-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

HANDBOEKJE

VOOR DE

UI

VAN DE

ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA

en den lt; gt; fquot;

H. JOSEPH, Jr c

D

CQ

opgericht in de a w

^ CL 0

3 O

O 3 ,®

- lt; (1

L. V. KERK te GRONINGEN

en

vereenigd. met de Hoofd-Congregaüi\'© cd van Maria Boodschap te JROMEl.O ,*

Ctl /-^v —■

^ ^ CD ® T — agt; 3 -ia»

ST. MICHIELS-QESTSL r

drukkerij v

:t instituut

VW(167

te.u. snelpeksueukkerij van het bi9uom vak \'s boscyt, in het instituut voor dooistommen.

Pè-r.

-ocr page 6-

IMPRIMATUR.

» *

*

Haaren , 26 .Ian. 1883.

J. CUIJTEN,

Pras. Sem. Libr. Cens.

-ocr page 7-

/-■-lt; lij

Jïj

iilaria-ivtttbcrcu.

Gij hebl reeds de gelukkige en rijke vruchten der Congregatiën, waarvan mm u hier den oorsprong, de oefeningen, de regels en de voorrechten geschetst heeft, gesmaakt. Eiken dag dankt gij de goddelijke goedheid, dat zij u die krachtdadige middelen ter volharding en zaligheid geschonken heeft; eiken dag dankt gij de allerheiligste Maagd, dat zij u onder het getal har er kinderen heeft aangenomen. Dan, veel meer nog zult gij uw geluk hunnen heseffen, als gij uit den mmd van den Stedehouder van Jesus Christus zult vernemen , hoezeer het werk der Congregatiën aan den godsdienst dierbaar is; hoeveel belang de //. Stoel te allen tijde in haren vooruitgang gesteld heeft. Gij zult eene zoete vreugd ondervinden, als gij den H. Vader zoo plechtig Haar hoort prijzen, die gij zoo gaarne uwe Moeder noemt; wanneer gij hoort, hoe het zichtbaar Opperhoofd der Kerk met allen ernst en liefde uwen ijver aanmoedigt, aan

-ocr page 8-

( 6 )

mee regels een wettig gezag geeft, uwe oefeningen goed keurt en u de veelmddigste en uil-stekendste gunsten verleent. Bewaart eerbiedig en met eene levendige dankbaarheid alle woorden , alle aanmoedigingen, alle raadgevingen van den algemeenen Vnder der geloovigen in uw hart; volgt uwe regels met die nauwgezetheid, welke aan God en zijne heilige Moeder zoozeer behaagt; stelt het u ten plicht, de aflaten, u zoo mild door de Opperhoofden der Kerk verleend, naar best vermogen te verdienen.

Maakt, Maria-Kinder en / een vroom gebruik van dit Handboekje, dat zoo geschikt is om wee godsvrucht te voeden , en uwe vereeniging tot de allerheiligste Maagd te onderhouden. Moge het u krachtdadig dienen, om over alle gevaren, waarmede de wereld en satan u omringen, te zegevieren. Moge het, door de hulp, welke het u ter heiliging van uw leven zal verkenen, voor uw eeuwig heil bijzonder bevorderlijk zijn !

-ocr page 9-

BEWIJSSTUKKEN

betrefTonde de

CO NG RE O A TI ÉN

VAN DE

^.LLERH. JAAAGU JAAKIA.

Oorsprong\' en voordeden der Congregatiën.

In het jaar 1563 hebben de Congregatiën door den ijver en de zorg van een jeugdig Jesuit eenen aanvang genomen. Deze godvruchtige religieus met name Joannes Leonius (van der Jjeeuw), in België geboren , destijds leeraar in het kollegie der Sociëteit van Jesus te Rome, wist zijnen leerlingen zulk een smaak voor godsvrucht in te boezemen , dat zij dagelijks buiten den studietijd in eene der zalen van het kollegie te zamen kwamen, om gezamenlijk voor een opgesierd altaar te bidden, en daarna eene godvruchtige lezing te doen. Des Zondags vergaderden zij om eene verma-

-ocr page 10-

( 8 )

niog aan te hooren, en den lof van God en zijne heilige Moeder te bezingen. Zij hadden zich op eene bijzondere wijze onder de bescherming van Maria gesteld; en men mag zeggen, dat die gezegende Maagd, van haren kant behagen nam in hemelsche zegeningen over hen uit te storten.

Dus was de oorsprong der Congregatiën van de allerheiligste Maagd Maria, die zich inkorten tijd , van het kollegie te Eome , naar al de kollegiën en huizen der Sociëteit van Jesus verspreid hebben , en die, na eene ondervinding van drie eeuwen , nog aangezien worden als de geschiktste middelen om onder de geloovigen eene ware godsvrucht tot de Moeder Gods te onderhouden en een deugdzaam leven ts leiden.

Ons doel is niet, hier bijzondere melding te maken van de voorrechten en aanmoedigingen welke de Pausen aan de Congregatiën vergund hebben, sedert Gregorius XIII, die haar in 1584 een wettig bestaan gaf, tot aan Leo XII, die de vergunningen bevestigde welke aan den algemcenen overste der Sociëteit van Jesus wegens het oprichten van en aannemen in Congregatiën van Maria gedaan werden, zonder die in het vervolg te beperken bij de kerken en gestichten van de Sociëteit; cloeh verwijzen dienaangaande naar de stukken, welke dit boekje inhoudt, en wel bijzonderlijk naaiden apostolischen brief van Eened\'ctus XIV.

-ocr page 11-

( 9 )

Zoo zullen wij ook dezen grooten Paus zeiven eenige der redenen laten aanhalen, welke de opvolgers van den H. Petrus bewogen hebben , om zoo mildelijk de schatten der heilige Kerk aan de Congregatiën uit te reiken, en die zoo groote en menigvuldige aflaten te verleenen. Het zij genoeg hier aan te merken:

1. De zoo geheel bijzondere bescherming, welke de allerheiligste Maagd Maria niet kan nalaten aan hen te verleenen die zich aan haren dienst toewijden. Op haar passen de woorden der H. Schrift: dal zij bemint die haar beminnen ;..... dat degenen die Mar vinden, het

leven vinden en hunne zaligheid van den Beer bekomen zullen.

2. De geheel bijzondere kracht der gebeden die aan God gezamenlijk worden opgedragen , volgens de woorden van den Zaligmaker: Waar er twee of drie in mijnen naam vergaderd zijn, daar ben ik in hun midden.

3. De verplichting , welke men op zich neemt als men in eene Congregatie wordt aangenomen , om de regelen daarvan stiptelijk te onderhouden. Want, hoewel dezen niet op zonde verplichten, stellen zij ons niettemin in zekere noodzakelijkheid om godvruchtig te zijn. Hoe vele personen zijn er niet, die om aan hunnen plicht als lid der Congregatie te voldoen , dikwijls tot de heilige Sacramenten naderen , op deze wijze groote misslagen vermij-

-ocr page 12-

( 10 )

den, en zalig worden , en die, zoo zij geen lid van de Congregatie waren, misschien maar zelden daartoe zouden naderen en verloren gaan !

4. Het woord Gods, hetwelk de leden eener Congregatie in hunne vergaderingen zoo menigmaal hooren , en dat op hunne jaren, hunnen staat, hunne levensomstandigheden en behoeften bijzonderlijk wordt toegepast. Aan hen voornamelijk kan men de woorden van den Zoon Gods toevoegen: Mijne schapen hooren mijne stem.

5. De onophoudelijke zorgen, welke de bestuurders der Congregatiën voor degenen die hun toevertrouwd zijn, verplicht zijn te dragen. Hoe vele jeugdige leden eener Congregatie zijn hunne volharding in de deugd aan de onderrichtingen, aan den raad en aan de gebeden van den bestuurder hunner Congregatie verschuldigd! Hoe vele anderen zijn door eene liefderijke vermaning van den weg der ondeugd dien zij bewandelden , teruggekeerd ! De bestuurder eener Congregatie is de getrouwe vriend , van wien in den Bcclesiasticus geschreven staat: Een getrouwe vriend is eene machtige beschermingeen pand van leven en onsterfelijkheid; zij die den Heer vreezen , zullen hem vinden.

6. De goede werken , welker beoefening te allen tijde aan de leden der Congregatiën zoo aangenaam is geweest. En wat is er stichte-

-ocr page 13-

( 11 )

lyker dan gevangeneu te bezoeken, armen en zieken te helpen, voor de lichamelijke en geestelijke opvoeding van verwaarloosde kinderen te zorgen en hen te onderrichten ? O, hoezeer strekt dit alles niet tot Gods eer en tot stichting van den evennaaste!

7. De goede voorbeelden, welke de leden der Congregatiën uit verbintenis aan elkander geven, niet alleen in hunne vergadering, maar ook in alle betrekkingen, welke zij met elkander in geheel hun leven kunnen hebben. Ook vindt men in de Congregatiën een zeker getal personen die men met alle zekerheid tot voorbeeld mag nemen; en zoo men daarin niet altijd personen aantreft gelijk een Fran-ciscus van Sales, eenen Petrus Fourrier en Franciscus Regis, is het evenwel niet zeldzaam er jongelieden te vinden, die de voetstappen van een Ubaldinus of Bercius navolgen.

8. De gegronde hoop, die elk lid eener Congregatie heeft, als hij de regelen getrouw onderhoudt, van de genade der volharding tot het einde toe te bekomen, en den dood der gelukzaligen te sterven. Wij zouden hier een groot getal feiten kunnen aanhalen, welke zeer geschikt zyrgt; om aan de leden der Congregatiën een levendig betrouwen in te boezemen, en om hen al meer en meer vast te hechten aan eene instelling, welke zoozeer in staat is, de liefde jegens God en de H. Maagd te onderhouden

-ocr page 14-

( 12 )

en aan te kweeken; maar wij zullen ons bepalen met alleen een voorval uit het leven van een der vermaardste en geleerdste mannen van België aan te halen.

Men verhaalt, dat de onsterfelijke Justus Lipsius, leeraar aan de universiteit van Leuven, het zich tot plicht gemaakt had, altoos bij de vergaderingen der Congregatie tegenwoordig te zijn; men zag hem zelfs meer dan eens van tafel opstaan, lang voor het einde des maal-tijds, om niet aan de allerheiligste Maagd, wie hij, sedert zijne bekeering, eene zoo teedere en toegenegene godsvrucht beloofd had, ongetrouw te zijn. Het gebeurde nogtans, dat eene zware ziekte hem in de onmogelijkheid stelde naar de bijeenkomsten der Congregatie te gaan, en hem zelfs welhaast de hoop benam die ooit meer te kunnen bijwonen. Het was in deze beslissende oogenblikken dat men meer dan ooit kon gewaar worden, hoezeer hij zijne hoedanigheid van lid der Congregatie van de H. Maria waardeerde. Inderdaad, Leonardus Les-sius, pater der Sociëteit van Jesus, vroeg hem, toen hij op zijn uiterste lag, welke daad van zijn leven hem in deze oogenblikken het meeste genoegen en vreugde verschafte; en de zieltogende antwoordde: Bal ik mij in de Congregatie van Maria heb doen aannemen; daarna verhief hij zijne half gebroken oogen hemelwaarts, en do laatste woorden van de toewij-

-ocr page 15-

( 13 )

ding, welke hij zoo menigmaal met liefde herhaald had, uitbreidende, sprak hij met een levendig geloof en eene treffende godsvrucht deze woorden uit; O Moeder van mijnen God, help uwen dienaar, die met de eeuwigheid aan het ïoorstelen is; verlaat mij niet in dit uur, waarvan de eeuwige zaligheid mijner ziel afhangt.

Neen, Maria verlaat hen nimmer in het uur des doods, die gedurende hun leven belijdenis gedaan hebben van haar toe te behooren. Zij die u beminnen, o mijne Koningin! roept de H. Bonaventura uit, zullen een diepen vrede genieten: nooit zal hunne ziel den dood smaken. — Hij, die u waardig zal gediend hehhen, zal uit uwe hand de eeuwige zaligheid ontvangen.

APOSTOLISCHE BREVE

VAN

BENEDICTXJS XIV,

gegeven onder het gouden zegei, waardoor Z. H., uit eigene beweging, bevestigt en vermeerdert de aflaten, gunsten en voorrechten, zoo door hem zeiven ah door zijne voorzaten vergund aan de Congregatie der Boodschap van de heilige Maagd Maria, opgericht in het kollegle der Sociëteit van Jesus te Rome, en aan de andere Congregatiën die daarmede vereenigd zijn of vereenigd zullen /oorden.

-ocr page 16-

( 14 )

BENEDICTUS XIV,

PAUS, TER EEUWIGE GEDACHTENIS (*).

Het is zonder twijfel eene klaarblijkende waarheid , dat de uitdrukkelijke wil Gods eu de altijd onfeilbare geest der H. Kerk ons grootelijks aanbevelen, onzen dienst en vereering aan de glorierijke Koningin en Moeder Gods Maria te bewijzen, en dat de godsvrucht tot Maria, niet minder billijk dan voor-deelig tot onze zaligheid is; zoodat Oize apostolische vermaningen bijna overtollig schijnen te zijn, om de harten der Christenen in een godsdienstigen en godvruchtigen ijver tot haar te doen ontvlammen.

Daar de Almogende de H. Maagd Maria, uit duizenden verkoren, tot de onuitsprekelijke waardigheid van het goddelijk moederschap door de boodschap des Engels verheven , met de gaven zijner genade milder dan alle overige schepselen vervuld, en met de luisterrijkste kronen van glorie boven alle andere werken zijner handen versierd heeft; zoo ook heeft de katholieke Kerk , door den H. Geest onderwezen , te allen tijde met grooten ijver beleden, dat zij aan Maria, als Moeder van haren Heer en Zaligmaker, als Koningin van hemel en aarde, den diepsten eerbisd bewijst eu als de teederste Moeder , haar door de laat-

(*) Bulla aurea, Glorioaae Dominae.

-ocr page 17-

( 16 )

ste woorden van haren stervenden Bruidegom nagelaten, eene kinderlijke liefde toedraagt.

fn algemeene rampen en gebeurtenissen, door de woede der helsehe vijanden veroorzaakt , is de Kerk gewoon tot haar als tot de veiligste haven van zaligheid, hare toevlucht te nemen; en zij bekent, aan haar vermogen voornamelijk de uitroeiing en de vernietiging van alle ketterijen iu de geheele wereld te moeten toeschrijven.

Maria is immers die allerschoonste Esther, die de opperste Koning der Koningen zoozeer bemind heeft, dat hij haar niet alleen de helft van zijn rijk, maar, om zoo te zeggen, geheel zijne macht en heerschappij schijnt medegedeeld te hebben. Zij is die sterke Judith, aan wie de God van Israël de macht gegeven heeft over al de vijanden van zijn rijk te zegevieren.

De Kerk moedigt, door de eenparige stem der heilige Vaders, hare kinderen aan, om in al hunne bijzondere noodwendigheden en gevaren met betrouwen tot Maria te naderen, als tot eene beschermster bij Gods eeniggeboren Zoon, altijd bereid om voor ons ten beste te spp-eken. Zij noemt haar de verborgene ark des verbonds, waarin de geheimen van onze verzoening volbracht zijn en waarop God zijne oogen slaande, zich zijn verbond zal herinneren, en zijne barmhartigheid indachtig zijn. Maria is ook als eene hemelsche rivier, langs welke de

-ocr page 18-

( 16 )

stroomeu aller genade en gaven in den schoot der ellendige stervelingen vloeien ; zij is de gouden poort des hemels, waardoor wij hopen eenmaal in de rnst der eeuwigdurende zaligheid binnen te treden.

Het is om deze en andere beweegredenen, dat de gelukzalige belijder Ignatius, toen hij uit ijver voor de meerdere eer van Ged, het leger der strijdende Kerk met nieuwe krijgsscharen, onder den standaard van den allerheiligsten Naam van Jesus aangeworven, vermeerderde en zich den grooten strijd voor oogen stelde, welken hij en zijne metgezellen niet minder voor hunne eigene zaligheid dan voor die van anderen gingen ondernemen , zeer wijselijk heeft geoordeeld dat zij hunne bijzondere hulp in de bescherming van de heilige Maagd moesten zoeken.

Van hier dat, toen hij uit zijns vaders huis vertrok , en vol van groote ontwerpen, besloten had eenen geestelijken krijg aan te vangen , hij zich aanstonds voor de voeten der H. Maagd ging nederwerpen, en onder hare bescherming den moeilijken weg der volmaaktheid optrad. Toen hij naderhand met zijne eerstgekozene krijgsgezellen besloten had tegen den vijand op te trekken, heeft hij in de Kerk der heilige Maagd op den Martelaarsberg te Parijs , zich daartoe met eene plechtige belofte verbonden en aldus op haar als op eene onwankelbare steenrots, den grond van zijne Orde gevestigd.

-ocr page 19-

( 17 )

En gelijk hij gewoon was, niets van belang te besluiten of uit te voeren, zonder eerst den naam van Maria aan te roepen; alzoo ook heeft hij al zijne kinderen willen leeren, van hare voorspraak vooral den zegen des Heeren in het volbrengen der plichten en bedieningen van hunnen staat te verwachten, en te vertrouwen dat die toren van sterkte, waaraan duizend schilden hangen , hun in alle gevaren , waaraan zij zich voor den godsdienst zouden blootstellen , eene schuilplaats en een bolwerk tegen de aanvallen des vijands zoude wezen. Zij alzoo, over de geheele uitgestrektheid der aarde en der zee, voor koningen en volkeren, den aan-biddelijkeu Naam van Jesus dragende, hebben niet opgehouden ter zelfder tijd den allerzoetsten naam van Maria overal te verkondigen ; en aldus hebben zij in alle landen der oude en der nieuwe wereld, te zamen met het licht des geloofs en de reinheid van zeden , den dienst en de eer van de Moeder des Heeren wonderdadig verspreid.

Maar wij moeten hun vooral dank weten voor eene nuttige en wijze instelling, welke men reeds in onderscheidene plaatsen ziet opgericht. Want terwijl zij aanhoudend de belangrijkste diensten aan de Kerk bewijzen in de bedieningen aan hunne Orde eigen , en zich overal toeleggen om aan de Christelijke jeugd eene waarlijk godsdienstige opvoeding te ver-

-ocr page 20-

( 18 )

schaffen en de schoone letteren te onderwij- d,

zen; zoo dragen zij tevens zorg, hen deel te ^ bi

doen nemen aan godvruchtige vereenigingen zj

of Congregatiën van de allerheiligste Maagd en ch

Moeder Gods; en alzoo de jeugd aan den dienst re

en vereering van de Moeder der reine liefde, g(

der vreeze en kennis Gods bijzonderlijk\'toe te k g,

wijden, en zoo leeren zij haar, naar dc hoogste \' g,

volmaaktheid en het eeuwig geluk te streven. aj

Het is bijna ongelooflijk , welk een groot nut d

personen van alle standen getrokken hebben uit ti

deze zoo loffelijke en godsdienstige instelling, J

die overvloedig voorzien is van heilige sn zalige k

regelen , welke op de verschillende staten der le- n

den van de Congregatiën wijselijk zijn toe- si

gepast, en die door den voorzichtigen ijver Z(

van bijzondere bestuurders zorgvuldig onder- . d

houden worden. Inderdaad, eenigen getrouw d

in het bewandelen van den weg der onschuld r(

en der godsvrucht, welken zij onder de bescher- h ming der allerheiligste Maagd van hunne tee-

derste jeugd af waren ingetreden , hebben ver- e diend, de zuiverheid der zeden die een Chris- , v

ten mensch en dienaar der heilige Maagd be- C

taamt, tot het schoonste voorbeeld van ande- a

ren, gedurende hunnen geheelen levensloop te t

bewaren, en eindelijk de kroon der volharding s

te bekomen. Anderen , die jammerlijk in de a

boeien der ondeugd gekluisterd lagen , en die t

den weg der boosheid bewandelden , zijn tot e

-ocr page 21-

( 19 )

den Heer wedergekeerd door de hulp der aller-barmhartigste Moeder Gods, aan wier dienst zij zich in dergelijke Congregatiën toegewijd hadden, en hebben naderhand eene geregelde, rechtvaardige en godvruchtige levenswijze aangenomen , en daarin, door de heilige oefeningen dezer Congregatiën gedurig geholpen, zeer gelukkig volhard. Anderen eindelijk, van jongs af met eene teedere godsvrucht jegens de Moeder Gods bezield, en aldus tot een hoogen trap der goddelijke liefde verheven, hebben de ijdeie en vergankelijke goederen en vermaken dezer wereld met een grooten en edelen moed verlaten, en een heiliger en zekerder staat in eene geestelijke orde omhelsd; en al-zoo aan het kruis van Jesus Christus door de kloosterlijke geloften gehecht, hebben zij de overige dagen huns levens in het bevorderen hunner eigene volmaaktheid en der zaligheid van den evennaaste doorgebracht.

Uit dat alles blijkt duidelijk , welke gegronde en wijze redenen de Roomsche Pausen , Onze voorzaten, bewogen hebben om aan dergelijke Congregatiën, van het begin harer instelling af, hunne apostolische goedgunstigheid te betoenen , en menigvuldige en bijzondere gunsten en aflaten, zoowel voor hare bestuurders als voor hare leden, mildelijk te verleenen, ten einde deze Congregatiën aan te moedigen en te verspreiden.

-ocr page 22-

( 18 )

1

schaffen en de schoone letteren te onderwij- (je zen; zoo dragen zij tevens zorg, hen deel te i ba

doen nemen aan godvruchtige vereenigingen r,;,

of Congregatiën van de allerheiligste Maagd en (Je

Moeder Gods; en alzoo de jeugd aan den dienst rei

en vereering van de Moeder der reine liefde, ge der vreeze en kennis Gods bijzonderlijk\'toe te t ge

wijden, en zoo leeren zij haar, naar de hoogste ge

volmaaktheid en het eeuwig gsluk te streven. af

Het is bijna ongelooflijk , welk een groot nut ^

personen van alle standen getrokken hebben uit tr: deze zoo loffelijke en godsdienstige instelling, die overvloedig voorzien is van heilige en zalige

regelen , welke op de verschillende staten der le- m

den van de Congregatiën wijselijk zijn toe- st

gepast, en die door den voorzichtigen ijver zc

van bijzondere bestuurders zorgvuldig onder- df

houden worden. Inderdaad, eenigen getrouw df

in het bewandelen van den weg der onschuld re

en der godsvrucht, welken zij onder de bescher- 1,1 ming der allerheiligste Maagd van hunne tee-

derste jeugd af waren ingetreden , hebben ver- ei dicnd, de zuiverheid der zeden die een Chris- . V(

ten mensch en dienaar der heilige Maagd be- C

taamt, tot het schoonste voorbeeld van ande- al

ren , gedurende hunnen geheelen levensloop te tc

bewaren , en eindelijk de kroon der volharding st

te bekomen. Anderen , die jammerlijk in de al

boeien der ondeugd gekluisterd lagen , en die te

den weg der boosheid bewandelden , zijn tot ei

-ocr page 23-

( 19 )

den Heer wedergekeerd door de hulp der aller-barmhartigste Moeder Gods, aan wier dienst zij zich in dergelijke Congregatiën toegewijd hadden , en hebben naderhand eene geregelde, rechtvaardige en godvruchtige levenswijze aangenomen , en daarin, door de heilige oefeningen dezer Congregatiën gedurig geholpen , zeer gelukkig volhard. Anderen eindelijk, van jongs af met eene teedere godsvrucht jegens de Moeder Gods bezield, en aldus tot een hoogen trap der goddelijke liefde verheven, hebben de ijdele en vergankelijke goederen en vermaken dezer wereld met een grooten en edelen moed verlaten, en een heiliger en zekerder staat in eene geestelijke orde omhelsd; en al-zoo aan het kruis van Jesus Christus door de kloosterlijke geloften gehecht, hebben zij de overige dagen huns levens in het bevorderen hunner eigene volmaaktheid en der zaligheid van den evennaaste doorgebracht.

Uit dat alles blijkt duidelijk , welke gegronde en wijze redenen de Eoomsehe Pausen , Onze voorzaten, bewogen hebben om aan dergelijke Congregatiën, van het begin harer instelling af, hunne apostolische goedgunstigheid te betoenen , en menigvuldige en bijzondere gunsten en aflaten, zoowel voor hare bestuurders als voor hare leden, mildelijk te verleenen, ten einde deze Congregatiën aan te moedigen en te verspreiden.

-ocr page 24-

( 20 )

Inderdaad, de kerk der Boodschap van de allerheiligste Maagd Maria, welke deel uitmaakt van de gebouwen van het kollegie der Sociëteit van Jesus te Home, had , om zoo te zeggen , den grondsteen van dit gesticht zien leggen onder de studeerende jeugd, die naar dit kollegie toevloeide , en nauwelijks was dit aan Paus Grcgorius XIII, zaliger gedachtenis , kenbaar gemaakt, of hij verleende onderscheidene aflaten , zoowel aan de studenten zeiven , als aan de overige geloovigen, die. zulke loffelijke werken en oefeningen zouden verrichten.

Bij deze eerste gunsten voegde hij later nog veel grootere; hij begeerde, dat deze instelling, tot glorie van God, tot eer van de allerheiligste Maagd en tot zaligheid van het Christendom , door dezelfde leerlingen der Sociëteit van Jesus al meer en meer zoude verpreid worden , gelijk hij wist dat reeds geschied was. Daarom vond hij goed, uit kracht zijner apostolische macht, in de kerk der Boodschap van de allerheiligste Maagd Maria, begrepen onder de gebouwen van het kollegie te Kome, eene Hoofd-Congregatie op te richten , welke hij voor altijd onder de besturing van den Generaal der Sociëteit van Jesus, en, in geval zijner afwezigheid of zijns overlijdens, onder de besturing van den Vikaris-Generaal derzelfde Sociëteit stelde. Hij wilde, dat aide Congregatiën, reeds opgericht of nog op te richten, in dc

-ocr page 25-

( 21 )

verschillende werelddeelen , onder den titel van de Boodschap der allerheiligste Maagd, van deze Hoofd-Congregatie zouden afhangen; dat deze haar tot voorbeeld zoude dienen; dat zij er de regelen van zouden volgen, en van haar de raededeeling van hare aflaten en voorrechten bekomen. Deze besluiten zijn uitvoeriger verhaald in de met lood gezegelde brieven van den voornoemden Paus Gregorius, onzen voorzaat, gegeven den vijfden December van het jaar Onzes Heeren vijftien honderd vier en tachtig.

Behalve de hulle van Gregorius XIII, haalt Benedictus XIF hier nog aan de hullen van Sixtus V, Clemens VIII en Gregorius XV. Het is goed, hier op te merken, dat Gregorius XIII, iu de bovengenoemde hulle, aan de Congregatiën toestaat eenen anderen titel te hehhen dan dien der Boodschap van Maria.

Benedictus XIV, na de gezegde hullen en apostolische brieven aangehaald te hebben, vervolgt aldus:

Wij, die Ons met vreugd herinneren de heilige en godsdienstige oefeningen van deze Congregatie, die Wij als lid der Congregatie van Maria Hemelvaart in het professiehuis der Sociëteit van Jesus te Rome, met veel geestelijken troost bijgewoond hebben, eer dat Wij tot iioogere waardigheden verheven waren , oordeelen , dat het Onze herderlijke plicht is, deze instelling van echte en welgegronde godsvrucht, waar-

-ocr page 26-

( 32 )

door Christelijke deugd behartigd, en de zaligheid der zielen grootelijks bevorderd worden, door onze apostolische macht en mildheid te begunstigen en te bevorderen; en daarom hebben Wij de voormelde gunsten en aflaten van Onze voorzaten, door Onzen Pauselijken brief van den 34sten der verledene maand April goedgekeurd , bevestigd , uitgebreid en vermeerderd, gelijk blijkt uit den inhoud van denzelfden brief, die aldus luidt:

Hier volgt een uittreksel van dezen brief. Daarna verklaart zijne Heiligheid, dat al de Congregatiën die van de Hoofd- Congregatie te Rome afhangen, de heilige Maagd Maria tot bijzondere Patrones onder den titel van een harer feestdagen of geheimen moeten nemen en een tweeden Patroon mar welgevallen mogen kiezen, op wiens feestdag ook een volle aflaat kan verdiend icorden; eindelijk dat de volle aflaat, eens in de week vergund aan de leden en de bedienaars der Congregatiën, die de heilige Sacramenten waardig ontvangen, en de voorgeschre-vene gebeden verrichten, kan verdiend worden op den dag welken ieder zal verkiezen, mits naglans op dien dag, of des avonds te voren, de vergadering plaats hebhe. Hierbij voegt zijne Heiligheid de volgende opwekkingen.

Ondertusschen wekken wij al de voornoemde leden en bedienaars der Congregatiën in den Heer op , om de aanbevolene en voor hun-

-ocr page 27-

( S3 )

lien geestelijken voortgang hoogst nuttige naarstigheid en vlijt, welke zij in het bijwonen der godsdienstige oefeningen dezer Congregatiën , zoo wij hopen, zullen betoonen, met de verdiensten eener heilige onderwerping en gehoorzaamheid te bekronen; en in alles wat den toestand en het bestuur eener Congregatie betreft, zich te schikken met een blij en vaardig gemoed, naar de bevelen en voorschriften van den voornoemden Generaal, en van de bestuurders door hem aangesteld, om al-zoo de gelijkvormigheid te onderhouden, en door hun wederkeerig voorbeeld anderen daartoe aan te moedigen.

Daar hét genoegzaam blijkt, zoo uit het bovengemelde, als uit andere verordeningen door Onze voorzaten en Ons gegeven, hoezeer het Ons ter harte gaat, dat de heilige Sakramen-ten des Altaars en der Biecht, volgens den geest van onze Moeder de heilige Kerk, door alle geloovigen in het algemeen, en door de leden zulker Congregatiën in het bijzonder, met zekere en volle vrucht dikwijls ontvangen worden, begeeren Wij vurig dat men de leden der Congregatiën ernstig aanbeveie het allerheilzaamst en goedgekeurd gebruik, niet alleen door eene algemeene biecht van geheel hun voorgaande leven zich tot het intreden in dergelijke Congregatiën voor te bereiden (hetgeen men iedereen wijselijk aanrandt); maar

-ocr page 28-

( 24 )

ook eens of tweemaal alle jaren, de misdaden en zonden die zij bedreven hebben, hetzij sedert de laatste algemeene biecht, hetzij sedert het eerste gebruik der rede (volgens het goeddunken van eenen voorzichtigen zielbestuur-der), met droéfheid des harten wederom zich te hmnneven en met een waar berouw en een vast voornemen van verbetering te verfoeien , aan het oordeel van eenen wettigen priester te onderwerpen, en aldus te trachten, hunne eigene verzoening met God meer en meer te verzekeren en de verbetering huns levens en de toeneming in alle deugden dagelijks te bevorderen; opdat zij alzoo van tijd tot tijd in den geest huns harten vernieuwd, en gedurig met nieuwe hulpmiddelen der genade ondersteund en versterkt, een leven leiden dat een Christen mensch betaamt, en de bijzondere bescherming der heilige Maagd waardig is; en opdat zij, door het dikwijls herhaald gebruik der goddelijke Sacramenten gevoed, eindelijk door dezer kracht de hemelsche belooning, welke zij ons doen hopen , mogen bereiken.

Daarom verleenen Wij , als eene nieuwe en bijzondere gunst, aan de leden der Congregatiën , die eens of tweemaal in het jaar de gemelde algemeene biecht met ware gevoelens van boetvaardigheid doen, en daarna het heilig Lichaam des Heeren nuttigen zullen, dat zij alsdan aan den vollen aflaat deelachtig kunnen

-ocr page 29-

( SB )

worden, welken zij, gelijk wij liierboven toegestaan hebben, in de gewone bidplaatsen hunner eigene Congregatie iedere week kunnen verdienen, alhoewel zij ook in eene andere kerk, bidplaats of kapel, volgens hunne godsvrucht en goedvinden, het heilig Sacrament des Altaars ontvangen, en de voorgeschrevene gebeden aan God opdragen kunnen.

Wij bevelen eindelijk al de leden eener Congregatie zonder uitzondering grootelijks aan, de broederlijke liefde , zoowel jegens elkander als jegens alle geloovigen, zorgvuldig te onderhouden , en met ijver werkdadig te maken, opdat zij, door het gestadig uitoefenen der werken van godsvrucht, de twee geboden , waarin de geheele wet eu de profeten besloten zijn, volbrengende, niet ophouden de Kerk Gods te verheugen en te vertroosten.

Daarom, in Onze hier bovengemelde brieven , Ons voor oogen stellende, hoezeer de geloovigen met zwakheden en ziekten overvallen zijn, en dus noodig hebben zoo naar ziel als naar lichaam, door de broederlijke liefde geholpen te worden, hebben Wij onder andere aflaten , door Ons voor verscheidene werken van godsvrucht aan de leden der Congregatiën vergund, en die tot de personen welke zich aan de dienst der Congregatiën toewijden uitdrukkelijk zijn uitgebreid, nog bijzondere aflaten verleend aan degenen rlie , door het luiden der

-ocr page 30-

( 26 )

klok van den doodstrijd of het afsterven van zij.

eenen geloovige verwittigd, den almogenden dei en barmhartigen God voor de genezing of voor

liet zalig afsterven van den kranke, of voor bri

de eeuwige rust van den doode zullen bidden. ho

Uit eigene beweging, zekere kennis en apos- de:

tolische volmacht, verleenen en vergunnen aai

wij daarenboven aan al de priesters der So- de

ciëteit van Jesus, die met het bestuur van de tiji

Hoofd-Congregatie of van andere Congregatiën we

of Sodaliteiten met deze vereenigd, belast zijn , lio

of belast zullen worden, de macht om eenen be vollen aflaat, ook toepasselijk aan de overle- gt; scl

dene geloovigen , te mogen en te kunnen ver- dij

leenen, door het apostolische gezag bij deze Pa

bulle vergund, aan de kranke leden of bedie- scl

naars der Congregatiën , die zij met verlof hun- vo

ner oversten gaan bezoeken en door geestelijke ni(

opwekkingen helpen , hetzij om de ongemakken zo

der ziekten geduldig te verdragen, hetzij om he

den dood van de hand des Heeren gewillig te de

ontvangen , en voor een beeld van den gekruis- ge

ten Zaligmaker driemaal het gebed des Hee- ho

ren en de groetenis des Engels zullen doen pe

bidden, op den dag waarop deze kranken het ge

Allerheiligste Sacrament des Altaars ontvangen. he

Ten /natste, na. al de voorrerMen der Hoofd- lie

Congregatie ook vergund te hehben aan het al- dil

taar van de II. Maagd en van den H. Fran- wc ciscus Xaverius naast hel kollegie te Rome, sluit

i

-ocr page 31-

( 27 )

zijne Heiligheid de hitlle met de volgende woorden:

Eindelijk vprklaren Wij, dat deze Pauselijke brief nooit kan of mag voor twijfelachtig gehouden , herroepen of vernietigd worden , onder voorwendsel van valschheid, of bij gebrek aan meening van Onzen kant, of bij eenig ander gebrek; maar dat hij steeds en voor altijd moet gelden, en zijn volle en geheele uitwerking hebben en bekomen, dat hij in alle hoe ook genaamde herroepingen , ophoudingen, bepalingen, afschaffingen van dergelijke of verschillende aflaten, alsook in andere tegenstrijdige beschikkingen, die door Ons of door de Pausen Onze opvolgers of door den apostoli-scheu Stoel uit dezelfde beweging, kennis eu volmacht ooit zouden mogen gedaan worden, niet besloten is, maar altijd van deze uitgezonderd wordt; en dat hij altijd, wanneer zulke herroepingen of beschikkingen zullen geschieden in zijnen vorigen staat ten eenen male, geheel en ten volle zal blijven, voor zulks gehouden worden , en ten voordeele van al de personen die hij betreft volkomen zal moeten gelden. En indien iemand, uit welke macht het moge zijn, met kennis of uit onwetendheid, iets hiertegen deed, verklaren Wij dat dit krachteloos en van geene waarde zoude wezen.

Niettegenstaande den brief die zich verklaart

-ocr page 32-

( 38 )

tegen de uitdeeling der aflaten ad imlar, en eenen anderen, waarin Wij bevolen hebben in de aflaatbrieven tot slot bij te voegen: dat, indien de kerken of de personen, aan welke de aflaten worden vergund, reeds eenen anderen aflaat bekomen hadden, van welken daarin geene bijzondere melding gemaakt wordt, zulke aflaatbrieven van geene waarde zonden wezen , en niettegenstaande alle andere door de apostolische kanselarij ingestelde regelen, alsook den brief van Onzen voorzaat Clemens , nopens de wijze van broederschappen op te richten en te vereenigen , welke Wij, ten einde de uitwerking van al hetgeen hierboven gemeld is te bekomen, alleen ditmaal in het bijzonder uitdrukkelijk, onbepaaldelijk en ten volle, uit de bovengemelde beweging, kennis en volmacht afschaffen, enz. (•)

Gegeven te Rome, bij de heilige Maria de Meerdere, het jaar der menschwording van onzen Heer Jesus Christus 1748, den zeven en twintigsten dag van September, van Ons Pausdom het negende jaar.

D. Caedin. Passionbüs.

J. Databius.

Plaats f des gouden zegels.

(*) Hieruit, en ook uit den brief van Gregorius XV, Alias I\'RO pakte, onder den visschersring gegeven den 15 April 1621, blijkt, dat de brief Quaecumque, door Clemens VIII gegeven deu 7 December 1601, ten opïich-te der Congregatiën, herroepen is.

-ocr page 33-

( 29 )

M ACHXBRIEir,

WAARDOOR DE GENKRAAL DER SOCIËTEIT VAN JESUS EENE CONGREGATIE OPRICHT EN MET DE HOOFD-CONGREGATIE VAN ROME VEREENIGT.

N. N. Generaal der Sooiëteit van Jesus.

Heil en zegen in Hem die de ware en eeuwige zaligheid is, aan allen die dezen brief zullen lezen. De rede, het gebruik en de ondervinding leeren , dat de vergaderingen van god-vrucbtige personen, voornamelijk die, welke onder de bescherming der allerheiligste Maagd ingesteld zijn, zoowel wegens den bijzonderen en zekeren bijstand der Moeder Gods, als wegens de oefeningen van deugden en godsdienst, die daarin gewoonlijk behartigd worden, en het wederzijdseh goed voorbeeld, dat gemeenlijk op de harten der mensehen eenen zoo grooten indruk maakt, zeer nuttig zijn om den geest van godsvrucht te bevorderen. Daarom heeft onze Sociëteit, die zich bevlijtigt alle middelen aan te wenden, welke met haren roep overeenstemmen, om den evennaaste in het werk der zaligheid en der volmaaktheid te helpen, geoordeeld dit zoo krachtig bevonden middel niet ongebruikt te mogen laten. Hierom heeft P. Claudius Aquaviva, onze voorzaat, aan Paus Gregorius XIII, zaliger gedachtenis, te kennen gegeven, dat in het koilegie van

-ocr page 34-

( 30 )

onze Sociëteit te Rome sedert lang eene Congregatie van leerlingen onder den titel van Maria Boodschap bestond, en dat de jeugd, die in andere scholen onzer Sociëteit onderwezen werd , dezelfde regels en dezelfde godsdienstige oefeningen tot haar grootste nut had aangenomen ; en heeft tevens Zijne Heiligheid gebeden , deze zoo godvruchtige instelling door zijne apostolische macht niet alleen goed te keuren, maar ook met geestelijke gansten te verrijken, opdat die dagelijks meer en meer zoude toenemen. Daarom heeft Gregorias XIII, zaliger gedachtenis, altijd bezield met groo-ten ijver om den godsdienst op alle wijze te verspreiden, zich dan gewaardigd aan de smeekingen van onzen voornoemden voorzaat, tot meerdere eere Gods, te voldoen en dit te verklaren door eenen apostolischen brief, gegeven den 3 November van het jaar 1584. Hij heeft dan vooreerst in ons kollegie te Rome de Hoofd-Congregatie voor onze leerlingen en voor andere geloovigen door zijne apostolische macht onder den titel van Maria Boodschap opgericht en ingesteld, en haar verscheidene aflaten en voorrechten uit de schatten der H. Kerk milddadig vergund. Daarna heeft hij den Generaal of den Vikaris-Generaal, voor altijd gemachtigd om dusdanige Congregatiën in al de kollegiën der Sociëteit, zoo voor onze leerlingen alleen, als voor andere geloovigen met

-ocr page 35-

1

( 31 )

in- hen, die tot hunnen geestelijken voortgang \'a- zouden wenschen leden daarvan te zijn, onder lie den titel van Maria Boodschap, zonder eenig en nadeel der kollegiën op te richten en met de ge Hoofd-Congregatie van Rome te vereenigen ; e- zoodat zij at de gunsten, aflaten, kvvijtschel-e- dingen en andere voorrechten der Hoofd-Cou-or gregatie zullen genieten, te Daarenboven heeft dezelfde Paus deze Congre-te gratiën, zoowel de Hoofd-Congregatie, als alle er andere aan deze verbonden en ondergeschikt, I, op zulk eene wijze aan de zorg onzer Socië-o- teit toevertrouwd, dat het aan den Generaal te of den Vikaris-Generaal toekomt, die Congre-e- gatiën, hetzij in persoon of door iemand uit ot de Sociëteit van hem daartoe gekozen te bete zoeken, ter harer goede bestiering allerhande e- voorschriften samen te stellen, en de reeds ge-4. gevene uit te leggen; ja zelfs om ook later ie naar eisch van zaken en tijden, gelijk zij zulks m in den Heer nuttig zullen oordeelen, die te ie veranderen , te verbeteren en te wijzigen, ip Paus Sixtus V, insgelijks met eenen grooten ie ijver ontvlamd, om de eere Gods en de zalig-J. heid van de kudde des Heeren, welke aan zijne in herderlijke zorg was toevertrouwd, te bevor-id deren, gunstig toestemmende in de smeekin-ül gen van onzen zelfden voorzaat, heeft nader-r- hand de gemelde machtiging en de bulle van ;t Paus Gregorius, zijnen voorzaat, zoo uitga-

-ocr page 36-

( 33 )

breid, dat bet aan den Generaal of aan den ij

Vikaris-Generaal onzer Sociëteit voor altijd toe- ve

gestaan en vergund is, verscheidene Congre- vt

gaticn voor de leerlingen , of voor andere ge- al

loovigen , of voor beiden te zamen , zoo onder m

den titel van Maria Boodschap, als onder eene d,

andere benaming, in alle kerken, huizen en g kollegiën en seminariën onzer Sociëteit en in

andere plaatsen welke onder baar bestuur en b

opzicht staan, en aan hare zaak toebetrouwd d

zijn, met apostolische macht op te richten en d

in te stellen, ook met de voornoemde Hoofd- h

Congregatie te vereenigen en daardoor al de C

volle of andere aflaten , kwijtscheldingen, (J

ontbindingen , uitzonderingen, vrijheden en f

overige gunsten, geestelijke en tijdelijke voor- c

rechten , die aan de Hoofd-Congregatie of aan (j

andere Congregatiën , welke met deze vereenigd ]

zijn of vereenigd zullen worden , of aan bare leden zoo leerlingen als andere , vergund zijn of zullen worden , voor altijd mede te deelen.

Benedictus XIV, zaliger gedachtenis, gelijk wijdloopig uitgelegd is in zijnen apostoliscben brief onder het gouden zegel uitgegeven den 37 September 1748, en in eenen anderen van den 8 September 1751, beeft al deze vergunningen en voorrechten bevestigd en vermeerderd. Paus Leo XII, zaliger gedachtenis, beeft verklaard, door eenen apostoliscbcn brief bij wijze van breve uitgegeven den 17 Mei

-ocr page 37-

( 83 )

1824, dat di« aan ons ten volle vergund blijven. Daarenboven, heeft bij die, in zijnen brief van 7 Maart 1825, goedgunstig uitgebreid tot alle andere Congregatiën , waar die ook bestaan mogen, hoewel ze noch in de kerken of hnizèii der Sociëteit opgericht, noch aan de zorg der Sociëteit toebetrouwd waren.

Daarom, aangezien de in Christus zeer beminde heeren Prefekt en Assistenten van de Congregatie...., door eene uitnemende liefde tot God en de allerheiligste Maagd ons in hunnen naam en in dien der overige leden der Congregatie, zoo door hen zeiven als dooide in Christus zeer beminde heeren Prefekt en Assistenten der Hoofd-Congregatie van Rome ootmoedig gebeden hebben, dat het ons gelieve, door de macht welke de apostolische stoel, gelijk wij gezegd hebben, ons beeft vergund, eene Congregatie onder den naam van . . . . op te richten, en met de gemelde Hoofd-Congregatie te vereenigen; zoo keuren wij zulk eene godsvrucht niet alleen goed, maar richten door de macht aan ons, gelijk hierboven gezegd is, toegestaan, eene Congregatie op . . . en verbinden en vereenigen die met de Hoofd-Congregatie van Rome; wij deelen haar ook mede alle voorrechten en gunsten zoo volle als andere aflaten en alle overige gunsten aan deze Hoofd-Congregatie of aan andere met deze, ge-

2*

-ocr page 38-

( 34 )

lijk hierboven gezegd vereeuigde Congregatiën vergund zijn of vergund zullen worden, iu den naam van de allerheiligste Drievuldigheid, wier goddelijke Majesteit wij ootmoedig bidden , zich te gewaardigen deze vergunning in den hemel goed te keuren en te bevestigen, de ledematen der Congregatie met de genade der hemelsehe gaven te begunstigen, hen aan hare oogen van dag tot dag aangenamer te maken en eindelijk hun te verleenen haar aanschijn en het aangezicht der allerheiligste Maagd , na haar getrouwelijk en godvruchtig gediend te hebben, in de eeuwige glorie onophoudelijk te mogen aanschouwen.

Tot oorkonde der waarheid, hebben wij bevolen dezen eigenhandig onderteekenden brief met het zegel onzer Sociëteit te bekrachtigen.

Gegeven te Rome, den . . .

-ocr page 39-

( 35 )

AFLATEN,

vergund door de Pausen aan de Hoofd-Congregatie, opgericht onder den titel van Maria Boodschap, in het Romeinsch Kollegie, en aan al de Congregatiën die op dezelfde wijze zijn of zullen worden opgericht, mits zij met voornoemde Hoofd-Congrega-\'tie wettig vereenigd zijn.

Volle ,

WELKE DOOR ALLE GELOOVTGEN VAN BEIDE SEKSEN KUNNEN VERDIEND WOEDEN.

1. Alle leden eener Congregatie, en alle ge-loovigeu van beiderlei kunne, die geene leden eener Congregatie zijn verdienen eenen vollen aflaat, indien zij met een waar berouw hunne zonden gebiecht en het H. Lichaam des Hee-ren genuttigd hebbende, op den titel feestdag der Congregatie , te beginnen met de eerste vespers op den vooravond tot zonnen-ondergang van den feestdag, de kerk , kapel of bidplaats der Congregatie godvruchtig bezoeken, en aldaar bidden voor het heil en de uitbreiding des Christendoms, voor de uitroeiing der ketterijen , voor den algemeenen en voor den ouderlingen vrede der christen-vorsten, en voor het welzijn van Zijne Heiligheid den Paus van Home.

3. Indien de Congregatie eenen tweeden titel of patroon heeft, is er eveneens op dezen feestdag een volle aflaat verleend. Indien de Con-

-ocr page 40-

( 36 )

gregatie dezen titel niet heeft, mag haar Bestuurder alle jaren met toelating van den Bisschop , een dag naar goedvinden verkiezen.

3. Deze beide feestdagen mogen ook met toelating van den Bisschop , op eenen anderen dag, zelfs op een Zondag, verzet worden, en dan kan men den bovengemelden aflaat verdienen op dien dag, waarop de plechtigheid gevierd wordt. In dit geval mag er eene plechtige votiefmisse van dit uitgesteld feest worden gehouden, al werd er ook op den vastgestel-den dag, in de kerk een dubbel feest (feslum duplex) gevierd.

Volle A-flateu,

WELKE ALLEEN DOOK DE LEDEN EN BEDIENAREN DEll CONGREGATIËN EN DOOR HEN DIE DEZE BEHULPZAAM ZIJN, KUNNEN VERDIEND WORDEN.

4. Al wie op den dag, waarop hij in de Congregatie wordt aangenomen, na met een waar leedwezen gebiecht te hebben , het Allerheiligste Sacrament des altaars in de kerk der Congregatie of in eene andere kerk zal ontvangen, verdient een vollen aflaat en de kwijtschelding van al zijne zonden.

5. Dezelfde aflaat kan in de ure des doods verdiend worden.

fi. De leden eener Congregatie, die met een

-ocr page 41-

( 37 )

le- waar berouw gebiecht hebbende, in dezer kerk

s- het heilig Lichaam des Heeren nuttigen, kunnen ook een vollen aflaat verdienen op de da-

et gen der Geboorte en der Hemelvaart van on-

sn zen Heer Jesus Christus, en op de feestdagen

3n der Onbevlekte Ontvangenis, Geboorte , Bood-

r- schap en Kemelvaart van Maria,

id 7. Ook een volle aflaat eens in de week,

h- op een van de dagen wanneer, volgens de re-

311 gelen en gebruiken der gemelde Hoofd-Con-

il- gregatie of der andere Congregatiën, de bij-

m eenkomsten gewoonlijk gehouden worden , mits

zij met een waar berouw gebiecht hebbende en tot de H. Tafel genaderd zijnde, de kerk of kapel, bidplaats of vergaderplaats hunner eigene Congregatie bezoeken, en daar godvruchtige gebeden aan God opdragen voor de eendracht der christen-vorsten, de uitroeiing der ketterijen , en de verheffing onzer Moeder de H. Kerk. Wanneer nogtans gedurende dezelfde week ie de leden der Congregatie twee of driemaal ver

gaderen , zal ieder slechts een van deze dagen naar goedvinden mogen kiezen om den aflaat t te verdienen. Intnsschen moeten zij zich her

inneren , dat zij hierin, gelijk in al het ove-le rige, de leiding hunner Bestuurders ■noeten

volgen.

Is 8. ïn de Congregatiën, welker leden gewoon

zijn des avonds, of op een ander uur na den ii middag te vergaderen, kan naar verkiezing op

-ocr page 42-

( 38 )

denzelfden of op den volgenden dag, de volle aflaat verdiend worden.

9. De Priesters met het bestuur der Congregatie belast, kunnen, mits zij daartoe van den Bisschop eens voor altijd het verlof hebben verkregen, zoo dikwijls zij de zieke leden of bedienaren der Congregatie bezoeken, hen door geestelijke vermaningen opwekken, hetzij om de ongemakken der ziekte geduldig te verdragen, of om den dood gewillig van de hand des Heeren aan te nemen; en hen voor een beeld van den gekruisten Zaligmaker driemaal het Onze Vader en het Wees gegroet volgens de inzichten van den Paus en van onze Moeder de H. Kerk doen bidden ; zóó dikwijls ook deze zieken op den dag, waarop zij het Allerheiligste Sacrament ontvangen hebben , een vollen aflaat doen verdienen.

10. De volle aflaat, eens in de week vergund, kan tweemaal \'s jaars door de leden der Congregatiën verdiend worden, alhoewel zij de bidplaats hunner Congregatie niet bezoeken , mits zij eene andere kerk bezoeken waarin zij het Allerheiligste Sacrament des altaars ontvangen , na eene algemeene biecht van geheel hun voorgaande leven of sedert hunne laatste algemeene biecht gesproken te hebben.

11. Te dezer gelegenheid wordt door de Pausen het gebruik der algemeene biecht dringend aangeprezen en de godsvrucht tot de aller-

-ocr page 43-

( 39 )

)lle heiligste Maagd Maria aanbevolen. Daarenboven worden de leden der Congregatiën ver-

on- maand, zich aan de bevelen en den raad hun-

ran ner bijzondere Bestuurders met ondergeschik-

ib- ten wil en ijver te onderwerpen.

Ie-

;n Aflaten van izeven jaren ,

;n TOEGESTAAN AAN DE VOORNOEMDE PERSONEN,

ZOO DIKWIJLS ZIJ EEN DER VOLGENDE

ra^ GOEDE WEBKEN VERRICHTEN.

ien 13. Het lijk van een lid der Congregatie of

eer van een anderen geloovige bij de christelijke

oet begrafenis vergezellen.

an 13. Bij het luiden der klok bidden voor de

óó genezing of zaligen dood van den zieke, of

op voor de rust der ziel van den overledene,

b- 14. Eene openbare of bijzondere godvruchtige bijeenkomst, de goddelijke diensten, gees-

sr- , telijke samenspraken of vermaningen bijwonen,

en 15. Tegenwoordig zijn bij den lijkdienst van

zij een overleden lid der Congregatie, of van een

a, anderen geloovige.

zij 16. Misse hooren op een werkdag,

it- 17. Des avonds, alvorens te gaan slapen,

iel zijn geweten naarstig onderzoeken,

te 18. Arme zieken in gasthuizen of elders bezoeken.

Ie 19. De gevangenen bezoeken,

n- 30. Degenen , die in tweedracht leven , met

r- elkander verzoenen.

-ocr page 44-

( 40 )

V erlilariugquot;.

21. De leden der Congregatiën zullen al deze aflaten kunnen verdienen overal waar zij zich bevinden, indien zij iu de kerk der plaats waar zij zijn, of elders, zoo als zij kunnen, verrichten hetgeen voorgeschreven is om genoemde aflaten te verdienen.

-A-iidere Afititen.

22. De leden der Congregatiën verdienen al de aflaten, vergund aan de kerkbezoeken te Home (*), zoo binnen als buiten de stad, mits

(*) De aflaten, vergund aan de kerkbezoeken te Rome, zijn de volgende :

1. Op den feestdag der Besnijdenis, op Drie-Koningen, op de Zondagen van Septuagesima, Sexagesima en Quinquagesima, 30 jaren en 30 quadragenen.

2. Gedurende de veertigdaagsche Vaste: op Assche-Woensdag en op den vierden Zondag van de Vaste, 15 jaren en 15 quadragenen; op Palmzondag, 25 jaren en 25 quadragenen; op Witten Donderdag, volle aflaat; op Goeden Vrijdag en op den Zaterdag voor Paschen, 30 jaren en 30 quadragenen; op al de andere dagen van de Vaste, 10 jaren en 10 quadragenen.

3. Op den Zondag van Paschen, volle aflaat; op al de andere dagen van het Octaaf, op den feestdag van den H. Marcus en op de drie Kruisdagen , 30 jaren en 80 quadragenen.

4. Op \'s Heeren-Hemelvaart, volle aflaat,.

5. Op Pinksteravond, 10 jaren en 10 quadragenen; op den Zondag van Pinkster, en op al de dagen van het Octaaf, 30 jaren en 30 quadragenen.

6. Gedurende den Advent: op den derden Zondag, 15 jaren en 15 quadragenen; op den eersten, tweeden en vierden Zondag, en op de drie Quatertemperdagen, 10 jaren en 10 quadragenen.

-ocr page 45-

( 41 )

zij in de Vaste, en op andere tijden en dagen dezer statie of kerkbezoeken, de kerk, kapel of bidplaats der Congregatie; of ingeval van afwezigheid , eene andere kerk of kapel dei-plaats waar zij zich bevinden, godvruchtig bezoeken , en aldaar zevenmaal het Onze Vader en het Wees gegroet bidden.

Aflakten vooi* de o-vei-letleiieu.

33. Al de bovengemelde aflaten kunnen tot lafenis der zielen aan de overledene geloo-vigen toegevoegd worden.

34. Het altaar van , al de Congregatiën is geprivilegieerd voor alle priesters die er Misse lezen tot lafenis der zielen van overledene leden der Congregatie en onder deze voorwaarde alleen.

35. Maar elke priester der Congregatie , die de Misse leest tot lafenis der ziel van een ander lid der Congregatie, kan hetzelfde voorrecht genieten, onverschillig aan welk altaar het ook zij.

De lijst, der boveugeraelde aflaten is door de Congregatie der Afl. goedgekeurd. Vgl. Prinzivalli; it. Fallise.

7. Op Kerstavond, in de Nacht-misse, en in de Dage-raadmisse, 15 jaren en 15 quadragenen, en gedurende den dag, volle aflaat; op de drie volgende dagen, 30 jaren en 30 quadragenen.

Aldus de Verzameling der Aflaten, gedrukt, te Home, in 1831, met goedkeuring van de H. Congregatie der Aflaten.

-ocr page 46-

( 42 )

Allaten, met

sonei

verleend aan kruisen, medaljes en rozenkransen, ge-

wijd, door den Paus of door degenen, die van hem . n de macht daartoe ontvangen hebben. - 0„ quot; J . aflaa

1. Een volle aflaat op Kerstdag, op Drie- werk

koningendag, op Paschen, op Hemelvaart 3

van Jesus , op Pinksteren , op H. Drievuldig- Hee:

heid en H. Sacramentsdag; op de feestdagen een

der Onbevlekte Ontvangenis, Geboorte , Zui- dage

vering, Boodschap, Hemelvaart van dealier- ken

heiligste Maagd Maria ; op de feestdagen der 3

Apostelen; op de geboorte van den heiligen Zon

Joannes den Dooper; op den fesstdag van den jare

heiligen Joseph en op Allerheiligen. dezi

Om deze aflaten te verdienen moet men ten 4

minste eens in de week, den rozenkrans of dat

het rozenhoedje bidden , of wel de kerkelijke ï

getijden, of de kleine getijden van Maria, of mer

de zeven boetpsalmen, of de trappsalmen , of lief

de gewoonte hebben van anderen in de christe- (

lijke leering te onderwijzen , of van de ge- gev

vangenen of de zieken te bezoeken , of de ar- ziel

men te helpen, of de heilige Misse te hoo- Va

ren, of ze te lezen als men priester is, men All

moet daarenboven op de gestelde dagen te hel

biecht en te Communie gaan, en vijfmaal het de Onze Vader en Wees gegroet bidden , volgens

de inzichten van Z. H. den Paus. De biecht in

mag gedaan worden op den dag voor het feest, vei

-ocr page 47-

( 48 )

\'

met de eerste vespers te beginnen. De personen die de gewoonte hebben van alle acht dagen te biechten, zijn niet verplicht in den loop der week nog eens te biechten om den aflaat te verdienen, als zij maar de andere goede lequot; werken die voorgeschreven zijn, verrichten.

3. Op al de andere feestdagen van onzen \'gquot; Heer en van de allerheiligste Maagd Maria , en een aflaat van zeven jaren en zevenmaal veertig - dagen, op voorwaarde dat men dezelfde wer-ir_ ken verricht hebbe.

er 3. Op al de andere feestdagen en al de

en Zondagen van het jaar, een aflaat van vijf eri jaren en vijfmaal veertig dagen , behoudens dezelfde voorwaarden,

4. Honderd dagen, op lederen dag des jaars, of dat men bovengemelde werken zal verrichten.

5. Twee honderd dagen , eiken keer dat men gevangenen of zieken bezoekende hun een

3f liefdewerk bewijst.

e- 6. Honderd dagen, eiken keer dat men zijn

s- geweten onderzoekt, met het voornemen van

f- zich te beteren , en dat men driemaal het Onze

\'■ Vader en Wees gegroet bidt, ter eere van de

n Allerheiligste Drievuldigheid; of wel vijfmaal

e het Onze Vader en Wees gegroet, ter eere van

de vijf wonden van onzen Heer. s 7. Twee honderd dagen , eiken keer dat men

t in de kerk catechismus houdt, of zijne kinde-

gt; ren , zijne nabestaanden, of zijne dienstboden

-ocr page 48-

( 44 )

I

in de christelijke leering onderwijst. bezoe

8. Honderd dagen, eiken keer dat men op gerjro het kleppen der klok \'s morgens, of \'s mid- den dags of \'s avonds Hen Angelus zal bidden. Die Mi den Angelus niet kennen , kunnen daaraan vol- de k doen met eenmaal het Onze Fader en M\'ees voon gegroet te bidden. de ei

9. Vijftig dagen , eiken keer dat men het gebn Onze Vader en Wees gegroet zal bidden voor geve degenen die op sterven liggequot;. te d

10. Volle aflaat in het uur des doods. —

Er zijn nog andere gedeeltelijke aflaten verleend aan de kruisen, medaljes en rozenhoedjes , gewijd door den Paus of door degenen die van hem de macht daartoe ontvangen hebben , als ook aan zekere oefeningen en gebeden bij de geloovigen in gebruik, doch het 1 zou te lang zijn ze hier te vermelden. De le- zoni den der Congregatie zullen dus wel doen, in- ke dien zij \'s morgens een algemeen voornemen der maken om ze allen te verdienen. eigi

Wanneer het rozenhoedje daarenboven ge- ;

wijd is ter eere der H. Brigitta, wint men eet aan elke koraal, honderd dagen aflaat; en de die personen met wie men bidt, winnen van hun- te nen kant dezelfde aflaten. Bovendien verdient scl degene die eene maand lang alle dagen dit ro- die zenhoedje bidt, een vollen aflaat, op een dag vei der maand, volgens zijne verkiezing, mits hij eei biechte en tot de H. Tafel nadere, eene kerk sle

-ocr page 49-

( 45 )

1

bezoeke, en vijfmaal het Ome Fader tn Wees 11 0P gegroet bidde, volgens de inzichten van Z. H. ni\'^quot; den Paus.

ftie Men lette er op dat de aflaat uitsluitend aan vo\'- de kruisen, medaljes, enz. verbonden is, ten fees voordeele van de personen , aan welke zij voor de eerste maal gegeven zijn, of die er bet eerst het gebruik van maken. Men kan ze dus niet weg-foor geven, of aan anderen leenen , om hen de aflaten te doen verdienen.

ver- _

)ed-ncn

jgjj OpmerUingei» over de

.{jg. Aflaten.

h6\' 1. De aflaat neemt uit zijnen aard geene

\'e- zonden weg, hij ontslaat slechts van de tijdelij-

1,1quot; ke straf, die men gewoonlijk na de vergiffenis

Jequot; der zonde nog te boeten heeft, en die soms oneigenlijk zonde genoemd wordt. 3e\' 2. Men moet in staat van genade zijn om

•en een vollen of gedeeltelijken aflaat te kunnen ver-

de dienen. Zelfs om de kwijtschelding der straffen

•n- te bekomen, die men voor dagelijksche zouden

-ut schuldig is, moet men berouw hebben over

\'o- die zonden en geene genegenheid tot haar blg-

\'ag ven behouden. Hieruit blijkt dat men niet altijd

hij een aflaat geheel en al verdient, maar daaraan

;i\'k slechts deel verkrijgt naar evenredigheid der

-ocr page 50-

( 46 )

gesteltenis, waarmede men He vereischte voorwaarden volbrengt.

3. Om eenen vollen aflaat te verdienen , moet men gemeenlijk; 1. te biechten gaan; 2. de H. Communie ontvangen op den dag dat men voornemens is den aflaat te verdienen; 3. op denzelfden dag met ijver eonige gebeden storten voor den vrede tusschen de christen-vorsten , tot uitroeiing der scheuringen en ketterijen , en tot verheffing der heilige Kerk. Het is genoeg dat

men zich in het algemeen voorstelle, te bidden i

volgens de inzichten van onzen H. Vader, den dei-

Paus. dez

4. Om den vollen aflaat in hel uur des doods dat

te verdienen, is het toereikend , met geloof en en

met een waar leedwezen over zijne zonden, den nac

zoeten Naam Jesus met den mond of ten minste, mil

indien men niet anders kan, met het hart aan eer

te roepen. toe

NB. Wil men een aflaat verdienen voor de dat

geloovige zielen in het vagevuur, dan is het raad- nie

zaam zich de bevrijding van eene ziel in het Me

bijzonder voor te stellen en deze bepaaldelijk ter

Gode aan te bevelen. Dit belet echter niet, dat de

men bovendien nog eenige andere ondergeschikte na

intentie\'s kan vormen. en

hai

das

gt;

-ocr page 51-

( 47 )

REGELEN EN STATUTEN

der Hoofd-Congregatie van Rome en der overige met haar vereenigde Congregatiën. 1)

.A.lgemeene Regelen.

I.

Aangezien de allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria de bijzondere patrones van deze Congregatie is, moet men verzekerd zijn, dat zij die op eene bijzondere wijze beschermen en begunstigen wil, want deze Moeder der genade betoont wederliefde aan hen, die haar beminnen. Zij bewaart en beschermt allen die met eerbied, vertrouwen en liefde tot haar hunne toevlucht nemen.Daarom is het vooral betamelijk, dat de leden eener Congregatie van Maria zich niet alleen door hunne godsvrucht tot de heilige Maagd onderscheiden, maar bovendien ook trachten , door een onschuldig en onberispelijk gedrag de voorbeelden van hare uitmuntende deugden na te volgen, elkander dikwijls tot hare liefde en vereering op te wekken, en in elkanders harten eene vurige begeerte te ontsteken om haren allerheiligsten naam steeds te verheerlijken.

1) De regels der Romeinsche Uitgave zijn hier eu daar ingelascht.

-ocr page 52-

( 48 )

Het is otu deze plicbteu voor de leden der ^\'c

Congregatiën gemakkelijker te maken, dat de \'yo

volgende regelen zijn opgesteld en in druk uit- ver gegeven , opdat ze zooveel mogelijk gemeen zouden zijn aan al de Congregatiën die met de Hoofd-Congregatie te Rome zijn vereenigd. In-tussclieu staat het iedere Congregatie vrij buiten

deze regelen cenige bijzondere vast te stellen , dei

zooals zij zulks naar gelf-.ng van plaatsen en Sa(

personen dienstig zal oordeel en. zaa

def

II. eer

De Congregatie zal bestuurd worden door spi\'

een Bestuurder (Direkteur of Moderator) die ged

priester is, een prefekt er. twee assistenten, die

waarbij men een raad zal voegen. Deze raad bet

zal bestaan uit een raadsehrijver (secretaris), Wjs

en uit een getal van zes tot twaalf andere le- lat«

den (waaronder de prefekt en assistenten be- za:l

grepen zijn), volgens het getal der leden van 01it

de Congregatie. Behalve deze zullen er nog mai

andere bedienaren mogen aangesteld worden, dag

naar gelang iedere Congregatie het noodig zal \'igs

oordeelen. Allen zullen de verschuldigde eer dei-

bewijzen , niet alleen aan den Bestuurder der \'en

Congregatie, maar ook aan den prefekt en de zu\'i

overige bedienaren, zooals hun ambt vereischt. dan

Zij zullen ook gehoorzamen, in alles wat de diei

Congregatie betreft, als de prefekt of een an- {j

der in zijnen naam hun iets beveelt; en in- Sac\'

-ocr page 53-

( 49 )

dien er eenig beletsel bestaat, zullen zij bij tijds den bestuurder of den prefekt biervan verwittigen.

in.

Vermits de Congregatie zich ten doel stelt, de christelijke deugd en godsvrucht te bevorderen , en hiertoe het dikwijls naderen tot de H. Sacramenten hoogst nuttig is, zoo is het raadzaam dat allen die begeeren aan de Congregatie deel te nemen , voor dat zij aangenomen worden eene algemeene biecht van geheel hun leven spreken, of indien zij reeds een generale biecht gedaan hebben, dan toch de zonden belijden , die zij sedert de laatste algemeene biecht hebben bedreven: ten ware de biechtvader, om bijzondere redenen, goedvond deze achter te laten of uit te stellen. Bovendien is het raadzaam dat de leden der Congregatie de H. Sacr. ontvangen op den eersten Zondag van elke maand (1), als ook op de voornaamste feestdagen van onzen Heer en van Zijne allerheiligste Moeder. Doch de bijzondere bedienaren der Congregatie , te weten : de prefekt, de assistenten , de secretaris en de leden van den raad, zullen dikwijlder te biechten gaan en ook meer dan de anderen tot H. Tafel naderen , indien hun zielbestuurder zulks goedvindt.

(1) Men wete dat iedereen omtrent het naderen tot de Sacramenten den raad zijns biechtvaders moet volgen.

3

-ocr page 54-

( 50 )

IV.

üe leden der Congregatie zullen alle Vrijdagen en de feestdagen der Congregatie (1) vergaderen in hunne bidplaatsen , waar zij zich een uur zullen bezig houden met geestelijke oefeningen hun door den Bestuurder en den prefekt voorgeschreven. Zonder uitdrukkelijk verlof van den Bestuurder of van den prefekt, mag niettiatid in de vergadering gebracht worden, die geen lid der Congregatie is; en dit verlof zal niet licht worden toegestaan om moeilijkheden te vermijden die daaruit kunnen voortkomen.

V.

(3) De vergaderingen beginnen met den lofzang, de antiphoon , het vers en het gebed van den H. Geest, waarbij men de antiphoon, het

(1) \'i Men zorge vooral dat deze bijeenkomsten niet om onbeduidende reden worden achtergelaten. Ontstaat er echter eene reden, waarom de bijeenkomst zou moeten achtergelaten worden, dan komt het den Bestuurder toe over het gewicht er van te oordeelen, die de zaak in den Heer rijpelijk overdacht hebbende, verklaran zal wat hem het oorbaarst toeschijnt.

(2) De Ronieinsche uitgave geeft aog deze bepalingen ;

1. » Uaar het lezen van godyruc.itige boeken door de

HH. Vaders zoo zeer wordt aanbevolen en zoo veel bijdraagt tot geestelijken voortgang, alzoo moeten de leden zich daarop ijverig toeleggen. Weshalve de Congregatie, indien het kan zijn , eene bibliotheek bezitte, die voorzien is vau dusdanige boeken en toereikend voor het getal der

-ocr page 55-

( 61 )

vers, het gebed van Maria uit het kerkelijk officie, volgens het jaarfretijdc voegt. Daarna volgt eene onderrichling of eene geestelijke lezing: en men eindigt de vergadering met de Litanie

leden. De leden mogen volgens do regeling des Bestuurders daarvan boeken medeneraen, otu ze te huis te lezen. De boeken worden uitgedeeld door hen, die de Bestuurder daartoe heeft aangesteld.

II. quot; Den leden worde jaarlijks door den Bestuurder ook een tijdstip aangewezen . waarop zij zich wijden aan de geestelijke oefeningen van den H. Ignatius. Men geve huii eene lijst die nauwkeurig de aanwijzing bevat der godvruchtige verrichtingen, die ieder uur moeten geschieden , en ieder volge naarstiglijk deze aanwijzing. Hij, die belast is met het geven der geestelijke oefeningen, geve ze aan allen gezamenlijk en vermane hen vooral tot het spreken van eene goede biecht. Tot dit einde kunnen hun korte punten ter overweging worden voorgesteld betreffende het heilig en veelvuldig gebruik der li. Sacramenten, de verplichtingen van ieders staat, de keuze van dezen of gencu levensstaat en andere dusdanige zaken, die vooral op dat tijdstip hun het meest nuttig en dienstig kunnen zijn. De oefeningen in de kapel of bidplaats te verrichten zijn ten naastenbij de volgende: Men kan \'s morgens beginnen met de lezing van een boek dat handelt over de stoffen, die later overwogen zullen worden. Na de lezing zal hij, die de oefening geeft, een onderzoek instellen nopens bovengemelde punten. Op dit onderzoek volgt alsdan de voorstelling en uiteenzetting der meditatie, waarna allen de H. Mis bijwonen. Ten slotte wordt na de H. Mis de psalm Miserere gezongen, niet overluid maar op een toon die tot berouw en boetvaardigheid stemt. En allen kunnen zich alsdan verwijderen. Dezelfde orde der Veertig-da,\'igsche Vaste schijnt het meest geschikt voor deze oe-leuingen, tenzij den Bestuurder der Congregatie anders mochtquot;, blijken. Na zich alzoo drie of vier of ook meer dagen volgens voorschrift des Bestuurders der Congregatie te hebben geoefend, zullen allen den volgenden morgen in de kapel bijeenkomen en gezamenlijk het AlltrheiligstLiclv-

-ocr page 56-

( 52 )

van Maria, waarbij men nog vijfmaal het Onze Vader en ffees gegroet voegt, volgens de meening der H. Kerk, om den vollen aflaat te verdienen, en eenige andere gebeden naar omstandigheden. Voor en na deze oefeningen mogen ook geestelijke liederen , die geschikt zijn om den ijver in den dienst van God en van de allerheiligste Maagd te onderhonden en te vermeerderen , gezongen worden.

VI.

De leden der Congregatie zullen zoo veel mogelijk dagelijks het H. Sacrificie der Mis bijwonen (1). Des morgens bij het opstaan, na God bedankt te hebben voor alle, zoo al-gemeene als bijzondere weldaden, die zij van

aam des Heeren nuttigen. De leden moeten zorg dragen dat niet het kleinste oogenblikje van dien kostbaren tijd door achteloosheid verloren ga; wat zij in de kapel hebben gehoord moeten zij te hnis herdenken en meer tijds aan de godvruchtige lezing en de meditatie besteden dan zij buiten de retraite gewoon zijn te doen.quot; R. XJ.

(1) De R. U. geeft aldus de dagelijksche oefeningen op : \'s morgens bidde men de akte van geloof, hoop en liefde, driemaal het Onze Vader en Wees gegroet, ter eere der H. Drievuldigheid en eenmaal het: Ik geloof in God den Vader. Men boude zich hiermeê niet te vrecen maar bestede buitendien ten minste een kwartier uurs aan de meditatie en wone dagelijks de H. Mis bij, als het kan. •s Avonds onderzoeke men gedurende een kwartier uurs zijn geweten , verwekke een berouw over de ontdekte misslagen en bidde één Onze Vader en één Wees gegroet, en den psiilra De Pro/undis voor de overledenen.

-ocr page 57-

( 53 )

Zijue oneindige goedheid mochten ontvangen , zullen zij driemaal het Om*\' Vader en IVeen f/egroet, ter eere der allerheiligste Drievuldigheid , en eens het Ik geloof in God dm Vader , benevens het Salve Regina bidden, behalve de andere gebeden en geestelijke oefeningen , die iedereen zal kunnen verrichten volgens den raad van zijnen biechtvader. Des avonds, voor dat zij zich ter ruste begeven, zullen zij hun geweten onderzoeken , daarna driemaal het Onze Vader en IVees gegroet en eens den psalm De profundi*, tot lafenis der geloovige zielen , bidden.

VII.

De openbare belijdenis, die de leden der Congregatiën doen, van op eene bijzondere wijze aan Maria te zijn toegewijd,moet hen allen aansporen om ook met een bijzonderen ijver do werken van godsvrucht te behartigen. Men beveelt hun vooral aan dikwijls tot de H. Sacramenten te naderen , het kleine officie van Maria of den rozenkrans te bidden, eenigen tijd te besteden aan het inwendig gebed , de zieken te bezoeken , de stervenden bij te staan , de onwetenden te onderwijzen in de christelijke leering, enz. Zij zullen echter niets ondernemen zonder de toestemming van hunnen biechtvader ol\' van den Bestuurder hunner Congregatie en

-ocr page 58-

( 54 )

zich in alles gedragen met die voorzichtigheid, welke de omstandigheden eischen.

VIII.

Zij die bij eene vergadering afwezig (1) waren, zullen zoo spoedig mogelijk hiervan de reden aan den Bestuurder of aan den prefekt te kennen geven. Indien men bemerkt dat het uit onachtzaamheid of zonder genoegzame oorzaak geschied is , zullen zij hierover vermaand worden; en zelfs om dusdanige herhaalde afwezigheden of andere overtredingen naag men iemand de bijeenkomst der Congregatie voor eenigen tijd of voor altijd ontzeggen, in zooverre dit het welzijn der Congregatie en de eer Gods zouden vereischen.

IX.

Aangaande de plechtigheden, die de Congregatiën gewoon zijn jaarlijks met meer pracht te vieren, en waai bij zeker toestel noodigis, zal men volgens den bijzonderen toesland der

(1) a Opdat ieders afwezig heid des te zekerder en gemakkelijker blijke, zal men een boek aanleggen, waarin de dagen waarop dat jaar de bijeenkomsten zullen plaats vinden, en tevens de namen der leden zoo worden gesenreven, dat er gemakkelijk een teeken bij te voegen is hetwelk de afwezigheid te kennen geeft. Evenwel behooren allen met dien ijver jegens de H. Maagd bezield en zoo bezorgd te zijn nopens hun eigen vooruitgang, dat zij deze en dergel jke opwekkende middelen niet grootelijks moeten noodig hebben.quot; R. U.

-ocr page 59-

( 55 )

Congregatie en in het belang der algeineene stichting handelen. Hierop zal men eveneens letten in alle omstandigheden die eeuige onkosten vereischen. Daarom zal iedere Congregatie , met de goedkeuring van haren Bestuurder , vaststellen wat dienaangaande mag en moet gedaan worden.

X.

Wanneer iemand van de leden eener Congregatie gevaarlijk ziek wordt, zullen al de leden voor hem bidden, en de prefekt zal zorg dragen dat hij bezocht worde en de H. Sacramentenquot; bij tijds ontvange (l). Als hij overleden is, zullen zij allen zoo veel mogelijk zijn lijkdienst bijwonen; en waar het de gewoonte is dat de leden der Congregatie den overledene ter begraafplaats dragen, zullen zij dit voorbeeld van Christelijke liefde niet nalaten. Daarenboven zullen zij, zoodra mogelijk, te zamen in de kapel der Congregatie, of ieder in het bijzonder, het officie der overledenen voor hem bidden; bovendien zullen allen voor hem , acht dagen lang, den psalm De profundis of eenmaal het Onze Vader en Wee»gegroet bidden. De Congregatie zal zorgen dat er ten minste eene H. Mis voor zijne ziel aan een geprivile ■ giëerd altaar worde gelezen.

(1) Voornamelijk als zij, wier plicht het is hiervoor te zorgen, dit zouden verzuimen.

-ocr page 60-

( 56 )

XL

Wanneer een der leden van de Congregatie voor eenigen tijd afwezig moet zijn en zich aldus in de oumogelijkheid bevindt om de bijeenkomsten der Congregatie bij te wonen , zal hij den Bestuurder en den prefekt daarvan verwittigen , en indien dit gemakkelijk kan geschieden , opene brieven (1) van de Congregatie vragen, om in de bijeenkomsten van eene andere Congregatie toegelaten te worden, zoo hij er eene in zijne verblijfplaats zal aantreffen. Daarenboven , opdat hij , als lid van de Congregatie, hoewel afwezig, deelacitig blijve aan dezer verdiensten, moet hij van tijd tot tijd aan den prefekt schrijven (3) , ten einde aan zijne medeleden tijding te geven en zich in hunne gebeden te bevelen. Hij zal overal en altijd, trachten zich te gedragen gelijk het

(1) In deze brieven betuigt men, waar en wanneer iemand in de Congregatie aangenomen is K en dat hij verdient door zijn christelijk gedrag bij andere Congregatiën aanbevolen te worden. Hij, die op de getuigenis dezer brieven in de bijeenkomst eener andere Congregatie toegelaten wordt, overhandigt ze aan den Bestuurder, die hem deze bij zijn vertrek wedergeeft, ten ware hij zich ergerlijk had gedragen. Zoo haast hij bij zijne Congregatie terugkomt , moet hij liet getuigschrift aan z jnen Bestuurder afgeven.

(2) Het is niet noodzakelijk dat men schrijve om deelachtig te blijven aan de verdiensten der Congregatie , maar het betaamt, het is billijk dat njen zulks doe aequum est.quot; Alzoo de R. U.

-ocr page 61-

( 57 )

een waar kind van Maria betaamt, om door zijn goed voorbeeld iedereen te stichten en tot deugd en godsvrucht op te wekken.

XII.

Zij zullen allen voor elkander eene ware en oprechte liefde hebben , alle oorzaken van on-eenigheid en twist zorgvuldig vermijden, en zich bevlijtigen den geest van vrede en eendracht onderling gedurig te vermeerderen. Eindelijk zal ieder trachten op den weg der deugd en der christelijke volmaaktheid dagelijks voortgang te maken. Hiertoe wordt hun grootelijks aanbevolen de bijeenkomsten der Congregatie ijverig bij te wonen . geeue harer oefeningen na te laten , zich dikwijls te onderhouden met godvreezende personen , den omgang met slechte personen en alle gevaarlijke gelegenheden te vluchten , en dikwijls te bedenken , hoe zeer het een lid eener Congregatie betaamt, dat ieder hem waardig achte een kind van Maria en lid harer Congregatie te zijn.

xm.

Ten einde het onderhouden dezer regelen te verzekeren , zal men die bij iedere nieuwe verkiezing in de kapel der Congregatie voorlezen. Iedereen zal ze met de grootste nauw.

3*

-ocr page 62-

( 58 )

keurigheid trachten te onderhouden. De bedienaren zullen daarenboven hunne bijzondere regelen meermalen herlezen, om ze des te nauwkeuriger op te volgen.

1 iijy^oinloa-e Kegfeleu.

,1. üeqeh van den Prefrkt.

1. Aangezien de prefekt der Congregatie tot dit ambt verkozen is om het goed gevoelen dat men van zijne deugd en bekwaamheid heeft, moet zijn eerste plicht en voornaamste zorg zijn , al de regels stipteüjk te onderhouden , de geestelijke belangen der Congregatie in het algemeen , en van elk lid in bet bijzonder, vuriglijk te behartigen , en door zijn godvruchtig en zedig gedrag, vooral door het dikwijls naderen tot de H. Sacramenten.

3. Hij zal zich op de gestelde dagen der vergadering vroegtijdig in de kapel bevinden , en zorgen , dat de geestelijke oefeningen volgens de aanwijzing van den Bestuurder geschieden. Indien hij, om wettige redenen, belet wordt, in de vergadering tegenwoordig te zijn , zal hij den eersten assistent b-j tijds waarschuwen , opdat deze zijne plaats kunne bekleeden.

3. Alhoewel de prefekt het hoofd der Congregatie is, zoo blijft hij nogtans onderworpen aan den Bestnnrder, dien hij altijd moet raadplegen , en zonder wien hij niets raag verande-

-ocr page 63-

( 59 )

ren , of niets nieuws invoeren , opdat alles met des te grooter voorzichtigheid en zekerheid tot meerdere eer van God en geestelijk welzijn der Congregatie geschiede.

4. Hij zal over het gedrag der leden van de Congregatie waken, en indien hij bevindt dat iemand zich ergerlijk of slecht gedraagt, zal hij het den Bestuurder kenbaar maken. Hij zal hem ook de mindere misslagen mededeelen , die hy zal bemerkt hebben, om in tijds de behoorlijke middelen te gebruiken, en aldus de verslapping der Congregatie voornamelijk in het onderhonden der regels te voorkomen (1).

5. Als iemand van de Congregatie ziek is, zal de prefekt hem doen bezoeken uit naam van geheel de Congregatie, en daartoe zal hij verkiezen , degenen die hem de bekwaamsten schijnen om de zieken te troosten en te stichten. Indien de ziekte gevaarlijk wordt, zal hij hem in de gebeden van al de leden der Con-

(1) Hij drage zorg dat de overige ondergeschikte bedienaren de hen betreffende regelen behoorlijk onderhouden, vooral de assistenten, de sekretnris en de 6^of 12 raadsleden. Hij make dat er aanwezig zijn : 1. eene lijst, waarop de namen der leden geschreven staan; 3. een boek, waarop de aanwezigen en de afwezigen bij elke vergadering worden aangeteekend, zoo als in de noot op den VlIIsten der Algeraeene Regelen nader is omschreven; 3. een boek, waarin de verkiezingen der bedienaren, met vermelding van dag en jaar zijn opgeteekend ; 4-. een boek, bevattende de namen der leden, met vermelding van dag en jaar hunner opneming in de Congregatie en van hun overlijden, indien zulks kan geweten worden.quot; K. TJ.

-ocr page 64-

( 60 )

gregatie aanbevelen, en indien het noodig is, zal hij zorgen dat de zieke bij tijds de H. Sa-craraenteu ontvauge en gewaarschuwd worde in welk gevaar hij zich bevindt.

6. Indien de zieke sterft, zal de prefekt al de leden der Congregatie verwittigen , om acht dagen lany den psalm Be Trofundis of eenmaal het Onze Vader en Wees gegroet voorde rust zijner ziel te bidden. Daarenboven zal hy hun aanbevelen, indien zulks mogelijk is, om den lijkdienst bij te wonen , als ook de bijzondere missen, die zoo veel doenlijk, in de kapel der Congregatie tot lafenis zijner ziel zullen gelezen worden.

7. Alle drie maanden zal hij, in tegenwoordigheid zijner assistenten en van den sekreta-ris, de rekening des schatbewaarders nazien, en daarvan aan den Bestuurder verslag geven ; hij zal ook niet toelaten dat men eenige onkosten zonder diens toestemming veroorzake.

8. De prefekt mag niet op eigen gezag in de Congregatie aannemen en nog veel minder uit haar wegzenden als hij reeds aangenomen is. Hij zal nauwkeurig onderzoeken naar het gedrag en al de andere hoedf-nigheden dergenen die zich aanbieden om \'eden te worden; geen beletsel vindende, zal hij hen onder het getal der postulanten opschrijven; in de eerste raadsvergadering voorstellen en eindelijk bij don Bestuurder zeuden, aan wien hij hen te

-ocr page 65-

( 61 )

voren zal hekend gemaakt hebben om van hem als aspiranten to worden aangenomen, indien de raad zulks voor het welzijn der Congregatie heeft goed geoordeeld.

9. Bij het aanvaarden en nederleggen zijner bediening onderteekent de prefekt met den raadschrijver den inventaris , behelzende al hetgeen aan de Congregatie toebehoort en de al-geraeene rekening van ontvangst en uitgaaf, om alles regelmatig aan zijn opvolger over te leveren.

II. Regels van de Assistenten.

1. Het ambt der assistenteii is, den prefekt in zijne bediening te helpen. Daarom moeten zij met hem wel vereeuigd zijn en dikwijls met elkander over de zaken der Constre-gatie handelen. Even als de prefekt zijn zij verplicht, aan de leden der Congregatie een goed voorbeeld te geven en vooral door het. dikwijls naderen tot de H. Sacramenten.

3. De assistenten kunnen belast worden met de zorg om de aspiranten te onderrichten nopens de regels, oefeningen en plichten der Congregatie , zij zullen over hen waken , alsmede over al de leden die hun aanbevolen zijn, en aan den Bestuurder kennis geven van hetgeen zij tot geestelijken voortgang der Consiregatie op hun gedrag hebben aan te merken.

\'ó. Na deu prefekt, als ook in zijne afwe-

-ocr page 66-

( 62 )

zigheid, hebben de assistenten met recht den voorrang boven al de andere leden van den raad. De plaats van den prefekt wordt vervangen door den eersten assistent, en ware ook deze afwezig, door den tweeden. Zij moeten tegenwoordig zijn , als de sekretaris zijn driemaandelijksch verslag geeft, en na elke nieuwe keuze als de aftredende prefekt en de sekretaris den inventaris der Congregatie en de rekening van ontvangsten en uitgaven onderteekenen.

III. Regels van den Sekretaris of Raadschrijver.

1. De sekretaris wordt uit het getal der raadsleden gekozen en is in al hunne zittingen tegenwoordig. Alles wat er in de Congregatie te schrijven is, moet door hem verricht worden. Hij schrijft en onderteekent de opene brieven en wat er overigens geschreven moet worden. Hetgeen in de beraadslagingen verhandeld is mag hij aan niemand mededeelen. Hü wete het geheim te bewaren zoo als zijn naam eischt. (Sekretaris d. i. geheimschrijver).

3. Hij heeft drie boeken. Het eerste bevat de naamlijst der leden van de Congregatie. Hierin wordt hun naam , voornaam , ouderdom , beroep , woonplaats en de dag hunner aanneming en opdracht opgeteekend. In het tweede teekent hij de voornaamste beslissingen van den raad op, nadat hij de opstelling daar-

-ocr page 67-

( 63 )

-

den van eerst aan den Bestuurder getoond en aan den de goedkeuring van den raad onderworpen ?er- heeft. Het derde behelst de verkiezingen, de ■are overledene leden der Congregatie, de namen 10e- der weldoeners en dergenen die van levensstaat sijn veranderd zijn. Zij die de Congregatie vrijwil-Ike lig verlaten hebben of daaruit zijn weggezonde den, moeten ook iu dit boek worden aange-en teekend , evenwel zonder de reden er van bij an- te voegen. Deze boeken moet hij wegsluiten en mag die niemand dan den raad laten zien (1).

3. Hij moet eene lijst vervaardigen, waar-

er\' op , volgens het alphabeth, de namen en de

Ier voornamen van al de leden der Congregatie

n- voorkomen. Deze lijst moet hij bij iedere bij-

e- eenkomst in de kapel op eene geschikte plaats

ht ophangen.

ae 4. Hij moet bij de driemaandelijksche reet kening en verantwoording van den sch.itbe-r- waarder tegenwoordig zijn en onderteekent met i. den prefekt den inventaris en de algemeene n rekening van ontvangst en uitgaaf.

IV. Regels van de Raadsleden. ;. 1. De leden van den raad (3) moeten alle

(1) Vergelijk nopens de boeken der Congregatie noot r 1 i bij n0. 4, der regels van den prefekt.

t (3) «Hun getal is naar gelang der meerdere of min

dere talrijkheid van de Congregatie 6 of 12. Hunne bediening is den prefekt in de beraadslagingen en in het bestuur der Congregatie te Iie!pen. Het betaamt dus, dat

-ocr page 68-

( 64 )

beraadslagingen die het algemeen welzijn der gen\'

Cnngregalie betreffen , bijwonen. Zij worden seki

uil de bekwaamste en deugdzaamste leden der 2

Congregatie gekozen, om den overigen leden Cor

ten voorbeeld te verstrekken. den

2. Ieder lid van den raad moet eene bij- woi zondere zorg dragen voor degenen die de he-

stnurder of prefekt hem heeft aaiibevolen. ket

Daarom zal hij dikwerf bij hen komen en met om hen op eene eenvotulige en ongekunstelde wijze spreken over datgene wat in staat is om hunne godsvrucht te onderhouden. Als iemand,

aan zijne bijzondere zorg toevertrouwd, in het de

vervullen zijner plichten mogt verflauwen , zal H:

hij hem vriendelijk vermanen en daarna den vi

Bestuurder of prefekt er van verwittigen , va

voornamelijk zoo de misslagen van dien aard bi mochten zijn , dat zij den goeden naam dei-

Congregatie zouden kunnen krenken. m

k

V. Regels van den Penningmeester. ti

]. üe penningmeester zal van de ontvangsten en uitgaven nauwkeurig boekhouden en daarvan alle drie maanden rekening en verantwoording doen aan den prefekt in tegen-

zij uit de oudste en deugdzaamste leden gekozen worden. In het uitbrengen van hun gevoelen moeten zij altijd Gods meerdere glorie en Maria\'s eere en liet geestelijk welzijn der Congregatie voor oogen houden en zieh nimmer dour partijdigheid laten leiden.quot; R. Ü.

-ocr page 69-

( 65 )

-•

der genwoordipheid van de assistenten en den den sekretaris (1).

der 3. Hij moet alles wat voor den dienst der

den Congregatie noodig is, bezorgen. Hij zal vau

den prefekt vernemen, wat hem daaromtrent bij- wordt toegelaten.

Be- Voor elke nieuwe verkiezing zal hij zijne re

en. kening sluiten, om behoorlijk goedgekeurd en

net onderteekend te kunnen worden.

Ide

oni VI. Regels van den Koster.

1. L)e koster (2) moet zorg dragen voor let de kapel en alles wat daarin wordt gebruikt. ïal Hij zal zich bij tijds in de vergadering be-en vinden om er alles wat volgens de bevelen 1 gt; van den prefekt noodig is, in gereedheid te r,J brengen.

2. Hij moet den prefekt of den penningmeester verwittigen van alles wat in de sa-kristie moch^ ontbreken , opdat daarvoor in tijds kunne gezorgd worden.

r_ 3. Hij zal een inventaris houden van aide

n sieraden in de sakristie voorhanden , en dien

bij eene nieuwe verkiezing overleggen om nagezien en onderteekend te worden.

(1) Hij raag geene uitgaven doeu zonder voorkeunis j vaa den Direkteur.

(2) i\' Het getal der kosters kan twee, drie of meer be-dragen , naar de talrijkheid der Congregatie.quot; R. U.

-ocr page 70-

1

( «6 )

VII. Regels van den Portier of Deurbewaarder.

1. De portier zal trachten zooveel mogelijk het eerst in de kapel te komen.

3. Hij zal de namen van de leden der Congregatie , die de vergadering bijwonen , aan-teekenen; tenzij anderen hiermede belast zijn.

3. Na iedere bijeenkomst zal hij de afwezigen aan den prefekt opgeven en daarvan zelf ook aanteekening houden.

4. Hij moet zijne bediening ter eere van Maria met groote zedigheid en ingetogenheid waarnemen.

VIII. Regels van de Voorlezers.

1. De voorlezers moeten zich vroegtijdig in de kapel bevinden , en zoodra er zeven of acht leden tegenwoordig zijn , beginnen te lezen. De lezing duurt zoo lang, tot dat het bidden van den Kozenkrans een aanvang neemt, dat is: een kwartier uurs vóór dat de oefeningen der Congregatie beginnen. Zoo de tus-schentijd aanmerkelijk lang duurt, zullen de lezers elkander afwisselen.

2. Zij zullen van den Bestuurder vernemen uit welk boek zij moeten voorlezen en zullen dit met luider stemme en verstaanbaar doen, opdat zij van alle leden der Congregatie gehoord en verstaan kunnen worden.

8. Zij moeten hunne bediening met behoor-lyke zedigheid en stichting waarnemen,

-ocr page 71-

( (57 )

IX. Regels van de Zangers.

1. Daar de zangers gekozen zijn om in de Congregatie den lof van Maria te zingen, hetwelk in den Hemel mede door de Engelen en uitverkorenen gedaan wordt, zoo moetin hun gezang en op hun gelaat eene ware godsvrucht en zedigheid blijkbaar zijn.

2. Tot meerdere eer van Maria moeton zij ook zooveel mogelijk in de maat en zuiver zingen. Daarom moeten zij ook van tijd tot tijd ter oefening bij elkander komen en wel onder het toezicht van een daartoe aangestel-den voorzanger.

3. Als er een nieuw gezang moet geleerd worden, en iederen keer, dat er eene alge-meene oefening aangekondigd wordt, moeten alle zangers tegenwoordig zijn. Zonder verlof van den voorzanger mag geen zanger afwezig blijven, terwijl de voorzanger verplicht is hiervan en van alles wat zijne bediening betreft, aan den prefekt rekenschap te geven.

X. Regels betreffende de Beraadslagingen.

1. De raad vergadert regelmatig eens in iedere maand , ten einde over de belangen der Congregatie te handelen , in tegenwoordigheid van den Bestuurder, die stemrecht bij de beraadslagingen heeft. Wal in den raad behandeld wordt, moet geheim blijven.

!

-ocr page 72-

( 68 )

2. Het verslag der voorgaande zitting, door den sekretaris opgesteld, wordt er voorgelezen en aan de goedkeuring van den raad onderworpen.

3. De voorstellen worden gewoonlijk gedaan door den prefekt of door den Bestuurder, aan wien de leiding der beraadslagingen toekomt. Ieder lid van den raad zegt in weinige woorden volgens orde der zitting zijne meening, altijd met christelijke vrijmoedigheid gepaard met voorzichtigheid en zedigheid.

4. Men bedenke steeds, dat alles wat men in den raad voorstelt, moet strekken tot meerdere eer van God en van Maria, e,i tevens tot welzijn der Congregatie; daarom za; de prefekt of een ander raadslid den Bestuurder raadplegen omtrent de voorstellen die in den raad zullen gedaan worden. Indien er ia den raad iets voorgesteld moet worden dat niet voorzien was, zal de raad , op verzoek van den Bestuurder, hieromtrent in die zitting niets beslissen, om alzoo aan den Bestuurder en de leden van den raad tijd ter overweging van het voorstel te geven. Doch zoo de Bestuurder uitstel daaromtrent onnoodig mocht oordeelen, of verklaren dat de zaak eene spoedige b«slissiiig ver-eischt, zal de Bestuurder den raad machtigen nog in die zitting over het voorstel te stemmen , na dit alvorens met aandacht overwogen te hebben.

5. De beslissingen van den raad worden

-ocr page 73-

( 69 )

bij meerderheid van stemmen genomen. Indien de stemmen van beide kanten gelijk in getal zijn , nal de Bestuurder, zoo hij het goedvindt , de beslissing geven. In elk ander geval maakt de Bestuurder doorgaans geen gebruik van zijn stemrecht.

6. De raad mag niets besluiten, indien het drie vierde deel zijner leden niet tegenwoordig is. Ware het dat men gedurende een mer-kelijken tijd (1) den raad in deze meerderheid niet zou kunnen vergaderen, dan zal de Be-tuurder met den prefekt en de twee assistenten , voortgaan tot de vervanging der plaatsen van de afwezige leden, die door zulk eene afwezigheid zelve aangemerkt worden als van hun recht afstand gedaan te hebben.

7. Eene beduidende afwezigheid zelve van den prefekt, van de twee assistenten of van eenig ander raadslid, is eene wettige reden om hunne plaats te doen vervangen volgens de wijze van verkiezing, die in de Congregatie gebruikelijk is.

8. Hetgeen eens in den raad besloten en dooiden Bestuurder goedgekeurd is , mag later , zonder wettige reden , niet worden veranderd.

9. Bij het einde van de beraadslagingen , zal men handelen over den algemeenen toestand der Congregatie, om te zien welke de

(l) Hiertoe is eene afwezigheid van drie achtereenvolgende maanden genoegzaam.

-ocr page 74-

( 70 )

punten zijn, die in bijzondere overweging moeten genomen worden. Dit onderzoek zal met nut begonnen worden door de lezing van eenige algemeene of bijzondere regelen , om zich te verzekeren of deze nauwkeurig onderhouden worden. Om dezelfde reden zal men van tijd tot tijd de voorgaande raadsbesluiten voorlezen, ten ware deze lezing in het begin der beraadslaging , na die van het procesverbaal geschied zij. Zonder deae voorzorg , of andere diergelijke maatregelen, is het te vreezen , dat eenige raadsbesluiten\' in het vervolg zouden vergeten worden.

XI. Regels voor de Verkiezing.

1. De verkiezing zal jaarlijks ten minste eens plaats hebben. Het Komeinsch gebruik verbiedt volstrekt niet dat dezelfde prefekt meermalen achtereen herkozen wordt, en eischt ook niet dat er bijzondere redenen bestaan , opdat dit zou kunnen geschieden , noch ook dat deze door den raad onderzocht zullen worden. Men is dus even vrij in de keuze va;i den reeds bestaanden prefekt als van ieder ander.

3. De verkiezing geschiedt op de volgende wijze; de prefekt en de assistenten, de raadschrijver en de overige leden van den raad komen bijeen; na alvorens gezamenlijk den H. Geest te hebben aangeroepen , schrijft een ieder hunner op een brielje de namen

-ocr page 75-

( 71 )

•UK van drie leden der Congregatie, welke hij zai voor God de waardigsten en de bekwaamsten ?an oordeelt, om het ambt van prefefct te beklee-om den. De Bestuurder opent de briefjes in te-ier- genwoordigheid van geheel den raad; en de len sekretaris teekent de benoemden aan, als ook ten de wijze waarop de stemmen verdeeld zijn. ;in 3. De drie namen, die in den raad de voles* strekte meerderheid van stemmen bekomen heb-g\', ben , worden daarna aan geheel de Congregatie te voorgesteld. Men plaatst die voor het beeld er- van Maria boveu drie doosjes, en elk lid ontvangt een kies-balletje of boontje en gaat dit, volgens oproeping van den sekretaris, nederleg-gen in een van de drie doosjes. Als alles ge-te ëindigd is, telt de Bestuurder met den raad ik de stemmen op, en hij die de meeste stemmen kt verkrijgt is piefekt.

lit 4. Wie na dezen de meeste heeft is eerste

, assistent, en die de minste heeft is tweede

ik assistent. Nadat deze verkiezing aldus geschied

r- is, bidt men het Te Deum, en de vergadering

in , wordt gesloten volgens gewoonte,

r. 5. De overige leden van den raad worden

i- gekozen door den Bestuurder, met den nieuw

le gekozen prefekt en de twee nieuwe assistenten

n (welke op een anderen tijd te zamen komen ,

k om deze keus te doen).

quot;t 6. De Bestuurder met den prefekt en de

u twee assistenten kiezen de andere bediena-

I

-ocr page 76-

( 72 )

ren (1), te weten ; den secretaris, den penningmeester, den koster enz. Deze allen, behalve de sekretaris, die altijd raadslid moet ziju , mogen onverschillig uit of buiten den raad gekozen worden.

7. Degeheele verkiezing(2)wordtii! de volgende vergadering afgekondigd, en de nieuw gekozene overheid neemt zitting en treedt in bediening.

(1) tr Bij het begin eener nieuwe prefektuur zullen ook de lagere bedienaren worden veranderd, tenzij de Bestuurder en de prefekt het om billijke redenen anders mochten oordeelen.quot; R. IJ.

(2) a De uitslag der verkiezing zoo der hoogere als der lagere bedienaren, zal bij voorkeur op een feestdag der H. Maagd in de Congregatie worden bskend gemaakt. Tot meerdere godsvrucht en plechtigheid kan de Bestuurder aan ieder der bedienaren de teekenen zijner bediening uitreiken. Door den sekretaris worden alsdan met luider stem de namen der bedienaren afgeroepen, volgens de orde hunner verkiezing en een ieders rang en waardigheid. Hij wiens naam genoemd is, trede dan tot den Bestuurder en ontvangt knielend van dezen de teekenen zijner waardigheid, en de Bestuurder wekke hem inmiddels met eenige woorden op tot ijver en vlijt in het waarnemen zijner bediening, en herinnere hem de plichten daaraan verbonden. Nadat alzoo alle bedienaren zijn afgekondigd, zal de Bestuurder of iemand anders het woord voeren tot alle leden der Congregatie, en hen aansporen tot het getrouw bijwonen der vergaderingen, het onderhouden der regels, de devotie en lie\'de jegens de H. Maagd en vooral tot de bestendige navolging harer deugden.

«Mocht de prefekt voor dat de helft van den tijd zijner bediening verstreken is komen te overlijden, of door andere redenen belet worden in de uitoefening van zijn ambt, dan zal de Bestuurder een anderen in zijne plaats aanstellen. Hetzelfde zal ook geschieden ter aanvulling van andere openvallende bedieningen.quot; R. U.

-ocr page 77-

( 73 )

XII. Regels betreffende de Aanneming in de Congregatie.

1. Die in de Congregacie wenscht aangenomen te worden , begeve zich tot den Bestuurder en den prefekt. Wanneer beiden genoegzame berichten van hem zeiven en van anderen hebben ingewonnen nopens zijn leeftijd, beroep, deugden en andere hoedanigheden, dan stelt de prefekt hem voor aan den raad, opdat hem het bijwonen der Congregatie tot proefneming worde toegestaan. Zij mogen in de vergadering tegenwoordig zijn , maar hebben geene stem bij de verkiezingen , en zijn nog niet deelachtig aan de aflaten der Congregatie, tot dat zij werkelijk deel van haar uitmaken.

3. Een der bedienaren zal door den prefekt belast worden, om den aspirant te on-derrichteu nopens de regels, oefeningen en plichten enz. der Congregatie, hem voor te bereiden tot de plechtige opdracht en over zijn gedrag te waken gedurende geheel zijnen proeftijd. De proeftijd dure ongeveer t we e of drie maanden naar gelang der personen. Loopt deze proeftijd ten einde, dan zal de raad vergaderen ora te onderzoeken nopens zijn gedrag gedurende dien tijd. Blijkt het, dat hij niet geheel aan de verwachting heeft voldaan , dan zal de raad bij meerderheid van stemmen be-

4

-ocr page 78-

{ 74 )

slissen, of hij voor goed moet afgewezen dan wel of zijn proeftijd moet worden verlengd. Heeft hij aan de verwachting beantwoord , dau worde de dag zijner aanneming vastgesteld , en men vermane den aspirant, dat hij zich voorbereide om op dien dag tot de H. Communie te naderen. Doch men zal dit besluit eerst in de vergadering afkondigen om zich te verzekeren of geene gegronde redenen daartegen bestaan, welke aan den raad onbekend mochten zijn. Tevens zij opgemerkt, dat de aanneming van nieuwe leden geheel afhankelijk is van de goedkeuring ces Bestuurders, „zonder wiens voorkennis en raadpleging niets geldigs kan geschieden.quot;

3. Op den dag der aanneming (1) worden naar bet voorbeeld der Hoofd-Congregatie te Rome de volgende plechtigheden onderhouden:

PlecMige Opdracht en Aanneming.

1. De Eerw. Bestuurder of wie de plegtigheid verricht, begint voor het altaar de volgende Hymne, die door het koor wordt voortgezet :

Veni ckeatoe spiritus.

(1) « De feestdagen der H. Maagd ei imonderheid deze drie: Maria Boodschap, de Hemelvaait en de Oubevlekte Ontvangenis der allerheiligste Maagd, schijnen het meest geschikt voor de pl^phtigheid der aanneming.quot;

-ocr page 79-

( 75 )

2. Toespraak.

3. Wijding der medaljes.

Inmiddels kan er eene Hymne gezongen worden ter eere der allerheiligste Maagd.

J. Adj u tori urn nostrum in nomineDomini, 9- Qui fecit coe-lum et terram.

f. Domine exaudi orationem meam,

Et clamor meus ad te veniat.

f. Dominns vobis-cum,

5quot;. Et cura spiritu tuo.

Oremüs.

Omnipotens, sem-piterne üeus, qui Sanctorum tuorum i-magines sculpi non reprobas , ut quoties illas oculis corporis intuemur , toties coram actus et sancti-tatem ad imitandurn memoriae oculis me-ditemur ; lias quaesu-

J. Onze hulp is in den naam des Heeren, Die hemel en aarde gemaakt heeft.

V- Heer verhoor mijn gebed,

Eu mijn geroep korae tot U.

f. De Heer zij met

u,

$. En met uwen geest.

Laat ons bidden.

Almachtige, eeuwige God, die het vervaardigen of schilderen van afbeeldingenUwer Heiligen niet veroordeelt, opdat, zoo dikwerf wij deze met de oogen des lichaams beschouwen , wij hunne dadeu en heiligen wandel ter navolging met de oogeu


-ocr page 80-

( 76 )

urns, imagines in ho-norem et meinoriam Beatissimae Virginis Mariae, Matris Domini nostri Jesu Christi et S. Josephi adapta-tas bene f dieere et sancti f ficare digne-lis, et praesta , ut c]uicumque coram illis Beatissimam Virgin em et S. Josephnm snp-plioiter colere et ho-norare stnduerit, il-lius meritis et obtentu a te gratiam in prae-senti et aeternam glo-riam obtineat in futurum. Per eumdem Christum Dominum nostrum. B. Amen.

Vervolgens worden besproeid.

4. De Secretari gekeerd: des geestes zouden overwegen, wij bidden U gewaardig deze afbeeldingen ter eere en ter gedachtenis van de allerheiligste Maagd Maria, de Moeder on-zes Heeren Jesus Christus en van den H. Joseph vervaardigd, te zefgenen, en te heilif-gen, en verleen dat allen , die voor deze de allerheiligste Maagd en den H. Joseph ootmoe-diglijk zullen trachten eer en hulde te bewijzen door hunne verdiensten en voorspraak, van U genade voor het tegenwoordige en eeuwige glorie voor het toekomstige leven mogen erlangen. Door denzelfden Christus onzen Heer, Amen. e medaljes met wijwater

zegt tot dc Aspiranten


-ocr page 81-

( 77 )

Tot lof en glorie der Allerheiligste Drie-vnldigheid, ter eere der allerzaligste Onbevlekt Ontvangene Maagd Maria, onze Moeder en Patrones, tot uitbreiding en bloei van onze Congregatie, mogen zij toetreden die wenschen aangenomen te worden tot leden onzer Congregatie, met name: N. N.

Zoodra deze zich ter bepaalde plaatse hebben gesteld, zegt

De Prefekt zieh tot den Eerw. Bestuurder keerende :

Eerwaarde Vader! de hier tegenwoordigen wenschen vuriglijk in hen zeiven en in anderen de godsvrucht tot de gelukzalige Maagd Maria te vermeerderen , en verzoeken dringend in onze Congregatie te worden aangenomen.

De E e r w. Bestuurder. Met de grootste blijdschap verneem ik uw verlangen. Opdat ons dit echter des te duidelijker en volkomener blijke, zoo antwoordt met duidelijke en verstaanbare stem op de vragen die de prefekt dezer Congregatie u zal voorstellen.

De Prefekt. Begeert gij waarlijk opgenomen te worden in deze Congregatie der allerzaligste Maagd Maria, om u onder de bescherming der roemrijke Maagd en Moeder geheel en al aan Jesus Christus onzen Zaligmaker toe te wijden?

De Aspiranten. Wij begeeren zulks van ganscher harte.

-ocr page 82-

( 78 )

De Prefekt. Wilt gij dan oprechtelijk trachten in deze Congregatie door uwe godsvrucht den godsdienstigen zin, door uwe reinheid van zeden, zachtmoedigheid en voorkomendheid de broederlijke liefde; en door uwe goede voorbeelden de stichting uwer naasten te bevorderen ?

De Aspiranten. Wij willen het!

De Prefekt. Belooft gij dan getrouwe naleving der Regelen, gehoorzaamheid en liefde jegens den Bestuurder, en in alles wat de Congregatie betreft bereidvaardige onderdanigheid?

De Aspiranten. Wij beloven zulks!

De Prefekt. Eu wat gij belocfd hebt, hoe lang zult gij dit onderhouden ?

De Aspiranten. Wij zullen hst altijd onderhouden !

De E e r w. Bestuurder. Beminde vrienden I gij begeert voorzeker eene der allerheiligste Maagd hoogst aangename en voor u zeiven hoogst nuttige en zeer belangrijke zaak. U den dienst en der bescherming van de allerheiligste Moeder Gods toewijdende, moogt gij hopen door de voorspraak van haar, die allen bemint welke haar beminnen , ir.et de meeste zekerheid de uitstekendste gunsten des hemels te zullen verwerven. Maria de allergoe dertierenste Moeder toch, verhoort allen die haar aanroepen , zij vergezelt met hare bescherming altijd, en verlaat nimmer, noch in de

-ocr page 83-

( 79 )

gevaren, kwellingen en ellenden dezes levens, noch in de ure des doods, hen die haar waarlijk genegen zijn. Opdat gij dit ondervinden rnoogt, zoo verliest nimmer uit het geheugen, wat gij thans zult uitspieken. Tracht ijverig en bestendig door onberispelijke zeden en geheel uw gedrag, het bewijs te leveren dat gij onder het getal harer dienaren zijt opgenomen. Vernieuwt dan, dewijl liet ware geloof de wortel is en de grondslag van alle rechtvaardiging en heiligheid, de geloofsbelijdenis, welke onze H. Moeder de Katholieke Kerk gebruikt.

In den naam van alle aspiranten leest een van hen met duidelijke stem de geloofsbelijdenis van het Concilie van Trente voor, en allen houden brandende waskaarsen in de handen.

Geloofsbelijdenis van het H. Concilie van Trente.

Ik N. N. geloof vastelijk en belijde al het-gene in het geloofsbegrip, hetwelk de Heilige Ecomsch-Katholieke Kerk gebruikt, begrepen wordt, te weten :

Ik geloof in eenen God, den almachtigen Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen. En in éenen Heer, Jesus Christus, Gods eenigen Zoon, en uit den Vader voor alle eeuwen geboren, God van God, licht van het licht, waren God van den waren God, geboren en

-ocr page 84-

( 80 )

niet gemaakt, van één wezen met den Vader, door wien alles gemaakt is. Die om ons men-sctien en om onze zaligheid uit den hemel is nedergedaald, en het vleesch heeft aangenomen door den heiligen Geest uit de maagd Maria en is Mensch geworden. Hij is voor ons ook gekruist onder Pontius Püatus. Hij heeft geleden en is begraven. En hij is volgens de Schriften ten derde dage verrezen. En hij is opgeklommen ten Hemel, zit aan de rechterhand des Vaders, en hij zal met heerlijkheid wederkomen om de levenden en dooden te oordee-len, zijn Kijk zal geen einde hebben. En in den heiligen Geest, den Heer en levendmakende , die uit den Vader en den Zoon voortkomt , die met den Vader en den Zoon te za-men aangebeden en mede verheerlijkt wordt, die door de Profeten gesproken heeft. En ééne heilige katholieke en apostolieke Kerk. Ik be-lijde één Doopsel ter vergeving der zonden. En ik verwacht de verrijzenis der dooden en het eeuwige leven. Amen.

Ik geloof en neem vastelijk aan de apostolieke en kerkelijke Overleveringen , en alle andere gebruiken en instellingen quot;an dezelfde Kerk. Ook neem ik de heilige Schrift aan volgens den zin, dien onze Moeder de heilige Kerk gehouden heeft cn nog houdt, aan wie het toekomt tc oordeelen over den waren zin en de uitlegging der heilige Schrift, en ik zal

-ocr page 85-

( 81 )

deze nooit verstaan , of uitleggen , dan volgens het algemeen gevoelen der Vaderen.

Ik belijde ook, dat er waarlijk en eigenlijk zeven Sacramenten der nieuwe Wet zijn, van Jesus Christus onzen Heer ingesteld, en tot zaligheid der menschen noodzakelijk, schoon zij allen aan een ieder niet noodig zijn ; namelijk: het Doopsel, het Vormsel, het heilige Sacrament des Altaars, de Biecht, het laatste Oliesel , het Priesterschap en het Huwelijk; en dat deze Sacramenten genade geven ; ook dat het Doopsel, het Vormsel en het Priesterschap zonder heiligschennis niet meer dan eens kunnen ontvangen worden. Ik neem aan de aangeno-mene en goedgekeurde gebruiken der katholieke Kerk in de plechtige bediening der voornoemde Sacramenten.

Ik neem ook aan en keur goed, al hetgene de heilige Kerkvergadering van Trente over de erfzonde en de rechtvaardigmaking heeft beslist en uitgesproken.

Ook belijde ik, dat in de Mis eene ware, eigene en verzoenende ofl\'eranüe voor de levenden en dooden aan God wordt opgedragen ; en dat in het heiligste Sacrament des Altaars het lichaam en bloed van onzen Heer Jesus Christus, met zijne ziel en zijne Godheid , waarlijk, in der daad en in wezen tegenwoordig is, en dat de geheele zelfstan-

4*

-ocr page 86-

( 82 )

digheid van het brood in zijn lichaam en de geheele zelfstandigheid van den wijn in zijn bloed veranderd wordt, welke verandering in de katholieke Kerk, Trans-substantiatie genoemd wordt. Ook belijde ik, dat men onder iedere gedaante Christus geheel en volkomen, in het Sacrament waarlijk ontvangt.

Ik geloof vastelijk, dat er een vagevuur is, en dat de zielen aldaar door de voorbiddingen der geloovigen geholpen worden; en insgelijks dat men de Heiligen, die met Chiistus regee-ren, mag eeren en aanroepen; dat zij God voor ons bidden, en dat men hunne overblijfselen mag eeren.

Ik belijde vastelijk, dat men de beelden van Christus, van de altijd Maagd geblevene Moe-Gods, en van andere Heiligen mag hebben en houden, en aan deze de schuldige eer en achting bewijzen.

Ik belijde ook, dat de macht om Aflaten te verleenen door Christus aan de Kerk gegeven is, en dat de Aflaten den Christenen allerheilzaamst zijn.

Ik erken de heilige katholieke, apostolieke roomsche Kerk, als de Moeder er. de opperste van alle Kerken; en ik beloof en zweer oprechte gehoorzaamheid aan den Roomschen Paus, die is de opvolger van den Vorst dei-Apostelen , den heiligen Petrus, en de Stedehouder van Jesus Christus.

-ocr page 87-

{ 83 )

Ik neem ook aan en belijde zonder eenige twijfeling, al het overige door de heilige Kerk-regels en door de algemeene Kerkvergaderingen . bijzonder door de heilige Vergadering te Trente en door het algemeen Concilie van het Vatikaan geleerd, uitgesproken en verklaard, voornamelijk omtrent het Primaat van den Koomschen Paus en zijn onfeilbaar Leeraarsambt. Ik veroordeel, verwerp en doem tevens, al hetgeen daar tegen is, en alle ketterijen, die door de Kerk veroordeeld, verworpen en gedoemd zijn.

Dit waar katholiek geloof, buiten hetwelk niemand kan zalig worden, en hetwelk ik thans vrijwillig belijde en in waarheid houde dit zelfde geloof, beloof en zweer ik N. met Gods hulp, tot den laatsten adem mijns levensgeheel en onvervalscht bestendig te zullen houden en belijden, en naar mijn vermogen te zullen zorgen, dat het van mijne onderdanen, en van degenen, die mij zullen aanbevolen zijn, gehouden, geleerd en verkondigd worde.

Zoo helpe mij God en deze heilige Evangeliën Gods.

5. De Eerw. Bestuurder. Opdat gij des te getrouwer moogt volbrengen wat gij zoo even beloofd hebt, alzoo legt nu voor het aanschijn der gansche Congregatie plechtiglijk uwe beloften neder aan de voeten uwer minzame Moeder.

-ocr page 88-

( 84 )

Alle Aspiranten knielen, brandende waskaarsen in de handen houdende, en volgen met godsvrucht dengene aan wiens zorg zij gedurende den proeftijd werden toevertrouwd. Terwijl deze met luider stem de Akte van toewijding of het Formulier van opdracht uitspreekt, zeggen zij allen gezamenlijk:

Akte van toewijding.

Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria , ik N. N. ofschoon geheel onwaardig U te dienen , doch vertrouwende op Uwe verwonderlijke goedheid, en vurig verlangend mij aan Uwen dienst te verbinden, kieze U heden voor het aanschijn van mijn Engelbewaarder en van geheel het hemelsch hof tot mijne Koningin, Voorspreekster en Moeder; en neem mij vaste-lijk voor, U altijd getrouw te zullen dienen, en zooveel in mij is, te zullen zorgen, dat gij door allen getrouwelijk gediend wordt. Ik smeek en bezweer U dan, bij het dierbaar, tot mijn heil vergoten bloed van Jesus Christus , gewaardig U, o liefdevolle Moeder, mij onder het getal Uwer beschermelingen en tot Uwen eeuwigen dienaar aan te nemen. Sta mij bij in alle mijne handelingen, en verwerf mij de genade, dat ik mij zoo gedrage ia woorden , werken en gedachten , dat ik nimmer noch U, noch Uwen Goddelijken Zoon beleedige. Wees mijnor gedachtig en verlaat mij niet in het uur van mijnen dood. Amen.

6. ])e E c r w. Bestuurder geeft aan ieder hunner de gewijde medalje der H.Maagd en zegt;

-ocr page 89-

( 85 )

Accipe signum Con-gregationis B. M. V. ad corporis et animae defeusionem , ut divi-nae bonitatis gratia et ope Mariae Matris tuae aeternam beatitudinem consequi merearis: in Nomine Patris f et Pilii et Spiritus Sanc-ti. Amen.

Terwijl de medaljes het koor een lofzang d

Psali

Ecce quambonum et quam jucundum : habi-tare fratres in unum.

Sicut nnguentum in oapite: quod descendit in barbam, barbam Aaron.

Quod descendit iu oram vestiraenti ejus: sicut ros Hermon , qui descendit in montem Sion.

Ontvang het teeken der Congregatie van de H. Maagd Maria, tot verdediging van lichaam en ziel; opdat gij door de genade van Gods goedheid en de hulp van Maria uwe Moeder, de eeuwige zaligheid moogt verwerven : in den Naam des Vaders f en des Zoons en des H.Geestes. Amen. rorden uitgereikt, zingt jr H. Maagd en daarna:

133.

Zie hoe goed en hoe liefelijk is het, dat broeders samen wonen.

Het is gelijk de kostelijke olie op het hoofd : nederdalende op den baard van Aaron.

Die nederdaalt tot op den zoom zijner kleed eren. Het is gelijk de dauw van Hermon , die nederdaalt op den berg Sion !


-ocr page 90-

( 86 )

Qnoniam illic man-davit Donainus bene-dictionem , et vitam usque in saeculum.

Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto. Si-cut erat in prineipio et nunc et semper : et in saecula saeoulorum. Amen.

7. De Eerw. Be tot de nieuwe leden e

Formulier vs

Ad majorem Dei gloriam , in laudem Beatissimae Virginis Mariae , in spirituale hujus eongregationis bonum, et ex potestate a Snmmo Pontifice N. mihi delata ego N. N. pro tempore hujus eongregationis praeses, vos N. N. in numerum sodalium nostrae eongregationis sub titulo N. erectae suscipio : et participes reddo et declaro omnium gra-

Want de Heer gebiedt aldaar den zegen , en bet leven tot in eeuwigheid.

Eere zij den Vader enz.

t u u r d e r keert zich i zegt het;

i Aanneming.

Tot Gods meerdere glorie, tot eere der Allerz. Maagd Maria, tot geestelijk welzijn dezer congregatie, en krachtens de macht door Z. H. den Paus N. aan mij toevertrouwd , neem ik N. N. tijdelijk bestuurder dezer congregatie, u N. N. aan , als leden van onze congregatie, opgericht onder den titel vau N., en maak en verklaar u deelach-


-ocr page 91-

( 87 )

liarum et fructuum , privilegiorum et indnl-gentiarura, quaeSancta Komana Ecclesia ipsi Primariae Congrega-tioni Eomanae , cui base nostra canonice aggregata est, concessit : in nomine Patris f et Filii f et Spiritus f Sancti. Amen.

Suscipiat vos Christus in numerum con-fratrum nostrorum et suorum famulorum. Concedat vobis tempus bene agendi, con-stantiam bene perse-verandi et ad aeternae vitae haereditatem fe-liciter perveniendi : et sicut nos hodie fra-terna caritas spiritua-liier jungit in terris, ita divina pietas , quae dilectionis est auctrix et amatrix, nos cura fidelibus conjungere dignetur in coelis. Per tig aan al de genaden , vruchten , voorrechten en aflaten, welke de H. Stoel aan de Hoofd-Congregatie te Rome, waarmede deze onze congregatie op kano-nieke wijze is verbonden , heeft verleend. In den naam des Vaders f en des Zoons f en des H. f Geestes.Amen.

Christus neme u op onder het getal van onze medebroeders en Zijne dienaren. Hij ver-leene u tijd om wel te leven, gelegenheid om deugdzaam te handelen , standvastigheid om naar behooren te volharden, en gelukkiglij k te komen tot de erfenis des eeuwigen levens; en gelijk ons heden de broederlijke liefde geestelijkerwij ze vereenigt, zoo moge de goddelijke barmhartigheid, die de


-ocr page 92-

( 88 )

euradem Christum Do- onderlinge liefde minum nostrum.Amen. schenkt en bemint, zich gewaardigen ons met de zaligen in den hemel te vereenigen. Door denzelfden Christus onzen Heer. Amen.

8. De Eerw. Bestuurder zegt vervolgens :

. Sterk, o God, wat Gij gewrocht hebt in ons. ]£. Van uit Uwen heiligen tempel te Jerusalem. quot;f. Maak zalig Uwe dienaren.

Mijn God , die op U hopen.

•f. Zend hun hulp, o Heer, uit Uw Heiligdom. 5, En uit Sion bescherm hen.

quot;f. Heer verhoor mijn gebed.

5. En mijn geroep kome tot U.

quot;f. De Heer zij met u.

En met uwen geest.

Laat ons bidden.

Verhoor, o Heer, onze smeekingen, en ge-waardig U, deze uwe dienaren , die wij hebben aangenomen in de Congregatie der Gelukzalige Maagd Maria, te ze f genen; ca verleen dat zij onze regelen, met behulp Uwer genade heilig, godvruchtig en godsdienstig levende , mogen onderhouden; door ze te onderhouden bet eeuwig leven verwerven. Door Christus onzen Heer. Amen,

-ocr page 93-

( 89 )

9. Het Allerheiligste wordt nu uitgesteld, de Lofzang: Magnificat gezongen, en het altaar bewierookt; mocht de tijd ontbreken , dan intoneert aanstonds na de uitstelling en bewierooking van het Allerheiligste Sacrament de Eerwaarde Bestuurder het Te J)eum.

Magnificat anima mea Dominum.

Et exultavit spiritus meus ; in Deo salutari meo.

Quia respexit humi-litatem ancillae suae : ecce enim, ex hoe beatam me dicent om-nes generationes.

Qui;i fecit mibi magna qui potens est: et sanctum nomen ejus.

Et misericordia ejus a progenie in progenies ; timentibus eum.

Fecit potentiam in brachio sue : dispersit superbos meute cordis sui.

Mijne ziel maakt groot den Heer.

En verheugd heelt zich mijn geest in God, mijnen Zaligmaker 1

Omdat Hij nederzag op de geringheid zijner dienstmaagd ; want zie vau nu af, zullen alle geslachten mij zalig prijzen.

Dewijl groote dingen aau mij gedaan heeft, Hij die machtig is; en heilig is Zijn naam !

En Zijne barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen die Hem vreezen.

Hij heeft kracht gedaan door Zijnen arm, verstrooid heeft Hij die hoogmoedig zijn in den waan huns harten.


-ocr page 94-

( 90 )

Deposuit poten tes de sede : et exaltavit humiles.

Esurientes implevit bonis: et divites di-misit inanes.

Snseepit Israël pue-rum suum: recordatus misericordiae suae.

Sicut locutus est ad patres nostros : Abra-hem et semini ejus in saecula.

Gloria Patri et Filio et Spiritui sancto.

Sicut erat in prin-cipio et nunc et semper : et in saecula saeculorum. Amen.

10. te deum laudamus.

11. plechtige zegen met het allee heiligste.

Psalm 116.

Machtigen heeft Hij van den troon gestort, en geringen verheven, Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld, en rijken leeg weggezonden.

Hij heeft Israël, Zijnen dienstknecht aangenomen , indachtig Zijner barmhartigheid.

Gelijk Hij uan onze Vaderen heeft toegezegd , aan Abraham en aan zijn zaad in eeuwigheid.

Eere zij den Vader, enz.


Laudate Uominum omnes gentes; laudate eum omnes populi.

Looft den Eeer alle natiën , prijst Hem alle volken.


-ocr page 95-

( 91 )

Quoniam confirma-ta est super dos mise-ricordia ejus : et Veritas Domini manet in aeternum.

Gloria Patri et Filio et Spiritui sanoto.

Sicut erat in pnn-cipio enz.

Of men zinge naar verkiezing een lofzang der H. Maagd.

XIII. Regels der Onder-Trefekten.

1. Wanneer de Congregatie zoo talrijk wordt, dat zij door het gewoon Bestuur niet genoegzaam kan worden overzien, zal zij worden gesplitst, in af deelingen van 30 tot 30 Congre-ganisten , die zooveel mogelijk tot dezelfde buurt of wijk behooren.

3. Aan het hoofd van elke afdeeling wordt een onder-prefekt geplaatst, wiens het is, om ten aanzien van de hem toevertrouwde leden in de zorg te deelen van den algemeenen prefekt (regels voor den prefekt n. 4.)

3. Oe onder-prefekten zullen telken jare door den Direkteur aangesteld worden. De aftredende leden zijn echter telkens herkiesbaar. — Aan een ieder hunner zal tevens een plaatsvervanger worden toegevoegd, die bij afwezigheid of verhindering de bediening van

Want Zijne goedertierenheid is bevestigd over ons, en de waarheid des Heeren blijft in eeuwigheid.

Eere zij den Vader, enz.

-ocr page 96-

( 93 )

den onder-prefekt zal waarnemen. Mochten zij in den loop van het jaar door verandering van omstandigheden niet meer in staat zijn hunne bediening goed waar Ie nemen , dan zullen zij daarvan aan den raad kennis geven, met verzoek om een ander in hunne plaats te benoemen.

4. Zij die tot deze gewichtige bediening gekozen worden, naoeten zich onderscheiden door ijver voor de belangen der Congregatie, stichtend gedrag, inschikkelijk en liefderijk karakter, en genoegzaam onafhankelijk zijn, om én den tijd én den moed te hebben welke ter vervulling van zulk eene taak gevorderd wordt. Het is te wenschen dat zij de wijk hunner af-deeling bewonen of althans in de buurt daarvan hun verblijf houden.

5. Zij zullen eene nauwkeurige lijst houden van de leden en van de aspiranten, die hun worden toevertrouwd , en daarop naam en voornaam , beroep, straat, wijk en nommer vermelden, Ingeval dat een der leden verhuist, zullen zij daarvan ten spoedigste en wel schriftelijk kennis geven aan den prefekt wien zij tevens de nieuwe woonplaats nauwkeurig zullen opgeven, ten einde deze in staat zij het lid onder de leiding en de zorg van een anderen onder-prefekt te stellen.

6. Zij zullen een waakzaam oog houden op het gedrag der hun toevertrouwde Congreganis-

-ocr page 97-

( 93 )

ten, eu zich overtuigd houden dat dit het gewichtigste en belangrijkste punt is van hunne bediening; ware broederliefde moet immer hunne drijfveer zijn. Mochten zij eenige afwijkingen bespeuren , dan zullen zij daarvan bij tijds den prelekt kennis geven , en zich wel wachten om daarover met anderen te spreken. Mochten de misslagen van een geheimen aard zijn, dan zullen zij daarover met den Eerwaarden Direk-teur in overleg treden. Zij zullen zich echter beijveren om door liefderijke bezoeken, stichtende gesprekken, gepaste opwekkingen den ijver voor deugd en godsdienst gaande te houden , om daardoor grove afwijkingen te voorkomen. Zij zullen ook dikwerf voor het geestelijk en tijdelijk welzijn der Congregatie en van hunne afdeeling in het bijzonder bidden.

7. Zij zullen ook op eene daartoe ingerichte lijst getrouw aanteekening houden van hen , die van de avond-vergaderingen afwezig blijven, en zooveel mogelijk de reden daarvan opsporen. Mochten zij bij iemand eenige nalatigheid bespeuren, dan zullen zij bij tijds dat lid liefderijk vermanen; blijven hunne vermaningen vruchteloos, dan zullen zij daarvan den prefekt kennis geven. Daartoe is hel noodig dat zij zeiven in het bijwonen der vergadering getrouw zijn en immer vroegtijdig zich in de kerk bevinden , om de plaatsen aan te wijzen en de orde te hanhaven. Bij het binnenkomen in de

-ocr page 98-

( 94 )

kerk verzuimen zij niet het teeken van aanwezigheid in de lijst te steken, terwijl van hun bij- of afwezig zijn der vergaderingen nauwkeurig aanteekening moet gehouden worden. Zij zitten aan het hoofd hunner afdeeling. Is iemand hunner verhinderd , dan moet hij zijnen plaatsvervanger daarvan verwittigen en hein het aanteekeningsbockje ter hand doen stellen , ten einde deze zijne bediening waarname.

De plaatsvervangende onder-prefekt zal aan den prefekt of aan hem die met de presentielijst der onder-prefekten belast is, daarvan kennis geven.

8. Om de maand zullen zij de aanteeke-ningsboekjes bij den raad indienen.

Deze zullen door den prefekt aan de verschillende leden van den raad worden rondgedeeld , ten einde daarover op de eerstkomende bijzondere vergadering verslag uit te brengen opdat alzoo de raad, tot algemeen nut der Congregatie, van het min of meer trouw opkomen der leden volledige kennis erlange.

9. Het is hun geoorloofd aan iemand van hun wijk, die verlangen zou lid der Congregatie te worden, 3 maal een toegangskaartje te geven. Oordeelen zij het nuttig dit voorrecht uit te breiden, dan moeten zij eerst daarover den prefekt raadplegen.

1Ü. Wanneer zich bij hen een aspirant aanbiedt, dan zullen zij dien met naim en

-ocr page 99-

( 96 )

voornaam, beroep, woonplaats, straat, wijk, noramer, alsmede met plaats, dag en jaarcijfer zijner geboorte schriftelijk opgeven aan den prefekt en daarbij des noods eenige aanmerkingen voegen , die voor of tegen zijne opname zouden kunnen pleiten. De prefekt zal verder dienaangaande handelen gelijk hem is voorgeschreven. (Regels van den prefekt n. 8.) Zijn zij aangenomen, dan zal hun een bijzonder toegangskaartje worden uitgeieikt.

11, Zij zullen de aangenomene aspiranten onderrichten aangaande de regelen, oefeningen en plichten der Congregatie en verder voor hen bijzondere zorg dragen , ten einde wanneer er sprake is van Opdracht, in staat te zijn over hen een gegrond oordeel uit te brengen, of zij al dan niet geschikt zijn, om in de Congregatie ingelijfd te worden.

13. Wanneer de lijst dergenen , die tot de Opdracht zullen worden toegelaten ter inzage is gelegd, zullen zij vrijmoedig over de voorgestelde candidaten hun gevoelen uitbrengen , en den prefekt of eenig lid van den raad de reden bloot leggen, welke zij tegen de opname van een of ander lid meenen te hebben. Deze aanmerkingen zullen alsdan in den raad in overweging worden genomen.

13, Zoodra een lid der afdeeling ernstig sieh wordt, zullen zij daarvan aan den prefekt kennis geven; alsook bijzonder zorg dragen, dat

-ocr page 100-

( 96 )

bij bij tijds met de laatste H. H. Sacrameuten voorzien worde. Zij zullen van de bediening, indien zulks mogelijk is, den prefekt vroegtijdig genoeg verwittigen, opdat deze des verkiezende in persoon daarbij tegenwoordig kunne zijn. Jn alle geval zullen zij ten spoedigste daarvan kennis geven, ten einde voor den zieke de gewone gebeden worden uitgeschreven. Zij zullen den zieke eene bijzondere liefde en zorg toedragen en hein door andere Congreganisten , die daartoe geschikt zijn, laten bezoeken en zooveel mogelijk doen bijstaan.

14. Komt een hunner leden te overlijden, dan zullen zij ook daarvan den prefekt kennis geven, ten einde ieder dan verder zijne plichten volbrenge.

15. Ingeval de onder prefekt zelf ziek wordt, zal hij zijn plaatsvervanger laten waarschuwen, die te zijnen opzichte alles zal waarnemen wat in Art. 13 en 14 is voorgeschreven.

16. Zij zullen zorg dragen in de laatste vergadering van elke maand de briefjes der Maand-heiligen uit te deelen en die der vorige maand getrouw in te zamelen en weder aan den koster ter hand te stellen. Van de leden die hunne briefjes verloren of onbruikbaar gemaakt hebben zal hij eene boete van 2 J/2 cent invorderen.

17. Om de 3 maanden zullen zij tot eene algemeene vergadering worden opgeroepen , ten einde over het algemeen belang der Congre-

-ocr page 101-

( 97 )

;en gatie te handelen. Een ieder zor^e die getrouw ig, bij te wonen.

3g- De handelingen dezer vergadering zullen in

er- een afzonderlijk notulenboek door den sekre-ne taris worden opgeteekend.

ar- De vergadering wordt met het gewone gebed

ke geopend. Daarna leest de sekretaris het ver-Zij slag der vorige vergadering voor. De Eer-rg waarde Direkteur houdt vervolgens eenc voor-n, lezing uit de regelen, die hij des noods met 311 4 zijne bemerkingen begeleidt: deelt, zoo er zijn, eenige besluiten van den raad mede en geeft 2, eenige nuttige wenken.

is Daarop wordt aan de verschillende leden

h- de vrijheid gegeven:

a. om de twijfelingen voor te stellen , die t, zich bij hen mochten opgedaan hebben omtrent i, de regels, de statuten , of de gebruiken der

n Congregatie, en daarover inlichtingen en op

heldering te vragen ;

r- b. om punten in overweging te geven, be-

i- merkingen en bevindingen in het midden te

d brengen, die van een algemeen nut kunnen

zijn, Van persoonlijkheden zal men zich zorg-e vuldig onthouden en in alles zal men de chris-

n telijke zedigheid, bescheiden- en voorzichtig

heid in acht nemen.

e Nieuwe voorstellen zullen er door hen niet

i mogen gedaan worden, zonder daartoe voor

i 5

-ocr page 102-

( 98 )

de vergadering de toestemming te hebben erlangd van den prefekt, die alsdan of zelf het voorstel zal doen, bf daartoe het Lid zelve zal uitnoodigen van vvien dat voorstel is uitgegaan.

Beter is het de voorstellen aan den prefekt mede te deelen , opdat deze daarover afzonderlijk beraadslaging houde.

Wat in de vergadering besproken is, moet geheim blijven.

De prefekt eindigt de vergadering met het gebed: „onder uwe bescherming.quot;

18. Zij zullen met alle liefde de bemerkingen aanhooren, welke verschillende leden hun mochten maken, en daarmede te gelegener tijd nut doen. Het recht der leden om zich onmiddellijk tot den algemeeuen prefekt of tot eenig lid van het bestuur te vervoegen, moet altijd ongeschonden blijven, en mag nimmer als eene beleediging worden opgenomen.

19. Dat zij zich innig overtuigd houden van het yewicht Immer taak, terwijl van hunnen ijver het welzijn der Congregatie en de bereiking van haar verheven doel afhangt. Ontmoeten zij in de vervulling hunner plicht moeilijkheden, dan zullen zij indachtig zijn, voor wie zij zich dien last getroosten, welk heil en nut daarmede gesticht wordt, en dat de Goddelijke Verlosser en Zijne H. Moeder, aan wier dienst en verheerlijking wij ons hebben toegewijd, ben daarvoor ruimschoots zullen beloonen.

-ocr page 103-

( 99 )

^ XIV. Regels van den Onderrichter der

za[ Aspiranten of Candidaten.

\'n. De bediening van dezen, dien men ook het

;kt Hoofd der aspiranten ooemen kan , bestaat hier-

er- in, dat hij volgens aanwijzing van den Be-

• stuurder en den prefekt hen, die leden wen-

)et schen te worden der Congregatie, onderrichte zoo wat de regels als de gebruiken betreft

iet aan iedere Congregatie eigen. Hij kome de aan zijne zorg toevertrouwden met de grootste

cn liefde en welwillendheid te gemoet. Dikwerf

h- raadplege hij den Bestuurder en den prefekt,

ut ten einde de hem toevertrouwden des te zeker-

ijk der te kunnen leiden en besturen in den dienst

iid Gods. Hij hebbe eene tabel, waarop het formu-

n- lier der toewijding (bladz. 84) gedrukt of sierlijk

ne geschreven staat. Het komt hem toe de candidaten, wanneer zij onder de leden der Con-

un gregatie opgenomen worden, tot het altaar te

sn geleiden, hun het formulier voor te lezen ea

ii- hen tot den Bestuurder en den prefekt te brengen.

XV. Regels van den Bibliothecaris.

^ Hij is belast met, de zorg voor de bibliotheek

rquot; der H. Maagd en al de boeken die zij bevat.

ce Hij besefte van hoe groot belang zijne bedie-

st ning is, en hoe zeer bij de overige leden door

U zijne oplettendheid van dienst en door zijne nii-latigheid tot nadeel kan zijn. Bij het einde der

I

-ocr page 104-

( 100 )

bijeenkomst deele hij den leden de boeken uit. tfi

Hij houde nauwkeurig eene lijst der voorhanden ^

zijnde boeken en plaatse die openlijk ter inzage ht

of toone haar zoo dikwerf die verlangd wordt, st

opdat ieder naar zijne keuze een boek kunne zi medenemen uit de bibliotheek. Hij geve echter ^ st

aan niemand eenig boek, dan na alvorens van ir

dengene die een boek verlangt, zijn naam en le

voornaam en den titel des boeks, en dag, te

maand en jaar, wanneer hij het boek genomen d

heeft, nauwkeurig op een briefje geteekeud , te n

hebben ontvangen. Dit briefje zal hij bewaten tot zi

dat het boek teruggebracht wordt. Hij zal niet a

toestaan dat iemand twee boeken medeneme. k

XVI. Regels van de Ziekenbezoekers.

Dewijl de prefekt niet alle zieke leden,

vooral wanneer er meer te gelijk ziek moch- r

ten worden, meermalen in persoon kan be- h

zoeken, is het noodig, dat hij eenige mede- ri

helpers hebbe in zulk een godvruchtig en heilig v

werk. De Bestuurder zal hun getal bepalen , g en het liefst tot deze bediening kiezen de dus- \\ j

danigen, van wier verder gevorderden leeftijd r

en uitstekende deugd hij overtuigd is. Hunne (

bediening is: de zieke leden dikwerf te be- n

zoeken, berichten in te winnen nopens hun z

toestand, en daaromtrent den Bestuurder en t

den prefekt te vergewissen, den zieke ijverig z

door het gebed Gode aan te bevelen en zorg f

A

-ocr page 105-

( 101 )

te dragen, dat hy door gemeenschappelijke gebeden der Congregatie worde bijgestaan. Bij het toenemen der ziekte moeten zij den Bestuurder en den prefekt waarschuwen , opdat zij volgens hun ambt, den zieke kunnen bij-^ staan en zij met alle zorg verhoeden , dat een in zware ongesteldheid verkeerend lid uit het leven scheide, zonder met de HH. Sacramenten der Kerk te zijn voorzien. Het is ook voor-deelig de leden niet slechts te bezoeken wanneer zij ziek zijn, maar ook nu en dan als zij beginnen te herstellen ; men trachte hen alsdan in den Heer op te beuren en te verkwikken door geestelijke gesprekken.

XVII. Regels der overiqe lagere Bedienaren.

Indien de Congregatie dusdanige bedienaren, in meerder oi\' minder getal mocht noodig hebben, naar gelang\' der verschillende vet-richtingen die er moeten geschieden ; dan wordt toegestaan, dat hun regelen worden voorgeschreven , die zij moeten volgen. Daar worde a nogtans niets vastgesteld , dan na alvorens den raad en de meening van den Bestuurder der Congregatie te hebben ingewonnen. Ook wachte men zich iets vast te stellen , wat in strijd zou zijn met de bestaande Kegelen. En vooral ver-mijde men, dal er iets geschiede, wat niet zou overeen te brengen zijn met de godsvrucht en het nut der leden; al hetgene hiermede in

-ocr page 106-

( 102 )

strgd is moet geheel ( en geweerd, en als zi sehouwd.

Het Fornmlier

Hoe nostrarum litte-rarum testimonio con-stare volumus, dilectum in Christo Fratrem...

... die..... anno .. ..

in sodalem Congrega-tionis sub titulo in N. N. fuisse eoopta-tum; ut propterea om-nes mdulgentias, fa-vores, gratias ac pri-vilegia quibus sodales alii jam eonfirmati fruuutur percipere pos-sit et valeat, et cum ex hac vita migraverit omnibua , quae de-funetis adhiberi solent suffragiis ab bae Nostra juvari debeat.

Datum ex eadem Dei-parae Virginia Congregatio-ne die et anno quibus supra.

Moderator N. Praefect. N. A Secretis N.

ti al worden afgeschaft nder kracht worden be-

ran Aanneming.

Door dit getuigschrift verklaren wij dat onze geliefde Broeder in

Christus.... den.....

ten jare.....tot lid is

aangenomen der Congregatie onder den titel van N.N., opgericht te N.N., zoodat hij alle aflaten, gunsten, voorrechten en privilegiën, waaraan andere reeds aangenomene leien deelachtig zijn , kan en mag genieten, en in geval van overlijden, bij deze onze Congregatie recht heeft op de gebeden, die voor de afgestorvene leden plegen te geschieden.

Gegeven ter genoemde Congregatie der allerheiligste Maagd en Moeder Gods, ten dage en jare als boven.

De Bestuurder N. Pre-fekt N. Sekretans N.


-ocr page 107-

( 103 )

DAGELIJKSCHE OEFENINGEN

VOOR DE

LEDEN EENER CONGREGATIE.

Des Morgeus».

Akte van Geloof, Hoop en Liefde.

Vervolgeus driemaal het Onze Vader eu Wnes gegroet, ter eere van de allerheiligste Drievuldigheid, het: Ik geloof in God den Vader eu het Salve Rejiua, als volgt:

Wees gegroet, Koningin , Moeder der barmhartigheid.

Ons leven, onze zoetheid eu onze hoop, wees gegroet.

Tot u roepen wij, ballingen , kindereu vau Eva.

Tot u zuchten wij, klagend en weeuend in dit dal van tranen,

Welaan dan, onze voorspreekster, wend uwe barmhartige oogen tot ons.

En toon ons, na deze ballingschap, de gezegende vrucht uws lichaams, Jesus.

O meêdoogende, o goedertierene.

O zpcte Maagd Maria.

-ocr page 108-

( 104 )

Oes» ^Vv onlt;I?».

Het onderzoek van geweten , op de volgende wijze:

1. Zich stellen in de goddelijke tegenwoordigheid en God bedanken voor al zijne weldaden.

2. De verlichting van den H. Geest vragen.

3. Onderzoeken wat men dien dag misdaan heeft, door gedachten, woorden en werken, tegen God, tegen zich zeiven en tegen den evenmensch, overdenkende de plaatsen waar men geweest is, de personen met wie men gehandeld, de zaken die men verricht heeft, enz.

4. Daarover een oprecht akte van Beromo verwekken.

3. Zijne goede voornemens vernieuwen, eu door de voorspraak van Maria , de genade vragen, om er aar. getrouw te blijven.

Daarna bidt men driemaal hot Onze Vader en Wees gegroet en eens den psalm De profnn-dis, gelijk hier volgt;

Uit de diepte heb ik tot u geroepen, o Heer; Heer, verhoor mijne stem.

Laat uwe ooren luisteren naar de stem mijner smeeking.

Indien gij. Heer, de ougereehtigheder. gadeslaat, Heer, wie zal er bestaan?

Omdat er bij u ontferming is, en om nvve wet, heb ik op u, o Heer, vertrouwd.

-ocr page 109-

( 105 )

Mijne ziel heeft zich verlaterj op zijn woord, mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.

Dat Israël op den Heer hope, van den morgenstond tot den nacht toe.

Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij Hem is overvloedige verlossing.

En Hij zal Israël verlossen uit al zijne on-gerechtigheden.

Heer, geef hun de eeuwige rust: en dat het eeuwig licht hun verschijne.

Dat zij rusten in vrede. Amen.

Voornemen om geen gemengd Huweljjk te zullen aangaan.

Heilige Maagd Maria, tot meerdere eer van God , uit dankbaarheid voor de weldaad van het ware geloof, uit diepen eerbied voor het verbod onzer Moeder de H. Kerk, neem ik mij vastelijk voor, mij nimmer met iemand die builen de Eoomsch Katholieke Kerk is, door het H. Sacrament des Huwelijks te verbinden; en dergelijke Huwelijken , die ik met de H. Kerk blijf veroordeelen en verfoeien , zal ik, waar het kan, zooveel in mij is, trachten te voorkomen en af te raden.

Verkrijg mij, H. Maagd en Moeder Maria, de genade oai aan dit voornemen, wat ik u opdraag, nooit ontrouw te worden bevonden. Amen.

-ocr page 110-

( 106 )

OVERZICHT

hij wijze van onderzoek, helivelk men van lijd tot tijd km doen, om met meer nauwkeurigheid zijne plichten van Christen en van lid der Congregatie te vervullen. (1)

1. Oefening van godsvrucht. Doorloop de verschillende oefeningen van godsvrucht, welke gij te doen hebt, als Christen en als lid der Congregatie; onderzoek, loelke de oorzaken zijn van mee verstrooidheden; of zij voortkomen uit gebrek aan voorbereiding, of uit uwe gewone lichtzinnigheid, of wel uit zekere kleine gehechtheid, welke den geest en het hart inneemt. Houd u een weinig op bij de volgende punten: Heb ik, als ik ging slapen en opstond, eenige godvruchtige oefeningen verricht?

Hoe heb ik \'s morgens en \'s avonds, voor en na het eten mijn gebed gedaan?

Hoe ben ik in de heilige Mis tegenwoordig geweest?

Hoe heb ik mij tot de biecht voorbereid? Heb ik mij ernstig en bijzonder tot een waar berouw opgewekt?

Hoe heb ik mij tot de heilige Communie voorbereid? Welke vrucht heb ik uit aiijne biechten en communiën getrokken?

1

Deze oefening is niet voldoende om tot ojaderzoek voor de biecht te dienen.

-ocr page 111-

( 107 )

Hoe heb ik mij in de tegenwoordigheid vau het allerheiligste Sacrament gedragen? Ben ik, gedurende de goddelijke diensten, ingetogen en met het gebed bezig geweest? Hoedanig is mijne godsvrucht jegens de heilige Maagd Maria? Ben ik daarin niet verflauwd?

Hoe heb ik den Rozenkrans, het Angelus, de Litanie, enz., gebeden? Hoedanig is mijne liefde en gehechtheid jegens de Congregatie? Neem ik hare belangen en haren voorspoed ter harte? Ben ik getrouw geweest om de gebeden der Congregatie te volbrengen ?

Heb ik niet verzuimd, het woord Gods te hooren als ik dit gemakkelijk kon doen?

Heb ik daarmede getracht voordeel te doen?

Heb ik zorg gedragen, alle dagen aan God de genade te vragen van mijne roeping te kennen ?

Lees ik gaarne godvruchtige boeken? Heb ik getracht, daaruit voordeel te trekken?

Heb ik de werken van barmhartigheid volgens mijnen ouderdom, staat en gesteltenis beoefend ?

2. Plichten van een lid der Congregatie.

{Be nauwkeurigheid of onacMzaamheid icaarmede een lid der Congregatie deze plichten volbrengt, zal over zijnen ijver of zijne lauwheid doen oordeelen.)

Heb ik de regelen der Congregatie geheel, stiptelijk en met Christelijke inzichten onder-Ucudeu ?

-ocr page 112-

( 108 )

3. Handelwijze met de oversten en met de naasten. Heb ik aan mijne oversten gehoorzaamd met eenvoudigheid, met vlijt, met een geest van geloof? Heb ik mij gewacht iets te zeggen, dat den hun verschuldigden eerbied kon benadeelen? Heb ik niets voor mijnen geestelijken vader verzwegen?

Ben ik toegevend en liefdadig geweesi jegens alle menschen? Heb ik niet somtijds kwaad van iemand gesproken; — door onbescheidenheid en uit onvoorzichtigheid met mijnen naaste den spot gedreven ; of hem uit-gelagchen?— Heb ik getracht, mijnen eveu-menseh door mijne woorden af te keeren van de zonde en hem tot de deugd te brengen ?

(Een lid der Congregatie lean veel goed of veel kwaad te weeg brengen, naar gelang zijn uitwendig gedrag stichtend of weinig geregeld is.)

4. Voortgang op den weg der deugd. Heb ik gearbeid om werkelijk godvruchtig te worden ? Heb ik de heilige Sacramenten met meer ijver ontvangen? — Heb ik mij vernederd en verstorven? — Heb ik mijne heerschende driften bestreden ? — Heb ik mijne inborst pogen te verbeteren? — Welk is het voornaamste beletsel voor mijnen voortgang op der. weg der deugd? — Waarvan komt het dat ik zoo weinig voortgang doe?

O/; het eind van dit onderzoek, zal men aan God vergiffenis vragen voor zijn fouten en na-

-ocr page 113-

( 109 )

lalighedeu, en voor het toekomende vaste en he paalde voornemens maken.

Na d.e Kiezing.

Te Deum.

1.

(jroote God! U loven wij, Onbepaald is uw vermogen;

Voor uwe opperheerschappij Buigt zich \'t aardrijk opgetogen ; Gij bestondt voor allen tijd, Blijvende eeuwig wat Gij zijt.

2.

Alles heft een loflied aan; Cherubijnen, Serafijnen,

üuizende Engelen, die staan Kond uw troon, om U te dienen, Alles roept U, nimmer moê, Heilig, heilig, heilig! toe.

3.

Al wat op uw vruchtbaar woord, Groote God der legerscharen ,

Uit het niet sprong dankend voort, Alle schepslen, die ooit waren :

-ocr page 114-

( no )

Hemel, aarde en oceaan ,

Alles heft een danklied aan.

4.

Op verrukkelijken toon,

Zingt het heer der uitverkoren, Neergebogen voor uw troon, Martelaars, Apostelkoren,

Alles juicht in lofgeschal : Opperkoning van \'t heelal.

5.

Grondkracht, waarop \'t aardrijk draait, Dour wiens hand ontelbre zonnen,

Zijn door \'t maatloos ruim gezaaid, Hoort. Ge uw lof, o Onbegonnen; Eenge Vader van \'t bestaan,

Door den Christnen citer slaan ?

6.

Lof \'t Drievuldig in persoon, \'t Eecig onbesefbaar Wezen ,

Lof ü, \'s Vaders eengen Zoon, Op denzelfden toon geprezen;

Lof U Geest, die \'t al vervult. Waart, en zijt, en wezen zult.

7.

Gij, des Vaders eeuwig Woord,

-ocr page 115-

( 111 )

Eu te Bethlehem geboren,

Gij, dieu eene Maagd bracht voort, Door U zelv\' daartoe verkoren, Gij vergoot uw dierbaar Bloed, En verwierft ons \'t hoogste goed.

8.

Aan des Vaders rechterhand Zijt Ge in heerlijkheid gezeten,

In ontzaggelijken stand.

Zult Gij, Rechter, ons geweten, Na het laatst trompetgeschal, Openbaren aan \'t heelal.

9.

Sta dan uwe dienaars bij , Die voor U eu met U strijden;

Die Gij met uw Bloed kocht vrij, Toen U Golgotha zag lijden:

Stel ons, na dit tranendal.

Onder \'t juichend Englental.

10.

Zie uw volk genadig aan ,

Help het; zegen, Heer, uw erve.

Leid ons op de regte baan, Dat geen vijand ons verderve;

Open ons de gloriezaal,

Wij zijn uwe zegepraal.

-ocr page 116-

( HZ )

11.

Alle dagen zullen wij Uwe wondre goedheid prijzen, Aan uwe opperheerschappij Eindeloozen dank bewijzen.

Help iu d\' alleiiaatsten strijd, Wie uw heiigen Naam belijdt.

12.

Zoete Jesus, onze Heer,

Stort meêdoogeud uwen zegen Op dei christenvolkren neêr; Zie, ons hart klopt onverlegeu: Op U, Jesus, hopen wij; Dat die hoop nooit ijdel zij!

Gebeden die in de Beraadslagingen gedaan worden.

Voor de Beraadslagingen.

Kom, Heilige Geest, vervul de harten uwer geloovigen, en ontsteek in hen het vuur uwer lieide.

Zend uwen Geest, en zij zullen geschapen worden.

En gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen,

-ocr page 117-

( 113 )

Laat ons bidden.

God, die de harten der geloovigeu door de verlichting des Heiligen Geestes hebt onderwezen , geef dat wij door denzelfden Geest wat recht is smaken, en ons altijd in zijne vertroosting verheugen. Door Christus, onzen Heer. Amen.

Onze Vader, enz.

Wees gegroet, enz.

Na de Beraadslagingen.

Onder uwe bescherming nemen wij onze toe-vlueht, Heilige Moeder Gods; verstoot onze gebeden niet in onzen nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd, onze Vrouwe, onze Middelares, onze Voorspreekster, verzoen ons met uwen Zoon, beveel ons aan uwen Zoon, vertoon ons aan nwen Zoon.

Onze Vader, enz.

Wees gegroet, enz.

Opdracht

aan den koeeden Patroon der Congregatie, welke nun alle jaren, op diens Feestdag , plechtig zal vernieuwen.

Heilige Joseph, machtige voorspreker bij God , ik N., verkies u heden , voor geheel mijn leven, tot een bijzonderen patroon , leids-

-ocr page 118-

( 114 )

man en bestuurder van mijne ziel en lichaam, van mijne gedachten , woorden eu werken , van mijne begeerten en genegenheden, van mijne eer en goederen , van mijn leven en mijnen dood. Ik neem mij vastelijk voor, uwen heiligen naam te verheffen , en uwe eer te bevorderen, zooveel het mij zal mogelijk zijn. Ik bid u dan vuriglijk, ontvang mij voor uwen eeuwigen dienaar, help mij in al mijne werken , en verlaat mij niet in het uur van mijnen dood. Amen.

Oefeningen ter eere der Maandelijksche Patronen.

Het godvruchtig gebruik van voor elke maand des jaars eenen bijzonderen Patroon aan te nemen, komt van den H. Franciscus de Borgia, die bet in de Sociëteit van Jesus invoerde, toen hij er generaal van werd, geüjk hij het in zijn huis gedaan had, toen hij Groote van Spanje en Hertog van Gandia was. Van daar is dit gebruik in de Congregatiën der allerheiligste Maagd overgegaan.

De uitdeeling der maandbriefjes wordt op de volgende wijze, in de laatste bijeenkomst van elke maand gedaan.

Behalve de algemeene Beschermers , welke voor iedere afdeeling gekozen zijn , ontvangt ieder lid der Congregatie van den onder-prefekt zijner afdeeling een briefje, dat hem aanwijst,

-ocr page 119-

( 115 )

welken bijzonderen Patroon hij in al zijne nood-wendigheden voornamelijk moet aanroepen; dit briefje bevat te gelijker tijd eene grondspreuk tot overdenking, eene deugd ter beoefening, en eindelijk een of meer personen, die bij in zijne gebeden aan God bijzonder zal aanbevelen. Op het einde van deze plechtigheid , kan de Litanie van alle Heiligen, voor dezec dag de plaats vervangen van die der H. Maagd Maria.

1. Met het begin der maand, zal men zich op eene bijzondere wijze stellen onder de bescherming van den Heilige, dien men voor Patroon heeft ontvangen. 3. Men zal hem \'s morgens en \'s avonds bijzonder aanroepen. 3. Op zijnen feestdag, of wel op den volgenden zondag, zal men tot de heilige Sacramenten naderen. 4. Het is raadzaam , zijn leven te lezen , opdat iedereen hem navolge volgens zijnen staat. 5. Op het einde der maand zal men hem bedanken voor al de gunsten , die men door zijne voorspraak van God heeft bekomen , en men zal zich nog eens voor het overige zijns levens in zijne bescherming aanbevelen.

Gebed tot den Heilige,

dien men tot Patroon der maand heeft hekomen.

Laat ons bidden.

O God, die mij elke maand een der He-

-ocr page 120-

( 116 )

melingen voor Patroon aanwijst, geef, bid ik U, door de voorspraak van den heiligen N., wien ik door uwe goedheid voor Patroon dezer maand heb bekomen , dat ik , en al mijne bloedverwanten, vrienden en vijanden, de uit-

Gebeden die in de Vergadering gedaan worden.

Voor de onderrichting.

Hymnüs.

Veni, Creator Spiritus,

Mentes tuorum visita,

Imple superna gratia,

Quae tu creasti pectora.

Qui diceris Paraelitus,

Altissimi donum Dei,

Pons vivus, ignis, charilas, Et spiritalis nnctio.

Tu septiformis munere.

Digitus paternae dexterac ;

Tu rite protnissiim Patris,

Sermone difans guttura.

Aeeende lumen sensibus,

Infunde amorem cordibus;

Infirma nostri eorporis,

Virtute firmans perpeti.

-ocr page 121-

( 117 )

werkselen uwer genade gevoelen; en dat ik versterkt door den bijstand dezer genade, die deugden moge beoefeneu, welke bij ons door zijn voorbeeld geleerd heeft. Door Christus, onzen Heer. Amen.

Gebeden die in de Vergadering gedaan worden.

Voor de onderrichting.

Lofzang.

Kom, Schepper-Geest! daal op ons neer, Bezoek \'t gemoed der uwen weêr,

Vervul met bovenaardsehe kracht De harten, door U voortgebracht.

Gij, die de Trooster wordt genoemd, Als \'s Allerhoogsten gaaf geroemd, De levensbron , vuur, liefdegloed , En zalving voor den geest zoo zoet.

Gij , zevenvoud Genadepand,

De vinger van Gods rechterhand;

Die \'s Vaders waar Beloofde blijkt, En tong met talengaaf verrijkt.

Maak dat de zinnen \'t licht bestraal\', Uw liefde in aller harten daal\'; En \'t lichaam, acb , zoo machteloos, Versterk het door uw kracht altoos!

-ocr page 122-

( 118 )

Hostem repellas longius, Pacemque dones protinus;

Ductore sic te praevio,

Vitemus omne noxium.

Per te sciamus da Patrem, Noscamns atque Filium,

Teque utriusque Spiritum Credamns omni tempore.

Deo Patri sit gloria,

Et Filio, qui a mortuis Snrrexit, ac Paraclito,

In saeculorum saecuia.

Amen.

Veni, Saucte Spiritus, reple tuorum corda fidelium, et tui amoris in eis ignem accende.

Emitte Spiritum tuum, et creabnntur.

Et renovabis faciem terrae.

Ohemus.

Deus, qui corda fidelium Sancti Spiritus il-lustratione docuisti, da nobis in eodem Spiritu recta sapere, et de ejus semper consolatione gaudere. Per Dominuan nostrum Jesum Ohris-trnn, Filium tuum, qui tecum vivit et reg-nat. iu imitate ejusdem Spiritus Sancti Deus, per omnia saecuia saeculorum, Amen.

-ocr page 123-

( 119 )

Drijf ver den vijand van ons heen, En geef ons uwen vreê meteen;

Dat wij, zoo aan ü, Leidsman ! trouw Vermijden, al wat sehaden zon.

Maak dat door U ons kenbaar zij De Vader en de Zoon daar bij ,

En dat wij ü, hun beider Geest,

Altijd belijden onbevreesd.

Zij God den Vader lof geboón,

En zijn, uit \'t graf verrezen Zoon, En aan den Trooster, met hen één,

Door aller eeuwen eeuwen heen.

Amen. H. Marijnen s. j.

Kom, Heilige Geest, vervul de harten uwer geloovigen, en ontsteek in hen het vuur uwer liefde.

Zend uwen Geest, en zij zullen geschapen worden.

En gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen.

Laat ons bidden.

God, die de harten der geloovigen door de verlichting van den Heiligen Geest hebt onderwezen, geef, dat wij door denzelfden Geest wat recht is smaken, en ons altijd in zijne vertroosting verheugen. Door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht, \'in de eenheid van denzelfden Heiligen Geest, God, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

-ocr page 124-

( 120 )

Antiphonen tot de H. Maagd Maria,

voor de verschillende jaargetijden.

Van de vespers des zaterdags voor den Advent tot Kerstavond.

Alma Redemptoris Mater, quae pervia coe-li porta manes , et stella maris.

Succurre cadenti, surgere qui curat, populo.

Tu quae genuisti, natura mirante, tnum Sanctum Genitorem . Virgo prins ac pos-terius.

Gabriëlis ab ore, snmens illud Ave, pec-catorum miserere.

Angelus Domini nun-tiavit Mariae.

Et concepit de Spi-ritu Smicto.

Verheven Moeder des Verlossers, die voor ons eene opene poort des hemels en sterre der zee blijft.

Kom het vallend volk, dat wenscht op te staan, te hulp.

Gij die , tot verbazing der natuur, u-wen Heiligen Schepper hebt gebaard, Maagd te voren en Maagd daarna.

O, neem dien groet uit Gabriëls mond, en ontferm u over de zondaars.

üe Engel des Hee-ren heeft Maria geboodschapt.

En zij heeft ontvangen van den Heiligen Geest.


-ocr page 125-

( 121 )

Oremus.

Gratiain tuain, quao-sumus, Domine.men-tibus nostris infunde, ut qui, angelo nun-tiantc, Christi Filii tui incarnationem cogno-vimus, per passionem ejus et crucem ad re-surrectiouis gloriam perducamur. 1\'er eum-dem Christum Domi-iiiiiri nostrum. Amen.

7an Kerstavond tot Marii I maar het Vers en fiebed

Post partutn virgo inviolata pennansisti.

Dei Genitrix, intercede pro nobis.

Okemus.

Deus, qui salutis aeternae, beatae Ma-riae virginitate foecun-da, humano generi praemia praestitisti; tribue, quaesumus, ut

Laat ons bidden.

Wij bidden u , Heer, stort uwe genade in onze harten , opdat wij die door de boodschap des engels de mensch-wording van Christus uwen Zoon gekend hebben , door zijn lijden en kruis tot de glorie der verrijzenis gebracht worden. Door denzelfden Christus onzen Heer. Amen.

:htmis , dezelfde Antiphone, te veranderen, als volgt:

Na het baren zijt gij ongeschonden Maagd gebleven.

Moeder van God, bid voor ons.

Laat ons bidden.

God, die door de vruchtbare maagdelijkheid der heilige Maria de gaven der eeuwige zaligheid aan het men-schelijk geslacht hebt 6


-ocr page 126-

( 122 )

ipsain pro nobis iuter-cedere sentiamxis, per quam ineruimus aucto-rem vitae suscipere, Dominum nostrum Je-sum Christum, Filium tuum. Amen.

Van Lichtmis tot

Ave, Regina coelo-rum : ave Domina an-gelorum.

Salve, radix ; salve porta, ex qua mundo Inx est orta.

Gaude, Virgo glo-riosa, super omnes spe-ciosa.

Vale, o valde decora , et pro nobis Christum exora.

Dignare me laudare te, Virgo sacrata.

Da uiihi virtutem contra hostes tuos.

verleend; wij bidden u , verleen ons , dat wij de voorspraak van haar mogen gevoelen, door wie wij verdiend hebben den oorsprong des levens te ontvangen , onzen Heer Jesus Christus , uwen Zoon. Amen.

Witten Donderdag.

Wees gegroet, Koningin der hemelen ; wees gegroet. Vorstin der engelen.

Wij groeten n, o reine stam ; wij groeten u hemelpoort, waaruit voor de wereld het licht is ontsproten

Verblijd u, glorierijke Maagd, die schoon zijt boven allen.

Wees gegroet, o hoog verheerlijkte, en bid Christus voor ons.

Gedoog dat ik u love, heilige Maagd.

Geef mij sterkte tegen uwe vijanden.


-ocr page 127-

( 123 )

Orkmus.

Concede, inisericors Deus, frasilitati nos-trae praesidium , ut qui sanctae Dei Geni-tricis memoriam agi-mus, intercessionis ejus auxilio, a nostris iui-rpiitatibus resurgaraus. I\'er eumdem Christum Doiniriiim nostrum-. Amen.

Laat ons bidden.

Barmhartige God, wil onze zwakheid ondersteunen , opdat wij, die de gedachtenis dei-heilige Moeder Gods vieren, door den bijstand van hare voorspraak uit onze zouden mogen opstaan. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.


Van de completen van Faasohavond tot de eerste vespers der heilige Drievuldigheid.

llegina coeli , !ae-tare, alleluja.

Quia qnem meruisti portare , alleluja.

Resurrexit, sicut dixit, alleluja.

Ora pro nobis Deum, alleluja.

Gaude et laetare , virgo Maria , alleluja.

Quia surrexit Do-minus vere , alleluja,

Verblijd u, Koningin des hemels , alleluja.

Want dien gij waardig geweest zijt te dragen , alleluja.

Is verrezen, gelijk hij voorzegd had, alleluja,

Bid God voor ons, alleluja.

Verheug en verblijd u, Maagd Maria, allel.

Want de Heer is waarlijk verrezen , alleluja.


-ocr page 128-

( 124 )

Obe.mus.

Deus, qui per re-surrectionem Filii tui, Domini nostri Jesu Christi, inundum lae tificare dignatus es, praesta, quaesumus, ut per ejus Geuitvieem virginem Mariam per-petuae capiamus gan-dia vitae. Per eumdem Christum Domiiiura nostrum. Amen.

Van de eerste vespers d tot de none des zaten

Salve, Kegiua mater misericord iae,

Vita, duleedo et spes nostra, salve.

Ad te elcimamus, exules filii Evae.

Ad te suspiramus, gementes et flentes in hae laorymarum valle.

Laat ons bidden.

God , die door de verrijzenis van uwen Zoon , onzen Heer Jesus Christus, u ge-waardigd hebt de wereld te verblijden; wij bidden u , geef dut wij door zijne Moeder, de Maagd Maria , de vreugde van het eeuwig leven verwerven. Door denzelfden Christus , onzen Heer. Amen.

r heilige Drievuldighaid igs voor den Advent.

Wees gegroet, Koningin , Moeder der barmhartigheid,

Ons leven , onze zoetheid en onze hoop , wees gegroet.

Tot ii roepen wij , ballingen , kinderen van Eva.

Tot u zuchten wij; klagend en weenend in dit dal van tranen.


-ocr page 129-

( 123 )

Eja ergo, advocata nostra, illos tuos mi-sericordes oculos ad nos converte.

Et Jesum , benedic-tnm fructum ventris tui, nobis post hoo exilium ostende.

O clemens , o pia,

O dulcis Virgo Maria !

Ora pro nobis, sanc-ta Dei Genitrix.

Ut digni efficiamnr promissionibus Chiisti.

Oremus.

Omnipotens sempi-tcrne Deus, qui glo riosae virginis matris Mariae corpus et aui-mam , ut dignum Filii tui habitaeulum effici mereretur, Spiritu Sancto cooperante, praeparasti ; da ut cu-jus commemoratione laetamur, ejus pia in-

Welaan dan, ouzo voorspreekster, wend uwe barmhartige oo-gen tot ons.

En toon ons, na deze ballingschap, de gezegende vrucht uws lichaams , Jesns.

O meêdoogende, o goedertierene ,

O zoete Maagd Maria !

Bid voor ons, heilige Moeder Gods.

Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.

Laat ons bidden.

Almachtige , eeuwige God , die door de medewerking van den Heiligen Geest het lichaam en de ziel dei-glorierijke Maagd en Moeder Maria tot eene waardige woonplaats van uwen Zoon hebt bereid ; geef, dat wij , die ons in hare ge-


-ocr page 130-

( 126 )

tercessione ab instan-tibus raalis et a morte perpetua liberemur. Per eumdem Christum Dominum nostrum. Amen.

dachtenis verblijden, door hare goedertie-rene voorspraak van alle aanstaande kwaad en van den eeuwigen dood bevrijd worden. Door denzelfden Christus , onzen Heer. Amen.


Litanie van de Heilige Maagd Maria.

Kyrie , eleïson.

Christe, eleïson.

Kyrie , eleïson.

Christe , audi nos.

Christe, exaudi nos.

Pater de eoelis Deus , miserere nobis.

Pi li Eedemptor mundi Deus, miserere nobis.

Spiritus Sancte Deus , miserere nobis.

Sancta Trinitas, unus Deus , miserere nobis.

Sancta Maria , ora pro nobis.

Sancta Dei Genitrix, era pro nobis.

Heer, ontferm u onzer.

Christus , ontf. u oozer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm u onzer.

God Zoon , Verlosser der wereld , ontferm u onzer.

God, Heilige Geest , ontferm u onzer.

Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.

Heilige Maria, bid voor ons.

Heilige Moeder Gods bid voor ons.


-ocr page 131-

( 127 )

Sancta Virgo virgi-

nvmi,

Mater Christi,

Mater divinae gra-

tiae,

Mater purissima , Mater castissitaa ,

Mater inviolata ,

Mater intemerata, Mater amabilis , °

\' SJ

Mater admirabilis , g

3

Mater Creatoris , cr

Mater Salvatoris ,

Virgo prudentissi-ma ,

Virgo veneranda , Virgo praedicanda , Virgo potens ,

Virgo clemens,

Virgo fidelis , Speculum jnstitiae,

Heilige Maagd der

Maagden ,

Moeder vau Cbris-tus ,

Moeder der goddelijke genade, Allerreinste Moeder, Allerzuiverste Moeder ,

Ongeschondenc

Moeder ,

Onbevlekte Moeder, Beminnelijke Moe- ^ der, o

Wonderbare Moe- quot;= der, |

Moeder des Schep- •

pers ,

Moeder des Zaligmakers , Allervoorzichtigste

Maagd,

Eerwaardige Maagd, Lofwaardige Maagd, Machtige Maagd , Goedertierene

Maagd ,

Getrouwe Maagd , Spiegel der rechtvaardigheid ,


-ocr page 132-

( 138 )

Sedes sapientiae,

Causa nostrac lae-

titiae ,

Vas spirituale ,

Vas honorabile ,

Vas insigne devotio-

nis ,

Eosa mystica ,

Turris Davidica,

Turris eburnea ,

Domus aurea,

Foederis area,

Janna coeli, o

Stella matutina, »

Salus infirmorum, 15 Ö

Refugium peecato- o rum, f-

Consolatrix afflicto-rum,

Auxilium Christia-

noruni ,

Eegina angelorum,

Kegina patriarcha-rum,

Kegina proplieta-rum,

Eegina apostolo-rum ,

Zetel der wijsheid , Oorzaak onzer blijdschap ,

Geestelijk vat, Eenvaardig vat, Uitmuntend vat van

godsvrucht, Geestelijke roos , Toren van üavid, Ivoren toren , Gulden Huis , Ark des verbonds, Deur des hemels, Morgenster,

Behoud der kran-ken ,

Toevlucht der zondaren ,

Troosteres der bedrukten ,

Hulp der Christenen ,

Koningin der engelen ,

Koningin der aartsvaderen ,

Koningin der profeten ,

Koningin der apostelen ,


-ocr page 133-

( 129 )

Kegina martyrum,

Kegina confesso- 2 rum, ^

Regina virgiumii , 3

S

Regina sanctorum §-omnium, -tquot;

Regina, sine labe concepta,

Agnus Dei, qni tollis peccata mmidi , paree nobis, Domine.

Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, ex-audi nos, Domine.

Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, miserere nobis.

Christe , audi nos.

Christe , exaudi nos.

Kyrie , eleïson.

Christe , eleïson.

Kyrie , eleïson.

Tater nnsler, etc. i

Koningin der martelaren ,

Koningin der belij- ST ders,

Koningin der maag- g den ,

Koningin van alle g heiligen ,

Koningin, zonder vlek ontvangen ,

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons , Heer.

Lam Gods , dat wegneemt de zonden der wereld , verhoor ons, Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus , verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer. Onze Vader , enz.

6*


-ocr page 134-

( 130 )

Et ne nos inducas in tentationera.

Sed libera nos a malo.

Memento congrega-tionis tuae.

Quam possedisti ab initio.

Oremus pro bene-factoribus nostris.

Retribuere dignare, Domine, omnibus nobis bona facientibus propter nomen tuum vitam aeternam. Amen.

Oremus pro fideli-bus defunctis.

Kequiem aeternam dona eis, Domine, et lux perpetua luceat eis.

Requiescant in pace.

Amen.

Pro fratribus nostris absentibus.

Salvos fac servos tuos Deus meus, spe-

rantes in te.

En leid ons niet in bekoring.

Maar verlos ons van den kwade.

Wees uwe vergadering indachtig.

Welke gij van het begin hebt bezeten.

Laat ons bidden voor onze weldoeners.

Ge-.vaardig u. Heer, al degenen die ons weldoen om uwen naam met het eeuwig leven te beloonen. Amen.

Laat ons bidden voor de overledene ge-loovigen.

Heer, geef hun de eeuwige rust, en dat het eeuwige licht hen beschijne.

Dat zij rusten in vrede.

Amen.

Voor onze afwezige medebroeders.

Behoed, o mijn God, uwe dienaren die op u hopon.


-ocr page 135-

( 131 )

Mitte eis, Dcmine, auxilium de sancto.

Et de Sion tuere eos.

Domine, exaudiora-tionem meam.

Et clamor mens ad te veniat.

Oremus.

Defende, quaesu-mus, Domine, beata Maria semper Virgine intercedente, istam ab omni adversitate fami-liam . et toto corde tibi prostratam, ab hos-tium propitius tuere elementer insidiis. Per Dominum nostrum, Je-sum Christum, Filium tuuin , qui tecum vivit et regnat, in imitate Spiritus Saucti Deus, per omnia saeeula sae-culorum. Amen,

Heer, zend hun bijstand uit de heilige plaats.

En bescherm hen uit Sion.

Heer, verhoor mijn gebed.

En miju geroep kome tot u.

Laat ons bidden.

Wij bidden u, o Heer, door de voorspraak der H. Maria, altijd Maagd, bescherm deze vergadering tegen allen tegenspoed , en van ganscher harte voor u nedergeworpen, bevrijd haar genadig van alle listen der vijanden. Door onzen Heer Jesus Christus , uwen Zoon , die met u leeft en heerscht, in de eenheid des Heiligen Geestes, God in alle eeuwen der eenwen. Amen.


-ocr page 136-

( 132 )

Daarna bidt men vijfmaal het Onze Vader en Wees gegroet , volgens de meening der H. Kerk, om den vollen aflaat te verdienen.

Divinum auxilium maneat semper nobis-ciim.

Amen. Amen.

De goddelijke hulp blijve altijd met ons.

-ocr page 137-

GEZANGEN

ten dienste der

COMBEGAMSm vati OME LIEVE VROUW.

N. i.

Ter eere van Maria.

1.

Eenigeii, O beeld vau \'t reinste leven,

Maria , Jozefs Bruid !

Zoo wij ons hart u geven,

Gij deelt uw gunsten uit.

Alleo. Ach , dat ik u beminne ,

In blijdschap en in smart;

Druk diep, mijn Koninginne ! Uw beeltnis in mijn hart.

a.

Eenigeu, O Jozefs Bruid, mijn Moeder!

Mijn trouwe toeverlaat!

Werd niet uw Zoon mijn broeder, Die nooit uw beê versmaadt?

%

Aud. Ach , dat ik enz.

-ocr page 138-

( 134 )

3.

EeüigBD, Ach , was ik rein vau zoudeu , O vlekkelooze Maagd !

Ik zou uw lof verkonden , Gelijk het u behaagt.

Allen, Ach , dat ik enz.

4.

Eeoigen. \'k Zou met uw trouwe scharen , En \'t blinkend hemelheer , Mijn dankbaar loflied paren , En jub\'len u ter eer.

AIisd. Ach , dat ik enz.

5.

Eenigen. Helaas ! hoe moet ik klagen , Dat ik , onwaardig mensch , U zóó niet kan behagen ,

Als ik het vurig wenscb.

Ailen, Ach. dat ik enz.

6.

Eenigeo. Maar \'k wil mij alle dagen , Mijn Moeder! u tot eer, Godvruchtiger gedragen En dienen mijnen Heer.

Allen. Ach , dat ik enz.

-ocr page 139-

( 135 )

N. 2.

Maria\'s Onbevlekte Ontvangenis.

1.

Lieve Moeder van den Heer!

Laat ons om uw zetel dringen ,

Laat uw kind\'ren u ter eer, \'t Zielverrukkend feestlied zingen ;

\'t Moet weerklinken luid en blij : 1 ,, • gt; Moeder, Onbevlekt zijt gij ! ƒ \' M\'\'

2.

\'t Heeft reeds \'t wijde wereldrond En herscheppend overklonken

\'t Woord door PJUS\' mond verkond ; En uw kind\'ren vreugdedronken

Jub\'len op uw feestgetij: 1 //■ \\ Moeder , Onbevlekt zijt gij ! f

3.

Neen , dat loflied zwygt niet meer : Tot aan \'s werelds verste palen Zullen met het heraelsch heer Al uw kind\'ren \'t luid herhalen ,

\'t Woord van \'t zalig jubeltij : i Moeder, onbevlekt zyt gij! [ ^ ls\'\'

-ocr page 140-

( 18« )

4.

Eu we voegen dank en beê Bij de blijde feestgezangen ;

Wie, wie dankt niet met ons mee Voor al \'t heil door u ontvangen In bet zalig jubeltij , 1 ,.

Moeder, Onbev\'.ekt zijt gij 1 J

5.

Zonnezuiv\'re Moedermaagd !

Om de glorie u gegeven ,

Hoor ook wat ons hart u vraagt; Dat wij na een schnld\'loos leven

Eeuwig jub\'len aan uw zij\'; 1 ,,. , Moeder, Onbevlekt zijt gij ! ƒ

N. 3.

Avondgroet aan Maria.

1.

Maria\'s beeld, te midden

Van vrolijk flikk\'rend licht, Het noodt, ons, hier te bidden ,

Bij \'t altaar, haar gesticht,

Komt, laat ons tot haar ijlen. En biddend daar verwijlen,

Mariaj Maria, Moeder! zegen ons.

-ocr page 141-

( 137 )

2.

Komt, nog een kinderbede

Maria toegebragt!

Eu dan in \'s Heeren vrede

Den slaap weer ingewacht.

Gerust en wel te moede, Vertrouwend op haar hoede,

Maria, Maria, Moeder! zegen ons.

3.

Wij bidden n te gader,

]3ij \'t einde van deez\' dag: Vraag, Moeder! onzen Vader, Wiens wakend oog ons zag, Dat Hij ons kwaad verschoone, Het goede ons eenmaal loone, Maria, Maria, Moeder! hid voor ons.

4.

Beveilig uwe kind\'ren,

O Moeder! dezen nacht; i üau zal geen kwaad ons hind\'ren,

Dau is ons slapen zacht: Dan ziet ge ons morgen weder, O Moeder, goed en teeder,

Maria, Maria, Moeder! fFees (jegroet.

)

-ocr page 142-

( 138 )

N. 4.

O Moeder Gods.

1.

O Moeder Gods, o reinste Maagd!

Naar \'t voorbeeld onzer vad\'ren , Zoo komen wij, daar \'t u behaagt, Uw\' zetel biddend nad\'ren. bts.

2.

Wij smeeken u, laat uit het licht,

Waarin wij u zien stralen, Een troostblik van uw aangezigt Op uwe kind\'ren dalen. its.

3.

Ach, verre van ons vaderland,

Zijn wij hier bannelingeu, En zien gestaag, van allen kant, Den vijand ons bespringen. 6is.

4.

O gij dan troost in allen nood !

Wil onzer u erbarmen ; O Moeder, die geen kind verstoot, Wij vlugten in uwe armen. 6ü.

-ocr page 143-

( 139 )

5.

Gij weet het toch, hue Satan woedt, En briescht om onze schreden;

Maar, als weleer, zal hem uw voet Den helschen kop vertreden, bis.

(3.

De wereld tergt, verlokt en vleit. Dat zij mijn liefde winne,

Ach! dat zij nooit uw kind verleid\'. En \'k Jesus trouw beminne. bis.

7.

Diep in mij zelf, en zwaar gewond. Draag ik mijn vijand mede :

Het vleesch bedreigt mij \'t eiken stond, Hoe zelden smaak ik vrede! bis.

8.

O Moeder dan! vraag van uw Zoon, Ons dag aan dag te sterken,

Dat wij, het oog op \'t hemelsch loou , Ons eeuwig heil bewerken, bis.

9.

O Moeder dan! o vraag, dat wij In Jesus\' liefde sterven,

En in dat uur, sta dan ons bij. Dat wij gena verwerven. bis.

-ocr page 144-

( 140 )

N. 5.

Onbevlekte Ontvangenis van Maria.

(1) Wijze : M. n° 6 en N. M. nquot; 31 (2).

1.

ïriumf! de dondei-s slapen, En \'t onweer is voorbij ;

Heel de aarde juicht herschapen ,

Zij ademt eind\'lijk vrij.

ïriumf- en dankgezangen !

De lang verwachte maagd Is onbevlekt ontvangen!

De gouden eeuwe daagt.

2.

ïriumf! de nacht is over;

De schoonste dageraad Rijst op en glimt door \'t loover,

In volle feestgewaad !

Zoo rees en blonk voor dezen

De vroegste regenboog ; En \'t menschdom, als verrezen , Zag dankend naar omhoog.

1

Zie de Meiodiïn en de JSietme Melodien.

2

M. wijst de Melodiën eu N. M. de Nieuwe Me-lodiên aan.

-ocr page 145-

( 141)

3.

Zoo rijst in vollen luister Een tempel uit het puin.

Ziedaar, daar ligt de kluister! Hef, Libanon, uw kruin!

Nu rollen van de wangen De blijde tranen af :

Truimf- en dankgezangen 1 Wij rijzen ook uit \'t graf.

4.

o Lelie 1 die beladen

Met dauw, zoo lieflijk bloeit,

Bij doornen , tusschen blad\'ren , Door zonnegloed geschroeid;

Vergeet niet de woestijne, Die door uw gunst herleeft ;

Gedoog niet, dat zij kwijne Die u gedragen heeft.

N. 6.

Geboorte van Maria.

Wijze: M. n° 26 en N. M. n0 21.

1.

De nacht had \'t donker floers om \'t aardrijk heen

[geslagen;

Door razernij en voorgestuwd ,

-ocr page 146-

( 142 )

Klom satan in triumf op zijnen zegewagen , Het aardrijk siddert nog en gruwt!

Woest uit den afgrond opgevlogen,

Op zwarte vleug\'len zweeft hij aan Met wraak- en bliksemschietende oogen:

Hij zweert: „het menschdom zal vergaan !quot; Triumf, nu ligt hij neêrgedonderd, Met dubb\'len vloek vermaledijd ; Nu built hij eeuwig afgezonderd :

Triumf! hij knarsetandt van spijt.

9.

Wie is die krijgsheldin , die zoo kan zegepralen ,

En neerslaan de eindelooze ellend\'?

Ik zie het brankmerk nog van hare bliksemstralen In satans voorhoofd diep geprent. Hij schuimbekt vruchteloos van woede;

Heel de aarde looft de krijgsheldin, En noemt haar minnelijke, algoede

En nooit volprezen\' Koningin.

Triumf I enz.

3.

Het is des eeuw\'gen Zoon, bekleed met alvermo-

[gen

Die, op het aardrijk neergedaald. Den vrede wederschonk ; maar wie had Hem be-

[wogen,

En over God gezegepraald ?

Is zij \'t niet, die, van daag geboren,

-ocr page 147-

( 143 )

üe hemelwraak lieeft vergenoegd , En zoo die eeuw\'ge bliksemvoren

In satans voorhoofd heeft geploegd ? Triumf! enz.

4.

Zoo zweept in d\' onweersnacht het waterrijk ver-

[bolgen,

Het schuim der baren naar omhoog; En lustig blinkt op eens voor reiz\'gers schier

[verzwolgen, De liefelijke maan in \'t oog.

Het onweer vlugt! de schepen vliegen

Den afgrond over zonder schroom, En mogen zieb wellustig wiegen,

Als op een\' stillen vredestroom.

Triumf! enz.

5.

o Opperkoningin van hemel en van aarde,

Strek op ons uit uw milde hand,

Die \'t menschelijk geslacht van slavernij be-

[waarde,

En neem ons hart, dat voor u brandt, \'t Is \'t uwe, Moeder, \'t moet u \'t leven,

Ja \'t moet u alles wijten dank;

Ontvang het zonder \'t weêr te geven ,

Het wordt almogend, schoon zoo krank. Triumf! enz.

-ocr page 148-

( 144 )

N. 7.

Boodschap van Maria.

Wijze: M. n0 7 en N. M. n0 S.

1.

Maria\'s hart, door liefdebrand Voor \'t menscbelijk geslacht verslonden, Had naaiuv naar \'t hemclsch Vaderland Haar wensch, gevleugeld, opgezonden, Of ziet, met heerlijkheid omstraald, Uit Sion\'s zaal\'ge lustpriëelen.

Daar komt een engel afgedaald ; Zij schrikt... doch hoort naar zijn bevelen.

2.

De Engel.

Ik groet u , god\'lijk heiligdom, o Schoonste werk van \'t Alvermogen!

De voorbestemde tijd is om.

En de voorzegging is voltogen.

God is met n; uw zuiv\'re schoot, Die den Messias gaat ontvangen ,

Zal \'t menschdom redden van den dood ; Zoo luidt het goddelijk verlangen.

3.

Maria.

Wol hoe I \'k sta van venvond\'ring stom ; Hoe, de Messias is geboren

-ocr page 149-

( 145 )

Uit mij, die God tot Bruidegom, Van kindsche dagen heb verkoren ?

God is een wellustbron voor mij ; Wat kan mijn harte meerder vragen,

Dan in die zoete slavernij Te blijven al mijn levensdagen ?

4.

üe Engel.

\'t Is juist daarin, dat God zijn\' vreugd, Zijn welbehagen heeft gevonden;

Nu wil Hij loonen uwe deugd , Uw maagdom zal niet zijn geschonden;

En, brengt gij den Messias voort, Uw zoet geluk zal nog vermeêren.

Maria.

Dat mij geschiede naar uw woord! Ik ben de dienares des Heeren.

5.

Zij zweeg; en \'s hemels afgezant Vloog juichend in de hoogte weder.

. De heil\'ge Geest, vol liefdebrand. Daalt op de Maagd der m;iagden neder;

Het ligchaam van \'t almogend Woord Is in haar zuiv\'ren schoot ontvangen;

In \'t hemelhof, met vol akkoord , Weergalmen nieuwe lofgezangen.

-ocr page 150-

( 146 )

N. 8.

Zuiveringsfeest van Maria of Licbtmisse.

Wijze: M. n0 8 en N. M. n0 1.

1.

Verstomt, o volk\'ren, voor dit wonder:

Aanbidt Gods opperheerschappij! De wet gebiedt.. . de Wetverkonder, De Heiland koopt zich zei ven vr;g ! Ziet haar tot \'s Heeren tempel komen, Wier arm het godd\'lijk Wichtje draagt; Ziet Jezus Moeder, zonder schroomen, Hem off\'ren dien de wet haar vraagt.

2.

Zij komt; ziedaar drie offers sneven

Voor een en \'t eigenste altaar neêr: De vrome grijsaard schenkt zijn leven, De Moeder-maagd haar maagd\'lijke eer, En \'t godd\'lijk Kind zijn teed\'re leden.

„ o Maagd, hoe wreed\'lijk zal uw hart „ Van nu af voortaan zijn doorsneden „ Door \'t ijselijke staal der smart!

3.

„ Wat slagtbank is dit Lam beschoren! quot; Welk bloedig altaar wacht het af,

-ocr page 151-

( 147 )

„ Dit Kind, uit uwen schoot geboren !

„ Maar zoo rijst \'t menschdom uit het graf.quot; Lof, eer en dank zij God den Vader,

Lof, eer en dank zij God den Zoon, En God den Heil\'gen Geest te gader; Onz harten zijn onze oiferkroon.

N. 9.

Naamfeest van Maria.

Wijïe: M. r0 9 eu N. M. nquot; 26.

1.

Uw\' zoeten naam,

Maria, \'k heb dien \'t eerst geweten,

Uw\' zoeten naam Aanriep ik al de handjes zaam; Nog staamlend in de wieg gezeten. En k zal in t doodsuur niet vergeten Uw\' zoeten naam.

2.

Uw zoete naam Is allerliefst muziek in de ooren,

Uw zoete naam Is meer dan honig aangenaam. De duiv\'len kunnen hem niet hooren; Hy is het merk der uitverkoor\'nen, Uw zoete naam.

-ocr page 152-

( 148 )

3.

Uw zoete naam Staat eeuwig in mijn hart geschreven.

Uw zoete uaam Is zielespijs en drank te zaam. Hoe troostelijk verlaat ik \'t leven! Nog op mijne doode lip zal zweven Uw zoete naam.

N. 10.

Maria onder het kruis.

Wijze: M. n0 10 en M. M. nquot;

1.

Droef stond de Moeder neergebogen , Beneven \'t kruis, dat Jezus droeg; De tranen rolden uit hare oogen,

Die ze onbeweegelijk op Hem s\'joeg. Ach dan! wat moet er in dit harte,

Dit moederhart zijn omgegaan! Hoe moest het grieven, \'t zwaard van smarte Hoe treurig ziet zij Jezus aan !

2.

„ Ach, zucht ze, mogt ik zelve sneven !

,, Wat heeft mijn Jezus toch misdaan ? ,, o Jezus! leven van mijn leven!

„ Hoe ziet me uw stervend oog nog aan!

-ocr page 153-

( 149 )

Wie zou zijn hart niet voelen scheuren,

Als hij die goede Moeder ziet Zoo bitterlijk haar Zoon betreuren En overstroomen van verdriet?

3.

Helaas! \'t is voor onze eigen zonden, Dat Jezus aan het vloekhout hangt, En afgemarteld door de wonden,

Naar eenen druppel voohts verlangt. Bedrukte Moeder, bron van liefde,

Wat tranen heb ik u gekost!

Ach, of uw droefheid dwars doorkliefde Mijn zondig hart, zoo duur verlost!

4.

Doordrongen nu van medelijden,

Kn met u snikkend om uw Zoon, Geef dat ik deel neme in uw lijden

En onophoud\'lijk rouw betoon;

Maak dat mijn hart, geheel verslonden * In goddelijken liefdegloed,

irte! » Verborgen in uws Jezus wonden,

Al mijne ondankbaarheid vergoed\'.

I

an!quot;

-ocr page 154-

( 150 )

N. 11.

Stabat Mater Dolorosa.

M. ii0 11 en N. M. nquot; B.

1.

Naast het kruis met schreijende oouen Stond de Moeder, diep bewogen,

Waar de Zoon doornageld hing;

Toen door ziel en zuchtend harte, Overstelpt van wee en smarte, Een doorborend slagzwaard ging.

2.

Hoe bedrukt, hoe neergeslagen.

Moest die teed\'re Moeder klagen

Om Gods eenig Kind, haar Zoon! Ach! hoe streed zij, ach hoe kreet zij, En wat boezempijnen leed zij,

\'t Roemrijkst Kind aan \'t kruis ten toon.

3.

Wie kan tranen wederhoren,

Jezus Moeder zoo aanschouwen

Door zoo grievend leed verscheurd ? Wie kan zonder diep erbermen,

Jezus Moeder hooren kermen,

Daar zij haren Zoon betreurt ?

-ocr page 155-

( 151 )

4.

Voor de zonden van de zijnen Zag zij Jezus zoo in pijnen,

Door de felle geeselstraf, \'t Dierbaar Kind zag zij hier lijden , Gansch verlaten dood\'lijk strijden, Eer de geest Hem nog begaf.

5.

Geef, o Moeder, bron van liefde, Dat ik \'t leed dat u zoo griefde, Met u voele en met u klaag\'; Dat zijn gloed mijn harte winne, Dat ik Jezus, Godmensch, minne. Dat ik ook aan Hem behaag\'.

6.

Heil\'ge Moeder, wil mij geven Wonden, diep in \'t hart gedreven;

Jezus kruis zij steeds mijn doel. Dat ik schuilende in zijn wonden , Dus gefolterd , om mijn zonden , Deelend zijne smart gevoel.

7.

Mogt ik klagen al mijn\' dagen. Waarlijk al die smarten dragen, Tot mij \'t sterfuur overviel ! My bij \'t kruis met u vereenen ,

-ocr page 156-

( 152 )

Met ii sterven, met u weeuen!

\'t Is de wensch van mijne ziel.

S.

Maagd, der maagden roem en zegen ! Wees, ach wees mijn zucht niet tegen;

Gun mij, dat ik met u klaag\', üoe mij strijden, doe mij lijden Christus striemen langs de zijden : Dat ik steeds daarvan gewaag\' I

9.

Doe mij door die slagen wonden , Dronken van dit kruis, verkonden,

Wat dc liefde uws Zoons vermag: \'k Ben ontvlamd, in liefde ontsteken; Wil toch zelve voor mij spreken In den jongsten oordeelsdag.

10.

Doe mij door het kruis bewaren ;

Jezus kruisdood moet mij sparen,

Wiens genade mij verheugt.

Als mijn ligchaam komt te sterven. Geef, dat mijne ziel mag erven \'s Hemels glorierijke vreugd.

-ocr page 157-

( 158 )

N. 12.

Het lijden des Heeren.

Wijze: N. M. nquot; 90,

1.

Het uur vau pijn, liet uur van smartc, Geliefkoosd uur voor Jezus harte ,

Dat uur, zoo lang verbeid, begint.

Want zijne liefde deed Hem wenschen Naar pijn en dood, tot heil der menscheu, Die Hij tot \'t uiterst heeft bemind.

2.

Een bloedig zweet druipt van zijn leden Op \'t zien der ougeregtigheden

Van \'t mensehdom, waar Hij nu voor lijdt; \'t Gewigt der Hem bereide pijnen,

Die al te gader Hem verschijnen,

Verzwaart zijn doodelijken strijd.

3.

Doch, schoon zijn krachten Hem ontzinken, Den laatsten druppel zal Hij drinken Van dezen kelk, Hem aangeboón.

Hij laat zich grijpen , binden , sleuren , Met doorn en geesel zich verscheuren,

Zich tergen met geschimp en hoon,

7*

-ocr page 158-

( 154 )

i.

Geheel zijn schoonheid is verdwenen, Een\' worm gelijk heeft Hij geschenen ,

Hij is volstrekt niet kenlijk meer. En wreeder nog aan \'t kruis geklonken, In lijden zonder peil verzonken,

Sterft Hij, o mensch, uw God en Heer!

5.

Hij sterft!... natuur brengt Hem haar hulde.. De mensch, ontslagen van zijn schulden ,

Is in een nieuw Verbond geleid. „ God heeft zijn Zoon ten zoen gegeven Zoo juichen wij in blij herleven;

„ Geloofd zij Hij in eeuwigheid!quot;

N 13.

Heilig Hart van Maria.

Wijze: N. M. n0 19.

1.

Gelukkig zij, die hun betrouwen gronden

In \'t zuiver Hart der wonderlijke Maagd, En daar een rust en zoete woning vonden, Die satan zelf den schrik in \'t harte jaagt o Zoet, o min\'lijk Harte, In blijdsehap en in smarte,

-ocr page 159-

( 155 )

Sinds dat ik n tot mijne schuilplaats koos, Gij waart, gij zijt, gij blijft mijn\'rust altoos.

2.

oTeederHart,flaar\'tzwaard zoo wreed inwerkte,

Wanneer gij leedt bij Jezus onder \'t kruis; Gij zijt mijn troost, mijn wellust en mijn\' sterkte , Hoe ook de wind der tegenspoeden ruisch\'. o Zoet, o min\'lijk Harte, enz.

3.

Geruste schans, door de Almagt zelv\' gewapend,

o Heiligdom van vrede en liefdegloed, Waar Jezus hoofd zoo zachtjes lag op slapend, En vredevol onz\' harten rusten doet. o Zoet, o min\'lijk Harte, enz.

4.

Geen dageraad kan liefelijker pralen ;

Gij spreidt uw glans,gelijk een held\'re maan. Als milde zon, alom uw zegenstralen, En nimmer roept u iemand vrucht\'loos aan. o Zoet, o min\'lijk Harte, enz.

5.

Sla neer op ons uw medelijdende oogen,

Bied uwen Zoon ons hartverlangen aan; o Zoete Maagd, Hij zal onz\'tranen droogen; Een\' moeder kan geen\' weig\'ring ondergaan, o Zoet, o min\'lijk Harte, enz.

-ocr page 160-

( 156 )

6.

o Zoete brou, die overstroomt vau zegeu, Het is op u, dat onze zwakheid hoopt. Kom ons te hulp, en snel vooral ons tegen, Als langs de wang het koude doodzweet loopt, o Zoet, o min\'lijk Harte, enz.

N.

Hemelvaart

Wijze: M. n0 12 14.

van Maria.

en N. M. nquot; 10.


Triumf! hare oogen zijn geloken.

Triumf, de goddelijke min Heeft hare kluislers losgebroken :

Daalt, eng\'len! ziet, uw Koningin Rijst op door \'t maatloos ruim der heem\'len ,

In Sions eeuwig vreugdehof.

o God, wat glans! mijn oogen scheem\'ren! Hoort, hoe verrukkend galmt haar lof!

2.

Nu zwemt ze in wellust opgetogen, Verslonden in het grondloos licht; Zij staart met liefdetraan in de oogen

En met een glinst\'rend aangeïigt, Van bij de Godheid aan, verheven, Zoo boog men ooit een schepsel zag.

-ocr page 161-

( 157 )

Maar \'k zwijg; bet is mij niet gegeven Te zingen zulk een grooteu dag.

N. 15.

Hemelvaart van Maria.

Wijse: N. M. n° 15.

Omringd van de eng\'leuschaiir en glanzigste ju-

[weeleu ,

Bestijgt de Maagd haar glorierijken troon ; Haar kroost om liaar zien vormen hare kroon : Ziedaar den zoeten vvonsch, die nog haar Hart kan

[streelfn.

].

Erken , gezeten in Gods vreugd , De stem van uw\' vergaarde lievelingen; Wij willen niet alleen uw zegepraal bezingen, Wij wijden u ook onze jeugd.

Gij deedt ons hart in liefde ontvonken, Het moet aan u dan zijn geschonken, Verslonden ganscb in liefdegloed; Het kan, het zal zoo zijn, het moet. Omringd van de eng\'lenschaar, enz.

\'t Is in uw Hart, dat wij voortaan Ben zoet verblijf, oen schuilplaats zullen vinden , En altoos vaster ons aan deugd en heil verbinden,

-ocr page 162-

( 158 )

Met teed\'re liefde ii toegedaan.

o Beste Moeder, u te minnen, Uit ganscher harte, ziel en zinnen,

Dit is de vurige begeert\',

Die dag en nacht onz\' ziel verteert. Omringd van de eng\'lenschaar, enz.

3.

Hoe lang, o Moeder, moeten wij Den lauwerkrans der heerlijkheid nog derven? Ach , mogten wij welhaast dit groot geluk verderven ,

En zien uw\' schoonheid van nabij! Wat wellust zullen wij dan proeven 1 Vliedt dagen, vliedt! waarom zoo toeven? Wij zuchten naar dien blijden stond ; Dan zingen we u met dankb\'ren mond. Omringd van de eng\'lenschaar, enz.

N. 16.

Engelsche Groetenis.

Wijze: M. n0 13 eo N. M. n0 77.

].

Wij groeten u met alle hemelkoren , Wij loven u , Maria , duizendmaal. God heeft uw hart tot lustpriëel verkoren , En buiten God, zwicht alles voor uw\' praal.

-ocr page 163-

( IS» )

2.

Wij groeten u , o luister aller vrouweu !

En onder alle \'t meest gebenedijd : We aanroepen u met kinderlijk betrouwen : Gij zijt onz\' hoop, enz\' Moeder voor allijd.

3.

Gij, overstroomd van goddelijken zegen ,

Gebenedijd door Jezus, uwe vrucht, \'t Geen overvloeit, maak dat het ons beregen\', Woestijne , die naar levend water zucht.

i.

o Wond\'re Maagd, die uwen Schepper baarde, Kcm ons ter hulpe, nu en iu dien stond. Dien laatsten stond, als nog uw naam op aarde Vertroostend zweeft op onzen veegen mond.

N. 17.

Lof van Maria en geluk in gt; hare dienst.

Wijze: N. M. nquot; 61.

1.

o Wat geluk, een kind te zijn Van Jezus minnelijke Moeder!

Zij is zi;i\\ hulp in nood en pijn ; Zij geeft hem Jezus zelv\' tot broeder.

-ocr page 164-

( 160 )

Het kan zijn vijand stout verstiiiian , Zijn voorhoofd prijkt met \'t woord: Verkoren!

Maria\'s kind verloren gaan ?

Neen, neen, haar kind ging nooit verloren. Zoo lang haar onze mond kan roemen, Zoo lang onk zullen wij te zanra, Vereenigd in baar heil\'gen naam Maria onze Moeder noemen.

3.

Maria\'s alvermogendheid Bij haren Jezus kent geen\' palen :

En wie kon ooit haar teederheid , Met aardsehe woorden achterhalen ?

Een enk\'le blik van deze Maagd Doet ganseh het heir der helle beven ;

Naauw heeft zij Jezus hulp gevraagd, Of \'s vijands benden zijn verdreven. Zoo lang enz.

3.

o Eeuw\'ge vreugd van \'t hemelrijk, Vorstin der negen engelkoren ,

o Wonder van het aardsehe rijk , Wat heil , door u te zijn verkoren , Om, in een broederlijken band , Uw schoone deugden na te streven ,

En in uw dienst een onderpand Te vinden van het eeuwig leven !

Zoo lang enz.

-ocr page 165-

( 161 )

4.

Mogte ik, ten koste van mijn bloed. De harten aller stervelingen

U bieden vol van liefdegloed ,

Als offers van beschermelingen !

Ten minste \'t onze , u toegewijd , Zal altijd uwe goedheid roemen ,

U , duizendmaal gebenedijd ,

U eeuwig onze Moeder noemen.

Zoo lang enz.

N. 18.

Geluk der Congreganisten.

Wijze; M. n° 39 en N. M. nquot; 62.

1.

o Zoet genot van \'t heilig huis des Heeren, Waar, rond \'t altaar, de reine Moeder-Maagd

Haar mantel spreidt om die haar komen eeren , En Jezus toont, dien ze op haar armen draagt! Wat zoeten zegen .

Stort ze op ons uit , Als zomerregen

Op het versmachtend kruid 1

2.

\'k Wil hier \'t gewoel der wereld gansch vergeten Die voor de jeugd v.erleidingsrozen strooit,

-ocr page 166-

( 162 )

In stille rust voor uw\' altaar gezeten ;

Maar, Moeder, u, neen, u vergeet ik nooit. Wat zoeken zegen , enz.

3.

Gij, die alreeds de wakende eng\'len schaarde Rond onze wieg, eer zich ons oog ontsloot, o Koningin van hemel en van aarde,

W\\j blijven u getrouw tot aan den dood. Wat zoeten zegen , enz.

N. 19.

Geluk der Congreganitten.

Wijze: M. n0 14. en N. M. nquot; 63.

1.

Juicht, juicht met ons, o hemellingen,

Wij zijn Maria toegewijd,

Die nimmer haar beschermelingen

Zal laten zwichten in den strijd ! o Stond van heil en zegeningen ,

Die over ons haar mantel spreidt!

Laat ons te zaam Maria zingen,

Maria zoo vol minzaamheid !

2-

\'t Is zij, die onzen Albehoeder ,

Als schepsel bragt den Schepper voort.

-ocr page 167-

( 163 )

Zij, die ais Dochter, Bruid en Moeder,

Naast aan de Godheid toebehoort, o Stond van heil, enz.

3.

\'t Is zij, die ons met moedei oogeu Bewaakt van haren glorietroon , En wier gebeden al vermogen

Bij Jezus, haren lieven Zoon.

o Stond van heil, enz.

i.

\'t Is zy , die, als de woeste baren

Ons slingeren op klip en strand , Als fonk\'lend\' zeester de gevaren

Verdrijft, en toont ons \'t vaderland, o Stond van heil, enz.

5.

Haar naam zij dan in ieders harte Geprent met letteren van vuur, En nooit vermind\'ren tijd noeh smarten Een\' liefdegloed , ons hart zoo duur. o Stond van heil, enz.

-ocr page 168-

( 164 )

N. 30.

Geluk der Congregranisten.

Wijze : M. n0 S en N. M. nquot; 64.

1.

Gelukkig hij , die alle dagen

De Koningin der eng\'len dient,

Die, met de Moeder te behagen ,

Den Zoon ook heeft tot besten Vriend.

De wereld kan hem niet verleiden , De vrede woont in zijn gemoed :

Niets kan hem van zijn Moeder scheiden , Hoe dreigende de hel ook woed\'.

2.

o Wereldling, uw\' gansche glorie Zinkt in de duisternis van \'t graf;

Maria\'s kind zingt daar victorie En legt zijn stofkleed vrolijk af;

Geen\' vreeze kan zijn\' wang ontverveu , Zijn hart is rein en kalm ; hij zag

Zijn leven wolk\'loos vliên, zijn ?tetven Is \'t einde van een schoonen dag.

3.

De vuist aan \'t vaste roer geslagen , Trotseert de stuurman \'t golfgeklots ;

En stoot niet, hoe de stormen jagen,

-ocr page 169-

( 165 )

Met. wand of kiel op ijz\'ren rots ; Dus, biddend \'t oog tot u verheveti ,

Volhardt uw dienaar blij en vrij, En tergt, wanneer er duizend beven, Des afgronds list en razernij.

4.

Heersch , Koningin der hemelscharen ,

Heerseh over ons, u toegewijd ; Hij moet de wereld laten varen ,

Die voor uw\' zegevaandels strijdt. Gij kunt de booze driften teug\'len , En ons verheffen boven \'t slijk ;

Spreid over ons besehermingvleug\'len , En voer ons op naar \'t eeuwig rijk.

N. 21.

Veiligheid in de dienst van Maria.

Wijze : N. M. n0 68.

1.

Gelukkig zij , die in dit. korte leven ,

In gunste bij Maria staan. :

Door welken storm op \'s werelds zee gedreven Kon ooit het kind dier Maagd verloren gaan Aanriep meu ooit, uit \'t slijk der zonde,

Vergeefs haar\' naam tot zielsbehoudenis ! Neen, nooit, hoe diep men zinken konde, Vergat zij , dat ze onz\' Moeder is.

-ocr page 170-

( 166 )

2.

Doorloopt, doorzoekt van \'t noorden tot het Van oost tot west het aai dsch gebied, [zuiden, En zegt ons wat die pronkgebouwen duiden,

Die \'t vragende oog alomme ziet ? Getuigen zij niet aan onze aarde En toonen zij niet zonneklaar ,

Hoe zij haar kind\'ren steeds bewaarde Van zonden , onheil en gevaar ?

3.

Ik smeek u dan , o mijne Koninginne ,

Mijn\' hoop en liefde, vreugd en rust, Geef dat ik u steeds meer en meer beminne;

Dit is mijn wensch , mijn hartezucht en lust. Ach, lieve Moeder, als ik dale Ten grave neder, o verwerf,

Dat ik in \'t strijden zegeprale,

En juichend in uwe armen sterv\'.

N. 22.

Voordeden in de dienst van Maria.

Wijze; N. M. n° 57.

1.

Hoe verrukkend zyn de stonden ,

Waarop \'t krachtelooze kind In Maria beeft gevonden

-ocr page 171-

( 167 )

Eene Moeder, die het uiint! Nu, uu, kan \'t zich stout verzetten

Tegen \'s vijands snooden band, En geheel xijn heir verpletten Door Maria\'s onderstand.

Slotrijm.

o Moeder, schenk uw\' kind\'ren Den schoonen zegekrans Van eeuw\'gen hemelglans. Den krans , dien nooit zal hind\'ren De roofgezinde tijd,

Die hier ons heil benijdt.

2.

Zalig, die ten allen tijde

Onder haren mantel schuilt: \'t Is vergeefs, dat aan zijn zijde

De open afgrond hong\'rig huilt; Hem zal zij zich Moeder toogen,

Hem met gunsten overlaan, Hem de bitt\'re tranen droogen,

Hem doen wand\'len \'s hemels baan. o Moeder, scheuk, enz.

3.

Voelt gij uw geweten knagen.

Beeft gij, zondaars, voor uw lot Op den laat sten dag der dagen , Hoopt! uw\' Moeder pleit bij God.

-ocr page 172-

( 168 )

Laat de rouw uw harte drukken ,

Breekt den slafelijkeu band,

En de donders zult ge ontrukken Aan des Regters gramme hand. o Moeder, schenk, enz,

4.

Hebt ge de onschuld ongeschonden

En in vollen glans bewaard,

Heeft uw voet het spoor gevonden ,

Dat ook zij betrad op aard\';

Komt dan hier de voorproef smaken

Van de zoete hemelvreugd,

Komt dan altijd voor haar blaken , \'t Oog gevestigd op haar deugd, o Moeder, schenk, enz.

N. 23.

Aanroeping van Maria.

Wijze: N. M. nquot; 30.

1.

o Lieve Moeder van den Heer,

Ontvlam in liefdegloed

Ons gemoed , ons gemoed, meer en meer.

2.

üie niet door dezen gloed wil blaken , Erkent gij zulk een voor uw kind ?

-ocr page 173-

( 169 )

Bn die voor ijd\'le schijnvermaken

Dit waar geluk geheel verzaken,

Zijn zij niet ziende blind?

o Lieve Moeder van den Heer, enz.

3.

Het helsnh gebroed en wereld zaamgezworen, Betrachten niets dan onzen ondergang;

Maar nimmer gat uw kind den moed verloren; Uw voet verplet den kop der helsche slang, o Lieve Moeder, enz.

4.

Gelukkig zij , die al hun levensdagen U wijden met een vrolijk maatgezang;

Die uwen naam in \'tgloeijend harte dragen, En u alleen behagen!

o Lieve Moeder, enz.

N. 24.

Salve Regrina.

Wijze: M. n0 13 en N. M. nquot; 73.

1.

Wij groeten u, Vorstin van alle volken , Wier lof zoo hoog in de eng\'lenscbare klinkt.

Die vóór u drijft op glanzig witte wolken, Daar vreugdetraan in de opziende oogen

[blinkt.

8

-ocr page 174-

( 170 )

2.

Wij gvoeteu u, ouz\' hope, Inst en leven, U, dageraad in d\' eeuwigdonk\'ren nacht,

U, Üeve duif, die elk zoo blij zag zweven, Toen ge aan \'t heelal den vrede-olijftak bragt.

3.

Het is tot u, dat wij ons zuchtend wenden, Wij, Eva\'s diepgewonde nageslacht,

Wij, erfgenamen van zoo veel ellenden. Wij, ballingen ; verstoot niet onze ïdagt.

Sla neêr op ons die medelijdende oogeu, Die u alleen, o Moeder, eigen zijn;

En weiger niet ons Jezus zelv\' te toogen; Een enk\'le blik zal heelen onze pijn,

5.

(jij zijt zoo goed, o lieve, o beste Moeder, En gij verstaat onz\' hartezucht zoo wel;

Verhoor ons toch: is Jezns niet onz\' Broeder, En wij uw\' schat, ontwoekerd aan de hel ?

-ocr page 175-

{ 171 )

t, N. 25.

Toewijding aan Maria.

, Wijze: M. nquot; 3 en N. j\\I. nquot; 51.

1.

Moeder vol van teederheid, Vol van zoete majesteit, Ons leven, hoop en vreugd, U wijden we onze jeupd.

2.

Ja, onz\' gansche levenstijd, Moeder, zij u toegewijd; Dan wachten wy voor loon Ken onverwelkb\'re kroon.

3.

.j! Die zijn leven u maar scheukt,

je\'r Door den ouderdom gekrenkt,

Ij,.]? , Schenkt een verwelkte roos.

Beroofd van geur en bloos.

4.

Ook van uwe teed\'re jeugd Bloeidet gij in reine deugd; Dit noemt men niet in schijn, Maar echte kind\'ren zijn.

-ocr page 176-

( 172 )

Geel\', o lieve Moeder, geet. Dat in ons uw\' liefde leev\', Getronw in vreugd en nood , Getrouw, Ja, tot den dood.

N. 26.

Vreugd der kinderen van Maria onder hare bescherming.

Wijze: M.gt;0 51 en N. M. n0 50.

1.

Kind\'ren van Maria,

Zwaait de zegevaan;

Zingt het alleluja,

Nooit kunt gij vergaan!

2.

Uit hare open handen

Vloeit een zegenstroora , Maar op zielsvijanden

Sling\'ren zij den schroom. Kind\'ren van Maria, enz.

3.

Leger in slagorde.

Vol ontzaglijkheid, O ! verplet de horde,

-ocr page 177-

( 173 )

Die ten afgrond leidt.

Kind\'ren van Maria, enz.

4.

Voorbodin der zouue, Schoone dageraad ,

Die \'k mijn harte gouue, Met een blij gelaat.

Kind\'ren van Maria, enz.

5.

Licht der duisternissen , Liefelijke maan;

Kan men \'t voetpad missen \'t Oog op u geslaan?

Kind\'ren van Maria, enz.

6.

Mild in zegenstralon,

Zonne der natuur.

Moeder, kom ons halen In ons stervensuur.

Kind\'ren van Maria, enz.

-ocr page 178-

( 174 )

N. 27.

Dankzegging aan Maria.

Wijze; N. M. nquot; 88.

1.

Ik dank u, die \'t leven Ons weer hebt gegeven ,

o Moeder vol zoetheid ,

Die paalt aan de Godheid in magt en in goedheid. Maria , wier oogen ,

Zoo vol van meêdoogen ,

Nooit laten ons gade te slaan; Ook nooit zal uw\' liefde in onz\' harten vergaan.

3.

Ik dank u, enz.

o Moeder der minne,

Onz\' zuivere Inst en onz\' hartevriendinne. Maria , wier oogen , enz.

3.

Ik dank u, enz.

o Moeder van vreugden,

Verrukkende toonbeeld van tallooze deugden. Maria, wier oogen, enz,

4.

Ik dank u, enz.

-ocr page 179-

( 175 )

o Moeder vol wonders,

Die Maagd bleeft en baardet den Meester des Maria, wier oogen , enz. [donders.

5.

Ik dank u , enz.

Maria, wier handen Ünz\' vijanden keet\'aen met eeuwige baudeu, Maria , wier oogen , enz.

6.

Ik dank u, enz.

Maria, wier blikken,

Als levende bliksems, den afgrond versebrikken. Maria, wier oogen , enz.

7.

Ik dank n, enz.

o Moeder van zegen ,

Kom snellend op \'t einde des levens ons tegen. Maria . wier oosren . enz.

-ocr page 180-

( 176 )

N. 28.

Betrouwen der Congreganisten op Maria.

Wijze ; M. n0 17 en N. M. n0 60.

1.

Triumf! Maria\'s kind\'reu, Uw\' Moeder heeft gezegepraald!

Wat vijand kan u hind\'ren ?

Zijn woede is nu bepaald.

De vrede en de geregtigheid ,

Zijn de aardelingen toebereid: Triumf! Maria\'s kinderen,

Schept vreugd in veiligheid.

3.

Moet gij nog oorlog wagen Met wereld, vleescb en helsch gebroed

Zij komt u onderschragen ,

Door kracht en heldenmoed,

De vrede, enz.

3.

Vreest niet de woeste baren Op de ongestuitne wereldzee ;

Zij ziil uw\' kiel bewaren Voor schipbreuk, angst eu wee.

De vrede, enz.

-ocr page 181-

( 177 )

4.

Na kort en w einig streven ,

Verwacht u \'s hemels lauwerkroon;

Hoor haar, iu \'tander leven.

Erft gij een eeuwig loon.

De vrede, enz.

N. 29.

Belofte van getrouwheid aan Maria.

Wijze: N. M. n0 55.

Maria, uooit volprezen ,

Onz\' hulp en troost in allen nood,

Wij zweren n te wezen Getrouw tot in den dood.

1.

Gedoog dat wij, ellendig stof, Vereenigd met het hemelsch hof. Uitgalmen uwen zoeten lof;

Van in onz\' kinderjaren Gevoelden wij uw zorg en vlijt;

Uit duizende gevaren Heeft ons uw hand bevrijd.

2.

o Groot veiwantschap, dat u bindt! De Vader kent in u zijn kind,

Wijl u de Zoon als Moeder mint; 8*

-ocr page 182-

( 17S )

En , rijk in deugdenschatten Zijt gij de Bruid des Beit gen Geest. :

Wie kan uw grootheid vatten,

Tenzij in \'t eeuwig feest?

3.

Gij zegepraalt en heersclit bij God ; Uw wenseli is Hem een zoet gebod; En in uw\' handen rust ons lot.

Ver boven de eng\'lenkoren, Verheerlijkt door uw\' Zoon, vindt gij

Üw\' lust in ons te aanhooreti , Tc zien van rampen vrij.

1.

Nooit heeft een mensch, hoe fel gekweld Door aardsche ellende of helseh gewold , Vergeefs op u zijn hoop gesteld;

En vroeg men naar bewijzen ,

Er zou een algemeen geschreeuw

Door heel de wereld rijzen , Vernieuwd van eeuw tot eeuw !

-ocr page 183-

( 179 )

N. 30.

Volharding in de dienst van Maria.

Wijze; N. M. n0 56.

1.

Gij, voor het heiligdom der Godheid neerge-

[bogen,

o Serafs, die, gedaald uit \'t grondelooze licht, Met gouden vleug\'len dekt uw glinst\'rend

[aangezigt,

Die \'t driemaal-heilig zingt in wellust opgetogen, Getuigt het heilig woord gesproken voor

[\'t altaar:

Zoo lang een druppel bloed zal door onze

[ad\'ren zweven, Staan wij Maria voor en wij beminnen haar, Haar, onze Koningin, haar, ons geluk en leven.

2.

Dat rondom, «Is een leeuw , die dreigt met

[fonk\'lende oogen, De helsche vijand briesehe en zoek\' wien

[hij verslind\',

Maria\'s wakend oog rust altijd op haar kind, En \'t kind belacht den schroom, bespot het

[helsch vermogen. Klkeen herhaal her woord, enz.

-ocr page 184-

( 180 )

3.

In oost , ijoord , zuid en west wordt haar

[triumf gezongen; Met eenen sterken hiel vertrad zij \'t slan-

[genhoofd.

Zij heeft des afgronds magt een\' rijken

[buit ontroofd,

Den onderaardschen vorst zijn ijz\'ren staf

[ontwrongen. Elkeen herhaal het woord , enz.

4.

Wij ook dus, onbeschroomd, trotseren hel en

[wereld,

Ja, wij vertrappen ze ook manhaftig met

[den voet,

Terwijl ons hart voor haar in zuiv\'re liefde

[gloedt.

En uit het opziende oog erkent\'nistranen parelt. Elkeen herhaal het woord, enz.

N. 31.

De Congreganisten tot Maria.

Wijie: N. M. nquot; 59.

1.

o Moeder-lief, wees ons indachtig,

Stel onze smeeking voor aan God;

-ocr page 185-

1-

( 181 )

Al uw\' gebeden zijn almagtig, al. Al uwe wensohen zijn gebod.

a. o Moeder-lief, spreek toch voor ons ten

n. [beste,

Dat Jezus ons van alle zonde ontsla, erl In zijne liefde ons meer en meer beveste,

j En eenmaal sterven doe in zijn gena.

;af Verkrijg dit, goede Moeder,

,n- En onze wensehen zuileu zijn voldaan.

Maria , beste Moeder ,

Ach! moge toch ons hart van alle vrees ontslaan, U vuriglijk beminnen nu voortaan.

iet o Moeder-lief, wij zijn uw\' kind\'ren,

■t) En onz\' behoeften zijn zoo groot!

\'de Spreek maar één woord, niets zal ons hind\'ren,

Itj Ja, met één woord zijn we uit den nood.

o Moeder-lief , spreek , enz.

3.

;1

r\'Wn

o Moeder-lief, in vreugdepsalmen

o Mogten wij uw\' zoeten naam, Van nu af aan doen wedergalmen, Met heel het hemelhof te zaam. o Moeder-lief, spreek, enz,

-ocr page 186-

( 182 )

N. 32,

Ave, maris Stella.

quot;Wijze: N. M. n° 74..

1.

Volglanzige ster op de baren,

Al davert de mast als een riet, o Toevlngt in alle gevaren,

Wij vreezen de onstuimigheid niet. Ware \'t ook dat de zeilen vlogen

In stukken door de ruime Ineht , Slaan wij maar op u onze oogen ,

Daar op uw wenk het onweer vlvigt.

2.

Gij hebt \'t hemelrijk ontsloten,

o Wond\'re Moeder, altijd Maagd, Ons met zegen overgoten ,

En \'t dood\'lijk vonnis uitgevaagd. Vetglanzige ster, enz.

3.

Eva schonk weleer ons \'t leven ,

Maar ach! zij bragt ons ook den dood. Moeder, Gij knnt beter geven,

Gij geeft de vrucht van uwen schoot, Volglanzige ster, en/,.

-ocr page 187-

( 183 )

4.

Moeder Gods, loon alle stonden ,

Dat pfij ook onze Moeder zijt;

Breek de banden onzer zonden

En blijf onz\' vesting in den strijd. Volglanzige ster, enz.

5.

Maak dat ook uw kind zoetaardig

En zuiver als uw harte zij :

Zijn wij zulken naam niet waardig,

Gij blijft toeli Moeder, sta ons bij. Volglanzige ster , enz.

N. 33.

Magnificat.

Wijzp; 1\\\'. M. nquot; 75.

1.

Loof, mijne ziel , den Heer , in vreugdestroom verslonden , Hem, wiens zoo gunstig oog nw\' ned\'rig-

[heid aanziet;

\'t Is Hij, die van hun\' troon de trotsche

[vorsten stiet.

Mij maakt Hij Moedej Gods, en laat mij on-

[geschondeu.

-ocr page 188-

( 184 )

Loof, mijne ziel, den Heer en juich in uw

[geluk.

Hij heeft ziju dieuares gewaardigd te beschouwen,

o Zegen zonder grens! heel de aarde is uit

[den druk;

Aan God zij volle roem , op Hem zij mijn

[betrouwen!

2.

Nu zullen mij voortaan de votk\'ren zalig uue-

\'men ,

Eu meest gebenedijd in \'t menschelijk geslacht ,

Hij heeft zijn wond\'ren arm getoond in

[volle magt,

Dat \'t al zijn heil\'gen Naam en zijne goed-

[heid roeme.

Loof, mijne ziel, enz.

3.

Behoeftigheid heeft Hij met rijkdom overladen, Ootmoedigheid heeft Hij doen klimmen op

[den troon,

Aan Abraham beloofd zijn welbeminden Zoon, En Hem aan ons vergund , indachtig zijn ge-

[nade.

Loof, mijne ziel, euz.

-ocr page 189-

( 185 )

N. ;34.

Te Deum.

Wijze; M. n0 15 en N. M. n0 86.

1.

Groote God! U loven wij, Onbepaald is uw vcrmogeu;

Voor uwe opperheerschappij Buigt zich \'t aardrijk opgetogen; Gij bestondt voor allen tijd , Blijvende eeuwig wat Gij zijt.

3.

Alles heft een loflied aan: Cherubijnen, Serafijnen,

Dnizende engelen , die staan Kond uw\' troon, om U te dienen, Alles roept U, nimmer moe, Heilig, heilig, heilig! toe.

3.

Al wat op uw vruchtbaar woord, Groote God der legerscharen,

Uit het niet sprong dankend voort, Alle scheps\'len, die ooit waren: Hemel, aarde en oceaan,

Alles heft een danklied aan.

-ocr page 190-

( 186 )

i.:

Op verrukkelgken toon,

Zingt het heer der uitverkoren, Neergebogen voor uw\' troon, Martelaars, Apostelkoren,

Alles juicht in lofgeschal: Opperkoning van \'t heelal.

3.

Grondkracht, waarop \'taardrijk draait, Door wiens hand ontelb\'re zonnen, Zijn door \'t maatloos ruim gezaaid, Hoort Ge uw lof, o Onbegonnen, Een\'ge Vader van \'t bestaan.

Door der Christ\'nen citer slaan?

6.

Lof \'t Drievuldig in persoon , \'t Eenig, onbesefbaar Wezeu ,

Lof U, \'s Vaders een\'gen Zoon , Op denzelfden toon geprezen;

Lof U, Geest, die \'tal vervult. Waart, en zijt, en wezen zult.

7.

Gij, des Vaders eeuwig Woord, En te Bethlehem geboren,

Gij, dien eene Maagd bragt voort, Door TJ zelv\' daartoe verkoriu, Gij vergroot uw dierbaar Bloed, En vcrwierft ons \'t hoogste goed.

-ocr page 191-

( 187 )

8.

Aan des Vaders regterhand Zijt Ge in heerlijkheid gezeten,

In ontzaggelijken stand,

Zult Gij, Regter, ons geweten, Na het laatst trompetgeschal, Openbaren aan \'t heelal.

9.

Sta dan uwe dienaars bij, Die voor U en met U strijden;

Die Gij met uw Bloed kocht vrij, Toen Ü Golgotha zag lijden :

Stel ons, na dit tranendal. Onder \'t jnichend eng\'lental.

10.

Zie uw volk genadig aan,

Help het; zegen, Heer, uw erve.

Leid ons bp de regte baan , Dat geen vijand ons verderve; Open ons de gloriezaal.

Wij zijn uwe zegepraal.

11.

Alle dagen zullen wij Uwe wond\'re goedheid prijzen,

Aan uwe opperheerschappij Eindeloozea dank bewijzen.

Help in d\' allerlaatsten strijd. Wie uw\' heil\'gen Naam belijdt.

-ocr page 192-

( 188 )

12.

Zoete Jezus, onze Heer,

Stort meêdoogend uwen zegen

Op de christenvolk\'ren neer? Zie, ons hart klopt onverlegen; Op U, Jezus , hopen wij;

Dat die hoop nooit ijdel zij!

N. 35.

Tot de HH. Engelen.

Wijze; N. M. nquot; 20.

1.

oGIinst\'rend geestendom, miljoenen engelkoren, Die God in vollen glans aanschouwt op

[zijnen troon,

En \'t zielverrukkend lied van lot\' en dank doet

[hooren,

Uw bijstand vraagt ons ook een dankbaar

[lied tot loon.

2.

Verkondigt dan met ons, dat God is goed

[en wonder,

Die ied\'ren sterveling een prins van \'t he-

[melsch hof

Tot zijn bewaring geeft; wat pligt was ooit

[gegronder,

Dat een\' zoo goeden God te zingen dank en lof?

-ocr page 193-

( 189 )

3.

o Mogteü wij n steeds in dankbaarheid gelijken,

In reinen liefdegloed en in gehoorzaamheid, En nooit een enk\'len stap van \'t pad der

[deugd afwijken, Maar altijd dankbaar zijn voor uw\' gedienstigheid I

4.

Drukt diep in ons gemoed den schrik , den

[haat der zonden En aller booze drift, die ons met ramp en

[kwaal

Steeds overhoopt; onz\' ziel , door uwe hulp

[ontbonden,

Haakt vrijer en verzucht naar \'s hemels blijde

[zaal.

5.

o Vrienden, houdt niet op naar ons geluk te

[hijgen;

Veel and\'ren minnen ons, gelijk een bij

[\'t gebloemt,

Gelijk een druivenrank den olm om op te

[stijgen;

Uw\' liefde is rein, de hunn\' moet baatzucht

[zijn genoemd.

6.

Gij dan, gezanten Gods, volglanzige eng\'len-

[scharen,

-ocr page 194-

( 190 )

Gij , ware vriendenstoet in voorspoed en in

[nood,

Licht onze stappen voor, verdrijft al do geinvaren ,

En blijft onz: vrienden steeds in leven en

[in dood.

N. 36.

Tot den H. Jozef.

Wijze: N. M. nquot; 6.

1.

o Jozef, hoop en vreugd der aarde, Maria\'s zuiv\'re Bruidegom ;

Wie kan bevatten uwe waarde,

o Luister van het Christendom I

Ach! wil ons steeds beschermen ,

o Jozef, en verwerf, dat wij,

In Jezus en Maria\'s ermen,

Ook eens ontslapen, zoo als gij.

2.

De wijsheid Gods beval uw handen Hare allergrootste schatten aaa;

Wie zou niet van begeerte branden, Om onder uwen schild te staan?

Ach! wil ons, enz.

-ocr page 195-

{ 191 )

B.

Jt VVovdt and\'reii Heiligen gegeven

Hun God te aanschouwen na hun\' dood ; G\'j gt; gÜ geniet Hem reeds in \'t leven, Ja, gij omhelst Hem op uw schoot. Ach! wil ons, enz.

4.

De stem van Jozuë, vol wonders.

Sprak tot de zonne; „ Zon, blijf staan;quot; Maar gij gebiedt den God des donders, Den God van sterren, zon en maan. Ach! wil ons, enz.

5.

Mogt H\\j ons uw\' volharding geven,

Die God, gehoorzaam aan uw\' stem; Hy is \'t nn nog in \'t ander leven ;

o Jozef, o, gebied het Hem.

Ach! wil ons, enz.

N. 37.

Tot den H. Aloysius van Gonza^a.

■Wijze: M. n0 16 en N. M. n» 12.

1.

Daalt, eng\'len , daalt uit \'t hemelsch hof, Met snaargeluid en zegevanen ;

-ocr page 196-

( 192 )

Een ander engel vraagt uw\' lof, Een engel uit het dal der tranen.

Als Noë\'s duif, vloog hij \'t gevaar Van de ongestuime wereld over;

Zingt zijnen lof met ons te gaar, En kroont zijn hoofd met gouden loover.

3.

Hij treedt manhaftig met den voet, Des werelds valscbe wellnstrozen;

Voor ijd\'len roem van vorst\'lijk bloed, Hij heeft de doornen kroon verkozen.

De leliebloem van zuiverheid Zal hij met doornen schut behoeden;

Met geesels van boetvaardighriil Zijn maagd\'lijk vleesch gestaag bebloed(.\'ii.

3.

oAloysius, gij waart Een van Maria\'s lievelingen,

Een zuivere engel reeds op aard\', Het voorbeeld aller jongelingen;

Indien wij uwe zuiverheid Niet volgden op zoo hooge trappen,

Verkrijg, dat we in boetvaardigheid Kloekmoedig nagaan uwe stappen.

4.

Lang had zijn hart naar li verzucht, o Opperst goed , dat wij ook hopen!

-ocr page 197-

( 193 )

De ziekte geeft hem volle vlugt En doet hem de engelzalen open!

Rijp voor den hemel in zijn leut\', Laat hij blijgeestig de aarde varen,

In korten tijd heeft hij volend;

Telt zijne deugden, niet zijn jaren.

N. 38.

Tot den H. Stanislaus Kostka.

Wijze: M. n0 17 en N. M. n0 31.

1.

Komt, eng\'leu, helpt ons roemen

Den heil\'gen Stanislaus,

Die rein als leliebloemen ,

Die ook een engel was.

Hij had een hart zoo gloedig.

Den Serafijn gelijk.

Een hart zoo edelmoedig,

Een hart gansch goddelijk.

2.

Zijn hand had naauw geschreven , Zijn mond had naauw zijn lust, Met de oogen opgeheven,

Maria\'s naam , gekust,

9

-ocr page 198-

( 194 )

Of \'t hart, gnu scli opgetogen, Vloog naar Maria\'s troon; Die Moeder, gansch bewogen, Beval hem aan haar Zoon.

3.

Vervolgd door zijnen broeder

En door den Lutheraan, üoept hij tot zijne Moeder;

Zij biedt hem Jezus aan. En Jezus, met een lonkje

Van goddelijke min.

Schiet in zijn hart een vonkje, En maakt hem Serafin.

4.

De brand is te overvloedig. Hij loopt naar eene vliet; o Kostka, niet zoo spoedig!

Geef ons \'t geen overschiet. Voor Jezus en Maria

Te branden, zoo als gij, Is ook onz\' wensch, o Kostka, Die gunst verlangen wij.

5.

Gij hebt in weinig jaren

Eene eeuwe laug geleefd, Indien het deugden waren , Die men te tellen heeft.

-ocr page 199-

( 195 )

Bekom ons ook, o Kostka,

Een hart in deugden rijk,

Voor Jezus en Maria

In liefde aan \'t uw\' gelijk.

6.

Ons hart is als bevrozen,

En als een dorre grond, Waarop nooit lenterozen,

Schier altijd onkruid stond; Gij kunt het vruchtbaar maken, Zeg het aan Moeder maar, En Moeder zal onz\' zaken, Bij Jezus nemen waar.

N. 39. Morgengebed.

Wijze: N. M. nquot; 12.

1.

Mijn God, Gij geeft mij dezen dag, Geef ook, dat ik dien heilig make;

Dat, gansch getrouw aan uw gezag, Ik tot de zaligheid gerake.

o Jezus, \'k wil naar uwe leer, Liefdadig z\\jn, van reine zeden.

Godvruchtig, zacht, en te uwer eer, Ootmoedig in uw\' voetspoor treden,

-ocr page 200-

( 196 )

3.

Geef mij een hart dat kan versmaan i Goed, eer en wellust van de menschen;

Doe mijn geluk in U bestaan,

Wees Gij het voorwerp mijner wenschen;

o Mogte mijn geloofsbetuig\'

In mijne werken klaarlijk blijken!

Dacht ik op U, mijn ooggetuig\', Nooit zoude ik van uw\' wegen wijken.

3.

Doordring mij , Jezus, door den schrik Die ons uw oordeel aan moet jagen;

En laat op ieder oogenblik Een liefdevlam uw hart behagen.

Gij zijt \'t, dien ik beminnen moet; Waar Gij niet zijt, zijn ijdelheden;

Gij zijt ons al, o Jezus zoet,

Voor Ü wil ik deez\' dag besteden.

N. 40.

Avondgebed.

Wijze: N. M. n0 8.

1.

Acb, dat de stilte van den nacht Mij aan mijn uiterst uur doe denken !

In stof en aseh bestaat onz\' magt! In \'t oordeel staan is maar een wenken.

-ocr page 201-

( 197 )

Hoe ras vervliegt de tijd! wie zag Zijn\' snelle vlugt ooit trnger zweven?

Zoo wordt gij, sterv\'ling! eiken dag Naar de eeuwigheid vooruit gedreven.

3.

o Slaap, het beeld van \'smenschen dood! Daaraan wil ik mijn ziel gewennen;

o Uur van schrik, o uur van nood! Die stond zal mij mijn lot doen kennen.

Helaas, wat is \'t dat mij behoedt? Ik heb zoo lang, zoo veel misdreven!

Doch,Heer, uw goedheid geeft mij moed, Uw\' goedheid staakt mijn angstig beven.

3.

Hoe bragt ik dezen dag weer door, Die nu voor altoos is verdwenen ?

Gaf ik aan uwe stem gehoor? Of durfde ik die der boosheid leenen ?

o God, zie op mijn droefheid neer; De nacht ontroert mijn\' bange leden,

Bewaar mij voor uw\' dienst, oHeerl \'k Wil voortaan beter doen dan heden.

-ocr page 202-

( 198 )

N. 41.

Veni Sancte Spiritus.

Wijze: M. n0 4*3 en N. M. n0 4?b.

1.

üaal, o bron van alle goed, Kom ons hart in liefde ontvonken, I)aal, o bron van alle goed, En verrijk ons arm gemoed. Al mv liefdevonken,

Op ons ueêrgezonken ,

Al uw\' liefdevonken Dringen in \'t gemoed.

\'t Wordt dus brandend weêrgeschoEken Aan den God, die \'t gloeijen doet. Daal, o bron , enz,

2.

Daal, o schat der armen, neer, Daal, o Gever aller gaven,

Daal, o schat der armen , neer , Wij verlangen U zoo zeer. Dorsten wij , kom laven ; Wank\'len wij , kom staven ; Dorsten wij , kom laven Met verfrisschingnat;

Breek onz\' boeijen, zijn wij slaven; Dwalen wij, leid ons op \'t pad.

Daal, o bron, enz.

-ocr page 203-

( 199 )

3.

Rust in arbeid, zalig licht,

Zoete troost in bitt\'re stonJen,

Rust in arbeid, zalig licht,

Dat ons juk zoo zeer verligt.

Mogte ons zijn gezonden Zalving voor onz\' wonden!

Mogte ons zijn gezonden Uwe milde gaaf,

Tot dat wij, met blijde monden ,

Danken U in \'s hemels haa?\'!

Daal, o bron, enz.

N. 42.

Tot den H. Geest.

Wijze: M. n° 33 en N, M. n0 46.

o Welk een lieflijk zielsgenot,

Wat heilig vuur doorgloeit mijne ad\'ren?

Erken , mijn\' ziel, erken uw\' God , En loof den besten aller vad\'ren.

o Zegen , o gelukkig lot! Kom, Schepper-Geest, kom zweven Op \'t veld van dor gebeente; en zie, \'t staat.

[op vol leven,

1.

Hoort gij dit wilde feestgezang? \'t Is schijn van vreugd in slaafsche boeijen.

-ocr page 204-

( 300 )

Doorknaag hun hart, o wroegingslaug, Terwijl zij \'t hoofd met bloemen tooijen,

En loopen in hun ondergang. Kom, Schepper-Geest, enz.

3.

Het opzigt spreekt, zij knielen laf, Maar gij, met onweêrstaaubaar wapen, Gij, dood, perst hun geen zuchten af! Zij wanen, dat Gotls donders slapen, En dansen nog voor \'t open graf! Kom, Schepper-Geest, enz.

3.

Wel hoe! als vau verstand ontbloot. Zou ik met hen in schijnvermaken ,

En in uw\' vaderlijken schoot,

o God! uw\' heii\'ge wet verzaken ?

Neen, Heer, o neen, \'kkies eer den dood. Kom, Schepper-Geest, enz.

N. 43.

Morgenlied.

Wijze: N. M. n0 83.

1.

o Alziend God, wiens oog mij rusten zag En mij nu nog aanschouwt bij mijn ontwaken

-ocr page 205-

( 301 )

Uw\' goedheid scLeukt mij weder eeiien dag, Die mij tot U , mijn Schepper, weer doet naken.

Ik dank uwe Opperheerlijkheid, En offer Haar den dag van heden;

Mijn wensch is, dat ze zij verspreid, Zoo ver als uw milddadigheid.

2.

Hoe menig uur zag ik met arendsvlugt, In de eeuwigheid verloren , henen snellen ?

Maar Gij verleent mijn smeeken en gezucht Nog dezen dag, om \'t onheil te herstellen.

Ik dank, enz,

3.

Misschien zie ik van daag de laatste maal Uw\' schoone zon \'tonmeetbaar ruim verlichten;

Geef dan, eer ik ton grave nederdaal, Genade, om \'t goed met ijver te verrigten.

Ik dank, enz.

4.

o Heer! \'t gevaar bedreigt mijn zwakke ziel! Bewaar mij door uwe eng\'len te allen tijde ;

Hat ik voor dezen avond nederkniel\'. En te uwer eer mijn danklied moge wijden.

Ik dank, enz.

9*

-ocr page 206-

( 302 )

N. 44.

Daglied.

Wijze: M. u0 18 en N. M. nquot; 84\'.

1.

De tijd der eerste jaren

Snelt henen als een schip Door \'t schuim der woeste baron , Bedreigd door storm en klip. Gelukkig zij, die geven

Aan de Opperheerschappij Den schoonsten tijd van \'t leven, Eer hij vervlogen zij!

2.

Wat tranen en wat zacliteti

Perst, op den raud van \'tgral\', o Wereldsclie genugten,

Uw valscli genot niet af! Dat and\'ren wierook branden

Voor hunne vijandin;

Geeft God uw\' beste panden , Dan is verlies, gewin.

3.

Wacht niet tot de oude dagen ,

Uit vreeze dat de tijd , Op zijnen plunderwagen ,

Met \'t beste henen rijd\'.

-ocr page 207-

( 203 )

Men njoct het oiler geven

Eer de offerbloeme kwijn\',

llan zal het. eind van \'t leven Een vrolijke avond zijn.

N. 45.

Aan Maria mijne onbevlekte Moeder.

Wijie: M. n° 19 en N. M. nquot; 1.

1.

o Lelie, schoon en uitgelezen,

Alleen van Adams vlek bevrijd!

U, reine Maagd, nog nooit volprezen, U, zij mijn jubeltoon gewijd.

Ik voeg mij bij de hemellingen,

Schoon nog bekleed met \'t nietig stof; Ja, \'t lust me uw reinheid te bezingen ,

Tot eer van God , tot uwen lof.

g.

Uit u, op wie alle eeuwen staren, Ontlook een roos, en \'t zachte rood

Kaatste op het wit der lelieblaren , Wier kelk zich geurig, rein ontsloot.

Wie is zoo groot en zoo verheven, Zoo ned\'rig en zoo vlekkeloos,

Aan wie werd grooter gunst gegeven \'Oan u, die God tot Moeder koos5

-ocr page 208-

( 304 )

3.

o Duif, o lelie! tusschen doren\', Besloten hof, zoo wonder schoon !

Gij kunt alleen mijn hart bekoren , Ontvang mijn\' zwakken jubeltoon, Getuige mijner zwakke krachten, \'t Beminne U steeds uit gulle borst;

Hoe meer \'k uw zoetheid mag betrachten , Hoe meer \'k naar aardsche onthechting dorst.

4.

O ! schoone zonder wedergade , Die zelfs een Godheid tot u trok,

U smeek ik slechts om een genade, Ontroof mijn\' ziel aan helschen wrok :

Ach, zoo gij ziet dat satans strikken, Dat de afgrond voor mij open staat.

Snijd af, het zijn mijn laatste snikken, Snijd heden af mijn\' levensdraad.

N. 46.

Wees gegroet.

Wijze: M. n0 20 en N. M. nquot; 78.

1.

Wees gegroet op kindertoon,

Wees gegroet, Maria, Moeder

-ocr page 209-

( 305 )

Vau Gods eengeboren Zoon, Onzen Heiland en Behoeder;

ü, die onze Moeder zijt,

U zij ook mijn lied gewijd.

2.

Vol vau gratie noemde u God, Vol van gunsten en genaden:

O! waar\' dit ook hier mijn lot Op de smalle levenspaden !

Moeder Gods, o bid voor mij,

Dat ik die steeds waardig zij.

3.

God met n, o welk eon eer! Wie zal u dan tegenstreven ?

O ! mogt ik ook God deii Heer, Als gij, regt ter eere leven!

Bid , Maria, bid voor mij ,

Dat Gods eer mijn streven zij.

I\'.

Heerlijk blonk reeds in uw\'jeugd, LJw volstandig Gods vertrouwen;

God beloonde uw\' stille deugd, Zeeg\'nend boven alle vrouwen.

Bid, Maria, bid voor mij.

Dat ik ook gezegend zij.

5.

Ook uw goddelijke Zoon,

Onze Heer, zij mij ten zegen;

-ocr page 210-

( 206 )

Stroom\' zijii liefde en gunstbetoon, Op uw smeekgebed, mij tegen. Moeder Gods, o bid voor mij. Dat mv Zoon mijn\'Heiland zij.

6.

Lieve Moeder, o mijn vreugd, Bid voor mij, o bid voor allen,

Die door godsdienst, reine deugd , Streven nanr uw welgevallen. Bid voor ons in allen nood, Tot in \'t uur van onzen dood.

N. 47.

Wees gegroet.

Wijze: M. nquot; i en N. M. «quot; 79-1.

Wees gegroet, vol van genade,

o Maria, Moedermaagd,

Die op een bijzond\'re wijze, Aan den Schepper hebt behaagd.

2.

O ij, die ouder alle vrouwen

Uitverkoren zijt geweest Üm den Zoon van God te baren, Door de kracht van zijnen Geest.

-ocr page 211-

( 307 )

3.

Met u zij do Vrucht gezegend, Die uw miiagdelijke schoot

Aan het inenschdom heeft geschonken, Tot verlossing van den dood.

4.

o Maria, om uw deugden

Thans verheven bij Gods troon,

Moeder Gods, stort uw\' gebeden Voor ons, zondaars, bij uw\' Zoon.

5.

Bid , terwij! we in zielsgevaren Zwerven in dit aardsche dal;

Bid voor ons, in \'tuur bijzonder, Als de dood ons naken zal.

6.

Bied, o Moeder, bied uw\' kind\'ren Zoo uw\' liefderijke hand,

llat zij veilig dan vertrekken Naar het hemelseh Vaderland.

7.

Amen, auaen ! bet geschiede, Wat ons kinderhart u vraagt;

O! dan juichen we eeuwig, eeuwig Met ii, glorierijke Maagd I

-ocr page 212-

( 208 )

N. 48.

Op de Geboorte der H. Maagd.

Wijze: N. M. n0 32.

].

Kdens onschuld was verloren,

Toen de slang haar stem deed hooien, De eerste vrouw schond Godes wet; Maar God deed die slang ras hooren, Dat een\' vrouw zou zijn geboren, Die haar stout den kop verplet.

2.

Laat der vorsten hovelingen Op geboortefeesten zingen

Van vorstinnen dezer aard\';

Ik wil die Vorstin bezingen Met den stoet der hemellingen, Die den Heiland heeft gebaard.

3.

Slaakt geen\' zuchten, wereldliugen, U past eer triumf te zingen;

Davids nakroost baarde ons hei\'.; Heden is die vrouw geboren ,

Door haar zijn wij uitverkoren,

Onze vreugde kent geen peil.

-ocr page 213-

( 309 )

4.

Up deez\' dag deelt \'s hemels woning, Zelfs ook Christus, God en Koning,

In Maria\'s vreugdestond.

Serafs, eng\'len en profeten Roepen, om baar troon gezeten:

Moeder van het heilverbond!

5.

Zouden wij dan , stervelingen ,

Hier op aard\' haar lof niet zingen, Die ons zoo veel hulp verstrekt, Hier beneen in \'t rampvol leven, Tot we aan God den geest weergeven, Die zijn Almagt heeft verwekt?

6.

Dochter Gods, van onzen Vader! Biddend treden wij u nader,

Moeder van-den Middelaar!

Vreugd der eng\'len, troost der meii?chei) Die bij God om voorspraak wenschen, Heil der uitverkoren\' schaar!

7.

Als we, o Maagd, onz\' christenpligten Niet naar Jezus voorbeeld rigten,

Wees ons dan ten beukelaar,

Opdat duivel, hel en zonde Ons niet met den schicht doorwonden Tn het dood\'lijk zielsgevaar.

-ocr page 214-

( aio )

8.

Wil het God, dat wij met rampen,

Hier op aard\' met doornen kampen,

Droog dan onze tranen af:

Toon ons dan, hoe vaak de liefde, \'t Folt\'rend zwaard uw ziel doorgriefde, En u zeven wonden gaf.

9.

Als we aan \'t einde van onz\' dagen, Stervende u om bijstand vragen. Dat uw oog dan op ons ziet; Als dan bevende aan onz\' lippen, Nog uw Naam eens zal ontglippen, Moeder, dan begeef ons niet.

N. 49.

Het Wees gegroet.

Wijze: M. nquot; 45 en N. M. nquot; 80.

1.

Vergun dat wij u groeten,

Maria, heil\'ge Maagd :

Gods gunst kwam u ontmoeten,

Wijl gij Hem hebt behaagd,

2.

\'t ol u, vol van genade,

Verheffen we onze stem:

-ocr page 215-

( 211 )

Uw\' hulp kotue ons te stade, Door uw gebed bij Hem.

3.

Wil ons, o Maagd, verblijden, Met n is God de Heer;

Uw bijstand helpe ons strijden Op aard\', ter zijner eer.

i.

Gij , die van alle vrouwen De zegenrijkste zijt.

Bid voor die n beschouwen Als helpster te allen tijd.

5.

Gezegend moet Hij wezen, üien gij ter wereld bragt:

Die Jezus beeft genezen Het rnenschelijk geslacht.

6.

Maria, Maagd, Gods Moeder! Let steeds op onzen nood,

Bid voor ons onzen Hoeder, Zoo nu, als in den dood.

-ocr page 216-

( 312 )

N. 50.

Lied tot den H. Jozef.

Wijae: M. n0 27 eu N. M. n° 7.

1.

Heil\'ge Jozef! vol betrouwen Brengen we u ons ned\'rig lied;

Want van aangenomen kind\'ren

Smaadt gij \'t dringend smeeken niet;

Waker van den kleinen Jezus,

Hoed ook ons in teed\'re jeugd ;

Dan gewis voor God en menschen Groeijen we op in eer en deugd.

2.

Mogen we altoos Jezus volgen Van de wieg tot aan het graf;

Die van ootmoed en van liefde Ons het schoonste voorbeeld gaf!

Waker, enz.

3.

Ach! bescherm ons heel het leven, Sta ons bij in ramp en smart.

Toon ons altijd, beste leidsman.

Toon ons steeds uw vaderhart!

Waker, enz,

-ocr page 217-

( 213 )

N. 51.

Op de Geboorte van de H. Maagd.

Wijze: M. nquot; 39 en N. M. n0 33.

1.

Treedt levend van geloof iu gindsche woning! Het kind, dat daar in \'t schomm\'lend wiegje

[rust,

Wordt eens de Moeder van den hemel-Koning, Der eng\'len vreugd en \'s menschen hartelust, o Teed\'re Moeder!

Gy zijt, o Maagd, Na d\' Albehoeder,

Naar wie mij \'t harte jaagt!

2.

Komt, scharen we ons om \'t heil voorspellend

[wichtje,

En ligten wij het wiegekleed omhoog: Verrukken we ons in \'t minn\'lijk aangezigtje, Dat eenmaal ons aanstaart met \'t teederste o Dierb\'re Moeder, enz. [oog.

3.

Zoo keert de dageraad zacht blozend weder, En lacht ons toe in purp\'ren morgenglans; Komt, buigen wy te zaamp;ra voor \'t kindje neder. En sieren wij het op met bloem en krans! o Lieve Moeder, enz.

-ocr page 218-

( )

4.

Brengt, aan dan knop, en roos, en loof, en

[bloesem ,

En al het schoon, wat uit onze aarde ont-

[sproot,

Want Jezus zien we al hangen aan haar\' boezem , En rusten zacht op haren moederschoot. Onschatb\'re Moeder, enz.

N. 52.

Aan de H. Moeder Gods.

Wijze; M. nquot; 22 en N. M. nquot; 13.

1.

Lieve Moeder onzes Heeren,

Die ook onze Moeder zijt,

Door gezang met u verkeeren Boeit het hart, u toegewijd.

2.

o , Moeder vol genade,

Moeder van het godd\'lijk Kind, Ons bijzonder slaat gij gade,

Daar g\\j \'t jeugdig hart bemint.

3.

Ja, Maria lacht ons tegen,

o! Maria is zoo goed;

-ocr page 219-

( 215 )

Ach! Maria geeft ous zegen,

Vlietend mild uit Jezus Bloed.

4.

Want zij is voor heel het leven Ons ter hulpe in allen nood.

En als Moeder ons gegeven,

In het uur van onzen dood.

b.

Goede Moeder, nooit volprezen,

Bid bij uwen lieven Zoon,

Dat de dienst, aan Hem bewezen. Eens ous schenke de eenw\'ge kroon.

N. 5:3.

De maand van Maria.

Wijze: M. nquot; li en N. M. nquot; 10,

1.

Wees welkom, welkom duizendraalen,

o Maand, Maria toegewijd; Hoe wordt door uwe morgenstralen Alreeds ons hart en ziel verblijd ! Verlangend zien wij, alle jaren, Uw blijde nad\'ring te gemoet. Om zielenbloempjes te vergaren ;

o Sehoone Meimaand ! wees gegroet.

-ocr page 220-

( 216 )

2.

Maria, spiegel aller deugden ,

o Moeder Gods, der maagden roem, Der wereld troost, der eng\'len vreugde,

Aanvaard de frissche lentebloem, Het smeekgebed, u opgedragen,

Het lofgezang, u toegewijd:

Begunstig ons met uw\' behagen ;

Toon, dat gij onze Moeder zijt.

3.

Welk offer zullen we u nog dragen,

Met dezen schooneu lentetijd?

Een\' gift die \'t meest u zal behagen:

Ons hart en onze dankbaarheid ; Opdat, nu alles gaat herleven,

Wij mogen bloeijen in de deugd, Om u steeds nieuwen lof te geven, En met u eeuwig zijn verheugd.

N. 54.

De droeve Maagd te Bethlehem.

Wijze: M. n0 10 en N. M. n0 28.

1.

Ach ziet! met de oogen rood bekreten,

Is naast de krib van \'t godd\'lijk Kind De heilige Moedermaagd gezeten; De vrees\'lijk opgestoken wind

-ocr page 221-

( 217 )

Woei gansch den nacht, op Beth\'lems akker.

Door \'t krakend palmgetakt, en riep Met wild gehuil het Wichtje wakker,

Dat op den schoot der Moeder sliep.

2.

In de armen heeft zij \'t rondgedragen.

Bij \'t zacht gfcllnister vim een lied;

Maar door \'t geweld der onweêrslagen

In de open grot sliep \'t Kindje niet: Nu ligt het woelend in de kribbe.

Met \'t bolle handje in \'t stroo verward, En lokt door \'t pijnelijke kreunen, Een tranenvloed uit \'t Moederhart.

3.

Ziet! beurt\'lings zit zij \'t aan te staren.

En beurt\'lings slaat zij \'t oog ter neêr: „Mijn minlijk Kind! hoe zal \'k u waren?

Ik \'neb eon hart, — en dan niet meer!quot; Zoo zegt ze. . . heil\'ge Maand, daar waajjen,

Door dwarrelwinden opgerukt,

De stoppels uit het stroo naar boven;

Ziet, hoe zij zich op \'t Kindje bukt!

4.

Gij , ongeziene geesten wachten ,

Die rondzweeft door de naakte grot, Gij kent den weedom van de klagten.

Der droeve Moeder van uw\' God! 10

-ocr page 222-

{ 218 )

O! spreidt, de breed ontplooide vleug\'len,

Om \'t Kind en zijne Moeder uit:

Stilt \'t woedend bruisen van de stormen, Stilt in de palmen \'t schel gefluit.

5.

Hoort, bet gedruisch des storms schijnt over

Op \'t stille veld van Bethlehem, En uitgeritseld \'t palmenloover!

Hoort! ook met driewerf luider stem Zingt hier Maria wiegezangen.

En \'t godd\'lijk Kind, het kreunen moe, Wil luist\'ren naar haar zoete toonen, En sluit \'t gebroken oogje toe.

6.

Nu is het zalige verlangen

Der blijde Moedermaagd voldaan;

Zij ziet op de bekreten\' wangen

Van \'t sluim\'rend Kindje (nog een traan Staat hier en ginder nog te beven)

Een stillen lach 1 . . . Kon schooner loon Der droeve Moeder zijn gegeven,

Dan zulk een glimlach van haar Zoon?

-ocr page 223-

f 219 )

N. 55.

Maria onze Moeder.

Wijze: M. nquot; 22 en N. M. n0 69.

1.

\'k Roem uw\' grootheid niet, Maria! Hoe, o telg uit Davids stam,

Voor de tyden uitverkoren,

\'t Woord des Heeren tot u kwam 1

2.

Niet uw\' deugden, hoe gij ned\'rig Aan des Heeren wil voldeedt;

Hoe de lelie nwer kuischheid.

Bij dat heil geen krenking leed.

3.

Niet, hoe \'t zwaard van scherpen weedom U door \'t raoederharte sing,

C» O \'

Toen uw Zoon in \'t kribje schreide.

Toen uw Zoon aan \'t kruishout hing I

4.

Niet den koninginnenluister.

Die u bij Gods troon omringt,

Waar een koor steeds jeugdige eng\'Ien, U een nieuwen lofzang zingt,

-ocr page 224-

( 220 )

5.

Neen, geen harp, zelfs niet van Mozes, Noch een Davids zware luit,

(En hoe ik dan?) stort de toonen Voor zoo groot een lofzang uit.

6.

Maar uw\' liefde wil ik loven.

Niet voor Jezus, \'t frodd\'lijk Kind,

Ach! mijn harte weet zoo weinig, Hoe men in den hemel mint.

7.

Golgotha zag, hoe ge ons mindet.

Waar gij onder \'t kruishout kwaamt .

En ons allen, in Joannes,

Daar tot uwe kind\'ren naamt!

8.

Dat, dat loof ik; o! wat liefde Voor het lijdend Adams kroost!

Waar de felste smarten knagen,

Zendt gy \'t eerst, o Moeder! troost.

9.

O! hoe zalig, als ik biddend Voor uw\' beelt\'nis nederlag!

\'t Was alsof ik uit den hemel, Vriend\'lijk tot mij lagchen zag.

-ocr page 225-

( 221 )

10.

Ach! hoe zalig; was het lijden, Zoo ik slechts uw bijstand zocht!

O! hoe zalifi hier te treuren,

Als ik u beminnen mogt!

11.

Dan vergat ik alle zorgen;

In de wereld vaak alleen,

Voelde ik biddend voor uw beelt\'nis, Liefde\'s koest\'ring om mij heen.

12.

Ja, dan za* \'k u in den hemel, Biddend stijgen van uw\' troon,

En dan vielt gij smeekend neder, Voor den zetel van uw\' Zoon!

13.

En dan badt gij voor uw\' kind\'ren, Ja — ik voelde het — voor mij:

Op mijn wangen bleef de traan nog, En reeds was mijn harte blij.

14.

Glorie, liefde zij Maria,

Die ons als haar kind\'ren mint!

Zy , zij toont zich onze Moeder, Toonen wij ons dan haar kind!

-ocr page 226-

{ 232 )

N. 56.

Op den H. Naam van Maria.

Wijze : M. n0 23 en N. M. n0 27.

1.

\'t Gedenken aan Maria\'s naam.

Is steeds zoo zacht voor \'t harte, Maar eind\'loos meer dan balsennvocht

Bij bitt\'re boezem smarle;

Geen taal, waardoor \'t is uitgedrukt, Hoe deze naam de ziel verrukt.

2.

Maria\'s naam , Maria\'s naam

Verdrijft de soinb\'re dampen ,

Biedt licht aan \'t allerdroefst gemoed,

Dat tegen smart moet kampen: Dat steeds die naam geheiligd zij; Dat bidden en dat smeeken wij.

3.

\'t Eerbiedig noemen van dien naam Kan \'t koudste hart ontgloeijen, Verbreken als door hooger kracht

Des zondaars slavenboeijen.

Dat men alzoo, den Zoon ten prijs, Den naam der Moeder eer bewyz\'!

-ocr page 227-

( 228 )

4.

Seen tong, die ooit in woordeu bragt,

Wat omiitspreek\'bren vrede Maria reeds haar dienaars biedt

Bij \'t zwoegen hier beneden Nooit, nooit staat hij haar eerdierst af, Wien God een hart naar \'t zijne gaf.

5.

Hen, die in reinheid van gemoed,

Naar Christus geest haar eeren, Hen staat ze altoos door voorspraak bjj ,

Zelfs voor dat zij \'t begeeren.

Zij is hun steun in ramp en nood,

Zij is hun toevlugt in den dood.

6.

o Moeder Gcds, wees steeds gegroet.

Gegroet met \'s engels woorden; Gegroet door al wie Christus dient,

In alle wereld-oorden!

Ach! dat onze Ave\'s ook hierna Afwiss\'len door \'t alleluja.

-ocr page 228-

( 224 )

N. 57.

Maria\'s Hemelvaart.

Wijze: M. n0 en N. M. n° 17.

1.

Daal neêr, o schaar van juichende engelkoren, Die om Gods troon op zilv\'ren wieken zweeft; Die de engelloon, wen Jezus was geboren , Van uit dit oord tot door de wolken dreeft.

2.

Daal neêr, wil thans u om Maria scharen, Voer haar met harpgezang tot Jezus op; Roer thans met kracht op gouden lierdesnaren, Juich! de ed\'le Maagd klimt thans ten he-

[mel op.

3.

„ En de engel daalt en ligt van \'t graf de zerken ; „En de aarde dreunt, door\'t statig snaarge-

[brom ;quot;

Daar rijst zij op, geleund op eng\'lenvlerken, Omringd door een\' der eêlste maagdendrom.

4.

Waarheen, o Maagd ! waarbenen wilt gij togen?

Zoo zonder ons, de telgen van uw hart? Ach, Moeder, ach! toon toch uw medcdoogen; Zij dau ons deel dit ak\'lig dal van smart?

-ocr page 229-

( 226 )

5.

Neen, \'t zij zoo niet! kom dra ons bier verbossen ,

Trek ons tot u, tot voor uw\' glorietroon; Wil, Moeder, daar met \'t maagdenkleed ons

[dossen,

Ons kransen met een\' overwinningskroon.

N. 58.

De Geboorte der H. Maagd.

Wijze; M. n0 25 eu N. M. n0 1.

1.

Gij, die in de duisternis gezeten, lu zuchten zonder maat of peil,

Verlargdet, dikwerf nat bekreten,

Schept moed, ziet hier den dug van heil.

Na zoo een reeks van bange nachten. Waarin de dood ons hield bekneld.

Verschijnt voor die verlossing wachten De morgen , die ter redding snelt.

2.

Dank God, mijn\' ziel, zij is geboren, Zij, die ganseh rein, vol zaligheên

10*

-ocr page 230-

( 226 )

En door God zeiven uitverkoren ,

Van de erfsmet vrij is, ons gemeen. Van de erfsmet vrij; want zij zal dragen

In haren kuisehen maagdeuschoot, Hem, in wien God stelt zijn behagen. Die ons zal redden uit den nood.

3.

Weldra zal nu de Zon verschijnen,

De Heilzon, die zoo rijk verguld, Den zwarten nacht zal doen verdwijnen,

De Zon, die aller wenseh vervult.

Juich dan, ja juich, verrukt van vreugde,

Juich! al het menschelijk geslacht! Ach, of deez\' heildag zoo verheugde, Dat onze zie! dien steeds betracht\'!

4.

o Maagd! die door deez\' lofzang heden Als nieuwgeboren wordt beschouwd, Bid, dat we, als nieuwgeboren\' leden,

Gods liefde zien , die ons behoudt. En Gij, o Almagt, goedheidsader,

Die door deez\' Maagd ons heil bereidt. Ten spijt van helschen zielverrader,

Geef ook, dat ze ons ten hemel leid\'.

-ocr page 231-

( 227 )

N. 59.

Geboorte der H. Maagd.

Wijle: M. n° 39 en N. M. uquot; 26.

1.

o Moeder Gods, wat feestfestoenen streng\'len Zich om uw\' wieg, op dezen dag van vreugd! Uw\' prille jeugd bewaakt een drom van eng\'len; Wat schouwspel, dat den Hemel zoo verheugt! Gij zijt mijn zegen ;

Mijn hart, o Maagd !

Klopt u steeds tegen ,

Wijl gij mij steeds behaagt.

3.

Wat ik beloof, getuigt gij, Hemellingen !

En gij , o Heem\'len , hoort wat ik begeer: Gewis, ik zeg, in ramp en zegeningen. Der heil\'ge Maagd voor eeuwig liefde en eer. Gij zijt mijn zegen, enz.

3.

Ik bid en smeek, beroof mij van bet leven, Enk mij in \'t graf, nog eer ik \'t leven ken , Zoo ooit mijn hart iets anders aan zou kleven , Of zoo ik u, Maria! trouw\'loos ben, Gy zyt mijn zegen, enz.

-ocr page 232-

( 228 )

N. 60.

Aan Maria.

Wijze; M. n0 44 en N. M. n0

1.

Moeder des Heeren , Moeder en Maagd !

Nooit beeft u iemand Vrueht\'loos gevraagd,

Ik kom, o Maria!

Tot u , als een kind ,

Dat u, als zijn\' Moeder Kegt hart\'iijk bemint.

2.

Moeder des Heeren , Moeder va» fiod !

Ook mijne Moeder , Zie op mijn lot.

Gij zijt mijn vertrouwen In voorspoed en nood

Gij zijt mijn vertrouwen In leven en dood.

3.

Moeder des Heeren , Moeder van mij !

Sta mij als Moeder, Moede dijk bij.

-ocr page 233-

( 239 )

o Moeder van Jezus !

Ik schenk u mijn hart; Ik schenk u mijn liefde In blijdschap en smart.

4.

Moeder des Heeren ,

Zegebodin !

Magtige Moeder , Hemelvorstin ! Wij smeeken u ned\'rig,

Van a\'les ontbloot, Verstoot onze beden Niet, in onzen nood.

N. 61.

De Boodschap van de H. Maagd.

Wijze: M. n° 27 en N. M. n° 7 of 38.

1.

Staak, o wereld! \'t angstig zuchten,

Uw gelnksiaat wordt hersteld ; Uw belager moet nu vlugten ;

De geboorte van een Held,

Die zijn\' magt hem zal ontwringen,

Wordt geboodschapt; eene Maagd , (Gij moogt Gode een danklied zingen) Heeft daartoe zijn oog behaagd.

-ocr page 234-

( 280 )

2.

Aan Maria , de uitverkoTcn\',

Brengt een engel Gods de maar\', Dat uit haar zou zijn geboren

\'s Werelds Heer en Zegenaar :

Z\\j, de pronk van deugd en zeden,

Zal — dit spelt hij haar — Gods Zoon Id haar\' kuisehen schoot nog heden Dragen , dalend van zijn troon.

3.

Gij , van de eerst\'ling aller zonden ,

Door zijn\' schikking, vrijbewaard ,

Hebt bij Hem gena gevonden ;

Uit uw schoot wordt Hij gebaard ; Gij , o zuiv\'re , — wil niet vreezen — Zult, zegt de Engel, door de kracht Van zijn\' Geest, een Moeder wezen, Vol van troost voor \'t aardsch geslacht.

4.

\'k Heb zijn\' wil — dat Hij gebiede —

Nu uit uwen mond gehoord.

Zegt Maria : het geschiede

Aan zijn\' dienstmaagd, naar uw woord ! Zoo neemt de Een\'ge van den Vader,

Uit deez\' Maagd de menschheid aan : Komt in \'t sterflijk vleesch ons nader, Om ons van deu vloek te ontslaan,

-ocr page 235-

( 231 )

Toreu van ivcor, met glanzen

Van de Godheid zelv\' vervuld ! Gouden huis, vol eerekransen , Die gij eeuwig dragen zult : Ark vau \'t heilverbond des Heereu,

Troost en heul in ramp en druk ! Leer ons steeds ons heil begeeren , Help ons tot het grootst geluk.

N. 6^.

De Onbevlekte Ontvangenis van Maria.

Wijle : M. n0 28 en N. M. n° 36.

1.

Laat ik rustig van u zingen.

Schoonste, die de hemel mint; Waardig spreken van de dingen,

Die tn\' in u besloten vindt Schoon \'t verstand niet. kan bevatten, Wat ge een\' waardigheid bekleedt, Haalt men uit verborgen schatten Lof, die lastering vertreedt.

Nooit heeft u de vloek getroffen , Die den boozen Adam sloeg,

-ocr page 236-

( 232 )

Nimmer kondt gij nederplofl\'en

In den afgrond. Neen; reeds vroeg Was de vloekwet opgeheven

Voor u, onbevlekte Maagd! Die de Bron droegt van bet leven , Door de Godheid onderschraagd.

3.

Ja, een engel kwam \'t n zeggen ,

Dal gij, met Gods geest vervuld, (Een geheim niet uit te leggen).

Ons een Jezus baren zult, God zal in u komen wonen ,

Voorts als Kind , aan uwe borst Opgevoed, zijn\' liefde toonen , Lesschende aller zielen dorst.

i.

Wie dan zoude u schuldig achten

Aan der eerste zonde smet? Wat verwarring van gedachten,

Die van voorregt u ontzet, Als waart gij niet uitverkoren, Van tier eeuwen eeuwigheid.

Rein ontvangen, rein geboren, En tot Moeder Gods bereid!

5.

Onbevlekte, die wij groeten.

Leer ons, van den vloek bevryd,

-ocr page 237-

( 333 )

Door berouw de zonden boeten ,

Help ons in beproevingstijd.

Onder die God welgevallen,

Laat ons eeuwig zijn geteld,

Door Hem, die u boven allen, Als een\' Moeder heeft gesteld.

N. 63.

Hemelvaart van Maria.

Wijse; M. nquot; 29 en N. M. nquot; 36.

1.

Wie zie \'k hier van de aard\' vertrekken,

In de hoogte wegtjevoerd, Met juweelen zonder vlekken,

En met paarlen rijk besnotrd? Wie komt daar dns opgetreden ,

Door Gods krachten ondersteund, Glinst\'rend, vol bevalligheden,

Daar ze op haar beminde leunt?

2.

Staak, mijn\' ziel, ja staak uw vragen;

\'t Is die uitgelezen Maagd,

Waardig \'s hemels kroon te dragen, Want zij heeft Gods oog behaagd; Maagd , nit duizende verkoren,

Baarde zij den Heer van \'t al;

-ocr page 238-

( 234 )

Uit haar werd Gods Zoon geboren, In een\' armen beestenstal.

3.

Wie zal haren lof niet roemen,

Die haar danklied heeft betraeht. Dat men haar zou zali» noemen,

Tot het laatste nageslacht?

Wie wordt dan niet opgenomen,

Wiens gemoed wordt niet verrukt? Wie wenscht niet bij haar te komen, Schoon het vleesch den geest nog drukt?

4.

Volg, mijn ziel, in al uw streven

\'t Voorbeeld van deez\'Moedermaagd, Die, ten hemel opgeheven.

Daar thans kroon en schepter draagt. Daar zult gij, bij \'t puik der vrouwen,

\'s Heilands Moeder, die gij groet, Eind\'loos \'t. aanschijn Gods beschouwen. En genieten \'t eeuwig goed.

-ocr page 239-

( 385 )

N. 64.

Hulde en bede aan de H. Maa^d Maria.

Wijze: M. n0 30 eu N. M. nquot; 70.

1.

Komt, heffen wij een loflied «an,

Ons lied klimme op van de aard\',

Tot voor Gods troon , waar de en^\'len staan ; \'t Zij met hun lied gepaaid.

Wy zingen met den toon van \'t stof, En knielen zingend neer;

Wy staara\'len dankbaar uwen lof, o Moeder van den Heer!

2.

Dat onze lof u niet mishaag\', o Hemel-koningin !

Al is de toon van \'t stof wat laag, Hij dringt den hemel in.

Geen mensch, die ooit zoo veel vermogt ; Niets evenaart uwe eer.

Uw\' hulp is nooit vergeefs gezocht, o Moeder van den Heer!

3.

Uw ootmoed was zoo gadeloos, Zoo kost\'lijk in Gods oog.

Dat u zijn Zoon tot Moeder koos,

-ocr page 240-

( 336 )

Toen Hem ons lot bewoog.

o Morfrenster der zalisheid,

Hij daalde op aarde neer;

üw\' deugd had ons dat heil bereid, o Moeder van den Heer!

4.

Verbaasd en woedend was de hel

Om \'t heil van ons geslacht,

Toen u de aartsengel (ïabriël De hemel-boodschap bragt.

Nu spanne satan strik en net, Wij vreezen hem niet meer ;

Uw zaad heeft hem den kop verplet, o Moeder van den Heer!

5.

Der eng\'len reine hemeltoon

Klonk voor het eerst op aard\',

Toen gij , o zniv\'re Maagd! Gods Zoon

Hadt in een stal gebaard Het eng\'lenkoor juichte in ons lot

En daalde aanbiddend neer,

Het zag een nienschgeworden God , o Moeder van den Heer !

6.

Wij roepen n in Jezus kerk

Als hulp en voorspraak aan ; Hij heeft zijn eerste wonderwerk

-ocr page 241-

( 237 )

Op uw verzoek gedaan.

Ei, zie dan gunstig van omhoog

Op mv vereerders neer ;

Bescliomv ons met mv moederoog, o Moeder van den Heerl

1.

Uw Zoon, toen Hij aan \'t kruishout hing

Ons eeuwig heil verwierf.

Beval n aan zijn\' lieveling,

Eer Hij voor \'t menschdom stierf. Joannes liefde ontving dit loon , Die gunst, die troostrijke eer; Gy werdt zijn Moeder, hij uw zoon, o Moeder van den Heer !

8,

Wil zoo ook onze Moeder zijn;

Ons hart, dat Jezus mint.

Roept tot u, uit deez\' rampwoestijn:

„Ach, Moeder, zie mv kind!quot; Zie, lieve Moeder van gena,

Toch gunstig op ons neêr!

Uw\' liefde is zomler wederga,

o Moeder van den Heer!

9.

Ach I Moeder van barmhartigheid ,

Onttrek uw\' hulp ons niet!

Als ous de wereld lokt en vleit.

-ocr page 242-

( 238 )

Als gij ons vvank\'len ziet,

Als ze ons door wellust strikken zet,

Of streelt door lof en eer,

Dat uwe voorspraak ons dan redd\', o Moeder van den Heer!

10.

Wanneer ons armoe dreigt of drukt,

Als ziekte of pijn ons kwelt, Als alles, wat wij doen, mislukt.

Als ramp op ramp ons knelt. Als niets op aarde ons troosten kan.

Ei, zie dan op ons neêr,

Troost ons door uwe voorspraak dan, o Moeder van den Heer!

11.

Als eenmaal \'t bange sterfuur slaat,

Als de aard\' geen vreugd meer heeft. Als geld en roem ons niet meer baat,

Welligt slechts wroeging geeft, Als grootheid klein wordt in ons oog.

Met \'s werelds ijdele eer ,

Wees onze helpster clan omhoog, o Moeder van den Heer!

12.

Bescherm ons zoo in eiken nood,

En sta ons altyd bij;

Vooral in *t uur van onsen dood,

-ocr page 243-

{ 339 )

Opdat het zaliquot; zij ,

En wij, om \'theil, vooi- ons bereid.

Met u Gods lof eti eer Verheffen tot in eeuwigheid ,

o Moeder van den Heer!

N. 65.

Op het feest der Zuivering van de H. Maagd Maria.

Wijle: M. n0 4-6 en N. M. n0 2.

1.

Zij, die boven alle wetten

Van deu heil\'gen Geest ontving, Voor haar, vrij van alle smetten,

Was geen wet van zuivering !

Maar niet laf zich te verschoonen, En zich beiden trouw te toouen , Geest eu letter des gebods: Dit leert ons de Moeder Gods.

2.

Zjj, die ons dien Koning baarde,

Wiens gebied nooit einden zou , Davids spruit, de hoogst eerwaarde. Brengt de gift der armste vrouw. Bjj zün «ttind\'ren zich te voegen,

-ocr page 244-

( 240 )

Ned\'ng zich te vergenoegen,

Dit is hier de schoone leer Van de dienstmaagd van den Heer.

3.

Zij, in reinheid boven de eng\'len ,

Aller maagden eer en roem,

Komt zich met de onreinen meng\'len,

En verbergt haar leliebloem! Met zijn gaven nooit te prijken, Eiken lof bevreesd te ontwijken En te sidd\'ren voor den trots: Dit leert hier de Moeder Gods.

4.

Zij , niet vreezende ooit te dolen

Zoo zij gaat waar God haar wsnkt, Laat aan Hem het aanbevolen.

Wat de wereld van haar denkt. Nooit door eigenbaat gedreven Enkel voor Gods eer te leven; Dit is hier de heldenleer Van de dienstmaagd van den Heer.

-ocr page 245-

( 34.1 )

N. 66.

Magnificat.

Wijze: N. M. n0 76.

1.

Maak groot, mijn\' ziel, maakgroot den Heer,

Eu zing Hem blijden lof;

Kniel dankbaar voor uw\' God ter neêr: Hij is alleen het heil, de vreugd, Waarin alleen zich\'t hart verheugt: Aanbid Hem in het stof.

2.

Hij zag met welgevalligheid

Op mij, zijn\' dienstmaagd neêr; Aan zijne onmeetb\'re Majesteit Bevallig door mijn\' ned\'righeid ,

Werd ik, van boven voorbereid. De Moeder van den Heer.

3.

Hierom word ik van elk geslacht.

Van dezen dag af aau,

Gelukkig en vereerd geacht.

Gods Naam zij heilig door\'t heelal: De wonderen zijn zonder tal,

lgt;ie Hij mij heeft gedaan.

11

-ocr page 246-

( 343 )

4.

Zijn mcdedoogeu duurt steeds voort

Van voor- tot nageslacht,

Wanneer het naar zijn wetten hoort: Maar wee! wanneer hoovaardigheid Het ijdelzinnig hart verleidt;

Dan toont Gods arm zijn kracht.

b.

Hij rukt hen van hun zetels af, Die trotsch Hem wederstaan, Verstrooit hen als de wind het kaf, En trekt den armen uit het niet. Terwijl de rijke en zijn gebied Als nevelen vergaan.

6.

En hem, die in den tegenspoed

Maar kinderlijk vertrouwt, Beschenkt Hij met zijn overvloed. Den rijke weigert Hij zijn goed. Die roem draagt op zijn overvloed En op zich zeiven bouwt.

7.

Hij nam zijn\' dienstknecht Israël

Tot zijnen gunst\'ling aan: Hij deed hem naar belofte wel, Gelijk Hij sprak tot Abraham, En aan \'t geslacht, dat van dien stam In eeuwen zal ontstaan.

-ocr page 247-

( 243 )

N. 67. Het Kerstfeest.

Wijze: M. u0 31 en N. M. nquot; 38.

1.

o, Hoe heerlijk , Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel !

Jezus kwam op aarde.

Gaf der menschheid waarde: Dat heel de aard\' voor Jezus kniel\'!

2.

o, Hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel! Dat ons loflied rijze.

Onze mond U prijze;

Jezus , dat elk voor U kniel\' !

3.

o, Hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Kerstmis, zijt gij voor de ziel! o, Wat vreugd, wat zegen, Zendt dit feest ons tegen : Och, dat elk voor Jezus kniel\'!

-ocr page 248-

( 344 )

4.

o, Hoe heerlijk j Hoe begeerlijk Zijt gij. Kerstmis, voor de ziel! Zalige Bng\'leu zingen Om die zegeningen;

Dat de mensch dan nederkniel !

5.

o, Hoe heerlijk Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel! Jezus, welk een waarde Had uw\' komst op aarde: Dat voor U al \'t schepsel kniel

6.

o, Hoe heerlijk, Hoe begeerlijk Is het Kerstfeest voor de ziel! Jesus Christus! amen!

Zingen wij te zamen! Sterv\'ling, juich, aanbid en kniel

-ocr page 249-

( 245 )

N. 68.

Het Kerstfeest.

Wijze: M. n0 5 cn N. M. n0 3.

1.

Wanneer Gods Zoon, Van \'s Hemels troon, Op aarde nederdaalde,

Zong de Eng\'lenstem Een zang voor Hem, Die rots en wond herhaalde.

2.

En de Eng\'lentoon Trof, lief\' en schoon , Der leerzaam\' herd\'ren ooren : „ Gaat!quot; riep een stem, „ In Bethlehem,

„ Daar is uw God geboren!quot;

3.

Op \'t wonderwoord Gaan zij ras voort, En God bestiert hun schreden ; De Heer van \'t al Wordt in een stal In waren geest aanbeden,

-ocr page 250-

{ 346 )

4.

o God ! o God!

Is dit dan \'t lot,

U hier op aard\' beschoren?

Uie \'t leven geeft Aan al wat leeft,

Zelf in een stal geboren!

5.

J a, Hij is daar, De Middelaar,

Die \'t menschdom vreê komt geven Ginds vlngt de dood, Van magt ontbloot,

En Jezus is ons leven.

6.

Ja, Jezus komt,

En de afgrond schroomt; Nu is zijn buit verloren.

En Godes Woord Heerscht eeuwig voort Op de aard\', aldus herboren.

7.

En ieder jaar Zingt de Eng\'lenschaar Dien dag haar schoonste toonen, En \'t menschdom paart Zijn stem op aard\'

Met heu, die boven wonen.

-ocr page 251-

( 347 )

8.

Maar eens, o God!

Eens treft ons \'t lot,

Eeas komt de dood ous wekken ;

Geef dan, dat wij

Met de Eng\'lenrei Hier boven \'t lied voltrekkeu.

N. 69.

Opdragt van Maria in den tempel.

Wijze: M. u° 32 en N. M. n» 33.

1.

\' Als een bloempje tusschen hagen, Binnei Sion\'s tempelwand Voor iet aanschijn Gods geplant, Wijkt Miria voor de lagen ,

Die de booze wereld spant,

2.

Als een jas ontloken roze

Met de hemels dauw besproeid, Die de zonne tegengloeit,

Hangt de zoete, vlekkelooze Aan hit altaar Gods geboeid.

3.

Als een lelie uitverkoren,

-ocr page 252-

( 248 )

Zilverblank en zonder smet,

Die de maan in schaduw zet,

Staat liet Maagdeken te gloren ,

Dat des satans kop verplet.

i.

Als \'t viooltje zacht en teeder,

Dat in stille velden tiert,

En liet groen der dalen sierf.

Buigt het zedig kindje neder.

Daar het zuchtjes opwaarts stiert.

5.

Zuchtjes stiert het, glansjes spreidt het, Geurtjes aS,mt het, zacht en zoet; Serafs, kindjes eerestoet,

Hoort het spreken, en verbrridt het, Ach! verbreidt het vol vai gloed.

0.

„ \'k Wijd U, God, mijn hart. \'n zinnen, „Voor den tijd en eeuwifheên.quot; Hoort, zoo sprak het kinlje kleen: „God, mijn God! \'k wil U beminnen, „ TJ beminnen, U alleen!\'

7.

„\'k Wil U dienen al mijn d;gen, „Heer, wat wilt Gij, dat ik doe? „ Ts het moog\'lijk? staat Gij \'t toe?

-ocr page 253-

( 349 )

God, mijn God! \'k wil U behagen; „ Leer mij , Heure, leer mij , hoe ! quot;

8.

God, mijn God! ik wil ü loven,

„Altijd loven, altijd aan!

„ Van deez\' somb\'re levenspaan Stijg\' voor U mijn geest naar boven, „ Blijv\' voor U mijn harte slaan.quot;

9.

God! miju God! \'k wil voor U lijden , „ Smarten lijden zwaar en fel.

„ Is\'t uw wil zoo, \'t is mij wel. God , mijn God , \'t wil moedig strijden „Tegen wereld, vleesch en hel.quot;

10.

Lieve God, \'k wil alles derven, „ Om steeds Maagd en rein te zijn : „Zend mij armoe, smaad li eê d , pijn,

Laat mij leven, laat mij sterven,

„ Maar bewaar mij maagdelijn.quot;

11.

\'k Wil, mijn Schepper, U behooren , „ U behooren , niet aan mij ;

„ Tot ik van het aardsche vrij Staan zal in uw\' hemelkoren.

„Amen! amen! dat \'t zoo zij!quot; 11*

-ocr page 254-

( 350 )

N. 70.

Toewijding van zich zeiven aan Maria in hare Congregatie of Broederschap.

Wijze; N. M. n° 53.

1.

Ik ben aan u!

Reeds onder \'t kruis, waaraan de lust uws harten, Uw Jezus, \'t wreedste leed doorstond, Sprak Hij met zijn\' bestorven mond: „Ziedaar uw kind, o Vrouw van smarten!quot; Ik ben aan u ! Ik ben aan u!

2.

Ik ben aan u !

Reeds in den schoot van mijne lieve moeder, Maria, werd ik u gewijd,

Keeds toen bevaalt gij voor altijd W zoon uw kind V den Albehoe(iel, uw dochter aan j

Ik ben aan u ! Ik ben aan u !

3.

Ik ben aan u !

Reeds van dien stond, toen mijne kinderlippen Zich \'t eerst ontsloten voor de spraak , Maria , was \'t mijn zoetst vermaak

-ocr page 255-

( 251 )

Uw\' naam mijn mond te doeu ontglippen !

Ik ben aan it ! Ik ben aan u!

4.

Ik ben aan u !

Ach ! in dat uur, toen \'k aan \'t banket der Eng\'len Voor de eerste maal mij heb gevoed , Wat was \'t mij toen, Maria, zoet, Uw\' naam met Jezus naam te ineng\'len !

Ik ben aan u ! Ik ben aan n !

5.

Ik ben aan u !

Van af dien dag hoe menig, duizendmalen Mogt ik die opdragt van mijn hart, o Moeder-lief, in vreugde en smart,

Voor uwe beeltenis herhalen!

Ik ben aan u ! Ik ben aan u I

6.

Ik ben aan u !

Maar op dit uur, zoo plegtig in mijn leven, Nu gij mij in uw vriendenkring Ontvangen wilt als lieveling,

Wat vreugde doet mijn harte beven !

Ik ben aan u ! Ik ben aan u !

7.

Ik ben aan u !

Ja, voor altoos wil ik mij aan u wijden!...

-ocr page 256-

( 253 )

Maar, Koningin, ik beu niet waard l)at gij mij bij uw hofstoet schaart, Zoo wank\'lend in voorleden tijden.

Ik ben aan u ! Ik ben ann u !

8.

Ik ben aan n !

Acli, Moederlief! doe mij mijn schuld niet boe-

[ten !

Verstoot, verstoot uw dienaar (dochter) niet, Die u een rouwend harte biedt, Met tranen knielend voor uw\' voeten.

Ik ben aan u ! Ik beu aan u !

9.

Ik beu aan u !

Ik geef u thans mijn hart en ziel en zinnen... Wat mij ook op deze aarde beidt,

Niets dat mij vau uw\' liefde scheidt ; Neen , eeuwig wil ik u beminnen !

Ik ben aan u ! Ik ben aan u !

10.

Ik ben aan n !

o Moeder Gods, zou \'k u nog ooit begeven ?

Zou \'t kunnen zijn?____Zoo gij \'t voorziet,

Ach, laat mij sterven , eer \'t geschiedt, En knip den draad af- van mijn leven. Ik ben aan u ! Ik ben aar. u!

-ocr page 257-

( 253 )

N. 71.

Lofzang- en gebed.

quot;Wijze; M. n0 41 en N. M» n0 71.

1.

Ziet gij daar de wolken zweven

En de zon in vollen glans , Hooger , hoogei\' nog verheven ,

Schitt\'ren aan des hemels trans? Nog veel hooger , ver daar boven ,

Zetelt op haar liefdetroon ,

In het hoogst der hemelhoven ,

Jezus Moeder naast haar Zoon.

2.

o Wat luister ! o wat stralen 1 o Wat hartverblijdend licht Stroomt door \'s hemels wijde zalen

Van haar uiaagd\'lijk aangezigt! \'s Vaders eeuwig alvermogen

Straalt van haar vorstinnestaf, \'s Heilands wijsheid uit haar oogen, \'s Geestes gloed haar boezem af.

3.

Maagdeureijen , Eng\'leiisebaren , Cherubs, Serafs zonder tal

-ocr page 258-

( 354 )

Mengen stem eu citersnaren Met het blijdst bazuingeschal.

Allen jub\'len God ter eere, Om Maria\'s heil verheugd,

En de Moeder van den Heere Is de tweede hemelvreugd.

4.

Ned\'rig kind in Salem\'s tempel! Arme Maagd in Nazareth !

Vrouw , verjaagd van Bethlems drem Moeder, onder \'t kruis verplet !

Liefste Moeder, in uw leven Zoo gemarteld , zoo gehoond,

En zoo roemrijk thans verheven , En zoo glorierijk gekroond !

5.

Moeder, ach ! door al uw\' smarten En door al uw heerlijkheên ,

Zie de wensehen onzer harten ,

Hoor , verhoor ons kinderbeên !

Moederlief, wij gaan verloren,

Stelt gij satans magt geen\' perk ;

Moeder , ach ! stil Jezus toorn , Eed ons en bescherm de Kerk!

-ocr page 259-

( 255 )

N. 7 2.

Lofzang1 en opdragt van het hart aan Maria.

Wijze: M. n0 4f2 en N. M. n0 53.

1.

o Maagd , o schoonheid, nooit volprezen , o Moeder van \'t oneindig Wezen,

Wat luister schittert van uw troon! De Seraf, aan zich zelv\' onttogen, Juicht voor uw\' grootheid neergebogen : o Koningin, wat zijt gij schoon!

2.

Al mist, Maria, \'t aardsche duister Het schouwspel van uw\' grootschen luister,

Ons koestert toch uw liefdegloed. Ja, de engel roeme uw\' heerlijkheden. Wij juichen jub\'lend hier beneden: Maria! o wat zijt ge goed!

3.

üank, dank voor zoo veel liefdedaden, Voor zoo veel duizenden genaden,

Gevloeid door uwe liefdehand ! Ontvang voor al die zegeningen,

Maria, van uw\' lievelingen

Hun hart tot eeuwig onderpand.

-ocr page 260-

( 356 )

i.

o Moeder, altoos even tecder, o Schouw met welgevallen neder

Op \'t offer van uw\' dierbaiir kroost! Schrijf in uw hand ons aller namen , Neem in uw hart onz\' harten zamen! Dan, Moederlief, zijn wij getroost.

5.

Dan mogen vrij de winden tieren, De bliksems door het luchtruim zwieren.

En monsters hollen door de zee; Vergeet\'sch hun razen, hunne woede. Wij zeilen onder uwe hoede Beveiligd \' rar de hemelreê,

6.

Daar zal geen vrees ons hart meer klemmen, Daar zingen wij met blij(Je stemmen,

Geschaard om uwen zegetroon, Uw\' naam tot lof eu God ter eere: Maria, Moeder van den Heere,

Wat zijt gij goed ! wat zijt gij schoon 1

-ocr page 261-

( 357 )

N. 7;3.

Het Rozenkransje.

Wijze: M. uquot; Si eu N. M. n0 29.

1.

Rozenkransjeu! u zij lof,

Uit den hof Van den hemul iieêrgeisoiidcn, Van verscheiden\' bloempjes schoon ,

Als een kroon Wel gevlochten en gebonden,

2.

Ede! kroontje, dat er staat

Voor sieraad Op het hoofd van Gods vriendinne, Gulden kroone, die bekroont

En verschoont \'s Hoogen hemels koningimie.

3.

Allerliefste roosplantsoen,

Altijd groen,

En gij draagt sneeuwwitte rozen, Op elk blaadje zeer bekwaam

Staat de naam Van Maria nitvorkozen.

-ocr page 262-

( 258 )

4.

Kransjeu, (lat u zoo behaagt,

Moedermaagd!

Daar men tusschen vijf robijnen Van ons Heeren Gods gebed,

Wonder net Ziet uw roosje tussehenschijnen.

5.

1\'salterken ! gij maakt bevreesd

\'s Boozen geest,

üic eer Saül kwam bespringen, Als hij hoort de zoete taal

Menigmaal Van \'t Ave Maria zingen.

6.

Kostelijkste kelenken

Dat ik ken ,

Beter was er nooit te vinden, Om den boozen vijand fel

Van de hel Krachteloos en vast te binden. .

7.

Kransjen, als ik zonderling

Voor een ring U ga dragen aan mijn vinger. Togen het hoovaardig vat

-ocr page 263-

( 259 )

Goliath

Zijt gij mij een Davids-slinger.

8.

Gij verzelt mij waar ik ga,

Waar ik sta;

Zal ik ergens gaan ol reizen , Met u kort ik weg en tijd,

Dien \'k verslijt,

Met te lezen of te peizen.

9.

Als ik in mijn kamerken

Met u ben ,

In de kerk of in een hoekje, Gij dient mij dan alteraet

Ten gebed Of voor een godvruchtig boekje.

10.

Altoos, als \'k u medevoer

Aan mijn snoer,

Leiddraad , die mij kunt geleiden , Tot Maria\'s zoeten schoot,

In den dood.

Daar ik nimmer van moet scheiden.

11.

Dat dit lieve kransje zij \'t Snoer, dat mij

-ocr page 264-

( 360 )

Met Maria voeg\' te zatnen ,

En ik haar, die ik nu dien,

Moge zien In het eenwig leven. Amen.

N. 74.

Toewijding: aan den Heer na de H. Communie.

Wijze: M. ii0 24 en N. M. n0 «tS.

1.

o Grootc God ! wat zijn uw\' tabernakels

Voor mijne ziel verrukkelijk en schoon! Gij openbaart ons daar uw\' heilorakels.

Daar heft geloof en liefde zich ten troon.

2.

Gelukkig hij, die U daar mag beschouwen. En aan den voet van uwe altaren smacht! Eene eeuw, getoefd in aardsehe praalgebouwen, Heeft niets bij \'t stip, bij ü hier doorge-

[bragt.

3.

Ik dobber in een zee van zaligheden , En mijne ziel bezit al \'t hcmelheil. o Goede God! hoe voeren zwakke beden Voor mij den stroom van gunsten boven peil!

-ocr page 265-

( 261 )

4.

Ja, de Almugt tart, door (luizeud zegeuiugeit, Die zij mij schenkt, de wenscjien mijner ziel Ik voel mijn hart van liefdevuur doordringen j Terwijl ik hier in zuchten nederknicl.

Si

Ben talloos heir van Eng\'len , die me omringen ,

Bewondert stil de oiizigtb\'re Majesteit. Benijdt mijn heil en knielt, o Heraellingen, Aanbiddend neer in Gods aanwezigheid!

6.

En zou eeu goed, dat vlugt, mijn hart bekoren ?

Mijn hart, waarin de Godheid zelv\' verblijft? Neen, neen, mijn God! ik wil U heel behooren, Zoo uwe kracht in nood mijn zwakheid stijft.

7.

Heersch over mij, als Heer van dood en leven, Heersch over mij , vooral door \'t liefderegt; Wijk, wereld! wijk, die mij geen heil kunt

[geven;

Mijn hart blijft steeds aan Jezus vastgehecht.

-ocr page 266-

( 362 )

N. 75.

De Heer is God.

Wijze: M. n0 35 en N. M. nquot; 47.

1.

De Heer is God! de Heer is God! Laat de aarde vrolijk juichen,

Voor Hem alleen zich buigen: Het kille noord, het gloeijend zuid, Koept, Hem aanbiddend, uit: De Heer is God ! de Heer is God !

2.

Hem dekken donkerheid en nacht, Hij wenkt, en bliksemschichten Doen de aarde sidd\'rend zwichten; Geschokt tot in het ingewand,

Erkent zij \'s Heeren hand ,

En roept ontsteld : de Heer is God !

3.

Maar om den troon des Heeren straalt Geregtigheid en waarheid ,

Bij Hem is licht en klaarheid, De glans van zijnen troon verblindt ; Een niet is \'t menschenkind.

De Heer is God ! de Heer is God !

-ocr page 267-

( 263 )

4.

Wee hem, die God den Heer veracht, En zijnen naam durft honen , God zal zijn magt hem toonen,

En hem beschamen in zijn waan ;

Gij volken , bidt Hem aan.

De Heer is God! de Heer is God!

5.

Maar heil hem , die Jehova vreest; Gods hand zal hem beschermen , Hem leiden met ontfermen ;

Uit eiken nood, uit elk gevaar

Eedt God hem wonderbaar.

De Heer is God ! de Heer is God !

N. 76.

Gods goedheid.

Wijle: M. nü 30 en N. M. nquot; 4S.

1.

U goede God, U roemt mijn lied, Hoe zwak mijn toon ook zij ;

Want beter Vader leeft er niet,

Niet een zoo goed als Gij.

2.

Gij kleedt met menig groen en kruid Den barren heidegrond;

-ocr page 268-

( 364 )

Gij stort den dauw er over uit, In eiken morgenstond.

3.

Üw\' zon gaat over allen op, En streelt ons met haar gloed:

Gij zendt den vruehtb\'ren regendrop, Die \'t veld verkoelen doet.

4.

Gij zijt voor allen even goed: Elk schepsel dat er leeft,

Vindt op uwe aarde in overvloed Al wat het noodig heeft.

5.

Van U ontvang ik dag aan dag Zoo raeuig zoet genot;

Ik juich, omdat ik roemen maa Uw\' goedheid in mijn lot.

N. 77.

Onsterfelijkheid.

Wijze : M. nquot; 37 en N. M. nquot; 50.

1.

Onder \'t loof gedoken ,

Hangt de doode pop :

-ocr page 269-

( 265 )

Uit haar kluis gebroken,

Stijgt de vlinder op.

2.

\'t Beeld van \'t blij herleven,

Vlinder ! zijt gij mij :

\'k Zal ook opwaarts zweven,

Weer ontwaakt als gij.

3.

Eens leg ik den kluister

Van dit ligchaam af,

En in sclioonen luister Stijg ik uit het graf.

4.

\'k Zweef op en^\'lenvlerken.

Door geen stof geboeid,

Waar in zaal\'ge perken Eeuwig vreugde bloeit.

N. 78.

In den Advent.

Wijze; M. n0 45 en N. M. n0 33.

1.

o Wijsheid, uit God zelf geboren, Die \'t groot al in uw weegschaal wikt,

12

-ocr page 270-

( 266 )

En alles zacht en sterk beschikt. Ach! kom, wij wenschen U te hooren. Ach! kom, en wil ons krachtig leeren Den weg die naar den hemel leidt. En maken onze ziel bereid,

Om zich waarachtig te bekeeren.

2.

o God, die Israëls volk geleidde, Aan Mozes in het vuur verscheen. Uw\' Wet schreef in den harden steen En \'t met uw\' gunsten overspreidde. Ach! wil tot ons ook nederkomen. Verlos door uw\' sterke hand,

En voer ons naar \'t beloofde land , Dat overvloeit van vreugdestroomen.

3.

o Bloem, uit Jesse\'s stam te wachten, Op wien de vorsten zullen zien I Tot wien het heiligdom zal vliên, En zich door U gelukkig achten; o Heilblocm, wil ten laatste ontspruiten. Laat ons beschouwen uwe kleur. Inademen uw\' zoeten geur En werpen \'t slangengif naar buiten.

4.

o Gy, die zult den sehepter voeren , Den sleutel dragen, die ontsluit;

-ocr page 271-

( 267 )

Wiens magt door niemand wordt gestuit Wiens rijk ook niemand kan ontroeren Ach wil, o Magtige! verschijnen, Verbreek de ketenen dergeen. Die door benaauwheid en geween In hun gevangenis nog kwijnen.

N. 79.

Kerstlied.

Wijze; M. nquot; 3S en N. M. o0 40.

1.

Herders! hoe! ontwaakt gy niet? Wat is op dit uur geschied?

Eene stem van Hemellingen Klonk door de ongemeten kringen : Gloria !

Gloria !

o Wat wonder mag deez\' nacht Op den aardbol ziju volbragt!

Want een vrengdespellend\' glans, Straalde van den hemeltrans.

2.

Ach! ik hoorde een eng\'lenstem, Zij riep ons naar Bethlehem: Van een maagd door God verkoren, Ib daar \'t heilig Kind geboren,

-ocr page 272-

( 268 )

Gloria !

Gloria I

o, De Schepper van \'t heelal Ligt daar in een beestenstal;

Laat ons spoeden naar dat Kind, Toonen dat ons hart Het mint.

3.

Wat geschenken neem ik mee?

Denk toch aan geen offervee; Gij moet een goed hart opdragen, Dit kan \'t godd\'lijk Kind behagen. Gloria !

Gloria 1 Ach, welk offer is te groot Voor dat Kind, dut (iod ons bood ! Komt, laat ons te zamen gaan,, Biddend voor zijn wiegje staan!

4.

Welkom, Kindje, wees gegroet, Daar Ge uw liefde ons blijken doet Welkom, dierbaar Kind, in \'t leven! Mogen we U ons harten geven! Godd\'lijk Kind,

Dat ons mint,

Voor ons vloeit uw eerste traan, Neem ons harten gunstig aan;

Voor uw\' krib, o OpperheerI Leggen wij deez\' gitten neêr,

-ocr page 273-

( 269 )

5.

Lieve Moeder van dit Wicht, üat in \'t arrne wiegje ligt,

Boven allen uitgelezen,

Moest gij Jezus Moeder wezen: Zuiv\'re Maagd Moeder-Maagd!

Als ge in lietd\'gevoel verrukt \'t Lieve Kind aan \'t harte drukt, Bied Het dan de harten aan, Die voor u en Jezus slaan!

N. 80.

Kerstlied.

Wijze: M. n0 21 en N. M. n0 34.

1.

De vrengd\'toon stijg\' naar boven

Uit onbeklemde borst. Om \'t blijde feest te loven

Van \'s hemels Oppervorst, Die uit zijn\' gloriezalen,

o Wonder van gena!

Op de aard\' kwam nederdalen; Elk zinge: Alleluja.

-ocr page 274-

{ 270 )

2.

Het feestlied Iaat zich hnoren Van \'t juicliend Christendom ,

Nu Jezus is geboren;

Het klinkt, weergalmt alom.

Zijne onbegrensde liefde

Kiep Hem van \'s hemels troon,

De smart die \'t menschdom griefde, Bragt Hem in de aardsche woon.

3.

Hij komt, en de eng\'lenkoren, Met selütt\'reud licht oms\'raald.

Doen \'t lied des vredes hoeren, Die op onze aarde daalt.

Hij komt, de groote Koning, Bestierder van \'t heelal,

Uit zijne hemelwoning In eenen armen stal.

4..

In de arme krib gelegen, o Dierbaar godd\'lijk Kind!

Verspreidt uwe armoe zegen, in \'t hart dat deugd bemint.

Ontvang de opregte hulde.

Die \'t biddend hart U biedt;

De vreugd die ons vervulde.

Brengt U een dankend lied!

-ocr page 275-

( 271 )

5.

o Liefderijke Moeder

Van \'t Kind, uw liart zoo waard, üw schoot heeft d\' Albehoeder

Geschonken aan deze aard\', Ontvanp: onz\' zegenwensehen,

o Zniv\'re Moeder-Maagd!

Hij is het heil der menschen,

Dien ge in uwe armen draagt.

N. 81.

Aan Maria in de maand Mei.

Wijze: M. n0 13 en N. M. n0 11.

1.

o Gij, die boven de eng\'lenkoren, Verheven zit naast Jezus troon, In eeuw\'gen luister Hera ziet gloren , Dien gij aanbidt, uw eigen Zoon; o Koningin der Hemellingen!

Die \'t eind\'loos heilig loflied hoort, Waar Serafs uwen Naam bezingen. Wees om onz\' zangen niet gestoord.

2.

Helaas! van uit het dal der aarde

Zien wij naar Sions burgt omhoog; Hoe nietig is daar al de waarde,

-ocr page 276-

( 272 )

Wat ook onz\' zwakke menscliheid poog\'I

Wij staam\'len, uwen Naam t^r eere, Met kinderstem eeu sterflijk lied;

o Mogt ons zang den lof vermeêren Van u en Hem die \'t hart doorziet!

3.

Hij , die voor ons al zijnen luister Verliet en daalde in uwen schoot;

Hij, die op \'s werelds ak\'lig duister Zijn redding aan ons menschen bood;

Hij stierf voor ons, die Albehoeder;

Zijn kruis werd ons een zoenaltaar;

Toen gaf zijn mond ons u tot Moeder, Sinds zijn we uw\' kind\'ren allegaar.

4.

Dit doet ons op nw\' liefde hopen, o Teed\'re Moeder van ons all\'!

Gij stelt voor ons uw hart steeds open, Wat leed of ramp ons overvali\'.

Uw\' hulp wordt nimmer afgebeden,

Of gij toont, dat ge uw\' kind\'ren mint;

Gij smeekt voor lien in tegenheden; Uw\' bede is magtig bij uw Kind.

5.

Aan u is in den loop der dagen

De schoonste maand des janrs gewijd ,

Die de aarde bloem en krans doet dragen,

-ocr page 277-

( 273 )

En \'s menschen oog en hart verblijdt;

Uw\' schoonheid in der zaiil\'gen dreven

Verrukt het hart der maagdenrei,

Die uwe deugden volgde in \'t leveu, U eerde in ieder jaargetij.

6.

Gij spreidt den zachten geur der rozen

In \'s Heeren lusthof otn u heen,

Daar, waar geene onschuld heeft te blozen,

En \'t deugdzaam hart heeft uitgestreên; Gij doet den gloed der lelie pralen,

Wier maagd\'lijk wit verheft uw\' glans, Ver-schietend uwe zilv\'ren stralen,

Tot aan des hemels hoogsten trans,

7.

Betrouwend bieden we u onz\' beden,

o Lelieblanke Moeder-Maagd!

Als kiud\'ren tot hun Moeder treden ,

Vreest nimmer \'t hart voor \'t geen het vraagt. Waak over onze lentedagen,

Bewaar iu ons die sehoone deugd,

Die we in zoo brooze vaten dragen; Zij blijve ons sieraad, ouze vreugd!

8.

Wil ons voor eiken strik bewaren ,

Dien helsehe list onze onschuld spreidt,

12*

-ocr page 278-

( 274 )

Behoed ons voor de zielsgevaren,

Waartoe des werelds geest verleidt; Laat ons ons eigen hart mistrouwen,

Wiens neiging tot de zonde helt, Maar op die heil\'ge Harten bonwen , Die Kind en Moeder openstelt.

K

N. 82. Op\'

W

De kinderen van Maria. uwgt;

Wijze; M. n0 50 en N. M. t0 4-9.

Wij allen zijn Maria\'s kind\'ren,

Onder \'t kruis nam zij ons aan;

Zijn wij bij haar, niets kan ons hind\'ren , j) En onze harten zijn voldaan ! £cel

Maria, «j1

Allen zijn we uwe kind\'ren , enz. fjgf

Maria

Lacht ons als moeder aan.

1.

We aanschouwen u , met de armen open, VV De hand omstraald met \'t noodig gratie-licht: Die Wat mag uw kind van n niet hopen? M

God heeft uw\' troon na\'ist zijnen troon gesticht. Waa Wy allen ziju Maria\'s kind\'ren , enz.

-ocr page 279-

( 375 )

2.

Een sterrenkrans blinkt om uw\' schedel, Uw glans verdooft den felsten zonnegloed, Gij trapt de maan, zoo lief, zoo edel; De helsche draak ligt plassend in zijn bloed. Wij allen ziju Maria\'s kind\'ren, eaz.

3.

Komt schrik ons teeder hart bespringen, Op \'t zien van satans list en boos geweld . . .

Wie kau ons uit uwe armen wringen? Uw\' liefde, uw\'magt is tusschen ons gesteld. Wij allen zijn Maria\'s kind\'ren, enz.

4.

De wereld loont haar brooze goed\'ren, Kcemt \'t schijngeluk dat hare minnaars streelt,

Terwijl gij, Moeder aller moed\'ren. Het ware goed aan uwe kind\'ren deelt. Wij allen zijn Maria\'s kind\'ren, euz.

5.

Weg, ver van hier, gij sohandvermaken, Die lach en dans met zucht en tranen paart.

Men kan uw doodend gif niet. naken , Waar Jezus liefde ons ware vreugde gaart. Wij allen zijn Maria\'s kind\'ren, ens;.

-ocr page 280-

( 276 )

6.

Trek steeds tot u ons hart en zinnen, o Koninfdn van \'t zalig hemelhof,

üat wij, naast Jezus, u beminnen, En eeuwig meer verheffen uwen lof.

Wij allen zyn Maria\'s kind\'ren, enz.

N. 83.

Op bet feest der H. Moeder Anna.

Wijze: M. nquot; 50 en N. M. n0 l^-.

o Anna, wij, Maria\'s kind\'ren,

Wij bieden u onz\' hartengroet;

Smeek gij voor ons, niets zal ons bind\'ren, Wat storm om onze hoofden woed\', o Moeder Anna,

Voor Maria\'s kind\'ren,

o Moeder Anna,

Verwerf gij \'t kalm gemoed.

1.

Wat luister glanst om d\'achtb\'ren schedel! Wat zachtheid s\'raalt van \'t minnelijk gelaat!

Hoe fonkelt \'t moi deroog! hoe edel Is zij, die daar bij hare Dochter staat! o Anna, wij, Maria\'s kiud\'ieo, enz.

-ocr page 281-

( 277 )

2.

Wie is dat kind van zegeningen ,

Dat zoo veel liefde nan z.ijne Moeder biedt?

Mijn hart voelt zich tot eerbied dwingen, Wen \'t oog nu Moeder en dan Dochter ziet. o Anna, wij, Maria\'s kind\'ren, enz.

3.

\'k Eiken de spruit der ed\'Ie vad\'ren. Der Koningen, aan Jesse\'s stam beloofd,

In haar zie ik de heilzon nad\'ren , Die allen glans van aardsche praal verdooft, o Anna, wij, Maria\'s kind\'ren, enz.

4.

Door \'s Vaders hart is ze uitverkoren Tot Moeder van den liefdevollen Zoon ,

Die, uil haar kuischen schoot geboren. Voor \'s menschen heil verliet zijn\' hemeltroon, o Anna, wij , Maria\'s kind\'ren , enz.

5.

De heil\'ge Geest biedt haar zijn liefde. Kiest haar tot Bruid, schenkt haar zijn godd\'lijk

[hart;

Zij wordt onz\' Moeder; al wat griefde Verliest door haar den angel van de smart, o Anna, wy, Maria\'s kind\'ren, enz.

-ocr page 282-

( 278 )

6.

Door u , o zaal\'we vrouw , ontvingen Wij dezen kostb\'ren schat, ons hart zoo waard,

Zie , bidden wij , op uwe gunstelingen Genadig neer, bescherm ons op deze aard\', o Anna , wij, Maria\'s kind\'ren, enz.

7.

Maria is uw kind, onz\' Moeder,

Smeek haar, die u als Moeder mint en eert.

Dat ze ons bij God , den Albehoeder , De deugden vraag\', die gij ons hebt geleerd, o Anna, wij, Maria\'s kind\'ren, enz.

8.

Vraag haar een teeder mededoogen Met hen, wier hart een prangend leed beknelt;

Vraag haar, dat wij die liefd\' beoogen, Waardoor ons hart met \'t hare zamensmelt. o Anna , wij, Maria\'s kind\'ren , enz.

9.

Verkijg, dat we u en haar behagen , U beiden volgen in onwrikb\'re deugd ,

En Jezus ons op \'t eind der dagen Laat deelen in uwe ongestoorde vreugd, o Anna, wij, Maria\'s kind\'ren, enz.

-ocr page 283-

( 279 )

N. 84.

Kerstlied.

Wijze: M. n0 40 en N. M. n0 42.

Koor.

Welkom , lief Kind , dat Maria ons baarde ! Komt, stervelingen, staat biddende stil:

Glorie aan God in den hooge ! op aarde Vrede aan de raenschen van deugdzamen wil!

1.

\'k Haak, al heb ik dons noch doeken, U in \'t stalken te bezoeken ,

Kindje met nw lief gczigt,

Dat daar in een kribje ligt.

God ! mijn hart begint te branden : \'t Keikt zoo lieflijk mij zijn handen . \'t Kindje met zijn lief gezigt,

Da daar in een kribje ligt.

Welkom , lief Kind , euz.

2.

Mogt ik eens wat nader treden ,

Raken aan die teed\'re leden !

Kindje, waarom lacht Gij zoo In u« e arme wieg op stroo ?

Kom, lief Wichljen , in mijne armen ; \'k Zal U aan mijn hart verwarmen.

-ocr page 284-

( 280 )

Kindje , waarom lacht Gij zoo

In mve arme wies; op strooP Welkom , lief Kind , enz.

3.

Maar ziet eens dat borstje jagen , Hoort die zuchtjes troosting vragen ! Ach ! aan mijn geprangd gemoed Doen zijn\' zuchtjes zoo een goed ! Kindje, ziet Gij dan de smarten Id het binnenste mijns harten ? Ach , aan mijn geprangd gemoed Doen zijn zuchtjes zoo een goed ! Welkom , lief Kind\', enz.

4.

Kindje , kunt Gij hen die lijden En die zuchten , zoo verblijden ?

Voel mijn hart, hoe \'t ligter wordt, Kindje , daar Gij tranen stort I Laat die rollen op mijn wangen, Die daar aan uwe oogjes hangen 1 Voel mijn hart, hoe \'t ligter wordt. Kindje , daar (iij tranen stort! Welkom , lief Kind, euz.

5.

\'k Ga die lieve Moeder vragen , Kindje , die U heeft gedragen , Of \'k mag blijven tot deu dood

-ocr page 285-

( 881 )

Aan uw\' zijde op haren schoot.

Wees ! o Jezus , Gij mijn Broeder , En die lieve Maagd mijn\' Moeder! Aan nvv zijde op haren schoot Wil ik blijven tot den dood.

Welkom , lief Kind , euz.

N. 85.

Ter eere van den H. Vincentius.

Wijze: M. n0 46 en N. M. n0 13.

1.

Welk een schoone dagr van zegen

Kijst aan \'s hemels held\'ren trans , Lacht \'t gevoelig harte tegen ,

Vragend zang en zegekrans!

2.

\'t Is het feest van Jezus liefde ,

Die in vollen luister glom ,

\'t Leed verzachtend waar het griefde , Zegen bragt\' aan \'t scheps\'lendom.

3.

\'t Is het feest van Godcs eng\'len , Die, den zaal\'gen held ter eer, Hem de lauwerkransen streng\'len Voor den troon van d\' Opperheer.

-ocr page 286-

( 882 )

\'t Is Vincentins , de vader

Van liet hulpelooze kind ,

Die door God en tnensch te gader Als een engel wordt bemind.

5.

Hij , die Jezus liefdedaden

Aan het lijdend mensehdom bood , En door weldoen al zijn paden Teekende tot aan den dood.

6.

Hij , die alle tegenheden

Door zijn liefd\'rijk hart verwon, Door Gods goedheid op zijn seh-eden Springen zag een zegenbron.

7.

Hij vraagt onze dankb\'re klanken,

Hij , wiens geest op aard\' nog leeft Hem zat \'t christenhart steeds danken Voor het goed , dat hy ons geeft.

-ocr page 287-

( 283 )

N. 86.

Lofzang1; o Gloriosa Virginum.

Wijze: M. uquot; 47 en N. M. n0 72.

].

o Luistervolle , knische Maa^d ,

Wier hoofd een kroon van starren draagt,

Die Sions burgt verlichten :

Hij is \'t die u geschapen heeft,

Dien ge aan uw\' borst het leven geeft, Voor Wien \'t heelal moet zwichten.

2.

Wat Eva\'s schuld haar kroost ontnam, Herstelt gij ons door \'t vlek\'loos Lam,

Door Je/.us dien gij baarde ,

Die ons den toegang tot het maal Ontsloot van \'s hemels bruiloftzaal, En ons van druk bewaarde.

3.

o Gulden poort, verheven troon , o Hemelhof, waarin de Zoon

Des grooten Konings woonde ! De wereld werd, o Maagd! verheugd, Als \'t Leven zich , tot heil en vreugd , Door u aan ons vertoonde.

-ocr page 288-

( 284 )

1.

Gezegend zijt Gij , pjodd\'lijk Kroost! Die U een Maagd tot Moeder koost,

Die ons gebed wilt hooren ; Van eeuwen is U lof geweest, Met Vader en den heil\'gen Geest In t rijk der uitverkoren. Amen.

N. 87.

o Gloriosa Virginum.

Wijze: N. M. n0 47.

1.

o Gloriosa Vlrginum ,

Sublimis inter sidera,

Qui te creavit, parvulum Lactente nutris ubere.

2.

Quod Heva tristis abstulit, Tu reddis almo germine; Intrent ut nstra flebiles,

Coeli recludis cardiues.

3.

Tu Eegis alti janua Et aula lucis fulgida;

-ocr page 289-

( 285 )

Vitam da!am per Virginem, Gentes redemptae, plaudite.

4.

Jesu, Tibi sit gloria,

Qui natus es de Virgine, Cum Patre, et almo Spiritu. In sempiterna saecula. Amen.

N. 88.

Lied van den H. Casimirus.

Wijie: M. n0 5 en N. M. nquot; 3.

1.

o Gij, die troont Waar Jezus woont, Zie gunstig op ons neder ; Ons zondig hart Verkwijnt van smart;

Toon u ons Moeder teeder.

2.

Verhoor ons been,

Slil het geween Van die uw zegen vragen. Ten allen lijd Zal \'t hart verblijd U dankend hulde dragen.

-ocr page 290-

( 286 )

3.

Weer van ons af Der zonden straf,

Van \'t onboetvaardig sterven. Neen, neen, het kind Door u bemind Zal nooit genade derven.

4.

Klimm\' kindertoon Tot voor den troon. Waarop gij zijt verheven, Dan volgen wij, Uw kind\'ren rei,

In Sions zaal\'ge dreven.

5.

Schenk ons nu deugd, Hierna de vreugd Van met de Demellingen, Vereend van geest Op \'t eeuwig feest Maria\'s naam te zingen.

-ocr page 291-

( 287 )

N. 89.

Opdragt van het hart aan Maria.

Wijze; M. nquot; 52 en N. M. nquot; 5i.

1.

Nad\'ren wij nu Jezus Moeder,

Zingen wy thans haar ter eer, Leggen wij te zaatn onz\' harten Hier blymoedig voor haar neer.

2.

o Maria, zie, wij nad\'ren

Vol betrouwen tot uw troon;

Smeek voor otis bij d\' eeuw\'gen Vader En bij Jezus uwen Zoon,

3,

Maria zij door ons

In eeuwigheid geprezen;

Want zij, die reiue Maagd, Die satans magt verwon, Is schooner dan de maan.

Meer flikk\'reud dan de sterren; Ja, door haar sehitt\'rend licht Verduistert zelfs de zon.

4.

Lieve. Moeder, wees geprezen

Voor uw goedheid, voor uw magtj

-ocr page 292-

( 288 )

Blijf ons allen steeds beschermen,

Help ons eiken dag en nacht.

5.

Laat ons steeds uw goedheid roemen.

Geef ons ijver voor uwe eer;

Maak dat wij ook hier vervullen \'t Heilig inzigt van den Heer.

6.

o Laat ons hieT toch ook

Haar heilig Hart vereeren ; Dal Hart, waar iedereen

En hulp en bijstand vindt. Vereeiien wij ons dan

Door werken en gebeden,

Opdat haar heilig Hart Door ieder wordt bemind.

7.

Wij bevelen vol betrouwen

Ons in uw beminn\'lijk Hart;

Laat ons daar een schuilplaats vinden In gevaar, in vreugd en smart.

8.

Rnk ons hart geheel van de aarde,

Maak het gausch aan u gelijk. En voer ons met de eng\'lenkoren Na den dood in \'t hemelryk.

-ocr page 293-

( 289 )

N. 90.

Maria is onze hoop.

Wijze; M. n0 53 en N. M. n0 65.

1.

o Maria, wees geprezen !

Hoor mij, die uw kind wil wezen,

Wees geëerd in eeuwigheid ! Ja, hoor naar mijn kinderzangen. En wil \'t lied in gunst ontvangen Dat aan u is toegewijd.

2.

Maak, dat ik in deugden winne En u altijd meer beminne,

Die zoo liefd\'rijk mij behoedt;

Geef mij lust en vlijt bij \'t werken, Wil in \'t goede mij versterken,

Geef mij in het strijden moed.

3.

Laat mij steeds uw goedheid prijzen, U mijn liefde en dank bewijzen,

Voor het goede, aan mij gedaan. Eeuwig wil ik u behooren,

Want een kind gaat nooit verloren, Dat door u wordt bijgestaan !

13

-ocr page 294-

( 290 )

N. 91.

Loflied aan Jezus Christus.

Wijze: M. n0 49 en N. M. u0 44.

1.

Als \'t eerste duister breekt, Ontwaakt mijn hart, en spreekt Geloofd zij Jezus Christus.

Bij al wat ik begin,

Roep ik met hart en zin: quot;Geloofd zij Jezus Christus.

2.

En wat mijn werk ook zij, Ik zeg er vrolijk bij:

Geloofd zij Jezus Christus.

Zingt, menschenkind\'ren, luid, Zingt jubelend het uit;

Geloofd zij Jezus Christus.

3.

Heel \'t aardrijk in het rond Weerklinke te eiken stond; Geloofd zij Jezus Christus.

Als \'t licht ten einde spoedt, Zij dit de laatste groet:

Geloofd zij Jezus Christus,

-ocr page 295-

( 291 )

4.

In nood en bitt\'re smart, Roep ik met mond en hart: Geloofd zij Jezus Christus.

Zingt, hemel, aarde en zee, Zingt, al wat ademt, mee: Geloofd zij Jezus Christus.

5.

Als treurigheid mij plaagt, Dan roep ik onversaagd: Geloofd zij Jezus Christus.

Bij \'s levens zielsverdriet \' Vind ik mijn troost in \'t lied: Geloofd zij Jezus Christus.

6.

Ja, nog mijn ziele spreekt. Als reeds mij \'t harte breekt; Geloofd zij Jezus Christus. Weerklinke wijd en luid Voor Hem, eeuw in eeuw uit Geloofd zij Jezus Christus.

-ocr page 296-

( 292 )

N. 92.

Aan mijne onbevlekte Moeder.

Wijze: M. n0 4«8 en N. M. n0 37.

1.

Wij prijzen vol vreugde de zuiverste Maagd, Wij prijzen ze in vrolijke zangen;

Haar schoonheid heeft eeuwig has.r Schepper

[behaagd, Zij werd zouder zonde ontvangen.

o Reinste der maagden, u prijze mijn lied,

Versmaad, ach versmaad mijne zangen toch niet.

2.

Van \'t hoogste des hemels zag God op u neêr. Zijn oog sloeg u liefderijk gade;

Reeds vóór uw geboorte werdt gij door den Heer Vervuld met de grootste genade;

Gij bleeft steeds van iedere zonde bevrijd,

En eeuwig uw\' Heer en uw\' Schepper gewijd.

3.

Gelijk onder doornen de lelie bekoort, Zoo zijt gij het sieraad der vrouwen;

Ach, mogt ik, o Moeder van \'t eeuwige Woord , Toch al uwe schoonheid aanschouwen !

o Vlekk\'looze Moeder, wat zijt gij toch schoon!

Gij deelt in de schoonheid van Jexus , uw\' Zoon.

-ocr page 297-

( 293 )

4.

Nu leeft gij daarboven in eincTlooze vreugd,

Waar de eng\'len u juichend omringen; De bemel wordt thans door uw schoonheid ver-Die Cherubs en Serafs bezingen, [heugd, o Luister des hemels! gij glinstert van licht, God zelf heeft uw troon naast den zijnen gesticht.

5.

o Maagd\'lijke Moeder, o vlekk\'looze Maagd,

Tot boven de sterren verheven.

Bekom ons die deugd , welke \'t meest u behaagt,

En leid ons tot \'t eeuwige leven:

Daar zingen wij eeuwig rondom uwen troon : o Reinste der maagden , wat zijt gij toch schoon !

N. 93.

Tot lafenis der geloovige zielen.

Wijze: M. u0 54 en N. M. n0 87.

1.

Heil\'ge Vader! uwe kind\'ren

Zuchten thans in \'t vagevuur; Wil hun smarten toch vermind\'ren,

Schenk vergeving in dit uur. Ach! ontferm U; wees genadig;

Redding, Heer! maar niet te laat; Zij verzuchten ook gestadig: Ach! verzacht ons lijdensstaat.

-ocr page 298-

( 294 )

2.

Goede Vader, wij verlangen

En wij smeeken onvermoeid, Om deez\' eene gunst te ontvangen;

Breek den kluister, die hen boeit. Wij, wij willen hen bevrijden;

Om het bloed van uwen Zoon, Om zijn dood en biiter lijden,

Vader! voer hen naar uw troon.

3.

\'t Zjjn uw dienaars, \'t zijn uw kind\'ien

Die Gij, goede God! kastijdt; Wat toch kan hun smart vemind\'ren ?

Onze harten zijn bereid!

Zie op Jezus nogmaals neder;

O! die naam is U zoo zoet; \'t Klinkt ook voor uw hart zoo teeder Jezus wonden , Jezus bloed.

4.

o Maria, hoor onz\' zangen,

Hoor ons smeeken gunstig aan. Gij vervult steeds ons verlangen : Doe wat ge altijd hebt gedaan, \'t Zijn uw kind\'ren die u smeeken

Voor uw\' kind\'ren, heil\'ge Maagd; Wil hun boeijen toch verbreken,

Schenk hun, wat ons hart u vraagt.

-ocr page 299-

( 295 )

5.

Gij, Maria! zijt vermogend

Bij uw\' Jezus, onzen Heer;

Jezus! zie ook mededoogend Op die arme zielen neer.

Heil\'ge Vader, schenk haar vrede,

Schenk haar Jezus, schenk haar U; Dit zij onze laatste bede ,

Ach! verhoor, verhoor ons nu.

N. 94.

Feest van den zoeten naam Jezus.

Wijze; M. n° 55 en N. M. n» 88.

1.

Hoe zoet, hoe streelend is uw naam

o Jezus, voor mijn\' ooren:

Geen zang is mij zoo aangenaam.

Kan mij zoo zeer bekoren.

\'k Zeg: Jezus, en mijn hart herleeft.

Ach mogt aan mijne lippen Zoo\'n zoet geluid als Jezus geeft, Ten allen tijd ontglippen.

2.

Uw naam schenkt vreugde aan mijn gemoed

Wanneer \'k hem zie geschreven. In Jezus zie ik alle goed,

-ocr page 300-

( 296 )

In Jezus zie ik \'t leven.

Wees eeuwig in mijn hart geprent,

Wees eeuwig in mijne oogen;

Uw schoonheid is aan mij bekend, Zij heeft mijn hart bewogen.

3.

o Zoete naam! mijn hoop en troost, Mijn sterkte in al mijn strijden;

Mijn hart, hoe diepe zuchten \'t loost, Kunt gij in eens verblijden.

Geen wereld schaadt mij als ik wil; \'k Behoef dan slechts te spreken:

„Geloofd zij Jezus:quot; en \'t is stil, \'t Gevaar is reeds geweken.

4.

Wanneer de duivel mij bestrijdt,

\'k Heb niets van hem te duchten;

\'k Eoep: „Jezus,quot; \'k ben in veiligheid, De vfland moet gaan vlugten.

Als duivel, wereld, vleesch te zaam, Mijn zuiver hart belagen,

Dan roep ik: „Jezus, zoeten naamquot; En \'t leger is verslagen.

5.

In tegenspoed, in druk en smart \'k Zal Jezus blijven noemen;

Wat stormen woeden om mijn hart.

-ocr page 301-

( 297 )

\'k Wil Jezus altijri roemen.

De laatste zucht die \'t harte doet,

Ik hoop het, zal uog wezen;

„o Zoete Jezns! wees gegroet,

„ o Jezus ! wees geprezen.quot;

N. 95.

Verrijzenis des Zaligmakers.

Wijle ; M, n0 55 en N. M. n0 89.

1.

Erken uw\' God , o christetischaar!

Die menseh heeft willen wezen ; \'k Verkondig u de blijde maar,

Dat Jezus is verrezen.

Aanbid hier de almagt van den Heer

En zing met blijde klanken ;

Alleluja, aan God zij eer!

Hem willen wij bedanken.

C

2.

Kom, zie; in \'t graf is Hij niet meer;

Hij heeft den dood doen zwichten Tot kenmerk van zijn heil\'ge leer

En kerk, die Hij kwam stichten.

Erken zijn goddelijk gebod ,

En wandel in zijn wegen;

Alleluja, schenk eer aan God!

Hij schenkt ons zijnen zegen. 13*

-ocr page 302-

( 298 )

3.

Bij de eerste scheem\'ring legt Hij af De windsels en de doeken ,

En gaat, verrezen uit zijn graf, De Apost\'len-schaar bezoeken.

Ziedaar de hoop op \'t vaderland, De hoop op \'t eeuwig leven,

De onsterflijkheid als onderpand Door Jezus ons gegeven.

4.

Erken, bemin uw\' God en Heer, Volbreng hier zijn bevelen;

Dan zult gij, volgens zijne leer,

Eens in zijn\' glorie deelen.

Wij sterven slechts voor korten tijd Om eenmaal te verrijzen;

Verrijzen voor alle eeuwigheid Om Jezus daar te prijzen.

5.

Geloofd zij Jezus, Godes Zoon, Die ons thans komt verblijden !

We ontvangen eens een eeuwig loon Voor korten tijd te strijden.

Dan zullen wij alle eeuwen door In Sions vreugdezalen,

\'t Alleluja met \'t eng\'lenkoor Ter eer van God herhalen.

-ocr page 303-

( 299 )

N. 96.

Jeaus\' Hart, ons heil.

Wijze : Nquot; 3.

Wie kan uw Hait aanschouwen Zoo godlijk, mild en teer,

En roemt niet vol vertrouwen De liefde van zijn Heer?

Als de uitgestorte regen Stfoomt ons uw liefde tegen.

o Jesus, o Jesus, Jesus zegen mij.

Bij d\'aanblik van de zonde In eigen hart ontsteld.

Spoed ik naar de open Wonde Waar \'t godlijk heilbad welt.

Daar in uw purperplassen Zal ik mijn vlekken wasschen. o Jesus, o Jesus, Jesus reinig mij.

Als de afgejaagde hinde Versmacht mijn ziel van dorst;

Geef, dat ik laafnis vinde Aan uw doorstoken borst;

Laat me aan uw boezem zinken En liefde uit liefde drinken.

0 Jesus, o Jesus, Jesus\' laaf Gij mij.

-ocr page 304-

( 800 )

Bedreigd van alle zijden,

Door satans heir benard,

Zoek ik bij \'t\'moeizaam strijden

Een rustplaats voor mijn hart,

Och dat ik vlugten konde

In Jesus boezemwonde!

o Jesus , o Jesus, Jesus veilig mij.

In Jesus Harte wonen Is \'t hoogst begeerlijk lot;

Mij zij de troon der tronen,

De liefde van mijn God!

Daar, van uw glans omblonken. Van uw vreugde dronken,

o Jesus, o Jesus, Jesus zalig mij.

N. 97.

Ter eere van bet H. Hart van Jesus.

Wijïe: n0 1.

1.

Voor Jesus harte zinge Mijn ziel in mingeneugt;

Door alle wolken dringe De luide toon der vreugd.

Refrein: Geëerd ten allen tijde Zij Jesus heilig hart;

Dat aller hart zich wijde Aan \'t hart vol liefde en smart.

-ocr page 305-

( 301 )

o Hart, voor mij gebroken Uit louter liefdepijn,

Om mijne schuld doorstoken, Mocht Gij mijn\' Redder zijn. Refrein: Geëerd enz.

3.

Uit breede hartkwetsure Spiong water, heilig bloed. Hoe rijk stroomt sinds dien ure Ons uw genadevloed!

Refrein: Geëerd enz.

4.

Heer Jesus, eene bede Slechts eene, gun ze mij;

Ruim mij een zoete stede In uw doorboorde zij.

Refrein: Geëerd enz.

5.

Dan word ik naar de trekken, Die \'k in uw beeld bemin, Zachtmoedig, rein van vlekken En nederig van zin.

Refrein; Geëerd enz.

-ocr page 306-

( 302 )

6.

Verschuilend in uw wonde Vind ik mijn zielerust, In zoete en bittre stonde Veracht ik \'s werelds lust. Refrein: Geëerd enz.

7.

En als mij de oogen breken Zich sluitend voor den schijn, Wil ik nog stervend spreken Heer Jesus, eeuwig mijn. Refrein: Geëerd enz.

N. 98.

Lofzang1 voor bet H. Sacrament.

Klink nu, klink nu heilig lied. Jesus, wien ons harte ziet Door den schijn van korenaren,

Doet ons voor zijn troon vergaren : Jesus leef!

Jesus leef!

Jesus eeuwige eer en roem In de schauw van tarwebloem !

Jesus, Vaders liefste Zoon Hier, als op den Hemeltroon.

-ocr page 307-

( 308 )

Op nu, op nu Christenschaar! Jesus\'wenkt ons van \'t altaar; Als we biddend nederknielen, Stroomt zijn zegen in de zielen. Jesus leef!

Jesus leef!

Jesus, die ons balsem brengt; Jesus, die ons krachten schenkt Jesus, die den liefdegloed In de harten vlammen doet.

o, Wie Hem niet minnen zou ? Wie blijft Jesus niet getrouw ? Wie zou niet met zielsverblijden Zich geheel aan Jesus wijden? Jesus leef!

Jesus leef!

Jesus in het Sacrament Is de blanke wondertent,

Jesus! die ons met zijn Bloed, Met zijn eigen Lichaam voedt.

God, wat is uw liefde groot! Jesus kiest voor ons den dood; Jesus keert terug in 1t leven Om zich weer aan ons te geven Jesus leef I Jesus leef!

Jesus onze dierste schat,

Jjevend Brood van \'t outervat,

-ocr page 308-

( 304 )

Jestis, ik verlang naar U !

Jesns, Jesus hoor mij nu.

Kuk mijn hart van \'t aardsche kaf. Ruk mij van mij zelvcn af;

Wil mij zóó aan U verbinden , D«t, ik Jesus slechts kan vinden.

Jesus leef 1 Jesus leef!

Eenmaal zult Gij zonder schijn , Jesus, mij gegeven zijn.

Wanneer komt de blijde dag, Dat ik U, mijn Jesus, mag?

N. 99.

Gaat tot Joseph.

Wijze: Wees gegroet op kinderioon.

„Gaat tot Josephquot;, o hoe zoet Klinkt die toon in onze zielen !

Laat ons met een blij gemoed Voor zijn zetel nederknielen Hem zij dit ons lied gewij

Die ons steeds als Vader

U, wien Christus\' Kerk vereert Als haar Leidsman en Behoeder,

-ocr page 309-

( 305 )

Die haar als Patroon regeert, Smeeken wij voor onze Moeder En haar waardig Opperhoofd, 1 Van zijn wettig recht beroofd. J

Schenk ons in der tijden druk, Uie uw kind\'ren thans beleven,

Waren vrede eu waar geluk, Voedstervader, hoog verheven!

Sla uw blikken, zacht en teer, \\ ^ Op uw droeve kind\'ren neêr! I

Wend des Heeren gramschap ui\'; Houd zijn wrekende armen tegen;

Zend genade in plaats van straf; Bid uw Jesus om zijn zegen ;

Gij, Patroon van Nederland, 1 ^ Bid ook voor ons Vaderland. )

Bruidegom der Moedermaagd ,

Hoed de jeugd op al haar wegen,

Waar haar satans list belaagt,

Blik haar uit den Hemel tegen;

Stort haar ziele, stort haar zin 1 ^ Liefde voor de kuischheid in. J

Schenk aan \'t oog der oud\'ren licht. Om hun kind\'ren zóó te leiden

In \'t betrachten van hun plicht, Dat zij zich een plaats bereiden,

-ocr page 310-

( 805 )

Waar gij met uw Jesus woont, 1 ^ En u hun Beschermer toont. J

Gaat tot Joseph! klink\' het voort; Gaat tot Joseph ! Christenscharen ,

Gaat tot Joseph ! op dat woord Wijken rampen en gevaren!

Gaat tot hem! door hem geleid 1 ^ Gaan wij tot de onsterfelijkheid, ƒ

N. 100.

De H. Familie Jesus, Maria, Joseph.

1.

Solo. U, Joseph, wijd ik mijnen zang, Maria zing ik levenslang,

U dierb\'re Jesus is \'t nog meer,

Wien ik met mijnen zang vereer.

Koor. o Heilig huisgezin ,

Daar eer ik Joseph in,

Ik eer Maria, Moedermaagd,

Met heur god\'iijk Kind,

Dat ons teeder mint,

En niets van ons dan liet\'de vraagt.

2.

Soto. Was ooit een huisgezin zoo groot, En te gelijk in dieper nood,

-ocr page 311-

( 807 )

Dan \'t allerheiligst huisgezin ? Dit boezemt troost bij \'t lijden in. Koor. o Heilig , enz.

3.

Solo. Was ooit een huisgezin op aard

Zoo heilig, zoo onze achting waard? Het hoofd gebogen in het stof,

Zing ik dit heilig Drietal lof.

Koor. o Heilig, enz.

4.

Solo. Was ooit op aard een huisgezin

Zoo mild, zoo rijk aan menschenmhi ? Ik werp daarom voor U, o Heer, Mij zelf als dankbaar offer neer.

Koor. o Heilig, enz.

N. 101.

Maria leve!

Maria leev\' I wat glans en luister meng\'len Zich in dit hart van alle vlekken vrij I

Maria leev\'! de Koningin der eng\'len, De Moedermaagd aan \'t hoofd der maagdenrij. Maria leve Met God haar Kind!

Leve Maria,

Die ons als Moeder mint!

-ocr page 312-

( 308 )

Maria leev\'! komt laat ons voor haar knielen, Ze is dochter Gods, Gods Moeder en Gods Bruid.

Maria lecv\'! zij \'t heilverbond der zielen — Door hare hand stort God zijn gunsten uit. Maria leve, enz.

Maria leev\'! zou ik haar ooit verlaten? Neen, liever zonk ik dan in \'t duister graf.

Ach, zonder haar wat zou mij \'t leven baten? Neen, God, breek eer den draad mijns levens af. Maria leve, enz.

Maria leev\'! laat me in haar liefde leven, Met haar vereend vrees ik noch dood noch pijn.

De laatste zucht, die op mijn lip zal zweven, Zal liefdezucht voor u, Maria, zijn.

Maria leve, enz.

N. 102.

H. Jozef, patroon der H. Kerk.

1.

Heü\'ge Jozef! gij, Behoeder

Van den Christus, Godes Zoon; Wij, o Vader! treden nader;

Komen tot uw glorietroon.

Machtig moet uw voorspraak wezen, Hoofd van \'t heilig Huisgezin ;

-ocr page 313-

( 309 )

Gij , die Jesus en Maria

Hebt verzorgd met zniv\'re min.

2.

Zoo verheven in uw leven Om uw deugd en heiligheid;

Zoo verheven na dit leven In het rijk der zaligheid.

Daarom heeft ons aller Herder Voor des Heeren Kerk op aard*

Tot Patroon u uitgekozen,

Die het Kindjen hebt bewaard.

3.

Want het lijden dezer tijden

Dreigt ons met zoo feilen nood ;

Hooger stijgend, nimmer zwijgend Dreigen de oproerskreten ; dood !

Maar onwrikbaar en gelaten Staat de Stedehouder pal,

Wij, zijn kinderen, zien \'t vol hope; Onze Paus kent vrees noch val.

i.

Wie is machtig, wie is krachtig. Als de Zorger van Gods Zoon ?

Als de Hoeder zijner Moeder;

Thans gezeten op den troon ?

Onze Paus noemt hem zijn Strijder; \'s Pausen woord is Gods orgaan!

-ocr page 314-

( 310 )

Daarom zuchten wij tot Jozef,

Zien wij hem vertrouwvol aan.

5.

Neem o Vader! dan te gader,

Kerk en Paus en kindren aan;

Wil in lijden, in ons strijden,

Aan het hoofd des legers staan. Dan zal spoedig weer verrijzen \'t Glorielicht, de gloriedag !

En de Kerk zal zegevieren,

Als geen vroeger leeftijd zag.

N. 103.

Loflied ter eere van den H. Jozef.

1.

Dat Jozef leev\'! die naam doet liefde ontvonken , Dat Jozef leev\'! die naam vervoert het hart r Dat Jozef leev\'! \'k voel mij van liefde als dronken. Dat Jozef leev\'! die naam verjaagt de smart, Dat Jozef leev\'! Dat Jozef leev\'!

2.

Dat Jozef leev\'! zoo zingen de eng\'lenscharen r Dat Jozef leev\'! zoo zingt de sterveling, Dat Jozef leev\'! geknield aan zijne altaren , Dat Jozef lee*\'! zoo dikwijls als ik zing, Dat Jozef leev\'! (dis.)

-ocr page 315-

( 311 )

3.

Dat Jozef leev\'! naam die de kind\'ren minnen, Dat Jozef leev\'! die naam geeft steun en klem. Dat Jozef leev\'! die naam helpt ons verwinnen, Dat Jozef leev\'! ik leef en sterf voor hem. Dat Jozef leev\'! {bis.)

4.

Dat Jozef leev\'! als droefheid mij komt plagen, Dat Jozef leev\'! als \'t gaat naar wil en schik. Dat Jozef leev\'! bij nachten en bij dagen, Dat Jozef leev\'! tot aan mijn laatsten snik. Dat Jozef leev\'! {bis.)

5.

Geniet dan eens in \'t rijk der zaligheden, Mijn ziel het hoogste eeuwig zalig goed, Dan is \'t uw naam, o Jozef, \'t zijn uw beden , Waaraan ik deels mijn heil dan danken moet. Dat Jozef leev\'! {bis.)

N. 104.

Joseph leve!

1\'

Leev\' Joseph, voedstervader Van Jesus, onzen Heer, Wij treden biddend nader En knielen voor u neer.

-ocr page 316-

( 312 )

Gij draagt op vaderarmen

Het Godd\'lijk Jesuskind. Wil onzer u erbarmen, 1 „. ^ o Dierbre zielenvrind ! ƒ 11

2.

Rigt, Joseph, onze dagen En schik ons verder lot Naar Jesns welbehagen.

En Godes heilgebod.

Wil door uw\' zorg ons geven,

o Zeek\'re toeverlaat,

Dat we onzen roep beleven \\ En heil\'gen onzen staat. J ^ IS\'\'

3.

Wij smeeken u te gader,

Patroon van Nederland,

Blijf, Joseph, ons tot vader, Bewaak \'t u dieibaar pand.

Blijf altoos ons behoeder ,

En toevlngt in den nood, Met Jesus en zijn Moeder, 1 .. Van nu tot in den dood. J

-ocr page 317-

( 313 )

N. 105.

Boetezang\'.

God mijn Heer! God mijn Heer! Needrig kniel ik voor Ü neer Om uw naam te prijzen Voor de gunstbewijzen Mij zoo ruimschoots toegedeelil.

Dank en lof! Dank en lof!

Heer, Gij hebt mij handvol stof Tot uw kind verkoren, \'t Kindschap ging verloren, Met ult;v bloed kocht Gij \'t mij weer.

Ach mij dwaas! Ach mij dwaas! \'t Loon dier weldaan was, helaas! Ondank, gruwb\'re zonden, \'n Leven ongebonden In de lusten van het kwaad.

Heil\'ge Geest! Heil\'ge Geest!

Dolend schaap ben ik geweest.

Wil me uw lichtstraal schenken. Rouwvol doen bedenken Boosheid, grootheid van mijn schuld.

Onderzoek van geweten.

14

-ocr page 318-

( 314 )

God omhoog! God omhoog!

Waar verberg \'k mij voor uw oogr \'k Ben melaatsch van zonden, Walg\'lijk zijn de wonden, Die \'k mijn ziel heb toegebracht.

Heer mijn God! Heer mijn God! \'k Heb met uw liefde wreed gespot En met boos geweten \'t Hart vaneengereten,

Dat mij toch nog tot zich riep.

Jesus-zoet! Jesus-zoet!

Ik vertrad uw dierbaar bloed, Ach wil \'t mij vergeven, \'k Zweer U heel mi;n leven Trouw te blijven in uw dienst.

Eeuwig haat 1 Eeuwig hast!

Satan, wereld, alle kwaad.

\'k Wil gevaren mijden,

Moedig wil ik strijden Heer, tot aan mijn jongsten snik.

Moedermaagd! Moedermaagd! Die zoo gaarne zwakken schraagt, Wenk mij bij gevaren,

Doe mij gaaf bewf.ren Kracht en moed ten einde toe.

-ocr page 319-

LITAJNIE

TOT DEN

HEILIGEN JOSEPH.

Heer, ontferm U onzer.

Jesus Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Jesus Christus, hoor ons.

Jesus Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.

God, heilige Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid , een God , ontferm U onzer. H. Maria , bruid van den H. Joseph , bid

voor ons.

H. Joseph, zoon van David,

eer der bruidegoms,

versierd met den titel van vader van c-Jesus Christus, ^

g- voedstervader van het Kindje Jesus, g o vereerd met de tegenwoordigheid van ° het menschgeworden Woord , o

bruidegom van eene Moeder-Maagd, ? geleider van de heilige Familie ,

navolger van Jesus en Maria,

li*

-ocr page 320-

( 316

H. Joseph, begunstigd met de gaven van heiligen Geest, bid voor ons.

navolger van de zuiverheid der Engelen , voorbeeld van ootmoedigheid en geduld, volmaakt beeld van het geestelijk leven, verkoren uitwerker van den wil des

Allerhoogsten,

die den Zoon van den eeuwigen God

in uwe armen droegt,

die de beschermer waart van de zuiverste der Maagden,

die deel naamt in de ballingschap van Jesus in Egypte ,

■a die de vreugd hadt, van Jesus in den 5= tempel weder te vinden ,

h? aan wien de Koning der heerlijkheid, l_; de Koning des hemels wilde onderdanig zijn ,

die toegelaten werdt om de verborgenheid der goddelijke raadsbesluiten te beschouwen,

die het geluk hadt van uwen geest in de armen van Jesus en Maria te geven,

die ons van den Allerhoogste de voortreffelijkste genaden verwerft, machtige steun der Kerk van Jesus Christus,

beschermer van hen, die u met betrouwen aanroepen,

-ocr page 321-

( 317 )

H. Joseph, onze beschermer in het leven en onze verdediger in den dood, bid voor ons. H. Joseph, Patroon van Nederland, bid voor ons.

Lam Gods * dat wegneemt de zonden der

wereld, apaar ons. Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

wereld, verhoor ons, Heer.

Lam Gods , dat wegneemt de zonden der

wereld, ontferm U onzer.

Jesus Christus, hoor ons.

Jesus Christus, verhoor ons.

y. Bid voor ous, o heilige Joseph,

Ijt. Opdat wij der beloften van Jesus Christus waardig worden.

GEBED.

Gewaardig U, Heer! ons in de verdiensten van den gelukzaligen Bruidegom uwer allerheiligste Moeder de hulp te doen vinden, welke onze noodwendigheid vereischt ; opdat wij , door zijne machtige voorspraak, de genaden verwerven, welke wij door ons zeiven niet kunnen verkrijgen. Wij bidden U hierom, o God I die leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

. Has Litanias approbamus pro privata ot estraliturgica rccitatione.

f A. GODSCHALK, Ep. Busc.

-ocr page 322-

LITAIVIE

VAN HET

HEILIG HART VAN JESUS.

Heer, ontferm U onzer.

Christus , ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Cbristns, verhoor ons.

God, hemelscbe Vader, ontferm U onzer. God Zoon , Verlosser der wereld, God, heilige Geest,

Heilige Drievuldigheid, één God ,

Hart van Jesus, Zoon van den eeuwigen Vader ,

Hart van Jesus, Zoon van de Maagd en

Moeder Maria,

Hart van Jesus, eigene en waardige woonplaats van den H. Geest,

Hart van Jesus , tempel van de allerheiligste Drievuldigheid ,

Hart van Jesus, glorie en vreugde der Engelen ,

Hart van Jesus, oneindig in Majesteit,

-ocr page 323-

( 319 )

Hart van Jesus, voorwerp van alle liefde, Allerootmoedigst Hart van Jesus , Allerzuiverst Hart van Jesus, Allerminnelijkst Hart van Jesus,

Hart van Jesus, vol van zegen en genade, wellust van hemel en aarde ,

licht van geheel de wereld, onoverwinnelijke sterkte tegen onze vijanden ,

fontein van alle regtvaardigheid , oorsprong van alle goedheid en barmhartigheid ,

vol medelijden en deugden , woonstede aller deugden ,

aT allen lof en eerbied waardig, | waardig voorwerp aller aanbidding , ^ oneindige afgrond van alle hemelsehe S gaven ,

^ l\'onteiii der wateren, springende tol het a eeuwige leven ,

verzoening voor onze zonden,

troost van alle bedrukte harten,

hoop van die in U sterven , ons leven en onze verrijzenis , toevlugt van alle zondaren , met bitterheden voor ons vervuld , met versmaadlieden voor ons verzadigd, om onze boosheden doorwond,

voor onze zaligheid aan het kruis gestorven ,

-ocr page 324-

( 330 )

Hart van Jesus , met eene lans doorstoken , 2 Hart van Jesus, levende, heilige en God r--behagende offerande, C

Hart van Jesus, altaar, op hetwelk alle s Heiligen geofferd worden , 2

Lam Gods , dat wegneemt de zonden der wereld , spaar ons , Jesus.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld , verhoor ons, Jesus.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer, Jesus. V. O Koning der glorie !

B. Gij zult een vermorzeld en verootmoedigd hart niet versmaden.

GEBED.

Jesus Christus , die U gewatrdigd hebt de onuitsprekelijke rijkdommen van uw goddelijk Hart door eene nieuwe weldaad aan uwe Kerk kenbaar te maken, verleen ons, dat wij aan de liefde van dit allerheiligste Hart beantwoorden , en de oneer , hetzelve door de ondankbare mensehen aangedaan , door waardige dienstbewijzingen mogen herstellen ; die leeft en heerseht met den Vader en den H. Geest, door alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Has Litanias approbamus pro privata et extraliturgica recitatione.

f A. GODSCHALK, Hp. Busc,

-ocr page 325-

( 331 )

Adoro te.

1.

Adoro ïe devote, latens Deitas, Quae snb his figuris vere latitas,

ïibi se cor meum totnm subiieit, Quia ïe contemplaus totum deficit. Ave, Jesu, Pastor Fideliuni,

Adsuge fidem omnium In Te credentinm.

a.

Visus, gustus, tactus, in Te fallitur: Sad auditu solo tuto creditur.

Credo quidquid dixit. Dei Filius. Nil hoc veritatis verbo verius. Ave , Jesu , etc.

3.

In cruce latebat sola Deitas;

At hie latet simul et humanitas; Ambo tamen credens atque confitens, Peto quod petivit latro poenitens. Ave, Jesu, etc.

4.

Pie Pelicane, Jesu Domine, Me immundum munda Tuo sanguine,

-ocr page 326-

f

( 322 )

Cujtjs una stilla saivuin facere rotum mundum quit ab nmni sselere. Ave, .Tcsu, ctc.

5 Stab

Jesu, quein velatum nuue aspicio, Jux

Oro, fiat illucl quod tam sitio, n

Ut, Te revclata eernens facie, Dui

Yisu sim beatus Tuae gloriae.

Ave, Jesu, etc. Amen.

Benedictie.

Tantum ergo Sacramentum Veneremur eernui;

Et antiquum documentum Novo cedat rit ui:

Praestet fides supplementum Sensuum defectui.

Genitori, Genitoque Laus et jubilatio,

Salus, honor, virtus quoque , Sit et benedictio:

Procedenti ab utroque Compar sit laudatio. Amen.

y. Panem de coelo praestitisti eis.

Ornne delectaraentum in se habentem.

-ocr page 327-

1.

13 )

( 3 Stabat

Stabat Mater dolorosa

Juxta cmcem laory-mosa

Dum pendeliat Filius.

2.

Cuius aniuam gemcn-lem,

Contristatam et dolen-tem

l\'ertransivit, gladius,

3.

O quam tristis et af-flicta

Kuit illa benedicta

Mater Unigeniti.

4.

Quae moerebat et do-lebat

Mater.

1.

Jezus diep bedrukte Moeder

Stond en weende bij het kruishout.

Waar haar dierbaar Kind aan hing.

2.

En haar boezem, zoo vol jammer,

Zoo bedroefd en zoo vol smarte ,

Werd van \'t bitter zwaard doorboord.

3.

Hoe vol rouwe, hoe gebogen

Was diezegenrijkeMoe-der

Van Gods eengeboren Zoon.

i.

Ach ! hoe treurt en ach ! hoe steent die

14**


-ocr page 328-

{ 324 )

Pia Mater, quum videbat Nati poenas inclyti.

5.

Quis est liomo qui non fleret

Matrem Christi si vi-

deret In tanto supplicio.

6.

Quis non posset con-

tristari Christi Matrem con-

templari.

Dolentem cum Filio.

7.

Pro peccatis suae gen-tis

Vidit Jesum in tor-

mentis Et flagellis subditum.

Goede Moeder bij \'t

aiinschouvven Wat haar lieveling daar lijdt.

5.

Welk een sterfiing moet

niet schreijen Bij het zien van Jezus

Moeder In zoo groot een fol-terirg.

6.

Wie zcu niet meewarig worden Bij het zien der lieve

Moeder,

Die daar met haar Zone lijdt.

7.

Voor de zonden van

de zijnen Zag zij Jezus in de

pijnen ,

Zag zij Hem den gee-seis prijs.


-ocr page 329-

( 335 )

Vidit suum dulcem na-tum

Moriendo desolatum Dum emisit spiritum.

9.

Bja, Mater, fons amo-ris!

Me sentire vim doloris Fac, ut tecum lugeam.

10.

Fac ut ardeat cor

meum In araando Christum

Deum ,

Ut sibi complaceam.

11.

Zag zij haar geliefden Zone

Bij zijn sterven gansch

verlaten Toen Hij gaf den laat-sten snik.

9.

Geef dan, Moeder,

bron der liefde! Dat ik al uw smarten

voele,

Geef mij, dat ik met u ween.

10.

Geef mij, dat mijn

harte blake In \'t beminnen van

mijn Jezus ,

Opdat ik aan Hem behaag.

11.


Sancta Mater! istud I Heil\'ge Moeder ! o ver-

agas;

(Jrueifixi fige plagas Cordi meo valide.

hoor mij;

Druk de wonden des

gekruisten Diep en dieper in mijn hart.


-ocr page 330-

( 326 )

12.

12.

Tui nati vulnerati

ïam dignati pro me pati

Poenas mecum divide.

13.

Fac me tecum pie fiere ,

Crucifixo eondolere,

Donec ego vixero.

14.

Juxta crucem tecum stare,

Et me tibi soeiare

In planctu desidero.

15.

Virgo virgin ura prae-clara,

Mihi jam non sis a-mara,

Fac me tecum plan-sere.

Wat uw Zoon, de gansch doorwonde, Zoo vol min voor mij

wou lijden,

Deel die pijnen aan mij mee.

13.

Geef dat ik met u

moog ween en, Al de pijn voel van

den Krnisling, Zoo lang als ik leven

ZSii.

14.

Naast den kruisboom

met u staande, Willig in uw lot te

deelen,

In uw jammer , is mijn wensch.

15.

Maagd der Maagden,

nooit volprezen, Wil voor mij niet bitter wezen,

Geeï\' dat ik steeds met u klaag.


-ocr page 331-

( 327 )

16.

Tac ut portem Christi

mortem,

Passionis fac consor-tem

Et plagas recolere.

17.

Fac me plagis vukie-rari,

Fac me cruce inebriari Et cniorc Filii.

IS.

Flammis ne nrav suc-

census,

Per te, Virgo , sim de-

fensus In die judieii.

iy.

Christe qaum sit hiuc

exire,

Da per Matrem me

venire Ad palmam victoriae.

16.

Laat mij Christus kruisdood dragen ,

Laat mij deelen in zijn

lijden ,

Grif zijn wonden in mijn geest.

17.

Laat die wonden mij

verscheuren,

Make\'t kruis mij vreugdedronken | En het zoenbloed van j uw Zoon.

18.

\' Dat mij !t hellevuur j nooit blake,

! Wees, o Maagd , mij eens ten voorspraak i Op den schrikbren oordeelsdag.

19.

Christus! als ik hier

moet scheiden, Doe mij door uw Moeder komen j Tot der ovevwinnings kroon.


-ocr page 332-

( 338 )

20.

20.

Quiindo corpus morie-tur,

Fac ut animae donetur Paradisi gloria. Amen.

Als dit ligchaam eens

zal sterven,

Geef dan dat mijn ziel

erlange \'s Hemels glorierijke vreugd. Amen.


Laudate pueri.

{Psalm 112.)

Laudate, puen , jOominum : * laudate nomen Domini.

Sit nomen Domini ienedïctum, * ex hoe nunc et usque in saeculum.

A solis ortu usque ad occasum, * laudabile nomen Domini.

Excelsus super omnes yentes Dominus; * et super coelos g,\'oria ejus.

Quis sicut Dominus Deus noster, qui in al-tis habitat; * et humilia respicit in coelo et in terra.

Suscitans a terra mopem * et de stercore erigens pauperem.

Ut collocet eum mm principibus * cum principibus po^uli sui.

Qui habitare facit slerilem in domo, * matrem fAwvum laetantem.

Gloria Patri.

Sicut etc.

-ocr page 333-

( 339 )

De profundis voor de overledenen.

De profundis clamavi ad te Domine: üo-mine exaudi vocem meam.

Fiant aures tuae intendentes in vocem de-precationis meae.

Si iniquitates observaveris Domine : Do-mine quis sustinebit?

Quia apud te propitiatio est; et propter legem tuam sustinui te Domine.

Sustinuit anima mea in verbo eius: speravit anima mea in Domino.

A custodia matutina usque ad noctem spe-ret Israël in Domino.

Quia apud Dominum misericordia, et co-piosa apud eum redemptio.

Et ipse redimet Israël ex omnibus iniqui-tatibus eius.

ir. Requiem aeternam dona eis Domine.

Et lux perpetua lueeat eis.

y. A porta infer!.

IJ. Erue Domine animas eorum.

Ave Maria.

Voorz : Ave Maria ;

Choor: Gratia plena, Dominus tecum , bene-dicta tu in mulieribus. Driemaal. Et benedictus fructus ventris tui Jesus. Sancta Maria, Mater Dei, ora pro no-

-ocr page 334-

( 330 )

bis peccatoribus nunc et in hora mortis nostrae. Amen.

Voor de bekeering1 der zondaren.

Voorz.: Paree Domiue! paree populo uio. C/toor: Ne in aeternum irascaris nobis. Mem. Vonrz.-. Converte nos Deus salutaris noster: Choor: Et averte iram tuam a nobis.

Ave verum.

Ave, verum corpus natuin De Maria Virgine!

Vere passum, immolatum In cruce pro homine!

Cuius latus perforatum Vere fluxit sanguine.

Esto nobis praegustatum Mortis in examine.

O dulcis, o pie, o Pili Mariae!

In den H. Vastentijd.

1.

Defensor noster aspice, Insidiantes reprime,

Guberna tuos famnlos ,

Quos sanguine mercatus es.

-ocr page 335-

( 331 )

2.

Memento nostri, Dotnine , In gravi isto corpore,

Qui es defensor animac Adesto nobis, Domine.

3.

Deo i\'atri sit gloria .

Ejusque soli Filio , Cnm Spiritu Paraelito Et nunc et in perpetuum. Amen.

O Sanctissima.

1.

O Sanctissima, O Piissiraa,

Dulcis Virgo Maria,

Mater Amata,

Intemerata,

Ora, era pro nobis.

2.

O Puriasima, O Castissima,

Porta coeli pervia.

Virgo Maria Clemens et pia Ora, ora pro nobis.

-ocr page 336-

( 333 )

Gezang\' in de Vaste, Miserere.

Miserere mei, Deus, secundum raagnam mi-sericordiara tuam.

Et secunduin multitudinem miserationum tuarum, dele iniquitatem meam.

Amplius lava me ab iniquitate iiiea, et a peccato meo munda me.

Quoniam iniquitatem meam ego cognoseo, ct peccatum meum contra me est semper.

Tibi soli peccavi, et malum coram te feci: nt justificeris in sermonibus tuis, et vincas cum judicaris.

Ecce enim in iniquitatibus couceplus sum, et in peccatis concepit me mater mea.

Ecce enim veritatem dilexisti: incerta et occulta sapientiae Tuae manifesiasti mihi.

Asperges me hyssopo et mundabor: lavabis me et super nivem dealbabor.

Auditui meo dabis gaudium et laetitiam: et exultabunt ossa humiliata.

Averte faciem tuam a peccatis meis et om-nes iniquitates meas dele.

Cor mundum crea in me, Deus; et spiri-tum rectum innova in visceribus meis.

Ne projicias me a facie tua, et spiritum sanctum tuum ne auleras a me.

Eedde mihi laetitiam salutaris tui, et spi-ritu principali confirma me.

-ocr page 337-

( 333 )

Docebo iniquos vias tuas, et impii ad te converteutur.

Libera me de sanguinibus, Deus, Deus sa-lutis meae: et exultabit lingua mea justitiam tuam.

Domine, labia mea aperies; et os meum sn-uuntiabit laudem tuam.

Quoniam si voluisses sacrificium, dedissem utique : holccaustis non delectaberis.

Sacrificium Deo spiritus contribulatus: cor contrituin et humilinturo, Deus, non despicies.

Benigne fac, Domine, in bona voluntate tua Sion ; ut aedificentur muri Jerusalem.

Tunc acceptabis sacrificium justitiae, obla-tiones et holocausta: tune imponent super al-tare tuum vitulos.

Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto.

Sicut erat in principio et nunc et semper et in saecula saeculorum. Amen.

-ocr page 338-

BLADWIJZER.

Voorreek-.......

Oorsprong en roordeelen der Congreg.

Bewijsstukken........

Aflaten.......

Algemeene Regelen.....

Bijzondere Regelen......

Plechtige Opdracht......

DagelijkscJie Oefeningen......

Voornemen om geen gemengd huwelijk na

te gaan......

Oner zicht enz........

Te Deum........

Gebeden voor en na de beraadstagin

W..........

Opdracht aan den Tl. Joseph Oefeningen ter eere der Maandpntro

nen......

Gebed tot den Heilige, dien men tot Pa

troon der maand heeft hekomen Gebeden voor en na de vergaderingen Antiphonen tot de. H. Maagd Maria Litanie van de H. Maagd Maria

BI.Z. 6 7 13 35 47 58 74 103

105

106 109

112

113

114

IJ 5 116

120

126

-ocr page 339-

1

( II

)

G EZ AN O EN.

Ter eere van Maria Maria onbevlekt ontvangen Avondgroet aan Maria 0 Moeder Gods . Onbevlekte ontvangenis van Geboorte van Maria Boodschap van Maria . Zuiveringsfeest van Maria

misse......

Naamfeest van Maria . Maria onder het kruis . Stabat Mater dolorosa . Het lijden des Heertn . Heilig Hart van Maria

Hemelvaart van Maria » » »

Engelsche groetenis . . Lof van Maria en gein

dienst......

N. 1. 3.

3.

4.

5.

6. 7.

9. 10. 11. 12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20. 21. 22.

23.

24. 35.

Gelnk der Congreganisten

Veiligheid in de dienst i Voordeelen in dquot; dienst Aanroeping van Maria Salve Regina . . . . Toewijding aan Maria .

Maria

BLZ.

133

135

136 138

140

141 144

146

147

148 150

153

154

156

157

158

159 161 162

164

165

166 168 169 171

f Licht-

are

Maria . ,n Maria.


-ocr page 340-

( III )

N.

BLZ.

N.

36. Vreugd der kinderen van Maria on

58.

der hare bescherming.....

172

54.

27. Dankzegging aan Maria . . . .

174

55,

28. Betrouwen der Congreganisten op Ma

56.

ria ..........

176

57.

29. Belofte van getrouwheid, aan Maria.

177

58.

30. Volharding in de dienst van Maria.

179

59.

31. De Congreganisten tol Maria . .

180

60.

32. Ave maris stella

182

61.

33. Magnificat

183

62.

34. Te Deum .

185

63.

35. Tot de JIH. Engelen

188

64.

36. Tot den H. Jozef......

190

37. „ „ „ Aloysius van Gomaga .

191

65.

38. „ „ „ Stanislaus Kost/ca

193

39. Morgengebed .

195

66.

40. Avondgebed

196

67

41. Veni, Sancte Spiritus .

198

68

42. Tot den U. Geest

199

69

43. Morgenlied

200

70

44. Daglied

303

45. Aan Maria, mijne onbevlekte Moeder.

203

71

46. Wees gegroet .

204

72

47.

206

48. Op de geboorte der B. Maagd .

208

73

49. Het Wees gegroet .

210

74

50. Lied tot den H. Jozef.

212

51. Op de geboorte der 11. Maagd .

213

75

53. Aan de H. Moeder Gods ....

214

76

-ocr page 341-

IT

)

(

Be maand van Maria . De droeve Maagd te Bethlehem Maria onze Moeder Op den H. Naam van Maria Maria\'s hemelvaart .... T)e geboorte der H. Maagd .

Aan Maria......

Be boodschap van de H. Maagd Be onbevlekte ontvanqenis van Maria. Hemelvaart van Maria ....

Jhd\'te en bede aan de H. Maaqd

Maria..........

Op het feest der zuivering van de

heilige Maagd Maria.....239

Magnificat........241

Hei. Kerstfeest.......243

.......245

jj »

Opdragt van Maria in den tempel . 247 Toewijding van zich zeiven aan Maria in hare Congregatie of Broederschap. 250

Lofzang en gebed......253

Lofzang en opdragt van het hart aan

Maria..........255

Het Rozenkransje......257

Toewijding aan den Heer na de heilige Communie.......260

Be Heer is God......262

Oods goedheid.......263

BLZ.

215

216 219 222 224 226

227

228 229 231 283

235

N. 58.

54.

55.

56.

57.

58.

59.

60. 61. 62.

63.

64.

65.

66.

67.

68.

69.

70.

71. 73.

73.

74.

73. 76.

-ocr page 342-

( V )

N.

77. Onsterfelijkheid

78. In den Advent

79. Kerstlied

81. Aan Maria in de maand Mei . .271

82. Be Kinderen van Maria . . . .274

83. Op het feest der H. Moeder Anna . 276

84. Kerstlied.........379

85. Ter eere van den tl. Vincentius . 281

86. Lofzang: o Gloriosa Virgin urn . . 283

87. o Gloriosa Virginum.....384

88. Lied van den H. Casimirus . . .285

89. Opdragt van het hart aan Maria , 287

90. Maria is ome hoop.....289

91. Loflied aan Jezus Christus . . .390

92. Aan mijne onbevleJcte Moeder .293

93. Tot lafenis der gelvovige zielen. . 293

94. Feest van dm zoeten naam Jezus . 395

95. Verrijzenis des Zaligmakers . . .297

96. Jezusquot; Hart, ons heil.....299

97. Ter eere van het H. Hart van Jezus. 300

98. Lofzang voor het H. Sacrament... . 302

99. Gaat tot Joseph......304

100. Be //. Familie J. M. J. ..... 306

101. Maria lece........307

102. H. Jozef, Patroon der H Kerk . 308

103. loflied, ter eere van den 11. Jozef. 310

104. Joseph leve........-811

105. Boetezang........313

BLZ.

364

265 367 269

-ocr page 343-
-ocr page 344-
-ocr page 345-