INFORMATIEBLAD OVER VETERINAIRE ASPECTEN VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Jaargang 3, no. 1
Januari 1991
EQUATOR
is een uitgave van de
Faculteit Diergenees-
kunde en de Stichting
DIO
Indien onbestelbaar
gaarne retour aan het
redactie adres:
Redactie EQUATOR
Bureau Internationale
Contacten
Faculteit Diergenees-
kunde
Postbus 80.163
3508 TD Utrecht
Nederland
ISSN 0923-3334
De derde jaargang van EQUATOR zal voor
de lezers enige verrassingen in petto heb-
ben. De redactie heeft besloten, gelet op het
verheugend grote aantal aanvragen voor een
abonnement uit met name Afrika, om met
ingang van deze jaargang drie Engelstalige
en drie Nederlandstalige nummers uit te
brengen. Ook zijn wij van plan om aan een
van de Engelstalige nummers een enquête
toe te voegen, waarin u om uw mening over
EQUATOR zult worden gevraagd. Wij hopen
dat u in groten getale zult reageren. Dit is van
wezenlijk belang voor het toekomstige re-
dactionele beleid.
In dit eerste nummer van het nieuwe jaar
1991 besteden wij ruime aandacht aan het
werk van Drs. Gert-Jan Duives, die uit-
gezonden door het Afghanistan Comité, on-
der moeilijke omstandigheden veterinaire
assistenten in Pakistan heeft opgeleid. Hij
heeft het ontwikkelingsproject opgezet en
leiding gegeven aan de uitvoering ervan. Dat
dat meer kwaliteiten vereiste dan veterinaire
alleen, zal u spoedig duidelijk worden!
Verder treft u een samenvatting aan van een
artikel over de ontwikkeling van de dierge-
neeskunde in het voormalig Nederlands
Oost-Indië, van de hand van H. Achilles, dat
onlangs verscheen in ARGOS, bulletin van
het Veterinair Historisch Genootschap. In de
rubriek quot;DIO-berichtenquot; wordt aandacht be-
steed aan enkele activiteiten van deze stich-
ting. Door een lezingencyclus die wordt ge-
organiseerd in samenwerking met het bureau
Studium Generale van de Utrechtse universi-
teit, wordt het belang van de rol van de dier-
geneeskunde in de ontwikkeling van de vee-
teelt in de tropen bij een breder publiek on-
der de aandacht gebracht.
Geen EQUATOR is compleet zonder de
Agenda en de Internationale Vacatures.
Wij hopen dat u in het nieuwe jaar EQUATOR
weer met veel plezier zult lezen.
VAN DE REDACTIE
NEDERLANDSE DIERENARTS LEVERT
BELANGRIJKE BIJDRAGE AAN
WEDEROPBOUW VETERINAIRE ZORG
AFGHANISTAN
Na zijn afstuderen in 1983 heeft Gert-Jan Duives enige jaren als dierenarts gepraktizeerd.
Om zich beter voor te bereiden op een verblijf in het buitenland deed hij daarna een half jaar
als vrijwilliger onderzoek bij de toenmalige vakgroep Tropische Diergeneeskunde en Proto-
zoölogie van de Utrechtse Faculteit Diergeneeskunde. Op zoek naar een baan in de tropen
kwam hij via het Bureau Internationale Contacten van de Faculteit in contact met de Stichting
IVIedische en Humanitaire Hulp Afghanistan, de latere Stichting Afghanistan Comité Neder-
land. Deze gelegenheid greep hij met beide handen aan en in september 1988 vertrok hij om
in Peshawar, Pakistan, het Veterinary Training and Support Center (VTSC) op te zetten. Dit
centrum moest onder andere de opleiding voor Afghaanse paraveterinairen gaan verzorgen.
Nu, januari 1991 is hij al weer enige tijd terug in Nederland en EQUATOR sprak met Gert-
Jan over zijn ervaringen in dat roerige deel van de wereld.
Afghanistan: een land in oorlog
De Afghaanse samenleving is bijzonder ge-
compliceerd, zodat een westerling in eerste
instantie niet goed begrijpt wat er zoal gaan-
de is.
Het land is heel verdeeld. Dat geldt voor de
-ocr page 2-talen die er gesproken worden - het Farsi en
het Pashtu zijn de belangrijkste -, maar ook
kunnen de Afghanen onderling eigenlijk niet
zo goed met elkaar overweg. Er zijn diverse
stammen die problemen met elkaar hebben,
families die onderling ruzie hebben, dorpen
die conflicten met elkaar hebben. In het Af-
ghanistan van voor de oorlog hadden alle
inwoners echter een vaste plaats. Af en toe
waren er wat schermutselingen, maar in het
algemeen bestond er een redelijk evenwicht.
De centrale regering heeft, behalve in bevol-
kingscentra als Kabul, Herat, Kandahar,
Mazar-i-Sharif en Jalalabad, nooitveel macht
gehad in het land. Buiten de steden heersten
de quot;tribal lawsquot;; de bevolking bepaalde voor
zichzelf wat goed was. Leger en politie had-
den er dan ook vrijwel niets te zeggen.
Men had een eigen traditioneel rechtssys-
teem. Als er problemen of geschillen waren,
werd er een shurra bijeen geroepen. Een
shurra is een groep van oudere respectabele
mannen die door consensus tot een
uitspraak komt.
Afghanistan had voor de oorlog een veteri-
naire infrastructuur, die nu compleet is weg-
gevaagd. Tijden de bezetting van Afghani-
stan, richtten de Russen zich bewust op het
vernietigen van de veestapel, om de mujahe-
deen, de islamitische verzetsstrijders, hun
voedselbronnen te ontnemen. Door de oor-
log werden veel mensen gedwongen te
vluchten naar andere gebieden, vooral naar
Iran en Pakistan. Dit betekende dat verschil-
lende stammen, verschillende taalgroepen,
mensen uit verschillende provincies en ver-
schillende families gedwongen werden dicht
op elkaar te leven.
In september 1988 vertrok Gert-Jan Duives
naar zijn standplaats Peshawar, in West-
Pakistan, vlakbij de grens met Afghanistan,
waar veel Afghaanse vluchtelingen een toe-
vlucht hebben gezocht. Hij herinnert zich
nog goed wat hij aantrof bij zijn aankomst in
Pakistan.
quot;Joris Eekhout (antropoloog en medewerker
van de Stichting) was al enige tijd ter plekke.
Hij had voorbereidend werk gedaan, zoals
het huren van een gebouw voor de school en
een woonhuis. Dus, waar we mee begonnen,
was het aannemen van personeel, met name
leraren. Maar, er moest een kantoor komen,
er moest administratief personeel worden
aangenomen en studenten geselecteerd. En,
er moest een curriculum geschreven worden
voor de cursus. Datwaserookniet. Er waren
alleen vage ideeën: zoveel mensen moeten
opgeleid worden, zoveel quot;field unitsquot; moeten
er operationeel worden in de loop van het
jaar. Er kwam dus veel bij kijken. Het opzet-
ten van een kantoor, dat leer je als dierenarts
niet. Dat is moeilijk. De financiële administra-
tie, daar ben je niet in geschoold.quot;
Pas nadat al deze hindernissen waren geno-
men, kon de opleiding gaan draaien. Het
VTSC is opgericht om para-veterinairen een
basistraining te geven. Deze opleiding duurt
een half jaar. De cursus is hoofdzakelijk ge-
richt op de preventieve diergeneeskunde. Er
werd tegen vier ziektes gevaccineerd: milt-
vuur, haemoragische scepticaemie, ente-
rotoxaemie en houtvuur. Na vaccinatie wor-
den de behandelde dieren ontwormd.
Zes maanden lijkt een lange tijd om paravete-
rinairen voor deze taken op te leiden. Gert-
Jan Duives beaamt dat.
quot;Dat is ook zo, maar in dat half jaar werden
de cursisten ook geschoold in allerlei curatie-
ve handelingen om het leggen van contacten
met de boeren wat eenvoudiger te maken. Er
werd veel aandacht besteed aan het op een
juiste manier castreren van dieren en het
aanleren van levensreddende operaties.
Verder komt er nogal wat tympanie bij rund-
vee en schapen voor, dus daar moesten ze
mee leren omgaan. Wondbehandeling is ook
heel belangrijk in verband met de vele oor-
logsverwondingen bij landbouwhuisdieren,
die vooral werden veroorzaakt door mijnen.
En verder kwamen uiteraard algemene as-
pecten van hygiëne en dergelijke zaken ter
sprake.quot;
Als de opleiding van de paraveterinairen is
voltooid, krijgen ze een uitrusting, medicij-
De cursisten worden ook
geschoold In allerlei
curatieve handelingen,
hiervoor worden ernstig
zieke dieren aangekocht
(foto: Eekhout).
nen en vaccins van het project en gaan ver-
volgens terug naar Afghanistan. Ze komen
ieder half jaar naar Peshawar om nieuwe
materialen en medicijnen op te halen.
Infrastructuur
Toen het VTRC startte was er in Afghanistan
geen infrastructuur meer waarop de parave-
terinairen terug konden vallen. Een van de
doelen van het project is dan ook om een
nieuwe structuur op te zetten, uiteraard in
overleg met deandere organisaties in Pesha-
war die zich bezig houden met veterinaire
zaken in Afghanistan; in nauw overleg met
Afghaanse dierenartsen die waren ingehuurd
als leraren en als quot;field officersquot;, de zoge-
naamde monitoren; en in overleg met finan-
ciers van het project, met name het UNDP
(United Nations Development Programme).
Na uitgebreid overleg is uiteindelijk besloten
wat de beste structuur voor Afghanistan zou
zijn; geënt op het vroegere systeem met
enkele verbeteringen daarin aangebracht.
Duives legt uit hoe een en ander in zijn werk
gaat.
quot;Wij recruteren de paraveterinairen in be-
paalde gebieden van Afghanistan, waar wij
onze contacten hebben en ook graag een
project willen beginnen, bijvoorbeeld omdat
er een bepaalde veedichtheid is. Dat geeft
ons ten eerste de garantie dat de opgeleide
paraveterinairen terug zullen gaan naar het
gebied waar ze vandaan komen (als je men-
sen uit de vluchtelingenkampen recruteert,
weet je vrijwel zeker dat ze niet terug zullen
gaan; die mensen hadden een motivatie om
te vluchten). Ten tweede is het een groot
voordeel dat ze door de lokale bevolking
geaccepteerd worden. In de twee jaar dat ik
er zat zijn er tussen de zeventig en tachtig
paravets opgeleid. Een aantal ging werken
voor andere organisaties, een aantal is bij
ons gebleven.
Een andere organisatie in Peshawar was al
begonnen met het opleiden van vaccinato-
ren, omdat zij zagen dat er heel snel iets
moest gebeuren. Maar al gauw bleek dat die
organisatie onvoldoende kennis in huis had
om die opleiding te verzorgen. Wij hebben
dat overgenomen en 1,5 - 2 jaar voortgezet.
Toen waren er eigenlijk al zoveel paravets
opgeleid dat de behoefte aan vaccinatoren
steeds minder werd. Wij zijn vanaf dat mo-
ment de opleiding weer gaan afbouwen.
Recent zijn we gestart met het bijscholen van
dierenartsen. Daar was grote behoefte aan,
maar we kwamen er in eerste instantie niet
aan toe omdat we het veel te druk hadden
met de organisatie van die cursussen.
Een andere doelstelling van het project was,
dat we naast de opleiding ook klinieken zou-
den openen in Afghanistan, van waaruit onze
mensen naar de dorpen gaan om vaccinaties
te verrichten. De naam kliniek is later veran-
derd in quot;veterinary field unitquot;, omdat het
woord kliniek een curatief element in zich
heeft en wij het belangrijk vonden het preven-
tieve element te benadrukken.
Iedere quot;field unitquot; bestond uit een veterinair,
ondersteund door in de begintijd twee en
later drie paravets en een vaccinator. Uitein-
delijk hadden we 11 veterinaire eenheden In
het veld. Daar zit nog steeds een geweldige
groei in.quot;
De Stichting Afghanistan
Comité Nederland voert
sinds september 1988 in
Peshawar, Pakistan, een
veterinair project uit. Dit
project, het quot;Veterinary
Training Support Cen-
trequot;, isvolledig gericht
op Afghanistan en heeft
als hoofddoelstelling
het verschaffen van
basale veterinaire voor-
zieningen aan veehou-
ders in Afghanistan. Het
project tracht dit te be-
reiken door:
1.nbsp;Het opleiden van
para-veterinairen;
2.nbsp;De oprichting en on-
dersteuning van quot;ve-
terinary field unitsquot;,
waarbinnen deze
paraveterinairen ge-
plaatst worden onder
supervisie van een
Afghaanse dierenarts.
De Stichting financiert
de projectactiviteiten
hoofdzakelijk door aan-
vragen bij de Nederland-
se overheid (DGIS) en
het quot;United Nations De-
velopment Programmequot;
(UNDP).
Monitoring in Afghanistan bleek noodza^
llt;elijic
De paraveterinairen ontvingen in eerste in-
stantie hun salaris vanuit het project. Ze
kregen een aantal maanden vooruit betaald,
na een half jaar kwamen ze terug en dan
kregen ze het achterstallige salaris, plus weer
een aantal maanden voorschot. In de loop
van het project is dit systeem veranderd,
deels onder invloed van UNDP en het overleg
met andere organisaties. Geen salaris meer
geven, maar de opbrengst van de verkoop
van medicijnen als inkomen beschouwen,
bleek beter te werken.
quot;Het probleem is, en dat is echt een wezenlijk
probleem, dat de mensen die je uitstuurt in
eerste instantie van goede wil zijn. Maar, ze
weten ongeveer, althans dat kunnen ze wel
schatten, wat de waarde is van de medicijnen
en vaccins die ze meekrijgen. En ik kan je
verzekeren dat dat voor een behoorlijk be-
drag was. Het was een beetje de kat op het
spek binden. Er zijn gevallen geweest dat
materialen zonder meer werden verkocht in
Peshawar of Afghanistan. Ze kwamen dan na
een half jaar terug en zeiden dat ze hun werk
gedaan hadden. In eerste instantie hadden
wij maar beperkte middelen om dat te con-
troleren, namelijk via bevriende organisaties
die in de betreffende regio zaten. In het begin
werkternA^e heel veel samen met het Zweed-
se comité. Zij hadden al veel contacten in het
veld, waar we in eerste instantie ook gebruik
van maakten. In de loop van de tijd komen
steeds meer mensen bij je met vragen, waar-
door je ze persoonlijk leert kennen en ver-
trouwen.
Onze paravets hadden quot;report-booksquot; bijzich
waarin ze de handtekening of meestal ge-
woon de duimafdruk van degene waar ze
dieren behandeld hadden in op moesten
nemen. Maar dat bleek absoluut niet water-
dicht te zijn. Vanaf het eerste moment heb-
ben we dan ook gezegd dat er een monito-
ring-systeem moestkomen. Mensen in dienst
van het comité moesten naar Afghanistan
reizen, ter plekke de werkzaamheden contro-
leren en boeren interviewen. De monitoren
spraken ook met de shurra en zo kon ter
plaatse geïnventariseerd worden wat de
problemen zijn, waar de bevolking behoefte
aan heeft, en verzorgden we tegelijkertijd een
beetje bijscholing op veterinair gebied. Die
field officers moesten dierenarts zijn. Op
deze basis is een heel systeem ontwikkeld.
Hulp en eigen verantwoordelijkheid
Een nadeel van de overvloedige hulpverle-
ning is volgens Duives dat Afghanistan op
een bepaalde manier kapot wordt gemaakt.
quot;In Peshawar zitten 70-80 verschillende hulp-
organisaties. Er kwamen medische klinieken,
onderwijs, irrigatieprojecten, road recon-
structions. De bevolking kreeg het gratis.
Totdat enkele organisaties begonnen in te
zien dat dat niet langer kon en de bevolking
zelf ook een eigen verantwoordelijkheid had.
Hulp magzwaar gesubsidieerd worden, maar
die eigen verantwoordelijkheid moet er ook
zijn. Als sommige organisaties dat wei doen
en andere niet, lijkt het voor de Afghanen, die
immers alles gratis kregen, dat de organisa-
ties die nu een bijdrage voor de verrichtingen
vragen, over hun hoofden heen proberen
winst te maken. Dan ontstaan er grote pro-
blemen.
ACBAR, een overkoepelendeorganisatie van
alle NGO\'s in Peshawar heefter heel veel aan
gedaan om al die organisaties bij elkaar te
brengen en gezamenlijk een beleid te voeren.
Maar dat is zo verschrikkelijk moeilijk, daar
gaan jaren overheen.quot;
Er werd zoveel geld in veterinaire zaken voor
Afghanistan gepompt, dat dat op de lange
duur niet vol te houden zou zijn. Er moest
dus gezochtworden naar een methode waar-
door (een deel van) het project zelfvoorzie-
nend kon worden.
quot;Ik vind dat zelf een heel goed systeem, men-
sen verantwoordelijk maken. Als ze het gratis
krijgen, wordt het vaak lang niet zo gewaar-
deerd. Maar af en toe werd er heel agressief
op de nieuwe situatie gereageerd. Dierenart-
sen die al een tijd gratis service hadden ver-
leend, zijn bedreigd met een Kalashnikov en
daar werd tegen gezegd: quot;Je doet het gratis
of anders gaat je kop er af.quot;
Toch was de situatie al zo veranderd toen hij
in december 1990 vertrok, dat de boeren
50% van de werkelijke kosten van medicijnen
voor eigen rekening moesten nemen.
Cultuurverschillen veroorzaken proble-
men
quot;Als wij iemand aannamen, als leraar bijvoor-
beeld, dan introduceerde deze persoon een
aantal anderen. Die hadden altijd een relatie
tot hem. Of ze spraken ook Pashtu, of ze
kwamen uit dezelfde provincie, of zelfs uit
dezelfde familie. Dat gaf scheve ogen bij
andere mensen uit het project omdat zijn
familie of achtergrond bevoordeeld werd. Ik
vond dit een van de moeilijkste dingen: een
evenwicht zien te houden tussen de diverse
Afghaanse groeperingen. Ook het partij-ele-
ment speelde daarin een heel belangrijke rol,
want naast eerdergenoemde banden beho-
ren veel Afghanen tot een van de zeven be-
langrijke mujahedeen-groepen, verzetsbewe-
gingen op religieuze grondslag. Die proberen
ook elkaar voor te trekken.quot;
Van het personeel dat in dienst kwam, moest
de achtergrond gecontroleerd worden. Ze
konden banden hebben met de Khad, de
Afghaanse geheime politie, of op een andere
manier verdacht zijn. Er werd algemeen van
uitgegaan dat het regime in Kabul probeerde
te infiltreren in allerlei hulpverleningsorgani-
saties, om ze te destabiliseren.
quot;Je merkt dat alles binnen zo\'n project con-
stant trekt en wringt. Je moet je informanten
hebben, voortdurend zelf je oor te luisteren
leggen en heel veel met mensen praten om
hun ideeën te begrijpen, zodat er een even-
wicht binnen hetprojectkan bestaan. Andere
projecten hebben daar ook grote moeite mee
gehad.
Gelukkig, omdatwe positief denkende mede-
werkers hadden, we er voortdurend rekening
mee hielden, en waarschijnlijk ook omdat
diergeneeskunde geen politiek geladen ge-
bied is, zijn we daar goed in geslaagd. Er was
uiteindelijk een bijzonder goede sfeer op het
project. Dat zegt ook iedereen die er op be-
zoek kwam.quot;
Ontwikkkeling van het curriculum
quot;Bij het opzetten van een curriculum had ik
mijn eigen opleiding voor ogen, maar je
merkt al heel gauw dat dat niet kan. In Euro-
pa ga je vanaf je vierde jaar naar school. Je
ontwikkelt een bepaalde manier van denken
die wij quot;logisch denkenquot; noemen. Die ont-
breekt ten enen male bij de meeste Afgha-
nen. Dat komt omdat ze een hele andere
denktrant hebben, maar ook omdat ze een
andere, met name kortere, scholing hebben
gehad. Zo merk je op een gegeven moment
bij het laten zien van een dia, dat wat je dui-
delijk wilt maken, helemaal niet overkomt. Ze
zullen echter niet gauw zeggen dat ze het
niet begrijpen, omdat ze je niet teleur willen
stellen. Je moet dus uitkijken dat je je doel
niet voorbij streeft. Daarom ga je steeds een
stapje terug en je merkt, hoewel je vanaf het
begin al een hele eenvoudige cursus wilt
opzetten, dat je voortdurend te hoog grijpt.
Het is een goede ervaring te zien dat je lang-
zamerhand een cursus ontwikkelt die past bij
Afghanen, bij hun manier van denken. Trou-
wens, dat kwam niet in de laatste plaats
doordat wij Afghaanse leraren betrokken bij
het onderwijs.
Ikzelf concentreerde me op het bijscholen
van de leraren in het lesgeven en in feitelijke
kennis. Langzamerhand is daar een curricu-
lum uit voortgekomen waar de mensen naar
mijn idee wat aan hadden.quot;
Na zijn terugkeer in Nederland kijkt Gert-Jan
Duives zeer positief op zijn verblijf in Pesha-
war terug.
quot;Naast een veterinair project was het heel
duidelijk een ontwikkelingsproject. Mijn per-
soonlijke idee is dat als je mensen basaal
traint, ze daar uiteindelijk veel meer aan heb-
ben. Mensen in ontwikkelingslanden zijn
vaak nog niettoe aan ingewikkelde technolo-
gie.
Als je de aantallen mensen ziet die door ons
al zijn opgeleid tot paraveterinair of vaccina-
tor, en vergeet de dierenartsen niet die addi-
tionele training hebben gekregen, en ook de
ontwikkelde infrastructuur die hopelijk in de
toekomst kan worden overgedragen aan het
Afghaanse Ministerie van Landbouw, dan
vind ik dat er al heel wat bereikt is.
Ikzelf heb ook erg veel geleerd. Omgaan met
mensen uit een wezenlijk andere cultuur
bijvoorbeeld, of het opzetten en leiden van
een kantoor, daar kwam veel meer bij kijken
dan ik had gedacht. Het is me op bijna alle
fronten goed bevallen. Maar soms hebben
we, ik woonde daar met mijn vriendin en ons
zoontje, het ook moeilijk gehad. Door cul-
tuurverschil len, maar ook door de problemen
die de Afghanen ons bezorgden. Afghanen
zijn bijzonder prettige mensen; ze zijn zeer
hoffelijk en een beetje trots. Dat mag ik wel.
Maar ze hebben ook hun onhebbelijkheden.
Ze proberen |e voortdurend en aan alle kan-
ten uit, heel subtiel; je bent constant op je
hoede en dat is heel vermoeiend. Daarom
was 2,5 jaar voor mij genoeg.
Ondanks dat denk ik positief over de afgelo-
pen periode. Het trainen van mensen en het
organiseren van de infrastructuur zij mij goed
bevallen. Daarom wil ik in de toekomst graag
met dit soort werk doorgaan. Er moet dan
wel een sterkere veterinaire component inzit-
ten.quot;
Jean de Gooijer
Onlangs verscheen de najaarseditie van ARGOS, bulletin van het Veterinair Historisch
Genootschap. Hierin stond onder andere een artikel over de ontwikkeling van de diergenees-
kunde in het voormalig Nederlands-Indië. Onderstaand treft u een korte samenvatting aan van
dit srtik©!
De Burgeiijke Veeartsenijkundige Dienst
H. Achilles
Argos 3 {1990): 75-77.
De ontwikkeling van de diergeneeskunde
in het voormalig Nederlands Oost-Indië.
{Samenvatting van een voordracht ge-
houden tijdens het Symposium van
het Internationaal Genootschap voor
Veterinaire Geschiedenis te Skara,
Zweden, 24-27 mei 1989, vertaald en
bewerktdoorProf. Dr. P. Hoekstra, van
1936-1951 dierenarts in Indonesië)
De aanwezigheid van de Nederlanders in de
!ndischeArchipeldateertvanongeveer1600.
In 1814 arriveerde de eerste legerdierenarts
en in 1820 de eerste dierenarts in dienst van
de koloniale regering. Een toename van het
aantal tewerkgestelde dierenartsen werd
noodzakelijk na de ernstige uitbraken van
runderpest. Deze uitbraken werden waar-
schijnlijk veroorzaakt door de import van
zebu runderen uit het voormalige Brits-lndië.
Opgave voor het
lidmaatschap van het
Veterinair Historisch
Genootschap (VHG)
of voor een abonne-
ment op ARGOS,
zenden aan: Secret-
aris Veterinair Histo-
risch Genootschap,
Bibliotheek Dierge-
neeskunde, Postbus
80.159, 3508 TD
Utrecht.
De contributie be-
draagt ƒ 35,- per jaar
(studenten ƒ10,-) en
de abonnementsprijs
is ƒ25,- per jaar, te
voldoen op giro nr.
581045 tnv de pen-
ningmeesterV.H.G.te
Leidschendam.
(BVD) werd in de tweede helft van de 19
eeuw opgericht. De aktiviteiten van de BVD
worden in het artikel beschreven.
De opleiding van lokale dierenartsen begon
in 1907 aan de Nederlands-Indische Veeart-
senschool te Buitenzorg (Bogor). Tegelijker-
tijd werd hetVeeartsenijkundig Instituut hier
gevestigd. Naast de produktie van succes-
volle vaccins werden ook belangrijke etiolo-
gische onderzoekingen verricht. Sommige
dierenartsen toonden veel belangstelling
voor zootechniek, maar het duurde tot 1950
voor hetAlgemeen Veeteelt Instituut in Bogor
werd gesticht. Na de soevereiniteitsover-
dracht aan de Republiek Indonesië werden
de Nederlandse dierenartsen die bij de facul-
teiten te Jogjakarta en Bogor betrokken
waren voornamelijk vervangen door dieren-
artsen uit Duitsland. De auteur, die in Jogja-
karta doceerde van 1955-1964, neemt een
continuïteit waar in de ontwikkeling van de
diergeneeskunde vanaf het laatste kwart van
de 19\' eeuw tot in het midden van de 20®
eeuw.
Door een samenloop van omstandigheden
bevonden zich eind december 1990 vijf stu-
denten diergeneeskunde, die in 1990 de
quot;tropencursusquot; bij de Faculteit volgden, in
Kenya.
Twee studenten, Luc Flamand en Enrique
-ocr page 7-Flores Patino, brengen in dit Oostafrikaanse
land een stageperiode van 6 maanden door.
Zij verrichten hier een onderzoek bij het
Maasai volk naar aspecten van de veehou-
derij in relatie tot het aanwezige wild. In hun
tentenkamp werden zij bezocht door drie
studentes: Annegeer van der Pol, op vakantie
van uit Nederland en Lucie de Beer en Susan
Hebeda op vakantie vanuit hun stageplaats
op het Tanzaniaanse eiland Pemba. Aldaar
verrichten zij een onderzoek bij een project
ter ondersteuning van de kleinschalige melk-
veehouderij.
Vooruitlopend op een hopelijk interessant
verslag van hun ervaringen is hier alvast een
vluchtige impressie zoals wij die op het BIC
ontvingen.
Een van de belangrijkste doelstellingen van
de Stichting DIO is de bevordering van de
bewustwording ten aanzien van ontwikke-
lingsvraagstukken bij studenten en dieren-
artsen. In dit kader verzorgde DIO op 12
december jongstleden een symposium:
quot;Melk is goed voor elk? Theorie en praktijk
van zuivelhulp aan de Derde Wereldquot;
Het Symposium trok ruime aandacht, het-
geen zeker te danken was aan de aanwezig-
heid van een aantal gerenommeerde spre-
kers. Prof. dr. M. Doornbos, hoogleraar in de
politicologie aan het Institute for Social Stu-
dies (ISS) in Den Haag, schetste als eerste
spreker de ontwikkeling van de voedselhulp
aan Derde-Wereldlanden: van melkverstrek-
king aan kwetsbare groepen tot donaties van
EG-overschotten. Hij constateerde dat men
zich pas onlangs is gaan realiseren dat de
ontwikkelingssamenwerking en het over-
schottenbeleid van elkaar losgekoppeld
moeten worden. De beleidsaanpassing, die
hier noodzakelijkerwijs het gevolg van moest
zijn, kwam eerder dan verwacht, hetgeen
mede werd veroorzaakt door de verminde-
ring van de overschotten sinds het midden
van de tachtiger jaren en de stijging van de
wereldmarktprijzen voor zuivelprodukten.
Deze omstandigheden hebben een positieve
invloed gehad op de activiteiten en initiatie-
ven van de zuivelsector in de Derde Wereld.
Vervolgens sneed Prof. Doornbos het pro-
bleem aan van de toekomstige ontwikkeling
van de zuivelsector in de Derde Wereld. Kie-
zen we voor een aanpak die gericht is op de
30 december 1990 Elangata Mas.
We houden hier een reünie van de tropencur-
sus, want Susan en Lucie zijn ook even op
vakantie in Kenya, dus we zitten met z\'n
vijven in het tentenkamp van Luc en Enrique.
Lekker primitief, warm en droog: prachtig!
De Maasai (en ook de andere Kenianen) zijn
vreselijk beleefd en aardig (mooie mensen)
(afgezien van het feit dat ik al bestolen ben,
maar dat was in Nairobi). Morgen gaan
Lucie, Susan en ik nog op safari om veel
wilde beesten te zien en dan naar Pemba om
daar een heel ander stukje tropenwerk te
zien. Kortom, veel plezier in 19911
Annegeer van der Pol
markt en de consument of richten we onze
aandacht op de boer en zijn bedrijf? In het
eerste geval ligt de nadruk op de voorzie-
ningen ten behoeve van de verwerking, het
transporten de handel en in het tweede geval
op de verhoging van de dierlijke produktivi-
teit. Bij het antwoord op deze vraag moet de
sociale positie van de kleine boer en de con-
tinuïteitvandemelkveehouderijnadrukkelijk
centraal staan.
Drs. E.E. Bolhuis, werkzaam bij de Konink-
lijke Nederlandse Zuivelbond onderschreef
de stelling dat lage wereldmarktprijzen voor
landbouwproduktenmoeilijkverenigbaarzijn
met stimulering van de groei van de land-
bouwproduktiviteit in ontwikkelingslanden.
Hij benadrukte dat een slechte infrastructuur
en institutionele problemen evenzeer belang-
rijke obstakels vormen en dat de verbetering
hiervan de nodige investeringen zal vergen.
Een goede samenwerking tussen de donor
en het ontvangende land kan hier veel aan
bijdragen.
Vervolgens kwam Ir. H. Blauw, een deskundi-
ge op het gebied van de veevoeding in de
tropen, aan het woord. Hij beschreef de acti-
viteiten en resultaten van een ontwikkelings-
project voor kleinschalige boerenbedrijven
in Sri Lanka. Daarbij wees hij erop dat de
genetische potentie van het aanwezige vee
pas tot uiting kan komen na verbeteringen in
huisvesting, voeding, hygiëne, veterinaire
hulpdiensten, enz. Naar zijn mening zijn
noch de boeren noch de regering hier vol-
EQUATOR is een uitgave
van het Bureau Interna-
tionale Contacten van de
Faculteit Diergenees-
kunde en de Stichting
Diergeneeskunde in
Ontwikkelingssamen-
werking.
Redactie
J.H.A. de Gooijer
(eindredacteur)
M.F.M. Langelaar
dr. R.W. Paling
(hoofdredacteur)
drsi A.J. de Smit
Lay out
H. Halsema
Druk
OMI/Grafisch Bedrijf
Redactie-adres
Faculteit Diergenees-
kunde
Bureau Internationale
Contacten
Yalelaan 1
Postbus 80.163
3508 TD UTRECHT
Tel.: 31.30.532116
Fax: 31.30.531407
EQUATOR verschijnt 6
maal per jaar, waarvan 3
nummers in het Engels.
Voor informatie en kopy
kunt u zich richten tot de
redactie.
Het abonnement is gra-
tis.
Opzeggingen of naam-
en adreswijzigingen
aangeven op de adres-
band en deze retourne-
ren aan het redactie-
adres.
doende van doordrongen.
Om ook een indruk te geven van de inzichten
■
In de week van 11 t/m 15 februari 1991 orga-
niseert DIO een quot;Tropische Weekquot;. Gedu-
rende deze week zal er in de hal op de eerste
verdieping van het Hoofdgebouw van de
Faculteit Diergeneeskunde, Yalelaan 1, De
Uithof - Utrecht, een fototentoonstelling te
bezichtigen zijn over veeteelt en diergenees-
kunde in ontwikkelingslanden. Verder wor-
den er videofilms en dia\'s vertoond, is er een
leestafel en een koffiehoek, vertellen studen-
ten over hun ervaringen in de tropen en zal
het geheel een tropische sfeer ademen.
Deze activiteiten in het Hoofdgebouw vinden
Studium Generale van de Rijksuniversiteit
Utrecht organiseert in samenwerking met
DIO een lezingencyclus: quot;Veeteelt In ont-
wikkelingslandenquot;.
Pogingen om in ontwikkelingssamenwerking
de kwaliteit van de veehouderij in de Derde
Wereld te verhogen hebben zowel economi-
sche, sociale als ecologische gevolgen. Bij
deze pogingen spelen technologie-over-
dracht en het opzetten van een veterinaire
infrastructuur een belangrijke rol.
De ontwikkelingslanden vormen niet een
monolitisch geheel. Het gaat om een com-
die er elders bestaan had DIO de heer A.
Fazely, te gast bij de vakgroep Bedrijfsdier-
geneeskunde en Voortplanting van de Facul-
teit Diergeneeskunde, uitgenodigd.
Deze gaf een algemeen overzicht van de
melkveesituatie in zijn geboorteland Iran.
Ook hier zal in de toekomst meer aandacht
besteed moeten worden aan de infrastruc-
tuur, veterinaire hulpdiensten en manage-
ment van de melkveebedrijven. Import van
runderen heeft niet tot de gewenste produk-
tieverhoging geleid, zodat in Iran een her-
waardering van lokale rassen overwogen
dient te worden.
Samenvattend konden de sprekers het eens
zijn met de constatering dat melk als eiwit-
bron In ontwikkelingslanden als een betrek-
kelijke luxe moetworden beschouwd. Om de
potentie van het aanwezige vee beter te kun-
nen benutten moet er zowel meer aandacht
gegeven worden aan management op het
bedrijf als aan de infrastructuur.
Loes Schure
plaats van 9.30 tot 17.30 uur en zijn gratis
toegankelijk.
Naast deze gebeurtenissen in het Hoofd-
gebouw staan op het programma: Maandag:
Opening (voor genodigden); Dinsdag: Film
en Afrikaanse dansles; Woensdag: Studium
Generale-lezing; Donderdag: Afrikaanse
maaltijd en swingende band in café quot;de
Baasquot;.
Let op de posters voor plaats en tijd van deze
evenementen.
Voor meer informatie: Bel DIO: 030-532032.
VEETEEL T IN ONTWIKKELINGSLANDEN
plex geheel van landen met specifieke pro-
blemen, bevolkingsgroepen, regeringen en
infrastructuur. Ontwikkelingssamenwerking
is daardoor een ingewikkelde zaak, waarin
bovendien het eigenbelang van de westerse
wereld maar al te vaak een overheersende rol
speelt. Soms lijkt het dan ook wel dat de
beste hulp geen hulp is.
Wanneer we de intentie hebben om voor
ontwikkelingslanden de mogelijkheden te
creëren vooruit te komen, is de ontwikkeling
van het platteland een van de belangrijke
aandachtsvelden. Op het platteland speelt
vee een belangrijke rol om in de levensbe-
hoefte van de plaatselijke bevolking te voor-
zien. Vee is de leverancier van dierlijke pro-
dukten als melk, vlees, eieren, wol, huiden en
mest. Daarnaast wordt het vee gebruikt als
lastdier en vervoermiddel en om het land te
bewerken en water uit putten te halen. Het
succesvol houden van vee vereist bepaalde
inzichten en technieken. De kennis die in
ontwikkelingslanden aanwezig is, is veelal
ontoereikend om de boeren kansen te geven
op een goede toekomst.
Het introduceren van nieuwe of aanvullende
kennis en technieken is een problematische
kwestie. Vaak heerst er in het westen grote
onbekendheid met plaatselijke culturele en
hiërarchische structuren, met de bestaande
infrastructuur en met de beperkingen die het
milieu met zich meebrengt. Bovenal is er
veelal een onwetendheid ten aanzien van de
noden en wensen van de mensen in de ont-
wikkelingslanden. Dit alles rechtvaardigt de
vraag naar de rol van kennis en technologie-
overdracht in ontwikkelingssamenwerking.
In het Studium Generale programma wordt
hieraan aandacht geschonken voor wat be-
treft het thema veeteelt. Hierbij speelt de
dierenarts (en de veterinaire opleiding en
infrastructuur) een belangrijke rol. Naast de
belangrijke randvoorwaarden voor een suc-
cesvolle veehouderij, zoals goede huisves-
ting en voeding, gaat het om het gezond
houden van het vee met behulp van veterinai-
re ondersteuning (vaccinatie, bestrijding van
parasieten, beweidingsschema\'s, voortplan-
tingstechnieken, etc.).
De problematiek van overbrenging van
moderne veterinaire technieken en inzichten
naar ontwikkelingslandenkrijgt speciale aan-
dacht.
Zie voor nadere informatie over onderwer-
pen, data, plaats en tijdstip de AGENDA acht-
erin deze EQUATOR.
utrecht, Nederland
Studium Generale, Universiteit Utrecht
(in samenwerking met DIO).
quot;Veeteelt in ontwikkelingslandenquot;.
30 januari r99r:Ontwtkkelingsproblema-
tiek. 6 februari 799 7: Veeteelt in ontwikke-
lingslanden. 13 februari 1991: Veeteelt-
diensten in ontwikkelingslanden. 20febru-
ari 199V. Technologie overdracht. 27
februari 1991: Biotechnologie, K.I., E.T.,
vaccins. 6 maart 1991: Perspectieven.
Plaats: Academiegebouw, Senaatszaal en
zaal 9, Domplein 29, Utrecht. Aanvang:
20.00 uur. Toegang gratis
Edinburgh, Schotland
1-12april 1991.
Sixth CTVM Course on quot;Recent Advances
and Current Concepts in Tropical Veterinary
Medicinequot;. Informatie: Mr. C. Daborn of Dr.
J. Hammond, Centre for Tropical Veterinary
Medicine, University of Edinburgh, Easter
Bush, Roslin, EH25 9RG Scotland. Tel.:
-H44.31.4452001 of 4452036, telex:
727442, telefax: -1-44.31.4455099.
Utrecht, Nederland
2 april - 14 juni 1991.
Tropencursus.
Keuze-co-assistentschap voor studenten
van de Faculteit Diergeneeskunde van de
Universiteit Utrecht.
Wenen, Oostenrijk
15-19april 1991.
International Symposium on Nuclear and
Related Techniques in Animal Production
and Health. Georganiseerd door: Joint
FAO/IAEA Division of Nuclear Techniques in
Food and Agriculture, lAlE, SM-318, Vienna
International Centre, P.O. Box 100, A-1400
Wenen, Oostenrijk. Een beperkt aantal
beurzen is beschikbaar. Scientificsecretary:
Dr. J. Dargie (tel. 43.1.2360(0) ext. 6053).
Informatie: Conference Service Section,
Division of External Relations, Ms. T.
Niedermayr. Tel.: 43.1.2360(0) ext.
1312/1311, telex: 1-12645, telefax:
43.1.23456.
Melnik, Tsjechoslowakije
6-8 mei 1991.
VIlTquot; Symposium on Problems of Tropical
Veterinary Medicine. Georganiseerd door
o.a. Universities of Veterinary Medicine of
Brno en Praag. Secratariaat: Komise RZ
CSAV, Loretanske nam. 3, 11800 Praag 1,
Hradcany Tsjechoslowakij. Tel: 42.2.-
538624 t.a.v. MVDr. Helena Pokorna.
Wageningen, Nederland
16juni - 13 juli 1991.
40*quot; International Courseon Rural Extension.
Georganiseerd door: Internationaal Agra-
risch Centrum (lAC), Postbus 88, 6700 AB
Wageningen. Sluitingsdatum voor aanmel-
ding: 20 maart 1991. Informatie: Tel: 31.-
8370.90111, telefax: 31.8370.18552.
Parijs, Frankrijk
17-21nbsp;juni 1991.
2quot;\'^ International Symposium on Bluetongue,
African Horse Sickness and related Orbiviru-
ses. Georganiseerd door: Office Internatio-
nal des Epizooties, Parijs.
Rio de Janeiro, Brazilië
18-23nbsp;augustus 1991.
XVIV World Veterinary Congress. Thema;
\'The veterinary profession and North-South
cooperation for the benefit of mankindquot;.
Inlichtingen: Congrex do Brasil, Rua do
Quividor 60 Gr. 414 20040 Rio de Janeiro
RJ. Tel. 55.21,224.6080, telex: (621)
32891 cert br, telefax: 55.6021,231.1492.
AGENDA 1991-1992
Wageningen, Nederland
19 augustus - 22 november 1991.
19quot;quot; International Course on Dairy Farming in
Rural Development. Aanmelden voor: 1 mei
1991 .Voorinformatieenaanmelding: Direc-
teur, Internationaal Agrarisch Centrum
(lAC), Postbus 88, 6700 AB Wageningen,
Tel.: 3 1.8370.90 1 1 1, telefax:
31.8370,18552, telex: 45888 intas nl.
Barneveld, Nederland
21 augustus 1991 - 21 februari 1992.
21quot; International Courseon Poultry Husban-
dry en 21\'quot; International Courseon Pig Hus-
bandry. Dezecursussen zullen tegelijkertijd
worden gegeven. Aanmelden voor: 1 mei
1991, Informatie: Director of International
Studies and Projects, Barneveld College,
P,0. Box 64, 3770 AB Barneveld, Tel,:
31.3420.14881,telefax: 31.3420,92813,
telex: 70018 bacol nl,
Addis Ababa, Ethiopië
2 - 27 september 1991,
Livestock Policy Analysis, ILCA Training
Course, Taal: frans. Aanmelden: ILCA, P.O.
Box 5689, Addis Ababa, Ethiopia. Sluitings-
datum: 1 juni 1991. Informatie: tel,: 251,-
11,183215-25, telefax: 251.1.188191.,
\'telex: 21207 ILCA ET.
Addis Ababa, Ethiopië
4 november - 6 december 1991.
Livestock Research Methods. ILCA Training
Course, Taal: engels. Aanmelden: ILCA,
P,0. Box 5689, Addis Ababa, Ethiopia.
Sluitingsdatum: 15 juli 1991. Informatie:
tel.: 251.1.183215-25,telefax: 251.1,18-
8191., telex: 21207 ILCA ET.
Barneveld, Nederland
24 februari - 22 mei 1992.
14\'quot; International Animal Feed Training
-ocr page 10-Programme. Decursuswordtgegeven in riet
verlengde van de quot; Poultry and Pig Husban-
dry Coursesquot;. Aanmelden voor: 1 mei 1991.
Informatie: Directorof International Studies
and Projects, Barneveld College, P.O. Box
64, 3770 AB Barneveld. Tel.: 31.3420-
14881, telefax: 31.3420-92813, telex:
70018 bacol nl.
Annecy, Frankrijk
Oktober, 1992.
First International Seminar and Workshop
on non-tsetsetransmitted animal trypanoso-
miasis. Onderwerpen: epidemiologie,
economie, diagnose, biochemie, chemothe-
rapie etc. van T. evansi, T. vivax and T.
equiperdum. Informatie: Dr. L. Touratier,
228 Boulevard PresidentWilson, 33000 Bor-
deaux, Frankrijk. Tel.: 33.56448929.
Chotburi, Thailand
29 november - 4 december 1992
XIII Internatonal Congress for Tropical
Medicine and Malaria. Georganiseerd door:
International FederationforTropical Medici-
ne. Plaats: The Ambassador Jomtien Beach
Hotel, Cholburi, East Coast. Informatie:
Congress Secretariat, Faculty of Tropical
Medicine, Mahidol University, 420/6Rajvithi
Road, Bangkok 10400, Thailand, Telefax:
66.2.2468340, telex: 84770 unimaiii.
Meer informatie over internationale
cursussen in Nederland
Bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbe-
heer en Visserij, Postbus 20401, 2500 EK
Den Haag (tel.: 31.70.792230, telex:
32040 nl) kunt u een brochure aanvragen
getiteld: quot;International Agricultural Educati-
on in the Netherlands\',
Bij de Praktijkschool Horst, Centrum voor
Onderwijs in de Dierveredeling en de Rund-
veehouderij (Educational Centre for Animal
Husbandry), Stationsstraat 104, 5963 AB
Horst (tel.: 31,4709.3535, telefax; 31,-
4709.3733) kunt u een brochure aanvragen
getiteld: quot;Informationquot;.
VACATURES INTERNATIONALE
SAMENWERKING
In deze rubriek worden vacatures opgenomen die door de redactie als mogelijk Interessant voor Nederlandse dierenartsen worden
aangemerkt Naast vacatures die zullen worden overgenomen uit: Vacatureblad Internationale Samenwerking, Vacatureblad Ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Veterinary Record, INFRO Internationale Vacature Lijst,
Opportunities, etc. zal er plaats zijn voor personeelsadvertenties. Voor nadere inlichtingen omtrent de geboden functies dient men zich
direct tot de instelling of onderneming te wenden.
HET DIRECTORAAT GENERAAL VOOR
INTERNATIONALE SAMENWERKING
(DGIS)
MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZA-
KEN
TEAMLEIDER/SRI LANKA
Project informatie:
Nederland steunt de veeteeltsector sinds
1979. Sri Lanka zit nu in een proces van
decentralisatie en privatisering dat nieuwe
mogelijkheden biedt, In 1991 begint een
nieuwe projectfase met het quot;Small Farmer
Dairy Projectquot; (SFDP) waarin, in plaats van
op subsidies, het accent gelegd wordt op
een beteremelkprijsvoordeboer, organisa-
tie in boerencoöperaties en verwerking van
de melk dicht bij de boer, naast reeds lopen-
de activiteiten in training en extension. Het
projectgebied bestaat uit de Coconut Trian-
gle (laagland in hetwesten) en de Mid Coun-
try (hoger gelegen centrale gedeelte). De
Nederlandse bijdrage kan oplopen tot Dfl.
15 min., waarvan in principe meer dan
50.000 kleine boeren (met gemiddeld 3-6
koeien) kunnen profiteren.
Taak:
ondersteuning van de Sri Lankaanse
Project Directeuren van een Stuurgroep
waarin overheid, universiteit, boerenor-
ganisaties en het project zijn vertegen-
woordigd;
leiding geven aan 2-3 lange termijn en
diverse korte termijn Nederlandse veld-
deskundigen, die elk weer een aanzien-
lijk aantal lokale experts in het veld be-
geleiden;
het helpen ontwikkelen en ontwerpen
van beleid, niet alleen ten aanzien van
technische, maar ook van economische
(kosten en opbrengsten, waaronder de
melkprijs, eigendom) en sociale (boe-
renorganisaties, rol van de boerin) as-
pecten;
hethelpenonderhoudenvan hetcontact
met de sector deskundige van de am-
bassade en aandacht geven aan andere
donoraspecten zoals financiën en mis-
sies.
Condities:
De duur van de uitzending is tenminste 3
jaar (begin 1991-1994); de standplaats is
Kandy, gelegen op 400 m. hoogte, met een
aantrekkelijk klimaat en goede woon- en
schoolvoorzieningen. De afstand tot Colom-
bo is 115 km.
Vereist:
Veeteeltdeskundigheid is in ruime mate
aanwezig in het project. De teamleider zal
vooral kwaliteiten dienen te hebben in het
helpen ontwikkelen van beleid, het leiding
geven en het helpen coördineren van vele
bijde veeteeltsector betrokken organisaties
en hun visies. Ook nodig zijn: minimaal 10
jaar relevante projectervaring, waarvan een
deel als teamleider in tropische plattelands-
ontwikkeling, met daarin bij voorkeur ele-
menten van landbouw, veeteelt en coöpera-
tiewezen; een universitaireopleiding; en het
vermogen effectief en exact te communice-
ren in woord en geschrift in het Engels.
Sollicitaties en inlichtingen:
Sollicitaties vergezeld van een C.V. kunt u
binnen 3weken na uitgave van dit blad rich-
ten aan: Ministerie van Buitenlandse Zaken
(DGIS/APO/PE), Postbus 20061, 2500 EB
Den Haag. Inlichtingen kunnen ingewonnen
bij: drs. E. Majoie tel.: 31,70.3485296
(algemeen) of ir. R. de Jong tel.: 31.8370-
84589 (technisch).
FOOD AND AGRICULTURAL
ORGANISATION OF THE UNITED
NATIONS (FAO)
CHIEF, ANIMAL HEALTH SERVICE / ROME
Duties:
Plan, coordinate and supervise the work of
the Service including the technical
backstopping of FAOfieldactivities. Provide
advice Oh development policies to be
pursued by the Organization in the area of
veterinary information systems, veterinary
legislation, infectious and parasitic
diseases, trypanosomiasis and other insect-
borne diseases, and development of
veterinary services. Assist member
countries in the formulation and
implementation of their animal disease
control policies. Liaise with national and
international development and research
institutions.
Qualifications:
University degree in veterinary medicine
with postgraduate specialization in subject
related to animal disease control.
At least 15 years of progressively
responsible professional experience in
animal health development programmes at
national or international level, including
experience with major disease control
programmes in developing countries.
Excellent managerial ability and
communication skills, initiative and
dynamism.
Working knowledge of English and limited
knowledge of French or Spanish.
Division:
Animal Production and Health Division.
Remuneration:
Relocation, tax-free salary, cost of living
adjustment, education grant and other
benefits of the International Civil Senv-ice.
Application:
Please send detailed curriculum vitae,
quoting quot;Chief, AGAHquot;, to Central
Recruitment, FAO, Via delle Terme di
Caracalla, 00153 Rome, Italy and a copy to
Secretary WIA, Ministry of Foreign Affairs,
P.O. Box 20061, 2500 EB The Hague.
(Overgenomen uit Internationale
Vacaturelijst, nr. 2, 15januari, 1991)
NEWSLETTER ON VETERINARY ASPECTS OF INTERNATIONAL DEVELOPMENT COOPERATION
Volume 3, no. 2
March 1991
EQUATOR
is published by the
Office for Internatio-
nal Cooperation of the
Faculty of Veterinary
Medicine of Utrecht
University and the
Foundation DIO.
If undellverable please
return to:
Editor EQUATOR
Faculty of Veterinary
Medicine
Office for International
Cooperation
P.O. Box 80.163
3508 TD Utrecht
the Netherlands.
ISSN 0923-3334
The editorial board is proud to announce that
starting with this volume, EQUATOR will be
published in the English language three
times a year, instead of the usual two times.
We received many requests from African
scientists to be put on the mailing list, so, to
provide a better service we made this
decision.
In 1991, Utrecht University celebrates its
355\'quot; anniversary. This celebration
emphasizes more than three-and-a-half
centuries of innovative science. The theme
for the anniversary is UTRECHT inter-
national. On 1 March the official opening
was performed by Mr. C. Power, deputy
Director-General of UNESCO. Mr Power
stressed the importance of interuniversity
cooperation as a means of introducing new
technologies into Third World countries.
Readers of EQUATOR may know that this is
nothing new to the Utrecht Faculty of
Veterinary Medicine, which over the years
has developed close relations with a number
of universities in Africa and Central America.
On the occasion of the 355 quot; anniversary
more than 50 congresses and symposia will
be organized by Utrecht University. The
Committee for the Advancement of Tropical
Veterinary Science (CATS) of the veterinary
faculty once again organizes a symposium in
1991 (13 September) on tropical animal
health and production.
In this Issue of EQUATOR we focus on the
International Trypanotolerance Centre (ITC)
in Banjul, The Gambia. Dr. Ron Dwinger,
team leader and research coordinator,
explains the value of the research performed
at ITC for the small-scale farmer in West
Africa. Furthermore he criticizes the Dutch
Ministry of Foreign Affairs for Its lack of
policy in career planning for the technical
assistance workers theyemploy. Dr. Dwinger
proposes a structure in which technical
assistance workers who return to their home
country are offered a job in/by the Ministry
as expert in development affairs, or agri-
cultural consultant to a Dutch Embassy.
Helen Huyskens, final year veterinary
student, wrote a brief report on her 6-month
stay at the ITC. Although she did not succeed
in obtaining all the results she intended, she
learned a great deal from working with the
scientists in the laboratory. It shows once
more the value of traineeships in research
centres in the tropics.
And then of course we have our regular
items. In BIC News, for instance, your
attention is asked for the call to join the
formation of the Heartwater Research
Network.
From now on an overview of recent publi-
cations on topics that might be of interest to
our readers, will be published three times a
year. This issue contains thefirst list of 1991.
As usual, EQUATOR concludes with the
Agenda.
FROM THE EDITOR
INTERNATIONAL TRYPANOTOLERANCE
CENTRE (ITC)*
The formal mandate of ITC is quot;To carry out
studies to exploit trypanotolerance for
agricultural,commercialandfoodproduction
purposes and to conduct researchquot;. ITC was
* Source of information: quot;International
given four main tasks by act of the Gambian
Parliament in 1982.
First it had to establish a high quality re-
search organization for the purpose of in-
creasing the production and improving the
Trypanotolerance Centrequot; brochure of ITC.
-ocr page 12-The president of the
Gambia, being a veteri-
narian himself, takes a
great interest in the
activities of the ITC
(foto: PaJing)
The Gambia is a
relatively small country
in West Africa. It is
named after the
quot;Gambiaquot; river, which
flows along its length
east-west for more than
480 km. Its population of
roughly 500,000 lives on
a belt extending from 10
to 20 km on both sides of
the river. Senegal, with
which The Gambia has
close links, surrounds it
on three sides. The
fourth side is formed by
a 50 km long Atlantic sea
front with long sandy
beaches. Temperatures
in the coastal area vary
between 23° and27°C
and the annual rainfall is
about 1200 mm. Inland it
becomes hotter and
dryer and sahelian
conditions prevail.
The population of The
Gambia is composed of
a number of ethnic
groups of which the
Wollofs and Mandinkas
are the larger. Cattle are
mainly kept by the
Fulani tribe. The
population is
predominantly Muslim.
The ITC has two field-
stations in the Gambia,
one at Keneba and one
at Bansang
quality of livestock in the tropics. The Centre
had to cooperate with universities and other
research organizations and to publish and
disseminate the research findings. The
distribution of improved livestock to other
countries is also envisaged.
Location of ITC
West Africa supports at least 3 million
N\'Dama cattle, many of which are on small
farms and in villages in The Gambia, Senegal
and the neighbouring states. The main
laboratory, administrative block and a good
number of staff and visitors\' houses are
located just outside Banjul (the capital of The
Gambia) atKerr Seringe. The official opening
of the Centre was performed on 25 March,
1987 by the president of The Gambia Sir
DawdaK. Jawara, who, being a veterinarian
himself, takes a great interest in the activities
of ITC. Two more laboratories with staff
housing and animal handling facilities are
located at Keneba and Bansang. Each
laboratory is placed in a different
environment with a different risk as far as
trypanosomiasis is concerned.
Activities of the Centre
The activities of ITC are divided among six
teams. These teams are working on the
following subjects: production, nutrition,
livestock disease, genetics, tsetse and
training. While the building and maintenance
of the infrastructure of ITC as well as the
personnel costs of most of the few hundred
national staff are financed by the African
Development Bank (ADB) and the Gambian
government, each of the research teams
receives special project funding from donor
agencies. For example, the research
activities of the nutrition and livestock
disease teams are supported mainly by the
quot;N\'Dama productivity research projectquot;. A
project which was funded by the European
Community (EC) and executed by the
International Livestock Centre for Africa
(ILCA) and the International Laboratory for
Research on Animal Diseases (ILRAD).
Beside these projects there is the tsetse
research team which is supported by the
Overseas Development Administration (ODA)
of the United Kingdom and the training
component supported by the FAO.
Coordination and integration of the research
activities of these various teams have been
among the tasks of Dr. Ron Dwinger in recent
years.
ITC in the future
Being an international centre, ITC has been
accepted as an associated centre of the
CGIAR (Consultative Group for International
Agricultural Research). This association
opens new ways for future funding of the
Centre. Closer links with the Centre de
Recherches sur les Trypanosomoses
Animates (CRTA) in Bobo Dioulasso (Burkina
Faso) are also foreseen. A challenging task
lays ahead of the newly appointed Director,
Prof. George M. Urquhart.
R.W. Paling
-ocr page 13-An early interest in tlie tropics
In 1976, even before Dr. Ron Dwinger
graduated, he had decided to start his career
as a veterinarian in the tropics. He had
always been interested in the tropics -he
travelled a lot when he was a student- and he
did not like the idea of joining the army. In the
Netherlands one can avoid national service
by serving as a technical assistance worker
in a developing country.
The Dutch Ministry of Foreign Affairs sent
him to Kano, Nigeria, where he worked as a
field veterinarian for two years. Thereafter he
went to Argentina, where he performed
research for the first time. He was appointed
associate expert for the FAO and he was
lucky: he joined an experienced research
group that investigated the bottlenecks in
agriculture and stockbreeding, especially in
the pauperized north-western part of the
country.
After his first acquaintance with research in
the tropics, he came back to the Nether-
lands, to the Department of Tropical
Veterinary Medicine of the Faculty of
Veterinary Medicine of Utrecht University, to
continue the research activities of Prof. D.
Zwart, who had left for Kenya to be the acting
director-general of the International
Laboratory for Research on Animal Diseases
(ILRAD) in Nairobi.
After this useful experience he travelled on to
Kenya, where he worked as a researcher at
ILRAD. After 3 years he completed his
research work and presented his thesis
quot;Studies on the early pathogenesis of African
trypanosomiasis in ruminantsquot; at Utrecht
University in 1985.
Presently Dr. Dwinger is back in the
Netherlands again, after 5 years of service in
Banjul, The Gambia, as a team leader and
research coordinator at the International
Trypanotolerance Centre (ITC).
The ITC has a very complicated structure;
SMALL SCALE FARMERS IN THE GAMBIA
BENEFIT FROM RESEARCH BY
INTERNATIONAL TRYPANOTOLERANCE
CENTRE
quot;On-farm research provides the best basis for direct application of scientific findingsquot;. This
statement of Dutch veterinarian Dr. Ron Dwinger best characterises his view on research
after 14 years of experience in Africa and South America. EQUATOR spoke with him about
his experiences as a veterinary scientist in the tropics and his ideas about the career
possibilities for technical assistance workers with the Dutch Ministry of Foreign Affairs.
in fact, Ron Dwinger calls the institute a
mixed lot of projects.
quot;We have projects funded by EC, the British
government, the Swiss government and one
funded by the African Development Bank. All
projects together form the ITC.quot;
Ron Dwinger claims that ITC\'s infrastructure
is unique in Africa. Not only are the labora-
tories well equipped, like those at ILRAD, but
ITC also owns 3 stations, spread over the
country. These stations are in different
ecological zones, with different levels of
tsetse challenge. This circumstance enables
researchers to visit farms and take samples
from cows within a range of half an hour from
the laboratory.
Besides that, the contacts with the small-
scale farmers are very good. And last but not
least there is a close cooperation with the
national agricultural research institutes and
the Veterinary Department.
The research project and its aims
Ron Dwinger was attracted by the combi-
nation of field work and research in the
laboratory that ITC could offer him. He had
spent his years at ILRAD mainly inside the
laboratory.
Trypanotolerance
Trypanotolerance i$ a
characteristic of certain
taurine breeds of cattle
in West and Central
Africa. The animals of
these breeds , like the
N\'Dama and West
African Shorthorn,
possess the ability to
survive and be
productive in tsetse-
infested areas where
other breeds would
rapidly succumb to
trypanosomiasis, unless
treated with a
trypanocidal drug. The
presence of these
trypanotolerant animals
offers a largely
unexplolted genetic
resource to researchers
in Africa in their efforts
to control one of Africa\'s
most important livestock
diseases.
ITC headquarters at
Banjul (foto: Dwinger)
Nutrition experiments
with N\'dama cattle
proved that milllt;
production can increase
from an average of 400
kg per lactation period
to 600 kg (foto: Dwinger)
quot;At ILRAD I did some microscopical worllt; and
a bit of surgery, and I also worked with goats
and cows now and then. But what I really
missed were the contacts with the small-
scale farmers. For me, that was the great
advantage of my job in the Gambia: working
with small-scale farmers.quot;
His task at ITC was to supervise a team of 5
scientists (composed of staff members of
ILCA and ILRAD) and 53 supporting local
staff.
quot;Our first goal was to determine the produc-
tivity of the local cattle breed, the N\'Dama.
This breed is largely resistant to the
pathogenic effects of trypanosomiasis and it
is therefore very important to determine its
productivity under different levels of tsetse
challenge. This was never done before, cer-
tainly not by means of the accurate measure-
ments we performed during several years.
During a period of 3 years we collected
blood, milk, faeces and serum from 4,000
cows every month. Besides that, we
recorded the weight of the animals and the
mutations in the herd structure.quot;
All these data created a picture of the pro-
ductivity of the N\'Dama in the Gambia and
from this solid basis the second phase of the
project started. The aim: to raise the pro-
ductivity of the cows and thus help the farmer
earn a better income.
The research needed coordination
quot;A great advantage of working at ITC was the
cooperation with different specialists. I
worked, for instance, with entomologists,
helminthologists and nutrition experts. Of
course ILRAD had the same approach, but in
general the attention was focused on parasi-
tes. There was not so much difference
between disciplines. ITC even had a socio-
economist on its pay roll!
After 3 years, when we started the second
phase of the project, I was asked to become
ITC\'s research coordinator. The different re-
search groups had to be coordinated for
several reasons. One of the reasons was that
ITC wanted better interplay between the dif-
ferent disciplines.
It was my task to stimulate the researchers
to write joint publicatiohs.quot;
And a lot of results have been published, in
scientific papers as well as in applied
publications such as reports for local
governments.
Application of promising results
There are plenty of possibilities for
application of the results of Dr. Dwinger\'s
research.
quot;One possibility for application is that we
found that small amounts of extra forage
cause a relatively strong rise in production.
It is known from literature that a N\'Dama with
an average body weight of 224 kg produces
about 100 kg milk for human consumption
during its lactation period. Because we set
up a very precise milk recording scheme, we
found, however, that a production of up to
400 kg was quite normal. Production could
even be increased significantly by feeding
the cows small amounts (3 kg per cow per
week is not much) of sesame cake or groun-
dnut hay for a period of 3 months. The results
were a milk production of up to 600 kg, a
t)etter growth of the calves and also the
diminishing of the cows\' weight loss in the
dry season diminished.
These quantities may seem insignificant
compared to the production of for instance
Friesian-Holsteins. But we have to take into
account the low bodyweight of the breed, the
fact that they are kept under primitive
conditions (noextrafodder,noconcentrates,
cattle have to search for water and forage
for many hours and last but not least the
animals are exposed to tsetse flies) and that
a calf has to be raised. A N\'Dama cow does
not produce milk when she has no calf to
feed. This means that the lactation stops as
soon as the calf dies. In order to milk the
cow, it is necessary to keep the calf close to
its mother. The herdsman first lets the calf
suck some milk before it is tied to a stick
behind its mother. When the herdsman is
finished, there is still some milk in the udder,
so he unties the calf to let It drink the
remainder.
West African farmers are not used to pro-
viding extra fodder to their animals. Only
draught-oxen are supplied with extra forage,
overly so, most of the time.
So if lactating cows and recently weaned
calves receive some extra forage, they
become better producers and consequently
the farmer will earn a better income.
Other possibilities for application of scienti-
fic results are, for instance, the yearly
vaccination of cattle against black leg and
haemorrhagicsepticaemia,twodiseasesthat
are widespread in West Africa, or the back-
yard fattening of young calves, a practice
unknown in West Africa, but quite common in
countries like Malawi.
Such recommendations have to be trans-
lated into an extension message that is
accessible and understandable for small-
scale farmers. Now it is up to the extension
services to spread the results among the
farmers in their region.quot;
Chances for milk production in other
regions
Although N\'Dama is a relatively small breed
with regard to its body weight, it is known for
its relatively high milk production. However,
in some regions in Africa where N\'Dama
cattle are bred, the animals are only used for
meat production. Dr. Dwinger Is not certain
about the possibility to change the attitude of
these farmers.
quot;It depends on how the animals are kept. In
the Gambia and Senegal N\'Dama are herded
In the neighbourhood of the farm by
herdsmen and are milked twice a day. These
animals are used to people.
In Gabon for instance there are herds that
are looked after only once a year when they
have to be vaccinated. As a matter of fact
those animals are wild. It will take a long time
before this type of animal can be hand-
milked.
quot;1 left the project because the ILRAD support
came to an end. That was a good reason. I
could have stayed, but I worked there for 5
years and I think that I contributed my share.quot;
Now, back in the Netherlands, Dwinger feels
some frustration about the lack of career
possibilities for veterinarians working in the
tropics.
quot;The first 2 years were fun. I was still single
and full of ideals. But, when you work In the
tropics for a longer period of time, you
discover that there are no opportunities to
build a career. I think this is a major problem.
Sure, I have experience and I can find
another job easily. But again and again these
are short-term contracts, with a duration of 2-
3 years, or, when you are lucky, 5 years.
When the contract ends you have to look for
another job again. Every time you wonder
whether your new job will suit you and If the
circumstances your family has to live in, for
instance the possibility for education of your
children, will be alright.quot;
In Dwinger\'s opinion, the Dutch government
ought to provide a structure for the career of
technical assistance workers. The Ministry of
Foreign Affairs, for Instance, could offer
returning experts a position at the ministry,
so that they are available as a project leader,
where and whenever necessary. The Ministry
needs experts on rural development, live-
stock production and agriculture for Dutch
Embassies abroad. Professionals who have
gained experience in these fields should be
guided towards these jobs.
quot;The situation now is that Dutch experts quit
theirdevelopmentassistancejobsaftersome
years. Their children have to attend school,
EQUATOR is published
bimonthly.
The March, July and
November issues of
EQUATOR are published
in English.
For all information, copy
and subscriptions
please contact the
editor.
Subscription is free of
charge.
For changes in address
and termination of sub-
scription please return
the corrected label to the
editorial office.
their partner can not get used to the
situation, or they simply are not able to find
another suitable job in the tropics. In this way
a lot of experience and know-how is lost.
Another disadvantage of this situation is that
there are far too few Dutch experts available
for positions in international organisations.quot;
Despite these personal frustrations, Dr. Ron
Dwinger and his family enjoyed living in
tropical countries.
quot;The Gambia is an Ideal country when you
have small children. Our house was prac-
tically situated on the beach and I built quite
a lot of sand castles. As the children grow
older there is not so much to do for them. In
The Gambia nothing ever happens. There is
no daily newspaper, no television and most
of the world news reaches you only after
several days. You won\'t die of a heart attack
in the Gambia.quot;
Jean de Gooijer
Robert Paling
HEARTWATER RESEARCH NETWORK
The Office for International Cooperation
(BIC) of the Faculty ofVeterinary Medicine of
Utrecht University has taken on the task of
coordinating the recently initiated
Heartwater Research Network. BIC will
coordinate this Network in close collabora-
tion with the Institut d\'Elevage et de
Médecine Vétérinaire des Pays Tropicaux
(lEMVT) at Maisons-Alfort in France,
publishers of the Cowdria Newsletter. The
Network intends to be a link between
laboratories in developed and developing
countries which are actively involved in
research on heartwater and/or the vector; it
will put an emphasis on the transfer of
biotechnological knowledge. The Network
aims to stimulate heartwater research
towards vaccine development and improved
diagnostics through biotechnology. The
Network assists In the exchange of biological
material between research groups, it
stimulates joint research projects and orga-
nizes workshops, seminars and training
sessions.
If you want more information or if you are
interested in joining the Network, please
write to the Editor of EQUATOR (see
colophon for the address) or the Editor of the
COWDRIA NEWSLETTER (address: lEMVT,
10 rue Pierre Curie, 94704 Maisons-Alfort
Cedex, France).
DIO invites all interested readers to its annual
meeting on 18 April at the DtO-office, Yale-
laan 17, De Uithof - Utrecht. The meeting
begins at 20,00 hours.
The Editor of EQUATOR was pleased to re-
ceive a reaction to an article published In
September, 1990. The letter, of which the
contents remain the responsibHity of the
authors, is printed below. The Editor wel-
comes such reactions from its readers and
invites those who are presently actually
involved in ECFimmunizatton topresenttheir
views on this topic.
Sir,
With reference to a recent article on immuni-
zation against East Coast fever (ECF)
published in EQUATOR (Vol. 2, no. 5 of
September, 1990) by T. Kuiken entitled
quot;SADCC Countries accept Muguga Cocktail
as standard vaccine against ECFquot;, we feel
that the article presents a biased and not
entirely correct view.
The article deals too briefly with the principal
disadvantage of employing the Muguga
Cocktail In field immunization, namely the
inherent danger of introducing new T. parva
strains into an area. This danger results from
the existence of a carrier state after immuni-
zation by means of the infection-and-treat-
ment method. It is difficult to understand why
this aspect is notfully discussed, given its im-
portance, see, for instance, Dolan\'. A sum-
mary of current knowledge is given by
Maritim et al.^. It can be argued that, irres-
pective of the advantages of using the
Muguga Cocktail, introduction of one or
more new antigenic variants may upset
whatever balance exists and render control
of the disease even more difficult. For
instance, if enzootic stability, whereby only
calves are susceptible to local strains, has
become established, then the Introduction of
new strains, to which adult cattle may also be
susceptible, can automatically increase the
population to be protected and thereby the
cost of the control programme. Furthermore,
it must be realized that if a new strain is
introduced into an area, its possible
pernicious effect on mortality may only
become apparent after a considerable period
of time, because the build up of parasite
numbers to problem levels will initially
proceed slowly, starting as it does from a
carrier state. Finally, it must be appreciated
that virtually nothing is known about the
interactive behaviour of different strains in a
field situation. Summarizing, it may be stated
that the utmost caution should be advocated
before afield immunization involving new T.
parva strains is initiated. Therefore, the
attitude adopted in the article appears far too
simple and straightforward: no need to wor-
ry, let\'s introduce new strains and see what
happens!
The argument that development of a quot;vacci-
nequot; based on a new isolate would involve an
expensive procedure does not stand up to
closer examination. Because the Muguga
Cocktail does not appear to contain a so-
called master strain, extensive cross-immu-
nity trials have to be conducted under expe-
rimental conditions before the Muguga Cock-
tail is released for use in the field in a new
area. This inherently involves the isolation of
local T. parva stocks and it is difficult to
understand where the difference in expenses
would enter, when, on the one hand, local
stocks have to be tested among themselves
or, on the other hand, the Muguga Cocktail
must be tested against the local stocks and
vice versa. Furthermore, our own experience
clearly indicates that over 90% of the cost of
a delivered dose of quot;vaccinequot; consists of the
distribution costs (transport, prophylactic
drug, establishment of a cold chain), costs
that are incurred anyhow, irrespective of
which quot;vaccinequot; is employed.
It is also not clear why the quot;fullquot; Muguga
Cocktail has to be used in all instances. For
instance, what extra protection would be ob-
tained from including the T. p. lawrencei
(Serengeti) component for use in the Eastern
Province of Zambia, where buffalo are
absent? Also, if a local isolate breaks through
the cocktail and if it protects against the
other isolates, why incorporate it in the cock-
tail at all and not simply use that particular
isolate on its own? Surely, using a single iso-
late rather than a cocktail of three or more
strains automatically reduces the probability
of error in afield immunization campaign.
The article also states that the Muguga
EQUATOR is a periodical
of the Office for Interna-
tional Cooperation of the
Faculty of Veterinary
Medicine of Utrecht Uni-
versity and the Founda-
tion for Veterinary
Science in Developnnent
Assistance quot;DIOquot;.
Editorial board
J.H.A. de Gooijer
(incl. production)
M.F.M. Langelaar
R.W. Paling DVM PhD
(editor-in-chief)
A.J, de Smit MSc
Lay out
H. Halsema
Printed by
OMI/Grafisch
Bedrijf
Eclitorial Office
Faculty of Veterinary
Medicine
Office for International
Cooperation
P.O. Box 80.163
3508 TD UTRECHT
The Netherlands
TeJ .: -h31.30.532116
Fax: 31.30.531407
Cocktail was used successfully in the Sout-
hern Province of Zambia. Although this Is
undoubtedly true, the above statement does
not reflect the full story. The results of an
extensive field trial in this province were
reported by Nambotal The results of this trial
were as follows (number of animals died /
number of animals in the group):
Immunized:
-nbsp;with Muguga Cocktailnbsp;45/834
-nbsp;with local strainnbsp;1/116
Control groupnbsp;100/234
Although the results are difficult to interpret
because of uncertainty about the exact
cause of death, it must nevertheless be
concluded that the overall mortality was
significantly lower in the local-strain-immu-
nized group, when compared to the Muguga
Cocktail group.
What the article also falls to mention is that
field trials, conducted in the Eastern Provin-
ce of Zambia and supervised by the Belgian
Animal Disease Control Project, showed
conclusively that the Muguga Cocktail did
not provide full protection and that immuni-
zation with a local 7. parva isolate resulted
in a significantly superior protection. ECF
can claim up to 50% of the calf crop in the
absence of control measures, and animals
over two years of age are fully immune to the
local T. parva stocks In this area. To date,
over 25,000 animals have been immunized
with this single local stock. Extensive
monitoring has revealed that the overall calf
mortality was reduced by approximately 90%
in the enzootic areas. At the same time,
considerable experience was gained In the
execution, supervision and monitoring of a
field immunization programme.
Although it is not clear what is meant by quot;...
and accepted the use of the Mug uga Cock-
tail as a standard vaccine against ECFquot;, it
seems that the author takes for granted that
the control of ECF is simply a matter of
immunization, irrespective of the
epizootiological field situation. The Belgian
Animal Disease Control Project demonstra-
ted that conclusions arrived at In one area do
not necessarily apply to other areas.
Assessment of the different control methods
Is required and it should not be forgotten that
immunization is only one option. Short term
and long term control measures must be
examined, taking into account other tick-
borne diseases, in order to arrive at a prac-
tically feasible and economically justifiable
control programme. This necessitates a
detailed study of the vector ecology and
disease epizootiology, and isolation of local
7. parva strains is an inherent part of this
study. It remains very much the question
whether development of a suitable local
quot;vaccinequot; entails Indeed a significant extra
cost and using local stocks wherever
possible, is, after all, without any doubt a
much safer approach in many respects .
Dr. J. Brandt (Scientific coordinator Belgian
Animal Disease Control Project), Dr. D. Gey-
sen (project leader Belgian Animal Disease
Control Project, October, 1982 - July, 1986),
Dr. D. Berkvens (Project leader Belgian
Animal Disease Control Project, July, 1986 -
March, 1989)
REFERENCES
\' Dolan, T.T. 1989. Theileriasis: a comprehensive
review. Revue scientifique et technique. Office
International des Epizooties, 8, 11-36.
Maritim, A.C., Kariuki, D.P., Young, A.S. and
Mutugi, J.J. 1989. The importance of the carrier
state of Theileria parva in the epidemiology of
theileriosis and its control by immunization. In:
Dolan,T.T. (Ed.). Theileriosisin eastern, central and
southern Africa. Proceedingsofaworkshopon East
Coast fever immunization, held in Lilongwe,
Malawi, 20-22 September 1988. ILRAD, Nairobi) pp.
121-128,
\'Nambota, A. 1989, Immunization against theile-
riosisinthe Southern Province of Zambia. In: Dolan,
T.T. (Ed.). Theileriosis in eastern, central and
southern Africa, Proceedingsofaworkshopon East
Coast fever immunization, held in Lilongwe,
Malawi, 20-22 September 1988. ILRAD, Nairobi),
pp.87-89.
Utrecht\'s Faculty of Veterinary Medicine
provides a course on tropical veterinary
medicine for its final year students.
The faculty\'s Office for International
Cooperation coordinates this course and
offers interested students the opportunity for
a traineeship in a developing country. Helen
Huyskens has just returned to the Nether-
lands from a6-month tralneeship at the Inter-
national Trypanotolerance Centre (ITC), a
research institute, in The Gambia. In the
article below she briefly describes some of
the experiences and problems she encoun-
tered during her stay.
When I finished the quot;Tropical Coursequot; in
1989, I was offered the opportunity to do a
practical training of six months at the ITC in
The Gambia.
To be honest, I had never heard of this
country before, which is not very surprising,
because it is the smallest independent state
on the African mainland.
The Gambia is situated in West Africa and,
apart from the Atlantic coast area, is
completely surrounded by its much bigger
neighbour country Senegal. It has a
reasonablywell-functioningdemocraticform
of government and the president (a
veterinarian I ) has been at his post ever since
the country\'s independence in 1965. The
economy is based on and dominated by the
production of groundnuts.
The Gambia has a semi-arid tropical climate,
with a dry and a wet season. The wet season
lasts from June till November.
The ITC has two well equipped stations in
The Gambia, one at the coast and one quot;up
countryquot; in Bansang. I was staying at the
coast station, where I was supposed to work
on two experiments.
The first experiment was on heartwater and I
was supervised here by Ron Dwinger, a
Dutch veterinarian.
Heartwater, or cowdriosis, is one of the most
importanttick-borne diseases of ruminants in
Africa. In the experiment we intended to
compare the susceptibility of the (trypano-
tolerant) N\'Dama and Zebu cattle to infection
with the rickettsia Cowdria ruminantium,
which causes Heartwater. We infected a
number of N\'Dama and Zebu calves but for
unknown reasons none of the animals
Showed a reaction following the infection
with blood from an infected goat. Perhaps
the infection dose was too low, but it is also
possible that the animals had an innate
resistance to the disease.
I hope the serology that will be done in
Utrecht will provide the answer. \'
The second experiment I was supposed to
do, was a nutrition experiment.
Unfortunately, it never took place. For all
kinds of reasons the experiment was
postponed several times, until in the end I
had to go back to Holland without even
starting this experiment. Of course it was a
pity that things did not work out the way I had
expected, but fortunately 1 was able to do
other useful work at the institute. For some
time I worked with an English scientist, who
wanted to collect blood samples from
monitor-lizards to check them for
trypanosomes. I assisted him in collecting
ttie blood, a very interesting and challenging
job.
Besides working, I have spent some time
travelling, not only in The Gambia, but also in
Senegal, Guinea-Bissau and Bissau.
Travelling in these countries by local quot;bush-
taxiesquot; is rather tough but very fascinating.
Looking back, my stay in The Gambia was an
unforgettable experience. I would advise
every veterinary student who gets the
opportunity for a practical training in the
tropics to take it. You will not regret it!
Helen Huyskens
Helen posing with a
monitor lizard. Scientists
examine blood samples
for the presence of
trypanosomes {foto:
Huyskens)
Helen Huyskenstakes
the temperature of an
experimental animal
(foto: Huyskens)
VACANCIES INTERNATIONAL COOPERATION
This section contains vacancy announcements which the editorial board considers to be of possible interest to Dutch
veterinarians. Besides vacancies that will be taken from quot;Vacatureblad Internationale Samenwerkingquot;, quot;Tijdschrift voor
Diergeneeskundequot;, quot;Veterinary Recordquot;, quot;INFRO, Internationale vacature lijstquot; and quot;Opportunitiesquot;, there will be room for
personnel advertisements. For further information one Is requested to apply directly to the institution or company.
Food and Agricultural Organisation of
the United Nations (FAO)
The regional Office for the Near East of the
FAO is looking for:
REGIONAL ANIMAL PRODUCTION AND
HEALTH OFFICER / CAIRO, EGYPT
Vacancy announcement No.: 986-RNEA
Duties and responsibilities:
Under the supervision of the Assistant
Director-General, Regional Representative
forthe Near Eastandthetechnical guidance
of the Animal Production and Health
Division, the incumbent will:
-nbsp;advise governments and institutionsinthe
Region through visits and correspondence
as to the availability of FAO livestock
development assistance programmes and
assist them in identification and
formulation of both national and regional
projects;
-nbsp;carry out studies of selected regional
problems, collectdataandreviewprogress
in animal production and health in the
regionforFAOdocumentation and prepare
press reports and documents for the
Regional Conference and other regional
meetings;
-nbsp;keep the ADG/RR and the AGA informed
on major livestockdevelopment problems,
activities and issues at the national and
regional level and make suggestions for
FAO action;
-nbsp;provide technical support as needed to
FAO Country Representatives and to field
projects in the Region; assist in
supervising the technical content of
regional projects;
-nbsp;maintain a regular liaison with national
and regional administrative, research and
training institutions/projects concerned
with animal production and health in the
Region;
-nbsp;plan, organize and conduct regional
technical meetings and FAO-sponsored
training;
-nbsp;perform other related duties as required.
Qualifications and experience:
-nbsp;University degree in Animal Husbandry,
Production or Health.
-nbsp;Seven years of progressively responsible
professional experience in animal
husbandry, production and health in
developing countries.
-nbsp;Working knowledge of English and Arabic
(level C).
-nbsp;Initiative; clear and concisewriting; ability
to draft technical reports; ability to
establish and maintain effective working
relationships with people of different
national and cultural backgrounds.
-Willingness to use word-processing
equipment.
Preferably:
-nbsp;Experience in animal production and
health in the Near East Region. Other
things being equal, preference may be
given to veterinary background.
-nbsp;Limited knowledge of French (level B).
-nbsp;Postgraduate degree and specialization in
Animal Husbandry, Production or Health.
Remuneration:
Level P-4 carries a net salary per year
(inclusive of a variable element for post
adjustment) from US$ 46,020 - 57,659
(without dependants) and US$ 49,541 -
62,446 (with dependants)
Applications:
Send applications (in all cases quote the
vacancy announcement number) before 5
April, 1991 to:
Central Recruitment, Personnel Division,
FAO, Via delle Terme di Caracalla, 00100 -
Rome, Italy. Please complete two copies of
FAO Personal History Form or send detailed
Curriculum Vitae if form is not available
RJ. Tel.: 55.21.224.6080, telex: (621)
32891 cert br, telefax: 55.6021.231.1492.
Utrecht, The Netherlands
2April - 14 June, 1991.
Course on Tropical Veterinary Medicine
(Tropencursus). Optional practical course
for final year students of the Faculty of
Veterinary Medicine of Utrecht University.
Vienna, Austria
15-19 April, 1991.
International Symposium on Nuclear and
Related Techniques in Animal Production
and Health, Organized by: Joint FAO/IAEA
Division of Nuclear Techniques in Food and
Agriculture, SM-318, Vienna International
Centre, P,0, Box 100, A-1400 Vienna,
Austria, Scientific secretary: Dr. J. Dargie
(tel. 43.1,2360(0) ext. 6053). Information:
Conference Service Section, Division of Ex-
ternal Relations, Ms. T, Niedermayr, Tel.:
43.1.2360(0) ext. 1312/1311, telex: 1-
12645, telefax: 43,1.23456.
Melnik, Czechoslovakia
6-8 May, 1991.
Vlll\'quot; Symposium on Problems of Tropical
Veterinary Medicine. Organized by: Univer-
sities of Veterinary Medicine of Brno and
Prague, Secretariat: Komise RZ CSAV,
Loretanske nam, 3, 11800 Prague 1, Hrad-
cany Czechoslovakia. Tel: 42.2.538624
att, MVDr. Helena Pokorna.
Wageningen, The Netherlands
16 June- 13 July, 1991.
40quot;\'lnternational Courseon Rural Extension.
Organized by: International Agricultural
Centre (lAC), P.O. Box 88, 6700 AB Wage-
ningen. Information: tel.: 31.8370,90111,
telefax: 31,8370,18552,
Paris, France
17-21nbsp;June, 1991.
2quot;\'\'lnternational Symposium on Bluetongue,
African Horse Sicknessand related Orbiviru-
ses. Organized by: Office International des
Epizooties, Paris,
Rio de Janeiro, Brazil
18-23nbsp;August, 1991.
XVIV World Veterinary Congress. Theme:
quot;Theveterinary profession and North-South
cooperation for the benefit of mankindquot;.
Information: Congrex do Brasil, Rua do
Quividor 60 Gr, 414 20040 Rio de Janeiro
Wageningen, The Netherlands
19 August-22 November, 1991.
19\'quot; International Courseon Dairy Farming in
Rural Development. Closing date: 1 May,
1991, Information and registration: Director,
International Agricultural Centre (lAC), P.O,
Box 88, 6700 AB Wageningen. Tel.: 31.83-
70,90111, telefax: 31.8370.18552, telex:
45888 intas nl.
Barneveld, The Netherlands
21 August, 1991 -21 February, 1992.
21\'quot;International Courseon Poultry Husban-
dry and2lquot;\'lnternational Courseon Pig Hus-
bandry. These courses wil I be given simulta-
neously. Closing date: 1 May, 1991. In-
formation: Director of International Studies
and Projects, Barneveld College, P.O. Box
64, 3770 AB Barneveld. Tel.: 31.3420.
14881, telefax: 31.3420,92813, telex:
70018 bacol nl.
Addis Ababa, Ethiopia
2-27 September, 1991.
Livestock Policy Analysis. ILCA Training
Course. Language: French, Registration;
ILCA, P.O. Box 5689, AddisAbaba, Ethiopia.
Closing date: 1 June, 1991. Information:
tel.: 251.1.183215-25, telefax: 251.1.
188191., telex: 21207 ILCA ET.
Utrecht, The Netherlands
13 September, 1991.
Symposium quot;Livestock Production and
Healthquot;. Organized by: Committee for the
Advancementof Tropical Veterinary Science
(CATS) of the Faculty ofVeterinary Medicine
of Utrecht University. Information: Office for
International Cooperation, P.O. Box80.163,
3508 TD Utrecht, tel.: 31.30.532116,
telefax: 31.30.531815.
Addis Ababa, Ethiopia
4 November - 6 December, 1991.
Livestock Research Methods. ILCA Training
Course. Language: English. Registration:
ILCA, P.O. Box 5689, AddisAbaba, Ethiopia.
Closing date: 15 July, 1991. Information:
tel.: 251.1.183215-25, telefax: 251.1.
18.8191, telex: 21207 ILCA ET.
Antwerp, Belgium
12-13 December, 1991.
Trypanosomiasis Seminar (more detailswill
follow in the next issue of EQUATOR).
Barneveld, The Netherlands
24 February - 22 May, 1992.
14\'quot; International Animal Feed Training
Programme. This course is given as a
continuation of the quot;Poultry and Pig Husban-
dry Coursesquot;. Closing date: 1 May, 1991. in-
formation: Directorof International Studies
and Projects, Barneveld College, P.O. Box
64, 3770 AB Barneveld. Tel.: 31.3420-
14881, telefax: 31.3420-92813, telex:
70018 bacol nl.
The Hague, The Netherlands
23-27 August, 1992.
12*quot; International Congress on Animal
Reproduction (ICAR). Organized by: NIVE-
KON. Scientific programme: (1) Clinical
trends in diagnosis and therapy of reproduc-
tive disorders, (2) Embryo production and
manipulation, (3) From early pregnancy to
neonatal period, (4) Hormonal regulation.
Submission of abstracts of papers (200
words) before 1 September, 1991. Informati-
on: Congress secretary, Dr S.J. Dieleman,
NIVEKON, P.O. Box 90730, 2509 LS The
Hague, The Netherlands. Tel.: 31.70.31-
80285, telefax: 31.70.3249263.
Annecy,France
October, 1992.
First International Seminar and Workshop
on non-tsetsetransmitted animal trypanoso-
miasis. Subjects: epidemiology, economy,
diagnosis, biochemistry, chemotherapy etc.
van T. evansi, T. vivax and T. equiper-
dum. Information: Dr. L. Touratier, 228
Boulevard President Wilson, 33000 Bor-
deaux, France. Tel.: 33.56448929.
Cholburi, Thailand
29 November - 4 December, 1992.
XIII International Congress for Tropical
Medicine and Malaria. Organized by: Inter-
national Federation for Tropical Medicine.
Location: The Ambassador Jomtien Beach
Hotel, Cholburi, East Coast. Information:
Congress Secretariat, Faculty of Tropical
Medicine, Mahidol University,420/6Rajvithi
Road, Bangkok 10400, Thailand. Telefax:
66.2.2468340, telex: 84770 unimaiii.
More Information about international
courses in The Netherlands
From the Ministry of Agriculture, Nature
Conservation and Fisheries, P.O. Box
20401, 2500 EK The Hague (tel.: 31.70.-
792230, telex: 32040 nl) you can obtain a
brochureentitled: quot;International Agricultural
Education in the Netherlandsquot;.
From the Educational Centre for Animal
Husbandry, Stationsstraat 104, 5963 AB
Horst (tel.: 31.4709.3535, telefax; 31.-
4709.3733) you can obtain a brochure
entitled: quot;Informationquot;.
The section RECENT PUBLICATIONS is included in the March, July and November issues of EQUATOR. Scientific
publications of the Faculty ofVeterinary Medicine and other research institutes in the Netherlands, relevant to livestock
production and health in the tropics, as well as titles of papers by Dutch veterinary scientists working on animal health and
productton topics in tropical countries, will be included. Please inform the editor of your publications so we can bring them
to the attention of the readers of EQUATOR.
For reprints contact the authors directly, their addresses can be obtained from the editorial office (Office for International
Cooperation, P.O. Box 80.163, 3508 TD Utrecht, The Netherlands).
CLINICAL REPORTS
Hoyer, M.J. and Obwolo, M.J. (1990). Vaginal prolapse in a new-born calf. Zimbabwe Veterinary Journal 21:17-19.
Obwolo, M.J., Odiawo, G.O. and Gbedegebuure, S.A. (1990). Clinicopathologicaf features of experimental low-dose
Lantana camara poisoning in indigenous Zimbabwean goats. Zimbabwe Veterinary Journal 21:1-7.
Odiawo, G.O., Ndikuwera, J. and Goedegebuure, S.A. (1990). A case of sporadic bovine systemic leucosis. Zimbabwe
Veterinary Journal 21: 65-71.
Odiawo, G.O., Ogaa, J.S., Hill, F.W.G., Obwolo, M.J., Hoyer, M.J.. Nyathi, C.B. and Vickers, D.B. (1990). Isolation of
infectious pustular vulvovaginitis (IPV) virus from a clinically affected indigenous heifer. Zimbabwe Veterinary
Journal 21: 61-64.
HELMINTHIASIS
Eysker, M. and Pandey, V.S. (1990). Observations on some parasites of the horse in Zimbabwe. Zimbabwe Veterinarv
Journal 21: 21-24.
Pandey, V.S. and Eysker, M. (1990). Internal parasites of donkeys from the highveld of Zimbabwe. Zimbabwe Veterinary
Journal 21:27-32.
LIVESTOCK PRODUCTION
Agyemang, K., Dwinger, R.H., Jeannin, P., Leperre, P., Grieve, A.S., Bah, M.L. and Little, D.A. (1990). Biological and
economic impact of trypanosome infections on milk production in N\'Dama cattle managed under village
conditions in The Gambia. Animal Production 50: 383-389.
Agyemang, K., Dwinger, R.H., Touray, B.N., Jeannin, P., Fofana, D. and Grieve, A.S. (1990). Effects of nutrition on degree
of anaemia and live weight changes in N\'Dama cattle Infected with trypanosomes. Livestock Production Science
26: 39-51.
TICK-BORNE DISEASES, THEIR AGENTS AND VECTORS
Baldwin, C.L., Malu, M.N. and Grootenhuis, J.G. (1988). Evaluation of cytotoxic lymphocytes and their parasite strain
specificity from African buffalo Infected with Theileria parva. Parasite Immunology 10: 393-403.
Conrad, P.A., ole-Moi Yoi, O.K., Baldwin, C.L., Dolan, T.T., 0\'Callaghan, C.J., Njamunggeh, R.E.G., Grootenhuis, J.G.,
Stagg, D.A., Leitch, B.L. and Young, A.S. (1989). Characterization of buffalo-derived theilerial parasites with
monoclonal antibodies and DNA probes. Parasitoloav 98:179-188.
Grootenhuis, J.G. (1989). The role of wildlife in the epidemiology of cattle theileriosis. In: quot;Theileriosis in Eastern. Central.
Southern Africaquot;. Ed. T.T. Dolan. Proceedingsofaworkshopon East Coast fever immunization, held in Lilongwe,
Malawi, 20-22 September 1988. International Laboratory for Research on Animal Diseases, Nairobi, pp. 129-
136
Jongejan, F. (1991 ). Protective immunity to heartwater {Cowdria ruminantium Infection) is acquired after vaccination
with in v/fro-attenuated rickettsiae. Infection and Immunitv 59: 729-731.
Koch, H.T., Kambeva, L, Norval, R.A.I., Ocama, J.G.R., Masake, S., Munatswa, F.C., Honhold, N. and Irvln, A.D. (1990).
Age resistance to Theileria parva bovis infection in calves. Veterinary Parasitoloav 37: 197-206.
Koch, H.T., Kambeva, L., Ocama, J.G.R., Munatswa, F.C., Dolan, T.T. and Norval, R.A.I. (1989). Immunization of cattle
against Theileria parva bovis In Zimbabwe. In: \'Theileriosis in Eastern. Central. Southern Africaquot;. Ed. T.T.
Dolan. Proceedingsofaworkshopon East Coastfever immunization, heldin Lilongwe. Malawi. 20-22 September
1988. International Laboratory for Research on Animal Diseases, Nairobi, pp. 90-92.
Koch, H.T., Kambeva, L, Ocama, J.G.R., Munatswa, F.C., Franssen F.F.J., Uilenberg, G., Dolan, T.T. and Norval, R.A.I.
(IQQO) lmmiini7atinnnfnflttleagainstT/7fl//er/aparvahov/sandtheirexposuretonaturalchallenae.Veterlnary
Parasitology 37: 185-196.
Koch, H.T., Ocama, J.G.R., Munatswa, F.C., Byrom, B., Norval, R.A.I., Spooner, P.R., Conrad, P.A. and Irvln, A.D. (1988).
Isolation and characterization of bovine Theileria parasites in Zimbabwe. Veterinary Parasitology 28:19-32.
Mutugi, J.J., Young, A.S., Maritim, A.C., Ndungu, S.G., Linyonyi, A., Ngumi, P.N., Mining, S.K., Leitch, B.L., Stagg, D.A.,
Grootenhuis, J.G., Kariuki, D.P., Morzaria, S.P. and Dolan, T.T. (1989). Parasite stocks used for East Coast fever
immunization in Kenya. In: quot;Theileriosis in Eastern. Central. Southern Africaquot;. Ed. T.T. Dolan. Proceedings of a
workshop on East Coast fever immunization, held in Lilongwe, Malawi, 20-22 September 1988. International
Laboratory for Research on Animal Diseases, Nairobi, pp. 39-45.
Uilenberg, G. (1990). Aspects cliniques et épidémiologiques de la theilériose et de la cowdriose chez les bovins. Bulletin
de la Société Vétérinaire Pratique de la France 74: 241-255.
TSETSE AND TRYPANOSOMIASIS
Moloo, S.K., Grootenhuis, J.G., Kar, S.K. and Karstad, L. (1988). Survival and reproductive performance of female
Glossina mors/Tans when maintained on blood of different species of wild mammals. Medical and Veterinary
PHARMACOLOGY AND THERAPEUTICS
Nijmeijer, S.M., Samurlwo, E., Duin, C.T.M. van and Miert, A.S. J.P.A.M. van. (1990). Oral chloramphenicol In dwarf goats -
influence of vasopressin in its absorption and effect of diet on its biodégradation in ruminai fluid samples. Journal
of Veterinary Pharmacology and Therapeutics 13: 408-414.
INFORMATIEBLAD OVER VETERINAIRE ASPECTEN VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
EQUATOR
is een uitgave van de
Faculteit Diergenees-
kunde en de Stichting
DIO
Indien onbestelbaar
gaarne retour aan het
redactie adres:
Redactie EQUATOR
Bureau Internationale
Contacten
Faculteit Diergenees-
kunde
VAN DE REDACTIE
Postbus 80.163
3508 TD Utrecht
Nederland
Vaailt; iioren wij klacliten over de beperkte
kansen voor jonge dierenartsen om een
baan binnen de ontwikkelingssamenwer-
king te vinden. Dat liet soms ook anders
kan lopen, bewijst Peter Bastiaansen, die
na zijn afstuderen zonder uitzicht op werk
zijn vrouw achterna reisde naar Bolivia.
De manier waarop Peter zijn loopbaan in
Bolivia begon, hoe hij daar ter plaatse van
baan veranderde, maar daardoor wel op
een afstand van 500 km van zijn vrouw
kwam te wonen, zijn ervaringen die menig
lezer van EQUATOR zullen interesseren.
Daarnaast toont Peter\'s verhaal aan dat
veterinairen met hun brede opleiding uit-
stekend kunnen functioneren binnen rura-
le veeteeltprojecten, waar veel meer bij
komt kijken dan alleen de diergeneeskun-
de in engere zin. In dit nummer van
EQUATOR besteden we aandacht aan
Peter\'s vertrek en zijn activiteiten in Co-
chabamba; in de volgende Nederlandstali-
ge editie (septemtgt;er 1991) zullen we met
hem terugkijken op zijn verblijf bij quot;CIP-
CAquot;, in de omgeving van Santa Cruz.
Het Internationaal Agrarisch Centrum
(lAC) te Wageningen adviseert aldaar
ingeschreven werkzoekenden sinds enige
tijd om meer eigen initiatief te ontplooien
en desnoods op eigen gelegenheid ter
plaatse werk te zoeken in de tropen.
Overigens geldt ook hier dat elke opgeda-
ne ervaring telt, dus ook stage-ervaring.
Zo wilden Susan Hebeda en Lucie de
Beer eens aan den lijve ondervinden on-
der welke omstandigheden een dierenarts
in de tropen zijn werk verricht. Na de Tro-
pencursus in 1990 gevolgd te hebben,
vertrokken deze studentes diergeneeskun-
de voor een stage bij een lers-Tanzani-
aans melkveeproject op het eiland Pemba,
voor de kust met Tanzania. Hun enthousi-
aste verslag vindt u verderop in dit num-
mer.
Voor onze lezers die een (andere) baan
zoeken, tenslotte, is de vaste rubriek VA-
CATURES bestemd.
Ook wordt weer aandacht besteed aan de
Agenda, het wel en wee van de stichting
DIO en het Bureau Internationale Contac-
ten van de Faculteit Diergeneeskunde.
De redactie wenst u veel leesplezier.
BUITENPRAKTIJK TUSSEN GROTE
AANHALINGSTEKENS
quot;Na mijn afstuderen wilde ik wel eens echt aan de slagquot;. Aan het woord is dierenarts
Peter Bastiaansen. Peter had voor hij aan zijn studie diergeneeskunde begon aan de
Hogere Landbouwschool gestudeerd. Daar had hij al enkele stages achter de rug.
Zodoende had hij na de tropencursus geen behoefte aan nog een stage van een half
jaar. Nog tijdens zijn studie kreeg zijn vrouw een aanbieding van Terre des Hommes
om in Bolivia als fysiotherapeut aan de slag te gaan. Peter volgde zijn partner na enige
tijd. Enkeïe maanden geleden keerden zij terug na een verblijf van ruim 5 jaar in Bolivia.
Onlangs had de redactie van EQUATOR een gesprek met hem.
quot;Na mijn afstuderen als dierenarts in 1985
wilde ik we! eens echt aan de slag. We
kregen de mogelijkheid om naar Zuid-
Amerika te gaan. Mijn vrouw kon in Bolivia
een baan krijgen als fysiotherapeut. Na
lang wikken en wegen hebben we gezegd:
quot;Goed we gaan er naar toequot;. Ik zonder
werk, maar met het idee van ik vind er we!
iets. Ik had de tropencursus gevolgd en
om een beetje ervaring op te doen heb ik
in een gemengde praktijk in Nederland
gewerkt, ongeveer een half jaar. Ik vond
het best belangrijk om eerst een beetje
praktijk ervaring op te doenquot;.
Aangekomen in Bolivia
Hoe verliep het na aankomst in Bolivia,
lukte het inderdaad om daar aan de slag
te komen?
quot;Ik heb eerst Spaans geleerd, daarna ben
ik al vrij snel werk gaan zoeken in Cocha-
bamba; thuiszitten is niets voor mij. Ik
zocht dierenartsen op om met ze te pra-
ten. Zo is er voor mij iets uitgerold.
Ik ben terecht gekomen bij een melkfa-
briek waaraan een project verbonden was.
Het was eigenlijk geen enkel probleem. Ze
konden geen salaris betalen, maar daar
ging het mij in eerste instantie ook niet
om. Ze waren blij dat er iemand bij was.
Mijn vrouw werkte voor Terre des Hom-
mes, dus die ontving haar salaris in harde
valuta.quot;
Het project van de melkfabriek
quot;De opzet van de fabriek is om melk te
verwerken, met name voor levering aan de
stad. Verder wordt er kaas, boter, yoghurt
en ijs, maar ook veel melkpoeder gepro-
duceerd. De fabriek is van het departe-
ment, semi-overheid dus. Er zit geen ex-
terne financiering bij. De fabriek heeft een
project opgezet, als het ware een ontwik-
kelingsproject door de Boliviaanse over-
heid georganiseerdquot;.
Het project bleek goed te functioneren.
quot;Het project gaf aan geselecteerde boeren
een dracfitige vaars van het Holstein-type.
De boer moesi het eerstgeboren vaarskalf
weer drachtig teri^geven aan het project
van de melkfalyiek. Hi} mocht dan de koe
en atle volgende kipjes houdenquot;.
Daarnaast had de melkfabriek een klein
krachtvoerfabriekje, waar de boeren
krachtvoer konden kopen of ruilen tegen
melk. In de dorpen rondom Cochabamba
werden kleine melklokaaltjes gebouwd
voor melkontvangst. Daar kwamen de
boeren \'s ochtends naar toe, de een met
1 of 2 liter, de grotere boeren met 5 liter
melk. Dat werd nauwkeurig geregistreerd
en de koeltank werd om de dag leegge-
haald. Bastiaansen ging daar vaak naar
toe om met de mensen te praten, het vee
te bekijken en zo nodig te behandelen.
quot;Dit waren belangrijke bezoeken, want er
werd tevens bekeken of een boer in aan-
merking kon komen om er een koe bij te
krijgenquot;.
Bastiaansen signaleerde een probleem dat
in meerdere ontwikkelingslanden regelma-
tig opduikt.
quot;Op de lokale markt kwam je melkpoeder
tegen, onder ander uit Nederland en De-
nemarken. De geïmporteerde melk was
goedkoper dan de lokaal geproduceerde.
De capaciteit om meer melk te produce-
ren was aanwezig maar de ontwikkeling
werd toch wel geremd door de lage prij-
zen van de gesubsidieerde Importproduk-
tenquot;.
Peter had de verantwoording voor de ve-
terinaire zorg voor de veestapel van de bij
het project aangesloten kleine boeren. Het
kwam er op neer dat hij feitelijk in een
soort buitenpraktijk werkte.
quot;Ja, inderdaad, maar dan wel een buiten-
praktijk tussen grote aanhalingstekens.
Het ging in totaal om 3 a 4000 dieren. Dat
is een aanzienlijke veestapel, maar deze
was wel verspreid over een gebied met
een straal van zo\'n 30 km. Ik denk dat er
in het hele gebied drie of vier radio\'s wa-
ren. Als een koe ziek werd, ging er altijd
wel iemand naar een zendstation. Als wij
zo\'n melding ontvingen, probeerden we
nog dezelfde dag het dier te onderzoe-
ken.quot;
Bastiaansen constateerde al snel dat het
project redelijk goed was opgebouwd. Zo
was er een K.l. station aan verbonden, dat-
sperma importeerde uit de USA. Als een
koe tochtig was, meldde de eigenaar dat
via de radio, waarop het dier vervolgens
werd geïnsemineerd.
Werden de koeien ook speciaal gefokt
voor de melkproduktie?
quot;De meeste koeien die de melkfabriek
weggaf aan de boeren, onder de condities
die ik ai noemde, kwamen uit Paraguay.
Dat waren Holsteins, puur voor de melk
dus. Hoewel,... het meeste vee werd ei-
genlijk gehouden voor quot;dual purposequot;.quot;
Het houden van deze Holsteins onder de
lokale omstandigheden vereiste een aan-
gepaste vornrt van management. Peter
Bastiaansen had dan ook als taak om op
dit gebied de voorlichting te verzorgen.
quot;Regelmatig gaf ik cursussen aan kleine
groepen boeren. Vaak kwam je ergens \'s
ochtends, want dan waren de meeste
boeren wel in het melklokaaltje aanwezig.
Ik vertelde daar altijd een verhaal, er wer-
den vragen gesteld of problemen uitge-
wisseld.
Problemen die regelmatige voorkwamen
waren koeien die dood waren gegaan ten
gevolge van een Babesia-infectie, koeien
die slecht drachtig werden, vitamine-tekor-
ten, of dieren met diarree.quot;
Op zoek naar iets anders
quot;Toen ik zes - zeven maanden bij dit pro-
ject betrokken was, hoorde ik van een
vriend dat de SNV (Stichting Nederlandse
Vrijwilligers) een dierenarts of veeteeler
zocht voor plaatsing bij het CIPCA (Centro
de Investigacion de Promocion del Cam-
pacinada), een jezuïetenorganisatie. Ik
heb toen contact gezocht met de veldlei-
der van de SNV in La Paz en heb op die
baan gesolliciteerd. Ik werd uitgenodigd
voor een gesprek in Santa Cruz, ben er
heen gegaan en kon eigenlijk gelijk begin-
nen met werken. Mijn vrouw en ik hebben
toen afgewogen: moet ik het wel doen,
moet ik het niet doen.... Het is toch een
afstand van 500 km van Cochabamba
naar Santa Cruz. Mijn vrouw had nog een
contractverplichting van 2 jaar in Cocha-
bamba en ik had natuurlijk al werk bij de
melkfabriek. Maar de baan leek me leuk.
Ik zag er wei wat in. Het was een heel
ander gebied en je werkt op een project
waar om je gevraagd werd. Dus heb ik ja
gezegd. In augustus 1986 ben ik daar
tjegonnen.quot;
R.W. Paling
J.H.A. de Gooijer
(Deel 2 van dit interview wordt geplaatst
in EQUATOR NO. 5 van september 1991)
Een quot;vaca holandesaquot;
uit Paraguay in Cocha-
bamba (foto: Bastiaan-
sen).
KENYAANSE DIERENARTS PROMOVEERT
AAN DE UNIVERSITEIT UTRECHT
De promotie
Op 4 april jongstleden promoveerde de
Kenyaanse dierenarts Reardon O.Olubayo
op het proefschrift quot;Expression of trypano-
tolerance by African wild bovidae with
special reference to the buffalo (Syncerus
caffer)quot; tot Doctor aan de Rijksuniversiteit
Utrecht. Prof. Dr. D. Zwart van de afdeling
Tropische Diergeneeskunde en Protozo-
ologie van de Faculteit Diergeneeskunde
was zijn promotor. Ter gelegenheid van
de openbare verdediging van zijn proef-
schrift was Dr. Olubayo met zijn echtge-
note uit Kenya naar Utrecht overgekomen.
evenals zijn co-promotor Dr. Jan Geu
Grootenhuis. De echtgenote van Dr. Olu-
bayo en ondergetekende, als voormalig
collega verbonden aan de quot;Wildlife Secti-
onquot; in Kabete, stonden Dr. Olubayo deze
dag terzijde als paranymfen.
Dr. Olubayo volgde de opleiding dieren-
arts aan de universiteit van Kiev in Rus-
land waar hij in 1973 het diploma behaal-
de. Vervolgens kwam hij in dienst van de
Kenyaanse regering bij het quot;Wildlife Disea-
se Research Projectquot; in Kabete nabij Nai-
Referenties
Dwinger, R.H., Grooten-
huis, J.G., Murray, M
Moloo, S.K. and Get-
tinby,G. (1986). Sus-
ceptibility of buffal-
oes, cattle and goats
to infection with
different stocks of
Trvpanosoma vivax
transmitted bv Glos-
sina morsitans cen-
tralis. Research in
veterinarv Science
41: 307-315.
Grootenhuis, J.G., Dwin-
ger, R.H., Dolan,
R,B., Moloo, S.K. and
Murray, M. (1990).
Susceptibility of
African buffalo and
Boran cattle to Trv-
panosoma congo-
lense transmitted by
Glossina morsitans
centralis. Veterinarv
Parasitology 35: 219-
231.
Olubayo, R.O., Grooten-
huis, J.G. and Ruran-
girwa, F.R. (1990).
Susceptibility of Afri-
can buffalo and Bo-
ran cattle to intrave-
nous inoculation with
Trvpanosoma con-
golense (IL 1180)
bloodstream forms.
Tropical Medicine
and Parasitology 41:
181-184.
robi. Samen met Dr. Grootenhuis werkte
Dr. Olubayo vete jaren aan de opbouw
van de quot;Wildlife Sectionquot; bij het quot;Veterinary
Research Laboratoryquot;. In 1983 verkreeg
hij de graad van quot;Master of Sciencequot; van
de Universiteit van Nairobi, waarmee hij
tevens de weg opende voor de toelating
tot de promotie aan de Universiteit
Utrecht. Het onderzoek dat Dr. Olubayo
presenteert in zijn proefschrift is volledig
in Kenya uitgevoerd. Hij verrichtte zijn
onderzoekingen voornamelijk bij het
quot;Kenya Agriculture Research Institutequot;
(KARI), waarvan de quot;Wildlife Sectionquot;
thans deel uit maakt. Daarnaast werkte Dr.
Olubayo samen met onderzoekers van het
quot;International Laboratory for Research on
Animal Diseasesquot; (ILRAD) en het quot;Interna-
tional Centre of Insect Physiology and
Ecologyquot; (ICIPE), beide in Nairobi.
Het onderzoek
In zijn proefschrift beschrijft Dr. Olubayo
de reactie van buffels na intraveneuze
infectie met Trvpanosoma congolense en
na besmetting met geïnfecteerde tsetse
vliegen. In beide experimenten werden
Boran (Bos indicus) en N\'pama (B, taui
rus) runderen gebruikt ter vergelijking. De
buffels bleken de infecties beter te weer-
stand dan de runderen. De geïnfecteerde
buffels hadden een sterke humorale im-
muun reactie, gekenmerkt door het produ-
ceren in een vroeg stadium van antilicha-
men, die effectief de parasitaemie onder
controle hield. Ook de aanwezigheid van
biochemische factoren, die mogelijk mede
verantwoordelijk zijn voor de trypanotole-
rantie bij buffels werd nader onderzocht.
Deze studies lieten zien dat buffelserum
een trypanocide factor bevat die trypano-
somen in enkele uren na incubatie jn vitro
doodt. Het trypanocide in het serum van
buffels werd geïdentificeerd als een eiwit
molecule. Dr. Olubayo geeft mogelijkhe-
den voor nader onderzoek van dit eiwit
aan en speculeert op een mogelijk gebruik
ervan als chemotherapeuticum.
Voor geïnteresseerden in het onderzoek
op trypanotolerantie bij buffels volgen aan
het eind van dit artikel enkele referenties.
Voor toekomstige publicaties wordt verwe-
zen naar de rubriek quot;Recent Publicationsquot;
die drie maal per jaar in de Engelse editie
van EQUATOR wordt opgenomen.
STAGE IN TANZANIA
STUDENTES DIERGENEESKUNDE KREGEN DE
GELEGENHEID OM MET VELE ASPECTEN VAN DE
TROPEN KENNIS TE MAKEN
De Faculteit Diergeneeskunde verzorgt al sinds vele jaren een facultatieve cursus
gericht op de tropen voor studenten diergeneeskunde die in de laatste fase van hun
studie zijn. Jaarlijks volgen zo\'n 10 tot 15 studenten deze cursus. Een aantal van hen
neemt vervolgens het initiatief om zich verder voor te bereiden op een eventuele
werkkring in de tropen via een stageperiode. Het Bureau Internationale Contacten (BIC)
bemiddelt bij het vinden van geschikte stageplaatsen en eventuele subsidies. Susan
Hebeda en Lucie de Beer namen deel aan de quot;Tropencursusquot; in 1990 en zijn vervolgens
op stage gegaan naar het eiland Pemba in Tanzania. Dierenarts Jeroen de Boorder had
de nodige voorbereidingen getroffen voor hun komst, werk en begeleiding. Eerder\'
berichtte EQUATOR over de activiteiten van Jeroen de Boorder op Pemba (zie EQUA-
TOR, 2® Jaargang, no 2, maart 1990). Hieronder volgt een verslag van de ervaringen
van Susan en Lucie.
R.W. Paling
-ocr page 27-Begin vorig jaar ontmoetten we Jeroen de
Boorder, de dierenarts die ons tijdens
onze stage op Pemba zou gaan begelei-
den. Hij kon ons een aardige Indruk geven
van wat ons daar te wachten zou staan,
maar het bleef moeilijk om je er vooraf
een goede voorstelling van te maken. Het
klonk in ieder geval heel spannend: met
een motorfiets mestmonsters verzamelen
van runderen bij lokale boertjes op een
tropisch eiland.
We hadden een drukke voorbereldstijd
waarin we het 5® studiejaar afrondden, de
tropencursus volgden en een privé stoom-
cursus larven-differentiëren kregen van Dr.
M. Eysker. Tussendoor pikten we nog wat
Swahili op van twee vriendelijke Tanzani-
aanse dierenartsen, die op dat moment
een cursus volgden op de Faculteit.
In september 1990 vertrokken we dan
eindelijk naar ons stage-adres op het
zonovergoten eiland Pemba, voor de kust
van Tanzania.
Bij aankomst op Pemba viel ons gelijk op
hoe groen en vruchtbaar het eiland eruit
ziet. Je komt in een heel andere wereld
terecht. Het Is er warm, iedereen leeft op
straat, er is veel lawaai en vijf keer per
dag klinken moskeegezangen. Onze sta-
gebegeleider had een appartementje voor
ons geregeld boven een winkel in het
centrum van Chake Chake. De eigenares
van de winkel bleek een zeer aardige
vrouw te zijn. Zij hielp ons met het leren
van Swahili en hield ons op de hoogte
van belangrijke zaken zoals de prijzen
van levensmiddelen, bezoeken van voor-
aanstaande politieke figuren aan het ei-
land, en wanneer de schepen met diesel
voor de grote electriclteitsgenerator van
het eiland verwacht werden.
De elektriciteitsvoorziening op Pemba Is
overigens gebrekkig te noemen. Tot grote
irritatie van de buren waren we vaak ge-
dwongen de zeer lawaaiige generator In
werking te stellen. Het waren niet alleen
de buren die er gestoord van werden ....
Het Smallholder Livestock Development
Project Is een lers-Tanzaniaans melkvee-
project. Het project helpt lokale boeren bij
het op kleine schaal houden van melk-
koeien. Het quot;zero grazing systemquot; wordt
hierbij aanbevolen. quot;Extension workersquot;
begeleiden de boeren bij het verzorgen
van de koeien en het verbouwen van voer.
Een aantal inseminatoren is aangesteld
om lokale koeien van het Zebu ras te
insemineren met exotisch (meestal Yer-
sey) sperma.
Onze taak was het inventariseren van
maagdarmwormen bij Zebu-runderen op
Pemba. Jeroen de Boorder was hiermee
in februari 1990 begonnen en in septem-
ber 1990 namen wij zijn taak over.
We kregen hiervoor een motorfiets ter
beschikking van het project. Wij namen
tweewekelijks mestmonsters van een
vaste groep kalveren. Deze kalveren wa-
ren eigendom van lokale boeren en wer-
den op de traditionele wijze gehouden,
dat wil zeggen dat de dieren met een lang
touw vastgebonden zijn aan een boom.
De mestmonsters analyseerden we op het
goed geoutilleerde laboratorium van het
project. We bepaalden het aantal wormei-
eren per gram faeces, ook wel het EPG
(eggs per gram) genoemd en zetten een
larvenkweek In. Aan het eind van het on-
derzoek hadden we de beschikking over
Op een quot;dirt roadquot; in de
regentijd is het zaak de
vaart er in te houden
(foto: De Beer).
de resultaten van een periode van een
halfjaar. Aan de hand hiervan hopen we
aanbevelingen ten aanzien van de wor-
menbestrijding te kunnen doen. Voor de
lokale Zebu\'s zal ontwormen voorlopig
wel te duur blijven, maar hopelijk hebben
de waardevolle crossbreds er wel baat bij.
Dierenarts in de tropen
Naast ons eigen onderzoek gingen we
regelmatig met Jeroen de Boorder mee.
Zijn werkzaamheden bestonden, naast het
behandelen van patiënten, onder andere
uit het uitvoeren van immunisatieproeven
tegen East Coast fever en een onderzoek
naar het voorkomen van infecties met
leverbot. Op deze manier kregen we een
aardige indruk van het werk van een die-
renarts in de tropen. Het kwam voor dat
we een lange wandeltocht moesten onder-
nemen eer we een proefkalf te zien kre-
gen. Af en toe moesten we zelfs onver-
richter zake weer terugkeren en hopen dat
het dier de volgende keer weer zou opdui-
ken.
De combinatie van veldwerk en laboratori-
umwerk beviel ons goed. Het contact met
de mensen werd steeds leuker naarmate
we meer Swahili konden spreken. In het
algemeen waarderen de mensen het heel
erg dat je de moeite hebt genomen om
hun taal te leren. Ook aan het eind van
ons verblijf, tijdens het rondreizen op het
vasteland, hebben we er veel profijt van
gehad.
We kijken terug op een waardevolle stage-
periode waarin we veel medewerking
kregen vanuit het project. Daarnaast was
het heel prettig op het eiland Pemba te
vertoeven en hebben we veel leuke men-
sen ontmoet.
Al met al kunnen we een ieder die een
tropenstage overweegt dit van harte aan-
bevelen!
Susan Hebeda
Lucie de Beer
INTERNATIONAAL TROPENSYMPOSIUM
OP 13 SEPTEMBER 1991 STAAT IN HET
KADER VAN 355 JARIG BESTAAN VAN
DE UNIVERSITEIT UTRECHT
De Tropencommissie van de Faculteit
Diergeneeskunde, ook bekend als de
Committee for the Advancement of Tropi-
cal Veterinary Science (CATS) zal op 13
september 1991 in samenwerking met het
Bureau Internationale Contacten (BIC) en
het Lustrum Bureau van de Universiteit
Utrecht, haar 2® symposium houden. Tij-
dens dit symposium, getiteld: quot;Tropical
Animal Health and Production.
Research for development: policies,
priorities and / options\' zullen diverse
donororganisaties, waaronder het Directo-
raat Generaal Internationale Samenwer-
king (DGIS), de Europese Gemeenschap
en de Wereldbank, hun beleid ten aanzien
van diergeneeskundig en veeteeltkundig
onderzoek in de tropen presenteren. Dr. J.
Dargie van het Internationaal Agentschap
voor Atoom Energy (IAEA) uit Wenen zal
in zijn presentatie aangeven hoe in de
ontwikkelingslanden gedacht wordt over
prioriteiten in het onderzoek ten behoeve
van deze landen. Natuurlijk zullen er ook
diverse bijdragen zijn van medewerkers
van de Faculteit Diergeneeskunde. Deze
presentaties zullen betrekking hebben op
de resultaten van het tropenrelevant on-
derzoek en de mogelijkheden voor onder-
zoek bij en in samenwerking met de Fa-
culteit in Utrecht. Onderzoek dat geza-
menlijk uitgevoerd wordt met zusterfa-
culteiten in de tropen, zoals die van Zim-
babwe en Mozambique, zal hierbij een be-
langrijke rol spelen.
m
»
C355-
De organisatie rekent ook dit keer weer
op de aanwezigheid van een aantal be-
leidsmakers en op ruime belangstelling
van onderzoekers uit Nederlanse en bui-
tenlandse instellingen.
Noteer dus 13 september vast In uw
agenda. In EQUATOR nr. 4, van juli aan-
staande zult u het definitieve programma
en een inschrijvingsformulier aantreffen.
Voor nadere informatie kunt u zich wen-
den tot het BIC, telefoon 31.30.532116
of telefax 31.30.531815.
R.W. Paling
FACULTEIT ORGANISEERT INTERNATIO-
NALE CURSUS quot;INLEIDING TOT DE BE-
DRIJFSDIERGENEESKUNDE EN VETERI-
NAIRE EPIDEMIOLOGIEquot;
De Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en
Voortplanting van de Faculteit Diergenees-
kunde kon zich de laatste jaren verheugen
in een toenemende belangstelling vanuit
het buitenland voor haar onderwijs en
onderzoekprogramma. Regelmatig ont-
vangen de Vakgroep en het Bureau Inter-
nationale Contacten (BIC) van de Faculteit
verzoeken uit met name EG landen, ont-
wikkelingslanden en Oost-Europa om de
vakgroep te bezoeken. Ook verzoeken om
quot;post graduate trainingquot; op het gebied van
de epidemiologie en voortplanting komen
regelmatig voor. De Vakgroep heeft daar-
om besloten om van 14 oktober tot 29
november 1991 een introductiecursus
van 7 weken te verzorgen op het gebied
van de bedrijfsdiergeneeskunde, epidemi-
ologie en voortplanting met het accent op
de melkveehouderij. Deze eerste cursus,
getiteld quot;Introduction to herd health
and epidemiologyquot;, die in het Engels
wordt gegeven, zal zich vooral richten op
dierenartsen uit de tropen. Zo zal er aan-
dacht geschonken worden aan de veehou-
derij van zebu-achtigen en waterbuffels.
Enkele van de onderwerpen die aan de
orde komen zijn:
-nbsp;Introductie tot de bedrijfsdiergenees-
kunde en het VAMPP-programma voor
de fertiliteitscontrole;
-nbsp;Introductie tot de veterinaire epidemio-
logie;
-nbsp;Fertiliteitsanalyse, aspecten van de
reproduktie op het gebied van de gy-
naecologie, zootechniek, kunstmatige
inseminatie en embryotransplantatie;
-nbsp;Klauwproblematiek: diagnostiek, epide-
miologie, therapie en preventie;
-nbsp;Kalveropfok.
De cursus omvat colleges, uitgebreide
praktika, bedrijfsbezoeken en excursies.
Als vervolg op deze cursus bestaat de
mogelijkheid tot het volgen van een meer
gespecialiseerde training op individuele
basis.
Wij zouden het op prijs stellen als u be-
langstellenden op deze cursus wilt atten-
deren.
Het BIC verzorgt de organisatie van deze
cursus. Voor inlichtingen kunt u bellen
31.30532116; per telefax zijn wij bereik-
baar op 31.30.531815.
Het cursusgeld bedraagt Fl. 5.500,00.
Opgave voor 1 augustus 1991 bij het BIC,
Postbus 80.163, 3508 TD Utrecht.
VERLENGING SAMENWERKINGSPRO-
GRAMMA HARARE-UTRECHT EEN FEIT
In 1986 werd een 2-jarige samenwerkings-
overeenkomst gesloten op het gebied van
het veterinaire onderwijs tussen de Univer-
siteit van Zimbabwe en de Universiteit
Utrecht. De Europese Gemeenschap (EG)
verleende financiële ondersteuning bij de
uitvoering van de overeenkomst. Het be-
langrijkste doel van de overeenkomst was
om middels intensieve samenwerking te
bereiken dat de veterinaire faculteit in
Harare het onderwijs zelfstandig kan laten
verzorgen door aan de University of Zim-
babwe opgeleide docenten. Daarnaast
moesten professionele contacten ontwik-
keld worden waardoor het onderzoek in
Zimbabwe zou worden bevorderd. Na
afloop van de eerste fase werd de samen-
werking met 3 jaar verlengd. De resultaten
van deze tweede fase zijn in november
1990 geëvalueerd door een groep van
externe deskundigen; het evaluatie rap-
port zal binnenkort verschijnen.
In afwachting van dit rapport kan al vast-
gesteld worden dat het bereiken van een
voldoende hoog niveau van zelfredzaam-
heid voor een jonge faculteit een proces
van lange duur is en dat voor een bevredi-
gende ontwikkeling een langlopende (10-
20 jaar!) nauwe samenwerking met een
bestaande instelling nodig is.
Het Bureau Internationale Contacten (BIC)
coördineerde de laatste 4 jaar de Utrecht-
se inbreng in deze samenwerking. Enkele
tientallen bezoeken werden wederzijds
afgelegd. De medewerkers van de faculteit
uit Utrecht kregen ruime ervaring in het
geven van onderwijs en het doen van
onderzoek onder de speciale condities die
ter plaatse in Zimbabwe gelden. In het
algemeen vond men deze ervaringen posi-
tief, nuttig en interessant. De Faculteit
Diergeneeskunde heeft zich dan ook be-
reid verklaard deze samenwerking met
Zimbabwe voor langere duur aan te gaan.
Thans wordt er gewerkt aan het opstellen
van een langtopende overeenkomst, die in
het kader van de Lomé Conventie door de
EG financieel ondersteund zal worden. In
afwachting hiervan is er onlangs een
contract goedgekeurd voor de overbrug-
gingsperiode van een jaar (1991). Deze
overeenkomst voorziet, naast de mogelijk-
heden voor wederzijdse bezoeken en de
aanschaf van voorzieningen voor het
onderwijs in Zimbabwe, in een ondersteu-
ning van het reeds lopende en nog te
ontwikkelen gemeenschappelijk onder-
zoek.
R.W. Paling
EQUATOR is een uit-
gave van liet Bureau
Internationale Contac-
ten van de
Faculteit Diergenees-
kunde en de Stichting
Diergeneeskunde in
Ontwikkelingssamen-
werking.
Redactie
J.H.A. de Gooijer
(eindredacteur)
M.F.M. Langelaar
Dr. R.W. Paling
(hoofdredacteur)
Drs. A.J.\'de Smit
Lay out
H. Halsema
Druk
OMI/Grafisch Bedrijf
Redactie-adres
Faculteit Diergenees-
kunde
Bureau Internationale
Contacten
Yalelaan 1
Postbus 80.163
3508 TD UTRECHT
Tel.: 31.30.532116
Fax: 31.30.531815
EQUATOR verschijnt 6
maal per jaar, waan/an
3 nummers in het En-
gels.
Voor informatie en kopy
kunt u zich richten tot
de redactie.
Het abonnement is gra-
tis.
Opzeggingen of naam-
en adres wijzigingen
aangeven op de adres-
band en deze retourne-
ren aan het redactie-
adres.
MtCHIEL DIJKSTRA, TECHNISCH MEDE-
WERKER VAN HET BIC ONTVANGT KO-
NINKLIJKE ONDERSCHEIDING
Maandag 29 april vond de traditionele
lintjesregen ter gelegenheid van Koningin-
nedag plaats.
In de Senaatszaal van het Academiege-
bouw reikte Drs. J.G.F. Veldhuis, voorzit-
ter van het College van Bestuur van de
Universiteit Utrecht, een koninklijke onder-
scheiding uit aan 5 medewerkers van de
Universiteit. Michiel J. Dijkstra, technisch
medewerker van het Bureau Internationale
Contacten (BIC) van de Faculteit Dierge-
neeskunde werd onderscheiden met een
eremedaille in goud behorende bij de
Orde van Oranje-Nassau.
Michiel kreeg zijn onderscheiding mede
naar aanleiding van 40 jaar dienst bij het
rijk, een jubileum dat hij in oktober 1990
vierde. Vanaf 1952 is Michiel verbonden
geweest aan de Vakgroep Tropische Dier-
geneeskunde en Protozoölogie. Van deze
Vakgroep nam hij afscheid als hoofd vah
de centrale werkplaats in 1987; sindsdien
is hij vaste medewerker van het BIC.
Tijdens de uitreikingsceremonie ging Drs.
Veldhuis uitgebreid in op een aantal ka-
rakteristieke eigenschappen van Michiel
Dijkstra. quot;Dijkstra heeft een hekel aan
hiërarchische structuren en voelde zich
nooit de baas. Hij voelt zich thuis in een
kleine overzichtelijke wereld. Hij had bin-
nen de werkplaats waar hij hoofd van was
een eigen quot;honkquot; van enkele vierkante
meters, waarin hij omringd werd door
apparaten, onderdelen, catalogi, etc.quot;
Over zijn technische kwaliteiten zei Drs.
Veldhuis: quot;Vele apparaten zijn door hem
geconstrueerd. Hij was daar bijna letterlijk
dag en nacht mee bezig. Hij is zo\'n per-
soon die in staat is om quot;uit niets iets te
makenquot;. Voor waterbaden had hij zetf een
elektronisch schema ontworpen om de
temperatuur van het water exact te kun-
nen regelen. De fabrieksschema\'s volde-
den niet. Dus ieder nieuw apparaat werd
onmiddellijk gedemonteerd, en voorzien
van het quot;Dijkstra-systeemquot;.
Bij voorkeur gebruikte hij oude onderde-
len. Dijkstra deed al aan recycling avant la
lettre. Hij heeft dan ook een hekel aan
onnodige verspilling en bewaart alles wat
hij ooit nog eens hoopt te gebruiken.
Dijkstra is als vakman en als mens breed
georiënteerd. Hij weet van alles wat af. Als
iemand iets bijzonders nodig heeft, weet
hij waar je dat kunt kopen. Ook nu staat
hij nog altijd klaar om anderen te helpenquot;.
Het kan niet missen dat ook zijn activitei-
ten ten behoeve van instellingen en men-
sen in de tropen een belangrijk overwe-
ging vormden bij de toekenning van de
onderscheiding. Drs. Veldhuis: quot;Zijn grote
liefde is toch wel de tropen. Tijdens zijn
missies naar ontwikkelingslanden zette hij
zijn kennis en Inventiviteit in bij het op
gang brengen en houden van velerlei
apparatuur aan universiteiten in Nigeria,
Tanzania, Benin, Mogambique en Zimbab-
we. Dat bleef niet lang onopgemerkt en al
gauw kwamen de stafleden met hun privé-
problemen en zo repareerde Dijkstra be-
langeloos in zijn spaarzame vrije tijd TV\'s,
horloges, gasstellen etc.
Hij voelt zich al gauw thuis in de warmere
streken en laat zich daar de lokale delica-
tessen graag voorschotelen. Zo roemde
hij de visrestaurantjes in Cotonou (Benin)
en sprak zijn afschuw uit over de bepaa\\-
de zijns inziens minder smakelijke gerech-
ten. Hij weigerde bijvoorbeeld beleefd
mee te eten, ondanks herhaald aandrin-
gen van zijn gastheren van een stoofpot
met darmenquot;.
Als medewerkers van het BIC wensen wij
Michiel en zijn vrouw nogmaals geluk met
deze eervolle onderscheiding en hopen
(en naar wij aannemen velen met ons)
nog jaren van zijn diensten en hulpvaar-
digheid gebruik te mogen maken.
Anke van Doorn-Verhey\'
Jean de Gooijer
Henk Kuil
Robert Paling
Jaarverslag 1990.
Het jaarverslag 1990 van de stichting DIO
is op de jaarvergadering van 18 april
jongstleden gepresenteerd aan belangstel-
lenden. In dit jaarverslag vindt u onder
andere een samenvatting van de DIO-
activiteiten in 1990, alsmede het financieel
overzicht. Indien u het jaarverslag wenst
te ontvangen kunt u schriftelijk of telefo-
nisch contact met ons opnemen.
Voorjaarsdagen 1991
Van 19 tot 21 april werden door de Ko-
ninklijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde (KNMvD) en de Groep
Geneeskunde Gezelschapsdieren de Voor-
jaarsdagen 1991 georganiseerd.
Mede om de aanwezige practici op de
hoogte te brengen van het bestaan van
DIO, heeft DIO zich voor het eerst met
een informatiestand tijdens dit congres
gepresenteerd. De aanwezige Dl O-leden
hebben ook geïnteresseerde dierenartsen
uit andere Europese landen van informatie
voorzien.
Vacature
In de komende maanden wordt in samen-
Werking met VetAid getracht een dieren-
arts te vinden voor een project in Afghani-
stan. (zie ook de rubriek quot;Vacatures Inter-
nationale Samenwerkingquot; elders in deze
EQUATOR).
Parijs, Frankrijk
17-21nbsp;juni 1991.
2quot;\'^ International Symposiunfi on Blue-
tongue, African Horse Sickness and related
Orblviruses. Georganiseerd door: Office
International des Epizooties (OiE), 12 rue
de Prony, 75017 Parijs. Informatie: Dr. B.I.
Osburn, Dean\'s Office, School of Veterinary
Medicine, University of California, Davis,
California 95616, USA. Tel.: 1.916.752.-
1360, telefax: 1.916.752.2801.
Rio de Janeiro, Brazilië
18-23nbsp;augustus 1991.
XVIV World Veterinary Congress. Thema:
quot;The veterinary profession and North-South
cooperation for the benefit of mankindquot;.
Inlichtingen: Congrex do Brasil, Rua do
Quividor 60 Gr. 414 20040 Rio de Janeiro
RJ. Tel. 55.21.224.6080, telex: (621)
32891 cert br, telefax: 55.6021.231.1492.
Utrecht, Nederland
13 september 1991.
Internationaal symposium quot;Livestock
Production and Health. Research for
development: policies, priorities and
optionsquot;. Georganiseerd door: Committee
for the Advancement of Tropical Veterinary
Science (CATS) en Bureau Internationale
Contacten (BIC) van de Faculteit Dierge-
neeskunde te Utrecht. Plaats: Faculteit
Diergeneeskunde, Yalelaan 1, De Uithof,
Utrecht. Informatie: Bureau Internationale
Contacten (BIC), Postbus 80.163, 3508 TD
Utrecht, tel.: 31.30.532116, telefax;
31.30.531815.
Utrecht, Nederland
14 oktober - 29 november 1991.
Internationaletrainingscursus quot;Introduction
to herd health and epidemiologyquot;. Georga-
niseerd door; Vakgroep Bedrijfsdierge-
neeskunde en Voortplanting en Bureau
Internationale Contacten (BIC) van de
Faculteit Diergeneeskunde. Taal: Engels.
Plaats: Vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde
en Voortplanting, Yalelaan 7, De Uithof,
Utrecht. Aanmelden voor: 1 augustus 1991.
Aanmelding en informatie; Bureau Interna-
tionale Contacten, Postbus 80.163, 3508
TD Utrecht, tel.: 31.30.532116, telefax;
31.30.531815.
Addis Ababa, Ethiopië
4 november - 6 december 1991.
Livestock Research Methods. ILCATrainirrg
Course. Taal: Engels, Aanmelden; ILCA,
P.O. Box 5689, Addis Ababa, Ethiopia.
Sluitingsdatum; 15 juli 1991. Informatie:
tel.: 251.1.183215-25, telefax: 251.-
1.188191., telex: 21207 ILCA ET.
Antwerpen, België
12-13 december 1991,
Trypanosomiasis Seminar. Georganiseerd
door; Instituut voor Tropische Geneeskun-
de. Informatie; Dr. S. Geerts tel.; 32.3.-
2476262, telefax: 32.3.2161431
Wageningen, Nederland
20-31 januari 1992
International workshop; quot;Livestock Produc-
tion in Rural Development. Development of
Livestock Policiesquot;. Aanmelden voor 15
oktober 1991. Informatie en aanmelding:
Internationaal Agrarisch Centrum (lAC),
Sektie O.C.C., Postbus 88, 6700 AB Wage-
ningen. Tel.: 31.8370.90111, telefax:
31.8370.18552, telex: 45888 intas nl.
Den Haag, Nederland
23-27 augustus 1992.
12quot;\' International Congress on Animal
Reproduction (ICAR). Georganiseerd door;
NIVEKON. Scientific programme: (1)
Clinical trends in diagnosis and therapy of
reproductive disorders, (2) Embryo produc-
tion and manipulation, (3) From early preg-
nancy to neonatal period, (4) Hormonal
regulation. Indienen van abstracts van de
presentaties (200 woorden) voor 1 septem-
ber 1991. Informatie; Congress secretary.
Dr. S.J. Dieleman, NIVEKON, Postbus
90730, 2509 LS Den Haag. Tel.: 31.70-
.3180285, telefax; 31.70.3249263.
Yamoussoukro, Ivoorkust
14-19 september 1992
7*^ Conference of the Association of Institu-
tes for Tropical Veterinary Medicine
(AITVM) quot;Livestock production and disea-
ses in the tropicsquot;.
Annecy, Frankrijk
Oktober 1992.
First International Seminar and Workshop
on non-tsetse transmitted animal trypano-
somiasis. Onderwerpen: epidemiologie,
economie, diagnose, biochemie,
chemotherapie etc. van T. evansi, T. vivax
and T. equiperdum. Informatie: Dr. L.
Touratier, 228 Boulevard President Wilson,
33000 Bordeaux, Frankrijk. Tel.: 33.-
56448929.
Cholburi, Thailand
29 november - 4 december 1992
XIII Internatonal Congress for Tropical
Medicine and Malaria. Georganiseerd door:
International Federation for Tropical
Medicine. Plaats: The Ambassador Jomtien
Beach Hotel, Cholburi, East Coast. Informa-
tie: Congress Secretariat, Faculty of Tropi-
cal Medicine, Mahidol University, 420/6
Rajvithi Road, Bangkok 10400, Thailand,
Telefax: 66.2.2468340, telex: 84770
unimaiii.
VACATURES INTERNATIONALE
SAMENWERKING
In deze rubriek worden vacatures opgenomen die door de redactie als mogelijk interessant voor Nederlandse dierenartsen worden
aangemerkt. Naast vacatures die zullen worden overgenomen uit: Vacatureblad Internationale Samenwerking, Vacatureblad
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Tijdschrift voor Diergeneeskunde, Veterinary Record, INFRO Internationale
Vacature Lijst, Opportunities, etc. zal er plaats zijn voor personeelsadvertenties. Voor nadere inlichtingen omtrent de geboden
functies dient men zich direct tot de instelling of onderneming te wenden.
VETAID
VetAid seeks for Health Unlimited, a Bri-
tish NGO, implementing an integrated
community-based programme in Zabul
Province, Afghanistan a:
VETERINARIAN / AFGHANISTAN
to second an experienced veterinarian to
work with their team amongst the Push-
tun.
Duties:
The role of the veterinarian is to spend
six months developing the basis for a
participative community animal health
care programme. This will include
selecting and training assistants in
participative appraisal techniques as well
as basic diagnostic and treatment
techniques.
The veterinarian will be a key person to
draw on the skills and needs of the com-
munity. VetAid is willing to provide
training in participative rural appraisal
techniques.
Remuneration:
Health Unlimited\'s terms and conditions
of service are offered, which include £
575 per month, free board and lodging in
Afghanistan, per diem when in
Afghanistan, insurance and airfares.
Required:
A degree in veterinary science. An MSc in
tropical veterinary medicine or tropical
livestock production would be advanta-
geous. At least two years working expe-
rience in community based projects.
Conditions:
A contract of 6 months from June, 1991.
Application:
Application including CV and names of 3
referees as soon as possible to be sent
to: Jeremy Davies, VetAid, CTVM, Easter
Bush, Roslin, Midlothian EH 25 9RG,
Scotland, UK. Tel.: 44.314452001,
telefax: 44.314455099 attn. VetAid.
FOOD AND AGRICULTURAL
ORGANIZATION OF THE UNITED
NATIONS (FAO)
Please note that FAO staff members are
international civil servants subject to the
authority of the Director-General and
may be assigned to any activities or
offices of the Organization. Applications
from qualified women candidates are
encouraged.
Applicants should quote the vacancy
announcement number.
Division: Meat and Dairy Service, Animal
Production and Health Division, Agricul-
ture Department.
SENIOR OFFICER / ROME
(Dairy Development)
Vacancy announcement Nr,: 022-AGA
Duration: Fixed-term, 3 years.
Duties:
Under the general direction of the chief.
Meat and Dairy Service, to supervise and
coordi nate the Dairy Development Group
of the service and develop appropriate
programmes to encourage the develop-
ment of the dairy industry in member
countries.
In particular to assist developing
countries in initiating and implementing
plans, projects and programmes related
to milk collection, processing and
distribution, including plans and
specifications for construction or
expansion of milk plants and collecting
centres. Establish working contacts with
cooperating institutions and industry.
Provide technical advice on milk plant
operation and management and associ-
ated training programmes. Represent the
Organization at meetings and perform
related duties as required.
Qualifications:
University degree in food science or
related disciplines and postgraduate spe-
cialization and degree in dairy science
and engineering.
Ten years of progressively responsible
professional experience in dairy industry,
including management of dairy pro-
grammes, milk processing, research and
training.
Working experience in developing
countries, rural development, market ana-
lysis and cost structures, commercial
companies, governments, international
organizations and professional associ-
ations desirable.
Demonstrated ability to provide
leadership and to motivate staff.
Ability to plan, coordinate and implement
dairy development programmes and to
advise governments on dairy
development including setting up milk
plants and collecting centres.
Ability to work as a member of a team or
as a team leader in a variety of work
situations.
Ability to establish and maintain effective
working relationships with people of
different national and cultural
backgrounds. Good communicative skills
and ability to write clearly and concisely,
to edit and review reports and studies.
Willingness and fitness to travel
frequently and adapt to living conditions
in developing countries.
Willingness to use word processing
equipment.
Remuneration:
A net annual salary, with dependants
from US$ 76,156 to US$ 90,476; without
dependants from US$ 70,492 to US$
83,200, inclusive of a variable element of
post adjustment,
Sollicitatieformulieren kunnen onder ver-
melding van de organisatie, het vacature-
nummer en de quot;gradequot;, per briefkaart
worden aangevraagd bij het Bureau
Internationale Ambtenaren (BIA) van RPD
Advies, Postbus 20013, 2500 EA quot;s-
Gravenhage.
(Overgenomen uit de INFRO Internatio-
nale Vacaturelijst, nummer 9 van 1 mei
1991).
NEWSLETTER ON VETERINARY ASPECTS OF INTERNATIONAL DEVELOPMENT COOPERATION
EQUATOR
is published by the
Office for Internatio-
nal Cooperation of
the Faculty of Veteri-
nary Medicine of
Utrecht University
and the Foundation
DIO.
If undeliverable please
return to:
Editor EQUATOR
Faculty of Veterinary
Medicine
Office for International
Cooperation
P.O. Box 80.163
3508 TD Utrecht
the Netherlands.
ISSN 0923-3334
Recent events in EtIiiopia will hopefully
bring an end to years of enormous human
suffering in this country. The new govern-
ment and the people of Ethiopia have the
tremendous task to rebuild their country.
Without a doubt the international com-
munity will have to assist the country for
many years to come. Emergency pro-
grammes are needed again to save
human life. Much has been said in west-
ern countries about the need for structural
improvements aimed at long-term deve-
lopments concerning food security. The
time has come to start these programmes
without further delay. Donors should now
give the highest priority to these long-term
infrastructural development programmes.
Once financial support is provided, natio-
nal and international NGO\'s, together with
government departments, can play an
Important role in the implementation of
these programmes.
The agricultural sector has a high potenti-
al in the central highlands of Ethiopia.
Ethiopia has one of the largest cattle
populations of Africa. For centuries the
Ethiopians have been known as excellent
cattle breeders. An illustration of this is
the fact that cattle breeds of Ethiopia are
at the origin of nearly all cattle present in
East and southern Africa. The high rainfall
areas offer good opportunities for small-
scale dairy farming. There is probably not
a single African country in which livestock
Is so closely integrated into agriculture as
Ethiopia. The use of manure and draught
power, using ploughs with two or one
oxen, are cornerstones of the Ethiopian
small-scale farming enterprise. Obviously
only healthy livestock can make this indis-
pensable contribution to the agricultural
production. Support for the livestock
sector through development of veterinary
support services, private as well as
regional, should therefore be high on the
list of priorities of any agricultural deve-
lopment programme.
EQUATOR wishes our veterinary collea-
gues in Ethiopia much courage with
regard to the tasks ahead of them.
On several occasions, EQUATOR has
published articles of veterinary students
who have spent a period of their training
in a tropical country. In this issue we take
a closer look at this type of activities of
Dutch students. Why do they go, how
many go and what do they learn? For
those who are interested the discussion
on ECF immunization continues with a
quot;Letter to the Editorquot;. A second quot;Letter to
the Editorquot; asks your attention for a post-
graduate veterinary training course in
wildlife management organized by the
Zoological Society of London. Enclosed in
EQUATOR you will find the programme
and registration form for the 2 Internati-
onal Symposium on quot;Animal Health and
Productionquot; which will be held in Utrecht
on 13 September, 1991. Do not forget to
return the form before August 26, if you
want to participate. The columns on Re-
cent Publications, Vacancies and the
Calendar complete this EQUATOR.
FROM THE EDITOR
The Editor of EQUATOR received a re-
quest from the Course Supervisor of the
quot;Veterinary Training Course in Wildlife
Management and Diseasequot;, to bring the
course to the attention of the readers of
EQUATOR. With pleasure we print his
article in this issue of EQUATOR.
A NEW POST-GRADUATE TRAINING
COURSE IN WILDLIFE MANAGEMENT AND
DISEASE AT THE ZOOLOGICAL SOCIETY
OF LONDON
As a response to nunnerous requests for
training in wildlife veterinary medicine, the
Zoological Society of London is initiating
a training course for wildlife veterinarians
from developing countries. There are very
few opportunities for veterinarians world-
wide to learn wildlife immobilization tech-
niques and disease epidemiology. In de-
veloping countries there is a growing re-
alization that disease can be a limiting
factor in many wildlife populations, parti-
cularly in small isolated populations or
those exposed to exotic disease for the
first time. Livestock-wildlife disease inter-
actions are also becoming very important
as expanding human populations impinge
on wildlife habitat. Increasingly the need
for specialized training and expertise in
immobilization and translocation is being
recognised.
Each year two courses are given; one
runs between January and June, the other
from July to December. The emphasis is
on providing practical knowledge and
experience that can be applied in the field
in developing countries. Practical training
in handling and treating wild animals,
diagnostic methods, and equipment repair
is provided at the Society\'s two zoos,
London Zoo and Whipsnade Wild Animal
Park. Tutorial sessions are conducted in
epidemiology, diagnostics, laboratory
techniques, and conservation manage-
hient techniques. A training component in
Africa may also be included. The course is
taught by veterinarians and scientific staff
of the Institute of Zoology, with external
lecturers providing additional breadth of
training.
Trainees, fees and accommodation
Students from developing countries are
accepted according to need and the abili-
ty to utilise the training upon return to
their own country. Although the course is
designed for veterinarians, a limited num-
ber of biologists with clear evidence of
need for such training will be accepted.
A limited number of students from develo-
ped countries can also be admitted. Evi-
dence of proficiency in English is requi-
red. At present, we have received an en-
thusiastic response from potential trai-
nees, government departments, and con-
servation organizations, and the course is
seen as filling a previously empty niche.
The course fee for 1991 is £ 6,500. A
limited number of scholarships is available
each year. Information on additional sour-
ces of funding can be obtained from the
Course Supervisor. Students are housed
in nearby villages. Funding efforts are
under way for a new Animal Health and
Conservation Centre at Whipsnade which
will provide additional facilities for training
and accommodation in the future.
-nbsp;Overview of wildlife management and
conservation; population ecology and
genetics; captive management and
disease treatment; game ranching.
-nbsp;Epidemiology; disease control in wild-
life ethics and practice; disease inter-
actions with domestic livestock.
-nbsp;Capture, restraint and immobilization
and anaesthesia; translocation and
reintroduction;diagnostics, including
haematology, bacteriology, virology
and parasitology; pathology; toxico-
logy; reproduction.
- Related subjects: literature sources
and computer applications; vehicle
maintenance; fire-arms safety, ballistics
and marksmanship; forensics
For more details and application contact
the author: B.E. Hastings DVM, Supervisor
Veterinary Training Course in Wildlife
Management and Disease, Whipsnade
Wild Animal Park, Dunstable, Beds. LU6
2LF England. Tel.: 44.582.87171, fax:
44.582.872649, telex; 265247 lonzoo 9.
The Editors\' call for reactions from readers
on the topic of quot;East Coastfever (ECF) immu-
nizationquot; has resulted in the following letter
from B.E.C. Schreuder DVM. Bram Schreu-
der is the person originally interviewed by the
author of the article quot;SADCC Countries
accept Muguga cocktail as standard vac-
cine against ECFquot; which was published in
EQUATOR no.5 (2) of September, 1990.
Dear Editor,
In EQUATOR no.2 (3) of March, 1991 a letter was
published with a reaction to an article dealing with
on-going and proposed ECFvaccination program-
mes in countries in East and southern Africa. As the
author of that article is presently working quot;overseasquot;
I feel obliged to react in his place, even more so
because the Editor of this newsletter apparently
welcomes such reactions.
The letter from Drs. Brandt, Geysen, and Berkvens,
tackles-highly legitimately-an issue that has been
the subject of discussion among scientists and
policy makers involved in the ECF research and
control since the very first preliminary fieldtrials
with the quot;Muguga cocktailquot;. My personal involve-
ment dates from the period of these fieldtrials in
Tanzania, where, under supervision of Prof. Dr. G.
Uilenberg and in close cooperation with the quot;Mugu-
ga team quot;.thefirst major fieldtrials were conducted.
Here the protective value of the quot;Muguga cocktailquot;
against severe field challenge with various local
Tanzanian strains, wasestablished conclusively (Ui-
lenberg et a!., 1976).
One of the main points in the reaction from Drs.
Brandt, Geysen, and Berkvens isthatthey consider
the principal disadvantage of the Muguga cocktail,
i.e. the inherent danger of introducing new strains
into an area, quot;too briefly dealt withquot;. I could present
an outline of my own views in this matter, but for
matters of credibility I would prefer to refer to - not
only in my opinion - fully unbiased sources.
Uilenberg, George, and Talks (1987) elaborate
rather extensively on this issue in their evaluation
mission report. With the permission of the first
author I quote the relevant sections of this report.
Muguga cocktail versus local isolates
For a long time there have been two schools of
thought on this point. As the question is important
and as many influential people appearto be holding
fixed opinions without always realizing all the fac-
tors involved, the mission has given the matter
some thought.
Carrierstate
One school began to advocate the use of local
isolates when it became apparent that the Muguga-
cocktail gives rise to the carrier state. It was feared
that in this way the stocks contained in the cocktail
would be introduced and spread in areas where
parasites of those particular antigenic types did
perhaps not normally occur, and could thus give
rise to disease in a cattle population immune to the
local strains.
However the fact that the carrier state is induced by
the cocktail has lost its potential threat of creating
a reservoir of infection as it was gradually realized
that the carrier state is generally the normal situa-
tion after recovery from ECF. Indeed, the carrier
state may even be considered to be beneficial in
endemic situations as it contributes to maintaining
immunity and endemic stability in this population.
Introduction of new antigenic types?
However, the argument that use of the cocktail
might possibly introduce new antigenic types,
Improved dairy cattle
forms the main target
group for immunization
against East Coast fever
(photo: Schukking).
CONTROL OF EAST
COAST FEVER
East Coast fever (ECF) is
a disease of cattle in
East and southern Africa
caused by species of
Theileria transmitted by
the brown ear tick Rhipi-
cephalus appendicula-
tus. In the past ECF has
been controlled by re-
ducing tick infestations
through strict short-in-
terval acaricide appli-
cation, adherence to
legislation on cattle
movements and quaran-
tine, and good livestock
and pasture manage-
ment. However, civil un-
rest, illegal cattle move-
ment, poor management
and inadequate mainte-
nance of acaricidal dips
and sprayraces, acarici-
de resistance and the
high cost of acaricides,
have all combined to
make this approach to
ECF control less reliable.
An alternative approach
is through immunizati-
on. Cattle which recover
from the disease have a
solid immunity to homo-
logous challenge and
this has encouraged the
search for a vaccine.
Two methods of active
immunization have been
extensively explored;
immunization with
schizont infected cells is
not yet practicable, but
immunization by infecti-
on with sporozoids,
followed by drug treatm-
ent, has great potential
for immediate use.
Application of this me-
thod on a larger scale in
the SADCC region, was
the major topic of an
article in EQUATOR no. 5
(2) of September 1990,
which led to the present
discussion.
cannot easily be entirely refuted out of hand. The
school in favour of the Muguga cocktail argues that
it has been shown that immunized cattle stand up to
challengewithisolatesfromwidely separated areas
in East Africaandfrom Rwanda, Malawi and Zambia
as well. On the other hand, animals infected with
one of 7 different Malawi isolates were protected
against the Muguga cocktail, which should indicate
that there is no risk of introducing new antigenic
types, not yet existing in Malawi. This is certainly a
strong argument, as the area where the cocktail
componentsoriginated (Kenyaand northern Tanza-
nia) arefarfrom Malawi. In addition, cross-protecti-
on has been shown to exist between certain indivi-
dual isolates from locations as widely separated as
Kenya and South Africa and Zimbabwe and East
Africa.
Although conclusive proof that the use of the cock-
tail entails no risk at all of introducing new antigenic
types does not exist, all observations so far support
the absence of risk. Cross-immunity tests in vivo
and characterization in vitro should however be
continued on new isolates from the various endemic
countries,
Zimbabwean malignant theileriosis
(T. parva bovis infection)
It should be added that there are indeed serious
arguments against ttie use of the cocktail in areas
where only T. parva bovis occurs, such as Zimbab-
we, where classical ECF has been eliminated. In
such areas it would certainly be a disastrous mista-
ke to use the cocktail (or that matter any T.p. parva
stock), not because of antigenic differences, but
because it would mean the reintroduction of classi-
cal ECF, with itsparticularepidemiccharacteristics
and virulence. Local isolates may therefore have to
be used in this situation, unless one particular
isolate or mixture of isolates of T. parva bovis is
found to be universally suitable in such areas.
Buffalo-associated Corridor-disease
T. parva lawrencei infection
Another argument against the use of the cocktail is
the fact that even though cocktail-immunized ani-
mals withstand laboratory and field challenge by
classical ECF {T.p. parva), the protection isfar less
good against Corridor disease (7. parva lawren-
cei), in areas where wild buffalo play a role. While
it is certainly true that certain T.p. lawrencei
stocks can breakthrough the protection afforded by
the Muguga cocktail, this is not a valid argument
against the use of the cocktail in areas where only
classical ECF occurs. These areas contain most of
the cattle population of the ECF endemic region.
In the areas where buffalo occurand Corridor disea-
se plays a role in additionto ECF, it may be neces-
sary to add local isolate of T. parva lawrencei,
unless one particular isolates or combination of
isolates of this subspecies proves to be universally
applicable in such areas.
Cocktail contains extensively studied strains
One of the arguments in favour of the Muguga
cocktailisthatthe individual, have been extensively
studied and characterized as to their behaviour and
immu-nogenicity in cattle, and have proved to be
amenable to chemoprophylaxis with tetracycline
antibiotics. Differences between stocks on all these
points are known to occur, and the use of local iso-
lates therefore makes it necessary to carry out on
each new isolate expensive and time consuming
testsonimmunogenicity,cross-immunity,pathoge-
nicity and responde to tetracycline
chemoprophylaxis.
The above argument in favour of the Muguga cock-
tail may not be as solid any more as it has been
observed in Malawi that the reactions to immuniza-
tion with the cocktail can occasionally be rather
severe. This concerned mainly small-sized Bos
taurus animals. Severe reactions were seen in
Zambia when the weight of animals in the field was
underestimated.
Nevertheless, these problems can certainly be
much greater with random local isolates, as has for
instance been shown recently on the island of Pem-
ba.
Field isolates are mixtures of strains
Another important consideration is the fact that it
has become apparent that many, if not most, isola-
tes from the field are in fact mixtures of strains. This
means that it is not realistic to expect the character
of a given stock to remain fixed for all times. Indivi-
dual components of a stock might be lost during
passages and stabilate dilutions, and strains in the
mixture might recombine during the sexual cycle in
the tick vector to give rise to genetically new
strains, thus changing the characteristics of the
stock. This of course is equally true for the cocktail
and for local isolates.
Discussion
Reviewing the above arguments and counter-argu-
ments, it would seem logical and reasonable tothe
members of the mission to preserve an objective
and flexible approach to the question,
If we limit further discussion here to classical ECF
(T.p. parva), on the one hand countries that insist
on using local isolates should be given the occasion
to have their material characterized, tested, and
multiplied in the context of the regional program-
me. They should however be made to realize that
this is unlikely to be really necessary and that this
approach is time-consuming and adds extra costs
to immunization.
On the other hand, proponents of the Muguga
cocktail should realize the possibility that the pre-
sent cocktail, as produced in Malawi, may very well
be different from the one tested some 15 years ago
in East Africa, and could be subject to change in
future.
They should also remember indications that the
whole cocktail is possibly not essential and may
constitute an unnecessary complication. The Mugu-
ga cocktail was developed in the hope of providing
protection in all areas, including thosewith buffalo;
this could not be achieved, but on the other hand,
the cocktail may not be necessary in pure ECF
regions.
While it is certainly true that T. parva (Muguga) by
itself does not offer sufficient protection against all
field isolates, the same may not be true of 7. parva
(Kiamba 5). The present transformed stock of T.
parva (Serengeti) does not appear to have cross
immunity characteristics that are really different
from those of many normal T.p. parva stocks and
we do not believe that it has been proved that its
inclusion in the cocktail is essential.
If it could be shown that one particular stock could
universally replace the present cocktail of three in
all ECF areas, immunization would be made sim-
pler, cheaper and safer. The chosen stock need not
necessarily be one of the present cocktail. It should
be as mild as possible and be easy to work with, in
addition to providing immunity against a broad
spectrum of strains of T.p. parva.
(End of quotations)
Conclusion
For the average reader the discussion may appear
complex andrathertechnicai, its conclusion, howe-
ver, is simple and straightforward: it remains a
matter of choice! In the absence of firm and con-
vincing technical arguments for one option or the
other, this choice will generally be imposed by
organizational or political factors. Factors like
donor interest, availability of funds, adequate
laboratory facilities, and experienced manpower
may therefore play a decisive role.
1 am aware of the fact that not every point in the
reaction of the Belgian Animal Disease Control
Project has been discussed. For fear of this second
reaction becoming too bulky, 1 will limit myself to
responding to their conclusion about the superior
protective valueof a local isolate-based vaccine, as
compared to the Muguga cocktail. From data of an
extensive fieldtrial in the Southern Province of
Zambia (Nabota, 1988) follows the statement: quot;...,
it must nevertheless be concluded that the overall
mortality was significantly lower in the local strain
immunized group, when compared to the Muguga
cocktail groupquot;. The authors will agree that, without
proper data on causes of mortality - be it ECF (not
just quot;theileriosisquot;) or incurrent diseases - the given
overall figures can hardly be used in this discussi-
on, not even as suggestion of a superiority/inferior-
ity,
With regard to the Belgian Animal Disease Control
Project, the given results, impressive as the are,
warrant to be looked into. This we did try during the
project formulation mission mentioned in the arti-
cle, but we were unable to trace any internationally
published data on the achievements of this project.
I am looking forward to the relevant references.
Let me conclude by assuring the concerned authors
that the approach, as proposed in the regional
SADCC project on tick-borne diseases (TBDs), will
not be merely a narrow minded option of vacci-
nating everything quot;that happens to be at the tip of
the needlequot;. In the proposed project a well-defined
target group was indicated, namely offspring
from improved cattle raised at mainly governmen-
tal breeding centres, to be immunized before their
release into smallholder farms. In addition, efforts
were undertaken to include protection against other
TBDs in the same scheme. Two executive FAO
expert consultation panels on research on TBDsand
theirvectors have endorsed (embraced?) a similar
approach.
B.E.C. Schreuder DVM
References
Uilenberg, G., Schreuder, B.E.C., Mpangala, C., Si-
layo, R.S., Tondeur, W., Tatchel, R.J. and San-
ga, H.J.N. (1976). Immunization against East
Coast fever. In: Proc. Intern. Conf. Tick borne
diseases and their vectors, Edinburgh, CTVM,
pp. 307-314.
Uilenberg, G., George, J.E. and Talks, K.I. (1987).
Report of the quot;Independent Evaluation Mission
of the FAO/DANIDA Ticks and Tick borne dis-
easesprogrammeunderUMBR/lNT/006/DENquot;,
FAO, Rome, May, 1987.
Nambota, A. (1988). Immunization against thei-
leriosis in the Southern Province of Zambia. In:
Proc.ofaworkshoponECFvaccination, Lilong-
we, International Laboratory for Research on
Animal Diseases, Nairobi, pp. 87-89.
EQUATOR is published
bimonthly.
The March, July and
November issues of
EQUATOR are published
in English.
For all information, copy
and subscriptions
please contact the
editor.
Subscription is free of
charge.
For changes in address
and termination of sub-
scription please return
the corrected label to
the editorial office.
VETERINARY TRAINING FOR THE TROPICS
AT UTRECHT UNIVERSITY
Education in tropical veterinary medicine at the Faculty of Veterinary Medicine of Utrecht
University mainly takes place in three different ways. Lectures and practicals on infectious
diseases, including the Important tropical viral, protozoan, and bacterial diseases are given
to the students during the 2quot;quot;, and 4quot; year of the veterinary education. During the (last)
year of the training, those students with an Interest in the tropics can choose to take part in
a special 10 week course on quot;Tropical animal health and husbandryquot;, the so-called quot;tropen-
cursusquot;. Students who seriously consider to opt for a job in the tropics once they have
graduated, may wish to do a student traineeship in a tropical country sometime during their
veterinary education. After finishing their veterinary education, the special course on tropical
animal health and husbandry and the practical training in a tropical country, these young
veterinarians are well prepared to start a professional career in the livestock sector in any part
of the world.
The following article gives an impression of the training opportunities offered by the Faculty
of Veterinary Medicine to its students and the activities undertaken by the Dutch veterinary
students in the field of tropical veterinary medicine.
Course on quot;Tropical animal health and
husbandryquot;
For the last 15 years a course on quot;Tropical
animal health and husbandryquot; has been orga-
nized at the Faculty of Veterinary Medicine
once a year. The course is composed of
lectures, practicals, demonstrations, and
excursions. Teaching staff, all with experien-
ce in tropical countries, come from various
departments of the veterinary faculty and
Wageningen Agricultural University. Spea-
kers from other institutes or organizations
are also invited.
Apartfrom the technical subjects concerning
aninnal health and production, more general
topics, likedevelopmentpolicies, agricultural
infrastructure, employment opportunities,
and social awareness, are given attention to
during this intensive course.
During recent years (1988-1991) an average
of 10 students, half of which were female,
participated in the course. Almost half the
participants did a student traineeship in a
tropical country as a follow-up to the course.
Since 1988 the Office for International Coop-
eration of the faculty has assisted veterinary
students in finding a suitable location for
practical training and has advised them
about possible sources for financial support.
An academic staff member of the faculty
supervises the students\' research project
and provides, if required, additional training
before departure. Following their 6-months
traineeship students have to write a report.
Moreover, most of them also write and pre-
sent their end-of-study thesis on the subject
of their investigations in the tropics (see the
list at the end of this article).
Over the last 3 years (1988, 1989, 1990) 73
(or approximately 12%) of the veterinary
students who are in the second half of their
study (4quot;\'-6quot;\' year) have come to the internati-
onal office to express their interest in a trai-
neeship in a tropical country. Most of them
come because they are interested in Third
World countries and want to gain experience
in tropical veterinary medicine. Furthermore,
they see the training as a trial period for
themselves in order to be more able to make
a decision concerning their future career.
After a thorough briefing, 29 of these 73
students had second thoughts; 44 (60%)
continued serious preparations for the trai-
ning abroad. Of these 44,31 actually went (5
in 1988, 12 in 1989, 13 in 1990 and 1 in
1991), 7 decided not to go and 6 continue
with their preparations and will go later this
year or in 1992.
During the years 1988,1989 and 1990 a total
of 32 students departed for a tropical coun-
try. The average time between the moment
the student expressed his or her interest and
the actual departure was 10 months. This,
however, could vary from 1,5 to 25 months.
At the time of departure more than half (17)
were in their 6quot; year of study, the others in
their 4*\' (4) or 5^\' year (11). Twenty-one (66%)
were female students, and 14 of the 32 went
as part of a pair. The countries visited were
located in Africa (14 visits to e.g. Burkina
Faso, Egypt, The Gambia, Kenya, Mozam-
bique, Nigeria, Tanzania, and Zambia), Cen-
tral-and South America (10 visits to e.g. Aru-
ba, Colombia, Costa Rica, Gouadeloupe, and
Nicaragua), Asia (6 visits to e.g China, Indo-
nesia, Thailand, and Philippines) and 2 stu-
dents went to Australia.
All students who had prepared themselves
for a training and made a request for financial
support based on a research proposal obtai-
ned funds to cover at least their international
travel. Funds were provided by the internatio-
nal office of the faculty (8 times), the WSO
fund (13 times), and the STIR fund (8 times);
3 students payed all costs themselves. All
local personal expenses are usually taken
care of by the students.
The Office for International Cooperation tries
to keep in touch with Dutch veterinarians in
the tropics. Through these contacts plans are
made for student training. Moreover, the
faculty has well-established links with a num-
ber of veterinary institutes in Third World
countries. Also through these contacts pla-
ces for training of Dutch students are arran-
ged. The students go to projects, universities
or institutes and are in most cases supervi-
sed by an expe-
rienced veterinarian. The activities can vary
a lot. In general they will be a combination of
field and laboratory work with regard to the
specific research topic. Besides this, general
experience is gained about the way veterina-
ry medicine is applied and how it is integra-
ted in the local agricultural production sy-
stem at farm level. A good number of stu-
dents have written an article in EQUATOR
about their experiences. Some of these ap-
peared in the English issues. The students
who went to the International Trypanotole-
ranee Centre (ITC) in The Gambia, for exam-
ple, performed investigations on trypanoso-
miasis and heartwater (EQUATOR 3 no. 2),
those In Thailand worked on the reproductive
performance of dairy cattle (EQUATOR 2 no.
5), while the students who went to Colombia
investigated the production performance of
beef cattle (EQUATOR 2 no. 2).
Conciusion
The traineeships in a tropical country provide
unique opportunities for Dutch veterinary
students to gain experience in tropical veteri-
nary medicine. Of course this is only possible
End-of-study theses and research reports on inves-
tigations in tropical countriesby veterinary students
(1988-1991)
Cartier van Dissel, L. and Meerman, A. (1991).
Fertility problems of dairy cattle in Nong-
Pho district in Thailand (Afield research).
Eerden, B.J.M. van der and Hoffmans, F. (1989).
Inventarisatie van helminthen bij herkau-
wers op Sint Maarten en Sint Eustatius
Graaf, T. de and Wieman, A. (1990). Onderzoek
naar de ontwikkeling van een meetband
voor het vee in het gebied rond San José
del Guaviae, Colombia.
Haliebeek, A. and Dijk, B. van. (1991). The inter-
action betweenTrypanosoma congo/en-
se and Haemonchus contortus in the
N\'Dama.
with the much appreciated involvement and
help of many people in these countries. For
them the students\' presence provides an op-
portunity to learn aboutrecent developments
in veterinary medicine. The results of the
investigations often make a useful contri-
bution to the project activities.
For the coming years there will be a need for
new places, so if you have facilities and you
would like to invite a student to your project,
please contact the Office for International
Cooperation (address in colophon).
R.W. Paling
Harrewijn, W. (1988). Resistance of trypanosomes
to trypanosidal drugs.
Lam, T.J.G.M. (1990). Lymphocyte culture in relati-
on to Malignant Catarrhal Feverin Indone-
sia.
Nielen, A., Quant, D. and Sprang, E. van. (1989).
Inventarisatie van het huisdierenbestand
op Aruba.
Nossek, M.A. (1990). Huisvarkensophetplatteland
in Nicaragua.
Pol, A. van der. (1990). Faciola hepatica - ELISA
in Costa Rica.
Swinkels, J. (1989). Comparison of three types of
antigen in Heartwater serodiagnosis by
indirect immunofluorescence,
Vis, H. (1989). Medical plants in livestock health
care in the Philippines.
EQUATOR is a periodi-
cal of the Office for
International Coope-
ration of the Faculty of
Veterinary Medicine of
Utrecht University and
the Foundation for Vete-
rinary Science in Deve-
lopment Assistance
quot;DIOquot;.
Editorial board
J.H.A. de Gooijer
(incl. production)
M.F.M, Langelaar
R.W. Paling DVM PhD
(editor-in-chief)
A.J. de Smit MSc
Lay out
H. Halsema
Printed by
OMI/Grafisch
Bedrijf
Editorial Office
Faculty of Veterinary
Medicine
Office for International
Cooperation
P.O. Box 80.163
3508 TD UTRECHT
The Netherlands
Tel.: 31.30.532116
Fax: 31.30.531815
2 Symposium on TROPICAL ANIMAL
HEALTH AND PRODUCTION
quot;Research for development: policies, priori-
ties and optionsquot;
Date: 13 SEPTEMBER, 1991.
Time: 9.30 -16.00 hours
Location: Faculty of Veterinary Medicine,
Yalelaan 1, de Uithof, Utrecht
Research on tropical animal health at the
Faculty of Veterinary Medicine is mainly con-
ducted by the Department of Infectious Dise-
ases and Immunology, but other depart-
ments are also actively involved in
collaborative research in e.g. Zimbabwe,
Benin, Costa Rica and Mozambique.
In 1987 the Faculty Bureau for International
Cooperation (BIC) started with the coordi-
nation and extension of the international
activities. In 1989 the Committee for the
Advancement of Tropical veterinary Science
m}
/ V
(355
/9H\' •
(CATS) was established at the Faculty. The
main objective of CATS is the perpetuation
and promotion of research and education
relevant to the tropics.
The organization of the symposia on quot;Tro-
pical Animal Health and Productionquot; is a
joint activity of BIC and CATS. The first sym-
posiumquot;Contributionsandperspectivesfrom
the Faculty of Veterinary IVIedicine, Utrecht
Universityquot; was held in 1990.
In 1991, Utrecht University celebrates its
355\'quot; anniversary. This celebration emphasi-
zes more than three-and-a-half centuries of
innovative science. The theme for the anni-
versary is UTRECHT international. On 1
March the official opening was performed by
Mr. C. Power, deputy Director-General of
UNESCO. Mr. Power stressed the importan-
ce of interuniversity cooperation as a means
for the introduction of new technologies into
Third World countries. On the occasion of the
355\'\' anniversary more than 50 congresses
and symposia will be organized by Utrecht
University. The Faculty ofVeterinary Medici-
ne organizes its 2quot;quot; symposium on Tropical
Animal Health and Production.
During the 1991 symposium, which is subtit-
led quot;Research for development: policies,
priorities and optionsquot; various donor agen-
cies like the European Community, DGIS and
the Worldbank will present their policy on re-
search in livestock development and animal
health in the tropics. Priorities for research as
seen by the developing countries will be
highlighted by a representative of the United
Nations International Atomic Energy Agency
(IAEA). Achievements of and options for re-
search with relevance to the tropics by the
Faculty will be presented. The aim of this
symposium is to bring together scientists,
policy-makers and members of development
organizations and to discuss future research
requirements in tropical animal health and
production and the potential role of the Fa-
culty of Veterinary Medicine, Utrecht Univer-
sity.
Enclosed in EQUATOR you will find the com-
plete programme and the registration form.
Please forward the form before August 26,
1991 to:
Office for International Cooperation
Faculty of Veterinary Medicine
P.O. Box 80.163
3508 TD Utrecht
the Netherlands.
Telefax: 31.30.531815
DIO CHANGES BOARD
On June 4, 1991, DIO\'s completely rene-
wed Executive Board started on its tasks.
The new board is constituted as follows:
Chair person Piet Breukel, DVM, Faculty
of Veterinary Medicine,
Utrecht University.
Secretary Ruud Pronk, veterinary
student.
Treasurer John Vonk, veterinary stu-
dent
PR andnbsp;Deborah van Doorn, veterl-
information nary student
Projects/ Anuschka Marsman, veteri-
backstopping nary student.
BACKSTOPPING
DIO received an increasing number of
requests from veterinarians working in
developing countries concerning specific
problems they or small-scale independent
farmers encountered. Also projects and
organisations on livestock development
and animal production encounter questi-
ons. They can not solve these problems
themselves because they lack the neces-
sary experience, knowledge or expertise.
In order to find the best possible soluti-
ons, the Foundation DIO recently installed
a quot;backstoppingquot; group of veterinary
students. The purpose of this group is to
provide assistance and support to existing
projects, organisations or individuals by
making use of available sources. More
specifically this implies the collection of
relevant literature and the possibility to
call upon the experience of specialists
from the different departments of the
Faculty of Veterinary Medicine of the
University of Utrecht.
It is Important that relevant problems and
local conditions are described accurately.
The quot;backstoppingquot; group intends to play
a role not only in the improvement of local
circumstances, but also In the improve-
ment of communication (exchange of
information).
DIO COMMUNICATIONS
All questions and requests are more than
welcome and should be directed to:
Backstopping Group
c/o Foundation DIO
Yalelaan 17
3584 CL Utrecht
The Netherlands
tel.: 31.(0)30.532032
The section RECENT PUBLICATIONS is included in the March, July and November issues of EQUATOR. Scientific
publications of the Faculty of Veterinary Medicine and other research institutes in the Netherlands, relevant to livestock
production and health in the tropics as well as titles of papers by Dutch veterinary scientists working on animal health
and production topics in relation to developing countries, will be included. Please inform the editor of your publications
so we can bring them to the attention of the readers of EQUATOR. For reprints contact the authors directly, their addresses
can be obtained from the editorial office (Office for International Cooperation, P.O. Box 80.163, 3508 TD Utrecht, The
Netherlands).
LIVESTOCK PRODUCTION
Little, D.A., Dwinger, R.H., Clifford, D.J., Grieve, A.S., Kora, S. and Bojang, M. (1990). Effect of nutritional level and body
condition on susceptibility of N\'Dama cattle to Trypanosoma congolense infection in The Gambia. Proceedings
Nutrition Society 49: 209A.
Little, D.A., Grinten, Van der D.A., Dwinger, R.H., Agyemang, K. and Kora, S. (1991). Comparison of sesame cake and
cotton seed as supplementary sources of protein to weaned N\'Dama bull calves in The Gambia. Tropical Animal
Health and Production 23: 126-132.
TICK-BORNE DISEASES, THEIR AGENTS AND VECTORS
Grootenhuis, J.G., Dwinger, R.H., Dolan, R.B., Moloo, S.K. and Murray, M. (1990). Susceptibility of African buffalo and
Boran cattle to Trypanosoma congolense transmitted by Glossina morsitans centralis. Veterinary
Parasitology 35: 219-231.
Jongejan, F., Bax, R., Meddens, M.J.M. and Quint, W.G.V. (1991 ). Cowdria ruminantium is recognized by a monoclonal
antibody directed against the major membrane protein of Chlamydia trachomatis. Veterinary Microbiology 27:
115-123.
Jongejan, F. (1991 ). Protective immunity to heartwater {Cowdria ruminantium infection) is acquired after vaccination
with in vitro-attenuated rickettsiae. Infection and Immunity 59: 729-731.
Kariuki, T.M., Grootenhuis, J.G., Dolan, T.T., Bishop, R.P and Baldwin, C.L. (1990). Immunization with Theileria parva
parasites from buffaloes result in generation of cytotoxic T cells which recognize antigens common among cells
infected with stocks of 7. parva parva, T. parva bovis and T. parva lawrencie. Infection and Immunity 58:3574-
3581.
Martinez, D., Swinkeis, J., Camus, E. and Jongejan, F. (1990). Comparaison de trois antigènes pour la sérodiagnostic
de la cowdriose par immunofluorescence indirecte. Revue d\'Elevage et Médecine Vétérinaire des Pays Tropicaux
43: 159-166.
Uilenberg, G. (1990). Methods currently used for the control of heartwater: their validity and proposals for future control
strategies. Parasitoloqia 32: 55-62.
TSETSE AND TRYPANOSOMIASIS
Olubayo, R.0. (1991). Expression of trypanotolerance ^ African wild bovidae with special reference tQ the buffalo
{Syncerus caffer). Ph.D. thesis, Utrecht University, Utrecht.
Olubayo, R.O., Grootenhuis, J.G. and Rurangirwa, F.R. (1990). Susceptibility of African buffalo and Boran cattle to
intravenous inoculation with Trypanosoma congolense (IL 1180) bloodstream forms. Tropical Medicine and
Parasitology 41: 181-184.
Verstegen, M.W.A., Zwart, D., Hel, W. van der. Brouwer, B.0. and Wensing, T. (1991). Effect of Trypanosoma vivax
infection on the energy and nitrogen metabolism of West African Dwarf Goats. Journal of Animal Science 69:1667-
1677.nbsp;9
VACANCIES INTERNATIONAL COOPERATION
This section contains vacancy announcements which the editorial board considers to be of possible interest to
Dutch veterinarians. Besides vacancies that will be taken from quot;Vacatureblad Internationale Samenwerkingquot;,
quot;Tijdschrift voor Diergeneeskundequot;, quot;Veterinary Recordquot;, quot;INFRO, Internationale vacature lijstquot; and quot;Opportunitiesquot;,
there will be room for personnel advertisements. For further information one Is requested to apply directly to the
institution or company.
LANDBOUWUNIVERSITEIT
WAGENINGEN (LUW)
Bij de sectie tropische veehouderij van de
Vakgroep Veehouderij van de Landbouw-
universiteit Wageningen, kan worden ge-
plaatst een:
ASSISTENT IN OPLEIDING (AIO) /
WAGENINGEN
vacaturenumnner: DP 91/094
voor een promotie-onderzoek met een
duur van vier jaar;
Project:
De invloed van trypanosomiasis op voer-
öpname, lichaamsgewicht, stikstof en
energie stofwisseling bij de geit.
Parasitaire infecties, waaronder trypano-
somiasis, verlagen de produktie van onze
landbouwhuisdieren. Deze verlaging kan
door verschillende processen worden
veroorzaakt:
a.nbsp;door een verminderde voeropname;
b.nbsp;door een slechtere vertering van het
voer;
c.nbsp;door een grotere energie-behoefte
voor onderhoud vanwege o.a. de
koorts en/of een verhoogd katabo-
lisme van lichaamseiwit en/of
lichaamsvet;
d.nbsp;door een minder efficiënte benutting
van voeder eiwit en voeder energie
voor de aanzet.
Deze processen beïnvloeden elkaar we-
derzijds en worden in het gezonde en in
het zieke dier gereguleerd door de zoge-
naamde quot;Biological Response Modifiersquot;.
De doelstelling van dit onderzoek is de
samenhang van koorts, parasitaemie,
voeropname, eiwit en energie balans te
bestuderen bij de trypanotolerante dwerg-
geit.
Taak:
Het uitvoeren van een onderzoek waar-
mee geiten, voordat ze met T. vivax wor-
den geïnfecteerd, worden geselecteerd
op de mate waarin voederopname ge-
handhaafd blijft tijdens koorts, de zoge-
naamde quot;low respondersquot;. Van de quot;lowquot;
en de quot;high respondersquot; zal de energie
stofwisseling in de acute en de herstelfa-
se van de ziekte gemeten worden, tenein-
de inzicht te krijgen in:
1.nbsp;de metabole kosten van koorts;
2.nbsp;de relatie tussen lichaamstempera-
tuur en warmteproduktie;
3.nbsp;de voeropname respons in samen-
hang met energie behoefte, groei en
schildklierfunctie.
Op grond van de verkregen gegevens zal
ook nagegaan worden wat de verschillen
10
zijn tussen quot;lowquot; en quot;high respondersquot;
met betrekking tot het verloop van;
voeropname
energie en stikstof balans
warmte produktie
lichaamstemperatuur
als gevolg van een besmetting met L
vivax.
Vereist/gewenst:
afgestudeerd in een relevante rich-
ting;
zelfstandigheid en creativiteit
ervaring met (bloed) parasieten on-
derzoek;
belangstelling voor tropische vee-
houderij;
ervaring met dierexperimenten;
ervaring met calorimetrie;
ervaring met statistische verwerking
van gegevens.
Voor deze vacature geldt dat:
een voltooide academische of HBO-
opleiding vereist is;
aanstelling zal geschieden als
assistent in opleiding voor een
periode van vier jaar;
het salaris ƒ 1,886,- bruto per
maand bedraagt, in vier jaar
oplopend tot
ƒ 3.364,- bruto per maand.
DIRECTORAAT GENERAAL
INTERNATIONALE SAMENWERKING
Ten behoeve van het quot;Programma de
Desarollo Rural para la Zona de Nueva
Guineaquot; is er plaats voor;
TROPISCHE
ASSISTENT-DESKUNDIGE
VEETEELT / NICARAGUA
Vacaturenummer; 91/069/NIC/A
Taken:
Het systematisch inventariseren van
de verschillende maatregelen die
genomen kunnen worden in de sfeer
van de dierlijke voeding en het
bedrijfsmanagement teneinde de
veeteelt een intensiever karakter te
geven.
Het leveren van een bijdrage aan de
produktie van materiaal dat benut
kan worden in het kader van het
beperken van de extensieve veeteelt
(proteïne-banken, quot;cercas vivasquot;,
verbeterd gras, bomen voor de
aanleg van een quot;silvopartorilquot;, etc.).
Het leveren van een bijdrage aan de
training van voorlichters die
werkzaam zijn in de veeteelt en
eventueel het verzorgen van een
deel van de cursussen (voor zover
gericht op de veeteelt) welke door
de quot;escuela agricolaquot; in Nueva
Guinea worden verzorgd.
Deelname aan de werkzaamheden
van het projectteam ten aanzien van
het ontwikkelen van alternatieve
produktie-systemen voor de V
Regio, met name ten aanzien van de
plaatsbepaling van de veeteelt
daarin.
Het ontwikkelen van nieuwe
inkomensgenerende activiteiten
binnen de veeteelt (klein vee) voor
de boerinnen.
Vereisten:
Voltooide universitaire opleiding
met als hoofdvak tropische veeteelt
of tropische diergeneeskunde;
Enige jaren werkervaring binnen
vakgebied en bij voorkeur
extensieve veeteelt in tropisch
laagland;
Bereidheid tot samenwerking met
overige disciplines binnen
projectteam;
Kennis van Spaanse taal; liefst op
niveau dat directe inzetbaarheid
mogelijk maakt.
De assistent-deskundige zal intensief
samenwerken met het team van voor-
lichters in de tropische veeteelt
(zootechnicos) van het Ministerie van
Landbouw in de V Regio. Een daarvan zal
als vaste counterpart fungeren. In
verband met de frequente en intensieve
contacten die de assistent-deskundige
met de boerinnen zal onderhouden, is het
nadrukkelijk de wens om een vrouw in
deze functie te benoemen.
Standplaats; Nueva Guinea (V Regio),
Project informatie;
Binnenkort start in de V Regio (het gebied
rondom Nueva Guinea) een ruraal
ontwikkelingsproject. De streek dient
gerekend te worden tot de zogenaamde
quot;natte tropenquot; en wordt gekenmerkt door
een snelle ontbossing, erosie en
achteruitgang in vruchtbaarheid van
landbouwgronden. Als oorzaak hiervan
moet met name gewezen worden op de
ongecontroleerde kolonisatie van het
gebied vanaf de jaren 60 en de voor
Nueva Guinea ongeschikte landbouw-
technieken en gewassen.
De eerste fase van het project omvat een
periode van drie jaar. In deze tijd zal het
project de nadruk leggen op het tot stand
komen van landbouwsystemen die
enerzijds ecologisch aanvaardbaar en
anderzijds economiscii aantrekkelijk zijn
voor de boeren. Deze systemen kunnen in
principe uit drie componenten zijn
samengesteld: landbouw, veeteelt en
bosbouw. Tegelijkertijd dient het project
zich in te zetten voor de verbetering op
korte termijn van de sociaal-economische
positie van de boerenbevolking in het
algemeen en van vrouwen in het
bijzonder.
Inlichtingen en sollicitaties:
Telefonische inlichtingen worden
verstrekt door Mevrouw J. Winter,
(assistent-deskundige functie) onder
tel.nr.; 4-31.70,348.6741
Sollicitaties kunt u uitsluitend schriftelijk
binnen 3 weken na ontvangst van dit
blad, met vermelding van het
vacaturenummer, richten aan: Ministerie
van Buitenlandse Zaken, Directoraat-
Generaal Internationale Samenwerking
(DGIS/APO/PE), Postbus 20061, 2500 EB
\' s-Gravenhage.
telefax; 70.348.4848/348.5305, telex:
31326, telegram: Celer.
(Overgenomen uit: Vacatureblad
Internationale Samenwerking no. 10, 13
juni 1991).
STICHTING AFGHANISTAN COMITÉ
NEDERLAND
MEDEWERKER, VERANTWOORDELIJK
VOOR MONITORING EN BELAST MET
LOGISTIEKE ACTIVITEITEN/ PESHAWAR,
PAKISTAN
Project informatie:
Onder verantwoordelijkheid van de Stich-
ting Afghanistan Comité Nederland, wordt
in Peshawar, Pakistan, een veterinair trai-
ningsproject gericht op Afghanistan uitge-
voerd. In de bijna drie jaar dat het project
nu loopt, zijn reeds meer dan 100 parave-
terinairen opgeleid en uitgezonden naar
Afghanistan.
Taak:
Begeleiding en controle van het binnen
Afghanistan uitgevoerde veldwerk, alsme-
de het uitvoeren van epidemiologische
surveys.
Voorwaarden:
Uitzending vindt plaats op basis van een
contract voor een termijn van een jaar
met mogelijkheid van verlenging.
Salariëring overeenkomstig in Nederland
gebruikelijke overheidsnorm.
Vereist:
De voorkeur wordt gegeven aan een afge-
studeerd dierenarts; afgestudeerden in
richting Tropische Veehouderij worden
ook verzocht te reflecteren.
Het computermatig kunnen verwerken
van databestanden strekt zeer tot
aanbeveling.
Sollicitaties en inlichtingen:
Schriftelijke reacties binnen 14 dagen na
het verschijnen van dit blad aan het Be-
stuur van voornoemde Stichting, Graven-
straat 8, 1012 NM Amsterdam.
Voor vragen op veterinair-technisch
terrein kunt u zich telefonisch richten tot
de veterinair-adviseur van de Stichting,
drs. B.E.C. Schreuder, tel: 03200-73911
(bur.) of 48636 (privé) (na 5/8/91).
FOOD AND AGRICULTURE ORGANIZA-
TION OF THE UNITED NATIONS (FAO)
Please note that FAO staff members are
international civil servants subject to the
authority of the Director-General and may
be assigned to any activities or offices of
the Organization.
Applications from qualified women
candidates are encouraged
ANIMAL HEALTH OFFICER (F/M)/ROME
Infectious Disease and Vaccine Control
Vacancy Announcement Nr.: 052-AGA
Duties:
Under the general supervision of the
chief, Animal health Service, and
immediate supervision of the senior
officer (Animal Virology), to be responsi-
ble for assisting member countries in the
Near East and neighbouring countries in
controlling the major infectious animal
diseases.
Particulars
Establishing specific surveillance and
reporting system. Preparing guidelines
for measures to be taken in specific
epidemiological situations. Advising on
planning an coordinating of prevention,
control, and eradication of FMD and other
main virus diseases. Advising on the
establishment of quarantine systems for
the protection of disease-free countries
and zones. Advising on specific
veterinary legislation for the control of
FMD and other serious animal diseases.
Advising on and coordinating vaccine
quality control. Performing other related
duties as required.
Qualifications:
University degree in veterinary medicine.
Postgraduate specialization in veterinary
epidemiology ( epizootiology ),
Seven years of professional experience in
the field of epidemiology of virus
diseases including experience in
vaccination procedures and laboratory
techniques used for FMD control and
other virus diseases. Experience in the
developing countries in the field of work
desirable.
Ability to draft technical reports. Ability to
establish and maintain effective working
relations with people of different national
and cultural backgrounds, knowledge of,
experience with, and willingness to use
computers and wordprocessing equip-
ment.
Working knowledge (level C) of English or
French and limited knowledge (level B) of
the other language. Good knowledge of
Arabic desirable.
Division: Animal Health Service, Animal
Production and Health Division, Agricultu-
re Department.
Duration of assignment: Fixed-term, 3
years
Grade: P 4
Closing Date: 31 July 1991
DAIRY OFFICER (F/M)/ROME
Institutional Support
Vacancy Announcement nr.: 053-AGA
Duties:
Under the overall supervision of the chief.
Meat and Dairy Service, and the general
supervision of the senior officer, Dairy
Development, to be in charge of the pro-
gramme to encourage institutional
support of the organization, training,
extension and research for milk
producers and processors.
Particulars
Planning, organizing and implementing
programmes to facilitate the effective
organization of inputs, supplies, services
and quality control programmes for milk
producers. Encouraging producer partici-
pation in effective collection, processing
and marketing systems for milk and milk
products.
Cooperating in planning and establishing
national training extension and research
institutions and programmes and in man-
power planning for the dairy sector.
Organizing and conducting scientific and
technical meetings. Performing other
related duties as required.
Qualifications:
University degree and postgraduate
specialization in agricultural or dairy
science.
Seven years of progressively responsible
professional experience in the dairy
industry or related institutions including
experience in training, extension, or
research, or programmes to enhance
producer participation in dairy
development. Working experience in
developing countries, with producer
organisations or rural development
projects is desirable.
Ability to plan, organize and evaluate
work programmes, to write clearly and
concisely and to maintain good working
relationships with people of different
national and cultural backgrounds. Skill
in the use of
modern communication techniques. Wil-
lingness to use wordprocessing equip-
ment.
Working knowledge (level C) of English,
French or Spanish and limited knowledge
(level B) of one of the other two langua-
ges.
Division: Meat and Dairy Service, Animal
Production and Health Division, Agricultu-
re Department.
Duration of Assignment: Fixed-term, 3
years.
Grade; P 4
Closing Date: 1 August 1991
ANIMAL PRODUCTION OFFICER (F/M)/
ROME
Dairy
Vacancy Announcement Nr.: 055-AGA
Duties:
Under the overall supervision of the chief.
Animal Production Service and the gene-
ral supervision of the senior officer (live-
stock Production Systems Group), to be
responsible for planning and execution of
FAO\'S work in the field of milk
production.
Particulars
Collecting and evaluating documents on
scientific and technological
developments in dairy production.
Adapting and transfering appropriate
technology to developing countries.
Assisting governments in their livestock
development programmes and in particu-
lar in dairy production. Preparing related
technical publications and FAO-policy
papers. Participating in recruitment and
technical supervision of field experts, and
in project identification, formulation and
evaluation. Maintaining contacts with
concerned scientific institutions and orga-
nizations in order to analyze and keep
abreast with scientific and technological
developments in dairy production. Per-
forming other related duties as required.
Qualifications:
University degree in agricultural or veteri-
nary science with postgraduate
specialisation in dairy production.
Seven years of progressively responsible
professional experience involving large
ruminant development programmes, and
research with special emphasis on milk
production. Experience in international
work and in different regions of the world
is desirable. Initiative and strong sense of
responsibility, the ability to work under
pressure and to write clearly and concise-
ly, .the ability to maintain effective
working relationships with people of
different national and cultural
backgrounds. Willingness to use
wordprocessing equipment.
Working knowledge (level C) of English,
French, or Spanish and limited
knowledge (level B) of one of the other
two languages.
Division: Animal Production Service, Ani-
mal Production and Health Division, Agri-
culture Department.
Duration of Assignment; Fixed-term, 3
years
Grade; P 4
Closing Date; 5 August 1991
Application forms can be obtained from:
Bureau Internationale Ambtenaren (BIA)
van RPD Advies, Postbus 20013, 2500 EA
\'s-Gravenhage, The Netherlands.
Rio de Janeiro, Brazil
18-23 August, 1991,
XVIV World Veterinary Congress, Theme;
quot;Theveterinary profession and North-South
cooperation for the benefit of mankindquot;.
Information: Congrex do Brasil, Rua do
Quividor 60 Gr, 414 20040 Rio de Janeiro
RJ. Tel.; 55.21.224.6080, telex: (621)
32891 cert br, telefax: 55.6021.231.1492.
Utrecht, The Netherlands
13 September, 1991.
Symposium quot;Livestock Production and
Healthquot;. Organized by: Committee for the
Advancement of Tropical Veterinary Scien-
ce (CATS) of the Faculty of Veterinary
Medicineof Utrecht University. Information:
Office for International Cooperation, P.O.
Box 80.163, 3508 TD Utrecht, tel.; 31.30.-
532116, telefax: 31.30.531815.
Malang, Indonesia
21-25 October, 1991.
International Seminar on quot;Livestock and
Feed Development in the Tropicsquot;. Organi-
zed by: Brawijaya University, Malang, East
Java. For information and registration; The
Secretariat of the Seminar on quot;Livestock
and Feed Development in the Tropicsquot;, Bra-
wijaya University, Kotak Pos 14, Unibraw,
Malang 65145, JawaTimur, Indonesia. Tel.:
62.341.51611, ext. 162,148; telefax:
62.341,65420; telex: 31873 UNIBRAW lA.
Antwerp, Belgium
12-13 December, 1991,
Trypanosomiasis Seminar. Organized by;
Institute for Tropical Medicine. Information:
Dr. S. Geerts, tel.: 32,3.2476262. telefax;
32.3.2161431.
Wageningen, The Netherlands
5 January - 15 February, 1992.
2 International Course on quot;Data handling
for Tropical Fisheries Management. Collec-
tion, processing and presentation of catch,
effort and biological dataquot;. Closing date: 1
October, 1991. Course fee: Dfl. 4,500.00.
Information and registration: International
Agricultural Centre (lAC), P.O. Box 88,
6700 AB Wageningen. Tel.; 31.8370.-
90111, telefax: 31.8370,18552, telex:
45888 intas nl,
Wageningen, The Netherlands
20-31 January, 1992.
International workshop; quot;Livestock Produc-
tion in Rural Development. Development of
Livestock Policiesquot;, Closing date; 15
October, 1991, Registration fee including
board and lodging: Dfl. 3,400.00. Informati-
on and registration: International
Agricultural Centre (lAC), P.O. Box 88,
6700 AB Wageningen, Tel,: 31.8370.-
90111, telefax: 31.8370.18552, telex;
45888 intas nl.
Amsterdam, The Netherlands
5 March - 5 June, 1992.
International Course in Serological Diagno-
stic Techniques. Given by: The Royal Tropi-
cal Institute and the University of Amster-
dam. The course includes; introduction,
reagent preparation, agglutination and
hemagglutination tests, gel diffusion tests,
ELISA and immunofluorescence tests, ap-
plications. Course fee Dfl. 9,500.00. Clo-
sing date: 15 January, 1992. Information
and application; Dr. E.P. Wright, Dep. of
Education and Training, Royal Tropical
Institute 63, 1092 AD Amsterdam. Tel.:
31.20.5688305 or 5688457, telefax:
31.20.5688434, telex: 15080 KIT NL.
Amsterdam, The Netherlands
15 May - 12 June, 1992.
International Course on Nucleic Acid Tech-
nology in Tropical Diseases. Given by: The
CALENDAR 1991-1992
Royal Tropical Institute, Course fee Dfl.
5,000.00. Closing date: 15 January, 1992.
Information and application: Dr, E.P.
Wright, Dep. of Education and Training,
Royal Tropical Institute 63, 1092 AD Am-
sterdam. Tel.; 31.20,5688305 or
5688457, telefax; 31.20.5688434, telex:
15080 KIT NL.
The Hague, The Netherlands
23-27 August, 1992.
12quot;\' International Congress on Animal
Reproduction (ICAR), Organized by: NIVE-
KON, Scientific programme: (1) Clinical
trends in diagnosis and therapy of repro-
ductive disorders, (2) Embryo production
and manipulation, (3) From early pregnan-
cy to neonatal period, (4) Hormonal regula-
tion, Submission of abstracts of papers
(200 words) before 1 September,1991.
Information: Congress secretary, Dr S.J.
Dieleman, NIVEKON, P.O. Box 90730, 2509
LS The Hague, The Netherlands. Tel.:
31,70,3180285, telefax; 31,70.3249-
263.
Annecy, France
October, 1992.
First International Seminar and Workshop
on non-tsetse transmitted animal trypano-
somiasis. Subjects; epidemiology,
economy, diagnosis, biochemistry,
chemotherapy etc. of I. evansi, T. vivax
and T, equiperdum. Information; Dr, L,
Touratier, 228 Boulevard President Wilson,
33000 Bordeaux, France, Tel,: 33.-
56448929,
INFORMATIEBLAD OVER VETERINAIRE ASPECTEN VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Jaargang 3, no. 5
September 1991
EQUATOR
is een uitgave van de
Faculteit Diergenees-
kunde en de Stichting
DIO
Indien onbestelbaar
gaarne retour aan het
redactie adres:
Redactie EQUATOR
Bureau Internationale
Contacten
Faculteit Diergenees-
kunde
Postbus 80.163
3508 TD Utrecht
Nederland
ISSN 0923-3334
Twee activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking met betrekking tot
de Faculteit Diergeneeskunde hebben de afgelopen tijd ruime aandacht gevraagd. Ten
eerste vond er een uitgebreide evaluatie plaats van de diergeneeskundige faculteit en
opleiding in Harare, Zimbabwe. Door de nauwe banden die er sinds zes jaar tussen de
Faculty of Veterinary Science te Harare en de Faculteit Diergeneeskunde te Utrecht
bestaan, werd ook de inbreng vanuit Utrecht aan de opleiding in Zimbabwe nauwgezet
onder de loep genomen. Het evaluatie rapport werd onlangs gepubliceerd. Reden
genoeg om de zogenaamde quot;Harare-Utrecht linkquot; opnieuw onder de aandacht van de
lezers van EQUATOR te brengen.
De tweede activiteit betrof het 2quot;\' Symposium Tropical Animal Health and Production
dat op 13 september in Utrecht werd gehouden. Het symposium trok veel belangstel-
ling. Deelnemers kwamen uit zo\'n 25 landen en waren van uiteenlopende achtergrond.
Vertegenwoordigers van donorinstanties, onderzoeksinstituten, veterinaire diensten en
internationale organisaties brachten hun beleid, prioriteiten en onderzoeksmogelijk-
heden naar voren. Een eerste kort verslag vindt u in de rubriek BIC NEWS.
En dan het beloofde tweede deel van het interview met dierenarts Peter Bastiaansen
over zijn ervaringen in Bolivia, waarin hij vertelt over en zijn kijk geeft op het ontwikke-
lingswerk van de jezuïtenorganisatie CIPCA (Centro de Investigacion de Promocion del
Campacinada). Voor hen die er de nodige jaren tropenervaring op hebben zitten zal er
menig punt van herkenning zijn; zij die er nog op uit gaan vinden er genoeg stof tot
nadenken. Wij wensen u veel leesplezier.
Nauwelijks veterinaire infrastructuur op het platteland
quot;MEESTE IN BOLIVIA OPGELEIDE
DIERENARTSEN WERKEN IN DE STADquot;
Dit is het tweede deel van het interview dat de redactie van EQUATOR had met
dierenarts Peter Bastiaansen, die zonder uitzicht op een baan naar Bolivia vertrok. Hij
zocht werk ter plaatse en kwam in eerste instantie terecht bij een melkfabriek in de
buurt van Cochabamba. In het onderstaande gesprek vertelt Peter over zijn werkzaam-
heden voor CIPCA, een katholieke organisatie die probeert kleine boeren en kolonisten
zo te organiseren dat hun levenspeil stijgt. Hoe wordt een project midden in de quot;bushquot;
opgezet en hoe is het leven in een land met extreme contrasten tussen rijk en arm, stad
en platteland en met een inflatie van 20 - 30.000% per jaar?
Wonen en werken In Bolivia
quot;Bolivia is een heel prettig land om te
wonen, de mensen zijn open, vrij gastvrij
en vriendelijk. Als je wilt, kun je daar heel
gemakkelijk goede vrienden maken, is
mijn ervaring. Met name in de steden is
alles te koop; er is stromend water, er is
licht, daar leef je als in een stad in Neder-
land.
Het leven in de campa staat in schril con-
trast daarmee. Er is niets te koop, er is
geen stromend water, er is geen licht.
Maar, toch is het ook daar heel prettig
,wonen, leven en werken.
Centro de investigaci-
on del Campesinado
(CIPCA)
Cipca is een instituut
voor plattelandsontwik-
keling, met een van
origine Rooms-Katholie-
ke signatuur. Het cen-
trum werd opgericht in
1971 en startte zijn
werkzaamheden op de
hoogvlakte van La Paz.
In de loop van de tijd
zijn de werkzaamheden
uitgebreid tot andere
gebieden, te weten
Santa Cruz, Cochabam-
ba en Charaqua.
De voornaamste doel-
stellingen zijn het bij-
dragen aan de verbete-
ring van de economi-
sche situatie van kleine
boeren, de versterking
van hun organisatie en
het versterken van de
eigen identiteit en zelf-
standigheid van deze
groep,
Na de staatsgreep door
Garcia Mesa In juli 1980
moesten de activiteiten
van CIPCA worden on-
derbroken tot medio
1982,
In deze periode werd
een nieuwe methodolo-
gie uitgewerkt, die is
gebaseerd op de ont-
wikkeling van zoge-
naamde Comunidades
de Trabajo (CDT) en
syndicalistische organi-
saties.
Een CDT is een samen-
werkingsverband op
dorpsniveau van indivi-
duele boeren en boerin-
nen, met een eigen
bestuur, Zo\'n CDT sluit
een contract met CIP-
CA, aangepast aan de
behoeften en wensen
van de deelnemers,
CIPCA draagt het risico
voor de leningen aan de
boeren en moet alleen
daarom al het produk-
tieproces goed begelei-
den, Daarnaast gelooft
CIPCA in het uitstra-
lingseffect naar de regio
van een goed functione-
rende CDT.
In ieder dorp is er ie-
mand m staat tot het
verrichten van eenvou-
dige veterinaire hande-
lingen (foto: Bastiaan-
sen).
Ik werkte de hele week in de campa; mod-
derwegen, palmbomen, noem maar op.
Hotels zijn er niet in deze streken. Wel is
er in ieder gebied een huisje dat door de
mensen van het CIPCA-project gebruikt
kan worden op doorreis. Deze huisjes zijn
zeer eenvoudig: een lemen wand met een
dak van palmbladeren. Slapen doe je in
een hangmat. Wat overigens prima slaapt!
Vaak blijf je ook overnachten bij de men-
sen in het dorp waar je op dat moment
bent. De mensen zijn zeer gastvrij en dit
leverde nooit problemen op.
In het weekend rijd je \'s ochtends weg uit
de campa, je komt om 5 uur op het vlieg-
veld bij Santa Cruz aan. Daar stap je in
het vliegtuig en je vliegt naar Cochabam-
ba. Dat Is een hele gekke ervaring. Dat
hebben we regelmatig gehad.
Een nadeel Is de hoge inflatie, maar daar
hebben wij zelf erg weinig last van gehad.
Net voor wij aankwamen bedroeg de
inflatie, zoiets kun je je niet voorstellen, 20
tot 30.000% per jaar, of nog meer. Als je
iets op de markt wilde kopen, ging je
eerst vragen wat het kostte. Vervolgens
moest je heel snel je geld gaan wisselen
en dan kon je een half uur later het ver-
langde kopen.quot;
quot;Je ziet er paleizen staan en dat is heel
frustrerend. In hetzelfde land heb je men-
sen die alles hebben en daarnaast een
boertje dat niets heeft. Daar moeten wij
dan gaan helpen. Dat is heel raar.
Een ander voorbeeld is de dierenartsen-
opleiding in Santa Cruz. Ook daar zie je
dat de studenten allemaal uit de betere
millieu\'s komen. Die gaan niet het platte-
land op, want daar is niets te verdienen.
Die blijven in de stad zitten. Ik denk dat
95% van de in Bolivia opgeleide dierenart-
sen in de stad woont en werkt. De buiten-
landse dierenartsen mogen de veterinaire
zorg op het platteland op zich nemen.quot;
quot;De doelstelling van CIPCA is de organi-
satiestructuur van de boeren te verande-
ren. De boeren zijn namelijk vrij indivi-
dualistisch. Het is steeds een eenling die
aan het knokken is. Daartegenover staan
de grootgrondbezitters.
CIPCA gaat naar een dorp en probeert de
boeren in het dorp te organiseren in een
Comunidad de Trabajo (CDT). Een CDT Is
eigenlijk een soort coöperatie. Je ziet
vaak dat een boer wat grond heeft. Het
gaat goed met hem, dus hij koopt wat bij,
koopt er nog wat bij en nog wat bij, zodat
hij op den duur een nieuwe grootgrondbe-
zitter is. De andere boeren blijven klein en
worden afhankelijk van hem. CIPCA wil
dat een CDT een stevige eenheid vormt.
Een deel van de grond wordt gezamenlijk
bewerkt en iedereen krijgt uitbetaald voor
het aantal gewerkte uren. Daarnaast heeft
ieder een stuk eigen grond.
Het is een vorm waar ik het in het begin
vrij moeilijk mee had. Ik vind dat de boe-
ren het ieder voor zichzelf moeten oplos-
sen en niet via een gezamenlijk model.
Wat ik eigenlijk bedoel Is dat die boeren
toch maar een deel van hun eigen land af
moeten staan voor gemeenschappelijk
gebruik. Maar ja, uiteindelijk werk je toch
voor CIPCA dus je moet een beetje mee-
doen.quot;
Maar zijn de boeren bereid aan dit soort
nieuwe structuren mee te werken?
quot;Die hele vorm van organisatie hebben de
Bolivianen veel sterker in zich dan bijvoor-
beeld Nederlanders. Dus CIPCA\'s filosofie
sluit wel aan bij de sociale structuur. Het
is uiteraard heel belangrijk dat je je als
eerste taak stelt naar de mensen toe te
stappen en je oor bij hen te luisteren te
leggen. Als je dit consequent doet, merk
je het resultaat In de omgang met de boe-
ren. Deze staan niet te trappelen om vol-
gens het CIPCA-model te gaan werken.quot;
quot;Ons hoofdkantoor was in Santa Cruz
gevestigd. Ik werkte in drie gebieden ten
noorden van Santa Cruz en het werkter-
rein wisselde per week. Op maandag of
dinsdag ging ik op pad en tegen het einde
van de week kwam ik thuis.
In het gebied bij Santa Cruz is de situatie
als volgt: er zijn dorpen waar veertig fami-
lies wonen. Iedere familie heeft 50 ha
grond. Het zijn kolonisten die die grond
hebben gekregen van de regering in het
kader van de landhervorming. Dat is on-
ontgonnen oerwoud. De huidige gang van
zaken is dat ieder boertje daar een halve
hectare ontgint. Het eerste jaar betekent
dit bomen kappen, platbranden, rijst zaai-
en. Na 2-3 jaar is de grond uitgeput,
groeit het oerwoud weer vol en gaat de
boer naar een ander stukje.
CIPCA bekijkt in zo\'n dorp welke grond
geschikt is om bijvoorbeeld rijst te ver-
bouwen. Er wordt besloten dat op een
gebied van laten we zeggen 10 hectare
gezamenlijk rijst verbouwd zal worden. En
op een ander gebied dat wat natter is,
bijvoorbeeld gras. Dan moeten de boeren
het er natuurlijk wel over eens zijn dat ze
de grond zo\'n 10 jaar gezamenlijk gebrui-
ken. Dat houdt in dat hun land ontgonnen
wordt, dat ze per dorp een tractor kunnen
kopen en meer van dat soort dingen. Dat
zijn voordelen die de boeren erbij heb-
ben.quot;
quot;Het is heel merkwaardig, maar als het
over ontbossing gaat, dan zijn het de klei-
ne boeren die over het 1 of 2 ha bos wor-
den aangevallen. Toen ik daar het eerste
jaar kwam, was er bijvoorbeeld langs de
weg naar San Juan, die 170 km lang is,
minstens 150 km nog niet ontbost. Het
laatste jaar is gewoon alles ontbost. Dat
doen de grootgrondbezitters en dat gaat
in één jaar! Terwijl men tegen zo\'n klein
boertje steeds zegt quot;kijk eens wat je doetquot;!
Jullie streefden ernaar de grond duurzaam
te gebruiken?
quot;Ja, dat was de opzet. We zijn onlangs
ook begonnen met het planten van bo-
men, want erosie is een ontzettend
probleem. Wij hadden het voordeel, zoals
ik al eerder zei, van de aanwezigheid van
een Engelse missie, die samen met een
lokale organisatie veel onderzoek op dat
gebied gedaan heeft. Daar ging ik nogal
eens om raad vragen. Het leuke is dat die
boeren dat dan ook weer oppikten. Die
gingen dan ook boompjes kweken en
tabak planten.quot;
quot;CIPCA was al vrij ver in de landbouwkun-
dige richting, maar had eigenlijk niets aan
de veeteelt gedaan. Ze zagen wel in, ook
door de vraag van de boeren om koeien
en schapen, dat veeteelt belangrijk is.
Toen ik er kwam hadden ze al twee of drie
jaar een mislukte oogst achter de rug. Met
veeteelt is het toch zoiets van quot;Ja, het
groeitquot;, leder jaar komt er een kalfje bij.
De veestapel is een inkomen en een reser-
vekapitaal. Daarom heeft CIPCA bij SNV
een verzoek ingediend voor een veeteler
of dierenarts.
Toen ik aankwam waren mijn eerste vra-
gen: quot;Is er een project en wat moet ik
gaan doen?quot; Het antwoord was dat ik
moest zorgen dat de koeien niet dood
gingen.
!k heb vervolgens mijn eigen project moe-
ten schrijven, in samenwerking met de
medewerkers van CIPCA en de boeren.
Het was een voordeel bij een lokale orga-
nisatie van de jezuïeten te zitten. Als een
project goed was, bleek er gemakkelijk
aan geld te komen. Je werd eigenlijk dood
gegooid met financiën. Dat is wel een
grappige ervaring. Er zit zoveel ontwikke-
lingswerk in Bolivia, iedereen wil er maar
geld instoppen. Je moet het bijna afhou-
den.quot;
quot;De boeren die deelnamen hadden de be-
schikking over een vorm van krediet. Het
geleende geld moest in 7 jaar worden te-
rugbetaald. De eerste 3 jaar hoefden ze
niets terug te betalen, behalve in het der-
de jaar de rente. Die bedroeg 3% op jaar-
basis. CIPCA had het idee dat geld weg-
geven niet werkt. Op deze manier maak je
mensen verantwoordelijk voor de investe-
ringen die er gedaan zijn.
Wij zijn begonnen voor ieder dorp dat
belangstelling had 30 koeien te kopen.
Het tweede jaar mochten ze er 30 bij
kopen en het derde jaar weer 30. Het idee
was om in 10 jaar tijd een veestapel van
100 melkkoeien op te bouwen, op een
totaal van ongeveer 300 dieren per comu-
nidad de trabajo.quot;
Verder werden lokale mensen opgeleid in
het uitvoeren van eenvoudige handelin-
gen, zoals de nageboorte verwijderen, een
koe met mastitis behandelen, vaccinatie-
programma\'s verzorgen en ontwormen. Ik
gaf meestal eens in de drie weken een
dag cursus in een gebied. Uit het hele
dorp kwamen de verantwoordelijken naar
de cursus toe. Je had praktijkvoorbeelden
zat.quot;
En iedereen kende ook zijn verantwoorde-
lijkheid binnen dat project?
quot;Ja. Er werd bijvoorbeeld afgesproken in
welke maand tegen een bepaalde ziekte
gevaccineerd zou worden. Daar maakten
zij een lijst van. Die boer heeft zoveel
koeien, dus zoveel vaccin moet je mee-
brengen. Dat werd dan in de stad gekocht
in ijs en in zo\'n dorp afgeleverd. Vervol-
gens vaccineerden die mensen zelf.quot;
quot;Hoewel de boeren alleen geïnteresseerd
zijn in melk, melk en nog eens melk en
het liefste vacas Holandesas wilden ko-
pen, ging het project uit van de quot;doble
depositoquot;, dat betekent zowel melk als
vlees. De boeren vonden een koe per
definitie een goede melkkoe als deze
zwart/wit was. Wij kozen voor genetische
diversiviteit. Zo kwam je toch uit bij de
Creolla-koeien, die gemiddeld 1 kalf per
jaar gaven en relatief veel melk produ-
ceerden.quot;
quot;De mensen waren best voor rede vatbaar.
Er was een Engels proefstation In de buurt
dat veel onderzoek gedaan had en daar
gingen we af en toe op excursie.
En er waren in zo\'n dorp natuurlijk ook
wel mensen die een Hollandse koe had-
den, en dan blijkt al snel dat dat het toch
ook niet is.quot;
quot;In de eerste jaren kochten we veel vee op
uit de streek rondom Santa Cruz. De laat-
ste jaren zijn we steeds verder wegge-
gaan, omdat we toch betere koeien wil-
den, dan de echte Creolla koeien. We
gingen tot 300 km. ten zuiden van Santa
Cruz om de koeien te selecteren.quot;
Leidde dat ook tot rasverbetering binnen
de veestapel?
quot;Ja, dat leidde zeker tot een rasverbete-
ring. Te meer daar we toch altijd een Cre-
olla stier kochten bij het proefstation.
Het was één van de doelstellingen van het
begin, een veestapel, waar van alles inzit.
Er zitten Creolla\'s in, Hollandse koeien,
Holsteins, koeien met Zebubloed. Ons
doel was de eerste vijf jaar te gebruiken
om een beetje uniform ras te krijgen, dus
zoveel mogelijk naar de Creolla\'s toe, en
in een tweede fase nog eens te kijken wat
de boeren willen. Willen ze echt naar de
melk toe, of naar het vlees en vanuit die
vraag verder selecteren.quot;
quot;Maar, in het begin hield ik mij vooral
bezig met de alledaagse dingen van vee-
houderij. Vaak omdat die mensen toch
weinig ervaring hadden, omdat ze uit een
geheel ander gebied kwamen. Het waren
vaak landbouwers, tuinbouwers of mijn-
werkers die zelf naar Santa Cruz getrok-
ken zijn. De meeste mensen kwamen uit
het Andesgebied, Mont Verzu.
Ze zijn daar weggegaan wegens grond-
gebrek of omdat de mijnen leeg waren.
Het merendeel van de mensen is quot;bergenquot;
beloofd en ze hebben inderdaad grond
gekregen, maar je merkt nu al weer dat de
regering bezig is die grond weer te ontei-
genen. Sommige kolonisten hebben zelfs
nooit officiële papieren ontvangen. Nu
alles ontgonnen is, zie je dat er groot-
grondbezitters komen die zeggen: quot;die
grond is van mijquot;. Dat worden ellenlange
processen, maar het is wel fijn te ervaren
dat men in zulke gevallen door CIPCA
wordt ondersteund, want anders blijven ze
nergens.quot;
De tweede fase
quot;Het melkveeproject bestond eigenlijk uit
2 fasen. De eerste fase was erop gericht
om melk te produceren voor eigen ge-
bruik. De volgende fase, die breekt nu
aan, is dat de boeren in dorpen waar een
overproduktie van melk is, die melk naar
een gemeenschappelijk punt brengen. Van
dat overschot wordt kaas van gemaakt die
in de stad verkocht kan worden. Ook met
het idee om vanuit dat centrale punt, je
kunt zeggen 10 dorpen hebben 1 plaats
waar de melk geleegd moet worden, de
veterinaire zorg beter te besturen. Je
zorgt dat er een apotheek komt, waar je
medicijnen gaat verkopen.
Een terugblik vanuit Nederland
quot;Het project was niet afgelopen toen we
naar Nederland teruggingen. Mijn contract
is twee maal verlengd met een jaar. De
vraag was om het nu weer met 3 jaar te
verlengen, maar... de hele tijd dat soort
werk doen..., zoals ik al zei, je bent ont-
zettend vaak van huis. Je gaat maandag
weg en komt vrijdag terug. Als je ge-
trouwd bent en je een gezin met kinderen
hebt dan wordt dat, voor het gezin met
name, steeds moeilijker.
Daarnaast denk ik moest ik voor mezelf
ook een keuze maken. Ik werkte 5 jaar in
Bolivia; 4 jaar heb ik in dat project geze-
ten. Als ik nu weer 3 jaar bijgetekend had.
waren we waarschijnlijk in Bolivia geble-
ven. Dat is eigenlijk de reden geweest om
naar Nederland terug te gaan. Maar wei
met pijn in het hart.
Een nadeel is wel, maar dat geldt niet
alleen bij SNV, dat je uitsluitend op con-
tractbasis hebt gewerkt. Na 3 of 5 jaar
kom je terug en eigenlijk heb je dan niets.
Het is weer onderaan de ladder beginnen,
wat Nederland betreft.quot;
Heeft dit werk je bevrediging gegeven?
quot;Het heeft mij veel bevrediging gegeven.
Met name omdat je ziet dat er echt een
vooruitgang in zit. De mensen waren ont-
zettend geïnteresseerd, je ziet zo\'n vee-
stapel groeien, je ziet de gezondheid van
het vee toch een stuk vooruitgaan. Je ziet
de resultaten en met name, vooral het
laatste jaar, je kunt het vrijwel niet meer
bol werken.
Ik herinner me nog heel goed dat toen ik
het eerste jaar daar kwam er praktisch
geen fiets te bespeuren was. Het tweede
en derde jaar zag ik de eerste fietsen ver-
schijnen, daarna kwamen de motoren.
Toen ik weg ging had men net een combi-
ne en een vrachtwagen aangeschaft.
Mijn mening is dat deze ontwikkeling zich
toch wel manifesteert, ondanks het feit dat
momenteel de hulp van het CIPCA-project
en van vrijwilligers aanwezig is. Zo\'n ont-
wikkeling is niet meer te remmen!quot;
Jean de Gooijer
Robert Paling
m
Op 13 september jongstleden vond het 2quot;quot;
Symposium on Tropical Animal Health and
Production plaats bij de Faculteit Dierge-
neeskunde. Het symposium dat georgani-
seerd werd door het Committee for the
Advancement of Tropical veterinary Scien-
ce (CATS) en het Bureau Internationale
Contacten werd door veel aanwezigen een
succes genoemd. De organisatoren kon-
den 127 deelnemers uit 25 landen verwel-
komen, onder wie 27 uit ontwikkelingslan-
den. Het programma gaf een aantal vee-
teelt specialisten van donorinstanties
waaronder de Wereld Bank, de Europese
Gemeenschap (EG) en het Directoraa,.
Generaal Internationale Samenwerking
(DGIS) van het Ministerie van Buitenland-
se Zaken, de gelegenheid aangepaste en
soms geheel nieuwe beleidslijnen te pre-
senteren, die bij de overige deelnemers de
nodige reacties los maakten. In het vol-
gende nummer van EQUATOR zal nader
op deze beleidsvoornemens ingegaan
worden.
Daarnaast werd door Dr. J.S. Dargie ge-
wezen op de belangrijke rol van de orga-
nisaties van de Verenigde Naties, zoals de
FAO en het IAEA, bij de introductie van
Aanmelden, kop koffie
en het weerzien van
collega\'s
(foto; De Gooijer).
nieuwe teclinieken en metlioden voor
ziektebestrijding bij de veterinaire diensten
en laboratoria in ontwikkelingslanden.
Natuurlijk kwamen ook sprekers van de
Faculteit aan het woord. Presentaties naar
aanleiding van nieuwe ontwikkelingen op
het gebied van de biotechnologie, zoals
vaccin ontwikkeling en de ontwikkeling
van nieuwe, eenvoudige en vooral goed-
kopere diagnostische testen werden met
belangstelling gevolgd. Onderzoeks- en
ontwikkelings activiteiten in samenwerking
met instituten in Zimbabwe, Yemen en
Mogambique op zeer uiteenlopende vak-
gebieden zoals bedrijfsdiergeneeskunde
voor rund- en pluimvee, integrale vleesver-
werking en fysiologie van eende-eieren en
kuikens, werden door de betrokken onder-
zoekers gepresenteerd.
Dr. W.E.A. van Beek van de Faculteit
Sociale Wetenschappen bracht de grote
sociale en culture waarden van met name
het rund onder de aandacht van het ge-
hoor; waarden die niet vallen onder de
westerse produktieparameters, maar wel
degelijk van belang zijn indien men een
duurzame verbetering in de veeteelt na-
streeft. Met een geanimeerde receptie
waar de discussies nog voortgezet wer-
den, werd deze dag afgesloten.
R.W. Paling
Diergeneeskundige opleiding Zimbabwe:
Het zesde jaar van de interuniversitaire samenwerking op het gebied van de dierge-
neeskunde tussen de University of Zimbabwe (UZ) en de Universiteit Utrecht (RUU)
loopt ten einde. Voor de betrokken faculteiten en de donor, de Europese Gemeenschap
(EG), is dit een moment voor evaluatie en bezinning. De EG gaf een adviesbureau de
opdracht de Faculty of Veterinary Science in Harare in zijn geheel te beoordelen en
daarbij met name aandacht te besteden aan het samenwerkingsprogramma met
Utrecht.
Het betreffende rapport en concept voorstellen voor een voortgezette ondersteuning
door de EG van de UZ faculteit zijn onlangs uitgebracht.
De Harare-Utrecht samenwerking
In 1986 startte de samenwerking tussen
de faculteiten diergeneeskunde van Hara-
re en Utrecht met financiële ondersteuning
van de EG. Het doel van de EG-onder-
steuning, die voorzien was in de Lomé 2
conventie, is het ontwikkelen van de vee-
teelt in de Southern African Development
Coordinating Conference (SADCC) regio.
Om dit te bereiken wordt onder andere
steun verleend aan de oprichting en het
functioneren van een veterinaire faculteit
binnen de regio. De samenwerking tussen
Harare en Utrecht is gebaseerd op een
aantal 1- en 2-jarige contracten met de
EG. De verantwoordelijkheid voor de uit-
voering van deze contracten ligt bij de
projectverantwoordelijken, de decanen
van beide faculteiten. Het Bureau Interna-
tionale Contacten speelt een sleutelrol bij
de coördinatie van de activiteiten waaraan
nagenoeg alle vakgroepen van de Utrecht-
se faculteit een aanzienlijke bijdrage leve-
ren (zie ook EQUATOR 1® jaargang no. 1).
Aan de faculteit in Harare wordt een 5-
jarig curriculum gedoceerd aan studenten
uit Zimbabwe en andere SADCC landen.
In het eerste studiejaar worden maxinnaal
30 studenten toegelaten. !n 1990 waren er
slechts 27 van de 43 wetenschappelijke
posten bezet. Deze bezettingsgraad van
63% is vrij constant en geeft direct het
belangrijkste probleem aan waarmee de
UZ faculteit te kampen heeft. De samen-
werking nnet Utrecht bracht uitkomst. Per
jaar brengen zo\'n 10 tot 15 docenten een
bezoek van 2 tot 6 weken aan Harare en
verzorgen in die periode een aanzienlijk
deel van het onderwijs op hun vakgebied.
Dit betrof onder andere anatomie, bio-
chemie, immunologie, parasitologie, pa-
thologie en ziekten van gezelschapsdie-
ren, grote huisdieren en pluimvee. Het
belang van deze inbreng vanuit Utrecht en
de bijdrage die dit onderwijs leverde aan
de opleiding van dierenartsen in Harare
blijkt uit een aantal opmerkingen en con-
clusies van de evaluatoren, die vrij ver-
taald als volgt luiden: quot;Het is een wijd-
verbreide mening dat de kwaliteit van het
onderwijs bij de veterinaire faculteit te
Harare van hoog niveau is en dat de op-
leiding behoort tot één van de beste in
Afrika. Deze kwaliteit is hoog, ondanks
een personeelstekort en het inzetten van
docenten van elders voor korte periodenquot;.
Wat betreft het samenwerkingsprogramma
wordt gesteld: quot;De ondersteuning van
onderwijs door de faculteit van de RUU
was zeer effectief bij het invullen van de
hiaten die het gevolg waren van het per-
soneelstekortquot;.
Hoewel de inzet van docenten uit Utrecht
de opleiding in Harare tot een volwaardige
veterinaire opleiding heeft gemaakt, moet
steeds weer gerealiseerd worden dat het
vullen van hiaten geen structurele oplos-
sing voor het probleem brengt; er worden
zo geen counterparts opgeleid. Wel wer-
den belangrijke bijdragen geleverd tot het
aanpassen en ontwikkelen van het curricu-
lum. Het is de verwachting dat de faculteit
van de UZ de aanstelling van jonge Zim-
babwaanse academici in het kader van
het staf-trainingsprogramma zal bevorde-
ren en dat in de komende jaren een ver-
schuiving naar een nationaal kader zal
plaatsvinden. Echter, volgens de evaluato-
ren zal het zeker tot na 2000 duren voor-
dat men een geheel nationale staf kan
verwachten.
Bij de aanvang van de samenwerking in
1986 lag de nadruk op het onderwijs. Een
enkele onderzoeker, Dr. M. Eysker, startte
toen echter al met een gemeenschappelijk
onderzoek en voorzag dat gemeenschap-
pelijk onderzoek de basis zou moeten
worden van de samenwerking. Zijn indruk
was dat als er regelmatig een beroep op
de docenten van de RUU gedaan wordt
ten behoeve van het onderwijs in Zimbab-
we, dit op den duur alleen te verantwoor-
den zal zijn als het geven onderwijs ge-
combineerd wordt met onderzoek (zie
EQUATOR 1989, V jaargang no. 2). De
belangstelling om aan onderzoek in Zim-
babwe deel te nemen groeide naar mate
de Nederlandse academici meer ver-
trouwd raakten met de omstandigheden
en hun collega\'s in Harare beter leerden
kennen.
Practisch onderwijs in
de klinische diagnostiek
legt de basis voor een
juiste diagnostiek en
therapie (foto; Otter),
Hoofdingang Faculty of
Veterinary Science te
Harare (foto; Otter).
Het begrip quot;researcii visitquot; werd geïntro-
duceerd en jaariij[lt;s worden er nu weder-
zijds enkele bezoeken afgelegd met als
hoofddoel het uitvoeren van onderzoek.
Hierbij vindt het veldwerk en een groot
deel van de laboratoriumactiviteiten in
Zimbabwe plaats. Daarnaast maken de
onderzoekers gebruik van specifieke ex-
pertise en apparatuur die in Utrecht aan-
wezig is. Gemeenschappelijk onderzoek
werd gedurende de periode 1990-1991
onder andere uitgevoerd op het gebied
van de: biochemie, farmacologie, patholo-
gie, infectieziekten, immunotherapie van
tumoren en pluimveeziekten. Om deze
belangrijke ontwikkeling verder te stimule-
ren is de EG bereid gevonden om deze
vorm van samenwerking financieel te
ondersteunen. In 1991 zijn er 14 geza-
menlijke onderzoeksprojecten in uitvoe-
ring, waarvan in de komende jaren de
quot;wetenschappelijke vruchtenquot; geplukt
moeten worden. Een verdere integratie
van de post-academische opleiding van
jonge academici in deze gemeenschappe-
lijke onderzoeksprojecten ligt voor de
hand.
De voorziening aan onderwijsmateriaal,
met name collegedictaten, dia\'s en over-
head sheets, neemt een belangrijke plaats
in in de ontwikkeling van het onderwijs in
Zimbabwe, zowel qua inhoud als qua
methodiek. Hieraan worden belangrijke
bijdragen geleverd door de Utrechtse
medewerkers. De samenwerking voorziet
tevens in de aankoop en levering van
materialen voor het onderwijs, de kliniek,
het inrichten en functioneren van laborato-
ria, de inrichting van een audio-visuele
afdeling en het opbouwen van een anato-
mie-onderwijscollectie. De introductie
door medewerkers uit Utrecht van prepa-
reertechnieken, waaronder de plastinatle-
techniek, voor anatomische specimen
heeft al geresulteerd in een unieke collec-
tie preparaten in Harare. Regelmatige be-
zoeken van een ervaren technicus uit
Utrecht hebben geleid tot een geleidelijke
verbetering in het onderhoud van de ap-
paratuur in Zimbabwe.
De Faculty of Veterinary Science in Harare
heeft zich in een periode van 10 jaar een
vooraanstaande positie verworven op het
gebied van het veterinaire onderwijs op
het Afrikaanse continent. Op menig ge-
bied doet de kennis van de afgestudeerde
dierenarts in Harare niet onder voor die
van zijn Europese collega. Voor een deel
is dit te danken aan de samenwerking
tussen Utrecht en Harare van de laatste 6
jaar en wel met name aan de inzet en het
enthousiasme van de Utrechtse docenten
en de kwaliteit van het door hen verzorg-
de onderwijs. Naast het op doen van
onderwijs ervaring in een andere en En-
gelstalige omgeving, heeft menigeen we-
tenschappelijke contacten gelegd die in
de komende jaren verder ontwikkeld zui-
len worden en waarvan de resultaten een
belangrijke bijdrage kunnen gaan leveren
aan de verdere ontwikkeling van de oplei-
ding van de Zimbabweese dierenartsen en
onderzoekers. Hierbij is echter externe
financiële ondersteuning onontbeerlijk.
Een eerste stap in de goede richting is de
aanbeveling van de evaluatoren aan de
EG om de steun aan de veterinaire facul-
teit te Harare en het samenwerkingspro-
gramma voort te zetten.
R.W. Paling
-ocr page 53-VACATURES INTERNATIONALE
SAMENWERKING
In deze rubriek worden vacatures opgenomen die door de redactie als mogelijk
interessant voor Nederlandse dierenartsen worden aangemerkt. Naast vacatures die
zullen worden overgenomen uit: Vacatureblad Internationale Samenwerking, Vacature-
blad Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Tijdschrift voor Diergeneeskun-
de, Veterinary Record, INFRO Internationale Vacature Lijst, Opportunities, etc. zal er
plaats zijn voor personeelsadvertenties. Voor nadere inlichtingen omtrent de geboden
functies dient men zich direct tot de instelling of onderneming te wenden.
INTERNATIONAL LABORATORY FOR
RESARCH ON ANIMAL DISEASES
(ILRAD)
The International Laboratory for Research
on Animal Diseases, based in Nairobi,
Kenya is a member of the Consultative
Group on International Agricultural Re-
search with the mandate of developing
economically improved methods for the
control of livestock diseases. Currently
research focuses on immunological and
genetic means of control of African trypa-
nosomiasis and immunological control of
the theilerial disease. East Coast fever.
Livestock disease research is supported
by a programme of socio-economic re-
search and both programmes are integra-
ted with a programme of collaborative
research, information dissemination and
training.
VETERINARY EPIDEMIOLOGIST/NAIROBI
Duties:
ILRAD wishes to recruit a veterinary epide-
miologist to join the Trypanosomiasis
Programme. The successful candidate will
be responsible to the Head of the Trypa-
nosomiasis Research Programme for
leadership of research In the epidemiology
of trypanosomiasis which will enhance the
capacities of national organizations to
assess the impact of trypanosomiasis in
domestic livestock and to improve and
sustain the control of trypanosomiasis.
Research projects focus on the develop-
ment, validation and application of new
diagnostics based both on monoclonal
antibodies and nucleic acid probes, the
development, validation and application of
improved assays for drug levels in domes-
tic livestock and drug resistance in trypa-
nosomes, relevant aspects of host-parasi-
te interactions and trypanosome genetics.
The programme leader will be expected to
integrate the results of both field and
laboratory based research, including
collaborative studies with other internatio-
nal and national organizations, into strate-
gies which will lead to the improved con-
trol of animal trypanosomiasis.
Qualifications:
Applicants will have a doctoral degree in
an area of veterinary epidemiology, an
interest in livestock disease control and
proven ability to interact with scientists
carrying out advanced research in a multi-
disciplinary framework. Candidates should
have wide experience In veterinary epide-
miology, an understanding of techniques
in biotechnology as they apply to
collection of epidemiological data and
experience in the application of computer
models and geographic information
systems in the analysis of epidemiological
data. Preference will be given to
applicants who are bilingual in English
and French.
Conditions:
The salary and benefit package are com-
parable to those offered by similar Interna-
tional Organizations, and includes allow-
ances for first arrival, housing, education,
commutation, and home leave as well as
provisions for pension and insurances.
Applications:
Applications with CV and the names and
addresses of three references should be
sent to: The Chief Personnel Officer, P.O.
Box 30709, Nairobi, Kenya. (Telex: 22040,
telefax: 254.2.593499, Email: BT TYM-
NET CGI017) not later than November 15,
1991 or until a suitable candidate has
been identified.
ILRAD Is an equal opportunity employer.
(Overgenomen uit: The Veterinary Record
September 7, 1991).
STICHTING AFGHANISTAN COMITÉ
NEDERLAND
HERHAALDE OPROEP
EQUATOR is een uit-
gave van het Bureau
Internationale Contac-
ten van de
Faculteit Diergenees-
kunde en de Stichting
Diergeneeskunde in
Ontwikkelingssamen-
werking.
Redactie
J.H.A. de Gooijer
(eindredacteur)
Drs. M.F.M. Langelaar
Dr. R.W. Paling
(hoofdredacteur)
Drs. A.J. de Smit
Lay out
H. Halsema
Druk
OMI/Grafisch Bedrijf
Redactie-adres
Faculteit Diergenees-
kunde
Bureau Internationale
Contacten
Yalelaan 1
Postbus 80.163
3508 TD UTRECHT
Tel.: 31.30.532116
Fax: 31.30.531815
EQUATOR verschijnt 6
maal per jaar, waarvan
3 nummers in het En-
gels.
Voor informatie en kopy
kunt u zich richten tot
de redactie.
Het abonnement is gra-
tis.
Opzeggingen of naam-
en adres wijzigingen
aangeven op de adres-
band en deze retourne-
ren aan het redactie-
adres.
MEDEWERKER, VERANTWOORDELIJK
VOOR MONITORING EN BELAST MET
LOGISTIEKE ACTIVITEITEN/ PESHAWAR,
PAKISTAN
Project informatie:
Onder verantwoordelijkheid van de Stich-
ting Afghanistan Comité Nederland, wordt
in Peshawar, Pakistan, een veterinair trai-
ningsproject gericht op Afghanistan uitge-
voerd. In de bijna drie jaar dat het project
nu loopt, zijn reeds meer dan 100 parave-
terinairen opgeleid en uitgezonden naar
Afghanistan.
Taak:
Begeleiding en controle van het binnen
Afghanistan uitgevoerde veldwerk, alsme-
de het uitvoeren van epidemiologische
surveys.
Voorwaarden:
Uitzending vindt plaats op basis van een
Malang, Indonesië
21-25 oktober 1991.
International Seminar on quot;Livestock and Feed De-
velopment in the Tropicsquot;. Georganiseerd door:
Brawijaya University, Malang, East Java. Informa-
tie en registratie: The Secretariat of the Seminar
on quot;Livestock and Feed Development in the
Tropicsquot;, Brawijaya University, Kotak Pos 14,
Unlbraw, Malang 65145. Jawa Timur, Indonesië.
Tel.: 62.341.5161 1, ext. 162,148; telefax: 62.-
341.65420; telex: 31873 unibraw ia.
Antwerpen, België
12-13 december 1991.
TrypanosomiasisSeminar. Georganiseerddoor: In-
stituut voor Tropische Geneeskunde, Nationale-
straat 155, B-2000 Antwerpen, belgië. Informatie:
Dr. S. Geertstel.: 32.3.2476262, telefax: 32.-
32161431
Wageningen, Nederland
20-31 januari 1992.
International workshop: quot;Livestock Production in
Rural Development. Development of Livestock
Policiesquot;. Aanmelden voor 15 oktober 1991.
Informatieen aanmelding: InternationaalAgrarisch
Centrum (lAC), Sektie O.C.C., Postbus 88, 6700
AB Wageningen, Nederland. Tel.: 31.8370.-
90111, telefax: 31.8370.18552, telex: 45888
intas nl,
Nairobi, Kenya
15 februari-2 maart 1992.
International workshop: quot;Village Animal health-
carequot;. Georganiseerd door: Intermediate Tech-
nology Development Group. Programma: Bezoe-
ken aan health care projects in Kenya; Case
studies over projecten in andere landen; Parti-
pative training techniques, data collectie en pro-
ject planning. Informatie: John Young, ITDG,
Myson house. Railway Terrace, Rugby, 2CV21 3HT
contract voor een termijn van een jaar met
mogelijkheid van verlenging. Salariëring
overeenkomstig In Nederland gebruikelijke
overheidsnorm.
Vereist:
De voorkeur wordt gegeven aan een afge-
studeerd dierenarts; afgestudeerden In
richting Tropische Veehouderij worden
ook verzocht te reflecteren.
Het computermatig kunnen verwerken van
databestanden strekt zeer tot aanbeveling.
Sollicitaties en inlichtingen:
Schriftelijke reacties binnen 14 dagen na
het verschijnen van dit blad aan het Be-
stuur van voornoemde Stichting, Graven-
straat 8, 1012 NM Amsterdam.
Voor vragen op veterinalr-technisch terrein
kunt u zich telefonisch richten tot de vete-
rinair-adviseur van de Stichting, drs.
B.E.C. Schreuder, tel: 31.3200.73911
(bur.) of 31.3200.48636 (privé).
AGENDA 1991-1992
United Kingdom. Tel.: 44.788.560631, telefax:
44.788.540270.
Annsterdam, Nederland
5 maart - 5 juni 1992.
International Course in Serological Diag-nostic
Techniques. Georganiseerd door: Koninklijk
Instituut voor de Tropen (KIT) en de Universiteit
van Amsterdam. De cursus omvat: introduction,
reagent preparation, agglutination and hemag-
glutination tests, gel diffusion tests, ELISA and
immunofluorescence tests, applications. Cursus
kosten: Dfl. 9,500. Sluitingsdatum: 15 januari
1992. Informatie en aanmelding: Dr. E.P. Wright,
Dep. of Education and Training, Royal Tropical
Institute, Mauritskade 63, 1092 AD Amsterdam,
Nederland. Tel.: 31.20.5688305 or 5688457,
telefax: 31.20.5688434, telex: 15080 kit nl.
Den Haag, Nederland
23-27 augustus 1992.
12*\'\' International Congress on Animal Repro-
duction (ICAR). Georganiseerd door: NIVEKON.
Wetenschappelijk programma: Clinical trends in
diagnosis and therapy of reproductive disorders;
Embryo production and manipulation; From early
pregnancy to neonatal period; Hormonal regulati-
on. Informatie: Congress secretary. Dr. S.J. Diele-
man, NIVEKON, Postbus 90730, 2509 LS Den
Haag, Nederland. Tel.: 31.70.3180285, telefax:
31.70.3249263.
Yamoussoukro, Ivoorkust
14-19 September 1992.
7quot;^ Conference of the Association of Institutes for
Tropical Veterinary Medicine (AITVM) quot;Livestock
production and diseases in the tropicsquot;.
Informatie en inschrijfformulieren: Bureau Interna-
tionale Contacten, Faculteit Diergeneeskunde,
P.O. Box 80.163, 3508 TD Utrecht, Nederland. Tel.
( 3130)532116, Fax ( 3130)531815.
Volume 3, no. 6
November, 1991
EQUATOR
is published by the
Office for Internatio-
nal Cooperation of
the Faculty of Veteri-
nary Medicine of
Utrecht University
and the Foundation
DIO.
If undeliverable please
return to:
Editor EQUATOR
Faculty of Veterinary
Medicine
Office for International
Cooperation
P.O. Box 80.163
3508 TD Utreciit
the Netherlands.
ISSN 0923-3334
The November issue of EQUATOR brings
you more news about the on-going re-
search activities within the context of the
interuniversity link between the veterinary
faculties of the University of Zimbabwe
and Utrecht University. Parasitologists of
both institutes have worked together since
1986. In 1989 it was decided that scien-
tists from both faculties would supervise
the thesis work at the Department of Para-
clinical Veterinary Studies in Harare of a
recently graduated student in biological
sciences.
A research project, following the quot;sand-
wich methodquot; was designed. In 1989 Mrs.
Doreen Moyo came to Utrecht to gain
experience in several techniques used in
immunological studies of helminth infec-
tions. Then she collected samples of cat-
tle and dogs, performed most tests and
wrote the draft of her thesis for the Master
of Philosophy degree of the University of
Zimbabwe, in Zimbabwe. Now she is back
in Utrecht for discussions and termination
of her manuscript. EQUATOR spoke with
Mrs. Moyo about her research and visits
to the Netherlands
Your attention is also asked for a first
traineeship of a student in medical biology
in the tropics organized by the Faculty of
Veterinary Medicine. Miss Muller Kobold
went to the Institut d\'Elévage et de Médi-
cine Vétérinaire des Pays Tropicaux
(lEMVT) laboratory in Guadeloupe in the
Caribbean Basin. Her experience shows
that a well prepared student, whose main
interests and skills are in laboratory tech-
nologies in relation to disease, can do an
interesting traineeship in the tropics. Cer-
tainly this success will encourage more
students to look for possibilities for a
training period on a biomedical subject in
the tropics.
Those of you interested in the recent
developments in tropical animal health
and production will find more information
about the next AITVM meeting which will
be held in Yamoussoukro in ivory Coast
on 14-19 September, 1992. The main
topic will be the contribution of livestock
production to sustainable agriculture in
the tropics
FROM THE EDITOR
RESEARCH COLLABORATION BETWEEN
HARARE AND UTRECHT SUPPORTS
ZIMBABWEAN STUDENT ON HER WAY TO
A MASTERS DEGREE
The interuniversity link between the veterinary faculties of the University of Zimbabwe and
Utrecht University exists since 1986. At first the main objective of the link was to provide
assistance with the teaching of the Zimbabwean veterinary curriculum. Gradually the interest
for research cooperation increased on both sides. Joint research projects were started on
several subjects. On the first of September, 1991, Doreen Moyo arrived in Utrecht for a 3-
month visit to finish the writing of her Master of Philosophy thesis and to do some additional
experiments. This is the second time Doreen stays in the Netherlands. The editor of
EQUATOR spoke with her about her research interests, parasite infections of cattle in
Zimbabwe and the development of women in Zimbabwe.
Backgroundnbsp;A-levels in 1985, I entered the University of
quot;I was born in Bulawayo, the second-largest Zimbabwe in 1986 for a BSc in biological
city in Zimbabwe in 1965. After I reached my sciences. I majored in parasitology and
EQUATOR is published
bimonthly.
The March, July and
November issues of
EQUATOR are published
in English.
For all information, copy
and subscriptions plea-
se contact the editor.
Subscription is free of
charge.
For changes in address
and termination of sub-
scription please return
the corrected label to
the editorial office.
EQUATOR is a periodi-
cal of the Office for
International Coope-
ration of the Faculty of
Veterinary Medicine of
Utrecht University and
the Foundation for Vete-
rinary Science in Deve-
lopment Assistance
quot;DIOquot;.
Editorial board
J.H.A. de Gooijer
(incl. production)
M.F.M. Langelaar MSc
R.W. Paling DVM PhD
(editor-in-chief)
A.J. de Smit MSc
Lay out
H. Halsema
Printed by
OMI/Grafisch
Bedrijf
Editorial Office
Faculty of Veterinary
Medicine
Office for International
Cooperation
P.O. Box 80.163
3508 TD UTRECHT
The Netherlands
Tel.: 31.30.532116
Fax: 31.30.531815
microbiology. I got my degree in 1988. Then
I was offered a place to study for a Master of
Philosophydegreeinveterinaryparasitology.
The research I was involved in was on
Toxocara canis and Toxocara vitulorum.
These are ascarids. I took it up in 1989.quot;
Was that also the time you were selected to
come to the Netherlands for a training?
quot;In Zimbabwe there was no one to teach me
the methods that I was supposed to use. That
is why I came to the Parasitology section in
Utrecht on the interuniversity link, to learn
these techniques.
I was taught to do the ELISA and elec-
trophoresis by Dr. Wim Hendrikx and
Marianne van Leeuwen. She is a technician in
the Parasitology section.
I also went to the RIVM, where I did some
experiments on mice. In Zimbabwe I had
problemswith embryo hatching. Some of my
Toxocara vitulorum eggs did not become
fully embryonatic. At RIVM they taught me a
more reliable method.quot;
Parasites in cattle in Zimbabwe
quot;I can say that the cattle are infected with
ascarid parasites like Toxocara vitulorum,
which is thought to be focal in nature. These
foci are supposed to be in the wetter areas of
the country, in the highveld. Furthermore, the
cattle are infected with parasites like
Haemonchus, some of the Trichos-
trongylus species, Strongyloides and ot-
hers. The cattle are heavily infected during
the rainy season.
And then there is Toxocara canis, which is
in dogs. It is a common parasite.quot;
There have been some investigations on the
nematode pressure in the big farms. Dr.
Maarten Eysker from the Parasitology
section stated once that to his opinion
people in Zimbabwe used to many anthel-
mintics. Do you think it necessary to treat the
animals with anthelmintics?
quot;Usually the commercial farmers treat the
animals twice a year. But, according to the
results of their research. Dr. Eysker and Prof.
Pandey concluded that it is not necessary to
treat the animals that often. I also think that
the infections are not very significant. It might
be a waste of money to buy anthelmintics.
But, their study was done only on two farms;
the results from farms in different areas might
be different, because the climate in Zim-
babwe can be very humid or dry. So it
depends on the part of the country where the
research was done.quot;
Differences between commercial farms
and communal lands
quot;On the commercial farms I can say that they
use other breeds of cattle than in the
communal lands and there is no over-
crowding of animals. Here the animals are
usually treated. I can say they have money to
do that. In the communal lands, the animals
are overcrowded and they mix freely with
animals from the neighbouring farms. They
are not housed separately and there is free
grazing in the communal lands. The farmers
never treat their animals. This is because of
lack of money or lack of knowledge about
parasites.quot;
Would you advice the government to start
investigations in order to be able to inform
the farmers how to keep their animals?
quot;Yes, and I think more research should be
done in the communal land animals to see if
treatment is needed. Because until now,
nothing has been done.quot;
Do you intend to start up research yourself?
quot;Yes, 1 intend to do some research, but on
donkeys in the highveld this time. Not much
has been done, but Prof. Pandey and Dr
Eysker did some preliminary studiesand they
found that the donkeys are heavily infected
(see references).
To my opininion they used a small sample
size. The main aim of the studies I am going
to do is to see how infections are like in
donkeys and if treatment is warranted, using
a larger sample size.quot;
A second visit to the Netherlands
quot;As my main supervisor Prof. Pandey went
away one and a half year ago, I had to do the
research on my own, supervised by Prof. Hill
and Dr. Obwolo. But they are not parasitolo-
gists. The main aim of my second visit Is to
contact other parasitologists. I am guided
now by Dr. Hendrikx and Dr. Buys from the
RIVM.
And besides finishing my thesis I do some
extra experiments. In Zimbabwe we do not
have a lot of sophistocated equipment. So I
could not do all experiments there, or if I
could do them they were not all that good.
Therefore, I have to repeat them here, like the
electrophoresis and the blots.quot;
Are there possibilities to Introduce those
techniques and the necessary equipment in
Zimbabwe?
quot;Yes, that is possible. We got some electro-
phoresis apparatus through the inter-
university link, but it has not been used a lot
because there are some parts missing. Dr.
Rutten, when he was in Harare, discovered
that some parts were missing. He arranged
for those parts to be ordered through the
link.quot;
One of the issues in recent Dutch develop-
ment cooperation is the emphasis on the
development of women, in African countries,
for instance. What is your opinion on this
subject?
quot;I think it might work. But, for instance in the
veterinary faculty of the University of
Zimbabwe there are about 5 girls out of
maybe 500 students. The women population
is low. If women education was promoted,
more women might be encouraged to pick
up studies.quot;
Can you think of some reasons for this low
participation of women in the higher
education in Zimbabwe?
quot;They are allowed to study, they have all the
opportunities. I think the study for a
veterinary degree takes a long time. It is five
years as compared to other degrees, which
take three years. And women traditionally
were not used to work with animals. That was
the mens\' treat. Women traditionally work on
the land and in the household.
Another pressure Is that they want to get
married early.
But things are changing. Women nowadays
are taking up jobs, so I am sure that maybe in
the next ten years there will be more women
doing research.quot;
quot;I can get a job within the University of
Zimbabwe doing research, or I can work for
the government. There is also a research
institute. Or I can work for a company in
veterinary chemicals. But I might be working
for the university next year, doing a project,
supported by the Commonwealth
Agricultural Bureau, on donkey parasites in
Zimbabwe. After that I hope to stay within the
University of Zimbabwe, because I am
interested in doing research.quot;
quot;I was not used to the cold weather. In
Zimbabwe the mean temperature is about 25
degrees centigrade. On the other hand It was
a good experience, because I saw how other
people live. The people here are very helpful.
For example everybody in the Parasitology
section helped me a lot with my research.
Of course this is a different country. I can say
that transport is not a problem compared to
Zimbabwe. You can buy almost everything
that you want in the shops. Prices are almost
the same, but beef is more expensive here. In
general life here Is quite nice, but Zimbabwe
is home and I miss home.quot;
quot;I think the link is quite good. Many people
have benefitted from it. For instance the
technicians have learned new techniques. It
would be good if the link continued for the
next five years.quot;
Jean de Gooijer
References
Pandey, v.S. and Eys-
ker, M. (1988). Parasites
of tliestomacli in don-
keys of tiie highveld of
Zimbabwe. Veterinary
Quarterly 10: 246-248.
Eysker, M. and Pandey,
V.S. (1989). Small stron-
gyle infections in don-
keys from the highveld
in Zimbabwe. Veterinary
Parasitology 30: 345-
349.
Pandey, V.S. and Eys-
ker, M. (1989). Stron-
gylus vulgaris in don-
keys from the highveld
in Zimbabwe. Veterinary
Parasitology 32: 173-
179.
Pandey, V.S. and Eys-
ker, M. (1990). Internal
parasites of donkeys
from the highveld of
Zimbabwe. Zimbabwe
Veterinary Journal 21 :
27-32.
Modern biochemical and
immunological techni-
ques are used for testing
samples in Harare and
Utrecht (photo: De
Gooijer)
UTRECHT RESEARCHER HONOURED BY
THE UNIVERSITY OF INDONESIA
On 1 October, 1991 Prof.Dr.lr. Anton 0.
Beynen was appointed as guest professor
in experimental nutrition at the Faculty of
Medicine of the University of Indonesia in
Jailt;arta. Since 1988 Prof. Beynen closely
cooperates with the University of Indo-
nesia in the field of nutritional research.
Prof. Beynen was the co-promotor of Mrs.
Susilowati Herman, who recently received
her PhD degree with honours. Her thesis
was based on the study of the influence of
fish oil in food on lipid metabolism. At the
moment two other Indonesian PhD-stu-
dents prepare their thesis under the su-
pervision of Prof. Beynen.
GUADELOUPE: UNIQUE EXPERIENCE FOR
STUDENT IN MEDICAL BIOLOGY
The Faculty of Veterinary Medicine has a shared responsibility for the education of medical
biologists at Utrecht University. The Department of Infectious Diseases and Immunology
provides training in veterinary parasitology and tropical diseases for these students. A
practical training on individually selected topics is part of the 4 year curriculum. Student
Anneke Muller Kobold became interested in the recent developments at this department
concerning new techniques for the diagnosisofCowGfr/arum/nanf/i/m. An organism which
causes heartwater in ruminants in Africa and on various Caribbean islands. Because of the
on-going research cooperation between the Utrecht Faculty of Veterinary Medicine and the
Institut d\'Elévage et de Médicine Vétérinaire des Pays Tropicaux (lEMVT) in Guadeloupe, an
opportunity was created for Anneke to perform, probably as the first student in medical
biology, her practical study on a tropical disease under tropical conditions. After her return
to Utrecht she wrote down some of her experiences for EQUATOR.
My student traineeship
During the first half of 1991 I worked as a
trainee at the Institut d\'Elévage et de
Médicine Vétérinaire des Pays Tropicaux
(lEMVT) in Guadeloupe. Although a trai-
neeship abroad is not obligatory for my
study in medical biology, I had the opi-
nion that working in a laboratory abroad
would be a useful experience for later.
The month preceding my departure I was
trained at the Department of Infectious
Diseases and Immunology in Utrecht,
supervised by Dr. Frans Jongejan. I was
ready to go...
Gouadeloupe
Guadeloupe is one of the bigger islands of
the Lesser Antilles, consisting in fact of
two islands separated by a salty river.
Those islands are remarkably different
from each other; Grande Terre is small
(560 kmquot;), dry, flat and more important,
because of Pointe-à-Pitre as business
centre and it\'s airport. Basse Terre, howe-
ver is higher (with the volcano La Sou-
frière), bigger (800 knf) and much gree-
ner because of the large rainforests that
cover the slopes of La Soufrière. Basse
Terre shows lots of little rivers and beauti-
fui paradisiacal falls and basins on places
where nobody would expect them. This
explains Guadeloupe\'s surname quot;île de
l\'eauquot;. As Basse Terre is characterized by
it\'s bananaplantations, Grande Terre is
mainly characterized by it\'s sugarcane
(rum) and cattle (mainly Zebu cross-bred).
Guadeloupe has about 330,000 inhabi-
tants and on it\'s satellite islands (St. Mar-
tin, St. Barthélémy, Marie Galante, Les
Saintes and La Désirade) there live an
additional 30,000 people. The Creole
culture is a mixture of several cultures.
One of them is the Indian culture, intro-
duced by the Indians, who came as cheap
workers to the Antilles after the slavery
was abolished. With their culture, the
Indians introduced their religion. Nowa-
days there are still several Hindustan
temples to be found on the island.
When I arrived at the airport in Pointe-à-Pitre,
it was raining.quot;The last rains of the wet sea-
sonquot; that\'s what I was told, but it continued to
rain long after the dry season officially had
started. quot;A bad yearquot; they said. For me it was
not, I enjoyed every minute of it!
Guadeloupe itself seemed hardly recovered
from quot;Hugoquot;, the hurricane which swept over
Guadeloupe in 1989 and left a lot of damage.
Guadeloupe may praise itself lucky to be a
Department of France (the common langua-
ge is French) and not independent. For in-
stance, when you compare Guadeloupe with
Dominica (a neighbouring British Common-
wealth island and independent) it is obvious
ATLANTIC OCEAN
PORTO RICO
0 GUADELOUPE
^ DOMINICA
CARIBBEAN SEA
that Dominica really is poor and can be con-
sidered as a developing country. Some
people on Dominica even regret being inde-
pendent. On the other hand there are people
who wish that Guadeloupe also becomes
independent.
Almost every Guadeloupian is quot;farmerquot;. Most
of them have one or two cows, sheep or
goats, tied up with a chain to a pin in the
ground. Only big farmers have pastures, but
sometimes even then the animals are tied up
to a pin in the ground. Dairy farming is rare,
most of the animals are kept for meat pro-
duction. There are two legal slaughterhouses
on Guadeloupe. But even these are not well
organized. Illegal slaughtering does occur.
The lEMVT is located in Prise d\'Eau, Dom-
aine Duclos, together with the INRA (Institut
National de Recherche Agronomique) and
works closely together with quot;Zootechniequot;,
one of INRA\'s stations. Topics of research
are, among others, dermatophilosis, heart-
water (or cowdriosis) and several other tick-
associated diseases of livestock. At the
lEMVT 1 worked closely together with Dr.
Dominique Martinez, who also arranged
living accommodation for me at Maison
d\'Hôte (guesthouse of the I NBA). There I met
several other students, most of them French,
with whom 1 spent most of my weekends.
My work at the lEMVT was to find out, by
using serological tests for the detection of
antibodies, on which islands in the Caribbe-
an heartwater is present. Heartwater is a tick-
borne disease of ruminants, caused by the
rickettsia Cowdria ruminantium. Mortality
can be up to 70% for susceptible animals. In
the Caribbean Basin the tick and the disease
are spreading. Tliere is evidence tliat the
migration of the cattle egret {Bubulcus
ibis) is an important factor in the dis-
semination of the tick. Although heartwater is
not a real problem in the Caribbean
(dermatophilosis is a much bigger problem)
it is important to know the spread of the
disease because of its threat to the American
mainland.
I was told that everything that can go wrong,
will go wrong in the tropics. Well, I can
confirm that! It took me about two months
before I could really start my survey. What
went wrong, we really still don\'t know for
sure. But anyway, I managed to screen sera
from animals from most of the islands and I
came up with some surprising results.
Animals on more islands than expected were
found positive, some islands even with high
prevalence percentages. More details can be
found in a hopefully soon to be published
article.
From this traineeship I learned a lot. Apart
from the language I learned of course several
laboratory skills. I learned also that one can
do research in several different ways, with
the same results. One does not need always
advanced materials, as I was used to use at
Utrecht University. The relatively less
sophisticated laboratory in Guadeloupe
offers the same possibilities as Utrecht. What
one needs is imagination and creativity. I
learned to use those. This traineeship got me
interested in protozoology and tropical
animal diseases and I decided to make this
traineeship my principal subject. There is still
a lot of work for medical biologists in the
tropics or elsewhere and I think there always
will be. Who knows, perhaps, one day, I will
get in touch with Guadeloupe a second time,
then professionally?
Anneke Muller Kobold
INTERNATIONAL CONFERENCE OF
THE AITVM ON LIVESTOCK PRODUC-
TION AND DISEASES IN THE TROPICS.
Animal production as an essential part
for sustainable agriculture
Yamoussoukro, Côte-d\'Ivoire
14-19 September, 1992.
The Association of Institutions of Tropical
Veterinary Medicine (AITVM) is composed
of institutes which are specifically engag-
ed in education in tropical animal health
and production at all levels, in research
and in promotion of livestock develop-
7th AITVM CONFERENCE
ment. The activities of the Association are
organized by a Standing Committee con-
sisting of representatives from eleven
countries.
Amongst others, the Association has orga-
nized six international conferences on
tropical health and production: in Scot-
land (Edinburgh, 1973), in West-Germany
(West-Berlin, 1976), in Kenya (Nairobi,
1980), in USA, Florida (Kissimmee, 1983),
in Malaysia (Kuala Lumpur, 1986) and in
the Netherlands (Wageningen, 1989).
The 1992 Conference is focused on the
sustainability of aninnal production and
mainly on the essential role of animal
production for the sustainability of agricul-
tural production systems.
The main problems of the future develop-
ment of animal production and Its sustain-
ability will be discussed in six workshops.
It is hoped that they will contribute to a
reliable base for effective planning and
operation of livestock and animal health
improvement as separate projects or
Integrated with agricultural development
projects in the future.
It is expected that the Conference will
provide as usual an effective forum for
scientists of tropical animal health and
production and for personalities from
developing and developed countries. This
will link together the efforts for an integra-
ted approach to promote animal health
and production within the aspired socio-
economic context. The conference will
offer the opportunity for information on
new developments, for problem analysis,
for identification of requirements for future
strategies and concepts and for exchange
of experiences and proposals between
representatives from developing countries,
agencies for technical cooperation and
scientists.
The invited participants of the Conference
will include official representatives from
tropical countries, major funding agen-
cies, bilateral and international agencies
and regional organizations for animal pro-
duction and health in tropical regions.
Conference languages will be English and
French with simultaneous translation.
* First plenary Session (one day)
Plenary sessions with papers of invited
speakers on the following topics:
-nbsp;Animal production in Africa,
-nbsp;Animal production in Côte-d\'IvoIre,
-nbsp;Privatization of animal production servi-
ces,
-nbsp;Animal production for sustainability of
agriculture (preservation of environment
and soil fertility; economics: risk avoi-
dance, additional income and employ-
ment).
* Workshops (two days)
Each of the six workshops will be introdu-
ced by brief communications and posters.
There will be three concurrent workshops
each day on:
-nbsp;Privatization: which kind of training?
-nbsp;Pig and Poultry production: backyard or
Intensive production?
-nbsp;Small ruminants: what kind of strategy?
-nbsp;What kind of animal health strategy ac-
cording to the production systems?
-nbsp;Animal production and preservation of
environment.
*nbsp;Excursions (one day)
( In addition, excursions could be organi-
zed before or after the Conference).
*nbsp;Final plenary session (one day)
Discussion of the reports and proposals
for policies and strategies.
The organizers and the Standing Commit-
tee will approach relevant agencies for
sponsoring of partlciparvts from develo-
ping countries.
Registration forms for participation can be
obtained from the Office for International
Cooperation, Faculty of Veterinary Medici-
ne, P.O. Box 80.163, 3508 TD Utrecht,
The Netherlands. Tel. 31.30.532116,
telefax: 31.30.531518.
VACANCIES INTERNATIONAL COOPERATION
This section contains vacancy announcements which the editorial board considers to be of possible interest to
Dutch veterinarians. Besides vacancies that will be taken from quot;Vacatureblad Internationale Samenwerkingquot;,
quot;Tijdschrift voor Diergeneeskundequot;, quot;Veterinary Recordquot;, quot;INFRO, internationale vacature lijstquot; and quot;Opportunitiesquot;,
there will be room for personnel advertisements. For further information one is requested to apply directly to the
institution or company.
DIRECTORAAT GENERAAL
INTERNATIONALE SAMENWER-
KING
ASSISTENT-DESKUNDIGEN
Bilaterale (assistent-)deskundlgen
zijn in projecten in teamverband
werkzaam. Daarbij werken zij samen
met lokale deskundigen. De uit te
zenden bilaterale (assistent-)deskun-
digen sluiten een arbeidsovereen-
komst met de minister voor Ontwik-
kelingssamenwerking.
De assistent-deskundigenprogram-
ma\'s bieden recent afgestudeerden
aan universiteit en hogeschool de
mogelijkheid om een eerste werker-
varing op te doen alsmede een
bijdrage te leveren aan ontwikke-
lingsrelevante multilaterale/bilaterale
activiteiten.
De uitzending duurt over het alge-
meen 4 jaar. Na een eerste uitzen-
ding van 2 jaar volgt overplaatsing
naar een ander project.
Van kandidaten voor de assistent-
deskundigenprogramma\'s wordt een
voltooide universitaire of HBO-oplei-
ding gevraagd. Algemeen geldt dat
kandidaten met een voor de discipli-
ne relevante werkervaring van meer
dan 5 jaar niet meer voor uitzending
via deze programma\'s in aanmer-
king kunnen komen.
Voor de vervulling van onderstaan-
de vacature genieten assistent-des-
kundigen die een eerste uitzending
afronden en binnenkort voor een
overplaatsing in aanmerking komen
de voorkeur.
BILATERAAL ASSISTENT-DES-
KUNDIGE VEETEELT,
PROGRAMME SAHEL BURKINA-
Bè (PSB) / GOROM-GOROM,
BURKINA FASO
Vak.nr.: 91/153/UPV/A
Algemeen:
Het Sahelland Burkina Faso heeft
slechts een klein deel van zijn are-
aal in de werkelijke Sahelzone lig-
gen en wel de drie provincies Soum,
Oudalan en Seno.
De ontwikkelingsactiviteiten en -pro-
jecten worden in de drie provincies
zoveel mogelijk gecoördineerd door
het Programme Sahel Burkinabè
(PSB). Het PSB heeft een program-
ma in 15 testzones, dat wordt gefi-
nancierd door Duitsland, UNSO,
DANIDA, Canada en Nederland.
Nederland heeft een geïntegreerd
ontwikkelingsprogramma in vier van
deze testzones.
Het project is in 1990 begonnen en
heeft een hoofdkantoor In Gorom-
Gorom (hoofdstad van de provincie
Oudalan). De belangrijkste activiteit
in de provincie Oudalan is semi-
nomadische veeteelt, als ook in de
noordelijke delen van Soum en
Seno. De grootste problemen in de
veeteelt zijn:
de lage draagkracht ten opzich-
te van de veedichtheid;
de onregelmatige marktsituatie;
het voorkomen van ziektes.
Functie-omschrijving
Te zamen met de veeteeltdienst en
lokale organisaties in de drie provin-
cies en in samenspraak met het
projectteam PSB en gebruik ma-
kend van huidige en reeds opgeda-
ne studies:
Inventaris maken van het veebe-
stand en de eigenaren in de
regio als ook van de graasrech-
ten en graastijden in de regio en
van de beheermethoden van
weiden door de veetelers;
inventaris maken van de vegeta-
tie en draagkracht in de ver-
schillende gebieden en geduren-
de de verschillende jaren en
jaargetijden;
maken van aanbevelingen ter
verbetering van de vegetatie en
noodzakelijkerwijs van het wei-
debeheer. assisteren in actiege-
richt onderzoek op dit gebied;
inventaris van ziekten bij runde-
ren, kamelen, schapen en gei-
ten, maken van aanbevelingen
ter voorkoming van ziektes,
maken van aanbevelingen en
assisteren bij organisatie van
vaccinatiecampagnes te finan-
cieren door veehouders;
assisteren bij organisatie van de
veetelers, onder andere om een
optimale beweiding, een goede
ziektebestrijding en de meest
efficiënt mogelijke vermarkting
te verkrijgen.
Functie-vereisten
Opleiding: veterinaire opleiding
met kennis van tgt;eweiding en
veevoeding of eventueel veeteelt-
opleiding met voldoende kennis
van veterinaire praktijken;
ervaring: bij voorkeur een of
meerdere jaren werkzaam in de
nomadische veeteelt, bij voor-
keur in francophoon Afrika;
taal: goede kennis van het Frans
in woord en geschrift.
Uitzendduur:
Twee jaar, met mogelijkheid van
verlenging.
Inlichtingen en sollicitaties:
Telefonische inlichtingen worden
verstrekt door Mevrouw J. Winter,
(assistent-deskundige functie) onder
tel.: 31.70.348.6741
Sollicitaties kunt u uitsluitend schrif-
telijk binnen 3 weken na ontvangst
van dit blad, met vermelding van het
vacaturenummer, richten aan: Minis-
terie van Buitenlandse Zaken, Direc-
toraat-Generaal Internationale Sa-
menwerking (DGIS/APO/PE), Post-
bus 20061, 2500 EB \'s-Gravenhage.
Telefax: 70.348.4848 of 70.348.-
5305, telex: 31326, telegram: Celer.
(Overgenomen uit: Vacatureblad
Internationale Samenwerking no. 19,
24 oktober 1991).
The section RECENT PUBLICATIONS is included in the March, July and November issues of EQUATOR. Scientific
publications of the Faculty of Veterinary Medicine and other research institutes in the Netherlands, relevant to livestock
production and health In the tropics as well as titles of papers by Dutch veterinary scientists working on animal health
and production topics in relation to developing countries, will be included. Please inform the editor of your publications
so we can bring them to the attention of the readers of EQUATOR. For reprints contact the authors directly, their addresses
can be obtained from the editorial office (Office for International Cooperation, P.O. Box 80.163, 3508 TD Utrecht, The
Netherlands). The quot;Abstracts second symposium on animal health and production: Research for development: policies,
priorities and optionsquot; can also be obtained from this office.
ANIMAL HEALTH
Dargie, J.D., Jeggo M.H. and Ooijen, C.P.J. (1991). Meeting the needs for animal disease diagnosis in developing coun-
tries. In: Abstracts second symposium on animal health and production: Research for development: policies, priorities
and options. 13 September, 1991. Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University, pp. 30-35, Utrecht.
Davelaar, F. and Beattie, I. (1991). Recent developments in the control of poultry diseases under various farming
conditions in Zimbabwe. In: Abstracts second symposium on animal health and production: Research for develop-
ment: policies, priorities and options. 13 September, 1991. Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University, pp. 45-
49, Utrecht.
Hoyer, M.J., Codd, R., Bishi, A.S., Pawandiwa, A. and Usenik, E.A. (1991). The prevalence of subclinical mastitis in beef
herds in Zimbabwe. Zimbabwe Veterinary Journal 22: 1 -11.
Paling, R.W., Gooijer, J.H.A. de and Bercken, J.M.M. van den (1991). Introduction to the research activities of the Faculty
of Veterinary Medicine of Utrecht University with relevance to the tropics. In: Abstracts second symposium on animal
health and production: Research for development: policies, priorities and options. 13 September, 1991. Faculty of
Veterinary Medicine, Utrecht University, pp. 6-13, Utrecht.
Ruitenberg, E.J. (1991). Biotechnology and novel diagnostic methods in relation to containment of infectious diseases.
In: Abstracts second svmposium on animal health and production: Research for development: policies, priorities and
options. 13 September, 1991. Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University, p. 24, Utrecht.
LIVESTOCK PRODUCTION
Agyemang, K., Dwinger, R.H., Grieve, A.S. and Bah, M.L. (1991). Milk production characteristics and productivity of
N\'Dama cattle kept under village management in the Gambia. Journal of Dairv Science 74: 1599-1608.
Hoyer, M.J., Hill, F.W.G. and Honhold, N. (1991). Introduction of herd health programmes in tropical livestock produc-
tion systems. In: Abstracts second symposium on animal health and production: Research for development: policies-
priorities and options. 13 September, 1991. Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University, pp. 36-39, Utrecht.
Kampen, M. van and Harun, M. (1991). Hatchability of Muskovy duck eggs and energy metabolism of ducklings in a
tropical climate. In: Abstracts second symposium on animal health and production: Research for development:
policies, priorities and options. 13 September, 1991. Faculty of Veterinary Medicine, Utrecht University, p. 44, Utrecht.
Krol, B. (1991). The challenge of integrated processing of meat in tropical regions. In: Abstracts second symposium on
animal health and production: Research for development: policies, priorities and options, 13 September. 1991. Faculty
of Veterinary Medicine, Utrecht University, pp. 25-29, Utrecht.
Vos, P.L.A.M. and Willemse, A.H. (1991). Is modern reproductive biotechnology meaningful to improve livestock
production in indigenous cattle under tropical conditions? In: Abstracts second symposium on animal health and
production: Research for development: policies, priorities and options. 13 September, 1991. Faculty of Veterinary
Medicine, Utrecht University, pp. 14-18, Utrecht.
TICK-BORNE DISEASES, THEIR AGENTS AND VECTORS
Jacquit, P., Dia, M.L., Perlé, N.M., Jongejan, F., Uilenberg, G. and Morel, P.C. (1990). Présence de Theileria annulaîa
en Mauritanie. Revue d\'Elevage et Médecine Vétérinaire des Pays Tropicaux 43: 489-490.
Jongejan, F., Thielemans, M.J.C., Brière, C. and Uilenberg, G (1991). Antigenic diversity of Cowdria ruminantium
isolates determined by cross-immunity. Research jn Veterinarv Science 51: 24-28.
Jongejan, F., Thielemans, M. J.C., Groot, M. de, Kooten, P.J.S. van and Zeijst, B.A.M. van der (1991 ). Competitive enzyme-
linked immunosorbent assay for heartwater using monoclonal antibodies to a Cowdria ruminantium-spec\\i\\c 32-
kilodalton protein. Veterinarv Microbioloav 28:199-211.
Uilenberg, G. (1990). Extension de la tique Amblyomma variegatum dans les Antilles: comment expliquer cette grave
menace et que faire? Revue d\'Elevage et Médecine Vétérinaire des Pays Tropicaux 43: 297-299.nbsp;^
Uilenberg, G. (1991). Global importanceofticksandtick-borne diseases: Historicalreview of the problem in t^^
In: CTA Seminar Proceedings: Cowdriosis and dermatophilosis of livestock In the Caribbean region. 12-14 November.
1990, St. John, Antigua. CARDI/CTA pp. 19-28.
TSETSE AND TRYPANOSOMIASIS
Murray, M., Stear, M.J., Trail, J.C.M., D\'leteren, G.D.M., Ayemang, K. and Dwinger, R.H. (1991). Trypanosomiasis in
cattle: prospects for control. In: Breeding for disease resistance in farm animals. Eds. J.B. Owen and R.F.E. Axford,
pp. 203-223. C.A.B. International, UK.
Olubayo, R.0. and Grootenhuis, J.G. (1991). Trypanotolerance in wildlife: Potentlalfor research and utilization. In: Wildlife
research for sustainable development. Proceedings of an International conference held In Nairobi, Kenya, 22-26 April,
1990, pp. 46-48. Pride and Co. Nairobi.
Paling, R.W., Moloo, S.K., Scott, J.R., Gettenby, G., McOdlmba, F.A. and Murray, M. (1991). Susceptibility of N\'Dama
and Boran cattle to sequential challenges with tsetse-transmitted Trypanosoma oongolense. Parasite Immunology
13: 427-445.
Paling, R.W., Moloo, S.K., Scott, J.R., McOdlmba, F.A., Logan-Henfrey, L.L., Murray, M. and Williams, D.J.L. (1991). Sus-
ceptibility of N\'Dama and Boran cattle to tsetse-transmitted primary and rechallenge Infections with a homologous
serodeme of Trypanosoma oongolense. Parasite Immunology 13: 413-425.
Rawlings, P., Dwinger, R.H. and Snow, W.F. (1991). An analysis of survey measurements of tsetse challenge to
trypanotolerant cattle in relation to aspects of analytical models of trypanosomiasis. Parasitology 102: 371-377.
Zwart, D., Brouwer, B.O., Hel, W. van der. Akker, H.N. van den and Verstegen, M.W.A. (1991). Effect of Trypanosoma
vivax infection on body temperature, feed intake and metabolic rate of West African Dwarf Goats. Journal of Animal
Science 69: 3780-3788.
Antwerp, Belgium
11-13 December, 1991.
Trypanosomiasis Seminar. Organized by:
Institute for Tropical Medicine, Nationale-
straat 155, B-2000Antwerpen. Information:
Dr. F, Opperdoes or Mrs. D. van Melle. Tel.:
32.3.2476206, telefax: 32.3,2161431.
Nairobi, Kenya
15 February - 2 March, 1992.
International workshop: quot;Village Animal he-
althcarequot;. Organized by: Intermediate Tech-
nology Development Group. Programme:
Visits to health care projects in Kenya; Case
studies on projects in other countries; Parti-
cipative train ing techniques, data col lection
and project planning. Information: John
Young, ITDG, Myson house. Railway Terra-
ce, Rugby, 2CV21 3HT United Kingdom.
Tel.: 44.788.560631, telefax; 44.788.-
540270.
Amsterdam, The Netherlands
5 March - 5 June, 1992,
International Course in Serological Diagnos-
tic Techniques, Organized by; The Royal
Tropical Institute and the University of Am-
sterdam. The course includes; introduction,
reagent preparation, agglutination and hae-
magglutination tests, gel diffusion tests,
ELISA and immunofluorescence tests, ap-
plications. Coursefee Dfl. 9,500,00. Closing
date: 15 January, 1992. Information and
application: Dr. E.P. Wright, Dep. of Educa-
tion and Training, Royal Tropical Institute
63, 1092 AD Amsterdam. Tel.: 31.20-
.5688305 or 5688457, telefax:
31.20.5688434, telex; 15080 kit nl.
Amsterdam, The Netherlands
15 May- 12 June, 1992,
International Course on Nucleic Acid Tech-
nology in Tropical Diseases, Given by; The
Royal Tropical Institute. Course fee Dfl.
5,000.00. Closing date; 15 January, 1992.
Informationandapplication: Dr. E.P.Wright,
Dep. of Education and Training, Royal Tropi-
cal Institute 63, 1092 AD Amsterdam. Tel.:
31.20.5688305 or 5688457, telefax;
31.20.5688434, telex; 15080 kit nl.
Utrecht, The Netherlands
21 April-27 June, 1992.
Course on Tropical Veterinary Medicine
(Tropencursus). Optional practical course
for final year students of the Faculty of
Veterinary Medicine of Utrecht University.
Organized by: Office for International Co-
operation, Faculty of Veterinary Medicine,
Utrecht University. Information: Dr.R.W,
Paling, tel.: 532116.
Wageningen, The Netherlands
14 June -11 July, 1992.
41 quot;International Course on Rural Extension.
Closing date: 20 March, 1992. Tuition fees:
Dfl. 4,800,00. Organized by; International
Agricultural Centre (lAC), P.O, Box 88, 6700
AB Wageningen. Information: tel.: 31.-
8370,90111, telefax; 31,8370,18552.
Wageningen, The Netherlands
16 August - 20 November, 1992,
20\'quot; International Course on Dairy Farming
in Rural Development, Course programme;
dairy development, farming systems, statis-
tics, economics and agricultural credit,
breeding, pasture production, nutrition and
feeding, animal health, reproduction and Al,
extension and case studies. Tuition fees:
Dfl, 3,700,00. Closing date; 1 May, 1992.
Information and registration: Director, Inter-
national Agricultural Centre (lAC), P.O, Box
88, 6700 AB Wageningen. Tel.: 31.8370-
.90111, telefax: 31.8370.18552, telex;
45888 intas nl.
The Hague, The Netherlands
23-27 August, 1992.
12\'quot; International Congress on Animal Re-
production (ICAR). Organized by: NIVEKON.
Scientificprogramme: Clinicaltrendsindia-
gnosis and therapy of reproductive disor-
ders; Embryo production and manipulation;
From early pregnancy to neonatal period;
Hormonalregulation.lnformation:Congress
secretary, DrS.J. Dieleman, NIVEKON, P.O.
Box 90730,2509 LS The Hague, The Nether-
lands. Tel.: 31.70.3180285, telefax:
31.70.3249263.