-ocr page 1-

11^^

AAN STIPPIN GEK

BEDRAGE

TOT DE

ESCHIEDENIS VAN

DOOR

Mr. B. OLDENKOTT.

F

pISTEI\\

Üui, vraiment, le Hou s\'entend a peindre aussi!

Seulemeut le bourgeois déteste sa peinture. «C\'est mal leché, dit-il; c\'est trop cru; la nature Doit recevoir de Tart un ton plus adoueiquot;.

(L. Veuillot).

Overgeilrükt uit „DE GELDERLANDER\'\' van

teffl è:

Uitgave van Tvr -^a-nt q-TJLIOK, \'s Bosch.,

Vak 120

-ocr page 2-
-ocr page 3-

i? »lt;x,

I

, lt;), 7

AANSTIPPINGEK

B ü D R A Ö S

tot de

JjESCHIEDENIS VAN jcrlSTEI^

hoor

Mr. B. OLDENKOTT.

Overgedrukt uit „DE (itlDERlANDERquot; van t Aiigastas tot t Nineillb(r

: i. ^Bibliotheek MIKlEfififlOEDERS

wMmj\' j 1

i

V. • ) igt; : t

•/

L_________, ,■■■-. ^

nu megen, LANGKENDAM amp; Co. Snelpersdrukkerij.

-ocr page 4-

\'

• . ■„

_

__

• -i.

-ocr page 5-

Een veeg teeken des tijcis. — Aan lioevelen ook de portefeuille van Finantiën is aangeboden gedurende al de „phasen\'\', die v. Lijnden in zen interim heeft doorloopen, geen enkele heeft zich daarvoor laten vinden.

Zou soms \'t laadje zóó leeg zijn , dat \'t de moeite niet meer waard is er digt bij te zitten?

Was t niet een van Louis Philippe\'s ministers , Sebastiani geheeten , die zeide : nous dansons sur un vólcan ?

En thans nu geheel Europa zit vastgeklonken in een vulkaan die op \'t uitbarsten staat... staan , om maar iets te noemen . de Russische of liever nihilistische 1796/1815 nog 9672 % !

Sottise Immaine, Vimmensité c\'est bien toi.

Een fraai heerschap die van Goltstein! Hij zendt een Inspecteur naar Atjeh ten fine van »een onpartijdig onderzoekquot;, en middelerwijl schrijft hij dezen voor , hoe de slotsom van \'t rapport moet luiden,

-ocr page 6-

4

namelijk tegen \'t cumalatief civiel en militair bestuur van Gen. v. cl. Heijden. Dc Inspecteur echter kwam tot eene tegenovergestelde conclusie; waarop ons heerschap \'t onderzoek opdroeg aan een meer kneedbaar sujet. Hol-landsche goede trouw, Gij telkens zoo hoog opgevijzeld, wat wordt er van U »in de lage sfeeren der hooge politiekquot; ! En wat een fier gentleman, waar-van-i nogtans de allures atfecteert , hij , v. G. die afdruipt wanneer hij ter verantwoording moest staan van de honende imputation die hij goedvond in \'sLands Vergadering den Generaal toe te werpen.

Of \'k dus die God betere \'t! Excellentie van stonde aan goed in de gaten heb gehad! In een punt echter heb \'k me vergist, \'t Is geen semi-hidalgo bloed dat door zen aderen vloeit, maar wel een Westfaalsch bastert-surrogaat. Verbasterd , ja; want de Westfalen zijn een edel ras, Löwenhersen nnd sentimentcde Eichen :

„ Jc/i hahe sie immer so lieh gehaht, „Die lieben, guten Westphalen ,

„Ein Volk so fest, so sielier, so trcu,

„Gans ohne Gieissen nnd Pralüeri\',

Verraderlijke kijkjes achter de Loge-eoulissen.

In \'s Prinsen brief komt voor: »mijne opneming in de Br.-.schap was een wensch niet alleen gedeeld , maar ook toegejuicht door mijne Moeder\'.

Eene andere lezing en die wijlen Koningin Sophie tot eere strekt , luidt: na lang tegenhouden heeft de Koningin gezwicht voor den eindeloozen aandrang van Prins Frederik en heeft Zij verder lijdelijk toegezien. — Deze lezing strookt geheel: met »de Ko-

-ocr page 7-

5

»ningin hoeft vooraf geweten dat Haar zoon in de »Ordc zou worden opgenomenquot;. —

Door sommige Br.*, vooral in de Noord-Provinciën wordt stokstijf volgehouden dat het door Br.-. Vaillant te Utrecht gesprokene is de vrucht van een voorafgegaan overleg , met \'t doel om den prins de gelegenheid te geven zich openlijk op sommige punten te verklaren. —

Nog dit. Nadat de Prins als Gr.-.-Nat.-, was geinstalleerd en op Zijn paleis teruggekeerd, liet hij door een adjudant aan zijn disch noodigen Mr. v. Diggelen , zijn dwarskijker.

v. D. — »Do Prins gelieve mij te verontschuldigen ; wegens dringende bezigheden moet ik ten vijf ure huiswaarts vertrekkenquot;.

Boodschap terug: de Prins zal dan \'t diner bestellen tegen 4 ure.

v. D. blijft zich verontschuldigen , tot er nog een dringende uituoodiging kwam.

Que vouliez-vous qu\'ü fit contrc trois... messages?

QiCïl céddt.

wat v. Diggelen dan ook deed. —

Niet langen tijd daarna, 25 Junij, had plaats deze telegram-wisseling tusschen den Prins en v. D.

Pr. Kom toch spoedig en dikwijls; ik moet U absoluut spreken.

v. B. Kan onmogelijk mij van hier verwijderen. Pr. Nu, dan kom ik tot TJ.

v. D. Mijn huishouding is er niet op ingericht mijn aanstaanden Koning te kunnen ontvangen.

Pr. Dan zal \'k U mijn adjudant X zenden , die ü mijne vragen enz. over de Loge mondeling zal overbrengen.

-ocr page 8-

6

v. D. Maar, Prinslief, die adjudant behoort niet eens tot \'t Br.•.schap.

Of er nog verdere telegrammen zijn gewisseld; ligt nog in don donkeren nacht der geheimenis. — Hij die me dat alles wist te vertellen, moot stellig zijn een affidó van de nihilisten ; alleen deze toch weten zich in to dringen tot onder de lijfgarde van Keizers en Prinsen. — Als nu maar niet voor verraders worden aangekeken do arme schildwachten , die toch al zoo\'n menschvernederend poppenspel moeten verrichten met dat naargeestig op en neer drentelen. Neen, neen! \'t zijn niet do schildwachten, die van hoogverraad mogen beschuldigd worden.

»Maar wie dan ?quot; Dat zog ik nooit ofte nimmer, al wierde \'k uitgestrekt op de folterbanken van de Gevangenispoort, die Jlir. V. de Stuers — een kundig en geestig man nogtans — met allo gewold behouden wil hebben.

Bismirck\'s verzoeningsgezindheid jegens de Katholieken is nooit anders geweest dan een verachtelijk huichel-spel. Die zoogenaamd groote man — grooto Hansworst, a la bonne heure! — kent slechts één stelregel: \'t ruw algeweld , macht boven recht. Met eerlijkheid, rechtvaardigheid, mot een God , straffer van het kwaad, drijft hij den spot , alles onder \'t aegidium van Zijn Kon. Koiz. Heer ju Meester, een individu wiens geest- en hartvermogen niet hoogor reikt dan dat van den eersten den besten gestropdasten Overste op pensioen.

Ziehier \'t honend, \'t laconiek-tergend antwoord van den plompen Pommeraan op \'t adres van de verwaiste Diocese Keulen : „ich hefinde mich nicht in der Lage das Gesuch lei S. M. zu befürworten.quot;

-ocr page 9-

7

Stellingen. - lo, Guen dwaalbegrip zoo ver-derfelijk in zijne gevolgen als dat van de Volkssou-vereiniteit (tout pouvoir cmane de la nation), in tegenstelling van het droit divin (alle macht komt van God).

2o. Na de Coustitutiën of Grondwetten zeiven , is er geen prulliger scheurpapier dan de daarop gemaakte aanteekeningen.

Bewijze o. a. de commentariën, waaraan wijlen Biv. Lcntiny zijn schrijfgereedschap vermorste en de kleurseltjes van den Secr.-Generaal Hubrecht, die zijn uitgever Otto Petri zoo dikwerf den zucht hebben afgeperst: »och , had ik maar liever die verfjes besteed aan de printen van Jan de Wasscher!quot;

3o. Eene Grondwet is in de handen van de liberale Wetgeverij precies wat is geworden de Protes-tantsche Bijbel door \'t Vrij onderzoek, te weten: lïber in quo quisque etc. d. i. een tekst waarin Jan en Alleman hun heug en meug zoeken en vinden.

Zoo b. v. beteekent bij die pharizeën «Vrijheid van Godsdienstquot; zooveel als de bevoegdheid van den Staat om alle »gelooverijquot; uit te roeijen, en Vrijheid van Onderwijsquot; \'t feitelijk monopolie van de Staats-almacht om de opkomende geslachten te kneeden naar haar afzichtelijke tronie.

40. Een coup d\'état in absoluut-monarchalen zin zou door geheel Nederland, op een handjevol schreeuwertjes na, met geestdrift worden toegejuicht.

Van eedschennis, Sire , kan geen sprake zijn daar waar de eed door TJ eerlijk gemeend en te goeder trouw afgelegd, door \'t liberaal Janhagel wordt misbruikt en geschonden tegen Uw volk, ten verdervc der Natie.

-ocr page 10-

8

5o. Over ettelijke jaren zal \'t woord ^liberaalquot; gelden als eeue lionendo telastlegging , als eerroof , en „Grondwetquot; de stof leveren voor de vcrmakelijk-ste kluchtspelen.

Vorenstaande Stellingen , al in men „Ephemcrklcnquot; con amore verdedigd , zijn bij mij gewassen tot axiomata, sinds \'k in de gelegenheid was de zoogen. Volkvertegenwoordiging , zij \'t dan ook slechts uit do verte, te aanschouwen in haar robe de chambrc, en haar te leeren kennen — om met Figaro le spreken — als „une collection de yens pour la plu-„part aussi ennui/eux que suffisants, de faineants .jsolennels qui posent pour faire ce qiCils veulent „hien appeler les affaires du pays.quot;

Lang, zeer lang bleef mijne stem die eens roependen in de woestijn , en stond \'k al niet te recht als muiter, oproermaker of als aangeklaagd van crime de lèse-conétüutionnalité , men haalde do schouders op en liet me praten, wat trouwens is oen vaste taktiek van de liberale bend tegenover allen die niet met haar moerazen.

Maar ziet nu hoe de kracht der waarheid zich ten leste baan breekt. Dezer dagen toch las \'k oen deel mijner stellingen, zij \'t dan ook eenigszins geslui-jerd, overgenomen met blijkbaar welgevallen door den liberalen Professor B. C. Spnujt en dat nog wel in de NR.: »Reeds thans worden er onder ons «stemmen vernomen van mannen, die dos noods het ^onbepaald Koninklijk gezagquot; — ik cursiveer — «verkiezen boven do parlementaire en bureaucrati-»sche dwingelandjes.... Vergeleken met de souveraini-»teit van het onverstand, is niet alleen het ernstige

-ocr page 11-

9

»Koningschap, maar zolfs hot Caesarisme van een »overweldigoi- eon gelukkige toestand.quot;

En de Tijd schreef 30 Juli: »\'t Is inderdaad een «opmerkelijk verschijnsel, hoe velen m onze dagen »met zeker soort Schnsucht beginnen uit te zien 9naar een krachtig éénhoofdig bestuur, \'t Parleraen-»tair stelsel — hot \'kan veilig geconstateerd wor-»den — verliest met den dag aan achting en popu-»lariteitquot; — De laatste zinsnede zou mij ronder in de ooren klinken in dezen vorm: \'t Parlem. stolsel is moraliter dood en begraven onder de algomoone minachting en geen galvanisme vermag anders op dat ontzielde ding dan kunstmatige trillingen, dan schijuloven te verwekken.

De Rodactio van de Grids schijnt ingezien te hebben dat eene recensie van Jan Holland\'s geschriften zooals Prof. Ndber daar onlangs te lezen gaf, haar maandschrift — dat toch al veeltijds oven pretentieus als onbeduidend is — bespottelijk maakte, en daarom heeft zij de booordeoling van Dr. Vitnnga\'s Moderne heksen opgedragen aan Gier ar d Keiler. Hoe heeft deze zich van die taak gekweten ? Zij , die zich de moeite geven de vier bladzijden (waarvan meer dan de helft nog wel bestaat uit aanhalingen) van die z. g. critiek te lezen, zullen volmondig toegeven dat of K. het streven en den schrijftrant van Jan Holland slechts zeer oppervlakkig verstaat, of dat de G-tds hem vooruit de handen had gebonden. Met dat ICs, recensie ongunstig luidt, verre van dien; maar zijn lof is zoo doormengd met kleingeestige vitterij tjes en avorechtsche opvattingen, dat men er den letterkundigen K. niet in herkent.

-ocr page 12-

10

En dan dat godsjainmerlijk radbraken van den aanhef van Boileau\'s zevende satyre: Mttsc, changeons de style, et quittons la satire, waarvan K. maakt „et cessons le satirequot;, wat niet eens is scliooljongens-fransch! Proh pudor! mijnheer do Hoofdredacteur van de Arnhemsclie Courant; c\'est d vous de cesser d\'écrire et de mal transcrire ce que, évidemment, vous ne comprenes point.

In den volston zin des woords mag wel éreinte-ment genoemd worden de afjakkering door Nolet de Brauwere v. Steeland toegediend in de Wachter van April—Mei jl., aan den Gentschen Prof. Heeremans. Zonder in \'t minst weg te loopen mot de Brauwere qua letterkundige, heb \'k destijds met eenig genoegen van hem gelezen: »een reisje in het »Noorden , \'t albumblaadje voor Louis Delgeur, Te »wapen, Gennanje! Schort U het reuzenrapier om do »leênquot; — je cite de mémoire — en las \'k nu met pret de raclée waarop hij vergast den geus H. Dozen heb \'k gekend toon hij nog leoraar was aan de Grammatica-klasse in hot toen nog Katholieke col-loge Van Pitsomburg te Mocholen, dat stond onder de leiding van wijlen don achtonswaardigen en be-minnolijken priester Verlioustraten, later Deken van Brussel. Toenmaals al was H. een ver waande kwast, een onuitstaanbaar pedant heer , en na de Br. aantoont en bewijst dat 11. is oen prulschrijver wat betreft zijn eigen geschriften en oen letterdief voor al \'t overige , wil ook ik oeno bijdrage leveren van dions »krabbedieverijquot;. II. dan had oen versje gemaakt , waar hij niet weinig mee pronkte en dat op muziek gezet door zekeren Holloboeko— ni fallor —

-ocr page 13-

11

werd gezongen bij gelegenheid der prijsuitdeeling. \'t Vers is mij bijgebleven omdat de solo\'s aan mij waren toevertrouwd , en luidde :

Moog \'t geluk niet op U vallen ,

Moogt Gij op geen kroonen bralleu,

Makkers, buigt het hoofd niet neer;

Want de glans der gloriestralen ,

Die van onzen schedel dalen ,

Kaatst zich, makkers, op U ueer.

Welnu, eonigo jaren later snuffelende aan een boekenstalletje op de Amsterdamsehe botermarkt, vond \'k een soort van bloemlezing , uitgegeven in 1817, waarin voorkomt woordelijk, letterlijk, identiek hetzelfde versje dat 11. een twintig-tal jaren later deed doorgaan voor zijn maaksel , en dat als zoodanig misschien nog prijkt in zijne Werken.

Nu Tak c. s. den ondergeganen Phoebus Apollo Kappeijne weer uit de oosterkimme willen opvisschen , is \'t ontwijfelbaar actueel en vooral nuttig in aller herinnering terug te roepen de befaamde »moderne levensbeschouwingquot; door dien »genialen Staatsmanquot; neergelegd in zijne Karaerrede van 24 November 1874, en doorProf. Spruijt dozer dagen met juistheid geanalyseerd.

Volgens die Kappeijneaansche levensbeschouwing dan, mag de Staat van zijn ingezetenen vergen al wat tot zelfbehoud der vereeniging noodzakelijk is, maar moet hij hun dan ook alles verschaffen , wat vereischt wordt om hun het volle genot der beschaving te verzekeren. Derhalve »talloozequot; beambten , zóó goed bezoldigd, dat de Staat voor zijne bemoeiingen kan rekenen op de »beste krachtenquot; ; het

-ocr page 14-

12

onderwijs Staatszaak , zonder toelating zelfs van de concurrentie van do bijzondere school, en zóó ingrijpende zorg voor de «openbare gezondheidquot; , dat er oen bij-zonder »departement voor dien tak van Staatszorg moet worden ingesteld.quot;

Tn andere woorden ; de Staatsalmacht geproclameerd als beginsel van de universeele beschaving , en uitgeoefend door dezen of genen politieken fortuinzoeker , hij moge dan heeten Bismarck, Ganibdtu of Kappeijnc van dc Coppello; de »good bezoldigde beambtenquot; m. a. w. do bureaucratie , slaafsche dienares van de orders van Staatsalmacht; elke zich zelf bewuste individualiteit, ieder onafhankelijke, fiere en krachtige persoonlijkheid gekromd onder de fur cm Caudince van deerne Staatsalmacht, belichaamd in dezen of genen ploert, die zich omhoog heeft weten te werken.... ziedaar \'t ideaal van Zon-God Kappeijne.

Erger nog. Er zijn — zoo althans wordt verhaald — onder de Katholieke Kamerleden , die heil voor ons verwachten van dien cynioken wereldbeschouwer. Wist ik dat met zekerheid, dan.... nu ja, dan maak \'k me sterk als een vuurspuwende Vesuvius hen te bedelven onder mijne lava, al ware \'t dan ook dat ze, na verloop van eeuwen, als ongerepte mummies uit de aschkolk herleefden.

Wat plotselinge oinmekeor in \'t doen en laten van prins Alexander! Nauwelijks hebben de Br.-, hem, bij compromis tusschen de ultra\'s en de radicalen , vereerd mot het Grootmeesterschap Nationaal — wel te verstaan nomine tantum , want in facto bekleedt v. Biggelen die Hooge Waardigheid — of ziet , de kluizenaar van de «binnenkamerquot;, de Simon Stilites

-ocr page 15-

IS

van de Kneuterdijk ontwaakt en herleeft, ontvangt dagelijks Br.-, aan zijn disch, neemt schier bij \'t uur toe in embonpoint, verleent links en rechts vergunning tot het uitstallen van zijn wapen en schenkt zijn naam aan een in \'t verschiet liggende Passage. Ja, zelfs is \'t niet onmogelijk dat Z. K. H. mij eenmaal aanstelt als den Gesfehiedschrijver van zijne haults faicts et gestes, zooals Boileau en Eacine waren les historiens de Louis XIV.

Altemaal bemoedigende voorteekenen , niet waar ? van een levenswending naar de wereld der werkelijkheid , van een zwenking in de richting van.... ma9onniek plichtbesef. — En nu zal, bij de heropening der Kamer, Z. K. II., de eerste onderdaan van de Kroon, zeer zeker tot groote blijdschap der Xatie, aan de zijde staan van Zijnen Koninklijken Vader? Helaas! neen; tegen dien tijd (zoo althans melden de kranten) zal hij zitten in Zwitserland.. natuurlijk, om gezondheidsreden.

Mocht dit, treurig genoeg! zoo z ijn , welnu dan nog geen nood. Immers de Hollanders zijn prover-biaal geduldig en langmoedig.

Qui lit, Maecenas......

Ja, vanwaar toch de voorliefde.. of liever de bondwoede, die ons Hollanders tegenwoordig bezielt ? Alleen do scherpe blik en het fijn ontleedmes van Jan Holland vermogen dit verschijnsel mensch-en zielkundig te analyseeren in zijn ontstaan, groei, weelderigen wasdom , en dan tevens de kortlevendheid van al die bonden uit te loggen... Ik zal mij aan de oplossing van dit netelig vraagstuk niet wagen, maar slechtsmet een los stipje ébaucheerende door-

-ocr page 16-

14

^aansclie elementen van zoo\'n bondoprichters-clubje. — Een meneer — hij zij dan een Minister in ruste, een emeritus-kruidenier, doctor of advocaat zonder praktijk, of zoo iets dergelijks — verveelt zich, en slijt daarom zen dag op societeit en in koffiehuis ; daar hoort hij de vrindjes praten van »eene drin-»dende behoefte , eene leemte die gebiedend aanvul-»ling eischt, een ouwerwetsch misbruik dat schreeuwt »oin opruiming.quot; Bij voorbeeld de begrafenis der dooden. «Bat lijken begraven geeft allemaal maar »oiitreiniging van de lucht en maakt ons ziek; dat »zeg ik maar; ze mosten die verbranden, da\'s vrij »wat beter, dat zeg ik maar; en we mosten ons aan-»sluiten om dat middeneeuwsch schandaal, dat infaam «bijgeloof uit te roeien , dat zeg ik maar.quot; Be naar tijddooding zoekende meneer knoopt zich in het ooi-de diepzinnigheden van zen bittor-broeder »dat zeg ik maarquot; en haast zich, thuis gekomen, op \'t papier een bond te ontwerpen en de Statuten mede te deelen aan zijn kroeg-gezelschap , onder bijvoeging dat zijn barbier en zijn schoenpoetser bereids zijn toegetreden. Algemeen bond-enthousiasme. Een enkele slechts weigert mee te doen; »een oude knorpot, waar je nooit niets aan hebt.quot;

Meer dan genoeg echter voor een ruwe schets.

Be bond, waarover ik nu ga spreken, is van vrij wat deftiger oorsprong. Het doel daarvan is de wederinvoering van de Olympische spelen en gericht togen «intellectueole afmatting, zenuwachtigheid , on-»matigen schooldwang, hoofdpijn en oogenbederf.quot; Aan het hoofd van de oprichters van Olympia staan voorop Mr. Kerkhoven en als sluitsteen Mr. v. Kerk-

-ocr page 17-

15

holf. Nomen et omen, die twee kerkhoven ? Neen, willen wij hopen voor Olympia\'s levensduur. — Mr. v. K., thans raadsheer in Arnhem\'s Hof, heb \'k eene korte poos in Rotterdam gekend en is me bijgeblo-ven om zen buitengewone spraakzaamheid in den zuiverst plat-Rotterdamschen tongval. Hij was toen klein van postuur en, naar\' k gis, de groeijaren te boven, en zoo stijf als luitte er einen Stock verschlucht , in e\'e\'n woord een ambulant protest tegen Olympische tornooien. Maar zooals de psychologen meer reactien op lateren leeftijd waarnemen, wil v. K. zich thans gaan verlustigen in \'t aanschouwen van lichaamsoefeningen die hem persoonlijk vreemd bleven, en wenscht hij den wedloop te zien van Hippomenes en Atalanta, het kampveuhten, het wedrennen, het schijf-spel enz. Jammer dat de hollandsche knooken zich zoo slecht leenen tot de gracelijke leenigheid dor aloude Olympici! — Mits nu maar die Olympische speelpret niet »als integreerend deel van het Onderwijsquot; ten laste kome van de tocli al zoo berooide Staatskas, en mits de lieve schooljeugd zich geen zeer doe , dan is all very well, en zij Olympia eene longeviteit toe-gewenscht, welke de kortstondigheid van al de andere bonden doe blozen... in hun graf.

Men kent het schrijven van Henri IV aan „Ic brave des bravesquot; : pencls-toi, brave Crillon; on a vaincu sans toi, toen buiten diens steeds en immer ter overwinning voerend opperbevel, een veldslag was gewonnen. Hooger lof in pittiger bewoordingen is zeker nooit een Veldheer toegezwaaid; vandaar dat \'t gezegde is blijven voortleven als gevleugeld woord.

-ocr page 18-

16

Welnu, \'t Venl. Wkh., gewoonlp zoo bii de pinken , heeft dit woord , waarmede Maas en Roerbode Mr. Haffmans, den Limburgsclien Veldmaarschalk vereerde, opgenomen als... »cen pak slaag.quot; — Een treurig bewijs te meer dat \'t parlementair leven benevelend werkt, zelfs op heldere koppen, en die wat meer weten dan rechtuit.

Die schonen Tage in Aranjnez Sind nun zu Ende.

Helaas! \'t is uit met de gulden dagen van het interim. Nous voila repris par Vengrenage; la scie parlementaire recommence et les rossinantes de la presse ont derechef leur provision de fourrage de paillc, de foin et de fruits secs. — In Godsnaam ! dan maar weer vooruit met de geit, om des te eerder te geraken aan de eind-ontknooping van \'t parlementair kluchtspel.

Alhoewel Aanstippingen niet precies zipi adresboeken of informatie-bureaux , zij hier om bizondere redenen vermeld .

lo dat het huidig adres van L. Pincoffs is: Chicago 5 Wabash Ave ;

2° dat een van zijn zoons is koopman in die stad, en de andere sollicitor in New-York;

3° dat L. P. onderhouden of ondersteund wordt uit Botterdam ;

4o dat M. M., T. en K dit lezende, verbaasd zullen opkijken en elkaer afvragen hoe de Aan-stipper is te weten gekomen wat zij meenden te zijn hun uitsluitend geheim.

Quatritur of die geldtoezemlingen soms dienen om P\'s mond gesloten te houden en hem af te brengen

-ocr page 19-

17

van \'t voornemen om openbaar te maken eene „revue retrospectivequot;, die liet eermetaal van sommige tant... houders wel eens kon uietamorphosoeren in — pardon, du jeu de mots — ciuchats.

Wat dolle pret heeft niet jareu achtereen als echo van de republikeinsche niaiserie gehad de pers van Nijgh met „le Hoif\'! Vooral haar correspondent Campbell, de schrik, zooals vroeger hier verhaald , van den geestrijken Albert Millaud, was onuitputtelijk in dit thema , d. w z, compileerde al wat maar hoonde »le Eoyquot;.

Die »Eoysquot; nogthans telden een St. Louis , een Henri IV, een Louis XIV; die » Eoysquot; hadden Frank-rp groot gemaakt; zij zochten zich ministers wier naam klinkt Richelieu , Mazarin, d\'Aguesseau en \'t was onder hun heerschappij en onder hun patronaat dat geniën opdaagden als Lafontaine en Molière. — Frankrijk heeft zijn »Eoysquot;\' vermoord en weggejaagd en in dier plaats gezet een Mpuhlique de la guillotine , later eene répiibliquc du droit au travail, d. w. z. met \'t recht voor den sarboidquot; om op het Champ de Mars te luyeren en au houclwn te spelen, en thans beleeft \'t armzalig Frankrijk zijne républi-qiie de la honte et de Vwjnominie, onder een President Grévy, een duitendief, een schraper, een huisjesmelker, een fort, niet de la halle, maar een fort en carambolage.

Een schoone rnil , niet waar ? voor de »Eoysquot;.

Sans Souci!... ce doux uom d\'un favorable augure Dcvait plaire aux amis des dogmes d\'Epicure.

Hoe diametraal tegenovergestelde gewaarwording

-ocr page 20-

18

wekt niet op de naam Per el! Perel de likdoornuitroeier, welke de teenen der toenmalige Amster-damsche jeugd zoo gruwelijk wist te pijnigen, met geen ander gevolg dan dat die kwellende parasieten des te weliger groeiden en bloeiden — eene verschijnsel, volgens Perel, geheel conforme aux regies de Vart pédicural.

Zou niet uit dienzelfden Perel-stam gesproten zijn Perel zich kwalificeerende „ Onafhanlcelijk Israëlitisch Orgaanquot;, en die negen kolommen besteedt aan scliim-pen, tieren en razen tegen ieder die in de Joden zoo maar niet voetstoots herkent het uitverkoren volk ?

\'t Kan wezen dat het de invloed is der hondsdagen die P\'s organisme zoo ziedend heeft gekookt en dat de herfst hem wat afkoelt. Zoo ja — immers Christelijke liefde gebiedt die verschoonende hypothese aan te nemen — dan leze P. tot kalmte gekomen , en overwege hij de geschriften van Dr. Stöc-ker. waarvan als voorproef dit brokstuk;

„Auf welcher Seite ist das Recht, auf welcher Seite das ünrecht und die Friedenstörung ? Auf Seite der Christen, welche den Juden alle Rechte lassen und nur ihre christliche Sitte und Hab und Gut gegen jiidisehe Litteratur uud jiidisehe Habsucht vertheidigen wollen ? Oder auf Seite der Juden und ihrer Genossen, welche mit Hohn und Spott, mit geistlichein Gift und gesehaft-lichem Betrug, mit Heuchelei und Lüge die Herrsehaft iiber die christlichen Eingeborenen des Landes zu sich zu reiszeu suehen ?

Tante had een paar nichtjes van gene zijde der Zuiderzee bij zich te logeeren verzocht. Een harer — denkelijk een Modern heksje — schreef: «Onder

-ocr page 21-

19

«meegaand geleide van Eool en zijne trawanten, ziet »Ge ons, lieve Tante, ten klokslage één uurquot;. Bij \'t lezen van die briefkaart viel Tante flauw van schrik, en toen ze door Hofman\'s druppels was bij-gebracht, telegrafeerde ze : «Gij tweeën zijt mij hoogst »welkom, maar om dien Eool en zijne trawanten te «huisvesten , daarvoor heb \'k geen ruimte en geen »bedden genoeg; en bovendien houd ik er niet van »om 0P quot;lijn ouden dag relaties aan te knoopenmet »wild vreemde menschenquot;.

De hoofdkenmerken van de interessante species gommeux zijn deze: voornaamheid, kennelijk uit een adelijk geurtje, verleptheid , leeglooperij, geblaseerdheid en ramóllissement du cerveau. — Ook ons landje mag zich verheugen in ettelijke exemplaren van die Chevaliers de la gomme. Deze, hoe geblaseerd ook hun oogen sluimeren achter een lorgnet, toch hebben ze behoefte van tijd tot tijd aan een prikkel, aan een schok die hun versjouwde zenuwen doet trillen. Maar waar zoo\'n excitant te vinden? Piquante sausen en gepeperde ragouts zijn ze beu , en „la houehe de Mme Xquot; hebben ze al uitgelezen. Wat rest er om dien jeugdigen afgeleefden nog een schijn van leven in te pompen9 — Een hunner kwam op een idée.

Baton A. — Wat dunkt ulieden van een schiet-partijtje ?

Choor. — Ja, da\'s delicieus , chic, crane. Mits we ons geen zeer kunnen doen en ons niet behoeven af te matten.

Bn. A. Dat spreekt. Ik bedoel dan ook niet

-ocr page 22-

20

een jacht op wilde zwiinen, maar een schieterij op duiven.

Graaf B. — Ja, zoo\'n logge woudduif zie \'k wel kans te treffen. Maar waar zoo dadelijk woudduiven te vinden? Tamme duiven zijn wel zoo gemakkelijk te krijgen.

Jhr. G. — Neen, die vliegen ons te gauw.

jg». A. — Weet je wat ? we steken den duiven een oog uit en trekken wat pennen uit vleugel en staart; dan treffen we zeker.

Met eenparigen bijval werd door onze nobele Nimrods dit voorstel begroet. Maar er kwam een kink in den kabel ; Minister Modderman stelde zijn veto tegenover die beulpret, en of zekere Wilson, bijgestaan door den voor hem occupeerenden naamgenoot van Zon-God Kappeyne, al kwam aandragen met zijn Quos Ego, en of een Limburgsche Jonkheerlijkheid al praatjes zocht te maken , \'t hielp hun niets, en ze bliezen den aftocht.

Als moraal, of veeleer als bevestiging van Prof. Buys\' oordeelvelling over onze »adelijke hanzenquot; , zij verwezen naar diens hier vroeger aangehaalde woorden.

Wie Zon-God van Coppello noem\', Geev\' aan van iiijnden lof ,

Wiens meerder kunstenmakersroem Kappeyne overtrof.

Inderdaad , van Lijnden is wel de synopsis, de microcosmus van den modernen Staatsman, t verwezenlijkt ideaal der hooge politiek. Phrasen-, fratsen en phasenmakerij zijn hem als ingeboren ; geen tour d\'adresse, geen goochelspel of hij weet die uit te voeren met ongeëvenaarde virtuositeit. Struikelt hij.

-ocr page 23-

21

\'t is om fluks op te staan met de lichtstraal der overwinning om den schedel; verloochent hij zijne partijgenooten van weleer, maakt hij zich schijnbaar tot dienstknecht van eene impotente liberalerij en stuurt hij Tak naar Frankfort om er een langen neus te gaan halen, dan is \'t om des te schitterender te doen uitblinken zijne onmisbaarheid, zijne eenig mogelijke regeerkracht in Nederland. Ja waarlijk! hoe groot ook moge wezen Allah , grooter nog is v. Lijnden.

Het bevelschrift der rechtbank van Zwolle en de ministerieele beschikking van Mr. Modderman op \'t verzoekschrift van Mr. van Ketwich Verschuur zijn ïels alles behalve naar de muts. Trouwens niet zonder reden. Men donke toch eens wat er zou overgeschoten zijn van des seniors achtbaarheid, bijaldien, in zake Pincoffs, de Rotterdamsche rechtbank even ferm ware opgetreden als in casu de Zwolsche, en de rechter-commissaris door papierenonderzoeK\' licht had kunnen brengen in den chaos van knoeierijen , thans voor immer gesmoord in den doofpot van tantième-tollenaars.

Stellingen. — 1° De opvatting, als zoude de menschheid (wel verre van voorwaarts te schreden) zich bewegen in een cirkelgang, getuigt van optimistische welwillendheid.

2o Iets juister is Alph. Karr\'s; plus ga change , plus c\'est toujours la même chose.

3° Waarheid is dat de achteruitgang der menschheid een vaart heeft genomen , waarmeê alleen kan wedrennen de galopeerende tering.

-ocr page 24-

22

Volledig eerherstel van Generaal v. d. Heijden , boter gozogd, de hom door don ex-minister v. Golt-stein geimputeerde quot;barbaarschheden, kiievolarijcn enz. gebrandmerkt als onwaar.

Men leze het consciëntieus verslag van de Commissie van Onderzoek. Daarin wordt v. G. onomwonden te laste gelegd : \'t oor te hebben geleend aan do lasterlijke inblazingen van notoir bekende vijanden van v. d. H.; verminkte, althans onvolledige mededeelingen aan de Kamer te hebben overgelegd tot staving van valsche beweringen; nieuwe feiten te hebben opgerakeld, die gebleken zijn deels onwaar, deels ontbloot van oenig bewijs.

Mag \'t nu onbescheiden heeten, wanneer ik, met verwijzing naar \'t geen \'k hier heb geschreven, on-middelijk na v. G\'s akte van beschuldiging togen v. d. H. — constateer dat mijn flair, mijne intuitie, devinatie zich ook in deze niet heeft verloochend ? Tot zelfs »de feestvieringquot; v. G. toegezegd door \'t lid der Commissie E. v. R. ziet men in \'t rapport bevestigd, evenais de voorspelling dat v. G. zoo laf-als laaghartig de plaat zou poetsen lang vóór \'t aanbreken van den dag der gerechtigheid.

Weet tevens, langmoedig Nederland, dat zoo\'n ex-Minister v. G. , als pensioenloon voor zulk een bedrijf, U komt te staan op f 3 X zijne ministe-rieele dagen.

Ken déplaise a Me A. P. Th. Eysscll (zie Verslag Juristen-Vereeniging,) verschil bestaat er luttel tusschen de „amour lïbrequot; van de pétroleuse Louise Michel en Mr. van Houten\'s »opzegbaarheid van »het huwelijk op eenzijdige wilsverklaring en zon-

-ocr page 25-

23

»der opgave van redenenquot;. Voor die beide volks-vei lichters is \'t huwelijk eene overeenkomst aangegaan op de proef, met dit enkel onderscheid dat L. M. de opschortende voorwaarde van art. li9 9 B. W., en v. II. de ontbindbare voorwaarde verondersteld wil hebben.\'

Natuurlijk kwam ook in deze vergadering opdagen Mr. J. A. Levy, de onvermijdelijke scie van alle openbare bijeenkomsten. Met al de aanmatiging , veimetelheid, Idchons Ic mot, de onbeschaamdheid van den jood, kwam L. het canoniek recht, deu H. Augustinus, t Concilie van Trente de les oplozen , alhoewel hijzooals Mr. van Oppen aantoonde, blijk gaf geen iota te kennen van al die kerkelijke autoriteiten.

De slotsom was dat v. U\'s opzegbaarheid en L\'s ontbindbaarheid werden afgestemd met 47 tegen 18 stemmen, onder welke laatsten de Vice-Voorzittor van de Maastrichtsche rechtbank de Biébeystein , eon persoontje dat bij volslagen gemis aan middelen om ooit tot beroemdheid te geraken, zijn heil zoekt in treurige vermaardheid.

Allotriu. — Mr. Patijn — als Officier van Justitie de verheugenis van dieven , do blijdschap van den Delftschen verkrachter, de jubilatie in e\'én woord (met van Schermbeek mede) van onontdekte boosdoeners — diezelfde Mr, Patijn gevoelde dezer dagen als politiek persoon, als Kamerlid , dringende behoefte om zijne Staatsmanswijsheid te gaan uitstorten in den boezem zijner Krimpenerwaardsche Kiezers. Hij behandelde daar, in eeno aanspraak te vinden in de Schoonh. Crt., de z. g. vragen van

-ocr page 26-

24

den dag : Kiesrecht, Grondwetherziening, en vooral niet te vergoten zijn stokpaardje, de Kerkelijke partijen , en sprak daarover één, misschien wel twee uren lang zonder iets te zeggen , zoodat om dit watersoepje te kunnen binnenkrijgen zonder dat de maag er tegen inkrimpt, men zijn moet Krimpenerwaar-dig en er hij weten dat Mditre Patclin is de glorie en de spcs ultima der liheralerij.

Ten einde liet misbak , in parlage-termen Constitutioneel stelsel geheeten, oen weinigje te verhelpen, zijn uitgedacht allerlei fictieën — een soort van prccsumptioncs juris et de jure. Om er slechts eene te noemen: do Koning is onschendbaar en Zijne ministers zijn verantwoordelijk. Welnu; aanschouw t uit een enkel voorbeeld de werking van dio zotten-kraam-fictioën.

Daar hebt Ge een Minister, die ten aanhoore van den Lande, een Generaal, met roem en met wonden van het slagveld teruggekeerd, aantijgingen naar \'t hoofd werpt, welke, na nauwgezet onderzoek, blijken te zijn valsch , onwaar en ontbloot van eenig bewijs , zooal niet lasterlijk dan toch uiterst lichtvaardig. Nu zal die Minister, erkennende dat hij heeft gedwaald, den onrechtvaardig betichte zijne verontschuldigingen aanbieden en zien goed te maken wat hij in roekeloosheid misdreef ? \'t Mocht wat! neen, die Minister zet \'t op een loopen , even als een kwajongen door den diender op heeter daad van kattenkwaad betrapt, en op zijn vlucht wordt hem achterna gezonden ... een »eervol ontslag met «dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten »aan Koning en Vaderland bewezenquot;

-ocr page 27-

25

Eh den Koning . dio openlijk dun gesmadon Ge-noraal Zijne sympathie en erkentelijkheid heeft be-tuigd, werd deze contre-vérité ter teekening voorgelegd , om met Zijne «onschendbaarheidquot; de kwajongenstreken van den «verantwoordelijkenquot; Minister te dekken !

Toch is er na dit alles nog gevonden een saam-raapsel van Joden — zoo althans wil \'k voor de eer van mijn Vaderland liefst het Ilcindclshlad mij voorstellen dat de onbeschaamheid had te schrijven : „Ic heau role in deze vervult zeker de heer van Golt-»stein. Hij heeft zich getoond een echt constitutioneel »man , die het tout est per du fors Vhonncur wist »te betrachten.quot; — Neen, heeren van de racaille! jelui hadt moeten schrijven: rien n\'est perdu (noch pensioen , noch eervol ontslag) fors Vhonneur. Maar wat maalt ook zoo\'n joderij om »eerquot; , een ding dat niet eens in de negotie valt.

Voor zijne vele en gewichtige diensten vooral der praestidigitatie , acrobatie en haute voltige bewezen, dingt , naar de kranten zeggen , Baron van Lijnden naar de Grafelijke Kroon , en niemand zal hem zijne aanspraken betwisten

Maar welke graafheerlijke titel zou in casu \'t best passen ? Al dadelijk dringen zich hier op de namen; Houdin , Bamberg , Basch , Maju , Liotard , Loyset\'; er is dus Vembarras du choix. Voor \'t Vaderlandsch oor echter zou \'t streelendst luiden : Graaf Maju-Loyset tot van en met den Bamberge ; dan is in e\'en klap eene trits van Nederlandsche kunstbroeders vereeuwigd tot in het verste nageslacht.

-ocr page 28-

26

Dat Vader\'s weekheid te veel égards heeft gehad voor Kareltje\'s broekje met den aankleve van dien moge betreurd, maar mag niet openbaar besproken worden als thuis behoorende — zooals mijn barbier zich uitdrukt — op het inviolabel gebied der huishoudelijke Aesthetiek.

Wel echter voegt en past \'t, is \'t aeqimm ct sa-lutare op don man af Professor J. A. Albcrdinglc Tkijm af te vragen: »hoo hebben we \'t nu voortaan »met U ? Is uw zoo roemrijk verleden dan voor goed »verzeild en gescheitert op de zandbank der van »Deijsselerij ?quot; — Zoo ja; dan heeft de schoonheidsleer U al zeer booze parten gespeeld en rest ons niet anders dan met Tollens te weeklagen:

Eens ons aller roem en eer ,

Nu ons aller roem niet meer.

Van bevriende zijde ontving ik mededeeliug van \'t navolgend antwoord van Exc. Windthorst op de vraag of de Katholieken van Nederland zich mochten verheugen in zijn door de dagbladen aangekondigd bezoek.

„Eine Naclikur in Schevcningen zu nelmen fehlt „mir leider die Zeit. Gern möchte ich somt den „Hollcindern ivélche mir so viel Thcilnahme bewei-„sen persönlich meinen Dank\' ahstatten. Vielleicht „findet sich demnüchst noch eine Gelegenheit.quot;

Bestond niet het Liefdewerk Oud Papier, \'k zou geen weg weten met al de booze brieven, waarmee \'k word vereerd. Verreweg de moesten zijn briefkaarten — wat pleit voor de Hollandsche spaarzaamheid ; anoniem — wat niet pleit {rien déplaise d

-ocr page 29-

27

JHessire van Limburg Stikum) voor deu Hollandschen heldenmoed ; en vol taal- on stijlfouten — wat alweer niet pleit voor liberaal-sclioolsclie ontwikkeling.

De meest verontwaardigde en minst kakograflsche dezer Milds doux kwamen uit Utrecht naar aanleiding van mijne observatiën over \'t doorloopend mank gaan van de weerkundige proe-observatien van Prof. Hui/s Ballot, en kwame daarin niet voor »helsche booswichtquot; dan had \'k durven wedden dat \'t poulct van Professor zelv«n uitging ; want zoo\'n professorale AufyeklartJieit gelooft natuurlijk evenmin aan hel als aan eed. Misschien gelooft hij, och arme! niet eens meer in de onfeilbaarheid van zijn meteorologische profetieën. — Welnu, ik heb mijn alter ego, mijn Sosie gevonden in helsche booswichterij en ik signaleer hem aan de Utrechtsche toorn en wraak. Heeft niet Prof. Naber gezegd, toen hij den deugniet Jan Holland \'t jak wilde uitvegen, »spreken is plicht, si-gnaleeren is eisch?quot; Die »helsche booswichtquot; nummer twee is , horresco reforms, de briefschrijver uit »de hofstadquot; (Arnh. Ct. 28 Aug.):

De hooggeleerden uit Utrecht hebben nu eindelijk het goede laadje aangetroffen, waar de vertrouwbare weervoorspellingen liggen. Een paar weken geleden las men voorspellingen van prachtig weer, terwijl het regende, hagelde en stormde; doeh in deze dagen van buijig weêr geeft het, zooal geen troost, dan toch zeker ontzag voor de wetenschap in de couranten te lezen, dat de heeren te Utrecht het daags te voren hebben zien aankomen.

Moge het ziedend gemoed van Prof. Buys Ballot, dit lozende, overweldigd en uitgebluscht worden dooide etherische, volkanische en electrische golvingen en stroomingen van alle windhoeken ! Anders, mijn

-ocr page 30-

28

waarde collega in helsche booswicliterij , gare a la hmnhe.

11 en est qui ne doivent leur éclat qu\' a l\'oljscurité de Tentourage.

Zou Thorleckc deze spreuk van La Rochefoucauld wel gekend hebben ? Of liever heeft hij , de hoog-dunkige schoolmeester , ooit zijne grootheid als slechts bctrelclcelijlc kunnen denken ? AVat daarvan zij , zeker is dat Thorheche bij de saamstelling van zijne Kabinetten altijd zocht naar nulliteiten en , eerst noodgedrongen , naar bruikbaarheden. Baron van Lijnden , den con- en reconstructeur van \'t gecontinueerd Kabinet, kan zoodanig verwijt niet treffen. Integendeel , nooit te voren — althans sinds de culbute van Vissering, Six\'s eklips en \'taan den haal gaan van v. Goltstein — heeft Nederland aan de groene tafel zien aanzitten een ensemble van lieden (mannen, mag \'k helaas ! niet zeggen) van grooter bekwaamheid , meerder arbeidzaamheid en , wat toch ook iets zegt, van zoo fatsoenlijken huize.

Mochussen, wel is waar, heeft zich bij de discus-siën van \'t fransch Hdstract. uiterst zwakjes getoond , maar zoo-i werkelijk is een diplomaat, en in Berlijn iets heeft geprofiteerd van Bismarck, dan is dat échec wel te boven te komen. Wat Mrs. Hordijk en de Brauw zullen praesteeren, staat af te wachten ; maar van den laatsten heb ik goeden dunk. Op welken grond , zal \'k later wel eens zeggen.

Ach Hemel! Karei Boissevain, reeds als proza zoo ongenietbaar, knutselt warempel! ook nog rijmpjes , en dat wel als „een krans van silverloof\' op

-ocr page 31-

29

de romautiesche vrouwe Tonssaint en haren echtvriend , den kerkschilder Bosboom.

Wat euvel hebt Gij toch wel begaan , Gij Muze der weelderige fantazy en Gij fijnvoelend kunstmaler, om gestraft te worden met Boissevain\'s »den-»nenstammen, berkelboomen, zomergroen-charade (bis), »wit gepoederde marquises , donkere oogen , frissche «kuiltjes, dichteres der Protestanten , echtpaar dat »zich vol humor met de sneeuw der jaren tooitquot; ?

Zie , als oprakelaarster van allerlei anti-katholieke dwaasbegrippen is Mevr. B. T. mij uitermate antipathiek, maar toch komt mijn kunstsmaak er tegen op dat deze talentvolle matrone de oneer ondergaat van berijmd te worden door een Boissevain.

Er zijn trouwens meer van die aamechtige Pegasi van nul en geene waarde op de paardenmarkt , maar toch nog altijd prijshoudend voor den viller.

Wat, na \'t slikken van B. \'s versiflcaterij , weer eenigszins verzoent met de Grids van September is: „de lersche landivetquot; door Prof. N. G. Pierson — in \'s Hemelsnaam! niet te verwarren met den verwarden Prof. A. Pierson.

De gruwelen van \'t protestantsch Engeland op \'t Katholiek Ierland gepleegd vindt men in dat artikel synoptisch maar eerlijk geresumeerd, en de meer dan laakbare handelingen der huidige Land-liga worden even verklaarbaar als die van den onlangs in de kranten vermelden afgemartelden hond , die zijn heer-beul in den strot beet.

Bij \'t vernemen dat Baron van Lijnden kans heeft Graaf te worden , begreep Tels dat zijne se-

-ocr page 32-

30

nior\'s achtbaarheid daaronder allicht als prestige zou lijden en daarom stuurde hij Prof. B. onmiddelijk genoegzame duiten ten einde uit te wijzen dat al die adelmakerij (arme van der Doezen van Vilbois!) maar gekheid is, en dat alleen do achtbaarheid door Koos ja Beepmaker iemand op don schedel gedrukt, den stempel draagt van waren adel.

De aandeelhouders van de N.B. mogen in hun belang wel eens ernstig nadenken over Tels\' buitensporige bestellingen van leadings ; anders zal hun dividend al zeer schraal worden. Brooddronken als hg daarmee in den laatsten tijd te werk gaat , verdiende de senior wegens verkwisting onder curateele te worden gesteld.

Maar , wacht eens; \'t zou kunnen zijn dat de N.B. na uitbetaling van \'t bcstelloon aan Jan, Piet en Klaas, nog een aardige fooi voor haar kas overhield. Immers, onaanneemlijk is dat zo haar kolommen zoo maar voor niks niemendal zou uitbesteden aan., (den naam zal \'k later wel invullen) pour les heaux yeux de v. G-. en om dezes eer wat op te flikken de gewetensmannen van de Commissie van onderzoek zou... reprimandeeren.

Wat is \'t gemakkelijkst te verkennen en \'t moeilijkst met de punten op de i te staven?

Lijpen-sluwheid.

Om de zegeningen van do »onsterfelijke beginselenquot; met dier spruitje, onze Grondwet van \'48, eerst recht te waardeeren , diene men voor oogen te hebben \'t cijfer der sinds dat tijdverloop geconsommeerde Ministers ten getale van 143. Te weten :

-ocr page 33-

31

Buitenl. Zaken 23 ; Koloniën 25; Justitie 21 ; Oorlog 20; Financiën. 19 ; Binnenl. Zaken 17; Marine 16.

De gevolgtrekking uit deze statistieke donnée te maken, zij edelmoedig afgestaan aan dezen of genen kranteman m peine d\'une idee , die \'t lijstje nog zou kunnen opluisteren met een vergelijkenden staat van Griekenland\'s verbruikte Staatslui. Consul Cor-nelder, wijnkooper tevens te Rotterdam en daarbij hoogst dienstvaardig, zal die opgave wel verstrekken tegelijk met de aflevering van een bestelling op zijn Pisporter.

Non est Deus — zoo tierde op \'t wachtwoord der Loge de liberalerij — weg met le nominé Bieu ; dat niet-ews zij gebannen uit de maatschappij , en om te beginnen geneutraliseerd in de school!

Maar God sprak : Fjjo irridébo vos; Ik zal uw Godloochenend gewrocht den volke ten spot en tot schande maken.— En ziet, uit dat atheïstisch nest kroop een gebroed even onwetend als waanwijs, even onbeschaamd als verwilderd, een zwerm van voyons , zoo gemeen in taal , als afzichtelijk in handelingen.

Menig falend oog ontsloot zich nu aan de waarheid; men tastte nu de liberale logen. Waar gaan wij heen \'? — zoo klonk al forscher en forscher het ontwaakt volksbewustzijn. Is \'t dan om zoo\'n misselijk ras te scheppen, dat de Gemeente-financiën moesten worden verspild en te gronde gericht?

Allerwege klom die kreet van ontzetting... zij bereikte zelfs de ooren van Bergsma, le beau Nicolas van Droniijp. Fluks riep hij bijeen zijne kiezers en sprak: »maakt U niet bezorgd over de Gemeente-kassen.

-ocr page 34-

32

»Immers wij, liberalen zullen wel zorgen dat de »sclioollasten worden overgebracht in do Staatskasquot;.

En de fortes têtes van Dronrijp jubelden en zongen lofliedoren ter eere van Bergsma, en de Dokkum-sche maagden bestrooiden hem met aardappelloof.

Wat sommige kranten ook vertellen mogen, \'t is en blijft onwaar dat wijlen J. Wertheim zich heeft te buiten gegaan aan \'t maken van fransche verzen Hij moge zich hebben verlustigd in\'t saamlijmen van rijmwoorden, maar deze werden dan — zooals \'k vroeger bij Ws leven , hier al schreef — in \'t gelid gezet, ontbolsterd en gepolitourd door zijn vriend Aicard. Vraagt Ge mij nu , waarom ik zoo hal-starrig opkom tegen die krantbeweringen, dan antwoord ik: om W te zuiveren van een onverdiende blaam. Immers, gij weet toch dat voor den recht-geaarden en »rechtvaerdigenquot; Nederlander \'t eer.. gruwel is zich te bezondigen aan \'t maken van fransche verzen ? Zoo niet, luistert dan wat Tollens antwoordde »op de vrage: waarom ik geen fransche verzen leerde makenquot;. („Leerde makenquot;, hoe kruidenierachtig \')

Hoe, \'k zou mij ooit een schanddaad wijten,

Zoo vuig en laf!

Ik zou het dierst kleinood versmijten ,

Dat mij mijn moeder gaf!

Ik zou de teelt van eigen beemden , (1)

Verdwaasd en blind Verkwanslen voor het kaf (2) van vreemden,

(1) Tollens bedoelt hiermede niet , zooals wellicht menigeen zou denken: hollandsche koeien , varkens , schapen, of ook maar vaarzen ; neen , hij bedoelt hollandsche verzen.

(2) Corneille , Racinp, , L.\\fontaiiVe enz. enz. alteraaal Jtaf! Zoo\'n Kaffer was dan ook overwaard bij zijne onthullinfr gefeest-redend te worden door Wira Sieuw. van Reesjema.

-ocr page 35-

33

Als een baldadig kiud !

Neen, neen ! het Hollandsch hart te vangen Met lier en lied,

Vermogen wulpscbe beuzelzaugen Op franscbe toonen niet.

Nu zou \'k ook kunnen aanhalen een nog levend dichter, die in dithyrambische vervoering- — zen rijmen zijn me helaas ! ontschoten — zwoer, dat-i liever zijn tong zou afbijten en opeten dan ooit zijn mond bezoedelen aan Pa en Ma.

Mij dunkt de Amsterdamsche bankier Wertheim mocht me wel een bankje overmaken voor dit eerherstel van J. Wertheim voortaan door mij »van vreemde smetten vrijquot; — tenzij de Eussische Semieten den Bankier op zwart zaad hebben gezet.

Tandem (Unique hahemus magistratum. Niet Six-v. d. Kamp, Gode zij dank! Ook niet v. Tienhoven, de gast van Floquet; neen, \'i is Mr. Patyn, de Officier van justitie en t Kamerlid, die benoemd is Burgemeester der Ho/stad — aldus geheeten bij an-tilogie, d. i. wegens permanente Hof-eklips.

Deze benoeming heeft niet weinig ontsteltenis te * weeg gebracht onder de boosdoeners, die na een ongestoord leventje onder Patijn\'s spoorbijsterheld, sidderen bij de gedachte dat hij soms vervangen mocht worden door een detective.

Ook de Kamer-meerderheid verkeert in ontroering nu ze hoogstwaarschijnlijk haar pourfendeur van »de klerikale partijenquot; staat te verliezen; tenzij Mr. Pa-tijn als een Atlas in duplo Gemeente en Politiek te saam torsche.

Wachten wij inmiddels af of Mr. Patijn even ervaren is in de kunst van pateliner (Vide Littré) op

-ocr page 36-

34

administratief, als vroeger op jadicieel en politiek gebied.

Nergens ter wereld wordt een badplaats gevonden als Scheveningen, omlijst in zoo\'n verrukkelijk na-tuursehoon, en a portee van zooveel kunstschatten. Welnu , de achtereenvolgende Haagsche Gemeenteraden hebben nogtans \'t probleem weten op te lossen om van Scheveningen te maken de minst aantrekkelijke en misschien wel de meest, vervelende van de Europeesche balneaj.

Indruk van een tourist door Frankrijk — onder slecht wéér : Korst dan zou Bismarck den naam verdienen van groot man , als hij t fransch canaille had verpletterd onder de puinhoopen van Parijs.

Le cas dc M. Bochusscn. — \'t Blad van (Goddank ! wijlen) Jeanne de Kervor, iudecenter naams-gedachtenis, beschuldigt Minister Rochussen van zich onrechtmatig te hebben toebedeeld f 2000 uit een restant-begrootingspust. quot;t Dc/hL, als altijd conservatief schipperend, do middenman die aan alles een mouw zoekt te passen, \'t Dyhl. de zoetsappige Eunu-chus der toch al zoo labberlottige pers, vindt dat M. wel dwaas zou hebben gedaan bijaldien hij df.t extratje niet had opgestreken, t Vnderlund kwam a la rescoussc en \'t Dyhl. schijnt in te binden.

Ziedaar \'t stadium waarin voorloopig verkeert le cas de M. Rochussen. Gelukkig echter dal de Edel Weinig Vermogende HH. te veel leegen tijd hebben gehad om bij de Kamer-heropening niet te komen aandragen met een vracht van interpellatieën, waar-

-ocr page 37-

35

onder natuurlijk : le cas de M. Rocliusseu. Viruly

of de Brujn , als beiden eerzame tant.....houders ,

zouden zeker wel zijn de aangewezen »gentlemenquot; om li. op zen minst van onkieschheid te betichten.

Wat nu staat li. te doen ? Ziet hij kans zich „fmaaV te zuiveren, des le beter voor hem; zoo niet, dan pleite hij de verzachtende omstandigheid dat-i als Gezant te Berlijn al te veel in contact is geweest met Bismarck om niet onwillekeurig besmet te zijn geworden met diens annexatie-manie — een kwaal opgedaan in \'s Land\'s dienst en als zoodanig lionorabel-pensioenabel , wegens vele on gewichtige diensten (al was \'t ook maar \'t inpalmen van een zakduitje) den lande bewezen.

Maar de Rekenkamer, wat zegt die wel van \'t geval ? Och! dat wieltje van \'t constitutioneel raderwerk blijft maar altijd automatisch doordraaien , tenzij \'t gelde een halve cent. Om zoo\'n verschil tot effenheid te brengen , spendeert ze honderden guldens aan riemen papier , maar voor zoo \'n fooitje dat

een Minister zich gunt..... nu ja, »hrj zou wel dwaas

zijnquot;, zooals \'t L(jU. zegt.

Minister Bochussen, o wee! heeft zijn cas totaal verknoeid door de teruggave van do bewuste f 2000. Dat hij zich dir-, gelden zoo al niet onrechtmatig, dan toch onkieschelijk en zeer zeker „interessantquot; (een hollandisme even courant als b. v. luxurieuse uitgaven) heeft toegeteld, was wel is waar niet fair en vooral niet diplomatiek-voornaam, maar och! de morale indépendante had daar nog wel een mouw aan weten te passen. Zijn de Commissarissen vau Pincoffs, b. v. U en M. Mees, de tantieme-hou-

-ocr page 38-

36

ders, een greintje gedaald in de schatting van.... diegenen welke hen naar de oogen moeten zien om bun eigen crediot vlot te houden? Is Viraly Ver-hrugjc, die bovendien nog do geldigheid van eene hand-teekening in potloodschrift ontkent , niet nog altijd een EdelHoogMogend Hoer? En is niet Mr. J. de Bruyn, de grootste tantième-afnemer (Zie PLStr. 7 bladz. 16), waardig gekeurd en herkeurd door de 1{. K. Kiesvereeniging Noord-Brabant, (staande onder de leiding van »achtenswaardighedenquot;) om \'s Hertogenbosch te vertegenwoordigen, het bolwerk van Neerland\'s Katholiciteit? Of hebben de tantièmehouders ooit een poging behoeven aan te wonden om hot voor hen zoo verpletterend rechtsgeleerd advies van Mr. van Stipriaan Luiscius (in extenso overgenomen in PLStr. 7 bladz. 29) te ontwrichten ? Immers neen; want èn de morale libre èn de Kies-vereen. NB huldigen om strijd (touchante con fraternity !) de leer: Ce qui est bon a prendre , est bon a garder, anders gezegd : il est avec le Giel des ac-conmodements.

Hadde dus Roehussen maar laten praten en \'t geld in den zak gehouden, dan had er waarschijnlijk geen haan meer naar gekraaid. Hoogstens had \'t hem een feestmaal kunnnen kosten aan de hardste schreeuwers, en deze zouden dan bij \'t afvegen hunner lippen even hard geroepen hebben: „non est inquietandus die beste gastheer ; hij is zoo eerlijk als goud !quot;

Maar nu li braaf genoeg was om die f 2000 te restitueeren aan \'slands Kas, nu is hij een verloren man , un hornine eoulé a tout jamais, al heeft-i dan ook geen geld geslagen uit «geflatteerdequot; balansen.

-ocr page 39-

37

Twijfelt Gij soms, luest er dan maar eens op na dc Amsterdammer van 10 Sept. Zelfs \'t «zoetsappigquot; (zie Tijd van 8 Sopt.) Dagblad, dat van 11. getuigde: »liij zou wel dwaas zijn geweestquot; datpro-fljtje niet te hebben opgestoken — zal thans zeggen : nu li. zich zóó bekrompen, zóó kinderachtig toont van terug te geven, nu onttrek \'k me aan zijn schoenmakerij. Ik, Dghl. dien toch mijn fatsoen te bewaren , vooral van., onzijdigheid.

Amsterdammer en N. li. zitten mekaer fel in \'t haar ; ja , \'t Levy-van Deijssel Orgaan ontziet zich niet Tels te noemen \'n ouwe pruik. Dc kemphanen hebben \'l over »liberalerij met of zonder theoriequot; , in. a. w. \'t al of niet in voorschriften systematiseeren van logen en bedrog.

De een verlangt voUcssouverainiteit a la Mis, Heldt en consorten : »als de Koning niet goedschiks wil , dan poetse hij maar de plaatquot;, en de achtbare Tels zeit : »er is geen souveraine wil, maar zamen-werking van elkander beperkende organenquot;, waar-meê-i denkelijk bedoelt la pondération des pouvoirs, \'n ding dat zóó prachtig equilihreert en in evenwicht houdt dat, zooals in Frankrijk, de rechterlijke macht bij fournées wordt afgezet door de uitvoerende macht, wanneer gene hare rechtspraak niet regelt naar den wil van deze.

Wat die vechtersbazen zoo ver af zoeken , ligt voor de hand van een ieder die niet gaat zoeken midi d quatorze heitres. Immers, souverain in ons constitutioneel stelsel is hij, die \'t hardst weet te schreeuwen in deze of gene liberale kiezerskraam , b.-v. de nooit uitgekleste Levi) in Burgerplicht.

-ocr page 40-

38

Nog iets poar la bonnc bouchc. „De liberale Staatsleer wil een vertegenwoordiging niet van belangen , maar van denltbeelden. Die zich aldus uil is een schaamtelooze rekel die nooit anders heeft gekend en gediend dan de belangen van \'n baatzuchtige kliek.

Men zal zich herinneren dat Mr. Goninck Liefs-tinck destyds werd gemaakt Vice-President van den Hoogen Kaad, met voorbijgaan van collegas veel ouder in jaren en in geprsesteerde diensten. .Nu is \'t schier oen vaste gewoonte dat bi) vacature van \'t Prsesidium, dit wordt ingevuld-door den onmid-delijk in rang voorafgaande. Ditmaal echter geschiedde \'t anders. Mr. C. L-, die toenmaals dun saiit de tremplin al zijn voorgangers over \'t hoofd had gesprongen , werd nu voorbij gestreefd doot Mr. Fos v. Nederveen. Fn waarom dat? Hoogstwaar-sch ijnlijk omdat Mr. Modderman de meening is toegedaan dat er zijn vooruitstrevende aspiratieën, die \'t beter is in te toornen dan de teugels bot te vie-ren. _ Voila ma version a mol; je la donne, non pas emnme vraie , maïs comme miemie.

Een bloemtje geplukt uit de rede waarmede do waarnemende Burgemeester v. d. Duijn heeft geïnstalleerd Mr. Patijn : „ Voorzeker is het voor mij een indr ingend gevoel van erkentelijkheid, dat mij gelukkig de eer te beurt valt. U Hoog EdeiG-estr. met belangstelling welkom te mogen heeten bij de aanvaarding Uwer gewichtige betrekkingquot;.

Na aflezing van deze en soortgelijke gulden woorden , reikte v. d: D. zijn manuscript over aan een

-ocr page 41-

89

redacteur van \'t Dghl., zoodat de authenticiteit van deze cueülette buiten alle verdenking ligt.

In antwoord , zette Mr. Patijn wijd open al de sluizen zijner gemeenplaatsen , die dan ook plasten als een leegloopende vergaarbak van al de hemol-sche plassen waarmee deze zomer ons heeft oversopt.

Jan Willems en echtgenoote hebben een grof verzuim begaan met Thorbecke\'s aandacht niet te vestigen op de onmisbaarheid voor de schooljeugd van de Statistiek, eene wetenschap , die leert onfeilbare gevolgtrekkingen te maken uit naakte cijfers. Zoo b. v. hebben we te danken aan de ijverige naspo-ringen der Statistici deze donnée : van 1» Mei tot 12 Sept. werd Scheveningen bezocht door 4732 badgasten. \'t Woord - badgasten, wel is waar. dient hier opgenomen te worden in den rulmsten zin, en omvat ook hen die voor oen uurtje de Schevening-sche zeelucht zijn komen inademen , hen die op een dag heen en weer hunne familie of kennissen daar kwamen opzoeken , of maar enkel de biefstuk van I)euts\';hman zijn gaan proeven; maar dat doet er niet toe en neemt niets weg van \'de mathematische juistheid der statistiek. Onvergeeflijk is \'t dan ook van Kappeijne , eon put nogtans van geleerdheid, dat-i, Minister zijnde , hot bureau van Statistiek zoo maai- klakkeloos naar huis heeft gestuurd.

Honigzoet, vooral tegenover Haagsche grootheden , levert \'t Dy bi. een stamboom van Burgemeester Patijn , opklimmende tot de 16e eeuw , waaruit onder zooveel andere wetenswaardigheden consteert, dat P\'s vader was hervormd predikant en ziine moe-

-ocr page 42-

40

der de dochter vau een dito dito. Deze conjunctie maakt klaar en helder de voorliefde van \'t daaruit ontstaan product voor «kerkelijke partijenquot;. — En dat Patijn de leus van Gambetta tot de zijne maakte in de Kamer, verklaart zich ook al weer uit de strooppotterige mededeeling van \'t Dghl. , dat Ps voorouders zijn geweest de slachtoffers van do intrekking van \'t Edikt van Nantes.

Zoo\'n stamboom geeft toch oneindig meer licht dan zoo\'n badgasten-statistiek.

»Men kan toch niet altijd terugkomen op die eeuwige schoolkwestiequot; , zoo hoort men dikwerf onze Afgevaardigden. — Eilieve! waarom niet ? Indien Windthorst en zijn schitterende staf gedacht hadden als Gij , wankelmoedigen, dan waren de Meiwetten in stede van gemilderd, veeleer verscherpt geworden. Juist de onverpoosdheid waarmee deze heroën den Culturkampf hebben gestreden , geeft nu reeds zekerheid op hun eindoverwinning. Immers de zegepalm is weggelegd niet zoo zeer voor den dapperen , als wel voor den volhardenden strijder; ce riest pas im coup (Véclat, mats la petüe monnaie du courage qui fait le veritable héros. Hadde Cato niet telkens en telkens aangedrongen : quare eenseo Carthaginem esse delendam, dan bestond allicht Carthago nog, evenals de Corn-law nog in werking zou zijn zonder Cóbden en Bright, die meermalen vier keer per dag al door op een en \'tzelfde aambeeld bleven slaan.

\'tls te hopen dat er verandering kome in de gedragslijn van onze afgevaardigden — ten deze veel minder wakker dan de anti-revolutionaire Kamerleden _ en dat de resolutie van de Bossche verga-

-ocr page 43-

41

dering : Strijd tegen de schoolwetgeving is een eerste, „duurste plichtquot; geen doode letter moge blijken.

Botte-peïl. — Toen Putropolis een Burgemeester behoefde , moest ze , bij gebreke van eigen stof, er een van elders Men komen , en nu ze een Wethou-houder noodig liad, bleef haar alleen de keus tus-schen van Weel, den scharrelaar en Hugo, den kopersmid.

Zoo dikwijls de NIL in de klem zit (wat trouwens is haar normale toestand) heeft ze de kinderaohtig-heid van haar bestrijders te maken, woedenden, razenden , »trillende van hartstochtelijkheidquot;. Paus Pius , beminnelijker en Heiliger Gedachtenis , was bij haar stereotiep «woedend.quot; Zoo ook bejegent ze nu weer de Amsterdamsche: »uw stuk is één scheldwoord.quot;

Cd Bushen Tluet noemt \'t idioom der NB Kazernetaal.— Xantippe-gekrijsch ware misschien juister woord.

Op \'t antisemieten-congres te Leipzig werden de Joden uitgemaakt voor «trichinen van de maatschappijquot; — waarover ze natuurlijk gebelgd zijn. Maar schimpt Telsjood de Katholieken »paapsch ongediert en phylloxeraquot;, dan heeft dat volkje een pret van »sjolemachaaie.quot;

Jing aan Pickio. — Verheug U met mij ; de eerste Assisen zijn gelegd van katholieke bijeenkomsten a l\'instar der Kath. General- Versammhmgen, die bij onze buren zooveel grootsch hebben gesticht. Ben niet uitgenoodigd tot bijwoning ; natuurlijk; zoo

-ocr page 44-

42

een die hardop zegt wat anderen maar fluisteren, is een ongeroepen gast op zoo\'n feestgetij, en zelfs onwaardig om oolc maar een proefnommer te mogen lezen van „Onj Noorden.quot; En toch, Gij, Piclcw. weet er van mee te spreken , heb \'k \'t mijne bijgedragen om onze Geloofs-eenheid , die na een reeks van 19 eeuwen bevestiging kan ontberen , over te brengen op politiek terrein in den vorm van een aaneengesloten phalanx , gesteund on aangemoedigd door Katholieke Stenden , door een Katholiek Champ de Mai.

Zeide \'k ü niet dat de Koning a sou corps defendant het »eervol ontslagquot; van v. G-oïtstein had geteekend. Anders toch zoude Z. M. niet hebben uitgenoodigd Generaal v. cl. Heijden om hem te es. corteeren bij de optocht naar \'t Binnenhof, en daar Hem ter zijde te staan. — Ook ziet \'t er weer »beroerdquot; uit in Atjeh, sinds \'t den belagers van v. d. H. gelukt is hem weg te dringen.

Ge herinnert je nog wel, Pichw., den lompen brief van F. A. T. Delprat aan zijn collega in den Am-sterdamschen Gemeenteraad Hovjj. Welnu die P. A. T. D. blijkt al even sterk in gebonden als in ongebonden taal. Luister maar eens, waarmee-i \'t Album heeft beklad dat aan de jubilaris , Vrouwe B.-Tous-saint werd aangeboden :

ulk benijd de voorueven

„Dat hun leven „Door U werd beschreven.quot;

Op mijn beurt benijd \'k die »voornevenquot; dat ze in hun tijd geen «letterkundigenquot; hebben gekend van \'t gehalte van F a i I).

De hulde door Alh. Thijm aan de gevierde romanschrijfster gebracht is in waarheid;

-ocr page 45-

43

I,Zoo si ralenrijk een diamant 7Geplaatstquot; in Toussaint\'s kroone. —

Tels lieeft zich nu weer artikelen laten fabriceeren over »Kinderarbeid.quot; — Zou-i soms kinderen hun broddelwerk benijden, bij \'t terugzien op zijn labor vamis et inanis? — Good bye.

Amice, (zoo luidt in substantie de open brief van Mr. de Kanter aan \'t Kamerlid Borgesius, in de N. E. van 12 Sept.) Grondwetherziening beperken tot \'t Kiesrecht alleen , is te gek om alleen te loopen. De heele Grondwet moet worden herzien, »belastin-gen, defensie, Kerk en Staat, rechtswezenquot;, in één woord, niets mag staande blijven van die oude sante-kraam. Anders toch zou »de positie van de libera-»le partij blijven van dien aard, dat men zich scha-»men moet tot haar te behooronquot;.

Voortvarendheid mag stellig dezen Brielschen balieman evenmin worden betwist als rondheid.

Mendelssohn\'s Lieder oline Worte spreken luider tot do fantazy en grijpen dieper in \'t gemoed dan eenige tekst zou vermogen. Evenzoo zijn er feiten welsprekender in zich zeiven dan elk commentaar. 13. V. de zooveelste afwezigheid van Prins Alexander bij de Troonrede, daar waar hem roept zijn drievoudige plicht jegens den Vader, den Koning en do Natie. Uithuizigheid voor te wenden door \'t afdanken van schildwachten is niet - minder zelfsprekend.

Zoo ook hot feit dat noch de Koning, noch de »uit don drang der omstandigheden géboren en uit diezelfde oorzaak herboren Eogeeringquot; zich iets hebben laten gelegen liggen aan de huldiging van een

-ocr page 46-

44

van \'s Lands sieraden , vrouwe Toussaint. — Trouwens een niet minder fonkelende ster onzer letterkunde , J. A. Alh. Thym, moclit evenmin van hoo-ger hand het ridderkruis verwerven, terwijl F. A. T. Delprat wel Grootkruis zal zijn omdat hg geen fatsoenlijken brief weet te schrijven en de armzaligste rijmpjes knoeit, of wel omdat-i, alhoewel Generaal , nooit kruid heeft geroken.

De Troonrede gelijkt als twee druppelen water op hare voorgangsters; dezelfde algemeenheden in denzelfden saaien vorm. Het debat bracht aan t licht dat kiesrechthervorming zal voorafgaan \'t onderzoek der Grondwetherziening , en dit is maar goed ook, want onze tegenwoordige Vertegenwoordiging vertegenwoordigt niet anders dan hare eigene onmacht.

De Mïllioenen-speech. — Ook nu weer legde Graaf v. Lynden de proef af van zijne verbazende mnemotechniek. Met een gemak van bonjour en bonsoir citeerde hij uit het hoofd de lange reeks van cijfers, zonder de minste struikeling. En dit is bij hem geen vertoon, geene ostentatie, geen vrucht van wilskrachtig van buiten leeren. Neen ; in zijn weergaloos geheugen print en grift zich al wat hij eenmaal heeft gehoord, gezien of gelezen. Meermalen is \'t in de Kamer voorgekomen dat bij een eensklaps opgekomen vraagstuk, v. L. terstond wist op te geven door welke schrijvers, in welk boekdeel en op welke bladzijde men de kwestie behandeld kon vinden.

Men zoude zoo waar in bewondering blijven van zoo buitengewoon eene gave , ware \'t niet dat men daarvan afgetrokken werd door de raededee\'ing van

-ocr page 47-

45

een te kort van 26 millioon, waaronder eene vermeerdering van f 1.400,000 voor \'t verfoeid Openb. Lager Onderwijs.

Alleen haar papenhaat vermag voor eene wijl de Kamer-überalerij tot eenlieid te brengen. D\'cmhlée bracht ze op de lijst van het Voorzitterschap als nummer 2 Cremers, den apostaat , en eerst na een reeks van stemmingen mocht van Nispen, do man uit één stuk, het halen met slechts 3 stemmen meer dan Wyhenya, wiens primordiaal onverstand is toenemende met zen jaren. ,

«Kinderachtig vertoon van krachtquot; — zoo noemt \'t zelfs de liberale Amsterdammer — »van een clubje zoo zwak door verdeeldheid.quot;

Wyhenya was door de vrienden genoegzaam gedrild om ditmaal, bij \'t overreiken van den praisi-dialen hamer aan Koning Otto, »de Kerkquot; buiten zen sufferige bespiegelingen te laten.

Ook in de Afdeelingen vierde het antipapisme don teugel bot. Onder de Voor- en Ondervoorzitters geen enkel Katholiek , waaruit blijkt dat zelfs de Duitsche Culturkampfer in papenhaat onderdoen voor Neer-land\'s z. g. Volksvertegenwoordigers.

Deftig als do Hollander is, ontbreekt \'t hem ten eene male aan geschiktheid voor de causerie of causette. Mijlen achtereen kan-i in den spoorwagen zitten en droomerig rondgluren, zonder dat \'t hem zal invallen een praatje aan te knoopen met zijn reisgenoot. Om \'t stemgeluid van dien taciturne te vernemen, is niet minder noodig dan een ontsporen, een botsing van treinen of wel \'t openschuiven van-

-ocr page 48-

46

eon raampje, alswanneer hij dadelijk weeklaagt over »vreesdij ken tochtquot;. Geen onmondiger mensch dan ook op den aardbol dan \'n Hollander die voor plezier op reis is , behalve aan de table d\'hote waar-i eet voor drie, en in \'t Parlement waar-i zen tong roert voor vier. Dagen lang kan-i daar wawelen over \'t «ontstaan, den loop, en de oplossingquot; eener ministerieele crisis «verdeeld in vijf periodenquot; ; over »waar zijn wij en waar gaan wij heenquot; enz. enz. Soms wordt-i dan bloemrijk: »\'n sterfbed zonder lijk, \'n geboorte zonder wicht, \'n kind met \'n lijkkleurquot;, of trekt hij hyperbolisch een parallel tusschen la grcvc des femmes van Louise Michel en de grève ministerielle van Baron Graaf v. Lynden.

En van al dat parlage nog niet uitgepraat, verlangt-i dan nog overlegging van stukken ten einde haarfijn te weten wat er is gesproken tusschen den Koning en Tak, om daarna weer op nieuw zijn oratorisch kraantje wagenwijd open te zetten.

Inmiddels dreigen twee provinciën onder water te loopen; wat nood ? Droogstoppel blijft maar door-zanikken totdat-i zen laatste woordje a la Slijmering heeft uitgeslijmerd, en vraagt van der Schrieck al om inlichting omtrent \'t bezwijken van do sluis bij Crevecoeur, dan decreteert do Droogstoppelerij dat hij, v. d. Schrieck en de watersnood maar geduld moeten hebben tot »een nader to bepalen dagquot; ; immers, zoo zegt President v. Bees, \'t zou niet deftig van ons zijn, don Koning op antwoord te la-ton wachten, vooral nu Z. M. hoe eer hoe liever den rug weer wenscht te keeren aan de Hofstad.

-ocr page 49-

47

Om haar Godvemkende school aantrekkelijk te maken, heeft de liberalerij er paleizen van gemaakt met al liet comfort der weelde, inclusive de cabinets d\'aisancc — dit alles natuurlijk op kosten van het algemeen, dat die school verafschuwt. Logica echter mag in deze materie niet aan de liberalerij betwist worden. Immers, ten einde het verband niet te storen tusschen begin en eind, uitgangspunt en\' bestemming , oorzaak en gevolg , bouwt ze ook lusthof-gevangenissen »in Gothischen stijl, met «sierlijke torens, een majestueus geheel uitmakendequot; en ingericht naar al de eischen van het humanita-risme.

Ontaarde, die niet watertandt naar deze Dorado\'s van Staatsvaderlijke bezorgdheid!

Toen ik onlangs (Aanst. 211) op nieuw aandrong dat de strijd tegen de Onderwijswet in de Kamer onverpoosd mocht worden doorgezet, durfde \'k niet vermoeden dit mijn zielsverlangen zoo spoedig verwezenlijkt ie zien in het amendement de Savornin LoJmtan, luidende: „hij de steeds toenemende ontevredenheid over den toestand van het lager onderwijs , schijnt ook herziening der wetgeving omtrent dien tak van onderwijs allereerst noodzakelijkquot;. De strijd dan tegen »het monsterquot;, het Carthago delen-da, is in de Zitting van 28 Sept. op nieuw aangegord met eene beslistheid, eene fierheid , eene vastberadenheid en eene welsprekendheid van de athle-ten des woords, als waarvan de muren van het Binnenhof nooit te voren hebben getrild.

De onderwijskwestie — zoo snoefde de liberalerij

-ocr page 50-

48

— is voor goed uitgemaakt; zij behoort tot de verledens sinds lang afgedane zaken.

Neen , neen! — zoo dondert haar \'t antwoord in de ooren; — onze leuze is en blijft; weg met de schoolwet! Onze kinderen te offeren aan uw Moloch , dat nooit! Wij rusten niet alvorens het monster , dat knaagt aan ons volksbestaan , zij geworgd. Wi] leggen de wapens niet neer alvorens het recht der Ouders hebbe gezegevierd.

De machtige taal van Mr. Lokman en van. Dr. Scliacpman ook maar te excerpeeren, ware een vergrijp , un crime de lèse-éloquence, een literariesche heiligschennis. Hoort liever hoe Mr. des Amorie v. d, Hoeven den volgenden dag zijn indruk weergaf van dit memorabel debat: »in de vorige zitting (28 Sept.), die ik mij altijd tot een groot genoegen zal «rekenen te hebben bijgewoond, is gesproken met een atalent en eene welsprekendheid, die niet alleen in »ons Parlement, maar ook in andere Parlementen «zeldzaam zullen worden overtroffen , ja, ik mag wel »zeggen zeldzaam zijn geëvenaard.quot; —

Trouwens zoo\'n vurige taal, «waarin de diepste gedachte in de zielen der strijders en de bodem zelf van den partijstrijd zich openbaren, opent de deuren des hartenquot; en baant zich zelf haar weg in den lande. Alle katholieke bladen zullen dan ook, naar men zich mag vleien, er een eer in stellen om de redevoeringen van de HH. Lohman en Schaepman in extenso uit de Handelingen over te nemen.

Parlementaire kruimels. — Ziehier wat Goeman Borgcsius, de woordvoerder van de Com-

-ocr page 51-

49

missie van Eedaktie, had in te brengen tegen de wijziging- of \'t amendement Lobman :

»6ij, Lohman, zijt in gebreke gebleven de wen-»schelijkheid aan te toonen van de opname van uw «amendement in dit Adres.quot;

Eilieve! Waar anders dan in een Antwoord op de Troonrede was voegzamer en paste beter \'s Koning\'s aandacht te vestigen op den weerzin der Natie tegen de Schoolwet, dat galeiblok den volke aan den voet geklonken ?

»6ij zelf noemt uwe wijziging een parUjkenmcr-quot;icencl amendement, en daardoor alleen is \'t van »zelf veroordeeld.quot;

Maar, beste goeie man, is dan niet in den regel — de zoetsappige veranderingen, wijzigingen of amendementen daargelaten — elk amendement eene in \'t oog van den voorsteller partijkenmerkend verbeterde lezing ? En draagt dan niet het vastgesteld Adres van Antwoord het kenmerk , den stempel dei-liberale dommekracht-meerderheid ?

»We hebben dit jaar nog zoo vele hervormingswetten te maken. En moet nu nog de schoolwet-»hervorming daarbij komen?quot;

Geachte blauwbril ! begrijpt Ge dan niet dat \'t uitroeien van den kanker geen uitstel kan lijden en is in de allereerste plaats noodzakelijk ?

»En hebben wij, liberalen , U, Lohman , geen «blijk gegeven van onze welwillende tegemoetkoming, »toen in \'t vorig Zittingjaar op uw voorstel een , 1 grief tegen de Schoolwet werd opgeheven ?quot;

Is \'t U dan waarlijk meenens , o beste aller Goemannen ! dat wij ons zouden laten afschepen met een miniscuul faveurtje, en zult Ge dan nooit besef-

-ocr page 52-

60

fen dat \'t ons niet is te doen om uw goedgunstig verleende concessiën, maar wel om »de schoone ziel van \'t kindquot; te ontrukken aan de klauwen van den Staat, die God boogstens nog duldt als utiliteitsbegrip , bij den eed ? Niet waar, Minister Modderman ? Want ook Gij zult na al \'t voorgevallene klaren wijn moeten schenken, althans zoo Ge onze achting , wier waarde ligt in oprecht, eerlijk , en uit \'t hart vloeijende gemeendheid, weet te waar-deeren.—

Ziedaar, op eer en geweten , al wat de liberale Commissie-woordvoerder Borgesius wist in to brengen tegen Lohman\'s toelichting, zoo prachtig in haar eenvoud en zoo scherp in haar dialektiek.

Wat mag toch wel beteekenen der Friezen Stoerheid? Al zoo lang draag \'k dit vraagstuk onopgelost in me rond, en kijkt mijn observatie-geest er de oogen op mat, dat \'k eindelijk bedelend moet rondvragen:

Zeg mij dit, o Gij die \'t weet.

Wel heb \'k Lieftinck en Bergsma gedistilleerd, maar ploertendom is al wat er chemisch uit te halen viel. Zoo ook heb \'k de quintessence zoeken te trekken uit Hingst en Wybenga, en \'t scherpste vergrootglas wees me altijd op \'n paar ontzettende nullen.

Uit wanhoop om ooit achter dit probleem te komen, heb \'k me al in gemoede afgevraagd of soms dat »stoerequot; zou zitten in de tweeduims uitgespaarde lengte van Zylker\'s broekpijpen?

Alvorens van Houten, ook al een z. g. stoere Fries, te bereiken, ontmoet men in dit memorabel

-ocr page 53-

61

debat, Willem van der Kaay, een van de liberale aiglons de Meaux.

«Schijnen we al struisvogels, en zwijgen we op de «telkens hernieuwde aanvallen tegen de schoolwet, dan is. t omdat we geen vrijheid voelen om te herhalen wat zoo dikwijls en zoo goed reeds is gezegd.quot;

Maar, Wim, is dan ooit door U of de Uwen eenig antwoord gegeven op dit redeverband, door Heydenryck nog dezer dagen saamgetrokken : geen onderwijs zonder opvoeding ; geen opvoeding zonder godsdienst en geen godsdienst die is neutraal?

»Toen Pier son de openbare school stempelde met »den naam van moderne secteschool, zat-i aan de ^boorden van den Neckar en droeg-i geen kennis »van de argumenten destijds reeds tegen zijne be-»weringen in \'t midden gebracht , en \'t is dan ook »die scheldnaam aan onze school gegeven, die »den strijd heeft bedorven.quot;

Maar zaten dan Professoren Buys en Spruyt op de Mookerheide, toen ze lang na Pierson in gelijken geest zich uitlieten ?

«Hebt Gij dan geen eerbied voor ons geweten en »voor onze overtuiging ?quot;

Heb dan eerbied voor de overtuiging van iemand die als peroratie uitgalmt: »er is en kan zijn eene «neutrale school, die het geloof en de godsdienst «vrijlaat en eerbiedigt.quot; — Alas, poor William!

Ook v. Houten is een zgn. «stoere\'. Fries, in \'t pak gestoken van een J dénwc-soc, maar van top tot teen een republikein, vrijdenker en Malthusiaan, prediker van algemeen stemrecht, zelfstandige moraal , vrije liefde en van al wat zooal meer in de

-ocr page 54-

52

demagogische neem maar weg tien om \'n cent-kraam gevent wordt. Den ^geestelijkequot; — volgens hem, »den verdrukker en vertrapper van alle vrijheid, van elk individueel rechtquot; — verafschuwt hij in dezelfde mate als-i bewondert de «mannen van 89 en 93quot; en de communarden van heden. Deze toch zijn t »die de individueele vrijheid hebben veroverd, met «inbegrip van de leerplichtquot;. — In de Waldenzen begroet hij zijn voorgangers onkundig (dib althans willen we uit christelijke liefde aannemen) als hij is van de absurde leerstellingen dozer haeresiarchen, en van de gruwelen gepleegd door hun aanvoerders, de comtes de Toulouse, onkundig zelfs van Lacor-daire\'s Vie de S. Dominique!

Maar waarom stilgestaan bij al dat demokratzig nakauwsel van een Paul Bert of van den eersten besten braillard de carrefour? Want al is v. J/. ook nog zoo stoer, en al zijn ook Bis en Hcldt zijne poi te-voix , zijn vrijheid-praatjes zullen hier te lande nooit wortel schieten; daarvoor staat borg onze nuchtere zin, die -Mes Noriac nazegt: La démocratie, amp; est Vhorreur du despotisme . .. poussée jusqiC a la tyrannic.

\'t Was zeker als bewijs , als proef op de som van zijn diepen eerbied voor de »individueele vrijheid\', dat v. Houten voorstelde «overlegging van al de bescheiden betreffende de ministerieele crisis van \'dit jaar en van 1879quot;. — Hij wilde m. a. w. de vertrouwelijke gedachtenwisseling tusschen Vorst en Raadslieden binnen \'skamers gehouden, aan de groote klok gehangen hebben, om dan weer eens van meet aan alarm te gaan luiden.

-ocr page 55-

53

Sarcastiesch voerde Lohman den voorsteller te ge-inoot: ik geef u in bedenking uwe motie te com-pleteeren door do bijvoeging van »\'tbenoemen eener «commissie van enquête, voor welke alsdan zullen «kunnen verscliijhen Z. M. de Koning, de mannen »die met den Koning hebben geconfereerd, de Voor-szitters der Kamers en voorts allen , die men zal ïwillen hooren.quot; — Toch werden er in \'s Lands Vergaderzaal nog 24 gevonden die stemden voor dit van Houtensche Abracadabra !

Men herinnert zich allicht de eenige would-be-ui, die ooit. over Tels\' lippen kwam ; «Niemand heeft »hera (Pincoffs) laten gaan; want niemand had hem »beetquot;. In de N. E, van 3 Oct. vindt men die aardigheid gereéditeerd. »l)o Koning — zoo zou Ca-thelineau op eene legitimistische vergadering hebben gezegd — heeft ons niet verlatenquot;. Waarop Tels: »Welnu, als hij er is, behoeft hij niet te komenquot;.

Koosje Naïef is in staat zich aan die geestigheid een stuip te lachen.

Zou \'t dan werkelijk waar zijn dat bij Minister Modderman niet veel meer is te zoeken dan eene toastenmaker-overtuiging ? Diep zou \'t mij spijten voor hem , niet voor mij wien \'t er op een de\'sillusie meer of minder niet aankomt.

Uittreksel uit het interessant (riffe-artikel van October, »de woeste gronden in Nederlandquot;, door Mr. W. II. de Beaufort..

In de Nederlandsche landbouwstatistiek staan te boek als woeste gronden 722,346 hectaren. Zij hebben voor den landbouwer deze waarde: lo dat het

-ocr page 56-

54

schaap er zijn hoofd voedsel vindt; 2° dat gedurende den bloeitijd der lieide de bijen naar de heidevelden worden gebracht om er hun wintervoorraad op te doen; 3o dat de bovenkorst van den heigrond dient voor brandplagge op den haard , voor strooiplagge in varkenshok en koestal en voor, alhoewel minder doelmatige , plaggenbemesüng. — Ontginningen tot boschl hoe improductief ook in de eerste jaren, geven ten slotte altijd rente. Na veertig of vijftig jaar brengt het hout genoeg op , om de kosten van aanleg met route op rente ruimschoots te vergoeden; terwijl de grond zelf na zoo lange beplanting, veel in waarde is toegenomen. Om een zoo groot kapitaal , als voor een ontginning op eenigszins groote schaal vereischt wordt, gedurende jaren renteloos vast te zetten, is voor de meeste grondeigenaars schier eene onmogelijklieid. Zullen dus onze heidevelden in bosschen moeten veranderen , dan zal dit het werk dienen te zijn van vereenigingen en maatschappijen.

Wie heeft ooit kunnen droomen dat Mr Daniel van Weel nog meer kon tegenvallen! Als karakter ? Allons done! neon , als zoo volslagen individualiteitloos.

Denk je toch eens een Bargemeester-strandvonderskind , opgegroeiI tusschen am gespoelde schipbreukwaarden voor \'t oprapen te hebben , en dan later, als man , toegrijpende naar eene Wsthouders-waardigheid hein als pis-aller a la fin des fins toe-geduwd. Want waarachtig, hij heeft aangenomen , »met terzijdestelling van persoonlijke consideratieën .

Wie zal Hugo den Kopersmid nu euvel duiden dat

-ocr page 57-

55

hij zeu krop nog wijder uiteenzet en da hemt de sa grandeur neerkirt op zijn gepostposeerden v. Weel ?

Daar is gelukkig nog een andere Daniel, die me altijd in verrukking brengt; de ongekunstelde, eenvoudige, echt landeliike Daniel van Adam\'s meesterlijke Operette, le Chalet.

Style lapidaire., hollandais: »deze doorgang (Binnenhof) is in 1880 gemaaktquot;. — Waarom niet, o Jan Salie! »is hier gemaaktquot;, evenals jeschrgft: »liet is verboden hier te rooken , of hier vermag men niet te w. t. r. n ?

Aan Br. G. — Ik kende de door U aangehaalde plaats waar Stahl in zijne Parteien in Staat und Kirche opkomt tegen de verwantsckap tusschen Protestantisme en liberalisme, tegen de afstamming in rechtstreeksche lijn van de Revolutie uit de Kefor-matie: „es ist keine Par allele zivischen der Me for-„mation anf kirchliehem und der Revolution auf „politisehem Gébiete.quot;

Maar ik weet ook hoe uiterst zwak Stahl deze zijne tegenspraak verdedigt. Immers, wanneer hij zegt : „der Lïberalismus is wirTdieh der Beginn der Eevo-„lutionquot; en daarop laat volgen : »der Protestantis-»mus aber ist nicht der Beginn des Unglaubens , „sondern ist der lebendigste Glauhë\', dan moet men wel, bij deze laatste zinsnede, medelijdend de schouders ophalen.

En wanneer de Paus in Zijne Encyclica van 29 Juni \'81 de Reformatie aanwijst als »de bron der »Revolutiequot;, dan bevestigt Hij eenvoudig wat dikwijls is gezegd door Zijne Voorgangers en voorlang geschreven door tal van Protestanten zeiven. Zoo o. a.

-ocr page 58-

56

Ludwig Feuerhach: »Was die Reformation im Ge-»biote der Religion wollte und bezweek: e, das will »man jetzt im Gebiete der Politik.... Der Protestant sistein religiöser Republicanerquot;. Zoo ook Prof. H. Leo: „die Entwickelung revolutionarer Staatsrechts-stheoriëen war die ganz noihwendige, unausbleibli-»che Folge der Reformationquot;.

Thans zal \'t U , naar \'k mij vlei, duidelijk zijn dat de saamkoppeliug van anti-revolutionair en Protestant is eene flagrante contradictio in terminis.

\'t Oorlog-toetertje van de NU. — »Do eisch dat »in het leger alles tot den hoogst mogelpen trap »van volmaaktheid worde opgevoerd, raag met klim-»menden aandrang worden gesteld. Geen gulden »worde uitgegeven , die geer. rente in den vorm van «verhoogde weerbaarheid afwerptquot;.

Alleen van zulke gespierde taal zou men krijgshaftig worden , vooral wanneer men er bij denkt Telsjood in de mythologiesche kleedij van Mars.

Pas eenige jaren geleden aan de douane te Esschen was mijn aanblik voldoende om Tels in die mate te onthutsen, dat-i zen kopje koffie over zen flabbetje uitstortte, maar nu schijnt-i »opgevoerd tot den »h. m. tr. van volmaaktequot; heldhaftigheid.

Alweer zoo\'n douchesoor: ons demngoogje v. Heiden

Algemeen stemrecht. — Mehrneit ist der TJnsinti;

Verstand ist stets bei Wen\'gen nur gewesen.

Bekümmert sich uras Ganze , wer nichts bat ■

Hat der Bettler eine 1\'reiheit, eine Wahl ?

Er musz dera Miichtigen , der ibn bezabit,

Um Brod und Stiefel seine Stinfm\' yerkaufon.

Man soli die Stiinmeu wagen , und nicht zalilen; Der Staat ransz untergebn , früh oder spat,

Wo Mehrbeit siegt und Unverstand entseheidet.

{Schiller\'s Demetrius.)

-ocr page 59-

57

Le seigneur Jupiter sait dorer la pilule.

Minister Hordijk — en dit pleit voor zijne rondborstigheid — is minder thuis in die kunst. Zonder capsule-gom gaf hij »den tijdelijken voorzitter van den Ministerraadquot; te slikken: »niijn ambtgenoot »van Lijnden is in beginsel anti-revolutionair, maar «liberaal in praktijkquot; , en verder: »Zijn geheugen »hoe uitmuntend ook voor cijfers, laat hem voor »data in den steek.quot;

Die gezegden klinken wel wat oneerbiedig tegenover een Premier , maar de vraag is of v. Lijnden als karakter aanspraak mag maken op eerb ied , op ontzag.

Een woord van bemoediging voor de schoolwetbestrijders , Minister Hordijk kennelijk uit het hart geweld, was djt : »Als ideaal voor de toekomst, be-»schouwen wij den toestand waarin de openbare scho-»len zullen hebben plaats gemaakt voor het bijzonder »ondenvijs.quot;

\'t Is zoowaar om do specialiteiten en grippe te krijgen! Daargelaten de Indische specialiteiten , wier specialiteit hoofdzakelijk bestaat in \'t bestrijden van elkaers speciale inzichten, zij hier meer speciaal gewezen op l\'Almanach de Gotha, eene specialiteit, naar \'t heet, in gekroonde , diplomatieke en consulaire hoofden. Welnu , die Almanak maakt te nau-wernood melding van de Consuls van Monaco en verzwijgt geheel en al de privilegieën en attributen aan dat Consulaat verbonden , te weten :

1° Geene restitutie van trouwens nooit voorkomende verschotten.

-ocr page 60-

56

Ludivig Fcuerhach: »Was die Reformation im Ge-»biete der Religion wollte und bezweck\'.e, das will »man jetzt im Gebiete der Politik.... Der Protestant »ist ein religiöser Republicanerquot;. Zoo ook Prof. H. Leo: „die Entwickelung revolationarer Staatsrechts-»tlieoriëen war die ganz notliwendigo, uuaasbleibli-»clie Polge der Eoformationquot;\'.

Thans zal \'t TJ , naar \'k mij vlei, duidelijk zijn dat de saamkoppeling van anti-revolutionair en Protestant is eene flagrante contradictio in terminis.

\'t Oorlog-toetertje van de NR. — »Do eisch dat »m het leger alles tot den hoogst mogelijken trap »van volmaaktheid worde opgevoerd, mag met klim-»menden aandrang worden gesteld. Geen gulden »worde uitgegeven, die geen rente in den vorm van »verhoogde weerbaarheid afwerptquot;.

Alleen van zulke gespierde taal zou men krijgshaftig worden , vooral wanneer men er bij denkt Telsjood in de mythologiesche kleedij van Mars.

Pas eenige jaren geleden aan de douane te Esschen was mijn aanblik voldoende om Tels in die mate te onthutsen, dat-i zen kopje koffie over zen flabbetje uitstortte, maar nu schijnt-i «opgevoerd tot den »h. m. tr. van volmaaktequot; heldhaftigheid.

Alweer zoo\'n douche voor ons demagoogje v. Uoiiien

Algemeen stemrecht. — Melirneit ist der Unsitn;

Verstand ist stets bei Wen\'gen nur gewesen.

Bekümmert sich uras Ganze , wer nichts nat •

Hat der Bettler eine Freiheit, eine Wahl ?

Er musz dem Machtigen , der ihn bezahlt,

Urn Brod und Stiefel seine Stirrfm\' verkaufen.

Man soli die Stimmen wilgen , und nicht ziihlen; Der Staat rausz untergehn , fnlh oder spat ,

Wo Mehrheit siegt und TJnverstand entscheidet.

[Schiller\'s Deynetrius.)

-ocr page 61-

57

Le seigneur Jupiter sait dorer Ia (lilule.

Minister Hordijk — en dit pleit voor zijne rondborstigheid — is minder thuis in die kunst. Zonder capsule-gom gaf hij »den tijdelijken voorzitter van don Ministerraadquot; te slikken: »tnijn ambtgenoot »vaii Lijnden is in beginsel anti-revolutionair, maar »liberaal in prahtijkquot; , en verder: »Zijn geheugen »hoe uitmuntend ook voor cijfers, laat hem voor »data in den steek.quot;

Die gezegden klinken wel wat oneerbiedig tegenover een Premier , maar de vraag is of v. Lijnden als karakter aanspraak mag maken op eerb ied , op ontzag.

Een woord van bemoediging voor de schoolwetbestrijders , Minister Hordijk kennelijk uit het hart geweld, was dit : »AIs ideaal voor de toekomst, be-»schouwen wij den toestand waarin de openbare sc\'no-»len zullen hebben plaats gemaakt voor het bijzonder «onderwijs.quot;

\'t Is zoowaar om de specialiteiten en grippe te krijgen! Daargelaten de Indische specialiteiten , wier specialiteit hoofdzakelijk bestaat in \'t bestrijden van elkaers speciale inzichten, zij hier meer speciaal gewezen op l\'Almanach de Gotha, eene specialiteit, naar \'t heet, in gekroonde , diplomatieke en consulaire hoofden. Welnu , die Almanak maakt te nau-wernood melding van de Consuls van Monaco en verzwijgt geheel en al de privilegieën en attributen aan dat Consulaat verbonden , te weten :

1° Geene restitutie van trouwens nooit voorkomende verschotten.

-ocr page 62-

58

2° \'t Recht op den titel van Hoog Edel Gestr. Heer, en

3o \'t Monopolie der makelaardij in Monacosche ridderorden.

„De Heer Schaepman werd door v. Houten deerlijk geslagen; hij doet denken aan den kiespijn hebbenden hoer.quot;

Ziedaar de keurige dictee waarin Goeman Borge-sius in \'t Vaderland van 1 Oct. lucht gaf aan zijn ontstemd gemoed. Zich zeiven niet kunnende ontveinzen zijne onbeholpenheid in liet debat van 28 Sept., wist-i er niet beter op dan v. Houten in \'t zonnetje te zetten.

Dat v. Houten in zen schik zoude zijn met zoo\'n pavè de l\'ours, is moeilijk aan te nemen, tenzij hij den fabulist betwiste :

Rien n\'est si dangereux qu\'un maladroit ami;

Mieux vaudrait un sage ennemi.

Les Chevaliers de la dccrocheterie blijven in gedragslijn hun recent adelijken oorsprong volkomen waardig.

Zie slechts hoe in den Bosscher Gemeenteraad van 7 October Jhr. L. van der Does de Wïllchois «alhoewel geen voorstander van het Openbaar Onderwijsquot;, toch nog ijveriger openbaar schoolman is dan de felste liberaal, en zijn steun en stem gaf aan de benoeming van een overtolligen Onderwijzer.

\'t Legendariesch »grijs jasjequot; alhier kan men dagelijks zien ingaan een huis op de Prinsegracht, behangen met borden, waarop allerlei finantieele reclames staan aangeplakt.

\'t »Grijs jasjequot;, moei Ge weten - successievelijk

-ocr page 63-

59

Procureur-Generaal , Gouveniour en Minister, en tevens processie koddebeier en bordjes-moerer — is thans tantième-commissaris van \'n flnantieeel Huis, en, dit moet men liem, in tegenstelling van \'n Pin-coffs-commissaris , ter eere nageven, bij bezoekt dat Huis vlijtig en pluist er alles haarfijn na.

Alleen mag verwondering wekken dat \'t »grijs jasjequot;, na zijn betoonden afkeer van uithangborden, zoo kennelijk in \'t afbreken van \'t Pauselijk Wapenschild , noodig heeft geacht vier borden om zen Kassiers-, Bankiers-, Cheques- en zoo voorts-waar aan te prijzen.

Was dan naam en titel van Jhr. Mr. P. J.

A. M. v. d. Boes de Wïllehois, prijkende in druk en stempel op de circulaires, niet meer dan voldoende om zich de klandisie te verzekeren tot zelfs van de Westlandsche ooftkweekers\'?

Behalve aan doodvermoeidheid blijft de man van Varzin voortdurend lijdende aan rhumatisme, ne-vralgie, slaaploosheid, schele hoofd- en aangezichts-pijn enz. enz. Hoe mag zoo\'n man van ijzer en bloed toch wel komen aan zoo vele kwalen en corrupties ? Leefden we in het mythologiesch tijdperk, dan zou men allicht denken aan de wrake der drie slangha-rige Erinnen, en ware \'t niet dat God voor goed is afgezet, dan zou de gedachte kunnen opkomen of \'t soms is Zijne Gerechtigheid die den Kerkvervolger kastijdt. Nu echter deze hypothesen wegzinken, b lijft alleen \'t vermoeden dat Bismarck zich oefent in, zich familiariseert met, zich gewent aan hiernamaal-sche pijnen, qiCïl n\'aura, ma foi, pas voices.

-ocr page 64-

60

Br. Schaepman: »Kecht voor allen, die leuze, »dle regel, die wet is de kern van bet amendement »(Loliman-Keuclienius) en dat recht voor allen is niet »eone phrase, zooals de Heer Borgesius meent, »maar dat recht voor allen is ona degelijk ernst.quot;

Mr. van Houten: »Het recht voor allen, ooit voor t/leetters, kan in uwen mond geene waarheid zijn.quot;

Br. Schaepman. »Wij willen recht ook voor de »ketters, maar nooit of nimmer voor de ketterij.quot;

Nog zit v. Houten in diep gepeins verzonken zich af te vragen, hoe \'t toch mogelijk is de ketters af te scheiden van de ketterij en vice versa. Ja, die intellectueel ontwikkelde man\', dubbel aufgelclürt èn als liberaal èn als republikein, kan maar niet begrijpen , wat toch voor een Catechismus-kind duidelijk is, de leer der Kerk : de ketterij moet men haten en verfoeien, maar wie de ketters haat of verfoeit pleegt zonde.

Trachten we v. ITs Aufgeklürtheit een weinigje op te frisschen.

Gesteld , waarde Heer , dat Gij de ondeugd haat en de deugd bemint ; sluit dan die belijdenis in zich dat Ge alle kwade en booze menschen verafschuwt, en daarentegen verliefd zijt op alle brave vrouwen en eerzame meisjes? Te«e^, ik, die in de liberalerij den duivel, Beëlzebub in eigen persoon heb gezien , heb \'k 11 ooit behandeld als oen diablotin ? — Wilt Ge absoluut een argumentum ad hominem? \'t Zij zoo. In woord en schrift verkondigt Ge TJ een aanhanger van Malthus, wiens leer, somme foute, neerkomt op engelmakerij en nog schandelijker praktijken. Zijt Gij mij daarom gehaat? Gij »die door eene gelukslage toepassing , uw twee-kinder-stelsel weet te ver-

-ocr page 65-

61

»anderen in een zwm-Ymform-izgQn.quot;(Eeuchenius).

Mocht Gij , na dit treffend betoog , nog weifelen, dan verwijs \'k U, waarde v. IL, naar uwe beminnelijke gade en uw lieftallig kroost, wier liefdevolle kussen al uwe dwaze theorieën zullen uitwisscben en tenietdoen , en u zeiven teruggeven aan \'t gezond verstand.

Conclusie dor Kamer-commissie in zake bet Adres van Generaal v. cl. Heijden: »dat de verkregen irlich-»tingen en overgelegde stukken niets aan het licht »gebragt hebben, dat regfc geeft hetzij tot eene be-»schuldiging van wreedheid tegen het Atjehsche le-»gerbestuur, hetzij tot het in verdenking brengen »van adressants eer en goeden naam.quot;

Inmiddels villégiatuurt v. Goltstein, recht blijde dat hij bij tijds zijn huid heeft geborgen, en biedt van der Het/den ridderlijk op nieuw zijn degen aan het Vaderland.

Het schrijven van Prins Alexander aan Br.\'. II. Maarschalk {\\ ) Ged.\'.Miv. der Loge het Vrije Geweten te Breda (door de Maasbode van 17 Oct. aan het licht gebracht) mag te dezer plaatse niet ontbreken , al ware \'t slechts als tegenhanger van den hier vroeger geplaatsten brief aan Mr. J. P. Vail-lant, Reg.-. Mr.-, van de Loge VUnion Royale in het O.-, van \'s Gravenhage. De Maasbode vestigt te recht de aandacht op het contrast tusschen de betrekkelijke fierheid van dezen, en de Br.-, onderdanigheid , om niet te zeggen slaafsche gedweeheid van genen brief.

(1) Is deze Maarschalk een zoou van den toenmaligen Officier van Justitie te Breda, dan geldt volmondig: qualia pater , talis Jilius oftewel de vrucht valt niet ver van den boom.

-ocr page 66-

62

„Om elk misverstand uit den weg te ruimen zij het mij veroorloofd u mijne denkbeelden te ontwikkelen omtrent do wijze, waarop de Gr/. Mr.-. Nat.-, zijne taak moet opvatten.

„Daar ik deze taak als hoogst ernstig en gewichtig beschouw, zoo zal het steeds mijn streven zijn, de belangen der O.-, naar plicht en geweten te behartigen. Ik zal daarbij met do meeste aandacht letten op de inzichten en meeningen, die door de verschillende werkplaatsen aan het collegie van Gr.-. Off.-, worden uitgesproken, of door middel der beide thans in Nederland verschijnende weekbladen ter kcnuisse van de Broederschap zullen worden gebracht.

„Het is mijne vaste overtuiging, dat betgeen ik in den onmiddelijk voorafgaanden volzin opteekende, moet gepaard gaan met terzijdestelling, zelfs, indien het belang der O.-, het eischt, met opoffering van eigen denkbeelden.

„Ik zal dan ook nimmer trachten mijnen persoonlijken invloed en wil te doen zegevieren.

„Hoewel de Gr.-. Mr.-. Nat.-, met de leiding der vergaderingen van het Gr.-. O.-, en van Gr.-. Off.-, is belast, zoo is hij volgens mijne opvatting hun eerste dienaar , en moet derhalve aan hunne besluiten eene nauwgezette uitvoering verzekeren. Het behoort tot de verplichtingen van den Gr.*. Mr.-. Nat.-, te waken, dat de eenheid der O.-, niet verbroken worde, eu haar aanzien tegenover de duisterlingen steeds ongeschonden gehandhaafd blijve.

„Tevens leg ik de verklaring af, dat ik wars ben van allen dwang of persoonlijke inmenging in de zaken der onder het Gr.-. O.-, der Ned.-, werkende Loges. Het leiden der bonte mengeling van inzichten, meeningen en stroomingen naar een hoofddoel. „het waarachtige belang der O.-.,quot; ziedaar de edele roeping, de grootsche en verhevene taak van den Gr.-. Mr.-. Nat.-. (was get.) Alexander Prins der Nederlanden.quot;

-ocr page 67-

63

Avant lui Juvenal avait dit en latin Qu\'on est assis a l\'aise aux sermons de Cotin.

Dit, aan Boileau ontleend, in antwoord aan den briefkaartschrijver „TL J. B. van de Amsterdammerquot;, die me ten laste legt goede sier te hebben gemaakt en te pronken met zijn Schiller-citaat.

Hoe \'t aan te leggen om H. J. B., mij al door „menquot; kwaliflceerende, de onrechtvaardigheid dezer betichting uit \'t hoofd te pi-aten ? Zeg ik hem dat \'k Goddank eigen fonds genoeg bezit om niet behoeven te stroopen , dan vindt-i me misschien verwaand, en geef \'k hem de verzekering dat zijn opstel in den Amsterdammer mij niet onder de oogen is gekomen en dat reeds voor jaren bij de bewuste plaats door mij in margine is aangeteekend dit citaat : „les sots, dejpuis Adam, sont en majoritéquot; en later »de meerderheid van \'t onverstandquot; — dan heb \'k kans dat-i me toch niet gelooft.

Kende H. J. B. mij eenigszins uit mijn geschrijf, dan zoude hij weten dat mijn afkeer van plagia,at gaat tot \'t overdrevene en dat \'k, alhoewel ook van de leer: je prends man bien oü je le trouve, toch altijd consciëntieus de herkomst vermeld — en tevens dat \'k Schiller tamelijk op mijn duimpje ken en dus diens kernachtig woord niet behoef op te zoeken bij H. J B.

Nu den Onder-Voorzitter van den Hoogen Eaad, Mr. Coninek Liefsting het Voorzitterschap is ont-

-ocr page 68-

64

snapt, heeft hij gemeend er nog wol iets bij te kunnen waarnemen boven en behalve \'zijn tantièmecommissariaat van de Twentsche Bank. De bedenkingen destijds gemaakt , ook in P.L.Str. , tegen \'t onvoegzame der cumulatie eener Hoogrechterlijke Ambtbekleeding met een finantieel bedrijf, waarin niet altijd operatien zijn te onderkennen van tripo-tages, hebben zijn Edel Hoog Achtbaren niet kunnen afschrikken om andermaal de blinde Themis te koppelen aan Mercurius (des Handels, maar ook der dieven God) en meie-Gründer te worden van eene »\'s Gravenhaagsche Hypotheekbank voor Nederland.quot;

Er waren, voor zoover \'kweet, tot dusver slechts twee Hypotheekbanken , eene Amsterdamsche en eene Rotterdamsche , beiden kieskeurig in\'t verleenen van bypothekair credit en daardoor, blijkens de Jongste noteering der veiling van 20 Oct. te Rotterdam gehouden, ingoeden reuk staande. Behalve de Haagsche is daar nu ook nog eene Arnhemsche Hpthbank bijgekomen en, naar men zegt , zijn er nog meer in de maak.

Wat nu zal \'t gevolg zijn van die markt-overvoe-ring ? Naijverig op \'t uitkeeren van groote dividenden, zal de eene Bank, om toch maar zaken te doen, al gemakkelijker worden dan de andere in \'t toestaan van gewaagd hypothecair verband , totdat ze elkaar concurreerenderwijze in den grond hebben geboord. — \'t Is echter mogelijk dat Mr. ConincJc Liefsting hieromtrent optimistische fragmenten uit zijn Corpus juris weet aan te halen.

-ocr page 69-
-ocr page 70-