i;i iziixnr.i!!-:
172
Dvorgcilrulxl uil Vólks-missionaris
m. .vr.nküt^
r*
4 \' i y ^ i~ i i /■»)
P ii\'. vA O r quot; / (! t*
lsgt;
^r==4==4gt
DE
MAAGD, •
I w
!
i*
BIJZONDERE
i Patrones tegen Oogziekten, i
LEVENSSCHETS EX GEBEDEN. ^
1 Overgedrukt uit »De Volks-missionarisquot;.
GULPEN, 1883.
SNELPERSDRUK VAN M. ALBERTS.
It f
I 1 h
IMPRIMATUR. J. M. SCHOIiTIS, Par. et Dec.
ad hoc delegatus.
Galopise 21 Novembris 1883.
êl
MAAGD.
quot;Voor ccn der liooggewelfrlo vensters van zijn paleis zat der Schotten koning Eugenius, en staarde somber over het vlak der groene zee, wier golven zich rusteloos bewogen.
En voor hem zat zijne dochter Oda, de lievelinge zijns harten, maar ook tevens het voorwerp zijner droefheid. Want zij, die overigens alle bevalligheid in zich vereenigde, miste dat eene, wat er allo leven en glans aan verleent, het licht harer oogen. Oda zelf evenwel was volkomen met Gods beschikking tevreden, en had ook in heur harte afstand gedaan van al die genoegens, waarvan do 3«-------SI
4
blind 11 oid liaar beroofde. Ter wereld was er niets wat haar kwelde dan vaders smart; daarom bad zij de rollen omgekeerd, en troostte zij baren vader, die baar bad moeten troosten.
»Vader,quot; sprak zij, en zoclit naar zijn band om die zacht in de hare te drukken, »waarom toch weer zoo stil en droefgeestig? Voel eens, hoe verkwikkend straalt de morgenzon door bet venster, boor, boe. vroolijk zingen do vogelen daar op de takken voor ons raam hun lied. Hoe stemt ons dat alles tot blijdschap!quot;
»Ach, kind,quot; zuchtte do vorst, »dan eerst zou ik mij daarover verheugen, wanneer uw oog dio stralende zon zich in de zee kon zi(;ii weerspiegelen; wanneer gij u koudet verlustigen in het gezicht dier bontgekleurde vogelen, die daar zorgeloos op de struiken wiegelen eu huppelen van tak op tak. Maar nu, belaas......quot;
))Och vader,quot; viel de blinde weder in, »laat ons tevreden zijn met Gods wil; wat Hij doet is immers altijd welgedaan ?quot;
Zoo spraken vader eu kind nog oenigen tijd voort, als eensklaps het zware, prachtig met goud doorwerkte voorhangsel, dat \'s vorsten vertrek van de aangrenzende zalen scheidde, werd opgeheven, en ecu page eerbiedig buigend binnentrad.
»Heer,quot; sprak hij na bekomen oorlof, seen pelgrim is zoo even uit de overzeesche gewesten hier aangekomen, en wonscht uwe Majesteit to spreken.quot;
»Een pelgrim? Uit verre landen? Hij zij ons welkom!quot; antwoordde de vorst, en gebood aanstonds den vreemdeling binnen te leiden.
»Wees welkom, pelgrim!quot; klonk het vriendelijk uit \'s konings mond, toen de reiziger in oen lang grijs kleed, met zeeschelpen op den hoed, en in de hand een staf, waaraan een waterkruik hing, de zaal binnen trad. Ook de lieftallige Üda groette met vriendelijk gebaar, en als hem op \'s konings bevel een zetel was bijgeschoven, begon hij weldra van zijnen bedetocht te verhalen, \'t Moet ons niet verwonderen. Lezer, dat in die
!S=
Willibrord aan hun hoofd, Albions kusten verlaten liebben, om aan de volkeren daar, die nog geheel Hei-densch zijn, het Evangelie te verkondigen.quot;
»Dat is waar, vorstin, voor de streken meer noordwaarts gelegen; maar veel lager daar bloeit reeds eeuwen het bisdom Maastricht, daar is de grond reeds overdekt met kerken en kloosters, waaruit dag en nacht Gods lofzangen ten hemel opstijgen. Daar is nu reeds de een en twintigste bisschop Hubertus, de waardige opvolger van den zaligen martelaar Lambertus.quot;
»En daar is de bedevaart, waarvan gij ons wildet spreken?quot; vroeg de koning.
»,Ta, Heer, op eenige uren van Maastricht ligt een vlek Leodia; daar werd verleden jaar de zalige Lambertus wreedaardig vermoord. Maar daar ook wilde God zijnen roem-vollen getuige verheerlijken. Bij gan-sche scharen stroomt het volk naar die plaats, en wonderen zonder tal | beloonen er hun vertrouwen. Ik zelf Ü--SB
8
heb op die gelukkige plek mogen nederknielen, en nooit zal ik dien dag vergeten. En als ik na mijn geheel mij tc midden der geloovigen hogaf, om er vrome verhalen aan te hooren, en die in mijn vaderland tc kunnen terugvertellen, toen vernam ik velerlei mirakelen, door \'s Bis-schops voorbede gewrocht. Doch wat mij hot meest opviel en wat ik aanstonds besloot aan u, mijn heer en koning, mede te deelen, dai is de genezing van zoovele blinden, waardoor Lambertus\' wonderkracht bijzonder uitschittert. O, zoo dacht ik, mocht Oda, onze vrome prinses, eens op deze plaats nederknielen, wie weet, of ook zij daar niet het licht harer oogen herkrijgen zou!quot;
Eene buitengewone aandoening had zich bij die laatste woorden, van den koning meester gemaakt. Zóóvele jaren reeds had hij al het mogelijk? vruchteloos beproefd, dat hem/alle hoop op herstel begeven had. Nu echter kwam zij terug, en levendiger dan ooit.
»Hob dank, pelgrim, heb dank §?____
9
voor uwe woorden,quot; zoo riep hij ten laatste uit. »Ja, ik vertrouw liet; te Leodia is nog heil voor mijne doe liter ! Oda, mijn dierbaar kind,quot; en hij drukte de blinde, die van aandoening; weende aan zijn vaderhart, snioed en vertrouwen, \'t Is alsof eene stem in mijn binnenste mij toeroept: Daar is heil, daar is genezing voor uwe dochter te verliopea.quot;
Nu klonken weldra do vreugdekreten door het gansche paleis, en ieder verheugde zich, alsof de genezing der prinses reeds voltrokken was. Eenige dagen later stak een rijk getuigd vaartuig aan Schotlands kust van wal. Het droeg de koninklijke vlag in top, en zette, terwijl een gunstige wind de zeilen deed zwellen, door de Noordzee koers naar ons vaderland. En op het strand stond koning Eugenins, door zijn rijksgrooten omgeven, en staarde met droefheid en vreugde tevens naar zijne teederbeminde Oda, die op den achtersteven nederzat te midden van vertrouwde dienaren en gezellinnen. En als eindelijk de laatste stip van
SS-^-ss
1*
10
den mast aan \'s konings vcrschend oog onttrokken was, reed Eugenius langzaam naar zijn paleis terug, en herhaalde voortdurend de bede; »0 heilige Martelaar Lambcrtus,^ ontferm ii over mijne arme dochter!quot;
Als ware het schip door Engelen geleid, zegt Oda\'s oude geschiedschrijver in het jaar 1170, zoo voorspoedig bereikte het de plaats zijner bestemming. Het overig gedeelte van den weg werd op lastdieren afgelegd, en weldra stegen Oda en haar gevolg den berg af, aan welks voet het opkomende Leodia, het tegenwoordige Luik, zijne eerste woningen rondom de nederige kapel van Lambertus bouwde. Hoe groot was aller vreugde, toen de gidsen op de helling van den berg aan Oda\'s gezellen de daken der huizen in het dal aanwezen.
«Daar ligt Leodia!quot; riepen zij. elkander toe. »Daar is de kerk van den H. Lambertus! Lof en dank aan God, die onze reis zoo voorspoedig deed zijn!quot; Doch meer dan alle an-
deren was Oda verblijd, en de zoete lioop van thans genezen le worden deed haar al de vermoeienissen der reis vergeten. Aanstonds steeg zij van haar lastdier af, om te voet die plaats te naderen, welke Lainbertus door zijne tegenwoordigheid geheiligd had. Aan de hand harer gezellinnen schreed zij voort, tot dicht hij de kapel. Daar wierp zij zich plat ter aarde neder en gansch haar gevolg met haar. Met het levendigst vertrouwen smeekte zij God: zoo liet Hem behaagde en haar tot zaligheid verstrekte, llij zou zich dan ge waardiger! door de voorspraak van den H. Lainbertus haar het licht harer oogen weder te geven. Zij bad, en werd aanstonds verhoord. Ziende stond zij van den grond op, en haar eerste woord was een lof- en dankgebed aan den oneindig goeden God. O wat was zij verheugd, die onschuldige maagd, toen zij na zoo lange jaren voor het eerst weder de schoone natuur en den helderen hemel en hare vriendinnen en dienaren mocht aanschouwen! En hoe waren deze £__^
allen van bliji\'.scn; \') en verbazing buiten zicli zil. ni Oda\'s gezellen weenden van vreugde en sidderden van bovenmatige aandoening. Hartstochtelijk wierpen zij zich om den hals barer vriendin, en gilden het uit van blijdschap. Bij die vreugdekreten snelden de bewoners der naburige huizen, die de vreemdelingen reeds hadden opgemerkt, toe, en vroegen nieuwsgierig wat hier had
scnouen , maar wem ra wem nuu door (eekenen en gebaren alles duidelijk gemaakt, en nu ook juichten zij om de glorie van hunnen Lam-bertus. In zegetocht trok nu Oda het dorp binnen, en stortte op do plaats van Lambertus\' marteling haar dankbaar gemoed in langdurige bede uit.
Hier vernieuwde zij met oen van liefde gloeiend hart, de gelofte van zuiverheid, die zij reeds vroeger had afgelegd, en beloofde aan Jezus Christus nooit een anderen bruidegom te zullen hebben dan Hem.
■SS_-__ÏS
Dan stond zij op, en braclit koninklijke oflors aan den H. Bisscliop, om den opbouw en het voltrekken zijner kerk zooveel mogelijk te verhaasten.
De dorpelingen van Imnnen kant teekenden nauwkeurig de plaats, waar Oda liet gezicht had terug bekomen, omheinden die, en bouwden er weldra ter gedachtenis aan dit wonder eene kapel, den H. Lambertus toegewijd. Toen in verloop van tijd deze kapel was ingestort, weid zij door bloedverwanten der heilige maagd weder hersteld ter eere der H. Walbnrgis en Oda.
Nog eenige dagen bleef Oda op deze haar zoo zalige plek, en reisde toen weder naar haar land terug. Wat vreugde haren vader bezielde, als hij zijne dochter genezen weder zag, laat zich eerder gevoelen dan beschrijven. Van dien tijd af was de devotie tot den II. Lambertus in Schotland gevestigd; vele inwoners trokken jaarlijks naar zijn graf ter bedevaart; de vorsten onderhielden steeds vriendschapsbetrekkingen met £---ï
de K-ai\'oliugors, zoodat zij zelfs Karei den Grooten nooit anders noemden dan Imn lieei\' en vader.
lluim oen jaar was er. verloopèn, sinds Üdu, door Sint Lambertus genezen, onder liet gejuicli aller ïiovelingen zegevierend in \'s vaders burcht was ingehaald. Hoezeer was in dat tijdsverloop alles veranderd! Zie, daar wandelt zij, de vorstendochter, door de donkere lindelanen van liet kasteel, maar is schier niet meer te herkennen. Bleek en vermagerd is haar gelaat; glazig staat het oog in de ingevallen kas, of vult zich met tranen, die van lang verkropte smarte getuigen. En de werklieden in de tuinen, de verzorgers van haars vaders goederen houden een oogen-blik op \'met den arbeid, en schudden somber het hoofd, wanneer zij voorbijgaat , en mompelen: )) vVat raag toch de liefelijke Jonkvrouw deren? Reeds maanden lang is zij zoo droefgeestig! Dat kan zij niet lang meer zoo uithouden!quot;
15
Maar, al woi\'dnn zij nog zoozeer door hun goedig hart er toe aangedreven, niemand hnnner waagde het, de Prinses een enkel woord toe te spreken. Met langzamen tred schreed Oda voort, ging dan wederom den hofburg binnen, en wierp zich in hare kamer voor een groot verguld kruisbeeld neder onder den uitroep: »God, mijn God, kom toch uwe zwakke dienares te hulp!quot; Niet lang bleet\' zij alleen aan den voet des kruises. Weldra werd de kamerdeur geopend: heur vader stond voor haar. De maagd voelde eene kille huivering door ganscli haar lichaam, en sloeg een angstigen blik op hem, dien zij nu zoozeer scheen te vreezen. als zij hem te voren bemind en gezocht had.
)iWelnu, Oda.\'quot; vroeg de vorst na eenige «ogenblikken zwijgens.
))Ach, vader, snikte de prinses, boe verscheurt gij mij het hart lquot;
»Zijt gij nu besloten uwen vader te gehoorzamen ?quot;
ï.la, vader, in alles! Maar dat.... dat kan ik niet!quot;
»Hoe, in alles, zegt gij? En juist
mijn cenig verlangen, mijn uitdruk-kclijkstcn wil zult gij niet involgen ? Gij versmaadt dan het Imwelijk met den edelsten, den rijksten bruidegom, dien ik voor u vinden kan!quot;
)gt;A(;li,quot; nokte de prirses, »ach, vader, dat gij mij dien Bruidegom ■wildet laten, aan quot;\\vicn ik njeds lang mijn gansche liart gesclionkcn lieb, wien ik mij onherroepelijk heb ver-bof den. Jezus Christus, mijn eenigen schat. Hoor. vader,quot; en zij trad nader tot den vorst, een lichtroode gloed sierde thans haar gelaat. «toen ik op uw bevel naar Sint Lambcrtus\' martelstede toog, en daar door zijne voorspraak het gezicht terug kreeg, toen heb ik in de dankbaarheid mijns harten gelofte van eeuwige zuiverheid afgelegd; toen heb ik mijnen Jezus gezworen: ik wil geen anderen bruidegom dan L\'! En dien eed, ik zal hem nimmer breken.quot;
Als de bliksemende oogen van een getergden tijger, zoo vlamden bij die verklaring de blikken des konings. Zijn gelaat was doodsbleek geworden; zijn borst zwoegde, en do reehter-
----SS
haml, dio liij uitstak, sitlilenle krampachtig, toon hij met hocscho stem uitriep: sEllondoling! Gij zult dus mijn eorewoord tot schanrlo maken? Gij dnrt\'t uw va-lor on koning trotsee-ren? Hem verachten, dien ik u heb uitgekozen? Welaan, ontaarde dochter, ik zal die trotschheid weten te breken. Nog zeven dagen geef ik u beraads; maar dan, dan zult ge met hem in hot huwelijk treden, al kost het u hot loven!quot;
En met een zwaren slag do deur achter zich dicht werpend, had hij do kamer verlaten, en sloot zich in sombere gramschap in zijn eigen vertrekken op.
Oda was verpletterd door dio bedreiging, en zat langen tijd roerloos op haren zetel. Eindelijk kwam zij een weinig t:)t zich zelve; hare oogen vielen op het beeld van den gekruis-ten Jozus; dat gaf haar wederom moed. sJezns, mijn Bruidegom, riep zij uit, Gij zult mij niet verlaten! Jezus, mijn goddelijke Bruidegom, U zweer ili trouw in eeuwigheid!quot; Daarop knielde zij weer neder, en
18
bleef gèruimen tijd in stil gebed verzonken.
Maar toen de avond gevallen was, en allen in liet kasteel in diepe rust lagen, toen opende zij stil de deur harer kamer, ging behoedzaam door de eenzame gangen van het slot, den steenen wenteltrap op, en stond weldra voor een kamertje in den toren, waar do lichtstralen, die door de spleten drongen, zeiden, dat do bewoner niet met de anderen te ruste was gegaan. Oda opende de deur, en stond voor een grijzen die-naai\' haars vaders, die op een groven bidbank voor een kruisbeeld neder-knielde. Bij haar binnentreden had de grijsaard haar door net flauwe schijnsel der lamp aanstonds herkend. Eenigszins gejaagd rees hij op. »Gij hier, prinses?quot; vroeg hij met bevreemding. »En op dit late uur?quot;—-»Ja, sprak Oda met vaste stem, meer dan ooit heb ik thans uwe hulp noodig. Gij weet, hoe mijn vader....quot;
«Helaas, onderbrak hij, ik weet alles! Nog heden avond heeft hij ziedend van toorn mij alles medege-
-^
decld. Vergoefs heli ik hem ten goede geraden; hy hoorde mij niet meer aan.quot;
»Welnu, iiernam Oda, mijn plan staat dun ook vast! Ik heb gebeden en geznclit tot den lieven God, en ik ben overtuigd: Hij heeft het mij Uigegeven, o ij hebt mij van mijne eerste jaren immer ter zijde gestaan, mag ik ook thans op n rekenen
sSpreek, prinses, goed en bloed heb ik veil voor n, die mij dierbaar zijt als mijn leven. Wel stram en sidderend is de hand, die gij tot uw verdediging roept, maar toch, als het gevorderd wordt, o zij kan, zij zal nog het zwaard hanteeren. Gij weet, wat ik aan uwe vrome moeder in ï haar laatste stonde gezworen heb!quot;
»Moeder,quot; snikte de arme bij die herinnering, en verborg haar gelaat in hare handen, «dierbare moeder, ach waarom moest gij mij zoo vroeg verlaten! Waarom niet bij uw kind gebleven, era het te sterken in dezen strijd? Maar neen, ik mag niet klagen. Wat God doet, is wel gedaan; zoo hebt ge mij altijd geleerd! En
^-*
gij,quot; vervolgde zij tot don dienaar, »gij zult mij helpen, niet waar? Weet dan, ik wil mijn goddclijken Bruidegom getrouw hlijven; liever alles verlaten dan Hem; ik wil vluchten!quot;
Diepe stilte heerschte na deze woorden eenige oogenblikken in het vertrek. Oda staarde op haren vertrouweling, die het grijze hoofd in de handen liet leunen, en i:i het eerst verbaasd , maar langzamerhand bedaarder het plan zijner vorstin overwoog. »God geeft het u in,quot; riep hij eindelijk uit. »Roke i op mij, prinses; laat mij du geheele onderneming over.quot; Een zucht van verlichting ontsnapte aan Oda\'shart; nu was zij gerust. Nog dien eigen nacht overlegden zij samen, welke reis te aanvaarden was, waarheen, en met welke middelen.
En eenige dagen later bewoog zich in den stikdonkeren nacht een bootje zacht langs de kusten. Op den achtersteven zat Oda met twee barer gezellinnen, die in het geheim ingewijd, hare meesteres niet wilden verlaten. De oude I?_?l
dienaar met eenige vertrouwde roeiers bestuurde do vaart. Mot bloedend hart zeide üda vaarwel aan alles wat zij daar dierbaars achterliet; lang nog staarde zij naar de weinige lichtjes, die hier en daar op het strand door de duisternis henenbra-ken; nimmerineer zou zij do vader-landsche kusten aanschouwen.
IV.
Vreeselijk was het schouwspel, dat des anderen daags het vorstelijk paleis aanbood. Als een razende liep de koning, door woede en angst geprikkeld, \'looi\' zijne zalen en tuinen. Renboden ijlden af en aan, naar alle streken des rijks werden zij uitgezonden, maar allen kwamen zij terug, zonder het minste spoor van Oda bespeurd te hebben. Zelf doorzocht de vorst iedere plek, waar hij eenig naricht hoopte te vinden, doch te vergeefs. Nooit meer heeft hij iets van zijne dochter vernomen, en zijne verdere levensjaren mocht hij slechts treuren over het gemis van haar, die hij aan haren goddelijken Brui-£? \'
degom had pogen tc ontrukken.
Vreeselijkc les voor die ouders, welke zich tegen de roeping hunner kinderen durven verzetten!
Oda ondertusschen was met haar klein gevolg behouden in Italië aan wal gestapt. Vóór alles ondernam zij een pelgrimstocht naar den berg Garganus. Daar, zoo verhaalt het Romeinsch brevier, was tijdens het leven van den H. Paus Gelasius de aartsengel Michael verschenen, en werd op zijn bevel de grot op dien berg tot erne kapel ingericht. Hierdoor werd deze plek eene beroemde bedevaartplaats, die ten allen tijde eene groote menigte geloovigen tot zich trok. Hier ook knielde Oda neder, om de hulp van dien machtigen Beschermengel der Kerk voor zich af te sineeken. En als zij, na er langen tijd gebeden te hebben, den berg weder afdaalde, sneed zij, naaide gewoonte der pelgrims, zich een rietstok af, die in overvloed daar aanwezig zijn, en nam deze gedachtenis overal mede op geheel haar pelgrimstocht door (tit lever.. Bij
23
haar dood gelastte zij, dat die staf met Laar in de kist moest gelegd worden, zooals dan ook honderden jaren later bevonden werd.
Van den berg Garganus trok zij naar de Eeuwige Stad, om op het graf van don H. Petrus dien mood at\' te smeeken, dien zij thans zoozeer behoefde. Na ook in den Paus den opvolger van den II. Petrus vereerd en zijn zegen ontvangen to hebben, I trok zij door Zwitserland, door het land der Germanen, en kwam einde- j lijk in ons vaderland. »De beweegredenen, welke haar herwaarts voer- j den,quot; zegt Hezenmans, (i) «zijn niet ; moeilijk aan te wijzen, üif haar vaderland stevenden toen onophoudelijk geloofsverkondigers naar de Nederlanden, om ei1 strijd te leveren, aan het Heidendom; zij wist, dat Nederland het punt was, waar in die oogenhlikken het vruchtbaarst voor het Christendom te arbeiden viel, en het nadrukkelijkst gearbeid
Dn ChriatrnvrO\'iw hij da bukccring der NvJi\'i landen, if___1
24
werd.quot; Hier zou zij haar lu\'ilig loven voirtzctten en besluiten, want zegt haar levensbeschrijver, »Go(l had haar bestemd om een sieraad te worden voor Taxandrië, gelijk een parel do gouden hoofdwrong opluistert.quot;
De eerste Nederlandsehe plaats, waar de vrome maagd haar verblijf opsloeg, was Venray. Hoe jammer, dat ons schier geen enkele bijzonderheid van haar verblijf aldaar is overgebleven! J)e juiste plek, waar zij te Venray woonde, vinden wij echter geboekt in een zeer oud handschrift eener zuster uit het voormalige klooster Jerusalem te Venray. (2) Een afschrift hiervan, benevens vele andere bescheiden over onze Heilige, danken wij aan de goedheid van den \'/. Eerw. Heer van Haeff, Pastoor te Venray. De II. Oda, zegt dan die kloosterzuster in haar eenvoudige taal, yiwoemh; te Vanraede, op die slede, daar nu onse nije peeHstal
(\'1) 7.io ook hierover »Dictsche Wa-randi:.quot; —
25
voor des heeren Innjs is.quot; Ook weten wij nog, dat zij van eenige edejlieden dier jilaats zeer veel te lijden liad, zelfs zoo, dat zij eindelijk voor hen moest vluchten. Om zijne getrouwe bruid\' over al die mishandelingen te troosten, opende Jezus voor haren geest de toekomst, esi liet haar zien, hoe de woning, die zij thans ontweek, later een klooster zou worden, waai\' Godgewijde maagden ia stillen vrede den lof des Heeren zouden bezingen. In het jaar 1422 ging deze profetie in vervulling.
Toen de H. Oda op haar vlucht reeds Merselo naderde, beklom zij een berg, tusschen dit gehucht en Venray gelegen. Dan wendde zij zich om naar de plaats, waar zij zoo gaarne gebleven was, wierp zich op de knieën en smeekte haren godde-lijken Bruidegom, dat Venray nooit door vijanden veroverd en in brand gestoken, of door eene besmettelijke ziekte geteisterd zou worden. Daarop nam zij afscheid van den trouwen dienaar en de twee gezellinnen, die vrijwillig hare ballingschap gedeeld
\'20
hadden: geheel alleen wilde zij voortaan voor haren God gaan leven.
Steunende op den rietstok. dien zij van don berg Garganus had medegebracht, daalde zij thans den heuvel af, en na vele urea al biddende te hebben doorgeloopen, kwam zij aan een uitgestrekt bosch in dc nabijheid van Weert. Dit wilde natuurwond, waar de doorzichtige pijnboomgroepen door donkere beuken en eiken werden afgewisseld, trok hare ziel machtig aan. Want het gold evenzeer van deze streek, wat elders van een dergelijke is gezegd: »Dc plechtige stilte, de wijde omvang van het bosch, de breede schaduwen der hoog opgaande boomstammen, het heilig donker op den achtergrond, het geluid van den eenzamen vogel, het vallen en ritselen der bladeren, zelfs de rookwalm, hier en daar uit de kolenbrandershutten opstijgende — alles treft het gevoel van den wandelaar.quot; Hier dan ook besloot zij te blijven, om alleen en ongehinderd aan haar dierbaren Bruidegom te denken, zijne oneindige liefde te a__SS
overwegen, en daardoor de vlam harer liefde steeds meer en meer aan to wakkeren. Eenigen tijd slaagde zij er in, hier een waar kluizenaarsleven te leiden, zonder door eenig mensch gezien te worden. Maar, zegt de eeuwenoude traditie te Sint Oeden-rode, geboekt door Molanus, ook hier kou zij niet lang onopgemerkt blijven, liet gesnap der eksters verried haar, en wederom zag zij zich genoopt den reisstaf ter hand te nemen. Ditmaal trok zij meer naar het Westen, Noord-brabant in, en kwam eindelijk te Rhode, spoedig na haar dood Rhode der H. üda of Sint Oedenrode genoemd.
De goedhartige inwoners namen de arme zwervelinge met liefde op, en lieten haar gaarne op eene eenzame plaats onder het lommer van vele vruchtboomen wonen. Zelfs sloegen zij de handen ineen, en bouwden haar een kleine houten cel, een herdershut, zegt haar oude levensbeschrijver. Hier kon Oda zich naar hartelust aan het gebed en de bespiegeling overgeven, en mocht nog
M
28
eenige jaren ongestoord slijten in het zoet verkeer met Hem, voor wiens goddelijke liefde zij alles had opgeoll\'erd. Eu toen eindelijk de dag naderde, waarop zij voor immer met den Geliefde harcr ziel zon vereenigd worden, zond God haar eene zware ziekte over, die haar het nabijzijnde doodsuur aankondigde. Met de vurigste liefde ontving zij voor de laatste maal de H. Sacramenten, en terwijl van hare reeds verstijvende lippen nog immer een loflied op haar Bruidegom ten hemel steeg, gaf zij op zes en dertig-jarigen leeftijd, zachtkens en blijde den geest. Het was toen in het jaar 72().
Weldra werd zij door de inwoners van Rhode als een heilige vereerd. Een schitterend licht, dat \'s nachts een oogverblindende klaarheid over haar graf verspreidde, verscheidene mirakelen, door hare voorbede gewrocht, bewezen dat God deze devotie aanmoedigde. Men bouwde al spoedig een houten bidplaats over hr.ar graf, die later door een kerk, waarbij een collegiaal sticht was van negen ka-
-1S!
\'29
nunniken, vervangen werd. Tegen het jaar MüU werden de overblijfselen der zalige maagd dooi\' Othertus, bisschop van I.uik, plechtig verheven, en aan het volk ter vereering voorgesteld. Toen tegen het einde der zestiende eeuw de kerk in de handen der ketters gekomen was, verviel zij langzamerhand meer en meer, tot zij in \'JSiJIj wederom aan de Katholieken terug kwam, en thans do Parochiekerk van Sint Oedenrode werd. Daar leest men op haar graf het volgende opschrift: »De H. Oda, dochter van Eugunatius den VII koning van Schotland, heeft hier gewoond, en werd hier begraven in \'t jaar 7l2(J, oud zijnde .\'KJ jaren. Haar heilig gebeente werd door Othertus, bisschop van Luik, naar de collegiale kerk overgebragt in \'t jaar 109!).quot; De devotie tot de H. Oda is reeds lang in de diocees van Roermond gevestigd, vooral te Venray en te Weert, waar hare nagedachtenis nog altijd in zegening is. In de kerk te Venray prijkt een fraai gothiek
beeld der II. Oda, benevens een ge-g?-
schilderd porti\'ct in de gewelven van het Zniderpaml. Aan het kapelletje ()|gt; don weg naar Merselo, ongeveer 15 minuten van Venray\'s parochiekerk . is nog steeds veel toeloop van ooglijders, \\lie de Heilige eenzelfde gunst komen vragen, als zij eertijds 1 met zoo gelukkige uitkomst van den I H. Lamhertus heeft afgesmeekt.
TEH KERB DER
om eene bijzondere gunst te erlangen.
ONDERRICHTING,
Menigvuldig zijn di^ noodwendigheden, ■waarin wij ons tot God moeten wenden, om door zijne genaden geholpen te worden. God echter wil dringend en aanhoudend gesmeekt worden, en deelt zijne genaden het liefst uit door de handen zijner Heiligen. Vandaar het lofwaardig en heilzaam gebruik in de Kerk, om een of anderen Heilige door eene Novene of negendaagsche oefening te vereeren, ten einde aldus van God eene bijzondere gunst te verkrijgen.
Maar kunnen wij Novenen houden ter eere van iederen Heilige, van nature trekken die verheerlijkte Broeders of Zusters ons nog meer aan, met wie wij ons in bijzondere gemeenschap gevoelen; zij n.1., die op onzen grond il----%
32
geboren, of althans daar geleefd, gearbeid en den hemel verdiend hebben; die onze eigene taal gesproken, met onze voorouders verkeerd hebben; in een woord, de Ueiliyen van on* Va-dei\'land. Zij voorzeker ook zullen met nog minzamer oog op ons nederzien, inniger medelijden met ons hebben, des te zekerder de gunst bij God verwerven, welke wij verlangen.
Onder die velen tellen wij ook de uitverkoren Maagd, de H. Oda, wier levensgeschiedenis wij hebben gegeven. /ij heeft hier geleden, hier gestreden, hier in ons land de kroon der overwinning behaald: zij ook, de ondervinding heeft het geleerd, kan wonderbare gunsten van Onzen lieven Heer voor ons verkrijgen.
Tot dat doel wordt dan ook een Novene ter eere van onze Heilige aan deze levensschets toegevoegd. Moge daardoor het vertrouwen op 211 de dovotie tot die machtige Beschevmhei-lige aangroeien, moge zij vooral vruchten, zoowel voor ons tijdelijk als geestelijk belang voortbrengen, cn ons allen tot zaligheid strekken!
SS___SI
Om ilozo Oefening met vruclit te doen. bidde men dan negen achtereen volgende dagen de navolgende gebeden, zooals zij voor eiken dag-zijn aangegeven. Men voege er iedc-ren dag de Litanie ter eere der H. Oda bij, en bezocke, zoo mogelijk, ccne kerk of kapel, waar de li. Oda bijzonder vereerd wordt. Het spreekt van zelf, dat dit wel geen vereiscbte is, om zeker verhoord te worden, doeli het vertrouwen zal er immer door winnen.
Verder zorge men gedurende de Novene volmaakter te leven, zich te onthouden van alle zonden, en daarom meer ingetogen te zijn. Een aalmoes te geven aan een arme, of andere goede werken te doen wordt bijzonder aanbevolen, en ten minste éénmaal gedurende de negnnduagsche Oefening of wel op den neetenden dag ontvange men de H.H. Sacramenten, volgens den raad en de toestemming des biechtvaders.
Zoo zal de Novene overgroote vruchten dragen voor uwe ziel, en, als het u zalig is, u zeker ook de gevraagde
| gunst verwerven.
---amp;
Heilige Oda, die dooi\' uw levendig en ki\'achtdadig geloof zóó aangenaam waart in do oogen van uwen God, dat Hij u op liet graf van don H. Lam-bertns door een wonder het licht uwer oogen op eenmaal tei\'ug schonk; smeek, zoo bidden wij u, den almach-tigen God, dat ons geloof immer lovend en vurig zij; smeek voor onze afgedwaalde broeders in Nederland, dat hunne oogen voor het licht des geloofs geopend worden, en zij do Zon der eeuwige waarheid mogen aanschouwen. Verwerf ook rnij. als loon voor mijn geloof, de gunst, welke ik zoo zeer behoef.
Onze Vader — Wees gegroet —• Glorie zij den Vader.
Heilige Oda, welk oen schouwspel van heldhaftig vertrouwen op God hebt gij gegeven aan hemel en aarde, aan engelen en menschon, toen uw vader u wilde uithuwelijken aan een
adellijk jongeling! Noch de rijkdom van den koninklijken troon, noch de pracht van het paleis, noch de vleiende of bedreigende woorden van uw vader deden u een oogenblik wankelen in den trouw, welken Gij gezworen iiadt aan uw hemolschen Bruidegom. Uw vertrouwen op God deed u zegevieren. H. Oda, door uw zoo groot vertrouwen kom ons te hulp, sla oen meewarigen blik op ons, en smeek bij Jezus, om grooter vertrouwen, opdat ik, na de gunst, welke ik zoo zeer verhoop, verworven te hebben, eens hij u in den hemel ecuwig gelukkig zij.
Onze Vader — Wees gegroet — Glorie zij den Vader.
SJasv.
T
Liefdevolle H. Oda, getrouwe bruid van Jezus Christus, wat is 11 we liefde heldhaftig groot geweest! Zij deed u vader en bloedverwanten verlaten; zij, u vaarwel zeggen aan alle genoegens der wereld; zij , u do zee oversteken en verre pelgrimstochten ondernemen; zij, u verborgen en miskend
J
■
Sf-
— :i(j —
leven in oene arme hut. Geef toch, o II. Patrones, dat in onze harten ook liet vuur dei\' liefde ontstoken worde, geef dat het immer in onstoe-neme, opdat noch dood, noch vervolging, noch kerker, noch lijden ons kunnen afscheiden van Jezus den god-delijken Bruidegom onzer zielen. En als loon voor uwe liefde, verwerf mij de gunst, welke ik zoo zeer behoef.
Onze Vader — Wees gegroet — Glorie zij den Vader.
H. Oda, heldhaftige Maagd, die met zoo veel zielssterkte voor uwe maagdelijke zuiverheid streedt, bid toch voor ons, die zoo zwak zijn in het naleven fier goddelijke geboden; verkrijg voor ons en voor al onze landgenooten de noodige zielssterkte, om het geloof in Jezus Christus; waardig te belijden, om de bekoringen tot zonden te bestrijden, om de gelegenheden der zonden te vluchten als een pest. Verkrijg ons ook, door uw voorspraak , hetgeen wij u in het bijzonder vrairen, of zoo het ons ni«t zalig-
O \' ~
Sf----:_SS
is, verwerf ons (Jan de kracht, om de smarten, ziekten en -wederwaardigheden dos levens met uwen moed te verduren.
Onze Vader. — Wees gegroet. — Glorie zij den Vader.
H. Oda, uwe naastenliefde was heldhaftig groot. In Nederland kwaamt gij u metterwoon vestigen, om daar door gebed en boetewerken aan het heil der zielen te arbeiden. Gij wordt beleedigd en met verachting bejegend, zoo zelfs dat gij voor uw vervolgers moet vluchten; en gij beloont lien met voor hen te bidden, met voor Venray -te smeeken, dat het van oorlog en brand, van pest en besmettelijke ziekte bevrijd moge blijven. H. Oda, uw naastenliefde zal nu nog volmaakter zijn in den hemel. Ach zie dan op ons vaderland neder; zoo velen zijn er, die van de Moederkerk zijn afgedwaald; voer hen door uw krachtig gebed bij God tot den waren schaapstal terug, opdat er slechts één schaapstal en één herder
in Nederland moge zijn. H. Oda, toon ook uwe liefde aan mij, en verhoor mijn gebed.
Onze Vader. — Wees gegroet. — Glorie, zij den Vader.
Sosirte Dag.
I
II. Oda, engelachtig was uw zuiverheid. Gij bemindet deze heilige deugd van uw prilste jeugd af. Gij beloofde op het graf. van den H. Lambertus, aan Jezus eeuwige zuiverheid; om haar te redden liebt gij do zwaarste offers gebracht, ja om in zoeter verkeer met uw hemelschen Bruidegom zo nog volmaakter te beoefenen, koost gij u een eenzaam bosch nabij Weert uit tot de plaats van nw gebed en boetewerken. Om die zoo verheven zuiverheid, verwerf ons, o maagdelijke H. Oda, dat ook wij die deugd volgens onzen staat beleven , sterk ons in de bekoringen, en geef ons moed en kracht, om alle verleiding moedig het hoofd quot;;e bieden. Bid voor ons, o H. Oda, uw gebed is zoo machtig bij God!
K_—■amp;
39
Onze Vader. — Wees geyroet. — Gloria \'ij den Vader.
H, Oda, gij leefilet zoo onschuldig, zoo heilig, en toch waart gij zoo boetvaardig. Als een arme zwervelinge wordt gij uit medelijden opgenomen te Rhode, men geeft u een herders-hut tot woonplaats, gij , dochter eens konings, gij zijt er tevreden mede; ja jaren achtereen was die stulp het tooneel van aan do wereld onbekende boetewerken. H. Oda, wij zijn zondaars, en beoefenen do boetvaardigheid niet; ach, verwerf ons die deugd door uwe voorbede bij God. Verwerf ons een vermorzeld en vernederd hart, tranen van oprecht en bovennatuurlijk berouw, opdat wij heel ons leven onze zonden beweenen en zoo genade in Gods oog mogen vinden. Eu dan, H. Oda, in eeuwigheid geen zonden meer, wij beloven het u! Bid voor ons, opdat wij getrouw zijn.
Onze Vader. — Wees gegroet. — Glorie zij den Vader. Sg-—-%\'S
H. Odu, wat was uw verlangen naar den hemd buitengewoon groot! .la, Jezus, uw godrlelijkcn Bruidegom, te aanschouwen, dat was de begeerte van heel uw leven. En als eindelijk die dag kwam, o hoe blijde waart gij toen met de zware ziekte, welke God u overzond; met welk ecne vurige liefde ontvingt gij de H. Sacramenten ! Reeds verstijven uwe lippen, en nog zingt gij een lied voor uw Jezus, \'t Was uw Bruiloftslied des hemels; want zachtkens en blijde vloog uwe ziel op tot Hem, naar wien gij zes en dertig jaren verzucht hadt — H. Oda, den hemel bezit gij, wij nog niet. Ontliecht ons hart aan het aardscho, opdat wij voortaan toch vuriger verlangen naar den hemel. Bid voor ons, en blijf voortdurend voor ei is bidden bij Jezus, uw god-delijken Bruidegom, opdat wij, na eerst hier de gunst verkregen te hebben, welke wij verlangen, in den hemel bij u aanlanden.
Onze Vader. —- Wees gegroet. — Glorie zij den Vader.
If___1
41
Na uwen dood, o H. Oda, hebt gij de macht van God verkregen om wonderen te doen. Een schitterend licht, dat in den donkeren nacht met oogverblindende klaarheid boven uw graf schitterde, verkondigde aan Nederland uwe heiligheid. Uw graf werd een bedevaartplaats, en duizenden pelgrims kwamen er heen, om van allerlei ziekten genezen te worden. Blinden vooral ontvingen daar het gezicht terug. H. Oda, zou uwe macht dan nu zijn uitgeput? Neen, dat is niet mogelijk. (3 wij vertrouwen dan op uw machtige voorspraak. Verkrijg ons al de gunsten, die wij voor onze zaligheid noodig hebben, maar verkrijg ons vooral die gunst, voor welke wij U deze Novene hebben toegewijd. Wij smeeken het u zoo dringend mogelijk, verwerf zc ons bij Jezus, uw goddelijken Bruidegom. Hij, dien gij op aarde zoo onuitsprekelijk bemind hebt, Hij kan u niets weigeren.
Onze Vader. — Wees gegroet. — Glorie zij den Vader.
SS__SS
TER EERE
bijzondore Patrones tegen Oogziekten.
Heer, ontferm U onzer!
Christus, onferm U onzer!
Heer, ontferm U onzer!
Christus, hoor ons!
Christus, verhoor ons!
God, hemelsehe Vader, ontf. U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm IJ onzer.
God, Heilige Geest, ontf. U onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm
U onzer.
H. Maria, hid voor ons.
H. Moeder Gods, *)
H. Maagd der Maagden,
H. Oda, uitverkoren Vat van heiligheid, H. Oda, blanke lelie van zuiverheid, H. Oda, schitterende roze van liefde Gods,
H. Oda, wonder van edele standvastigheid ,
\'! Bid voer ons. £_
il!
H. Oda, toonbeeld der maagden, bid voor ons.
onafscheidelijke bruid van Jezus
Christus, *)
groote vereerster van clon H. Martelaar Lambcrtus,
bijzondere voorspraak en patrones tegen alle kwalen en ziekten der oogen,
die op liet graf van den gemartel-den bisschop van Maastricht, den H. Lambertus, het licht uwer oogen terug ontving,
die Jezus Christus tot uw eenigen
Bruidegom hebt uitverkoren, die den koninklijken troon, uw vader en vaderland hebt ontvlucht, om uw hemelschen Bruidegom getrouw te blijven,
die als arme pelgrim naar den berg Garganus en naar Rome zijt getrokken. om van den H. Michaël en den H. Petrus moed en kracht af te smeeken,
die als bannelinge, eenzaam en verlaten in ons vaderland kwaamt wonen,
voor ons.
H. Oda, die te Venrav door uwe liefdewerken en uw gebed aan de bekeering vanNederland gewerkt hebt, bid voor ons.
die aldaar van eenige edellieden vele mishandelingen moest verduren,1) die voor hen de vlucht moest nemen, die als loon voor uw lijden, in de verre toekomst uwe woning in een klooster veranderd zaagt, die nabij Merseloo baadt voor uwe vervolgers, en aan Jezus vroegt, dat Venray nooit door vijanden veroverd en in brand gestoken, of\'door besmettelijke ziekten zou geteisterd worden,
die ii in een eenzaam bosch nabij Weert verborgen hebt, om alleen en ongehinderd aan uw dierbaren Bruidegom te denken, die in een kleine houten cel, als eene arme zwervelinge, door de bewoners van Sint Oedenrode, werdt opgenomen,
die aldaar door gebod en boete-werken in zoet verkeer leefdet
Bid voor ons. amp;_
•4o
met Hem, voor wiens liefde gij alles limit opgeofferd, bid voor ons. H. Oda, die na eene zware ziekte, na veel lijden, zachtkens en blijde den geest hebt gegeven, *) die door verscheidene mirakelen na uwen dood uwe heiligheid hebt verkondigd,
die zoo velen van oogziekten genezen hebt, # wier nagedachtenis immer in zegening blijft,
machtige bescliermheilige,
Wees genadig, spaar ons, Heer.
Wees genadig, verhoor ons, Heer. Van alle kwaad, verlos ons, Heer. Van alle zonden, \'*)
Van de listen des duivels.
Van den geest der onkuischheid, Van pest, hongersnood en oorlog. Van alle besmettelijke ziekten, Van alle oogziekten.
Door de verdiensten van de TT. Oda, Door de verdiensten van den H. Lam-bertus,
\') Bid voor ons. quot;) Verlos ons, Heer. S?-
Lam Gods, dat wegneemt do zonden
der wereld, spaar ons. Heer! Lam Gods, dat wegneemt de zonden
der wereld, verhoor ons, Heer! Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer. Heer! Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
v. Bid voor ons, H. Oda!
k. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.
LATEN WIJ BIDDEX.
O God, die de H. Oda tot do geliefde bruid van uwen Zoon Jezus Christus uitverkoren, en haar tot zoo voortreffelijke heiligheid geroepen hebt, geef ons door hare verdiensten, dat wij hier altijd in innige liefde met U vereenigd mogen leven, om hierna het eeuwig liefdeloon te ontvangen, door Jezus Christus, onzen Heer. Amen.
47
)E BEKEEKING VAX NEDERLAND,
i o uitverkoren liruid van Jezus •! .s, H. Oda, iu allen ootmoed hier w Beeld een kind der katholieke \'an Nederland neergeknield. Ik kom u en, om bij God barmhartigheid te rven voor onze afgedwaalde broeders, voor hen, die kinderen zijn van fde Vaderland. Ach, zoovelen hebben het geloof geheel en al verloren, en erkennen uw Bruidegom Jezus uls hun God en Zaligmaker, maar rpen toch vele zijner leeringen, geloof is niet het geloof, dat ter eid leidt. H. Oda, heb medelijden die ongelukkigen. Voor eeuwen \'iit gij hierheen, om door uw gebed loetewerken onze eerste geloofsver-gers behulpzaam te zijn. Door uw gt; gebed verwierft gij de bekeering zoovelen onzer voorouders. H. Oda, --55
48
bid ook nu voor Nederland, bid vurig bij Jezus, uw Bruidegom, opdat het licht van datzelfde geloof strale in de oogen van onze afgedwaalde en verblinde broeders. Doe hen do waarheid kennen, en verwerf hun den moed, om de gekende waarheid op te volgen. O mochten toch alle kinderen van ons dierbaar Vaderland datzelfde geloof belijden, dat gij, H. Oda. tot den laatsten snik uws levens beleden hebt, waardoor gy heilig werdt in den Hemel!
O Jezus, almogende, barmhartige God, verhoor onze bede; luister naar onze smeekingen, die wij door uwe H. Lruid tot U opzenden, ten gunste van alle afge-dwaalden en zondaren; verhoor ons om uwe oneindige liefde; verhoor ons door de voorspraak der allerzaligste Maagd, Maria, door de voorspraak ook van de H. Maagd Oda, van onzen grooten Martelaar den H. Lambertus en van al onze Martelaren en Geloofsverkondigers. Amen.