-ocr page 1-

SPECIMEN CHmURGICO-MEDICUM

CONTIMENS

HISTORI^M BOKXJM,

quae pboximo anno academico

IN

amm atoije polyclimco chirirgico

ACADEMIAE RHENO-TRAJECTINAE

obsebvata tueeuntj
QUOD,

ANNUENTE SUMMO NUMINE,

AUCTOKITATB RECTOKIS MAOHmCl

BERNAEDI TEE HAAR,

THEOL. DOCT. EI PBOF. OSD,,
NBC HON

ampli8simi SENATUS ACADEMICI consensu,

KT

nobilissimae EACULTATIS MEDIC AE decketo,

il

\'f

SÜMMISQUE IN

medicina honob.ibus ac pkivilegiis

i!Klnbsp;[a[HllKI©-TMlt;J)l©Tr3[t!0a

KITE ET LEGITIME OOMSKQUENDIS,

ERUDITOEÜM EXAMINI SUBMITïIT

mmim bermrdus stephanus hemmers,

Ultrajectinus.

a. d. xxii m. decembkis, anni mdccclix, hora v et dimidiata.

Trajeeti ad Bhenum.
typis mandarunt H. H. VAN ROMONDT.

mdccclix.

-ocr page 2-

■ /f/:n5î or i T/:;A ifioi - \' j

03!i/\'3gt;i\'!.-y ■ ■.avü.-ik

r^irunnquot;^ m ni\'nn urs-^ù
o:)K)jiîiîîH;i nmnim mtk miiâii

.uy!Vv.»aW-irr-t-.y.-iu.\' :t./nbsp;gt;

TOT« iquot;)-\'nbsp;•

•ii^Kl rt,.nbsp;a- JWf^ijS^^\' t ■ i-îO^tî\'»« r i\'/.-

/ iff \' / oi^\'v ï\'anbsp;/:lt;!

ï-i ■•: s/,

. _ .\'jRî^gada iomSlAOZ.nbsp;nri^M\'w/.\' .

, ■ ...

.a^^^H.fra^ ,

. ■ . \' ■ ■ !
«lliflÄJiViyT-. \'JA ÊJ-M:\'nbsp;\'■..\'I

*

-ii^Aiiw^nbsp;màmf^.

•Vnbsp;./i.-: y i.\'C.it IV,\'.\'. .nbsp;je lïx.^ .

si îiTjî

a,

V-i:nbsp;quot;quot; \'\' .....■■

-ocr page 3-

VERSLAG

dkk

CHIRURGISCHE KLINIEK M POLIKLINIEK.

AAN

van 1 September 1858 tot 31 Augustus 1859.

DOOK

H. B. S. HËHMËRS.

PROEFSCHRIFT

ïer yeekb.ijging van

OEH amp;RAAO m DOCTQB II D£ GENEESKUNDE

AAN DE UTBECHTSCHE HOOGESCHOOL,

32 DECEMBEll 1859.

D \'f E E C H ï ,

H. H. VAN EOMONDT.
1859.

-ocr page 4-

,imuwim -ritmïm

1

.«Gf t RirJhü^^uA it\'. ïoJ ÓÖ81 ïodme-liBg ? fï^«.-

#

.0

^ \'nbsp;c^nbsp;......

-ocr page 5-

AAN

MIJNE DIEEBAEE OÜDEES,

OPGEDKAGEN.

-ocr page 6-

Etiamsi omnia a veteribus inventa sunt, hoc
semper novum erit, usus at inventorum ab
aliis scientia et dispositio.

T

SENECA.

-ocr page 7-

VOOEEEDE.

Is let noodig 11, geaclte Lezers, de gewaarwording te
besclripen, welle mg tlaais hezielt? Kan let a.nders dan
UijdseJmp hij mij opweUen, nu ih het doel mijns strevens
leb hereiU? Wie tocl is er, die, hiervan volkomen bewust,
ziel niet tot opregts dankbaarheid voelt gedrongen; zulk
een dank zij ü toegebragt, zeer geaclte Leeraren aan deze
Iloogesclool, aan wie ik let onderwijs te danken leh, Iet-
welk ik in versclillende vakken van wetensclap mogt ont-
vangen, ook U in let hijzonder Hooggeleerde Heer
van
goüdoeveb;
gelief de betuiging mijner erkenteUjhleid aan
te nemen voor de hulp m.ij bij let vervaardigen van dit
proefschrift verleend. Tevens is let mij aangenaam van
deze gelegenleid gebruik te maken U, Zeer Geaclte Prof.
suekman, mijne opregte dankbaarleid te betuigen voor den
uitnemenclen raad, dien ik nimmer te vergeefs bij U in-
riep. Ook U, Zeer Geleerde Heer Br.
de eiddee, zij

-ocr page 8-

dank toegebragt mor de uitstekende wijze, waarop ik zoo-
vele praetiseJie wenken van U aan het ziekbed erlangde.

Moge het Gode helmgen U allen nog vele jaren het leven
te sparen, en U de noodige kracht te verleenen om nog
lang in uwe betrekking werkzaam te zijn, tot roem van
deze Hoogeschool.

Ja, met weemoed staar ik terug op de dagen aan deze
Academie doorgehragt. Zij toch was mij lief geworden,
niet alleen omdat ik met ruime teugen mijnen dorst naar
kennis heh mogen laven aan de hron van wetenschap, mij
in het onderwijs van kundige en verlichte mannen aangebo-
den, maar ook omdat de uren van uitspanning mij op
hunne hemt welkom waren. Ban toch mogt ik mij verheugen
in de hUjken van vriendschap mij door U, waarde vrienden
en m^desttidenten, hij zoovele gelegenheden betoond.

Al moge nu door, mijn vertrek van deze Academie, de
hand, welke ons als het ware tot broeders vereenigde, ge-
deeltelijk ontbonden zijn, opregte vriendschap kan blijven
bestaan, i% welk oord onze bestemming ons ook voeren moge.
In die vriendschap beveel ik mij steeds hij U aan, gelijk
gij hij mij immer in aa\'ndenken zult blijven. Met die op-
regte gezindheid jegens V vervuld, roep ik ü dan ook uit
den grond mijns harten vaarwel! toe, met de bede, dat
ook gij allen eenmaal goede vrucUen van uwe studie moogt
plukken en al uw werk met zegen bekroond worde.

-ocr page 9-

INLEIDING.

Na ruim zes jaren aan de studie der geneeskunde
te hebben gewijd, sta ik thans gereed de Academie
te verlaten. Alleen nog het vereischte proefschrift te
vervaardigen, bleef mij over, wil ik als geheel gereed
het regt erlangen eene eervolle betrekking in de maat-
schappij te bekleeden. Doch wat zoude het onder-
werp van dat geschrift zijn? Moeijelijk toch is het
eene goede keuze te doen uit zoovele onderwerpen,
als het gebied der geneeskunde ons oplevert. Lang
heb ik hierover nagedacht; tot dat ik eindelijk, met
goedvinden van mijnen geachten Promotor, het op-

-ocr page 10-

stellen van een verslag der chirurgische Kliniek en
Polykliniek van het Academisch Ziekenhuis ondernam
en wel voor zooverre zulks betrekking heeft op het
tijdvak van 1 September 1858 tot 30 Junij 1859.
Professor
van goudoever had een zoodanig verslag
over dé jaren 1849—1853 bewerkt, doch uit hoofde
van de moeijelijkheden aan het vervaardigen van
zoodanig stuk over eenige jaren in eens verbonden,
achte Z. H. Gel. het niet ondienstig zulk een verslag
over ieder jaar zamen te stellen, of de zamensteUing
daarvan aan een doctorandie toe te vertrouwen. Dit
is in zooverre tot uitvoering gekomen, dat Dr.
mol
het verslag over het jaar 1857—1858 als academisch
proefschrift heeft in het licht gegeven, terwijl door
mij in de volgende bladen, dat over het verloopen
jaar als zoodanig wordt aangeboden.

De statistieke opgave heb ik, even als mijn voor-
ganger, grootendeels ingedeeld volgens de anatomische
verdeeling der weefsels, alzoo in:

1nbsp;Ziekten van beenderen en banden.

2nbsp;„ „ spieren, pezen en bursae mucosae.

3nbsp;„ „ bloedvaten.

4nbsp;5, „ het watervaatstelsel en klieren.

5nbsp;„ „ Zenuwen.

-ocr page 11-

6nbsp;Ziekten van slijmvliezen.

7nbsp;„ 5, de liuid.

8nbsp;der ingewanden.

9nbsp;„ „ pis en geslachtswerktuigen.

10nbsp;„ „ oogeu.

11nbsp;„ „ ooren.

12nbsp;Pseudoplasmata.

13nbsp;Syphilis.

Ik heb de Statistiek zoo voor Polykliniek als voor
Kliniek afzonderlijk behandeld, daar ik voor zooveel
de laatste betreft, het getal der herstelde zieken
naauwkeurig heb kunnen meêdeelen, uithoofde de
loop der ziekte geheel is kunnen worden nagegaan,
hetgeen niet het geval is geweest met de patieuten
op de Polykliniek behandeld, daar velen, na genezen
te zijn niet terug komen, en anderen wegblijven en
elders hulp zoeken.

Van iedere ziekte gewag te maken, kwam mij
minder noodzakelijk voor, daar de wijze van derzel-
ver behandeling gelijk aan die op andere plaatsen
is, terwijl het beschrijven daarvan meer ruimte zoude
innemen, dan dit werk als proefschrift toestaat. Mogt
evenwel bij sommigen het verlangen ontstaan, te we-
ten hoe elke ziekte behandeld werd, beveel ik hun

l*

-ocr page 12-

daartoe de bovengenoemde verslagen van de Heeren
Professor
h. C. VAN GOüdoevee en Dr. J. a. mol
ter lezing aan.

-ocr page 13-

STATISTIEK.

-ocr page 14-

Ä -s

ft^iÉtliîJiiii umm. iipwBiw.....

quot;^rfrS I

\' h . -ïi-\'Ji .

F

m

m

f: amp; 4 l
H\'it

^ ^ . • . / .. ^fjw^ quot;nbsp;ar,,,

.H

* fr = \'S if. •

• gt;

i J t^té .»{Tnbsp;gt; u 4

\'nbsp;^nbsp;, iiVJs înbsp;r -

- i J«

-çr- -

-ocr page 15-

POLYKLINIEK.

KLINIEK.

Aanmerkingen.

DIAGNOSE,

w
m

o
^

tS
g

Bl
g

O
Ä
W
O
EM
O

«

t:;

w

H

cc

S
B

K
p^

n
w
ij
M

S
gt;

O

O
rf
H

m
»

g

1—(
a

Ziekten der Beenderen en Banden.

Periostitis en ostitis. . .

18

1

1

Exostosis.......

1

1

I

Anconarthrocace.....

3

3

1

i

Gonarthrocace......

10

3

3

Tumor albus genu. . . .

1

Coxarthroeace. .....

4

5

2

1

*2

* Beiden veel verbe-

Spondylarthrocace. . . .

6

1

n

terd.

1

1

1

* Vertrokken.

5

1

* Onder behandeling.

„ dentium.....

6

Necrosis.......

1

Incurvatio columnae verte-

brarum. . . .

7

„ cruris.....

2

7

Relaxatie ligamentorum . .

2

i

Contusio.......

19

1

1

Distorsie.......

7

Dentes vacill. c. calc. concr.

3

„ male locatae. . . .

4

Palatum fissum.....

3

Fractura radii male sanata. .

1

„ costae.....

1

., tibiae. ....

1

1

„ femoris. ....

1

1

1

* Later overleden.

Rhacliitis.......

6

1

Synovitis genu.....

1

1

123

17

6

1

10

Ziekten van Spieren, Pezea en

Bursae mucosae.

Contusio.......

17

1

!

1

Rheumatismus.....

23

Caput obstipum.....|

2

Transportere. j

42

1

1

-ocr page 16-

DIAGNOSE.

Per transport
Genu valgum. . . .
Pes varus.....

„ equinus.....

Ganglion......

Phlegmone bursae patellaris
H3rgroma patellare. . .
Corpusculum in articulation

genu.......

Tenalgia crepitans. . .
Atrophia musculorum utrius
que brachii.....

42
9
4

3

(;

1

2

68

Ziekten der Bloedvaten.

Varices.......

Haemorrhcides. . . .

Ecchymoses.....

Teleangiectasia. . . ,

Lymphangitis.....

Epistaxis......

2
1
3
1

14
1
2

Ziekten van het Watervaatstelsel
en van Klieren.

Glandulae colli induratae.
Tumores glandulosi colli.
Induratio gland, axill. .
» « inguin.

Parotitis......

Struma lymphatica. . .
Hypertrophia mammarum.

Mastitis.......

Abseessus mammae. . .
Bubo sympathicus. . .

4| 2

33

-ocr page 17-

POLYKLINIEK.

KLINIEK.

Aanmerkingen.

DIAGNOSE.

Ziekten der Zenuwen.

Neuralgiae.....

Ischias rheumatiea.

Paralysis.....

Paresis......

Alalia......

Ziekten der Slijmvliezen.

Ozaena....... ,

Polypus mucos. nasi. . .

Coryza........

Cystis ad labium inf. , .

Aphthae.......

Scorbutus oris.....

Stomatitis.......

Stomacace.......

Ulcus noma oris. . . . .
„ „ genitalium. . .
„ palati moll, perforans.
Angina pharyng et bryng.

„ tonsillaris. . . .
Labium leporinum. . . .
Frenulum ling, juste brevius.

Parulis........

Epulis........

Ranula........

Ziekten der Huid.

Ahseessus acutus. .
„ scrophul.
„ per descens.
Phlegmone. . . .
Furunculi. . ; .

Transportere.

z;
gt;

3
tf

0

m

1

1?

w
H
o

t)
O

Pi
O

n

M

ë

CS
M

M

la

öl
q

^
g
gt;

O

P
ij

ä
g

K
M
B
H

S

16

4

7

4

2

33

1

1

2

3

1

25

Q

ö
2

1

1

2

5

1

17

11

3

3

2

1

1

1

2

1

[

87

4

3

1

11

2

2

2

1

1

3

1

1

18

1

1

2

36

5

3

2

-ocr page 18-

DIAGNOSE.

Per transport

Anthrax.

Panaritium.

Erysipelas oedematos
„ phlegmon

Perniones. . . .

Ulcéra simplicia. .
„ chronica.
„ fistulosa.

Ulcus callosum.

Gangraena. . . .

Combustio. .

Contusio et ecchymo

Oedema. .

Vulnus incisum.
„ punctum.
„ laceratum.
„ contusum.

Acne sebacea.

Alopecia.

Ecthyma.

Eczema. . .
„ capitis.
1, impetiginodes.

Erythema. . . .
„ nodosum.

Exanthema maculosum
„ pustulosun
„ papulosum
„ tuberculos

Excoriationes.

Favus et tinea favosa

Herpes. . . \' . .
„ zoster. .

Impetigo. . .
„ capitis.

Liehen simplex.

Lupus.

36
1
4

4
3
3

21
II
2
1
3

5

5

7
2
2
2
3
2

1
3

21
23
3

6
1

2
1
1
1

8

27

5

6
10

9
1
1

247

15 12

Transportere.

-ocr page 19-

DIAGNOSE.

Per transport .

Molluscum......

Petechiae......

Pemphygus. ....

Pityriasis......

Prurigo.......

Pruritus.......

Psoriasis......

Psoriasis et lepra vulgaris.

Rupia.......

Scabies.......

Strophulus ruber. . . .

Sudamina......

Urticaria......

Varicellae. ....

247 15

3

4

4

3nbsp;1

3nbsp;ii

1nbsp;!i

8nbsp;!i I

1nbsp;il
1

30nbsp;Ii

3nbsp;j:

1nbsp;!i

3nbsp;Ii

5nbsp;!!

12 I

Ziekten der Ingewanden.

Hernia inguinalis dextra.
5, ,, incarcerata.
„nbsp;„ sinistra. .

„nbsp;„ duplex. .

„ cruralis dextra.
,, „ sinistra. .
,, scrotalis dextra. .
„ umbilicalis. . . .
„ prope liriium albam

Incontinentia alvi cum ano
infundibüiformi.

Prolapsus ani. , .

Fistula recti. . .

Ulcera recti. . .

Proctitis. . . .

Hydrops abdominis saccatus

317 i|lo|l2

H i

:! I
10 ii

1

1

8 I
6
3

39 ,1 3 2

k

-ocr page 20-

DIAGNOSE.

Ziekten der Pis- en Geslaclxts-
werktuigen.

Blennorrhoea urethrae. .
„ cum balanit.
« \' „ epididym
«nbsp;„ phimosi.

„nbsp;„ bubone.

„nbsp;vagiuae,

Fluor albus. . . .
Epididymitis. . . .
Orchitis. . . ...
Gangraena praeputii.
Retractio testiculorum spas

modica......

Catarrhus vesicae. . .
Strictura urethrae. . .
Fistula urethrae post strictui
Praeputium nimis longum.

Phimosis.....

Paraphimosis. . . .
Fistula vesico-vaginalis.
Luxatio penis, . . .
Spasmus ad collum vesic
Incontinentiae urinae.
Hyperaesthesia vulvae,
Haematuria, . . .

Hydrocele.....

Prolapsus uteri, . .
Prolapsus vaginae.

Ziekten der Oogen.

Oedema palpebrarum.

Hordeolum.......

Ectropium.......

Tumor parvus ad supercilium,

Transportere,

g

a
«

W
o
cn
ü«
ö
5

65

i

S5
H
O
Al
O

g

s

«3
P3
Cd

w

z
p

fei

ä
g

o

O

H
£»
sa
W
M

EH

m
t—t

K

5

1

1

1

2

2

2

2

1

1

1

3

1

2

1

1

1

2

5

1
I

1

*1

1

1

1
1

1

1

2

1

1

5

1

1

1

1

1

1

8

2

2

6

2

52

14

12

2

1

5

1

1

» Ii

* Nog in behande-
ling.

-ocr page 21-

DIAGNOSE.

Per transport
Trichiasis. . . .
Dacryocystitis. . .
Strabismus converg.
Blepharitis ciliaris.
Blepharo-blennorrhoea
Blepharo-conjunct. catarrh.

„ scrophulos
,5nbsp;„ cum ble

phar. ciliar
5?nbsp;„ traumatica

Conjunctivitis exanthematica
Ophthalmia purulenta neonat
Ecchymoses sub conjunctiva
Phlyctenae conjunctivae.
Kerato-conj unctivitis.

Keratitis......

Kerato-iritis.....

Phlyctenae corneae. - .
Excoriationes „ . .
Emollitionbsp;„ . .

Ulcusnbsp;. .

Maculanbsp;„ . .

Leucomanbsp;„ . .

Nubeculanbsp;„ . .

Pannusnbsp;„ . .

Staphyloma „ . .
Frustula lapidis in plica conj
Congestio chorioideae. .

Chorioiditis.....

Amaurosis ex hydrocephalo
Hypopion c. iritide. . .

Iritis....... .

Iritis cum synechia post.
Irido-chorioiditis. . . .
Amblyopia. . . .
Cataracta congenita.
n lenticularis

2
2
1

7
2

33
16

6

3
15

4

4
1

15

8

5
1
3
2

7

8
2

1

2
1
1
2
2
1

3
1
3
1

* Zie proefschrift v
Dr. Moi.

*1

* Later hersteld.

-ocr page 22-

Aanmerkingen.

POLYKLINIEK. i KLINIEK.

DIAGNOSE.

Ziekten der Ooren.

Vulnus meat. aud. ext. .

Otitis externa.....

Otorrhoea......

Surditas......

., ab obstruct, meat
audit, ext. , .
post inflamm, cav
tymp. . . . .
,, ^ post febr. typhoid

2

1 i!

16

Pseudoplasmata.

Tumor atheromat. . . .
,, cysticus. . . .
„ fibrosus ad clavic.

Tumores fibrosi uteri et ovarii
dextri...... .

Lipoma.......

Cysto-sarcoma mammae.

Epithelioma praeputii.

Enchondroma maxill. inf.

Polypus in meat. aud. .

Sarcoma ex antro Higlimori
proveniens.....

Induratio scirrhosa glandul
axill. ......

Récidiva eysto-sarcomatis tes
ticuli.......

Fungus ad supercilium. .

Lien hypertrophicus ambu
lans. . . . . ■. .

Carcinoma ad dorsum carpi

Carcinoma mammae. . .

Carcinoma uteri. . . .

*nbsp;Zie proefschrift v.
Dr.
Mol.

*nbsp;Zie proefschrift v.
Dr.
Lambeet.

*1

3 I 2

21

-ocr page 23-

POLYKLINIEK.

KLINIEK.

Aanmerkingen.

DIAGNOSE.

gt;

s
t;

o
C5

z

fci

g

o
Ä
w
O

of
O

ß


r
M
W
ffi

w
o
w

IJ


^

O

O

h?

fc^

r

M
Ö

H

a

S
S

Syphilis.

Ulcéra primaria.....

5

2

2

„ „ c. diversis com-

plicationibus. .

8

33

30

3

„ secundaria. ...

14

2

1 2

Indurationes syphiliticae.

1

1

1 1

Excoriationes......

1

1

Bubones ..;....

1

2

2

!

Excrescentiae......

7

7

i ^

Condylomata lata.

2

! ,

Exanthema syphiliticum.

10

8

8

Angina syphilitica. . . .

12

5

5

Dolores osteocopi et periost.

syph........

5

Syphilis inveterata. . . ,

1

*1

* Zie proefschrift v.

„ congenita. . . .

2

Dr. t. Hoek.

68

61

58

3

In het geheel werden dus behandeld:

Meiziekten der beenderen en banden.

„nbsp;„ „ spieren, pezen en

bursae mucosae. .

„nbsp;„ „ bloedvaten. . .

,,nbsp;„ vanhetwaterv. enklieren

„nbsp;„ der zenuwen. . . .

„nbsp;„ „ slijmvliezen. .

„nbsp;» hiiifi.....

„nbsp;„ „ ingewanden. .

„nbsp;„ „ pis en geslachtswerkt

„nbsp;„ „ oogen.....

„nbsp;„ „ ooren.....

„nbsp;pseudoplasmata.....

„nbsp;syphilis........

polykl.

kliniek.

totaal.

123 \'

17

140

68

5

73

9

9

33

4

37

33

33

87

4

91

317

16

.333

39

3

42

52

14

66

181

12

193

16

16

21

5

26

68

61

129

1047

141

1188

-ocr page 24-

ea

Van de in het Nosocomium opgenomen zijn:

hersteld .... 112
niet hersteld. . . 25
overleden. ... 4

141

Onder de als niet hersteld opgegevenen, werden
eenige om deze of gene reden ontslagen, tervrijl an-
dere op het einde van het academie-jaar nog in be-
handeling waren.

Onder de belangrijke chirurgische operatien kwa-
men voor:

Exstirpatio tumoris glandulosi ad collum. .nbsp;1.

Amputatie humeri.........1.

Operatic sarcomatis mammae. . . . . .nbsp;1.

„ radicalis hydroceles......1.

„ fistulae recti........1.

„nbsp;„ urethrae.......1.

„ luxationis penis.......1.

„ labii leporini........3.

Circumcisio praeputii........2.

Sectio tendinis Achillis........2.

Elytrorrhaphia. ..........nbsp;1.

Operatic staphylomatis corneae.....1.

Iridectomia............1.

Punctio cataractae.........5.

Depressie cataractae.............1.

Operatie hygromatis patellaris......1.

De geringere chirurgische operatien, als het verwij-
deren van kleinere atheromateuse gezwellen, lipcystes,
het trekken van carieuse tanden, paracentesis bij as-

-ocr page 25-

cites (bij patienten der inwendige kliniek), de palHa-
tive operatie bij hydrocele, het insnijden bij panari-
tium,
Phlegmone, het wegnemen van genecroseerde
stukjes been, het doorsteken van setons, enz. behoe-
ven geene afzonderlijke vermelding.

ZIEKTEN DER BEENDEREN EN BANDEN.

Hiervan zijn, gelijk uit de tabel blijkt, 139 ge-
vallen voorgekomen, waarvan 17 op de kliniek wer-
den behandeld. Op deze 139 gevallen, waren 26
gewrichtsontstekingen, van welke 16 op de polykli-
niek, 10 in de kliniek zijn behandeld. De curatie ver-
schilde niet van die in het vorige jaar; ook na waren
wij weder in de gelegenheid de gunstige uitkomsten
van de voortdurende uitrekking (voornamelijk bij
kniegewrichtsontsteking, maar ook bij ontsteking van
het heupgewricht) door middel van een over een
katrol loopend gewigt, en van de cauterisatie met het
brandijzer te zien. Naarmate er eene meer of minder
sterke afleiding werd beoogd, was natuurlijk de cau-
terisatie krachtiger of minder sterk. Nimmer was
het noodig de lijders in slaap te brengen, gelijk elders
dikwerf gebeurt. En wanneer wij bedenken, hoe
kort het branden zelf duurt; hoe het meer de vrees
is, dan de pijn, die het bedwelmen door chloroform
wenschelijk zou kunnen maken; hoe weinig die vrees
kan hinderen, wanneer de patient maar weinig oogen-
blikken vooraf met de noodzakelijkheid om gebrand

2

-ocr page 26-

te worden, wordt bekend gemaakt: wanneer men be-
denkt, dat het chloroformiseren misschien tien- of
twintigmaal langer duurt dan het branden, en dat
men de pijn
na het branden toch niet kan wegnemen,
dan geloof ik dat er
voor het gebruik van de chloro-
form , misschien enkele gevallen uitgezonderd, niet
zeer veel kan worden gezegd.

Na het branden werd een lapje met olie bevochtigd
over de plek gelegd en het deel daarna dik met wat-
ten omwikkeld. In twee of drie dagen was gewoon-
lijk de brandkorst afgestooten en de suppuratie begon-
nen, die zoo noodig kunstmatig werd bevorderd.

Een meisje, aan cosarthrocace lijdende, bezweek.
Ik wil hare geschiedenis kortelijk mededeelen.

Haapje van d.—, 14 jaar oud, te Ysselstein
woonachtig, werd den 7. Febr. 1859 in het clinicum
chirurgicum opgenomen wegens ontsteking van het
regterheupgewricht. De ziekte was voor geruimen
tijd ten gevolge van een ligten val, zoo men meende,
ontstaan; deze kan ook wel aanleidende oorzaak zijn
geweest, maar voornamelijk moest de ziekte worden
toegeschreven aan de bestaande tuberculeuse dyscrasie,
die de praedispositie daarstelde. Het meisje was zeer
vermagerd, de kleur der wangen omschreven rood,
de huid dikwerf gloeijend, de pols- klein en zeer snel.
Het zieke been scheen aanmerkelijk verkort, bij naauw-
keurige meting bleek het echter genoegzaam even lang
als het andere te zijn; de verkorting moest alleen aan
de optrekking des bekkens worden toegeschreven. De

-ocr page 27-

bil was wat platter, de bilplooi minder duidelijk,
ook de liesplooi veranderd. Er was een oogenblik
twijfel of er spontane ontwrichting bestond, maar deze
kon niet worden erkend. Het been was pijnlijk,
maar bet meisje was veel te zwak om eene flinke
antipblogistiscbe bebaudeling te kunnen wederstaan.
Ofschoon de percussie van den borstwand niet veel
leerde, daar de toon overal tamelijk helder was, en
de patient slechts weinig hoestte en niet opgaf, was
toch het bestaan van tuberculosis pulmonum als zeker
aau te nemen. Het adembalingsgeruiscb was versterkt,
bovenaan de longen bronchiaal. — De stand van het
been werd zooveel mogelijk verbeterd, bij horizontale
rust te bed; goede voeding werd voorgeschreven,
levertraan en cortex werden gebruikt, maar ondanks
dit alles namen de krachten schielijk af, er ontstond
uitputtende diarrhae en oedeem der onderste ledema-
ten. Zij overleed den 30. April. Bij de sectio cada-
veris vertoonden zicb in de top van beide longen
eene vrij groote vomica. Verder waren de longen
tuberculeus geinfiltreerd en waren er hier en daar
nog zeer kleine vomicae; het onderste gedeelte was
emphysemateus.

Bij het onderzoek van het gewricht zag men, dat
de kapselband een groot rond gezwel vormde, bij
incisie vloeide er eene groote boeveelheid stinkende
etter uit, vermengd met bloed, beenplaatjes en stuk-
jes kraakbeen.

Het acetabulum was van kraakbeen grootendeels be-

-ocr page 28-

roofd en bood eene ruwe vlakte aan; het ligamentum
teres was vernietigd; het caput femoris zonder kraak-
been, dat er los op lag en voor een gedeelte geab-
sorbeerd was, het been zelfs was aan \'t hoofd zeer
zacht, ruw en sponsachtig, en alles doorweekt met
een stinkenden, bruinen, dikken ichor. Het hoofd was
nog in de gewrichtsholte, maar zou deze zeker, als
de patient niet bijna onbewegelijk in bed had gele-
gen, reeds voor eenigen tijd hebben verlaten.

Lendenahsces ten gevolge van vermoedelijke caries der

lendenwervels. — Hendrik pieter de J...... oud 24

jaren, schipper van beroep, werd den 11. December
1858 in de kliniek opgenomen. In de regter regio
Inmbalis bestond een groot fluctuerend gezwel, dui-
delijk een absces. Stond dit met caries der wervelen
in verband? De processus spinosi der bovenste len-
denwervels staken eenigzins uit, maar waren volko-
men onpijnlijk bij drukking. De rug was vroeger glad
geweest; na eenen val op de lendenen was daar pijn
ontstaan en waren na eenigen tijd de processus spi-
nosi beginnen uit te steken. Er was toen geene be-
handeling ingesteld. Eenigen tijd na den val kwam
de lijder op de polykliniek, en werd daar met
Cu-
curbitae cruentae behandeld. Hij bleef maanden lang
weg en werd eindelijk, nadat de dikte in de lendenen
eenigen tijd had bestaan, op de kliniek opgenomen.

Het gezwel zelf was volkomen onpijnlijk en was
ook vroeger niet pijnlijk geweest. Het werd voor

-ocr page 29-

congestieabsces gehouden. Op dit oogenblik ontbra-
ken alle verschijnselen van ontsteking der wervels;
het was echter niet waarschijnlijk, dat deze geheel
geweken was.

Door eene subcutane punctie werd eene groote hoe-
veelheid dunne etter ontlast, waarin enkele vlokjes
dreven. Het absces werd niet geheel geledigd. De
punctie werd na eenigen tijd herhaald. Er ontstond
volstrekt geene reactie. Nu werd tinctura jodii inge-
spoten, maar ook zonder gevolg. Het absces vulde zich
daarna evenwel langzaam weder. quot;Was het in het begin
eenigzins onzeker geweest of er een congestieabsces
bestond, spoedig werd alle twijfel daaraan opgeheven.
In de onzekerheid, waarin wij eerst waren, werd het
echter voorzigtig geoordeeld een groot vesicatorium
ter weerszijde te plaatsen; een paar weken later werd
met het ferrum candens eene flinke afleiding daarge-
steld. De toestand werd echter over het geheel niet
beter, hoezeer de rug onpijnlijk bleef. De lijder be-
gon tamelijk te vermageren en verlangde naar huis
terug te keeren. Den 15. Januarij vertrok hij en
wij hebben later niets meer van hem vernomen.

Luxaties. — In het geheel kwamen hiervan zeven
gevallen voor. De vier schouderontwrichtingen waren
allen recent. Twee waren naar beneden in de cavitas
axillaris, twee naar voren. Eene der patienten had
gedurende een epileptisch toeval in bed haar linker
arm ontwricht; de repositie ging gemakkelijk. Na

-ocr page 30-

eenigen tijd kwam zij met recidief terug, die bij een
nieuw toeval was ontstaan. Den raad, om het ver-
band te blijven dragen volgde zij niet, zoodat ook
later de arm nog een paar maal luxeerde. De laat-
ste maal heeft zij zelve de repositie verrigt.

De herstelling geschiedde steeds op de gewone wijze.
Bij de luxatie naar voren was de methode van
mothe
VQldoende om in weinig tijd het hoofd in de holte
terug te brengen. Bij eene der luxaties naar beneden
kon de repositie op deze wijze niet worden verrigt,
maar gelukte bijna dadelijk, toen Prof.
van goudoe-
ver
de knie in de oksel plaatste en den arm over
dezelve heen naar beneden drukte.

Eéne luxatie van de ulna naar achteren werd ge-
zien. Er was spraak geweest van fractuur, daar een
vroeger bijgeroepen Chirurg, behalve de abnormale
bewegelijkheid en misvorming, ook crepitatie had mee-
nen te ontdekken. Het bleek ons echter, dat de cre-
pitatie eenvoudig door exsudaat in de deelen om het
gewricht was te weeg gebragt. De repositie was, toen
de lijder bij ons kwam, reeds gedaan, maar door de
sterke en uitgebreide verscheuring van den kapselband
was de bewegelijkheid nog groot en de repositie ook
niet volkomen gebleven. Er werd een doelmatig ver-
band aangelegd, maar ten gevolge van de beleediging
ontstond er ontsteking, die chronisch dreigde te wor-
den. De patiënt bleef vóór zijn geheel herstel weg,
zoodat wij niet weten of hij het gebruik van zijn arm
volkomen heeft teruggekregen.

-ocr page 31-

Fractura tibiae sinisirae kwam voor bij een 14ja-
rigen cigarenmaker,
theodorus m .... Den 30. No-
vember 1858 werd bij opgenomen. Tengevolge van
een val was er eene genoegzaam dwarse breuk\'op bet
midden van bet linker scheenbeen ontstaan. De been-
einden waren niet sterk verplaatst, de repositie was zeer
gemakkelijk, crepitatie was duidelijk te booren. Er
was reeds eenige zwelling ontstaan, toen de jongen in bet
Nosocomium werd gebragt; een onbewegelijk verband
was dus nog niet aangewezen. Een veelhoofdig ver-
band werd aangelegd met spalken, waarna het been
in een zweeftoestel werd geplaatst.

Drie dagen later, toen de zwelling veel verminderd
was, werd een gipsverband geappliceerd. Dit werd
later een paar maal vernieuwd. Het genas zonder
eenige misvorming. Zes Aveken na zijne opname kon
de patient volkomen hersteld worden ontslagen.

Breuk van het linker dijbeen. Deze kwam op de
polykliniek voor bij een meisje met rbacbitische ver-
kromming van beide beenderen. Het kind was 6 jaar
oud en vertoonde behalve aan de beenderen nog an-
dere duidelijke sporen van rbachitis. Bij eenen val
van een trap van vijf treden brak het linker dijbeen
genoegzaam dwars. De val was niet hevig geweest,
maar was toch sterk genoeg om het zwakke been te
breken. Het been brak ongeveer op bet midden;
crepitatie was duidelijk te hooren. De pijn was ge-
ring, ook de zwelling was van weinig belang. Een

-ocr page 32-

voorloopig verband werd aangelegd met een paar
bordpapieren spalken, maar reeds den volgenden dag
werd een gipsverband geappliceerd. De genezing
bood niets bijzonders aan. In vijf weken scheen de
breuk volkomen genezen en liep het kind reeds weer,
hoezeer dit natuurlijk nog verboden was.

Fractura femoris sinistri complicata. — Een boeren-
meisje, 18 jaren oud, werd den 29. Junij 1859 in de
Minlek opgenomen met eene breuk van het linker dij-
been. Er was repositie verrigt, en een voorloopig ver-
band aangelegd. Wij vernamen, dat het meisje uit een
schommel van eene aanmerkelijke hoogte was geval-
len en met groote kracht op den grond was neerge-
komen. Het been brak daarbij en door eene wond
aan de buitenzijde had het ondereinde van het dijbeen
belangrijk uitgestoken. Bij de repositie was dit been-
stuk zonder moeite terug gebragt. Zoo ver men bij
de hoogst aanmerkelijke zwelling kon merken, was
de breuk zelve eenvoudig, en behoorde zij tot de
schuinsche; zij kwam voor aan het uiteinde van het
bovenste derde gedeelte der femur, de crepitatie was
ten gevolge der zwelling onduidelijk te hooren. Het
wondje was klein, liet den vingertop toe, die tot op
het been kon worden gebragt. Door eene ligte ex-
tensie kon het been, dat bij het transport een weinig
verschoven was, weer geheel op zijne plaats worden ge-
bragt. Een veelhoofdig verband werd aangelegd en
het been in eene ijzerdraadspalk van
bonnet gelegd.

-ocr page 33-

Den volgenden dag was de zwelling nog toegeno-
men, de huid van het bovenste gedeelte der dij, van
de lies en de groote schaamlip was donker blaauwrood
gekleurd; het scheen of er gangreen zou ontstaan.
Het was gebleken, dat er te veel neiging tot ver-
plaatsing bestond om te kunnen hopen de beenstuk-
ken met een zoo eenvoudig verband als de spalk van
bonnet tegen elkander te houden. Het been werd
daarom tot boven de knie met een gewonen zwachtel
ingewikkeld, verder werd een veelhoofdig verband
aangelegd om gemakkelijker bij de wond te kunnen
komen, waarop na behoorlijke extensie de spalk van
liston werd geappliceerd. De verkleuring nam al-
lengs af, maar de zwelling nam steeds toe; spoedig
ontstond er suppuratie, die allengs sterker werd. Het
verband moest nu eiken dag vernieuwd worden, en
om dit gemakkelijker te maken, werd in de
liston\'-
sche spalk eene wijziging aangebragt. Deze werd
namelijk in het midden van een scharnier voorzien,
zoodat men gemakkelijk het bovenstuk na losmaking
van den liesgordel naar buiten kon omslaan en in
een paar minuten het verband der wond kon ver-
nieuwen.

Een dag of vijf na de opname ontstond er reeds
gangraena ex decubitu, dat in weerwil van alle mo-
gelijke maatregelen steeds toenam. Bijna zeker is het,
dat de val ook op de lendenen aan dit spoedige ont-
staan schuld is; bij een gezond mensch toch zal het
gangreen zoo spoedig niet komen. Tegelijk nam de

-ocr page 34-

suppuratie meer en meer toe. De etter, die ontlast
werd, was eerst bloedig, eenige dagen later zeer dun
en stinkend, maar verbeterde toch allengs. Er was
volstrekt geene neiging tot vereeniging der beenein-
den te bespeuren. De liesgordel kon niet worden
verdragen, er ontstond gangreen in de lies, aan de
bilplooi, op de huid boven den kam des darmbeens.
Het gangreen in den rug stootte zich wel af, maar
de wond was spoedig veel grooter dan een handpalm.
De
liston\'sche spalk moest worden weggenomen, de
beenstukken waren nog steeds even bewegelijk, de
suppuratie hield steeds aan. Den 20. Augustus werd
een gipsverband aangelegd met een venster om aan
den etter vrijen uittogt te verleenen; tegelijk werd
aanhoudende extensie door een gewigt, dat over een
katrol liep, gedaan. De algemeene toestand was in
de eerste weken voldoende, maar allengs vermagerde
de patiënt, de eetlust werd minder en er ontstond
hardnekkige diarrhae. Er werd wel aan amputatie
gedacht, maar Prof.
van goudoever meende, dat
er te weinig hoop op goeden uitslag was om de ope-
ratie te mogen ondernemen. Het gangreen had zich
in korten tijd zoo outzettend uitgebreid, het was zoo
diep, het ondereinde van het sacrum was bloot ge-
komen, er was na afstooting van het gangreen eene
diepe wond ter zijde van de lies tot in de bilplooi
toe, er was eene leelijke wond op het darmbeen,
zoodat de kans van genezing na amputatie al te ge-
ring was, om die te durven verrigten. Het gips-

-ocr page 35-

verband werd in bet laatst van Augustus weggenomen
en de dij eenvoudig blootgelaten, ecbter werd de
extensie steeds volgehouden. De vermagering nam
meer en meer toe, er ontstond gangraena ex decu-
bitu aan de scbouderbladeu, eigenlijk op alle uitste-
kende plaatsen. De diarrbae bield aan en wilde voor
geen middelen wijken. Eindelijk ontstond er boesten;
de eetlust, die zicb lang goed bad gebquden, ging
weg; de pols, die reeds geruimen tijd frequent was
geweest, werd zeer snel en klein; bet zweten, dat
vroeger voor quinine week, werd \'s nacbts aanhou-
dend, in eeu woord alle verschijnselen van pyaemie
deden zich voor. Een dag of acht nadat het hoesten
was begonnen stierf de patient. Dit geschiedde in
het laatst van September en dus eigenlijk na den
tijd, waarop dit verslag eindigt. Ik heb ecbter het
geval liever in zijn geheel medegedeeld.

De inwendige behandeling bestond eei\'st in cortex
peruvianus en zwavelzuur, later van tijd tot tijd qui-
nine, \'s nacbts om de slapeloosheid acetas morphii; tegen
de diarrhae werd saleb met opium, vervolgens co-
lumbo, radix Lopeziana enz. voorgeschreven, clysmata
met amylum\'-en laudammi geinjicieerd, maar zonder
gevolg. Het was ons later gebleken, dat het meisje,
dat eene gezonde constitutie scheen te hebben, bepaald
scropbuleus was Op het hoofd bad zij bovendien eene
dikke korst van favus.

De autopsie leverde het volgende op: er was vol-
strekt geen spoor van callusvorming; het been was

-ocr page 36-

oorspronkelijk dwars gebroken geweest, maar er was
bovendien eene longitudinale breuk van een paar
duim lengte naar boven toe zich uitstrekkende. Het
beenvHes was van dit stuk geheel afgeraakt; het bui-
tenstuk was bezig zich te necroseren; het binnenstuk was
reeds losgeraakt. Er was een groote, gedeeltelijk nog
met etter gevulde holte. Het onderste beeneinde was
volkomen glad. In de longen werden kleine meta-
statische abscessen gevonden. De overige organen le-
verden niets op dat bijzondere vermelding waard is.

pes varus en equinüs.

Pes varus kwam tweemaal voor, eens in ligten graad,
zoodat het gebrek alleen door mechanische hulpmid-
delen kon worden opgeheven. Het tweede geval bij
eenen jongen van 7 jaren, bij wien behalve den varus
ook eene tamelijke mate van pes equinus bestond.
Nadat de tendo Achillis was doorgesneden, werd een
gewijzigde toestel van
scaepa, waarvan sinds jaren
op de kliniek met het beste gevolg wordt gebruik ge-
maakt, aangelegd en daarmede de stand van den voet
in betrekkelijk korten tijd genoegzaam hersteld. Het
eenigste wat overbleef, was de neiging om de teenen
bij het gaan naar binnen te keeren, welke echter van
lieverlede verbeterde. Het spreekt van zelf, dat de
patiënt voor zijn vertrek eene geschikte laars had
gekregen. Het atrophische been nam allengs in
kracht toe.

-ocr page 37-

Fes equinus. Dr. mol maakte in zijn verslag mel-
ding van een twaal^arig meisje, dat met pes equinus,
gepaard gaande met belangrijke difformiteit van het
voorste gedeelte des linkervoets, op de polikliniek was
behandeld geworden. Het gebrek was in de eerste
levensjaren ontstaan en werd hoe langs zoo erger; de
hiel bleef bij het gaan stellig een paar duim van den
grond verwijderd, het meisje liep alleen op de teenen
en op den bal van den voet. De tendo Achillis werd
gekliefd, maar hierdoor wex\'d de stand slechts weinig
verbeterd. Er werd eene machine gemaakt om zoo
mogelijk langzamerhand de pees te verlengen, maar
daar het meisje zeer ongeregeld zich vertoonde, ver-
beterde de difformiteit niet veel. Kort na de groote
vacantie werd de patiënt in de kliniek opgenomen, de
tendo werd nogmaals gekliefd en de machine daarop
aangelegd. In weinige weken was nu de stand zoo
ver verbeterd, dat niet alleen de voet plat op den
grond kon worden gezet, maar zelfs iets of wat ge-
bogen kon worden. Toen zij ons verliet, was de gang
vrij goed, later is die nog veel verbeterd, zoodat er
nu, behalve eenige stijfheid in het enkelgewricht, van
de kwaal niets meer is overgebleven.

hygeoma patellare.

Dit gebrek kwam bij 7 patienten voor. Meestal
was het bestrijken met tinctura jodii of het inwrijven
met eene zalf van jodetum kalicum en pulvis jodii

-ocr page 38-

voldoende om absorptie van het vocht te verkrijgen.
Alle gevallen werden op de polykliniek behandeld
met uitzondering van een, waarin de gewone behan-
deling niet voldoende was. De ziekte kwam hier
voor bij een dienstmeisje aan de regter knie en was
zoover ontwikkeld, dat het gezwel, toen het meisje
op de polykliniek kwam, ongeveer de grootte eener
kleine vuist had. Geruimen tijd werd jodium uitwen-
dig aangewend, maar zonder eenig gevolg. Daarna
werd punctie verrigt met een platten troicart, maar
de inhoud kon slechts gedeeltelijk worden ontlast,
daar er behalve het meer vloeibare gedeelte ook vele
grootere en kleinere grootendeels uit bindweefsel be-
staande ligchaampjes in aanwezig waren, gelijk in
ganglia niet zelden worden aangetroffen (de zooge-
naamde hydatiden ligchaampjes), welke door de opening
der canule in het geheel niet, door het wondje, na
wegneming der canule, slechts zeer onvolkomen kon-
den worden ontlast. De hoop, dat er ontsteking zou
komen, die trouwens bij de onvolkomen ontlediging
slechts gering was, bleek geheel ijdel te wezen. Spoe-
dig was het gezwel weer even groot als het geweest
was. — Daar het meisje hare bezigheden niet langer
kon verrigten, verzocht zij den 21. Mei 1859 opge-
nomen te worden. Bij het mislukken der reeds be-
proefde middelen bleef er niets anders over dan de
radicale kuur te verrigten. Was de inhoud geheel
vloeibaar geweest, dan had een setaceum kunnen
worden aangelegd, maar in dit geval was zulks ge-

-ocr page 39-

heel onraadzaam en de eenige weg was om den ge-
heelen tumor te openen en zoo het mogelijk was de
kyste weg te nemen. Het gezwel, dat weer de grootte
eener vuist had bereikt, werd in de lengte geheel
opengelegd, de dikke wand der kyste werd los
gepeld, maar aan de achtervlakte kon dit niet ge-
beuren, daar hier de kyste onmiddelijk op de patella
lag en stevig daarmede verbonden was. De inhoud
werd nu volkomen ontledigd en het grootste gedeelte
vau den wand der kyste weggenomen, waarna de holte
los met pluksel werd opgevuld en eenvoudig verbon-
den. Er ontstond slechts matige ontsteking, de holte
werd allengs kleiner, en 4 weken na de operatie kon
de patiënt geheel hersteld worden ontslagen. Eenige
maanden daarna kwam zij met beginnend hygroma
aan de bnker knie terug, baar werd wederom tiuctura
jodii gegeven, dat bier voldoende schijnt te zijn ge-
weest, daar wij baar, nadat de zwelling reeds vrij
veel verminderd was, nu reeds in geruimen tijd niet
meer hebben gezien.

struma lymphatioa.

Slechts eenmaal kwam dit gebrek voor bij eene
gezonde, maar vrij tengere boerenvrouw. De schild-
klier was aan beide zijden gezwollen, maar meer aan
de linker- dan aan de regterzijde. Het gebrek bad
zicb zeer langzaam ontwikkeld, was zacht op het
aanvoelen, volkomen onpijnlijk, en veroorzaakte de

-ocr page 40-

vrouw ook geen hinder. Daar evenwel de zwelling,
hoezeer langzaam toch aanhoudend toenam, had zich
de vrouw ongerust gemaakt en kwam zij op de poly-
kliniek om zoo mogelijk van hare kwaal te worden
bevrijd. De omvang der zwelling was tamelijk groot,
als van een ganzenei, links nog iets grooter, maar
de hoogte was niet bijzonder sterk. — Tincturajodii
werd gegeven om met een penceel te worden opge-
streken, maar de vrouw kreeg den raad om voor-
loopig alleen de linkerzijde te bestrijken en de regter-
helft des tumors onaangeroerd te laten, op deze wijze
toch zou men beter over het effect der inwrijving
kunnen oordeelen. Toen de vrouw over een paar
weken terugkwam, was de vroeger dikkere linker-
zijde duidelijk kleiner dan de regterhelft van de
struma geworden en een week of twee later was
het verschil nog aanmerkelijker. Van nu af werden
beide zijden geregeld eenmaal daags bestreken, met
dat gelukkig gevolg, dat in weinige maanden tijds de
struma bijna geheel was verdwenen.

ziekten der slijmvliezen,

Stomacace. — Deze kwam 3 maal voor, één geval
werd op de kliniek behandeld. De ziekte was door
het gebruik van kwik teweeggebragt bij eene 25jarige
koopvrouw uit Zalt-Bommel, die den 25, Februarij
1859 werd opgenomen. De geheele mondholte was
sterk aangedaan, het gelaat eenigzins gezwollen, de

-ocr page 41-

speekselafscheiding sterk, de stank hevig; het geheele
slijmvlies vpas wankleurig en gezwollen, maar vooral
aan de binnenzijde der wangen waren vele uitgebreide,
vuile ulcera. Het tandvleesch was donkerrood en sterk
gezwollen. De behandeling bestond iu het spoelen van
den mond met eene oplossing van chloras kalicus in
water, met tinctura myrrhae, maar daar hierdoor de
pijn werd vermeerderd, werd de chloras kalicus later
in een slaapbollenafkooksel gegeven, en nu met beter
gevolg. De speekselafscheiding verminderde, de pijn
nam af, de zwelling insgelijks; het slijmvlies kreeg
allengs zijne natuurlijke kleur weder, de meeste ulcera
genazen en na een paar weken bleef er nog slechts
een klein ulcererend plekje aan de binnenzijde van eene
der wangen over, beantwoordende aan eene scherpe
punt van eene carieuse kies; deze werd uitgetrokken,
waarna het zweertje spoedig genas. De chloras ka-
licus betoonde zich ook hier weder, gelijk in bijna alle
gevallen van stomatitis mercurialis, en in die geval-
len van stomacace, die ofschoon niet door kwik voort-
gebragt, echter \'in verschijnselen met mercuriaal sto-
matitis overeenkomen, een bijna specifiek middel. Bij
scorbutische aandoeningen daarentegen was het weinig
werkzaam en zag men van mineraalzuren over het
algemeen veel meer nut.

Ulcus noma. — Deze ziekte werd dit jaar verschei-
dene malen gezien en wel tweemaal aan den mond,
vijfmaal aan de genitaliën. Een paar keer kwam de

-ocr page 42-

waterkanker bij slecht gevoede kinderen voor, maar in
de overige gevallen bij schijnbaar goed gevoede kinde-
ren. De oorzaak was dan ook meestal niet na te gaan;
zeker is het, dat bij geen der kinderen, die ulcus noma
aan de genitalien hadden, er mazelen of scarlatina of
eenige andere acute hnidziekte waren voorafgegaan.
Het eerste geval van ulcus noma kwam voor bij
een kind van fi jaar, wonende buiten de Weerd-
barrière alhier, het kwam den 15. Junij 1859 op de\'
polykliniek. Aan de binnenzijde van de sterk gezwol-
len, op het aanvoelen matig harde, eenigzins glan-
zende, matroode onderlip, was eene vuile phagedae-
uisch-gangreeneuse zweer, met vuilgrijze oppervlakte
en met eene stinkende brijachtige massa bedekt. De
verzwering was reeds vrij diep doorgedrongen; de
randen der zweer, die de grootte van een dubbeltje
had, waren gekarteld, zwartachtig gekleurd. De speek-
selafscheiding was zeer sterk, de stank uit den mond
hevig. De pijn scheen van weinig belang. — De ge-
heele zweer werd krachtig en diep met nitras hydrar-
gyricus acidus gebrand, met dat gelukkig gevolg, dat
reeds den volgenden dag de zwelling meer dan over
de helft had afgenomen, de speekselafscheiding veel
verminderd, de stank ook veel minder, het gangreen
verdwenen, de oppervlakte der zweer tamelijk zuiver
geworden was. Het scheen nu voldoende krachtig
met lapis infernalis te branden. Den 18. Junij was de
zw^elling bijna geheel geweken en de oppervlakte van
de zweer zuiver geworden. Nog een paar maal wordt

-ocr page 43-

er met lapis gecauteriseerd, het tandvleesch wordt bo-
vendien van tijd tot tijd met mei rosarum en acidum
muriaticum dilutum bestreken. Den 24, Junij was de
mond geheel genezen.

In het laatst der maand Augustus kwam een tweede
geval van waterkanker aan den mond voor bij een
kind op de polykliniek. De ziekte bad hier reeds
acht dagen geduurd, het gangreen was reeds veel te
ver gevorderd, het kind reeds te zeer verzwakt om
nog met eenige hoop op goed gevolg de behandeling
te beginnen. Er werd nog met eene pijp lapis gecau-
teriseerd , maar de pijp werd in eene brijachtige massa
omgeroerd, en de verweeking was reeds veel verder
gevorderd dan de zweer groot was. Inwendig werd
decoctum corticis peruviani fusci met verdund zwavel-
zuur voorgeschreven; eene geconcentreerde solutie met
chloras potassae werd uitwendig aangewend, maar
zooals te verwachten was geweest, zonder gevolg. De
ziekte nam steeds toe, en wel zoozeer, dat toen het
kind na eenige dagen bezweek, reeds een groot ge-
deelte van het aangezigt verwoest was geworden.

Ik heb over dit geval slechts kort melding gemaakt,
daar het spoedig uitvoeriger zal beschreven worden.

Van gangreen aan de genitalien bij meisjes zijn vijf
gevallen voorgekomen, twee daarvan zijn gelukkig,
de drie anderen daarentegen ongelukkig afgeloopen.

Het eerste geval deed zicb voor bij een goedgevoed
meisje van jaar, welks ouders gezond waren, gelijk
het kind ook vroeger was geweest. Den 24. Septem-

-ocr page 44-

mmm

ber 1858 werd bet kind voor \'t eerst op de polykli-
niek gezien. De labia majora waren sterk gezwollen,
rood, de temperatuur vermeerderd, de aanraking pijn-
lijk. Aan de binnenzijde der lippen was oppervlakkige
maar uitgebreide ulceratie, gangi-een was er nog niet,
waardoor de ontsteking was voortgebragt, bleef on-
bekend. Het vermoeden bestond dat door uitwendige
irritatie, betzij door de urine of anderzins, de ziekte
was ontstaan, op beginnend gangraena genitalium be-
stond nog geen vermoeden. Eene demulcerende was-
scbing en afkooksel, namelijk van altbaeawortel en
slaapbollen, werd voorgeschreven; inwendig werden,
daar de algemeene toestand volkomen goed scheen,
geen middelen gegeven.

Toen wij drie dagen later (27 September) het kind
terugzagen, was er omtrent den aard der ziekte geen
twijfel meer. Er was gangreen ontstaan, dat zich over
de binnenvlakte van beide groote lippen uitstrekte,
terwijl de zwelling nog veel was toegenomen. Beide
lippen waren rood, hard, gespannen, de pijn was vrij
hevig, vooral bij het urineren. Ook nu nog bleef de
algemeene toestand goed, maar den vblgenden dag was
het gangreen, dat al dadelijk te uitgebreid was om
met vrucht gecauteriseerd te kunnen worden, nog
veel te uitgebreid en begon het kind te collaberen.
Het gebruikte decoctum corticis peruviani fusci; maar
zonder vrucht. Den 29. Sept. had zich het gangreen
over den onderbuik verspreid,

en het kmd overleed

nog dienzelfden dag.

-ocr page 45-

Een ander geval zagen wij bij een tweejarig meisje,
bijna op denzelfden tijd. De ouders waren gezond,
Het kind daarentegen zag er slecht uit. Het was vaal
bleek, had petechiae over het gansche ligchaam en
eene vuile gangreeneuse zeer uitgebreide verzwering,
vooral aan de binnenzijde der geuitalien.

Er was hier van cauterisatie geen heil meer te
wachten, uitwendig werd dus infusum florum sambuci
gegeven, inwendig decoctum corticis voorgeschreven,
maar te vergeefs, spoedig ontstond er callapsus, de
petechiae namen steeds toe, het gangreen breidde zich
meer en meer uit en twee dagen nadat wij het kind
voor het eerst zagen, stierf het.

Den 18. October zagen wij een derde geval. Ook
dit liep ongelukkig af. Hier scheen de ulceratie den
eersten dag van weinig belang, waarom alleen eene
demulcerende fomentatie werd voorgeschreven. Maar
ook hier ontstond spoedig gangreeneuse verzwering,
waarvan het verloop genoegzaam hetzelfde was als in
het eerstvermelde geval. Het kind hield het echter
lang uit, en overleed eerst 10 dagen nadat wij het
voor de eerste maal zagen. Even als in de beide
vorige gevallen strekte zich hier het gangreen meer
oppervlakkig uit, dan in de diepte en was ook hier
geen mogelijkheid om met vrucht te kunnen caiiteri-
seeren.

De twee andere gevallen van gangreeueus-phaga-
daenische verzwering aan de geuitalien kwamen voor,
het een bij een meisje van 2, het andere bij een vau

-ocr page 46-

HHIPIIII

21 jaar. Even als aan de vorigen werd decoctum cor-
ticis peruv. gegeven, maar hier vt^erd van den eersten
dag af, niettegenstaande de sterke zwelling en schijn-
baar hevige ontsteking, de vuile gangreeneuse zweer,
zeer krachtig met nitras hydrargyricus acidus gebrand,
met dat gelukkig gevolg, dat bij beide kinderen reeds
den volgenden dag de zweer zuiverder stond en zwel-
ling en roodheid aanmerkelijk verminderd waren. Nog
eens of tweemaal werd hetzelfde causticum gebruikt,
daarna was nitras argenticus in substantie voldoende.
Beide kinderen zijn vrij spoedig genezen.

Ofschoon uit deze gevallen wel niet het gevolg kan
worden getrokken, dat krachtige cauterisatie steeds
den gang der ziekte zal kunnen stuiten, zoo blijkt het
groote nut der cauterisatie er echter genoegzaam uit.
Driemaal (eens bij ulcus noma oris, tweemaal bij ulcus
noma of gangraena genitalium) werd er spoedig en
flink gebrand en steeds met uitstekend gevolg, In
vier gevallen daarentegen, waarin de cauterisatie om
verschillende redenen niet plaats vond, was de afloop
steeds ongunstig.

zweren.

Deze deden zich tamelijk dikwijls voor, namelijk bij
41 personen, van welke verreweg de meesten in de poly-
kliniek werden behandeld, terwijl zeven in de kliniek
werden opgenomen; van deze zijn 6 hersteld en is een
op zijn
verzoek ongenezen ontslagen. De zweren wa-

-ocr page 47-

ren zeer verschillend in vorm en uitgebreidheid; gelijk
gewoonlijk, kwamen zij het meest aan de ledematen
voor.

De uitslag der behandeling vau de zweren bij de
loopende patienten was natuurlijk minder gelukkig,
dan bij die lijders, welke opgenomen waren. Bij deze
laatste toch kon men de noodige rust beter in acht la-
ten nemen dan bij de anderen, bet deel een beteren
stand geven en beter voor de noodige reinheid zorg
dragen, ofschoon de onwil of zorgeloosheid der lijders
ook bier dikwerf de genezing tegenhielden.

Het zal wel niet noodig zijn over de verschillende
middelen te spreken, die bij de behandeling werden
aangewend. Wanneer rust, behoorlijke stand en rein-
heid kon worden in acht genomen, dan waren de
eenvoudigste middelen soms voldoende, in het tegen-
gestelde geval mogt men beproeven wat men wilde,
zonder dat het gelukken mogt de zweren te genezen.

Een paar gevallen wil ik kort mededeelen.

Elisabeth van d...... dienstmeid, 22 jaren oud,

werd den 5. September 1859 met eene chronische
zweer aan den buitenenkel van het bnkerbeen opge-
nomen. De zweer had de grootte van een rijksdaal-
der, was van een scherp afgesneden, zeer dikken don-
kerrood gekleurden rand omgeven. De rand was meer
dan een centimeter boven de vuile, aschgraauwe
gangreeneuse oppervlakte der zweer verheven. De
ettering was overvloedig, de stank bijna ondragelijk.
De zweer had reeds meer dan een jaar bestaan; voor

-ocr page 48-

eenigen tijd was de patiënt insgelijks in het Nosocomium
behandeld, maar toen ongenezen vertrokken, in weer-
wil dat zulks haar ernstig werd afgeraden, In korten
tijd was de zweer dan ook weer zoo groot en zoo
vuil geworden als zij vroeger was geweest. Het meisje
was overigens gezond, maar had, gelijk zoo velen,
vrees voor water, zoodat hare reinheid zeer veel te
wenschen overliet. Gebrekkige huidzorg zal dan ook
wel niet de zweer hebben teweeggebragt, maar zeker
droeg zij tot haar voortbestaan bij.

Kust werd in de eerste plaats voorgeschreven, maar
slecht in acht genomen. Eiken morgen werd de zweer
met fijn koolpoeder bestrooid en daarna verbonden.
De stank verminderde hierdoor aanmerkelijk, maar
neiging tot genezing kwam er niet. Daarna werden er
plukselwieken met eene slappe oplossing van acidum
nitricum opgelegd, vervolgens werd eene verzadigde
oplossing van chloras kahcus gebruikt, maar beiden
zonder veel gevolg, behalve dat de oppervlakte vrij
zuiver was geworden. Ten laatste werd een klein pluk-
selwiekje met ung, elemi in de zweer gelegd en daar-
over een stevig verband met stroken van emplastrum
saponatum geappliceerd. Hierdoor werden niet alleen
de huidranden tot elkander gebragt en de zweer spoe-
dig van eene ronde in eene langwerpige veranderd,
maar ook de dikke, calleuse randen werden allengs
dunner. De randen naderden elkander meer en meer en
de zweer genas eindelijk bijna zonder vorming van lik-
teekenweefsel. De kuur had een half jaar geduurd.

-ocr page 49-

Verder kwam een geval voor bij petrus van der

W...... oud 58 jaren, arbeider te Herwijnen, die

den 5. December 1858 werd opgenomen met eene
groote, clironiscbe zweer aan bet regterbeen. De
zweer omgaf het been bijna geheel, slechts eene smalle
strook aan de voorzijde naar buiten toe was er over-
gebleven, de oppervlakte was veel grooter dan van
eene hand, de grootste hoogte der zweer was meer
dan 4 Parijsehe daimen.

De zweer had vele jaren, de man wist niet hoe
lang maar meende wel 18 a 20 jaar, bestaan. Het
geheele been was gezwollen, de randen der zweer
waren roodblaauw en zeer verdikt, de grond had e
vuil gangreeneus voorkomen. De zweer was oorsproi
kelijk van variceusen aard geweest. De pijn was matig.
Den lijder werd absolute rust aanbevolen, welke hij
dan ook vrij goed in acht nam; de plaatselijke behan-
deling begon met het doen van omslagen met infu-
sum chamomillae vulgaris , waardoor de oppervlakte
spoedig veel zuiverder werd.

Daarna werden omslagen gemaakt met eene ver-
dunde oplossing van acidum nitricum, in het begin
met uitstekend gevolg; de zweer werd veel kleiner,
de huidbrug veel breeder. Toen nu de zweer weer
stationair begon te worden, werd de proef genomen
met het door
bouisson in den laatsten tijd aange-
prezene middel. Driemaal daags werd een kwartier
lang door middel van een blaasbalg een stroom lucht
over de zweer gedreven. Deze droogde telkens op

-ocr page 50-

en het was of zij met een huidje werd bedekt. De
koude luchtstroom was voor den patiënt nog al pijn-
lijk. Het dunne huidje, dat alleen door opdrooging
was ontstaan, was na korten tijd reeds weer verdwe-
nen, en nadat wij met dit blazen eenigen tijd waren
voortgegaan, staakten wij het, daar de zweer pijnlij-
ker en de omtrek meer ontstoken werd. Intusschen
was het ulcus ook onder deze behandeling weder klei-
ner geworden. Er werden nu eenvoudig omslagen
met decoctum althaeae gemaakt. De zweer was zeker
voor twee derden genezen, de huidbrug was niet al-
leen veel breeder geworden, maar de zweer was bo-
vendien in tweeën gedeeld, doordat bij voortgaande
likteekenvorming van de randen uit, deze op eene plaats
tot elkander waren gekomen. De kleinste zweer zou
stellig geheel zijn genezen; van het grootste stuk was
dit twijfelachtig. De lijder verlangde nu ontslagen te
worden en ging ongenezen naar huis. Het is zeer te
vreezen, dat de zweer spoedig weer grooter zal zijn
geworden. De reden van zijn vertrek was, dat hij
ontevreden was, dat men hem het been niet wilde
afzetten. Hij beweerde dat het deel hem bij zijn werk
hinderlijk was, of liever hem verhinderde zijn werk
te doen, waarom hij het veel liever wilde missen om
met een houten been te kunnen gaan. Het was na-
tuurlijk, dat aan zijn verlangen niet werd voldaan,
daar bij voortdurende doelmatige verpleging, er mo-
gelijkheid op herstel bestond en het been hem boven-nbsp;i?
dien veel beter diende, dan een houten been kan doen,

-ocr page 51-

terwijl gelijk van zelf spreekt, ook het gevaar der
operatie, bij de overweging of er al of niet geope-
reerd mogt worden, wel degelijk in aanmerking moest
worden genomen.

Wij hebben sints zijn vertrek van hem niets meer
vernomen.

herniae.

In het geheel kwamen 34 gevallen van breuken
voor, als:

liesbreuken.....

25,

zakbreuken .....

3

4

navelbreuken . . . .

1

breuk in de witte lijn .

1.

Van de liesbreuken kwamen voor

bij

mannen

9.

Jgt; SJ Jgt; 55 })

bij

vrouwen

2.

)gt; » » gt;5 »

bij

kinderen

14.

Regtsche liesbreuken zagen wij 10 maal, linksche 8,
dubbele liesbreuken 6. In een geval was verzuimd
op te teekenen aan welke zijde de breuk bestond.

Hernia ingidnalis ineareerata dextra werd waargeno-
men bij een meisje van 20 jaar,
alida de g.....,

\'t welk den 18. December 1858 werd opgenomen.
Een dag of drie te voren was zij beginnen te klagen
over een gevoel van spanning en kobekpijnen in den
buik, over aandrang tot ontlasting en onvermogen om
iets te ontlasten. Den 16. en 17. December volgde

-ocr page 52-

hierop braking, eerst van de contenta der maag, ver-
volgens van mucus en gal. Bij onderzoek vertoonde
zich in de regter lies een klein, pijnlijk, gespannen
gezwel, dat duidelijk als liesbreuk werd herkend. Het
meisje verzekerde geene breuk gehad te hebben en
ook niet van zwelling in de lies iets te hebben ge-
merkt. Het is echter wel als zeker aan te nemen,
dat de breuk reeds vroeger bestaan heeft, vooral ook
daar er niets was gebeurd, wat tot het eensklaps naar
buiten treden van het ingewand zou hebben kunnen
veroorzaken. Ook de verstopping en pijn in den bulk,
reeds eenigen tijd vódr dat het braken begon, bewijzen,
dat de incarceratie zeer langzaam was ontstaan. In
den avond van den 17. December werd een genees-
heer geroepen, die het meisje met angstig gelaat vond
liggen, en met een kleinen, harden, versnelden pols.
Hij beproefde de taxis en na veel moeite gelukte het
hem de breuk te reponeren; alleen een klein knob-
beltje bleef er over. Den volgenden nacht bragt de
patiënt rustig door, stoelgang echter kwam nog niet,
ofschoon zij niet meer braakte. In den morgen van
den 18. werd zij in het Nosocomium gebragt, nog
steeds angstig en in de meening verheerende, dat
zij eene beklemde breuk had. Haar pols was ver-
sneld, de buik niet van belang opgezet, in de reg-
ter lies was nog eene ligte zwelling te voelen, welke
echter alleen door de breukzak scheen te weeg ge-
bragt; van intestinum was daarin niets te bespeuren.
Op een clysnia volgde ontlasting. Nog eenige malen

-ocr page 53-

werd een clysma geappliceerd, terwijl tevens zachte
laxantia werden voorgeschreven. De patiënt bleef nog
eenige dagen rustig te bed en kreeg toen een goeden
breukband, waarmede zij in goeden welstand de kli-
niek verliet.

Hernia scroialis kwam driemaal voor bij bejaarde
mannen, een van 52, de tweede van 60, de derde
van 61 jaren. Eigenlijk waren er veel meer herniae
scrotales, daar de meeste breuken, bij kleine jongens
voorkomende, zakbreuken waren. Van de drie ge-
noemde kon eenmaal geene repositie worden verrigt,
weshalve de lijder een goed passend suspensorium werd
gegeven.

Dijbreuken zagen wij 4 maal en wel bij drie man-
nen en eene vrouw; drie der breuken kwamen regts

voor, eene links.

Van geene der breuken valt overigens iets bijzon-
ders op te merken.

fistula recti.

Hiermede werd een patient behandeld. Het was
een man van ruim 50 jaren, van een cachectisch uit-
zigt, die reeds lang pijn bij de ontlasting had gehad
en etterachtige uitvloeijing uit eene opening in de
nabijheid van den anus, welke na het openbreken van
een absces daar ter plaatse was overgebleven. De fis-
telopening bevond zich regts van den rand des anus,
ongeveer | Par. duim daarvan verwijderd, en opende

-ocr page 54-

zich bijna 1 duim diep in het rectum. Eene gesleufde
sonde werd door de fistel gebragt, tot in het rectum,
waarna de punt van dezelve door den in het rectum
gevoerden vinger naar buiten werd gedrongen, zoo-
dat de op de sonde liggende deelen nu met het groot-
ste gemak konden worden gekliefd.

De aldus blootgelegde fistelgang werd met pluksel
opgevuld en later iederen dag met lapis infernalis
gecauteriseerd, waarna steeds eenige draden pluksel
werden ingelegd, om te spoedige vereeniging der
wondranden te voorkomen. Het gelukte dan ook op
deze wijze de fistel te doen genezen. De patient bleef
nog eenigen tijd in het Nosocomium tot herstel zijner
krachten.

ulceea recti.

Hiervan zagen twee gevallen. Het een kwam voor
bij eenen jongen van 12 jaren, die op de kliniek
werd opgenomen om hevige pijn in het rectum, vooral
bij den stoelgang met eenen waren ettervloed uit den
anus. Het inbrengen van het speculum was zeer pijn-
lijk; wat men van de mucosa zag was rood, gezwol-
len, ligt bloedend, van ééne zijde vooral kwam de
etter af, die spoedig voor een groot deel het specu-
lum vulde; eene ulcererende plek was 3 a 4 vingers
breed boven den anus aanwezig. Hoe de ziekte ont-
staan was, wist de patient niet te zeggen, hij had
eenige dagen pijn gehad met moeijelijken stoelgang.

-ocr page 55-

daarna was de etteruitvloeijing begonnen. Ofschoon
bet niet volkomen zeker was, werd het toch voor
zeer waarschijnbjk gehouden, dat er een absces tus-
schen de wanden van het rectum was geweest, dat
inwendig was opengebroken, en waarvan de holte nog
gedeeltelijk bestond. Ejn paar dagen lang werd de
jongen eenvoudig demulcerend behandeld, daarna
werd eiken dag eene injectie met eene oplossing van
5 grein nitras argenticus op 1 ons water gedaan, met
dat gevolg, dat de lijder na een week of drie her-
steld bet Nosocomium kon verlaten.

Het tweede geval kwam voor bij een man van
omstreeks 50 jaren, die al jaren lang aan diarrhae
bad geleden, niet zelden met bloeding en etteruit-
vloeijing uit het rectum gepaard gaande, waartegen
hem vele middelen, maar meestal te vergeefs wer-
den gegeven. De man genoot anders al dien tijd eene
redelijke gezondheid, maar ten laatste nam de etter-
uitvloeijing uit den anus zoo toe, en begon zich zoo
veel bloed te ontlasten, dat hij daardoor zeer ver-
zwakte en zich genoodzaakt zag op de polykliniek
hulp te zoeken.

Het geheele rectum, voor zoover men zien kon, was
geulcereerd, bij de minste aanraking bloedend; men
moest daarom al spoedig van de cauterisatie met lapis
infernalis afzien en tot inspuitingen met eene oplossing
van hetzelfde middel overgaan. De man was vermagerd,
zwak, bad telkens tenesmi ad alvum, raakte daarbij
gewoonlijk slechts weinig faeces, maar des te meer

-ocr page 56-

bloed en etter kwijt. Daar hij op een paar uur af-
stands woonde en dus slechts eens, hoogstens twee-
maal, per week op de polykliniek hier kwam, en daar
zijn beroep van nachtwacht bovendien hoogst scha-
delijk voor hem was, zocht men hem over te halen
zich in de kliniek te laten behandelen, maar de vrees
zijne betrekking te zullen verliezen, hield hem daar-
van terug. De behandeling was dus zeer onvolko-
men. De inspuitingen werden gedaan met eene so-
lutie van 5 grein per ons water, terwijl inwendig
achtereenvolgens verschillende middelen werden ge-
geven, als nitras argenticus met opium, aqua calcis
met laudanum, ook wel solutio saleb met laudanum.
De toestand van het rectum verbeterde onder deze be-
handeling langzamerhand en een poos lang scheen het
als of de lijder nog zou kunnen herstellen, maar deze
verbetering in zijnen toestand duurde slechts kort;
meer en meer waarschijnlijk werd het, dat er ook
ulcera, hetzij in het hooger gelegen gedeelte van het
rectum of misschien nog verder in het darmkanaal
aanwezig waren, hetgeen dan ook de voornaamste
reden was, waarom hem de genoemde middelen in-
wendig werden toegediend.

De lijder verzwakte allengs meer, het werd hem
daardoor natuurlijk steeds moeijelijker in de stad te
komen, eindelijk kwam hij om de 14 dagen, de in-
jecties gebeurde bij hem aan huis zeer onvolkomen.
Hij raakte nu soms groote hoeveelheden bloed kwijt,
nu eens donker, dan helder rood. Op nieuw werd

-ocr page 57-

beproefd hem over te halen m het ziekeDhuis te ko-
men, maar al weder vruchteloos; hij durfde niet uit
vrees van ontslagen te zullen worden; of men hem
al voorhield, dat hij, zoo hij niet kwam, na niet zeer
langen tijd sterven zou en dus zijn gezin geheel hul-
peloos achterlaten, niets mogt helpen. Eindelijk kon hij
niet meer komen, en sinds geruimen tijd hadden wij niets
meer van hem vernomen. In het laatst van dit jaar
leefde hij echter nog, deed ook nu en dan nog dienst,
maar was bijna te zwak om te gaan. Dat de afloop
ongunstig moet wezen is duidelijk. Nog voor kort
werd hem op nieuw aangeboden in de kliniek te ko-
men, maar hoezeer hij den dood voor oogen heeft en
het gevaarlijke van ziju toestand zelf schijnt in te
zien, blijft hij weigeren om zich te laten opnemen.

lüxatio penis.

Deze eenigzins vreemde benaming, ofschoon ze toch
meer voorkomt, werd aan eene zeldzame voorkomende
verplaatsing van den penis gegeven, die bij een tien-
j arigen, nog weinig ontwikkelden jongen voorkwam ,
welke den 2. April 1859 in de kliniek werd opge-
nomen. Deze jongen had een tamelijk, klein scrotum;
op de plaats, waar gewoonlijk een penis wordt ge-
vonden, was eene soort van navel aanwezig, daar-
door gevormd, dat de penis geheel verplaatst was en
de bekleedende huid mede naar binnen had geti\'ok-
ken en wel tot eene aanmerkelijke diepte. Boven in

4

-ocr page 58-

50

het scrotum, eenigzins naar regts werd de penis ge-
voeld, en wanneer men hem naar voren drukte, ont-
stond er wel eene verhevendheid op de plaats waar
de navel bestond, maar de glans bleef geheel verbor-
gen , en de penis door abnormale aanhechting op zijne
nieuwe plaats vastgemaakt. Het urineren ging zonder
moeite, ofschoon de urine niet met een flinken straal
afliep. Over het ontstaan van het gebrek vernamen
wij alleen, dat de jongen voor eenige maanden van
eene schuinsche plank wdllende afglijden, zich aan het
scrotum had gewond, waarvan dan ook nog een lik-
teeken te zien was; dat hij kort daarna door zijne
moeder bij een heelmeester was gebragt, die hem
ook behandeld had en meende, dat de penis wel weer
voor den dag zoude komen, dat natuurlijk niet gebeurde.
Uoe de penis bij het glijden naar binnen schoof, is
niet zeer duidelijk, maar het naar binnen schuiven
zelf is kunstmatig gemakkelijk te doen, ofschoon niet
zoo volkomen als in dit geval was geschied. De wond
genas allengs en de penis werd stevig op zijne vreemde
plaats bevestigd.

Alleen langs operativen weg kon de difibrmiteit
worden opgeheven. Dit geschiedde op de volgende
wijze. Er werd eene incisie gedaan door de huid
des scrotums, waardoor het ingestulpte gedeelte der
huid, dat over den penis heen ging, geheel werd ge-
kliefd, In de diepte der wond zag men nu het prae-
putium liggen, waaruit men de glans eenigzins kon
te voorschijn laten komen. De penis lag echter nog

-ocr page 59-

geheel vast en deszelfs huid was aan de onderzijde
geheel en al vergroeid en dus bijna onbewegelijk,
alleen het praeputium was vrij. De huid werd zoo
veel mogelijk losgemaakt, maar eene strook moest
men aan bet onderliggende weefsel laten zitten. Toen
alles was losgemaakt, kou de penis naar buiten wor-
den gedrukt, voorzien van praeputium maar aan de
onderzijde slechts ten deele door huid bekleed. De
woud in bet scrotum, over deu penis been gemaakt,
lag nu natuurlijk, nadat de penis te voorschijn was
gebragt, daaronder. De wondranden werden door
geknoopte naden vereenigd en de huid over den penis
zoo veel mogelijk tot elkander gebragt. De genezing
door prima intentie gelukte niet, zoodat de wond groo-
tendeels door granulatie moest genezen. Het koste
nog al moeite om bij de likteekenvorming de verkor-
ting van de huid aan de onderzijde van den penis
tegen te gaan, maar dit gelukte toch tamelijk wel.
Toen de jongen den 8. Junij werd ontslagen, was
zijn penis wel wat kort, maar kwam overigens goed
naar buiten, de glans was, doordat bet praeputium
bij de likteekenvorming met de geheele huid, die bet
lid bedekte, naar achter was getrokken, gedeeltelijk
ontbloot.

phimosis met te lang praeputium.

Den 10. November werd een 15jarige jongeu nico-
laas van d.—,
in de kliniek opgenomen na reeds

4*

-ocr page 60-

52

eenigen tijd als loopende patiënt te zijn behandeld
wegens incontinentia nrinae, die wel vooral \'s nachts
voorkwam, maar toch ook over dag niet ontbrak, daar
hij altijd door druppelsgewijze urine verloor. Hem
werd inwendig secale cornutum met extractum nucis
vomicae voorgeschreven, maar zonder gevolg; de urine
bleef gelijk te voren afdruppelen. Overigens was de
jongen gezond, vrij goed ontwikkeld voor zijne jaren,
met uitzondering der geslachtsdeelen, die nog zeer
klein waren. Zijn praeputium was bijzonder lang en
stak zeker wel een paar centimeters vóór de glans
uit; daarenboven was het zoo naauw, dat alleen eene
sonde door de opening kon worden gevoerd. Het
vermoeden ontstond, dat de lengte van het praeputium,
de r.aauwheid van deszelfs opening en de hierdoor
teweeggebragte moeijelijkheid bij de urinelozing en ver-
oorzaakte irritatie op de enuresis niet zonder invloed
waren, zoo ze die al niet geheel voortbragten. Maar
ook al bestond er tusschen het gebrek en de enuresis
volstrekt geen verband, was het toch noodig den jon-
gen daarvan af te helpen. Van het praeputium werd
een aanmerkelijk stuk door circumcisie weggenomen,
zoover dat de glans zonder moeite kon worden ont-
bloot. De vereeniging der wondranden werd door
eenige geknoopte naden bewerkt. De wondranden
sloten volkomen aan elkander, maar de prima in-
tentio kwam niet tot stand, vooral omdat de urine,
hoezeer minder dan voorheen, toch bleef wegloo-
pen en de wondranden dus telkens bevochtigde. Mis-

-ocr page 61-

schien kwam hier nog bij, dat ieder wondje, lioe
klein ook, gelijk de jongen ons verzekerde steeds
moeijelijk genas en altijd na suppuratie, terwijl de
bloeding gewoonlijk sterk was, hetgeen ook hier bij
het wegnemen van het praeputium werd bewaarheid.
Het duurde hierdoor eenigzins langer eer de genezing
tot stand was gekomen en het likteeken werd een
weinig hard en dus de rand ook iets naauwer. In het
begin was het moeijelijk om de glans door de opening
naar buiten te drukken, maar spoedig ging zulks beter.

De incontinentia Urinae was na de genezing wel
minder geworden, maar niet verdwenen. Het voort-
gezet gebruik vain secale cornutum met nux vomica
deed de ziekte genoegzaam ophouden. Bij zijn vertrek
lekte er slechts nu en dan een enkele druppel uit,

betentio urinae inflammatobia.

Hein van a.—, 18 jaar oud, klein, maar naar hij
zeide vroeger gezond, kwam den
17. Maart op de
polykliniek, klagende over onvermogen om te urineren,
zoodat hij niet dan na hevig persen en onder hevige pijn
eenige weinige droppels urine van tijd tot tijd kwijt-
raakte. De Maasstreek was pijnlijk bij aanraking, het
gelaat eenigzins opgezet, de pols versneld. Men be-
proefde den catheter in te brengen, maar dit mislukte;
zoodra hij bij de pars prostatica urethrae aankwam,
werd de pijn hevig en kon men -niet verder doordrin-
gen; zelfs met een catheter van 2 millimeters kon

-ocr page 62-

men niet in de blaas komen. Behalve de pijn in de Maas-
streek was ook de drukking op het perinaeum pijnlijk.
Duidelijk bestond er inflammatore zwelling van het
pars prostatica met eenige ontsteking aan den hals der
blaas, waarschijnlijk door het vatten van koude teweeg-
gebragt. — Er w-erd een cataplasma op den buik ge-
legd, een clysma geappliceerd, 4 hirudines ad peri-
naeum geplaatst en 16 grein pulvis Doveri voorge-
schreven. Door dit alles werd de inflammatie merkelijk
verminderd, de pijn verligt en de urinelozing ook
allengs weer mogelijk. Er kwam van tijd tot tijd
eene ruime hoeveelheid alcalische, met sediment bezette
en bloederige urine naar buiten, ^l^og wel onder veel
persen, maar toch veel minder moeijelijk, kon de jon-
gen nu de urine lozen. Echter waren er nog vrij
sterke, en vooral dikwerf terugkeerende tenesmi, die
zeer hinderlijk waren. De jongen moest daardoor elk
oogenblik urineren, en kon dikwijks nog aan die be-
hoefte niet voldoen. — Onder deze behandeling: het
gebruik van verzachtende dranken en van pulvis Doveri,
het bevorderen van de alvus (meest door oleum ricini),
het nu en dan plaatsen van bloedzuigers, en het voort-
durend pappen verbeterde de toestand langzamerhand.
Eindelijk kwamen er nog slechts nu en dan tenesmi,
terwij] ook de straal door voortdurende zwelling aan
het pars ^prostatica nog lang dun bleef. Toen de jon-
gen vertrok was de zwelling nog niet geheel verdwe-
nen, de jongen moest nog vrij dikwijls wateren, maar
de verschijnselen van ontsteking waren volkomen ge-

-ocr page 63-

weken en een niet te dikke catheter kon zonder moeite
en zonder pijn tot in de blaas worden gebragt.

fistula ve8ico-vaginali8.

Een belangrijk geval van blaas-scheedefistel deed
zich voor bij een 39jarige, getrouwde, te Elten woon-
achtige vrouw. Daar Prof.
van goudoever zelf dit
geval in het tijdschrift voor heel- en verloskunde eer-
lang uitvoerig zal mededeelen, wil ik er slechts kort
melding van maken. Gelijk Dr.
mol reeds in zijn
verslag refereerde, was de fistel na eeue vei\'traagde
uitdrijving des boofds bij de laatste baring ontstaan.
De geheele voorwand der scheede en achterwand der
blaas ontbraken; bet collum uteri was aan de voor-
zijde vast met de blaas verbonden, bet gat was zoo
groot als eene handpalm, de voorste blaaswand puilde
bij persen tusschen de lippen als een donkerrood ge-
zwel uit. Het was onmogelijk de fistel te genezen,
de vrouw wenschte vurig van hare kwaal verlost te
worden, daarom werd beproefd de vulva te vereeni-
gen. Beide, zij en haar man, stemde volgaarne toe.
De operatie geschiedde, maar ongelukkig kwam de
vereeniging niet tot staud. De vrouw vertrok naar
buis, werd zwanger en kwam op het eind harer
zwangerschap van Elten per spoortrein met weeën op
de kraamkamer. De blaas puilde nu als een meer
dan vuistgroot gezwel tusschen de groote lippen uit,
bet ostium uteri was aan de voorzijde geheel vergroeid.

-ocr page 64-

in het geheel waren deszelfs randen hard en gespan-
nen; de dilatatie was ter grootte van een gulden. Na
lang wachten, na eene venaesectie, na het geven van
opium, was men genoodzaakt, scarificaties van de
randen van het ostium te doen, waarna het hoofd
spoedig in het bekken zakte. De tang werd nu voor-
zigtig aangelegd en zonder beleediging der blaas
werd een sterk ontwikkeld, gezond kind ter wereld
gebragt.

Het kraambed verliep volkomen normaal. De ge-
zondheid der vrouw was uitmuntend, maar aan den
onderbuik en de dijen waren steeds ontvellingen door
de altijd afvloeijende urine te weeg gebragt. De
vrouw verlangde vuriger dan ooit van hare kwaal
genezen te worden.

Prof. van goudoever maakte de binnenzijde der
groote lippen en der vulva door lospelling van het
slijmvhes tot eene aanmerkelijke diepte wond; de los-
gemaakte mucosa werd van beneden naar boven in-
gestulpt, zoodat hare wondranden tegen elkander
kwamen te bggen, waarna door zeer diep gaande
suturen de geheele wondgemaakte vlakten tot elkan-
der werden gebragt. Er werd een caoutchouc-catheter
m de blaas gebragt en negen dagen vloeide alle urine
door den catheter weg; geen enkele druppel kwam
door de vagina. Van den 6den tot den Ssten dag wer-
den de suturen na elkander weggenomen en nu scheen
het, dat de wond was gehecht. Den 9^6 dag kwam er
een weinig urine door de vagina, ook de volgende

-ocr page 65-

dagen. Toen men de lippen wat sterker van elkan-
der durfde brengen om te zien hoever de vereeniging
was gelukt, bleek het dat deze voor een groot deel
was tot stand gekomen, maar dat eene opening, waar-
door een dikke catheter kon worden gebragt aan den
voor- of bovenhoek der wond was opengebleven. Door
deze opening liep later heel wat urine weg, de ca-
theter kon ongelukkig niet langer worden verdragen.
De randen der opening werden eerst met tinctura
cantharidum dagelijks bestreken, later een paar maal
met een zwak gloeijend ijzer gebrand, maar men kon
de opening niet gesloten krijgen. De vrouw verliet
het Nosocomium den 29 Junij, wel verbeterd, daar
de prolapsus der blaas was opgeheven; maar niet ge-
nezen, daar de urine nog steeds door de fistelopening
wegHep. Waarschijnlijk zal zij later nog terug komen.

hydeocele.

Van deze kwamen 10 gevallen voor; bij twee in
de kliniek opgenomen patienten en bij een loopenden
patient werd de radicale operatie verrigt, in de overige
gevallen kon alleen de palliative operatie, de eenvou-
dige ontlediging namelijk van het vocht, worden ge-
daan, daar de lijders of geene gelegendheid of geen
lust hadden zich te laten opnemen. In de meeste
gevallen geschiedt op de kliniek de operatie van hy-
drocele door punctie, waarna 2—4 drachmen zuivere
tinctura jodii wordt ingespoten, hetgeen meestal vol-

-ocr page 66-

58

doende is ter genezing en nog nimmer te sterke ont-
steking heeft teweeggebragt.

In de kliniek kwam een geval van hydrocele voor,
dat wel de vermelding waard is, namelijk bij
hen-

ï^RJtK K....., oud 57 jaren, die met carcinoma labii

inferioris was opgenomen en daarvan met goed gevolg
was geopereerd. Toevallig werd bij dezen man eene
enorme waterbreuk ontdekt. Het scrotum was zoo
ontzettend gezwollen, dat het veel grooter dan een
manshoofd was en, als de man stond, bijna tot aan
de knieën reikte. Het membrum virile was geheel
teruggetrokken, en alleen het praeputium was als een
navel overgebleven. De zwaarte van den zak hin-
derde den man bij het gaan zoo zeer, dat hij slechts
met moeite loopen kon. Het bleek, dat er dubbele
hydrocele bestond, maar dat de zwelling aan de reg-
ter zijde op verre na zoo groot niet was als die aan
de linkerzijde. De hydrocele aan de linker zijde werd
door incisie behandeld; de insnijding moest zeer groot
zijn, de holte werd daarna los opgevuld en sloot zich
langzamerhand door granulatie. De regter hydrocele
werd door punctie met opvolgende injectie van tinc-
tura jodii genezen. De man werd hersteld ontsla-
gen , alleen was het scrotum wat grooter dan gewoon-
lijk gebleven, hetgeen na de sterke uitzetting, die
de huid had ondergaan, wel niet te verwonderen is.

In een ander geval van hvdrocele werd de drainao-e
volgens de methode van
chassaignac beproefd.

Een jongetje van ruim 6 jaar had reeds vroeg hy-

-ocr page 67-

drocele aan de regterzijde gekregen. Volgens zeggen
der moeder was toen de zwelling door eene spiritu-
euse wassching verdwenen, maar na een paar jaar
teruggekomen. Op de polykliniek werd hem eerst
spiritus Mindereri, later tinctura jodii gegeven, maar
zonder gevolg. Het gezwel was zoo groot als een
kippenei, de zwelling strekte zich tot den liesring uit,
en het bleef eenigzing twijfelachtig of er te gelijk
hernia inguinalis aan die zijde bestond. Eenmaal werd
punctie verrigt en nu bleek het dat er werkelijk eene
ligte breuk bestond. Het vocht hoopte zich spoedig
weer op. Nu werd de drainage beproefd, een ronde
troicart werd ingestoken, daarna de spits teruggetrok-
ken, de vloeistof ontlast en de canule doorgevoerd,
totdat zij aan de tegenovergestelde zijde duidelijk onder
de huid te voelen was. Nu werd de troicart op nieuw
ingebragt, door de huid gestoken eu weer weggenomen
terwijl de canule door de beide openingen heen stak.
Door de canule heen werd nu eene dunne caout-
choucbuis op vei\'schillende plaatsen met ronde openin-
gen voorzien, gebragt, en de canule teruggetrokken.
De buis bleef als een seton door het scrotum terug,
en hare einden werden los zamen vereenigd. Het
vocht, dat op nieuw werd uitgestort, kon nu door de
openingen iu de buis dadelijk wegvloeijen.

De vrouw zoude na twee dagen met den patiënt
zijn teruggekomen, maar zij bleef weg. Eindelijk na
8 dagen kwam zij weder. De jongeu bad niet veel
pijn gehad en er was bijna geen vocht door de buis

-ocr page 68-

naar buiten geloopen. Wij vonden nu het scrotum
tamelijk gezwollen, de tunica vaginalis was kennelijk
uitgezet, maar door vrij vast exsudaat. De buis was
stellig te lang ingebleven. Zij werd uitgenomen en
langzamerhand verminderde de opzetting van het scro-
tum, eerst door inwrijving van ung. hydrargyri, later
door omslagen met spiritus Mindereri. Na eenigen tijd
werd een breukband aangelegd, maar naar het schijnt
is de operatie niet volkomen radicaal geweest, waar-
toe de drukking van den band zeker veel toebragt.
Althans eenigen tijd geleden zagen wij den jongen
weer ,en het scheen, dat er weder eenig vocht in de
tunica vaginalis voorhanden was.

ziekten der oogen.

Het getal der oogzieken op de polykliniek behan-
deld was vrij aanzienlijk; in de kliniek werden slechts
12 opgenomen, dit getal zou welligt grooter zijn,
indien door betere inrigting van het Nosocomium aca-
demicum de opname van meerdere zieken mogelijk was.

Evenmin als ik de andere ziekten allen afzonderlijk
heb behandeld, zal ik zulks de verschillende oogziek-
ten doen, maar mij tot de vermelding van enkele
gevallen bepalen.

Van purulente Ophthalmie bij pasgeborenen, zijn 4
gevallen opgeteekend, maar nog verscheidene kinderen,
op de kraamzaal geboren, werden door deze ziekte

-ocr page 69-

aangetast, waarvan echter in de tabel geene vermel-
ding is gemaakt. In de ligtere gevallen bevond men
zich steeds goed bij het 3 of 4 maal daags indroppelen
van eene solutie van 1—2 grein nitras argenticus op
1 ons water tusschen de oogleden, terwijl in zwaar-
dere gevallen eene sterkere solutie van 5—10 grein
. met een penseel op de conjunctiva der oogleden werd
gestreken, en enkele keeren ook, wanneer er woe-
keringen op de conjunctiva palpebrarum waren ont-
staan, met lapis infernalis in substantie werd getou-
cheerd. De uitkomst was in alle gevallen gunstig.

Iridectomia werd tweemaal verrigt bij een 19jarigen
boerenjongen, die aan totale vergroeijing der ont-
kleurde iris met de capsula lentis aan het linkeroog
leed. De pupil was zeer klein, vertrokken, het pu-
pilvlak troebel, het weefsel der iris losser. Er had
iritis bestaan, die geheel verwaarloosd was geworden.
Daar de lichtperceptie niet verdwenen was, werd de
iridectomiè beproefd, ofschoon de hoop op goed ge-
volg niet bijzonder groot was. Het lansvormig mesje
werd aan de buitenzijde der cornea ingestoken, totdat
het wondje ruim 2 lijn (Par.) groot was, daarop werd
een fijn pincetje ingebragt, maar het was zeer moei-
jelijk daarmede de geheel vergroeide iris te vatten;
het gelukte toch een stukje te vatten, los te trekken
en weg te nemen, waardoor eene smalle pupil tot
stand kwam, waarachter de grond niet helder zwart
was, terwijl ook het gezigtsvermogen daarna niet ver-

-ocr page 70-

beterde. Ongelukkig vergroeide de pupil in korten
tijd ook weder voor bet grootste gedeelte.

Eenigen tijd later werd de operatie berbaald aan
de binnenzijde der cornea, maar met betzelfde onvol-
komen gevolg. Er zal nu wel niets anders overblij-
ven, dan de patiënt door de lapsnede te opereren,
en een grooter stuk der iris weg te nemen. Dat bij
zijne lens daarbij verliest, zal voor bem geen verbes
wezen, wanneer bij zijn gezigt daardoor terugkrijgt.
Ook aan bet regter oog bestaat synecbia posterior,
maar bier is de pupil minder klein, ofschoon ook het
gezigtsvermogen slechts gering is. Er bestaat plan
om pupil te maken, zoodra de operatie op het andere
oog zal zijn verrigt.

Cataracta lenticularis kwam 12 maal voor; 4 pati-
enten werden op de kliniek opgenomen en geopereerd,
de overigen waren nog niet ver genoeg gevorderd om
geopereerd te worden of bleven weg.

De volgende gevallen kwamen op de kliniek voor:

1. De weduwe van D----, diep in de 60 jaar oud,

eene zwakke, zenuwachtige vrouw werd met cataracta
completa op beide oogen den 25. September 1858
opgenomen. Beide lenzen waren volkomen verduis-
terd, geelachtig wit van kleur, vlokachtig wat de uit-
wendige lagen aangaat, dieper evenwel was eene kern
te zien. De oppervlakte der eene lens was eenigzins
gestreept aan de buitenrand. De lenzen waren groot,
maar lagen toch na dilatatie der pupil niet vlak tegen

-ocr page 71-

de iris aan; zij schenen tamehjk week te zijn, waarom
besloten werd door punctie te trachten absorptie te
verkrijgen. Den 5, October werd op beide oogen
punctie door de sclerotica verrigt; de capsula lentis
werd voor een klein gedeelte geopend en de naald zeer
oppervlakkig door het weefsel der lens heengehaald.

Het regteroog bleef een paar dagen onveranderd,
daarna ontstond Jigte zwelling der lens. Deze nam
allengs in dikte af en werd van lieverlede duidelijk
ijler.

Bij het linkeroog was het verloop minder gunstig.
In de eerste dagen viel er niets bijzonders voor en
kon de pupil door atropine op behoorlijke wijdte wor-
den gehouden, terwijl de lens naar het scheen onver-
anderd bleef. Een paar weken na de operatie stelde
zich de vrouw herhaaldelijk aan togt bloot, waarna
hevige pijn in het oog ontstond, met irradiatie boven
het oog. Er was ligte injectie der conjunctiva, geene
verkleuring der iris, noch verkleining der pupil. —
Bloedzuigers werden aan de slaap gezet, calomel voorge-
schreven met vermindering van pijn. Op nieuw werden
bloedzuigers geappliceerd en afleiding op het darm-
kanaal gemaakt. De iris blijft goed, de pupil ruim, de
lens niet of uiterst weinig gezwollen, het oog is iets
harder, maar niet pijnlijk bij drukking. Er ontstaat ver-
moeden op ontsteking van het corpus ciliare en wel-
ligt van het voorste gedeelte der choroidea. Na eenige
dagen werd een weinig pus in de voorste oogkamer
gevonden; de conjunctiva is nu donkerrood gekleurd

-ocr page 72-

en sterk gezwollen. De hoeveelheid etter neemt al-
lengs toe, en vulde weldra de halve oogkamer, de
oppervlakte der cornea was volkomen helder en pijn
was er niet. De cornea werd nu aan den rand inge-
sneden, waarna een druppel of vier etter te voor-
schijn kwamen, het dikkere gedeelte van den etter
bleef echter terug. Alles ging nu eenige dagen goed;
de overblijvende etter werd geabsorbeerd, maar de
pupil was genoegzaam gesloten.

Door onvoorzigtigheid verheft zich de inflammatie
op nieuw (de vrouw was bijna vlak tegen een gloei-
jenden kagchel gaan zitten). Op nieuw is er antiphlo-
gose noodig, maar de krachten der vrouw laten niet
toe, dat haar veel bloed ontnomen wordt. Hare
krachten worden door goede voeding zooveel mogelijk
ondersteund. Het bleek nu niet dat er op nieuw etter
in de oogkamer kwam, maar er ontstond verduiste-
ring der cornea, welke wel minder werd, zoodat de
iris weer goed kon worden gezien, doch niet verdween.

Het regteroog verbeterde intusschen allengs, maar
toen de vrouw naar huis vertrok was het gezigtsver-
mogen nog maar zeer onvolkomen hersteld. Later
is deze lens geheel geabsorbeerd, zoodat de vrouw
nu uit haar regteroog zeer goed kan zien.

Het linkeroog is natuurlijk niet verbeterd.

2. Jacob G.—, molenaar, 72 jaar oud, werd den
12. Julij 1859 met senile cataract op het regteroog
opgenomen. Voor omstreeks twee jaar kwam hij voor
het eerst op de kliniek, met complete cataract op

-ocr page 73-

liet linker oog en pasbeginnende verduistering van
het regter. Met dit laatste kon hij nog eenigzins zien
te lezen. Door depressie werd hij met uitnemend
gevolg geopereerd. Door een bril van 2| duim po-
sitief werd hij in staat gesteld om goed te lezen,
terwijl hij door een bril van 4 duim ook op afstand
goed zag. In September 1857 werd hij ontslagen,
maar zooals ik zeide, den 12. Julij van dit jaar
kwam hij terug, toen de cataract op het regteroog
compleet was geworden. Ook nu werd depressie door
de sclerotica gedaan. De extractie had, wat de lens
aangaat, zeer goed kunnen geschieden, maar de breede
arcus senilis maakte het voorzigtig de lapsnede door
de cornea niet te verrigten. De operatie gelukte vol-
komen 5 er ontstond volstrekt geen ontsteking. In het
begin van September werd de man goed ziende ont-
slagen. In de maand December ontving hij eenen bril
om te lezen, dien om op afstand te zien had hij me-
degenomen.

3. pietee de P.— 24 jaren oud, werd den28. Oc-
tober 1858 op de kliniek opgenomen met aangeboren
cataract op beide oogen. Opmerking verdient het, dat
ook zijne moeder, zijne zuster, en zijn broeder aan
cataract hebben geleden. De laatste is daarvan voor
eenige jaren alhier in de kliniek de moeder en de
zuster werden vroeger elders geopereerd. Als kind
was het gezigt van onzen patient niet scherp , maar
redelijk goed, dit bleef het later ook nog, maar eenige
jaren geleden begon hijquot; uit het regteroog hoe langs

5

-ocr page 74-

zoo minder te zien en werd daaruit eindelijk geheel
blind, voor een jaar omstreeks nam de verduistering
op het andere oog toe, zoodat er nu in beide oogen
weinig verschil is te merken. De pupil laat zich uiter-
mate sterk dilateren, de lenzen zijn groot, melkachtig
wit, de peripherische lagen zijn eenigzins doorschij-
nend, deze doorschijnendheid of liever doorzigtigheid
neemt naar bet centrum toe af, alwaar zicb in beide
oogen eene duidelijke maar naar het schijnt niet groote
kern bevindt.

Den 6. November werd voor bet eerst punctie door
de cornea heen op beide oogen gedaan, waarop ge-
noegzaam geen reactie, maar ook bijna geen zwel-
ling der lens volgde. De punctie werd van tijd tot
tijd berbaald, en allengs begonnen de lenzen dunner
te worden. Hij ging voor een paar maanden naar
huis, maar kwam in April terug; de gehoopte ab-
sorptie had nog geen plaats gehad. Er werd nu den
8. April op nieuw punctie gedaan, en eenigen tijd
daarna was er een gat in het midden der linker lens
gekomen, waardoor de patient al schielijk vrij goed
begon te zien. De absorptie ging echter zeer lang-
zaam. Op bet regteroog waren nog een paar puncties,
op het linker nog eene noodig. Eindelijk was de
absorptie bijna volkomen op bet regteroog, en was
het gat in de linker lens zoo groot geworden, dat
de patient ook daaruit goed kon zien. In bet geheel
werd de punctie op het regteroog zeven- op het lin-
ker zesmaal verrigt, steeds door de cornea. Nimmer

-ocr page 75-

ontstond er reactie van eenig aanbelang; altijd kon
men de pnpil door atropine op dezelfde grootte hou-
den en op de corneae was bij het vertrek van den
lijder niet dan een bijna onmerkbaar vlekje te zien.

4. Vrouw Kr—, 48 jaren oud, kwam den 27.
Maart 1859 met cataracta lenticularis van beide oogen
op de Kliniek. Reeds jaren lang was haar gezigt
slecht geweest, maar in het laatste jaar was het allengs
geheel verloren gegaan, schoon de lichtperceptie goed
was gebleven. De verduistering was genoegzaam ge-
lijktijdig op beide oogen voortgegaan.

De lens van het regteroog heeft eeue duidelyke
graauwachtig gekleurde kern, terwijl het overige der
lens tamelijk vlokkig schijnt te zijn. In de linkerlens
wordt geen kern gezien, deze is meer gelijkmatig dof,
maar toch ook eenigzins vlokkig en aan de binnen-on-
derzijde minder dof dan in het overige gedeelte. De pu-
pil kan op beide oogen vrij goed gedilateerd worden,
maar was toch na de sterkste dilatatie niet zeer groot.

Den 8. April werd punctie op beide oogen gedaan,
en wel door de sclerotica. De kapsel wordt voor een
gedeelte geopend en de lens ligt ingesneden. De regter
lens ^wol spoedig vrij sterk op, zoodat de iris naar
voren gedrongen werd, maar in weinig dagen was
de zwelling weer verdwenen, zonder dat de lens veel
dunner was geworden. De linker lens was niet merk-
baar veranderd.

Den 4. Mei wordt de punctie herhaald, en nu door
de cornea heen. Het regter oog houdt zich zeer good,

-ocr page 76-

maar aan het linker ontstaat vrij sterke conjunctivitis,
terwijl zich tevens een klein absces in de cornea vormt
op de plaats van het wondje. De pijn was in den
beginnen vrij hevig, maar werd met goed gevolg door
herhaalde applicatie van bloedzuigers aan den slaap
en koude compressen op het oog, met afleiding op
het darmkanaal tegengegaan. De pupil was, in weerwil
van herhaald indruppelen zeer verkleind, en de lens
was in het begin eenigzins gezwollen. Eindelijk ge-
lukte het de pupil weer te dilateren, maar er was op
vier plaatsen synechia posterior ontstaan, zoodat de
vorm der pupil vrij onregelmatig was geworden.

Geruimen tijd was het nu niet mogelijk op niemv
punctie te doen; door de koude compressen was ery-
thema der oogleden en der wangen ontstaan; spoedig
volgde hierop erysipelas oedematosum van het geheele
gelaat, dat zich ook later nog herhaalde. Het duurde
lang eer de zwelling van het gelaat verdwenen was.
Vele middelen waren reeds vruchteloos gegeven om
het erythema, dat met ligte ontvelling gepaard ging,
te doen verdwijnen, eindelijk werd glycerine voorge-
schreven , met dat gunstig effect, dat in weinige da-
gen de huid weder geheel gezond was geworden.

De punctie op het regteroog werd nog eens her-
haald; duidelijk werd de massa der lens dunner, maar
de kern bleef bestaan. Er volgde weder eenige reactie,
en toen de vrouw een paar dagen lang koude com-
pressen op het oog had gehad, kwam het erythema
terug, doch ook nu week het spoedig voor het be-

-ocr page 77-

strijken met glycerine. Op het einde van het acade-
- miejaar was de absorptie nog lang niet afgeloopen,
en daar de vrouw naar huis verlangde, deed Prof.
van
goudoever
nogmaals punctie op het regteroog, door
de sclerotica heen en deprimeerde daarbij toen de kern.
Er bleven nu alleen vlakken in de capsula lentis over,
die het pupilvlak vrij troebel maakten, maar langza-
merhand werden geabsorbeerd, zoodat ten laatste de
pupil bijna geheel zuiver was en het gezigtsvermogen
ook was teruggekomen, terwijl het nog van dag tot
dag verbeterde.

Wat het linkeroog aangaat, ook hier was nogmaals
punctie verrigt, waarbij tegelijk een paar der adhae-
sies aan de iris werden losgemaakt. De pupil kon
daarna beter worden gedilateerd en er had ook dui-
delijk langzame absorptie der lens plaats. Toen de
vrouw vertrok, zag zij goed uit het regteroog, uit
het linker nog niet, maar er bestaat bijna geen twijfel
of onder het voortdurend gebruik vau sulphas atro-
pini zal ook hier de absorptie voortgaan en het ge-
zigt hersteld worden.

pseudoplasmata.

De pseudoplasmata kwamen dit jaar niet in groot
aantal voor, gelijk men uit de tabel kau opmaken.
Er waren daaronder echter hoogst merkwaardige en
niet zeer dikwijls voorkomende, waarover ik evenwel
niet zal uitwijden, daar zij op de polykliniek voor-

-ocr page 78-

kwamen en daardoor niet zoo naauwkeurig, als wij
gewild hadden, konden worden waargenomen. Ik zal
mij bepalen tot de vermelding van een paar gevallen,
die wij op de kliniek zagen, na met een enkel woord
het
epithelioma praeputii te hebben genoemd, hetwelk
geopereerd is geworden. Op zicb zelf had dit niets
bijzonders, en zou dus geen afzonderlijke vermel-
ding verdienen, maar de voorspoedige genezing
per primam intentionem, door middel der serres-fines
verkregen, was zeker niet onbelangrijk. De woekering
aan het praeputium voorkomende had een vrij groo-
ten omvang bereikt en belette hij den gehuwden,
krachtigen, overigens gezonden man van middelbaren
leeftijd volkomen den coitus; er was tevens phimosis
aanwezig. De complete circumcisie werd verrigt, waar-
na door 10
k 12 serres-fines (een zestal groote, de
overigen kleiner tusschen de eersten in) de wondran-
den uiterst naauwkeurig tegen elkander werden ge-
bragt. Na 48 uren werd de helft der serres-fines
weggenomen, nog 24 uren later de andere helft, en
de genezing was volkomen gelukt, zoodat de man vijf
dagen na zijne komst hersteld kon vertrekken.

Cystosarcoma mammae dextrae. — Vrouw P.—, 24
jaar oud, reeds tweemaal gebaard hebbende, kwam
den 19. September 1858 op de polykliniek met een
tumor in de regter borst, zoo groot als eene groote
mansvuist, waarvan zij eenige maanden geleden voor
\'t eerst iets had bespeurd. De tumor was vrij schie-

-ocr page 79-

lijk in groote toegenomen; zoo goed als onpijnlijk,
volkomen bewegelijk, maar kennelijk een deel der
borstklier uitmakende; de liuid was gezond, geheel
los; de okselklieren waren niet opgezet, noch was er
eenige streng te voelen. Het gezwel had op het aan-
voelen iets klierachtigs, was op enkele plaatsen elas-
tisch , als fluctuerend, op andere harder, maar ner-
gens zeer hard. Ofschoon niet gelijkmatig rond, was
het echter volstrekt niet hoekig. Het was zonder
bekende oorzaak, geheel onbemerkt, ontstaan. Er
werd cystosarcoma mammae gediagnosticeerd.

De vrouw werd over een paar weken terugbeschei-
den ; zij had namelijk 6 Aveken geleden voor \'t laatst
gemenstrueerd, het was dus mogelijk, dat zij zwanger
was, en het was voorzigtiger eerst af te wachten of
welligt de menses over 14 dagen zouden terugkomen.

Den 4. October kwam zij weder. Het gezwel was
merkelijk grooter geworden, duidelijker fluctuerend.
Er was ontsteking in ontstaan. De huid was ligt
rood gekleurd, maar nog eenigzins verschuifbaar.

Den 7. October, toen de vrouw geopereerd werd,
was de huid grootendeels vergroeid en op eene plaats
zeer dun De menses waren niet teruggekomen; hieruit
en uit eenige andere verschijnselen werd het zeer
waarschijnlijk, dat er zwangerschap bestond, maar dit
kon, bij de ontstane verandering in den tumor, geen
reden zijn om de operatie uit te stellen. Ofschoon het
bijna zeker was, dat er in een gedeelte van het ge-
zwel suppuratie was ontstaan, wilde Prof.
van goü-

-ocr page 80-

doevek geene punctie verrigten, daar hij verlangde
den tumor zoo mogelijk in zijn geheel te exstirperen.
Eene ovale huidsnede werd gemaakt, en de huid
rondom eenigzins losgepeld. De bekleeding van den
tumor was op eene enkele plaats zoo dun, dat zij
spoedig barstte, waarna etter uitliep. Daar er nu
toch eene opening bestond, w^erd deze ruim gedila-
teerd, waarna eenige onsen vrij dikke, vlokkige etter
naar buiten kwamen. Er kwam nu eene holte voor
den dag, die er op het eerste gezigt bijna als eene
vomica uitzag. Zij was hier door dikkere daar dun-
nere tnsscbenwanden iu verschillende grootere en klei-
nere loculamenten en cellen verdeeld, terwijl in de
wanden talrijke, witte, elkander doorkruisende stre-
pen werden gezien. Na het ontstaan der ontsteking
en der spoedig daarop gevolgde suppuratie, waren de
tusschenschotten, die vroeger tusschen de afzonder-
lijke cystes bestonden, gedeeltelijk gedestrueerd, het-
geen vooral aan de bovenzijde van den tumor bet
geval was geweest. De geheele bovenwand en alle
verdikte gedeelten werden weggenomen; eene laag
op den musculus pectoralis moest worden teruggela-
ten, daar die al te vast met de spier was vereenigd
en door het vernietigingsproces waarschijnlijk zeer
spoedig toch geheel zou worden gedestrueerd. In de
beide wondhoeken werden een paar geknoopte hechtin-
gen gedaan en de holte werd verder los met pluksel
opgevuld. De vrouw was gedurende de operatie door
chloroform bedweld, maar werd wakker voor zij ge-

-ocr page 81-

Ixeel was afgeloopen, — Er ontstond volstrekt geene
reactie. De eerste dagen was de suppuratie sterk,
maar spoedig werd zij minder en vormden zich goede
granulaties. Toen de vrouw ons vier weken na hare
opname verliet, was de wond nog wel niet geheel
genezen, maar was er toch nog slechts eene gelijke,
ZLuvere, granulerende vlakte overgebleven, die weinig
tijd daarna volkomen genezen was. De zw^angerschap
Is geregeld verloopen en de vrouw volkomen wel ge-
bleven.

Toen de etter voor den dag kwam, ontstond er
een oogenblik twijfel of hier niet abscesvorming na
eene slepend verloopene mastitis had bestaan, maar
de nadere beschouwing van hetgeen van den tumor
was overgebleven nam spoedig dezen twijfel weg en
het microscopisch onderzoek bewees met volkomen
zekerheid, dat de diagnose juist was geweest en er
werkelijk een zoogenoemd
cysto-sarcoma had bestaan.

Het product bestond namelijk aan de buitenopper-
vlakte van het weggenomen gedeelte uit een zeer digt
ineengeweven bindweefsel, zonder elastische vezelen.
De bindvezelen waren zeer taai en naderden tot de
vastheid van peesvezelen, zoodat zij niet dan met moeite
door naalden uit elkander konden worden getrokken;
naderde men nu meer tot het verweekte gedeelte, dan
zag men eerst tusschen dit weefsel in eene groote
hoeveelheid granuleuse stof en kernen; nog iets ver-
der, waar het weefsel er bruinachtig uitzag en nog
weeker was, zag men eene menigte met korrelig vet

-ocr page 82-

gevulde cellen, zoogenoemde ontstekingscellen; op de
binnenoppervlakte eindelijk had het weefsel alle vast-
heid verloren en ging bij de geringste trekking met
naalden uiteen. Dit gedeelte was geheel overdekt en
doordrongen met vet en vetkorrels, en het oorspron-
kelijk bindweefsel bad zijne gladde randen verloren
en was meer korrelig geworden.

Het gezwel beeft dus wel degelijk tot de klasse
der fibroiden behoort, waartoe de sarcomata moeten
worden gebragt. Daar het zeker is, dat er vroeger
reeds holten in hadden bestaan, is hier de naam
van cysto-sarcoma behouden geworden.

Huidkanker op den rug der linkerhand. — Leen-
dert h...,
69 jaar oud, werd den 4. September
1858 op de kliniek opgenomen met eene uitgebreide
carcinomateeuse verzwering, die nagenoeg den gan-
schen rug der linkerhand innam. Voor geruimen tijd
was er eene eeltachtige verdikking ontstaan, die na
eenigen tijd in ulceratie overging. Men bad de aan-
doening voor eene eeltzweer gehouden, maar al spoe-
dig bleek het, dat zij van kwaadaardige natuur was.
De randen der zweer waren zeer verdikt, hard, on-
gelijk, als uitgetand, naar buiten omgekruld, de op-
pervlakte was aschkleurig en is onregelmatig inge-
vreten. — De lijder was zeer zwak, neergedrukt en
zeer vermagerd, bad eene geelachtige vale kleur; de
eetlust was slecht Gn er bestond voortdurend £[quot;estoorde

O

spijsvertering. De huid van een groot deel vau den

-ocr page 83-

voorarm zag er donkerrood veneus uit. De krachten van
den hjder werden zooveel mogelijk door goede voeding
(bouillon, eijeren, melk) en decoctum corticis Peru-
viani ondersteund, maar hij bleef even zwak, en toen
nu de verzwering steeds toenam en de huid van den
voorarm steeds wankleuriger werd, moest men tot
de operatie overgaan. Het vermoeden op leverlijden
dat hier bestond, of ten minste op eene gelijktijdige
bestaande aandoening van een buiksingewand, mogt
natuurlijk van de operatie niet afhouden. Deze had
in het elleboogsgewricht kunnen geschieden, maar om
de zwakte van lijder werd de eenvoudigste kunstbe-
werking verkozen, en amputatie door de cirkelsnede
van den bovenarm, een weinig boven het gewricht
gedaan. De kunstbewerking leverde niets bijzonders
op; alleen de arteria brachialis behoefde te worden
onderbonden. De lijder had van de operatie, die zeer
spoedig was afgeloopen, niets gevoeld, zoodat hij reeds
verbonden was, toen hij uit den chloroformslaap ont-
waakte.

Een uur of drie na de operatic ontstond er eens-
klaps arteriele verbloeding, die spoedig tijdelijk door
drukking der arteria brachialis werd onderdrukt, tot
dat Prof.
van goudoevee bij den lijder kon komen.
Deze nam het verband weg, en nu bleek het, dat
de bloeding was ontstaan uit een klein
slagaderlijk
takje, dat omstreeks Par. lijn boven de plaats,
waar de ligatuur was aangelegd, uit de armslagader
kwam. Er werd eene nieuwe ligatuur boven het

-ocr page 84-

collatoraaltakje aangelegd, waarna de arm weder werd
verbonden.

De stomp genas geregeld. In bijna 5 weken was
zij geheel gecicatriseerd.

De hoop, die wij hadden, dat de krachten des
lijders zouden terugkeeren na de operatie, werd niet
vervuld. In weerwil van alle pogingen, werd hij
steeds zwakker, zijne kleur steeds valer, zijne ver-
magering steeds grooter. Ofschoon er van tumor
niets was te voelen, werd het vermoeden, dat er een
belangrijk lijden, waarschynlijk der lever, bestond,
steeds grooter en bijna tot zekerheid gebragt. Intus-
schen had de operatie toch dit groote voordeel, dat
de lijder van de vroeger bijna onverdragelijke pijn,
die hem dag noch nacht, in weerwil der morphine,
rust liet, geheel was verlost en nu ook van den on-
uitstaanbaren stank was bevrijd.

Tegen de helft der maand November verlangde
de patiënt naar huis te gaan en wel zoo dringend,
dat hem zijn verzoek niet .kon worden geweigerd.
Met alle noodige voorzorgen werd hij getransporteerd
en heeft te huis nog eenige maanden bijna geheel
van eijeren en melk geleefd. Hij teerde echter hoe
langs zoo meer uit en is eindelijk bezweken. De
antopsie kon nu ongelukkig niet worden gedaan,
zoodat wij over zijn buiklijden geen opheldering heb-
ben verkregen.

-ocr page 85-

labium lepoeinum

Driemaal werd hazenlip geopereerd, tweemaal met
gunstigen uitslag; het derde kind stierf. Van de beide
eerste gevallen zal ik met enkele woorden melding
maken, het laatste uitvoeriger verhalen.

Den 1. September 1858 werd een gezond sterk
kind, omstreeks een jaar oud, geopereerd. Het had
eene eenvoudige hazenlip, met vrij breede spleet, die
tot in den neus doordrong, en een vooruitstekend
os intermasillare. Vooral naar de zijde der spleet stak
dit beenstuk sterk naar voren, aan de andere zijde
daarentegen slechts weinig. De operatie was eenvou-
dig; het beenstuk werd naar achteren gebogen, de
randen goed wond gemaakt en op de gewone wijze
door omwonden naden vereenigd. Deze werden den
derden, vierden en vijfden dag weggenomen; de ver-
eeniging was volkomen. Alleen was het jammer , dat
door het zuigen van het kind, hetwelk niet kon belet
worden, daar het niet in de kliniek had kunnen wor-
den opgenomen, maar \'s morgens op de polykliniek
werd gebragt, er aan den onderrand der lip allengs
een klein groefje werd gevormd, dat evenwel bijna
niet in het oog viel.

Een tweede kind, 4 maanden oud, werd den 26.
Maart 1859 geopereerd. Het had eene
eenvoudige
hazenlip, maar met zeer breede, meer naar links ge-
legen spleet.
De linker neusvleugel was bijna geheel
plat Het os intermaxillare stak sterk, vooral naar

-ocr page 86-

links, vooruit. Er was daarenboven eene breede spleet
in bet verhemelte. Het boofd was groot, de vier-
kante fontanel insgelijks. De ouders verzekerden, dat
bet kind gezond was; bet scbeen ecbter, dat er wel
eenige aanleg tot bydrocepbalus bestond. Een week
of 4 voor de operatie was bet os intermaxillare zoo
veel mogelijk naar achteren gedrongen, maar voor-
zigtigheidshalve werd de kunstbewerking no^ een poos
uitgesteld, tot den 26. Maart. De randen werden
ruim wond gemaakt, waarna eene incicie naar buiten,
langs den linker neusvleugel, werd gemaakt. Hierdoor
ontstond eene soort van lap, en werd na het aanleg-
gen der naden de neusvleugel goed naar de middel-
lijn van het gelaat getrokken, het neusgat vernaauwd
en de platte neus goed opgeligt. De eerste naald
werd vlak tegen het septum aangelegd, In 6 dagen
was de lip volkomen gehecht met een lijnvormig lik-
teeken. De beide neusvleugels zijn genoegzaam gelijk,
en bet vroeger afschuwelijk uitziende kind had nu een
zeer dragelijk voorkomen. Aan de spleet in bet ver-
hemelte kon natuurlijk niets worden gedaan.

De derde operatie werd verrigt bij een kind van
4 maanden met labium leporinum duplex. Aan weers-
kanten bestond een smal stukje lip, aan de neusvleu-
gels eindigend; in bet midden bestond een buidlapje
van een lijn of vijf breedte. De neus was zeer breed
en plat; de ossa maxillaria stonden omstreeks 3quot;\'
van elkander af, naar onderen iets verder; bet os
intermaxillare stak snuitvormig vooruit, was breed en

-ocr page 87-

kon onmogelijk tusschen de beenen worden ingepast,
nog minder dus naar achteren worden gebogen. Er
was splijting der verhemeltebeenderen, en wel zoo
wijd, dat er aan weerskanten slechts een smalle rand
overbleef met het vomer in het midden. Het kind
scheen gezond, was goed gevoed, maar had, toen het
14 dagen oud was, hevige stuipen gehad, die zich
intusschen later niet hadden herhaald.

Het huidlapje werd losgeprepareerd, het beenstuk
afgeknepen
naar beide kanten, het kleine slagadertakje
digtgedrukt, de lip ruim losgemaakt, eene strook aan
weerszijde met de schaar afgeknipt; aan beide zijden
werd langs den neusvleugel eene incisie van een paar
lijn regt naar buiten gemaakt, daar de spanning anders
te groot zou geweest zijn. Er werden drie omwonden

naden aangelegd; de lip werd zeer goed, de neus-
p

vleugels kwamen digt bij elkander; de neus werd flink
opgehgt. Het huidlapje was gespaard, daar het plan
bestond dit later als septum te gebruiken, hetwelk bijna
geheel afwezig was.

Het kind had de operatie goed doorgestaan, het
bloedveidies was matig geweest; dadelijk na de ope-
ratie viel het in slaap; een paar uren daarna werd
het wakker. Yan tijd tot tijd gebruikte het gretig
eenig dun voedsel en scheen geheel wel, zonder pijn.
\'s middags braakte het eenmaal melk die het genomen
had, met een weinig doorgeshkt bloed; ook bij de
ontlasting was eenig bloed. Om 6 uur had het kind
juist met veel smaak voedsel genomen en opgeruimd

-ocr page 88-

rondgekeken, ook gelagchen. Eensklaps krijgt het
eene stuip, die binnen vijf minuten een einde aan
het leven maakte, 9 uren na de operatie.

De autopsie geschiedde den 9. November. In het
uitwendig voorkomen was niets bijzonders te zien.

Hoofd. — De schedelbeenderen waren normaal, met
uitzondering van het achterhoofdsbeen; dit was dun
als\'papier, zeer buigzaam, en kon in alle rigtingen
met eene botte schaar zeer gemakkelijk worden door
gesneden. De vierkante fontanel was zeer groot, maar
niet uitpuilend. Er bestond hjperaemie der hersen-
vliezen , en sterke vulling der sinus; de hersenen wa-
ren niet hyperaemisch, week, het verlengde merg
normaal.

Borstholte. — De glandula thymus was groot; het
linkerhart leeg, de regter kamer en boezem met dik,
zwart, strooperig bloed sterk gevuld; de wand der
linkerkamer was dik. De longen waren gezond, de
regter iets bloedrijk.

Buikholte. — De maag werd zeer uitgezet gevon-
den , en was sterk verweekt, zoodat men ze op som-
mige plaatsen, vooral aan de groote curvatuur, maar
ook elders niet kon aanvatten, zonder met den vin-
ger er door heen te gaan; eene ronde plaats aan de
groote bogt, ter grootte van een duim in diameter,
was dun, iets uitpuilend, rood gekleurd. De mucosa
was over groote plekken afgestroopt, ook op de roodge-
kleurde plek. De inhoud der maag bestond uit gestrem-
de naelk, de overblijfsels van bloempap, die het kind had

-ocr page 89-

gebruikt, en nog enkele zwarte korrels, die bloed
bleken te zijn. Overigens werd niets abnormaals
gevonden.

De maagverweking scheen bijna te sterk om alleen
lijkverschijnsel te wezen, maar waarschijnlijk was zij
toch niets anders.

Er was stellig craniotabes (weicher Hinterkopf), maar
of deze iets tot den dood heeft toegebragt, kon niet
worden uitgemaakt, s\' Morgens had het kind op den
rug gelegen, maar de laatste uren voor den dood, naar
men ons verhaalde, niet.

De neusgaten waren goed open, de ademhaling was
tot het laatst toe gemakkelijk gebleven. Het kind was
niet blaauw in het gelaat, maar was eer nog iets blee-
ker geworden dan het reeds was. De oorzaak van
den dood was niet te ontdekken.

Nog veel zoude ik dit verslag kunnen uitbreiden,
maar ik zal mij om niet te uitvoerig te worden, tot
het medegedeelde bepalen, ofschoon nog verschillende
gevallen der vermelding waardig zouden zijn geweest.
Zoo had nog veel over de in groot aantal voorko-
mende huidziekten, veel ook over de syphilitische
patienten kunnen worden gezegd, die insgelijks zeer
talrijk waren, daar van de 142 in de kliniek behan-
delden er niet minder dan 61 syphilitischen waren,
terwijl nog op de polykliniek 68 gevallen voorkwa-

-ocr page 90-

men. Ik mag echter niet eindigen zonder mijnen Pro-
motor mijn dank te hebben betuigd, die mij vergund
heeft bij de bewerking van mijn vei\'slag ook van zijne
aanteekeningen gebruik te maken.

-ocr page 91-

STELLINGEN.

I.

Te regt zegt laennec: „l\'auscultation immédiate est
aussi incommode pour le médecin que pour le malade.quot;

II.

Het meêdeelen van de hartstoonen op eene van het
hart verwijderde plaats der borstkas bewijst niet de
aanwezigheid van tubercula in de longen.

III.

Ten onregte zegt Valentin: „Der eigenthûmliche
Geruch der Faeces scheint hauptsächlich von der zer-
setzten Galle, weniger von der eintretenden Zerset-
zung der Ingesta herzurühren.quot;

-ocr page 92-

IV.

De spirometer is van weinig belang bij het onder-
zoek van ziekten der longen.

V.

Witte kleederen zijn in den zomer boven zwartenbsp;\'

te verkiezen.

VI.

i

De natuur heeft vele voorzorgen genomen omnbsp;1

extravasaat van het slagaderlijk bloed in de hersenen
voor te komen.

VII.nbsp;^

Bij helminthiasis is het geven van anthelmintica
soms schadelijk.

VIII.

De toediening van mercurialia bij primaire syphilis
is af te keuren.

IX.

Het aanwezig zijn van het hymen is geen zeker
bewijs voor de onschuld eener vrouw.

X.

De verkleining van een levend kind bij bekken-nbsp;4

vernaauwing is te verwerpen.

-ocr page 93-

85
XI.

Het accomodatievermogen van het oog wordt niet
opgeheven door verandering van de pupih

XII.

De drainage bij hydrocele is af te keuren.

XIII.

Onze wetgever zegt ten onregte dat het leven van
bet kind bepaald wordt door de ademhaling.

XIV.

De longenproef bij pasgeboren kinderen is niet
voldoende om met zekerheid uit te maken, of het
kind na de geboorte al dan niet geleefd beeft.

-ocr page 94-

\' m

^^ .\'f •

Jtiin ifriu\'^ ^öo Strff iffey ftagorm-\'YoiifihoKrOi»»»

N- : Jitj-mr nï!?/nbsp;ioob iK\'VfJilfjji^jo

MX

Kwï-

VViï ,J! rïffy;)i ^äjj tr ei -foirvai\'^it. ylt;i ^ abab tM

^JUZ

amp; 1\'» f it\'j/vf 40s} ivh Qt^fnnQ ffô» J^-^s fif^-^ioif us»U

.-ijTÙLîiînijjf Û jih ibuigt; ïjbi^^\'üT f^ïiiKij^Mfnbsp;j ÏJ\' -quot;f

; s \' j-Ml quot;^o ^aoàmn \'ji Jlu biorfioi\'ji. iöcyi mu •}biiQgigt;foy

.■Cv

-ocr page 95-
-ocr page 96-
-ocr page 97- -ocr page 98-

9 \'tl