-ocr page 1-

pwmi

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
-ocr page 6-

A EMSTEL\'S OUDHEID

üï

GEEENKWAARDIGHEDEN VAN AMSTERDAM.

-ocr page 7-
-ocr page 8-

WM :■

m

w^m

mmBmÊÊm

mmÊÊ^mmmmsÊÊÊmm .

tsmsBmmmsmmiasamp;mim

mm

mffiÊÊÊÊmsmmm

1 aaa—tffl WBSS^^^m^^mSSSSwÊ hi Wm \'amp;-£Ê \\ m..............

-ocr page 9-

r1 rgt; quot;r1

ji y y ii n i j.

EiVJ

VV1L

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

0322 4635

-ocr page 10-
-ocr page 11-

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

0322 4635

-ocr page 12-

AEMSTEL\'S OUDHEID

u r

GEDENKWAARDIGHEDEN VAN AMSTERDAM

.u o ü i:

Dr. P. SCHELTEMA

Arcliivaris liev HooWstad en van Noord-Holhnil

3Hrt rrn ^ortrrt.

DERDE DEEL.

AMSTERDAM,

J. H. SCHELTEMA 1859.

-ocr page 13-
-ocr page 14-

V O O R B E K 1 G T.

Gelijk de titel aanduidt, heeft deze bundel dezelfde strekking, als de twee voorgaande deelen, daar hij moet dienen tot opheldering der geschiedenis van Amsterdam, waar deze eene nadere toelichting behoeft of wel nog geheel in het duister ligt. Onnoodig komt het mij derhalve voor, om thans nog over het werk in het algemeen te spreken, maar, als niet overtollig, wordt het door mij geacht, vooraf weder iets te zeggen over de bijzondere stukken, waaruit dit derde deel is zamengesteld.

Tiet eerste stuk is eene kronijk van Amsterdam, beginnende met het jaar 1300 en eindigende in het jaar 1611. Zij is geschreven door Lambert Opsy of, zoo als hij zich

-ocr page 15-

VI

zeiven in het Latijn noemt, Lambertm Optio, eenen zoon van Lambert Cornelisz., secretaris van Amsterdam, en wordt gevonden in ecne verzameling opstellen en aanteeke-ningen betreffende deze stad, zoo door den vader als den zoon hijeen gebragt. Niet zonder eenige aarzeling ben ik tot de bekendmaking dezer korte geschiedenissen van Amsterdam overgegaan, omdat zij in het handschrift door elkander en zonder eenige tijdsorde zijn opgeteekend, terwijl buitendien de dag- en jaarteekening hier dikwijls verkeerd wordt opgegeven. Daarbij laat de spelling, als zeer gebrekkig en ongelijk, veel te wenschen over. Evemvel komt de uitgave dezer kronijk mij niet onbelangrijk voor, dewijl zij véle bijzonderheden omtrent Amsterdam bevat, welke elders niet of wel anders voorgesteld gevonden worden. Ik heb daarom getracht, om het gebrekkige daarin, zoo veel mogelijk, te herstellen door de gebeurtenissen in chronologische orde te schikken, de tijds-opgave, waar deze onjuist was, te verbeteren en de spelling der woorden, volgens de tegenwoordig gebruikelijke wijze, te veranderen.

Weder wordt hier de geschiedenis van een der Amsterdamse he kloosters aangetroffen, namelijk van dat der Pau-linianen of Sint Paulus broeders, zijnde het derde mannen-klooster door mij behandeld, Mogt ik met dezen arbeid voortgaan, dan ligt thans het klooster der Regulieren aan, de beurt.

Te verwonderen is hel inderdaad, dat het leven en de verrigtingen van Willem Eggert, heer van Purmerende, nimmer opzettelijk en uüvoerig beschreven zijn, daar hij

-ocr page 16-

geweest is een der voortreffelijkste burgers, welke Amsterdam oudtijds bezeten heeft, en een man, aan wien ome stad groote verpligtingen had. Waarschijnlijk is de reden hiervan gelegen in het onzekere en tegenstrijdige der berigten aangaande hem tot ons gekomen. Ik heb ondernomen, de waarheid van deze na te vorsehen en een cri-tisch-historisch onderzoek naar het lot en bedrijf van Eggert in te stellen. Ben ik daarin naar wensch geslaagd, dan komt de eer daarvan ten deele toe aan mijne geachte ambtgenooten, den heer Rijks-archivaris Dr. R. C. Bakhuizen van den Brink, en den heer Archivaris der Provincie Utrecht Br. P. J. Vermeiden, die door de mede-deeling van vele onbekende charters betreffende Eggert en Purmerende niet vieinig tot den gunstigen uitslag mijner pogingen hebben bijgedragen.

Volgens vroegere belofte ontvangt men in dit deel een opstel over Ferdinand Bol, eenen leerling van den grooten Rembrand, wiens werken nog te weinig gekend en gewaardeerd worden. Deswege heb ik eene, zoo ik meen, naauw-keurige opgave gedaan van zijne schilderijen , zoo te dezer stede als elders in ons vaderland mij bekend. Bij de vier portretten van den admiraal de Ruiter, door Bol geschilderd, had nog een vijfde, alhier aanwezig in het Museum van der [loop, door mij kunnen vermeld worden, in welks Catalogus het ten minste, als zoodanig, wordt opgegeven. Ik hen het echter opzettelijk met stilzwijgen voorbij gegaan, omdat ik in dit portret onzen admiraal niet herkend heh en zelfs betwijfel, of het stuk, hoe

-ocr page 17-

TUI --

wel van zijne naamteekening voorzien, wel door Bol vervaardigd is.

De opgave der missiven en andere stukken, welke het IJistorisch-diplornatisch Archief van Amsterdam uitmaken , zal ongetwijfeld aan ieder beoefenaar der vaderlandsche geschiedenis, en vooral aan dien onzer Diplomatie, welgevallig zijn. Wel is de Nederlandsche Diplomatie alom met roem bekend, maar tot dus verre weet men niet met zekerheid, welk aandeel Amsterdam daaraan in het bijzonder had, en welke diplomatische correspondenticn deze stad met ome gemagtigden in het buitenland voortdurend onderhield. Zij zijn van zoo grooten omvang, dat welligt geene andere stad ter wereld eene zoo uitgestrekte staatkundige briefwisseling gevoerd heeft of de bewijzen daarvan in haar Archief kan aantoonen. Ik geloof hiermede den weg gebaand te hebben, om te geraken tot eene volledige kennis van het zoo zeer betwiste Politiek Systeem van Amsterdam en van den invloed, dien de stad op de aangelegenheden van den Staat heeft uitgeoefend. De middelen daartoe zijn ook aan anderen geleverd, ofschoon ik het mij zeiven in de eerste plaats tot een\' pligt reken, om daarvan een nuttig

gebruik te maken.

De Resolution, door de Amsterdamsehe Vroedschap genomen bij den aanvang van de openbare prediking der Hervormden te Amsterdam in 1566 en 156 lt; werden vroeger door mij naar het oorspronkelijke opstel afgeschreven ter plaatsing in de werken der Lweede Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche InstUuut. Na de opheffing dezer

-ocr page 18-

IX

instelling gaf ik aan het Historische Genoolschujj le Utrecht vergunning, om deze uit te geven, gelijk ook geschied is in het tweede stuk van het vierde deel der IJ er ig ten van het Genootschap, waar zij voorkomen met eenige bescheiden betreffende het eerste tijdvak van de geschiedenis der hervorming in de stad en provincie Utrecht, 3 524—1566, medegedeeld door Jhr. Mr. A. M. C. van Asch van Wijck. De besluiten van den Amsterdamschen Raad bij die ge-wigtige tijds-omstandigheden komen mij zoo belangrijk voor, dat ik gemeend heb daaraan eene meerdere bekendheid te moeten geven, dan aan den inhoud der werken van een geschied- of letterkundig Genootschap, als voor een\' bepaalden kring bestemd, gewoonlijk te beurt.valt.

De komst en het verblijf te Amsterdam van Prins Wil ■ lem den Vijfden met zijne gemalin en drie kinderen , in de maand September van het jaar 1788, is nergens omstandig beschreven; \'waarom ik aan eene beschrijving van het gebeurde bij die gelegenheid, in het Amsterdamsche Archief aanwezig , eene plaats in dit deel heb ingeruimd. Een korter berigt daarvan, icaaruit echter deze beschrijving nog hier en daar kan aangevuld worden, is te vinden in de buitengewone Amsterdamsche Courant van Maandag 8 September 1788, terwijl omtrent de receptie van den Prins bij de Fortugeesche gemeente nog eenige bijzonderheden zijn medegedeeld in de gewone Courant van den volgenden dag.

Het geheel wordt weder besloten net eenige notabele posten der oude stads-rekeningen van 1540 tot 1550 , uit

-ocr page 19-

welke nog onbekende bronnen veel nieuws voor de geschiedenis van Amsterdam te putten is.

Mogt ook dit deel, even als de twee voorgaande, gunstig door het Nederlandsche publiek worden opgenomen, het zou mij ook daarom verheugen , omdat ik de verdere uitgave van dit werk, waarvoor nog ruime bouwstoffen voor-handen zijn, grootendeels daarvan afhankelijk stel.

Amsterdam,

16 Maart 1859.

-ocr page 20-

I N H O U 1).

Bladz.

Eenige geschiedenissen van Amsterdam , in liet kort beschreven. . . 1.

Lamhert Opsy en zijne familie.............35.

Het klooster der Sint Paulus broeders te Amsterdam......39.

Geschiedkundig onderzoek naar het leren en de verrigtingen van

Willem Eggert, heer van Purmerende...........55.

Charters betreflende Eggert en Purmerende.........90.

Ferdinand Bol..................101.

Het Historisch-diplomatisch Archief van Amsterdam......117.

De aanvang van do openbare prediking der Hervormden te Amsterdam in 156S en 15G7, volgens de Resolutiën der Amsterdamsche Vroedschap.....................155.

Spitsbergen, eene Nederlandsche bezitting......... 223.

-ocr page 21-

Blaih.

Korte beschrijving van het gebeurde bij de ontvangst en het verblijf der vorstelijke familie binnen deze stad in de maand September

van het jaar 1788.................

De Weteringspoort.................241.

Eenige opmerkelijke posten uit de oude Thesauriers-rekeningen van Amsterdam...................245.

-ocr page 22-

Mudt

329,

\'Al.

t

45.

EENIGE GESCHIEDENISSEN .

VAN

AMSTERDAM,

IN HEÏ KORT BESCHREVEN.

-ocr page 23-
-ocr page 24-

Toen Amsterdam nog van kleinen omvang was, voordat liet uitgelegd werd, had de stad drie poorten, de Sint Olofs-poort, nog in wezen, de Windmolen-poort, die gestaan heeft, daar nu de Oude Haarlemmer-sluis ligt, en de Bentwijker-poort, waar de Ossen-sluis gelegen is. De Oudc-zijds en Nieuwe-zijds Voorburgwallen waren de stads vesten; van waar zij nog den naam van burgwallen voeren. De gevangenis was in de Sint Olofs-kapelsteeg, alstoen aan de vesten gelegen, en is nog in wezen. Het is een zeer oud gebouw met dikke muren en een1 gewelfden kelder, waar men nog de ringen ziet, aan welke de gevangenen plagten gesloten te worden. Het huis behoort thans toe aan de eerbare weduwe Trijn Klaas Gaven-dochter.

Toen Amsterdam van eene kleine visschers-buurt een schoon dorp en daarna eene stad geworden was door zijne geschikte ligging voor zee- en koophandel, was het noodig, dat de stad ook een wapen had. Zoo is te weten, dat die van Amstelveen, zijnde het principaalste dorp van Amstelland, het wapen der heeren van Amstel voerden , hetwelk was eene zwarte streek van boven neder-gaande met zeven witte geruite kruisen op een rood veld.

Van welke kruisen die van Amsterdam drie gekocht hebben

] *

-ocr page 25-

4

in de zwarte streek op liet roode veld, dit nog met regt, als hun wapen, gebruikende. Boven welk wapen hun daarna vergund is door keizer Maximiliaan, den drie en dertigsten graaf van Holland, te voeren eene gouden keizerlijke kroon, zoo als blijkt uit zijn handvest daarvan, zijnde gedateerd den 10tïcn Februarij 1490. Waarbij de Boelenszoons, toen een der magtigste geslachten binnen Amsterdam, twee staande leeuwen, die hot wapen vasthouden , op eigene kosten , uit liefde des vaderlands gekocht hebben van keizer Karei V, den vijf en dertigsten graaf van Holland 1).

Anno 1300 kwam heer Gijsbrecht van Amstel en vermeesterde het stadje Amsterdam. Hij begon het met houten bruscen, vesten en torens te versterken en beves-

CO 7

tigen. Die van Haarlem met do Waterlanders, dit vernemende, zijn met al hunne magt uitgetrokken en hebben den voorzegden Gijsbrecht uit het land gejaagd. Zij staken het stadje in brand, en verbrandden ook al de bruggen en houten torens

Anno 1301 heeft Jan van Henegouwen, graaf van Holland, aan zijnen broeder, bisschop Guy van Utrecht, onder andere goederen voor zijn leven ter leen gegeven de heerlijkheid van Amstelland. Deze Guy gaf aan Amsterdam vele vrijheden van keuren en regten, waarmede men de stad regeerde 3).

Anno 1342 was er eene groote aardbeving te Amsterdam en in geheel Holland op den 2den dag van Januarij, waarna eene groote plaag kwam.

Anno 1345, dingsdag voor palmzondag, geschiedde te Amsterdam het mirakel aan het heilig sakrament, hetwelk door een\' krank man, genuttigd zijnde, in het vuur gespogen werd en daarin onverteerd bleef.

Anno 1404 werd heer Willem Bruinsz., priester, te Amsterdam dood geslagen, waaruit groote twist in de

-ocr page 26-

stód ontstaan is Vele eerzame mannen zijn daarbij verslagen en vermoord.

Anno 1414 den l?*1quot;1 Julij werd de eerste steen van de Nieuwe Kerk gelegd. Dit werk bleef langen tijd ongemaakt liggen, en werd nog ten laatste volmaakt in den jare 1470 4).

Anno 1417 den Junij stierf Willem Eggert van Amsterdam, stichter van de stad en het slot van Pur-meremle. Hij werd naar Amsterdam gebragt en aldaar met groote eer begraven in de Nieuwe Kerk, waarvan hij den eersten steen gelegd had 5).

Omtrent het einde des jaars 1419 is er een groote oorloir gerezen tusschen het Sticht van Utrecht en het

O O

land van Holland. Die van Utrecht kwamen op zekeren tijd buiten Amsterdam en vingen vele poorters der stad , die uit wandelen waren gegaan, hen brengende binnen Utrecht6).

Anno 1426 werd de stad Hoorn belegerd door een\' hoofdman der Kennemers, genaamd Willem Nagel, in den naam van Vrouw Jacoba, gravin van Holland. Die van Amsterdam kwamen de stad te hulp en deden met de poorters van Hoorn tegen dezen Willem Nagel een\' uitval, met groote vroomheid. Willem Nagel met vele Kennemers bleven daar dood, doch anderen, die kloek waren, ontkwamen het gevaar. Die van Hoorn vervolgden hen tot het dorp Wognum, waar velen verslagen werden.

Anno 1420 verbonden de steden Dordrecht, Delft, Haarlem, Leiden en Amsterdam zich met elkander tegen Vrouw Jacoba, gravin van Holland, en kwamen te velde bij het dorp Alphen, om hare landsvrouw te keeren, opdat zij niet verder in het land kwam. Daartegen kwamen die van Gouda, Oudewater en Schoonhoven op en wonnen den strijd. Velen werden daar dood geslagen of gevangen genomen. Die van Gouda kwamen met de ba-

-ocr page 27-

6

nieren van Leiden, Haarlem en Amsterdam, weder binnen hunne stad in groote viktorie 7).

Anno 1427 viel er weder een strijd voor tusschen het volk van hertog Filips van Bourgondië en dat van de steden van Haarlem, Hoorn en Amsterdam tegen jonkheer Willem van Brederode en hen, die de zijde van Vrouw Jacoba hielden. Deze strijd viel te water voor bij Wieringen. Jonkheer Willem werd gevangen genomen en velen met hem, van welke er tachtig onthoofd werden , maar jonkheer Willem werd vrij gelaten.

Anno 1438 ontstond de Oostersche oorlog tusschen hertog Filips van Bourgondië, graaf van Holland, en die van Lubek, Hamburg, Kostok en hunne aanhangers, en alzoo zij malkander groote schade met rooven op de zee deden, werd er een dag bestemd, om het geschil met vriendschap neder te leggen. Van wege de Oosterlingen kwamen Hendrik Eapezilver en Hendrikquot; Voorraad, ridders, en van wege die van Holland, onder drie of vier anderen, Evert Jakobsz., schepen van Amsterdam. Maar daar in de onderhandeling de onzen er op stonden, om de geleden schade, wel op 50,000 goudguldens gerekend, vergoed te hebben, en de Oosterlingen daar niet naar wilden hooren, keerden zij weder, en er werden terstond te Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen, in de Maas en in Zeeland verscheidene oorlogschepen toegerust, die in zee staken en binnen korten tijd in eenige rencontres tot twintig groote schepen van hunne vijanden namen, waarbij drie van Biscaye, met zout geladen, en een\' Venetiaan-schen kraak vol stukgoederen, dien zij in Zeeland bragten en verbrandden 8).

Anno 1444 op Sint Pieters-dag ad vincula is er te Amsterdam een groote oploop geschied, want de Hoek-schen verjoegen en verdreven al de Kabeljaauwschen met hun aankleven uit de stad. Deze gingen naar Haarlem

-ocr page 28-

en namen daar hunne toevlugt tot hunne vrienden. De regenten van Amsterdam lieten terstond krijgsknechten binnen de stad komen, om die te beschermen; onder welke mede was Gijsbrecht van Brederode, de broeder van heer Reinoud. Ook kwam Eeinoud met vele krijgsknechten in Amsterdam, om de stad in rust te houden. Deze tweedragt duurde langen tijd. De regenten verbanden en verdreven uit de stad al de poorters, die het met de Kabeljaauwschen hielden. Wanneer dit geschied was, en hertog Filips van Bourgondië, graaf van Holland, het vernomen had, kwam hij op Sint Elisabeths-dag te Amsterdam en bragt alle gebannen en verdreven poorters daar terug. Hij verzette het geregt en stelde van elke partij twee burgemeesters aan, te weten, Jakob Braseman, Bartholomeus Doos, Paulus Aelbrechtsz. en Grebber Dirksz., en daarbij nog zeven schepenen, die allen dienen zouden tot Onzer Vrouwen Lichtmis. Want men plag alsdan naar ouder gewoonte het geregt in Amsterdam te verkiezen 9).

Anno 1452 op Sint Urbaans-dag verbrandde bijna de halve stad Amsterdam met de kapel, genaamd de Heilige Stede; welk deel der stad nog geheeten wordt de Nieuwe Zijde 10).

Anno 1475 was er oorlog tusschen den koning van Frankrijk en hertog Karei van Bourgondië. Die van Amsterdam , nog niet westwaarts gevaren hebbende, verkregen van den hertog vergunning, om voor zich zeiven oorlogschepen uit te rusten. Zij maakten vier groote schepen van oorlog gereed en hadden buitendien nog wel vijftig groote schepen, op elk van welke geplaatst werden vijf en twintig mannen, welgewapend met bussen en allerhande artillerie, voor zulke schepen benoodigd. Westwaarts varende, hielden zij zich zoo digt bijeen, dat de Franschen hen niet durfden bestoken, maar te-

-ocr page 29-

8

rugkeerende, na hunne koopmanschap gedaan te hebben , hadden zij omtrent zeventig schepen van Hoorn en Enkhuizen, met zout geladen, bij zich. Nabij Klaasduinen gekomen , ontmoetten zij den admiraal der Franschen en, te veel vertrouwen stellende op het getal hunner schepen en de stoutheid van hun volk, minachtten zij de Franschen en voeren onbehoorlijk en dwaasselijk, de een hier, de ander daar, dooreen. Waarom de admiraal, met zijne andere schepen onder de Hollandsche gevallen zijnde, die vermeesterde, schietende met groote bussen, slangen en andere instrumenten. De Franschen namen al de Hollanders gevangen , uitgezonderd eenige weinigen, die aan land kwamen.

Anno 1477 viel er een strijd ter zee voor, van tien oorlogschepen van Haarlem, Leiden en Amsterdam, tegen achttien Fransche schepen, die overwonnen werden, waarbij een kraak, toebehoorende aan de Genuezen, in welken men veel en zwaar goed vond. Zij bragten die schepen op naar ter Yere.

Anno 1479 in de Vasten bragten de visschers van Amsterdam , liggende op de Zuiderzee, aan sommige visschers van Harderwijk eenige schade toe. Wanneer zij dit nu tweemaal gedaan hadden, deden die van Harderwijk desgelijks en beklaagden zich bij de overheid van Amsterdam, dat men hun schade gedaan had. Niet zeer lang hierna kwam er een groot schip van Harderwijk, met veel goed geladen voor de stad Enkhuizen. Die van Amsterdam, dit vernemende, maakten terstond gereed eenig ligt volk, dat tot alle boosheid geneigd is, en roeiden snel met hunne baardsen derwaarts. Zij namen het schip met geweld uit de haven en wilden het naar Amsterdam brengen. Die van Enkhuizen, dit ziende, vielen ook terstond in hunne baardsen, om de haven van hunne stad te beschermen cn de anderen te achtervolgen. Toen de Am-

-ocr page 30-

9

sterdammers zagen, dat zij snel vervolgd werden, na iien zij kleine schuitjes en roeiden zoo hard mogelijk naaide stad Edam. De Enkhuizers roeiden hen met alle mact na, roepende, dat het zeeroovers en dieven waren, zoodat zij met de Amsterdammers slaags raakten en velen van hen over boord wierpen. Ook namen zij velen van hen gevangen, die naar Enkhuizen gebragt werden.

Anno 1482 begonnen die van Amsterdam een\' muur te maken om de stad, welke tot nog toe onbemuurd was geweest. Tot dus verre had deze niet dan poorten en torens, met een\' wal en diepe grachten. Welken muur zij in korte jaren voltooiden 1I).

Anno 1484 werd er een levendige olifant te Amsterdam gebragt, met welken de eigenaar veel geld verdiende. Wanneer deze olifant van Amsterdam naar Utrecht vervoerd zou worden, en men hem daartoe voor Muiden wilde inschepen, verdronk hij wegens het verzuim van zijnen meester.

Anno 1491 was er te Amsterdam en in Holland eene zoo groote duurte, dat vele menschen, uit nuod, draf, raapkoeken en dergelijk beestenvoeder aten en niet dan water dronken. Een elfponds brood van twee deelen gerst en een deel haver gold drie Carolus stuivers. Er werden te Amsterdam over do tien duizend armen opgeschreven , die alle weken hunne bedeeling van de stad hadden.

Anno 1492 zijn te Amsterdam twee en zeventig personen, zoo zeeroovers cis dieven, geregt.

Anno 1503 was het een harde, koude winter geweest, en in Maart begon het nog harder te vriezen, drie weken lang, zoodat men over het ijs ging niet sleden, tusschen Haarlem, Leiden en Amsterdam, en over de Zuiderzee tot Kampen.

Anno 1509 in Sint Cosmus en Damianus-nacht, was er een zware storm uit liet noord-westen, die drie darren

\' O

-ocr page 31-

10

duurde. Op vele plaatsen braken de dijken door, en door verzuim van sommigen bleef het gat, gebroken in den dijk te Sparendam, den volgenden zomer en winter open. Ten laatste ondernamen de drie steden Leiden, Hai.rlem en Amsterdam den dijk te maken, en volbragten dit binnen zes en twintig dagen. Door het zoute water stierf al het seboomte tusschen Leiden, Haarlem en Am-

O \'

sterdam 12).

Anno 1512 op Sint Thomas-dag verbrandden de Gel-derschen, sterk zijnde elfhonderd man, \'s nachts twee en twintig groote schepen voor Amsterdam13).

Anno 1516 kwamen de Gelderschen en namen Me-demblik in, en daarna Alkmaar. Zij verbrandden beide deze steden en vertrokken naar Sparendam, dat zij ook afbrandden. Zij waren sterk tusschen de drie en vierduizend man. Bie van Amsterdam, dit vernemende, maakten terstond eene schans bij het huis ter Hart en bezetteden die met volk, om hen aldaar te keeren, maaide Gelderschen kwamen en belegerden de schans. Na vele schermutselingen namen zij die stormenderhand in en trokken voort door de veenen naar Utrecht. Hierom werd te Amsterdam op Sint Laurcns-avond vrije rooverij afgekondigd. Voorts met magt op het water komende, verbrandden zij vele schepen te Bunschoten en zeilden van daar naar Friesland, om den vijand voortaan geheel van de zee te houden u).

Anno 1529 zondags voor Sint Michiel ontstond er te Amsterdam eene nieuwe ziekte, genaamd de zweetende ziekte, die omtrent vijf dagen duurde; waaraan eenige honderden stierven.

Anno 1530 voor Allerheiligen was er te Amsterdam een zoo groote watervloed, als er nooit te voren geweest was lo).

Anno 1532 op Allerheiligen-avond verbrandde het Reguliers-klooster bij Amsterdam tot den grond toe16).

-ocr page 32-

11

Anno 1532 was liet water hooger dan eenig meuscli beleefd bad, zoodat er vele lieden in Zeeland en op andere plaatsen verdronken, en overal de dijken doorbraken. Dit geschiedde op Allerzielen-dag.

Anno 1534 op den 27sten Julij is te Brussel verbrand een priester van Amsterdam, genaamd meester IJsbrand Schol, om de Zwinglische leer.

Anno 1534 in September is er zoo veel rogge in Amsterdam geweest, dat men die op de plaveiselen heeft moeten leggen, vermits er gebrek was aan zolders. Gansch Waterland, Hoorn, Enkhuizen, Haarlem en Leiden waren vol. Het Pruisisch zaad gold elf goudguldens, en dat van Eeval veertien goudguldens.

Anno 1535 op den lllt;len Mei was er eene groote vergadering van Herdoopers te Amsterdam. Zij namen het stadhuis in; waartegen de gemeente opkwam. Er bleven dood 27 mannen, en velen werden er gevangen, wien het hart levendig uit het lijf werd gesneden, zoo als aan verraders toekomt. Sommigen werden geregt met den zwaarde, en van de vrouwen werden er eenige verdronken , andere gehangen.

Anno 1536 omtrent Vasten-avond in den Quatertemper kwamen er ongeveer 40 mannen en vrouwen, die van Hazerswoude, Amsterdam en andere plaatsen weggeloo-pen waren, bijeen en namen het landhuis van Poeldijk in, meer volk verwachtende. De raad, dit vernemende, zond eenig volk van wapenen uit. Velen van hen werden gevangen, van welke de mannen verbrand en onthoofd, en de vrouwen verdronken werden.

Anno 1538 heeft de K. M. Karei, graaf van Holland, na Lichtmis te Amsterdam vijftig groote schepen doen toerusten, die mede zouden varen in de heervaart tegen de Turken. Deze schepen zijn gezeild naar Malaga, waar alle schepen, die den keizer dienden, bij elkander zouden komen ,7).

-ocr page 33-

12

Anno 1540 kwam de K. M. zelf te Amsterdam, daar hij eerlijk met grooten triomf ingehaald werd.

Anno 1557 was er groote duurte en hongersnood, want een roggebrood van elf pond gold 10 en 11, ja ten laatste 15 en 20 stuivers, en het last rogge 116 goudguldens. Er was maar één man in de stad Amsterdam die koren had, genaamd Cornelis Lambertsz. Opsy. Deze won daaraan zoo veel, dat hij er een\' spijker van liet bouwen , den besten alstoen in de stad, genaamd Opsy-spijker, staande aan de Oude-zijds Kolk, die in den jare 1607 met nog twee andere spijkers en een huis afgebrand is .

Anno 1565 werden bijna al de weeskinderen te Amsterdam door een1 boozen vijand bezeten; van welke sommigen spelden , naalden, vingerhoeden , haken , oogen, veeren en dergelijke dingen spogen; eenigen liepen snel. bij de wanden en muren op, anderen wierpen met ker-sensteenen en andere kleine steentjes door spijkergaten, waar deze naauwelijks door konden, en wel met zulk eene kracht, dat zij soms in de wanden bleven steken ook wisten zij de gedachten en geheimen der menschen te openbaren. Nadat dit eenigen tijd geduurd had, stierven allen, die deze ziekte hadden gehad; want geene middelen hielpen daartegen19).

Anno 1566 den 24sten Augustus geschiedde de eerste beeldstorming in de Oude Kerk, waar de Geuzen de afgoden zoo schoon uitroeiden, dat er niets in zijn geheel bleef staan. Waaruit eene groote commotie gerezen is, want de geheele burgerij kwam in de wapenen. De Papisten namen de markt in en de Geuzen de Warmoesstraat, en stonden alzoo gewapend drie geheele dagen tegenover elkander in slagorde, wachtende, wie van beide partijen het eerst den strijd beginnen zou. Maar het kwam zoo verre niet, en er had ten laatste nog eene verzoening plaats, op conditie dat ieders geloof vrij zou zijn, en de

-ocr page 34-

13

Geuzen vrijelijk buiten de stad hunne vermaningen zouden houden, zonder eenig letsel dienaangaande te lijden. Waaraan de Papisten zich later niet gehouden hebben, want toen zij sterker waren geworden en de Geuzen zwakker , hebben zij deze bij menigte verbrand en gehangen 20).

Anno 1567 den 27sten April geschiedde de laatste predikatie te Amsterdam en, toen de heer van Brederode met den adel en de predikanten uit de stad vertrokken was, had de laatste verstrooijing der Nederlandsclie gemeenten plaats.

Anno 1570, den lsten November in Allerheiligen-nacht was er een groote waters-nood te Amsterdam en in het grootste deel van Nederland, waardoor vele duizende menschen en dieren in Holland, Zeeland, Friesland en Gelderland verdronken, zoodat het getal van menschen, koeijen, ossen en paarden, daarbij omgekomen, niet te berekenen is. Geheele stukken lands zijn met huis en hof door dezen watervloed overstroomd. Alle straten en stegen te Amsterdam waren vervuld met water, hetwelk over de dijken heen liep; waarvan de peiling gesteld is in een\' steen aan de Dam-sluis en den Montelbaans-toren tot eene eeuwige memorie. Voor of na dien tijd is het nooit zoo hoog water geweest, ofschoon het anno 1601 den 2den November, op Allerzielen-dag, slechts één\' voet verschilde.

Anno 1572 heeft de graaf van der Iviark, heer van Lumei, voor den prins van Oranje geheel Holland ingenomen, uitgenomen Amsterdam, waarvoor hij al eens of twee malen met zijn volk gekomen was; maar hij kon de stad niet winnen wegens hare sterkte. Ook kon hij de harten der inwoners niet vermurwen wegens de hardnekkigheid van hunne papisterij en de* afgoderij, waaraan, zij zich schuldig maakten.

Anno 1573 den 19den February (gedurende het bc-

-ocr page 35-

14

leg van Haarlem, hetwelk door Don Frederik, den zoou van den hertog van Alva, belegerd werd) heeft de kleine galei van Amsterdam met vier of vijf schuiten getracht den weg bij het Penningsveer door te delven , om in het meer te komen; hetgeen de galei van Haarlem met andere wachten en schuiten belet hebben. Den 21BU:n zijn die van Amsterdam weder met hunne schepen aan het Penningsveer gekomen, om het reeds begonnen werk te volbrengen, waartegen de kleine galei van Haarlem zich verzette. Ook zijn die van Haarlem de Spaarnewouder poort uitgevaren en hebben oen\' damlooper met het volk van de Amsterdammers genomen, hetwelk ten deele doorstoken, ten deele bij de Fuik opgehangen werd. Den 2^sien 1 g morgens vroeg is de groote galei van Haarlem, al de andere oorlogschepen vooruit, in het meer geloo-pen naar den Overtoom, en gekomen onder de twaalf Am sterdam sche schepen. De Amsterdammers zijn met vier of vijf schepen aan boord van de galei gekomen, voordat men wist, dat het vijanden waren, en hebben zich van het volk meestergemaakt. De kapitein, genaamd Gerrit dé Jonge, gewond zijnde, is met zijnen luitenant in eene boot gevallen, zijn volk verlatende. Ongeveer twee uren, nadat de groote galei veroverd was, is de kleine galei van Haarlem, waarop Jakob Teunisz. kapitein was, met sommige andere schepen aangekomen, die de groote galei met nog een nieuw karveel der Amsterdammers genomen hebben. Allen, die daarop waren, werden nedergeschoten of doorstoken, drie uitgezonderd, die zij gevangen namen, waarbij zich bevond een edelman van Leuven, genaamd Eamscot. Den 2den April hebben de Amsterdamsche schepen, omtrent 38 sterk, van den morgen tot den avond voor de Fuik geschoten. Den 9den hielden de Haarlemmer schepen met de Amsterdamsche eene schermutseling nabij de Fuik,

-ocr page 36-

15

maar wegens den noord-oosten wind konden zij niet bij elkander komen.

Anno 1573 heeft de hertog van Alva eene groote armade te Amsterdam laten toerusten, onder het beleid van den graaf van Bossu, die onder zeil ging tegen die van Noord-Holland. Het schip van den graaf en admiraal heette de Inquisitie. Den 12llen October zijn zij bij elkander gekomen, en elkander aanvallende hebben zij langen tijd zeer vreesselijk geschoten en gevochten. Ofschoon bij het begin de viktorie op de zijde van den voorzegden graaf scheen te wezen, zoo hebben nogtans die van Noord-Holland, met versche hulp versterkt zijnde, den admiraal omsingeld. De Noord-Hollanders wierpen onophoudelijk boven uit de marsen den Spanjaarden potten met kalk in de oogen, zoodat deze niet wisten, waar zich te keeren. Den admiraal aanvallende, hebben zij hem gedwongen, zich op genade over te geven , hoewel de Spanjaarden te voren in den zin hadden, om het buskruid in brand te steken, want zij vreesden, dat er voor hen bij die van Noord-Hollend geene genade zou zijn. De andere schepen zijn het ontzeild naar Amsterdam , uitgenomen het schip van kapitein Vesthen, hetwelk gezonken is door het gruwelijk schieten van do Noord-Hollanders. Zij hebben den graaf van Bossu met zijne Spanjaarden en de schoone buit, die in het geweldige schip de Inquisitie was, binnen de stad Hoorn gevoerd 21).

Anno 1573 in November heeft de hertog van Alva, door den koning naar Spanje ontboden zijnde, bankerot gespeeld, hebbende tweemaal de trompet laten steken en doen afkondigen, dat, wie betaling begeerde te ontvangen, ten huize van Jan Persijn, waar Zijne Hoogheid gelogeerd was, mogt komen, om betaald te worden. Aldaar kwamen dertien burgers, van welke één veertien duizend

-ocr page 37-

16

guldens eiscbte, sommigen maanden den hertog voor twee duizend ponden, die zij hem verschoten hadden, anderen voor vele duizende kroonen, de minste voor derdehalf duizend kroonen. De hertog zeide; „Komt morgen omtrent acht uren terug, dan zal ik u het geld toetellen.1 Maar hij is des nachts naar Brabant vertrokken, zonder hun iets te geven.

Anno 1573 in den herfst kwamen die van Amsterdam onverhoeds met twaalf waterschepen, voerende groote vlaggen met Bourgondische kruisen, en namen een schip, met gerst en haver geladen, te Hoorn weg van de reede. De admiraal van Hoorn, dit vernemende, begaf zich met vele burgers op een schip en volgde hen na. Ook bragt men de Inquisitie met twee waterschepen naar buiten, waarop, behalve de vrijwillige burgers, twee vaandels soldaten geplaatst werden, die in de stad lagen. Die van Amsterdam, zich vervolgd ziende, staken het schip, dat zij genomen hadden, in brand. Maar alzoo die van Hoorn er terstond bij kwamen, werd de brand van het schip gebluscht. Voorts vervolgden zij de schepen van Amsterdam , meenende er eenige van in handen te krijgen, doch te vergeefs; zelfs verloren zij daarbij eenig volk, dat doodgeschoten werd

Anno 1574, den 25sten Mei is het heerleger van den grooten commandeur van Castiliê, Francisco Baldes, die bij zich had eenige regementen Spanjaarden, Lombarden, Walen en Duitschers, sterk tusschen de zeven en acht duizend man, gevaren van Amsterdam over het Haarlemmer-meer met karvelen en andere schepen door den Amstel en Drecht. Den 26sten \'s morgens omtrent twee uren is het gekomen voor Leiden, dat Baldes zeer hevig belegerde. Waarheen die van Amsterdam mede gezonden hebben drie galeijen, door welke gedurende het beleg veel kwaads met schieten als anderzins aan de stad ge-

-ocr page 38-

17

daan is. In November, omtrent eene maand na de verlossing van Leiden, is het volk van Baldes, muitende om betaling, uit Maasland, Sluis, den Leidschen dam. Voorschoten, Valkenburg en andere plaatsen te zamen gekomen , sterk zoo te voet als te paard tusschen de zes en zeven duizend man , zoo Spanjaarden, Duitschers als Walen, en heeft zich verkozen eenen overste Jan Bianco. Uit het platte land van Zuid-Holland getrokken zijnde naar Haarlem en Amsterdam en daar de poorten gesloten gevonden hebbende, is het verder naar Utrecht getogen, hopende daar zich zeiven te betalen.

Anno 1574 was er te Amsterdam groote sterfte aan de pestilentie.

Anno 1577 den 13aen November is de stad Amsterdam , welke den Prins van Oranje niet wilde erkennen als gouverneur , gelijk volgens den vrede van Gend behoorde , onvoorziens ingenomen door den kolonel Helling. De burgers, dit ziende, hebben de wapenen opgenomen en zich te weer gesteld, zoodat Helling, vromelijk vechtende, verslagen en zijn volk weder uit de stad gedreven werd23).

Anno 1577 verscheen er eene groote komeet te Amsterdam en in de Nederlanden.

Anno 1578 den 8stcn Februarij heeft Amsterdam bij appointement eene overeenkomst met den Prins en de Staten gesloten en zich vereenigd met de andere steden dezer landen onder het gouvernement van den Prins op zekere artikelen en punten. Dewijl de Papisten de artikelen van het verdrag niet gehouden hebben, zoo hebben die van de Gereformeerde religie de Papistische overheid met de Minderbroeders op den 26Bten Mei scheep gebragt en uit de stad gevoerd, daar deze aan de Gereformeerden geene vrijheid van godsdienst wilden gunnen. Ook hebben de Papisten inbreuk gemaakt op het punt

2

-ocr page 39-

18

van het akkoord aangaande de schutterij. Voorts hebben de Gereformeerden alle kerken en kloosters van het bijgeloof der afgoderij gezuiverd, de beelden en ciboriën vernielende. In navolging der andere steden van Holland en Zeeland hebben zij al de Papen en monniken Weggejaagd , alleen de regte Gereformeerde religie willende gedoogen.

Anno 1581, \'s nachts voor Sint Lucas-dag , zijnde den 18aen October, heeft het te Amsterdam bloed geregend bij het Sint Agnieten-klooster.

Anno 1585 werd Amsterdam grootelijks vermeerderd en rondom wijd en breed uitgezet.

Anno 1590 den 8ston November stierf de vermaarde beeldsnijder Joost Jansz. van Amsterdam, wiens gelijke ten aanzien van kunstig in hout en steen te werken men in de gansche wereld niet vindt.

Anno 1593 is de stad weder vergroot, zoodat de Leprozen binnen de wallen kwamen.

In hetzelfde jaar rigtten de regenten van het Dolhuis eene loterij op, waarvan het hoogste lot was een schoone, verheven, overdekte kop van zilver en eene som gelds van 800 guldens 24).

Anno 1595 den 10aen Maart voeren de eerste schepen van Amsterdam naar Oost-Indië, om specerijen te halen, waarheen tot dus verre nog niemand der Nederlanders gevaren was.

Anno 1597 den 10den Junij verbrandden te Amsterdam in de Oude Zijds Arm- en Warmoesstraat 26 schoone huizen. Welke brand was gekomen uit het huis van eenen bakker in de Armstraat door het verzuim van eene maagd, welke, het vuur aan den haard met eenen bezem gekeerd hebbende, dezen bij de takken zette en daarop naar bed ging. Waarvan eene groote schade kwam.

In hetzelfde jaar den 25stcn October is er weder brand

-ocr page 40-

19

geweest vooraan op den nieuwen Zeedijk. De brand sloeg in de traan, welke zoo vreesselijk vlamde, dat er vonken , als vuisten, vlogen tot voorbij den Overtoom. Er verbrandden 33 huizen en honderd tonnen traan.

Anno 1598 is er buiten Amsterdam verscheidene malen een snoek gezien, groot naar gissing omtrent 9 of 10 voeten. Hij was ruig van ouderdom en met mos en dergelijke planten bewassen; hij verslond geheele ganzen en eendvogels. De visschers hadden hem eens in het net en meenden hem op te halen, maar boven water gekomen betoonde hij zoo groote kracht, dat het net scheurde en hij met een stuk daarvan wegzwom.

■ Anno 1600 den lsten December had de trekking plaats der loterij van het arme Oude Mannen- en Vrouwengasthuis. De hoogste prijs, waardig duizend guldens, viel te beurt aan een schamel gezel van Haarlem, die slechts drie loten genomen had. Elk lot kostte zes stuivers25).

Anno 1601 werden de oude stads-muren te Amsterdam afgebroken, de Dams-toren regt gezet, twee sluizen gemaakt en twee duizend huizen getimmerd26).

Anno 1602 den 3aen Januarij, \'s middags tusschen 11 en 12 uren, was er te Amsterdam eene aardbeving, zoodat alles, wat binnen de stad was, schudde en beefde. Deze aardbeving was geheel Holland door 27).

Anno 1602 in February en Maart waren er te Amsterdam zoo vele muggen, dat het scheen, alsof de stad daardoor vergaan zou. Alle huizen, straten, velden, hoornen en wateren , ja de lucht zelve was zoo vol met muggen , dat zij er bijkans door verduisterd werd. Daarna ontstak er eene zoo heete pestilentie, als er, zoo lang Amsterdam gestaan heeft, niet geweest is, want er stierven van den Iéquot;1™ Junij 1602 tot den lsten Januarij 1603 omtrent tien duizend en zeven honderd menschen. De lieden vloden bij duizenden de stad uit.

2*

-ocr page 41-

20

In hetzelfde jaar den 8sten Augustus vielen er te Amsterdam hagelsteenen zoo groot als hazelnoten.

Anno 1602 werd gebouwd het Oude Mannen en Vrouwen-hospitaal of gasthuis bezijden het Vrouwen-gasthuis. Het is volmaakt anno 1603.

Anno 1603 den lsten February woei er een zoo vrees-selijke storm, dat er te Amsterdam vier waterschepen, een groot schip en twee Haarlemmer veerschepen bleven, doch de lieden werden geborgen. De kraan bij het Kam-perhoofd, waarmede men de masten op de schepen windt, woei aan stukken. Terstond daarop begon het zoo bitter koud te worden en zoo fel te vriezen, dat er in denzelfden nacht vier mannen in hunne schepen dood vroren.

In hetzelfde jaar den 13aeQ April stormde het weder zoo geweldig uit het zuid-westen, dat geen mensch bij zijn leven van zulk eenen storm gehoord had. Waardoor onuitsprekelijk veel schade te Amsterdam geleden werd aan daken, gevels en schoorsteenen; ja geheele huizen vielen neder en schepen geraakten aan den grond. De torens wiegden, alsof het riet was, heen en weder. De steenen, tegels en pannen van de huizen woeijen, eer zij neder-kwamen, 60, 70 ja 80 schreden ver. Er bleef niet één huis in de geheele stad onbeschadigd, hetgeen deerlijk was, om te zien. Al was Amsterdam een vierendeel jaars belegerd en beschoten geweest, zoo kon de schade niet grooter geweest zijn. Het water verhief zich wel twee voeten boven de dijken, en alle dijken zouden doorgebroken zijn, ten ware God door zijne grondelooze barmhartigheid den storm had doen bedaren en den wind omgaan. Deze ijsselijke storm duurde van \'s morgens elf uren tot \'s namiddags omtrent half twee.

Anno 1603 den 14deu Julij werd de eerste paal geheid tot het fondament van de Sint Jans-kerk, alzoo genaamd, omdat de eerste, die daar begraven werd, Jan heette,

-ocr page 42-

21

en den 22sten Augustus, daaraanvolgende, werd de eerste steen gelegd. De kerk is voltooid anno 1611 en de toren 1612. De eerste predikatie werd daarin gedaan op Pinksterdag, den 22steu Mei, anno 1611. De kerk werd daarna genoemd de Zuider Kerk.

Anno 1603 den l^™ October, \'snachts omtrent tien uren, kwam er schielijk een zeer harde storm op uit het noord-westen, welke groote schade deed aan daken, gevels en schoorsteenen. Ook wierp hij vele schuttingen om, en keerde hij eenen molen met drie schepen het onderste boven.

In den herfst van hetzelfde jaar stierven er weder zeer vele menschen te Amsterdam aan de pestilentie, en het was een zoo vruchtbaar jaar van koren, wijn, ooft en diergelijken , dat er bij \'s menschen geheugenis een gelijk jaar niet geweest was.

Anno 1604 in April werd de Papenbrug wegens ouderdom afgebroken, en eene nieuwe brug in hare plaats gesteld.

De winter, beginnende den 218ten December en eindigende den 21sten Maart, tusschen het jaar 1604 en 1605 was zoo zacht, als hij bij \'s menschen leven nooit geweest was; want liet vroor geen drie dagen achtereen, en men kon den ganschen winter over geene slooten of rivieren gaan.

Anno 1605 den 25stenJunij is buiten de Heiligen Wegs-poort het kruid in eenen buskruid-molen in brand geraakt, waardoor een man en een paard gedood zijn. Voorts zijn er op denzelfden dag twee roken hooi door den bliksem verbrand, en twee menschen in Waterland dooiden donder dood geslagen. Ook heeft een schip, onlangs van Guinea gekomen, zijne masten verloren, zonder dat iemand echter daarbij beschadigd werd.

Anno 1605 den 20st(\'n Julij werd gelegd de eerste

-ocr page 43-

22

steen van het nieuwe Ainmunitie-huis tusschen de beide doelens, en het jaar daarna werd het voltooid.

Anno 1605 den 7den November, \'s middags tusschen elf en twaalf uren, ontbrandde er buiten de Heiligen Wegs-poort omtrent achthonderd pond buskruid, hetwelk op eenen oven, daartoe gemaakt, in bakken te droogen stond en te heet gestookt was. Hetgeen een\' zoo vrees-selijken slag veroorzaakte, dat de gansche stad en het aardrijk daaromtrent er van dreunde. Waardoor behalve eenen korenmolen over de dertig huizen beschadigd werden ; van welke eenige de geheele zijmuur met de schoor-steenen, sommige de daken, andere al de glazen verloren. Gelukkig was geeu der arbeiders daaromtrent, vermits zij waren gaan eten. En wat meer is, de wind was noordwest. Indien hij in tegengestelde rigting geweest was, zouden er nog 25 tonnen kruid, bedragende oiptrent vijf duizend ponden, die geen twintig schreden van daar lagen, zijn aangestoken. Waarmede ten minste de halve stad Amsterdam onder den voet geraakt zou zijn. Te verwonderen is het, dat door deze vreesselijke ontploffing alleen een paard, eene vrouw en een jongen gedood werden. Het paard vloog in de lucht, de vrouw kreeg een stuk van een\'1 balk in den nek, en den jongen werden met een\' steen de hersenen ingeworpen.

Anno 1605 den 9den December, zijnde een vrijdag, des morgens te tien uren brandde tot het water af een schip, omtrent vier honderd en vijftig lasten groot, wel honderd duizend guldens waard, genaamd Bantam. Welk schip, eerst nieuw gemaakt zijnde, van Amsterdam achter Wieringen geloopen was , om daar verder toegetakeld te worden en dan met andere schepen, als zij hunne lading inhadden, naar Oost-Indië te varen. De oorzaak van den brand was, dat er een ketel met teer beneden in het schip gewarmd werd, die, terwijl de jongen,

-ocr page 44-

23

welke daarop moest passen, weggeloopen was, om iets te halen, overkookte. Toen men dén ketel van het vuur wilde tillen, viel hij om, en liep het brandende teer alzoo het geheele schip door.

Anno 1606 den 25sU:n Maart, des nachts op Paasch-avond, woei er een vreesselijke storm uit het noord-westen, waarvan groote schade kwam, want er bleven eenige schepen in Texel, het Vlie en op andere plaatsen.

Anno 1606 in het begin van Mei begon men de twee torens, Montelbaan aan de Waal en den Kruis-toren aan de Haringpakkerij, hooger op te metselen, om de heerlijke kappen daarop te zetten met eene slagklok ten behoeve der gemeente, die, aan dezen kant der stad wonende, geene andere klok kon hooren slaan. Dc Montelbaans-toren is in den jare 1483 gebouwd tot bescherming der schepen, de winterlage houdende. Deze kappen zijn anno 1607 voleindigd28).

De winter anno 1606 den 22sten December beginnende, en den 19den Maart 1607 eindigende, was nog veel slapper dan die van 1604, want het vroor den ganschen winter geen vier dagen achtereen. De boom en bloeiden in het begin van Maart, alsof het in Mei was.

Anno 1306 was te Amsterdam op de kermis voor geld te zien een jongman, oud omtrent 19 jaren, geboren te Krabbendam, een dorp in Noord-Holland, die lang was drie ellen en een vierendeel, een weinig meer.

Anno 1607 den 25ste\'1 Maart is de kloekmoedige en edele heer Jakob van Heemskerk, admiraal, met zestien wel gemonteerde schepen van oorlog en een jagt uit Texel onder zeil gegaan. Van deze schepen waren er tien van Amsterdam, drie van Enkhuizen, drie van Hoorn en een van Harlingen, behalve vier Amsterdamsche victualieschepen, zijnde te zamen 21 schepen. Den 27stei1 dier maand is Heemskerk gekomen onder Wiglit\'bij • Enge-

-ocr page 45-

24

land, waar hij nog drie schepen van Zeeland en vijf van Botterdam met nog eèn jagt van Amsterdam vond, zoodat de geheele armade daar vergaderd was, sterk zijnde 26 schepen van oorlog en vier victualieschepen. Waarmede hij gezeild is naar de kust van Spanje tot in de baai van Gibraltar. Den 25stei1 April juist na den middag kreeg hij 27 wel gemonteerde Spaansche oorlogschepen in het gezigt, waarbij 9 groote galjoenen , wier admiraal omtrent 700 man onder zich had en de vice-admiraal omtrent 450, terwijl de overige galjoenen minstens met 250 soldaten , behalve het bootsvolk , bemand waren. De admiraal, genaamd Don Juan Alvarez d1 Avila, was een oud ervaren krijgsman, die den Spaanschen Koning lange jaren ter zee gediend had, zelfs reeds ten tijde van Don Jan van Oostenrijk. Zijn schip was 400 lasten groot. Omtrent drie uren na den noen heeft onze admiraal met mannelijke courage den vijand aangetast, ofschoon deze onder de bescherming van het geschut, zoowel van de stad als van het kasteel, lag. Hij zelf viel aan op den Spaanschen admiraal. quot;Wanneer deze het tweede schot deed, heeft hij onzen uitnemenden held, den admiraal Heemskerk, het linkerbeen bijna geheel afgeschoten, waardoor hij terstond, als een waar edelman, ridderlijk in zijne wapenen gestorven is.

Alzoo het gevecht aan beide zijden zeer vreesselijk was, kwam het ongeluk van onzen admiraal niet ter kennisse, van het volk, voordat de overwinning behaald was. Niet mogelijk is het te beschrijven, hoe er van beide zijden geschoten en gevochten werd. Want hoewel de onzen in getal niet half zoo sterk waren als de vijanden, hebben zij nogtans met Gods hulpe, na vier uren gevochten te hebben, de viktorie verkregen. Tien galjoenen en oorlogschepen werden door hen verbrand en in den grond geschoten, en de overige zijn gestrand. De gevangen Spanjaarden, die omtrent vijftig in getal zijn, bekennen, dat

-ocr page 46-

25

er omtrent 4000 man op hunne ar made geweest zijn, waarvan over de 2000 gebleven zijn. Onder welke ook is de admiraal en meer andere edellieden en kapiteinen; waarvan men nog de regte weet niet heeft kunnen bekomen. Onder de gevangenen is ook de zoon van den admiraal, even als deze, Don Juan Alvarez geheeten, die herwaarts gebragt werd. Van onze zijde is daar gebleven (hetgeen door groot en klein betreurd wordt) de admiraal, heer Jakob van Heemskerk, met nog omtrent honderd mannen. Bovendien zijn er omtrent zestig gekwetst. Het lijk van den admiraal is, nadat het door den barbier-generaal gebalsemd was, naar Amsterdam gebragt op den 5d™ Junij. Den 8sten dier maand is hij met eene staatsie, zulk eenen man voegende, in de Oude Kerk ter aarde besteld op de volgende wijze. Voor het lijk ging een vendel uitgelezen soldaten, naar krijgsgebruik, met omgekeerd geweer, zwart bekleede trommels en slepend vaandel. Daar achter werden zijne wapenen gedragen, te weten, eerst zijn helm, daarna zijn harnas en ten laatste zijn wapen in rouw, bestaande uit een\' zilveren leeuw op een blaauw veld. Het lijk werd gedragen door veertien kapiteinen, terwijl de lijkkist, over beide zijden behangen, voor en achter met zijn wapen en boven op het midden met zijn verguld geweer bedekt was. Achter het lijk gingen de naaste bloedvrienden, en daarna de Gecommitteerde Eaden ter Admiraliteit, vervolgens de schout, burgemeesteren, schepenen en 36 raden der stad Amsterdam, kolonellen, krijgsraad, kapiteinen, officieren der schutterij, bewindhebbers der Oost-Indische Compagnie en eindelijk eene groote menigte voortreffelijke burgers en kooplieden, in het geheel omtrent 800 personen, behalve de soldaten. Buitendien liep er voor en achter eene zoo groote menigte gemeen volk, dat alle straten, waar zij doortrokken, opgepropt vol waren. Volgens begeerte

-ocr page 47-

26

der Heeren Staten is voor hem ook een heerlijk graf gemaakt van blaauwen gehouwen steen, staande omtrent drie voeten boven den grond, waar boven naar het Oosten zijne wapenen opgehangen zijn. Voorwaar! Amsterdam mag zich in eeuwigheid wel beroemen een\' zoo vromen held voortgebragt te hebben, die in kloekheid, beleid en ervarenheid niet minder is te achten, dan iemand van de oude Eomeinen. Hetgeen gebleken is zoo uit dezen slag, als uit die verwonderlijke reis in de jaren 1595 en 1596, toen de schepen van Amsterdam zeer verre ten Noorden en om Nova Zembla, ja zoo verre, als nooit een mensch voor dien tijd geweest was, eenen korteren weg door de vreesselijke IJszee zochten, om de koningrijken van Cathay en China spoediger te bereiken. Op welke reis, waarbij hij, als Kommies-generaal, tegenwoordig is geweest, zijn ijver en begeerte, om zijn vaderland dienst te doen, niet weinig gebleken is. Even zoo in het jaar 1604, toen hij voor de tweedemaal, als admiraal, de Oost-Indien bezocht. Wanneer hij aldaar bij de Straat van Singapore een1 Portugeeschen kraak ontmoette, die uit China komende, met eene kostelijke lading, van geschut en omtrent 800 mannen voorzien was, heeft hij onaan-gezien zijne kleine magt met betrekking tot zijne vijanden , hebbende bij zich alleen twee kleine schepen en daarop 200 mannen, dien kloekmoedig aangetast. Ofschoon oogenschijnlijk geene overwinning aldaar voor hem te verwachten was, heeft hij echter, door zijn voorzigtig beleid en zijne uitnemende kloekhartigheid, den kraak in korten tijd veroverd en daarvan een\' zeer grooten schat met zich naar Amsterdam gevoerd.

Twee jaren daarna in het jaar 1609 den é3quot;1 Mei is aan den pilaar boven zijn graf gesteld een heerlijk grafschrift met gulden letters op eenen toetssteen, luidende:

-ocr page 48-

27

Heemskcrck, die dwers door \'t ijs en \'t ijser dorste streven,

Liet d\'eer aen \'tlant, hier \'tlijf, voor Gibraltar het leveu.

Anno 1608 in Januarij was het een zoo koude winter, als er bij menschen geheugenis nooit geweest was, vooral van den 218ten tot den 25Bten dier maand. Vele menschen vroren er in deze vier dagen dood of verloren door de vorst eenige ligchaamsdeelen. De Maas, Schelde en andere rivieren waren zoo hard bevroren, dat men er met paarden over ging. Er stierven omtrent 1400 vruchtboomen van de koude, zoo binnen als bij de stad.

Anno 1608 den 22stal April werd de eerste paal geheid tot het fondament van de nieuwe Beurs en den 29sten Mei daaraan volgende werd de eerste steen daarvan gelegd. Dit heerlijke werk is voltooid anno 1611, zoodat op den pten Augustus van dit jaar de eerste vergadering van kooplieden daar gehouden is.

De heeren van Brederode hebben weleer te Amsterdam jurisdictie gehad tot de Bentwijker poort, die op de Os-sensluis plag te staan, mogende aldaar eene galg oprig-ten en geregt houden. Wanneer het hun geliefde, moest men bij nacht en ontijden de Kegulierspoort openen en die open laten naar hun welgevallen, waar zij dan zoo veel volks in mogten brengen, als hun goed dacht. Hetgeen een groote last was voor die van Amsterdam, waarom zij dikwijls getracht hebben, dien met groote sommen gelds van de heeren van Brederode af te koopen ; maar deze wilden daarin niet bewilligen. Het gebeurde nu, dat de heer van Brederode in het Kof van Holland bij de markt gelogeerd was en mijne heeren van den ge-regte, wetende, dat hij zeer genegen was tot spel en dronkenschap, eenige groote tuischers naar hem hebben afgezonden, die, hem dronken gemaakt hebbende, met hem speelden en al het geld, dat hij bij zich had, afwennen tot zijne gouden keten toe. Alstoen is een der

-ocr page 49-

28

burgemeesteren, daartoe gecommitteerd zijnde, binneu gekomen, die eene groote som gelds voor hem neder-legde, zeggende, dat hij zijne jurisdictie in de voorzegde stad daartegen zou opzetten. Hetgeen alzoo geschiedde, vermits Brederode, door het voorgaande verlies en den wijn zeer verhit zijnde, hoopte revengie te krijgen; maar tegen zijne verwachting heeft hij het spel verloren. Daarop zijn dadelijk een secretaris en getuigen gekomen, die er eenen brief van maakten, welke door den heer van Brederode onderteekend en bezegeld werd. Des anderen daags, ontnuchterd zijnde, had Brederode groot berouw van zijne handeling en verzocht hij aan den Hove den brief terug te mogen hebben, met betaling van zoo vele penningen , als daartegen gesteld waren, bewerende, dat een edelman de goederen en heerlijkheden, hem van zijne voorzaten aangeërfd, niet vervreemden mag. Maar hij kwam te laat, want die van Amsterdam hadden de heerlijkheid reeds opgedragen aan den Keizer, als Graaf van Holland, en weder van hem te leen ontvangen. Aldus hebben die van Amsterdam door spelen verkregen, hetgeen zij nooit met koopen hadden kunnen verwerven. Dit is gedaan door den vader van den tegenwoordigen heer van Brederode29).

Anno 1609 den 19den Januarij des voormiddags werden te Amsterdam aan de lucht gezien drie zonnen met vier regenbogen, te weten, de zonnen bij elkander en aan elke zijde der lucht twee regenbogen, de een regt, zoo als hij behoort te staan, en de ander contrarie, met de einden omhoog; hetgeen zeer vreemd was, om te zien. En nadat de vier regenbogen met de drie zonnen aldus ettelijke uren gestaan hadden, verdwenen al de bogen met twee zonnen, en de derde zon bleef alleen schijnen. Dit geschiedde met eene heldere lucht zonder wind en dat er eenige wolken aan den hemel waren. De winter

-ocr page 50-

29

was ook zoo slap, dat liet geen ■vier dagen achtereen vroor.

Anno 1609 den 8stei1 Junij is er te Amsterdam eene brug, over Boomsloot liggende bij den Montelbaans-toren, nedergevallen, \'waarop wel zestig menschen stonden, die bijna allen in het water vielen. Ook stortte korten tijd daarna de wipgalg neder, waardoor omtrent veertig menschen gekwetst werden, van welke sommigen terstond dood bleven, anderen naderhand aan de wonden stierven.

Anno 1610 was er in al deze landen een verschrikkelijke watervloed. Het water liep te Amsterdam over de Breestraat (zijnde de Sint Antonie-dijk) en de nieuwe Hoogstraat, als eene snelle rivier. Ook liep het over den Zeedijk tot aan den Oude-zijds Achterburgwal; zoodat men genoodzaakt was het te keeren door dammen voor de stegen te maken. Ook stond het zeer hoog in de quot;Warmoesstraat en op den Nieuwendijk. De dijk tusschen Amsterdam en Muiden, die tegenover de stad te Nieuwen-dam en nog vele andere dijken in de Nederlanden braken door, waardoor eene ontelbare menigte menschen en beesten verdronken.

Anno 1610, in het begin van Julij, werd er een begin gemaakt met het graven van de nieuwe Waal bij de Haarlemmer-poort.

Anno 1610, in October, werd de Montelbaans-toren bevonden wel zeven vierendeel voeten over de eene zijde gezakt te zijn. Nadat men den toren met dikke kabels, aan groote balken vastgehecht zijnde, welke daartoe in den grond geslagen waren, met geweld aangewonden en met zware masten onderstut had, is er een goed fondament om geheid. Toen de toren met eene zonderlinge praktijk regt gezet was, heeft men een\' muur, vier en een half voet dik, daarom gemetseld. Hetgeen ook ge-

-ocr page 51-

30

schied is aan den Kruistoren bij de Haringpakkerij anno 1611, uit vrees, dat ook deze toren zou zakken30).

Anno 1611 is men begonnen de stad aan de Haarlemmer-poort te vergrooten en heeft men gemaakt vijf bolwerken met den wal daar tusschen en eene gracht.

In hetzelfde jaar den 16dcn Augustus, \'s namiddags omtrent vier uren, zijnde een geweldig heete dag, vielen er met een\' harden wind uit de lucht ijshallen, zoo groot als kievits-eijeren, sommige rond, andere kantig, als kandijsuiker, die groote schade deden aan de glazen van kerken en huizen.

-ocr page 52-

A ANTEEKENING EN.

1. Niet geheel zeker is liet, van waar Amsterdam zijn wapen, bestaande uit drie zilveren kruisen op een\' zwarten paal tusschen twee roode palen, ontleend heeft. Met Wagenaar geloof ik. dat Jan van Persijn het aan zijne heerlijkheid Amsterdam geschonken heeft Niet waarschijnlijk toch komt mij de stelling van den schrijver voor, dat de Amsterdammers de drie kruisen van hun wapen gekocht hebben van het dorp Amstelveen, zoodat dit voortaan in plaats van zeven slechts vier kruisen voerde. Voor waarschijnlijker houd ik het daarentegen, dat het wapen van Amstelveen uit dat van Amsterdam ontstaan is. Maximiliaan gaf aan Amsterdam het regt, om de Hoomsch-koninklijke kroon boveu het wapen te voeren bij ecnen brief van 11 Febrnarij 1489, nog inde IJzeren Kapel der Oude Kerk voorhanden. Ook Commelin spreekt in zijne Beschrijving van Amsterdam, bl. 188, van de overlevering, dat het geslacht Boelensz. van Keizer Karei V het regt, om deze leeuwen te voeren, voor Amsterdam zou gekocht hebben, maar trekt de waarheid daarvan, niet zonder reden, in twijfel.

2. Is Gijsbrecht van Amstel inderdaad na zijne vlugt nog te Amsterdam teruggekomen en hebben de Kennemers en quot;Waterlanders daarna Amsterdam verbrand, dan zal dit laatste wel niet voor het jaar 1304hebben plaats gehad, daar het uit een\' brief van 23 Mei 1304 blijkt, dat de bruggen en vesten der stad alstoen nog niet vernield waren. Van Mieris, Charterboek, D. II, bl. 40.

3. Graaf Jan II gaf Amsterdam met al de overige goederen der heeren van Am-stel aan zijnen broeder Guy van Henegouwen, die naderhand bisschop van Utrecht werd, den 2lBten Mei 1300. Van Mieris, Charterboek, D. II, bl. 11.

4. De schrijver vergeet hier te zeggen, dat de Nieuwe Kerk in het jaar 1421 verbrandde, doch later weder opgebouwd is.

-ocr page 53-

32

5. Blijkens liet grafschrift van Willem Eggert, nog in Je Nieuwe Kerk aanwezig, ia deze den 15den Julij 1417 overleden.

6. De Utreclitscheu overvielen de Amsterdammers in de nabijheid hunner stad in het begin van October 1420.

7. Blijkbaar bedoelt de schrijver hier het eerste gevecht der Hoekschen en Kabeljaauwschen, bij Alphen geleverd, hetwelk voorviel op den 21stcn October 1425.

8. De oorlog met de Oosterlingen ontstond reeds in 1430 en eindigde met het sluiten van een tienjarig bestand den 23st™ Augustus 1441. In het jaar 1438 was die oorlog op het hevigst.

9. Het oproer te Amsterdam moet hebben plaats gehad op het einde van Januarij 1444 en niet op S. Petrus ad vincula, zijnde 1 Augustus. Tegen het einde des jaars werden de Kabeljaauwschen door de Hoekschen uit de stad verdreven. Hertog Filips van Bourgoudië kwam in November 1445 te Amsterdam, en onder zijne bescherming keerden de uitgeweken Kabeljaauwschen op Sint Elisabeths-dag, zijnde den IQdea November, in de stad terug.

10. Ik geloof, dat hier de juiste tijd van den brand is opgegeven, die omtrent ten elf ure \'s nachts op den 243ten Jlei 1452 een begin nam en voornamelijk woedde op den volgenden dag, zijnde die van Sint Urbaan. Ook Thomas i Kempis vermeldt in zijne kronijk den brand, als voorgevallen op Sint ürbaans-dag, en Filips van Bourgondië stelt dien in eenen giftbrief aan Amsterdam (25 Julij 1452) als begonnen in den nacht van den 24sten Mei. Wageuaar heeft derhalve in zijne Beschrijving van Arasterdam, D. I, bl. 152*, deze ramp, Amsterdam overkomen, één\' dag te vroeg opgegeven.

11. De schrijver volgt hier het gewone gevoelen, hetwelk bevestigd wordt door eene kantteekening bij de lijst der regering, voor de Handvesten geplaatst, luidende: „Anno 1482 is dese Stadt eerst met een steene muer en torens bemetselt geworden.quot; Echter heeft Wagenaar in zijne Beschrijving van Amsterdam, D. I, bl. 16 aangetoond, dat de bemu-ring der stad reeds vroeger, en ten minste in den zomer van hetjaar 1481, begonnen is.

12. Waarschijnlijk wordt hier bedoeld de storm, voorgevallen op den ISden October 1508; mij althans is niet bekend, dat Holland in den nacht van Cosmus en Damianus-dag (27 September 1509) door eenen watervloed geteisterd is,

13. Niet op Sint Thomas-dag, den 21sten December van het jaar 1512, maar drie dagen later, geschiedde de aauslag der Gelderschen op Amsterdam.

14. De togt der Gelderschen naar Noord-Holland had plaats in den zomer van 1517. Ook Commelin zegt in zijne Beschrijving van Amsterdam,

-ocr page 54-

33

D. II, bl. 923, dat alhier op Sint Laurens-avond vrije rooverij tegen de GelderscheQ werd afgekondigd, waarvan echter in de aanteekenin-gen der stad geene melding wordt gemaakt.

15. De hooge watervloed, die Holland in 1530 teisterde, volgde onmiddellijk op een5 zwaren storm van den 5dcn November en had alzoo niet vóór maar na Allerheiligen (l November) plaats.

16. De tijd van den brand is hier juist opgegeven, want het Reguliersklooster bij Amsterdam werd eene prooi der vlammen in den avond van den Sisten October 1332; zoo ook de tijd van den daarop vermelden watervloed, welke begon op Allerzielen-dag (2 November).

17. De Amsterdamsche schepen, bestemd om deel te nemen aan den togt tegen de Turken, zeilden eerst uit op het einde van Maart 1339 en kwamen niet verder dan bij Duins onder de Engelsche kust, waar zij verlof kregen om terug te keeren. De Zeeuwsche schepen zijn nog tot Malaga gekomen.

18. De genoemde Opsy was de grootvader van deu schrijver dezer geschiedkundige aanteekeniugen. In zijne geslachtlijst zegt hij van hem; »Anno 1579 den 20 Octobris des morgens omtrent 9 uren stierf Cornelis Lambertsz. Opsy, mijn beminde grootvader.quot;

19. De vreemde bezoeking der weeskinderen begon bij den aanvang des jaars 156G en duurde verscheidene maanden.

20. De beeldstormerij in de Oude Kerk werd gepleegd op den 28sten Augustus 15G6. De commotie, waarvan de schrijver spreekt, viel eerst voor op liet einde van February in het volgende jaar.

21. De slag op de Zuiderzee tegen Bossu werd den 11 den October geleverd en alzoo één* dag vroeger dan de schrijver opgeeft.

22. Niet in den herfst van 1573 maar in de maand Mei van het volgende jaar trachtten de Amsterdammers het schip met graan, liggende voor Hoorn, weg te nemen.

23. De aanslag van Helling op Amsterdam geschiedde op den 23sten November 1577.

24. Uit Wagenaar\'s Beschrijving van Amsterdam, D. II, bl. 308 blijkt, dat deze loterij reeds in 1591 is opgerigt.

25. lleeds in 1596 hadden de Staten van Holland octrooi verleend tot de oprigting vau deze loterij, doch eerst in 1600 werd daartoe door de stads-regering vergunning gegeven. Dit de opbrengst dezer loterij werd het Oude Mannen en Vrouwen-gasthuis gesticht in den tuin van het voormalige Oude Nonnen-klooster.

2G. In dit jaar werd de toren van het stadhuis, die meer dan zesvoeten overhelde, regt gezet, en men maakte twee sluizen, de nieuwe Haarlemmer- en de Sint Antonie-sluis. Het getal huizen, alstoen gebouwda

-ocr page 55-

34

wordt hier te hoog opgegeven en zal wel niet meer dan zes of zeven honderd hebben bedragen.

27. De schrijver vergist zieh hier weder een\' dag, want in de Kesolatiën dei\' Staten van Holland 1G02, bl. 1, leest men: «Den 2lt;len Ja-nuarij 1602 voormiddaeghs recht voor de clocke twaelf uyren is geweest ecne merckelijcke generale aerdtbevinge in Hollandt, dewclcke bij vele personen in verscheyde plaetsen gevoelt ende merekelijcken ge-waer geworden is; Godt geve, dat het Landt tot welvaren ende syne Gemeynte tot ruste strecken mach. Amen.

28. Het besluit tot het verhoogen dezer torens werd reeds genomen in 1605, volgens de Eesolutiën der Vroedschap, Nquot;. 10, 20 Augustus 1605, fol. 70.

29. Kcinoud III van Brederode verkocht in 1B29 de heerlijkheden van Amstelveen, Sloten, Sloterdijk en Osdorp aan de stad Amsterdam. Onder de regten, verbonden aan het bezit dier heerlijkheden, behoorde volgens een oud handschrift ook het regtsgebied bij Amsterdam tot aan de tegenwoordige Osjessluis, waar de heer van Brederode het regt had galg en rad te stellen, terwijl het stadsbestuur ook verpligt was de Bentwijker-poort voor hem des nachts te openen. Ik houd het verhaal van onzen schrijver voor een verdichtsel en geloof, dat Amsterdam op eene wettige en geoorloofde wijze, te weten, bij aankoop der genoemde heerlijkheden, ook de Jurisdictie in de nabijheid der stad verkregen heeft.

30. Het regt zetten en bevestigen van den Montelbaans-toren geschiedde eerst in 1611, vermits het besluit van den Raad daartoe op den 28sten Junij van dat jaar genomen is. Resol. Vroedsch. N0.11, fol. 25.

-ocr page 56-

LAMBERT 0P8Y

EN

ZIJNE FAMILIE.

Aangaande den schrijver der voorgaande gescliieclenis-sou. Lambert Opsy, kan ik geene levensbijzonderheden mededeelen. Misschien is hij een koopman of scheepsree-der geweest, in de boeken der stad vermeld onder den naam van Lambert Cornelisz. Zijn opstel komt voor in eene verzameling stukken betreifende Amsterdam, uitmakende een goed boekdeel in folio. Op de eerste bladzijde van dit boek staat in het Latijn geschreven: „Ik behoor toe aan Lambert Opsy, den zoon van Cornelis, en ben door hem en zijnen vader geschreven, terwijl zijne moeder mij voor twee guldens heeft laten inbinden.quot; Vooraan staan eenige familie-aanteekeningen, waarvan ik de belangrijkste, omdat zij hem en zijne betrekkingen eenigzins nader doen kennen, hier zal laten volgen.

Anno 1561 den 10aeu Julij stierf Klaas Klaasz. Gaef, mijn grootvader.

En zijne huisvrouw Griete Barends-dochter stierf den oOstcn December anno 1572. Beiden liggen zij begraven in de Nieuwe Kerk, in het Drapenierskoortje. Deze kre-

3*

-ocr page 57-

36

gen bij elkander negen kinderen, waarvan mijne moeder het zesde was.

Anno 1578 is mijn beminde vader Lambert Cornelisz. Opsy geworden Secretaris der stad Amsterdam.

Op den 10aen Augustus 1578 heeft hij mijne moeder Trijn Klaas Gaef-dochter getrouwd in de Oude Kerk. Mijne beminde moeder werd geboren den 8sten April 1547.

Anno 1579 den 29sten October, \'s morgens omtrent negen uren, stierf Cornelis Lnmbertsz. Opsy, mijn beminde grootvader.

Anno 1583 den 9aen October, \'s avonds te elf uren, op eenen zondag, stierf Lambert Cornelisz. Opsy, mijn beminde vader, oud omtrent vijf en dertig jaren.

In hetzelfde jaar en dezelfde maand, den 25sten dag\'s morgens te 4 uren, zijnde een woensdag, ben ik Lambert Lambert-Cornelisz Opsy geboren. God late van mij een degelijk man opwassen tot mijne zaligheid.

Anno 1586 den 21sten Mei heeft Meester Joost Jansz. getrouwd mijne moeder, Trijn Klaas Gaef-dochter in de Nieuwe Kerk, zijnde Pinksterdag

Den 8sten November 1590 stierf Mr. Joost Jansz. mijn stiefvader, aan mijne moeder bij testament al zijn goed achterlatende.

Den 3den Mei anno 1600 stierf haastelijk door ingenomen venijn Pieter Cornelisz. van Neck, kapitein, zus-terling van mijne moeder.

Den 305ten Julij anno 1601 stierf Griete, Klaas Kors-dochter, huisvrouw van wijlen Willem Barendsz., oom mijner moeder, achterlatende aan de vijf godshuizen binnen Amsterdam f 150,000. Ik zeg CLM guldens.

Anno 1605 den laatsten Mei, zijnde een dingsdag, is des morgens te Portsmouth in Engeland, waar hij als kapitein ten oorlog met een schip lag, overleden en aldaar den 2dcn Junij, zijnde een donderdag, begraven oe

-ocr page 58-

37

eerzame Heiman Cornelis Opsy, mijn beminde oom, niet zonder vermoeden van ingenomen venijn. God wil zijner ziele genadig zijn.

Anno 1617 den 5lt;len October \'s avonds, de klok bij half vijf uren, zijnde een donderdag, is gestorven mijn bemind zoonije Klaasje Lambertsz. Opsy.

En den 29sten van dezelfde maand stierf mijn lief dochtertje Trijntje Opsy, op eenen zondag-avond, terwijl de klok 12 uren sloeg. Beiden zijn overleden aan de pest en het pepervuur.

Anno 1618 den 12dcn Mei stierf Jan Klaasz. Gaef, mijn zusterling, te Coromandel in Oost-Indie, verraderlijk doorstoken door eenen Portugees, oud omtrent 28 jaren, nadat hij negen en een half jaar in Indië geweest was. De tijding is hier gekomen in Junij 1619.

Anno 1619 den 295ten Januarij, des morgens bij zes uren, is gestorven mijne zeer waarde, lieve en beminde moeder Trijn Klaas Gaef-dochter, nadat zij den lldei1 December anno 1618 ziek geworden was. Zij heeft geleefd 71 jaren, 9 maanden en 11 dagen, en heeft metgrooten lof twaalf jaren, als eerste regentes, het Tuchthuis bediend. Zij ligt begraven bij mijne twee kinderen in de Nieuwe Kerk aan de zuidzijde midden in den omgang, schuins tegenover den predikstoel.

Anno 1619 den 15den Augustus op Maria Hemelvaartsdag, zijnde een donderdag, des achtermiddags tus-schen drie en half vier uur is geboren mijne lieve en waarde tweede dochter Catharina Lambert Opsy-dochter.

-ocr page 59-

AAiSfTEE KENING.

Deze Joost Jansz. is de beroemde beeldhouwer en kaartenteekenaar, die hier ia 1541 geboren werd, en, blijkens de voorgaande Gesehiede-nissen, den Ssten November 1590 overleden is. Onjuist is het zeggen van Wagenaar in zijne Beschrijving van Amsterdam, D. III, bl. 208, dat door dit huwelijk eenige werken van Joost Jansz. in den huize van Witsen bewaard zijn, alzoo zijne eehtgenoote Catharina Klaas Gaef-doehter overgrootmoeder is geweest van burgemeester Nikolaas Witsen, wiens grootmoeder Catharina Opsy eene dochter was van haar cn van Lambert Cornelisz. Opsy. Uit het tweede huwelijk van Catharina Klaas Gaef-dochter met Joost Jansz. zijn geene kinderen geboren, terwijl in het eerste van haar met den Secretaris T;ambert Cornelisz. Opsy verwekt is onze Lambert Opsy. Deze had eene dochter Catharina, het laatst in de familie-aanteekeningen vermeld, welke, volgens het Trouwboek der Nieuwe Kerk, den 2lEten November 1634 gehuwd is aan Dr. Cornells Witsen. Zij wareu de ouders van den uitstekenden staatsman en geleerde Nikolaas Witsen. Men ziet uit dit alles, dat het geslacht van Opsy verwant was aan de aanzienlijkste Amsterdamsche fa-miliën. Zie over de teckeningen en kunstwerken van Joost Jansz. Wagenaar t. a. p.

-ocr page 60-

HET

KLOOSTER DER SINT PAULUS BROEDERS

TE

AMSTERDAM.

-ocr page 61-
-ocr page 62-

Na in de vorige deelen van dit werk gehandeld te hebben over de kloosters der Minderbroeders en Karthui-zers te Amsterdam, komt het mij niet ondienstig voor, nu onderzoek te doen naar de geschiedenis van een derde mannen-klooster alhier, dat der Paulinianen. Moest ik mij vroeger beklagen over de schrale en onvolledige berig-ten aangaande de twee eerstgenoemde konventen, tot ons gekomen, met meer grond nog mag ik deze klagt thans herhalen. Al wat ik aangaande het Sint Paulus-klooster en zijne bewoners kan mededeelen, bepaalt zich tot enkele overleveringen en weinige bijzonderheden, gróoten-deels ontleend aan de, reeds vermelde, verzameling kloosterstukken, door Pieter Vlaming en Gerard Schoemaker bijeengebragt. Niet veel opmerkelijks levert ook de regel der Paulinianen op, welke zeer eenvoudig was en hun vergunde, even als wereldlijken, in de wereld te ver-keeren, mits zij een matig en ingetogen leven leidden.

De Sint Paulus-broeders of Paulinianen, ook wel ge-heeten Tertianen of Tertiarissen, dewijl zij leefden naar den derden regel van Sint Pranciscus, hadden hun klooster op de oostzijde der Nieuwe Gracht of van den Oude Zijds Achterburgwal bij de Hoogstraat. Verder strekte zich hun klooster-gebied uit tot den Kloveniersburgwal, waar destijds de stadsmuur stond. De vroegere

-ocr page 63-

42

kerk dezer kloosterbroeders is tlians de Oude Walen of Fransche Kerk; ofschoon de eerste kleiner was, daar de grond, waarop de oude voorgevel stond, gevonden wordt bij den tweeden pilaar van het tegenwoordige gebouw. De overige ruimte des kloosters is ingenomen door het voormalige Sint Joris-hof, het Oost-Indische Huis, voorheen het Artillerie-magazijn of Bushuis, en door de burgerwoningen aan de zuidzijde der Hoogstraat. Volgens een opschrift op een\' balk, omtrent in het midden der kerk, werd zij in 1409 gesticht; welk opschrift aldus luidt:

Cette église a éte fondée a0. MCCCCIX, raccommodée a0. MDCXLVII.

agrandie a0. MDCLXI.

CD eze kerk is gesticht in 1409, herbouwd in 1647, vergroot in 1661).

Ook kan de kerk niet vele jaren later gebouwd zijn , daar in eenen schepenbrief van 15 November 1415 zekere Corstginszoon bekende, schuldig te wezen „ den broederen van Sinte Franciscus reghele, die van Penitentiën geheten is, des huus ende convents van Sinte Pauwels binnen der vriheden van Aemstelredamme, buten an die nije grafte staende , viertich goede goudene Engelse Edwardus of Ricardus nobelen 1).quot; En den 10acn Junij 1420 vereerde Jutte, de weduwe van Mr. Willem den chirurgijn, aan heer Dirk Vonst, priester, al de boeken van haren zoon Gerrit; welke gift geschiedde in het Paulinianen-klooster 2).

In het jaar 1457 begaven sommigen der Amsterdam-sche broeders zich naar Hoorn , hetzij omdat het klooster alhier niet genoegzaam in hun onderhoud kon voorzien, hetzij dewijl lust naar verandering of zucht naar uitbreiding hen daartoe aanspoorde. Eenige burgers van Hoorn, schrijft Velius, hadden aldaar een stuk lands gekocht.

-ocr page 64-

43

voornemens zijnde, in het huis, daarop staande, gezamenlijk te leven en vervolgens de eene of andere geestelijke orde aan te nemen. Bij de versterking der stad moest echter de nieuwe gracht door den grond van dit huis getrokken worden; waardoor het voornemen der Hoornsche burgers verijdeld werd. Onze Paulinianen kochten daarna het ledige erf van de eigenaars en rigtten er met vergunning van den proost van West-Friesland een groot steenen klooster op, waaraan zij den naam gaven van Sint Pieters-dal, terwijl de vorige stichting alleen het Dal genoemd werd. Zij gebruikten de noordzijde tot hunne kerk, de zuidzijde tot keuken en het midden tot Beventer of eetkamer. Later, te weten in 1561, namen de Tertianen te Hoorn eene andere orde aan en begaven zich onder do Kruisbroeders; waarbij zij voortdurend gebleven zijn. Evenwel beviel deze verandering niet aan al de Amsterdamsche broeders, die zich naar Hoorn verplaatst hadden; waarom eenigen van hen weder naar hunne vorige woonplaats terugkeerden 3).

De oudste separatie of scheiding, door de Hof-kapel te \'s Gravenhage aan het klooster vergund, is van 29 November 1470. Waarschijnlijk echter hebben er nog andere dergelijke stukken bestaan, welke of verloren zijn geraakt of door de vaststelling van latere besluiten krachteloos zijn geworden. In den gezegden brief wordt aan de broeders, behalve het aanbouwen van hun huis, toegestaan, om ten getale van vijf en twintig, benevens vier of vijf kostgangers, de mis en andere kerkelijke plegtigheden, ook met zang, te verrigten, de sakramen-ten te bedienen, de biecht van de hunnen te hooren, hun absolutie te verleenen en de lijken met lijkdiensten te begraven. Evenwel mogten andere parochianen in het klooster niet begraven worden, tenzij met bijzondere bewilliging en behoudens dat daarvoör aan het kapittel in

-ocr page 65-

44

den Haag alle jaren een Franscli schild betaald werd. In eene latere scheiding der Hof-kapel van 8 September 1493 is voornamelijk deze verandering gemaakt, dat er veertig monniken en zes of acht kostgangers in het klooster mogten zijn; ook wordt daar melding gemaakt van een kerkhof. Men vergunde aan de broeders na de Vesper voor de parochianen te prediken en bepaalde daarbij dat, indien deze op het kerkhof des kloosters wenschten begraven te worden, zij eenen gouden nobel van vier en een half engels of de waarde daarvan zouden verschuldigd zijn, blijvende niettemin de verpligting bestaan tot de jaarlijksche betaling van het Fransche schild. Onder-tusschen werd dit alles verklaard van onwaarde te zijn, wanneer de broeders het konvent tot eene andere orde overbragten.

De Paulinianen behoorden tot het Utrechtsche kapittel, ludocus de Valle, bisschop van Sebaste, vikaris-generaal van David van Bourgondië, bisschop van Utrecht, liet klooster met het kerkhof op den 4aen Februarij 1496 gewijd hebbende, vergunde aan hetzelve het regt tot kwijtschelding voor veertig dagen van alle opgelegde of nog op te leggen boeten, onder zekere voorwaarden en ver-pligtingen, breedvoerig in den aflaatbrief door hem beschreven.

Niet onbelangrijk komt het mij voor, den inhoud mede te deelen van de twee volgende brieven, het konvent betreffende. In 1468 namen de Paulinianen een1 dienst aan van vijf missen in elke week, te doen voor Gerrit Gerbrandszoon Pauw, daarvoor ontvangende dertien Wil-helmus-schilden aan jaarlijksche renten en achttien dergelijke schilden aan gereed geld, met bepaling dat, wanneer zij in gebreke bleven aan hunne verpligting te voldoen , de Karthuizers en Eegulieren, bij Amsterdam wonende, den dienst aan een ander konvent mogten op-

-ocr page 66-

45

dragen; waarvoor de gezegde renten en gelden aan dat klooster door hen zouden moeten worden uitgekeerd4). Den 25sten Junij 148fi beloofden de Paulinianen eene jaarlijksche lijfrente van zeven gouden Fransclie kroonen aan Syvert Claesz., met vergunning, dat hij, bij nalatigheid van betaling, zes stuivers daags ten laste van het klooster zou mogen verteeren. Aan den schout werden vier stuivers en aan ieder schepen twee stuivers, zoo dikwijls in deze zaak regt mogt gesproken worden, voor hunne moeite toegezegd 5).

Ook beschouw ik het, als niet van belang ontbloot, eenige giften, aan het klooster gedaan, hier bij te brengen.

Jan Heinenszoon schonk den 12den Junij 1453 aan de broeders van Sint Paulus zijn huisraad en inboedel, uitgezonderd zijne kleêren en zijn zilverwerk G).

Peter Zei Simonsz. vereerde den lö*1611 December 1488 aan het klooster zeven en twintig halve Eijnsche guldens, afkomstig van zekere nalatenschap, waarvan broeder Simon Peters het overige gedeelte bekwam, hetwelk deze gebruikte tot het aanschaffen van kleederen, een bed met zijn toebehooren en andere goederen, door hem in het klooster benoodigd. ïoen de laatstgenoemde overleden was, stond de eerste, erfgenaam van zijne bezittingen geworden zijnde, ook deze aan het klooster af, behalve nog eene som van acht en zestig nobels en een zesde deel van een half huis. Hetgeen alles door hem gedaan werd tot eene eeuwige memorie zijner zalige huisvrouw en om zonderlinge zaken , hem daartoe porrende 1).

Jan Bout, in Augustus 1493 zijn testament makende, begeerde daarin onder andere zaken, dat hij begraven zou worden in het Sint Paulus-konvent en besprak aan de kloosterbroeders jaarlijks op den dag van zijn over • lijden eenen maaltijd met wijn. Ook was zijn verlangen, dat, zoo dikwijls er dienst in het klooster gedaan werd,

-ocr page 67-

46

men liet beeld van Sint Anna verlichten zou. Waarvoor hij aan de Paulinianen twee guldens ééns, en twee gouden Wilhelmus-schilden met eene halve gouden kroon jaarlijks vermaakte 8).

Jan Melysz. gaf den lO11™ December 1509 aan de konventualen twee gouden keurvorsten-guldens jaarlijks tot eene eeuwige memorie, ééns des jaars te houden op den 12lt;len September voor hem zeiven en zijne huisvrouw Jutte. Buitendien verzocht hij, \'s morgens voor hem eene zielmis te houden en zijn graf op kosten van het klooster met drie waskaarsen te verlichten. Verder was zijn wensch, dat de gemeene breeders, voor zoo verre het geld nog strekte, op dien dag gebraad en wijn zouden koopen tot eene Pitancie9).

Dirk Symonsz., anders genoemd Graef, verklaarde den 24s1™ February 1520, als zijn1 uitersten wil, dat hij in de kerk dei Paulinianen of in de Oude Kerk zou begraven worden en schonk aan de broeders vijf ponden ééns. Nog werd hun eene mis daags gedurende den tijd van een jaar door hem opgedragen, waarvoor zij eerlijk beloond zouden worden 10).

Zyvert Willem van Megen, eertijds geweest zijnde ia het konvent te Holtmeer in Gelderland, doch alstoen wonende bij de Sint Paulus-broeders te Amsterdam, benoemde hen den 16lt;len December 1572 tot zijne erfgenamen , bedragende zijn vermogen omtrent honderd Carolus-guldens. Daarbij gaf hij zijne hoop te kennen van ook later zoo wel in het klooster behandeld te zullen worden, als tot dus verre het geval was geweest; hetgeen hem door heer Jan van Horssen, pater van het konvent, beloofd werd n).

Zeker droeg tot de gunstige stemming, waarin men jegens dit klooster verkeerde, niet weinig bij, dat deze kloosterlingen zich geenszins overgaven aan bedelarij of,

-ocr page 68-

47

als andere monnniken, een lui en ledig leven leidden. Ijverig trachtten zij in eene, vóór de uitvinding der boekdrukkunst bestaande, behoefte, te voorzien door het afschrijven van boeken en brieven, waartoe hunne hulp, blijkens de oudste stads-rekeningen, ook door het stedelijk bestuur alhier gebezigd werd.

Naar mij voorkomt, bekleedde het Amsterdamsche Sint Paulus-konvent geen\' onaanzienlijken rang onder de kloosters der Tertianen; althans viel aan dit klooster meer dan aan de andere gestichten der orde de eer te beurt, dat binnen zijne muren het algemeene kapittel gehouden werd. Volgens de aanteekeningen der Paulinianen zijn hunne vergaderingen van het jaar 1551 tot 1570, en alzoo gedurende negentien jaren achtereen , op deze plaatsen geweest.

in het klooster Bethlehem buiten Utrecht.

in het Sint Paulus-konvent te Amsterdam.

buiten Leiden te Roomburg.

in het Sint Paulus-konvent te Amsterdam, te Delft.

in het Sint Paulus-konvent te Amsterdam.

in het klooster Bethlehem buiten Utrecht, in het klooster van Sint Ursula te Amsterdam, geen kapittel.

in het Sint Paulus-konvent te Amsterdam, in het klooster van Sint Maria te Alkmaar, in het klooster van Sint Ursula te Delft.

In 1552, „ 1553, | „ 1554, j „ 1555, „ 1556, gt; „ 1557, ) „ 1558, / „ 1559, J „ 1560, „ 1561, ■ „ 1562, (

1563, „ 1564, \' „ 1565, „ 1566, „ 1567, „ 1568, „ 1569, „ 1570,

-ocr page 69-

48

In de voorgaande eeuw, te weten van 1452 tot 1552 vergaderde het kapittel negen malen te Amsterdam. De zaken, welke in het generale kapittel behandeld werden, betroffen zoowel het algemeene belang der orde, als het bijzondere nut van elk harer kloosters. Zelfs mogt de vergadering de afzonderlijke handelingen der konventen vernietigen, zoo als blijkt uit eene magtiging van het kapittel, om de uitvoering van een transport en contract, door het Sint Paulus-klooster te Amsterdam den 22sten October 1547 met de burgemeesteren dezer stad gemaakt, buiten don wil en de vergunning van het generaal kapittel, met kracht te verhinderen12). Waarop echter dit transport of accoord betrekking had, wordt niet gemeld en is mij niet gelukt te ontdekken.

Volgens de Statuten der orde moest in het klooster te Amsterdam zich bevinden een der vier uittrekselen uit de privilegiën van het kapittel, welke op gemeenekosten gemaakt werden. De minister van Amsterdam mogt even als die van Leiden, Haarlem en Vollenhoven, bij de algemeene vergadering door eenen geestelijke der orde zich doen vergezellen. Deden er tusschentijds zich zaken op , wier behandeling niet tot het volgende kapittel kon uitgesteld worden, dan mogt de minister-generaal twee paters uit Amsterdam, en even zoo vele uit Haarlem, Delft en \'s Gravenhage bijeenroepen, wier besluit dezelfde kracht had, als dat van het generale kapittel. Het privaat kapittel moest bij uitzondering te Amsterdam gehouden worden. Niet altijd hadden de vergaderingen van het generaal kapittel te Amsterdam hetzelfde belang; wel eens gebeurde er niets, waardig om in het boek der handelingen te worden opgenomen. Ook de zaken, voorgevallen buiten het kapittel, schijnen niet altijd van groote beteekenis geweest te zijn. Op zekeren tijd ontsloeg de vergadering den minister-generaal van de verpligting

-ocr page 70-

49

om visitatie te doen, met de vergunning, om een\' ander, ■wien hij wilde, daartoe in zijne plaats te stellen. Toen het generaal-kapittel in 1568 voor het laatst te Amsterdam bijeenkwam, werd een, reeds vroeger genomen, besluit, vernieuwd, om de afgevallenen tot het oude geloof terug te brengen13). Uiteen\'1 brièf, den 18den November van het volgende jaar gegeven, blijkt, dat de rekening van het klooster met het generaal-kapittel toen geenszins gunstig stond. De broeders van Sint Paulus waren in hunne betaling aan het kapittel zeven jaren ten achteren, behalve nog dat zij aan hetzelve eene schuld hadden van geleende penningen 14). Evenwel schijnen de geldmiddelen van het klooster eertijds in een1 beteren staat verkeerd te hebben, want eene lijst der inkomsten van hetzelve in de zestiende eeuw toont aan, dat deze jaarlijks bedroegen vierhonderd acht guldens en een oortje; waar tegenover eene schuld stond van acht en vijftig guldens en dertien stuivers \'sjaars.

De ministers of paters van het klooster, geschikt naaide jaren, waarop in oude stukken hunne namen voorkomen , waren de volgende.

1441. Aelst Claessen.

1466. Jan Janssoon van Kandorp.

1480. Kutger van Weezel.

1486. Coenraed Jacobs.

1487. Pieter Claessen.

1497. Claes Pietersz. van Neck 15).

1510. Jan van Leijen.

1540. Jacob Andriesz. van Harderwijk.

1560. Johan van Schorrenberg, Minister-generaal der orde.

1561. Broeder Michiel.

1574. Jan Claesz. van Horssen.

De kleeding dezer monniken was van grijze kleur. Zij droegen kleine kappen en scapulieren of schoudermantels.

4

-ocr page 71-

Of zij echter hier aldus, dan wel in het zwart, zoo als later wel het geval was, hebben gekleed gegaan, kan ik niet stellig verzekeren.

Niet altijd was het Sint Paulus-klooster even druk bezocht; zelfs schijnt het somwijlen geheel verlaten geweest te zijn. In 1541 werd door de Vroedschap van Amsterdam besloten, om de Regulieren bij Heilo en Oude Kaarden daarin over te brengen, indien zulks gevoegelijk geschieden kon16). Doch aan dit besluit schijnt geen gevolg-te zijn gegeven. Want in 1558 begreep de Vroedschap moeite te moeten aanwenden, om het konvent, daar het destijds genoegzaam geheel vaceerde, en alzoo eene geschikte gelegenheid zich daartoe aanbood, voor de stad te verkrijgen tot een gasthuis. Evenwel oordeelde zij tevens billijk, hoewel de broeders meerendeels overleden of vertrokken waren, niets metter daad en boven regt in dezen te doen 17j. De aanleiding hiertoe -was gelegen in de hevige, destijds heerschende, pestziekte, welke zoo vele menschen had aangetast, dat de Sint Pieters- en Lieve Vrouwen-gasthuizen niet meer al de zieken konden bevatten, en do stadsregering alzoo verpligt werd naar andere plaatsen ter verpleging der kranken om te zien. Ondertusschen bad de stad reeds een gedeelte van den grond des kloosters in 1532 aangekocht18), en was zij in 1555 eigenaarster geworden van den klooster-boomgaard, groot vijftig en eene halve roede, tot elf Carolus-guldens en tien stuivers de roede. Welke boomgaard , zoo als in de resolutie der Vroedschap gemeld wordt, gelegen was aan de westzijde van het Stads-bushuis en zich uitstrekte tot de helft der sloot tusschen dit klooster en dat van Sint Ursula of der Elf duizend Maagden 1\'J). Naar de meening van Wagenaar werd deze sloot overwelfd in den jare 1580 20). Den 25stcn October 1574 verkreeg de stad nog door aankoop zesvoeten erfs, gelegen aan de sakristie des kloosters

-ocr page 72-

51

en zich uitstrekkende van het Dolhuis tot de Hoogstraat, waar van stadswege een muur was opgetrokken. Daarbij werd bepaald, dat het gekochte erf niet zou mogen betimmerd worden, om het licht in de kamers der sakristie en kerk niet te belemmeren. Ook zou het konvent in tijd van nood het stads-erf mogen gebruiken, als de kerk en sakristie reparatie behoefden 21).

Bij de omwenteling ■\'•an zaken alhier in 1578 verkeerde het klooster in zeer behoeftige omstandigheden, zoodat de pater en konventualen zeiven aan het stads-bestuur vergunning vroegen, om van het konvent en zijne inkomsten afstand te mogen doen ten behoeve van het Sint Joris-hof, mits daarvoor eene gewenschte voldoening ontvangendeNadat zulks door de regering was toegestaan , gingen de regenten van het Sint Joris-hof op den lsten Augustus 1579 met de Paulinianen een accoord aan omtrent de ontruiming van hun konvent op de volgende voorwaarden. De konventualen stonden aan de regenten van het Sint Joris-hof hunne goederen en inkomsten af; waartegen deze beloofden aan ieder dei-broeders, nog in het klooster zijnde, zoo lang hij leefde, jaarlijks vier en twintig guldens uit te keeren. Daarenboven werd hun toegezegd vrije woning, de kost, het was-schen van kleederen en verzorging in ziekte. Het laatste was ook van toepassing op de kostgangers van het klooster , aldaar voor het tegenwoordige niet woonachtig zijnde, terwijl hun ook een jaarlijksch pensioen door bur-gemeesteren werd toegevoegd. Er bevonden zich destijds niet meer dan zes monniken in liet klooster, bij namen, Jan Klaaszoon, Pater, Frans Martenszoon, Jakob Jans-zoon, Jan Jakobszoon, Willem Janszoon en Bart Janszoon. De kostgangers waren vier in getal en geheeten Ambrosius Michaëlszoon, Jan Dirkszoon, Michael Eijmsdijk en Tijraan Albertsz. Daarenboven leiden de regenten van het Sint

4*

-ocr page 73-

52

Joris-hof op den 10d™ October 1579 aan den pater Jan Klaaszoon van Horssen, behalve de genoemde voor-deelen, nog toe eene jaarlijksche lijfrente van zes en dertig Carolus-guldens, spruitende uit den koop en over de kusting van het klooster23). De kerk van het klooster werd nu ingerigt tot eene kerk voor de Waalsch-gere-formeerden en het klooster bestemd tot een Proveniershuis. De proveniers uit het Sint Joris-hof in de Kalverstraat werden hierop naar het klooster gevoerd en bragten op het nieuwe gesticht den naam van het oude over, welken liet, ofschoon thans van bestemming veranderd, tot op onzen tijd behouden heeft. Ook de laatste nog overgebleven kloosterbroeders ontvingen alzoo verder in dit Proveniers-huis hun onderhoud, zoodat zij die zeiven vroeger kostgangers hadden, thans op hunne beurt den kost bij anderen genoten 24).

-ocr page 74-

A A N T E E K E N IN G E N.

1. Archief vau het Sint Jons-hof.

2. T. z. )).

:}. Velius, Chronijk vau Hoorn, bi. 73 eu 70.

4. Archief van het Burger-weeshuis.

5. Archief van het Sint Joris-hof.

6. T. z. p.

7. T. z. p.

8. T. z. p.

9. T. z. p. Pitancie is de uitdeeling van eene ruimere portie, dan de keuken gewoonlijk voor de monniken opleverde.

10. Archief der Oude Kerk.

11. Archief van het Sint Joris-hof.

12. T. z. p.

13. R. C. H. Homer, Geschiedkundig overzigt van de kloosters en abdijen van Holland en Zeeland, D. I, bl. 526—529, geplaatst in de werken vau de Maatschappij der Nederlandschc Letterkunde te Leiden, door welke deze uitvoerige prijsverhandeling met goud bekroond is.

14. Archief vau het Sint Joris-hof.

15. Deze stierf in dit jaar en ligt begraven omtrent in het midden der kerk voor den predikstoel. Op zijne grafzerk werd, zeker in later tijd, dit opschrift geplaatst:

Mr. Claes Pietersz. van Neck stierf den II den dach Octobris anno MCCCCXCVII.

Nu toebehoorende den erfgenaemen van Simon Louw van Neck, in siju leevcn Schepen deeser stede.

lü. Resol. Vroedsch. Nquot;. 1, 5 Nor. 1541.

17. Resol. Vroedsch. Nquot;. I, 29 Junij 155S.

IS. Schepenbrief van 13 Januarij 1533.

-ocr page 75-

54

19. Groot Memoriaal N0. 2, bl. 56, 11 Januarij 1558.

20. Wagenaar, Amsterdam, Deel II, bl. 317.

21. Archief van het Sint Joris-hof.

22. Het rekwest der kloosterbroeders komt mij merkwaardig genoeg voor, om het hier in zijn geheel mede te deelen. Het luidt aldus:

«Aen mijnen Edelen Heeren, den Burgemeesteren ende Regierders der stede van Aemstelredamme.

Geven met aider reverentie te kennen den Pater ende gemeene Conventualen van \'t Paulyten Convent binnen deser stede, hoe dat zij Supplianten zeer weynich innecomende renten hebben, ende dat oiek den huysen, aen \'t voirsz. Convent behoort hebbende, al vercoft ende veraliëneert zijn, waervan zeer weynich innecomen es, soe dat zij Supplianten gheeu ofte zeer weynich raedt hebben, omme den cost ende clederen van heuren innecomen te gecrigen in desen dieren ende benauden tijden, als oiek veele behoufvende tot onderhout vau \'tvoirnoemde Convent. quot;Waeromme zij Supplianten gaerne afFstant van heure Convent ende des voirsz. Convents innecomen zouden doen tot behouff van den proveniers op Sint Joris-hoff, mits daer vooren hebbende alsulcke lijlfpensie, als den regenten van den voirsz, hoff met hen Supplianten zullen accorderen bij tusschenspreken van UE. Heeren. Versoueken daeromme, dat UE. gelieven regardt te nemen, dat veele Conventen i;ot behouff van gasthuysen ende anderen godtshuysen zijn vercoft ende gealicneert, dewelcke coopen eensdeels bij Zijne Excellentie zijn ge-approbeert, mitsgaders op de armoede van den Supplianten, denzelven gelieven willen te accorderen ende consenteren, dat zij met den regenten van \'t voirsz. hoff mede mogen accorderen in \'t vercoopen van heure Convente ende alle des voirsz. Convents goederen.

Dit doende, enz.

Jan Claesz. (die) eertijts pater geweest is.

Franciscus Martini.

Jacob Jansz.

Jan Jacobsz.

Wilhem Janszoen.

Bart Jansz. Koek.quot;

23. Archief van het Sint Joris-hof.

24. Commelin , Beschrijving van Amsterdam, bl. 560.

-ocr page 76-

GESCHIEDKUNDIG ONDERZOEK

N A A11 II E T

LEVEN EN DE VEREIG TING EN

VAN

WILLEM EGGrEET,

HEER VAN PÜRMERENDE.

-ocr page 77-
-ocr page 78-

Onder de bijzondere voorregten, welke meer aan de lagere dan aan de hoogere standen der maatschappij eigen schijnen te zijn, moet mijns bedunkens geenszins in de laatste plaats gesteld worden, dat bij de zoogenaamde mindere klasse doorgaans meer opregte vriendschap en ongeveinsde genegenheid gevonden worden. De reden hiervan schijnt mij toe eenvoudig daarin gelegen te zijn, dat vriendschaps-verbindtenissen door gelijken in rang en stand het ligtste aangeknoopt en het beste bewaard worden. Van hier, dat ware vriendschap bij prinsen en vorsten , die op het hooge standpunt, waarop zij in de maatschappij geplaatst zijn, als \'t ware alleen staan, zoo schaars wordt aangetroffen, en dat de weinige voorbeelden daarvan, welke de historie oplevert, zoo als de weder-keerige genegenheid van David en Jonathan in de gewijde, en die van den Franschen Koning, Hendrik den vierde, en zijnen staatsdienaar Sully in de ongewijde geschiedenis , als opmerkelijke bijzonderheden, moeten beschouwd worden en daarvoor steeds gehouden zijn. Ook onze va-derlandsche geschiedenis bezit een treffend voorbeeld hiervan in de vriendschap van eenen Amsterdamschen koopman en den Graaf van Holland; ik bedoel Willem

-ocr page 79-

58

Eggert en Willem den zesde, Graaf van Oostervant en Hertog van Beijeren.

Meermalen heeft mijn geachte vriend G. van Enst Koning mij dringend aangespoord, om een geschiedkun-dit: onderzoek in te stellen naar het leven en de verdien-sten van Willem Eggert, aan zijne woorden nog kracht en klem bijzettende door de aanbieding van eenige aan-teekeningen over dezen beroemden Amsterdammer, afkomstig uit cle schriftelijke nalatenschap van zijnen vader, Jacobus Koning. Ook de beschrijver van Amsterdam, de heer C. van dor Vijver, gaf dienaangaande mij hetzelfde verlangen mondeling te kennen en betuigde buitendien bij geschrifte zijne verwondering, dat geen onzer geschiedschrijvers tot dus verre eene goede Biographic van Willem Eggert, Heer van Purmerende, geleverd had 1). Gaarne stem ik toe, dat onze Eggert eene naauw-keurise levensbeschrijving ten volle verdient. In de korte beschrijving van Amsterdam door een\' ongenoemd schrijver van het einde der vijftiende eeuw, die daarom Anonymus (de naamlooze of ongenoemde) bij Pontanus ge-heeten is, wordt hij om zijne uitstekende verdiensten jegens Amsterdam en de voortreffelijke hoedanigheden van hem, als mensch en burger, hoogelijkgeprezen „Deze Eggert,quot; schrijft Anonymus, „wist Graaf Willem geheel naar zijn\' zin te leiden, waardoor hij vele voorregten voor de Amsterdammers van dezen verwierf. Nooit is een ander burger van Amsterdam der burgerij aangenamer of nuttiger geweest. Ook was hij wegens zijne deugdzaamheid en opregtheid overal zeer bemind3).\' Evenwel vindt men in het Vaderlandsch Woordenboek van Kok slechts eene oppervlakkige Biographic van hem, terwijl onze andere geschiedschrijvers weinig meer betreffende hem hebben medegeeld. Bij die schaarschte van berigten komt nog een niet gering verschil van ge-

-ocr page 80-

59

voelen aangaande sommige punten van Eggert\'s leven bij de schrijvers. Deze opmerkingen, gevoegd bij het besef, hoe moeijelijk het is, na verloop van eeuwen de waarheid na te vorschen en tegenstrijdigheden in de overlevering uit den weg te ruimen, hebben mij lang doen aar-selen, om de mij heuschelijk opgedragen taak te aanvaarden. Eindelijk ben ik toch besloten het te doen, omdat het hier de eer geldt van een1 man, wiens leven en bedrijf in een naauw verband staat met de eerste opkomst en den verderen aanwas onzer stad. In welk besluit ik later nog versterkt ben door het vinden van vele onbekende charters betreffende Eggert en zijne heerlijkheid Purmerende. Desniettegenstaande ontbreken nog de noo-dige bescheiden, om eene volledige levensgeschiedenis van hem op te stellen. Mijne beschrijving van zijn leven zal daarom ook onvolledig zijn, maar hiervan geloof ik mij echter overtuigd te mogen houden, dat deze levensschets van Eggert, hoe onvolkomen dan ook, toch meer bevatten zal, dan er door al de schrijvers te za-men, die over hem gehandeld hebben, tot nu toe geleverd is.

Verschillend wordt de geboorteplaats van Eggert opgegeven. Anonymus zegt, dat hij uit de stad Gend in Vlaanderen naar Amsterdam gekomen is; daarentegen lezen wij in de Oude Kronijk van Holland, dat hij in AVa-terland geboren was 4). Ter oorzake waarvan ook de latere schrijvers dienaangaande niet met elkander overeenstemmen. In eene geschreven en ongedrukte beschrijving van Purmerende vond ik omtrent Eggert het volgende aangeteekend. „ Hij was afkomstig uit de stad Gend, gelijk mij uit zijn geslachtsregister klaar gebleken is. Hetgeen ik, indien ik het noodig had gedacht, genoegzaam zou hebben kunnen aantoonen ; zoodat vele schrijvers zich vergist hebben, bewerende, dat hij oorspronkelijk

-ocr page 81-

60

uit quot;Waterland zou zijn 5).quot; Het spijt mij , dat de schrijver het onnoodig heeft geoordeeld, voldoende bewijzen voor zijne bewering aan te voeren, waarom ik buiten staat ben de gegrondheid van deze te beoordeelen. Eerder zou ik daarom overhellen tot het gevoelen van hen, die de afkomst van Eggert uit Waterland afleiden , en ik waag het zelfs tot staving of verklaring daarvan eene gissing te opperen. Volgens eenen brief van 23 Julij 1346 verkocht Margareta, de gemalin van Keizer Lodewijk en zuster van Graaf Willem den vierde, de helft der goederen , welke de huurlieden op Merclcerhovede plagten in pacht te houden van den abt en het konvent te Mariëngaarde in Friesland, aan eenige poorters van Amsterdam , daarbij belovende, de koopers in het bezit dier goederen te zullen handhaven tegen allen, die hen daarin mogten hinderen, en bepaaldelijk tegen den heer van Waterland 6). Tot de poorters van Amsterdam, die de helft van Merclcerhovede kochten, onder welken naam het eiland Marken verstaan moet worden, hetwelk destijds verder, dan thans het geval is, zich tot de kust van Noord-Holland uitstrekte, behoorde zekere Jan Egghairt. Waarschijnlijk was deze de vader van Willem Eggert, en heeft hij na het goed op Marken verkregen te hebben en in het bezit gekomen te zijn van het land in West-zanen, waar hem tevens eenige gronden toebehoorden, zich tijdelijk met zijne vrouw in Noord-Holland opgehouden , ten gevolge waarvan onze Willem in Waterland geboren is. Uit een1 brief toch, door mij gevonden in het Archief der Oude-Kerk alhier, blijkt, dat Willem een zoon van Jan Eggert was7). Ook zou men eenigzins daaruit kunnen verklaren, waarom Graaf Willem bij voorkeur de heerlijkheid van Purmer en Purmerland, als o-elegen in Waterland, aan Willem Eggert geschonken

O ö

heeft.

-ocr page 82-

Cl

Tot zoo verre had ik geschreven, toen de hierbij gevoegde stukken van \'s Rijks-archief te mijner kennisse kwamen, waardoor mijn vermoeden tot meerdere zekerheid gebragt werd. Althans bevestigen deze, dat onze Willem een zoon was van Jan Eggert, en dat zijn geslacht niet in Gend, maar in Amsterdam te huis behoorde, waar zijne voorouders in de Oude Kerk het Sint Katrijnen-altaar hebben opgerigt8).

Waarschijnlijk is de reden der verkeerde opgave van Eggert\'s afkomst daarin gelegen , dat de zoon van Willem Eggert, even als zijn grootvader Jan geheeten, na den dood zijns vaders zich met der woon in de stad Gend gevestigd heeft.

Van Eggert\'s jeugd is mij niets bekend. Echter schijnt hij reeds vroeg zich in Amsterdam te hebben opgehouden; ten minste bestaat er reden om zulks te vermoeden, daar hij in een\' brief van 28 September 1388 gezegd wordt eigenaar of bezitter geweest te zijn van landen, in de nabijheid van Amsterdam gelegen9). Willem Eggert, zeggen de geschiedschrijvers, was een koopman, zonder echter nader te bepalen, welke handel of koopmanschap door hem gedreven werd. Het Rijks-archief leert ons, dat hij een wisselaar was. In 1393 schonk Albrecht hem vergunning, om overal in zijn land gouden en zilveren munten in te wisselen, onder voorwaarde van de ingewisselde specie in \'s Graven munt te brengen. Hij mogt dit doen met gesloten deur, zonder eene openlijke wisselbank te houden 10). Daarenboven zien wij, vooral uit de Utrecht-sche charters, dat hij op verschillende plaatsen veel land bezat, welk grondbezit hem ongetwijfeld ruime inkomsten verschafte. Reeds vroeg schijnt Eggert zeer rijk aan geld en goed geweest te zijn, waardoor hij in staat was aan Albrecht\'s zoon, den jongen Graaf van Oostervant, ge-wigtige diensten te bewijzen. Toen deze wegens zijn aan-

-ocr page 83-

62

deel in den moord, gepleegd aan jonkvrouw Aleid van Poelgeest en den hofmeester van den Graaf, Willem Kuser, bij zijnen vader in ongenade was vervallen en dien ten s-evolee zich cenoodzaakt vond het land te rui-

O O

men, voorzag Eggert hem, gedurende zijn verblijf in Frankrijk, heimelijk van de noodige penningen. Welke weldaad, zoo als wij later zullen zien, niet onvergolden bleef. Daarenboven leest men bij Pontanus, dat Eggert Graaf Willem niet slechts in Frankrijk, maar ook op eene reize naar Dantzig, met geld zou hebben ondersteund. Van welke overlevering hij evenwel de waarheid, als door geene kronijken of oude geschriften gestaafd, in het midden laat11). Ook ik zou daaraan twijfelen, op grond dat de Graaf, zoo verre mij bekend is, zich nimmer in die stad heeft opgehouden. Nog vinden wij een bewijs van Eggerfs mildheid en vrijgevigheid opgeteekend in de kronijk van Windesheim, aan welk kapittel, gesticht in 1387 en het beroemdste van alle kloosterstichtingen hier te lande na de Egmondsche abdij, hij vijf en veertig Arnhemsche guldens ten geschenke gaf12}.

In 1399 stelde Albrecht Willem Eggert aan tot rentmeester van Oostergo en Westergo, met uitzondering van het beheer der tollen te Dokkum en Stavoren, op zoodanige bezoldiging, als de Raad des Hertogs zou bepalen. Deze beloofde daarbij, dit ambt aan hem niet te zullen ontnemen, voordat alle vorderingen voldaan waren , welke Eggert op hem mogt hebben, blijkens zijne brieven en die van zijn1 zoon, den Graaf van Oostervant13).

Soeteboom verhaalt ons, dat Eggert te Amsterdam gewoond heeft in een huis tegenover de waag op den Dam, waar de Bril uithing14). De waarheid dezer overlevering is wel eens in twijfel getrokken; evenwel vond ik die bevestigd in een\' brief van Jakob, Heer van Gaasbeek, waarin hij Willem Eggert wegens de menigvuldige diensten,

-ocr page 84-

63

door dezen aan hem bewezen, of, als God wil, nog te bewijzen , verlijdt met de huizing en hofstede, destijds door Eggert reeds bewoond, gelegen in de Windmolen-straat (op den Nieuwendijk) te Amsterdam 15). Misschien gaf dit aanleiding tot het stichten der Nieuwe Kerk, toegewijd aan de Heilige Maagd Maria, van waar de ge-heele nieuwe zijde der stad, als behoorende tot bet kerspel dezer kerk, Onzer Lieve Vrouwe-parochie genaamd werd, en aan de Heilige Catharina, welke volgens de legende in bet begin der vierde eeuw te Alexandrië om bet geloof den marteldood onderging. Althans is men het daarover eens, dat Eggert de Nieuwe Kerk mede gesticht en den opbouw van deze voor een groot gedeelte bekostigd heeft, doch aangaande den tijd der stichting bestaat bij de geschiedschrijvers eenig verschil van gevoelen. Doorgaans wordt deze, gelijk in de lijsten der regering, vdor de Handvesten van Amsterdam gedrukt, vermeld staat, opgegeven als geschied in het jaar 1414. Onder-tusschen blijkt uit een\' brief, door mij gevonden in bet Archief der IJzeren Kapel van de Oude Kerk, dat de Bisschop van Utrecht, met bewilliging van Graaf Willem, zijne toestemming tot de stichting der Nieuwe Kerk reeds op den 15\'lcn November 1408 gegeven heeft10). Misschien heeft Wagenaar daarom gelijk met te vooronderstellen, dat de grondslagen van het gebouw in het jaar 1408 gelegd zijn en de optimmering niet voor het jaar 1414 is aangevangen.

Het koor in de Nieuwe Kerk, waarin Effgert begraven

7 OO lt;-gt;

is, kreeg later den naam van Willem Eggert\'s Kapel. Wagenaar zegt, in bet kantoor van Kerkmeesteren dei-Nieuwe Kerk eenige brieven betreffende deze Kapel gezien te hebben, waaruit hem gebleken is, dat verscheidene landerijen in Abbekerk en Sijbekarspel, ten behoeve dier Kapel, aan Willem Eggert werden opgedragen. Ook

-ocr page 85-

04

spreekt hij van het Memoriaal der Eggerfs Kapel, ter zelfde plaatse berustende17). Ik geloof, dat die stukken daar niet meer aanwezig zijn, ten minste heb ik te vergeefs getracht deze in het Archief der Nieuwe Kerk op te sporen. Men wil, dat de ontijdige dood van Eggert en de geschillen, daarna in den lande gerezen, veroorzaakt hebben, dat de kerk niet tot die volkomenheid is gebragt, welke lag in het plan der stichters, die zich voorgesteld hadden, het gebouw op te trekken volgens het model der hoofdkerk van Amiens in Picardië; waarvan eene geschilderde afbeelding nog in de Nieuwe Kerk bewaard wordt. In het voorbijgaan zij hier opgemerkt, dat de Nieuwe Kerk later twee malen verbrandde, eerst in het jaar 1421 en daarna in 1645, doch telkens luisterrijker werd opgebouwd.

Behalve de verlij met het huis op den Nieuwendijk bij den Dam, zijn er meer bewijzen nog van de gunstige genegenheid voor handen, welke de Heer van Gaasbeek jegens Eggert koesterde. In het jaar 1414 schonk Gaasbeek aan zijn\' vriend tot eenen vrijen eigendom , eerst eene hofstede met twee en twintig morgen lands, gelegen tusschen Loendersloot en Baambrug, en daarna een huis en hof met vier morgen lands te Abcoude. Ruim twee jaren later ontving Eggert van hem ter leen W estenrijk, naderhand Zuidland geheeten, in het land van Putten 18). Tot het bedijken van welke ambachtsheerlijkheid Gaasbeek op den derden November 1412 zijne bewilliging gegeven had 19).

Van den godsdienstigen en wetenschappelijken zin, die onzen Eggert bezielde, getuigt de kweekschool van godgeleerdheid en wijsbegeerte, genaamd het Sint Niko-laas-kollegie, door hem gesticht20). Dit kollegie plag gehouden te worden in de Kapel van het Heilige Graf in de Oude Kerk; tot welke Kapel men toegang had door

-ocr page 86-

65

eene deur in den muur van het Lieve Vrouwe-koor, onder het geschilderde glas, voorstellende de stervende Maria. Daaraan was eene boekerij verbonden, welke naderhand met de stads-bibliotheek, geplaatst in de Nieuwe Kerk bij de Willem Eggert\'s-kapel, vereenigd werd. Hoe lang het Sint Nikolaas-kollegie heeft bestaan en welke geleerde mannen daaruit zijn voortgekomen, kan niet met zekerheid bepaald worden. Zeker is het echter, dat men hier, nadat dit kollegie was te niet gegaan, niet meer aan de oprigting van scholen tot beoefening van geleerdheid en wetenschap gedacht heeft, voordat de Doorluchtige School tot stand kwam. Sedert werd de stads-bibliotheek uit de Nieuwe Kerk naar het gebouw van het Athenaeum over-gebragt.

Wij zagen reeds vroeger, hoe Eggert, volgens de getuigenis van Anonymus, vele voorregten voor de Amsterdammers van den Graaf verkreeg. In de IJzeren Kapel der Oude Kerk berusten de originele privilegiën door Willem den zesde aan Amsterdam geschonken, welke in het gedrukte register van het Archief dier Kapel door mij beschreven zijn ^). Moeijelijk laat zich echter bepalen , in hoe verre deze giftbrieven aan Eggert\'s gunst en invloed bij den Graaf te danken zijn, daar wij slechts in een1 dier brieven zijnen naam vermeld vinden. In een charter van 15 Julij 1409 namelijk staat Willem toe aan de poorters van Amsterdam, om te mogen gebruiken de visscherij der twee sluizen, binnen hunne vrijheid gelegen, welke eertijds gegeven waren aan zijne raden Hel-mich van Doornik en Willem Eggert. Het komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat dit gunstbewijs voornamelijk op aansporing van den laatstgenoemdenquot; verleend is, en dat ook de verdere voorregten, in dit merkwaardige handvest gegeven, het gevolg waren van zijne bemoeijing en tussclienkomst. Deze bestonden hierin, dat de vrijheid

5

-ocr page 87-

66

der stad te water voortaan even verre als te land zich zou uitstrekken, te weten, honderd gaarden; dat de stedelijke schout magt erlangde, om alle breuken te be-regten, zonder daarin den baljuw van Amstelland en Waterland of iemand anders van \'s Graven wege te kennen: en dat de stad alle officiën, diensten en goederen ten haren behoeve en voordeele altijd zou gebruiken, gelijk zij dit reeds vijftig jaren of langer gedaan had. Al hetgeen voor de stad van groot belang was en ongetwijfeld vele kooplieden en vreemdelingen uitlokte, om zich hier neder te zetten.

Nadat Albrecht den 12den December 1404 overleden en Willem zijnen vader in de regering dezer landen opgevolgd was, werd Eggert tijdelijk belast met het beheer van \'s Graven thesaurie2-). Ook diende hij den Graaf met twee gewapende mannen in den Arkelschèn oorlog23). Ter belooning van deze en de vroeger bewezen diensten, gaf Willem de zesde hem den 4d011 November 1410 de ambachtsheerlijkheid en het dagelijksch geregt van den dorpe Purmerende en Purmerland, strekkende zoo verre als de ban daarvan gelegen was, met de gift van de kerken, het regt om schout en schepenen aldaar aan te stellen, en alle voordeden, daartoe behoorende, zoo als do heeren en ambachtsheeren in Kennemerland hunne ambachten hielden. Verder ontving hij te Purmerende de vrije heerlijkheid, met water, waag, wind, cijnsen, tienden en al wat verder daartoe behoorde, uitgenomen de visscherij ter Weer, welke de Graaf voor zich en aijne nakomelingen behield 24). Deze gift geschiedde, zegt de Graaf in zijnen brief, uit overweging van de vele getrouwe diensten, die onze lieve en getrouwe Willem Eggert op vele tijden aan onzen lieven heer en vader zaliger gedachtenis en aan ons in onze en onzer landen zaken menigvuldiglijk bewezen en gedaan heeft, en, als God

-ocr page 88-

67

wil, in toekomende tijden nog doen en bewijzen zal, zoo ook uit zonderlinge gunst en liefde, die wij hem toedragen. In een\' afzonderlijken brief beval de Graaf zijnen lieden van Farmer en Purmerland, om quot;Willem Eggert, als hunnen ambachtsheer, aan te nemen en te erkennen25). De broeder van Graaf Willem, Jan van Beijeren, en de zoon des Konings van Frankrijk, Jan van Touraine, gehuwd met Jacoba van Beijeren, bevestigden deze gift van Furmerende aan Eggert bij afzonderlijke brieven s6). Hetzelfde werd later door den Eoom-schen Koning Sigismond gedaan in quot;West-minster te Londen op den 10den Junij 1416, waar hij zich destijds met Graaf Willem ophield, terwijl de Koning er nog deze vergunning bijvoegde, dat Eggert, tot zeventuig geroepen wordende, zou kunnen volstaan met een\' ander in zijne plaats te stellen27). Alzoo werd Eggert lieer van Furmerende en Purmerland met de daarbij gelegen plaatsen, behoorende Neck aan Furmerende, en Ilpendam aan Purmerland.

Sommigen zijn van oordeel, dat Furmerende oudtijds den naam van Purmer gedragen heeft, maar in oude brieven wordt het zoowel van dit dorp als van Purmerland kennelijk onderscheiden28). Veelal wordt Eggert genoemd de stichter van Furmerende, op welken titel hij echter geene regtmatige aanspraak bezit, vermits Furmerende, hoewel minder in aanzien, reeds vroeger moet bestaan hebben. In een handvest van 31 Mei 1358 toch bewilligt Hertog Albrecht, dat de Kapel van Furmerende, na den dood van Jakob Mas, destijds priester der kerk van Purmer, tot eene kerspel-kerk zou verheven worden. Zij had tot dus verre onder de kerk van Purmer behoord, doch Furmerende begon toen reeds zoo zeer in bloei toe te nemen, dat het noodig werd geacht, de kapel aldaar in eene kerspel-kerk te veranderen. Daaraan werd de voorwaarde verbonden, dat de buren van Furmerende met

5quot;

-ocr page 89-

(j8

zijn toebehooren, Purmerendervoort gelieeten, zelveu hunne kerk zouden onderhouden, zonder de buren van Purmer deswege langer te bezwaren29). De hoogewaterstand van het Purmermeer, ten gevolge van de inbraak der Zuiderzee, sloopte het dorp Purmer en noodzaakte de bewoners hunne woningen oostwaarts te verplaatsen, waar de grond hooger quot;en derhalve voor het water meer beveiligd was.

Nog voor het einde des jaars, waarin Purmerende aan Eggert tot een erfleen geschonken werd, te weten, op 29 December 1410, gaf hij aan de bewoners dier plaats verscheidene wetten en regten. Ook stond hij hun op den 26sten October 1414 het veer aldaar af, tegen betaling van zes ponden \'sjaars30). Daarbij gaf de Graaf ter gunste van Eo-o-ert aan de buren van Purmerende vrijdom van de

OO

grafelijke tollen, terwijl ook Filips van Wassenaar, Burggraaf van Leiden, voor zes lood zilver \'sjaars hun vergunde, om vrij voorbij al zijne tollen te varen. Alzoo konden de Purmerenders tolvrij door genoegzaam geheel Holland gaan, waardoor hunne welvaart en de bloei hunner woonplaats niet weinig bevorderd werd31).

Bij de gift van Purmerende had Eggert tevens vrijheid bekomen, om een slot aldaar te timmeren , onder voorwaarde , dat hij het van de grafelijkheid ter leen houden en met een goed hert of twintig schellingen bij versterf verheergewaden zou. Korten tijd daarna begon hij dit slot te bouwen aan de noordwest-zijde van het dorp, juist tegen de grenzen aan van Kennemerland. Zich hier door belemmerd gevoelende, gaf hij zulks aan den Graaf te kennen, met verzoek om uitbreiding van grondgebied. Deze stond dit toe en gaf bij eenen giftbrief van 15 November 1413 aan hem nog een en dertig morgen lands, zich uitstrekkende in Kennemerland, om het slot, hetwelk den naam kreeg van Purmerstein, geschiktelijk te kun-

-ocr page 90-

69

nen omgraven en omsingelen33). Het was een groot gebouw met verscheidene torens, eenen breeden vijver en ruimen voorhof, omgraven met eene wijde gracht; van waar men een schoon uitzigt over de Beemster en nabij gelegen landen had. Eertijds was het ingerigt tot eene verblijfplaats voor de heeren van Purmerende, later diende het tot woning van den kastelein of slotvoogd.

In hetzelfde jaar, waarin de grenzen van Purmerende naar de zijde van Kennemerland zijn uitgebreid, werd ook de landscheiding tusschen deze heerlijkheid en die van Oosthuizen door Willem Eggert en Gerrit van Heemskerk vastgesteld, welke de verkozen Bisschop van Luik, Hertog Jan van Beijeren, met zijne goedkeuring bevestigde 33).

In het wapen van Purmerende kwam nu ook verandering. Tot dus verre had het, even als dat van Amsterdam, bestaan in een koggeschip, waarschijnlijk het oude wapen van Purmer. Sedert dien tijd namen de Purmerenders daarbij het wapen van Willem Eggert aan, als het hunne; hetwelk was een schild van sabel (zwart) met drie weerhaken van zilver. Men wil, dat deze haken eigenlijk vleeschhouwers haken zijn, en leidt daaruit af, dat Eggert, van burgerlijke afkomst zijnde, onder zijne voorvaderen gehad heeft eenen vleeschhouwer, die deze drie haken in zijn wapen had aangenomen. Ook beweert men, dat Paus Adriaan van Utrecht, die hetzelfde wapen voerde, van Eggert afstamde. Noch het een, noch het ander kan ik, bij gemis van de noodige bewijzen, bevestigen of wederleggen. Echter houd ik voor waarschijnlijk, dat Jan Eggert nog geen wapen of zegel had, en Willem dit eerst na den dood zijns vaders bekomen heeft 34).

Graaf Willem verhief onzen Eggert niet slechts tot heer van Purmerende, maar schonk hem nog grooter bewijs van gunst en vertrouwen door zijne benoeming tot

-ocr page 91-

70

thesaurier van Holland. De commissie hiertoe, met overgave van het zegel, werd hem verstrekt in Augustus 1411 35)i j^0g zijn (je rekeningen van zijn thesaurierschap op \'s Rijks-archief aanwezig, die in bijzonderheden kunnen aantoonen, welke diensten bij verschillende gelegenheden de ijverige thesaurier zijnen meester en den lande bewezen heeft. Tevens schijnt Eggert het bestuur over het goed en geld van den Graaf zeiven gehad te hebben. Wanneer deze door den grooten staat, dien hij van jongs af gevoerd had, in zware schulden vervallen was en vele van zijne bezittingen bezwaard of verpand had, heeft Eggert door een zorgvuldig beheer te weeg gebragt, dat de Graaf in korten tijd van zijne schulden bevrijd werd en al zijne verpande landen en goederen terug bekwam. Zelfs nam het vermogen van den vorst daarna zoo zeer toe, dat hij voor een1 der rijkste prinsen van de wereld gehouden werd.

Dikwijls hield Willem zich in Henegouwen op. Toen hij om bijzondere zaken van aangelegenheid op het einde des jaars 1411 derwaarts moest trekken, besloot hij zijnen thesaurier met zich te nemen3G). Later hield de Graaf, naar Henegouwen reizende, Eggert niet bij zich, maar vertrouwde hij bij zijne afwezigheid steeds het bewind over de zaken van Holland aan dezen toe. Zoo stelde Willem in December 1412 den thesaurier tijdelijk tot zijnen stedehouder aan 37). Laat ons zien, welke zijne verrigtingen in deze hoogst gewigtige betrekking waren. Als stedehouder, deed Eggert uitspraak in een geschil tusschen hen, die geland waren op Katwoude buiten den nieuwen dam en den Katwouder dijk ter eene, en hen, die dijk hadden op denzelfden nieuwen dam in den ban van Katwoude ter andere zijde38). Op bevel van den Graaf verbood hij aan de Hollanders allen handel en gemeenschap met die van Antwerpen , dewijl de Hertog van Bourgondië

-ocr page 92-

71

zulks verzocht had39). Nadat in Utrecht de partij, welke tegen Holland gestemd was, de overhand had gekregen, gaf Eggert, vernomen( hebbende, dat tegen het gebod zijns heeren vele goederen over de Zuiderzee langs de Eem en de Vecht derwaarts vervoerd werden, aan zekeren Gerard Blok bevel, om met zijn schip zich te plaatsen op de Zuiderzee, ten einde die goederen aan te slaan en ten behoeve van den Graaf naar Amsterdam op te brengen40). Terwijl de spanning tusschen Hollanden Utrecht aanhield, verleende hij voor drie weken tijds aan de burgers dier stad verlof, om tot vijftig personen in getal met eenen gevangene, die zich uitgaf voor Boekelszoon van der Haar, waaraan velen echter geen geloof hechtten, te Enkhuizen en elders in Holland te komen , opdat de waarheid daarvan zou kunnen onderzocht worden41). In het begin van April 1413 vinden wij eene deeling der góederen van twee lombardhouders te Oudewater, door Eggert op naam van den Graaf gegeven. Aan het einde van dezen brief zegt Eggert, alstoen te Amsterdam zich bevindende, dat hij op dien tijd niet bij den Graaf was en zijn signet noch zegel bad, waarom hij belooft het stuk, van \'s Graven zegel voorzien , te zullen afgeven, zoodra deze weder in zijne landen van Holland zou terug gekomen zijn43). Niet lang duurde clan ook meer de afwezigheid van Graaf Willem, want reeds veertien dagen later was hij in den Haag teruggekeerd, waarmede de tijdelijke vervulling zijner hooge waardigheid door Eggert een einde nam 43).

Dat de Graaf Eggert\'s bekwaamheden op hoogen prijs stelde, getuigt ook het vertrouwen, hetwelk hij aan dezen schonk, door Eggert met nog eenige anderen van zijne raden af te vaardigen , om de onderhandelingen over de verlenging van het bestand met de Friezen van Oostergo en Westergo, alsmede de stad Stavoren, te voe-

-ocr page 93-

72

/

ren ■w). Deze liadden onder het bestuur van Eggert plaats te Amsterdam. Men werd het met elkander eens, om het bestand of den vrede nog voor een jaar tijds te verlengen. De Graaf gaf zijne toestemming tot deze overeenkomst op den 26quot;™ Mei 1414 45). Hij hield zich ook destijds in Henegouwen op en had, even als vroeger, bij zijne uit-landigheid Eggert tot zijnen stedehouder aangesteld. quot;Waarom deze namens zijn1 heer het nieuwe verdrag met de Friezen liet afkondigen46). Twee jaren later, toen Willem zich weder in Henegouwen bevond, gaf hij vrij -geleide aan de Friezen, om in zijne landen bij zijnen getrouwen oversten thesaurier en zijne raden ter dagvaard te komen47). Waarvan het gevolg was, dat het bestand destijds door Eggert op nieuw en op dezelfde wijze verlengd werd, zoo voor Graaf Willem, als voor zijnen broeder Jan van Beijeren, verkozen Bisschop van Luik 48).

Ondertusschen duurden de geschillen tusschen den Graaf van Holland en de stad Utrecht voort, zoodat Eggert zich genoodzaakt vond, uit naam van zijnen meester allen handel met die van Utrecht aan de landzaten te verbieden op zware boeten, te weten, de verbeurte van goederen en tweehonderd Hollandsche ponden49). De Graaf, aan de oneenigheid een einde willende maken, droeg de minnelijke schikking der geschillen op aan Willem Eggert en Filips van Wassenaar, Burggraaf van Leiden, terwijl die van Utrecht daartoe twee raden hunner stad benoemden 50). De wederzijdsche zegslieden deden uitspraak in de zaak, wier schikking en bemiddeling aan hen verbleven was, op den 12aen October 1415 51). Welke uitspraak den volgenden dag door Jan, Hertog van Touraine, gehuwd met \'s Graven dochter, bevestigd werd 53). Graaf Willem, geene wettige kinderen hebbende, behalve zijne dochter Jacoba , en haar de opvolging in het bewind dezer lauden willende verzekeren, beschreef tegen den IS3

-ocr page 94-

73

Augustus 1416 de edelen en steden van Holland ter algemeene dagvaard en vorderde van hen de belofte, dat zij,\'na zijn\' dood, Jacoba tot landsvrouw zouden huldigen. Ook Eggert was daarbij tegenwoordig en zwoer mede Jacoba voor erfdochter en leenvolgster van zijnen heer te zullen erkennen, indien deze overleed zonder eenen wettigen zoon na te laten 63). Omtrent dezen tijd werd Eggert proost der kerk van Oudraunster te Utrecht, aan wier kapittel hij, blijkens een charter van 23 September 1416, brood en bier benevens zeker maandgeld beloofde. Kort te voren schijnt zijne vrouw, wier naam mij niet bekend is, overleden te zijn. Als thesaurier en proost, deed hij in het volgende jaar eene uitspraak 64).

Op het einde van 1416 of in het begin van het volgende jaar verliet Graaf Willem Holland, zich begevende naar Henegouwen, om niet meer herwaarts terug te kee-ren. Bij zijn vertrek moet hij tot eenigen van zijne vas-salen deze woorden gesproken hebben, welke Anonymus heeft opgeteekend: „Ik beveel u allen mijnen vriend Eggert aan. Draagt goede zorg voor hem, want, indien bij toeval een tegel van een dak op zijn hoofd viel en hem het leven benam, zal dit aan u geweten en op u verhaald worden.quot; Nog vinden wij in den tijd, nadat de Graaf vertrokken was, twee handelingen van Eggert vermeld. De thesaurier van Holland schonk van wege zijnen meester aan iemand vergiffenis voor zeker misdrijf, zes en dertig jaren te voren gepleegd55), en beval aan de landzaten, hem de schade op te geven, welke zij van den Frieschen edelman Edo en zijnen schoonzoon geleden hadden. Ook verbood hij aan hen, op verbeurte van lijf en goed, baardsen (vaartuigen tot oorlogsgebruik geschikt) te koopen of buitenlands te voeren, tenzij met goedvinden van den Graaf, en dat, wanneer iemand er mede naar Schoonen wilde varen, hij zich onder borgtogt

-ocr page 95-

74

verbinden moest, om de baardsen in het land terug te brengen 66). Graaf Willem overleed op den laatsten dag van Mei 1417 te Bouchain en werd te Valenciennes begraven. Eggert overleefde niet lang zijnen weldoener. Niet zonder reden had Willem bij zijn vertrek naar Henegouwen zich bezorgd betoond over den toestand en bet lot van den vriend, dien hij hier zonder bescherming achterliet. Zeker toch was hem bekend, hoe zeer Eggert wegens zijne geringe afkomst en de gunst, waarin bij bij hem stond, door de aanzienlijken des lands gehaat en benijd werd. Zoodra was dan ook de Graaf niet verscheiden, of Eggert, die bij beide partijen inden Staat, zoo de Hoeksche als Kabeljaauvvsche, vele vijanden had, ontving van verscheidene edelen brieven, waarin hem vrede en vriendschap ontzegd werd. Waardoor hij, reeds oud en zwak zijnde, tot zulk eene mismoedigheid is vervallen, dat bij, nergens zich meer veilig wanende, van angst en hartzeer eene zware ziekte heeft gekregen, die een einde maakte aan zijn leven op het slot Pur-merstein. Zijn lijk, naar Amsterdam overgebragt, is aldaar in de Nieuwe Kerk, in het koor of de kapel, sedert Willem Eggert\'s-koor of kapel genaamd, op den 15deu Julij 1417 begraven. Op de bovenlijst van het houten bek om de kapel, ten zuiden van het groote koor, wordt nog het volgende grafschrift van hem gelezen:

„Anno MCCCC ende XVII den XV dacb in Julio starf de eerbare heer Willem Eggert, heer tot Purmer-eynde (fundateur van dese capelle) gedoyteert met twee vicariën, mede-fundateur van dese kerk, die begraven is onder dese blauwe serk 57).\'1

Als thesaurier van Holland, is Eggert bij de Gravin Jacoba van Beijeren opgevolgd door Jan, heer vanMont-foort. Men zegt, dat de Graaf onzen Willem Eggert met zijne vier zonen tot ridders heeft geslagen, hetgeen echter

-ocr page 96-

75

bezijden de waarheid is 68). Eggert behoorde niet tot de ridders maar tot de knapen, gelijk zijn naam bij de vermelde belofte der huldiging van Jacoba onder de laatsten gesteld wordt. Buitendien had hij slechts één1 zoon, Jan geheeten, en drie dochters Aleid, Janno en Imme Eggert.

Jan Eggert, gehuwd met jonkvrouw Johanna van Doornik, volgde zijnen vader op en werd door de Gravin beleend met de goederen, welke Willem Eggert in leen bezeten had59). Bij een\' afzonderlijken brief droeg Jacoba hem ook de heerlijkheid van Purmerende op 60). Ook de heer van Gaasbeek verlijdde Jan Eggert met de goederen , die zijn vader Willem bij zijn leven van hem ter leen gehouden had. Hij was schepen van Amsterdam en is zijnen vader behulpzaam geweest in de oprigting van het Sint Nikolaas-kollegie. Graaf Willem gaf hem den 2isteu Maart 1415 de ambachtsheerlijkheid en het dagelij ksch geregt van Sparendam en Sparenland tot een onsterfelijk leen61). Jan Eggert, die veel te lijden had van de vijanden zijns vaders, wier magt na \'s Graven dood aanmerkelijk gestegen was, besloot om die reden het land te verlaten. Hij verkocht de heerlijkheid van Purmerende aan Gerrit van Zijl, die zijne oudste zuster Aleid ten huwelijk had en begaf zich naar Gend in Vlaanderen. Hij stichtte aldaar een klooster, genaamd Betlehem, en nog een ander te Oudenaarden, welke beide kloosters door nonnen van de orde der Regulieren bewoond werden.

Janne Eggert was gehuwd met Keinoud van Brakel. Deze ontving van Jacoba van Beijeren de visscherij tus-schen Amsterdam en Sparendam in leen, op den 24sten Januarij 1418, nadat zijn zwager Jan Eggert daarvan afstand had gedaan62). Waaruit ik opmaak, dat de laatstgenoemde niet lang na dien tijd naar Gend vertrokken is.

De derde dochter van Willem Eggert, geheeten Imme, schijnt gehuwd te zijn geWeest met Willem de Grebber,

-ocr page 97-

76

die naast Eggert op den Nieuwendijk woonde 63), In het jaar 1415 moet zij groote goederen aan het klooster der Oude Nonnen te Amsterdam geschonken hebben, waarvan vroeger, gelijk ik ergens vond aangeteekend, de bewijzen met de Genealogie van Eggert in het gasthuis, welk gesticht in de kloosters der Oude en Nieuwe Nonnen is over-gebragt, voorhanden waren fgt;i). Ik heb die stukken echter in het Archief van het gasthuis niet gevonden; alleen is dienaangaande mij daar voorgekomen een brief van Jan Eggert, waarin hij aan het klooster der Oude Nonnen eene jaarlijksche rente van honderd nieuwe guldens geeft, ten gevolge der boedelscheiding tusschen zijnen vader Willem en zijne zuster Imme Eggert, beiden destijds overleden 65).

Waarschijnlijk had Willem Eggert buitendien eene bastaarddochter Aleid, die gehuwd was met Jan Heinen-zoon c,i). Of Jan Eggert kinderen heeft nagelaten, is mij onbekend, doch waarschijnlijk bestaan er nog afstammelingen van zijne oudste zuster Aleid, gehuwd met Gerrit van Zijl67).

Ik zou hier mijn opstel over Willem Eggert eindigen, ware het niet, dat de mij medegedeelde charters uit het Archief van het Eijk en dat der Provincie Utrecht mij in de gelegenheid stelden, nog een duister punt in de geschiedenis van Purmerende op te helderen, namelijk de betrekking, waarin Jan, de bastaard van Beijeren, tot die heerlijkheid gestaan heeft. „Jan Eggert,quot; schrijft Soeteboom, „volgde zijnen vader op bij erfregt, maer heer Gerrit van Zijl bij aenkoop van ghemelden Jan, doch ick en weet niet, door wat oorsaeck, dat Jan, bastaerd van Beijeren, die eenighe jaren, als momboir van Vrouw Jacoba, de landen van Hollandt en Zeelandt te regieren op sich genomen had, tot de heerschappije van Purmerend gekomen is, ofte waerom, dat hem de kronijcken niet

-ocr page 98-

77

rekenen onder \'t getal van de heeren van Purmerend 88).quot; Dezelfde onzekerheid lieerscht dienaangaande bij de overige geschiedsclirijvers. Bij de opnoeming der heeren van Pur-merende houden zij zich steeds aan deze orde van opvolging, 1°. Willem Eggert, 11°. JanEggert, III0. Gerrit van Zijl; ofschoon door hen wordt aangenomen, dat na Jan Eggert, Jan, de bastaard van Beijeren, met de heerlijkheid van Purmerende verlijd werd, zoodat de laatstgenoemde in de rij der heeren eigenlijk de derde plaats moest innemen.

Wij zagen reeds, hoe Jan Eggert na den dood zijns vaders zich genoodzaakt vond, het land te ruimen en de heerlijkheid van Purmerende aan zijnen zwager Gerrit van Zijl verkocht. In een charter van 25 September 1422 zegt Jan van Beijeren, dat Jan Eggert uit Holland ge-vlugt was, zonder de uitspraak van het geregt af te wachten over de misdaden, welke hij tegen hem en de grafelijkheid gepleegd had, waarom de Hertog verklaart, dat alle goederen van Eggert aan hem zijn vervallen, die verder door hem gegeven worden aan zijnen bastaardzoon Jan. Van de verbeurde goederen wordt evenwel uitgezonderd het huis te Purmerende met de twee daarbij gelegen dorpen (Neck quot;en Ilpendam), welke bij den zoen van Leiden aan Gerrit van Zijl gelaten waren 69). Het duurde echter niet lang, of Jan van Beijeren geraakte ook met Gerrit van Zijl in onmin, zoodat de Hertog hem het huis te Purmerende weder ontnam en ook dit met de heerlijkheid, renten en goederen schonk aan zijnen genoemden bastaard70). Bij van Mieris komt een stuk voor zonder dagteekening, maar hetwelk door dezen gesteld wordt, als gegeven in de maand Junij of Julij 1423, waarin de Hertog Gerrit van Zijl noemt zijnen vijand, die dagelijks hem het ergste doet; om welke reden deze, met regt en vonnis, balling des lands verklaard is. Weshalve

-ocr page 99-

78

hij besloten is, om het huis te Purmerende af\' te breken en daarvan een ander slot te laten maken, in zijn land van Oost-friesland. Voorts beveelt hij in dit stuk aan de regeerders van Monnikendam en Edam, om het huis te sloopen, zijne verwondering te kennen gevende, dat zij een vorig bevel daartoe niet reeds zijn nagekomen. Inderdaad schijnt het slot kort daarop afgebroken te zijn, want in eene aanteekening spreekt de vermelde schrijver van een\' brief, gegeven den 26sten October 1423, in welken Jan van Beijeren aan zijnen bastaardzoon Jan belooft, als deze het huis te Purmerende weder zou optimmeren, hem daarvan niet te zullen berooven, voordat de gedane kosten betaald waren 71).

Nadat Jan van Beijeren overleden was, beleende Fi-lips van Bourgondië, die hem in zijn regt op deze landen opvolgde. Jan den bastaard met de heerlijkheid van Purmerende en Purmerland 72). Opmerkelijk is het, dat Jacoba van Beijeren een half jaar later aan Gerrit van Zijl de visscherij in de Weer en de buurschap van Neck met den Neckerban afstond, hem daarbij noemende heer van Purmerende73), terwijl de Hertog van Bourgondië, die gift bevestigende, aan hem dezen titel onthoudt). Een bewijs, dat de Gravin hem niet, als vervallen van zijn regt op de heerlijkheid van Purmerende, beschouwde ^ ofschoon de ruwaard en oir Jan van Beijeren en zijn opvolger, Filips van Bourgondië, daarover ter gunste van een\' ander beschikt hadden. Jan de bastaard schijnt dan ook in zijn vermeend regt zich niet te hebben kunnen handhaven , waarom hij daarvan ten behoeve van zijnen mededinger afstand deed en de onderzaten van Purmerland beval, om Gerrit van Zijl, als hunnen heer, te ontvangen 75). Filips van Bourgondië bevestigde Gerrit van Zijl, dien hij reeds vroeger tot zijn\' raad en kamerling benoemd had, in het bezit der heerlijkheid van Purmer-

-ocr page 100-

79

ende en der andere door hem gekochte goederen 7fl), welke deze echter in 1439 weder verkocht aan Jan, Burggraaf van Montfoort. De Purmerenders, als bij de binnenlandsche geschillen der partij van Jacoba toegedaan, hebben waarschijnlijk nimmer Jan, den bastaard van Beijeren, als hunnen wettigen heer, erkend, maar daarvoor gehouden Gerrit van Zijl, die zijne regten op de heerlijkheid van Purmerende van de landsvrouw zelve ontleende. Met regt wordt daarom Jan, de bastaard van Beijeren, niet opgenomen in de rij der heeren van Purmerende.

■N

-ocr page 101-

A ANTEEKENINGEN.

1. C. van der Vijver, Geschiedkundige beschrijving der stad Amsterdam, D. 1, bl. 105.

2. Yan deze beschrijving van Amsterdam, oorspronkelijk in het Latijn opgesteld, is eene Nederduitsche overzetting door mij gegeven in het eerste d^el van dit werk.

3. De laatste zinsnede wordt eigenlijk niet gevonden in mijne overzetting der beschrijving van Amsterdam, maar wel in eene andere vertaling, voorkomende in het boek van Lambert Opsy. Waarschijnlijk heeft deze een uitgebreider opstel van Anonymus voor zich gehad, daar zijn Nederduitsch opstel op sommige plaatsen meer bevat dan de beschrijving in het Latijn, bij Pontanus gedrukt en door mij overgezet.

4. W. Gouthoeven, De Oude Kronijk van Holland, bl. 432.

5. Deze beschrijving van Purmerende, waarschijnlijk tegen het einde der zeventiende eeuw geschreven door eene mij onbekende hand, berust in het Provinciaal Archief van Noord-Holland te Haarlem. Het handschrift is blijkbaar eene kopij, niet lang na het origineel geschreven.

6. De brief komt voor in het Eerste Keurboek van Amsterdam, bl. 57. Ook vindt men dien bij van Mieris, Groot Charterboek, D. 2, bl. 720, terwijl men daar op de voorgaande bladzijde een\' dergelijken brief aantreft, waarbij de andere helft der goederen op Mercke-.\'hovede door Keizerin Margareta aan sommige bewoners van dat land verkocht worden. Den 13den November 1346 bekrachtigde Hertog \'Willem van Beijeren den geheelen verkoop, door zijne moeder gedaan, met bijvoeging van eenige wetten, gemaakt tot welzijn des eilands. Van Mieris, D. 2, bl. 729.

7. Dit Archief van de Oude Kerk bevindt zich in de Kerkemeesters-kamer, behoorende tot de Huiszitten-kapel, en is gesloten in eene kas van eikenhout, met ijzer beslagen, in alle opzigten gelijk aan die, welke

-ocr page 102-

81

iu de IJzeren Kapel dier kerk geplaatst is. Evenwel zijn de brieven van liet Kerkelijk Archief minder goed bewaard gebleven, dan die der Kapel, daar vele van de eerste reeds gedeeltelijk of geheel zijn vergaan, zoodat van sommige niet meer dan het zegel over is. Men zie over dit Kerkelijk Archief mijne Beschrijving der IJzeren Kapel in de Oude Kerk, bl. 24 en 25. Den vermelden brief, liggende in lade 9 der kas. Iaat ik hier in zijn geheel volgen.

„Wij Simon Claeszoen ende Tyman Melijszoen, Scepeaen in Am-stelredamme, oirkonüen ende kennen, dat voir ons quam Adriaen van Brakelen ende scont quijt ende gaf over tot enen vrijen eygene die memorijmeesters ende gemene priesteren in Sinte Nijclaes Prochije ende in Onser Lieve Vrouwen Prochije binnen der voirs. stede een stuck lants, geheten Oykenweer, gelegen bij der voirs, stede, dair vau outs naest bij gelant plagen te wesen Simon Jan, Heeren Niclaes zoenszoen, an die een zijde ende Claes Simon Tedincxzoen opte andere zijde, streckende van den Zeeburgli tot an der Kae, die leyt opto Rijnlantse wetoringe, die men heet Costverloreu, in allen schijn als \'t daer gelegen is, in deser manieren ende voirwaerden, dat die memorijmeesters ende gemene priesteren voirn. hiervoir jaerlixe doen sullen twee ewige memorijen, te wetene, die memorijmeesters ende gemene priesteren in Ouser Lieve Trouwen Prochije sullen jaerlixe eeu ewige memorij doen voir den eerbaeren Willem Eggert, Heer totPur-mereynde saliger gedachten, op Divisio Apostolorum des avonts ende des anderen dages \'s morgeus mit vijfftien eaersen te belichten. Ende die memorijmeesters in Sinte Nijclaes Prochije sullen jaerlixe een ewige memorij doen voir Jan Eggert saliger gedachten, des voirs. Willem Eggerts vader, op Sinte Matheus-avont endo des anderen dages \'s morgens mit vijfftieu eaersen te belichten. Ende mits dese voirs. voirwaerden so geliede Adriaen voirn. van dit stuck lants voirs. vol-daen te wesen, deu lesten pennijne mitten eersten.

Voirt so scont Adriaen voirn. noch quyt ende gaf over dien Cureyt off Vice-cureyt in Onser Lieve Vrouwen Prochije, die nu is off hier naemaels wesen sal , een quartier van enen gonden Eugelschen nobele jaerlixe renten totten ewelieken paehte, staeude op enen tuyne, die Simon Jan, Heeren Niclaes zoenszoen, iu pachte plachte hebben, ende gelegen Is in dit voirs. lant, ende hier voir so sal die Cureyt off Vice-cureyt voirs. dagelicx gaen tot Willem Eggerts grave ende aldaer lesen off doen lesen, Miserere mei Deus ende de Frofundis mit versikelen ende collecten, als daertoe behoirt voir sijne ziele, ende alle sonnen-dagen hem te noemen opten predicstoel ende voir hem sonderlinge te doen bidden. Ende hiermede so geliede Adriaen voirn. van desen quartier nobel \'sjaers voirs. voldaen te wesen, den lesten pennijnc mitten eersten,

6

-ocr page 103-

82

In oirconde desen brieve besegeit mit onse aegelen, gegeven opten vijff ende twijntichsten dach in Meye in \'tjaer dusent vierhondert dric ende tsesticli.quot;

8. \'s Rijks-archief, charters van 1379, daags voor Vrouwendag, en 31 December 1407.

9. In het Eerste Privilegie-boek van Amsterdam bl. 192 komt voor een Vidimus van schepenen, gegeven 3 Maart 1554, waarin zij verklaren gezien te hebben eenquot; brief van Sint Michiels-avond 1388, inhoudende dat: ,, Symen Abben .Tanszoon die tweedeel van der Zijdewijn, gelegen buyteu Aemstelrcdamme te Sloterdammerwaert aire naest Willem Eg-gaerts lande, oin vijfthien dalvea gouden Pieters gekocht heeft.quot; Ik houd dit land voor hetzelfde, dat iu het Eerste Groot Memoriaal van Amsterdam, bl. 8, vermeld wordt, als gelegen „onder den Zeeboreh buten dc \'Wintmoleuzijde-poirthuys, behoorende acn den eerbaren Jan Eggert, heer the Purmerende.quot; De laatste brief is getcekend 22 Maart 1418.

10. \'s Rijks-archief, charter van 3 April 1393.

11. Pontanus, lierum et urbis Amstelodamensium historia, fol. 15. Onder den naam Danliscum, aldaar vermeld, kan, dunkt mij, geene andere stad, dan Dantzig, verstaan worden.

12. J. Buschii Chronicon \'VVmdemense, aecedit Chronicon Montis S. Agne-tae, auctore Thoma a Kempis, fol. 127.

13. \'s Eijks-archief, charter van 5 Junij 1399.

14. Soeteboom, Stemmende zwaan van Waterland, bl. 116.

15. Huis en hof worden in den verlijbrief nog nader bepaald, als hebbende aan de zuidzijde Willem de Grebber en strekkeüde voorts van de halve straat achterwaarts tot de dwarsstraat, die van het kerkhof loopt. Wij zien hieruit, dat er bij de plaats, waarop later de Nieuwe Kerk gebouwd werd, reeds toen eene begraafplaats was. De brief, gegeven in het jaar 1408, zonder vermelding van maand en dag, is door mij gevondeu in het Arehief van het geslacht vaa Waveren. Ook komt in het Archief der Oude Kerk, lade 32, een schepenbrief voor van het jaar 1431, waarin sprake is van een erf, gelegen op de zuidzijde van Onzer Lieve Vrouwe Maria Parochie-kerk „strcckende van den kerekhoeve tot an Willem Eggcrts erfnamen erve toe.quot; Zie voorts bij de stukken van het Rijks-archief het charter van 15 Maart 1418.

16. liet Archief der IJzeren Kapel in de Oude of Sint Nikolaas Kerk te Amsterdam, bl. 145.

17. Wageuaar, Amsterdam, D. 2, bl. 110. Jan Eggert, de zoon van onzen Willem, stichtte in het jaar 1418 twee eeuwige kapellerijen in de Willem Eggcrts Kapel. De stichtingsbrief is door Wagenaar uitgegeven in het genoemde werk, D. 2, bl. 178. Willem Eggert, priester en erfgenaam van de heeren Willem en Jan Eggert, zijne voorvaderen.

-ocr page 104-

83

stichtte in het jaar 1509 twee vikarijeu op het altaar van Sint Jan den Dooper en Maria Magdalena in dezelfde Kapel. Ook was daarin het graf van Klaas Lambertsz. Gaef. Voorts blijkt nog uit het Memoriaal der Eggerts Kapel, dat de nakomelingen van \'Willem Eggert, die regt hadden op deze kapellerijen en buitendien nog op eene derde, gevestigd op het Sint Catharina-altaar in de Oude Kerk, ten jare 1015 met de stad Amsterdam overeengekomen zijn, om voor de drie verbonden kapellerijen drie jaarlijksche renten, ieder van een honderd en zeventig guldens, losbaar tegen den zestienden penning, te trekken.

18. De twee eerste brieven, beide gegeven in den Haag 29 Januarij 1414, kwamen mij voor in het Archief van het geslacht van \'Waveren. De derde wordt gevonden in het Archief der stad Amsterdam en luidt aldus:

• Wij Jacop, here van Gaesbeeck, van Abcoude, van Putten ende van Strijen, doen cout ende kenlio allen Inden, dat wij om menigen trawen dienstwil, die ons onse lieve ende geminde Willem Eggert, here tot Purmereynde, gedaen heeft tot vele tiden, ende wilt God noch doen sal, denselven gegeven ende verliet hebben, geven ende verlien mit desen brieve dat ambocht mit allen ambochtsrecht ende ambochts gevolghe, nae gewoonte endo costume des lants van Zeelant, van onsen Nijenlande, geheten Westenrijck, streckende mitten enen eyndc van den dijck aen den Nijenlande van Abbcnbroeck, ende mitten anderen eynde aen den dijck des lants van den Hoorn, te houden van ons ende van onse nacomelingen, hem ende sijn nacomelingen tot een rechten Zeeusehen leen. Voort so hebben wij onsen geminden voirgenoemt sulke gratie gedaen ende gegeven, dat so wanneer ons of onse nacomelingen enich scot of heervaert van den voirs. Nijenlande gegeven sal worden, dat dan die twe deel van denselven Nijenlande \'t steen scieten sullen, ende de dorde deel dair aff sal vrij we-sen. Dats te weten, dat wij of onse nacomelingen dair aff opbueren ende ontfaen sullen die twe deel, ende onse geminde voirs. of sijn nacomelingen dat dordendcel, naö costume ende gewoonte des lants van Zeelant. Ende want wij voir ons ende onse nacomelingen onsen geminden Willem Eggert, here tot Purmereynde, ende sine nacomelingen dat ambocht van onsen Nijenlande voirs. gegeven ende verliet hebben in sulke manieren, als voirscreven is. Ende hebben wij van onse rechte wetentheyt desen brief doen bcsegelen mit onsen segele, hieraen gehangen. Gedaen ende gegeven in den Hage opten twintichsten dach in Augusto, in \'t jaer ons Heren dusent vierhondert ende zestien.quot;

Het zegel, bevestigd aan een groen «lint, is bijna geheel verbrokeu.

19. De concessie tot het bedijken der ambachts-heerlijkheid Westenrijk is te vinden bij van Mieris, Groot Charterboek, !). 4, bl. 221.

G*

/

-ocr page 105-

84

20. quot;Willem Eggert werd iu de oprigting van het Sint Nikolaas Kollegie geholpen door zijn\' zoon Jan Eggert. Jan Eggert Hargertszoon, schepen van Amsterdam, waarschijnlijk een volle neef van Jan Eggert Willemszoon, bevestigde en vermeerderde met zijne vrouw quot;Wendel-moed deze stichting op den Februarij 1450. Zij maakten al

hunne goederen, zoo jn Purmerende als bij die stad gelegen, tot eene kerkelijke officie, aan den overpriester of rector van het Kollegie, die bij zich zou kiezen vier of meer priesters en eenige klerken, om op de wijze der kanunniken de getijden te zingen en verder te doen, wat van hen gevorderd werd. Hieronder schijnt begrepen geweest te zijn het onderwijs, aan studenten te geven, dewijl beschreven staat, dat de priesters gezamenlijk zouden deelen, hetgeen zij met schrijven of het onderwijs in de vrije kunsten verdienden. De rector moest Baccalaureus in de godgeleerdheid zijn, en de priesters mogten, indien zij eene orde wilden aannemen, geene andere omhelzen, dan die van Augustinus. Jan Eggert Hargertszoon en zijne vrouw vermaakten aldus hunne bezittingen, ter begeerte van Jan Eggert Willemszoon, hun te kennen gegeven, toen hij nog heer van Purmerende was, en zij beiden aldaar met hem woonden, onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat Meester Jan Eggert, hun zoon, verkoos priester te worden en opperpriester of rector van de andere priesters wilde zijn.

Welke de vermaakte goederen waren, is naauwkeurig opgegeven in eenen tweeden brief van schepenen te Purmerende, geteekend op den I4deu Februarij 1450 en door den eersten gestoken. Hendrik, Burggraaf van Montfoort, deed hierop afstand van zijn regt en aanspraak op het erf en de huizing op de Bult te Purmerende, getimmerd door Wendelmoed, in een\' brief, gegeven op den huize van Purmerende, den 21sten September 1457.

Dat Meester Jan Eggert de hem toegedachte betrekking wezenlijk heeft aanvaard, blijkt uit twee andere brieven van schepenen te Amsterdam. In den eersten brief van 28 Mei 1474 oorkonden zij, dat voor hen gekomen zijn Kerkmeesteren van de Sint Nikolaas Parochie met hunne borgen, verklarende jaarlijks schuldig te wezen aan Meester Jan Eggert honderd kroonen, van vier en twintig Bourgondische stuivers de kroon, met belofte van hunnen verderen bijstand, hulp en raad tot bevordering der studie bij het Sint Nikolaas Kollegie Voorts beloven de Kerkmeesters aan denzelfden, dat, indien hem eenige hinder of schade door de Kerkmeesteren der Nieuwe Zijde werd aangedaan, omdat hij zijne goederen gemaakt had aan het Kerkelijk Kollegie in de Sint Nikolaas Parochie, zij hem daarvan vrij en schadeloos zouden houden. In den tweeden brief van 28 Mei 1478 verklaren dc schepenen, dat voor hen verschenen is Meester Jan Eggert,

-ocr page 106-

85

Priester en Baccalaureus ia de godgeleerdheid, met Pieter Toeding, zijnen gekozen voogd, belovende aan de Kerkmeesteren der Oude Kerk, dat hij de priesters en klerken, die hij zal aanstellen over het Kollegie in de Oude Kerk, houden en loonen zal van de honderd kroonen. welke hij ieder jaar, zijn leven lang, heffen en beuren zal van de kerk en andere goede lieden.

De vermelde brieven zijn, doch onnaauwkeurig en met eene gebrekkige spelling, te vinden bij Commelin, Beschrijving van Amsterdam, bl. 427, enz.

21. De privilegiën, door Graaf Willem den zesde aan Amsterdam verleend, zijn opgegeven in het Archief der IJzeren Kapel, bl. 50—72.

22. Op \'s Rijks-archief is nog eene rekening van Willem Eggert en Johan Heermans voorhanden, loopende van 10 December 1404 tot 25 Maart 1405, door hen gezamenlijk afgelegd. Uit dezelfde rekening blijkt nog, dat Willem Eggert bij het overlijden van Hertog Albrecht zich te Utrecht bevond en daags daarna door eenen bode van Hertog Willem naar den Haag geroepen werd.

23. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 85.

24. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 157.

25. Archief der Provincie Utrecht, charter van 2 December 1410.

20. Archief der Provincie Utrecht, charters van 15 Mei 1411 en 3 October 1418.

27. De brief is vervat ia een Vidimus der regeerders van Oudewater, gegeven 10 Mei 1440 en te vinden bij van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 373. Eigenlijk was de vergunning van Sigismond reeds vroeger door Willem aan Eggert gegeven, zoodat de Roomsche Koning niet meer deed. Jan dat hij de bewilliging van den Graaf bekrachtigde. Zie van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 371, 1 Junij 1416.

23. Vroonens begin, midden en einde, bl. 239.

29. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 3, bl. 46. Gewoonlijk wordt dit charter op het jaar 1355 gesteld, maar Hertog Albrecht, die het gegeven heeft, had alstoen het bewind over deze landen nog niet aanvaard, waarom ik met van Mieris het op 1358 gebragt heb.

30. De originele brieven hiervan berusten nog in het Archief van Pur-merende.

31. Het eerste charter van 24 Augustus 1412 komt voor bij van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 219; het tweede van 26 Maart 1414 vindt men aldaar D. 4, bl. 281.

32. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 261.

33. Van Mieris, Groot Charterboek, D 4, bl. 226, 10 Januarij 1413.

34. \'s Rijks-archief, charter van J37U, daags voor Vrouwendag. De woor-

-ocr page 107-

86

den van Eggert, daarin voorkomende: » Ende want ic zeiver ghenen zeghel en hebbe, soc heb ic ghebeden Symon Abbensoen van Aemster-dam desen brief voer mi te bezeghelen,quot; wijzen dit uit. Aan eene toevallige afwezigheid van zijn zegel valt des te minder te denken, omdat op deuzclfden dag verscheidene transactiën plaats hadden en Symon Abbenaoon, die tot de nabestaanden van Eggert behoorde, wel een zegel bij zich had. Zie Wagenaar, Amsterdam, D. 2, bl. 178.

35. \'s Rijks-archief, charter van 23 Augustus 1411.

36. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 192, 10 November 1411.

37. Van Mieris, Groot Charterboek, D 4, bl. 227, la Februarij 1413.

38. Van Mieris, Groot Charterboek, t). 4, bl. 227, 22 Januarij 1413.

39. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 227, 15 Februarij 1413.

40. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 228, 9 Maart 1413.

41. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 229, 22 Maart 1413.

42. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 230, 2 April 1413.

43. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 331 , 10 April 1413.

44. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 280, 26 April 1414.

45. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl 288, 26 Mei 1414.

40. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 288. De brief heeft geene

jaar- of dagteekening, maar zal volgens van Mieris in het begin van Junij 1414 gegeven zijn. Echter meent de heer Bakhuizen van den Brink, dat het stuk tot 1415 moet gebragt worden, omdat het in het Memoriaal, zoo als door Schwartzenberg in het Charterboek van Friesland, D. 1, bl. 388 is opgegeven, tusschen stukken van dit jaar gevonden wordt. Niet onwaarschijnlijk komt het mij evenwel voor, dat in 1414 eene dergelijke afkondiging van den vrede met de Friezen , ofschoon iu het Memoriaal niet geboekt, door \'Willem Eggert namens den Graaf geschied is , omdat op 26 April 1414 te Amsterdam een gesprek door Eggert met de afgevaardigden der Friezen over de verlenging van den vrede of het bestand voor den tijd van een jaar gehouden is.

47. Van Jlieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 389, 19 September 1416.

48. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 396, 20 April 1417.

49. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 340, 23 Junij 1415.

50. Van Mieris, Groot Charterboek, ]). 4, bl. 348, 6 October i415.

51. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl 352, 12 October 1415. Hetzelfde stnk vindt men, doch onvolledig , bij Matthaeus de Jure Gladii, Cap. 5, fol. 38. Het is daar geteekend 15 October 1415.

52. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 354, 13 Octoler 1415.

53. Van Mieris, Groot Charterboek, 1). 4, bl. 383.

54. De heer Bakhuizen van den Brink deelde mij mede , dat in de Genealogie van Eggert, opgesteld door van Spaen, aangeUekend is;

-ocr page 108-

87

„Willem Eggert wordt proost ran Oudmuuster, na den dood van zijne vrouw in 1416.quot; Oudmunster BB, 37. „Als tresorier en proost, doet hij eene uitspraak in 1417.quot; Ibidem, A, 47. De boeken des kapittels van Oudmanster, naar welke hier verwezen wordt, schijnen niet meer te bestaan, doch het eerste charter is in originali uit het Provinciaal Archief van ütrccht mij ter inzage verstrekt door den heer Vermeulen. Het bevat eene belofte van Willem Eggert, om jaarlijks aan het kapittel der kerk van Oudmunster 336 mudden weit en l\'J\'2 mudden rogge tot het bakken van brood, en 1080 mudden haver tot het brouwen van bier te leveren, behalve eene maandelijksche toelage in geld. Zijne borgen zijn Bruininc Gijsbrechtszoon, priester, cureit der kerk van Edam , Gerrit van Zijl, ridder, Eeinoud vau Brakel en Johan Eggert van Pnrmerende, knapen, die raet hem den brief hebben bezegeld. De zegels zijn van groen was, behalve dat van Willem Eggert, hetwelk grooter en rood is; het vertoont eene vrouw, die het wapenschild van Purmcreude op de knie houdt, en heeft een te-genzegel. Het tweede charter, inhoudende de uitspraak van Eggert , als thesaurier en proost van Oudmunster, schijnt verloren te zijn gegaan.

55. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 397, 15 Mei 1417.

56, Van Mieris, Groot Charterboek, I). 4, bl. 398, 27 Mei 1417.

57. Opmerkelijk is het, dat Eggert\'s dood hier gesteld wordt op denzelfden dag, waarop in de Regeringüjsten voor de Handvesten van Amsterdam zijne begrafenis wordt opgegeven. De woorden Fundaieur van de se capelle achter den naam van Eggert ontbreken in het grafschrift, zoo als het door Wagenaar en anderen is opgegeven en tevens op de lijst van het hek der Kapel in de Nieuwe Kerk geschilderd staat. Evenwel moeten die woorden oorspronkelijk tot het grafschrift behoord hebben, gelijk zij onder anderen door Fokkens in zijne Beschrij ving van Amsterdam, bl. 201, daarin ook zijn opgenomen. In het midden van dit grafschrift is een wapen nitgehouwen, vastgehouden door twee beëren, hetwelk ook door Wagenaar, als dat van Willem Eggert, is opgegeven. Dit wapen komt echter niet toe aan hem, maar aan een ander lid van zijn geslacht. Het zijne bestond eenvoudig, gelijk het in een kerkglas nabij zijn graf geschilderd staat, uit een zwart schild met drie zilveren weerhaken.

58, J. Kok, Vaderlandsch Woordenboek, op den naam Eggert.

59. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 432, 10 November 1417.

60, Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 510. De brief is eigenlijk geteekend 1414, doch dit zal wel, gelijk van Mieris te regt aanmerkt, eene vergissing wezen. Waarschijnlijk is hij kort na den voriger. gegeven.

-ocr page 109-

88

Cl. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 319.

fi2. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 432.

63. Althans wordt Willem de Grebber genoemd de zwager van Jan Eggert. \'s Rijks-archief, charter van 15 Maart 1418.

04. Dit wordt vermeld door Pieter Vlaming in de verzameling van stukken betreffende de Amsterdamsche kloosters, door hem bijeen gebragt. Ook Wagenaar zegt dit, Amsterdam D. 1, bl. 22. Evenwel zijn die stukken bij het maken van een register op het Archief der beide gasthuizen, ofschoon ik er opzettelijk naar gezocht heb, mij niet voorgekomen.

05. De brief luidt aldus:

Jan Eggairt, Heer tho Purmerende, doen cond allen ludeu, want mijn vader Willem Eggairt, Heer tho Purmerende, saliger gedachten, eertijts sculdich was ende jaerlix plaget te reyken den Canonissen reguliers tsinte Marienvelde ten nijen lichte binnen der stede vrijhede van Aemstelredamme gelegen, als van der sciftingc ende sceydinge tusschen minen vader voirn. ende mijnre sustcr joncfrou Ymme Eggairt , die God sij genadich, hondert nije guldene, dertien ende enen halve Hollantse lewen voir elcken gulden voirs. gerekent, geliker-wijs die proper scepene-brieven van die sciftinge ende sceydinge inhouden ende begripen, so ist, dat ik den Canonissen voirn. dairvoir hebbe bewijst, quytgesconden ende overgegeven, bewijse, quytscel-dc ende overgeve mit desen brieve tot enen vrijen eygene hondert nije guldene, dertien ende enen halve Hollantse lewen voir elcken gulden voirn. gerekent, jairlixe renten totten eweliken pacht,, alle jaren te heffen ende te ontfangen van de renten, die jairlixe comen sullen van dat vrije lant, dat mijn vader voirs. in voirtijden bedijete ende leggende hadde in mijns genadichs joncheron Heerlychede van Gaesbeke in den lande van Putte in Westenrijck , toebehoorende den gasthuyse tot Purmerende, nae iuhoude der fundacie desselven gast-huys, ende rent nu jairlixe hondert tien ende enen halve Engelse no-belen, iu oirconde desen brieve besegeit mit mijnen segelc, hier aen-gehangen. Gegeven opten viertienden dach in Augusto int jair ons lieren dusent vierhondert ende seventhien.

Met het zegel van Jan Eggert in groen was.

lifi. Jan Heinenzoon verlijftogtte zijne vrouw Aleid Eggert op den 27stcD Augustus 1412 met de helft van 20 maden lauds, gelegen te Arkel, gelijk blijkt uit \'s Rijks-archief, Liber 3, Registrum novorum vasallorum, fol.92. Hetgeen mij medegedeeld is door den heer Rijksarchivaris.

67. R. van Leuve zegt in \'s Wacrelds koopslot of de Amsterdamsche Beurs, bl. 73, dat de heer Hendrik Moens van Ravensbergen een na-

-ocr page 110-

89

komeling van Eggert is. Van Gerrit van Zijl moet, blijkens eene mij vertoonde Genealogie, de Amsterdamsche familie van Hoorn afstammen.

68. Soeteboom, Historie van Waterland, bl. 160.

69. \'s Rijks-archief, charter van 25 September 1422.

70. \'s Rijks-archief, charter van 22 Mei 1423.

71. Van Mieris, Groot Charterboek, B. 4, bl. 683.

72. Archief der Provincie Utrecht, charter van 1 Februarij 1427 naar den loop van den hove.

73. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 931, 12 Augustus 1428.

74. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 937, 25 September 1428.

75. Archief der Provincie Utrecht. Twee charters van 5 September 1431.

76. Van Mieris, Groot Charterboek, D. 4, bl. 103S, 14 Mei 1434.

-ocr page 111-

CHARTERS BETREFFENDE EGGERT

EN

PURMERENDE (1).

Archief van het Rijk.

1365. St. Thomas-avond. Jolian Berwoutsz. verklaart, dat Johan Eggaerd hem betaald heeft, op dertig schilden na, het vierendeel van 42 maden lands, welke hij in den ban van Westzanen houdende was van Graaf Jan van Blois.

1369. Maandag na St. Paulus. Jan Berwoutsz. verklaart, betaald te zijn door Jan Eggherd van het land, dat deze van hem gekocht heeft in den ban van quot;Westzanen, belooft hem, zoodra de Graaf van Blois in het land komt, de handvesten van dat land te zullen leveren en voorts Zuderlanghe Koy te ontruimen. Deed hij anders. Jan Eggherd zou de renten mogen beuren van het land, dat hij nog verder in den ban van Westzanen liggende heeft.

1370. St. Gregorius-avond. Jan van Blois, Heer van Schoonhoven en Gouda, verklaart, dat Jan Egbrechtszoon, als voogd van het kind van Jan Eggaerd, hein hulde

-ocr page 112-

91

gedaan heeft van het goed, dat Jan Eggaerd gekocht had van Jan Berwoutszoon.

1377. Donderdag na St. Martijns Transl. Dirk van Bre-derode, als Stedehouder des Graven van Blois, verklaart, dat Jan Berwoutsz. voor hem en mannen van leen heeft overgedragen een deel van het land, dat hij ter leen hield van den Graaf van Blois, en dat Jan Eggherd daarmede is verlijd.

1377(8). Daags voor Vrouwen-dag. Jan van Chatil-lon, Graaf van Blois, enz. verklaart, dat, tijdens hij in Pruissen zich bevond, en Dirk van Brederode zijn Stedehouder was, Jan Berwoutsz. aan Jan Eggherd heeft overgedragen een vierdedeel van zijn leengoed in West-zanen, zijnde Zuderlanghe Koy, en verlijdt daarmede Willem Jan Eggherdsz. en zijne nakomelingen.

1378(9). Daags voor Vrouwendag. Willem Eggert belooft te betalen aan Jan Berwoutszoon dertig schilden, ter waarde welke zij hadden voor 1368, voor Zuderlanghe Koy in Westzanen, zoo als zijn vader Jan Eggert „des Godt gedenckedie van Jan Berwoutsz. heeft gekocht, zoodra Jan Berwoutsz. en zijne moeder voor den Graaf van Blois afstand zullen hebben gedaan van den lijftogt, dien de laatste daarop had. Bij gebrek van eigen zegel deed Willem Eggert de verklaring bezegelen door Simon Abbenzoon.

Al de voorgaande stukken zijn genomen uit Eeg. BB. Blois, fol. 173, 174.

1393(4). 3 April. Aelbrecht vergunt Willem Egghert, poorter te Amsterdam, aldaar en overal in zijn land gouden en zilveren munten in te wisselen voor het nieuwe payement, op voorwaarde van de ingewisselde specie te leveren in \'s Graven munt, en dat hij dit zal mogen doen met geslotene deur, zonder openbaren wissel te houden. Memoriale BD, Cas R, fol. 62 verso.

-ocr page 113-

92

1393(4). Vrijdag na Vrouwendag. Aelbrecht belooft Hendrik Adelij, muntmeester van Holland, en Wigger Barentsz., poorter te Dordrecht, vrij te waren en schadeloos te houden van alle schulden en beloften, welke zij hebben aangegaan met Willem Eggert en Jan van der Steyn. Ibid. fol. 92.

1398. 3 October. Aelbrecht verleent aan Gerrit van Zijl vergunning om het leenverhef der goederen, door zijnen vader Dirk vroeger van den Graaf van Blois gehouden en thans aan de grafelijkheid gekomen, te mogen uitstellen tot op zijne mondigheid. Memoriale BE, fol. 34 verso.

1398. Daags voor St. Katrijnen. Aelbrecht verhuurt gedurende acht jaren voor LXX ponden \'s jaars aan Willem Egghaerd de sluis en visscherij van Ypensloot. Memoriale BM, fol. 47 verso.

1399. 5 Junij. Aelbrecht geeft aan Willem Eggert het rentmeesterschap van Oostergo en Westergo te bedrijven, met uitzondering van de tollen te Dokkum en Stavoren tot kers-avond daarna volgende en vier jaren daarenboven op zulke bezoldiging als de raad van den Hertog zal bepalen. Hij belooft voorts hem niet uit dat ambt te ontslaan , tenzij hij hem eerst voldaan had van alle vorderingen , welke blijkens zijne brieven en die van zijn1 zoon, den Graaf van Oostervant, Willem Eggaert te goeder rekening op hem zou mogen hebben. Bevelinge II, fol. 67.

1399. 29 Augustus. Willem van Oostervant verkoopt aan Willem Eggert, zijnen rentmeester van Oost-Friesland, de visscherij van de Horensloot ten onversterfeiijken erfleen. Oistervant XII, fol. 17.

1399. 3 September. Aelbrecht verkoopt aan Willem Eggert ten vrijen eigen de elf maden lands, gcheeten Zuderlanghe Koy, en scheldt hem de manschap daarvan kvrtjt. Aelbrecht V, fol. 350 verso.

-ocr page 114-

93

1399. 22 October. Willem van Üostervant verlijdt Willem Eggert met de visscherij in de Horensloot, de Koestal en de Pol, te verheergewaden met een\' snoek, en bepaalt, dat het, zoo als vroeger, eene verpligting zal blijven voor die van AVijk op Zee, met geen\' anderen visch te azen, dan die, welke in de Horensloot is gevangen , en dat van de Horensloot af tot de Zuiderzee het Y niet zal mogen bevischt worden, noch stalen daarin gestoken, dan deze. Oistervant, fol. 18 verso.

1401. 22 Julij. Aelbrecht verleent commissie op Willem Eggert, om in de baljuwschap van Amstelland, Waterland en Zeevang de nieuw gelegde accljnsen te saderen, in denzelfden vorm als de commissie van Jan

o 7

van Heemstede voor Kennemerland, Friesland en Beverwijk, en van den Burggraaf van Leiden over Rijnland en Woerden. Memoriale BM, fol. 123.

1402. 14 Mei. Aelbrecht verlengt de pacht der visscherij van Ypesloot voor A\\ illem Eggaert tot tien jaren. Memoriale BM, fol. 47.

1407. 31 December. Aelbrecht geeft de collatie en het patronaat der kapellerij van het St. Katrijnen-altaar in de parochie-kerk van Amsterdam aan Willem Eggaert, als zijnde dat altaar door de voorouders van dezen uit eigene middelen opgerigt en gedoteerd. Privilegia S, fol. 57.

1411. 23 Augustus. Commissie op Willem Eggaert, Heer van Furmerende, van het signet en tresorierschap. Memoriale BA, fol. 58. Bevelboek IV, fol. 29.

1418(9). 15 Maart. Jacob van Gaasbeek, Heer van Putten en Strijen, verlijdt Jan Eggert, Heer tot Pur-merende, met de goederen, hem aanbesterven van Willem Eggert, zijnen vader, als 1°, met eene huizing en hofstede in de Windmolenstraat te Amsterdam „belegen hebbende Willem de Grebber aen de Zuydzijde mitter

-ocr page 115-

94

husinghe als der stede van Arasterdam toe te beboeren plaghe, streckende van der halver strate afterwaerts totter dwersstrate toe, die van den kerchove afgaet. 2°. met het ambacht en de ambachtsheerlijkheid van Westenrijk.

— Jacob van Gaasbeek verlijdt Jan Eggert, Heer tot Purmerende, met het achtste deel van het geheele Westenrijk, zoo als hij dat gemeen en onverdeeld heeft liggen met Willem de Grebber, zijnen zwager, tegenover Simonshaven.

— Jacob van Gaasbeek bekrachtigt de douarie van 200 Hollandsche guldens \'s jaars, door Jan Eggert gevestigd op het half achtste van het land van Westenrijk, ten behoeve van Jonkvrouw Johanna van Doornick, zijne echtgenoote.

De drie voorgaande stukken uit Putten en Strijen. fol. 35 en 36, doch doorgehaald.

1420. 12 December. Jan van Beijeren geeft aan Jan van Herwerden, zijnen foerier, de stalen en visscherij van de Horensloot. Het charter is gegeven te Amsterdam, maar later in het Memoriaal doorgehaald en op den kant staat aangeteekend: „Non tarnen sivit.quot; Memoriale BL, fol. 26.

1422. 25 September. Jan van Beijeren verklaart „alzoo Jan Eggert voirtvluchtich geworden is der lande van Hollant, ende recht ende vonnisse van den lande niet en heeft willen noch dorren verwachten van sulke brueken ende misdaden, als hij tegen ons ende der graeflichejt misdaan ende gebruect heeft,quot; alle diens goederen aan hem gekomen en geeft die aan zijnen bastaardzoon Jan tot zijn profijt en nut, zonder die te mogen verkoopen. Van de verbeurde goederen wordt echter uitgezonderd het huis te Purmerende met de twee dorpen, daaraan gelegen, als zijnde Gerrit van Zijl bij den zoen van Lei-

-ocr page 116-

95

den daarop bezoend. Memoriale ducis Johannis Bavariae, 1421—1423, fol. 47 verso.

1423. 22 Mei. Jan van Beijeren geeft aan Jan, zijnen bastaard, het huis te Punnerende met de heerlijkheden, renten en goederen, zoo als Willem Eggert die tot op zijn dood plag te bezitten en te gebruiken, tot zijn nut en oorbaar, zonder die te mogen verkoopen of verminderen. Ibid. fol. 93.

1429. 19 September. Jan Eggert scheldt aan Jacob 7an Gaasbeek kwijt alle schulden, welke hij of zijne voorouders van dezen te vorderen hadden. Putten en Strijen in houten berden , fol. 166.

Arcldef der Provincie J]Ir echt.

1403. 9 Mei. Margriet van Cleef, Gravin van Holland , verklaart van Willem Eggert c. s. ontvangen te hebben 300 nieuwe Hollandsche schilden wegens goederen, door hen gekocht, waarvan zij den lijftogt had.

1405. St. Maartens-avond in den winter. Jan Melisz. verkoopt aan Dire van H nessen de schuldbekentenis van 150 Hollandsche schilden, enz., hem door den Graaf van Holland gegeven, onder het pandschap van de waag en het veer te Purmerende.

1411. 15 Mei. Hertog Jan van Beijeren, Elect van Luik en Graaf van Loon, bevestigt de gift van de ambachtsheerlijkheid en het dagelijksch geregt van den dorpo van Purmer en Purmerland c. a. door zijnen broeder. Hertog Willem van Beijeren, Graaf van Henegouwen, Holland, enz. aan Willem Eggert gedaan.

1413. 3 October. Johan, zoon des Konings van Frankrijk , Hertog van Thoreyne en Graaf van Pontieu, bevestigt de gift van de ambachtsheerlijkheid en het dagelijksch geregt van den dorpe van Purmer en Purmerland c. a. door zijnen vader Hertog Willem van Beijeren, Graaf

-ocr page 117-

90

van Henegouwen, Holland, enz. aan Willem Eggertgedaan.

1414. 22 Augustus. .Geregtsbrief van Schellingwoude, waarbij Meynt Jacobsz. aan Willem Eggairt, Heer tot Purmerende, overdoet den eigendom van twee deelen van zes maden lands in de Voelwijc.

1414. 18 September. Willem Eggairt, Heer tot Purmerende , beleent Willem Allijnsz. met een deympte lands in den ban van Wadweyde, welke hem door dezen verkocht was.

1414. 6 November. Willem Eggairt, Heer tot Purmerende , beleent Eeyner Zwan met twee morgen lands in Ver Nellenkamp, in de parochie vanWeesp, welke hem door voornoemden Reyner verkocht waren.

1414. St. Thomas-avond. Geregtsbrief van Wognem, waarbij Gerbrandt Jacobsz. aan Willem Eggairt, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van een huis en hofstede in voornoemd geregt.

1415. 9 Junij. Geregtsbrief van Rietwijk en Nieuwer-kerk, waarbij Hendrik Reinersz. aan Willem Eggairt, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van een huis en hofstede in den ban van Rietwijk.

1416. 8 Mei. Willem Eggairt, Heer tot Purmerende, beleent Reynout Dircsz. met eene zate lands in den ban van Aelsmeer.

1416. St. Martijnsdag Transl. Oude Claes die Zael verkoopt aan Willem Eggaert, Heer tot Purmerende, een stuk lands binnen de vrijheid van Wognem, in den ban van Nubexwoud.

1416. 7 October. Geregtsbrief van de Werken, waarbij Keinoud van Brakel aan Willem Eggert, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van zijne koorntiende en smaltiende in voornoemd geregt.

1416. 12 November. Willem Eggairt, Heer tot Pur-

-ocr page 118-

97

merende, beleent Klaes Eggelsz. met een stuk lands te Oosthuizen.

1417. St. Geertraiden-dag. Geregtsbrief van den Nu-weland en Valkenkoech, waarbij Goyer Jansz. aan Willem Eggert, Heer tot Purmerende, den eigendöm geeft van eene weide lands in den ban van Valkenkoech.

1417. 3\' April. Geregtsbrief van Alkmaar, waarbij Walich Gheritsz. aan Willem Eggert, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van de helft eener weide lands in de vrijheid van Alkmaar.

1417. Dingsdag na beloken Paschen. Geregtsbrief van Monnikendam, waarbij Jan Ysebrantsz. aan Willem Eggert, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van anderhalf deymple lands in de vrijheid van Monnikendam.

1417. St. Pancratius-avond. Geregtsbrief van Abben-kerk, waarbij Mathijs Andrijsz. aan Willem Eggaert, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van zes en een half deympte lands in de vrijheid van Abbenkerk.

1417. Woensdag voor Pinksteren. Geregtsbrief van Sijbenkerspel, waarbij Jacob Willemsz. aan Willem Eg-gart, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van twee morgen lands in den ban van Sijbenkerspel.

1418. 7 September. Jan Eggairt, Heer tot Purmerende, beleent Jan van Brakel met de koorn- en smal-tiende in het geregt van de Werken.

1427. 1 February. (Na den loop van onzen hove. Gegeven te Leiden.) Philips van Bourgondië, Ruwaard var-Holland, beleent Jan, bastaard van wijlen Hertog Jan van Beijeren, met de hooge en vrije heerlijkheid van Pur-merland.

1429. 1 April. Jan Eggairt belooft aan heer Gerrit van der Zijl en zijne erfgenamen voor den tijd van zes weken te zullen geven, wanneer zij deze noodig hebben,

7

-ocr page 119-

98

de brieven betreffende de heerlijkheden en goederen te Purmerende.

1431. 5 September. Jan, de bastaard van Beijeren, geeft aan lieer Gerrit van der Zijl, ridder, Heer tot Purmerende, al zijn regt over, dat hij op de heerlijkheden van Purmerende, Purmerland en de visscherijen ter Weer gehad heeft.

1431. 5 September. Jan, de bastaard van Beijeren, beveelt de onderzaten van Purmerland, om heer Gerrit van Zijl, Heer tot Purmerende, aan wien hij Purmerland en de visscherij ter Weer had overgedaan, als hunnen heer, te ontvangen.

1433. 28 September. Geregtsbrief van Graft, waarbij Jacob Claes Melisz. aan Gerrit van der Zijl, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van een morgen lands in den ban van Graft.

1434. 12 Augustus. Philips van Bourgondië, Graaf van Holland, beleent Willem van Brakel met de visscherij in de Hoornsloot, de Koetstale en de Pol tus-schen Sparendam en Amsterdam.

1436. 29 Januarij. Geregtsbrief van Purmer, waarbij Jacob Coptgin Ludenzoonszoon aan Gerrit van der Zijl, ridder, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van vier deympte lands in den ban van Purmer.

1436. O. Vrouwendag Purificatio. Geregtsbrief van Wermer, waarbij Jonge Jan Pieter Meynardszoon aan Gerrit van der Zijl, ridder , Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van een stuk lands, gebeeten de Koech, in den ban van Wermer.

1438. 17 December. Jan Eggaert magtigt Jan van der Mijde, om voor den Graaf van Holland de ambachtsheerlijkheid van Sparendam aan zijn1 neef Willem van Brakel op te dragen, daar hij uit vrees voor zijn leven dit zelf niet doen kan.

-ocr page 120-

99

1438. 17 December. Jan Eggaert geeft aan zijn\' neef Willem van Brakel de ambachtsheerlijkheid van Sparen-dam over.

1441. 29 November. Jan van Zijl Claesz. verklaart, dat hij geen regt heeft op de heerlijkheid en goederen van Purmerende en de visscherij van de Weer.

1444. 25 October. Jacob Goyer, deken van St. Marie te Utrecht, geeft vidimus van een\' brief van 2 December 1410, waarbij Willem van Beijeren, Graaf van Holland, zijne lieden van Farmer en Purmerland beveelt, om Willem Eggairt, als hunnen ambachtsheer, aan te nemen en te erkennen.

---Dezelfde geeft vidimus van een\' brief van 25 September 1428, waarbij Philips van Bourgondië de erfpacht der visscherijen en sluizen ter Weer, c. a. door Jacoba van Beijeren, Gravin van Holland, bij haren hier inge-laschten brief van 12 Augustus 1428 aan Gerrit van der Zijl, Heer tot Purmerende, gedaan, bekrachtigt.

1446. 30 Mei. Sententie van den Kaad van Holland tusschen den Heer van Montfoort en de ingezetenen van Purmerland over de verkiezing van schepenen aldaar.

7

-ocr page 121-

98

de brieven betreffende de heerlijkheden en goederen te Purmerende.

1431. 5 September. Jan, de bastaard van Beijeren, geeft aan lieer Gerrit van der Zijl, ridder. Heer tot Purmerende, al zijn regt over, dat hij op de heerlijkheden van Purmerende, Purmerland en de visscherijen ter Weer jrehad heeft.

1431. 5 September. Jan, de bastaard van Beijeren, beveelt do onderzaten van Purmerland , om heer Gerrit van Zijl, Heer tot Purmerende , aan wien hij Purmerland en de visscherij ter Weer had overgedaan, als hunnen heer, te ontvangen.

1433. 28 September. Geregtsbrief van Graft, waarbij Jacob Claes Melisz. aan Gerrit van der Zijl, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van een morgen lands in den ban van Graft.

1434. 12 Augustus. Philips van Bourgondië, Graaf van Holland, beleent Willem van Brakel met de visscherij in de Hoornsloot, de Koetstale en de Pol tus-schen Sparendam en Amsterdam.

1436. 29 Januarij. Geregtsbrief van Purmer, waarbij Jacob Coptgin Ludenzoonszoon aan Gerrit van der Zijl, ridder, Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van vier deympte lands in den ban van Purmer.

1436. O. Vrouwendag Purificatio. Geregtsbrief van Wertner, waarbij Jonge Jan Pieter Meynardszoon aan Gerrit van der Zijl, ridder. Heer tot Purmerende, den eigendom geeft van een stuk lands, geheeten de Koech, in den ban van Wermer.

1438. 17 December. Jan Eggaert magtigt Jan van der Mijde, om voor den Graaf van Holland de ambachtsheerlijkheid van Sparendam aan zijn1 neef Willem van Brakel op te dragen, daar hij uit vrees voor zijn leven dit zelf niet doen kan.

-ocr page 122-

99

1438. 17 December. Jan Eggaert geeft aan zijn\' neef Willem van Brakel de ambachtsheerlijkheid van Sparen-dam over.

1441. 29 November. Jan van Zijl Claesz. verklaart, dat hij geen regt heeft op de heerlijkheid en goederen van Purmerende en de visscherij van de Weer.

1444. 25 October. Jacob Goyer, deken van St. Marie te Utrecht, geeft vidimus van een\' brief van 2 December 1410, waarbij Willem van Beijeren, Graaf van Holland, zijne lieden van Purmer en Purmerland beveelt, om Willem Eggairt, als hunnen ambachtsheer, aan te nemen en te erkennen.

---Dezelfde geeft vidimus van een\' brief van 25 September 1428, waarbij Philips van Bourgondië de erfpacht der visscherijen en sluizen ter Weer, c. a. door Jacoba van Beijeren, Gravin van Holland, bij haren hier inge-laschten brief van 12 Augustus 1428 aan Gerrit van der Zijl, Heer tot Purmerende, gedaan, bekrachtigt.

1446. 30 Mei. Sententie van den Raad van Holland tusschen den Heer van Montfoort en de ingezetenen van Purmerland over de verkiezing van schepenen aldaar.

7\'

-ocr page 123-

AANTEEKENING.

De Heer .Rijks-archivaris en Je Heer Archivaris Jer Provincie Utrecht hebben de goedheid gehad, om uit de Archieven, aan hunne zorg toevertrouwd, mij den inhoud van vele charters betreffende Eggert en Punncrende mede te declen. Daar ik in mijn opstel niet van al deze stukken gebruik heb kunnen maken, is mij raadzaam voorgekomen , hier den inhoud van die charters op te geven, welke bij F. -van Mieris in het Groot Charterboek der Graven van Holland niet gevonden worden. De opgave der stukken van het Rijks-archief is getrokken uit de registers en memorialen, aldaar berustende, die van het Provinciaal Utrechtsche Archief werd vervaardigd uaar de originele charters. Ter beantwoording der vraag, welke welligt door dezen of genen zal gedaan worden, hoe de charters van Purmerende in het Provinciaal Archief van Utrecht gekomen zijn, diene het volgende. Gerrit van Zijl verkocht de heerlijkheid van Purmerende in 1439 aan Jan, Burggraaf van Mont-foort, die in het bezit daarvan eerst door zijn\' zoon Hendrik en later door zijnen kleinzoon Jan werd opgevolgd. \'Waarschijnlijk heeft de laatste dezer Burggraven de charters van Pnrmerende naar Montfoort over-gebragt. Buiten twijfel zijn zij uit het Archief van dit Burggraafschap, hetwelk in het midden der zeventiende eeuw door de Staten van Utrecht, aan welke Provincie het leenroerig was, is aangekocht, gcligt en alzoo in het Provinciaal Archief van Utrecht gekomen.

-ocr page 124-

F E R D I N A N D B O L.

-ocr page 125-
-ocr page 126-

Naast den naam van Govert Flinck, over wiens verdiensten ik vroeger gehandeld heb, moet, naar mijn oordeel, die van Ferdinand Bol gesteld worden, daar deze twee uitstekende kunst-schilders behooren tot de beste discipelen , gevormd door den grooten Eembrand. Blijkens het Poorterboek van Amsterdam , waarin staat aangetee-kend, dat Bol in het jaar 1652 het poorterregt alhier gekocht heeft, was hij te Dordrecht geboren \'j. Of het jaar 1611, zoo als gewoonlijk wordt opgegeven, dat van zijne geboorte is, kan ik niet met zekerheid bevestigen, vermits de naam van Bol, na gehouden onderzoek , mij gebleken is, niet in de Doopregisters van Dordrecht voor te komen 2). Weinig doet zulks echter af, want reeds op twee- of driejarigen leeftijd kwam Bol te Amsterdam , waar hij bestendig zijn verblijf hield, zoodat men hem veilig , als eeneii Amsterdammer, kan beschouwen. Zoo als gezegd is, had hij Rembrand tot leermeester; aan wiens manier van schilderenjliij zich ook meestal gehouden heeft.

Slechts weinig bijzonderheden van zijn leven zijn te mijner kennisse gekomen. Uit het Trouwboek der Nieuwe Kerk bleek mij, dat hij in het jaar 1653 hier in het huwelijk is getreden met Elisabeth Dell, eene vrouw , gesproten uit eene deftige Amsterdamsche familie 3). Of deze

-ocr page 127-

104

echt ovenwei met kinderen is gezegend, bleef mij onbekend. Ook kan ik niet bepaaldelijk opgeven, waar zijne woning te dezer stede geweest is. Echter zag ik uit het Kesolutie-boek van den Amsterdamschen krijgsraad, dat hij, als sergeant, gediend heeft bij de achtste burger-compagnie *). Hij moet derhalve, daar het nommer dei-compagnie met dat der wijk overeenkomt, gewoond hebben in de achtste wijk der stad, welke zich uitstrekte van de Nadorst-steeg langs bet Kokin door de Doelenstraat en

O O

verder langs den Oude-zijds Voorburgwal tot aan de Pie-ter Jakob-straat. Nog bekleedde Bol hier eene aanzienlijker betrekking, daar hij van het jaar 1673 tot zijn\' dood, en dus gedurende acht jaren, regent van het Huis-zittenhuis aan de Oude Zijde is geweest5). Overigens schijnt de stad of stedelijke regering niet veel gebruik van zijn\' dienst gemaakt te hebben. Slechts eenmaal nog is mij daarvan een bewijs voorgekomen. Toen de Keurvorstin van Brandenburg met andere vorstelijke personen in het jaar 1G59 te Amsterdam luisterrijk ontvangen was, werd door burgemeesteren aan Ferdinand Bol, Jan Vos en Joost van den Vondel eene vereering toegelegd ter belooning der moeite en kosten, welke zij destijds bij de vertooningen ter eere van het vorstelijk gezelschap gedaan hadden 6). Opmerkelijk is het, dat in de rekeningen en boeken van het Stads-archief geene melding wordt gemaakt van de twee kapitale stukken , welke Bol voor het Stadhuis geschilderd heeft. Ik maak daaruit op, dat deze schilderijen voor rekening van een\' der burgemeesteren of andere regeringsleden vervaardigd en aan het nieuwe Raadhuis door hen ten geschenke gegeven zijn. De natuur en de fortuin, schrijft Houbraken van Bol, waren beide hem gunstig. Dus hij grooten roem en veel goed tot dienst van zijn\' ouden dag overgewonnen had ; want hij stierf in een1 goeden ouderdom ten jare 1681 7).

-ocr page 128-

105

Behalve eene menigte portretten bezit onze stad nog verscheidene groote compositiën van hem, zoo op het Paleis, als in eenige gestichten en godshuizen; waarvan ik voornemens ben hier eene korte, doch tevens zoo veel mogelijk naauwkeurige, beschrijving te laten volgen.

Het tegenwoordige Stadhuis heeft niet ééne schilderij van dezen meester, maar op het voormalige, sedert den tijd van Koning Lodewijk in een Koninklijk Paleis veranderd , treft men twee groote schoorsteen-stukken van hem aan. In het vertrek van burgemeesteren staat aan de noordzijde voor den schoorsteen over de schilderij van Govert Flinck, verbeeldende Marcus Curius met de gezanten der Samniten , eeue voorstelling van Gajus Fa-bricius, dien Pyrrhus, de Koning van Epirus, tot wien hij, als gezant, door de Romeinen gezonden was, te vergeefs trachtte in zijn\' pligt te doen wankelen of door vrees te beklemmen. Welke schilderij door Bol in het jaar 1656 vervaardigd is. Het oogenblik, hier voorgesteld, is dat waarop de vorst, nadat hij vruchteloos gezocht had , den trouw-hartigen Romein door geschenken op zijne zijde te trekken, dezen met even ongunstig gevolg schrik wilde aanjagen door het gebriesch van eenen vervaarlijken olifant. Onder het stuk leest men dit vierregelig gedicht van Vondel;

Fabricius houdt stand in Pyrrhus legertenten.

Het gout verzet hem niet door schandelijke zucht, Noch elefants gebriesch en felle dreigementen.

Zoo zwicht geen man van staat voor gaven noch gerucht.

Ook Jan Vos maakte op dit werk van Bol een bijschrift , aldus luidende:

Fabricius behoudt voor Pyrrhus lagen standt;

Die gist\'ren \'t gout versmaat, vreest nu geen olijfant. Op zulk een dapperheit mag d\' Amstel zich verlaten.

De trouw der grooten is het schild der onderzaten.

-ocr page 129-

106

Het andere schilderstuk van Bol op het Paleis hangt in de kamer , vroeger door schepenen gebruikt en thans ingerigt tot troonzaal, voor den grooten schoorsteen in het zuiden, welke op vier bont-marmeren zuilen, twee ronde en twee platte, rust. Op de fries van den schoorsteenmantel is het dansen en verdere vreugdebedrijf der Israëliten in marmer uitgehouwen. Het stuk verbeeldt Mozes, met de tafelen der wet van den berg Sinaï terug komende en deze aan het volk voorhoudende. Vondel en Vos hebben ook dit tafereel met een afzonderlijk bijschrift vereerd. De eerste bezong het met deze woorden ;

Hebreeuwsche Moses heeft de wet van God ontfangen ,

Waarmede hij naar quot;t volk van boven wederkeert, Dat hem eerbiedig groet en welkomt met verlangen.

De vrije staat luikt op, als \'t volk de wetten eert.

De tweede liet zich dienaangaande aldus hooren :

De wet wordt Moses voor heel Israël gegeven.

Wie \'t volk beheerschen wil, vereischt een starke hand. De wetten zijn tot schrik van all1, die heilloos leven.

Waar wijze wetten zijn, behoudt de deugd haar stand.

Toen dit vertrek tot troonzaal werd ingerigt, plaatste men den troon voor de schilderij van Bol, waardoor de bezigtiging van dit meesterlijke penseelwerk gedurende vele jaren onmogelijk gemaakt werd. Onlangs echter is de toestel van den troon weggenomen en het schilderstuk weder te voorschijn gekomen.

Verder vindt men hier nog in de raadkamer voor den schoorsteen in het zuiden een stuk , vertoonende de verkiezing der oudsten van Israël, om , als rigters, volgens den raad door Jethro, den schoonvader van Mozes, gegeven , het volk te besturen , hetwelk door Houbraken en Immerzeel ten onregte aan Ferdinand Bol wordt toegeschreven. Volgens den naam, daaronder gesteld, welke,

-ocr page 130-

107

als echt, bevestigd wordt door eene aanteekeuing van secretarissen dezer stad , is het geschilderd niet door Bol maar door Jan van Bronkhorst8).

In \'s Rijks Museum alhier vindt men twee groote com-positiên, waarvan het onderwerp aan de Romeinsche geschiedenis ontleend is. Niet onwaarschijnlijk is het, dat zij van Bol\'s penseel afkomstig zijn , ofschoon de naamtee-kening daarop ontbreekt. Om welke reden welligt deze stukken tot dus verre niet in de galerij der schilderijen, welke voor het publiek te bezigtigen zijn, werden opgenomen. Het eerste stuk stelt, naar mijne meening, voor, C. Duillius Nepos te Rome terugkeerende, nadat hij met de vloot der Romeinen op die der Karthagers de eerste overwinning ter zee behaald had. Het andere geloof ik te moeten beschouwen , als eene voorstelling van den Consul Manlius Torquatus, die zijn\' zoon, nadat deze tegen \'svaders bevel met den vijand gestreden had, laat onthoofden. De vier andere, in \'s Rijks Museum aanwezige en ten toon gestelde stukken, zijn alle portretstukken. Het eerste portret, geschilderd in het jaar 1663, werd vroeger, gelijk het ook in de vorige aanwijzingen der schilderijen van het Museum staat opgegeven, gehouden voor dat des bouwmeesters van het oude Stadhuis, Jacob van Kampen, maar wordt, naar mij voorkomt, te regt in den nieuwen Catalogus vermeld, als dat van den beeldhouwer Artur Quellijn. De voorgestelde persoon heeft een kleed van geel, de lievelingskleur van Bol, met eenen violetverwigen mantel daarover. Het tweede vertoont den Luitenant-admiraal Michiel Adriaanszoon de Ruiter en is van het jaar 1677. Opmerkelijk is het, dat dit portret vier malen door.Bol geschilderd is. Behalve dat te Amsterdam zag ik er nog drie van zijne hand , als in het Koninklijk Kabinet van schilderijen te \'s Gra-venhage, in de vergaderzaal van het Zeeuwsch Genoot-

-ocr page 131-

108

schap der wetenschappen te Middelburg en op het Raadhuis te Hoorn 9). Misschien hebben deze drie stukken den-zelfden oorsprong, als het Amsterdamsche, hetwelk een geschenk der Staten van Zeeland is. Het derde portret verdient in dubbele mate onze aandacht, omdat het Ferdinand Bol is, door hem zeiven geschilderd. Hij staat overeind, hebbende eenen wandelstok in de regter-hand en rustende met zijnen linker-arm op eenen Amor of Minnegod, in slapende houding met eenen pijlkoker in den arm voorgesteld. Zijn onderkleed bestaat in een wit hemd , hetwelk van voren onder den hals gesloten is door twee knoopen, bezet met edelgesteenten, en het bovenkleed is van geel damast, waarover in breede plooijen hangt een mantel van donkerrood fluweel. Het stuk heeft geene jaarteekening, maar toont ons een\' man van ongeveer veertigjarigen leeftijd. Het zware hoofdhaar is blond, en het gelaat, ofschoon het linker-oog door eenige zwakte of wel een gebrek schijnt te zijn aangedaan, teekent kracht en vastberadenheid. Op den achtergrond ziet men ter wederzijde eene kolom van steen. Het portret is gevat in eene houten lijst, kunstig met bloemen en festoenen bewerkt, naar den stijl der zeventiende eeuw. De nieuwe Catalogus van \'s Rijks Museum vermeldt nog een vierde portret-stuk van Bol, hetwelk daar eerst onlangs ter be-zigtiging is gesteld. Het is de afbeelding van eene rijk gekleede vrouw, welke een jeugdig kind, hetwelk haar omhelst, met beide handen vasthoudt, terwijl een ander kind, nevens haar gezeten, een schoothondje omhoog tilt. Naar mij verzekerd is, was dit stuk eertijds geplaatst in den eenen schoorsteen der groote voorzaal van het Trippenhuis; van welke zaal de andere, regt daartegenover staande, schoorsteen versierd was met eene dergelijke voorstelling van Bol. De pendant of tegenhanger bevindt zich thans in het andere gedeelte van het gebouw, door het

-ocr page 132-

109

Kijk aan de Koninklijke Maatschappij van kunsten en wetenschappen ten gebruike afgestaan. Wij zien daarop eene vrouw van middelbaren leeftijd , aan wier knie eene andere jeugdige vrouw in knielende houding nederligt; daar nevens vertoonen zich twee engelen, die een groot boek, naar het schijnt eenen Bijbel, aandragen10). Du achtergrond bevat; een\' tuin of lusthof met eene paauwin en een steenen beeld. Bedrieg ik mij niet, dan zijn de personen, op deze twee stukken afgebeeld, de echtge-nooten en dochters van Louis en Hendrik Trip, de bekende stichters van het Trippenhuis, die gehuwd waren , de eerste met Emmerentia Hoefslager, en de tweede met Johanna do Geer.

De Zuider-kork alhier bezit eene niet onverdienstelijke schilderij van Bol, hangende aldaar in het Kerkmeesterskantoor. Zij stelt voor Salomo, geschenken ontvangende voor den opbouw van den tempel te Jeruzalem. De Koning bevindt zich bij den ingang van zijn paleis, hebbende ter linkerzijde eenen staatsdienaar en eenige krijgsknechten. Voor hem staan verscheidene lieden, die hem zilver vaatwerk aanbieden; verder vertoont zich eene menigte volks, aankomende met andere geschenken. Wagenaar zegt in zijne Beschrijving van Amsterdam, dat het stuk in 1669 geschilderd is, en de wapens der vier Kerkmees-teren der Zuider-kerk, welke te dien tijde in dienst waren , in de vergulden lijst geplaatst zijn 11). Ik vond echter op de hoeken der lijst niet de wapens der Kerkmeesteren van 1669 maar die van 1792 gebeeldhouwd; waaruit ik besluit, dat het stuk, hetwelk ook verdoekt is, onder het bestuur van Kerkmeesteren in het laatstgemelde jaar werd gerestaureerd.

/•O

Ook verdient bijzondere opmerking een regentenstuk in het Huiszittenhuis. Vroeger heb ik er aan getwijfeld, of met de toekenning van deze schilderij aan zijn penseel

-ocr page 133-

110

niet eene dergelijke vergissing plaats had, als bij het vermelde schoorsteenstuk in de raadkamer van het voormalige Stadhuis het geval is geweest, daar de bewering, dat het stuk van Bol is, door geene naamteekening wordt gestaafd, en het evenmin blijkt uit de beschrijvingen der beide Huiszittenhuizen , door onze stadsbeschrijvers opgesteld, dat hij eenig werk aan deze gestichten geleverd heeft. Eene nadere beschouwing heeft mij echter versterkt in het gevoelen, dat niemand anders dan Bol de vervaardiger van dit schoone stuk kan zijn. Het vertoont vier regenten van het Huiszittenhuis, gezeten aan eene tafel met een rood Tursch kleed, terwijl twee anderen met den vader of concierge daar achter staan. Het is edel en krachtig geschilderd, geheel in den stijl van Rembrand.

Wil men evenwel het kunstwerk van Bol in al zijne waarde leeren kennen, men bezoeke dan het Leprozenhuis alhier, waar een regentenstuk van hem hangt, hetwelk ons nog meer dan het vorige aan den grooten leermeester van hem herinnert. Het stuk is zoo fraai bewerkt, dat het zelfs aan het penseel van Rembrand geene oneer zou aandoen. Men ziet daarop de vier regenten van het Leprozenhuis bij eene tafel, waarover een gekleurd tapijt gespreid ligt, aan welke een jongetje met leproosheid besmet, door den vader van het huis wordt voorgesteld. Het is vervaardigd in het jaar 1649, toen Augustijn Uytenbogaard, Dr. Joan van Hartogveld, Jakob Wil-lemsz. Hooft en Pieter Cleutrijn regenten van het Leprozenhuis waren; van welke mannen wij das hier de beeldtenis aanschouwen.

Ook is in hetzelfde gesticht der bezigtiging allezins waardig een ander stuk van Bol, waarop drie regentessen van het Leprozenhuis zijn afgebeeld, zittende voor eene tafel, gedekt met een rood kleed, op welke eenig

-ocr page 134-

Ill

geld, als ter betaling bestemd, gereed ligt. Zij zijn in zwarte zijde gekleed , behalve dat eene van haar een beneden-kleed of rok heeft van witte zijde, met goud gestikt.

Buitendien treft men in het Leprozenhuis nog eene derde schilderij van hem aan , waarvan het voorval met Naaman den Syriër het onderwerp uitmaakt. Wij zien hier Nailman , den krijgsoverste des Konings van Syrië, nadat hij volgens den raad van den profeet Elisa zich zevenmaal in de rivier de Jordaan gedompeld had en daardoor van zijne melaatschheid hersteld was, met zijne volgers den godsman bezoekende, om dezen met geschenken zijne erkentelijkheid voor de genezing te betoonen 12).

Kort voor de Fransche omwenteling in 1813 verkeerde het Leprozenhuis in gevaar , om van deze stukken voor altijd beroofd te worden. Reeds waren zij met de overige schilderijen dezer inrigting in beslag genomen, om openlijk verkocht te worden. Gelukkig echter is het dreigende ffevaar afgewend door den gunstigen omkeer van zaken

o o o o

op het einde van het gemelde jaar.

Met bijzonderen lof gewagen Houbraken en Wagenaar van een kunstwerk, door Bol voor de kajuit van het groote jagt der Admiraliteit te Amsterdam geschilderd. Men zag daarop \'s lands Hooge Regering in de gedaante eener aanzienlijke vrouw , den staf van bevel aan eenen zee-overste overhandigende. De groote Agrippijner had er deze dichtregelen onder gesteld ;

De groote Zeevooghdin gebiet den Waterheiligh En Admiraal der zee, in haren dienst getreên,

Dat hij de zeevaart voor \'s lants vrede en vrijheit veiligh\',

En zegene den buit en koopvaardij der steen. Hij, vaardigh om dien last groothartigh uit te voeren, Neemt Sterkheit, Wijsheit en Voorzigtigheit te baat. Nu durft geen zeegedroght op zee de vinnen roeren. Zoo groeit den handel aan, ten wasdom van den Staat.

-ocr page 135-

112

Later werd dit stuk overgebragt naar de vergaderzaal van de raden ter Admiraliteit alhier in\'sLands-magazijn, tegenwoordig \'s Eijks-werf. Van waar het echter weder is weggenomen , zonder dat het mij gelukt is te ontdekken, waar dit werk van Bol gebleven is.

Verder verdienen van de stukken , door Bol vervaardigd , welke hier ter stede nog in bijzondere verzamelingen bewaard worden , inzonderheid vermelding de portretten van Iliob de Wildt, secretaris-generaal van de Admiraliteit tc Amsterdam en afgevaardigde van Hun Hoog Mogenden bij den Koning van Engeland, en zijne echtgenoote, toebehoorende aan een\' van hunne nazaten, Mr. F. de Wildt; zoo ook eene allegorische voorstelling van den zomer en den winter, de eerste als eene jeug-dio-e vrouw, versierd met bloemen, de tweede als eene

o 7

oude vrouw, leunende op een1 stok, afgebeeld. De laatste schilderij , welke zeer verdienstelijk is , werd door mij bezigtigd in het Atelier van den met roem bekenden kunstschilder N. Pieneman 13). Buiten de genoemde portretten van den Admiraal de Ruiter te Hoorn, Middelburg en in den Haag, en dat van zijn\' zoon Engel de Euiter, ook aanwezig in het Koninklijk Kabinet van schilderijen te \'s Gravenhage, kan ik mij niet herinneren, elders stukken van Bol ontmoet te hebben , behalve een kapitaal schuttersstuk, door hem gemaakt voor de krijgsraadskamer te Gouda, waarop de naam van onzen schilder met het jaarmerk 1653 voorkomt14).

Het ligt niet in mijn plan, om. te spreken van BoFs werken, die ik niet gezien heb; anders zou ik ook gewag kunnen maken van vele kunst-stukken in de Keizerlijke Galerij te Parijs en andere kunstverzamelingen , wier bestaan mij uit de registers en notitiën bekend is. Liever laat ik echter de beschrijving en beoordeeling hiervan aan anderen , wien het voorregt te beurt valt na eigene on-

-ocr page 136-

113

derviuding en beschouwing er over te kunnen oordeelen.

Ook beoefende Bol met gunstigen uitslag de etskunst, waarin hij, blijkens de nog bestaande etsproeven van zijne hand, eene buitengewone bedrevenheid bezat. Adam Bartsch heeft in het tweede deel van zijn\' beredeneerden Catalogus der prenten van Eembrand en zijne voornaamste navolgers er vijftien opgegeven en beschreven, welke allen, op twee na, ik in \'s Kijks Museum alhier mogt be-zigtigen 16). Drie stukken voeren het jaartal 1642 en drie andere dat van 1645, 1649 en 1651; de overige hebben geene jaarteekening. Zijne wijze van behandeling der etsnaald heeft eene zoo treffende overeenkomst met die van Rembrand, dat het somtijds moeite kost, om het werk des leerlings van dat des meesters te onderscheiden. Van hier dat Gersaint verscheidene prenten , door Bol geëtst, aan Rembrand heeft toegeschreven. Tot welke dwalinc

o O

hij te ligter kon vervallen, omdat de naam van Bol, gewoonlijk flaauw en onnaauwkeurig onder zijn etswerk geschreven , gemakkelijk der aandacht kan ontgaan.

Wat betreft do prijzen, voor de werken van Bol besteed , zoo zijn deze zeer verschillende. Gault de Saint Germain geeft als zoodanig op eene som van 800 tot 8000 livres16). Op de verkooping der schilderijen van den heer van der Linden van Slingeland te Dordrecht in 1785 mogten de portretten van een\' man en eene vrouw, beiden in een jagtkleed tot onder de knieën voorgesteld , ofschoon door Bol krachtig in den trant van Rembrand geschilderd, niet meer dan vierhonderd en vijftig guldens te zamen gelden. In het kunstkabinet van den minister Verstolk van Soelen bevonden zich twee teekeningen van hem, waarvan de eene, vertoonende Judas, daar hij den hoogepriester zijn\' dienst aanbiedt, voor honderd vijf en zeventig gulden is verkocht17).

Hetgeen ik vroeger aangaande Eembrand en Govért

8

-ocr page 137-

114

Flinck heb opgemerkt, hetzelfde kan, naar mij voorkomt, ook van Bol gezegd worden. Ook zijne schilderstukken onderscheiden zich door eene tweevoudige wijze van behandeling. De historische compositiën van hem, waarvan de beelden eene grootte, minder dan de natuurlijke, hebben, zijn meer breed en min uitvoerig behandeld. Bij die ta-fereelen getuigt de compositie en ordonnantie van niet veel smaak , en poëtische opvatting wordt daarin geheel o\'emist. Do stand der beelden is wel los en natuurlijk,

O

maar de omtrekken zijn niet altijd even onberispelijk. Waarvan de oorzaak welligt in achteloosheid en overhaasting van bewerking te zoeken is. In één woord het geheel is hier niet zoo geacheneerd, als bij zijne overige werken. Het is daarom , dat ik aan den Duillius en Tor-quatus in het Trippenhuis, den Salomo in de Zuider-kerk en den iSaaman in het Leprozenhuis eene mindere verdienste toeken , dan aan zijne portretten en stukken met levensgroote beelden.

Ik ben het geheel eens met Immérzeel , wanneer hij zegt: „Het hoofdvak van Bol was het maken van portretten, die hij in eene losse en stoute manier schilderde, doch niet met die helderheid van carnatie en dat relief, waarvoor zijn meester zoo bei\'oemd was. Zijn koloriet van het vleesch had dikwerf eene te bruine tint; doch desniettegenstaande hebben zijne portretten veel overeenkomst met het leven en de natuur.quot; Ontegenzeggelijk stond Bol in het algemeen verre achter bij Rembrand, maar toch heeft hij , getuige het overheerlijke regentensrak in het Leprozenhuis, momenten gehad, waarin hij dien feniks der schilderkunst op zijde scheen te streven en in kunstgenie met hem te wedijveren. Ten volle komt dan ook aan Ferdinand Bol de lof toe, dat hij is geweest een waardig leerling van den eenigen meester.

-ocr page 138-

AANTEEKENINGEN.

1. Boek der gekochte poorters van Amsterdam, Lr. E, bl. 253: • Forui-nandus Boll van Dordrecht, 24 Januarij 1652.quot;

2. Dit is mij berigt ioor den heer Mr. P. van den Brandeler, secretaris van Dordrecht, die den naam van Ferdinand Bol noch in de doopboeken te Dordrecht van 1610 tot 1613, noch in eenigc andere registers van die gemeente, gevonden heeft.

3. Trouwboek der Nieuwe Kerk: «Den 21sten October 1633 is getrouwd Ferdinandus Bol met Elisabeth Dell.quot;

4. Kesolutiën van den Krijgsraad, N. 1: «Anno 1666 sergeant Ferdinand Boll.quot;

5. Bij Commelin, Beschrijving van Amsterdam, D. I, bl. 539 komt zijn naam voor op de lijst der regenten van het Oude Zijds Huiszittenhuis bij het jaar 1673. Als regent, vertegenwoordigde hij het Huiszittenhuis in 1678, volgens het Schepenkennissen-boek, W W W, bl. 163 keerz., 4 Mei 1678.

6. Resolutieboek van Thesaurieren N. 2, bl. 42 keerz., 1650, waar men leest: • De heeren burgermeesteren hebben toegeleght

aen Jan Vos ƒ 150.

» Ferdinand Bol f 200.

» Joost van Vondelen f 100.

» de kneghts van Flincq / 75.

voor haer respective dienst ten tijde van de vertooningen ende defroye-menten , der Ceurvorstinne van Brandcuburgh aengedaen.quot;

7. Houbraken, De groote Schouwburgh der Nederlandsche Konstschilders, D. I, bl. 301.

8. Onderaan het stuk staat: »Jan Bronkhorst invenit et fecit anno 1659.quot; Zie het tweede deel van Aemstels Oudheid, bl. 76, waar men ziet, dat Bronkhorst van de stad Amsterdam voor dit stuk ontving f 1000. Daarbij kan ik nog voegen, dat hij den 27atcn April 1658 op zich genomen had, het te maken voor f 1800, zoodat hij, om welke reden is mij onbekend, / 800 minder kreeg, dan de door hem bedongen som.

9. Het portret van dc Ruiter te Middelburg schijnt het oudste te zijn, als volgens de onderteekening geschilderd in 1667. W. Burger zegt in zijn werk: Muse\'es de la Hollande, Amsterdam et la Haije, études sur l\'école Hollandaise, p. 51, van het Amstcrdamsche portret ; »Le portret de l\'amiral de Ruiter est trés fort et trés précieux.quot;

8*

-ocr page 139-

llti

10. Het eerste dezer twee stukken is geteekend, F. Bol fecit, het tweede F. Bol 1GG3.

11. Wagenaar , Anisterdanij D. 3, W. 18. Ik zelf lieb op het stuk geene naam- of jaarteekeïiing kunnen ontdekken. In IfiGO waren Kerkmeeste-ren der Zuider-kerl; Elbert Del, Jan Baptista Bartolotti van den Heuvel, Mr. Nieolaas Trttsen en Mr. David de ■Wilhem, terwijl in 1793 het kerkbestuur was toevertrouwd aan Jan Bernd Bleker , Joan van der Voort en Joan Willem Iluydceoper, wier wapens benevens dat van Backer de lijst der schilderij versieren. \'Waarom het wapen,van den laatsten , die geen kerkmeester was, hierbij opgenomen werd , is mij niet regt duidelijk.

12. De drie stukken van Bol in het Leprozenhuis zijn geteekend, 1quot;. F. Bol fecit 1049 , S». F. Bol , (zonder jaar) 3°. F. Bol, 1CG1,

13. De portretten behooren tot het laatste werk van Bol, zijnde geteekend 1G80 , hot jaar vóór dat van zijn overlijden. Op de allegorie heb ik geen naam of jaar kunnen ontdekken.

14. Bij Immerzcel vind ik nog vermeld twee stukken van Bol, vroeger in bezit van den minister Verstolk van Soelen te \'s Hnge. Het eenc van 1649 moet in den trant van Hembrand , het andere van lööO in dien van Rubens geschilderd zijn.

15. Het volgende etswerk van Bol viiult men bij Bartsch beschreven. N0. 1. De offerande van Abraham.

n 3. De offerande van Gideon.

b 3. Sint Tïieronimus.

ï 4. Het huisgezin.

» 5. De peinzende wijsgeer.

» 6. De lezende wijsgeer.

» 7. De zittende grijsaard.

• 8. De astroloog.

u 9. De grijsaard met den gekrulden baard.

» 10. Het borstbeeld van eenen grijsaard.

» 11. De krijgsman, rustende met zijne handen op een zwaard.

» 13. Het mansportret met den hoed.

» 13. De man met den tabbaard.

» 14. De vrouw met de peer.

» 15. De vrouw met de Mezetijnsche muts.

Hiervan ontbreken Nquot;. 7 en Nquot;. 10 in de verzameling van \'s Eijks Museum alhier.

16. Gault de Saint Germain, Guide d\'amateurs de tableaux. Pans 1818.

17, Christiaan Kramm, De levens en werken der Hollandtche en Vlaam-sche kunstschilders, D. I, bl. 117,

-ocr page 140-

HET

HISTOKISCH-DIPLOMATISC 11

A 11 C II 1 E F

VA*

AMSTERDAM.

-ocr page 141-
-ocr page 142-

\'-«va (5

„Er is,quot; zegt te regt de Hoogleeraar G, W. Vreede Lij het Login zijner Inleiding lot eene Geschiedenis der Nederlandsche Diplomatie, „ er is naar de eenstemmige erkenning van het Luitenland, van vermaarde vorsten en staatslieden , van regtsgeleerden en geschiedschrijvers, eene zeer bedrijvige en zelfstandige Nederlandsche Diplomatie , eene kweekschool van bekwame mannen geweest, wier gezag, beide in de theorie en in de praktijk van het Enropesche volkenregt, onuitwischbare sporen beeft nagelaten , en wier geheugenis niet zonder nadeel voor het vaderland verloren zou gaan.quot; Niet bekend is bet echter tot dus verre, welk deel Amsterdam had aan deze Diplomatie , en welke staatkundige betrekkingen de hoofdstad des rijks in het buitenland bezat en onderhield. liet is mijn plan niet, om thans onderzoek te doen naar het Politiek Systeem der stad met betrekking tot de alge-nieene belangen van den Staat, en nog minder ligt hot in mijne bedoeling, om Amsterdam opzettelijk in mijne bescherming te nemen tegen de bescliuldigingen van het

O O 00

Politiek Vertoog, naamloos uitgegeven, doch waarvan Rijklof Michael van Goens gebleken is de schrijver tc zijn. Volgens welk geschrift het Systeem van Amsterdam

-ocr page 143-

120

hierop neder komt, dat het belang der stad altijd zwaarder mag wegen , dan dat van de andere steden en provinciën des rijks , en dat haar voordeel altijd eenig en alleen in aanmerking moet genomen worden, zoodat alles daaraan worde opgeofferd. Zonder mij met dit oordeel, hetwelk geenszins van overdrijving is vrij te pleiten, te kunnen vereenigen, moet ik evenwel toestemmen, dat de twee eerste en grootc grondregelen, waaruit van Goens zijn Amsterdamsch Systeem afleidt, wel begrepen en toegepast , niet te verwerpen zijn. Eerstens, onze stad is de rijkste en magtigste van geheel Nederland; diensvolgens komt aan haar van regtswege het meeste gezag toe. Ten tweede , de bloei en welvaart van Amsterdam hangt af van den koophandel en de zeevaart. Alles, wat deze bevorderen kan, strekt tot voordeel van de stad en ook van den Staat. Het is niet zoo zeer tegen deze stellingen , als tegen de vreemde en verkeerde consequentiën , dooi den vertoogschrijver daaruit getrokken , dat eene menigte schrijvers is te velde getrokken , wier geschriften , als van minder belang, door mij met stilzwijgen worden

voorbij gegaan.

Het is waar, dat de behandeling van alle zaken den o-emeenen staat des lands betreffende en in het bijzonder

D

al wat eenige betrekking had op het sluiten van traktaten en verbindtenissen tnsschen onze republiek en andere mogendheden of natiën eigenlijk alleen het werk was dei vergadering van Hun Hoog IVIogenden , mu.ir desniettemin beschouwde men te Amsterdam het , a\'.s niet ongeoorloofd voor de bijzondere leden der Staats- en stadsregering , om met uitheemsche ministers afzonderlijk zich in te laten en met hen over de algemeene belangen te handelen; terwijl het aan deze vergund was, om datgene, wat zij goed vonden , aan de regenten mede te deelen. Van hier zoo vele geheime of bedekte onderhandelingen

-ocr page 144-

121

der Amsterdammers, laatstelijk nog met Noord-Amerika, waardoor het reeds smeulende vuur van den oorlog tus-schen de republiek en Engeland des te spoediger ontvlamde. Eene handelwijze, die dikwijls zeer verschillend beoordeeld en niet zelden hevig gelaakt is. Tot verontschuldiging of restvaardiging zou men echter kunnen

O O O ~ O

bijbrengen, hetgeen een Utrechtsche staatsman gezegd heeft: „ Het is wel zeker , dat geen gewest, veel min eene stad met eene buitenlandsche mogendheid eenig traktaat sluiten mogt. Maar zoo geene bijzondere regenten eenig ontwerp van eventuele verbindtenissen beramen en naar de gezindheid der daartoe te brengen mogendheid onderzoek doen mogt en eventuele (want het noodwendig vereischte is , dat men niet verder ga) overleggingen maken , dan weet ik niet, hoe een goed bestuur van zaken mogelijk te houden was; vooral niet, hoe een ieder , naar zijn beste kennis en licht, \'s lands belang zou hebben kunnen behartigen, hetwelk toch zijn grond-pligt was.quot;

Maakte de inmenging van bijzondere personen in de algemeene belangen hier te lande somwijlen een punt van verschil uit, hetwelk wel eens aanleiding gaf tot hevige twist en tweedragt, aangaande zaken van plaatselijke aangelegenheid daarentegen was het gevoelen genoegzaam eenstemmig. Althans beweert zelfs van Goens vrij stellig, dat niet alleen de provinciën maar ook de steden en enkele leden der vergadering van Staat het regt hadden en metter daad uitoefenden , om over zaken , de private belangen of jurisdictie concernerende, zoo onder elkander, als met naburige, ja zelfs afgelegene vreemde natiën verdragen te maken en verbindtenissen aan te gaan. De stedelijke regering, op welke de verpligting rustte, om do welvaart der burgerij naar vermogen te bevorderen, schreef aan de buitenlandsche gemagtigden ton behoeve van hare

-ocr page 145-

122

poorters en ingezetenen, ten einde de noodige hulp en bijstand aan deze in den vreemde te verscliaffen. Want nadat de republiek in verschillende landen diplomatische agenten verkregen had, stond het aan de steden bij voorkomende gelegenheden vrij, zich tot hen te wenden, terwijl deze, zonder billijke redenen, zich niet mogten onttrekken aan de behartiging der belangen , hun door do regenten toevertrouwd. Zelfs kon eene stad, vooral daar, waar de Staat geen1 envoye of resident bezat, een\' eigen gemagtigde hebben , die hare belangen , inzonderheid ten aanzien van koophandel en zeevaart, in het buitenland voorstond.

Uitgebreid is de verzameling diplomatische stukken en brieven in het Archief van Amsterdam. Zij laat zich in twee afdeelingen splitsen , waarvan de eerste den Staat in het algemeen betreft, als bevattende verbalen van ambassadeurs, traktaten, door de republiek en andere natiën gesloten , en missiven aan Hun Hoog Mogenden, terwijl de tweede meer op de stad in het bijzonder betrekking heeft, daar zij bestaat uit de missiven van ambassadeurs , envoyés , residenten, commissarissen en consuls aan de regering of regeringsleden van Amsterdam. Het eerste gedeelte behoorde eertijds tot het Archief van Gedeputeerden der stad te \'s Gravenhage en bevond zich alzoo, naar mij verzekerd is, in het Logement op het Plein aldaar, thans ingerigt ten dienste van het Rijksarchief, waar onze afgevaardigden hunnen intrek plagten te nemen. Het andere gedeelte was grootendeels geplaatst iu het Kabinet van burgemeesteren en maakte met andere stukken hun Geheim Archief uit. Hierdoor is zoowel het een, als het ander, niet slechts aan de andere beschrijvers van Amsterdam , maar ook aan Wagenaar, die van burgemeesteren den toegang tot de registers der secretarie verkregen had , onbekend gebleven.

-ocr page 146-

123

In mijn register heb ik deze twee verzamelingen tot één geheel gemaakt, waarbij de gewone staatkundige verdeeling der landen en natiën gevolgd en alles , zoo veel mogelijk, in eene chronologische orde gebragt is. De diplomatische stukken en brieven zijn ten deele in banden vereenigd , ten deele onder de lossen stukken van het Archief verspreid. In het eerste geval is zulks telkens door mij aangeteekend, omdat de gebonden collectiën bij inzage mij zijn gebleken vollediger te zijn, dan de andere, van welke ligtelijk een blad of deel kon verloren gaan. Veelal hebben deze banden een\' titel of opschrift , welke gewoonlijk door mij met dezelfde spelling-zijn overgenomen. Waar ik zelf in het register den titel gesteld heb, zijn daarbij de namen der schrijvers volgens de orignele handteekeningen gespeld.

Ik vlei mij , met de bewerking van dit register geene ondienst aan de geschiedenis onzer Diplomatie te hebben bewezen , aan wier volledige kennis nog zoo veel ontbreekt , dat verscheidene namen, hier voorkomende , bij onze vaderlandsche geschiedschrijvers in het geheel niet zijn vermeld en zelfs in het Staatkundig Nederland van mijnen bloedverwant Mr. Jacobus Scheltema niet gevonden worden. Om welke en meer andere redenen eene uitbreiding en omwerking van dit anders verdienstelijke werk , naar mijn inzien , ten hoogste wenschelijk is.

Groot is^het verschil der vroegere en tegenwoordige Diplomatie in ons vaderland. Hoe veel goeds zij eertijds ook bezat, geloof ik echter niet, dat wij de oude staats-inrigting behoeven terug te wenschen, dewijl door de omslagtigheid van zamenstel en het veelvuldige raderwerk in de Staats-machine de vrije beweging van deze veeltijds gestremd en de kracht verlamd of verbroken werd , terwijl thans in het groote werktuig eene vereenvoudigde en meer eenparige werking is aangebragt. Evenwol is

-ocr page 147-

124

liet er zóó verre van af, dat de herinnering onzer voormalige Diplomatie geheel zou mogen worden uitgewischt, dat de kennis daarvan integendeel nog in onze dagen behoort te worden aangekweekt en uitgebreid, daar van onze uitstekende Diplomaten, van welke Amsterdam eenen Coen-raad van Beuningen, Coenraad van Heemskerck en anderen onder zijne burgers telde, nog altijd veel te leeren valt; door wier toedoen en talenten eene kleine natie tot het aanzien dor grootste Staten van Europa zich wist te verheffen.

I

-ocr page 148-

E N G E L A N D.

Eapport van do heeren van Sommelsdijck , Bas ende Stavenisse van Iiunne Engelsche legatie ende besoigne, gevallen tsedert den ö11011 Decembris 1(521 totten 12dcn Februari! 1623. Een band.

Missiven van den heer W. Boreel, ambassadeur te Londen , van 21 October 1644 tot 28 April 1645.

Stukken betreffende de donatie van honderd en vijftig duizend guldens, door burgemeesteren van Amsterdam gedaan aan den Koning van Engeland in 1649.

Missiven van den heer G. Schaep, commissaris te Londen , van 10 Junij 1650 tot 21 Junij 1652.

Verbael van de ambassade naer Engelant, behelsende principalijck alle hetgeene wij ondergeteyckende (de heeren Jacob Cats , Gerrit Schaep en Paulus van de Perre) als extraordinaris ambassadeurs van Haer ilooo\'h Mogenden,

O O \'

met de republijck van Engelant, in conformité van onse instructie ende de ampliatiën van dien zedert den 25stcn December 1651 , geduyrende ons verblijf aldaer, verhandelt hebben. Een band.

-ocr page 149-

126

Stukken betreffende den oorlog met Engeland en de Engelsche zaken in IfiöS.

Verbael van de deputatie nae Engelant, behelsende alle de considerabelste poincten ende saken, die wij onder-geschreven (de heeren H. van Beverningk, W. van Nieu-poort, P. van dePerre en A. P. Jonghstal) gedeputeerden van Haer Hooch Mogenden, in conformitó van derselver resolutiën ende andere instructiên sedert den 27stel Junij 1653 tot den ^ aeu Augustus 1653, geduyrende ons verblijf aldaer, gesamentlijck ende in \'t bijsonder verhandelt hebben. Verbael van alle de considerabelste poincten ende saicken , die de ondergeschreven (de heeren H. van Beverningk, W. van Nieupoort en A. P. Jonghstal) gedeputeerden van Haer Hoogh Mogenden aen het Parlement van de republicque van Engelandt, in conf\'or-miteyt van derselver naerder resolutie van den 21stcn October 1653 , nae de wederkomste van de heeren van Nieupoort ende Jonghstal bij continuatie van de voorige onderhandelinse setracteert hebben. Continuatie van het

O O

verbael sedert den 4dequot; Pebruarij 1654, dat de heer van Beverningk tot Londen is gearriveert tot den 10dcn Maert in cluys , dat de heeren van Nieupoort ende Jonghstal tot Gravesand arriveerden. Drie banden.

Missiven van de heeren Nieupoort en van Hoorn, ministers van desen Staet in Engelandt, van 1659 tot 1661 (van 7 February 1659 tot 30 December 1661). Twee banden.

Rekening van het jagt, vereerd aan Karei II, Koning van Engeland , in 1660.

Missiven van den heer S. van Hoorn, ambassadeur te Londen, 1661.

Missiven van de heeren van Hoorn, Cunaeus, van Goch en van Beuningen, ministers van den Staet in Engeland, van 1662 tot 1665 in cluys (van 1662 tot 16 November 1665 , van 7 Junij 1670 tot 6

-ocr page 150-

December 1G70, van 3 Julij 1Ö74 tot 3 September 1677). Een band.

Resolutiën en vcrbael van cle heeren Huygens , den raedpensionaris do Witt on Boreel, gedeputeerden en ge-volmagtigden op \'s lands vloot, l(i(i5. Een band.

Missiven van heeren gedeputeerden en bevelhebbers op \'s lands vloot, van £0 April 1665 tot 27 Julij 1667.

Verbael, gehouden bij do heeren Hieronimus van Bever-ningk, Pieter de Huvbert ende Allardt Pieter Jongstal, Gedeputeerde Plenipotentiarisscn van de Hoochmogende Heeren Staten Generael der Vereenichde Nederlanden tot de gemeene vredehandelinge met Engelandt, tot Breda goeemmitteert bij Haer Mooch Mogenden resolutie van den 5dei1 Mey des jaers 1667 , aenvanck nemende met don 8sten van deselve maent ende eyndigende den (9am September 1667). Ende de volgende stucken, tot dit ver-bael specterende, onder de respective nombers in margine gcquoteert. Een band.

Stukken betreffende het reglement op de marine tus-schen Engeland en dezen Staat, 1669.

Missiven van den heer Joh. Boreel, ambassadeur te Londen, 1672.

Verbaal van de heeren Frederick, baron van Keede , heer van de Lier, een van de ridderschap ende edelen van ITollandt ende West Vrieslandt, Coenraadt van Bou-ningen, Eaadt ende Oudt-burgermeester van Amsterdam, Wilhelm van Nassau, heer van Odijck, Cortgene, eerste ende representerende de edelen in de Staten ende Gecommitteerde Raden van Zeelandt, ende Wilhelm van Ha ren, Grietman van de Bilt, alle so ordinaris als ex-traordinaris gedeputeerden ter vergaderinge van Haar Hooch Mogenden , ende derselver extraordinaris ambassadeurs aan den Coning van Groet Brittanniën , 1674. Een band.

-ocr page 151-

126

Stukken betreffende den oorlog met Engeland en de Engelsche zaken in 1()53.

Verbael van de deputatie nae Engelant, behelscnde alle de considerabelste poincten ende saken, die wij ondergeschreven (de heeren H. van Beverningk, W. van Kieu-poort, P. van dePerre en A. P. Jonghstal) gedeputeerden van Haer Hooch Mogenden, in conformité van derselver resolutiên ende andere instructiên sedert den 27sten Junij 1653 tot den ^ lt;ieu Augustus 1653, geduyrende ons verblijf aldaer, gesamentlijck ende in \'t bijsonder verhandelt hebben. Verbael van alle de considerabelste poincten ende saicken , die de ondergeschreven (de heeren H. van Beverningk, W. van Nieupoort en A. P. Jonghstal) gedeputeerden van Haer Hoogh Mogenden aen het Parlement van de republicque van Engelandt, in confor-miteyt van derselver naerder resolutie van den 21stcn October 1653 , nae de wederkomste van de heeren van Nieupoort ende Jonghstal bij continuatie van de voorige onderhandelinge getracteert hebben. Continuatie van het

O O

verbael sedert den February 1654, dat de heer van Beverningk tot Londen is gearriveert tot den 10licn Maevt in cluys , dat de heeren van Nieupoort ende Jonghstal tot Gravesand arriveerden. Drie banden.

Missiven van de heeren Nieupoort en van Hoorn, ministers van desen Staet in Engelandt, van 1659 tot 1661 (van 7 February 1659 tot 30 December 1661). Twee banden.

Rekening van het jagt, vereerd aan Karei II, Koning van Engeland , in 1660.

Missiven van den heer S. van Hoorn, ambassadeur te Londen, 1661.

Missiven van de heeren van Hoorn, Cunaeus, van Goch en van Beuningen, ministers van den Staet in Engeland, van 1662 tot 1665 in cluys (van 1662 tot 16 November 1665 , van 7 Junij 1670 tot 6

-ocr page 152-

127

December 1G70, van 3 Julij 1(574 tot lt;3 September 1677). Een band.

Ecsolutiën en verbael van cle heeren Huygens, den raedpensionaris de Witt en Boreel, gedeputeerden en ge-volmagtigden op \'s lands vloot, 16(35. Een band.

Missiven van heeren gedeputeerden en bevelhebbers op \'s lands vloot, van .30 April 1665 tot 27 Julij 1667.

Verbael, gehouden bij de heeren Hieronimus van Bever-ningk, Pieter de Huybert ende Allardt Pieter Jongstal, Gedeputeerde Plenipotentiarissen van de Hoochmogende Heeren Staten Generael der Vereenichde Nederlanden tot de gemeene vredehandelinge met Engelandt, tot Breda gecommitteert bij Haer Hooch Mogenden resolutie van den 5lt;len Mey des jaers 1667 , aenvanck nemende met den 8stcn van deselve maent ende eyndigende den (O40quot; September 1667). Ende de volgende stucken, tot dit verbael specterende, onder de respective nombers in margine gequoteert. Een band.

Stukken betreffende het reglement op de marine tus-schen Engeland en dezen Staat, 1669.

Missiven van den heer Joh, Boreel, ambassadeur te Londen , 1672.

Verbaal van de heeren Frederick, baron van Keede , heer van de Lier, een van de ridderschap ende edelen van ITollandt ende West Vrieslandt, Coenraadt van Beu-ningen, Eaadt ende Ondt-burgermeester van Amsterdam, Wilhelm van Nassau , heer van Odijck , Cortgene, eerste ende representerende de edelen in de Staten ende Go-committeerde Raden van Zeelandt, ende Wilhelm van Haren , Grietman van de Bilt, alle so ordinaris als ex-traordinaris gedeputeerden ter vergaderinge van Haar Hooch Mogenden , ende derselver extraordinaris ambassadeurs aan den Coning van Groot Brittanniën , 1674. Een band.

-ocr page 153-

128

Missiven van den heer C. van Beuningen, ambassadeur te Londen, van 3 Mei 1675 tot 9 Junij 1679.

Missiven (van de heeren C. van Beuningen , D. van Leyden van Leeuwen en A. van Citters) uyt Engeland , de annis 1677, 1678, 1679, 1680 en 1681 (van ~ Mei 1677 tot 30 December 1681). Een band.

Missiven van de heeren C. van Beuningen en D. van Leyden van Leeuwen, ambassadeurs te Londen, 1678.

Missiven van den lieer D, van Leyden van Leeuwen, ambassadeur te Londen, 1680.

Missiven van de heeren Arnoud van Citters en C. van Beuningen, ambassadeurs te Londen, van 4 November

O 7

1681 tot 22 September 1683.

Missiven (van den heer van Beuningen) uyt Londen ,

1682 (van 4 November 1681 tot ^ December 1682). Een band.

Missiven (van de heeren C. van Beuningen , A. van Citters, B. van Munnickhuysen, J. van Heuvel en

\' rj

G. Hooft) uyt Engeland, sedert 1 January 1683 tot ^ September 1686. Een band.

Stukken betreffende de differenten met Engeland over lt;le zaak van Bantam , van 1683 tot 1686.

Stukken betreffende de Engelsche rebellen , van 1685 en 1686.

Memoriën en adressen van de Engelsche consuls , van

1G87 en 1688.

Missiven van den heer N. Witsen, ambassadeur in Engeland, van 16 Januarij 1689 tot b lebruarij 1690. Een band.

Missiven van den heer envoyé Hop uyt Engeland, sedert i October 1689 tot n Maart 1692. Twee banden.

Missiven van den heer Eobert Hill, consul te Corck, van t33- Julij 1691 tot ~ Maart 1706.

Stukken betreffende de nalatenschap van Willem den derde , Koning van Engeland.

-ocr page 154-

129

Missiven van de lieeren ambassadeurs in Engeland (Willem Buys, M. van Vrij berge en H. Hop) van de jaren 1706 tot 1726 (van 12 Januarij 1706 tot 31 January 1727).

Missiven van den heer Hop, envoyé in Engeland, van 4 Februarij 1727 tot 4 November 1740. Twee banden.

Missiven van den heer H. Hop, envoyé te Londen , van 5 Mei 1741 tot 23 October 1761.

Stukken betreffende de klagten tegen Engeland over het wegnemen van Hollandsche schepen en goederen, 1743 en 1744.

Missiven van de lieeren Gecommitteerden naar Engeland wegens de zaak der commercie in den jare 1759 en andere stukken betreffende het opbrengen van Hollandsche schepen door de Engelschen te dien tijde.

Stukken betreffende de vredehandeling van Engeland en Pr nissen , 1760.

Stukken betreffende het opbrengen van het schip Judith Aletta in Engeland, 1776.

Memoriaal van Thomas Gordon, commissaris in Noord-Urittannië, 1779.

Traktaten, gesloten tusschen Engeland en dezen Staat. Een band.

Traktaten als voren.

Zie Oostenrijk.

„ Pruissen.

DENE M A E K E N.

Eapport van die Welgeboren, Edele, Gestrenge, Ernt-feste ende Hoochgeleerde lieeren, Heere Eloris, Grave van Culenburch, Vrijheere van Pallandt, Witthcm, Wcerth ende Weerderbroeck, Heere van Linden , Leden , Wil-

9

-ocr page 155-

130

denburch, enz., Johan Berck, Kidder, Heere in Gott-schalckoort. Eerste Eaet, Pensionaris der stadt Dordrecht, Heere Adriaen Pauw, Eidder, Eaet ende Pensionaris der stadt Amstelredamme , Heere Albert Joachimi, Eidder, Heere tot Oostende in Oedekenskercke, ende Joncheer Taco van Burmania tho Ferwerth, als gesandten van de Hoocbmogende Heeren Staten Generael der Vereenichde Nederlanden aen de Conincklijcke Majesteyt van Dene-marcken, Noorwegen, enz. van tgene deselve soo bij Sijne Hoogstgemelte Conincklijcke Majesteyt als bij vcrscheydene Fursten ende Hanse-steden in Duytslandt hebben genego-tieert ende (hun) alomme is bejegent, van XXII Mey totten VII Augusti in den jare XVIC XVIII. Twee banden.

Verbael van de Edele, Gestrenge Heeren, den heer Cornells van Beveren, heer van Strevelshoeck, Eaedt ende Rentmeester Generael van Zuythollant, Oudt-bur-o-ermeester der stadt Dordrecht, den heer Anthonis Oet-

O

gens van Waveren, Botshol ende Euyge Willis, Burgermeester der stadt Amsterdam, den heer Goosscn Schaffer tho Vuythuvsen ende de Meden, hovelinck, gecommitteerde ter vergaderinge van Hare Hooch Mogenden van wege de Provincie van Groeningen, als Ambassadeurs van de Hooch Mogende Heeren Staten Generael der Vereenichde Nederlanden aen de Conincklijcke Majesteyt van Denne-marcken, Noorwegen, enz., mitsgaders tot het tractaet van vrede tusschen hoochstgedachte Sijne Conincklijcke Majesteyt ende den eerbaren Eaedt der stadt Hamburch ende aen eenige andere Fursten des Eijx, inhoudende alle tgene de gemelte Heeren Ambassadeurs bij deselve hebben genegotieert ende Haer Edelen aengaende de voorsz. Ambassade wedervaren is, tsedert den XIII1\'™ Julij 1631 , tijde van \'t aenschrijven van dien , tot den XXVIIsten Februarij 1632, tijde van \'t rapport ende overleveringe van desen. Een band.

-ocr page 156-

131

Missiven van Christiaan den vierde en Frederik den derde, Koningen van Denemarken, van 16 February 1635 tot 17 December 1653.

Verbaelvan den heer Willem Boreel, heere van Duyn-beke, raed ende pensionaris der stad Amstelredam , Al-bert Sonck , ridder, oud-burgermeester , hooftschout der stad Hoorn ende liet ressort van dien, Johan van Weede, oud-burgermeester ende raed der stad üytrecht, hooch-heemraed van den Leckendijck, beyden ordinaris gedeputeerden ter vergaderingh der Hooge ende Mogende Heeren Staten Generael der Vereeniclide Nederlanden, te zamen Commissarissen bij Hare Hooch Mogenden , gedeputeert tot den conferentie-dach tegen May 1641, aengelecbt binnen de stad Stade , omme aldaer te verhandelen de ontstane differentiën tusschen de Conincklijke Majesteyt van Denemarcken ende Noorwegen, ende den Staet der Vereeniclide Nederlanden. Een band.

Eesolutiên , door den Koning van Denemarken genomen aangaande de trafiek van de landen der Oostzee en op de propositie, door den heer resident C. van Cracauw voorgedragen, 1644.

Verbael ofte recueil , gehouden bij de heeren Gerard Schaep, burgemeester der stad Amstelredam, Albert Sonck, ridder, oud-burgemeester ende hooftschout der stede Hoorn ende de Hooge Jurisdictie onder het Ressort van dien , raedt van State der Vereenichde Nederlanden , enz. , Joachim van Andre\'e, ridder ende eerste raedt in den Hove van Vrieslandt, respective gedeputeerden in de vergaderinge van de Hooch Mogende Heeren Staten Generael der voorgemelte Nederlanden van wegen de Provintiën van Hollandt ende Vrieslandt, ende ex-traordinaris ambassadeurs van welgemelte Hare Hooch Mogenden aen de Cronen van Dennemarcken ende Sweden, tsedert den XXVsten Junij tot den XT\'11-\'quot; May anno

9*

-ocr page 157-

132

1645, beyde in clujs, achtervolgende de aensclirijvingc der voorgemelte Heeren Staten van den XIV(kl1 May desselven jaers 1644, daerbij wij sijn verwittigt, dat het Hare Hooch Mogenden gelieft hadde, ons mede te committeren, om te helpen bekleeden ende uyt te voeren de tweevoudige ambassade nae Sweden ende Dennemarcken respective , ende tot soodanige fyne ons tegen den XXIIsten desselven maends te laten vinden in \'s Gravenhage, om commissie, instructie ende andere bescheyden tot uytvoe-ringe der voornoemde ambassaden te ontfangen, volgens de missive, alhier geinsereert. Een band.

Missiven van de heeren Carel van Cracauw en Frede-rik de Vries, residenten te Elseneur, van 19 Mei 1646 tot 11 September 1655.

Eemonstrantie van den heer Petrus Charisius, minister des Konings van Denemarken, aan Haar Hoog Mogen-den aangaande het meten der schepen, 18 Mei 1655.

Missiven van den heer C. van Beuningen, ambassadeur te Kopenhagen, van 1656 en 1657.

Stukken betreffende Frederik den derde en Christiaan den vijfde, Koningen van Denemarken , van 1657 tot 1689.

Missiven van den heer J. Ie Maire, resident te Elseneur, van 18 September 1657 tot 22 December 1657 en van o Mei 1670 tot 21 November 1671.

Missiven van den heer C. van Beuningen, ambassadeur in Denemarken, van 28 January 1657 tot 30 Augustus 1658, almede van de heeren J. Ie Maire, P. Vogelsangh en G. van Keede tot Amerongen, residenten in Denemarken, van 5 January 1658 tot 29 December 1668. Een band.

Confirmatie der Doensche privilegiën, aan Amsterdam gegeven, door Koning Frederik den derde, 18 Mei 1658.

Missiven van de Extraordinaris Gedeputeerden van Haar Hoog Mogenden (G. van Slingelandt, P. Vogel-

-ocr page 158-

133

sangh, P. de Hubert en W. van Haren) op de mediatie tusschen Denemarken en Sweden, mitsgaders de missi-

1 O

ven van den admiraal, vice-admiraal en andere bevelhebbers van de vloot en het krijgsvolk dezer landen, van 1659 tot 1(360 (van 16 Mei 1659 tot 1 April 1660). Een band.

Missiven van der. heer P. Vogelsangh, resident in Denemarken , 1660.

Missiven van den heer D. van Wijngaerden, extraor-dinaris ambassadeur te Kopenhagen , 1672.

Missiven van den heer C. Moeringh, envoyé in Deneraarken , en van den heer J. Hotton, resident aldaar, van

October 1C80 tot December 1684. Twee banden.

Missiven van de heeren J. Hotton, Robert Goes, J. van Deurs en Arend van Deurs, residenten en commissarissen te Elseneur, van ^ Augustus 1683 tot 11 Julij 1744.

Stukken betreffende het tol-traktaat, gesloten met Denemarken, 15 September 1684. Een band.

Missiven van den heer Robert Goes, resident in Denemarken , van November 1684 tot 4 November 1710. Vijf banden.

Missiven van de heeren Robert Goes en G. Coymans, residenten in Denemarken, van 2 Mei 1711 tot 17 Ja-nnarij 1741. Een band.

Missiven van den heer extraordinaris envoyé en pleni-potentiaris Willem Buys, 1724.

Missiven van den heer G. Coymans , resident te Kopenhagen , van 29 Mei 1742 tot 24 Augustus 1756.

Stukken betreffende de zaken van het kantoor Clifford en zonen , en de reclame des Konings van Denemarken dienaangaande, 1 773.

Missiven van den heer C. G. Bosc de la Calmette, envoyo te Kopenhagen, van 21 Mei 1 774 tot 29 Maart 1777,

-ocr page 159-

134

Cijfer van Denemarken , zonder jaar.

Traktaten, gesloten tusschen Denemarken cn dezen Staat. Een band.

Traktaten als voren.

Stukken betreffende de traktaten, gesloten met Denemarken.

Zie Polen.

v

Z W E D E N.

Rapport, overgegeven bij geschrifte aen die Hoogo ende Mogende Heeren, mijne lieeren die Staten-Generael der Vereenichde Nederlanden bij do welgeboren, edele , gestrenge, erntfeste, boochgeleorde heeren, Reinout van Brederode, Vrijheere tot Wesenberg, Ridder, Ileere tot Veenhuysen, Spanbrouck, Oosthuysen , Etersem, Hob-reede, Schardam, Quadijck, enz. President in den Hoo-gen Raede van Hollandt, Zcelandt ende West-Vrieslandt, Diederich Basz., Ridder, Burgermeester der stadt Amsterdam, ende Albert Joachimi, Ridder, Heere tot Oostende in Hoedekenskercke, enz. van de legatie, die lleure Edelen vuyt bevel van Haere Hooch Mogenden gedaen hebben aen den Doorluchtigsten ende Grootmach-tifsten Coning ende Heere Gustavum Adolphum, der

O O

Sweden, Gothen ende Wenden Coning ende Erffurst, Groothertoch in Finlandt, Hertoch in Esthen ende West-manlandt, enz., in de jaeren sesthien hondert vijfthien ende sesthien, ende voorder 111 Ruslandt, om te verdragen tusschen Zijne Hoochgedachte Conincklijcke Majesteyt ende oockden Doorluchtigsten, Grootmachtigsten Prince, den Grooten Heere Zaar ende Grootvorst Michaël Feo-dorowitz., aller Russen Samodersetz. Een band.

-ocr page 160-

135

Missiven van den heer C. van Beuningen, ambassadeur te Stokholm, van || Augustus 1652 tot 5 December 1G54.

Geheim cijfer van den heer C. van Beuningen, 1654.

Missiven van den heer Nicolaas Heinsius, resident te Stokholm, van December 1654 tot 24 Julij 1655 en van Junij 1661 tot 30 December 1665.

Missiven van de heeren Fred, van Dorp, P. de Hu-bert en J. IJsbrants, ambassadeurs in Zweden en Pruis-sen, van 14 Januarij 1657 tot 14 February 1659.

Missiven van den heer J. IJsbrants, extraordinaris ambassadeur te Stokholm, van Julij 1665 tot 22 September 1666.

Missiven van den heer P. de Groot, ambassadeur te Stokholm, 1668.

Missiven van den heer C. C. Rumpf, resident te Stokholm, 1676.

Missiven van den heer C. C. Rumpf, resident in Zweden, van 1680 tot 17 April 1697. Driebanden.

Missiven van de heeren C. C. Rumpf, H. quot;VV. Rumpf en Charles Rumpf, residenten in Zweden, van Julij 1704 tot 22 November 1748. Drie banden.

Traktaten, gesloten tusschen Zweden en dezen Staat. Een band.

Traktaten als voren.

Zie Denemarken.

„ Polen.

RUSLAND.

{Moskovie.)

Missiven van de heeren Albert Coenraadsz. Burgh en Coenraad Burgh, ambassadeurs te Moskou, van 18 February 1631 tot f8 Augustus 1648.

-ocr page 161-

136

Missiven van den heer Jacob Boreel, ambassadeur te Moskon , van 3 October 16G4 tot 3 Julij 16G5.

Missiven van den heer Coenraad van Klenck, extraor-dinaris ambassadeur te Moskou, van ^ September 1675 tot Maart 1676.

Missiven van den lieer J. W. 13. van Keiler, resident te Moskou, van 27 April 1680 tot 17 Junij 1687.

Missiven van den heer J. W. B. van Keiler, resident te Moskou, van 18 November 1687 tot 27 April 1688. Een band.

Missiven van den heer Hendrik van der Hulst, resident te Moskou, van 4 Maart 1700 tot 20 Februarij 1710. Een band.

Missiven van den heer J. de Bie, resident te Moskou, van 15 Mei 1714 tot 4 Julij 1718. Een band.

Missiven van de heeren envoycs te Sint Petersburg, van

Februarij 1721 tot 20 December 1765.

Zie Zweden.

P O L E X.

Verbael van \'t besoigne, gedaen ende gehouden bij de heeren Rochus van den Ilonert, Raedt in den lloogen llaede van Hollant, Zeelant ende Vrieslant, Andries Bicker, Burgemeester der stadt Amsterdam, ende Simon van Beaumont, Pensionaris der stadt Middelburch ende Ordinaris Gecommitteerde ter vergaderinge dor Hooch Mogende Heeren Staeten Generael der Geünieerde Provinciën van wegen de Heeren Staeten van Zeelant, als ambassadeurs der Hoochgemelte Heeren Staeten Generael aen de Coningen van Poolen ende Sweeden , den Chur-furst van Brandenburch ende elders, zodert den Vaen Mey des jaers XVIe XXVII totten XV1\'™ Junij des jaers

-ocr page 162-

137

XVIe XXVIII, daege haerder rapport in cluys. Een band.

Verbael ende recueil, gehouden bij de hecren Rochus van den Honaert, eersten raed in den Hoogen iiacde van Holland, Seeland ende Vriesland, Andries Bicker, burgermeester der stadt Amsterdam, ende Joachim Andrée, raed in den Hove van Vriesland, als Ambassadeurs van de Ilooüe ende Mogende Heeren Staten Generaal der

O O

Vereenigde Nederlantse Provintiën aen de Coningen ende Croonen van Poolen, Sweden, Denemarcken ende elders, tsedert den eersten Aprilis tot den 30stcn Octobris, bev-de in cluys, des jaers sesthien hondert vijft\' ende dertich. Een band.

Missiven van den heer Paulus Pels, resident te Dant-zig , van 11 April 1642 tot 31 Mei 1659 , met eene missive van den heer Philips Pels , resident aldaar, van 13 April 1661.

Missiven van de heeren Paulus Pels, Philips Pels, Coenraad Scholten en D. van Domburgh , residenten te Dantzig, van 27 November 1651 tot 15 Junij 1712. Een band.

Missiven van den heer J. van den Honert, extraordi-naris gedeputeerde te Dantzig, van 8 Julij 1659 tot 10 April 1660.

Resolutiën en memoriën van de Generaliteit betreffende hot traktaat van vrede tusschen Polen en Zweden.

Voorslagen aangaande de commercie tusschen Polen en dezen Staat, 1689.

Missiven van de heeren Hendrik Soennans en Jacob Koss, commissarissen te Dantzig, van 7 December 1771 tot 4 October 1776.

-ocr page 163-

138

B E L G I E.

(De Spaansche, later de OostenrijJcsche Nederlanden.)

Missiven van den heer T. van Sasburcli, resident te Brussel, van - Jannarij 1657 tot 11 Augustus 1660.

Missiven van den heer C. van Beuningen , extraordi-naris gedeputeerde te Brussel, 1672.

Missiven van den heer Jacob Boreel, extraordinaris ge -deputeerde te Brussel , 1678.

Missiven van de heeren Jacob Boreel, T. van Sasburcli en J. Huift, residenten te Brussel, van 6 Julij 1678 tot 26 Julij 1684. Een band.

Missiven van den heer J. Huift, resident te Brussel, van 11 Augustus 1688 tot 23 Julij 1702. Drie banden.

Missiven van de heeren gedeputeerden te velde, van 17 Junij 1702 tot 9 September 1712. Een band.

Missiven van de heeren J. Hop, Johan van den Bergh en F. A. Baron van Keede tot Eenswoude, gedeputeerden te Brussel, van 25 Julij 1706 tot 13 Maart 1709.

Missiven van den heer E. Pesters, resident te Brussel, van 9 April 1723 tot 9 Julij 1723 en van 7 February 1724 tot 4 Augustus 1724.

Stukken betreffende de negotiatiën over de Barrière in de Oostenrijksche Nederlanden , van 1751 tot 1755.

Missiven van den heer W. van Haren, minister te Brussel, van 23 September 1752 tot 10 Maart 1765.

Missiven van den heer H. Hop, minister te Brussel, van 26 April 1779 tot 23 December 1782.

Stukken, betreffende de ontruiming der steden en plaatsen van de Barrière, van 1781 en 1782.

-ocr page 164-

139

r K A N K E IJ K,

Verbael van de edele, gestrenge heeren, joncheer Nico-laes van Boeckhorst, heere van Noortwijck, heere Adri-aen Pauw, ridder, heere van Heemstede, raedt ende pensionaris der stadt Amstelredamme, heere Adriaen Man-nemaecker, ridder, eerste ende representerende den adel in de Staten ende raedt des landts ende graeft\'elijckheyts van Zeelandt, heere Adriaen Ploos, tresorier, raedt ordi-naris \'s landts van Utrecht, van tgene haer in de legatie aen den Alderchristelijcksten Coninek van Vranckrijck ende Navarre is opge\'eyt ende wedervaren (1621). Een band.

Memorie door de extraordinaris ambassadeurs van den Staat gepresenteerd aan den Koning van Frankrijk, met het antwoord van dezen daarop, 1635.

Stukken betreffende de alliantie, gesloten met Frankrijk, 1635.

Missiven van den heer Gid. Reynst., commissaris te Parijs, van 21 October 1645 tot 21 April 1646.

Stukken betreffende bet subsidie-traktaat met Frankrijk, 1646.

Missiven van den heer W. Boreel, ambassadeur te Parijs, van 24 December 1650 tot 3 April 1664.

Missiven van de heeren Boreel en van Beuningen, ambassadeurs in Frankrijk , van 1657 tot 1666 (van 25 January 1657 tot 25 December 1665). Twee banden.

Stukken betreffende het tarief tusschen dezen Staat en Frankrijk, van 1664 tot 1751.

Missiven van de heeren ambassadeurs van Beuningen en Boreel uyt Parijs, van 1666 tot 1669 (van 1 January 1666 tot 21 September 1669). Een band.

Missiven van den heer P. de Groot, ambassadeur tc Parijs, van het begin dos jaars 1672.

-ocr page 165-

140

Missiven van den heer C. C. Kumpf, secretaris der ambassade te Parijs, van het midden dos jaars 1672.

Verbael gehouden bij de heeren Hieronimus van Be-vcrningk, Willem van Nassau ende Willem van Haren , extraordinaris ambassadeurs ende plenipotentiarissen van de Hooch Mogende Heeren Staten-Generael der Ver-eeuichde Nederlanden over alle tgene bij Haer in ge-vclcro van Hare Hooch Molenden commissie van datum

O O

den IS300 Mey 1675 endo opgevolchde resolution gene-gotieert ende verricht is omtrent de onderhandelinge van de vredens-tractaten binnen de stadt Nimmegen aongestelt. Drie banden.

Missiven van de heeren ambassadeurs tot de vredehandeling te Nijmegen, van 1677 tot 1679, met andere stukken daartoe betrekkelijk.

Verbaal van tgunt in de vergaderinge van de heeren Staten van Hollant ende West-Vrieslant gepasseert ende voorgevallen is ter occasie van de deliberatiën aldaar ge-

O •—3

houden over de conditiën van vrede, bij den Coning van Vranckrijck voorgeslagen, opgestelt door Mr. Jacob van den Bosch, Raadpensionaris der stad Amsterdam, 1678. Een band.

Missiven van de heeren Jacob Boreel, W. van Was-senaer en A. Heinsius , ambassadeurs in Frankrijk, van 1 December 1678 tot 2 September 168o. Een band.

Memoriën van den graaf d\'Avaux, ambassadeur van Frankrijk, van 22 Januarij 1680 tot 11 Mei 1701, (kopij). Een band.

Memoriën van den graaf d\'Avaux, ambassadeur van Frankrijk, met andere stukken betreffende het schip la Regie, van Algiers naar Amsterdam bestemd, 1682, (kopij).

Besognes en andere stukken betreffende het vereffenen der differenten tusschen Frankrijk en Spanje, van 1682 tot 1684.

-ocr page 166-

141

Missiven van deu heer C. van Heemskerck, ambassadeur in Franckrijck, zedert (21) April 1698 tot (19) Junij 1702. Een band.

Missiven des Konings van Frankrijk aan zijne ministers en van lien aan den Koning en anderen, van 23 Ja-nuarij 1708 tot 20 Maart 1711, (kopij).

Missiven van den heer Willem Buys, plenipotentiaris op de vredehandeling te Utrecht, van 13 April 1712 tot 26 Junij 1714. Een band.

Missiven van de heeren (Willem Buys en C. Hop) ambassadeurs in Yranckrijck, sedert den 2quot;cu February 1714 tot den 30steu January 1719. Een band.

Missiven van den heer C. Hop, ambassadeur in Frankrijk, van 3 February 1719 tot 17 Mei 1723. ïwee banden.

Missiven van de heeren C. Hop, W. Boreel en A. van Hoey, ambassadeurs in Frankrijk, van 23 Mei 1723 tot 30 January 1728. Een band.

Missiven van den heer C. Hop, plenipotentiaris op het congres van Soissons, van 17 Junij 1728 tot 21 November 1730. Een band.

Missiven van den heer A. van Hoey, ambassadeur in Frankrijk, van 2 February 1728 tot 1 February 1737. Twee banden.

Missiven van den heer A. van Hoey, ambassadeur in Frankrijk, en van den heer secretaris C. van Deurse, van 2 September 1737 tot 2 December 1748. Een band.

Missiven van de heeren 1). van Marselis en T. J. de Larrey, ministers te Parijs, van 18 Januarij 1749 tot 9 Julij 1750.

Missiven van den heer D. van Marseüs, minister te Parijs, van 18 Maart 1751 tot 5 Maart 1755.

Missiven van den heer M. Lestevenon van Berkenroede, ambassadeur te Parijs, van 22 Maart 1753 tot 25 February 1776.

-ocr page 167-

142

Traktaten, gesloten tusschen Frankrijk en dezen Staat. Een band.

Traktaten als voren.

Traktaten van commercie , navigatie en marine, gesloten tusschen Frankrijk en dezen Staat. Een band.

Zie Oostenrijk.

„ Pruissen.

ZWITSERLAND.

Missiven van den heer P. Valkenier, envoyé bij de Zwitsersche Kantons, van 3 Januarij 1689 tot 30 December 1700. Twee banden.

Missiven van den heer P. Valkenier, envoyé bij de Zwitsersche Kantons, zoo van daar als van verschillende plaatsen in Duitschland, van 6 Januarij 1701 tot 24 Januarij 1704. Een band.

Missiven van den heer P. Valkenier, envoyé bij de Zwitsersche Kantons, 1704.

OOSTENEIJK.

(liet luilsche RijJc.)

Missiven van den heer Hop , envoyé in Duitschland , (meest uit Weenen, Berlijn en Hamburg) , van 24 Julij 1687 tot 17 Julij 1689. Een band.

Missiven van den heer C. van Hcemskerck, envoyé in Duitschland (uit Weenen, Hamburg, enz.), van 17 Mei 1089 tot 27 December 1691. Een band.

Missiven van den heer C. van Heemskerck, envoyé bij den Keizer, uit Weenen en andere plaatsen van Duitschland, van 10 Januarij 1692 tot 7 December 1697. Twee banden.

-ocr page 168-

143

Missiven van den lieer Hop, envoyé bij den Keizer, uit Weenen en andere plaatsen van Duitschland, van 6 September 1698 tot 25 September 1700. Een band.

Missiven van den heer Hamel Bruynincx, envoyé bij den Keizer, uit Weenen, van 1 Januarij 1701 tot 2 Fe-bruarij 1737. Elf banden.

Missiven van den heeer J. J. Hamel Bruynincx, envoyé bij den Keizer, uit Weenen, 1737.

Secrete resolutiën en andere stukken betreffende de toetreding tot de quadruple alliantie, van 1718 tot 1720.

Stukken betreffende de preliminaire artikelen van den vrede met den Keizer, 1727.

Missiven van den heer D. van Burmania, envoyé te Weenen, van 19 Augustus 1739 tot 17 September 1762.

Differenten van het Weener hof met het kantoor van Verbrugge en Goll te Amsterdam, van 1757 tot 1759.

Stukken betreffende eene conventie tusschen dezen Staat en den Keizer, als Heer der Oostenrijksche Nederlanden, 1791 en 1792.

Traktaten, gesloten tusschen het Duitsche rijk en dezen Staat. Een band.

Traktaten als voren.

Zie Belgie.

P E U I S S E N.

[Brandenlv.r;;.)

Missiven van den heer J. Oorver, envoyé naar Brandenburg, geschreven uit Keulen nan de Spree, Maagdenburg, enz. 1655.

Verbael, gehouden bij den heere Hieronimus van Be-verningk. Gedeputeerde van de Hooge Mogende Heeren Staten Generael van de Vereenichde Nederlanden aen den heere Churfurst van Brandenburch , om met Sijn Chur-

-ocr page 169-

142

Traktaten, gesloten tusschen Frankrijk en dezen Staat. Een band.

Traktaten als voren.

Traktaten van commercie, navigatie en marine, gesloten tusschen Frankrijk en dezen Staat. Een band.

Zie Oostenrijk.

„ Pruissen.

ZWITSERLAND.

Missiven van den heer P. Valkenier, envoyé bij de Zwitsersche Kantons, van 3 January 1G89 tot 30 December 1700. Twee banden.

Missiven van den heer P. Valkenier, envoyé bij de Zwitsersche Kantons, zoo van daar als van verschillende plaatsen in Duitschland, van 6 January 1701 tot 24 January 1704. Een band.

Missiven van den heer P. Valkenier, envoyé bij de Zwitsersche Kantons, 1704.

OOSTENEIJK.

{Tiet Builscle Rijlc.)

Missiven van den heer Hop, envoyé in Duitschland , (meest uit quot;VYeenen, Berlijn en Hamburg), van 24 Julij 1687 tot 17 Julij 1689. Een band.

Missiven van den heer C. van Heemskerok, envoyé in Duitschland (uit Weenen, Hamburg, enz.), van 17 Mei 1689 tot 27 December 1691. Een band.

Missiven van den heer C. van Heemskerck, envoyé bij den Keizer, uit quot;VVeenen en andere plaatsen van Duitschland, van 10 January 1692 tot 7 December 1697. Twee banden.

-ocr page 170-

143

Missiven van den lieer Hop, envoyé bij den Keizer, uit Weenen en andere plaatsen van Duitschland, van 6 September 1698 tot 25 September 1700. Een band.

Missiven van den heer Hamel Bruynincx , envoyé bij den Keizer, uit Weenen, van 1 Januarij 1701 tot 2 February 1737. Elf banden.

Missiven van den heeer J. J. Hamel Bruynincx, envoyé bij den Keizer, uit Weenen, 1737.

Secrete resolutiën en andere stukken betreffende de toetreding tot de quadruple alliantie, van 1718 tot 1720.

Stukken betreffende de preliminaire artikelen van den vrede met den Keizer, 1727.

Missiven van den heer D. van Burmania, envoyé te Weenen, van 19 Augustus 1739 tot 17 September 1762.

Differenten van het Weener hof met het kantoor van Verbruggo en Goll te Amsterdam , van 1757 tot 1759.

Stukken betreffende eene conventie tusschen dezen Staat en don Keizer, als Heer der Oosten rij ksche Nederlanden, 1791 en 1792.

Traktaten, gesloten tusschen het Duitsche rijk en dezen Staat. Een band.

Traktaten als voren.

Zie Belgie.

P E ü I S S E N.

[Brandenburg.)

Missiven van den heer J. Oorver, envoyé naar Brandenburg, geschreven uit Keulen aan de Spree, Maagdenburg, enz. 1655.

Verbael, gehouden bij den heere Hieronimus van Be-verningk. Gedeputeerde van de Hooge Mogende Heeren Staten Generael van de Vereenichde Nederlanden aen den heere Churfurst van Brandenburch , om met Sijn Chur-

-ocr page 171-

144

lurstelijcke Doorlucbticlieijt ofte desselfs geauctoriseerdeu te concerteren over saecken, raeckende de executie ende voltrcckijige der tractaten, den 16aen Februarij 1666 gesloten met den gevolge ende aencleven van dien , in gevolge van Hare Hooge Mogenden resolutiën van den 15aeu ende 17den Martii daeraenvolgende. Een band.

Missiven van de heeren J. Hop en J. W. van Wasse-naer, gedeputeerden bij den Koning van Pruissen, 1702.

Missiven van de heeren C. C. van Lintelo , Charles Kumpf, B. van Keede tot Ginkel en R. H. W. C. Grave van Heiden, envoyés en ministers te Berlijn, van 7 Junij 1706 tot 19 December 1778.

Secrete resolutiën en andere stukken betreffende de toetreding tot Let traktaat van Hanover, 1726.

Stukken betreffende de zaken van bet kantoor der gebroeders de Ncufville , met de missiven des Konings van Pruissen en zijne envoyés dienaangaande, van 1763 tot 1707.

Zie Engeland.

„ Zweden.

„ Polen.

„ Oostenrijk.

KLEINERE STATEN EN STEDEN VAN DUITSCHLAND.

{Opper- en Neder-Saksische Kreits.)

Missiven van den beer C, Calkoen, minister te Dresden, 1745.

Missiven van den beer M. Römer, resident te Hamburg, van 25 Maart 1654 tot 19 October 1674.

Missiven van den heer Römer, minister van den Staat tot Hamburg, van anno 1654 tot 1668 (van September 1654 tot 30 October 1668), Een band.

-ocr page 172-

145

Missiven van den heer Gerard Kuysten , resident te Hamburg, van 1 November 1675 tot 17 Januarij 1676.

Missiven van den lieer Gerard Kuysten uit Hamburg, van 11 Maart 1681 tot 21 Januarij 1707. Vijf banden. (In den derden band bevinden zich ook verscheidene missiven van den heer J. Hop, van de jaren 1696 en 1697).

Missiven van dan heer resident G. Kuysten uit Hamburg, van 11 February 1707 tot 12 October 1708, en van den heer resident Jacob van den Bosch, van 13 Julij 1709 tot 30 Januarij 1711. Een band.

Missiven van den heer J. van den Bosch , resident te Hamburg, van 3 February 1711 tot 31 Januarij 1721. Vier banden.

Memoriën van den heer Gerard Breijer, resident der Hanze-steden , 1714.

Missiven van den heer J. van den Bosch, resident te Hamburg, van 11 February 1721 tot 23 February 1725, en van den heer Joan Jacob Mauricius, resident aldaar, van 11 Augustus 1725 tot 30 Januarij 1728. Een band.

Missiven van den heer J. J. Mauricius, resident te Hamburg, van 3 February 1728 tot 24 Januarij 1741. Twee banden.

Missiven van den heer J. J. Mauricius, resident te Hamburg , van 14 February 1741 tot 9 February 1742.

Eelatie of rapport, gedaan anno 1742 ter vergaderinge van Hun Hoog Mogenden , de heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden door den heer Jan Jakob Mauricius, als minister bij de Neder-Saxiscbe Kreits. Met eene opgave der lading van de wagens en schepen anno 1741 en in de vorige jaren te Hamburg ingekomen. Een band.

Eelatie of rapport als voren.

Missiven van den heer B. W. Buijs, resident te Hamburg, van 10 Julij 1742 tot 23 November 1753.

10

-ocr page 173-

14(3

Missiven van secretarissen bij afwezigheid van den heer resident tc Hamburg, van 2 September 1755 tot 7 Julij 1780.

Missiven van den heer J. J. Mauricius, resident te Hamburg, van 27 Augustus 1756 tot 18 November 1763.

Missiven van den lieer H. Hop, resident te Hamburg, van 21 Februarij 1769 tot 12 October 1770.

Missiven van den heer H. Hogguer, resident te Hamburg, van 17 Mei 1774 tot 9 Februarij 1787.

Missiven van den heer J. Ie Maire, resident tc Lubek, van 13 November 1659 tot 8 April 1660. Een ban».

Missiven van den heer J. D. van der Tocht, consul te Bremen, 1676.

Missiven van den heer E. Pesters, gedeputeerde te Hanover , 1723.

Missiven van den heer W. Roreel, commissaris tot de conferentie te Stade, 1641.

Missiven van den heer Gerard Kitysten. resident te Hamburg, uit Stade, 1691.

Traktaten, gesloten door de Hanze-steden , Hamburg, Lubek en Bremen met dezen Staat. Een band.

Zie Denemarken,

„ Oostenrijk.

„ Spanje.

[Opper- en Neder-Rijnsche Kreils.)

Missiven van den heer P. Valkenier, resident te F rank-fort en Eegensburg, van 14 February 1680 tot 27 December 1G88. Vier banden.

Missiven van den heer P. de Spina tot Menghwehr, resident te Frankfort aan den Main, van 4 September 1701 tot 5 April 1702.

-ocr page 174-

147

Missiven van den lieer C. Graaf van Wartensleben , minister bij de drie Keurvorsten , mitsgaders bij de Op-perrijnsclie, Nederrijnsche en Westphaalsche Kreitsen, en van zijnen secretaris L. Pestel, uit Maintz en Kassei, van 30 September 1759 tot 2 Mei 1768.

Missiven van den heer D. van Burmania, envoye te Manheim , van 16 February 1736 tot 6 Julij 1738.

Missiven van de heeren A. van Bilderbeeck, Lucas van Hoff en G. Hamel Bruynincx, residenten te Keulen, van 4 February 1653 tot 17 Mei 1661.

Missiven van de heeren Lucas van Jloff en G. Hamel Bruynincx, residenten van den Staat te Keulen, van daar en andere plaatsen in Duitschland, van 20 Augustus 1658 tot 19 Julij 1668. Een band.

Missiven van den heer H. van Bilderbeeck, resident te Keulen, zoo van daar als van andere plaatsen in Duitschland , van 13 April 1683 tot 22 April 1733. Daarop volgen de missiven van den heer D. van Burmania, resident aldaar, van 28 April 1734 tot 17 Julij 1736. Dertien banden.

Missiven van den heer Ch. van Lansberge, resident te Keulen, van 22 Julij 1747 tot 24 November 1749.

Zie Zwitserland.

(Wesiphaahche Kreiis.)

Verbael van de heeren Wilhelm van Linteloe, heere tot der Zeze ende den Burchgraeff, richter tot Lochum , Cornells Bicker, heere van Swieten , oudt-burgermeester der stadt Amstelredamme , Gerard van der Nisse , heere van Saemslach, Noten ende Aendijck, burgermeester der steedè Goes, Carel Koorda, grietman van Idaerderadeel, Boudewijn Jacob Mulert, heere tot der Leemcuyle, respective ordinaris ende extraordinaris gedeputeerden uyttc

10*

-ocr page 175-

148

Provinciën van Gelderlandt, Hol landt, Zeelandt, Vries-landt onde Overijssel ter vergaederinge van Haere Hooch Mogenden ende derselver gecommitteerden in de graef-schap Oostfrieslandt, anno 1647. Een band.

Traktaten, gesloten tusschen de Duitsche vorsten en dezen Staat.

PORTUGAL.

Missiven van den lieer Gaspar Barlaeus , resident te Lissabon, van 13 December 1664 tot l Maart 1672.

Missiven van den lieer Joh. Wolfsen, resident te Lissabon , van 22 October 1675 tot 11 Februarij 1676.

Missiven van do residenten te Lissabon, den lieer Joh. Wolfsen, van 6 Augustus 1680 tot 24 Mei 1695, enden lieer Jacob Daniel de Famars, van 30 Julij 1696 tot 27 Juuij 1702. Een band.

Missiven van de residenten te Lissabon, den heer Jacob Daniel de Famars , van 14 Julij 1702 tot 14 December 1702, den heer Louis Houwens, van 27 December 1718 tot 23 December 1727, en den heer J. S. van Til, van 8 Junij 1732 tot 29 Augustus 1747. Een band. .

Rapport van het gepasseerde in Portugal in de jaren 1704 en 1705, door den heer F. N. Baron van Fagel.

Calculatie van hetgeen de huishouding van den Hol-landschen resident te Lissabon jaarlijks kost, z. j.

Traktaten, gesloten tusschen Portugal en dezen Staat.

SPANJE.

Stukken betreffende de Trèves-handeling met Spanje, 1633.

Verbaelvan de vredehandelinge, gehouden tot Munster tusschen Spaignen ende Haer Hooch Mogenden bij de Edele Gestrenge, Hoochgeleerde, Wijse, Voorsichtigo Hoeren:

-ocr page 176-

149

Bartholdt van Gent, heer van Loenen ende Meinders-wijck, amptman ende dijckgraeft\' van Bonnnel, Tiele ende Bommelerweerden, gedeputeerde in Haer Hoocli Mogen-den vergaderinge uyt het lith van de Edelen van de Pro-vintie van Gelderlant.

Johan van Matenesse, heer van Matenesse , Eeviere , Opmeer , Sou te veen , enz., Gecommitteerde Eaed uyt de ordre van de Ridderschap ende Edelen van Hollandtende West-Vrieslandt, hoochheemraedt van Schielandt.

Adriaen Pauw, ridder, heer van Heemstede, Hoger-smilde, Eietwijck, Nieuwerkerck, enz.. Eerste presiderende raedt ende reeckenmeester der graetfelijckheyts van Hol-landt ende West-Vrieslandt.

Johan de Knuyt, ridder, heer in Out ende Nieuw Vosmeer, Eerste ende representerende den adel in de Staten ende Raedt van het Graefschap van Zeelandt, ordinaris raedt van Sijne Hoogheyt, den heere Prince van Orange.

Godart van Reede , heer van Neder horst, Vredelant, Kortehoeff, Overmeer, Horstwaert, enz., Gecommitteerde in Haer Hooch Mogenden vergaderinge uyt de Ridderschap ende Edelen van de Provintie van Uytrecht.

Frans van Donia , heer tot Hinnema in Hielsum.

Wilhelm Ripperda, heer tot Hengeloe , Boxbergen, Borculoe ende Ruyssenborch, Gecommitteerde in onse vergaderinge uyt de Ridderschap ende Edelen van de Provintie van Overijssel.

Adriaen Clant tot Stedum, heer van Nittersum.

Alle te samen Haer Hooch Mogenden extraordinaris ambassadeurs ende plenipotentiarissen op de Negotiatie, aengestelt binnen de stad van Munster in Westphalen tot-tet vinden van een generale ruste in de Christenheyt, van 1645 tot 1648. Vier banden.

Extracten uit het verbaal en do missiven van de hee-

-ocr page 177-

150

ren plenipotentiarissen op de vredehandeling te Munster, van 1645 tot 1648.

Missiven van den heer A. Pauw, plenipotentiaris op de vredehandeling te Munster, van LS Januarij 1646 tot 18 Julij 1647.

Tractaet van vrede tusschen den coninck van Spagnen ende de Staten Generacl der Vereenichde Nederlanden, mitsgaders het artijckel particulier aengaende de commercie niette ratificatie van Sijne Majesteyt ende van Haer Hooch Mogenden. Item den eedt bij do respective Plenipotentiarissen op het tractaet gepresteert ende de publicatie daer-van tot Munster gedaen in den jare 1648. Een band.

Missiven van den heer Hendrik van Keede van Kens-woude , ambassadeur te Madrid , van 6 December 1656 tot 17 October 1668.

Missiven van den heer P. van Oorschot, consul te Sint Sebastiaan , 1657.

Missiven van de heeren J. Drielenburgh en P. Timmerman , consuls te Malaga , van 24 April 1657 tot 20 Junij 1686.

Missiven van den heer Jacomo van den Hove, consul te Cadix, van 7 Maart 1660 tot 6 Maart 1664.

Missiven van de heeren Gilles Amya en Thomas Hees, commissarissen en consuls te Cadix, van 8 September 1680 tot 6 Januarij 1697. Een band.

Missiven van de heeren J. Opten noorth en Antonio Borger s, consuls te Cadix, van 23 Februarij 1716 tot 16 December 1727.

Missiven van de heeren Jacome Clark, A. van der Hutten , J. va.i der Hutten , Durand Laures en Frede-rico Perez , consuls te Alicante, van 24 Maait 1664 tot 27 Januarij 1734.

Missiven van den heer H. van Deut rom, consul te Sevilla , van 8 Julij 1664 tot 12 November 1684.

-ocr page 178-

151

Verbaal, gehouden bij den heere Hicroninius van Rc-verningk, bij resolutie van de Hoogli Mogende Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden van dato den 18dLn October anno 1670 gecommltteert tot beclcdinge ende uytvoeringe van een extraordinaris ambassade van den Staat na het Hof van Spanje (tot lö April 1671). Een band.

Stukken betreffende de gelijkstelling der Hollandsche schepen met die der Hanze-steden in de Spaansclie havens , 1671.

Missiven van den heer C. van Hesmskerck, ambassadeur te Madrid, van 15 January 1676 tot 11 November 168o.

Missiven van den heer C. van Heemskerck, ambassadeur in Spanje, van 1 Augustus 1680 tot 23 Augustus 1690. (De laatste missiven zijn van de heeren envoyés P. Battier en F. Schonenbergh.) Drie banden.

Orde, door den Koning van Spanje gesteld op de manufacturen en fabrijken van zijn rijk , 1684.

Stukken betreffende de assistentie van Spanje met oorlogschepen tot dekking van zes galioenen, uit Mexico in de Spaansclie havens verwacht wordende, 1686.

Missiven van den heer F. Scliouenbergli, envoyé in Spanje, van 13 December 1690 tot 20 October 1701. Een band.

Missiven van den heer W. B. Ripperda , envoyé in Spanje, van 22 Julij 1715 tot 30 November 1716. Een band.

Missiven van den heer F. van der Meer , envoyé in Spanje, van 29 April 1724 tot 10 April 1728. Een band.

Stukken betreffende de vrijdommen van den heer Ger-brando d\' Hollande , consul van Spanje te Amsterdam , 1700.

Credentiaal van den heer Ignace d\'Asso, als consul-generaal van Spanje in de Zeven Vereenigde Nederlanden , 23 December 1776.

-ocr page 179-

152

Traktaten, gesloten tusschen Spanje en dezen Staat. Een band.

Traktaten als voren.

Zie Belgie.

„ Frankrijk.

ITALIË.

Missiven van den heer G. Kalckberner, consul te Li-vorno, van 18 Augustus 1681 tot 30 Jannarij 1704.

Missive van den heer Jan Francois Bouwer, consul te Livorno, van 17 Augustus 1739 , met eene missive van den heer D. A. de Hochepied, consul te Smirna, van \'18 Mei 1739, en eene missive van den heer Jolian Egid. van der Nijenburg, envoyé te Napels, van 24 Julij 1739.

Missiven van de heer en Giacomo Strijcker , Francisco Strijcker en Hieronymns Strijcker , consuls te Venetië , van 31 Augustus 1685 tot 13 September 1726.

Missiven van den heer Hendrik Bosch, consul te Genua , van 9 December 1690 tot 1 January 1708.

Missiven van den heer A. van der Meer, commissaris te Turin , van 17 November 1691 tot 8 Julij 1695.

TURK IJ E.

Capitulatie en privilegiën , door den Keizer van Turkije aan Haar Hoog Mogenden gegeven, 1612.

Missiven van den heer Justinus Colyer, ambassadeur in Turkije, van 9 Maart 1680 tot 22 October 1701. Een band.

Missiven van den heer C. Calkoen, ambassadeur te Konstantinopolen, van 7 Junij 1727 tot 30 April 1735. Een band.

Missiven van den heer C. Calkoen, ambassadeur te

-ocr page 180-

153

Konstantinopolen, van 14 Mei 1735 tot 3 February 1742.

Missiven van den heer Jan Car el des Bordes, secretaris der ambassade te Konstantinopolen, van 17 December 1744 tot 3 November 1748.

Stukken betreffende den heer E. de Hochepied, ambassadeur te Konstantinopolen (overgegeven door den heer Calkoen, minister bij het hof van Saksen, 1754).

Missiven van de heeren Michiel du Mortier, G. Smit, D. J. de Hochepied en D. A. de Hochepied, consuls te Smirna, van 26 Julij 1657 tot 20 October 1735.

Memoriën en andere stukken betreffende den Levant-schen handel en de navigatie in do Middellandsche zee.

N O O K D - A F R I K A.

[Barharije.)

Missiven van den heer Juan Smits Heppendorp, consul te Sale\'e, van 10 November 1685 tot 16 Mei 1703.

Missiven van den heer Hendrik Lijnslager en andere stukken betreffende de vredehandeling met den Keizer van Marocco, 1735 en 1736.

Traktaten, gesloten tusschen Marocco en dezen Staat.

Missiven van den heer Thomas Hees, resident te Algiers, Tunis en Tripoli, van 14 November 1675 tot 2 November 1685.

Missiven van heeren consuls te Algiers, van 22 January 1664 tot 2 Mei 1686.

Missiven als voren, van 28 December 1714 tot 8 April 1755.

Missiven van Tunis, van 27 Augustus 1699 tot 20 Augustus 1727.

Missiven van den heer Zacharias Cousart, consul tc Tripoli, van 25 Julij 1684 tot 19 Augustus 1694.

-ocr page 181-

154

Traktaten, gesloten met Algiers, Tunis en Tripoli. Zie Frankrijk.

NOOED-AMEEIKA.

(Vereenigde Staten.)

Préparatoire uegotiatiën met de Noord-Amerikanen, van 1778 tot 1780.

Algemeene missiven en andere stutten uit de zeventiende en achttiende eeuw.

Missiven van ambassadeurs en gemagtigden aan Hun Hoog Mogenden, (kopij).

Missiven van koningen, vorsten en hunne ministers aan Hun Hoog Mogenden, (kopij).

Missiven van admiraals en zee-officieren aan Hun Hoog Mogenden, (kopij).

Missiven van generaals en lioofd-officieren aan Hun Hoog Mogenden, (kopij).

Missiven van koningen, vorsten en hunne ministers aan het bestuur van Amsterdam.

Missiven van admiraals en zee-officieren aan het bestuur van Amsterdam.

Missiven van generaals en hoofd-officieren aan het bestuur van Amsterdam.

Neeotiatiën met vreemde mogendheden.

Concept-traktaten met verscheidene mogendheden.

Traktaten, door vreemde mogendheden met elkander gesloten.

Novellen van Staat, houdende missiven vanNederland-sche ambassadeurs, residenten, envoyés en consuls aan Hun Hoog Mogenden. Honderd twee en zestig banden. (Gedrukt, doch hier en daar met geschreven missiven aangevuld.)

-ocr page 182-

DE AANVANG

VAN DK

OPENBAEE PREDIKING DER HEEVOEMDEN TE AMSTERDAM IN 1566 EN 1567,

VOLGENS DE UESOLCTIEN DER

AMSTERDAMSCHE VROEDSCHAP.

-ocr page 183-
-ocr page 184-

Na de lezing van het Ver slag van \'t Magistraet van Gent, nopens de godsdienstige beroerten aldaer, loopende van den 30steu Junij 1566 tot den 30sten April 1567 , in het jaar 1851 door Jhr. Th. Kervijn de Volkaersbeke uitgegeven in de werken der Maatschappij van Vlaemsche Bi-bliophilen, kwam het mij voor, dat een dergelijk authentiek berigt van hetgeen ten zelfden tijde in Amsterdam is voorgevallen even zeer der mededeeling waardig was. Wel vinden wij vrij naauwkeurig hiervan melding gemaakt in de Geschiedenissen van Amsterdam door Wagenaar, maar onze geschiedschrijver heeft zich, overeenkomstig de inrigting van zijn werk , slechts tot de voornaamste punten dier gebeurtenissen bepaald, terwijl ook de kennis van kleinere bijzonderheden hier , zoo als veelal, voor den grondigen beoefenaar der geschiedenis geenszins van ge-wigt ontbloot is. Alzoo ben ik op het denkbeeld gekomen, om een afschrift te nemen van al hetgeen ik aangaande het begin van de openbare prediking der Hervormden te Amsterdam en de beroeringen, welke bij die gelegenheid hier hebben plaats gehad , in de Eesolutiën der Amster-damsche Vroedschap vond opgeteekend. De volgende aan-teekeningen bevatten derhalve niet eene verdediging of justificatie dor handelingen van het Stads-bestuur, gelijk de genoemde geleerde voor Gent heeft geleverd , maar

-ocr page 185-

158

het zijn eenvoudig de besluiten , door de Vroedschap van Amsterdam ten aanzien der Hervormden en hunne vergaderingen in dien tijd genomen. Echter prijzen die besluiten zich zeiven aan door eene gematigdheid, welke men naauwelijks in die dagen en omstandigheden zou durven verwachten; eene gematigdheid, welke ons des te meer met bewondering zal vervullen , wanneer wij bedenken , hoe de leden van het toenmalige bestuur onzer stad nog den ouden godsdienst hunner vaderen aankleefden.

Ik ben mijne aanteekeningen begonnen met de kennisgeving van burgemeesteren aan den Oud-raad betreffende de komst alhier ter stede van twee hervormde predikanten op den 5acn Julij 1566, die voornemens waren op den eerstvolgenden zondag buiten de stad te prediken, en heb die geëindigd met de vermelding der vergiffenis voor het gebeurde, door burgemeesteren aan de burgerij geschonken op den 26sten February 1567. Ten einde het overzigt van het voorgevallene bij den aanvang van de openbare prediking der Hervormden alhier volledig te maken, hadden hierbij eigenlijk nog de Kesolutiën der Vroedschap tot het einde van April 1567 gevoegd moeten worden. Want eerst op den 22511,11 April verlangde de Overheid van de Hervormden , dat deze don predikdienst hier zouden staken, terwijl vijf dagen daarna de laatste predikatie gehouden werd , gelijk blijkt uit de korte geschiedenissen van Amsterdam, vooraan dit deel geplaatst. Evenwel zal men bij deze bekorting niet veel verliezen, daar bijna alles wat te Amsterdam gebeurd is van den 27sten Februarij , den dag waarop Brederode te Amsterdam kwam, tot den 2^sten April, toen hij deze stad verliet, uitvoerig beschreven is in mijn geschrift Hendrik van Brederode te Amsterdam in 1567.

-ocr page 186-

an ^r-)e-ke ou les

)e\' EESOLUTIËN DER AMSTEEDAMSCHE

:er

3n- VEOEDSCHAP,

is- No. II, 1565—1575.

de

n- Opten vijften dach Julij anno xvcixvi nae mid- Fol. 17.

en dage hebben mijn heeren de burgermeesteren

eb communicatie gehouden mitten ouden raede deser quot;i5trct P™\'

iet stede angaende de zwaricheyt, die mijn heeren de hier geco-

en burgermeesteren te voren gecomen es, als dat hier ^\'J\'1 zouden

an ter stede twee ministers ofte prodicanten zouden

Ji- gecomen wesen, die op sonnendage naestcomende

.r_ buyten deser stede hen zouden onderwinden te

,et prediken. Hoe mijn heeren voors. hen hierinne

nt zouden hebben (te gedragen), oft zulcx gevallen

de zoude. Ende nae mijn heeren voors. op der saicke Fol. 17

a- voors. gelet hadden, bevindende daerinne groote

n- zwaricheyt an alle zijden, hebben voor \'t eerst ge-

jn resolveert, de voors. saicke te communiceren mitten

;n xxxvi raiden, opdat men naemaels nyet en zal

es moegen de burgenneesteren imputeren, ofte de

j) saicke voors. voerder verliep, dat God verhoede,

gt;n oft andere inconvenienten gebuerden, dat men de

e- voors. xxxvi raiden dair aff nyet en hadde al voeren

r- geadverteert.

Opten vi. dach Julij anno xvclxvi hebben mijn Hoerende heeren de burgermeesteren communicatie gehouden ^orgs\'quot;c,;L mitten xxxvi raiden noopende de saicke voors.

-ocr page 187-

160

ende hoe daeriime geraiden zoude zijn gedaen te 1,11 werden. Ende overgeleyt der saicken gelegentheyt \'\'J\' es bij lienluden geresolveert, voer \'t eerste de \'el saicke een dach ofte twee aen te sien, ende met S1C alle aernst in \'t heymelick te vernemen, wat daer tzl. afF mach zijn, omme geen verweckinge noch oproe- sij ringe onder de gemeente te maicken. Dan waeren zoi veel all van de voors. raiden van meeninge, dat ee men schutters in de poorten (moest plaetsen) mit br eenen, die de incomende vreemden, ende van te waer zij comen, mit hoeren logyse anteyekenen zoude, omme dairnae des avonts te vereysschen, bij ofte zulcx bevonden werdt ofte nyet, ende alzoe eel te moegen weeten, wat vreemden in der stede zijn. ria Maer indien de voors. saicke voerder verliepe van rei te prediken, tzij binnen ofte buyten deser stede, hi( dat men alsdan wederomme zoude mogen communiceren, omme te raemen middelen, hoe men vo daerinne best remediëren zall. ve Beroeren- Opten xiii. Julij anno xvclxvi hebben mijn hee- Ju de de saicke ren de ljuro-ermeesteren wederomme communicatie ov

voors. van 0

de sinistre gehouden mitten xxxvi raiden deser stede angaende be

predicanten ^ sajcj.e T00rs, ende hoe men nae deser tijts ge- mi

legentheyt dairinne best zoude moegen doen, tot vr

Fol. 18. verhoedinge van alle inconveniënten ende conservatie de

van de goede vrede deser stede. Ende overgeleyt te

der saicken gelegentheyt ende zoe tezer tijt (zoe ve

veel mijn heeren voors. kunnen vernemen) tot sol

Antwerpen eensdeels do saicke versacht, oick hier en1

ter stede alnoch nyet zekerlicx voorhanden es, en

waeromme eenige wachte in de poorten oft anders vr(

op te stellen zoude noodich zijn ende daerduere fee

apparentelicken te meer berueringe ende murmu- qu

ratie zoe hier ter stede als daer buyten zoude ge- em

-ocr page 188-

1G1

te bueren moegen, es bij de raiden voors. voer desen

lyt tijt geresolveert, gheen wacht in de poorten te stel-

Je len ende alnoch stille te sitten, dan altijts scerpe op-

iet sicht te dragen, omme te vernemen, wat alhier quaets,

er tzij mit prediken ofte anders, tegens de placaten van

)e- sijne con. majesteyt, onsen genadigen heere, angericht

en zoude moegen werden. Ende zee verre hier off

lat eenige zekerheyt vernomen werdt, dat men alsdan

lit breder zal moegen communiceren, omme daerinne

an te remediëren naer gelegentheyt.

en Es voorts (opten xix. dach in Julio anno xvclxvi) i °1- 19

x \' Vrouwe-

:n, bij de voors. raiden geresolveert opt vergaderen ofte gilde nyet

;oe eeten van \'t Vrouwen-ghilde nae Assumptionem Ma-tc cetenquot;

jn. riae naestcomende, dat men voer desen tijt surchee-

an ren zoude mitten voors. eeten, omme consideratiën

ie, hiertoe de voors. raiden moverende.

lu- Voorts es opten xxv. Julij den voors. raiden lo1quot; 19

L J verso.

en voergelesen een missive bij der hartoginne gescre- Roerende

tscri i fven

ven an deser stede van date den xxi. deser maent van de har-

ee- Julij, inhoudende omme mit alle goede middelen, to=\'lnne-

itie overmits den periculoesen jegenwoordigen tijt te ar-

ide beyden, dat d\'oude religie, d\'obedientie an der co.

ge- majesteyt, onsen aldergenadichsten heere, ende goede

tot vrede binnen deser stede geconserveert mochten wer-

itie den op der compste zijner majesteyt, endede stede wel Fol. 20.

eyt te bewaren voer alle invasiën, overvallingen ende

zoe verderffenissen. Ende es bij de voors. raiden gere-

tot solveert, d\'inhouden van den voors. briefve te lesen

lier ende verclaeren den overluden van de schutteren

es, ende anderen van de ghilden, omme henluden tot

[ers vrede, rust ende eendrachticheyt ende voorts tot d\'ef-

lere fect van de voors. missive te induceren mit alle be-

nu- quame middelen, ende tot deser stede bewaernisse

ge- ende beschermenisse te animeren , omme alle ver-

11

-ocr page 189-

162

loop, verderfienisse ende inconveniënten mit Goodts K

hulpe te verhoeden. rt

Ceruercn- Op den lesten Julij anno xvcIxvi hebben mijn vlt;

clicatieWy-heeren de burgermeesteren communicatie gehouden h(

ten deser j-^ten xxxvi raiden deser stede angaende d\'inhou- blt;

stcde. 0

den van den briefve an de burgermeesteren ende d( ralden deser stede op huyden gescreven bij de ge- ze loovigen (als de brief zegt), buyten de Haerlemmer sc poorte vergadert; aldaer zeker sermoen op huyden g( gedaen zal worden , ,ende hoe men in desen zoude dc doen tot verhoedinge van voerder quaet, ende over- oi geleyt der saicken gelegentheyt es bij de voors. rai- se den geresolveert, dat men voer desen tijt mit aller te liaest de poorten zal doen sluyten ende toehouden vlt; ter tijt toe anders geordonneert zal zijn, ende dat k( mijn hoeren de burgermeesteren zouden doen vergade- sa ren tegens thien vuren eerstcomende de overluden m ende capiteynen van de drie schutteriën, omme mit re henluden te communiceren van de saicke voors. ende m te versoucken an henluden, omme bijstant te heb- ot* ben tot bewaernisse ende beschermenisse deser stede oi ende de inwooners van dien. Ende dat men alsdan di op margen zoude vergaderinge doen van alle de cc schutteren , omme van de voors. saicke mit henluden te communiceren. h( l\'ol. 20 Op den v. dach in Augusto anno xvcIxvi heb- ca quot;quot;omme fe ben mijn heeren de burgermeesteren communicatie de beletten de gehouden mitten oude burgermeosteren ofte raiden 01

iugesctenen

deser stede cleser stede angaende de predicatiën, die buyten de- glt;

te ten Ser stede nu twemael gedaen ziin , ende hoe men la

scrmocne o j » quot;

buten der- hicrinne beste zoude moegen remediëren ofte weder de

\' gebuerde , overmits mijn heeren verstaen, datter vlt;

groote menichte van volck, besouders op ghisteren bi

in \'t sermoen, buyten deser stede gedaen, es geweest. vi

-ocr page 190-

ICS

lts Ende uae de voors. raiden zeker missive, bij den raide van Hollant an deser stede gescreven, de jn voors. saicken angaende, voergelesen was, es bij en henluden geraeden, dat men de cleyne poorten ende u- boemen , zoe wanneer men vernemen zal, dat wede deromme gepredlet zal werden , geslooten houden zal, stellende twee van do xxxvi raiden bij de ier schutteren in de drie hooftpoorten , die men oick en gesloten zal houden, mits aldair tot discretie van ide de voors. bewaerders altemet openende \'t clincket, er- omme deghenen die vuyt ofte inne begeeren te we-ai- sen, ende des noot zullen hebben , vuyt ofte innc Ier te laten , ten eynde d\'ingesetenen deser stede ten len voors. sermoene nyet wel en zullen moegen geraec-dat ken. Ende angaende de voerder provisie in der ie- saicke voors. ende den voors. vuytganck ten seriën moene te beschutten, es geresolveert, dat mijn hee-ïiit ren de burgermeesteren zeker bewerp zullen doen ide maicken, omme den xxxvi raiden ende dairnae den eb- overluden ende capiteynen van do drie schutteriën, ede oick den ghilden voer te houden , ten eynde alle lan dinck met eendrachticheyt ende verhoedinge van de commotie ende twist te werck zal moegen gaen. ilu- Op huyden den vi. dach van Augusto anno xvclxvi Roerende

hebben mijn heeren de bunrermeesteren communi-de s!llcltc J 0 voors.

eb- catie gehouden mitten xxxvi raiden deser stede op

itie der saicke van de predicatiën, hier buy ten der stede

Jen op eerghisteren ende op den lesten Julij lestleden Fol. 21.

de- geschiet, ende opt scrijven van den raide van Hol-

aen lant in date den derden deser maent, beruerende

der de saicke voors. Welcke missive ofte scrijfven den

tter voors. raiden voergelesen worde mit zeker bewerp,

ren bij de burgermeesteren geconcipieert, omme bij ad-

est. yijse van de voors. raiden, mitsgaders van de over-

11*

-ocr page 191-

164

luden ende capiteynen van de drie schutteriën ende a(

van de ghilden te doen publiceren , streckende tot ^

dien eynde, dat hem elck zoude wacliten te comen te

ofte hem vinden in de voors. predicatiën, omme die (r(

te anhoeren , achtervolgende de placate zijner co. v,

ma. onsen g. h. daerop den ix. Julij lestleden hier [[(

ter stede gecundicht, ende omme tselve anhoeren z(:

den ingesetenen deser stede te beletten tot verhoe- VI

dinge van meerder quaet. Ende nae bij de voors. n(

raiden op d\'inhouden van de voors. placate ende ]1(

bewerp ende der saicken gelegentheyt gelet was, es ]1(

bij henluden geresolveert, voer desen tijt te super- ^

sederen mittet inhouden van \'t voors. bewerp ofte 0j

project te publiceren , verwachtende eerst wat bij m

der hoocheyt van de hartoginne ofte van den prince ze

van Orangien , stedehouder deser landen, (an den eI

welcken bij den raide van Hollant gescreven es) jn

ofte bij do gedeputeerden deser stede , tot Brusele ^

wesende , gescreven ofte anders verwitticht zal wer- sc

den , omme allo commotie te verhoeden, maer dat ]1€

men de poorten ende boemen deser stede, cleyn te

ende groot, (als men vernemen zal dat buten deser ca stede wederomme gepredict zal werden) toegesloo-

ten zal houden , mits dat men dan oick in de drie ]ie

hooftpoorten bij de schutteren , die bewaerende, vou- m

gen zal twee ofte meer vuyten xxxvi raiden, omme v3

deselve hooftpoorten te bat te bewaren, ende nye- ^

rol; 21 mande daervuyt ofte inne te laeten Jan degheenen, ^

die henluden naer hoerluder discretie beduncken zal, je des noodicli ofte behoorlick te zijn. Ende heeft mede den voors. raiden guet ende gerae.len gedacht, dat

mijn heeren de burgermeesteren de gilden ontbie- cj( den ende henluden mit alle bequaeme middelen in-

duceren zouden tot vreede ende eendrachticheyt, to

-ocr page 192-

165

achtervolgende quot;t scrijfven van de co. maj. onsen g. h. eerst, ende hiernae zoe bij der hartoginne regen-te , als bij den raido van Hollant, an deser stede gedaen , ende dat men deselve glnlden mit alle vruntlicke manieren onderwijsen ende aen henlu-den versoncken zoude, dat zijInden hen nyet en zouden begeven , orame de voors. sermoenen ofte vreemde leeraers te hoeren, oick hoere huysgesin-nen , huysvrouwen ende kinderen daeraff zouden houden, omme te beter vrede, vruntscap ende eenic-heyt in deser stede te conserveren tot welvaeren derselver ende aller ingesetenen van dien. Waeren oick eenigen van de raiden voors. van advijse, dat mijn heeren- de burgermeesteren zouden maicken zeker poinct, dienende omme de voors. leeraers ende hoere complicen ofte adherenten te resisteren,

indien zij hen onderwinden zouden willen binnen deser stede ofte hoere vrijheyt te prediken, alzoe die schutters hen daertoe wel gesint te zijn verclaert hebben, ende tselve project den voors. raiden voer te houden, omme te voercommen de voors. predi-catiën, aleer die zouden geschieden.

Opdenix.dach Augusti anno xvclxvi hebben mijn ^ Roerende

heeren de burgermeesteren communicatie gehouden van de pre-

mitten xxxvi raiden deser stede angaende de saicken flcatie ^11-

0 ten deser

van de predicatie, die mijn heeren de burgermeesteren stede, ende hadden verstaen, dat up margen ofte overmargen, foe iT lou-beyde wesende heylige dagen , buten deser stede bij llc^ 20 de vreemde predicanten gedaen zal werden. Ende nae op der saicken gelegentheyt was gelet, es bij de voors. raiden geresolveert de poorten , groot ende cleyn, ende oick de boemen deser stede geheel ende all up margen voormiddage ende totter middage toe gesloten te houden, ten eynde nyemande van

-ocr page 193-

166

deser stede poorters ofte inwooneren hem zal moegen begeven, omme de voors, predicatiën te an-hoeren oft hen daerinne te laeten vinden , opdat alle voerder inconveniënten, die vuyten voors. predicatiën apparentelicken zouden moegen spruyten , verboet ende belet mochten werden.

Fol. 22 Oick es metten voors. raiden gecommuniceert van

verso.

Roerende tgeene bij de gedeputeerden van de staten tot Bru-op derrie6 se^e gebesoigneert es in der saicke van de reques-ven van de te, bij de staten in den Hage geconcipieert, omme de^heresie der hoocheyt van de hartoginne overgegeven te wer-angaende. jen ^ ^ eyn(Je die inquisitie ende placaten , der heresie beruerende, mochten werden gemitigeert. Ende zoe deselve requeste bij de voors. gedeputeerden, eensdeels tot Brusele verandert ende daerop zeker appoinctement bij der hoocheyt voors. gegeven ofte zeker apostille doen teyekenen es, soe es dezelve requeste mitte voors. apostille den voors. raiden voergelesen. Dewelcke gehoort hebbende d\'in-houden van dien, ende alsoe hierop in den Hage dachvaert zal gehouden werden, soe hebben deselve raiden gecommitteert dengbenen, die van deser stede wegen in den Hage ter dachvaert zullen we-sen, omme aldaer te doen bij de meerder stemmen, mits de voors. raiden doch meenden, dat hierop wederomme rapport vallen zoude.

Fol. 23. Op den xvi. dach in Augusto anno xv\'lxvi héb-

Koerende , , i i . ...

omme te re- quot;en miJn quot;eeren de burgermeesteren communicatie

sisteren, de rrehouden mitten xxxvi raiden deser stede angaende

nyeuwe _

predication de saicke van de nyeuwe predicatiën, die mijnhee-scr nCquot;btcdêren verstaen, dat op handen zouden zijn, ende oick

gedaen te dairaff spraicke es onder der cemeente, dat on-werden.

derstaen zouden werden, om gedaen te werden

binnen deser stede. Ende alsoe daer vuyt groote

-ocr page 194-

167

beruerte ende andere inconveniënten zouden moegen Po1- 23

verso.

comen totter geneeler ruyne ende verderffenisse de-ser goede stede ende van de ingesetenen van dien,

oick overgemerct der voors. saicken gelegentheyt,

soe es voer \'t eerste bij de voors. raiden geresol-veert, de voors. predicatiën binnen deser stede geenssins te lijden, maer dien te resisteren. Ende soe der voors. saicken angaende die schutteren deser stede lestmael gesproken wesende geaccordeert ende verclaert hebben , dat zijluden deselve predi-catie binnen deser stede mede nyet van meninge waeren te gedoegen , soe es bij de voors. raiden mede geresolveert, dat men de voors. saicke op morgen der schutteriën, elck in zijnen doelen, zoude renoveren, mit alle goede redenen, middelen ende vermaninge, daertoe best dienende, omme te persisteren bij hoere voergaende resolutie ende te helpen resisteren, de voors. predication te geschieden binnen deser stede.

Voorts is den voors. raiden voorgehouden zeker concept, hiernae geïnsereert, omme bij tijde van clockeslach te werck te stellen , als men versekert zonde vvesen de voors. predicatiën binnen deser stede te gebueren, dwelck den voors. raiden wel aenstonde ende bij henluden geavoijeert worde. Ende heeft den voors. raiden mede guet ende geraeden gedacht, dat mijn heeren de burgermeesteren zekere middelen , die men den schutteren zoude voorhouden, zouden concipiëren, omme bij deselve middelen de schutteren te moveren ende t1 induceren tot defensie deser stede ende de conservatie van dien,

ende de voors. middelen den raiden voors. op den naenoene voor te houden ten vier vuren. Op wekker vure de voors. raiden te vreden waeren sonder

-ocr page 195-

168

voerder aanspreken op de raetcamer te vergaderen. it

D\'inhouden van \'t voors. concept. b „Mijn heeren de burgermeesteren mitten xxxvi

raiden deser stede zijn eendrachtelicken geresol- n

Fol, 24. veert, dat men gheen nyemve predicatiün binnen v de mueren deser stede zal toelaten te prediken,

inaer dat men deselve predicanten mitter daet bij o

den schout zal doen apprehenderen. ti

Dat d\'oude schutters bij clockeslach, bij tijde zi

van noode ende van predicatiën, als voeren zullen 01

comen op der marct voor \'t stadthuys, ende bij zi storm ofte onweder op \'t zegclhuys mit hoeren

gevveere. P\'

Die voetboechschutters oick zullen comen op di

der marct omtrent der waege, ende bij storm ofte zt

bij onweder op der nyeuwe wage, oick mit hoeren di

geweere. 111

Die hantboechschutters op der marct omtrent de ol

craemen, ende bij storm ofte onweder op \'tgast- d(

huys ofte zaele van der stedehuys, mit hoeren ge- er

weere als voeren. di

Dat men in gevalle van den voors. noodt voer lu elcke poorte setten ofte ordonneren zal een rot van

de schutters, omme die te bewaeren ende goede he

toesicht totte selve poort te dragen. ca

Dat die meters, setters ende bierdragers te sa- be

men zullen comen op der vischmarct ende op den er

Damsluys, ende dat daer onder gestelt zullen m

werden drie capiteynen ende een capiteyn voor su- m

perintendent, omme tot dienst van de burgermees- so

teren aldaer tot allen tijden bereyt te wesen, ge

omme elen officier t\' assisteren , indien t\' noot zij. ar

Dat in gevalle als voeren die wethouders mitten se

xxxvi raiden zullen comen op \'t stadhuys, omme zo

-ocr page 196-

169

gt;h, met malcandereu te helpen raedeu, alzoe ten oer-

baer dienen zal.

:vi Die schout met zijnen substituyt ende dienaers

ül- mitter stede-wacht zullen comen in den vierschaere

en voer \'t stadthuys.

m, Die reste van de burgeren ofte burgerie elck

bij op zijn houffslach, volgende die nyeuwe ordonnan

tie, mits dat men op elck houffslach noch stellen jde zal een opper-capiteyn mit een lieutenant, waer-ien onder alle do capiteynen van \'t houffslach staen

bij zullen.quot;\'

■en Es mede bij de voors. raiden geresolveert, no- Fol. 24

pende tgheene gemoveert worde van den minister ^mmcgc-op der Minderbroeders-oerde , die hier corts comen daentcwer-

, i -n. i ■■ ,, zekere

itte zal, omme hem to verwilligen zekeren tijt allo sermoenen •en dagen alhier een sermoen te doen, omme de ge- !J.den mi\'

D \'o uister van

meente te verwecken tot eendrachticheyt endeJe Mindre-

broeders.

de obedientie, alsoe hij een excellent man es, dat men ist- den voors. minister wel zoude moegen versoucken eje- ende verwilligen op enige heylige dagen te prediken , maer nyet op werekedagen , omme nyeuwic-Der lieyt ende commotie te schuwen.

\'an Op den xxii dach in Augusto anno xvlxvi, Kol. 25.

?de hebben mijn heeren de burgermeesteren communi- Ecruereuquot; J lt;=gt; de de reso-

catie gehouden mitten xxxvi raiden deser stede, lllt\'e vaiide

sa- beruerendo de resolutie bij de schutteren genomen terien, op

len ende den burgermeesteren overgelevert oij de ver-lIe verm?quot;

0 o i mnge ende

len raaninge ende articulen henluden den xvii. deser articulen,

su- inaent voorgehouden, innehoudende de voors. re- voorgchou-

ies- solutie onder anderen; dat deselve schutteren nyet ^11\'

3n, geraeden dunct, d1 inhouden van één der voors.

j. articulen, zeggende, dat de gezwoeren meters,

ten setters ende bierdragers bij tijde van clockeslach

me zouden vergaderen op den Damsluys. Ende zoe

-ocr page 197-

170

mijn heeren de burgermeesteren hen hierinne be-

swaert vinden, alsoe tselve zoude strecken tegens mj

de resolutie bij de xxxvi raiden genomen den 011 xvi. deser maent, hebben zij hierop begeert raet,

hoe men hierinne handelen zoude. Ende nae hierop tei

bij de voors. raiden was gelet, es bij de voors. Je

raiden geresolveert, dat men zoude ende behoorde he

te blijfven bij de resolutie, bij de xxxvi raiden zij

genomen. Dan omme den schutteren te gemoet te pe

gaen, heeft den voors. raiden guet gedacht f ont- qU

bieden d\'overluden ende capiteynen van de schut- ste

teriën ende henluden met goede manieren te induce- 0v

ren omme te accorderen in de voors. articule. Ende vo

ofte zijluden daerinne zwaricheyt maickten, dat men bu

alsdan zoude den voors. draegers, setters ende meters ke moegen ordonneren op \'t kerckhoff ofte andere plaetse

te vergaderen. Maer angaende de vermeerderinge t0j van de schutterie, in der voors. resolutie mede geruert, es gestelt in surceantie voer desen tijt.

Fol. 25 Es voorts mitten voors. raiden gecommuniceert ]je

angaende d\'inhouden van de resolutie van de ge

voetboechs ende hantboechsschutteren, die eensdeels c|e

confujs schijnt te wesen ende luttel ter defensie W(

ofte materie dienende. AVaerinne mijn heeren de ai

burgermeesteren oick swaricheyt ende inconveniën- ^

ten bevinden. Ende nae deselve den voors, raiden OT

o

waeren voorgehouden, es bij henluden geresolveert, ra

de voors. inconveniënten ofte onverstandt, bij de te

burgermeesteren den overluden ende capiteynen se

van de twee voors. schutteriên voorgehouden te ^

werden, ende henluden met alle goede middelen |{6

t\' induceren, omme te accorderen in de resolutie nE

van de cloveniers-schutteren, ende ofte zulcx bij de pC

voors. overluden ende capiteynen nyet verstaan en 0j

-ocr page 198-

171

worde, dat men alsdan hierofï\' zoude communiceren mit elcken van de voors. twee schutteriën apart,

omme hierop hoere sekere resolutie te hebben.

Op liuyden hebben mijn heeren de burgermees- Bemeren-

dc zekere

teren communicatie gehouden mitten xxxvi raiden assistentie,

deser stede noopende zekere assistentie, die mijn I^rmLste-quot;

heeren de burgermeesteren van meeninge zouden ren zouden

moeien nc-

zijn te nemen tot hoerluder versekertheyt in desen men~ tot periculoesen tiit ende beter verhoedinge van alle ^re \'e5quot;

1 ^ 0 sckertheyt.

qnaet ofte overdaet, dwelck in de kereken deser stede anderssins zoude moegen gebueren. Ende overgeleyt der saicken gelegentheyt es bij de voors. raiden geresolv\'eert, dat mijn heeren de burgermeesteren tot hoerluder dienst ende versekertheyt veertich ofte vijftich goede geschickte burgeren zouden aennemen op een redelijck snllaris totter stede coste te betaelen. Actum den xxiiii.

Augusti anno Ixvi.

Op den xxv. dach in Augusto anno xvclxvi heb- rol• 2G. ben mijn heeren do burgermeesteren communicatie te nemen gehouden mitten xxxvi raiden deser stede noopen-de tgeene henluden angegeven es bij eenige getru- brengen de we ende treffelicke poorters deser stede, dat omme alle periculen van seditie ende bloetstortinge ende andere inconveniënten , die dair vuyt zouden moe-gen verrijsen, te eviteren ende te verhoeden, ge-raeden waere de beelden in der Nyewer kereke oft\' te nemen , mitsgaders de altaeren , ten eynde de-selve, als in d1 Oude kereke onlancx gebuert es , bij gheen tumulte bij de quaetwillende offgebrooc-ken, geschent ende vernielt zouden werden. Ende naer op do voors. saicke, wesende van grooter importantie, eenigen van de schutterie gehoort ende op der saicken gelegentheyt in \'t lange bij de rai-

1

!

-ocr page 199-

172

den gelet was , es bij henluden, omme \'t meeste quaet mittet minste te verschutten , geresolveert, dat men de beelden ende altaeren , die eenicbsins bequamelicken offgenomen moegen werden, in der voors. kercke zoude offnemen ende vuytter kercke doen brengen, omme nyet bij andere quaetwilligen geheel ende all vernielt te werden, ende opdat andere voerdere inconveniënten voercomen ende verboet zouden moegen werden , besondert overmits duer \'t voors. middel verhoopt wordt, dat andere kereken ende cloosteren deser stede te zekerder zullen zijn, ongeturbeert ofte bescadicht te blijfven.

Fol. 2G Alsoe mijn beeren van de xxxvi raiden mitten

V Bcrueren- gerechte deser stede, overraerckende de lasten ende

lt;,e. periculen teser tijd voor oogen wesende, aen eeni-

de sciiutte- gen van de schutterie versocht hebben te adjuste-

gevenTtot ren goede middelen mitter gemeene schutterie, omme

conservatie rusj. encie vrede te moeien houden binnen deser van den

vrede, ende stede, ende deselve schutteren bij hoere gecommit-daerop^ge- teerden den raide overgelevert hebben zekere arti-nomen. culen, zoe hebben mijne heeren van den raide ende gerechte de voors. articulen gevisiteert hebbende ge-resolveert in manieren hier naervolgende.

In den eersten angaende \'t eerste articule, ludende aldus: In den eersten dat mijn heeren zullen de beelden vuytte kereken doen, zoewel die cleyne als de groote kereken, es omme voerder inconveniënten te schuwen, geaccordeert, dat m\'jn heeren do voors, beelden in alle kereken zullen doen ewech nemen.

Op \'t ii. articule, ludende aldus: Ende dat mijn heeren die kereken zullen toesluten, sonder eenige dienst daerinne te doen , es geresolveert, dat omme zekere consideratie de kereken zullen bij pro-

-ocr page 200-

173

visie geslooten gehouden blijfven , ende dit all ter tijt toe de resolutie bij der hoocheyt van de hartoginne ende de heeren van der oorde gecomen zal wesen.

Op \'t iii. articule, ludende aldus; Dat mijn heeren zullen vrij onbelet de predicatie baten der stede laeten geschien, zoowel die hoorders als die pre-dicanten, ende bij onweder der siecken-kerck ende hofF daertoe zouden moegen gebruycken , es geac-cordeert voer descn tijt te tolereren.

Op \'t iiii. articule, ludende aldus: Dat de burgeren , des begeerende bij ziecte zullen moegen een guet priester ofte een ander diender der kercke laeten bij hen comen, om henluden te moegen laeten Fol. 37. communiceren, achtervolgende haerluder consciëntie , es mede bij provisie als voeren geaccordeert.

Op \'t v. articule, ludende aldus: Omme alle rumoeren te stillen , dat mijn heeren hoerluder pastoeren stille mitten sacramente zouden totten siecken laeten gaen , es geaccordeert als voeren.

Op \'t vi. articule, ludende aldus : Dit gedaen zijnde, zouden mijn heeren op starcke correctie verbieden , dat nyemant voertaen in eenige cloos-ters ofte kercken zoude moegen breken ofte eenige

O O

schaede doen, es mede geaccordeert, dat men zulcx verbieden zal, op pene van lijffstraffinge , altijts tot moderatie van den gerechte, nae der saicken ge-legentheyt.

Angaende quot;t vii. articule , ludende aldus: Dat oick verbooden zoude werden op groote correctie, dat nyemant hem onderwinden zal d\' een d\' ander qualicken toe te spreken ofte te verbitteren mit woorden ofte wereken vuyt saicke van hoeren ge-love , maer elcken laeten in zijn vreede, es mede geaccordeert op straffinge van den gerechte , nae

-ocr page 201-

174

der saicken gelegentheyt. Actum den xxvi. August! anno xvclxvi. In kennisse van mij

Frans van Dclfft.

(Nota bene. Dit behoert voer te staen fol. 24 ende es verleyt geweest.)

Op den xxi. Augusti anno xvclxvi hebben mijn heeren de burgermeesteren communicatie gehouden mitten ouden raide deser stede, angaende dat mijn heeren in \'t heymelicke onderricht zijn, geleden een vure ofte anderhaiff, dat men ten thien vuren voer desen voernoene buten deser stede op de Lastaige binnen deser stede vrijheyt zoude prediken , ende hoe men hierinne best zoude doen, omme daerinne te voersien. Ende nae den voors, raiden roorgelesen waere de missive bij de Majesteyt an der stede ge-screven ende op ghisteren alhier onlfangen , van date den lesten Julij, mitsgaders de resolutiën bij de schutteriën gegeven, op de vermaninge hen-luden onlancs gedaen, ende de articuleii, henluden voirgehouden ende gelevert, heeft den voors. raide guetgedacht, dat men voer desen tijt zoude mitte voors. predicatie moeten patientie hebben , dan dat men in gevalle van deselve predicatie voer desen tijt allecnlicken zoude eenigen committeren ende zeyn-den an den predicant, om hem te adverteren, dat hij hem niet en onderwinde binnen deser stede vrijheyt te prediken, ofte dat bij de regenten daer anders inne voersien zal werden, naevolgende den briefve ende \'t scrijfven van de Majesteyt, ghisteren ontfangen Ende meenden de voors. raiden , al-zoe de schutteren schijnen nyet wel te genoegen an een van de articulen voors., daerbij de bierdragers, setters enz. geordonneert zijn mit hoer geweer te

-ocr page 202-

175

comen op den Middeldam , dat men, omme lienlu-den eenichsins te concenteren, deselve arbeytsluden bij advijse van de xxxvi raiden zoude moegen ordonneren te comen op d\'appelmarct ofte op \'t kerck-hoff van de nyemve procliykereke.

Op huyden den lesten dach in Augusto anno Fo1- 28

verso•

xvclxvi, hebben mijn heeren de burgermeesteren DepuWi-

den xxxvi raiden deser stede voergeliouden eu(ie ^1ecr^pcr\'

doen lesen de missiven , zoe bij der hartoginne van Deu prince

Parma, gouvernante deser Nederlanden, als bij den nen hier te

Prince van Oraignen ende den hove van Hollant ven oe?kcn\' o De kerc-

an deser stede gescreven , mitsgaders de articulen ken geslo-daerinne gesloten , inhoudende d\' antwoorde bij der den. hoocheyt van de hartoginne den xxiii. deser maent Augusti gegeven den edelen, die requeste an haer hoocheyt hebben overgegeven. Daerinne onder anderen wert verhaelt, dat zijne Majesteyt verstaet te mainteneren ende tquot; onderhouden de warachtige oude catholijcke religie, ende dat do gouverneurs, raidtsluden, officieren ende wethouders hoer ge-heele beste doen zullen, opdat hangende de comp-ste van zijne Majesteyt (die haer hoocheyt scrijft wel cortelinge te sullen geschieden , omme order te stellen) geene inconveniënten te zullen gebue-ren. Ende naedat den voors. raiden was gevraecht,

wat hen guet dochte, oft men tgunt voors. staet zoude publiceren in der maniere, als tselve es geprojecteert ende den voors. raiden voergelesen, es geresolveert, dat men mitter selve publicatie noch zal supersedere!], ende dat men stracx zenden zal an de excellentie van den prince van Oraig-nen ende versoucken van deser stede wegen , dat zijn excellentie gelieve weder alhier te comen; dat men voorts de kercken zal houden gesloten ende

-ocr page 203-

17«

nyet nyeuws daerinne te beghinnen ofte attemp-teren.

I\'ol. 29. Op den derden Septembris xvclxvi is bij de

saicicc voer- xxxvi raiden nopende de publicatie, in der voer-

geruert. gaencje resolutie gementioneert, verclaert, dat zij

persisteren bij de resolutie aldaer genomen , als dat

men gheen publicatie zal doen, noclx beghinnen

eenigho nyeuwicheyt in der kercke ofte elders tor

tijt toe, dat bij der hoocheyt van de hartoginne ,

de princelijcke excellentie ende de heeren van der

ordro anders daerinne zal wesen voersien.

^ Koerende Hiernae is mijn heeren voors. bij de opper-capi-

inj Peter teynen van de drie schutteriën gepresenteert zeker

predicant rclt;lueste , henluvden , als zij seyden , overgelevert

an de schut-van wegen eenen van de vreemde predicanten, die terie cea- tgt; i • i

dresseert, bem noempt Peter Gabriel, omme voorts aen de xxxvi raiden gepresenteert te werden. Ende nae dat den voors. raiden de voors. requeste was voor-gelesen, hebben deselve raiden eendrachtolicken ge-resolveert , dat men egbeensins sal gedoogen den vreemde predicanten binnen deser stede te laten comen, noch daer binnen te preecken, noch oick gedoogen eenige nyeuwicheyt te geschieden , volgende de voorgaende resolutie, contrarie \'t accordt ende de publicatie bij advijse van de schutterie ge-daen, ten tijt toe dat bij der hoocheyt van de hartoginne van Parma, mitgaders de princelijcke excellentie ende de heeren van der oorde daerinne version sal zijn.

Fol. 29 Op den vi. Septembris anno xvclxvi, hebben

Angaende mijn heeren de burgermeesteren communicatie ge-van eerTar- houden mitten xxxvi raiden deser stede noopende tienlc.daer- een articule j begrepen in de poincten, bij advijse

bij geseyt

cs, dat de van de schutterie den xxvi. Augusti lestleden al-

-ocr page 204-

177

hier gepubliceert, inhoudende, dat de burgeren des s\'ecte begerende bij zieckte zullen moegen laten bij hen priester ofte coinen een priester ofte dieuaer der kereke, omme henluden te communiceren ofte berechten nae haer- zouden luder conscientie. Vuyt crachte van welck articule hibbtquot;1, eenigen van de principale hoofden van de schutte-ornme .t0

0 comrauiu-

rie hebben versocht, dat men zoude accorderen , cereu. als dat een predicant van buten zoude moegen inne-comen, omme do ziecken, die hem zouden begee-ren , te communiceren. Waerinne mijn heeren de burgermeesteren zwaricheyt vindende, hebben versocht raet an de xxxvi voors. Welcke raiden, over-gemerct der saicken gelegentlieyt, hebben geresol-veert, dat men de voors. hoofden ofte gecommitteerden mit alle goede middelen zoude induceren,

omme te willen voer desen tijt pacientie hebben ,

alsoe men alle dagen ordonnancie ende bescheyt wachtende es van der hoocheyt van de hartoginne regen te ofte anders van boven, ende zoe verre de voors. hoofden ofte gecommitteerden hiermede nyet en zouden genoegen , dat men dan voerder hierop zoude moegen communiceren mitten raiden voors.

Es mede gecommuniceert, angaende dat eenigen Van nyet vuyten gerechte ende van de raiden deser stede vuyter stede reysen in desen periculoesen tijt, zulex sondw oer-dat men hoerluder hulp ende raet wel te doen zoude hebben, ende mits hoer afwesen nyet hebben en can. Ende es bij de voors. raiden geresolveert hierop ordonnantie te maicken , nyet vuyter stede te moegen reysen, dan om merckelicke redenen ende bij consonte van de burgermeesteren, ende dat men deghenen, die vuytgereyst zijn, inne zal ontbieden ofte bescrijfven.

Op den vii. dach in Septembri anno xvlxvi Tol. 30,

12

-ocr page 205-

178

Ikruercn-hebben mijn heeren de burgermeesteren communi-

de zekere

missive, bij catie gehouden mitten xxxvi raiden deser stede an-

fr^nChar\'.°| gaende tgene bij der hartoginne regente an deser

genteandc- stede gescreven es op de articulen alhier bij der ser stede •

gescreven, schutterie ofte hoere gecommitteerden den raide voer-

len quot;alhier ge-\';louc\'en en(^e bij den raide eensdeels geaccordeert den xxvi. den xxvi. Angusti lestleden ende mitter trompette gcpu\'bU- gepubliceert. Ende nae bij Joost Buyck Zijbrantsz. eeert. ende Garbrant Claesz. Banninck, tot Antwerpen ende Brusele geweest hebbende, den voors. raiden gerapporteert was van tgene zijluden hadden gebe-songneert, ende de voors. missive van der hartoginne gelesen was, mit zekere missive bij Jan Claesz. van Hoppen, burgermeester, ende mr. Adriaen Zandelijn, pensionaris, ende gedeputeerden deser stede , vujt Antwerpen gescreven, soe es bij de voors. raiden geresolveert, de missive van de hartoginne te doen lesen den gedeputeerden van de schutteriën, hiertoe geronpen zijnde. Dewelcken comparerende, es deselve missive voergelesen ende henluden daeraf gelevert copie anctentijck mit een geprint quoijere daerinne, bij der hartoginne besloten overgesonden, omme d1 inhouden van dien hoeren mede-capiteynen voer te houden. Ende es hier-nae bij de voors. raiden geslooten, dat mijn heeren de burgermoestoren ende van den gerechte de voors. missive ende besloten geprinte qnoijer den voors. capiteynen van de drie schutteriën seiver voerhou-den zouden , omme te meer vuyt hoer auctoriteyt deselve capiteynen te bewegen tot eendrachticheyt ende onderhoudt van tgene in de voors. missive ende quoijer verclaert staet. Waernae de voors. ge-

Fol. 80 deputeerden weder inne geronpen zijnde , es hen-verso. , , . ,

luden de laste, van de voors. mtimacie den voors.

-ocr page 206-

capitoyuen te doen , afgenomen, bedanckende mijn heeren voors. de voornoemde gedeputeerden, dat zij-luden tot noch toe hoer devoir hadden gedaen, oinme tot vreede te spreecken ende t1 onderhouden , ende alle voerder inconveniënten te helpen verhoeden.

Voorts es hij de voors. raiden geslooten ende voer Ommcde \'t beste aengesien , dat men noch een dach off twee noch een mittet openen van de proehiekereken ende diensten daerinne gedaen te werden supersederen zoude, ^n. op der compste van Jan Claeszoon van Hoppen, burgermeester, alzoe mijn heeren verstaen , dat hij op •vvech es te huvs te comen mit eenigen vuyten raide van Hollant, gecommitteert bij den prince van Oraignen, omme do regierders deser stede in raede ende daet te assisteren ende alle dingen met ge-voucklicheyt neer te helpen leggen, ende allo be-ruerte , onrust ende inconveniënten te verhoeden.

Op den xiii. Septembris anno xvclxvi hebben Fol. 31 mijn heeren de burgermeesteren communicatie ge- VCRoêrcnde

houden mitten xxxvi raiden deser stede op d\' in- dearticulen . olie con-

houclen van zekere articnlen, bij de burgermeesteren ccpt.gcpro-

geraemt, omme geordonneert ende gepubliceert te ^ctCQpen°^ werden. Ten fijne, dat men naevolgende\'t scrijfven ^aiquot;\'e^erc_ ende bevel van de hartoginne ende achtervolgende lt;ic predica-de resolutie bij haer hoocheyt in den name der co. t\'crlquot; mat. onlancx gegeven den geconfedereerde edelen op haerluder requeste, haer hoocheyt gepresenteert,

zoude openen de kereken, den dienst Goodts daerinne doen, ende oick de predicanten buten deser stede tolereren, omme rust ende vrede hier ter stede te moegen gehouden werden, als deselve articnlen dat breder innehouden, dewelcke oick bij de com-missaryssen, hier ter stede bij den hove van Hollant geordonneert, voer guet aengesien worden. Ende

12*

-ocr page 207-

180

nae de voors. articulen mitte commissie van de voors. commissaryssen den voors. raiden voergelesen wae-ren, mit andere stucken, tot deser materie dienende, es bij de voors. raiden geresolveert, dat men der voors. articulen angaende (die nochtans lienluden wel smaickten) nyet en zoude procederen , dan bij voorgaende advijs van den raide van Hollant, an denwelcken oick de voors. commissaryssen begeerden te scrijfven. Ende dat voorts van noode zal zijn, yemande van de burgermeesteren mit eenigen vuy-ten xxxvi raiden te schicken an den prince van Oraignen, omme zijne excellentie, ende indien \'t selve nyet en gebueren en can , een ander hooft ende overste te vercrigen in zijne plastse, die daer-toe bij der hartoginne ende zijne excellentie van der Majestoyts wegen geordonneert zoude werden tot deser stede bevvaernisse, mit volle last ende bevel , omme hier ter stede in de voors. articulen, ende tot tgene daerin verclaert staet, ende an-derssins , zoe hier ter stede dienen zal, te beson-gneren, zulcx dat tgene voors. staet, bij der hooger handt gedaen mochte werden, ende alle murmura-tie, opspraecke ende beruerte, die vuyter openinge van de kercken ende continuatie van de diensten Fol. 32. Goodts zouden moegen sprayten, verboet mochten ■werden, verstaende meest al de voors. raiden, datter anders gheen obedientie gehouden zal werden, tzij, tgene voorscreven es , bij der hooger handt geordonneert ende geëffectueert werdt.

Roerende Op den xix. dach in Septembri anno xv\'lxvi

de puUica-, ,

tie van de hebben nnjn heeren de burgermeesteren communi-der^harto\'- cat\'e gelloudel1 mitten xxxvi raiden deser stede

ginne re- noopende zeker concept bij de commissaryssen, duer gentc cjGqG-

pen den ge- \'t scrijfven van den prince van Oraingnien , stadt

-ocr page 208-

181

houder deser landen, bij den Iiove van Hollant al- confede-

reerde cdc*

hier gesonden ende tot assistentie van de regierders len.

deser stede geordonneert, gemaict omme bij een deurwaerder te doen publiceren de resolutie, bij der hartoginne regente den xxv. Augusti lestleden den geconfedereerde edelen gegeven. Ende ofte men vuyt crachte van \'t scrijfven bij den voors. stadt-houder an den voors. hove gedaen , zoude openen de prochiekercken deser stede, omme de diensten Goodts te doen. Ende nae \'t voors. concept den voors. raidon voergelesen ende op der voors. saic-ken gelegentheyt in \'t lange bij de voors. raiden gelet was, besondert op de resolutie den xiii. deser maent genomen op de articulen ofte concept bij den gerechte beruerende de religie beyder zijden ge-raemt ende andere zwaricheden, alnoch voer oegen wesende, es bij de voors. raiden geresolveert de kercken alhier noch geslooten te houden , omme inconveniënten te verhoeden , ende dat alnoch gesonden soude werden an de princelicke excellentie voors. ofte an der hartoginne, omme alhier te hebben zijne excellentie ofte een ander overhooft van ontsich, omme in de voors. articulen ende anders,

zoe hier ter stede bequamelicxt dienen zal, te ordonneren ende ordre te stellen tot conservatie van alle vrede ende eendrachticheyt ende verhoedinge van alle beruerte ende verloop.

Op den xx. dach in Septembri anno xvclxvi i\'ol. 32 hebben mijn heeren de burgermeesteren communi- ^Roerende

catie gehouden mitten xxxvi raiden deser stede noo- de , voors-

resolutie.

pende omme te doen publiceren bij de commissa-ryssen , alhier wesende , de resolutie bij der har-ginne regente gegeven den geconfedereerde edelen, achtervolgens den concepte, bij de voors. commis-

-ocr page 209-

182

saryssen geprojecteert eude op ghistereu den rai-den voors. voergelesen, omme hierinne volcomen te werden \'t scrijfVen van der hartoginne voors, ende van mijn heere den prince stadthouder deser landen, oick van den raide van Hollant, ende omme t1 eviteren d1 indignatie van de majesteyt ende andere voors. heeren, ende dat nyemant ignorantie van de voors. resolutie zoude moegen pretenderen, mits de voors. publicatie gedaen zijnde, des nye-temin overmits de aenstaende kerckmisse ende andere redenen , ende omme alle inconveniënten te schuwen, de hooftkercken zouden geslooten blijf-ven. Ende nae mijn heeren voors. op de gelegent-heyt deser saicke hadden gelet, es bij henluden geresolveert, alnoch voer een tijt te supersederen mitte voors. publicatie, opdat men breeder bescheyt van deser stede gedeputeerden ontfangen hebbende (dwelck men corts verhoopt) de voors. publicatie doe, ende dan do kercken gelijckelicken openen ende alzulcx \'t voors. scrijfven ende de voors. publicatie volcomenlicken effectueren zoude moegen.

Fol. 33. Es gecommuniceert mitten voors. raiden , an-(l(f quot;ircgra- gaende de nyewicheyt op ghistheren den xxv. dach

vingc van goptembri gebuert, zoo in cler Nyewe kerck als de doodcn. 1 n i , i • i i

op \'t kerckhoff van d Oude kerck , in de begra-

vinge van twee personen , ende dat over deselve begravinge zekere psalmen ofte liedekens, bij de persoonen , daeromtrent wesende, openbaerlicken zijn gesongen geweest. Ende omme hier tegens te voorsien, bij den gerechte beraempt es zeker ordonnantie , die voortaen zoude gehouden werden in de begravingen. Ende nae hierop bij de voors. raiden gelet was , heeft den voors. raiden guet gedacht , hierop bij den gerechte zeker ordonnantie

-ocr page 210-

183

gemaict tc werden, omme te verhoeden, dat duer de begravinge van de dooden geen voerder incon-veniênten gebueren.

Op den xxvii. dacli in Septembri anno xvcIxvi Fo1- 33 zijn eeuige gecommitteerden van de scliutterie ge- vcisouck compareert in der lieeren camere, doende zekere spl\'aen ^.i

1 7 die van tic

verclaringe ende versouck iu presentie van de bur- nyeuwe re-germeestereiij scepenen ende xxxvi raiden, aldaer mo^té héb-vergadert, dat, omme tot verzekertheyt van te be- J1™, ,c.cn

0 \' ^ kerckc bm-

ter vreede te comen , mijn heer en zouden willen nen deser accorderen den luden van de nyewe religie, d1 oude prochiekercke of andre kercken, als de Minrebroe-ders-kercke ofte andere capellen , omme aldaer haer predicatiën ende religie t1 exerceren. Ende ofte mijn heeren voors. hierinne zwaricheyden zouden bevinden, dat mijn heeren zouden geliefven twee van de haeren te committeren , omme mit twee,

die bij der nyewe religie zouden werden gedepu-teert, te reysen au de princelicke excellentie van Oraegnen , stadthouder deser landen, ende gelijc-kelicken te versoucken omme een kercke off twee binnen deser stede te hebben, tot behouff als voeren. Opdat zijn excellentie hierinne tot onderhou-denisse van de vreede ende verhoedinge van voerder inconveniënten ordonneren zoude moegen. Welcke verclaeringe ende versouck gehoert zijnde, hebben mijn heeren voors. hierop begeert hen te beraeden,

omme den voors. gecommitteerden guet antwoort te gheven. Dewelcken vertrocken zijnde vuyter voors. camere, es de voors. saicke bij de voors.

heeren geleyt in communicatie ter presentie van den hoochgeleerden heer, meester Keynier van der Duyn, raet in den hove van Hollant, een van de twee heeren commissaryssen bij denselven hove, tot

-ocr page 211-

184

assistentie van de regenten deser stede geordon-neert. Ende naedat op de gelegentheyt der voors. saicke gelet was , es bij de voors. lieeren, cock bij advijse van den voors. commissarys, geresolveert, den voors. gecommitteerden te gheven voer ant-woorde op hoer verclaringe voors., dat in de macht van mijn heeren voorscr, nypt en es, eenige kercke binnen deser stede hunluden te gunnen, om aldaer de nyewe religie t\' exerceren , maer dat tselve bij der hoocheyt van de hartoginne regente ofte bij de voors. princelijcke excellentie zoude moeten werden geaccordeert. Ende angaende, dat mijn heeren Tol. 34. twee van de heeren zouden deputeren , omme mit twee van der nyeuwer religie wegen te reysen , ende versouck te doen an de voors. princel. excellentie , dat mijn heeren voors. voer guet zouden vinden twee vuyten hoeren ofte van andere goede treffelicke burgeren deser stede te deputeeren, om-me te reysen mitten twee gedeputeerden van de nyeuwe religie aen zijne excellentie, denselven gedeputeerden te doen assistentie , ende in \'t versouck , dwelck an deselve excellentie gedaen zoude werden, omme eenige kercke ofte kercken , ten fijne als voren , te vercrighen, omme hierinne der luden van de nyeuwe religie vorderinge te doen , zoe veel des doenlick zal zijn. Ten eynde alle vrede hier ter stede geconserveert mochte werden. We!ck antwoorde , zulcx als vooren, hiernae den voors. gecommitteerden es gegeven.

Consent, Op den xxvii. dach in Septembri anno xvcIxvi

omme de, , , •• i i i

dooden mit nebben mijn heeren de burgermeesteren mit scepe-

sange van nen enc[e XXXyi raiden deser stede ter begeerte

psalmen te 0

hegraven, van de gecommitteerden van de schutterie geaccordeert bij provisie ende omme beter vreede te

-ocr page 212-

185

houden , dat men de dooden , die in de prochie-kercken begraven werden, zoude moegen aldaer brengen ende begraven rait vreede, ende dat men aldaer in de begravinge van dien zoude moegen psalmen singen, als den luden van de nyeuwe religie zoude guet duncken, ende dit mit alle ge-schickte vredelicke manieren, ende ter tijt toe hier-inne anders bij der Majesteyt van den coninek,

onsen g. h. ofte der hoocheyt van de hartogin-ne regente, in den name van sijne Majesteyt, ofte den prince van Oraegnen, stadthonder deser landen,

ofte zijner excellenties gecommitteerde geordonneert zal wesen. Behoudelicken , dat oick mitten voors.

dooden nyemant in de kereken en zal comen moegen dan de vrunden, die daer mede beboeren te zijn.

Naedat mijn heeren de commissaryssen, bij den Fo1- 34

verso.

hove van Hollant tot assistentie van de regierders Berueren-deser stede geordonneert, ende burgermeesteren mitten scepenen ende xxxvi raiden deser stedevan zekere vergadert zijnde, eerst bij een van deser stede wae- te^Char-kers ende daernae bij Willem Martsz, baeliu van sequot; Aemsterlant, mit Clemens Volckertsz., een van de capiteynen van de schutterie, verclaert ende te kennen gegeven was van de periculen, op handen wesende, duer de groote vergaderinge van \'t gemeen peuple, omtrent der Haerlemmerpoort, overmits d\'apprehensie van eenige overdaeders, die in der Cbartroysen convente pilgeringe hadden gedaen,

ende nae deser stede gebracht worden, waeromme de voors. luden vanteerden te willen dootslaen den schout ende d1 anderen van de schutterie mitter wachte, die de voors. gevangens innebrengen zouden , ende andere beruerten binnen deser goeder stede te maicken, als de voors. waeker vuyte mondt

-ocr page 213-

186

van de voors. vergaderde luden zeyde opentlicken verstaen te hebben, ende de voorn, baeliu mit Clemens Volckertsz. iu waere woorden verclaerden vuyter aengeven ende waerschuwinge van Jacob Claesz. lakencooper ende Dirck Pietersz. , coorn-cooper, deser stede poorters, op deser stede-huys ter presentie van Adriaen Paeu, Eeijer van Neck, Jan Janssen int Hardt, medo capiteynen van de schutterie, Arent Bouwer, Barnardinus Geerlofsz. ende meer andere poorteren verstaen te hebben , mit waerschuwinge, indien hierinne mitter haest nyet voersien en worde, dat gescapen zoude zijn groote beruerte ende bloetstortinge onder deser stede poorteren te zullen gebueren, al dwelck oick bij mr. lleyer Lambertsz. mit meer anderen van de capiteynen van de zeven quartieren deser stede mijn heer en voors. angegeven worde , soe hebben mijn heeren voors. omme de voors. inconveniën-ten te verhoeden, den voorn, baeliu ende Clemens Volckertsz. gerequireert mit Jacob Cornelisz., sce-pen ende mit noch thien off twaelff van de schut-Fol. a 5. terie nae der Haerlemmer poorte de voors. gevangens te gemoeten ende te bestellen, dat die loss zouden gemaict ende van der gevangenisse gevrij t werden. Ten eynde duer der voors. apprehensie ende voerder leydinghe ofte detencie van de voors. gevangens alhier gheen rumoer, seditie ende ander quade inconveniënten en zouden gebueren, ende alle quaet belet werden ende naeblijfven zoude moe-ghen. Welcken achtervolgende de voors. baeliu ende Clemens vuyter heeren camere gegaen zijn, om-me tgheene voorscreven es te volcomen. Actum den xxviii. dach in Septembri anno xvc zes ende tzestich.

-ocr page 214-

187

Ten daffe voors. os bij mijn heeren de burger- Koerende

ö i . dathetpla-

meesteren ter presentie van de comraissaryssen \'scaet, op de-hoofs van liollant mit scepeneu ende xxxvi raiden deser stede op der lieoren camere vergadert zijnde concept den gedeputeerden van de schutterie voergehouden lieert, op-d\'inhouden van zeker placaet bij Sijmon Claesz.

Cops , raidt, ende Jacob Cornelisz. soepen , deser ceert te stede gedeputeerden, vuytten Hage gebraclit, inne-houdende in effecte \'t concept, alhier te voeren beraempt, ommo vredo over beyde zijden, als tus-schen die van de catholijcke religie ende van de Inden der nyeuwe religie binnen deser stede te moegen gehouden werden. Waeraff den voors. gedeputeerden copie gelevert worde, orame tselve mitten capiteynen van de schutteriën te communiceren.

Welcke gedeputeerden deselve copie ontfangen en die (als \'t scheen) gevisiteert hebbende, stracks we-deromme in der camer voors. gecomen zijn, vercla-rende, dat zijluden \'t voors. placaet der schutterie nyet voergehouden hadden, ende tselvo te doen, henluden nyet geraeden dochte, mits duer tselve meer achterdeel dan voerdeel gedaen zoude werden,

omme tot vrede te comen. Ende es alzulex de publicatie van tselve placaet, oick bij guetduncken rol. 35

, .... verso,

van de voors. commissaryssen in surceantie gestelt.

Ende zoe ten selvon tijde, zoe langer zoo meer ,

tijdinge vernomen was, dat van noode zónde wesen, een kereke to permitteren binnen deser stede , tot behouff van do Inden van de nyeuwe religie, ofte dat anders al haestelicken zoude gescapen wesen ,

groote commotie te gebueren, es nae diverse consideration voer guet geraeden ende geresolveeyt,

op den naemiddage hierop de capiteynen van dc schutteriën te hoeren, omme hiernae gedaen te wer-

-ocr page 215-

188

den, zoe nae der saicken gelegentheyt best ende oerbaerlicxt, tot verhoedinge van voerder incon-veniênten, dienen zoude.

Roerende Ten voors. dage naemiddage zijn de capiteynen \'tadvijsvan i i • i . i

de capitey- van de drie schutteriën volgens de voors. voor-

sclmtterien\' gaen^e resolutie , bij mijn heeren de burgermees-

ende ande- teren, scepenen ende raiden op de voors. saicke, ren, ommo . , . .

te permit-ter presentie van de voors. commissaryssen genoort

teren een 0 \'j. stuc]c yan jg kercko, die binnen deser stede, kereke den 1

seetarys- ten beboufve van de nyeuwe religie, begeert werdt.

Dewelcke alle genouch eendrachtelicken verclaer-den, zulex nootlicken te zullen moeten gepermitteert werden bij provisie, omme inconveniënten te verhoeden , ende dit al ter tijt toe anders bierinne bij der hogher handt geordonneert zal wesen , als al tselve breeder genoteert staet in zeker gescrifte , hieraff beteyekent bij mij Frans Claesz. van Delff, over tgene voors. staet, als secretaris, present geweest hebbende, al twelck mede bij de xxviii capiteynen van de zeven quartieren ende hiertoe bij zekere treffelicke burgeren verclaert worde, blijc-kende bij den geschrifte voors.

Koerende Op den voors. xxviii. dach in Septembri an den

dc Sciickc

voor3 avont, anno xvclxvi, hebben mijn heeren de burgermeesteren communicatie gehouden mit scepenen ende de xxxvi raiden deser stede, noopende de saicken ende zwaricheden, teser tijt voerhanden we-sende, ende op tgene mijn heeren angegeven es bij diverse persoonen , zoe schutteren als anderen,

Fo1* als dat van noode zal zijn ende oock teser tiit es xxxvi.

te doen hebben een kereke ofte meer , daer inne de luden van de nyeuwe religie hoere sermoenen ende observantie zouden moegen exerceren, ofte dat anders gescapen es , eer yet lange, groote be-

-ocr page 216-

189

ruerte, oick bloetstortinge ende andere inconveniën*

ten, die daer vuyt volgen zouden, alhier ter stede te gebueren , tot verderffenisse deser goeder stede ende der poorteren ende inwoners van dien. Ende nae hierop gehoort waeren die capiteynen van de drie schutteriën ende van de zeven quartieren deser stede, oick enige van de treffelicke poorters hieraff ende van de periculen, teser tijt voerhanden we-sende, mijn heeren voors. hadden geadverteert, es bij de voors. raiden, ter presentie van mijn heeren de commissaryssen \'s hoofs van Hollant, hier mede bij en over geweest hebbende, op der voors. saicken gelegentheyt ende diverse consideration ripelicken gelet ende eyntelicken geresolveert, dat men omme de voors. periculen ende inconveniënten te verhoeden , zoude tolereren bij provisie, zoe veel deser stede aengaen mach, de luden van do nyeuwe religie,

hoere religie, als sermoenen ende anders, t1 exerceren in der kercke van de Mindrebroeders , zoe deselve broeders , Godt betert, doch vuyt hoeren convente verjaecht zijn, behoudelick, dat de voors. tolerancie geschieden zal op zulcke middelen ende in der maniere, als men mitte voors. luden ofte sec-taryssen bequamelicxt zal cunnen accorderen, ende dit al gedurende totter tijt toe bij de Co. Mat. onsen g. heer, ofte zijner Mts. gedeputeerden anders geordonneert zal wesen.

Op den lesten dach in Septembri anno xvclxvi Fol. xxxvi es bij guetduncken ende ter presentie van de bur- verp°\' ce(jt germeesteren, scepenen ende xxxvi raiden deser oftel)eloftp. stede, aleer publicatie gedaen worde van \'t accordt handen van tusschen mijn heeren voors. van wegen die van „Stèren de catolijcque religie ter eender ende die van de dcn pre-nyeuwe religie ter ander zijde beslooten, zekere sociis.

-ocr page 217-

190

persoonen van de nyeuwe religie, die zeker accordt ondergeteyckent hebben, bij Cornelis Jacobsz. Brouwer, burgermeester presiderende, do handt ende belofte bij trouw, cere ende sekerheyt, in plaetse van eede afgenomen, ende es bij deselvo persoonen belofte gedaen, ommc te houden ende te doen onderhouden \'t voors. accordt ende d\'articulen van dien tot conservatie van de gemeene vreede ende tranquilliteyt binnen deser stede ende tusschen do ingesetenen van dien, ende dat zijluden alzulcx zullen helpen beschutten alle overlast, oick ver-stoeringe ende pilgeringe van kercken, cloosteren ofte geestelicke plaetsen binnen deser stede.

Uc cedt Ten selven dage naemiddage, es bij guetdunc-

ofte belofte, i . i.* i i •• i

den capi- ^en encie 111 presentie als voeren bij den voornoem-

teynen van c|en Cornelis Jacobsz., burgermeester, mede afge-de schutte- ^ \' 0

rien adge- nomen de handt ende belofte als voeren van de

nomen. XXviii capiteynen van de drie schutteriën deser stede, vuytgeseyt twee ofte drie absenten, zieck ofte van huys wesende, omme \'t accordt ende d\'articulen voors., op huyden op den middage gepu-bliceert zijnde, te onderhouden ende te doen onderhouden tot conservatie als voeren, ende dat zijluden zullen helpen bescutten alle overlast, verste er inge ende pilgeringe van kercken, cloosteren en andere geestelicke plaetsen binnen deser stede, als mijn heeren de burgermeesteren voer hen selven ende in den name van de scepenen ende xxxvi raiden ende ter presentie van dien oick beloofden ts doen, tot conservatie voors.

Ommc te Op den voors. naemiddage es mede geaaimuni-Órdonruui- CGer\' mitten xxxvi raiden deser stede angaende die

tien opte Yeelheyt van de vreemdelingen ofte vuytheemschen vreemde- i i • •

1 in gen ofte hier ter stede dagelicx mnecomende ende houdende,

-ocr page 218-

191

die bij tijde van commotio, zoe te verduchten es, vuytLeem-

schen al-

groot quact in der stedo zouden moegen doen. tier.

Fot \' XXXVii.

Ende cs daeromme bij de voors. raiden geresol- l o1\'

veert, omme bij den gerechte te concipiëren ordonnantie op de vreemde personen ende vagebnnden,

ende tselve concept alsdan mitten gedeputeerden van do sclmtterièn te communiceren ende alsdan te publiceren.

Item dat men mede bij ad vijs van de voors. ge- De wacht committeerden zoude verlichten de schutters van^uttcrs^ de wacht te honden bij dage in de poorten deser PQquot;rt

J ö 1 _ te verlich-

stede ende aldaer te stellen nyet dan drie schutte- ten. ren, als vuyt elcke schutterie een, ten eynde zij laden te bat de voors. wacht moegen houden ende daerinne verpoest ende nyet te zeer belast mochten werden, ende oick ontlast blijfven van de groote oncosten, die de schutters in de poorten gedaen hebben voer desen tijt in te veel te drincken ende anders.

Op den zevenden dach in Octobri anno xvclxvi. Roeiende

hebben mijn heeren de burgermeesteren communi-van denyc-

catie cehonden mitten xxxvi raiden deser stede, quot;\'c rehsic 0 \' te gunnen

noopende \'t versouck, dwelck bij Adriaen Paeuw de librai-ie ende Eeijer van Neck van wegen die van de broeders, nyeuwe religie gedaen wordt, omme te permitteren, dat de luden voors. zouden moegen besigen

\' O O

de librarie in \'t Minrebroeders convent, boven tgene Fol. 37 hen in den convente voors. gepermitteert ofte ge- ferso\' tolereert es, omme redenen bij de voors. gecommitteerden verclaert. Ende nae mijn heeren voors.

op de voors. saicke ende de gelegentheyt van dien hadden gelet, es bij henluden geresolveert, de voors. gecommitteerden voer afischeyt te geven, dat zijluden de voors. luden van de voors. religie

-ocr page 219-

192

ten besten zouden willen oiiderwijsen ende indü-ceren, oname te willen pacientie hebben voer desen tijt, alzoe tgene voorscreven es, tenderen zoude boven d1 inhouden van \'t accordt tusschen de re-genten deser stede ende de luden van de religie voors. innegegaen, ende dat zij daeromme desen angaende mijn heeren voors. zullen willen onge-molesteert laeten, ymmers ter tijt toe deser stede gedeputeerden;gecomen zullen zijn. Ofte indien hen-ludeii belieft, dat zijluden der voors. librarie angaende zouden moegen versouck doen an der harto-ginne regente, ofte an de princel. excellentie van Oraignen, stadthouder deser landen. Waernae \'t voors. affscbeyt den voors. gecommitteerden gegeven ende op henluden begeert es, de saicke voors. in den besten den luden voors. te rapporteren.

Resolutie Ten dage voors. heeft Dirck Ilillebrantsz. Otter, vaert ^in burgermeester, in den Hage ter dachvaert geweest

den Hage hebbende, den xxxvi raiden rapport gedaen van gehouden, 1 ^ 0

omme den tgene in de voors. dachvaert gebesongneert es,

Oraignenquot; dwelck oick bij copie in gescrifte bij hem vertoont

hier in \'t wor(jei Ende nae tselve den voors. raiden voerye-lant te heb- _ 0

ben. lesen was, es bij de voors. raiden geresolveert op

\'t poinct van de princel. excellentie nu derdemael te versoucken hier in den lande te comen, dat men daerop mit aller vlijte vervolgen ende insisteren zoude, ofte ymmers, dat de hartoginne ofte zijn excellentie, als hem nyet doenlick zoude zijn hier zeiver te comen, een ander hooft ofte perso-naige van auctoriteyt ende ontsich zoude zeynden, omme dit lant in vrede te houden ende ordre te stellen, om alle voerder inconveniënten te verhoeden ende zoe verre zulcx nyet en zoude gebueren, dat nyet en zoude ongeraeden zijn, daeraff te doen

.

-ocr page 220-

193

proteste tot excuse van de staeten deser landen ,

om hen daermede te defenderen voer de Co. Mat.

onsen g. h. Dan zoe veel angaen zoude eenige paer-den ende knechten aen te nemen, dat tselvo voer desen tijt alnoch nyet geraeden zoude wesen, orame consideratiën, de voors. raiden moverende, zog wij gheen hooft en hebben , die de saicke zoude cun-nen bedrijfven , ende tselve tot groote lasten ende ongelden van den lande \'zoude gedien. Oick eenige steden onwillich zouden zijn. knechten inne te nemen. Ende zoe veel de quaetwilligen ende vreemde rapailge ende andere vreemden vuyten lande te houden aengaet, dat men alhier besich es, omme daertoe te voersien in den bedrijfve deser stede.

Maer noopende, omme kercken buyten der stede te gunnen voer deghenen , die alleen lioere consciëntie volgen zouden willen , es tselve alhier al over \'t hooft gedruckt, zulcx dat men ymmers alhier daerinne voerder nyet besongneren en can.

Op den xxiii. dach in Octobri anno xv\'lxvi Fquot;1-

. verso,

hebben mijn heeren de burgermeesteren communi- Roerende

catie gehouden mitten xxxvi raiden deser stede op \'t,versollck.

0 1 bij de ge-

zeker versouck, op ghisteren bij Cornells Boem cum commit-

, ,. . , , teerden van

soens van wegen de nyeuwe religie gedaen an de de nyemve

burgermeesteren , omme te zeynden twee van der r,ellgie ge\'

... daen,omrae

stede wegen, als de voors. religie oick twee zeyn- te zeynden

den zoude, an de princelicke excellentie tot Utrecht, cc dvan quot;o-

omme aldaer te solliciteren approbatie van \'t accordt, raionen tot

Utrecht.

alhier tot conservatie van vrede gemaickt ende be- Tol. 40. sloten, ende dit omme te beter vrede alhier te houden ende alle commotie verheet te werden. Ende nae d1 acte van \'t voors. versouck den voors. raiden voergelesen ende bij henluden op de gelegent-heyt der voors. saicke gelet was , es bij de voors.

-ocr page 221-

194

raiden geresolveert, dat men van der stede wegen zoude surcheeren te zeynden an de princelicke excellentie tot Utrecht , maer zijn compste hier ter stede te verwachten, alsoe die nyet lange vuytstaen zal, ende daeromme de voors. luden in desen pa-cientie zouden willen hebben totter tijt voors. Maer indien zijluden eenige zwaricheyden hadden van hoere zijde, mit zijn excellentie te communiceren, dat zij zouden moegen zeynden, eilde daerinne doen bij zijn excellentie, zoe hen best geraeden zoude duncken.

Hiernae zijn ten selven dage voermiddage in \'t toorntgen gecompareert Cornelis Pietersz. Boem, Clemens Volckertsz., Eeynier van Neck ende Eey-nier Cant, dewelcken bij de burgermeesteren, bij monde van Cornelis Jacobsz., burgermeester, aff-scheyt gegeven worde op \'t voors. versouck, als dat de burgermeesteren ganselick gesint zijn tot conservatie van alle vrede, dan omme te zeynden an de princelicke excellentie tot Utrecht bij de raiden deser stede affgeslagen was, mits zijn excellentie alhier corts verwacht wordt. Actum ut supra, ter presentie van Pieter Claesz. Kan, ende Dirck Jan Deyman, schepenen.

Koerende Op den xxvi. dach in Octobri anno xvclxvi

clc request c T

I,ij de oos\'hebben mijn heeren de burgermeesteren communi-terling en catje p-ghoudeii mitten xxxvi raiden deser stede op

overgege- ö r

ven omme d\'inhouden van zeker requeste, bij die van de Oos-te hebben . .

een kereke. tersche natie overgegeven, omme te hebben een

lol. 40 ]terc]ie 0fite capelle binnen deser stede tot behoufF verso. r

van de voors. natie, aldaer de confessie van Augs-burch zoude moegen geleert ende geobserveert werden , omme zekere redenen in de voors. requeste begrepen. Ende nae de voors, requeste voergele-sen ende bij henluden daerop gelet was, es bij

-ocr page 222-

195

de voors. raiden geresolveert, dese saicke te stellen in surceantie van deliberatie totter compste van den prince van Oraignen, stadthouder van de Co. Mat. deser landen van Hollant, alzoe deselve zijne excellentie onlancks alhier verwacht wordt, ende oick te comen gezeyt heeft.

Op huyden den xiiii. Ncvembris anno xvclxvi, Koerende

zekere rnis-

hebben mijn heeren de burgermeesteren communi-sive,bijden

catie gehouden mitten oude raiden deser stede op Prln.ce V!m 0 1 Oraignen

d\'inhouden van zekere missive, bij den prince van gescreven Oraignen, stadthouder deser landen, an Willem jen\'schout\' Dircx, eertijts schout deser stede gescreven, angaen-cndc,van te

* \'o zeynden ge-

de zeker accordt, dwelck zijn excellentie verstaen deputeer-

hadde bij die van de nyeuwe religie innegegaen te nun

wesen mitten regenten deser stede, ende die van \'\'S16»11 ziJn 0 _ _ excellentie,

de religie voors. te intimeren, dat zij hoere gede- Fol. 41.

puteerden zouden zeynden an zijn excellentie tot Utrecht , omme t\' aenhoeren middelen, dienende tot vrede, ofte diergelijcke teneur innehoudende.

Welcke missive eenigen van de voors. religie gele-vert zijnde, waren Adriaen Paeuw, Jan Bethsz. cum sociis versocht bij eenige van de voors. religie , de voors. reyse tot Utrecht te willen doen an zijn princelijcke excellentie, dwelck de voorn, goede mannen op ghisteren mijn heeren den burgermees-teren aengegeven hebbende, hadden begeert raet ende advijs van mijn heeren voors., hoe zijluden hierinne zouden doen, zoe zijluden zeyden , van geen meeninge te zijn , de voors. reyse te doen tegens wille van mijn heeren de burgermeesteren.

Ende nae den voors. raiden d\' inhouden van de voors. missive voergelesen ende \'t voors. angheven van de voors. goede mannen mit hoerluder begeerte voergehouden ende daerop bij de voors. raiden

13*

-ocr page 223-

196

gelet was, es bij henluden geresolveert, dat de burgermeesteren van der stede wegen hen zouden honden vnyter saicke voors. sonder daerinne t1 adviseren. Dan zoe verre de voors. goede luden de voors. reyse om vrede zouden willen aenvaerden, dat mijn heeren tselve zouden cunnen lijden. Ende es tselve hiernae den voors. goede mannen, als Adriaen Paeuw, Jan Bethsz., Claes Eeyersz. ende

Fd. 41 Arpnt. Coel (die op \'t affscheyt deser saicke buten verso. x

\'t toorntgen verwachtende waeren) oij de burger-

meestoren zulex voor affscheyt gegeven, oick henluden mitsdien weder overgelevert de voors. missive, mits mijn heeren op henluden oick begeerden, dese goede stede te recommanderen an de princel. excellentie ende tot vrede te arbeyden ende te willen, wederomme hier ter stede gecomen wesende, rapporteren mijn heeren hoere besongne ende wedor-vijeren tot Utrecht.

Fol. 44. Qp c[en x;ij_ dach in Dccembri anno xvcIxvi Bcruercn-

de zekere hebben mijn heeren de burgermeesteren commum-

der^harto- cat\'e gehouden mitten xxxvi raiden deser stede,

ginne an noopcnde d\' inhouden van de missive bij der har-descr stede

gesereven , toginno regente den vierden deser maent an de

d\'èxerci-0 regeerders deser stede gesereven, angaende d\'exer-

tien, diede citiën van \'t nachtmael te houden, te doopen, trou-

houden on- wen ende andere saicken, die de luden van de

der tdecxe- nyeuwe reliorie onderwinden te doen, onder \'t decxel le van t ^ 0

prediken. yail \'t accordt bij der hoocheyt van de hartoginne ende de geconfedereerde eedelen besloten, ende dat haer hoocheyt scrijft\' onder de prekiuge nyet ver-staen te worden de voors. exercitiën te moegen plegen , lastende den regierders hieratf t\' adverteren den ministers, ende hier toe te sien, dat zulcs bij hen nyet en worde gepleecht. Welcke missive den

-ocr page 224-

197

prince van Oraignen , noch tot Utreclit wesende,

bij deser stede gedeputeerden vertoont wesende, de-selve prince gescreven heeft an de ses capiteynen,

om mo daertoe te onderwijsen de luden van de voors.

religie, dat zij luden \'t nachtinael, dwelck zij op sonnendage naestcomende voergenomen hebben te houden, surcheren zouden tottor compste van zijn excellentie. Dcerafi\' de voors. capiteynen op gliis-teren naemiddage de burgermeesteren ende scepe-nen Lebben geadverteert. Ende nae den voors.

raiden de voors. missive gelesen was ende zijluden op de gelegenthejt van de saicke , hcnluden in \'t lange verhaelt, gelet hadden, es bij deselve raiden geresolveert, d1 inhouden van de voors. missive an- Fol. 44 gaende \'t nachtmael ende gelijcke exercitiën te hou- verso\' den, voer te houden den predicanten ende eenige subscribenten van de voors. religie, henluden ver-maenende hen te reguleren nae d\' inhouden van zekere missive angaende de voors. exercitiën ende besondert, omme \'t nachtmael te surcheren, immers ter tijt toe, zijn excellentie hier ter stede gecomen zal wesen.

Op den xiiii. dach in Decembri anno xvclxvi Omme te

sien tot de-

hebben mijn hoeren do burgermeesteren communi- scr stede catie gehouden mitten xxxvi raiden deser stede se overmits angaende \'t nachtmael, dwelck op margen bij de \'Iat ^nacht-luden van de nyeuwe religie voergenomen os gehouden te werden , aldaer apparentie es, dat veel van buyten deser stede mede comen zullen, waer-duere pericule zoude moegen vallen van alhier overval te moegen gebuoren , tot deser stede verderffe-nisse. Ende nae de voors. raiden op der voors.

saicken gelegentheyt hadden gelet, soo es bij hcnluden geresolveert, tot deser stede versokertheyt,

-ocr page 225-

198

de cleyne poorten geslooten te houden van elff Fol. 45. vuren tot margen naemiddage mitten boenien, ende de drie hooftpoorten alleene te openen , mits al-daer stellende twee van de xxxvi raiden in elcke poorte mit zekere wachte, omme gheen vreemde ende onbekende persoenen inne te laten, maer wei vuyt te laten , zoe duer de drie hooftpoorten als duer de boemen. Daerop de voors. xxxvi raiden regart zullen nemen, ten eynde duer \'t innecomen van onbekende vreemden gheen inconveniënten, die gesuspiceert worden , hier ter stede en gebueren.

Angacndc Op den xviii. dach in Decembri anno xvclxvi

de begeerte

van D jen hebben mijn heeren de burgermeesteren commu-prmce.om-mCJrtje gehouden mitten xxxvi raiden deser stede

me te vin- 0

den midde- angaende de begeerte van de princelijeke excellen-nende \'\'tot tic gt; tier ter stede wesende, omme te vinden ende

conservatie zjjn excellentie over te leveren middelen , dienende van den J

vrede. tot vrede ende conservatie van de obedientie der Co. Mat. ende de welvaert deser stede. Waerop bij mijn heeren de burgermeesteren zekere articulen bij gescrifte gestelt zijn geweest, den voors. raiden op ghisteren voergelesen , mit d\' inhouden van zekere missiven, bij der hartoginne gouvernante an dese success!velijck gescreven. Dan zoe op ghisteren eenigen van de raiden absent waeren, oick eenigen breder raet begeerden op de articulen voors. ende \'t exhiberen van dien, es op huden wederomme gecommuniceert bij de voors. raiden op de saicke voors. Ende nae op d\' inhouden van de voors. articulen bij de voors. raiden gelet was, es bij hen-luden geresolveert, de princelijeke excellentie te spreken bij monde ende van der saicken gelegent-heyt fadverteeren, sender gescrift over te gheven, mit versoecke, dat zijn excellentie zulex besongne-

-ocr page 226-

199

ren zoude willen, dat alhier de meninge van de Fo1\' 45

, verso.

Mat. ende van de gouvernante zoude bij goede middelen geëffectueert ende dese goede stede in tran-quilliteyt geconserveert werden. Dan zoe verre zijn excellentie insisteerde, gescrift te hebben, dat men alsdan articulen ofte middelen bij gescrifte zoude overleveren, nae guetduncken van de voors. rai-clen gescreven.

Op huyden den xix. Decembris anno xvclxvi Hoerende

dc saicke

hebben mijn heeren de burgermeesteren communi- voors. catie gehouden mitten xxxvi raiden deser stede , noopende de saicke op ghisteren verhaelt, ende de communicatie (achtervolgende de resolutie op ghisteren genomen) bij de burgermeesteren gehadt mitte princelijcke excellentie sonder gescrift over te ghe-ven ende van tgene daerop ende anderssins bij zijne princelijcke excellentie verhaelt es geweest. Waer-aff de burgermeesteren rapport daeden den raide voors., dwelcke gehoort, ende alsoe de voors. excellentie onder anderen heeft verclaert, dat hij de briefven van de hartoginne an deser stede gescreven, zijn excellentie bij de burgermeesteren getoont,

gelesen hadde, ende die alnoch nyet en kunde executeren , zeggende mede, dat de regenten deser stede die zouden executeren , mits de voors. briefven an de regenten deser stede waeren gescreven.

Ende dat zijn begeerte, omme te leveren middelen, dienende tot onderhoudinge van de tranquilliteyt binnen deser stede, nyet voldaen en worde, insisterende alnoch, om deselve middelen zijn excellentie overgelevert te hebben. Dat mede zijn excellentie nyet gebleken en was, de regierders alhier gedwongen te zijn, omme \'t accordt mitter nyeuwe religie an te ga en. Soe es bij de voors. raiden, op der

-ocr page 227-

200

saicken gelegentheyt gelet hebbende , geresolveert n:

vooral zijn excellentie t1 onderwijsen , lioe die re- cc

Pol. 46. gierders tot tselve accordt zijn gedruct, ende dat st

zijn excellentie daerop bij mijnen lieere den presi- dc

dent van Hollant, alhier present wesende, zoude v(

willen doen nemen informatie. Ende alsoe d\' excel- In

lentie voors. insisteerde, omme te hebben middelen, g

dienende tot conservatie van den vrede , es bij de 1c

raiden voors. geresolveert, dat men eenige midde- b

len bij gescrifte zoude overleveren zijn excellentie. n

Daertoe den raiden nyet qualicken en smaeckten z

de middelen van de ordonnantie, bij zijn excellen- o

tie tot Utrecht gemaict ende gedaen cundigen, om- v

me daer vuyt te nemen en daer bij te vougen, tgene d

nae gelegentheyt deser stede dienen zoude. Ende h

angaende , omme oick middelen te vinden tegens s

de discordie , die alhier zoude wesen, es verclaert l

bij de raiden voors. alzoe bij de voors. excellentie cl

glieen specificatie es gedaen van de voors. discordie, s

dat men daer op gheen middelen van accordt en c

eau raemen , ende ofte yemande eenich different e

ofte clachte doen wilde, dat deselve hoere reques- s

ten moegen overgheven , omme daerop geantwoort c

te werden. Oick op tgene bij zijn excellentie ver- (

haelt es van de verstarekinge deser stede mit soul-daten ende wat getal men zoude behoufven ende ;

tot wat eynde, es bij do voors. raiden verclaert, s

dat men de souldaten zoude emploijeren, orame de justicie te assisteren ende quaetdcenders, als brekers van kereken, cloosteren ende andere gees- i

telicke plaetsen, te resisteren. Oick tot defensie van de regenten deser stede tegens deghenen, die eenige beruerte zouden willen verwecken.

Roerende Op den xix. dach in Decembri anno xvclxvi

-ocr page 228-

201

iert naemiddage es bij mijn heeren de burgormeesteren Jc saic!ie

ii • . . i , voors.

re- communicatie gehouden mitten xxxvi raiden deser

dat stede angaende de communicatie , die mijn heeren Tol. 40 5si- de burgermeesteren op huyden voermiddage (nae de ide voergaende leste resolutie genomen was) gehouden :el- hebben mitte princelicke excellentie, daerafF de buren, germeesteren rapport daeden, ende hoe zijn excel-de lentie alnoch insisteerde, omme overgelevert te heb-3 e- ben van wegen de regenten deser stede eenige tie. middelen, daerduer alhier vrede ende tranquillite3\'t :en zoude werden gehouden, ende dat alsdan zijn prin-m- celicke excellentie tusschen beyde partiën hem wilde m- vougen, omme een accordt te maicken tot vrede ■ne dienende , ende op \'t advijs ende believen van de ide hartoginne regente, in effecte nyet van meninge we-!ns sende alleene ordonnantie te stellen, maer te heb-ïrt ben de middelen voors., zoe den regierders alhier tie de humeuren ende gelegentheden der gemeente de-ie, ser stede best bekent waeren , verhaelende oick in en effecte , dat indien hem gheen middelen ceireven

O O O

nt en werden, zijn excellentie wel wiste zijn commis-

is- sie te volcomen, brengende de predicanten buyten

irt deser stede, ende alsdan van hier vertrecken zou-

r- de willen.

1- Ende naer hierop bij de voors. raiden in \'t lan-

;le ge gecommuniceert ende gelet was, en heeft den-

t, selven raiden nyet guet gedacht, eenige middelen

ie van accordt voer te stellen ofte zijn excellentie van

Is wegen de regenten deser stede aen te geven, alsoe

s- daer duerc dese stede zoude moegen geraicken in

n d\'indignatie van de Majesteyt, doende tegens \'t scrijf-

i- ven ofte bevelen van zijne Majesteyt ofte van de hartoginne, ymmers dat alsdan zoude schijnen, dat

\'i dese stede wiHicblicken ende onbedwongen haer be-

-ocr page 229-

200

saicken gelegentheyt gelet hebbende , geresolveert vooral zijn excellentie t1 onderwijsen , hoe die re-

Tol. 4G. gierders tot tselve accordt zijn gedruct, ende dat zijn excellentie daerop bij mijnen heere den president van Hollant, alhier present wesende, zoude willen doen nemen informatie. Ende alsoe d\' excellentie voors. insisteerde, omme te hebben middelen, dienende tot conservatie van den vrede, es bij de raiden voors. geresolveert, dat men eenige middelen bij gescrifte zoude overleveren zijn excellentie. Daertoe den raiden nyct qualicken en smaeckten de middelen van de ordonnantie, bij zijn excellentie tot Utrecht gemaict ende gedaen cundigen, om-me daer vuyt te nemen en daer bij te vougen, tgene nae gelegentheyt deser stede dienen zoude. Ende angaende , omme oick middelen te vinden tegens de discordie , die alhier zoude wesen, es verclaert bij de raiden voors. alzoe bij de voors. excellentie gheen specificatie es gedaen van de voors. discordie, dat men daer op gheen middelen van accordt en can raemen , ende ofte yemande eenich different ofte clachte doen wilde, dat deselve hoere reques-ten moegen overgheven , omme daerop geantwoort te werden. Oick op tgene bij zijn excellentie ver-haelt es van de verstarckinge deser stede mit soul-daten ende wat getal men zoude behoufven ende tot wat eynde, es bij de voors. raiden verclaert, dat men de souldaten zoude emplojeren , omme de justicie te assisteren ende quaeidoenders, als brekers van kercken, cloosteren ende andere gees-telicke plaetsen, te resisteren. Oick tot defensie van de regenten deser stede tegens deghenen, die eenige beruerte zouden willen verwecken.

Roerende Op den xix. dach in Decembri anno xvcixvi

-ocr page 230-

201

naemiddage es bij niiju heeren do burgermeesteren Jc saic\'4e

communicatie gehouden mitten xxxvi raiden deser

stede angaende de communicatie , die mijn heeren Tol. 4G

verso.

de burgermeesteren op huyden voermiddage (nae de voergaende leste resolutie genomen was) gehouden hebben mitte princelicke excellentie, daeraff de burgermeesteren rapport daeden, ende hoe zijn excellentie alnoch insisteerde, omme overgelevert te hebben van wegen de regenten deser stede eenige middelen, daerduer alhier vrede ende tranquilliteyt zoude werden gehouden, ende dat alsdan zijn princelicke excellentie tusschen beyde partiên hem wilde vougen , omme een accordt te maicken tot vrede dienende, ende op \'t advijs ende believen van de hartoginne regente, in eflecte nyet van meninge we-sende alleene ordonnantie te stellen, maer te hebben de middelen voors. , zoe den regierders alhier de humeuren ende gelegentheden der gemeente deser stede best bekent waeren , verhaelende oick in effecte, dat indien hem quot;heen middelen o\'eireven

\' O O O

en werden, zijn excellentie wel wiste zijn commissie te volcomen, brengende de predicanten buyten deser stede , ende alsdan van hier vertrecken zoude willen.

Ende naer hierop bij de voors. raiden in \'t lange gecommuniceert ende gelet was, en heeft denselven raiden nyet guet gedacht, eenige middelen van accordt voer te stellen ofte zijn excellentie van wegen de regenten deser stede aen te geven, alsoe daer duere dese stede zoude moeo-en eer ai eken in

o o

d\'indignatie van de Majesteyt, doende tegens \'t scrijf-ven ofte bevelen van zijne Majesteyt ofte van de hartoginne, ymmers dat alsdan zonde schijnen, dat dese stede willichlicken ende onbedwongen haer be-

-ocr page 231-

202

glieven liadde in accordt mitten luden van de nyeu-we religie, ende alzulcx haer te meer tot laste geleyt zoude moegen werden quot;\'t leste accordt mitten luden van de nyeuwe religie alhier gemaict den lesten Septembris lestleden, dwelck zijn excellentie alnoch nyet en verstaet bij de regenten aengegaen te wesen bij constrinctie ofte bedwanck. Dan zoe verre de luden van de nyeuwe religie hen bij Fol. 47. d\'accordt, mitten geconfedereerde edelen gemaict, ofte bij de briefven van de Majesteyt ofte harto-ginne bezwaert vinden, dat zijluden zouden moegen overgheven eenige middelen ofte articulen van do-leance, dewelcke mijn heeren van den raide voors., geconvoceert wesende, daerop bij henluden zoude moegen geresolveert werden naer gelegentheyt ende zulcx alsdan bevonden zoude werden te dienen tot deser stede welvaert, sonder dat men van der stede wegen eerst eenige middelen van accordt overgeven ofte bij gescrift overleveren zoude. Voorts overmits de voors. raiden vuyt \'t voors. rapport verstonden , dat van noode zoude zijn te doceren van de voors. constrinctie, omme accordt mitten luden van de voors. religie aen te gaen, omme in tijden ende wijlen tselve document te vertoenen ofte te exhiberen, zoe der Conincklijke Majesteyt, als anders, mits oock eenige persocsen, daer aff wetende, oudt zijn van jaeren ende alle sterffliek, soe es bij de voors. raiden oick geresolveert, daertoe te insisteren an de princelycke excellentie , dat mijn heer de president van Ilollant (mits hij teser tijt alhier present es) geordonneert worde, omme hierop informatie te nemen , immers van wegen ende tot versekertheyt deser stede ende tot ontlastinge der-selver , zoo mijn heeren de raiden voors. wel ver-

-ocr page 232-

203

hoopten , dat de voors. constrinctie ende bedwanck claerlicken genoucli geprobeert zal werden.

Op den xxi. dach in Decembri anno xvclxvi es Angaende

de saickc

bij mijn heeren de burgermeesteren communicatie voors.

gehouden mitten xxxvi raiden deser stede angaende

de middelen, duer begeerte van den prince van

Oraintrnen, stadthouder deser landen , bij de bur- ï\'01- ^

. . _ _ verso,

germ eest er en geconcipiëert, om me vrede ende tran-

quilliteyt binnen deser stede gehouden te werden,

alzoe mijn heeren genouch onderricht zijn, dat anders gescapen waere te geraicken in ongenaede van zijn excellentie, ende daer vuyt inconveniënten zouden moegen gebueren , die best verhoet waeren.

Ende al is \'t dat voergaende resolutiën, hierop genomen, zeggen ende inhouden, glieen gescrift over te gheven, nochtans, omme de princelycke excellentie te beliefven, ende zijn ongenaede, oick andere inconveniënten te verhoeden, es bij de voors.

raiden (dien de voors. geconcipiëerde articulen ofte middelen voergelesen waeren) geresolveert, deselve middelen zijn excellentie tot zijnder instructie ende bij forme van advijs over te gheven, mits zijn excellentie den name van deser stede regierders zoude achterhouden ofte ymmers zoe weynich rueren, als doenlick zoude zijn.

Op den xxiv. Decembris anno xvclxvi hebben Fol. 48. mijn heeren de burgermeesteren communicatie ge- 2^°™ artï houden, ten drie vuren des naemiddaechs, mitten culei1 gt;

princc

xxxvi raiden deser stede, als zijluden van gelijcken overgege-hadden gedaen voermiddage mitten oude raiden , 11 ■\' ^ angaende zeker quoijer ofte articulen, bij den prince nyeuwe rc-

lin-ie.

van Oraignen, stadthouder, hen Inden gelevertende zijne p. e. overgegeven, als van wegen de luden van dc nyeuwe ofte gereformeerde religie, zoe \'t

-ocr page 233-

204

voors. quoijer mentioneert, soncler eenigc naomeu nochtans daerinne gcspecificeert te wesen. Welcke articulen den voors. raiden voergelesen zijn, ende van henluden begeert, alzoe do materie, in de voors. articulen begrepen, was van importancie ende vreemde propooste, dat de voors. raiden hen daer-op zouden willen delibereren, omme op morgen voermiddage, daerop te moegen resolveren, ofte men op de voors. articulen yet bij gescriftc weder over leggen ofte anders hoe men best hierinne doen zal.

Angacnde Qp cieil xxx. Decembris xvclxvi, hebben miin de saicke, , . . . , ,

voors. neeren de burgermeesteren communicatie gehouden

Fol. 48 mitten xxxvi raiden angaende de saicke ende op verso.

de articulen voors., die wederomme den raiden opent-licken voergelesen worden. Ende nae bij de voors. raiden op d1 inhouden van de voors. articulen ri-pelicken gelet was, bevindende die te seer exorbitant te wesen ende op gheen redenen te staen, maer meer tot onvrede te strecken, es bij de voors. raiden geresolveert, de voors. ondergescHckte articulen nyet te beantwoorden, maer te bidden de p. e., als stadtliouder van de Co. Mat. onsen g. h. over dese landen , in der saicke zulex te handelen ende besoigneren naevolgende zijn e. laste, dat dese goede stede in vrede ende obedientie van de Mat. bewaert mochte blijven , zulex dat zijn Mat. daeraen beiiuegen zal moegen.

Angaende Op den eersten January anno xvc zeven ende qucstT ckii tzestich , es den voors. raiden voergelesen zeker burger- request, den burgermeesteren overgegeven bij eni-

mecsteren 1 0 i _ . quot; r,

overgege- gen van do nyeuwe religie, als Eeymei Cant, Stans Ecvnier Baiininck ende anderen , tot vier in getaele , ver-Cant cum souckende, dat de regierders ofte burgermeosteren

sociis

Fol. 49. zouden willen de p. e. overgeven de requeste, an

-ocr page 234-

205

do voorsz. request3 gelicclit, wesendc vier off vijft\'

blaederen groot, addresschcnde an do Co. Mat. ende

inhoudende zeker versouck van de vasallen ende

ondersaten zijner Majesteyt, tenderende deselve re-

queste in effecto, omme te moegen blijven bij boer

religie ter tijt toe, enz. Welcke requesten beyde

den voors. raiden voergelesen zijn. Dewelcke ge-

boort, es bij de voors. raiden ymmers tmeerendeel

van dien, omme diverse consideration geresolveert,

de voors. supplianten boor voors. versouck aft\' te

slaen, mits zijluden de p. e. alhier ter stede zeiver

wel becomen moegen , ende alznlcx nyet geraiden

te wesen, bierinne van der stede wegen te bemoijen;

dan zoe eenigen van de raiden op der saicke voors.

beraet begeerden , es gezeyt, op margen op der-

selver saicke weder te resolveren.

(Den tweeden Januarij anno xvclxvil es dese

saicke weder geleyt in communicatie ende eyntelick

geresolveert, als boven gescreven es).

Hiernao is ter voors. tijt gecomen in de raetca- Angacnde n • i quot; . n , drie poinc-

mer mr. Keynier van der Duyn, raet in den hove ten, bij mr.

van Hollant, ende beeft den xxxvi raiden alle ver- 1{e-vnier, \' van der

gadert aengegeven drie poincten, daeraff\' hij zeyde Duyn van

last te hebben van de p. e. , omme denselven rai- prince den

den van wesen ziinder e. te doen verclaringe. Eerst ^XXV1 ra\'quot; 0 J 0 den gepro-

dat zijn p, e. overgegeven was zeker request bij de poneert, be-

natie van de Oosterlingen alhier, omme te heb- die reques-

ben een kereke binnen deser stede tot behoutt\' van ^ vari ,de

Uostersche

d\'AugsburcIisclie confessie. Waerop zijn p. e. be-natie, om

geerde advijs van de raiden voors. Ten tweede, dat vandecon-

de reeierders deser stede zii\'n e. zouden nomineren \'\'csslc, vaquot; 0 J Augsbureh

drie capiteynen, omme gestelt te werden over de to onder-souldaten , die men naer inhoudt van t accordt, Amstelret-0t bij zijne excellentie beraemt, vuyte burgerie deserllalnrnc-

-ocr page 235-

20C)

stede aennemen zoude. Ten derde , dat de regier- nj

ders voors. zijn e. mede zouden nomineren de per- ge

sonen , die zij van meninge zouden zijn t\'eligeren ra

tot xxxvi raiden, in de plaetse van de overlede- ee

nen. Ende hebben nae \'t vertreck van den voors. zij

raetslieere de voors. xxxvi raiden communicatie ge- b€

houden op de poincten voors. Ende naedat henluy- de

Fol. 49 Jen dg voors. requeste, bij d\' Oostersche natie an d( de p. e. overgegeven, gelesen ende daerop ripe-

licken gelet was, es bij henluden ofte ymmers \'t d(

meerderdeel van hen geresolveert, dat men hierinne ra

nyet en zoude cunnen adviseren van der stede we- m

gen, zoe de saicke nyet en was in de faculteyt van gi

de regierders deser stede; oick de voors. requeste b(

tendeerde tegens d\'accordt, bij der hartoginne re- q\'

gente mitten geconfedereerde edelen gemaict, ende d

daeromme , indien de supplianten der voors. saic- v

ken angaende yet wilden versoucken, dat zij tselve li

zouden moegen doen an de hartoginne ofte an de h

p. e. stadthouder deser landen. Dan zoe enigen van v

de raiden naemen breder deliberatie, es de saicke d

vuytgestelt op margen, omme daeraff weder te com- c

municeren. Ende nae des morgens den ii. Januarij t

hierop wederomme gecommuniceert was, es de voors. j

resolutie gevolcht. Maer angaende \'t tweede poinct ( van de drie capiteynen te nomineren , zijn bij de

voors. raiden gecommitteert mijn heeren de burgermeesteren. Angaende \'t derde poinct, omme der p. e. te nomineren de personen, die de raiden zouden meenen f eügeren in de plaetse van de offlivige xxxvi raiden, es den voors. eersten Januarij ende oick den tweeden , overmits vuytstel van deliberatie bij eenigen genomen , geresolveert, dat deselve nominatie nyet doenlick was, mits men teser tijt

-ocr page 236-

207

ier- nyet en kunde weten, welcke personen achtervol-

ler- gens deser stede privilegiën ende usantio tot xxxvi

ren raiden den xxviii. deser maent bij voergaenden

de- eede gecoeren zullen \'werden, ende dat alsdan elck

3rs. zijn eedt ende conscientie zal moeten in de electie

ge- bewaeren. Ende dat men daeromme zijn p. e. mit goe-

ay- de middelen zoude onderrichten, omme de voors. rai-

an den van de voors. nominatie teser tijt te verdraegen.

pe- Achtervolgende de communicatie , op ghisteren ro1- 50-

, Ikrueren-

5 t den eersten January (als voeren geregistreert staet) dc zekere

ine mitten xxxvi raiden gehouden op de articulen bij

vc- mijn heeren de burgermeesteren gedaen stellen bij 1,ei\' ^P- ^c-

Tan gescrifte op de articulen van accordt, bij de p. G. ven op de

ste beraemt tot onderhoudinge van vrede ende tran- articulcn

ö van ac-

fe- quilliteyt binnen deser stede, welcke articulen bij ™rdt, bij ide de burgermeesteren gedaen stellen op ghisteren den hier be-ic- voors. raiden voergelesen zijn, ende zoe daerop de-raemtquot; ve liberatie bij eenigen was genomen, zoe hebben mijn de heeren de burgermeesteren deselve articulen den an voors. raiden, wederomme vergadert zijnde , weke deromme gedaen voerlesen op huyden den tweeden dach Januarij aquot; Ixvii. Dewelcke , bij forme van rij advijs an zijn p. e. over te gheven, bij de voors. fs. raiden geaccordeert zijn in dese manieren ende lu-\'Ct dende, zoe hier nae gescreven staet.

Ie Articulen bij forme van advijs der p. e. van Orai-

r- gnen , stadthouder, over te gheven op \'t accordt,

P- bij zijn e. beraemt.

\'n I. Op \'t eerste articule van accordt, bij de p.

e. beraemt, daer gezeyt wordt van de Minderbroe-

le ders-kercke, dat daerbij oick geëxpresseert zij \'t

t- kerckhoff mitte sacristie ende \'t schoolhuys van den

e Minderbroeders-convente.

ft II. Dat oick geëxcipieert werde de clem in \'t pre-

-ocr page 237-

208

r

ludie van \'t accordt tusschcn die van de nycuwe religie ende de regenten deser stede gemaict, ludende deselve clem aldus : Ter tijt toe anders bij de Co. Mat. onsen allergenadichsten heere, mit advoy van zijne generale staeten deser Nederlanden, zal wesen geordonnoert.

III. In welcken poinct van advoy do burgermees-teren sustineren nyet geconsenteert te hebben voerder dan voer zoe veel in hen es , ende dit duer noodtshalven, daertoe gedruct ende om meerder Fol. 50 apparente inconveniënten ende opruer te precave-ren, alzoe \'t concept, bij de regenten der voors. stede dien van de nyeuwe religie van te voeren overgegeven , nyet voerder houdende was dan op \'t be-liefven van de Co. Mat, ofte der hartoginne van Panna, regente, ofte van de princel. excellentie, als stadthouder van iïollant, waerinne die van de nyeuwe religie in dier forme nyet en hebben willen consenteren , maer hebben gewilt \'t advoy van de staeten voors. daerinne geëxpresseert te werden.

IIII. Angaende d\'inhoudt van \'t xiii. articule van \'t voors. accordt, den lesten Septembris alhier gemaict , beruerende de begravinge van de dooden , dat zoe veel angaet de kercke ende kerckhoff van den Minderbroeders-convente, dat dien van de nyeuwe religie zal zijn geïnterdiceert haere ceremoniën in der begravinge aldaer te houden , maer zullen hen moeten reguleeren , als voer in tselve articule van de begravinge in de Prochie-kercken gezeyt wordt, omnie to eviteren commotiën ende beruer-ten vuyter begravingen ende ceremoniën van die van de nyeuwe religie, eertijts gebuert.

V. Dat oick geroyeert zullen zijn \'t xv. ende xvi. articule van \'t voors. accordt, als ganssclick

verso.

-ocr page 238-

209

nyet wesende in de macht ofte faculteyt van de re-gierders deser stede, ende zulex duer vreese van apparente blootstortinge getolereert ende gepermit-teert zijnde. Ten waere de hoocheyt van de har-toginne d\' inhouden van \'t voors. xv. articule believen zal t\' advoyeren.

VI. Angaende \'t tweede articule van \'t accoi\'dt,

bij de p. e. beraamt, zal men zijn e. moegen ro-monstreren, dat op de Lastaige diverse groete spijc-kers ofte packhusen zijn, daer die van de nyeuwe religie commodieuselijck hoer predicatie zouden moegen doen , als de spijeker van meester Cornelis Dobbensz., Hans Wouters, Dirck Ecynersz., Arent Hudde, Symon Appelman ende Jan Pieterssoen Brouwer , mit meer anderen, van dewelcke de

voors. religie een ofte meer moegen nemen, mits de Fol. 51. eygenaers daeraff contenterende , als reden eyscht.

Ende ofte dair eenige van de voors. spijekers nyet groot genoecli en waere, mach men die lichtelic-ken helpen mit vuytlaeten ofte leufFenen ter zijden, om meerder volcks daer inne t\' ontfangen , als in andere plaetsen geschiet es. Maer die van de voors.

religie te laeten blijven binnen deser stede , zoude directelicken wesen tegens den wille van de har-toginne regente ende oick contrarie \'t accordt, bij haer hoocheyt mitte geconfedereerde edelen gemaickt.

VII. Op \'t derde articule zijn de regierders te vreden der p. e, te leveren de namen van zes ofte meer capiteynen, daer vuyt zijn e. drie zal accepteren , mits deselve capiteynen d\' aenneminge van de souldaten zullen doen bij advijs van de burgermeesteren , als beste kennisse hebbende van hoere burgeren.

VIII. In quot;t v, articule accorderen de burgermees-

14

-ocr page 239-

210

teren bij provisie voer clesen tijt, welverstaende dat zijn excellentie ordonneren zal do maniere, hoe tselve bequamelick zal moegen geschieden, beson-dert in \'t opbrengen ende affbrengen van de sloe-telen , mits dat de waeeke zoe van de xxxvi rae-den, als van de schutters des avonts eerst beghint voer thien vuren , als de poorten lange te voeren al gesloten zijn geweest, ende zij des morgens schey-den lange alvoeren de poorten geopent worden , als omtrent vier vuren in den morgen ; ofte anders zouden do sloetelen van des avonts nae \'t sluyten van de poorten , dwelck nu es omtrent vijf vuren tot thien vuren in den avont ende des morgens voer vier vuren , als de wachte affgaet tot half acht vuren , desen tijt dat de poorten geopent worden, leggen onbewaert.

oo

IX. Beruerende \'t viii. articule bidden de burgermeesteren zijn e., henluden te willen laeten bij \'t gebruyck van hoere privilegiën , altijts geuseert ende den eedt, die da erop gedaen wordt bij deghe-

Fol. 51 nen , die d\'electie van de burgermeesteren, scepe-nen ende xxxvi raiden hebben, ende zij continue-licken useeren , nae wille van de Majesteyt ende diverse missiven van de hartoginne regente te dien eynde an henluden, onnne goede treffelicke persoenen te kiesen, op verscheydene tijden gescreven.

X. Angaende \'t x. articule zouden de burger-meesteren wel bidden zijn o., dat de missive van de hartoginne, daerinne geruert, gelesen worde ter presentie van zijn e. alzulcken personen van de nyeu-we religie ende in zulcken getaele, als zijn e. dat beliefven zal t1 ordonneren. Ende nae dat accordt ten beyde zijden bij tusschenspreken van zijn e. beslooten zal wesen, zullen alsdan de burgermees-

-ocr page 240-

211

teren wel bereyt zijn eenige lieeren gedeputeerden te zeynden an de hoocheyt van de hartoginne,

omme te solliciteren approbatie ende ratificatie van tselve accordt ende harer hoocheyts beliefven op als te vernemen.

Opten derden dach in Januario anno xvclxvii Roerende

.om eynte-

nebben mijn heeren de burgermeesteren communi- lick te ge-catie gehouden mitten xxxvi raiden deser stede, ^30\'^ noopende tgene mijn heeren voors. op huyden an- artieulen, gegeven es bij de hoochgeleerde heeren, mr. Cor-totdevréde nelis Zuys, president, ende mr. Reynier Duyn , ^^quot;oft\'c raedt in den hove van Hollandt, angaende de mee- men den lu-ninge van de p. e. (die haestich es te vertrecken) nyemve reende dat daeromme de regierders deser stede advi-llgie .foude

0 permitte-

seren zouden , omrae te persisteren bij de artieulen, ren een bij zijne excellentie tot onderhoudinge van vrede „lm ^ic-er beraempt, ende daerop hoer meeninge te verclae-stei,c-ren, ofte zijluden zouden den luden van de nyeuwe religie willen permitteren een plaetse binnen deser stede, omme haer religie te exerceren. Alsoe zijn excellentie gheen last heeft, henluden te laeten op \'t gewijde, ofte anderssins zijn excellentie van meeninge zoude wesen, zijn last te volcomen, stellende die van de voors. religie buten deser stede, achtervolgende de resolutie bij der hoocheyt van de Fo!. 53. hartoginne mitten geconfedereerde edelen genomen,

niettemin te vreden wesende t\' adviseeren mitten re-gierders deser stede tgunt tot vrede zoude dienen nae gelegentheyt der saicken, sonder dat hij de saicke op hem alleene zoude willen gedreeven hebben, ofte dat men mit hem voer de Majesteyt zoude willen voerboeten. Ende naedat de voors. raiden op der voors. saicke, wesende van grooter zwaricheyt,

hadden gelet, es bij henluden geresolveert ende

14#

-ocr page 241-

212

voer guet geraeden, aengemerct de gelegeiitlioyt deser tijt, te bidden zijn p. e. te willen superse-deren een tijt lange met d\'executie van zijn commissie ende te schicken an der hartoginne regente de articulen voors. bij zijn e. beraempt mit d\'antwoort ofte ad vijs bij do regierders deser stede daerop an zijn e. overgelevert, mitsgaders tgene die van de voors. religie mede daerop scrijfven ofte overgeven zullen willen , ende all tselve te zeyndeu an de hartoginne met zijn advijs nae de staete, daerinne hij de saieke alhier bevindt, omme hierop te hebben de beliefte van haer hoocheyt. Waernae de regierders deser stede hen gaerne reguleren zullen, ende dat middelertijt bat geraeden waer, den Inden van de voors. religie getolereert te werden hoer predicatie te doen in de Minderbroeders-kereke, die zijluden doch zijn occuperende, ende tselve mit meerder ruste ende bequaemheyt zoude moegen ge-bueren, dan een ander plaetse henluden binnen der stede te assigneren, overmits te beduchten es, dat men qualicken hier binnen der stede andere plaetse den luden van de voors. religie zoude cun-nen assigneren tot hoerluder contentemente. Des oick guet zoude zijn , omme alle inconveniënten voert meer te verhoeden van \'t gemeen peuple ofte licbtvaerdige luden ende de justicie te stareken, te doen aennemen bij advijse van zijn e. zekere me-nichte van souldaten , deser stede burgeren.

Fol. 32 Opten negenden dach in Januario anno xvc ze-^Hoéremieven ende tsestich hebben mijn heeren do bur-ZekCk Vir êermces^eren communicatie gehouden mitten oude cenigen van burgermeesteren, beroerendo zeker versouck, bij HgitTan quot;dé een\'ge burgeren van de oude religie, soe bij monde, burger- als oick eensdeels bij gescrifte, an de voors. bur-

-ocr page 242-

213

germeesteren gedaen, omme hen ecnixro plactse ge- laccstereu

gedaen.

designeert ofte geordonneert te werden, aldaer zij vergaderen ende ontbieden zouden mogen die van hoeren sinne ende gevoelen, omme doerdien te weten , hoe starck zij zouden zijn , als bij die van de nyeuwe religie aireede gedaen es. Es bij de voors.

raiden geresolveert, dat men den supplianten hoer versouck een dach drie ofte vier zoude ophouden ende da er mede supersedere!! totter tijt toe, men de princelijeke excellentie hieraff geopent ende \'t voors.

versouck te kennen gegeven zal hebben, omme van zijnder excellentie te hooren, wat hem hierinne best geraiden zoude duncken gedaen te werden.

Op den xiiii. dach in Januario anno xvcIxvii, Nopende

t accorut,

hebben mijn heeren de burgermeesteren communi-bij de p. c.

catie gehouden mitten xxxvi raiden deser stede op vocrgesla-quot;

d\'inhouden van zekere articulen van accordt, bij Sen.alsili(!-

J nendc tot

de p. e. van Oraignen, stadthouder, op nyeus ende vrede, bij provisie beraempt, als dienende tot vrede ende ruste hier ter stede gehouden te moegen werden ,

al op \'t beliefven van de hartoginne gouvernante ende ter tijt toe bij haer hooclieyt anders geordonneert zoude wesen. Welcke articulen van accordt den voors. raiden voergelesen zijn mitten articulen bij de p. e. bij gescrifte gestelt, daerop de soul-daten , die men vuyten burgerie aennemen zoude, tot tweehondert in getaele, hoeren eedt zouden doen.

Ende nae hierop bij de voors. raiden gelet was, es bij henluden verclaert, dat de voors. articulen hen wel aenstonden , dan es daerbij verhaelt, als dat men zijn p. e. (die in meeninge zoude zijn corts Fol. 53 van hier te vertrecken) zoude bidden, omme nyet te vertrecken , voer ende aleer de voors. articulen geëffcctueert zouden wesen, dat oick oerbaer wacr,

-ocr page 243-

214

\'t getal van de voors. souldaten te vermeerderen, tot beter versekertheyt van vrede ende onderhoudt van \'t voors. accordt, oick tselve aennemen zoude gedaen werden bij kennisse van de burgermeesteren, als beste kennisse hebbende van hoere burgeren. Dat mede geraden zoude zijn bij zijne p. e. geordonneert te werden, dat alle vreemde gesellen, hier ter stede residerende, die gheen eedt den com-missaryssen, daertoe bij den gerechte geordonneert, alnocli gedaen hebben, alnoch zouden eedt doen , binnen zekeren tijt, aleer zijn excellentie zal ver-trecken , ofte anders vuyter stede ruymen zouden op zekere peenen.

Fol. 53 Op den xxiiii. dach in Januario anno xvclxvii V Bcrueren- es mitten voors. raiden gecommuniceert angaende de ommc te (jg,. sa;c]je claerop dachvaert bescrevea es in den

zeynden an 1

der Majes- Hage, op tgene in de voergaende dachvaerden al-

teytendete , . , . j i .

versoucken, daer es gecommuniceert, omme eemgen van s lants gheen wegen te zeynden an de Co. Mat. van Spaignen,

vreemt .

crijchs- onsen aldergenadichsten lieere, ten eynde zijne Ma-sc hndcn tëjeste37t mit gheen vreemt crijchsvolck in dese Ne-bren^en. derlanden zoude willen comen , ende dat men tot desen eynde bij provisie zoude doen cesseren de nyeuwe predicatiën ende omme middelen, daertoe dienende, te beramen. Ende overgeleyt der saicken gele-gentheyt, es geresolveert te volgen hieriime de meerder stemmen van de staeten, angaende \'t cesseren van de predicatiën ende \'t restitueren van de kercken.

Fol. 55. Op den zevenden dach in Februario anno xvclxvii

hebben mijn heeren de burgermeesteren communi-

ven van de catie gehouden mitten xxxvi raiden c.eser stede op hartoginne

ende \'t op- \'t scrijfven van de hartoginne regente van date den aVjude\'Vcuquot; ^iiii- dach in Januario lestleden. Welcke missive sie- den voors. raiden voergelesen worde. Dewelcke ge-

-ocr page 244-

215

hoort ende op d\'inhouden van dien gelet wesende,

es bij de voors. raiden geresolveert, dat mijn hee-ren de burgermeesteren de voors. missive zullen voerhouden den overluden van de schutteriën deser stede ende benluden daeraff overleveren copie, om-me van d\'inhouden dersolver missive te beter ken-nisse te moegen hebben, ende dien achtervolgende de overluden voors. mit alle goede middelen ende manieren te vermanen ende te induceren, omme de altaren van de schutteriën weder op te rechten, de diensten Goodts dairop weder te laeten doen ende continueren naer gewoonte, ende als voer de tur-batie in de religie plach gedaen te worden, ten eynde d1 andere ghilden, daeraen exempel nemende, van gelijcken doen zullen willen. Omme alzoe te moegen ontgaen d\'indignatie van de Co. Mat. onsen g. h. ende van de hartoginne regente, ende zulcx te voercomen de compste van zijne Mat. ende pre-caveren, dat overmits d\'acten , alhier tegens zijner Mats. behagen gebuert, dese goede stede in zijner Majesteyts ongenaede nyet en geraecke.

Op den xvii. dach in Februario anno xvclxvii Roerende

hebben mijn heeren de burgermeesteren communi- van \'den

catie gehouden mitten xxxvi raiden deser stede, iedere

noopende de reparatie bij der stede gedaen in den convente.

convente van de Minderbroeders, zedertscrijfven van

de hartoginne regenje van date den xxiiii. Januarij l\'ol. 55

verso •

lestleden, ten eynde de conventualen aldaer zouden moesen continueren de dienst Goodts ende haer re-ligie. Ofte men de voors. reparatie voorts zal continueren , mits daeraff houdende goede rekeninge,

omme mede alzoe te vertoenen , dat de destructie,

in den voors. convente bij eenige moetwilligen in de zoemer lestleden geperpetreert, den regierders

-ocr page 245-

216

deser stede qualicken aengestaen heeft. Ende over-geleyt der saicken gelegentheyt, overmits dc voors. conventualen, hier noch meestal onder de gemeente onderhouden zijnde, gaerne tot ontlastinge van de goede gemeente hen zouden transporteren in hoerluder convente voors. ende nyet machtich zijn de voors. reparatie solver te doen off te becostigen, es bij de voors. raiden geresolveert de voors. reparatie bij deser stede te continueren, mits daeraff houdende goede rekeninge opt avontuer, ofte eenige naemaels bevonden mochten werden, die de voors. costen zouden beboeren te gelden.

Omme te Aniraende do vermaninge, mede cedaen den voors. becostigen 0 o \' o

de glasen in raiden, ende hoe henluden zoude anstaen, dat elck

\'t pant van , ., i r, i

\'t Minder-val1 c\'e voors- raiden een glas ofte een zekeren pen-

troeders- ninck daertoe gelden zoude, omme de glasen in \'t convent. 0 0

pant van \'t voors. convent te doen stellen, daer

die vuyt geslaegen zijn, es omme redenen geresolveert , dat tselve oick bij deser stede aal bij provisie verschoeten worden, mits houdende rekeninge als voeren , zoe doch voer de guetwilligen noch veel meer vallen zal, om den voors. convente subven tie te doen.

Foi. 56. Op den xxv. dach in Februario anno xvlxvii

de verga- hebben mijn heeren de burgermeesteren communi-

wapenen in ca*\'\'e gehouden mitten xxxvi raiden deser stede op

binnen de- der saicke van de vergaderinge , hier tor stede te-scr stede

ser tijt wesende ende bij eenige oproerigen versa-melt , ende van de gemeente, daertegens op der plaetse ende anderssins vergadert, beyder zijden in wapenen. Ende nae Adriaen Paeu, Andries Boe-lensz. , Henrick van Marcken , Adriaen Medem-blick, Henrick Franssen cum sociis den heeren voors. angegeven hadden , waervuyt de voors. ver-

-ocr page 246-

217

gaderingc os gecauseert, besondert overmits (latter verspreyt es , dat mijn heeren de burger meesteren eenige knechten hadden aengenomen, sender advijs van de p. e., ende contrarie zijn ordonnantie. Weleke ordonnantie de voors. oproerigen van meeninge wae-ren t\' achtervolgen , es hierop bij de voors. raiden geresolveert, nae de voors. Adriaen Paeu cum so-ciis buten de raetcamer vertrocken was, ende denselven Adriaen cum sociis daernae te kennen cege-

O O

ven, dat de voors. aenneminge alnoch nyet gedaen maer alleenlicken voorhanden es tot beschermenisse deser stede, achtervolgende \'t scrijfven vuyt Brus-sele, alhier op ghisteren gecomen, ende waerschu-winge , der stede gedaen , omme goede toesicht te dragen , overmits de vergaederinge van volcke, tot eenige plaetsen versamelende, ende dat oick dien achtereenvolgende noch huyden een besloeten briefve ontfangen es van date den xxi. deser maent, bij der hartoginne gescreven, inhoudende gelijeke waer-schuwinge. Weleke briefve oick den voors. Adriaen Paeu cum sociis gelesen ende henluden verclaert worde , dat de knechten , die angenomen zouden werden, zouden staen onder deselve capiteynen, articulen ende eedt, als de tweehondert souldateu te-genwoordelicken dienende. Welck antwoort ende resolutie de voors. gedeputeerden accepteerden, duer begeerte oick van de heeren voors., den voors. oproerigen in den besten te rapporteren, omme henluden neder te setten ende alle voerder quaet ende inconveniënten, die vuyter versamelinge beyder zijden zouden moegen spruyten, te verhoeden. Hiernae zijn de voors. Adriaen Paeu, Andries Boelensz., Henrick van Marcken mit eenige andere hoere consorten weder inne gecomen , rapporterende hoere

-ocr page 247-

218

wedervaeren, als dat de saicke van de opgeheven vergaderinge , teser tijt wesende, hoers verboo-pens , wel zal cesseren ende gebroocken werden , mits dat men zoude ophouden van meer knechten aen te nemen ter tijt toe anders bij de p. e. zoude geordonneert zijn, mits de voors. oproerigen de stede selver begeeren te bewaeren ende te wachten van allen ongevalle , ende dat de buyrwachte zoude opgericht werden op de houffslaegen. Waerop den voors. gedeputeerden verclaert worde, dat de wacht-cedullen al gereet waeren, ende de ordonnantie van de wacht bij gescrifte was gestelt, ende deselve, gevisiteert zijnde, gepubliceert ende de buyrwacht opgestelt zoude werden , dwelck zekeren tijt opge-staen ende vertoeft hadde, overmits \'t versterfven van eenige capiteynen ende lieutenanten. Ende nae, de voors. gedeputeerden vertrocken wesende , op der voors. saicke bij de raiden voors. breeder ge-communiceert was, es bij henluden geresolveert en-Fol. 57. de daernae den voors. gedeputeerden gezeyt, dat men mitten aennemen van de knechten te vreden es te surcheren, mits dat men van der stede wegen terstondt zeynden zal in den Hage an de gecommitteerden , mr. Eeynier van der Duyn ende anderen, omme henluden alhier te haelen ende be-scheyt te hebben van de beliefte van de hartogin-ne regente. Waernae men over beyde zijden zoude te vreden zijn , ende dat de luden van de nyeuwe religie eenigen van de heeren mede «ouden zeynden in den Hage, omme de voors. commissaryssen te spreken ende de voors. meninge te vereysschen, mits bij desen middele alle voerder verloop zoude moegen verhoet werden. Dwelck de voors. gecommitteerden aennamen der voors. vergaderinge van

-ocr page 248-

219

de nyeuwe religie in den besten over te brengen.

Hiernae zekeren tijt, nae de voors. gedeputeer- Koerende

Jg scuckc

den ten voors. dage den xxxvi raiden rapport op voors. hoeren wedervaeren hadden gedaen, es bij deselve raiden gedaen maecken zeker project, dienende,

omme de voors. vergaderinge te stillen ende te scheyden in vruntscappe, ende zoe tselve project den voors. van de nyeuwe religie vertoont zijnde , bij henlüdon eensdeels begeert was gealtereert ende geaddeert te werden , es hiernae in presentie van de voors. gedeputeerden tselve project bescreven ,

ende den voors. gedeputeerden medegegeven, omme den voors. luyden van de nyeuwe religie t\' appais-seren ende te vreden te stellen , ludende aldus :

Omme te stillen de tegenwoordige beruerte ende turbatie van de burgeren deser stede, teser tijt in wapenen vergadert, ende ten eynde duer onver-standt gheen inconveniëntcn ge\'uueren, daerduer de gansse gemeente beyder zijden zoud-e moegen verdurfven werden ende dese goede stede in ongenaede der Co. Mat., onsen aldergenadichsten heere, tot verlies van haere privilegiën ende voorts in gansser VC]11quot; 57 verderffenisse geraicken , soo es \'t dat mijn heeren van den gerechte bij advijs van de xxxvi raiden te vreden zijn, op te houden mitter aenneminge van eenige knechten, mits oick alnoch gheen knechten aengenomen zijn , noch aengenomen zullen werden , mits dat van der stede wegen, ende oick (indien \'t dien van de nyeuwe religie belieft) een off twee van de hoeren gesonden zullen worden op morgen nae den Haege an de commissaryssen , die aldaer van de hoocheyt van de hartoginne last hebben, haer hoocheyts beliefven op d\'ordonnantiên van de p. e. alhier te volbrengen, waernae elck hem

-ocr page 249-

220

reguleren zal. Des oick desen nacht buynvacht gehouden , ende op morgen gcstclt ende gecundicht werden zal d\'ordonnantie van de p. e. angaende de nachtwaeeke op de liouffslaegen gehouden te werden, ten eynde dese goede stede ende hoere gemeente in vrede ende beschermenisse tegens allen deser stede quaetwilligen gehouden zal moegen werden. Vermaenende hieromme eenen yegelicken, dat elck hieraen benuegen ende nae zijn liuys mit vrede ver-trecken zal willen. Des zullen over beyde zijden alle schanssen, gescut ende andere munitiën offge-brooken , ende vuyter wage op hoere plaetsen ge-brocht worden , vuytgeseyt de munitiën, in der vierschare ende op der wage behoercnde.

Voorts zijn hiernae in den avondt op den voors. dage gecomen op de raetcamer de voors. Adriaen Paeu cum sociis , als gedeputeerden van die van de nyeuwe religie ende tusschen beyden als deser stede regierders ende derselver religie ten besten sprekende, ende tot vrede arbeydende, doende rapport van hoeren wedervaeren op voors. project, voeren geïnsereert. Welcke rapport gehoort ende op de gelegentheyt der saicken ende van desen tijt ripelicken gelet zijnde, es bij advijse van de voors. raiden noch een derde project gemaict, ende den voors. gedeputeerden overgelevert, omme bij hen-J\'ol. 58. }ujen die van de nyeuwe religie, alnoch in wapenen vergadert, ofte hoere gecommitteerden te doen visiteren ende daerduer van een gescheyden te moegen werden , ludende \'t voors. project, wesende een offscheyt van de raiden voors., zoe hier volcht:

Op \'t rapport an mijn heeren van den gerechte ende xxxvi raiden gedaen bij Adriaen Paeu cum sociis, omme te stillen ende mit vruntscappe te

-ocr page 250-

221

Bcheyden de vergaderinge van de burgeren, in wapenen wesende, es bij de voors. heeren den voors. gedeputeerden voer offsclieyt gegeven, dat mijn heeren accorderen, als dat twee van gerechts ende raide wegen ende twee van de nyeuwe religie wegen op morgen zullen reysen in den Hage, an de commissaryssen bij oer hoocheyt van de hartoginne regente gecommitteert, omme albier te volbrengen de beliefte van haer hoocheyt op d\'ordonnancie , bij de p. e. hier ter stede gemaict, omme te vereysschen,

off de p. e. daerop geadviseert heeft ofte niet, ende ofte bevonden werde , dat zijne p. e. daerop nyet en heeft geadviseert, dat alsdan de voors. gecommitteerden beyder zijden reysen zullen mit aller spoet an de p. e., hem te kennen ghevende der saicken gelegentheyt alhier , ende omme te hebben zijnder excellenties advijs op tgene bij der voors. hartoginne op zijne voors. ordonnancie belieft ende geordonneert es, mits men alsdan zoude versouc-ken an de commissaryssen voors. op te houden mit-ter executie van hoere commissie ter tijt toe, dat de voors. gedeputeerden wederomme gecomen zullen wesen. Zijn mede mijn voors. heeren te vre-den, op te houden mitter aenneminge van eenighe knechten ende deghenen, die angeteyckent zijn,

nyet in dienste te nemen, ende dat men op mar-gen kundigen zal d\' ordonnancie, bij de p. e. alhier laestmael gemaict, angaende de nachtwaecke op de houffslaegen. Actum den xxv. Februarii anno xvclxvii.

Op huyden hebben Adriaen Paeu ende Jan Per- Fol. 58

chijn , van wegen die van de burgerie, in wapenen ^Koerende

vergadert wesende, omme alle vrede te maicken,de saiokc 0 7 voors.

an mijn heeren de burgermeesteren deser stede

-ocr page 251-

222

van Aenistelredamme versocht, dat zij , voer zoe vele tselve hen angaen mach ende in hoere macht es, henlnden zouden willen vergheven angaende alle anvechtinge ofte kerckstueringe, bij de voors. burgerie totten dage van huyden toe gedaen ende geattempteert. Dwelck mijn voors. heeren de burgermeesteren, ten versoucke als boven, der voors. burgerie vergeven hebben , als zij hen tselve verbeven mits desen, voer zoe vele dat in hoere macht

O \'

es. Actum in \'t thoorentgen, den xxvi. Februarii xvc zeven ende tsestich, bij alle de voors. burgermeesteren.

-ocr page 252-

SPITSBERGEN,

EENE NEDERLANDSCHE BEZITTING.

Bij do verschillende scheepstogten naar Nova-Zembla en Waaigat, om eene doorvaart naar Oost-Indië op te sporen, hadden de onzen in het Noorden eene menigte wal-vischen en andere zeedieren ontmoet, wier vangst een aanmerkelijk voordeel kon opleveren. Weshalve men op het denkbeeld kwam , om te dien einde eene Groenland-sche Maatschappij op te rigten ; waarvoor in en na het jaar 1611 inschrijvingen, zoo in Holland als in Zeeland, gedaan werden. De deelgenooten konden het echter eerst op eenige punten niet met elkander eens worden. Eindelijk kwam er toch te Amsterdam eene zoodanige Maatschappij , onder den naam van de Noordsche Compagnie, tot stand , welke op den 27sten Januarij 1614 van de Algemeene Staten octrooi verwierf, om gedurende den tijd van twee jaren alleen te mogen visschen en handelen op de kusten en landen van Nova Zembla tot de Straat Davis, daaronder begrepen Spitsbergen, het Beeren-eiland, Groenland en andere eilanden, daaromtrent gelegen. De Noordsche Maatschappij rigtte zelfs op het eiland Amsterdam bij Spitsbergen verscheidene gebouwen op ten dienste der visscherij en liet in de stad Amsterdam op de Keizersgracht niet verre van de Brouwersgracht eenige pakhuizen bouwen, nog bekend onder den naam van de Groen-

-ocr page 253-

224

landscho pakhuizen. Meermalen is het octrooi voor de Noordsche Maatschappij naderhand verlengd. Zoo werd het den 24stcn Januarij 1617 voor vier en den 27steu December 1622 voor twaalf jaren vernieuwd. Inmiddels was er ook in Zeeland eene Groenlandsche Compagnie opge-rigt, die eerst vergunning erlangde, om nevens de Hol-landsche op het eiland Mauritius, anders gezegd; Jan-Meijen-eiland de walvisch-vangst uit te oefenen en later met de Noordsche Maatschappij vereenigd werd. Ook werden de rriezen, op hun aanhoudend verlangen, daarin ten jare 1636 opgenomen. Het octrooi is voor het laatst gecontinueerd den 25sten October 1633. Want toen de tijd van acht jaren, daarbij bepaald, verstreken was, begon de lust tot deelneming, wegens de groote verliezen, zoo zeer te verflaauwen, dat de Noordsche Maatschappij uit gebrek aan belangstelling reeds in den jare 1645 noest ontbonden worden. Sedertdien tijd is de Groenlandsche visscherij aan de kooplieden in het bijzonder overgelaten, die de walvisch-vangst omtrent Groenland en Straat Davis met afwisselend geluk hebben voortgezet.

Meermalen gaf de walvisch-vangst aanleiding tot moei-jelijkheden met de Engelschen en Franschen , daar de onzen in den beginne door de eersten in de vaart naar het Noorden belemmerd werden en van hunne zijde den laatsten deze vaart wilden beletten. Ook tusschen de Nederlanders en den Koning van Denemarken waren over het regt der Groenlandsche visscherij in 1631 ernstige geschillen gerezen , die verscheidene jaren aanhielden. Op den 28ston December van liet genoemde jaar schreef de Deensche Koning Christiaan de vierde aan Hun Hoog Mogenden, dat de handel en vischvangst op de kusten van het eiland IJsland door hem uitsluitend aan de IJsland-sche Compagnie, gevestigd in zijn koningrijk Denemarken, vergund en aan alle vreemde natiën daarentegen verbo-

-ocr page 254-

225

was. Verder verzocht hij de Staten Generaal, vermits uc ingezetenen der Vereenigde Nederlanden tegen zijn bevel en ordonnantie onder de kusten van IJsland gevischt hadden , om een publiek edict tegen de visscherij in het Noorden hier te lande uit te vaardigen. Deze antwoordden hierop den 24stca Augustus 1632, dat de bewindhebbers der Noordsche Compagnie, aan wie zij den brief des Konings medegedeeld hadden, verklaarden de bewoners van IJsland niet bezwaard te hebben en behoorlijk zorg te zullen dragen, dat geene klagten met grond tegen hen konden worden ingebragt. Evenwel beklaagde de IJs-landsche Compagnie zich andermaal bij den Deenschen Koning, dat thans niet de Noordsche Compagnie maar andere onderdanen der Staten haar zoo veel schade toe-bragten , dat zij met een\' geheelen ondergang bedreigd werd. Onder anderen had een koopman van Amsterdam, genaamd Elias Trip, IJsland bezocht en eene lading visch, behalve nog andere waren, van daar naar zijne woonplaats overgevoerd. De Koning verlangde daarop van Hun Hoog-mogenden bij missive van den 16dcn February 1635, dat zij den overtreder van zijne geboden ernstig zouden straffen en aan hunne onderdanen de vaart op IJsland en do havens van dat eiland, zoo ook de visscherij op de kusten , ten eenemale verbieden. Nadat deze missive uit de vergadering van Hun Hoogmogenden in die der Staten van Holland en West-Friesland gebragt was, werd door deze op den 4den April besloten, dat de leden, dos hegeerende, kopij van \'s Konings brief zouden nemen , om de noodige waarschuwing te doen en daarop te letten bij de beraadslaging over de belangen der Groenlandsche Compagnie. Ondertusschen bleef de zaak hangen, zoodat Koning Chris-tiaan zich verpligt vond om antwoord op zijn schrijven aan te dringen, terwijl tevens zekere Jacob Bastiaansz. Kool, wonende te Kopenhagen , zich beklaagde, dat de ingeze-

15

-ocr page 255-

226

tenen dezer landen, in prejudicie van Zijne Deensciie Majesteit en van de IJslandsche Compagnie, ondernamen omtrent IJsland te visschen. De Staten droegen aan de Gecommitteerden tot de Groenlandsche Compagnie en de verlenging van haar octrooi den last op , om deze klag-ten te onderzoeken , den suppliant voor zich te ontbieden en hem de onschuld van de ingezetenen dezer landen voor te houden. v Eerst na herhaald schrijven des Konings van Denemarken kwam de zaak op den O\'0quot; December 1635 weder ter sprake in de vergadering van Holland, wanneer geresolveerd werd , om de heeren van Amsterdam, als de meeste kennis van de zaak hebbende, te verzoeken een1 brief aan Zijne Majesteit te schrijven tot verontschuldiging van de ingezetenen dezer landen, waarvan eene kopij aan Karei van Krakauw, resident in Denemarken, zou worden afgezonden. Ofschoon het pleit hiermede niet beslecht werd, daar blijkens de Hollandsche Kesolutiën de Deensche Koning nog een en andermaal terugkwam op zijne bewering, van met uitsluiting der andere natiën, alleen omtrent IJsland te mogen visschen, verdient echter de brief, door de Amsterdammers opgesteld, ook deswege bewaard te blijven, dewijl daaruit blijkt, dat Spitsbergen, door de onzen ontdekt, vroeger voor eene Nederlandsche bezitting gehouden werd. De brief luidt aldus :

Aan den ConincJc van Deenemarken.

Ons is ter regter tijd verhandrijkt Uwe Conincklijke Majesteits brief, geschreven tot Anderschouw den 12den Februarij lestleden, daarinne Uwe Conincklijke Majesteit schijnt het land van Spitsbergen te willen hegten (onder den naam van Groenland) aan de Souverainiteit van de Croon van Noorwegen, waarop bij ons gedelibereerd wee-sende , hebben goed gevonden, Uwe Conincklijke Majes-

-ocr page 256-

227

tcit mits desen met alle respect te gemoet te voeren, dat het land van Spitsbergen in den jaare 1594 bij de ingezetenen deeser landen, onder onse baniere, is ontdekt en geoccupeerd, en tot nog toe gepossedeerd. quot;Wel is waar. dat eenige subjecten van Uwe Conincklijke Majesteit n verloop van volle drie en twintig jaaren na de eerste vin-dinge van onse ingezetenen, in Spitsbergen zijn verschee-nen met een schip, om aldaar de walviscbvangst te plegen, daarinne zij ook door de ingezetenen deeser landen door nabuurlijke vrundschap niet en zijn geturbeerd; dog uwe Majesteits subjecten , zig daar met niet vergenoegende, zijn naderhand met meerder aantal van scheepen in Spitsbergen voornoemd komen visschen. Ook hebben zij aan andere natiën verkogt passen ofte concessiën, om aldaar mede van wegen U Conincklijke Majesteit te mogen visschen. Waaruit tusschen de ingezetenen deeser landen en zodanige koopers van de voorsz. passen en concessiën veele moeijelijkheden en vervolgens zwaare processen zijn ge-rccsen en ontstaan. Zulx dat onder \'t welneemen van Uwe Conincklijke Majesteit Spitsbergen niet te regt en kan gezeid worden te zijn een dependent van de Croon van Noorwegen, geconsidereerd, dat hetzelve land vóór de vin-dinge van onse ingesetenen van geen menschen ooit gezien ofte betreden is geweest, nochte vóór dien tijd in geen zeekaarten bekend. Maar het Oud Groenland, daar die oude memoriën en annalen van Uwe Conincklijke Majesteit van spreeken , is een bevolkt en bewoond land geweest, daar ter contrarie Spitsbergen woest is en van geen menschen bewoond ofte bewoond kan worden.

Wijders dat Uwe Conincklijke Majesteit in den voorsz. brief schijnt voor te wenden klagten, die deszelfs subjecten zouden doen over het groot getal van scheepen, die uit deese landen de visscherije van de walviscbvangst doen omtrent Spitsbergen, daarop hebben wij do Geoctroyeer-

15*

-ocr page 257-

228

de Noordscbe Compagnie deeser landen gehoord, diewel-ko schijnen meerder reden van klagten voor te brengen over de subjecten van Uwe Conincklijke Majesteit, vermits dezelve onder hun laten schuylen veele ingezetenen deeser landen , diewelke in praejuditie en tegens het octroy , twelk wij aan de voorzegde onse Compagnie hebben verleend , onderstaan de walvischvangst te onderkruypen, daartoe gebruykende verscheidene praetexten, behalven dat Uwe Majesteits subjecten binnen deese landen jaarlijks haare Equipage op de voorzegde walvischvangst zijn doende en hunne retouren in deese landen ook zijn brengende, tot merkelijke schade van de ingezetenen deeser landen ten regarde van den aanslag in den prijs van haare waaren. En alhoewel wij wel veel jaaren geleden tegens zulke en diergelijke Equipagiën hebben laten emaneeren bundige placaaten, ook dezelve tot verscheide tijden gerenoveerd, zo hebben wij nogtans dezelve uit goede vrundnabuurschap tegens Uwe Majesteits subjecten niet willen observeeren, en versekeren Uwe Conincklijke Majesteit, dat wij bij alle occasiën en gelegentheden niet en zullen onderlaaten te tragten om te meriteeren Uwe Conincklijke Majesteits groot-gunstig faveur , en met dezelve alsook zijne subjecten te onderhouden en continueeren alle goede vrund- en nabuurschap.

Waarmeede, enz.

-ocr page 258-

I

KORTE BESCHRIJVING

VAN HET GEBEURDE BIJ DE ONTVANGST EN IIET VEEBLIJP

DER VORSTELIJKE FAMILIE

BINNEN DEZE STAD IN DE MAAND SEPTEMBEII VAN

HET JAAR 1788.

-ocr page 259-

-ocr page 260-

Op den 26slcn Augustus 1788 werden burgemeesteren door een1 brief van den lieer raadpensionaris en door een mondeling berigt van den heer fiskaal der admiraliteit Backer geïnformeerd , dat de vorstelijke familie voornemens was in de volgende week eenige dagen in deze stad te komen doorbrengen , zullende zij verblijf houden in de zeiljagten van do admiraliteit en Oost-Indischo compagnie en de merkwaardigste gebouwen en Etablissementen alhier bezigtigen.

Donderdag den 286t£U schreef de president uit naam van burgemeesteren aan den burgemeester van de Poll, die zich in den Haag bevond , met verzoek, om de intention van Hunne Hoogheden te vernemen omtrent den voet, waarop zij zouden verlangen ontvangen en onthaald te worden , onder anderen ook, of zij niet zouden verkiezen, hunnen intrek in een der stads-logementen te nemen, of men hun een diné aldaar van stadswege zou mogen presenteren, en of zij ook invitatiën van particulieren of leden der regering zouden willen accepteren. En zoo ja, op welken dag hij president de eer zou mogen hebben, om Hunne Hoogheden en hun gevolg op een dind of soupé te zijnen huize te zien.

Vrijdag den 295tcn hebben burgemeesteren aan de regenten van don schouwburg kennis gegeven , dat men

-ocr page 261-

232

gaarne op den volgenden Donderdag eene buitengewone vertooning ter eere van de vorstelijke personen zou willen geven en hen verzocht daartoe de noodige schikkingen ten spoedigste te willen maken, zijnde de schouwburg nog gesloten, zoo als gewoonlijk in de zomermaanden.

Zaturdag den 30sten ontvingen burgemeesteren ten antwoord van den heer van de Poll, dat Hunne Hoogheden verkozen in de jagten te blijven logeren , dat zij bedankten voor een diné van stadswege en alle ceremoniën wilden vermijden , maar accepteerden een soupé ten huize van den burgemeester van Maarsseveen op Woensdag, en dat zij Donderdag een dejenné zouden nemen bij den burgemeester van de Poll. Ook zouden zij gaarne op Dings-dag liet stadhuis zien en aldaar dejeuneren. Waartoe ten eerste aan Oosterlink, kastelein in de Doelen op den Singel , de noodige order werd gegeven.

Wijders hebben burgemeesteren den regenten van de godshuizen , waar de fiskaal van der Hoop hen onderrigt had, dat de vorstelijke personen dachten te gaan, van hun voornemen door den secretaris doen adverteren met kennisgeving, dat eenige ververschingen aan het hooge gezelschap zouden dienen gepresenteerd te worden, zullende hun de bepaalde tijd nader worden bekend gemaakt.

Aan den kommies van de stads-artillerie is order gegeven , om den volgenden Maandag op de batterijen bij de Haarlemmerpoort en aan het Blaauwhoofd, zoo ook bij die aan het Funen en bij de Muiderpoort te bezorgen alles , wat noodig is tot het doen van een saluut van 21 schoten. Ook is gelast aan de officieren van de artillerie, hier tegenwoordig garnizoen houdende, om het kanon bij gelegenheid van de aankomst en het vertrek van Hunne Hoogheden te bedienen en hen , zoo dos Maandags morgens , wanneer men met de zeiljagten van Zaandam zou passeren, om bij het Tolhuis aan land te stappen, als des

-ocr page 262-

233

avonds, wanneer men, nog bij dag terugkeerende, in \'sLands-dok zou binnen komen, met 21 schoten te salueren.

Op Zondag den laatsten Augustus hebben burgeraees-teren ten huize van den president verder de noodige schikkingen beraamd en alles overlegd , wat bij deze gelegenheid in acht genomen en verrigt behoorde te worden. Dewijl de stad thans voorzien was van een genoegzaam getal ordinaire militie, om do dagelijksche wachten waar te nemen , zoo aan cle admiraliteits-werf als op de plaatsen , waar het hooge gezelschap zich zou laten vinden, is het gevoegelijkst geoordeeld, de burgerij alleen in de wapenen te doen komen op en bij het stadhuis des Dings-dags. Hetgeen terstond aan de kolonellen is gecommuniceerd; voorts is met hen besloten, daartoe te gebruiken de oudste compagniën, te weten, uit ieder der vijf regementen eene compagnie.

Op Maandag 1 September werd aan al de leden der regering, te weten , aan de raden, oud-burgemeester en , oud-schepenen, commissarissen en secretarissen , bij gedrukte briefjes , uit naam van burgemeesteren berigt gegeven , dat Hunne Hoogheden den volgenden dag na een uur op het stadhuis zouden komen en aldaar afwachten de heeren en dames, die zich zouden presenteren. Waarvan ook door burgemeesteren mondeling aan den hoofdofficier en regerende schepenen, zoo ook aan de raden ter admiraliteit door eenen secretaris is kennis gegeven, met bijvoeging eener invitatie, om te adsisteren bij het dejeuné, dat op dien tijd aan de vorstelijke personen zou gegeven worden.

Ten een ure naderden Hunne Hoogheden de stad in eenen boeijer, werden naar behooren gesalueerd met het kanon van de stads-wallen en voeren van het Tolhuis met het binnen-jagt der admiraliteit naar Broek in Waterland, van waar zij des avonds geretourneerd en met de zeil-

-ocr page 263-

234

jagten omtrent acht uren in \'s Lands-dok binnen gekomen zijn. Vermits do zon lang onder was , is het saluut van de batterijen aan het Funen toen niet kunnen gegeven worden.

Met den generaal von Dopfï\', als commandant van het garnizoen, waren de noodige arrangementen beraamd omtrent het plaatsen van militaire wachten, het doen van escortes en patrouilles door het garnizoen gedurende het verblijf van het vorstelijk gezelschap binnen deze stad. Al hetgeen ter executie en bezorging aan dien heer is gedemandeerd. Diensvolgens is altijd aan de werf of het magazijn der admiraliteit eene eerewacht van grenadiers met een vaandel geweest en op het plein bij den Kadijk een piket cavalerie. Ook bevond zich voor de huizen, waar Hunne Hoogheden zich ophielden, een detachement infanterie met eenige ruiters.

Kort na het arrivemeat van Hunne Hoogheden is de president-burgemeester met den generaal von Doplf eene visite gaan brengen aan Hoogstdezelven, om hen te complimenteren wegens hun arriveraent en zich te informeren naar de schikkingen en preparatiën op het een en ander gemaakt.

Verder stelde de president in eene particuliere conferentie voor aan Zijne Hoogheid , als zijnde deze in quali-teit van gouverneur der provincie daartoe bevoegd en ge-regtigd, om gedurende zijne residentie alhier dagelijks het parool te geven; hetgeen Hoogstdezelve accepteerde. Waarvan derhalve aan den commandant kennis werd gegeven , ten einde deze in het vragen van het parool zich daar naar zou gedragen.

Dingsdag 2 September ten half negen ure zijn de vier heeren burgemeesteren ten huize van den heer Hasselaer bijeengekomen en van daar zonder secretaris en in hunne dagelijksche kleeding in twee koetsen naar \'s Lands-werf

-ocr page 264-

235

gereden, waar zij, na een weinig vertoevens, tor audientie zijn geleid in de ordinaire vergaderkamer van Hun Edel Mogenden , in welke de beide vorstelijke personen benevens de twee jonge prinsen en de prinses zich bevonden.

Gezeten zijnde , heeft de president het hooge gezelschap met korte woorden verwelkomd en het genoegen van Hun Edel Groot Achtbaren betuigd over het onverwachte bezoek, waarmede het Hunne Hoogheden behaagde de stad te vereeren; hetgeen zij aanmerkten , als een blijk van Hunne genegenheid en goede intentie jegens deze. Voorts zeide hij, dat burgeineesteren de eer hadden , de belangen der commercie en navigatie in de gunst en bescherming van hunne Hoogheden ann te bevelen. Hetgeen door den heer stadhouder op eene gracieuse wijze en met de vriendelijkste verzekeringen van zijne wehneenen-de sentimenten voor de stad en hare regering beantwoord werd. Waarna burgemeesteren , nog kortelijk over hetgeen dien dag verder zou verrigt worden gesproken hebbende j vertrokken zijn. Daarop kwamen schout en schepenen binnen, de laatste met mantel en bef.

De burgemeester Hasselaer verzelde vervolgens de vorstelijke personen naar :

1. De Oost-Indische Werf, waar zij door eenige bewindhebbers en hunne vrouwen gerecipieerd werden.

2. Het Nieuwe Werkhuis, waar eenige regenten en regentessen zich bevonden.

3. De Beurs , waar zich boven op de kamers verscheidene kooplieden van do eerste huizen lieten vinden, om hunne opwachting te maken.

4. De Nieuwe-kerk, in welke de deputation van de Nederduitsche en Eransche kerkeraden de eer hadden hot vorstelijk gezelschap op te wachten en te complimenteren.

5. Het Stadhuis, waar honen Hunne Hooglieden uit do kerk wandelden tusschen twee rijen gewapende burgers,

-ocr page 265-

\'236

terwijl de ordinaire stads-militie op de trappen van de hoofdwacht in het geweer stond. Aldaar werden zij onder aan de trappen gerecipieerd en naar boven in burgemees-ters-kamer geconduiseerd door den hoofd-officier en regerende burgemeesteren, wier vrouwen het hooge gezelschap opwachtten, terwijl in die kamer zich ook bevonden de regerende schepenen met hunne vrouwen.

Te twaalf uren , nadat burgemeesteren en schepenen waren weggegaan, had een detachement stads-soldaten liet stadhuis bezet, om de zaal schoon te maken. Hetwelk vervolgens door twee compagniën burgers werd afgelost, terwijl drie andere compagniën de wacht hielden op den Dam voor het stadhuis. Al de heeren en dames, welke hun hof kwamen maken aan de vorstelijke personen, hadden zich verzameld in de justitie- en raadkamer, wer-waarts Hunne Hoogheden, na een wijl in de burgemeesters-kamer vertoefd te hebben, zich ook met het verdere gezelschap begaven. Intusschen werden de aanwezige schepenen en vroedschappen met hunne vrouwen door en uit naam van burgemeesteren verzocht te assisteren bij het dejeund, dat voor de vorstelijke familie geprepareerd was in het vertrek van burgemeesteren. Xa eenigen tijd in de raadkamer doorgebragt te hebben, ging het hooge gezelschap de verdere vertrekken van het stadhuis bezigtigen, vergezeld van eenige leden der regering. Op de groote krijgsraadkamer waren al de kolonellen, kapiteinen, luitenants en vaandrigs der burgerij vergaderd, die bij monde van den oudsten kolonel aan Hunne Hoogheden hun genoegen betuigden over de eer, die zij thans mogten genieten, met verzekering van hunne hoogachting en hun attachement aan het doorluchtige huis van Oranje. Welke aanspraak door Zijne Hoogheid in gepaste termen beantwoord werd.

De inspectie van hot stadhuis afgoloopen zijnde , ging

-ocr page 266-

237

het hooge gezelschap weder in burgemeesters-kamer en van daar in het vertrek , waar eene tafel van 30 of 34 couverts gedekt stond met het dejeuné, meest bestaande in koud eten en vruchten. Voor de heeren, die op verre na niet allen aan de groote tafel konden geplaatst worden, werd eene andere tafel met eenige buffetten , voorzien van koud eten, vruchten en wijn gezet in de burgemeesters-kamer en tusschen deze en de justitiekamer op de Pui. Te zes uren omtrent stond men van tafel op en na in de raadkamer koffij genomen te hebben werd de vorstelijke familie weder als voren naar hunne koetsen door de rijen burgers geconduiseerd.

Van het stadhuis reden Hunne Hoogheden naar de beide Joden-kerken, waar zij met veel staatsie en onder keurig muzijk ontvangen werden. Op verzoek van de Paf-nassims verzelden ook eenige leden der regering alhier het vorstelijk gezelschap. Na de bezigtiging dezer kerken retireerde het zich , tusschen 8 en 9 uren, op de jagten. De raden ter admiraliteit hadden dezen morgen door den secretaris van hun collegie Lurgemeesteren doen inviteren, om te assisteren hij het diné, dat de Eaad op Donderdag aan den admiraal-generaal zou geven op een oorlogschip, liggende in het Dok, van waar men eerst twee op stapel staande schepen zou zien afloopen. Deze invitatie geaccepteerd zijnde, verzochten burgemeesteren gemelden secretaris , om aan de heeren van den raad te proponeren, bij de extraordinaire representatie in den Hollandschen schouwburg op Donderdag avond te willen assisteren.

Dewijl vele officieren der burgerij aan kolonellen hun verlangen en dat van al de compagniën hadden te kennen gegeven , om bij deze gelegenheid ter eere van Hunne Hoogheden mede in de wapenen te komen, en men raadzaam oordeelde, daaraan te voldoen, waren de kolonellen verzocht, dezen avond met burgemeesteren ten huize van den president bijeen te komen. Aldaar werd na gehouden

-ocr page 267-

238

overleg het gevoegelijkstgeoordeeld, dat twee regenienten of 22 compagniën in de wapenen zouden komen Donderdag morgen en gerangeerd worden op de Utrechtsche straat tot aan de poort, welke Hunne Hoogheden alsdan zouden uitrijden naar de plaats van den heer Ameshoff en Ouderkerk ; dat twee andere regementen zich des middags zouden plaatsen op de Leidsche straat van de poort af, waar de vorstelijke personen bij hun retour zouden passeren , en dat eindelijk de overige elf compagniën van het Oranje regement Vrijdag morgen zich zouden posteren in de Plantage tot aan de Muiderpoort, ten einde het hooge gezelschap bij zijn vertrek uit de stad te salueren.

De morgen van Woensdag 3 September werd bestemd tot het zien van:

1. De Kweekschool voor de zeevaart op den Buitenkant.

2. Het Ouden Mannen-huis.

3. Het Sint Pieters gasthuis.

4. Het Aalmoezeniers weeshuis.

In al welke huizen Hunne Hoogheden door een\' der regerende burgemeesteren werden verzeld en door de re-

O o

genten en regentessen gerecipieerd, wordende overal eenige ververschingen van vruchten, gebak en fijne wijnen gepresenteerd. Uit het laatstgemelde godshuis reden de vorstelijke personen naar het huis van den schepen d\'Or-ville, om eene collectie teekeningen van wijlen den luitenant-admiraal Schrijver te bezigtigen en kwamen tus-schen drie en vier uren ten huize van den burgemeester Abraham Dedel, waar zij een dejeuné dinatoir gereed vonden aan twee tafels van 16 of 18 couverts ieder. Van hier begaven zich Hunne Hoogheden naar de Fransche comedie op den Binnen-amstel en kwamen tegen half tien uren ten huize van den burgemeester Huydecoper van Maarsseveen, alwaar men, na eene partij gemaakt te hebben , aan eene tafel van 3G couverts soupeerde.

-ocr page 268-

239

Donderdag 4 September reed liet hoogo gezelschap \'smorgens te negen uren naar de buitenplaats van den heer Ameshoff aan den Amstel en bezag aldaar zijne koninklijke menagerie van allerlei vreemd gedierte en gevogelte. Van daar begaf men zich naar Ouderkerk en Amstelveen ter inspectie van de plaatsen, op welke de attaques en rencontres tusschen de Pruissische troepen en Patriotsche corpsen, zoo van militairen als burgers, in 1787 voorgevallen waren. Langs den Amstelveenschen en Overtoomschen weg

O O

weder naar de stad teruggekeerd, traden Hunne Hoogheden tusschen één en twee uren af ten huize van den burgemeester van de Poll, waar een dejeuné van ruim 30 couverts gereed stond. Omtrent drie uren begaf men zich naar \'s Lands-werf op een oorlogschip en zag daar een klein vaartuig afloopen, maar, dewijl hot groote schip niet spoedig genoeg volgde, besloot men omtrent vijf uren aan de tafel te gaan, die voor dertig personen gedekt en zeer prachtig aangerigt was.

Tusschen zes en zeven uren begaven Hunne Hoogheden zich van hier naar den Hollandschen schouwburg op het Leidsche plein, waar zij door burgemeesteren ontvangen en in de daartoe geprepareerde loges geconduiseerd werden. De drie loges in het midden waren tot één gemaakt en nog twee andere ter wederzijde mede open gehouden voor de regerende schepenen, oud-burgemeesteren met hunne vrouwen , de verdere genoodigdon en het gevolg der vorstelijke personen. Om de fraaiste decoratiën, kleedingen en vertooningen te laten zien, had men eenige gedetacheerde stukken en tooneelen uit Gaston en Bayard, en uit Gijsbrecht van Amstel gekozen. Daarop volgde een groot toover-ballet pantomime, en eindelijk werd de kleine opera Blaise en Babet vertoond. De eerste acte van het laatste stuk gezien hebbende, retireerde zich de vorstelijke familie naar de regenten-kamer en vertrok, afscheid geno-

-ocr page 269-

240

men hebbende van burgemeesteren en de verdere personen, naar het admiralitcits-buitenhuis, waar zij nog moest zien defileren de bijltjes of scheeps-timmerlieden met al hunne vlaggen, opschik, instrumenten en muzijk, in dezelfde orde, waarin deze in den vorigen winter zoo menigmaal op Kattenburg waren opgetrokken.

Vrijdag 5 September des morgens te zes uren hebben Hunne Hoogheden het oorlogschip van 60 stukken, waarop men den vorigen dag te vergeefs gewacht had, met veel succes zien te water loopen. Vervolgens zijn zij, na audientie van afscheid verleend te hebben aan al de officieren van het garnizoen en andere zich presenteerende personen, in vijf koetsen met zes paarden, door de Plantage tusschen de, aldaar in rijen geschaard staande, burgerij de Muiderpoort uitgereden en over \'s Graveland, waar bij den burgemeester Straalman door hen gedejeuneerd werd, naar Soestdijk vertrokken. Bij het uitrijden der poort werden zij weder met 21 kanonschoten van de omliggende batterijen gesalueerd. Het parool is dagelijks door Zijne Hoogheid in een gecacheteerd en eigenhandig geschreven billet aan den president-burgemeester gezonden. Het was den 2ilen September Amsterdam, den oacn Holland en den 4\'lcn Dordrecht. In al de godshuizen is naar mate van hunne grootte een present van tien tot vijftien rijksdaalders gegeven. Ook hebben de dienders ieder eenen dukaat, tot eene vereering, ontvangen.

Hunne Hoogheden, nog eenige dagen op het lusthuis te Soestdijk passerende, zijn bij die gelegenheid door den burgemeester Hasselaer op zijne buitenplaats Groeneveld te Eemnes met een aanzienlijk en talrijk gezelschap rseer prachtig ter maaltijd onthaald, hebbende de andere burgemeesteren zich niet wel uit de stad kunnen absenteren en daardoor van de uitnoodiging, om mede daarbij te assisteren , niet kunnen profiteren.

-ocr page 270-

DE WETERINGSPOORT.

In de nabijheid van Arasterdam bevinden zich twee weteringen of wateringen, waarvan de eene de nieuwe, de andere de oude genoemd wordt. De eerste, ook geheeten de Kostverloren-vaart naar het oude huis van dien naam, vangt aan bij den Overtoom en eindigt tegenover het begin van den Haarlemmer-weg. De tweede loopt in de lengte door den Buitenvelder-polder en den Middel-polder tot aan het Groote Loopveld; ook plagt zij van daar zich uit te strekken door den Bovenkerker-polder, hetgeen echter sedert het droogmaken van dezen polder niet meer het geval is. Van dit laatste water ontleende de Wete-ringspoort haar naam. Zij was gelegen aan het einde van de Weteringsstraat in het bolwerk Weteringspunt en bestond slechts uit eenen doorgang onder den stads-wal. Daar nevens was eene sluis met schutdeuren onder een steenen verwelfsel, waardoor men uit de Baangracht in de buitengracht en verder naar de Wetering kon varen. Voor de poort lagen twee valbruggen. Na de laatste vergrooting der stad, omtrent het jaar 1657 begonnen, werd het stads-water van binnen uit den Amstel gehouden door de Reguliers-toldeuren, welke op de Reguliersgracht onder de brug over de Achtergracht gelegd waren, en van buiten dooreen1 steenen beer en de toldeuren, onder de twee valbruggen der Weteringspoort geplaatst.

16

-ocr page 271-

242

De juiste tijd, waarin de Weteringspoort werd daarge-steld, is in geene der gedrukte Beschrijvingen van Amsterdam opgegeven, waarom het mij niet onbelangrijk voorkomt, het besluit van den stedelijken raad, daartoe genomen op den 28Bten Januarij 1668 1), hier woordelijk mede te deelen. Het luidt aldus; „Op het geproponeerde van de heeren burgermeesteren is nae gehouden deliberatie goetgevonden ende verstaen, dat in de stadsgraft omtrent de Weteringh een beertje, om het peylwater uyt den Amstel te schutten, sal geleyd worden , volgens de teykeningh, daervan aen den Eaed vertoond, met twee openingen, doch met boute schuttingen, met ijseren pennen voorsien, tot beletting van het overloopen, te sluy-ten. Dat benevens dien aldaer in de stads-wal een Eaem-poortje sal gemaeckt worden, ende het voorseyde beertje met twee ophaelbruggetjes over deszelfs openingen bequaem gemaeckt sijnde tof, eenen overgangh uyt hetselve poortje, sal dit gebruyckt werden, soo tot gerijf van de laken-neeringh als met eene tot beneficering van de erven in de nieuwe uytleggingh, daeromtrent gelegen.quot;

Bij zekeren schrijver vond ik vermeld, dat de Weteringspoort, even als de Zaagmolens- en Raampoorten, bij den inval der TVanschon op ons grondgebied in den jare 1672, ter beveiliging der stad, zou zijn toegemetseld; uit de papieren en boeken van het Stedelijk Archief is mij evenwel daarvan niets gebleken 2).

In 1842 is de poort met den wal weggebroken en vervangen door een hek, nevens hetwelk een gebouw voor de kommiezen geplaatst is; van waar voor den naam van Weteringspoort thans meer die van Weteringshek gebezigd wordt.

In den omtrek der Weteringspoort was vroeger opmerkelijk het Verbeterhuis, gelegen aan den wal of de schans, een weinig beoosten de poort. Wandelt men de poort of

-ocr page 272-

243

het hek uit, dan vertoont zich terstond aan de regterhand een pad, met zaagmolens bezet, bij hetwelk zich eertijds vele lakenramen en waschbleekerijen bevonden. De breede sloot, langs dit pad loopende, heeft gemeenschap met het water van den stads buiten-boezem, hetwelk, gelijk gezegd is, door den beer onder de brug der Weteringspoort wordt afgescheiden van den Amstel. Aan het einde van het pad is de paal van honderd gaarden. De sloot en Oude Wetering zijn gescheiden door een1 dam met een overhaal of overtoom daar boven voor groente-schuiten en andere vaartuigen , welke van de Wetering komen of derwaarts gaan.

Tusschen de Weteringspoort en Utrechtsche poort liggen verscheidene tuinen, waarvan eenige zich tot de Wetering uitstrekken. Ook vindt men hier het Otterspad en verder het Zaagmolenspad. Het laatste pad heeft eenen ingang tegenover de Utrechtsche poort en een\' anderen aan de westzijde van den Amstel, welke wegen zich verder vereenigen , uitloopende op de vermaarde herberg Stadlander. Hier ligt eene hooge houten brug over de Wetering, die toegang verleent tot de Schagerlaan, voor een klein gedeelte nog binnen de vrijheid der stad gelegen. Zoowel aan deze laan, als bij de Wetering trof men weleer eene menigte lusthoven aan, welke thans grootendeels door warmoes-landen vervangen zijn, die Amsterdam van allerlei groenten , en vooral van komkommers, ruimschoots voorzien.

Het getal van stedelingen, die des zomers voor hun genoegen de Wetering bezochten, was in vroeger1 tijd zoo groot, dat burgemeesteren van Amsterdam een roeischuiten-veer op de Wetering hebben opgerigt, dat door zestien personen bevaren werd, voor welke zij in 1732 eene ordonnantie vaststelden, die naderhand in verscheidene op-zigten is veranderd 3). Deze roeischuiten hadden hunne legplaats buiten de Weteringspoort en voeren gedurig af

16 #

-ocr page 273-

244

eu aan. Het veer bestaat niet meeri, maar wel de gelegenheid , om met aardige trekscliuitjes , voor den matigen prijs van slechts eenen stuiver den persoon, zich te laten roeijennaar den genoemden pleizier-tuin Stadlander. Aldus bespeurt men ook op deze plek, eertijds zoo druk bezocht, de gevolgen van de meer spoedige en min kostbare wijze van vervoer, welke thans plaats heeft, daar de Amsterdammer de ontspanning, die hij vroeger in de nabijheid zijner woonplaats vond , thans veelal op meer verwijderde plaatsen zoekt.

NOTEN.

1. Rcsol. Vrocdsch. Lr. F, bl. 21.

2. \'Willink, Amsterdamsclie Buitensingel, bl, 130.

3. Handvesten van Amsterdam, bl. 1048, en Keurboek Lr. ü, bl. 37.

-ocr page 274-

EENIGE OPMERKELIJKE POSTEN

UIT DE

OUDE THESAUEIEES-REKEXINGEN

VAN

AMSTERDAM.

-ocr page 275-

244

en aan. Het veer bestaat niet meer., maar wel de gelegenheid , om met aardige trekscliuitjes , voor den matigen prijs van slechts eenen stuiver den persoon, zich te laten roeijen naar den genoemden pleizier-tuin Stadlander. Aldus bespeurt men ook op deze plek, eertijds zoo druk bezocht, de gevolgen van de meer spoedige en min kostbare wijze van vervoer , welke thans plaats heeft, daar de Amsterdammer de ontspanning, die hij vroeger in de nabijheid zijner woonplaats vond, thans veelal op meer verwijderde plaatsen zoekt.

NOTEN.

1. Resol. Vrocd-ch. Lr. F, bl. 21.

2. ■Willink, Amsterdamsclie Buitensingel, bl. 120.

3. Handvesten van Amsterdam, bl. 1648, en Keurboek Lr. U, bl. 37.

-ocr page 276-

EENIGE OPMERKELIJKE POSTEN

UIT DE

OUDE THESAUEIERS-REKENINGEK

VAN

AMSTERDAM.

-ocr page 277-
-ocr page 278-

VUYTGEVEN VAN ALEEHANDE EXTRA-

ORDINARIS ZAECKEN.

1541.

Ghijsbert van Baeken, drossaet tot IJsselsteyn, over die reste, die de stede van Amsterdam den Edelen welgeboren heere, Maximiliaen van Egmont, grave tot Buren, nocli sculdich was van \'t geschut, bij wijlen heer Moris, grave tot Buren, der Keyserlijcke Majesteyt anno XXXIII onder der voorsz. stede borchtochte tegcns die van Lubeck opte scepen van oirloge geleent. . LX. XVI. V. XV.

Mr. Henrick van der Moeien, pensionaris dezer stede, bij hem te coste gehadt ende verteert, comende in No-vembri anno XL doer verscrljvinge van mijn heeren die burgemeesteren dezer stede van Loenen tot Amsterdam, omme met hem te overcoemen van \'t pensionariscap der-zelver stede, daertoe hij aengenocmen worde, omme te bedienen............I. IIII. II. „ .

Willem Cornelisz. clockstelder, ter saicke dat hij opten XPquot; May anno XLI ter eeren van der processie van \'t heylige sacrament \'t stadthuys behangen ende gebeyert heeft..............I. .

Cornelis Thonisz, schilder, vuyt saicke, dat hij gemaickt heeft een chaerte van de gaeten, die men vuyte Noortzeo in de Zuyderzee innecompt, omme daerbij die Majesteyt van de coninginne te verthoenen die groote periculen ende costen, die de coopvaerders, van Oisten comende, hebben ende lijden, aleer zij met hoere scepen tot Amsterdam comen moegen........ I. XIII. IIII. „ .

-ocr page 279-

248

Cornelia Thonisz. schilder, voer zijn salaris eude vacatiën van \'t maicken van een chaerte van de Noort ende Zuyder zee mette diepten ende zanden, daerinne gelegen, omme redenen als voren.....I. VI. VIII. „ .

Elbert van Leyden ende Adriaen van Dam, capiteynen van de waickers, voer lienluyden en hunne wakkers, ter zaicke dat zij \'t stadthuys bewaert hebben opten XVequot; Januarij anno XLII doen Engel Dircxdr. metten brande geexecuteert worde......„ XIIII. IIII. „ .

1542.

Pieter Gerijts binnenlantsvaerder, over zijne vracht van II0LXX Pruysche deelen van hier tot Bredae te brengen; welcke deelen van der stede weeghen geschoncken worden mijn heer die Prince van Araingnen, stadthouder van Hollandt, ter cause van zeker dienste, bij zijne Genade der stede gedaen.........I. V. „ „ .

Jan Hoen Dircx, poorter dezer stede ter saicke, dat hij van wegen dezen quartier gesonden is met een loots-mans-boodt in de zee omme den houck van Schaegen , omme die scepen hier in Hollant te huys hoerende, van westen comende ende nae oisten varende, te zeggen, dat die dachvaert te Bremen, gehouden tusschen de Keyser-lijcke Majesteyt ende den coninck van Denemarcken qua-lick vergaen was, ende dat zij daeromme hen verdragen zouden in de Zonde te comen, zoe verde zij aldaer nyet gehouden en wilden worden. . XIX. IIII. IIII. „ .

Den coerncoopers ter saicke van XCIX last XIIII mudden coerns bij die burgemeesteren dezer stede tot behouff derselver bij Ellardt Boelensz. weesmeester van henluyden doen coopen tot onderhoudenisse van de arme schamele gemeente bij laste van oerloge ende dyeren fijt.

VcXC. II. VII. XIL

-ocr page 280-

249

Jacob Peters Harinck, burgemeester dezer stede , bij hem Voer de stede verleydt in der saicke van der commotie, alhier in Octobri anno 41 geboert tegens den ontvanger van der congie, daer aff die Majesteyt van der coningin-ne van der stede groote emende eyscht. IIII. „ UIL „ .

Henrick Gherijtsz. goudtsmit, ter saicke van een van der stede loopbussen, daer die gezwoeren loepers mede reyzen, gerepareert ende een deel silvers daertoe gedaen heeft............... X. „ „ .

1543.

Olphert in de Vouck, bij hem verleyt ende te coste gehadt in eene reyze bij liem gedaen tot Worcum in Vrieslant, omme die drie roysceepen , daer Salinck van Wormer overste off was , te zeynden nao \'t Wat, omme te beletten , dat daer geene sceepen meer genoemen en worden, als \'t doenlijck waer, ende omme die genoemen sceepen te recouvreeren.....1. XVII. VI. „ .

Peter Jansz. ende Dirck Jansz., wagenaers, ter zaicke, dat zij hartoch Willem van Bruynswijck mit zijn familie mit twee wagens van hier tot Utrecht gevoert hebben.

v

Mr. Peter Claesz., Barbier , overman van Sinte Oelofs Capelle betaelt tot vervallinge van de costen van een nyeuwe vuyrwarck in dezelve capelle gemaickt ende toe-gestelt tot gerieff van de gemeente, daeromtrent woenende ende converserende, den gemeene buyren van Sinte Oelofs Capelle toegevonden.......III. „ „ „ .

Hillegondt Reyersdr., voer eene reyze toegevonden in recompense van hoer interest, dwelck zij lijdt bij de nyeuwe willekoer van veynsteren ende loyfven te moeten smae-len ende inhaelen op zekere maet, daertoe geordineert.

» 7} » •

-ocr page 281-

250

Cornelis Henricx ende Dirck Beyer, sclmytvoerders, ter zaicke dat zij mit hoer schuyt in de Zuyderzee gevaren zijn, omme te soucken den ammirael ende oerloech-sceepen, omme hemluyden te belasten dat zij alle sceepen ende scuyten, die zij aen de Geldersche ofte Goytsche custe vonden , brengen zouden voer deze stede ofte in Waterlant, omme de Gelderschen te beletten, dat zij voer deze stede ofte in Waterlant een tocht doen zouden moegen.

„ III. UIL „ .

Jan Bruyn Jacobsz. ter zaicke van IIII tonnen ende II kinnetgens cruyts, gesonden tot Naerden tot fortificatie derzelver stede. Noch twee tonnen groff cruyts ende eene halve tonne fijn cruyts, welcke cruyt die burgemeesteren dezer stede gesonden hebben op \'t huys ter Eembrugge, tot behouff der stede van Amersvoirt, van de Gelderschen beleegen zijnde. Ende noch voer X ponden salpeters, bij

der stede den grave van Buyren geschoncken.....

LXIX. XI. IEL VI.

Betaelt zekere metzelaers, timmerluyden, leydeckers ende andere arbeytsluyden, die de huysen hebben affgebroic-ken, die rontomme der stede binnen de zesthien roeden stonden, van de stadtmuyr affgerekent.......

XXIX. XIIII. XI. „ .

Tkindt van Leyden ende Adriaen van Dam, capiteynen van de stadts-waickers voer hemluyden ende hoere mede-gesellen , dat zij die principael poerten deser stede be-waert hebben, doe men die huysen rontomme der stede affbraick........... XIIII. \\ III. „ .

Lambert Simonsz. van Muyden over III dach, bij hem gevaceert, reyzende met een paert voer Amersvoirt ende daeromtrent, omme te verneemen nae den handel van de Gelderschen , die Amersvoert inne hadden , ende offquot; er geene vergaderinge van knechten opte Veluwe en was.

V

-ocr page 282-

251

Mr. Floris van Hougaerden, pensionaris dezer stede , over gelijcke somme bij hem voor de stede verleyt ende ten beveele van de burgemeesteren gegeven eenen Heecx van Tricht, die bier van \'s Princen wegen gesonden was, omme die starckte dezer stede te bezichtigen ende hoe men diezelve ter plaetzen, daer zij nyet starck en is, best starck zoude moegen maicken, omme den voors. Prince daer aff te doen rapport.....

Aernt Gornelisz. timmerman ende Willem die metze-laer, ter zaicke dat zij van der stede wege goreyst zijn tot Haerlem ende Enchuyzen , omme te bezien die ron-deelen, aldaer gemaickt, omme gelijcke hier mede te

maicken voer de poerten, daer \'t van noede weezen zoude.

» » » •

Pouwels van Kaerde, stroemmeester, ter zaicke, dat hij XXVI dagen in Texel, \'t Vlye, Maersdiep ende daer-omtrent gevaceert heeft, doende aldaer affhouwen ende nederleggen die caepen ende baecken, aldaer gesteltvoer de coopvaerders, vuyter zee hier in Hollant comende, om-me alzoe te beletten den oerloechsceepen van den coninck van Dennemarcken hoeren inganck in deze landen.

I. I. VIII. „ .

Loijs quot;Wijlant, doerwaerder \'s hoefs van Hollant voer zijn boedcnbroet van den pays, tusschen die Keys. Mat. ende den hartoch van Cleve gemaickt, alhier opten IIP0quot; Octobris anno XLIII te publiceren. . . „ III „ „ .

Cornelis Thonisz. schilder, ter zaicke van twee chaer-ten , bij hem voer de stede gemaickt van de gaten, banc-ken ende situatie van der Oistersche zee. „ LX. IIII. „ .

1544.

Mr. Henrick Dircx, burgemeester, over gelijcke som-mc , bij hem voer de stede verleyt ende gegeven eenen

-ocr page 283-

252

beymelicken exploratolr, die XVI nachten in de vorst buyten die Haerlemmer poort gewaickt heeft omme te ex-ploreeren, ofte yemandt, der stede excijs defrauderende, bier bij nacht inleyde, van elcken naclit eenen stuver, ende XXIIII stuvers, hem bij de burgeraeesteren ge-schoncken voer \'t aenbrengen van eenigen, die bier bij nacht innegeleyt hebben.......VI. VIII. „ ,

Wouter Outgersz., scheepslijter, over gelijcke sommc, bij hem voer de stede verleyt ende aen houdt ende ar-beytsloen te coste gehadt van een nyeuwe hooft, opte kade van Montelbaen geslagen, tot behouff van de koer-meesters van de bussen , die binnen deze stede gemaickt worden , omme dezelve bussen op \'t voorn, hooft los te schieten ende te proufven. Welcke hooft die koermeesters dezer stede voortaen tot eeuwigen dagen tot hoerluydcr coste onderhouden zullen.......II. „ „ „ .

Mr. Floris van Hougaerden , pensionaris dezer stede, over gelijcke somme, bij hem voer de stede verleyt ende ten beveele van de burgemeesteren dezer stede gegeven eenen boede vuyten Hage, die brieven van den Ilaide van Hollant brochte, inhoudende , dat die Keys. Mat. zekere victorie in Lombardien gehadt hadde. . „ III. IIII. „ .

Denzelven nog over gelijcke somme, bij hem voer de de stede verleyt ende betaelt den griffier van Hollant voer \'t copieren, autentizeren ende \'t bezegelen van negen vi-dimussen van diversche previlegien bij de Coningen van Dennemarcken ende Xoerwegen den poorteren dezer stede verleent op Schoenen, te Flensburch ende tot Bergen in Noorwegen.

Jan Jansz. Buyzer, burgemeester ende Arijs Pijtcel, secretaris van Alcmaer, tot behouff der voors. stede, die helft over de oncosten bij der stede van Alcmaer verleyt ende te coste gehadt aen de reparatie Van de Knollendam-mer sluys, welcke costen bij dezer stede ende die stede

-ocr page 284-

253

van Alcmaer lialft\' ende lialff gedragen worden, naevolgende zeker accorde bij de regenten van beyde de voorn, steden t\' anderen tijde gemaickt. . XI. X. IX. XVIII.

Cornelis Thonisz., schilder, voer zijn sallaris van een chaerte van de situatie van der Lastagie buyten de Sint An-thonis poort voer de stede te maicken. „ VUL IIII. „ .

Denzelven noch van de voorn, chaerte te vermaicken ende te amplieren.......„ VIII. UIL „ .

1545.

Mr. Alexander van Bononia vuyt Italien , dienaer van den graeff\' van Bueren, voer zijne vacatiën ende moyte vuyt zaicke, dat hij van Antwerpen hier gecoemen is, omme te maicken een patroen , omme daer naer te maicken die nyeuwe muragie tusschen Schreyhouck ende Sint Thonis-poort mit alzulcke thoernen, rondeelen ende strijck-

weringen, als daer dienen ende van noede wezen zouden.

» » » •

Simon Petersz. stoeldrayer, ter zaicke van IIII nyeuwe stoelen , bij hem gemaickt voer de burgeineesteren in \'t thoerntgen, elcken stoel tot acht stuivers gerekent. . .

„ V. IIII. „ .

Aeriaen Claesz. vleyschouwer, vynder van de vogelen ende knynen , over barninge , stroe ende anders , omme zekere vogelen , knynen ende varckenvleysch, nyet be-

quaem om te eeten, daennede te verbranden.....

„ VII. II. „ .

154G.

Mr. Henrick Dircx, burgemeester, omme voerts te leveren in handen van Gerijt Gerijtsz., alias goede Gerijt, tot teergelt, orame daennede te reysen tot Coppenhaven

-ocr page 285-

254

in Dennemarken ende daer omtrent, omme in\'t heyme-lick te exploreren ende vernemen , off daer in \'t landt eenige vergaderinge van knechten mochte wezen ende ofte daer spraeck gaet van scepen van oerloge toe te rusten ende de Zonde te sluyten, omme van als den burgemees-teren daeraff te brengen zekere tijdinge, ten eynde zij de scipperen van desen quartier daervan mochtfn adverteren ende waerschouwen.........V. „ „ „ .

Mr. Jacob van Deventer, geographus ofte cliartmaker, betaalt die somme van vijff ende twintich Karolus guldens, hem bij de Staten van Hollant toegevonden ende dezer stede mitten quartier van Waterlant geordineert hem te betaelen ter saecke van een charte, bij hem gemaect, van de gaten, die men moet inzeylen, als men vuyt de Noort-zee incoemen wil in Hollant, mitsgaders van den lande van Vrieslant daerinne gecomprehendeert. Welcke charte bij de voorn. Staten gebezicht is in \'t proces van de con-gie ende stapel van Dordrecht. Van welcke somme \'t quartier van Waterlandt dezer stede schuldich is te remburse-ren haer quote ende portie. . . IIII. III. ÏIII. „ .

1547.

Cornelis Thonisz. schilder, ter zaecke van twee char-ten , bij hem gemaeckt van der situatie van de Lastagie, waervan d\' eene geëxhibeert is in den processe, dwelck die stede voer den grooten Eaede tot Mechelen hangende heeft tegens Olfert in de Fuyk cum sociis, geërfden van de Lastagie...........VII. IX. „ „ .

Davidt Baerntsz. goudtsmit, voer een gra\';uiteyt vuyt zaecke dat hij vermeit heeft Bouwen Wijboutsz. van Bols-waert, die de heylige sacramentshuysen van beyde de Prochie-kercken dezer stede gepylgeert ende beroeft hadde ende mitte heylige sacramenten, daerinne bevonden, schan-

-ocr page 286-

255

delicken geleeft ende geliandelt had........

xvi. xiii. mi. „.

Adriaen van Dam, capiteyn van de nachtwaeckers, voer hem ende zeven zijne medewaeckers, vuyt zaecke dat zij drie dagen lanck die drie principaal poorten dezer stede ende die boomlmyskens bewaert hebben ende verleyt aen schuytvracht van de schuyt, die henlnyden gevuert heeft aen alle die scheepen , om die te bezichtigen ende Bouwen Wijboutsz., kerckdieff, in \'t voergaende articule ge-mentioneert, te zoucken.....„ VIII. X. „ .

Jan Poert, vynder van den visch, omme daermede voerts te betalen vijf bennen scelvisch , daermede Anna Pots ge-reyst is tot Vyanen, omme te vercoopen, omme te proeven , off zij binnen Utrecht oick geconstringeert zoude worden eerstmael te houden , omme zoe verde zij aldaer gehouden hadde geworden (als neen) tzelve te pozeeren in den processe, dwelcke deze stede tegens die stede van Utrecht voer den hove van Hollant hangende heeft noe-pende den affslach van den visch. . „ VI. III. XII. .

Adriaen van Dam, capiteyn van de wakers mit XXXIII compaens, ter zaecke dat zij opteu IIIICB Aprilis anno XLVII mit hoerluyder geweer \'t stadthuys voermiddach bewaert ende geassisteert hebben die justicie, ten zeiven dage gedaen, over den persoen van Bouwen Wijboutsz., kerckdieff, hier ten zeiven dage mitten corde geworcht ende mitten brande voorts geëxecuteert. „ VIII. VI. „ .

Den schoute-dienaren dezer stede voer zekere diensten, die zij dezer stede gedaen hebben in \'t pynigen ende examineren ter bancke mitten scarpen eenige delinquanten , bij den schoudt gedaen apprehenderen ende mitter date mitten scarpen examineren, eude bijzonder in \'t examineren van eenen Bouwen Wijboutsz van Bolswaert, die de hey-lige sacraments-huyzen van beyde prochie-kercken dezer stede beroeft hadde. Ende dat zij beloeft hebben, gelijcke

-ocr page 287-

25G

diensten des verzocht zijnde gaerne te willen doen. Oick vuyt zaecke, dat zij van nu voertaen tot geene tijden open-baerlijck op Amsterdamsche kermisdagen quaeckborden toe stellen ofte dobbelschoelen houden zullen moegen. . .

nr. vi. vin. „ .

Peter Cantert, burgemeester dezer stede, over gelijcke somme bij hem voer de stede verleyt tot Arnhem in Gelder-lant, daer die Maj\' van de Coninginne was. II. VIII. „ „ .

Adriaen van Dam, capiteyn van de wakers, voer hem zelven ende zeven medewakers vuyt saicke, dat zij in de kermisweecke lestleden acht avonden van savonts te zes tot IX uren gewaeckt hebben, hem tot 11 ende de anderen tot een stuver elcken avont. . . „ XII. „ „ .

Den Kerckmeesters van de Oude Kerek, omme daer-mede te doen maecken eenen solder in den kerckthoern, omme daerop altijt die doeken te luyden, omme alzoe te eviteren \'t perieule, dat weleer gebuert is ende noch ge-bueren mach van yemant, onder \'t luyden door den thoern gaende, van de reepe gequetst te worden. Ende oick omme te maecken een hanckcamer voer de Cellebroeders boven \'t portael van de zuyder doer, omme misse ende predicke daerop te hoeren ende alzoe diezelve broeders bij tijde van peste ende andere contagieuse ziecten vuyten luyden te houden......VIII. VI. VIII. „ .

Cornelis Thonisz., schilder, voer een charte, bij hem voer de stede gemaeckt van de situatie van de Lastagie buyten Sinte Anthonis poort, omme over te leggen in de processe, dewelcke deze stede voer den grooten Eaede hangende heeft tegens die geërfden van de Lastagie,. .

„ VI. UIL „ .

1548.

Mr. Galeyn Aerntszoen, tapeetcher, ter zaicke van XXIIII cussenbladen mitter stede wapen ende een cus-

-ocr page 288-

257

senblat voer den schoudt omme op te zitten mitte wapen van Hollant ende den Keyzers-hoet daer boven , bij hem voer mijn heeren van den gerechte gemaickt. Ende voer een taefelcleet groot XVII ellen, een quartier, mede opter heeren van den gerechte taefel leggende , raidden mitter Keys. Mats wapene ende op de eynden mitter wapen van Hollant ende van der stede. IX. XVII. II. „ .

Baernt van Lijn , artilleriemeester dezer stede in den naeme ende tot behouff van Mr. Marcus de Verona, architect , vuyt zaicke van een charte, bij hem gemaickt van der gelegentheyt ende situatie dezer stede ende zonderlinge van der Lastagie, ende dat ten verzoucke van eenige geërfden opter voors. Lastagie, dio dezelve poogon aen der stede te vestigen ende fortificeren. W\'elcke voorn, charte die voors. Baernt van Lijn denzelven Mr. Marcus totter stede behouff vuyten handen gecregen heeft, mits hem daervoer gevende twee ponden vlaems. II. „ „ „ .

Scipper Jan Eoelensz., binnelantsvaerder , tot het diepen van de Gouwe tusschen die stede ende die Goutze sluys, over twee jaeren geleden gediept. III. „ „ „ .

Claes Basgen, burgemeester , betaelt die somme van acht scellingen, acht penn. Vlaenis, bij hem voer die stede verleyt binnen Bruessel, daer hij in der stede zaicken ge-occupeert was. Te wetene vier scoll. bij hem geleent Peter Eomeyn stedelooper, die mit brieven, bij hem gebrocht van de Conincklijcke Majesteyt, gereyst was ende an zijn teergelt te cort quam. Noch III sc. IIII penn. bij hem verleyt voer de copie van dezelve brieven , alzoe \'t inhouden van dien toucheerde de scippers vuyt dezen quartier, die bij den tollenaer in de Zonde gegraveert worden ende meerder tol geven moeten, dan zij van oudts ge-daen hebben. Ende noch I sc. IIII penn. voer de copic van de memoriën , gedient in \'t proces van de geëyschte anckoragie-gclt in Zeelant. , . . „ VIII. VIII. „ .

17

-ocr page 289-

258

1549.

Joost Buyck Zijbrantsz., burgemeester, bij hem voer de stede verleyt ende betaelt eenige advocaten ende den griffier in den Hage voer diversche consultatiën doen maecken ende V ofte VI sententiën doen lichten, daerbij blijekt, dat verdoopte menschen, ketters, sacramentisten, lutheranen ende diergelijcke vertwijffelde menschen, poorteren dezer stede, nyet en beboeren gecomprehendeert te worden onder quot;t previlegimn dezer stede , bij hooger me-moriën Hartoch Willem van Beyeren verleent, inhoudende, dat die poorters nyet meer tegens den heer verboeren moegen dan hoer lijff ende hondert guldens eens vuyt hoer goeden, geraerekt dat zulckdanige vertwijffelde menschen hen nyet alleen affsnyden van hoer gemeente maer oick van de geheelde Christenheyt. IIII. III. IIII. „ .

Den IX roedragsrs dezer stede elck een dubbelde stu-ver over hoerluyder maeltijt, hen competerende van der executie gedaen aen acht verdoopte ketters, hier op ghis-teren mitten vuere geëxecuteert. . . . „ III. „ „ .

Mr. Adriaen Schoer van Utrecht, architect, voer zijne vacatiën ende verteerde costen, vuyt zaicke dat hij van Utrecht hier gecomen is, omme te ordineren eenige to-neelen, poorten, arcus triumphales , statuas ende dierge-gelijcke dingen, dienende totter eere van de entré van de princelicke hoocheyt van Spaengnen, mit welcken Mr. Adriaen die burgemeesteren nyet en conden accorderen, overmits do excessive dachgelden bij hem geëyscht.

I. V. IIII. „ .

1550.

Scipper Jan die Wael van llpendamme ter saicke van VII royriemen vuyt zijn scip gehaelt ende gebezicht opto

-ocr page 290-

259

roybardze, die de priucelicke hoocheyt van Spaengnen van Sparendamme hier brochte in Octobri XLIX, quot;velc-ke riemen nyet weder gebrocht zijn. . „ III. VI. „ .

Cornells Euyck, raidt dezer stede, over gelijcke som-me bij hem voer de stede verleyt ende te coste gehadt in 5t repareren van den Heyligen Wech, van de moeien tot-ten Overthoem toe, bij hem doer beveele van de burge-meesteren doen repareren.....I. VI. IX. „ .

De pachters van de vier steden opten Dam tegens die vyschmarckt over hoerluyder schade, geleden in Septembri en Octobri anno XLIX, van de poert, opten Middeldam voer hoer steden gemaickt tot eere van de huldinge van de princelicke hoocheyt van Spaengnen, welcke poerte al-daer stonde zes weecken lanck, binnen welcken tijt zij hoerluyder gehuyrde steden nyet en mochten gebruycken.

I. VI. VIII. „ .

Baernt van Lijn, artilleriemeester dezer stede, bij hem voer de stede verleyt voer eenen yseren kachel-oven, tot Coelen gecoft, die hij op quot;t halve ronde bij de Reguliers-poert setten zal navolgende \'t consent, hem bij de burge-meesteren daeraff gegeven.....I.I. VIII. „ .

17*

-ocr page 291-

Van denzelfden Schrijver zijn vroeger in het licht vcrschencn en bij den Uitgever dezes te bekomen de volgende werken;

P. SCHELTEMA , Hadriani Junü vita et mcrita literaria, cum

effigie , Amst. 1836..............f 1,50.

--Hadriani Junü epistolae sclcctae , nunc

primum editae, Amst. ct lapsiae 1839........quot; 1,25.

- Oud en Nieuw, uit de vaderlandsche ge

schiedenis en letterkunde verzameld, met platen , Amst.

1844 en 1847. Twee deelen...........quot; 5,35.

--- De Beurs van Amsterdam, met staalpla

ten , Amst. 1846............... 11 3,80.

---Hendrik van Brederodc te Amsterdam in

1567- Geschiedkundig overzigt, uit echte bronnen geput en met authentieke bewijzen gestaafd, met portret, Amst. 1846. quot; 1,50. ___De IJzeren Kapel der Oude of Sint Niko-

laas-kerk te Amsterdam, met vignet, Amst. 1848.....quot; 1,- .

____Het leven en de letterkundige verrigtingen

van den geschiedschrijver Mr. Jacobus Scheltema, met portret, Amst. 1849...............quot; 2,30.

____ Het Archief der IJzeren Kapel in do Oude

of Sint Nikolaas-kerk te Amsterdam, Amst. 1850. ...quot; 2,40.

--De Graaf van Leicester te Amsterdam in

de jaren 1586 en 1587 , Amst. 1851....... . « 0,80.

--Eembrand. Eedevoering over het leven en

de verdiensten van Rembrand van Kijn, met eene menigte geschiedkundige bijlagen , meerendcels uit echte bror.nen geput, met portret, Amst. 1853............. 1.80.

--Acmstcl\'s oudheid of gedenkwaardigheden

van Amsterdam. Met platen. Eerste deel.......quot; 2,75.

Hetzelfde werk. Met platen. Tweede deel. quot; 2,90.

-ocr page 292-

i en

,50. ,25.

35. 80.

50.

10.

0.

0.

).

1

\\

i

-ocr page 293-
-ocr page 294-
-ocr page 295-

■»

»« TSWa J v •«« * • «S#* wmV« #feV« VrnZ.* «\\S.%T*S« ■\'•*

^aagaaaa^^