DOOR
ALBAN STOLZ,
uit hel Hooydiiitscli vertaald doov een R. K Pr
MET KERKELIJKE GOEDKEURING.
AMSTERDAM. — S. DE HAAS.
587
EEIT
EN EEN
TY~T 1
MET EENE
den jeugdigen dienstmeisjes aangeboden
DOOR
uit het Hoogduitsch vertaald door een R. K. Pr.
MET KERKELIJKE GOEDKEURING.
Aartab-da IT! :j 7 ;
die 9 Sept. 4880. Libr. Censor.
O»-
Hoe schoon is het in de meimaand! Een blauwe hemel, zilveren wolkjes, witte bloesems en zoete geuren, gezang der vogeltjes en groene bosschen! Hoe glinstert het beekje in den zonneschijn, hoe wijst de populier ten hemel heen, en het meibloempje staat in de eenzaamheid van het woud en droomt en glimlacht in den droom. Over de ge-heele aarde beeft God, onze Heer, een groen met bloemen doorweven tapijt uitgespreid en de boomen met trossen van bloesems gesierd, als ware het een groote feestdag en als ging God zelf stil en ongezien met Zijne heilige engelen in processie over de aarde rond tusschen dorpen en menschen door, over berg en dal, door woud en beemd,
en als bleef Hij overal stilstaan om alles met eigen hand te zegenen. De vinken in de takken en de wind, suizend door het loof der berken en door het dennenwoud op de bergen, maken de muziek, de leeuwerik in de blaauwe lucht zingt de psalmen, de kwartel in het koren bidt de litanie en het beekje murmelt den rozenkrans. En uit den meidoren en van de bloemrijke weide stijgt de wierook omhoog. — En de mensch, hij quot;gevoelt zich zoo gelukkig en blijde, dat hij de geheele wereld wel aan zijn hart zou
willen drukken.
Doch __ ik weet niet of het een ander
gaat zoo als mij — juist als het daar buiten het schoonst is, komt dikwijls bij mij de sombere gedachte op: „ ach, dat blijft zoo niet, in de volgende maand worden de dagen weder korter, de zoele lucht wordt door den wind verdreven, dikke nevelen spreiden zich als een floers over de velden uit. November maakt de bladeren geel en dor en rukt ze af, zoodat de boom naakt en troosteloos zijne takken uitstrekt. En dan komt spoedig de vorst en de sneeuw spreidt zich als een lijkkleed uit over de gestorvene, doode aarde en een lange, lange winter ligt over ons. — Het is bijna de
\'moeite niet waard, dat men zich verheugt over den zomer en de lente!quot; —
Dergelijke treurige gedachten sluipen in mijne ziel en verstoren hare vrolijkheid. Zoo gaat dikwijls des ochtends de zon heerlijk op en straalt prachtig aan den blauwen hemel, doeh weldra komt er een nevel op en de dag wordt treurig en somber. — Wellicht zegt gij: die gedachten zijn dwaze invallen en dienen tot niets. Nu, ik wil daar niet over twisten. — Doeh ook de mensch is een plant en zijne lente en zijn meimaand is de jeugd, en dat zal voorzeker geen dwaasheid zijn, als men er aan denkt en er met aandrang en klem aan herinnerd wordt: -„Zie, zoo blijft het niet, mijn kind, uwe lente gaat voorbij, de weelderige lokken, die uw hoofd thans sieren, worden eenmaal grijs en uw schoon en blozend gelaat verwelkt en wordt tanig en met rimpels doorploegd — en wordt ook uwe vrees voor den dood van jaar tot jaar grooter, gij hebt toch geen lust meer in het leven, want het is moeitevol en zwaar geworden — en eindelijk valt gij af als een blad van den eikenboom •— en raeif- werpt aarde over u heen — en het regent en sneeuwt op uw graf.quot;
Dit. zeg ik tot u, mijn kind. Gij zijt thans nog vol leven en vrolijk stroomt liet bloed u door de aderen, gij zoudt van levenslust wel willen dansen en springen, en alles gaat stralend en vrolijk door uw hoofd en uw hart Zie, dat is het sap, dat in deu boom onrustig wordt en met geweld in bloesems en knoppen\' wil uitbreken; uw lente is daar! — Vergeet het niet, de winter komt ook eens en rukt alles af. Zie die oude vrouw, hoe zij gekromd, bevend en verwelkt voortsukkelt, en door het hoesten niet meer tot haar adem kan komen en na een kort eind wegs geloopen te hebben moet rusten van vermoeidheid; bedenk, mijn kind, hoe men het bijna niet gelooven kan, als men haar zoo in hare ellende aansehouwt, dat dit oude, vervallen vrouwtje ook eenmaal jong en schoon geweest is en gesprongen, gezongen en gelachen heeft, gelijk gij; — en toch is zij oud geworden — zal het met u eenmaal anders gaan? O, word niet overmoedig, vergeet nooit wat gij zijt en zorg van te voren. Ja gij, die nog een kind en toch geen kind meer zijt, zorg van te voren, nu is het nog tijd. In het Oude Testament staat geschreven: „Denk aan uwen Schepper in uwe jeugd, voor dat
de jaren komen, waarvan gij zeggen zult, zij behagen mij niet meer.quot;
Gij treedt de wijde wereld in en zult thans op u zelve moeten staan; het is met u als met een scheepje, dat van den oever afgestooten wordt en in den stroom der rivier drijft; wie kan zeggen, hoe het er mede zal gaan, — of als met een jong vogeltje, dat uit zijn nestje valt en beproeven moet met eigen vleugeltjes te vliegen, het beestje moet het beproeven, al zou het er door ten gronde gaan. Ach, gij ziet misschien het leven, dat u wacht, \'nu gij de wereld intreedt en op u zelve zult staan, als hemelsblauw en rozenrood aan; en gij weet nog niet, welk een woud van bekoringen en verleidingen gij door moet trekken, en gij weet niet, wat gij hebt en wat gij verliezen kunt, de onzichtbare kroon der onschuld, die na den dood zoo heerlijk blinkt en straalt voor God, en gij weet niet, hoe donker en hoe diep de poel is en de afgrond, waarin gij kunt verzinken en verloren gaan. Thans gaan de slangeneieren, die in uwe ziel gelegd zijn, het eene na het andere open en de booze jonge slangetjes kruipen er uit en woelen en groeien en brengen weder jongen voort. Ik wil u
op ceii paar van dat vergiftige slangenbroed opmerkzaam maken.
De eene slang heeft een gouden kroon op en glinstert en hare oogen flikkeren als vonken van vuur en zij kronkelt overal heen met haren kop in de hoogte. Dat is de hoogmoed en de ijdelheid. Hare jongen, die zij bij zich heeft, zijn zwart en geel en zien scheel met de oogen; zij heeten, nijd, valsch-hcid, huichelarij, kwaadspreken, bespotting van anderen. Die oude slang en hare jongen zijn zeer vergiftigd. — Eene andere slang is geel en rood en vleit en danst gaarne en drinkt gaarne jongen wijn en is bijzonder glad en kan goed voort-schuifelen en als zij iemand met hare bloedige oogen aanziet, dan wordt men licht duizelig en valt men om en doet een zeer ongelukkigen val, zoodat men zijn leven lang moeielijk weder terecht komt; deze is de afschuwelijke zonde van ontucht Hare jongen, die zij met zieh voert, zien er uit alsquot; afzichtelijke torren en dikke padden, hunne namen zijn: gewetensangst, verstoktheid, vertwijfeling aan Gods barmhartigheid, afkeer van den godsdienst, gulzigheid, luiheid, verleiding der onschuld, — een afschuwelijk, kwalijk riekend gebroed. Doch
ik. zal u dit alles liever met weinige -.voorden zonder gelijkenis op het hart drukken.
Zie in die jaren, als men op zich zelve begint te staan en gaat dienen, dan verheft zich meer dan vroeger de ijdelheid en de hoogmoed; en liet oog begint te gluren naar jonge lieden van het andere geslacht, en men wil gaarne mede doen aan allerlei vermaken en nieuwe kleederen hebben en in de schemering gaan wandelen, gelijk helaas! zoovele andere dienstmeisjes doen, en men wordt hard van gehoor, zoodat men niet meer luistert naar goeden raad, en de verleiding en het slechte voorbeeld sluipen rondom u en u achterna, en de leugenachtige duivel houdt iedere week en vooral op zon- en feestdagen eene preek voor u, die niet zeer stichtend en zeer onchristelijk is, en zegt dan : „ wees niet dwaas en laat u niet altijd opsluiten, gij zijt jong, anderen leven er ook wel lustig op aan, doe ook mee, zoolang gij kuntquot;. En de duivel heeft zijne dienaren, hun blaast hij in, dat zij u uitlachen eu bespotten, als gij braaf en ingetogen op den smallen weg wilt wandelen, en zij zeggen: „ ziet die fijne nuf, ziet die kwezel eens!quot; Ja, mijne kinderen, nu begint het er eerst voor goed op aan te komen;
— 10 —
hemel en hel vechten om u en geen van beiden wordt meester van u zonder uw toedoen, gij zelf moet den strijd beslissen. — Ach! lief mcnschenkind en kind van God, kon ik mij thans voor u plaatsen, en uwe hand in mijne hand nemen, en met mijn blik in uw oog doordringen, en met den warmen levenden ademtocht der heilige liefde uw jeugdig aangezicht beroerend, mijn woord tot uw jong hart spreken — met hoeveel innigheid en aandrang zou ik u smeeken, dat gij toch trouw mocht blijven aan hetgeen gij plechtig beloofd en bezworen hebt aan het altaar voor uwe bloedverwanten, voor uwen zielzorger en voor God, toen gij voor den eersten maal de H. Communie ont-vingt. En ik zou u volgen en u waarschuwen en u terughouden en u moed inspreken — maar dat gaat niet. Br zijn honderden kinderen, zooals gij zijt, en ook al waart gij maar alleen, wie geeft mij het juiste woord en aan u, mijn kind, het rechte gehoor, dat gij naar mijn zwak woord zendt hooren en er naar handelen zoudt. —1 Doch ik weet iemand, die in staat is voor allen te doen, wat ik zou wenschen te verrichten; Hij is sterk genoeg voor allen en zoo goedhartig. Op uwe bloedverwanten kunt gij
wellicht niet veel rekenen, zij zijn misschien zelve niet zeer braaf, gij zijt bij vreemde menschen in dienst, die mogelijk zeer goed voor u zijn maar mogelijk ook zich niet veel om u bekommeren, nu staat gij daar geheel op ii zelve, zoo jong, zoo gemakkelijk heen eii weder te blazen als het vaantje van een windwijzer, gij zijt zoo gemakkelijk te bederven en er is zoo uitzettend veel aan u te bederven, veel meer dan gij weet. Arm kind, zie, ik weet voor u eene hulp, een sterken burcht, een trouwen vriend, die voor u vader en moeder en verzorger en beschermengel en God wil zijn, als gij hem slechts wilt aannemen. Hij zal u met vaste hand leiaen en u in zijne sterke armen door leven en dood, door graf en oordeel den hemel binnen dragen. Stoot toch de hand, die hij u aanbiedt, niet terug: door mij zegt hij het u, dat hij u zijne hand aanbiedt. Zijn naam is — Jemig Christus.
In het schoone land Italië slingeren de wijnranken zich om den plataanboom en groeien er tegen op en brengen zoete druiven voort; wees gij nu zulk een wijnrank en dat Christus uw plataanboom zij, slinger u om Hem, hecht u aan Hem vast en groei langs Hem opwaarts ten Hemel en word groot en schoon
ën rijk voor God. Opdat gij dit zoudt kunnen, daarom heeft Christus zijn heilig en wondervol avondmaal ingesteld. Als gij alleen op deze wereld waart en niet het dwaze kermisvextoon der menschen rondom u zaagt en hun marktgeschreeuw en het gedruisch van het dagelijksch leven niet hoordet, hoe zoudt gij verstomd staan over dien maaltijd en in gloeiende liefde er naar hongeren en dorsten en nooit er van verzadigd zijn — maar ach! het is met dequot; menschen bij de beslommeringen der wereld zoover gekomen, dat men lien als zieken moet aanmanen en gebieden: „eet dan toch.quot; — Eet ook gij, mijn kind, dikwijls en veel van die hemel-sche spijze en word gezond en sterk naaide ziel. Daar komt Jesus Christus tot u en in u en blaast u aan met Zijn goddelij-ken ademtocht, zoodat uwe ziel ontdooit en uw hart ontgloeit aan Zijn goddelijk hart in liefde tot God en den naaste. En de oogen uwer ziel worden helder en gij ziet, hoe alle heerlijkheden dezer wereld, vermaken, lekker eten, geld, schoone kleederen, gouden sieraden en alle opschik, hoe dit alles slechts een nietswaardig speelgoed is voor de menschen, dis niet yeel verstandiger zijn dan jonge katten, die met een stuk
— 13
papier spelen en daarmede zich den tiiri verdrijven En het wordt duidelijk voor uwe oo en, dat geen werk schooner en nuttiger is dan daaraan te arbeiden, om ieder iaai^pn lederen dag godvruchtiger en stiller en ootmoediger en zachtzinniger en ino-etoaene i-te worden en zoodoende rijp voor God En dan zult gij ernstig gestemd worden, zoodat ei, naai het ijdele gesnap der wereld niet me^r luisteren kunt en treurig wordt 1 l dausmuziefc hoort of als men u\'zeJt dat gij schoon zijt en gij de aandacht van in
te\'doen. t ^ ^ ^ Moedigt ommel
Ik verlang echter niet-mijn kind dnt zwaarmoedig zult worden, Len, dien G^d met een eenvoudig en opo-eruimd Im-t teven. „„ hdlige.\'Squot;^\'SS baven al en leer leven in Christus. Dit nu zult gij keren en doen, als o-H dikwHU
ven, laat men met u spotten, laat de mïn
blyT\'toT1\' uwef\'SiamS- \'tro11 ^
Veel had ik u nog te zeggen, doch dit
— 14 —
voorwoordje zou te laag worden. Lees en herlees dikwijls dit boekje, opdat gij op aarde den vrede des harten, het eenig ware Gjeluk moogt vinden eu eenmaal stervend in de liefde van uw Zaligmaker den schoonen hemel moogt binnen gaan.
--O -»jf—e---
1. Door het Doopsel zijt gij een kind van God geworden, maar door de H. Communie is mve ziel thans eene bruid van Christus, dat wil zeggen: Hij bemint u meer en vuriger dan ooit een mensch op aarde zijn kind of zijne ouders of zijn vriend of zijne bruid heeft liefgehad En daarom wil Hij, dat gij Hem ook boven alles bemint en dat uwe ziel schoon en getrouw blijve en waardig worde eenmaal bij Hem te wonen in den hemel. Zelfs dan rpJ oud wordt naar het lichaam kan uwe ziel jong en schoon blijven, eene geliefde bruid van Christus in leven en dood en in alle eeuwigheid.
2. Yoor alles en boven alles moet gij zorg dragen, dat het witte kleed uwer ziel, uwe onschuld en uwe heiligheid, niet bevlekt worde en verloren ga. Vermijd daarom den omgang met personen, dio ongodsdienstig ziju, ligtzinnige taal spreken en zich ongepaste aardigheden veroorloven, die zich zonder schaamte toonen in hun gedrag. En zoo iemand iets van u verlangt, dat niet betamelijk is, toon dan, dat ge er een afschuw van hebt en verruil de liefde van uw goddelijken Bruidegom niet tegen de minnarijen van een mensch, die toch slechts een aas is van den dood en eenmaal in het graf verrot. Gij zult daarom ook het beste doen als gij die plaatsen vermijdt, waar gedanst wordt. Ik voor mij houd het er voor, dat het dansen den ledematen van Christus niet past.
3. Wees zindelijk cn net uit eerbied voor God, want uw lichaam is gewijd tot Gods tempel. Wees echter in uwe kleeding altijd zedig en eenvoudig; kleed u niet kostbaarder of fraaier dan de braafste en ingetogendste meisjes van uw stand. Gij moet niet toelaten, dat het verlangen in u ontwaakt om den mannen te behagen. Uwe Zaligmaker heeft des te minder welbehagen
— 17 —
in u, naarmate behaagzucht, ijdelheid en . hoovaardij in uwe kleeding uwe ziel meer bezoedelen. Is Jesus Christus, Die zich voor u heeft laten kruisigen en uit liefde voor u in de H. Communie tot u komt, u dan niet genoeg? Wat kunnen de mensehen u helpen in den dood en in de eeuwigheid?
4. Eene zonde, die op vele mensehen, welke overigens geregeld leven, eene zware verantwoordelijkheid ■ laadt, is het kwaadspreken over anderen. Eeeds is het eene zonde, dat eerroovend gepraat gaarne aan te hooren. Al is het kwaad, dat gij van anderen vertelt, ook volkomen waar, dan is het toch eene zonde tegen de naastenliefde; en als iets niet geheel waar is moet men het herroepen, zoo mogelijk bij allen, die het gehoord hebben, als gij dit niet doen wilt, helpt geen biecht u. Wees derhalve zeer waakzaam over uwe tong, dat gij nooit kwaadspreekt van anderen, maak hiervan eene gewoonte, waar gij u geheel uw leven stipt aan houdt, en tracht ook anderen voor deze algemeen verspreide zonde van kwaadspreken te behoeden. Vergeet niet wat Christus zegde: „richt niet, opdat gij niet gericht wordet.quot; Slechts dan, als er eene zonde of eenig nadeel voor onzen
cveninensch door kan voorkomen worden, mag men het kwaad van anderen bekend maken aan hen, dien het aangaat en die het voorkomen kunnen, anders nooit.
5. Zijt gij arm, zoodat gij dienen moet, bedenk dan, dat dit geen ongeluk is, want voor God is het schooner en edeler anderen te dienen dan zelf gediendte worden. Ook Gods Zoon is gekomen om te dienen en zelfs zij.a leven voor anderen op te offeren. Bid echter, dat God u in een christelijk huis brenge en vraag er in de eerste plaats naar, of in het huisgezin, waarin gij een dienst kunt krijgen, godsdienst en orde heerscht. Daarop moet gij letten, niet op hoog loon en goed eten. Bevindt gij, dat het in een huis niet goed toegaat of worden er van u slechte dingen verlangd, of laat men u Zondags niet naar de kerk gaan, vertrek dan zoo spoedig mogelijk en laat u niet terughouden. Als gij zulks doet om God, dan moogt gij ook vast vertrouwen, dat Hij bijzonder goed voor u zorgen en uwe gebeden gaarne verhoeren zal.
6. Verkeert gij door Gods bestiering in omstandigheden, dat gij geen dienst behoeft te zoeken doch bij de uwen blijven kunt, denk dan aan de gelijkenis van de vijf dwaze
maagden. De wijze en de dwaze maagden hadden iets gemeen, te weten, allen hadden zij lampen, dat wil zeggen: allen hadden hare maagdelijkheid, zij hadden geene groote zonden gedaan. Toch werd de helft dier maagden uitgesloten van het hemelrijk, omdat hare lampen zonder licht en olie waren. Dit beteckent: de meiisch moet niet alleen zuiver zijn van de smet van groote zonden, maar ook goede werken doen, bijzonder werken van barmhartigheid. Wees daarom zeer ijverig in het beoefenen der naastenliefde door het bezoeken van zieken, het ondersteunen van armen on door het geven van christelijke vermaningen, waardoor anderen van de zonden worden afgehouden. Daarentegen is diegene eene dwaze maagd, die haar geld verkwist aan ijdeleu opschik, linten, valsche bloemen, snuisterijen en snoepgoed of op andere wijze er onbezonnen mede omgaat, in plaats van haar geld zoo te besteden, als het een verstandig en christelijk meisje past.
7. Dc meeste meisjes komen in aanraking met jongere kinderen, hetzij met broertjes en zusjes of met andere kinderen in huis of in de buurt; velen hebben als kindermeisjes den geheelen dag op kinderen
te passen. Er is bijna niets, waaraan de mensch zoo gemakkelijk den hemel of de hel verdienen kan als aan kinderen. Hen, die een kind ergernis geven, dat wil zeggen, schuld zijn, dat de ziel van het kind met zonde bezoedeld wordt, bedreigt de Zaligmaker met bijzonder zware straffen. Hij roept het „weequot; over hen uit. Daarentegen wil Hij het goede, dat men aan een kind doet, juist zoo opnemen, alsof men het aan Hemzelf gedaan had,. Draag derhalve den uitersten zorg, dat gij nooit door woord of voorbeeld een kind schade doet aan zijne ziel, door dat gij het hoovaardig, snoepachtig of grammoedig maakt of het tot leugens, ongehoorzaamheid of iets onzedigs verleidt. Hierdoor zoudt gij eene verschrikkelijke verantwoordelijkheid op u laden, welke niet maar met te biechten alleen is afgedaan; want de schade aan de ziel van een kind aangebracht kan reiken tot in de eeuwigheid. Neen, zorg overal, waar gij kunt, voor de zielen der kinderen. Spreek ernstig en eerbiedig met hen over God, over het lijden van Christus, over de Moeder Gods, over den dood en de eeuwigheid. Breng het hun onder het oog als sij iets zondigs doen of zeggen. Bid met hen, neem hen met u naar de kerk, leer hun
— 31 —
vrome spreuken en liederen. Kinderen tot vroomheid en zedigheid vormen, is het beste werk, wat gij doen kunt; en als gij hen korte gebeden en vrome spreuken leert, hebt gij dien jeugdigen zielen een aalmoes van goud geschonken.
8. Als God u een lang leven schenkt, dan kunt gij er op rekenen, dat veelvuldig leed en lijden over u komen zal. Draag het stil en geduldig om den Zaligmaker na te volgen, die gezegd heeft: „ die mij na wil volgen, verloochene zich zelf, neme zijn kruis op en volge mij.quot; Juist wanneer gij kruisen te dragen hebt, kunt gij met meer grond hopen, dat gij óp den weg naar den hemel zijt, dan wanneer gij een aangenaam en vrolijk leven hebt. Draag echter uw kruis gewillig, wordt nooit ongeduldig en lastig, klaag en mor niet, want dan gelijkt gij meer op den kwaden moordenaar of op een verdoemde dan op den Zaligmaker aan het kruis. Vooral doe nooit een leugen om eenige onaangenaamheid te vermijden. Toon uwe liefde voor de waarheid in al uwe werken en woorden. Het is iets edels voor God en voor de menschen, als iemannd nooit liegt of veinst. Vele duizenden martelaren hebben liever de grootste schande
en den smartelijksten dood geleden, dan dat zij met een leugen liun leven gered hebben; zoo moet ook gij liever getrouw willen blijven aan de waarheid, dan door liegen en bedriegen te maken, dat gij beschaming en verwijten van u afwendt of n uit eenige verlegenheid redt. Gij bereidt u door de leugen, gelijk in het algemeen door iedere zonde, slechts de verschrikkelijkste verlegenheid voor Gods gerecht. God is de waarheid, de duivel is de vader van de leugen. Door iedere leugen doet gij een stap, die u verder van God en dichter bij den duivel brengt. De openbaring van Joannes zegt uitdrukkelijk, dat de leugenaars evenmin in den hemel komen als de ontuchtigen en de moordenaars.
9. Yele meisjes blijven, nadat zij de school verlaten hebben, nog te huis pn hunne ouders wijzen hun aan, welke bezigheden zij te verrichten hebben. Wees daarin gehoorzaam zonder morren, want het is de wil en de beschikking van God, dat de kinderen hunnen ouders het goede vergelden, dat zij van hen genoten hebben. Later echter verandert die toestand, vele meisjes moeten dan hun brood buitenshuis verdienen. Ga nooit in eene fabriek, wanneer die
fabriek van dien aard is, dat er geen tucht en zedelijkheid heerschen en de Zondag er niet gehouden wordt. Leer iets om eenmaal met hetgeen, wat gij kent, u zelve te kunnen onderhouden. Vermijd onnoodige uitgaven en beleg uwe spaarpenningen b. v. in een spaarbank, opdat gij op uw ouden dag of wanneer u eenig ongeluk treft niet ten laste komt van het armbestuur of van andere mensehen.
Is het voor u bestemd om eens in het huwelijk te treden, dan is dit eene zaak, waaraan gij niet te spoedig denken moet. Wijs derhalve alles met gestrengheid af, als jongelingen u bijzondere vriendelijkheid bewijzen of zich op vleienden toon met u onderhouden willen. Laat u niet door den geest van ijdellicid verleiden om dergelijke vleierijen aan te nemen. Zoolang de omstandigheden niet van dien aard zijn, dat twee personen elkander na een korten tijd trouwen willen en kunnen, zoolang is het niet geoorloofd zich met minnarijen op te houden. Dit -zou spelen zijn met vuur; zulk eene roekeloosheid voert meestal tot doodzonde en tot groot ongeluk hier reeds op deze wereld.
Menig meisje denkt aan het klooster; als
— 24 —
gij waallijk in God uwe grootste en eenigste vreugde stelt, ga dan in Gods naam, indien men u in eenc orde of congregatie wil aan -nemen; gij knnt nergens gelukkiger zijn. Kunt gij echter niet klaar komen, leid dan in de wereld het leven van eene religieuze. De beste regel, dien gij dan volgen kunt, is: gehoorzaamheid in alles, wat een goede biechtvader en uwe overheid u opleggen, nauwgezetheid in het vervullen van de plichten van uw staat, weinig uitgaan, niet nieuwsgierig rondzien op de straat, weinig; spreken, niets eten in den tijd, welke tus-schen uwe gewone maaltijden verloopt, gewillig en geduldig zijn bij het verrichten van onaangenamen arbeid en veel daarbij aan het lijden van Christus denken. Als gij echter gezelschap en\' omgang met anderen niet vermijden kunt, bereid u dan voor door gebed en het maken van goede voornemens, opdat gij in uwe gesprekken geen zonde doet.
10. Gij weet niet, hoe lang gij leven zult en hoe het nog met u gaan zal. Dit weet ik echter, dat er slechts één enkeie rechte weg is, langs welken de mensch veilig gaat en een eeuwig gelukkig einde vinct, dat is: de ware godsvrucht en vroomheid.
De Zaligmaker zegt: „Mijn juk is zoet enmijn last is licht.quot; Neem dan ook dat zachte juk en dien lichten last op u, dat wil zeggen: wordt waarlijk vroom. Dit is zoo moeielijk niet. Bid steeds met godsvrucht uw morgen- en avondgebed; vereer en roep dikwijls de lieve Moeder Gods aan. Vraag haar alle dagen, dat zij u als Hare dochter aanneme, maar maak u dit ook waardig door uw gedrag. De h. maagd Zita zeide steeds en deed er ook naar: „De hand bij het werk en het hart bij God.quot; God denkt ieder oogenblik aan u, denk daarom ook dag en nacht aan Hem. Als gij kunt, ga dan dagelijks naar de Kerk, laat u echter voor niets ter wereld uwen Zondag ontnemen; die dag is bestemd voor uwe ziel, op dien dag moet gij bidden, Gods woord hooren en lezen, om weder vrolijk en frisch te Worden voor God. Nader zoo mogelijk iedere maand tot de PL H. Sacramenten. Als gij uit nalatigheid hiermede veel langer wacht, dan loopt gij gevaar van allengs lauw te worden, en dikwijls duurt het bij lauwe zielen niet lang of zij komen in de voorloopige hel, te weten in de doodzonde, waarvoor God u bewaren moge. Bereid u
— 26 —
echter voor iedere Communie zoo zorgvuldig voor, alsof gij na die Communie moest sterven. Tot u komt Hij, tot Wien gij komt, als uwe ziel liet lichaam en de aarde verlaat. Zoo als gij Hem ontvangen hebt aan de tafel des Heeren, zoo ook zult gij Hem na uwen dood vinden: vol genade en barmhartigheid, liefderijk en boven alles vriendelijk, wanneer gij dikwijls met een zuiver hart in de Kerk tot Hem gekomen zijt, — als een gestreng rechter, wanneer gij slechts zelden of lichtzinnig tot de H. Communie gegaan zijt, — en schrikwekkend, wanneer gij uwer schuld bewust, onwaardig (na eene slechte biecht) tot de tafel des Heeren genaderd zijt.
Blijf in trouwe liefde aan uw Zaligmaker gehecht tot uw dood toe. Dan zal Hij u nooit verlaten, niet bij uw leven, niet in uw dood, niet in de eeuwigheid.
GEDACHTENISJE VOOR DIENST11SJES.
---0-lt;Tfgt; 24-quot; \'O-*--
1. God heeft liet zoo beschikt, dat gij als dienstbode uw brood verdienen moet. Uit een wereldsch oogpunt beschouwd is dit een geringe stand; uiteen christelijk oogpunt beschouwd is het een voorname stand, omdat eeu leven van armoede, vergetelheid, gehoorzaamheid, moeite en arbeid, voor anderen verricht, meer overeenkomst heeft met het leven van den Zaligmaker en zekerder tot een «aligen dood voert dan wanneer de mensch niets dan voorspoed en een goed leven kent. In de H. Schrift staat geschrevèn: „ De Zoon des menschen is niet gekomen om zich te laten dienen maar om zelf te dienen.quot; Wees daarom tevreden met uw stand en met de moeielijkheden van
— 38 —
dien stand, omdat de hemelsche Vader het zoo beschikt heeft. Als wij ons hoog plaatsen en de dingen van boven at beseliouwen, ziet alles er geheel anders uit, dan wanneer wij uit de laagte, uit het stof dezer aarde er tegen opzien. Zij, die arm zijn en dienen, zijn den oppersten Heer bijzonder lief en Hij zal hen eenmaal schadeloos stellen, als zij christelijk leven. Dat nu de dienstbare stand bijzonder tot dien smallen weg behoort, die ten hemel leidt, ziet men daaraan, dat in geen enkelen stand zoo veie menschen een godvruchtig leven leiden als juist in den stand der dienstboden.
2. Al wat gij doet met het oog op God en Gods wil, is een daad van godsdienst (d. i. dienst van God) en wordt daarom in de andere wereld rijkelijk beloond. Wees daarom bij uw werk gewillig, vlijtig, ordelijk, verstandig en net, niet alleen om uwen meesters te behagen maar opdat ook God Zijn welbehagen hebbe in u en in uw werk. Het staat uitdrukkelijk in de H. Schrift, dat de dienstboden zich eerbiedig aan hunne meesters onderwerpen moeten, niet alleen aan de goede en zachte meesters maar ook aan de lastige, want juist daardoor verwerven wij veel genade, als wij ter liefde Gods
onverdiend onaangenaamheden ondervinden en die geduldig verdragen. Doch als gij ook maar eene enkele groote zonde bedrijft is alles te vergeefs en verloren. Hoeveel gij dan ook werken moogt, het heeft dan slechts waarde voor uw meester, voor God echter niet, tenzij gij u door een waar berouw en eene oprechte biecht weder met God verzoent.
3. De gevaarlijkste zonde, waardoor de mensch voor den ahvetenden, heiligen God afschuwelijk wordt, is iedere zoude tegen het zesde gebod, zelfs al wordt deze slechts door vrijwillige gedachten of begeerten bedreven. Het is derhalve dikwijls een waar ongeluk, als een arme dienstmeisje zeer schoon is, omdat zulk een meisje dikwerf op allerlei wijzsn vervolgd wordt met aanzoeken en voorstellen tot zonde. En het is eene verderfelijke lichtzinnigheid als een meisje door overdreven opschik zelve nog de blikken der jonge lieden op zich zoekt te trekken. Wat blijft toch ten laatste van deze schoonheid des lichaams over? Een doodshoofd en een geraamte.
4. Daar het schoonste sieraad voor God, de maagdelijke onschuld, nooit weer kan herkregen worden, als zij eenmaal door
— 30 —
eeue oukuische daad verloren is, laat daarom op dit punt uwe waakzaamheid nooit verslappen. Ga in geen dienst of blijf er niet in, als er gevaar in huis is, al is het loon ook nog zoo hoog. Denk dan aan het woord van den Zaligmaher: „wat baat het den mensch, als hij de geheele wereld wint doch schade lijdt aan zijne ziel?quot; Het is toch ook zulk eene verschrikkelijke gedachte : in deze wereld te moeten leven als eene arme dienstbode en daarenboven God eu het recht op den hemel te ver-koopen voor een schandelijk kortstondig o-enot, en dan eenmaal door God verstoeten en eeuwig ongelukkig te worden. Daarom is er zoo veel aan gelegen en is het de grootste zegen, als een jong meisje bij eene eerbare, christelijke familie gaat dienen. Laat u toch niet door beloften verleiden om u te verhuren in een huis, waar het niet zediquot;- toegaat of waar men althans niet godsdienstig is. Slechte mensch en beloven meer dan zij geven; daarentegen goede menschen geven meer dan zij beloven.
5. Begin geene verkeering, zoolang er niet het ernstige voornemen en het zekere vooruitzicht bestaat om binnen korten lijd
waarlijk in het huwelijk te treden. Alleen uit vermaak met een zoogenaamden minnaar bijeenkomsten te hebhen, te wandelen en uit te gaan is zondig, omdat het meest altijd u verwijdert van God en van de deugd. Bovendien, al wordt de belofte om u te trouwen ook gehouden, waarom maakt gij er haast mede? Den meesten dienstmeisjes, als zij trouwen, gaat het later in hun huwelijk veel minder goed dan toen zij nog dienstbaar waren. Als de man ziek wordt of aan den drank geraakt en er zijn kinderen, dan komt de vrouw in zulk eene ellende, dat zij duizendmaal liever weder eene ongehuwde dienstbode zou willen zijn. De bruiloft van vele arme lieden gelijkt dikwijls op een morgenstond, als er schoon rood aan den hemel is; spoedig daarop komen er grauwe wolken en het wordt een treurige dag, gedurende welken zonder ophouden een koude regen valt tot diep in den nacht. Zulk eene vrouw heeft mij eens gezegd, dat zij sedert haar huwelijk geen gelukkig uurtje meer gehad had.
6. Wat doet gij met uw loon? Op de edelste wijze zult gij het besteden, als gij met uw geld behoeftige ouders of jonge broertjes en zusjes ondersteunt. En het slechtste gebruik, dat gij er van maken kunt, is, als
— 32 —
tobt Of dezen u een spaarbank)
ben, ,beleg. Quderdom of ziekte het armoe--
moezen te geve , i-i j, want \\iw
„rpiVf in kuis armoede iijüen,
velke i •: r\'ot[ meer dan net
1SS? ™ «» U»teld.« of rijke. le!
gestreng, a«\' « ^ IOO „a„ „egen
„„echtv.ard.g. leel
gê°.t\'v.n Se-et.quot; »
dienstmaagd .. ^ markt
slechten streek gespeeld, dat zij op ae
— 33 —
of in een winkel goedkoop koopt en thuis zegt, dat het meer gekost heeft, en dan dat gestolen geld in haren zak steekt. Wacht er u ook voor om achter den rug uws meesters spijzen of drank u toe te eigenen of weg te geven, of om zelfs geld en andere dingen van waarde stil weg te nemen onder voorwendsel, dat uw meester u niet genoeg geelt. Als geestelijke weet ik bij ondervinding, dat, als iemand op zijn sterfbed ligt en nog bij kennis is, er twee zonden zijn, die hem het meest bezwaren en beangst maken, te weten, als hij zwaar gezondigd heeft tegen het zesde gebod en als hij onrechtvaardig goed op zijn geweten heeft. _ Zorg derhalve, dat gij zelve u het vooruitzicht op een rustig en troostvol sterfbed niet ontneemt. Zelfs in dit leven kunt gij slechts dan vertrouwen, dat God alles voor u ten beste zal leiden, als gij een zuiver geweten hebt, want de H. Schrift zegt: „Voor hen, die God beminnen, werkt alles mede ten goede.quot;
8. Eene zonde, die wel is waar bij alle standen voorkomt maar toch ook bijzonder bij dienstmeisjes, is het kwaadspreken. Vooral wordt er veel kwaad gesproken in de winkels en op die plaatsen, waar de dienst-
— 34 —
boden elkander gewoonlijk ontmoeten. Voor menig dienstmeisje, dat slecht behandeld wordt of het zich verbeeldt of dat haren dienst verlaat, is dat samenkomen van vele dienstmeisjes op eene plaats eene sterke bekoring, om haar hart en haar tong eens lucht te geven. Toch is en blijft het kwaadspreken eene zonde en als gij daarin aan uwe tong den teugel viert, dan gaat gij op den breeden weg, die ten verderf voert. Hier vooral moet gij het woord van den Zaligmaker volgen: „Die mij navolgen wil, verloochene zich zelf, neme zijn kruis op en volge mij.quot; Een christen mag het kwaad van zijn even-mensch slechts dan bekend maken, als dit noodig is om kwaad te voorkomen of weg te nemen, het strijdt tegen het gebod der naastenliefde, als men alleen om te praten of zijn verdriet lucht te geven de zonden of fouten van anderen openbaart. Verloochen u zelve, als de lust bij u opkomt om kwaad te vettellen,-en draag zwijgend uw kruis, als men u beleedigd of u onrecht aangedaan heeft. Iedereen heeft groote achting voor een dienstmeisje, dat zich met nauwgezetheid onthoudt van kwaadspreken en babbelen en zich niet uitlaat over hare
tegenwoordige of vroegere meesters. Gij bespaart u daardoor een veelvuldig verdriet, 9. Als er kinderen zijn in het huis, waar gij dient, neem dan het woord des Zaligmakers goed ter harte en vergeet het geen dag en geen oogenblik: „Wacht u, dat gij geen van deze kleinen gering acht, want ik zeg u: hunne engelen in den hemel zien altijd het aangezicht van mijn hemelschen Vader. Die echter een van deze kleinen, die in mij gelooven, ergert (d. i. een slecht voorbeeld geeft), hem ware het beter, dat hij met een molensteen om den hals in het diepste der zee geworpen werd.quot; Dat wil in kortere woorden zeggen, aan de kinderen, die in uwe omgeving zijn, kunt gij den hemel of de hel verdienen. Want om hunne onschuld zijn de kinderen naar de ziel schooner en dierbaarder aan God dan de volwassenen, en daarom is ook het goed en het kwaad, dat men hun doet, van bijzonder groot gewicht. Wacht u vooral iets te zeggen, iets aan te wijzen of te doen, waardoor een kind naar zijne ziel bezoedeld of vergiftigd worden kan, b. v. door het aan te sporen om te liegen, door
36 —
het hoovaardig te maken, door het met onzuivere dingen bekend te maken of het scheldnamen te geven. Van den anderen kant kunt gij eene ware zielzorgster worden voor de kinderen, ook al zijt gij geen kindermeisje. Gewoonlijk gaan kinderen gaarne met de dienstboden om; maak u duï ^ze o-eleo-enheid ten nutte om met hen over God, denquot; Zaligmaker en Zijne heilige Moeder te spreken, om hun menig gebed ^ menige christelijke spreuk te leeren om hun te zeo-een, wat goed en wat zonde is. Keeds mem-malen heeft eene christelijke dienstmaagd in de onbedorven der kinderen des huizes het geloof en de liefde tot Gcd levend doen worden, wat bijzonder vee waard is als de ouders op dit punt onver-
schillig zijn. Het hart van een kind tot sctuiiig j ^ te Vormen is in het
00°°\'van den Zaligmaker een der meest verdienstelijke werken, die Hij op ijzon ere
één middel, .«..do» •• nnV in uwen dienstbaren stand een ge K 1.™ Sbeu kunt, di. «iddel i, de r,r \'.I Pr is slechts één middel, waardoor gij uw tijdelijk en eeuwig geluk verzekeren kunt, het is wederom de godsdienst.
Al het andere, de genegenheid der men-schen, geld, een goede dienst, een goed huwelijk, is slechts een zandgrond; wie zonder God alleen daarop zijn geluk wil bouwen, die ziet zijn geluk vroeg of laat ineenstorten. Verricht dagelijks uw morgen- en uw avondgebed en wijd daardoor alles, wat gij doet en verduurt, aan uwen oppersten Meester toe. Doch ook gedurende den dag kunt gij niets beters doen, dan uwe gedachten te richten tot Hem, die steeds bij u is en die meer dan allen u liefheeft. De H. Zita was haar leven lans eene dienstmaagd; zij herhaalde voortdurend deze spreuk en bracht die ook in beoefening: „De hand bij het werk, het hart bij God.quot; Om echter genoeg goede gedachten te krijgen en vertrouwelijk te worden met God, moet gij iu uwen vrijen tijd nu en dan een godvruchtig boek lezen. Vooral is de zondag door God ingesteld, opdat de mensch op dien dag bijzonder voor zijne ziel zou zorgen. Stel derhalve altijd, als zich een dienst voor u aanbiedt, deze voorwaarde, dat gij iederen Zondag naar de kerk kunt gaan. Als gij echter somtijds op een Zon- of Feestdag wettig verhinderd zijt de H. Mis bij te wonen,
laat dan niet na cv in den geest bij tegenwoordig te zijn door te bidden en u eeni-gen tijd met eene godvruchtige lezing bezig te houden. Onderzoek ook des Zondags uw geweten, hoe het gedurende de week gegaan is; verwek een berouw over het kwaad, dat gij gedaan hebt en maak nieuwe voornemens voor de volgende week. Laat er u boven alles aan gelegen zijn om roeer-• malen in een jaar, zoo mogelijk alle maanden na eene zorgvuldige voorbereiding de heilige Sacramenten te ontvangen.
Als een dienstmeisje ook nog maar een vonkje godsvrucht in hare ziel heeft, dan bidt zij toch het Onze Vader. Dit is niet alleen het beste gebed, een gebed, dat van den hemel komt en tot den hemel leidt, maar het is ook eene korte preek, die men zelf voor zijne eigene ziel preekt. Ik wil u daarom eene korte uitlegging van het Onze Vader geven, die gij vooral des zondags eens lezen moet.
Onze Vader, die in de hemelen z ij t. Gij zijt een Vader, die nooit sterft, die oneindig rijk en machtig is, die mij meer bemint, dan eene moeder haar eenig kind lief heeft. Er is geen mensch en geen Tin.iTyi op aarde, op wien ik een zoo groot
— 39 —
vertrouwen stellen kan als op U, hemelsche Vader. Daarom zal ik al mijne belangen en al mijne zorgen werpen op U, maar ook nooit mij door eene vrijwillige zonde scheiden van U. Mijn ware woonplaats, mijn vaderland is daar, waar ik U, mijn Vader, aan-scliouwen mag, in den hemel; daar zal ik trachten te komen en daarom wil ik mij zuiver bewaren van de zonde, want die een zuiver hart hebben, zullen God aansehonwen. Sta gij mij hierin bij.
Geheiligd zij Uw naam. Mijn God, ik bemin U boven alles, daarom gaat het mij ook boven alles ter harte, dat Uw naam overal en door alle menschen geprezen, bemind en verheerlijkt worde, gelijk het geschiedt door de hemelsche geesten. Ik verafschuw om U al mijne zonden en alle zonden, die ooit op aarde bedreven zijn; zoo ook verheug ik mij over alle goede werken, die er ooit door de heiligen en door goede christenen ter Uwer eere gedaan zijn. Tot U, hemelsche Vader, wil ik gedurende den dag mijn hart en mijne gedachten richten, U wil ik belijden door een christelijken levenswandel en waar ik kan, wil ik andere menschen tot eerbied en liefde tot U op-
wekken door woorden van onderrichting en
vermaning.
Ons toekome Uw rijk. In de meeste menselien lieersclit de zucht naar lekker eten en drinken, een goed leven, minnarijen en wellust; in hen heerscht hebzucht en liefde tot geld, ijdelheid, hoovaardigheid en heerscli-zucht, nijd, vijandschap, eerrooverij, leugen en bedrog en boven alles de zelfzucht. — Dit is Gods rijk niet maar het rijk der wereld en des duivels. Gods rijk is de smalle weg: zelfbeheersching, outhouding, tevredenheid, ootmoed, zachtmoedigheid, geduld, liefde tot de waarheid, liefde tot God en tot de mcnschen. Dat dit rijk komen moge en het rijk van den booze ten onder moge brengen in mijn hart en in de harten aller men-schen, daarom smeek ik U, hemelsche Vader.
Uw wil geschiede op aarde al sin den hemel. Mijn God en mijn Heer, wij zijn Uwe schepselen en Uw eigendom; daarom is het plicht, dat wij Uw wil doen uit eerbied, dankbaarheid en liefde. Uw wil hebt Gij ons geopenbaard door Uwe geboden. Ik wil Uwe trouwe dienstmaagd zijn en U daarom nu en iederen morgen vragen: Heer, wat wilt Gij, dat ik doe? En wat Gij mij
antwoordt door de stem van mijn geweten, zal ik gehoorzaam ten uitvoer brengen. — Ik wil derlialve ook mijnen meesters gehoorzaam wezen in alles, wat niet strijdt tegen Uwe wet, omdat Gij dit wilt. Doch ook allen tegenspoed, die mij heden treft, wil ik geduldig verdragen, omdat het Uw wil is. Geef mij de genade, dat ik heden Uwe trouwe dienstmaagd zij en alles van gan-scher harte gaarne doe en verdraag, wat Gij wilt, omdat Gij het wilt en zooals Gij het wilt.
Geef ons heden ons dagelyksch brood. Ik dank U voor alles, wat Gij mij reeds gegeven hebt, gezondheid, eene christelijke opvoeding, kleeding, voedsel, de gelegenheid om door werken nuttig te zijn. Geef mij en mijnen medemenschen verder ook alles, wat voor ons goed en nuttig kan zijn naar lichaam en ziel. Ik wil dankbaar tevreden zijn met datgene, wat Gij mij geeft, en ik wil dat verstandig gebruiken. Mijne toekomst geef ik met volle vertrouwen aan Uwe vaderlijke goedheid en leiding over, en ik wil slechts hiervoor zorgen, dat ik welgevallig voor U wandel; het overige zal mij door U wel gegeven worden; dit hoop ik van Uwe vaderlijke voorzienigheid.
— 42 —
Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. Ik heb reeds dikwijls mijne ziel bevlekt met zonden door gedachten, woorden, werken en het nalaten mijner plichten. Uit liefde tot U, o mijn God, zijn alle mijne zonden mij van ganscher harte leed, omdat Gij den grootsten afschuw van iedere zonde hebt; en ik smeek U door het lijden en sterven van den Heiland, vergeef mij alle mijne zonden en scheld mij de straffen na den dood kwijt. Daar liet echter eene onvermijdelijke voorwaarde is, dat wij zslve vergeven als wij vergiffenis willen erlangen, daarom vergeef ik volkomen alle beleedi-gingen en elk onrecht, dat mij ooit is aangedaan of nog aangedaan zal worden, en ik zal mij daarom ook niet meer lichtgeraakt of ongeduldig toonen. Wees genadig en barmhartig met allen, die mij ooit eene belcediging of eenig onrecht hebben aangedaan.
Leid ons niet in bekoring. Ik wil U, o God, niet op nieuw beleedigen. Doch ik ken mijne zwakheid; als ik des morgens de beste voornemens maak, dan vind ik gewoonlijk des avonds, dat ik in vele punten te kort heb geschoten. Daarom
bid ik U, Almaclitige, laat er niets op mijn weg komen, dat mij sterk tot zonde aanzet; en geef mij kracht, dat ik iedere onvermij ■ delijke bekoring overwinne door vrees en liefde voor U. Den ganselien dag echter zal ik de vermaning van den Zaligmaker opvolgen: „Waakt en bidt, opdat gij niet valt in de bekoring.quot; — Tevens zal ik zorgvuldig waken, dat ik door woord of daad anderen niet tot bekoring worde.
Verlos ons van den kwade. Er is oneindig veel ellende in de wereld; armoede, ontelbare ziekten, de doodstrijd, kommer, twist, vijandschap, zonden en slechte gewoonten van allerlei aard. En hij, die heden gezond en vrolijk opstaat, kan in den loop van den dag nog in groot leed of ongeluk komen. Wend, o goede God, alle rampen af, die ons volgens Uwe gerechtigheid moesten treffen en op het punt zijn ons over te komen, en maak dezen dag tot een dag van verlossing, waarop vele menschen verlichting of bevrijding verkrijgen van de rampen, die ben drukken, maar bijzonder van de grootste aller rampen, van de ketenen der zonde.
Amen. Geef alles, waarom ik U gebe-
den heb, niet slechts aan mij, maar ook aan mijne medemenschen; — door Jesus Christus, Uwen Zoon, onzen Heer, die met U en den H. Geest, één God leeft en regeert in alle eeuwigheid.
Eindelijk vergeet ook niet Haar veel te vereeren, die God zelf onder allen het meest geëerd en tot Moeder van fijnen Zoon uitverkoren heeft, de H. Maagd Maria. In alle omstandigheden en in iederen nood, waarin gij u bevindt, roep haar aan, opdat Zij bij uw gebed het gouden gewicht harer voorspraak voege en uw gebed daardoor verhooring vinde bij God.
-
K,. ■
-
_