-ocr page 1-

BB

ONDERZOEKINGEN

BKTREKKKI.IJK

DE KUNSTMATIGE VERWIJDING

OOGAPPEL.

-ocr page 2-

aoiooiomjahtmo oîtathaggld

sa

O I T î I a (II M

4 rö -

\' s^îî r V tj \'nbsp;a - a-ç vi l\' Vf a V\'-.i.,

rwâfti- .»ti-anjrÇjQy^nbsp;- ■

Uî»vîîI8/:00 IDIM3aA-gt;A \'a^îÎAîfSÂ

PT

\' -lt;5

r..- -nbsp;--Y\'S?

iso-ttiÄ^^\'-^ö s A S S. It ^ -4:

ML

-ocr page 3-

DISSERTATIO OPHTHALMOLOGICA

DE

MYDRIATICIS,

QUAM

ANNUENTE SUMMO NUMINE,

EX AUCTOEITATE EECTOEIS MAGNIPICI

BERNARDI TER HAAR

THBOL. DOCT. Eï PEOÏ. OBD.
NEC NON

amplissimi senatus academici consensu

ET

nobilissimae facultatis medicae decreto,

\'fonbsp;^^öcfotafws

SUMMISQUE IN

medicina ho no ei bus ac privilegits

II« ACADEBIIA RHEWO-TBAJECTIWA

KITE ET LEMTIME CONSEQUEWBIS,

eruditoeum examini submittiï

ARNOLDUS HERMANUS KUYPER,

e pago i^oest,

a. d. ix. m. jülii, anni mdccclix, hoea VI dimidiata.

TRAJEGTI AD RHENUM,

APüD POST UITERWEER amp; SOC.

mdccclix.

-ocr page 4-

Gedrukt bij J- Akdriessbin- , te Utrecht.

-ocr page 5-

Jquot;quot;

ONBKRZOEKINGEK

betkekkelijk

DE KUNSTMATIGE YBEAVIJDING

van den

OOCi APPiilli.

AKADEMISCH PROEFSCHRIFT,

tee verkeijging van den gbaad van

doctor in de geneeskunde

AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
met toestemming van den hector MAGNincirs

Dr. BERNARD TER HAAR,

Hoogleer aar in de Faculieit der Godgeleerdheid,

te veededigbn dook.

ARNOLDUS HERIiNDS KUYPER,

van Soest.

Op seatupd»« 9 JttliJ 1859, avonds ten s\'/j «re.

h

it t r e c h t ,

POST UITERWEEE amp; COMP.
1859.

r

-ocr page 6-

ÏÏIT Wyfat t TilJg K U^f i Œ

quot;V--

/ ■

aaa^tiO aa i^i nhrooa \'

i \' ^ conoF-HoooH UÜ^J^ \'

■ quot;\' ^^^ n^AÏnbsp;^Ölr■ ^

VI V

-ïs-rï

...

iv-.

quot; L

A

-ocr page 7-

M IJ N B N VADER

opgedragen.

-ocr page 8-

SÜMB»

■ i.

i/

quot; iifïffj^\'Kîî\'î Vsl^nbsp;V - \' ^ii-ia^-A ■îrtSj^^\'A^ ^ -«quot;vV

■ÉÉi

-ocr page 9-

VOOR W OORD.

Mijne Academie-jaren zijn dan vervlogen, en ih hevinä
op het punt de Hoogeschool vaarwel te zeggen.

Mij Uijft slechts over, aan de bepaling der wet te
voldoen, en het is daarom , dat ih eenige onder zoehing en ,
door mij deels in het physiologisch Laboratorium, deels in
^let Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijders onder de leiding
\'i\'an den Hoogleeraar
Donders verrigt, in dnt Proefschrift
lieJ} bijeenbragt.

Een\' pligt echter, door geene tvetshepaling mij voorgehouden,
maar door een dankbaar hart mij ingegeven , wenschte iJc hij
deze gelegenheid te vervullen.

Jiat ih in \'t bijzonder V gedenken wil, Hooggeleerde Beer

Donders

j zeer geachte Promotor! lijdt wel geen ttoijfel.

-ocr page 10-

h het waar, dat helawjsteUing, mag ih zeggen, van in de
wetenschap hooggeplaatste personen ontegenzeggelijk de sterkste
prikkel tot studie en de leste voorwaarde tevens tot voor-
uitgang is, dan pas ik dit geheel en al toe op mijne
omstandif/heden. Geruimen tijd mögt ik mij in uwe onmiddellijke
nabijheid met een\' der meest ontwikkelde takken der genees-
kunde gemeenzaam maken. Wat ik daardoor aan U ver-
schuldigd hen, kan ih niet genoeg waarderen. Deze openlijke
herinnering daaraan zij U een gering bewijs mijner gehechtheid
en dankbaarheid.

7/ij mijn hartelijke dank ook TJ toegebragt, Hooggeleerde
Heeren!
Loncq , v. Gotjdoevee. en Schkoedee v. d. Kolk !
voor het uitstekend onderioijs, dat ik zoowel in de ■praktische
als theoretische vakken der geneeskunde van TJ ontvangen mögt.
In de gehoorzaal voor ontleed- en natuurkunde werd mij liefde
ingeboezemd voor de -wetenschap, die aan het handelen van
den arts ten gronde ligt. Aan het ziekbed werd ik gevjezen
op de noodza\'kelijhheid, de ratio, uit loetenschap gesproten,
door zuivere empitie te louteren. In die verbinding, ik heb
het begrepen, ligt de voortvaa.rde opgesloten, om, eenmaal als
arts nuttig te kunnen loerkzaam zijn. — Ook JJwe welwil-
lendheid, Hooggeachte Leermeesters! ten mijnen opzigte mij

-ocr page 11-

neer dan eens geliehen, hehoort tot de aangenaamste her-
\'^\'\'inermgen uit m.ijne akademie-jaren.

hartelijk vaarwel gt; eindelijk, aan U allen, mijne
quot;\'^\'\'\'lenden! Heeds velen uwer zijn het maatschappelijk leven
\'\'■\'\'^getreden en plukken de vruchten hunner wetenschappelijke
^n praktische vorming. Daarheen is mijn streven thans ook
9^ngt. jll, zullen wij elkander niet dagelijks meer ontmoeten,
de vertrouwelijke dagen, aan de akademie doorgehragt, Uijven
helder voor den geest zweven, en waar het leven ons
quot;^loei^elijkheden en bezwaren in den weg legt, scheppen wij
\'\'^ned en kracht in die herinnering, overtuigd, dat loij de
hand slechts hehhen uit te strekken, om ons door de oude
\'^nendschap geschraagd te zien. Vaart wel!

-ocr page 12-

rats . sßftsi

m

mos

TOÎ vJîgSÂgî^l- iaik-. Ä-\'f \' » \'nbsp;i fnbsp;■

- »\'!?\'» gt; ■tgfiÂj^tiiiFlî.\'tyir »ItioiîBiB*
ji-y^ji^^ï litnbsp;jiivliûîj^\'i^^ \'^lis

jHKiaifi«

^à\'M^^îui\'ü^iiiia^ JIÎHVVS uh»iö lîcA g
V «tóf) ^iwdsf^rf JÄ^lf^^ ^

-ocr page 13-

INLEIDING.

De oogheelkunde bezit geene gewigtigere middelen dan
^ie, waardoor de oogappel verwijd wordt. Zij dragen
den naam van Mydriatica. Niet alleen worden zij in ver-
schillende ziektetoestanden noodzakelijk vereischt, om ver-
betering te verkrijgen of een\' gevaarlijken uitgang te
verhoeden, maar zij zijn ook in vele gevallen schier onont-
beerlijk tot het vaststellen eener juiste diagnose, en er
komen gevallen voor, waarin hunne aanwending voldoende
Is, om het gezigtsvermogen telkens aanzienlijk te verbeteren,
zoolang hunne werking aanhoudt. — Al de mydriatica be-
hooren tot de klasse der verdoovende middelen. De keuze
is tamelijk ruim, en van verscheidene dier middelen heeft
de pharmacie meer dan eene bereiding beschikbaar gesteld.

Het behoeft geen betoog, dat het gewigt der keuze van
het beste onder deze middelen geëvenredigd is aan het
hooge belang der mydriatica zelve. Bij het verschillend doel,
waarmede zij worden aangewend, is het ook nog de vraag,
of in alle gevallen hetzelfde middel de voorkeur zal ver-
dienen.

Aan dit onderzoek zullen de volgende bladzijden hoofd-
zakelijk gewijd zijn.

Er is eene omstandigheid, die voornamelijk er toe geleid

1

-ocr page 14-

heeft, een dergelijk onderzoek thans wenschelijk te achten.
Sedert eenige jaren heeft eene bereiding uit de herba
belladonnae, namelijk de sulphas atropini, naar ik meen
het eerst in Engeland in gebruik gekomen, de overige
mydriatica en hunne bereidingen schier algemeen ver-
drongen, Intusschen werd, zooals men van vele zijden
hoorde, niet zelden gevonden, dat de sulphas atropini,
zooals die in den handel voorkomt, door sommige lijders
niet verdragen wordt. Somtijds oefent hij reeds bij de
eerste aanwending eene prikkelende werking uit; in andere
gevallen wordt hij een tijdlang goed verdragen, maar
brengt ten slotte een\' eigenaardigen vorm van ontsteking
voort, die met hevige verschijnselen kan gepaard gaan,
wanneer men niet tijdig van het gebruik afziet. In dit
geval konden soms andere bereidingen nog met vrucht
worden aangewend.

Bij deze ervaring moest de vraag opkomen, in hoeverre
de eigenaardigheid van het individu, in hoeverre Avelligt
vervalsching of minder deugdelijke bereiding van het middel
aan de waargenomene verschijnselen ten gronde lagen.

De bevindingen, daaromtrent in de kliniek van den Hoog-
leeraar
Dondebs opgedaan , zullen wij later mededeelen.

Alvorens te handelen over de verschillende mydriatica en
hunne bijzondere aanwijzingen, meenen wij het gewigtigste
omtrent den invloed der zenuwen op de beweging der iris
en omtrent de werkingswijze der mydriatica in het alge-
meen te moeten mededeelen.

-ocr page 15-

HOOFDSTUK I.

INVLOED DEE VERSCHILLENDE ZENUWEN
OP DE BEWEGINGEN DER IRIS.

Vóór eenige jaren is aan deze hoogeschool eene dissertatie
verdedigd door Dr.
de Euitee , ten titel hebbende : Be actione
Atropae Belladonnae in Iridem
i), waarin de werkingswijze
der mydriatica grondig is onderzocht.

De Ruitee heeft in de eerste plaats bewezen, dat het
in het oog gedruppelde middel door imbibitie doordringt tot
in het waterachtig vocht en alzoo onmiddellijk op de iris^
en waarschijnlijk ook op den musculus Brückianus, kan in-
werken. Het vocht, namelijk, uit de oogkamer ontlast
van konijnen, die bij herhaling met eene oplossing van
sulphas atropini waren ingedruppeld, was in staat, verwijding
der pupil te weeg te brengen, wanneer het op de gewone
wijze bij honden werd in het oog gedruppeld.

Deze laatste dieren vertoonen eene grootere gevoeligheid
voor dit middel dan konijnen, en overtreffen daarin welligt
zelfs den mensch. Werd eene hoogst verdunde oplossing
van sulphas atropini onmiddellijk in de voorste oogkamer

r

P Zie ook Nederl. Lancet. Serie. D. Ilf. bl. 433.

-ocr page 16-

gespoten, door eene nabij den rand der cornea geinaakte
opening, dan kwam evenzeer verwijding der pupil tot stand,
Eene sterkere oplossing bragt daarentegen ontsteking der
iris te weeg, zoo als
von Gbaepe reeds gevonden had.

Op grond dezer proeven, die door ons met gelijk gevolg
herhaald zijn, schijnt het besluit geregtvaardigd, dat onmid-
dellijke werking op de iris, door overgang in het waterachtig
vocht, oorzaak is der mydriasis

Om de vraag te beantwoorden, welke de aard der wer-
king van het mydriaticum is en op welke zenuwen het
inwerkt, was het noodig, den bouw der iris en de verrigting
van hare verschillende zenuwen te onderzoeken.

Het is zoo wel door proeven op dieren als door patho-
logische waarnemingen bewezen, dat de nervus oculo-motorius
den sphincter iridis beheerscht. Wordt die zenuw geprik-
keld, dan vernaauwt zich de pupil, zooals door proef-
nemingen , zelfs op pas ter dood gebragte misdadigers
in het werk gesteld, bewezen is

1)nbsp;Gossehn heeft de proeven van de Ruitee, zonder ze te kennen,
bevestigd, en ook den overgang van sommige andere ia oplossing inge-
druppelde stoifen tot in het waterachtig vocht proefondervindelijk bewezen.

2)nbsp;Vergel- de Euitek , Nederl. Lancet, 3. Jr. D. III bl. 446 e. v.,
alwaar de proeven van verschillende physiologen vermeld en de bevin-
ding van sommigen, dat irritatie van den n. oculo-motorius tot verwijding
der pupil kan aanleiding geven, met
Budgb en Ntjhn verklaard is uit de
omstandigheid, dat zoo ligt de n. sympathicus tevens geprikkeld wordt.
Intusschen zouden de laatste onderzoekingen van
Beenaed (^Leçons sur la
phys. et la path. du système nerveux.
Paris 1858. T. II p. 307) schier
weder aan het wankelen brengen. Bij doorsnijding van den n. oculo-
jnotorius en ook bij prikkeling van het peripherische stuk op konijnen zag
hij geene verandering in de middellijn der pupil (p. 209); na uitscheuring van
den n. oculo-motorius gaf prikkeling van den n. trigeminus duidelijke ver-
ïiaauwitig. De pupil was niet ongevoelig voor licht, althans niet voor
eene aanhoudende inwerking. — In weerwil dezer uitkomsten van
Beenaed
kunnen wij, op grond van pathologische waarnemingen , niet twijfelen aan

-ocr page 17-

Is deze zenuw, of althans de ciliair-tak dezer zenuw,
bij den mensch verlamd, hetgeen geenszins tot de zeldzaani-
heden behoort, dan is de pupil matig verwijd en behoudt,
bij \'t invallen van sterk licht in het oog, zoowel als bij
eene poging tot accommodatie voor de nabijheid, onver-
anderd dezelfde middellijn.

Intusschen merkte men op, en wij zagen dit bij herhaling
bevestigd, dat bij volslagen verlamming en onbewegelijkheid
der pupil, door indruppelen van een mydriaticum, nog eene
aanzienlijke verwijding werd verkregen. Dit noopte tot
het besluit, dat de werking van het mydriaticum niet enkel
en alléén verklaard worden kan door eene verlammende
werking op de vezelen van den nervus oculo-motorius, die
de zamentrekking van den sphincter pupillae beheerscht.

Van eene tweede zenuw kan de invloed op de iris dan
ook nog gemakkelijker proefondervindelijk worden aange-
toond.
Petit bewees reeds in 1727, dat prikkeling
van den n. sympathicus aan den hals tot verwijding, door-
snijding van gezegde zenuw tot vernaauwing der pupil
aanleiding geeft, en deze proeven hebben door de onder-
zoekingen. van
Budgb en \'Wallee,, die den oorsprong der
op de pupil werkende zenuwen uit het ruggemerg aan-
toonden, eene zekere vermaardheid gekregen.

Om nu de verwijdende werking der belladonna op de
iris, welker van den n. oculo-motorius afkomstige vezelen
verlamd waren, te verklaren, nam men aan, dat de bella-

den invloed van den n. oeulo-motorins op den m. sphincter papillae. Zijn
sommigen spieren, tot het gehied van den n. oculo-motorius behoorende,
bijv. de levator paprebrae superioris et rectus internus, verlamd, dan vindt
men ook in verreweg de meeste gevallen de pupil matig verwijd en onbe-
wegelijk voor licht. Opmerkelijk
is het, dat de verlamming van den
sphincter pnpillae alléén met verlies van accommodatie-vermogen, zonder
eemge verdere stoornis der beweging, niet tot de zeldzaamheden behoort.

-ocr page 18-

donna prikkelend werkt op de draden van den n. syinpa-
thicns.
De Euiter kwam zelfs tot het besluit, dit die
prikkeling, bij krachtige aanwending der atropine , een
maximum bereikte. Hij meende, namelijk, gevonden te
hebben, dat, wanneer de mydriasis haar hoogste punt be-
reikt had, door prikkeling van den n. sympathicus bij konijnen
of van de vereenigde nn. sympathicus en vagus bij honden
geene verdere verwijding der pupil te verkrijgen was. Daar-
uit besloot hij, dat het maximum van prikkeling dezer draden,
reeds in het oog zelf, door de onmiddellijke inwerking der
atropine was te weeg gebragt.

Tegen deze voorstelling moest a priori reeds twijfel op-
rijzen. Op zich zelve is eene prikkelende werking van een
zuiver narcoticum op sommige zenuwvezelen, terwijl het
andere volkomen verlamt, niet zeer aannemelijk; maar
vooral kon men niet verwachten, dat die prikkeling een
maximum zou bereiken. Immers in dit geval zou bij voort-
gaande aanwending eene overprikkeling hebben moeten
ontstaan, die weder tot vernaauwing zou hebben aanleiding
gegeven, en een zoodanig gevolg is noch door anderen,
noch door ons zelf waargenomen.

Eindelijk zou men kunnen beweren, dat, wanneer de
oorzaak van den geprikkelden toestand in het oog zelf te
zoeken is, doorsnijding vah den n. sympathicus de my-
driasis niet onmiddellijk zou kunnen verminderen, en toch
IS dit, zoowel door anderen als in onze eigene proeven,
zonder uitzondering gebleken.

Eeeds vddr verscheidene jaren merkte dan ook de Hoog-
leeraar
Dondees toevallig op, dat, wanneer het maximum
van dilatatie door indruppeling van sulphas atropini ver-
kregen was, de inademing van chloroforme nog verdere
dilatatie te weeg bragt. Hij droeg de HH.
Stokvis en
Cnoop koopmans (den te vroeg overledenen schrijver der

-ocr page 19-

spijsvertering van de plantaardige eiwitachtige iigchamen)
op, daarover eenige proeven te doen, die in het dagboek
van het physiologisch Laboratorium zijn opgeteekend.

Aan het einde hunner talrijke proeven, vinden wij de
Volgende resultaten vermeld :

1«. Chloroformisatie en aetherisatie, d. i. inademing van
chloroforme en aether, vermeerdert de wijdte van de pupil
zeer aanmerkelijk. (Ook bij inspuiting van laudanum in de
vena jugularis van een\' hond, zagen wij de pupil zich
zeer aanmerkelijk verwijden.)

2®. Chloroformisatie en aetherisatie werkt prikkelend op
den m, radialis (dilatator pupillae).

3®. Plaatselijk (uitwendig) gebruik van chloroform (inge-
druppeld of in dampen) verwijdt de pupil, maar minder
sterk dan inwendig gebruik.

4quot;. Bij chloroformisatie, aetherisatie, is de wijdte van
de pupil het grootst onmiddellijk na de toediening, en
vermindert dan allengs j bij plaatselijk chloroform- of
aether- (?) indruppelen (uitwendig gebruik) moet eerst eenige
tijd verloopen, voor eene eenigzins aanmerkelijke verwijding
intreedt.

5®. De sulphas atropini werkt niet tot op den hoogsten
graad prikkelend op den m. radialis; immers chlorofor-
misatie, aetherisatie (?), verwijdt de pupil sterker dan de
sulphas atropini, en vermeerdert bovendien de reeds door
dat zout te weeg gebragte zamentrekking van den musc.
dilatator.

6». Uitwendig gebruik van chloroform, aether (?), werkt
minder sterk dan atroping.

Het zij mij vergund, hier nog toe te voegen, dat ik ook
zelf verdere dilatatie bij bestaande mydriasis, onder het in-
ademen van chloroforme, heb waargenomen.

Deze uitkomsten bewezen intusschen nog geenszins, dat

-ocr page 20-

de voorstelling van de Euitee onjuist was. Immers indirect
kon deze verwijding worden te weeg gebragt, bijv. door
gewijzigde hartswerking en hierdoor gewijzigden bloeds-
omloop in de iris, of anderzins. Wij meenden dus te moeten
onderzoeken, of het feit, waarop
de Huiter zich\'beroept
wel juist was waargenomen, of, namelijk, prikkeling van
den n. sympathicus aan den hals, bij bestaande mydriasis
ten gevolge van atropine-indruppeling, zooals door hem\'
beweerd wordt, geene verwijding der pupil ten gevolge
heeft. Bij dit onderzoek is ons gebleken, dat het feit
zelf door
de Euitek niet juist is waargenomen. Wij

deden, onder de leiding van Prof. Dondees , de volgende
proeven:

Exp. I.

Bij een wit konijn wordt het regter oog met de gewone op-
lossing van sulph. atropini (gr. iv ad unc.1) ingedmppeld. Na 15
minuten is de regter pupil zeer verwijden onbewegelijk geworden.
Aan dezelfde zijde worden de nn. vagus en sympathicus geïsoleerd,
om den n. vagus een zijden draad gelegd en sterk toegesnoerd-
de pupil blijft onveranderd. Het peripherische stuk van den n.
vagus wordt sterk geprikkeld, zoodat het hart tot stilstand komt-
dit heeft geen\' invloed op de middellijn der pupil. Het cen-
trale stuk van den n. vagus wordt geprikkeld; de middellijn der
pupil blijft onveranderd. — Ten tweede male wordt de oplossing
van sulphas atropini ingedruppeld; na 15 minuten is de ver-
wijding der pupil nog altijd dezelfde. Om den n. sympathicus
wordt een zijden draad gebragt en krachtig toegesnoerd j aan-
vankelijk neemt men geene verandering der pupil waar, maar na
eenige
Sekunden ontstaat vernaauwing. - Het bovenste einde
wordt thans geprikkeld; de pupil verwijdt ,zich meer en meer,
en eindelijk, terwijl de stroom versterkt wordt, in dergelijken\'
graad, dat slechts een smal randje der iris zigtbaar blijft. Het

-ocr page 21-

bleek overtuigend, dat de pupil bij deze prikkeling wijder werd,
dan zij na de eenvoudige indruppeling van sulphas atropini ge-
weest was. — Ten slotte wordt het peripherische stuk van den
n. vagus nog eens geprikkeld, zoodat het hart genoegzaam tot
stilstand werd gebragt; daarbij werd evenmin verandering gezien
in de pupil van het linker oog, dat te voren aan geene bijzondere
inwerking hoegenaamd was blootgesteld geworden.

Exp. 11.

Bij een konijn, welks regter oog in de laatste 24 uren 6 of
7 maal met de oplossing van sulphas atropini en extr. belladonnae
Was ingedruppeld, werd de n. vagus blootgelegd en geïsoleerd.
De pupil is vrij sterk uitgezet. De n. sympathicus wordt geprikkeld;
de pupil dilateert zich langzaam, maar onmiskenbaar, zoodat
ten slotte de zigtbare rand der iris minder dan 1 mm. breed
was. De linker n. sympatliicus wordt vervolgens geprikkeld; aan
deze zijde behoudt de rand der iris eene breedte van bijna 2 mm.
Eerst nu wordt het linker oog met sulphas atropini ingedrup-
peld. Na 15 minuten wordt de linker n. sympathicus geprikkeld;
de pupil verwijdt zich thans door dien prikkel meer dan te voren,
en de zigtbare rand der iris blijft naauwelijks breeder dan 1
mm. — Ook op dit konijn worden de beide uiteinden van den
afgebonden n. vagus geprikkeld, met negatieve uitkomst wat
de pupil betreft.

Uit deze beide proeven volgt:

1® dat bij mydriasis, ten gevolge van atropine-indrup-
peling, de pupil door prikkeling van den n. sympathicus
nog verdere dilatatie ondergaat;

dat de dilatatie door prikkeling van den n. sympathicus
minder aanzienlijk is, wanneer niet tevens atropine is in-
gedruppeld,

3° dat wijziging der hartswerking door onderbinding of

-ocr page 22-

ptikkeiing van den n-, vagus geen invloed op de pupil
heeft

Soortgelijke proeven hebben wij op houden verrigt, waarbij
de uitkomsten eenigzins uiteeuloopend waren. Zooals wij
reeds opmerkten, zijn deze dieren veel gevoeliger voor
atropine-inwerking dan konijnen. De pupil zet zich, bij
het indruppelen eener hoogst zwakke oplossing, reeds zoo
sterk uit, dat naauwelijks eene verdere dilatatie door prik-
keling van de vereenigde nn. sympathicus en vagus kan
worden opgemerkt. Echter werd die met zekerheid gecon-
stateerd.

Exp. III.

Een hond wordt bij herhaling met sulph. atropini in het regter
oog ingedruppeld. Bij matig licht bedi-aagt de middellijn der
linker pupil ruim 3 mm., die der regter 13 mm. De vereenigde
stam van vagus en sympathicus wordt aan den hals blootgeleo-d,
met een stevig koordje omgeven en met kracht afgebonden ; de
middellijn der regter pupil vernaauwt zich daarbij tot op 8 mm.
Het dier geeft bij de afbinding geene bijzondere teekenen van
pijn, maar er ontstaat algemeene beving, met moeijelijke adem-
haling , de oogspleet wordt meer gesloten, het oog ligt dieper.
Het peripherische uiteinde wordt geprikkeld; daarbij ontstaat eenige
verwijding der pupil. Er was eehter niet genoeg zorg gedragen

1) Het nagaaa van den invloed der bloedsdrukking in de iris scheen
ons, met het oog op de proeven van
Kussmaul , ¥erh. der physik-med.
Gesellsch.
Würzburg. B. IV. S 1., niet van belang ontbloot. Bij tijdelijke
onderbinding der groote vaten, voor het hoofd bestemd, zoowel als bij
weder toelaten van het bloed , had
Kussmaul veranderingen in de middellijn
der pupil waargenomen, die waarschijnlijk door stoornis van het zenuw-
stelsel te verklaren zijn , en niet onmiddellijk van den bloedsomloop in
de iris afhangen.

-ocr page 23-

li

dat het centrale uiteinde geheel buiten de werking van den stroom
bleef. Bij herhaling der prikkeling, op genoegzamen afstand van
de afgebonden plaats , wordt de hartswerking aanzienlijk verlang-
zaamd; er ontstaat beving van het geheele ligchaam, maar de
pupil blijft volkomen onveranderd. Het centrale uiteinde wordt
door een\' zwakken stroom geprikkeld; onmiddellijk ontstaat dilatatie,
die bij versterking van den stroom nog een weinig toeneemt.
Deze uitzetting wordt echter, bij het ophouden der prikkeling ,
door eene belangrijke contractie gevolgd : de middellijn der pupil
bedraagt slechts S\'/s mm. en is dus naauwer dan die der andere
zijde. Bij herhaalde prikkeling stijgt de middellijn weder tot
87i mm.; ééne minuut na het ophouden der prikkeling bedraagt
zij 31/2 mm. , ééne minuut later onveranderd. Herhaalde zeer
sterke prikkeling doet de pupil nagenoeg het maximum der
dilatatie bereiken. Eenige minuten later is de middellijn op
ruim 2 mm. teruggebragt.

In deze proef zien wij dilatatie ontstaan der pupil door
prikkeling van den n. sympathicus. Deze zenuw is dus in
hare peripherie niet verlamd geworden door het indruppelen
van het mydriaticum. Na elke prikkeling ontstaat echter
eene telkens sterkere contractie der pupil: de middellijn
bedroeg na afbinding van den n. sympathicus nog 8 mm.
en daalde op % mm. na herhaalde prikkeling der zenuw.

De werking van het mydriaticum scheen dus door die
herhaalde prikkeling als vernietigd te zijn.

Nog vreemder zijn de verschijnselen, bij een\' tweeden hond
waargenomen.

Exp. IV.

Bij een hond was van de regter iris, na herhaalde indruppeling
van sulphas atropini slechts een smal streepje overgebleven , dat
hij inzien in schuinsche rigting eerst goed zigtbaar werd.

De u. vagus wordt blootgelegd ; geene verandering der pupil.

-ocr page 24-

De n. vagns wordt afgebonden; op hetzelfde oogenblik vernaauwt
de pupil zich tot op de helft. Prikkeling van het peripherische
stuk van den n. vagus doet het hart stil staan, zonder ver-
andering in de middellijn der pupil voort te brengen ; het dier
hield zich daarbij rustig. Prikkeling boven den draad geeft
aanvankelijke verwijding der pupil, maar bij het voortzetten der
prikkeling werd zij naauwer. Herhaalde prikkeling doet de pupil
steeds in middellijn verminderen : na ongeveer 15 minuten,, terwijl
bij herhaling op nieuw door een\' krachtigen stroom geprikkeld
werd, was de middellijn tot op Va mm. terug gebragt. Bij
elke prikkeling scheen de vernaauwing toe te nemen, en na elke
prikkeling bleef de toestand onveranderd bestaan; — 10 minuten
na het ophouden der prikkeling is weder eene verwijding
gevolgd.

Wij hebben dezelfde proef herhaald op een\' hond, zonder
den n. vagus daarbij af te binden. Het resultaat M^as nu
een geheel ander.

Exp. V.

Bij een hond, die des avonds te voren en denzelfden morgen,
waarop de proef verrigt werd, bij herhaling met de gewone
oplossing van sulphas atropini was ingedruppeld, was, wanneer
men regt in het oog zag, van de iris alleen aan de
buiten- en bovenzijde een smal randje te zien. Het dier was
bijzonder gevoelig. Bij het prikkelen van de vereenigde nn. vagus
en sympathicus verdween ook het zigtbare randje genoegzaam
geheel, zoodat verdere verwijding der pupil moest worden aan-
genomen. Na het ophouden der prikkeling ontstond aanvankelijk
eene naauwelijks merkbare contractie.

Een uur lang werd bij herhaling met een\' sterken stroom ge-
prikkeld en de prikkeling soms langer dan eene minuut aan-
gehouden. Telkens ontstond verwijding ad maximum; maar de
vernaauwing, die bij het ophouden der prikkeling volgde, was
en bleef gering. Hoogstens bereikt de rand der pupil eene

r ^

-ocr page 25-

breedte van l\'/a mm.; na eenige minuten wachtens trad telkens
nieuwe verwijding in. Een half uur na \'t ophouden van alie
prikkeling, terwijl ook de wond was digtgenaaid, was weder
het maximum der dilatatie ontstaan.

Bij de vergelijking der uitkomsten dezer laatste proef
met Exp. III en IV komt een aanmerkelijk verschil aan
het licht. Terwijl in de twee eerste proeven de pupil, na
prikkeling van de vereenigde nn. vagus en sympathicu.s,
naauwer en naauwer werd, wordt dit bij de laatste proef
naauwelijks opgemerkt, en is in een half uur na de dikwijls
en krachtig herhaalde prikkeling de pupil weder zoo wijd
als te voren.

Dit kan niet bevreemden, wanneer wij in aanmerking
nemen, dat in het laatste geval de zenuw niet werd afge-
bonden , en het verband met het ruggemerg dus bleef bestaan.
De werkdadigheid der geprikkelde, ja eenigzins overprikkelde
zenuw kon zich dus weder herstellen.

Om de juistheid dezer voorstelling te toetsen, werd den
volgenden dag de proef op . denzelfden hond aan dezelfde-
zijde voortgezet.

Exp. VI.

De ligaturen werden weggenomen. Alle deelen kleefden reeds
vast aan elkander, zoodat het moeite koste, de zenuw te vinden
en op nieuw te isoleren. Zij was dikker dan den vorigen dag.
De pas vereenigde wond scheen zeer weinig gevoelig. Van de
iris was naauwelijks een smal streepje te zien. Door sterke
prikkeling, waarvoor het dier ook minder gevoelig scheen dan
den vorigen dag, kwam nog eenige verwijding tot stand. Na
herhaalde prikkeling, verkreeg, spoedig na het ophouden, de rand
der iris eene breedte van l\'/a mm. De zenuw wordt afgebonden;
de ptipil vernaauwt zich daarbij tot op de helft (middellijn
7 mm.). Het bovenste stuk wordt geprikkeld; er volgt dilatatie ad

-ocr page 26-

maximum, ei, de pupil vernaauwt zicli tot 5 mm. na \'t ophouden der
prikkeling. De middellijn der linker pupil bedraagt 3 mm. Het
afbinden der zenuw had geene merkbare dilatatie van de vaten
der conjunctiva buibi ten gevolge; na het afbinden contraheerden
s\'.ij zich echter duidelijk door prikkeling der zenuw. Bij herhaalde
prikkeling wordt de uitzetting der pupil steeds minder volkomen,
emdehjk zelfs naauwer gedurende de prikkeling, om zich echter
bij het maximum van galvanische irritatie weder eenigzins te
verwijden. Na het ophouden der prikkeling komt de middellijn
telkens op 5 mm. terug. Tien minuten later bedraagt de mid-
dellijn
SVj mm. en verandert voorloopig niet verder.

Deze proef bevestigtquot; dus, wat wij in Exp. Hl en IV,
ten opzigte van de vernaauwing der pupil, ten gevolge van
voorafgegane prikkeling der vereenigde nn. vagus en sym-
pathicus waarnamen. Wanneer de vernaauwing reeds ge-
durende de prikkeling intreedt, schijnt zulks aan overprik-
keling te moeten worden toegeschreven. Wanneer in exp.
YI de zich bij prikkeling vernaauwende pupil door krach-
tige versterking van den prikkel op nieuw eenigzins ver-
wijdde, meenen wij dit daaraan te moeten toeschrijven, dat
sommige vezelen van den dikken stam nog niet overprikkeld
waren, zoo als ook blijkt uit de verdere vernaauwing, die
na het staken der prikkeling volgde. Opmerking verdient
de gemakkelijkheid, waarmede in Exp. IJJ de overprikke-
iing scheen te volgen.

Al het bovenstaande pleit voor de heerschende meening,
dat de n. oculo-motorius en de n. sympathicus eenen anta-
gonistischen invloed op de iris uitoefenen.

De volgende stellingen schijnen ons boven twijfel ver-
heven :

Iquot;. Prikkeling van den n. oculo-motorius geeft ver-
naauwing der pupil; verlamming dier zenuw veroorzaakt

-ocr page 27-

eene matige verwijding en heft den invloed op, dien de
inwerking van invallend licht op de middellijn der pupil
uitoefent.

Een aantal pathologische gevallen van verlamming van
den n. oculo-motorius, met verlies van het accommodatie-
vermogen, hebben ons dit geleerd. Zelfs bij langdurige
inwerking van licht zagen wij in die gevallen geene ver-
naauwing der pupil ontstaan. De zamentrekking der pupil
zoowel door onmiddellijke werking van het licht op het
oog als door reflexie van den geprikkelden n. opticus is,
bij gevolg, bij paraljsis van den n. oculo-motorius op-
geheven.

2». Prikkeling van den n. sym^pathicus doet de pupil
verwijden, doorsnijding ze vernaauwen. Ook na herhaalde
indruppeling van sulphas atropini geeft prikkeling nog eenige
verwijding der reeds gedilateerde pupil en ontstaat ver-
naauwing door overprikkeling,

Squot;. Yermindering in de bloedsdrukking van de slag-
aderen der iris, door onderdrukking der hartswerking, heeft
geen\' invloed op de pupil.

Yan één verschijnsel, door ons waargenomen, geeft het
bovenstaande antagonisme echter geene voldoende rekenschap.
In Exp. III en vooral in Exp. IV werd de pupil, na her-
haalde prikkeling van den n. sympathicus , veel naauwer dan
die der tegengestelde zijde. Nemen wij in aanmerking, dat
de n.
oculo-motorius in de iris, ten gevolge van herhaalde
indruppeling van sulphas atropini, moest geacht worden ver-
lamd te zijn, dan moet deze aanzienlijke vernaauwing ons
bevreemden. Immers wanneer de n. sympathicus door over-
prikkeling ook als geheel verlamd te beschouwen was, en
dus zoowel de n. sympathicus als de n, oculo-motorius hadden
opgehouden te werken, had men veeleer eene pupil van

-ocr page 28-

matigen omvang kunnen verwachten. Dit punt weten wij
niet op te helderen.

Maar nog veel grootere moeijelijkheid levert tot dusverre
de invloed van het 5e paar op de iris.

Eenige feiten betrekkelijk dien invloed staan volkomen vast.
Vooreerst is het zeker, dat prikkeling van het ganglion Gasseri
of van den ramus ophthalmicus Willisii onmiddellijk tot
belangrijke vernaauwing der pupil aanleiding geeft. Door-
snijding van den n. ophthalmicus Willisii brengt insgelijks
vernaauMang voort, maar na eenige uren is de pupil weder
wijder, en wanneer geen ontstekingstoestand van het oog
volgt, wordt de middellijn der beide pupillen genoegzaam
gelijk 1). De bewegelijkheid der pupil voor invallend licht
heeft niet geleden.

Wanneer wij zien, dat doorsnijding eenige uren lang
gelijk gevolg heeft als prikkeling, dan ligt het besluit
voor de hand, dat de n. trigeminus door reflexie op de
bewegingen der iris werkt. Immers gold het een\' directen
invloed van vernaauwing door prikkeling, dan zou men
van doorsnijding verwijding te wachten hebben. Daarentegen
laat het zich denken, dat, na doorsnijding, het centrale
stuk in geprikkelden toestand verblijft, of dat in het cen-
trum de invloed van de hevige prikkeling nog een\' tijd lang
voortwerkt.

In overeenstemming met dit resultaat van. proefneming
schijnt de verminderde invloed te zijn van een mydriaticum
bij bestaanden irritatie-toestand der cornea.

Het is een algemeen ervaringsfeit, dat, in dit geval,
door de indruppeling van sulphas atropini de pupil lang-
zamer en minder volkomen verwijd wordt, en ook spoediger

1) Verg. Beknaed. 1. c.

-ocr page 29-

daarna zich weêr vernaauwt dan in nonnaloi toestand. Zoodra
de pupil zich door het inydriaticum weder gemakkelijker
verwijdt, kan men aannemen, dat de irritatie-toestand is
verminderd of geweken,

Men kan de vernaauwing der pupil bij geprikkelden
toestand der cornea niet wel anders dan door reflexie,
verklaren. Daarbij verdient het opmerking, dat bepaal-
delijk prikkeling der cornea, waarin volgens
Beenaiid
de regtstreeks uit den nervus nasalis ontspringende nervi
ciliares zich verbreiden, dit verschijnsel teweegbrengen,
terwijl in diezelfde draadjes de oorzaak der lichtschuwheid
zou te zoeken zijn \').

De eenvoudige verklaring van den invloed van het 5e paar
op de iris, door het aannemen eener gereflecteerde werking
dezer zenuw op den n. oculo-motorius, is echter onvoldoende
tot verklaring van andere waargenomene verschijnselen.
Beunard^) verscheurde den n. oculo-motorius aan eene zijde,
waarna de pupil zich verwijdde, verkreeg evenwel aan beide
zijden gelijke verwijding door indruppeling van extr. bella-
donnae, en zag vervolgens, door aan dezelfde zijde waar de
oculo-motorius verscheurd was het paar te doorsnijden,
de pupil zich vernaauwen. Deze vernaauwing nu kon on-
mogelijk afhangen van eene reflexie-werking op het 3e paar,
dat niet alleen door den invloed der belladomia verlamd
moest zijn, maar ook afgescheurd was. De n, trigeminus
moet dus ook langs een\' anderen weg de iris kunnen
aandoen.

Hetzelfde wordt bewezen door eene andere proef van
Bern ard Hij doorsneed bij een Jong konijn deii n.

1)nbsp;1. c. T. II. p. 90.

2)nbsp;1. e. T. II. p. 205.
I- T. II. p. 208.

-ocr page 30-

opticus en alle bewcegzenuwen van het oog. Ook nu nog
bragt prikkeling van het 5e paar vernaauwing der pupil te
weeg. Hierbij moet aan regtstreeksche werking of aan
invloed van den n. sympathicus gedacht worden.

Op eene andere plaats zegt Beïinabd gt;), dat vernaauwing
der pupil, bij prikkeling van den ramus ophthalm. Willisii,
van de vergezellende sympathische draden afhangt; prikke-
ling tusschen ganglion Gasseri en hersenen zou, namelijk,
geene vernaauwing der pupil ten gevolge hebben. In-
tusschen heeft prikkeling van den n. sympathicus aan den
hals verwijding, in plaats van vernaauwing, der pupil
ten gevolge, en doorsnijding van den n. sympathicus hier
ter plaatse geeft blijvende vernaauwing, terwijl die van den
n. ophthalmicus slechts tijdelijke vernaauwing (zoo lang de
irritatie-toestand duurt) veroorzaakt.
Bernard moet dus
bijzondere, uit het ganglion Gasseri komendequot;, sympathische
draden bedoeld hebben. Zoo niet, dan zoude zijne uitspraak
ook in strijd zijn met het resultaat der volgende door hem
medegedeelde proef:

Het ganglion cervicale supremum nervi sympathici wordt
weggenomen; de pupil is klein met groote verticale middellijn.
Het 5e paar wordt doorgesneden; de vernaauwing neemt
nog toe en de pupil wordt rond. Een uur later is de
pupil weder grooter en elliptisch, even als vddr de door-
snijding van den n. trigeminus.

Het blijkt dus, dat de n. trigeminus zoowel na door-
snijding van den n. oculo-motorius als na doorsnijding van
den n. sympathicus of exstirpatie van het ganglion nog
invloed behoudt op de middellijn der pupil.

Die invloed is inderdaad raadselachtig te noemen. Al ons
streven, de waargenomene verschijnselen allen onder één

1) i. c. ï. II. p. 225.

-ocr page 31-

gozigtspunt te vereenigen, is te vergeefs geweest; er is nog
veel duisters overgebleven, dat eerst door nadere onderzoe-
kingen zal kunnen worden opgehelderd,
Bebnaed gaat
zoover, de antagonistische werking van den n. oculo-motorius
en n. sympathicus op de iris te ontkennen. Worden zijne
uitkomsten ten opzigte van den n. oculo-motorius bevestigd,
hetgeen wij echter geenszins verwachten, dan zou men
inderdaad moeten toegeven, dat onze kennis omtrent den
invloed der zenuwen op de beweging der iris zich tot
eenige losse feiten bepaalt, zonder zamenhang.

Bij al het raadselachtige van de bewegingen der iris,
was het van groot belang, de vaso-motorische zenuwen
te leeren kennen. Nadat mij gebleken was, dat, door
indruppeling van digitaline, de vaten der iris van witte
konijnen zich kennelijk verwijdden, scheen het onderzoek,
betrekkelijk den invloed van den n, sympathicus op deze
vaten, gemakkelijk tot zekerheid te zullen leiden. Werkelijk
bleek dan ■ ook, dat de zigtbaar uitgezette, kransvaten der
iris, die met het bloote oog als vertakte streepjes duidelijk
waarneembaar waren, hun lumen geheel verloren en slechts
als fijne witachtige streepjes zigtbaar bleven, toen de n.
sympathicus aan den hals geprikkeld werd. Na de prikke-
ling herstelde zich weldra het lumen der vaten. In dit
geval was de verandering in de middellijn der pupil veel
geringer, dan gewoonlijk bij irritatie van den n. sympathicus
het geval is, hetgeen waarschijnlijk aan den geprikkelden
toestand der iris was toe te schrijven.

Langs een\' anderen weg hebben wij insgelijks uitzetting
van de vaten der iris verkregen en de zamentrekking dezer
vaten, bij prikkeling van den n. sympathicus aan den hals,
geconstateerd. Het middel bestond eenvoudig in ontlasting
van het waterachtig vocht en daardoor verminderde druk-
king op de buitenvlakte der vaten.

-ocr page 32-

SO

Het is dus boven twijfel verheven, dat de vaten der
iris onder den invloed staan van den n. sympathicus
aan den hals. Moeijelijk is het intusschen, verwijding
dezer vaten na doorsnijding van den n. sympathicus te
constateren. — Eene zoodanige verwijding heeft Dr.
Snellen \') waargenomen bij doorsnijding van den n. tri-
geminus. De vaso-motorische zenuwen der iris zouden dus
ook voor een deel in de baan van den n, trigeminus
verloopen.

1) De invloed der aenimen op de ontsteling, proefondervindelijl: ge-
ißlest.
Utrecht, 1857,

-ocr page 33-

HOOFDSTUK II.

WERKINGSWIJZE DER MYDRIATICA IN
HET ALGEMEEN.

Ais prototypus der mydriatica kan de Iierba Atropae Bel-
ladonnae, met de verscliillende daaruit verkregene bereidingen,
beschouwd worden. Het werkzame beginsel dier plant is
de atropine. In de zuivere atropine en hare verbindingen
treffen wij ■ bij uitstek de werking aan, waarvan mydriasis
het gevolg is.

De wijze van toediening bestaat in onmiddellijke aanwen-
ding in den zak der conjunctiva, waarbij het vocht zich ook
over het hoornvlies heen verspreidt. Reeds na eenige minuten,
korter of langer, naar gelang de dikte van het hoornvlies
en de sterkte der oplossing, begint de pupil zich te ver-
quot;^vijden en kan voor de inwerking van licht geheel onge-
voelig worden. Opmerking verdient het daarbij, dat de
pupil hare gevoeligheid voor licht nog behoudt, wanneer
zij reeds wijder is dan bij eenvoudige paralyse van den n.
oculo-motorius. Hierin schijnt het bewijs opgesloten te zijn,
dat met de negatieve, paralyserende werking, terstond eene
positieve, prikkelende werking, als oorzaak der verwijding,

optreedt.

-ocr page 34-

Inwendige toediening, heeft hetzelfde gevolg op de pupil,
maar niet, zonder dat zich ook andere intoxicatie-verschijn-
selen geopenbaard hebben. Daarentegen twijfelen wij, of aan
de zoo gebruikelijke inwrijvingen in zalfvorm in de voor-
hoofdstreek wel eenige beteekenis te hechten is, hoezeer de
opslorping niet geheel ontbreken moge. Eene enkele in-
druppeling vermag zeker meer, dan dagen lang voortgezette
inwrijving in zalfvorm.

Uit de proeven van de Euitee is genoegzaam gebleken,
dat men met eene imbibitie van het hoornvlies te doen heeft,
waaruit zich verklaart, dat de werking des te sterker is,
hoe langer de aanraking duurt, en des te spoediger intreedt,
hoe dunner het hoornvlies is. Om dien duur te verlengen
heeft Prof.
Dondees een ung. sulph. atropini laten bereiden,
bestaande uit : axungia porei dr. 1, sulph. atropini gr. ],
hetgeen echter niet bleek boven de solutio verkieslijk te zijn.

Bedenken wij, hoeveel onze kennis van de werkingswijze
der verschillende zenuwen van de iris te wenschen overlaat,
dan kan het ons niet bevreemden, dat de werking van het
mydriaticum op de iris nog niet duidelijk is verklaard.

Aan verlamming van den n. oculo-motorius en van zijne
de pupil vernaauwende werking kan niet getwijfeld worden:
in zooverre ïs de invloed op de middellijn der pupil eene
passieve. Bovendien moet echter ook eene actieve bestaan,
want de pupil wordt veel wijder, dan bij eenvoudige paralyse
van den n. oculo-motorius. Wij hebben ook met zekerheid ons
overtuigd, dat, wanneer de accommodatie- en reflexie-beweging
der pupil reeds geheel hebben opgehouden, de dilatatie haar
maximum nog niet bereikt heeft. — Zeker is het, dat de
iTivloed van den n. sympathicus op de pupil niet verlamd
wordt. Prikkeling dier zenuw heeft, zooals wij in het vorige
hoofdstuk gezien hebben, nog verdere verwijding ten gevolge,
overprikkeling geeft eene vernaauwing, die, vooral wanneer

-ocr page 35-

het verband met het ruggemerg niet is afgesneden, op nieuw
door verwijding wordt gevolgd; doorsnijding van den n.
sympathicus geeft eene matige vermindering der mydriasis,
en wanneer het bovenste stuk dier zenuw in dien toestand
geprikkeld wordt, verwijdt de pupil zich op nieuw, maar
wordt na elke prikkeling al naauwer en naauwer: de peri-
pherische uitbreiding van den n. sympathicus was dus niet
verlamd, bleef zelfs werkzaam, na doorsnijding der zenuw,
en deze
werkzaamheid ziet men verminderen, wanneer de
stam der zenuw bij herhaling geprikkeld en daardoor over-
prikkeld is geworden. Het schijnt geoorloofd, hieruit te be-
sluiten, dat de n. sympathicus in de iris niet alleen niet
is verlamd geworden, maar eene blijvende prikkeling heeft
ondervonden, waarvan de werking zich het krachtigst open-
baart, zoolang de
zamenhang dezer zenuw niet is afgebroken,
maar die ook na het opheffen van dezen zamenhang nog
eenigen tijd voortduurt.

Op deze wijze voorgesteld, schijnt de werkingswijze zeer
eenvoudig. Maar bedenkt men, dat een verlammende invloed
op de eene en een prikkelende invloed op de andere zenuw,
op zich zelve reeds vreemd, allerzonderlingst is, wanneer
de verlammende stof de contractiele elementen zelve bereiken
kan, dat verder de invloed op de nog zoo raadselachtige
werking van den n. trigeminus en op de vaso-motorische
zenuwen der iris geheel wordt buiten rekening gelaten,
dat,
eindelijk, het ingewikkelde spel van gevoelszenuwen,
animale beweegzenuwen, sympathische zenuwen, vaso-moto-
ïische zenuwen, welligt nog vermeerderd met ,/Hemmungs //
zenuwen nog niet ontleed is, dan moet dit alles ons omzigtig
maken, de
eerste de beste verklaring, die zich aan de bekende
verschijnselen tamelijk goed aansluit, als bewezen aan te nemen,
^an later met volharding voortgezette proeven moet eene
volkomene opheldering worden te gemoet gezien.

-ocr page 36-

24

Terwijl de mydriasis ontstaat, wordt tevens het accom-
modatie-vermogen allengs vernietigd. Het oog is onveranderlijk
voor hetzelfde punt geaccommodeerd , en dit punt is nog meer
van het oog verwijderd dan het verste punt, waarvoor vóór
de indruppeling de accommodatie mogelijk was. Wanneer
Zehendeü \') het accommodatievermogen niet geheel opge-
heven vond, zoo gelooven wij, dat de slapheid der ingedrup-
pelde solutie (sulph. atr. gr. 1 ad aq. dest. unc. viij) daarvan
de oorzaak is.

it^

Het is thans wel bewezen , dat de werking der iris voor
de accommodatie van geen of althans van geringe beteekenis
is. Een nieuw feit kunnen wij, ten bewijze daarvan, bij-
brengen, dat, namelijk, het accommodatie-vermogen nog
slechts op de helft verminderd is, wanneer, kort na de
iiidruppeling , de bewegingen der pupil zoowel door reflexie
als bij accommodatie niet meer zijn waar te nemen. De
werking van hefc ingedruppelde mydriaticum moet dus
dieper doordringen en zeker ook den musc. Brückianus ver-
lammen. Met genoegzame zekerheid kan men aannemen,
dat het narcoticum zelf zoo diep doordringt. Waarschijnlijk
gaat het dus ook in het glasvocht over en bij telkens her-
haalde indruppeling moet het eindelijk ook het netvlies bereiken.
Van eene verlammende werking op dit vlies is ons intusschen
niets gebleken. Slechts enkele malen, bij ver gevorderde
amblyopie, beweerden sommige lijders, dat de lichtperceptie
verminderd was; buitengewoon lang bleef in deze gevallen
de mydriasis voortbestaan. Daarentegen werd bij torpor
ïctinae, zoowel onder den vorm van aangeborene haemera-
lopic, als bij pigment-ontwikkeling in het netvlies, afgezien
vau de stoornis der mydriasis, geen invloed op dc gevoelig-

1) Jrckiv f. Ophtluümoloyic, Lerausgfgcbeu von Aktl , Dokukus luid
voix Gkake\'K. Ij. Tl. Abih, ö. lt;Jo.

-ocr page 37-

Leid van liet netvlies waargenomen. Zoo komen verder
onder de patiënten van den Iloogleeraar
Donders gevallen
voor van aangeboren catarat, waarbij, zes ja acht jaren lang,
één of twee malen \'s weeks de gewone oplossing van 4 grein
sulphas atropini op 1 once water is ingedruppeld, zonder
eenigen merkbaren invloed op de gevoeligheid van het netvlies.

In de derde plaats heeft men beweerd, dat de drukking
der vochten in het oog door herhaalde indruppeling van
het mydriaticum afneemt.
Von Graete\'), sprekende over
het wenschelijke, om, ter ondersteuning der regeneratie van
het hoornvlies, de drukking der vochten in het oog te
verminderen, laat zich aldus uit: //Dies ist die Absicht
in welcher ich unter solchen Verhältnissen die Einträufelun-
gen von Atropinum sulphuricum anwende, weil ich mich
durch Experimente an Thieren und durch Beobachtungen an
Menschen überzeugt zu haben glaube, dass dieses Mittel,
wie ähnliche Mydriatica, nicht bloss auf die Pupille, sondern
gleichzeitig auf den Spannungsgrad der Muskelkräfte wirkt.quot;
Later heeft Dr.
Schneller nader getracht aan te toonen,
dat de drukking der vochten in het oog door indruppeling
van sulphas atropini vermindert. Met behulp van een\' ver-
nuftig uitgedachten mikrometer, heeft hij de choroidaal-vaten
van witte konijnen gedurende het leven gemeten en ge-
vonden , dat deze zich na indruppeling van atropine
ongeveer Vio uitzetteden. Hij besluit daaruit, dat óf de
bloedsdrukking gestegen, óf de drukking van de vlocistofCen,
in het oog verminderd is, en terwijl hij voor het eerste
geen\' denkbaren grond in de werking van sulphas atropini
vinden kan, komt hij tot het besluit, dat werkelijk de
bloedsdrukking is verminderd.

i) Archiv für Ophihdniüloffie B. I, S. 223.

i) Archiv für OphlhaïmoJoi/ie 15, JU. Abth. II. S. 131. u. f.

-ocr page 38-

Aangenomen, dat de metingen, naar Schnelléiis metliode,
met genoegzame naanwkeurigiieid konden plaats hebben,
meenen wij, dat in geen geval daaruit met zekerheid tot
verminderde drukking in het oog mag worden besloten.
Immers er zijn nog andere wijzen denkbaar , waardoor die
verwijding der vaten zou kunnen_zijn voortgebragt. Dat druk-
king, uitwendig op den oogbol aangebragt, de vaten vernaauwt,-
en dat, na voorafgegane drukking en hierdoor gevolgde
opslorping, de vaten verwijd worden, is ongetwijfeld toe te
schrijven aan verhooging van drukking der vochten in het
eerste, vermindering dier drukking in het laatste geval.
Maar zou de verwijding der vaten in de diepte van het
oog, na indruppeling van sulphas atropini, niet kunnen
afhangen van eene verlammende werking der vaso-motorische
zenuwen of regtstreeks van de contractiele elementen der
vaten? Wanneer de tonus der vaatwanden verminderd is,
zullen zij verder moeten worden uitgezet, om zooveel van
de bloedsdrukking te dragen, als het verschil in spanning
tusschen bloed en de vochten van het oog bedraagt.
Schwellek
had dus geen regt, het bovenstaande dilemma te stellen, dat
óf de bloedsdrukking verhoogd, óf de spanning der vochten
van het oog moest zijn afgenomen.

Te vergeefs hebben wij voorts naar afdoende bewijzen
gezocht, dat de drukking der vochten in het oog door
indruppeling van sulphas atropini zoude zijn afgenomen.
Intusschen vraagt
Schnelleb, zich zeiven af, of die door
hem aangenomene vermindering van verminderde spanning
der uitwendige oogspieren, of wel van verlamming van den
musc. Brückianus zou afhangen. Het zou geenszins vreemd
kunnen schijnen, wanneer het mYdriaticum door de con-
junctiva in het celweefsel dringt en aldus, het voorste gedeelte
der spieren bereikende, deze eenigzins verlamt. Y.
Guaefe
meent, zooals wij hierboven zagen, zich van die werking

-ocr page 39-

te hebben overtuigd (wij weten niet op welke wijze), cii
ScHNELLBB heeft in drie gevallen van dikwijls herhaalde
indruppeling éénmaal eene geringe voorbijgaande beperking
van het vermogen, de gezigtslijnen te convergeren, waarge-
nomen. Aan genoegzame feiten tot staving der paralyserende
werking van het ingedruppeld mydriaticum op de uitwendige
oogspieren blijft het dus nog ontbreken.
Schnellek is
dan ook van oordeel, dat niet de verminderde werking der
uitwendige spieren, maar de verlamming van den musc.
Brückianus de oorzaak is der door hem aangenomene ver-
minderde drukking in het oog. Hij verklaart het eenvoudig
door het opbonden der spannende werking op de choroidea,
waaruit, naar zijne voorstelling, verhooging van de drukking
der vochten voortvloeit.

Dat een feit behoort vast te staan, alvorens men zijne
verklaring beproeft, zal wel bij niemand tegenspraak
ontmoeten. Evenwel heb ik gemeend, een en ander
hier te moeten aanstippen, omdat alles, wat met de
drukking der vochten in het oog in verband staat, door
v. Geaete\'s glansrijke onderzoekingen en gelukkige toepas-
singen der iridectomie bij glaucoma, een bijzonder gewigt
gekregen heeft. Daarom ook zij het mij vergund, hiermede
te deelen, dat de hoogleeraar
Donders elke blijvende on-
evenredigheid tusschen bloedsdrukking en drukking der
vochten in het oog van eene veranderde osmotische ver-
houding of een veranderd osmotisch aequivalent meent te
moeten afleiden. Eene verminderde drukking der uitwendige
spieren zal, naar zijne voorstelling, voor een oogenblik ver-
minderde drukking der vochten ten gevolge hebben, maar
vermeerderde afscheiding zal op den voet volgen en het
evenwigt herstellen. Omgekeerd zien wij de vaten door
. uitwendige drukking op het oog zamengeperst worden; maar
^ie drukking heeft opslorping ten gevolge zóólang tot de

-ocr page 40-

drukkings-evenredigheid tusschen bloed en vochten zich
weer hersteld heeft, — eene evenredigheid, die door de
zamenstelling van beide hoofdzakelijk moet bepaald worden.
Blijft nu de vinger al meer en meer drukken, zoo zal
de opslorping voortgaan en de inhoud van het oog afnemen;,
maar zoodra dit afnemen ophoudt, is het evenwigt hersteld
en de uitwendige drukking onwerkzaam geworden. Uitwen-
dige drukking of vermindering van drukking hebben dus
volkomen opgehouden, invloed te hebben op de spanning
der vochten in het oog, zoodra de grootte en vorm van
den oogbol en de hoeveelheid bevatte vochten stationair zijn
geworden. - Evenmin kan de meerdere of mindere spanning der
choroidea een\' blijvenden invloed hebben. Aangenomen, dat
werkelijk de spanning der vochten door de werking van den
musc. Brückianus wordt verhoogd, zoo zal, als die werking
aanhoudt, weldra zooveel zijn opgeslorpt, dat het osmotisch
evenwigt is hersteld, en daarmede dan tevens de verhoogde
spanning hebben opgehouden, — en, omgekeerd, heeft ver-
lamming van den musc. Brückianus verminderde drukking
der vochten van het oog ten gevolge, dan zal eene hoogst
geringe afscheiding die drukking zeer spoedig tot het door
de osmotische verhoudingen gevorderd peil terugbrengen.

In één woord, de drukking der vochten van het oog
wordt
blijvend alleen bepaald door de bloedsdrukking en
door de osmotische eigenschappen der verschillende vochten,
die hierbij in het spel treden. De mogelijkheid van bij-
komenden zenuwinvloed alléén kan men op het tegenwoor-
dig standpunt der physiologic niet ontkennen.

In de vierde plaats moet welligt eene vermindering der
gevoeligheid van de conjunctiva en bepaaldelijk van de
cornea worden aangenomen. Blijft de sulphas atropini
na indruppeling dagen lang in ]iet waterachtig vocht terug,
dan zal ook de cornea daarmede gedrenkt zijn, en men

-ocr page 41-

begrijpt ligt, dat de iiarcotiscbe werking op de zenuwen
van het hoornvlies daarbij niet geheel kan uitblijven.
Welligt staat de vermindering der lichtschuwheid, die aan
oppervlakkige ontsteking der cornea eigen is, hiermede in
verband. Wij zagen vroeger, dat de n. ciliares, die onmid-
dellijk uit den n. naso-ciliaris ontspringen en in het hoornvlies
zich verbreiden, door
Beknabd als de zitplaats der photo-
phobie worden aangezien.

Eene prikkelende werking, waardoor de vaten der con-
junctiva secundair zouden worden uitgezet, is aan het mydria-
ticum niet noodzakelijk eigen. Wij zullen later zien, bij
de aanwending van welke mydriatica deze min gewenschte
nevenwerking wordt waargenomen.

Met een woord moge ook hier reeds vermeld worden,
dat indruppeling van het mydriaticum in het oog algemeene
verschijnselen kan opwekken, waartoe wel hoofdzakelijk het
indringen in de traanpunten en de verdere opslorping in
neus- en keelholte aanleiding geeft.

-ocr page 42-

HOOFDSTUK III.

ONDEEZOEK OMTEENT DE MYDEIATISCHE
AVEßKING VAN VEESCHILLENDE
STOEPEN.

Boven alle andere narcotica lieeft de Atropa Belladonna
als mydnaticum aanwending gevonden. Zij deelt die eigen-
schap met alle narcotica uit de klasse der Solaneae
De proeven, met deze stoffen verrigt, zijn de volgende-

solaneae.
1. Atropa Belladonna.

Hiervan komen twee extracten in de Pharmacopoea Neer-
landica voor: een extractum expressione parandum en een
extractum parandum maceratione alcoh. frigida. Het eerste
wordt gewoonlijk extr. belladonnae aq., het laatste extr
belladon. alcoh. genoemd. Daarenboven hebben wij atropine,
sulphas atropini en valerianas atropini aangewend.

1) De wijze vau aanwending was steeds dezelfde, wanneer daarvan geen
.jzondoro „.eMing ge„.aakt wordt. Zij Le.tond i. het inbrengen van clt;én
druppel „, de eonj„„otiva-zak van het oog, waaruit dan gewoonlijk het
grootste gedeelte door de beweging der oogleden werd verwijderd.

-ocr page 43-

ö. Van het exir. hellaäonnae aquosum worden 20 gr,
op 2 drachma water \'/e) gewreven en het gefiltreerde
vocht op de bovenvermelde wijze aangewend.

Bij het volwassen konijn begint de verwijding gemiddeld
na 17 minuten, bereikt het maximum na 38 minuten; de
pupil onbewegelijk voor invallend licht; den volgenden dag
is de verwijding op of \'/j gereduceerd, en de bewege-
lijkheid teruggekeerd; den derden dag beide pupillen ge-
noegzaam gelijk.

Bij den hond begint de verwijding na 19 minuten, zij is
volkomen, met onbewegelijkheid, na 40 minuten; den
volgenden dag verminderd, na twee dagen geweken; geene
nevenwerking.

Bij den mensch, na 18 tot 30 minuten verwijding; na
één uur belangrijke dilatatie, met genoegzaam volkomene
onbewegelijkheid.

Van hetzelfde extract wordt 1 gr, op 2 dr. water ge-
wreven 1 : 120), De werking is zeer zwak. De pupil
verwijdt een weinig, Accommodatieve en reflexie-beweging
zijn gebleven. Den volgenden dag is alle werking genoeg-
zaam opgeheven. Wezenlijke stoornis volgt er niet,

h. Extr. lelladonnae \' alcoh., in gelijke concentratie aan-
gewend, werkt veel sterker als mydriaticum dan het extr.
aquosum. Gevoelige oogen verdragen \'t welligt slechts in
dezelfde evenredigheid minder goed dan het extr, aquosum.
^Vij hebben het ontelbare malen aangewend, 1 gr, op 2 dr.
■Water, derhalve = 1 : 120, Prikkelende werking werd
daarbij niet waargenomen. De verwijding der pupil begint
na 20—25 minuten; na 36 tot 50 minuten bereikt zij eene
wijdte van 7—8 mm., na 2 uren het maximum van 8Va mm,,
vertoont daarbij geringe of naauwelijks merkbare accommoda-
tieve en reflexie-beweging, Na 6 uren is de uitzetting
ïeeds aanzienlijk verminderd. Den volgenden dag bedraagt

-ocr page 44-

di; wijdte 4 tot ö jnm.; beide vormen van beweging zeer
duidelijk; geene merkbare stoornis in \'t zien. Het digtste
punt is bijv. van 3 op 4 duim teruggebragt; de grootte
der accommodatie is slechts ongeveer Vs verminderd. Des-
niettegenstaande is na 2 dagen nog duidelijk, na 3 dagen
nog merkbaar verschil tusschen de beide pupillen overge-
bleven, dat nu evenwel in den loop van den dag doorgaans
verdwijnt,

In het bijzonder moge hier eene proef, bij mij zei ven
op \'t regter oog verrigt, plaats • vinden. Middellijn der
pupil = S\'/^; digtste punt op duim. Na 22 minuten
beginnende dilatatie: na 30 minuten middellijn — 4 mm.;
na 40 minuten naauwelijks merkbare accommodatieve en
reflexie-beweging der T\'/a mm, wijde pupil; digtste punt
op 9 duim. Na 100 minuten, middellijn rr 8 mm,,
geheele onbewegelijkheid; digtste punt op 14 duim. Na
16 uren, middellijn = 5\'/,. mm,; goede accommodatieve
en reflexie-beweging; naaste punt op 9 duim; na 28 uren
(des avonds) nog merkbaar verschil tusschen beide pupillen.
Na 41 uren nog ongeveer 1/3 mm, verschil tusschen beide
pupillen, naaste punt op 7 Va duim. Eerst in den loop
van den volgenden dag verdwijnen de verschijnselen geheel
en al,

c. Atropine. Dit alkaloïd is, als zoodanig, zeer weinig
oplosbaar en daardoor voor geconcentreerde aanwending
minder geschikt. Een grein atropine, met twee drachme aq.
destillata gewreven, eenigen tijd aan zich zelf overgelaten
en gefiltreerd, geeft eene geconcentreerde oplossing. Daarin
vonden wij door analyse 1 deel op 450 deelen opgelost. De
indruppeling veroorzaakt eene geringe snel voorbijgaande
prikkeling; na 13 minuten beginnende dilatatie; na 17
minuten middellijn reeds = 7 mm,, met duidelijke reflexie-
beweging en geringe accommodatieve beweging; na 6Va uren

-ocr page 45-

midd. z= 8\'/j mm., geene bewegelijkheid; na 16 uren,
midd. — S\'/s; met zwakke accommodatieve en reflexie-
beweging. Na 40 uren midd. = 6; bewegingen daide-
lijker; eerst na 4 dagen is de invloed geweken.

Falerianas atropini, welk middel in den laatsten tijd
vooral bij epilepsie is aanbevolen\'), hebben wij alleen bij
dieren beproefd : de sterke reuk naar valeriaanzuur maakt
het min verkieslijk. Overigens blijkt zijne werking met die
van sulphas atropini overeen te komen. Waarschijnlijk werkt
het meer prikkelend, hoezeer van het indruppelen eener
oplossing van gr. 1 ad dr. 11 1 : 120) geene zeer
merkbare bloedvulling der conjunctiva bij dieren volgde.

d. Sulphas atropini. Zoo als wij reeds opmerkten, bezit
de onder deze naam in den handel voorkomende stof niet
altijd dezelfde eigenschappen. De waarnemingen, die wij
hier laten volgen, zijn gedaan met sulphas atropini, ge-
leverd door A.
d\'Ailly en Zonen te Amsterdam, die vrij is
van prikkelende werking op het oog en als krachtig my-
driaticum zich onderscheidt.

Wij komen later terug op andere soorten van in den
liandel voorkomenden sulphas atropini.

Wij hebben de volgende oplossingen gebruikt:
1quot;. 1 grein op 2 drachma water, de oplossing ~

1 // «30 nnbsp;n f, „nbsp;=z Vïsooquot;

1 // // 40 ,/nbsp;„ „ -

4«. 1 „ „ 20 oneen „ „ „ =
1 // // 30 // „ „ n — V

14400\'

De oplossing van 1 : 120 wordt in Engeland en
®Wers algemeen gebruikt. Zonder prikkeling van eenige

Zie Kroon. Mededeelingen aangaande epilepsie en hare hehandeling
valerianas atropini en lactas giuci.
Amsterdam 1859.

-ocr page 46-

beteekenis te veroorzaken, begint de verwijding 13—16
minuten na de indruppeling, is in 20—25 minuten vol-
komen, en wordt nu ook spoedig, na het ophouden van alle
bewegelijkheid, door totaal verlies van het accommodatie-
vermogen gevolgd. Den tweeden dag, toestand onveranderd.
Den derden dag doorgaans minder stoornis in het zien, maar
naauwelijks te constateren bewegelijkheid. Den vierden dag
middellijn nog ~ 8 mm., maar duidelijke, hoewel geringe
accommodatieve en reflexie-beweging. Den vijfden dag pupil
= 6—7 mm. Den zevenden dag nog altijd eenig verschil
merkbaar, dat soms tot den tienden, ja tot den veertienden dag
aanhoudt. Bij oude lieden schijnt de verwijding iets later
te volgen, maar houdt, even als bij sommige vormen van
amblyopie, niet zeiden langer aan dan bij jeugdige
voorwerpen. Wordt de indruppeling kort na elkander
dikwijls herhaald, dan is de werking betrekkelijk weinig
krachtiger.

l. De oplossing van 1 : 1800 geeft goede dilatatie binnen
30 minuten zij bereikt haar maximum, met volkomene on-
bewegelijkheid der pupil en meestal totale vernietiging van
het accommodatie-vermogen, na 45—60 minuten. Den vol-
genden dag is reeds eenige bewegelijkheid teruggekeerd. Den
derden dag is geene hinderlijke stoornis nagebleven, hoezeer
nog 2, 3 of meer dagen later verschil in de middellijn
der pupillen is op te merken.

c. De oplossing van 1 : 2400 geeft verwijding na 25
tot 33 minuten; zij bereikt genoegzaam het maximum
(middellijn = B\'/i mm.) n^ 45 k 50 minuten , zonder vol-
komen verlies van bewegelijkheid en accommodatie j nè, 55
minuten soms geene bewegelijkheid merkbaar het accom-
modatie-vermogen is na 70 minuten zeer verminderd, maar
geenszins opgeheven. Weinig uren later neemt de verwijding
reeds weder af. Den volgenden dag is ze nog duidelijk

-ocr page 47-

merkbaar; den derden dag gering; eerst den vierden ver-
dwijnt ze geheel.

d. De oplossing van 1 : 9600 geeft verwijding na 60
minuten, die langzaam toeneemt; nä 90 minuten pupil vol-
doende verwijd, maar niet onbewegelijk;
accommodatie-
vermogen weinig verminderd. Den volgenden dag pupil
zeer bewegelijk en veel kleiner. Den derden dag geen spoor
van mj\'driasis.

De oplossing van 1 : 14400 geeft beginnende dilatatie
na 35 tot 40 minuten; na 2 tot 4 uren is de middellijn
2 mm. vergroot; na 7 uren is reeds weder vernaauwing
gevolgd en den volgenden dag geen spoor van mydriasis op
te merken.

Van grooten invloed is de tijd, gedurende welken het
mydriaticum met de cornea in aanraking wordt gehouden.
Zoo werd met na 80 minuten volkomene uitzetting, met
naauwelijks merkbare bewegelijkheid, gezien, wanneer een
paar druppels gedurende eenige Sekunden, met achterover-
buiging van het hoofd, in het oog werden teruggehouden.

Eene vergelijkende proef werd insgelijks met eene solutie
van 1 : 4800 gedaan, in het linker oog op de gewone
wijze aangewend, in het regter oog 3 druppels \'/j minuut
teruggehouden. Vddr de proef, bij matig licht, middel-
lijn 4,2 mm.; na
27 minuten regter pupil = 6,4,
Hnker onveranderd; na 36 minuten regter = 7,3, linker
= 5,2; na 44 minuten, regter ~ 9,2, linker = 6,4;
na 4 uren regter = 8,2, linker = 8; regter oog digste
mit op 11, linker oog op 7 duim; na 7 uren beide pupillen
- 8,2 ; ter linker zijde bewegelijkheid, ter regter zijde twijfel-
achtig. In het verder verloop blijkt het verschil tusschen
beide oogen ook regt duidelijk.

-ocr page 48-

Z. Hyoscyamus niger.

Daarvan hebben wij de beide extracten, naar dezelfde
bereidingswijze als die van Belladonna, aangewend. Hyos-
cyamine stond ons niet ten dienste.

a, Extr. hyoscyami aquosum. Eene oplossing van 1 : 6,
ééne minuut met het oog in aanraking gehouden, geeft
bij het konijn verwijding der pupil binnen 27 minuten,
belangrijke uitzetting na 35 minuten,* na 24 uren is de
pupil genoegzaam normaal.

Dezelfde oplossing, bij een\' hond op gelijke wijze aange-
wend, geeft beginnende verwijding na 20 tot 25 minuten;
sterke verwijding, zonder onbewegelijkheid, na 35 tot 40
minuten; na 20 uren is de pupil bijna gelijk aan die der
tegenovergestelde zijde.

Bij den mensch werd deze oplossing zeer dikwijls aan-
gewend, Eenige Sekunden in aanraking gehouden, bragt zij
gemiddeld na 1amp; tot 28 minuten beginnende verwijding voort;
na 30 tot 35 minuten, pupil — 8 mm., bijna onbewegelijk;
na 24 uren weinig vernaauwd; na 48 uren de pupil zeer
bewegelijk en in middellijn afgenomen; na 60 uren genoeg-
zaam geheel normaal.

Dezelfde oplossing, bij den mensch op de gewone wijze
ingedruppeld, geeft beginnende verwijding na 20 minuten;
zij neemt regelmatig toe, om na 3 uren haar maximum te
bereiken, waarbij de pupil van 5 m. tot 6,9 verwijd is;
den volgenden dag bestaat slechts twijfelachtig verschil.

Eene oplossing van 1 : 120 geeft nog merkbare verwijding:
na 1 uur zagen wij de middellijn van SVj tot ö\'/j toegenomen;
den volgenden dag waren de verschijnselen geweken.

h. Extr. hyoscyami alc. 1 : 6 , op de gewone wijze inge-
druppeld , geeft beginnende verwijding na 18 minuten, die
3 uren lang toeneemt, waarbij de middellijn — 7,5 mm.

-ocr page 49-

is geworden; den volgenden dag nog duidelijker; den
derden dag nog eenigzins verschil; de pupil verliest noch
hare reflexie-, noch hare aceommodatieve beweging.

Eene oplossing van 1 : 120 geeft na 35 tot 55 minuten
beginnende dilatatie, die na 1 tot a uren
2 mm. bedraagt
(van 3,5 toegenomen tot 5,5 of 5,7), spoedig daarna reeds
weder voor vernaauwing plaats maakt, maar den volgenden
dag nog geenszins geweken is en somtijds ook den derden
dag nog flaauw merkbaar is.

3. Datura Stramonmm.

Hiervan hebben wij de op gelijke wijze bereide extracten
gebruikt, benevens de Datnrine.

Na indruppeling van Uwtr. stramonü aquosum 1 : 120,,
is binnen 40 minuten de dilatatie reeds zeer merkbaar, na 60
minuten van 3,5 mm. tot 5,6 mm. gestegen; na 3 uren
tot 7,3 mm.; na 16 uren afgenomen tot 5,2 mm.; den
volgenden dag = 4,2 mm.; den derden dag nog merkbare
Werking.

è. Bxtr. stmmonii alc. 1 : 120 geeft reeds na 25 minuten
duidelijke dilatatie; na 48 minuten is de oorspronkelijk
8,5 mm. groote middellijn op 7,2 gestegen; de bewegelijk-
heid zeer gering; na 9 uren middellijn = 6 mm., met
duidelijke beweging; den volgenden dag middellijn 3,7
ïnm.; den derden dag wijkt het verschil.

lt;?. Daturine. 1 grein van het alcaloid wordt met 3
drachma water gewreven en aan zich zelve overgelaten, zon-
der dat geheele oplossing volgt; na filtratie blijkt bij analjse,
•^at het vocht ongeveer Vjj, daturine bevat. Deze zwakke
oplossing werkt intusschen zeer krachtig. Op de gewone
^^ijze ^ aangewend , geeft zij eene voorbijgaande prikkeling;
spoedig begint de verwijding; na 30 minuten is de middel-

-ocr page 50-

........... -a,-.

88

lijn van 3,5 tot 6,1, na 46 minuten tot 7,6 gestegen, met
hoogst geringe accommodatieve en reflexie-beweging; den
volgenden dag bedraagt de middellijn nog 5 mm.; de ver-
wijding wijkt eerst 2 dagen later geheel en al.

4.nbsp;Solanum Dulcamara.

Hiervan bezit de Pharmacopoea Neerlandica alleen een
extractum maceratione frigida in aqua pluviali parandum.
Behalve dit extractum hebben wij ook de solanine als
mydriaticum beproefd.

a.nbsp;Het extractum 1 : 6, bij herhaling aangewend, brengt
geen spoor van mydriasis voort.

b.nbsp;Eene oplossing van solanine, bevattende , volgens ge-
dane analyse, 1 deel op 378 deelen water, bij den mensch
ingedruppeld, geeft weinig prikkeling.

Gedeeltelijk onopgelost aangewend, namelijk in de verhou-
ding van Veo met water gewreven, veroorzaakt het vrij hevige
pijn, die 3 uren lang aanhoudt, maar geene mydriasis. Van
hetzelfde mengsel werden verscheidene druppels in het oog
van een\' hond gebragt: er volgt keratitis, maar geene
mydriasis.

5.nbsp;Nicotiana Tabacum.

a. Van de folia werd een infusum gemaakt van 1 : 6.
Dit infusum, bij herhaling ingedruppeld bij konijnen, had
geen\' invloed hoegenaamd op de middellijn der pupil. De
prikkelende werking scheen niet zeer hevig te zijn.

h. Nicotine, bij een konijn 1 : 60 aangewend, werkt
prikkelend; het dier schijnt onrustig. Na eenigen tijd is
de pupil eenigzins vernaauwd; de vaten der iris zijn uit-
gezet.

-ocr page 51-

APOCÏKEAE.

1. Strychnos Nnx vomica.

Hiervan zijn aangewend: extr, nucis vomicae alc, (Ph,
Neerl.), acetas strychnicus en brncine,

a. Extr. nuc vom., 1:6, geeft geene merkbare ver-
andering der pupil,

h. Van acetas strychnicus, 1:6, eenige druppels, bij
konijnen met het oog eenige minuten in aanraking gehouden,
veroorzaken den dood, onder verschijnselen van tetanus. Aan
den tetanus gaat geene mydriasis vooraf,

c. Brucine, 1:6, schijnt eene geringe voorbijgaande
verwijding bij konijnen te M\'ceg te brengen,

U M B E L L I i\'E E A E.

1. Conium maculatim.

Hiervan- zijn aangewend : extr. conii expressione parandum
en extr. conii alc, (pharm. Neerl.), voorts het coneinum.

De extracten geven, zelfs bij aanwending in de verhouding
van 1:6, geene verwijding hoegenaamd.

Het coneinum. Bij groote verdunning, bijv. 1 : 120,
brengt het, in het oog aangewend, geene verschijnselen,
althans geene mydriasis, voort, — werkt echter reeds som-
tijds eenigzins prikkelend. Meer geconcentreerd, bijv. 1 : 6,
bij konijnen aangewend, veroorzaakt het sterke vaatvulling
der iiis, met eenige vernaauwing der pupil, Eenigzins
aangehoudene applicatie geeft bij honden en konijnen tot
keratitis aanleiding.

-ocr page 52-

eanungülaceaiï.

1. Aconitum Napellus.

Wij gebruikten hiervan: extr. expressione parandum en
extr. parandum maceratione alcoh. frigida (Pharm. Neerl.)
Wij verkregen met een der gebruikte soorten het onver-
wachte resultaat, dat het
extr. aquosum 1 : 6 bij den
mensch reeds na 1 uur de pupil van 4,3 mm. tot 8 mm.
deed verwijden, terwijl het
extr. alcoh., even sterk aangewend,
geene verwijding hoegenaamd te weeg bragt. — Van eene
andere soort evenwel, uit eene andere apotheek verkregen,
bragt het extr. aq. 1 : 6 bij mij zei ven hevige prikkeling
te weeg, die uren lang duurde en waarmede eene geringe
vernaauwing der pupil gepaard ging, die den volgenden
dag nog niet geheel verdwenen was. — Nadere onder-
zoekingen worden vereischt.

scllophulakineae.

1. Digitalis purpurea.

Hiervan zijn aangewend: het infusum herbae digitalis
en de digitaline.

a. Infusum herlae digitalis 1:6, bij konijnen aange-
wend, veroorzaakt noch irritatie van het oog, noch ver-
wijding der pupil.

h. Digitaline, 1:6, geeft, bij konijnen aangewend,
geene verwijding der pupil, maar belangrijke prikkeling van
het oog, gevolgd door dilatatie van de vaten der iris, waar-
mede doorgaans eenige vernaauwing der pupil gepaard gaat.
Prikkeling van den n. sympathicus aan den hals geeft, in
dezen toestand, zoo als wij boven zagen, minder volkomene
verwijding der pupil dan gewoonlijk.

-ocr page 53-

AMYGDALIIAE.

1. Cerasus Lauro-cerams.

Hiervan hebben wij aangewend: de aqua lauro-eeran.

Geene verandering werd in de middellijn der pupil
bij konijnen waargenomen; ook na herhaalde nidruppeling
bleef ze onveranderd.

2. Amygdalus communis.

Wij gebruikten het acid. hydrocyanicum der Pharmac.
Neerlandica, hetwelk slechts ongeveer Vso zuiver acidum
hydro-cyanicum bevat, verdund en geconcentreerd.

Acid. hydro-cyanicum , 1:6 en 1 : 60 , heeft geen\' merk-
baren invloed op de pupil. Twee druppels van het onverdunde
acid. hydro-cyanicum (Ph. Neerl.) worden 5 ä 6
Sekunden
met het oog van een konijn in aanraking behouden; na
3 minuten beginnende , na 4 minuten aanzienlijke verwijding
alléén van de pupil der ingedruppelde zijde. Terwijl die
verwijding wordt gezien, ontstaan algemeene verschijnselen;
het dier valt ter zijde, blijft bewegeloos liggen, trekt den
nek een weinig naar achteren. Bij het aanwenden van koud
water op het hoofd, wijken de algemeene verschijnselen na
10 minuten; na 3 of 4 uren wijkt eerst de dilatatie der
pupil van de ingedruppelde zijde.

PAPAVERACEAE.

Papaver somniferum.

Daarvan werden aangewend: extr. opii aquosum, vinum
opii en ac, morphii. Zelfs in de verhouding van 1 op 6
deelen water, bij konijnen aangewend, brengen zij geen
van allen verwijding der pupil te weeg.

-ocr page 54-

Uit al de bovenstaande proeven kan men afleiden, dat
de krachtige mydriatica allée\'n in de familie der Solaneae te
vinden zijn, en dat onder deze de Atropa Belladonna,
Datura Stramoninm en Hyoscyamus niger hoofdzakelijk in
aanmerking komen.

Na de werking van ieder in het bijzonder bestudeerd te
hebben, zijn een aantal vergelijkende proeven verrigt, waarbij
op denzelfden tijd, in elk der oogen van denzelfden persoon,
eene verschillende stof werd ingebragt en de werking korten
of längeren tijd met naauwkeurigheid werd gevolgd.

Wanneer, op de vroeger beschrevene wijze, dezelfde stof in
de beide oogen van hetzelfde individu wordt aangeM\'end ,
looj5t de verkregene werking niet of naauwelijks uiteen.
Vindt men dus een verschil, wanneer in elk oog eene ver-
schillende stof wordt gebragt, dan moet dit verschil aan
den aard der stof worden toegeschreven, en wij zijn op die
wijze in staat, te beoordeelen, welke der beide ingebragte
oplossingen het krachtigst mydriaticum is.

Deze vergelijkende proeven kunnen van uitgebreid nut
worden. Vergelijken wij, namelijk, naar deze methode, de
beide extracten van Belladonna of van Hyoscyamus, dan
vindt men niet alleen, welk van beide het sterkste mydriaticum
is, maar men kan er tevens uit afleiden, welk van beide
de meeste geneeskrachtige werking bezit, in zoo verre die
op de aanwezigheid van een enkel bestanddeel, namelijk van
het bevatte alcaloïd, berust. Ja, men zou, door vergelijking
met slappe oplossingen van het alcaloid, de hoeveelheid
daarvan, in elk der extracten aanwezig, met veel grootere
naauwkeurigheid kunnen bepalen dan de scheikunde vermag.
Het behoeft geen betoog, dat een dergelijk onderzoek voor
de werking dezer middelen zeer belangrijk zou wezen en
allezins verdient, op ruime schaal te worden in het werk
gesteld. Ook de bestendigheid der werking van het prae-

-ocr page 55-

paraat, genomen op verschillende tijden uit verschillende
apotheken, zou op de hier aangegevene wijze kunnen getoetst
worden.

Wat hieronder volgt is slechts het resultaat van een
vijftigtal vergelijkende proeven en maakt geenszins aanspraak
op de waarde van een onderzoek, waardoor de geneeskrach-
tige werking der verschillende bereidingen van dezelfde
plant in getalsverhouding met voldoende naauwkeurigheid
zou kunnen worden uitgedrukt.

De oplossingen, wier mydriatische werking eens of ver-
verscheidene malen onderling vergeleken werd , zijn de
volgende :

1. Extr. Belladonn. alc. 1 : 130 met Extr. Hyoscyami alc. 1 130

2.

tl

n

// 1

: 130

//

n Belladonn. aquos.1

: 130

3.

If

u

tr 1

: 130

//

n Stramonii alc. 1

: 130

4.

II

II

1

: 130

n

u n aqus. 1

: 130

5.

11

II

n 1

: 130

n

„ Sulphas atropini 1

:14400

6.

II

II

n 1

: 130

tl

u n II 1

: 3400

7.

II

n

1

: 130

II

H U tl 1

: 9600

8.

II

n

n 1

: 13

1/

Belladonn. aquos.1

: 6

9.

H

li-

// 1

: 90

1/

U tl II 1

: 30

10.

U

lt

1

: 180

tl

n tl tl 1

: 30

11.

n

Hyoscyami alc. 1

: 6

n

„ Hyoscyami aquos. 1

: 6

12.

II

n

1

: 90

ff

\'f ff quot;1

: 30

13.

ff

tf

// 1

: 180

f/

// ff ff \\

: 30

14.

ff

Stramonii alc. 1

: 90

f!

ff Stramonii aquos. 1

: 30

15.

ir

ff

ff 1

: 180

ft

f! tf ff 1

: 30

16.

\'/

Cicutae alc. 1

: 130

ff

f\' Cicutae aquosum 1

: 130

17.

Atropine

1

: 450

ff

Solanine 1

: 378

18.

ft

1

: 450

ff

Daturine 1

: 313

19.

It

1

: 480

H

1

: 480

Kortheidshalve deelen wij niet de uitkomsten van elke
proef mede, maar bepalen ons bij het vermelden der voor-
naamste uitkomsten.

-ocr page 56-

1quot;. Wat vooreerst het verschil aangaat tusschen de
extracta alcoholica en aqaosa van Atropa Belladonna, Datura
Stramonium en Hyoscyamus niger, blijkt, dat de extracta
alcoholica veel krachtiger werken dan de extracta aquosa
derzelfde plant. De pupil begint zich door de eerste spoe-
diger uit te zetten, de uitzetting wordt aanzienlijker, de
bewegingen der iris worden meer gestoord en de uitzetting
houdt langer aan. Zelfs wanneer men de oplossing van het
extractum alcoholicum met één of twee deelen water verdunt,
blijft het extr. alcoholicum de overhand behouden. Welke
mate van verdunning van het extr. alcoholicum vereischt
wordt, om het in zijne werking gelijk te maken aan die
van het extr, aquosum, kunnen wij slechts ongeveer aan-
geven : extr. belladonnae en extr. stramonii alc., in de ver-
houding van 1 : 90 en zelfs van 1 : 180 aangewend, werken
krachtiger dan de respectieve extracta aquosa 1:30; daaren-
tegen is extr. hyosc. aq. 1 : 30 een werkzamer mydriati-
cum dan extr. hyosc. alc. 1 : 180, minder werkzaam even-
wel dan 1 : 90.

2». De beide extracten van hyoscyamus werken, bij ge-
lijke verdunningsgraden, veel zwakker dan die van Atropa
Belladonna en Datura Stramonium; dit geldt zoowel van de
extr. aquosa, onderling vergeleken, als van de extr. alcoholica.
Daarentegen schijnt stramonium niet voor belladonna onder te
doen. Uit enkele vergelijkende proeven zouden wij geneigd
zijn, te besluiten, dat het extr. stramonii alcoholicum als
krachtiger mydriaticum werkt dan het extr. bellad. alcoh.,
terwijl daarentegen het extr. bellad. aquos. zich werkzamer
vertoont, dan hetzelfde extract van stramonium. Welligt
werkt stramonium sneller en krachtiger, maar minder duur-
zaam dan belladonna. Een en ander verdient een nader
onderzoek,

3\'*. De oplossing van atropinum 1 : 450 (geconcentreerde

-ocr page 57-

oplossing) werkt krachtiger dan de sterkste solutie (1 : 6)
van het extractum belladonnae alcoholicum. In een geval
kregen wij echter van atropine eene veel zwakkere werking
dan gewoonlijk.

Eene oplossing van 1 : 3400 sulphas atropini werkt
veel krachtiger dan 1 : 120 van exfcr. belladonnae alcoh. j
daarentegen moet sulph. atrop. 1 : 9600 onderdoen voor
extr. bellad. alc. 1 : 120. Deze laatste zal ongeveer gelijk
zijn aan sulphas atropini 1 : 4800,

4®. Daturine in oplossing van 1 : 310 (geconcentreerd)
geeft ongeveer even krachtige werking als atropine in ge-
concentreerde oplossing van 1 ; 460, Het werkt overigens
irriterend op het oog, waardoor zich ook het extr, alcoh.
stramonii van het extr. bellad. alc. onderscheidt. Indien er,
ten opzigte der werking, tusschen atropine en daturine
eenig verschil is, zou dit daarin bestaan, dat de werking
van daturine zich reeds spoediger openbaart, maar korter
aanhoudt. Uit het bovenstaande volgt tevens, dat voor
genoemde oplossing van daturine het extractum stramonii
alcoholicum, zelfs in de verhouding van 1:6, moet onder-
doen.

Atropine 1 : 480 geeft krachtiger werking dan daturine
1 : 480, Wij merkten reeds op, dat solanine niet als
inydriaticam kan worden beschouwd.

-ocr page 58-

HOOFDSTUK IV.

KEUZE VAN MYDRIATICA.

Uit de proeven, in het vorig hoofdstak vermeld, schijnt
genoegzaam te blijken, dat de meest bruikbare mydriatica
alleen onder de Solaneae te vinden zijn, en onder deze
schijnt ook nog aan de Atropa Belladonna de eerste plaats
te moeten worden ingeruimd.
Wat, namelijk, de Datura
Stramonium aangaat, zoo werken zoowel de extracta als de
daturine meer prikkelend op het oog, wanneer men eene
even sterke mydriatische werking verlangt als door de
extracten van belladonna en de atropine verkregen wordt.
Daartegen kan het geringe en nog geheel onzekere voordeel
van snellere werking der bereidingen van het stramonium
zeker niet opwegen. Wat de hyoscyanus aangaat, met de
extracten kan men eene zoo krachtige werking niet ver-
krijgen als met die van belladonna en stramonium. De
mogelijkheid alleen, dat hyoscyamine boven atropine voor-
deelen zou hebben, kunnen wij niet ontkennen, omdat wij
de gelegenheid misten, de hyoscyamine aan te wenden.
Waarschijnlijk is dit echter niet.

Bepalen wij ons alzoo tot de Belladonna, dan is de
vraag, waaraan de voorkeur te geven is : bf aan de ex-
tracten, of aan de atropine en zijne bereidingen. De be-

-ocr page 59-

slissing schijnt niet moeijelijk. Uit den aard der zaak is
het niet te wachten, dat de extracten altijd gelijke genees-
krachtige werking vertoonen. Opzettelijke proeven daarom-
trent zullen weldra genomen worden; maar uit hetgeen wij
zelf hebben gezien meenen wij die onbestendigheid van
werking toch reeds te mogen afleiden. De extracten be-
vatten verder eenige bestanddeelen, die voor de mydria-
tische werking onverschillig zijn, en in geen opzigt ge-
wenscht mogen heeten. Filtratie der met water gewrevene
extracten is in elk geval noodzakelijk, wanneer men op
een geïrriteerd oog een\' mechanischen prikkel vermijden
wil, maar ook zelfs na die filtratie is de vloeistof troebel
en bevat nog mechanisch irriterende moleculen. Vervol-
gens is het eene nadeelige zijde der extracten, dat zij, in
oplossing aanwezig, des zomers vooral spoedig aan ont-
binding onderhevig zijn en daarbij natuurlijk minder ge-
schikt worden voor practisch gebruik. — Geen dezer nadeel en
bezit de atropine en de sulphas atropini. Als zuivere
scheikundige bereidingen, hebben zij altijd dezelfde zamen-
stelling ; men kent dus met naauwkeurigheid de sterkte der
geneeskrachtige werking van het voorgeschreven middel. De
oplossingen zijn voorts volkomen helder, zonder eenig bij-
mengsel. Aan ontbinding is de oplossing ook niet onderhevig;
men kan ze jaren lang bewaren. Dit is van zeer groot ge-
wigt, wanneer men het gebruik van het middel voor geruimen
tijd aan den patiënt moet toevertrouwen, zooals met mydriatica
dikwijls genoeg het geval is.

Dikwijls stelt men zich voor, en wij zelve hebben vroeger
aan die voorstelling beteekenis gehecht, dat, wanneer men
slechts eene zwakke mydriatische werking verlangt, men
zeer wel de extracten kan bezigen, terwijl het alcaloid en
zijne bereidingen slechts de voorkeur zouden verdienen, waar
men eene krachtige werking op het oog heeft. Om de juistheid

-ocr page 60-

dier voorstelling te toetsen, moet men vragen, of eene zeer
verdunde oplossing van atropine of sulphas atropini niet in
elk geval de extracten zou kunnen vervangen. De ge-
nomene proeven geven daarop een volledig antwoord: zij
bewijzen, dat men bij aanwending van atropine of sulphas
atropini de te verkrijgen werking te voren met groote
naauwkeurigheid bepalen kan, en dat men, naar gelang van
het doel, dat men beoogt, slechts eene meer of minder
verdunde oplossing behoeft te bezigen. Er kan dus, uit dit
oogpunt, geen grond hoegenaamd bestaan, om ooit de ex-
tracten aan te wenden.

De vraag is nu : of atropine dan wel sulphas atropini de
voorkeur verdient. Wij hebben gezien, dat van atropine
slechts eene geringe hoeveelheid, namelijk 1 d. op 450 d.
water, zich oplost. Sulphas atropini is buitengewoon oplosbaar.
Bij de gewone temperatuur vormt zich, met minder dan het
halve gewigt water, eene heldere siroopachtige massa, waar-
in geene moleculen te zien zijn. Het was dus te ver-
wachten, dat men met sulphas atropini gemakkelijker eene
sterke werking verkrijgen zou. De gebruikelijke oplossing
van 1 : 120 werkt dan ook reeds krachtiger dan eene ge-
concentreerde oplossing van atropine. Wij hebben ook de
werking vergeleken van sulphas atropini 1 : 240 met atro-
pine 1 : 480 , en vonden, dat deze beide ongeveer met
elkander gelijk staan; het eerste werkt iets krachtiger.

Yerlangt men nu geen sterker werking dan deze, dan
bestaat er geene reden, om aan sulphas atropini de voorkeur
te geven. Immers eene prikkelende werking wordt van
geen van beide deze oplossingen waargenomen. Welligt
is de atropine dan zelfs te verkiezen, om met meer zekerheid
zure sulphas atropini te ontgaan, die prikkelend werkt.
In elk geval is de atropine 1 : 450 allezins aanbevelens-
waardig, om in 20 ^ 25 minuten eene uitzetting der

-ocr page 61-

pupil te verkrijgen, die toereikend is, om den fundus oculi
ook in liet regtstandig beeld te onderzoeken. Maar verlangt men
eene zeer kracbtvolle werking, bij iritis, bij opzwelling dei-
gekwetste lens enz., dan moet aan den meer oplosbaren sulphas
atropini de voorkeur gegegeven worden. Men zou, wel is
waar, door de indruppeling eener geconcentreerde oplossing
van atropine meermalen te herhalen, ook het maximum vaft
werking kunnen verkrijgen; maar het spreekt van zelf,
dat elke indruppelingals zoodanig, eenigé irritatie voort-
brengt , en dat het wenschelijker is, hetzelfde doel te be-
reiken, door eenmaal in het uur in te druppelen, dan door
alle 10 minuten de indruppeling te herhalen. Intusschen
bestaan in dit opzigt ook grenzen. Niet gaarne zouden
wij den raad geven, eene schier geconcentreerde oplossing van
sulphas atropini te gebruiken, ook daar waar men het maxi-
mum van werking verlangt. Op zich zelve werkt eene zoo-
danige oplossing reeds zeer prikkelend, en daarenboven zon
de vrees voor algemeene intoxicatie, waarop wij nog nader
terugkomen., ons dit verbieden. Wij gelooven niet, dat
het ooit wenschelijk kan worden geacht, eene sterkere op-
lossing dan die van 1 gr. op 2 dr. aquae (1 : 120) te
gebruiken, hetgeen men dan zoo dikwijls herhalen kan, tot
men de gewenschte werking heeft verkregen.

De uitkomst, waartoe wij geraken, is alzoo deze, dat men
geen ander mydriaticum behoeft dan sulphas atropini, mits
men zorg drage, dat men eene goede bereiding bezitte, en
dat het atropinum zelf daarmede slechts kan wedijveren,
wanneer men geen maximum van werking verlangt.

Het zou hier de plaats zijn, de verschillende indicatiën
der oplossingen van verschillende sterkte ter sprake te
brengen. Wij achten dit evenwel overbodig. Voor hem ,
die in het algemeen de aanwijzing van een mydriaticum
beeft vastgesteld, is de bepaling der vereischte sterkte udt

4

-ocr page 62-

al het boveiistaaride niet moeijelijk. Alleen wensehte ik op
te merken, dat eene oplossing van 1 : 1800 of 1 : 2400
allezins toereikend is, om de pupil volkomen uit te zetten,
en dat daarbij slechts weinig minuten meer gevorderd worden,
dan wanneer men de gewone oplossing van 1 : 120 bezigt.
Voor het ophthalmoscopisch onderzoek in het omgekeerde
beeld kan uitzetting der pupil onnoodig worden geacht;
daarentegen blijft die uitzetting ook voor den geoefende
vaak wenschelijk, wanneer men den fundus oculi in het
regtstandig beeld naauwkeurig onderzoeken wil. Is nu het
gezigtsvermogen van het te onderzoeken oog nog betrek-
kelijk goed, dan stelle men den lijder niet aan den last
bloot, die dagen lang na de indruppeling van 1 : 120
blijft voortduren : de lichtschuwheid, den last van het verlies
der accommodatie, van de vergrooting der verstrooijings-
cirkels, ten gevolge van de verwijding der pupil, de
eigenaardige schemering, die ook mede van de aberratiën
afhangt, moet men zelf ondervonden hebben, en men zal
er geen\' lijder onnoodig aan blootstellen. Bepaalt men
zich bij eene oplossing van 1 : 2400, dan is den volgenden
dag de stoornis reeds tot een minimum teruggebragt.

Bij de voorkeur, die wij aan sulphas atropini boven
andere mydriatica gegeven hebben, mogen wij evenwel de
vraag niet ter zijde stellen, of dit middel ook niet eenige
schaduwzijde heeft. In dit opzigt komt ons vooreerst de
algemeene werking voor den geest. Wanneer men de op-
lossing van 1 : 120 eenige uren lang, om de 10 minuten
of om het kwartier, op de gewone wijze aanwendt, kan men
zeker zijn, dat de algemeene verschijnselen niet uitblijven.
De patiënt klaagt over een\' bitteren smaak en over een
gevoel van droogheid in de keel; sommigen vinden zelfs
bezwaar bij het slikken; de meesten worden door misselijk-
heid aangetast, bij velen komt het tot braking; zij worden

-ocr page 63-

duizelig, bewegen zich moeijelijk; de ledematen worden
krachteloos; zij slingeren heen en weer; zij spreken wartaal,
ten gevolge van zonderlinge voorstellingen of zelfs van
hallucinatiën; zij worden slaperig. Deze verschijnselen kunnen
24 uren lang in meerdere of mindere mate aanhouden ,
vooral wanneer men inmiddels voortgaat, het mydriaticum
nu en dan aan te wenden. Zelfs drie dagen nadat de aan-
wending zich tot 2 malen daags bepaald had, klaagde een
lijder nog over een zoo zonderling gevoel in het hoofd en
zoo wilde voorstellingen, dat hij, zoo drukte hij zich uit,
meende krankzinnig te worden. Bij dit alks is de eetlust
vernietigd, pols klein, de huid bleek , de pupil ook aan
de niet ingedruppelde zijde verwijd.

Het gemakkelijk ontstaan dezer algemeene verschijnselen
kan niemand bevreemden, die de gemakkelijke opneming
van vochten uit den zak der conjunctiva in de traanwegen
kent. Het mechanisme, na de onderzoekingen van Dr.
J. A. Moll, door Dr. W. Henke in zoo helder licht gesteld,
behoeft ons, niet in het bijzonder bezig te houden. Het zij
genoeg op te merken, dat tot die opslorping afwisselende
sluiting der oogspleet, waarbij de traanzak verwijd wordt,
een vereischte is. Dat niet de opslorping door de vaten
der conjunctiva, veel minder nog de imbibitie in de
vochten van het oog, die algemeene verschijnselen teweeg
brengt, is ons te over gebleken. Laat men, bij de aan-
wending van het mydriaticum, het hoofd geheel achter-
over buigen, dan ziet men den ingebragten druppel, bij
matige willekeurige beweging der oogleden, schier geheel
verdwijnen, en weldra klaagt de lijder over een\' bitteren
smaak in de keel; dit is reeds het effect van ééne in-
«JruppeHng, op deze wijze bewerkstelligd. Meermalen is
bet ons ook voorgekomen, dat eene slappe oplossing van
nitras argenti, op gelijke wijze in den zak der conjunctiva

-ocr page 64-

aangewend, een\' onaangenamen metaalsmaak in de keel
teweeg bragt. Spoedig gaat dus het ingedmppelde en in
den conjunctiva-zak teruggehoudene vocht door de traan-
kanaaltjes in den traanzak en verder door de neusbuis in
den neus over, om, bij achterover gebogen hoofd, zijnen
weg gemakkelijk naar de keel te vinden en hier te worden
opgeslorpt. Op die wijze aangewend, kan men veilig
rekenen, dat de helft van het ingedruppelde vocht in het
organisme overgaat, en weldra zal men dus door indruppeling
eener solutie van 1 : 120 eene dosis toxica hebben ingevoerd.

Het is niet te ontkennen, dat deze algemeene werking
eene onaangename complicatie is van het gebruik van sul-
phas atropini. Maar, zoo hebben wij regt te vragen, zal
die niet in gelijke mate aan elk ander mydriaticum eigen
zijn? Er bestaat geene reden, te vooronderstellen, dat de
hyoseyamine of daturine niet in gelijke evenredigheid hare
algemeene werking op het organisme en hare plaatselijke
op de iris zouden te weeg brengen, als de atropine. Mogten
zij zich eehtei in dit opzigt onderscheiden, hetgeen deels
van den aard der toxische werking, deels van een verschil-
lend imbibitie-vermogen zou kunnen afhangen, zoo kon
daaruit e^nig voordeel ten gunste van het eene of andere
middel voortvloeijen.

Intusschen zon dit voordeel niet van groot belang zijn.
Vooreerst brengt alleen de dikwijls herhaalde indruppeling
eener sterke solutie algemeene verschijnselen te weeg, en,
ten anderen, kan men verschillende wegen inslaan, om die
te voorkomen. De veiligste weg zon zeker zijn, de beide
traanpnnten met de conische stiletten van v.
Gkaefi! af te
sluiten, en de opneming van vochten langs dien weg geheel
af te snijden; maar bij gevoelige voojwerpeu is dit niet
g-emakkelijk uit te voeren, en bij: een\' irritatie-toestand van
het oog, waarbij juist het meest de indicatie voor menig-

-ocr page 65-

valdig herhaalde indruppeling van een sterk mydriaticum
zich opdoet, ook niet wenschelijk. Het onderste traanpunt,
langs hetwelk de opneming inzonderheid plaats vindt, kan
evenwel in sommige gevallen, zonder hinder, door een
conisch stilet worden afgesloten, zoo lang de druppel in
het oog verblijft. Overigens zal men de algemeene ver-
schijnselen genoegzaam voorkomen, wanneer men, bij het
verblijven van den druppel in den conjunctiva-zak, de randen
der oogleden, vooral dieu van het onderste ooglid, naar
buiten gekeerd houdt, zoodat de traanpunten niet m het
vocht dompelen. Na het indruppelen onmiddellijk voorover
te zitten, den neus te snuiten, vooral wanneer men nog een
paar druppels water na het verwijderen van het mydriaticum
heeft ingedruppeld, kan soms aanbevelenswaardig zijn. Veel
hangt hierbij af van de grootte der traanpunten en andere
omstandigheden, die invloed hebben op de opneming van
vochten door de traanwegen. Sedert Prof.
Dondeus hierop
bepaald acht gaf, en op de eene of andere wijze de op-
neming van het ingedruppelde vocht door de traanpunten
belemmerde, zijn slechts zeer zelden storende algemeene ver-
schijnselen gevolgd, hoezeer niet zelden, vooral bij zwelling
der lens, na verwonding of operatie, om verwijding der pupil
te verkrijgen, de sulphas atropini van 1 : 120 uren lang
om de 10 minuten werd aangewend en bij elke aanwending
eenige sekunden in het oog werd teruggehouden.

Van meer gewigt schijnt de vraag, of de prikkelende werking
der oplossing van sulphas atropini niet als eene schaduwzijde
van dit middel te beschouwen is. Zeker is het, dat prik-
kelende werking, op de plaats waar het mydriaticum wordt
aangebragt, zeer nadeelig is. Dit zou reeds het geval zijn,
wanneer die prikkelende werking zich tot de conjunctiva en de
cornea bepaalde; maar de ervaring leert, dat die narcotische
beginselen, die tevens eene plaatselijk prikkelende werking

-ocr page 66-

uitoefenen, zooals coneine, digitaline, solanine, door imbibitie
in het oog getreden, tot verwijding van de vaten der iris
en tot vernaauwing der pupil aanleiding geven.

Wij kunnen niet ontkennen, dat de best bereide sulphas
atropini een prikkelend middel is. In geconcentreerden
toestand aangewend, werkt het zelfs in hooge mate irri-
terend , geeft tot belangrijke hyperaemie der conjunctiva
en tot keratitis aanleiding, en de pupil, in plaats van zich
te verwijden, begint met zich te vernaauwen (bij konijnen).
Maar in dergelijke concentratie behoeft het mydriaticüm
nimmer te worden aangewend. Het is, om het maximum
van werking te verkrijgen, allezins voldoende, dat op 2
drachma aq. 1 grein worde opgelost, en deze oplossing, voor
de eerste maal in een gezond oog aangewend, geeft nimmer
eene prikkelende werking. Ook bij inwendige ontsteking
en bij eene eenvoudige keratitis wordt daarvan geene
irritatie opgemerkt. Het schijnt alléén bij eene slijmaf-
scheidende conjunctiva moeijelijk verdragen te worden. - Het
behoort ook tot de zeldzaamheden, dat herhaalde aanwen-
ding irritatie ten gevolge heeft. Schier alleen bij oogen, die
vroeger, ten gevolge van aanwending eener minder deug-
delijke soort van sulphas atropini, in een\' irritatie-toestand
waren gebragt geworden, werd het zelfs maanden daarna
niet goed verdragen.

quot;Vroeger was gebleken, dat, wanneer na herhaalde indrup-
peling der oplossing van sulphas atropini 1 : 120, zich
irritatie ontwikkelde, zeer dikwijls het extr. belladonnae
alcoh. nog verdragen werd, en dat, wanneer ook dit eene
onaangename irritatie teweeg bragt, het extractum bella-
donnae aquosum
geene prikkelende werking uitoefende.
Tlians, nu onze proeven geleerd hebben, hoezeer het
extractum alc. en vooral de sulphas atropini het extr,
aquosum in werkzaamheid overtreffen , ligt het besluit voor

-ocr page 67-

de hand, dat de mindere prikkeling van het extr. aquosnm\'
alléén van de grootere verdunning van het mydriaticum
afhangt, en het is dan ook gebleken, dat eene zwakkere
oplossing van sulphas atropini in vele gevallen, waar eene
sterke moest worden ter zijde gesteld, even goed verdragen
werd, als het in werkzaamheid niet grootere extr. aquosum.
Er bestaat dus nimmer grond ^ om den sulphas atropini
door de extracta belladonnae te vervangen.

Al het bovenstaande is intusschen alléén van toepassing,
op deugdelijk bereiden sulphas atropini. Het is den Hoog-
leeraar
Dondees in vroegere jaren gebleken, dat, wanneer
hij sulphas atropini voorschreef, sommige apothekers zich
geregtigd waanden, bij het voorhandene atropinum eenvoudig
een druppel zwavelzuur te voegen, en deze oplossing voor
sulphas atropini af te geven, Intusschen had hierbij het
zuur zeer dikwijls de overhand, en in dit geval bleef, zooals
te verwachten was, de prikkelende werking niet uit. Maar
er komt eene stof in den handel voor, onder den naam van
sulphas atropini, die , wegens hare prikkelende eigenschappen,
als collyrium onbruikbaar is. Sedert 1852 werd de sulphas
atropini, in de praktijk van den Hoogleeraar
Donders ge-
bezigd, regelmatig uit Engeland ontboden van de chemisten
T.
Moeson and Son, 19 Southampton Row Eussell Square
Loudon. Jaren lang werd dit middel met het beste gevolg
gebruikt. Allengs echter kwamen er meer en meer gevallen
voor, waarin zich, bij herhaling van het gebruik, een eigen-
aardige ontstekingsvorm der conjunctiva ontwikkelde. Ein-
delijk werd in het vorig jaar eene soort toegezonden, die bij
iedereen reeds bij de eerste aanwending eene onaangename
prikkeling ten gevolge had en waarvan eene dikwijls herhaalde
aanwending door niemand werd verdragen. Bij het herhalen
werd de prikkeling niet zoo zeer onmiddellijk na de aanwen-
ding hevig gevoeld, maar eerst 20 tot 25 minuten later werd

-ocr page 68-

daarover geklaagd en toonden de vaatvulling der conjunctiva
en de tranenvloed maar al te zeer, dat die klagt niet onge-
grond was. Terwijl vroeger ook bij enkele lijders dezelfde
verschijnselen werden opgemerkt, kwam men niet terstond
op de gedachte, dat de oorzaak in het minder deugdelijke
van het middel te zoeken was. Maar weldra bleek, dat
verscheidene patiënten, die op den duur den sulphas atropini
met goed gevolg gebruikt hadden, bij het aanschaffen eener
nieuwe hoeveelheid, over prikkeling en pijn begonnen te
klagen. Nu was spoedig alle twijfel opgeheven. Het uit
Engeland ontvangen praeparaat was minder en minder deug-
delijk geworden; het aantal oogen, dat de aanwending
niet kon verdragen, had daarmee gelijken tred gehouden en
het laatst ontvangene was ten eenemale onbruikbaar.

Zeer dikwijls, en in zeer verschillende oplossingen, hebben
wij dezen sulphas atropini, dien wij
spurius noemen willen,
met eene andere soort vergeleken, die door de HH. A.
p\'Ailly en Zonen te Amsterdam geleverd was, welker wer-
king wij in alle opzigten kunnen roemen. Een knaap, die,
aan cataracta congenita lijdende, 8 jaren lang eens of twee
malen in de week den uit Engeland toegezonden sulphas
atropini, in de verhouding van 1: 120, had ingedruppeld, en
den laatsten uit Engeland ontvangene voor het eerst volstrekt
niet had kunnen verdragen, verklaarde, nooit zoo weinig
prikkeling in het oog te hebben waargenomen, als bij de
aanwending van het door
d\'Ailly en Zonen geleverde. Eene
ondervinding van 8 jaren ! Die knaap moest het weten. - Bij
vergelijking nu, bleek, dat de spurius bijna even krachtig
als mydriaticum werkte als de veras; hij moest daarvoor
eohter een weinig onderdoen. In eene oplossing van 1 :
2400 werd de spurius intusschen, in vergelijking met den
verus, reeds prikkelend genoemd. De verschijnselen, bij voort-
gezet gebruik zonder uitzondering opgewekt, kwamen overi-

-ocr page 69-

gens overeen met die, welke van den vroeger nit Engeland
ontvangene enkele malen waren opgemerkt. Toen was reeds
gezien, dat, wanneer eens het oog daarvoor gevoelig ge-
worden was, aan geene verdere aanwending te denken viel.
Na maanden lang het gebruik gestaakt te hebben, bleef
de intolerantie even absoluut. Op het oogenblik der indrup-
peling ontstaat slechts geringe prikkeling; na 20 of 25
minuten, zoo als wij reeds opmerkten, volgen tranenvloed
en roodheid der conjunctiva, de oogleden zwellen op en er
verloopen doorgaans dagen, alvorens het oog normaal ge-
worden is, Eene enkele indruppeling, zelfs van den sulphas
atropini spurius, heeft zeer zelden dit gevolg: de prikke-
ling, bij de aanwending van 1 : 120 ontstaan, verdwijnt
allengs en na eenige minuten is daarvan geen spoor meer
over. Eerst wanneer intolerantie is gevolgd, zijn de ver-
schijnselen, zoo als wij ze beschreven; maar die intolerantie
ontstaat bij den spurius telkens, wanneer de indruppeling
slechts eenige weinige malen is herhaald. Gaat men nu
voort, in weerwil der intolerantie, de oplossing van 1 : 120
in te druppelen, dan ontstaan telkens op nieuw, na 20 tot
25 minuten, hevige pijn en irritatie; de oogleden zwellen
meer en meer; de conjunctiva palpebrarum, althans die
der palpebra inferior, wordt verdikt, krijgt een glinsterend,
vleeschkleurig, korrelig voorkomen; de ooglidsrand kromt
zich een weinig naar buiten; tranen en slijm vloeijen meer
of minder over het ooglid heen; de huid van het onderste
ooglid en zelfs van het bovenste gedeelte der wang geraken
in een\' geirriteerden toestand, worden zelfs geexcoriëerd;
de conjunctiva bulbi is geinjiciëerd, de cornea blijft echter
normaal.\' Deze verschijnselen wijken langzaam, M^anneer
men het gebruik staakt. Eene oplossing van nitras argenti
werkt gunstig en doet ze sneller verdwijnen.

Heeft eenmaal deze vorm van ontsteking bestaan, dan

-ocr page 70-

schijnt de intoleïantie ook voor zuiveren en goed bereiden
sulphas atropini vele maanden en welligt jaren lang voort
te duren. Slechts éénmaal scheen de sulphas atropini, door
d\'Aili,y en Zonen geleverd, niet verdragen te worden; het
was in een geval, waarin 6 maanden tevoren, bij het gebruik
van een Engelsch fabrikaat, de boven beschrevene ontstekings-
vorm was ontstaan, ■— waarvan nu intusschen geen spoor
was overgebleven, — Wij kunnen hier nog bijvoegen, dat
sulphas atropini, ons door den Heer
Motjton te \'s Hage
geleverd, evenmin prikkelende werking voortbragt, als die
der HH.
d\'Ailly en Zonen.

De verscheidenheid der geneeskrachtige werking van den
sulphas atropini heeft haren grond in de verscheidenheid
van het middel zelf.

Een eerste vereischte van eene stoffe, waarop men zich
in de Geneeskunde verlaten mag, is, dat zij door be-
paalde hoedanigheden gekenmerkt zij, dat zij, onder
dezelfde invloeden gebragt, telkens op dezelfde wijze op
die invloeden reagere. Doet zij dat niet, dan is er niet
alleen twijfel aan de volstrekte zuiverheid van haar schei-
kundig karakter , maar wantrouwen zelf omtrent hare natuur.

Hoe veel er nog te wenschen moge overblijven in de
kennis van het chemische karakter der organische bases,
die door het plantenrijk worden geleverd : zoo verre heeft
het toch de scheikunde gebragt-, dat zij echt van onecht,
waar van valsch onderscheiden kan.

Onecht en valsch beteekenen hier niet altijd opzettelijk
vervalscht. Onecht en valsch zijn de stofPen, zoo zij
weigeren te voldoen, aan hetgeen men van haar kent als
onafscheidelijk van haar bestaan, met andere woorden, zoo
de stoffen hoedanigheden bezitten, welke vreemd zijn aan
diegene, welke wij als zuiver begroeten.

-ocr page 71-

De sulphas atropini, die wij, wegens de irriterende
werking, spurius genoemd hebben, deed , bij onderzoek,
ook verscheidenheid blijken in scheikundige kenmerken.

Men ontmoet reeds die verscheidenheid bij hen, die zich
met het scheikundig onderzoek van atropine hebben onledig
gehouden, of die verslag geven van de kenmerken , waardoor
zij onderscheiden wordt van aanverwante stoffen.

De sulphas atropini, die zich door deugdelijke werking
onderscheidde, en eene andere soort van wier werking geene
ervaring verkregen is, worden, zoo zij met sterk zwavelzuur
in de gewone temperatuur op een horologie-glas overdekt
worden, niet verkleurd, maar blijven geheel kleurloos.

Dit kenmerk, zoo ligt te toetsen en zoo eenvoudig van
aard, werd nu niet teruggevonden in twee soorten, uit
Engeland ontvangen, die prikkelend op het oog werkten.
Beide werden, op dezelfde wijze met sterk zwavelzuur over-
dekt, langzamerhand schoon rood-violet.

Eeeds door dit kenmerk alléén is verschil aangeduid,
en wel een zoodanig, dat beide soorten van sulphas^ atropini
niet mogen gehouden worden voor dezelfde stoffe.

Alle vier onderzochte soorten van sulphas atropini waren
gekristalliseerd, terwijl v.
Plakta Eeichenau \') zegt, dit
zout niet kristallijn te hebbem kunnen bekomen.

Zoo er eenig onderscheid zou mogen worden aangegeven
tuscchen het uitwendig voorkomen der vier genoemde soorten,
dan zou het zijn, dat de verdachte soorten harder van
zamenhang waren.

Dit gaf aanleiding tot het vermoeden (daar atropine bij
eenigzins hoogere warmtegraden wordt gewijzigd), dat de
verdachte soorten . welligt aan eene te hooge temperatuur
waren blootgesteld geweest.

1) Liebigs Annalen. Btl, 74, S. 345,

-ocr page 72-

De soort, die zich door deugdelijke werking had onder-
scheiden, eenigen tijd boven lOOo C. verhit, bekwam echter
geene enkele der bovenvermelde hoedanigheden van de ver-
dachte soorten.

Bij het onderzoek der inwerking van de volgende agentia
bleek geen verschil tusschen de vier genoemde soorten van
sulphas atropini. Zij werden in water gemakkelijk opgelost.
Salpeterzuur ontleedde ze allen op dezelfde wijze. lodium-
tinctuur kleurde ze allen bruin. In aether werden ze niet
opgelost, in alcohol goed. In verdunde solutie werden zij
niet nedergeslagen door potassa of aminonia. Phosphas
sodae, iod.-kalium, sulpho-cjan-kalium gaven in geen enkel
een neerslag. Looizuur sloeg ze allen neder, en het neder-
slag was in zoutzuur oplosbaar.

Door deze reacties bleek dus geen verschil; maar ver-
scheidenheid genoeg is boven reeds aangeteekend.

Intusschen kwamen nog de volgende verschillen voor:
Chlor-platinum, in eene waterige oplossing van de twee
eerstgenoemde soorten van sulphas atropini gedruppeld,
gaf geen spoor van nederslag; terwijl eene van de twee
verdachte soorten daarmede een overvloedig nederslag gaf
en de tweede soort geen spoor van praecipitaat daardoor
deed ontstaan.

Hier zien wij niet slechts een wezenlijk verschil tusschen
de soort, die zich als geneeskrachtig deugdelijk had leeren
kennen, maar ook verschil tusschen de twee verdachte
soorten onderling. Daar nu dezelfde oplossing van chlor-
platinum voor alle soorten van sulphas atropini onder de-
zelfde omstandigheden gebruikt is, mag dit verschil aan
niets anders, dan aan den aard der stolfen zeiven worden
toegeschreven.

Chlorwater levert een ander onderscheid. Worden de
verschillende soorten van sulphas atropini met chlor-

-ocr page 73-

water overgoten, zoo worden ze allen opgelost, zonder
eenig teeken van verandering. Voegt men nu omzigtig
ammonia liquida toe, dan wordt geen nederslag gezien bij
die soort, welke in geneeskrachtige hoedanigheden geene
afwijking had getoond, terwijl een nederslag ontstond in
die, welke in dit opzigt zich als verdacht hadden doen
kennen.

Dit nederslag, door chlorwater veroorzaakt in deze laatste,
verhield zich niet op dezelfde wijze. Het verdween bij die
verdachte soort, welke door chlorplatinum geen nederslag
gegeven had, en was bij de andere blijvend.

Herinneren wij kortelijks, wat wij opgeteekend hebben:

De soort van zwavelzure atropine, die zich geneeskrachtig
deugdelijk getoond had, werd niet verkleurd door sterk
zwavelzuur, niet neergeslagen door chlorplatinum (in ver-
dunde oplossing), door chlorwater en daarna ammonia
liquida niet nedergeslagen.

De twee verdachte soorten worden door sterk zwavelzuur
schoon rood-violet. Een der twee wordt door chlorplatinum
gepraecipiteerd, een niet. Chlorwater en daarna ammonia gaf
een blijvend nederslag in de soort, die door chlorplatinum
wordt nedergeslagen, en werd weder opgelost bij die soort,
welke, even als de geneeskrachtig deugdelijk werkende,
door chlor-platinum geen nederslag bekwam.

Uit deze drie reactiën, in onderling verband gebragt,
bleek dus, dat wij met meer dan twee stoffen te doen
hadden.

Zoo het voor een kenmerk van zuiverheid mag gehouden
worden, dat sulphas atropini door sterk zwavelzuur niet
wordt verkleurd, dan is in de twee verdachte soorten eene
zelfstandigheid, die vreemd is aan atropine, want beide
worden rood-violet.

-ocr page 74-

mm

Maar bovendien moet er in een der twee soorten nog
eene stofFe zijn, die in verdunde oplossing met chlor-
platinum een overvloedig nederslag geeft, en met chlor en
daarna met ammonia een blijvend nederslag levert, — een
inmengsel, hetwelk in de andere verdachte soort niet wordt
gevonden.

De gevondene verscheidenheid tot haren grond terug te
brengen, is onmogelijk, zonder eene naauwkeurige verge-
lijking van sulphas atropini, op bekende wijze bereid.

Dit moeten wij aan nader onderzoek overlaten.

-ocr page 75-

THESES.

I.

Eene bepaalde methode tot genezing eener bepaalde ziekte
onvoorwaardelijk te volgen, is den rationelen geneesheer
onwaardig.

II.

In typhus en exanthematische ziekten leidt de expeetatieve
behandeling \'t best tot het gewenschte doel.

III.

Digitalis is bij pericarditis niet aangewezen.

IV.

Bij ontstekingsziekten zijn bloedontlastingen alléén, zonder
verdere antiphlogistische behandeling, irrationeel.

-ocr page 76-

V.

Hypochondrie bij den man komt overeen met hysterie bij
de vrouw.

YI.

Salivatie, na gebruik van kwikzilver bij syphilis, is geen
bewijs, dat het middel zijne specifieke werking heeft uit-
geoefend.

YII.

Bij aangeboren hydrocele moet men van elke operatie
tot herstel van dit gebrek afzien.

YIII.

De meeniug, dat zwarte kleedingstukken warmer zijn dan
witle, berust op eene dwaling.

IX.

Eene matige beweging na den maaltijd is wenschelijk te
achten.

X.

Het éénig afdoend middel bij croup is tracheotomie.

-ocr page 77-

Xï.

Bij kanker is het dikwijls pligt, de operatie te be-
proeven.

XIL

Ook bij een normaal verloop der baring is het gebruik
van Secale Cornutum niet af te keuren.

XIII.

Glaucoma heeft geene karakteristieke verschijnselen,

XIV,

Bij amblyopie mag het onderzoek der urine niet verzuimd
worden.

XV.

^Yanneer men bij hyperopen den graad van hyperopie
bepaalt v6ór en na de indruppeling van sulphas atropini,
200 zal de ware graad der hyperopie tusschen deze beide
bepalingen te zoeken zijn.

-ocr page 78-

XVI.

Mydriasis heeft niet noodzakelijk stoornis der accommo-
datie ten gevolge.

XVII.

Chloroform moet bij operaties van het inwendige oog
worden vermeden.