518
f
.flt; ■
fe. ■ ■
Vak 57
VOOR HET
ONDEllRIGTINGEN WAT EEN JUBILE IS,
WAT MEN DOEN MOET, OM DE AFLATEN EN GUNSTEN, BIJ HET JUBILE VAN 1869 VERGUND, TE VERDIENEN;
GEBEDEN VA» VERSCHILLENDE HEILIGEN, VOORDE BIECHT,^ DE BEKEERING DER ZONDAREN,. KETTERS, ENZ.
G. MOSMAISTS, \'s BOSCH, VERWERSÏBAAÏ.
DEPÓT VAN HET HUTS GOEMAERE, TE BRUSSIX DUUKKÜK VAN Z. H. I\'lUS IX.
\\J K ff
J)atum Haiiemi, H. van Beek
hac 25 Junü 1S69. JAh. (Jens.
be aflaten.
| Oorsprong. — üilwerksels. —• Vereisclden om de aflaten ie verdienen.
Iedere zonde besluit in zich twee zaken: de beleediging Gode aangedaan — en de verpligting om eene straf te ondergaan, die geëvenredigd is aan deze beleediging: eene eeuwige en tevens tijdelijke straf, zoo de beleediging zwaar, of\' enkel eene tijdelijke, indien bet eene dagelijksche fout is.
Wanneer God in zijne barmhartigheid onze zonden vergeeft ,, dan scheldt Hij ons niet altijd de straffen kwijt, die wij, door Hem te belee-digen, verdiend hebben. Hij neemt wel is waar, als Hij vergeving schenkt, de eeuwige straffen weg, die wij door eene doodzonde verdiend hadden, zoodat wij, is de doodzonde vergeven, geen hel meer te duchten hebben; maar Hij j vergeeft niet altijd de tijdelijke straf, \'t Was aldus dat David, na de verzekering te hebben gekregen, dat zijne zonden vergeven waren, uiettemin veroordeeld werd ze in deze wereld uit te boeten, door de rampen, die God hem overzond.
Eén Sacrament bestaat er in de Kerk, het Doopsel namelijk, dat nooit de zonden vergeeft zonder op hetzelfde oogenblik de straffen aan
de zonden verbonden weg te nemen. Gesteld dat iemand gedoopt wordt op zijn vijftigste jaar. Heeft hij de noodige gesteldheid en een levendig berouw over zijne zonden, \'t zij dood- ofdage-lijksche zonden, dan wordt daarvan de vlek niet alleen, zoowel als die van de erfzonde, uitgewischt, maar God schenkt hem volkomen vergeving van alle straffen, die hij verdiend had voor zijne verschillende zonden. Zoo is het niet. altijd met het Sacrament van boetvaardigheid. Gewoonlijk laat dit Sacrament nog de verpligting over om tijdelijke straffen te ondergaan , hoewel het de zonden uitwischt en de daaraan verbonden eeuwige straffen.
Sterft men, zonder voldaan te hebben aan de regtvaardigheid des Heeren, dan moet men uitboeten in het vagevuur. Wat de middelen aangaat om er ons van te ontslaan in dit leven, deze kunnen wij tot drie terugbrengen: 1° kunnen wij ons zeiven straffen door vrijwillige boetpleging; •2quot; de straffen, het verdriet, de tegenspoeden van dit leven, het verlies van ouders , goederen enz. enz. van Gods hand geduldig aannemen, en 3° aflaten verdienen.
Om de leer der aflaten goed te begrijpen, moeten wij ons vooreerst herinneren, dat Jesus Christus, toen Hij tot zijne Kerk zeide: nAl nwat gij op aarde zult ontbinden, zal ontbonden uzijn in den Hemelquot;, aandemagt, die Hij gaf om te ontslaan, geen grenzen voorschreef. Alle geestelijke banden, die een hinderpaal voor ons sreluk zouden zijn, kan zij verbreken. De tij-
delijke straf nu , zelfs nadat de zonden vergeven zijn, is een van die banden, omdat wij, indien we zouden sterven, zonder daarvoor te hebben uitgeboet, in het vagevuur zouden moeten voldoen , voor dat wij den Hemel konden binnengaan.
Wat meer zegt, daar de Kerk een groot gezin is, waarin men gemeenschap heeft van goederen, volgens het geloofspunt van de gemeenschap der heilig en, is zij in \'t bezit van zeer groote schatten, bestaande uit de overvloedige verdiensten van Jesus Christus, van de H. Maagd en de Heiligen; en zij kan de rijkdommen van dien schat toevoegen aan hare kinderen, om hen aan de regtvaardigheid des Heeren te helpen voldoen. Dit doet zij, wanneer zij ons aflaten toestaat, door middel van eenige werken, welke zij ons voorschrijft.
Yan deze magt heeft de Kerk voortdurend gebruik gemaakt. Men ziet zulks in al de eeuwen der Kerk.
Laten wij slechts het laatste algemeen Concilie (het Concilie van Trente) aanhalen. //Daar //de Kerk de magt ontvangen heeft om afla-//ten toe te staan, en daar zij die magt van //af de eerste tijden heeft uitgeoefend, besluit //en verklaart het Concilie, dat het gebruik //der aflaten voor het volk zeer heilzaam is; //dat het gegrond is op het gezag der Conci-//liën, en in de Kerk moet onderhouden worden» //Het spreekt \'t anathema uit tegen hen die //zeggen, dat zij zonder nut zijn, of ontkennen.
?/dat de Kerk de magt bezit om die te ver-vleenen.quot; (Sess. 25.)
Wat het toevoegen van de overvloedige voldoeningen van Jesus Christus en van de Heiligen door de Kerk betreft, men heeft daarin verschillende graden. Neemt de aflaat alle straffen weg, \'t zij hier \'t zij in het Vagevuur te verduren, dan is het een volle ajlaat; strekt hij zich slechts uit tot een gedeelte dier straffen, dan is liet eene gedeeltdjke afaat.
Dit is genoeg om de natuur der aflaten te kennen; men kan zich nu ook een juist denkbeeld vormen van de uitwerksels, die zij iiebben in eene ziel, welke het geluk heeft ze te verdienen, De aflaat heeft geenszins de kracht om de vlek der zonden, zij mogen dood- of dage-lijksche zonden zijn, uit te wisschen; evenmin kan er de straf door vergeven worden van zonden , waaraan men nog verkleefdheid blijft behouden , en die bijgevolg niet vergeven zijn; want een Aflaat onderstelt altijd de vergeving der zonden zeiven. — Maar de Aflaat helpt ons voldoen voor de straffen, die ons na de vergeving der zonden overblijven oo te verduren ; en — naarmate hij ten volle of slechts gedeeltelijk verdiend wordt, voldoet hij ten volle of slechts gedeeltelijk voor de onvolkomenheid der biecht.
De aflaten hebben nog een ander uitwerksel, dat onzen ijver wel mag opwekken, om ze te verdienen: zij kunnen voor \'t grootste gedeelte aan de zielen in het vagevuur worden
toegevoegd. Niet, dat de magt om te outbiu-den, welke de Kerk heeft, zicli uitstrekt over hen, die niet meer in deze wereld leven; maar vermits zij de magt heeft om te beschikken over de oneindige verdiensten van Jesus Christus, draagt zij die aan God op voor hare overledene kinderen door middel der nog levfenden. Zou God nu die voldoeningen kunnen versmaden, of zou hij de aangebodene verdiensten van Christus wel kunnen weigeren ?
Maar welke voorwaarden stolt de Kerk, om aflaten te kunnen verdienen ? Het spreekt van zelve, dat men, wil men ze voor zich zelven verdienen, in staat van genade moet wezen, ten minste wanneer men het laatste werk ver-rigt wat is voorgeschreven ; want iemand, die nog de eeuwige straf schuldig is, kan niet ontslagen worden van de tijdelijke.
Ik zeg voor zich zelven, want het is een gegrond gevoelen, dat de aflaten, die toegevoegd kunnen worden aan de zielen in het vagevuur, en waarvoor het Sacrament der Biecht niet vereischt wordt (bijv. de talrijke aflaten aan de godvruchtige oefening van den H. Kruisweg verbonden), verdiend kunnen worden voor de overledenen, zelfs door hen, die het ongeluk zouden hebben in staat van doodzonde te zijn. Wat meer is: de oefening van den Kruisweg voor die arme zielen verrigt, is een werk van barmhartigheid, dat zeer geschikt is om het Hart van God te bewegen en voor de grootste zondaars de genade der bekeering en de eeuwige zaligheid te verwerven.
Ten anderen, om een vollen aflaat geheel te verdienen, moet men vergiffenis bekomen hebben van alle dood- of dagelijksche zonden, zonder eenige gehechtheid aan welke zonden ook te behouden. Schijnt het ons moeijelijk daartoe te geraken, verliezen wij daarom toch den moed niet, door te gelooven, dat wij niets doen, zoo wij niet alles doen; de volle aflaat wordt ons dan gedeeltelijk toegevoegd, dat wil zeggeti; wij krijgen er het deel van, dat aan onze gesteldheid geëvenredigd is.
Ook moet men een zeker verlangen of althans eene algemeene intentie hebben om den aflaat te verdienen, \'t Is goed eiken morgen deze intentie te vernieuwen, om daardoor aan God te toonen, dat men alle aflaten wenscht te verdienen, die er aan de dagelijksche oefeningen van godsvrucht en aan de werken van liefde zijn verbonden.
De derde voorwaarde eindelijk, die wij te vervullen hebben, bestaat daarin, dat wij stip-tehjk volbrengen al wat tot het verdienen van een aflaat wordt voorgeschreven, bijv. een of ander gebed knielend, staand, hij het luiden der klok te verrigten, enz.; iets na te laten, ook zonder onze schuld, zou ons de aanspraak op die genade doen verliezen.
Gewoonlijk stelt men 3 vereischten om een vollen aflaat te verdienen.
1°. Be Bieght; maar \'t is niet noodzakelijk dat men de absolutie ontvange, indien de biechtvader namelijk , geen groote fouten bemerkende,
het noodeloos acht ze te geven. Personen, die de gewoonte hebben wekelijks te biechten, kunnen al de aflaten verdienen, die in den loop der week voorkomen, mits zij in staat van genade blijven.
2°. Be 11. Communie. Het is echter zeker, dat men meer dan één vollen aflaat op een dag door eene enkele Communie kan verdienen, mits men de overige vereischten stipt vervulle.
3°. Het Gebed, tot intentie der Kerk. Men houdt algemeen, dat 5 maal \'t Onze Vader en 5 maal \'t Wees gegroet bidden voldoende is, om deze voorwaarde te vervullen.
VERKLARINGEN.
1ste Vraag. Zeg eens met de meest mogelijke duidelijkheid wat men door aflaten verstaat?
Antwoord. Door aflaten moet men verstaan de volkomen of gedeeltelijke kwijtsehelding der tijdelijke straf, die verbonden is aan de zonden zelfs nadat zij vergeven zijn; eene kwijtsehelding, die buiten het Sacrament der biecht verleend wordt door hen, die de magt bezitten om over de schatten der Kerk te beschikken.
2de Vr. Waarom zegt gij haten het Sacrament!\'
Antw. Omdat het Sacrament der Biecht, wanneer het met de noodige vereischten ontvangen wordt, ook een gedeelte dier tijdelijke straffen vergeeft, overeenkomstig de gesteldheid van den biechteling.
3de Vr. Blijft er voor de dagelijksche zonden ook nog iets te boeten over, al zijn ze vergeven?
Anüc. Ja! want de vergeving, die wij van de dagelijksche zonden bekomen, vermindert wel de grootheid der straf, welke wij verdiend hadden door ze te bedrijven, maar zij ontslaat ons niet altijd geheel en al; en dan hebben wij zelfs voor de dagelijksche zonden aflaten noodig.
4de Vr- De penitentie, ons door den biechtvader
opgelegd, dient om ons van die schuld te bevrijden; is deze dan niet voldoende?
Anho. Deze penitentie is wel een hegia van voldoening aan do goddelijke regtvaardigheid, maar het is gemakkelijk hare onvolkomenheid aan te toonen. Toen de Kerk weleer zoo zware langdurige straffen oplegde, meende zij niet, dat zij daardoor meer eisehte van de bootvaardigon, dan zij aan de regtvaardigheid des Heeren verschuldigd waren; zij werd toen bestuurd door den H. Geest, die haar ook nu bestuurt en altijd zal besturen. De zonde verdient altijd dezelfde straf, want God heeft niets van zijne heiligheid verloren. En kun-nen do straffen, die nu opgelegd worden, wel vergeleken worden bij die der eerste Kerk? Het is dus duidelijk , dat do Kerk onze zwakheid in aanmerking neemt, en dat zij ons liever lang in het vagevuur dan eeuwig in de hel ziet branden. Gewoonlijk is dus die kleine penitentie, die de biechtvader oplegt, onvoldoende om voor de geheele straf te voldoen.
5de Vr. Indien nu de absolutie en de penitentie der biecht niet ten volle aan de goddelijke regtvaardigheid voldoen , hebben wij dan nog andere middelen om haar voldoening te verschaffen?
Antw. Om niet v an\'t vagevuur te spreken, waar de voldoening streng zal zijn, volgens het woord des Heeren; dat alles tot de laatste penning zal moeten betaald worden, zoo hebben wij in dit leven nog drie middelen om te voldoen; 1° Naauwgezet alles nakomen, wat de godsdienst en do pligten van onzen staat ons opleggen, de deugd beoefenen, inwendige en uitwendige versterving beminnen, enz.; want ieder werk, waarvan de liefde de drijfveer is, vermeerdert onze verdiensten en vermindert onze schuld. 2° Alle straffen en \'egenspoeden die ons overkomen, b. v. het verlies van ouders, goederen, gezondheid, enz. van Gods hand gewillig aanvaarden. Wanneer men die beproevingen met geduld lijdt, vergadert men zich zeer groote. verdiensten. 3quot; Aflaten verdienen.
6de Vr. Welke is de schat, waarover de Kerk beschikt, als zij aflaten verleent?
Antw. De schat, dien de Kerk bewaart, om te voor-
Kien in rle behoeften barer kinderen, bestaat uit dc overvloedige verdiensten van JeSbs Christus, van de H.,Maagd èn van do Heiligen.
Één enkele druppel bloeds van Jesus Christus ware meer dan voldoende geweest, om voor al de schulden van \'t mensehelijk geslacht te voldoen, en nu was geheel zijn leven een gedurige marteling, en zijn dood de verèeniging van alle versmadingen en alle pijnep. Hoevele Heiligen hebben der goddelijke regtvaardigheid ook meer betaald dnn zij schuldig waren! De H. Joannes de Dooper zij hier slechts aangehaald; hij was geheiligd in den schoot zijner moeder, leefde in de woestijn, stierf in de gevangenis als slagtoffer van zijn ijver voor de dienst des Heeren. En wat te zeggen van die onvergelijkelijke Maagd Maria, die nooit iels aan God te voldoen had, dewijl zij zelfs de schaduw der zonde niet kende, — die de Koningin der Martelaren genoemd wordt, omdat, zij moer geleden heeft dan alle Heiligen ooit geleden hebben. Ziedaar, waarin de rijke schat bestaat, waaruit de Kerk de Aflaten put.
7de Fr. Wie heeft de magt om over dien schat te beschikken?
Antm. De raagt om over dien schat Ie beschikken, of om Aflaten toe te staan, behoort den Paus van Rome voor alle geloovigen, en den Bisschoppen voor hunne onderhoorigen, voor zooverre het hun door het fl. Kerkelijk regt is toegestaan.
8ste Vri Is het niet moeijelijk te begrijpen hoe wij onze schulden kunnen voldoen met de verdiensten der Heiligen; de Heiligen toch worden in den hemel voor al hun verdiensten beloond, hoe kunnen zij ons er nog iets van mededeelen?
Anttc. Men moet onderscheid maken tusschen twee zeer verschillende zaken, te weten: tusschen en voldoening ■, de verdienste is een persoonlijk regt op belooning; dat kan men niet afstaan. De voldoening is de betaling eener schuld, en waarom zou men niet kunnen betalen voor een ander? Ieder werk, dat men uit een bovennatuurlijk inzigt verrigt, bevat verdienste en voldoening te zamen. De Heiligen hebben al hunne verdiensten medegenomen ten hemel, zij worden er
— 13 —
\'eeuwig voor beloond, maar de overvloed huuner voldoening, of liever hetgeen zij meer voldaan hebben aan de regtvaardigheid des Heeren dan noodzakelijk was, kon met hen het verblijf der gelukzaligen niet \' binnengaan, omdat daar geene schulden te voldoen zijn; die overvloed is der Kerk geworden, als aan de natuurlijke erfgenaam harer kinderen. En zoo hebben zich de overvloedige verdiensten der H. Maagd en der Heiligen gevoegd als kleine stroomen bij den onmete-lijken oceaan der verdiensten van Jesus Christus.
9de Vr. Een volle aflaat vergeeft alle straffen, waarom dan meer dan één vollen aflaat verdienen?
Antw. Om een vollen aflaat te verdienen moeten wij ontslagen zijn van alle doodelijke en dageüjksohe zonden, en niet de minste verkleefdheid aau de een of andere zonde behouden. Daaruit volgt, dat inen zeldzaam een vollen aflaat in al zijn uitgestrektheid kan verdienen, en de onzekerheid, waarin wij ons bevinden of wij hem wel verdiend hebben, is reden genoeg, om dikwijls tot die schatten van genade onze toevlugt te nemen, en zoo ten minste gedeeltelijk de vergeving onzer schulden te bekomen. En moeten wij dan alleen op ons zeiven bedacht zijn? Zijn erin \'t vagevuur geen zielen, die ons dierbaar zijn; misschien de zielen onzer ouders of vrienden, wier pijnen wij verligten en verkorten kunnen? Zullen wij haar onze hulp weigeren? Willen wij ons ijverige beschermers bezorgen voor den troon van God; wij kunnen het. zoo wij haar uit den kerker verlossen en haar geluk bespoedigen.
10de Vr. Wat moet men verstaan door een aflaat van 30, 40, 100 dagen, van een jaar, van 7 jaren en 7 quadragenen, enz.
Anhc. Die verschillende tijds-bepalingen moet men niet toepassen op den duur van de pijnen in het vagevuur, maar op den tijd, die door de vroegere kerkelijke wetten tot boeting bepaald was. Een aflaat b. v. van 7 jaren en 7 quadragenen scheldt ons eene schuld kwijt, waarvoor wij 7 jaren en 7 vasten tijden kerkelijke boete zouden moeten doen. Zoo wij stierven na •zulk een aflaat verdiend te hebben, dar. zouden wij % -hét vagevuur bevrijd blijven van die pijnen, dié
door eene boete van 7 jaren en 7 quadragenen worden uitgewischt.
11de Vr. Wat verstaat men door een aflaat van 100 jaren; heeft de Kerk ooit iemand zulk eene lange boete opgelegd?
Anlvj. Veronderstel eens, dat iemand 10 of 20 maal een van die groote misdaden heeft begaan, waarvoor de Kerk eene boete van 10 jaren oplegt, dan zou de Kerk hem natuurlijk verantwoordelijk achten voor 10 of 20 boeten ieder van 10 jaren, of voor een boete van 100 of 200 jaren. Verleent de Kerk een aflaat van 100 jaren, dan zegt. zij als \'tware: Ik vergeef n door toevoeging van de overvloedige verdiensten van Jesus Christus en der Heiligen, de boete, die gij gedurende 100 of 200 jaren zoudt moeten doen, indien gij er voor in staat waart, of de straffen des vagevuurs, die er aan beantwoorden.
12de Vr. Noem eenige aflaten, die wij het gemakkelijkste kunnen verdienen?
Anito. Zoc gij ingesehreven zijt in het broederschap van den Rozenkrans, dan kunt gij op den Isten Zondag van elke maand 3 volle aflaten verdienen; op eiken feestdag der H. Maagd en op de feestdagen der geheimen van den Rozenkrans één vollen aflaat: zijt gij lid van het broederschap van het H. Hart of van het broederschap tot bekeering der zondaren, dan kunt gij voor elk broederschap twee volle aflaten in de maand verdienen; ook een voor het broederschap van een Goeden Dood, van de Voortplanting des Geloofs, enz. Er zijn ook vele aflaten verbonden aan het bidden van den Rozenkrans, van den Angelus, enz. En wat den Kruisweg vooral betreft, men kan door die oefening, wanneer wij ze van tijd tot tijd verrigten, vele zielen uit het vagevuur verlossen! De Pausen hebben aan die oefening alle aflaten verbonden, die zij verleend hebben aan hen, die de H. Plaatsen te Jerusalem bezoeken. Wij bevelen ook bijzonder aan het Scapulier der Onbevlekte Ontvangenis, waaraan nog meer aflaten verbonden zijn dan aan den Kruisweg; alsmede het Scapulier van O. L. V. van den berg Carmel, dat •zoo rijk aan aflaten is.
2lt;i. PUNT.
DE GKOOTE AFLAAT VAN HET JUBILE.
Het, Jubilé werd bij de Joden alle 50 jaren gevietd ter gedachtenis hunner verlofsing uit cle slavernij van Egypte. Het trompettengeschal, dat dien tijd aankondigde, was het teekeu eener groote vreugde : alle schulden werden kwijtgescholden, de slaven herkregen hunne vrijheid, en wie genoodzaakt was geweest zijn erfdeel te ver-koopen, trad weer in\'t bezit zijner goederen.
De Kerk heeft in navolging dier plegtige kwijtschelding, op zekere tijden hare geestelijke schatten overvloediger willen uitdealen. Het Jubilé der nieuwe wet is een volle aflaat, verhovden aan ecnige voor geschrevene werken en vergezeld van verscheidene voorregten, die zjne waarde aanm.erkeljk verhoogen. Het aan-kondigeu van zulk eene gunst moet do vreugde in het hart van elk Christen opwekken; want het is de aankondiging van eene algehcele kwijtschelding , van eene volmaakte verzue-ning met God, waardoor, zoo wij slechts willen, alle banden verbroken, alle schulden betaald zullen worden; waardoor wij in al onze regten en in het bezit onzer goederen, die wij door de zonden hadden verloren , hersteld worden.
Er bestaan twee soorten van Jubilé; het een noemt men hei heilig jaar of het groot Jubilé, het ander het hnlengeioone ■Tnhilé.
—■ 15 —
Heilig jaar noemt men het vijf en twintigste, het vijftigste, het vijf en zeventigste en het honderste jaar van iedere eeuw. In die jaren ziet men te Eome een groote toevloed van geloovigen, die uit alle deelen der wereld te zamen komen om de graven der Apostelen te vereeren en den .aflaat van het groote Ju-bile te verdienen. Het jaar daaropvolgend wordt die gunst verleend aan alle Bisdommen der wereld; zoo dat men in al de kerken door den Bisschop daartoe aangewezen, den aflaat van het Heilig Jaar verdienen kan, mits men alles volbrengt, wat hij heeft voorgeschreven.
Voor het huitengetvone Jitbilé is geen vaste tijd bepaald; de Kerk verleent zulks bij eenige gedenkwaardige gebeurtenissen, zoo als bij de verhefiing van een nieuwen Opperpriester, of om de een of ander algemeeue ramp af te weren, of om eene buitengewone gunst van den Hemel te verkrijgen.
Het .1 ubiló, dat wij thans vieren is een buitengewoon. De tijdsomstandigheden waarin wij leven geven er aanleiding toe, en zulks zegt ons Paus Pius IX zelf in zijn Encycliek of algemeenen Zendbrief, dien hij onlangs aan de Bisschoppen gezonden heeft, nLe rampen der Kerk en der maatschappij, de groote za-menzweering, die tegen het Catholiciwie en den Apostolischen Stoel gesmeed is, de vloed der dwalingen, die de wereld overstroomt, noodzaken ons meer dan ooit onze toevhigt te nemen tot den troon der genade, om harmhartigheid
te erlangen\'\' En wat doet, nu de algemeene Vader der geloovigen? Hij begeeft zich in het gebed met al zijne kinderen, vast vertrouwende, dat door die vereenigde smeekingeu de overwinning zal bespoedigd worden, waarnaar allen verlangen; en om de godsvrucht zijner kinderen op te wekken verleent hij hun een aflaat bij wijze van Jubile.
VERKLARINGEN.
1ste Vrang. Heeft het Jubilé der Joden in iets overeenkomst met dat der Christenen?
Antwoord. Het was daarvan een afbeeldsel, zocdat het Jubilé der Christenen op eene geestelijke wijze datgeen uitwerkt in de orde der genade, wat het Jubilé der Joden uitwendig uitwerkte. De volle aflaat, dien wij er in verdienen, is eene kwijtschelding van al wat wij aan Gods regtvaardigheid verschuldigd zijn; hij bevrijdt ons van de slavernij der zonden; hij neemt weg wat voor ons het bezit der eeuwige erfenis zou vertraagd hebben.
2de Vr. Waarom moeten de geloovigen zich meer beijveren den vollen aflaat van \'t Jubilé dan een anderen te verdienen?
Antw. Hoe uitstekender eene gunst is, des te meer moeten wij haar trachten te verdienen. De aflaat nu van het Jubilé overtreft alle anderen; 1. in zijne tó-gesirelctheid, omdat hij aan de geheele Kerk wordt toegestaan, de andere slechts aan zekere kerken, broederschappen, personen, enz.; 2. in zijne voorregten, omdat den biechtvaders grooteremagt verleend wordt. 3. om de meerdere zekerheid, die wij hebben dien aflaat te verdienen.
3de Vr. Waarin bestaat die grootere magt der biechtvaders ?
Antto. Er bestaan zekere groote misdaden, waarvan op gewone tijden niet alle priesters kunnen absolveren, wijl de Paus of de Bisschoppen zich voorbehouden
— 17 —
hebben die misdaden te vergeven; maar ten tijde van het Jubilé wordt die magt ook verleend aan alle biechtvaders. Eveneens is het met het opheffen der exeom-muuicatie. Hij kan u ook ontslaan van alle gedane beloften, al ware ze ook met eede bevestigd of den Paus voorbehouden, ze veranderen in andere godvruchtige werken ; hiervan zijn uitgezonderd de belofte van zuiverheid en de belofte van den religieusen staat te omhelzen.
4de Vr. Waarom is men tijdens het Jubilé meer zeker, dat men een vollen aflaat verdient, dan op andere tijden ?
Antw. Men denke slechts hoe moeijelijk het zij de noodige gesteldheid te hebben, om een vollen aflaat in al zijn uitgestrektheid te verdienen. Om nu die gesteldheid te hebben is er geen geschikter tijd denkbaar dan het Jubilé. Want dan is God als het ware bewogen door de gebeden zijner Kerk, al hare kinderen liggen dan geknield voor zijne voeten, dan stort Hij zijne genade om hun vasten, om hunne aalmoezen, om hunne tranen overvloediger over hen uit. Al wat wij in dien tijd zien en hooren sterkt ons geloof, doet onze godsvrucht herleven. Al die onderrigtingen , al die goede voorbeelden, die ijver, om de verpligtingen van de godsdienst te volbrengen, dat alles stemt het hart van den raenseh tot een opregter berouw en het hart van God, tot cene grootere barmhartigheid. Wij kunnen dus nooit met meer grond vertrouwen den vollen aflaat in al zijne uitgestrektheid verdiend te hebben, dan na een Jubilé, dat men met de noodige gesteldheid gehouden hoeft.
5de Vr. Welke werken zijn gedurende het groote en welke gedurende het buitengewone Jubilé voorgeschreven ?
Antw. De biecht, de H. Communie, het bezoeken van kerken zijn gewoonlijk voorschriften voor beide Jubiléën; vasten, aalmoezen uitdeel en is eigen aan het groote Jubilé. Men moet dus zien wat er wordt voorgeschreven als de Paus een Jubilé toestaat, of de Bisschoppen zulk een Jubilé afkondigen.
— IS —
WAT MEN MOET DOEN VOOR ZIJN NAASTE GEDD11ENDE HET JTJBILE.
In dien heiligen tijd werkt de genade won-deiiijk in de zielen: Het is als het ware eene heilzame verandering, die de zieken geneest, zelfs een groot aantal dooden tot het leven der genade terugroept. Hoevele onder onze bloedverwanten, onder onze vrienden zijn tot eene beklagenswaardige laauwheid vervallen! Hoevele hebben do vriendschap Gods en bijgevolg het eenig ware leven verloren, en zijn op \'t punt in de hel begraven te worden! De goddelijke barmhartigheid komt hun te hulp, doet meer dan ooit poging om hen te redden; zou het misschien de laatste niet zijn? Zou misschien, ook aan onze vurige gebeden, aan onze stichtende voorbeelden, aan onze wijze en liefdevolle raadgevingen de genade der bekeering en bijgevolg de eeuwige zaligheid van zoo iemand verbonden zijn? Zeker is het, dat wij er veel toe kunnen bijdragen; want zoo de verergernis de hel met zielen vervult, de zielenijver bevolkt den Hemel.
Toon dan bij deze gelegenheid uwe liefde voor den naaste. Iemand beminnen is iemands geluk willen , en dat geluk volgens zijn vermogen bevorderen; iemand beminnen is medelijden hebben met zijn ongeluk en zijne gevaren. Is er wel
eeu toestand, die meer medelijden verdient, dan die eens zondaars, ingesluimerd aan den rand eens afgronds, waarin hij ieder oogenblik kan neerstorten ? En toch, wij hebben tranen om de minste tijdelijke ramp te beweenen onzer vrienden, en wij blijven ongevoelig, wanneer wij hem bet verschrikkelijkste, liet onherstelbaarste aller ongelukken zien overkomen. Eene moeder, eene echtgenoot vergeet haar eigen lijden , en ottert zich als het ware op, om een ziek kind of echtgenoote bij te staan. Hoevele nachten brengt zij slapeloos door! wat al geschrei, als het gevaar grooter wordt, en wanneer zij haar dan ontrukt door den dood worden, wat al droefheid, wat al geween ! Maar moet men dan zulk eene toecreneEjenheid laken? Zeker niet! maar laken moet men het, dat men alle zorg besteedt voor het ligcbaam , terwijl men de ziel vergeet. Keen, wij beminnen onze broeders niet, wanneer wij de belangen hunner zaligheid niet behartigen. En wat moet men wel zeggen van onze liefde tot God? Bemint men iemand zonder te verlangen, wat hij verlangt, zonder te wenschen, wat hij wenscht ? Zoudt gij hem beminnen, die aan uwen haard gezeten, uw kind in \'t vuur liet vallen, of het er niet uit zou trekken als het er was ingevallen? Zoudt gij het hem gemakkelijk kunnen vergeven, dat hij niets gedaan heeft, om u een zoo groote droefheid te besparen? Bedriegen wij ons derhalve niet, de ijver
voor de zaligheid der zielen is het wezen des ... - . 1 Christendoms; hij is voor de liefde, wat de
— 20 —
warmte is voor het vuur. Is er geen warmte, er is immers geen vuur; is er geen ijver, er is geen liefde. En de gelegenheid, die zich nu aanbiedt is zoo schoon, om uwe liefde te toonen. Want in dagen van het Jubilé gaat God kloppen aan de harten zijner kinderen. En wat zal er van worden als wij niet medewerken om Hem den ingang te openen. Welk een troost zal het voor ons ziju, wanneer wij bij het eindigen van het Jubilé zoovele ongelukkige zielen de vrede des harten hebben teruggeschonken! welke zalige vreugde, wanneer wij tot God kunnen zeggen: Gij hebt beloofd, o mijn God, dat hij, die een werk vau barmhartigheid zal beoefend hebben, barmhartigheid zal erlangen; ik ben barmhartig geweest voor mijne broeders, Gij zult dan ook mij barmhartigheid bewijzen.
VERKLARINGEN.
1ste Traag. Wat moet men van hen denken, die zeggen, dat de zorg voor liet heil der zielen alléén den Priesters is opgedragen?
Antwoord. Dat zij in eene grove en gevaarlijke dwaling verkeeren. De priesters hebben, het is waar, het grootste deel in den apostolischen arbeid. Zjj zijn krachtens hun staat verpligt aan het heil der zielen te arbeiden; maar, ieder geloovige moet hun daarin de behulpzame hand bieden. Het apostelambt is ver-sehillend, maar ieder heeft het zijne. Aan ieder heeft de lieer de zorg opgedragen voor elkanders welzijn ie waken (Ecel. 17. 12.) Vragen of iemand van die zorg bevrijd is, is hetzelfde als vragen of iemand God en zijn naaste en zich zeiven niet behoeft te beminnen; want onze belangen zijn ten naauwste met die van onzen naaste verbonden.
2de Vr. Bewerken wij ook ons heil door dat van anderen te behartigen?
Antw. De aalmoes is even voordeelig voor hen die ze uitreikt, als voor hen die ze ontvangen; en dit is bijzonder waar, yimmemsï] geestelijke aalmoezen geven. Een stukj e brood, een kleed, een glas water, dat men den arcce geeft, zal eenmaal in den hemel heerlijk beloond worden, hoeveel te meer kunnen wij dan op belooning rekenen, wanneer wij God doen komen in het hart eens ongelukkige, wanneer wij aan eene ziel den hemel geven.
3de Vr. Hoe kunnen wij de zaligheid van anderen bewerken ?
Antw. Door alles wat de heiliging der zielen ten doel heeft te ondersteunen en aan te moedigen, bijv, de godsdienstige opvoeding der jeugd, de voortplanting des geloofs, de vereeniging ter nitroeijing van \'tvloe-ken en tot bekeering der zondaren. Deze en dergelijke instellingen ontrukken duizenden zielen aan de hel. Voor hoeveel duizenden is de Hemel niet geopend door het genootsehap der H. Kindsheid? O! de ijver, de ware zielenijver is zoo rijk aan middelen! Vooral zijn er drie zaken, die wij niet moeten vergeten, te weten: het goed voorbeeld, wijze raadgevingen, vurige gebeden.
4de Vr. Waarom zegt men, dat het goed voorbeeld zulk een grooten invloed heeft op het hart van den mensoh?
Antw. Omdat \'s mensehen natuur geuegen is tot navolging. Velen schijnt de beoefening der deugd boven hunne krachten. Zien zij anderen de deugd beoefenen, dan komen zij natuurlijk met den H. Augustinus tot de gevolgtrekking: zj kunnen het, waarom zou het mij ondoenlijk zijn? De kerkelijke geschiedenis leert ons, dat een geheel volk bekeerd is door het goed voorbeeld van één gevangene.
5de Vr. Hoe kan men het best goeden raad geven, om iemand tot de deugd aan te zetten?
Antw. Een wijze wenk, een goed woord over het geluk van een gerust geweten, over Gods goedheid, die steeds onze zonden wil vergeven, kan menigmaal iemand brengen tot eene opregte bekeering. Maar —
— 23 —
ontbreekt u dit middel, bidt dan. Zou God u niet ver-hooreu, wanneer gij Hem datgene vraagt, wat Hij zelf zoo vurig wenseht?
WAT MEN MOET DOEN VOOll ZICH ZEI,VEN GEDUKENDE HET JUIÏILK.
Yan de vijf voorschriften om den aflaat van het Jubile te verdienen: Biecht, Commmiie, het bezoeken van kerken, vasten en aalmoezen geven, is zeker de biecht het voornaamste. Heeft men goed gebiecht, dan is men verzoend met God, en in staat Hem waardig te ontvangen in de H. Communie en daardoor groore genaden te verdienen. Daarom moeten wij niets vuriger verlangen dan het Sacrament der biecht met de noodige gesteldheid te ontvangen. De biecht van het Jubile moet eene gebeurtenis van ons leven zijn , die nooit uit ons hart wordt gewischt. Wel hem, die daarin, wanneer hij den dood nabij is, een krachtige beweegreden tot vertrouwen mag vinden!
Ieder onderzoeke voor al zijne voogaande biechten. Konden wij helaas met grond gelooven, dat zij Gods verontwaardiging slechts vermeerderd hadden, o! dan is er geen tijd meer van uitstellen; dan is het oogenblik daar, waarop gij dat verschrikkelijk juk van uwe schouders moet werpen. Hoe wilt gij nog langer voortleven met eene hel in uwe ziel?
Maar waarin bestaat dan die volmaakte gesteltenis bij het ontvangen van het Sacrament der biecht? De woorden, die Mozes tot het volk van Israël sprak, zijn ook tot onsgerigt; „Zoo gij den Heer zoeld uit ganscher harte, zult (jij Hem vindenquot;l (Deut. 4. 29.). Iets vit ganscher harte doen, is vurig verlangen om het goed te doen, en daarvoor alles met opregtheid in het werk te stellen. Dit laatste zegt alles. Wij moeten opregt zijn in het verfoeien der zonden, opregt in de beschuldiging der zonden.
Slechts de berouwhebbende verkrijgt vergiffenis van God. Stellen wij dus alles in het werk, om met deze gesteldheid voor den biechtvader te verschijnen. Zij zal voor ons dat edelgesteente zijn, waarvan het Evangelie spreekt, zij zal ons heil zijn. Laten wij al onze oefeningen, onze gebeden, goede werken, alles daartoe in-rigten, om een levendig herouio te verkrijgen. Denken wij vooral hoeveel genade wij van God hebben ontvangen; aan de groote ondankbaarheid, waarmede wij Hem behandeld hebben, toen wij zondigden; aan het smartvol lijden van Jesus Christus, waarvan wij de oorzaak geweest zijn; want Hij is gestorven voor onze onge-regtigheden. Denken wij toch, dat, zoo wij in staat van zonden sterven, we niet minder tot de eeuwige straf zullen veroordeeld worden, als ware een God voor ons niet gestorven.
Hebben wij een opregt berouw, dan zal onze ieschuldiging ook opregt zijn. AV ant eene ziel, die levendig getroffen en afkeerig is van hare
— in
zonden, vreest geene vernedering, zoo zij slechts vergeving kan bekomen. En hebben wij eenmaal eene goede biecht gesproken , dan is het gemakkelijk de overige voorschriften van het Jubilé te vervullen,
VERKLARINGEN.
1ste Vraag. Waarom moet zich het berouw ook tot de toekomst uitstrekken?
Antwoord. Niemand wil nog datgene bedrijven, wat hem leed is ooit bedreven te hebben. Na berouw volgt bekeering, na bekeering verandering van leven; een vermorzeld hart is een hart, dat veranderd is, dat alles haat, wat het vroeger misdadig bemind had. Die de zonde haat, schuwt de gelegenheden en maakt het vaste voornemen geene zonden quot;meer te bedrijven.
2de Vr. Dikwij\'s gebeurt het, dat men meer door eenig ander ongeval getroffen wordt, dan door het ongeluk God vergramd te hebben, heeft men dan geen goed berouw?
Antw. Daar de zonde het grootste van alle kwaad is, moeten wij niets zoo verafschuwen als de zonde, maar ik zeg niet, niets zoozeer beweenen. Want hoezeer zij ook al onze tranen verdienen, stelt God toch een vermorzeld en verootmoedigd hart vóór betraande oogen. Hij eiseht van ons die gevoeligheid niet, die van ons niet afhangt, maar Hij vraagt van ons een vast besloten wil. Het vast voornemen om alle zonden te vlugten wordt te regt als een der kenteekenen van een goed berouw aangemerkt.
3de Vr. Zoo men in de onmogelijkheid verkeerde eenige van de in \'t Jubilé voorgeschreven werken te verrigten, moet men daarom de hoop opgeven van den Aflaat te verdienen?
Antw. Geenzins, want de biechtvader kan hierin dispenseren, krachtens de hem verleende magt. Zieken en zwakken kunnen van het vasten en het bezoeken der kerken, armen van het geven van aalmoezen ontslagen worden, \'tls evenwel in den geest der Kerk
deze werken door andere te vervangen; bijv. de lig-chamelijke aalmoes door de geestelijke; het vasten of het bezoeken der kerken door eenig ander godvruchtig werk.
éde Vr. Welke orde kan men \'tbest houden in hetgeen is voorgeschreven?
Antw. De werken, die men gedurende het Jubilé in staat van genade doet, hebben bij God zeer groote verdiensten. Men kan dus niets beter aanraden, dan eerst te biechten, vervolgens de andere werken te ver-rigten, en ten laatste de H. Communie te ontvangen.
A. M. D. G.
DIK MKN MET VRUCHT
GEDURENDE HET JUBILÉ ZAL KUNNEN BIDDEN.
(De volgende korte gebeden kan men dikwijls gedurende den dag bidden, b. v. vóur of na de predicatie)
Schietgebed tot Jems,
Mijn Jesus , barmhartigheid ! (100 dagen aflaat.)
Opdragt van zich zeiven aan het H.Hart van Jesus. (voor een afbeeldsel van het H. Hart.) Om U mijne dankbaarheid te betuigen en mijne ongetrouwbeden te herstellen, geef ik NN. Ü mijn hart, en wijd mij zeiven geheel en al aan TJ, minnelijke Jesus; met hulp van uwen bijstand neem ik mij voor, niet meer te zondigen. (100 dagen.)
— 26 —
Offerande van het dierbaar Bloed van J. C.
Eeuwige Vader, ilv offer TJ het dierbaar Bloed van Jesus Christus , ter voldoening voor mijue zonden, en voor de behoeften der Heilige Kerk. (100 dagen.)
Gehed van den II. Ignatius.
Ontvang, Heer, geheel mijue vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand, geheel mijnen wil. Alles wat ik heb of wat ik bezit, heb ik van ü ontvangen; ik geef het U geheel terug en stel het volkomen ter beschikking van uwen H. wil. Schenk mij uwe liefde en uwe genade, dan ben ik rijk genoeg en vraag U niets anders.
Schietgebed tot Maria.
Zoet Hart van Maria, wees mijne tocvlugt! (300 dagen.)
Opdragt aan Maria.
(Des morgens en des avonds met een Onze Vader en Wees gegroet.)
O mijne Meesteres, mijne Moeder! ik offer mij geheel aan u, en om u mijne liefde te toonen, wijd ik u heden mijne oogen, mijne ooren, mijnen mond, mijn hart, mij zeiven geheel en al toe. Daar ik dus geheel de uwe ben, o goede Moeder ! bewaar en bescherm mij ais uw eigendom en uwe bezitting. (100 dagen.)
Gebed van den II. Bernardus.
Gedenk, o goedertierende Maagd Maria! dat het nooit is gehoord, dat iemand die zijne
— 37 —
toevlugt tot u neemt, uwe hulp verzoekt, of om voorspraak bidt, door u is verlaten geworden, met zulk een vertrouwen bezield , neem ik mijne toevlugt tot u, o Maagd der maagden, en zuchtende onder den last mijner zonden, kom ik tot u, en werp mij voor uwe voeten neder. — Ach! wil toch. Moeder van het eeuwig Woord, mijne gebeden niet versmaden, maar verhoor mij genadiglijk. Amen. (300 dagen.)
Gebed tot den II, Josef.
O Vader en beschermer der Maagden, gelukzalige Josef, aan wiens getrouwheid Jesus, de onschuld zelve, en Maria, de Maagd der maagden, werden toevertrouwd; ik bid u met het vurigste aanhouden, in den naam van Jesus en Maria, dat dubbel pand uwer tee-derheid, mij de genade te bekomen, dat ik van alle onzuiverheid bewaard, het geluk moge hebben, met een onbesmetten geest, met een hart zonder vlek van zonden en met een rein ligchaam, Jesus en Maria altijd waardiger te dienen. Amen.
Aanroeping van Jesus, Maria en Josef.
Jesus, Maria, Josef, ik geef u mijn hart mijn geest en mijn leven!
Jesus, Maria, Josef, staat mij bij in mijn laatsten strijd!
Jesus, Maria, Josef, dat mijne ziel, na mijn dood, in uw gezelschap in vrede ruste!
(100 dagen voor elk dezer schietS6^6^611-) -- 4
— 28 —
GEBEDEN YÓÓU EN NA DE BIECHT.
(Men kan deze gebeden ook zeer nuttig alle dagen van \'t Jubilé bidden.)
Gebed van den TL Thomas van Aquinen vóór de Biecht.
Tot U, o mijn God ! bron van alle barmhartigheid, nader ik arme zondaar. Gewaardig U dan mij van mijne ongeregtigheden te zuiveren. O zon der regtvaardigheid , schenk het licht aan een blinde. O eeuwige geneesheer, genees mijne wonden. O koning der koningen , bekleed mij met liet kleed der genade. O middelaar tusschen God en de menschen, bewerk de verzoening voor een schuldige. O goede herder, voer een verdwaalde terug op het pad der waarheid. Schenk , o mijn God, barmhartigheid aan een ongelukkige, vergeving aan een zondaar, het leven aan een doode, de regtvaardiging aan een goddelooze, de zalving der genade aan een versteende, O God vol van goedertierenheid , breng mij tot U terug, die mij van U verwijderde; trek mij tot U, die aan de genade weerstand bood; rigt mij op van mijnen val, houd mij staande in de genade, blijf mijn leidsman op den weg , dien ik moet bewandelen , vergeet mij niet , die U vergeet, verlaat mij niet, die ü verlaat, verwerp mij niet, die tegen U zondigde. Ik smeek U, wil toch geen acht
slaan op mijne ougeregtigheden, maar op uwe onmetelijke goedlieid , vergeef mij vol goedertierenheid , wat ik misdaan heb, schenk mij droefheid over het verledene en krachtige genade voor het toekomende. Amen.
Gebed van de U. Catharina van Senen vóór de Biecht.
O goede Jesus, die nog een zachtmoedig Lam zijt, doch weldra mijn regter zult zijn, behoud voor mij uwe zachtmoedigheid, wanneer ik voor uwen regterstoel zal verschijnen. Heer, mijn God, straf mij voor mijne zonden in dit leven. Het ligchaam, dat ik van U ontvangen heb, breng ik U heden als een offer, gewaardig het te aanvaarden. Ik geef mij geheel aan U over, handel met mij volgens uwe regtvaardigheid. Kap en kerf mij in dit leven, maar spaar mij in de eeuwigheid.
H.Maria, Moeder Gods en mijne moeder, bid voor mij, nu en in het uur van mijn dood. Amen.
Gebed van de H, Gertrvda vóór de Biecht.
O mijn opperste Heer! ik onwaardige zondaar beken met de meeste droefheid, dat ik helaas! door menschelijke zwakheid, zoo dikwijls tegen uwe goddelijke almagt, door onwe-tenheid, tegen uwe goddelijke wijsheid en door boosheid, tegen uwe eiudelooze goedheid gezondigd heb. Dan, o Yader van alle barmhartigheden, ik bid IJ, vergeef het mij. Uwe almagt geve mij krachten, om voortaan al de hinderpalen.
— 30 —
die ik op den weg der zaligheid zal ontmoeten, uit den weg te ruimen ■ uwe grenzelooze wijsheid lichte mij voor, om met de meeste zorg alles te vermijden wat aan uwe allerheiligste oogen kan mishagen; en uwe eindelooze goedheid helpe mij, om voortaan met on verbreek bare getrouwheid mij aan uwe heilige dienst te hechten, en nooit meer, zelfs liet geringste te doen, dat zou strijden met uw goddelijk welbehagen, Amen.
Gebed tot de TL Maagd Maria vóór de Biecht.
Heilige Maagd! ter neergeslagen over mijne zonden, over mijne zwakheid en over mijne armoede, neem ik mijne toevlugt tot u. Verwaardig u mijn gebed aan te hooren. Open uwe ooren voor mijne verzuchtingen, en de bron uwer barmhartigheid voor mijne tranen. Doordrongen van opregt berouw over mijne gebreken, smeek ik, door uwe tusschenkomst, van uwen goddulijken Zoon vergiffenis. Haast u om mij te verzoenen met mijnen Kegter. Maak dat ik door u de nederigheid, zuiverheid, liefdadigheid, zachtmoedigheid en al die. deugden verwerve, die in reinheid de leliën overtreffen en den glans der bloemen, die de aarde versie-reu. Wees voor mij het liefelijk paradijs, van waar een stroom des levenden waters vloeit, dat mij kan zuiveren en mij welgevallig kan maken in de oogen des Heeren. O Maria, toevlugt der zondaren, bid voor mij. Amen.
Acte van een volmaakt hcrouw.
O allerbeminnelijkste God! neen, niet zoozeer de schrik voor de hel, de vrees van uw sclioo-nen Hemel te verliezen, maar uwe liefde is het, die mijn berouw, mijn leedwezen opwekt. Helaas! door mijne zonden heb ik uw goddelijke majesteit beleedigd, uwe beminnelijke goedheid veracht! O allerzaclitmoedigste Jesus! vergeef mij, ach, vergeef mij en erbarm U mijner. O mijn God! ik verfoeide zonden, die ik bedreven heb, meer dan de hel zelve; ik verfoei ze allen in het \'t algemeen en elk daarvan in het bijzonder om Ü. Ach ! ondersteun mij door uwe goddelijke kracht, dan zal ik voortaan de zonden, die IJ mishagen, niet meer bedrijven; dan zal ik, verrezen tot het leven der genade, in uwe liefde volharden. Amen.
Gehed na de Biecht.
Almagtige en medelijdende God, wiens barmhartigheid zonder grenzen is, en wiens goedheid nooit wordt uitgeput, ik dank uwe liefdevolle Majesteit uit geheel mijn hart en uit alle krachten mijner ziel voor de onschatbare genade, die Gij mij bewezen hebt, door mij al mijne zonden te vergeven, en mij weer in uwe vriendschap op te nemen. Gezegend zij de teederheid van uw goddelijk Hart, en gezegend zij de liefde van uwen allerliefsten Zoon, die ons een zoo gemakkelijk en krachtig middel geschonken heeft tot vergeving der zonden. In vereeniging met al de offers van dankbaarheid, die alle ware
— 32 —
boetvaardigeu U ooit hebben opgedragen, dank ik U-, o mijn God, uit al de krachten mijner ziel, in naam van alles wat is in den hemel, op de aarde en onder de aarde, voor nu en voor de gansche eeuwigheid. Amen.
Ander yehed na de Biecht.
Hartelijk dank, lieve Jesus, voor de onuitsprekelijke genade, die Gij mij hebt bewezen. Ik had gezondigd, ik had dikwijls uwe godde-delijke majesteit beleedigd, en Gij, lieve Jesus, Gij hebt mij nu in uwe eindelooze goedheid vergeven. O! verleen diezelfde genade, vergeving en barmhartigheid aan allen, voor wie gij den smartelijken kruisdood heb willen sterven. Ik vraag het U, goede Jesns, door uwe eindelooze liefde door uwe tranen, uw zweet en uw dierbaar Bloed, ik vraag het U dcor de verdiensten der H. Maagd Maria en van alle Heiligen. Amen.
GEBEDEN VOOR EN NA DE H. COMMUNIE.
(Men kan deze gebeden ook eiken dag van \'t Jubilé ver-i\'igten, zoo men dau slechts op een geestelijke wijze communiceert.)
Gebed vóór de II. Communie,
Heer, ik ben niet waardig aan uwe H. Tafel te verschijnen, en U in mijn zondig hart te ontvangen. Maar Gij, o mijn God, Gij wilt ook bij de zondaren uw intrek nemen, en schenk den ootmoedige genade. Ach! spreek slechts één
woord, het troostwoord: Uwe zonden zijn u vergeven, en mijne ziel zal gereinigd wezen. Uwe ontfermende liefde is grooter dan mijne onwaardigheid. Om mij te bewijzen, dat ik weer in genade ben aangenomen, noodigt Gij mij aan uwe H. ïafel, en Gij wilt mij spijzen met uw allerheiligst Vleesch en Bloed, om mij op het innigst met U te vereenigen. Kom, goede Jesus, kom; bereid zelf in mij eene woning Uwer waardig. Verdelg door het vuur uwer liefde al wat in mij zondig is. Vereenig mij op nieuw met U, zoodat mij niets in eeuwigheid meer van U scheide. Kom, mijn Jesus, kom, mijn Jesus, kom mijn hart is bereid.
Gebed na de H. Communie.
Neem, goede God! deze H. Communie tot voldoening mijner zonden genadig aan. Zie ontfermend op mij neder! Geef mij kracht tot den strijd tegen de zinnelijkheid en sterkte tegen alle bekoringen. Verleen mij, goede Jesus, uw bijstand, om mijne voornemens getrouwelijk ten uitvoer te brengen, en het werk mijner bekeering standvastig te voltrekken. Zegen mijne voornemens, zegen mijne werken, opdat ik waardige vruchten van bekeering moge voortbrengen!
Verleen mij en allen, voor wie ik verpligt ben te bidden, de ware vreugde en den vrede des harten, de verbetering des levens, tijd tot boetvaardigheid , de genade en vertroosting van den H. Geest, de volharding in het goede, en na dit leven het leven in eeuwigheid. Amen.
— 34 —
Qehal ier cere der II. Maagd Maria, na de TL. Communie.
O allerheiligste Moedermaagd, die verdiend hebt denzelfden Jesus, dien ik nu heb ontvangen , in uw allerzuiversten schoot te dragen, en Hem als Verlosser aan de wereld te schenken ; bid voor mij bij uwen Zoon; en verkrijg mij de vergiffenis voor de onachtzaamheid en onwaardigheid , waarmede ik Hem in de H. Communie heb ontvangen. Amen.
GEBEDEN
OM DEJf VOLLEN AFLAAT BIJZOXDKR VAN \'ï JUBILÉ TE VERDIENEN.
Vooriereidings- Gebed.
Alinagtige, eeuwige God, door wiens barmhartigheid ik hoop ontslagen te zijn van al mijne zonden en van de eeuwige veroordeeling, ik neem mijne toevlugt tot den onuitputba-ren schat der verdiensten van uw eeniggeboren Zoon Jesus Christus, en van alle Heiligen, omdat mij nog tijdelijke straffen wachten; dat de overvloed van dien schat mijne armoede en behoefte aanvulle; daar ik uit mij zeiven niet in staat ben, die straffen uit te wisschen, ïk verklaar mij bereid, om alles te doen, wat daartoe vereischt wordt. Gewaardig Ü, Vader van barmhartigheid , dit alles aan te nemen in vereeniging van \'t lijden en den dood van uwen Zoon, en
— 35 —
mij, hoe onwaardig ook, deelachtig te maken aan dezen Vollen Aflaat.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
1° GEBED.
Oeied tot God den Vader, voor de ver-
heffing onzer Moeder de II. Kerk. Gedenk, eeuwige Vader, uwe vergadering, die van het begin de uwe geweest is. Erken de Kerk als de bruid van uwen eeniggeboren Zoon, die zich gewaardigd heeft voor Haar zijn bloed te vergieten. Verhef Haar, smeek ik U, dermate door den glans der heiligheid, door den rijkdom der genaden en door de voortreffelijkheid van het toekomende erfdeel, dat het blijke, dat zij zulk een bruidegom eu zoo groot een verlossings-prijs is waardig geweest. Zie met goedertierenheid neder op de kindereu dier H. Moeder, en vereenig met hen alle volkeren der aarde, opdat allen L , den eeuwigen Vader en Jesus Christus, dien gij gezonden hebt, met een levendig geloof erkennen, met een groot vertrouweo aanroepen en volmaaktelijk beminnen. Amen. Onze Vader. Wees gegroet enz. v. Bezoek, Heer, en beschouw dien wijngaard. r. En volmaak hem, dien uwe regierhand geplant heeft.
Laten wij bidden.
Zie gunstig neer, bidden wij U, o Heer, op deze uwe vergadering, waarvoor Jesus Christus niet geaarzeld heeft in de handen der godde-
— 36 —
ioozen te worden overgeleverd, en aan het kruis te sterven. Hij, die met 17 leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
2° GEBED.
Gebed tot God den Zoon, voor de uitroei jing der Ketterijen.
O Jesus, waarachtig licht, die eiken mensch verlicht, welke in de wereld komt; maak, bid ik U, door uw onschatbaar lijden en dood, dat de duisternissen en dwaling en ongeloof verdreven worden, dat allen het licht uwer waarheid omhelzen, en dat allen tot den schoot uwer eenig ware Kerk terugkeeren. Goede Herder! die uw leven voor uwe schapen hebt ten beste gegeven, beveilig uwe kudde en bescherm haar tegen het geweld en de hinderlagen van henj die in schaapskleederen zich vertoonen, maar inwendig grijpende wolven zijn. Geef, dat allen slechts één herder erkennen, en dat allen slechts een kudde uitmaken. Blijf bij ons. Heer, want Gij hebt gezegd: //Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding der eeuwen.quot; Toon, dat uwe Kerk op eene steenrots gebouwdis, en dat de poorten der hel niets tegen haar vermogen. Amen. Onze Vader. Wees gegroet, enz.
v. Lever de ziel van hen, die u belijden niet aan verscheurende vijanden over.
K. En vergeet toch niet voor altijd de zielen uwer arme kinderen.
— 37 —
Laten wij bidden.
Verhoor, bidden wij U,o Heer, goedgunstig de gebeden uwer Kerk: opdat zij ü, nadat alle tegenstand en elke dwaling vernietigd zijn, in vrijheid en vrede diene. Door Christus onzen Heer, Amen.
3e GEBED.
Gebed tot God den II. Geest, om de eendragi der Christene Vorsten te Verwenen.
O H. Geest van liefde en vrede, die zoovele en zoo verscheidene volkeren in de eenheid des geloofs vergaderd hebt, verleen aan de Christene Vorsten en hunne raadslieden den overvloed uwer genade, en schenk aan hunne harten de gaat\' uwer liefde, opdat allen daardoor mogen erkennen, dat zij tot het getal der uitverkorenen behooren en den naam van Christen waardig zijn. Maak, dat zij door geen begeerlijkheid vervoerd, ooit iets bedrijven, wat met uwe glorie en de eendragt der H. Kerk in strijd is: maar dat zij met vereende krachten zich zeiven, en het volk dat hun is toevertrouwd, tot de woningen des eeuwigen vredes en tot het hemelsch Jerusalem trachten te leiden. Amen. Onze Vader. Wees gegroet, enz.
v. De vrede zij in uwe kracht.
K. En de overvloed in uwe burgten.
Laten wij bidden.
God, van wien de heilige verlangens, goede raadsbesluiten en regtvaardige werken voort-
komen, geef uwen dienaars den vrede, welken de wereld niet geven kan; opdat onze harten getrouw zijn aan uwe geboden, en de tijden , nadat alle vrees voor de vijanden is weggenomen , onder uwe bescherming rustig zijn. Door Christus onzen Heer. Amen.
4° GEBED.
Gehed tot de 11. Drievuldigheid, waardoor men alle werhen, die men verrigt heeft om den vollen AJlaat teverdienen, aan Haar omdraagt.
Ik meen, o H. Drievuldigheid, alles verrigt te hebben, wat vereischt wordt, om de kwijtschelding der verdiende straffen te bekomen. Niet alleen dit, maar nog veel meer moesten wij doen voor uwe goddelijke Majesteit, waaraan wij zooveel zijn verschuldigd. Aan uv/e oneindige goedheid en milddadigheid, die Gij ons, schoon alleronwaardigst, betoond hebt, moet bet worden toegeschreven, dat Gij de nietswaardige werken, die wij U als uwe dienaars verschuldigd zijn, zoo milddadig wilt beloonen. Ontvang dan, H. Drievuldigheid, van mij deze werken, hoe ik ze dan ook moge gedaan hebben, en maak dat het onvolmaakte er van, door het lijden en den dood van Jesus Christus onzen Heer, en door zijn allerkostbaarst voor ons vergoten Bloed, worde aangevuld: maak mij (of de ziel van....) aan dezen vollen Aflaat deelachtig, waarvoor U dan hemel en aarde lof en dank zullen zeggen met mij, nu en in de eeuwigheid. Amen. Onze Vader. Wees gegroet, enz.
39 —
KRUISGEBED.
(Waaraan volle aflaat ia verbonden, mits meu, na gebiecht en gecommuniceerd te hebban , het voor een kruisbeeld verrigte en bidde tot intentie van Z. H. den Paus. Toepasselijk ook aan de geloovige zielen.)
Geheel.
Zie, o goede en allerzoetste Jesus! ik werp mij op mijne kniën voor uw aanschijn, en bid en smeek U met de grootste vurigheid des harten, dat Gij levendige gevoelens van geloof, hoop en liefde, een waar berouw over mijne misslagen en den vasten wil, om die te verbeteren, in mijn hart gelievet te prenten; terwijl ik met eene groote aandoening eu droefheid des harten, uwe vijf wonden bij mij zeiven overweeg, en in den geest aanschouw, voor oogen hebbende, hetgeen de profeet David reeds van U, o goede Jesus, zeide: //Zij hebben mijne handen en voeten doorboord , zij hebben al mijne beenderen geteld.quot; Ps. XXI, 17 , 18.
Geled van den li. Paus Pius / ,
voor de Kerk.
Heilige God, die de ongeregtigheden van hen, die zich tot U bekeerd hebben, niet meer indachtig zijt, maar hunne verzuchtingen vol barmhartigheid verhoort, zie op uwe tempels, die door de handen der ongeloovigen ontheiligd zijn , en op de verdrukking uwer teêr geliefde kudde goedgunstig neder. Wees uw erfdeel, dat gij door het vergieten van het allerkostbaarst bloed
— 40 —
van uwen eeniggeboren Zoon verkregen hebt, gedachtig. Bezoek liefdevol den wijngaard, dien gij met uwe regterhand geplant hebt en welken een verwoestend dier tracht te vernielen; bekleed zijne bearbeiders met sterkte tegen den haat zijner verwoesters; doe hen overwinnen en geef hun, die hem goed bearbeiden, bezit van uw rijk. Door Christus onzen Heer. Amen.
Geheel van den H. Franciscus Xaverius, voor
de hekeeriny der heidenen, ketters en zondaars.
O eeuwige God, Schepper van alles, gedenk gt; dat de zielen der ongeloovigen, ketters en zondaren door TJ zijn voortgebragt en volgens uw beeld en gelijkenis geschapen zijn. Zie, Heer, de hel wordt tot beleediging van uwen H. Naam door deze zielen vervuld. Gedenk, dat Jesus uw beminde Zoon, om hunne zaligheid den allerwreedsten dood heeft ondergaan; duld niet, o Heer, dat uw Zoon door de ongeloovigen, ketters en zondaars nog veracht worde, maar bevredigd door de gebeden der Heiligen en der Kerk, de allerheiligste bruid van uwen Zoon; wees uwer barmhartigheid gedachtig; vergeet de afgoderij, ongeloovigheid, verhardheid en boosheid dier ongelukkigen; maak, dat ook zij eens erkennen, vreezen en beminnen, hem , dien Gij gezonden hebt, Jesus Christus onzen lïeer, die onze zaligheid, ons leven en onze verrijzenis is, door wien wij verlost en bevrijd zijn, en aan wien glorie zij gedurende de eeuwen der eeuwen. Amen.
— 4i —
Gebed om volharding.
Lieve Jesus! ik heb dan met uwe genade, gedurende \'t Jubile alles verrigt, wat Gij van mij verlangd hebt. Ik heb de grootheid uwer liefde en barmhartigheid overwogen; ik heb het verschrikkelijke der doodzonde, het ondankbare der dagelijksche zonde beter dan ooit ingezien; ik heb de zekerheid van den dood, de gestrengheid van het oordeel, het vreese-lijke van de hel, maar ook het sehoone, het eeuwig gelukkige van den hemel beschouwd. Ik heb aia het overwegen van dat alles mijne zonden beweend en verfoeid, ik heb een berouwvolle biecht gesproken, ik heb op eene heilige wijze gecommuniceerd , ik heb voor eeuwig aan U getrouwheid gezworen. Maar, ach Heer, zal ik volharden ? zal ik nooit
meer zondigen ? schrikkelijke gedachte..... zal
ik volharden?.... o Jesus, geef mij, bij al die genaden, die Gij mij gedurende het Jubile geschonken hebt, nog de gaaf van volharding; als ik U er om bid, zult gij mij ze geven , dit hebt Gij beloofd. Ach Jesus, geef mij dau volharding , dit vraag ik U door de verdiensten van uw H. Bloed, door de verdiensten en voorspraak van uwe H. Moeder, van alle Engelen en Heiligen. Amen.
Om den aflaat van het Jubilé te verdienen, welke bij Breve van den 11 April 11. door Z. H, is vergund, moeten de volgende conditiën onderhouden worden, en wel Unnen den tijd, die daartoe bepaald is.
1°. de Kerken of tiveemaal eene derzelve bezoeken, welke daartoe door de plaatselijke Kerkvoogden of hunne Vicarissen of Officialen zijn aangewezen , en aldaar gedurende eenigen tijd bidden voor de bekeering van allen, die jammerlijk in dwaling verkeeren, voor de voortplanting van het H. Geloof en voor den vrede, de rust en de zegepraal der Katholieke Kerk.
2°. Buiten de gewone Quatertemperdagen, drie dagen, hoewel niet achter elkander, te weten : Woensdags , Vrijdags en Zaterdags vasten.
3°. Zijne zonden biechten en het Allerheiligste Sacrament des Altaars godvruchtig ontvangen. De biechtvaders hebben de magt, om aangaande de H. Communie te dispenseren met kinderen , die nog niet tot de eerste H. Communie zijn toegelaten.
4\'. Aan de armen eenige aalmoes schenken, elk naar gelang zijne godsvrucht hem ingeeft.
:,/cr-/VeS /2.-//,,///• 1\'t-yi/\'.
;\' $e- i\'-\'i /gt;« ■quot; Pt-\'\' f •
,£ ■\' a^/é1 0 £..lt;? é /?A S? t
. _ »-gt; gt; 1 ^ 0/^- \'Jt-A*. \' ;
v^. / *7 0 0 Sis e.-* 6^ Cs? cJ ^ ,
}\'\'\'
\'o ^ K,
?/A .
, ff ^ /s SS7 y ftfe i
7
/,;. ■lt; a// /■;-? / lt;? ^ ^
✓ y gt; r \'
ƒ ƒ et*a-^f \'quot; f\' e
J Cï.J ^ a,. 0 41- a/^£- f.\'^? y \\
P^ Z * /T
^ sVf\'.4- ■amp;-amp;-?■* ^
^ \\j)e w\'z^C\'C-S t/-? it\' ^r^)P tamp;i-f-f igt;£ipr, f j
$)l\' fl-/? sy i S # Ot-it^t \'/(■
3 ^.JP ■ \'yf fi-^n \'é^lT * * t*n f
OJ- -(gt;--w
ir\'p.JS
gt;• /\'» J/\'SSJ r f ct /? \' ■
f ^
\' ? /*-£*-? gt; S\'-r} A
S7