WAAROM BLIJVEN WIJ IN DE NEDERLANDSCHE HERVORMDE KERK. ?
Waaron] blij vei) wij iij de I^ederlandsche JHervormde J^erk?
GEDACHTEN VAN EEN VRIJZINNIG LID,
NAAR AANLEIDING VAN HET
Heengaan der Heeren Hugenhollz.
Voor rekeninir van «leu Schrijver.
AMSTERDAM, SCHELTEMA amp; HOLKEMA. 1877.
Het is niet zonder schroom, dat ik waag eenige gedachten neder te schrijven, die bij mij zijn opgerezen naar aanleiding van het verlaten der kerk door de beide predikanten Hugenholtz. Immers, ongewoon de pen te voeren, zal het door mij geschrevene in vele opzichten hoogst gebrekkig zijn en vorm en stijl veel te wenschen overlaten. Ik had dan ook gehoopt mijne denkbeelden viva voce in de eene of andere vergadering mede te deelen, doch van de gelegenheden, die zich daartoe aanboden, heb ik geen gebruik kunnen maken. De vertrouwelijke samenkomst van 26 Oct. 11., door de heeren Hugenholtz c. s. belegd, en waartoe ook ik was uitgenoodigd, voor welke beleefde uitnoodiging ik die heeren openlijk mijn vriendelijken dank betuig, heb ik niet kunnen bijwonen, daar ik mij buiten de stad bevond. De meeting, door die heeren saamgeroepen op Vrijdag 9 November 1.1. heb ik getracht bij te wonen, doch dit mocht mij niet gelukken, daar de zaal reeds een uur
6
vóór den aanvang geheel gevuld was. Of allen die daar waren, gerekend kunnen worden te behooren tot de belangstellende moderne leden van de Nederlandsche Hervormde Kerk, meen ik te mogen betwijfelen. De loop toch, die het debat aldaar genomen heeft, bewijst, dat er velen waren, die reeds met de kerk gebroken hadden. Daar mij dus de gelegenheid ontbroken heeft, om in eene of andere vergadering mijne meening uit te spreken, blijft mij niets over dan de toevlucht tot de pers te nemen, en strekke tot rechtvaardiging van dit mijn schrijven, mijne warme liefde voor de kerk.
De belangrijkste en alles beslissende vraag, die zich een modern lid der Nederlandsche Hervormde Kerk moet voorleggen, is dunkt mij deze; kan in die Kerk bij de thans vigeerende wetten en reglementen het godsdienstig leven zich vrijelijk ontwikkelen, en voldoet zij ook aan de geestelijke belangen der modernen? Als die vraag ontkennend beantwoord moet worden, dan zeker moeten hoe eer hoe liever vrijzinnige predikanten en vrijzinnige lidmaten de kerk verlaten. Doch gelukkig kan men die vraag bevestigend beantwoorden, daar de ondervinding leert, dat in een hervormd kerkgenootschap, waar de vrijzinnigen de bovenhand hebben, zoowel modernen als orthodoxen zich vrijelijk kunnen bewegen. Het kerkgenootschap waartoe ik behoor, levert daarvan eene sprekende proeve. Ik behoor namelijk tot het Waalsche Kerkgenootschap alhier; de Waalsche Kerk nu is een integreerend deel der Nederlandsche
7
Hervormde Kerk; zij wordt bestuurd door dezelfde synode, en leeft onder dezelfde wetten en reglementen. Laat het mij vergund zijn enkele feiten uit de geschiedenis van dit kerkgenootschap te herinneren.
Vóór ruim tien jaren zuchtte dit kerkgenootschap onder den druk van het confessionalisme; geen modern predikant van andere Waalsche gemeenten in ons vaderland mocht den kansel der Amsterdamsche Waalsche kerken beklimmen, en dat niettegenstaande onze kerkelijke afdeeling zoo rijk was aan begaafde redenaars. Op al de billijke klachten en beden der vrijzinnigen werd geen acht geslagen door den Kerkeraad, die voor het grooter deel uit orthodoxen was samengesteld, ofschoon ik mij haasten moet eene gunstige uitzondering te constateeren. Eén der predikanten was altijd een verdediger der vrijzinnige richting, waarin hij door een klein deel van den Kerkeraad gesteund werd, doch zij vermochten niets tegenover de drie orthodoxe predikanten en de meerderheid des Kerkeraads. Een verzoek door 76 vrijzinnige leden der gemeente aan den Kerkeraad gericht, om, toen er eene predikantsvacature was, een\' vrijzinnigen leeraar te beroepen, werd afwijzend beantwoord, echter niet zojider protest van de zijde der minderheid des Kerkeraads in zeer bezadigde en waardige termen. Was het wonder, dat velen er toen aan dachten, om het Waalsche Kerkgenootschap hier ter stede te verlaten en elders bevrediging hunner godsdienstige behoeften te zoeken ? En toch zij bleven, hopende
8
op eene betere toekomst. Die hoop heeft hen niet teleurgesteld. Het algemeen stemrecht gaf aan hunne richting de overwinning, eerst slechts met eene geringe meerderheid, doch van lieverlede werd de verhouding tusschen het aantal stemmen, door de vrijzinnigen en orthodoxen op de kandidaten voor het Kiescollege uitgebracht, gun stiger voor de eerstgenoemden, en thans verkrijgen de kandidaten der vrijzinnigen bijna ééns zooveel stemmen als die der orthodoxen. Kiescollege en Kerkeraad zijn nu in handen der vrijzinnigen. Dank zij die allergelukkigste ommekeer, heerscht heden in dit kerkgenootschap een geest van Christelijke verdraagzaamheid. Ook orthodoxen zijn leden van den Kerkeraad. Van de vier predikanten behooren twee tot de vrijzinnige, twee tot de tegenovergestelde richting. In het eene der beide kerkgebouwen wordt de godsdienstoefening des morgens door eenen vrijzinnigen, in het andere te gelijkertijd door eenen orthodoxen gehouden. Waar het avondmaal bediend wordt door eenen vrijzinnigen, daar zijn ook voorbereiding en dankzegging aan den vrijzinnigen gegeven, en evenzoo bij eene avondmaalsbediening door een orthodoxen. Er zijn twee bevestigingen van nieuwe leden elk jaar, door een der predikanten van elke richting; kortom het denkbeeld van kerspelen door den heer Ph. R. Hugenholtz voor eenigen tijd met kracht voorgestaan, vindt bij het Waalsche Kerkgenootschap alhier gedeeltelijk zijne toepassing. Dit kerkgenootschap bewijst derhalve, dat con-fessioneelen en modernen zeer wel in één kerkverband
9
vereenigd kunnen zijn, en het zou daarom eene ongerijmdheid zijn voor de vrijzinnige leden dier gemeente, hun kerk te verlaten en de roepstem der heeren Hu-genholtz te volgen; neen, de vrijzinnige Walen mogen de macht hunner partij niet verzwakken; hun aller leus zij: wij blijven.
Doch als lid der Waalsche gemeente heb ik ook steeds het hoogste belang gesteld in de geschiedenis der Neder-duitsche Hervormde kerk en vooral in die mijner eigene woonplaats en zeer heb ik het betreurd, dat, waar het algemeen stemrecht in het Waalsche kerkgenootschap alhier aan de vrijzinnigen de overwinning verschafte, datzelfde algemeene stemrecht in de Nederduitsche Hervormde gemeente alhier de confessioneelen op het kussen bracht.
Doch is nu de verhouding der partijen van dien aard, dat de vrijzinnigen voor immer moeten wanhopen aan de zegepraal hunner richting? Mijns inziens, neen. Bij de laatste verkiezing toch brachten van de 100 kiezers 58 hunne stemmen uit op de orthodoxe candidaten, 42 op de vrijzinnigen; alzoo niet zulk eene verpletterende meerderheid om den strijd geheel op te geven. Bovendien bedenke men, dat, wanneer confessioneelen en gematigd orthodoxen niet zamen gaan, de liberalen de sterksten zijn. De verkiezing, eenige jaren geleden, heeft dit bewezen. En thans vragen de heeren Hugenholtz, bij het neêrleggen van hun ambt als predikanten bij de Nederlandsche Hervormde Kerk, aan hunne vrienden en
IO
geestverwanten de noodige stappen te beramen, om eerlang gezamentlijk de Kerk te verlaten en het gemeenteleven op andere wijze voort te zetten. Wanneer velen der vrijzinnige gemeenteleden aan die roepstem gehoor geven, alsdan zal het wel tot de pia vota behooren, dat ooit de Nederduitsche Hervormde gemeente alhier in handen der vrijzinnigen kome, en zal het thans heerschende confessionalisme den scepter blijven voeren. Ik heb oprechte hoogachting voor de beide predikanten, die vermeenen de Kerk te moeten verlaten; ik waardeer het vele goede, dat zij, zoowel in de Kerk als daarbuiten, hebben helpen tot stand brengen, maar ju is: omdat ik hen zoo hoogacht en waardeer, betreur ik het ten zeerste, dat hunne krachten voor onze Kerk verloren gaan.
En welke zijn thans de motieven, die hen tot dezen stap geleid hebben? zij zijn van tweederlei aard;
1°. De jongste Synodale besluiten.
2°. De kerkelijke toestand.
Om nu met het tweede punt te beginnen, zie, daarvan kan ik nog iets begrijpen. Het was datzelfde motief, dat de Nederduitsche Hervormde Kerk den begaafden prediker Van Gorkom deed verliezen, een verlies door velen diep gevoeld, en niet het minst door zijne vrijzinnige ambtgenooten. Diezelfde reden doet thans deheeren Hugenholtz mede hun post verlaten. Dat men tegenwoordig bij al de kleingeestige kibbelarijen\'en plagerijen het predikambt niet meer zóó kan vervullen als men dat wel
11
wenscht, en het den predikant bij al dien strijd vaak •op onchristelijke wijze gestreden, niet zelden bezwaarlijk valt den godsdienst dèr liefde te verkondigen, zeker, dat is geen raadsel. De een is den strijd spoediger moede dan de ander; vandaar dat de een gaat en de ander blijft; mamp;ar dat is eene quaestie van louter persoonlijken aard.
Doch het tweede motief, de laatste Synodale besluiten ; ik moet bekennen, dat ik mij over dit motief ten hoogste verwonder. Ik wensch hier niet in eene kritische ontleding der laatstelijk door de Synode voorgestelde belijdenisvragen te treden, en ook niet te onderzoeken ot die bevestigingsvragen als belijdenis- of gezindheidsvragen moeten beschouwd worden (men leze dienaangaande de artikelen voorkomende in de Vrijheid van 3 en 10 November 1.1., geteekend R. S.), dit zou mij als leek al zeer weinig passen. Edoch, dit wil ik aanstonds verklaren, dat, toen ik die vragen voor het eerst las, mijn indruk tamelijk bevredigend was. Het is waar, ik las die formule met het ongeoefend oog eens leeks, niet door eenen theologischen bril. Doch als men eene wet of reglement goed wil beoordeelen, moet men de geschiedenis er van nagaan. Wat nu is de geschiedenis dezer bevestigingsvragen ? De moderne leden der Synode stellen eene bevestigingsvraag voor, die verworpen wordt; daarop komt in behandeling een voorstel der middenpartij, de bekende bevestigingsvragen, welk voorstel wordt aangenomen; vóór stemden alle
12
moderne leden; en men leze de argumenten door den Heer Luti en anderen aangevoerd, waarom zij voor het voorstel der middenpartij gestemd hebben; hoe prof. Van Bell, waarlijk een steunpilaar der moderne partij en praeadvi-seerend lid der synode verzekerde, dat hij voor de thans aangenomene formule gestemd zou hebben, ;indien hij als predikant in de Synode zitting had gehad, .en wat vooral ook de aandacht verdient, de confessioneelen stemden allen tegen. Doch hoe men ook oordeele over de dogmatische beteekenis der door de Synode voorgestelde bevestigingsvragen, die in elk geval thans nog geen kracht van wet hebben, dit is gewis, de Synode heeft door de aanneming daarvan getoond aan de grieven der modernen te gemoet te willen komen: zij heeft getoond, dat zij er prijs op stelt, dat de modernen in de kerk blijven; zij heeft ons de hand gereikt, en nu zal men die hand afwijzen en heengaan! mij dunkt, het tijdstip is niet zeer gelukkig gekozen.
Bovendien, hebben de heeren liugenholtz wel bedacht, dat zij door hunne uittreding uit de kerk naar aanlei-leiding van de jongste synodale besluiten, hunne vrijzinnige collega\'s, zoowel hier ter stede als elders, tegenover velen in eene schijnbaar scheeve verhouding brengen, en vooral nadeelig werken op de geestdrift der jongere predikanten, die toch, en niet zonder oorzaak, in deze dagen van spanning zooveel ontmoeten, dat op de bezieling voor hun ambt doodend werkt?
Nu weet ik wel, dat zij zich beroepen op gewetens-
13
vrijheid, en dat waar hun geweten hun gebiedt de kerk te verlaten, hunne vrijzinnige ambtgenooten van eene andere meening op dit punt, zeer goed kunnen blijven; dat de vrijzinnigen de predikanten, die niet heengaan daarom niets minder zullen eeren en hoogachten, maar niet aldus redeneeren de tegenstanders: men leze slechts den triomfkreet van een der organen der tegenpartij, de Standaard:
„Er kan een aftocht zijn, aldus schrijft dit blad, die u beter eert dan het moedigst standhouden.quot;
Zulk een aftocht is hetzelf gevraagd ontslag van de heeren Hugenholtz uit hun predikambt te Amsterdam.
„Er ligt in dien stap een bewijs van zedelijken moed, van nobelheid van karakter, van veerkracht tot initiatief, die hun aanspraak geven op ieders waardeering. Zij breken door een weefsel van leugen, om waartegenover zich zelf te worden.quot;
„Zij geven niet onaanzienlijke voordeelen prijs, om het zedelijk gevoel hunner persoonlijke vrijheid te herwinnen.quot;
„Zij redeneeren en zij parlementeeren niet, maar tasten door, eer ze nog weten wie hen volgen zullen.quot;
„Naar het zich laat aanzien, zullen die volgers, althans onder de moderne predikanten, verre van velen zijn.quot;
„Er is onder die heeren meest een doodend conservatisme heerschende, dat het reeds tamelijk sterke conservatisme der orthodoxe predikanten noch verre achter zich laat.quot;
i6
vaderen goed en bloed hebben veil gehad, en waarvoor zij tachtig jaren gestreden hebben. Om die gewetensvrijheid te behouden of te verkrijgen, zij de leus van
alle lidmaten der Nederlandsche Hervormde Kerk; wii
blijvenquot;!