsp;»nbsp;62.
Een hondje, waarbij da hartslag 128 in de minuut
bedroeg werd opgebonden den 1 October.
10 uur 15 min.nbsp;nain. 200.
De Vagus wordt aan ééne zijde doorgesneden.
10 uur 16 min.nbsp;min. 150.
10 gt;gt; 20 nnbsp;» 240.
10 » 24 ..nbsp;» 204.
10 ,) 28 »nbsp;» 172.
Na het toenaaijen der halswonde.
1nbsp;uur 30 min.nbsp;min. 176.
2nbsp;Octob,nbsp;» 130.
4nbsp;..nbsp;»nbsp;130.
11® P K O E F.
Bij eenen hond bedroeg de frequentie den 1 Oct.
te 9| uur.nbsp;min. 88,
Na het opbinden voor het doorsnijden van den
regter vagus in de |
min. |
120. |
11.14.10 |
10 Sec. 26. |
156. |
14.20 |
30. |
180. |
14.30 |
40. |
240. |
14.40 |
20. |
120. |
16 |
» 18. |
108. |
17 |
1 min. |
108. |
2.30 |
» |
180. |
2 Octob. |
» |
230. |
3 » |
» |
204. |
4 ,, |
V |
148. |
5 gt;. |
» |
140. |
6 » |
» |
152. |
7 .. |
» |
152. |
8 » |
» |
96. |
9 .. |
» |
94. |
10 » |
» |
96. |
12® PROEF.
Nadat de frequentie den 6® en Jan. 1862 bij
eenen hond in | min. op 2G en 25 bepaald was,
wordt het dier den 8® Jan. opgebonden, onder vrij
hevige agitatienbsp;i min 36.
De linker Vagus wordt blootgelegd, het dier ia
zeer kalm.
2 uur 22 min.nbsp;{ min. 33.
2 » 25 M de Vagus wordt doorgeknipt» 40.
26 » quot; 60.
27 »nbsp;»
31nbsp;»nbsp;» 40.
31 » 30 .. » 44.
4 Uur na toegenaaid te zijn sedert
2 uur 39 min.nbsp;1 min. 45.
12nbsp;„ ^ » 28.
13 » » 26
14 »nbsp;» 27.
Uit deze proeven zien wij dat er bij doorsnijding
van den vagus aan ééne zijde gedurende eene korte
tijdsruimte vermeerdering der hartslagen wordt
waargenomen, die daarna dikwijls reeds na de
minuut trapsgewijze afneemt om op deze wijze
voortdurend dalende tot den norm terug te keeren.
Het gebeurt echter ook dat den volgenden of tweeden dag
daarna eene grootere frequentie wordt waargenomen
dan dadelijk of eenige uren na de doorsnijding van
den vagus. Deze is evenwel van omstandigheden
afhankelijk, die geheel en al buiten den vagus zei-
ven te zoeken zijn. Door het maken der halswonde
en het scheiden der zachte deelen wordt in de
meeste gevallen hyperaemie met opvolgende ontste-
king en uitzweeting te voorschijn geroepen en het
schijnt dat de vermeerderde polsfrequentie op reke-
ning van wondkoorts of iets dergelijks moet gesteld
worden, waarvoor de volgende proef pleit.
13® PROEF.
Bij eenen hond werd de vagus aan de regter-
zijde blootgelegd, de frequentie beliep toen 56 in
de min.
De wond wordt toegenaaid en den volgenden
dag te 10 ure was de hartslag tot op 128 ver-
meerderd. De wondhechtingen zijn met korsten
bedekt en van suppuratie is niets te bespeuren.
Des namiddags ie 2 ure is de frequentie 109.
De hechtingen worden nu losgemaakt, overal zijn
SQSi
adhaesies door bemiddeling van eene gelatineuse
stof tot stand gekomen en na losmaking derzelven
ligt de vagus gedeeltelijk door een \'membraneus
vlies bedekt. Dit wordt gespleten en de frequentie
is toennbsp;100.
5 minuten laternbsp;75.
5 minuten daarnanbsp;75.
Wij zien hieruit dat, hoewel de vagus geheel
intact gebleven was, de frequentie na het digt maken
der halswonde toenam, zoodat het verschijnsel, dat
wij in onze vorige proeven waarnamen niet op
rekening van vagusdoorsnijding moet gesteld wor-
den, te meer daar in onze laatste proef met vagus-
doorsnijding die vermeerdering in het geheel niet
werd waargenomen en waar wij ook bij het her-
openen op den 7® dag geene adhaesies of nieuw ge-
vormde schijnvliezen aantroffen, en alleen gelijk
ook in de overigen eene oogenblikkelijke vermeer-
dering dadelijk na de doorsnijding konden consta-
teren. Wij meenden nu op het voetspoor van
TRAUBE de beide vagi te moeten doorsnijden en
daarbij na te gaan of het afsnijden van den bloeds-
toevoer naar de hersenen nu geheel zonder invloed
was op de beweging van het hart.
EINDE VAN DE 6® PKOEF.
Terwijl nu de vrije bloedtoevoer naar de herse-
nen plaats vond, werden de vagi aan beide zijden
doorgesneden,
uur
12.55 i min. 48.
66nbsp;»nbsp;47,
De 4 Arteries worden nu gesloten.
12.58 i min. 50.
58.30 » 47.
59.15nbsp;48.
Nu werd ook de Aorta abdominalis toegedrukt.
1.— 15 sec. I min. 52.
1. 1nbsp;.. 52.
1- 5nbsp;» 45.
Alles geopend zijnde behalve de Aorta.
1-6nbsp;i min. 41.
7nbsp;.. 36.
7.30 » 32.
9nbsp;•gt; 30.
EINDE VAN DE 8® PROEF.
De Vagus wordt regts doorgeknipt bij geopende
slagaderen,
uur.
2.55 i min. 57.
-ocr page 59-
uur. | ||
55.15 |
1 min. |
58. |
55.30 |
» |
58. |
56.30 |
» |
60. |
De Slagaderen worden gesloten.
2.57nbsp;1 min. 58-
57.30 « 59.
58.15 .. 57.
Zij worden ten slotte geopend.
2.59 1 min. 56.
Gelijk wij uit deze proeven kunnen zien ont-
breekt verandering der hartsfrequentie bij opge-
heven of normalen bloedsomloop in den sche-
del, die wij in de vorige proeven constant waar-
namen, wanneer beide vagi zijn doorgesneden,
waaruit ten duidelijkste blijkt dat deze het zijn,
die den invloed der hersenen op de hartsbeweging
voortplanten, maar zich evenwel slechts in zooverre
doen gelden als de hersenen kunnen gerekend
worden op de regeling van den hartslag te kunnen
inwerkeil: want afgezien van de beweging, die het
hart uitoefent, nadat het uit het ligchaam verwij-
derd is, leerde mij eene proef, waar ik beide vagi
doorsneed, dat de werking niet noodzakelijk aan de
integriteit der vagi verbonden is.
14® PROEF.
Den 21 Augs. doorsneden wij bij eenen hond den
regter vagus, des namiddags
te 3 ure de frequentie bedroeg toen 120.
» 6 «nbsp;in de min.
22nbsp;Augs. 9 uur »
142.
124.
100.
94.
104.
104.
90.
88.
87.
84.
80.
82.
84.
74.
80.
96.
Doorsnijding van den linker vagus.
te 12 ure.
» 3 » in de min.nbsp;220.
7 Sept.nbsp;»nbsp;180.
-ocr page 61-8nbsp;Sept.nbsp;in de min.nbsp;158.
11nbsp;.) 160.
13nbsp;., 160.
18nbsp;» » 160.
Niettegenstaande het dier erg vermagerd was,
leefde hij met 2 doorgesneden - vagi 15 dagen, na
welk tijdsverloop wij hem doodden, en het zal hieruit
genoegzaam blijken dat, waar het hart na de opgehe-
ven inwerking van de zijde der hersenen gedurende zoo
geruimen tijd zijne beweging voortzette, voorzeker
ook nog andere invloeden moeten aangenomen wor-
den, die hunne werking op dit orgaan doen gelden.
Uit de laatstvermelde proef leeren wij evenwel
ook nog iets anders.
Namen wij bij doorsnijding van eenen vagus waar
dat de hartslag niet vermeerdert zoo merken wij
op dat gedurende een tijdsverloop van 15 dagen
de frequentie bijna constant het dubbele van de
normale bedraagt en zien wij hierin aan den eenen
kant eene herhaalde bevestiging van de juistheid
der meeningen omtrent de vagus als Hemmungs-
zenuw, zoo meenen wij dat deze proef in verband
met de vorigen ons den sleutel in de hand geeft
tot de verklaring der ongestoorde hartswerking bij
doorsnijding van den vagus aan slechts eene zijde.
Wij stellen ons de zaak aldus voor, dat er onder
normale omstandigheden in de hersenen eene zekere
hoeveelheid kracht geboren wordt, toereikende om
de werking van het hart op normale wijze, te doen
plaats vinden; op de vorming van deze kracht is
de doorsnijding der vagi van geenen invloed en er
kan alleen sprake zijn van voortleiding naar die
plaats, waar zij tot uiting komt. Zijn nu beide
vagi doorgesneden dan is de weg tot voortleiding
geheel opgeheven, zoo lang evenwel een vagus de
verbinding tusschen het cerebrum en het hart blijft
daarstellen zal de voortleiding langs dezen eenen
kunnen plaats vinden en op die wijze zal het ons
begrijpelijk voorkomen, waarom de werking van
het hart normaal blijft wanneer wij de zenuw aan
eene zijde werkeloos maken.
Men zoude hiertegen kunnen inbrengen dat slechts
een gedeelte van het hart onder dergelijke omstan-
digheden onder den invloed der hersenen geplaatst
is, maar men vergete niet dat talrijke gangliën in
het hart aanwezig zijn, wier uitloopers deze met elkan-
der verbinden en langs dezen weg krachten kunnen
voortleiden naar die plaatsen, die onder gewone
omstandigheden deze langs eenen anderen weg ont-
vangen. Nadat wij door het voorgaande genoeg-
zaam vastgesteld hebben dat de bloedstoevoer naar
de hersenen (resp. oorsprong der vagi) van grooten in-
vloed op de hartsbeweging is, willen wij thans na-
gaan of de vermeerdering van den hartslag afhan-
kelijk is van verminderde drukking of zoo als wij
aanvankelijk stelden van onttrekking van zuurstof
als normalen prikkel. Beide meeningen vinden wij
vertegenwoordigd in de Eecherches physiologiques
sur la vie et la mort par x. bichat. é^e édit.
p. Magendie 1822. p. 258. waar de eerste zegt:
Si l\'on intercepte le cours du sang dans tous les
vaisseaux qui vont à. la tête on voit aussitôt le
mouvement encéphalique cesser et la vie s\'anéantir.
La secousse générale, née de l\'abord du sang au
cerveau est donc une condition essentielle à ses
fonctions, terwijl magendie 1. c. in eene noot zich
Ö4
hierover op deze wijze uitlaat : S\'il y a toujours
un rapport entre l\'énergie vitale du cerveau et ses
mouvements alternatifs c\'est qu\'il y a un rapport
constant entre ces mouvements et l\'abord du sang
dans l\'organe. Ainsi, donc au lieu de considérer
cet ébranlement comme la cause excitante du cer-
veau n\'est-il pas plus naturel de ne voir en lui
qu \'un effet purement accidentel de l\'arrivée du
sang artériel que tout montre comme l\'excitant
véritable. Ook eichekand, die zoo als wij zagen
het eerst den slagaderlijken bloedstroom naar het
hoofd afsneed, kleeft deze laatste meening aan; car
si à l\'instant où l\'on vient de lier les vertébrales,
on ouvre les carotides, et qu\'y adoptant le tube
d\'une seringue on y pousse un liquide quelconque
avec une force modérée et à des intervalles à peu
prës semblables à ceux de la circulation l\'animal
ne revient pas à la vie.
Indien het waar zoude zijn dat verminderde
drukking versnelling, vermeerderde, verlangza-
ming van den hartslag zoude te weeg brengen, zoo
moest, bij inspuiting van water van de temperatuur
van het bloed en onder eene drukking in de caroti-
den gespoten, overeenkomende met die onder gewone
omstandigheden, de frequentie, die na sluiting der
slagaderen belangrijk was toegenomen, tot bet
normale terugkeeren of althans verminderen, voor
het geval echter dat de bloedstroom naar de her-
senen in ons geval zoude werken door zijn gehalte
aan zuurstof en andere voedende bestanddeelen,
moest het uitspuiten met water, door verdrijving
van de laatste sporen bloed, den hartslag nog ver-
meerderen. Dit laatste bleek werkelijk het geval
te zijn in het einde van onze vijfde proef.
Nadat door eenig belangrijk bloedverlies, de
frequentie bij gesloten slagaderen gedaald was tot
24 in de f minuut spoten wij eene vrij belang-
rijke hoeveelheid water van 40 graden in de hersenen
onder eene matige drukking, benaderenderwijze
overeenkomende met eene drukking van 160 mm.
kwik, daarop klom de hartslag tot 30 gedurende
ongeveer 5 minuten en daalde daarop tot 26.
Wij zien uit deze proef dat in plaats van ver-
mindering werkelijk vermeerdering van den hart-
slag intreedt, die door eene vertraging gevolgd
werd, die evenwel altijd boven het cijfer bleef,
dat wij bij afgesneden toevoer verkregen. De
verklaring van dit laatste verschijnsel moet echter
in geheel andere oorzaken gezocht worden dan
alleen in de hersenen. Deze is namelijk in het
hart zelf gelegen. Hetzij wij volgens de meening
van haller het bloed als prikkel op den binnen-
wand van het hart beschouwen of volgens de proe-
ven van c. ludwig den toevoer van bloed door
de Art. Coronaria als zoodanig aanmerken, zooveel is
zeker dat de werking van het hart in een naauw
verband staat met de hoedanigheid van het bloed.
Al het andere gelijk gesteld valt het grootere
gehalte van bloed aan gekleurde bloedligchaampjes
zamen met een absoluut grooter gehalte van zuur-
stof, ten duidelijkste blijkt uit de proeven van
castell de invloed van laatstgenoemd element
als prikkel tot meerdere beweging van het hart
en bloedverdunning zal dus als noodzakelijk ge-
volg met zich moet voeren de verlangzaming
van den hartslag, waarvan ik mij meermalen bij
waterinspuiting in de Vena jugularis konde over-
tuigen. Hieraan hebben wij dus toe te schrijven,
dat, nadat het water de hersenen gepasseerd en
door de afvoerende vaten in het hart aangekomen
was, er eene verlangzaming van den hartslag
intrad.
Vatten wij nu het resultaat uit onze proeven
1)nbsp;C. Ludwig. Henle u. PfeuJFer. Zeitsch. I. E. v. Bd. p 76.
2)nbsp;Casïell. Müllers Archiv. 1854, p. 226—251.
-ocr page 67-met de bescLouwingen, waarvan wij deze deden
vergezeld gaan in korte woorden zamen dan komt
dit hierop neder:
«Dat prikkeling van den vagus het hart lang-
zamer doet slaan en dat geheele of gedeeltelijke
onttrekking van den normalen prikkel den hart-
slag versnelt.»
Wij houden ons te meer tot deze conclusie gereg-
tigd, nadat wij door eene slotproef, eene mogelijke
aanmerking over onzen geheelen arbeid in staat
waren geheel krachteloos te maken. Vooral toch
met het oog op de onderzoekingen van lateren tijd
over de beteekenis van den sympathicus als be-
weegzenuw van het hart, mogt iemand meenen
dat de proeven, die wij bij honden in het werk
stelden geene zuivere resultaten kunnen opleveren
voor de beteekenis van den vagus, aangezien wij
daar, door het gemeenschappelijk verloop van va-
gus en sympathicus, al dadelijk in onze doorsnij-
dingsproeven, het gevolg van vagusverlamming
öiet dat van sympathicusdoorsnijding compli-
ceerden.
Wij stelden daartoe eene controleproef in het werk
bij eene geit, waar beide zenuwen geheel afzon-
derlijk aan den hals verloopen.
5 S-
-ocr page 68-is\'\' proef.
Eene geit heeft den 27 Januarij 1862 eene harts-
frequentie van 37 slagen in de | min., terwijl het
dier onder hevige beweging opgebonden wordt,nbsp;ach-
tereenvolgens 46 en 50 in de | min.
uur.
1.40 de vagus blootgelegd zijnde , i min. 36.
1.52 wordt de vagus doorgeknipt. nnbsp;36.
54.nbsp;«nbsp;25.
54.15 het dier schreeuwt voortdurend. »nbsp;33.
54.30 „nbsp;33.
54.45 „nbsp;33.
55.nbsp;„nbsp;31,
55.15 het dier is rustig. »nbsp;25.
56.15 „nbsp;24.
58. het dier blijft rustig liggen. »nbsp;38.
58.15 „nbsp;38.
2. »nbsp;34.
2.-15. „nbsp;36.
2.— 30. Er wordt naar de peripherie een
stuk uit den vagus gesneden. »nbsp;35.
-ocr page 69-2.15. in rust.nbsp;•gt; 43.
de wond wordt toegenaaid en de frequentie beloopt
des namiddags te 3 ure in de | min.nbsp;41.
28nbsp;Jan. 9 uur. morgen.nbsp;| min. 50.
3 Febr. » » » na beweging. » 36.
1.25. bij rüstigen stand.nbsp;26.
1.30. bet dier wordt opgebonden,
schreeuwt voortdurend. 31.
1.40. Aanhoudend schreeuwen. 40.
Wij wenschten nu bij dit dier eveneens den
bloedtoevoer naar het hoofd af te snijden: bij een
geheel ander beloop der vaten sloegen wij hiertoe
eenen anderen weg in. Uit de bolle zijde der
Aorta ontspringt hier slechts een tak, die de vaten
voor het hoofd en de bovenste extremiteiten in
deze volgorde afgeeft: linker Art. Subclavia,
regter Art. Subclavia en door eene dichotome
splitsing, de beide Carotiden, zoodat door ééne
onderbinding al de vier bovengenoemde vaten
voor den bloedstroom kunnen gesloten worden, wan-
neer het gelukt den gemeenschappelijken stam met
eene draad te omvatten. Wij beoogden dit bij
ons experiment te verkrijgen, het mogt ons even-
wel slechts gelukken de draad om de slagader te
brengen, nadat deze reeds de Subclavia sinistra
had afgegeven, zoodat wij slechts gedeeltelijke
bloedonttrekking van het hoofd bij sluiting der
slagader verkregen.
vervolg van de 15® proef.
Bij vrijen bloedtoevoer bedroeg de frequentie te
uur.
2.30 i min. 50.
De slagader wordt gesloten.
2.30.15 i min. 67.
30.30nbsp;66.
Deze wordt weder geopend.
2.32nbsp;„
32.15 « 48.
Zij wordt weder gesloten.
2.34nbsp;.. 66.
Na geopend te zijn.
2.36nbsp;,, 36.
J.
Wordt zij ten laatste gesloten.
2.36.30nbsp;»nbsp;50.
Na het openen van den buik door eene snede in
de linea alba bedraagt de frequentie bij geopende
slagadersnbsp;| min.nbsp;46.
Na het toedrukken der aorta abdominalis 40.
Uit de congruentie dezer resultaten, met die,
welke wij in al onze overige proeven verkregen,
zal het genoe^aam duidelijk zijn, dat ook de laat-
ste mogelijke tegenwerping vervalt, en dat de sym-
pathicus-doorsnijding bij onze proeven op honden
geheel zonder invloed was op de hartsfrequentie,
wat dan ook reeds vroeger van verschillende kan-
ten is aangegeven.
Niettegenstaande wij meenen dat, èn de voorzor-
gen, die wij bij onze proeven namen, ën het schat-
ten van de hoegrootheid der onvermijdelijk nood-
zakelijke fouten, ën de toepassing van reeds lang
bewezene physiologische data reeds genoegzame
waarborgen opleveren voor de juistheid onzer resul-
taten , zoude welligt een oppervlakkig beschouwer
van uit het sceptisch, dat is te zeggen van het
gemakkelijkst te verdedigen standpunt redenerende,
kunnen aanvoeren dat bloedonttrekking op derge-
lijke wijze buiten den kring behoort gesloten te
worden van pliysiologisclie experimenten. Wij zon-
den hem kunnen wijzen op onze redenering bl. 28
of nog meer op de verminderde hartsfrequentie, die
wij bij vermeerderden bloedtoevoer waarnamen, of
mogten hem welligt onze waterinspuitingen naar
de hersenen verdacht voorkomen tot bepaling of
wij met prikkelings- of drukkings-verschijnselen te
doen hadden, ook dien lezer van dit stuk wenschen
wij te bevredigen, door hem op een ander doch
geheel overeenkomstig terrein te verplaatsen, dat
hoezeer welligt minder doorzocht, evenwel meer
bekend kan genoemd worden dan het zoo even
beschouwde.
Voorzeker is het aan de doorzigtigheid der cor-
nea te wijten dat reeds sedert geruimen tijd de
veranderlijke grootte der pupil bekend was. Pupillae
constrictio et relaxatio antiquissima res est, ut neque
achillino neque SARPio possit gloria inventi
manere. Nam et arabes habent ut ehazes et
AVICENNA et nuperiores a reparatis literis scrip-
tores frequentissime observarunt. Etiam galenus
a valida luce pupillam mutari obscurius scrip-
serat, zoo schrijft haller, T. v. Lib, XVI
§ XIL p. 374. Eeeds toen was het bekend dat
niet alleen bij verschillende intensiteit van licht,
maar ook bij accomodatie yoor verschillende afstan-
den de pupil eene verandering in grootte onder-
ging; wel was de uitlegging ^\'an het feit valsch,
maar niettemin was de gemakkelijkheid , waarmede
dit orgaan voor de waarneming toegankelijk is, eene
aanleiding om de beteekenis van den N. Oculomo-
torius hierbij duidelijk te overzien zoodra de expe-
rimentele physiologie hiertoe werd te baat genomen
en aldus werd in ieder opzigt ad oculos gedemon-
streerd dat prikkeling van den oculomotorius de
pupil vernaauwt, verlamming of mindere weiquot;kzaara-
heid dezer zenuw dezelve verwijdt.
Geheel in overeenstemming met onze aanvanke-
lijke beschouwing bl. 28 stelde küSSMaul der-
gelijke proeven op konijnen in het werk, waaruit
blijkt dat snelle bloedonttrekking van de hersenen
verwijding der pupil doet ontstaan, die enkele
malen door eene vernaauwing wordt voorafgegaan,
welke echter hoogstens eenige seconden aanhoudt;
dat de sympathicus hier buiten spel is zooals reeds
a priori konde vermoed worden, is ons duidelijk
1) Kussmaul. Einfluss der Blutströmung auf die Iris n.
s.w. Verband.d. physik. med. Gesellsch. in AVurzburg. VI Bd. p. 1.1856.
geworden uit de proeven van kuoel Deze gaat
even als Kussmaul en ik van de vooronderstelling
uit, dat de zuurstof de normale prikkel voor de
hersenen is, en dat deze stelling volkomen juist
is, zien wij niet alleen uit de proeven van kussmaul^
maar ook hieruit, dat wanneer kugel door stran-
gulatie het bloed in de hersenen arm aan zuurstof
maakte, verwijding van de pupil intrad; dat dit
aan verlamming (d. i. gemis aan prikkel) van den
oculomotorius moet toegeschreven worden blijkt
hieruit, dat de pupilgrootte bij strangulatie onver-
anderd dezelfde bleef, wanneer beide bovengenoemde
zenuwen waren doorgesneden.
Het resultaat van beider proeven bevestigt in
hooge mate de waarheid onzer praemissen en de
deugdelijkheid van den door ons ingeslagen weg,
doch wij meenden dat wij alvorens dit te mogen
aangrijpen tot verdere staving van ons beweren,
ons eerst behoorden te overtuigen van de waarheid
hiervan. Ik heb daarom bij alle onderbindingen
der slagaders het oog hierop geslagen en bij twee
meer bepaaldelijk metingen in het werk gesteld
met dit resultaat, dat bij allen verwijding der pu-
1) KuaEL. Wiener med, Wochenschrift, p. 497. p. 516, 11 u
18 Augs. 1860.
pil met versnelling van den liartslag, vernaauwing
met verlangzaming gepaard ging, waarop ik
mij voorbehoud later bij eene andere gelegenheid
terug te komen, aangezien ik ook langs andere
wegen constant dezelfde resultaten verkreeg, waar-
van de opsomming buiten den kring onzer tegen-
woordige beschouwing ligt, en naar mij voorkomt
de bloote vermelding van den slotsom dier waar-
nemingen hier voldoende is.
Het kan dunkt mij niet meer twijfelachtig zijn,
wanneer men al het bovengezegde in eene beschouwing
vereenigt wat ons eind-resultaat is, en in welken zin
wij thans moeten besluiten tusschen de twee meeningen
omtrent den vagus als bewegings- of hemmungszenuw.
De theorie van weber en budgb door pflüGER
verder uitgewerkt en bevestigd, die in het verle-
dene jaar dreigde te vallen, is door mijne onder-
zoekingen , naar ik mij vlei, op voldoende wijze op
haar vroeger standpunt geplaatst. Ik zoude hiermede
deze verhandeling kunnen eindigen, evenwel eene zaak
verdient hier nog kortelijk besproken te worden.
Hüfsghmid en moleschott zeggen dat er drie
omstandigheden als gronden voor de hemmungs-
theorie aangevoerd zijn:
1°. dat het hart weder begint te slaan wanneer
-ocr page 76-de sterkere prikkeling längeren tijd wordt voortgezet.
2quot;. dat na doorsnijding van beide vagi de hart-
slag vermeerdert.
3°. dat constante stroomen op den vagus inwer-
kende, den hartslag versnellen; en terwijl zij aan
den eenen kant door redenering de ontoereikend-
heid willen doen inzien van deze gronden, meenen
zij zich geregtigd op grond van proeven de waar-
heid van vermeerderde frequentie na vagusdoorsnij-
ding in twijfel te trekken.
Keeds boven hebben wij de sub. 1quot; en 3quot; ver-
melde buiten den kring onzer beschouwing gesloten
en alleen de vermeerderde hartswerking bij door-
gesneden vagi meenen wij ook thans nog als steun-
punt voor de hemmungs-theorie te moeten aanne-
men, hoezeer ook in tegenspraak met het beweren
van beide bovengenoe.i;den, want mogen zij ook
staande houden dat de hartsfrequentie vermindert
wanneer de verbinding tusschen de hersenen en het
hart afgebroken wordt, zoo kan ik hiertegenover
getallen stellen, voor welker juistheid ik meen all e-
zins te kunnen instaan. Reeds in vorige opgaven is dit
duidelijk geworden doch ook bij konijnen, waarop deze
Physiologen experimenteerden nam ik hetzelfde waar.
Kortheidshalve zij ééne opgave uit meerdere voldoende.
r
16® p K O E r.
Een konijn heeft eene hartsfrequentie van 200,
dadelijk na doorsnijding van den regter vagus 136.
den volgenden dag 10 Sept. 232.
gt;, » gt;» 11 .) 212.
» 13 « 280.
» » » 14 gt;) 240.
18 Sept. wordt de linker vagus doorgesneden.
uur.
Het doel, dat ik mij voorstelde is bereikt,
wij verkregen een eindresultaat, dat naar ons be-
scheiden oordeel op onwedersprekelijke wijze de
zoo lang gehuldigde waarheid herstelde en wij wil-
len deze verhandeling hiermede eindigen doch niet dan
na op de groote verdienste van Weber gewezen te heb-
ben, aan wien wij, behalve zoo veel nuttige kennis
op het gebied van anatomie en physiologie, het
eerste klare begrip over den vagusinvloed op het
hart te danken hebben.
STELLINaEN.
1
De vagus is de hemmungszenuw van het hart.
II.
De normale werking van het hart is niet nood-
zakelijk aan het bestaan van twee vagi verbonden.
III.
Ten onregte beweert van deen dat de leversuiker
uit vetten zijnen oorsprong neemt.
IV.
De vorming van gal is de hoofdfunctie van de
lever.
V.
De gal levert de moederstoffen van het glyco-
geen: gelijktijdig met de vorming van glycogeen
heeft de vorming van ureum plaats.
VI.
Ten onregte beweert beücke en von wittich,
dat gedurende de systole van bet hart de Art.
coronaria geen bloedstoevoer ontvangt.
VII.
Eine richtige Auffassung vom Leben ist die
erste Forderung, welche nicht blosz an den gebilde-
ten Arzt, sondern auch an den gebildeten Men-
schen gestellt werden muss.nbsp;virchow.
VIII.
Het doen eener aderlating bij Pneumonie is
steeds gevaarlijk.
IX.
De verkleuring bij Argyria is afhankelijk van
de afzetting van regulinisch zilver.
X.
Bij vergiftiging door lichtgas is eene ruime
bloedontlasting aangewezen.
XI.
Bij chronische slijmvliesontsteking is de plaatse-
lijke aanwending van subnitras bismuthi zeer aan
te bevelen.
XII.
De buisjes voor tracheotomie volgens het sys-
teem van LUER zijn zeer aan te bevelen.
De percussie is yoor de difFerentiele diagnostiek
van eene beklemde darm- of netbreuk van weinig
waarde.
Het ongunstig resultaat van sectio caesarea in
gasthuizen is meer toe te schrijven aan infectie
door personen, dan aan de schadelijkheid der
atmospheer.
Teregt zegt kilian, dat in die gevallen, waarin
vrouwen naauwkeurig. den dag harer bevalling
voorspellen, de invloed van dit denkbeeld in staat
is ook werkelijk de baring op den verwachten tijd
te doen intreden.