-ocr page 1-
-ocr page 2-

ivlt;.v* quot; Vi. - -.

-■ ,gt;^1:T«J ■•;gt;r-, *:* ;■gt;

ï

-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

s/

DE

^ier uitersten

mensch.

Voorafgegaan door overwegingen over de kortheid, ellende en het doel van \'s menschen leven.

CCfic COmk.

Sy\': teÊls*\'

¥ y-l jb

\'s üertojïenboscli.

LUTKIE amp; CEANENBÜRG.

— /\' r\\

Met goedkeuring. 1882.

-ocr page 6-

h ti ic ir n I d r h d cl z

ïi cj

o c

O \\

o

z

-ocr page 7-

V O O R R EDE.

!Je vreeze des Heeren, zegt de II. Schrift, is het beginsel der wijsheid. De IJ. Leeraars \'beslui-ten hieruit, dut de zondaar tot God bekeerd wordt, tenzij hij eerst aangegrepen worde door eene heilige vrees, die den weg baant voor de liefde tot God, welke liefde de bekeering des harten volt rekken moei\'. ludieu de mcuscli God niet b\'^iut te- dienen door de vrees, zegt de U. Anguslinus, zal hij niet geraken tot de lielde, want de vrees des Heeren is het beginsel der wijsheid. Het is onmogelijk, zejt de II. Gregorius, dat de ziel genezen worde van de ongeregeldheden, waaraan zij gehecht is, tenzij zij eerst oiitroerd worde door de vrees.

De vrees voor tie straf is wel uil zich zelve alleen niet genoeg, om ons de genegenheid tot de zonde geheel af te nemen, dewijl zij daar zich zelve den grond van ons hart niet kan veranderen, hetwelk alleen eigen is aan de liefde, en daarom zegt de II. Augiisknus, dat men te vergeefs meent de zouden overwonnen te heuben, zoo men die enkel laat uit vrees. Maar de vrees nog tam heeft haar voordeel, al ware zij zelfs zonder eenige liefde; want zij weerhoudt den menseh van het uitwendige kwade werk; zij breekt de kwade gewoonte, den wil en dc drift tot de zonde, die zij bitter en onsmakelijk maakt) enz.

-ocr page 8-

NP-

i-c C

-ocr page 9-

AK ^ F- ^

DE

VIER UITERSTEN

MENSCH.

Voorafgegaan door overwegingen over de kortheid ^ ellende en het doel van \'s mensclaen leven. \'\'

Met goedkeuring. 1882.

CCfic (Oiuk.

«pjf? mm-

-ocr page 10-
-ocr page 11-

VOORREDE.

De yreeze des Heeren, zegt de H. Schrift, is het beginsel der wijsheid. De II. Leeraars besluiten hieruit, dat de zondaar tot Ood bekeerd wordt, tenzij hij eerst aangegrepen worde door eene heilige vrees, die den weg baant voor de liefde tot God, welke liefde de bekeering des harten voltrekken moet. Indien de mcnsoh God niet begint te dienen door de vrees, zegt de H. Aagusünus, zal hij niet geraken tot de liefde, want de vrees des Heeren is het beginsel der wijsheid. Het is onmogelijk, zegt de H, Gregorhis, dat de ziel genezen worde van de ongeregeldheden, waaraan zij gehecht is, tenzij zij eerst ontroerd worde door de vrees.

De vrees voor de straf is wel uit zich zelve alleen niet genoeg, om ons de genegenheid tot de zonde geheel af te nemen, dewijl zij daar zich zelve den grond van ons hart niet kan veranderen, hetwelk alleen eigen is aan de liefde, en daarom zegt de H. Augustinus, dat men te vergeefs meent de zonden overwonnen te hebben, zoo men die enkel laat uit vrees. Maar de vrees nogtam heeft haar voordeel, al ware zij zelfs zonder eenige liefde; want zij weerhoudt den mensch van het uitwendige kwade werk; zij breekt de kwade gewoonte, den wil en de drift tot de zonde, die zij bitter en onsmakelijk maakt, enz.

-ocr page 12-

vookrede.

4

De vrees is niet alleen noodig voor hen, die nu eerst beginnen den weg des Heer en in te qaan; maar ook voor degenen, die daarin gevorderd zijn; want zij helpt hen de kwade bekoringen overwinnen; zij vernedert de hoovaardigen, en houdt hen in de ootmoedigheid. En daarom wil de H. Augustitms, dat er niemtnd zonder vrees zij, als die tot eene volmaakte liefde gekomen is. De reden, waarom er onder hen, die den naam zoilhn hebben van godvruchtig te leven, zoo velen zeer ligtvaardig, ongestadig en eigenzinnig zijn, is omdat hunne godvruchtigheid niet bedongen tcordt door eene zalige vrees. Want het hart van den mensch is uit zich zelve zoodanig geneigd tot opgeblazenheid en ij dele verheffing, dat hem het tegenwigt der vrees ter neder moet houden. Om die zalige vrees nu in ons ie verwekken en te bewaren, is er niets zoo geschikt als de overdenking vati de vieb tjitersten. Lees dan dikwijls en overweeg rijpelijk iets van de gewigtige leeringen, die in dit boekje begrepen zijn, en zij zullen u wederhouden van zondigen. Doch houd u niet tevreden met eenige voorbijvliegende gedachten en bewegingen, die u voor eenen tijd ontroeren; maar tracht die gedachten in uwe ziel te vestigen, opdat zij ten allen tijde kunnen dienen, als de bekoringen u znllen overvallen. Eet is van zulke gedachten, dat de H. Geest ons verzekert, dat zij den mensch als onwrikbaar in zijn pligt zullen houden. Gedenk uwe uitersten, zegt hij, en gij zult in eeuwigheid niet zoudigen. in ^bteunum non pjïocabis, eccl. VII, v. 40.

-ocr page 13-

DE

VIER UITERST FjN

VAN DEN MENSCH.

VOORAFGAANDE BESCHRIJVING

VAN DK KOKTHEID, ELLENDE EN HET DOEL VAN

HEI MENSCHELIJK LEVEN.

——

EERSTE HOOFDSTUK.

Het leven van den mensch is kort.

Het leven van den mensch wordt in de H. Schrift vergeleken bij eene bloom, die des morgens ontluikt en des avonds verwelkt; bij een rook, die door den wind wordt uiteengedreven, bij een spinneweb, dat door een adeintogt vernietigd wordt; bij een damp, die in een oogen-blik verdwenen is; bij een schip, dat de baren doorklieft of bij een pijl, die door de lucht vliegt, zonder de minste sporen van hun door-togt achter te laten. Naakt en weenende komen wij ter wereld, spelen hier slechts kort oen geringe rol, en keeren wederom naakt tot de aarde terug, waaruit wij gekomen zijn. O leven van den mensch, hoe kort zijt gij; hoe broos , hoe ijdel, hoe ellendig en aller mede-lijdens waardig! De eerste menschen leefden vele honderden jareii, en toch beschouwden zij hun

-ocr page 14-

kortheid en ellende

leven als eene schaduw, die in een oogenblik verdwijnt. De profeet Job leefde d48 jaren en hij zegt: Mijne dagen zijn een niet; zij zijn spoediger lueggevtoden dan een schip, dat door de haren snelt, dan een arend, die driftig naar zijn aas vliegt; zij zijn als een web, dat afgesneden wordt.

Hij vergelijkt zijn leven ook bij eene schaduw, bij eene bloem, bij een wind. En een ieder zal de waarheid zijner woorden bij den dood ondervinden. Helaas! het leven van acht honderd en meer jaren beschouwden de Oudvaders als het schieten van een pijl, als een schaduw; en ofschoon wij nu naauwelijks den ouderdom van zestig of zeventig jaren bereiken, ja, ofschoon verreweg het meerendeel der menschen beneden de twintig jaren sterft, ons schijnt het leven eene eeuwigheid. Bedenk eens wat is u overgebleven van de jaren, die gij nu reeds op aarde geleefd hebt? En al hadt gij ook geleefd van het begin der wereld af, gij zoudt met de Oudvaders moeten bekennen, dat uw leven slechts kort en als een droom geweest is. Het is waar, dat de toekomende tijd ons langer toeschijut dan de tijd, die voorbij is, doch dit is enkel zinsbedrog. De toekomende tijd zal even snel voorbijgaan als liet verledene, en gij zult verslagen staan, als gij u aan het einde uws levens zult bevinden, niet wetende waar uwe jaren gebleven zijn.

Roept op alle straten en markten, zeide de Heer tot Isaïas: Alle vleesch is hooi en al zijne glorie is gelijk aan eene bloem des velds: het hooi is verdord, en de bloem is verwelkt.

6

-ocr page 15-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN, 7

Dat wil zeggen: Het ligchaam van den mensch met al zijn roem en sieraad is als hooi en eene verwelkte bloem. In zijn jeugd is hij frisch en levend als een bloem, maar de zeis des doods is op zijne hielen, om hem af te maaijen als hooi,

Des morgens hloeijen en des avond verflensen. Is de aard van bloemen en menschen.

Ach, hoe kort is de tijd van de wieg tot aan de doodskist, en van den schoot der moeder tot aan het graf! de tranen, die wij als kind op den moederschoot storten, zijn naauwelijks afgedroogd, of de tranen van het sterfbed zijn op de wangen. Hetzij wij duizend jaren leven of een \'dag, als het einde gekomen is, hebben wij evenveel; alleen dat hij, die langer geleefd heeft, meestal dit leven veriaat beladen met meer zonden en eene zwaardere verantwoording. Adam leefde 930 jaren, doch, al had hij tot dit uur geleefd, als hij nu moest sterven, wat zon hij dan meer hebben, dan een kind van één dag, dat heden sterft. Wat is er dan aan gelegen of gij morgen sterft of na duizend jaren ? Duizend jaren zullen zijn als de dag van gisteren, en daags vóór den laatsten dag zoudt gij voor den dood staan, gelijk gij nu zoudt staan, als gij morgen sterven moest. Of zoudt gij ook na al die jaren meer bereid zijn om te sterven, en u beter aan den wil van God onderwerpen dan nu? Zoudt gij dan minder vrees hebben voor den dood dan nu ? Ach, misschien nog meer. Doch God heeft u geen duizeml jaren geschonken, en zooals wij straks zeiden, sterft hot grootste deel der menschen onder de

-ocr page 16-

KORTHEID EN ELLENDE

twintig jaren. Uw leven is dus kort, wat is er dan aan gelegen, of gij hier wat verheven of vernederd zijt, wat meer of wat minder, wat rijker of armer? Gij zijt bestemd voor de eeuwigheid , daar zal alle onderscheid, dat op aarde bestond, als een rook verdwijnen; daar zal God ieder regtvaardig naar verdienste oordeelen.

Houd u dan met deze gedachte bezig, breng ze u dikwijls en levend voor den geest; dan zult gij begrijpen, hoe gering de voor- of tegenspoed dezer wereld te achten is, daar zij zulk een korten duur heeft. Dan zult gij ook zoo gevoelig niet zijn, als gij eenig tijdelijk goed verliest, of als gij hier veracht en verdrukt wordt, en gij zult hierdoor uwe zaligheid zeer bevorderen.

Doe mij, o goedertieren God, de kortheid mijner dagen kennen; laat ze mij zoo besteden tot uwe heilige dienst, dat ik eene gelukkige eeuwigheid hekome.

II. HOOFDSTUK.

Ons leven is onzeker; de dood kan ons altijd en overal overkomen.

Gij weet niet waar gij zult sterven: te huis of op straat; in de stad of op reis, op het water of op het land, op uw bed of aan tafel enz. Gij weet niet wanneer gij zult sterven; het jaar, de maand, de dag, het uur is u onbekend. Gij weet niet hoe gij zult sterven, schielijk of door ziekte, door bliksem, door het water of eenig ander ongeluk, alleen of in gezelschap van anderen, in- of buiten de genade

8

-ocr page 17-

VAN HET MENSCHELUK LEVEN. 9

van God. Ach! hoe onzeker is de dood, waarvan toch de eeuwigheid afhangt. Er zijn welligt zieken, die ieder oogenblik den dood verwachten en die misschien nog niet zoo spoedig zullen sterven als gij. Er is geen plaats, geen tijd waarop gij niet kunt sterven. Gelijk de schaduw het ligchaam volgt, zoo volgt de dood u overal, gestadig lagen leggende, om u te verstrikken. O dood, hoe onzeker is uwe komst! Daarom o mensch, wilt gij niet door den dood verrast worden, bereid u dan voortdurend voor op zijne komst en verwacht hem ieder oogenblik.

Maar de mensch is verblind door do liefde tot het aardsche; en ofschoon hij bijna dagelijks voorbeelden van andere menschen hoort en ziet, die plotseling sterven, laat hij zich voorstaan, dat dit ongeluk hem niet zal overkomen. Overweeg, om in te zien, hoe groot deze verblindheid is, de volgende punten;

1. Wat overkomen is aan zoo vole duizenden menschen, die schielijk gestorven zijn, kan ook u overkomen.

2. Het menschelijk ligchaam is broos, het is een allerzwakst uurwerk, dat uit eene menigte fijne spiertjes, kleine pijpjes en brooze deeltjes bestaat, die allen in dit uurwerk moeten leven en werken, en die, door het minste ongeval gestoord, verstopt of gebroken, den dood kunnen veroorzaken. De ervaren geneesheeren, die grootere kennis hebben van dit brooze maaksel, verwonderen zich minder dat de menschen zoo spoedig en plotseling sterven, dan wel, dat zij eenigen tijd in. het leven kunnen blijven. O van hoeveel kleinigheden hangt ons leven niet

1.

-ocr page 18-

10 KORTHEID EN ELLENDE

af! Het bersten van een ader in het ligchaam, het openbreken van eene verzwering, eene zinking in het hoofd, een pijn aan het hart, een kwade lucht, de adem van een zieke, eene beroerte, een druppel vergif en honderde andere dergelijke dingen zijn vol gevaar, en één daarvan is genoeg, om den mensch te doen sterven.

3, Ook uitwendig zijt gij omringd door vele doodsgevaren, die dagelijks overkomen aan andere mensclien. Hier valt er een in het water, daar een in het vuur, deze valt van eene hoogte, gene wordt doorstoken, een derde wordt ever-roden of verongelukt op eene andere wijze bijv. door het vallen van oen hout, een steen enz. Karei, dio in het jaar 1386 koning van Navarre was, leed aan eene schrikkelijke pijn in de zenuwen en werd op raad zijner geneesheeren in linnen doeken genaaid, nat gemaakt met warmen brandewijn. Toen nu de heelmeester de doeken had vastgenaaid, en met de kaars den draad wilde afbranden, vlogen eensklaps al de doeken in brand, waardoor de koning op eene ellendige wijze stierf. Zeker raadsheer Fabius verloor zelfs het leven door een haar in de melk, die hij dronk.

Wij lezen van mensclien, die gestorven zijn door het kwetsen van een kamtand in het kammen , door het prikken eener speld, door het steken van een splinter of van een doorntje bij het plukken van rozen of beziën , namelijk als die een ader of zenuw raakten. Drutus Pompejus speelde met een peer in den mond en is daardoor versmacht. Homerus stierf van

-ocr page 19-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 11

droefheid; Sophocles van blijdschap. Koning Dionysius stierf, terwijl men hem de tijding van eene groote overwinning bragt; sommigen zijn gestorven door het lagchen, en zeer velen door gramschap. Velen ziin er al sprekende neergezonken en gestorven, eenigen zelfs al etende en met het eten nog in den mond. De dood vindt zoo vele wegen als er ledematen in \'s men-schen ligchaam zijn, daar elk lidmaat een oorzaak kan zijn van den dood. Niemand is ooit zeker, dat hem niet een of ander ongeluk zal overkomen , en misschien wel, als hij dat het minst zal vreezen.

4. Het zijn eigenlijk de ziekten niet, die_ ons doen sterven, maar de wil van God , die ons allen heeft veroordeeld tot den dood. Dezen zijn bestemd om te sterven door het zwaard, genen door het vuur, eenigen door schipbreuk, sommigen door vergift, pest, koorts of andere ziekten. De plaats, de dag, het uur en de oorzaak van uwen dood zijn van eeuwigheid door God vastgesteld, en geene menschelijke kracht is in staat dit te veranderen en het leven ook maar een miuuut to verlengen of te verkorten.

En zeg niet. Ik gevoel mij wel. Do koning Balthasar was nooit vrolijker, hij gevoelde zich nooit gezonder, dan toen hij door den dood verrast werd, en duizenden andere is het eveneens gegaan. Hoe velen zijn er misschien gisteren gestorven en hoe velen sterven er misschien nog op dit oogenblik. die op het onverwachtst door den dood zijn overvallen. Hoe velen zijn er jong gestorven, die nog lang dachten te

-ocr page 20-

KORTHEID EN ELLENDE

leven, rijk te worden, tot een goed huwelijk te komen enz.

De duivel zegt nu niet meer, gelijk tot Adam en Eva; gij zult niel sterven; neen, thans blaast hij ons de gedachte in: gij zult nog zoo spoedig niet sterven, gij zijt nog jong en gezond, en aldus bedriegt hij vele menschen, die sterven, als zij er het minst aan denken en dus onvoorbereid naar do eeuwigheid vertrekken. Als do visschen het meest gerust zijn, worden zij met den angel gevangen en do vogelen met het ■not. Eveneens gaat het ook met de menschen. Ach, hoe broos en onzeker is toch ons leven ! Welk eene verblindheid is het dus, als wij ons verbeelden, dat geen ongeluk of schielijke dood ons zal treffen.

Zeker koning wilde oenen hoveling, die zich zeer gelukkig rekende, de gevaren doen begrijpen , die aan zijn staat verbonden waren. Hij noodigde hem dan ter maaltijd, en liet boven zijn hoofd een groot zwaard, met de punt naar beneden, aan een dunnen draad ophangen. Do hoveling, het gevaar van zijn toestand ziende, kon van schrik niet eten. Do koning vroeg waarom hij niet at. Hoe zou ik kunnen eten, antwoordde do hoveling, daar ik gedurig verwacht, dat dit zwaard mij het hoofd zal doorsteken ? Is dit geen schoone les, welke die koning aan zijn hoveling en met hem ook aan ons gaf. Ook wij verkeeren voortdurend in gevaar het leven te verliezen, en moet de gedachte alleen aan dit gevaar niet genoeg zijn, om ons alle aardsch geluk te doen verachten, even als de hoveling de koninklijke spijzen verachtte by

-ocr page 21-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 13

het zien van het gevaar waarin hij verkeerde ? De onzekerheid van ons leven is groot, en daarom vermaant Christus ons zoo dikwijls om op onze hoede te zijn: Waakt, zegt hij, want gij weet noch dag, 7ioch uur. Ik zal komen als een dief in den nacht, zegt Hij op eene andere plaats, waakt dan, want gij weet niet op wat uur de Heer zal komen. Iedereen weet dit, iedereen gelooft dit, maar wie, wie leeft er naar? Eu daar de mensch nu reeds zoo onachtzaam is om zich tot sterven te bereiden, nu de dood zoo onzeker is, wat zou het dan zijn, als hij verzekerd was, dat hij nog eenige maanden of jaren te leven had. Daarom is het eene groote barmhartigheid, zegt de H. Augustinus, dat God den dag van onzen dood heeft verborgen gehouden, opdat wij geen oogenblik in een staat zouden blijven, waarin wij zouden vreezen te sterven.

Besluit op het voorgaanie.

Wat is uw leven anders, o mensch, dan een gladde weg, die langs den rand van de eeuwigheid loopt en zeker daarin zal eindigen ? Hoe is het dan mogelijk, dat gij zoo weinig aan het gevaar denkt, waarin gij verkeert? Indien gij in eene kamer wandeldet, waarin een valluik was, dat gij niet kondt zien en .waarop gij den voet maar behoefdet te zetten om in een peil-loozen afgrond te vallen, zoudt gij dan niet vreezen, dat elke voetstap uw laatste zou zijn ? Zoo kan ook elke voetstap, die gij zet, elk woord, dat gij spreekt. elke adem, die gij haalt, uw laatste wezen op de wereld. Elke dag, elk

-ocr page 22-

i4 KORTHEID EN ELLENDE

uur kan u in den hemel of in do hel brengen. Hoe verbeeldt gij u van lang te zullen leven, gij, die geen oogenblik zekerheid hebt ? Hoe durft gij er dan aan denken, om u te verheffen en rijk te maken in deze ballingschap , op deze reis, in deze herborg, die gij zoo spoedig moet verlaten, terwijl gij elk oogenblik met de eeuwigheid bedreigd wordt? O hoeveel wijzer waren die Vorston en Bisschoppen , die zeiden: Alle uren sta ilt voor de eeu wigheid; alle uren nader ik den dood! Wie zou niet vreezen, als hij aan een dun koordje boven een diepen put hing? Al wie in doodzonde leeft, hangt boven de hel aan den dunnen draad van het leven, die eik oogenblik door het minste ongeval kan afgesneden worden. O vreeselijk gevaar, waarin de zondaar verkeert, zoolang hij in doodzonde blijft! Hoe is het toch mogelijk, dat zoo vele menschen zich kunnen bezig houden met de ijdel-heden der wereld, met groote plannen te maken voor de toekomst, zonder eens te donken op de onzekerheid van hun leven. Toen de Engel in Egypte al de eerstgeborenen in eenen nacht versloeg, hoe velen zullen er toen onder hen geweest zijn , die nog den vorigen dag plannen maakten tot hu we) ijken of andere zaken, welke zij dien dag, of die maand, of dat jaar dachten ten uitvoer te brengen: en niet een van hen was den anderen dag meer in het leven. Hoor wat de H. Geest bij den H. Jacobus zegt; En gij ook, die zegt: heden of morgen zullen wij naar eene stad gaan , en daar zullen wij verblijven, koophandel drijven en winst doen, terwijl gij niet weet, wat er morgen zal ge-

-ocr page 23-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN.

beuren; wat is toch uw leven ? Het is een damp, die een oogenblik gezien wordt en daarna verdwijnt; in plaats dat gij zoudt zeggen: Als het den Heer belieft, en als wij nog leven, dan zullen wij dit of dat doen.

Waarom stelt gij dan uwe bekeering tot morgen uit? Duizenden menschen, die heden leven, zullen den dag van morgen niet zien. Hebben zij een zalig heden, dan hebben zij ook eene zalige eeuwigheid. Houd dan eiken dag voor den laatsten en maak van elkeu dag den besten.

O goede God, gij zijt volkomen meester van mijn leven, Gij kunt mij uit deze wereld roepen, wanneer het u behaagt •, geef daarom dat ik altijd wake, u gedurig verwachte, en vol verlangen naar u, uit ganscher harte zegge: Kom, heer Jesus, kom.

III. HOOFDSTUK.

Al was dc dood niet zeker, 7,00 zouden wij hem toch

moeten vreezen, omdat hij on# kan overkomen.

Ik ben een kind van Adam, veroordeeld tot den dood, ik draag mijn vonnis gedurig binnen en buiten mij.

Ik, die nu zulk een afschrik heb van doode menschen, zal zelfs eens sterven; en die zoo af-keerig ben van half verrotte ligchamen te zien, zal zelf het aas der wormen worden. Dit is ontwijfelbaar zeker.

Doch al was de dood niet zeker, en al ware het, dat hij ons alleen konde overkomen door eenig ongeluk , dan moest dit alleen genoeg zijn, om ons te doon vreezen. Stel eens, dat God

45

-ocr page 24-

KORTHEID EN ELLENDE

zeide: Ik wil niet dat alle menschen sterven, reeds dit zou allen moeten doen Leven. Hoe moeten wij dan nu vreezen, nu wij zeker weten, dat wij allen sterven moeten.

Ja, wat meer is, als God zeide: dat van alle menschen die in de wereld zijn er maar een zal sterven, zonder dien te noemen, dan nog zou ieder moeten vreezen. Hoe is het dan mogelijk, dat ik gerust kan zijn, daar toch allen moeten sterven, en ik misschien de eerste van allen 1 En als God nu zeide, wie die mensch was, die moest sterven, en die ongelukkige leefde zonder zorg, gelijk de meeste menschen nu doen, zou dan elk niet verbaasd staan en zeggen: O mensch, gij weet, dat gij sterven moet, en gij leeft nog zoo zorgeloos? gij, die het aas der wormen zult zijn, waarom koestert gij u aldus? gij, die alles moet verlaten, waarom bemint gij de tijdelijke goederen zoo? Wat ons aangaat, die altijd zullen leven, wij mogen geld en goed, rijkdom en eer najagen, maar gij, die weldra sterven moet, waarom zorgt gij zoo voor het tijdelijke, dat gij niet noodig hebt, en dat u toch in den dood niet kan volgen? Gij moest niet eens bij ons blijden, maar naar eene woestijn vertrekken, om uw ongeluk te beweenen. Ziet, zoo zou ieder dien mensch aanspreken, doch waarom rigten wij die vragen niet tot ons zei ven, daar het toch zeker is, dat wij moeten sterven? Dat elk dan denke: Ik moet eens sterven, deze wereld gaat mij niet aan; ik ben hier slechts voor een korten tijd, de dood is nabij, laat ik mij dan daartoe bereiden , door den Heer te dienen, die alleen in staat is mij te helpen, te verlossen en zalig te maken.

16

-ocr page 25-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 17

Dit wil ik nu gaan doen, o genadige God! ik zal voortaan den dood levendig in mijne gedachten houden en zoo leven, alsof ieder oogenhlik het laatste mijns levens ware Ik bid u-, versterk mij, opdat ik altijd aan dit voornemen moge getrouw blijven.

IV. HOOFDSTUK.

Het leven is een gedurig sterven en eene gedurige nadering tot den dood.

Eiken dag, dien gij beleeft, brengt u nader bij den dood. De dagen, die gij reeds hebt door-gebragt, zijn alsof zij nooit bestonden en de toekomende jaren zijn voor u, alsof gij nog niet geboren waart. De dag van gisteren is verdwenen , ook de dag van morgen zal voorbijgaan,. en zoo voert elke dag u een schrede nader tot den dood. Het leven is als een zandlooper, die immer voortloopt. Hetzij ge er op denkt of niet, hetzij gij slaapt of waakt, bij elke ademhaling komt gij den dood naderbij en na den dood het oordeel.

Als een misdadiger naar de strafplaats wordt geleid, om de doodstraf te ondergaan, en hij door vele straten geleid wordt, is geheel zijn weg een nadering tot den dood. Hij weet misschien niet of die plaats nog ver af is of nabij: maar zeker weet hij, dat hij bij elke voetstap die plaats nadert; elk oogenblik vreest hij het einde van zijn weg te bereiken, en al is die weg ook lang, zijn vrees zal daarom niet verminderen.

Ook wij zijn ter dood veroordeeld om de erfzonde. Bij onze geboorte beginnen wij den weg.

-ocr page 26-

48 KORTHEID EN ELLENDE

die naar de plaats leidt, welke God heeft uitgekozen, om het vonnis des doods togen ons uit te voeren; ieder oogenhlik van ons leven is eene schrede nader bij die plaats. Ook wij weten niet of wi] die plaats spoedig zullen hereiken, maar wij weten, dat wij op den weg zijn, en dat elke schrede, die wii stellen, ons die plaats doet naderen. Hoe velen komen dagelijks aan die plaats, die Grod bestemd heeft, om het doodvonnis aan hen uit te vooren, ja, misschien over de honderd duizend op eenen dag.

Als gij een misdadiger, die naar het schavot geleid werd, zaagt lagchen en vrolijk zijn, zoudt gij dan niet denken, dat hij krankzinnig was. En toch velen gaan naar den dood niet alleen vrolijk en lagchend, maar die zelfs nog op den weg den regter door hunne zonden durven tergen.

Hoe is het toch mogelijk, dat wij zoo weinig aan den dood denken, dien wij voortdurend met rassche schreden naderen! Helaas! wij sterven dagelijks, eiken dag brengt ons nader bij den dood, en wij leven alsof wij onsterfelijk waren. Voorwaar het is geen geringe zonde, deze schrikkelijke zaak zoo te vergeten, terwijl wij die gedurig voor oogen moesten hebben

Uw leven gaat voortdurend voorbij; gij ziet gedurig de tijdelijke dingen voor uwe oogen veranderen en in hun\' niet vallen. Waak dan, opdat het gedurig verloopen van uw leven, en al hetgeen gij ziet verdwijnen, u gestadig doet denken, dat alles een einde heeft, en dat er geen blijvend goed, noch kwaad is, dan in de eeuwigheid, die ons zoo nabij is, dat wij den tusschentijd als een\' niet moeten beschouwen.

-ocr page 27-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 19

Wij gaan, o groote God, door uw regt-vaardig oordeel al stervende henen, wij vloei-jen weg als water, hetwelk in de aarde dringt, zonder tueder te keer en, en wij naderen gedurig dm dood zonder een oogenblik stil te staan. Geef, dat wij door deze gedach -ten zonder ophouden aan onze kwade begeerlijkheden sterven, om hierna het geluk te hebben van eeuwig met u ie leven.

V. HOOFDSTUK.

Ellenden , ziekten, ongelukken en gevaren, waaraan het mensctvelijk leven onderworpen is.

De dagen des menschen zijn vol kwellingen en ellenden, zegt de H. Geest; liet leven is er zoo vol van, dat men den dood eer moest beschouwen als cene verlossing, dan als eene straf. Het aardrijk is met rampen vervuld, want ten allen tijde hoort men van aardbevingen, brand, stormen, schipbreuk, hongersnood, landstroope-rijen, oorlog, pest, enz., zoodat de heilige Kerk met regt het aardrijk het dal der tranen noemt. Wie is er een uur vrij van pijn, misnoegen of kwellingen ? Dagelijks ontdekt men nieuwe ziekten en ellenden, van welke sommige zoo zwaar zijn, dat men er niet zonder angst van kan hooren spreken. Men leest van eenen zieke, die in drie jaren tijds niet een uur heeft kunnen slapen. Herodes had zulk eene schrikkelijke ziekte, dat de stank daarvan geheel zijn leger besmette; het gewormte krielde uit zijn vleesch, en hij werd door de pijn verteerd Wij lezen van zekere koningin, dat haar vleesch geheel veranderd werd

-ocr page 28-

KORTHEID EN ELLENDE

in wormen, waarvan zij ellendig stierf; al de magt en kunst der geneesheeren was niet in staat dit ongedierte te doen sterven. De ziekte van sommigen is zoo geweldig geweest, dat zij zich het hoofd tegen dun muur sloegen.

Er zijn er geweest, in wier armen en henpen zeer bijtende slangen gegroeid waren, die het vleesch doorknaagden; er is onlangs in Frankrijk een man geweest, die altijd klaagde van pijn aan de maag, doch die telkens minder was, nadat hij voedsel genomen had. Zijn ligchaam werd na zijnen dood geopend, en men vond in de maag eene levende padde, ^ die daar eenige jaren geleefd had.

Andere vreemde ziekten hebben geheele landschappen vernield. De groote stad Constantinopel werd eens gestraft met eene pest, dat zij , die daarmede bevangen werden, meenden, dat zij gedood werden door hunne geburen, en als razen-den stierven. Ten tijde van keizer Heraclius, heerschte er in het gebied van Eome een zoo hevige pest, dat er in weinige dagen ontelbare menschen stierven en de razernij was zoo groot, dat de meesten der zieken zich in den Tiber wierpen, om den inwendigen brand des harten - te blusschen Een Grieksch schrijver verhaalt, dat in Griekenland de lucht Op zekeren tijd zoo zeer bedorven was, dat er tallooze menschen stierven: en die van die ziekte genazen, bleven zoodanig van hun verstand beroofd, dat de ouders hunne kinde-ren en de kinderen hunne ouders niet meer kenden.

Om wat nader te komen tot onze tijden: een jaar nadat Frans I, koning van Frankrijk, met Eleonora van Oostenriik getrouwd was, kwam

20

-ocr page 29-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 21

er eene pest in Duitschland, die binnen de vier-en-twintig uren de menschen wegnam, zweetende een besmettend zweet. Deze ziekte begon in het Westen en verspreidde zich naderhand zoodanig over Duitschland, dat zij een sleepnet scheen te wezen, om de menschen van het aardrijk weg te slepen, want vóór dat men het geneesmiddel konde treffen, stierven er zoo vele milioenen menschen, dat er vele landen onbewoond bleven. En als deze pest op het hoogste was, werd Engeland door dezelve zoo geplaagd, dat volgens sommige schrijvers niet alleen de menschen door de kracht van het vergif verstikten, maar dat ook de vogels hunne nesten en jongen verlieten en de wilde dieren hunne holen; ja, mollen en slangen verzamelden zich bijeen, het venijn niet kunnende verdragen, dat in de aarde besloten was, zoodat men vele beesten te zamen onder de boomen vond, door de pest verslagen. In het jaar 1346 op den laatsten dag van Mei ontstond er eene. vreeselijke pest in Frankrijk, die negen maanden geduurd heeft, en waaraan zoo vele menschen, zelfs etende en drinkende stierven, dat er op do kerkhoven geene plaats meer was, om ze te begraven; meest al degenen, die daarmede besmet werden, waren des anderdaags razend, en sprongen in putten of uit de vensters. De ziekte was zoo boosaardig, dat de ouders hunne kinderen verlieten , en de vrouwen hare\' mannen. Deze weinige staaltjes uit duizend anderen zijn genoeg om te zien, wat aan de gezonden al kan overkomen, en hoe lattel alle tijdelijke zaken te achten zijn, die ons door zoo vele rampen kunnen ontnomen worden.

-ocr page 30-

KORTHEID EN ELLENDE

Ellende van hongersnood en oorlog.

Geene mindere ellende is de hongersnood, waardoor dikwijls geheele landschappen geplaagd worden. Italië, eens door den oorlog geheel verwoest, yerviol tot zoo grooten hongersnood, dat de menschen genoodzaakt waren paarden, honden , katten , ratten, muizen , enz. te eten, en als zij die niet meer vonden, aten zij zelfs elkander op, ook de ouders hunne eigene kinderen.

Toen de Eomeinsche veldoverste Scipio de stad Numantia belegerde, bragt hij die tot zoo grooten hongersnood, dat de belegerden dagelijks ter jagt gingen, om Eomeinen te vangen, die zij zonder schroom opaten, en hun bloed als water dronken. Ten tijde van den profeet Elizeüs was de honger zoo groot te Samarië, dat de moeders hare eigene kinderen opaten. Hetzelfde is geschied bij de belegering van Jeruzalem, en in vele andere plaatsen.

Hetgeen wij gaan verhalen is nog vreeselijker. Nadat God in het jaar 1320 geheel Frankrijk gestraft had met eenen bloedigen oorlog, zonder dat de inwoners tot beternis kwamen, maar integendeel erger werden, strafte hij hen op deze wijze: In vijf geheele jaren was er geen winter, waardoor al het veldgewas verslonden werd door de wormen. Het gebrek werd zoo groot, dat zelfs de welgezeten lieden hunne huizen verlieten, om te gaan bedelen. Het getal der armen groeide dagelijks aan, en het was eene ellende hen te zien; want behalve het gevaar van door hen beroofd en vermoord te worden,

22

-ocr page 31-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 23

wasemden hunne ligchamen eenen ondragelijken en bederlelijken stank uit, omdat zij zich opvulden met alle soort van vuiligheid. Zij maakten brood van zemelen, kruiden, mos, eekels, hooizaad, enz.

Geheele benden van mannen, vrouwen en kinderen gingen langs de straten half naakt, bleek als de dood, en stierven daar. Men zag zeer vele moeders, omringd van hare kinderen, te zamen van gebrek bezwijken. De landlieden verkochten hunne landen en goederen en gaven die bijna voor niet, om bij de rijken graan te koopen. Bij dezen geesel Gods voegde zich de gierigheid der woekeraars, die deze ellendigen nog verdrukten. Immers men gaf alles om brood te koopen, om niet te sterven. Duizend andere dergelijke voorbeelden, die ongelooflijk schijnen, zou men kunnen bijbrengen, om te toonen, welke ellende den mensch kan overkomen.

De ellenden van den oorlog zijn onbeschrijfelijk , door de verwoesting van landen en steden, en door de ontzettende vernietiging van talrijke menschen. Wij zullen nu hier maar spreken van de rampen, die er in Duitschland waren , toen de Zweden daarin vielen. Behalve vele plaatsen, die geheel verwoest werden, zijn er in Beijeren alleen wol 2000 dorpen verbrand. De moedwilligheid en de wreedheden der overwinnaars waren zoo groot, dat allen, die in hunne handen geraakten, onmenschelijk behandeld werden, om uit te vorschen of zij soms ergens iets verborgen hadden Die des vijands handen ontkwamen, stierven door honger, of door de pest, en hadden geen ander graf dan het ingewand der honden en der andere dieren. De hongersnood was zoo

-ocr page 32-

KORTHEID EN ELLENDE

groot in vele gewesten, dat het vleesch van, honden enz. voor lekkernij gehouden werd, eij dat men het voor een geluk rekende als mt ergens een dood beest vond. Den gevangene; sneed men het vleesch van het lijf, om te eter de dooden werduu \'s nachts opgegraven om de levenden te spijzen: en de menschen vermoorden eindelijk elkander, om niet van honger te sterven. Deze en dergelijke gruwelen kunnen ook onzo tijden en landen plagen, indien God zijnen regtvaardigen toorn over ons uitstort.

Ellenden van aardbeving.

De ellenden en rampen, die eene aardbeving veroorzaakt, zijn nog veel schrikkelijker. Zie hier eenige voorbeelden daarvan! Ten tijde van Herodes was er in Palestina eene aardbeving, waarbij wel dertig duizend menschea onder de ingestorte gebouwen omkwamen.

In den nacht, toen keizer Mauritius trouwde, was er in de stad Antiochie zulk eene aardbeving , dat bijna al de huizen invielen, waaronder wel zestig duizend menschen begraven werden.

In het jaar 1456 is er eene geweest in het koningrijk Napels, waardoor vele steden gehe verzonken , en wel zestig duizend menschen gedood zijn.

Plinius schrijft van eene aardbeving ten tijde van keizer Tiberius, die 12 van de voornaamste steden van Azië vernield heeft.

In het jaar 1568 was er eene te Constanti-nopel, die wel 18 dagen lang duurde, en talrijke huizen geheel omwierp, als ook het kasteel met de vijf torens, zoodat er omtrent dertien duizend menschen van liet leven beroofd werden.

\'24

-ocr page 33-

VAN HET MENSCHELIjK LEVEN. 25

In het jaar 1531 was er eene aardbeving te Lissabon, die omtrent 1500 huizen en vele ker-ufken heeft doen invallen. De zee was daaromtrent ook zoodanig ontsteld, dat zij vervaarlijk t irees en daalde, en zich scheidende, vele schepen inzwolg. Dit duurde acht dagen lang, zoodat de koning met de inwoners genoodzaakt werden buiten op het veld onder tenten te wonen.

In het jaar 1570 werd do stad Perrara in Italië door eene aardbeving in stukken gescheurd, hetwelk met tusschenpozen bijna een geheel jaar lang geduurd heeft.

In het jaar 1638 zijn er door de aardbeving in Calabrië geheele steden verzonken en veranderd in poelen, onder welke de vermaarde stad van de H. Euphemia met omtrent dertig duizend menschen, die daardoor aan hunnen dood gekomen zijn.

Ia het jaar 1680 hebben geheel Spanje en Portugal eene aardbeving gevoeld (doch meest omtrent Malaga) die maar eenige oogenblikken duurde, doch zoo geweldig was , dat de stadspoorten en muren, torens en vesten aan den kant der zee geheel omgeworpen, \'10 kloosters en 1300 ■Juizen te gronde gesmeten, en 1200 beschadigd werden. De inwoners gingen op het veld wonen; uit vrees van verdere gevolgen; de aarde opende zich op verscheidene plaatsen, en spuwde zulk eenen overvloed van water uit, dat er de rivieren van overstroomden. In de stad Velez Malaga ging de aarde open, slokte eene rivier in, die daar voorbij liep, en de aarde, wederom toegaande , wierp de ingeslokte wateren wederom uit met zulk eene kracht, dat zij meer dan 150 voet 21 2

-ocr page 34-

KORTHEID EN ELLENDE

hooger dan de huizen vliegende, deze door hunnen val deden instorten. Vele andere steden vverden geheel bedolven.

In het jaar 1538 was er eene aardbeving in Champagne, die eenen berg opwierp van eene mijl hoog, die daarom genoemd wordt de nieuwe berg. En in het jaar 1650 is er eene geweest omtrent Bordeaux , waardoor eene groote berg is nedergezakt en veranderd in een poel: Maar het allerontzettendste van alles is het vergaan en verzinken van het groote Atlantisch eiland, waarvan Plato spreekt. Dat eiland was gelegen tusschen Spanje en de West-Indiën en wordt gegist grooter te zijn geweest dan Afrika en Azië, en was zeer bewoond. Het is op eenen nacht door eene vreeselijke aardbeving en eenen geweldigen watervloed geheel met al de inwoners in de zee begraven, zoodat alleen de Canarische eilanden, de Vlaamsche eilanden, en weinige andere daarvan zijn overgebleven, zijnde dit groote eiland nu veranderd in de Atlantische zee. Men meent, dat door die aardbeving Engeland gescheurd is van Frankrijk; Afrika van Spanje; Sicilië van Italië, enz.

God heeft in onze dagen (te weten in de jaren 1753 en 1756) zijne vreeselijke magt door de aardbevingen getoond; wat schrik die herhaalde aardbevingen in deze landen, in Frankrijk, Duitschland, Spanje en elders veroorzaakt hebben , is met geene pen te beschrijven. Het ongelukkige Lissabon, de hoofdstad van Portugal, is bijna geheel door de aardbeving van den le November 1755 eh de volgende dagen tot den grond verdelgd, en vele duizenden menschen zijn

26

-ocr page 35-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 27

er onder begraven. Wie weet of ons dit zelfde van daag of morgen niet zal overkomen; er zijn geene tijden des jaars, geene dagen, geene plaatsen, waarop niet onvoorziens eene aardbeving kan ontstaan. Wij zien dan uit dit alles aan hoe vele ellenden dit leven onderworpen is, en dat wij bier het ware geluk niet kunnen vinden, maar het elders moeten zoeken.

Wij zijn vol ellende, o groote GodI en gij laai die toe, opdat wij op niets ons vertrouwen zouden stellen dan op u alleen, en dat toij zouden trachten naar dat alleen gelukkige leven, uit hetwelk alle ellenden verbannen zijn. Werk dit in ons uit, hidden wij, door uwe genade, opdat wij daardoor mogen verkrijgen hetgeen wij wenschen.

VI. HOOFDSTUK.

Dewijl ons leven kort, broos en onderworpen is aan zoo vele ellenden, is alle tijdelijk geluk zeer gering te achten.

In een huis vol rook kan men niet onderscheiden wat er in en wat er buiten is. De wereld is een huis vol van rook der bekoorlijkheden, die ons verblindt en belet de ijdelheden te zien dei-tijdelijke goederen, die daarin zijn, en de grootheid der eeuwige, die daar buiten zijn. Het leven gaat voorhij, zegt de II. Schrift, gelijk de overblijfselen eener wolk, en het verdwijnt gelijk de nevel. Men ziet somtijds in de wolken de gedaante verschijnen van allerlei zaken, die men zich inbeeldt, als: van een paard, van eenen leeuw, van eenen ruiter enz. Doch dit verdwijnt

-ocr page 36-

28 KORTHEID EN ELLENDE

tevens in een oogenblik. Zoo ook de mensch: de praclit, de rijkdom en luister der wereld schijnen als iets te zijn, en in een\' oogenblik is alles verdwenen. Het leven is een wind, zegt de Profeet Job. Als de wind door de lucht gedreven wordt, maakt hij groot getier en schijnt al iets groots te zijn; maar als hij voorbij is, is hij een niet. Alzoo gaat de mensch voorbij, en de wereld niet al hare pracht en geraas.

Als iemand op eenen hoogen berg staat, dan schijnt hem eene stad of een dorp, die hij onder zich ziet, zeer klein. Zoo ook, indien wij met ons hart in den hemel waren, verheven boven de aardsche zaken, hoe klein zouden ons die dingen schijnen , die de wereld zoo zeer acht!

Al het tijdelijke is zoo klein en ijdel, dat het niet bekwaam is, om het hart van den mensch te verzadigen. De geheele wereld met al wat er in is, zegt de H. Anselmus, is aan des menschen hart zoo veel als een mond vol eten aan eenen verhongerden mensch, ja, zoo veel als een mond vol wind. Integendeel, het eeuwige goed is zoo bestendig, dat een deeltje daarvan genoeg is, om alle menschen te verzadigen. De mensch kan zulks in dit leven reeds ondervinden. Iemand, die het tijdelijke verlaat om God, is inwendig meer tevreden door de heilige genade, die hij daarvoor ontvangt, dan hij, die groote rijkdommen bezit. De heidenen zelfs hebben dit gekend. De wijsgeer Diogenes woonde in eene ton, tot verachting der wereldsche grootheid, en ziende, dat iemand water dronk uit zijne hand, wierp hij zijnen drinkschotel weg, om deze ontbering na te volgen: ja, hij was beter vergenoegd dan

-ocr page 37-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 29-

Alexander de Groote; want hij was tevreden met zijn ton, en Alexander was niet vergenoegd met de gelieele wereld. Dus wordt de wereld beter overwonnen met haar te verachten, dan met hare bezitting te bekomen.

Al de eer, de rijkdommen en het geluk van de wereld duren niet langer dan dit leven. Het leven is ijdel, kort en broos, dus is ook de eer en het geluk van de wereld ijdel en broos. En al leefde de mensch duizend jaren , het wordt ten laatste het leven van eenen dag. En al dit geluk eindigt niet alleen zeer spoedig, maar het eindigt ook met de allergrootste ellende, dat is met den dood.

Dat dan niemand roeme op eeretitels, paleizen, rijkdommen, adel, enz.: want hoe rijker en gelukkiger iemand hier is, des te spoediger zal hij ellendig zijn, te weten: in den dood, die hem zal leeren, hoe het geluk van dit leven te achten is. Let dan niet op rijkdom, hoogen staat, enz. , maar op het einde, wanneer alle tijdelijke grootheden van natuur veranderen en als eene schaduw verdwijnen.

Vraag het aan eenen stervende, en hij zal niets anders zeggen dan dat zijn leven, al ware het eens nog zoo voorspoedig geweest in de wereld, ijdel is en vol bedrog, dewijl het zoo arm eindigt. En waarvoor zoude hij alsdan al die eer der wereld niet geven? Niet alleen voor niet, maar hij zoude misschien veel willen geven als hij ze niet gehad had.

Philippus II, koning van Spanje, wenschte op zijn doodsbed deurwachter van een klein klooster geweest te zijn in plaats van koning.

-ocr page 38-

KORTHEID EN ELLENDE

Aldus hebben duizenden anderen gesproken: want de dood ontdekt het bedrog en de nietigheid der tijdelijke zaken.

Indien gij tot het uur des doods alle genoegens, eer en voldoeningen genoten hadt, die ooit een koning kon smaken, wat zoudt gij daarvoor hebben als gij sterft? En wat zal een ander hebben van de boetvaardigheid en van den arbeid, dien hij om Christus onderstaan heeft? Al had hij meer geleden dan al de Martelaren, hij zal er geene pijn meer van gevoelen. Zij, die vele jaren in wellusten geleefd hebben, en zij, die niet dan ellenden gehad hebben , staan hierin gelijk in het uur des doods, dat zij er beide niets meer van gevoelen.

De H. Eomualdus had 100 jaren God gediend in eene strenge boetvaardigheid; maar op het -oogenblik dat hij stierf, was al het gevoel laarvan voorbij. Simon Stilites had 80 jaren wonderen van boetvaardigheid gedaan, doch toen hij stierf, was dit even alsof hij die jaren in alle wellust geweest ware, en nu heeft hij daarvoor eene eeuwige vreugd en glorie. Vele Martelaren hebben onmenschelijke pijnen geleden, sommigen zijn vele jaren lang opgesloten geweest in vervaarlijke kerkers, enz., doch toen zij stierven , was dit even alsof zij gedurende al dien tijd alle vreugden der wereld genoten hadden.

O wonderbare verandering in dat \'laatste oogenblik! De dood neemt van de zondaars al hunne wellusten weg, en brengt hun de eeuwige folteringen! Hij neemt de pijnen der Heiligen weg, en geeft hun de eeuwige vreugd! Welaan •dan, mijne ziel! de wellusten , waardoor iemand

30

-ocr page 39-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 31

zondigt, en de pijnen der boetvaardigheid zullen gelijktijdig eindigen, en de toekomende pijnen en vreugden zullen eveneens eeuwig duren.

O verblinde wereld, die zoo veel doet om het tijdelijke, en zoo weinig om het eeuwige! Om een klein gewin wordt dag en nacht gearbeid en de arbeid valt zoet. Voor een eeuwig goed, is er noch tijd, noch smaak, en alles valt te zwaar; duizendmaal verdient dit herhaald en met bloedige tranen beweend te worden; de blindheid des harten van zoo vele menschen, die zulk eene groote dwaasheid begaan.

Alles huiten u, o groote God! is slechts ijdelheid. Ach, dat wij dit inzogen! en zoo zagen, dat ivij ons hart van alle vergankelijke dingen aftrokken, om u alleen te beminnen, die aller liefde waardig zijt! Geef ons, o God! deze genade opdat gij alleen de schat van ons hart moogt zijn en blijven in eeuwigheid.

VII. HOOFDSTUK,

Het leven wordt ons verleend om aan het groote werk van onze zaligheid te werken.

Wij zijn door God geschapen en op deze wereld gesteld, niet om ons hier te verheffen en rijk te worden, noch om ons vermaak en gemak te zoeken, maar om ons bezig te houden, met het groote werk van onze zaligheid. O mensch! gij zijt geschapen naar het beeld van God! gij zijt iets groots, en tot iets groots door God be-

-ocr page 40-

32 KORTHEID EN ELLENDE

stemd. Gij moet eens öf eeuwig gelukkig, óf eeuwig ellendig wezen, en noodzakelijk komen tot den hemel of tot de hel. Wij zijn allen geschapen om te arbeiden in den wijngaard des Heeren, dat is aan het werk van onze zaligheid. Wij moeten geheel ons leven daartoe besteden, en al onze werken tot dat einde verrigten. Wij moeten geenen tijd verkwisten, en ons leven mag ons hiertoe niet te lang schijnen.

God konde ons wel oogenblikkelijk in den hemel stellen; maar het heeft hem beliefd, dat wij hier eenigen tijd zouden leven, om aan hem onze onderdanigheid te bewijzen, en door onze getrouwheid in de pijn den strijd uit te staan, dien hij ons oplegt, den hemel te verdienen, dien wij verloren, en de hel te ontgaan, die wij verdiend hadden.

Laat ons goed doen terwijl wij tijd hébben, zegt de Apostel: want de nacht komt aan, zegt Christus, (dat is de dood) dat niemand zal kunnen arbeiden. Besteed dan uwe dagen aan goede werken. Gelukkig zijn zij, die hier noch rijkdom, noch eer, noch arbeid, noch ook hun leven ontzien, en die maar alleen de glorie van God en hunne zaligheid voor oogen hebben in al hun doen en laten.

O gruwelijke verblindheid van de wereld, zoo de eeuwige zaligheid te vergeten en te verzuimen en den kostelijken tijd met ijdelheden en beuzelingen te verkwisten. Beeld u eens in dat God aan eenen verdoemden een uur tijds gaf, om te herstellen al wat hij verkwist heeft. Met welk een ijver zou hij arbeiden voor zijne verlossing! O hoe beklagen zich de verdoemden

-ocr page 41-

VAN HET MENSCIIEI.IJK LEVEN. 33

te laat en te vergeefs zoo menige uren, die zij zoo onnuttig verkwist hebben! Met al het goed van de wereld kunt gij geen uur tijds afkoopen, dat gij onnuttig hebt laten voorbijgaan. Om die gewigtige zaak nog dieper in uw hart te drukken, overweeg aandachtig de volgende punten.

1. Hoe zal ik op mijn doodsbed niet wen-schen vele verstervingen, gebeden, aalmoezen beoefend te hebben, enz. en mij zeiven in alles als de minste geacht te hebben! Welk eenen troost en eene gerustheid zullen mij die dan schenken! Ik wil die dan van nu af gaan oefenen. Integendeel hoe zullen de ijdelheden, de eer en de genoegens der wereld mij alsdan bezwaren ! Ik wil die dan opregt gaan vlugten en verfoeijen.

2. De zaligheid is eene zoo groote zaak dat geen Engel bekwaam is om dit uit te leggen. Hoe klein behoorde mij dan alles te schijnen hetgeen ik er voor gedaan heb! Ach! hoe kort, ach, hoe lang! Hoe kort het leven, hoe lang de eeuwigheid! hoe kort de arbeid, hoe lang het loon.

3. Hetgeen wij in dit leven zaaijen, zullen wij in den dood maaijen; die nu met de Apostel in tranen zaaijen, zullen met hem in blijdschap maaijen, en de schoven van goede werken met vreugd voor den regter brengen, als de wereld verschrikt zal staan over hare verblindheid.

4. Ik zal verschijnen voor den regterstoel, en daar zullen de goede werken mij volgen, en voor mijne zaken pleiten. Zij zullen niet alleen voor mij de zaligheid bekomen, maar my ook bijblijven tot een eeuwig sieraad.

21 2.

-ocr page 42-

KORTHEID EN ELLENDE

5. Wat is alles wat ik tot nu toe gedaan heb voor mijne zaligheid, in vergelijking bij hetgeen de Heiligen daarvoor gedaan hebben? Zij weenen hier, om niet te moeten weenen in de eeuwigheid; zij vreesden den voorspoed; zij schroomden de genoegens; zij ontzeiden zich vele dingen ; die zij hadden mogen genieten, zij ondergingen vele vernederingen, ongemakken en kruisen: geheel hun leven was vasten , bidden, waken Zij vreesden als zij buiten vervolging en verdrukldng waren, omdat de Apostel zegt, dat al wie godvruchtig in Christus wil leven , vervolging zal lijden. Daarom wilden zij liever zich zelven vervolgen dan geen deel te hebben in het lijden, hetwelk aan alle regtvaardigen eigen is.

0. Indien gij wist, dat gij bier nog 100 jaar zoudt leven en dat gij gedurende al dien tijd niets zoudt hebben om van te leven, dan hetgeen gij in een uur tjjds uit de schatkamer van een koning zoudt verzamelen, die u daartoe goedgunstig den toegang gaf, zoudt gij dan dat uur verkwisten of verslapen ? Welnu, uwe ziel zal in eeuwigheid leven en gij zult daar niets anders vinden dan hetgeen gij in uw leven zult vergaderd hebben uit de schatten van Christus, door het oefenen van de deugd. En wat is uw leven bij de eeuwigheid? veel minder dan een uur bij 400 jaren. O dwaasheid! indien wij nu niet arbeiden , om die eeuwigdurende schatten te vergaderen !

Tot nu toe heb ik die groote verblindheid gehad, o Heer! maar moe genade heeft mij ziende gemaakt. O mijn Zaligmaker! ik hoor u tot mij zeggen: drijf koophandel tot dat

34

-ocr page 43-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 35

ik home; de nacht komt, dat niemand meer zal kunnen werken. Ik ga met uwe genade daaraan voldoen; geef dat ik altijd daarin voortga tot het einde mijns levens.

VIII. HOOFDSTUK.

Het is eene groote verblindlieicl de bereiding tot den dood uit te stellen tot het laatste. De dood is gewoonlijk gelijk het leven geweest is.

Vele menschen stellen hunne bereiding tot den dood, en ook hunne bekeering tot het laatste uit, en als de dood komt, dan zouden zij wel alles willen doen, als het te laat is. De H. Augustinus zegt: Hij kan niet kwalijk sterven, die wel geleefd heeft; en hij zal maar zeer moeijelijk ivel sterven, die kwalijk geleefd heeft. Hij zegt ook, zulk een leven, zulk een einde. Wie zou niet roepen met Balaam; Dat mijne ziel den dood der regtvaardigen sterve! Wilt gij den dood der regtvaardigen sterven, leef dan eerst het leven der regtvaardigen. De dood is als de wêerklank van bet leven. Leeft gij wel, zoo sterft gij wel: leeft gii kwalijk, zoo sterft gij kwalijk. Die zich in zijn leven wel bereidt tot den dood, zal de dood altijd wel bereid vinden; die zich niet bereidt, zal de dood onbereid wegrukken: als het anders gaat, is het wonderlijk en zeldzaam. Die heilig leeft, zal heilig sterven; die geheel zijn leven in zonden leeft, zal in zonden sterven, gelijk Christus zeide tot de Joden: Gij zult sterven in uwe zonden. Een goede dood is het loon van een goed leven. De duivel zal in den dood zijne prooi niet ligt

-ocr page 44-

KORTHEID EN ELLENDE

lateu varen , die lüj geheel liet leven bezeten heeft. Integendeel, de helsche geesten komen in het uur des doods de boo/.en nog geweldiger hekoren: want zij sparen zelfs de goede zielen niet. Sommigen bekoren zij tot wanhoop , anderen tot valschen vrede, sommigen tot onverduldigheid of ongeloovigheid, tot ijdel behagen in zich zeiven , enz. Indien iemand te voren niet gewapend is door de deugd, hoe zal hij wederstaan in het uur des doods, tenzy door eene buitengewone genade van God? Maar is het niet ten uiterste te vreezen, dat God die genade niet zal geven in het uur des doods? ongetwijfeld, want de Heer zegt zelf: Als de henaauwdheid hen zal bevangen, zullen zij tot mij roepen: maar ïk zal ze niet aanhoor en. Als een kromme boom afgekapt wordt, langs welken kant zal hij vallen, dan langs den kant, waarnaar hij overhelt?

Maar eene ziel, die voor God en hare zaligheid geleefd heeft, kan de bekoringen des duivels overwinnen door eene gewone genade, en zij moet alsdan moedig volharden in het geloof, en vast vertrouwen, dat die genade haar niet zal geweigerd worden.

De duivel bedriegt vele menschen door de val-sche hoop van wel te sterven, en dat de ziekte hun tijd zal laten, om zich te bereiden. Doch de zondaars, zelfs als zij gezond en wel bij hun verstand zijn, hebben groote moeite om tot eene ware bekeering te komen, al toonen zij nog zoo veel ijver: En gij, o zondaar! meent daartoe in staat te zijn in uwe ziekte, die u dikwijls zoo ongevoelig maakt als een stuk hout?

De barmhartigheid is niet beloofd aan de zul-

36

-ocr page 45-

•VAN HET MENSCHELIJK LEVEN. 37

ken, die op haar steunen om te zondigen, maar aan degenen, die, uit vrees van Gods regtvaardig-heid, ophouden te zondigen, en zich tot God bekeeren.

Doch schoon eenige zondaars in hunne laatste ziekte het gebruik van hun verstand hebben, en groote voornemens en teekenen van berouw too-nen, het is bedriegelijk en niet veel te achten. Dit blijkt klaar uit Antioches. Deze koning had in zijn leven veel boosheden bedreven; hij had Jeruzalem willen verwoesten, het Joodsche volk gevangen genomen, den Tempel geplunderd. Toen hij op zijn doodsbed lag, toonde hij hierover groot leedwezen, en beloofde alles te herstellen, schooner en kostelijker dan het te voren geweest was; ja, zelfs de Joodsche godsdienst aan te nemen, en geheel de wereld door den naam van God te verkondigen; maar te vergeefs: Deze goddelooze had God, zegt de heilige schrift, van vnen hij geene barmhartigheid zou hekomen.

Indien dus een zondaar op zijn uiterste zulke teekenen toonde als Antiochus, zoude men dit niet houden voor een opregt berouw? Nog tans het blijkt hier anders. Het is te vreezen dat zulke gesteltenis en teekenen in den zondaar niet voorkomen dan uit vrees van de straffen, die hij verdiend heeft; en niet uit de beweging van den H. Geest, die zijn hart waarlijk veranderd heeft.

Hij is dan wijs en voorzichtig, die zich bereidt tot den dood in zijne gezondheid; maar onze bereiding en bekeering uitstellen tot het laatste, is de grootste verblindheid der wereld.

Koevele dusdanige verblinden zijn er, o God! te vinden! Open toch de oogen van

-ocr page 46-

KORTHEID EN ELLENDE

ons allen, opdat wij van nu af sterven aan onze kwade hegeerlykheden, en ons opregt tot den dood bereiden, om, als het u zal helleven, ons dien over te zenden, heilig te sterven, en door den dood het leven te hekomen.

IX. HOOFDSTUK,

Dat wij ons moeten bereiden tot den dood, omdat men maar eens sterft.

0 schrikkelijk oogenblik van den dood! Diamp; sterft, heeft voor zich de gelukkige of ongelukkige eeuwigheid, en de laatste snik brengt hem in een van beiden. Geen Engel kan ons verklaren , hoe veel er gelegen is aan dien laatsten stond. Al de geheimen, die God de Vader uitgewerkt heeft op de aarde, al hetgeen God de Zoon gesproken en geleden heeft, al hetgeen God de H. Geest onderwezen heeft, heeft slechts ten doel om ons een gelukkigen dood te bezorgen.

De mensch heeft twee oogen, twee ooren, twee handen, twee voeten, en indien hij ééne van die verliest, behoudt hij nog de andere. Doch hij heeft maar ééne ziel; als die verloren is, is alles verloren. Wij moeten dan met alle zorg trachten die zalig temaken. Is eene pleitzaak, een proefstuk, een veldslag kwalijk uitgevallen, het kan nog hersteld worden met die dingen te herdoen; maar eens kwalijk gestorven, is eeuwig kwalijk.

Het is eene vreeselijke zaak, dat dit groote werk, dat niemand kan ontvlugten, en dat elk maar eens mag doen, niet kan beproefd of her-

38

-ocr page 47-

VAN HET MENSCHELUK LEVEN. 39

daan worden! Niemand zal op eenen schouwburg zijnen rol wel spelen, geen regtsgeleerde zal zijn proefstuk wel doen uitvallen, tenzij dit alles te voren geleerd en beproefd worde; en hoe zal iemand wel sterven, die niet heeft leeren sterven? Wij moeten dan nu leeren sterven gedurende ons leven, om wel te sterven als ons uur zal gekomen zijn. Hiertoe is noodig, dat wij ons zeiven naarstig oefenen in de volgende deugden:

Ten 1. dat wij al de kruisen en pijnen, die ons overkomen, aanzien als ons toegezonden van God tot onze zaligheid, en die trachten te dragen in den geest van boetvaardigheid; hierdoor zullen wij het groote kruis van den dood te beter kunnen dragen.

Ten 2. dat wij ons zeiven dikwijls opofferen aan God, om alles te lijden, wat zijne vaderlijke goedheid ons zal gelieven op te leggen, en daartoe zijne hulp verzoeken.

Ten 3. dat wij onzen ligchamelijken dood dooiden geestelijken dood van het H. Evangelie voorkomen, dat is: door eene gestadige versterving van onze kwade driften.

Ten 4. dat wij den dood dikwijls voor oogen hebben, stervende met de gedachten, om dan eens te sterven voor goed. Zie het volgende hoofdstuk. De Kardinaal Ballarminus wenschte op zijn doodsbed nog één jaar te leven, om zich zeiven beter te bereiden tot den dood, alhoewel hij het vele jaren te voren gedaan had.

Ik zie, o goedertieren God! dat alles vergankelijk is, ik voel den dood allengs naderen , daarom zal ik er voortaan ernstig

-ocr page 48-

KORTHEID EN ELLENDE

op gaan denken, en mij zorgvuldig er toe voorbereiden, opdat ik, als hij komt, in den Heer moge ontslapen.

X. HOOFDSTUK.

quot;Waarin deze geestelijke dood en deze bereiding bestaat.

1. De geestelijke dood bestaat daarin, dat wij trachten ons zeiven dagelijks te verloochenen en onzen eigen wil te onderwerpen: dat wij in ons doen sterven de kwade genegenheden, de ongeregelde liefde, allo verkleefdheid aan eenigeschepsels ; opdat wij aan deze niet gehecht zijn in onzen dood: dat wij leven in gestadige boetvaardigheid, en alles trachten te doen volgens God en om God.

2. Gelijk de dooden afgescheiden zijn van alle wereldsche zaken, die voor den dood zijn, en niets gemeens daarmede hebben, zelfs niet met de begeerte of met den wil, zoo bestaat de geestelijke dood daarin, dat wij dood zijn aan de zonde, en de zonde dood aan ons.

3. Deze geestelijke dood bestaat ook hierin, dat wij zoo leven, gelijk wg zouden willen sterven: en den dood zoo voor oogen hebben, dat wij eiken dag aanzien als den laatsten van ons leven en onze voornaamste dagelijksche werken zoo doen, alsof het de laatste reis ware, dat wij die zullen doen, b.v. de Biecht, de Communie, het opdragen van het II. Sacrificie der Mis, onze avond- en morgengebeden, enz. Joannes Climax zegt: De dag van heden wordt niet ivcl doorgebragt, tenzij wij ons laten voorstaan dat hij de laatste is. Hij is godvruchlig,

40

-ocr page 49-

VAN HET MENSCHELIJK LEVEN, M

die alle uren den dood verwacht; maar die alle uren naar den dood wenscht, is heilig.

4. Dat wij alle maanden eenen dag verkiezen, of meermalen, (gelijk velen doen) dien wij bijzonder doorbrengen met te denken aan den dood, en ons daartoe te bereiden. Gedraag u dien dag alsof gij gingt sterven, overleg, wat bij deze gedachte bet eerst en het meest uwen geest treft; wat u het meest verontrust en beangstigt; wat gij zoudt wenschen gedaan te hebben, en voorzie daarin zoo veel als het mogelijk is. Denk dat de dood de voornaamste gelegenheid is, om aan God te voldoen voor uwe zonden, gelijk Christus allermeest voldaan heeft voor onze zonden door zijnen dood. Plaats u aldus voor een Crucifix, sla uwe oogen op Jezus, die voor onze zaligheid gestorven is, om ons te leeren wel te sterven, en opdat wij zijn voorbeeld zouden navolgen, en overdenk de inwendige gesteltenis des harten, met welke hij zijnen geest gegeven heeft. Hij is gestorven en heeft den dood ondergaan als een slagtoffer, om zijnen Vader, die door de zonden onteerd was, de opperste eer te bewijzen. Hij is gestorven om zijnen Vader gehoorzaam te zijn tot den dood, ja, tot den dood des kruises. Hij-is gestorven in den geest van boetvaardigheid, om te voldoen voor onze zonden; wensch met Jesus hierin gelijk te zijn; en zeg:

»Ik ben door u, o eeuwige Vader! regtvaar-»dig verwezen tot den dood: ik wensch dan te ))sterven met Jesus, en als een slagtoffer opge-»offerd te worden, om u met hem de opperste »eer te bewijzen, zoo veel ik kan, omdat gij sdoor mijne zonden zijt onteerd geweest. Dat

-ocr page 50-

KORTHEID EN ELLENDE

»dan mijn ligchaam en al mijne ledematen ver-xbrijzeld en vernietigd worden, die de werktui-»gen der zonden geweest zijn: ik wil sterven smet Jesus, o mijn Vader! gewillig den dood «aannemen (schoon die zoo bitter is) en dien svereenigende met zijnen dood, tot voldoening »van mijne zonden. Ik wil sterven met Jesus ))0m gehoorzaam te zijn aan uw opperst en heilig »gebod. Aanzie, o Vader! zijnen dood, en zijne «waardige gebeden en dankzegging, die ik u «opoffer voor al de weldaden, die gij mij versieend hebt, en wees mijne ziel, die ik te zamen »met hem in uwe handen beveel, om zijnent »wil genadig.»

Gij kunt alsdan ook gebruiken de gebeden, die men bidt voor de stervenden, als: de oefening van Geloof, Hoop, Liefde, enz. Deze oefeningen zullen u leeren sterven; en als gij ziek wordt, zult gij ligtelijk kunnen oefenen hetgeen gij te voren in uw loven zoo dikwijls geoefend hebt.

BEMEBKING OP HEÏ VOOEGAANDE.

Kort zijn, o Heer! des menschen dagen, het getal zijner maanden is bij u bepaald, gij hebt hem palen gesteld, dien hij niet kan overschrijden, zegt de geduldige Job. De tegenwoordige tijd is ons gegeven, om onze zaligheid te bewerken; is hij zeer kostbaar, wij hebben hem door de verdiensten van het dierbare Bloed van Jesus ; de Heiligen hielden hem in zeer groote waarde, zij durfden naauwelijks slapen om dien niet te verliezen. De H. Antonius bragt geheele nachten door in het gebed; de H. Petrus

42

-ocr page 51-

VAN HET MENSCHEL1JK LEVEN. 43

van Alcantara sliep naauwelijks twee uren tus-schen dag eu nacht: zij besteedden al hunnen tijd met bidden en het oefenen van goede werken; zij zagen ieder uur aan voor het laatste; zij dachten gedurig dat zij den H. Apostel Joannes hoorden zeggen: het is het laatste uur. Zij rekenden al dien tijd verloren, op welken zij met God of met hunne zaligheid niet bezig waren. En wij daarentegen besteden hem zoo kwalijk; wij brengen dien bijna geheel door met slapen, wandelen, spelen, eten en drinken, ijdele zamen-spraken en andere onnuttigheden. Wij hoeren naar Christus niet, die ons waarschuwt dat er een nacht zal komen, in welken niemand meer zal kunnen arbeiden; noch naar den Apostel, die roept: Terwijl wij den tijd hebben, laat ons goed doen. Wij zijn doof voor die goddelijke uitspraak, en wij hebben geene achting voor den tijd; ja, wij weten somtijds niet wat te doen om hem kwijt te zijn. De verdoemden kennen nu veel beter, maar te vergeefs, zijne groote waarde, en beklagen zich nu het te laat is, dat zij hem niet zorgvuldiger besteed hebben; indien wij ons niet beteren in het toekomende, noch zuchten over onze voorgaande onachtzaamheid , is het zeer te vreezen, dat wij daarna met die ongelukkigen eeuwig en vruchteloos zullen zuchten.

Dit leven is ook vervuld met vele pijnen en smarten. De mensch, van eene vrouw geboren, zegt de geduldige Job, leeft weinig tijds en is vol ellenden. De goedertierene God heeft dit alles genadig willen beschikken, opdat wij ons hart aan de wereld en hare vermakelijkheden

-ocr page 52-

KORTHEID EN ELLENDE, ENZ.

niet zouden vasthechten , maar als vreemdelingen zouden zuchten naar ons vaderland, en wij dikwijls met David zouden zeggen: Helaas! dat mijne pelgrimschap zoo lang duurt, mijne ziel is ivel lang in ballingschap / En wie doet dit? Weinigen denken aan den dood; hij komt bij allen onverwachts, en bijna bij allen tegen hunnen dank. Men bemint die pijnlijkheden des levens, even gelijk de kinderen hunne vuiligheid, daar zij met vermaak in wroeten, en die weenen als zij gewasschen worden. Velen /ija van het tijdelijke zoo vol,, dat zij op het eeuwige niet eens denken. Dit alles komt bij gebrek aan geloof en opregte liefde tot God, en omdat wij de waarde van onze ziel en de grootheid der eeuwige zaken niet kennen.

Verlos ons, Jesus! van die allergrootste verblindheid; open de oogen van ons verstand; bestraal ons met het licht van uwe goddelijke genade; geef ons toch een levendig geloof; ontsteek in ons hart eens brandende liefde tot u, opdat wij geheel voor u levende, gedurig wenschen ontbonden te zijn van dit sterfelijke ligchaarn, om eeuwig met u te zijn.

u

-ocr page 53-

VERHANBELINGr OVER DEU DOOD.

-MJSSiw

1. HOOFDSTUK.

Wat sterven is, en boe pijnlijk.

Sterven is de scheiding der ziel van haar lig-chaam; dat is haar overgang van den tijd tot de eeuwigheid. Sterven is het eeuwig vaarwel zeggen aan vader en moeder, en alle vrienden; het is, zegt de H. Chrysostomus, alsof de stervende zeide: vaartwel, vrienden, ik ga eene groote reis doen naar een vreemd en onbekend land, hetwelk niemand gezien heeft; en waar mij niemand uwer zal vergezellen. Ik ga tot mijnen regter, zonder dat ik weet, wat mij daar zal gebeuren, en wie mij voor hem zullen brengen , de Engelen of de duivelen, en waar mijne woning zal zijn, óf in den hemel, óf in de hel. Sterven is, verlaten al hetgeen men in de wereld bezit en bemint: huis, winkel, schrijfkamer , hof, omgang met menschen, en-z. ; de gierigaard zijne schatten, de wellustige zijne genoegens , de eerzuchtige de eer, en dit voor eeuwig. Een mensch, die sterft, verliest niet alleen hetgeen men noemt rijkdommen; maar hij verliest al hetgeen hier beneden is. Geheel de wereld vergaat voor hem, zonder hoop van die nog te zien.

Een mensch, die sterft, wordt de armste van alle menschen. Er is geen koning, die sterft.

-ocr page 54-

VERHANDELING

die niet zou wenschen de minste van zijné onderdanen te zijn; en er is niet een slaaf, die zou willen verwisselen van staat met eenen koning, die maar een kwartier uurs meer te leven heeft. Doch al is dit alles zoo schrikkelijk, hetgeen na den dood volgt, is nog veel schrik-kelijker en meer te vreezen.

Sterven is een droevig graf krijgen voor zijne woonstede, de wormen voor medegezellen; en voor de riekende waters en muskus den etter en onverdragelijken stank.

En om nu niet te spreken van eenen onge-lukkigen dood, zoo schijnt er geen gelukkiger, dan dat men sterft op zijn bed door ziekte; maar wat lijdt hij al niet, die zoo sterft? De koorts verbrandt hem; de dorst kwelt hem en beneemt hem de spraak: de hoofdpijn laat hem niet toe ergens op te letten; de lendenen zijn met pijn overvallen; de zoete slaap vliedt van hem henen; de hulpmiddelen bezwaren hem somtijds niet minder dan de ziekte; maar wie zal de bittere en pijnlijke scheiding beseffen, als de ziel haar ligchaam verlaat, met welke zij zoo vast en innig vereenigd wagt;-? Er is in de natuur geene grootere vereeniging en geen digter band te vinden, dan er is tusschen de ziel en het ligchaam; en er zijn geen dingen , die elkander zoo zeer beminnen; en daarom, als die moeten scheiden, is dit natuurlijk de bitterste scheiding van de wereld; daarom is er groote strijd in het scheiden, en de natuur spant al hare krachten in om deze scheiding te beletten, zoodat niemand de smart, den strijd en de benaauwdheid kan uitspreken, die de mensch ondergaat, als

46

-ocr page 55-

OVER DEN DOOD.

ij sterft. En indien alsdan al die ledematen, e zenuwen en de aderen, enz. konden spreken, ij zouden uitroepen met de bedrukte Susanna: k hen in angst van alle kanten!

Hetgeen den dood nog bezwaart, is de aanval der booze vijanden, die zich dikwijls vertoonen aan de stervenden onder de vreeselijkste gedaanten ; en dit is dikwijls de reden, dat sommige stervenden zoo sidderen en beven; en zulke afschuwelijke gebaren en bewegingen des ligchaams maken, dat het de omstanders doet verschrikken.

Al is het dan, dat te sterven op zijn bed en door ziekte zoo schrikkelijk niet schijnt aan de zinnen, als te sterven door het zwaard, door het vuur, door schipbreuk, of door het geregt, de dood op het bed is nogtans dikwijls pijnlijker en benaauwder dan dit alles.

Hoe pijnlijk en hoe schrikkelijk, o God! is de dood aan onze natuur! Geef ons toch de \\genade, dat wij al die pijnlijkheden in den geest van boetvaardigheid verduldig verdragen, opdat wij daardoor aan uwe goddelijke regtvaardigheid mogen voldoen, en door eenen zaligen dood\'tot de aanschouwing van uw goddelijk wezen geraken.

II. HOOFDSTUK.

Van de groote verandenng, die er na den dood volgt.

Wij hebben bijna geen ander denkbeeld van den dood, dan dat de stervende mensch zijn gevoel en verstand, zijne beweging en zijne wer-

47

-ocr page 56-

VERHANDELING

king verliest, en dat wij liem na zijne begrafenis niet meer zien. Wij letten maar op hetgeen hij ophoudt te doen, maar niet op hetgeen hij begint te doen.

Door den dood wordt ei eene groote gordijn weggeschoven, en de ziel begint oneindige dingen te zien, die haar te voren onbekend waren. Zij ziet na den dood eene andere wereld, andere inwoners, andere wijsheid , andere vreugde, of andere pijnen , andere schoonheid , andere eer, alles is anders. Zij ziet daar wat God is. wat\' zij zelve, wat de tijd, wat de eeuwigheid is. Zij ziet het oneindige getal van goede en kwade geesten, onder welke zij zich gemengd vindt. Zij ziet daar dat alle aardsche wijsheid maar dwaasheid; de ligchamelijke schoonheid maar leelijkheid; de aardsche goederen van geene waarde, en de eer maar ijdelheid is. Zij ziet daar welk een kwaad zelfs maar eene dagelljk-sche zonde is, bijzonder die men wetens en willens doet; dat enkel tijdverdrijf een schrikkelijk verlies is; dat de vleeschelijke wellusten eene schandelijke vuiligheid zijn, enz. Zij ziet daar de gruwelijkheid van de doodzonde, en de wonderbare schoonheid eener ziel, die in staat van genade is. Zij ziet daar van hoe groote waarde de boetvaardigqeid en de deugd is, wat eene groote wijsheid het is de wereld veracht te hebben , en hoe die heilige dwaasheid in de eeuwigheid zal geprezen worden van al de Heiligen. en van God zeiven. Immers de ziel ziet daar op dat oogenblik een onuitsprekelijk vertoog, waarvan wij hier de zes voornaamste punten gaan voorstellen.

48

-ocr page 57-

OVER DEN DOOD.

Ten 1. De ziel ziet zieli zelve in eeae ü;eLeel andere gesteltenis.

Do ziel is eene groote zaak, zij is niet geschapen dan om te kennen, te beminnen, te begeeren, e haten, enz. Zoo lang zij gebonden is ia den duisteren kerker Van haar iigchaam, kent zij zich zelve niet; zij is zeer klein, traag, beperkt en flaauw in de werking van hare drie krachten , verstand , geheng\'en en wil, aangezien zij daarin gebonden is aan de ligchamelijke ■ \'werkingen van de vijf zinnen en van do ver-beekiing. Zij kent, zij vat, zij verstaat, zij gevoelt do voorwerpen of de dingen, die buiten haar zijn, door da werking der zinnen en der verbeeldingskracht, en daarom is zij niet grooter, sterker, noch levendiger in de werking van hare drie krachten dan de ligchamelijke zinnen eri de verbeelding- toelaten en kunnen dragen ; diensvolgens heeft zij zeer kleine kennis en een klein gevoel vau de zigtbare dingen, en nog veel kleiner van do onzigtbare; maalais de ziel ontbonden is van haar Iigchaam, is zi] zeer levend en sterk in al hare werkingen en zij heeft eene ondenkbare kracht om te kennen, te beminnen , te haten, enz., immers zoo groot is hare magt om te kennen, dat zij in den dag des oordeels zal zien en kennen de zonden van alle menschen.

l)e ziel dati kent en vat de dingen, die buiten haar en rondom haar zijn door do ligchamelijke zinnen, en is er mede bezig, zij keert er zich toe met haar verstand, en zij wordt er aan vastgehecht door haren wil en hare liefde; zij n a

49

-ocr page 58-

VERHANDELING

rust daarop en zij geniet daar eenig verzet en voldoening in, als zij niet geheel en zuiver aan God gehecht is. Eenige van die dingen zijn zoet en aangenaam aan de zinnen; eenige voldoen hunne nieuwsgierigheid, andere vertroosten hen in hunne pijnlijkheden, andere voldoen hunne hoop, enz. Al de uitwendige en zinnelijke dingen zijn dan eenigszins hunne goederen en hun rijkdom in deze wereld. De arme menschen zijn zelfs rijk door deze goederen; want hebben zij geene huizen, zij hebben den hemel, de zon, de sterren, de lucht, de velden met hun gewas, enz. En de H. Augustinus zegt, dat het een grooter goed is voor eenen armee mensch den hemel, dan voor eenen rijken de vergulde verwelfsels van zijne paleizen te zien. Dit is dan de staat van den mensch op deze wereld, en dit. kan ons dienen om te verstaan , wat de dood is en welke uitwerksels zij voortbrengt. De dood is eene berooving van al wat men bemint en bezit in deze wereld, van al hetgeen, waaraan de ziel was verkleefd; van alle verzet, verkwikking en vermaak, hetwelk men in de schepsels

vond. .

Doch als nu eene ziel, die door hare liefde gehecht was aan deze dingen, van haar ligchaam scheidt, en door den dood daarvan wordt beroofd en afgerukt, dan zal zij die blijven beminnen met een drift, die met haren nieuwan staat overeenkomt; zij zal die eeuwig met 3ene on-verzadelijke drift begeeren en in eeuwigheid niet bekomen. Wie kan deze ellendigen staat begrijpen! Alles wat zij bemint, ontvalt haar; al waar zjj op rust, verlaat haar voor eeuwig, zon-

50

-ocr page 59-

OVER DEN DOOD.

der hoop, van dit ooit meer te genieten. Wat een schrikkelijke val voor de ziel, wanneer al hetgeen , waar zij op steunde onder haar gebroken wordt! Wat een honger door het wegnemen van al haar voedsel! Wat een afgrond door het vernietigen van al hetgeeu haar vervult! Wat eene armoede door een volkomen verlies! Wat eene verlatenheid door het afscheiden van het gezelschap! Wat eene verscheuring door het pijnlijk aftrekken van al hetgeen, waaraan zij gehecht was. Dit zal voor haar een gedurige dood zijn, dien de H. Augustinus noemt: Nooit levende, nooit stervende, maar stervende zonder einde.

Maar eene ziel, die God bemint bovenal, en aan hem gehecht is door eene heilige liefde, al is het dat zij in het sterven eenige kleine aan-gekleefdheid aan de schepsels heeft, en dat zij in het breken van die banden eenige pijn gevoelt; de liefde en aangekleefdheid, die zij God toedraagt, vertroost en ondersteunt haar, en hare liefde sterker wordende, hoopt zij zich weldra geheel vereenigd te zien met God en verslonden in den afgrond zijner goedheid, die alleen hare ijdele ruimte vervullen en haro liefde verzadigen kan.

Ten 2. De ziel ziet wat de tijd en de eeuwigheid is.

De ziel ziet daar , door een licht van God, de oneindige waarde van den tgd ten opzigte van do eeuwigheid ; en de nietigheid van den tyd ten aanzien van voorspoed en tegenspoed, en van alle vergankelijke zaken. Zg ziet dat haar tijd geëindigd is, dat Gods barmhartigheid ten haren

51

-ocr page 60-

VERHANDELING

59.

opzigte bepaald, en dat haar staat voor eeuwig gevestigd is. Zij ziet het oneindige verschil tusschen den tijd en do eeuwigheid, hoe zij den tijd en al het tijdelijke als groot on langdurig heeft aangezien, en de eeuwigheid en de eeuwige goederen als klein en nietig, door de kleine kennis, die zij daarvan gehad heeft, en zij staat verbaasd over hare verblindheid; zij verandert van oordeel, en verwijst zich zelve. Niets van al wat tijdelijk is, kan haar meer groot schijnen; niets, van al wat eeuwig is, kan haar meer klein schijnen; alle tijd, vergeleken bij de eeuwigheid, schijnt haar niet alleen klein, maar een niet; en niets is or, dat blijft dan het eeuwig goed en kwaad. De goede en kwade zielen zullen gelijkelijk dit oordeel strijken over den tijd en eeuwigheid ; zij zullen dezelfde kennis hebben, maar niet dezelfde gevoelens. De goeden heb hen geene pijn, dat zij de tijdelijke dingen verdwenen zien, omdat zij niet beminnen, maar zijn overgoten van blijdschap om de eeuwige goederen, die zij straks zullen genieten. Maar die gestorven zijn met nog eemge aangekleefdhoid aan sommige aardsche zaken, zullen daarvoor pijnigden ia het vagevuur, omdat hunne zaligheid uitgesteld wordt; nogtans do liefde, die zij (lod toedragen , zal hen in het midden van deze pijnen in oonen volkomen vrede houden, zoodat zij zelfs niet uit dien staat zoudon willen komen, waarin Gods regtvaardigheid hen gestold heeft, tegen den wil en hot -bevel van dezelfde regtvaardigheid^ Ook do verdoemden zullen do nietigheid ■ der tijdelijke dingen zion, die zij bemind hebben: doch zij zuilen daarom niet nalaten ze te

-ocr page 61-

OVER DEN ROOD.

blijven beminnen, en dit zal in hen dien vervaarlijken honger veroorzaken. Zij zullen de grootheid der henielsche goederen kennen, maar zich zeiven inagteloos vinden om die te beminnen, schoon zij weten dat niemand die kau bezitten, dan hij die ze bemint.

De ff. Eranciscus de Sales zegt, dat eene van do grootste piinea dor verdoemden zal zijn, dat God hun een deel van ziiuo volmaaktheden zal laten kennen , maar hunnen zondigen wil tevens magteloos laten, om die te kannen bo-minnen. Dus zal de brandende drift tot do tijdelijke goederen in do kwaden veel grooter zijn dan te voren , en do liefde tot het eeuwig goed, alleen maar te vinden in de goeden, schoon de eerste zoowel als de anderen de nietigheid van het tijdelijke, en de grootheid van hel: eeuwige zullen inzien.

De tijd zal imn daar de allergewigtigste zaak van de wereld schijnen, daar hij in zekeren zin den hemel on de hel in zich besluit, en allo uitwerksel van Gods barmhartigheid quot;en regtvaardigheid, want niemand kau loon of straf verdienen dan in den tijd. Hoe zal alsdan eene ziel het minste deeltje van den tijd waardeeren , als zij dien met de eeuwigheid vergelijkt?

Hoo zal de gesteltenis van eene ongelukkige ziel zijn, dio nu ziet, dat zij dien kostelijken tijd zoo zeer misbruikt hoeft; en dat nu de tijd voor haar geëindigd is, en do deur van Gods barmhartigheid gesloten ? O wat droefheid! o wat verscheuring des harten ! o wat afgrond van wanhoop! Wij zullen allen in dezen staat komen. Denkt en herdenkt nu, hoe gij op uw

53

-ocr page 62-

VERHANDELING

doodsbed zult gesteld zijn als er na twee of drie uren voor u geen tijd meer zal zijn ? Wat oordeel zult gij alsdan over uw leven strijken? En indien u dan de keus gegeven werd, om nog eens te beginnen, hoe zoudt gij het aan-legiren? Dat dit ten minste u aanspore, om het toekomende wel te gebruiken.

Laat ons uit dit eindigen van den tijd de waarde van den tijd leeren kennen; en uit deze waarde de verblinclbeid der menschen, die den tijd zoo kwalijk doorbrengen; sommigen in zonden en wellusten, anderen in beuzelarijen en :nut-telooze bezigheden, en anderen in hem naar zoeken te verkwisten. Laat ons dan nooit de kostbaarheid van den tijd vergeten, maar dikwijls denken hoe spoedig hij ten einde zal zijn.

Ten 3. De ziel ziet God.

Wij hebben hier in dit leven een zeer geringe kennis van God en van zijne volmaaktheden; maar zoodra de ziel verlost is van haar ligchaam, begint zij hem te kennen op eene geheel andere wijze Zij begint te gevoelen, hoe innig en hoe wezenlijk zij afhangt van God in haar wezen, in hare bewegingen, in haar geluk en in andere zaken. Zij begint alsdan de magt van God en hare eigene onmagt te kennen. De Heer alleen, zegt de Profeet Isaïas, zal verheven worden op dien dag. God is nu klein en als veranderd voor onze oogen, opdat wij hem zoo weinig kennen, maar op den dag van de eeuwigheid zal hij verheven worden, en als wij zijne oneindige magt kennen en onze nietigheid gevoelen zullen. Van ■dien stond af zullen alle menschen een juist

54

-ocr page 63-

OVER DEN DOOD.

denkbeeld hebben van de grootheid Gods en van de nietigheid der schepsels, hetwelk in de uitverkorenen een eeuwig vermaak zal veroorzaken door het aanschouwen van zijne grootheden, van zijn wezen, van zijne barmhartigheid, van zijne liefde, enz. waardoor zij van blijdschap opgetogen zullen zijn; maar in de verworpelingen zal dit eene eeuwige wanhoop veroorzaken, dewijl zij in God niets zullen zien dan de onbeweeglijkheid , regtvaardigheid, raagt om te straffen, enz., en dit zullen zij eeuwig zien. Zij zullen God zien als een verslindend vuur, zegt de H. Gregorius van Nazianze, omdat zij hem niet hebben willen zien als een licht. Zij zullen zich zien als onder de handen van eenen ongenadigen vijand, zonder hoop van hem ooit te ontkomen.

Doch aangezien de zaligheid van den mensch bestaat in God te kennen en te berainnen, en dat dit de eenige en eeuwige bezigheid zal zijn der uitverkorenen, en wat moeten wij dan anders doen in dit leven, dan God meer en meer trachten te kennen en te beminnen; want naar mate van deze kennis en liefde, die wij hier zullen gehad hebben, zal ook onze glorie zijn. Maar helaas! wat plaats heeft God in de gedachten, zamen-spraken en betrachtingen van het meerendeel der raenschen, die hun leven doorbrengen in Godvergetenheid, en niets dan hun gemak, genoegen en eer betrachten?

Ten 4. De ziel ziet de helsche gedrochten.

Ten vierde, de verdoemde ziel zal aanstonds na hare scheiding die groote menigte van vervaarlijke geesten zien, van welke zij deel zal

55

-ocr page 64-

VERHANDELING

uitmaten, te weten: den duivel en de verdoemde zielen, en van den anderen kant ook iets kennen van de zaligs geesten, dewijl de H. Schrift verklaart , dat de verdoemden met spijt en leedwezen zullen zegden: Zie deze zijn het, met wie wij eertijds seliimptèn,en die wij tot spot.stelden (Sap. 5.) De ziel ziet daar eene geheele- omkeer van de wereld; zij ziet hoe het grootste deel van du-genen, die hier in luister en pracht hebben uitgeschenen, nu tot eene vervaarlijke vernedering en tot de uiterste ellende gekomen zijn. dat prinsen en koningen, die de wereld hebben doen beven, geen ander onderscheid meer hebben met de andere menschen, dan dat zij somtijds do ellendigste zijn. Eijkdom, adel, tijdelijke overheid heeft daar geen voordeel; maar de eeuwige geregtigheid stelt iedereen in de orde en plaats van geluk of ellende, die hem toekomt.

In de wereld staat de eene mensch onder den anderen, de een hangt, van den anderen af. en zij\' hebben elkanders hulp noodig tegen de vijanden enz,: maar niemand heeft daar een ander noodig. De zaligen beminnen elkander met eene volkomene liefde, en het geluk van den eenen vermeerdert het geluk van den anderen door de vreugd, die zij daarin .scheppen; doch de een hangt van den anderen niet af, noch behoeft zijne hulp; maar allen scheppen hun geluk uit dezelfde fontein.

De verdoomden, integendeel, haten elkander, en zij verwachten noch hulp, noch troost van eenig schepsel; daarom strekt hun het aanzien van die menigte van geesten tot grootere ellende en grootere wanhoop, omdat zij elkanderson nagt

56

-ocr page 65-

0VE3 DEN DOOD.

zien, en de verlatenheid van een ieder. IToe is dan eene ziel verschrikt, als zij ziet, dat zij hare liefde gesteld hoeft op zoo vele ijdele dingen , en zoo weinig de eeuwige goederen gekend heeft! Hoe veracht zij alsdan hetgeen zij moest gewoon was te achten; maar die verschriktheid en rouw is dan te laat. Daarom, overweegt nu ernstig dit droevig schouwspel, on die eeuwige scheiding tusschen de zaligen en de verdoemden; veracht alle tijdelijke grootheid en wéreldsch geluk, on acht alleen het heimelijk onderscheid, dat God reeds in deze wereld tusschen de goeden en de kwaden maakt, door de instorting van zijne genade en gaven, die zoo groote uitwerksels hebben in het andere leven.

Teu 5. De ziel ziet de razernij der duivelen tegen haar.

Wij weten door het geloof, dat do duivels rondloopen als brieschendo leeuwen, en talrijke listen gebruiken tegen de moiischen; doch wij weten weinig wat voor listen dit al zijn. Maar dan zal de ziel eene menigte van die schrikkelijke geesten op do aarde verspreid zien, die het grootste deel der menschen bezitten en bewegen. Zij zal zien, hos zij de menschen bekoren en doen vallen ; ook al de strikken, die do duivel haar gelegd heeft, al de struikelingen, dio hij haar heeft doen begaan, en allo dolingen en hinderlijke onwetendheid, waarin hij haar gehouden hoeft. Maar indien do Heer haar door zijne genaden den vijand heeft doen overwinnen, en zijne vervaarlijke strikken ontgaan, zoo zal zij, opgetogen van blijdschap, met üavid roepen: Öcloojd zij de Heer,, die ons niet overgeleverd 21 \' 3.

57

-ocr page 66-

VERHANDELING

heeft tot roof aan hunne handen. Onze ziel is het ontkomen als een vogeltje den strik der vogelaren: de strik is gebroken , en wij zijn die ontkomen.

Ach, wie zal do verschriktheid van esne ziel begrijpen , die ziet dat de duivel haar verleid heeft, dat zij hem gediond hoeft togen haar zelve, en zijn rijk over haar bevorderd hooft! O wat oono wanhoop voor die ziel, als do duivel mot al zijne razernij bezit zal komen nemen van zijnen roof on den spot met haar zal houden door het toonen van zijn bedrog? Het is hierover dat de H. Bernardus uitroept: O mijne ziel, hoedanig zal uw schrik zijn, als gij door den dood afgescheiden zijnde van al die dingen, welker gezigt u nu zoo aangenaam en tvier gemeenschap zoo zoet is, alleen zult gaan naar dat onbekende land, en gij daar die schrikkelijke monsters u te gernoet zidt zien komen ? Wie zal u op den dag van zoo grooten nood te hulp komen 9 Wie zal u beschermen tegen die woedende heesten, die zoo bereid staan om u te verslinden ? Wie zal u vertroosten? Wie zal u geleiden? Deze bemerking moet ons reeds doen schroomen, en wèl doen leven. Gelukkig zijn zij, die ze gedurig in hunne gedachten hebben. Wat is er krachtdadiger om ons op te wekken tot de deugd, dan de vrees van te vallen in de magt var. dien vijand, en om ons te wederhouden var. het kwaad, dan te denken, dat wij hem door de zonde heerschappij over ons geven.

Dat zich niemand bedriege. God of de duivel moet onze beschermer en koning zijn. God is

58

-ocr page 67-

OVER DEN DOOD.

onze Koning, als wij liem vóór oogen hebben in onze werken en gedreven worden door zijnen geest. De duivel heerscht over ons als wij onze eigene glorie en zinnelijke voldoeningen zoeken.

Dewijl er dan vele menschen geheel hun leven bijna niets anders doen dan hunne driften volgen zoo werken zij onophoudelijk voor den duivel. Om hiervan eenen schrik te hebben, en die vervaarlijke vijand kloek te wederstaan, verbeeld u dikwijls de razernij, die deze helsche monsters zullen uitwerken tegen eene ziel, die zij hier bedrogen hebben, en aanzie u zeiven somijds in dien staat.

ïen 6. De ziel ziet hare werken.

De ziel zal alsdan zien al hare werken, al hare gedachten en al de oordeelen, die zij gestreken heeft door geheel haar leven. Zij zal zien hoe God daarover oordeelt, en zij zelve zal er alsdan een regtmatig oordeel over strijken, en al hetgeen dan kwaad en onregt in haar geweest is veroordeelen.

De kwaden zullen duidelijk zien en overtuigd zijn van hunne dolingen en verblindheden, en gedwongen zijn te belijden, dat zij gedwaald hebben, zeggende; Wij, uitzinnigen? zoo hebben wij dan gedoold; wij zijn afgeweken van den weg der waarheid, en de zon van regtvaardig-heid is in ons niet verschenen. Zij zullen zien dat zij geheel anders hadden moeten doen, dan zij gedaan hebben , en zij zullen dit eeuwig zien.

Wij zijn hier in deze wereld omringd met duisternissen ; dikwijls weten wij niet wat eigenlijk goed en wat kwaad is, onze kwade driften en

59

-ocr page 68-

VERHANDELING

onze verkeerde neigingen, die voortkomen uit ons bedorven hart, veroorzaken in ons vole ijdele, be-driegelijke en valsche gedachten en inbeeldingen, en daar wij oordeelen volgens onze gedachten en inbeeldingen, zoo zijn ook hot meerendeel van onze oordeelen valsch en bedriegelijk. Doch deze oordeelen besmetten niet alleen ons verstand, maar ook ons hart; zij versterken de kwade driften, die uit het hart voortkomen, en zijn aldus oorzaak van al de zonden, die de mensch bedrijft. Gelijk dan al ons geluk gelegen is in de zouden te vlugten . zoo moeten wij met Gods genade ook trachten die verkeerde en bedriegelijkeoordeelen te verdrijven, door goede en heilige gedachten, waaruit de goede en opregte oordeelen voortkomen.

Doch wat is hiertoe meer dienstig dan te denken op don dood en op het gezigt, de kennis, de gevoelens en oordeelen, die de ziel alsdan zal hebben ? De kwade driften schijnen zich niet te durven roeren en opstaan in een hart waar de gedachte van den dood is, die onze rede, ons licht en onze kracht in gedurige vrees houdt.

Daarom, welke schepsels zich ook aan onze zinnen of aan onze verbeelding vertoonen, wij mogen, om daarover een regt oordeel te strijken, onze zinnelijke genegenheden geenszins te raden gaan, maar , denken hoe wij daarover zullen oordeelen na onzen dood, en hoe Christus er over oordeelen zal.

Ach! hoe vele twijfelingen van geweten zullen er door dit middel wijselijk opgehelderd en geëindigd worden! hoe vele valsche en bedriegelijke voorwendsels en dekmantels zouden er niet verdwijnen.

Had ik, o Jesus / die voorzi\'gtigheid van, ten allen tijde te denken: ik zal dit of dat

GO

-ocr page 69-

OVER DEN DOOD.

in het uur van mijnen dood wenschen gedaan of gelaten te hebben! ach, of ik nu toch dede, hetgeen ik alsdan zal wenschen.

III. HOOFDSTUK.

Dat liet ons zeer voordeeiig is dikwijls op den dood te denken.

Door de zonden is do dood in de wereld gekomen , en om de zonde te verdrijven uit de wereld, moest het genoeg\' zijn te denken op den dood.

Gelijk het brood de noodzqkelijksie is van alle spijzen, zegt Joannes Climax, zoo is het\'overdenken van den dood de nuttigste aller oefeningen. Zij doet den klooslerlingen den arbeid en de boetvaardigheid omhelzen, en doet hun het grootste vermaak vinden in de vernederingen en versmaadheden. In degenen, die in eenzaamheid leven, brengt zij eene volkomene verzaking voort van alle aardsche zorgen, en een gedurige en naauwkeurigè ■waakzaamheid op al hunne gedachten Immers deze oefening is een algemeen hulpmiddel tegen alle kwade bekoringen.

1. Indien gij lioovaardig zijt of veel werk maakt van uw ügchaam, gedenk maar dat gij na den dood do gruwel zult zijn van allo mensclien, dat uw ligchaam zal krioelen van wormen, en eenen gruwelijken stank zal uitgeven; dit zal u welhaast uw ligchaam doen verachten, en smaak doen vinden in do vernedering

2. Indien gij gierig zijt, gedenk maar, dat gij in uwen dood van al uw goed niets zult mededragen naar do andere wereld, en daarvan

61

-ocr page 70-

VERHANDELING

niets zult vinden dan hetgeen de handen der armen derwaarts voor u zullen gedragen hebben door uwe milddadigheid, en dat voor het overige uwe ondankbare vrienden uw goed zullen ingaren, en de duivels uwe ziel wegrukken. Denk dit wel en gij zult gaarne werken van liefde doen.

3. Indien gij veel moeite hebt, om aan uwen vijand het ongelijk of do lastering to vergeven, die u aangedaan is, insgelijks om de zuiverheid te bewaren; en om den engen weg van het H. Evangelie te bewandelen, denk maar wel op den dood, en dit alles zal u gemakkelijk schijnen, en Gods geboden zeer aangenaam maken.

4. Indien gij geweldig tot zonde bekoord wordt, denk op den dood; want wie zal durven zondigen, als hij denkt, dat hij op denzelfden dag en op hetzelfde uur kan sterven, en dat God op denzelfden stond mogelijk de hand opheft, om hem in de zonden te straffen.

5. Indien gij gehecht zijt aan de aardsche zaken, denk op den dood, die u zeer haast van alles berooven zal en in stol veranderen, en dit zal uwe aangekleefdheid ligtelijk breken.

6. Indien gij traag en lui zijt in het goede, denk op den dood, en die zal u wel ijverig maken en u eene zuivere meening in al uwe werken doen hebben, want niets is daar krachtiger toe dan do benaauwdheid te gedenken, die eene laauwe ziel zal hebben in haren doodstrijd over hare traagheid en over den verloren tijd.

Het is van den anderen kant \'zeer schadelijk den dood te vergeten. Een stuurman kau zijn schip niet besturen, tenzij hij op het einde van het schip sta; alzoo ook, men kan zijn leven

62

-ocr page 71-

OVER DEN DOOI),

niet wel besturen, tenzij men met de gedachten op het einde van liet leven, dat is: op den dood stare. Die op zee varen, hebben gestadig de oogen geslagen op de magneetnaald of het com-pas, doch wij varen over de zee van deze wereld naar de eeuwigheid: de dood is onscompas; wij raoetén dan de oogen van ons verstand zeer dikwijls daarop slaan. De vogels kunnen zich zei ven niet besturen in het vliegen, noch de visschen in het zwemmen, als met den staart, waardoor zij zich keeren en wenden. Aldus wij ook niet, tenzij wij den staart van ons leven, dat is den dood, gedurig in onze gedachten hebben.

Hoe velen zouden er in hunne zonden niet gestorven zijn, zoo zij zich tot het aanschouwen van den dood gekeerd hadden.

Die dikwijls op de eeuwigheid denkt, zal zgn hart sluiten voor de ijdelheid.

Die dagelijks met de gedachten naar de andere wereld reist, zal zich wachten van zonden in deze wereld.

Heb alle dagen den laatsten dag in uw hart, en gij zult op den laatsten dag den schrik en de vrees buiten uw hart hebben.

Denk dan op den dood, want hij is het einde van klein en groot.

Hij is sterk, die zich zeiven overwint; hij is rijk, die tevreden is met het zijne; hg is wijs, die den dood ziet komen, eer hij komt.

Daarom, daar de duivel wel weet, dat op den dood te denken en te zondigen, niet kan zamen-gaan, zoekt hij op alle wijze deze gedachte te beletten. Dus gaat het grootste deel der men-schon verloren, omdat zij niet genoeg op den dood denken.

63

-ocr page 72-

VERHANDELING

64

God heeft van den anderen kant genadig gewild dat deze gedachte in ons dagelijks zoude vernieuwd worden door vele dingen. Ten \'J. door den dood van zoo vele menschen en dieren, die dagelijks sterven. 2. Door de ziekten, die ons en anderen overkomen. 3. Door het gelui voor doo-den. 4-. Door die te zien dragen naar het graf. 5. Door liet aanzien der kerkhoven en grafsteden. Hot is mogelijk ook, om den dood te gedenken, dat de H. Kerk gewild heeft, dat velen van hare bedienaars, als: Bisschoppen , Pastoors, Kanunniken, onz. zouden hekleed gaan met pelsen in de kerkelijke dienst: want die pelsen zijn vellen van doode beesten. Dit is misschien ook het inzigt van de kloosterlingen, die zich omgorden met lederen riemen. Wij worden dan van alle kanton vermaand om op den dood te denken; als door onze schoenen en kleederen, die gemaakt zijn van vellen en de wol der doode beesten, als ook door de spijs, die wij op de tafels zien en nuttigen, want srele van die zijn van gedoode beesten; ja, ons geheel leven en ai onze werkingen zijn een gedurig gevecht en eene\'afwering van den dood; want dat wij eten en drinken, dat wij slapen en rusten; het is alles om ons van den dood te bevrijden, Hoe kannen wij dan den dood zoo vergeten ? Want hoe kleinen indruk maken al deze dingen op ons gemoed! Wij zien dit bijzonder in do begrafenissen en uitvaarten. Welke aandoeningen ziet men doorgaans in degenen , die achter het lijk gaan of rondom het graf staan? Op de straat spreekt men met elkaar over allerlei nieuws, terwijl men in de kerk dikwijls staat te kijken en te gapen. De naaste bloedverwanten zijn

-ocr page 73-

OVER DEN DOOD.

somwijlen wat Bewogen, maar hoe lang? Zeer dikw )s mot het gelui der Idoklcen\' houdt hunne droefheid op. Elk een nogtans behoorde te denken : Ten 4. de goddelijke regtvaardighoid heeft regt gedaan over dezen raisdadigen, en zij zal het ook haast doen over mij. Ik zal haast de smarten des doods moeten onder/inden, die het ligchaavn doen bezwijken eu de ziel raet schrik en vreel vervullen. Ten 2. Alles is nu gedaan voor dezen mensch; er is geen tijd meer voor hem, en in de eeuwigheid geen meer te verwachten. Ten 3. Dit lot moet ook mij overkomen, en mogelijk ai zeer spoedig. Helaas! indien wij zoo bedorven en zoo doBi niet waren, dan moest het genoeg wezen, een\' mensch te zien sterven , of een lijk te aanschouwen, om ons allen vele jaren Jang te doen zuchten, en al het aardsche te doen verfoeien.-Maar elk beeldt zich in, dat hij nog lang zal leven, en aanziet dien droevigen staat als nog verre van hein. Want hoe schrikkelijk ook eeno zaak moge wezen, als die aangezien wordt, als nog verre afgelegen, zoo beweegt zij ons \'weinig.

Doch al kreeg men nog dikwijls gedachten van den dood, hetzij door het lezen van goede boeken; of door het hooren van sermonen, zij zullen weinig uitwerking doen. indien zij in liet hart niet gedrukt worden door de genade van God. Daarom bad David den Heer, dat hij hem zijn einde zoude doen gedenken, wel wetende, dat ook de gedachte aan den dood weinig zal baten, tenzij die in het hart gedrukt worde dooide genade van den H. Geest, Alle planting, zegt Christus, die mijn hemelschen Vader niet geplant heeft zal uitgeroeid worden. Wij zien

65

-ocr page 74-

I 1

lt;36 VERHANDELING

dikwijls genoeg den dood in anderen, en wig zeiven denken er ook somtijds op; maar hoe kort duurt dit, en hoe weinig bewegingen en vruchten komen er van! En waarom? omdat wij niet bidden, dat de hemelsche Vader , die in ons hart plante. en in ons de vruchten daarvan voortbrenge.

Verleen ons, o Heer! uwe H. genade, die ons dikwijls levendig doet denken op den dood, en druk die gedachte zoo diep in ons hart, dat ze daar heilige bewegingen en vruchten voortbrengen moge, waardoor wij alle ijdelheden der wereld moge verfoeijen, en de eeuwige zaken zoo groot achten als zij verdienen.

Voorbeelden van hetgeen sommige Heiligen en onderen gedaan hebben, om op den dood te denken.

De heidensche Wijsgeeren zeiven stemden toe, dat de ware wijsheid bestond in de overdenking van den dood. Eenige van hen dronken uit het bekkeneel van eenen dooden mensch; andere hielden een graf open voor den ingang van hun huis, om den dood te beter te gedenken. Vele vertrokken uit het gewoel van de wereld, alleen door de gedachte aan den dood. Men wordt zoo veel te wijzer, zeide Plato, hoe meer men op den dood denkt. Helaas! indien de Heidenen zoo spraken en handelden, die niet wisten van een ander leven, wat moeten de\' Christenen doen, die gelooven, dat ze zoo spoedig naar de eeuwigheid reizen?

Vele menschen hebben de gedachtenis van den dood gebruikt als een hulpmiddel tegen de

-ocr page 75-

OVER DEN DOOD.

roote verhevenheid en tegen de wellusten, die ij hier konden genieten.

Philippus, koning van Macedonië, gaf last an een\' zijner hofjonkers dat hij hem dagelijks es morgens zoude wekken, zeggende: Sire, edenk dat gij een mensch zijt, en dat gij terven en alles verlaten moet.

Keizer Adrianus deed zijne uitvaart houden n zijne tegenwoordigheid; en daar naar toe rijdende, werd de doodkist voor hem gedragen, overdekt met de pels, alsof hij daarin dood had gelegen; voor de kist werd het beeld van den dood gedragen met de kroon op het hoofd, den keizerlijken mantel op de schouders, en den schepter in de hand.

Keizer Maximilianus I, deed de vier laatste jaren vóór zijnen dood zijne doodkist overal met zich voeren.

Keizer Karei V had vijf jaren lang zijne doodkist bij zich, en deed die met zich voeren tot zelfs in hot leger, doch heimelijk, zoodat een ieder meende, dat hot eenige papieren of gewig-tige geschriften waren, maar hij hield altijd wel in zijne gedachte wat het was.

Als de keizers van Abyssinië gekroond werden , werd er voor hen gebragt een vat vol aarde, en een doodshoofd, om hen bij het begin huns rijks te waarschuwen, dat het een einde zou nemen.

De H. Ludovicus, Bisschop van Toulouse, en zoon van eenen koning, stichtte zijn jaargetijde 14 jaren vóór zijnen dood, waarbij hij jaarlijks tegenwoordig was. Hij deed ook zijne doodkist stellen nevens zijne rustplaats, tot eene gedurige gedachtenis aan den dood.

67

-ocr page 76-

VERHANDELING

De Kardinaal Baronius had g\'eene andere zamenspraken, bniteu ziine noodige bozig-lieden, dan over den dood. Philippns Nerius was nooit zoo blijgeestig, dan wanneer men van den dood sprak. Albertus Magnus ging dagelijks naar zijne begraafplaats, en las daar eens de prof un«\'is voor zich zeiven, alsof hij dood geweest ware. Duizend dergelijke voorbeelden zoude men kunnen aanhalen.

O dood! o heilige leermeester! wiens school hot graf en de plaats der doodsbeenderen is i Hoe wijs worden zij, die dikwijls tot uwe school komen! Komt dan naar de graven, groot en klein, rijk en arm, leert van den dood de ijdelheid der wereld, en van het graf het bodrog van haren valschen schijn. Laat er een weinig uwe oogen op spelen, opdat er eene zalige stem moge klinken in uwe ooren Beziet de doodsbeenderen, die daar liggen , en zegt in u zeiven: Deze hebben hunnen rol gespeeld op den schouwburg van deze were\'.d voor een weinig tijds. Ziet of gij nu kent, wie hij daar geweest is; burger of edelman, meester of knecht, wie schoon, wie le el ijk, wie arm, wie rijk, waar zijn zij nu? wat doen zij? wat denken zij? wat wenschen zij? wat zien zij? wat gevoelen en wat lijden zij? Ö schrikkelijke scheiding tusschen de goeden en kwaden! De een in den Hemel, de andere in de hel.

De wijsgeer Diogenes was dikwijls te vindan bg de graven en doodsbeenderen, ora beter op den dood te denken Alexander do Groote, hem daar eens ziende, vraagde wat hij daar deed. Ik zocht, zeide hij, de heenderen van uwlt;;n vader Philippns, honing van Macedonië, en ik kan ze niet onderscheiden van die mijns knechts,

68

-ocr page 77-

OVER DEM DOOD.

daardoor willende doen zien den hoogmoed der grooten.

Vele godvruchtige menschen hebben een doods-hoofd in hunne kamers; het was goed, dat gij er ook ecu haclt, en dat gij het tot u hoordet zeggen: Let roei op mij, bezie mij wel llet-geen gij nu zijt, ben ik ook geweest; hetgeen ik nu ben, zult gij haast worden. Wat zoude ti deze doove doen hooren! Wat zoude u deze stomme al zeggen! Wat zoude n deze blinde doen zien ! Joannes Godcfridus, Bisschop van Wurts-burg, deed in al zijne kamers doodshoofden en doodsbeenderen stellen, zoo geschilderd ais van hout gemaakt om den dood niet to vergeten.

Hetgeen wij van den H. Jacobus, Eremiet, lezen is wonderbaar. Nadat deze veertig jaren in eene strenge boetvaardigheid geleefd, en vele mirakelen gedaan had, is hij gevallen in eene verfoeijelijke zonde, om welke hij zoo mismoedig was, dat hij ging zwerven in de wildernissen.

Doch door den raad,van eenon monnik wederom zijne boetvaardigheid hernemeade, vergaderde hij vele doode ligchamen in zijne spelonk, en leefde nog 14 jaren, die dagelijks aanschouwende. O wat eene versterving!

Laat daarom do dood uw raadsman wezen; raadpleeg hem in al uwe voornemens, om niets te doen ol te verzuimen, dat gij niet zult willen gedaan of verzuimd hebben in het uur des doods. Paus Innocentius IX had in zijne kamer een tafereel, waarop geschilderd was een doodshoofd, en do verbeelding van eene uitvaart, en bij ging bij alle voorvallen derwaarts, om van den dood eenen zaligen raad te bekomen.

6!J

-ocr page 78-

VERHANDELING

Ach, hoe vele zijn er bekeerd geworden en hebben de wereld verlaten door het aanschouwen van graven en dooden! Men leest van eenen prins, wiens graf geopend werd, dat op zijn aangezigt eene padde zat, die zijn vleesch opat, en vele leelijke wormen, waardoor de omstanders zoo verschrikt werden, dat zij wegliepen. De zoon van den overledene, dit hoorende, wilde het ook zien, en is daardoor zoo bewogen geworden, dat hij zijnen hoogen staat verlatende, arm is gaan leven.

Al/oo is Franciscus de Borgia ook bekeerd, want, het doode ligchaam van de keizerin Isabella, huisvrouw van Karei V, vergezeld hebbende naar Grenada,, waar het moest begraven worden, deed hij de doodkist openen, omdat de inwoners haar verzochten te zien. Doch in weinige dagen was haar aangezigt zoo veranderd, dat zij allen verschrikten, en de stank was zoo groot, dat zij daar allen van wegliepen. Toen Franciscus daar alleen gebleven was, en haar beschouwde, zeide hij bij zich zeiven: Waar is nu die schoonheid van aangezigt; waar is die majesteit en zedigheid van haar gelaat, om welke de geheele wereld haar zoo eerdequot;! En hij is er zoo door bewogen geworden, dat hij de wereld verlaten heeft.

Indien gij eens de onderaardscho plaatsen van de kerken en kerkhoven kondt aanschouwen, wat schrikkelijke dingen zoudt gij daar vinden! Wat al monsters van halfverteerde ligchamen, die in de kist dikwijls zwemmen in etter en bloed! Wat gruwelijke wormen, padden, hagedissen en slangen zgn daar bij dien onverdrage-lijken stank?

70

-ocr page 79-

OVER DEN DOOD.

Met reden dan zegt de Profeet Job: Tot de rottigheid heb ik gezegd: Gij zijt mijn vader, en tot de wormen: gij zijt mijne moederen mijne zuster. Dit is het gezelschap, dat ons allen verwacht. O wat is er schromélijker, roept de H. Bernardus, dan de dood van eenen mensch \'■ Wat is er meer stinkend dan een dood ligchaam! Wat helpen rijkdommen, eer en genoegen?

Doe mij, o Jesus! deze waarheden toch wel verstaan-, laat ze toch eenen diepen indruk doen op mijn hart; laat ze mij krachtig bewegen om alle ijdelheden te ver foei jen, om mij zeiven te versterven, en om gedurig voor mijne ziel bezorgd te zijn, opdat ik die door goede werken aan u aangenaam make.

IV. HOOFDSTUK.

De dood der zondaren is schrikkelijk; de dood der regtvaardigen is kostelijk.

De dood van de zondaars, zegt de H. Geest, is de ellendigste. Hij is de afgrond van alle kwaad, hij verandert de tijdelijke ellende in de eeuwige; de kleine pijnen in oneindige groote, weinig smarten in eene menigte zonder getal. Hij is de allerschandelijkste in de oogen van God! en de schande zal zoo voel te grooter zijn, als de zondaar meer heeft uitgestoken in hoovaar-digheid. Ach ! hoe zal do zondaar verslagen staan, als de dood aankomt; hoe zal hij zijne verblindheid beweenen en wanhopig zeggen; Helaas mijne dagen zijn verdwenen! wat al tijd heb ik versleten met beuzelarijen in mijne kindschheid

71

-ocr page 80-

VERHANDELING

hoeveel met spelen in mijne jeugd: hoeveel meer ia mijne volgende iaren met allerlei zaken behalve met die van mijne zaligheid; en nu zijn, helaas, de dagen van genade voorby! de dagen van zaligheid zijn na verloren 1 Ó verblindheid der zijinen! o bedrog der aardsche genoegens, o verschalking van den boozen vijand, die ons ellendigen, zoo bedriegt! O dood, hoe vreeselijk zijn uwe aanvallen voor degenen, die op u niet wel hebben gedacht, en hunne hoop hebben gesteld cp het aardsche goed!

Integend-jel, da dood der Heiligen, zegt de Profeet, is groot in de uogen van God. Wat eene gerustheid gevoelen da. regtvaardigea op hun doodsbed, omdat zij God gediend hebben, boven al bemind, en hem voor oogen- gehad ia al hun dofii, omdat zij Christus gevolgd hebben met voel en lang te bidden; omdat zij zijn lijden en zijne liefde dikwijls overwogen, en hem daarvoor bedankt hebben; omdat hun leven geweest is eene gestadige boetvaardigheid en verloochening van zich zeiven. O, met wat blijdschap zullen zij gedenken, dat zij de -wereld veracht hebben! dat zij ootmoedig, lieftallig en gedienstig geweest zijn voor iedereen; dat zij hunnen tijd wel hebben besteed, dat zij hunne góederen of hetgeen zij konden geven, door de handen der armen hebben doen dragen naar de andere wereld, alwaar zij die zuilen vinden. De sterfdag is voor hen een hooge feestdag, op welken zij aan God opdragen de laatste offerande van zich zeiven, met blijdschap zingende: Heer, gij hebt mijne banden verbroken, en ik zal u opdragen eene offerande van lof. Psalm. 113.

72

-ocr page 81-

OVER DEN DOOD.

Hoe kostelijk is de dood! Hij moest beschouwd worden als het einde van onzen arbeid en het begin van onze rust; als de verlossing uit onzen kerker en uit alle kwaad, als de wederkeering uit onze ballingschap naar het vaderland, als het einde van de reis en het aankomen in do haven, als het einde van den strijd en de bekoming van het loon. Dus mogen zij met den Apostel zeggen : Het sterven is mijn gewin

Ook voor de regtvaardigen is de dood de straf der zonde; doch sedert Christus den dood door zijn sterven geheiligd heeft, is hij beminnelijk geworden voor do geloovigen, en als zij dien wel gebruiken, is hij voor hen eer een zegen dan eene straf.

Even als de landman zich verheugt, als hij na al den arbeid van den winter en van het voorjaar, in den oogst de vruchten van zijnen arbeid mag inzamelen, zoo verblijdt zich ook de regtvaardige, als hij het loon gaat ontvangen van zijne boetvaardigheid en goede werken. Hoe zal hij al zijn vasten en zijne verstervingen zegenen , en zich verheugen over de matigheid, die hij in zijn leven beoefend heeft!

Hoe blijde is de reiziger, als hij na eene langdurige reis en vele gevaren in zijn vaderland komt, en het gezelschap van zijne ouders en vrienden mag genieten ! Denk dan niet dat gij bij uw sterven al uwe vrienden verlaat; maar dat gij naar uwe beste vrienden gaat, naar het gezelschap der Engelen en zalige zielen. Een groot getal vrienden verwacht ons daar, zegt de H. Cyprianus , een groote schaar van ouders, broeders, kinderen, verlangt daar naar ons.

21 4

73

-ocr page 82-

74 VERHANDELING

Zij zijn wel verzekerd van hunne onsterfelijkheid; maar nog bezorgd voor onze zaligheid. Ach welk eene algemeene blijdschap is het voor hen, dat wij tot hun gezelschap en tot hunne omhelzing komen! O allerliefste broeders, laat ons tot hen snellen, en wenschen om spoedig hij hen te zijn.

Eenise voorbeelden van degenen, die den dood met

blijdschap te gemoet gezien en ondergaan hebben.

De zwanen zingen in haar sterven, zeggen de fabeldichters, en de zeemeerminnen weenen. De zwaan is door hare witheid, eene afbeelding van de zuiverheid, onschuld en heiligheid der regtvaardigen. De zeemeermin daarentegen een afbeeldsel van de onzuiverheid en ijdelheid der boozen. Laat ons nu eenige geestelijke zwanen hooren zingen in haren dood.

De Apostelen en vele Martelaars gingen bl^de naar den dood. De H. Andreas, zijn kruis van verre ziende, riep: O kruis, zoo lang gewenscht, zorgvuldig bemind, zonder ophouden gezocht, en ten laatste voor mijn begeeng gemoed bereid, ontvang mij, en geef mij over aan mijnen meester; opdat hij mij door u ont-vange, die mij door u verlost heeft.

Toen de H. Pranciscus vernam, dat hij zou sterven, zeide hij met blijdschap : Wees weWcom mijn broeder, de dood. Hij zong, en verzocht de omstanders, dat zij met hem zouden m de zingen ; en als broeder Elias zeide, dat mendien tijd moest doorbrengen in boetvaardigheid en leedwezen, antwoordde Pranciscus: B^eder^laat

mij toeh verblijd zijn m den Heer,

-ocr page 83-

OVER DEN DOOD.

ben door de beweging van den H. Geest zoo vereenigd met God, dat ik niet kan nalaten mij te verblijden in den Allerhoogste. Hij zong dan : Wees geloofd, mijn Heer om onzen broeder, den dood, tuien niemand van al die leven, kan ontgaan. Verder las hij den 141 Psalm, en gekomen zijnde aan deze woorden, de regtvaardigen verwachten mij, tot dat gij mij zult vergelden, gaf hij zijnen geest.

De H. Bernardus zeide met groote vreugd: Mijn Jesus, ik wensch naar u duizendmaal: Wanneer zult gij komen, uanneer mij verblijden , wanneer mij verzadigen door u ? Als Gerardus, de broeder van den heiligen Bernardus, stierf, lag hij in vreugde verslonden met de oogen opgeheven naar den hemel, en zeide: Vader Vader! en zich tot Bernardus keerende, die hem bijstond, zeide hij : O ivelk een goedheid van God, dat hij zich gewaardigt de Vader te zijn van de menschen! en wat eene glorie voor de menschen, kinderen te zijn van God. Verder zeide hij wederom: Vader in uwe handen beveel ik mijnen geest, en hij stierf. Waarop Bernardus uitriep: O dood, loaar is uiv dood? waar is uwe schromelijkheid? Ziehier een mensch,die al stervende zingt, en zingende sterft,

Eodriguez verhaalt van zekeren edelman, dat hij, in een bosch jagende, een zoet gezang hoorde, en digter naderende, eenen melaatsche vond, wiens vleesch geheel verrot met stukken van zijn ligchaam viel. De edelman was verbaasd, en vroeg waarom hij zoo zong. De melaatsche antwoordde: Tusschen mij en God is er niets dan deze aarden muur, dat is mijn ligchaam, maar als die

75

-ocr page 84-

VERHANDELING

invalt, hoop ik in het andere leven altijd God te zien. Heb ik dan geené reden om blijde te zijn, nu ik zie, dat die muur aan het vallen is?

Als de H. Bavo stierf, lag hij met de oogen on handen opgeheven naar den hemel, en als hij de Engelen te zamen met Christus hem te ge-moet zag komen, zeide hij tot de omstanders: Vaartwel, dienaren Gods, Christus is hier. Ga uit mijne ziel, ga hem te gemoet, en aldus gaf hij zijnen geest.

Do H. Hieronymus spreekt aldus tot de uitmuntende Maagd Eusfcachia: Vertrek uit de gevangenis uws ligchaams, en stel u het loon voor, dat u na den arbeid toekomt. Hoe gelukkig zal toch de dag zijn, dat de allerheiligste Maagd, omringd van maagden, u zal te gemoet komen, om xi ie ontvangen, en dat uw Bruidegom zal komen en zeggen : Kom, mijne uitverkorene, mijne bruid, de winter is nu voorbij! Met welk eene blijdschap zal de zalige ziel den dood zegenen, waardoor zij deelachtig xvordt aan zulk eene groote glorie!

Eusebius verhaalt, dat de H. Hieronymus, hij zijn sterven met een blij gelaat tot zyne kinderen zeide : Dat alle geween ophoude, en de droefheid wijke; laat uwe stemmen zijn als die van verheugde menschen, want ziet hier nu den aangenamen tijd, ziet hier den blijdsten dag van al de dagen mijns levens, op welken de Heer mijne ziel gaal roepen in het hemelsche vaderland.

De H. Petrus van Alcantara riep bij zijnen dood, op zijne knieën verheugd deze woorden van den \'121 Psalm uit: Ik ben verheugd in het-

76

-ocr page 85-

OVER DEN DOOI).

geen mij gezegd is: In het huis des Heer en zullen wij gaan.

De H. Cathariua van Senen zeide met blijdschap tot de omstanders: Wensch mij geluk, en weest verheugd met mij , want ik verlaat de plaats mijner pijnen, en ga naar de rust in die stille hoven vól van genoegen.

De H. Nicolaus Tolentiims riep zeer dikwijls; Ik wensch ontbonden te worden en met Christus te zijn. En als do dood nu naderde, toonde hij groote blijdschap. Do broeders vraagden, waarom hij blijde was ? en hij gaf ten antwoord: De Heer Jesus Christus, leunende op de //. Maagden op onzen II. Vader Augustinus zegt tot mij: Welaan , o goede en getrouwe knecht, ga in de blijdschap van onzen Heer: en hij gaf aldus zijnen geest.

De H. Antonius was op zijn doodsbed zoo verblijd , dat hij uitriep: God te dienen is koning zijn. Hoe waar is het dan niet, wat David van den regtvaardige zegt. Gij hebt hem, o Heer! voorgekomen met de zegening uwer zoetheid; gij hebt eene kroon van kostelijke gesteenten op zijn hoofd gesteld. Ps. 20.

De H. Catharina van Genua sprak den dood aan, alsof hij een levend schepsel ware geweest, terwijl zij hem haren vriend noemde en hem verweet dat hij wel wreed was, met haar zoolang te laten kwijnen.

Duizend anderen, bedroefd dat zij zoo lang van God gescheiden bleven, zeiden met den H. Joannes: Kom, Heer Jesus! kom; of zij riepen met David: Wee mij, dat mijne ballingschap zoo lang duurt!

«De Christenen, zegt Tertalianus, sprekende

77

-ocr page 86-

VERHANDELING

«van zijnen tijd, zijn een zeker slag van menschen, «die altijd bereid zijn om te sterven, en den dood «aanzien als het einde van hunne slavernij en het «begin van hun geluk. Hoe meer zij den dood nabij «zijn, des te beter zijn zij te moede. Hetgeen an-»deren bedroeft, vertroost hen ; en wel wetende, »dat zij door hun doopsel der wereld niet meer «toebehooren verheugen zij zich, dat de dood hun «voor altijd er van verlost. Hun dunkt, dat zij geen «opregt geloof zouden hebben , indien zij den miu-»sten schroom hadden voor de grootste ziekten , de «meeste gevaren en de wreedste pijnen. Is er iets «te lijden voor God, men ziet de blijdschap op hun «aangezigt. Zij verachten de dwingelanden, zij «moedigen hunne beulen aan, zij werpen zich met «ijver in de vlammen, denkende dat al hetgeen hun «leven verlengt, hun geluk vertraagt. Laat ons gaan «sterven, zeggen zij, wij zijn Christenen, wij drasgen roem daarop, en de glorie van eenen Christen «is , kloekmoedig te sterven voor zijnen meester.»

Gij verwondert u, o zinnelijke mensch, dat de opregte Christenen, die vol zijn van de waarheden , met meerdere vurigheid naar den dood verlangen , dan gij naar het leven. Wees beschaamd, -en tracht hen na te volgen.

Beweegredenen om gaarne te sterven.

Ten 1. De ellenden van dit leven zgn zoo menigvuldig, dat het leven veeleer een gedurige dood, dan een waarachtig leven moet genoemd worden ; want het is gestadig vervuld met gevaren, bekommernissen, kwellingen en angst. Naauwelijks is de eene voorbij of do andere volgt op de hielen. Daarom is de H. Ambrosius verwonderd, dat sommigen zoo

78

-ocr page 87-

OVER DEN DOOD.

ongaarne sterven. Wat is dit leven anders, vraagt hij, dan eens gedurige strijd met de onkuisch-heid, met de gulzigheid, enz. Van dit alles verlost ons de dood.

Ten 2. Zoo lang wi] hier leven, zijn wij nog in gevaar van God doodelijk te vergrammen, en, nit hoofde van de menschelijke krankheid, in eene volle zekerheid, van nog vele dagelijksche zonden te bedrijven. Indien wij dit heter kenden zouden wij den dood niet zoo zeer vreezen. Indien gij waarlijk God bemint, zal niets u zoo bedroeven, als die opperste Majesteit nog te vergrammen, ook slechts met eene zeer kleine zonde, en gij zult wenschen naar een middel, om hem niet meer te vergrammen. Doch de dood neemt geheel en dadelijk de zonden, en alle gevaar van nog te zondigen weg. Diensvolgens den dood gaarne te ondergaan om God niet meer te kunnen vergrammen, is eene groote zaak, een teeken van groote liefde, en een werk, hetwelk aan God ten hoogste behaagt

Ten 3. De dood is de eenige weg om tot de aanschouwing van God te komen, en dit is dus de grootste reden, waarom wij naar den dood moesten verlangen O welk eene edele zaak, naar den dood te wenschen, of dien gelukkig te lijden, om ons geheel met God te kunnen vereenigen!

Ten 4. De Zoon Gods is mensch geworden, om te kunnen sterven. Hij heeft altijd naar den dood verlangd, en is er naar toe gegaan met eene vurige begeerte, omdat hij daardoor zijne over-groote liefde tot ons ging toonen, den wil van zgnen hemelschen Vader volbrengen, en zich zeiven opofferen om de oneer te herstellen, die aan God door de zonde geschied was. Doch den

79

-ocr page 88-

VERHANDELING

dood gaarne te lijden, om Christus hierin na te volgen en aan hem gelijk te worden, is een alleredelst werk. En wat is er zoo redelijk en regtvaardig, als dat gij uw leven geven zoudt voor degenen, die het zijne voor u gegeven heeft? Of wat is er verdienstelijker bij God, dan hem te schenken hetgeen wij allermeest beminnen.

Ten 5. liet schoonste werk, dat de Heiligen ooit gedaan hebben, is huu dood geweest: want zij hebben God het meest behaagd, als zij uit liefde tot hom den dood omhelsd hebben. De reden hiervan is, dat de dood niet alleen het kwaad van de zonde straft, en aan God zijne eer wedergeeft, maar dat hij allermeest strijdt tegen de natuur; doch volgens de regels van het geestelijk leven, hoe meer de goede werken strijden tegen de natuur, hoe waardiger en verdienstelijker zij zijn. Daarom zegt men dat de verlatenheid in den wil van God, en de verduldigheid in het lijden gewoonlijk waardiger en verdienstelijker zijn, dan vele en lange gebeden, die men naar zijne genegenheid in de kerk zoude doen. Doch waar vindt de natuur meer tegenstrijd dan in den dood? Diensvolgens den dood gewillig en verduldig te ondergaan, omdat het God zoo belieft, is een heilig werk van groote verdiensten.

Ten 6. Christus leert ons dat wij ons zeiven moeten verloochenen, ons kruis dragen, ons zei ven haten, bestrijden, geweld aandoen, enz. En waar geschiedt dit meer dan in den dood ? Indien dan al wie zich zei ven haat, zoo aangenaam is aan God, hoe aangenaam moet hij hem niet wezen, die dit alles volbrengt op eene verhevene wijze in den dood ? Indien niettemin de vrees u beuaauwt, geef u zeiven moed, zeggende met den H. Ambrosius: Ik vrees

80

-ocr page 89-

OVER DEN DOOD.

niet te sterven, omdat ik le doen heb met een\' zoo goeden meester. Ach, of wij wat beter de voordeelen kenden, die in den dood verborgen zijn, en hem aanzagen, als het geschiktste middel, om God voor de zonde te voldoen, hoe zou ons dit alles bewegen, om gaarne te sterven, en ons zei ven geheel over te geven aan den liefderijken wil van God, met een kinderlijk vertrouwen op zijne grenzelooze barmhartigheid en op de oneindige verdiensten van Christus, die van eeuwigheid het uur, de wijze, en al de omstandigheden van onzen dood vastgesteld heeft.

Ik hen hier, o God! in het midden van vele gevaren, en al mijn geluk bestaat in hij u te mogen zijn. Ik wil dan geen behagen meer nemen in dit ellendig leven, maar gedurig wenschen, om daarvan ontslagen te zijn, zend mij dan den dood over, als het u belieft, ik zal denzelve omhelzen als den ingang tot het waarachtig leven.

V. HOOFDSTUK.

De vrees des (loods is niet altijd een teeken van een kwaad geweten.

Het gebeurt dikwijls dat iemand den dood vreest zonder reden, of dien meer vreest dan het behoort. Toch is die vrees geen zeker teeken van zonde, of van eene kleine liefde, want al vondt gij u nergens pligtig in, gij zoudt nogtans met Paulus moeten zeggen: Daarom ben ik nog niet geregtvaardigd. Wij kunnen missen in onze oordeelen; want de ware ootmoedigheid vereischt, dat wij een nederig gevoelen hebben van ons zeiven en van onze goede werken.

21 4.

81

-ocr page 90-

VERHANDELING

De vrees van den dood kan voortkomen uit verscheidene oorzaken. Ten 1. uit een kwaad geweten, en dus vreest een Christen met reden, die kwalijk g-eleefd heeft. Ten 2. uit eene vreesachtige inborst of kleinmoedigheid, hetgeen de ziel doet neigen tot vrees. Ten 3. uit eenig misverstand, hetwelk dikwijls plaats heeft in goede zielen, die schuld belijden waar er geen is, of meer schuld dan er is. Ten 4. uit een ootmoedig en klein gevoelen van zich zeiven en van zijne goede werken. Derhalve is het geen zeker teeken van schuld, als iemand den dood vreest, noch een teeken, dat hij geeue ware,, of groote liefde tot God bezit. De H. Arsenius is buiten twijfel gestorven in eene groote en volmaakte liefde, en nogtans begon hij bij zijn sterven te weenen. De broeders vraagden: Vader, waarom weent gij? vreest gij ook nog? Hij antwoordde: In waarheid ik vrees, en deze vrees is altijd in mij geweest, sedert ik monnik geworden hen.

De H. Hilarion had ook eene groote volmaakte liefde, schoon hij in zijn sterven zeide: Wat vreest gij9 Ga uit, mijne ziel. Wed twijfelt gijl Gij hebt nu 70 jaren Christus gediend, en vreest gij den dood? Zouden deze Heiligen en meer anderen met hem, die zoo vol liefde waren (dewijl de volmaakte liefde gewoonlijk de vrees buiten sluit), niet zonder vrees hebben kunnen zijn, of zou hunne liefde daarom minder moeten zijn, omdat God toeliet dat zij vreesden?

Het is nogtans zeker, dat de liefde zeer veel helpt tot vermindering en aansluiting van de vrees: en dat, hoe volmaakter de liefde is, de vrees ook zoo veel minder is, en hoe minder de liefde

82

-ocr page 91-

OVER DEN DOCD.

is, de vrees ook zoo veel te grooter is; want de H. Augustinus zegt: Hoe meer de liefde groeit, hoe meer de vrees vermindert; meerdere liefde, mindere vrees; mindere liefde, meerdere vrees. Te weten, gewoonlijk; maar liet geschiedt somtijds anders door de toelating van God, gelijk wij zien in de voorgaande Heiligen; gelijk men van den anderen kant zoo dikwijls groote zondaars ziet, die zonder vrees in eene valsche genistheid sterven.

»Die tweederlei soort van liefde, zegt Augus-stinus, dat is: van regtvaardigen, die nog ouvol-»maakt zijn , en van regtvaardigen, die volmaakt szijn in do liefde, brengt tweederlei soort van »stervende menschen voort, want er zijn er, zegt »die Heilige, die met verduldigheid sterven, en ser zijn er die met verduldigheid leven. Die «stervende nog wenschen te leven, als de tijd »van sterven gekomen is; maar zich niettemin «geheel overgeven aan God, en wel willen ster-svsn als het hem zoo belieft, die lijden den dood «verduldig; doch die, gelijk Paulus, wenscht «ontbonden te zijn, en met Christus te wezen »die sterft niet verduldig, maar hij leeft verdul-»digi ijk, en sterft verheugd. Zie den Apostel «verduldig leven, dat is, hier dit leven niet besminnen , maar het leven met geduld verdragen. ygt;Ontbonden te zijn, zegt hij, en met Chris-ygt;tus te ivezen, is mij verre het beste] maar Din het vleesch te blijven, is noodig om u.ygt;

Hoe weinigen worden er gevonden, die den Apostel hierin navolgen!

Uit hetgeen boven gezegd is, kan men zien, dat de vrees van den dood, en vervolgens de

83

-ocr page 92-

VERHANDELING

begeerte om nog langer te leven, om verscheidene redenen kunnen bestaan zonder God te mishagen, en zonder de liefde te verminderen. Dus moet een stervende mensch niet kleinmoedig zijn, omdat bij vrees voor den dood gevoelt. Ja, liet is somtijds loffelijk, dat iemand den dood vreest, bij voorbeeld als die vrees voortkomt uit het klein gevoelen van zicli zelvon en van zijne goede werken, als hij wenscht nog langer te leven, om zijnen roep en verkiezing beter te verzekeren. Degenen dan, die zich niet bezwaard vinden met eenige doodzonde, moeten niet kleinmoedig zijn, omdat zij den dood vreezen, om de tegenwoordige onzekerheid: want de vrees is geen teeken, dat zij beroofd zijn van de liefde, ja, zelfs niet van de volmaakte liefde.

Doch, laat ons om door geen angst, geene kleinmoedigheid en andere bekoringen in onzen dood ontroerd te worden, de volgende middelen gebruiken. Ten 1. Laat ons vele deugden oefenen en trachten door goede werken onze zaligheid te verzekeren. 2. Laat ons gestadig bidden, dat God ons barmhartig gelieve te zijn, nu in ons leven en in onzen dood. 3. Laat ons de Heiligen aanroepen, en voornamelijk dë H. Maagd Maria, opdat zij voor ons bidden in het uur van onzen dood. 4. Laat ons vele werken van liefde oefenen, opdat God ons ook barmhartig zij. Laat ons de zieken helpen door gebeden en aalmoezen, als ook met hen te bezoeken en te troosten zoo veel het onze staat gedoogt 6. Laat ons nu in tijds aan Gods regtvaardigheid trachten te voldoen, om het niet te moeten doen op het laatste door angst en vrees. Indien nogtans de goddelijke Voorzienigheid ons in ons uiterste gelieft te beproeven en te zuiveren

84

-ocr page 93-

OVER DEN DOOD.

door angst en vrees, moeten wij die lijden als eene boetpleging met eene geheele overgeving van ons zeiven in zijnen H. wil, waardoor wij misschien meer zullen verdienen, dan wij ooit door eenig ander goed werk in geheel ons leven gedaan hebben. En bijaldien wij dit naarstig volbrengen, dan zullen wij in het uiterste met den H. Martinus kloekmoedig tegen den boozen geest mogen zeggen: Wat staat gij daar, o wreed beest •\' gij zult niets in mij van het uwe vinden; de schoot van Abraham zal mij blijde ontvangen; dan zullen wij ons met vertrouwen in de armen van den gekruisigden Zaligmaker mogen werpen, zeggende met David, Op u, o Heer! heb ik mijn vertrouwen gesteld, laat mij nimmer beschaamd worden; of: ik zal in vrede slapen en rusten, omdat gij alleen, o Heer! mijn vertrouwen verzekerd hebt.

Zouden tuij niet vreezen, goedertierenste Jesus! als zoo vele Heiligen groote vrees hebben gehad, daar wij niet weten of wij haat of liefde waardig zijn; daar uwe oordeelen zoo streng zijn en zoo verschillen van de onzen. Ja, Heer.\' wij vreezen, en geef, dat wij van nu af zoo mogen vreezen, dat wij u nooit meer vergrammen, maar boetvaardigheid doen over onze voorgaande zonden, opdat wij eindelijk vol vertrouwen voor u mogen verschijnen.

BEMERKING

Op het voorgaande.

De dood is eene straf voor de zonde; hij is vastgesteld voor alle menschen; maar wij weten

85

-ocr page 94-

VERHANDELING

noch dag, noch uur. Daarom ziet toe, zegt Christus , loaakt en hidt: want gij weet niet wanneer de dood komen zal. Hij kan ons alle oogen-hlikken verrassen, hij zal komen als een dief in den nacht, daarom moeten wij altijd trachten wel te leven en in zoodanigen staat te zijn gelijk wij zullen wenschen te sterven.

Gedenk, zegt de H. Geest, dat de dood niet vertoeft: hij nadert gedurig; wij sterven alle oogenblikken; doch wij sterven maar eens voor gced. Na den dood volgt het oordeel, en na het oordeel eene gelukkige of ongelukkige eeuwigheid. Als de boom valt, zegt de H. Schrift, hetzij naar het zuiden, het zij naar het noorden , daar hij valt daar zal hij blijven.

Men sterft gewoonlijk gelijk men geleefd heeft: zulk een leven, zulk een einde. Wij mogen dan onze bokeering niet tot het laatste uitstellen : God verleent niemand tijd om te zondigen; ook is eene late bekeering zelden eene goede bekeering. Men moet op de biecht, die op het laatste van ons leven geschiedt, niet te zeer vertrouwen. De biecht van eenen zieke, die zijne bekeering altijd uitgesteld heeft, zegt de H. Augus-tinus, is gewoonlijk ziek, en die van eenen stervende sterft doorgaans met hem.

De dood van den zondaar is de allerergste: de dood der regt vaardigen is kostelijk in de oogen van God: Wij moeten dan alles doen wat mogelijk is om eenen kwaden dood te ontgaan, en eenen goeden te bekomen. Om die reden moeten wij de zonde vlugten als het allergrootste kwaad , dat ons kan overkomen.

Wij moeten vele deugden oefenen, en nu

86

-ocr page 95-

OVER DEN DOOD.

naarstig doen al wat wij doen kunnen. Want er zal, zegt de H. Geest, noch vuerk, noch vernuft , noch wijsheid, noch wetenschap in het graf meer wezen, daar wij naar toe gaan.

Daar zal geen tijd meer zijn. Millioenen men-schen sluimeren en slapen met de dwaze maagden, en sterven onvoorziens in eenen kwaden staat. Het geen aan zoo velen geschiedt, kan ons ook overkomen. Ieder mensch, die sterft, vermaant ons om op den dood te denken; hij zegt tot ons; Wees mijn oordeel gedachtig: zoo zal ook hel uwe zijn. Mij gisteren en u heden.

Hoe groot en gewichtig zijn deze waarheden, en evenwel wie overweegt ze met aandacht? quot;Wie zegt met den Apostel: Ik sterf dagelijks? Wie houdt zich gereed ? Wie tracht zijne ziel te bevrijden van de ongelukkige eeuwigheid ? Helaas, zeer weinigen. Meest alle menschen sterven zonder er aan te denken. Gelijk de visschen met den angel gevangen worden, zegt de H. Geest, en de vogelen met den strik, alzoo worden de menschen gevangen in den kwaden tijd, die hun \'plotseling overvalt.

En dit is een ongeluk, welks grootheid niet uitgesproken en met eene zee van tranen niet genoeg beweend kan worden. Al wie dan niet geheel beroofd van verstand is, moet hier met aandacht op letten, die waarheden diep in zijn hart drukken, en wel leven, om wel te sterven.

Doe ons toch, o Jesus! den dood gedurig in onze gedachten hebben, en daardoor sterven aan alle kwade genegenheden. Doe ons sterven aan al wat u mishaagt; opdat wij, gestorven zijnde aan cdles, alleen maar leven voor u.

87

-ocr page 96-

YAN HET BIJZONDER OORDEEL.

EERSTE HOOFDSTUK.

Wij moeten allen ten oordeel komen.

Wij moeten allen verschijnen voor den regterstoel van Christus, zegt de Apostel, opdat een ieder ontvange volgens hetgeen hij in zijn leven gedaan heeft, hetzij goed cf kwaad. De dag en het uur daarvan is vastgesteld. O dag en uur 1 die wij behoorden voor oogen te hebben al de dagen en uren van ons leven! Want de Apostel zegt: Het is schromelijk te vallen in de handen van den levenden God. Zoodra de ziel gescheiden zal zijn uit het ligchaam, zal zij verschijnen voor den regter, om die pleitzaak te hooren bewijzen, in welke alle stukken van geheel haar leven zeer naauwkeurig zullen doorzien, en eindelijk een onweerroepelijk vonnis zal uitgesproken worden van eene gelukkige of ongelukkige eeuwigheid. Wie schroomt niet, als hij dit overdenkt/ en nogtans vele zondaars zijn geheel gerust. Zij lagchen, zij spelen, bedrijven vele zonden zonder eenige vrees, terwijl zij zoo veel reden hebben van te beven. Uw oordeel is niet ver van u; gij zult misschien dit jaar, deze maand, deze week sterven, en door de geregts-dienaars van het opperst geregt voor die schroo-melijke vierschaar geleid worden.

O onbegrijpelijke dwaasheid van de merschen, zoo weinig op deze zoo groote dingen te denken!

-ocr page 97-

VERHANDELING VAN HET, ENZ. 89

Uwe genade alleen, o Heer! kan deze dwaasheid en uitzinnigheid genezen. Zij moet ons wakker en wakende maken, om dikwijls te denken op dit vervaarlijk oordeel; verleen ons dit toch, o God! door uwe oneindige goedheid.

n. HOOFDSTUK.

De Heiligen hebben gedurig het oordeel voor oogen gehad en ook gevreesd.

Christus en zijne H, Apostelen spraken zeer dikwijls van het oordeel, zoo van het bijzondere als van het algemeene. De H. Kerk stelt ons het Evangelie van het oordeel dikwijls voor oogen. En de H. Vaders, zoo wel als de eerste Christenen , waren er ten allen tijde zeer door bevreesd. Hen leven was zeer streng , en nogtans vreesden zij, biddende met David: Heer, treed niet in het oordeel met uwen dienaar; want niemand, die leeft, zal geregtvaardigd worden voor uw aanschijn. Schoon Paulus al zeide: Ik vind mij nergens in pligtig, hij voegt er niettemin bij: maar daarom hen ik nog niet geregtvaardigd. De H. Joannes zegt: Is het dat wij zeggen, dat wij geene zonden hebben, wij bedriegen ons zeiven en de waarheid is in ons niet. De gedachten aan Gods oordeel heeft de grootste Heiligen ten allen tijde doen beven. De zuiverheid van geweten gaf hun geene zekerheid genoeg om niet te vreezen, omdat zij den afgrond van Gods vervaarlijke oordeelen kenden. Dit deed den H. Gre-gorius van Nazianze zeggen, dat de vrees van het toekomende oordeel hem bijna niet toeliet adem te halen. De H. Ephraim zegt: dal hij niet kende

-ocr page 98-

VERHANDELING

do.nken op het laatste oordeel zonder te beven in al zijne leden en schier te bezwijken.

De H. Hieronymus, zoo uitgemergeld door vasten en gestrengheden, zeide: Geheel mijn ligchaam heeft als ik denk op dien dag. Het zij dat hij bezig was met eten of drinken, of met iets anders te doen, hij dacht altijd, dat hij de trompet en de stem Gods hoorde roepen: Staat op, gij dooden, en komt ten oordeel

Aldus spraken vele andere Heiligen; doch de H. Bernardus begrijpt alles in deze korte quot;woorden; Ik vrees het aanschijn van dien Regter, zegt hij, hetwelk de Engelen zelfs kan doen heven; ik vrees de gramschap van dien mag-tigen God; ik vrees de teekenen van zijnen toorn; ik vrees het branden der elementen, dat schrikkelijke tempeest, de stem van den Aartsengel.... Wie zal eene bron van tranen aan mijne oogen geven, om dat eeuwig geschrei en dat schrikkelijk geknars der tanden te voorkomen? Wees niet verwonderd, dat de heiligen het oordeel zoo vreesden maar wees veel meer verwonderd, dat er zoo vele menschen zijn, die op het oordeel niet denken, en dit zoo weinig vreezen.

De H. Joannes Climax verhaalt ,van zekeren Kluizenaar, die in zijnen staat onachtzaam geleefd had, dat hij, zeer ziek geworden , wel een uur lang als dood had gelegen. Daarna tot zich zei ven komende, bad hij ons, zegt hij, dat wij al te gader uit zijne cel zouden gaan. A.ls wij er uit waren, heeft hij zijne cel toegemaakt, en is daar gebleven 12 jaren lang, niemand sprekende en niets anders nuttigende dan water

90

-ocr page 99-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL. 91

en brood, hetwelk hij ontving dooreen venster, en onder het storten van vele tranen, was hij gedurig bezig met te over wenen, hetgeen God hem getoond had wegens het oordeel. Als hij nu ging sterven, zegt de H. Climax verder, hebben wij de deur open gebroken, en hem verzocht dat hij ons iets goeds zoude zeggen. Doch wij hoorden van hem niets anders dan dit-.Broeders.\' vergeeft het mij, niemand kan zondigen, die denkt op den dood. O verblinde zondaar , die de gedachten van den dood en het oordeel uit uw hoofd stelt, en zoo vermetel gerust durft zijn!

Nu voortaan, o Jesns.\' toil ik met uwe goddelijke hulp, op het oordeel denken, opdat ik hierdoor aandachtig op al mijne gedachten, woorden en werken moge letten, en ivel toezien dat ik u nooit meer vergramme. Versterk mij, minnelijke Zaligmaker, opdat ik hierin altijd volharden moge.

III. HOOFDSTUK.

Het oordeel is selirikkelijk, omdat de ziel daar al hare oabekende zonden ziet.

Zoodra de ziel verschijnen zal voor haren reg-ter, zal zij klaar zien al hare werken, goede en kwade, en alle zonden van geheel haar leven, groote en kleine, en zeker een groot getal van zonden, die haar in dit leven onbekend waren, en die zij aanzag voor onverschillige dingen, dat is: noch goed, noch kwaad; ja, die haar menigmaal goed schenen. Zij zal ook zien, dat vele zonden groot waren, die zij voor klein of voor

-ocr page 100-

VERHANDELING

geene zonde aanzag door hare onwetendheid en verblindheid, die in zoo vele menschen te vinden is, omdat zij het woord Gods verzuimen te aan-hooren en te verstaan. Zij zal er vele zonden zien, die zij geheel vergeten had, met de bezwarende omstandigheden , die als slapende waren in haar geweten gedurende dit leven, en die, in het oordeel als wakker wordende, haar schrikkelijk zullen pijnigen.

En wie zal de menigte van die zonden begrijpen ? Al de zonden, die de zondaar wel kende, als hij die bedreef, maar die hij daarna vergeten heeft; al die hij niet kende, als hij ze bedreef, maar die eene pligtige onwetendheid niet zal versclioonen ; al die ijdele gedachten en kwade bewegingen, die hij vrijwillig gehad heeft; al zijne kwade werken; al de achterlatingen van zijne pligten, al de verergernissen, die hij gegeven heeft; met al datgeeo daaruit gevolgd is, enz. Vele menschen zullen daar zien, dat zij bijna hun geheel leven lang niet anders gedaan hebben, dan zich beladen met zonden, en eenen schat vergaderd van vervaarlijke straffen.

Ofschoon alle zondaars dit schrikkelijk gezigt moeten vreezen, het meeste echter zij, die overheid gesteld zijn en in eenen verhevenen staat, want deze zullen niet alleen hunne zonden zien, maar ook de droevige uitwerksels en gevolgen daarvan. Vele zonden hebben eenen vervaarlijken nasleep van vele andere zonden, die daaruit volgen : bij voorbeeld, zich in te dringen zonder roep in de geestelijke en andere ambten en bedieningen, daartoe te komen dooi kwade wegen; de onachtzaamheid van ouders en her-

92

-ocr page 101-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL. 93

ders jegens hunne kinderen en onderzaten, de kwade voorbeelden die zij geven, enz. Hoe vele ontelbare zonden zullen er zich in het oordeel niet vertoonen , die het gevolg en de nasleep zijn van die eerste zonden! Van dusdanig gevolg zijn ook de zonden van verergernis, het maken van oneerbare schilderijen en beelden, ontstichtende boekeu en liedjes van verkeeringen, dartelheden , enz.

Wij zijn allen gerust, o Jesus ! in onzen staat, welks pligten zoo groot zijn, en die wij maar uit luiheid of onwetendheid niet volbrengen. Maar hoe verschrikt zullen loij staan, als al deze zonden ons voor oogen zullen gesteld worden? Wij bidden u ootmoedig, geef dat wij door zuchten en weenen ons in tijds met u mogen verzoenen.

IV. HOOFDSTUK.

De ziel zal ook de grootheid der zonden zien.

Ware het, dat het gezigt van eenen mensch zoodanig veranderde, dat de wormpjes en vliegjes hem toeschijnen als olifanten , de stofjes als bergen, do menschen als reuzen en zoo voorts, en dat dit gezigt alzoo in hem bleef duren, hij zou zekerlijk zeer verbaasd zijn dat die dingen hem te voren zoo klein waren voorgekomen: dit gebeurt in de oogen van de ziel in het oordeel. Met alleen zal het licht van God aan de ziel al haro zonden toonen, maar haar die doen zien in zoo eene gruwelijke grootheid, dat dit al onze gedachten te boven gaat. Wij hebben in dit leven eene kleine kennis van de zonden, omdat wij eene kleine kennis van God hebben; maar wij zullen

-ocr page 102-

VERHANDELING

in het andere leven eene groote kennis van God hebben, en zien hoe zeer hij de zonde haat, en hoe schrikkelijk en leelijk zij de ziel maakt. De zondaars zullen zien, dat, hoe grooter de magt van God was om hen te kunnen straffen, hun kwaad zoo veel te grooter is, omdat zij hem niet gehoorzaamd, noch gevreesd hebben. Want wie zou kunnen uitdrukken, vraagt de H. Au-gustinus, de grootheid van het kwaad, dat een schepsel bedrijft, als het niet gehoorzaamt aan zulk eene groote magt, en, niet weder-houden wordt van te zondigen door de vrees van zulke verschrikkelijke straffen, waarmede God het bedreigt? Zoo zal het ook gaan met andere eigenschappen van God, maar bijzonder zal zijne goedheid en barmhartigheid hei\', beschaamd maken ; want hoe meer barmhartigheden zij zullen genoten hebben, hoe pligtiger zij zich zeiven zullen kennen. Al die bamhartig-heden zullen togen hen in het oordeel opstaan, en alle schepsels zullen zich oprigten, om hunnen Schepper te wreken, terwijl aldus zal volbragt worden hetgeen de schriftuur zegt: Dat geheel de wereld zal strijden tegen de dwazen.

Zij zullen zien dat zij misbruik gemaakt hebben van al de weldaden van God, zyne kastijdingen , zijne bedreigingen , zijne beloften , en al die oneindige gunsten, die hij hun gedaan heeft naar ziel en ligchaam: want deze dingen hadden zij moeten gebruiken om God te eeren, zich over hem te verwonderen; hem te vreezen en te beminnen.

Christus zal hun ook zjjn leven, zjjn lijden, zjjn bloed, zijne heilige geheimen, zijne heilige

94

-ocr page 103-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL. 95

Sacramenten, en al zijne genaden toonen. Hjj zal hen zijne wonden toonen, en zeggen: Ziet daar de wonden, die gij mij geopend hebt; ziet daar de zijde, die gij doorstoken hebt. Het is door u, en om u, dat zij geopend werd, en gij hebt niettemin geweigerd daarin te gaan. Niet alleen zullen de Joden alsdan zien, dat zij Christus hebben doen sterven, dat zijn dood voor hen vruchteloos is geweest, maar ook al de andere zondaars.

Hoe zal daar de ziel beschaamd staan, als zij zich zal ontbloot zien van deugden en overdekt met de schroomelijke grootheid en leelijkheid van zoo vele zonden.

O verblindheid van den mensch! die deze monsters in zijn hart laat komen, en die maar bezorgd is, hoe hij die nu verbergen zal voor de wereld, zonder te denken, om die te zuiveren en zich daarvan te onthouden, opdat ze hem in het oordeel niet overdekken met eene eeuwige schaamte.

Ik zie nu. Heer! hoe schrikkelijk de zonden zijn, en ik zal het dan nog veel klaarder zien. Ik schroom ze; geef toch dat ik ze zoo schroom, dat ik ze nimmer meer bedrijve.

V. HOOPDSTÜK.

Dat het oordeel schriklfelijk is, omdat de ziel daar al de schijndeugden vernietigd ziet.

De ziel zal daar niet alleen al hare zonden zien, maar ook, dat vele van hare werken, die haar zeer goed geschenen hebben, ijdel zijn en zonder verdiensten, ja zelfs somwijlen doodelijke

-ocr page 104-

VERHANDELING

zonden z\'jn. Zij ziet daar al die valsclie deugden, waarop zij ten deele had vertrouwd. De menschen doen in hun leven verscheidene goede werken, als: gebeden , aalmoezen, het ontvangen van de H. Sacramenten, enz. maar wie zal zeggen, hoe vele van die werken zullen vernietigd worden door het vuur van Gods oordeel, hetwelk gelijk de Apostel zegt, alles verslinden zal wat bevonden zal worden, hooi, strooi, stoppelen, enz. te zijn. Hoe verbaasd zal eene ziel staan , die daar, door het licht van God, duidelijk de ijdelheid van hare werken zal zien?

»Hetgeen wij hier hielden voor goud, zal dan «veranderen in schuim, zegt de H. Bernardus, «en al do onreinheid van onze werken zal er »ontdekt worden. Vele werken, die ons hier regt-»vaardig schijnen en streelen, zullen ons vertoond worden als eene vuile en leelijke zaak.quot;

Br zal niets stand houden in het oordeel Gods dan hetgeen wij zullen gedaan hebben uit liefde tot God, en al hetgeen wij enkel tot onze voldoening doen, zal daar verbrijzeld worden.

O hoe gelukkig zijn zij, die in dit uur, hetwelk alle menschelijke werken verslinden zal, begaafd zullen bevonden worden met eene op-regte godvruchtigheid, met de ware kennis van God , met hot geloof in Christus en zijne liefde, met een vast vertrouwen op zijne verdiensten, dat is: met goud en kostelijke gesteenten, die door het vuur niet kunnen vernietigd worden.

Maar helaas! hoe velen zijn er, die wegen ingaan, die aan den mensch regt schijnen; maar welker einde, gelijk de H. Geest zegt, uitkomt op het verderf, en die in het onderzoek van den

96

-ocr page 105-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL. 97

regter zien zullen, dat bijna al hunne werken den enkelen schijn hebben gehad van godvruchtigheid , doch dat zij meer voortkwam uit eigenliefde.

Dit deed de Heiligen al hunne werken mistrouwen. «Ik zal wel toezien, zegt de H. Ber-snardus, dat ik het onkruid niet neme voor de »tarwe, noch kaf voor koorn, ik zal al mijne «wegen onderzoeken, opdat degene, die zal komen «onderzoeken, niet Babyion, dat reeds verwezen »is, maar Jerusalem zelf in mij niet vinde, ))dat ik het groote getal van schulden, hetwelk »mij bezwaart, zoodanig mag doorgronden, dat ))ik geene reden meer hebbe van die aldoorziende »oogen van God te vreezen ? Maar helaas ! hij ))ziet mij , en ik zie hem niet, noch ik zie mij szelven. Hij is de regter van al het verborgene, »dat in mijne ziel is, dien ik moet vreezen. Hij »zal ook de geregtigheid oordeelen, zegt hij ; »hij die reeds zoo vele ongeregtigheden in mij ))ziet, die ik niet zie!»

Hoe beschaamd zullen er dan vélen staan, als het kleed van hunne schijndeugden zal ■ afgetrokken worden : als zij arm zullen bevonden worden, die meenden rijk te zijn , als alles schuim zal zijn, wat zij voor goud hielden, als zij straf voor loon zullen ontvangen! geef toch, o Jesus.\' dal ik van de-zidken niet zij, en dat ik hierom al mijne werken uit eene opregte liefde moge doen.

5

21

-ocr page 106-

VERHANDELING

YI. HOOFDSTUK.

Door wie de mensch in liet oordeel zalljescliuldigd worden.

Als de ziel nu voor den Eegter zal staan, zal zij hevig bescliuldigd worden. Ten 1. door de duivels. De HH. Leo , Cyprianus en Augustinus zeggen, dat de duivels alios zullen te voorschijn brengen wat de mensch gedaan heeft, op wat dag, wat uur en op wat wijze hij gezondigd heeft , en wat goed hij alsdan had moeten doen. Zij zullen hem voor oogen stellen de beloften van het heilig Doopsel en al zijne pligten, enz. Zij zullen de onzuivere menschen overtuigen van al hunne onkuischheden in woorden, werken en gedachten; zij zullen aan Christus den Eegter schier verwijten, dat zijne gebeden, zijne weldaden , zijn bloed en dood veracht zijn geweest door de zondaars. De duivel naar wiens vervloekte inblazing gij nu zoo dikwijls luistert, zal by Christus aandringen om het vonnis uit te spreken , zeggende : Allerregtvaardigste Eegter, oordeel nu, dat deze mensch de mijne is, en met mij gestraft moet worden ; want hetgeen hij hier medebrengt, is van het mijne. Oordeel dien onzuivere, dien hoovaardige; hij heeft het mijne bemind, schoon gij hem hebt willen verlossen tot zoo grooten prijs. Wat zal de zondaar hierop durven zeggen? wat zal hij antwoorden?

2. De Engelbewaarder zal den zondaar beschuldigen : hij zal aantoonen welke weldaden hij hem gedaan, welke goede gedachten ingegeven , hoe menigmaal hij hem tot de deugd en

98

-ocr page 107-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL. 99

beternis van leven heeft opgewekt, en hem dus overtuigen, dat hij de eeuwige verdoemenis verdiend heeft.

3. Zijn eigen geweten zal hem verwijten. De zondaar wordt als gedwongen voor den regter-stoel van zijn geweten aanstonds te zeggen : Ik beken mijne boosheid, zegt de H. Chrysostomus. AI de zonden zullen voor de ongelukkige zielen als op orde verschijnen, tot blijken tegen haar, en de belijdenis zal haar beschamen.

4. En in het algemeen oordeel zullen al de geesten, goede en kwade, den zondaar beschuldigen , als ook voornamelijk degenen , die hij beleedigd heeft in ziel of ligchaam, in eer, goederen, vrienden, enz.

5. Al die hij bedorven heeft door geld , door raad , door kwade voorbeelden , of anderszins , zullen hem beschuldigen; ook degenen, die hem onderwezen , berispt of versmaad hebben , als: biechtvaders, ouders , oversten en anderen. Zij zullen bijbrengen wat zij al gedaan hebben voor zijne zaligheid , enz. L)e heiligen ; als zijne Patronen en Patronessen : en de H. Maagd, zijne Moeder, zullen hem al de genaden en weldaden voorhouden, die hij door hunne voorspraak verkregen heeft. Gij zult staan, zegt de H. Ber-nardus, voor zoo vele regters als er u hebben voorgegaan in goede werken, en zoo velen zullen u beschaamd maken, als zij u hebben vermaand door hunne leeringen of voorbeelden.

6. Alle schepsels zullen den zondaar beschuldigen om het kwade gebruik, dat hij daarvan gemaakt heeft. En wat zal hij kunnenfantwoor-den, daar hemel en aarde, zon en maan, en

-ocr page 108-

VERHANDELING

geheel de wereld tegen hem zullen staan tot getuigenis van zijne zonden,

6. Die elkander oorzaak geweest zijn van zonde, als onkuisclien, dronkaards , dobbelaars, enz., zullen elkander als wanhopigen beschuldigen , zeggende : die en deze zijn de oorzaak van mijn verderf, enz.

Ten laatste, Christus zelf zal den zondaar beschuldigen en tegen hem , gelijk de H. Augus-tinus zegt, deze schromelijke woorden uitdon--deren: Waarom hebt gij mij zoo bezwaard met het kruis van uwe boosheden, dat mij zwaarder was dan het kruis, ivaaraan ik gehangen heb: want aan het kruis uwer zonden heb ik gedwongen met een groot verdriet gehangen , maar aan het mijne met genegenheid en liefde, uit medelijden tot u, en om den dood voor u te dooden.

Laat ons nu dan liever hooren naar onzen Engelbewaarder, biechtvader en wijze raadslieden , opdat wij daarna hunne beschuldigingen niet moeten hooren in den dag des oordeels

Gij hebt mij, o God! vele genaden bewezen, die ik niet heb waargenomen ; gij bewijst er mij nog dagelijks ; maar ivat zullen ze mij helpen als ik die verzuim? Ik bid tl dus ootmoedig, doe mij toch de gunst, dat ik uwe genade getrouw w aar neme, opdat zij mij op den dag des oordeels niet bezvjare, maar strekke tot eene eeuwige blijdschap en een eeuwig geluk.

100

-ocr page 109-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL. 101

VII. HOOFDSTUK. .

De regter zal een naauwkeurig onderzoek doen, en eene scherpe rekening vragen.

De regter zal daar rekening1 vragen van geheel ons leven. Deze rekening zal niet geschieden over groote stukken alleen, maar van elk pnnt in het bijzonder van het minste tot het meeste.

Ten 1. Van al uwe werken, en alsdan zult gij begrijpen, wat Job heeft willen zeggen door deze woorden: Heer, gij hebt al mijne schreden geteld. Van al uwe woorden, en dan zult gij verstaan wat Christus zegt: Van ieder ijdel ivoord, dat de rnensch zal gesproken hebben, zal hij rekening geven in den dag des oordeéls. Van uwe gedachten, en dan zult gij ondervinden wat dat beteekent, hetgeen de H. Geest zegt met deze woorden: De Heer is de opweger der Geesten. Al uwe gedachten, woorden en werken zullen in de weegschaal van Gods regtvaardigheid gelegd en opgewogen worden met het gewigt van het heiligdom.

2. Hij zal u rekening vragen van al zijne gaven en weldaden, als: van de schepping, verlossing, regtvaardigmaking, enz.; van al de genaden, die gij ontvangen hebt zonder voordeel. Hoe gij de ligchamelijke gaven, als sterkte, gezondheid, schoonheid, enz. besteed hebt, en hoe de geestelijke gaven van de ziel, dat is : uw verstand, vernuft en andere talenten.

3. Hoe gij uwe tijdelijke goederen, uwen rijkdom, uwen staat, uw gezag en vermogen besteed hebt.

-ocr page 110-

VEEHANDELING

4. Hoe gij de hulpmiddelen, die u gegeven waren tot uwe zaligheid, gebruikt hebt, als zijnde : de H. Sacramenten, de sermonen , de geestelijke boeken , de goede vermaningen , de goede voorbeelden van anderen , de heilige inspraken. En hoe gij den kostelijken tijd van uw leven doorgebragt hebt.

5. U zullen getoond worden de vrijwillige verstrooidheden in uwe gebeden, de verkeerde inzigten en meeningen in uw vasten, in uwe aalmoezen, heilige Communie en andere goede werken.

6. Christus zal niet alleen rekening vragen van uwe eigene zonden, maar ook van de vreemde zonden, dat is van de zonden, die andere men-schen bedreven hebben door uw kwaad voorbeeld, door uwen raad, of door andere oorzaken, die gij daartoe gegeven, of in welke gij anderszins deel hebt gehad of medegewerkt. En wie weet hoe menigvuldig en hoe zwaar die zijn?

7. Hij zal rekening vragen van de zonden, die gij niet belet hebt als gij kondt en moest. Gelukkig zal hij zijn, die hier nederig en klein is geweest, en niet verbonden om voor anderen te zorgen. Want een allerstrengst oordeel zal geschieden over degenen, die gesteld zijn in overheid, zegt de H. Geest, maar aan de kleinen zal barmhartigheid verleend worden. O schrikkelijke overheid, die iedereen zoo zeer zoekt : indien men u wel kende, hoe zou men u vlugten !

Sommigen van die zonden zullen bevonden worden als uitgewischt door de boetvaardigheid, eenige zullen verwezen worden tot het vagevuur, fin anderen tot de hel. Zoo ook onder de deugden

402

-ocr page 111-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL, 103

zullen er eenige bevonden worden als uitgeschrapt en gedood door eene voldoende doodzonde, en niet wederom levend gemaakt door de boetvaardigheid, en die zullen den zondaar niet baten ; eenige als wederom levend gemaakt door de boetvaardigheid , zullen haar loon niet verliezen.

Indien gij, o Jesus! alles zoo nacanv wilt onderzoeken , wat zal ik doen 9 Ik zal niet een van duizend kunnen heaniwoorden. Ik val u dan van nu af te voet, en hid ootmoedig met den schuldenaar van het H. Evangelie: heb toch wat geduld met mij , en door uwe genade zal ik mijne schuld trachten te betalen. Ik zal voortaan op mijne werken naau w-keurig gaan letten, wetende dat gij in het oordeel hen , die misdaan hebben niet zult sparen.

VIII. HOOFDSTUK.

Dt regter zal rekening vragen vau de goede werken.

Ik zal , zegt God door een\' van zijne profeten , Jerusalem onderzoeken met lantaarnen. Jerusalem beduidt de goede ziel, die God naauw-keurig zal onderzoeken; niet dat God hier lantaarnen noodig heeft, maar dit beteekent, dat hij doen zal gelijk iemand . die eene lantaarn ontsteekt, om ook bij dag alle hoekjes naauw-keurig te doorsnuffelen: want van dit onderzoek , zegt de H. Isidorus, is ook de regt vaardigheid van den regtvaardige niet vrij.

De regter zal dan ook rekening vragen van uwe, goede werken en uwe regtvaardigheden. Wat de opregte goede werken en ware regtvaardighe-

-ocr page 112-

VERHANDELING

den betreft; voor deze is niets te vreezen; maar hij zal oordeelen: ten 1. De geveinsde regtvaardig-lieden of schijnlieiligheden. 2. De regtvaardighe-den , die besmet zijn met kwade omstandigheden van eigenliefde, aardsche inzigten enz. 3. De regtvaardigheden, die men achtergelaten heeft door onachtzaamheid, traagheid, menschelijke vrees enz. O wat eigenliefde , ijdele glorie, en andere gebrekkelijkheden zal Christus in vele regtvaardigheden vinden , die gij voor goede, ja, voor uwe beste werken hield! Wat al verslapping van den eersten ijver en van de eerste getrouwheid! Wat al goed, dat gij moest doen en niet gedaan hebt!

Helaas, de wereld laat zich voorstaan , dat liet eene groote deugd is, als men geen kwaad doet. En als iemand zich wacht van de gewone gebreken , noemt men hem heilig. Hoe dikwijls hoort men daar ook niet; wat kwaad is er in gelegen! enz., daar het genoeg is om verloren te gaan , geen goed te doen. Kap den onnutten boom af, zegt de Heer, en werp hem in het vuur, niet omdat hij kwade, maar omdat hij geene vruchten heeft. Is er een oogenblik van uw leven, dat Gode niet toebehoort, en dat gij niet moest besteden tot zijne dienst? Wat een groot artikel van onze rekeningen zullen dan niet wezen al onze verzuimenissen, achterlatingen en onnuttigheden van ons leven! Van den anderen kant, Christus zal u voorstellen zijne uiterste liefde tot u, zoo zelfs dat hij heeft willen sterven om u zalig te maken; en hij zal u vragen of gij hem ook bovenal bemind hebt. Hij, die zich zeiven vernederd heeft voor u, en zoo vele schande en pijnen ondergaan heeft, zal vragen: wat kruisen

104

-ocr page 113-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL. 105

hebt gij voor mij gedragen? Wat boetvaardigheid om mij gedaan? wat vernederingen omhelsd? wat zult gij antwoorden! Hij zal u zijne H. Wonden toonen, en zijn H. Bloed, vooru vergoten, en al de genade aan u verleend: Ik heb u zoo dikwgls uwe zonden vergeven en u met mijn H. Ligchaam en Bloed gespijsd, wat voordeel hebt gij daarmede gedaan? Wat zult gij antwoorden ? De heiligen zeiven vinden zich daartoe niet bekwaam, en daarom roepen zij met David: Heer, \'treed loch niet in het regt met uwen dienaar. En met Job: Wie ben ik, dat ik hem zoude kunnen antwoorden?

Ludovicus van Grenada verhaalt, hoe zeker overledene zich vertoonde aan zijnen vriend, die hem vraagde in wat staat hij was. En hij antwoordde en riep voortdurend: Niemand gelooft het! Als de vriend vraagde, wat dit beduidde, zeide hij: Niemand gelooft hoe scherp. God oordeelt, en hoe scherp hij straft. Wij moeten dan leven als menschen, die zeker weten, dat wij aan God eens rekenschap moeten geven van al onze woorden, werken en gedachten.

Verzoek toch in mij, goedertieren Jesusl een levendig geloof aan al hetgeen gij en uwe dienaren mij voorstelt wegens de strengheid van uw oordeel, en geef, dat ik dit zeifin al mijne werken betoone.

IX. HOOFDSTUK.

Van de vreeselijke verbolgenheid van den regter.

Wanneer zich God aan de Profeten vertoonde, om hun als zijne gezanten, zijnen wil kenbaar 21 5.

-ocr page 114-

VERHANDELING

te maken, hetwelk moestal slechts geschiedde door de verschijning van engelen, waren die heilige menschen somwijlen zoo verschrikt, dat zij meenden te bezwijken. De profeet Daniël, een Engel ziende, riep al bevende; Zoo haast ik u gezien heb, zijn mijne zenuwen verzwakt. De H. Joannes zag ook eenen Engel, en hij viel aanstonds neder ter aarde voor zijne voeten. Hoe zal de zondaar gesteld zijn, wanneer hij den koning der Engelen zal zien in zijne vreeselijke Majesteit? Hij, die zijne oogen niet zou durven slaan op eenen ontzaggelijken persoon, die hem betrappen zoude in zijne schandelijke zonden, hoe zal hij den vergramden Eegter kunnen verdragen? Indien de ziel sterfelijk was, zij zou op dien schrikkelijken stond van schrik sterven. De zondaars zullen de Majesteit zien van den regter, zijne verbolgenheid, en hoe zeer huane zonden strijden tegen zijne heiligheid, en dit ge-zigt zal hun zoo schrikkelijk wezen, dat zij zich in de hel zouden wenschen te kunnen verbergen. Zij zullen, gelijk de H. Catharina van Senen bemerkt, zich zeiven daarin werpen als in eene plaats, die hun toekomt, en waar zij het minst zullen doorstraald worden van dat licht, hetwelk hen zal verdrijven uit alle andere plaatsen, en hun in den afgrond alleen laten.

Zij verschijnen voor eenen allerregtvaardigsten en allerstrengsten Eegter. Hij zal niet ééne schuld vergeven, en niet ééne zonde ongestraft laten, dan die hier zijn afgewasschen door eene wettige boetvaardigheid. En van den anderen kant zal hij ook niet ééne opregte christelijke deugd onbeloond laten.

106

-ocr page 115-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL. 107

Hij zal zijn vonnis strijken met eeno opper-magt, aan welke niemand kan wederstaan. Hoe meer Christus hen bemind heeft en hoe meer weldaden hij hun gedaan heeft, zooveel te grooter zal zijne verbolgenheid en gestrengheid zijn.

Maar de regtvaardigen zal hij aanzien met een minzaam gelaat, als zijne dienaren, zijne vrienden, zijne zusters en broeders.

Indien gij wist, dat gij eens tot eenen zeer ellendigen staat zult komen, en dat er maar één mensch in de wereld was, die u alsdan kon helpen , zondt gij dan nw best niet doen om diens vriendschap te winnen? Wij weten, dat in den dood en in het oordeel niemand ons zal kunnen helpen en behoeden dan Christus alleen. Hemel en aarde vliegen iveg voor zijn aanschijn, zegt de H. Joannes. Wij zullen noch van den hemel, noch van de aarde eenigen bijstand te verwachten hebben in het oordeel. Daarom moeten wij na trachten Christus te behagen en zijne gunst te winnen. Wij moeten ons uiterste best doen, om zijn voorbeeld en zijne leering na te volgen; want het geldt eene zaak van het allergrootste belang.

Wij willen, o Jesus.\' voortaan ons best gaan doen, om uive vrienden ie wezen. Doch om dit geluk te bekomen, moeten wij uwe geboden onderhouden : dewijl gij zelf zegt : Gij zult mijne vrienden zijn, indien gij doet wat ik u gebied. Dit gaan wij voortaan doen met uwe hulp. Versterk ons toch tot het laatste van ons leven.

-ocr page 116-

VERHANDELING

X. HOOFDSTUK.

Hoe de ziel haar vonnis ontvangt.

Zoodra de ziel gescheiden is van het ligchaam, verschijnt zij voor den Eegter, en ontvangt haar vonnis, hetwelk waarschijnlijk gebeurt op deze wijze. Haar verstand wordt door de inwendige verlichting en kracht Gods zeer klaarziende omringd van de hemelsche Geesten; zij kent aanstonds door eene overtuigende kennis, of zij toebehoort aan den hemel of aan de hel, en zij ontvangt van dien vervaarlijken Kegter een on-wederroepelijk vonnis, door de spraak des verstands, dat is, zij ziet, zij weet, en zij wordt aanstonds naar de plaats geleid, die haar toekomt; de goede zielen door de Engelen naar den hemel of naar het vagevuur, en de verdoemden door de duivelen naar de hel. De verdoemden zullen ■ wel weten, wat een geluk het is, het zoet aanschijn van Christus te mogen aanschouwen; en nu te zien, dat zij dit aanschijn nimmer meer zullen aanschouwen, zal een van hunne allergrootste kwellingen zijn.

Indien gij, o mijne ziel, gedwongen waart dit vonnis te hooren uitspreken over de andere menschen, hoe zoudt gij niet beven! Maar hoe zoudt gij beven indien het vonnis over u ging uitgesproken worden? doch gij zult eens en misschien spoedig voor dezen vreeselijkon regter staan, en gij moet noodzakelijk eens uit den mond van Christus zeiven eene van deze zoo verschillende uitspraken hooren : Kom, gezegende,

108

-ocr page 117-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL. 109

enz., Ga, vervloekte, enz., Gij behoordet te sidderen en te beven, als gij dit leest. Indien men dit gevaar overwoog, wie zou er dan nog lust gevoelen, om de wereld met hare ijdelheden te volgen?

Denk dan, terwijl liet nog tijd is, hoe de goeden al de oogenblikken huns lijdens en hunner boetvaardigheid zullen zegenen, ziende dat nu al hunne pijn voorbij is, en dat zij staan om het loon daarvan te ontvangen: en hoe de kwaden integendeel al de oogenblikken van hunne wellusten zullen vervloeken, die nu ook voorbij zijn, en waarvoor zij nu de eeuwige pijnen moeten lijden.

De zaligen, die zich verstorven en naar de regels van het heilige Evangelie geleefd hebben, zullen doen uitroepen: O zalige boetvaa rdigheid, De verdoemden, die hunne lusten voldaan, en de wereld gevolgd hebben, zullen roepen: O vervloekte zinnelijkheid, o rampzalige wereld! Doe ons loch, o Jesus! dit dikwijls rijpelijk bij ons zeiven overdenken, om geheel ons leven de wereld te verfoejen, en gaarne boetvaardigheid le doen.

BEMEEKING

Op het voorgaande.

Het oordeel zal uitnemend streng zijn. Geen ydel woord, zoo als Christus leert, zal ongestraft blijven. Wat zal het dan zijn met al de menigvuldige zonden, waarover wij geene boetvaardigheid zullen gedaan hebben. De Kegter zal de

-ocr page 118-

VERHANDELING

regtvaardigen zelfs met fakkels onderzoeken, dat is met eene allerstrengste naauwkeuriglieid, waarom de H. Apostel Petrus zegt: Bijaldien de regtvaardige naauwelijks de zedigheid zal hereiken, wat zal er toch van den goddelooze en van den zondaar geworden?

Er is Mj hem geeno uitzondering van personen, de vorst heeft niet meer voordeel dan zijn onder-zaat, en de rijke niet meer dan de bedelaar.

De verontschuldiging zal daar ook geene plaats hebben: de verworpelingen zullen stom staan, gelijk die onnutte knecht van het H. Evangelie. Geen schoon spreken, geen bidden noch sineeken zal den Eegter kunnen bewegen; hij zal onverzoenlijk zijn, en elk een geven volgens zijne werken. Die twee vervaarlijke en eeuwigdurende vonnissen: Koml gezegenden: Gaat vervloekten, enz. waren zeer diep in de gemoederen van alle Heiligen gedrukt; zij overwogen ze dag en nacht, en zij wierden er door aangespoord, om zeer naauw op zich zeiven te letten. Ik was in achterdenken in al mijne werken, zegt de Profeet Job, wel wetende dat gij, wanneer ik zondig, mij niet zoudt sparen. Zij vlugtten de bedorvenheid van de wereld; zij oefenden vele goede werken: zij verstierven en oordeelden hier zich zeiven om van den Heer daarna niet veroordeeld te worden. Daarom beschuldig ik mij zeiven, zeide Job, en ik doe boelvaardigheid in stof en asch. Hoe streng waren zij tegen zich zeiven, opdat eens de regtvaardige God jegens hen goedertieren zou zijn: Hoe voorzigtig om geene zonden meer te bedrijven, om alle kwade gezelschappen en gevaren te vlugten! zij stelden een slot aan hunnen

110

-ocr page 119-

VAN HET BIJZONDER OORDEEL. Hl

mond, volgens den raad van den Wijzen man, om geene ijdele woorden, veel min onzuivere taal of tegen de liefde van hunnen evenmensch te spreken; en zij bezetteden hunne ooren met doornen om niets dergelijks te hooren. Zij bewaarden met groote zorgvuldigheid hunne oogen om geene ijdelheid te zien, of iets dat hunne ziel zoude kunnen kwetsen, maar nog allermeest hun hart, uit hetwelk de zonden haren oorsprong nemen. Zij hielden zich gedurig in Gods tegenwoordigheid ; zij waren altijd vol vrees, zij baden zonder ophouden; en zij riepen met David tot den Heer: Bestier mijne gangen volgens uw woord : en dat er geene ongeregtigheid over mij heerschappij neme.

Wij hebben niet minder reden dan zij om zoo te vreezen, maar wel veel meer, want wij hebben veel meer het opperste goed vergramd, en wij zijn veel zwakker, om ons door den boozen vijand te laten verleiden, dewijl de liefde tot God en de kennis van de waarheid in ons op verre na zoo groot niet is. En evenwel, velen denken naauwelijks eens op Gods vervaarlijk oordeel; zij zijn los en vermetel in al hunne gedachten, woorden en werken, daar zij den vollen toom aan geven, en zoo gerust van hart, alsof zij de werken der regtvaardigen gedaan hadden, en van hunne zaligheid verzekerd waren. O dwaling! o onuitsprekelijke dwaasheid! Met reden mogen wij met den treurenden Profeet uitroepen: Wie zal aan mijn hoofd water geven, en aan mijne oogen eene bron van tranen, om deze ellen-digen te beweenen! Wij mogen met den koninklijken Profeet zeggen: Beéken van tranen

-ocr page 120-

VERHANDELING, ENZ.

vloeijen uit mijne oogen ter oorzake van degenen, die uive wet niet onderhouden.

Geef toch, goedertieren Jesus! dat wij van die onverstandigen en uitzinnigen niet zijn. Maar doe ons altijd, naar het voorbeeld van uwe opregte dienaren, uw goddelijk oordeel gedenken ; opdat ivij daardoor ons zorgvuldig onthouden van alles waarom wij door u zouden kunnen veroordeeld worden.

112

-ocr page 121-

VAN HET LAATSTE EN ALGEMEEN

OORDEEL.

I. HOOFDSTUK.

Waarom er een algemeen oordeel zal zijn.

God heeft zijno magt getoond in de wereld te scheppen, zijne wijsheid in die te bestieren, zijne goedheid in die te verlossen, en hij zal zijne regtvaardigheid toonen in de wereld te oordeelen.

Hij heeft dan gewild, dat er een algemeen oordeel wezen zoude. Ten 1. opdat een ieder zoude kennen niet alleen zijne eigene werken, goede en kwade, maar ook die van alle andere menschen. Niets is er verborgen Z3gt Christus, dat niet zal geweten worden. Ten 2. tot meerdere glorie der uitverkorenen, opdat hunne goede werken, die zij door ootmoedigheid verborgen hadden, zouden te voorschijn komen als een licht, blinkend in het duister; en dat hunne onschuld, die de kwade menschen verdonkerd hielden, helder als de zon zoude schijnen. Ten 3. tot meerdere schande der verdoemuen, opdat hunne boosheden, die zij door geveinsdheid bedekten, in den klaren dag zouden gesteld worden, en dat aldus zoowel de zonden, als de deugden, met al hare kwade of goede gevolgen, die somtijds vele jaren en eeuwen duren, daar zouden gezien

-ocr page 122-

VAN HET LAATSTE

worden. Ten 4. tot eer en glorie van God, opdat zijn regtvaardig oordeel in te loonen en te straffen, naar elks verdiensten , hetwelk in deze wereld dikwijls verborgen blijft, in het openbaar zoude komen Dus moeten de werken van alle mensclien gezien worden met hunne goedheid en boosheid, opdat in het oordeel blijke met hoe groote wijsheid en regtvaardigheid God den eenen zal straffen en den anderen beloonen.

Op wat tijd, dag en uur dit oordeel gescMeden zal, is onbekend. Van dezen dag en dit uur iveet niemand, zegt Christus, de Engelen des . hemels zeiven niet. De H. Schriftuur spreekt niettemin van vele dingen, die vooraf zullen gaan, of het oordeel vergezellen. Ten 1. De vervolging van den Antichrist. De predikatie van Elias en Enoch. 3. De bekeering der Joden. 4. De teekenen in de zon en maan. 5. Het verbranden der wereld, ö. Het schallen van de trompet en de verrijzenis der dooden. 7. De scheiding van goeden en kwaden. 8. De komst van den regter. 9. Het vonnis. Maar wie zal nu kunnen verklaren hoe dit gebeuren zal?

Onder de teekenen, die, o Jesus/ vóór het algemeen oordeel zullen gaan, is ook dit: Dat er naauwelijks geloof op de aarde te vinden zal zijn, en, helaas, hoe neemt de ongéloovigheid in onze dagen toe\'■ Geef toch, dat tuij van die ongeloovigen niet zijn, maar gestadig mogen leven door een geloof., hetwelk door de liefde werkt, en aldus uwe vaderlijke komst met vertrouwen verwachten.

114

-ocr page 123-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

II. HOOFDSTUK.

Van de schrikkelijke teekenen, die het laatste oordeel

zullen voorafgaan.

DE ANTICHRIST.

Uit hetgeen de H. pSchriftuar zegt van den Antichrist, bespeuren eenige Leeraars de volgende dingen. Hij zal eerst grooten ijver toonen voor de wet van Mozes, om de Joden tot zich te trekken; hij zal hun groote tijdelijke goederen helooven en geven, die de Joden zoo driftig verwachten van hunnen Messias. Hij zal als een valsche profeet vele valsche mirakelen doen. Hij zal leeren dat Christus de Messias, noch de Zoon Gods is, en dat al zijne leeringen, zijne instellingen en de H. Sacramenten bijgeloovigheden en bedrog zijn; hij zal den naam van Christus, het geloof in Christus en alle christelijke dienst geheel willen uitroeijen , en hierom zal hij van ue Joden bemind worden. Hij zal, volgens vele leeraars, zijne heerschappij beginnen in Baby-loniën, en van daar zijn rijk vestigen in de H. stad Jerusalem. Hij zal zich zeiven uitgeven voor den Messias, dien God beloofd heeft aan de Joden. Hij zal in den tempel zitten, zich toonende alsof hij God ware, en de Messias; hij zal als God aangebeden worden door de Joden. Hij zal zich tempels doen bouwen en sacrificiën doen opofferen ; hij zal eenen voorlooper hebben, die alle menschen dwingen zal zijn beeld te aanbidden, en het teeken van zijnen aanhang op hun voorhoofd of in de hand te dragen. Velen meenen

115

-ocr page 124-

VAN HET LAATSTE

116

dat dit teeken zal bestaan in deze woorden: Ik verzaak het kruis, ik verzaak het doopsel, ik verzaak Christus, Hij zal zeer groote en wreede legers vergaderen en de verzamelplaats zal zijn in de H. Stad, om daar en in geheel het Joodsche. land de Christenen te verderven, en hen Christus te doen verzaken: want de christenen zullen daar aankomen van alle kanten om de predikatiën te hooren van Elias en Enoch, die aldaar zullen prediken tegen den Antichrist. Immers Christus zegt: De verdrukking zal zoo groot zijn, dat er nooit dergelijke geweest is van het hegin der wereld: dat ook de uitverkorenen in dvjaling zouden vallen, indien het mogelijk ware. De H. Joannes zegt: dat de duivel zal ontbonden ivorden, om zijne razernij uit te werken, loeiende dat de tijd kort is. Daar zullen vele martelaars sterven; maar het grootste deel Christenen zal afvallen en Christus verzaken; doch evenwel zal do H. Kerk niet vergaan; maar gelijk zij in het begin, in het midden der vervolgingen , die haar van de Heidenen en de Joden aangedaan werden, geblonken heeft in hare Martelaren en in hare andere getrouwe dienaren, zoo zal zij ook blinken en blijven bestaan in de weinigen, die zullen standvastig blijven, schoon hun getal, vergeleken bij dat van de ver loochen aars, zeer klein zal zgn. En om deze uitverkorenen, volgens de voorzegging van Christus, zullen de dagen der verdrukking verkort worden: want ten ware die niet verkort werden, zouden zij allen bezwijken. Men kan met groote waarschijnlijkheid besluiten, dat die vervolging van den Antichrist maar drie en een half jaar duren zal. Elias en

-ocr page 125-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

Enoch zullen gedood worden en hunne ligchamen drie dagen op de straten van Jerusalem blijven. Maar kort daarna zal de Heer Jesus dien god-delooze te niet doen door den adem zijns monds, gelijk de Apostel spreekt, dat is door zijne goddelijke kracht, die als niets, en gelijk met eenen ademtogt dien booswicht en zijnen aanhang vernietigen zal.

Elias en. Enoch.JJ

Het is eene vaste waarheid, die zoo door de heilige Schrift, als door de standvastige overlevering bevestigd wordt, dat Elias en Enoch, die twee groote Profeten, zullen komen als de voor-loopers van de tweede komst van Christus, bekleed met zakken om de boetvaardigheid te verkondigen: zij zullen zich stellen tegen den Antichrist door hunne predikatien en mirakelen. Zij zullen de geloovigen versterken in het geloof, en die gevallen zijn , trachten op te helpen uit de verloochening. Zij zullen de Joden bekeeren tot Christus, welke bekeering der Joden vóór de komst van Christus, op zeer vele plaatsen zoo van het oude, als van het nieuwe Testament bewezen wordt, en tot dat einde zijn Enoch en Elias ten hemel opgenomen, en nog in het leven behouden tot die laatste tijden, doch zij zullen zeer veel moeten lijden, en ook eindelijk gedood worden gelijk te voren gezegd is.

Schrikkelijke teekenen in /.oil en maau, enz.

Kort na de verdrukking van die dagen , zegt Christus zal de zon verduisterd worden, en de maan zal geen licht geven, de sterren

117

-ocr page 126-

VAN HET LAATSTE

zullen van den hemel vallen en de krachten des hemels zullen beroerd worden. De profeet Joël had ook vele honderde jaren tevoren voorzegd, dat de zon zoude veranderen in duisternissen, en de maan in bloed, eer de groote en vervaarlijke dag des Heer en zoude komen, want de dag des Heeren is grool, zeide hij, en bovenmate schrikkelijk. Isaïas en Ezechiël spreken ook op dezelfde wijze. De maan zal nu zwart zijn, dan bloedig en vurig rood. Draaijende winden, donkere stormen, vliegende vuren, afgrijselijke bliksems en donderslagen zullen de lucht vervullen en tusschen al die vervaarlijke teekenen zal er^ gelijk de H. Joannes zegt, eene stem gehoord worden, die roepen zal: liet is al gedaan. Dit alles kan ook verstaan worden in eenen geestelijken zin: en aldus beduidt de zon Christus, de maan de H. Kerk, die aldus zullen verduisterd worden, dat is, van weinige menschen gekend en gevolgd: de sterren beduiden die verhevene en uitstekende zielen, die door hare geleerdheid en heiligheid in het uitspansel van de H. Kerk blonken als sterren, en velen van die zullen er ook vallen.

Er zal onder de menschen, zegt Christus, schrik en groote verbaasdheid zijn wegens het gehuil en het groot gedruisch der zee. De baren zullen zich zoo verheffen en dalen, dat zij zullen schijnen de aarde te willen verzwelgen. De winden zullen de aarde doen daveren, en de vervaarlijke aardbevingen zullen haar op vele plaatsen doen openscheuren en vuur doen spuwen, waardoor geheele steden en landen zullen verslonden worden. De dieren zeiven zullen van schrik her- en derwaarts loopen; de vogels zullen tieren, de leeuwen.

118

-ocr page 127-

EN ALGEMEEN OORDEEL. H9

brullen, de wolven huilen! ÏTiemand zal weten waar zich te leeeren ; elk zal bedwelmd zijn en bleek als de dood, in de verwachting van den schromelijken uitval van die wonderlijke teekenen.

De menschen zullen verdorren van schrik, zegt Christus: in de verwachting van die dingen, die hun zullen overkomen. De H. Hieronynras zegt, dat in die dagen de bladeren van de boomen een bloedig vocht zullen zweeten, en wat zullen de zondaars doen?

Doch de wereld zal dan ook niet terstond vergaan: want Christus zegt: Gelijk het was in de dagen van Naë, zoo zal het ook zijn in de komst van den Zoon des menschen; gelijk zij dan waren etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk gevende tot den dag dat Noë in de ark ging, en zij hebben er niet aan gedacht, tot dat de overstrooming kwam, alzoo zal het zijn in de komst van den Zoon des menschen. Waaruit men mag besluiten, dat er nog eenigen tijd zal wezen, die tot boetvaardigheid gegeven zal worden aan die gevallen waren. Maar het meerendeel der menschen zal allengskens die schrikkelijke teekenen vergeten en zich wederom begeven tot do wellusten, tot huwelijken en bruiloften, zonder te denken op het einde der wereld; en aldus zal Christus komen onverwachts, volgens deze voorzegging van den Apostel: Als zij zullen zeggen: vrede en gerustheid, dan zal de onverwachte ondergang komen; want de dag des Heer en zal komen gelijk een dief in den nacht. En Christus zegt: Alsdan zullen er twee zijn op eenen akker, de een zal opgenomen worden, de

-ocr page 128-

VAN HET LAATSTE

andere gelaten: twee zullen er malen in eenen molen, de een zal opgenomen worden, en de andere gelaten. Dit is: Christus zal in den dag des oordeels den man van de vrouw, den zoon van den vader, de moeder van de dochter, de zuster van den broeder, en den eenen vriend van den anderen scheiden.

Van liet branden der elementen.

De hemel zal vergaan met een groot ge-druisch, zegt de Apostel Petrus, en de elementen zullen smelten door de hitte, en de aarde mei alle werken, die er in zijn, zal vernietigd worden door den brand. Geheel de wereld zal vergaan door het vuur; al wat er op is zal verbranden. Door het vuur zal de wereld gezuiverd worden. De hemelen en elementen, de zon en de maan, de sterren, enz. zullen eene andere gedaante hebben, en een veel grooter licht geven dan nn. De maan zal zijn gelijk de zon en de zon zevenmaal klaarder. Al de omwentelingen van de hemelen zullen ophouden: want er zal geene verwisseling van dag en nacht meer zijn, maar een altijddurende dag. De aarde, die om de zonde van Adam vervloekt was, zal vernieuwd worden, en in glorie en regtvaardigheid bloeijen. De hemelen, de aarde, en de elementen aldus vernieuwd zijnde, om te dienen aan den vernieuwden mensch, zullen door deze nieuwe eigendommen passen op \'iijnen glorieuzen staat. Wij verwachten, zegt de H. Petrus, nieuwe hemelen en eene nieuwe aarde; volgens zijne belofte, dat is volgens de belofte van God. Gelijk dan de gelukzaligen door de oogen des verstands God zullen aanschouwen en

120

-ocr page 129-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

in hem verheugd zijn, zoo zullen zij door de oogen des ligchaaras alle uitwendige werken des Heeren zien en zich daarin verheugen.

Dit vuur zal ook dienen, om de regtvaardigen te zuiveren, die zullen leven, en nog eenige zuivering noodig hebben, opdat zij in de verrijzenis den Kegter spoedig te gemoet gaan in de lucht met al de Heiligen.

O God! hoe vervaarlijk zal alles zijn in dien tijd, geef toch, dut ik van nu af daarvoor mag vreezen; en door die heilige vrees christelijk leven, opdat ik alsdan met een vast vertrouwen voor u moge slaan.

III. HOOFDSTUK.

Hoe op het blazen van de bazuin al de dooden verrijzen zullen.

Alsdan zal God zijne Engelen afzenden, zegt Christus, met bazuinen en eene groote stem , en zij zullen zijne uitverkorenen vergaderen van de vier tuinden des Hemels, dat is van de vier hoeken der wereld. En Pau-lus zegt: [Je Heer zelf zal afkomen met hevel en met de stem van den Aartsengel en met de trompet des Heeren. Dat is, de Heer zal den Aartsengel liichaël met de trompet afzenden, in eene zigtbare gedaante, gelijk de H. Gr! eg-orius meent. Op het geluid van de trompet zullen de andere Engelen verzameld worden, die, zoo het sch nt, met eene groote stem alsdan gezamentlijk zullen roepen : Gij dooden , staat op en komt ten oordeel. De trompet zal gehoord worden door geheel de wereld, van hot 21 6

121

-ocr page 130-

122 VAN HET LAATSTE

hoogste des Homels tot het diepste der hel. Zij zal de zalige zielen doen komen uit den hemel, de verdoemden uit de hel, en de doode ligcha-men uit de graven. Het vuuv howit ddiij zegt Christus, waarop al degenen die in de graven zijn de stem zullen hoor en van den Zoon Gods, en die ze zullen gehoord hebben zullen leven. De dooden zullen de kracht van die stem gevoelen en daaraan gehoorzamen.

Door de kracht Gods en de werking der Engelen zal ieders asch zich verzamelen , en alsdan zullen de dooden terstond en op één oogonblik verrijzen. Do verdoemden zullen tegen dank en gedwongen uit de hel komen, en de zaligen snel en met blijdschap van den hemel afdalen: do verdoemden zullen wenschen in hunnen kerker te blijven , om het aanschijn van den regter niet te zien, de onverdragelijke schande van het oordeel niet te moeten onderstaan, en hun lig-chaam niet te moeten aannemen; de zaligen integendeel zullen zich spoeden om hun ligchaam aan te nemen, voor den regter te verschijnen, en van hem die zoete woorden te hooien: Komt gezegenden, enz.

De duiveien zullen dan de verdoemde zielen aangrijpen, en hun woedend toeschreeuwen. Komt, vervloekten, komt met ons mede cm uwe vervloekte ligchamen aan te nemen en het vonnis van uwe verdoemenis te hooren. O schromelijk tooneel, de duivelen met de verdoemde zielen uit de onderaardsche plaatsen te zien losstormen, hun de lucht met afgrijselijke vervloekingen en godslasteringen te hooren vervullen? Huilende zullen de verdoemden naar de plaats komen,

-ocr page 131-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

waar hun ligchaam zal verrijzen, dat zich met eene helsche leelijkheid, geheel duister, zwaar, zwart en vol stank zal voordoen. Hoe zal alsdan die rampzalige ziel haar ligchaam, als de oorzaak van hare verdoemenis, vervloeken! Kom, zal zij zeggen, gij vervloekt ligchaam, welks •vuile lusten ik heb ingevolgd ! Komt, goddelooze handen, gij, werktuigen van zoovele zonden; komt vervloekte tong , die zooveel lastertaal en ■vuile woorden gesproken, en uwe voldoening in lekkernijen gezocht hebt; komt ongelukkige oogen en ooren, die u in zoovele onkuische zaken verheugd hebt; komt gij allen stinkende ledematen, die tot mijn verderf hebt gestrekt, en met mij vereenigd, deelachtig waart, in al mijne zonden : komt, weest nu ook deelachtig in al mijne pijnen.

Als de verdoemde zielen nu met het ligchaam vereenigd zijn, zullen zij terwijl zij op de tanden knarsen , door de duivelen naar de vallei van Josaphat gesleurd worden , nabij den Olijfberg gelegen, van waar Christus in den hemel geklommen en waarop Hij waarschijnlijk zal komen oordeelen.

De zalige zielen zullen daarentegen glinsterend als de zon van den hemel afdalen , en met groote snelheid naar de verschillende plaatsen der aarde ijlen, om hare ligchamen aan te nemen.

O wat een liefelijk schouwspel zal het zijn, zoo vele H. ligchamen schoon en klaarblinkende uit de aarde te zien opstaan! Hoe zal dan de stad Rome blinken, wanneer binnen haar de verheerlijkte ligchamen van de HH. Apostelen Petrus en Paulus met die van zoo vele andere Heiligen zullen verrijzen, die aldaar voor het

423

-ocr page 132-

VAN HET LAATSTE

geloof hun bloed vergoten hebben! Hoe zal de stad Jeruzalem blinken, als binnen haar het ligchaam van den H. Joannes den Dooper en dat van zoovele andere Heiligen zullen te voorschijn koraen! Hoe Egypte, alwaar de graven zullen opengaan van zooveel duizende H. Monniken !

Wat eene blijdschap zal het voor de gelukzaligen zijn, hunne schoone ligcharaen weder aan te nemen , die door de wormen verteerd of in stof veranderd waren 1 Hoe zullen zij hunne lig-chamen loven en prijzen: met blpschap zullen zjj ze aanspreken en zeggen; Kom , mijn g6ze-gend ligchaam, dat met mij zoo lang zijt ver-eenigd geweest: kom , nu zullen wij ons te zamen gaan verblijden over al den arbeid en de pijnen , die wij onderstaan hebben. Komt: zal de eene zeggen, gezegende voeten, die uit liefde tot God zoovele wogen in koude en hitte doorwandeld hebt! Komt, zal de andere zeggen, gelukzalige handen, die u zoozeer bevlijtigd hebt voor den arbeid des lleeren 1 Kom, gezegende tong, die u van vele voldoeningen onthouden, en uw vermaak genomen hebt in den Heer te loven, en den evenmensch te onderwijzen, te vermanen en te stichten ! Komt gezegende lendenen , die u zeiven ter liefde van Christus gepiinigd hebt door haien kleederen , door koorden en ketenen ! Komt nu, al mijne ledematen, om met mij het loon te genieten voor uwe boetvaardigheid, uw waken en bidden, uw vasten en lijden, O met wat gelukweuschen zullen ziel en ligchaam elkander ontmoeten op dien grooten en blijden dag!

De ligchamen der uitverkorenen dan zullen glorieus en blinkend verrijzen , en zich met eene

124

-ocr page 133-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

wonderbare snelheid naar de vallei van Josaphat begeven in het gezelschap van de Engelen. Van daar zullen zij in de lucht opgenomen worden, om Christus te gemoet te gaan, gelijk de burgers eener stad hunnen koning buiten de poorten te gemoet gaan.

De Irompft van uw vervaarlijk oordeel, o God.\' klonk gestadig in de oor en van uwen H. dienaar Hieronymus; daardoor werd hij opgewekt om de zonden te vlugten en boetvaardigheid te oefenen. Geef toch, o /e*us, dat zij gestadig o k in mijne ooren klinke, en hetzelfde uitwerksel in mij hebhe; opdat ik zoo leve. dat ik alsdan niet beschaamd behoeve le staan.

IV. HOOFDSTUK.

Dat hei Kruis des Zaligmakers te voorschijn zal komen-

Alsdan zpgt Christus, zal het teeken van den \'/oo7i des menlt;chen aan den hemel verschijnen. Dit teeken is het Kruis des Zaligmakers. dat de Engelen, onder aanvoering van den Aartsengel Michaël, zullen te voorschijn brengen, verheven in de lucht, waar Ivt met meer glans zal blinken dan de zon. Dit teeken zal tot troost van de uitverkorenen dienen , die met groote blijdschap den standaard van hunnen Koning, het toeken van hu; ne verlossing zullen aanschouwen ; maar tot ontzettende schrik voor de zondaren en ongeloovigen, doch vooral voor de Joden. Alle gedachten der wereld, zegt Christus, zulten alsdan in weedom zijn. Welk

125

-ocr page 134-

VAN HET LAATSTE

een misbaar zullen de zondaren maken, bij het zien van het Kruis, als de roede der geregtig-heid van den naderenden Regter! Zij zullen bezwijken bij de erkenning, dat zij hunnen Regter gekruisigd hebben (zoo als de Joden het met der daad hebben gedaan) of dat zij den Gekruiste veracht, en zulk eene groote verlossing verwaarloosd hebben, gelijk alle christenen doen , die om hunne zonden verloren gaan. En dewijl alle genaden en weldaden ter zaligheid, ons door Christus verleend, in zijnen dood aan het Kruis als in haren oorsprong besloten waren, zoo zullen die op den dag des oordeels in het Kruis zeer levendig vertoond worden aan de verdoemden, en vooral aan de verdoemde christenen.

Christus zal hun verwijten, dat zij de genade van zijnen dood verwaarloosd hebben, dat zij hem in zijn lijden niet hebben gevolgd, gelijk hij hun door zijne voorbeelden en woorden geleerd had, enz. Zij zullen zien, dat hunne zonden hem gekruist en allen smaad aangedaan hebben. De dronkaards en gulzigaards, dat zij hem door hunne overdaad gelaafd hebben met gal en azijn; de hoovaardige, dat hij door zijne hoovaardij aan Jesus eenen doornen kroon op het hoofd gesteld heeft; de onkuische , dat hij hem naakt gesteld heeft voor iedereen , en wreedelijk gegee-seld, enz.

Hoe zullen de Joden gesteld zijn , die met zulk eene woede geroepen hebben: Kruis hem, Kruis hem.\' Hoe Judas, die hem verraden heeft! Hoe Annas , hoe Caïphas, hoe de Opperpriesters, de Schriftgeleerden en Phariseërs, die •zoo veel geweld hebben gebruikt om hem te doen

426

-ocr page 135-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

kruisigen? Hoe zal Pilatus dit Kruis aanzien, en hoe verschrikt zullen zij al te gader wezen, die schuldig zijn geweest aan ziiuen dood? En gij , Christenen met den naam, die vijanden geweest zijt van- het Kruis van Christus, en die in uwe vleeschelijke en zinnelijke voldoeningen, eenen atkeer hebt gehad van zijne versterving, boetvaardigheid en vernedering, enz., welke schrik zal het aanschouwen van het Kruis, u aanjagen. Maar wat eer en wat troost zal er met het Kruis nederdalen in het hart der regtvaardigen, die het Kruis bemind en omhelsd hebben, en die door zijn kruis zijn zalig geworden.

Het zal, o Jesus! in dien dag eene allergrootste smart en schande zijn voor alle Christenen, die in \'fkM\'s van uw Kruis, de genoegens der wereld bemind hebben. Geef toch, minnelijke Zaligmaker, dat ik van die ongelukkigen niet zij, maar dat ik integendeel het Kruis altijd beminne en om-helze, en geheel mijn leven, gelijk uw Apostel , met u daaraan zoo vastgehecht blijve, dat ik mij nergens kunne keeren om u te vergrammen.

V. HOOFDSTUK.

Van de komst des Regters.

De Eegter zal te voorschijn treden, vergezeld van al de Engelen des Hemels, als de heirlegers en de hofstoet van dien ontzaggelijken koning. Met hem zullen komen zijne Apostelen, die te zamen met hem, volgens zyne belofte op troonen

127

-ocr page 136-

VAN HET LAATSTE

gezeten, de wereld zullen oordeelen. Zij zullen allen als door de lucht gevoerd worden, en naast Christus zal ook zijne heilige Moeder op eenen troon geplaatst worden. liet glorierijkn Ligchaam van den Zaligmaker zal dat van alle heiligen in klaarheid overtreffen, meer dan nu de zon al de sterren. De Engelen zullen komen, volgens Dionysius de Carthuiser, in zigtbaro gedaanten van menschen , zoo schoon als wij die maar immer kunnen verbeelden, elk volgens orde en zijne waardigheid; want dewijl Christus lig-chameiijk zal verschijnen , zoo schijnt de rede te vereischen dat zijn gezelschap ook kome in eene ligchamelijke gedaante. De duivelen van den anderen kant zullen ligchamelijke gedaanten hebben , om van de zondaars gezien te worden. Hunne ligchamen zullen van vuur zijn, en d(K)r hunne leelijkheid eene juiste afbeelding ziju van de boosheid en bedorvenheid dier gruwzame geesten.

Eene klaarblinkende wolk zal zich tot eenen troon schikken, op welke Christus zal neder-zitten. Zijn aanschijn zal liefelijk voor de zaligen , maar schrikkelijk voor de verdoemden zijn. De Eegter zal onbewegelijk en onverbiddelijk zijn in zijn vonnis, en zijn oordeel strijken met de uiterste strengheid, zonder door de grawzame ellenden der verdoemden, noch door hun gehuil en gekerm bewogen te worden

De schrik zal zoo groot zijn. dat de verdoemden , het aanschijn des Eegters niet kunnende verdragen, van zeiven in de hel zullen willen springen als in eene schuilplaats. Het ware hun verdragelijker, zegt de heilige Chrysostomus, door duizende bliksems getroffen te worden, dan het

428

-ocr page 137-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

aanschijn dos Zaligmakers van hen afgekeerd te moeten zien. De H. Joannes beeldt ons dien schrik van do verdoemden af in zijne Openbaring op deze wijze: De Koningen der aarde, zegt hij, de \'prinsen, de hoofdmannen, de rijken, de sterken: de slaven en vrijgeborenen verborgen zich in spelonken en in steenrotsen der gebergten, en zij zeiden tot de hergen en steenrotsen valt op óns, en verbergt ons voor het aanschijn van hem, die daar gezeten is op den troon.

De profeet Job was zoo vol van dezen schrik, dat hij tot God zeide: Wie zal mij geven, dat gij mij, o Heer! zoo lang in de hel verbergt, tot dal uw woedende toorn voorbij zal zijn. De verdoemden zullen nogtans gedwongen zijn den Regter aan te zien, opdat daardoor hunne smart vermeerderd worde. De stralen, die uit zijne heilige wonden zullen komen, zullen zoete liefdestralen zijn voor de regtvaardigen; maar voor de verdoemden zullen ze wezen als gruwzame bliksems.

De duivelen met geheel hunnen aanhang, hoe zeer zij Christus ook haten, zullen gedwongen zijn hem te erkennen, voor hunnen Heer en Koning en voor hem de knieën buigen, wiens H. Naam zij zoo menigmaal gelasterd hebben. Met wat eene schaamte zullen de Joden zien, dat hij dezelfde is die van hen zoo veel gel oden heeft! wat zullen zij zeggen, die hem spotsgewrjs gekroond, kaakslagen gegeven, in zijn aanschijn gespuwd, en hem gekruisigd hebben? En wat zullen de Christenen zeggen, die zoo weinig gevoel gehad hebben van zijn bitter lijden, en 21 6.

129

-ocr page 138-

-130 VAN HET LAATSTE

zoo weinig werk gemaakt hebben van zijn dierbaar bloed? Ons hart behoorde te scheuren, als wij daarop denken.

Nevens Christus, den Eegter, zal, gelijk wij gezegd hebben, zijne allerheiligste Moeder zitten. ook op eenen schitterenden troon, niet om te bidden voor de zondaars, maar tot hunne meerdere smart en schande, omdat zij hare voorspraak en haren bijstand niet waargenomen hebben, en ook opdat zij als de Moeder des Zaligmakers door geheel de wereld zoude erkend worden. Aan beide zijden zullen er insgelijks op blinkende wolken regterstoelen zijn voor de Apostelen.

Alsdan zullen de boeken, dat is: het geweten van alle menschen, geopend worden, en zoo de goede als de kwade werken getoond worden aan geheel de wereld. De Kegter, vol van een doorstralend licht, zal den allerdiepsten grond van al de gemoederen doorzien, en niets zal verborgen blijven. Al do Engelen, al de menschen en do duivelen zullen nwe zonden zien, die gij nu zoo tracht te verbergen

Daar zullen gezien worden al de verkeerde inzigten, geveinsde deugden, de baatzucht, ^ bedrog en schalkheden, waardoor de eene vriend den anderen bedrogen heeft, en somwijlen zoo heimelijk, dat men het aan niemand durfde vertrouwen , en zelfs beschaamd was to biechten. Hoe vele schijnheiligen, die nu van de wereld geëerd en geacht zijn, zullen daar verklaard worden voor groote booswichten! Hoe vele zonden van aanzienlijke personen zullen daar ontdekt worden! Uoe vele overspelen van mannen en vrou-

-ocr page 139-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

wen en andere gruwelijke zonden des vleesches; en wat eene onuitsprekelijke schaamte zal dit alles veroorzaken. Hoe smart het u niot, als uwe fouten maar kenbaar worden aan twee of drio personen; velen zouden sterven van sprjt, indien hunne ouders of huisgenooten wisten hetgeen zij in het geheim gedaan hebben. Maar op dat oogenblik zullen het niet alleen de huisgenooten weten, maar geheel de wereld zal alles duidelijk zien.

Doch al is het dat de zonden der zaligen daar ook gezien worden; daar nevens zal gezien worden hunne boetvaardigheid en het leedwezen, dat zij daarover gehad hebben, te zamen met het voordeel, dat zij daaruit getrokken hebben. Dus zal hun dit tot geene schaamte zijn, want hunne zonden zullen gezien worden als uitge-wischt en vergeven. De koning David, bij voorbeeld, de zondares van het Evangelie, de Apostel Petrus, de H. Augustinus, enz. schamen zich niet dat hunne zonden nu bekend zijn aan geheel de wereld, en dat zij daar zoo dikwijls herhaald worden. De vreugd van eenen zieke na de genezing, en ook de eer van den geneesheer is zoo veel te grooter, hoe zwaarder de ziekte is geweest. Vervolgens hoe grooter de schande was voor do zaligen, dat zij zondigden, zooveel te meer eer zal het hun wezen, dat zij zijn opgestaan, en het zal een deel van hunne blijdschap uitmaken, als zij met liefde en dankbaarheid gedenken, dat hunne zonden door de boetvaardigheid zijn afgewasschen en gereinigd in het bloed van het Lam. Ook zullen zij zich eeuwig over de goddelijke goedheid verwonderen,

131

-ocr page 140-

VAN HET LAATSTE

die zoo veel goed heeft; weten te trekken uit hun kwaad. Zij zullen daarom ook van andere Heiligen niet minder geacht worden, al waren zij de grootste zondaars der wereld geweest; integendeel dit zal de Heiligen opwekken, om God meer te loven over zijne barmhartigheid, en om zich met die gelukkigen zoo veel te meer te verheugen, naarmate zij in grooter gevaar geweest zijn

Van den anderen kant zullen daar ook al de goede werken der zaligen, de heilige gedachten, de zuivere meeningen, en vele goede werken die de wereld niet kende en voor dwaasheid aanzag, geopenbaard worden. Al de deugden zulleii er vertoond worden met hare schoonheid, gelijk al de zonden met hare leelijkheid. Men zal daar zien hoe treffelijk het is, zich klein te houden als men groot is; te zwijgen als men gelasterd wordt, en te vergeven, als men verongelijkt wordt, Christus te dienen en na te volgen, enz. Daar zal het ook blijken hoe schroo-melijk het is, anderen te verdrukken en leed aan te doen;- want aldaar zullen de klagten aangehoord worden van al die ongelijk hebben geleden Alsdan zullen de regtvaardigen met groote standvastigheid, zegt de H. Geest, staan tegen degenen, die hen verdrukt, benaauwd en hunnen arbeid weggenomen hébhen,

Hoe zal daar een koning of een magtige verslagen staan, als hij zijn dienaar zal verheven zien onder do Engelen. en zich zeiven vernederd onder de tluivelen? Wat zullen de dwingelanden zeggen, als zij de glorie der Martelaren zien, die zij hier gepijnigd en wreed gedood hebben ?

132

-ocr page 141-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

Wat zullen zij zeggen, die de arme weduwen en weezen verdrukt hebben, als zij deze tot hunne regters verheven zien. Hoe verbaasd zullen de rijken staan, als zij de arme bedrukte menschen, die zij hier voor zoo ongelukkig en ellendig aanzagen , met Christus in de glorie zullen zien, en zij nu integendeel zich zei ven in de uiterste ellende en den uitersten druk bevinden. Dit ziende zegt de ET. Geest,\' zullen zij verbaasd zijn door eenen gruwelijken schrik, zeggende bij zich zeiven: Deze zijn het, die wij tot spot hielden. Wij, uitzinnigen: zagen hun leven voor dwaasheid aan, en hun einde voor eerloos. Ziet hoe zij nu gerekend worden onder de kinderen Gods, en hun erfdeel onder de Heiligen is. Helaas! wij hebben dan gedoold van den weg der waarheid, het licht der rechtvaardigheid heeft ons niet beschenen, en de zon van wijsheid is voor ons niet opgegaan.

Jesus! geef mij toch verstand en wijsheid, doe mij die doordringende waarheden nu begrijpen, en zoo begrijpen, dat ik er voortaan naar leven moge om onder hel getal van die ongelukkigen niet te zijn, maar gerekend te worden o der uwe kinderen, die in alle eeuwigheid uw aanschijn zullen aanschouwen.

VI. HOOFDSTUK.

Christus zelf zal het vonnis uitspreken.

Ten laatste zal Christus met eene heldere stem het vonnis uitspreken: eerst over de regtvaar-digen, tot meerdere pijn van de verdoemden ,

133

-ocr page 142-

VAN HET LAATSTE

die zich zeiven beroofd zullen zien van dit overgroot geluk, hetwelk zij ook hadden kunnen bekomen door wel te leven. Christus zal dan met eene groote liefde tot de eerste zeggen: komt gezegenden mijns Vaders, bezit het rijk, hetwelk voor u bereid gemaakt is van het begin der wereld: want ik heb honger gehad, en gij hebt mij gespijsd ; ik heb dorst gehad, en gij hebt mij te drinken gegeven: ik was vreemdeling, en gij h bt mij geherbergd; ik ivas naakt, en gij hebt mij gekleed; ziek, en gij hebt mij bezocht, enz. Wie zal uitspreken met wat eerbiedige liefde de gelukzaligen Christus zullen aanbidden en erkennen, omdat zij verheven zijn tot dit groot geluk door de verdiensten van zijn H. Bloed! daarna zal Christus de zondaars aanzien in zijnen toorn met vlammende oogen , en tegen hen stralen van bliksems uitschieten, uitdonderende dit vervaarlijk vonnis: Gaat van mij vervloekten in het eeuwig vuur , enz. Ik heb honger gehad, en gij hebt mij niet gespijsd, enz. O schrikkelijk vonnis, dat hemel en aarde zal doen beven! Al de Engelen te zamen met al de Heiligen zullen het vonnis van den oppersten Eegter prijzen en hoog verheffen : en de verdoemden zeiven zullen moeten belijden dat het regt-vaardig is

Die dag zal de blijdste dag zijn voor de zaligen en de bitterste voor de verdoemden, geen hemel was ooit zoo schoon, als het liefelijk aanschijn van den loonenden Eegter, geen geluid zoo zoet, als te hooren : Komt, gezegenden enz. Geene hel was ooit zoo schromelijk als het grammoedige gelaat van den straffenden Eegter te zien, geen

134

-ocr page 143-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

geluid zoo afgrijselijk als te liooren : Gaat gij, vervloekten, en wie ?an ons bedenkt dit genoeg?

Eindelijk zullen de uitverkorenen met Christus ten hemel opvaren, en de vervloekten met de duivelen in de hel worden geworpen, waardoor in hen wederom eene dubhale foltering zal ontstaan ; de eene, omdat zij de gelukzaligen zullen zien , die zij benijden, de anderen, omdat zij van hen worden gezien, en daarover beschaamd staan.

O wat eene zegepraal, als zoo vele prinsen met don koning door de lucht ton hemel varen! hoe schoon zullen de lauwertakken der onsterfelijkheid zijn, die zij in de hand zullen dragen ! hoe schoon do kroonen, die op hunne hoofden zullen blinken! Wat zoet geschal zullen de negen koron der Engelen aanheffen Wat al vriendelijke gelukwonschen zal men daar hooren! Aldus zullen zij met blijdschap klimmen boven de sterren tot in den oppersten hemel, waar zij zullen gesteld worden op de tronen van glorie, elk volgens zijne verdiensten.

Blaar wat misbaar zullen integendeel de verdoemden maken ? zij zuilen huilen, kermen, op hunne tanden knarsen , en vol spijt en wanhoop zich zelven en anderen vervloeken. Vervloekt, zullen zij roepen , is het uur , waarop wij ontvangen zijn ! Vervloekt zijn de borsten, die wij gezogen hebben! Zij zullen als razenden togen Gods regtvaardigheid vloeken en uitvallen, als zij met het verslindende vnur zullen omringd worden, als do aarde zal opengaan, en allen door eene goddelijke kracht in den afgrond worden gestort. Dan zal volbragt worden hetgeen do H. Joannes zegt, dat al degenen, die in het boek

133

-ocr page 144-

VAN HET LAATSTE

des levens niet geschreven staan, zullen geworpen worden in den poel van zwavel en vuur, om dag en nacht gepijnigd te worden met den Antichrist en al zijne valsche profeten.

O schromelijke dag! o vervaarlijke regtvaar-digheid! welker schroom metaal en marmersteen zoude doen scheuren.

Niets is zoo zeker, o Jesus! als dat gij eens tegen mij zult zeggen; komt, gezegendun, of gaat, vervloekten: en dat naar ik wel of kwalijk geleefd zal hebben. Geef toch , dat ik daarop altijd moge denken en christelijk leven, om daarna van u niet verstooten , maar met eene groote vriendschap tot u geroepen te ivorden.

VIL HOOFDSTUK.

Hoe voordeelig het is dikwijls op het oordeel te denken.

Misschien zal het voor sommigen, die door de vrees van Gods oordeel al te zeer ontsteld worden, raadzaam wezen, dat zij die overdenking wat matigen. Doch daar zijn er zeer weinigen, die deze behoedzaamheid noodig hebben, en een veel grooter getal menschen is pligtig voor God, omdat zij deze overdenking maar al te veel vergeten. De H. Basilius noemt het oordeel de leermeester der Christenen. De reden, dat een zondaar vele zonden doet, komt daarvan, zegt hij, omdat hij niet leeft onder het gezag en de berisping van dezen zoo wijzen onderrigter. De overdenking van het oordeel doet ons ten i. Zinken in onzen niet. Zij verdrijft de liefde voor aardsche zaken. 3. Zij versterkt ons tegen de bekoringen. 4. Zij

i36

-ocr page 145-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

wekt ons op tot wakpn en bidden. 5. Zij doet ons de oordeelen der menschen, die wij gewoonlijk te zeer vreezen, verachten. Gelnkkig hij, die, alle menschelijke oordeelen verachtende, God alleen maar vreest, als den getuige van al zijne werken en gedachten.

Het was hierdoor, dat de H. Angustinns alle begeerte verdreef om van de menschen geprezen te worden. Die wil geprezen worden van de menschen, zegt hij, als gij hem, o Heer! misprijst, zal van hen niet beschermd worden, als gij hem zult oordeelen; noch door hen van uwe gramschap bevrijd worden, als gij hem zidt verdoemen

Dezelfde H. Vader zegt nog verder, dat wy te doen hebben met eenen strengen Eegter, die ons oordeelen zal op de getuigenis van ons geweten, dat al de oordeelen van de menschen ons niet kunnen helpen of hinderen , en dat Gods oordeel alleen ons gelukkig, of ongelukkig: kan maken.

De H K\'-rk begint haar geestelijk jaar in den Advent, en zij eindigt hetzelve met aan de ge-loovigen voor te stellen het Evangelie van het oordeel: alzoo behoorden wij ook onze dagen, weken, ja, al onze werken te beginnen n te eindigen met deze gedachte. De H. Augustinus zeide tot het volk, dat hij hun bijna gedurig zoude moeten spreken over het oordeel. Wat een spoorslag zoude ons dit geven, om al onze werken te doen met groote zorgvuldigheid! Indien een werkman wist, dat zijn werk doorzien zou worden van eenen ervaren meester, en getoond worden aan eenen koning, hoe zoude hij zijn best doen, om hetzelve wel te verrigten ? Onze wer-

137

-ocr page 146-

VAN HET LAATSTE

ken zullen eens doorzien worden van den aller-hoogsten Meester, van den Koning der koningen, die ze doorsnuffelen zal, niet uit nieuwsgierigheid; maar om daarover een eeuwigdurend vonnis te strijken, Hoe moeten wij dan letten op ons zeiven en op al onze werken. Ook is er niets zoo dienstig, om ons wel te doen oordeelen over alle dingen, en voornameliik bij de aanneming van eenen staat, waartoe men zicli genegen vindt, of dien men ons voorstelt, als rijpelijk te overdenken, of het ons beter zal zijn voor Gods oordeel te verschijnen in dien staat, dan in eenen anderen, dien men zou kunnen aannemen, of te blijven in dien staat, daar men in is : want hetgeen ons beter zal zijn , is van nu af voor ons beter, en hetgeen ons alsdan zoude smarten en rouwen, moet van nu af aangezien worden als ongelukkig. Dit staat gelijk met alle andere mindere ondernemingen en veranderingen van staat, waartoe men zich genegen vindt.

Hoe velen zijn er niet zoo in geestelijke als wereldlijke bedieningen en ambten, die nooit in die verhevenheden, tot welke hun welligt de eer- of geldzucht gedreven heeft, zouden gekomen zijn, indien zi] dit onderzoek te voren rijpelijk gedaan hadden ?

Eindelijk, de gedachte aan het oordeel moet ons bewegen om nooit werken te doen, die wij niet willen dat daar gezien zouden wordan; en indien wij misschien dusdanige werken gedaan hebben, om die nu uit te wisschen door eene waardige boetvaardigheid, en te vergoeden door de oefening van tegenovergestelde deugden. Het moet ons ten laatste ook bewegen om nu de

138

-ocr page 147-

EN ALGEMEEN OORDEEL.

gunst van den Eegtor te winnen met te leven naar zijne H. Leering: want, gelijk de H. Au-gustinus zegt; «Die Eegter is de regtvaardigheid »zelve ; hij zal zich niet laten winnen door gunst; »hij zal niet bewogen worden door medelijden; »liij zal zich niet laten omkoopen dooi- geschenken. «Dat dan de ziel van nu af voor haar zelve doe sal wat zij kan, terwijl de tijd van barmhartigheid »nog duurt, want hiernamaals valt er niets meer »te doen, omdat de tijd dor regtvaardigheid zal «gekomen zijn. Dat zij hier boetvaardigheid doe, «opdat de Eegter haar vonnis nu nog verandere. xDat zij aalmoezen geve, opdat zij de zaligheid «erlange. Dat zij hier barmhartigheid doe, om «hiernamaals barmhartigheid te verwerven.»

Wij welen, o Jesus! dat gij barmhartig zijt, maar dat er geene barmhartigheid meer daarna te bekomen zal zijn. Dus bidden wij u ootmoedig van nu af aan om vergiffenis van onze zonden, en om de genade van voortaan goede werken te oefenen en ons zei ven te veroordeelen, omdat wij dan van u niet veroordeeld ivorden.

BEMERKING

Op het voorgaande.

Nadat al die gruwelijke teekenen zullen voorafgegaan , en op het geluid van de trompet de dooden zullen verrezen zijn, zullen ze allen verschijnen op de bestemde plaats. De regtvaardige Eegter zal door de bediening der Engelen de goeden van de kwaden scheiden, gelijk een herder de schapen afscheidt van de bokken. De goeden

139

-ocr page 148-

440 VAN HET LAATSTE

zal hij stellen aan zijn regter-, en de kwaden aan de linkerhand. De regtvaardigen zullen vol vreugde zijn, om het groote geluk, dat zij nu, vereenigd met hun ligchaam, gaan ontvangen , en daarom zegt Christus in het H. Evangelie hun allen : Als deze dingen beginnen te geschieden , zie dan opwaarts, en heft uwe hoofden omhoog, want uwe verlossing is nabij.

Doch hoe zal die vreugd nog vermeerderen , als zij die zoete en vriendelijke woorden uit den mond van Jesus zullen hooren ! Komt gezegende mijns Vaders, enz. Maar de kwaden zullen heven van vrees, en wenschen voor dien tijd hegraven te liggen in het diepste der hel. Zij zullen eene onuitsprekelijke schaamte gevoelen, als hunne vuile zonden door alle menschen zullen gezien worden , die zij, of alleen , of tusschen vier oogeu bedreven hebben, en die zij uit schaamte aan hunnen biechtvader niet hebben durven belijden. Maar deze woorden : Gaat vervloekten , enz. zullen voor hen eene zoo vervaarlijke donderslag zijn , dat zij van schrik op het oogenblik zonden sterven, indien zij zoo gelukkig waren , dat zij nog sterven konden.

Wie kan bedenken, wat groute vreugd de regtvaardigen naar ziel en ligchaam zullen genieten ! In wat goede overeenstemming beide deelen zullen leven, die hier zich zeiven gezamentlijk verstorven , en naar de wet des Heeren geleefd hebben ! Maar wie kan ook nagaan wat eene razernij de duivelen op de kwaden zullen uitwerken, en hoe de ziel en het ligchaam elkander zullen vervloeken , omdat zij hier hunne kwade lusten volbragt en te zamen den breeden weg bewandeld hebben.

-ocr page 149-

EN ALGEMEEN OORDEEL. 141

Doch alles zal dan te laat zijn. Nu is het nog tijd, om aandachtig daarop te letten: nu moeten wij zorgvuldig de wet des Heeren onderhouden, Jesus navolgen en vrijwillig voor eenen korten tijd boetvaardigheid doen, om daarna niet gedwongen te zijn die voor eeuwig te doen.

Het is nu de tijd om blijmoedig aalmoezen te geven naar ons vermogen, ora daarna barmhartigheid te bekomen, volgens den wijzen raad, dien de oude Tobias aan zijnen zoon gaf, hem de voordeelen daarvan voorhoudende met deze woorden : Gij vergadert daardoor eenen grooten schat van vergelding tegen den dag desnoods; dewijl de aalmoes van alle zonden en van den dood bevrijdt, en niet toe zal laten, dat de ziel tot de duisternis gaat. En opdat zijne woorden eenen grootcren indruk zouden doen op het gemoed van zijnen zoon, zoo roept hij eindelijk uit: O wat een grcot vertrouwen zul d: aalmoes voor den allerhoogsten God geven aan al degenen, die ze geven!

Doch wij moeten bovenal trachten eene groote liefde te hebben tot God: want het is dnze liefde, gelijk de H. Joannes zegt, die ons een groot vertrouwen zal geven in dien vervaarlijken dag. Hierin bestaat de volmaaktheid van onze liefde tot God, zegt hij, dat zij ons groot vertrouwen doet hebben in den dag des oordeels.

De gedachte aan het oordeel heeft velen bewogen om menigvuldige goede werken te oefenen, de wereld te verlaten, en strenge boetvaardigheid te doen.

De H. Pelagia, die te voren eene groote zondares geweest was, haar voorgaand leven ver-

-ocr page 150-

VAN HET LAATSTE

foeijende, vertrok, om liet oordeel in hare gedachten te hebben, en haar zelve daardoor tot boetvaardigheid op te wekken, naar Palestina, alwaar, volgens het algemeen gevoelen, het oordeel geschieden zal. Zij sloot zich op in eene enge kluis, in welke maar een klein venstertje was, hetwelk zij telkens opende, wanneer zij in haar hart eenige kwade gedachte gewaar werd, of zich tot traagheid en vadzigheid genegen gevoelde en zij zeide alsdan bij zich zelve: Stem ik hierin toe, neem ik behagen in die vuile verbeeldingen, voldoe ik mijne zinnelijkheid, bemin ik het gemak, zoo zal ik hier moeten hooren: Ga vervloekten, enz. Aldus overwon zij die dvvade genegenheden, en zij ging iu haar streng loven kloekmoedig voort.

Boe ons, o Jems! dikwijls op lid oordeel denken, en daardoor aangespoord ivorden, om alle kwade lusten te overwinnen, en gedurig voort te gaan in de deugd, tot dat wij komen tot u, die ons opperste goed, ons eenig geluk zijt.

\'142

-ocr page 151-

VAN DE HEL

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN.

EEESÏE HOOFDSTUK.

Wat de hel is.

Dg H. Geest, spreekt ons zoo in het oude als in het nieuwe Testament, zeer dikwijls vau de hel. Hij dreigt de zondaars met dio vreeseïijke plaats: hij noemt ze den diepen kuil; eenen poel van zwavel en vuur; de plaait der tormenten, enz. Zij is gelijk eene vurige zéè, en een afgrond van brandende zwavel en pek. Het is de kerker van Gods regtvaardigheid, zij is eene zoo lee-lijke en gruwzame _plaats, dat al wat op aarde schromelijk is, als; de vuurspuwende bergen, de moordplaatsen dor dwingelanden, en de afgrijselijkste kerkers daarbij niet eens kunnen vergeleken worden.

De hemel is de plaats van alle vreugd; de hel is de plaats van alle pijnen. Niet ééne foltering alleen, niet tien, niet twintig, zullen de verdoemden overvallen, maar eene menigte zonder einde en zonder getal. In de zaligen zal er niets wezen, zoo binnen als buiten hen, dat hun niet eene bijzondere vreugd zal aandoen, en in de verdoemden, zoo binnen als buiten hen, zal er niets wezen, dat hen niet zal pijnigen. Al de schepsels zullen tegen hen opstaan en hun op eene zekere wijze folteren. De glorie des hemels

-ocr page 152-

VAN DE HEL

is zoo groot, dat ze nooit oog gezien, noch oor gehoord heeft, en dat nooit de gedachte daarvan in \'s menschen hart opgekomen is. Zoo ook, gelijk de H. Chrysostomus zegt, zijn de tormenten der hel zoo groot, dat ze nooit oog gezien, nooit oor gehoord heeft, en dat nooit de gedachte daarvan in het hart van den mensch is opgekomen.

Zeker oud schrijver, schuilende onder den naam van den H. Cyrillus van Jerusalem, te vinden onder de onechte werken van den H. Augustinus, maakt gewag van een persoon, die door de verdiensten van den H. Hieronymus van den dood zoude verwekt zijn en onophoudelijk weende, en zegt: Ik vraagde hem, waarom hij zoo weende, en na veel vragens gaf hij eindelijk dit antwoord: indien gij wist. wat ik beproefd heb, gij zoudt nooit ophouden met weenen, want wat pijnen meent gij, dat God bereid heeft, niet alleen voor de verdoemden, maar ook voor die in het vagevuur zijn? Waarop ik antwoordde: Ik geloof, dat ze meer zijn als de pijnen van dit tegenwoordig leven. Doch hij zeide; indien al de pijnen, die in de wereld zijn, vergeleken werden bij de minste pijn die daar is, zij zouden eene vertroosting schijnen. En al wie leeft en die pijnen door-ondervinding kende, zonde liever gepijnigd worden tot liet einde der wereld toe met al de menschen, die van Adam af tot nu toe in het bijzonder geleden hebben, als één dag ge-pijnigd te worden in de hel of in het vagevuur met de minste pijn. Dus verwonder u niet, dat ik zoo ween; maar verwonder u, dat de mensch zoo gerust leeft; zonder vrees van in die

444

-ocr page 153-

EN HARE SCHIKKELIJKE PIJNEN. 145

pijnen te vallen, en zonder zorg om die te ontgaan. O kerker! o diepe kuil! gesloten met duizend ijzeren traliën! o, al ware de liel niets anders, dan eeuwig gesloten te zijn in dezen kerker, het zoude reeds eene afgrijselijke zaak zijn, en wie zou, om daarvan bevrijd te zijn , niet roepen met Augustinus en met vele heiligen na hem:

Brand hier, o Heer! kap en kerf hier , maar spaar mij in de eeuwigheid!

Uwe Heiligen, o God! hebben dan met reden alle voldoening der zinnen gevlugt, boetvaardigheid gedaan, en naar. lijden ge-wenscht, door de gedachte aan de hel. Geef ons toch ook deze gevoelens, opdat \'wij daarna in die rampzalige plaats niet komen.

II. HOOFDSTUK.

Twee soorten van pijnen, die de verdoemden in de hel lijden.

De zondaar keert door de zonde don rug tot God, en het aangezigt tot de schepsels. Hij doet eene dubbele boosheid : hij verlaat God, die de opperste goedheid is, en hij hangt da schepselen aan, die slechts boosheid, nietigheid en vuiligheid zijn; God klaagt hierover door den mond van den profeet Jeremias: mijn volk heeft tivee. ondeugende dingen gedaan, zegt hij, zij hebben mij verlaten , die de bron der levende, looters hen; en zij hebben zich waterbakkeu. uitgehouwen, geborsten waterbakken, die geen water konden honden: waardoor duidelijk de nietigheid en slechtheid der schepselen wordt bedoeld. Het verlaten van God wordt in de hel

-ocr page 154-

VAN DE HEL

gestraft door de berooving van Gods aanschijn. De straf wordt genoemd de straf van schade en verlies... De neiging tot de schepselen wordt gestraft door de ligchamelijke pijnen en folteringen, en deze wordt genoemd de straf des ge-voels. En gelijk de zondaar gezondigd heeft met ziel en ligcliaam, zoo wordt ook de zonde gestraft in al de ledematen van zijn ligchaam, maar vooral in de ledematen, die meer in het bijzonder tot de zonde gediend hebben. Doch ofschoon de straffen der hel ontelbaar zijn, zullen wij hier slechts die straffen behandelen, die meer onder het bereik der zinnen vallen.

Doorsteek, o Jesus.\' terwijl wij over die schrikkelijke pijnen handelen, ons vleesch met uwe vrees; opdat wij altijd van de zonde wederhouden worden.

III. HOOFDSTUK.

De eerste pijn : het helsehe vuur.

De pijn van het vuur is het grootste onder al de pijnen der wereld. God heeft bij het begin der wereld een vuur geschapen, als het werktuig \\an zijne regtvaardigheid, om de afgevallen Engelen en de zondige menschen te straffen. Daar nu de menschen de vervaarlijke pijnen, die het vuur veroorzaakt, zeer wel kennen, trachten zij meestal die pijnen van het helsehe vuur te verminderen door te zeggen, dat het slechts een geestelijk vuur is, terwijl zij zich inbeelden dat dit veel minder pijnlijk is. Dit hebben ook sommige ketters geleerd onder inblazing van den duivel, om door deze ingebeelde

146

-ocr page 155-

EN HARE SCHRIKKELIJKS PIJNEN. 147

vermindering van de pijnen der hel den mensch te geruster in zijne zonden en zijn wellustig leven te\'houden. Het vuur van de hel is een ligchamelijk vuur; want Christus maakt duidelijk onderscheid tussehen de ligchamelijke pijn van het vuur en de geestelijke pijn des harten, als hij zegt: Waar het vuur niel wordt uitgebluscht, en hun worm niet sterft.

Zij zullen, zegt de H. Bernardus, gepijnigd worden door het vuur in hun ligchaam, en dooiden worm dos gewetens in hunne ziel.

Doch al is het, dat dit vuur ook zeer overeenkomstig is met het vuur van deze wereld, het is nogtans zeer verschillend in eenige eigenschappen.

Ten het vuur der hel is een donker vuur; het brandt, zonder te lichten.

Ten 2. het gaat nooit uit, en het heeft geen voedsel noodig. De verschrikkelijke bergen Vesuvius en Etna zijn tot nog toe vol vuur; zij branden immer voort, niettegenstaande zij reeds zoo lang gebrand hebben, maar zij zullen eindelij 1c eens uitgaan of instorten bij gebrek aan voedsel; ook zgn zij maar eene flaauwe afbeelding van het vuur der hel, schoon zij bij vele schrijvers den mond der hel genoemd worden.

Ten 3. het verschilt van het vuur der aarde in kracht en geweld om te pijnigen. Het is een vuur, dat God ontstoken heeft in zijnen toorn, om de zondaars te straffen, en waarvan hij zegt : Daar is een vuur ontstoken in mijne verbolgenheid , en het zal branden tot in het diepste der hel. Het is een vuur, dat niet alleen eene natuurlijke, maar ook eene bovennatuurlijke kracht om te branden zal hebben, want

-ocr page 156-

VAN DE HEL

het brandt niet alleen de ligchamen, maar ook de geesten, als: de duivelen en de verdoemde zielen. Hoe dit geschiedt, moeten wij niet nieuwsgierig onderzoeken. Het geschiedt, gelijk de H. Augustinus zegt, op eene wonderbare, maar waarachtige wijze.

Ten 4. het verschrikkelijkste van al is, dat dit vuur brandt, zonder de gebrande zaak te vernietigen. De verdoemden zullen altijd branden, zonder vernietigd te worden. Zij zullen, zegt Christus, door het vuur gezouten worden, gelijk de slagtoffei\'s gezouten worden door het zout. Gelijk het zout bijt en doordringt in liet vleesch, en hetzelve bewaart van bederf, zoo ook bijt en doordringt het vuur der hel, de verdoemden, en bewaart ze opdat zij niet vernietigd worden; en gelijk de slagtoffere in de oude wet moesten gezouten worden met zout, zoo zijn de verdoemden als slagtoffers van de goddelijke regtvaardigheid, die gezouten worden met het zout van het helsche vuur, hetwelk hen zal bewaren en in wezen houden. Wie zal dit begrijpen? Wie zal dit uitspreken? Wat is toch het vuur der aarde, vergeleken bij het helsche vuur? eene kleine beek, vergeleken bij eene volle zee, en, gelijk veel leeraars zeggen, een geschilderd vuur; zoodat, indien een verdoemde uit de hel in dit aardsehe vuur mogt komen, het hem eene verkoeling zoude zijn. Met reden dan vraagt de Profeet Isaïas met verbaasdheid aan de zondaars: Wie van u zal kunnen wonen met een verslindend vuur? wie van u zal kunnen huishouden met den eeuwigen brand? Helaas het branden van eenen vinger

•148

-ocr page 157-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 149

alleen is hier ondragelijk, het branden van eenen arm of been is onverdragelijker, en nog meer het branden van geheel het ligchaam.- En wat is dit alles bij het branden van ziel en ligchaam te zamen in het helsche vuur!

Elkeen is verschrikt, als hij de folteringen leest of hoort, die sommige dwingelanden gebruikten, om de Martelaars te pijnigen en te doen bezwijken : om maar iets te noemen, zij staken hen naakt in eenen metalen gloeijenden stier, om ze daarin te braden. Indien gij een mensch in eenen ketel vol gloeijend metaal of ziedende pik en zwavel zaagt werpen, en dat hij daarin door Gods toedoen eenen geheelen dag bleef leven, zoudt gij er niet van ijzen ? en nog meer indien hij daarin eene week, een jaar, ja, duizend jaren bleef leven? En wat ware dit, vergeleken bij do eeuwige pijnen der hel ? schier een niet. Als een misdadiger door het geregt is veroordeeld om levend verbrand te worden, is geheel de stad in droefheid; en allen die de straf zien volbrengen , zijn ten uiterste verschrikt om de smartkreten en het gejammer, dat de lijdende in het vuur doet hooren, maar indien xij eens de folteringen zagen, die een verdoemde in de hel lijdt, zij zouden wel anders verschrikt en verbaasd zijn.

Om hunne pijnen nog te vermeerderen, zullen da verdoemden van de hitte in de koude, en van de koude in de hitte gebragt worden. Christus zegt: Daar zal geschrei zijn en geknars der tanden. Door het geschrei geeft hij te kennen de hitte, door het geknars de koude.

Doch al is het helsche vuur altijd even krachtig en geweldig, toch zal het den eenen ver-

-ocr page 158-

VAN DE HEL

doemde meer pijnigen dan den anderen, naar mate hij meer en zwaarder gezondigd heeft. Hoe meer doodzonden iemand gedaan heeft en met hoe meer drift en vrijwilligheid, hoe meer vermaak en voldoening hij daarin genomen heeft, zoo veel te meer zal dit wraaknemende vuur hem pijnigen. Eveneens, hoe meer iemand, vóór dat hij in zonde viel. God gekend heeft, en meerdere genaden en weldaden had ontvangen, zoo veel te zwaarder zal zijne verdoemenis zijn.

De verdoemden zullen ook gepijnigd worden volgens de hoedanigheid hunner zonden. De hoo vaardige, bij voorbeeld, die door zijne eerzucht de ijdele eer van deze wereld heeft nagejaagd en zich in waardigheden en ambten ingedrongen heeft, zelfs waartoe hij onbekwaam was. zal gepijnigd worden door smartelijke vernederingen en versmaadheden. De onkuische, die hier van een onzuiver vuur gebrand, en de schacdige vuiligheden bemind heeft, zal ook door afgrijselijke vuiligheden en door eenen felleren brand gepijnigd worden.

Eu indien iemand, die maar ééne onkuisch-quot; heid bedreven heeft, zonder daarover boetvaardigheid te doen, dien feilen brand en lielschen stank en die vuiligheden zal moeten lijden, hoe zal het dan gaan met hem, die geheel zijn leven in die schandelijke vuiligheden heeft doorgebragt?

Zeg dan niet, o onverstandig mensch! indien ik wist, dat ik toch verdoemd zoude zijn, ik zou den vollen toom geven aan mijne kwade ïusten; want behoudens dat uwe verdoemenis zoc veel te zwaarder zoude zijn, zoo sluit die drift tot de zonden de deur van Gods barmhartigheid, die u van de verdoemenis verlossen zou.

150

-ocr page 159-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 451

Zeg dan liever, gelijk een H. Kluizenaar, wien de duivel in eene valsche gedaante, als van Gods wege, wilde komen wijsmaken, dat hij te vergeefs God beminde en diende, want dat hij verdoemd zoude zijn. Indien ik dan, zeide hij, God niet meer zal kunnen dienen en beminnen na mijnen dood, ik zal hel zoo veel le meer doen zoo lang ik leef en zoo lang ik kan.

De gedachte aan die schrikkelijke foltering van het helsche vuur heeft velen bewogen, om vrijwillig en als zonder pijn, zeer groote pijnen te lijden. De H. Joannes Climax verhaalt van eenen kok, die voor vele Monniken de spijs moest bereiden, dat hij, eens gevraagd, hoe hij in den heeten zomer nog bovendien die groote hitte van het vuur kon verdragen, ten antwoord gaf: Ah ik het vuur zie en deszeifs hitte gevoel, dan denk ik op hel vuur der hel, en dan heb ik er geene pijn meer van.

Het ware goed, dat velen aldus op het helsche vuur dachten; zij zouden hierdoor aangespoord worden, om alle andere pijnen gaarne te lijden, en het vuur der onkuischheid uit te blusschen; maar helaas! hoe weinigen overwegen ooit aandachtig deze zoo waarachtige spreuk : Voor kort vermaak, een eeuwig vuur.

Waarlijk, o Jesus! zeer weinigen overdenken die woorden aandachtig, en dit is de oorzaak, dat zij\'de waarheid daarvan ondervinden, vóórdat zij die begrepen hebben. Verlos ons toch van dit ongeluk; maar doe ons dit integendeel dikwijls en rijpelijk overwegen, opdat wij daardoor alle vergankelijke genoegens mogen verfoeijen en u onophoudelijk mogen beminnen.

-ocr page 160-

VAN DE HEL

IV. HOOFDSTUK.

De tweede pijn: de knagende worm.

Onder al de pijnen, zegt de H. Augnstinus, die den mensch overkomen, is er geene groo-tere, dan de wroeging van een boos geweten.

De knagende worm moet wel een schrikkelijke foltering zijn, daar Christus in een en hetzelfde sermoon, sprekende van de verdoemden, tot driemaal toe deze woorden herhaalt; Hun worm zal niet sterven.

Zoo vele zonden als de mensch doet, zoo vele wormen zullen zijne ziel doorknagen. In dit leven is die knaging zoo geweldig niet, want zij wordt verdoofd door vele dingen, als: door lezingen, door handwerk en door eenige zamen-spraken, door heen en weder te loopen en te reizen, door den slaap en andere bezigheden. Maar in de hel zal zij onbedenkelijk grooter zijn, en daar is noch rust, noch slaap, noch troost te vinden. Dus zal die worm daar dag en nacht knagen, hetwelk aan de verdoemden eene onuitsprekelijke smart zal veroorzaken.

Deze knaging zal voortkomen ten 1. uit het verlies van do eeuwige glorie. Het is gedaan: de verdoemden zijn den hemel kwijt voor eeuwig, daar is geene hoop meer, en zulk eene glorie \'hebben zij verloren door een kort en klein vermaak. De deur is voor hen gesloten zoo van den hemel als van de hel. De zondaars, zullen de glorie zien van dengene, die zij veracht hebben, tot hunne grootere pijn, zegt de heilige Gregorius, ziende wat zij verloren hebben. Het knagen van

152

-ocr page 161-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 153

het geweten zal die ellendigen , gelijk een razende hond, met een gedurig gehuil, bijten en drijven tot razernij. Be zondaar zal het zien, zegt David, hij zal gram worden, hij zal op zijne landen knarsen en hij zal verdorren. Ten 2. Het geweten zal den verdoemden verwijten, dat zij de goddelijke genaden en inspraken niet waargenomen hebben, en dat zij verloren zijn gegaan door hunne onachtzaamheid en lafhartigheid. Hoe dikwijls, zal het zeggen, hadt gij moeten bidden, waar gij meer genegen waart tot slapen of spelen, en als gij nog badt, was het vadzig en traag. Hoe dikwijls hadt gij niet moeten vasten? maar gij wildet liever uwe lusten en uwe gulzigheid voldoen. Hoe dikwijls hadt gij niet aalmoezen kunnen geven, maar gij hebt liever uwe gierigheid gevolgd, en nu moet gij alles betalen. Hoe dikwijls zijt gij vermaand en gebeden geworden, om aan uwe vijanden eenig ongelijk te vergeven en het geschil met eone christelijke lietde bij te leggen? en gij hebt niet gewild. Hoe dikwijls hebt gij werken van liefde, van vernedering , van versterving kunnen doen, en gij hebt die verzuimd. Hoe dikwijls hebt gij de heilige Sacramenten kunnen ontvangen, een sermoon of vermaning aanhooren, en het heeft u niet gelust. Hoe ligtelijk hebt gij de gelegenheid van zonde kunnen vlieden, en gij hebt niet gewild. Hoe duur moet gij nu die kleine voldoening be-koopen? Zie, rampzalige, zal het geweten zeggen, hoe gij den hemel verloren hebt? Gij kondt voor eeuwig zalig zijn met de Engelen in de eeuwige vreugd, en om een kort vermaak hebt gij dit alles verloren. Waar is nu de eer, waar 21 7.

-ocr page 162-

VAN DE HEL

hoord, geene woorden kunnen het uitspreken, en geene gedachten begrijpen.

Gelijk al de zinnen der zaligen verheugd zullen zijn door eene heilige en bijzondere blijdschap, zoo zullen ook al de zinnen der verdoemden gepijnigd worden met bijzondere folteringen. De zaligen zullen in het. gehoor verheugd worden door een hemelsch gezang, en de verdoemden gepijnigd door het helsch getier; want de ooren zullen niet alleen gepijnigd worden door het vuur, maar ook door het gehuil. Beeld u eens in, dat er duizend menschen waren, elk aan een kruis genageld, geplant in het raidden der vlammen, die daar eenen geheelen dag in leefden, en nog andere duizend, die, geradbraakt zijnde, levend op het rad bleven liggen, wat een ellendig geschreeuw en gehuil zouden zij maken! en wat zijn duizend gekruisten bij duizendmaal duizend rampzaligen ? Of wat zijn do duizend geradbraakten bij de millioenen verdoemden, wier ijsselijk geschrei en gehuil elke verdoemde duidelijk zal hooren, verstaan en gevoelen?

\' Indien uw buurman zijne plaats vol groote honden had, die alle nachten huilden, en gij ziek te bed laagt, wat eene pijn zou u dit wezen, on nog meer, indien dit vele jaren, ja vele eeuwen moest duren? En nogtans, wat ware dit gehuil, vergeleken bij het gehuil der hel 1 Helaas, gij kunt nu niet verdragen, dat des nachts een hond blaft, noch het slaan van een venster of het gerammel eener deur, en wat is dit toch ?

Verzamel al hetgeen op de wereld pijnlijk is voor de ooren — het geschreeuw van al de razende menschen, het gehuil der houden, het gebriesch

158

-ocr page 163-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 159

der leeuwen, het getier der andere dieren, het donderen der wolken, het gedruisch der water-stroomen: — dit alles is maar eene schaduwe vergeleken bij de hel, enz.

Doch zij zullen meer gepijnigd worden in de ooren , die door de ooren meer gezondigd hebben. Gij dan, die nu uw vermaak hebt in achterklap, onkuische taal, onzuivere liedjes, enz., te aan-hooren, zult tot straf in die plaats het eeuwig woe moeten hooren!

O mensch! ween nu dan in den tijd, om niet te vergeefs te moeten weenen in de eeuwigheid. Zalig zijn zij, die hier weenen: want zij zullen hiernamaals getroost worden. De tranen wasschenons, terwijl wij leven; maar zij pgnigen na den dood. Zij zuiveren hier den zondaar van alle vuiligheid; maar daarna zullen zij de onboet-vaardigen doen branden. De tranen, zegt de H. Gregorius Nazianzenus, zijn eene uitwissching dei-zonden , eene zuivering der wereld en de vreugd der Engelen; de tranen der boetvaardigen zijn vermakelijk, zij zijn de wijn en de parelen der he-melsche geesten. »0 wat groote kracht hebben ))de tranen der zondaren! zegt de heilige Petrus »Chrysologus.. Zij besproeijen den hemel, zij was-»-chen de aarde , zij blusschen de hel; zij doen »al de vonnissen te niet, die God heeft doen verskondigen tegen de zonden.quot; »0, wie zal aan mijn shoofd water geven! roept de H. Bernardus, en aan »mijne oogen eene springader van tranen, opdat ik »door weenen voorkome het geschrei en het geknars »der tanden, die harde banden aan voeten en shanden, en het gewigt der ketenen, die daar knel-«len, dwingen en branden zonder te verbranden.quot;

-ocr page 164-

VAN DE HEL

\\

160

De verdoemden hebben hier niet een korten tijd willen weenen en schreijen, en nu zullen zij in eeuwigheid weenen. Zij hebben niet willen hooren naar het geroep van degenen, die hen vermaanden, en nu zullen zij roepen en niemand zal hen hooreu.

Ontsteek in mijn hart, o Jesus ! het vuur uwer goddelijke liefde, waardoor ik, verlicht zijnde, mijne zonden moge kennen. Doe mij daarover overvloedige tranen van leedwezen storten, opdat, mijne ziel daardoor gezuiverd zijnde, mijn tijdelijk geween het eeuwige geween voorkome.

VII. HOOFDSTUK.

De vijfde pijn : de honger en dorst.

Wij begrijpen niet, hoedanig de honger is, die de verdoemden lijden. Indien de honger van acht dagen of meer zoo schrikkelijk is, wat zal do honger zijn, die niet honderd of duizend jaren, maar eeuwig duurt, zonder dat er ooit eenige spijs of eenige druppel water te bekomen zal zijn ? Hoe feller de honger op deze wereld is , hoe korter hij ook is: maar de helsche honger is een razende honger en duurt in eeuwigheid.

De dorst is nog eene veel grootere pijn, en veel moeijelijker om te lijden. Degenen, die in eene brandende koorts liggen, weten wat pijn het is: maar de verdoemden zullen zoo grooten dorst lijden, dat al de bseken en fonteinen niet toereikend zouden zijn, om die te kunnen lesschen. Doch hun zal niet een druppel waters gegund worden, gelijk blijkt in den vrek, die tot Abraham roept:

-ocr page 165-

EN HARE SCHHtKKELUKE PIJNEN. 161

Dat toch Lazarus een druppel waters op mijne brandende tong late vallen, maar te vergeefs.

De avond zal komen, zegt David, en zij zullen honger lijden als honden. \'Vis de avond van uw leven zal komen, o gulzigaards, dronkaards en kermisgasten , dan zal alles bij u veranderen ; vreugd in droefheid, overdaad in gebrek, enz., volgens hetgeen Christus zegt: Ween, die hier verzadigd zijt; want gij zult honger lijden. En ziende dat er geene hulp noch verlichting te verwachten is voor hunnen honger en dorst, zullen zij als geketende en uitgehongerde honden in de ketenen bijten , en als dollen beginnen te blaffen, te huilen en God te lasteren. Zij zullen alsdan al hunne voorgaande wellusten, brasserijen, kermissen , het gebruik van wijn en lekkere dranken, de vrolijke gezelschappen, enz., vervloeken, want Christus zegt: Wee u, gij, rijken! die uwen troost en uw vermaak hebt in deze wereld, en uiv leven doorbrengt in goede dagen.

De gedachtenis der voorgaande wellusten zal hun een foltering zijn, die den honger en dorst nog meer zal ontsteken, opdat de zonde van gulzigheid hare eigene straf hebbe, volgens hetgeen de H. Geest zegt: waardoor iemand zondigt, daardoor ivordt hij gestraft. Helaas! wat zal dit voor een honger zijn, daar de gruwzaamste spijs eene lekkernij zoude wezen, en daar men altijd wonscht te sterven en niet kan! Zij zullen den dood zoeken, zegt de H. Geest, maar zij zullen dién niet vinden, want hij zal van hen vlugten.

En zij zullen niet alleen honger en dorst lijden, maar de tong en de smaak zullen gepijnigd worden met gruwelijke bitterheden. Gal van draken en

-ocr page 166-

NA DE HEL

hët venijn der adders, zal hun wijn zijn , zegt de H. Schrift. Hoe bitter zal alsdan de lekkernij en de overvloed zijn aan de gulzigen, als God hen zal spijzen met alsem, en hun den kelk zijner gramschap doen drinken! Dat dan de onmatige en gulzige menschen, die slaven van hunnen buik zijn, wel acht slaan, hoo het met hunne overdaad en lekkernijen zal afloopen. Niet dat de kleine ongeregeldheden in eten on drinken, waarover ook de regtvaardige menschen zuchten, met de hel gestraft worden: want de dagelgkschefouten worden hier gestraft door de boetvaardigheid of hiernamaals door het vagevuur; maar als iemand om doodzonde in de hel valt, dan worden de dagelijk-sche zonden, waarin hij gestorven is, ook gestraft volgens dat zij verdienen: daar zal niet eene zonde zijn zonder straf.

Doch gelijk men door de tong zondigt op velerlei wijzen, als: door vleijen , knorren, lasteren, liegen, te veel spreken, enz., zoo zal de tong ook op velerhande wijzen gestraft worden.

O Jems! ik hid u ootmoedig, doe mij hier luel opletten: geef mij de voorzigtigheid, dat ik in eten en drinken, en ook in het spreken de palen der noodzakelijkheid niet te buiten ga; maar alles tot uwe eer en glorie doe, en, aldus de zinnelijke voldoeningen vlugtende, ook de verdiende straffen daarvan ontga.

VUL HOOFDSTUK.

De zesde pijn: het vervaarlijke gezelschap, waardoor de oogen gepijnigd worden.

Gelijk het voor do uitverkorenen eene onuit-

162

-ocr page 167-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 163

sprekelijke blijdschap is in het gezelschap van Christus en van al de heiligen te wezen; zoo zal het ook voor de verdoemden een gruwelijk torment wezen, in het gezelschap der duivelen te zijn, on nooit daarvan verlost te kunnen worden. Indien gij frisch en gezond dag en nacht in eene kamer moest blijven bij etterachtige, zieke en stervende menschen, ziende aan alle kanten den stinkenden etter vloeijen, en gedwongen waart den stank en het gekerm te verdragen : zoudt gij niet zeggen: O, wat is dit voor eene hel! hier zoo te leven ; maar hetgeen gij hier stank noemt, zal daar als balsem zijn; hetgeen gij hier gehuil noemt, zou daar eene muziek zijn; en hetgeen gij hier voor hel houdt, zou u daar een paradijs schijnen. En indien het u hier zoo pijnlijk is met weinigen te wonen, die u haten, wat kan er pijnlijker bedacht worden, dan daar te zijn, waar allen elkander haten : want al die in het rampzalige rijk van den duivel wonen, zijn met haat en nijd zoodanig ontstoken, dat zij elkander als dollen honden zouden verscheuren\', indien zij konden.

De verdoemden zullen niet alleen de duivelen tot gezelschap hebben, maar ook tot beulen, die hen gedurig op alle denkbare wijzen zullen pijnigen volgens de grootheid van hunne zonden, om hun te doen gevoelen, aan wat wreede meesters zij zich eertijds onderworpen hebben. Het zal dan een veel grooter foltering zijn nooit te kunnen ontslagen worden van dit gezelschap, dan te liggen in eenen kuil vol adders en slangen, waar men nooit uit kan.

Dus zullen de oogen van de verdoenden niet

-ocr page 168-

VAN DE HEL

alleen branden, maar ook gepijnigd worden door het aanzien van al die schroomelijke monsters. Doch maar éénen duivel alleen te zien, is een grooter torment dan de dood.

De H. Bernardns zegt, dat een monnik, aan wien zich eens een duivel vertoonde, eenen ge-heelen dag buiten zich zeiven bleef, en zoo vervaarlijk schreeuwde, dat al de Monniken daardoor wakker werden.

God liet eens aan de H. Catharina van Senen voor een oogenblik in eene verrukking eenen duivel zien in zijne eigene gedaante, en, tot haar zelve gekomen zijnde, zeide zij, dat zij liever met bloote voeten op gloeijende kolen zonde wandelen tot den dag des oordeels toe, dan hem nog eens te zien.

Indien de duivels zich zoo schrikkelijk ver-toonen in dit leven, hoe zullen zij wezen in de plaats der verdoemenis? En bijaldien het zoo schroomelijk is, eenen of twee van die te zien voor een oogenblik, wat zal het wezen die al te gader te zien voor eeuwig, en met hen te moeten\'Ie ren? Sommigen zijn vervaard om over een kerkhof te gaan, uit vrees van eenen geest te zien; hoe zal dan de ellendige zondaar in de hel gesteld zijn, waar hij al die helsche geesten zal zien.

Het gezigt zal nog bovendien gepijnigd worden door het aanzien van degenen, die oorzaak geweest zijn van hunne verdoemenis, en van degenen, die zij gebragt hebben tot de verdoemenis, het zij man of vrouw, het zij ouders, zusters, broeders , enz., als ook hunne medepligtigen, met welke zij gezondigd hebben ; en wat een foltering zal het zijn met zich in den afgrond te zien

164

-ocr page 169-

EN\' HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 165

degenen, aan wie zij oorzaak geweest zijn van hunnen val! Ach, hoe zullen zij die vervloeken met eene eeuwige razernij! Ten laatste zullen zij daar zien geschieden die vervaarlijke regtvaardig-heid van den vergramden God , die de duivelen op hen allen zullen uitvoeren zonder ooit op te houden.

O Jesus\'- hoe velen beklagen zich, dat zij hunne (togen niet ivel bewaard, en dat zij den dood langs de vensters hebben laten komen in hunne ziel; ik bid. u , vergun mij toch wijzer te zijn, om alsdan met hen al die schrikkelijke voorwerpen niet te moeten aanschouwen , maar te mogen genieten uw minnelijk aanschijn, waarin zich de Engelen verheugen.

IX. HOOFDSTUK.

De zevende pijn : de stank.

De stank zal in de liel on verdragelij k zijn. Ten 1. wegens de plaats. Ten \'2. wegens het vuur van zwavel en pik. Ten 3. wegens de ligchamen der verdoemden. Ten 5. wegens de duivelen.

1. David zegt: Een vuur zal voor hem uitgaan , dat is: vooruit voor den wraaknemenden God, en rondom zijne vijanden worden ontstoken . Hieruit hesluiten de leeraars, dat in het-laatste oordeel het vuur zal gaan voor den Regter der wereld, en voorden regterstoel blijven staan, tot dat het vonnis zal uitgesproken zijn, wanneer het als een bliksem zal voortloopen, al de verdoemden ineen wentelen, en als geketende honden naar de hel sleuren. In deze verzameling zal al de vuiligheid der wereld, die nu door het vuur ge-

-ocr page 170-

VAN DE HEL

zuiverd zal zijn, in de hel bijeen komen en eenen onverdragelijken stank veroorzaken.

2. De H. Joannes zegt: Hun deel zal wezen in den poel, brandende van vuur en zwavel. De stank van een weinig zwavel, in eene kleine kamer ontstoken, is bijna onlijdelijk; maar wat is dit bij den stank van de zwavel, die in de hel brandt?

3. Van hunne doode ligchamen zal een slank voortkomen, zegt Isaïas. De ligchamen der verdoemden zullen eenen helschen stank uitgeven, naarmate van de menigte en grootte hunner zonden, en ieder verdoemde zal de stank ruiken van alle anderen, en wat zal dit voor een stank wezen?

ïe Lyon in Frankrijk werd op zekeren tijd een doode begraven in eenen kelder, en na weinige dagen werd de kelder geopend om eenen anderen daarin te begraven. Doch toen de grafmaker daarin ging, is er een zoo besmettelijke stank uitgekomen, dat hij daarvan gestorven is. Bijaldien een eenig dood ligchaam zulk eenen stank kan veroorzaken op deze wereld, wat stank zullen al die millioenen verdoemde ligchamen in de hel werpen, alwaar zij leven om elkander te pijnigen ? De H. Bonaventura durft zeggen, dat het ligchaam van éenen verdoemde genoeg zoude zijn, om de geheele wereld te besmetten.

4. De duivelen zullen dien helschen stank nog vermeerderen door eenen stank, die hun eigen is. Sulpitius Severus verhaalt, dat de booze vijand zich eens vertoonde aan den H. Martinus met aene kroon op het hoofd en met een purperen kleed. Martinus, zeide de duivel, gij moet mij eeren, want ik ben Christus. Mijn lieer heeft mij niet beloofd, zeide Martinus, dat hij komen

166

-ocr page 171-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 167

zal in zulke gedaante, ik erken den hloedi• gen Christus, gekroond met doornen, hangende aan het kruis. En op eeus is do booze vijand verdwenen, latende de kamer vervuld met eenen zoo afgrijselijken stank, dat Martinus scheen in de hel te wezen, en zeide; Indien één duivel zoo leelijk stinkt, wat stank zal er in de hel zijn van al de duivelen? Elkeen is verschrikt, als hij hoort of leest de wreedheden van sommige dwingelanden, die de Christenen dedon sterven door den stank. Een vermaard geschiedschrijver verhaalt, hoe de Wandaalsche Arianen leefden met de Katholieken. Zij wierpen er, zegt hij, 4796 in eenen en denzelfden kerker, digt gedrongen op elkander. In die engte was er geene plaats, om zich te verwijderen tot de noodzakelgkheden des ligchaams; zoodat de stank, dio daaruit voortkwam , en de gruwel, die zij veroorzaakte, alle pijnen te boven ging. Do schrijver zegt, dat sommigen voor geld verlof kregen, om die gevangenen te mogen zien, en dat zij, daar binnen gaande, tot aan do knieën in de walgelijke vuiligheid zonken. Voorwaar dit is schrikkelijk!

Men leest van andere dwingelanden, dat zij de levenden vastbonden aan de dooden, handen aan handen, mond aan mond, en die alzoo lieten leven en sterven. O torment, zoo veel te wreeder als het langzamer is! Doch wat is dit alles te vergelijken bij de hel ? En al was de hel niets anders dan in zulk eenen kerker duizend jaren lang te moeten liggen , wie zou niet schromen ?

En hoe weinig denken wij op deze zaak, daar wij het nogtans gestadig behooren te doen! De

-ocr page 172-

VAN DE HEL

abt Arsenius liet in zijne col vuil stinkend water staan. De broeders, dit willende ververschen, zeide bij: Doe dit niet, want het is regtvaardig, dat ik dien stank lijde, om voor al de voldoeningen , die ik aan het hof van den keizer gehad heb in de goede reuken, te hoeten, en om den eeuwigen stank der hel ie ontgaan.

De H Barnardus zegt; Ik heef in al mijne ledematen , en al mijne heenderen slaan tegen elkander, als ik denk op hot duistere landschap, eene plaats, waar de worm onsterfelijk is, en de stank onverdragelijk!

En gij, zinnelijke mensclien, wier kleederen, kamers, enz., zoo aangenaam moeten rieken, die daartoe zoo vele onkosten doet, en die den kwaden reuk niet kunt lijden, hoe zult g.g den helscben stank kunnen verdragen ?

Men wordt om de zinnelijkheid van reuk of in het vagevuur of in de hel gestraft, en nogtans bijna iedereen wil de zinnelijkheid voldoen, hoe weinigen dan zullen er die straf ontgaan? O Jesus! geef mij de sterkte om mij te beleren, opdat ik daarna met de groote menigte niet gestraft worde.

X. HOOFDSTUK.

De achtste pijn ; de berooving van het aanschijn Gods.

De pijn van schade bestaat in de berooving van het goddelijk aanschijn, welke berooving een zoo groot torment zal zijn, dat het al de anderen te boven gaat. Zoo lang de mensch op aarde is, begrijpt hij dit weinig, en wordt er

168

-ocr page 173-

EN HiRE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 169

bijna niet door bewogen, omdat de ziel, zoo lang zij in haar ligchaam is, kleine kennis heeft van God en niet zeer tot zijne aanschouwing getrokken wordt: maar als zij ontbonden is van haat ligchaam, heeft zij groote kennis van God en van de zaligheid, en wordt met zoo groot geweld getrokken tot hem, dat het haar een allergrootste foltering zal wezen, ook maar een korten tijd van zijne aanschouwing gescheiden te zijn; maar wat een pijn zal het dan wezen, als zij hiervan beroofd wordt voor eeuwig en voor altijd?

Ik acht het meer dan alle pijn, zegt de E Chrysostomus, verstooten en beroofd te worden van het aanschijn Gods.

Hetgeen allen schrik te boven gaat, zegt de H. Bonaventura, is eeuwig gescheiden te zijn van het aanschouwen der allerheiligste Drievuldigheid. God te aanschouwen en te genieten is het opperste geluk der zaligen. God niet te mogen aanschouwen is het grootste ongeluk en de grootste straf der verdoemden; want\'naar mate het goed, hetgeen men geniet, grooteris, zoo veel te grooter is ook do vreugd dezer genieting , en zoo veel te zwaarder de pijn der beroo-ving. God is het opperste goed, zoo is dan het gemis der genieting van God ten hoogste pijnlijk. God te aanschouwen is een zoo onuitsprekelijk genoegen, dat de verdoemden geene pijnen zouden gevoelen, ook in de hel niet, indien zij hem mogten aanschouwen, ja dat zij gaarne zouden aannemen, dat al hunne pijnen verdubbeld werden, indien zij God mogten zien, gelijk de Heiligen in den Hemel.

Hierdoor zal de ziel vreeselijk gepijnigd tror-quot;21 s

-ocr page 174-

T

170 VAN DE HEL

den in hare drie krachten, verstand, geheugen en wil, waarin zij het beeld en de gelijkenis

van God draagt.

i. Het verstand zal vol duisternissen zijn, die het gevolg en de straffen zullen zijn van de duisternissen, die de verdoemden hier door hunne begeerlijkheden en zonden bemind hebben. Zij zullen in eeuwigheid mets anders kunnen denken, dau wat hun pijn zal aandoen. Bij voor-beeld, dat hunne ellende eeuwig zal duren; dat de gelukzaligen een oneindig geluk genieten ; dat zii vervloekt en gehaat zijn van al wat leeft, enz. ; \' 2. Het geheugen zal gepijnigd woroen dooide gedurige gedachtenis aan al het kwaad en U goed, dat zij ooit gedaan hebben; van het goed, omdat zij daarvan het loon verloren hebben; van | het kwaad, omdat zij nu daarvan de straffen lijden. En zij zullen bersten van spijt , als zij .i de kortheid der ijdele vreugden vergelijken zullen bij de eeuwige pijnen.

3, De wil zal gepijnigd worden, door zijnen doodelijken haat tegen God. Hij zal God en zich zeiven gruwelijk vervloeken. Hij zal ook gepijnigd worden door zijne verhardheid in het kwaad en zijne afgekeerdheid van God. Want de verdoemden zullen God nimmer kunnen noch willen beminnen, schoon zij weten, dat aUe geluk daarin gelegen is. Zij zullen in eeuwigheid met de minste goede beweging tot God hebben, en nooit een traantje kunnen storten van berouw ot leedwezen, O gruwelijke zaak! Zij zullen eeuwig die drift tot de schepsels behouden, waarin zij gestorven zijn. Zij zullen die schepsels eeuwig

-ocr page 175-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 171

willen genieten en eenwig daarvan beroofd moeten blijven. Zij znllen onophoudelijk met eene allergrootste begeerte wenschen verlost te zijn van al die gruwelijke tormenten, of te mogen sterven en vernietigd worden, zonder hoop van het een of ander ooit te bekomen.

O minnelijke Jesus! ik begrijp van nu af eenigzins, wat groota pijn het zal zijn, uw goddelijk aanschijn niet te mogen aanschouwen ; geef toch, dat ik hierdoor aangemoedigd worde, om zóó ivel te leven, dat ik hiernamaals het ongeluk niet hebhe van eeu-ivig daarvan beroofd le zijn.

XI. HOOPDSrUK.

Van dc eeuwigheid der pijnen.

Het allerschrikkelijkste in al deze pijnen is, dat ze eeuwig zullen duren.

De eeuwigheid heeft drie eigenschappen, i. Zij is zonder einde, 2. zonder gelijkenis, J. zonder verandering.

Zij is zonder einde.

Tel al de sterren des hemels, al de druppelen der zee, al de grasjes en kruidjes , bloempjes en graantjes , die de aarde ooit heeft voortge-bragt; ja tel al de zandkorrels van duizend millioenen werelden, en voegt er bij al wat het -verstand der menschen kan verzinnen, gij zult in die vreeselijke optelling, noch begin, noch midden, noch einde vinden van de eeuwigheid. O oneindige eeuwigheid! o lengte zonder maat 1 o diepte zonder grond! wie kan u begrijpen?

-ocr page 176-

VAN DE HEL

En zoo lang zullen de zaligen in den hemel in onbosefbaro wellusten, en de verdoemden in de hel in onuitsprekelijke pijnen zijn. O zondaar! het is schromelijk, te vallen in de handen van den levenden God, en al spelende op een oogen-blik in de hel te zinken. Zie dan wel toe, dat u dit vreeselijk ongeluk niet overkome.

Beeld u in een marmeren zuil, zegt de H. Ambrosius, van op do aarde tot aan den hemel, en dat er op Gods bevel een slak gedurig op en af kruipt van boven tot beneden; eerder zal de kolom versleten zijn door het bekruipen van die slak, dan de eeuwigheid zal eindigen; maar wanneer zal de slak eens gekomen zijn tot boven, en wanneer tot beneden? En hoe dikwijls zal zij die kolom overkruipen, vóór men don minsten sleet bespeuren zal? Hetzelfde kan men denken van eenen metalen bol, grooter dan de aarde , op welken alle honderd jaren een vogeltje zoude komen zitten; eerder zal die bol versleten zijn door de aanraking van dit vogeltje, dan dat de eeuwigheid zal eindigen.

Immers, denk zoo vele jaren, als al de uitvindingen van de mensehen u kunnen doen bedenken. Als die jaren eenmaal, honderdmaal en duizendmaal zullen om zijn , dan zal de eeuwigheid nog in het allerminste niet verkort zijn. Zij zal altijd beginnen, en nimmer eindigen.

2. De tweede eigenschap van do eeuwigheid: Zij is zonder vergelijking; een zandkorreltje heeft nog eenige vergelijking met eenen grooten berg , die slechts bestaat uit eene menigte van korreltjes. Een druppel water heeft noch eenige gelijkenis met de zee, want iedere druppel is een deeltje

172

-ocr page 177-

EN H.\\RE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. )7IÏ

van de zee, die slechts bestaat uit eene menigte droppels. Zoo heeft een oogenblik nog eenige gelijkenis met millioenen jaren; daar ieder oogenblik een deeltje is van die millioenen jaren, die niet bestaan dan in eene menigte van oogen-blikken; maar millioenen jaren hebben geene gelijkenis met de eeuwigheid, daar de millioenen jaren geen het minste deel van de eeuwigheid zijn, en ontelbare millioenen jaren geene eeuwigheid maken. Hetzii dan een oogenblik, hetzij millioenen jaren, daar is even groot verschil tussclien deze en de eeuwigheid, welke bij geene telbare bepaalde zaken kan vergeleken worden.

3. Derde eigenschap van de eeuwigheid: Zij is zonder verandering. Zij blijft altijd standvastig in een staat, altijd dezelfde, en aan zich zelve gelijk. De verandering van zijnen arbeid icas zijne rust, zeide de H. Paulinus, sprekende van den grooten Bisschop Martinus. Ja, het veranderen alleen van den eenen arbeid in den anderen is eene verlichting, ofschoon ook de tweede arbeid niet minder is. Integendeel, de allergemakkelijkste en vermakelijkste dingen, indien zij altijd duren en zonder verandering zijn, worden onverdragelijk. Doch de verdoemden zullen die verandering nooit hebben: hun zal niet toegelaten worden zich eens te keeren van de eene zijde op de andere. De eerste verdoemde, heeft nu wel omtrent zes duizend jaren in de hel gelegen, en sedert al dien tijd geene verandering gehad, die hem kon dienen tot de minste verlichting.

De pijnen dan van de hel zijn eeuwig, zonder einde, zonder gelijkenis, zonder verandering. Helaas! nadat de verdoemden zullen gebrand

-ocr page 178-

VAN DS HEL

hebben zoo vele millioenen jaren als er te voren gezegd is, dan zal de pijn in het allerminste noch verkort, noch verminderd zijn, maar op nieuw beginnen als in het eerste oogenblik.

Het is dan de eeuwigheid der pijnen, die de schrikkelijkheid der hel oneindig vermeerdert. De minste pijnen, indien zij eeuwig duren, zijn oneindig; en de allergrootste pijnen, indien zij niet eeuwig duren, zijn nog klein, vergeleken bij de minste, die eeuwig duren, want die zware pijnen zouden toch evenwel eens eindigen; maar de andere nimmermeer.

Indien iemand altijd op de eene zijde, zonder zich te koeren , moest blijven liggen op een zacht en gemakkelijk bed, dit ware onlijdelijk, en wat zal het dan zijn, eeuwig te moeten liggen in het helsche vuur.

Daar zijn, o Jems! (luizende redenen om de hel te doen schroomen, maar geene zoo vervaarlijk als de gedachte aan de eeuwigheid van pijnen. Ik hid u ootmoedig laat dit toch eenen diepen indruk op mijne ziel maken, opdat ik hierdoor nimmermeer van de deugd afwijke.

XII. HOOFDSTUK.;

Wat een troost het yoor de verdoemden zoude zijn, indien men hen konde verzekeren dat hunne pijnen eens zouden eindigen.

Indien de pijnen der hel niet eeuwig waren, 200 zouden zij oneindig minder te achten zijn. De drie volgende gelijkenissen zullen ons dit beter doen vatten.

474

-ocr page 179-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 175

1. Indien een Engel aan eene verdoemde ziel te kennen gaf, dat zij alle honderd jaren eenen traan zou mogen storten, die door Gods toedoen zou bewaard worden, en dat zij zoude verlost worden, nadat zij aldus eene zee van tranen zoude gestort hebben ; o wat eene troost was dit voor haar! Maar hoe vele jaren zouden niet aan-loopen, vóór zij een glas tranen zoude gestort hebben! en wat is een glas bij eene groote rivier en wat is die rivier bij de zee? en wat zijn al die jaren bij do eeuwigheid? Maar helaas! dien troost hebben de verdoemden niet.

2. Indien een Engel kwam zeggen aan de verdoemden : God hoeft de wereld met zand gevuld tot aan den hemel toe, en hij heeft mij gelast, dat ik alle jaren een zandkorrel weg zoude nemen, en als ik den laatsten zandkorrel halen zal, dan zal ik een tiende dee.l uwer pijnen wegnemen; daarna zal God nog eens de wereld vullen met zandkorrels, van welke ik wederom alle jaren een zal wegnemen, en als die weg zijn, zal ik weder een tiende deel van uwe pijnen wegnemen. Dit zal aldus op nieuw begonnen worden tot tienmaal toe, en als ik op die wijze al die zandjes weggehaald zal hebben, dan zal uwe pijn ophouden; gij zult wel niet zalig zijn; maar alsdan zult gij sterven.

Indien dit gegeven werd aan de verdoemden, het zou hun nog een troost zijn. Ja, zij zouden zeggen in dit geval: nu zullen wij onze pijnen met geduld lijden, want al zijn zij zoo ouver-dragelijk, en al zijn al die jaren zoo onbegrijpelijk , zij zullen evenwel eens eindigen en do pijn zal eens ophouden. Maar dit wordt aan de verdoemden niet gegeven. Wie zal, dit hoorende,

-ocr page 180-

VAN DE HEL

niet verschrikken en gaarne hier alles lijden, om do eeuwige pijn der hel te ontgaan.

3. Verbeeld u eenen put, die «ene halve mijl diep en wijd is, vol gloeijende kolen en dat daar in het midden, op eenen stalen rooster, een mensch gebonden ligt, met stalen ringen aan handen en voeten, en aan den hals, en dat een Engel hem kwam boodschappen, dat God hem belast had alle honderd jaar een kool weg te nemen, en als die kolen weggenomen zijn, dat hij alsdan verlost zal worden. O gruwelijk torment ! hoe lang zou het aanloopen, eer da,t al die kolen weggehaald zouden zijn! nogtans oneindig ellendiger is de staat der verdoemo.en, dewijl hij eeuwig duurt.

Helaas! hoe kan do mensch dan hier zoo veel werk maken van den tijdelijken voorspoed, en zoo gevoelig zijn over den tegenspoed! Hoe is hij niet anders bevreesd, en hoe doet hij niet anders boetvaardigheid, om de hel te ontgaan! O dwaze en uitzinnige, die zich zeiven om eenen niet in het gevaar van de hel werpt, te weten: als hij eene doodzonde begaat, en nog in grooter gevaar, als hij daarin blijft.

Indien gij bedreigd werd levend verbrand of een jaar lang dagelijks doorstoken te worden met een gloeijend ijzer, wat zoudt gij niet doen; om zulk een torment te ontgaan! God dreigt u met het eeuwige vuur, indien gij het kwade doet en het goede verzuimt, en wat doet gij, om die dreigende straf te ontkomen!

Wij behooren verschrikt te zijn, zoo dikwijls wij deze woorden hooren: Eeuwigheid en hel en nog meer, als wij denken, dat wij in de hel

il6

-ocr page 181-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 177

kunnen vallen, want zoolang de mensch hier leeft, is hij in gevaar.

De H. Teresia zegt, dat haar het bloed in de aderen scheen te verstijven van schrik, als zij maar dacht op hetgeen God haar had laten zien van de hel. Dus is het ook geen wonder, dat sommige heiligen gedurig weenden over de verblindheid der zondaars, die zich blindelings en al spelende in de hel wierpen.

Het is dan zeker, dat wij op de hel en de eeuwigheid niet denken, gelijk het behoort, en dat de vrees van de hel op al onze harten den indruk niet doet, dien zij zou moeten doen. De dwaasheid en ongevoeligheid van velen in dit gewigtige punt is onbesefbaar. Zij komt dikwijls voort uit de bedorvenheid des harten on is in velen eene vreeselijke straf van de zonden en bijzonder van de onkuischheid.

Gij kunt ons hier, o Heer! geene grootere straf overzenden, dan dat wij op de toekomende straffen niet denken. Geef toch, dat wij u daartoe nooit meer eenige oorzaken geven, en versterk ons, dat wij alle zonden en hijzonder die van onkuischheid vlugten, door welke de ziel zoo versteend wordt; maar dat wij door de gedachtenis van dat helsche vuur, dat schandelijk vuur in ons uitblns-schen, opdat het vuur der goddelijke liefde in ons alleen maar hrande.

Besluit van het voorgaande.

De minste gevaren en aanleiding tot een oneindig kwaad moet men zeer vreezen en vlugten, doch al hetgeen naar de helleidt, moet aangezien 21 8.

-ocr page 182-

VAN DE HEL

worden als een groot kwaad; eiken staat, elke levenswijze en genegenheid, waarin meer moei-jelijklieid is, om de hel te ontgaan en zalig te worden , moet men aanzien voor ongelukkiger. Integendeel, eiken staat, die ons voordeeliger is tot de zaligheid, moeten wij aanzien als voor ons de beste en wij moeten maar blijde of bedroefd zijn in alles, wat ons overkomt, naarmate wij daardoor ligtelijker of bezwaarlijker zullen zalig worden. De H. Augustinus zegt, dat wij de overdenkingen van de hel moeten gebruiken, om de ligchamelijke pijnen ligt te maken. En gelijk de gedachte aan de hel ons al de kwellingen van dit leven moet doen verachten, zoo moeten ons ook al de pijnen van dit leven op de hel doen denken, en ons dienen tot eene gedurige waarschuwing, om met alle zorgvuldigheid de hel te ontvlugten.

De 11. Augustinus leert wederom, dat de kleine straffen in dit leven ons uit geen ander inzigt worden toegezonden, dan om ons te waarschuwen , dat wij ons zouden beteren, opdat God geene reden vinde om ons te straffen, volgens zijne strenge regtvaardigheid, in de hel. Hij leert ons ook, dat de opperste Eegter ons daardoor te kennen geeft, dat lui haast komen zal, en dat hij geenszins genegen is ons te verderven. Indien God dit van zins ivare, zegt Augustinus , hij zoude zwijgen: want als iemand van zins is een ander te verderven, roept hij niet, dat hij zoude toezien.

Het is dan even alsof God door elke pijn, die hij ons toezendt, roept en zegt: O menseh! de hel is nabij, let op u zeiven, en ban vit uw hart al hetgeen u tot het eeuwig vuur kan

178

-ocr page 183-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 179

doèn verwijzen. Al die pijnen, kruisen, ellenden en verdrukkingen, die men de menschen hier ziet lijden, zijn allen vonken, die uit liet vuur van de hel vliegen, dat is uit de schatkamer van Gods toom, om ons daardoor te vermanen, dat wij dit schrikkelijk vuur zouden ontvlugten,

XIII. HOOFDSTUK.

Hoe krachtig dc gedachte aan de hel en aan de eeuwigheid is.

O zalige gedachte der eeuwigheid! o gedachte, waaruit zoo vele goede gedachten en voornemens voortkomen! Ach, of wij ten minste wekelijks eenigen tijd doorhragten met die heilige gedachte, wat eene verandering zou men in ons leven zien! want daardoor zalig verschrikt, zouden wij naarstig zijn, om ons zeiven en anderen te bevrijden van eene ongelukkige eeuwigheid. Het was dooide gedachte aan de eeuwigheid, dat David veranderd is in eenen anderen mensch. Ik had de eeuwige jaren in mijne gedachten, zegt hij zelf. Hij overwoog dit dag en nacht, en dit diende hem als een breidel tegen de wellusten van dit leven; hij verzuchtte tot den hemel, werd des nachts wakker van angst; hij ging in zijn geweten, hij schrobde en keerde dit als met bezems, om het te zuiveren, en hij veranderde geheel van leven.

Het was door de gedachte aan de eeuwigheid, dat ook de H. Teresia zoo ontstoken werd, om groote pijn te doorstaan Zij had van jongs af met haar broertje over de eeuwigheid gesproken, en was daarvan zoo doordrongen, dat zij dikwijls

-ocr page 184-

VAN DE HEL

luide uitriep; 0 eeuwirjheid ! o eeuwigheid! Zij verhaalt in haar leven, dat G-od haar iets heeft laten zien van de hel en hoe voordeelig\' haar dit geweest is. Eens, in het gebed zijnde, bevond zij zich eensklaps in de hel. God wilde, zegt zij, dat ik de plaats, die de duivels mij bereid hadden, en die mijne zonden verdienden , zoude zien. Zij verhaalt verder, wat zij daar gezien en gevoeld heeft, en zegt dat, al leefde zij nog vele jaren, zij dit nooit zou kunnen vergeten , omdat zij daar zoo schromelijke pijnen gevoeld had, dat hot haar onmogelijk was,, het minste doel daarvan te kunnen beschrijven: «Ik »gevoelde, zegt zij, mijne ziel branden in een »zoo schrikkelijk vuur, dat ik hetzelve niet kan «uitspreken. Eu schoon dit nu omtrent zes ja-»ren geleden is, bon ik niettemin nog zoo ver-»schrikt, terwijl ik dit schrijf, dat mij dunkt »dat mijn blosd verstijft in mijne aderen: en «daarom wat pijnen ik lijie, het schijnt mij al «gering. Ik aanzie dezo zon schrikkelijke zaak sals eene van de grootste genaden, die God mij «gedaan heeft, als ik overdenk, hoe voordeelig «zij mij geweest is, zoo om mij te wederliou-«den van de pijnen van dit leven te vreezen, »als om ze verduldig te lijden, en om God te «bedanken, wijl ik daardoor reden heb van te «gelooven dat hij mij wil verlossen van die «vreeselijke plaats.»

Doch indien iemand zich inbeeldt, dat hij zoo ver gevorderd is in de liefde van God, dat hem die vreeselijke gedachten aan de hel niet noodig zijn, zullen zij hem evenwel zeer voordeelig zijn, zoo om te zien, waarvoor God hem

180

-ocr page 185-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 181

tot nog toe bewaard heeft, als om modelijden te hebben met de verblinde zondaars, die zich ■zoo onbedacht in de hel werpen. De H. Te-resia drukt dit zeer krachtig uit met de volgende woorden: «Hoe zou ik kunnen uitdrukken »de droefheid, die ik gevoel, als ik denk op »den staat van eene ziel, die, nadat zij iu de «wereld bemind, gediend en geëerd is geweest, »zich op het laatste oogenblik van haar leven »voor eeuwig verloren vindt, afgerukt van al «hare vermaken, die zij naauwelijks geproefd shad, omringd van dat schrikkelijke gezelschap, smet hetwelk zij eeuwig zal moeten blijven; «geworpen in eenen stinkenden poel van vree-»selijke slangen, die allerlei razernij tegen haar szullen uitwerken ? O mijn Heer! wie heeft toch »do oogen van die ziel zoo met slijk bestreken, «dat zij dezen droevigen staat niet geleend heeft, »eer zij daarin gebragt werd! Wie heeft haar »zoo de ooren gestopt, om niette verstaan, wat »haar duizend en duizendmaal van de grootheid «dezer smarten gezegd was ? Is het mogelijk, o ))God, dat de menschen u niet vreezen, die nog-))tans het minste ongemak van het ligohaam szoo vreezen, dat zij niet eénen nacht zouden skunnen doorbrengen op oen bed, dat wat te shard is? O Hoer! ik beklaag den tijd, dat ik sdeze waarheden niet begrepen heb; maar dewijl »gij mijne droefheid kent, omdat er zoo velen »zijn, die er niet naar willen hooren, maak toch »iemand, bid ik u door de instortingen van uw slicht bekwaam om vele anderen desaangaande ste verlichten.»

Een krachtig middel om deze zalige droefheid

-ocr page 186-

VAN DE HEL

over de zondaars te gevoelen, is: levendig\' te denken, dat er alle dagen zoo vele duizenden zielen in de hel vallen.

Het is waarschijnlijk, dat er van al de men-schen, die op de wereld zijn, alle minuten wel 50 sterven; en dit is zekerlijk op het minste genomen. Nu, er zijn 60 minuten in een uur, diensvolgens op één uur sterven er wel drie duizend: op twee uren zes duizend; en op vier uren twaalf duizend, op acht uren vier en twintig duizend; en tusschen dag en nacht wel twee en zeventig duizend. Doch dit vallen van vijftig zielen terstond in do eeuwigheid op elke minuut, heeft nu vele eeuwen geduurd. Wat een groot getal van zielen moet er daar niet wezen! Waar zijn ze allen gebleven? Wat doen ze daar en waarmede zijn zij bezig? O, hoe moet men God vreezen, die zulke vreeselijke dingen uitwerkt! Maar van die vijftig, die alle minuten in de eeuwigheid vallen, zijn er geene tien Katholieken , en hoeveel van de tien Katholieken zijn er zalig? diensvolgens, zie hieru.it, hoe vele zielen alle dagen in de hel vallen. — Zie en bemerk dan, hoe God gedurig bezig is met zijne regt-vaardigheid uit te werken over zoo vele zielen, terwijl gij in wellusten zijt, of de eer van de wereld ontvangt. Mijn hart scheurt van droefheid, zegt de H. ïeresia, als ik denk dat er zoo vele zielen verloren gaan. Indien wij hier wat meer en levendiger aan dachten, wat al reden zouden wij vinden van droefheid, en wat eenen spoorslag zouden wij krijgen, om al het aardsche te verachten! O zalige gedachten! hoe velen hebt gij er uit de wereld ge-

182

-ocr page 187-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 183

trokken en naar de wildernissen gedreven? hoe vele martelaars gemaakt, hoe vele maagden bewaard in de zuiverheid, hoe vele versteende zondaars bekeerd, hoe velen hebt gij or getrokken uit de hel. Gij doet ons voorspoed en tegenspoed, goed en kwaad, de eer en versmaad-heden en al de wereldsche ondervindingen schier als eene on dezelfde zaak zien; want dewijl dit leven maar als een oogenblik, ja, als een niet is, vergeleken bij de eeuwigheid, wat is er aan gelegen, of men dit oogenblik hier wat meer of minder is, wat rijker of armer, de eerste of de laatste, als wij maar do gelukkige eeuwigheid bekomen.

O God! hoe véle verdoemden liggen er nu in de hel, die veel minder gezondigd hebben dan ik; en waar zou ik nu zijn, indien gij aan mij niet eene grootere barmhartigheid dan aan hen bewezen haddet! O eeuwige ■waarheid, geef ons de begeerte, om dikwijls iets van de eeuwigheid te leien en te denken; omdat wij daardoor alle vergankelijke dingen verfoeijen en u alleen beminnen.

BEMERKING

Op het voorgaande.

O hoe schromelijk is de hel! hoe vreeselijk zijn hare pijnen! Eeuwig te moeten beroofd zijn vim het vriendelijk aanschijn Gods! eeuwig te moeten branden zonder to verbranden in een onuitbluschbaar vuur! eeuwig eenen onverdrage-lijken honger en dorst te lijden! eeuwig te zijn

-ocr page 188-

VAN DE HEL

in een land van ellende, in de schaduw des doods, waar noch orde, noch schrik, maar eene altijddurende gruwelijkheid te vinden is; eeuwig te zijn in eenen on verdragelij ken stank; eeuwig den knagonden worm van het geweten te gevoelen ; eeuwig te moeten weenen en te knarsen op zijno tanden! eeuwig te moeten zijn in het gezelschap van ontelbare monsters en van hen als van wreede beulen gepijnigd te worden! eeuwig te moeten hooren de gruwelijkste lasteringen tegen het opperste goed! en dit alles eeuwig, zonder einde, en voor altijd!

Dit alles kan men hier wel schrijven, maar hoe schrikkelijk het is, kan niemand begrijpen, veel minder met de pen of met de tong uitdrukken. De grootste heiligen zei ven beefden op deze gedachte, en zeiden met den koninklijken Profeet: de pijnen der hel hebben mij omringd; zij werden tegen zich zeiven ontstoken met eenen heiligen haat; zij oefenden strenge boetvaardigheid ; zij weenden hier, om hierna niet te moeten weenen ; zij vastten en onttrokken zich alle noodige spijs en drank, om den eeuwigen honger en dorst niet te moeten lijden ; zij ondergingen veel koude en hitte, om van die onverdragelijke koude en hitte bevrijd te zijn; zij vlugtten het gezelschap der menschen, en hielden zich opgesloten in kloosters en kluizen, om van dat afgrijselijk gezelschap der duivelen vrij te zijn, en niet opgesloten te worden in dien eeuwigen kerker; zij baden, zij zongen heilige lofzangen, en loofden gedurig den Heer, om hem hierna niet te moeten vervloeken; zij verstierven zich in al hunne zinnen, om in die alle niet gepijnigd te worden; zij vlugtten de

184

-ocr page 189-

EN HARE SCHRIKKELIJKE PIJNEN. 185

glorie van de wereld eu alle vergankelijke genoegens, om niet te moeten hooren: Geef hun zoo veel pijn en smart, als zij zich zeiven in eer verheven, en weelde aangedaan hebben. Zij gaven geloof aan deze woorden van de eeuwige waarheid: Ik zeg u, bijaldien gij geene boetvaardigheid doet, gij zidt allen verloren gaan. Zij schroomden voor al de lessen, waar in de H. Schrift het woordje wee bij staat, om hierna niet gedwongen te zijn dit droevig wee met al de verdoemden onophoudelijk te herhalen; zij vlugtten den breeden weg, wel wetende, dat hij op de hel uitloopt, en als getrouwe dienstknechten volbragten zij den wil van hunnen Heer in alle zaken, om met den ongetrouwen en onnutten knecht niet voor eeuwig gestraf te worden.

Aldus behoorden wij allen te doen, eu degenen, die voor deze heilige bedenkingen schrikken , behoorden wel te denken op de volgende woorden van den H. Bernardus tot zijnen vriend Eobertus: «Vreest gij des nachts op te staan »of het handwerk te oefenen? O, dit is ligt aan »die de eeuwige vlammen overdenkt. De ge-»dachtems van de eeuwige duisternissen maakt »de eenzaamheid zoet en aangenaam. Overdenk * ))de strenge rekening, die gij zult moeten geven, »ook van een ijdel woord, en gij zult geene »pijn in de stilzwijgendheid hebben. Indien gij »u dat bitter geween en de knarsing der tanden «dikwijls voor oogen stelt, eene harde matras

|»zal u zoo gemakkelijk zijn, als een zacht veêren «bed.»»zal u zoo gemakkelijk zijn, als een zacht veêren «bed.»

Wij behooren alle traagheid af te leggen, om

.

-ocr page 190-

VAN DE HEL ENZ.

voortaan met grooten ijver het ligte en zoete juk des Heeren op ons te nemen, onze zinnen te versterven, onzo kwade driften te bedwingen, en ons zeiven een heilig geweld aan te doen, om hierna van dat allergrootste ongeluk bevrijd te zijn, en het opperste goed eeuwig te genieten.

Maar helaas! hoe weinigen doen dit? Velen denken niet meer op de hel, alsof er geene hel ware. Zij bewandelen den weg, die er naar toe leidt, en naderen gedurig tot die afgrijselijke plaats, en verre van te beven, zij verblijden zich als, zij kwaad doen, zegt de H. Geest, en zij verheugen zich in de snoodste zaken; zij brengen hunne dagen door in wellusten, en zonder dat zij het weten, dalen zij in de hal. Dus mogen wij met den treurenden Profeet wel zeggen: geheel het land is verwoest, omdat het niemand niet er harte overlegt. Laat het ons dan allen, die dit lezen of hooren, met er harte wel overleggen, en al die Heiligen in hunne voorzigtigheid navolgen. Laat ons van dit oogenblik af doen, al wat wij kunnen, om de hel te ontgaan: want quot;misschien binnen een uur, eenen dag of eene maand zal het te laat zijn.

Doe mij, o Jesus! de havmharligheid van dikwijls op de hel te denken: doe mij met de gedachte in de hel nederdalen, en daar zien, hoe gruwelijk het is te vallen m uwe handen; opdat ik daardoor eenen grooten afkeer krijge van alle zonden, en zoo leve, dat ik na mijnen dood van die ongelukkige plaats hevrijd moge zijn.

186

-ocr page 191-

VAN DEN HEMEL

EN DE HEMELSCHE GLORIE,

-a-o-s»-

EERSTE HOOFDSTUK.

Wat de hemel is; Zijne grootheid, voortreffelijkheid en schoonheid.

Wilt gij iets kennen van den hemel? denk maar, wie hem gemaakt heeft, en tot wat einde! Het is God zelf, de almogende wijsheid, die hem gemaakt heeft. i. Om daarin zijne onbegrijpelijke rijkheid en schoonheid te toonen. 2. Tot verheffing van zijne eer en glorie. 3 Tot eeuwig loon en blijdschap van zijne uitverkorenen: »De «eeuwige wijsheid, zegtr Salvianus, heeft tot »luister en pracht van den hemel alles te werk «gesteld, opdat hij zoude wezen als een schouw-»burg, om daar al de schatten van glorie en «schoonheid te vertoonen! O schoonheid, in wel-«ker tegenwoordigheid de klaarste lichten duis-«terheid zijn. de schoonste fraaiheden leelijkheid »en alle luister maar duisternis is?quot;

Zijne grootheid en ruimte is onbegrijpelijk; want bijaldien de aardbol zoo wonderbaar groot is, hoe groot moet do hemel zijn, bij welken de aardbol vergeleken niets is dan een stipje, en bijaldien de minste ster onvergelijkelijk groo-ter is dan de aardbol, (want dat de sterren ons hier maar schijnen als vlammetjes, is door hare verte) hoe groot moet het uitspansel zijn, dat

-ocr page 192-

VAN DEN HEMEL

die ontelbare menigte van sterren in zich bevat en wat zal nu verder de hemel wezen, die het firmament onbedenkelijk verre te boven gaat! Met regt dan roept de Profeet Baruch; O, Israël! hoe groot is het huis Gods, hoe ruim ts de plaats van zijne bezitting. Zij is groot en zij heeft geen einde; zij is hoog en ongemeten.

God beeft eene kleine schaduw daarvan getoond aan den H. Joannes in zijne Openbaringen: Een van de zeven Engelen, zegt hij, heeft mij in den geest opgenomen naar eenen hoogen berg, en hij heeft mij getoond de heilige stad Jeruzalem. De stad had eenen grooten muur, hebbende twaalf poorten... en de bouw van haren muur was van Jaspissteen, maar de stad. zelve was zuiver goud. ... , en de fondamenten van de muren der stad viaren versierd met kostelijke gesteenten, elke poort was uit eenen diamant, en de straten waren zuiver goud, gelijk doorschijnend glas. Doch al is de hemel eigenlijk noch van goud, noch zilver, noch van diamanten, enz,, (gelijk daarna getoond zal worden) hij bestaat evenwel uit eene ligchamelijke stof, maar die nooit oog hier beneden gezien heeft en die in waarde te boven gaat, al wat men hier kan denken.

Vole koningen hebben paleizen gemaakt: Salomo onder andereu heeft er een gemaakt, aan hetwelk eene overgroote menigte van werklieden gearbeid heeft gedurende den tyd van 13 jaren. Het goud en andere kostelijkheden waren daar zonder einde: gelijk ons in de heilige Schrift wijdloopig verhaald wordt; het was buitengewoon groot en schoon; maar Salomo\'s

188

-ocr page 193-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 189

werken en zijn paleis verschillen zoo veel van Gods werken, als Grod van Salomo. Hadden al de menschen der aarde, en al de Engelen des hemels daaraan duizend jaren gewerkt, dit paleis zoude immers veel wonderbaarder geweest zijn. Doch wat ware dit al, en al de paleizen der wereld, vergeleken bij den hemel, als huisjes van papier en van zand, die de kinderen maken.

Indien gij in een paleis kwaamt, alwaar gij zaagt de paardenstallen en de kamers van de lakkeijen van louter goud, do knechten gekleed met diamanten en paarlen, enz., doch dat gij niet mogt binnen gaan, zoudt gijniet denken, indien do stallen en de kamers van de lakkeijen zoo schoon en kostelijk zijn, hoe schoon moeten dan niet wezen liet paleis en de kamers van den koning? Aanzie de hemelen, de zon, de maan, het firmament met al do sterren; zij.zijn wel wonderbaar schoon, en nogtans zijn zij niet dan kleine en eerste beginselen van het hemelsche paleis. Ach! hoe schoon moet het van binnen wezen, daar het van buiten zoo blinkt! Het was uit dit aanschouwen dat üavid riep; O Heer der Heerkrachten, hoe liefelijk zijn uwe tabernakelen.\' Mijn geest bezwijkt van verlangen naar de voorzalen des Heeren.

O Hemel, mogten wij u een\' oogenblik aanschouwen, onze ziel zoude niet alleen de aarde verlaten met al hare beuzelarijen, maar ook haar ligchaam, om tot u op te vliegen; want wat is de aarde anders dan een stinkende mestboom en een kerker-, vol ellenden, eene plaats tusschen den hemel en de hol; maar die veel moer mededeelt van do hel dan van den hemBl. Daarom

-ocr page 194-

VAN DEN HEMEL.

riep de H. Ignatius de Loyolo, de oogen van zijn geloof naar den hemel slaandej: Hoe vuil is mij de aarde, als ik den hernel aanschouw! O, christene iziel, die zoo veel moeite doet, om een klein deeltje van dien aardschen klomp te bekomen, gedenk uwe waardigheid: gij zijt iets groots en geroepen tot groote dingen; gij zijt geschikt, om dit groote koninkrijk te bezitten.

Wanneer ik, o goedertieren God! uwe groote liefde overdenk, dan moet ik uilroepen: wat is de mensch, dat gij hem indachtig zijt, en zoo groote goederen voor hem bereid hebt! Ontsteekt toch mijn hart meteene groote liefde lot de hemelsche grootheden, opdat ik alle vergankelijke zaken daarvoor verfoeije.

IT. HOOFDSTUK,

Van de heilige wellusten des Hemels.

Noch oog heeft het gezien: zegt de Apostel, noch oor heeft het gehoord, noch is hel ooit gekomen in \'smenschen hart, wat God bereid heeft voor die hem beminnen. O wat al schoone zaken heeft het oog gezien! wat al zoet geschal heeft het oor gehoord ! En wat kan het verstand van den mensch al denken. Het kan zich inbeelden, bij voorbeeld, volgens hetgeen hier groot schijnt aan de menschen, eene wereld vol louter goud, waar al de steenen diamanten zijn, de huizen van paarlen, versierd met goud en kostelijke gesteenten, gemaakt door de engelen; de zee van balsem, de rivieren van kristallen waters, beter van smaak dan de beste

190

-ocr page 195-

EN DE HEMELSCHE GLORIE.

wijn en vloeijende over eeaen gouden grond; de boomen, de bloemen en vruchten van eene onbedenkelijke lieflijkheid in reuk en smaak. Die en duizend andere dingen kan het verstand wel denken; doch dit alles heeft geene de minste ge-liïkenis bij den rijkdom en de eer van het huis Gods. Hetgeen God bereid heeft voor die hem beminnen , zegt de H. Ault;fustinus, wordt door het geloof niet gevat, door de hoop niet aangeraakt, en door de liefde niet vastgegrepen, het gaat alle wenschen en begeerten te boven: het kan verkregen, maar niet naar waarde geschat worden.

Met reden dan roept David: O Heer der Heirkrachten, hoe liefelijk zijn uwe tabernakelen: »Die heerlijkheid, die glorie, die ver-»hevenheid, zegt wederom de M. Augustinus, »gaan mijne krachten te boven : zij overtreffen »de welsprekendheid, zij klimmen boven het begrip svan mijn verstand.quot;

O verblinde wereld, die van de aarde uwen hemel wilt maken, tracht naar het loon , dat de gelukzaligen hier boven wacht, »dat zoo groot »is, gelijk de H. Bernarlus zegt, dat het niet »gemeten, zoo menigvuldig, dat het niet geteld, »zoo kostelijk, dat het niet gewaardeerd kan «worden. En vreest gij dan nog, de ijdele beuze-»larijen daarvoor te verlaten?quot;

Wij lezen van eenige Heiligen, dat zij hier op de aarde door oene bijzondere gunst van God eenen voorsmaak van den hemel gehad hebben, en zoo veel van zijne zoetigheid geproefd, dat zij riepen: Het is genoeg. Heer / het is genoeg. »Doch indien God zulke groote dingen doet hier

191

-ocr page 196-

VAN DEN HEMEL

»in dezen ellendigen kerker, zegt wederom de ))H. Augustinus, wat zal hij doen in zijn paleis? ))En indien hij zoo grooten troost geeft in de ))dagen van tranen, wat zal hij goven op den »dag van het bruilofsfeest!quot; En sprekende van den H. Petrus, als hij op den borg Thabor riep: Het is ons goed hier te zijn, laat ons drie tenten maken, zoo zegt hij: bijaldien een druppeltje van die zee van zoetigheid Petrus zoo dronken heelt gemaakt, wat zal het zijn, als hij verslonden zal liggen in de volle zee, en dat voor altijd.

»0 leven, roept wederom deze groote Heilige, «dat God heeft bereid voor degenen, die hem sbeminnen ! O levend leven ! O zalig leven! O »gorust en verzekerd leven! O schoon leven! O »zuiver lev n! O heilig leven! O leven zonder »dood, zonder vlek, zonder droefheid, zonder »angst, zonder bederf of veranderingen! O leven «vervuld met alle schoonheid! daar de liefde vol-smaakt zijnde, geene vrees meer is! O leven! de «liefde tot u doet mij bezwijken. O koningrijk! »zegt hij elders, (sprekende van dezelfde stof) »waar de jeugd nooit verdwijnt, de liefde nooit sverflaauwt, de gezondheid nooit vergaat, de «vreugde nooit vermindert, waar het leven geen seinde heeft!quot; Doch denkt niet, aardsche men-schen, dat de hemel bestaat in een vleeschelijk geluk of in goederen, die men in dit leven genieten kan, als goud, zilver, aardschen rijkdom, eer en vermaak, of in een avondmaal, eene bruiloft, daar men met den koning aan tafel zit, enz., bij welke zaken de hemel in de H. Schrift dikwijls vergeleken wordt; maar de H. Geest spreekt daar

192

-ocr page 197-

EN DE HEMELSCflE GLORIE. 193

aldus, om zich tó voegen naar onze zwakheid; opdat de mensch uit deze dingen, die hij kent en bemint, zoude opklimmen tot andere hemel-sche dingen, die hij niet kent. Dus, wanneer Christus zegt tot \'4jne Apostelen: Gij zijt het, die met mij standvastig zijt cjehleuen in mijne kwellingen, daafom bereid ik voor u ook een rijk, gelijk mijn vader voor mij bereid heeft; opdat gij in mijn rijk zoudet eten en drinken van mijne tafel: dit is geenszins te verstaan van eene aardsche tafel; maar hierdooi toonde Christus, poe hij met zijne Apostelen tot loon van hunnen arbeid zal doen, gelijk een koning doet met zij116 veldoversten en zijne voornaamste prinsen iia eenigen hevigen strijd, waarin zij zich hebben gekweten. Hij roept die aan zijne tafel, hÜ plaatst hen nevens zich, hij verheft hen in eer en roem, hij onthaalt hen met pracht volgen® de voortreffelijkheid van zijn rijk. Wij mogen dan niet denken, dat dit iets aardsch is. Ban die slechte gedachten uit uw gemoed, zegt weerom de H. Augustinus, de goederen van dc\'n hemel zijn liefde, vrede, blijdschap, verhevenheid, enz., doch die duizendmaal vermakelijker en zoeter zijn dan al de zinnelijke vermakelijkheden van de wereld.

Het loon, o G0^ ■ dat gij bereid hebt voor die u beminnengt; is waarlijk groot, het is onbegrijpelijk groot; geef dan, dat ik u be-minne; opdat ik dat overgroote loon verdiene en het hiernamaals bekome.

9

12

-ocr page 198-

VAN DEN HEMEL

III. HOOFDSTUK.

De wezenlijke glorie van den hemel bestaat in het aanschouwen van God.

Het aanschouwen en het beminnen van God geschiedt door het verstand en door den wil. Het verstand is het oog van de ziel, waardoor de wil, die uit zichzelven slechts eone blinde kracht is, verlicht wordt. De leeraars stellen de zaligheid nu eens in de werking van het verstand of in het aanschouwen, dan in de werking van deu wil of in het beminnen, dan weder in de werking van beiden en dit is volkomen zaligheid.

Het goddelijk Wezen is door zijne oneindige verhevenheid onzigtbaar, niet alleen voor de ligchamelijko oogen, maar ook voor het oog der ziel. Dus kan eene zalige ziel of een ïïngel dit wezen niet aanschouwen zonder het licht der glorie, hetwelk God haar mededeelt, en dat haar verheft en bekwaam maakt, om hem te kunnen aanschouwen. Bij voorbeeld, wij kunnen met de oogen dos ligchaams niet regt naar de zon zien, dewijl zij daartoe te zwak zijn; maar indien ons het gezigt van eenen arend gegeven werd, zoo zouden wij, gelijk de arend, de zon kunnen aanschouwen met vermaak. Alzoo ook, het natuurlijk licht van ons verstand is te klein en te zwak, om het goddelijk Wezen te kunnen aanschouwen: het kan den glans van Gods glorie niet dragen, het moet door het licht van de glorie geholpen worden.

Dit licht van glorie heeft drie voorname uitwerkingen. Ten 1. het verheft do ziel als tot

194

-ocr page 199-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 195

eenen gortdelijkon staat: 2. Het verbreidt hare bekwaamheid, zoodat zij als onmetelijk wordt, om dit onmetelijk goed te genieten, en om als geheel de onmetelijkheid Gods in zich te omhelzen. 3. De ziel, aldus verheven, versterkt en verbreid, wordt door dit licht opgetogen tot het aanschouwen van God.

Deze aanschouwing Gods zal zijn eene allerklaarste en allerzuiverste kennis, niet als door eenen spiegel, of in gelijkenis, of door iets, dat ons dit Wezen zoude mogen vertoonen; maar van aanschijn tot aanschijn zonder deksel, en het zal gezien worden in zich zeiven.

Dit goddelijk wezen zal geheel gezien worden (dewijl het onverdeelbaar is); maar het zal niet ten volle en volmaakt gezien worden, omdat het ter oorzake van zijne oneindigheid door niemand kan begrepen of gevat worden dan door God alleen.

Doch gelijk het verstand het licht van de glorie noodig heeft, om God te kunnen aanschouwen, zoo is er ook eene andere gelijke gaaf noodig aan den wil, waardoor hij verheven, versterkt en bekwaam gemaakt wordt tot die bovennatuurlijke liefde, met welke de Heiligen in den hemel Gods oneindige goedheid beminnen.

De zaligheid bestaat in eene allervolmaaktste vereeniging met God, waardoor de ziel in hein als veranderd en aan hem gelijk wordt.

Nu, het kennen of het aanschouwen alleen, maakt ons niet volkomen gelijk aan God, maar alleen ten deele, en zooveel bet verstand betreft.

De werking van het verstand, dat is de kennis, heeft wel ten deele eene gelijkmakende kracht,

-ocr page 200-

VAN DEN HEMEL

dat is, zij maakt de ziel wel eenigszins gelijk met haar voorwerp, en met de zaak, die zij kent en aanschouwt; maar de werking van den wil, dat is de liefde, heeft eene vereenigende kracht, waardoor zij de ziel vereenigt met haar voorwerp, of met de zaak, die zij bemint.

O liefde, hoe heilig is uwe kracht! in welke goddelijke gesteltenis brengt gij de ziel! Gelijk een gloeijend ijzer, zegt de H Bernardus, gelijk wordt aan het vuur, en zijne vorige gedaante aflegt, alzoo zal de menschelijke staat in de Heiligen op eene onuitsprekelijke wijze als gesmolten worden, en geheel veranderd in de gelijkenis van God;

Och! of wij eens zagen, hoe de gelukzaligen, aldus geheel veranderd in het licht en de liefde daar staan voor het goddelijk aanschijn, en daar gedurig branden door zijne liefde, wij zouden zeggen, dat zij het niet zijn, die beminnen; maar dat God in hen, met hen, en door hen zich zeiven bemint met zijne eigene onbepaalde liefde, en dat God zelf het vuur is, waardoor zij branden. Hij trekt hunne ziel zoodanig in zich, hij vereenigt zich zeiven zoo zeer met hen, dat zij geheel in hem verslonden worden. Hij stelt ze in een bovennatuurlijk wezen; hij maakt ze goddelijk en deelachtig aan de goddelijke natuur, gelijk de H. Petrus spreekt. Maar zg verliezen nogtans hun eigen wezen niet, (gelijkhet ijzer in het vuur zijn eigen wezen ook niet verliest); maar zij worden veranderd in schepsels, die als vergoddelijkt zijn; zoo dat al hunne werktuigen van liefde en kennis goddelijk schijnen.

Doch al is het, dat de zaligen wel weten, dat

196

-ocr page 201-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. quot;197

zij God om zijne oneindigheid niet geheel kunnen doorgronden, dit veroorzaakt hun geene pijn;; integendeel, het vermeerdert hunne blijdschap ; want zij zien met eene heilige verwondering, dat dit aanbiddelijk Wezen zoo oneindig is, dat het boven de onuitsprekelijke schoonheden, die zij daarin aanschouwen en beminnen, nog de oneindige schoonheden en volmaaktheden heeft, die nietten volle gekend en gevat kunnen worden dan door God alleen; zoo dat zij uit verwondering met de Engelen roepen: Heilig, heilig, heilig! Gij zijt grout, o Heer! en bovenmate loffelijk, en wie zal uwe uitnemendheden in uwe H. stad naar waarde kunnen zingen!

Hier op de aarde wordt het ons verboden, Gods verholenheden te doorgronden, om niet overvallen te worden door de grootheid van haren luister; maar dan zullen de Heiligen, zonder die vrees, klaarlijk zien het aanbiddelijk geheim der allerheiligste Drievuldigheid, hoe het eeuwig Woord voortkomt van den Vader, hoe do Vader den Zoon bemint, en de Zoon den Vader, en hoe uit deze wederzijdsche liefde God de H. Geest wordt voortgebragt. Zij zullen verder met blijdschap aanschouwen het groote geheim van de Menschwording van den Zoon Gods, en de wonderbare veroeniging van twee naturen in éénen goddelijken Persoon.

De zaligen zullen ook aanschouwen de verborgene kracht van Gods geheime Voorzienigheid , zoo in het bestieren van de geheel» wereld , als in die van elke ziel in het bijzonder, en voornamelijk het geheim van hunne eeuwige verkiezing; hoe het werk van hunne zaligheid

-ocr page 202-

VAN DEN HEMEL

begonnen, bevorderd en voltrokken is door de zoete en almogende kracht van Gods genade: hoe hij uit hunne zonden het goed heeft weten te trekken, en hen door zoo vele stormen ge-bragt heeft tot de gewenschte haven. Zij zullen God aanzien als een ervaren goudsmid, die wel weet, hoe lang hij het goud in den oven moet houden, om de zuiverheid en den luister te krijgen , die er noodig is, om er een kunststuk van te maken. Hoe zullen zij, welke God door zijne genade van groote zondaars tot boetvaardigheid gebragt heeft, daarvoor zijne barmhartigheid loven, en zij die hij door geene mindere genade in de onschuld van hun Doopsel bewaard heeft, hoe zullen zij hem danken, dat hij hen zoo barmhartig bevrijd heeft van den stroom der boosheid, die zoo geweldig is.

Hoe uitnemend zal ook het aanschouwen van alle dingen in God zijn! Het verstand der zaligen zal alle schepsels zien in het goddelijk Wezen zonder schijnsel of afbeelding; het zal die zien op eene gelijke wijze, zoo als God die ziet, en honderdmaal klaarder en duidelijker dan het die zag in zich zelven, en in hunne eigene natuur. En wat weet hij niet, die hem ziet, die alles weet, en die deze oneindige wetenschap aan zijne dienaars wel ten deele wil openbaren.

O, hoe onuitsprekelijk is het loon der zaligen! God zeide eertijds tot Abraham: Ik ben uw beschermer en overgroot loon; waarop de H. Ber-nacdus zegt: Het is zoo overgroot dat loon, dat het niet kan gemeten worden; zoo kostelijk, dat het niet kan geschat worden; zoo overvloedig, dat het niet kan eindigen. Na

-198

-ocr page 203-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 199

honderdduizend jaren zullen die zaligen zoo groote blijdschap genieten, als op het eerste oogenblik; zoo zoet en zoo wonderbaar is het, God te aanschouwen , dat zij onophoudelijk zullen dronken zijn van de volheid van zijn huis.

De booze geesten zeiven zijn grondig overtuigd van het oneindig geluk, dat er te vinden is in de klare aanschouwing van Gods Wezen en bijaldien hun nog eenige hoop daarvan gegeven werd, zouden zij dit groot goed veel duurder willen betalen dan wij.

Cesarias, monnik van Heisterbach in het Bisdom van Keulen, die in de dertiende eeuw geleefd heeft, verhaalt van eene bezetene vrouw, dat de duivel die in haar was, in zijn bijzijn in St. Petrus kerk te Keulen ondervraagd, voor wat prijs hij het geluk van den hemel, indien hij in zijnen eersten staat nog eens mogt hersteld worden, wel zoude willen koopen, geantwoord heeft: Indien er eene kolom opgerigt was van de aarde tot aan de wolken, beslagen met groote uitstekende nagelen, messen en scharen, ik zoude mij gaarne, omkleed met een menschelijk ligchaam, laten trekken op en af die kolom tot den dag des oordeels toe, als ik daardoor maar hersteld konde worden in mijnen vorigen staat.

Indien een Heilige, zegt Franciscus Arias, (een godvruchtig schrijver, wiens werken zeer geprezen worden door den H. Franciscus de Sales) duizend jaren geleefd had, en al die jaren al de tormenten der Martelaars ondergaan had en daarbij al de verschillende pijnen, die de men-schen hier op de wereld overkomen, geleden had en God hem alsdan deed ten hemel opklim-

-ocr page 204-

VAN DEN HEMEL

men om zijn goddelijk aanschijn te genieten, den tijd maar van een Wees gegroet, hij zoude belijden, dat al zijne pijnen overvloedig vergolden zijn, en dat hij een grooter loon ontvangen heeft, dan hij verdiend had.

Wij kunnen deze zoo wonderlijke zaken in den duisteren nacht van dit leven met ons klein verstand niet bevatten: maar de heiligen nullen het duidelijk ondervinden, en alsdan met meer reden, dan de koningin van Saba over de glorie van Salomo, uitroepen: Waarlijk, hetgeen ik gehoord had in mijn land, konde ik niet gelooven, tol dal ik zelve hen gekomen, en met mijne eigene oogen gezien en bevonden heb, dat er mij de helft niet van geboodschapt was. De H. Thomas a Villanova, sprekende van deze koningin, die te Jerusalem komende op het zien van het paleis van Salomo, zijne rijkdommen, zijne magt, en schoone orde, het sieraad, de dienaren en omstaande vorston bedwelmd werd, en als bezweek van bewondering, zegt: «Indien seen sterfelijk mensch zich zoo verwonderd heeft »over eenen sterfelijken mensch, wat denkt gij dat »eene onsterfelijke ziel zal doen, die uit de Babylo-»nische gevangenis schielijk komt in de schoonheid »van het hemelsch Jerusalem, ziende niet het huis »van eenen aardschen vorst, maar het huis, de «grootheiden de glorie van den almogenden Gfod!»

Al wie het geluk hebben zal, lot n te komen, o mijn God.\' zullen over de schoonheid van den hemel met groote verwondering uitroepen: o stad Gods! men heeft zeer treffende dingen van u verkondigd! Wij bidden n dan, o Jesus, geef ons toch dit geluk.

200

-ocr page 205-

EN DE HEMELSCHE GLORIE.

IV. HOOFDSTUK.

De zaligen hebben geene droefheid, al zieu zij anderen hoog verheven. Hanne bezigheid.

Het licht der glorie wordt aan de zaligen niet in gelijke mate medegedeeld, noch het goddelijk Wezen op gelijke wijze door hen gezien: want zij ontvangen hun licht van God volgens de verscheidenheid hunner verdiensten. En gelijk de sterren, zoo als de Apostel spreekt, verschillen inlicht, alzoo verschillen de zaligen in glorie en klaarheid.

De mindere Heiligen zullen nogtans geene afgunst hebben over die grootere glorie en verhevenheid van anderen. Integendeel een deel van hun geluk zal bestaan in de schoone regelmatigheid van Gods bedoeling te bewonderen; en uit de groote liefde tot God, waarmede zij ontstoken zijn, zal eene overgroote liefde tot elkander spruiten, waardoor zij niet alleen verheugd zijn over hun eigen geluk, maar ook over het geluk van de anderen; dewijl zij allen te zamen in God, elk volgens de grootheid van zijne liefde, eene volle verzadiging vinden en genieten.

»Aldaar zal eene maagd, zegt de H. Bonavon-»tura, zich verheugen over de verdiensten van »den weduwlijken staat, en eene weduwe over »het voorregt der maagden. Aldaar zal de belij-»der verblijd zijn over de overwinning van den »martelaar en de martelaar opspringen over het »loon van den belijder. Aldaar zullen de Pro-»feten zich verheugen over den heiligen levens-»wandel der Patriarchen, en de Patriarchen over »het geloof der Profeten. Aldaar zullen de Apos-21 9.

201

-ocr page 206-

VAN DEN HEMEL

stelen en do Engelen verheugd zijn over de »verdiensten der onderdanen, en de mindere «onderdanen zich verheugen over de glorie der «oversten.quot; En de H. Thomas zegt: In het eeuwig leven zal iedereen verheugd zijn, zoo over zijn eigen als over eens anders goed. Hier op de aarde is er dikwijls twist en geschil, ook onder gebroeders, als zij het erfdeel huns vaders deelen; omdat door de verdeeling het erfdeel minder wordt, en omdat de een zich somwijlen meer toegeeft dan hem toekomt. Maar in den hemel is het erfdeel oneindig; hel; wordt door de verdeeling niet verminderd. Daarom, degenen, die gesteld zijn in het laatste koor der Engelen, schoon zij eene tallooze menigte van zalige geesten boven zich verheven zien in de glorie, zijn daarover niet bedroefd, maar verblijd Ja, wat meer is, zij zullen niet alleen dit niet benijden, maar zelfs geenen hoogeren trap van glorie kunnen begeeren, omdat aan een ieder eene glorie gegeven wordt volgens de maat van zijne verdiensten. Ziehier dit afgebeeld in eene ware gelijkenis.

Eene moeder heeft tien dochters, allen groot, elk volgens haren ouderdom; zij maakt voor elke dochter een kleed van gelijke stof; zij gebruikt voor het kleed van de oudste dochter, bij voorbeeld twintig ellen, voor dat van de jongste maar tien, en voor de andere min of meer naar behooren. Doch de mindere dochters benijden niet, dat de andere meer stof hebben aan haar kleed; maar zij zijn integendeel allen tevreden, omdat elk een kleed heeftj dat haar past; en niemand van de tien zoude willen ver-

202

-ocr page 207-

en de hemelsche glorie, \'203

wisselen. Zoo ook in den hemel: daar zijn groote Heiligen als: de H. Joannes de Dooper, Petrus en Paulus, Laurentius, enz. Daar zijn er ook mindere, aan welke een minder kleed van glorie toekomt, en past.

O stad Gods! zalig zijn zij , die u beminnen, en die geschikt zijn, om u te bezitten ! Ach hoe verre gaat uwe vreugde ons klein verstand to boven.

De eeuwige bezorgdheid der gelukzaligen zal zijn, zich geheel te keeren, om God te aanschouwen, al hun vermaak hem te beminnen, en al hunne glorie, hem onderworpen te zijn. »Zij zullen hem saltijd beminnen, met hem altijd te zien, zegt »de H. Augustinus, en met hem altijd ts beminnen , hem altijd te loven, hetgeen tot op-»het einde van alle eeuwen (dat is nimmer) »geen einde zal hebben. Zij zullen God bezitten )gt;Zalig zijn zij, o Heer! die in uw huis Dwonen, zegt wederom dezelfde H. Vader met ))David. Maar wat zullen zii daar doen? vraagt »hjj: Zij zullen u loven in de eeuwen der Deeuwen. Daarom is geheel hun leven maar »een gedurige lof van Gods wezen, en een eeu-))wig Alleluia. Denk niet o mijne broeders, «dat zij eenige verveling kunnen hebben in ge-sdurig met dezelfde zaak bezig te zijn; omdat »gij hier niet lang kunt bezig zijn met God te sloven Het zijn de noodwendigheden van dit »leven, die u daarvan af keeren; en dewijl gij God «niet aanschouwt, zoo zijt gij daarvan ook gt;)zoo gevoelig niet geraakt. Indien men in het «ander leven konde ophouden God te beminnen, men zoude ook ophouden hom te loven. Maar seven als de liefde eeuwig is, omdat men zich

-ocr page 208-

VAN DEN HEMEL

»nooit kan verzaden van de schoonheid Gods, »die men aanschouwt, behoeft gij niet te vreezen »dat gij ooit zult kunnen ophouden van hem te sloven, dien gij nooit znlt ophouden van tc » beminnen.quot;

Zij zullen dan God loven over hetgeen zij in hem zien en kennen, te weten over zijne oneindige grootheid, heiligheid, barmhartigheid, regtvaardigheid, enz. Over al de genaden en barmhartigheden, die hij hun en al de uitverkorenen bewezen heeft, en met David zeggen: Dc barmhartigheid des Heeren zal ik in eeuwigheid zingen. Eindelijk zij zullen te zamen mot Christus, hunnen eeuwigen Verlosser aan den Vader oen eeuwig brandoffer van liefde opdragen. Uw dienaar Augnstinus, o groote God! denkende op de bezigheden uwer Heiligen in den hemel. beschrijft die met deze korte woorden : Wij zullen hem loven. Geef, dat wij dit van nu af opregt mogen doen, om het hierna volmaakt te doen in alle eeuwen.

V. HOOFDSTUK.

Eigenschappen van de wezenlijke zaligheid.

1. De blijdschap des Hemels.

Als men eenig goed bekomt of bezit, is men er over verblijd, en hoe rooter dat goed is, des te grooter is ook de blijdschap. Hoedanig moet dan de blijdschap niet wezen, die voortkomt uit de klare aanschouwing en zoete genieting van dat oneindig goed! Al de tongen dermen-schen met het verstand der Engelen te zamen

204

-ocr page 209-

EN DE IIEMELSCHE GLORIE. 205

gevoegd, zijn niet bekwaam, om het ons te doen vatten.

»Wat tong zal kunnen uitspreken of wat ver-astand begrijpen, vraagt de H. Gregorius,- hoe «groot de blijdschap van die opperste stad is! ))Te zijn onder de kooren der Engelen en in de »glorie des Scheppers; met die allerzaligste Geesten »het aanschijn Gods tegenwoordig te aanschouwen, »on dat klare licht met de oogen te zien.quot;

Deze blijdschap is eene allerwaarachligste, eene allerzuiverste en eene allervolkomenste blijdschap, het is de blijdschap des Heeren.

1. Het is eene aller waarachligste blijdschap, »bij welke, gelijk Bernardus zegt, alle andere ;»blijdschap geween, alle liefelijkheid droefheid, »alle zoetigheid bitterheid, alle schoonheid leelijk-»heid, en al wat ons kan vermaken maar enkel «pijnlijkheid is.quot; Ach , konden wij die eens zien, wij zouden terstond al de blijdschap der aarde verfoeijen, en alles achten als slijk en vuiligheid, om die te winnen.

2. Het is eene allerzuiverste blijdschap, zonder vermenging van droefheid, en zonder vrees van die te verliezen. God zal de tranen afvegen van hunne oogen. Daar zal geen dood meer zijn, noch geween, noch geroep, noch droefheid; want dat alles is voorbij. Waarop de H. Bernardus zegt; God zal afvegen de tranen van berouw en leedwezen, want daar zal geene zonde meer zijn, de tranen van devotie, want daar zal niet zijn: Ik ga en ik kom, gelijk Christus spreekt tot zijne Discipelen hier op de aarde; dat is; God zal nooit zijn aanschijn verbergen , of ons zijn wezen onttrekken. Helaas 1

-ocr page 210-

VAN DEN HEMEL

hoe ver van daar is do wereldsche blijdschap; die met zoo veel droefheid en smart gemengd is 1

3. Het is eene allervolkomensLe blijdschap; want zij komt uit het bezitten van een oneindig goed. O, wie is er zoo verblijd, vraagt de H. Augustinus, gelijk hij is, die gemaakt heeft al hetgeen ons verbl jd ? Het is eene volle blijdschap, die Christus te kennen geeft, waar de-Heer tot zijnen getrouwen dienaar zegt: Welaan gij goede en getrouwe knecht.\' kom en treed in de blijdschap van uwen Heer. Die blijdschap zal niet in uw hart gaan, om dat alleen te vervallen; maar gij zult geheel en gansch in de blijdschap gaan als in de volle zee. Blijdschap van binnen, zegt de H. Anselmus, Kijd-schap van buiten, blijdschap van boven en onder, blijdschap rondom en aan alle kanten, blijdschap in alle ledematen.

Is dit niet de blijdschap, vraagt deze heilige Vader, van welke Christus zegt: Vraagt en gij zult ontvangen\', opdat uwe blijdschap volkomen zij. Ik heb dan eene blijdschap gevonden, die vol is, en meer dan vol. Als het hart, de geest, de ziel, geheel de menscb zal vol zijn van deze blijdschap , zoo zal er nog blijdschap overschieten De geheele blijdschap zal niet gaan in dengene, die verblijd wordt ; maar die verblijd wordt, zal geheel in deze blijdschap gaan. Daar zal zoo veel blijdschap zijn, als er liefde is, en zoo veel liefde, als er kennis is. De hemelsche stad zal niet dan blijdschap zijn, hare inwoners en burgers zullen als de blijdschap zelve zijn,

4. het is de blijdschap van den Heer, die men gevoelt: niet om het genieten van

206

-ocr page 211-

EN DE HEMELSCUE GLORIE. 207

de schepselen, maar om het genieten van den Hoer en Schepper zeiven, en omdat het is de blijdschap, door welke God zelve verblijd is over zich zeiven, en door welke hij de Engelen en de gelukzaligen blijde en zalig maakt.

Deze blijdschap is zoo groot, dat indien God zich aldus vertoonde aan den grootsten verdoemde, de minste klare aanschouwing genoeg zoude zijn, om hem alle pijnen te ontnemen. Wat blijdschap van de wereld kan de pijn doen ophouden, die men gevoelt uit het snijden en kerven van ons ligchaam? Integendeel! dusdanige kleine pijn alleen is genoeg, om de grootste genoegens te verdrijven. Dit kan de hemelsche blijdschap nogtans uitwerken.

3. De verzadiging der ziel.

De ziel van den mensch is gemaakt naar het beeld van God; alles wat buiten hem is, kan haar niet verzadigen. Zoo groot en verheven is de ziel, dat al wat minder is dan God, ongenoegzaam is, om haar te voldoen. Bit alleen weet ik, zegt de H. Augustinus, dat mij alles smart zonder u, niet alleen huilen mij zelveyt,, maar ook in mij zeiven; en dat alle overvloed, die mijn God niet is, slechts armoede en behoefte is.

O schoonheid van Gods Wezen, welks aanschouwing voor eeuwig de verzadiging der Heiligen wezen zal! Ziet, de brandende Serafijnen en Cherubijnen aanschouwen onophoudelijk dit wezen, zonder zich een oogenblik af. to keoron, eu na duizend millioenen eeuwen zullen zij nog altijd lust en honger hebben, om hetzelve to zien en om het moor en meer te zien. Denkt eens, dat

-ocr page 212-

VAN DEN HEMEL

in ecne koninklijke lust,kamer al de schoonheden en zeldzaamheden Mjeen vergaderd waren, en dat een nieuwsgierig mensch dit alles moest blijven bezien een geheel jaar lang: wat verdriet zoude hij daar vinden ! Wat eene schoonheid dan moet er in God zijn, die deze schoone geesten zoo kan verheugen en verzaden, daar zij zei ven zoo schoon zijn, dat iedereen van hen eéne geheele wereld verheugen zouden, indien zij zich in hunne glorie vertoonden! »Als wij zullen gekomen zijn , tot sde fontein des levens, zegt de H. Gregorius, zal sons vermakelijk dorst en verzadiging te /-amen singeboezemd worden: maar een dorst vrij van «gebrek, en eene verzadiging vrij van alle ver-»veling: want zij zullen dorstende verzadigd zijn, sen verzadigd zijnde, nog dorst hebben.quot;

3. De verzekering der zaligen, dat zij niet meer kunneu zondigen.

De hoop, die ons hier in dit leven voedt, en de wanhoop uitsluit, geeft ons geene volle verzekering , maar dit is in den hemel te vinden: want de zaligheid kan zonder die verzekering niet bestaan ; het is onmogelijk, dat iemand zoude zalig zijn, tenzij hij gerust en verzekerd ware, dat zijne zaligheid eeuwig zal duren. De zaligen dan zullen klaarlijk zien en weten, dat hue. geluk eeuwig duren zal.

Voorts, door het aanschouwen van de eeuwige en ongeschapene wijsheid, bekomen zij eene groote wijsheid, en volgens de maat van die wijsheid bekomen zij eene zoo groote regtvaardigheid en heiligheid, dat zij niet meer zullen willen noch kunnen zondigen, daar zij God zien, dat opperste

208

-ocr page 213-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 209

en oneindige goed; Zij zullen van hem niet een oog kunnen afkeeren, noch ophouden van hem met eene allervurigste liefde te beminnen. »De sen gelen en ook de gelukzaligen, zegt de H.\' »Augustinus, aanschouwen zoodanig het onver-»an der lijk wezen des Scheppers, dat zij door het saanschouwen en door de liefde hetzelve voor »alle dingen stellen, volgens hetzelve over alle «dingen oordeelen, en uit hetzelve al wat zij «doen bestieren.quot;

4. De heerlijkheid der zaligen.

De mensch zoekt hier geëerd te worden van de menschen, door hunne woorden en werken; door hunne woorden, als zij hem prijzen; door hunne werken, als zij zich voor hem vernederen. En wat is dit anders, alsof de eene muis van de andere geëerd en geprezen wilde worden. Doch niemand kan hier zelfs die ijdele eer ten volle hebben; want er is geen keizer noch koning ter wereld, die van een ieder geprezen wordt en boven alles gesteld. Maar de zaligen worden geëerd van al, wat in den hemel is. Zij zullen begaafd zijn met koninklijke waardigheid , en koningen zijn in den hemel, die daarom van den H. Geest zoo dikwijls het rijk der hemelen genoemd wordt. En hoe zouden zij geene koningen zijn, daar de H. Petrus hen hier noemt een koninklijk priesterdom, hetgeen zij worden in het H. Doopsel, beginnende van alsdan hun koninklijk \'gebied met te heerschen over hunne kwade driften, welke waardigheid hen verheft boven de grootste monarchen der wereld.

Christus is niet alleen Koning der koningen,.

-ocr page 214-

VAN DEN HEMEL

omdat hij het oppergebied heeft over al de koningen der aarde, maar ook, omdat al zijne onderdanen en dienaren koningen zijn. De H. Geest noemt ze medeérfgenamen, broeders en ledematen van Christus en deelgenooten van zijn erfdeel, en diensvolgens zijn zij het ook van zijn rijk, van zijne koninklijke waardigheid, van zijne magt en rijkdommen , en van alles, wat in zijn koninkrijk is.

Ach! hoe treffelijk zijn de troonen, daar zij op zitten; hoe glinsteren de kroonen, die zij dragon; hoe onbegrijpelijk is do eer, die zij ontvangen van de Engelen, van al de Heiligen , van de allerheiligste Maagd en van God zeiven.

Wat eene eer zoude het niet zijn, dat een mensch koning werd van al de koningrijken der wereld, en dat hij door al de menschen der aarde geëerd en bemind werd; nogtans is het eene grootore eer en geluk, geëerd en bemind te worden door éénen Heilige of door éénen Engel alleen. Wat zal het dan zijn, geëerd te worden door al de Heiligen en Engelen te zamen, en wat meer is, geëerd te worden door God.

Als God zich maar gewaardigt een gunstig oog te slaan op eenig schepsel, dit is eene veel grootere eer en goed, dan al de menschen der wereld te zamen met al de Heiligen en Engelen des Hemels aan dit schepsel kunnen geven ; wat zal het dan zijn, als God zelf aan de zaligen zal geven, niet eene kleine eer, maar hen koningen des hemels zal maken, en hen zal stellen op den troon van zijnen Zoon; gelijk Christus zelf zegt door den H. Joannes : die gewonnen zal hebben, zal ik op mijnen troon laten zitten,

210

-ocr page 215-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 214

gelijk ik ook heb gewonnen, en zit met mijnen Vader op zijnen troon. O wat eene eer is dit! dat een mensch gesteld wordt op den troon van Christus, en dat door God zeiven verkondigd wordt, dat hij een overwinnaar der wereld is! O wat blijdschap, zich zoo geëerd en verheven te zien, en deelachtig te worden aan al de goederen van zijnen Heer, zijn troon zelf niet uitgenomen ! Met reden dan roept de Apostel: Indien wij met Christus lijden, toij zullen met hem heerschen. Doch al is het, dat dit rijk bezeten wordt van zoo vele koningen, de verhevenheid en do magt van eiken koning wordt daardoor niet verminderd, maar vermeerderd; omdat zij al te gader maar één hart en éénen geast hebben ; en omdat alzoo dit koningrijk van ieder gansch en geheel bezeten zal worden.

De kardinaal Bellarminus meent, dat de gelukzaligen, bij hunne aankomst in den hemel, met lofzangen ontvangen worden, en dat de Engelen tot hunne eer deze woorden van Christus zingen: Welaan, o goede en getrouwe knecht, omdat gij getrouw zijt geweest over weinig, zal ik u stellen over veel; ga in de blijdschap van uwen Heer. Dat zal eene eer zijn, die alle eer te boven gaat, die hun zoude kunnen gegeven worden van de wijsste en heiligste men-schen der wereld en van do koningen zeiven. Aldaar zal de glorie opregt zijn, zegt de H. Augustinus, aldaar zal niemand geprezen worden door bedrog of vleijerij van dengene, die prijst: en de eer waarachtig, die men niet zal weigeren aan die ze verident, en niet zal geven aan die ze niet verdient.

-ocr page 216-

VAN DEN HEMEL

Daar zal in dit koningrijk geen kronijk noodig zijn, om de kloeke daden aan te teekenen; maar al de deugden en voortreffelijke werken, die een ieder gedaan heeft, zullen hem bijblijven en eeuwig versieren, en zij zullen in hem gezien en gelezen worden door al de Heiligen en Engelen, tot zijne eeuwige glorie en blijdschap.

Indien God de doode ligchamen en dorre beenderen van zijne dienaren zoo vereert hier op deze wereld, wat zal hij doen in den hemel met de zielen ? De H. Chrysostomus vraagt; waar is nu het graf van Alexander den grooten ? wanneer is hij gestorven ? Alles is vergeten. Maar de graven der dienaren van Christus zijn zoo kostelijk, dat de beroemdste steden zich tot eer rekenen, hunne ligchamen te mogen bezitten, zij worden in de kerken geëerd en gevierd. En hoe vele mirakelen en wonderen heeft God niet uitgewerkt, om hunne reliquiën te vereeren. Deze H. Vader zegt ook, dat de doode ligchamen van de H. Juventus en Maximus zoo blonken, dat de oogen den glans hunner klaarheid niet konden verdragen. Sulpi-tius Severus zegt, dat het ligchaam van den H. Martinus zoo vol glans was, dat zijn vleesch zuiverder blonk dan kristal. En hoe vele andere ligchamen heeft God niet onbeschadigd gehouden vele jaren lang? Indien hij dit doet met de ligchamen van zijne dienaren, die onder de aarde zijn, wat zal hij doen met hunne zielen, die boven de hemelen zijn? En wat zal hij doen met ligchaam en ziel, als de ligchamen roemvol zullen verrezen zijn? Uit dit alles blijkt, dat al de eer, die ooit monarch op deze wereld in zijne zegepraal ontvangen heeft, maar ijdelheid en kinder-

212

-ocr page 217-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 213

spel is bij de minste eer, die een zalige in den hemel ontvangt. Met regt dan geeft men aan het geluk der zaligen den naam van glorie, en met réden roept David: Al te zeer, o Heer/ zijn uwe vrienden verheerlijkt, al te zeer, is hun prinsdom bevestigd en verheven!

Ziet, o kinderen van Adam! die hier de ijdele eer zoekt, daar is de waarachtige en onwaardeerbare eer te bekomen, als men van den Koning der koningen de kroon van glorie ontvangen zal, ten aanschonwe van al zijne Engelen en Heiligen , om met hem een koning des hemels te zijn in alle eeuwigheid

Ach, hoe zullen zij geëerd worden in den hemel, die nu ter liefde van Christus de ijdele eer verachten en gaarne versmaadheid en vernedering lijden, ja, dezelve zoeken en beminnen: en die, volgens de leering en het voorbeeld van Christus en zijne Heiligen, de minste plaats verkiezen zoo veel als hun beroep het kan toelaten. Want als zij voor Christus zullen verschijnen, zal hij tot hen zeggen : Klim hooger op, vriend: omdat gij om mij de laagste plaats in de wereld verkozen hebt, zult gij de hoogste hebben in den hemel.

Gij hebt, o Heer.\' op vele plaatsen van de H. Schrift de grootste voordeelen der ootmoedigheid voorgesteld, en het groote van al is , dat de ootmoedigen zullen verheven worden in den hemel, omdat zij zich vernederd hebben op de aarde. Geef toch, dat wij altijd ootmoedig van harte zijn, dat is, klem en slecht in onze eigene oogen; opdat wij eens mogen groot wezen hij u.

-ocr page 218-

VAN DEN HEMEL

VI. HOOFDSTUK.

Van de vier begaafdheden der glorieuse ligcliamen,

Als de ziel in haar ligchaam is, geeft zij aan hetzelve vier volmaaktheden: 1. dat het schoon van kleur is; 2. dat het onbederfelijk is; 3. dat het kloek en sterk is; 4. dat het licht en snel is. Alzoo zal eene verheerlijkte ziel, die haar ligchaam weder aanneemt aan hetzelve vier begaafdheden mededeelen, die de Apostel ons uitdrukt, als hg zegt: Het ligchaam werd gezaaid in hederfelijkheid.. het zal opstaan in cnbeder-felijkheid: dat is onsterfelijk. (Het ligchaam wordt als gezaaid, als het in het graf gelegd wordt, en het zal opstaan als het verrijzen zal.) Ten 2. Het luordt gezaaid in onedelheid, hel zal opstaan in glorie. (Dit beduidt de gaaf van klaarheid.) Ten 3. Het wordt gezaaid in krankheid, het zal opslaan in kracht. (Dit is de gaaf van snelheid.) Ten 4. liet wordt gezaaid in een vleeschelijk ligchaam, het zal opstaan in een geestelijk. (Dit is de gaaf van doorschij nendheid.)

1. Van de gaaf van klaarheid.

De regtvaardigen, zegt Christus, zullen blinken gelijk de zon in het rijk huns Vaders. Do klaarheid zal niet alleen bestaan in een klaar-schijnend licht, maar ook in eene wonderbare en zeer aangename mengeling en gematigdheid van kleuren. En hoe groote schoonheid van kleur zal er wezen, roept de H. Augustinus,

214

-ocr page 219-

EN DE HEMELSOHE GLORIE. 215

daar de regtvaardigen zullen blinken gelijk de zon in het huis huns Vaders.

Dit licht zal hun dienen als een kleed van glorie, waarmede zij zullen omhangen zijn en schooner blinken, dan al hetgeen do menschen kunnen uitvinden door goud, zilver en door allerlei kostelijke gesteenten, om eenen koninklijkeu mantel op het allerprachtigst te versieren ; want zij zullen blinken, gelijk de zon zelve.

Indien eenig koning, opgepronkt met al zijne kostelijke steenen bij nacht uitgaande, verlicht werd door duizende fakkels, die hem omringden, die zoudeii immers eenen grooten glans en luister geven, en nog meer, indien voor hem zoo vele flonkerende sterren gedragen wierden, en nog zoude dit alles te klein zijn, om ons de klaarheid der uitverkorenen af te beelden.

Indien dan eene eenige zon, die de wereld beschijnt, zulk eene vreugd aan de oogen en aan de harten geeft, wat eene vreugd zal het zijn, zoo vele duizende zonnen bijeen te zien, die een goddelijk licht zullen uitstorten, gematigd door eene onbegrijpelijke aangenaamheid en schoonheid ?

God heeft iets van deze klaarheid laten zien in het aanschijn van Mozes, die, toen hij met God gesproken had op den berg Sinaï, van den berg afkwam met zoo klaarblinkendü stralen, dat de kinderen van Israël hunne oogen op hem niet konden slaan, en dat hij verpligt was zijn aanschijn te dekken, als hij tot hen sprak. Hij heeft het ook getoond in Christus, als zijn aan-gezigt blonk als de zon op den berg Tabor. Doch, indien het aanschijn van Mozes in dit

-ocr page 220-

VAN DEN HEMLL

sterfelijk leven zoo geblonken heeft uit eene zamen-spraak met God, wat eene klaarheid zal een glorieus ligchaam niet hebben in den hemel, als het bestraald is door het oorspronkelijk licht, hetwelk God zelf is.

Deze klaarheid zal grooter of minder zijn naarmate van ieders verdiensten: zij zal grooter zijn in degenen, die hun ligchaam in dit leven meor verstorven en gepijnigd hebben om God, of die in het verborgen heilig geleefd en vele heimelijke goede werken gedaan hebben. Ook zullen allermeest blinken die ledematen van de Martelaars en belijders, die door de beulen en de dwingelanden om Christus wil meer zijn gepijnigd geweest.

Wat doet gij dan, o ijdele zielen! met al dat wereldsch sieraad, waarmede gij nu uwe stinkende ligcliamen oppronkt ? uwe parelen en diamanten en al uwe ijdele kleederen zijn eer een teeken dat u de scüoonheid ontbreekt, die gij door de optooijing meent te bekomen. De kleederen zijn u gegeven tot uwe schande, en tot een gedurig verwijt uwer wederspannigheid quot;tegen God. Zij moeten u doen denken op Adam, die met beestenvellen bekleed, schandelijk uit het Paradijs gejaagd werd.

Wilt gij dan dat uw ligchaam hiernamaals zal blinken, denk nu om het te versterven en te kastijden volgens uwen staat. Het tegenwoordige leven is daarom voornamelijk te achten, omdat gij daardoor eene zoo groote glorie kunt winnen. Indien gij het doorbrengt in ijdelheien en in onnuttigheden, de gelegenheid van die te verdienen, is voor eeuwig voorbij.

216

-ocr page 221-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 217

2. De gaaf van onlijdelijkheid.

De ligchamen der zaligen zullen niet kunnen bederven, noch onderworpen zijn aan eenige pijn of lijden, zij zullen eene eeuwige jeugd en gezondheid genieten, zij zullen van alle kanten onlijdelijk en onsterfelijk zijn. Gelijk de ziel haro begeerte vervuld zal zien door het genieten van God en van alle goed. zoo zal hare begeerte ook vervuld worden door het afwezen van alle kwaad gelijk de H. Joannes zegt: Geen geween meer, geen geschrei, geene droefheid meer; want dit alles is voorhij.

3. De gaaf van doorschijnendheid.

De ziel des gelukzaligen, dewijl zij God geniet, zal hem op het allervolmaaktste aanhangen, en deelachtig zijn aan zijne oneindige volmaaktheden. volgens haren staat, en bekwaamheid. Het ligchaam zal geheel onderworpen zijn aan de ziel, en mededeelen in hare eigenschappen, zoo veel als het mogelijk is, waardoor het als een geestelijk ligchaam zal worden. Dus zal het ligchaam der uitverkorenen kunnen gaan door muren, rotsen, bergen enz., even gelijk de stralen van de zon gaan door het glas, zonder het te breken ofte verdeelen: geene sloten noch deuren zullen hun den ingang kunnen beletten, naar het voorbeeld van Christus, die tot zijne Discipelen binnen kwam met gesloten deuren. Het zal nogtans zigt-baar en voelbaar blijven, zoo als Christus van zijn ligchaam zeide na zijne verrijzenis: Tast en ziet: een geest heeft noch vleesch noch beenderen, gelijk gij mij ziet hebben. Hij had te voren de snelheid van zijn ligchaam nog getoond, 21 10

-ocr page 222-

VAN DEN HEMEL

als hij, verrijzende uit het graf, den steen, die er op lag ongehinderd liet, met zijn glorieus ligchaam daardoor gaande even als een geest. Zoo zullen de zaligen met hunne glorieuse lig-chamen kunnen gaan door de hardste rotsen, even gelijk een pijl door de lucht, en zoo ligt doordringen door de aarde tot aan haar raidden-punt, als door de lucht tot aan de maan.

4. Dc gauf van snelheid.

De ziel, uit hare eigene natuur snel, vlug en bekwaam zijnde, om op eenen stond op veraf-gelegene plaatsen te kunnen zijn, zoude nog als ligchamelijk zijn, indien haar ligchaam, zwaar en traag blijvende, hare snelheid konde beletten. Dus zullen do glorieuse ligchamen zoo snel zijn, dat een gelukzalige op een oogenblik ttjds zal kunnen zijn, waar het hem belieft, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde. Indien God toeliet, dat een meusch op een uur tijds Kome mogt zien, van daar aanstonds voortreizen naar Constanti-nopel, en van daar naar 6oa in Indië, en zoo voorts, en daar alles bezigtigen op dien korten lijd, wat een vermaak en wat een wonder zou dat zijn! En zoo zal de snelheid der zaligen wezen. Waar de geest zal willen wezen, daar zal het ligchaam dadelijk zijn, zegt de H. Augus-tinus. Zij zullen even gelijk de Engelen, met eene onbegrijpelijke snelheid bewogen worden. Zij zullen van den hemel komen tot op de aarde, gelijk de Engelen, bijna met de snelheid der gedachte. Een Engel nam den Profeet Habacuc bij zijn haar (nog zijnde in zijn sterfelijk ligchaam) en voerde hem in een oogenblik van het Joodsche

218

-ocr page 223-

EN DE HEMELSCIIE GLORIE. 2J9

Land naar Babylonië, en bragt hem van daar wederom in eens terug, doende aldus met de snelheid van eenen geest op eene wijle tijds wel vierhonderd en vijftig mijlen. Daar zal geene mindere snelheid zijn in de uitverkorenen aan welke beloofd is, dat zij aan de Engelen zullen gelijk zijn.

Gij hebt, o Heer/ vele en onbegrijpelijke goederen voor mij bereid; ach, of\' mijn hart met zoo eene liefde tot dezelve ontstoken werd, dat ik geene moeite spaarde , om ze te verkrijgen.

VII. HOOFDSTUK.

Vau liet vermaak der uitwendige zinnen bij de gelukealigen.

1. Van het vermaak van het gezigt.

Het is buiten allen twijfel, dat de uitwendige zinnen hunne werking zullen hebben in de uitverkorenen , zoo als in Christus gebleken is na zijne verrijzenis Zij zullen hooren en zien, reuk, smaak en gevoel hebben, doch op zulk eene wijze, dat al de voorwerpen der zinnen hun tot een onuitsprekelijk en heilig vermaak zullen strekken. Do inwendige glorie en het vermaak van de ziel zal zich uitwendig uitstorten over al de zinnen, en de uitwendige schoonheden, die het voorwerp zijn van de zinnen, zullen wederom de vreugd van de ziel vermeerderen.

De voorwerpen van het gezigt zijn de schoonheid, het licht, de kleuren. De oogen zullen daar zien de onbeschrijfelijke schoonheid van den hemel., dat onuitsprekelijk schoon paleis van den

-ocr page 224-

TAN DEN HEMEL

oppersten Koning, waar hij zijne glorie en zijne grootheid vertoont aan zijne Heiligen. Zij zullen zien die wonderbare orde en overeenstemming van al de deelen van dit goddelijk Huis. Zij zullen de schoonheid van al de gelukzaligen zien, waarvan eeti alleen genoeg zou zijn, om onze ziel uit haar ligchaam te rukken , zoo als de H. Brigitta verklaart in hare veropenbaringen. Wat zal het dan zijn , al die hemelsche scharen te zamen te zien, de Patriarchen en Profeten, de Martelaars, de Maagden, enz.

Zij zullen het ligchaam van de allerheiligste Maagd aanschouwen, welke de H. Joannes in zijne veropenbaring ons afbeeldt als eene Vrouw, bekleed met de zon, de maan aan hare voeten, en gekroond met flikkerende sterren. Zij zullen eindelijk de glorieuse menschheid van Christus aanschouwen, die alles ver te boven gaat, zoo-dat zelfs de Engelen, volgens de H. Schrift er hun geluk in vinden, dit te aanschouwen. Het geestelijk licht van zijne Godheid zal de ziel verlichten en de ligchamelijke klaarheid van zijne glorieuse menschheid zal de ligchamelijke oogen bestralen, volgens hetgeen de H. Joannes zegt van de heerlijke stad: Zij heeft noch zon, noch maan noodig; want de klaarheid Gods bestraalt haar, en het Lam is haar verlichtende fakkel. De klaarheid Gods voor de zielen is de verlichte fakkel van het Lam, dat is het ligchaam van Christus, tot een licht der ligchamelijke oogen van die uitverkorenen.

De ligchamen van alle zaligen zullen daarenboven de hemelsche stad verlichten, als zoo vele zonnen. Denkt eens, indien al de sterren ver-

-220

-ocr page 225-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 221

anderdon in zonnen, hoe schitterend licht zou de wereld zijn ! Wat zal dan het licht des hemels zijn , hetgeen voortkomt van zoo vele lichten, of om heter te zeggen van zoo vele zonnen!

Elke Heilige zal daar nog bovendien eene bijzondere schoonheid hebben , volgens de verscheidenheid van zgne deugden en verdiensten, even gelijk nu op de wereld bijna geene twee menschen in alles aan elkander gelijk zijn. Die wonderbare verscheidenheid zoo in verdiensten als in glorie zal ook hunne vreugd vermeerderen , en zoo vele medegezellen, zoo vele nieuwe vreugden. O wat wonderbaar vermaak zal het zijn , dat glorieus en edel gezelschap van zoo vele millioenen gelukzalige menschen te zien! Als men wel bedacht en vastelijk geloofde, zoude men dan zijne oogen nog willen leenen, om de ijdelheden der wereld, de ijdele en zielbedervende-vertooningen, oneerbare beelden, enz. te zien met die oogen , met welke men eens hoopt al die wonderbare schoonheid te aanschouwen, die bewaard wordt voor hen, die hier heilig en zuiver hunne oogen gebruikt hebben, en zooveel te meer, naarmate zij die meer zullen verstorven hebben ?

2. Vermaak van bet gehoor.

Het gehoor zal verheugd worden door het hooren van de lofzangen ter eere van God. De Heiligen jzullen zich verheugen in de glorie; Gods verheffingen zijn in hunnen mond: want zij zullen hem onophoudelijk loven en verheffen over al zijn volmaaktheden en groote werken. Men zal, zegt ïobias, door al de wijken

-ocr page 226-

VAN DEN HEMEL

van het homelsche Jeruzalem zingen: Alleluja. De H. Joannes insgelijks; Ik heb, zegt hij, inden hemel eene stem gehoord als van vele trompetten, zeggende: Alleluja, lof, glorie, kracht en eer zij aan onzen God!

O, wat vreugd zal het zijn, roept de H. Anselmus, die hemelsche welluidendheid, die muziek der Engelen en de lofzangen der Heiligen te hooren ! een muziek, welke nooit een oor heeft gehoord, en waarbij al het kunstig en liefelijk gezang der aarde slechts woest geschreeuw en ruw geraas is.

Indien de H. Augustinus van zich zeiven zegt, dat hij door de schoone lofzangen der H. Kerk zoo zeer en zoo krachtig bewogen werd, dat de tranen hem over de wangen liepen, wat eene vreugd zal het dan zijn, die heilige, die zoete \'en blijde lofzangen te hooren van al die hemelsche Geesten en gelukzalige menschen in het hemelsche Jeruzalem! Welk eene overeenstemming en wat eene zielverrukkende harmonie zal er wezen tusschen al die zalige kooren.

De H. Bonaventura verhaalt in zijn leven van den H. Pranciscus, dat hij ziek en op sterven liggende, eonen Engel nabij hem zoo zoet had hooren spelen, dat hem de ziel uit het ligchaam zou gerukt zijn , indien het nog eene wijle geduurd had. Wat zal dan het geluid zijn van al die duizende heilige zangers in de stad van vreugd! De minste genietingen van den hemel zijn zoo groot, dat duizend jaren maar eenen dag zullen schijnen , even als integendeel in de hel een uur wel honderd jaren zal schijnen, om de onverdragelijkheid der helsche pijnen.

222

-ocr page 227-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. \'223

O mijne ziel, hoe gelukkig zoudt gij wezen, indien gij na uwen dood die hemelsche vreugde verdiendet te hooren! Gelukkig en al te gelukkig, indien gij met die gelukzalige Kooren den lof van uwen Koning moogt zingen, en voor zijnen troon moogt staan.

3. De zoetheid van den smaak.

Het rijk der hemelen is noch spijs noch drank, zegt de H. Apostel; maar regtvaar-digheid, vrede en blijdschap in den 11. Geest. De zaligen zullen dan noch eten, noch drinken in den hemel, gelijk de onwetende, de zinnelijke en vleeschelijke menschen zich zouden kunnen inbeelden. Maar nogtans de smaak zal in den hemel ook eene quot;heilige voldoening hebben. Ik bemin noch manna, noch honig, als ik mijnen God bemin , zegt de H. Augustinus, en nogtans bemin ik eene zekere spijs, als ik hem bemin; maar eene spijs, die geestelijk is, zoet en smakelijk aan de ziel Want het zalig leven is niet anders, zegt wederom deze H. Vader, dan vreugd en blijdschap over de waarheid, en die is voor de ziel zoo zoet en smakelijk, dat ook het ligchaam deel zal hebben aan de heilige smakelijkheid , die van de ziel in het ligchaam vloeit, gelijk hier op aarde de smaak van de ligchamelijke spijs de ziel verheugt en verkwikt.

God zal dan in zijne uitverkorenen, zonder gebruik van de ligchamelijke spijs, door eene heimelijke kracht, eene bestendige zoetigheid laten proeven in hunnen smaak, die zoo veel te grooter zal zijn, als de Heil;jen zich hier op de wereld in eten en drinken en in de verma-

-ocr page 228-

VAN DEN HEMEL

kelijkheden van den smaak meer zullen verstorven hebben. Dit zal dan het verborgen Manna zijn, waarvan de H. Joannes spreekt, wanneer hij zegt: Aan dengene, die overwint, zal ik verborgen manna geven, dat het aardsche manna van de ondankbare Joden in de woestijn zoo verre overtreft, als do hemelsche zoetheden de zoetheid van het tranendal te boven gaan.

4, Het vermaak van den reuk.

Wij lezen van zoovele Heiligen, en door zoo vele onuitsprekelijke getuigenissen van geloofwaardige mannen, bevestigd, dat God hunne ligchamen na hunnen dood of in hun sierven verheerlijkt heeft door eeneu hemelschen zoeten geur. Men behoeft zich dus niet te verwonderen, dat de plaats der gelukzaligen en hunne glorieuze ligchamen overal eene uitmuntende zoetheid zullen uitademen. Een afgrijselijke stank in de hel maakt een deel uit van do straffen der verdoemden; eene onuitsprekelijk zoete geur zal een deel uitmaken van de bolooning der uitverkorenen in den hemel. De H. Paus Gregorius schrijft van den H. Servulus, eenen armen bedelaar, die hier op de wereld deel gehad had in alle ongemakkon, vuiligheden en onaangename reuken der behoeftige menschen, dat zoodra hij den geest gaf, uit zijn ligchaam zulk een heerlijken geur voortkwam, dat al de omstanders met eene onuitsprekelijke zoetheid vervuld werden. De H. Hieronymus zegt, dat de H. Hilarion nog tien maanden na zijnen dood eenen uitnemend zoeten geur uitgaf. Dusdanigen zijn er met duizenden. Doch indien dit door goddelijke

224

-ocr page 229-

EN DE HEMELSCIIE GLORIE. 225

goedgunstigheid hier op aarde geschiedt in bederfelijke ligchamen, die van de ziel beroofd zijn, wat zal het dan zijn met onsterfelijke en glorieuze ligchamen, wanneer zij met hunne gelukzalige zielen vereenigd zijn?

5. Het vermaak van het gevoel.

De gezondheid en de goede gesteltenis van de deelen des ligchaams schenkt niet alleen aan onze ligchamen op de aarde de verlossing van alle ongemakken en pijnen, maar ook zekere jeugd, vreugd, vlijtigheid en zoet gevoel, hetwelk zich verspreidt door al de deelen des ligchaams, ja zelfs tot in het merg van de beenderen.

Wat zal het dan zijn in die allerliefelijkste en bovennatuurlijke gesteldheid der glorieuse ligchamen , die de H. Anselmus de gezondheid van het toekomende leven noemt; wat eene onvergetelijke vreugd, wat een zuiver en heilig vermaak zal dit verwekken!

Gelijk de ligchamen van de verdoemden schromelijk gepijnigd zullen worden door het helsche vuur, zoo zullen de ligchamen der zaligen in hun gevoel ook beloond worden op eene onuitsprekelijke wijze. En allermeest degenen, die hier in hun ligchaam vele pijnen en smarten geleden hebben ter liefde van Christus.

6. Dat men zich wachten moet, van in het geluk der uitverkorenen niets anders te beoogen dan het vermaak der zinnen.

Alhoewel de H. Vaders dikwijls spreken van dit overvloedig geluk der uitverkorenen, hetwelk bestaat in een heilig vermaak van al de zinnen, 21 -10.

-ocr page 230-

VAN DEN HEMEL

hebbeu zij nogtans wel gezien, dat sommige onverstandige of zinnelijke menschen dit zouden kunnen misbruiken, om zich geen ander geluk in te beelden, dan men ten deele op de aarde hier zou kunnen genieten in de rijkdommen, de gemakken, eer, schoonheden, en genoegens dei-zinnen. Dus hebben zij ook getracht die aardsche en zinnelijke verbeelding te niet te doen.

Wij moeten ons wachten, zegt de H. Augus-tinus, van ons dusdanige vermaken, gelijk wij hier kunnen genieten op aarde voor te stellen ; anderzins zou de onthouding van de aardsche genoegens, die wij hier oefenen, om den hemel te bekomen, maar eene zekere soort van gierigheid zijn, bijna gelijk aan degenen, die vasten om op eenen maaltijd, waartoe zij geroepen zijn, zich met meerdere gulzigheid te kunnen opvullen, aldus de matigheid vooraf maar oefenende tot eene grootere onmatigheid. »Ban uit uw «verstand dergelijke aardsche en vleeschelijke ge-»dachten. Maak u gereed tot de genieting van »eene onuitsprekelijke zaak: en zuiver uw hart »van alle wereldsche genegenheden Wij zullen »er een voorwerp zien, hetwelk ons volkomen «gelukkig zal maken, en dat eenig voorwerp zal sons genoeg zijn!quot;

En wederom op eene andere plaats; Wij zullen, o Heer! vervuld worden door de goederen van uw huis, zegt uw Profeet. Uw tempel is heilig (de tempel uwer glorie) en wonderbaar in regtvaardigheid. Het zegt niet; »üw tempel «is wonderbaar in kolommen, in marmer, in «gouden verwelfsels; maar hij is wonderbaar in Dregtvaardigheid. Gij hebt oogen van buiten

226

-ocr page 231-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 227

»om goud en marmer te kunnen zien; maar het wog, waarmede men de schoonheid der regt-vaardigheid ziet, is van binnen.quot;

Wij mogen dan ons zeiven niet bedriegen en de hegeerlijklieid niet uitstrekken tot in den hemel toe, met aldaar de voldoening van onze zinnelijkheid te verwachten. God zal het erfdeel zijn van zijne uitverkorenen, en hij alleen zal hun geluk zijn. Hunne eenige blijdschap zal zijn hem te zien, hem te beminnen, aan hem geheel onderworpen te zijn , zonder iets meer te hebben, dat aan zijne regtvaardigheid en heiligheid wederstaat. Dit zal het wezenlijk deel zijn van de gelukzaligen en al het overige eene mededeeling en een uitvloeisel daarvan.

Heer, uw rijk is regtvaardigheid, vrede, en blijdschap in den H. Geest, welke zaken allen geheel geestelijk zijn. Doe mij dit hier op de aarde zoo beminnen, dat ik de bezitting daarvan eeuwig genieten moge, waardoor zoo de inwendige als de uitwendige mensch in volle rust en in eene onuitsprekelijke vreugd zal zijn.

VIII. HOOFDSTUK.

Welke de oorzaak is, dat velen eeue zoo kleine begeerte naar den hemel toonen.

Dat de ongeloovigen hun geluk zoeken in de aardsche goederen, is geen wonder : zij kennen geen ander; maar dat de Christenen, die een eeuwig en onvergankelijk goed door het geloof kennen, met eene zoo groote drift de aardsche goederen zoeken, en zou weinig op den hemel

-ocr page 232-

VAN DEN HEMEL

denken is onbegrijpelijk. Er zijn vele oorzaken van deze zoo groote verblindheid en verkleefdheid des harten, doch voornamelijk de drieërlei begeerlijkheid, die de H. Joannes noemt: De begeerlijkheid des vleesches, de begeerlijkheid der oocjen en de hoovaardij des levens. Deze nemen den smaak weg tot het hemelsche, en zij ontsteken den honger en dorst tot het aardsche.

De hemelsche goederen , die het geloof ons voorhoudt, zijn afwezig, men moet ze met verduldigheid verdienen en afwachten Maar de begeerlijkheid wil niet wachten, en zij begeert de tegenwoordige genieting van hetgeen zij be-ïnint. Do hemelsche goederen kan men met de zinnen niet vatten, en de begeerlijkheid is ongevoelig voor alles, wat men met de zinnen niet vatten kan, en daarom zoekt zij het aardsche. Om de hemelsche goederen te bekomen, moet men die van de zinnen verachten , en de begeerlijkheid kan geenen smaak vinden in deze verachtingen. Als de ziel zich tot de bedenking der hemelsche zaken zoude keeren, dan vindt de begeerlijkheid daar verdriet in, en stelt zich daartegen. Immers, zij maakt, dat de mensch eenen walg krijgt van al wat noodig is, om tot do eeuwige goederen te geraken. Doze begeerlijkheid en vervolgens de walg van het hemelsche goed is in den eenen mensch grooter dan in den anderen, en in sommigen zoo groot, dat zij alle gedachte en begeerte tot den hemel verdooft.

Doch deze begeerte tot den hemel is een nood-zakelijk gevolg van de liefde tot God. Die God bovenal bemint, is begeerig om hem te zien, en die deze begeerte niet heeft, is niet in staat

228

-ocr page 233-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 229

om met waarheid en regtzinnigheid in het gebed des Heeren te zeggen : Dat uw rijk ons toe-kome ; en wat is dat voor een Christen, die de taal van een Christen niet dan tegen de waarheid spreekt ? Daarom zegt de H. Augustinus , dat degene, die op de aarde maar wenscht te blijven, en zijne vreugde en rust daar vindt, in den hemel niet komen zal. Wij zuchten, zegt hij , naar het hemelsche Jeruzalem , ons zeiven hier aanziende als vreemdelingen en gevangenen onder hel juk en de slavernij van een sterfelijk ligchaam , ons vermaak en blijdschap uitstellende, tot wij in ons vaderland zullen gekomen zijn. Maar die niet verzucht als vreemdeling op de aarde, zal zich niet verblijden als burger in het hemelsche Jeruzalem ; omdat de begeerte tot het eeuwig leven in hem niet is. En wederom op deze woorden van den Apostel : ü ongelukkige als ik hen , wie zal mij verlossen van dit ligchaam des doods .\' zoo zegt hij : Dat deze hoopt het eeuwig geluk, die zich op deze wereld voor ongelukkig erkent.

En om te toonen dat zulk eene liefde tot het tegenwoordig leven , waardoor men hier wel altijd zoude willen blijven, strijdig is tegen de liefde van God, zoo zegt Augustinus al wederom : Die zijn vermaak vindt in zijne ballingschap, bemint zijn vaderland niet. Indien ons dan het vaderland lief en aangenaam is , zoo moet ons de ballingschap noodzakelijk hard vallen, en volgens dezen grondregel van den H. Augustinus ; die naar het eeuwig leven niet verlangt, bemint God niet; en die God niet bemint, verlangt ook nieu naar het eeuwig loven. Ondervraag dan uw hart.

-ocr page 234-

VAN DEN HEMEL

Indien God u een lang leven beloofdet op de aarde, en zeide: Gij zult hier rijkdommen, vermaken, eer, gezondheid, en alle goederen in overvloed hebben; maar gij zult mijn aanschijn niet aanschouwen, noch deel hebben in de goederen van mijn huis Die op deze vo\'rstelling in zijn hart zoude zeggen: Zie, ik heb overvloed van mijne tijdelijke goederen, ik houd mij voor gelukkig, ik verzoek niets meer, dusdanige zegt Augustinus, zoude zelfs nog niet begonnen hebben God te beminnen, noch hier verzuchten als vreemdeling.

Helaas! hoe vele worden er zoo gevonden, en die niettemin genest zijn, terwijl zij leven in een kwaden staat! O Jesus! geef ons toch eenen afkeer van de we\'reld, en doe ons gedurig ivemchen naar den hemel, om spoedig bij u te mogen komen.

IX. HOOFDSTUK.

Dat zeer vele Christenen in deze kwade gesteltenis zijn.

Vooreerst: allen die openbare doodzonden bedrijven, toonen duidelijk, dat zij de voldoening van de zonden stellen boven den hemel. Maar hoe velen zijn er voorts, die wel geene openbare doodzonden doen, doch evenwel reden hebben van te denken, dat zij geene begeerte tot het gelukkig leven hebben ? Bij voorbeeld, die daar bijna nooit op denken; die met walg daarvan hooren spreken; die zich niet bekommeren dan om tijdelijk welvaren, wereldsche eer, enz., als ook degenen, welker leven maar is als eene aaneenschakeling van allerlei vermakelijkheden.

230

-ocr page 235-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 231

Kan men van dusdanigen zeggen, dat zij begeerte hebben tot het eeuwig leven ? Doch om nog verder te zien, of er vele menschen zijn, die waarlijk begeerte hebben , ziet maar of er vele zijn, van wie men mag zeggen, dat zij hunnen schat ia den hemel hebben: want Christus zegt : Waar mv schat is, daar zal uw hart ook zijn. En wie heeft eenen schat in den hemel? al wie goede werken vergadert voor den hemel, die hij vooruit zendt naar de eeuwigheid! om daarbij te leven, bijna gelijk iemand, die in een ander land wil gaan wonen. Men kan hieruit merken, dat er weinigen zijn, die den hemel aanzien voor hun vaderland; dewijl er zoo weinigen zijn, die de goederen, die zij kunnen verwerven, daar naar toe zenden, en die daar eenen schat maken van goede werken. Hen ziet integendeel, dat al de zorgvuldigheid van het meerendeel der menschen naar uitkomt op aardsche zaken. Is het dan te verwonderen, dat hun hart niet in den hemel is; dewijl zij daar geenen schat hebben, waarop zij hun hart stellen.

Gelukkig zijn zij dan, die den hemel aanzien als hun vaderland, die zuchten en zich ellendig achten, ten 1. omdat zij zijn afgescheiden van God; 2. omdat zij uit hun vaderland zijn; 3. omdat zij nog onderworpen zijn aan de zonden; 4. omdat zij nog in gevaar zijn van het eeuwig goed te verliezen, waarnaar zij verlangen. Wat is het, vraagt Augustinus, dat een opregl Christen kwelt en pijnigt\'? Het is, dat hij met Christus nog niet in zijn vadeHand is.

De eerste Christenen verheugden zich gedurig in de hoop van den hemel. De Apostel noemt

-ocr page 236-

VAN DEN HEMEL

een Christen eenen hemelschen mensch, eenen inwoner van die heilige stad. Zoo moet hij dan een vreemdeling zijn op de aarde, en is hij vreemdeling, zoo moet hij verlangen naar zijn vaderland ! Ja, geheel de Christen-Godsdienst is als besloten in die begeerte van het eeuwig leven; zij is de geest van al de mijsterien, en hoe verder iemand af is van dezen staat, hoe verder hij ook verwijderd is van den geest des Christendoms. Sommige Heiligen zagen nooit den Hemel aan, zonder tranen te storten, denkende op het geluk, dat zij verhoopten en vurig wen-schencle naar hetgeen zij nog niet bezaten. Anderen woonden zonder dak, bloot voor hitte, koude en regen, om altijd den hemel te kunnen besch ouwen.

Laat ons dan dikwijls roepen met een H. Au-gustinus; »0 Jeruzalem! stad Gods, mija hart sbemint u, mijne ziel smacht naar uwe schoonsheid. O hoe schoon en edel zijt gij ? Wat een »vermaak is het mij, mijne oogen te slaan naar »uwe helderheid, en mij met uwe goederen te »verheugen : die mij zooveel te meer doen kwij-»nen van liefde, naarmate ik die meer overdenk. »0 hemel, wat een genoegen is het mij, de oogen smijns harten te vestigen op u, te spreken van du, te hooren van u, te schrijven van u, en «dagelijks iets te lezen van uwe gelukzaligheid, »om mijne ziel wat te ververschen en te ver-»sterken! O, heilige stad Gods! wat vermaak is shet mij met ooren en oogen, met gedachten «en zinnen, met hart en ziel gestadig op te «vliegen naar u, te wonen in u, te wandelen «door u, te rusten in n. Het verstand kan het «niet begrijpen, de mond kan het niet uitspre-

232

-ocr page 237-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 233

sken, de pen niet beschrijven, hart en ziel «alleen kunnen het gevoelen. O uitzinnigheid van »den zondaar, om een kort en vuil vermaak die «altijddurende en zuivere wellusten te verliezen !»

Helaas! hoe algemeen is heden deze uitzinnigheid en hoe klein is in vele anderen, de begeerte tot den hemel! Geef toch, o Jezus dat wij van dat getal niet zijn ; beweeg en versterk ons, dat wij ons uiterste best mogen doen, om de eeuwige zaligheid te hereiken.

X. HOOFDSTUK.

Het leven is ons alleen verleend, om den hemel wel te verdienen.

Wij zijn hier op deze wereld tot geen ander einde, dan om het oneindig groot werk van onze zaligheid te bewerken; wij moeten die gestadig voor oogen hebben, zij moet het oogwit wezen, waartoe al onze werken moeten strekken, zonder een deeltje van den kostelijken tijd te verliezen, die ons daartoe genadig geschonken wordt.

God had met regt van ons eene eeuwige bereiding en eene eeuwige boetvaardigheid kunnen eischen, om dat eeuwig geluk te bekomen, zegt de H. Angustinus, indien hij mot ons had willen handelen volgens zijne strenge regtvaardigheid ; want eene eeuwige rust zoude met regt gekocht moeten worden door eenen eeuwigen arbeid. Maar indien God dit van den mensch vereischte, wanneer zoude do tijd komen om te rusteu, en het loon te ontvangen? Zoo moet dan de tijd van den arbeid noodzakelijk bepaald .vezen : maar al was de tijd nu bepaald, God had kunnen eischen

-ocr page 238-

VAN DEN HEMEL

duizenden jaren van eene strenge boetvaardigheid, of zoo lang te branden in een groot vuur, ja in het vuur der hel om den hemel te verdienen: en indien al deze jaren in eene weegschaal opgewogen worden tegen het eeuwig loon, zij zouden als een niet zijn tegen den hemel en veel minder dan de geheele wereld, voor eene duit gekocht. Hetgeen nog meer is, indien God gewild had, dat niemand zijn aanschijn een uur tijds zoude aanschouwen: dan met een jaar lang al de tormenten der Martelaren te lijden, zoo zoude dit naar verdiensten nog niet genoeg betaald worden. Doch verdient een uur zooveel, wat zal de geheele eeuwigheid verdienen? Daarom, doe al, wat gij kunt, lijd en geef al, wat gij kunt, al ware het uwligchaam, om verbrand te worden, gelijk de Apostel spreekt, dit alles vergeleken bij den hemel, zoude zooveel zijn, als een druppel bij eene oneindige zee. Doch het is wel verre van daar, dat God zoo veel van ons eischen zoude: hij eischt maar den arbeid van dit kort en ellendig leven, en geheel deze arbeid bestaat in hem te beminnen en hem te dienen volgens de regels van het H. Evangelie, en daarvoor belooft hij ons, dat wij hem eeuwig zullen aanschouwen: en zal ons dit te lang schijnen ? Is er wel iemand onder de aardschge-zinden, die weigeren zou 2ü jaren lang een arm leven te leiden, om voor eenen korten tijd hier op aarde koning te worden ? en wat doet of lijdt gij voor den hemel?

Wat doet de mensch niet om het leven des ligchaams te bewaren of te verlengen! Hij zal het vuur en het mes verdragen, zegt de H. An-

234

-ocr page 239-

EN DE HEMELSCHE GLORIE.

gustinus, om genezen te worden van een zweer, niet om den dood te ontgaan, hetgeen onmogelijk is, maar om wat later te sterven. En wat zou hij niet doen, om verdubbeling van dit tijdelijk leven te bekomen? en wat is toch dit leven? Waarom doen wij dan zoo veel niet voor het eeuwige leven? Wat al arbeid en gevaar ondergaat een soldaat niet, op hoop van iets kleins te bekomen? Een koopman en schipper varen over zee, en staan langdurige reizen uit, met gevaar van goed en leven; en dit alleen op hoop van eene tijdelijke winst, die zeer onzeker is, en die zij zekerlijk zeer spoedig zullen moeten verlaten. Wat doen vele andere menschen niet, om een hoog ambt of eenen staat te bekomen? En hoe denken zij niet gedurig op middelen, om hun voornemen te kunnen bereiken?

«Wat eene schande voor ons, zegt de H. »Beruardus, zij hebben meer ijver voor hun on-»geluk en voor hunne ellende, dan wij voor ons «goed, en zij lobpen met grootere dapperheid xnaar den dood, dan wij naar het leven»

Maar van den andoren kant, wat een geluk is het eenen heer te dienen, die zoo wonderbaar den minsten dienst aan hem bewezen, beloont en die zoo naauwkeurig rekening houdt van alles, tot eene goede gedachte en tot eenen teug koud water, dien wij aan eenen behoeftige geven in zijnen naam? O gelukkige boetvaardigheid, o kostelijke arbeid, o heilig geweld, dat wij doen voor den hemel! Het minste is van meer waarde, dan al de overwinningen der koningen, en één traan van ware boetvaardigheid meer te waarderen , dan al de schatten der aarde. Als Petrus

235

-ocr page 240-

VAN DEN HÉMEL.

van Alcantara gestorven was, vertoonde zich zijne ziel aan de H. Tlieresia, en zeide: O gelukkige hoelvaardigheid, die mij zoo groote glorie verdiend hebt! Al de tijd is dan ellendig- verloren , die besteed wordt voor andere zaken, dan die daartoe strekken.

Al wat wij denken, spreken of doen, moet om den hemel zijn! maar hoe weinig doen wij daarvoor! Doe ons toch, o Jesus! ome onachtzaamheid kennen en vlijtiger voor den hemel arbeiden, dan wij tot nog toegedaan hebben.

XI. HOOFDSTUK.

Voorbeelden der Heiligen, die zich. zeiven in al huu

lijden en in hunne boetvaardigheid versterkt hebben

door de gedachten aan den hemel.

De H. Patriarchen Abraham, Isaak en Jacob waren hier niet vrij van kwellingen, ellenden en beproevingen. God zeide tot Abraham: Ga uit uws vaders huis, uit uw land, en uit uw geslacht,- en trek naar het land, dat ik u toonen zal. Door het geloof, zegt de Apostel in zijnen brief tot de Hebreeuwen, heeft Abraham gehoorzaamd, en ging hij zijn verblijf nemen in het land van belofte als in een vreemd land, wonende in de tent met Isaak en Jacob. Hij wilde daar geen huis hebben, maar woonde in tenten, zich /.elven aanziende als eenen balling en eenen vreemdeling, die hier geene blijvende stad heeft, maar de toekomende zoekt, verwachtende, gelijk Paulus zegt, eene stad, die vaste gronden heeft, welker kunstenaar en bouwmeester God zelf is. O hemel-

236

-ocr page 241-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 237

sche stad, gesticht, niet door de koningen der aarde, niet door de Engelen, maar door God zeiven! O wat schoonheden en liefelijkheden! wat treffelijkheden en rijkdommen zijn er in u te vinden! Die stad die Abraham verwachtte, dat is: de levende gedachte en de vurige begeerte tot deze stad, waren hem eene versterking in zijn lijden en in alle zwarigheden van dit leven.

Door het geloof (van den hemel en van de eeuwige zaken) ontkende Mozes {nu groot geworden zijnde) dat hij de zoon van Pharao\'s dochter was, zegt wederom ie Apostel, verkiezende liever verdrukt te worden met het volk van God, dan de tijdelijke genoegens der zonde te genieten, achtende den naam van Christus (dat is de versmaadheden, die Christus verkozen heeft in zijn leven, en die Mozes als proleet in den geest voor oogen had) eenen grooteren rijkdom dan al de schatten van Egiypte; want hij sloeg zijne oogen op de vergelding. Het was dan de gedachte aan de eeuwige vergelding, die hem het hof, het koningrijk en de kroon van Egypte deed verlaten, en liever de verdrukking in hunne plaats verkiezen.

Insgelijks de profeten in de oude wet hadden zeer veel te lijden, omdat zij- de waarheid zeiden, en met vele straften dreigden op Gods bevel. Velen van hen werden vreeselijk gedood, anderen waren verpligt te vlugten, en woonden in holen en spelonken der aarde, of op de gebergten, bekleed met vellen der schapen en geiten, om den dood te ontgaan. En wat was hun troost en hunno versterking in hunne ellenden ? de gedachte en de hoop op den hemel.

Aldus, nadat Tobias aan zijnen zoon vele schoone

-ocr page 242-

VAN DlfN HEMEL

lessen gegeven had, voegde hij daarbij; Mijn zoon, wij leiden hier wel een arm leven, maar wij zullen groote goederen hebben, (te weten de eeuwige in den hemel) is het, dal wij God vreezen, dn zonde haten en doen, hetgeen hem behagelijkis.

Het was uit aanmerking van den hemel, dat die kloeke moeder der zeven Machabeën hare zonen den wreeden dood zag ster yen om de wet des Heeren, ja zelfs hen krachtdadig aanmoedigde, om geduldig te lijden. En het was door hetzelfde inzigt, dat eene andere moeder tot haren zoon riep, als hg scheen te bezwijken onder de pijnen; Mijn zoon, mijn zoonl aanzie den hemel door uw geloof, zie Christus aan, die daar heerscht; want het leven wordt u niet ontnomen, maar in een beter leven verwisseld.

Alzoo heeft Christus zijne Apostelen ook dikwijls versterkt met de beloften van den hemel, onder anderen, als hij zegt; Zalig zijt gij, als men u zal haten, vervolgen en heliegen, door alle kwaad tegen u te spreken om mijnent vnl: verheugt en verblijdt u; luant uw loon is overgroot in den hemel.

De H. Apostelen hebben zich zei ven en ook de geloovigen gedurig versterkt in al hunne verdrukkingen door deze gedachten. Het diende aan Paulus als een zweetdoek, zegt de H. Chry-sostomus, om al de tranen en het zweet van zijnen arbeid en verdrukking af te wisschen.

Immers de overwinningen der martelaren, de zegepraal der Maagden, en de boetvaardigheid der Belijders zijn het uitwerksel van deze heilige gedachte. Wat hebben zij niet gedaan, gelaten en geleden uit liefde tot den hemel! de Martelaren

238

-ocr page 243-

EN DE HEMELSCHE GLORIE, 239

hebben daarvoor hunne eer, hun goed en leven gegeven en onbegrijpelijke pijnen geleden. De kluizenaars en kloosterlingen, zoo mannen als vrouwen, hebben daarvoor vader en moeder, zuster en broeders, vaderland en goederen verlaten; zich zeiven beroovende van de genoegens en gemakken, die zij konden genieten, en daarbij nog zeer strenge boetvaardigheid plegende, zoo dat wij over het wonderbare van hun leven verbaasd staan, bij voorbeeld: Antonius, Benedictus, Augustinus, Bernardus, Dominicus, Franciscus en talrijke anderen. De H. Seraphion zat in den winter half naakt voor do kelderdeur, en als men hem vraagde: Wie-heeft u beroofd van uive kleederen? zoo wees hij op het Evangelie, hetwelk hij onder zijnen arm droeg, zeggende: Dit hoek, dat mij den hemel belooft.\'

Nadat do H. Alexius, een der edelsten van Rome, den huwelijken staat omhelsd had volgens den wil van zijne ouders, verliet hij om de liefde van Christus zijne bruid ongeschonden, den eersten nacht van zijn huwelijk, en bezocht als een Pelgrim de heilige plaatsen in het H. Land, op welke reis hij 17 jaren onbekend is gebleven. Doch te Edessa, in Syrië, werd zijne heiligheid bekend gemaakt door een beeld van de H. Maagd. Hij dan, om den ijdelen roem te vlugten, ging van daar scheep, kwam te liome, alwaar hij door zijnen vader in huis genomen werd als een arme vreemdeling. Hij heeft aldaar nog 17 jaren onbekend en zeer arm geleefd, en nadat hij zijnen naam, zijn geslacht en den loop van zijn leven in geschrift naliet, is hij daar heilig en tot na zijnen dood onbekend gestorven.

-ocr page 244-

VAN DEN HEMEL

Welk een grooten strijd en welke bekoringen meent gij, dat hij al dien tijd doorstaan heeft, als hij dagelijks in dat paleis. hetwelk zijn eigen huis was, zijnen vader, zeer groote rijkdommen, genoegens, Maaltijden, enz. zag, die hij kon genieten, met zich zeiven kenbaar te maken? Maar hij heeft liever gekozen een allerstrengst vasten, een gedurig waken, hard en te weinig slapen, en veracht en bespot te worden van de knechten en dienstboden, dan al die eer en vermakelijkheden ; want hij sloeg zijne oogen met Mezes op de eeuwige vergelding van den hemel, dien hij altijd in zijne gedachten had.

De H. Augustinus, door deze heilige begeerte ontstoken zijnde, zeide tot zichzelven: «O mijne »ziel! al moest gij dagelijks vele pijnen, ja «zelfs de hel voor een langen tijd doorstaan, »om Christus in zijne glorie te mogen zien, en »in het gezelschap der Heiligen te wezen, zon sons dit zoo veel niet waard zijn? Zullen wij »dan niet gaarne lijden, al wat pijnlijk is, om sons deelachtig te doen zijn aan zoo groot goed »en zoo groote glorie? Dat dan de duivelen »ons kwellen en listen leggen; dat zij hunne «bekoringen tegen ons bereiden; dat het vasten shet ligchaam verteere, do haren kleederen het svleesch pijnigen en de arbeid ons bezware; «dat de een tegen mij roepe, de andere mij ver-»drukke, dat de koude mij doe beven; dat mijn «leven verga in pijnen en mijne jaren in wee-«nen, en dat de verrotting kome in mijne beensderen, als ik maar mag rusten in den dag der «verdrukking, en opklimmen tot ons heilig volk. «0 hoe zal de glorie zijn van de regtvaardigen,

■240

-ocr page 245-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. 241

Dhoe groot de blijdschap der Heiligen, als ieder «aanschijn zal blinken als eene zon, en de Heer »al onze werken zal vergelden met het beloofde ))loon, gevende de hemelsche goederen voor de »aardsche en het eeuwige voor het tijdelijke!»

Hoe vele koningen hebben hun koningrijk verlaten, en zijn arm gaan leven, om den hemel te winnen! Wij lezen onder andere het volgende van eene H. Mathildis, dochter van eenen koning van Schotland. Zij had vier broeders, van welke de eerste hertog was; maar ter liefde van Christus wilde hij arm zijn, verliet zijne huisvrouw, zijne staten, de hoop op zijns vaders rijk en zijn vaderland. De tweede, die een graaf was, verfoeide insgelijks de aardsche goederen en werd kluizenaar. De derde, zijnde Aartsbisschop, verliet zijn Aartsbisdom en trok in een klooster van de orde van den H. Bernardus. Den vierde echter, genaamd Alexander, 18 jaren oud zijnde, wilde de vader, dat hij met hem zou beginnen het rijk te bestieren. Doch zijne zuster Mathildis, die 120 jaren oud was, met hem hierover sprekende, zeide: Zeg mij eens allerliefste broeder, wat zijt gij van zin? Zie uwe broeders, al de aardsche rijkdommen en vermaken verfoeijende, om den hemel te winnen, hebben u een tijdelijk rijk nagelaten, waardoor gij in gevaar zijt, het eeuunge koningrijk te verliezen. Alexander stortte tranen, en zeide: Wat raadt gij mij dan, o allerliefste zuster / want zie, ik ben bereid uwen raad te volgen ? Mathildis was over dit antwoord zeer verblijd, en zij beiden besloten hun vaderland te verlaten. Zij trokken andere kleederen aan en zijn te zamen naar een vreemd land a-ereisd

. *1 11

-ocr page 246-

VAN DEN HEMEL

242

alwaar zij haren broeder de koeijen heeft leeren melken en kaas maken. Zij zijn daarna gekomen in Frankrijk, alwaar Alexander, volgens den raad van Mathildis ging dienen in een klooster van Cistertien, en zich daar ook verheugde met die geringe werken. Doch de Monniken, in hem behagen hebbende, namen hem tot Leekebroeder. Mathildis zeide dan verder nog tot Alexander: De Heer, o lieve broeder! zal ons wel een groot loon geven, omdat wij om hem onze ouders en vaderland verlaten hebben; maar wij zouden nog een veel grooter ontvangen, indien wij geheel ons leven, ons zeiven om hem wilden berooven van den troost van elkander nog te zien, tot dat wij eens voor eeuwig te zamen in den hemel ziin. Alexander weende zeer en vond dit het zwaarste van hetgeen hij tot nog toe ondervonden had. Doch ten laatste zichzelven overwinnende, zijn zij van elkander gescheiden, zonder elkander ooit meer te zien in dit leven. Mathildis ging in een dorp wonen negen mijlen van daar, alwaar zij zich in eene hut verborg, levende door het gewin harer handen, zonder eenigen onderstand van aalmoezen te aanvaarden. Haar bed was de aarde, en zij bragt vele uren door in het gebed. Alexander is in zijn leven nooit gekend geweest, en is heilig gestorven, doende zoowel in zijn leven, als na zijnen dood vele mirakelen. Hij vertoonde zich eens zeer helder blinkend aan èenen monnik, met eene kroon op het hoofd en eene andere in de hand. En als deze hem vroeg, wat deze twee kroonen betee-kenden, zeide hij: die ik in mijne hand draag, is mij gegeven voor de kroon van het tijdelijke

-ocr page 247-

EN DË HEMELSCHE GLORIE.

rijk, hetwelk ik verlaten heb, en de andere, die ik op mijn hoofd draag, omdat ik den Heer getrouw gediend heb.

Hoe groot de pijnen ook zijn, die de Heiligen geleden hebben, om tot u te komen, o Jesus! zij moeten toch belijden, dat dit alles zeer weinig is. Zij zijn nu vol vreugd, zij loven en danken u voor uwe genade cn voor uwe oneindige grootdadirjheid in hen te loonen. Geef toch, dat wij dit wel begrijpen, om hun voorbeeld hier na te volgen, en u met hen hierna voor uwe barmhartigheid te danken.

BEMERK ENG

Op het voorgaande.

De glorie des hemels gaat ons verstand verre te boven; de vreugd en de genoegens der gelukzaligen kan niemand uitspreken; al wat hier schoon, aangenaam, groot en verheven is op de aarde, is maar drek en vuiligheid, gelijk de Apostel spreekt, vergeleken bij den hemel. Om groote reden dan, riep de EL Paulinus, toen hij met verbaasdheid de kostelijkheid en pracht van de stad Home bewonderde: Indien de luister van het aardsche Rome zoo groot is, hoe groot zal dan de luister zijn van het hemelsche Jeruzalem!

Daarom waren ook de Heiligen met zoo eene groote genegenheid tot den Hemel ontstoken. Geene pijnen waren hun te veel, te zwaar of te langdurig; zij ondergingen die met blijdschap, om hem te bekomen, en hij was altijd in hunne gedachten. Zij zagen zich hier als vreemdelingen, als bannelingen, als gevangenen aan; zij

\'243

-ocr page 248-

VAN DEN HEMEL

namen nergens vermaak in, en al hunne wen-schen waren naar den hemel, zeggende met David: Eene zaak alleen heb ik van den Heer verzocht, en zal die blijven verzoeken, dat is, te mogen wonen in het huis des Heeren, at de dagen mijns levens, om de genoegens des Heeren te aanschouwen. Dus riepen zij ook gedurig met denzelfden Profeet: Wanneer zal ik voor uw aanschijn verschijnen1?

De H. Teresia, nog zeer jong zijnde, en verdiept in de gedachte van de eeuwigheid, was als jaloersch over de Martelaren, dat zij zulk eene groote glorie op zoo korten tijd, en met zoo weinig lijden bekomen hadden. Dus nam zij met grooten ijver haren jongen broeder bij de hand en trok te zamen met hem naar de Mooren, om aldaar oen heilig martelaarschap te ontvangen, en aldus spoedig naar den hemel te vlieden. Dit werd haar alsdan belet, maar wat heeft zij naderhand geheel haar leven niet ondergaan, om daartoe te geraken.

Men zoude ontelbare dergelijke voorbeelden van Heiligen kunnen bijbrengen, indien het de kleinheid van dit boekje toeliet; maar indien het weinige, tot hiertoe gezegd, ons niet beschaamd maakte over onze lafhartigheid, te vergeefs zouden wij nog meer hiervan ophalen.

Velen toonen wol een ige begeerte en eenen wil om zalig te worden: maar het is geen krachtige wil; want zij gebruiken de middelen niet, die noodig zijn, om deze zaligheid te bekomen; om eenen krachtigen wil te hebben, moet men de Heiligen navolgen, en alles doen, hetgeen inde H. Schrift bevolen wordt. Men moet den naau-

244

-ocr page 249-

EN DE HEMELSCHE GLORIE. \'245

wen weg ingaan, zich zeiven verloochenen, zijn kruis dagelijks opnemen en Christus volgen; zijne kwade begeerlijkheden overwinnen, het vleesch onder den geest houden; kloekmoedig strijden, zichzelven geweld aandoen, de wereld met al wat zij voorstelt, als: rijkdommen, genoegen, eer, enz., met er harte verfoeijen; in een woord, de godddelijko geboden onderhouden. Wilt gij tot het leven komen, zegt de Zaligmaker, onderhoud de geboden.

Dit alles is noodzakelijk, maar aan den laf-hartigen mensch te ongemakkelijk; hij zou den hemel beter koop willen, en gaarne hebben, dat hij met enkel wenschen te bekomen was. Maar hij bedriegt zich zei ven; want Christus zegt openlijk: Zij zullen niet allen in het rijk der hemelen gaan, die tot mij zeggen•. Heer, Heer! maar die den wil van mijnen Vader, die in den hemel is, doet, die zal ingaan in het rijk der hemelen. Wij moeten hier wel op letten, indien wij het niet te laat willen beklagen en de deur des hemels voor ons gesloten vinden.

Wi] mogen niet zeggen, o Jesus! dat dit alles te moeijelijk is, dewijl gij zelf zegt: Mijn juk is zoet en mijn last is ligt; maar wij moeten het aan onze bedorvenheid en kleine liefde toeschrijven. Wij hidden u dan, doe de oogen van uwe barmhartigheid over ons open: en verleen ons uwe liefde, om onze slapheid te overwinnen, opdat wij door het midden van \'s werelds aanlokkingen en bedreigingen ongehinderd tot u gaan, om u met al uwe Heiligen eeuwig te loven en te danken. Amen.

EINDE.

-ocr page 250-

BLADWIJZER

der

VIER UITERSTEN VAN DEN MENSCH.

VOORAFGAANDE BESCHRIJVING ENZ.

I. hoofdst. Het leven van den mensch is kort. 5

II. „ Ons leven is onzeker; de dood kan ons

altijd en op alle plaatsen overkomen. 8

III. „ Al ware de dood niet zeker, zoo zouden

wij hem moeten vreezen, omdat hij ons kan overkomen. 15

IV. „ Het leven is een gedurig stervenen eene

gedurige nadering fot den dood. 17

V. „ Ellenden, ziekten, ongelukken en ge

varen waaraan het menschelijk leven onderworpen is. 19

Ellenden van hongersnood en oorlog. 33 Ellenden van aardbeving. 34

VI. „ Dewijl ons leven kort, broos en onder

worpen is aan zoo vele ellenden, zoo is alle tijdelijk geluk zeerweinigteao\'nten. 37 Vil. „ Het leven wordt ons verleend, om het groote werk van onze zaligheid uit te werken. 31

VIII, „ Het is eene groote verblinding de bereiding tot den dood uit te stellen tot het laatste. De dood is gewoonlijk gelijk het leven is geweest. 35

-ocr page 251-

BLAmVIJZER.

IX. hooïds. Dat wij ona moetea bereiden tot den

dood, omdat men maar eens sterft. 38

X. „ quot;Waarin deze geestelijke dood en deze

bereiding bestaan. 40

verhandeling van den dood.

I. hooïds. Wat sterven is; en hoe pijnlijk. 45

II. „ Van de groote verandering, die er na

den dood volgt. 47

ïen 1. De ziel ziet zich zelve üTeene geheel andere gesteltenis.

Ten 3. de ziel ziot, wat de tijd en de eeuwigheid is. 51 Ten 3. Do ziel ziet God. 54

Ten 4. De ziel ziet de helsche gedrogten 55

Ten 5. De ziel ziet de razernij der duiveleu tegen haar.

Ten 0. De ziel ziet hare werken. 59

III. hoofds. Dat het ons zeer voordeelig is dikwijls

op den dood te denken. Gl

Voorbeelden van hetgeen sommige Heiligen en anderen gedaan hebben, om op den dood te denken. 66

IV. hoofds. De dood der zondaren is schrikkelijk ;

de dood der regtvaardigen is kostelijk. 71

Eenige voorbeelden van degenen, die den dood met

blijdschap aangezien en ondergaan hebben. 74

Beweegredenen om gaarne te sterven. 78

V. hoofds. De vrees des doods is geen zeker tecken van een kwaad geweten. 81

van het bijzonder oordeel.

I. hoofds. Wij moeten allen ten oordeel komen. 88

II. „ De Heiligen hebben gedurig het oordeel

voor oogen gehad en ook gevreesd. 89

247

-ocr page 252-

BLADWIJZER.

III. hoofds. Het oordeel is schrikkelijk, omdat de ziel daar al hare onbekende zonden ziet. gj

» De ziel zal dan ook de grootheid der

zonden zien. 93

v- ,, Dat het oordeel schrikkelijk is, omdat de ziel daar al de schijndeugden vernietigd ziet. 95 Vis » Door wie de mensch in het oordeel

zal beschuldigd worden. 98

VU. „ De regter zal een nauwkeurig onderzoek doen , en een scherpe rekening vragen. 101

VUi. » De regter zal ook rekening vragen van

do goede werken. 103

IX. „ Van de vervaarlijke verbolgenheid van

den Regter. 105

X- „ Hoe de ziel haar vonnis ontvangt. 108

van het liatste en algemeen ookdeel.

i. hoopds. Waarom er een algm. oordeel zal zijn. 113

II. „ Van de schrikkelijke teokenen, die het

laatste oordeel zullen voorafgaan. De Autichrist. 115

Elias en Enoch. 117

Schrikkelijke teekenen in zon en maan, enz. ia.

Van het branden der wereld. 120

III- „ Hoe door het blazen van de trompet

al de dooden verrijzen zuilen , 121

IV. „ Dat het kruis des Zaligmakers te

voorschijn zal komen. 125 •

V. „ Yan de aankomst des Regters. 127

VI. „ Christas zelf zal het vonnis uitspreken. 133

VII. „ Hoe voordeelig het is dikwijls op het

oordeel te denken. 136

248

-ocr page 253-

BLADWIJZEFi

249

VAN DK HEL EN HA11E SCHK IKKE LIJK E FIJNEN.

Wat is de hel. 143

Twee soorten van pijnen, die dis verdoemden in de hel lijden. 1 IT: De eerste pijn: het helsche vuur. 146 De tweede pijn : de knagende worm. 152 De derde pijn: de duisternis. 156 De vierde pijn: het geschrei, waardoor de o ore li gefolterd worden. 157 De vijfde pijn: de honger en dorst. 160 De zesde pijn: het vervaarlijke gezelschap, waardoor de oogen gepijnigd worden. 168 De zevende pijn; ds stank. 165 De achtste pijo : de berooving van het aanschijn Gods. 168 Van de eeuwigheid der pijnen. 171 Wat een troost het voor de verdoemden zoude zijn, indien men hen konde verzekeren, dat hunne pijnen eens zouden eindigen. 174 Hoe krachtig de gedachte aan de hel en aan de eeuwigheid is. 179

1. IIOOÏDS.

ir.

in.

IV.

v.

VI.

VII.

vm.

IX.

x.

XI.

XII.

XIII.

VAN DEN HEMEL EN DE HEMELSC1HS GLORIE.

I. HOOt\'DS. Wat de hemel is: Zijne grootheid,

voortreffelijkheid en schoonheid. 187

II. „ Van de heilige wellusten des Hemels. 190

III. » De wezenlijke glorie van den hemel

bestaat in het aanschouwen van God. 194

IV. „ De zaligen hebben geene droefheid, al

zien zij anderen hoog verheven. Hunne bezigheid. 201

21 ij.

-ocr page 254-

BLADWIJZER.

V. hooïds. Eigeuschappen van dc wezenlijke zalig

heid. 1. De blijdschap des Hemels. 204\' 2. De verzadiging der ziel. 207

2. De verzekering der zaligen, dat zij niet meer kunnen zondigen. 208

4. De heerlijkheid der zaligen. 209

VI. „ Van de vier begaafdheden der glorieuse

ligchamen. 214

1. Van de gaaf van klaarheid, id.

2. De gaaf van onlijdelijkheid. 217

3. De gaaf van doorschijnendheid. id.

4. De gaaf van snelheid. 218

VII. „ Van het vermaak der uitwendige zin

nen in de gelukzaligen 1. van het vermaak van het gezigt. 219

2. Vermaak van het gehoor. 221

3. De zoetheid van den smaak. 223

4. Het vermaak van den reuk. 224

5. Het vermaak van het gevoel. 225

6. Dat men zich wachten moet van in het geluk der uitverkorenen niets anders te beoogen dan het vermaak der zinnen, id.

VUL „ Welke oorzaak het is, dat velen eene zoo kleine begeerte tot den hemel toonen. 227

IX. „ Dat zeer vele Christenen in deze kwade

gesteltenis zijn. 230

X. „ Het leven is ons alleen verleend, om

den hemel wel te verdienen. 233

XI. „ Voorbeelden der Heiligen, die zien zei

ven in al hun lijden en in hunne boetvaardigheid versterkt hebben door de gedachte aan den hemel. 236

einde van den inhoud

250

-ocr page 255-

GOEDKEURING

Ach ! of de menschen wijs waren , de zaak verstandig overlegden, de uitersten voorzagen! zoMfan wijsselijk de zoetheid der goddelijke zaken smaken, verstaande het ijdele der wereldsche, voorziende het schromelijke der helsche zaken en alzoo nooit zondigen. Hiertoe dient bijzonderlijk het Boekje genaamd Be vier uitersten van den mens oh. Zijnde vol van zielroerende beweegredenen, om den menseh van de zonde af te trekken en christelijk te doen leven. Daarom zal het zeer voordeelig herdrukt en gelezen worden.

Gegeven te Gent, den 16 Februarij 1743. Nu F. AUDENAERT, Licentiaat in de godgeleerdheid, Kanunnik en Aartspriester van S. Bavo, boekkeurder.

-ocr page 256-

f /

.

-ocr page 257-

HET

GULDEN PARADIJS,

OF

CHRISTELIJK HANDBOEKJE,

BEHELZENDE

VERSCHILLENDE GODVRUCHTIGE OEFENINGEN, GEBEDEN, LOFZA.NGEN, LITANIËN , ALS OOK DE STATIËN EN EENEN NIEUWEN ROZENKRANS.

\'s- Hertogenbosoh.

LUTKIE amp; GRANEN BURG.

Kerkelijk Goedgekeurd. — 1882.

-ocr page 258-
-ocr page 259-

APPB.OBATIO.

Imprimi potest.

Mechlinim, 3 Novembris \\ 826.

J FORGEUR , VIG.-GEN

-ocr page 260-

TAFEL

1

VERSPRINGENDE FEESTDAG-EN,

5zj •«

rt

3

ZOND. LETTER

ASCDDAQ.

PASCHEN,

PIKKSTEn.

1882

A

Q2i! febr.

9 april.

28 mei.

1883

G

14 febr.

1 april.

20 mei.

1884

F E

27 febr.

13 april.

1 junij.

1885

D

18 febr.

S april.

24 mei.

1886

C

\\ 0 maart.

23 april.

13 junij.

1887

B

23 febr.

10 april.

29 mei.

1888

A G

14 febr.

1 april.

20 mei.

1889

F

6 maart.

21 april.

9 junij.

1890

E

19 febr.

6 april.

25 mei.

1891

D

11 febr.

29 maart.

17 mei.

1892

C B

02 maart.

17 april.

5 junij.

1893

A

IS febr.

2 april.

21 mei.

1894

G

7 febr.

2S maart.

13 mei.

1895

F

28 febr.

14 april.

2 junij.

1896

E D

18 febr.

4 april.

24 mei.

1897

C

3 maart.

18 april.

6 junij.

1898

B

23 febr.

10 april.

29 mei.

1899

A

IS febr.

2 april.

21 mei.

1900

6 F

28 febr.

1S april.

3 junij.

-ocr page 261-

JANÜARIJ.

1 «gt; Besnijdenis,

2 b s Alardus.

3 o s Genoveva.

4 d s Titus.

5 e s Telesphorus.

6 f Openh. des H.

7 g: s Luciana.

8 a s Gudula.

9 b s Julianus.

10 c s Agatho,Paus.

11 d s Hyg itius.

12 e s Arcadius.

13 f s Veronica. 1-4 g s Hilarius.

15 a s Paulus Erm.

16 b s Marcellus.

17 c s Antonius abt.

18 d s Pet. St. te R.

19 e s Canutus.

20 fs Sebaslianus.

21 gs Agnes.

22 a s Vincentius.

23 b s Raytnundus. 2-i c s Timotheüs.

25 d s Paulus bek.

26 e s Polycarpus.

27 f s Joan. Chrys.

28 gsFiavianus.

29 a s Cyrillus.

30 b s Aldegondis.

31 o s Pet. Nolasc.

FEBRÜARIJ,

Ids Ignatius.

2 e O. L. V. Licht

3 f s Blasius.

4 g s Rombertus. o a s Agatha.

6 b s Amandus.

7 c s Romiialdus*

8 d s Joan.de Math.

9 e s Apollonia.

10 F s Scbolastica.

11 g s Dcsiderius.

12 a s Enlalia.

libs Gregorius.

14 c s Valentinus.

15 d s Faustinu».

16 e s Juliana.

17 f s Sylvinus.

18 g s Leo.

19 a s Conradus.

20 b s Emilianus.

21 cs Severianus.

22 d s Pieiers Stoel.

23 e s Petrus Dam.

24 f s Matthias, ap. 23 g s Victorius.

26 a s Porphyrin».

27 b s Leander. -

28 c s Romanus.

In het schrikkeljaar heeft Fehruarij

29 dagen.


-ocr page 262-

MAART.

APRIL.

1 d s Sigebertus.

2 e s Siraplicius.

3 f s Cunegundis.

4 ff s Cacimirus.

5 a s Adrianus.

6 b s Coleta.

7 c s Th. v. Aquine.

8 d s Philemon.

9 e s Francisca.

10 f De -40 Martel.

11 g s Vindicianus.

12 a s Gregorius. 18 b s Euphrasia.

14 c s Mathildis.

15 d s Longinus.

16 e s Eusebia.

17 f s Patricius.

18 gs Gabriël.

19 a s Josef.

20 bs Landoaldus.

21 c s Bonedictus.

22 d s Basilius. 2B e s Thcodosia.

24 f s Ireneus.

25 g Maria Boods.

26 a s Ludgerns.

27 b s Rupertus

28 c s Sixtus.

29 d s Eustachius. SO e s Joannes Clem. 81 f s Acacius.

1 g s Hugo.

2 a s Fr. de Paula. 8 b s Richardus.

4- c s Isidorus.

5 d s Vincent. Fer.

6 e s Celestinus M.

7 f s Hermanns.

8 g s Perpetuus.

9 a s Maria Egyp. 10 b s Macharius. lies Leo, Paus. 12 d s Julius.

18 e s Herraenegild.

14 f s Tiburtius.

15 g s Anastasia.

16 a s Martialis.

17 b s Anieetus.

18 cs Apollonius.

19 d s Ursula.

20 e s Marcellinus.

21 fs Anselmus.

22 g s Soter en Caj. 28 a s Georgius.

24 b s Egbertus. 26 c s Marcus.

26 d s Cletns.

27 e s Theophilus.

28 fs Vitalis.

29 g s Petrus Mar. 80 a s Cath. v. Sen


-ocr page 263-

MEI.

1 b ss Phil, en Jac.

2 c s Athanasius.

3 d H. Kruisvind.

■4 e s Monica, wed.

5 f s Pius V.

6 g s Jan in de Olie.

7 a s Stanislaus.

8 b s Michiel Op.

9 c s Gregurius. 10 d s Job. Hes Miiraertus. 12 f s Pancratius. 18 g s Servaas , biss. 14 a s Bonifaeius. 1b 1) s Dymphna M.

16 e s Joan. Nepom.

17 dsPaschalisBayl.

18 e s Venantius.

19 fs Pruiientiana.

20 g s Bernardinus.

21 a s Constantinus.

22 b s Julia.

28 c s Guibertus. 24 d s Susanna.

23 e s Har. Mag. D.P.

26 f s Philippus Ner.

27 g s Joann. Paus.

28 a s Germanus.

29 b s Maximus. 80 c s Felix. Paus. 31 d s Petronella,

JÜNIJ.

les Pampbilius

2 f s Marcellinus.

3 g s Clotildis. -4 a s Optatns B. 5 b s Bonifaeius. Bes Norbert. b.

7 d s Paulus bs.

8 e s Medardus b.

9 f s Prim, en Fo. 10 g s Margareta k. Has Barnabas ap.

12 b s Antonia.

13 c s Anton, van P,

14 d s Basiiius bis.

15 e s Vitus, Mod.

16 f s Joan. Franc.R.

17 g s Alena , mart.

18 a s Marcus.

19 b s Gerv. en Prot.

20 c s Silver. Paus.

21 d s Aloys. Gonz.

22 e s Paulin us b.

23 f s Agrippina.

24 gs Joan, de doop.

25 a s Adelbertus.

26 b s Joan, en Paul.

27 c s Guliëlmus.

28 d s Leo, Vigil.

29 e s Petr. en Faul. 80 f s Martialis.


-ocr page 264-

JUL».

1 g s Gallus, bis.

2 a O.-L.-V. Vis. 8 b s Phocus.

4 c s Theodoras.

5 (1 s Bonifocius.

6 e s Godeliva.

7 f s Willebaldus.

8 g s Landrada.

9 a s s Mart. Gore. 10 b De 7 H. Broed, lies Pius Paus ra.

12 d s Joan. Gualb.

13 e s Anacletus.

14 f s Bonaventura.

15 g s Henricus.

16 a s O.L.V.v.Carm.

17 b s Alexius bel.

18 c s Simphorosa.

19 d s Vine, a Paulo.

20 e s Margaretha.

21 f s Victor.

92 g s Maria Magd. ■JS a s Brigitta. 24 b s Christina. 23 c s Jacobus. 26 d s Anna. f?7 e s Pantaleon. 28 f s Innocentins. \'SO g s Martha. 30 a s Abdon. 3] b s Ignatius.

AUGUSTUS.

1 c s Pieters band.

2 d s Portiuneula.

3 e s Stev. vind.

4 f s Domiuicus.

5 g s Maria ter sn.

6 a s Transfigurat,

7 b s Dunatus.

8 c s Cyriacus.

9 d s Bomanuf.

10 e s Laurentius.

11 f s Susanna.

12 g s Clara.

13 a s Hyppolitus.

14 b Eusebius, Vig.

15 c O.-L.-V. Hem.

16 d s Bochus.

17 e s Juliana.

18 f s Agapitus.

19 g s Ludovicus.

20 a s Bernardus.

21 b s Anasiasins.

22 c s Timotheüs.

23 d s Philippus bel.

24 e s Bartholom. 23 f s Lode wijk , k.

26 g s S(,[)liyrinus.

27 a s Rufus Marl.

28 b s Angustinus.

29 c s Jan onlhooftl. 80 d s Rosa.

31 e s Rayniundns.


-ocr page 265-

SEPTEMBER.

1 f s Egidius.

2 g s Stephan. k. Sas Remaolus. •4 b s Rosalia.

5 c s Laurentius.

6 d s Zacharias prof.

7 e s Regina.

8 f MariaGcboorte.

9 g s Gorgonius. 10 a s Nicolaus, Tol. libs Protus.

12 c s Guido.

15 d s Amatus.

1-i e II. Kruisverh. 18 f s Nicodemus.

16 gs Cornelius.

17 as Lambertus.

18 b s Tli. a Vil. n.

19 c s Januarius.

20 d s Eustachius.

21 e s MaUheüs. Ap.

22 fs Mauritius, 2S g s Thecla.

24 a O. L. \\. der si.

25 b s Cleophas.

26 c s Cyprianus.

27 d ss Cos. en Dam.

28 e s Wenceslaus.

29 t s Michael.

SO g s llieronymus.

OCTOBER.

las Bavo.

2 b s Engel-Bew.

3 e s Gerardiis. •ids Franciscus. 8 e s Placidus.

6 f s Bruno.

7 g s Marcus.

8 a s Brigitta w.

9 b s Dionysius. 10 c s Franc.de B. lids Gummarus 12 e s Haximiliana. IS f s E\'.iuardus.

1-4 g s Calixtus.

15 a s Theresia.

16 b s Gallus.

17 c s Hedwigis.

18 d s Lucas.

19 e s Petr. d\'Alt.

20 f s Felician.

21 g s Ursula.

22 a s Marcus Bis.

23 b s Joarm. Cap.

24 o s Raphal. 23 d s Crispinus.

26 e s Evarislus.

27 f s Floreiitinus,

28 gs Sim. en Jud.

29 a s Ermelindis.

30 b s Mareellus. SI e ? Quintin.


-ocr page 266-

NOVEMBER.

1 d Alierheimobn.

2 e Allerzielen. Sfs Hubertus.

4 g s Carolus. Bor.

5 a s Zacharias.

6 b s Leonardus.

7 c sWillebrord.

8 d de4 Gekroon.

9 e s Theodoras.

10 fs Trypbon.

11 g s Martinus.jbis.

12 a s Lyïinus.

15 b s Didacus. U c s Serapbion. ISds Leopoldus.

16 e s Edmundus.

17 fs Gregorius.

18 g s Romanus,

19 a s Elisabeth.

20 b s Felix do V.

21 c 0. L. V. Pres.

22 dsCecilia,maagd.

23 e s Clemens.

24 fs Joan.aCruce.

25 gs Catharina.

26 as Petr. Alex.

27 b s Maximus.

28 c s Sosthenes.

29 d s Saturninus.

30 e s Andreas.

DECEMDER.

1 f s Eligius.

2 g s Bibiana, gas Franc. Xav.

4 b s Barbara.

5 c s Sabbas.

6 d s Nicolaus.

7 e s Ainbrosius.

8 f O. L. V. Ontv

9 g s Leocadia. 10 a s Melchiades. libs Damascus. 12 c s ConsUinlinus. 18 d s Lucia.

14 e s Nicasius.

15 f s Eusebius.

16 g s Everardus.

17 a s Begga.

18 b s Gratianus.

19 c s Nemesins.

20 d s Phiiogonus,

21 e s Thomas.

22 f s Honorius.

23 g s Victoria.

24 a s Irmina. Fïgi/. 23 b Kebsdag.

26 c s Stephanas.

27 (1 s Joan. Evang.

28 e Onn. kind.

29 f s Thom Cant.

30 g s Sabinas. 81 a s Silvester.


-ocr page 267-

MORGENPLIGTEN.

ON DERRIGTIN G

over het gebed in het algemeen en het morgengebed in het bijzonder.

Wij hebben van ons zeiven niets, dan zonde en leugentaal, gelijk de H. Vaders spreken; alle goede gaaf komt van hier boven, zegt ,de H. Jacobus. Het is door het gebed, dat wij dit vragen en verkrijgen. Het gebed is eene opheffing van ons hart tot God, waardoor wij onze aanbidding, onze dankzegging, en onzen nood aan hem te kennen geven. Het is de adem van onze ziel, en wij behoorden zoo onophoudelijk te bidden, als te ademen. De noodzakelijkheid van het gebed komt voort uit onze algemeene behoefte. Wij hebben niets, wij kunnen niets, wij zijn niets. Alles ontbreekt ons. Wij zijn daarenboven bedorven tot in den grond, bekwaam en genegen tot alle kwaad. Wij zijn omringd, zoo binnen als buiten, van eene groote menigte van gevaarlijke en magtige vijanden. Wij zijn blind, wij zijn arm, wij zijn ziek; wij zijn mag-teloos, en tegen al die ellenden is het algemeen en krachtigste middel het gebed.

Is het dan te verwonderen, dat Christus, onze Zaligmaker, \'die ons zoo lief heeft, en zoo genegen om ons te helpen, ons zoo ernstig vermaant te bidden? Men moet altijd, hidden, zegt hg,

-ocr page 268-

MORGENPLIGTEN.

en nooit verjlaauwen. Vraagt, zoekt, klopt, zegt hij wederom, want al ivie vraagt, verkrijgt; al wie zoekt, vindt; en aan al wie klopt, wordt opengedaan. Aan wie is het dan te wijten, dat wij arm en ellendig blijven en eeuwig verloren gaan, als aan onze groote lafhartigheid, door welke wij zulk krachtig en goddelijk hulpmiddel verzuimen, verachtende die groote schatten, die God ons geven zoude, indien wij er hem ootmoedig om baden.

Wij kunnen hier niet wijdloopiger van deze gewigtige stoffe spreken, zij wordt breeder verhandeld in andere godvruchtige boeken. Dit boekje behelst niettemin de voornaamste en nut-, tigste gebeden, die de geloovigen door den dag in hunne dagelijksche pligten allermeest noodig hebben. Doch wij kunnen hen niet genoeg vermanen, dat zij do morgenpligten en morgengebeden nooit verzuimen: niet dat het genoeg is, den dag wel te beginnen, want men moet den geheelen dag voor God leven; maar omdat degenen, die wel beginnen, doorgaans wel eindigen, en omdat de morgengebeden als eene olie en een balsem zich over alle werken van den dag verspreiden.

De vroege morgen is verre de geschikste tijd tot deze oefening.

Het manna, zegt de Wijze-man in het boek der Wijsheid, moet \'smorgens vroeg geraapt worden: want het smelt met het opgaan der zon. om ons te leeren, zegt de H. Geest zelf, dat men vóór de zon moet opstaan, om den Heer te loven, en dat men hem aanbidden moet met het krieken van den dag. Sap. 17.

Het is schande, o Christen mensch! zegt de

\'264

-ocr page 269-

MORGENPLIGTEN.

H. Ambrosius, dat de stralen der zon u zonder schaamte op uw bed vinden liggen.

De liefde tot het vaderland doet den reiziger te vroeger opstaan. De gierigaard waakt, werkt van des morgens vroeg om de winst, en de ambachtsman om den kost. En zullen wij minder doen, om het hemelsche vaderland, om oneindige schatten, om een eeuwig geluk? Onderhoud dan getrouw de volgende punten:

1. Bepaal eenen gestelden tijd van slapen. Zeven uren slapen, gelflk het spreekwoord zegt, is ruim genoeg voor oud en jong.

2. Stel u zei ven een vast uur van opstaan, en zooveel als het mogelijk is, heel vroeg; omdat de vroege morgen, gelijk het gezegd is, de geschiktste tijd is, om God te bidden.

3. Zoodra het uur gekomen is, sta vlijtig op, zonder een oogenblik toe te geven aan de luiheid.

4. Indien gij wakker wordt voor den tijd van opstaan, houd u bezig met heilige gedachten: of indien de slaap nog noodig is, tracht liever in slaap te geraken, dan u in gevaar te stellen van in bekoring te blgven waken.

5. Wacht u van de\' eerste vruchten te verliezen van uwen dag. Gij zijt aan God, zegt de H. Ambrosius, de eerste vruchten van uw hart en van uwen mond schuldig.

6. Verzuim nimmer uw morgengebed. Hij verdient den naam niet van eenen Christen mensch, zegt de Kardinaal Bona, die ten minste niet tweemaal daags ïdes morgTS als hij opstaat en des avonds eer hij slapen gaat) zijn hart tot God opheft, en eenigen tijd bidt. God had in de oude wet bevolen, dat de Priesters des morgens

21 12

265

-ocr page 270-

MORGENPLIGTEN.

en des avonds de lampen moesten ontsteken en voorzien van olie, en wierook branden op het reukofferaltaar van het Tabernakel, ora ons te leeren, hoe wij bijzonder op die tijden ons moeten voorzien van de olie der liefde en van den wierook des gebeds.

7. Indien het gebeurde, dat gij door eenige dringende redenen uw morgengebed moest uitstellen, haal deze schade in op het eerst geschikt oogenblik.

8. Schik al uwe zaken zoodanig, daüdenoo-dige tijd van bidden gevonden kan worden. Hoe zeer iemand overvallen is met bezigheden, hij moet tijd vinden om te eten en te rusten, veel meer moet men tijd zien te vinden om te bidden.

Ontwakende en opstaande, zeg:

In den naam des Vaders, en des Zoons en des H. Geestes. Amen.

Geloofd moet gij zijn, o allerheiligste Drievuldigheid , die mij geschapen hebt, opdat ik u uit ganscher harte zou dienen en beminnen, en alzoo geraken tot het eeuwige leven. Leer mij kennen, hoe dierbaar de tijd mijns levens is, dien gij mij genadig vergunt, om mijne eeuwige zaligheid uit te werken, en druk diep in mijn hart deze woorden van den Apostel; Wij leven voorden Heer. (Eom. 4 v 8.) Gij behoort u zeiven riet toe; niemand mag leven om zich zeiven.

U kleedende:

Geef mij, o Heer! dat mijne kleederen, in plaats van mij hoovaardig te maken, mij mogen beschamen en vernederen.

266

-ocr page 271-

MORGENPLKTEN.

Of: Vergun mij den ouden mecsch uit te schudden en den nieuwen aan te trekken. Bekleed mij, o Jesus! met uwen Geest, versier mij met uwe deugden.

Gewijd water nemende, zeg:

Besproei mij. Heer! met den dauw van uwe genade en van uwen zogen.

Of: Wasch mij nog meer van mijne ongereg-tigheid en reinig mij van mijne zonden. (Ps. 50.)

Gekleed zijnde, keer u naar hef Tabernakel, en u plat ter

aarde werpende, of zesr diep nederbuigende, zeg:

Ik aanbid u, o Jesus! rustende in het H. Sacrament; doe mij zien, dat ik mij zeiven niet toebehoor; maar u, die voor mij gestorven zijt. Geef mij, dat ik voor u moge leven, en mij zeiven geheel aan u opdrage, die uw goddelijk leven voor mij ten beste gegeven hebt.

—3~o-£gt;-

MORGENGEBED,

Nota. Het is eene zeer loffelijke gewoonte des morgens en des avonds het huisgezin hijeen te doen vergaderen om deze of andere gebeden te zamen te doen. Aldus zullen degenen, die over het huisgezin moeten waken, verzekerd zijn, dat elk dezen pligt volbrengt, en Christus volgens zijne belofte zal in het midden van hen zijn.

In den naam des Vaders, en des Zoons en des H. Geestes. Amen.

267

-ocr page 272-

MORGENPUGTEN.

Laten wij ons stellen in Gods tegenwoordigheid, en in

stilte overwegen: ten 1. Wien wij gaan aanspreken;

2. Wie wij zijn; 3. Wat wij gaan vragen.

KORTE STILTE.

Laat ons den bijstand van den H. Geest verzoeken.

Kom in ons, o H. öeest! vervul de harten uwer geloovigen en ontsteek in ons het vuur van uwe goddelijke liefde.

Laat ons God aanbidden, hem bedanken voor al zijne weldaden en verzoeken de volharding van zijnen bijstand.

Wij erkennen^, o God! dat gij onze opperste Heer en meester zijt, dat wij geheel in uwe magt zijn, en zonder u, die ons geschapen hebt, de allerminste zaak niet kunnen. Gij, o Heer! hebt ons het leven gegeven, en onderhoudt ons in het leven. Gij hebt ons verlost, en door den H. Doop tot uwe H. Kerk geroepen. Gij belooft ons na dit leven de eeuwige zaligheid, en gij verleent ons de middelen, om tot dezelve te geraken. Wij bedanken u, o Heer! voor al deze uwe gunsten en genaden, die wij ontvangen hebben van het begin onzes levens af, en die wij nog dagelijks van uwe oneindige goedheid ontvangen. Houd nooit op, o God! uwen zegen over ons uit te storten Zend ons uwen goddelijken bijstand. Verlicht ons verstand met uw goddelijk licht. Vefsterk onze zwakheid Vervul ons hart met uwe liefde. Genees de bedorvenheid van onzen wil, en gun, dat wij u door een heilig gebruik van uwe genade mogen behagen. Amen.

268

-ocr page 273-

MORGENPUGTEN.

Laat ons vergiffenis vragen van onze zonden.

Allergenadigste Vader, wij hebben grootelijks tegen u misdaan. Wij keeren ons tot uwe oneindige barmhartigheid in de bitterheid van ons \' hart, biddende om vergiffenis door Jesus uwen Zoon, dien wij u opdragen, hangende aan het kruis. Zie toch op zijne tranen en laat u bewegen door zijn genaderoepend bloed. ïot voldoening van uwe goddelijke regtvaardigheid offeren wij ons zeiven met hem op, om in zijnen geest te lijden al de ongemakken, pijnlijkheden en kruisen, die onze roep medebrengt, on die uwe vaderlijke goedheid ons zal believen over te zenden.

Laat ons van God de genade verzoeken, om heilig te leven , en hem dezen dag niet te vergrammen.

v. Gewaardig, o Heer! ons dezen dag van alle zonden te bewaren.

r. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer, v. Stort, o Heer! uwo barmhartigheid over ons uit.

r. Gelijk wij in u gehoopt hebben, v. Heer, verhoor mijn gebed.

r. En laat ons geroep tot u komen. Almogende, eeuwige God! die ons tot het begin van dezen dag bewaard hebt, bescherm ons van daag door den bijstand uwer genade, opdat wij in gcone zonden vallen; maar dat al onze woorden, gedachten en werken door het licht uwer wijsheid bestierd worden tot onderhouding uwer regtvaardige geboden; door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon die met u leeft en

269

-ocr page 274-

MORGENPMGTEN.

heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwigheid.

Laat ons aan God het gebed, hetwelk de Heer Jesus ons geleerd heeft, opdragen, aandaehtig lettende op elke vraag.

Onze Vader, die in de hemelen zijt! Geheiligd zg uw naam. Ons toekome uw rijk. Uw wil geschiede op de aarde als in den hemel. Geef ons heden ons dagelijksch brood. Vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren. En leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van den kwade. Amen.

Laat ons de H. Maagd Maria groeten, en verzoeken, dat zij voor ons wil bidden.

Wees gegroet, Maria, vol van genade. De Heer is met u. Gezegend zijt gij boven alle vrouwen, en gezegend is de vrucht uws ligchaams, Jesus. H. Maria, Moeder Gods, bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onzen dood. Amen.

Laat ons het geloofsbegrip der Apostelen bidden en de heilige geheimen, die daarin vervat zijn, met eene volkomene onderwerping van ons verstand en onzen wil aanbidden.

1. Ik geloof in God den Vader almagtig, schepper van hemel en aarde.

2. En in Jesus Christas, zijnen eenigen Zoon, onzen Heer.

3. Die ontvangen is van den heiligen Geest, geboren uit de Maagd Maria.

270

-ocr page 275-

MORGENPLiaTEN.

4 Die geledeu heeft onder Pontius Pilatus, die gekruist is, gestorven en begraven.

5. Die nedergedaald is ter helle, en den derden dag verrezen van den dood.

6. Die opgeklommen is ten hemel, en zit aan de regterhand van God den Vader almagtig.

7. Die van daar zal komen oordeelen de levenden en dooden.

8. Ik geloof in den H, Geest.

9. De heilige Katholieke Kerk: Gemeenschap der Heiligen.

10. Vergiffenis der zonden.

11. Verrijzenis des Vleesches.

12. En het eeuwige leven.

Laat ons de geboden Gods lezen, en genade verzoeken

om die van daag en alle dagen onzes levens heilig

te onderhouden.

1. Ik ben de Heer uw God, gij zult geene vreemde goden voor mijne oogen hebben. Gij zult geene gesneden beelden, noch gelijkenis maken, gij zult ze niet aanbidden, noch Godsdienst aandoen.

2. Gij zult den naam van den Heer uwen God niet ijdelijk noemen.

3. Wees gedachtig, dat gij den Sabbatdag heilig maakt.

4. Eert uwen vader en uwe moeder; opdat gij lang moget leven op aarde.

5. Gij zult niet doodslaan.

6. Gij zult geen overspel of onkuischheid doen.

7. Gij zult niet stelen.

8. Gij zult tegen uwen naaste geene valsche getuigenis geven.

271

-ocr page 276-

MORGENPLIGTEN.

9. Gij zult nws naastens huisvrouw niet beg\'eeren

10. Noch zijn huis, noch zijnen akker, noch zijnen knecht, noch zijne dienstmaagd, noch zijnen os, noch zijnen ezel, noch iets van al, wat hem toebehoort.

Laat oas de geboden van de heilige Kerk lezen, met een vast voornemen van dezelve te onderhonden.

1. De geboden heilige dagen zult gij vieren.

2. Gij zult alsdan ook mis hooren met goede manieren.

3. Geene geboden vastendagen zult gij breken. ■4. Gij zult aan uwen Priester, ten minste

eens des jaars, uwe biecht gaan sproken.

5. En nuttigen omtrent Paschen het Ligchaam onzes Heeren.

De zeven H. Sacramenten.

1. Het Doopsel, 2. het Vormsel, 3. het H. Sacrament des Altaars, 4 de Biecht, 5. het H. Oliesel, d. het Priesterschap. 7. het Huwelijk.

Laat ons al de werken van dezen dag aan God opdragen.

Wij zijn, o Heer! tot geen ander einde in deze wereld, dan om uwen heiligen wil te volbrengen, on om u te dienen volgens den staat, in welken uwe goddelijke Voorzienigheid ons gesteld heeft. Ontvang goedertieren, o God! de offerande, die wij u opdragen, van al de werken, die ons dezen dag te doen staan. Geef ons de genade, om ootmoedig en getrouw te volbrengen,

272

-ocr page 277-

MORGENPLIGTEN.

al hetgeen gij van ons vereischt, en maak, dat wij in al onze gedachten woorden en werken geen ander inzicht hebben, dan u te behagen en uwen heiligen naam te eeren.

Laat ons den bijstand van onzen H. Engel-Bewaarder verzoeken.

O God! die door eene onuitsprekelijke voorzienigheid u gewaardigt uwe H. Engelen tot onze bescherming te zenden, geef dat wij hier door hunne zorg gestadig tegen het geweld onzer vijanden mogen beschut worden; en hun gezelschap hierboven in den hemel eeuwig genieten. Amen.

O Heer! vergun ons uwen zegen, bescherm ons\'van alle kwaad, en leid ons tot het eeuwig leven.

Dat door de goddelijke barmhartigheid de zielen der overledenen in vrede rusten. Amen.

ONDEEEIGTING

wegens onze verpligting van voor God te leven.

Om zalig te worden moet men voor God leven. Wij zijn gekocht len hooge prijs, en hetzij wij leven of sterven, wij behooren den Heer toe. Hieruit volgt, dat wij gehouden zijn al onze werken te doen tot glorie van God. Hij is onze Heer! wij zijn zijne knechten: al onze werken behooren hem toe. Hij is de eigenaar van den boom en van al deszelfs vruchten. Dus moeten wij dan des morgens vroeg ons zeiven en alles wat wij door den dag doen zullen, aan God opdragen 21 \'12.

273

-ocr page 278-

274 morgenpligten.

met eene opregte meening, om alles voor hem te doen, zijnen wil te volbrengen; en hem trachten te behagen door al de werken, die hij ons door zijne voorzienigheid door den dag zal aanwijzen, volgens de plaatsen en verbindtenissen van den staat, waarin hij ons gesteld heeft. Zij, die meenen, dat men God maar moet dienen door de werken van godvruchtigheid, die door den dag voorvallen, als: bidden , Mis hooren, enz., dwalen grootelijks, want aldus zou verre het grootste deel van ons leven niet voor God, maar voor de wereld en voor ons zei ven zijn. Wij moeten dan God dienen door al onze werken: de ambachtsman door zijnen arbeid, eene dienstmaagd door haren dienst, door hare huiszaken en door haar bedrijf, elkeen door hetgeen hem door den dag te doen staat. Daarom moet men zich wachten van alle kwade werken, die God niet eeren, maar hem vergrammen. Wij moeten ook dooiden dag dikwijls met het hart onze goede meening van alles om God te doen vernieuwen, die dikwijls vereenigen met de heilige meening, die Christus in al zijne werken gehad heeft, van daardoor den wil van zijnen hemelschen Vader in alles te volbrengen.

nota. Laat uwe dagelijksche boetvaardigheid wezen; een geregeld leven te leiden; niet ligt te klagen; de zinnelijkheid, het gemak, de nieuwsgierigheid te schuwen; den naaste te verdragen, en andere deugden te oefenen; eens of tweemaal in de week te vasten, enz.

-ocr page 279-

GEBED EN

EN

OEFENINGEN DOOR DEN DAG.

Als des morgens de Bedeklok klept.

v. De Engel des Heeren heeft Maria geboodschapt.

R. En zij heeft ontvangen van den H. Geest. Wees gegroet, enz.

v. Zie de dienstmaagd des Heeren.

R. Mij geschiede naar uw woord. Weesgegroet,

v. En het woord is vleesoh geworden.

R. En het heeft onder ons gewoond. Wees gegroet, enz.

LAAT ONS BIDDEN.

Stort, o Heer! uwe genade in onze harten opdat wij, die door de boodschap des Engels de Menschwording van Christus uwen zoon hebben gekend, door zijn lijden en kruis tot de glorie der verrijzenis mogen geraken. Door denzelfden Jezus Christus onzen Heer, enz.

Als men de klok hoort slaan.

Heilige drievuldigheid, onze God, ik draag u mij zeiven op. en al mijne werken, zoo in dit

-ocr page 280-

GEBEDEN

uur, als in al de uren mijns levens. Wees mij genadig nu en in het uur van mijnen dood. Door Christus onzen Heer. Amen.

Als men eenig werk begint.

O God! wees aandachtig, om mij te helpen; haast u, Heer om mij bij te staan.

Gelief, o Heer! onze werken door uwe genade te voorkomen, en door uwe hulp te voltrekken; opdat al onze gebeden en werken door u ook mogen voltrokken worden. Door Christus onzen Heer. Amen.

Gebed na het handwerk.

Zegen, o God ! het werk mijner handen; hetgeen dienstig is ter zaligheid, komt van u, ontvang uwe gaven. Hetgeen kwalijk is, komt van mij, vergeef mijne misdaden, en vergun mij, dat ik mijne verdere werken tot uwe glorie onderneme.

Als men het beeld van den gekruisten Christus ziet.

Hij heeft mij bemind, hij heeft zich zeiven voor mij ten beste gegeven ! o Jesus! die voor mij gekruist en gestorven zijt, ontferm u mijner.

Als men het beeld van de heilige Maagd Maria aanziet.

Wees gegroet, Maria! vol van genade, bid voor ons nu en in het uur van onzen dood.

Als men de ijdelheid der wereld ziet.

Heer, keer mijne oogen af, opdat zij de ijdelheid niet zien. Kinderen der menschen, waarom

276

-ocr page 281-

DOOR DEN\' DAG.

bemint gij de ijdelheid en zoekt gij de leugentaal ? De wereld verdwijnt met al hare schoonheid.

Wanneer des middags de bedeklok klept.

Christus is gehoorzaam geweest, tot den dood, ja tot den dood des Kruises. Heer, ontferm u onzer! Christus, ontferm u onzer! Heer ontferm u onzer!

Christus heeft voor ons geleden, ons een voorbeeld achterlatende; opdat wij zijne voetstappen zouden volgen. Heer, ontferm u onzer, enz.

Christus heeft voor ons geleden, en ons gereinigd van onze zonden in zijn bloed. Heer ontferm u onzer, enz.

LAAT ONS BIDDEN.

Wij bidden u, Heer, zie nederwaarts op ons, die uw volk zijn, voor hetwelk Jesus Christus, onze Heer, zich gewaardigd heeft zich in de handen der goddeloozen te leveren, en de pijnen des kruises te ondergaan.

Zegening voor het eten.

De oogen van alle menschen wachten, o Heer! naar uwe milddadigheid, en gij geeft hun spijs op den regten tijd. Gij opent uwe hand, en gij vervult alle levende harten met zegen.

Glorie zij den Vader, en den zoon, en den H. Geest. Gelijk het was in het begin; en nu en altijd in de eeuwigheid der eeuwigheden. Amen.

Heer, ontferm u onzer. Christus, ontferm u onzer. Heer, ontferm uonzer. Onze Vader. enz.

quot;277

-ocr page 282-

GEBEDEN

Heer zegen ons, en deze uwe gaven, die wij door uwe milddadigheid zullen gaan nuttigen. Door Christus onzen Heer. Amen.

Dankzegging na het eten.

Wij danken u, almagtige God 1 voor al uwe weldaden, die wij door uwe milddadigheid ontvangen hebben. Die leeft en heerscht in alle eeuwen. Amen.

Heer, ontferm u onzer. Christus, ontferm u onzer. Heer, ontferm u onzer. Ome Vader, enz.

Geef. o Heer 1 om uwen naam, aan al onze weldoeners het eeuwige leven. Amen.

v. Laat ons den Heer loven.

r. God zij gedankt.

Dat do geloovige zielen door Gods barmhartigheid rusten in vrede. Amen.

Des namiddags ten drie ure, zijnde het uur, wanneer Christus gestorven is aan het kruis.

O Jesus! ik aanbid u op dit dierbaar oogen-blik. Geef dat het mij trooste in het uur van mijnen dood, en dat alsdan mijn geest met den uwen ontvangen worde.

Als onze evenmensch in zonden valt.

Heer, deze boosheid is mijne les. Er is geene zonde, die ik niet doen zoude, indien ik van u verlaten werd. Ik schrijf aan uwe barmhartigheid toe de zonden, die ik niet bedreven heb. Heer, vergeef hun die zonden, want zij weten niet, wat zij doen.

quot;278

-ocr page 283-

DOOR HEN DAG.

Als iemand iets tegen ons misdoet.

Heer, mijne gebreken zijn veel grooier, en gij verdraagt mij: zal ik dan mijnen broeder, niet verdragen? Heer! verleen ons, dat wij volgens de leering van den Apostel elkanders lasten dragen, en aldus uwe wet volbrengen. {Gal. 6.)

Gebed in onweder.

Heer, wie zal u niet vreezen ! Bewaar ons van uwe gramschap en van de donderslagen van uw vervaarlijk oordeel. Beneem den boozen de magt, om ons te hinderen

Men zal ook zeer voordeelig het St. Jans Evangelie bidden of de Litanie van alle Heiligen; de gewijde kaars ontsteken en wijwater nemen, zijn vertrouwen stellen op de gebeden van de H. Kerk, die deze zaken ten dien einde gezegend heeft.

Gebed ten tijde van bekoringen.

Heer, gedenk toch, dat ik in zonden ontvangen en in zonde geboren zijnde, de bedorvenheid, de krankheid en de ellende zelf ben. De vijand heeft zijnen muil opengespannen als een leeuw, om mij te verslinden. Zonder uwe hulp, o Heer, wie kan het ontgaan? Heer, ik lijd geweld, haast u, om mij te helpen ! Behoud mij, of ik verga! Geef mij, dat ik uwe heilige geboden beminne boven alle zaken, en de boosheid meer schrome dan den dood, opdat mijne ziel behouden zij door Christus onzen Heer. Amen.

279

-ocr page 284-

lt;=gt;3Cw©

AVONDGEBED.

Nota. Laat nimmer uw Avondgebed achter; opdat Christus die in zijne uiterste he-naauwdheid in den hof der Olijven het bidden niet heeft achtergelaten, tot u niet zegge: Kunt gij dan niet een weinig tijds met mij waken ?

Het onderzoek des gewetens mag men insgelijks niet verzuimen.

Als liet huisgezin bijeen vergaderd is, gelijk des morgens gezegd is, zal men bidden.

In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.

Laten wij ons in Gods tegenwoordigheid stellen, eu in stilte overdenken, ten 1. Wien wij gaan spreken. 2. Wie wij zijn. 3. Wat wij gaan vragen.

KORTE STILTE.

Laat ons verzoeken den bijstand van den H. Geest.

Kom, o Heilige Geest, vervul de harten uwer geloovigen en ontsteek in hen het vuur uwer goddelijke liefde.

Laat ons God aanbidden, licm voor zijne weldaden bedan -ken en om de volharding van zijnen bijstand verzoeken,

Wij erkennen, o God! dat gij onze opperste Heer en Meester zijt; dat wij geheel in uwe magt zijn, en zonder u, die ons geschapen hebt,

-ocr page 285-

AVONDGEBED.

de allerminste zaak niet kunnen. Gij, o Heer! hebt ons het leven gegeven, en onderhoudt ons in het leven. Gij hebt ons verlost en door den H. Doop tot uwe H. Kerk geroepen. Gij belooft ons na dit leven de eeuwige zaligheid, en gij verleent ons de middelen, om tot dezelve te geraken. Wij bedanken u, o Heer! voor al uwe gunsten en genaden, die wij ontvangen hebben van het begin onzes levens af, en die wij nog dagelijks van uwe oneindige goedheid ontvangen. Houd nooit op, o God! uwen zegen over ons uit te storten. Zend ons uwen goddelijken bijstand. Verlicht ons verstand met uw goddelijk licht. Versterk onze zwakheid. Vervul ons hart met uwe liefde. Genees de bedorvenheid van onzen wil: opdat wij overwinnende al het geweld van onze onzigtbare vijanden, u door een heilig gebruik uwer genaden mogen behagen.

Laat ons de genade verzoeken, om onze zonden te kennen en dezelve te verfoeijen.

O Heer! wij misdoen dagelijks in vele zaken; maar zonder uwe genade zijn wij blind en versteend, wij willen onze zonden noch zien, noch verfoeijen; verlicht ons dan, opdat wij ze kennen , en geef ons een opregt leedwezen, om ze van harte te haten en te verfoeijen. Door Christus onzen Heer. Amen.

Onderzoek uw geweten, en zie, waarin gij God van daag vergramd hebt door gedaeliten, woorden of werken, acht nemende op de plaatsen, daar gij geweest ïijt, op de menschen , met wie gij gehandeld hebt, en op de genegenheden, die u het allermeest gewoon zijn tot kwaad te trekken.

281

-ocr page 286-

AVONDGEBED.

Laat ons God bidden om vergiffenis.

O Heer! handel met ons niet volgens onze misdaden. Gedenk toch onze voorgaande zonden niet, Laat uwe barmhartigheid ons haastig voorkomen : want wij zijn ten uiterste ellendig geworden. Help ons, o God! onze Verlosser, en vergeef ons al onze zonden tot verheffing van uwen H. Naam. Wij belijden die voor u, ver-foeijen ze uit ganscher harte en vragen uwe genade om ons te beteren.

Men zal hierna bidden het Gebed des Hee-ren, het Wees gegroet, het Geloof, de Geboden van God en van de H. Kerk, alles gelijk des morgens, bladz. 264, enz.

Laat ons bidden voor de rust der geloovige. zielen, en

voornamelijk voor die onzer vrienden en weldoeners.

O God! Schepper en Verlosser van alle ge-loovigen, geef aan uwe dienaren en dienaressen vergiffenis van al hunne zonden, opdat zij de genadige kwijtschelding, waarnaar zij altijd verlangd hebben, door onze ootmoedige gebeden mogen verwerven. Die leeft en heerscht in alle eeuwen. Amen.

Dat de zielen der geloovigen door Gods barmhartigheid rusten in vrede. Amen.

Laat ons van God vragen , dat hij ons van zonden beware en dezen nacht bescherme.

Bescherm ons, Heer ! terwijl wij waken; bewaar ons, terwijl wij slapen , opdat wij, met Christus gewaakt hebbende, in vrede mogen rusten.

282

-ocr page 287-

AVONDGEBED

v. Gewaardig u, o Heer! ons dezen nacht van alle zonden te bewaren;

R. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer, v. Stort, o Heer! uwe barmhartigheid over ons uit.

R. Gelijk wij altijd in u gehoopt hebben, v. Heer, verhoor mijn gebed.

Wij bidden u, o Heer! bezoek deze woning en drijf er uit al de listen en lagen van den helschen vijand. Dat uwe H. Engelen daarin wonen om ons in vrede te bewaren, en dat uw zegen altijd over ons zij. Door onzen Heer Jesus Christus uwen Zoon, die met u leeft en heerscht in do eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwigheid, Amen.

De almogende barmhartige God, de Vader, de Zoon, en de H. Geest verleene ons eenen gerusten nacht en een zalig einde. Dat hij ons zegene en ons altijd onder zijne goddelijke bescherming beware. Amen.

-ocr page 288-

De mensch is verpligt, God als zijnen oppersten Heer te aanbidden, hem te bedanken voor zijne weldaden, zich met hem te verzoenen over zijne zonden, hem om den noodigen bijstand te bidden dien hij onophoudelijk noodig heeft; en eindelijk zich geheel als eene heilige en levende offerande aan God op te dragen. Dit zijn zijne wezenlijke pligten, van welke hem niemand kan ontslaan. Doch hij was door do zonde onbekwaam geworden, om eon dier pligten tot zijne zaligheid te kunnen kwijten. Hij verdiende niets dan de eeuwige verdoemenis. Hij was vervloeke-lijk voor God. Hij had\'niets te verwachten, dan als Caïn verstooten te worden met zijne giften, en niemand konde hem uit dien ellendigen staat verlossen.

God heeft medelijden met hem gehad. Hij heeft door zijne oneindige goedheid een onbedenkelijk middel uitgevonden, om den mensch te behouden en te herstellen. Naauwelijks was de zonde

GEBEDEN

ondeb

-ocr page 289-

GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 285

bedreven, of liij heeft aan Adam eenen goddelij-ken Verlosser beloofd, en heeft hem op den bestemden tijd in de wereld gezonden.

Ondertusschen, terwijl het Lam Gods verwacht werd, hetwelk de zonde der wereld zoude wegnemen , en voor ons allen geslagt worden, heeft God in de oude wet verscheidene offeranden voorgeschreven bestaande in allerlei slag van dieren, die als zoo vele afbeeldingen en schilderijen zouden zijn van de eenige offerande, die alles herstellen moest, die elk door hunnen bijzonderen aard iets zouden verbeelden van de eigenschappen van den toekomenden Verlosser, als: de lammeren zijne onschuld en zachtmoedigheid, de ossen zijne sterkte en zijnen arbeid, de bokken de zonden van ons allen, die hij op zich had genomen.

De menschen, die deze offeranden opdroegen, legden hunne handen op het slagtoffer, om te toonen , dat zij dit in hunne plaats stelden. Maar het was onmogelijk, zegt de Apostel, dat door het bloed van stieren en bokken de zonden konden vergeven worden. Het bloed alleen van het onbevlekt en onschuldig Lam was daartoe bekwaam.

Eindelijk is Christus, het Lam Gods, in de wereld gekomen. God heeft ons zijnen eenigen Zoon gezonden , en de zonden van ons allen op hem gelegd. Hij is als de ware Izaak beladen met het hout, waarop hij zijne offerande moest voltrekken, en nog meer met het pak van onze zonden, den Calvarieberg opgetrokken , alwaar hij door eene eenige offerande op het kruis al die krachtelooze offeranden van de oude wet

-ocr page 290-

GEBEDEN

vervuld en vereenigd lieeft, onze zonden uitwis-schende met zijn bloed.

Maar om ons deze offerande te bezorgen, die ten allen tijde en op alle plaatsen zou kunnen opgedragen worden tot het einde der wereld toe, waardoor ons de offeranden van liet kruis en de verdiensten van zijn lijden en zijnen dood gestadig zouden toegevoegd worden, en waardoor wij onophoudelijk al onze pligten tot God zouden kunnen kwijten, zoo heeft hem zijne oneindige liefde nog een ander middel doen uitdenken, te weten: het onbloedige Sacrificie van de Mis, door hetwelk hij de bloedige offerande van het kruis, die hij maai\' eens gedaan heeft, nog dagelijks zou vernieuwen onder de gedaante van brood en wijn, en door do handen van de Priesters, zijne bedienaars, hij zelf als opperpriester en offerande zich voor ons zoude opdragen aan God zijnen hemelschen Vader, Het is door hem dan, dat wij God den Vader aanbidden, dat wij hem bedanken, dat wij ons zei ven opdragen, en dat onze offerande hem kan behagelijk zijn. Waaruit wij de waardigheid en de oneindige kracht moeten leeren kennen van dit goddelijk Sacrificie, en tevens besluiten met hoegrooten eerbied, liefde en dankbaarheid wij in hetzelve moeten tegenwoordig zijn.

GEBED VOOK DE MIS.

Ik geloof, o God! dat het H. Sacrificie van de Mis eene onbloedige offerande is van het ligchaam en bloed van uwen Zoon, die hij eens voor ons allen op eene onbloedige wijze geofferd heeft aan het kruis.

286

-ocr page 291-

ondek de h. mis.

Ik vereenig mij met Jesus, onzen oppersten Priester, met den Priester, zijnen dienaar, en met de geheele H. Kerk, om deze offerande op te dragen aan uwe goddelijke Majesteit, tot aanbidding van uwen H. Naam, tot dankzegging voor uwe oneindige weldaden, tot verzoening voor onze zonden en tot verkrijging van al de genaden, die ons ter zaligheid noodig zijn.

Maak mij deelachtig aan de heilige gesteltenissen van den gekruisten Jesus, opdat ik die aanbiddelijke offerande moge doen in zijnen geest, en mij zeiven met hem geheel opdragen, om voortaan mijne ziel en mijn ligchaam, mijnen tijd en mijn leven getrouw te besteden tot uwen heiligen dienst.

BEGIN VAN DE MIS.

De Priester komt af tot den laatsten trap, vernedert zich en maakt een kruis.

Dit beteekent den val van Adam, die voor een weinig tijds met (Jod vereenigd geweest zijnde, door de zonde gevallen is tot den laatsten trap van ellende en onderworpenheid. In dit gevoelen moeten de geioovigen zich mot den Priester vernederen.

de confiteor of Schuldbelijdenis.

In den Naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.

GEBED.

ïot wat eenen diepen afgrond van duisternissen en bedorvenheid heeft ons, o God! de

287

-ocr page 292-

GEBEDEN

zonde gebragt! G-ij had ons allen in dien afgrond van de verdoemenis kunnen laten. Het is door uwe barmhartigheid, dat wij niet allen te zamen zijn vergaan. Gij hebt ons genadig en zonder eenige van onze verdiensten uwen eenigen Zoon beloofd en gezonden en ons in den heiligen Doop gereinigd door zijn bloed. Maar met hoe vele vlekken hebben wij sedert het witte kleed van onzen H. Doop besmeurd! Het is voor al deze zonden, dat wij ons met den Priester voor u vernederen, zeggende met een rouwig hart.

Ik beiijd voor God almagtig, de heilige Maria altijd Maagd, den H. Michaël, Aartsengel, den H. Joannes den Dooper, de H. Apostelen Petrus en Paulus, en alle Heiligen, dat ik zeer gezondigd heb met gedachten, woorden en werken, door mijne schuld, door mijne schuld, door mijne overgroote schuld: daarom bid ik de H. Maria altijd Maagd, den H. Michaël, Aartsengel, den H. Joannes den Dooper, de H. Apostelen Petrus en Paulus, en alle Heiligen, den Heer onzen God voor mij te bidden.

De almogende en barmhartige Heer verleene ons kwijtschelding en vergiffenis van al onze zonden.

O God! tot ons gekeerd zijnde, zult gij ons doen herleven en uw volk zal zich in u verblijden.

Toon ons, o Heer! uwe barmhartigheid, en verleen ons uwe zalige hulp.

Heer, verhoor mijn gebed, en laat mijn geroep tot u komen.

288

-ocr page 293-

ONDER DE H. MIS.

De Priester treedt het altaar op en kust het.

Dit beteekent de eerste hoop van verzoening, die aan den mensch gegeven is.

Wij bidden u, o Heer! neem onze boosheden van ons weg, opdat wij tot het Heilig der Heiligen met een zuiver gemoed mogen ingaan, door Christus uwen Zoon, die door het altaar betee-kend wordt, en door de voorspraak van de heilige Martelaars, welker gebeenten onder het altaar rusten, en van alle andere heiligen, r. Amen.

De Introïtus, en Kyrie eleison.

Hierdoor worden beteekend de verzuchtingen van de refft-vaardigen van het oude Testament naar de komst van den Verlosser.

Hoe vurig, o Jesus! hebben de oude Patriarchen en Profeten naar uwe komst verlangd! hoe hebben zij hunne zuchten verdubbeld! gij zijt ten laatste gekomen, om hen te verlossen.

Geef ons, bidden wij, dat wij met hen vuriglijk mogen roepen, om verlost te worden van onze zonden, zeggende met het hart:

289

Driemaal tot den Vader.

Kyrie, eleïson.

Heer, ontferm u onzer.


Driemaal tot den Zoon.

Christe eleïson.

Christus, ontferm u onzer.


Driemaal lot den H. Geest.

Heer, ontferm u onzer.

Kyrie, eleïson.

31

13


-ocr page 294-

290 gebeden

De lofzang gloria in excelsis.

Dit beteekent de blijdschap van hemel en aarde over de geboorte van den Verlosser. Hij begint met de woorden, die de Engelen zongen bij de geboorte van den Zaligmaker , doch hij wordt in alle Missen niet gelezen.

Glorie zij God in den Hoogste, en op de aarde vrede aan de menschen van goeden wil. Wij loven u. Wij prijzen u. Wij aanbidden u. Wij verheerlijken u. Wij bedanken u om uwe groote glorie. Heer God, hemelsche Koning! God al-magtige Vader! Heer Jesus Christus, eenigge-boren Zoon! Heer God, Lam Gods, Zoon des Vaders, die wegneemt de zonden der wereld, ontferm u onzer. Die wegneemt de zonden der wereld, ontvang onze gebedon. Die zit aan de regterhand des Vaders, ontferm u onzer. Want gij zijt alleen heilig: Gij zijt alleen de Heer: Gij zijt alleen de Allerhoogste, o Jesus Christus! met den H. Geest in de Glorie van God den Vader. r. Amen.

De Priester kust het altaar en groet het volk zeggende: De Heer zij met u.

Hii ontvangt eerst den zegen van Christus, die door het Altaar beteekend wordt, eer Hij dien geeft aan het volk. Het volk wenscht aan den Priester denzelfden zegen zegcende; De Heer zij ook met uwen geest. Dit moeten zij met het hart doen, zoo dikwijls als de Priester hen groet.

De gebeden genaamd Collecten.

Vergun ons, Heer! al hetgeen de Priester uit den naam van de H. Kerk voor ons vraagt: en geef ons voornamelijk vermeerdering van Geloof, Hoop en Liefde. Vergeef onze zonden, en verleen ons de genade, om al uwe geboden heilig te onderhouden. Leer ons, dat wij ons gaarne onderwerpen

-ocr page 295-

ONDER DE H. .MIS.

aan uwe goddelijke voorzienigheid, en uwen heiligen wil in alles aanbidden, en verleen ons al wat noodig en dienstig is tot het eeuwige leven. Door Jesus Christus onzen Heer. r. Amen.

DE EPISTEL.

Dit beleekent het prediken van de Profeten en van de Apostelen aan de Joden, die, weinige uitgenomen, het woord Gods verstooten hebben en ook van God verstoeten zijn geworden.

Geef mij, o God! dat ik de lessen van uwe Profeten en uwe Apostelen altijd moge beschouwen als brieven van u uit den hemel gezonden, om ons uwen H. wil kenbaar te maken. Laat nimmer toe, dat uw H. woord door de verstesnd-heid mijns harten mij eene nieuwe gelegenheid worde van zonde, gelijk aan de Joden, maar dat het, door uwe genade mijn verstand verlichtende, mijn hart ook ontsteke ; en dat ik gevoelen moge hetgeen de Discipelen van Emaus gevoelden, wanneer zij zeiden: was ons hart niel brandende van liefde, als hij tot ons sprak op den weg en ons de schriftuur opende. (Luc. 24 v. 32).

Het boek wordt omgedragen.

Dit beteekent hoe de Joden het Evangelie verworpen hebben, en de Heer het heeft doen overdragen tot de Heidenen, van welke wij onzen oorsprong hebben.

Ik heb maar al te dikwijls verdiend, o Heer! dat uwe zalige leering mij zoude afgenomen worden, en gegeven aan anderen, die er meer voordeel mede zouden doen. Heer, behandel mij niet meer naar mijne verdiensten. Geef mij meer liefde om

291

-ocr page 296-

gebeden

uw heilig woord te aanhooren, en meer getrouwheid om er naar te leven; doe mij het voor de vreeselijkste straf beschouwen, van hetzelve beroofd te worden.

Bemerkimg voor het Evangelie.

Iedereen staat op om het II. Evangelie te hooren , tot een teeken van bereidvaardigheid, om er naar te leven. Men zegent zich het voorhoofd, den mond en het hart; tot een teeken, dat men zich niet zal schamen die heilige waarheden als op zijn voorhoofd, in den mond en in het hart te dragen.

Zuiver mijn hart en mijne ooren, o Heer! gelijk gii eertijds de lippen van Isaïas gezuiverd hebt met eenen vurigen steen; dat de gekruiste Jesus altijd in mijn verstand, in mijnen mond en in mijn hart zij, en dat ik mij nimmer over zijne heilige woorden schame.

het evangelie.

Heer, gij hebt de woorden van het eeuwig leven, gij zijt het licht en de waarheid: wij hebben geenen anderen leermeester dan u. Geef mij, dat ik onder uwe schapen zij, die naar uwe stem luisteren, en u alleen navolgen. Doe mij uwe zalige lessen met blijdschap aanhooren, met ootmoedigheid gelooven, en met vlgt volbrengen; en alhoewel zij strijden tegen mijne kwade driften, laat nooit toe, dat ik uwe heilige regels doe overeenkomen met raijno begeerlijkheden; maar doe m\\j liever door uwe genade mijne ongeregelde genegenheden verzaken en leven volgens den regel van uwe heilige wet.

292

-ocr page 297-

onder de h. mis. 293

Credo. (Geloofsbelijdenis.)

Beteekent hoe de Heidenen met grooten ijver het Geloof hebben aangenomen en kloekmoedig beleden. Hii wordt niet altijd gelezen; hij behelst de gewigtigste punten van ons H. Geloof, die men aandachtig moet overdenken.

Ik geloof in eenen God, almagtigen Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zigtbare en onzigtbare dingen. En in eenen Heer Jesus Christus den eeniggeboren Zoon Gods, en uit den Vader vóór alle eeuwen geboren. God van God; licht van licht; waarachtigen God van den waar-achtigen God; geboren en niet gemaakt; eenwezig met den Vader, door wien alle dingen gemaakt zijn. Die om ons menschen, en om onze zaligheid nedergedaald is uit den hemel, en het vleesch heeft aangenomen, door den H. Geest uit de Maagd Maria en is mensch geworden. * Hij is ook voor ons gekruist onder Pontius Pilatus; hij heeft geleden en is begraven. Hij is, volgens de Schriftuur, den derden dag verrezen. En hij is opgeklommen ten Hemel. Hij zit aan de regterhand des Vaders. En zal wederkomen met heerlijkheid om te oordeelen de levenden en dooden; aan wiens rijk geen einde zal zijn. En in den H. Geest, den Heer en levendmaker; die van den Vader en den Zoon voortkomt; die met den Vader en den Zoon te zamen aangebeden en verheerlijkt wordt; die door de Profeten gesproken heeft. En eene heilige Katholieke en Apostolische Kerk. Ik belijd een doopsel tot vergiffenis der zonden; en ik verwacht de verrijzenis der dooden, en het eeuwig toekomend leven. Amen.

De Priester, deze woorden lezende, knielt neder om zijne aanbidding en dankzegging te betoonen over het geheim van de menschwording van het eeuwig Woord. De geloovigen behooren dit ook te doen.

-ocr page 298-

294 GEBEDEN

Offerande van. Brood en Wijn.

Nadat de Priester wederom het volk gegroet heeft, leest hij eenige verzen uit de Psalmen, genoemd het O^r/ortwm; omdat de geloovigen eertijds alsdan brood en wijn gingen offeren. Deze offerande beteekent de opdragt van Christus in den tempel. Het brood bestaande uit vele graantjes, en de wijn bestaande uit vele druiven, bet eekenen de vereening der geloovigen die onder elkander door de liefde moeten vereenigd zijn.

GEDED.

Ontvang-, o eeuwige Vader! dit brood en den wijn, die in liet Ligchaam on Bloed van uwen eenigen Zoon zullen veranderd worden, welk H. ligchaam en Bloed ik, onwaardige, met den Priester en met alle geloovigen zal gaan opofferen als eene onbevlekte offerande aan u, o levende en waarachtige God! voor mijne ontelbare zonden en onachtzaamheden , en voor alle geloovigen, zoo levende als doode, opdat het mij en hun moge strekken tot zaligheid en tot het eeuwig leven. r. Amen.

Het wasschen der vingeren.

De priester wascht de vingeren, niet de geheele hand, om te toonen dat als men de H. Offerande gaat opdragen, men niet moet denken, op de zuivering der doodelijke zonden, die te voren door eene waardige boetvaardigheid behoort geschied te zijn, maar op de zuivering der dage-lijksche kleine gebreken, die als eene stof aan de vingeren hangen, en die men nogtans door eene oprekte droefheid moet afwasschen.

Laat niet toe, o genadige God! da\'o ik ooit besmet worde met doodelijke zonden, of in de dagelijksche wetens en willens blijve hangen: maar geef mij de genade, om de fouten, welke ik dagelijks uit menschelijke zwakheid bedrijf, dagelijks af te wasschen door de boetvaardigheid en het gebed. Wasch en reinig nu ook den grond

-ocr page 299-

ONDER DE H. MIS.

mijns harten, opdat ik meer en meer gezuiverd zijnde, mijne offerande zoo veel te behagelijker zij aan uwen H. Naam.

ORATE FRATRES.

De Priester kust het altaar, en zich omkee-rende, zegt: Bidt, broeders, opdat mijne en uwe offerande aangenaam zij aan God den Vader almagtig.

De dienaar antwoordt:

üe Heer gelieve de offerande te ontvangen uit uwe handen tot lof en glorie van zijnen Naam, tot voordeel en zaligheid van ons allen, en van geheel zijne H. Kerk.

DE STILLE GEBEDEN.

Heer, geef aan den Priester, die u deze offerande opdraagt, en aan ons, die ze u door hem opdragen de noodige genade, om te zamen met u eene heilige offerande te worden.

DE PREFATIE,

Of nadere bereiding lot het heiligste deel van het Sacrificie.

De priester wenscht wederom Gods zegen aan het volk en vermaant hen allen , dat zij hunne harten zouden v« rheffen boven al de aardsche zaken, sursum corda. Zij antwoorden door den mond van den dienaar: ioij hebben ons hart lot den Heer verheven, en zij gaan zich voegen tot de hemel-sche geesten, om hem met hen te danken.

De Priester zegt;

Laat ons den Heer, onzen God, bedanken. Dien. Dit is gansch redelijk en regtvaardig. Priest. In waarheid het is ten uiterste redelijk en regtvaardig, het is onze groote pligt, en het

295

-ocr page 300-

gebeden

is ons zalig, dat wij u altijd en overal bedanken, heilige Heer, almagtige Vader, eeuwige God, {Men han hier op de hooge Feestdagen tusschen voegen: En voornamelijk over het geheim van... hetwelk wij heden vieren) door Christus, onzen Heer. Door wien de Engelen uwe Majesteit loven, de Magten u al bevende eeren, de Hemelen, de hemelsche Krachten, en de zalige Serafijnen met eene eenparige blijdschap te zamen uwen lof verkondigen , met welke wij bidden, dat gij ook onze gebeden gewaardigt aan te nemen, ootmoedig roepende met hen allen: Heilig, Heilig, Heilig, zijt gij, o Heer! God der Heirkrachten: hemel en aarde zijn vol van uwe glorie; Hosanna (*) aan dengene, die woont in de hoogste hemelen. Gezegend moet hij zijn, die daar komt in den Naam des Heeren, Hosanna aan dengene, die woont in de hoogste hemelen.

Onder den Canon.

De Canon, dat is het heiligste deel van het sacrificie der Mis, wordt in stilte gelezen , tot een teeken dat alle verstand moet stilstaan voor deze hooge Geheimen en zich ten onder geven ten dienste van het geloof. De priester maakt vooreerst drie kruisen over de offerande, en verzoekt, dat God zijnen zegen moge zenden over de offergiften en over zijne H. Kerk.

Aan u alleen, o almagtige, eeuwige God! komt het Sacrificie en de aanbidding toe; wij komen u die doen door Christus onzen Heer, mot wien wij ons vereenigen, kussende in den geest te zamen met den Priester, het H. Altaar, eerst en vooral biddende, dat gij uwe H. Kerk gelieft te vereenigen, te bewaren en te bestieren. Zend uwen H. Geest over den Paus van Eome, over onzen Bisschop, en over al degenen, die

(\') Hosanna beteekent eene toewensching van geluk en Mgen.

296

-ocr page 301-

ONDER DE H. MIS. 297

in eenige geestelijke of wereldlijke overheid gesteld zijn, opdat zij hun gezag heiliglgk gebruiken tot uwe eer en onze zaligheid. Wees ook gedachtig N. N...

De gedachtenis der levenden.

Men zal hier bijzonder aan God bevelen de personen, die nog in het leven zijn, en voor wie men gehouden of genegen is te bidden, als: ouders, weldoeners, vrienden, enz.

Wij vereenigen ons tot dit einde met de allerheiligste Maagd Maria, met de H. Apostelen en Martelaren, en met alle Heiligen; opdat wij door hunne krachtige voorspraak mogen verkrijgen, hetgeen wij door onze onwaardigheid niet verdienen.

De priester houdt zijne handen over de offerande.

God had in de oude wet bevolen, dat iedereen, die eene offerande zoude doen, zijne hand zoude leggen op het hoofd des slagtoffers, om daardoor te toonen, dat hij zelf den dood verdiende, en het slagtoffer in zijne plaats stelde. De Priester doet dit insgelijks.

O Heer! ik had den dood verdiend door mijne zonden, maar door uwe oneindige barmhartigheid mag ik dien leggen op het Lam Gods, hetwelk de zonden der wereld wegneemt. Uw eenige Zoon is de verzoening geworden voor onze zonden: hij heeft den schuldbrief te niet gedaan, die ons tegen was, en hem genageld aan het kruis. Ik offer u zijnen dood voor den eeuwigen dood, dien ik schuldig was.

Bereiding tol de Consecratie.

De Priester doet hetgeen Christus gedaan heeft in het laatste avondmaal. Hij neemt het brood in zijne handen, hij slaat zijne oogen naar den hemel, hij bedankt God, bij zegent het brood, spreekt de woorden, die Christus gesproken heeft; aldus wordt het brood veranderd in het H. Ligchaam van Jesus.

Geef mij, o Heer! een genoegzaam geloof, om 21 13.

-ocr page 302-

gebeden

hier te zien hetgeen op den Calvarie berg volbragt is Het is dezelfde offerande, hetzelfde slagtoffer, dezelfde Opperpriester, en dezelfde liefde. Geef mij dezelfde gevoelens, alsof ik u zag sterven aan het kruis. Dat uwe overgroote liefde mijn hart doe smelten; leer mij met u sterven, en geef mij een nieuw leven door uwen dood.

De Consecratie van het Brood.

Heilige Geest, zend uwe vurige vlammen over deze gaaf, over don Priester, en over ons; opdat wij allen te zamen eene eenige offerande worden met Christus.

Onder het opheffen van de H. Hostie.

Ik aanbid u, inijn Zaligmaker! verheven aan liet kruis, trek mij tot u, volgens uwe belofte. Ik \'aanbid u onder de gedaante van brood, daar gij wezenlijk tegenwoordig zijt. Sla uwe oogen, o allergenadigste Vader! op de offerande van uwen Zoon, die wij u opdragen en ons te zamen met hom. Ontvang ons in genade om zijnent wil.

Onder het opheffen van den kelk.

Ik aanbid u, dierbaar Bloed van Jesus, voor ons vergoten aan het kruis, als het rantsoen van onze zonden. Laat toch, o Heer! een druppel van dit goddelijke en genaderoependo Bloed vloeijen op mijne ziel, om haar te reinigen van alle zonden!

Tot aan den pater noster.

Ik vereenig mij met u, o Heer Jesus! onze

29S

-ocr page 303-

ondlr de h. mis.

opperste Priester, ik aanbid de goddelijke gesteltenissen van uwe ziel, met welke gij u zeiven aan uwen hemolschen Vader opdraaft voor ons. Laat uwe aanbidding, uwe dankzegging en uwe vernedering ook de mijne zijn! offer mij te zamen met u, en laat mijne offerande een zijn met de uwe.

Ik offer u, o hemelsclie Vader! die offerande van uwen Zoon als de eenige zaak, die u waardig is; als een brandoffer tot erkentenis voor uwe oneindige weldaden ; als een zoenoffer voor de zonden van de gelieele wereld en voor de mijne in het bijzonder; als de band van vereeniging van al de geloovigen; als de algerneene offerande van de geheele heilige Kerk.

Ik bedank u door dezelve over de glorie van uwe Heiligen, ik verzoek daardoor de heiligmaking van uwe uitverkorenen, en de verlossing van de geloovige zielen uit het vagevuur.

Men zal hier aan God bevelen de zielen, voor welke men meest gehouden of genegen is le bidden.

pater noster.

Men zal het gebed des Heeren bidden met eene bijzondere aandacht tn met een groot vertrouwen van daardoor te bekomen hetgeen wij vragen.

Onze Vader, die in de hemelen zijt! Geheiligd zij uw naam. Dat uw rijk ons toekome. Uw wil geschiede op de aarde als in den hemel. Geef ons heden ons dagelijksch brood. Vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren. Leid ons niet in bekoring. Maar verlos ons van den kwade. r. Amen.

Nadat de Priester verder gevraagd heeft door de voorspraak der Heiligen verlost te worden van alle kwaad en te be-

299

-ocr page 304-

300 gebeden

komen den vrede, breekt hij de H. Hostie in drie stukken Door het 1 worden beteekent de lidmaten van Christus, die hier nog leven. Door het 2 die in het vagevuur zijn. En door het 3 hetwelk hij in den kelk laat vallen, degenen die in den hemel in God verslonden zijn. Hierna wenscht hij aan het volk den vrede, en in de tien eerste eeuwen van de Kerk gaven de geJoovigen, de mannen aan de mannen, en de vrouwen aan de vrouwen, hierop elkander den kus van vrede, hetwelk ook somwijlen geschiedde na het Agnus Dei.

Verlos ons, o Heer! door het voorbidden van uwe Heiligen, van alle kwaad, en verleen ons genadig den drievoudigen vrede, die ons zoo noodig is tot het ontvangen van het Sacrament van vrede. Vrede met u, vrede met ons zeiven en vrede met onzen naaste; en dewijl onze zonden alleen dezen vrede kunnen storen, zoo zeggen wij ootmoedig met den Triester;

agnus dei.

Lam Gods. dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm u onzer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm u onzer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verleen ons vrede

In de Ziel-Mis tegt men: Lam Gods, enz., verleen hun rust. Lam Gods, enz., verleen hun rust Lam Gods, enz., verleen hun de eeuwige rust.

gebed vóór de nultiging.

O lieve Zaligmaker! geef ons den vrede, niet dien, welken de wereld geeft; maar uwen vrede, die voortkomt uit een goed geweten en uit de vergiffenis der zonden,

gebed.

0 Heer Jesus! die door uwen dood het leven

-ocr page 305-

ONDER DE H. MIS.

gegeven hebt aan de wereld, verlos mij door uw heilig Ligchaam en Bloed van al mijne zonden en van alle kwaad. Doe mij zoo vast staan in uwe liefde, dat ik door geene bekoringen van u gescheiden worde.

Ik ben, o Heer! niet waardig de allerminste van uwe genade, veel min te ontvangen uw allerheiligst Ligchaam en Bloed. Doe mij mijne onwaardigheid nog meer kennen en gevoelen: opdat ik met eene allerdiepste ootmoedigheid met den honderdsten man en met den Priester moge zeggen :

DOMINE NON SUM DIGNÜS.

Heer, ik ben niet waardig, dat gij onder mijn dak komt; maar spreek alleen één woord en mijne ziel zal gezond worden. Zeg dit driemaal.

Kom in mij, o mijn God! door uwen Geest en uwe genade, dewijl ik onwaardig ben u te ontvangen in dit H. Sacrament. Geef mij de noodige zuiverheid en ootmoedigheid, om heiliger en meermalen te naderen tot uwen H. Maaltijd. In vereeniging met den Priester, die het geluk heeft van u te mogen ontvangen, bid ik met de Ga-nanesche vrouw, om deelachtig te worden aan de brokkelingen, welke van uwe tafel vallen.

Verzuchting na de nultiging.

Heer, maak mij deelachtig aan uwen geest.

O H. Spijs! verzaad mijne ziel, doe haar den smaak der schepselen verliezen.

O Jesus! geef mij dat levende water van uwen H. Geest, opdat ik niet dorste naar aardsche genoegens.

301

-ocr page 306-

gebeden

Wees in mij eene levende fontein, springende tot in het eeuwige leven!

Blusch den kwaden dorst van mijne ziel. Blusch in mij den ongeregelden brand der begeerlijkheid!

Versterk mij, o Jesus! tegen alle gevaren en aanloksels der zonde.

Blijf in mij, en doe mij blijven in u. Dat mijne grootste droefheid zij, beroofd te worden van de heilige spijs door mijne schuld.

Het boek wordt wederom gebragt op de plaats, daar het was in het begin van de Mis, tot een teeken, dal; eindelijk de Joden, die nu zoo vele eeuwen in hunne hardnekkige blindheid gebleven zijn door Gods genade het Evangene zuilen omhelzen, en Christus voor hunnen Messias aanbidden.

gebed na de Nuttiging.

Ik bedank u, o mijn Zaligmaker! voor de verlossing, die gij mij verleend hebt door uwen dood. Doe mij de vruchten daarvan genieten, te weten: de vergiffenis van mijne zonden, de genade om u niet te vergrammen, en om hoi-liglijk te leven volgens uwe geboden, en daarin te volharden tot het einde toe. r. Amen.

Zeg eindelijk met den Priester het volgende Gebed:

Heilige Drievuldigheid, dat u onze dienst aangenaam zij; en verleen toch dat deze offerande, die ik, onwaardige, aan uwe opperste Majesteit door de handen van den Priester heb opgedragen, aan mij en aan al degenen, voor wie dezelve geofferd is, door uwe genade strekke tot vergiffenis dor zonden, en tot een krachtig hulpmiddel voor het eeuwige leven. Door Jesus Christus onzen Heer R, Amen.

302

-ocr page 307-

ONDER DE H. MIS.

De laatste zegen des Priesters.

Deze beteekent den zegen, dien Christus aan zijne Apostelen gegeven heeft bij zijne hgt; meivaart en dien hij in het laatste oordeel geven zal aan zijne uitverkorenen.

O Heer! verleen mij uwen goddelijken zegen, en doe mij zoo leven, dat ik hierna eens hooren moge: Komt gezegenden mijns Vaders, bezit het rijk, hetivelk u bereid is van het begin der wereld.

Sl. Jans Evangelie.

In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt, en zonder dat is er niets gemaakt van hetgeen er gemaakt is. In hetzelve was het leven, en het leven was het licht der menschen; en het licht scheen in de duisternissen en de duisternissen hebben het niet begrepen. Er werd een mensch van God gezonden, wiens naam was Joannes. Deze kwam tot getuigenis, om getuigenis van het licht te geven, opdat zij allen door hem gelooven zouden. Hij was het licht niet, maar hij was om getuigenis van het licht te geven. Dit was het waarachtig licht, hetwelk verlicht allen mensch, komende in deze wereld. Hij was in de wereld, en de wereld is door hem gemaakt, en de wereld heeft hem niet gekend. Hij kwam in zijn eigen, doch de ziinen namen hem niet aan. Maar aan allen, die hem aangenomen hebben, heeft hij magt gegeven om kinderen Gods te worden, dengenen, die in zijnen naam gelooven, welke niet uit den bloede, noch uit den wille des vleesches, noch uit den

303

-ocr page 308-

304 gebeden onder de h. mis.

wille des mans, maar uit God geboren zijn. En (dit zeggende knielt men) het Woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond. En wij hebben zijne glorie gezien, eene glorie als van den eeniggeboren Zoon des Vaders, vol van genade en waarheid.

r. Lof zij u, Christus.

gebed na de Mis.

Hemelsche Vader ik bedank u voor uwe onuitsprekelijke gaven. Vergeef mij mijne ongetrouwheden en verstrooidheden. Vergun mij, door uwe goedheid, dat de vruchten van deze waardige offerande zich uitstorte over al mijne werken. Ik heb door het opdragen van uwen allerliefsten Zoon willen betuigen, dat ik u erken voor mijnen oppersten Heer en God. Geef dat de opregtheid van mijne aanbidding uit mijnen handel blijke. Keer van mij alle boosheid af; bestier mijne gangen in alle geregtigheid en waarheid; opdat ik in het toekomende niet alleen deze aanbiddelijke offerande met vertrouwen op-offere door de handen van uwen Priester, maar zelf ook eene behagelijke offerande voor uwe goddelijke oogen worde. r. Amen,

-ocr page 309-

AJVDERE MA.3MIER,

VAN MIS TE HOOKEN DOOK HET OVEBDENKEN VAN HET LIJDEN VAN CHRISTUS, HETWELK DOOK DE CEREMONIËN VAN DE MIS VERBEELD WORDT.

ONDEERIGT.

Wij hebben bier eene. Mis gesteld, versierd met godvruchtige prentjes, verbeeldende de Geheimen van het lijden van Christus, welke in de Mis door het gewaad van den Priester, en door de uitwendige Ceremoniën beteekend worden; opdat de geloovigen, zelfs door het enkel aanzien van deze beelden, zouden indachtig worden wat de Priester aan het altaar doet; welke Geheimen hy aldaar verbeeldt; en opdat ze hierdoor den indruk van al de deelen van het lijden van Christus te levendiger zouden ontvangen. De gebeden en bemerkingen, die daar bijgevoegd zijn, toonen hun, hoe zij de vruchten van die Geheimen moeten vragen. Doch indien deze som-wijlen te lang vallen, kan men de bemerkingen ten tijde van de mis overslaan, en ze gebruiken als men het heilig lijden van Christus wil overdenken.

De beelden zijn de boeken der onwetenden, zeggen de H. Vaders; dus kunnen deze beelden ook voordeehg dienen, om de kinderen van jongs af, eer zij nog kunnen lezen, de geheimen van de H. Mis en van het lijden des Zaligmakers aan te wijzen, alsmede voor zieke menschen en anderen, om hun met een oogslag, zonder veel inspanning, de godvruchtige voorwerpen voor oogjn te stellen, die hen kunnen helpen, om in den geest Mis te hooren en om zich te voegen met den lijdenden Jesus in alle omstandigheden van zijn lijden.

-ocr page 310-

306 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

I.

€HRISTÜS gaat met zijne Apostelen naar den hof van Gethsemani.

De priester gaat naar het altaar.

-ocr page 311-

EN GEBEDEN ONEER DE H. MIS. 307

GEBED.

Voorbereiding om Mis te hoeren.

Geef mij, o Heer! dat ik Christus, uwen Zoon, in den geest vol ge in de bloedige Geheimen van zijn bitter !ijden, en dat ik in het H Sacrificie van de Mis, in hetwelk zij op eene onbloedige wijze vernieuwd worden, tegenwoordig zij met zoo veel geloof en eerbied, dat ik overvloedig deelachtig worde aan do goddelijke vruchten van zijn H. lijden.

Ik wil heden die allerwaardigste offerande te zamen met Christus, door de handen van den Priester gaan opdragen aan uwe goddelijke Majesteit, tot erkentenis van uwe opperste magt over alle geschapen zaken ; tot dankzegging voor al uwe weldaden; tot voldoening van mijne zonden ; tot troost der bedrukten; tot verlichting der ongeloovigen; tot oprichting der gevallenen; tot verkwikking der geloovige zielen; tot verwerving van alle genaden , die mg, mijnen vrienden en vijanden ter zaligheid noodig zijn, immers in denzelfden geest, gelijk Christus, uw Zoon, deze heeft opgedragen aan het kruis, en nog dagelijks opdraagt in de H. Mis, die, met u en den H. Geest God zijnde, leeft en heerscht door alle eeuwen. Amon.

-ocr page 312-

GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

II

308

CHRISTUS bidt in den hof.

De Priester begint de Mis aan den voet van het Altaar.

-ocr page 313-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 309

GEBED.

O Heer 1 die in den hof tot driemaal toe uwen hemelschen Vader gebeden hebt, dat de kelk van uw bitter lijden zoude mogen voorbijgaan, en nogtans u zeiven volmaakt aan zijnen H. Wil hebt onderworpen; geef mij door dit H. Gebed, dat ik in al mijn lijden met eene volle overgeving van mijn hart tot u miine toevlugt neme en met uwen H. Wil in alles tevreden zij. Amen.

BEMERKING.

Wie zal mij geven, dat ik tot liefde en medelijden ontstoken worde gelijk de H. Carolus Borromeüs, wanneer hij in de wildernissen van Verallen, al de geheimen van het lijden van Jesus, die aldaar zeer levendig uitgedrukt stonden, met tranen ging bezoeken! wie zou, o mijne ziel! staande voor dien gloeijenden oven van liefde, niet smelten in tranen?

Bemerk, o mijns ziel!

Wat Jesus hier gaat lijden;

Onz\' zonden zijn de schuld Van zijn bloedig strijden.

Hoe hitter komt hem op Die paradijsche vrucht!

Die lusthof wordt voor hem De hof vol ongeneugt.

-ocr page 314-

310 GEHEIMEN VAN HËT LIJDEN

III.

CHEISÏUS valt op ziju aangezigt, zweetende water en bloed.

-ocr page 315-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 311

GEBED.

O Heer Jesus! die, gedrukt ziinde door den last van onze zonden, op uw aanschijn neder-gevallen zijt ter aarde, zweetende uit al uwe lidmaten water en bloed, verleen mij, dat ik door de gedachtenis van uw bitter lijden, tot vergelding van dit bloedig zweet, opregte tranen van leedwezen vergieten moge Amen.

BEMERKING.

Hoe ver zijt gij, o mijne ziel! van bloedige tranen te storten over uwe zonden, gelijk zij waarlijk verdienen, gij die in de overdenking van deze bloedige geheimen naauwelijks tranen van medelijden en leedwezen aan den lijdenden Jesus zoudt wedergeven! Ach, of ik vau den goddelijken balsem van dit zielgenezend zweet in mijn hart mogt ontvangen! één druppel ware genoeg, om het to vermurven en al mijne wonden te genezen.

O goddelijk zweet en bloed! O hemelsche koralen!

Gij die geen diamant,

Geen goud ooit kan betalen.

Hoe droef moet zijn de ziel, Hoe hang het gansch gemoed,

Wanneer de sterke God Hier water zweet en bloed.

-ocr page 316-

ol2 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

IV.

CHEISTUS wordt van Judas door eenen kus verraden.

-ocr page 317-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 313 GEBED.

O lieve Zaligmaker, die door Judas, uwen vriend ■en uwen apostel, door eenen kus hebt willen ■verraden worden, verleen mij, door uwe genade, tie geveinsdheid der valst he vrienden geduldig te lijden, en u nimmermeer door eene heiligschen-dige Communie, of door eenen bedriegelijken handel met mijnen naaste, te verraden, Amen.

BEMERKING.

Leer hier, o mijne ziel! standvastige verduldigheid , naar het voorbeeld van Jesus. Leer uwe vijanden beminnen; geen kwaad met kwaad vergelden , u zeiven bereid makende tot de pijnlijkste van alle beproevingen, te weten den afval en het verraad van uwe beste vrienden. Troost u alsdan mat uwen Zaligmaker, die in het midden van wolven als een lam stond, en zijnen verrader zelfs met den liefderijken naam vau vriend bejegende.

Verrader als gij zijt,

Kan dan het minnelijk wezen Van dit onnoozd lam

Uw hart nog niet genezen! Hoe! Judas, levert gij

Den Zone Gods aldus-,

Omhelst gij hem als vriend Met eenen meerders kus?

21

14

-ocr page 318-

314 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

V.

JESÜS wordt ge van geil weg geleid.

De priester gaat naar den kant van het Epistel, om liet Introïtus te lezen.

-ocr page 319-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 315

GEBED.

Het is om mijnent wil, o goddelijke Zaligmaker! dat gij als een misdadiger hebt willen gebonden worden. Breek, bid ik u, door de kracht van uwe heilige banden, de banden van mijne zonden, en maak mij aan u vast door de banden van liefde, opdat ik de ongebondene vrijheid nimmermeer misbruike om u te vergrammen. Amen.

BEMEHKING.

Wees beschaamd, wereldsche ziel! over uwe zijden en gouden strikken en snoeren, wanneer gij uwen Zaligmaker ziet gebonden worden met harde koorden en banden, en als gij zijne Heiligen, door den geest van boetvaardigheid gedreven, hun ligchaam ziet pijnigen met ijzeren ketenen en haren kleederen. Verzaak ten minste de ijdelheid, indien gij nog geen deel kunt nemen in hunne gestrengheden.

De wreede Judas-kus

Kost aan den [leer het leven,

Zoo even als de kus,

Dien Joab heeft gegeven.

Dus binden zij hem vast,

Als gansch beroofd van kracht;

Om uwe liefde o ziel!

Heeft Samson hier geen magt.

-ocr page 320-

316 quot; GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

VI.

JESÜS wordt gebragt voor Annas.

-ocr page 321-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 317 GEBED.

Ik aanbid, o zoete Zaligmaker! deze uwe eerste vernedering, die gij om mijnent wil ontvangt bij Annas, alwaar uwe heiligheid en de verdrukking van uwe onnoozelheid tot spot en vreugd dienen aan de goddeloosheid. Geef mij de genade door uwe versmading de beschimping der god-deloozen gaarne te lijden, en om door geene vernederingen van de ware godvruchtigheid immermeer af te wijken.

BEMERKING.

Annas was bij de Joden in groot aanzien, wijs, rijk, magtig, herhaaldelijk Hoogepriester geweest zijnde; vijf van zijne zonen hadden dezelfde waardigheid bediend, en Caïphas zijn schoonzoon , was toen in die bediening. Ondertusschen was hij en zijne geheele familie van de secte der Saduceërs, die geen ander geluk kenden, dan het geluk van dit tegenwoordig leven. O mijne ziel! schroom altijd voor een zon gruwelijk ongeluk.

Zie hier, o mijne ziel,

Voor Annas zoo verheven, De kleine nederig staan,

En als van vree ze beven:

Maar wees toch niet beroerd Door dezen ijdelen schijn,

Al is \'t verschil hier groot,

\'t Zal namaals grooier zijn.

-ocr page 322-
-ocr page 323-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 319

GEBED.

O Jesus die hebt willen verdragen, dat Petrus, de prins uwer Apostelen, u tot driemaal toe zoude verloochenen in het huis van Caïphas, bewaar mij bid ik u, van alle laatdunkendheid en van het vertrouwen op mijne eigene krachten; opdat ik mij nooit begeve in kwade gezelschappen en in gevaar u door de zonde te verloochenen. Amen.

BEMERKING.

Sluit uw hart, o mijne ziel! voor de ijdele vrees der menschen, en wees kloek in de belijdenis van uwen Heer. Schaam u niet over Christus en over zijn H. Evangelie; want over al degenen, die zich zullen geschaamd hebben hem voor de menschen te belijden, zal hij zich ook schamen voor zijnen hemelse\'.en Vader.

Die in den hof door \'t zwaard

Zijn\' Heer trachtte te wreken,

Durft nu geen enkel vjoord

Voor zijnen Meester spreken. Ach! Simon die vol moed

VieÜ Malchus op het lijf,

Wat staat gij zoo ontmand Op \'t spreken van een wijf.

-ocr page 324-

quot;\'..I1

320

geheimen van het lijden

VIII.

JESUS keert zich tot Petrus, ea hij wordt bekeerd.

De priester, zich keerende tot het volk, zegt De Heer zij met u.

-ocr page 325-

EN GEBEDLN ONDER DE H. MIS. 321 GEBED.

Gij slaat de oogen uwer genade op Petrus, o minnelijke Jesus! en hij, bekeerd zijnde, begint bitterlijk te weenen. Aanzie mij, bid ik u, met de oogen van uwe barmbartiglieid, opdat ik mijne zonden opregt beweene, en u, mijnen Heer en mijnen God! nimmermeer door woorden of werken verloochene. Amen.

BEMERKING.

Overweeg, mijne ziel! aandachtig dit geheim, en luister getrouw naar de stem van uw geweten , en gij zult dikwijls met Petrus en met de boetvaardige Pelagia uwe zonden beweenen en u door uwe tranen reinigen. O hoe gelukkig zoudt gij zijn, indien de Heer uwe oogen twee springaders van tranen liet worden.

Hoe goddelijk is de kracht,

O Jesus! uwer oogen,

Gij ziet maar Petrus aan

Met minn\'lijk mededoogen,

En zie de harde rots

Wordt straks als een\' fontein, Waardoor hij spoedig vjord.t Van zijne zonden rein.

21

14.

-ocr page 326-

322 geheimen van het lijden

IX.

JESUS wordt beschuldigd voor Pilatus.

-ocr page 327-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS.

GEBED.

O regtvaardige regter van alle menschen, die, em \'ons te ontslaan van onze zonden, wel hebt willen staan voor eenen onregtvaardigen regter, en valschelijk beschuldigd worden, leer mij de valsche beschuldigingen der kwaadwillige men-schen geduldig verdragen, en het geloof en de waarheid, naar uw voorbeeld, ook met gevaar van mijn leven, kloekmoedig belijden. Amen.

BEMERKING.

Indien gij, o mijne ziel! dit geheim levendig in uw hart drukt, zult gij dikwijls zeggen met den H. Joannes van het kruis: Verleen mg, o Heer! dat ik van de geheele wereld gelaakt en versmaad worde, dat ik voor u lijde, en met u strijde, opdat ik, deelachtig zijnde aan uwe schande, ook deelachtig worde aan uwe glorie.

Zie, hoe dat hier uw Heer,

Gekneveld en gebonden.

Als eenen booswicht wordt

Pilalus toegezonden.

Hier laakt men zijne deugd.

Hier stelt men God te regt:

Een\' vorst voor zijnen slaaf,

Den Heer voor zijnen knecht.

323

-ocr page 328-

324 GEHEIMKN VAN HET LIJOEN

X.

JESUS wordt naar Herodes gezonden.

Het boek wordt overgedragen, en de priester bidt stil in het midden van het altaar.

-ocr page 329-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 325

GEBED.

O Heer Jesus! die, voor Herodes staande, en over vele dingen ondervraagd wordende, niet het minste woord hebt geantwoord, en daarom als een dwaas zijt beschimpt, verleen mij de wijsheid, om uwe heilige verborgenheden niet te openbaren aan die ze onwaardig zijn, en gaarne deel te nemen in uwe goddelijke dwaasheid. Amen.

BEMERKING.

Wanneer, o mijne ziel! zult gij eens tot die kloekmoedigheid komen, dat gij, naar het voorbeeld van uwen Zaligmaker en van zijne Heiligen, alle minachtingen, valsche beschuldigingen, verwijtingen en lasteringen mot stilzwijgen zult aanhooren, en uit liefde voor Jesus gaarne voor dwaas en uitzinnig aangezien worden?

Waarom nieuwsgierig Vorst,

Doemt gij zijn zedig zwijgen?

Wat kan zijn zoete spraak Bij Caïphas verkrijgen1?

De onnoozelheid en deugd,

Al geeft zij geen geluid,

Schijnt hem met stommen mond Genoeg de oogen uit.

-ocr page 330-

32Ö geheimen van het lijden

XI.

CHRISTUS door Herodes bespot zijnde, wordt wederom naar Pilatus gezonden.

De priester leest liet Evangelie.

-ocr page 331-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 327 *

GEBED.

Het is om te voldoen voor onze hoovaardig-heid, o eeuwige wijsheid! dat gij alle soort van vernedering wilt ondergaan; dat gij zwijgt voor Herodes; dat gij beschimpt wordt als een dwaas, en wederom met nieuwe versmaadhaden gezonden wordt naar Pilatus; verleen mij hierdoor de genade om mij te vernederen, ootmoedig te zwijgen, en de beschimping om de godvruchtigheid niet te schuwen.

BEMERKING.

Christus verwijst door zijne stilzwijgendheid de drift en de ijdelheid van ons overvloedig spreken. De kinderen van Adam spreken dikwijls, omdat zij hunne tong niet kunnen bedwingen, om te zwijgen: aldus is hun spreken en zwijgen dikwijls maar enkele hoovaardigheid. O mijne ziel! schuw deze ijdelheid.

Zoo wordt de onnoozelheid Behandeld door de grooten;

Nu ginder, dan weer hier Gesleurd en weggestooten.

Welaan, getrouwe ziel,

Wees daar niet voor beladn

Als Jesus regl zal doen,

Zal alles anders gaan.

-ocr page 332-

328 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XII.

Men rukt CHRISTUS de kleederen uit, om hem

te geeselen.

-ocr page 333-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 32amp; GEBED.

0 allerzuiverste Jesus! die om mijne zonden van uwe kleederen hebt willen ontbloot worden, leer mij den ouden mensch uitschudden met al zijne werken, om u aan te trekken met uwe deugden; opdat ik voor u niet verschijne in eene schandelijke naaktheid door ontblooting van heilige verdiensten en goede werken. Amen.

BEMtRKING.

Leer uit dit geheim, o mijne ziel, u zelve ontblooten van alle aardsche aangekleefdheid en wereldsche genegenheden, opdat gij met den H. Antonius, den naakten Jesus naakt moget volgen, wetende dat degenen, die om hem alles verlaten en hem volgen, honderdmaal zooveel wederom zullen krijgen, en het eeuwige leven bezitten.

Des regters laffe vrees

En moordzucht van de Joden Treedt met den voet het regt

En de heil\'ge geboden:

Zij vallen Jesun aan,

En stellen hem gansch naakt; Dus wordt de deugd gedrukt,

Als \'t kwaad te boven raakt.

-ocr page 334-

330

geheimen van het lijden XIII.

CHRISTUS wordt gegeeseld.

De priester offert aan God het brood en den wijn.

-ocr page 335-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 331

GEBED.

Aanbiddelijke Zaligmaker, die om mijne zonden uw H. Ligchaam geleverd hebt aan de beulen, om gegeeseld te worden, geef mij bid ik u, dat ik de geesels van uwe vaderlijke kastijding gaarne omhelze, en dat ik voortaan nimmermeer door mijne zonden de schandelijke tormenten van uwe geeseling vernieuwe. Amen.

BEMERKING.

Gelukkig zijn die boetvaardige zielen, die, bewogen door medelijden tot den lijdenden Jesus, hare tranen mengen met zijn bloed; gelukkiger, die hun bloed ook mengen met hunne tranen door vrijwillige lijfkastijdingen; maar allergelukkigst de kloekmoedige Martelaren, die tot getuigenis van hun geloof en van hunne liefde al hun bloed vergoten hebben voor hunnen God.

Zie Jesus zonder schuld

Voor uwe schulden bloeden;

Van \'t hoofd tot aan den voet Verscheurd door ivreede roeden.

Ach of .mijn hart ontvonkte En raakte yansch in brand

Door \'t god\'lijk dierbaar bloed, Dal stroomt van allen kant.

-ocr page 336-

328 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XII.

Men rukt CHRISTUS de kleederen uit, om hem

to geeselen.

-ocr page 337-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS.

GEBED.

O allerzuiverste Jesus! die om mijne zonden van uwe kleederen hebi wilien ontbloot worden, leer mij den ouden mensch uitschudden met al zijne werken, om u aan te trekken met uwe deugden; opdat ik voor u niet verschijne in eene schandelijke naaktheid door ontblooting van heilige verdiensten en goede werken. Amen.

BEMtRKING.

Leer uit dit geheim, o mijne ziel, u zelve ontblooten van alle aardsche aangekleefdheid en wereldsche genegenheden, opdat gij met den H. Antonius, den naakten Jesus naakt moget volgen, wetende dat degenen, die om hem alles verlaten en hem volgen, honderdmaal zooveel wederom zullen krijgen, en het eeuwige loven bezitten.

Des reg Iers laffe vrees

En moordzucht van de Joden Treedt met den voet het regt

En de heil\'ge geboden ■■

Zij vallen Jesus aan,

En stellen hem gansch naakt; Dus wordt de deugd gedrukt,

Als \'t kwaad te boven raakt.

32amp;

-ocr page 338-

GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XIII.

330

CHRISTUS wordt gegeeseld.

De priester offert aan God het broed en den wijn.

-ocr page 339-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 331

GEBED.

Aanbiddelijke Zaligmaker, die om mijne zonden uw H. Ligchaam geleverd hebt aan de beulen, cm gegeeseld te worden, geef mij bid ik u, dat ik de geesels van uwe vaderlijke kastijding gaarne omhelze, en dat ik voortaan nimmermeer door mijne zonden de schandelijke tormenten van uwe geeseling vernieuwe. Amen.

BEMERKING.

Gelukkig zijn die boetvaardige zielen, die, bewogen door medolijden tot den lijdenden Jesus, hare tranen mengen met zijn bloed; gelukkiger, die hun bloed ook mengen met hunne tranen door vrijwillige lijfkastijdingen; maar allergelukkigst de kloekmoedige Martelaren, die tot getuigenis van hun geloof en van hunne liefde al hun bloed vergoten hebben voor hunnen God.

Zie Jesm zonder schuld

Voor uwe schulden bloeden;

Van \'t hoofd tot aan den voet Verscheurd door ivreede roeden.

Ach of .mijn hart ontvonkte En raakte ijansch in brand

Door \'t god\'lijk dierbaar bloed, Dal stroomt van allen kant.

-ocr page 340-

332 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XIV.

CHRISTUS wordt met doornen gekroond.

De kelk wordt wederom na de offerande bedekt.

-ocr page 341-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 333

GEBED.

Het is om mijnentwil, o lieve Jesus! dat gij met doornen hebt willen gekroond worden, omdat ik eene slechte aarde ben, die voor u niets voortbrengt dan doornen van zonden. Ach, geef mij toch deel in uwe doornen door eene waarachtige boetvaardigheid; opdat ik hiernamaals deel moge hebben in de kroon van uwe glorie. Amen.

BEMERKING.

Jesus leert u hier, o mijne ziel! dat er geene glorie te bekomen is dan door de droefheid, geene vergelding dan door de pijnen, geen koningrijk dan door het lijdon. O gelukkig hij, die geene andere glorie zoekt op de wereld, dan veracht te worden om Jesus, die naar geene andere kroon dingt, dan naar die van Christus, en naar geene andere eer, dan naar die van zijn kruis!

O hoosheid overgroot!

O meer dan helsche vonden!

Waar haalt de nijd het scherp

Om Jesus te doorwondend En zulke doornen ook,

Hebt gij o ziel gezocht,

Als gij, trotsch opgepronkt.

Met \'t hoofd gingt in de locht.

-ocr page 342-

334 geheimenquot; van het lt.ioen XV.

Pilatns verklaart CHEISTÜS onschuldig- en wascht zijne vingeren.

-ocr page 343-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 335

GEBED.

O Heer Jesus! Zoon van den levenden God! die, van uwen regter onschuldig verklaard zijnde, nogtans door hem tot eenen schandelpen dood hebt willen veroordeeld worden; geef mg, dat ik alleen zorge onnoozel en onbevlekt te zijn voor uwe oogen, en dat ik voorts de onregt-vaardige oordeelen der menschen kloekmoedig verachte.

BEMERKING.

Pilatus meent de schuld en schande van zijn goddeloos vonnis af te wasschen met water; maar wat helpt het hem de handen te reinigen, daar zijne ziel besmet blijft met het vergoten bloed van den onschuldige? Wacht u, o mijne ziel! van die schandelijke schijnheiligheid, dio den beker en de schotel van buiten reinigt voor de oogen der menschen, en het binnenste vuil en besmeurd laat voor de oogen van God.

Al kwam de volle zee

Hier siroomen door uw\' handen,

Nooit ivascht gij af zijn bleod,

Noch de onverdiende schande;

Hier haat noch \'s keizers gunst,

Noch dwang van \'t joodsch gewoel;

Daar vrees en hope leeft,

Wee aan dien regterstoel!

-ocr page 344-

336 geheimen van het lijden

XVI.

Pilatus vertoont JESUS aan het voik, zeggende;

zlht den mensch.

De priester zegt: Orate Fratres.

-ocr page 345-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 337 GEBED.

Ziedaar den Menscli, o hemelsche Vader! dien gij ons gegeven hebt tot rantsoen van de men-schen; zie den Mensch, dien gij geslagen hebt in uwe gramschap om onze zonden; zie op het aanschijn van uwen beminden Zoon, den bedrukt-sten onder de menschen, laat uwe regtvaardig-heid nu voldaan zijn, en doe ons genade om zijnent wil, Amen.

BEMERKING.

Het zijn uwe zonden, o mijne ziel! die dezen Godmensch zoo mishandeld hebben, dat hij geene gedaante meer heeft van een en mensch; zult gii niet tot medelijden bewogen worden? Zal uwe boosheid tegen hem blijven roepen, zoo lang als hij nog adem heeft? Hemel en aarde staan verbaasd over dit droevig tooneel, blijft gij nog onbeweeglijk ?

Hoe! kan dit droef vertoog De joden niet bewegen 9 O neen! de wreedheid gr eit:

Elkeen die schrefuwt er tegen; In \'lt; midden van den hoop,

Be felste tegen hem,

Aan \'t kruis, en geen gena!

Roept onze zondestem.

21

-ocr page 346-

geheimen van het lijden

XVII.

JESüS wordt ter dood veroordeeld.

338

-ocr page 347-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 339

GEBED.

Zaligmaker der wereld! die om ons te verlossen van den eeuwigen dood, dien wij door de zonden verdiend hadden, het onregtvaardig vonnis van den dood zoo gewillig hebt ontvangen, geef dat wij ons met liefde buigen onder uw regtvaardig oordeel, opdat wij door eenen gewilligen dood het vonnis van den eeuwigen dood mogen ontkomen. Amen.

BEMERKING.

Toen het vonnis des doods tegen den H. Cypri-anus, dien grooten Martelaar en Aartsbisschop van Carthago, werd uitgesproken, sprak hij geene andere woorden dan deze: God zij gedankt. Ach, of gij, o mijne ziel! met dezelfde onderwerping het vonnis des doods moget omhelzen, en uit het hart zeggen met David: lieer gij zijt regtvaardig en uw oordeel is regt.\'

Als Abraham zijn\' zoon

Op Gods bevel zou slagten,

Tevreden met den wil,

Liet God zijn woord verzachten.

Maar hier gaat Isaak zelf

\'t Onnoozel goddelijk Lam,

Den slag des doods ontvaên In plaatse van den ram.

-ocr page 348-

340 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XVIII.

CHEISTÜS zijn kruis dragende, gaat voor ons sterven, om ons te doen léven.

Do Priester lioudt de gedachtenis der levenden.

-ocr page 349-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 341

GEBED.

Leer mij o Jesus! mijn kruis dragen in uwen geest, doe mij al de kwellingen en verdrukkingen, die mij overkomen in dit leven, aanzien als mij toegezonden door de liefde van uwen Vader; dat ik ze naar uw voorbeeld gewillig omhelze, en mijn kruis met u dragende, door hetzelve moge zalig worden. Amem

BEMERKING.

Wie zal u geven, o mijne ziel, dat gij den II. Apostel Andreas moogt navolgen in zijne teedere omhelzing van het kruis, roepende met hem uit het binnenste des harten: ïk groet n o minnelijk en dierbaar kruis! zoo lang (je-wenscht en ten laatste aan mijn begeerig gemoed geschonken Ach, of hij mij door u ontvange, die voor mijne zaligheid aan u gehangen heeft.

Zie Isadk voor u gaan ,

Met \'t offerhout beladen,

En volg hem op het spoor

Van zijn bebloede paden.

Ons leven hangt van hem,

Hij gaat als een rantsoen Onz\' dood door zijnen dood,

O mijne ziel, voldoen.

-ocr page 350-

GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XIX.

342 JESÜS

wordt beweend door de vrouwen, die hem volgen.

De priester legt zijne handen op den kelk.

-ocr page 351-

EN GEDEDEN ONDER DE H. MIS. 343

GEBED.

Druk diep in mijn hart, o lieve Zaligmaker! de gewichtige woorden, die gij op uwen kruisweg tot de medelijdende vrouwen gesproken hebt: Weent over mij niet, o Dochters van Jeruzalem! maar weent over u zeiven-, want indien het groene hout aldus behandeld wordt, wat zal er van het drooge geworden ? Leer mij over mij zeiven weenen; opdat ik de vrucht van uwe tranen genieten moge. Amen.

BEMERKING.

Te vergeefs weent gij over Jesus, o mijne ziel! indien gij niet weent over u zeiven; want het is om u en om uwe zonden, dat Jesus weent: zij zijn de oorzaak van al zijn lijden; indien gy dan den lijdenden Zaligmaker wilt troosten, beween uwe zonden. Besproei met tranen van eeno ware boetvaardigheid het onvruchtbare hout, opdat het groen en jeugdig worde.

Wee mij, onvruchtbaar hout!

Bélaên met booze vruchten,

Die de oorzaak ben van \'t kruis, En van mijns Heeren zuchten.

Indien de levensboom

Hier naamv\'lijks kan bestaan;

Helaas , (genade ö Heer •\')

Hoe zal \'t met mij dan gaan!

-ocr page 352-

De priester maakt verscheidene kruisen over het brood en den wijn.

-ocr page 353-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS.

GEBED.

O Jesus! zoo worden dan die weldoende handen en die heilige voeten, die zoo dikwijls vermoeid zijn geweest door de verlorene schapen te zoeken, met wreede nagels aan het kruis gehecht! o beminde Zaligmaker! geef mij deel in dit lijden, en doorboor mijne handen en voeten door de schichten van uwe vrees; opdat zij voortaan niet meer tot eenige zonden gebruikt worden. Amen.

BEMERKING.

Welk een verschil, mijne ziel, tusschen den eersten en tweeden Adam! de eerste Adam steekt dcor eene moedwillige ongehoorzaamheid de hand uit naar den verboden boom, en hij vindt er don dood. Christus, de tweede Adam, strekt met etne goddelijke gehoorzaamheid zijne armen mt op den boom des doods, en hij verandert dien in eenen boom des levens, Overweeg, o mijne ziel! dit groot geheim.

O overgroote smart.\'

O driemaal wreede slagen Die door dit teeder vleesch Deez felle nagels jagen!

Wie heeft 6 minzaam Lam !

Uw ligchaam dus doorwond ?

MijrC liefde tot uwe ziel,

O mensch, en uwe zond\'.

i

345

15.

-ocr page 354-

346 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XXI.

JESUS wordt met hot kruis omhoog: geheven.

-ocr page 355-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MiS. 347

GEBED.

Ik aanbid u, o Jesus! verlieveu aan het kruis, en hier op het H. Altaar, als de Koning van hemel en aarde, verheven op uwen troon, als de Eegtrr der wereld, gezeten op uwen regter-stoel, als de opperste Priester van het nieuwe Verbond, die op dit Altaar dit goddelijk offer opdraagt, waarvan gij zelf het slagtoffer en de offeraar zijt. Ik bid u, noem mijne onderwerping aan; doe mij genade en verzoen mij met uweu Vader. Amen.

BEMERKING.

Sla de oogen van uw geloof, o mijne ziel! op den gekruisten Zaligmaker, gelijk de gekwetste Israëlieten hunne oogen sloegen op do koperen slang, opdat gij genezen moogt worden van uwe wonden; want gelijk Mozes het serpent heeft opgerigt in de woestijn, alzoo is nu hier de Zoon Gods verheven; opdat al wie in hem gelooft niet verloren ga.

O allerdroefüe dag,

Die ooit op aarde straalde !

O allerblijdste dag.

Die uil den Hemel daalde/

De droefste wijl alsdan

Der wereld schepper stierf;

De blijdste wijl zijn dood Der wereld luü verwierf.

-ocr page 356-

348 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XXII.

Het bloed van CHRISTUS druipt uit zijne wonden op do aarde.

-ocr page 357-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 349

GEBED.

Gezegend moeten zijn de H. wonden van Christus , uit welke, als uit zoo vele fonteinen, het zaligmakend Bloed van Jesus over onze ziel druipt. Ik verzaak de zonden en de wreedheid der beulen, die hetzelve vergieten; maar ik aanbid uwe liefde, o mijn Zaligmaker! die deze wreedheid hebt willen lijden tot eer en glorie van uwen Vader, en tot zaligheid van mijne ziel. Amen.

BEMERKING.

Ziehier het bloed van het Lam, o mijne ziel! met hetwelk de huizen der Israëlieten moesten geteekend zijn, om het algemeen verderf te ontgaan. Daar is geen behoud zonder dat Bloed. Elke ziel, die niet gezegeld is met dit dierbaar zegel, is onder de magt van den verderfengel. Overdenk deze voorafbeelding in hare voltrekking, o mijne ziel! en toon uwe liefde aan hem, die u door dit onschatbaar middel behouden heeft.

O mensch, weeg in deez\' schaal De zwaarte uwer zonden,

Waarvoor de Zoon van God Ontving deez\' dierbre wonden.

Zie hier hoe hoog de prijs Tan uwe ziel hem staat;

Wiens onwaardeerbaar Bloed Voor haar betalen gaat.

-ocr page 358-

350 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XXIII.

CHRISTUS bidt genade om voor zijne vijandon.

-ocr page 359-

EN GEBEDEN ONDER DE if. MIS. 351

GEBED.

O allerzaeMmoedigste Zaligmaker! die uwen hemelschen Vader om genade gebeden li ebt, zelfs voor degenen, die u kruisigden: zeggende: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet ivat zij doen: geef mij, dat ik naar uw gebod en voorbeeld mijne vijanden beminne; weldoe aan degenen, die mij haten, en bidde voor hen die mij lasteren en vervolgen. Amen.

BEMERKING.

Zeg niet, o mijne ziel! dat dit boven den mensch is, en slechts mogelijk aan eenen God. David heeft zulks gedaan aan Saul en Absalon, eer Christus nog gestorven was, en Stephanus en zoo vele heilige Martelaren na hem. Maar zeg liever: indien ik dit niet kan uit mij zeiven, ik kan alles door Hem, die mij versterkt.

Kom lees, luraal;gierig mensch,

Üeez\' les op \'t Kruis geschreven, En leer hier alle kwaad

Uit goederhart vergeven.

Die zonder wraakzucht leeft,

Den halende bemint,

Die wordt Gods erfgenaam En \'s Heer en liefste kind.

-ocr page 360-

352 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN \' XXIV.

De goede moordenaar wordt bekeerd.

-ocr page 361-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 353

GEBED.

Hoe vreeselijfc zijn uwe oordeelen, o Heer! over de kinderen der menschen. Aan den eenen van deze twee moordenaars, die met n gekruist zijn, bewijst gij op het einde van zijn leven die groote barmhartigheid, in uwe regtvaardigheid laat gij den anderen in zijne zonden sterven. Geef mij o Jesus! dat ik uw regtvaardig oordeel over den eenen zoo vreeze, dat ik de barmhartigheid , bewezen aan den andoren, verwerven moge. Amen.

BEMERKING.

Schep moed, o mijne ziel! door dit geheim. Het is nooit te laat, om boetvaardigheid te doen. Er is barmhartigheid tot den laatsten snik; maar vrees de vermetelheid van degenen, die ze uitstellen tot het laatste oogenblik; want indien Jesus aan den eenen in het laatste uur barmhartigheid^ bewijst, opdat niemand zoude wanhopen , hij toont in den andere zijne regtvaardig-neid, opdat niemand vermetel zoude vertrouwen.

O zondaar, wie gij zijl.

Sta op, smeek om genade

Al wie ze opregtelijk vraagt.

Komt nimmer toch te spade.

Wacht niet vermetelijk Tol uwen laatsten snik;

Soms hebt ge als gij hier ziet,

Slechts éénen oogenblik

-ocr page 362-

354 geheimen van het lijden

XXV.

JESUS geeft den H. Joannes voor zoon aan zijne Moeder.

De Priester zegt: Pater nosteb; Onze Vader.

-ocr page 363-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 355

GEBED.

Gedenk, o Heer Jesus! dat ik onder het kruis, door uwe overgroote liefde, uw broeder, en het kind van uwe Moeder geworden ben, toen gij ons allen in den persoon van uwen lieven leerling in uwe plaats gesteld hebt. Geef mij dat ik deze waardigheid nimmer vergete, en dat ik de bescherming van deze lieve Moeder nu, en in mijnen dood gewaar moge worden. Amen.

BEMERKING.

De H. Maagd is waarlijk onze Moeder, o mijne ziel! niet alleen omdat zij Christus gebaard heeft, die het hoofd is van de H. Kerk, waarvan wij de ledematen zijn; maar nog wel bijzonderlijk, omdat Jesus ons haar gegeven heeft voor onze Moeder, als een testament aan het kruis. Met wat een vertrouwen moeten wij dan tot die waarde Moeder gaan, haar eeren, hare voorspraak vragen, en alles wat haren Zoon behaagt, van hare goedheid verwachten.

Welaan ö waarde Maagd!

Toon dat gij zijt onz\' Moeder.

En dat gij alles kunt Bij Jesus onzen broeder.

Hij is God, en uw Kind,

Want g\' hebt hem voortgébragt,

Hoe kan hij dan weerstaan Een Moeder zoo geacht?

-ocr page 364-

GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XXVI.

CHRISTUS sterft aan het kruis.

De Priester breekt de H. Hostie.

-ocr page 365-

EN GEBEDEN ONDEE DE H. MIS. 357

GEBED.

Wat kan ik u wedergeven, o allorgenadigste Jesus! voor uw goddelijk leven, hetwelk gij voor mij ten beste gegeven hebt? Ik aanbid uwe oneindige goedheid, ik ofler u tot erkentenis mijn leven en al wat ik heb; omhelzende van nu af den dood met al de omstandigheden, waarin het u beheven zal mij te laten sterven. Ontvang mij in dat uur, en doe mij genade door de verdiensten van uwen dierbaren dood. Amen.

BEMERKING.

Aldus, o mijne ziel! voltrekt onze Hoogepries-ter zijn goddeiijk Sacrificie bewijzende aan don Vader de goddelijke en opperste eer door de offerande van zijnen dood! Aldus geeft de goede Herder zijn leven ten beste voor zijne schapen ! Aldus wordt het onschuldig Lam geslagt in plaats van bokken! overweeg dit, o mijne ziel! zucht ween, en smelt van liefde.

Wanneer nu was volhragt

Al wat er slond geschreven Van Jesus, heeft hij stil

Aan \'t kruis den yecst gegeven. O goddelijke dood!

Hoe duur wordt gij verlost,

Mijn zieV die uwen God Zijn bloed en leven kost!

-ocr page 366-

GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

358

XXVII.

De ziei van CHRISTUS daalt neder naar het voorgebergte der hel.

De priester laat een deeltje van do H. Hostie in den kelk vallen.

-ocr page 367-

en gebeden onder de h. mis.

GEBED.

O Jesus! die de eerste vruchten ■van uwen dood en van uw lijden aan de heilige zielen der oude Patriarchen hebt medegedeeld, hen verblijdende door de tegenwoordigheid van den zoo lang verwachten Verlosser; laat nu ook de kracht van uw dierbaar bloed nederdalen in het vagevuur, om de lijdenden uit hunnen droevigen kerker te verlossen, Amen.

bemerking.

Met welk eene blijdschap, o mijne ziel! \'ontving de regtvaardige Noe de duif in de-Ark,quot; die den jongen olijftak van de gewonschte verzoening medebragt ? Denk dan hoedanig de blijdschap van de 11. Oudvaders geweest is, als de hemel met hen verzoend was, en zij na de tranen en zuchten van zoo vele eeuwen, don gewenschten Zaligmaker aanschouwden. Dank God, en neem deel in de blijdschap.

JVu ligt de dood vernield,

De hel is ook verslagen,

Haar •poorten springen op.

Zij kan 7 gezigt niet dragen Van Jesus, haren schrik;

Maar \'tschoone hemelsch Eden Is vól van vreugdefeest Om den gesloten vrede.

359

-ocr page 368-

geheimen van het lijden

XXVIII.

Velen, die CHRISTUS hadden zien sterven, werden bekeerd en slaan op hunne borst.

De priester slaande op zijne borst, zegt: Domine

non sum uignus.

360

-ocr page 369-

EN GEBEDEN ONDER DE II. MIS. 361 GEBED.

O God, mijn Zaligmaker! terwijl de rotsen barsten, de graven opengaan, zij, die u kruisigden , bekeerd worden, en de geheele natuur in uwen dood ontroerd wordt, geef mij, dat ik alleen niet ongevoelig en versteend blijve; maar dat ik de kracht van uwen dood door boetvaardige tranen gewaar worde. Amen.

BEMERKING.

Is het geen tijd, o mijno ziel, om de zonde te verzaken, nu gij ziet, dat zij den doodsteek gegeven heeft aan den Zoon Gods? Zult gij weigeren ^ ze uit te wisschen door tranen van boetvaardigheid, als Jesus den laatsten druppol van zijn bloed vergiet om ze te niet to doen? Zult gij hem nog niet beminnen, die u bemint tot den dood? Zult gij nog de wellusten zoeken, terwijl uw Zaligmaker sterft aan het kruis?

O mensch! kan deze dood Uw zondig harl niet breken?

Terwijl de Jood nu zelf

Zijn boos bedrijf wil wreken -?

Weet dal ge ook schuldig zijt,

Met hem aan dezen dood;

Dus was een\' tranenzee

Tan rouw nog niet te groot.

24

-16

-ocr page 370-

GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XXIX.

CHELSTÜS wordt begraven.

362

-ocr page 371-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 363

GEBED.

O Jesus! die na uwe oneindige vernederingen aan het kruis in een nieuw graf hebt willen begraven, en met kostelijke specerijen gebalsemd worden, verleen mij een nieuw hart, gezalfd en gebalsemd door de onbedorvenheid van de deugden; opdat mijne ziel eene waardige rustplaats voor uw H. Ligchaam moge worden, Amen.

BEMERKING.

Hoe wonderbaar is de kracht van den dood van uwen Zaligmaker, o mijue ziel! Jozef en Nicodemus, twee Discipelen van Jesus, die te voren in het midden van den glans zijner mirakelen niet hadden durven te voorschijn komen, zijn vol moed. De eene trekt op naar Pilatus, zoodra Christus gestorven was, en vraagt zijn ligchaam, zij nemen het te zamen van het kruis en begraven het plegtig in een nieuw steenen graf. Vraag, o ziel! de mededeeling van hunne kloekmoedigheid.

Hoe wonderbaar is toch

De Heer in al zijn wegen.\'

De Apost\'len zijn geditgl;

Elk beeft: wie nu gekregen,

Om \'t ligchaam eer te doen,

Zoo als zulks was voorzeid?

Zie onverwachts deez\' twee Zijn tot die daad bereid.

-ocr page 372-

T

364 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XXX.

CHRISTUS wordt in zijne begrafenis gebalsemd.

De priester reinigt den kelk met wijn.

-ocr page 373-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 365 GEBED.

De kostelijke balsems en die sterke droogerijeu waren, o Jesus! aan uw goddelijk ligchaam niet noodig, dewijl het den derden dag verrijzen moest en aan geene bederfelijkheden kon onderworpen zijn; maar zij waren noodig om ons te leeren, dat wij de onbederfelijkheid van de ziel niet kunnen bewaren zonder de myrrhe en den aloë van versterving en boetvaardigheid. Druk deze les in ons hart, o Heer! en maak ons deelachtig aan uwe onbederfelijkheid. Amen.

BEMERKING.

Om bevrijd te zijn tegen het bederf van de wereld en van de zonde, o mijne ziel! moeten wij als gewenteld zijn iu de myrrhe van eene algemeene versterving; want zonder die kan zij noch de onnoozelheid bewaren, noch wederom krijgen. Die Christus toebehooren, zegt de Apostel, hebben hun vleesch gekruisigd met zijne begeerlijkheden en kwade lusten.

Maar wat beduiden hier

Deez\' kostelijke droogenf Zou zonder dit het graf

Op Jesus iets vermogen?

O neen: \'t is eene les.-

Een\' ziel van zonden vrij,

Is voor den Heer, o mensch, Een\' dierb\'rc specerij.

-ocr page 374-

366 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XXXI.

CHKISTUS verrijst van den dood.

-ocr page 375-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS.

GEBED.

O roemrijke Zaligmaker! die uit een gesloten en toegezegeld graf met pracht en luister verrezen zijt van den dood, om voortaan niet meer te sterven ; geel mij dat ik eens voor goed moge opstaan uit de zonde vau mijn voorgaand leven, en dat ik, voortaan in deugd en heiligheid wandelende, eens deel moge hebben in de glorie van uwe verrijzenis. Amen.

BEMERKING.

Gelukkig is de zondaar, o mijne ziel! die getrouw [is aan zijne beloften, van wien men zeggen mag: Hij is verrezen gelijk Hij gezegd heeft. Zijn hart, hetwelk zijn graf is, moet hiervan getuigenis geven; en ziine werken moeten de getuigenis zijn van zijn hart. Onderzoek u zei ven: mijne ziel, en zie of gij verrezen zijt.

Verheug u mijne ziel,

Nu is de Heer verrezen ; De smaad en schande is weg, Hoe glinstert nu zijn wezen, Welaan, aldus zal eens

\'t Gekruiste vleesch uit \'t slijk Verrijzen, en aan hem In klaarheid zijn gelijk.

367

-ocr page 376-

368 geheimen van het lijden

XXXII.

CHEISTÜS verrezen zijnde, vertoont zich verscheidene malen.

De priester zich omkeerende, groet het volk zeggende: Dominüs vobiscum.

-ocr page 377-

EN GEBEDEN ONDEK DE H. MIS. 369 GEBED.

Heer Jesus, die uwe H. Moeder, de heilige Vrouwen, en uwe Apostelen, na zoo veel druk en lijden, verheugd hebt door de tegenwoordigheid van uw verheerlijkt aanschijn, aan hen verschijnende op verscheidene stonden, geef mij, dat ik in mijn lijden vertroost worde door de bestraling van uwe genade, en hiernamaals uw goddelijk aangezigt moge aanschouwen. Amen.

BEMERKING.

Leer hier de verwisseling van beproeving en vertroosting, door welke Jesus degenen, die hem toebehooren, oefent; o mijne ziel! hij verbergt zijn aanschijn voor een weinig tijds, gedurende do verdrukking, en hij verschijnt wederom, gelijk de zon na de storm ten tijde van vertroosting. Ontstel n niet, wanneer hij zich verbergt zoek hem vuriglijk en gij zult hem vinden. Vergeet u zeiven niet ten tijde van zijne vertroosting; maar maak uw hart bereid tot de bekoring.

Hoe is de ziel verheugd,

Wanneer haar Welbeminde, Die lang verborgen bleef,

Zich wedero-n laat vinden 1 Bedrieg u niet, o ziel,

\'l Is voor een weinig tijd,

Een\' on verm engde\' vre ugd Is slechts voor de eeuwigheid.

21

16.

-ocr page 378-

370 GEHEIMEN VAN HET LIJDEN

XXXIII.

JESÜS versterkt liet geloof van zijne Apostelen met hen verblijvende veertig dagen.

-ocr page 379-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MrS. 371 GEBED.

O Jesus! die de hardgeloovigheid van uwe Apostelen hebt toegelaten, om ons geloof te versterken, en zoo vele onwoderiegbare blijken hebt willen geven van uwe verrijzenis, dat niemand aan dit gewigtig punt zou kunnen twijfelen, versterk ons klein geloof en doe ons uwe H. geheimen door uw goddelijk licht zoo klaar zien, alsof wij met Thomas uwe wonden zagen en voelden. Amen.

BEMERKING.

Ach, of gij, o mgne ziel! het geluk moogt hebben van met Jesus te verkeer™ gelijk zijne Apostelen, of van met hem te spreken gelijk de twee Discipelen van Emaus, hoe zou uw hart niet branden? Welaan, hij spreekt tot u door zijn H. woord. Het H. Evangelie behelst zijne zamenspraak en zijne leeringen, gij zit met hem aan tafel in de H. Communie, en hij blijft met u door zijnen Geest, zoo lang als gij blijft in zijne liefde. Acht en waardeer die overgroote weldaden gelijk zij verdienen.

Wat heefl, o mijne ziel.\'

Ons Jesus willen leeren,

Wanneer hij na het graf.

Met ons nog blijft verkeeren ? Dat ieder die opregt

De zond\' verlaten heeft,

Voortaan geen aardsch, maar wel Een hemelsch leven leeft.

-ocr page 380-

geheimen\' van het lijden

XXXIV. CHRISTUS kiimt ten hemel.

372

-ocr page 381-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 373

GEBED.

O Jesus! die in de tegenwoordigheid van uwe leerlingen ten hemel zijt opgeklommen, trok ons hart af van de liefde tot de aardsche zaken opdat wij van nu af in den hemel met u mogen wonen. Doe ons van dc- wereld walgen; doe ons smaken hetgeen hier boven is, en zoo leven naar uwe heilige geboden, dat wij mogen waardig zijn u hiernamaals te aanschouwen. Amen.

BEMERKING.

Dit is het einde, o mijne ziel! van Christus leven, de kroon van zijn lijden, en de troost van al die hem volgen. Alwaar Jesus is voorgegaan, die ons hoofd is, daar hopen wij, die zijne lidmaten zijn, eens te komen, indien wij een leven leiden dat Gode waardig is, en niet afwijken van den weg, dien onze Zaligmaker ons door zijn voorbeeld gebaand heeft, want hij is de weg en niemand komt tot den Vader dan door hem.

Al wie in \'t eeuwig rijk

Wil gaan, moet kruisen dragen: Wie rozen plukken wil,

Mag van geen doornen klagen. Welaan dan mijne ziel,

Bemoedig u door \'t loon,

En vlieg dan kruiswaarls op,

Wilt gij die dierh\'re kroon.

-ocr page 382-

374 - GEHEIMEN VAN HET LIJDEN XXXV.

De zonding van don H. Geest.

-ocr page 383-

EN GEBEDEN ONDER DE H. MIS. 375

GEBED,

O Heer Jesus! eenige Zoon des Vaders, die, aan de regterhand Gods gezeten, uwen heiligen Geest over uwe leerlingen hebt afgezonden, vervul ons hart met denzelfden Geest, stort over ons den zegen, dien de Priester in uwen H. Naam ons geeft, en maak ons overvloedig deelachtig aan de vruchten van dit offer, hetwelk wij door uwe genade hebben bijgewoond. Amen.

BEMERKING.

Wanneer de Profeet Elias ten hemel voer, vroeg Elizeus, zijn discipel, geene andere zaak van hem, dan dat de geest van zijnen meester over hem mogt komen. Ach, of gij ook voor niets anders bekommerd waart, o mijne ziel, dan hoe gij den geest van Christus bekomen zult. Want die door dezen Geest geleid worden, zijn ware kinderen Gods; integendeel, die dezea Geest niet heeft, zegt de Apostel behoort aan Christus niet toe.

Zie, Hier, voor u geknield De maaksels uwer handen;

Stort uwen geest op ons,

En doe onz harten branden.

Vervul ons met uw licht,

Neig ons tot alle goed;

En geef dat onze ziel

Slechts uwen \'wil hier doet.

-ocr page 384-

GEBED NA DE MIS.

GEBED NA DE MIS.

Allerverduldigste Jesus, wij hebben, door uwe genade, in de geheimen van de H. Mis, u dooide oogen van ons geloof als op nieuw gekruisigd gezien, geef dat wij de gevoelens van liefde en dankbaarheid, die wij u voor uwe oneindige liefde schuldig zijn, diep in ons hart mögen dragen. Doe ons van die H. offerande met zulke gevoelens wederkeeren als de heilige menschen, die onder het kruis stonden, of ten minste, als de rouwige boet vaardigen, die van leedwezen op hunne borst sloegen, Doe ons de vruchten van dit heilige offer gewaar worden; laat ze dalen op al onze woorden en werken, opdat zij, door uwen geest begonnen en voltrokken zijnde, eene behagelijke offerande mogen wezen aan uwen H. Naam, gij die met den Vader en den H. Geest, God zijnde, leeft en heerscht in eeuwigheid. Amen.

GEBED

VÓÓR DE PREDIKATIE.

Heer, uwe woorden zijn woorden van het eeuwig levon. Geef mij, dat ik dit goddelijk zaad, als eene goede aarde, mogo ontvangen. Bereid en zuiver mijn hart door uwen H. Geest, opdat de uitwendige stem der woorden doorga tot in het merg van mijne ziel, en ik in dezelve troost, genezing en zaligheid mogo vinden. Amen,

376

-ocr page 385-

• \\,

GEBED NA DE PREDIKATIE. 377

GEBED

NA DE PREDIKATIE.

Ik bedank u, o Heer! die u gewaardigd hebt mij te voeden met uw heilig Woord. Bewaar toch uw zaad in mijn hart, opdat het niet verstikt worde door de doornen der wereldsche zorgen, dat het niet verdorre door gebrek aan daauw in den tijd van kwelling; of dat de vogelen des hemels, dat is, de helsche vijanden, het daaruit niet rooven. Geef, dat ik met David zegge: Ik heb uwe woorden verborgen in mijn hart, opdat ik niet zondige tegen u, en dat al mijne begeerten, woorden en werken volgens dezelve mogen bestierd worden. Amen.

-ocr page 386-

BIECHTOEPENIKtrEN.

Verbeeld u dat deze biecht de laatste van uw leven zal zijn: bereid u dan zoo naarstig alsof gij op uw doodsbed laagt, gereed om uwen laatsten snik te geven. Wié weet of inderdaad deze uwe laatste biecht niet zal zijn? Hoe velen ziet men er niet dagelijks schielijk uit het leven gerukt worden? Hoe schrikkelijk is het, onbereid te vallen in de handen van den levenden quot;God.

GEBED

Vóór dal men zijn geweten onderzoekt.

Eeuwige oorsprong1 van licht, H. Geost, verlicht de duisternissen mijner ziel, geef mij eenige stralen van dat groote licht, dat mij in het uur van mijnen dood al mijne zonden zal doen zien.

Laat niet toe dat mijne hoovaardigheid deze aan mijne oogen verberge, maar maak dat ik die zie gelijk zij zijn, opdat ik ze verzake zooveel zij het verdienen.

Onderzoek zorgvuldig uw geweten. Zie of gij in uwe voorgaande biechten nergens aan ontbroken hebt, of gij met de hoodige bereiding tot de H. Tafel genaderd zijt of andere Sacramenten ontvangen hebt; doorloop daarna de 10 geboden Gods, op ieder wat blijvende staan om te overdenken wat gij daartegen nipt gedachten, begeerten, woorden en werken bedreven hebt, zoo ook de vijf geboden der H. Kerk, de 7 hoofdzonden; de t) vreemde zonden, ie pligten en ver-bindtenissen van uwen staat, denkende op welke plaatsen gij geweest zijt en met welke personen gij verkeerd hebt.

Na het onderzoek stel u de volgende beweegredenen of ten minste eenige van deze voor:

BEWEEGREDENEN

■om het hart op te wekken tot een waarachtig leedwezen over zijne zonden.

Men moet deze langzaam lezen, en gedurig de zwaarste zonden die het geweten bezwaren, overdenken.

-ocr page 387-

BIECHTOEFENINGEN.

De leelijkheid der zonde.

üe doodzonde is eene vrijwillige overtreding\' in eene groote zaak van Gods H. Wet; zij is eene verachting van de opperste Majesteit;.... zij doodt de ziel door haar het geestelijk leven, dat is, de heiligmakende genade te benemen, die al haren glans en schoonheid uitmaakt; zij maakt haar voor de oogen van God zoo leelijk als de duivel zelf... Deze, helaas, heb ik gedaan\' ja, zoo vermetel ben ik geweest die te bedrijven in de tegenwoordigheid van mijnen God!... Nu is liet oogenblik daar, dat ik er van kan verlost worden door er eene ware droefheid over te hebben, die goede God, dien ik versmaad heb, vraagt dit zelf van mij, en is bereid mij vergiftenis te geven. Zal ik dit weigeren ?

De dood.

Het is zeker, dat ik eens zal sterven, onzeker \'wanneer; ben ik op dat schrikkelijk oogenblik nog met deze zonden beladen, helaas, hoe zal ik sterven!... Hoe ongelukkig zal mijn vertrek uit deze wereld zijn!... Hoe pijnlijk dit leven te verlaten!... Hoe vreeselijk met dien last te gaan naar de eeuwigheid!... Hoe benaauwd zal dan mijne arme ziel zijn! nu kan ik daarvan ontslagen worden door die te biechten met een waar berouw; verzaak ik nu de zonde niet, iigt; den dood zal mij misschien de tijd en de genade geweigerd worden. Zou ik zoo willen en durven sterven?

379

-ocr page 388-

BIECHTOEFENINGEN.

Het oordeel.

Hoe zal ik staan voor miinpn Eegter, indien deze zonden mij niet vurgevcn zijn !... Hoe zal ik Jesus durven aanschouwi*n, dien ik versmaad heb! wat schaamte zal liet zijn, daar aan geheel de wereld bekend t« zien, wat ik nu zoo beschaamd ben te openbaren aan eenen Priester alleen, die alles moet, en zoo als ik zeker weet, alles zal zwijgen ! hoe zal mime ziel gesteld zijn, op het hooren van dit schromolijk vonnis: gaat van mij, vervloekten, in het eeuwige vuur!.. hoe vreeselijk zal het zijn, aan de duivels overgeleverd te worden!.. . 11 iervan kan ik mij bevrijden, met opregt droevig te zijn over deze zonden, en ze voortaan nooit meer te bedrijven. Zal ik versteend blijven?

De Hel.

De zonden, die het geweten mij nu verwijt, zullen mij tot de verdoemenis brengen, om een ongelukkige brandstok van het helsche vuur te worden, indien ik mij nii\'t bekeer!... heb ik toch ooit eens wel gedacht, wat pijnen de hel besluit? Waar de duivel mijn beul en gezelschap zal zijn; waar eene gruwz.inir en eeuwige razernij, eene bijtende knaging des gewetens, eene eeuwige wanhoop mijne bezigheid zal zijn,.....

waar mg alle troost zal guweigerd worden!.... waar het vuur, de stank, de honger, de dorst en al wat pijnlijk kan bedacht worden, mij nooit zullen verlaten; waar and quot;re ontelbare verdoemden, die met mij zullen branden, mijne ellende

380

-ocr page 389-

BIECHTOEFENINGEN.

door wedcrzijdsche vervloekingen zullen vermeerderen! nog eens, o hel! heb ik wel ooit eens

wel gedacht ivat dy hel is?____ Deze hel heb

ik nu verdiend, en nu ben ik pligtig om in die hel eeuwig te bnindeu! één middel kan mij daarvan bevrijden: te weten: nu door tranen van leedwezen mijim zonden af te wasschen; zal ik een zoo gemakkelijk middel verachten?

De eeuwigheid.

Heb ik, ongelukkige zondaar, wel ooit ivel gedacht dat die pijnen der hel eeuwig zullen duren!... dat millioeuen en millioenen jaren die pijnen noch verniindHi-en, noch verkorten zullen?... Heb ik \\vt*l g^let, dat die eeuwigheid, op welke ik nu zoo weinig deuk, mij dan in het midden (W vlammen altijd voor den geest zal staan! Dat ik dan zal trachten er niet op te denken, doch tctrcn mijnen dank in de eeuwigheid zal gedwongen zijn eeinuig op de eeuwigheid te denken? . . . Dat mijn eigen .geweten mij nooit zal gerust laten, maar zonder ophouden tot mjj zal rocpHii: Zoo, ongelukkige, zult gij eeuwig branden . eeuwig;... zonder ophouden;.,. zonder einde!... O eeuwigheid van pijnen, hoe wreed is de gedachte aan u!... nu kan ik dit voorkomen, met eene waarachtige droefheid te hebben over mijne zonden; zal ik zoo wreed blijven ti-gen mijne arme ziel? Zal ik de zonde niet uit geheel .mijn hart verzaken ?

De hemel verloren.

Hetgeen die ongelukkige eeuwigheid bovenal

381

-ocr page 390-

382 BIECHTOEFENINGEN.

nog zal bezwaren, is beroofd te zijn van het eeuwig geluk des homels, waartoe ik was geschapen, en waartoe ik regt had, zoo ik wol geleefd had ... Geen verstand kan nu bevatten hoe groot de glorie en het geluk dos hemels is; waar al wat schoon on vermakelijk kan gedacht worden , gevonden wordt;... waar alles is wat men begeert, en niots zal zijn dat mishaagt;.. . maar dan zal ik tot mijn ongeluk beter bevatten, wat hot is van zulk een geluk beroofd te zijn; nu houden mij de tijdelijke dingen bezig, en verblinden mij; maar dan ontbloot van de bodriogelijke dingen dezer wereld, zal ik zien en kennen, wat ik verlies.... Door deze zonden heb ik dien schoonon hemel verloren! nu kan ik nog het regt tot dozen wederkrijgen, door ze met een rouwig hart te bowoonen; zal mijn hart dan niet bewogen worden?

Christus voor ons lijdende.

O mijne ziel! beschouw uwen goeden Jesus voor u aan een kruis lijdende, om u van lijden te bevrijden:... voor u stervende, om u van den eeuwigen dood te verlossen. Wat oneindige liefde, o Jesus! bewijst gij mij!... gij onschuldig voor mij pligtige!... gij God zelf en Schepper voor mij ondankbaar schepsel! en verre van u dankbaarheid te bewijzen, heb ik uw lijden vernieuwd door mijne zonden; doch gij zijt zoo goed deze te willen vergeven, indien ik ze verzaken wil door een opregt berouw; zal ik voor zulk eene liefde ongevoelig blijven?

-ocr page 391-

BIECHTOEFENINGEN.

God aller liefde ivaardig.

God is de opperste schoonheid, goedheid, heiligheid en volmaaktheid, die allo goed in zich besluit, en dus aller liefde waardig is. Ja, oneindig meer liefde dan alle schepselen hem kunnen bewijzen... Die opperste schoonheid heb ik ver-versmaad;... dio opperste goedheid heb ik veracht;... die opperste heiligheid heb ik onteerd;.... die opperste volmaaktheid heb ik gehaat: ja ik zoude God zelf vernietigd hebben, zoo het mij mogelijk ware geweest;.... ongelukkig mensch, wat heb ik gedaan! o mijne ziel, hoe weinig kent gij uwen God!... zult gij, ellendige, uwe oogen niet openen, om die opperste en onveranderlijke schoonheid te beminnen, en tranen van leedwezen te storten over uwe zonden, die van eene oneindige boosheid zijn, omdat zij bedreven zijn tegen dien God, die van eene oneindige waardigheid is?... Is er dan geen vonk van liefde meer in mijn hart te vinden, dat ik dien God weiger te beminnen, die alle liefde waardig is? Het is nu gedaan, o mijn God! ik zie nu mijne boosheid, geef mij toch eene ware droefheid over mijne zonden; het is nu de dood niet meer, die mij benaauwt, noch oordeel, noch hel, noch eeuwigheid alleen, die mij verschrikt en in mij eenen haat tegen de zonde verwekt; maar ik verzaak deze, omdat ik uwe opperste goedheid, schoonheid en volmaaktheid vergramd heb. Om u, o Heer! wil ik de zonden laten; u alleen, en boven al, wil ik voor altijd beminnen.

•383

-ocr page 392-

ii84 BIECHTOEFENINGEN.

Het hart door deze beweegredenen geraakt zijnde, verwek de volgende akten.

Akte van Geloof.

Mijn Heer en mijn God, ik geloof vaste-lijk al hetgeen gij geopenbaard hebt, en de H. Kerk mij voorhoudt te gelooven, en in het bijzonder geloof ik, dat gij aan uwe H. Kerk de magt gegeven hebt van alle zonden, hoe groot of hoe zwaar die zouden wezen, in uwen naam te vergeven, en dat dan al mijne zonden, die mij, wanneer ik waardig bereid ben, door uwen dienaar vergeven worden op de aarde, ook van u volkomen zullen vergeven zijn in den -hemel; dit geloof ik, o Heer, omdat gij, die de opperste en onfeilbare ivaarheid zijt, dit veropenbaard hebt. Ach, hoe moet deze zekerheid mij troosten en opwekken om mijne zonden opregt en met een waar leedwezen te belijden; versterk mij, o Heer! in dit geloof; in dit geloof wensch en ivil ik door uwe genade leven en sterven.

Akte van Hoop.

Mijn Heer en mijn God, ik hoop dat gij mij, armen en e!lendigen zondaar, niet zult verstoeten, al is het dat ik beken meer verdiend te hebben uwe regtvaardigheid te ondervinden, dan uwe barmhartigheid te genieten, ik hoop, o mijn God! dat gij mij, niet door mijne verdiensten, want ik beken er geece te hebben en zelfs met misdaden beladen te zijn, maar door de verdiensten van Jesus Christus zult geven vergiffenis van mijne zonden, in het H. Sacra-

-ocr page 393-

BIECHTOEFENINGEN. 385

ment, dat ik nu verlang te ontvangen; ik hoop verder, dat gij, na mij gezuiverd te hebben van mijne zonden, mij ook zult geven de genade om voortaan wel te leven, en hiernamaals zult geven het eeuwig leven, tot hetwelk gij mij geschapen hebt , ik heb zeker, de allergrootste redenen om dit te hopen, omdat gij, o Vader der barmhartigheid\' tot ons oneindig goed zijt, en almachtig, die doet al wat u belieft en omdat gij, die getrouw zijt in uwe beloften, vergiffenis en barmhartigheid aan alle zondaars, die zich waarlijk bekeeren, beloofd hebt. Mijn hait is met reden ten hoogste droe-vig, wanneer ik de leelijkheid mijner zonden overdenk; maar hoe zeer wordt het getroost door de\' zekere hoop van vergiffenis. en van u eens in uw6_ glorie te mos-en genieten! mijne onge-trouwheid alleen kan deze hoop verijdelen. Wil toch. Heer! mijne znnd^n vergeven, en mij zoo versterken door uwe genade, dat ik u altijd getrouw blrjve, opdat ik zoo op u hope, dat ik in eeuwigheid niet beschaamd worde. In deze hoop, Heer.\' wil ik leren en sterven.

Akte van Liefde.

Mijn Heer en mijn od, ik beken met de giootste schaamte, dat ik u tut nu toe niet bemind heb; mijn geweten, dat mij de leelijkheid mijner zonden voorstelt, overtuigt mij, dat ik u zelfs veracht en vcusmaad heb; maar nu wensch ik door liet H. Sacrament, dat ik ga ontvangen, ontslagen te worden van mijne zonden om u voortaan met eene zuivere liefde te 21 17

-ocr page 394-

386 biechtoefeningen

kunnen beminnen; gedoog, dat ik van dit oogen-blik af zegge voor hemel en aarde, ik bemin u hoven al uit geheel mijn hart, en ik wi voortaan toonen door mijne werken , dat it u waarlijk bemin, en liever alles zoude verlaten, ook het leven, dan u met eene doodelijke zonde te vergrammen ; uwe oneindige goedheid en barmhartigheid tot mij die ik rijpelijk overwogen heb, doen mijne gedachten tot u klimmen, om te gedenken hoe oneindig goed, schoon, waardig en volmaakt gij in u zeiven zijt, dit is de reden, waarom ik u uit geheel mijn hart bemin, omdat gij het opperste goed zijt, wiens volmaaktheden onbegrijpelijk zijn, die in schoonheid alles te boven gaat, waarom ik verlang u eeuwig te beminnen, en allen lof en eer te geven, en tot verder bewijs van de opregtheid mgner hefde, ik bemin mijnen evennaaste, zonder uit te \' nemen die mij iets misdaan hebben, gfeUjfe mij zeiven uit liefde tot u, wenschendemethen gezamenlijk u in alle eeuwigheid te loven en te zegenen! In deze liefde, Heer, door uwe genade, wil ik leven en sterven.

Akte van Berouw.

Miin Heer en mijn God, alhoewel ik u

mijne droefheid van u vergramd te hebben meermaals betuigd heb, nogtans nu\' ™e®r ï mijne zonden aan den Priester, i P

bekleedt, ga belijden, verlang xk me ene op-regte droefheid te zeggen, het is J den grond des harten dat ik uwe goddelijke majesteit door mijne zonden vergramd heb,

-ocr page 395-

BIECHTOEFENINGEN.

het is mijne scliuld, oHeer! het is mijné schuld, het is mijne allergrootste schuld: ik haat die nu als uwen en mijnen grootsten vijand, en verzaak die als het grootste kwaad, uit liefde tot u, die alle liefde waardig zijt, en ik maak een vast voornemen van door uwe hulp en genade niet meer te zondigen; de naaste gelegenheden van zonden te schuwen en mij zeiven te verloochenen, niet meer te luisteren noch gehoor te geven aan de ingevingen van den boozen geest, de kwade voorbeelden der bedorvene wereld nooit meer te volgen, mijne hartstochten te bedwingen, en zoo in alles door uwe genade mij te beteren.

Vermeerder toch, Heer! dit mijn berouw; doe mij meer en meer kennen de leelijkheid mijner zonden en de oneer, die ik uwen H. Naam heb aangedaan, die ik nu verlang te herstellen, vermorsel mijn hart door een opregt leedwezen, dan mag ik vertrouwen, dat gij door dit H. Sacrament mijne zonden zult vergeven, want ik weet. Heer! dat gij een vermorzeld en verootmoedigd hart niet zult verstoeten.

Nader tot den biechtstoel, met die eerbiedigheid , in welke gij u zoudt houden, indien Jesus Christus zichtbaar en in persoon in de plaats van den Priester was. Kan men zich genoeg verootmoedigen, wanneer men de hel verdiend heeft en men genade zoekt te bekomen.

In den biechtstoel nedergeknield, vraag den zegen van den Priester: terwijl gij dezen ontvangt, maak het teeken des H. Kruises en zeg de

Voorhiecht.

Ikbelgd aan God almachtig, aan de H. Maagd Maria, aan alle Heiligen en aan u, Vader, dat ik gezondigd heb, met gedachten, woorden en

387

-ocr page 396-

388 BIECHTOEFCNINGEN.

werken, door mijne schuld, door mijne schuld, door mijne allergrootste schuld. Mijne laatste biecht is geleden (noem hier het getal der dagen, toeken en maanden.)

Biecht uwe zonden op eene klare, eenvoudige, korte, voorzigtige en eerbare wijze, met ootmoedigheid en opregt-heid alsof gij met God spraakt; en inderdaad gij spreekt met God, in den persoon van zijnen dienaar. Zeg het getal van uwe zonden, indien gij het niet zeker weet, zeg dan het naaste: doe hetzelfde ten opzigte van den tijd, dien de zonde geduurd heeft. Druk uit de omstandigheden, die de zonde kunnen veranderen of vergrooten Indien gij twii-felt of eene zonde, welke gij bedreven hebt, doodzonde zij, geef dit alles uwen Biechtvader te kennen , opdat hij daarover oordeele.

Na al uwe zonden beleden eu .eenvoudiglijk geantwoord te hebben op al de vragen van den Biechtvader, zeg met eenen verootmoedigden geest en een vermorzeld hart de

Nahiecht.

Ik beschuldig mij van deze zonden, en van die ik niet indachtig ben , als ook van al de zonden van geheel mijn leven. Ik vraag aan God vergiffenis , en aan u, mijn Vader, do penitentie en de Absolutie, indien gij het goedvindt.

Aanhoor met aandachtigheid en leerzaamheid de vermaningen van den Biechtvader, ontvang eerbiediglijk de penitentie, die hij oplegt.

Onderwerp u geheel aan het gedrag, hetwelk de Biechtvader goedkeurt te houden ten opzigte van de Absolutie. Indien hij deze uitste t, z\'icht inwendiglijk, bekennende dat gij niet waardig zijt deze te ontvangen , en zonder tegenspreken, zonder u te beklagen, zonder den Priester lastig te vallen, ga uit den bi.chtstoei met het voornemen van nieuwe pogingen te doen om de Absolutie te verdienen door de verandering van leven, en eene ware boetvaardigheid indien de Priesier goedvindt u deze te geven, aanzie ze als eene genade, die gij niet waardig zijt, ontvang ze ootmoediglijk,\'het hoofd nedergebogen, verwek tevens eene akte van berouw.

Gebed van dankzegging.

Hoe groot, barmhartige God, is uwe goedheid

-ocr page 397-

BIECHTOEFESINGEN.

tot mij! nu bemerk ik, hoe groot uwe liefde is tot den mensch, dat gij mij, ondankbaren zondaar, in genade hebt willen ontvangen, en zoo vele zonden vergeven, die ik tegen uwe goddelijke Majesteit bedreven heb; wat genoegzame dankbaarheid zal ik u kunnen bewijzen ? Zoo een misdadiger voor eenen wereldschen regter de straf des doods verdiend had, en uit enkele goedheid van den regter in vrijheid gesteld werd, wat genoegzame dankbaarheid zou hij kunnen bewijzen? Ik beken, o Heer! dat ik zulk een plig-tige ben, die door mijne zonden de eer van uwe goddelijke Majesteit gekwetst heb, waarom ik niet alleen verdiend heb de straf des doods naar het ligchaam, maar ook do eeuwige straf der hel; en gij hebt nogthans uit enkele goedheid mij zoowel de schuld mijner zonden, als ook de eeuwige straf, zoo ik vertrouw, ten volle vergeven. O goedheid van mijnen God. welke dankbaarheid zal ik u bewijzen! ik erken mij hiertoe geheel onbekwaam... Mij dunkt nogthans, o Heer! dat gij tot mij zegt: ga in vrede, en tuil nu voortaan niet meer zondigen, en ik zal dit voor dankbaarheid aanvaarden. Zie mij, Heer! daartoe bereid, wil mij hiertoe versterken door uwe genade; ik zal ook trachten dagelijks te overwegen, hetgeen gij mij door uwen dienaar belast hebt, en dit trachten getrouw te onderhouden; ik zal die woorden van zaligheid overwegen, niet als eene les door eenen mensch, maar door u zeiven gegeven, van welke ik in den laatsten aller dagen u rekening zal moeten geven. Versterk mij dan, o Heer! met uwe genade, zonder welke ik in al mijne

-ocr page 398-

BIECHTOEFENINGEN.

390

voorgaande, ja in nog ergere zonden zoude vervallen ; gij die mij vergiffenis verleend hebt van het kwaad, geef mij ook sterkte tot het goed, opdat ik nu een nieuw leven beginne, u altijd getrouw en dankbaar te blijve, en in alles uwe meerdere eer betrachte, door Christus onzen Heer. Amen.

-ocr page 399-

DE ZEVEN BOETPSALMEN.

-nJ^\'ST—

De woorden, die in andere letters staan, zijn geene woorden van den Psalm, maar zijn bijgevoegd om den zin beter te verstaan.

Antiph. Wees, o Heer! enz,

1. Psalm 6. Domine ne in furore tuo.

Heer, straf mij niet in uwe verbolgenheid, en kastijd mij niet in uwe gramschap.

Ontferm u mijner, o Heer! want ik hen krank; genees mij, Heer! want mijne heenderen zijn ontsteld.

En mijne ziel is zeer ontsteld; maar gij, lieer! hoe lang, zult gij vertoeven mij te helpen?

Keer u tot mij, Heer! en verlos mijne ziel: behoud mij om uwe barmhartigheid.

Want daar is niemand in den dood, die uwer gedachtig is, en wie zal u in de hel loven ?

Ik ben vermoeid geworden door mijn zuchten, ik zal alle nachten mijn bed wasschen, en met mijne tranen zal ik mijne rustplaats begieten.

Mijn oog is door uwe verbolgenheid, door het sterk en gedurig weenen, ontsteld, ik ben verouderd onder al mijne vijanden.

(iaat weg van mij allen, die boosheid bedrijft, want de Heer heeft de stem mijns weenens verhoord.

De Heer heeft mijn smeeken verhoord, de Heer heeft mijn gebed aangenomen.

-ocr page 400-

BE ZEVEN BOETPSALMEN.

Dat al mijiiH vijanrlen beschaamd en geheel ontsteld worden, dat zij zeer haastig terug keeren en zich schamen.

Eer zij den vader, en den Zoon en den heiligen Geest, gelijk hei -was in het begin, en nu, en altijd, en in de eeuwigheid. Amen.

II. Psalm 31. Seaii quorum.

Zalig zijn zij» wier boosheden vergeven, en wier zonden bedekt zijn.

Zalig is do man, aan wien de Heer de zonde niet toerekent, en m wiens geest geen bedrog is.

Omdat ik gezwegen heb, dewijl ik heb nagelalen mijne zonden ooimoedig en opregt te belijden, zijn miine beenderen, mijne krachten verouderd, terwijl ik den geheelen dag riep,

Want dag en nacht is uwe hand op mij verzwaard ; in i/ijjiif ellenden ben ik tot u bekeerd terwijl ik met den doorn van smarten en van een knagend geweten doorstoken werd.

Ik heb mijne misdaad voor u bekend, en mijne ongeregtigheden heb ik niet verborgen.

Ik heb gezegd, ik zal tegen my mijne onge-regtigheid vuor den Heer belijden, en gij hebt de boosheid mijner zonden vergeven.

Daarom zuilquot;!\' alle Hquot;iligeu tot u bidden en u loven en danken ten regten tijde.

Ook wanneer er groote watervloeden, van verdrukking. komen: zullen zij hem, den regt-vaardige niet geraken.

Gij zijt mijne toevlucht tegen de kwelling, die mij omringt, o God, mijne vreugd, verlos mij van hen, die mij omringen.

392

-ocr page 401-

de zeven boetpsalmen.

Omdat gij, zegt God, tot mij uwe toevlugt genomen hebt, zal ik u verstand geven en u onderrigten in den weg, dien gij moet ingaan: ik zal mijne oogen op u gevestigd houden.

Wil, o zondaar, niet worden gelijk een paard of muilezel, die geen verstand hebben.

Dwing Heer! met breidel en toom van eene zalige vrees, de kinnebakken van de zondaars, die tot u niet komen.

De geesels des zondaars zijn menigvuldig; maar hem, die in den Heer hoopt, zal de barmhartigheid omringen.

Verblijdt u in den Heer, en verheugt n, gij regtvaardigen, en roemt in hem allen, die op-regt van harte zijt.

Eere zij den Vader, enz.

II. Psalm 37. Domine, ne in furore tuo.

Heer straf mg niet in uwe verbolgenheid; en kastijd mij niet in uwe gramschap.

Want uwe schichten steken in mij, en gij hebt uwe straffende hand op mij bezwaard.

Er is geene gezondheid in mijn vleesch door het gezigt uwer gramschap; er is geen vrede in mijne beenderen door het gezigt mijner zonden.

Want mijne boosheden zijn boven mijn hoofd gewassen, en zij hebben mij als een zware last bezwaard.

Mijne wonden der ziel zijn verrot en bedorven ; ter oorzake van mijne dwaasheid van zoolang mijne boete int te stellen. amp;.\'■

Ik ben ellendig geworden en ten uiterste neer-21 17.

393

-ocr page 402-

DE ZEVEN BOETPSALMEN.

gebogen onder den last mijns lijdens; ik ging den geheelen dag bedroefd.

Want mijne lendenen zijn vervuld met be-driegelijkheden; en er is geene gezondheid in mijn vleesch.

Ik ben gepijnigd en vernederd boven mate, ik brieschte van het zuchten mijns harten.

Heer, voor u is al mijne begeerte, en mijn zuchten is voor u niet verborgen.

Mijn hart is ontsteld, mijne kracht heeft mij verlaten; en het licht mijner oogen is zelfs van mij afgeweken.

Mijne vrienden en mijne naasten zijn genaderd en hebben zich tegen mij gesteld.

En die naast mij waren, zijn van mij afgeweken, en die mijne ziel zochten, deden mij geweld aan.

En die mij kwaad zochten, hebben arglistig gesproken : en bedachten bedrog den ganschen dag.

Doch ik als een doove hoorde niet, en als een stomme deed ik mijnen mond met open.

En ik ben geworden als een mensch, die niet hoort, en die geene wederspraak heeft in zijnen mond.

Vermits ik in u. Heer! gehoopt heb: gij Heer, mijn God, zult mij verhoeren.

Want ik heb gezegd, dat mijne vijanden zich over mij niet verblijden; zij hebben alreeds, als mijne voeten wankelden, trotsc.h over mij gesproken.

Doch ik ben tot de geesels bereid, en mijne smart is gedurig voor mijne oogen.

Want mijne boosheid zal ik verkondigen, en denken op mijne zonden.

394

-ocr page 403-

de zeven boetpsalmen.

Doch mijne vijanden leven, en zijn magtig over mij geworden, en die mij ten onregte haten, zijn vermenigvuldigd.

Die kwaad voor goed vergelden, lasterden mij; omdat ik het goede volgde.

Verlaat mij niet, o Heer, mijn God! ga van mij niet weg.

Denk op m;jne hulp, Heer! God mijner zaligheid.

Eere zij den Vader, enz.

VI. Psalm 50. Miserere.

Ontferm u mijner, o God! volgens uwe groote barmhartigheid.

En volgens de menigte uwer barmhartigheden: wisch mijne boosheden uit.

Wasch mij meer en meer van mijne ongereg-tigheid, en van mijne zonden zuiver mij.

Want ik beken mijne boosheid, en mijne zonde is altijd voor mijne oogen.

Voor u alleen heb ik gezondigd, en kwaad voor uw aanschijn gedaan: zoo dat het blijkt, dat gij regtvaardig zijt in uwe woorden, en de overhand behoudt als gij geoordeeld wordt.

Zie, in boosheden ben ik ontvangen, en in zonde heeft mij mijne moeder gebaard.

Want zie, gij hebt de waarheid bemind, gij hebt mij de onbekende en verborgen dingen uwer wijsheid bekend gemaakt.

Gij zult mij besproeijen met hysop, en ik zal gezuiverd worden: gij zult mij wasschen, en ik zal boven sneeuw wit worden.

Gij zult, door mijne zonden ie vergeven,

395

-ocr page 404-

DE ZEVEN BOETPSALMEN.

aan mijn gelioor blijdschap en vreugde geven: en mijne vernederde beenderen zullen van vreugd opspringen.

Keer uw aangezigt af van mijne zonden, en wiscli al mijne boosheden uit.

Schep in mij, o God! een zuiver hart en vernieuw den regten geest in mijn binnenste.

Verwerp mij niet van uw aanschijn, en neem uwen H, Geest toch van mij niet weg.

Geef mg weder de blijdschap van uwe zalige hulp, en versterk mij door eenen kloeken geest.

Dan zal ik den boozen uwe wegen leeren, en de goddeloozen zullen tot u bekeerd worden.

Verlos mij van het bloed, hetwelk ik onregt-vaardig vergoten heb, o God! God mijner zaligheid, en mijne tong zal met vreugd uwe regtvaardigheid verheffen.

Heer, gij zult mijne lippen openen, en mijn mond zal uwen lof verkondigen.

Want haddet gij eene offerande gewild, ik zoude u die immers gegeven hebben; in brandoffers zult gij geen genoegen hebben.

Een bedrukte geest is eene offerande voor God, een vermorzeld en verootmoedigd hart zult gij, o God! niet versmaden.

Heer, volgens uwen goeden wil, handel met Sion goedertiorenlijk; opdat de muren van Jeruzalem opgebouwd worden.

Dan zult gij de offerande der regtvaardigheid, de opdragten en brandoffers aannemen, dan zullen zij op uw altaar kalveren leggen.

Eere zij den Vader, enz.

396

-ocr page 405-

de zeven boetpsalmen.

V. Psalm 101. Domine exaudi.

Heer, verhoor miju gebed: en laat mijn geroep tot u komen.

Keer uw aangezigt van mij niet af, op wat dag ik gekweld worde, neig uwe ooren tot mij.

Op wat dag ik u zal aanroepen: Heer, verhoor mg haastiglijk.

Want mijne dagen zijn als rook vergaan, en mijne beenderen zijn als hout dor geworden.

Ik ben verslagen als hooi, en mijn hart is uitgedroogd; omdat ik vergeten heb mijn brood te eten.

Door mijn roepen en zuchten is mijn gebeente aan mijn vleesch gekleefd.

Ik ben gelijk geworden aan den pelikaan dei-woestijn, ik ben geworden als een nachtraaf in een huis.

Ik heb gewaakt en ben geworden als eene eenzame musch op het dak.

Den geheelen dag beschimpten mij mijne vijanden, en die mij eertijds prezen, zwoeren nu tegen mij.

Omdat ik asch als brood at, en mijnen drank met tranen mengde.

Uit vrees van uwe gramschap en verbolgenheid; want mij verheffende, hebt gij mij neder-gestooten.

Mijne dagen zgn als eene schaduw verdwenen , en ik ben als hooi dor geworden.

Maar gij. Heer! blijft in eeuwigheid, en uwe gedachtenis duurt van geslacht tot geslacht.

Gij zult opstaan, en u over Sion ontfermen:

397

-ocr page 406-

DE ZEVEN BOETPSALMEN.

want de tijd harer te ontfermen, de gestelde tijd is gekomen.

Want hare steenen hebben aan uwe dienaren behaagd, en over hare aarde zullen zij medeleden hebben.

En de heidenen zullen uwen naam vreezen, Heer! en alle koningen der aarde uwe glorie.

Omdat de Heer Sion herbouwd heeft; en daar in zgne heerlijkheid zal gezien worden.

Hij heeft acht gegeven op het gebed der oot-moedigen, en hun verzoek heeft hij niet versmaad.

Dat deze dingen geschreven worden voor het volgende geslacht, en het volk dat zal geschapen worden, zal den Heer loven.

Want hij heeft nedergezien van zijne hooge heilige plaats: de Heer heeft zijne oogen van den hemel op de aarde geslagen.

Öm te aanhooren de zuchten der gevangenen, om te ontbinden de kinderen der gedooden.

Opdat zij in Sion den naam des Heeren verkondigen; en zijnen lof in Jeruzalem.

Als de volkeren zullen te zamen komen, en de kinderen om den Heer te dienen.

Hij, de regtvaardige in het midden van zijne sterkte, zeide tot God: geef m;j de kortheid mijner dagen te kennen.

Neem mij niet weg in het midden mijner dagen : uwe jaren duren van geslacht tot geslacht.

Gij, Heer! hebt in het begin de aarde vastgesteld , en de hemelen zijn de werken uwer handen.

Zij zullen vergaan, maar gij blijft altp: en zij zullen allen gelijk een kleed verouderen.

En gelijk een opperkleed zult gij ze veranderen,

398

-ocr page 407-

de zeven boetpsalmen.

en zij zullen veranderd worden; maar gij zijt altijd dezelfde, en uwe jaren zullen niet eindigen.

De kinderen uwer dienaren zullen met u, lieer! blijven: en hunne nakomelingen zullen in eeuwigheid bestierd worden.

Eere zij den Vader, enz.

VI. Psalm 129. De Profundis,

üit de diepte mijner ellenden heb ik tot u geroepen, Heer, Heer, verhoor mijne stem!

Laat uwe ooren luisteren naar de stem mijner smeekingen.

Indien gij de boosheden gadeslaat, Heer, Heer, wie zal bestaan?

Omdat er bij u genade is, en om uwe wet heb ik u, o Heer ! langmoedig afgewacht.

Mijne ziel heeft op zijn woord gewacht, mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.

Dat van den morgenstond tot den nacht toe Israël op den Heer hope.

Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij hem is overvloedige verlossing.

En hij zal Israël verlossen uit al zijne boosheden.

Eere zij den Vader, enz.

VII. Psalm 142. Domine exaudi.

Heer, verhoor mijn gebed, luister naar mijn smeeken: volgens uwe waarheid; verhoor mij volgens uwe regtvaardigheid.

En treed niet in het regt met uwen dienaar; want niemand, die leeft zal voor uw aanschijn geregtvaardigd worden.

399

-ocr page 408-

DE ZEVEN BOETPSALMEN,

Verhoor mij, want de vijand heeft mijne ziel vervolgd; hij heeft mijn leven ter aarde toe vernederd.

Hij heeft mij in het duister gesteld, gelijk degenen, die over lang dood zijn: mijn geest is in mij beangst, mijn hart is in mij ontsteld geworden.

Ik ben indachtig geweest de oude dagen, ik heb overdacht al uwe werken! ik oefende mijne gedachten in de werken uwer handen.

Ik heb mijne handen tot u uitgereikt: mijne ziel is voor u als eene aarde zonder water, is dorstig naar de stroomen uwer genade.

Heer, verhoor mij haastiglijk; mijn geest is bezweken.

Keer uw aanschijn van mij niet af; anderzins zal ik gelijk worden, aan die nederdalen in het graf.

Doe mij vroeg de stem van uwe barmhartigheid hooren: want ik heb mijne ziel tot u opgeheven.

Verlos mij van mijne vijanden. Heer! tot u heb ik mijne toevlugt genomen: leer mij uwen wil doen, want gij zijt mijn God.

üw goede geest zal mij geleiden op den reg-ten weg: om uwen naam, Heer! zult gij mij levend maken in uwe geregtigheid.

Gij zult mijne ziel leiden uit de verdrukking; en in uwe barmhartigheid zult gij mij no vijanden vernielen.

En gij zult ze allen te niet doen die mijne ziel verdrukken; want ik ben uw dienaar.

Eere zij den Vader, enz..

Antiph. Wees, o Heer! niet gedachtig onze misdaden, noch die van onze ouders, en neem geeue wraak over onze zonden.

400

-ocr page 409-

COMMUNIE-OEFENINGEN

ONDERRIGTiNG

HOE ZICH DE GOEDE CHRISTENEN ZULLEN BEREIDEN.

Dat degenen, die vrij zijn van doodelijke zonden, evenwel nog eene verdere zuivering en bereiding noodig hebben, heeft Christus genoeg getoond, als hij vóór de instelling van het H. Sacrament de voeten zijner apostelen heeft gewasschen, daarbij voegende deze woorden : Die gewasschen is, heeft niets anders noodig, dan dat hij zijne voeten wassche. (Joann. 13. v. 10). Dat is volgens de uitlegging van de H. Vaders die zuiver is van zware zonden, heeft maar te zorgen voor de zuive-ring der kleine gebreken en aardsche genegenheden : die door het stof, hetwelk aan de voeten hangt, betee-kend worden.

Die zuivering kan geschieden met zich voor God te vernederen, leedwezen te verwekken, vergiffenis te vragen met een opregt voornemen van tegen de gebreken kloek te strijden , en behoorlijke middelen te gebruiken om zich te beteren.

Dat het H. Sacrament van Boetvaardigheid ook een zeer bekwaam en voordcelig middel daartoe is, leert ons genoeg het H. Concilie van Trente, en het loffelijk gebruik van menige goede zielen. Zoo nogtans dat degenen, die dikwijls tot de tafel des Heeren naderen, wel moeten toezien, of het dikwijls biechten van hunne dagelijksche zonden niet voortkomt uit enkele gewoonte, driften en zinnelijkheid, zonder opregten afkeer van hunne fouten, en of zij niet meerder voordeel zouden doen met de biecht somwijlen eens achter te laten om meer te zorgen voor een opregt leedwezen en werken van boetvaardigheid, waarin zij den raad moeten volgen van eenen voorzigtigen Biechtvader.

-ocr page 410-

402 COMMUNIE-OEFENINGEN.

Hoe veel tijds ntt de goede menschen moeten besteden om ziet te zuiveren van hunne dagelijksche gebreken, kan men zoo stipt niet bepalen. Degenen, die op zich zeiven weinig letten en onachtzaam leven , hebben buiten twijfel meer tijd noodig, om zich wel te bereiden. Doch zij, die hunnen dagelijksehen handel naauw gadeslaan, en in Gods tegenwoordigheid wandelen, zullen daartoe ligtelijk bereid wezen, schoon zij op den dag van hunne Communie geenen langen tijd kunnen uitvinden, om in het bijzonder veel te bidden. Zoo dat het naauwe toezicht op zich zeiven, eu het christelijk beleven van zijnen staat, de beste bereiding is, om dit groot heilig Sacrament waardig te ontvangen.

Degenen, die bij voorbeeld alle maanden, alle veertien dagen, of alle acht dageu gaan tot de H. Communie, behooren zich eenige dagen te voren bijzonder daartoe te bereiden. En degenen , die meermalen in de week het H. Sacrament ontvangen , moeten minstens daags te voren, aandachtig daarop denken. De H. rranciseua de Borgia, die volgens den raad van den H. Ignatius alle zondagen de H. Communie ontving, bereidde zich daartoe drie dagen te voren door oefeningen van liefde eu werken van boetvaardigheid, en de drie volgende dagen na de H. Communie besteedde hij om God te bedanken. Zoo deden ook verscheidene andere Heiligen.

Aanzie dezen dau; als den gelukkigsten uws levens, des morgens wakker wordende, beeld n in dat uw Engelbewaarder u deze woorden zegt: sta haastiglijh op zie uwen bruidegom, ya hem te gemoet; kleed u met stichting, doe vurig uw morgengebed. Begeef n in stilte tot het huis Gods, kies eene stille plaats , stel alle andere gedachten ter zijde, om u alleen bezig te houden met het H. werk , waartoe gij u bereidt.

-ocr page 411-

eOM.MUNIE-OEFENINGEN-

VOOR DE H. COMMUNIE.

I. GEBED.

OEFENINGEN VAN GELOOF, EN ANDERE DEUGDEN, DIE UIT HET GELOOF VOORTSPRUITEN.

O lieve Zaligmaker! hetgeen ik van dit hoogwaardig Sacrament moet gelooven, kan geen verstand begrijpen, hoe gij ons onder eene zoo kleine gedaante waarlijk komt geven uw H. lig-chaam en bloed, uwe Godheid en menschheid. Maar verre zij van mij, dat ik daarom hieraan zoude twijfelen; het is mij genoeg, dat gij, die de eeuwige, onfeilbare Waarheid zijt; gezegd hebt, dat wij hier onder de gedaante van Brood uw H. Ligchaam en Bloed ontvangen.

Ach, of ik nu, o Heer! het geloof van Mozes had, die den onzigtharen God zag, als hij zichtbaar was geweest, met wat eerbied en heilige vrees zou ik naderen tot de H. tafel?Toen hij u in het brandende braambosch zag, dekte hij zijn aangezigt, zegt ons de H Schrift. Want hij vreesde God aan te zien. Exod. 3. v. 6.

O mijn God! hoe durf ik dan naderen tot uw H. Altaar! Ik zie u daar door het geloof ook in eene vurige vlam. In eene vlam van liefde, die u doet uit den hemel dalen om onze spijs te worden; maar ook in eene vlam van regtvaar-digheid, om de boozen te vernietigen als een verslindend vuur.

Gij zijt de allerminnelijkste door uwe goedheid;

403

-ocr page 412-

COMMUNIE- OEFENINGEN.

maar ook de allervreeselijkste door uwe Heiligheid. De heiligste onder de kinderen der vrouwen vernedert zich ter aarde toe, belifdende dat hij niet waardig is mven schoenriem te ontbinden. (Luc. 3.) Hoe zal ik dan durven wagen, aan de Tafel te komen en eene spijs te nuttigen, waarvoor uwe grootste Heiligen beven? ik., die mij beladen vind met vele zonden, en zeer beslijkt door aardsche genegenheden!

Mijn deel behoorde te wezen, volgens den raad van uwen profeet, al biddende met den mond in het stof te liggen, op hoop, dat ik mogelijk aldus verhoord mogt worden, of ten minste mij te houden van achter aan uwe voeten, om aldaar met de zondige vrouw mijne zonden te beweenen. Maar van den anderen kant hoor ik u zeggen, o minnelijke zaligmaker! Tenzij dat gij het Vleesch van den Zoon des menschen eet, en zijn bloed drinkt, zoo zult gij het leven in u niethéb-ben. (a) En hoe ellendig ik ook ben, gij noodigt mij om tot u te komen, als gij zegt: Komt tot mij gij allen, die belast en beladen zijt, en ik zal u verkwikken, (b) Uw gebod, uwe liefde, mijn nood dwingen mij tot u te naderen. Wie zal niet aangelokt worden, als hij denkt op de spijs, waartoe hij genoodigd wordt, op den persoon, die hem noodigt, en op de liefde, met welke gij hem dwingt ? Moest ik u niet zeggen, gelijk Mephiboseth tot David zeide: ik en geheel mijn geslacht ben den dood schuldig aan mijnen Heer en koning, en gij hebt mij niettemin gesteld onder degenen, die eten aan uwe taf el l wat eene barmhartigheid!

(a) Joan, 6. v. 26. (b) Mattb. 81. v. 18.

404

-ocr page 413-

COMMUNIE-OEFENINGEN.

Ik kom dan tot u, o Jesus, dewijl uwe liefde mij dwingt; maar geef, dat ik er komen moge, met eene allerdiepste vernedering, en met eene eerbiedige vrees. Geef mij, dat ik ten minste van verre moge navolgen de eerbiedigheid en liefde van de hemdsche Cherubijnen, die, al liunne krachten en hunne gansche liefde tot u gekeerd houdende, nogthans uit eerbied hun aanschijn met hunne vleugels bedekken, niet durvende hunne oogen omhoog heffen. Zij vreezen en zij beminnen. Dat ook alzoo, bid ik u, mijne liefde niet zij, zonder eerbiedige vrees voor uwe verhevenheid, en mijne vrees niet zonder liefde tot uwe goedheid. Amen.

IL GEBED.

OEFENINGEN VAN VERTROUWEN.

Heer Jesus! gij hebt een groot avondmaal op-gerigt, en gij dwingt de armen, de gehrekkigen, de kreupelen en de blinden, daar binnen te komen. (Luc. 14. v. 25.) Het zijn alleen de ellendigen, die hunnen nood gevoelen. en die tot u komen om geholpen en verzadigd te worden, die deel mogen hébben aan uwe tafel. Deze woorden van troost doen mij met vertrouwen op uwe oneindige barmhartigheid tot uw H. Avondmaal naderen; want ik ben arm. dewijl maalles ontbreekt.

Maar geef mij toch den geest van armoede, opdat ik die kennende, wensche van u geholpen te worden. Ik weet dat gij aan den geest van armoede al uwe goederen belooft. «Gij gaat de smagtigen voorbij, en gij helpt de armen. Doch »hij is arm en behoeftig, die zich zei ven niets

405

-ocr page 414-

COMMUNIE-OEFENINGEN.

stoeschrijft, maar alles afwacht van uwe barm-))liartighoid, die, aan uwe deur kloppende open-»gedaan wordt; naakt en bevend, opdat hij «gekleed worde; houdende de oogen nedergeslagen sen slaande op zijne borst. Zulk eenen bohoef-stige, zulk eenen arme, zulk eenen ootmoedige, shelpt gij, o Heer!» (Aug. in Ps. 160.) Geef mij dan dat ik aan zoodanige gelijk moge zijn.

Benevens de armen stelt gij aan uwe tafel de gehrekkigen, die krank en verminkt zijn, aan wie altijd iets ontbreekt. Zij zijn niet dood noch doodelijk ziek; want zij komen naar het avondmaal, en daarin zijn zij gelukkig, dat zij hunne krankheden voelende kunnen zuchten. Maar wie, o Heer! heeft meer reden dan ik om te zuchten, daar ik zoo krank en in alles zoo gebrekkig ben! Ik vertrouw nogthans op u, want al ben ik zeer gewond, gij zijt een almogende Geneesheer, en al ben ik vol ellenden, gij zijt de God van alle genade.

Wie zijn de kreupelen, welke gij tot uw avondmaal dwingt te komen, tenzij mijns gelijken, die wel iets goeds willen en eenigzins be-geerig zijn naar de hemelsche goederen, maar ook nog hellen naar de aarde, door de aardsche genegenheden en bekommeringen ; o Heer! neem van mij toch weg alle begeerlijkheden, en we-reldsche beuzelarijen, en doe mij met eene onbelemmerde vlgt in uwo wegen gaan en wandelen.

Ik stel mij ook met reden onder ie blinden, want hoe weinig zie ik nog van uwe schoonheid, hoe duister is mijne kennis van de liefde, die ik u schuldig ben?

406

-ocr page 415-

COMMUNIE- OEFENINGEN.

»0 eeuwige waarheid! o ware liefde en lieve «eeuwigheid! gij zijt mijn God, verlicht mijne »oogen, opdat ik zien moge, en ik dag en »nacht verzuchte tot u.» {Aug. Conf, l. 1. c. 10. n. 2.)

Gij ziet dan hier voor u geknield, o mijn Zaligmaker! een\' mensch, die ann, gebrekkig, kreupel en blind is. Doe mij gevoelen, o Heer, dat gij mijn licht, mijne genezing, mijne sterkte! mijn rijkdom, mijne verzadiging en mijn behoud zijt, alzoo zal ik met vertrouwen durven deelachtig worden aan uwe H. Tafel.

III. GEBED.

VERSCHEIDENE OEFENINGEN VAN LIEFDE.

«Geef u san mij, o mijn God! geef u aan smij, want ik bemin u, en bijaldien ik u te «weinig beminne, vergun mij dat ik u meer besminnen moge. Ik kan niet afmeten, hoe veel »mij van uwe liefde ontbreekt, om uit de volsheid des harten te loopen tot uwe omhelzingen »zonder af te wijken, tot dat ik in het licht »uws aanschijns verborgen zal zijn. Eene zaak »weet ik alleen, dat ik ellendig ben zonder u, «zoowel binnen als buiten mij zeiven, en dat «alle overvloed, die mijn God niet is, maar ware «behoefte is (a). O liefde! die altijd brandt en «nimmer uitdooft! O liefde, die mijn God zijt, «ontsteek mij toch! (b).» Ach of gij de hemelen scheurdet en afkwaamt, riep eertijds een van de Profeten (c), de bergzn zouden

(a) Aur. 1, 13, Conf. c, S. (b) Aug. 1, 10, Conf. c. 29. (cj Isai, 64, v. 13.

407

-ocr page 416-

s I

408 COMMUNIE-OEFENINGEN.

voor u ivegvlieden, zij zonden als door hel vuur smelten, de vjateren zonden in brand geraken. Deze wensch, o Heer! is van uwo zijde volbragt. De hemelen zijn opengegaan , en de regtvaardige is nedergedaald. Waarom smelten de bergen dan niet ? Waarom wordt het ijs niet brandende? Waarom steekt het vuur van den hemel niet alles in brand? Gij hebt het in de oude wet dikwijls doen vallen op de offeranden die u behaagden, en het verslond ten tijde van Elias (a) niet alleen het slagtoffer dat op het altaar lag, maar ook al het water, hetwelk in do grachten was, die men daar rondom had gegraven. Het was een afbeeldsel van hetgeen onder ons moest voltrokken worden, en hetgeen telkens volbragt wordt van uwen kant, maar zelden van den onzen. Laat niet toe, bid ik u, o mijn God! dat ik geen deel zoude hebben in het vuur, dat gij op de aarde zijt komen brengen, en dat gij zoo zeer wenscht in mijn hart te ontsteken; ontsteek mij toch door de vlammen, die op het altaar liggen, en dewijl gij een verslindend vuur zijt, laat mij het proeven door uwe barmhartigheid, opdat het mij hiernamaals niet verniele in uwe verbolgenheid. Blink en schitter voor mijne oogen; ontsteek mijne laauwheid; verspreid in mijne ziel den geur des levens; doe mij smaken hoe zoet gij zijt; tref den innigsten grond van mj\'n hart, en dat het kenne aan uwe hand, dat gij alleen verdient zijn Heer en Meester te zijn, als alleen bekwaam om het te verzaden. Overwin door een levend en doordringend gevoel de valsche zoet-

(a) 3 Reg. 18 v. 28.

-ocr page 417-

COMMUNIE-OEFENINGEN. 409

heden, die mijnen zwakken wil verleiden en bederven. Jaag\' al de onregtvaardige overweldigers uit uwen Tempel, en gij, die de waarheid en het opperste genoegen zijt, neem er de plaats in van de leugentaal en van de uitzinnige blijdschap. Breng de onregtvaardige liefde, waarmede ik mij zeiven bemin, tot de zalige palen, die mij uwe wet voorschrijft. In plaats van mij zeiven te beminnen tot de verachting toe van uwen heiligen wil, maak dat ik u beminne tot de verachting van mij zeiven.

Gij alleen, mijn God! kunt mij leeren u opregt te beminnen; tot alle andere wetenschappen kunnen aardsche leermeesters mij nuttig zijn, maar mijn hart is alleen gehoorzaans aan uwe stem. Zeg mij dan, wat gij voor mij z:Jt, schort voor een weinig tijds het gevoel op van mijne ellenden, laat mij mijne kwalen voor een oogenblik vergeten, opdat ik mij met een vol vertrouwen geheel moge overgeven aan uwe liefde. Gij wilt in mijn hart komen rusten; laat dan toe, dat ik mij in het uwe werpe. Gij wilt n met mij vereenigen, maak dan, dat ik mij vereenige met u, als met mgn opperste goed; en dat ik mij zoo vast en zoo innig aan n ver-binde, dat geene zaak ter wereld bekwaam zij mij van u af te scheiden.

Ik ga na zoo aanstonds het geluk genieten van u te ontvangen, niet gelijk Zacbeus, of gelijk de zusters van Lazarus, in een uitwendig huis, maar in het binnenste van mijn hart. Zeg mij den vrede aan, bid ik u, gelijk gij bevolen hebt aan uwe discipelen, vrede zij aan dit huis: en wanneer gij zult rusten in mijn hart, 21 18

-ocr page 418-

410 COMMUNIE-OEFENINGEN.

laat mij dan een oogenblik gevoelen wat de beminde discipel gevoelde toen hij bp uwe borst rustte. Zeg tot mijne ziel: ik ben uwe zaligheid maar zeg het zoo verstaanbaar, dat de troost van dit woord mij onderstenno zoo lang ik leven zal. Ik luister tegenwoordig naar u, en binnen een wijl tijds zal ik naar u luisteren met eene nieuwe aandacht; spreek dan, o Heer. en geef dat uwe woorden mijn hart vervullen met eeno hemelsche vreugd. - i

Gii gebiedt mij u te beminnen , en gij dreigt mii met zware ellenden, indien ik u niet bemin. Helaas! o Heer! wat ben ik dan of waarin hebt ffii mij noodig, dat gij mij zulks gebiedt ? Zou ik niet ellendig genoeg zijn, indien ik daaraan ontbrak? Maar dewijl ik u niet beminnen kan zonder uwe genade, dwingen uw gebod en uwe bedreigingen mij om ze u te vragen, en doen mij vertrouwen, dat ik ze bekomen zal, te meer, omdat ik u hier smeek, dat gg mij liever alles zoudt weigeren, dan deze grootste gunst: verhoor slechts deze begeerte alleen, verleen mii slechts dezen eenigen troost; en leid mii door dusdanige wegen, als het u believen zal, tot dit overgroot geluk, zonder _ acht te slaan op het klagen en kermen van mijnen bedorven wil, dien ik voor altijd verloochen.

N B Degenen, die zich liever al mediterende bereid maken tot de H. Communie, kunnen met hun hart overwegen de volgende punten :

Wie is het, die tot mij komt?

Wie ben ik, die tot hem ga ?

Hoe komt hij tot mij?

Hoe moet ik hem ontvangen?

-ocr page 419-

COMMUNIE-OEFENINGEN. 4H

Waarom moet ik hem ontvangen?

Waarom komt hij tot mij\'?

Verzuchtingen vóór de 11. Communie.

Getrokken uit de H. Schrift.

Ik geloof, Heer! help mijne ongeloovigheid. Mare. 9.

Vermeerder mijn geloof. Lnc. 17.

Gij zijt Christus, de Zoon van den levenden God. Matth. 16.

Mijn Heer, mijn God! Joan. 20.

Het is mij goed aan God gehecht te zijn en in hem mijne hoop te stellen. Psalm 72.

Op u, o Heer! heb ik vertrouwd, en in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden. Ps. 30.

Gij weet, Heer! dat ik u bemin. Joan. 21.

Tot wien zal ik gaan? gij hebt de woorden van het eeuwige leven. Joan. 5.

Heer wees mij zondaar genadig, Luc. 18.

Ontferm umijner. Zoon van David! Marc. 10.

Indien gij wilt, Heer! kunt gij mij genezen. L. 5.

O Heer der heerkrachten! hoe liefelijk zijn uwe tabernakelen, mijne ziel wenscht en bezwijkt van verlangen naar de voorzalen van het huis des Heeren. ziel en ligchaam haken met vrolijkheid naar den levenden God. Ps. 83.

Gelijk een hert verlangt naar de bronnen der wateren, zoo verlangt mijne ziel naar u, mijn God! Psalm 41.

Kom, Heer Jesus. Apoc. 22.

Mijn hart is bereid, mijn God! mijn hart is bereid. Psalm 56.

-ocr page 420-

412 COMMUNIEOEFENINGEN.

Wanneer het oogenblik van de Communie gekomen is, verwek dan terwijl men het Confiteor bidt, nog eene akte van Berouw uit het hinnenste uws harten; zeg daarna met de diepste ootmoedigheid, driemaal:

Heer ik beu niet waardig dat gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts één woord, en mijne ziel zal gezond worden.

Ga tot de communiebank met de grootste zedigheid, de handen te zamen, de oogen neergeslagen, zonder te dringen om anderen voor te gaan.

Ontvang de H. Hostie met den commu-niedoek op de handen, het hoofd regt en stil houdende, de oogen nederwaarts, de mond behoorlijk geopend, de tong tot aan de onderste lip. Doe den mond stil toe, wanneer de Priester de hand terugtrekt-, laat de H. Hostie een weinig op de tong rusten, tot dat zij wat vochtig vjordt om ze gemakkelijk door te zwelgen; ondertusschen met het hart zeggende: Het ligcliaam van onzen Heer Jesus Christus beware mijne ziel tot het

eeuwig leven.

Verlaat de communiebank met dezelfde stichting. Wacht u van spuwen en van aanstonds uit de kerk te gaan; stort geheel uw hart voor Jesus Christus uit en bewonder zijne goedheid, aanbid hem, bedank hem, klaag hem uwen nood, verzoek zijne genade, offer u geheel aan hem op. Hiertoe kan men met het hart doen de volgende:

-ocr page 421-

C OMMUNIE-OEFENINGEN.

Verzuchtingen na de H. Communie.

Getrokken uit de H. Schriftuur.

Mijn Heer en mijn God! wat is de mensch toch, dat gij hem gedachtig zijt! Psalm 8.

O mijne ziel! zegen den Heer, en al wat binnen mij is, love zijnen H. Naam. Psalm 102.

O God mijns harten en mijn erfdeel voor altijd! Psalm 73.

O Heer! wat is er voor mij in den Hemel, en wat weusch ik op de aarde buiten u! Psalm 52.

Ik heb dengene gevonden dien mijne ziel bemint; en ik zal hem vasthouden en niet laten gaan. Cant. 5.

Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? De verdrukking of de benaauwdheid?... Ik ben verzekerd, dat noch de dood, noch het leven, noch eenig ander schepsel ons zal kunen scheiden van de liefde Gods in Christus Jesus onzen Heer. Bom. 8.

Heer! zeg toch aan mijne ziel hetgeen gij tot Zacheüs gezegd hebt: Heden is de zaligheid over dit huis gekomen Luc. 19.

Heer, ik zal u niet laten gaan, tenzij gij mij gezegend zult hebben. Gen. 32.

NA DE H. COMMUNIE,

I. GEBED.

Oefeningen van verwondering, van aanbidding, van dankzegging.

O mijn God! welk eene barmhartigheid, welk eene goedheid, welk eene liefde: van waar komt

413

-ocr page 422-

COMMUNIE-OEFENINGEN.

mij die eer, dat mijn God en Schepper tot mij komt? De opperste Heer tot eenen ellendigen slaaf, de koning van hemel en aarde tot eenen verworpen aardworm, en een weinig stof.

Gij rust nu tegenwoordig, o Jesus! in mijne ziel als in een tabernakel, ik aanbid u, zoo in uwe goddelijke grootheden, als in uwe oneindige vernederingen. Gij zijt de God van mijn hart en mijn erfdeel. Het lot van mijne eeuwige zaligheid is in uwe handen. Ik vereenig mijne aanbiddingen met die van uwe heilige Moeder en van al de hemelsche Geesten.

Ik aanbid u, o allerheiligste ligchaam, dat zoo wreedelijk voor mijne zaligheid doorwond zijt geweest. O dierbaar en heilig bloed! hetwelk zoo overvloedig gestort zijt geweest uit de wonden van mijnen Zaligmaker, tot afwassching van mijne ziel, zuiver en heilig haar van alle vlekken.

Wal zal ik den Heer wedergeven voor al wat hij mij gegeven heeft? Hij heeft mij bemind en hij heeft zich zeiven voor mij ten dood geleverd. Hij geeft zich zeiven nu wederom geheel aan my, vervult mij met zijne genaden, en brengt het onderpand van mijn eeuwig geluk tot binnen in mijn hart. O mijne ziel! loof den Heer, en dat al wat binnen mij is, eer geve aan zijnen heiligen Naam. Loof hem, en wacht u van zijne weldaden ooit te vergeten.

Het is regtvaardig, o Heer! daar gij u geheel aan mij gegeven hebt, dat ik mij ook geheel aan u geve. Ontvang dan, bid ik u, de offerande die ik u heden doe van geheel mij zeiven. Geef dat ik mijn hart slechts gebruike om u te beminnen, mijn verstand om uwe grootheden te

414

-ocr page 423-

COMMUNIE-OEFENINGEN.

overwegen, mijn geheugen om uwe weldaden te gedenken, mijne tong om u te loven, mijne handen om goede werken te doen, mijne voeten om den weg uwer geboden te bewandelen, en geheel mijn ligchaam om u in zuiverheid en regtvaardigheid te dienen.

II. GEBED.

Gebed om verschillende gunsten.

Heer Jesus! wanneer gij op de wereld zigt-baar met de menschen verkeerdet, gaaft gij uwen zegen aan ieder huis daar gij binnen kwaamt, en gij geneesdet de kwalen van allen die met geloof en vertrouwen n kwamen smeeken. Wat zult gij mij kunnen weigeren, daar gij nu binnen mij zijt, en u zei ven geheel aan mij gegeven hebt? O almogende geneesheer, zie, ik verberg mijne wonden niet, steek uwe genezende hand uit over mijne kwalen. Genees mijne hoovaardigheid door uwe nederigheid, mijne aangekleefdheid door uwe milddadigheid, maar verlos mij vooral van die en deze gebreken. (Men zal hier zijne voornaamste fouten aan Jesus toonen om er van genezen te worden, als ook zijne meeste bekoringen en zwaarste gevaren.)

Doe mij beminnen hetgeen gij beveelt, en verlangen naar hetgeen gij belooft. Geef mij hetgeen gij gebiedt, en gebied, al hetgeen gij begeert. Blijf in mij door uwe genade, en doe mij in u blijven door uwe liefde.

Geef mij, dat ik altijd gedenke, dat hetzelfde Vleesch en Bloed, met hetwelk gij mij zoo

415

-ocr page 424-

COMMUNIE-OEFENINGEN.

goedertieren liebt gespijsd, voor mij is opgedragen aan den boom des kruises , waarvan gij voor mij gestorven zijt; leer mij hierdoor gedurig sterven aan alle kwade driften. Doe mij ook voordeel trekken uit de lessen, die gij ons geeft in dit H. Sacrament. Gij verbergt u aldaar onder de gedaanten van Brood en Wijn; geef mij dat ik trachte naar stilte en naar een verborgen leven. Gij verdraagt hier zoo vele onteeringen zonder u te wreken; doe mij ook alle verachtingen gaarne verdragen. Leer mij eindelijk, hoe heilig het leven moet zijn vaneen Christen, die gevoed wordt met zijnen God. Vervul mij met uwen geest, opdat ik moge zeggen: Ik leef, ik nu niet, maar Christus leeft in mij.

GEBED

van den H. Ignatius van Loyola, stichter der Societeit van Jesus.

Ziel van Christus, heilig mij.

Ligchaam van Christus, maak mij zalig.

Bloed van Christus, verheug mij.

Water der zijde van Christus, wasch mij.

Lijden van Christus, versterk mij.

O goede Jesus, verhoor mij.

In uwe H. Wonden verberg mij.

En laat niet toe. dat ik van u gescheiden worde. Tegen den boozen vijand bescherm mij.

In het uur des doods roep mg.

En gebied, dat ik tot u kome.

Opdat ik met uwe Heiligen u in eeuwigheid love. Amen.

•416

-ocr page 425-

COMMUNIE-OEFENINGEN.

Gehed tot de H. Maagd.

Ik beveel mij aan u, o Koningin des hemels en der aarde, gezegende moeder van Jesus, dien ik nu ontvangen heb, en bid u om uwe genadige voorspraak bij denzelfden uwen Zoon, opdat ik van hetgeen ik in eerbiedigheid, of anderzins in het ontvangen van dit H. Sacrament te kort gebleven ben, vergiffenis bekome, en daarom de vruchten van deze H. Communie niet verlieze.

Gij zijt altijd zuiver geweest en onbevlekt; maar na uwen Zoon ontvangen te hebben, zijt gij nog heiliger en aangenamer aan God geworden. Ach, of ik door het ontvangen van dien Zaligmaker zoo geheiligd werde, dat ik mij nu altijd zuiver bewaarde van alle doodelijke zonden! nadat gij, o Maria, uwen Zoon ontvangen hadt, hebt gij met blijdschap uitgeroepen: Mijne ziel maakt groot den {Jeer: ach of ik nu ook door uwe voorspraak de genade mogt verwerven, van niet alleen met woorden, maar ook met werken te toonen, dat ik nu den Heer groot acht, en mij in hem altijd verheug, door hem meteenen nieuwen geest te dienen, eenen geest van liefde, van godvruchtigheid, van dankbaarheid, van zuiverheid , van gebed, van versterving, van waren vrede met mijnen evenmensch; ik verzoek dan uwe voorspraak om de genade te verwerven, door welke versterkt, ik mij nooit ondankbaar toone aan dien minnelijken Zaligmaker , dien ik heb ontvangen, maar hem met eene getrouwe liefde standvastig beminne en volkomen diene al de dagen mijns levens. Amen.

21 IS.

417

-ocr page 426-

418 COMMUNIE-OEFENINGEN.

lOmMEI U DE B, CÖMiüNIE.

DE LOFZANG Magnificat.

Deze is eene allerheiligste dankzegging van de allerheiligste Maagd Maria voor het ontvangen harer goddelijke vrucht. En daar de H. Communie eene uitbreiding is van de menschwording, waardoor Christus binnen ons en voor ons in het hijzonder als mensch ivordt, zoo komt deze //. Lofzang hier hijzonder te pas, gelijk ook de volgende waarin de H. Zacharias God zoo uitnemend verheft over het Geheim van de mensclnvording van zijnen Zoon. Dus moet men deze H. Lofzangen op eem geestelijke wijze trachten toe te passen.

LOFZANG VAN MARIA. LllC. 4.

Mijne ziel verheft den Heer!

En mijn geest heeft zich verheugd in God mijnen Zaligmaker.

Omdat hij de nederigheid zijner dienstmaagd heeft aangezien: want ziet van nu af zullen alle geslachten mij zalig noemen.

Omdat hij, die magtig is, aan mij groote dingen gedaan heeft en heilig is zijn naam.

En zijne barmhartigheid is van geslacht tot geslacht, over hen, die hem vreezen.

Hij heeft magt door zijnen arm gedaan: hij heeft de hoogmoedigen in de verbeelding hunner harten verstrooid.

-ocr page 427-

COMMUNIE-OEFENINGEN. 419

Hij heeft do magtigen van den stoel afgezet, en de nederigen heeft hij verheven.

Hij heeft de behoeftigen vervult met goederen, en de ryken ijdel weggezonden.

Hij heeft Israël zijnen dienaar ontvangen: indachtig zijnde zijner barmhartigheid.

Volgens hetgeen hij aan onze vooronders heeft gezegd, aan Abraham en zijn nageslacht in alle eeuwen.

Eere zij den Vader, enz.

DE LOFZANG- Beneclictus.

Deze is eene uitstorling des harten over de

Menschwording van Christus, uitgesproken

door Zacharias, Vader van den 11. Joannes

den Dooper.

Gezegend zij do Heer, de God van Israël, mdat hg zijn volk bezocht en verlost heeft.

En ons opgewekt heeft eenen magtigen Zaligmaker, in het huis van David zijnen dienaar.

Gelijk hij had voorzegd door den mond van zijne heilige Profeten ., die er van alle tijden geweest zijn.

Dat hij ons zoude verlossen van al die ons haten.

Om barmhartigheid te doen aan onze voorvaders , en zijn heilig verbond indachtig te zijn.

Volgens den eed, dien hij gezworen had aan onzen Vader Abraham, van ons te vergunnen.

Dat wij, verlost zijnde uit de handen onzer vijanden, hem zonder vrees zouden dienen.

In heiligheid en regtvaardigheid, voor zijn aanschijn, al de dagen van ons leven.

-ocr page 428-

420 COJIMUNIE-OEFENINQEN.

En gij, o kind, zult de profeet van den Allerhoogste genoemd worden.

Want gij zult voor het aanschijn des Heeren gaan, om zijne wegen te bereiden.

Om aan zijn volk de kennis der zaligheid te geven tot vergiffenis der zonden.

Door de innerlijke barmhartigheid van onzen God, waardoor hij, die opgaande zou van hier boven, ons bezocht heeft.

Om te verlichten die in de duisternis en in de schaduw des doods zitten, en om onze voeten te bestieren op den weg des vredes.

DE LOFZANG Nunc dimitte.

Uitgesproken door den ouden Simeon , toen hij Jesus in zijne armen ontving.

Nu zult gij, o Heer! uwen dienaar volgens uw woord, laten gaan in vrede.

Want mijne oogen hebben uwe zaligheid gezien.

Die gij bereid hebt ten aanzien van alle volkeren.

Om te zijn een licht tot verlichting der Heidenen en tot glorie van uw volk van Israël.

LOFZANG.

Te Deum Laudamus.

U, o God! loven wij: u o Heer! prijzen wij.

U, eeuwige Vader, vereert de geheele aarde.

ü loven alle Engelen, alle hemelen, alle magten.

U roepen de Cherubijnen en Serafijnen on. ophoudelijk toe.

-ocr page 429-

COMMUNIE-OEFENINGEN. 421

Heilig, Heilig, Heilig, is de Hoer God der •heirkrachten.

Hemel en aarde zijn vol van de heerlijkheid uws naams.

U looft het glorierijke koor der Apostelen.

U prijst de lofwaardige schaar der Profeten.

U roemt het glinsterend heir der Martelaren.

U erkent de heilige Kerk door geheel de aarde.

ü, Vader der oneindige heerlijkheid.

En uwen waren, eenigen, aanbiddenswaardi-gen Zoon.

Alsmede den H. Geest, den trooster.

Christus! gij zijt de Koning der heerlijkheid.

Gij zijt de eeuwige Zoon des Vaders.

Gij hebt, wanneer gij om den mensch te verlossen, de menschheid zoudt aannemen, den schoot eener maagd niet geschroomd.

Gij hebt den prikkel des doods overwonnen, en aan de geloovigen het hemelrijk geopend.

Gij zijt gezeten aan de regterhand Gods, in de heerlijkheid des Vaders.

Wij gelooven dat gij eens als regter zult wederkomen.

Daarom {onder dezp. woorden knielt men neder) bidden wij u, kom uwe dienaren te hulp, die gij met uw dierbaar bloed verlost hebt.

Laat hen allen in de eeuwige glorie onder uwe Heiligen eene plaats bekleeden.

Heer, behoed uw volk en zegen uw erfdeel.

Heersch over hen en verhef ze tot in eeuwigheid.

Dagelijks loven wij u.

En prijzen uwen naam in eeuwigheid en in eeuwigheid der eeuwigheden.

-ocr page 430-

COMMUNIE- OEFENINGEN.

Gewaardig tocli, o Heer! lieden ons van alle zonden te bewaren.

Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer. Laat, o Heer, uwe barmhartigheid over ons komen, gelijk wij op u vertrouwd hebben.

Op u, o Heer! heb ik vertrouwd; en in eeuwigheid zal ik niet bescliaamd worden.

LOFZANG van den II. Thomas van Aquinen.

O verborgen Godheid, U aanbidt mijn hart, U, die in deez\' schijnsel oversluijerd werdt. \'k Geef mij gansch gevangen voor u w Majesteit; Zinkend, bij \'t aanschouwen, in mijn magtloosheid.

Oogen, srnaak en voelen falen in deez\' stond, Maar \'t geloovig hoeren biedt ons vasten grond. Ik geloof de leere, van Gods Zoon gehoord ; Niets is zoo onfeilbaar als het Waarheidswoord.

Aan het kruis verborg zich \'t God-zijn slechts

alleen;

Maar hier is het mensch-zijn schuilende meteen. Toch geloof ik beiden, en belijd ze mee Met den goeden moorder in een zelfde beo.

Ik beschouw, als Thomas, uwe wonden niet, Maar Gij zijt mijn God toch, die ik hulde bied, Leer me in ü gelooven, in U hopen, Heer, En U vurig minnen, immer, immer meer,

O gedachtnisteeken van des Heeren dood! Levend, en den sterv\'ling levendmakend Brood, Geef mijn arme ziele, dat zij door U leev\', En meer hongrend immer naar U henen streev\'.

422

-ocr page 431-

COMMUNIE-OEFENINGEN.

Pelikaan vol liefde, Jesus naamloos goed,

Wasch mij van mijn smetten in uw godlijk bloed; Eén, een enkle druppel kan het wijd heelal Zuiveren van zonden, eindloos in getal.

Jesus, dien mijne oogen hier verscholen zien, Laat mijn smachtend harte \'t hooge heil geschiên, Dat ik zonder sluijer \'t godlijk aangezigt Zien moge, eeuwig zalig in uw glorielicht. Amen.

DE LOFZANG Land a Sion.

Loof, o Sion, den Behoeder,

Loof den Leidsman uwen Voeder,

Met gedicht en zoet geklank.

Looft zoo zeer, als g\' hom kunt loven;

Want hij gaat al ver te hoven Al de magt van uw gezang.

O wat stof wordt ons gegeven!

\'t Brood dat leeft en ons doet leven,

Wordt ons heden voorgesteld;

\'tWelk ter Tafel des Behoeders,

Is vergund den twaalf Broeders,

Zoo als \'t Evangelie meldt.

Laat dan alle droefheid zinken.

Laat den lof ten hoogste klinken,

En verheugt u in den geest:

Want \'t betaamt dat wij versieren.

En met zielsgenoegen vieren,

d\'Eerste instelling van dit Feest.

d\'Oude schijnsels zijn verdwenen,

En \'t nieuw Paaschlam is verschenen,

\'tOude neemt hier nu een end;

Want de nacht wijkt voor de klaarheid.

423

-ocr page 432-

424 COMMUNIE-OEFENINGEN.

En de schaduw voor de waarheid

Van het nieuwe Testament.

Jesus gaf alsdan ook order,

Dat zijn\' dienaars door zijn woorden \'t Geen hij deed ook zouden doen. Dus wordt door de Consecratie,

Brood en Wijn do bron van gratie,

En de spijs van ons rantsoen;

Want \'t is d\' eigen les des Heeren, Dat het Brood en Wijn verkeeren In zijn heilig Vleesch en Bloed.

Noch \'t begrip: noch \'t oog dit nnerken, \'t Vast geloof moet u versterken,

Daar \'t verstand voor dijken moet. Onder tweederhande schijnen,

Daar de wezens van verdwijnen,

Schuilt het allereêlste pand,

\'t Bloed is drank, \'t Vleesch is spijze, Nogthans op een wond\'re wijze

Houdt hier Jesus zijnen stand.

Van den nutter niet geschonden.

Zonder hinder zonder wonden.

Wordt hij gansch en heel ontvaên.

Laat er een of duizend wezen.

Gene nut zoo veel als deze,

En dit Brood wordt niet verdaan, \'t Wordt genut van goede en kwade; Maar tot oordeel of genade.

Volgens hun\' verscheidenheid.

Voor de kwaên de dood: en \'t leven Voor de goên. Wie zou niet beven Voor zoo schrikkelijk onderscheid!

Als het schijnsel wordt gebroken.

Weet, dat niet meer is beloken

-ocr page 433-

COMMUNIE-OEFENINGEN.

In het gansch als in het deel:

Want de zaak wordt niet gehinderd,

\'tTeeken wordt alleen verminderd,

En het wezen blijft geheel.

Zie daar voor ons afgezonden,

\'tBrood der Engelen, aan geen honden.

Maar gegund aan hinders monden,

Want \'t is waarlijk \'t kinderen hrood!

Door figuren is \'t bewezen In \'t geen wij van \'t manna lezen;

Of als Izaak wordt verwezen,

En als \'t Paaschlam wordt gedood.

Goede herder, brood der armen,

Jesus, wil u mij ontfermen:

Wil ons spijzen en beschermen.

Trek ons uit het aardsche slijk.

Gij, die spijst degeen, die erven,

Met de burgers van uw rijk.

Men kan ook al overdenkende de volgende \' punten zeggen:

Wie is het, dien ik ontvangen heb?

Wie ben ik die hem genuttigd heb?

Wat kan hij mij doen?

Wat wil hij voor mij doen ?

Wat zal ik voor hem doen?

Wat zal ik hem vragen?

Wat zal ik hem geven?

Na uwe dankzegging geeindigd te hebben, keer ingetogen naar huis; breng dezen dag in de grootste godvruchtigheid door, woon met meerdere vurigheid de goddelijke diensten bij. Lees de levens der Heiligen, den Rozenkrans, enz.; Voorts gedraag u in het toekomende zoo heilig dat gij met den H. Paulus moogt zeggen; ik leef, ik au niett maar\'Chris-ius leeft in mij. Gal. 10.

425

-ocr page 434-

lt;gccc«!gi5^essccc3amp;

GEBEDEN EN LITANIEN

VOOR IEDEEEN DAG VAN DE WEEK.

Gebed tot Jesus als Koning.

VOOR DEN ZONDAG.

O Jesus! goddelijke Koning, hoe zeer verscMlt uw koningrijk van dat van de koningen der aarde! die koningen vragen schatten van hun volk, en gij geeft ons de allergrootste schatten. Zij vragen zware dienst voor klein loon, en gij geeft ons voor kleine dienst het eeuwige loon. Zij bezorgen den tijdelijken vrede door den dood en het bloed van hunne soldaten, en gij bezorgd ons den eeuwigen vrede door uw eigen bloed en uwen eigen dood. O gelukkige en edele onderdanen! die u, magtigen en milddadigen koning, dienen.

Indien nu de goede koningen alles betrachten tot het welzijn van hunne onderdanen, door hen te helpen en to beschermen tegen hunne vijanden , hoeveel grooter vertrouwen moeten wij dan niet hebben op uwe goedheid en almogendheid?

De joden zeiden van u: wij willen niet, dat deze over ons heerschappij zal voeren; eh die van Genezareth baden u, dat gij uit hunne landstreek zoudt willen vertrekken. O gruwelijke verblindheid! Maar ik, o Jesus! bid u, kom tot mij, en wees mijn Koning. Tot schatting, gelijk ik u schuldig ben, breng ik mijn hart, en

-ocr page 435-

LITANIE TOT DE ENZ.

offer n hetzelve op tot eenen troon. Kom, neem er bezit van als Heer en Meester. Drijf er uit al wat u mishaagt, al onze vijanden, mijne kwade driften, en heersch alleen door uwen geest en .uwe liefde, o wettige Koning van alle harten! Ga toch van mij niet, o licht! o leven, o sterkte! o zoetheid van mijne ziel!

Verfoei en schuw de hoovaardigheid.

Bemin en oefen de ootmoedigheid.

LITANIE

TOT DE

ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld,

God H. Geest,

H. Drievuldigheid, één God,

Heer, die een geest zijt, en in geest en in

waarheid wilt aanbeden worden.

Heer, wiens godheid noch goud, noch zilver

noch steen, of iets dergelijks is,

Heer, aan wien niemand gelijk is, en buiten

wien er geen God is.

Koning der eeuwen, die alleen uit uwe natuur de onsterfelijkheid hebt.

427

-ocr page 436-

LITANIE TOT DE

Groote God, uit wien alles voortkomt, en door

wien alles behouden wordt,

Heer, in wien wij leven, ons bewegen en zijn, Heer, die overal zijt en wiens voorzienigheid boven alles is.

Heer, die zoo groot zijt, dat u geene gedachten kunnen begrijpen,

Heer, wien geheel het aardrijk, noch de

hemelen kunnen bevatten,

Heer, wien geen mensch gezien heeft, noch zien kan.

Heer, wiens oordeelen ondoorgrondelijk zijn,

en wiens wezen onbegrijpelijk is.

Heer, voor wiens Majesteit wij stof en asch zijn. Heer, die alles doet wat u belieft in den hemel, op de aarde, in de zee en in de afgronden. Heer, die de harten der menschen in uwe

hand hebt, en neigt, daar gij wilt,

Heer, die een verterend vuur zijt, wiens

gramschap niemand kan wederstaan, Heer, die een ieder vergeldt naar zijne werken. Heer, die alles schikt in getal gewigt en maat, Heer, die onze harten onderzoekt, en onze

nieren doorgrondt.

Heer, die alles bemint wat er is, en niets haat

van al hetgeen gij geschapen hebt.

Heer, die de zonden der menschen om hunne

boetvaardigheid kwijtscheldt,

Heer, die in uwe woorden waarachtig en .in

uwe beloften getrouw zijt.

Heer, die niet wilt, dat wij zullen vreezen, omdat gij, onze God en helper, met ons zijt. Allerheiligste God, door wiens glorie geheel de wereld vervuld is,

428

-ocr page 437-

ALLERH. DRIEVULDIGHEID. 429

Heer, aan wien alle eer en heerlijkheid toekomt,

ontferm u onzer.

Heer, die zelf het loon uwer dienaren zijt, ontferm u onzer.J Wees genadig, spaar ons Heer.

Wees genadig, verhoor ons Heer.

Van alle hoovaardigheid en opgeblazendheid des

geestes, verlos ons, Heer.

Van alle onmatigheid en onzuiverheid.

Van alle gramschap, nijd en kwaden wil tegen S onzen evennaaste, Squot;

Van alle traagheid, eu van aardsche en on- ^ geregelde droefheid, g

Van gierigheid, die de wortel is van alle kwaad, quot; Door uwe onbepaalde almogendheid, s?

Door uwe oneindige wijsheid, %

Door uwe ondoorgrondelijke alwetendheid.

Door den diepen afgrond van de oordeelen

uwer regtvaardigheid,

Door uwe volmaaktheid en onveranderlijke gelukzaligheid ,

In den dag des oordeels.

Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons. Dat gtj ons de genade wilt verleenen om u ^ uit geheel onze ziel, al ons verstand en 5: al onze krachten te beminnen, ^

Dat wij uwen H. Naam nooit ligtvaardig 1=1 gebruiken,

Dat wij de zondagen en heiligdagen, die u g zijn toegewijd, in godsdienstigheid en an- 3-dere goede werken mogen doorbrengen en § heiligen, o

Dat wij onze ouders, en alle overheid, eer S en gehoorzaamheid om uwent wil bewijzen,

-ocr page 438-

430 LITANIE TOT DE, ENZ.

Dat wij nooit het leven ot de eer van onzen ^ evenmensch krenken, 0:

Dat onze zielen nimmermeer door onzuivere gt werken of woorden, door begeerten of ge- §1 dachten besmet worden, §

Dat wij nooit iemand door onregtvaardigheid 0 benadeelen,

Dat wij onze monden van valsche getuigenis 3 en alle leugentaal zorgvuldig bewaren, o Dat wij de goederen der wereld niet ongore- ^ geld begeeren, g

Dat gij onze harten tot het onderhouden van quot; uwe geboden wilt neigen,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons. Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons. Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt , ontferm u onzer, Heer !

Allerheiligste Drievuldigheid, verhoor ons. Onze vader, enz.

Laat ons bidden.

Almachtige, eeuwige God! die door de belijdenis van het waar geloof uwe dienaren hobt doen kennen de heerlijkheid van de eeuwige Drievuldigheid en in de oppermagtige Majesteit hebt geleerd een wezen te aanbidden: wij bidden u, bescherm ons altijd door de kracht van dat geloof tegen allen tegenspoed. Door Christus onzen Heer. Amen.

-ocr page 439-

8v5C38c=8C^elt;= =3CX38

GEBED TOTJESUS

als Vader.

VOOR DEN MAANDAG.

O zoete Jesus! minnelijko Vader, die mij uit eenen allereUendigsten staat tut uw kind en uwen erfgenaam hebt aangenomen, doe mij zien, hoe goede Vader gij voor mij zijt, dif zoo goedertieren voor mij zorgt, die voorziet in al mijne noodwendigheden; en die met zoo groote verduldigheid mijne gebreken verdraagt. Doe mij voelen met hoe teedere liefde gij mij bemind hebt, als gy mij gebaard hebt aan het kruis. Helaas! o minnelijke Vader! ik ben altijd tusschen uwe armen, gij denkt altijd op mij, en ik zoo weinig op u. Ik ben altijd in uw hart, en gij zoo weinig in het mijne. Uwe schepselen dienen mij, ja gij dient mij door uwe schepselen, en hoe dien ik u ? Gij hebt voor mij geleefd, en gij zijt voor mij gestorven, en wat doe ik voor u?

Integendeel, o goede Vader! ik heb u schandelijk verlaten, en het voortreffelijk erfdeel van uwe genade verkwist met u doodelijk te vergrammen. Maar wetende, dat gij een mededoogende Vader zijt voor degenen, die opregt tot u wederkeeren, zoo kom ik tot u met den verloren zoon. Ach! ontvang toch in genade uw onwaardig kind, hetwelk zich nu nederwerpt voor uwe voeten, om vergiffenis biddende. Geef mij, o Jesus! een kinderlgk hart, opdat ik u voortaan beminne als mijnen Vader. Dat mijne grootste en eenige

-ocr page 440-

432 LITANIE

vrees zij u te vergrammen, en mijne grootste en eenige zorg u te dienen en te behagen. Verfoei en vermijd de gierigheid.

Bemin en oefen de barmhartigheid.

LITANIE

TOT DEN

HEILIGEN GEEST.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld,

God H. Geest,

Heilige Drievuldigheid, één God,

H. Geest, die van den Vader en den Zoon

voortkomt, o

Geest der eeuwige waarheid, s;

Geest van wijsheid en verstand, g

Geest van raad en sterlite.

Geest der wetenschap en godvruchtigheid, o Geest van de vrees des Heeren, g

Geest der heiligmaking, S

Geest der kracht, der liefde en matigheid, Geest, door wiens ingevingen de Profeten

gesproken hebben,

H. Geest, wiens zalving ons alle dingen leert, H. Geest, die de dolende zondaars bekeert,

-ocr page 441-

TOT DEN H. GEEST.

H. Geest, die uwe ware geloovigen maakt

van één hart en ééne ziel,

H. Geest, die aan uwe kinderen de ware

vrijheid verleent,

H. Geest, die de dubMhartigen en geveinsden ontvlugt,

H. Geest, die de ziel zijt van het ligchaam

der H. Kerk,

H. Geest, die ons de duisterheden van de H. Schriftuur door de H. Kerk verklaart, H. Geest, die de Apostelen vervuld, en in hunnen mond uwe woorden gesteld hebt, H. Geest, die alleen ons Gods wet kunt doen

volbrengen, g

H. Geest, die zelf ook de gever van het §■ bidden zijt, g.

H. Geest, die zelf in ons en voor ons bidt, ö door onuitsprekelijke zuchten, 0

H. Geest, die onze harten van droefheid ver- S lost en die met liefde en vrede vervult ^ H. Geest, die ons de verduldigheid en goedertierenheid geeft,

H. Geest, die onze zielen met zachtmoedigheid en zedigheid versiert,

H. Geest, die ons de onthouding en kuisch-

heid verleent,

H. Geest, die Gods liefde in onze harten uitstort,

H. Geest, die in uwe geloovigen woont als in

uwe tempels,

H. Geest, die uit uwe geloovigen stroomen

der levende wateren doet vloeijen,

H. ^ Geest, door wien wij niet meer slaven zijn, maar Gods kinderen en erfgenamen,

21 19

433

-ocr page 442-

LITANIE

H. Geest, door wiendeslaafschevreesachtigheid is weggenomen, en Gods kinderen met liefde en vertrouwen roepen tot hunnen Vader,

H. Geest, die ons naar de voltrekking onzer aanneming en verlossing doet zuchten en wenschen,

H. Geest, die in ons wonende, onze sterfelijke ligchamen zult levend maken,

Wees genadig, spaar ons, Heer.

Wees genadig, verhoor ons, Heer.

Van alle zonden, verlos ons, Heer. Van vermetelheid en wanhoop. Van ongeloovigheid en hardnekkigheid tegen

de bekende waarheid.

Van alle bekoringen en lagen des duivels, Van afgekeerdheid, tweedragt, gramschap en

nijd tegen onzen naaste,

Van alle onreinheid naar ziel en ligchaam, Van onboetvaardigheid en verhardheid des gemoeds,

Van allen geest, die aan u tegenstrijdig is. Door uwe altijddurende voortkomst van den

Vader en den Zoon,

Door de wonderbare werking, door welke Christus in het ligchaam van de zuivere Maagd ontvangen is.

Door uwe nederdaling over Christus ten tijde

zijns Doopsels,

Door uwe komst over de discipelen van

Christus,

In den dag des oordeels.

Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons. Dat wij nooit de begeerten des vleesches volbrengen, wij bidden u, verhoor ons.

434

-ocr page 443-

TOT DEN H. GEEST.

Dat gij don geest der regtvaardiglieid in onze

harten wilt vernieuwen,

Dat gij van ons nooit weggaat,

Dat gij ons wilt versterken om vromelijk het

goede uit te werken,

Dat wij u nooit bedroeven,

Dat wij u nooit wederstaan,

Dat gij onze harten zoo wilt vervullen, dat de vermakelijkheden der wereld in ons geene plaats vinden, J.

Dat wij aan alle geesten niet gelooven, maar J wijsselijk onderscheiden of zij uit God zijn, g: Dat wij door uwe genade in den geest der ê4 zachtmoedigheid de zondaren onderrigten quot; en vermanen,

Dat wij altijd arm van geest mogen zijn, g Dat gij ons de christelijke en heilige droef- g-heid wilt leeren, 1

Dat gij ons hongerig en dorstig wilt maken o naar de geregtigheid, §

Dat gij ons de zachtmoedigheid en barmhartigheid tot alle menschen wilt instorten, Dat wij den vrede met onzen naaste zoo onderhouden, dat wij kinderen Gods genoemd worden,

Dat gij ons wilt maken zuiver van harte,

opdat wij God mogen zien .

Dat wij de vervolging om de geregtigheid

als een bijzonder geluk achten.

Dat gij ons tot het einde in het goed leven

wilt bevestigen.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons. Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons. Heer.

435

-ocr page 444-

LITANIE TOT LAFENIS

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

GEBED.

Kom H. Geest, vervul de harten van uwe Geloovigen en ontsteek in ons het vuur uwer H. Liefde, opdat wij u zalig mogen kennen, vuriglijk beminnen en behagelijfc altijd dienen. Amen.

LITANIE

TOT

LAFENIS DEE GELOOVIGE ZIELEN.

Heer. ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm u over alle ge-

loovige zielen.

God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u over

alle geloovige zielen.

God H. Geest, ontferm u over alle geloovige zielen.

436

-ocr page 445-

DER GELOOVIGEN ZIELEN.

H. Drievuldigheid, één God, ontferm u over alle

geloovige zielen,

H. Maria, bid voor haar,

H. Moeder Gods,

H. Maagd der Maagden,

Alle H. Engelen, g

Alle H. Patriarchen en Profeten,

Alle H. Apostelen en Evangelisten, g

Alle H. Martelaren, ^

Alle H. Bisschoppen en Belijders, |f

Alle H. Leeraars, £?

Alle II. Priesters en Levieten,

Alle H. Monniken en Kluizenaars,

Alle H. Maagden en Weduwen,

Alle Gods lieve Heiligen,

Wees genadig, spaar haar Heer.

Wees genadig, verhoor ons, vóórhaar. Heer. Van alle straffen en pijnen, verlos haar Heer. Van de schromelijke vlammen,

Van de vervaarlijke duisternissen.

Van het droevig kermen en ween en.

Van de pijnen die zij door de dagelijksche

zonden verdiend hebben,

Van hetgeen zij moeten lijden voor de dood- 5 zonden, daar zij nog niet ten volle voor o* hadden voldaan, ~

Van de straf voor hunne onachtzaamheid in S

u te dienen,

Van het droevig zuchten over het verzuimen W der gelegenheden, die zij gehad hebben ^ om in de deugd te vorderen,

Van het misbaar, dat zij maken over den tijd en de werken, die zij tot uwe dienst en glorie niet besteed hebben.

437

-ocr page 446-

LITANIE TOT LAFENIS

Van hetgeen zij lijden voor het verzuimen

van het gebed en andere deugden, Van hetgeen zij lijden voor hunne gebrek-

kelijkheden tegen de overheid.

Van hetgeen zij moeten betalen voor het ont- lt; breken in de zorg van de onderdanen, g-Van hetgeen zij lijden voor kleine onmatig- w heden, ijdele voldoeningen en kleine be- IT geerlijkheden, r\'

Van hetgeen zij verdiend hebben door afge- ^ keerdheid en kleine twisten, g

Van de ellenden, daar zij nu in zijn om ^

hunne voorgaande onlijdzaamheid,

Van de pijnen, die zij nu uitstaan om het

overvloedig of kwalijk spreken,

Van hetgeen zij lijden voar kwade gedachten,

begeerten en andere inwendige zonden, Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons. Dat wij door uwe genade in de deugden mo- ^ gen groeijen, en haar door goede werken gj behulpzaam zijn, g

Dat wij door werken van barmhartigheid , 0 barmhartigheid voor haar mogen verkrij- -

amp;en gt; . . I

Dat wij door onze ootmoedigheid voor hare gquot; hoovaardigheid kwijtschelding mogen ver- ^ werven , . g

Dat wij met ons te versterven, voor hare m zinnelijkheden en kwade driften mogen voldoen,

Dat wij door onze verduldigheid vergiffenis voor hare onverduldigheid mogen bekomen ,

Dat wij door onze zachtmoedigheid, de zui-

438

-ocr page 447-

der geloovige zielen. 439

vering van hare korzelheden en gramschap mogen verdienen,

Dat wij door ijverig en naarstig bidden, u J. over hare traagheid in het gebed mogen ^ verzoenen, £

Dat wij door het oefenen van alle deugden §quot; vergiffenis van al hare fouten mogen g verkrijgen,

Dat gjj de zielen van onze ouders, vrienden lt; en weldoeners, die in den Heer gestorven — zijn, van de pijnen des vagevuurs wilt 8 verlossen, g

Dat gij aan alle geloovige zielen de eeuwige ï0

rust wilt verleenen,

Lam Gods, dat de zonden der wereld, wegneemt,

spaar haar Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld, wegneemt,

verhoor haar, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u over haar. Heer!

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

Psalm 120. De Profundis.

Uit de diepten heb ik tot u geroepen, Heer! Heer! verhoor mijne stem!

Laat uwe ooren luisteren naar de stem mijns biddens

Indien gij de boosheden gadeslaat. Heer! Heer! wie zal bestaan?

-ocr page 448-

440 litanie tot lafenis

Omdat er bij u genade is, en om uwe wet heb ik u, Beer! langmoedig afgewacht.

Mijne ziel heeft op zijn woord gewacht; mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.

Dat, van den morgenstond tot den nacht toe, Israël op den Heer hope.

Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij hem is overvloedige verlossing.

En hij zal Israël verlossen uit al zijne boosheden.

v. Heer, geef hun de eeuwige rust.

R. En het eeuwig licht verschijne hun.

v. Van de poort der helle.

r. O Heer! verlos hunne zielen.

v. Dat zij in vrede rusten.

r. Amen.

v. Heer, verhoor mijn gebed,

R. En mjn geroep kome tot u.

laat ons bidden.

Gebed voor eenen Bisschop of Priester.

O God! verleen genadig, dat uw Dienaar N., dien gij op deze wereld onder de Apostolische Priesters tot de bisschoppelijke (priesterlijke) waardigheid verheven hebt, met het gezelschap uwer heilige Apostelen vereenigd worde. Door Christus onzen Heer. Amen.

GEBED

Voor Vader en Moeder.

O God, die ons geboden hebt vader en moeder te eeren, wees de zielen van mijnen vader en

-ocr page 449-

DER GELOOVIGE ZIELEN,

mijne moeder genadig! en hunne zonden vergeven hebbende, maak dat wij hen in de vreugd der eeuwige zaligheid mogen aanschouwen. Door, enz.

GEBED

Voor Vrienden en Weldoeners.

O God! gever der genade en minnaar der menschelijke zaligheid! wij bidden uwe goedertierenheid , dat grj aan de broeders , vrienden en weldoeners van deze vergadering, die uit deze wereld gescheiden zijn, door de voorbidding der Heilige Maagd Maria, en van al uwe Heiligen, genadig verleenen wilt, dat zij te zamen met hen de eeuwige zaligheid genieten mogen» Door, enz.

GEBED Voor eenen Man.

Heer, neig uwe ooren tot onze ootmoedige gebeden, door welke wij uwe goedertierenheid smeeken, dat gij de ziel van nwen dienaar N., die gij uit deze wereld hebt doen verhuizen, in het land van vrede en licht wilt stellen, en haar het gezelschap uwer Heiligen doen genieten. Door, enz.

GEBED

Voor eene Vrouw.

Wij bidden u, o Heer! wees de ziel van uwe dienares N. naar uwe goedertierenheid genadig!

21 19.

441

-ocr page 450-

442 LITANIE TOT LAFENIS

en herstel haar die nu van de besmetting der sterfelijkheid verlost is, in het erfdeel der eeuwigheid. Door, enz.

GEBED

Voor alle geloovige zielen.

O God! Schepper en verlosser aller Geloovi-gen, verleen aan de zielen uwer dienaren en dienaressen de vergiffenis van alle zonden: opdat zij de genadige kwijtschelding, daar zij altijd naar verlangd hebben, door godvruchtige gebeden mogen verwerven. Die leeft en heerscht in alle eeuwigheid. Amen.

BEWEEGDICHT.

Dies irce, dies illa.

Dag van gramschap, dag des Heeren,

Die heel de aarde in asch zal keeren.

Naar Sibyl en David leeren.

Wat een schrik zal elk ontwaren,

Als de Eegter neêr zal varen,

\'t Al ten streng verhoor vergaren.

Een bazuinslag, vreemd van toone,

Dreunt er door der dooden wone,

Daagt hen allen voor zijn troone.

Dood, natuur verslaan en beven.

Als het schepsel zal herleven.

Om Hem rekenschap te geven.

-ocr page 451-

DER GELOOVIGE ZIELEN. 443

\'t Schuldboek wordt er aangedragen,

Dat van alles zal gewagen,

Waarom \'t vonnis wordt geslagen.

Is de Eegter dus gezeten,

Wat er schuilt wordt klaar geweten,

Niets blijft strafloos of vergeten.

Wat zal ik, rampzaalge, spreken?

Wien mij dan ten voorspraak smeeken, Als regtvaardigen verbleeken?

Gij die, schrikb\'re Gloriekoning,

Zaligt uit genabetooning.

Heilbron! geef me uw zaalge woning.

Goede Jesus! wil gedenken,

Dat ge om mij ü zelv\' kwaamt schenken,

Wil mij dan ter hel niet wenken.

Moê zat Gij van me op te sporen,

\'t Kruis ook hebt Ge om mij verkoren:

Zóóveel werk zij niet verloren.

Eegter der geregte wrake!

Ach dat ik uw gunstwoord smake,

Eer de dag der reekning nake.

\'k Zucht als een der schuldenaren, \'t Schaamrood op \'t gelaat gevaren,

Wil toch. God! een smeekling sparen.

Die Maria hebt ontheven.

En een\' moordenaar deedt leven.

Mij ook hebt Gij hoop gegeven.

-ocr page 452-

444 LITANIE TOT LAFENIS, ENZ.

Ze is onwaard wat bede ik slake,

Maar ■ Gij Goede ! uw liefde make,

Dat ik niet in \'thelvuur blake.

Wil mij bij de schapen leiden.

En mij van de bokken scheiden.

Aan uw regter plaats bereiden.

Bij \'t verdoemen der vertoornen,

\'t Vuur ten prooi van \'t eeuwig toornen,

Eoep mg met uwe uitverkoornen.

\'k Smeek U, diep ter aard\' gebogen,

\'t Hart verbrijzeld voor uwe oogen,

Heb toch met mijn eind\' meêdoogen

O die dag van jammerklagen,

Die den mensch voor \'t oordeel dagen,

Uit het stof zal op doen rijzen.

God! wil hem gena bewijzen;

Goede Jesus! hoor mijn beê:

Geef hun. Heer! uw eeuw\'gen vree. Amen.

-ocr page 453-

GEBED TOT JESUS,

als onzen Leermeester.

VOOR DEN DINGSDAG.

0 Jesus! uw hemelsche Vader heeft ons van u gezegd: Dit is mijn welbeminde Zoon, in wien ik mijn behagen gesteld heb, hoort hem. Hemelsche Leermeester, gezonden van den Vader, gekomen uit den hemel, om den mensch te leerea op de aarde, gij onderwijst ons door uwe inwendige genade, door uwe goddelijke lessen; door uwe voorbeelden, door uwe H. Geheimen. Laat mij dan uit uwe heilige geboorte de armoede en de vernedering leeren beminnen. Dat uw kruis mij leere de versterving beminnen. Dat uw dood mg leere sterven aan de zonden en aan de wereld. Dat uwe verrijzenis mij leere verrijzen tot een heilig leven. Dat uwe hemelvaart mij leere dit leven aan te zien als eene reis naar de eeuwigheid, mij doende wonen met het hart in den Hemel, en gestadig verlangen, om eens tot u te komen.

O goddelijke Meester, die op een oogenblik aan de ootmoedigen en de eenvoudigen meer kennis geeft van de ware wijsheid, dan zij in vele jaren zouden kunnen leeren in hooge scholen, leer ons inwendig door uwe genade de grootste lessen van uw heilig Evangelie, die de wijzen van de wereld niet kunnen begrijpen.

Haat en verfoei de onkuischheid.

Bemin en omhels de zuiverheid.

-ocr page 454-

LITANIE TOT DEN

LITANIE

TOT DEN

ALLERHEILIGSTEN NAAM JESUS.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon Verlosser der wereld.

God, H. Geest,

Heilige Drievuldigheid, één God,

Jesus, Zoon van den levenden God,

Jesus, eeuwig woord des hemelschen Vaders, Jesus, koning der wereld,

Allermagtigste Jesus,

Allersterkste Jesus,

Allervolmaaktste Jesus,

Allerroemrijkste Jesus,

Allergenoegelijkste Jesus,

Allerliefste Jesus,

Allerwonderlijkste Jesus,

Allervermakelijkste Jesus,

Allereerwaardigste Jesus,

Allerootmoedigste Jesus,

Allerzachtmoedigste Jesus,

Allerverduldigste Jesus,

Allergehoorzaamste Jesus,

Jesus, klaarder dan de zon,

Jesus, schooner dan de maan,

Jesus, blinkende boven de sterren,

446

-ocr page 455-

ALLERH. NAAM JESUS.

Jesus, minnaar der zuiverheid, Jesus, minnaar des vredes,

Jesus, onze liefde,

Jesus, voorbeeld aller deugden, Jesus, liefhebber der zielen,

Jesus, onze toevlugt,

Jesus, vader der armen,

Jesus, vertrooster der bedrukten, Jesus, schat der geloovigen,

Jesus, goede Herder,

Jesus, ster der zee,

Jesus, waarachtig licht der wereld, Jesus, eeuwige wijsheid,

Jesus, oneindige goedheid,

Jesus, blijdschap der Engelen, Jesus, koning der Patriarchen, Jesus, in gever der Profeten,

Jesus, meester der Apostelen,

Jesus, leeraar der Evangelisten, Jesus, sterkte der Martelaren, Jesus, Licht der Belijders,

Jesus, bruidegom der Maagden, Jesus, kroon van alle Heiligen, Wees genadig, spaar ons, Jesus. Wees genadig, verhoor ons, Jesus. Van alle kwaad, verlos ons, Jesus. Van alle zonden,

Van uwe gramschap.

Van de listige lagen des duivels. Van pest, oorlog en hongersnood, Van de overtreding uwer geboden. Van alle ongeluk.

Door uwe menschwording.

Door uwe komst.

-ocr page 456-

LITANIE TOT DEN

Door uwe geboorte,

Door uwe besnijdenis, S

Door uwen arbeid, §*

Door uwe geeseling, quot;

Door uwen bitteren dood, c

Door uwe verrijzenis,

Door uwe hemelvaart, «g

Door uwe glorie, S

Door de allerzoetste Maagd uwe Moeder,

Door liet voorbidden van al uwe Heiligen, Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons, Jesus!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons, Jesus!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u onzer, Jesus!

Jesus Christas hoor ons.

Jesus Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

v. De naam des Heeren zij gezegend.

r. Van nu af tot in eeuwigheid.

GEBED.

O God, die den glorierijken naam uws Zoons, onzen Heer Jesus Christus, door overzoete begeerte aan uwe geloovigen zeer minnelijk hebt gemaakt, en aan de booze geesten zeer vervaarlijk en gruwelijk: verleen, dat allen, die dezen H. Naam Jesus op de aarde godvruchtig eeren, in dit tegenwoordig leven den heiligen troost, en in

448

-ocr page 457-

ALLERH. NAAM JESUS.

het toekomende leven de blijdschap, vreugde en zaligheid des hemels mogen ontvangen. Door denzelfden onzen Heer Jesus Christus uwen Zoon, die met u leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, God in alle eeuwigheid der eeuwigheden. Amen.

LOFZANG, Jesu, didcis mernoria.

Aan Jesus denken is wol zoet,

\'t Geeft ware vreugde aan \'t blij gemoed;

Maar boven \'t Allerhoogste gned Gaat, wat zijn bijzijn smaken doet.

Zoo lieflijk ruischt er geen akkoord.

Zoo zoeten klank wordt nooit gehoord,

Geen denkbeeld brengt een vreugde voort, Als Jesus, \'s Vaders eeuwig woord.

o Jesus, hoop van hem, die boet.

Wat zpt Gij voor uw smeekliug goed, Hoe mild, voor wie er zoekend spoedt!

Maar wat den minnende aan uw voet?

Geen blijde tonge meldt het luid.

Geen letter is er, die\'t beduidt.

De ervaring weet, maar drukt niet uit, Wat Jesus liefde in zich besluit.

Wees Gij, o Jesus, onze vreugd.

Die \'t eeuwig loon zult zijn der deugd; In U zij onze roem alleen Door aller eeuwen eeuwen heen. Amen.

449

-ocr page 458-

450 LITANIE TEK EERE VAN DE

LITANIE

TER EERK

VAN DE H. MOEDER ANNA.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm uonzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm u onzer. God zoon. Verlosser der wereld, ontferm uonzer. God H. Geest, ontferm u onzer. H. Drievuldigheid, óón God, ontferm u onzer. H. Anna, hid voor ons.

Grootmoeder van onzen Zaligmaker,

Moeder van de H. Maagd en Moeder Gods Maria, Ark van Noë,

Eegenboog des verbonds,

Wortel van Jesse,

Vruchtbare wijngaard, Ij-

Van koninglijke afkomst, ^

Blijdschap der Engelen, 1

Dochter der Patriarchen, 0

Vervuld met genade, g

Spiegel van gehoorzaamheid.

Spiegel van verduldigheid,

Spiegel van barmhartigheid.

Spiegel van godvruchtigheid,

Bolwerk der H, Kerk,

Verlosseres der gevangenen,

Toevlugt der zondaren,

Troost der gehuwden.

-ocr page 459-

H. MOEDEK ANNA.

Moeder der weduwen,

Beschermster der maagden,

Haven der reizenden,

Gezondheid der kranken,

Licht der verblinden.

Tong der stommen,

Oor der dooven,

Vertroosteres der bedrukten,

Helpster van de menschen, die u aanroepen. Blijdschap, der engelen Gods,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons. Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons, Heer !

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm uonzer.

Christus, ontferm onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

v. De Heer heeft de H. Anna bemind; r. En heeft haar met zijne genade vervuld.

LAAT ONS BIDDEN.

O God, die aan de H. Anna hebt gewaardigd de genade te verleenen van de moeder van uwen eenigen Zoon te baren, verleen ons genadig, dat wij, die hare gedachtenis vieren, door hare voorspraak bij u mogen geholpen worden. Door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer, uwen Zoon, die, in de eenheid van den H. Geest met u, God zgnde, leeft en heerscht in alle eeuwen. Am.

454

Cf

O 0

-ocr page 460-

GEBED TOT JESÜS

als onze Gr3iieesl]eer.

VOOR DEN AVOENSDAS.

O Jesus! Goddelijke geneesheer van mijne ziel gij weet, hoe deerlijk zij door de zonde gewond is, hoe krank, en hoe ziek, hoe genegen tot het kwaad, en hoe zwak in het goed. Wie kan zoo groote wonden genezen, als gij alleen? Ik zou met reden wanhopen aan mijae zaligheid, indien ik de oogen slechts op mijne ellende sloeg. Maar hoe zou ik niet hopen, dewijl ikuzeiven voor Geneesheer, en uw H. Bloed heb voor geneesmiddel? daarom kom ik tot u, aanzie mijne wonden. Ik roep tot u met den melaatsche van uw H. Evangelie; (ach! ware hot ook met zijnen geest) Heer, indien gij wilt, gij kunt mij zuiveren, genees mijne ziel, door één druppeltje van uw dierbaar Bloed, door uw algenezende genade, door uw krachtig woord, of eenen ge-nadigen oogslag.

LITANIE

TER EERE

VAN DE H. ENGELEN.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

-ocr page 461-

LITANIE TER EERE, ENZ. 453

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.

God H. Geest, ontferm u onzer.

H. Drievuldigheid één God, ontferm u onzer.

H. Maria, bid voor ons.

H. Michaël,

H. Gabriël,

H. Eaphaël,

H.Engelbewaarder,

Alle H. Engelen en Aartsengelen,

Die uwen schepper altijd hebt bemind met

eene uitmuntende liefde,

Die nooit zijt gevallen in eenige de minste zonde,

Goddelijke dienaars, die altijd bereid zijt tot St de dienst van Gods opperste Majesteit, ^ Die met allen eerbied u in zijne tegenwoor- § digheid houdt, ^

Die in alles zijnen H. Wil volbrengt, g Zuivere Geesten, aan wie God onze bewaring \'

heeft bevolen,

Die gesteld zijt om de magt des duivels van

ons af te weren.

Die door het ingeven van goede gedachten,

de kwade invallen van ons verdrijft.

Die ons door goede bewegingen de kwade

driften doet overwinnen,

H. Bestierders, die ons bevrijdt van de gelegenheden der zonden.

Die ons gedurig door goede ingevingen vermaant tot de deugd.

Die niets zoekt dan onze zaligheid.

Die u verblijdt in ons goed leven,

-ocr page 462-

LITANIE TER EERE

Die te zamen met ons bidt om Gods genade,

en ons tot bidden opwekt, bidt voor ons. Die onze gebeden, verstervingen en goede werken aan God opdraagt, bidt voor ons.

Wees genadig, spaar ons. Heer.

Wees genadig, verhoor ons. Heer.

Van alle gelegenheden van zonden, door uwe

H. Engelen, verlos ons. Heer.

Van het misbruiken uwer genade, door uwe

H. Engelen, lt;§

Van alle gevaren naar ziel en ligchaam, door o* uwe H. Engelen, 0

Van alle kwade bekoringen, door uwe H. g Engelen, K

Van alle onzuiverheid, door uwe H. Engelen, S Van alle kwaadwilligheid ten opzigte van ^

onze oversten, door uwe H. Engelen, Van alle onachtzaamheid ten opzigte van onze onderzaten, door uwe H. Engelen, Van alle traagheid in u te dienen, door uwe

H. Engelen,

Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons. Dat wij in alles aan de bestiering van uwe

H. Engelen onderdanig zijn.

Dat wij de goede gedachten, die zij ons J.

ingeven, waarnemen, ^

Dat wij altijd hunne bewegingen tot\' de deugd 5: involgen, 1quot;

Dat wij door onze traagheid en onachtzaamheid hen niet bedroeven, en van ons niet J3 vervreemden, g

Dat wij hen mogen navolgen in a te be- Pquot; minnen en onderdanig te zijn.

464

-ocr page 463-

VAN DE H. ENGELEN.

Dat wij volgens hun voorbeeld onzen evennaaste gaarne dienen ook die minder is dan wij, J.

Dat wij verduldig de gebreken van andere menschen moge verdragen gelijk zij de 5: onze verdragen, g\'

Dat wij onzen evennaaste door geene kwade B voorbeelden verergeren, -c

Dat wij hem zoo veel als het in ons is, van lt; alle kwaad bevrijden, g-

Dat wij door woorden en werken zijne zalig- § heid trachten te bevorderen, 0

Dat uwe H. Engelen in het uur des doods §•

ons willen bijstaan.

Dat wij in de eeuwigheid met hen u mogen

loven en danken.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons. Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u onzer. Heer,

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

GEBED.

O God! die door eene onuitsprekelijke voorzienigheid uwe H. Engelen tot onze bewaring gewaardigt te zenden, verleen ons, dieusmee-ken, dat wij door hunne hulp altijd beschermd worden, en hun gezelschap eeuwig mogen genieten. Door Christus onzen Heer. Amen. verhoor ons, Heer!

435

-ocr page 464-

LITANIE TER EERE

GEBED

Tot den H. Engel-Bewaarder.

Getrouwe leidsman, die mij van God als beschermer en bewaarder toegevoegd zijt, welke dankbaarheid ben ik n niet schuldig voor al de zorg, getrouwheid en liefde, die gij mij dagelijks bewijst! als ik slaap, bewaakt gij mij; als ik bedroefd ben, vertroost gij mij; als ik kleinmoedig ben, versterkt gij mij: als ik in gevaar ben, helpt gij mij; als ik in twijfel ben raadt gij mij. Gij wederhoudt mij van het kwaad, gij brengt mij tot het goede; gij wekt mij tot boetvaardigheid op, en verzoent mij met God. Ik lag misschien sedert langen tijd in den afgrond der hel gedompeld, indien gij door uwe tusschen-komst de gramschap Gods van mij niet hadt afgekeerd. Ik bid u, wil mij nooit verlaten. Troost mij in tegenspoed, bescherm mij in gevaar, kom mij te hulp in do bekoringen, opdat ik er nooit door overwonnen worda. Draag al mijne gebeden en goede werken voo- het goddelijk aanschijn, en maak dat ik ua dit vergankelijke leven het eeuwige bezitte. Amen.

SCHIETGEBED Tot den H. Engel-Bewaarder.

H. Engel, mij door de goddelijke barmhartigheid als mijnen bewaarder gegeven, wil mij heden verlichten, bewaren, zalig maken, geleiden en bestieren. Amen.

456

-ocr page 465-

VAN DEN H. JOZEF.

litanie

TEE EERE VAN DEN H. JOSEP.

PATROON DER NEDERLANDEN.

Heer ontferm u onzer.

Christus ontferm u onzer.

Heer ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer God Zoon Verlosser der wereld, ontferm u onzer, trod H. Geest, ontferm u onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer, ü. Maria, bid voor ons.

H. Moeder Gods,

H. Maagd der Maasden,

H. Josef,

Beschermer van Jesus,

Bruidegom van Maria,

Man naar Gods hart.

Getrouwe en wijze Dienaar,

Bewaarder der zuiverheid van Maria, §;

Medehulp van Maria,

Leidsman en troost van Maria, §

Die om Maria met bijzondere genaden be^un- ^ stigd zijt, 0 g

Allerzuiverste in zuiverheid, quot;

Allernederigste in ootmoedigheid,

Allervurigste in liefde,

Allerverhevensto in wetenschappen.

Die door den H. Geest zeiven regtvaardig zijt verklaard,

457

-ocr page 466-

458 LITANIE TER EERE

Die in de goddelijke verborgenheden boven

anderen verlicht zijt geweest.

Die door den Engel in het geheim der mensc

ik lSïïs si™ ttotsjinaende.in

Di» als Christus tesnedm quot;I\'M»quot;™\'Mam hebt opgeofferd met Jesus §

r S^S •

wedergekeerd zijt, Tpruzalem gebleven

beid hebt gezocht, Wtidschap ge-

Alt;Se\'Sn\'d. H,K(« »ï ^

onderdanig ^ „ro,ld «rdt,

ïr- Mm.r S-S1 r.s ge5n is,

Onze voorspreker , Josef.

Onze Beschermer, verhoor ons,

In al onzen nood, ^elP on , • 0I1S)H. josei In al onze benaauwdheden, P Josef

In het uur van onzen dood, help ons, n

-ocr page 467-

VAN DEN H. JOSEF. 459

Door uwe vaderlijke zorg en teederheid, help

ons, H. Josef.

Door uwen arbeid en zweet, help ons, H. Josef. Door al uwe deugden, help ons, H. Josef. Door al uwe verdiensten, heipons, H. Josef. Door uw eeuwig geluk, help ons, H. Josef. Wij, die u als beschermer aanroepen, wij bidden

u, verhoor ons.

Dat gij uwen beminnelijken Jesus wilt bidden

om vergiffenis onzer zonden.

Dat gij ons altijd wilt bevelen aan uwe allerheiligste Bruid,

Dat gij voor alle maagden en ongetrouwden

de gaaf van zuiverheid wilt verwerven, .g. Dat gij voor de getrouwden eene onbevlekte ~Jquot; getrouwheid en heilige eendragtigheid wilt ~ verkrijgen, amp;

Dat gij alle vaders des huisgezins in het christelijk opvoeden hunner kinderen wilt behulpzaam wezen,

Dat gij alle Oversten in de bestiering hunner

toevertrouwden wilt behulpzaam wezen, S Dat gij alle vergaderingen, die u bijzonder o toegedaan zijn, wilt begunstigen, g

Dat gij allen, die op uwe hulp vertrouwen,

altijd en overal wilt beschermen,

Dat gij alle geloovige zielen door uwe voorbede wilt helpen.

Beschermer van Maria,

Bruidegom van Maria,

Heilige Josef,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons. Heer.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons, Heer.

-ocr page 468-

460 LITANIE TER EERE, ENZ.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u onzer, Heer!

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

GEBED.

Wij bidden u. Heer! dat wij door de verdiensten des bruidegoms uwer allerheiligste Moeder geholpen worden, opdat ons door zijne voorspraak gegeven worde hetgeen wij door ons zeiven niet kunnen bekomen, die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.

GEBED.

om den H. Josef te verkrijgen tot Patroon en zich zeiven le stellen onder zijne bescherming.

Groote Heilige, ik verkies u heden, voor al den tijd mijns levens, tot eenen bijzonderen patroon, meester, leidsman en bestierder van mijne ziel en mijn ligchaam, van mijne gedachten, woorden en werken, van mijne begeerten en genegenheden, van mijne eer en goéderen, van mijn leven en mijnen dood, en ik neem vastelijk voor u nooit te verlaten, maar uwen H. Naam te verheffen, en uwe oer te bevorderen zoo veel mij mogelijk zal wezen. Ik bid u vurig, dat gij mij wilt ontvangen als uwen eeuwigen dienaar. Help mij in al mijne werken, en verlaat mij niet in het uur des doods. Amen.

-ocr page 469-

GEBED TOT JESUS,

Als onzen Herder.

VOOR DEN DONDERDAG.

O Jesus! goede Herder, gij zijt gedaald uit den Hemel, om uwe verlorene schapen te zoeken, en gij hebt uw leven ten beste gegeven om ze te behouden. Helaas! o Jesus! ik was een van hen; ik doolde buiten den weg van mijne Zaligheid, en ik zou gedoold hebben tot het einde toe, zoo gij, o goede Herder! mij niet hadt komen zoeken. Gij hebt mij gezocht en mij getrokken uit de tanden van den belschen wolf. Gij hebt mij in den schaapstal van uwe H. Kerk gesteld, alwaar gij, als, op eene allervetste weide, uwe schapen voedt met uwe H. genade en uwe Evangelische leering, met uw eigen Vleesch en en Bloed, met uwe goddelijke Geheimen, die ons aldaar zoo heiliglijk voorgesteld worden.

Haat en verfoei den nijd.

Oefen de liefde tot den naaste

LITANIE

TOT JESUS

IN HET ALLEEH. SACKAMENT.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm onzer.

-ocr page 470-

LITANIE TOT JESUS

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm u onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld.

God H. Geest,

H. Drievuldigheid, één God,

Levend brood, dat uit den hemel gedaald is,

Verborgen God en Zaligmaker,

Tarwe der uitverkorenen.

Wijn, die maagden voortbrengt,

Voedzaam\' brood en vermaak der koningen,

Altijddurende offerande,

Zuivere opdragt,

Lam zonder vlekken,

Allerzuiverste maaltijd,

Spijs der Engelen,

Verborgen hemelsch brood,

Gedachtenis van de wonderen Gods,

Bovennatuurlijk brood,

Woord, dat vleesch geworden zijt,

Onder ons wonende,

H. Hostie,

Gezegende drinkbeker,

Geheim des geloofs.

Doorluchtig en hoogwaardig Sacrament, Allerheiligste offerande,

Waarachtige verzoening voor levenden en dooden,

Hemelsch middel tegen de zonden.

Wonder mirakel boven alle anderen, Allerheiligste gedachtenis van het lijden onzes Heeren,

Gave, die alle volheid te boven gaat, Gedachtenis van het wonder der liefde Gods,

462

-ocr page 471-

IN HET ALLERH. SACRAMENT. 463

Overvloeiende bron der goddelijke mildheid, Allerheiligst en verheven Geheim,

Geneesmiddel tegen de onsterfelijkheid.

Zeer hoogwaardig en levendmakend Sacra-ment,

Brood door de almogendheid des Woords

vleesch geworden.

Onbloedige offerande.

Spijs en medegast, , ^ , _

Allerzoetste maaltijd, bij welken de Engelen ^

dienen, ,,

Sacrament van godvruchtigheid, 9

Band van liefde, lt;=

Offeraar en offerande, ____ 2

Geestelijke zoetheid, die m haren eigen g

oorsprong gesmaakt wordt.

Vermaak der H. zielen.

Teerspijs dergenen, die in den Heer sterven, Onderpand der toekomende glorie,

Wees genadig, spaar ons. Heer!

Van het onwaardig nuttigen uwshgchaams

en Bloeds, verlos ons. Heer!

Van de begeerlijkheid des vleesches.

Van de begeerlijkheid der oogen, g

Van de hoovaardij des levens, g.

Van alle gevaren der zonde, _ ^

Door het verlangen, waarmede gij het Paasch- § lam met uwe Discipelen wenschtet te nut- -

tigen, . ii ®

Door de diepe ootmoedigheid, met welke ® gij de voeten uwer Discipelen gewasschen ■

hebt, ..

Door de brandende liefde, met welke gij dit goddelijk Sacrament ingesteld hebt.

-ocr page 472-

LITANIE TOT JESUS

Door uw dierbaar Bloed, dat gij ons op het Altaar hebt nagelaten, verlos ons, Heer! oor de vijf wonden van dit uw allerheiligst .Ligchaam, die gij voor ons ontvangen hebt verlos ons, Heer! \'

Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons. c .uat het u believe het geloof, de eerbiedigheid ^ en de begeerte tot dit wonderlijk Sacrametit § in ons te vermeerderen en te bewaren ,

Dat het u believe ons door eene ware belij- -

denis der zonden, dikwijls tot het nuttigen S dezer geestelijke spijs te bereiden, 3*

Dat gij ons van alle ketterij, ongetrouwheid § en verbindheid des harten wilt bekeeren, o -Uat het u believe ons aan de kostelijke en S heinelsche vruchten van dit H. Sacrament deelachtig te maken,

Dat het u believe ons in het uur des doods met deze hemelsche teerspijs te versterken en te beschermen,

Zoon Gods,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt

spaar ons, Heer!

Dam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt

verhoor ons, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt

ontferm u onzer. Heer!

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

464

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

-ocr page 473-

in het allerh. sacrament. 465

v. Heer verhoor mijn gebed.

R. En mijn geroep kome tot u.

GEBED.

O God, die onder dit wonderlijk Sacrament ons de gedachtenis van uw lijden nagelaten hebt; wij bidden u, dat gij ons verleent, de geheimen van uw H. Ligcliaam en Bloed zoo waardiglijk te eeren, dat wij altijd de vruchten uwer verlossing mogen gevoelen. Die leeft en heerscht met God den Vader en den H. Geest, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

GEOET AAN HEÏ H. SACRAMENT.

Ave verum.

Wees gegroet, waarachtig Ligchaam, Uit Maria\'s Maagdenschoot!

Dat aan \'t kruishout opgedragen,

Zich voor ons ten offer bood;

Aan wiens diep doorboorde zijde Uw waarachtig Bloed ontvloot;

Geef ons, ü vooraf te smaken In den kampstrijd van den dood O Zoete, o Goede!

O Zoon van Maria!

21

-lt;3Kgt;-ggt;-

20.

-ocr page 474-

GEBED TOT JESUS,

als onzen Verlosser.

VOOR DEN VRIJDAG.

O Jesus! mijn Zaligmaker, die u gewaardigd hebt mij te verlossen uit de ellendigste van alle slavernijen, en mij vrij te koopen onder zoo gruwelijke pijnen, door den prijs van uw dierbaar Bloed, voor mij en voor alle menschen voldoende aan de goddelijke regtvaardigheid, ik bedank u voor deze uwe oneindige goedheid en liefde tot mg, en wensch u daarvoor eene oneindige dankbaarheid te kunnen betoonen. Ik bid u, geef mij de genade van liever duizendmaal te sterven, dan u ooit doodelijk te vergrammen. Bewaar mij: o Jesus! van zoo groote ondankbaarheid.

Haat en verfoei de gramschap.

Bemin en oefen de verduldigheid.

LITANIE

OP HET LIJDEN VAN

ONZEN HEEE JESUS CHRISTUS.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer.

-ocr page 475-

LITANIE OP HET LIJDEN\' ENZ. 4

God Zoon, Verlosser der wereld,

God H. Geest,

H. Drievuldigheid, één God,

Jesus, om onze zonden in den hof van Olijven benaauwd en bedroefd tot den dood toe, Jesus, die van den Engel zijt getroost, opdat wij onze hulp in allen nood van den hemel zouden leeren verwachten,

Jesus, die uwen verrader met minzaamheid hebt ontvangen, om ons de zachtmoedigheid te leeren,

Jesus, van uwe discipelen verlaten, opdat wij op God alleen zouden leeren vertrouwen,

Jesus, van de Joden gebonden, om ons te

ontbinden van de zonden,

Jesus, voor Annas en Caïphas valschelijk beschuldigd, opdat wij alle ongelijk zouden leeren verdragen,

Jesus, van Petrus verloochend, opdat wij onze krankheid zouden leeren kennen, en ons zeiven mistrouwen,

Jesus, van Herodes met een wit kleed bespot, ouidat wij het kleed der onnoozel-heid hadden verloren,

Jesus, achter Barabbas gesteld, opdat wij ons nooit boven anderen zouden verheffen^ Jesus, voor ons gegeeseld en gekroond, opdat wij de gemakken en alle eerzucht zouden verfoeijen,

Jesus, voor ons gelasterd, bespogen en geslagen, opdat wij onze zinnen zouden . versterven,

Jesus, aan het volk ten toon gesteld, opdat

-ocr page 476-

468 LITANIE OP HET LIJDEN

wij uw voorbeeld zouden voor oogen hebben, en naar hetzelve leeren leven, Jesus, van Pilatus aan uwe vijanden geleverd, om ons van onze vijanden te verlossen, Jesus, met het kruis beladen, om ons te

leeren ons kruis met vlijt te dragen, Jesus, genageld aan het kruis, opdat wij ons vleesch met al onze zonden en begeerlijkheid zouden kruisigen,

Jesus, die naakt aan het kruis hebt gehangen, opdat wij voor alle oneerbaarheid zouden schroomen,

Jesus, tusschen twee moordenaars gekruist, om ons de vernedering te leeren beminnen ,

Jesus, die den goeden moordenaar in genade hebt ontvangen, opdat wij nooit zonden mistrouwen,

Jesus, die aan hot kruis voor uwe vijanden hebt gebeden, om ons te leeren onze vijanden te beminnen,

Jesus, die met gal en myrrhe gelaafd zijt, opdat wij onze tong van alle monden zouden bewaren,

Jesus, die stervende uwen geest in uws Vaders handen hebt bevolen, opdat wij stervende onzen geest ook in uwe en in zijne .handen zouden bevelen,

Jesus, die voor ons den bitteren dood gestorven zijt om ons de grootheid onzer zonden te leeren kennen,

Jesus, die door uwen dood ons het leven hebt gegeven, opdat wij nu niet voor ons, maar voor u zouden leven,

-ocr page 477-

VAN ONZEN HEER JESUS CHRISTUS. 469

Jesus, wiens zijde na uwen dood geopend is, om daarin onze zonden en krankheden te verbergen, ontferm u onzer.

Jesus, voor ons begraven, en den derden dag verrezen, opdat wij gestorven en begraven aan de zonden, tot een deugdzaam leven zouden verrazen, ontferm u onzer.

Wees genadig, spaar ons. Heer!

Wees genadig, verhoor ons Heer!

Van alle zonden, verlos ons, Heer!

Door uw bloedig zweet, verlos ons, Heer!

Door uw lijden in uwe geeseling, verl. ons, Heer! Door uw kruis en bitter lijden, verlos ons. Heer 1 Door uwe vijf wonden, verlos ons, Heer!

Door uwe verrijzenis, verlos ons, Heer! Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons. Dat wij door uw H. Lijden leeren kennen de boosheid van onze zonden, om welke gij zooveel hebt geleden, ,3.

Dat wij door het overdenken van uwe pijnen ^ en smarten, alle ziekten, pijnen en tegen- g spoed geduldig mogen verdragen, g

Dat wij in allen angst, droefheid en nood 0 ons tot u keeren, en uwe hulp verzoeken, -Dat wij de schande, verachting en tegenspoed lt; van uwe hand mogen ontvangen, g-

Dat wij de valsche beschuldigingen en on- = regtvaardige oordeelen, naar uw voorbeeld o mogen verdragen, _ ™

Dat gij de vruchten van uw kruis ons wilt

mededeelen,

Dat wij door de kracht van uw kruis den duivel, de wereld en het vleesch mogen overwinnen,

-ocr page 478-

470 LITANIE OP HET LIJDEN, ENZ.

Dat wij in uw bloed van alle zonden mogen

gereinigd worden,

Dat gij ons wilt verleenen ons kruis dagelijks op te nemen, en u gaarne na te volgenr Dat wij eene genegenheid mogen krijgen , 3 om uw H. Lijden met liefde en dankbaar- 1-1 heid dikwijls te overdenken,

Dat wij overdenkende, dat gij uit liefde ® voor ons gestorven zijt, door wederliefde 13 ontstoken worden, om niet voor ons zeiven maar voor u te leven, lt;

Dat wij onzen troost mogen vinden in uwe 3* H. wonden, S

Dat gij ons door uw kruis en uwen bitteren o dood in het uur van onzen dood wilt S versterken,

Dat gij ons door uw H. Kruis in awe glorie

wilt brengen.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

GEBED.

Almagtige, eeuwige God! die onzen Zaligmaker het vleesch hebt doen aannemen, en den dood des kruises doen lijden, opdat de mensch het voorbeeld van zijne ootmoedigheid zoude navolgen ; geef genadig dat wij leven naar de lessen zijner lijdzaamheid, en deel verkrijgen in zijne verrijzenis, door denzelfden Jesus Christus. Amen.

-ocr page 479-

LIJDENSZANG.

LIJDENSZANG.

VOOR ELKE OVERWEGING, OF ELKE AFDEELING VAN LIT PASSIEDICIIT.

Laat mij, met uw smart voor oogen,

Goede Jesus\' vol meedoogen Overwegen wat Gij leedt;

Hoe Gij, de onschuld, voor mijn zonden Overdekt van smaad en wonden,

Tot den dood toe voor mij streedt.

Dank en wederliefde vragen,

Dat ik vaak uw lijdensdagen

Met rouwmoedig hart beschouw;

Moge ik dan voor U ontgloeijen,

Meêr nog mijne schuld verfoeijen,

En haar boeten door berouw.

NA ELKE OVERWEGING, OP ELKE AFDEELING VAN HET PASSIEDICIIT.

\'k Dank U, Jesns! voor uw smarte,

\'kZal haar drukken in mijn harte,

Dat ik u te meer beminn\';

Dat ik nimmer U verlate,

Altijd méér de zonde hate,

Met U strijde en overwinn\'.

471

-ocr page 480-

LUDENZANG.

I.

JESUS VEELATEN EN VERLOOCHEND.

VOORZANG.

Laat my, met uw smart voor oogen, enz. \'k Zie U, Jesus! voor mijne oogen Gansch van bloedzweet overtogen,

Met uw aanschijn in het stof; Ach alléén, om aller schulden,

Die met doodsangst U vervulden,

Zieltoogt Ge in d\' Olijvenhof.

\'k Hoor den stap van uw verrader; Schaamt\'loos treedt U Judas nader,

Kast U in het aangezigt!,..

En zijn bende boeit uw handen,

Trekt en sleurt U bij uw banden Voor een goddeloos gerigt.

Daar, alléén bij die ü haten,

Door de Apostelen verlaten,

Is er één slechts dien Gij ziet;

Maar wie zegt, hoe Petrus\' woorden ü tot driewerf \'t hart doorboorden ;

U, den mensch! ü kent hij niet!...

Toen ook Jesus! bij dat lijden,

Zaagt Gij wie door alle tijd 311

ü verlaten, looch\'nen zou;

Was ik van die vlugtelingen :

Laat uw oogstraal in mij dringen.

Dat ik tranen schrei van rouw!

NAZANG.

\'k Dank U, Jesus voor uw smarte, enz.

472

-ocr page 481-

lijdenszang.

II.

JESUS VOOR DE EEGTBANKEN.

(voorzang, als hoven, bl. 471.)

Ach, wat smaad hebt gij gedragen: \'kZie in \'t aanschijn U geslagen, U bespuwd, gehoond, bespot!.,, \'k Zie van Caïphas U leiden Naar de regtbank van een Heiden, U, hun regter, Zoon van God!...

Voortgerukt langs volle straten,

Zie ik u ten schimp gelaten Aan Herodes en zijn heir; Hij, geen woord uit ü erlangend, Met een spotkleed u omhangend. Zendt U naar Pilatus weèr.

Hoor nu die ondankb\'re scharen, Hoe ze een\' moord\'naar \'t leven sparen;

Hoe zij met verwoede stem Vrijspraak voor Üarabbas vergen,

Jeus met den bloedkreet tergen: «Weg met dezen ! kruisig Hem!»

Onschuld! dat men U verklaagde, U van regt- tot regtbank daagde

U dus doemde tot den dood; \'t Is dat Gij, om ons gekomen,

Onze schuld hebt opgenomen !

473

ü voor ons ten offer boodt!

(Nazang als boven, bl. 471.)

-ocr page 482-

lijdenszang.

III.

JESÜS GEESEL1NG EN SPOTKEOONING.

(voorzang, als boven.)

\'k Zie U, Jesus vol van wonden, Aan den geeselpaal gebonden.

Vol van striemen, rood van bloed; \'tVliet uit al die diepe scheuren, Om wat smetten mij besmeuren,

Rein te wasschen in dien vloed.

Doornen tot een kroon gewrongen.

Zijn U diep in \'thoofd gedrongen. Dat van pijnen klopt en gloeit;

\'k zie by dropp\'len \'t bloed ontschieten. En in stralen nedervlieten,

En uw aanschijn gansch besproeid.

Aan den Heer van dood en leven Is uit schimp een riet gegeven

Tot een vorstelijken staf;

Is een purperlomp gegleden Om de koninklijke leden,

\'s Menschen trots ten boetestraf.

En zij vallen aan zijn voeten.

Om als rijksvorst Hem te groeten,

Slaan de doornen Hem in \'t Hoofd ; Spuwen, slaan in \'taanschijn weder, Knielen spottend voor Hem neder Als den Koning hun beloofd.

474

-ocr page 483-

ujdenszan3.

Jesus neen, \'t is niet te malen,

Door geen sterv\'ling te achterhalen,

Wat Gij van den moedwil leedt; Hoe Ge U zeken gansch ontledigd; \'s Heeren gramschap heht bevredigd,

Voor ons boos verzet voldeedt.

(nazang, als hoven.)

IV.

JESÜS KRÜISDKA.GING. (voorzang, als hoven.)

«Kruis Hem, kruis Hem!» klinkt het weder, «Kome op ons zijn bloed vrij neder!»

Aan dien kreet wordt nu voldaan; Zie, den beulen prijs gegeven.

Om aan \'tfolterhout te sneven.

Zie het Lam ter slagtbank gaan.

Onder \'t kruishout neergebogen,

Waarop aller schulden wogen.

Sleept zich Jesus moeizaam voort;

Hoor dat roepen eu dat woelen,

Hoor dat schimpen en dat joelen Langs de straten tot de poort!

Uitgeput, naar d\'adem hijgend.

Onder \'t kruiswigt nederzijgend,

Zie ik daar mijn\' God en Heer!

Door hun slagen voortgedreven.

Heeft Hij naauw zich opgeheven.

Of Hij stort ter aarde weer.

475

-ocr page 484-

lijdenszang.

Daar treedt Simon van Cyrenen Van het veld naar \'t kruispad henen,

Hem nu dringt men \'t schandhout op; Zoo dan komt met wank\'Ie schreden, En weer magtloos neêrgegleden,

Jesus aan Calvarie\'s top.

Zóó door al de ontrouwe zielen,

Die in \'t eigen kwaad hervielen,

Is Hem \'t offerkruis verzwaard, En slechts enk\'le schreijende oogen Toonen zich met Hem bewogen. Den Verlosser van heel ó\'e aard\'!

(nazang, als boven.)

V.

JESUS GEKEÜIST.

(voorzang, als boven.)

\'kZie den Heer zich nederstrekken,

Beulen ruw zijn leden rekken,

Nagels, hamers opgevat;

Ach, ik zie mot woeste slagen \'tIJzer door zijn handpalm jagen,

Gansch doorscheurd, van bloed omspat.

\'kZie die vastgeklonken voeten,

Voor mijn zondeschreden boeten

En mijn trouweloozen zin ;

Nu met folterende schokken,

Wordt de kruisbalk opgetrokken,

Schiet er d\'open rotskuil in!...

-ocr page 485-

lijdenszang.

Ach, hoe sprongen al uw wonden Verder open, hoe verslonden

Van de pijnen, hangt Gij daar!... Tusschen moord\'naars opgeheven, Offert Ge uw onschuldig leven Op het bloedig zoenaltaar.

Voor uw beulen biedt Ge uw beden Als niet wetend wat zij deden,

Pleit Gij om vergifienis;

Zegt een\' moord\'naar, dat hij heden \'t Paradijs nog in zal treden,

Waar hij eeuwig met ü is.

\'k Mag dan, Jesus! vol vertrouwen Tot ü op het kruishout schouwen.

Want Gij badt toen ook voor mij; Heb ik véél helaas! misdreven. Gij toch wilt ook mij vergeven,

Hebt met mij ook medelij.

(nazang, als hoven.)

VI.

JESÜS STEEPT. (voorzang, als voren.)

In de drie ontzettende uren,

Blijft Gij alle smart verduren,

Alle smaadheid, schimp en spot; Zij daar, en wie niet gelooven, Willen alle kroon ü röoven Als Verlosser, Koning, God!...

477

-ocr page 486-

LIJDENSZANG,

O die liefde, nooit volprezen,

Jesus! ons door U bewezen:

Gij ziet daar uw Moeder staan, Spreekt dan, Gij, mijn God en Broeder «Zie uw zoon!» «Zie uwe moeder!» En Maria nam ons aan.

Boetend voor wie God vergaten,

Klaagt Ge U als van God verlaten. Nog geen einde is aan den hoon; In den dorst die u verschroeide,

Van al \'tbloed dat u ontvloeide,

Heeft men edik ü geboón !

\'t Alvervullend uur komt nader ;

Toen bevaalt Ge uw geest den Vader,

En Hg zag op \'t Offer neer;

En nu alles was voltogen,

Hebt gij stervend \'t hoofd gebogen,

Gaatt Ge uw geest den Vader weer.

Door uw dood hebt Ge ons het leven, Vrede, vreugde weergegeven;

Zóó, ja zóó hebt Ge ons bemind; Op uw Hart, voor ons geopend.

Staar ik biddend, van ü hopend, Dat ook ik erbarming vind.

(nazang, als boven.)

-ocr page 487-

HEILIGE KRUISWEG.

I. STATIE.

Jesus wordt tot den dood des kmises veroordeeld.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost heht.

O Jesus! mijne misdaden hebben het onregt-vaardige doodvonnis tegen u uitgesproken , , . Ik zou van droefheid over mijne zonden moeten sterven... Geef derhalve, liefderijke Zaligmaker! mij de genade, opdat iknietophoudezetebeweenen.

Onze Vader, Wees gegroet, enz.

Ontferm u onzer, Heer, ontferm u onzer.

God, wees ons, zondaren, genadig.

II. STATIE.

Jesus neemt het kruis op zijne schouders.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.

O Jesus! die den zwaren boom des kruises op uwe verscheurde schouders gewaardigd hebt op te nemen, verleen mij de genade om met verduldigheid de kruisen te dragen, welke uwe Voorzienigheid mij overzendt.

Onze Vader, enz.

-ocr page 488-

H. KRUISWEG.

Ontferm u onzer, Heer, ontferm u onzer.

God, wees ons, zondaren, genadig.

III. STATIE.

De eerste val van Jesus onder het kruis.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.

O Jesus! die, met den zwaren last mijner zonden beladen, vermoeid onder uw kruis ter aarde zijt nedergevallen, ach! laat niet toe, bid ik u, dat ik in dezelve nog hervalle

Onze Vader, enz.

Ontferm u onzer. Heer, ontferm u onzer.

God, wees ons, zoudaren, genadig.

IV. STATIE.

Jesus ontmoet zijne Moeder.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld Terlost hebt.

O allerbedruktste Moeder! verwerf mij van uwen lieven Zoon tranen van eene ware boetvaardigheid over mijne zonden, die de oorzaak zijn geweest van zijn en uw lijden... Sta mij btj in al de ellenden van dit leven... Verlaat mij niet in het uur des doods.

Onze Vader, enz.

Ontferm u onzer. Heer, ontferm u onzer.

God, wees ons, zondaren, genadig.

480

-ocr page 489-

H. KRUISWEG.

V. STATIE.

Simon van Cyrenehelpt Jesushet kruis dragen.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.

O Jesus! geef mij sterkte om met liefde het kruis mijns lijdens op te nemen en om met kloekmoedigheid u na te volgen... Ik zal mij gelukkig achten u in iets te gelijken en nwe smarten door de mijne te eeren.

Onze Vader, enz.

Ontferm u onzer, Heer, ontferm u onzer. God, wees ons, zondaren, genadig.

VI. STATIE.

Veronica droogt het aangezigt van Jesus af.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt!

O Jesus! druk de gedachtenis van uw smartvol lijden zoo levendig in mijn hart, dat ik hetzelve gedurig overwege, en aangemoedigd worde, om uwe bloedige voetstappen na te volgen. Onze Vader, enz.

Ontferm u onzer, Heer, ontferm n onzer.

Grod, wees ons, zondaren, genadig.

VIL STATIE.

De tweede val van Jesus onder het kruis. Wij aanbidden en loven u, Christus.

M 21

481

-ocr page 490-

482 H. KRUISWEG.

Omdat gij door uw heilig kruis de -wereld

verlost hebt.

O Jesus! mijne boetvaardigheid heeft u neder-geworpen onder den last des kruises... Ach leer mij zachtmoedig en ootmoedig van harte zijn. Ik wil alle verootmoedigingen en versmadingen verduldig lijden, opdat ik u navolgende in uwe vernederingen met u deel moge hebben in uwe glorie. Onze Vadev, enz.

Ontferm u onzer, Heer, ontferm u onzer. God, wees ons, zondaren, genadig.

VIII. STATIE.

Jesus troost de weenende vrouwen.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld

verlost hebt.

O Jesus! geef eene bron van tranen aan mijne oogen, opdat ik dag en nacht mijne zonden be-weene... Ach, gewaardig mij meer cn meer van mijne ongeregtigheden af te wasschen en mij van mijne zonden te reinigen.

Onze Vader enz.

Ontferm u onzer, Heer, ontferm u onzer. God, wees ons, zondaren, genadig.

IX. STATIE.

De derde val van Jesus onder het kruis.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de werelu verlost hebt.

-ocr page 491-

H. KRUISWEG.

O Jesus! reik mij eene behulpzame hand toe, in het midden der gevaren, aan welke ik blootgesteld ben, opdat ik in de zonden niet valle, verdedig mij tegen de vijanden mijner zaligheid, opdat ik onder het geweld hunner bekoringen niet bezwijke.

Onze Vader, enz.

Ontferm u onzer. Heer, ontferm u onzer.

God, wees ons, zondaren, genadig.

X. STATIE.

Jesus wordt van zijne kleederen ontbloot en met edik en gcd gelaafd.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.

O Jesus! geef dat ik al mijne booze gewoonten aflegge, mijn hart onthechte van al wat aardsch en vergankelijk is, mijn dartel vleesch kastijde, mijne zinnen versterve en gaarne met u uit den bitteren kelk des lijdens drinke.

Onze Vader, enz.

Ontferm u onzer, Heer, ontferm u onzer.

God, wees ons, zondaren, genadig.

XI. STATIE.

Jesus wordt aan het kruis gehecht.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.

O Jesus! hecht mij met u aan het kruis

483

-ocr page 492-

484 H. KRUISWEG.

ik wil met u, gelijk gij, en om u lijden, opdat ik levende, lijdende en stervende in uwe liefde, eeuwig met u en door u moge gelukkig zijn. Onze Vader, enz.

Ontferm u onzer. Heer, ontferm u onzer. God, wees ons, zondaren, genadig.

XII. STATIE.

Jesus sterft aan het kruis.

Wij aanbidden en loven n, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld

verlost hebt.

O Jesus, door de bittere smarten, welke gij voor mij aan het kruis geleden hebt, bijzonder toen uwe ziel uit uw gezegend ligchaam is gescheiden, ontferm u over mijne ziel als zij deze wereld zal verlaten.

Onze Vader, enz.

Ontferm u onzer, Heer, ontferm u onzer. God, wees ons, zondaren, genadig.

XIII. STATIE.

Jesus wordt van het kruis genomen en gelegd in den schoot zijner Moeder.

Wijquot; aanbidden en loven n, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.

O Maria! laat mij toe dat ik, tusschen uwe armen, mijnen gekruisten Zaligmaker, uwen lieven Zoon aanbidde en mijne tranen met de uwe men ge. Door uwe magtige voorspraak,

-ocr page 493-

H. KRUISWEG.

bewaar mij voor het ongeluk, van uwen Jesus door mijne zonden wederom te kruisen, en dus met een nieuw zwaard uw moederlijk hart te doorsteken.

Onze Vader, enz.

Ontferm u onzer, Heer, ontferm u onzer.

God, wees ons, zondaren, genadig.

XIV. STATIE.

Jesus wordt in het graf gelegd.

Wij aanbidden en loven u, Christus.

Omdat gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.

Ik zal eens sterven en begraven worden, gelijk gij, o mijn Zaligmaker! ge waardig u in mijn sterfuur mij door uwen kruisdood te vertroosten , en mijn ligchaam, wanneer gij het weder zult opwekken, met uwe glorie te verheerlijken.

Onze Vader, enz.

Ontferm u onzer. Heer, ontferm u onzer.

God, wees ons, zondaren genadig.

Hierna zal men bidden: vijfmaal het Onze Fader, vijfmaal het Wees gegroet, en zooveel maal Glorie zij den Vader, ter eere van de vijf wonden van Jesus, en één Onze Vader en Wees gegroet, met Glorie zij den Vader, enz. ter intentie van Z. H. den Paus van Rome.

485

-ocr page 494-

GEBED TOT JESUS.

Als onzen Eegter.

VOOR DEN ZATUSDAG.

0 Jesus! voor wien ik weldra zal moeten verschijnen, als voor mijnen Eegter, om rekening te geven van al mijne werken, en om uit uwen goddelijken mond te hooren een van deze twee zoo verschillende vonnissen: Komt, geze-genden mijns Vaders, of wel: Gaat vervloekten, in het eeuwige vuur. Wie zou niet verschrikt zijn, als hij dit maar denkt! ik weet, o Jesus! dat ik nu nog kan bewegen, met u te dienen en te beminnen: maar dat gij daarna onbewegelijk zult zijn. En helaas! (o schrikkelijke verblindheid!) wat doe ik hier toe. Geef mij dan, o Jesus! dat deze zoo treffende waarbeden diep in mijn hart geprent blijven; dat zij mij voor goed de boetvaardigheid en de versterving doen omhelzen, om u mijnen Eegter tot mijnen beschermer in den dag van gramschap te bekomen, als gij zult komen oordeelen in uwe glansrijke Majesteit,

Verfoei en schuw de traagheid en ledigheid.

Bemin en oefen ecne vurige naarstigheid in liet werk van uwe zaligheid.

-ocr page 495-

LITANIE VAN O. L. VROUW, ENZ. 487

LITANIE

VAN

O. L. VROUW VAN LOEETTE.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontf. u onzer. God H. Geest, ontferm u onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer. H. Maria, {onder wier II. Naam en bescherming de Geloovigen zich verheugen, bid voor 0113. H. Moeder Gods, (die niet hooger kondet

verheven worden,)

H. Maagd der Maagden , {in wie de maagdelijke staat zijne verhevenheid heeft), Moeder van Christus, {die door Christus aan ons tot eene Moeder gegeven zijt), Moeder der Goddelijke genade, (voortbrengende den geur van alle genaden,) Allerreinste Moeder, {in zuiverheid en hei- ^ ligheid de Engelen te hoven gaande,) g Allerzuiverste Moeder, (in zuivere liefde quot; Gods de Serafijnen overtreffende,) g Ongeschondene Moeder, {die nooit iets dan

om God bemint,)

Onbevlekte Moeder, {zonder vlek van de

minste zonde,)

Zeer minnelijke Moeder, {alle liefde waardig als de verhevenste naast God),

-ocr page 496-

488 LITANIE VAN O. L. VROUW.

Zeer wonderbare Moeder, {ook voor de Engelen aan uwe onbegrijpelijke genade,) Moeder des Scheppers, {aan luie zich alle schepselen met alle regt onderwerpen,) Moeder des Zaligmakers, {die uit u ontvangen heeft, datgene waardoor hij de wereld zoude zalig maken), Allervoorzigtigste Maagd, {in al uwe woorden, werken en geheel uwen handel,) Eerwaardige Maagd, (om uwe ongeloofe-

lijke zedigheid en stichting,)

Lofwaardige Maagd, {die waardig waart van alle schepsels bemind te worden,) Magtige Maagd, (bij uwen Zoon in onzen nóód,)

Zachtmoedige Maagd, (door uwe ingewanden vol van medelijden en barmhartigheid, Getrouwe Maagd, {te voren aan Gods genade en nu aan degenen, die u aanroepen,) Spiegel van regtvaardigheid, (ons vertoonende den geest en de deugden van Christus,) Zetel der wijsheid, {waarin de eeuwige

Wijsheid gerust heeft,)

Oorzaak onzer blijdschap, {ons barende den

Zaligmaker der wereld,)

Geestelijk vat, {vol van den 11. Geest,) Eerwaardig vat, {waardiger dan de hoogste

Hemel zelf,)

Uitmuntend vat van devotie, {wiens zuchten als een wierook tot God zijn opgeklommen ,)

Geestelijke roos, (uitgevende den goeden

geur van Jesus leven,)

Toren van David, (tot wien geene vijanden toegang hebben gehad,)

-ocr page 497-

LITANIE VAN O. L. VROUW. 489

Ivoren toren, {In wien de bedorvenheid

geene plaats heeft gehad,)

Hnis van goud, {hekleed met goud der liefde,)

Ark des verbonds, {in ivelke het hemelsehe

Manna is besloten geweest,)

Deur des hemels, {door welke wij gaan tot Christus,)

Morgenster, {voor die op de zee dezer wereld varen naar de eeuwigheid,) St Behoud der kranken, amp; Toevlugt der zondaren, g Troost der bedrukten, ^ Hulp der Christenen ê Koningin der Engelen, quot; Koningin der Patriarchen,

Koningin der Profeten,

Koningin der Apostelen,

Koningin der Martelaren,

Koningin der Belijders,

Koningin der Maagden,

Koningin van alle Heiligen,

Koningin zonder smet ontvangen.

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons. Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz. 21

21.

-ocr page 498-

TREURZANG.

GEBED.

O genadige God die u gewaardigd hebt een Zoon des menschen te worden, eene vrouw verkiezende tot uwe Moeder op de aarde, die God tot uwen. Vader hadt in den hemel, wij bidden u, geef ons, dat wij hare gedachtenis eerbiediglijk houden, haar als Moeder eeren en aan hare over-groote waardigheid onderdanig zijn, die u door den heiligen Geest heeft ontvangen, die u Maagd blijvende, heeft gebaard, en aan wie gij zelf op de aarde zijt onderdanig geweest. Amen.

TBEyH-ilMi

OP DE

DROEFHEID VAN MARIA.

SïABAT MATER DOLOROSA.

Naast hefc kruis, met schreiende oogen, Stond de Moeder, diep bewogen,

Daar de Zoon te sterven hing, En haar door het zuchtend harte. Overstelpt van wee en smarte,

\'t Zevenvoudig slagzwaard ging.

O hoe droef, hoe vol van rouwe Was die zegenrijkste vrouwe

Om Gods Eengeboren Zoon.

Ach, hoe streed zij! ach, hoe kreet zij, En wat folteringen leed zij

Bij \'t aanschouwen van dien hoon. j Wie, die hier niet schreijen zoude, Die het grievend leed aanschouwde, Dat Maria\'s ziel verscheurt?

490

-ocr page 499-

OP DE DROEFHEID VAN MARIA. 491

Wie kan zonder mee te weenen,

Christus\' Moeder hooren stenen,

Daar zij met haar Zoon hier treurt? Voor de zonden van de zijnen Zag zij Jesus zoo in pijnen En in wreede geeselstraf;

Zag haar lieven Zoon zoo lijden,

Heel alleen den doodkamp strijden,

Tot Hij zijnen geest hergaf.

Geef, o Moeder\' bron van liefde,

Dat ik voelo wat u griefde,

Dat ik met u mede klaag;

Dat mij \'t hart ontgloei\' van binnen In mijn God en Heer te minnen,

Dat ik Hem alleen behaag.

Heil\'ge Moeder! wil mij hooren,

Met de wonden mij doorboren.

Die Hij aan het kruishout leed; Ach, dat ik de pijn gevoelde,

Die uw lieven Zoon doorwoelde,

Toen \': ij stervend voor mij streed.

Mogt ik klagen al mijn dagen.

En zijn plagen waarlijk dragen

Tut mijn jongste stervenssmart.

Met u onder \'t kruis te weenen,

Met uw rouwe mij vereenen,

Dat verlangt mijn weenend hart;

Maagd der maagden! nooit volprezen, Wil nu niet mij tegen wezen,

Laat mij treuren aan uw zij;

Laat mij al de wreede plagen En den dood van Christus dragen,

Laat mij sterven zoo als Hij.

Laat mij, in zijn kruis verslonden.

Laat zijn wonden mij doorwonden.

-ocr page 500-

TREÜR-GEZANG.

Om de liefde van uw Zoon. Dan, in wederliefde ontstoken,

Worde ik door u voorgesproken, Moeder! voor zijn regtertroon. Maak, dat mij het kruis beware, Dat dan Christus\' dood mij spare.

Dat Hij mij gena bewijz\';

En als \'t ligchaam eens zal sterven, Doe mij dan de glorie erven Van het hemelsch Paradijs. Amen.

ANDER GEZANG

OVER DEZELFDE STOF.

Terwijl ge, o Jesus! met uw bloed Het altaar van uw kruis besproeit, Zie daar vol wee uw\' Moeder Maagd, Die tevens ook haar hart opdraagt.

Uw\' doornen zijn ook hare kroon. Zij deelt met u het kruis voor troon, De nag\'len die uw vleesch doorslaan,

Zijn haar tot in de ziel gegaan.

O smarte, nooit van mensch beseft. Die uwe beide harten treft.

Houd op, o liefde, stut die pijn!

Houd op, elkanders zwaard te zijn!

\'tls onze schuld, \'tis onze zond\'. Die dus uw beider ziel doorwondt;

Vergunt ons dan in \'t lijden deel.

Want d\'oorzaak komt van ons geheel. Amen.

492

-ocr page 501-

HEILIGE ROZEKRANS.

—SU» —

In den naam des Vaders, enz.

Ik geloof in Grod den Vader, enz.

Glorie zij den Vader, en den Zoon en den H. Geest, gelijk het was in het begin, nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Onze Vader, enz.

Ik groet u. Dochter van God den Vader! Wees

gegroet, enz.

Ik groet u. Moeder van God den Zoon! Wees gegroet, enz.

Ik groet u. Bruid van God den H. Geest! Wees gegroet, enz.

Glorie zij den Vader, enz.

DE V. BLIJDE GEHEIMEN.

I. DE BOODSCHAP DES ENGELS.

De namen van Jesus en Maria moeten zijn gezegend, van nu af tot in eeuwigheid. Onze Vader, enz.

1. De H. Drievuldigheid heeft toegestemd in de menseh wording van Christus, weesgegroet, enz.

2. Maria is tot Moeder van Christus verkoren,

3. De Engel Gabriël brengt Maria de blijde ^ boodschap, g

4. Maria was in de eenzaamheid in haar gebed, K

5. De Engel zeide: Weesgegroet, vol van genade, ^ de Heer is met u, \'S

6. Maria was verbaasd, als zij den Engel hoorde, a

7. De Engel zeide: Maria, wil niet vreezen, -want gij zult ontvangen van den H. Geest, g

8. Maria zeide: Zie de dienstmaagd des Heeren: f mij geschiede naar uw woord,

-ocr page 502-

H. ROZEKRANS.

9. Maria is van den H. Geest overlommerd geworden, wees gegroet, enz.

10. En het Woord is vleesch geworden, en het heeft onder ons gewoond, wees gegroet, enz.

Glorie zij den Vader, enz.

11. HET BEZOEK VAN MARIA AAN HARE NICHT ELISABETH.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1. Maria gaat uit ootmoedigheid hare nicht Elisabetli bezoeken, wees gegroet, enz.

2. Maria bestuurd door den H. Geest,

3. Maria met haast opstaande, gaat over het gebergte,

4. Maria werd met veel liefde door hare nicht Elizabeth ontvangen,

5. Joannes is gezuiverd en van blijdschap opge- 3 sprongen in zijns Moeders ligchaar.i, 0 S

6. Elisabeth zeide: gezegend is de vrucht uws m ligchaams, ^

7. Maria heeft uitgeroepen; Mijne ziel maakt o groot den Heer ! S-

8. Elisabeth zeide; Welk geluk geschiedt mij, dat g

de Moeder des Heeren tot mij komt, P

9. Het huis van Zacharias is door de komst van Jesus en Maria gezegend,

10. Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend.

Glorie zij den Vader, enz.

UI. DE GEBOOBTE VAN CHEISTITS.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1. Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebleven, wees gegroet, enz.

2. Maria heeft Jesus in eenen stal gebaard en in doeken gewonden, wees gegroet, enz.

494

-ocr page 503-

H. ROZEKUANS.

3. Maria heeft Jesus met veel liefde en verwondering aanschouwd,

4. Maria heeft Jesus omhelsd en aan haar hart gedrukt, §

5. Maria heeft Jesus met hare H. borsten gevoed, g

6. Maria heeft Jesus in eene krib gelegd, o?

7. Jesus lag op hooi en stroo, tusschen os en ezel, o®

8. De Engelen hebben gezongen: Glorie zij God o in het allerhoogste, en vrede op de aarde aan de menschen, die van goeden wil zijn, g

9. De herders zijn het Kind komen bezoeken, n

10. De drie Koningen zijn het Kind komen aanbidden en hebben het hunne giften geofferd.

Glorie zij den Vader, enz,

IV. DE OPDRAGT VAN CHKISTUS IN DEN TEMPEL.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader enz.

1. Maria gaat om haar H, Kind te offeren, wees gegroet, enz.

2. Jesus en Maria onderwerpen zich aan de wet van Mozes,

3. Maria gaat door moeijelijke wegen naar Jeru- ^ salem, g

4. Maria heeft Jesus op hare armen gedragen, aq

5. Maria vervolgt al biddende haren weg, o,

6. Maria heeft Jesus in dsn Tempel geofferd, o

7. Maria heeft aan de wet voldaan, met de offer- j» gift der arme menschen, cd

8. Anna de Profetes loofde God voor de verlossing S van Israël,

9. De oude Simeon heeft Jesus omhelsd en op zijne armen genomen,

10. Simeon zeide; Heer, laat uwen dienaar gaan in vrede naar uw woord, i

Glorie zij den Vader, enz.

495

-ocr page 504-

H. ROZEKRANS.

V. DE VINDING VAN HET VERLOREN KIND JESIJS.

J)e namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1. Maria heeft haar lief Kind verloten, wees gegr., enz. 3. Maria heeft haren schat gemist,

3. Maria heeft hem al weenende gezocht,

4. Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten ^ gaan zoeken, g

5. Maria heeft Jesus na drie dagen gevonden, ^

6. Maria vindt Jesus in den Tempel, (g

7. Jesus, twaalf jaren oud zijnde, leerde de 2 Leeraren, S-

8. Mariazeide: Zoon, waarom hebt gij ons bedroefd,

9. Jesus is met hen afgegaan en was hun onder- g danig,

10. Maria bewaarde in haar hart, al de woorden, die Jesus tot haar sprak.

Glorie zij den Vader, enz.

GEBED.

O Maria, allergoedertierenste Moeder! verkrijg voor mijn hart droefheid, en voor mijne oogeu tranen van berouw, om te beweenen, dat ik Jesus door de zonden zoo dikwijls heb verloren, vergun mij Hem weder te vinden en altijd te behouden. Amen.

DE V. DKOEVIGE GEHEIMEN.

1. DE BENAUWDHEID VAN CHRISTUS IN HET HOFJE.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1. Jesus gaat naar het hofje van Olijven, wees gegroet, enz.

2. Jesus valt plat ter aarde neder, wees gegroet, enz.

3. Jesus volhardt in het gebed, weesgegroet, enz.

496

-ocr page 505-

H. ROZEKRANS.

4. Jesus is bedroefd tot den dood toe,

5. Jesus zweet water en bloed, ^

6. Jesus stelt zijnen wil in den wil van zijnen S hemelschen Vader, M

7. Jesus vermaant zijne Leerlingen om te waken JS en te bidden , g

8. Jesus wordt door zijnen Apostel met eenen g. kus verraden ,

9. Jesus wordt door zijn bemind volk gevangen, b

10. Jesus wordt vreeselijk gebonden en gesleurd ■ van den eenen regter tot den anderen,

Hoe lief heeft God den menscb gehad, dat hij zijnen eenigen Zoon niet gespaard heeft, maar hem overgeleverd heeft tot den dood, ja tot den dood des kruises.

II. DE GEESELING VIN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1. Jesus wordt door de Joden aan de Heidenen overgeleverd, wees gegroet, enz.

2. Jesus wordt bij Pilatus valschelijk beschuldigd,

3. Jesus wordt door zijn volk achter Barabbas gesteld, %

4. Jesus, alhoewel onschuldig verklaard, werd g geleverd om gegeeseld te worden, as

5. Jesus kleederen werden uitgerukt, o?

6. Jesus stond daar naakt en bloot, g

7. Jesus aan eene kolom gebonden,

8. Jesus wordt wreedelijk gegeeseld, a

9. Jesus bloed vloeit langs de aarde, s

10. Jesus is gewond om onze zonden,

Hoe lief heeft God den mensch, enz.

III. DE KRONING VAN CHRISTÜS..

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

497

-ocr page 506-

II. ROZKKRANS.

1. De soldaten hebben Jesus eene doornen kroon bereid, wees gegroet, enz,

2. Zij hebben de doornen kroon in Jesus hoofd gedrukt, ^

3. Jesus hoofd langs alle kanten doorwond, g

4. Jesus hoofd druipende van het bloed,

5. Jesus met een\' purperen mantel bespot, quot;a

6. Zij hebben Jesus een riet voor schepter in de cg hand gegeven, g.

7. Zij hebben met het riet op het gekroonde hoofd van Jesus geslagen, c

8.Zij hebbeninJesusgeheiligdaangezigtgespuwd, •

9. Jesus overladen met versmaadheden,

10. Pilatus heeft Jesus aan het volk vertoond, zeggende: Ziet den mensch,

Hoe lief heeft God den mensch, enz.

IV. DE KRUISDRAGING VAN CHR1STÜS,

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader enz.

1. Jesus wordt veroordeeld om gekruisigd te worden, wees gegroet, enz.

\'2. Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd,

\'i. Jesus heeft zijn kruis op zijne doorwonde schouderen gedragen,

4. Jesus wordt tusschen twee moordenaars opge- ^ leid, 1

5. Jesusbezwijktonderhetkruisomonzezonden, to

fi. Jesus beladen met zijn kruis, ontmoet zijne to

bedroefde Moeder, g

7. Jesus wordt beweend door de godvruchtige .f vrouwen van Jerusalem, g

8.Jesuszeidehaar;handeltmenzoomethetgroene n hout, wat zal dan met het dorre geschieden ?

9. Niemand wilde Jesus zijn kruishe\'ipen dragen,

10. Jesus klimt voor ons op den berg van Calvarië,

Hoe lief heeft God den mensch, enz.

498

-ocr page 507-

H. ROZEKtUNS.

V. DE KRUISIGING VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1. Jesus werd onmenschelijk op het kruis uitgerekt, wees gegroet, enz.

2. Jesus handen en voeten doornageld,

3. Jesus werd aan het kruis opgerigt, en zijne ^ wonden vloeiden van het bloed, g

4. Jesus bidt voor zijne vijanden, 05

5. Jesus belooft den moordenaar het Paradijs, 05

6. Jesus beveelt den H. JoannesaanzijneMoeder, -3

7. Jesus, dorst hebbende, is met gal en edik gelaafd, o

8. Jesusheeftuitgeroepen:MijnGod, waarom hebt g gij mij verlaten ? n

9. Jesus zeide: Het is volbragt,

10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en zijn hart voor ons laten openen,

Hoe lief heeft God den menseh, enz.

GEBED.

O Jesus! ik bid u door uwe smarten en uwen bitteren dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voet en, doorstokene zijde en al uwe gezegende wonden, ontferm u mijner en druk uw heilig lijden zóó in mijn hart, dat mij uiets anders behage dan gij, mijn Jesus! die voor mij gekruist zijt. Amen.

DE V. GLORIERIJKE GEHEIMEN.

I. DE VERRIJZENIS VAN CHRISTUS.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1 Jesus is den derden dag heerlijk verrezen, wees

gegroet, enz.

2. Jesus heeft dood en hel overwonnen, wees gegroet, enz.

499

-ocr page 508-

H. ROZEKRANS.

3. Jesus heeft de oudvaders getroost en verlost,

4. Jesus verblijdt zijne H. Moeder, =5

5. Jesus verschijnt als een hovenier aan Maria § Magdalena, a,

6. Jesus vertoont zich aan Petrus, ^

7. De Leerlingen van Emaus zeiden: waren onze 3 harten niet brandende van liefde, als hij tot ons p-sprak? quot;o,

8. Jesus staat in het midden van zijne Leerlingen § en wenscht hun allen den vrede,

9. Jesus toont zijne heerlijke wonden aan den H. Thomas,

10. Thomas roept uit; O mijn Heer en mijn God!

Geloofd en gedankt zij Christus in let allerheiligste

Sacrament des Altaars, de voorstander van hetzelve, de H. Vader Dominicns, met zoo veel lofzangen en eer als hij waardig is.

II. DE HEMELVAART VAN CHR1STÜS.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1. Jesus vaart heerlijk ten hemel, wees gegroet, enz.

2. Jesus klimt op door zijne eigene magt,

3. Jesus scheidt van zijne lieve vrienden,

4. Jesus belooft met hen te blijven tot het einde ^ der wereld, g

5. Jesus belooft hun den H. Geest, ^

6. De Leerlingen hebben Jesus aanschouwd, en \'re hij heeft hen allen gezegend, a3

7. Jesus heeft voor ons den Hemel geopend, S_

8. Jesus zit aan de regterhand van zijnen hemel- quot; schen Vader, _ g

9. Jesus toont zijne H. Wonden voor ons aan ^ zijnen hemelschen Vader,

10. Jesus is onze middelaar in den hemel,

Geloofd en gedankt, enz.

500

-ocr page 509-

H. ROZEKRANS.

III. DE ZENDING VAN DEN S. GEEST.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1. Jesus heeft den H. Geest gezonden, wees gegr., enz.

2. Jesus heeft den Trooster gezonden,

3. Jesus heeft het vuur op de wereld gezonden, g

4. De H. Geest heeft de harten met liefde ont- g stoken, o,

5. De H. Geest heeft de verstanden verlicht,

6. De H. Geest heeft de harten versterkt, o

7. De H. Geest heeft verschillende talen doen j* spreken, ngt;

8. De H. Geest heeft zijne gaven uitgedeeld, n

9. Kom, H. Geest, bezoek de harten uwer ge-loovigen,

10. Kom, H. Geest, ontsteek in ons het vuur uwer liefde,

Geloofd en gedankt, enz.

IT. DE HEHELTAABT VAN MARIA.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1. Maria is opgenomen ten hemel, wees gegr., enz.

2. De hemelsche Vader ontvangt zijne beminde Dochter, g

3. Jesus omhelst zijne lieve Moeder, ggt;

4. De H. Geest verwelkomt zijne lieve Bruid, o,

5. De Serafijnen groeten Maria, $

6. De Engelen dienen Maria, o

7. Geheel de hemel is verblijd door Maria, S-

8. Maria zit liet naast bij Jesus, e

9. Maria is onze Moeder en Middelares in den g hemel,

10. Maria is onze voorspreekster bij haren lieven Zoon,

Geloofd en gedankt, enz.

501

-ocr page 510-

H. ROZEKRANS.

V, DE KRON1Namp; VAN MARfA.

De namen van Jesus en Maria, enz.

Onze Vader, enz.

1. Maria is heerlijk gekroond in den hemel, wees gegroet, enz.

2. Maria, gekroond om hare Serafijnsche liefde,

3. Maria, gekroond om hare engelachtige zuiver-heid, |

4. Maria, gekroond om hare groote ootmoedigheid, g

5. Maria gekroond om hare volmaakte gehoor- ai zaamheid, ro

6. Maria, gekroond om hare heilige voorzigtigheid, o

7. Maria, gekroond om hare groote verduldigheid, ~

8. Maria, gekroond om hareijverige dankbaarheid, a

9. Maria, gekroond om hare volharding in alle S deugden,

10. Maria, boven alle Engelen en Heiligen in den Hemel gekroond, gelijk der Moeder van God toekomt.

Geloofd en gedankt, enz.

GKEBED.

In de vereeniging van al uwe deugden, verdiensten en volmaaktheden, draag ik u, zuivere Maagd en verheerlijkte Moeder Gods, Maria! dezegeestelijke kroon van gebeden en groetenissen op; ge .vaardig ze met al de lofzangen, die op de aarde en in den Hemel gezongen worden, aan te nemen, en vraag voor mij en allen, voor welke ik verpligt ben te bidden, van uwen beminden Zoon de genade om wel te leven en de eeuwige zaligheid te verwerven. Amen.

Een Ome Vader, tot dankbaarheid, dat God ons de genade verleend heeft van den H. liozekrans te bidden. Onze Vader, enz.

Een Wees gegroet, opdat Maria ons verstand opdrage aan den hemelschen Vader en wij in eeu-

502

-ocr page 511-

H. ROZEKBANS.

wigheid zijne barmhartigheid mogen gedenken. Wees gegroet, enz.

Een Wees gegroet, opdat Maria ons geheugen op-offere aan haren Zoon, en wij gedurig zijn leven en bitter lijden indachtig mogen wezen. Wees gegroet,enz.

Een Wees gegroet, opdat Maria onzen wil moge toeëigenen aan den H. Geest en deze gedurig in ons van liefde moge branden. Wees gegroet, enz.

Het Geloof zullen wij bidden, opdat ons gebed aan God moge aangenaam zijn, dat het moge strekken tot zijne meerdere eer en glorie, tot welzijn der H. Kerk, tot bekeering der zondaren en afgevallen Christenen, en tot welzijn der gemeenten. Ik Geloof in God den Vader, enz.

De almogendheid des Vaders beware ons.

De wijsheid des Zoons onderwijze ons.

De liefde des H. Geestes ontsteke ons.

In den naam des Vaders, enz.

503

-ocr page 512-

misiDM mm m aaiBisasr*

Oebeden om van God een heilig gebruik van de ziekte te bekomen.

Goedertieren God, die alles wat gij aan uwe uitverkorenen overzendt, tot hunne zaligheid doet strekken, geef mij, dat ik dit geluk der uitverkorenen geniete in deze mijne ziekte, die uwe eeuwige voorzienigheid mij nu heeft laten overkomen. Gedoog niet, dat ik de ziektemishraike door mijne onverduldigheid, gelijk ik de gezondheid door mijne begeerlijkheid heb misbruikt. Geloofd moet gij zijn, dat gij, mij de gezondheid benemende, mij ook de magc benomen hebt, van u nog door ongeoorloofde wellusten te vergrammen. De kwalen van mijn ligchaam zijn de afbeeldsels van de ellenden, die in mijne ziel verborgen zijn; geef mij door uwe barmhartigheid, dat zij er ook het geneesmiddel van mogen wezen.

Gij hebt het lijden bemind, o lieve Zaligmaker! en zoo bemind, dat gij om te kunnen lijden, zijt mensch geworden, aannemende een ligchaam, hetwelk meer zoude lijden dan ooit eenig ligchaam ter wereld geleden heeft. Maak dan, dat ik met u uitwendig en inwendig gaarne lijde. Maar geef mij de genade, dat ik, met u lijdende, den hemelschen troost van uwe genade voele, die gij mij door c w lijden gewaar-digd hebt te verdienen. Niet te lijden, is de zaligheid der Engelen. Zonder troost te lijden,

IS

-ocr page 513-

GEBEDEN VOOR DE ZIEKEN. 505

is de verdoemenis der duivelen. Het eerste is voor mij niet, want ik lieb door mijne zonden verdiend te lijden, en de tijd van loon is voor mij nog niet verschenen. Maar ik schrik voor het tweede. Ik bid u dan, o Jesus! laat mij lijden; maar als uw kind, en als een Christen, die, als hij lijdt, ook door uwe genade vertroosting gevoelt. Neem de droefheid af, die de kwade begeerlijkheid in mij veroorzaakt, opdat zij niet meer, gelijk zij plagt, de schepselen kunne grieven; en geef mij integendeel, dat ik met blijdschap lijde. Geef mij in mijn lijden den vrede des gemoeds, die mij even gaarne doet aannemen al hetgeen mij uwe goddelijke hand zal believen over te zenden.

Korte schietgebeden tol troost der zieken.

De Heer slaat en hij geneest; de Heer brengt ons tot aan den dood, en weder tot het leven.

Wat zal ik zeggen? Het is de Heer, die het gedaan heeft, i I ij doet wat hem behagelijk is.

Die zijn kruis niet opneemt en mij niet volgt, is mijner niet waardig.

Ik groet u, ik omhels u met geheel mijn hart, o dierbaar kruis.

Er is niets geschied, dan hetgeen de Heer gewild heeft, geloofd zij zijn H. Naam.

Ik zal den Heer loven en danken ten allen tijde. Vooral nu, terwijl hij mij uit liefde en tot welvaart van mijne ziel bezoekt

Heer, gij wilt, dat ik mijne ziekte heiliglijk zal gebruiken; geef, o Heer! hetgeen gij gebiedt, en gebied mij al hetgeen u belieft.

21 22

-ocr page 514-

GEBEDEN

Ik kus met liefde de hand van de goddelijke regtvaardigheid, die mij kastijdt.

Hoe hard zij mij slaat, zij slaat mij barm-hariiglijk, want hare slagen zijn minder dan mijne zonden.

Gij hebt gezegd tot uwe Leerlingen, o Heer! dat quot;hun de verduldigheid noodig was, ik zie dit nu allerbest; geef mij de noodige deugd, opdat ik in mijne lijdzaamheid mijne ziel bezitte.

Gelijk de pijnen, die ik met Christus lijd, overvloedig zijn, laat ook zoo, o God! de vertroosting door Christus in mij overvloedig wezen.

Heer, verhoor mij spoedig: want ik wordt gepijnigd.

Waarom zijt gij bedroefd, mijne ziel, waarom ontroert gij mij ? Vertrouw op God: want ik zal hem nog loven. Hij is mijne vreugd en mijne zaligheid, hij is mijn God.

Ik aanbid, o Jesus, de pijnen, die gij geleden hebt. Ik draag u mijne smarten op, vereenigd met de uwe.

Dat uwe smarten, o mijn Zaligmaker! de mijne heiligen en verdienstelijk maken.

Als de zieke iets goeds hoort lezen.

Ik hoor wat de Heer in mij spreekt. Hij zal mij troosten en helpen.

GEBED

Dat mep. voor den zieke zal bidden.

O God, die de bijzondere hulp en bijstand zijt der menschelijke krankheid, toon uwe krachtige

506

-ocr page 515-

VOOR STERVENDEN.

genade over dezen uwen dienaar (uwe dienares), opdat hij (zij) door uwen genadigen bijstand geholpen zijnde, wederom gezond aan uwe H, Kerk vertoond moge worden.

Verklaring van den //. Cdrolus Borronieüs op zijn sterfbed.

De zieke kan dit verscheidene reizen in zijne ziekte doen.

In den naam van de allerheiligste Drievuldigheid.

Ik, arme zondaar, verklaar in uwe tegenwoordigheid , o H. Engelen Gods, dat ik onder uwe bescherming uit deze wereld wensch te scheiden met oen volkomen vertrouwen op uwe hulp. Ik wil sterven met het kruis gedrukt op mijn hart, opdat ik al mijne hoop stel op de verdiensten van hem, die het kruis met zijn dierbaar bloed besproeid heeft. Ik ben bereid alles te lijden wat de goddelijke regtvaardigheid mij zal gelieven op te leggen tot voldoening van mijne zonden. Ik ben bereid alles te verlaten, ook mijne beste vrienden. Ik lever mijn ligchaam over aan de aarde tot spijs der wormen, om eens deelachtig te worden aan de heerlijke verrijzenis mijns Zaligmakers. Ik verklaar eindelijk, o lieve Engelen! dat ik u de volle magt geef over den uitersten wil van mijne ziel. Zeg op dien tijd aan Jesus in mijnen naam, al hetgeen ik mogelijk niet zal kunnen zeggen. Zeg dat ik geloof al hetgeen de H. Kerk gelooft; dat ik

507

-ocr page 516-

508 GEDEDEN

mijne zonden verzaak, omdat zg aan hem mishagen; dat ik die wensch te verdrinken in de zee van zijn dierbaar bloed, dat ik vertrouw op zijne oneindige barmhartigheid, dat ik hem meer bemin dan alle schepselen, en dat ik hem in eeuwigheid beminnen wil, dat ik gaarne sterf, omdat het hem belieft; en dat ik mijne arme ziel beveel in zijne handen, als zijnde mijn Schepper en genadige Verlosser.

GEBED

Wanneer de zieke het Ligchaam des Heer en ontvangt.

Gelijk gij, o Jesus eertijds rondwandeldet om de zieken te genezen, de dwalenden op den regten weg te brengen , de zondaren te bezoeken en zalig te maken, om wel te doen en overal uwen zegen te verspreiden, zoo bezoekt gij ons nu nog met eene barmhartige liefde in onze woningen op ons ziekbed, en verblijdt ons met uwe wezenlijke tegenwoordigheid. Laat alzoo onzen zieken medechristen uwe genade ondervinden. Uw heilig Ligchaam en Bloed strekke hem tot krachtige versterking, tot een onderpand zijns eeuwigen levens. Verkwik hem met uwen almogenden troost, versterk hem in verduldigheid en in eene geruste onderwerping aan a. Bevestig hem in geloof en in vertrouwen. Verzacht zijne smarten, geef rust aan zijn gemoed! Dat de ziekte zijns ligchaams tot genezing zijner ziel, en hem alzoo tot zaligheid strekke.

-ocr page 517-

VOOR STERVENDEN.

GEBED

Wanneer de zieke het II. Sacrament des Oliesels ontvangt.

Almagtige en eeuwige God! die door uwen Apostel Jacobus tot ons gezegd hebt; Is er iemand onder u lieden ziek, dat hij den Priester der Kerk bij zich roepe, en dat deze over /iem bidde, hem zalvende met olie, in den naam des Heeren, en het gebed des geloofs zal den zieke behouden, de lieer zal hem verkwikken, en indien hij in zonden is, zij zullen vergeven worden. {Jac. 5. v. 14, 15.)

Wij bidden u, doe dezen zioke, door de heilige zalving naar het ligchaam en naar den geest uwe hulp ondervinden; versterk door de genade van den H. Geest zijne zwakheid. Verligt zijn lijden, vergeef hem zijne zonden. Weer van hem alle ziels- en ligchaamssmarten, en geef hem, indien zulks met zijne eeuwige zaligheid overeenkomt, om uwe oneindige barmhartigheid de volkomene gezondheid weder ; opdat hij, door uwe genade hersteld, met nieuwen ijver ter uwer eer, zijne vorige pligten weder op zich neme en die getrouw volbrenge. Door Jesus Christus uwen Zoon, onzen Heer. Amen.

509

-ocr page 518-

GEBEDEN DER H. KERK VOOR DE STERVENDEN.

LITANIE

Heer ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer ontferm u onzer.

H. Maria, bid voor liem (haar).

Alle H. Engelen en Aartsengelen,

H. Abel,

Alle Kooren der regtvaardigen ,

H. Abraham, amp;

H. Joannes de Dooper,

H. Josef,

Alle H. Patriarchen en Profeten,

H. Petrus,

H. Paulus, 3

H. Andreas,

H. Joannes, g

Alle H. Apostelen en Evangelisten, SL

Alle H. Discipelen des Heeren,

Alle H. Onnoozele Kinderen,

H. Stefanus,

H. Laurentius ,

H. Bonifaciusi

Alle H. Martelaren,

H. Silvester,

H. Gregorius,

H. Augustinus,

CJ-

-ocr page 519-

VOOR STERVENDEN.

Alle H. Bisschoppen en Belijders, bidt voor hem (haar).

H. Benedictus, bid voor hem (haar.) H. Franciscus, bid voor hem (haar.)

Alle H. Monniken en Kluizenaars, bidt voor hem (haar).

H. Lucia, bid voor hem (haar.)

H. Maria Magdalena, bid voor hem (haar ) ; Alle H. Maagden en Wedu wen, bidt voor hem (haar.) [ Wees genadig, spaar hem (haar,) Heer.

Wees genadig, verhoor hem (haar,) Heer.

Wees genadig, verlos hem (haar,) Heer. Van uwe gramschap.

Van het gevaar des doods, g

Van eenen kwaden dood, g-

Van de pijnen dor hel, 01

Van alle kwaad, gf

Van het geweld des duivels, 5

Door uwe geboorte, ^

Door uw kruis en lijden, g

Door uwen dood en begrafenis, -T,

Door uwe heerlijke verrijzenis,

Door uwe wonderlijke hemelvaart, W

Door de genade van den 11. Geest den Ver-

trooster,

In den dag des oordeels,

Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons. Dat gij hem (haar) wilt sparen, wij biddenu,

verhoor ons.

Christus hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

511

-ocr page 520-

gebeden

bij het sterven der klanken.

Vertrek, o Christene ziel, uit deze wereld in den naam van God den Vader airaagtig, die u geschapen heeft; in den naam van Jesus Christus den Zoon van den levenden God, die voor u geleden heeft; in den naam van den H. Guest, die in u gestort is; in den naam der Aartsengelen; in den naam der Troonen en Heerschappijen, in den naam der Cherubijnen en Serafijnen; in den naam der Patriarchen en Profeten; in den naam der Apostelen; in den naam der H. Martelaren en Belijders; in den naam der Monniken en Kluizenaars; in den naam der H Maagden en van alle Gods lieve Heiligen; heden zij uwe plaats in vrede en uwe woning in het H. Sion, door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. r. Amen.

GEBED.

Barmhartige God, genadige God! die door de menigvuldigheid uwer barmhartigheid de zonden der boetvaardigen uitwischt, en door kwijtschelding al de schulden der vorige misdaden vergeet, aanzie genadig dezen uwen dienaar N. (uwe dienares N) en verhoor hem (haar,) die uit ganscher hart om vergiffenis van alle zonden bidt. Vernieuw, o allergoedertierenste Vader! in hem (haar) al hetgeen door aardsche boosheid bedorven of door bedrog des duivels geschonden is; vasthechtende dit lidmaat der verlossing aan het ligchaam der H. Kerk. Heer, ontferm u over zijne (hare) tranen, en neem hem (haar)

512

-ocr page 521-

voor stervenden. 513

aan tot verzoening\', die op niets dan op uwe barmhartigheid vertrouwt, door Christus onzen Heer. r. Amen.

Allerliefste broeder (zuster,) ik beveel u aan den almogenden God, en geef u aan hem, wiens schepsel gij zijt; opdat gij, na de algemeene tchuld der menschen door den dood betaald te hebben, moget wederkeeren tot uwen Schepper die u uit het slijk der aarde gevormd heeft. Wanneer dan uwe ziel uit het ligchaam zal gescheiden zijn, de klaar blinken de schaar der Engelen ontmoete u; De hooge raad der Apostelen kome u te gemoet; Het zegepralend heir der witgekleede martelaren kome u tegen: De schaar der Belijders omringe u als blinkende leliën. Het koor der blijzingende Maagden ontvange u, en de zalige rust omhelze u in den schoot der Patriarchen. Het zoete en blijde aangezigt van Jesus Christus verschijne u, en deze stelle u onder degenen, die bij hem onophoudelijk tegenwoordig zijn. Wees bevrijd van den schrik der duisternissen; van het geknetter der vlammen en van de smart der pijnen. De gevaarlijke duivel met zijn gezelschap wijke van u; dat hij voor u beve en in de ijsselijke verwarring van den eeuwigen nacht henen vliede, wanneer gij vergezeld van de Eng3len, zult aankomen. Dat God zich oprigte, en zijne vijanden verstrooid worden. Dat allen, die hem haten, voor zijn aanschijn wijken; dat zij verdwijnen als rook. Gelijk het was smelt voor het vuur, dat zoo de zondaren vergaan voor Gods aanschijn; maar dat de regtvaardigen blijden maaltijd houden, en in Gods tegenwoordigheid van vreugd opspringen.

21 22.

-ocr page 522-

gebeden

Dat dan geheel het helsche heir beschaamd worde, eu dat de dienaren der duivelen zich niet verstouten uwen weg te verhinderen; Christus, die zich gewaardigd heeft voor u te sterven, ver-losse u van den eeuwigen dood: Christus, de Zoon van den levenden God, stelle u in de al-tgd groene plaats van het Paradijs. Die waarachtige Herder rekene u onder zijne schapen; ontsla u van al uwe zonden, en stelle u aan zijne regterhand in het erfdeel der uitverkorenen, waar gij uwen Verlosser van aanschijn tot aanschijn zult aanschouwen , en met zalige oogen altijd tegenwoordig zult zien de geopenbaarde waarheid, en aldus gesteld onder de schaar der zaligen, de zoetheid der Goddelijke aanschouwing zult genieten in allo eeuwigheid, r. Amen.

GEBED.

Heer, ontvang uwen dienaar (uwe dienares) in do plaats der behoudenis, dat hij (zij) verhoopt van uwe barmhartigheid, r. Amen.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) van alle gevaren der hel, van de strikken der pijnen en van alle kwellingen r, Amen.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij Enoch en Elias van den algemeenen dood der wereld verlost hebt. R. Amen.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij Noë van den watervloed verlost hebt. r. Amen.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij Abraham uit de Chaldeeuw-sche stad Ur verlost hebt. R. Amen.

514

-ocr page 523-

voor stervenden.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij Job uit zijn lijden verlost hebt. r. Amen.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij Izaak van geslagt te worden , uit de hand van zijnen vader Abraham verlost hebt. r. Amen.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij Loth uit Sodoma en uit de vlammen des vnurs verlost hebt. r. Amen.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij Mozes uit de handen van Pharao, koning van Egypte, verlost hebt. r. Amen.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij Daniël uit den kuil der leeuwen verlost hebt. r. Amen

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij de drie kinderen uit den brandenden oven en uit de handen van den onregtvaardigea koning verlost hebt. r. Amen.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij Suzanna van de valsche be-schuldigiiig verlost hebt. r. Amen.

Heer, verlos de ziel van uwen dienaar (uwe dienares) gelijk gij David uit de handen van den koning Saül en van Goliath verlost hebt. r. Amen.

Heer, verlos de ziel van u wen dienaar (uwe dienares) gelijk gij Petrus en Fauius uit de gevangenis verlost hebt. r. Amen.

En gelijk gij de gelukzalige Maagd en Martelares Thecla van drie zware tormenten verlost hebt, gewaardig ook alzoo de ziel van uwen

515

-ocr page 524-

gebeden

dienaar In, (uwe dienares) te verlossen, en te verleenen, dat hij (zij) met u de hemelsche vreugd geniete, r. Amen.

GEBED.

Heer, wij bevelen u de ziel van uwen dienaar N. (uwe dienares N.) en wij bidden u, o Heer Jesus Christus! Verlosser der wereld, dat gij haar, om welke gij genadiglijk op de wereld nedergedaald zijt, niet weigert in den schoot der Patriarchen te brengen. Erken, o Heer, uw schepsel, hetwelk van geene vreemde goden geschapen is, maar van u alleen, den waren en den levenden God; want er is geen andere God en niemand kan uwe werken nadoen. Heer verblijd -zijne (hare) ziel door uw aanschijn. Wil toch zijne (hare) oude ongoregtigheden en dwaasheden niet gedenken, die de hartstocht of de drift der kwade begeerlijkheid verwekt heeft, want al heeft hij (zij) gezondigd, hij (zij) heeft nogthans den Vader, den Zoon en den H Geest niet geloochend, maar geloofd; en hij (zij) heeft den ijver Gods gehad, en den Heer, die alles geschapen heeft, getrouwelijk aangebeden.

GEBED.

Wij bidden U, o Heer! gedenk toch niet de misslagen en onwetendheden zijner (harer) jeugd, maar wees hem (haar) gedachtig naar uwe groote barmhartigheid in de glorie uwer klaarheid. Laat de hemelen voor hem (voor haar) geopend worden. en dat de heilige Engelen zich met hem

516

-ocr page 525-

voor stervenden.

(met haar) verblijden. Ontvang, o Heer! uwen dienaar (uwe dienares) in uw rijk: de Aartsengel Michaël, die het prinsdom over de hemelsche krachten verdiend heeft, onthale hem (haar.) Dat Gods heilige Engelen hem (haar) te gemoet komen, en tot het hemelsche Jeruzalem geleiden. De heilige Apostel Petrus, aan wien door God de sleutels van het Rijk der Hemelen gegeven zijn, ontvange hem (haar.) De H. Apostel Paulus die waardig is geweest een uitverkoren Vat te worden, kome hem (haar) te hulp. De H. Joannes, die uitverkoren Apostel, aan wien de verborgenheden des Hemels veropenbaard zijn, bidde voor hem (haar.) Dat al de H. Apostelen, aan wie de Heer de macht heeft gegeven van te binden en te ontbinden, voor hem (haar) bidden. Dat alle Gods lieve en uitverkorene Heiligen, die om den naam van Christus in dit leven groote pijnen geleden hebben, voor hem (haar) bidden: opdat hij (zij), wanneer hij (zij) van de bandon des ligchaams ontbonden zal wezen, tot de glorie van het hemelsch rijk moge geraken, door onzen Heer Jesus Christus, die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht in alle eeuwigheid, r. Amen.

Indien de doodstrijd langer duurt, kunnen zij, die de stervenden bijstaan, op verscheidene tijden bidden de VII Boetpsalmen hier voren, bladz. 391 of de Litanie van alle Heiligen, bladz. 526, of die van het lijden onzes Heeren, bladz. 466, of die van de Allerheiligste Maagd, bladz. 485.

In het scheiden van de ziel uit het ligchaam kan men zeggen en herhalen de volgende:

517

-ocr page 526-

gebeden

drie schietgebeden.

Jesus! Maria! Jozef!

Ik geef u mijn hart, mijnen geest, mijn leven.

Jezus! Maria! Josef!

Staat mij bij in den doodstrijd.

Jesus! Maria! Jozef!

Laat mijne ziel bij u in vrede rusten.

GEBED

zoodra de ziel uit het ligchaam gescheiden is.

Komt, o Gocis lieve Heiligen! deze ziel te hulp. Engelen des Heeren, komt haar te gemoet. Ontvangt haar en stelt haar in de tegenwoordigheid des Allerhoogsten.

Christus, die u geroepen heeft,, ontvange u, dat de Engelen u brengen tot in den schoot van Abraham.

En dat de Engelen haar stellen in de tegenwoordigheid des Allerhoogsten.

v. Heer, geef hem (haar) de eeuwige rust. r. En het eeuwige licht verschijne hem (haar), en dat de Engelen haar stellen in de tegenwoordigheid des Allerhoogsten.

Heer, ontferm u onzer; Christus, ontferm u onzer; Heer, ontferm n onzer.

Onze Vader\', enz.

v. En leid ons niet in bekoring.

r. Maar verlos ons van den kwade. Amen. v. Heer, geef hem (haar) de eeuwige rust. r. En het eeuwige licht verschijne hem (haar.)

518

-ocr page 527-

voor stervenden.

v. Van de poorten der hel.

r. O Heer! verlos zijne (hare) ziel.

v. Dat hg (zij) in vrede ruste.

r. Amen.

v. Heer verhoor mijn gebed,

r. En mijn geroep kome tot u.

Laat ons bidden.

Heer, wij bevelen u de ziel van uwen dienaar N. (uwe dienares N.) opdat hij (zij) aan de wereld gestorven, bij u leve. Wil toch hetgeen hij (zij) door de krankheid in den menscholijken wandel misdreven heeft, door uwe barmhartige genade afwisschen, door Christus onzen Heer. Amen.

519

-ocr page 528-

LITANIE

VAN DE

OUBEYLEKTE ONTVANGENIS

EER ALLERHEILIGSTE

MAA60 MARtA.

(Deze lUanie is getrokken uit de Bulle der dogmaverklaring van de Onbevlekte Ontvangenis der H. Maagd Maria, gegeven door Z. H. Pius IX.)

Heer, ontferm u onzer.

Jesus Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Jesus Christus, hoor ons.

Jesus Christus, verhoor ons.

Eeuwige Vader, die in de hemelen zijt, ontferm u onzer.

God Zoon Verlosser der wereld, ontferm u onzer. H. Geest, waarachtig God, ontferm u onzer. H. Maria, bid voor ons.

Maria, van het begin en van alle eeuwen uitverkoren en toebereid om de Moeder van Gods eenigen Zoon te worden, bid. voor ons.

Maria, meer dan alle schepselen door God ^ bemind, 5:

Maria, in wie God door eene geheel buiten- lt;1 gewone voorliefde zijn grootste welbehagen § vond, o

Maria, onvergelijkelijk boven alle engelen en S heiligen verheven.

-ocr page 529-

LITANIE VAN DE ENZ.

Maria, zoo wondervol begiftigd met den overvloed der hemelsche gunsten, dat gij altijd vrij bleeft van elke zondenvlek, bid voor ons. Maria gansch schoon en volmaakt, verrijkt met de volheid van onschuld en heiligheid,

Maria, wier heiligheid de grootste is, die men zich beneden God kan voorstellen en welke niemand, behalve God, kan begrijpen,

Maria, zonder erfsmet ontvangen,

Maria, die eene volmaakte overwinning op

het oude serpent hpbt behaald,

Maria, aan wie God de Vader zijnen eenigen Zoon, aan hem gelijk en uit hem zeiven o-voortgekomen, geschonken heeft,

Maria, door God zeiven uitgelezen om we- g zenlijk zijne Moeder te zijn, ®

Maria, van wie de H. Geest gewild heeft, § dat door zijne medewerking ontvangen en quot; geboren werd diegene, van wien hij zelf voortkomt,

Maria, van den eersten stond uwer ontvangenis onbevlekt,

Maria, door genade en een bijzonder voor-regt, ter wille van de verdiensten van Jesus Christus, vrij bewaard van de smet der erftonde,

Maria van het eerste oogenblik uwer schepping af met de genade van den H. Geest toegerust,

Maria, op eene meer wonderbare wijze vrijgekocht dan alle andere menschen,

Maria, die met uwen goddelijken Zoon in

521

-ocr page 530-

LITANIE VAN DÊ

die onverzoenbare vijandschap tegen ( duivel hebt gedeeld, bid voor ons.

Maria, die met uwen onbesmeurden voet den

kop der helleslang hebt verplet,

Gij, de arke van Noë, die zonder letsel aan het algemeen bederf der wereld ontkomen zijt,

Gij, het braambosch, dat Mozes geheel vlammend zag, en te gelijk met groen en bloesem bedekt.

Gij, die gesloten tuin, waarin geen bederf

kan binnensluipen,

Gij, het huis, wat zich de eeuwige wijsheid bouwde, versierd met zeven pilaren, het zinnebeeld der zeve gaven van den H. Geest,

Gij, dat onbederfelijk hout, waaraan de worm

der zonde nooit knaagde.

Gij, die altijd heldere bron, door de kracht

van den H. Geest vergezeld.

Gij, die volmaakter dan Judith of Esther, uw geslacht hersteld hebt, en een levensbron van geheel het menschdom zijt, Gij die nooit de duisternis gekend hebt, Gij, het eigen kunstgewrocht der H. Drievuldigheid ,

Gij, de onbevlekte onder alle opzigten, de onschuld zelve, de volkomene gaalheid, het beeld zei re van oorspronkelijke zuiverheid , en eenig heilige woonstede van alle genaden des H. Geestes,

Gij, dio God alleen boven u, en alle schepselen beneden u hebt.

Gij, wier lof door geene tong op aarde,

522

-ocr page 531-

ONBEVLEKTE ONTVANGENIS.

noch in den hemel naar waarde kan verkondigd worden , bid voor ons.

Gij, de lofspraak der profeten en apostelen, Gij, de eer der martelaren, de vreugde en

kroon van alle heiligen, Squot;.

Gij, de zekere schuilplaats, de onverwonnen lt; hulp van allen, die in nood zijn, g

O alvermogende middelares, die de aarde ^ met uwen Zoon verzoent, §

O roem, luister, bolwerk der H. Kerk, O uitdelgster van allo ketterijen.

Gij, die het geloovig volk, die alle natiën aan de grootste ellenden, aan rampen van allen aard hebt onttrokken,

O Maria, ruim door uwe magtige bescherming alle hinderpalen uit den weg, zegevier over alle dwalingen; maak dat onze Moeder de H. Kerk onder alle volkeren en op alle plaatsen dagelijks in kracht en bloei toeneme.

Door uwo onbevlekte ontvangenis, verkrijg voor

ons een groot berouw over onze zonden.

Door uwe onbevlekte ontvangenis, verkrijg voor ons de uitstekende gunst van onze ziel zuiver . en zonder smet te wasschen in het bloed van uwen Zoon Jesus Christus en in de werken eener heilige boetpleging.

Door uwe onbevlekte ontvangenis, verkrijg voor ons eene heldhaftige liefde voor de zuiverheid, en eenen grooten afschrik voor de tegenovergestelde ondeugd.

Door uwe onbevlekte ontvangenis, verkrijg voor ons eene steeds toenemende liefde tot God en eenen onverzoenbaren haat tegen de zonde.

523

-ocr page 532-

litanie van de

Door uwe onbevlekte ontvangenis, verkrijg ons

de genade in Gods liefde te sterven. Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

vr. Het is (heden) de onbevlekte ontvangenis der allerheiligste Maagd Maria.

ant. Van haar, wier glorievol leven alle kerken opluistert.

laat ons bidden.

O God, die door de onbevlekte ontvangenis der allerheiligste Maagd Maria, voor uwen Zoon eene hem waardige woonplaats hebt bereid, geef ons door hare voorspraak, dat wij met zorg ons hart en ons ligchaam vlekkeloos in uwe oogen bewaren, die haar van alle smart gevrijwaard hebt. Door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer. Amen.

schietgebeden.

«Gezegend zij de heilige en onbevlekte ontvangenis der H. Maagd Maria.»

524

-ocr page 533-

ONBEVLEKTE ONTVANGENIS.

O Maria, zonder vlek ontvangen, bid voor ons, die onze toevlugt tot u nemen.

100 DAGEN AFLAAT.

Vidimus et approbavimus bas litanias, easque recitanti-bus concedimus quadraginta dies indulgentiarum in forma ecclesiae consueta.

Datum Harlémi die 8 Juni 1855.

f Fp.anciscus J. Episc. Harlemens.

525

-ocr page 534-

LITANIE

VAN DK

H. BARBARA.

Maagd en Martelares, Patrones van een goeden dood.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. God H. Geest, ontferm u onzer, H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer. H. Maria, bid voor ons.

H. Maagd der Maagden,

Koningin der Martelaren,

H. Barbara,

Getrouwe dienares des Heeren, gt

Zuivere Bruid van Jesus Christus,

Wijze en voorzigtige Maagd, g

Kloekmoedige Martelares, ^

Toevlugt dergenen die zich in stervensgevaar §

bevinden,

Troost der zieken,

Magtige beschermster in het uur des doods, H. Barbara, kom ons to hulp.

H. Barbara, bid voor ons den Heer.

Opdat wij hem met een zuiver ligchaam dienen , en door een rein hart behagen, H. Barbara, bid den Heer.

Opdat geen lijden, geene smart, geen dood,

-ocr page 535-

litanie van le h. barbara 527

in staat zij ons van zijne liefde te scheiden, „ Opdat wij door waken en bidden, ons op zijne •

komst mogen bereid houden,

Opdat wij iederen dag zoo beleven als of het 3-

de laatste van ons leven ware,

Opdat wij van een haastigen en onverwachten 5;

dood bewaard worden , amp;

Opdat wij, met het volkomen bezit van ons » verstand, de heilige Sacramenten vóór ons W sterven waardiglijk mogen ontvangen, ® Opdat wij den dood der regtvaardigen sterven, In alle gevaren, bescherm ons, H. Barbara, In het uur des doods, sta ons bij, H. Barbara. Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons, Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

verhoor ons. Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u onzer. Heer!

Jesus, sterkte der Martelaren, hoor ons.

Jesus, zuiverheid der maagden, verhoor ons. v. Bid voor ons. H. Maagden Martelares Barbara. r. Opdat het aur des doods ons zalig zij.

laat ons bidden.

Wij bidden u. Keer, dat wij door de voorspraak van uwe heilige Maagd en Martelares Barbara mogen geholpen worden, opdat wij, die hare bescherming in onze angsten en noodwendigheden afsmeken, ook haren bijstand, bijzonderlijk in het uur onzes doods mogen ondervinden. Door onzen Heer Jesus Christus, die met u leeft en heerscht in de eenheid van den H. Geest, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

-ocr page 536-

LITANIE

VAN

AiLü ummEu,

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm uonzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Cod, hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm uonzer. God H. Geest, ontferm u onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer. H. Maria, bid voor ons.

H. Moeder Gods,

H. Maagd der Maagden,

H. Michaël,

H. Gabriel,

H. Eaphaël, g-

Alle H. Engelen en Aartsengelen, ^

Alle Kooren der zalige Geesten, §

H. Joannes de Dooper, o

H. Josef, S

Alle H. Patriarchen en Profexen,

H. Petrus,

H. Paulus,

H. Andreas,

H. Jacobus,

H. Joannes,

H. Thomas,

-ocr page 537-

LITANIE VAN ALLE HEILIGEN. 529

H. Philippus,

H. Bai\'tholomeus,

H. Matheus,

H. Siaion,

H. Thadeus,

H. Matthias,

H. Barnabas,

H. Lucas,

H. Marcus,

Alle HE. Apostelen en Evangelisten,

Alle H- Leerlingen des Heeren,

Alle Ö- Onnoozele kinderen,

H. Stefanus,

H. Latirentius, ^

H. Viucentius, gj

H. Fabianus en Sebastianus,

H. Joannes en Paulus, S

H. CosPias en Daraianus, o

H. Gervasius en Protatius, S

AHe H. Martelaars ,

H. Silvester,

H. Gregorius,

H. Amhrosius,

H. Augustinus,

H. Hieronimus,

H. Martinns,

H. Nicolaus,

Alle H, Bisschoppen en Belijders Alle H. Leeraars,

H. Antonius,

H. Benödictus,

H. Beruardus,

H. Dominicus,

H. Fraociscus,

21 23

-ocr page 538-

— ■ - I

530 LITANIE

Alle H. Priesters en Levieten Alle H. Monniken en Kluizenaars,

H. Maria Magdalena, g

H. Agatlia, ~

H. Lucia,

[J CD

H. Agnes, o

H. Cecilia, g

H. Catharina,

H. Anastasia,

Alle H. Maagden en V. eduwen,

Alle Gods lieve Heiligen,

Wees genadig, spaar oris\'

Wees genadig, verhoor ons , Heer,

Van alle kwaad, verlos ons, Heer,

Van alle zonden.

Van de listen en lagen des duivels. Van gramschap, haat en allen kwaden wil Van den geest der onkuischheid,

Van bliksem en onweder.

Van den eeuwigen dood, _ __

Door het geheim uwer menscnwoidmg.

Door uwe komst,

Door uwe geboorte,

Door uw doopsel en H. vas.en,

Door uw kruis en lijden.

Door uwen dood en uwe begrafenis,

Door uwe H. Verrijzenis,

Door uwe wonderbare hemelvaart

Door de komst van den H. Geest, den

trooster,

Tn den dag des oordeels.

Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.

mk_quot;_

-ocr page 539-

VAN ALLE HEILIGEN.

Dat gij ons wilt sparen, wij bidden u, verh. ons. Dat gij onze zonden kwijtscheldt,

Dat gij u gewaardigt ons tot eene ware boetvaardigheid te geleiden,

Dat gij u gewaardigt uwe H. Kerk te bestieren en te beschermen.

Dat gij u gewaardigt den iioomsclien Pans en al de geestelijkheid in de heilige Gfods-dienst te bewaren,

Dat gij u gewaardigt de vijanden der H. Kerk

te vernederen,

Dat gij u gewaardigt den christen Koningen S en Vorsten vrede en ware eendragt te geven, gquot; Dat gij u gewaardigt allen Christen volkeren 0

vrede en eendragt te verleenen,

Dat gij u gewaardigt ons in uwe H. dienst g te versterken en te bewaren, 3*

Dat gij onze gemoederen tot bemelsche be- § geerten wilt opheffen, o

Dat gij u gewaardigt al onze weldoeners met ™

de eeuwige goederen te vergelden,

Dat gij u gewaardigt onze zielen en de zielen van onze broeders, vrienden en weldoeners voor de eeuwige verdoemenis te behoeden. Dat gij u gewaardigt de vruchten der aarde

te geven en te bewaren.

Dat gij u gewaardigt allen geloovigen overledenen de eeuwige rust te geven,

Dat gij u gewaardigt ons gebed te verhooren, Zoon Gods,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,

spaar ons. Heer!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons. Heer!

531

-ocr page 540-

litanie

Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt,

ontferm u onzer, Heer!

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm u onzer.

Onze Vader, enz.

Psalm. 69. Deus in adjutorium.

O God, kom mij te hulp, haast u Heer, om mij te helpen.

Dat zij beschaamd en bevreesd worden, die mijne ziel zoeken.

Dat zij terugwijken en zich schamen, die mij kwaad willen.

Dat zij terstond met schaamte afgekeerd worden , die zeggen: dat gaat wel, dat gaat wel.

Dat zij zich allen in u verheugen en verblijden , die u zoeken; en dat zij, die uwe zaligheid beminnen, altijd zeggen, groot geacht zij de Heer.

Doch ik ben behoeftig en arm, help mij, oGod! Gij zijt mijn helper en verlosser . Heer vertoef niet.

Glorie zij den Vader, enz.

v. Maak uwe dienaren zalig,

n. Mijn God! die in u hopen v. Heer, wees ons een sterke toren, r. Tegen onzen vijand.

v. Laat de vijand niets tegen ons vermogen. r. En laat de zoon der boosheid zich niet verstouten ons te beschadigen.

532

-ocr page 541-

VAN ALLE HEILIGEN.

v. Heer! handel niet met ons naar onze zonden. r. Én vergeld ons niet naar onze boosheden, v. Laat ons bidden ^ rnzen Paus N. r. De Heer behoec1 spare hem in het

leven, geve hem VO\' ^ op de aarde, en levere hem niet over in den wil zijner vijanden, v. Laat ons bidden voor onze weldoeners. r. Heer, gewaardig u allen, die ons goed doen om uwen naam met het eeuwige leven te vergelden. Amen.

v. Laat ons bidden voor de geloovigen, die overleden zijn.

r. Heer, geef hun de eeuwige rust en het eeuwige licht verschijne hun.

Dat zij rusten in vrede. r. Amen.

v. Voor onze broeders die afwezig zijn. R. Mijn God, maak uwe dienaars zalig, die in u hopen.

v. Zend hulp uit de heilige plaats, r. En bescherm hen uit Sion.

v. Heer, verhoor mijn gebed,

R. En mijn geroep kome tot u. R. Amen.

laat ons bidden.

O God, aan wien het eigen is altijd genadig te zrjn en te sparen, ontvang ons gebed: opdat uwe goedertierene barmhartigheid ons, en alle uwe dienaars, die door de ketenen der zonde gebonden zijn, genadiglijic ontbinde.

Wij bidden u. Heer, verhoor de gebeden der ootmoedigen, spaar degenen, die hunne zonden belijden, opdat wij te zamen vergiffenis ert-vrede van u verwerven.

533

-ocr page 542-

LITANIE

Toon ons genadiglijk, o Heer! uwe onuitsprekelijke barmhartigheid, en verlos ons te zamen van alle zonden, en van de straffen, die wij door dezelve verdiend hebben.

O God, die door de zonden vergramd, en door de boetvaardigheid verzoend wordt, zie genadig neder op de gebeden uws volks, hetwelk zich nederwerpt voor uwe grootheid; en wend de geesels uwer gramschap van ons af die wij door onze zonden verdienen.

Almagtige eeuwige God, ontferm u over uwen dienaar, onzen Paus N., en bestier hem volgens uwe goedertierenheid op den W3g des eeuwigen levens, opdat hij door uwe gunst begeere hetgeen u behaagt; en hetzelve met alle kracht volbrenge. i

O God, van wien de heilige begeerten, de goede voornemens en de regtvaardige werken | voortkomen, geef uwe dienaren den vrede dien de wereld niet geven kan; opdat onze harten genegen zijn tot het volbrengen uwer geboden, en wij, van de vrees der vijanden ontslagen i zijnde, door uwe bescherming in rust mogen leven.

Ontvonk, o Heer! onze nieren en ons hart door het vuur van den H. Geest, opdat wij u met een zuiver ligchaam dienen, en met een rein hart behagen.

God, Schepper en Verlosser van alle geloo-vigen, verleen aan d# zielen van uwen dienaars en dienaressen vergiffens van alle zonden, opdat zij de kwijtschelding, naar welke zij altijd ver- i, langd hebben, door godvruchtige smeekingen I mogen verwerven.

534

-ocr page 543-

quot;van alle heiligen.

Wij bidden u, o Heer! voorkom onze werken door den invloed uwer genade, en voltrek die door uwe medewerking, opdat al onze gebeden en werken altijd van u beginnen, en door u begonnen, door u voltrokken worden.

Almagtige, eeuwige God, die over levenden en dooden heerscht, en u ontfermt over allen, die gij te voren weet dat door het geloof en de werken de uwen zullen zijn; wij bidden u ootmoedig, dat degenen, voor welke wij voorgenomen hebben onze gebeden te storten, hetzij die nog in het leven of overleden zijn, op de voorspraak van alle uwe heiligen, door uwe genade vergiffenis van alle hunne zonden mogen verkrijgen, door onzen Heer, enz.

v. Heer verhoor mijn gebed.

r. En mijn geroep kome tot u. v. De almagtige en barmhartige Heer verhoore ons. r. Amen

v. Dat de geloovige zielen door Gods barmhartigheid rusten in vrede.

r. Amen.

535

-ocr page 544-

eCC^-3lt;X^tamp;t3C^86C^Xi3 -3CX^88C»fci SsCOOS

GEBEDEN

ONDER KET 1.©F.

quot;WANNEER DE EERSTE BENEDICTIE GEGEVEN WORDT.

Geloofd, aangebeden en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste Sacrament des Altaars. Zegen mij, o Heer Jesus, met den Vader en den H. Geest; versterk mij door uwe genade, om zoo te leven volgens uwen H. Wil, dat geheel mijn leven strekke tot uwe meerdere eer en glorie, geef aan alle regtvaardigen volharding, alle zondaars vergiffenis, en alle geloovige zielen verlossing; help ons allen nu en in het uur onzes doods.

In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.

I. GEBED.

TOT DE H. MAAGD MARIA.

(Uit den H. Bernardus, Serm. op den Advent.)

Geef ons toegang tot uwen Zoon, o Maria! die de. gexegendste zijt onder alle vrouwen, die genade gevonden hebt bij den Heer, die het leven ter wereld gebragt hebt en de moeder der zaligheid geworden zijt. Dat hij, die ons gegeven is door u, ons in genade aanneme door u. Dat

-ocr page 545-

GEBEDEN ONDER HET LOF.

uwe zuiverheid bij hem tot verschooning strekke van onze bedorvenheid. Dat uwe ootmoedigheid, die God zoo aangenaam is geweest, kwijtschelding verkrijge voor onze hoovaardigheid. Dat de overvloedigheid uwer liefde de menigvuldigheid van onze zonden bedekke, en dat uwe wonderbare vruchtbaarheid ons vruchtbaar make in verdiensten en goede werken. Gij zijt onze Koningin, onze Middelares, onze Voorspreekster, verzoen ons met uwen Zoon; beveel ons aan uwen Zoon; maak, o gezegende Maagd, door de genade, die gij hebt gevonden, door het voorregt, hetwelk a is gegeven, door de barmhartigheid, daar gij de Moeder van zijt, dat Jesus Christus uw Zoon, en onzen Heer, die, de menschelijke natuur uit u aannemende, deelachtig is geworden aan onze zwakheid, ons door uwe voorbereiding ook deelachtig make aan zijne glorie en eeuwige zaligheid.

II. GEBED.

Tot de allerheiligste Maagd, om de navolging van hare deugden te verzoeken.

De alleraangenaamste lof, dien wij u kunnen geven, o allerverhevenste Maagd! is uwe deugden na te volgen. God zelf gebiedt ons, dat wij zouden doen al hetgeen uw Zoon ons bevolen heeft. Hij heeft ons bevolen, o allerheiligste Moeder! dat wij God zouden beminnen boven alle zaken en onzen evennaaste gelijk ons zeiven. Gij hebt dit gebed op het allervolmaaktste vol-bragt. Verkrijg ons, bidden wiju, de gratie, om ■dit groot gebod ook uit ganscher hart te volbrengen, 21 23.

537

-ocr page 546-

538 GEREDEN

Uw leven, o allergodvruchtigste Maagd! is geweest eene gedurige overdenking van de waarheid, en een gedurig gebed; bid voor ons, opdat wij u ten minste van verre mogen navolgen met de waarheid in ons hart te bewaren, en dikwijls onze ziel op te heffen tot God.

Gij waart arm in goed en rijk in deugden, wanneer gij de Moeder Gods zijl; geworden: leer ons meer trachten naar een deugdzaam leven, dan naar de wereldsche rijkdommen.

De engel vond u alleen en verre van de men-schen, wanneer hij u kwam groeten, leer ons de eenzaamheid beminnen; opdat wij God aldaar tot ons hart hooren spreken.

Wie zal uw groot geloof kunnen uitdrukken, met hetwelk gij do grootheden van eenen arm geworden en vernederden God in de krib hebt aangebeden? Verkrijg ons, o zoete Maagd! dat wij u mogen navolgen, en dikwijls overdenken, hoe de Allerhoogste, de Allermagtigste en de Allerrijkste zoo magteloos en zoo arm geworden is uit liefde tot ons, en wat dankbaarheid wij hem voor zoo onuitsprekelijke liefde schuldig zijn.

Gij hebt uwen Zoon aan God opgedragen in den tempel, toonende dat gij bereid waart aan God offerande te doen van hetgeen gij allermeest beminde, maak door uwe voorspraak, dat wij begrijpen, dat wij gehouden zijn alles om God te verlaten, ook de allerliefste zaken.

Maar wie zal kunnen uitspreken, o Moeder van smarten! wat uw moederlijk hart geleden heeft onder het kruis, als het zwaard van droefheid door uwe ziel ging? Gedenk toch, o allerliefste Moeder! dat gij aldaar onze Moeder ge-

-ocr page 547-

ONDER HET LOF.

worden zijt, en ons gebaard hebt met zoo vele smarten. Wij keeren ons met betrouwen tot u, als uwe lieve kinderen. Gij kent onze gevaren, gij ziet onze krankheid en onze ellenden. Wie is er ooit verstooten geweest die opregtelijk tot u zijnen toevlugt genomen heeft. Wij roepen dan tot u, ellendige ballingen, kinderen van Eva, wij verzuchten tot u al weenende in dit dal van tranen. Welaan, keer tot ons uwe barmhartige oogen, en toon ons na deze ballingschap de gezegende Vrucht uws ligchaams Jesus uwen Zoon, o genadige, o mededoogende, o zoete Maagd Maria!

III. GEBED.

Om het Geloof en de liefde van ■ Christus op te wekken.

O mijn Heer en mijn Zaligmaker, God en mensch te zamen , ik geloof hetgeen ik niet zie, en ik geef mijne zinnen en mijn verstand gaarne gevangen ten dienste van het Geloof, steunende op uw goddelijk Woord. Ik geloof, dat het hoogwaardig H. Sacrament, voor hetwelk ik ne-derkniel, u geheel en gansch bevat, en gij daar waarlijk tegenwoordig zijt. Vermeerder mijn geloof, opdat ik u moge eeren, gelijk het uwe grootheid betaamt, en u aanbidden in geest en waarheid. Gij wordt ook niet gediend noch aangebeden dan door de liefde, ik bemin u uit gansch myn hart, maar geef mij, dat ik overdenkende uwe oneindige liefde, die gij ons bewijst in dit H. Sacrament, meer en meer door wederliefde ontstoken worde, en mijn behagen neme in met u te zijn, gelijk gij uw yermaak neemt in te zijn met de kinderen der menschen.

539

-ocr page 548-

GEDEDEN

IV. GEBED.

Uitstorting des harten voor Jesus.

Hoe liefeliik zijn uwe tabernakelen! Hoe vermakelijk is liet in uw huis te zijn! Hoe aangenaam is liet voor uw H. Altaar te verschijnen, almagtige Hoer, mijn Koning, en mijn God! is liet geloofe\'.ijk, dat een God zijn verblijf wil nemen onder de menschen? Aldus spraken uwe Profeten van het Heiligdom der oude Wet, hetwelk maar alleen eene afbeelding was van hetgeen wij hier bezitten. Zij kwamen tot uwe H. Tabernakelen vol eerbied en betrouwen; zij stortten aldaar hun hart voor u uit; zij spraken u aan, met eene heilige gemeenzaamheid; zij gaven u daar al hunne benaauwdheden en noodwendigheden te kennen; zij droegen u hunne gebeden en hunne begeerten op, en gij luisterdet naar hen : gij verhoordet ze en gij vervuldet hun hart met troost en blijdschap. Wat al genade mag ik nu niet verwachten van uwe milddadigheid, ik, die hier mijn hart uitstort voor het waarachtig Heiligdom en het levende Tabernakel, hetwelk niet door \'s menschen handen is opgerigt; maar van God zeiven zijn wezen ontvangen heeft? Voor u dan, o Jesus! die al de voorafbeeldingen van het oud Tabernakel vervult, zucht ik over mijn klein geloof, help toch mijne ongeloovigheid. Geef mij dien heiligen schroom, die uit ootmoedigheid voortkomt, en die met liefde, met vrede en blijdschap vermengd is.

Doe mij met uwen H. Voorlooper verwonderd zijn over de ootmoedigheid, waarmede gij tot mij

540

-ocr page 549-

ONDER HET LOF.

komt, die niet waardig1 ben uwe schoenriemen te ontbinden. Doe mij mot de Cananeesche vrouw voor uwe voeten blijven, met eene volle erkentenis van mijne onwaardigheid, tot dat gij mijn gebed gelieft te verhooren en mijne ziel, die zoo deerlijk gekweld wordt te verlossen. Doe mij, gelijk uwe Engelen, en de heilige Ouderlingen, voor uwen Troon plat ter aarde vallen, en met hen zingen het nieuw Gezang, zeggende: »Om-))dat gij gedood zijt geweest, en ons door uw »Bloed afgekocht hebt voor God uit alle geslachten .... en volkeren, en dat gij ons voor God «koningen en priesters gemaakt hebt, hierover zij »aan dengenen, die op den troon gezeten is, en »aan het Lam de dankzegging, de eer, de glorie en »de magt in alle eeuwigheid. Apoc. 5. v. 2.10.13.»

V. GEBED.

Om God voor zijne weldaden en genaden

te bedanken.

Het is mijn pligt, het is zalig en regtvaardig, o mijn God! dat ik u op alle plaatsen en ten allen tijde bedank voor al de weldaden, die gij zoo overvloedig en zonder ophouden over mij blijft uitstorten. Wat heb ik, hetgeen ik van u niet ontvangen heb ? En wat ben ik, dan hetgeen gij mg gemaakt hebt? Al de oogenblikken van mijn leven zijn zoo vele genaden die gij mij verleent. En terwijl ik mij nu voor uwe voeten kom werpen, om u te bedanken voor uwe weldaden, komen mij de andere gaven, die ik in geheel mijn leven van u heb ontvangen in de gedachten, en ik bedank u voor die alle te za-

541

-ocr page 550-

GEBEDEN

men. O God mijner Voorvaderen! ik ben uwe barmliartigheden onwaardig, zij gaan oneindiglijk boven alle verdiensten. Wat zal ik u wedergeven voor al wat ik van u ontvangen heb? Ik zal u loven ten allen tijde. Ik zal alle schepselen nitnoodigen, om u met mij te loven en alle menschen, om u te beminnen. Ik zal mijn best doen, om uwe genaden zorgvuldig te bewaren, ora die, door een heilig gebruik, tot mijne heiligmaking en uwe glorie te besteden.

Ik heb u gebeden en gij hebt mg verhoord. Ik heb uwen naam aangeroepen, en gij hebt mij geholpen. Wees geloofd, o mijn God 1 die mijn gebed niet verstooten, en uwe barmhartigheid van mij niet weggenomen hebt. Wees geloofd door uwen Zoon Jesus Christus onzen Heer, door wien gij ons met allerhande zegeningen vervult. Amen.

VI. GEBED.

Voor allerlei noodwendigheden.

Wij hebben gedurig uwe hulp noodig, o Heer! en in wat nood wij ons bevinden, zoo keeren wij ons met reden tot u, die onze. sterkte zijt in al de aanvallen die ons bestrpden. Gij kent al onze noodwendigheden, eer wij die gevoelen, eer wij die zelf kennen. Gij ziet, o Heer! in welken nood ik tegenwoordig gesteld ben; gij laat mg zulks overkomen tot uwe glorie en mijne zaligheid. Ik moet u dus bedanken voor mijne zwakheden en krankheden, omdat het mij goed is, dat gij mij vernederd hebt, en opdat de

542

-ocr page 551-

ONDER HET LOF.

kracht uwer genade in mijne zwakheid moge uitschijnen. Uit mij zeiven kan ik niets dienstig ter zaligheid; maar ik kan alles als gij mij versterkt. Gij zijt de God onzer Vaderen, bij u is de magt, en daar is niemand, die n kan wederstaan. Gij hebt ons geboden onze toevlugt te nemen tot u, als wij ons in benaauwdheid en verlegenheid bevinden, en gij hebt beloofd ons te verhooren, als wij u zouden aanroepen. Neig uwe ooren en verhoor mij, want ik ben arm en behoeftig, daar is geene kracht in mij; niet wetende wat mij te doen staat, kan ik niets anders doen dan mijne oogen opheffen tot u, o God! aan wien het gebed der vernederden en zachtmoedigen altijd aangenaam is, verhoor mij, ellendige, die u bid, en geene andere toevlugt heb, dan u.

OP H. SACRAMENTSDAG.

Bij de Vespers.

Zing, mjjn tong, \'t geheim des Heeren,! Maak het godlijk Ligchaam groot,

JEn het Bloed, niet te waarderen.

Dat de Spruit van d\' eedlen Schoot, Hij, de vorst der hemelsferen,

Voor het heil der aard vergoot.

Ons geboren, ons gegeven,

Zoon der reine Hemelbruid,

Strooit Hij, in zijn sterfelijk leven,

\'t Zaad van \'t godlijk leerwoord uit.

Tot in \'t end een hoog verheven Werking zijne omwandling sluit. \'

543

-ocr page 552-

544 GEBEDEN

Aan den laatsten discli gezeten Met den vollen broedrenkring,

Biedt Hij, na het Paaschlam-eten Bid

Volgens wettige ordening,

Hun, die zijne broed\'ren heeten,

Zelf zich zelv\' ter nuttiging.

Bid

\'t Woord in \'t vleesch doet brood ver keer en Door het woord in \'t Vleesch, en wijn In \'t aanbiddelijk Bloed des Heeren:

Fale ook \'t zintuig bij den schjjn,

Voor het harte, dat wil leeren.

Zal \'t geloof voldoende zijn.

Kniel dan voor het glorierijke Sacrament aanbiddend neer;

Voor deez\' Godsvereering wijke De eeredienst der oude leer;

Eu, waar \'t zintuig ook bezwijke,

Steune \'t vast geloof ons weer.

Lof den Vader in den hoogen.

Lof zijn eengeboren Zoon;

Hem zij eer en alvermogen.

Hun ons zeegnend lied geboön;

En den Geest, aan \'s hemels bogen Één met hen, alle eerbetoon. Amen.

Men kan onder het lof ook bidden de verdere Lofzangen van het H. Sacrament, hier voren,

met de Gebeden van de Communie of eenige Litaniën.

-ocr page 553-

ONDER HET LOF.

ONDER HET AVE MARIA. Bid godvruchtig driemaal het Wees gegroet, enz.

ONDER DE LAATSTE BENEDICTIE. Bid hetzelfde als onder het eerste.

545

-ocr page 554-

GEESTELIJKE GMDSTELllMEi

OM TOT REGEL VAN ONS GEDRAG TE STREKKEN.

—o J23^o—

Er is geen voordeel te verhopen, daar, waar dat van onze zaligheid zich niet bevindt; men verliest alles, wanneer men zijne ziel verliest.

Een Christendom zonder Calvarie-berg, eenen Calvarie-berg zonder kruis, eene kroon zonder doornen willen; is zijne godsdienst miskennen of er aan verzaken.

De hoofdstof van den christen is het kruis; hij is in deszelfs schoot geboren, hij moet niet dan tusschen deszelfs armen sterven.

Een ware christen moet geene oogen hebben; dan om de hemelsche goederen te aanschouwen; geenen smaak, dan voor de gaven der genade; geene verlangens dan voor de eeuwigheid.

Mijne ziel is te edel, dan dat ik van dezelve de slavin van mijn ligchaam zou maken.

O mensch! niets evenaart de waardigheid van uw wezen, tenzij de grootheid der weldaden, die gij van de hand Gods ontvangt.

Al wie in deze wereld anders leeft dan als vreemdeling, heeft van den christen niets dan den naam.

Wee hen, die zich aan vergankelijke goederen hechten; wijl zij met deze voorbijgaan.

Al wat wij te doen hebben, wanneer wij in de wereld komen, is, van te zorgen heiliglijk uit dezelve te scheiden.

-ocr page 555-

GEESTELIJKE GRONDSTELLINGEN. 547

De mensch is op aarde een reiziger, die des avonds in eene herberg aankomt, en den volgenden dag daaruit vertrekt.

De dagen gaan en vlieden voorbij. Ik heb reeds een gedeelte van den weg des levens afgelegd; welk goed heb ik gedaan?

Het zekere middel om wel te leven, is, zich te stellen in het oogenblik, waarop de tijd eindigt en de eeuwigheid begint.

Het kost moeite, om wel te leven, maar hoe zalig zal het zijn wel te sterven.

Indien de arbeid ons afschrikt, dat de vergelding ons moed inboezeme.

Een langdurig leven is slechts een gedurig gevaar van zijn eeuwig verderf in te loopen.

Het is goed te gaan aan de poorten des doods: men ziet er de eeuwigheid van meer nabij: men leert de nietigheid van alles kennen, wanneer men zich in het oogenblik bevonden heeft van alles te verliezen.

Het is door het lijden en de ziekten, dat men moet leeren sterven

Indien wij zorgden dageliiks aan ons zeiven te sterven zou het ons weinig kosten ons aan de laatste opoffering te onderwerpen.

Waarom zouden wij den arbeid weigeren gedurende den korten duur des tijds, daar wij eene eeuwigheid hebben om rust te genieten?

Wij betreuren onze verdrukkingen, wij hebben ongelijk, laten wij onze tranen voor onze zonden bewaren; deze alleen verdienen ze.

Hoe meer geweld men zich aandoet, hoe eerder men den vrede geniet, die het eeuwige gqed is, hetwelk God op deze aarde aan zijne uitverkorenen belooft.

-ocr page 556-

548 GEESTELIJKE GRONDSTELLINGEN.

Do vrede des harten zal de vrucht zijn van den oorlog, welken wij onze zinnen zullen aandoen.

Een groote Heilige zeide tot, eene lijdende ziel: ik zou bedroefd, zijn, zoo gij eenen enkelen druppel verhort, van den kelk, die God u aanbiedt, laten wij dit tot ons zeiven zeggen.

Welke schande voor eenen christen van een kiesch lidmaat onder een met doornen gekroond hoofd te zijn.

Wanneer men in eenige fout gevallen is, gaat men tot God met Uelemmering en tegenzin ; men zou zeggen, dat iiij een vreemde God was. Het berouw zal de woud heelen.

Werp u in de armen van God, Hij zal niet terug deinzen om n te laten vallen.

Het hart ontvangt de gunsten van God des te overvloediger, hoe onverschilliger en meer onthecht men is van de goederen der wereld. •

Men moet de uitvoering zijner goede verlangens niet uitstellen; de Israëlieten, gedurende hunne gevangenschap in Bahylon, beloofden God beter te dienen, wanneer zij te Jerusalem zouden wedergekeerd zijn; het grootste gedeelte stierf voor de wederkeering.

Men zou zich niet te veel kurnen verzekeren, wanneer het do eeuwigheid aangaat.

-ocr page 557-

B LADWIJZER.

BLADZ.

Morgenpligten. 263

Morgengebed. 267

Gebeden en oefeningen door den dag. 275

Avondgebed. 280

Gebeden onder de heilige Mis. 284 Andere manier van Mis te hooren door het overdenken van het lijden van Christus, hetwelk door de ceremoniën van de Mis

verbeeld wordt. 305

Gebed voor de predikatie. 376

Gebed na de predikatie. 377

378

Ib.

387

388 Ib.

391

BIECHT-OEFENINGEN.

Gebed voor dat men zijn geweten onderzoekt.

Beweegredenen, om het hart op te wekken tot een waarachtig leedwezen over zijne zonden.

Voorbiecht.

Nabiecht.

Gebed van dankzegging.

De zeven Boetpsalmen.

COMMUNIE-OEFENINGEN.

Onderrigting hoe zich de goede Christenen zullen bereiden. 401

I. Gebed behelzende oeteningen van geloof en andere deugden, die uit het geloof spruiten. 403

-ocr page 558-

BLADWIJZER.

II. Gebed behelzende oefeningen van vertrouwen. 405

III. Gebed behelzende verscheidene oefeningen van liefde. 407

Verzuchtingen voor de H. Communie. 411 Verzuchtingen na de H. Communie. 412

413

415

416

417

NA DE H. COMMUNIE.

I. Gebed behelzende verschillende oefeningen , als: van verwondering, van aanbidding, van dankzegging, enz.

II. Gebed behelzende gebeden om verschillende gunsten.

Gebed van den H. Ignatius de Loyola, insteller der Societeit van Jesus.

Gebed tot de H. Maagd.

LOFZANGEN NA DE II. COMMUNIE.

De lofzang Magnificat.

418

De lofzang Benedictus.

419

De lofzang Nunc dirnilte.

420

De lofzang Te Deum Laudarius.

Ib.

De lofzang Adoro te.

422

De lofzang Lauda Sion.

423

GEBEDEN EN LITANIEN VOOR IEDEREN DAG VAN DE WEEK.

Gebed tot Jesus als Koning. Voor den Zondag. 426 Litanie tot de allerheiligste Drievuldigheid. 427 Gebed tot Jesus als Vader. Voor den Maandag. 431 Litanie tot den heiligen Geest. 432

Litanie tot lafenis der geloovige zielen. 436

550

-ocr page 559-

BLADWIJZER.

Psalm 120. De profundis. 439

Gebed voor eenen Bisschop of Priester. 440 _ Gebed voor Vader en Moeder. Ib.

\'f quot;^fibed voor Vrienden en Weldoeners. 441 k «bed voor eenen Man. Ib.

0 ; /ebed voor eene Vrouw. Ib.

•J fiebed voor alle geloovige zielen. 442

1 \'quot;1/1 feewaegdicht Dies iroe, dies illa. Ib.

gt; Gebed tot Jesus als onzen Leermeester. Voor den Dingsdag. 445

Litanie tot den allerlieiligsten naam Jesus. 446 Lofzang Jesu, didcis rncmoria. 449

Litanie ter eere van de H. Moeder Anna. 450 Gebed tot Jesus als onzen Geneesheer. Voor

den Woensdag. 452

Litanie ter eere van de heilige Engelen. Ib. Gebed tot den H. Engel-Bewaarder. 456

Schietgebed tot den H. Engel-Bewaarder. Ib. Litanie ter eere van den H. Josef, Patroon

der Nederlanden. 457

Gebed om den H. Josef te verkiezen tot Patroon en zich zeiven to stellen onder zijne bescherming. 460

Gebed tot Jesus, als onzen Herder. Voor

den Donderdag. 461

Litanie tot Jesus in het allerheiligste Sa-—^ffiJIjrament. Ib.

Gebod tot Jesus, als onzen Verlosser. Voor

den Vrijdag. 466

Litanie op het lijden van onzen Heer Jesus

Christus. Ib.

Lijdenszang. Voor elke overweging, of elke

afdeeling van dit Passiedicht. s 471 H. Kruisweg. 479

551

-ocr page 560-

BLADWIJZER.

II. Gebed behelzende oefeningen van vertrouwen. 405

III. Gebed behelzende verscheidene oefeningen van liefde. 407

Verzuchtingen voor de H. Communie. 411

Verzuchtingen na de H. Communie. 412

NA DE H. COMMUNIE.

I. Gebed behelzende verschillende oefeningen , als: van verwondering, van aanbid- . ding, van dankzegging, enz. 413

II. Gebed behelzende gebeden o;ii verschillende gunsten. 415

Gebed van den H. Ignatius de Loyola, insteller der Societeit van Jesus. 416

Gebed tot de H. Maagd. 417

LOFZANGEN NA DE H. COMMUNIE.

De lofzang Magnificat. 418

De lofzang Benedictus. 419

De lofzang Nunc dirnilte. 420

De lofzang Te Deum Laudamus. Ib.

De lofzang Adoro te. 422

De lofzang Lauda Sion. 423

GEBEDEN EN LITANIEN VOOB IEDEREN DAG VAN DE WEEK.

Gebed tot Jesus als Koning. Voor den Zondag. 426

Litanie tot de allerheiligste Drievuldigheid. 427

Gebed tot Jesusals Vader. Voor den Maandag. 431

Litanie tot den heiligen Geest. 432

Litanie tot lafenis der geloovige zielen. 436

550

-ocr page 561-

BLADWIJZER.

alm 120. De profundis. 439

bed voor eenen Bisschop of Priester. 440 bed voor Vader en Moeder. Ib.

ed voor Vrienden en Weldoeners. 441 ed voor eenen Man. Ib.

bed voor eene Vrouw. Ib.

ebed voor alle geloovige zielen. 442

eweegdicht Dies irce, dies lila. Ib.

ebed tot Jesus als onzen Leermeester. Voor den Diügsdag. 445

itanie tot den allerheiligsten naam Jesus. 446 Lofzang Jesu, dulcis memoria. 449

Litanie ter eere van de H. Moeder Anna. 450 Gebed tot Jesus als onzen Geneesheer. Voor

den Woensdag. 452

Litanie ter eere van do heilige Engelen. Ib. Gebed tot den H. Engel-Bewaarder. 456

Schietgebed tot den H. Engel-Bewaarder. Ib. Litanie ter eere van den H. Josef, Patroon

der Nederlanden. 457

Gebed om den H. Josef te verkiezen tot Patroon en zich zeiven te stellen onder zijne bescherming. 460

Gebed tot Jesus, als onzen Herder. Voor

den Donderdag. 461

Litanie tot Jesus in het allerheiligste Sa-: \' ^rament. Ib.

Gebed tot Jesus, als onzen Verlosser. Voor

den Vrijdag. 466

Litanie op het lijden van onzen Heer Jesus

Christus. Ib.

Lijdenszang. Voor elke overweging, of elke

afdeeling van dit Passiedicht. 471

H. Kruisweg. N 479

551

-ocr page 562-

BLADWIJZER.

Gebed tot Jesus, als onzen Eegter. Voor

den Zaturdag. 486

Litanie van O. L. Vrouw van Lorette. -IS?-Treur-Gezang op de droefheid van Maria. 496 H. Kozekrans. 493

Gebeden voor de zieken. 504 \'

Verklaring van den H. Carolus Borromeüs

op zijn sterfbed. 507

Gebed wanneer de zieke het Ligchaam des

Heeren ontvangt. 508

Gebed wanneer de zieke het H. Sacrament des Oliesels ontvangt. 509

518 520 526 528 536 546

Gebeden der H, Kerk voor de stervenden. 510 j Gebed zoodra de ziel uit het ligchaam gescheiden is.

Litanie van de onbevlekte ontvangenis.

Litanie van de H. Barbara.

Litanie van alle Heiligen.

Gebeden onder het Lof.

552

Geestelyke grondstellingen.

EINDE VAN DEN INHOUD. ^ ,

-ocr page 563-
-ocr page 564-
-ocr page 565-