-ocr page 1-

K . A * r-. lt;*gt; gt; - K^ku^! -

gt; f K ikA ■s\'Ty*J--3~ \\ lt;t r~m . V ï

r:^» ■\' ■•■\'Vjsquot; - -^?.vgt; quot;3 gt;^4%

\' *amp; »; 1/ •, ,|s%, 1 %\'K amp;C .

£***{£gt;£%

C\'T , ^ 4 «•♦•i At»*\' H\'tr-

gt;-

\' gt; • ■ i;i gt;;■■ lf -i ^

Sv^\'s. ^ »gt;^ *

^ gt;* _• *

quot;■gt;% ■**. yfeV

,W- -v -.

\' n ■- v ; ^ - Vquot; k . . ^ T;;quot;4fe. \'V: ^ ^

~\'f% \'-t- W

*lt;*.••■ \'1\' ^! \'*^1 ■•sïK\'4V.\'quot; * \'-•\'. j^:°

•TT;*-

v^.^- ^r-:

!»*/gt;; ^ : ..quot; J. v.^% - v..%- gt;■quot;

rv gt;v ^ -T

.v .4

wamp;jg* \'tamp;r -^

ts\'f\'jf* ;s.jDS«v. lt; ^.; rf.

rib** » -^r- ^ .4 * v y* i ■ r u-

:V\';j

1 - *•• iuT. ,- a\'V^ , « _ -*

t?quot; ^w^\'ïir ^X1quot;* gt;•

V r JgK.. ^ -■ IV?

gt; \\ ■ quot; t?f^ gt;■ A,. :

• \\..-w.«• ikV\'-~3y^\' ijs.\' vit, -v

amp;\'X *$%\'}*

\'.W lt;

• - r

-ocr page 2-
-ocr page 3-

■1 : 1

-ocr page 4-
-ocr page 5-

ALGEMEENE BESCHRIJVENDE CATALOGUS

DER

HOUTSOORTEN

VAN

NEDERLAND8CH OOST-INDIË.

-ocr page 6-

RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT

T

2670 785 5

-ocr page 7-

V. .Tiat

NEDBRLANDSCHE MAATSCHAPPIJ TEH BEVORDERING VAN NIJVERHEID.

Algemeene beschrijvende Catalogus

DEK

HOUTSOORTEN

VAN

NEDEELANDSCH OOST-INDIË,

AANWEZIG-. IS JIKT

KOLONIAAL MUSEUM,

op hel Paviljoen te Haarlem,

DOOK

P. W. VAN EEDEN,

.Secretaris der Maatschappij , Directeur van het Museum.

HAARLEM. — DE ERVEN LOOSJES.

s:büoth££;c

D i E R GE N E ESKUN UTRECHT

-ocr page 8-
-ocr page 9-

VOORBEMGT.

In het Koloniaal Museum der Nederlandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid bevinden zich thans de volgende verzamelingen van Nederlandsch-Indische houtsoorten:

I. 1Ü48 monsters uit dc verschillende streken van Ned.-Indie, bijeenverzameld op last der Regering en ontvangen van het Departement van Koloniën.

II. I l(i monsters, ontvangen van den Heer Mr. S. C. J. W. van MusscHENiiitOEK, Assistent-Resident van Buitenzorg en Honorair Lid der Ned. Maatschappij ter hev. van Nijverheid.

III. 208 monsters, meerendeels afkomstig uit \'s Lands Plantentuin te Buitenzorg, en ontvangen van den Heer J.E. Teysmann, Inspecteur-Honorair der cultures in Ned.-Indië, Honorair Lid der Ned. Maatschappij ter bev. van Nijverheid.

IV. 73 monsters uit de Minahassa (res. Menado, eil. Celebes), ontvangen van den Heer Teysmann.

V. 120 monsters, ontvangen van den Heer W. L. de Stur-ler , Oud-Majoor bij het Indische Leger (behoorende bij zijne in 1865 door de Ned. Maatschappij ter bev. van Nijverheid met goud bekroonde Verhandeling).

VI. 52 monsters, ontvangen van het Departement van Marine en op last van genoemd Departement onderzocht en : de Mededeelingen betrekkelijk het Zee-

-ocr page 10-

voorbeiugt.

Vil. 25 monsters, ontvangen van den Heer van Deun Sr., te Roermond ;

benevens eenige afzonderlijke monsters, van verschillende personen ontvangen.

Tot de beschrijving dier Houtsoorten is gebnuk gemaakt van: De beschrijvende catalogussen (in handschrift), behoorende bij de verzamelinyen. onder I en II cermeid. en de Mededeelinc/en betreffende het Zeewezen, deel V.

Miquel. Flora Indiae Batavae.

Hasskarl. Catalogus Plantarum in Hurt, üotan. Bogoriensi cultarum. 1844.

--Aanteekeningen over hel nul, door de bewoners van

Java aan eenige planten van dat eiland toegeschreven. Amst. 1845.

G. .1. Filet, üe Planten in den Botan. tuin hij hel groot Mil. hospitaal Ie Weltevreden. Bat. 1855.

--De inlandsche plantennamen, bijeenverzameld en in

alph. volgorde gerangschikt. (Nat. Tijdschr. v. Ned.-Indië, XIX, I.)

VV. l. de Sturlek. Beschrijving der Houtsoorten oan NederL-Indië. (Tijdschrift der Ned. Maatschappij lei\' bevordering van Nijverheid. 1866.)

--Catalogue descriptif des espéces de hoii de l\'Archipel

des Ind. or. Leiden. 1867.

. Teysmans en Binnendijk. Catalogus uan \'s Lands Plantentuin te Buitenzorg. 1866.

--Aanteekening van inlandsche plantennamen van Bany-

ka. (Nat. Tijdschr. van Ned.-Indië. XX V11, 236.) S. Kurz. Korte schets der vegetatie van hel eiland Bamjka. (Nat. Tijdschr. van Ned.-Indië, XXVII, 27.)

Ook de Observationes Phytographicae van Teysmann en Binnendijk en Ur. H. H. C. C. Sciieffeii , en de verspreide geschriften van genoemde onderzoekers, alsook \'i;e van Blume, de Vriese, Zollinger, Junghuhn en Hassk

ii

-ocr page 11-

voorbeeigt.

pleegrt, terwijl van de beschrijvingen van \'Indische houtsoorten door de Heeren van Rees, Holle, Schilthuis, Mollier en anderen, voorkomende in de Tijdschriften van de Ned.-Indische Maatschappij van Nijverheid en Landbouw en de Koninklijke Natuurkundige Vereeniging in Ned. Indië, mede is kennis genomen.

Voor de nomenclatuur is; het groote werk van Miquel gevolgd, evenwel met enkele wijzigingen, waar de latere onderzoekingen van Teysmann en Scheffer dit noodig hebben gemaakt.

liij de opmerkingen omtrent de verschillende houtsoorten heb ik zooveel mogelijk de bronnen aangewezen, waaraan ze ontleend zijnr Opmerkingen van andere schrijvers dan die der bij de verzamelingen beboerende Catalogussen heb ik alleen dan overgenomen, als de wetenschappelijke namen bekend waren, en omtrent de indentiteit geen twijfel bestond. — Waar ik eenigzins heb getwijfeld, is dit door een aangewezen.

Door dezen Catalogus is, hoop ik, voor mijne belangstellende vrienden in Ned.-Indië de weg gemakkelijk gemaakt om de verzameling, in het Koloniaal Museum aanwezig, allengs met de ontbrekende houtsoorten aan te vullen, waarvoor ik mij dringend blijf aanbevelen.

Met, bet oog daarop mdet ik hier vermelden. dat eenige houtsoorten, beboorende tot de Verzameling N°. 1, bij de aankomst uit Indië hare etiketten hadden verleen, waardoor ze niet met zekerheid konden herkend worden. Zij zijn in onzen Catalogus met een * aangeduid.

Het is mijn innige wensch, dat mijn arbeid van eenig nul moge zijn tot vermeerdering der kennis van een der belangrijkste voortbrengselen van Nederlandsch-lndië, en vooral moge strekken tot bevordering van eene meer en meer doelmatige exploitatie en technische aanwending van de houtsoorten in Nederl.-Indë zelf. Ik acht bet toch van bet hoogste belang, dat aldaar tegen eene roekelooze uitroeijing der deugdelijkste men worde gewaakt en deze door aanplan-k worden vermenigvuldigd. — Ik wijs hier

Ut

-ocr page 12-

IV

VOOKBBRIGT

onder anderen van

Directeur van sLands P Buitenzorg; Nat. Tijdschr.

een X- welke de prachtige Uasaraala-

quot;oquot;t

,1e wilde bosschen Let gevolg moet zijn.

H. AAKLEM- , 1872. F w VAN EEDEN.

O PHELWBrin GBN.

Nummers der Verzamelingen

, Verzameling. ontvangen van Uet Departement van Kolden. _

n „ van MnsscUenbroet.

r„\' „ Teyamann. Buitenzorg. 1 „ Minahassa.

i ■gt;•1-\'-quot;\'quot;■Mquot;\' YXI. quot; van ^eun\'

Aanhalingen door letters aangeduid.

, ,«. a.. H.—xrr;—»uquot;quot;quot;

Buitenzorg. 1866. d bewoners van Java

Hl G. B. Groote boom. boven 25 voet.

K B. Kleine boom. beneden 25 voet.

H. Heester.

DE (4 n Groote heester.

B. H. Boom die soms als heester groe.t.

S B.. Slingerende heester.

-ocr page 13-

1 Ts H lt;) U 1).

TWEICZAADFiOHliKJKN MET VKKLISf.ADKiK lil.OEMKltOOX.

liV.nlz.

(nieotyledones polypetulae). ....... 1

oi-ile i. mimosekn.....

Overzicht der geslacliten ....... 2

I. Acacia

1. Acacia Farnesiana.......

\'2. j) tornentosa ...... ^

3. » arabica ........ f\'

4. ygt; leucophlaea . • ■ • ■ . \'12

5. » Catechu........13

6. D Concinna. . . ■ . . . .17 I! Albizzia...........iÖ

i. Albizzia procera . . . . . . ■ . \'18 •J. i) latifolia . . . . ■ • • .19

3. » stipulata ....... 20

te lil. Pithecolobium 21

I. Pithecolobium bigeminum ...... 21

2 iimbelïalu111...... 21

3. \' (lulce ....... 22

1\\\'. Inga vera ..... . .... 23

V. Leucaena glauca .........24

VI. Xylia flolabriformip ........ 25

VII. Entada Pursaetha ........ 25

VIII. Adenanthera pavonina ....... 27

l\\. Dichrostaclivs cinerea ....■■ 28

X. Parkia speciosa . . . .... 29

Orde II. PapiuoxackRn (Vlinderbloemigpnt . . • :\'(i

Sub-orde I. Caesalpinio.ën . . .... .gt;9

1

;

-ocr page 14-

VOORBERIGT.

onder anderen op eene mededeeling van den Heer Dr. Scheffer , Directeur van \'s Lands Plantentuin te Buitenzorg (Verhaal van een paar dienstreizen in de ass.-res. Buitenzorg ; Nat. Tijdschr. van Ned.-Indië, XXXM), volgens welke de prachtige Rasamala-boomen, vroeger zoo talrijk op Westelijk Java, aldaar thans door uitroeijing meer en meer verdwijnen, waarvan mijns inziens een toenemende overvloed van minder waardig hout in de wilde bosschen het gevolg moet zijn.

HA AKLEM , 1872.

F. W. VAN EEDEN.

OPHELDERINGEN.

Nummers der Verzamelingen.

I.

Verzameling,

ontvangen van het Departement van Koloniën.

II.

//

van Musschenbroek. *

III.

quot;

Teysmann. Buitenzorg.

IV.

n

f Minahassa.

V.

//

de Sturler.

VI.

quot;

onderzocht van wcge het Departement van Marine

VII.

u

van Deun.

Aanhalingen door letters aangeduid.

C. Catalogus der Houtsoorten van het Departement van Koloniën. v\' quot; y n . Verz. van Musschenbroek.

St. Bekroonde V-.Jaandeling van den Heer de Sturler.

T. Teysmann en Binnendijk, Catalogus van \'s Lands Plantentuin te Buitenzorg. ]866.

Usamp;k. Hasskarl. Aanteekeningen over het nut, door de bewoners van Java

aan eenige planten van dat eiland toegeschreven.

Miq. Miquel. Flora Indiae Batavae.

Z. Mededeelingen betreffende het Zeewezen. V.

G. B. Groote boom, boven 25 voet.

K. B. Kleine boom, beneden 25 voet.

H. Heester.

G. H. Groote heester.

B. H. Boom die soms als heester groeit.

S. H. Slingerende heester.

IV

-ocr page 15-

IN HO UI).

TWEKZAADLOBBUiKN MET VEEU!I-AD1GE ItLOEMKROON.

(]1icotylctlones polvpolulap).

Orde I. Mimosekn.

Overzicht der gvslacliten I. Acacia . . . • •

1. Acacia Farnesiana

2. » toraentosa

3. » arabica . i. » leucophlaea 5. » Catechu . G. « Concinna.

U Albizzia.....

i. Albizzia pvocera . \'i. » latifolia . 3. » stipxilata lil. Pithecolobium

1. Pithecolobium bigemimim

2. » umbellatum

3. - dulce .

IV. Inga vera .... Y. Leucaena glauca .

VI. Xylia dolabriformis

VII. Entada Pursaetliu

VIII. Adenanthera pavonina

IX. Dichrostachys tinerea .

X. Parkia speciosa Orde II. PAm.ioxACT.KN (VlinderbloemigRii) Sub-orde I. Caesttlfyiiiicën

-ocr page 16-

11

Overzicht der geslachten

I. Plmnera purpurea .

II. Bauhinia tomentosa

III. Cynometra cauliflora .

IV. Dialium indum .

V. Copaifera officinalis

VI. Mora excelsa

VII. Intsia amboinensis

VIII. Hymenaea.

1. Hymenaea verrucosa

2. » Coui\'baril

IX. Tamarindus indica

X. Saraca indica

XI. Amherstia nobilis

XII. Cassia

1. Cassia fistula

2.

3.

4.

5.

6.

Sophera . alata.

occidentalis

florida

absus

XIII. Pterolobium

XIV, Caesalpinla

1. Caesalpinia nuga.

2.

3.

4.

5.

6.

Sappan

sepiaria

ferruginea

pulcherrim

coriaria

Guilandina Bonduc Parkinsonia aculeata.

XVII. Haematoxylon campechianuui

XVIII. Aloëxylon Agallochum Sub-orde II. Papilionaceae verae

Overzicht der geslachten

XIX. Sophora tomentosa .

XX. Euchresta Horsfleldii .

XXI. Dalbergia .

1. Dalbergia latifolia

2. » Sissoo .

XXII. Pterocarpus indicus.

XXIII. Pongamia glabra .

XXIV. Miliettia sericea

XV.

XVI.

-ocr page 17-

Ill

Bladz.

XXV. Abrus preeatorius........... . 78

XXVI. Cajanus indicus........

XXVII. Voandzeia subterranea 80

XXVIII. Psophocarpus tetragonolobus.....81

XXIX. Dolichos uniflorus........81

XXX. Vigna sinensis.........83

XXXI. Lablab vulgaris........83

XXXII. Pachyrrhizus angulatus. .....84

XXXIII. Phaseolus.........85

1. Phaseolus vulgaris........85

2. » radiatus ..... 85

3. » Mungo.......86

XXXIV. Butea frondosa........87

XXXV. Erythrina indica........92

XXXVI. Mucuna.........93

1. Mucuna prurita 94

2. » gigantea . • • ■ ... 95

3. » pruriens...........95

4. » urens 96

XXXVII. Canavalia gladiata.......9\'

XXXVIII. Soya hispida........98

XXXIX. Clitorea ternatea........... . 98

XL. Aeschynomene aspera...........99

XL1. Arachis hypogaea........191

XLII. Cieer arietinum........lO\'

XLIII. Sesbania aculeata........198

XLIV. Agati grandiflora........^

XLV. Indigofera..........

Indigofero tinctoria.......113

XLVI. Crotalaria juncea........\'22

Orde Hl. Moringeën.........i-5

Moringa pterygosperma.......125

Orde IV. Chrysobai.amf.Kk........127

Cliysobalanus liaco. \'27

Orde V. Amvgdaleën.........\'28

Amygdalus Persica ...■•••■ 128

Orde VI. Rosaceën.........129

Fragaria..........129

Fragaria elatior 129

Rosa indica........139

Orde Vil. Myrtaceën.........i3*\'

Overzicht der geslachten ...... 131

1. Tristania ovate . . . .132

-ocr page 18-

TV

II. Eucalyptus globulus

III. Nania vera .

IV. Melaleuca 1. Melaleuca Leucadem c2. Melaleuca Cajuputi

Baeckea frutescens Jambosa

I. Jambosa tlomestica ± » alba 3. » aquaea . » vulgaris. Syzvglujn .

I. Syzigium Jaiubolana -• » occlu.suni

VIII. Car vophyl I us aromatic us

IX. Pimenla

1. Pimenta vulgaris. -• » officinalis » acris

X. Psidium Guajava .

XI. Rhodomyrtus tomenlosu

XII. Barringtonia

1. Barringtonia racemose -• » speciosa 3. » Vriesei

XIII. Punica Granatuio

XIV. Sonneralia.

1. Sonneratia acida. -• » Pagatpat Orde VIII. Melastomacekn . I. Kibessia azurea If. Memecylon costatum Orde FX. Kiiizopiicrkkx I. Rluzopliora inucronata . II Kandolia ill u\'cdii . 111. liiugniera parullm i Olïle COMDRF.TACEÊN . I. Tenninalia

1. Terminalia Catappa -• » Chebula

» laui\'lnoides III. Lumnitzera racemosa -t\\\'. Quii-qiiali. indica.

liladz. . 133 . 136

. 137 . 137 . liO 141 . 141 . 142 . 142 . 142 . 142 . 143 . 143

144

145 151 151 153

153

154

156

157

157

158

159

160 •161 161 163

163

164

164

165 167 16!)

171

171 171

173 175

177

178

V.

VI.

VII

-ocr page 19-

V

Orde XI. Lythrarieën .

I. Lawsonia alba

II. Hapalocarpum vesicatorium

III. Lagerstroemia Reginae Orde XII. Riiamneën .

Zizyphus Jujuba Orde XIII. CacteKn

1. Opuntia coclienillifera

2. » polyantha

3. » tomentosa •i. i) Dillenii .

Orde XIV. Cucuruitaceën (Komk

I. Citrullus.

I. Citrullus edulis . \'2. » Oolocynthis

II. Momorclica

1 Momordica charantia \'2. » balsamina

III. Benincasa cerifera

IV. Lulïa acutangula.

V. Lagenaria vulgaris

VI. Gucumis

1. Gucumis Melo

2. Gucumis Anguria

VII. Gucurbita I\'epo .

VIII. Trichosanthes cucumerim Orde XV. Papaïaceën .

Carica Papaya Orde XVI. Passifloreën

Passillora laurifolia Orde XVII. Homauseën Blackwelüa. I. Blackwellia foetida \'2, « tomentos

Ordo X.VIII. UxrREEi.ii\'eiien (Sclie Tribus I. Iteclilzadigen

I. Hydrocotyle asiatica

II. Apium graveolens.

III. Apium petroselinum .

IV. Carum carvi

V. Pimpinelia Anisum

VI. Foeniculum offlcinale .

VII. Anethum graveolens

inincracli

■j

nbloomigen)

-ocr page 20-

VIII. Cuminum Cyminum.

IX. Daucus carota Tribus II. Kromzadigen .

X. Anthriscus Cerefolium .

XI. Conium maculatum

XII. Coriandrum sativum .

Orde XIX. Arauaceën.

Notliopanax fruticosu Orde XX. Cornaceën .

Alangium decapetalum Orde XXI. Santalaceën

Santalum album .

Orde XXII. Olacaceën.

Ximenia americana Orde XXIII. Hamamelidaceën

Liquidambar Allintr Orde XXIV. Casuawneën

Oasuarina equisetifolia Orde XXV. Tiiymelaceën [. Daphne cannabina .

II. Aquilaria Agallochu, lil. Hernandia sonora IV. Inocarpus odulis .

Orde XXVI. Laurineën.

Cinnamomum

I. Cinnamomum aromaticum

II. » Culilawan

III. » iners

IV. » Zeylanicurn

V. » Sintok

VI. gt;» Kiamis

VII. Eusideroxylon Zwageri

VIII. Parthenoxylon pseudo-sassafras

IX. Tetranthera monopetala

» citrala

X. Lepidadenia Wightiana.

XI. Persea gratissima

XII. Nectandra Rodiaei

XIII. Oassyta filiformis Orde XXVII. Nyctagineën .

I. Mirabilis Jalappa .

II. Pisonia alba .

Ill Boerhaavia diffusa

Bladz. . ïll

. \'212 212 . 212 . 213 . 218 . 214 . 214 , 215 . 215 . 216 . 216 . 221 . 221 . 222 222 224 . 224 226

227

228 229 231

231

232

232

233

234

235 239

241

242

243

244

245 245

247

248

249

250

251

252 252

1

-ocr page 21-

VII

Blad/..

Orde KXVlü, Polygonebn (Duizendknopigen) .... \'254

I. Rumex Acetosa .........254

II. Coccoloba uvifera 255

III. Polygonum barbatimi ........ 255

Orde XXIX. Ciienopodeën........256

I. Beta vulgaris...... - . ■ • 256

II. Chenopodium ambrosioides...... . 25/

III. Spinacia oleracea. ........ 259

IV. Salicornia brachiata........260

V. Suaeda indica ....••••■ 260 Orde XXX. Basellacekn........261

Basella rubra ....•■■■ 261

Orde XXXI. Amarantaceën........\'-262

I. Amarantus spinosus. ........263

II. » oleraceus ........ 264

III. Achyranthes aspera 265 Orde XXXII. Portulaceün........266

I. Trianthema obcordata ........ 266

II. Portulaca oleracea. . . ......26/

Orde XXXIII. Aristolochieën.......267

Aristolochia indica 268

Tweezaadlobbige onderstandige veelbloembladiuen . . . 269

Sleutel der orden ......... 269

Orde XXXIV. Dilleniacekn........275

I. Dillenia speciosa ....••••• 275

II. » pentagyna......... 276

Orde XXXV. Magnoliaceün........276

I. Michelia Champaca.........27 /

II. » longifolia ......... 278

Orde XXXVI. Anonacekn........279

I. Anona squamosa ......... 279

II. » muricata ......... 280

III. » reticulata.........281

IV. Cananga odorata.........282

Orde XXXVII. Myristicaceën........284

I. Myristica fragrans ......... 285

Orde XXXVIII. Menispehmaceën.......291

I. Anamirta Cocculus..........291

II. Cissampelos Pareira ........ 293

Orde XXXIX. Berberideën........294

1. Berberis lycium........294

2. » tinctoria.......295

Orde XL. Nymphaeaceën........295

-ocr page 22-

VIII

rtlarlz

Nymplmea r.nlns ...... , If)

Orde X.LI. NEi.u.\\iniACEiiN.........205

Nelumbium speciosum ........ 200

Orde XLII. Papaveracekn ........ 297

Argemone inexicana ......... 297

Orde XLIII. Cbuciferfn (Kruisbloeinigen).....298

Orde XLV. Cappabideën........299

J. Gynandropsis pentaphylla ....... 299

ÏI. 1\'olanisia viscosa.............300

III. Capparis cynophallopbora.......301

Orde XLV. Fi.acouhtianeën........301

L Flacourtia....... . . 302

1. Flacourtia sepiaria...... . 302

2. » sapida........302

II. Bixa Orellana..............303

lil. Pangium edule.............305

Orde XLV1. Oxalideüx (Klaverzuringachtigen) ... 300

I. Averrhoa Carambola........306

II. » Bilimbi.........307

III. Oxalis corniculata ........ 307

Orde XLVII. Lineën.........308

Linum usitatissimiim......... 308

Orde XLVIII. Malvaceén (Maluwachtigen) ..... 309

I. Siila...........309

-I. Sida rhombifoüa........309

2. » acuta.........310

II. Abutilon indicum.............311

III. Ürena lobata ......... 312

I\\\'. Malachra capitata ........ 313

V. ïhespesia populnea ........ 313

VI. Abelmoschus.............314

1. Abelmoschus moscliatus ...... 314

2. » esculentus ...... 315

VII. Hibiscus............320

1. Hibiscus rosa sinensis. ...... 320

2. » tiliaceus.......321

2. » Sabdarifl\'a ....... 322

VIII. Gossypium. ......... 324

1. Gossypium indicum ....... 324

2. » religiosum...... . 320

3. » barbadense ...... 327

4. » vitifolium ....... 328

5. » micrantlium ..... 329

-ocr page 23-

Houtsoorten van Nederlandsch Indië.

1. Abroma augnsta L. f. — (Buttneriaceae). Tnl. Kitetjanghier of Kiketjangkir (sund.). Java, tot 2500\'. G. H.

Van den bast kan touw vervaardigd worden. III, 42.

2. Acacia lencoplilaea W.— (Mimoseae). Inl. F Hang (ja v.). Java. G. B.

Een boom van middelmatige hoogte en zwaar van stam. Het hout is bij volwassen boomen vast en hard en wordt bij de inboorlingen gebruikt tot palen bij den huishouw. De vrucht wordt gegeten en het sap der wortels is verkoelend en dorstlessehend. St. Het kernhout is een uitmuntend bouwmateriaal, maar hard in de bewerking; het spint dient echter zorgvuldig te worden verwijderd om eene spoedige verrotting te voorkomen. C. Soort. gew. 0,870. St. I, 1, V, 78.

3. A. tomentosa W. — Inl. Klampis (jav.). Java. G. B.

Komt in geene groote afmetingen voor, genoegzaam echter voor huis-bouw en voor de vervaardiging van eenige meubelen en vooral van gereedschappen. Het hout bezit een middelmatig fijne vezel, is buigzaam en sterk, en bleek allezins tegen vochtigheid bestand te zijn. Het is echter geneigd tot scheuren. Eene variëteit wordt op eenige plaatsen Klampok genoemd, v. M. I, 2*. II, 72.

4. A. spec. — Inl. Geding ding (jav.). Java.

Voor timmerhout ongeschikt; sléchts voor brandstof van eenige waarde.

1, 3.

5. Acer lanrinnm Hsskl. — [K.c.znneamp;e).\\vL\\. Hoeroepeuljang (sund.). Woliklan (jav.) Java. Bergstreken, 3000—5000\'. G. B.

Zeer goed timmerhout voor huishouw, enz. C. 1 , 525*

6. Acliras Sapota L. — (Sapotaceae). Inl. Sauw manilla. K. B.

Afkomstig uit trop. Amerika. Op Java gekweekt. T. III, 36.

7. Adenanthera pavonina L. — (Mimoseae). Inl. Segaweh (jav.), Bajeh (mad.). Say a of Saga kajoe (mal.). Java, Bangka en de geheele Archipel. G. B.

Goed timmerhout voor huishouw, ook voor houten hamers en de harde voorwerpen van het gamelan-spel gebruikt. C. De zaden worden geroost, gestampt, de schil daarvan weggeworpen en het witte met rijst g.egeten. Hssk. Ook dienen de zaden om goud te wegen. De bladen dienen als geneesmiddel. I, 14. III. 70.

-ocr page 24-

4,

vin

Nymphaea r.olns Orde XLI. Net.umdiaceën

Nelumbium speciosum Orde XLTI. Papaveracei\'ón .

Argemone mexicana .

Orde XLIII. Cruciferfn (Kruisbloeim Orde XLV. Capi\'AUitiekn\'

I. Gynandropsis pentaphylla

II. Polanisia viscosa .

III. Capparis cynophallopliora Orde XLV. Fi.aoourtianekx,

I. Flacourtia

\'1. Flacourtia sepiaria 2. » sapida.

II. Bixa Orellana

III. Pangium edule .

Orde XLVI. Oxai.ideüx (Klaverzuringachtinr

I. Averrhoa Carambola

II. » Bilimbi .

III. Oxalis corniculata Orde XLVII. Linekn ,

Linuin usitatissimum.

Orde XLVIII. Mai.vacekn (Maluwachtigen)

I. Sida.....

1. Sida rhombifolia .

2. d acuta .

II. Abutilon indicum.

III. Ureiia lobata

IV. Malachra capitata

V. Thespesia populnea

VI. Abelmoschus

J. Abelmoschus mosclia-tus 2. » esculentus

VIL Hibiscus ....

1. Hibiscus i\'osa sinensis.

2. » tiliaceus 2. » SabdaiilVa

VIII. üossypiuni.

!. Gossypium indicum

2. 4.

religiosum barbadense vitifolium . micrantlmn

-ocr page 25-

Houtsoorten van Nederlandsch Indië.

1. Abroma augusta L. f. — (Buttneriaceae). Tnl. Kitetjangkier of Kiketjangkir (sund.). Java, tot 2500\'. G. H.

Van den bast kan touw vervaardigd worden. III, 42.

2. Acacia leacophlaea W.— (Mimoseae). Inl. Pilang (jav.). Java. G. 13.

Een boom van middelmatige hoogte en zwaar van stam. Het hout is bij volwassen boomen vast en hard en woidt bij de inboorlingen gebruikt tot palen bij den huishouw. De vrucht wordt gegeten en het sap der wortels is verkoelend en dorstlessehend. St. Het kernhout is een uitmuntend bouwmateriaal, maar hard in de bewerking; het spint dienteehter zorgvuldig te worden verwijderd om eene spoedige verrotting te voorkomen. C. Soort. gew. 0,870. St. I, 1, V, 78.

3. A. tomentosa W. — Inl. Klauipis (jav.). Java. G. B.

Komt in geene groote afmetingen voor, genoegzaam eehter voor huis-bouw en voor de vervaardiging van eenige meubelen en vooral van gereedsehappen. Het hout bezit een middelmatig fijne vezel, is buigzaam en sterk, en bleek allezins tegen voehtigheid bestand te zijn. Het is eehter geneigd tot seheuren. Èene variëteit wordt op eenige plaatsen Klampok genoemd, v. M. I, 2*. II, 72.

4. A. spec. — Inl. Geding ding (jav.). Java.

Voor timmerhout ongesehikt; sléchts voor brandstof van eenige waarde, a 1, 3.

5. Acer lanrinum Hsskl. — (Acerineae). Tnl. Hoeroe peutjang (sund.). Wallklan (jav.) Java. Bergstreken, 3000—5000\'. G. B.

Zeer goed timmerhout voor huisbouw, enz. C. I, 525*

6. Acliras Sapota L. — (Sapotaceae). Tnl. Sauw manilla. K. B.

Afkomstig uit trop. Amerika. Op Java gekweekt. T. III, 36.

7. Adenawthera pavonina L. — (Mimoseae). Inl. Segaweh (jav.), Bajeh (mad.). Saga of Sjga kajoe (mal.). Java, Bangka en de geheele Archipel. G. B.

Goed timmerhout voor huisbouw, ook voor houten hamers en de harde voorwerpen van het gamelan-spel gebruikt. C. De zaden worden geroost, gestampt, de schil daarvan weggeworpen en het witte met rijst gegeten. Hssk. Ook dienen de zaden om goud te wegen. De bladen dienen als geneesmiddel. I, 14. III. 70.

-ocr page 26-

2

8. Adenanthera spec. — Inl. Koepang. Celebes.

Van geringe waarde. C. I, 15.

9. Adenocropis spec. — (Euphorbiaceae). Lil. Djalie. Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I. 360.

10. A. jaYanica BI. — Inl. Hutjiet. (sund.) Java. III. 185. K. B.

11. Adinaudra stylosa Miq. — (Ternstroerniaceae). Inl. Vlumpang hit am ^ Bangka. C. Pinang pinang g oendie, Sumatra. 7\'.— B, H.

Timmerhout. C. I, 399.

12. A. glabra Miq. — Inl. Ranoe. C. Plum pang poetie T. Sumatra. B. H.

Voor huishouw. G. 1, 400.

13. A. spec. — Inl. Keloetoem arang. Sumatra.

Voor praauwen en meubelhout. C. 1, 401.

14. A. spec. — Inl. Katjang. Sumatra.

Uitmuntend timmerhout. C. I, 402.

15. Aegiceras floridum R. et. S. — (Aegicereae). Inl. Tiwon. Oost-Java, Molukken.

Alleen voor brandstof. C. I, 657.

16. Aegle Marmelos Corr. — (Aurantiaceae). Inl. Ma dj a (jav.). Tang-koeloe (mal.). Java Timor. K. B.

De vruchten zijn beroemd als geneesmiddel tegen dyssenterie. 111,147.

17. Aglaia tomeiitosa T. et. B. — (Meliaceae). Inl. Boenjauw. Bangka K. H.

Voor vlotten geschikt. C. I, 490.

18. A. Minaliassae T. et. B- — Inl. Langsa oetan of Wilde Langsa. Saparoea, Haroeko en Noesa-lahoet.

Deze boom is zwaar van stam; het hout is bruin van kleur en zacht van weefsel, met gestrekten draad. Om zijn taaijc geaardheid door de inboorlingen zeer gezocht voor huishouw, meubels, enz. Soortelijk pe-wigt 1,096. St. V, 16.

19. A. spec. Inl. Woleh, Celebes.

Voor verschillende materialen hij huishouw enz. C. I, 492. IV, 65.

20. Albizzia latifolia Boiv. — (Mimoseae). Inl. Kitahee, Kitoké (sund. mal.), Tekek (jav.).In Ned. Indië algemeen. G. B.

Voor huishouw geschikt. C. 1, 5.

21. A. moluccanaMiq.—Inl. Selewakoe. Sik at. Molukken. III, 130. G. B.

22. A. procera Bthm. — Inl. Kihiang (sund.), Weroe (jav.). Java. G. B.

Een boom van middelmatige hoogte, doch zwaar van stam. Hij komt voor op Java in de lage streken en wordt ook op de Philippynen en in Burmah aangetroffen. Het hout is week en grof van vezel. Soortelijk gewigt 0,596. St. Volgens C. voor huishouw wel gebruikt, doch over het algemeen weinig geacht. Volgens Mr. D. Koorders (Bijdragen Taai-Land- en Volkenkunde van Nederlandsch Indië, 1870, hlz. 353) wordt het niet door de hanghara\'s (zekere torren) aangetast. Volgens v. M. een

-ocr page 27-

3

der beste houtsoorten van Indië, menigvuldig voorkomend en zeer geschikt voor huishouw, meubelmakerij en vele technische doeleinden. I, 4. 11, 4. 65.

23. Albizzia stipnlata Bth- —Tnl. Sengo7i (jav.) Java. Lagere streken-

Het hout is ligter dan van A. procera, en grover van vezel, kan intusschen tot de goede houtsoorten gerekend worden, komt menigvuldig in genoegzame afmetingen voor om er breede plankeu van te krijgen en is eene voor meubelmakerij en huishouw zeer geschikte en door de Javanen veel gebezigde houtsoort, v. M. Het wordt door de witte mieren niet aangetast. Hsskl. II, 5.

24. A. (moiitana Btlmi. 1) — Inl. Wangkol (Jav.). Bang kol (mad.). Kiharoeman. Java. K. B.

Goed timmerhout, voor huishouw geschikt. C. I, 7.

25. Aleurites triloba Forst. — A. moluccana W. (Euphorbiaceae). Inl. Kemirie, Kamirie (mal. jav.), [Moentjang. (sand). Hssk.) Sapirie op Celebes, ook Wijamo (tons, in Menado). Siboh op Borneo. Java, Molnkken, Timor. K. B.

Eene slechte houtsoort, die zich echter goed laat bezigen voor snijwerk (ongeveer als lindenhout). De Javanen maken daaruit bij voorkeur de Topeng- en Wajaug-maskers; verder wordt het. voor eenige gereedschappen en als brandhout gebruikt. Het komt in aanzienlijke at\'metiugen voor. v. M.

De zaden worden als specerij enz. gebezigd en leveren eene zeer geachte olie. I, 372, II, 47.

26. A. spec. — Inl. Wijauw. Menado.

Is waarschijnlijk dezelfde als de vorige. IV, 45.

27. Allophylus sundanus Miq.—(Sapindaceae).Inl. (mal.). llalippajan (mandh ). De geheele Archipel.

Voor huishouw wel gebruikt; de bladen leveren een uitwendig geneesmiddel voor kinderen. G. I, 522.

28. A?. (Sapindacea) spec. — Tudy. Celebes.

Voor huishouw geschikt. C. 1, 523.

29. A.? (Sapindacea) spec. — Ridan. Bangka.

Goed timmerhout. C. I, 524.

30 Alstonia calophylla Miq. — (Apocyneae). Inl. Poelei pipi (mal.). Sumatra.

Voor planken geschikt. I, 618.

31. A. eximia Miq. — Inl. Djeloeloeng. Bangka. G. B.

Voor huisraad gezocht. C. I, 619.

32. A. macrophylla Wall. — Poeloe Pinang. — III, 80.

33. A. scholaris R Br. — Inl. Gahoes (jav.), Poeli (mal. jav ). Lameh (sund.). Poelei kam potig (mal) op Sumatra. Hito, Celebes. Poelan-ten bochoor, Borneo. Geheel Znid-Aziüen deSunda-Archipel. K. B.

Voor huishouw wel gebruikt, maar van geringe waarde. C. Het weeke hout geschikt voor inseetenkistjes; ook geklopt voor kurken. Hsskl. 1, 617.

34 Alstonia spatulata BI. — Inl. Lameh. (sund.). Java. G. B.

Een boom, die tot ongeveer 50 voet hoog groeit. Hij komt voor in

-ocr page 28-

J.

de lagere bergstreken van de Preanger. Het hout is wit, tamelijk vast en fijn van weefsel, doeh week en laat zieh derhalve gemakkelijk bewerken. In Europa welligt voor snijwerk aan te bevelen. Soortelijk gewigt 0,608. SL V. 104.

35. A. spectabilis R. Br. — Poeli (jav. mal.); JPoelee oiLameh aweh (sund). Timor. Java?

Het hout is middelmatig van vezel. veerkrachtig, doeh weinig duurzaam; het komt in vrij aanzienlijke afmetingen voor, wordt meestal echter voor kleine voorwerpen, meubelen, huisraad enz. gebezigd. De meeste zadel-bokken der Javaansche zadels worden van dit hout gemaakt, p. 3/. II, 84-.

86. Ao spec. — Poeley (mal.). Goti (mandh.). Sumatra.

Voor planken bij huishouw. C. I, 020.

37. A. spec. — Poelaioie (jav.). Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I, 621, *

38. A. spec. — Totondong. Ct-lebes.

Voor verscheidene materialen bij huishouw enz. 1. 622. IV, 19.

39. A. spec. — Tol or kar tas of Sumering (tons.). Celebes.

Als voren. I, 623, IV, 63.

40. A. spec. — Voelanten hatoe. Borneo.

Voor doodkisten; ook voor praauwen wel gebruikt. 1, 624.

41. A. spec. — Djillli. Bangka.

Goed timmerhout. I, 625.

42. Amoora Aphanamixis R. et. Sch. — (Meliaceae) Inl. Kidjoedjoel (sund), Mendjaniong^ Bangka. Java, Bangka. G. B.

Levert goed timmerhout; de bloemen geven honig. C. I, 475.111, 7.

43. Anacardium occidentaleL.—.(Anacardicae). Uit Zuid-Amerika, in Oost Indie sedert lang algemeen. Inl. jCW/öe (sund). C. Djamhoe mehdeh of ü. monjet. Mangga man jet Hssk. ü. B.

Het hout heeft geene waarde. G. Uit den stam van de verscheidenheid B. indicum vloeit dikwijls een sap, dat zich tot een vuistgrooten kogel aanzet; wordt deze met water vermengd, dan heeft men een zeer goede lijm (gomme d\'acajou). De vruchten of beter vruchtdragers zijn vleeschachtig en eetbaar. Hs.s\'/cl. De vruchten zijn ook wel onder den naam van olifantsluizen of acajou-noten bekend en bevatten een zwart bijtend sap. Filet. I, 536.

44. Anona mnricata Dun. — (Anonaceae). Trop. Amerika, op Java gekweekt. InL Nangka boehoen, N. Wolanda (mal).

Het hout heeft weinig waarde. C. De vruchten (Zuurzak) behooren tot de lekkerste, daarbij echter zeer verkoelende West-Indische vruchten, en worden vrij algemeen in Nederlandsch Indië aangekweekt. Hsskl. I, 251.

45. A. reticulata L. — Afkomst als voren. Inl Nona. Manoa. K. B

Een heesterachtige vruchtboom, die niet boog opschiet en allervvege in de lagere streken van Indië voorkomt. Het hout is ligt en niet deugdzaam; de vrucht is tamelijk geurig. St. De vrucht heeft een aangenaam wit vleesch, dat als boter op de tong smelt. Hsskl. Soortelijk ffewiet 0,411 St. V, 103. J ö b

46. (Anonacea spec.) — Inl. Uien gang. Bangka.

Voor planken zeer geschikt. C. 1, 255.

-ocr page 29-

47. (Anonacea spec.) — Tul. Mempisang. Bangka.

Voor sleepriemen, scheppers, enz. c. I, 256.

48. (A. spec.) — \'Pamelesian. Celebes.

Voor versehillende materialen bij huishouw enz. c. 1, 257.

49. (A. spec.) — Mempinang. Bangka.

Goed timmerhout. c. I, 258.

50. (A. spec.) — Mendaroe. Bangka

Zeer gesehikt timmerhout. c, 1, 250.

51. Anthocephaliis Cadamba Miq. (Rubiaceae Voor-Indie , Ben-gale Op Java gekweekt. III, 169.

52. A. iudicns Ricli.— Voor-Tndië,Java.Inl. Tjaideraitan[s\\x\\\\amp;.).G.Vgt;.

Goed timmerhout. C. I, 589.

53. Antiaris toxicaria Lesch.— (Artocarpeae). Java,Sumatra, Borneo, Celebes. Inl. JPuhon Oepas. Antjar (sund.). Ipo oïNipo op Celebes.G. B.

Boom van middelbare hoogte, die niet veelvuldig voorkomt. Deze is de vroeger zoo beruehte gif boom van Java, wiens eigensehappen bij later bedaarder onderzoek groot endeels bleken overdreven te zijn voorgesteld, hoewel het sap seherp en venijnig is en het Javaansche pijl vergift levert. Het hout is wit, ligt, heeft een fijnen langen en gesloten vezel. is buigzaam en vrij sterk, doeh duurt niet lang en is geneigd tot scheuren, v. M. 11, 76. III, 63.

54. AntidesmaBuninsSprg. — (Antidesmeae). Java, Molukkeu, Ambon. Inl. Hoeni, Boeni (sund.). Woenie (mal jav). G. B.

Voor huishouw geschikt. c. De zeer lekkere en iets zure vruchten van dezen niet bijzonder grooten boom staan zeer in waarde en worden met zorgvuldigheid geplukt en duur verkocht. Men ziet tot dat einde den boom dikwijls geheel met bamboesteigers omgeven om het plukken der in menigte aanwezige vruchten gemakkelijk te maken.//5.^. De jonge bladen zijn zweetdrijvend en worden als groente gegeten. Miq. I, 384.

55. A. Bunins var. — Woenie tjaai (jav.). G. B

Voor huishouw geschikt. c. I, 385.

56. A. montannm BI. — Philippynsche eil.; op Java gekweekt. Inl. Hoeni pasir, SoÖr poeti (sund.). G. H. Ill, 8.

57. A. paniculatnin BI. — Java, Timor. Inl. Dempoel (jav.). Onjam (sund.). G. B.

Tamelijk goed hout. c. Voor verschillende doeleinden geschikt, ü. m. De vruchten worden raauw gegeten en zijn zoet en tevens eenigzins zuur. Hssk. I, 386. II, 36.

58. A. coriacenm Tulsn. — Java. Ill, 76.

59. A. diandrum Spr. — Java. Inl. Oncleh Ondeh, An flee of And eh. G II.

Deze houtsoort heeft bij de Javanen een goeden naam voor huishouw, gereedschappen en meubelen. Hij is fijn van vezel en komt veel overeen met Eugenia lucidula. v. M. II, 27.

60. A. pubescens Roxb. — Westelijk Java, in dc lagere bergstreken. Inl. Soör (sund ).

Een boom van ongeveer 70 voet hoogte. Het hout is fijn en vast van weefsel en zeer duurzaam in hel gebruik voor huishouw. Soortelijk gewigt 0,914. St. V, 112.

-ocr page 30-

6

61. Antidesma spec. Tnl. Gambir, — Bangka

Voor planken gescliikt. C. 1, 387.

62. A. spec. Inl. Mas. — Celebes.

Voor verseliillende materialen bij huishouw enz. C.\\, 388. IV, 6.

63 Apernla spec. — (Laurineae). Bangka. Inl. Medang poessaar.

Goed timmerhout. C. I, 981.

64. Aquilaria Agalloclia Roxb. — (Aquilarineae). Java, Sumatra. Inl.

Garoe of Kajoe Garoe[s\\x\\\\lt;\\. m?i\\.).Engkaras. Aliem op Sumatra. G.B.

Wordt voor huishouw wel gebruikt, doch meest voor reukwerk gebezigd. Levert het ware Lignum Agallochum of Aloës. Miq. I, 175.

65. A. inalacceusis Lam. — Sumatra, Bangka. Inl. Haling. Tahahoy Bangka.

Van weinig waarde. C. I, 17G.

66. Araucaria brasilieusis A. Rich. — (Abietineae). Uit Brazilië. Te Buitenzorg gekweekt. Ill, 9. K. B

Areca Nibung Mart. Zie Oiicos2»eriiia filamentosa BI.

67. Arenga obtnsifolia Mart. — (Palmae). Java, Sumatra. Inl.

(sund. mal.)

Een deugdzame houtsoort, voor stijlen zeer gesehikt. C. De bast, die tussehen den stam en de bladstelen zit {lidi, injoek, toek) wordt tot bezems verwerkt en ook tot huisbedekking gebezigd. Het hout wordt tot weversgereedschappen gebruikt en is zwaar en zwart; ook lansen en scheeden van wapens worden daaruit gemaakt; deze zijn zeer fraai, en een stuk van 1 — 1% voet lengte en 1 duim dikte wordt met % gulden betaald. De jonge, ontwikkelde bladen (Jioemboet) zijn lekker om te eten, de andere bladen dienen tot dakbekleedin^ {afap). De sappen, die uit de bloemsteng loopen, zijn nog zoeter dan die van Aren (A. saccharifera) en hebben een aangename lucht. De boom geeft gedurig vruchten, gelijk de klapperboom . en sterft niet af na het vruchtgeven zooals de Aren. Hsskl. 1, 698.

68. Aromadendron elegans BI. — (Magnoliaceae). Inl. Ki-loengloeng (sund.). Djalatrang T. Mad ja. Hssk. Java. G. B.

Een boom van 50—60 voet hoogte. Hij komt voor in de Preanger landen, in de eerste zone. Het hout, dat in geaardheid overeenkomt met dat van sommige Cupuliferen, is ligt, doch ook niet duurzaam, evenwel zeer bruikbaar in den huishouw. Soortelijk gewigt 0,472. St. Het hout is bijzonder sterk en voor huishouw en meubelhout geschikt. Hssk. De schors is bitter aromatisch. Miq. V. 115.

69. Artabotrys snaveolens BI. — (Anonaceae). Inl. Doeri. karbau. Aroi kilalaki (smid.). Kanavgan oelav. Warimetten (amb.). Sunda-archipel, Molukken.

Slechts voor brandhout geschikt. C. De welriekende bloemen van A. intermedins {Kailak, of Kananga aroy) worden tussehen kleedjes gelegd om deze een aangenamen geur mede te deeleu. Hssk. I, 252.

70. Atrocarpus altissima T. et B. — (Artocarpeae). Inl. Kloeloom-regis. Sumatra. G, B.

Een kolosale, statige woudboom, die in stam en kroon de kracht van den tropischen plantengroei vertoont. Hij komt voor in de Lampongs en

-ocr page 31-

7

ia de Zuidwestelijke streken van Palembang, op hooge gronden. Het hout is bruin gevlamd, vast van weefsel en gestrekt van draad; het laat zich gemakkelijk bewerken, en door vuur, onder den uitgeholden stam aangebragt, aanmerkelijk uitzetten. Ook het kloetoom behoorde weleer tot het kajoe raija, en diende uitsluitend tot het maken van pentjahlangs (boomschuiten), die bij eenc lengte van 70 voet, somwijlen 7 a 8 tot 9 voet breedte hebben. Deze vaartuigen kunnen 50—60 jaren duren, zoodat alles voor het gevoelen pleit dat van deze kostbare houtsoort met het beste gevolg voor den scheepsbouw zoude kunnen worden gebruik gemaakt. Het ware ook daarom wenschelijk dat men de aankweeking van dezen boom in daartoe geschikte streken, op elke wijze trachten te bevorderen of uit te breiden. Soortelijk gewigt 0,843. St. V, 29.

71. Artocarpns Blumei Tréc. A.pubescensW.Inl. Hendo (jav.) Rendah (sund.). Kokap (mad.). Turrup T. Java, Borneo. G. B.

Het hout is wit met zwarte strepen of vlammen, grof en min deugzaam. Het komt dikwijls in aanzienlijke afmetingen voor, doch is niet veelvuldig in gebruik. Bij doelmatige bereiding zou echter van dit hout voor vele doeleinden partij getrokken kunnen worden, v. M. De bast wordt van de buitenschil bevrijd en tot touwwerk gedraaid. De kleverige melksappen worden voor de vogelvangst gebruikt. {Aroy koeloet leukeut). De bladen worden in de rijstmagazijnen (loemboeng) tot onderlagen van de rijst op den vloer gelegd. De vruchten worden gegeten. C. I. 329. II, 62.

72. A. dimorpliophylla Miq. — Tnl. Poerin. Bangka. G. B

Levert hard hout, voor rijstblokken. C. I, 335.

73. A. elastiea Rw, — Tnl. Boencla of Boe da (sund.). Terap Terep (sund. mal). Troeëp, Turrup. Turrup hoeëk. Hssk. Bedjok. C. Java. G. B.

Aan de monden der rivieren. C. De melkachtige sappen met die van meer andere planten worden tot vogellijm bereid, en ook tegen bloedloop ingenomen. Van den bast wordt een vrij sterk, roodachtig touw gemaakt; het hout wordt ligt door witte mieren aangetast en daarom slechts voor rijstblokken gebruikt. De bladen worden als onderlaag van de rijst in de padiemagazijnen gelegd {lielip parree). De vruchten zijn niet zoo lekker als die van Nangka beurriet (A. integrifolia). Hssk. I, 328.

74. A. glanca BI. — Tnl. Tiwoe landoe. (sund.). Java. G. B.

De stam is gelijk aan dien van A. rigida; het spint wit, het hout rood en grof en wordt door de witte mieren aangetast; dient echter voor bouwhout. Hssk. II, 86.

75. A. incisaL.f. — Inl. Kloewie (jav) of Tremboel. (mal. jav.) Broodboom. Java, Sunda-eil., Molukken, Eil. der Stille Zuidzee. G. B.

De vruchten worden geschild en met onderscheidene kiuiden, als honjee, salim, hairang (uijen) enz. zamengekookt en dan bij de rijst gegeten. Hssk. Het hout is grijs en wit met zwarte strepen of vlammen, eenigzins lijner van vezel dan A. pubescens, echter meer tot scheuren geneigd. Het wordt bij gebrek aan beter gebruikt en komt in middelmatige afmetingen voor. v. M. II, 63.

76. A. incisa L. f. (i laevis Miq. (A. laevis\';Hssk.) — Inl. Soekoen, (jav. mal ) Java. G. B.

Het hout is veel grover van vezel dan dat van den voorgaanden, minder aan scheuren onderhevig, wordt echter meer door insecten vernield. Het

-ocr page 32-

8

hout is wit met zwarte strepen of vlammen. De rijpe vruchten worden geschild, gewasschen, afgekookt en met bijvoeging van zout {assam) bij de rijst gegeten. Rssk. II, 64*.

77. Artocarpus iutegrifolia L.— Inl. Nangka (mal.), Nongko (jav.), Tjuebadak kampong (mal. Sum.), Rappo tjedo Cel. C. Nangka huhriet T. Java. In Oost-Indië veel gekweekt. G. B.

Een boom van ongeveer 40 voet hoogte. die over geheel Indië in de lagere streken voorkomt. Het bevallig geel gekleurd hout is tamelijk vast van weefsel en golvend van draad en dient voor meubelen en huishouw. Uit de schil der groote, zware, eetbare vrucht wordt eene uitmuntende vogellijm getrokken. Soortelijk gewigt 0,635. St.

Het hout wordt ook gebezigd voor buffelbellen (klottok kehoh) en de houten in de wachthuisjes; deze geven een ver te hooren geluid; het hout wordt niet door do witte mieren aangetast. De bladen dienen voor het afwrijven cn polijsten van fijne voorwerpen en zijn fijner dan die van Ficus politoria Lam. De vruchten worden raauw gegeten cn men onderscheidt Nangka gedeh, N. beur riet of kertow. N. boeboer, N. tjampedak. Zijn er slechts weinig pitten in eene vrucht {hoeloe), zoo noemt men ze N. hoegang. De pitten worden afgekookt en dan geroost en zijn zeer lekker. Ksskl. I, 332. III. 74. V, 116.

(A. Kerton Z. el M.) De var. Kertow ot Nangka beur riet kenmerkt zich door het groote aantal (300—tüO) vruchten. Hssk.

78. A. mollis Miq. — Inl. Tam,pang. Sumatra.

Yoor huishouw geschikt. C. 1, 334.

79. A. poöiiforuiis T. et B. — Inl. Tiwoe landoe. (sund). Java. III, 84. G. B.

80. A. Polypliema Pers» — Inl. Tjampedah. Java. Nakan Nakan; Aka nakan T. Sumatra, Java. G. B.

De vruchten zijn eetbaar, C. I, 331.

81. A. rigida Miq. — Inl. Tampoeni op Borneo. 21 am pang, op Java. Poessaar) Mandalika. T. Boeroet. Hssk. Java, Sumatra, Borneo. G. B.

Het hout wordt voor stijlen van huizen gebruikt. C. De kleverige sappen {ketah) worden met was (inalan tuwul) vermengd en tot het verwen der kleedjes {kain batik) gebruikt; het spint is wit, het eigenlijke hout {galeuh) is rood; witte mieren tasten het niet aan ; de vruchten zijn zuurachtig zoet en aangenaam om te eten. Hssk. I, 330. III, 78.

82. A. yenenosa Zoll. et. Morr. — Inl. Booeloe. Boeloe ongko (jav.). Java. G. B.

Het hout is slechts voor brandstof geschikt. C. I, 333.

83. A. varians Miq, — Inl. Kepor oï Tjepedak aijer, Bangka, Tima-dak-hoegoe, Borneo, Temedah, Tjampedah aijer, Sumatra, Lam-pongs. G. B.

Voor huishouw geschikt. C. I, 336.

84. A. sp. — Kloetoom-toeda. G. B,

Ofschoon deze boom niet den omvang verkrijgt en ook zijn hout minder

-ocr page 33-

duurzaam is dan dit van den Kloetoom-régis, zoo is nogthans deze houtsoort nuttig en zeer deugdzaam. Zij dient almede tot het maken van vaartuigen en ook voor den huishouw. Soortelijk gewigt 0,8^3. St. Y. 29.

85. A. sp. — Kloetoom-nangJco. G. B.

Als de vorige. Soortelijk gewigt 0.504. St. V, 31*.

86. A. sp. — Moumbie. Menado. G. B.

Voor verschillende materialen bij huishouw enz. C. IV, 15.

87. A. sp. — Tarap. Borneo. G. B.

Het hout heeft weinig waarde; van den bast wordt touw gemaakt; de kleverige melksappen dienen tot vogellijm en de vruehten worden als groente gegeten. C. I, 338.

88. A. sp. — Tjampada. Molukken. G. B.

Goed timmerhout voor huishouw. C. I, 3i0.

89. A. sp. — Tjoehadak aijer. Sumatra. G. B.

Als de vorige. C. I, 341.

90. A. sp. ? — Kapoor. Riouw. I. 948. G. B,

Goed voor planken bij huishouw. C.

91. A. sp.? — Kapoor. Java. I. 783. G. B.

Alleen voor brandstof. C.

92. A. sp. — Nangsi. Java. Lagere streken der Preanger. G. B.

Het lichtbruine en tamelijk vaste hout laat zich gemakkelijk bewerken en dient plaatselijk voor huishouw en landbouw-werktuigen. Soortelijk gewigt 0,607. St. V, 108.

93. Astronia papetaria BI. — (Melastomaceae). Lil. Deha (Celebes), Oebat papeda (mal ). Mehoe lapla, Apair of Epai op Ambon. Molukken. G. H.

Voor verschillende materialen bij huishouw enz. C. I, 116. IV, 29.

94. Averrhoa Bilimlri L. — (Oxalideae). Inl. Bliemhieng (mal.). B, oeloe. Baliemhieng bissie. T. Geheel Indië, Sunda-eilanden Molukken. B. H.

Het hout is als timmerhout bruikbaar. G. De zuurachtige vruchten dienen tot confituren en ook met groente gekookt om deze zuur te maken. Ussk. I, 274.

95. A. sp. — Inl. Blimbing. B. H.

Fraai hout, rood en licht rood van kleur met bruine vlammen, fijn. doch zwaar en moeijelijk te bewerken; bovendien zelden gaaf te bekomen. Het scheurt weinig. doch springt dikwerf tijdens het bewerken door de vele kwasten; overigens is het zeer duurzaam. Het wordt voor meubelen en huisraad gebezigd. De gave stukken zouden voor kammen, schijven, enz. kunnen gebezigd worden, v. M. II, 82*.

96. Avicennia officinalis L. — (Avicennieae). Inl. Waring (tons.) op Celebes. Api api (sund.) op Java. Langs de zeekusten der warme gewesten, over geheel Indië tot in Australië. G. B.

Voor verschillende materialen bij huishouw enz. I, 052.

97. Barringtonia racemosa BI. — (Myrtaceae). Inl. Song om Zej/lon.

2

-ocr page 34-

10

Songong (sund.), Poet at, Java. Kuststreken van Indie. K. B.

Zonder waarde. C. Volgens Ussk. is het hout der Barringtonia\'s fraai wit en fijn, en wordt zoowel voor bouwiiout, als ook voor fijne houtwerken en scheeden van wapens gebezigd. I. 95.

98. B. Reinwardtii Miq. — Tnl. Kencloeng (sund. mal ). Java.

Tamelijk goed timmerhout. C. I, 96.

99. B. speciosa L. — Inl. Pottan. Poetoen. St. — Boetan, Kehun, T. Hoettoem (amb.), Kalappa loep a of Lali (jav.). Kuststreken van geheel Znid-Azië enz. G. B.

Een zware boom van aanmerkelijke hoogte in de lagere bergstreken van West-Java. Het hout is vast van weetsel en duurzaam. Plaatselijk dient het voor huishouw. Soortelijk gewigt 0,919. St. V, 111.

100. B.VrieseiT. etB. — Inl. Song om andjiny (sund.). Java. G. B.

Bij huishouw gebruikt. C. I, 97.

101. B. sp. — Boelan. Borneo.

Goed timmerhout voor huizen, gereedschappen enz. Voor scheepsbouw geschikt, hoewel het in geene groote lengten voorkomt. Soortelijk erewifft 0,838. C. 1, 98. VI, 39.

102. B. sp. — Kajoe noesoe. IV, 66.

103. Bassia sericea BI.— (Sapotaceae).In].2gt;/e«^to.Java.III, 110.G.B.

104. Bischoffia javanica BI. — (Euphorbiaceae). Inl. Gadok (sund. mal.). Gintoengan (jav.), Bientiengan (mal.) op Sumatra. Java, Sumatra. G. B.

Vrij goed timmerhout. C. Het hout is sterk, fijn van aderen en donker van kleur, wordt door witte mieren niet aangetast en dient tot huishouw. De vruchten zijn zeer zuur en worden daarom niet creercten. Hssk. I, 365,111,72*.

105. Bixa OreUana L. — (Bixaceae). Trop. Amerika, op Java gekweekt. Inl. Gliengum. G alien gum. Glingnm. Gloege. Kasoemba (sund.). K. H.

Deze heester, welke zich door spoedigen wasdom en de gemakkelijkheid kenmerkt, waarmede men hem kan verplanten, wordt zeer algemeen tot het aanleggen van levende heiningen {pagger ietoep of p. hier oef) aangewend. Zulke heiningen zijn altijd digt begroeid en fraai groen, waarbij nog bij oude heiningen de schoone rooskleurige bloemen komen. De zeer op Ramboetan (Nephelium lappacèum) gelijkende vruchten bevatten zaden, die met een oranjekleurig, vleezig omhulsel zijn omgeven, hetwelk vroeger veelvuldig tot bereiding van de verfstof Orlean werd aangewend. Hssk. UI, 200.

106. Blackwelliafoetida Wall. — (Homalineae). Inl. Sam ar. Samar-meira (mal), Kajoe bessie op Ternate. (Ternataansch IJzer-hout. Humph.). G. B.

Komt voor op Ternate, op enkele andere eilanden van den Molukschen Archipel en ook op Noordelijk Celebes. De boom is zwaar en het hout is vast van weefsel en tamelijk gestrekt van draad, doch warrig en laat zich tegen spaan moeijelijk verwerken. Soortelijk gewigt 0,915. St. Vrij goed timmerhout, doch niet zeer duurzaam. C. I, 135. V. 11.

107. B. spiralis Wall. — Oost-Indië. Ill, 154-. ü. B.

-ocr page 35-

11

] 08. Blackwellia tomentosa Tent. — Inl. Kiboddas (sund.). Dliesem (mal.). Glingsem (jav.), Java. G. B.

Hout rood en meestal schoon gevlamd, deugdzaam, zeer geschikt voor meubels en ook voor huishouw, althans het wordt er voor gebezigd. De stijlen moeten dan echter, zoover zij in den grond komen, voorat goed gebrand worden. De boom is fraai en bereikt dikwijls een aanzienlijken omvang, v. M. Volgens C. heeft het hout geringe waarde en wordt weinig gebruikt. I, 136. II, 9.

109. Bouea diyersifolia Miq. — (Anacardieae). Inl. Raman oetan. Sumatra (Lampongs). K. B.

Het hout wordt voor krisseheeden gebruikt. De vruchten zijn eetbaar. C. I, 563.

110. B. Gaudaria BI.— Inl. Gandaria (sund. mal.). Goenarja/i, Ken-darah (sund). liamania op Borneo. Java, Borneo, enz, G. B.

Ooed timmerhout. De vruchten zijn eetbaar. C. I, 562. III, 159.

111. Bracliyiiternm microplijlliiin Mi«(. — (Papilionaceae). Inl. Ka-joe rela. Sumatra (Palembang). Ill, 136. G. B.

112. Briedelia glauca BI. -— (Euphorbiaceae). Inl. A\'azoö/a«(7 (sund.). Java. III, 163. K. B.

113. B. sp. — Oehar. Sumatra.

Goed timmerhout. C. I, 366.

114. B. sp. — Si baree-baree. Sumatra.

Heeft weinig waarde. C. I, 367.

115. B. s|i. — Pamuly. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw, enz. C. I, 368.

116. Bmgnlera cylindriea BI. ■— (Rhizophoreae). Inl. Tandjanij. (jav.). Kustmoerassen van Zuid-Azië enz.. Java. K. B.

Van geringe waarde. G. I, 769.

117. B. parviflora Wglit ct Aru. — Dezelfde groeiplaats. Inl. Tin (mal.). Sonja. (tons.) in Menado. Java Celebes. K. B.

Bij huishouw te gebruiken. C. I, 122.

US. B. Biimphii BI. — Dezelfde groeiplaats. Inl. Bakko. Bakoe Tonke, Lolaro (tem.) Kajoe soesoe, Mangi maniji (mal ). Tahi, Wakkal, Wuat, Wallalopoe (amb.), Sala sala (mak). Moluk-ken. K B.

Bij huishouw te gebruiken. C. I, 121.

119. B. sp. — Makoeroeng. Celebes. K. B.

Als voren. C. I, 123. IV, 73.

120 Buclianania arboresecns BI. — (Anacardieae), inl Kunghas manoek. Ingas boeroeng (mal.) T. Popoun (jav.). C. Sunda-Archipel, Java. G. B.

Alleen voor brandhout gcschikt. 6\'. I, 564-.

121. B. racemiflora Miq. — Inl. Terentong. Bangka. G. B.

Voor meubel- en timmerhout geschikt. C. I, 566.

-ocr page 36-

J 2

122. Bnclianania sessilifolia Bl. — Tnl. Rangas halang. Sumatra. G.B»

Voor huishouw geschikt. G. I, 565.

123. B. spec. — Trantavg, Sumatra. G. B.

Voor huishouw geschikt. C. I, 569.

124. B. spec. — Terentang malong. Bangka. G. B.

Als voren. C. I, 570.

125. B. spec. — Tarantang. Sumatra. G. B.

Als voren. C. I, 571.

126. B. spec. — Mampauw. Bangka. G. B.

Goed timmerhout. C. I, 57.2.

127. Butea frondosa Roxb. — (Papilionaceae). Inl. J? los so, Plaso (mal.). PIoso (jav.). Geheel Indië, Java. G. B.

Het hout is zonder waarde. De bast levert vezelstof voor touw enz. Wegens zijne prachtige oranjegele bloemen een der schoonste sieraden van het landschap. I, 47.

128. Caesalpinia ferrnginea Dcne. — (Papilionaceae s. o. Gaesalpinieae). Inl. 8oga (mal). Bima, Java. laroe, Timor. K. B.

Het hout wordt voor het maken van praauwen wel gebruikt. C. De bast is de bekende Sogabast, waaruit een bruine verfstof bereid wordt. 1,34. III, 3.

129 C. coriaria W. — Uit West-Indië, in Oost-Indië gekweekt. Divi Divi. K. B.

De vruchten leveren looistof. III, 141.

130. C. Sappan L, — Inl. Setjang (sund.). Sap pan (mal.). Tjang (Bali). Lolan (amb.). Roro (Tidore). Java en door geheel Indië verspreid. S. H.

Deze stekelige heester groeit zeer gemakkelijk en munt uit door fraaije bladen en bloemen, wordt daarom ook dikwijls voor heiningen gebruikt. Het hout is als Sapanhout bekend en levert een roode verfstof. Het wordt geschild, in stukken gesneden en afgekookt, en de rood te verwen voorwerpen daarbij gevoegd. Hssk. liet harde hout wordt door de schrijnwerkers gebruikt; ook houten spijkers worden daaruit gemaakt. Miq.

m, 30.

131. C. spec. — Petar Petar (mal.). Sumatra.

Heeft weinig waarde. C.

De sappen van den stam van C. panicnlata en andere soorten worden als geneesmiddel tegen oogziekten gebezigd. Hssk. I, 35.

132. Calosantlies indica Bl. — (Bignoniaceae). Inl. Pompohran (sund.). Boengli, Kajoe Lalaki, K. lanang (mal. jav.). Geheel Indië, vooral langs de kusten. G. B.

Voor huishouw van geringe\'waarde. C. De schil wordt gestampt en met water aangemengd en dit mengsel bij maagziekte gedronken hatch of sakkiet atie). Ook de bladen worden op dezelfde wijze gebruikt. Bladen en bloemen worden gegeten; de vruchten, nog niet rijp, echter 2 —3 voet lang zijnde , worden in stukken gesneden, van de zaden ontdaan en dan afgekookt en gegeten. Hssk. I, 626.

133. Callaeocarpus spec. — (C. sumatrana Miq. ?). (Cupuliferae). Inl. Bira bira (mal. en mandh.). Sumatra.

Hard zwaar hout, duurzaam, zoo in den grond als onder water. C. 1,170.

-ocr page 37-

13

134. Callicarpalaiiata Talil. — (Verbenaceae). Inl. Katoempang. T. Lelemah (mal. en tons.). Celebes C. Java, Celebes. K. H.

Voor verschillende materialen bij huishouw. C. I, 638.

C. sp. div. — Katoempang, Kikatoempang, Kinjorang. K. H.

De bladen worden gewreven en op wonden gedaan, die sterk opgezwollen zijn; ook worden zij op deelen ingewreven, die ziek geweest en na hersteld te zijn, weder in de vorige ziekte zijn teruggevallen. Rssk.

135. C. Wallicliiaua Walp. — Inl. Tenjaauw Sumatra.

Voor huishouw gesehikt. C. I, 639.

136. C. sp. — Lelemah (mal. en tons.). Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw enz. C. IV, 69.

137. C. acnminatissima T. etB, — Ceram K. B. III, 160. Inl. Katoempang. K. B.

138. C. Reevesii Wall. — China. G. H. III. 73.

139. Calysaccion. — (Clusiaceae) sp. Kapoeratja. Menado. IV. 39.

140. Calophyllum Inopliyllnm L. — (Clusiaceae). Inl Njamploeng (jav.), Patoe (jav), (ook Hientangoor), Venaga (mal.) op Sumatra, Kapoeratja [Kapoor rantjang) (mal.), Rinkaren (tons.) Menado, Voenaga Celebes, Tjemplong, Borneo, Poenaga, Kapar naga, Gambir, Borneo. Molukken, West-Java, Sumatra, Sumbawa en andere eilanden van den Indischen Archipel. Geheel Zuid-Azië. G.B.

Deze boom is zeer zwaar en groeit allerwege langs de kusten en op lage gronden. In de Molukken, waar het hout van dezen boom bovenal voortreflelijk en duurzaam is, maakt men daarvan masten voor vaartuigen; ofschoon in de bewerking zeer stug en warrig, laat het zich met deugdzame gereedschappen toch goed bewerken tot meubelen, die wegens de vlammen van het hout een sierlijk aanzien verkrijgen. Soortelijk ge-wigt. 0,771. St.

De boom heet Kihoenaga, de bloemen Kapoer rantjang en de vruchten Njamploeng. De sappen worden voor fakkeltjes gebruikt, door ze om bamboestoKjes te winden; de vruchten worden gedroogd, fijn gestoten, in stoom gekookt en in een zak gedaan; daarna geperst, waarop er eene donkere olie uitloopt, die men als uitwendig geneesmiddel tegen kleine schurft gebruikt. Inwendig gebruikt is deze olie voor het menschelijk ligchaam een vergif. Husk.

Het hout wordt door de Javanen veel voor allerlei snijwerk gebezigd, doch het moet daartoe zorgvuldig worden toebereid. Het komt in geene groote afmetingen voor, en het spint is dikwerf vrij dik. v. M. I, 4é4. II, 12. UI, 50. V. 19.

141. C. lanigernm Miq. — Inl. Bintangoor hatoe. Bangka. Kiouw K B.

Vooral voor masten gezocht . C. I, 447.

142. C. plicipes Miq. — Inl. Hintangoor prict. Bangka. K. B.

Voor huishouw C. I, 446.

143. C. spectabile \\V. — Inl. Poenaga (sund.), Soelatri T. Java. G. B.

Voor huishouw. De vruchten leveren olie. C. I, 445.

-ocr page 38-

14

144. C. Teysmanni Zoll. — Inl. Soelatri. Java. K. B.

Het hout is nog fraaijer en fijner gevlamd dan dat der vorige. Niet voor scheepsbouw geschikt. Z. III, 58.

145. Calophyllum sp. — Bintangoer. Sumatra.

Voor huishouw, vlaggestokken en masten. C. I, 456.

146. C. sp. — sp. Bintangoer hoenoet, Riouw.

quot;Voor huishouw en masten. C. I, 460.

147. C. sp. — Bintangoer hoenga. Bangka.

Uitstekend timmerhout. C. I, 454.

148. C. sp. — Bintangoer dj al ai. Bangka.

Voor masthout geschikt. C. I, 459.

149. C. sp. — Bintangor tawahi (tons) op Menado. Borneo, Celebes. Voor huishouw, enz. C. I, 451.

150. C. sp. — Bintangoer nier a Mol ukken.

Een schoon meubelhout. I, 453.

151. C. sp. — Bintangoer djangkai. Riouw.

Goed timmerhout. C. I, 455.

152. C. sp. — Bintangoer oen dj am. Bangka.

Goed timmerhout. C. I, 458.

153. C. sp. — Bintangoer poetih. Molukken.

Voor masten van praauwen en schepen. C. I, 450.

154. C. sp. — Djindjit. Borneo.

Voor huishouw en praauwen. C. I, 452.

155. C. sp. of Clusiacea sp. — Meliko. Bangka.

Voor planken zeer gezocht. C. I, 461.

156. C. sp. — Miedieng. Bangka.

Het hout wordt weinig gebruikt, de schors tot dekking van huizen. C. I, 449.

157 C. sp. — Minjinjiem. Bangka

De schors tot dekking van huizen. C. I, 457.

158. Cananga odorata. — Hook fll. et T. (Anonaceae). Inl. Kananga (mal sund.); Kenang Java, achter-lndië, Molukken, enz In de tropische gewesten veel geplant. G. B.

Het hout is voor huishouw geschikt; de bloemen zijn welriekend en dienen aan de vrouwen tot opschik. Miq. C. I, 253, III, 18.

159. Oanarhim commime L. — (Burseraceae). Inl. Kanarie (mal ), Rerej (tons.) op Menado. Kitoewak (sund,), Nanari (Banda), Nia (Tem). Molukken, Java enz. Geheel Zuid-Azië. G. B.

Deze boom wordt om zijn fraaije houding menigmaal langs de wegen geplant en levert reeds na 10—15 jaren een schoone, schaduwrijke laan.

-ocr page 39-

15

Het hout is grof en sterk en wordt wel voor huishouw aangewend. doch zeer spoedig door de witte mieren aangetast, waarom het meer tot het maken van doelangs (sehenkbladen), roeispanen en ligte vaartuigen gebezigd wordt. De zaden worden vrij algemeen als de amandelen gegeten. zijn zoeter dan deze, doch veroorzaken, als zij niet goed rijp zijn, lig-telijk diarrhee. Zij worden ook als zuiverend geneesmiddel gebruikt. De olie, uit de rijpe en in den rook gedroogde zaden verkregen, kan versch zijnde tot het bereiden van spijzen, de oude slechts tot branden gebruikt worden. Uit den stam des booms vloeit een hars, die als Elemi-hars bekend is. Ussk. , Filet, Oudemans, enz. 1, 575. III, 138. IV, 42.

160. Canariopsis altissima BI. — (Burseraceae). Inl. Kiharpan T, Harepang (sund.) C. Java, bergstr. G. B.

Goed timmerhout. C. 1. 576.

161. C. hispida BI. — In). Kibiroe (sund.). Soerian T. C. Java, bergstr. G. B.

Als boven. I, 577.

162. Cargilia maritima Hssk. — (Ebenaceae). Inl Behlo-iiam St. Klhler, Ki kllear (sund.). Timor, Boeroe, Menado, Ambon, Saparoea, op het eilandje Kangjang beoosten Madura, en hoewel schaars, ook op Java G. B.

Deze boom wordt in de Mohikken zeer zwaar, zoodat stammen van 3 voet dikte niet zeldzaam zijn. Ten onregte is deze boomsoort verward geworden met het echte ebbenhout (Maba Ebenus R. Br.), waaraan zij nogthans verwant is.

Het hout is vast van weefsel en taai, zwartachtig bruin van kleur, met bruine vlammen en tamelijk ^estrekten draad. De inboorlingen gebruiken het voor huishouw en meubelen, doch om zijne deugdzame geaai^lhcid, inzonderheid voor vlerken aan de buitenzijde hunner ranke vaartuigen, alsmede voor geweerladen. Het laat zich gemakkelijk bewerken, hoewel het hard is, en zou in Europa o. a. zeer geschikt zijn voor tafelbladen en kastenmakers werk. Soort. gew. J,258. St.

Het hout is voor wandelstokken geschikt. C. I, 684. V, 15.

163. Carpopliylliuui macrocarpum Miq.—(Sterculiaceae). Inl. Kepayan. Bangka.

Goed timmerhout. C. I, 293.

164). CarnmMiim popidifolium Ruw. — (Euphorbiaceae). Inl. Karoemhi. Bodie. (Sumatra, C.).

Een zware boom van ongeveer 90 voet hoogte. Hij komt voor in de lagere bergstreken van TV. Java. Het hout is Imt en voor technisch gebruik van geene waarde. Soort. gew. 0,430. St. Het hout wordt voor stijlen van huizen gebezigd. C. I. 380. V. 110.

165. Caryodaphuc deusillora BI. — (Laurineae). Inl. Hoeroe, Hoeroe-paoel, Hoeroe Inh-ur, Teeclja, Kitedjeh, (sund.). K. B.

Een boom, die 50 voet hoogte bereikt en in westelijk Java in de hoogere bergstreken voorkomt. Het hout is zeer geschikt voor den huishouw en ook voor meubelen. Soort. gew. 0.690. 5/. Het heeft een fijnen, gelijkmatigen, goed gesloten vezel, en is, hoewel geneigd tot scheuren, bij de inlanders zeer geacht, ook voor lijn werk. Het komt dikwerf schoon gevlamd voor, doch slechts in middelmatige afmetingen. r. M. I, 194. II, 74. III, 156. V, 89.

-ocr page 40-

16

166 Caryodaplme laevigata Bl. — Java, Z.W. in de bergstreken. Ill, 197. K. B.

167. CaryophyllusaromaticusL. — (Myrtaceae). Kruidnagei-boom. Inl Polong, C Tjengkehi, Tjangké. (mal.). Mol ukken; op Java gekweekt. K. B.

Het hout wordt wel voor huishouw gebezigd. De bloemkuopjes wordeu gedroogd eu ziju dan als kruiduageleu bekend; door persing wordt uit deze de bekende nagelolie bereid. 1, 89. III, 66.

168. C. spec. — Ling s er ay. Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I, 90.

169. Cassia Fistula L. — (Papilionaceae). Inl. Tangoeli (sund. jav.). Benedenlanden van Java en Sumatra. Voorts in geheel Indië en trop. Amerika. K. B.

Het hout is hard en vast van weefsel en zeer geschikt voor den huis-bouw; het houdt in den grond gelegd, langer stand dan Djatihout en wordt ook niet door insecten aangetast. In de bewerking is het echter stug. De bast bevat ook eene looistof, en de boom levert de pijpcassia van den handel. Soort. gew. 0,676. St. Een pit der lange vrucht, gemalen met suiker en water ingenomen, helpt tot spoedige ontlasting Dij verstoppingen. Üssk. Opzettelijk wordt hij nergens in Ned. Indië aangeplant. De meeste C. van den handel komt uit 8iam en Britsch Indië. Miq. I, 27. V. 59.

170. C. megalantlia Dene. — Inl. Boboeni. Timor.

Voor huishouw wel gebruikt. C. I. 28.

171. €. javanica L. — Inl. Boenghoengoehlan, Bilalang op Celebes. Tangoeli (sund.). /faroe.? (amb.). Sunda-Archipel, Molukken. G. B.

Uitliet hart van het hout vervaardigt men tabak- en pinangdoozen.J//^. I, 29.

172. C. florida Valil. — Inl. Djoeioar op Sumatra, Djioer (mandh.) Sumatra. Sunda-Archipel, Java, vaste land van Indië. K B.

Eene deugdzame bouwstof voor stijlen van huizen, bruggen enz. C.Ï,\'S0.

173. C. moiitana Heyne. — Inl. Uarienghien, Aringin, (jav.). Java. Ill, 13. G. B. *

174. C. Parahyba Arrab. — Brazilië. G. B.

Op Java gekweekt. III, 87.

175. C. sp. — Bajoer boenga. Sumatra.

Voor planken zeer geschikt. C. I, 31*.

176. C. sp. — Bilalang bassie. Celebes.

Geschikt voor balken, huispalen, enz. C. I, 32.

177. Castauea brevicuspis Miq. — (Cupuliferae). Inl. Barangan. Sumatra. G. B.

Eene tamelijk goede houtsoort, maar toch weinig gebruikt. C. 1,166.

178. C. sessilifolia Bl. — Inl. Branak^ (mal.), Mranak (jav.). Java.

Als voren. C. I, 169.

179. Castanopsis argeutea Miq. — (Cupuliferae). Inl. Sinentin Si., Sanienten T., Saragan. C., Sarang-boerong. Miq. G. B.

-ocr page 41-

17

Een boom van ruim 70 voet hoogte en geëvenredigde dikte van stam; hij komt voor in de koele bergstreken van Java. Het hout is tamelijk vast en zwaar, en zou. in de lagere bergstreek groeijende, zeer gezocht timmerhout opleveren. St. Het hout is wit, grot\', sterk en hard; en wordt tot bouwhout gebezigd; de zaden worden.raauw afgekookt gegeten, gelijk de eehte kastanje. Hssamp;. Soort. gew. 0,699. Si. 1, 108. V. 85.

180. Casfanopsis javanica BI. — lui. Kali-morroi, Kalimbohroi. (sund.). T. Java.

Als voren. De vruchten worden gegeten. Soort. gew. 0,756. Sé. V, 84.

181. C. Tuiigurriit Miq. -- lui. Toengurruh, Tangogo. T. Toen-goeroet. C. Tengoeroet. (sund.) St. G. B.

Als voren. Hout en vruchten komen met C. argentea overeen; de laatste zijn iets bitter van smaak. 1, 167. V. 83.

1S2. Casnarina equisetifolia Forst. (Casuarineae). Fi.uitboom. — Tnl. Tjamara laat (jav.). Kas nar i op Timor, Kasawari op Ambon, Roja. (tons.) in Menado. C. — Tjemoro. T. Java, Sumatra, Celebes, Molukken, Timor. G. B.

Van de eilanden der Stille Zuidzee over de kuststreken van geheel Zuid-Azie en trop. Atrika verspreid. Ook in Amerika. Vormt aan het strand der zee eigenaardige bosschen, merkwaardig door het fluitend geluid, dat daarin door den wind ontstaat. Uitmuntend brandhout. C. I, 172. 111, 12.

183. C. Juiigliuliniana Miq. — Inl. Tjemoro goenoeng (jav). Java. Op bergen, tot 10 000\'. G B.

Voor huishouw wel gebruikt. C. Het hout is wit. gelijkmatig van vezel, ligt en zeer gemakkelijk te bewerken. Het wordt door de Javanen voor huishouw gebezigd en kan in eenige* opzigten met het Europesche g-eenenhout gelijk gesteld worden. Üok Podocarpus-soorten worden Tjhnoro genoemd, en daarmede schijnt dit hout wel eens verward te zijn, vooral ook omdat de Casuarina-wouden in cle verte veel op pija-bosschen gelijken. Zie Jungh. Java. 1, 551. v. M. I, 173. 11, 37.

184. C. mout ana Jgh, — Inl. Tjemoro goenoeng^ Oost-Ja va. In de hoouere bergstreken. T. Ill, 96. G. B.

Als de vorige.

185. C. sp. Roja. — Menado. T. IV, 40. G. B.

186. Cedrela Tooua Roxb. — C. febrifuga BI. (Oedroleap). — Inl. Suerhen-meira. (jav. mal.). Soeren poetie. T. — G. B.

Een boom van reusachtige grootte en zwaren stam. Hij groeit in de hoogere bergstreken van geheel Java en ook op Sumatra, de Molukken, de Philippijnen en in Voor-Indië snel op. Het hout is roodachtig bruin, niet zeer vast en laat zich gemakkelijk splijten cn bewerken. Wegens • zijne bijzondere buigzaamheid is het uitnemend geschikt voor paneelen van rijtuigen, doch plaatselijk wordt daarvan veel gebruik gemaakt voor pakkisten, terwijl uit de straalvormige lijsten, waarin het benedengedeelte van den stam uitloopt, schijf karren-wielen worden gesneden. — Soort. gew. 0, H9. St. Volgens llssk. is het hout week en ligt en wordt voor kano\'s gebezigd; voor bouwhout is het niet bruikbaar, daar het door het droogen krom trekt; het wordt niet door witte mieren enz. aangedaan. Ilssk. — Men beweert thans dat de bast de koortsdrijvende

-ocr page 42-

18

eigenschap niet bezit, welke daaraan vroeger werd toegeschreven. St. en volgens /Issfc. schijnen de inlanders hem ook niet te gebruiken. I. 505. II, 17. V, 75.

187. Cedrela inodora Hssk. — Inl. Soerken-poeli. St. — So er en me er a (jav. mal.) T. G. 13.

Een boom van nagenoeg gelijken omvang als de vorige, die onder anderen aan den voet van den berg Gedeh op West-Java menigvuldig voorkomt. Het hout is weeker en dient meestal voor pakkisten. Soortelijk gewigt 0,39ü. St. Ill, 82. V, 70.

188. C. serrulata Miq. — Soerian Sumatra. G. B.

Als boven; ook tot maken van praauwen. C. I, 506.

189. C. serrulata Miq. var. — Inl. Soerian Sumatra. G. B.

Vooral voor planken en kisten. C. I, 507.

190. C. spec. — Inl. Soerian. Borneo. G. B.

Voor scheeden van wapens, lansspiisen enz. C. I, 508.

191. Celtis reticulosa Miq. — (Celtideae). Inl. Kitaai. Java, Bergstreken. III. 131. G B.

192. Ceratophorns Leerii Hssk. — (Sapotaceae). Inl. Balem-tjabeh; tandoek St. — Koelan C. Eene aan Isonandra verwante soort.

Oostelijke streken van Java; ook op Bangka en Sumatra, in lage gronden.

Middelmatig zwaar van omvang. Hout roodachtig en vast van weefsel, golvend van draad en warrig, zoodat het in de bewerking stug is. Men gebruikt het voor huishouw en ook veel voor vaartuigen. Uit den Balein wordt eene zeer goede Get ah per tja (ö. getrokken. Soor

telijk gewigt 0,922. St. Volgens C. levert deze boom goed timmerhout. ook voor sloepriemen. I, 6G7. V, 39.

193. Ceriops lucida Miq. — (Rhizophoreae). Inl. Ting ie. Bangka. B H.

Bij huishouw te gebruiken. Bovendien levert de bast eene verfstof. St. I, 125.

194. C. spec. — Bal em troeng.

Als de vorige, doch niet zoo duurzaam. De vrucht is eetbaar. Soortelijk gewigt 0,753. St. V, 40.

195. Cincliona Oalisaya Wedd. — Kinaboom. Brazilië enz. G. B.

Wordt op Java aangeplant. I, 610.

196. Ciniiamomiim aromaticum Nees. S. C. Cassia BI. — (Laurineae). China. Op Java gekweekt. V\\\\\\, Kajoe manies tjina.\\\\\\, IQ. Q.V».

Levert de Chineesche Kaneel. Miq.

197. C. Culilawan Nees. var. rnbriim. — Java Ambon. Ill, 65 Lil. Koeliet lawan (mal.) Salakar (amb), Tedjo. Ceram. G. B.

19S. C. BiirinaiiniBl. var. — C. Kiamis. Nees. — Inl. Koelie manie. Koel it mnvies Sumatra.

Voor stijlen van huizen geschikt. C. I, 18i.

199. CV iners Rw. — Inl Tuljah. C Borneo, Sumatra, Java G. B. Eene zeer deugdzame en taaije, maar zeldzame houtsoort. C. I, 180.

200. C. Kiamis. Nees. — Lil Kiamies (sund.). Java.

-ocr page 43-

19

Levert de Wilde Kaneel. C. Van deze en de vorige wordt de bast, nadat de buitenschil is afgeschrapt, afgekookt en dit water als theegedronken. Gedroogd wordt hij bewaard en als specerij aangewend {ioeioe makannan). De bladen worden ook voor thee gebruikt; de vruchlen, hoewe 1 bitter, zijn zeer door de vogels gezocht en kunnen ook tot het maken van kaarsen gebezigd worden, tlssk. I, 182.

2Q1. Cinnamomnm nitidnm Fr. Nees. Var. — III, 164. Sumatra.

202. C. Partlienoxylon. Meisn. (?) — Inl. Rawalie. Borneo. K. B.

Een scherp riekende houtsoort. Het hout is sterk, grof en rood, wordt

door de witte mieren niet aangetast en dient tot bouwhout. Hssk. 1,183.

203. C. Sintok BI. — Inl. Tedjo (jav.), Siidok (sand, jav.), Sientok T. Op onderscheidene Sunda-eilanden. K. B.

Worit tot 20 voet hoog. Het hout heeft geene andere waarde dan voor pakkisten, doch van de schors wordt eene kaneelsoort verkregen, die eene kamferlucht afgeeft, maar niet zeer geurig is. Soortelijk gewigt.

0.421. St. Volgens C. goed timmerhout. De schil wordt schoon geschrapt, is goed om te eten en wordt hoofdzakelijk bij hoest aangewend, Hssk.

1, 181. V, 106.

204. C. zeylanicum Breyn. — Inl. Kajoe manies hetoel. K. manies ze jlon. Ceylon, en van daar naar vele tropische landen overgel)ragt. Kaneei.boom. G. B.

Gebruik der bladen, bast en vruchten als bij C. Kiamis. Hssk. III, 155.

205. C. spec. Keningar (jav.) Java.

Het hout alleen tot branden geschikt; de bast als medicijn gebruikt. C. I, 185.

206. Cissns pergamacea BI. — (Ampelideae). Inl. Ki berem (sund.). Java.

Het hout is voor huisbouw geschikt C. Da vruchten der Cm«.?-soorten zijn eetbaar; de bladen worden als zuring of als geneesmiddel gebezigd. hssk. I, 528.

207. Citrus Aarantium L —(Aurantiaceae). Oranjeboom. Gekweekt. Inl. Limon manie C. Dj er ook dje poen sedang, d. besaar, d kei-jiel. Dj er ook rug ie, D h anten T. Djeroek dje pan kitj iel Hssk. K. B.

Het hout wordt voor rijststampers en stelen van gereedschappen gebruikt. C. De vruchten munten door zoetheid der sappen uit en zijn dun van schil. Hssk. I, 471.

208. C. nobilis Lour. — Inl. Djeroek goelong (mal ). Limoh gadang. (mal.) op Sumatra. C. Java. Sumatra (aangeplant). K. B.

Het hout is voor bouwmateriaal geschikt. De vruchten zijn eetbaar en dik van schil. Hssk.-li, 470.

209. C. decumana L. — Pompelmoes. Inl. Djeroek balie, T. — D. matjang. Jlssk. K. B.

De pompelmoezen worden om hun saprijk wit of rood vleesch zeer gezocht; ook de dikke, sponsachtige schil der vrucht wordt wel eens met suiker gekookt en als confituur bewaard. Hssk. III, 24.

210. C. LimettaRiss. — Inl. Lima ka pas. Sunda-eilanden. Moluk-ken, enz K. B.

Het hout is vooral voor muurplaten van huizen geschikt. De vruchten ziin eetbaar. C. I, 472.

3*

-ocr page 44-

20

211. Citrus spec. — Li wo poeroet, Sumatra. C.

Het hout heeft weinig waarde; de vruchten zijn eetbaar. S. 1, 473.

212. C. spec. — Limo soendei. Sumatra.

Als voren. C. I, 47-1.

Clusiacca spec. Zie onder Calophjllum.

21\'3. Cocos imcifera L. — (Palmae). Kokospalm. Klapperboom. Inl. Kelapa; Kalappa-, Klappa (mal.).

Een boom, die eene hoogte verkrijgt van GO voet bij eene gemiddelde stamdikte van 1 voet. Hij komt allerwcge in ludië. in de lagere landen, vooral aan de kusten voor, en tiert niet boven 2000 voet hoogte boven het vlak der zee. Het hout van den koker des tronks is zeer hard en kan, van het merg ontdaan, buiten den invloed van het weder lang duren. Soortelijk gewigt 1,030. St. De stam, welke echter spoedig verrot en door de witte mieren enz. wordt aangetast, wordt tot inlandsche bruggen, ook wel voor goten en waterleidingen gebruikt.

Het hart {poeljock of hoemoet) wordt raauw en ook afgekookt bij de rijst gegeten; de Europeanen maken er een lekker zuur {atjar atjar) van. Van de zeer jonge bladen worden kleine korfjes gemaakt voor het koken van de rijst. Van de oude bladen maakt men de mandjes, waarin vruchten , enz. ter markt gebragt worden, ook beschot voor kleine hutjes enz. Van den bast worden in eenige streken geldzakken gemaakt. De bioemscheede dient voor fakkels. De sappen uit de jong afgesneden bloemsteng worden voor het bereiden van azijn gebruikt, die der jonge vruchten als geneesmiddel tegen groote schurft.

Het water van de onrijpe vruchten(ook klapperwater, kokosmelk genoemd) wordt veelvuldig als een aangenaam zoete, verkoelende drank gebezigd. De pit met het witte, hetwelk zich binnen de vrucht aanzet, wordt raauw gegeten en ook in de keuken tot verschillende spijzen aangewend. De bast der rijpe vrucht wordt voor voetmaten enz. gebruikt; van het houtige gedeelte worden waterscheppers, lepels enz. gemaakt. Uit de pit der rijpe vruchten wordt de bekende kokosolie bereid. Hssk. 1,700. V,67.

214. Coffea arabica L. — (Rubiaceae). Koffijboom. Inl. Kuppi (mal). K. B.

Overal in Nederlandsch Indië gekweekt, I, 609.

215. Coelodepas bantameusis Hssk. — (Euphorbiaceae). Java. 111, 44. K. B.

216. Columbia javanica BI. — (Tiliaceae). Inl. Vrowak. Dj aloe pang. Sumpora. (sund). Java. G. B.

Een boom van middelmatige hoogte en geringe stamdikte, die in de hoogere bergstreken van Java voorkomt. Het hout is van weinig waarde St en de bast levert eene zeer bruikbare vezelstof, voor touw enz. Slechts eenige keeren gedraaid, wordt dit touw voor vele huiselijke doeleinden, ook tot het leiden der buffels gebruikt. Door betere bewerking kan men echter een lijn touw daaruit maken, dat ook sterk, doch niet gelijk aan dat van ramee is. Ussk. I, 308. V, 82.

217. C. species. — Inl. Ka Jee wie. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huisbouw, enz. 1. 309. IV, 61.

218. Connarus semidecandrus. Jack. — (Connaraceae). ïnl. Ilaraoe. Java, Sumatra enz.

Voor dakwerk wel gebruikt. C. 1, 579.

-ocr page 45-

21

219. Cordia suayeolens BI. — (Cordiaceae). Tnl Kendal (sund ). Java.

Voor huishouw geschikt. C. De bladen dienen als geneesmiddel. Het

hout is grof en wit, daarbij week, en wordt door de witte mieren aangetast; men wendt het dus aan als het slechts een jaar behoeft goed te blijven. Ussk. I, 651.

220. C. subcordafa Lam. — Inl. Promo-sodo^ op Java Molukken. Geheel O.-Indië, Nieuw Holland en Madagaskar. G. B.

Een boom van middelmatigen omvang, voorkomende op hooge gronden van oostelijk Java. Het hout, dat in kleur en geaardheid veel overeenkomst heeft met notenboomenhout, is tamelijk vast van weefsel en gelijkt, tot meubelen bewerkt, veel op palissander. Soort. gew. 0,692. St. V, 53.

221. C. snbpnbescens. Dne. — Inl. Kanoenah. Timor.

Yoor geweerkolven zeer gezocht. C\'. 1, 053.

222. C. sp. Teo Teo. — Celebes.

Voor verschillende materialen bij huisbouw enz. C. I, 655. IV, 46.

223. Crataeva magna D. C. (Capparideae). — fnl. Boeroenai. Kajoe poelek. Java liandoe alas, (sund) G. B. T. III. 173.

224-. Cratoxylon Hornselinchii BI. (Hypericineae). — Tul. IIer many. Kemm.ang. Marung. (sund.). Java. K. 15.

Een goede houtsoort met gelijke, fijne vezel, duurzaam, tamelijk hard; doch moet zorgvuldig uitgeloogd en gedroogd worden om scheuren te voorkomen. Het wordt voor huisbouw en huisraad gebezigd en komt in middelmatige afmet ingen voor. n. M. Het hout wordt tot kolenbranden gebruikt; de kolen zijn bijzonder goed. Ussk. 11, 18.

225. C. microphyllum Miq. — Inl Idil. Bangka. K. B.

Goed timmerhout. C. I, 162.

226. C. sp. Garonggang. — Borneo. K B.

Als timmerhout bruikbaar voor planken en bindten van gebouwen. C. I, 463.

227. C. sp. Woering. — Menado. K. B.

IV, 35.

228. Onpania spec. (Sapindaceae). — Inl Poelis. Bangka.

Het hout heeft weinig waarde; de bloemen leveren honig. C. 1.518.

229 Oyanodaphne caneata BI. (Laurineae). — Inl. Kidjaha (sund). Kiravdja (sund.). Medang hoeugkal, Bangka. Djahakajoe (mal.) op Sumatra. Java. Sumatra. Bangka.

Voor huisbouw geschikt. C. I, 193.

230. Croton laevifolium BI. (Euphorbiaceae). Java.

Ill, 184.

C. Tiglium L. Zie Tiglinm purgans Kltszeh.

Cylicodaphne rubra BI. Zie Lepidadenia rubra BI. // sebifera BI. Zie Lepidadenia Wightiana.

-ocr page 46-

22

231. Dalbergia Zollingeriana Miq. (Papilionaceae). — Inl. Kajoe lakka , Lampongs , Tumboen Taai^ Pal em bang T., Oehar. (mal.); Samadjolo (mandh.) Sumatra C.

Een boom van middelmatieen omvang, die op zuidelijk Sumatra voorkomt en in moerassige gronden groeit. Het donkerroode gevlamde hout, dat schier ijzerhard is, dient als zamentrekkend geneesmiddel, en het aftreksel wordt ook tot het tanen van zeilen of vischnetten gebezigd. Gebrand geeft het hout een wierooklucht van zich. Soort gew. 1,200. St. Het hout is voor huisbouw geschikt; de bast dient om mede te verven. C. I, 39. V, 46*.

232. D. spec. Anglay. — Borneo.

Eene uiterst sterke, duurzame houtsoort, die als timmerhout hooge waarde bezit. C. I, 40. (Zie Anglay. VI, 29).

233. Bammara alba Rmpli. (Abietineae). — Inl. Kibima (sund ). Java. Damnar mat a koetjievg poe tie. Sumatra. T. Dawara poe tik, Lamar padjoe of Solo (tons.) in Menado. Ind. Archipel. G. B.

Het hout heeft weinig waarde en is alleen geschikt voor schot- en timmerwerk. Het is gemakkelijk te bewerken en gepolitoerd zelfs mooi. Z. Soort gew. 0,782. Uit den bast vloeit witte hars. C. 1,690. VI, 32.

234. D. alba. Rmph. var. — Inl. Dammar kramak. Borneo. G. B.

Goed timmerhout, vooral voor praauwen. C. 1, 691*.

335. D. spec. — Sarihoe. Borneo. G. B.

Voor planken en meubels zeer geschikt. C. I, 692.

236. D, spec. — Dammar radja. Menado.

IV, 41.

237. Daphnidinm gemmiflorum BI. Polyadenia gemmiflora Nees.

(Laurineae). — Inl. Kitallus yedeh. (sund.). Java. G. B.

III, 59.

238. Dialium indum. L. (Papilionaceae). — Ravjie, Kr anj ie (mal.) Java. T. Ook Koerandjie (mal). Kor anjer op Borneo. Java, Sumatra, Borneo, Geheel Indië. G. B.

Voor stijlen bij huishouw zeer geschikt. C. Het hout is sterk en wordt voor molens aangewend; de bladen worden gestampt, cenige dagen in water geweekt en daarna bij roestig ijzer gedaan, dat men weder wil schoonmaken. De vruchten zijn goed om te eten. Hssk. I, 20. III. 15, 112.

Dicalyx sessilifolius Jnngh. Zie Symploeos subsessilis Chois.

239. Dillenia speciosa Thunb. (Dilleniaceae). — Inl. Sompoer ayer C. Sompohr ayer T — Sipoer (mandh.) C. Java, Sumatra, geheel Indië. G. B.

Voor huishouw en telegraafpalen. C. I, 232. III, 150.

240. D, anrea L. — Inl. Sempoe (jav.), Sempoer (sund ), Sompohr T. Java Indië. G. B.

Voor huishouw geschikt. C. I, 233. III, 146.

241. D. eximia Miq. — Inl. Rangy ang bako. Sumatra.

Voor stijlen bij huishouw, C. I, 234.

-ocr page 47-

23

242. D. spec. — Inl. Sempoer raloe. Sumatra.

Voor telegraafpalen zeer geschikt. C. I. 235.

243. Diospyros Ebenum. Ketz. (Ebonaceae). — Inl. Hilam. (mal) Walee. (tons.) in Menatlo. Celebes, Ceylon, Sumatra, Molukken.

Eene uiimuntende fraaije houtsoort, zoowel voor huishouw als voor meubelen. C. I, 681.

244. D. laxa. T. et B. — Java. T. — K. B.

III, 104..

245. D. macropliylla. BI. — Inl. Kiljallo eng. (sund.).Java. T. — G B. III, 93.

246. D. nielanoxylon. Exb. — Inl. Kleedong (jav.). Java. T. — G. B.

III, 107.

247. B. sp. letam. — Menado.

IV, 2.

218. B. sp. — Kledavg (jav.). Bangka, Iliouw.

Voor huishouw zeer geschikt. C. I, 682.

249. „ „ — Djangkang. Bangka. Als boven.

De schors dient tot dakbedekking. C. I, 683.

250. Biplophractum aunculatum Besf. (Tiliaceae). — Inl. Nila koeljieng. Sumatra G. H.

III, 116.

251. Bipterocarpus trinerTisBl. (Dipterocarpeae). —Inl. Ptalar. v. M. Palaglar (sund) T. D. Irinervis en ü. relusus heeten beide vrij algemeen Platavlenga. Sumatra.

Schoone trotsche boomen van aanzienlijke afmetingen. Het hout heeft een vrij fijne vezel, is sterk en buigzaam, doch geneigd tot scheuren en, niet behoorlijk toebereid, ook tot vervuren. De inlanders gebruiken het tot veelvuldige doeleinden, v. JU. II, 73.

252. B. sp. — Banghang. Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I, 413.

Bipterocarpeae spec. Zie onder Hopea.

253. Biscostigma fahrlleMiq. (Clusiaceae). — Sumatra. Voor onderliggers van planken vloeren. C. I, 413

254. Bracontonielon inangiferiini BI. (Spondiaeeae). — Inl Raivoe. Ra/w (jav). Laoe (amb). T)aoe (sund). Java G, B.

Het hout is eenigzins grof en niet zeer lang van vezel, komt in voldoende afmetingen voor, en wordt voor huishouw en huisraad gebezigd; is echter niet best tegen vochtigheid en insecten bestand en verweert spoedig, v. M. De vruchten zijn eetbaar. C. De bladen en het sap dienen als geneesmiddel. Miy. I, 573. II, 89.

255. Buahanga moluecana BI. (Lythrarieae). — Inl. Kedjmas (jav.). Aras op Celebes. Java, Celebes, Molukken. G B.

Voor verschillende materialen bij huishouw geschikt. 6\'. 1, 132 IV, 25. III, 39.

-ocr page 48-

24

256. Diirio zibethiims L. (Sterculiaceae). — Inl. Uoereyi of Doerian. (mal. jav.) Kadoe (sund.). Java. Sumatra. Borneo en de g-eheele Archipel. Q. B

Het hout dient voor bouwhout; is echter reeds na drie jaren van den boeboek opgevreten. Hssk. Hel komt veelvuldig en in aanzienlijke afmetingen voor, en is, behoorlijk toebereid, beter dan algemeen vermeend wordt, en voor velerlei toepassing vatbaar, v. M. De schil der vruchten dient tot geneesmiddel en tot bereiding van tondel. Het zeer weeke, witte en sterk riekende vleesch om de pitten wordt gegeten, en voor een der lekkerste vruchten gehouden, indien men slechts de lucht kan verdragen. Hssk. 1, 280. II, 28,

257. — — var. — Njatoe Doerian. Sumatra.

Goed timmerhout. C. 1, 281.

258. — — — Doerian hoenivg. Bangka.

Ais boven. C. I, 282.

259. — — — Doerian kera. Riouw.

Als boven. C. I, 283,

260. Dysoxylon acutangiiliim Miq. (Meliaceae). — Inl. Amhcloe. T Témbaloe. St. Membaloe C. Bangka. G. 15.

Een boom van aanmerkelijke hoogte en zeer zwaar van stam, tot zelfs drie voet dikte., althans op Bangka. Hij komt vooral op Sumatra, Borneo en Bangka voor, op welke laatste drie eilanden het hout geler en tVaaijer gevlamd is dan op Java, zoodat men geneigd zou zijn aan variëteiten te deuken. Het hout dat wel naar satijnhout gelijkt, is zeer vast. warrig en golvend van weefsel en moeijelijk te bewerken. Soort, gew. 1,074. St. I, 478*. V, 74. VI, 21.

261. D. acumiuatissimum BI. — Inl. Tanglar monjet (sund). Java.

III, 6.

262. D. lampongnm Miq. — YïA. BeJca Beha. Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I, 477*.

263. D. sp. — Lalumpehe. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw enz. C. I, 482.

264. „ „ — Membalovg. Bangka.

Goed timmerhout. C. I, 481.

265. „ „ — Temhawa. Tomhawa. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw enz. C. I, 479. IV, 27.

266. „ „ — We sar {JFisar T.) Celebes.

Als voren. I, 480. IV, 52.

267. „ „ — Gendojo of Da ja, Java.

Het eigenlijke wildhout dat vroeger het meest door de Javanen gekapt werd als zij last ontvingen om wildhout (Kajoe daja) te kappen. Volgens hen is het een sterke allezins bruikbare houtsoort. l)e krisscheeden worden meest uit dit hout vervaardigd, v. M. II, 92,

-ocr page 49-

25

268. Ecliinocarpus Siguii BI. (Bixaceae). — lui. Kisigoeny (sund.) 7.

Siegnn Hssk. S/.yoen (mal.) C. Behlehketehbeh. T. Belthketehpeh.

Hssk. Blekctembi. C. (sund.) Java. K. B.

De zydelingsche uitwassen van den stam worden tot wielen van pedattie\'s gebruikt; de stam zelf, wiens hout grot\' van vezel is en door wicte mieren niet wordt aangetast, dient tot huishouw. Hssk. I, 271:

m, nr.

269. Ehretia Javauica. BI. (Cordiaeeae). — Inl. Sikap hurrum (sund.).

Java. G. B.

In de wouden der bergstreken. Miq. III, 102.

270. E. spec. — Mes sir ah. Bangka.

Voor brandhout zeer geschikt. C. I, 656.

271. Elaeocarpns angnstifolius. BI. (Tiliaeeae). — Inl. Genitri. St.

Ganitri. Djanitri T. (sund.), Ambit (sund.). Sunda-eilanden. G B.

Een boom van ongeveer 40 vt. hoogte. Hij komt allerwege op de Sunda-eilanden voor. in de lagere streken tot op ongeveer 4000 vt. boven den waterspiegel. Het hout is ligt en heeft geene waarde voor teehniseh gebruik. De welbekende vruchten dienen tot rozenkransen voor de Mo-hamedanen en ook wel tot halssieraden in Europa. Soort. gew. 0,424. St. I, 314. quot;V, 107.

272. E. maerophyllns. BI. — Inl. TTauoean. T. Katoelampa (sund.

mal.) Java. G, B.

Het hout is hoewel hard, niet duurzaam; de vruchten worden om haar vleesch gezocht, hoewel dit wrang en niet bijzonder lekker is. Hssk. I, 312.

273. E. florilmmlus. BI. — Inl. Hawoean (sund.) C. Hauoean T.

Java. G. B.

Als boven. C. I, 313. Ill, 1.

274. E. micranthus. Vieill. — Tnl. Saratoes. Gelebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw. C. 1, 315. IV, 44.

275. E. spec. — JPaniïjal kidang (jav.). Java.

Voor dakwerk; weinig duurzaam. C. I, 316.

276. E. spec. — Makilo. Molukken.

Goed timmerhout, ook voor praauwen. C. I, 317.

277. E. spec. — F oak. Bangka.

Voor planken geschikt. C. 1, 318.

278. E. tetragonus. T. et B.

III, 176.

279. Elaeocarpns spec. — Hedjosso. Java.

Komt in aanzienlijke afmetingen voor; het hout is van eene goede hoedanigheid; de vezel vrij fijn, doch niet zeer lang; het hout wordt voor velerlei doeleinden, huisbouw, meubelmakerij enz. gebruikt en laat zich goed bewerken. Uit de bladen kan een verfstof verkregen worden. v. M. II, 55.

4

-ocr page 50-

26

280. Elateriospermniii spec.? (Euphorbiaceae). — Inl. Pradoeng. Bangka. G. B.

Goed timmerhout. 6\'. I, QGl-.

281. Emblica officinalis. Gaertn. (Euphorbiaceae). — Inl. Melakah, Malakka. (sund. mal.). C. Mlukkoh. T. Kemloko. (jav.). C. Java, Sumatra. K. B.

Het hout heeft weinig waarde. C. De sehil der vrucht {Boa malakkd) wordt fijn gesneden en gekookt; het water wordt daarvan donkerblaauw, en men doet er dan de te verven kleedjes enz. in. De vruchten worden

gegeten doch zijn zuur en niet lekker,egeten doch zijn zuur en niet lekker, tissk. Deze boom komt veel in

►jatibosschen voor. T. Levert de Myrobalani Emblici der Pharmacia. Nat. Tijdsch. XIV, 348. I, 369. UI, 14.

2lt;S2. Embryogonia arborea. T. et B. (Combretaceae). — Inl. Keloempit of Galoempit. (smid.). Java. G. B.

Een boom van aanmerkelijkcn omvang en zwaren stam. Hij komt voor in de benedenlanden van Java. Het hout is tamelijk vast en dient bij den inboorling voor schijt\'wielen van karren. Soort. gew..0,596. V, 66.

283. Endiandra rnbescens. Miq. (Laurineae). — Inl. Mag mal of Hoeroe mag mal. Hoeroe mamprang. //. kidang tjiarang. II. menlek. Pareh (sund.) Java

Goed timmerhout. C. I, 192.

284«. Engelhard!ia spicata. BI. (Juglandeae). — Inl. Ki/wedjang (sund.). Soewali (jav). Java K. B.

Het hout is van grooten omvang, nog al ligt en voor kano\'s, p\'anken, wielen van buffelkarren enz. goed te gebruiken. Hssk. i, 152.

285. Epicharis eanliflora. BI. (Meliaceae). — Inl. Piengkoe T. Pinkoe Hssk, (sund.). Java, in de wouden der bergstreken. K. B.

Zeer goed timmerhout. C. Het hout is sterk, rood en grof en wordt voor huishouw gebezigd. De witte mieren eten het niet. Hssk. I, 484.

286. E. altissima. BI. — Inl. Kitjariranq (sund.). T, — Java, op den Salak. G. B.

Goed timmerhout. C. 1, 486.

287. E. densiflora. BI. — Inl. Marang-inang (sund.). Java. G. B.

Een boom van aanmerkelijke hoogte en van eene zoodanige dikte van stam, dat daaruit schijven worden gesneden, van de straalvormige wortel-lijsten genomen, van 10 voet. Hij komt voor op westelijk Java en in de \'lagere bergstreken. Het hout is tamelijk vast. golvend van draad en warrig; daarentegen duurzaam, maar stug in de bewerking. Soort. gew. 0,670. St. Het hout is sterk riekend, fijn en wit (het hart is rood) en wordt van witte mieren niet aangetast; men gebruikt het voor bouwen meubelhout, ook voor buffelkarren, enz, Hssk. I, 485. V, 91.

288. Eriobotrya japonica. Ldl. (Pomaceae). — Japan; op Buitenzorg gekweekt. K. B.

m, ii4.

289. Eriodendron anfractuosum. D.C. (Sterculiaceae). — De geheele Archipel. Inl. Kapok (mal.), üandoe (jav.). Kapokboom. G. B.

Het hout is onbruikbaar, zelfs voor brandhout. De bladen worden als zeep bij het baden der paarden, het wasschen der hoofdharen enz. gebruikt;

-ocr page 51-

27

de wol der vruchu (zaadpluis) dient tot het opvullen van matrassen er kussens; men moet echter zorgen de pitten er vooraf geheel uit te nemen, daar de muizen er zeer op verlekkerd zijn; de pitten worden ook tot het bereiden van olie gebruikt. Hss/c. ï, 279-

290. Erioglossmu edule. BI. (Sapindaeeae). — Inl. Ki-hidoenq (sund.). C. Klayoe (jav ). C. Kilalayoe T. Java. K. B.

Goed timmerhout. I, 521.

291. Erythrina fiisca. Lour. (Papilionaeeae). — Inl. Dadap tjangkrieng (sund. jav.). Tjavgkrievg. Dadap of Dcdap (sund. jav.). Tjambang (mak.). Cochinchina. Molukken. Java. Dadapboom. K. 13.

Deze boomen worden voor schaduw in de nieuwe plantsoenen, voornamelijk kotiijplanlsoeuen geplant, daar ze van spoedigen en sterken groei zijn en eene ligte schaduw geven. Ook worden ze wel eens tot heiningen aangewend, daar ze het snoeijen goed kunnen verdragen; men plant hen voorts waar een stut voor slingerplanten, als siri, peper otquot; dergelijke noodig is. Het hout is week en scheurt ligt, wordt echter tot planken gezaagd en tot beschot van huizen gebruikt. Hssk. De bladen leveren een bloedzuiverend middel 6\'. en worden als groente gegeten. Miq. 1, 49. II, 95 ?

292. E. sp. — Lad ja. Borneo.

Van weinig of geen waarde. C. I, 50.

293. Erythroxylon rctiisum Bauer. (Erythroxylcae). —Java (Bantam), Sumatra. Inl. Poenay. Sumatra. C. K. B.

Als timmerhout bruikbaar. C. I, 526.

294. Eugenia lucidula. Miq. (Myrtaceae). — Inl. Salam (sund. jav.). C. Sallam T. Java. K. B.

Bij huisbouw wel gebruikt. C. I, 81. II, 26.

295. Eapteron nodosum. Miq. (Araliaceac). — Inl. Kilanghit. Molukken. Java. Bergstreken. Ill, 35. K. *B.

296. Eurya euprista Korth. (Ternstroemiaceae). —Inl.Bangka.

G H.

Voor houtskolen. I, 397.

297 .---hirsutula. Miq. — Inl. Djiera Koewanten, Sumatra.

Goed timmerhout. I, 398.

298. Eurycoma longifolia Jack. (Simarubaceae). Inl. Babie Koeroes, Toengkei alie, op Sumatra. Bedara poetic op Bangka. jT. J/tfw-paloet. C. Sumatra, Bangka, Poeloe Pinang. K. B.

Goed timmerhout. C. I, 58-1.

299. Eusideroxylou Zwagerii. Te et B. (Laurineae). — Sumatra. Borneo. Bangka. Inl. Oenglen St. Oelien C. en T. (mal.). Belian. Boelien. Toelian. T. Belian op Borneo. C Uzerhout. G. B.

Deze boom bereikt onder gunstige omstandigheden eene hoogte van 60—70 voet en 30 (oude) duim dikte van stam. Hij groeit gezellig in lage, drooge streken op genoemde eilanden en in het gebied van Palem-bang. meer bepaaldelijk in de Batang-L^koli en aan enkele andere beneden-rivieren in het noordoostelijk gedeelte van dit gewest. Soort, gew. 1,068. St. Eene uitstekende harde, duurzame houtsoort. C. Zie Nat. Tijdschr. v. N. I. 18, 74.

4*

-ocr page 52-

28

Buitengewoon vast, goed te spijkeren en te bewerken, en eenigzins gelijk aan palmhout, hoewel niet zoo fijn van nerf. Op Borneo maakt men er praauwen van. De afmetingen, waarin zij voorkomt zijn van 8 el en 0,40 el gew. dikte, zoodat zij niet van dien aard schijnt, dat-zij voor kielen enz. kan gebruikt- worden. hoewel hare sterkte en veerkracht daartoe aanleiding zouden geven. Wegens het gemis aan begaanbare wegen moeijelijk te transporteren. Z.l, 209. 111. 21 V, 27. YI, 34.

300. Evia acida. BI. (Anacardiaceae). — \\\\\\\\. Kadonrjdong C. K. goe-noeng- T. Karoenroeng op Celebes, of oelit (amb ).

Banda. Sunda-Archipel, Molukken. G. B.

Het hout is alleen voor brandstof geschikt; de vruchten zijn eetbaar. C. 1, 574. 11, 99.

301. Evia borbouica. Lam. — Inl. Kadojigdo7ig tjoetjoek Bourbon. Op Java gekweekt lil, 22. G. B.

302. E. spec? — Kaloedan. Sumatra.

Voor velgen van karren. C. I, 842.

Evodia aromatica. BI. Zie Zaïithoxylou aromaticnm. Miq.

303. Evodia spec. — Moeloe. (Diosmeae). Sumatra.

Voor huisbouw geschikt. C. I, 581.

304. E. sp. — Djerambong. Bangka.

Vooral voor planken bruikbaar. C. I, 582.

306. E. sp. — Remhangoen. Bangka.

Geschikt voor zolderingen. C. I, 583.

306. Fagraea peregrina. BI. (Loganiaceae). — Inl. Tembesoe-rena. St. Tambesoe. C. Kibadak. Hssk. Sumatra, Borneo, Riouw. Vooral in de z. o. en z. w. streken van Palembang en in de Lampongs. G. B.

Boom van ongeveer 40 vt. hoogte en 22—24 (oude) duim dikte, die, zooals de naam rtna aanduidt, in lage en vochtige bosschen voorkomt, en niet dan schaars en toch gezellig groeijend wordt aangetroffen. Onder het Sultans bestuur behoorde dit houl tot het zoogenaamd Kajoe-radja (vorstelijk hout) , waarvan niemand zonder bijzondere magtiging van wege den rijksbestuurder mogt kappen. Om de uitroeijing tegen te gaan is deze verordening in stand gebleven. In sommige streken wordt de boom zelfs in de doesoens (dorpen) regelmatig aangekweekt.

Het hout, dat wegens de meerdere duurzaamheid boven alle overige Indische houtsoorten wordt gesteld — het djati van Java niet uitgezonderd — is lichtbruin met gele vlammen en heeft een vast weefsel met golvenden draad. Algemeen wordt door de hoofden daarvan gebruik gemaakt bij den bouw hunner huizen, en bepaaldelijk voor de stijlen daarvan, met welke de 2 voet boven den beganen grond gelegen vloer verbonden is. De deugdzaamheid van het blijkt vooral daaruit.

dat het langer dan eenige andere soort tusschen water en wind ongedeerd blijft, cn ook de witte mieren het niet aanranden. Daar het niet warrig is, laat het zich gemakkelijk bewerken, vooral op de draaibank. Soort, gew. 0,8^8. St. De bloemen hebben een aangenamen geur, waarom men den boom gaarne in de nabijheid der huizen plant. Hssk I, 612. III, 85. V, 26.

307. F. peregrina BI. var. — Inl. Tambesoe bawavg.^wmdXxix. Qs B.

Voor huisbouw en meubelen zeer gezocht. C. I, 613.

-ocr page 53-

29

308. Fagraea fragnins. Roxl). — Inl Temhesoe talang. Sumatra, Borneo, Eiouw. G, B.

Ecu boom van ruim 70 voet lioogte en soms 2\' voet dikte. Groeit op hooge, eeuigzius drooge gronden. doek niet gezellig. Ook deze wordt in sommige streken van Palembang aangekweekt en behoort mede tot het Kajoe-mdia, Het hout, dat in kleur en geaardheid wol eenige overeenkomst heeft met greenenhout, is weekcr dan het T. rPna en minder vast van weefsel doeh gestrekt van draad, zoodat het zich uitmuntend laat bewerken. Plaatselijk wordt daarvan bijna uitsluitend gebruik gemaakt voor de planken beschotten van de woningen der hoofden, waartoe het ongemeen gesehikt is. Öoort. gew. 0,6üU. Ut. V, 28.

309. Ferronia Elepliantum. Corr. (Aurantiaceae). — Inl. Kawiesta (jav). Madja (sund). Java. B li.

Het hout heeft geene waarde. De rijpe vruchten zijn van buiten groen, van binnen geel, zoet van smaak en aangenaam om te eten. Van de onrijpe wordt een lekker zuur gemaakt, üssk. I, -468.

310. F. Elephantmn. Corr. var. — Tul. Kawies watoe Java. B. H.

Als boven. G. I,

311. Ficusbreyipes. Mitj. (Artocarpeae). — Inl. Ipek v. M. Ipé, Hipiek (jav.). C. Java.

Het hout van deze prachtige boomen is weinig in gebruik. Welligt echter kan bij het bekend worden en in toepassing brengen van betere bereidingswijzen van deze houtsoort, die dikwijls in aanzienlijke atme-tingen voorkomt, meer partij getrokken worden, v. M. I, 345 * II, 68.

312. F. fulm Rwdt.J lui. Uamberamj (sund.). C Hamhe/irang T. Java. K. B.

Voor huishouw; de uit dezen boom verkregen gom is een handelsartikel. C. I, 351.

313. F. gemiiiifolia. Miq. (J) var. bankensisJ — Inl. Pelas. T. Bangka. K. B.

Van geringe waarde. C. I, 1054.

314. F. leucoptera. Miq. — Inl. Krosso/i. Kapoeau (jav.). Java. G. H.

Min goede houtsoort, v. M. II, 96.

3] 5. F. politoria. Lam. — Inl. Remplas (mal.). Ampdlé (mal.) op Sumatra. C. Anipe/as op Java en Ambon. Ampelus huUang op Sumatra. T. Amplas. Hampelas ITssk. K B.

Het hout heeft weinig waarde; de ruwe bladen worden tot polijsten van hout gebezigd. C. De sappen dienen als geneesmiddel, üssk. 1, 342.

316. F. acaberrima. BI — Inl. Luewintj (jav.) C. Drandas beas (sund.), Bi.soro/i hiednvg (sund.) of Wlt;alen badak (sund ) Ilssk. Java.

Alleen voor brandstof geschikt. De sappen dienen als geneesmiddel. H*sk. I, 344.

317. F. subracemosa BI ■— Inl. Komlaug (sund.). Java in de bergstreken. Le/des op Sumatra. \'1\'. Loendivg op Banka lahoe in de Lampongs. C Java, Sumatra, Bangka. I, 34..\'}. G. B.

Het uitstroomende sap verhardt tot eene veerkrachtige stof. Jungh.

-ocr page 54-

30

In Palembang wordt van dezen boom eene wasachtige stof (Geta laoe) verzameld. Miq.

318. Ficus. Taiupang\'. Miq. — Inl. Tanipang (mal.). Sumatra.

Voor vloeronderliggers. C. I, 31-6.

319. F. variegala. Bl. — Inl. Kandang kondoe of Kon dang bener (sund). Java in de bergstreken. Ill, 123. B. H.

320. F. spec. — Boenoet (sund.). Bangka.

Goed timmerhout. C. I, 31;8.

321. F. sp. — Awar-awar. Java.

Zonder waarde. C. I, 319.

322. F. sp. — Boenoet (sund.). Java.

Als voren. C. I, 350.

323. F. sp. — Apedu. Celebes.

Yoor verschillende materialen bij huishouw, enz. C. I, 352. IV, 64.

324. F. sp. — Gondang. Java. Verscheidene na verwante Ficussoorten worden Gondang geheeten.

Het zijn min goede houtsoorten, die somtijds in aanzienlijke afmetingen voorkomen, doch weinig bruikbaar. II, 69.

325. Firmlana colorata. R. Br. — (Sterculiaceae). Oost-Indië* Ceylon. Sunda-eilanden. Poeloe Rakatta. T. Inl. Hamerang (sund* jav.) C. Hantap hoelan (sund ) Miq. K. B.

Goed timmerhout. C. I. 288.

326. Flacourtia aulacocarpa. Rxb. — (Bixaceae). Bombay. K. B Te Buitenzorg gekweekt. III, 180.

327. F. Jangomas. (xiuel. — Inl. RoeJcum Cochinchina, Java, Bali. K. B.

Het hout der Flaeourtia\'s is sterk, zwaar en rood, doch gering van omvang en wordt voor rijststampers gebezigd. De jonge takjes dienen tot het bereiden van een oogwater; de vruchten zijn lekker om te eten; men moet ze echter eerst in de handen wrijven om ze zoet en malsch te maken. Hss/c. III, 193.

328. F. Kukuin. Z. et M. — Inl. Roekum (mal. sund.) Koeda son dak (sund.) Java, in de bergstreken. K. B.

Voor huishouw; de vruchten zijn eetbaar. C. I, 267.

329. F. sapida. Rxb. — Inl. lobi. lobi assem (mal.). T. III, 177. Yoor Indië. Java. T. K. B.

De vruchten zijn eetbaar.

330. F. sepiaria. Exb. — Voor-Indië. Java. — T. Ill, 10. K. B.

331. F. sp. — Bogo (jav.). Java.

Voor huishouw gebezigd; de vruchten zijn eetbaar, C. I. 268.

332. F. sp. — Djoekem. Sumatra.

Voor huishouw te gebruiken, C. 1, 269.

-ocr page 55-

31

333. F. sepiaria. — Tomie Tomie. Molukken.

Alleen voor brandstof bruikbaar. C. I, 270.

334.. Galearia sessilis. Z. et M. — (Anti des ra eae). Inl. B along ak. Bedong kajoe (sund.). Java. G. li.

Voor huishouw. De vruchten zijn eetbaar. C. I, 389.

335. Oarcinia cornea L. — (Clusiaceae). Oost-Indië. Inl. Tjawoeng Jawora (sund.). Celebes. Java. Malulka (raai.). IIT, 18^. K. B.

336. G. javanica. BI. — Java. Inl. Mangies oetan (raai.). Mango oetan. Mangoe lowong (sund.) III, 194. K. B.

337. G. Mangostana L. — Inl. Mangies (raai.). Java, Sumatra, Borneo, Celebes, Molukken. — Mangies-boom, AIangosïan, Mangoe G. B.

Het zware sterke hout is voor huisbeuw geschikt en wordt ook gebezigd tot rijststampers, lansstclen enz. C. Het laat zich echter moeije-lljlc splijten Ussk. en is meestal kwastig en moeijelijk te bewerken, liet komt in geene groote afmetingen en zelden in goeden staat voor, daar het evenals de meeste vruchtboomen op Java, te laat gekapt wordt. v. M. De schil der vruchten dient tot het wrijven van hengelsnoeren om deze glad te maken, en wordt ook tot sambal en tegen buikloop gebruikt. Het vleesch der pitten is een der aangenaamste en saprijkste van alle zoete vruchten. Hssk. I. 410. II, 78. III, 37.

338. G. oxyphylla Miq. — Inl Mangies oelen (raai.) C. Sumatra.

Voor huisstijlen geschikt. De vruchten zijn eetbaar. C. I, 441.

339. G. spec. — Oeba-Sagehiroe. Sagüeweerhouï. St. Obad-Sagehroe. Molukken, vooral Ceram.

Deze boom is niet zeer zwaar. Het schier ijzerharde hout van het hart. in kleur met Behlo-ltain overeenkomende (zijnde het spint wit) is geschikt voor draaijerswerk en kleine meubelstukken. Noode echter vellen de inboorlingen dezen overigens weinig verspreiden boom , omdat zijne wortels een onmisbaar ingrediënt vormen bij de bereiding van sagoweer of palmwijn. — Deze wortels bevatten, behalve een hars van eenigzins bitteren smaak, ook veel looizuur en gom. Soort. gew. 1,301. St. V, 21.

340. G. sp. — Mangie. Sumatra.

Voor stijlen van padie-schuren. C. I, 442.

S^I. Gardenia resinifera. Kortli. — Rubiaceae). Inl. Tam po to dak Sumatra C. Sarawak 2\\ K. B.

Voor stijlen van huizen. C. De soorten van dit geslacht worden om hare fraaije, geurige witte bloemen als sieraad gekweekt. Hssk. 1, oOo.

342. Geloninm glomcrulatmii. Endl. — (Euphorbiaccae). Lnl. Djanjlol (jav.) Kinank. (sund.). Java.

Voor huishouw, piokstokken enz. C. Een goede en voor velerlei doeleinden hruikbaar houtsoort, ligt. lang van vezel. duurzaam. veerkrachtig en taai. Zij komt slechts in. middelmatige afmetingen voor. v. M. I, 373. II, 31.

343. G. olitiisnm Miq. — Inl. Panties. Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I, 376.

-ocr page 56-

32

344. Gcndarnssa vulgaris. Nees. — (Acanthaceae). Inl. Gendarussa (smid). Hanclaroessa Hssk. Daoeu prasman op Java, Sosa op Ambon. M/q Java en geheel Indië. K. H.

Voor den bouw van kleinere vaartuigen geschikt. De bladen dienen als-geneesmiddel; de geheele plant kan zeer goed tot liet planten van heiningen gebruikt worden. Hssk. De vruehten zijn eetbaar. C. 1, 630.

345 Giroimiera nervosa Planeh. — (Celtideae). Inl. Siloek op Bangka. Odoe toepay in de Lampongs. Sumatra, Borneo, Bangka.

Goed timmerhout. C. I. 32i.

•346. Oleditschia sp. — Rendean (Papilionaceae). Celebes.

Voor huishouw gesehikt. C. I. 693. IV, 37.

347. Glocliidium arborescens BI. — (Euphorbiaceae). Inl. Maremeh. (sund.). Java.

Een boom van middelmatige hoogte en aanmerkelijke dikte van stam. Hij komt voor in de lagere bergstreken van Java. Het hout is vast en zeer geschikt voor den huishouw. Soort. gew. 0,90i. St. V, 105.

348. O. glancnm BI. — Inl. Tjetjerenehidn. T. Java. UI, 162.

349. G. rnbrnm BI. — Inl. Kimoeka (sund.). T. Java. III, 5-2.

350. G. sp. — Doe pie. Borneo.

Goed timmerhout C. I, 370.

351. G. sp. — Memboeroek. Bangka.

Gesehikt timmerhout. C. 1, 371.

352. Gluta Benglias L. — (Anacardiaceae). Inl. Runghas T. Hssk. Rengas. (mal sund.). Ingas (jav.). Rangas ter as (dayaksch). De geheele Archipel. G. B.

Een boom van aanmerkelijke hoogte en dikte. Hij komt voor op Java en bij duizenden in de strandbosschen van de Lampongs en Pa-lembang, op Z. Sumatra in de lagere streken St.; ook op Borneo. C. — Het hout is tamelijk vast van weefsel, fraai gevlamd en uitmuntend gesehikt tot meubelhout. St. Het hart des stams (eigenlijke hout) is rood, lijn en zwaar en dient voor meubelen en fijn houtwerk als ook voor scheeden van wapenen; doch men gebruikt het hiervoor niet gaarne, omdat de wapenen door de hardheid van het hout bot worden. — De bast en alle groene deelen bevatten een rood, scherp sap , dat als vuur op de huid brandt, waarom het kappen de meeste behoedzaamheid vereischt. St. Hssk. Soort. gew. 0.800. St. Voor praauwen gebezigd, gaat het hout spoedig tot ontbinding over. T. Nat. Tijds. XVllI, 87. I, 534. V. 69.

353. G. velntiua BI. — Inl. Renghas boeroeng. T. Sumatra (Lampongs). T. Bangka C.

Timmer- en meubelhout. bestand tegen water en witte mieren. C. I, 535.

354. Glycosmis clilorosperma Spr. — (Aurantiaceae). Java. T. Sumatra. C. Inl. Teler07iga7i (sund.). Limauw op Sumatra. C.

Het hout heeft weinig waarde; de vruchten zijn eetbaar. C. I, 464.

-ocr page 57-

83

f

355. fTinelina asiatica L. — (Verbenaceae). Inl. Kajoe mem. St. War eng of T)oro pelek (jav.). Merah op Borneo. Mero op de Molukken. Java, Borneo, Molukken, Timör. C.

Deze boom, die zeer hoop^ en zwaar van omvang wordt, levert eene houtsoort, die voor den huishouw gesehikt en onder dak hijzonder duurzaam is. Soort. gew. 0,828. St. De vrueht dient als geneesmiddel. C. I, 637. V. 12.

356 Griiaplialinm javaincum. Ruw. — (Compositae). Inl. Soemhing. Soembong (sund.). Séndoro. (jav.). Java op de hoogere bergen, bosehjes vormend, tot op 10,000\'; Celebes. Sumatra. Een heester van slechts 25 voet hoogte.

Het hout is fijn van vezel en vast. doch niet duurzaam. Soort. gew. 0,744. St. V. 98.

357. (iiielnin Giiemon L. — (Gnetaceae). Inl. TangJciel. (mal. jav.).

Kitangldl. HssJc. Soö op Timor. Gar int oei (jav.). Meninjo, (mal.). Koelan oetan. (mal.). Sunda-eilanden , Molukken, N. Guinea. G. H. Sleehts voor brandhout geschikt. — De bladen en vruchten worden afgekookt en met zout bij de rijst gegeten. De bast levert vezelstof. Ussk. I, G80.

358. (vomotlialamns Tapis. Miq.— (Anonaceae). Inl. Tapies. Sumatra. Voor verschillende materialen bij huishouw te gebruiken. C. I, 250.

359. Gonlonia oxcelsa BI. — (Ternstroemiaceae). Inl. Poespa. Ki-mamljel. T. Poespa, (sund. jav.) C. Sapie o. M. — Klsapie. Tlssk. Java, in de hoogere bergstreken. G. B.

Een schoonc boom met deugdzaam hout, dat bij de inlanders in hooge achting staat. Het wordt voor allerlei doeleinden, vooral voor huishouw en rijststampers gebezigd. De vezel is eenigzins grof, doch gesloten en lang. v. M. De bast wordt gestampt en met water vermengd. Men doopt daarin vischnetten, waardoor deze sterker worden. Ussk. I, 400. II, 57. III, 00. I, 704?

360. (x. iiitegerriina. T. et B. — Inl. Poespa. Java. T. lil. 54. G. B. O. Wallicliii 1). C. Zie Scliima Wallicliii Chois.

361. ft. spec. — Lemboe. Java. G. B.

Als de vorige; het hout wordt meer door insecten aangetast, v. M. II. 58.

362. ft. spec. — Koéloetoem hajahi. Sumatra.

Voor praauwen en planken zeer geschikt. C. ] . 408.

363. ft. sp. — Plampang poetih. Bangka.

Goed timmerhout. C. I, 407.

364. (t. sp. — Seroe. Bangka.

Goed timmerhout. I. 410.

365. U. sp. — Tamaroe. Sumatra.

Zeer goed timmerhout. C. I, 109.

t

A

-ocr page 58-

31

366. Greeuia spec — (Rubiaceao). Laharoen. C. Molukken.

Een tamelijk zware boom. Het hout is lichtgeel, vast van weefsel, doeh moeijelijk te bewerken. — Plaatselijk wordt het om zijne duurzaamheid voor den huishouw gebruikt. Soort. gew. 0,897. SI. 1. 601.

367. Grevillea robnsta Cniiu. — (Proteaceae). Nieuw-Holland. G. 11. Op Buitenzorg gekweekt. III. 175.

368. Greivia laevigata. Valil. — (Tiliaceae). Tnl. Kilaki. Oeris Oenssan. T. Ris-r ie san v. M. .lava. Sumatra, Timor.

De bast zonder de sehil wordt gedroogd en geb ruikt om er de rij si-bossen mede te binden. Hssiï. II, S7.

309. (J. oblongifolia BI. — Inl. Andé-andé (jiiv.). Ondé-ovdé. C. Java. G. H.

Het hout dient voor verschillende materialen bij huisbomv. C. I. 305. II. 27.

•\'370. (J. iiian(|iia]is BI. — Inl. Tatengohran T. — Tal oh (sund. jav.). Tumjlak (madiir.) C. .lava. (r. II.

Tamelijk goed timmerhout. C. 1. 306.

371. (i. spec. — Liah. Sumatra.

Bij huisbouw wel gebruikt. C. 1. 307.

(i. foetida zie Prcimia foeliila Ruw.

373. (xuettarda siiec. — (Kubiaccae). [nl. Tolor of Alc.doe. C. Celebes.

Voor versehillende materialen bij huisbouw. O. 1. G07. IV, 02.

373. (inimilca divergens Miq. — (Kubiaceae). Inl. Endo/i, \'KudoTc of Kêdalie (jav.). Kimahoeng, Moehoeng (sund.). Java, bergstr. tot 5000\'. G. H.

Voor huisbouw geschikt. C. I, 008*.

374. fcinallcria lateriflora 151. — (Anonaceae). Java.. Ti l , 178. G. R

375. (t. Parveana. Mi(/. — Sumatra. Latnpona-s. Tnl. Kujoe baii. Ill, 186. K. B.

376. (fiiaznina toiuentosa H. B.K.—(x. BlnmciG. Jgt;oii. — (Buttneriaceae). Java, Borneo, Voor-Tndië; oorspronkelijk uit Z.-Auierika. Inl. Djatti hollanda. TIT, 95. G. T5.

Gnmira foolirta Rinv. Zie Premna foetida llssh. (Verbenaceae).

377. Haasia fh-ma BI. — (Laurineae). Tnl. Hoeroe. Java. 111,198. K. B.

378. I!. Wightii Secs. — Java ITT, 181. K. B.

379. H. sqnarrosa. Z. et M. — Java, Sumatra. Til, 17 J. K. B.

380. H. sulieaosia .Itiq. — Inl. Medamjrawang Sumatra.

Voor huisbouw. C. 1. 195.

-ocr page 59-

881. Harpiilia cupaiiiöïdes. Roxb. H. tlianalopliora. 151.—(Sapindaceae). Java, Sumatra, Borneo, Timor, N. Guinea, Tobi-eilanden. Inl. Koenter (jauwa oj) N. Guinea.

De zaden en overige deelen des booms worden voor zeer vergiftig gehouden. Miq. III. 4:(i.

382. H. spec. — Kclenyan. Celebes.

Voor versehillende materialen bij huisbouw, enz. C. 1, 519. IV, 17.

388. Hartiglisea excelsa Adr. Juss. — (Meliaceae). Inl. Miendie (sund). C. Troes goenoeny. C. T. Kokosson monjet leutiek. Hssk. Java. G. B.

Het hout is voor huisbouw geschikt. 6\'. De vruchten worden gegeten en hebben een zoetachtigen smaak. Hssk. 1, 483.

884. H. mollissima Adr. Juss.—inl Koelit - haw any. Kibawaufj-bodas. Kedoya. T. (sund.). St. Kibauoany of Tanylar monjet. Ihsk. — Molukken. Java. G. B.

De boom is tamelijk zwaar en de bast riekt naar knoilook. Het hout, schoon weinig gesloten van weefsel, is nogthans zeer deugdzaam voor den huishouw en laat zich gemakkelijk bewerken. Soort. gew. Ü.-J-\'Jo. SI. Het is niet sterk en wordt ook ligt door de witte mieren opgevreten Hssk. V, IS. II, 92?

885. Helieia serrata 11. Br. — (Proteaceae). Inl. Kandoeny peutjauy. Kikoekoeran. T. Morseyo. C. Java. Molukken. G. H.

Goed hout voor planken van huizen. C. I, 229.

88ö. H. spec. — Kereboetan. Sumatra.

Voor huisbouw geschikt C. Van .de Hclicia\'s {Kendoeny of A ikoedi-koercui) worden de jonge spitsen der takken gegeteu. Hssk. Het hout is grof en wordt ligt van de witte mieren opgegeten. Hssk. 1, 230.

887. Heligme Minaliassae. T. et 15. — (Apocyneae). Inl. Kariskis (mal.). Celebes. S. H.

Voor verschillende materialen bij huisbouw. C. I. GI J?.

888. Heuslovia panieiilata Miq. CrypteroKia paniculala. lïl — (llen-sloviaceae). Inl. Kïbanen (sund.). Ponyqk-an. T., Kajoe babi (mal.). Java, bergstr. G. B.

Voor huisbouw C. J, 138. III, 134.

889. Heritiera littoralis Dryaud. — (Sterculiaceae). Inl. Djoenyoeuy (sund.) Mi([.— Kontol kambieny. Kayoe po koen. T. Doenyoeu kontal. Atoel-lafioet. (mal.). Kuststreken van geheel Indië, Sunda-eilanden, Molukken, N. Guinea, enz. K. B.

Een boom- van middelmatige grootte. — H:j komt voor op de kusten en tiert zelfs op brakke gronden. — Het hout, dat vast, lijn van weefsel, taai en duurzaam is. wordt, behalve voor den huisbouw, ook gebruikt voor stampers van rijstblokken en zou bijzonder geschikt zijn voor scheepsblokken en schijven. Soort. gew. 0.932. St. Ill, llö. V, 57.

-ocr page 60-

36

390. Hernandia souora. L. — (Hemandiaceae). Kampics, Kampak, Mar ra mienjak. T. — Kampa (sund.); Radja (mal.) op Amboina. Affo en BijL Maf alia (Tern.) Boryka (jav.). Kajoe radja, K. somot, Ailatoe (Amb.), Aimiri (Boeroe). Java, Molukken. K. B.

Uit de vruchten wordt olie bereid, die als lampolie kan dienen, doch eenigen walm geeft; zoo zij bij spijzen gebruikt wordt, volgt er bedwelming. Hssk. In de schors huisvesten purgerende beginsels; de wortel wordt tegen het Makassaarsche pijlvergift gebruikt. De dunne stammen leveren drijfhouten voor vischnetten, de grootere dienen tot kleine masten. Miq. I, 178.

391. Hibiscus tiliacens L. — (Malvaceae). lui. Waroe. (mal). Baroe (madur.), ook (mal.) op Celebes, Borneo en Sumatra. D\'awocn-baroe St. Waroe-laoet Miq. W. gomhony v. M. De geheele Archipel. K. B.

Een boom van geringe hoogte en stamdikte. Hij komt allerwegc in de kuststreken voor, en wordt tot op N. Guinea aangetroflen. — Het hout is tamelijk vast van weefsel en bezit veel geschiktheid voor spaken en naven van wielen. De houtskool daarvan schijnt uitmuntend voor\'t vervaardigen van buskruit, terwijl de binnenbast een zeer goede vezelstof oplevert voor touwwerk dat zeer duurzaam is. (Zie Tijdsch. v. Nijv. 1870, bl. 293). — Het aftreksel van alle deelen der plant wordt als verzachtend geneesmiddel gebezigd. Filet. Het hout dient voor huishouw, stijlen, builclkarren. zadels, rijstmolens enz. Id. Soort, gew. 0.777. St. I, 276. II, 7. V, 80. VI, 63.

392. H. elatus Swartz. — Waroe goeiioeny (mal.) C, en v. M. West-Indië; in Oost-lndië gekweekt. G. B.

Een uitmuntende houtsoort, die al de eigenschappen van het beste Europesche esschenhout bezit. doch nog langer van vezel en zeer veerkrachtig is. Komt in regie stammen tot 13 -II el lengte en 0,15 el diameter voor, en wordt tot dezelfde doeleinden gebezigd als de vorige soort. v. M. De sappen worden als oogwasehwater voor kleine kinderen gebruikt. De bast levert vezelstof voor touwwerk, evenals de vorige soort. De bladen dienen tot het inpakken van kleine voorwerpen. Ussk. I, 277. II, 6. V, 80*.

393. H. viilpinus Rmv. — Inl. Tisoek. T. Tissock. C. — Java. G. B.

Levert uitmuntend hout, en vezel als de vorige soorten. I, 278.

394. H. spec. — Waroe linggies.

Levert minder deugdzaam hout dan de vorige soorten. ». M. II, 8.

395. Homalinnm grandillorum Bonth. — (Homalineae). lui. Batoe. Bangka.

Zeer goed timmerhout. C. 1, 137.

396. Ho pea Mcngarawan 3Ii(|. — (üipterocarpeae). Inl. Ngrawan of Mengrawan-ljingkang. St. Mengarawan. T. — Sumatra (Lampongs), Paleis bang; lagere streken, Bangka. G. B.

Tamelijk hoog en zwaar van stam, tot somwijlen 3 vt. dikte. De stam is rijk aan witte hars en de schors bevat cene uitmuntende looistof. — Het hout is lichtbruin en heeft bij een vast, lijn weefsel een prest rekten draad; het dient tot vervaardigen van pantjalangs (schuiten van bijzonder langwerpig maaksel) en is daartoe zeer duurzaam. Alge-

-ocr page 61-

\'67

meen wordt liet hout voor den huishouw gebezigd. Het laat zieh gemakkelijk bewerken en zou om zijne deugdzame geaardheid en harsachtige eigenschappen ook in Nederland tot verschillende technische doeleinden met voordeel kunnen gebruikt worden. Soort. gew. 0,877. Sl. De boom levert de bekende damar mata koetjieng. T. Nat. Tijdsch. 18,5. 1, 417. V, 37

397. Hopca sp. — Men(jrawan-boe7iga. G. B.

Als de vorige, doch niet zoo duurzaam. Soort. gew. 0,026. aSV. V, :38.

398. H. selauica Roxlj. — Molukken. Inl. Kajoe bapa of Bappa. G. B.

Minder geschikt voor mast- en rondhout, goed voor planken, maar aan inkrimping onderhevig. C. I, 416.

399. H. luyrtifolia Miq. — Tul. Mengrawau. Sumatra. G. B.

Bijzonder voor planken bij huishouw. C. 1, 418.

400. H. fagiiolia Miq. — Inl. Kedemoet. C. Teboehoek. T. Bangka.

Voor daken zeer geschikt. C. I, 419.

401. H. Maraiiti Miq. — Inl. Mar anti. T. Mer anti-sepa ng. Sé. Mar anti betoel. Bangka, Borneo, Sumatra \\V. K. Lampongs, Palembang. G. B.

Goed timmerhout C. Een boom van meer danmiddelmatigenomvang, die op Borneo en Sumatra in moerassige streken groeit. Hij bevatbars, die echter van geringe waarde is. — liet hout, dat niet zeer duurzaam is en somtijds voor binnenwerk in den huishouw gebezigd wordt, dient echter meer voor vlothout voor het vervoer van zwaarder houtsoorten langs de rivieren. Soort. gew. 0.515. St. I, 420. V, 41.

402. U. (Dipterocarpea.) spec. — Meranti-boenga. Bangka. C.

Als de vorige. Soort. gew. 0,541. St. Zeer goed timmerhout. C. 1, 425. V, 41.

40o. H. (D.) sp. — Banghiray. Borneo.

Zeer deugdzaam hout voor verschillende materialen bij huishouw. 6\'. 1, 428.

404. H. (1).) sp. — Blangiran. (11. Balangeran Kths. ?) Borneo

Als voren. 6\'. 1, 427. VI, 35?

405. H. (D.) sp. — Brentie of B er an tie. Sumatra.

Voor planken on praauwen zeer geschikt. Levert een zwarte hars of damar. C. I, 429.

406. H. (I).) sp. — Mandirawau. Sumatra.

Voor planken geschikt. C. I, 424.

407. H. (D.) sp. — Mar anti limo manies. Sumatra.

Voor planken en kano\'s. C. 1, 431.

408. H. (D.) sp. — Mar anti saga. Sumatra.-

Voor planken, staanders, enz. C. I, 432.

409. H. (D.) sp. — Mar anti sarang poerde. Sumatra.

Voor planken, ook bij scheepsbouw, voor meubelen, enz. 6\'. 1, 433,

410. 11. (I).) sp. — Melangier. Bangka.

Goed timmerhout. C. 1, 434.

-ocr page 62-

:is

4.11. H. (Dipterocariien) spcc. — Sasuh. lïaiigka.

Do schors dient lot dekking van huizen. C. I, tó5.

412. H. (D.) si). — Seranli limo manies. Sumatra.

Voor staanders enz. bij den huishouw, en voor meubelen. C. i. 1.37.

4IS. H. (ü.) si». •— Sueranli of Meraidi. Sumatra.

Voor planken bijzonder gesehlkt. C. i. 1-3S.

414. H. (D.) sp. — Mensaraja.

Voor planken gebruikt. C. I, 439.

41 j. 11. (1).) sp. — Tjengal Bangka.

ïlmmerhout. I, 430^.

41fi H. (D.) sp. — Tjenyol. Bmyloy. Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I. 430.

417. H. (Igt;.) sp. — Mlekaras. Sumatra.

Deze boom groeit in onderscheidene streken van Palemhang. Het hout heeft alleen waarde voor vlotten. Soort. gew. ü, 131. St. V, 43.

418. H. (D.) sp. 2 — Bajoor-lang. Sumatra.

Deze boom groeit snel op en is middelmatig vau omvang. — Hij komt menigvuldig voor op Z. Sumatra en levert tamelijk goed timmerhout , dat zich gemakkelijk laat bewerken, maar niet duurzaam is. Men gebruikt het ook wel voor ligte vaartuigen. Soort. gew. 0,588. S/. (Zie ook I, 299.) V. 44.

419. H. (]).) sp.; — Jiajoor-pepU.

Als de vorige. Soort. gew. 0.505. St. V, 45.

420. 11 vduoeai\'piis incbriaiis Vahl. — (Bixaceae). Ceylon ; te Buitenzorg gekweekt. JU, 152.

421. Hymcuodictyon timorauum. Span. — (Rubiaceae), lui. jifé. ïiinor.

Voor planken bij huishouw. C, l, 600.

422. luibrlcaria coriacca D. 0. — (Sapotaceae). Madagaskar; op Java gekweekt. JSjamploeni/ sabrang. T. Kiboenga Hssk. G. B.

Dc vruchten zijn zoetachtig en worden raauw gegeten. /Zij/t. 111, 71.

42:3, luocarpns ciliilis. L. F. — (Ilernandiaceae), Molukkeu,Celebes, Java. Lil. Gajam (mal). C. Galet. T. (mal. jav.). (ledjam. (mad.). C. O aim of Ilojam op Banda, Aug a jam, (mak,). G. B.

Het hout heeft alleen waarde voor brandstof. C. De boom wordt om zijn geurigeu bloesem en fraaije houding veelvuldig aangeplant. Het vlcesch iicr vruchten is eetbaar; de pitten leveren olie. Ihsh. I, 179. Ill, 170.

424. Inlsia niiiboiueusis Thoiiars. — (Papilionaceae), Inl. Marahouw. (raai.) Merbou. (sund ). Bayang of Ipie. Celebes. IFamwasey. (tons.) op Meuado. B\'ésie op Timor en de Molukkeu C. Marahoh. Java, T. Kajoe-hesi (mal,). St. — Molukken. N. Guinea, enz. G. B.

Een boom, die de hoogte onzer eiken bereikt. De dikte van den stam bedraagt somtijds 3\'/2—3 voet, en het lichtbruine hout, dal hard

-ocr page 63-

30

en vast van weefsel, gestrekt yan draad en niet moeijelijk te bewerken is, dient voor huis- eu selieepsbouw, doeh wegens zijne bijzondere duurzaamheid wordt daarvan met goed gevolg gebruik gemaakt bij sehoeijingen of landhoofden van bruggen. in verbinding met Nani-hout. St. De geroosterde zaden worden op Sumatra gegeten. JIü/. Soort. gew. 0,864. St. 1, 21. 17, 5. V. 7.

425. Iiitsia amboinensis var. — Tnl. Bes ie en B. koening. Mo-lukken.

Een duurzame houtsoort voor bouwmaterialen, ook voor bruggen enz.; wordt zelden door de witte mieren aangetast. C. 1, 25.

426. I. ambolncnsis var. — Inl. Besie-hitam. Celebes. Molukken,

Als boven. — C. 1. 23.

427. I. palembanica Miq. — Inl. Merhomo of Marho. St. Besi op Bangka. Merhon bon tja (mandh.). Lagere streken v. d. Lampongs, Palembang, Riouw, IBangka, Borneo, G. B.

Komt veel met de vorige overeen. Een boom. die bij aanmerkelijke hoogte somtijds een bijna 3 vt. dikken stam verkrijgt. Het hout dat in geaardheid — schoon minder hard — tamelijk veel overeenkomst heeft met Eusideroxylon Zwagerii, is even duurzaam. daarenboven minder zwaar en gemakkelijker-te bewerken. — Voor den scheepsbouw zou deze soort van groote waarde zijn. en ook voor technische doeleinden in Europa, zooals voor bruggen enz.. zou daarvan goed partij kunnen getrokken worden. — Soort, gew. 0,700. St. I. 24. V, 36.

428. Isonaiulra Gntta Hssk.— (Sapotaceae). Tnl. J)adauw op Bangka. Bjatoeh dawion op Borneo; Bal am. tem.haga op Sumatra C. Njatoe doerian. rl\\ Gütta-percha-boom. Sumatra, Borneo, Singapore, G, B.

Aan het hoift wordt hoogc waarde toegekend. Het melksap levert de Gutta-percha. C. I, C62. VI. 51.

429. I. Lamponga Miq. — Tnl. Kalle manggoeng. Sumatra.

Voor huisbouw geschikt. 1. 063.

430. I. rostrata Miq. — Inl. Nj aio-pisang. Bangka.

Als voren. C. 1, 664.

431. Jackia ornata Wall. — (Rubiaceae). Tnl. Saloema, Mesel-oemar. C. Sloemar T. Sumatra, Bangka. K. B.

Voor onderleggers van vloeren. G. I, 604.

432. Jambosa aquea Kiupli. — (Myrtaeeae). Djamhoe ayer meer a (mal.) op Java. T D. tjaai. Hssk. Gora hoetang, Makembes of Kemhes in Menado. Gora jadi, Ternate. Sunda-eilanden, Mo-lukken. Veel aangeplant. K. B.

Levert eetbarequot;, smakelijke vruchten. C. 1, 71. III, 79.

433. J. buxifolia Miq. — Inl. Nassie. C. Kajoe Nassie Nassie. T. Bangka. K. B.

Zeer goed timmerhout. C. I. 75.

434. J. (lomestiea Rmpli. — Tnl. Djamhoe oetan (mal ). C. D. hold vieera. T. Gora, Ambon, loetoen, Bali, Njamhoe, Banda. Java, enz. G. B.

Het hout wordt voor piekstokken gebezigd; de vruchten worden gegeten. C. I, 68. Ill, 82.

-ocr page 64-

40

435\'. Jambosa domestica Kinpli. var. purpurea. — \'Djamhoe dl pa. (sund.). Java. G. B.

Levert smakelijke vruchten. C. I. G9.

436. J. Klampok. Miq. — Inl. Klanipok. Djamhoe Jclam.pok. (jav. mal.). Java.

Het hout is zonder waarde; de vruehten zijn eetbaar. C. Het hout is vrij fijn. niet zeer lang van vezel en sehcurt ligt. Het wordt meest voor gereedschappen enz. gebezigd, v. M. I. 70. li. 71.

437. J. tcmiicnsins Miq. — Tul. Sapat of Sepat. C. Dial padi. T. Tamhaga (sund.). Miq. Java, Bangka, Sumatra K. B.

Voor planken zeer geschikt. C. I. 74,

438. J. tetraytera Miq. — Inl. Ment ras. C. Matras, T, Bangka. K. B. Geschikt timmerhout. 6\', 1. 70.

439. J. vulgaris. 1). C. — In.. Djamhoe ayer mawaar. T. Rozen-appeltje. Pakoioa. (mal. en tons.) op Celebes. C. Java en de geheele Archipel. G. B.

Dc witte, ronde vruchten munten uit door hare aangename rozenlucht en zijn lekker van smaak. Uss/c. De zaden en bloesems dienen als geneesmiddelen. Filet. Het hout dient voor bouwmateriaal, bij huishouw, lootsen enz. C. I, 73.

440. J. spec. — Djamhoe gadang. Sumatra.

Als boven. — C. I, 72.

441. J. sp. — Gar ah. Sumatra.

Voor huisbouw geschikt, C. I. 77.

442. J. sp. — Kalee oebar. Sumatra.

Als boven. C. I, 78.

443. J. sp. — Boerong. Sumatra. Molukken.

Slechts voor brandstof geschikt. C. I. 70.

444. J. sp. — Kalee of Djamhoe. Sumatra.

Bij huisbouw wel gebruikt. C. I, 80.

445. Kanilia. sp. — (Rbizophoreae). Kajoe ting. Menado. IV, 71. 416. Kibossia aznroa I). C. —• (Melastomaceae). Kihissie. T. Kihessie

(sund. jav.) C, Java, in de bergstreken tot 6000\'. K. H.

Voor huisbouw geschikt. C. I, 117.

447. Kickxia nrborca. III. — (Apocyneae). Inl. Kihnntalie. T. Buntalie (sund.). C. — Java. G. B.

Voor huisbouw geschikt. Het melksap is een geneesmiddel tegen wormen. C. 1, 616. 111,174.

448. Klcinhovia hospita L. — (Buttneriaceae). Inl. TanJcollo, Ke-temaha. T. Tangkolloh, 1 anhollo. Tanghelie. Hssk. Tim.oho, Katimoho, (jav.) Tangholo, (sund). C. Pelleth of Ketim.oho.8t-Kajoe-pelleth. De geheele Archipel. G. B.

Een boom van geringe hoogte en stamdikte. die alicrwege op de Indische eilanden, inzonderheid op Oost-Java en op N. Guinea, in de

-ocr page 65-

M-

lage streken voorkomt. — Het hout is wit mot donkerbruine vlammen en vast van weefsel. De inboorlingen gebruiken het voor hunne kris-gevesten, sehceden en voor de stelen van lansen, en de waarde daarvan hangt af van liet voorkomen der vlammen, naarmate die bij de bewerking er van tot krisheehten. dwarshouts zuiver kringvormig zijn. 67. Voor eene naar vereisehl en geteekende krisseheede wordt wel eens/200 betaald. T. Nat. Tijds. XI. 177. Pellet of gevlekt hout komt ook bij andere boomen voor. H. — De bladen worden als geneesmiddel aangewend. — Naar een volksgeloof mag niemand-den boom kappen, zonder vooraf in een gelukkigen droom daartoe opgewekt te zijn. Soort. gew. 0.9G0, St. I. 294. V. 79.

44-9. Lactaria salubris Rinpli. var. grand is Mi(|. — (Apocyueae). Sumatra. Eiland Poeloe Taman. lil. J0.!3.

450. Lagaropyxis glaiilt;Iquot;Iosa. — T1T. 120.

451. Lagerstroemia Reginac. Rxl». — (Lytlirarieae). lui. Bocnyoer. Woennoe. T. Boenqoer final, sund.). Moenqoe Ketanqie (jav.). C. Oost-Indië. G B.

Een uitmuntend timmerhout, hetwelk op Java tot de allerbeste soorten gerekend wordt. 6\'. Een boom van aan merkel ij ken omvang, vooral op Sumatra, waar hij somtijds 3% vt. stamdikte verkrijgt.—Hij groeit in lage streken en behoort wegenquot; zijne fraaije lilakleurige bloemtrossen tot de sierlijkste gewassen der wouden. — Het hout is vast van weefsel en duurzaam, inzonderheid op Sumatra, waar het zeer gesehikl is voor pantjalangs (vaartuigen), die lang stand houden. — Op Java bezigen de inboorlingen het hout voor het geraamte van padiesehnurtjes. dewijl zij. naar een volksgeloof, dan nimmer gebrek aan padie te duehten hebben. Soort. gew. voor Java ü. 784. St. Zie ook Not. Tijds. XVIII . 87. I. 130*. 11. 3. V, 60.

452. L. ovalifolia. T. et B. — Inl. Benger (sund.). Java G. B.

Goed timmerhout. C. I, 131.

453. Lansinui doiuesticmn Jack. — (Meliaceae). Inl. Doekoe (mal.) Tangsep. (jav.). Lans jee op Sumatra. Suufiaeilanden, Molukkeiï. G i3.

Het harde hout is voor rijststampers en stelen van gereedsehappen gesehikt. C. De vruehten hebben de gedaante van gele pruimen; de sehil wordt gestampt en het ligehaam bij het baden daarmede ingewreven, waardoor de huid zaeht wordt. — Het; vleeseh der vruehten is zeer aangenaam en niet zwaar te verteren. Bssk. 1. 404. lil . 31.

454. L. (lomcsticmu Jack. var. — Kolcosa?/. (sund.). C. Kohossan HssJc Java. G. B.

Het hout is sterk en fraai en wordt voor seheeden van wapens gebezigd. Vruehten als voren, doeh zuurder. Hs§k. I . 495.

455. L. (lomesticniu Jack. var. — Pidjletan of Pissielan (suud.). C. Biedjietan of Biesieian. TIssk. Pidjletan T. Java. G. B.

Als boven. C. Vruehten als voren, zuuraehtig. 1, 490*.

456. L. spec. — Lansat oeian. Bangka.

Goed timmerhout. C. T. 498.

457. Lasiantliera macrophylla Miq. — (leacineae) lui. Kimeonrj (sund.). Java, Sumatra. K. B.

Goed timmerhout. C. I, 149.

fi

-ocr page 66-

1-2

458. Lanrinea spec. — Benitan. Banitangoer. Borneo.

Een tamelijk goed timmerhout, maar niet duurzaam. C. I, 214.

459. „ „ — Hoeroe (sund.). Java.

Goed timmerhout. C. I. 223.

460. „ „ — Hoeroe batoe (sund.). Java.

(Aperula polyantha BI. P)

Als voren. C. I. 226.

461. „ „ — Hoeroe koening (sund.). Java.

Als boven. C. I. 222.

462. jj „ — Hoeroe madang (sund.). Java.

(Beilschtniedia Madang BI.?)

Als boven. C. I. 221.

463. „ „ — Hoeroe pajoeng (sund.). Java,

(Actinodaphne?)

Als boven. C. I, 221.

464. „ „ — Hoeroe paJcil (sund.). Java.

Als boven. C. I, 225.

46.5. „ „ — Hoeroe sereh (sund.). Java.

Als boven. C. I, 227*.

466. „ „ — Ipil. Celebes.

Als boven. C. 1, 228.

467. „ - „ — Lawang. Sumatra.

Als boven, maar niet duurzaam. C. I. 220.

468. jj „ — Marsihong. Borneo.

Goed timmerhout. C. I, 213.

469. „ „ — Timbo\'ón. Celebes.

Als voren. C. I, 219.

470. „ „ — Tie mho or. Menado. TV, 53.

471. „ „ — Warotan. Celebes.

Als boven. C. I, 218.

472. Leea spec. — Lenicie (jav.). (Ampelideae). Java. G. H.

Voor huishouw gesehikt. De bladen en jonge takjes dienen fijn gewreven. als geneesmiddel Hssk. — Verschillende Leea-soorlen worden, volgens Hssk. Ginggiang genoemd. — I, 529.

473 Leiocarims arbor ens BI. — (Euphorbiaceae). Inl. Kisapie (sund). C. Sassa bener. (sund.). T. Ram oh dagien. Hssk. Java. K. B. Goed timmerhout. C. Het aftreksel der bladen enz. dient als uitwendig geneesmiddel bij slapheid der leden en quot;gewriehten. Hssk. 1, 36é.

474. L. fruticosns BI. — Tnl. Sassa lumboet. T. Kipeurris. Penr-ries. Hssk. Sasa bener (sund.) Miq. Java. K. B.

De bast en bladen worden gestampt en met die van Tjangkoedoe vermengd, tot rood ver wen gebruikt. Hssk. III. 161.

-ocr page 67-

13

475. Leiocarims spec. — Plangas. Bangka.

Gering in. waarde. C. I, 1050.

476. Lepidadenia Wiglitiana Jiees. — (Laurineae). Inl. Tang kal lak. (smid.). Voor-Indië, Java.

Voor huishouw geschikt. De zoete bessen worden gebeten. Uit de vruehtpitten wordt een vet bereid, dat tot kaarsen gebezigd wordt en teehnisehe waarde bezit. Zie Nat. Tijds. XYIII, 41U. — I, 196.

477. L. (Cylicodaplme) rubra BI. — Inl. Moegmal burrum. Java. 111, 167. Langoep. Sumatra. K. B.

Het hout wordt gebruikt voor stelen van werktuigen en voor het stuk hout, dat men gebruikt om den bloemtak van Areng te kloppen, ten einde er de sappen te doen uitloopen. Ussk. I, 202. III, 167.

478. L. Seloang- Miq. — lui. Madang Seloeang. Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I, 197.

479. Leptospenimm amboiueiise Rmv. — (Myrtaceae). Inl. Papoea. C. Kajoe papoewa. Hoerong, T. Ambon, Molukken. K. B.

Bij uitnemendheid geschikt voor wandelstokken. G. 1, 67.

480. Leiicoxylon buxifoliumBl. — (Ebenaceae). lui. Kimerak (suncl.). C. Kitamieanij. Hssk. Java.

Het hout is zeer fraai en heett schoone aderen; het wordt echter spoedig door de witte mieren verteerd, zelfs in één jaar, iudien men het voor huishouw aanwendt. Hssk. I, 685.

481. Liquidambar Altingia BI. — (Hamamelidaceae). Voor-Indië, Sunda-eilanden, N. Guinea. Bergstreken. Inl. Rasamala (suncl.) C. Rassamala. Si. Rasmala of Ros mala. Hssk» G. B.

Een boom, die teregt „de vorst der woudenquot; wordt genoemd. Hij is gemiddeld 150 vt. boog, hij eene dikte van stam, ter hoogte van 10 vt. boven den grond, van 5—7 voet. Op Java komt hij schier uitsluitend in de Preanger voor, tusschen 2000—1000 vt. boven het vlak der zee. — Het bruinachtige hout is vast en zwaar en vervangt in den huis- en bruggenbouw in die streken het djati, doch is minder duurzaam. — De boom levert een fijne welriekende hars, welke zich tusschen de spleten der schors aan den stam vertoont en aanvankelijk week als honig is, doch aan de lucht blootgesteld, hard wordt. Soort gew. 0.850. St. Het spint is wit en wordt weggeworpen; het hart (hout) is rood en sterk, scheurt echter zeer ligt. Ussk. 1. 150 V, 92.

482. L. tricnspis Miq. — Inl. Sikadoengdoeng. Sumatra. G. B.

Ook eene zeer goede houtsoort, maar minder algemeen bekend dan

de vorige. C. I, 151.

483. Litsaea javanica BI. — (Laurineae). Inl. Hoeroe pant jar. T. Java. Ill, 135. G. B.

484. L. latifolia BI. — Inl. Medang padie. Bangka.

Goed timmerhout. C. 1, 207.

485 L. pubenila. Miq. — Inl. Kaping (sund. mal.). Java.

Zonder waarde. C. I, 208.

486. Livistona rotuudifolia Mart. — (Palmae). Inl. Sedangan. T. Sad eng. (jav ) C. Java, Celebes, Ceram, Malakka, Poeloe Pinang.

Voor stijlen zeer geschikt. 6\'. 1, 699.

-ocr page 68-

1-2

45.S. Lanriuea spec. — Benilan. Banitangoer. Borneo.

Een tamelijk goed timmerhout, maar niet duurzaam. C. I, 214.

459. „ „ — Hoeroe (sund.). Java.

Goed timmerhout. C. I. 223.

460. „ „ — Hoeroe batoe (sund.). Java.

(Aperula polyantha BI.?)

Als voren. C. I, 226.

461. „ „ — Hoeroe koening (sund.). Java.

Als boven. C. I. 222.

462. „ „ — Hoeroe madang (sund.). Java.

(Beilschmiedia Madang BI.?)

Als boven. C. I. 221.

463. „ „ — Hoeroe pajoei/g (sund.). Java,

(Actinodaphne?)

Als boven. C. I, 221.

464. „ „ — Hoeroe pakil (sund.). Java.

Als boven. C. I, 225.

46.5. „ „ — Hoeroe sereh (sund.). Java.

Als boven. C. I, 227*.

466. „ „ — Ipil. Celebes.

Als boven. C. 1, 228.

467. „ • „ — Laioang. Sumatra.

Als boven, maar niet duurzaam. C. I. 220.

468. „ „ — Marsihong. Borneo.

Goed timmerhout. C. I, 213.

469. „ „ — Timboon. Celebes.

Als voren. C. I, 210.

470. „ „ — Tiemboor. Menado. TV, 53.

471. „ „ — Warotan. Celebes.

Als boven. C. I, 218.

472. Leea spec. — Lenkie (jav.). (Ampelideae). Java. G. H.

Voor huishouw gesehikt. De bladen en jonge takjes dienen fijn gewreven, als geneesmiddel Hssk. — Verschillende; Leea-soorten worden, volgens Hssk. Ginggiang genoemd. — I, 529.

473 Leiocarpns arboreus BI. — (Euphorbiaceae). Inl. Kisapie (sund ). C. Sassa bener. (sund.). T. Ha/nok dagien. Hssk. Java. K. B, Goed timmerhout. C. Het aftreksel der bladen enz. dient als uitwendig geneesmiddel bij slapheid der leden en quot;gewrichten. Hssk. 1, 364.

474. L. fruticosns BI. — Inl. Sassa lumboet. T. Kipeurris Peur-ries. Hssk. Sasa bener (sund.) Mi^. Java. K. B.

Do bast en bladen worden gestampt en met die van Tjangkoedoe vermengd, tot rood ver wen gebruikt. Hssk. III, 161.

-ocr page 69-

13

475. Leiocarims spec. — P lang as. Bangka.

Gering in waarde. C. I, 1050.

476. Lepidadenia Wiglitiaiia Sees. — (Laurineae). Inl. Tang kal lak. (smid ). Voor-Indië, Java.

Voor\' huishouw geschikt. De zoete bessen worden gebeten. Uit de vruehtpitten wordt een vet bereid, dat tot kaarsen gebezigd wordt en teehnisehe waarde bezit. Zie Nat. Tijds. XVIII, 41U. — I, 19G.

477. L. (Cylicodaplme) rubra BI. — Inl. Mo eg mal hurrum. Java. 111, 167. Langoej). Sumatra. K. B.

Het hout wordt gebruikt voor stelen van werktuigen en voor het stuk hout, dat men gebruikt om den bloemtak van Areng te kloppen, ten einde er de sappen te doen uitloopen. Hssk. I, 202. UI, 107.

478. L. Seloang Miq. — Inl. Madang Seloeang. Sumatra.

Voor huishouw gesehikt. C. I, 197.

479. Leirtosjiermum amboinense Rnw. — (Myrtaceae). Inl. Papoea. C. Kajoe papoewa. Hoerong. T. Ambon, Molukken. K. B.

Bij uitnemendheid geschikt voor wandelstokken. G. 1, 67.

480. Leucoxylon bnxifoliumJBl. — (Ebenaceae). Inl. Kimerak (sund.). C. Kxtamieang. Hssk. Java.

Het hout is zeer fraai en heett schoone aderen; het wordt echter spoedig door de witte mieren verteerd, zelfs in één jaar, indien men het voor huishouw aanwendt. Hssk. I, 685.

481. Liqnidambar Altingia BI. — (Hamamelidaceae). Voor-Indië, Sunda-eilanden, N. Guinea. Bergstreken. Inl. Rasamala (sund.) C. Rassamala. St. Ras mala of Ros mala. Hssk, G. B.

Een boom, die teregt ,,de vorst der woudenquot; wordt genoemd. Hij is gemiddeld 150 vt. hoog. bij eene dikte van stam, ter hoogte van 10 vt. boven den grond, van 5—7 voet. Op Java komt hij schier uitsluitend in de Prean^er voor, tusschen 2000—4000 vt. boven het vlak der zee. — Het bruinachtige hout is vast en zwaar en vervangt in den huis- en bruggenbouw in die streken het djati, doch is minder duurzaam. — De boom levert een fijne welriekende hars, welke zich tusschen de spleten der schors aan den stam vertoont en aanvankelijk week als honig is, doch aan de lucht blootgesteld, hard wordt. Soort gew. 0.850. St. Het spint is wit en wordt weggeworpen; het hart (hout) is rood en sterk, scheurt echter zeer ligt. Hssk. I, 150 V, 92.

48*2. JL. trienspis Miq. — Inl. Sïkadoengdoeng. Sumatra. G. B.

Ook eene zeer goede houtsoort, maar minder algemeen bekend dan de vorige. C. I, 151.

483. Litsaea javanica BI. — (Fiaurineae). Inl. Hoeroe pant jar. T. Java. 111, 135. G. B.

484. L. latifolia BI. — Inl. Medang pojlie. Bangka

Goed timmerhout. C. 1, 207.

485 L. pnbernla. Miq. — Inl. Kaping (sund. mal.). Java.

Zonder waarde. C. I, 208.

486. Livistoiia rotnndifolia Marl. — (Palmae). Inl. Sedangan. T. Sa deny, (jav) C. Java, Celebes, Ceram, Malakka, Poeloe Pinang.

Voor stijlen zeer geschikt. C. I, 699.

-ocr page 70-

u

487. Liimiiitzera cocciiiea W. et Arn. — (Combretaceae). Inl. Ta-roentoen. Kuststreken van den Sunda-Archipel. Bangka.

1 ï ^a^e11 Zeei ^estauc^ tegen wormen en zeewater. G.

Mng-noltacea sp. Zie onder Michelia.

488. Maba Ebeuns II. Br. — (Ebenaceae). Inl. Arang, Kajoe Arang. T. Liling op Celebes. C Sumatra, Bangka, Celebes. a/\'Mol Likken,^ N. Guinea, Ceylon, Cochinchina. Ebbenhout. K. B.

Een boom van geringe hoogte en omvang. De stam der volgroeide boomen is zelden dikker dan 8 rijnl. duim diam. Hij groeit vooral op Boero, doch wordt ook elders in de Molukken aangetroffen, en wel in de lagere streken. — Het hout is zwart van kleur, vast van weefsel C111 .zYaf 6a 01) c^c breuk een verkoold aanzien. — Menigmaal

schijnt het Arang verward te zijn met eene Diospyros-soort (Diospyros Ebenum Ktz.), waarvan variëteiten op onderscheidene eilanden van den Archipel voorkomen. Soort. gew. 1300 gramm. de kub. decim. St. I, 68ü. V, 1.

489. M. £ ben ns K. Br. — Aram moeda en Aram toewa. Molukken. I, 687, 688.

490. Mangifera foetida Lour- — (Anacardiaceae). Inl. Ambatjdng. l\\ Amhatjang, (mal.) op Sumatra. Batjan op Ambon, Lima es (sund.). Manga kewenie (mal.). C. Kemang. Ilssk. Remang Filet. Geheel Indië tot 4000\'. G. B.

Het hout heeft weinig waarde. De vruchten, welke eene groene schil en wit vleesch hebben, zijn zoet en tevens iets wrang. Zij worden ge-? ^ss^\' eigens Filet riekt het vleesch onaangenaam. — I, 555.

491. 31. loet Ida J. Kawini. — Inl. Kawini. T. Kwennie (mal.) ü. M. -lava. G. 13.

Bruikbare houtsoort, geschikt en gebezigd voor huisbouw, huisraad en gereedschap, grot van vezel en middelmatig duurzaam, doch bij behoorlijke bereiding voor technische doeleinden zeer bruikbaar, v. M. II. é2.

492. 31. iudica L. — Inl. Mangga (sund. jav). Pao (madur.). Plam djawa (mal.) op Sumatra; Taipo bonJca (makass.). Mi([. Oost-Indië, Java, Sumatra enz. Ook in tropisch Amerika ingevoerd. Mangaboom. G. B.

Het hout is grof , niet sterk en wordt spoedig door de witte mieren aangetast. De bast. hootdaakelijk die van den wortel, is bitter en aromatisch en wordt tegen diarrhee enz. aangewend of wel zijn bitter, scherp en aromatisch sap daarvoor gebezigd. — Volgens Blanco dient een altreksel des wortels als verfstof. — Kleederen welke in indigo eerst zijn blaauw geverfd, doopt de Javaan daarna in een afkooksel van mangabast, om ze een groene kleur te geven. Aan de scherpe bittere hars. die als lijm gebezigd wordt, kent men geneeskracht toe, ook aan de jonge bladen, die bij hoest en aamborstigheid gebruikt worden. —

c\' v leesch der steenvruchten, in het algemeen Mangapruimen geheeten. en waarvan door cultuur vele variëteiten zijn verkregen, bezit een aan-genamen zoeten smaak . waardoor zij op de tafels der Europeanen en inlanders zeer gewild zijn. Bovenmatig gebruikt, veroorzaken zij ligte-lijk vermeerderde ontlasting. Filet. De beste zijn M. gedel of Kawehieh en M. mnjala; dan komen M. papan, M. taloor, M. kidang, M. ayer,

-ocr page 71-

■45

- M. dohdol, wier vleesch bijzonder week is; M. oedang of Parrieh hoerang, welke zeer klein zijn; M. parrieh, gekenmerkt door eigenaardige lueht; .1/. deropony, met kleine langwerpige vruchten; M. parrieh koemhang, vruchten iets zuuraehtig; M. taai koeda, met ronde kleine vruehten; M. fjipoer, M. li moes of M. batjang, M. dag ieng, met ronde vruehten en week vleeseh, M. djapoeng en M. bomb a. Ilssk. I. 544.

493. Mangifera iudica L. var. — Manga madoe (mal.). Java. G. B. Als boven. C. I, 545*.

494. M. indica. L. — M. gondo (jav.). Java. G. B.

Als boven. C. I, 546.

495. M. „ -- M. daqinq (mal.). Java. G. B Als boven. C. I. 547.

496. M. „ — Hem dodol (jav.). G. B.

Als boven. C. 1, 548.

497. M. „ — M. tjoepoe (sund.). Java. G. B.

Als boven. Yoor den bouw van kleine vaartuigen wel gebruikt. 6\'. 1, 549.

498. M. — M. pakil (mal.). Java. G. B.

Voor timmerhout van geringe waarde. 6\'. I, 550.

499. M. „ — M. kapook (mal.). Java. G. B.

Als voren. C. i, 551.

500. M. „ — M. ketjih (mal.). Java. G. B.

Als boven. 6\'. 1, 552.

501 M. „ — M. kapiar (mal.). Java. G. B.

Als boven. C. I, 553.

502. M. lauriiia 151. var. Sangier. Inl. Manga sangier, T. Java. 111, 40. G. B.

503. 31. laurina v. globularia. — Inl. M. taai koeda. T. Java IIL, 92. G. B.

504. 31. macrocariia BI. — Inl. Gumpohr, T. Gcnipoer (mal. jav.). C. Manga oelan (mal.). Milt;i. Java, in de wouden der bergstreken.

Voor bouwmateriaal boven den grond zeer gesehikt; de vruehten worden zelden gegeten. C. I, 556.

505. 31. Kemaiiga. BI. — Inl. Kcmang. T. Bindjay op Sumatra. Kawini (mal.) IVani (mak.). Borneo, Sumatra. G. B

Met eetbare vruehten. De gehcele boom is zeer scherp en veroorzaakt bij aanraking roosachtige ontsteking. Miq. C. I. 557.

50(1 31. spec. —• Hambawang. Borneo. G. B.

Voor huishouw, bijzonder voor planken geschikt. C. I, 558.

507. 31. spec. — Polam of Pan. Sumatra. G. B.

Voor vloeronderliggers gebruikt. G. I. 559.

508. 31. spec. — Wai. (mal. en tons.) in Menado. Celebes. G. B-Voor verschillende materialen van huishouw enz. C. i. 560.

509. 31. spec. — Kadiak. Bangka. G. B.

Voor huisbouw geschikt. 6\'. I, 561.

-ocr page 72-

46

510. Melalenca Cajeputi Rxl). — (Mjrtaceae). Molukken. Ambon. Inl. Voeti haioa C. Kajoe poeti betoel. T. Kajoepüeïi-büom. G. B.

Het hout is geschikt voor palen van huizen en heiningen. C. Uit alle deelen van dezen boom, vooral uit de bladen en de vruehten, verkrijgt men doorquot; destillatie de Kajoepoet-olie. De vruchten bekleeden eene belangrijke plaats onder de Indische specerijen. I, 64.

511. M. Lciicadendron. L. — lui. Gelam, Galam Poetic in de Molukken. C. Kajoe poe tie, Kil am of Ham op Ambon. T. Borneo, Molukken, Timor. G. B.

Het hout is voor bouwstof bijzonder geschikt. C. Ook deze boom levert de Kajoepoet-olie. De schors dient tot kaliaten. De vruchtjes dienen op Java als specerij. Zij hecten daar Bollong, 1, 63.

512. M. minor Smith. — Inl. Gelam. C. Glam. T. Molukken, Sunda-eilanden, Palembang, Baugka. K. B.

De schors levert eene vezelstof, die tot breeuwen wordt gebruikt. 6\'. I, 65.

513. M. spec. — Gelam tiJcoes. Bangka.

Geschikt timmerhout. C. I, 66.

514. Melauolepis diadena Miq. —(Eupliorbiaceae). Inl. Njelandiemj. West-Sumatra. Bangka. C. K B.

Timmerhout. C. 1, 996.

515. Melia Azedarach L. — (Meliaceae). Java. Inl. Kah era. Kikera (mal). Mindi (jav.). G. B.

Het hout is ligt, grof, wit en houdt zich bijzonder goed in water. Wordt daarom ook voor kano\'s aangewend. Witte mieren tasten het niet aan. Hssk. Het is taai en voor gereedschappen zeer geschikt. De boom is dikwerf hoog, doch slank; het hout wordt in geene zeer breede afmetingen verkregen. Het bezit weinig of geen looizuur en wordt daarom b. v. met voordeel gebezigd voor de klopraderen der indigo-fabrieken. v. M. II, 35 V III. 88.

516. 3Ieliosma nitida BI. var. — (Meliosmeae). Inl. Kajoe rehoeng. Sumatra. T. lil, 61.

517. M. spec, (nitida?). — Kitiwoe (sund.). Java. quot;Veelvuldig inde wouden der lagere berghellingen.

Het hout is rood en grof, echter bijzonder week en verteert spoedig; wordt daarom slechts voor huisraad gebezigd. Uask. 1, 530.

518. Memecylon appendieulatum BI. — (Melastomaeeae). Inl Koe pa (sund.). Tepohot op Borneo Java, Borneo.

Voor huishouw geschikt. De vruchten zijn smakelijk. C. I, 118.

519. Mesna lerrea L. — (Glusiaeeae). Inl. Nagasari (sund ). T. Nogosarie. v. M. IJzerhüüt. Vooi-Indië, Molukken, Timor. Java. G B.

Eene goede houtsoort, die in geen groote afmetingen voorkomt en niet goed toebereid, onderhevig is aan scheuren. De vezel is fijn, lang en gesloten, veerkrachtig en sterk. Het dient voorstijlen, gereedschappen en lansstokken. v. M. II, 79.

-ocr page 73-

7

520. Mczoiienrnm grande — (Papilionaceae). Inl. Madawj pane. Sumatra.

Voor onderliggers van huizen wel geschikt. C. I. 33.

521. Michelia Cliampaca L. — (Magnoliaceae). Inl. Tjampaka. T. Tjampalcka. H.uh (mal. sund.). Over geheel Indië tot op den Himalaya. Sund a-ei landen, Molukken, Timor, Java. G. B.

Het spint is fijn. wit en wordt voor huisraad en bulfeljukken gebezigd. Het hout is zwart en levert fraaije scheeden voor wapens; is ook geschikt voor meubels als men stukken heeft, die groot genoeg zijn. De bloemen worden om haar aangenamen geur veelvuldig als sieraad enz. gebruikt. Hssk. Ook welriekende zalven worden er mede bereid. Miq. ï. 238. III, 55.

522. M. Champaca L. v. pubinervia. — Tjampakaioarna. 2\'. Ill, 33.

523. SI. montana BI. — Inl. Djalalratig, GeJatrancj of Tjampaka goenoeng (sund.). Mail an rj Tjampaka. .lava. Sumatra. G. B.

Zeer goed timmerhout. C. 1. 239.

524. M. velutiiia BI. — Inl. Manyliel (sund.), Tjampaka hoeloe (snnd.). Java. G. B.

Zeer goed timmerhout. C. 1. 24.0.

525. M. sp. — Medang keladie. Sumatra. Batigka.

Geschikt 1 immerhout. C. 1. 2-12.

526. M. (Magnoliacea) sp. — Tjampaga cdja. Celebes,

Het hout heeft weinig waarde. C. 1, 2i4.

527. M. sp. — Tjepoko sikar. Java.

Tamelijk goed hout. C. I. 243.

528. M. sp. — Wasian. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw, enz. C. I. 2H. IV. 10.

529. M. (Talanma?) sp. — Tjampaka oelan. Menado. T. IV, 21.

530. Milletia atropnrpnrea Btli. — (Papiliouaeeae). Inl. Marieboengau, Palembang. Kajoe oedjauw. fjamjjougs. Sumatra. Ill, 5.

531. miliiigtoiiia liortcusis l. — (Bignoniaceae). Inl, Sekar of Sekar poetie (javj, Folean (madur.). Voor- en Achter-Indië, Timor. Java. K. B.

Alleen voor brandhout geschikt. C. 1. 627. III. 125.

532. Milnea dnlcis T. ct B. — (Meliaceae). Inl. Ma/ialansol. T. Pisak. C. Celebes. B. H.

Voor verschillende materialen bij huishouw. C. — I, 493*. IV. 31.

533. Mimnsops aeuminafa BI. — (Sapotaceae). Inl. Djingkok (sund. jav.) C. Djengkot, Kipanljar, Kajoe pantjar Kjatoe (sund.). Hssk. Sumatra, Java.

De kolen van dit hout zijn bijzonder goed; voor brandhout is het hout niet goed te gebruiken. daar het bij vochtig weer niet branden wil. — Van het sap worden fakkeltjes gemaakt, die echter minder goed zijn dan die van Karot. Ussh. 1. 670.

-ocr page 74-

•18

534. Miimisops Eloiig-i L. — Inl. Kembang tandjoeng. T. Kamhang * tandjoevg. Hssk. Ki tandjoeng (sund. mal.). C. Voor- en Achter-Indie. K. B.

De bast van dezen boom is bitter en wordt lijn gewreven en op schurftige plaatsen gelegd; het hout is grol\' en sterk, maar wordt spoedig van de witte mieren enz. aangetast. De kleine, witte, stervormige bloemen hebben een aangenamen geur en worden aan draden geregen en tot kransjes om den haarknop gelegd, en ook voor halskettingen gebruikt. Rssk. I, 668. 111. 94.

535. M. Elengi L. v. grand ifolia. Inl. Kemhany tandjoeng. T. Ill, 106.

536 M. Kauki L Inl. Samo. Saioo. T. Sawoe of Sawo. C. (mal.). Java, Sumatra. K. B.

Eene bijzonder fraaije houtsoort, uitnemend gesehikt voor meubels. C. I, 669. III, 111.

537. M. sp. — Tandjong. Molukken.

Slechts voor brandstof bruikbaar. C. I. 671.

538. Monoceras laiiccolatiiin Hssk. — (Tilinceao). Tul. (sund.). T. Re djo so (jav.). C. Java. G. B.

Voor huisbouw geschikt. C. 1. 319.

539. M. Icncobotrynm Miq. — Inl Melanwdaun, Bangka. T. Rem-poedoeng, Lam pongs. T. Rempoedoeng of Ring kit. C. Bangka, Sumatra. K. B.

Goed timmerhout. C. I. 320.

540. M. palembanicniu Miq. — Inl. Benitan of Karoft (mal.). Bak-hahan (mandhelingsch.). Sumatra. G. B.

Voor dakwerk; ook voor masten. C. I, 321.

541. Morhula citrifolia L. — (Rubiaceae). Inl. Tjangkoedoe. T. Koedoe of Koedoe kras. (jav.). Mankoedoe (mal.). C. Algemeen verspreid over Indië en den Sunda-Archipel. K. B.

Het hout wordt veel gebezigd voor geweerladen. C. De schil der wortels wordt gewasschen, gedroogd, gestampt en met Sassabast (Leio-carpus Iruticosus BI.) vermengd, en zonder dit af te koken, tot rood-verwen van kleedjes, garens, enz. gebezigd. De jonge bladen worden raauw of afgekookt bij de rijst gegeten: de onrijpe en rijpe vruchten worden raauw gegeten. Zij zijii zuur. Hssk. (Zie over do waarde der verfstof Tijchch. v. Nijverheid 1870, bl. 209). Het hout is ook geschikt voor huisraad en meubels, doch komt in geene groote afmetingen voor. I. 605. II, 80. III, 172.

542. Morns imlica Rmpli. — (Artocarpeae). Bebesahran, Bezaaran. (sund ). Kihesar (mal.). T. Bohosseran. Hssk. Andaloh (mal.). Indische Moerbei-boom. Voor-Indië, Celebes, Java, Sumatra. H.

Het hout is geschikt voor onderliggers van planken vloeren, enz. C. De bladen dienen als voedsel voor zijdewormen; zij worden echter ook afgekookt en als groente gegeten. Hssk. I, 327.

543. Mnrraya exotica L. — (Aurantiaceae). Inl. Kemoening (mal.). C. Kamoening T. Algemeen in Zuid-Azië. Java. Sumatra. G. H.

Een traaije houtsoort, voor meubels, stokken enz. zeer gezocht. C. Het hout is zeer fijn, geel en sterk; men wendt het aan voor schee-

-ocr page 75-

49

den, handgrepen van wapens en dergelijk fijn werk. HssJc. Wegens de witte, geurige bloemen veel in tuinen geplant. Miq. I. éamp;k III, 89.

544. Murraya snmatrana Rxb. — Inl. Kamoening. Sumatra. Ka-munie of ook Wanatah, in Menado. Celebes, Sumatra.

Voor heften van messen, enz. geschikt. C. I, 466.

545. M. s|». — Bjenar. (jav.). Java.

Het hout is zeer geschikt voor kleine meubels. C. I, 467.

546. Myrica javanica BI. — (Myriceae). Inl. Tjantigi of Sanligi. (sund.). Java. K. B.

Een boom van 25—30 vt.; komt voor op Midden- en Oost-Java, in uitgestrekte wouden, welke uitsluitend daaruit bestaan, veelal onder de algemeene benaming Kajoe büsi (mal.) (Ijzerhout), uithoofde van zijn ongemeene hardheid. Tcysmann en Junglmhn doen opmerken, dat aan meer boomen, waarvan de inboorlingen de geaardheid niet kennen, de naam „Tjantigiquot; gegeven wordt. — Het hout is ongemeen hard en vast van weefsel, doch ook zeer warrig, zoodat het zeer zwaar in de bewerking is. Voor draaijerswerk daarentegen is het zeer geschikt, en gepolijst zijnde, verkrijgt het een bevallig aanzien. Soort. gew. 1.226. St. V, 54.

547. M. sp. — Inl. Meng kik ir. Bangka.

Zeer vuurhoudend brandhout. C. 1, 171.

548. M. longifolia T. et B. — Java. ITT, 129.

549. Myristica fragraiis. Houtt. — (Myristiceae). [nl. Pala. Boeapala (mal). Notenmuskaatboom. Molukken. Gekweekt op Java, Sumatra, enz. K. B.

Het hout is voor stijlen van huizen geschikt. C. De muskaatnoot en foelie worden als kruiden veelvuldig gebruikt. De onrijpe vrucht en de schil der rijpe vrucht worden dikwijls met suiker tot confituren aangewend. HssJc. I, 260. III, 43.

550. M. bancana Miq. — Inl. Mendara. Bangka.

Voor zolderingen en beschotten. — £.1, 263.

551. M. calocarpa Miq. — Inl Mad any hoeapala. Sumatra.

Als boven. C. I, 262.

551. M. fatwa. Houtt. — Pala lakki lakki (mal.) T. Pala oetang (mal.). C. Molukken.

Slechts voor brandhout van eenige waarde. 6\'. I, 261*.

552. M. glabra BI. — Inl. Klappa tjioeng hener. Java. T. ITT, 68.

553. M. glanca BI. — Inl. Kimokla (sund.). Java. T. III, 67.

554. M. Mandarahan Miq. — Inl. Mandarahan. Sumatra.

Voor stijlen van huizen. C. I, 264*.

555. M. sp. — laka hoetang. Molukken.

Slechts voor brandhout geschikt. C. I, 265*.

556. M. sp. — Polasan. Menado. IV, 30.

557. M. sp. — Kimokla (sund.). Java.

Goed timmerhout. C. I, 266.

-ocr page 76-

50

558. Mjrtacea spec. — Dial, lliouw. G. B.

Bij liuisbouw veel gebruikt. G. I, 110.

559. „ „ — Boehal. Borneo.

Grof rood hout, veel tot bouwmateriaal gebezigd. C. 1, 111,

560. „ „ — Vjamboe laut. Molukken.

Goed timmerhout. G. I. 112.

561. „ „ — Djamhoe hoerawj. Molukken, Timor.

Alleen voor brandhout bruikbaar. G. I, 113*.

562. „ „ — KiUmhaga. (Syzygium caryophyllifoliutn

D. C.P). Java.

Voor huishouw geschikt. C. 1. 114.

563. „ „ —(Syzygium caryophyllifoli ura?) Java. Als voreu. G. I, 115*.

564. „ „ — Kalat. Sumatra.

Goed timmerhout. C. I. 103.

565. „ „ — Kali lilien. Sumatra.

Als boven. G. I, 101.

566. „ Lampesenang. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw. C. I, 105.

567. „ „ — Mamping. Celehes.

Als voren. G. I, 106.

568. „ „ — Kalie kassie. Sumatra.

Goed timmerhout. G. 1. 107

569. „ „ — Kalie galam. Sumatra.

Als boven. G. I, 108.

570. „ „ — Kelat. Riouw.

By huishouw veel gebruikt. G. 1. 100.

571. Nania vera Miq. — (Myrtaceae). Inl. Nani. Kajoe vanie. (amb.). C. Kajoe bissie op Ambon. T. 1\'ejas. (tonseasch) in Menado. — Molukken, Celebes. G B.

Op Noord-Celebes en Ternate vindt men de beste soort: Nani meirx. Deze voortreffelijke houtsoort is donkerbruin en vast van weefsel, doch niet moeijelijk te bewerken, en volgens de ondervinding bestand tegen de vernieling door den paalworm. — Aanbevolen voor kuipen of bakken, waarin bijtende stoffen worden gebezigd. — \'Levert uitmuntende houtskool. Do schors dient tot geneesmiddel. Soort. gew. 1.345. Zie voorts St. n». 8. I, 62. III, 25, IV, 3. V, 8.

572. Nanclea fagifolia T. et B. — (llubiaceae). Inl. Lassie, Ulassie of Olassie. S(. Kajoe lassie. T. (mal.). Molukken. G. B.

Zwaar van omvang wat den stam betreft, doch niet hooger dan onze iepenbooinen. Het geelachtige hout is tamelijk vast van weefsel en gemakkelijk te bewerken. — Voor huishouw en in Europa welligt met voordeel tot schrijnwerk te gebruiken. Soort. gew. 0.755. St. V, 2.

-ocr page 77-

51

5 73. Nauclea aralioïdcs. Miq. — Inl. Nangie. Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I, 593*.

574. N. grandifolia I). C. — Hanjah (sund.), Gimpöl (sund. jav.J, Kolpo (madur.). C. Gumpohl. T. Gempol. v. M. Tjangkoedoe lalakki. Hssk. (sund.). Java. G. B.

Eenc slechte houtsoort, veelvuldig do prooi van iusecten, die op den cigcnaardigen ouaangenamen reuk afkomen, v. M. I, 596*. II, 3é.

575. N. lanceolata 151. — Inl. Anjriet (sund.). Java. Bergstreken-West-Java Sumatra. G. B.

Een boom van fiO vt. hoogte. Het hout is vast en duurzaam, taai en gemakkelijk te bewerken, doch dient alleen voor huishouw. Soort, gew. ü-835. St. Het hout wordt niet door witte mieren aangetast. Hssk, V, 99.

576. N. macrophjlla Roxb. — Inl. Djabon of Djambon. (jav.). Java? Ambon. G. B.

Eene goede houtsoort, grol\' van vezel, doch zeer bruikbaar. Komt in voldoende afmetingen voor. v. M. I, 598. II, 33.

577. N. orlentnlis Lam. — Inl. Kajoe maas. (mal). Menado. IV, 47. G. B.

578. N. oxyphylla Miq. — Inl. Garoengang. Groenhoeng. T. Ba-roembang. C Sumatra. G. B.

Voor stijlen van huizen. 6\'. I, 592. III, 183.

579. N. parvifolia Koxb. — Inl. Ki angrit. (sund.). Java.

(mal.) op Sumatra. Maspilje of ook Kawah (tonseasch) in Menado. Voor-Indië. Molukken, Java (Krawang). G. B.

Goed timmerhout. C. 1, 591.

580. N. s[gt;. — Bang kal. (dajaksch). Borneo.

Zeer deugdzaam; veel voor iulandsehe gereedsehappen gebruikt. C. I, 596.

581. Ji. sp. — Bonykar hoehit, Sumatra.

Zoowel voor buis- en scheepsbouw. alsook voor meubelen. C. 1, 595.

582. N. sp. —■ Klampeon.

Eene allezins goede houtsoort, die in middelmatige afmetingen voorkomt. Het hout, vrij lijn en lang van vezel, is sterk en veerkrachtig en wordt tot velerlei doeleinden gebezigd, v. .1/. II, 85.

583. Jï. sp. — Lassie ajer. (mal.). Molukken.

Een fraai meubelhout; ook voor deur- en vensterstijlen geschikt. C. I, 597.

584. N. sp. — Niesa. — St. — Kajoe Nies at. T. Molukken. Ambon.

Middelmatig van omvang. Het hout is geelachtig met vermiljoenroode

vlekken en zeer vast van weefsel, met lijuen, go)venden draad; het levert voor den huisbouw, hoewel stug in de bewerking, eene deugdzame grondstof. Soort. gew. 1.100. St. Ill, 201. V, 23.

585. N. sp. — Tapat. Borneo.

Voor gebindten van woningen, ook voor planken; zoo mede ter vervaardiging van geweerkolven. C. I, 594,

-ocr page 78-

52

586. Neesia altissima BI. — (Tiliaceae). Inl. Bungang (sund.). T. Bengang (sund.). C. Waroe-lót (jav). St. Java. G. B.

JSen boom van middelmatige hoogte en dikte van stam. Hij komt voor in de lagere bergstreken van Java. Het hout is bruin gevlamd en uitmuntend gesehikt voor meubelen en ^eweerladen. Soort. gew. 0.()30. St. Het wordt door de witte mieren niet aangetast en ook voor huishouw en tot planken gebezigd. De bladen, vruchten en zaden dienen als geneesmiddelen. Hssk. I, 311. V, 73.

587. Nelitris yallescens Miq. — (Myrtaceae). Inl. De wang. Bangka, Sumatra. G. B.

Voor huishouw geschikt. — C. I, 92.

588. N. spec. — Inl. Kalee hariengien. Sumatra.

Voor dakstoelen van huizen veel gebruikt. C. I, 93.

589. Nephelium eriouetalnm Miq. — (Sapindaceae). Inl. Bangong-Bangka. C. Bedaroh. Sumatra. T. K. B.

Goed timmerhout. C. 1, 512.

590. N. lappacenm — Inl. Ramhoetan. Ramboetan aljeh. (sund. mal.)- Ramhoetan kampong. Toentoen. HssJc. Zuid-Azië, Java, Sumatra. G. B.

Het hout is grof, zwaar en rood, echter niet sterk en wordt door witte mieren enz. aangetast; echter gebruikt men het wel eens voor bouwhout. — Het vleesch der pitten is saprijk en heeft een zeer aan-genamen smaak; men houdt de R. atjeh voor de \\)Csicsoo\\%i\\ R. toentoen is de wilde vrucht; R. boeloc is meer zuur en wordt gestoold; R. rant anten is de gele vrucht, waarvan men cene groote en eene kleine soort heeft. — Uit de pitten wordt olie geslagen, die als lampolie dient. Hssk, I, 510. III, 16.

591. N. Longanum W A. — Inl. lengkcng op Java. Lony-yan (Chin.). G. B.

Oorspronkelijk uit China,, De vruchten zijn aangenaam om te eten en worden door de Chinezen veelvuldig aangevoerd; de boom wordt daarom ook aangekweekt en tiert op Java zeer goed. Hssk. III, 90.

562. K. Li-tschi Camb. — Inl. Litjeh, Lltji. G. B.

Oorspronkelijk uit China. Het hout is geschikt voor bouwhout. De vruchten, die ecnigzins op Ramboetan gelijken, worden gegeten. Hssk. De gedroogde vruchten worden uit China naar Java veelvuldig uitgevoerd en vooral door vrouwen gaarne gegeten. Filet. III, 91.

593. N. nmtabile BI. — Inl. Polasan. C Poelasan T. Poelassan (sund.). Java. Celebes G. B.

Voor verschillende materialen bij huishouw. De smakelijke vruchten worden gegeten C. I, 511.

594\'. N. spec. Ramhoetan r ie mbo. Sumatra

Voor stijlen van huizen. — C. I, 513.

595. Neélandra saligna Nees var. — (Laurineae) Brazilië; te Buitenzorg gekweekt. III, 196.

596. JJothopanax spec. — Grassak. (Araliaceae). Java.

Zonder eenige waarde, C. I, 145.

-ocr page 79-

53

5 97. Octomeles sumatrana. Miq. — (Datisceae). Tnl. Wenuang. C. Benoang. T. (var moluccana, Kajoe palakka. T.). Celebes C. Palembang. T. — G. B.

Voor verscliillenclc materialen bij huishouw. C. I, 141. IV, 56.

598. Odina gunimifera BI. — (Anacardiaceae). Inl. Kajoe dj ar an. Koeda Koecla. (jav.) C. en 2\\ — Java, G. B.

Voor timmerhout gesehikt; ook tot vervaardiging van iulandsche rijzadels. De Jf.vaansehe soort is zeer rijk aan gom. die waarschijnlijk tot teehniseh gebruik zal kunnen dienen. Het hout wordt gespleten en dient tot in vatting van vlechtwerk. De bladen en jonge spruiten worden raauw bij de rijst gegeten. Miq. C. 1. 533.

599. Oncosperma iilamcntosa BI. — Areca Nibnng- Mart. —(Palmae). Inl. Niboeng of SewanJcoeng. (mal.). Erang (Bantam). Java, Sumatra, Borneo, Bangka, Malakka.

Een boom van GO—70 vt. hoogte, die in de lage kuststreken van vele Indische eilanden en op Java alleen in het westelijke gedeelie des eilands voorkomt. Het hout van den koker is schier ijzerhard en dus moeijelijk te bewerken; het heeft ongeveer de dikte van 1 duim. De inboorlingen gebruiken de latjes van het gespleten hout voor de vloeren hunner uit den grond gebouwde woningen. Op Java worden de zeer jonge bladen raauw of gekookt met rijst gegeten. Het hout is bijzonder geschikt voor laadstokken enz. St. V, 08.

600. Pachystemon bancaims. Miq. — (Euphorbiaceae). Inl Many. Kajoe wang. Bangka.

Voor planken geschikt. C. I, 382.

601. P. (Euphorbiacea?) spec. — Ma dang sot. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huisbouw enz. C. 1, 383.

602. Palladia javanica Miq. ? — (Papilionaceae). Inl. Kidjoelang op Java. Fatei taijong op Sumatra. T^Kidjoeloeng C. — G. B.

Voor krisscheeden zeer gezocht. C. I. 7^4?

603. Pangium edule Rnw. — (Bixaceae). Inl. Pietjoeng (sund.) op Java. Poetjoeng (jav. mal.). Sim apeng op Sumatra; Pangie (mal. en tons.) in Menado; Kapayang oj) Borneo. Bobbi of Sawi (Tern.), Ani (Amb.), Hami, Boeroe. De vrucht Klouoak (jav.). Java, Sumatra, Borneo, Celebes, Mol ukken. G. B.

Dc schil en de bladen worden gestampt en dienen tot bedwelmen der visschen. De vruchten worden geschild, dan afgekookt en met een steen ontbolsterd; de vleezige pitten worden in een bak 2—3 dagen in water geweekt, waarop zij kunnen worden gegeten. Eet men ze zonder deze toebereiding, zoo wordt men bedwelmd, en de dood zal kunnen volgen. — De pitten worden ook over het vuur geroost en bij de rijst gegeten: — uit de pitten wordt een roode lampolie gemaakt, die niet gegeten kan worden en bij het branden sterk walmt. Ussk. Het hout is middelmatig, tijn, doch kort van vezel en geneigd tot scheuren. Het wordt, bij gebrek aan beter, tot huisbouw en ook tot andere doeleinden gebruikt. v. M. I, 272. IV, 48. II, 91.

604. Papilionacea sp. — Koessie. Borneo. K B.

Zeer geschikt ter vervaardiging van tafelbladen. 6\'. I, 51.

-ocr page 80-

54

605. Paiiilionacea sp. •— Mingcjenes. Bangka. K. B.

De wortels leveren een goed meubelliout, vooral voor tafels. C. 1,52.

606. 1\'. s|). — Pasok. Bangka, K B.

Goed timmerhout; ook duurzaam in het water. 6\'. I. 53.

607. Paralropia loiigifolia ]). C. — (Araliaceae). Inl. Savgo hoeuna. Talok langol of llamok gilling (suntl). Java, in de wouden dei-bergstreken. Miq. UI, ] 45. G. M.

608. P. rigida 1). C. — Inl. San go hoeana of Kajoetangar. Java, in de wouden der bergstreken, b. v. op den Diëng menigvuldig. Miq. III, 144. G. H.

609. P. sycc. — Sanggoe. Sumatra.

Het hout is van geringe waarde. C. I, 144.

610. Pariiiariuiu fragile. T. et B. — (Chrysobalaneae). Sumatra. Ill, 191. K. B.

611. P. imiltifloriiiii Miq. — Inl. Manoe. C. Sumatra C. Kajua manau. Java. KUoeak. Bali. Jioeloe. K. B.

Levert goed timmerhout. 6\'. 1. 54.

612 P. sumatraniim. Bentii. — Kajoe panlies, K. kekepoel. Sum. Bahun, Jiautjoeng, Gun ga (mal) oj) Sumatra. Ill, 119. K. B.

613. P. spcc. — Geuloeugau. Borneo.

A7oor huishouw gesehikt. C. I. 55.

614. P. (Clirysolmlanca?) mice. — Isim wikis. Sumatra.

Het hout heeft geene waarde. De vruchten zijn eetbaar. C. 1. 56. Paritinm tiliacenm. Juss. — (Malvaceae). Zie Hibiscus tiliacens.

615. Parkia africana K. Br. — (Mimoseae). Inl. Pimdeui. T.Pelé (sund. mal.). C. Pnnioi Hssk. Goedé (jav.). il/w/. Java, Sumatra. G. B.

Voor huishouw geschikt; C. De vruchten worden gegeten, doch zijn niet smakelijk. Hssk. 1, 16. 111. 166.

616. P. intermedia Hssk. — Inl. Pulier. T. Kedawoong. (jav.). C. Java. G. B

Het hout heeft geene waarde. De vrucht wordt door de inlanders ali geneesmiddel aangewend. 6\'. I, 17.

617. P. spcciosa Hssk. — Inl. Peleh (mal.). T. — Puloi (sund.). Hssk. Java. ü. B.

Het hout is eenigzins grotquot;, doch lang van vezel, dikwerf van aanzienlijke afmetingen. — Het wordt weinig door de Javanen geaeht, die het niet duurzaam noemen, doeli veelvuldig door hen gebruikt, en zoude, goed toebereid zeer in waaide toenemen. — Het scheurt weinig en zou b. v. goede kistplanken voor emballage kunnen leveren, v. M. De jonge bladen en onrijpe pitten der vruehten worden raauw of afgekookt gegeten. De rijpe pitten worden geroost ot afgekookt en zijn goed om te eten, maar hebben een onaangename Fueht. Een volwassen boom

-ocr page 81-

55

draagt 4000 -5000 vruchten {pappan) on heeft eene waarde van/6—12, voor oenen oogst; op den bazar worden 100 vruchten met 50 eents, en. indien zij sleeht zijn, met 25 eents betaald. Ussk. II, 88.

618. Parkia sp. Patei. (P. singularis Miq.2). — Sumatra. Inl. Pat ei pappan. T. G. B.

Een fraaijo houtsoort; voor planken zeer geschikt. C. I. 18.

619. Parthenoxylon porrectum BI. — (Laurineae). Inl Ladah. Sumatra.

Voor planken en praauwen zeer gezocht. C. I. 190.

620. P. pseudo-sassafras. BI. Ciiiuamomum pseudo-sassafras Meisn2 —

Inl Kisereh (sund.), Lasso (mal.) op Sumatra. C. Kipedes. T. Java in de bergstreken, 4000—6000\'. Sumatra.

Goed timmerhout; de bast levert, volgens Blume, een surrogaat van sassafras. C. I, 1(J1.

621. Pavetta arborea. BI. — (Rubiaceae). Inl. Gle dok panto h. Java. T. III, 188. G. B.

622. Pemphis acidnla Forst. — (Lythrarieae). Inl. Boedoek. (Sund.). Sunda-Arehipel, Molukken, Stille Zuidzee. Aan de kusten, tot aan zee. H.

Een boom van tamelijk zwaren omvang. — Het hout is als appelhout, zeer vast. lijn van weefsel en heeft een satijngloed. — Voor draaijerswerk is het zeer geschikt. Soort. gew. 1.017 St. V, 61.

623. Peroiiema canesceus Jack. — (Verbenaceae). Inl. op Sumatra. Loeiois mad any op Borneo. C. Kilamjier op Java. T. — G. B.

Voor stijlen van huizen. C. I, G51.

624. Persea gratissima (*rtii. — (Laurineae). Inl. Apocat. Djamboe wolanda. T. — Trop. Amerika; op Java gekweekt. Advokaat-boom. K. B.

De vrucht gelijkt eenigzins op een groenen renetappel, heeft een dunne, groene schil en groenachtig geel vleesch. geheel zonder vezelen . om een groote, ronde pit. — Dit vleesch laat zich gemakkelijk tot een lijnkorrelige pap drukken. die met suiker en madera-wijn of arak wordt gemengd; eerst door deze toebereiding ontvangt de anders smakelooze pap een aangenamen smaak; het ware aroma vormt zich echter door bijvoeging van het sap van Djeroek niepies (een wilde citroen-soort). — De boom wordt dikwijls door rupsen aangetast en geheel kaal gevreten, waardoor hij ligt afsterft. Ilssk. Het hout schijnt vrij bruikbaar. — Heet in West-Indic Advogado-peer. Filet. II, 101. III, 45.

625. Plioebe declinata Nees. — (Laurineae). Inl. Hoeroe nianoek. T. Hoeroe leuh-ur of luh-ur (sund.). Java, in de bergstreken. G. B.

Goed timmerhout. C. 1. 186.

626. P. nitida BI. — Inl. Medang. Madany koening (mal.). Mici. Bangka.

Een geringe houtsoort. Soort. gew. 0.542. Z. VI. 18.

627. P. holosericea BI. — Inl. Médang seroe. Sumatra. G. B.

Zeer goed timmerhout. C. I, 187.

-ocr page 82-

56

628. Phoebe Lamponga Micj. — Salak, Selah. Sumatra. G. B.

Voor huishouw gebruikt. C. I, 188.

629. P. parviflora Bl. — Inl. Hoeroe luh-ur. T. — //. manoek (sund.). Mif[. Java, in de bergstreken. T. Ill, 124, 192. G.B.

630. P. s|). Kit ales (sund.). C. Kit alius. T. Java. C. — G. B.

Voor huishouw gebruikt. C. 1. 189.

631. Photinia iiïtegrifolia Ldl. ~ (Pomaceae) Voor-Indië, Java, in de bergstreken. G. B.

Een hoom. die tot GO vt. hoogte opgroeit. Het hout is roodachtig hruin, vast en fijn van weefsel en zou. in Europa, tot. versehillende teehnisehe doeleinden. vooral voor sehijven en blokken en voor fijn draaijerswerk. met voordeel te gebruiken zijn. Soort. gew. 1.019. St. V, 1U0.

632. Pierardia du leis Jack. — (töuphorbiaceae). Inl. Kapoeudoeng. (mal.). Toeba in de Lampongs. Boea ijoepa (mal.) Benkoelen. Sumatra. K. B.

Vooral voor ladders van huizen gebruikt. C. I, 361.

633. P. racemosa Bl. — Tnl. Kapoeudoeng. Meriting, (sund. mal.). Rambei, (mal.) op Sumatra. Java. Sumatra, in de benedenlanden. K. B.

Het hout is fraai, lijn, week en bijzonder sterk en wordt voor huis-bouw en meubelen, gebruikt. De vruchten zijn zoetachtig zuur en worden raauw gegeten. Hssk. Volgens St. is het hout niet zeer duurzaam, en het soort. gew. 0.713. De boom heeft een geringen omvang. I, 362. Ill, 38. V. 61.

634. P. spec. — Kepris. Bangka.

Goed timmerhout. C. 1. 363.

635. Piliostigma acidum Benth. — (Papilionaceae). Tnl. Pontjollok. (jav.), Kandajakan (sund.). Java. Timor. G. B.

Goed timmerhout. C. I. 19. III. 23.

636. Pithecolobiam iHgemmiim Mart. —Inga Ingemiiia W. — (Mimo-seae). Inl. Djengkol (sund. jav.). Djering, Tjering (mal.). Java, Sumatra en geheel Oost-ïndië. G. B.

Voor huishouw van geringe waarde. De vruchten zijn eetbaar. C. Hei: hout wordt spoedig van de boeboek opgevreten. — De jonge bladen worden gegeten en voor lokker gehouden. Van de asch der oude blader, bereidt men met klapperolie een geneesmiddel tegen schurft. — Do schil der vruchten wordt gestampt en gelijk zeep of asch van padiestroo tot het wasschen der hoofdharen aangewend. — De zaden worden, nog niet rijp zijnde, afgekookt en gretig gegeten, hetwelk in het oog vallend is, daar zij niet aangenaam van smaak zijn en schadelijk op het lig-chaam werken. De urine van iemand, die deze boontjes heeft gegeten, heeft eene bijzonder doordringende, sterke lucht, die zelfs dagen lang de plaatsen niet verlaat, waar zij uitgegoten is. Hssk. 1, 8.

637. P. Clypearia Benth. — Inl. Kajoe Saloioakkomerat. (mal.). Cau (amb.). Kellor goenong. K. oetan. Kekaböe. C. Kipooik gedeh. T. Sumatra, Borneo, Mol ukken, Bangka. Java. K. B.

Van het hout worden scheeden voor inlandsche wapens vervaardigd.

-ocr page 83-

638. Ptthecolobium Jiiii^lniliniainim Beuth. — Inl Mangir (jav ). Mavgies. v. M. Midden-Java, van \'5000—5000\'. G. B.

Het hout is hard. bezit een fijnen langen vezel, doeh is bij onvoldoende bereiding lifft geneigd tot seheuren. Het wordt voor luiisbouw. doeh vooral voor huisraad, meubelen, kistjes en inlegwerk gebezigd, is echter niet gemakkelijk te bewerken, v. M. De bast wordt door de inlanders gebezigd om. met water vermengd. de huid te wrijven. waardoor een zeepachtig schuim ontstaat, welks werking in sommige ziektegevallen heilzaaai zou zijn. C. 1. 11. II, 54.

639. P. iimbellatiim. IScnlii. — Inl. Lom. (jav.). C. Lamaran. T. Vilang (jav.). Miq. Oost-lndiö. K. B.

Alleen voor brandstof van eenige waarde. C. I,

640. P. sp. — KcLiek blalavg. Bangka.

Levert goed timmerhout. C. I, 12.

64«1. P. sp. — Djaring. Sumatra.

Ongeschikt voor timmerhout. C. 1. 13.

642. Plagianthcra oppositifolia R. et Z. — (Eupborbiaceae). Inl. Tjaliek angien. T. (sund.). Kilagoen, Slegnng. Hssk. Java, G. B.

Het hout is sterk; wordt echter door de witte mieren gezocht; men zaagt er planken voor kano\'s van. welke, zoo lang zij in water blijven, zich zeer goed houden. Voor bnffelbellen is het zeer goed, daar men het geluid daarvan zeer ver kan hooren. Ook worden inlandsche windwijzers daarvan gemaakt. De schil wordt tot het beschieten van huizen en rijstmagazijncn gebruikt. Hssk. I. 377.

643. Planelionia spec. — (Myrtaceae). Inl. Arlpoengoe. Gelebes. G. B.

Geschikt voor verschillende materialen bij huishouw enz. C. 1, 99. IV, 7.

644. Plnmeria acntifolia Poir. — (Apocjneae). Inl, Samhohdja (sund.), Kambofjii (inal.). Samohdja. —Trop, Amerika; op Java gekweekt. B. H.

Het. hout heeft een lijnen, doch korf,en vezel, is dikwerf schoon gevlamd met fraaijen weerschijn, doch zelden gaaf te bekomen en lastig in het bewerken. Het wordt gebruikt voor fijne meubelen, doosjes en inlegwerk. maar wordt weinig gekapt en is zeldzaam Ie krijgen. hoewel de boomen overal op de Javaansche begraafplaatsen voorhanden zijn. De Javanen vellen deze boomen niet gaarne en nimmer zonder een sedekah als zoenofter ten beste te geven, liet witte melksap wordt als een middel gebezigd om gezwellen spoedig tot rijpheid te brengen. v. M. De aangenaam riekende witte bloemen worden als reukmiddel gebezigd en tusschen kleederen enz. gelegd. Hssk. II, 83.

645. Podocarpns amara IJl. — (Podoearpeae). Inl, Tjamoedjoe. St. Kimérak (sund,). T. Java. Moogere bergstreken.

Eén boom van tamelijken omvang. Het hout is ligt en van veel waarde voor technisch gebruik, b. v. voor beeldsnijwerk enz. Soort, gew. 0.563. Si. V, 109.

646. P. bracteata BI. — Inl. Merak of Kipoetri (sund.). St. Kimérak. (sund.). Lagere bergstreken van Java. G. B.

Een boom van ongeveer 50 vt. hoogte. Hei hout is vast en duurzaam

8

-ocr page 84-

on veelvuldig in gebruik bij den huisbouw. terwijl liet zieb genmkkelijlc laat bewerken. Soort. gew. 0.007. St. V. 01.

647. Podocarpus BInmoi Endl. — Inl. Kibima (sund.). Java. III, 199.

648. P. cnpressina. It. Br. — lui Djarnoedja (smul.) Kajoe amho (mal.) op Sumatra. Kiljamara. Tjëmara (jav.), C. Kimérak, Ki poelri (smul.). T. Poeloe Pinang, Sumatra, Java; hoogere bergstreken.

Zeer goed timmerhout, voor huisbouw uitnemend geschikt. C. I. 095.

649. P. latifolia Wall. — Inl. Ki hhna (sund.). C. Kibima aiceweh of Kitamieavg geilek. Hssk. Voor-Indië, Java, lagere Bergstreken.

Zeer goed timmerhout; ook voor meubelen. Het is fraai, cehtorwcek en niet sterk, llstk. 1, 694.

6.:)0. P. Nasein R. l!i\' — Nagi. Japan. Op Java gekweekt. III, 77.

651. P. negloeta BI. — Java; hoogere bergstreken Inl. Kimérak.

III, 189.

652. P. Riiiii|gt;lui BI. — Inl. /hoer. Essoir. Molukk., N. Guinea.G. I?.

Een boom van zwaren omvang, liet hout is geelachtig. vast van weefsel en grof van draad, waardoor het eenigzins stug in de bewerking is. Plaatselijk wordt het voor den huishouw gebruikt. waartoe het ook . om zijne duurzaamheid, bijzonder geschikt is. Soort, gew 0 952 St 1X1,-202. V, 9.

653. P. sp. — Kipoetri (sund.). Java.

Zeer goed timmerhout. C. I, 090.

Polyadcnia gcminiflora. Zie ])a|i)iigt;ilt;liHiii.

654. Polyaltliia spec. (P. suheordata BIJ) — (Anonaceae). Inl. Baloen ailoek. li. anjoek. Borneo. B. H.

Zeer bruikbaar meubelhout. ook voor praauweu gebezigd. Uit de schors wordt eene donkerbruine verfstof getrokken. C. 1, 254.

655. Polyiiliragmon sericemn Desf. — (Rubiaceae). \\n\\. Poeli batoe. SI. Kajoe timon. T. Molnkken, Sumatra. G. II.

De boom is niet zwaar en het hout dient plaatselijk voor den huisbouw; het is ligt en laat zich gemakkelijk bewerken, doch is, aan de lucht blootgesteld, niet lang tegen afwisseling van het weder bestand. Soort. gew. 0.50t. St. V. 10.

656. Ponpartla sp. — (Anacardiaceae). Inl. llaun a.iam. Menado.

IV, 58.

657. Prcuina foetiila Ruw. ((Jninira foetida Hssk.). — (Verbenaceaa). Inl. Tai (sund. mal.). Kilaai. T. Kajoe laai. Jongkiel. Lam.-bultang. Üaocn kambing (mal.). Goemira op Ternate. Java, in de bergstreken, Borneo, Molnkken. G. H.

Voor huisbouw geschikt. C. Wegens den onaangenamen reuk Kajoe taai (Drekhodt) genaamd. — Deze boom groeit middelmatig hoog. Het hout is tamelijk vast van weefsel cn wegens zijne fijne geaardheid tot verschillende doeleinden gemakkelijk te bewerken. Soort. gew. 0.002. St. De bladen dienen als uitwendig geneesmiddel. Hssk. I. 040. V. 113.

-ocr page 85-

o9

65S. Frenma lucidula 3Ii((. — Inl. SienyJciel. T. Sing kil. C. (jav.) Seng kei (sund.). Miq. Java. G. 11.

Alleen voor brandhout gcsehikt. C. I, 612.

659. P. tomenfosa W. — Tul. Boenyhoelan. T. Bongholang (suncl. mal.). Yoor-lndië, Java, in de bergstreken. G. H.

Voor liwisbouw geschikt. C. I, 611*. III, 170.

660. Proilum jayauicniii Burin. — (Burseraceae). Inl. Katos (sund* jav.). Tuugoelan. T. Tangoeloeng. Si. (sund. mal. jav.). Sunda-eilanden, Molukken. G. B.

Een boom van groot,en omvang. Het hout is zeer geschikt voor mo-lenwerk en ook voor scheepsblokken en grove meubelen. Het evenaart in sterkte en duurzaamheid het Tangocli (Cassia Fistula) en verkrijgt, bewerkt zijnde, de kleur van het Öawoe (Mimusops Kauki). Uit de oneetbare vrucht wordt een aromatische olie getrokken, die de terpentijn enz. vervangt. Soort. gew. 0.701. SI. I, 578*. II. 70. V, 62.

661. Pseudotrewia macropliylla Miq. — (Euphorbiaceae). Tul. Kitja-loeng (sund.). Java, Bali.

Het hout heeft geene waarde. De bladeren leveren een geneesmiddel tegen huid-uitslag. C. I, 381.

662 Psidiiim (Tuajava L. — (Myrtaceae). Tnl. Dj ambo e bicdjiepoelie. T. Djamboc bidj ie. D. kloelih (mal.). Goj aims op Ambon. C. I) kloetoeh. D. aroeng. D. bied}ie biedjie. I/ssk. Djambi-biedji. St In de tropische landen van alle werelddeelen aangeplant. Java, Sumatra, Molukken. Guajava-boom. K. B.

Een heesterachtige, welbekende vruchtboom, die het zwaarst in de bergstreken voorkomt. Het hout is gering van omvang, taai, ongemeen digt van weefsel en dient uitsluitend voor hechten van beitels . waartoe het even geschikt is als het palmhout in Europa. Soort. gew. 1.00. St. De schil des wortels wordt met heet water overgoten en het aftreksel bij bloed-diarrhee gedronken. De vruchten zijn aangenaam om te eten, zoowel raauw als ook op verscheidene-wijze gekookt en toebereid. Hssfc. Bij proeven, in Nederland met dit hout genomen, werd het als cene fijne houtsoort, geschikt voor meubelen, allezins geprezen, doch lastig in het bewerken gevonden, v. M. I, 01. II, 25. ÏII, 40. V, 117.

66-3. Plerocarpus iiuiieiis Vi. — (Papilionaceae). Inl. Angsana (sund. mal.). Sono Tcewhang (jav.); La so no. Malasono. Lavsano (mal.) op Sumatra. Lingoa (mal.) of ook Aga (tons.) o]) Celebes. C. Kajoe sono T. lengoa op Ambon. T. Zünnehüut. Java, Sumatra, Borneo, Celebes, Molukken. G. B.

Een boom van aanmerkelijke hoogte, bij 2—3 voet dikte. Hij komt voor in Midden-. doch vooral in Oost-Java. — Het hout is ongemeen geschikt voor kastémakerswerk. fraai gevlamd en vast van weefsel. Soort. gew. 0.678. St. I, 41. Ill, 51. V. 70, 71.

664. P. iiuliciis TV. (P. mollis Hiuph I) Lingoa gabba gabba. C. Molukken. Ambon. G. B.

Ycel minder gezocht dan de vorige, maar toch ook wel als meubelhout gebruikt. 6\'. I, 43. III, 205.

-ocr page 86-

60

665. Pfcrocarpus bypostictus Miq. — Tnl. Tarpandie. Sumatra G. B.

Voor masthout geschikt. 6\'. I, 40.

666. P. saxatilis Bmpli. — lui. Lingoa h as toer i. MoJukken, Ambon. G. B.

Dc beste der Lingoa-soorten: een zeer fraai meubelhout. C. De boom, die stammen van verbazende dikte en lengte oplevert, komt meest op al de Moluksehe eilanden en ook op Noord-Celebes voor, doeh menigvuldig op Ceram. Het hout is rood gevlamd even als dat van P. in-dieus . tamelijk vast van weefsel en gestrekt van draad , zoodat het zieh gemakkelijk iaat bewerken. — Plaatselijk gebruikt men het voor huis-bouw , terwijl uit de vleugelaehtige uitgroeisels aan het benedeneinde van den stam sehijven voor tafelbladen worden gezaagd, die tot 7 voet diameter hebben. Soort. gew. 0.755.*I, 42. lil, 204. IV, 11. V, 3.

Kc/joe boeko, het zoogenaamde Wortelhout, is de ziekelijke uitwas aan den stam van bovengenoemde soort. Het hout is warrig en ofsehoon stug iu de bewerking, laat het zieh goed polijsten. — Plaatselijk en naar elders overgebragt, dient het tot kistjes en andere kleine meubelstukken. Soort. gew. 0.799. St. V, G. III, 208.

667. r. saxatilis var. 2 — lingoa haloe. Dezelfde groeiplaatsen. G. B.

Het hout heeft nagenoeg dezelfde geaardheid , doeh is bruin van kleur en vaster van weefsel dan de vorige soort. — Wat het gebruik betreft, wordt alleen om de meer bevallige kleur aan de voorgaande soort de voorkeur gegeven. Soort. gew. 0.831. St. I, 44. Ill, 203. V, 4.

668. P. sp. — Sohno-klieny. Sunda-eilanden, vooral ook op Oost-Java. Mol ukken. G. B.

Een boom van minderen omvang dan de S. kamp;mhanij. — Het hout is donkerbruin, tamelijk vast van weefsel en laat zieli bijzonder goed bewerken tot meubelen, die naar palissander gelijken. —Voorhuisbouw wordt daarvan almede op Oost-Java somtijds gebruik gemaakt. Soort, gew. 0.852. St. V, 72.

669. P. sp. — Ambon. Lingoa hatjang. T. (volgens St. eene verscheidenheid van P. saxatilis). G. B.

Het hout is liehtbruin en onderseheidt zieh door vaste, eenigzins glanzende mergstralen. Soort. gew. 0.793. St. V, 5.

670. Pterospermum acerifolium Wall. —(Buttneriaceae). Oost-Indië. G. B. III, 98.

67 J. P. Blumeaniim Kortli. — Inl. (sund.), ook li aj ar (mal.).

Tjajoer (mad.). Java, Sumatra. G. B.

Voor huisbouw, vooral voor planken, zeer gezoeht. C. I, 296.

672. P. diversifoliimi 151. — lui. Tjerlang (sund.). Walang (jav.). Wadang. v. M. Java, Zuiderstrand. G. B.

Komt in aanzienlijke afmetingen voor. De vezel is eenigzins grof, doch lang; het hout is duurzaam, veerkrachtig en sterk. Het schijnt vroeger een stapel-artikel voor afvoer naar de strandplaatsen uitgemaakt te hebben en is ook nu nog gezoeht. doeh schaars voorhanden. — Het wordt voor velerlei doeleinden gebruikt en zou door zijne buigzaamheid en veerkracht voor verschillende toepassingen vatbaar zijn. daar waar vele andere houtsoorten te kort schieten. M. Voor roeiriemen van praauwen en sloepen is het bijzonder geschikt. C. I, 297. II, 60.

-ocr page 87-

61

673. Pterosiiermuni javanlcumjiingh. — Inl. KadoJc. Hoogere bergstreken van Java, en meer bepaald op den Pangeranggo. G. H.

Hel hout, is bruin cu vast vau weefsel, niet alleen geschikt voor liuis-bouw, maar ook tot andere tcchuiscbe doeleinden. De boom wordt ongeveer 50 vt. hoog. Soort. gew. ü.900. St. V, SO.

674. P. su1)crifoliiiiu lam. — Inl. Wadangol Wadang ocranij O.-lndië. Java. G. 15.

Zeer goed timmerhout. C. I, 208. IV, 3i.

675. 1\'. spcc. (Hopea?) — Inl. Bajoor kalang. Sumatra.

Goed timmerhout. 6\'. Zie de Sturler, No, 14. I, 200.

676. P. sp. — Sadjoer. Bangka.

Geschikt timmerhout. C. I, 301.

677. P. sp. — Bajoer sipoeloel. Sumatra.

Voor planken bijzonder geschikt. 6\'. i. 300.

678. P. sp. — Wulu/i. Celebes.

Voor materialen bij huisbouw, praauwen enz. 6\'. 1, 302.

679. P. sp. — Ki-panljar (sund.). Java.

Goed timmerhout. C. 1. 301.

6SO. Ptorocyinlblnm javanicinu E. B. — (Sterculiaceae). Inl. liurrle (sund.). Wining (jav.). T. Woenoeng v. M. Ki moenoeng (sund.). Miq. Java, vooral in liet midden- en oostelijk gedeelte. G. B.

Min goede houtsoort met grove, losse vezel en niet duurzaam; door de Javanen ook slechts bij gebrek nan beter voor loodsen, koestallen enz. gebezigd. — Komt in goede afmetingen voor en zou bij betere • toebereiding in bruikbaarheid winnen, v. M, 11, 98.

681. P. sp. — Taloen toe. Celebes.

Voor huisbouw te gebruiken. C. 1, 289. IV, 60.

682. Putraiijrva Roxtnngliii Wall. — (Kupliorbiaceae). O.-lndië. \'1\'. III, 75. G. B.

683. Pj-geum Blimiei T. cl B. — (Amvgdaleae). Java. T. III, 113. G. I?

684. P. latifolliim Miq. — Inl. Ki hadji (jav.) Miq Java, in de bergstreken. 7\'. Ill, 120,

685. P. parvifloriiMi T. et B — Inl Kawoyang Kiloembelah (sund.). Java. K, B.

Voor huisbouw geschikt. C. I. 57, 111. t-

656. P. sp — Wai. T. Menado. \'/\'. IV, 3\'3.

657. (jiieicns Beiinettii Miq. — (Cupuliferae). Inl. Kabal of Boen-ling C. Kebul. T. Bangka.

Zeer goed timmerhout. 6\'; I. 155.

688. IJ. eiispidala Tlibg. — Japan; 0]gt; Java gekweekt. T. III. 139\'

-ocr page 88-

62

689 (juerciis jjlanca TIiIil-, — Japan; op Java gekweekt. Kasnohi. Kasinuk. Kamfer eik.

Een goed, buigzaam liuut. zeer sterk en veerkrachtig, iljn van nsrf en vrij hard, voor den scheepsbouw geschikt. Z. IJl, 140. VI. U.

6\'JÜ. (J. iiiajgt;|)acea Kortlr. — Inl. Koyantj (suncl.). Algemeen in de bergstreken der Sunda-eilandeu.

(iocd timmerhout. C. I. 154.

69J. neiiropliylla Micj. — lui. Basale. Sumatra.

Als voren. C. I, 150.

692. (J. sundaïca BI. — lui. Kihioer (smul.). Java, iu de lagere wouden der westelijke streken.

Als voren. C. I, 153. III, 2.

693. pruinosa 151. — lui. Vassamj mienjak. Java, iudehoogere bergstreken. T. III, 69.

694. (J. sp. — Ki Passan. Java.

Als boven. C I, 157^.

695. Q. sp. — Ressak. Sumatra, Bangka.

Als boven. C. I, 158.

696 (Teysmaimi BI.) \' — Inl. Pajiieng Pauieuy ol\' Paniny Pa-nimj. Sumatra.

Als boven. C. Hard hout, fijn en vast van nerf; laat zich goed bewerken en spijkeren, is in zout water duurzaam, maar in zoet niet. — In Indië gebruikt men het voor praauwen en huishouw. Het gelijkl veel op het Eur. eikenhout. I, 159. VI, 59.

697. (J. sp. — Rass a. Sumatra.

Goed timmerhout. C. I, 100.

698. (J. sp. — Sipanoe oedang. Sumatra.

Als boven. C. I. 161.

699. Q. sp. — Sipanoe poetie. Sumatra.

Als boven. C. 1, 102.

700. Q. sp. — Poeak. Borneo.

Een vrij goede houtsoort. C. I, 103.

701. (J. sp. — Rasak hiitam. Sumatra.

Als boven. C. I, 164.

7 02. (J. sp. — Passan (j Passan (j. Sumatra.

Als boven. C. I, 165.

703. Q. sp.— Passany-baloeny. West-Java, Sumatra, in de koelere gewesten.

Het hout is vast en duurzaam, doch wordt weinig gebruikt, daar de aangeduide hooge en koele streken weinig bewoond zijn. Soort. gew. 0.717. — De boom wordt 50—60 voet hoog en tamelijk zwaar van stam. St. V, 81.

704 Q. imlula BI. — Tul. Passang. Java, in de bergstreken. De eenige soort, die alleen den naam Passang draagt zonderadjee-

-ocr page 89-

tivum; en gezamenlijk met den echten eik, Passang hener (Q. pseudo-molucca El. [Fassavg soesoa T.) voor den inlander de eik bij uitnemendheid is, hoewel vermoedelijk niet de beste soort. v M.

De Javaanschc eiken der hoogere bergstreken zijn meuigwerf sehoone boomen van groote afmetingen, en behoeven over het algemeen .voor de beste Enropesehe soorten niet onder te doen. — Het geheele geslacht verdient ten volle te doelen in-de bescherming door Staatsbl. 1865. ISo. 90, aan andere wildhontsoorten verleend, v. M. II, 52.

705. Rhizopliora conjiigata L. — (Rhizophoroae). Inl. Bahanw. Ba-hoe (jav.). Bakkor, Bankil of Mavgiel (mal ). Kustmoerassen van geheel Indië tot in de Molukken en Nieuw-Guinea.

Voor houtskolen veel gebruikt. C. I, 119*.

TOfi. R. spec. — Makantar. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw. 6\'. I, 120.

707. R. sp. — Posie-posie. Menado. IV, 49.

708. Rhus retiisa Zoll. — (Anacardiaceae). Inl. Kadongdovg goc-noevg. Java. Ill, 157. G. B.

709 R. rufa T. et B. — Inl Kamhing (mal.). Tut al (tons.) in Menado. C. Kajoe Kamhieng. T. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw enz. C. 1 , 531*.

710. R. sp. — Boegis. Celebes.

Als boven. C. I. 532*. IV, 10.

711. R. sp. — Kulocm.pehi. Menado. IV, 24.

712. R. sp. — Kamhing. Menado. IV, 26.

713. Rottlera spec. — (Euphorbiaceae). Inl. Mejrak. Borneo.

Wordt voor roeispanen gebezigd. C. I. 373.

714. R. sp. — Bolang-itang. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw. C. I, 374. IV. 57.

715. Rubiacea spec. — Meseloemar. (Jackia ornata J). Bangka.

Voor huishouw geschikt. C. I, 611.

716. Ruims lineatus Ruw. — (Rosaccae). 1\\\\\\. Kalak oetjit.

Alleen voor brandstof geschikt. C. I, 58.

717. Saiidoricum mdicum Cav. — (Meliaceae). Inl. Sentoel (sund.). \' Kitjapi (mal.), ook op Sumatra. Voor-Indië, Molukken, .lava, Sumatra. G. B.

Voor huishouw geschikt; de vruchten zijn eetbaar, maar niet zeer geacht en heetcn Sentoel (sund.) of Sontol (jav.); de bittere schors is een inlandsch geneesmiddel. C. I, 487.

718. S. nervosum BI. — Inl. Kaljapie (sund ). C. Kikatjapie. Hssk. T. Java. G. B.

Het hout is sterk en fraai en voor meubelhout bijzonder geschikt. De vruchten zijn zuur en niet lekker; worden echter gegeten. Ilssk. Deze

-ocr page 90-

G4

en clc voorgaande beliooren tot de vruchtboomen, die in de meeste kampongs gevonden worden. Miq. I. 488^.

719. Sandorienm sp. — Santoe bodie. Sumatra.

Voor hoofdstijlen van hniz\'en. C. I, 489.

720. Santaliini .album L. —(Santalaceae). \\v\\. Tjendono of Tjendanu. C. Kajop. Tjindano. T. Wit Sandelhout. Oost Java, Timor, Kotti, Samao, Sawoe, ]5ali, Madoera, Voor-Indie, enz. G. B.

Het bekende Sandelhout. Het oude hout levert het gele, het jongere het witte Sandelhout (Lignum Santali eitrinum et album), van speeerij-achtigen reuk en sedert langen tijd naar de Europesehe landen uitgevoerd. — Het hout gelijkt in geaardheid en kleur veel op palmhout. — Het gebruik, dat plaatselijk daarvan gemaakt wordt, is van geringe beteekenis ; doch aanmerkelijk daarentegen is de uitvoer van de oostelijke eilanden naar China . waar men het zaagsel er van gebruikt bij de vervaardiging van offerstokjes, die bij verbranding eene voor de Chinezen aangename lucht verspreiden. — In Europa schijnt dit hout alleen ge-gebruikt te worden voor beeldsnijders- en draaijerswerk. Soort. gew. 1.102. St. I. 140, V, 63.

De meening, dat het witte hout van eene afzonderlijke boomsoort verkregen wordt, heeft Roxburgh wederlegd. Evenwel schijnt de deugdelijkheid van het Sandelhout naar den leeftijd en vooral naar de groeiplaatsen zeer te verschillen. Reeds Rumphius stelt de soort van Timor boven de andere. Ofschoon, volgens Veth. thans het meeste Sandelhout in dc Balonesche landen frordt ingezameld. verzekeren echter de kenners. dat het fijnste en geurigste in dc eigenlijke Timoresche landen wast. Miq.

721. Sapotacea sp. — Balem. Sumatra.

Voor huisbouw geschikt. C. I, 674.

722. „ „ — Katiaoe. (Sideroxylon glabrescens Miq. ?) Borneo.

Voor huisbouw geschikt. Uit de vruchten wordt eene goede olie verkregen. C. I, 672*.

723. „ „ — Nantie. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huisbouw. C. I. 676.

724. „ „ — Njatoe labur. Bangka.

Voor planken bijzonder geschikt. C. I. 678.

725. „ „ — Njatoe loegoe. Bangka.

Vooral voor dakrcgels en panlatten. C. I. 679.

726. „ „ —. Njatoe ringgoencj. Bangka.

Voor huisbouw. C. I, 675.

727. „ „ — Njatoh. Sumatra, Bangka.

Voor planken en stijlen bij huisbouw zeer geschikt. C. 1, 680.

728. „ „ — Podutan. Celebes.

Als voren. I, 677.

729. Sanranja sp. — (Ternstroemiaceae). Inl. Incjoe Ingoe. Sumatra. G. H.

Voor planken zeer geschikt. C. I, 403.

730. n n — r « Ingoe Ingoe. Sumatra.

Als boven. I, 404.

-ocr page 91-

fis

731. Sauraiija spec. — Iui. Kileluh (snncl). Java.

Good timmerhout, voor huishouw enz. C. 1, 405.

732. Saraca spec. (S. Zollerin^eriauaMiq.\') — (Papilionaceae). Tul. Soko (jav.). Java.

Hei hout heeft slechts voor brandstof èenige waarde. C. I, 20,

733. Sarcoccphalus dasyphyllus Miq. — (Rubiacean). Tnl. Kajor. pala. T. Oebar paja (mal.). Paja (mandhel.). Sumatra. G. 15.

Voor stijlen wel gebruikt, maar weinig duurzaam. C. I. 588.

734. Scliima crenata Korth. — (Ternstroemiaceae). Inl. Madang hoenghar. Yoor-Indie, Borneo, Sumatra.

Goed timmerhout. C. I, -411.

735 Schima Walliclni Chois. Gordonia Wallichii DC. — Tul. Poespa (suud). Sapi, Kim au gal (suud.). Kamatroe (mal.). Hoogere bergstreken van West-Java. St. Nepal, Burma, Sumatra. Mici G. B.

Het. hout is vast en duurzaam en dient voor huishouw. Soort. gew. 0.687. St. V, 06.

736. Sclileichcra trijuga W. — (Sapindaceae). Stadinannia Sideroxy-

lon BI. — Tul Kesamhl of Kosamhie (mal. suud. jav.). Wesem v. M. — Bado (mak.), Koele iu Solor. Sambi op Bima. Mig. G. B.

Een boom van aanmerkelijke hoogte en omvang van stam. Hij komt voor in geheel Indië, op de Sunda-eilanden, de Molukken en in de lagere streken van Timor. — Het hout is.lichtbruin, vast. van weefsel, tamelijk gestrekt; van draad, en wordt, wegens zijne bijzondere taaiheid en het vermogen om aan den invloed van zoet water en afwisseling van vochtigheid en droogte weerstand te bieden. tot ankers voor kleine vaartuigen gebruikt, — In den huishouw dient het tot stijlen, en ook worden daarvan de stampers voor rijstblokken gemaakt, die zonder te splinteren regelmatig afslijten. De houtskool geeft: een zware gloeihitte. De zaden leveren een vette olie. de zoogenaamde Makasscr-olie. Voor kammen of rondsels bij molenwerk zou het Kcsambi in sommige fabrieken met veel voordeel kunnen worden aangewend. Soort. gew. 0.878. St. 1, 520, II, 53, III, 47. V. 52,

737. Sclioutenia ovata Eortli. — (Tiliaceae). Tul. Walikoehov. Koe-koon. Harikoekem (suud.). Walikoekoon (jav.), Vleeschhout. Java, in de lagere, moerassige kuststreken, vooral iu N. W. Java en ook in de bergstreken over het geheele eiland. G B.

Een boom van middelmatige hoogte en dikte. Het hout is vast van weefsel, taai en duurzaam, en heeft een geslrekten draad, — Voorden huishouw en ook voor wagenmakerswerk, zooals voor disselboomen en knuppels, bezit deze houtsoort, door haar groot draagvermogen. uitmuntende geschiktheid. De inboorlingen gebruiken haar voor de assen van karrewielen en voor ankerstokken op hunne vaartuigen. Soort, gew, 0,870 St.

Het hout is sinds ouden tijd door de Javanen bij voorkeur voor bogen gebezigd , e i schijnt voorbeen veel naar Nederland uitgevoerd en bij de werklieden bekend geweest onder den naam van Oostindiseh paarden-vleesch. Het is moeijelijk te bewerken, en moet goed droogen voor de bewerking, om niet te scheuren, v. M. I, 310. II, 1. V. 56.

9

-ocr page 92-

06

738. Sciodapliylluin palmatum BI. (Trevesia snndaïcaMiq. ?) — (Ara-

liaceae). Inl. Ki-jangkoerang of Ketjang-Koerang. Java.

Een boom, die 60 voet hoogte bereikt. Hij komt voor in de Pre-anger regentschappen. Het hout iaat zich gemakkelijk bewerken, is tamelijk vast van weefsel en dient plaatselijk voor huishouw. Soort. gew.

0.535. St. V. 114.

739. Semecarpus Forstenii BI. — (Anacardiaceae). Inl. Motodoeto (mal.). Lassi lassi (tern.). Celebes, Ternate. Gr. B.

Uitmuntend timmerhout. C. Het sap is zeer scherp. Miq. I, 587. 740 S. sp. — Djingah. Borileo.

Voor deuren, tafels, kasten, enz., zeer gezocht. C. I. 538.

741. „ — Rango. Sumatra.

Voor Imisbouw geschikt, C. I. 539.

742. „ — Rango pisang. Sumatra.

Als boven. C. I, 540.

743. „ — Rango pinang. Sumatra.

Als boven. C. 1, 541.

744. jj Rang as boeroeng. Bangka.

Voor planken bijzonder geschikt. C. I, 542.\'

745. „ — Ring gas po et ie. Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I, 543.

746. Sideroxylon attouiiatnm Alph. D.C. — (Sapotaceae). Inl. Ta-roentoong. C. Binasie. T. Achter-Indiö, Java, Bangka, Sumatra. G. B.

Goed timmerhout. C. I, 658. III, 128.

747. S. ferrugiiieum H. et A. — Inl. Kajoe paucljal. Java. 7\'. LU, 97. G. B.

748. S. grlabrescens Miq. — Inl. Keliauw. Bangka. K. B.

Goed timmerhout. C. I, 060. (I, 672?)

749. S. nitidum BI. — Inl. Kinjatoe. Java. Njatoe. Bangka. G. B. Als boven. 6\'. I, 650. VI, 17. Voor huis-, doch niet voor scheepsbouw. In water niet duurzaam; barst gemakkelijk. Komt voor in lengten van 8 el op 0\'.40. Het laat zich goed bewerken en komt in aard overeen met notenboomhout. Z.

750. S. spec. — Tjoebaftak riinbo. Sumatra.

Zoowel voor meubelen als voor staanders, scheepsbouw, enz. £. I, 661.

751. Sindora snmatrana Miq. — (Papilionaceae). Inl. Siendoor. T. Sindoer. C. Sumatra. G, B.

Voor planken zeer geschikt. C. De harsachtige olie, uit de stammen verkregen, wordt bij het breeuwen van schepen gebruikt. De vrucht {Sarapantoe) wordt tot geneeskundig gebruik naar Java uitgevoerd. Mia.

1, 36.

7 52. Sindora sp. — Sasoendoer ilir. Borneo.

Een zeer deugdzaam timmerhout, voor stijlen van gebouwen, bruggen, enz. C. I, 87.

-ocr page 93-

67

753. Siiidora spec. — Sasoendoer goenoeng. Borneo.

Voor planken geschikt en zou niet door witte mieren worden aangetast. Uit dezen boom wordt eenc olie verkregen, de Sindor-olie, die als geneesmiddel wordt gebruikt. C. I. 38.

754. Sloetia Sideroxylon T. et B. — (Artocarpeae). Tul. Kapinie. Sumatra. Tampinies. Riouw. T. Tempinies. C. Riouwsch IJzeii-hüut. Sumatra, Riouw, Bangka. G. B.

Een uitmuntend bouwmateriaal. C. Gesehikt voor paalwerk in den grond en in liet water, Wordt niet door witte mieren of zeeworm aangetast. Nat. Tijdschrift v. Ned. Iridic. Ill, 346. — I, 359. Ill, 207.

755. Soimeratia (Myrtacea2) spec. (S. obovata Bl.?) — Java, Mo-lukken.

Sleehts voor brandhout bruikbaar. C. 1, 101.

756. S. sp. — Vit at a. Sumatra.

Voor hoofdstijlen van huizen wel gebruikt. C. (S. acida L. fll.\'J) I, 102.

757. Spathodea gigantea Bl. — Inl. Kipadalie (sund.). Java. In de hoogstammige wouden der lagere gewesten. G. B.

Deze boom verheft zijn kroon zoo hoog boven den boden der wouden, dat men te naauwernood zijne schoone bloemen en lange peulvormige vruchten met het bloote oog kan onderscheiden. Jungh. — Ter vervaardiging van speelgoed zeer bruikbaar. C. — De inlanders maken er windwijzers van. Wordt niet door witte mieren aangetast. Ussk. I, 628.

758. S. sp. — Kapoeng Kapoeng. Sumatra.

Voor huisbouw geschikt. C. I. 629.

759. Sponia discolor. — (Celtideae). Oost-Indië. Te Buitenzorg gekweekt. T. UT, 133. K. B.

760. S. velutina Planch. — Inl. Koetay meer a op Java. Sentarong op Sumatra. T. Aug gr o eng (jav.). Koeray (sund.). C. Oost-Indië, China, Java, Sumatra, Borneo. K. B.

Van weinig waarde. 6\'. I, 322 (I, 721?). II, J-9.

761. S. spec. — Tejapoe. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huisbouw. C. I, 323. IV, 36.

Stadmaimia Sideroxylon Bl. Zie Schleicliera triinga.

76*2. Stalagmites dulcis Cambess. — (Oiusiaceae). Inl Moendoe (sund.). Voor-Indië, Java.

Een goede voor huisraad en meubelen geschikte houtsoort met vrij fijnen vezel, doch zeer geneigd tot. scheuren, zoodat het hout eene om-zigtige voorbereiding eischt. Zeldzaam kan men hiervan goed en gezond hout Kekomen. daar de boom meestal eerst dan gekapt wordt, als hij door ouderdom geen vruchten meer voortbrengt. Het komt in geen groote afmetingen voor en is lastig in het bewerken, n. M. De vruchten worden als voedsel gebezigd. fl«sk. II, 77.

763. Sterculia Bliimei (*. Bon. — (Sterculiaceae). Inl. llantep baloe (sund.). C. Hantap hatoe. T. Sumatra, Borneo, Java. G. B.

Voor huisbouw geschikt. C. I, 285.

9*

-ocr page 94-

68

764. Sterciilia foetida L. — Inl. Kepo/t (sund. mal. jav.). Djang-kang op Borneo. C. Dangdoer gedé (sund.). Mu^ Geheel IncHë, Sunda-eilanden, Molukken, Timor. G. B.

Voor huishouw geschikt. C. Deze houtsoort wordt spoedig door witte mieren aangetast. De pitten zijn eetbaar, maar wrancr. Ussk. 1, 284. III, 20.

765. S. noMlis. Sinitli. — Hanlap passang. Doh. T. West-Java en Sumatra, in de lagere streken.

Een boom, die tot 50 voet hoogte bereikt. Het hout is ligt en bezit sleehts geringe waarde. Soort. gew. 0.480. St. Y, 102.

766. S. sp. — Mapoöpo. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw. I, 286. IV, 70.

767. S. sp. — Kepoh. Kitelc (jav.). Java

Voor huishouw te gebruiken. I, 287.

768 Stereosperiimin fiiiibriatiim D.C. — (Bignoniaceae). Oost-lndië* Te Buitenzorg gekweekt. Ill, 57, 99.

769. S. clielonoïdes D.C. — Voor-Indië. Te Buitenzorg gekweekt. III, 56.

7 70. Strombosia javaniea T51.— (Olacineae). Inl K\'ikatjang (sund.) C. of K. laut. HssJc., ook Kikenjup T. Koyop. Ki-katjong of Ki-lahoet. St. Sunda-eilanden. G B.

Een boom van ongeveer 60 voet hoogte. Hij groeit op Java en in de bergstreken der overige Sunda-eilanden. Het hout is vast en fijn van weefsel en duurzaam. De inboorlingen maken daarvan gebruik voor het geraamte hunner woningen. De bast is geneeskrachtig. Soort. gew. 0.674. S(.

Het sterke . lange en regte hout wordt niet door de witte mieren aangetast, zoodat men het ook zelfs in de aarde planten kan (als vlaggestok-ken. stijlen, enz.). — Het gedeelte dat in de aarde komt. moet niet geschild worden. — Aan zonneschijn, regen of wind blootgesteld, houdt het zich goed zonder te scheuren; het blijft echter lang vochtig en wil niet spoedig droogen. HssL I, 147. V, \'J5.

771. S. spec. J — Bangka. Sumatra. Inl. Petulieng.

Goed timmerhout. C. I, 148. .

772. Stylocoriua spec. — (Rubiaceae). Inl. Peladjauw. Bangka

Voor planken geschikt. C. I. 602.

773. Styrax IJenzoïn Dry and. — Styraeeae). Inl. Mien jan. Kemajam. Sumatra. T. Tangkal (sund.). Benzob-boom. Sumatra, Java. G. B.

De hars wordt in gaten van den stam gevonden en voor wierook gebruikt. Het hout is niet sterk en wordt spoedig door witte mieren aangetast ; men gebruikt het slechts tot bouwen van hutten, die liet maar een jaar behoeven uit te houden. TIssk. Op Sumatra plant men dezen boom wel eens na het rijstgewas, op ongeveer 15 voet afstand. Na 7—10 jaren begint men er de benzoo door inkappingen uit te tappen, \'twelk 10 jaren kan volgehouden worden. Men tapt 4 malen \'sjaars en berekent dat een boom jaarlijks /\' 1.— opbrengt. De prijs te Palembang, waar ze ter markt gebragt wordt, is f 1. — voor 3—6 katti, al naar zij meer of minder zuiver is. Teysmann in Nat. Tijdschr. 18. bl. 76. UI, 83.

-ocr page 95-

69

774. Symplocos fasclculata /oil. — (Styraceac). Inl. Djerak (sund.), Djirek (jav.). Java. II.

quot;Voor huishouw geschikt; de bladen leveren een geneesmiddel tegen kwaadaardige huidziekte. C. De bast dient als verf- en looistof. 1, SSKi.

775. S. ferrnginea Exb. — Inl, KemloeiKj. Bangka, Voor-Indië, Java. H.

Goed timmerhout. C. I. 392. III, 127.

77(i. S. odoratissima Chois. — Inl. Kisariawau (sund.). Java. G. B.

De bast dient tot geneesmiddel. Het hout is vast en wordt als timmerhout gebezigd. jUz\'y. III. 158.

777. S. rubigiiiosa Wall. — Java, Poeloe Pinang. Ill, 100. K. B.

778. S. suliscssilis Chois. Dicalyx sessilifolius Jmigh. —Inl. Djirak. Java. G. B.

Een boom, die 50—00 voet hoogte bereikt en in de lagere bergstreken van West-Java groeit. Het hout is vast en fijn van weefsel, duurzaam en goed te bewerken. Soort. gew. 0.ÜG3. SI. T, 97.

779. S. spec. — Inl. Njar ie lema;/. Sumatra.

Timmerhout. I, 39é.

7SO. S. S|i. Njarie. Sumatra,

Timmerhout. I, 395.

Syncarphi Vcrtliolenii T. ct 1!. Zio Sania vera. V , S6.

781. S.vnoecia dlvcrsifolia Miq. — (Artocarpeao). Inl. Koentbany, C. Kiura lumboel C. Sumatra. K. B.

Voor huishouw. C. I, 353.

782. Syzyginm caryopliyllifolium D.C. — (Myrtaceae). Inl. Salam-oelie. St. Ki tembcuja (sund.) (Koperliout). Ki sirem, Djamboe sakelat of D. alphoero op Groot-Ceram. Miq. Boero, Molukken. G. B.

Boom van middelmatige hoogte en niet zwaar van si am. — Het hout dient tot het maken van stoelen en andere kleine meubelen; het is iijn van weefsel, bevallig van kleur eu gestrekt van draad. zoodat het zich goed laat bewerken. Soort. gew. 0.6-lfi. St. V, 20. Zie ook Myrtacea spec.

783. S. laxillornm ».€. — (Myrtaceae). Inl. Kibadak (sund.). O Koepa dessa. T. Java, bergstreken. G. B.

Uoed timmerhout. C: 1. 82.

784. S. costatum Miq. — Inl. \'l\'iepies koelicl of Koepa mauok. Java, op de zuidelijke hellinsr van den Malabar, 4 —5000\'. .I//V/. 111,-81

785. S. .lambolaua D.C. — Inl. Üjoeët (jav.). liappu rappo djawa op Celebes. C Djamblaiig of Boeal. Doe oei (sund.). Ilssk. Oost-Indië. Snnda eilanden; vooral op Java gekweekt. K. B.

Het vleesch der blaauwe, olijfachtige vruchten wordt gegeten; het

is zuurachtig zoet en heeft een groene pit, Ussk. I, 84*,

-ocr page 96-

70

786. Nj/yg-imii avene — lui. Gang go of Gonggo lahoe (mal.), Sumatra.

Goed timmerhout. C. I, S7.

787. S. nodosum Miq. — Inl. Salem-hadak. Sumatra, Java. G, B.

Een boom van ruim 40 voet hoogte. Hij komt voor op Sumatra\'s Westkust en menigvuldig in de hoog gelegene bossehen van West-Java. Het hout is niet zeer duurzaam, doch wordt plaatselijk voor den huis-bouw gebezigd. De bast bevat eene goede looistof voor de lederbereiding. Soort. gew. 0.807. St. V. 86.

788. S. (inadrialatiim Miq. — Tul. Mombongan. Molukken. G. B.

Voor materialen van huizen, praauwen, enz. C. 1, 88.

789. S. racemosam D.C. — Tul. Petay (smid. jav.). Java, in de bergstreken. G. B.

Goed timmerhout. C I, 83.

790. S. Tariifolium Miq. — Inl. Samah. Bangka. G. B.

Voor houtskool geschikt. C. I, 86.

791. Talaiima Camlollci BI. — (Magnoliaceae). Inl. Tjoendjoeny. v. M, Tjoentjoen bao of Tj. wange (sund.). Java; ook in tuinen geplant. H.

Levert eene verf- en looistof. II, 94.

792. T. llumphii BI. — Inl. TjampaJea hoelan (mal.). Th a as (tonseasch) in Menado. Ambou, Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw C. 1, 286.

793. T. rubra Miq. — Inl. Madang tjampago. M. taloen (mal.). Sumatra.

Hard hout voor gereedschappen.\' C. I, 237.

794. Taiiiarindiis indica L. — (Papilionaceae). Inl.\' Kajoe-Assam (mal.), St, Assem dj aio a. T. Assam of Hasseum. Hssk. O.-I. Archipel. Tamarinde-boom. G. J3.

Een statige boom van 40—45 voet hoogte en voet stamdikte, met sierlijk gevederd, grasgroen loof. Het hout is vast en lichtgeel met bruine vlammen, die bij oude hoomen donker gekleurd en schier ijzerhard zijn. — Het dient lot verschillende technische doeleinden en de daaruit vervaardigde heiblokken zijn zeer gezocht. De vrucht is als konlijt zeer smakelijk en dient in verschen slaat tot oplossend geneesmiddel en ook bij de bereiding van sommige spijzen. Si. Bij gebrek aan vmchien worden soms de bladen gebruikt, om aan de groenten een zuren smaak te geven. De bekende Roedjah assum (sund.), eene soort van limonade, wordt van deze vrucht gemaakt. Miq. — Om den schoonen groei van dezen boom wordt hij dikwijls aangeplant tot lanen enz. Het hout is zeer sterk, echter eenigzins grof van aderen cn wordt niet door witte mieren en wespen aangetast. Het wordt meest voor liine houtwerken gebezigd. Hssk. 1, 25. III, 19. V, 119.

71)3 Tarrielia javanica BI. — (Sterculiaceae) Inl. Kiserogol. T. Tarili of Ki manoek (sund.). Miq. Kitarrietie, Hssk. Java, op den Seri boo. G. B.

Het hout is sterk, hard, grof en wit, wordt door de witte mieren

-ocr page 97-

aangetast en slechts voor hutten in bergrijstvelden enz. gebezigd. Hssk. III, 11.

796. Tarrietia spec. — Maas. Molukken.

Van dit hout worden de beste houtskolen verkregen. 6V 1, 292.

797. Tectona grandis L. 111. — (Verbenaceae). Inl. Djati. Djati-Kapoor. St. Djaitie of J at tie. Hssk. Ook Teak of Tek. Djattie-boom. Midden- en Oost-Java; voorts in Voor- en Achter-Indië, Sunda-Archipel, Borneo, Sumatra. G. B.

Een gezellig groeijende boom van 70—100 voet en hooger, en waarvan enkele stammen op 80- a OOjarigen leeftijd eene middellijn verkrijgen van 3 —3J- voet. — Het hout. dat voor den seheepsbouw al onze daartoe gebezigde soorten van Europa en A merika verre overtreft, bevat, in tegenstelling van de bijtende looistof der eiken, eene olie. die het daarmede in aanraking gebragte metaal voor oxyderen behoedt en ook tegen witte mieren beveiligt. Voor seheeps- en huisbouw is het uitmuntend gesehikt, doeh het biedt geen weerstand aan den paalworm. Soort. gew. 0.040. St. I. 643. II. 51. Ill, 26. V, 47.

798. „ „ var. — Djattie do er ie of dor eng. Java.

Het hout is deugdzaam, hard en gevlamd; de stam is met puntige uitwassen bedekt. St. Soort. gew. 0.750. I. 644*, V, 49.

799. „ „ var. — Djattie dorèny. Java.

Als boven; de fraaiste verseheidenheid, schoon gevlamd; daarom ook voor meubelhout gesehikt. C. I, 645. V, 49.

800. „ „ var. — Dj at tie-g ombol of rnienjak.

Deze variëteit onderscheidt zich van al de overige door eene meerdere vettigheid op het gevoel. Do kleur is bruin en gebloemd, het weefsel vaster en meer gevlamd dan van D. kamp;nbang, en de jaarkringen ver-toonen nagenoeg dezelfde onregelmatigheid. — Voor den scheepsbouw munt deze soort boven alle andere uit. doch ook voor den huisbouw en voor meubelen laat zij zich, schoon cenigzins stug, goed bewerken. Soort. gew-. 0.888. Si. I, 649. V. 51.

801. „ „ var. - - Djattie kembang. Java. Gebloemd Djattie.

Het hout is bruin en gebloemd of gesatineerd. De jaarkringen zijn onregelmatig golvend en van daar dat het hout, hoe voortreffelijk overigens voor den scheepsbouw en voor meubelen, eenigzins warrig en niet gemakkelijk te bewerken is. Soort. gew. 0.858. St. I, 61-7. V, 50.

802. „ var. — Djattie lilin. Java.

Een goede verscheidenheid. die echter weinig voorkomt en voor meubels nog al gezocht is. C. 1, 648*.

803 „ „ var. — Djattie soengoe. Echt Djattie. Java.

Het hout van deze verscheidenheid is donkerder van kleur. vaster van weefsel en duurzamer; de bladen zijn groener en minder bleek dan van Dj. kapoor. Soort. gew. 0.739. St. Wegens de gelijkmatige digte gesteldheid voor bouwmateriaal de beste van alle soorten. C. 1, 650*. V, 48.

804. Terminalia Arjuna W. et A. — (Combretaceae). Voor-Tndië. Te Buitenzorg gekweekt. ITT, 151. G. B.

-ocr page 98-

72

805. Termiiialia Catapjui L. — Inl. Kctapang (mal.). C. Katappanrj. Tlssk. iV/tso (mal.) of ook Tallsei/ (tonseasch) in Men ado. C. Noesoc. Ternate. Tallo hatoe op Banda. Miroboi.an. Sumla-eilanden , in geheel Indië aangeplant. Cr. B.

Het hout wordt voor planken bij huishouw wel gebruikt. De vruchten worden voor amandelen gebezigd, gelijk die van Kanarie. Ihsk. Zij leveren ook looistof. I. J 20.

806. ï. laurinoïdes T. el IJ. — Lni. \'Djo/io. Java. Kuststreken en wouden dor Sunda-eilanden. In geheel Indië wegens zijne eetbare vruchten algemeen in tuinen aangeplant en ook naar Zuid-Amerika overgebragt. G. B.

Het hout lieeift geene waarde. De vruchten leveren looistof en dienen tot bereiding van eene soort van inkt. quot;Zij zijn als Djoho- ol\' Djokjo-nóten in den handel bekend. I. 127.

807. T. spec. — Katapany hoelang. Mol ukken. G. B.

Voor planken bij huishouw wel gebruikt. C. I . 128.

808. Teriistroeiuia aitcura — (Ternstroemiaceae). Inl. Pinang harik. Bangka, Sumatra.

Voor huishouw. C. 1, 396.

809. T. g-edehensis T. ei 15. — Java. T. Ill, 108. K. B.

810. T. spec. 2 — Pottan. Poetoen. West-Java en de lagere bergstreken. G. B.

Het hout is vast van weefsel, duurzaam en dient plaatselijk voor huishouw. Soort. gew. 0.919. St. V, 111.

811. Tetrameles midiflora Il.Br. — (Datisceae). Inl. IVinong. Java. G. B.

Houtsoort van geringe waarde. (7. I, 139. II, 90.

812. T. spec. — Tahoe. Sumatra.

Voor telegraafpalen bij voorkeur gezocht. C. I. 140.

813. Tetractinostigma microcalyz Hssk. — (Euphorbiaceae). Inl. ^«.9« (sund.), Planyas, Sumatra. Java, Sumatra. K. B.

Voor huishouw. C. I, 390.

814. Tetranthera amara Nees. — (Laurineae). Inl. Wakan. C. Hoeroe Jciries. T. — H. hines. Hssk, Java, Sumatra. Borneo, Celebes, N.-Guinea, enz. K. B.

Het hout is ligt en sterk cn wordt niet spoedig door de boeboek aangetast. Hssk. I, 19S. IV, 18.

815. T. angulala Nees. — Inl. Hoeroe- mien jak of Merang. St. Medang op Sumatra. St. Java, Sumatra. K. B.

Een boom van 50 voet hoogte. — Het hout laat zich gemakkelijk bewerken cn is zeer duurzaam in het gebruik. Soort. gew. 0.492. St. Y, 87.

816. T. baiicana Miq. 1 — Inl. Medang sekam. M.serai. 71 Bangka. K. B.

Goed timmerhout. I, 949? 974?

-ocr page 99-

817. Tetranthera baudoiigaua Miq. T. pscmlo-angulata BI. — Java, Suuiatra. Ill, 195.

818. T. citrata Nees. — Tnl. TeJcie. Kraminang. Kr ang eau (jav.). C. Limoh. Hssk. Ki djeroek of Ki limoet (sund.) op Java An-larsa (mal.) op Sumatra. Miq. Java,-Sumatra.

Een zeer goede houtsoort. die zoowel voor huishouw als voor meubels en gereedschappen wordt gebruikt. C. De sehil en de vruehten worden bij het koken va;i geitenvleesch gebezigd. Hssk. 1. 201. II. 13,

819. T. Forstenii BI. —• Tnl. Halaor. St. — IT. damn nanka. C. Molukken. Ceram levert de beste soort.

De boom is niet zwaar van omvang . en het hout. dat ligt en gemakkelijk te bewerken is, heeft veel overeenkomst met Mamp;lang-empëlem, van Sumatra (Zie No 828). Plaatselijk dient bet hout voor timmerwerk onder dak. doel) is niet zeer duurzaam. Soort. gew. 0.422. St. Volgens 6\'. wordt het wegens den seherpen geur niet door witte mieren aangetast. I. 199. V. 13.

820. T. elliptiea Nees. — Hoeroe medang (suucl.). Java, in de bergstreken.

Als T. angulata , doch het hout is vaster. Soort. gew. 0.599. St. V, 88.

821. T. laurifolia Jacq. Glabraria tersa L. —Hoeroe gadieng (sund.). T. Hoeroe dapoeng. H moegmal (sund.). Miq. Geheel Zuid-Azië. ITI, 153.

822. T. lucida Hssk. —Inl. Tjendan haloeka. Hoeroe hedjoh (sund.). Miq. Sumatra, Java, Bangka. G. B.

Voor stijlen van huizen. C. I, 200. III, 165.

823. T. mappacea BI. — Tnl. Kapiendieng. Sumatra. 7\'. TH, 168. G. B.

T. rubra Nees. Zie Lepidadenia rubra

824. T. spec. — Halaor daioan hesaar. Molukken.

Heeft weinig waarde. C. 1. 205.

825. „ „ — Halaor-poetih. Molukken.

Zwaarder van omvang. Het hout is ligt. doch duurzaam en dient alleen voor zolderplanken. De witte mieren tasten het niet aan. Soort, gew. 0.301. St. V, 13i.

826. „ „ — Medang hegelang (sum.). Hoeroe (jav.). Sumatra, Bangka, Java.

De boom is hoog, doch niet zwaar van stam. Het hout is geelachtig groen, vast en lijn van weefsel en gestrekt van draad. zoodat het zich voor huishouw goed laat bewerken. Het behoort tot die duurzame houtsoorten , welke men met voordeel aan onze spoorbanen zou kunnen dienstbaar maken. Soort. gew. 0.750. St. V, 32.

827. „ „ — Medang-hogelem.

Als de vorige. Het hout is echter vaster en heeft een meer golvenden draad. Soort. gew. 0.775. St. V, 33.

828. „ „ — Medang empelem.

10

-ocr page 100-

74

Deze houtsoort. die almede ia den huishouw wordt gebruikt, is weeker. doch ook minder duurzaam dan de overige soorten. Soort. gew. 0.495. St. V, 34.

829. Tetrantliera spec. — Meelang-taroom.

Als de vorige, en onderhevig aan het knagen der insekten in den stam. Soort. gew. 0.583. St. V. 35.

830. T. spec. — JVoeroe djagel [Hoeroe djay el?).

Na de T. eitrata welligt de beste der Javaansehe Laurineeën. Het hout bezit een fijne. eftene, lauge vezel. is veerkrachtig en sterk en wordt voor allerlei doeleinden gebezigd, doch komt niet veelvuldig voor. v. M. II, 56.

83jL „ „ — Siki. Sicki. Molukken. G. B.

Een zware boom. Het hout is vast van weefsel met gestrekten draad en bruinachtig van kleur; het laat zich gemakkelijk bewerken en dient den inboorling tot den huishouw. maar vooral tot het maken van praau-wen. Soort. gew. 0.883. St. V, 24.

832. „ „ — Madang. Borneo.

Voor ligt huisraad en timmergereedschap wel gebruikt; niet zeer duurzaam. C. I. 203.

833. „ „ — Waroe dedaJc,

834«. „ „ — Wuroe telik. Java.

Schoone, regtopschietcndc, hooge boomen, doch slank en daardoor zelden van breede afmetingen. Het hout is ligt, met middelmatige, grove vezel. Het wordt voor huishouw en gereedschappen gebezigd en heeft bij de inlanders slechts weinig naam. v.M. I, 732, 731.11, 14, 15.

835. Theobroina Cacao L. — (Buttneriaceae). Cacao-boom. Inl. Tjoklat. West-Indië; op Java gekweekt. K. B.

De zaden worden geroost, gestampt en als koffij toebereid, gedronken. Zij dienen tot bereiding van chocolade. Hssk \'lll, 142.

836. Tiglium purgans Kitsch. Croton Tiglium L. — (Euphorbiaceae). Tnl. Kimalakkian. Voor-Indië, Molukken, Java. K. B.

De bladen en vruchten worden gestampt en in het water gedaan als men den visch bedwelmen wil. Hssk. De vruchten leveren de Croton-olie. III, 41.

837. Trevesia suudaïca Miq. (Sciodapliyllum palmatnin BI. 2) —(Ara-liaceae). Inl. Pangany (jav.), Kltjang koer au, Tjankoeran of Koran (sund.). Java, in de vochtige wouden der bergstreken, b. v. op den Merapi, 4000\'. G. H.

Voor brandstof geschikt. C. I, 143.

838. Trewia nudiflora L. — (Euphorbiaceae). Rinong (sund.). C. Bi-7ioeny poetjoeng (sund.). Miq. Voor-Indië. K. B.

Voor haisbouw geschikt. C. I, 378.^

839. Tristania obovata Beun. — (Myrtaceae). Inl. Pelawan. Plawa7i. Bangka, algemeen op alle plaatsen nabij de kust. G. H.

Ter bereiding van houtskolen geschikt, die bij de tinbewerking gebruikt worden. C. 1. 59.

-ocr page 101-

75

840. \'JMstania obovatn Benn. var. — Pelawan loedak. Bangka.

Zeer bruikbaar timmerhout. C. I, GO.

841. „ „ „ Pelawan loenjamo. Baiigka.

Voor stijlen veel gebruikt. 1, 61.

812. Tiir|iiiiia sphaerociii\'iia Hssk. — (Staphj\'leaceae). Inl. Kihantjet. Kitje/iai. T. Tjawené soré (jav). C. Java, op den Gedeh, 3—5000\'. G. B.

Een 70 voet hooge boom. M\'tq. Het hout is niet sterk genoeg voor huishouw en wordt door de witte mieren aangetast; voor huisgereed-sehappen is het echter bruikbaar. Hssk. I. 527.

843. Uncaria eiirliyiiclia Muj — (Rubiaceae). Inl. Hjramhong. Kajoe loebaiKj (mal.). Miq. Bangka

Goed tinimerhout. C. I, 509.

844 Drostigma alfissimmii Miq. — (Artocarpeae). Inl. Kibonleny. T. Kiaia djinkan (sund.). Miq. Bueloe. v. M. Java. G. B.

Een goede . grove, egale houtsoort, tot vele doeleinden geschikt. Het wordt weinig gebruikt. daar te veel moeite aan het vollen en bekappen van dezen dikwerf reusaehtigen boom verbonden is. dan dat liet de kosten zou goedmaken. — Bovendien zijn deze boomen op vele plaatsen gemeeatelijk\' eigendom en worden als een sieraad van den geheelcn omtrek gespaard. II, 05.

845. U. beujamimuii Miq. — Inl. Wringin. Wariemjien. Ujadja-roay. Tjariengien, Briengieu (jav.). Banugiu (inal.) op Sumatra. Warieugien-boom. Baniaan-büum Voor-Indië, Molukken. Op Java, Sumatra, Borneo, Celebes geplant. G. B.

Heir hout heeft geene waarde. De boom wordt op alle aloeng-aloeng en op andere plaatsen . die in zekeren eerbied staan . aangeplant en dient tot sieraad. Hssk. De bladen en takken dienen ter versiering bij feesten. C. 1, 355, III, 137.

84ö. U. clusioïdes Miq. — Inl. Kiara pajong. Phil, eilanden. Java. T. III, 121. G. B.

847. U. cnneatnm Miq. — Inl. IFaringien. Java. ï\'. Ill, 53. G. B.

848. U. elastieuin Miq. — Inl. Kat el. Kiara-Kar\'li. K aria t- Kariat (mal.). Kolelel (sund,). Miq. Oost-lndië. G. B.

Het witte melksap van dezen reusaehtigen boom levert gom-elastiek en wordt tot fakkeltjes ol ook tot de vogelvangst gebezigd. Hssk. 1, 356.

849. U. cuiieiiron Miq. — Inl, Kiara galil (sund.), Java.

Als voren. I, 358.

850. IJ. gigantcum Miq. — Inl. Kiara pajong. Java. T. LU, 132. G, B.

851. ü. luccscens Miq. — Inl. Loa (sund). Loó (jav), Java. G. B.

Het hout is ligt, grof en rood en dient tot het maken van eetge-

reedsehap. — De vruchten zijn eenigzins zoet en eetbaar, doch niet smakelijk. Hssk. 1. 354. 11. 67. Ill, 100.

852. U. microcarimm Miq. — Inl. Tjaringien. Preh. T. Kiara

10*

-ocr page 102-

(jedeh of K. ramboi (suiid.). Miy. Wringiu. v. M. Suntla-eilanden, Komt onder de Wringin-soorten het menigvuldigst voor. (}. B.

Volgens het bijgcloot\' der Javanen zijn deze boomen gelijk cle overige soorten, do woonplaats van geesten, — en mag liet metaal voor een goede gamelan met geen ander hout gesmolten worden, v. M, I£, 66.

853. Urostigmn. i)rniiiforine Miq. — lui. Koehanrj. Kronto (jav.), Kiara boa (sund.). Miq. Java, Sumatra.

Als boven. 1, 357*.

854. U. religiosnm Oasp. — Inl. Boenoel /calodja.OostAniïé. G. 13. 111, 122.

855. ü. rubesc.ns Miq. — Inl. Kiara perenn. Miq. Java. T. lil, 1U1. G. B.

85fl. Uvaria igt;iir|iurca 151. v. Ilava Scheffcr (üvaria llava. T. ct B.). —

(Anonaceae). Inl. liniang. Bangka. S.\'H.

Tamelijk bruikbaar hout. C. I, 2é7.

857. „ „ „ (U macropliylla Rx)).) — \\\\\\\\. Kenonya. Voor-en Achter-lndië, Java. S. H.

Als de vorige. Spoedig aan bederf onderhevig. ». M. II, 5Ü.

858. L\'. sp. — Wankol. Celebes.

Bij huishouw te gebruiken. C. I, 218. IV, 32.

859. U. sp. — Kisaoekin (sund.). Java,

Goed timmerhout, 6\', 1, 219,

860. Vangueria palembanica Miq, — (Rubiaceae), Inl, Soenykei halas. Sumatra, Bangka.

Voor huishouw geschikt, C. I, 606.

861. VatieaeximiaMiq.— (Dipterocarpeae), Inl, Koejoeng. Suinatra.

Voor huishouw geschikt, C. I, -U-J.,

862. V. suWacnnosa Miq. — Inl. Keluekoep. Bangka.

Geschikt timmerhout. Levert ecu hars. C. I, 415.

86:3. Vernonia javanica D,C, — (Compositae). Inl, Hamhiroeng (sund,)-Sèmhoeng (jav,), Java, op de gebergten, 3000—6700\', K. B.

Voor huishouw geschikt. 6\'. Wordt door de witte mieren aangetast. üssk. I, 585, III, 187,

864. T, spec, — Meramboeng. Borneo,

Goed timmerhout, C, 1, 586,

865. Vlbuiniini sambncimim Ruw. — (Caprifoliaceae), Inl. Kiupoe lumboei. 7\'. Kiapoe (sund.). Taë (mal), C, Ki mokla of Ham-blas badak of Ki lakelann op Java, Miq. Java, Sumatra, Borneo, G, H,

Vooral voor klankblokken geschikt, I, 587. 11.1, 48.

866. Viseiiia indica Houtt. — (Buttneriaceae). Inl. Binlinoe, Bieu-tieuoh, Bintanoe (sund. mal.). Java, Borneo, Sumatra, in de lagere wouden. G. B.

-ocr page 103-

77

Goed timmerhout. C De V. umbellata wordt, wegens zijn snellen groei, als een der beste schadfiwboomen voor plantsoen geroemd. — Van den bast wordt touw geslagen. Uss/c. 1, 295.

867. Vitex Cofassus Rmv. — (Verbenaceae). In!. Goevassa baloe (mal.). Surawet randoe (tons.) in Menado. Celebes, Molukken.

Zoowel voor huis- als scheepsbouw zeer geschikt. C. I, G32.

868. V. Cofassus Rmv. var. — Goevassa yaha, G. poe tie, Surawet poe tie. Celebes, Molukken.

Als voren, doch minder hoog in waarde gesteld. C. 1, 633, IV, 23.

869. V. moluccana 151. — Tnl. Ti tie. Poeloe Ai. Rmo. Molukken. G. B.

Voor ligte inlandsche vaartuigen en voor schrijfborden op dc scholen gebruikt. G. I, 63-L

870. V. pubescens Talil. — Inl. Laban. St. — Alaban. C. — Har ras, Kajoe arak of Rass. IIssJc. Voor- en Achter-Indië, Java, Sumatra, Borneo, Molukken, Timor. G. B.

Een boom van zwaren omvang. Het hout is vast van weefsel, duurzaam en goed te bewerken. De inboorlingen op Java maken daarvan meestal gebruik voor de schijfwiclen van hunne karren en ook voor de stelen van gereedschappen. De bast van den boom wordt. afgekookt, als thee gebruikt, boort. gcw. 0.007. St. De bast wordt ook als groene verfstof gebezigd. Hssk. Duurzaam in zout en zoet water. Groeit veelvuldig aan het zeestrand en is .gemakkelijk aan te voeren. Het groeit krom in lengton van i- el op 0.50 el dikte. Z. 1, 63]*. II, 2. V. 58. VI, 55.

871. V. punctata Scliauer. — Inl. Govasa-tando, Kajoe-fasoe of F as al. Eenige eilandjes in het Z.-O. gedeelte van den Molukschen Archipel. G. B.

Heeft den omvang van onze iepen. Het hout is vast. doch eenigzins warrig. Om zijne duurzaamheid maken de inboorlingen daarvan veel gebruik voor hunne orembahies (soort van vaartuigen). Ook is het zeer geschikt voor den huishouw. Soort. gew. 0.S06. St. V , 17.

872. V. timoriensis Walp. — Timor, Philipp. eilanden. T. Ill, 105.

873. V. si». — Lahan-yiluan. Sumatra.

Voor huishouw geschikt. C. I, 635.

874. V. sp. — Alaban (mandh.). Alaban koenjiet (mal.). Sumatra.

Voor huis-, scheepsbouw, suikermolens enz.; dc bast tot geelvervcn.

C. I, 636.

875. WeiHlIandia densiflora D.C. — (llubiaceae). Inl Kisampang (joenoeny. Kit an. dok. Hssk. Java. G. H.

Het hout is fraai en lang, echter niet sterk, en wordt in een jaar door de witte mieren verteerd; men gebruikt het echter voor bouwhout en huisraad. Hssk. III, 190.

876. Wickstroemla tcnuiramis Miq — (Daplmoideae). Inl. Mena-mancj. C. Menawany. Miq. Bangka. li.

Voor planken zeer geschikt. I , 174.

877 Wriglitia javanica Alph. D.C. — (Apocyneae). Inl. Djalitrie of

-ocr page 104-

7S

Tjelilrie (smid.). C. Kijalitne. T. Menlras (iav.). Bienlaro fma-dur.). Java. G. 15.

Voor Imisbouw geschikt. C. I, 615*.

878. Wormia excelsa Jack--(Dilleniaceae). Inl. Kisehgel. Achter-

Indie, Malakka, Java. Til, 149. G. B.

879. W. spec. — Inl. Kamiyara. Borneo.

Voor timmerhout en timmermansgereedschappen. C. I, 231.

880. Xantliopliyllum yitellinuDi BI. — (Polygaleae). Inl. Kiendok. Kilelor, Kitelohr (sund.). Java. K. B.

Goed timmerhout, zeer duurzaam, vezelig van weefsel. 6\'. 1, 273.

881. Xerospernmm IVoroiiliainiin BI. — (Sapindaceae). Inl. Kihoc of Se gel (sund.) C. Kihoek. T. Tjeragal-monjet. Ramboetan- oetan. Java. G. B.

Voor huishouw geschikt. C. Groeit in de lagere bergstreken van West-Java. Het hout is vast en duurzaam en gemakkelijk te bewerken. Soort, gew. 0.699. St. I, 509. V, 93.

882. Xylocaryns Grauatiiiii Koenig. — (Meliaceae). Inl. Kir ra Kir ra. Molukken, Timor.

Geschikt voor het maken van grove meubels, alsook voor imisbouw. 6\'. I, 499.

888. X. obovatiis Ad. Juss. — Inl. Njirie (sund.). Boewa Kir a Kira op Ambon. Kajoe niri (sund.). Miq. Java, Molukken. G. B. Voor huishouw geschikt. C. I, 500.

884. X. spec. — Boelic. Celebes.

Als boven. C. I, 501.

S85. X.2 (Meliacet.) sp. — Parak. Bangka.

Goed timmerhout. C. 1, 502.

886 X.» n n Lansa hoelang, Molukken.

Voor timmerhout bij Imisbouw. C. I, 503.

887. X,? „ — Langsep. Borneo.

Als boven. C. I, 504.

888. Zauthoxylum aromaticuni Miq. Evodia aromatica BI. — (Dios-meae). Inl. Kisampan (sund.). Java, op den Parang.

Voor huishouw geschikt. C. 1. 580. Ill, 34.

889. Zizyplms Jiyiiba Lam. — (Ilhamneae). Inl Bulara (mal.). I.)oor geheel Indië algemeen verspreid. Java, Molukken, Timor. K. B.

Het hout heeft geene waarde. De vruchten worden raauw gegeten en zijn zoet, daarbij eenigzins wrang. 1, 133.

890. Z. spec. — Kalempasijouw. Celebes.

Voor verschillende materialen bij huishouw te gebruiken. 1,134. IV, 67.

-ocr page 105-

Houtsoorten van Neder] andsch Indië,

waarvan alleen de inlaiidsclic I)eniimingen oiigegcTen zijn.

891. Aai sapiiil. —• Molukken Slechts voor brandhout geschikt.

I, 1270.

892. Abang. — Borneo. Voor rijststampers. 1, 1211.

893. Agong (Kajoe). — Sumatra. Van geringe waarde. T, 926.

894. Aliem. — Sumatra. Voor huishouw. I, 912.

895 Aioepang. Celebes Zonder waarde. 1, 1320.

896. Amara. — Celebes. Voor ramen, deuren, bovenplanken enz.

I, 1221.

897. Amberlang. — Sumatra. Voor huishouw. I, 935.

898. Ampat. — Bangka. Van geringe waarde. I, 1004.

899. Angray. — Sumatra. „ „I, 922.

900. Anonak. — Timor. Brandhout. I, 1306.

901. Arang Arang. — Baugka. Zeer goed timmerhout. I, 1046.

902. Baë. — Celebes. Van geringe waarde. I, 1223.

903. Bakah. — Sumatra. Van geringe waarde. I, 911.

904. Bakasi. — Bangka. Zeer goed timmerhout. I, 1010*.

905. Balang. — Sumatra. Voor huisstijlen. I, 832.

906. Baloe. — Bangka. Goed timmerhout. I, 975.

907. Balom boenga. — Riouw. Voor meubelen. I, 950.

908. Balom. — Riouw. Voor huishouw. I, 944.

909. Banaai. — Timor. Brandhout. I, 1288.

910. Bangalan. — Sumatra. Voor huisstijlen. I, 838.

911. Bango. — Java. Een goede houtsoort, doch moeijelijk te be

werken en onderhevig aan scheuren, v. M. II, 23. 912 Bangoro. — Celebes. Vooral voor meubelen. I, 1225.

-ocr page 106-

so

913. Baiiglei, — Sumatra. Voor huishouw. I, 919.

914. Banio. — Sumatra. quot;Voor huisstijlen. I, 889.

915. Banio sapie oedang. — Sumatra. Voor huisstijlen. I, 837.

916. Bankala. — Celebes. Van geringe waarde. T, 1226.

917. Banko talloengai. — Celebes. Van geringe waarde. T, 1227.

918. Baoe (Kajoe). — Celebes.\' Timmerhout. T, 1241.

919. Baoek. — Timor. Brandhout. I, 1299.

920. Barekbek. — Java Goed timmerhout. I, 719.

921. Batang moesang. — Sumatra. Voor pilaren, balken, enz.

I, 841.

922. Batnaha — Timor. Brandhout. I , 1293.

923. Bebeker. — Bangka. Gering in waarde. 1, 1043.

924. Belanta. — Borneo. Voor planken geschikt. I, 1210.

925. Beo. -- Timor. Brandhout. 1, 1311.

926. Beoek. — Timor. Brandhout. I, 1298.

927. Beranakan. — Borneo. De schors levert eene donkerbruine-

verfstof, tot het schilderen van praauwen. I, 1212.

928. Berassan. — Java. Alleen voor brandstof. T, 753.

929. Beren. — Java. Voor huishouw geschikt. I, 711*.

930. Betinah. — Timor. Brandhout. I, 1297.

931. Betoor. — Bangka. De schors dient tot dekking van huizen.

I, 973.

932. Bingloe. — Java. A\'oor huishouw. De vruchten zijn eetbaar.

I, 708.

933. Bintangoro. — Celebes. Van geringe waarde. I, 1228.

934. Blambang telor. — Sumatra. Voor huishouw en meubels.

I, 903.

935. Boak. — Timor. Voor kniehouten van praauwen. T, 1281.

936. Boboa. — „ Brandhout. I, 1310.

937. Boedengan. — Java. Voor huishouw geschikt. I, 787.

938. Boeih. — Timor. Brandhout. I, 1301.

939. Boelagem. — Timor. Brandhout. I, 1309.

940. Boelang Boelang. — Sumatra. Voor huishouw. I, 913.

941. Boenga batoe. — Celebes. De vrucht dient tot bereiding van

kaursen. I, 1231.

942. Boenga Boenga. — Celehes Van geringe waarde. I, 1230.

943. Boenjoek. — Bangka. Goed Timmerhout. I, 1028.

-ocr page 107-

81

944. Boeno. — Celebes. Timmerhout. I, 1232.

945. Boenoet djangkar. — Baugka. Voor huishouw. I, 994

946. Boeroei. — Java. Voor huishouw. I, 703.

947. Bonak. — Timor. Voor het maken van vlerkpraauwen. I, 1277.

948. Bonie.— „ Voor huishouw. I, 1287.

949. Bowak. — „ Niet sterk. Laat zich goed bewerken. Z.

VI , 44.

950. Bragno. — Bangka. Voor sleepriemen en scheppers. 1,993.

951. „ batoe. — Bangka, Timmerhout. I, 995*.

952. Branganis. — Bangka. Gering in waarde. I, 1041.

953. Brany. — Bangka. Geschikt timmerhout. I, 1011.

954. Broeboek. — Bangka. Gering in waarde. 1, 1040.

955. Dandertjoetjoek. — Java. Van geen gebruik. T. 712.

956. Daroe Daroe. — Riouw. Voor huishouw. I, 945.

957. Dawon dorian. — Molukken. Voor huishouw. I, 1267.

958. Deras, — Timor. Brandhout. I, 1304.

959. Dietsoesoe. — Timor. Brandhout. I, 1315.

960. Djaditik. — Timor. Voor lepels, meshechten enz. I, 1278.

961. Djambeyan. — Java. Geschikt voor huishouw. I, 796.

962. Djanda trie, — Bangka, Van geringe waarde. I, 1012,

963. Djaring hantoe. — Borneo Z. O. Welligt voor scheepsbouw

geschikt. Gelijkt in aard op iepenhout. S. g. 0,536 Z. VI, 31.

964. Djattakie. — Java. Voor huishouw; de vruchten zijn eetbaar.

I, 701*.

965. Djedjaway. — Sumatra. Van geringe waarde. I, 900.

966. Djelapat. — Borneo. Zonder waarde. I, 1217.

967. Djentroengan. — Java. Alleen voor brandstof. I, 777. 96S, Djintocng, — Java, Voor huishouw; de vruchten zijn eetbaar.

I, 702.

969. Djoeboeng,—Joeboeng.— Bangka. Voor gereedschappen. 1,1200.

970. Dlimas. — Java. Voor huishouw en meubelen zeergeschikt,

I, 733.

971. Doepe, — Timor, Brandhout, I, 1305.

972. Dogian (Kajoe-) — Sumatra. Van geringe waarde. I, 904.

973. Dolek — Java. Alleen voor brandstof, I, 779,

11

-ocr page 108-

82

974. Eirak. — Borneo Voor tiramerhout en timmerarereedschap. I, 1199.

975. Erang Erang.— Celebes. ïimmerliout. I, 1233.

976. Fanasa (Kajoe). — Aroe-eilanden. Zware boom. Het hout is

vast van weefsel met golvenden draad en heeft een geelach-tigen satijngloed, waarom het voor meubelen groote waarde bezit. S. g. 1,081. Si. V, 22.

977. Gabas. — Sumatra. Zonder waarde. I, 896.

978. Gahoe. — „ Van geringe waarde. I. 899.

979. Gampriet. — Java. Heeft weinig waarde. I, 771.

980. Garon. Tegaron. — Java. Voor Imisbouw, doch weinig ge

zocht. 1, 744.

981. Gelang. — Timor. Voor huis- en praauwbouw. I, 1312.

982. Gelasah. — Bangka. Geschikt timmerhout. I, 1034*.

983. Gemoer. — Borneo. Zeer deugdzaam timmerhout. [, 1191*.

984. Gempol djangli. — Java. Voor huisbouw, loodsen enz. I, 763.

985. Geroengang (ïridesmis?). — Bt-ngka. Voor planken. T, 1018.

986. Getak tjoeloe. — Sumatra. Zonder waarde. I, 895.

987. Giget. — Sumatra. Voor huisbouw en ankers. I, 933.

988. Gillasoleh. — Timor. Voor huisbouw. I, 1320.

989. Gindiran. — Sumatra W. (Baros). Hard en taai, laat zich

goed bewerken, levert goed draalwerk en is gemakkelijk te spijkeren. De duurzaamheid, zoo in zoet als in zout water wordt er van geroemd en alleen het schadelijke insect Daitdau, dat zich ook in dezen boom ophoudt, wordt als het eenige gebrek opgegeven; s. g. 0,701. Z. VI, 54.

990. Gelisik. — Bangka. Voor huisbouw. T, 1024.

991. Glasih. — „ Uitstekend timmerhout. I, 956.

992. Goeloe goegoe. Java. Alleen voor brandstof. I, 778.

993. Gondo. — Java. Voor brandstof, I, 755.

994. Haling scrag. — Sumatra. Voor huisbouw. 1, 915.

995. Haloepangrah. — Sumatra. Van geringe waarde. I, 925.

996. Handjaloeng ampit. — Borneo. Voor planken. T, 1204.

997. Handjiat. — Java. Voor huisbouw. I, 710*.

998. Hangsat. — Sumatra. Voor planken bij huisbouw. I, 927.

999. Heras. — Java. Goed timmerhout. I, 726.

-ocr page 109-

83

1000. Hiparoek. — Java, Het hout heeft geene waarde. Met de

vruchten worden vissollen bedwelmd. 1, 762,

1001. Hoerangau. — Java. Alleen voor brandstof. I, 792.

1002. Homar. — VII, 13.

1003. Hykora. — Molukken. Brandhout. I, 1275.

1004. Impo. — Celebes. Voor praauwen, roeren enz. 1. 1234.

1005. Iroe. — Bangka. Voor planken. I, 966.

1006. Kabesah. — Timor. Brandhout. I, 1296.

1007. Kaboeaoe. — Borneo. Met het aftreksel der bladeren worden

lijnwaden geverfd. I, 1216.

1008. Kadoendoeng. — Sumatra. Voor planken. I, 844.

1009. Kafoemoeai of Hiër. — Molukken. Brandhout. I, 1274.

1010. Kajoe bao^. — Celebes, Timmerhout, I, 1241.

1011. „ baroe. — Sumatra W.k. Goed hout. Komt in stukken van 8—9 voet lang en 1—1^ voet middellijn voor; s. g. 0,507, Geschikt voor beschieting. Z. VI, 63.

1012. Kajoe bowak. — Timor. Goed, doch niet sterk. Z. VI, 44.

1013. ,, djamboe oetan. — Timor. Komt in aard nabij iepenhout , doch is fijner van nerf. Het is schaarsch, niet scheurig, niet onderhevig aan vernieling door insecten , laat zich goed bewerken en zou welligt voor rondhout te gebruiken zijn. Afmeting gewoonlijk 10 el bij 1,50 el diam.; s.g. 0,750. Z. VI, 45.

1014. Kajoe dogian. — Sumatra. Van geringe waarde. I, 904.

1015. „ halaban.— „ W,k. Priaman. Hard hout, vast van nerf en goed te bewerken en te spijkeren. Duurzaam in zout water, niet in zoet. VI, 58.

1016. Kajoe kom. Timor. Heeft veel overeenkomst met perenhout

en schijnt een goed .timmerhout; groeit in lengten van 3 el en levert ligte krammers. Het scheurt en barst niet. Soort. gew. 0,937. Z. I, 1291. ^T, 43,

1017. Kajoe lemak. — Sumatra. Zonder waarde, I, 894.

1018. „ agong.— „ Van geringe waarde, I, 926.

1019. „ katimoen. — Timor. Enkel voor masten gebruikt. Stammen in diam, 1,25, lang 15 el. Hout sterk, veerkrachtig en taai, en tevens duurzaam bij afwisselende regen

11*

-ocr page 110-

81

en droogte. Schaars voorkomend. Z. I, 1279. VI, 46 (worteleind).

1020. Kajoe koela. — Timor. Fijn van nerf, deugdzaam, vrij hard,

sterk, taai en duurzaam. Het komt slechts in lengten van 3 el voor, Iaat zich goed bewerken, ook voor draaiwerk en is goed te spijkeren. Groeit gebogen en is daarom voor rondhouten misschien geschikt. Soort. gew. 0,629. Z. I, 1282 ? VI, 47.

1021. Kajoe lagan. — Sumatra W.k. Priaman. Hard hout, fijn en

vast van nerf, laat zich goed bewerken en spijkeren. Het is in zout water duurzaam, niet in zoet. Voor praauwen en huisbouw gebruikt. S. g. 0,810. Z. VI, 60.

1022. Kajoe loepan. — Sumatra. Voor huishouw. I, 914.

1023. „ madang sangit. — Sumatra Wk. Priaman. Sterk, doch niet veerkrachtig hout, in zoet water niet duurzaam. Komt voor in lengten van 25—30 voet. Goed te bewerken en te spijkeren en voor draaiwerk geschikt. Voor praauwen en huishouw gebruikt. S. g. 0,665. Z. VI, 62.

1024. Kajoe maranti (Hopea?) — Sumatra W. Priaman. Niet

duurzaam. Het hout komt veel voor in lengten van 30— 35 voet en 2 v, diam, S. g. 0.341, Z. VI, 61.

1025. Kajoe meira. — Timor. Voor scheepstimmerhout niet zeer

dienstig. Laat zich niet spijkeren en komt slechts in lengten van 6 el voor. Voor het overige een zeer goed hout, veel overeenkomst hebbende met mahonie en voor draaijerswerk geschikt. S. g. 0,593. Z. VI, 42.

1026. Kajoe noesoe (Barringtonia?) — Minahassa. IV, 66.

1027. „ ratue, — Sumatra, Heeft weinig waarde, I, 889.

1028. „ sawah. — „ „ „ „ I, 909.

1029. „ sepalat. — „ „ „ „I, 898*.

1030. „ soeloe. — Bangka. Goed timmerhout, I, 1044,

1031. Kalampan, — Borneo, De vruchten leveren lampolie. I, 1215,

1032. Kalisoet. — Bangka, Goed timmerhout. 1, 1008.

1033. Kaladan. — Borneo Z. O. Een graauw, los hout, niet zeer

duurzaam in water en minder bruikbaar. S. g. 0,712, Z. VI, 37.

-ocr page 111-

85

1034. Kaloedan (Evia sp. ?) — Sumatra. Voor velgen van karren.

I, 842.

1035. Kaloempang. — Celebes. Voor hechten van gereedschappen.

I, 1235.

1036. Kanoenang baoe. — Celebes. Timmerhout. T, 1237.

1037. Kapoedang. — Java. Voor den bouw van vaartuigen; de

vruchten üijn eetbaar. I, 705*.

1038. Kapoengel. — Sumatra. Voor huishouw. I, 916.

1039. Kapoer. — Sumatra Wk. Een fijn, goed gesloten hout, dat

voor sterk en duurzaam gehouden wordt. Het is scliaarsch, komt in geringe afmetingen voor en is moeijelijk af te voeren. S. g. 0,701. VI, 53 (wortel).

1040. Kanré tedong. — Celebes. Timmerhout. I, 1238.

1041. Karoya. — Java. Zonder waarde. 1, 706.

1042. Kasiwiug. — Bangka. Voor planken en meubelen. 1, 1205.

1043. Katanka. — Celebes. Timmerhout. I, 1240*.

1044. Katapas oetan. — Timor. Brandhout. I, 1294.

1045. Katapik. — Bangka. Goed timmerhout. I, 1003.

Katimoen. — Zie Kajoe Katimoen.

1046. Katonding. — Celebes. Voor praauwen, huisbouw enz. 1, 1239,

1047. Kowang. — Celebes. Timmerhout. I, 1236.

1048. Kelampa. — Bangka. Van geringe waarde. I, 1033.

1049. Kellar. — Java. Goed timmerhout. St. V, 101.

1050. Kembetjir. — Bangka. Voor planken. I, 1025.

1051. Kemendjing. — Java. Voor. huisbouw. I, 761.

1052. Kemit. — Java. Dit hout bezit een fijn gesloten vezel. Het

komt in vrij groote afmetingen voor en wordt voor huisbouw gebezigd, doch niet voor de deelen, die in den grond komen. Het scheurt niet, doch vergaat, versch gebruikt , vrij spoedig, v. M. II, 7 5.

1053. Kempenie. — Java. Voor huisbouw. I, 789.

1054. Kindjengan. — Java. Een goede houtsoort voor huisbouw,

meubelen en snijwerk. Het is schoon gevlamd en geschikt voor Europesche meubelen, v. M. I, 735*. II, 20.

1055. Kipoweh. — Java. Voor krisscheeden. I, 727.

1056. Kiroeng. — „ Goed timmerhout. I, 722.

-ocr page 112-

86

1057. Klampok. — Bangka. Voor planken. I, 1062.

1058. Kloeinpit. — Java. Goed timmerhout. I, 775.

1059. Kopdarang. — Sumatra. Tot geel verven van lijnwaden en

zijde. I, 843.

1060. Koedjoet langit. — Borneo. Meubelhout. I, 1206.

1061. Koekoeloe. — Java. Voor huishouw. De vruchten zijn eet

baar. I, 707.

1062. Koengkay. — Sumatra. Voor huishouw. I, 921.

1063. Koenir. — Oost-Java. De Slnrler. V, 77.

1064. Koentrok. — Java. Alleen voor brandstof. I, 794.

1065. Kolingan. — „ ,, „ „ I, 780. 1Ü66. Krikis. — Bangka. Voor werktuigen. I, 952.

1067. Ladang. — Bangka. Levert gutta om de naden van praauwen

digt te maken. I, 999.

1068. Lahoe. — Sumatra. Het hout heeft geene waarde, doch de

boom levert eene soort gutta (g. lahoe). 1, 897.

1069. Langkiran. — Sumatra. Voor stijlen van huizen. I, 845.

1070. Lanan poetih. — Borneo. Voor planken en gebindten van

woningen. I, 1194.

1071. Lanan tembaga..— Borneo. Voor planken en gebindten van

woningen. I, 1195.

1072. Landjie. — Java. Voor huishouw, meubelen, planken eu ge

reedschappen geschikt. Bezit opgewerkt een schoouen weerschijn en komt in voldoende afmetinsen voor. w. M. 1, 738. 11, 38.

1073. Langka. — Sumatra. Voor huishouw. I, 930.

1074. Lassie koeuing. — Molukken. Fraai meubelhout. 1, 1266*.

1075. Legen. — Java (Vooral Kadoe). Eeiie iijne soort, goed voor

gereedschappen en huishouw. 1, 737, II, 30.

1076. Lemangen. — Java. Geschikt voor huishouw. I, 791.

1077. Lemmek. — Java. Alleen voor brandstof. I, 776.

1078. Lemidieng. — Bangka. Voor huishouw. I, 958.

1079. Lemoedjoeng. — Bangka. Voor huishouw. 1, 970. 1080 Lempo. — Java. Alleen voor brandstof. I, 782

1081. Lendie. — „ Van weinig waarde. I, 772.

1082. Lepreh. — Voor huishouw. I, 774.

-ocr page 113-

87

lOSy, Lerah. — Java. Voor gereedschappen eu huishouw I, 740. 1084 Lereng. —- Sumatra, Voor huisstiilen. T, 831.

1085. Lerie. — Java. Voor huishouw, meubelen en gereedschappen.

Eene goede, ligt te bewerken houtsoort; komt in voldoende afmetingen voor, v. M. 1, 734, IT, 19.

1086. Lerok. — Java. Voor huishouw en grove gereedschappen.

Grof van vezel en middelmatig duurzaam, v. M. [T, 40.

1087. Lesnoe. — Java, Alleen voor brandstof. I, 754.

1088. Leting. — Bangka. Van geringe waarde. I, 1017.

1089. Letterhout. (Brosimmn Aubletii?), — Arabon. Bene prachtige

en voor de nijverheid zeer belangrijke houtsoort, geheel overeenkomende met het Westindisch letterhout. S, g. 1,250. S(. V, 25.

1090. Limpé, — Sumatra. Voor roeiriemen en planken. I, 943.

1091. Lirang. — Java. Voor huishouw, stijlen en gereedschappen.

I, 729*.

1092. Lisir. — Molukken. De Alfoeren vervaardigen kammen van

dit hout. I, 1273

1093. Loelampatie. — Borneo. Goed timmerhout. I, 1196,

1094. Loemoet. (Limnophila sessiliflora?) Java. Goede houtsoort

met grove losse vezel, TI, 97.

1095. Loloan, — Java Voor huishouw te gebruiken. I, 801.

1096. Longowodjo, — Java. Alleen voor brandstof. I, 786.

1097. Loto latang. — Celebes, Timmerhout, I, 1247.

1098. Lose. — Timor. Brandhout. I, 1313.

1099. Madang ajer. — Sumatra, Voor sawah-ploegen. I, 853.

1100. „ balam. — „ Voor planken. I, 865*.

1101. „ boeloekatja. — Sumatra. Voor dakribben. I, 864.

1102. „ boenga ame. — „ Voor planken, T, 858.

1103. „ danoem. — Borneo Z.O. Niet duurzaam; scheurt ligt en komt in geringe afmetingen voor. S. g. 0,838. Z. VI, 40.

1104. Madang hitam daren. — Sumatra. Voor huisstijlen en planken.

T, 835.

1105. „ ilam. — Sumatra Wk. Sterk en taai, doch niet

duurzaam in water. S. g. 0,721. VT, 57.

-ocr page 114-

88

1106. Madang kapoendoeng. — Sumatra. Voor ribben van steeiien huizen. I, 851.

„ koeliet manies. (Cinuamomum Culüawan ?)—Sumatra.

Voor huisstijlen. I, 872.

„ koeniet. —■ Sumatra. Voor scheepsbouw en meubelen. I, 819*.

„ koening. (Phoebe nitida BI.?) Sumatra. Voor dak-

ribben en stijlen. T, 861*.

„ landie. — Sumatra. Voor stijlen van huizen. I, 859. „ langoendie. — Sumatra. Voor onderliggers van padieschuren. I, 852.

„ mantarie langso, — Sumatra. Voor klankblokken. I, 871.

„ pangkat. — Sumatra. Voor huisstijlen. I, 834. „ pipie, — „ Voor planken. I, 848.

„ pirawe. — „ Voor dakribben. I, 863. „ poesoko. —- „ Voorstijlen van huizen.1,860\' „ rapoedahan. — „ „ „ „ „ 1,868. „ sada. — Sumatra. Voor planken. I, 856. „ sangit. — „ Wk. Goede houtsoort, die veelvuldig voorkomt, docli in zoet water niet duurzaam is. Gewone lengte 25—30 voet. Wordt voor praauwen en ook voor huishouw gebezigd, Iaat zich gemakkelijk bewerken en draaijen en goed spijkeren. S. g. 0,665. Z. VI, 62. 1120. Madang santoe. — Sumatra. Voor planken. I, 855.

1107.

1108.

1109.

1110. 1111.

1112.

1113.

1114. 11J5. 1116,

1117.

1118. 3119.

1121,

siaboe. —

n

n

„ I, 866.

1122.

n

sikoedjoer. -

p

n

huisstijlen. I, 829.

1123.

n

sitapong. —

~ ÏJ

»

„ en planken. I, 826.

1124.

»

soesoeu. —

n

n

planken en muurplaten.

I, 867.

1125.

»

talang. —

n

n

„ en dakribben. 1,869.

1126.,

»

taloer. —

n

scheepsbouw en meube-

len. 1, 818.

1127.

n

tan doe. —

Sumatra. Voor onderliggers van padie-

schuren. ]

[, 854.

1128.

n

tinganan. -

— Sumatra. Bijzonder voor muurplaten.

I, 870.

-ocr page 115-

89

1129. Madang tjapo. — Sumatra Voor onderliggers van padie-

schuren. I, 857.

Zie voorts Medang.

1130. Madelaug. — Sumatra. Voor planken, scheepsbouw en meu

belen. I, 820.

1131. Madjalelo kajoe. — Sumatra. Voor huisbouw en schepen.

I, 94.2*.

1132. Mahoei. — Borneo. Zeer deugdzaam timmerhout. I, 1192.

1133. Makaoh. — Timor. Voor sparren. I, 1319.

1134. Malawasil. — Molukken. Geschikt voor kniehouten. I, 1271. 1) 3.t. Malimikong. — Sumatra. Van geringe waarde. I, 923.

1136. Mame. — Timor. Voor huis- en praauwbouw. I, 1283.

1137. Mamparie. — Bangka. Voor planken. I, 1015.

1138. Mandang gadja. — Sumatra. Voor planken. I, 822.

1139. „ tapakoeda. — Sumatra. Voor planken. I, 824*.

1140. Mangie djapang. — Sumatra. Voor stijlen van huizen. T, 849.

1141. Mantawie. — Sumatra. Voor stijlen van huizen. T, 825.

1142. Mantroe. — „ Voor huisbouw. I, 932,

1143. Marabikang.— „ Voor huisstijlen. I, 850.

1144. Marantic. (Hopca?) — Sumatra. Voor planken en muurplaten.

I, 847.

1145. „ katoeko. — Sumatra. (Baros.) Een veel en in groote afmetingen voorkomende houtsoort. Zij heeft de kleur van mahonie en wordt in lengten van 20 el op 1% el dikte geleverd. Het hout is zeer list en niet duurzaam. S. s. 0,424. Z. VI, 50.

1146. Marapin. — Bangka. Voor huisbouw. I, 1048*.

1147. Marsigoe. — Celebes. Timmerhout. I, 1050.

1148. Marow. — Java. Een goede houtsoort met gelijke, fijne

vezel, duurzaam, tamelijk hard. Komt in middelmatige afmetingen voor en wordt voor huisbouw en huisraad gebezigd. v. M. II, 18.

1149. Masimpoer. — Bangka. Voor huisbouw. I, 1030.

1150. Masirok. — Bangka. Goed timmerhout. I, 1006.

1151. Matelia. — Timor. Brandhout. I, 1314.

1152. Mau. — Sumatra. Voor stijlen van huizen. I, 846.

12

-ocr page 116-

90

1153 Medang. — Sumatra. Voor planken en stijlen bij huishouw. I, 890.

1154. „ batoe. (Laurinea?) — Bangka. Voor huishouw en

praauwen. Zeer duurzaam. I, 953.

1155. „ helembang. (Laurinea?). Bangka. — Geschikt voor

beschotten I, 969,

1156. „ kapal. — Sumatra. Voor planken bij huishouw. 1,928.

1157. „ kemian. (Laurinea?) — Bangka. Voor vlotten. 1,1057*.

1158. „ kapalla loetong. — Bangka. Goed timmerhout. [, 1031.

1159. „ kokleh. — Bangka. Voor praauwen. I, 983.

1160. „ korien. — VII, 16.

1161. „ lagan. — Bangka. Voor huishouw. I, 1055*.

1162. „ lalap. — „ „ „ I, 1020.

1163. „ lalauw. (Laurinea?) — Bangka. Voor huisb. I, 1021. 1164 „ langoep. — Bangka. Goed timmerhout. I, 1022.

1165. „ lesak. — „ „ „I, 1037.

1166. „ lesso, — „ VII, 3.

1167. „ malie. (Laurinea?)—Bangka. Voor planken. 1,968*.

1168. „ mengharong. — Bangka. Voor planken. I, 1035*.

1169. „ oeher. — Bangka. Goed timmerhout. I, 979.

1170. „ perawas. (Laurinea?)— Bangka. Meubel-en timmer

hout. I, 984.

1171. „ pisang. (Laurinea?) — Bangka. Voor planken. I, 963

1172. „ poeti. — Bangka. Timmerhout. I, 1019*.

1173. „ proepoek.— „ Voor huishouw. I, 1013.

1174. „ rangas. — „ Goed timmerhout. I, 1039.

1175. „ sakang. — „ Best „ I, 989.

1176. „ sangka. — „ Voor huishouw. I, 920.

1177. „ sesar. — „ „ stijlen en planken. I, 977.

1178. „ seray. (Tetranthera banoana?) —Riouw. Voor huis-

en scheepsbouw. I, 949.

1179. „ soengaw. — Bangka. Geschikt timmerhout. 1, 954.

1180. „ soewoe — „ „ „ 1,988.

1181. „ tanah. (Laurinea?),—Bangka. Zeer goed, duurzaam

timmerhout. 1, 1038.

1182 „ tandoek. — Bangka. Voor masten en huishouw. I, 998.

-ocr page 117-

91

1183. Medang tang. (Laurinea?) — Bangka. Voor vaatwerk I, 991*.

1184. „ telor. „ „ „ huishouw.1,1056. IJ85. „ tjaboe. — Bangka. Voor praauwen. I, 990. 1186. „ tjengal. — Sumatra. „ „ en huisb. 1,929. T187. „ toendai. {Laurinea?) — Bangka. Goed timmerhout.

I, 1023.

1188. „ tompah. — Bangka. Voor vlotten, f, 3 058.

1189. Medjang koening. — „ Goed timmerhout. I, 982.

1190. Medjing of kimedjing. — Java Voor huishouw en grove

gereedschappen. I, 739.

1191. Mejong. — Celebes. Timmerhout. I, 1251.

1192. Memanjie. — Bangka. Voor planken. T, 1014.

1193. Memeak, — Timor. Voor geweerkolven. I, 1280.

1194. Mendoerin. — Bangka. Goed timmerhout. I, 1001.

1195. Meng kidjang. — Bangka. Goed timmerhout. I, 1026.

1196. Mengrawan batoe. — Bangka. Goed timmerhout. I, 985.

1197. „ boenga. — „ „ „ I, 951.

1198. „ djangoet. — Sumatra. Voor planken en huishouw. I, 891.

1199. Mengrawan telor. — Sumatra. Voor huishouw. 1, 902.

1200. Menkelekah. — Bangka. Gering in waarde. I, 1051,

1201. Menoer. — Bangka. Geschikt meubelhout. I, 972.

1202. Mentamben. — Bangka. Voor planken. I, 1000.

1203. Mentasak. — „ Timmerhout. I, 986.

1204. Mentedoeng. — „ Gering in waarde. 1, 1052.

1205. Mentingar. — „ Voor planken. I. 1061*.

1206. Mentoewie. — „ Goed timmerhout. 1, 1005*.

1207. Meranteh batoe. (Dipterocarpea). — Bangka. Duurzaam in

het water; geschikt voor stijlen en planken. I, 976.

1208. Meranteh paja. — Bangka. Voor masten en huishouw. I, 997.

1209. Merantie. — Sumatra. Voor huishouw enz. De bast tot

vezelstof. I. 941.

1210. Merhouw of Anglay. (Dalbergia sp.?) —Borneo Z. O. Voor

scheepsbouw kan dit hout niet in aanmerking komen. Zijne weinige duurzaamheid in zout water, de geringe afmetingen waarin het voorkomt en de weinige veerkracht zijn daarvan

12*

-ocr page 118-

92

de reueuen. Voor binnenbetimmering is het daarentegen wel geschikt; het is regtdradig, laat zich goed spijkeren en gemakkelijk bewerken. S. g. 0,765. Z. VI, 29.

1211. Merbouw tagan. — Borneo VV. K. Vrij hard en donker

bruin van kleur, als timmerhout bijzonder aanbevelenswaardig. Laat zich goed kloven en spijkeren en is duurzaam, ook in water. Door eene zekere daaraan eigenaardige vettigheid is het niet gemakkelijk te zagen. Het wordt voor scheepsbouw gebruikt, komt veelvuldig voor en in vrij aanmerkelijke afmetingen, doch is zeer moeijelijk te transporteren door gebrek aan gebaande wegen of gelegenheid tot afvoer te water. S. g. 1.034. Z. VI, 28.

1212. Merbouw tandoek. — Borneo, Pontianak. Ben fraai geslo

ten hout, dat voor den scheepsbouw zeer is aan te bevelen. Duurzaamheid in water, behoorlijk te verkrijgen afmetingen, sterkte en veerkracht bevelen het bijzonder aan. Als gebrek geeft men een slecht hart op, hetgeen mogelijk bezwaar kan geven bij het gebruik. Het komt veelvuldig voor, doch het transport is bezwaarlijk. S, g. 0.925. Z. VI, 26.

1213. Merbouw Sintang. Engley (daj.) — Sintang, Borneo. Bene

zeer goede houtsoort, als scheepstimmerhout aanbevolen. Zij is echter moeijelijk te zagen en te spijkeren. Zij laat zich overigens goed zwaluwstaarten en is ook voor draai-werk geschikt. S. g. 1.112. Z. VI, 25.

1214. Meripan. — Bangka. Voor planken. I, 1002.

1215. Mesloedi. — „ „ quot; I, 1036.

1216. Mesoe andang. — Bangka. Van geringe waarde. I, 1053.

1217. Mingrawan djangoet. ■—Sumatra. Voor planken en huisbouw. ■ I, 891.

1218. Mingrawan telor. — „ „ „

I, 902.

1219. Mlindjoe. — Java. Ben boom van middelbare afmetingen;

komt niet veelvuldig voor en wordt voor verschillende doeleinden gebezigd, v. M. 11, 81.

1220 Mlowo. — Java. Voor huisbouw en gereedschappen, v. M.

II, 41.

-ocr page 119-

93

1221. Modang. — Sumatra. Voor huishouw en auder gebruik.

I, 939.

1222. Moehoer. Boenhoer. — Borneo Z. O. Een goed timmerhout,

dat, gepolitoerd, een fraaije gele kleur verkrijgt. Het komt voor in afmetingen van 12—15 el en 1.20 el dikte, hetgeen éene aanbeveling is. Het laat zich gemakkelijk bewerken en is duurzaam, zoo in zout als in zoet water. Het levert krommers en knieën. S. g. 0.653. \'L. quot;VI, 36.

1223. Moesarai. — Sumatra. Padang Z.-Afd. Een hard, sterk,

doch niet veerkrachtig liout. wel onderhevig aan scheuren. Het is in zout water niet duurzaam, doch heeft geene bepaalde gebreken, en kan voor binnenbetimmering gebruikt worden. De hoeveelheid is groot, doch de aanvoer moeijelijk. S. g. 0.645. Z. VI, 64.

1224. Moetoe. — Sumatra. Voor huisstijlen. I, 828.

1225. Moewaak. —.Java. Alleen voor brandstof. I, 790.

1226. Monro. — Celebes. Timmerhout. I, 1249.

1227. Moyo. — Java Alleen voor brandstof. I, 790.

1228. Naai mame. — Timor. Brandhout. I, 1289.

1229. Nangka Salak. — (Artocarpus?) Java. Het hout is zonder

waarde; de vruchten worden gegeten, I, 799.

1230. Ngeliling. — Java. Slechts voor brandstof. I, 800.

1231. Nisoeng. — Timor. Brandhout. 1, 1308.

1232. Nitas. — „ „ t, 1307.

1233 Njatoe balam. — Sumatra. Voor onderliggers van planken vloeren. I, 876. ,

1234. Njatoe biendaloe. — Sumatra. Voor muurplaten en onder

liggers. I, 880.

1235. Njatoe indagan. — Sumatra. Voor onderliggers van planken

vloeren. I, 874.

1236. Njatoe oedang. — Sumatra. Voor dakstoelen van huizen.

1, 879.

1237. Njatoe siminei. — Sumatra. Voor hoofdstijlen „ „

I, 875.

1238 Njatoe soedoe soedoe. —Sumatra. Voor muurplaten. I, 881. 1239. „ soeto. — Sumatra. Voor stijlen van huizen. I, 878.

-ocr page 120-

94

1240. jSIjatoe tambiloe. — Sumatra, Voor vloeren. I, 877*.

1241. Noeria, — Celebes. Timmerhout. I, 1253*.

1242. Nonasa, — „ „ ■ I, 1254.

1243. Obak. — Bangka. Voor huisbomv. I, 959.

1244. Oebar lingka, — Goed timmerhout. I, 1007.

1245. Oeloe, — Java. Allean voor brandstof. I, 765.

1246. Oeris. — Bangka Goed timmerhout, I, 980.

1247. Oetang oetang. — Celebes. Timmerhout I. 1255.

1248. Padang. — Java. Voor scheeden van krissen zeer gezocht.

I, 766.

1249. Pahoeng. — Bangka. Goed timmerhout. I, 957.

1250. Palanké. — Celebes. Timmerhout, I, 1276.

1251. Pamatassan. — Sumatra. A/oor vloeronderliggers. I, 883. 1232. Pampaning. — (Quercus sp. ?). Borneo. Voor planken voor

beschotten van zolderingen, I 1201.

1253. Pantoeng. — Borneo, Voor praauwen. I, 1208.

1254. Papa. — Timor. Voor huishouw. I, 1284.

1255. Parahrol, — Java. Zonder gebruik I, 713

1256. Pasoler. — Timor. Voor huishouw. I, 1295.

1257. Pelempah, — Java. Het hout wordt voor inlandsche zadels

gebezigd. De vruchten zijn eetbaar, I, 759.

1258. Punalar koening. — Sumatra. Van geringe waarde. I, 917.

1259. Pengoeng. — Java Voor huishouw, stijlen en gereedschap

pen. I, 730.

1260. Pinago. — Sumatra W. K. Een hard, sterk hout, dat niet

scheurt en in water zoowel als op droo^e plaatsen duurzaam is. Het blijft dit echter niet als het bij afwisseling nat en droog is. Het levert kromhouten, lang 4, dik 0.50 el. Het wordt alleen voor scheepsbouw gebruikt. S. g. 0.482. Z. VI, 52 (tak).

1261. Plangas. — (Tetractinostigma microcalyx Hssk. ?) Bangka.

Gering in waarde. I, 1050.

1262. Poeding rimbo. — Sumatra Voor huisstijlen. I, 882.

1263. Poeloe. — Java. Van geringe waarde. I, 770.

1264. Poengoer didik. — Bangka. Voor huishouw. 1, 1029.

1265. Poetie, — Molukken. Voor planken van huizen. I, 1269.

-ocr page 121-

95

1266. Pola. — Celebes. Timmerhout. I, 1257.

1267. Polan. — Java. Alleeu voor brandstof; de vrucht dient tot

geneesmiddel. I, 756,

1268. Poli asa. — Celebes. Timmerhout. I, 1258.

1269. Polle. — Timor. Brandhout. I, 1286.

1370. Pongie. — Celebes. Timmerhout. I, 1259.

1271. Posoeng. — Bangka. Voor vlotten. I, 1059.

1272. Poto. — Celebes. Timmerhout. T, 1260.

1273. Pra doeng. — (Elaterospermum ?). Bangka. Geschikt tim

merhout. 1, 964.

1274. Eabah. — Sumatra. Voor huishouw. I, 906.

1275. Eaboelang. — Sumatra. Voor huishouw. I, 888.

1276. Rama. — Bangka Van geringe waarde. I, 1032.

1277. Rambey Palembang. —Borneo. Goed timmerhout. I, 1214.

1278. Rambey hoetan. — Borneo. Eijn hout, waarvan inlandsche

muziekinstrumenten worden vervaardigd. I, 1213.

1279. Rantou toea. — Sumatra. Voor ploegen en timmergereed

schappen I, 884.

1280. Rassak. — Borneo Z. O. Komt slechts tot eene lengte van

5 el en dikte van gem. 0.25 el voor, is niet zeer duurzaam en scheurt gemakkelijk. Het laat zich overigens goed bewerken en wordt voor sterk , doch weinig veerkrachtig gehouden. S. g. 0.712. Z. VI, 38.

1281. Rawat. — Sumatra, Voor huishouw. I, 910.

1282. Remanka. Bangka. Levert prachtige masten. I, 978.

1283. Remoe bok. — Bangka. Voor planken. I, 965.

1284. Remoempol. — „ Goed timmerhout. I, 1042.

1285. Resak padang. — „ „ „ I, 962.

1286. „ sianten. — „ „ „ I, 971.

1287. Riraboe boeroeng. — Bangka, Goed timmerhout. I, 1043. 12,88. Ririk. — Borneo, Zeer deugdzaam timmerhout. I, 1193. 1289. Roehoeng. — Borneo Z. O. Komt veelvuldig voor, doch is

lastig te transporteren, daar het voornamelijk op heuvels, doorgaans ver van water gelegen, groeit. Het is een zacht hout, veel overeenkomst hebbende met linden-, berken-of wilgenhout; de losheid van het monster doet veronderstellen dat het ligt broeit. S. g, 0.576. Z. VI, 33.

-ocr page 122-

90

1290. Roenantan. — Sumatra Voor huishouw. I, 905.

1291. llondol. — Java. Alleen voor brandstof. I, 793.

1292. Koto Roto. — Celehes. Timmerhout. I, 1261.

1293. Roejang. —- Sumatra. Voor huishouw. I, 918.

1294. Saga. — Bangka. Goed timmerhout. T, 1027.

1295. Sakee. — Java. Voorhuishouw. De vruchten zijn eetbaar.1,714.

1296. Salanoe. — Timor. Brandhout. I, 1316*.

1297. Sampang. — Java. Voor \'t bouwen van loodsen. I, 773.

1298. Sapal. — Java Alleen voor brandstof. I, 767. J299. Selampiet. — Bangka. Goed timmerhout. I, 960. 1300. Mata koerong. — Bangka Timmerhout. I, 967. 13U1. Semaram. — Riouw Voor huishouw. I, 947.

1302. Sengoeng. — Java Schoone en duurzame, doch zware hout

soort, voor huishouw, stijlen enz., somwijlen voor gereedschappen gebezigd; voor dit laatste doel echter wat zwaar. Komt in voldoende afmetingen voor. v. M. II, 11.

1303. Senoek. — Java. Heeft een vrij fijne, lange vezel en is

sterk en veerkrachtig, doch volgens opgaven der inlanders niet duurzaam. Komt niet menigvuldig, doch in voldoende afmetingen voor en vindt velerlei toepassing in de Javaansche nijverheid. «. M. II, 86.

1304. Seraja. — Riouw. Voor huishouw. I, 946.

1305. Serapat. — Borneo. Goed voor schutwerk bij huishouw, 1,1197.

1306. Seroek. — Bangka. Timmerhout; ook voor scheepsbouw.

I, 961.

1307. Si djangkang. — Sumatra. Voor huisstijlen. I, 827.

1308. Si limpo. — „ „ „I, 836.

1309. Sinoeroeng. — Celehes. Timmerhout. I, 1244.

1310. Si param. — „ „ kisten. I, 830.

1311. Si tangelimai kasser. — Sumatra. Timmerhout. Voor cylinders

van suikermolens. I, 885*.

1312. Si parkas. — Sumatra. Voor huishouw en ander gebruik.

I, 940.

1313. Sipat. — Java. Alleen voor brandstof. I, 795.

1314. Soegie manai. — Celebes. Vooral voor kleine praauwen.

I, 1262.

-ocr page 123-

07

1315. Soehoel Soehoel. -—- Sumatra. Voor huishouw. De bladen

leveren een geneesmiddel tegen koorts. I, 934*.

1316. Soembar — Borneo. Van geringe waarde. T, 1203.

1317. Soempang. — Borneo. Voor kasten, tafels en andere meu

belen. I, 1202.

1318. Soending. — Bangka. Goed timmerhout. I, 1016.

1319 Soengkay. (Peronema eanescens?) — Sumatra. Voor huis-bouw. I, 931.

1320. Soetie. — Timor. Brandhout. I, 1317*.

1321. Solo. — Bangka. Voor sleepriemen en scheppers. I, 992*.

1322. Sonket Sonket. — VIT, 10.

1323. Soreh. — Timor. Brandhout. T, 1283.

1324. Tadoek. — Timor. Brandhout. I, 1302.

1325. Tagegoe. — Sumatra. Voor huisbouw. 1, 893.

1326. Tahala. — „ Het hout heeft geene waarde. Op deze

boomen nestelen bijen. I, 892.

1327. Taloentoe. — Minahassa. IV, 60.

1328. Tamhaloem. — Sumatra. Voor huisbouw. I, 924*

1329. Tandjang. (Bruguiera eylindrica?) — Java. Van geringe

waarde. I, 769.

1330. Tanga. — Timor. Brandhout. I, 1290.

1331. Tangil of Lahoesor. — Molukken. Brandhout. T, 1272.

1332. Tapie limo manie. — Sumatra. Voor muurplaten, I, 886.

1333. Tekam. Tekem. — Borneo W. K. Montrado. Komt in vrij

groote afmetingen en veelvuldig voor en is gemakkelijk aan te voeren. Beveelt zich door het uiterlijk aan. S. g. 0,829. Z. VI, 23.

1334. Tekroe. — Sumatra. Voor huisbouw. I, 908.

1335. Tengah-geer. — Bangka. Voor vlotten. I, 955.

1336. Terdoe. — Borneo W. K. Montrado. Komt overeen met

Tekam. Laat zich door zijne hardheid niet spijkeren en kan dus alleen voor liggers en binnenbetimmering in aanmerking komen. S, g. 0,951. Z. VI, 22.

1337. Tiemol. — Java, Alleen voor brandstof. I, 752.

1338. Tinro Tinro. — Celebes, Timmerhout. I, 1265.

1339. Tjakak. — Bangka Goed timmerhout. I, 1009.

13

-ocr page 124-

98

1340. Tjalangauw. — Bangka. Gering in waarde. 1, 1049*.

1341. Tjamba. — Celebes. Levert smakelijke vrachten. T, 1263.

1342. Tjinoe. — VIT, 20.

1343. Tjipede ajer. — VII, 4.

1344. Tjoebadak oetan. — Sumatra. Voor meubels. I, 887.

1345. Tjodokang. — Celebes. Timmerhout. I, 1264,

1346. Toeik. — Timor. Brandhout. I, 1318.

1347. Toemih. — Timor. Voor blokken van rijststampers. I, 1209.

1348. Toendjoeng. — Java. Als Loemoet. II, 94.

1349. Toepie. — Timor. Voor huisbomv. I, 1292.

1350. Toetoe pantjoor. — Java. Alleen voor brandstof. I, 757.

1351. Tonger of Poengei. — Sumatra. Levert goede planken voor

huishouw. I, 936.

1352. Trotoep. — Java. Alleen voor brandstof. I, 760.

1353. Wadiran. — „ Voor huishouw en gereedschappen. I, 742.

1354. Wadoe. — „ Alleen voor brandstof. I, 788.

1355. Wahrong.— „ „ „ „ I, 764.

1356. Wangoon.— „ Het hout heeft geene waarde; de bladen

dienen tot spijs. I, 768.

1357. Welahan. — Java. Voor huishouw en grove gereedschappen,

doch weinig geacht. Wordt door insecten aangetast. I, 745. II, 46.

1858. Weronbon. — VIT, 4.

B IJ V O E G S E L.

1359. Hoeroe hodas (sund.). Wetenschappelijke naam onbekend.—

Java (Bandoeng). Eene fraaije witte houtsoort met zwarte aderen geteekend. Bijdrage van £. W. van Oorhom.

1360. Irina glabra BI. — (Sapindaceae). Inl. Ki lengsar, Lany-

sir of Laiujsier (sund). Sunda-Archipel. G. B. Het hout is zeer vast en voor huishouw geschikt. De schors dient tot geneesmiddel; de zaden bevatten olie. Miq. C. I, 514.

-ocr page 125-

99

1361. Irina spec. — Tmoan. Molukken. G. B, Voor huisbouw,

maar weinig geacht. C. I, 515.

1362. I. spec. — Lemah. Celebes. G, B. Voor verschillende mate

rialen bij huisbouw. C. I, 516.

1363. Langoting. — Wetensch. naam onbekend. Celebes. Voor

huisbouw C. I, 1243.

1364. Linoeroeng. — Wetensch. naam onbekend. Celebes. Tim

merhout. C. I, 1244.

1365. Pterocarpns santalinus L. — (Papilionaceae). Inl. Tjendana

meira of Eood Sandelhout. Benkoelen. Een zeldzame boom van geringen omvang en bogtig van stam. Het hout is donker roodbruin gevlamd en ijzerhard, digt en warrig van weefsel. Het wordt afgeschrapt gebezigd als geneesmiddel tegen buikziekten. Verz. de Slurler.

1366. Schmidelia racemosa L. — (Sapindaceae). Inl. Ijoekilan of

Kajoe Tjoehilan (jav.). Oost-Java, veelvuldig. Mui. H-Van het gladde weeke hout worden stokken gesneden, waaraan de inlanders eene bijgeloovige waarde hechten, als zouden die stokken de slangen verdrijven. Bijdr. W. C. Mauve.

1367. Strychnos colubrina W. en S. ligustrina BI. — (Logania-

ceae). Inl. Kajoe oelar (mal,). Bidara laul (sund.). Ook Slangenhout genoemd. Molukken, Rotti, Timor, Bali, Oost-Java. Volgens Miquel moeten beide soorten tot S. muricata Kostel. worden gebragt, volgens Teysmann zijn beide verschillende soorten. Het bittere aftreksel van het fijngeschrapte hout is een in Ned.-Indië algemeen gebruikt geneesmiddel tegen buikziekten, enz. Ook wordt het aftreksel verkregen in uit het hout gesneden bekers. Dit geneesmiddel verdient welligt in Nederland grooter waardeering. Bijdragen W. J. JE. Smissaert en ./. M. Teysmann.

13*

-ocr page 126-

ALGEMEEN REGISTER DER INLANDSCHE NAMEN,

met verwijzing naar de wetenschappelijke namen, voor zoover die bekend zyn en verder naar de nummers van den Catalogus.

VERKLARING DEK VERKORTINGEN.

Amb...............................Ambon.

Bal................................Bali.

Ban................................Bangka.

Band...............................Banda.

Bim........................... ... .Bima.

Boer...............................Boeroe.

Bor................................Borneo.

Cel.................................Celebes.

Daj................................Dayaksch op Borneo.

J..................................Javaanseh.

Jap................................Japanneeseii.

Lam...............................Lampongs (Sumatra).

Ley................................Leytimor.

M.................................Maleiscli.

Mad...............................Madureesch.

Mak................................Makassaarsch.

Man...............................Mandhelingsch (Sumatra).

Men................................Menado.

Mol................................Molukken.

N, G..............................Nieuw Guinea.

Ri.................................Riouw.

S..................................Sundaneesch.

Sol.................................Solor.

Sum................................Sumatra.

Ter................................Ternate.

Tid................................Tidore.

Tim................................Timor.

Ton................................Tonseasch (in Menado).

-ocr page 127-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Aai sapial. — Mol............................................ 891.

Abang. — Bor............................................... 892.

Afé. Aül. — Tim. Hymenodictyon timoranum................... 4:2}.

Affo. — Ter. Hernandia sonora................................ ^90.

Aga. — Ton. Pterocarpus indicus.............................. 663.

Agong (Kajoe). — Sum....................................... 893.

Aiiatoe. — Amb. Hernandia sonora............................ 390.

Aimiri. — Boer. // quot; ............................ «^90.

Alaban. — M. Vitex pubescens................................ 870.

V. sp......................................... 874.

// koenjiet. — M. V. sp.................................. 874.

Aliem. — Sum. Aquilaria Agallocha............................ 6i.

Aioepang. — Gel............................................. 895.

Amara. — Cel............................................... 896.

Ambaloe. — Ban. Dysoxylon acutangulum....................... 260.

Ambatjang of Ambatsjan. — M. Mangifera foetida................ 490.

Amberlang — Sum........................................... 897.

Ambiet. — S. Monoceras lanceolatum........................... 538.

Ambit. — S. Elaeoearpus angustitolius.......................... 271.

Ambo (Kajoe). — M. Sum. Podoearpus eupressina............... 648.

Ampalé. - M. Sum. j ^ ........................... al5.

Am plas. — M. S. J . ?

Ampas. — Ban............................................... 898.

Andaloli. — M. Morus indica................................. 542.

Ande Andé. — J. Grewia oblongifolia.......................... 369.

Andé of Andeh. — J. Antidesma diandrum...................... 59.

Angajang (Angajin). — Mak. Inoearpus edulis................... 423.

Anggroeng. — S. J. Sponia velutina........................... 760.

Anglay. — Bor. Dalbergia sp................................. 232.

Angray. — Sum.............................................. 899.

Angriet. — S. Nauelea laneeolata............................... 575.

Angsana. — S. M. Pteroearpus indicus......................... 663.

Ani. — Amb. Pangium edule.................................. 603.

Anonak. — Tim.............................................. 900.

Antarsa. — M. Tetranthera eitrata.............................. 818.

Antjar. — J. Antiaris toxiearia................................ 53.

Apedoe. — Cel. Ficus sp..................................... 323.

Apokat of Apoekat. — (M. ?) Persea gratissima................... 624.

Aram moeda. — M. Maba Ebenus.............................. 489.

A. troewa. — M. // quot; ............................. 489.

Arang. — M. Ri. quot; quot; ............................. 488.

Arang Arang. — Ban........quot;■................................. 901.

-ocr page 128-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Aras. — Cel. Duabanga moluccana,..........................................................255.

Aringin. — J. Cassia montana..................................................................173.

Aripoengoe. — Cel. Planchonia sp............................................................648.

Aroi kilalaki. — S. Artabotrys suaveolens..............................................69.

Asoer. — Mol. Podoearpus Rumphii........................................................652.

Assem of A. djawa. — M. Tamarindus indica....................................794.

Atedoe. — Ton. Guettarda sp....................................................................372.

Atoen lahoet (laut). — M. Heritiera littoralis........................................389.

A war Awar. — J. Eicus septica................................................................321.

Baban. — M. Sum. Parinarium sumatranum..........................................612.

Babie koeroes. — M. Eurycoma longifolia................................................298.

Badjoer. — Ban. Pterospermum sp............................................................676.

Bado. — Mak. Sehleicliera trijuga............................................................736.

Bac. — Cel....................................................................................................902.

Baieh. — Mad. Adenantliera pavonina......................................................7.

Bajoer boenga. — M. Cassia sp................................................................175.

quot; sipoeloet. — Sum. Pterospermum sp............................................677.

Bajoor kalang. — Sum. // //............................................675.

// lang. — Sum. Hopea? .................................418.

u pepit. — Sum. // ? ..................................................................419.

Bakah. — Sum..............................................................................................903.

Bakasi. — Ban..............................................................................................904.

Bakauw of Bakoe. — J. Rhizopliora eonjugata......................................705.

Bakko of Bakoe. — M. Bruguiera Rumphii........................................118.

Bakbahan. — Mand. Monoceras palembanieum......................................540.

Balam tembaga. — Sum. Isonandra Gutta..............................................428.

Balang. — Sum............................................................................................905.

Balem. — Sum. Sapotacea sp....................................................................721.

tan oek. j— sum Ceratopliorus Leerii..........................................192.

// tjaben. )

// troeng. — C. sp..................................... .. 194.

Baloe. — Ban................................................................................................906.

Balom boenga. — Ri..................................................................................907.

Baloeng (Kajoe). _ ^................................................^

Balangah. \\

Baloen adoek of anjoek. — S. Polyalthia spec....................................654.

Balom. — Ri................................................................................................908.

Banaai. — Tim............................................................................................909.

Bangalan. — Sum..........................................................................................910.

Bangbang. — Sum. Dipterocarpus sp........................................................252.

Bangkal. — Daj. Nauelea sp......................................................................580.

Bangkal. ~ Mad. Albizzia sp....................................................................24.

102

-ocr page 129-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Bangkiray. — Bor. Hopea sp....................................................................403.

Bangley. — Sum............................................................................................913.

......................................................................................................911.

- Cel..............................................912.

Banio. — Sum............................. ..................................914.

// sapie oedang. — Sum..................................................................915.

Banitangoer. — Bor. Laurinea sp... .......................................................458.

Bankala. — Cel..............................................................................................916.

Bankil. — M. Rhizophora conjugata..........................................................705.

Banko talloengai. — Cel.........v..........................................................917.

Bantjoeng. — M. Sum. Parinarium sumatranum....................................612.

Baoe (Kajoe). Cel..........................................................................................918.

Baoek. — Tim..............................................................................................919.

Bapa (Kajoe). — Mol. Hopea selauica......................................................398.

Barangan. — Sum. Castanea brevieuspis..................................................177.

Barekbek..........................................................................................................920.

Baringin. — M. Sum. Urostigma Benjaminum........................................845.

Baroe. — M. Mad. Hibiscus tiliaeeus........................... 391.

Baroemboeng. — Sum. Nauclea oxyphylla................................................578.

Baroes. — Amb. Cassia javaniea................................................................171.

Bataug moesang. — Sum............................................................................921.

Batjang (Bafjan). — M. Amb. Mangifera foetida..................................490.

Batnaha. — Tim............................................................................................922.

Batoe. — Ban. Homalinum graudifiorum..................................................395.

Bayang of Ipie. — Cel. Intsia amboinensis............................................424.

Bayoe. ^ — M. Pterospermum Blumeanum..........................................671.

Bayoer. | — S..............................................................................................671.

Bebeker. — Ban............................................................................................923.

Bebesahran. — S. Morus indica..............................................................542.

Behlian. — Bor. Eusideroxylon Zwagerii..................................................299.

Beka Beka. — Sum. Dysoxylon lampongum............................................262.

Belanta — Bor..............................................................................................924.

Beleh ketehbeh. — S. Eehinoearpus Sigun..............................................268.

Belo-itam. — Amb. Cargilia maritima......................................................162.

Bendah. — S.) .

Bendo J ^ Artoearpus Blumei............................................................71.

Benger, — S. Lagerstroemia ovalifolia......................................................452.

Benitan (Banitangoer). — Bor. Laurinea sp............................................458.

// — M. Monoeeras palembanicum....................................................540.

Benoang. — Sum. Oetomeles sumatrana..................................................597.

Beo. — Tim..................................................................................................925.

Berambong. — Ban. Unearia eurhyneha..............................843.

103

-ocr page 130-

ALGEMEEN REGISTEK.

No.

Aras. — Cel. Duabanga moluccana,..........................................................255.

Aringin. — J. Cassia montana..................................................................173.

Aripoengoe. — Cel. Planchonia sp............................................................643.

Aroi kilalaki. — S. Artabotrys suaveolens..............................................69.

Asoer. — Mol. Podocarpus Rumphii........................................................652.

Assem of A. djawa. — M. Tamarindus indica.^..................................794.

Atedoe. — Ton. Guettarda sp....................................................................372.

Atoen lahoet (laut). — M. Heritiera littoralis........................................389.

A war A war. — J. Eieus septiea.......................................................321.

Baban. — M. Sum. Parinariun» sumatranum..........................................612.

Babie koeroes. — M. Eurycoma longifolia................................................298.

Badjoer. — Ban. Pterospermum sp............................................................676.

Bado. — Mak. SehleicUera trijuga............................................................736.

Baë. — Cel............................................................................................902.

Baieh. — Mad. Adenanthera pavonina......................................................7.

Bajoer boenga. — M. Cassia sp................................................................175.

// sipoeloet. — Sum. Pterospermum sp............................................677.

Bajoor kalang. — Sum. // //............................................675.

// laug. — Sum. Hopca? ................................418.

u pepit. — Sum. // ? ..................................................................419.

Bakah. — Sum..............................................................................................903.

Bakasi. — Ban..............................................................................................904.

Bakauw of Bakoe. — J. Rhizopliora eonjugata......................................705.

Bakko of Bakoe. — M. Bruguiera llumphii........................................118.

Bakbahan. — Mand. Monoeeras palembanieum......................................540.

Balam tembaga. — Sum. Isonandra Gutta..............................................428.

Balang. — Sum............................................................................................905.

Balem. — Sum. Sapotacea sp....................................................................721.

// tandoek. i , T .. ^

. . . f— Sum. Ceratophorus Leerii..........................................192.

// tjabeh. i 1

u troeng. — C. sp..............................................................................194.

Baloe. — Ban................................................................................................906.

Balom boenga. — Ri..................................................................................907.

Baloeng (Kajoc). , _ 5 ^........................

Balangali. \'

Baloen adoek of anjoek. — S. Polyalthia spec....................................654.

_ Balom. — Ri................................................................................................908.

Banaai. — Tim............................................................................................909.

Bangalan. — Sum..........................................................................................910.

Bangbang. — Sum. Dipteroearpus sp........................................................252.

Bangkal. — Daj. Nauelea sp......................................................................580.

Bangkal. ~ Mad. Albizzia sp....................................................................24.

102

-ocr page 131-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Bangkiray. — Bor. Hopea sp....................................................................403.

Bangley. — Sum............................................................................................913.

Bango..............................................................................................................911.

Bangoro. — Cel...............................................................912.

Banio. — Sum..............................................................................................914.

// sapie oedang. — Sum..................................................................915.

Banitangoer. — Bor. Laurinea sp... .......................................................458.

Bankala. — Cel..............................................................................................916.

Bankil. — M. Rhizophora conjugata..........................................................705.

Banko talloengai. — Cel.....................................................................917.

Bantjoeng. — M. Sum. Parinarium sumatranum....................................612.

Baoe (Kajoe). Cel..........................................................................................918.

Baoek. — Tim..............................................................................................919.

Bapa (Kajoe). — Mol. Hopea selaniea......................................................398.

Barangan. — Sum. Castanea brevieuspis..................................................177.

Barekbek..........................................................................................................920.

Baringin. — M. Sum. Urostigma Benjaminum........................................845.

Baroe. — M. Mad. Hibiscus tiliaceus........................... 391.

Baroemboeng. — Sum. Nauclea oxyphylla........................ 578.

Baroes. — Amb. Cassia javaniea................................................................171.

Batang moesang. — Sum............................................................................921.

Batjang (Batjan). — M. Amb. Mangifera foetida..................................490.

Batnaha. — Tim.............................................. 922.

Batoe. — Ban. Homalinum graudiflorum......................... 395.

Bayang of Ipie, — Cel. lutsia amboinensis............................................424.

Bayoe. i — M. Pterospermum Blumeanum..........................................671.

Bayoer. ) — S..............................................................................................671.

Bebeker. — Ban............................................................................................923.

Bebesahran. — S. Morus indica..............................................................542.

Behlian. — Bor. Eusideroxylon Zwagerii..................................................299.

Beka Beka. — Sum. Dysoxylon lampongum............................................262.

Belanta — Bor..............................................................................................924.

Beleh ketehbeli. — S. Echinocarpus Sigun..............................................268.

Belo-itam. — Amb. Cargilia maritima......................................................162.

Bsndali. — S.| . ,

Bendo J ) Artocarpus Blumei............................................................71.

Benger. — S. Lagerstroemia ovalifolia......................................................452.

Benitan (Banitangoer). — Bor. Laurinea sp............................................458.

// — M. Monoceras palembanieum....................................................540.

Benoang. — Sum. Octomeles sumatrana..................................................597.

Beo. — Tim..................................................................................................925.

Berambong. — Ban. üncaria eurhyncha..............................843.

108

-ocr page 132-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Beranakan. — Bor...........•..................................................................927;

Berantie. — Sum. Hopca sp......................................................................405.

Berassan..........................................................................................................928.

Beren..................................................................................................................929.

Besaaran. — S. Moras indica...........................................................542.

Besic. — Ban. Intsia palembanica en amboinensis............ 424—427.

Betinah. — Tim..........................................................................................930.

Betoor. — Ban..............................................................................................931.

Bidara. — S. M. Zizyphus Jujuba............................................................889.

// laut. — S. M. Stryclmos colubrina. S. ligustrina........(bijv.)

Biedjietan of Biesietan. Lanshim domesticum............................................455.

Bientangoer. — Sum. Calophyllum sp...................... 140, 145.

/\' batoe............ // lanigerum........................................141.

// boenga.......... quot; sp......................................................147.

if djalai............ quot; quot;......................................................148.

/\' djangkai......... quot; quot;......................................................151.

n mera............ » quot;......................................................150.

// oendjam......... quot; quot;......................................................152.

n poetie........... quot; //......................................................153.

n priet............ quot; plieipes............................................142.

// of Bewakak...... quot; Sulatri?..........................................344.

Bientaro. — Mad. Wrightia Javanica......................................................877.

Bientinoe boddas of Bientanoe. — S. M. Visenia indica......................8G6.

Bientoengan. — M. Sum. Bisehoffia javanica..........................................104.

Bi(i. — Ter. Hernandia sonora..................................................................390.

Bilalang bassie. — Cel. Cassia sp..............................................................176.

Binasie. — Sideroxylon attenuatum............................................................74G.

Bindjay. — Sum. Mangifera Kemanga......................................................505.

Bingloe..............................................................................................................932.

Binsinoe of Bintanoe. — S. M. Hernandia sonora..............................390.

Bintangoro. — Cel........................................................................................933.

Bira Bira. — M. Callaeocarpus sp............................................................133.

Bisoro hidung. — S. Eieus scaberrima.............................31G.

Bissie. — Amb. Nania vera......................................................................573.

Blambang telor. — Sum..............................................................................934.

Blangiran. — Bor. Hopea sp......................................................................404.

Bleketimbi. — S. Echinocarpus Sigun......................................................268.

Bliembieng. j _ M. Averrhoa Bilimbi..............................................94.

// oeioe. S

Boak. — Tim..............................................................................................935.

Bobbi. — Ter. Pangium edule..................................................................603.

Boboa. — Tim........................................................................936.

104

-ocr page 133-

ALGEMEEN REGISTER. 105

No.

Boboenie. —Tim. Cassia megalantha........................... 170.

Bobosscran. — S. Morus indica.............................. 542.

Bodic. — Sum. Carumbium populifoliuin......................... 164.

Boca pala. — M. Myristica fragrans............................ 549.

n tjoepa. — M. Picrardia daleis............................. Ö32.

Boedengan...................................................•

Boegies. — Cel. Rhus sp...................................... \'10-

Boeih. — Tim................................................

Boekoe (Kajoe-). — M. Pterocarpus saxatilis. Wortel hout...... 606.

Boelagem. — Tim............................................

Boelan. — Bor. Barringtonia sp................................ ^1-

Boelang Boelang. — Sum.....................................(^0-

Boelie. — Cel. Xyloearpus sp......,............................ S84.

Boelien. — Eusideroxylon Zwagerii............................. 299.

I Artoearpus veuenosa............................ 82.

Boeoe. . j Urostigma altissimum............................

Boenda of Boeda. — S. Artoearpus elastiea..................... 73.

Boeuga batoe. — Cel.......................................... 941 .

Boenga Boenga. — Cel....................................... $4:2.

Boeugboelaug. — S. M. Premna tomeiitosa..................... 659.

Boengli. — M. J. Calosanthes indiea........................... -1^2.

Boeugoer. — S. M. Lagerstroemia Reginae...................... 4.51.

Boenhoer, zie Moehoer.........................................

Boenjauw. — Bau. Aglaia tomentosa............................ 17.

Boenjoek. — Bau............................................

Boeno. — Cel................................................ •

Boenoet. — S. Pieus sp....................................... ^20.

// djangkar. — Ban......................................... 945.

// kalodja. — S. M. Urostigma religiosum.................... 854.

Boentieng — Bau. Quereus Bennettii.......................... 687.

Boeroei......................................................

Boeroeuai. — Crataeva magna.................................. 223.

Boeroeng. — S. Jambosa spec.................................. 44^-

Boeroet. — S. Artoearpus rigida............................... 81.

Bogo. — J. Plaeourtia sp..................................... •

Boloug. — J. Premna tomentosa............................... 659.

Bolang itang. — Cel. Rottlera sp.............................. 714.

Bonak. — Tim............................................... 947.

Bongbolang. — J. Premna tomentosa............................ 659.

Bonie. — Tim............................................... 948.

Bongkar boekit. — Sum. Nauelea sp............................ 581.

Borgka. — J. Hernandia sonora................................ ^90.

14

-ocr page 134-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Bowak. — Tim.............................................. 949

Bragno. — Ban.............................................. 950.

n batoe. — Ban......................................... 951

Branah. — M. Castanea sessilifolia............................. 178.

Branganis. — Ban........................................... 952.

Brany. — Ban............................................... 953,

Brentie. — Sum. Hopea sp................................... 405.

Briengien. — M. Urostigma benjaminum......................... 845.

Broebook. — Ban............................................ 954.

Buntalie, zie Kibuntalie........................................

Burrie. — S. Pterocymbium javanicum.......................... 680.

Caloempehi. — Rhus sp....................................... 7\\\\.

Can (Kau). — Arab. Pithecolobiura Clypearia.................... 637.

üadap tjangkrieng. — S. J. Erylhrina fusca..................... 291.

Dadauw. — Ban. Isonandra Gutta.............................. 428.

Daja — J. Dysoxylon sp..................................... 267.

Dammar. — M. Alcurites triloba............................... 25.

Dammar kramak. — Bor. Dammara alba........................ 234.

// padjoe. — M. // // ........................ 233.

» radja. — M. „ sp......................... 236.

// solo. — Ton. // alba........................ 233.

h poetic. — M. /\' // ........................ 233.

Dandertjoetjoek............................................... 955.

Dangdoer gcdé. — S. Sterculia foetida......................... 764.

Daroe Daroe. — Rj........................................... 95g

Daun asam. — Ton. Poupartia sp............................... 656.

Dawoen baroe. — S. M. Hibiscus tiliaceus....................... 391.

n kambing. — M. Premna foetida......................... 657.

quot; prasman. — M. Gcndarussa vulgaris..................... 344.

* dorian. — Mol......................................... 957

Dëliesim of Dliesëm. — M. Biaekwellia tomentosa............... 108.

Deka. — Cel. Astronia papctaria............................... 93.

Demang. — Sum. Nelitris pallescens........................... 587.

Dempoel. — J. Antidesma paniculatum.......................... 57.

Deras. — Tim............................................... 958.

Dial. — Myrtacea sp......................................... 558.

Dietsoesoe. — Tim...... .................................... 959

Divi Divi. — Caesalpinia coriaria............................... 129.

Djabon. — J. Nauclea macrophylla............................. 576.

Djaditik. — Tim......................................;....... 9(jo.

Djadjaway. — S. Urostigma benjaminum........................ 845.

Djaka kajoe. — M. Cyanodaplme cuneata........................ 229.

iorgt;

-ocr page 135-

ALGEMEEN REGISTER. 107

No.

Djalairang (Djalatroeng). — S. Miclielia montana................ 523.

Djalie. —. Sum. Adenocrepis sp................................ 9.

Djalitrie. — S. Wriglitia javanica............................... 877.

Djalocpang of Sampora. — S. Columbia javanica................. 216.

Djambeyan...................................................

Djamboe laut. — Myrtacca sp.................................. 560.

Djamblaug. — M. Syzygium Janbolana.......................... 785.

Djamboe ajer. -- M. Jambosa aquea............................ 432.

// // mawaar. — M. J ambosa vulgaris.................. 439.

// // meera. — M. » . aquea.................... 432.

// alphoero. — Cer. Syzygium caryophyllifolium............ 782.

// biedjie. — M. Psidium Guajava........................ ^62.

// bohol meira. — M. Jambosa domestica.................. 134.

// dipa. — S. Jambosa domestica v. purpurea.............. 435.

// gadang. — Sum. Jambosa sp.......................... 440.

// hoeraug. — S. M. Myrtacca sp........................ 561.

// klampok. — J. M. Jambosa Klampok................... 436.

// kloetoek. — S. M. Psidium Guajava.................... 662.

// melideb. i — M. . ,. • i i i ^ *4

\' Auacardium occideutale................ ^0.

1/ monjet. ) — M.

// sakelat. — Cer. Syzygium caryophyllifolium.............. 782.

// tjaai. — Jambosa aquea............................... 432.

// wolauda. — M. S. Persea gralissima................... 624.

Djambon. — J. Nauclea macrophylla............................ 576.

Djamoedja. — S. Podocarpus cupressina......................... 648.

Djanda trie. — Ban.......................................... 962.

Djaugkaug. — Bor. Sterculia foetida............................ 764.

// — Ban. Diospyros sp............................... 249.

Djanglot. — J. Gelonium glomerulatum......................... 342.

Djaran. — J. Odina gummifera................................. 598.

Djaring hantoe. — Bor........................................ 963.

Djattie. — S. M. Tectona grandis.............................. 797.

// docrie. — S. M. Tectona grandis........................ 798.

// dor eng. — // quot; quot; ....................... 798.

// gembol. — // // ...................... 800.

// liollanda. — quot; Guazuma tomentosa..................... 376.

// kapoor. — // Tectona grandis......................... 797.

// këmbang. — // quot; » ........................ 801.

// lilin. - // // // ........................ 802.

// mienjak. — quot; quot; quot; ........................ 800.

Djatoek dawion. — Bor. Isonandra Gutta..... .................. 428.

Djattakic.............. ...................................... 964.

14*

-ocr page 136-

ALGEMEEN REGISTER

No

Djedjaway. — Sum....................................................................................9^5 ^

Djelapal. — Bor..................................... ................966

Djelitie (Djilitie). — Ban. Alstonia sp.......................... 41,

Djeloetoeng. — Ban. Alstonia eximia........................... 31.

Djenar. — J. Murraya sp........................................................................545.

Djenggot.

Djengkot. ; — S.J. Mirausops acuminata..............................................533,

Djingkok.

Djengkol. — S.J. Pithecolobium bigeminum........................................636.

Djerambong. — Ban. Evoclia sp................................................................304.

Djering of Tjering. — M. Pithecolobium bigeminum............................G36.

Djeroek balie. — S. Citrus clecumana......................................................209.

n sedang. — // Aurantium....................................................207.

n banten. — S. // v. macrocarpum..............................................207.

// djepoen bësaar. — S. M. Citrus nobilis....................................207.

//\' // këtjiel. — // // „ ....................................207.

// goelong. — S. M. Citrus nobilis..............................................208.

quot; matjan. — // u decumana..........................................209.

// ragie. — // // Aurantium........................................207.

Djiera koewanten. — Eurya hirsutula........................................................297.

Djindjit. — Bor. Calophyllum sp............ ....................................154.

Djingah. — // Semecarpus sp................................................................740.

Djintoeng........................................................................................................968.

Dierak. -S. 1 0 , „ . .

\'.. , T 1 bymplocos tascieuiata........................................................774.

Djirek. — J. ^

Djoear. — M. ) ^ .n

. Cassia Honda............................................................172

Djoer. — Man. ^ \'

Djoeboeng of Joeboeng. — Ban..................................................................969.

Djoeëet (Djoeat). — J. Syzygium Jambolana..........................................785.

Djoekoem. — Elacourtia sp........................................................................332.

Djoengoeng. — S. Heritiera littoralis........................................................389.

Djolio. — J. Terminalia laurinoïdes..........................................................806.

Dlimas..............................................................................................................970.

Doeat of Doeoet. — S. Syzygium Jambolana..........................................785.

Doedoek. — S. Pemphis acidula........... ........................................622.

Doebf.t. — Bor. Myrtacea sp....................................................................559.

Doekoe. - S. M. Lansium domesticum..................................................453.

Doengoen kontol. — Heritiera littoralis....................................................389.

Doepe. — Tim...............................................................................971.

Doepie. — Bor. Glochidium sp..................................................................350.

Doeren of Doerian. - M. Durio zibethinus............................................256.

Doerian boeroeng. — Ban. // sp........................................................258.

108

-ocr page 137-

ALGEMEEN REGISTER. 109

No-

Doerian kera. — Ri. Durio sp..................................................................259.

Doerie karbau. — M. Artabotrys suaveolens............................................69.

Dogian (Kajoe-). — Sum............................................................................972.

Dob. — Stcrculia nobilis............................................................................765.

Dolek..............................................................................................................973,

Doro peteh. — J. Gmelina asiatiea..........................................................355.

Drandas beas. — S. Ficus scaberrima..................... ...... 316.

Drowah of Drowak. — S. Columbia javanica..........................................216.

Ejrak. — Bor................................................................................................974.

Endok. — J. Grumilia divergens................................................................373.

Epai. — Amb. Astronia papetaria............................................................93.

Erang Erang. — Cel................................................................................975.

Fanasa (Kajoe-)....................... ..............................................976.

Gabas. — Sum..........................................................................................977.

Gaboes. — M. Alstonia scholaris..............................................................33.

Gadok. — S. Bischoffia javauica............................................................104.

Gahoe. — Sum...........;......................................................................978.

Gaim of Gajam. — M. luocarpus cdulis............................423.

Galam. — Bor. Melaleuca Leucadeudron..................................................511.

Galoempit. — S. Embryogonia arborea....................................................282.

Gambir. — Ban. Antidesma sp..................................................................61.

// — Bor. Calopliyllum Inophyllum................................................140.

Gampriet..........................................................................................................979.

Gandaria. — M. J. Bouea Gaudaria........................................................110.

Ganga. — M. Sum. JParmarium sumatranum..........................................612.

Ganggo. — Sum. Syzygium aveue............................................................786.

Ganitrie. — J. M. S. Elaeocarpus angustifolius......................................271.

Garah. — Sum. Jambosa sp......................................................................411.

Garintoel. — J Gnetum Gnemon............................................................357.

Garoe. — S. M. Aquilaria Agallocha......................................................64.

Garon of Tegaron........................................................................................980.

Garoengang. — Sum. Nauclea oxyphylla..................................................578.

Garonggang. — Bor. Cratoxylon sp........................................................226.

Gatet. j — M. J. Inocarpus edulis..........................................................423.

Gayam. i

Gedingding. — J. Acacia sp......................................................................4.

Gedjam. — Mad. Inocarpus edulis............................................................423.

0 ,r i Melaleuca minor..................... 512.

Gelam ol Glam. — S. M. gt; _ . .

f quot; Leucadendron.............. 511.

quot; tikoes. — Ban. // sp................................................513.

Gelang. — Tim...................... ........................ 981.

Gelasah. — Ban............................................. 982.

-ocr page 138-

No.

Gelatrang. — S. Michelia montana..........................................................523,

Gelisik. — Ban..............................................................................................990.

Gemoer. — Bor..............................................................................................983.

Gempoer. M. J. Mangifera macrocarpa................................................504.

Gerupol. — S. J. Nauclea grandifolia........................................................574.

quot; djangli..............................................................................................984.\'

Gendaroessa. — S. Gendarussa vulgaris....................................................344.

Gendojo. — J. Dysoxylou sp..................................................................2G7.

Genitrie. — S. Elaeocarpus angustifolius..................................................271.

Gentoengan. — Bor. Parinarium sp..........................................................613.

Geroengang. — Ban......................................................................................985.

Gctak tjoeloe. — Sum..................................................................................986.

Giget. — Sum................................................................................................987.

Gelisik. — Ban..............................................................................................390.

Gillasoleh. — Tim......................................................................................988.

Gindiran. — Sum.............................. ............................989.

Gintoengan. .— J. Bischoffia javanica........................................................104.

Glasih. — Ban............................................................................................991.

Gledok pantoh. — S. Pavetta arborea......................................................621.

Gliengum. — Bixa orcllana......................•..............................105.

Glingsem. — J. Biackwellia tomentosa................................................108.

Goedee. — J. Parkia africana...........................r............615.

Goeioe goegoe................................................................................................992.

Goemira. — Tern. Preraua foetida............................................................657.

Goenarjah. — S. Bouea Gandaria............................................................110.

Goewassa (Govassa) batoe. - - M. Vitex Cofassus..................................867,

/\' gaba. — M. Vitex Cofassus var..............................................868-

quot; poetie. — M. // / //.......................................868.

// tando. — M. // punctata....................................................871.

Gojavas. — Amb. Psidium Guajava........................................................662.

Gondang. — Pious sp..................................................................................324..

Gondo.........................................................993.

Gonggo laboe. — Sum. Syzygiuin avene................................................786.

Gora. — Amb. Jambosa domestica. ........................................................434.

// hoetang. — Cel. )

. ... Jambosa aquea.......................... 432.

// jadi. — Ter. \'

(irassak. — J. Nothopanax sp................................. 596.

Gumpohl. — S.J. Nauclea sp. grandifolia....................... 574.

Hajam. — Band. Inocarpus edulis.............................. 423.

Halaor. — Amb. Tetrantliera Porsteuii.......................... 819.

// dawon besaar. — Amb. Tetrantliera sp.................. 824.

quot; quot; iianka. — // Forsteuii........... .. 819.

J

-ocr page 139-

ALGEMEEN REGISTER. Ill

So.

Halaor poetie. — Tctranthcra sp..............................................................825.

Halaban. — Vitcx pubescens....................................................................870.

Haling. — Sum. Aquilaria malaccensis..................................................65.

// serag. — Sum................................................................................994.

Halippajan. — Maud. Allophyllus sundauus........................................27.

Haloepangrah. — Sum................................................................................995.

Hambawaug. — Bor. Mangifera sp........................................................506.

Hambérang. — S. Eicus fulva..................................................................312.

Hambiroeng. — S. Vernonia javanica....................................................863.

Hamblas badak. — Viburnum sambucinum............................................865.

Hami. — Boer. Pangium edule................................................................603.

Hampelas. — S. Eicus politoria............................................................315.

Handaroessa. — S. Gendarussa vulgaris................................................344.

Handjaloeng ampit. — Bor........................................................................996.

Handjiat........................................................................................................997.

Hangsat. — Sum........................................................................................998.

Hanjali. — S. Nanclea granditblia.....................i..............574.

Hantap passang. — S. Sterculia nobilis..................................................765.

// batoe. — S. // Blumei................................................763.

// hoelang. — S. Eirmiana colorata..............................................325.

Haraoe. — Sum. Connarus semidecandrus..............................................218.

Harepang. — S. CanariopsïS altissima....................................................160.

Harienghien. — S.J. Cassia montana....................................................173.

Harikoekocn. — S. Schoutenia ovata......................................................737.

Hasseum. — S. Tamarindus indica..........................................................794.

Hawoean. — S. Elaeocarpus floribundus................................................273.

Heras..............................................................................................................999.

Hermang — Cratoxylon Homschuchi......................................................224.

Hieparoek......................................................................................................1000.

Hitam. — M. Diospyros Ebenum..........................................................243.

Hoë (Ki), — S. Xerospcrmum Noronhanuin..........................................881.

Hoeni of Hoene. — S. M. Andisdesma Bunius....................................54.

// pasir. — S. Antidesma montanum................................................56.

Hoerangan......................................................................................................1001.

Hoerek. — Band. Evia acida.......................................................300.

Hoeroe. — S. Laurinea sp......................................................................459.

// batoe. — S. Laurinea sp........................... .. 460.

quot; bodas. — S...... ......................................................................1359.

quot; dapoeng. — S. Teiranthera laurifolia........................................821.

quot; gadieng. — S. // * ........................................821.

quot; hedjoh. — S. // lucida..............................................822.

quot; hieries of kieries. — S. Tetranthera amara..............................814.

-ocr page 140-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Hoeroe kicking tjiarang. — S. Endiandra rubescens..............................283.

// koening. — S. Laurinea sp........................................................461.

, , „ , . n i Phoebe deelinata............................625

n leuh-eur ol luh-ur. — S. ]

I // parviflora..........................629.

quot; nmdang. — S. Laurinea sp........................................................462.

n mahraal (magnml). — S. Endiandra rubescens..........................283.

// mamprang. — S. n n ..........................283.

/\' manoek. — S. Phoebe parviHora................................................629.

n raedang. — S. Tetranthera elliptiea..........................................820.

// mentek. — S. Endiandra rubescens............................................283.

// mien jak. — S. Tetranthera angulata..........................................815.

n moegmal. — S. // laurifolia..........................................821.

/\' pajoeng. — S. Laurinea sp........................................................463.

// pantjar. — S. Litsaea javanica..................................................483.

// paoel. — Caryodaphne densiflora................................................165.

n pakel. — S. Laurinea sp............................................................464.

quot; peutjang. — S. Acer laurinum....................................................5.

// sereh. — S. Laurinea sp..............................................................465.

Hoettoem. — Amb. Barringtonia speciosa..............................................99.

Horaar............................................................................................................1002.

Hutjiet. — S Adenocrepis javanica........................................................10.

Hykora. — Mol..........................................................................................1003.

Idit. — Ban. Cratoxylon microphylluni..................................................225.

letam. - - Diospyros sp..............................................................................247.

Ham. — Amb. Melaleuca Leucadcndron................................................511.

Hem dodol. — J. Mangifera indica var..................................................496.

Impo. — Gel................................................................................................1004.

Ingas. — J. Gluta Benghas......................................................................352.

quot; bocroeng. — M. Buchanania arborescens......................................120.

Ingoe Ingoe. — Sum. Saurauja sp..........................................................729.

Ipé. — J. Ficus brevipes........................................................................311.

Ipil. — Cel. Laurinea sp..........................................................................466.

Ipo of Hipo. - Cel. Antiaris toxicaria..................................................53.

Iroe. — Ban................................................................................................1005.

Isim wikis. — Sum. Parinarium sp........................................................614.

Jangkoerang. — Sciodaphyllum palmatum............................................738.

Jattie of Djattie. — M. Tectona grandis................................................797.

Jawora. — S. Garcinia cornea..................................................................335.

Jongkiel. — Premna foetida......................................................................657.

Kabal. — Ban. Quercus Bennettii..........................................................687.

Kabesah. — Tim..........................................................................................1006.

Kaboeaoe. — Bor......................................................................................1007.

112

-ocr page 141-

ALGEMEEN REGISTER. 113

No.

Kadiak. — Bau. Mangifera sp................................................................509.

Kadjoe. — M. Anacardium occidentale................................................43

Kadoe. — S. Durio zibethinus................................................................256.

Kadoendoeng. — Sum................................................................................1008.

Kadongdong. — S . M. Evia acida..........................................................300.

u goenocng. — Rhus retusa............................................................708.

// tjoetjoek. — Evia borbonica........................................................301.

Katbemoea of Hier. — Mol......................................................................1009.

Kajoe agong. — Sum.................................. ..........1018.

quot; ambo. — M. Sum. Podocarpus cupressina..................................648.

quot; arak. — Vitex pubesceus................................................................870.

// assam. — M. Tamarindus indica..................................................794.

// babi. — M. Henslovia paniculata................................................388.

// bac. — Guatieria Parveana............................................................375.

/\' baoe. — Cel......................................................................................1010.

quot; bapa. — Hopca selanica................................................................398.

// baroe. — M......................................................................................1011.

/\' bësie (bessie). — M. Intsia amboinensis....................................424.

// bessie. — Tern. Blackwellia foetida............................................106.

// boekoe. — M. Pterocarpus saxatilis............................................666.

// bowak. — Tim................................................................................1012.

/\' day a , zie Daya.........................................

quot; djamboe oetan. — Tim....................................................................1013.

quot; dogian................................................................................................1014.

quot; gaboes. — S. J. M. Alstonia scholaris........................................33.

// halaban. — Sum..............................................................................1015.

quot; koekoe, zie Djaring hantoe ...............................

// kom. — Tim....................................................................................1016.

/\' lemak. — Sum........................................................]017.

quot; kapinie. — Sum. Sloetia Sideroxylon..........................................754.

// katimoen. — Tim..........................................................................1019.

quot; koela. — Tim..................................................................................1020.

// lagan. — Sum..................................................................................102J.

// lakka. — Dalbergia Zollingeriana..................................................231.

// lassi. — M. Nauclca fagifolia......................................................572.

if loebang. — M. Uncaria eurhyncha..............................................843.

quot; loepan. — Sum...........■..........................................................1022.

v maas. — M. Nauclca orientalis....................................................577.

// madang sangit. — Sum................................................1023.

// malakka. — S. M. Emblica officinalis........................................281.

// marantic. — Sum............................................................................1024.

// meira. — Tim................................................................................1025.

15

-ocr page 142-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Kajoe rneira. — Gmelina asiatica..............................................................355.

// nanie. — Arab. Nania vera..........................................................571.

h niesat. — Nauclea sp......................................................................584.

// noesoe....................................................1026.

// raauies betoel. — M. Cinnaraomura zeylanicum..........................204.

h // tjina. — M. n aroniaticum..............196.

// pandjal. — Sideroxylou ferrugineum............................................747.

// paning paning. — Sum. Uuercus (Teysmanni?)........................696.

quot; panties. — Parinariuin sumatranum..............................................612.

quot; • poeleh. — Crataeva magna............................................................223.

// poetie. — Arab. Melaleuca Leueadendron..................................511.

it u betoel. — M. n Cajeputi............................................510.

/\' pokoen. — M. Heritiera littoralis................................................389.

// radja. — M. Hernandia sonora....................................................390.

// ratoe. — Sura..................................................................................1027.

// reboeng. — Sum. Meliosma nitida..............................................516.

// reta. — Sura. Brachypterum microphyllum................................111.

// (Saga-). — M. Adenanthera pavonina........................................7.

// sawah. — Sum.....................................w. 1028.

// sepalat. — quot; ..............................................................................1029.

// soeloe. — Ban..................................................................................1030.

// somot. — M. Hernandia sonora..................................................390.

// taai (K. talii). — M. Premna foetida.....................657.

u tiraon. — Polyphragmon sericeum................................................655.

// tjoekilan, zie Tjoekilan..................................

Kakenie. — Cel. Columbia sp..................................................................217.

Kakera. — M. Melia Azedarach..............................................................515.

Kaladan. — Bor........................................................................................1033.

Kalak oetjet. — J. llubus lineatus..........................................................716.

Kalampan. — Bor......................................................................................1031.

Kalappa of Klappa. -- M. Cocos nucifera............................................213.

u loepa. — J. Barringtonia speeiosa............................................99.

Kalat. — Sum. Myrtacea sp....................................................................564.

Kalee bariengien. — Sum. Nelitris sp....................................................588.

// of Djaraboe. — Jambosa sp..........................................................444.

// galam. — Sura. Myrtacea sp.......................................569.

// kassie. — quot; quot; » .................................................568.

// lilien. — // quot; //........................................................565.

Kalempajan. — M. Allophyllus sundanus..............................................27.

Kalie manggoeng. — Sura.. Isonandra lamponga ................................429.

// (Kalee) oebar. — Sum. Jambosa sp..............................................442.

Kalimpasijouw. — Cel. Zizyphus sp........................................................890.

114

-ocr page 143-

ALGEMEEN REGISTER. 11 5

No.

Kalirabohrot. ) T ^ . . . .

.J. Castanopsis avamca..................................................loü.

Kali raorrot. \'

Kalisoet. — Ban................................................................1032.

Kaloedan. — Sum................................................................................1034.

Kaloempchi. — Ton. Rhus sp..................................................................711.

Kaloempang. — Ce!................................ ..................1035.

Kamatroe. — M. amp;cliima Wallichii........................................................735.

Kambing. — M. illius rufa....................................................................709.

Kambodja. — M. Piumeria acutitblia......................................................644.

Kamigara. — Bor. Wormia sp................................. 879.

T_ . o at t / Murraya exotica............................................543.

Kamoenmg. — o. M. -J.

J // sumatrana......................................544.

Kampa. — S. Hernaudia souora...... ................................................390.

Kananga. — M. 6. Canauga odorata......................................................158.

Kanangan oetan. — M. Artabotrys suaveolens......................................69.

Kanarie. — S. M. — Canarium commune..............................................159.

Kandajakan. — S.J. Piliostigma acidum............................................635.

Kandang. — Ficus variegata......................................................................319.

Kanoenah. — Tim. Cordia subpubescens................................................221.

Kanoenang baoe. — Cel..............................................................................1036.

Kanré tedong. — Cel.............................................1040.

Kapar naga. — Bor. Calopiiyllum Inophyllum......................................140.

Kapayang. — Bor. Pangium edule..........................................................603.

Kapiendieug. — Sum. Tetranthera mappacea..........................................823.

Kaping. — S. M. Litsaea puberula........................................................485.

Kapinie (Kajoe-). — Sum. Sloetia Sideroxylon....................................754.

Kapocan. — J. Ficus leucoptera..............................................................314.

Kapoedang....................................................................................................1 ^37 .

i Picrardia dulcis......................... 632.

Kapoendoenff. — J. gt;

1 w ] v racemosa....................... o.ia.

Kapoeng Kapoeng. — Sum. Spatliodea sp...................... 758.

Kapoengel. — Sum.......................................... 1038.

/ M. Calopiiyllum Inophyllum...................... 140.

Kapoeratja. , ^ ^jncdon 8p.............................. 139.

Kapok. — M. Eriodendron antractuosum....................... 289.

Kapoer. Sum............................................. 1039.

Kapoor. — Artocarpus sp. ?................................ 90, 91.

Karet. — S. M. Urostigma elasticum.......................... 848.

Kariet Kariet. // quot; .......................... 848.

Kariskis. — M. Heligme minahassae........................... 387.

Karoembi. — S. Carumbium populifollmn.........._............. 164.

Karoenroeng. — Cel. Evia acida............................... 300.

15*

-ocr page 144-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Karos. — M. Monoceras palembanicum..................................................540.

Karoya............................................................................................................]0«.

Kasawarie. — Amb. Casuarina equisetifolia............................................182.

Kasiwong. — Ban......................................................................................1042.

Kasnoki (Kasiuok). — Jap. Q,uercus glauca..........................................689.

Kasoemba. — S. Bixa orellana................................................................105.

Kasuarie. — Tim. Casuarina equisetifolia................................................]82.

Katanka. — Cel.................................................................................1043.

Katapang koetang. — S. M. Terminalia sp............................................807.

Katapas oetan. — Tim................................................................................1044.

Katapik. — Ban..........................................................................................1045.

Katiaoe. — Bor. Sapotacea sp..........................f...........722.

Katimoen. — Tim........................................................................................1019.

Katimoho (Timoho). — J. Kleinliovia hospita......................................448.

Katjang. — Öum. Adinandra sp..............................................................14.

Katjapie. — S. Sandoricum nervosum....................................................718.

Katoelampa. — S. M. Elaeocarpus macrophyllus..................................272.

Katoempang. — Cer. Cailiearpa acuminatissima....................................137.

Katonding. — Cel......................................................................................1046.

Katos. — S. J. Protium javanicum........................................................660.

Kawak. — Tons. Nauclea parviflora........................................................579.

Kawang. — Cel.............................................

Kawies watoe. — J. Eerronia elephantum var......................................310.

Kawiesto. — J. » n ............................................309.

Kawiesta. — S. // // ....................309.

. . Manprifera foetida........................................................491.

Kawinie. — M T-

\' // Kemanga..r................................................505.

\\ Pygeum parvifolium................................................685.

Kawoyang. - ^ I glauca........................................................I12.

Kayang. — S. Quercus mappacea............................................................690.

Kedalie. — J. Grurailia divergens............................................................373.

Kedawoong. — J. Parkia intermedia......................................................616

Kedemoet. — Ban. Hopea fagifolia..........................................................400.

Kedjimas. — J. Duabanga moluecana......................................................255.

Kedoya. — J. Hartighsia mollissima......................................................384.

Kekaboe. — Ban. Pithecolobium Clypearia............................................637.

Kekepoel. — M. Sum. Parinarium sumatranum....................................612.

Kelampa. — Ban......................................................................................1048.

Kelapa. — M. Cocos nucifera..................................................................213.

Kelat. — Ri. Myrtacea sp......................................................................570.

Kelengan. — Cel. Harpulia sp................................................................382.

Kellar. — S...................................................................1049.

116

-ocr page 145-

ALGEMEEN REGISTER

Kellor goenoeng. j _ s M pitliecolobium C1 ia............

// oetau. ^ Jl

Kelockoep. — Ban. Vatica sublacunosa.........................

Keloempit. — S. Erabryogonia arborea.........................

Keloetoem arang. — Sum. Adinandra sp...................... .

j\' baya. — Sum. Gordonia sp.........................

Kemang. — S. M. Mangifera foetida...........................

Kembing tandjoeng. — S. M. Mimusops Elengi v. grandifolia. . .

Keinbes. — Ton. Jambosa aquea...............................

Kembetjir, — Ban.........gt;.................................

Kemendjing..................................................

Kerainie. — M. J. Aleurites triloba............................

Kemajan (Kajoe-). — Sum. Styrax Benzoin.....................

Kemit.......................................................

Kemloko. — J. Emblica officinalis.............................

Kemoening, — M. Murraya exotica............................

Kempenie...................................................

Kendal. — S. Gordia suaveolens...............................

Kendarah. — S. Bouea Gandaria..............................

_ « / Barrinertonia Reinwardtii..................

Kendoeng. — S. M. J Q

\' oymplocos terruginea.....................

Keningar. — J. Cinnamomum sp..............................

Ketianw. — Ban. Sideroxylon glabrescens.......................

Ketjang koerang. | _ s Sciocl , llum lmatum...............

Ki-|angkoerang. i

Kiara boa. — S. Urostigraa prunitbrme........................

ff djinkau oi\' djiengkang. — S. Urostigina altissimum.........

// gedeli. i .

^ \' — S. Urostigma microcarpum...................

\'/ pereng. — S. • quot; rubescens.....................

Kibanen. — S. Henslovia paniculata............................

Ki besar. — M Morus indica................................

Kibima. — S. Daininara alba.................................

Kibuntalie. — S. Kickxia arborea..............................

Ki djeroek. — S. Tetranthera citrata...........................

Ki djoeiang. — Fabudia javanica..............................

Ki hadji. — S. J. Pygeura latü\'oLiuni..........................

Ki Moer. — S. Quercus sundaïca..............................

Ki hoe. — S. Xerospermum Noronbanum......................

Kikera. — M. Mclia Azedaraeh...............................

Ki kilear (Kikler). — S. Cargilia maritima.....................

Kilaketann. — S. J . Viburnum sambueinum.....................

Kilam. — Amb. Melaleuca Leucadendron..................

-ocr page 146-

ALGEMEEN REGISTER.

Kileloh. — S. Saurauja sp...................................

Ki lengsar. — S. Irina glabra.................................

Ki limoet. — S. Tetranthera citrata............................

Ki loengloeng. — Ö. Aromadendron elegans.....................

Ki mangal. — S. Scliiraa Wallichii............................

Ki mandjel. — S. Gordonia cxcclsa............................

Ki manoek. — S. Tarrieiia javanica............................

Ki medjing, zie Medjing......................................

Ki merak. — S. Leucoxylon buxifolium........................

Ki moeka. — S. Glochidium rubrum...........................

Ki moenoeug. — S Pterocymbium javanicum...................

\\ Viburnum sambucinum.....................

Ki mokla. — J. S. \' Myristica glauca..........................

) // sp.............................

Ki nank. — S. Gelouium glomcrulatum.........................

Kipadalie (Kipadella). — S. Spatliodea gigantea.................

... cl Pterospermum sp.............................

Ki pant ar. —0.. ,T. .

\' Mimusops acuminata.........................

Ki passan. — S. J. Quercus sp............................. .

Ki peurries. — S. Leiocarpus fruticosus........................

n } Podocarpus bracteata...........\'..............

Ki poetn. — S.j ^

Kipooik gedeh. — S. Pithccolobium Clypearia...................

Kipoweh....................................................

Kirandja. — S. Cyanodaphne cuneata..........................

Kiroeng....................................................

Kirra Kirra. — Xylocarpus Granatum...........................

Kisa oekin. — S. Uvaria sp..................................

Kisampang. — S. Zanthoxylon aromaticum......................

// goenoeng. — S. — Wendlandia densiflora.................

) Leiocarpus arboreus..........................

Ki sapie. — ö.; . . .

1 Gordonia excel sa..............................

Kisariawan. — 6. Symplocos odoratissima.......................

Kisereh. — S. Parthenoxylon pseudo-sassafras....................

Kisehgel. — S. Wormia excelsa...............................

. „1 Myrtacca sp..............

Kiserem, Kisierum ot Kisirem. — o. [ .

\\ Syzygium caryophyllitolium..

Kisigoeng. — S. Echinocarpus Sigun..........................

Kisserogol. — S. Tarrietia javanica.............................

Kitaai. — S. Premna foetida..................................

Kitallus of Kitales. — S. Phoebe sp...........................

// gedeh. — S. Daphnidium geramiflorum..................

118

-ocr page 147-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Kitamieang. — S. Leucoxylon buxifolium..............................................480

Kitandoh. — S. Wendlandia densillora..................................................875

Kitangkil. — Gnetura Gnctnon..................................................................357

Ki tandjoeng. — S. M. Mimusops Elengi..............................................534

Ki tarrietie. — S. Tarrietia javanica.. ................................................795

Ki tedja of Kitedjeh. — S. Caryodaphne densiflora..............................165

Ki tetjangkier (Kikotjf.ngkier). — S. Abroma augusta........................1

Kitelor. — S. Xauthophyllum vitellitmm................................................880

. N o nu- / Myrtacea sp..................................562

Kitembaga (Kitambaga). - S.M.j cal.yophyllifolium . m

Kitiwoe. S. Meliosma sp......................................................................517

Kitjaloeng. — S. Pseudotrewia macrophylla......................................661

Kitjamara (Tjamara). — S. J. M. Podocarpus cupressina....................648

Kitjarirang. — S. Epicharis altissima......................................................286

Kitjehai. — Turpinia sphacrocarpa............................................................842

Ki toembilah. — S. Pygeum parviflorum................................................685

Ki toewak. — S. Canarium commune.....1........................................159

Klampeon. — Nauclea sp........................................................................582

Klampies. — S. J. Acacia tomentosa..................................................3

Klampok. — J. M. Jambosa Klampok....................................................436

Klampak. — Ban........................................................................................1057

Klayoe. — J. Erioglossum edule..............................................................290

Klappa. — M. Cocos nucifera..................................................................213

// tjioeng bener. — S. Myristica glabra...........................552

Kleedong. — J. Dyospyros Melanoxylon................................................246

Kledang. — // sp..................................................................248

Kloempit........................................................................................................1058

Kloetoom nangko. — Artocarpus sp........................................................85

// regis. — quot; altissima..............................................70

// toeda. — // sp........................................................84

Kloewih. — J. // incisa..................................................75

Koebang. — Sum. Urostigma pruniforme................................................853

Koeda koeda. — J. Odina gummifera . .................................................598

// sondak. — S. Elacourtia Rukum................................................328

Koedarang. — Sum...............*....................................................1059

Koedjoet langiet. — Bor............................................................................1060

Koedoe. — J. Morinda citrifolia..............................................................541

Koekoon (Koekoen). — S. Schoutenia ovata......................................737

Koekoe (Kajoe-), zie Djaring hantoe............................

Koekoeloe......................................................................................................1061

Koelah, zie Kajoe koela.......................................

Koelan. — Ban. Ceratophorus Leerii......................................................192

119

-ocr page 148-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Koelau oetan. — M. Gnetum Gnemou.... ...........................357.

Koele. — Sol. Schleiehera trijuga..........................................................736.

Koelie manie. / 0 .

... . — Sum. Cmnamomum Burmanm var..........................198.

Koeht manies.\'

Koeht ba wang. — S. Hartighsia mollissima..........................................384-.

Koelit lawan. — Amb. Cinnamomum Culilawan..................................197.

Koembang. — Sum. Synoeeia diversifolia..............................................781.

Koengkay. — Sum......................................................................................1062.

Koenir...................................................................1063.

Koenter gauwa. - N. G. Harpulia eupauoïdes....................................381.

Koentrok.................................................................................1064.

Koepa. — S. Memeeylon appendieulatum..............................................518.

quot; manok. — S. Syzygium eostatum................................................784.

Koepang. — Cel. Adenanthera spec........................................................8.

Koeray. — S. Sponia velutina..................................................................760.

Koessie. — Bor. Papilionaeea sp............................................................604.

Kokap. — Mad. Artoearpus Blumei........................................................71.

Kokossan. — S. Lansium domestieum var..............................................454.

Kokossan monjet leutiek. — S. M. Hartighsia exeelsa........................383.

Kolingan...........\'................................................................................1065.

Kolelei. — S. ürostigma elastieum..........................................................848.

Kom, zie Kajoe Kom......•..................................

Kondang of Koendang. — S. Ficus subraeemosa... •..........................317.

Kontol kambieng. — S. Heritiera littoralis............................................389.

Koppie. — S. J. M. Coffea arabica........................................................214.

Koranjer. — Bor. Dialium indum............................................................238.

Koyop. — S. Strombosia javanica..........................................................770.

Kraminang. — J. ) _

v T . Tetrantnera citrata....................................................818.

Krangean. — J. \\

Kranjie of Koeranjie. — M, Dialium indum..........................................238.

Krassak of Krossoh. — Picus leucoptera..................................................314.

Krikis. — Ban...............................................-1066.

Kronto. — J. Ürostigma pruniforme......................................................853.

Kwennie. — Mangifera foetida..................................................................491.

Laban. — M. Yitex pubescens................................................................870.

// giluan. // sp............................................................................873.

Ladali. — Sum. Parthenoxylon porrectum..............................................619.

Ladang. — Ban................f......................................................1067.

Ladja. — Bfr. Erythrina sp......................................................................292.

Lagan, zie Kajoe lagan........................................

Laharon of Laharoen. — Greenia sp........................................................366.

Lalioe. - Sum............................................................................................1068.

120

-ocr page 149-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Laka hoetang. — Myristica sp..................................................................535

Lakka. — Lam. Dalbergia Zolliugeriana..............................................231.

Lalaki (Kajoe). - M.J. Calosanthes indica........................................132.

Lali. — J. Barringtonia speciosa............................................................9^-

Lalumpelie. — Cel. Dysoxylon sp............................................................263.

Lamaran. — S. Pitheoolobium umbellatum............................................639.

I Alstonia seliolaris.............................. 33.

Lameh. - S. , ^ spatulata.............................. 34.

// awewé. — S. Alstonia spcctabilis......................

Lampesenang (Lampesing). — Cel. Myrtacea sp................. 506.

Lambuttang. — S. Premna-foetida............................. ^ •

Lanang. — M. J. Calosanthes indica..........................

Lanan poetili. — Bor......................................... 10/0.

// tembaga. — Bor....................................... 1071.

Landjie.....\'............................................... 10/2.

Langka. — Sura.............................................. 1073.

Langkap. — S. M. Arenga obtusifolia.......................... 07.

Langoep. — Sura. Lepidadenia rubra........................... 477.

Langoting. — Cel............................................ 1363.

Langsa oetan. — Aglaia minahassae............................ j8-

^ — J. Lansinm domesticum.......................... 453.

Langsep. j — jjor. Xylocarpus sp.............................. SS7■

Langsir. — S. Irina glabra .................................. 1

Lansa hoetang. — M. J. Xylocarpus sp.?...................... 8^0.

Lansano. — M. Ptcrocarpus indicus............................ 663.

Lans jee. — Sum. Lansinm domesticum......................... 453.

Laoe. — Amb. Dracontomelon mangiferum...................... 254.

Laroe. — Tim. Caesalpinia ferruginea.......................... 128.

Lasono. — Bor. Ptcrocarpus indicus........................\'••• 663.

Lassie. — M. Nauclea fagifolia................................ •rgt;\'2-

// Lassie. — Ter. Semecarpus Forstcnii.................... 739.

// ajcr. — M. Nauclea sp................................ 583.

// koening. — Mol...................................... 10/4.

Lasso. — M. Partlienoxylon pseudo-sassafras.................... 620.

Lanang. — M. J. Calosanthes indica......................... l32.

Lawang. — Laurinea sp...................................... •

Legen....................................................... 10/5.

Lelemah. — M. Callicarpa lanata.............................. 1^4.

Lemak, zie Kajoe Lemak. «

Lemah. — Cel. Irina sp.................................... 1362.

Lemangen.................................................. 1070.

Lemboe. — Gordonia sp.......................................561

16

121

-ocr page 150-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Lemidieng. — Ban.......................................... 1078.

Lemoedjoeng. — Ban........................................ 1079.

Lendie...................................................... jggj

Lemmek..................................................... 1077.

Lempo...................................................... 1080.

Lengkcng. — Ri. Nephelium Longanum....................... 591.

Lengsar. — S. Irina glabra................................... 1360.

Lenkie. — J. Leea sp....................................... 472

Leprch..................................................... 1082.

Lerah...................................................... 1083.

Lereng. — Sum............................................. 1084.

Lerie....................................................... 1085.

Lerok....................................................... 1086.

Lesnoe...................................................... 1087.

Leting. — Ban....................................... 1088.

Liali — Sum. Grewia sp. ................................... 371.

Liling. — Cel. Maba Ebenus................................. 488.

Limang. — Ban. Uvaria purpurea v. liava...................... 856.

Limauw. — Sum. Glycosmis clilorosperma...................... 554.

Limoes. — M. Mangifera tbetida.............................. 490.

Limoh. — S. Tetranthera citrata...................•........... 818.

Limo (Limoh of Limoen) gadang. ~ M. Citrus nobilis.......... 208.

quot; manie. — M. Citrus Aurantium.......................... 207.

f kapas. — Sum. u limetta............................. 210.

quot; poeroet. // sp................................ 211.

quot; soendei. n sp................................. 212.

Limpé. — Sum.............................................. 1090.

Lingoa. — M. Pterocarpus sp.................................

Lingoa baljan. — M. Pterocarpus saxatilis...................... 669.

\'/ batoe. — M. n „ var.................. 667.

quot; gabba gabba. — M. Pterocarpus mollis.............. ... 664.

quot; kastoeri. — M. n saxatilis var............. 666.

Lingseray. — Sum. Caryophyllus sp........................... 1(58.

LiranS...................................................... 1C91.

1092.

Lisir..

Litje. — Nephelium Li-tchi................................... 5gi£r

Loa. — S. 1

jj0Ö _ j j Urostigma lucescens............................. 351

Lobi Lobi assem. — M. Flacourtia sapida...................... 329.

Loebang (Kajoe). — M. Uncaria eurhyncba....quot;................. 843.

Loelampatie. — Bor......................................... lOgjj

122

-ocr page 151-

ALGEMEEN REGISTER. 123

No.

Loemoet. — J............................................... 1094.

Loengloeng (Ki loengloeug). — Aromaclendron elegans............ 68.

Loepan, zic Kajoe loepan.

Loetoen. — Bal. Jambosa domestica.......................... 434.

Loewing. — J. Ficus scaberrima.............................. 316.

Lolan. — Amb. Caesalpinia Sappan............................ 130.

Lolaro. — Ter. Bruguiera Rumphii............................ H 8 .

Loloan..................................................... 1095.

Lorn. — J. Pithccolobium umbellatum.......................... 639.

Longowodjo................................................. 1096.

Lose. — Tim................................................ 1098.

Loto lalang. — Cel......................................... 1097.

Maas. — Tarrietia sp......................................... 796.

Madang. — Bor. Tetranthera sp............................... 832.

* ajer. — Sum........................................ 1099.

// balam. — Sum...................................... 1100.

// boeapala. — Sum. Myristica calocarpa.................. 551.

// boeloekatja. — Sum.................................. 1101.

// boeuga ame — Sum................................. 1102.

// bocngkar. — Sum. Schima crenata..................... 734.

// danoem. — Bor..................................... 1103.

// hitam daren. — Sum................................ 1104,

// ilam. — Sum........................................ 1105.

// kapoendoeng. — Sum................................. 1106.

n koeliet manies. — Sum.............................. 1107.

u koeniet. — Sum..................................... 1108.

// koening. — Sum..................................... 1109.

// laudie. — Sum...................................... 1110.

* langoendie. - Sum................................... 1111.

// mantarie langso. — Sum............................. 1112.

// pangkat. — Sum..................................... 1113.

// parie. — Mezoneurou grande.......................... 520.

// pipie. — Sum....................................... 1114.

u pirawe. — Sum..................................... 1115.

// poesoko. — Sum.......... .......................... 1116.

// rapoedahan. — Sum.................................. 1117.

// sada. — Sum........................................ 1118.

// sangit. — Sum..................................... 1119.

u santoe. — Sum...................................... 1120.

// siaboe. — Sum...................................... 1121.

// siekoedjoer. — Sum................................. 1122.

// siepatong. — Sum.................................... 1123.

16*

-ocr page 152-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Madang soesoen. — Sam.................................... 1124.

// talang. — Sum...................................... 1125.

// laloen. — M. Talauma rubra.......................... 793.

// taloer. — Sum....................................... 1126.

// tandoe. — Sum...................................... 1127.

quot; tinganan. — Sum.................................... 1128,

// tjampaka. — M. Michelia Champaca.................... 521.

// tjampago. — Sum. Talauma rubra...................... 793.

tjapo............................................... 1129.

(Zie verder op Medang.)

Madangsot. — Cel. Paehystemon sp........................... 601.

Madelang. — Sum.......................................... 1130.

^ Aegle marmelos.............................. 16.

Madja. — J. ^ Aromadendron elegaus,......................... 68.

Eerronia Elephantum........................... 309.

Madjalelo kajoe. — Sum..................................... 1131.

Mahmal (Magmal). — S. Endiandra rubeseens.................. 283.

Mahoei. — Bor.............................................. 1132.

Makantar. — Cel. Rhizophora sji.............................. 706.

Makaob. — Tim............................................. 1133.

Makembes. — Ton. Jambosa aquea............................ 432.

Makila. — Leyt. Elaeoearpus sp............................... 270.

Makoeroeng. — Cel. Bruguiera sp............................. 119.

Malakka. — M. Gareinia cornea............................... 335.

Malawasil. — Mol........................................... 1134.

Malasono. —Bor. Pteroearpus indieus......................... 663.

Malimikong. — Sum......................................... 1135.

Mame. — Tim............................................... 1136.

Mamparie. — Ban........................................... 1137.

Mampauw. — Ban. Buelianania sp............................. 126.

Mamping. — Cel. Myrtacea sp.............................. .. ,567.

Mandalika. — S. Artoearpus rigida............................ 81.

Mandang gadja. — Sum...................................... 1138.

quot; tapakoeda. — Sum.................................. 1139.

Mandarahan. — Sum. Myristica Mandarahan.................... 554.

Mandirawan. — Sum. Hopea sp.............................. 406.

Mang. — Ban. Paehystemon baneanus.......................... 600.

Manga daging. — M. Mangifera indiea var..................... 495.

// gondo. — J. // // //.................... 494.

// kapook. — M. gt;/ u u.................... 499

/\' keweneh. — S. M. // quot; foetid 1........................ 490.

// ketjili. — M. // indiea var..................... 500.

J 21

-ocr page 153-

ALGEMEEN KEGISTER. I 25

No.

Manga kapiar. - M. I/Iangilera indica var..........................................501.

» macloc, — M. \' quot; quot; .....................

// monjet. — M. Anacardium occidentale......................................\'13.

U oetan. — M. Mangifera macrocarpa............................................504.

» pakil. — M. » indica....................................................198.

// sangier. — SI. S. « laurina..................................................302.

„ taai koeda. — Squot;. M. Mangifera laurina v. globularia............503.

,, tjoepoe. — S. » indica var..............................497.

Mangic djapang. — Sum..........................................................................1110.

Mangie Mangie. — M. Brugniera llumphii..........................................HS.

Mangies of Mangic. — M. Garcinia sp.........;..............................310.

// I/ Mangostan. — M- quot; Mangostana..................................337.

I // oxypbylla......................................338.

quot; oetan. S. M.^ , JaT,lIlica........................................336.

Mangiet. — M. Khizophora eonjugata....................................................705.

Mangir. — J. Pitliecolobiuai Jangliulmianum........................................638.

Mangliet. — S. Micheiia veintina............................................................524.

Mango of Mangoe. — M. S. Garcinia Mangostana............................337.

,, oetan. — M.S. quot; javanica....................................338.

» lowong. — M. S. quot; » ..................

Mankoedoc. — M. Morinda citrifolia...............................................511.

Manoa. — M. Anona reticulata..............................................................^5.

Manoe. — Sum. Parinarium multillorum................................................611.

Mantawie. — Sum......................................................................................1141.

Mantroe. — Sum........................................................................................1142.

Mapo opo. — Cel. Sterculia sp................................................................766.

Marabikang. — Sum..................................................................................1143.

Marabouw. — M. .

Marbouw of Marboo. -- \' Intsia amboinonsis........................................-124.

Merbouw. — Ki.

(Zie ook op Merbouw.)

Marang inang. — 8. Epieliaris densiilora..............................................287.

Marantic. — Sum........................................................................................1144.

// betoel. — Ban. Hopca Maranti..............................................101.

MarantiU, zie Kajoe marantih.

Marantic katocko. — Sum........................................................................1145.

« limo manies. — Hopca sp........................................................107.

- « saga. — Hopea sp........................................408.

» sarang poenie. — Hopca sp......................................................409.

// (Meranteli) batoe. — Ban......................................................1207.

» paja. — Ban.............................................................................1208.

// (Merantie). - Sum.................................. 1209.

-ocr page 154-

126

ALGEMEEN REGISTER.

Marantic (Merantie). — Diptcrocarpea sp............

quot; ( quot; ) boenga. — Hopea sp....................... 402

quot; ( quot; ) scpang. — // Maranti ............. jQj

Marapin. - - Ban....................................................................

Maremeli. S. Glochidium arboresceus............

Marieboengan. — Sum. Milletia atropurpurea............ . . . . . . 530\'

Marow.........

. ri , ........................................... 1148.

Marsigoe. - Cel............................................. 1U7gt;

Marsihong. — Bor. Laurinea sp..................

Mas. - Cel. Antidcsma sp...................

Masimpoer. — Ban............................. ........ 1149

Masii-ok. — Ban................................................................... 1150\'

Maspitje. — Ton. Nauclea parviüora.......................

Mata koerong. — Ban....................quot; \'

Matelia. — ïün........................................... ,°,

Man. — Sum......................................

Medang. - Sum.............................................................., ,f,

, , _ ............................................................115.3.

quot; batoe. — Ban........................1Ic.

, . ................................................1151.

quot; begelang. — Tetranthera sp..................................................§2^

quot; belembang. — „ „ 115^

quot; boengkal. — Ban. Cyanodaphne cuneata................................229

quot; bogelem. —, Tetranthera sp...................................ggy

empelem. — „ „.................. ..........8g8\'

: kapal: - Squot;IU..............................use!

quot; keladie. — Mickelia sp............................................-2^

» kemian. — Ban....................................................jj.yquot;

kapalla loetong. — Ban............................quot; ^ 1158\'

\' kokleh. — Ban..............................................1159

1k0rieu..........................1160.\'

» lagan. — Ban...............................

lalap. — Ban........................................1163.

quot; lalauw. — Ban......................................................1163

« langoep. — Ban............................................................1164*

quot; lesak. — Ban....................................................1165\'

quot; lesso.....................

............................................................IIjG.

» mane. — Ban........................................................1167

« mengharong. — Ban................................

/\' oeber. — Ban......................................................1169*

« padie. — Litsaea latifolia.......................

» perawas. — Ban..........................................................1170

« pisang. — Ban........................................................................11?1

quot; poessaar. — Ban. Aperula sp........................................gg

-ocr page 155-

ALGEMEEN REGISTER. 127

No-

Medang poetie. — Ban....................................... 1172.

// proepoek. — Ban..................................... 11/3.

// rangas. — Ban...................................... 11/4:.

//, ra wang. — Sum. Haasia subcaesia..................... 380.

// sakang. — Ban...................................... 11/5.

// sangka. — Ban....................................... 1170.

// sckcm of sekam. — Ban. Tctranthera bancana?......... 816.

u seloeang. — Sum. Lcpidadenia Seloang.........—...... 478.

// seray. — Ri........................................ 1178.

// seroe. — Sum. Phoebe holosericea..................... 627.

// sesar. — Ban....................................... 1177.

// soengaw. — Ban..................................... 11/0.

// soewoc. — Ban...................................... 1180.

// tanah. — Ban....................................... 1181.

// tandoek. — Ban..................................... 1182.

/ tang. — Ban........................................ 1183.

// taroom. — Tetranthera sp............................. 829.

// telor. — Ban........................................ 1184.

// tjaboe. — Ban....................................... 1185.

// tjengal. — Sum...................................... 1186.

v toendai. — Ban...................................... 1187.

u tompah. — Ban..................................... 1188.

Medjang koening. — Ban..................................... 1189.

Medjing of kimedjing......................................... 1190.

Mejong..................................................... 1101.

Mejrak. — Bor. Rotllera sp.................................. \'l^-

Melakah. — S. M. Embliea officinalis......................... 281.

Melangier. — Ban. Hopea of Dipteroearpea sp................. 410•

Mei ik o. — Calophyllum of Clusiaeea sp......................... I55-

Memanjie. — Ban........................................... 1102.

Membalong. — Ban. Dysoxylon sp............................. 264.

Membaloe. — n aeutangulum.................... 260.

Memboeroek. — Ban. Gloeliidium sp........................... $51.

Memeak. — Tim............................................. HOo.

Mempinang. — Ban. A.nonaeea sp............................. 49.

Mempisang. — Ban. // ............................... ^ •

Mempoeloet. — Ban. Euryeoma longifolia....................... 208.

Menamang. — Ban. Wiekstroemia tenuiramis.................... 876.

Mendara. — Ban. Myristiea bancana...........................

Mendaroe. — Ban. Anonacea sp...............................

Mendocrin. — Ban........................................... 1194.

Meng kidjang. — Ban........................................ 1195.

-ocr page 156-

v

No.

Mengarawan. — Hopea Mcngarawan........................... 396.

Mengrawan. — Hopea myrtifolia............................... 899.

// batoe. — Ban.................................... 1196.

// boenga. — Ban .................................. 1197.

// djaugoet. — Sum.................................. 1198.

* telor. — Sum..................................... 1199.

quot; tjingkang. — Hopea Mengarawan................... 396.

Mengkikir. — Ban. Myrica sp................................ 547.

Meningo. ~ M. Gnetum Gnemon.............................. 357.

Menkclekali. — Ban.......................................... 1200.

Menocr. — Ban............................................. 1201.

Mensaraja. — Dipteroearpea sp.......... ..................... 414.

Mentamben. Ban.......................................... 1202.

Mentasak. — Ban............................................ 1203.

Mentcdoeng. — Ban.......................................... 1204.

Menteng of Mcnting. - S. M. Pierardia racemosa............... 633.

Mentingar. — Ban.......................................... 1205.

Mentoewic. — Ban........................................... 1206.

Mentras. — Jambosa tetraptera................................ 4^8.

// — J. Wriglitia javanica.............................. 877.

Merah of Mera. — Bor. Gmelina asiatica....................... 355.

Merak. — Podocarpus bracteata................................ 646.

Meramboeng. — Bor. Vernonia sp............................. 864.

Meranteh, zic Marantic........................................

Merbouw. — S. Intsia amboincnsis............................. 424.

// bontja of Anglay. — Mand. Intsia palembanica......... 427.

// of Anglay. — Bor. Dalbergia sp. ? ................... 1210.

// Sintang of Anglay. — Bor........................... 1213.

quot; tagan. — Bor...................................... 1211.

// tandoek. — Bor..................................... 1212.

Meripan. — Ban............................................. 1214.

Meseloemar. Jackia omata................................ 431

S Rubiacea sp.................................. 715.

Meslocai. — Ban............................................ 1215.

Mesoc andang. — Ban........................................ ]2]6.

Messjrah. — Ban. Ehretia sp................................ 270.

Miedicng. — Ban. Calophyllura sp............................. 156.

Miendic. — S. Hartighsea execlsa.............................. 383.

Mindjantong. — Ban. Amoora Aphanamixis..................... 42.

Minggeries. — Ban. Papilionacea sp........................... 605.

Mingrawan djangoet. — Sum.................................. 1217.

quot; telor. — Sum..................................... 1218.

-ocr page 157-

ALGEMEEN REGISTER. 129

No.

Minjan. — Sura. Styrax Benzoin.............................. 773.

Minjijiein. — Ban. Calopliyllum sp............................ 157.

Mintangoer, zie Bintangoer.

Mlekaras. — Sum. Hopea (Diptcrocarpea) sp.................... il7.

Mlindjoe. — J............................................... 1219.

Mlokko. — Emblica officinalis................................. 281.

Mlowo...................................................... 122ü.

Modang.................. ................................. 1221.

Moehoeng. — S. Grumilea divcrgens........................... 373.

Moehoer (Boenhoer).......................................... 1222.

Moeloe. — Sum. Evodia sp................................... 303.

Moendoe. — S. Stalagmites dulcis............................. 762.

Moengoe. — J. Lagcrstroemia Reginae*......................... 451.

Moentjang. — S. Aleurites triloba............................. 25.

Moesarai. — Sum............................................ 1223.

Moetoe...................................................... 1224.

Moewaak.................................................... 1225.

Monbongan. — Svzygium quadrialatum......................... 788.

Monro. — Cel.............................................. 1226.

Morsego. — Helieia serrata.................................. 385.

Moto doeto. — M. Semecarpus Forstenii....................... 739.

Moumbie. — Ton. Artocarpus sp.............................. 86.

Moyo....................................................... 1227.

Mranak. — J. Castanea sessilifolia............................. 178.

Mugmal (Moegmal) burrum. — S. Lepidadenia rubra............. 477.

Mumping. — Cel. Myrtaeea sp................................ 567.

Naai mame. — Tim.......................................... 1228.

Nagasarie. — S. Mesua ferrea................................. 519.

Nagie. — Podocarpus Nageia.................................. 650.

Nakan Nakarf. — Sum. Artoearpus Polypliema................. 80.

Nanarie. — Band. Canarium commune.......................... 159.

Nangie. — Sum. Naüclea araloïdes............................ 573.

Nangka. — M. S. Artocarpus integrifolia....................... 77.

// boeboerr — M.S. Anona muricata..................... 44.

// buhriet. — M. S. Artocarpus integrifolia................ 77.

// salak................................................ 1229.

// wolanda. — M. S. Anona muricata.................... 44.

Nangsie. — S. Artocarpus sp................................. 92.

Nanie. — Amb. Nania vera................................... 571.

// meira. — Amb. Nania vera............................. 571.

// poetic. — Amb. n n latifolia....................... 571.

Nantic. — Cel. Sapotacea sp.................................. 723.

Nantoe. — Cel. » ».................................. 723.

17

-ocr page 158-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Nassic. — Jambosa buxifolia....................................................................433.

Ngelinging....................................................................................................1230.

Ngrawan. — Hopct^ Mengarawan............................................................396.

// boenga. — Hopea sp..................................................................397.

Nia. — Ter. Canariuin commune............................................................159.

Niamboe. — Band. Jambosa domestica..................................................434.

Nibong of Niboeng. — M. Oncosperma filamentosa.........................599.

Nila koetjieng. — Diplophraetum auriculatum........................................250.

Nisa. — Nauclea sp..................................................................................584.

Nisoeng. — Tim........................................................................................1231.

Nitas. — Tim............................................................................................1232.

Njamploeng. — J. Calophyllum Inophyllum..........................................140.

if sabrang. — M. Imbriearia coriacea....................................122.

Njar ie. — Sum. Symplocos sp..................................................................780.

// lemay. // //..................................................................779.

I Mimusops acuminata............................ 533.

Njaioe. quot; \\ Sideroxylou nitidum........................................................749.

// balam. — Sum....................................... 1233.

// bicndaloc. — Sum..................................... 1234.

/ Durio zibethinus..................... 256

if doerian. — Sum, • T i

■ Isonandra oiitta.................... 428.

/\' indagan. — Sum....................-..................................1235.

if labur. — Ban. Sapotacea sp........................................................724.

a locgoc — Ban. // quot;.......................................................725.

n oedang. — Sum..............................................................................1236.

n pisang. — Ban. Isonandra rpstrata............................................430.

n ringocng. — Ban. Sapotacea sp..................................................726.

// siminei. — Sum.........................................1237.

n soedoe soedoe. — Sum..................................................................1238.

// soeto. — Sum.............................................1239.

// tambiloe. — Sum...................................................1240.

Njatol». — Sum. Sapotacea sp................................................................727.

Njelandieng. — Ban. Melanolepis diadena............................................514.

Njirie. — S. Xylocarpus obovatus..........................................................883.

Noeria. — Cel.............................................1241.

Noesoe (Kajoe) of Noessoe. — Ter. Barringtonia sp............................102.

n — Ter. Terminalia Catappa..........................................................805.

Nogosarie. — J. Mesua ferrca..................................................................519.

Nona. — Anona reticulata... •..................................................................45.

Nonasa. — Cel............................................................................................1242.

Nongko. — J. Artocarpus integrifolia....................................................77.

Nuso. — M. Terminalia Catappa............................................................805.

\'130

-ocr page 159-

ALGEMEEN EEGISTER. 1 31

No.

Obak. — Ban............................................................................................1243

Oeba-^aguliroe. — Garcinia sp..................................................................339.

Ücbar. — Sum. Bricdelia sp........ ................................................113.

// — M. Dalbergia Zollingeriana....................................................231.

// lingka. — Ban................................................................................1244-.

Oebat papeda. — M. Astronia papetaria..................................93.

Oedjaauw (Kajoe). — Sum. Milletia atropurpürea................................530.

Oelassie. — M. Nauclea fagitblia............................................................572.

Oelien. — M. Eusideroxylon Zwagerii....................................................299.

Oelit. — Amb. Evia acida....................................................................300

Üeloe........................................-..........................1245.

n toepay. — Lamp. Girouniera nervosa............................................345.

Oeuglien. — Eusideroxylou Zwagerii........................................................i,J9.

Oepas. — S. Antiaris toxicaria................................................................53.

Oeris. — Bau..........................................................................................1246.

Oerit. — Amb. Evia acida........................................................................300.

Oetang üetang. — Cel..............................................................................1247.

ündeh Ondeh. — Antidesma diandrum....................................................59.

Onjam — S. » panieulatum..............................................57.

Padang............................................................................................................1248.

Pahoeng.................................... ... ........................1249.

Paja. — Mand. Sareocephalus dasyphyllus............................................733.

Pakowa. — M. Ton. Jambosa vulgaris..................................................439.

Pala. — M. Myristica fragrans................................................................549.

// lakki lakki. i . ,. .. . ..t

I — M. Myristica tatua..............................................ooi.

// oetan. \'

Palaglar. — S. Dipterocarpus trinervis..................................................251.

Palanké. — Cel............................................................................................1250.

Pamatassan. — Sum..................................................................................1251.

Pamelesian. — Cel. Anonacea sp............................................................48.

Pamuly. — Bricdelia sp............................................................................115.

Pampaning. — Bor..................................................................................1252.

Pandjal kidang. — J. Elaeocarpus sp....................................................275.

Pangang. — J. S. Trevesia sundaïca......................................................837.

Pangie. — M. Pangium edule..................................................................603.

Paning Paning. — Sum. Uuercus sp......................................................660.

Panties. — Sum. Gelouium obtusum....................................................343

Pautjal (Kajoe-). — J. Sideroxylon ferrugincum..................................747.

Pantoen^. — Bor........................................................................................1253.

Pao. — Mad. Mangifera indica................................................................492.

Papa. — Tim................................................................................................1254.

Papoea. — Leptospermum amboinense......................................................479.

17*

-ocr page 160-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Parahral...............................................*............1255.

Parak. — Xylocarpus sp. ?.................................... g85

Pareh. — S. Endiandra rubesccns.............................. 283.

Pasak. — Ban. Papilionacca sp................................ 606

Pasoler. — Tim..........................................................................................1256.

Passang. — S. Quercus induta................................................................704.

// baloeng. — S. Quercus sp........................................................703.

// mienjak. — S. n pruinosa................................................693.

n Passang. — Sum. // sp..........................................................702.

Patei. — Parkia sp......................................................................................618.

// tatjang. — Sum. Pahudia javanica................................................602.

Patoe. — J. Calophyllum Inophyllum....................................................140.

Pau. — Sum. Mangifera sp......................................................................507.

Peladjauw. — Ban. Stylocoryna sp..........................................................772.

Pelas. — Can. Eicus geminifolia..............................................................313#

Pelawan. \\ ................................................................................839gt;

// toedak. J — Ban. Tristania obovata..................................840.

quot; toenjauw. / ................................................................................g^l

Pelempeh.............................................................................1257

Pclleth (Kajoe). — Kleinhovia hospita....................................................448.

Penaga. — M. Sum. Calophyllum Inophyllum......................................140.

Penalar koening. — Sum............................................................................1258.

Pengoong........................................................................................................125lt;)

Petalicng. — Strombosia sp......................................................................771

Petar Petar. — M. Caesalpinia sp..........................................................131

Peté. - S.M. \' Parkia africana............................................................015.

\' quot; speciosa............................................................617.

Petier. — Parkia intermedia....................................................................616.

Peurries. — S. Leiocarpus truticosus....................................................474,

Pitjitan (Piedjitan). — M. Lansium domesticum..................................453.

Pietjoeng (Pietjong). — S. Pangium edule............................................603.

p.^an _ S J ■ ^-cacia leucophlaea....................................................2.

^ Pithecolobium umbellatum......................................639.

Pinago. — Sum........................................................................................1260.

Pinang barik. — Ban Ternstroemia aneura..........................................808.

// Pinang gocndie. — Sum. Adinandra stylosa............................U.

Pingkoe. — S. Epicharis cauliflora..........................................................285.

Pisek. — Milnea dulcis..............................................................................532.

Pissitan. — S. Lansium domesticum var................................................455.

Pitata. — Sum. Sonneratia sp................................................................756.

Pitay. — S. Syzygiurn racemosum........................................................789.

Pitjoeng. — S. Pangium edule................................................................603.

J 32

-ocr page 161-

ALGEMEEN UEGISTEII

No.

Plalar. — Dipterocarpus trinervis..............................................................251.

Plain djawa (P. djiüwa). — M. Sum. Mangifera indica......................492.

Plangas. — Sum. Tetraotinoatigma microcalyx......................................813.

Plaso. — M...............................................| ^27

Plosso of Ploso. — 3. Butea frondosa.........................\'

Plumpang hitam. — Ban. Adinandra stylosa........................................11-

» poetie. — Ban. Gordonia sp..................................................363.

Poak. — Ban. Elaeocavpus sp..................................................................277.

Podutan. — Cel. Sapotacea sp................................................................J\'2®-

Poeak. — Bor. Uuerous sp......................................................................700.

Poeding rimbo. — Sum............................................................................1202.

Poekoon. — Heriticra littoralis..................................................................^89.

Poelantcn batoe. — Bor. Alstonia sp............ ..........................40.

n boeboor. — Bor. quot; scliolaris..........................................33.

Poelassan. — S. J. Nephelium mutabile................................................593.

Poelawie. — Alstonia sp............................................................................37.

Poelci kampong. — M. Sum. Alstonia sobolaris....................................33.

» pipi. — M. Sum. » calophylla................................30.

Poelei. — M. J. Alstonia sp..................................................................36.

Poclee. — M. » spcctabilis......................................................35.

Poeleh (Kajoe). — M. Crataeva magna..................................................223.

Poelis. — Ban. Cupania sp......................................................................228.

Poelic. — M. J. Alstonia scliolaris........................................................33.

» batoe. — Polyphragmon seriocum................................................G55.

Poeloc..............................................................................................................12G®-

» aï. — Vitex moluccana..................................................................8®quot;-

Poenaga. — Cel. Calophyllum spectabile................................................143.

Pocnay. — Sum. Erythroxylon retusum..................................................293.

Poengei, zie Tonger.

Poengoer didik. — Ban..............................................................................1264.

Poerin. — Ban. Artocarpus dimorphopliylla............................................72.

\\ Gordonia excelsa......................................................359.

Poespa. — S. J. \' » integerrima................................................360.

1 Scbima Wallicliii....................................................735.

Poetat. — M. S. J. Barringtonia racemosa . ......................................97.

Poetie. M. \' Melaleuca Leucadendron............................................511.

a (Kajoe). \'

quot; ( quot; ) bawa. J jje|ajeuca Cajeputi..........................................510.

» ( » ) betoel. \'

Poetjoeng. — J. M. Pangium edule........................................................603.

Poetoem. — Ternstroemia sp.................................. 810.

Pohon oepas. — S, Antiaris toxicaria................................................53.

-ocr page 162-

134 ALGEMEEN ItEGÏSÏER.

Pokoen (Kajoe). — Hcritiera littoralis........................ 389

Pola. — Cel................................................. 12G6

Polam. — Sum. Mangifera sp................................. 507

Pol™....................................................... 1267

Polassan. — S. Nephelium mutabilc........................................................593

Poli asa. — Cel.................................................................12G8

Pollc. — Tim............................................................................................I2C9

Polong. — Caryophyllus aromaticus..........................................................107

Pongie. — Cel............................................................................................1270

Pongok-an. — J. Henslovia paniculata....................................................388

Pontjollok. — J. Piliostigma acidum......................................................035

Popoau. — J. Buehauania arborescens..................................................120

Posie Posie. — Men. Khizophora sp......................................................707

Posoeng. — Ban......................................................................................I27]

Potean. — Mad. Miilingtonia liortensis..............................................531

Poto. — Cel.................................................................................1272

Pottan. — Ternstroemia sp........................................................................-810

Pradoeng. — Ban........................................................................................1273

Prapat of Prappat. — J. Sonneratia sp..................................................755

Promo. — S. j .

tgt; j /t» i ^ t i Cordia subcordata............................220

Prono-sodo (Promosodo). — J. }

Puntoi. — Ö. i^,

Pundeui. - S. ...................................C15

Putoi. — S. // speeiosa.. ............................. 017

Rabah. — Sum............................................. 1274

Raboelang. — Sum........................................... I275

Radja. — Amb. Hernandia sonora............................. 390

Ralio. — J. Draeontomelon mangiferum..................................................254

Rama. — Ban..............................................................................................1276

Raman oetan. — Sum. Bouea cliversifolia....................... 109

Ramania. — Bor. Bouea Gandaria..........................................................110

Rambey Palembang. — Bor......................................................................1277

Rambei. — M. Sum. Pierardia racemosa................................................063

// oetan. — Bor................................................................................1278

Ramboetan.

quot; atjeh, ■ — S. M. J. Nephelium lappaeeum................590

// kampong.

// oetan — S. M. J. Xerospermum Noronlianum................881

quot; riembo. — Sum. Nephelium sp............................................59.J.

Ra mok daging. — S. Leioearpus arboreus..............................................473

// giling. — S. Paratropia longifolia........................................607

Ranas....................................................(VU, 2)

-ocr page 163-

ALGEMEEN REGISTER. 135

No.

Haudoe. — J. Eriodendron anfractuosum........................ 289.

n alias. — S. J. M. Crataeva magna...................... 223.

Kangas balang. — Sum. Buchanania sessilifolia.................. 122.

// hoeroeng. — Sum. Semecarpus sp....................... 744.

// teras. — M. S. Gluta Benghas........................ 352.

Ranggang bakoh. — Sum. Dillcnia eximia...................... 241.

Rango. — Sum Semecarpus sp................................ \'^1-

// pisang. — Sum. Semeearpus sp......................... 742.

Ranjong. — Ban. Nepheüum eriopetalum....................... 589.

Ranoe. — Sum. Adinandra glabra............................. 12.

Rantau toea. — Sum........................................ 12/9.

Raho. — J. Dracontornelon mangiferum......................... 254.

Rappo Rappo djawa. — Cel. Syzygium Jambolana............... /85.

Rasali hitam. — S. Quercus sp................................ /01.

Rasak. — Sum. // ................................. •

Rasamala ot\' Rassamala. — Ö. Liquidambar Altingia.............. 481.

Rass. — S. Vitex pubescens.................................. ^70.

Rassa. — Sum. Quereus sp................................... ^7.

Rassak. — Bor............................................ 1280.

Ratoe, zie Kajoe ratoe.

Rawalie. — Bor. Cinnamomum Parthenoxylon.................. 202.

Ra wat. — Sum............................................. 1281.

Rawoe. —J. Dracontomelon mangiferum....................... 254.

Reboeng. — Sum. Meliosma nitida............................. 51®-

Redjoso. — J. Monoeeras laneeolatum.......................... ^38.

Remang. — S. Mangitcra foetida..............................

Remanka. — Ban............................................ 1282.

Rembangoen. — Ban. Evodia sp...........................•quot;• • • 306.

Remmang. — S. Cratoxylon Hornsehuclü....................... 224.

Remoe bok. — Ban.......................................... 1283.

Remoempol. — Ban.......................................... 1281.

Remplas. — M. Eieus politoria................................ •

Rempoedoeng. — Lamp. Monoeeras leueobotryum................ 539.

Rendean. — Cel. Gleditseliia sp...............................

Rengas. — M. S. Gluta Benghas..............................

// boeroeng.— // velutina............................. 353.

Rerey. — Ton. Canarium eommune............................. 15^•

Resak padang. — Ban....................................... 1285.

// sianten. — Ban........................................ 1286.

Ressak. — Quereus sp........................................ ^5-

Reta (Kajoe-). — Sum. Braehypterum mieróphyllum.............. Hl-

Ridan. — Ban. Allophyllus sp.................................

-ocr page 164-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Riengang. — Ban. Auoncicea sp..............................................................46,

Ringas. — M. S. Gluta Benghas............................................................352.

quot; poetie. — Sum. Semecarpus sp..................................................745.

Ringkit. — Monoceras leucobotryura........................................................539.

Riiikaren. — Ton. Calophyllum Inophyllum..........................................IJ-O.

Rinong. — S. Trewia nudiüora................................................................838.

Riraboe boeroeng. — 13au...............................................1287.

Ririk. — Bor............................................................................................1288.

Ris rissan (Ris-riesan). — Grewia laevigata..........................................368.

Rito. — Cel. Alstonia scholaris..............................................................33.

Roeboeng. — Bor......................................................................................1289.

Roekem (Roekura). — M. S. Elacourtia Rukum..................................328.

Roekura sepat. — S. Elacourtia Jangomas............................................327.

Roeuantan. — Sum...... ........................................................................1290.

Roja. — Ton. Casuarina cquisetifolia......................................................182.

Rondol............................................................................................................1291.

Roro. — Tid. Caesalpinia Sappan............................................................130.

Roto Roto. — Cel......................................................................................1292.

Roejang. — Sum........................................................................................1293.

Rungas. — M.S. Gluta Benghas......................... .... 352.

Runghas manoek. — M. Buehanania arborescens..................................120.

Sadang. Sadeng of Sading. — J. Livistona rotundifolia.....................486.

Saga. — Ban..............................................................................................1294.

Saga-kajoe. — M. Adenanthera pavonina............................................7,

Sagehroe (Oeba-). — Gareinia sp............................................................339.

Sakee..............................................................................................................1295.

Sala 8ala. — Mak. Bruguiera Rumphii................................................118.

Salah. — Sum. Phoebe Lamponga..........................................................628.

Salak. — Ban. Eurya euprista..................................................................296.

Salakar. — Amb. Cinnamomum Culilawan........................................197.

Salamoelie. — M. Syzygium earyophyllifolium......................................782.

Salanoe. — Tim..........................................................................................1296

Salem badak. — S. Syzygium nodosum..................................................787.

quot; oelie. — S. n earyophyllifolium....................................782.

Sallam. — S. J. Eugenia lueidula..........................................................294.

Saloema. — Sum. Jaekia ornata..............................................................431.

Salowakkomerat — M. Pitheeo\'abium Clypearia..................................637.

Samadjalo. — Mand. Dalbergia Zollingeriana..............................231.

Samak. — Ban. Syzygium variifolium....................................................790.

Samar. — M. Blaekwellia foetida............................................................106.

// meira. — M. Blaekwellia foetida................................................106.

quot; poetie. — M. n spee....................................................106.

136

-ocr page 165-

ALGEMEEN REGISTER. 187

No.

Sambi. — jBim. Schleichera trijuga..........................................................736.

Sarabohdja. — S.J. Plumeria acutitolia................................................644.

Sampang. — S............................................................................................1297.

Samporah. — S. Columbia javanica........................................................216.

Saugier. — Maugifera laurina var.....................................502.

( Paral ropia rigida..................................................608.

Sango boeana. - S. , bngifolia............................................007.

Sanieuleu. — S. Castanopsis argcutca.............................179.

Santigi. — S. Myrica javanica................................................................546.

Santoe bodie. — Sum. Sandoricum sp................................................719.

Sapal............................... ............................................1298.

Sapat of Sepat. — Jambosa tenuicuspis..................................................487.

/ Gordonia cxcelsa............................................................359.

Sapic. . quot;yyalljcliii............................................................735.

Sapirio. — Cel. Aleurites triloba..............................................................25.

Sappau. — M. Caesalpinia Sappan..........................................................130.

Saraffan (Sarauean). — S. .I.i _ ^

0 \' Caslanopsis argentea..............................w 9.

Sarang boerong. — J. *

Saratoes. — Cel. Elaeocarpus micranthus....................................274.

Sariboe. — Bor. Dammara sp........ ................................................335.

Sasa. — S. Tetraetijiostigma microcalyx................................................813.

Sasak. — Ban. Dipterocarpea sp............................................................411.

Sasoendoer ilir. — Bor. Sindora sp........................................................752.

// goenoeng. — Bor. Sindora sp..............................................753.

i Leiocarpus arboreus................................................473.

bassa bener. — ö. „ ,. . ,

i // truticosus................................................4/4.

Sassa lumboet. — S. // n .....................................474.

Sanw ol\' Sawa. i • r

— M. Mimusops Kauki............................................oob.

Sawo n Sawoe. \'

Sauw manilla. — Aehras Sapota..............................................................6.

Sawah, zie Kajoe sawab.

Sawi. — Ter. Pangium edule....................................................................603.

Segaweh. — J. Adenanthera pavonina....................................................7.

Segel. — S. Xerospermum ^Noronhanum ............................................88].

Sekar of Sekar poetic. — J. M. Millingtonia horiensis......................531.

Selah. — Sum. Phoebe Lamponga.........................................628.

Selampiet. — Ban........................................................................................1299.

Selawakoe. — Albizzia moluccana............................................................21.

Semaram. — Ri..........................................................................................1301.

Semboeng. — J. Vernonia javanica........................................................863.

Sempoe. — J. / . - om

„ } Diuenia aurea......................................................240.

Sempocr. — M. b. \'

// ratoe. — Sum. Dillenia sp......................................................242.

18

-ocr page 166-

138 ALGEMEEN REGISTER.

No.

Sendoro. — J. Gnaphalium javanicuin.......................... 356.

Sengkel. — S. Premna lucidula................................ 658. •

Sengoeng.................................................. 1302.

Seugon. - - J. Aibizzia stipulata.............................. 23.

Senoek..................................................... 1303.

Sentaroug. — Sum. Sponia velutina............................ 760.

Sentoci. — S. Sandoricmn indicum............................ 717.

Sepalat. zie Kajoe sepalat.

Seraja. Ri................................................ 1304.

Serantie limo manies. — Sum. Dipterocarpea sp.................. 412.

Serapat. — Bor.............................................. 1305.

Seratus (Saratoes). — Cel Elaeocarpus micranthus............... 274.

Seroe. • Ban. Gordonia sp................................... 364.

Seroek. — Ban............................................. 1306.

Setjaug. S. Caesalpinia Sappan.............................. 130.

Sewankoeng. — M. Oncosperma tilamentosa..................... 599.

Si baree-baree. — Sum. Briedelia sp........................... 114.

Sibaroewic. — Sum. Discostigma fabrile........................ 253.

Si djankang. — Sum......................................... J 307.

Sikie (Sickie). — M. Tetrantliera sp.......................... 831.

Sie limpo. — Sum.......................................... 1308.

Sieparam. — Sum............................................ 1310.

Sie tangelimai kasser. — Sum................................ 1311.

Sigoen. — M. Ecliinocarpus Sigun............................. 268.

Sikadoengdoeng. — Liquidambar tricuspis....................... 482.

Sikap burrum. — S. Ehretia javanica........................... 269.

Sikat. — Band. Albizzia moluccana.......................... 21.

Siki. — Tetrantliera sp...................................... 831.

Siloek. — Ban. Gironniera nervosa............................. 345.

Simaoeng. - M. Sum. Pangium edule.......................... 603.

Sindoer. — Sum. Sindora sumatrana............................ 751.

Sinentiu. — S. Castanopsis argentea........................... 179.

Singkil. — J. Premna lucidula................................ 658.

Sintok. — S.J. Cinnamomum Sintok.......................... 203.

Sipanoe oedang. — Sum. Quercus sp........................... 698.

// poetic. — Sum. // //........................... 699.

Si parkas. — Sum............................................ 1312.

Sipat......................................................... 1313.

Sipoer. — Mand. Dillenia speciosa............................. 239.

Sloemar. — Jackia ornata..................................... 431.

Soö. — Tim. Gnetum Gnemon................................ 357.

Soegie manai. — Gel......................................... 1314.

Soehoel Soehoel. — Sum..................................... 1315.

-ocr page 167-

ALGBMELN KEGISTER.

No.

Soekoen. — J . M. Artocarpus incisa ^ laevis................................76.

Soelatrie. -- M. Calophyllum Teysmanni................................................•

Soeloe, zie Kajoe soeloe.

Soembar. — Bor.... ..............................................................................1316.

Soenipang. — Bor........................................................................................13!7.

Soembiug of Soemboeng. — S. Gnapbalium javauicum......................356.

Soending. — Ban................................ ....................1318.

Soeugkay. — Sum.....................................................................1319.

Soengkei. — Sum. Peronema canescens..................... • ■

// halas. Sum. Vaugueria palembauica................................S60.

Soerantie. — Sum. D:pi;crocarpea sp........................................................413.

Socren. — M. J. S. Cedrela Toona......................................................186.

I Cedrela Toona....................... 186.

Soerhen-meira. — J. M. , • , icfy \' \' modora...................... io/ •

// poetie. — J. M. » quot; ............................................1^7.

Soerian. — Sum. Cedrela serrulala..........................................................188.

n bawang. — Sum. Cedrela serrulata........................................1S8.

Soering. — Amb. Cedrela Toona........................................................186-

Soetiek. — Tim.........................................................1320.

Soewalie. —S.J. Engelhardtia spicata................................................284.

ioga. — M. Caesalpinia terruginea..........................................................128.

Soko. — J. Saraca sp.................... ......................................732.

Solo. — Ban..............................................................................................1321.

Sompohr. — S. Dillenia aurea..................................................................240.

// ajer. Sura. Dillenia speciosa..............................................239.

Songom andjieng. — S. Barringtonia Vriesei ....................................100

Songong. — Barringtonia raeemosa........................................................97.

Sonket Sonkel.............................................................................................1322.

Sono kembang. — J. Pterocarpus indicus..............................................663.

// klieng. — J. quot; quot; var..................................668.

So-or. — S. Antisdesma pubeseens........................................................60.

// poetie. — S. M Antidesma montanum......................................56.

Soreh. — Tim..............................................................................................1323.

tiosa. — Amb. Gendarussa vulgaris..................... ............34-4.

Sumering. — Ton. A Istonia spec.......................................•

Surawet poetie. — Vitex Cofassus var..................................................868.

// randoe. — » quot; ..............................

Tabah. -- Ban. Aquilaria malaecensis......................................................65.

Taboe. — Sum. Tetrameles sp................................................................812

Tadoek. — Tim............................................................................................1324.

Tady. Cel. Sapindi.cea sp....................................................................28.

Taë. — M. Viburnum sambueinum..........................................................865.

Tagegoe. — Sum..........................................................................................1325.

18*

1^9

-ocr page 168-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Tahala. — Sum............................................................................................1326.

Tahi of Taai. — S. M. Premna foetida..................................................657.

Tahi. — Amb. Brugiiiera Rumphii..........................................................118.

Taïpo bouka. Mak. Mangitera indica..............................................492.

Talio batoe. — Band. Terminalia Catappa............................................805.

Talisey. — Ton // // ............................................805.

Talocntoc. — Men.............................................1327.

// — Cel. Pterocyrabinm sp......................................................681.

Talok. — S.J. Grewia inaequalis.............................................370.

Tamaroe. — bum. Gordonia sp................................................................365.

Tambaga. — S. Jambosa tenuicuspis......................................................437.

Tambesoe of Tembesoe (Tembessoe). — Ragraca peregrina..................306.

// bawang. — Pagraea peregrina var..........................................307.

// rena. — // // .............................................306.

quot; talang. — Sum. Eagraea fragrans..........................................308.

Tamboen lahi. — Sum. Dalbergia Zollingeriana....................................231

Tamlialoen. — Sum....................................................................................1328.

Tampang. — Sum. Artocarpus mollis......................................................78.

quot; — J- quot; rigida......................................................81.

quot; — Pious Tampang...................:............................318.

Tampinies. — Ri. Sloetia Sideroxylon.............................................754.

Tampoenie. — Bor. Artocarpus rigida....................................................81.

Tampo badak. — Sum. Gardenia resinifera................................341.

Tandjang. — J........................................................................................1329.

Tandjong. — M. J. Mimusops sp............................................................537.

Tanga. — Tim..............................................................................................1330.

Tangar. — S. Paratropia rigida................................................................608.

Tangil of Lahoesor. — Mol...........................:......1331.

Tangkallak of Tangalak. — S. Lepidadenia Wightiana........................476.

Tangkicl. — M J. Gnetum Gnomon......................r... . 357.

Tangkolo of Tangkollo. — S. Kleinliovia hospita..................................448.

Tangkoeloc. — M. Aegle Marmelos........................................................16.

Tanglak. — Mad. Grewia inaequalis......................................................370.

rn , . , o j Dysoxylon acuminatissimum..........................2(\')1.

langlar monjot. — o. ( . , . ... .

\\ JJarliglisia molhssima......................................384.

Tangoelio. - S.J. Cassia Fistula ......................................................169.

Tangohli. — Cassia javanior.......................................................................171.

Tangoeloen of Tingoeloeng. — J. M. Protium javanioum...................660.

Tangoga. — Castanopsis Tungurrut........ . ...............................181.

Tapat. — Bor. Nauolea sp....................................................................585.

Tapie limo manie. -- Sum.....................................................................1332.

Tapiep. — Sum. Goniotbalamws Tapis..................................................358.

Tarantang. — Sum. Buehanania sp.......................................................125.

140

-ocr page 169-

ALGEMEEN .REGISTER, 141

No.

Tarap. — Bor. Artocarpus sp.........................................87.

Tariii. — S. Tarrietia javanica............................................................795.

Taroentoem. — Ban. Lumnitzera coccinea..............................................487.

Taroentoeng. — Ban. Sideroxylon attenuatum......................................746.

Tarpandie. — Sum. Ptcrocarpus hypostictis............................................665.

Tawah. (Tuwah). — Calophyllum sp......................................................149.

Tawan. — Irina sp............................................................1361.

Teak. — Teclona grandis..........................................................................797.

Tedjo. — J. Cinnainomum Sintok. C. Culilawan............ 197, 208.

Teedja. — S. Caryodaphne densiüora......................................................165.

Tegaron, zic Garon.

Tejapoe. — Cel. Sponia sp........................................................................761.

Tejas. — Ton. Nania vera......................................................................571.

Tek. — Teetona grandis............................................................................797.

Tekam of Tekem, — Bor.............................................1333.

Tekek. - J. Albizzia latifolia..................................................................20.

Tekie. — J. Tetrantliera citrata..............................................................818.

Tekroe. — Sura..........................................................................................1334.

Tembaloe. — J. Dysoxylon acutangulum................................................260.

Terabesoe, zie Tambesoe.

Tempinies. »■- Sloetia Sideroxylon..........................................................754.

Tengah geer. — Ban..................................................................................1335.

Tengoeloen. — J. M. Protium javanieum..............................................660.

Tengoeroet — S. Castanopsis Tungurrut............................................181.

Tenjauw. — Sura. Callicarpa Walliehiana..............................................135.

Teo Teo. — Cel. Cordia sp......................................................................222.

Tepohot. — Bor. Memeeylon appéndieulatura......................................518.

Terap of Terep. - S. M. Artocarpus elastiea....................................73.

Terdoe. — Bor.................................................1336.

Terentong. — Ban. Buehanania raeeraiflora............................................121.

Terentong raalong. — Ban. Buehanania sp.................................124.

Tetal. — Ton. Rhus rufa.. .................................................709.

Teterongan. — S. Glyeosmis chlorosperraa..............................................354.

Thaas. — Ton. Talauma Rumphii..........................................................792.

Tidjah. — Bor. Cinnaraoraura iners........................................................199.

Tieraboel. — M.J Artocarpus incisa......................................................75.

Tieraboor. Men. Laurinea sp..............................................................470.

Tiraboön. — Cel. Laurinea sp..................................................................469.

Tiraoho. — J. Kleinhovia hospita............................................................448.

Tiraol................................................................1337.

Tiraon. — M. Aegieeras floridura............................................................15.

Tin. — M. Bruguiera parviflora............................................................117.

Ting (Kajoe-). — Men. Kauilia sp..........................................................445.

-ocr page 170-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Tingie. — Ban. Ceriops lucida................................................................193

Tingoeloeng. — M.J. Protium javanicum............................................660

Tinrotinro. — Ccl......................................................................................1338

Titie. — Vitex moluccana........................................................................869

Tiwoe laudcfSquot;. — S. Artocarpus giauca..................................................74

Tjadak. — Ban............................................................................................1339

Tjajoer. — S. Pterospermum Blumeanum................................................671

Tjalangauw, — Ban ..............................................................................1340

Tjaliek angin. — S. Plagianthera oppositifolia......................................642

Tiamara laut j T ,, . .....

.. .... ; — .1. M. Casuanna eqnisetitoha......................182

ijamora ol ijemoro.

Tjamba. — Cel................. ......................................................1341

Tjambang. — Mak. Erytlirina tusca........................................................291

Tjamoedjoc. — Podocarpus amara? ......................................................645

Tjampada. — Mol. Artocarpus sp............................................................88

Tjampaka. — M. Michelia Champaca....................................521

* boeloe. — S. M. Michelia velutina......................................524

quot; hoetan of oetan. - M. Talauma Rumphii............................792

ïjarapaga edja. — Cel. Magnoliacea sp..................................................526

Tjampedah. — S. M Artocarpus Polypheraa........................................80

Tjang. — Bal. Caesalpinia Sappan........................................................130

Tjangkoedoe. —- Ö. Morinda citritblia....................................................541

// lalakki. — S. Nauclea grandiflora....................................574

Tjangkrieng. — J. Erytlirina fusca........................................................291

Tjantigie. S. Myrica javanica..............................................................546

Tjantjerattan. —. S. Anthocephaius indicus............................................52

Tjawéné sore. - J. Turpinia :phaerocarpa............................................842

Tjawoeng. — Ö. Garcinia cornea..............................................................335

ïjelitrie. — Ö. Wrightia javanica.............................................877

Tjemoro goenoeng. — J. , Casuarina Jungbuhniana..............................183

Tjeraara. ^ n montana......................................184

Tjemplong. — Bor. Calophyllum Inophyllum........................................140

Tjendana oiquot; Tjendono. - J. Santalum album....................................720

// meira. ~ J. M. Pterocarpus santalinus..................................1365

Tjengal. Ban. Dipteroearpea sp..........................................................415

Tjengkeh. -M.S. Caryopbyllus aromaticus..........................................167

Tjepedak ajer. Ban. Artocarpus varians............................................83

Tjepoko sikar. — J. Michelia sp............................................................527

Tjerlaug. — S. Pterospermum diversifolium............................................672

Tjeragal monjet. — Xerospermum Noronhanum....................................881

Tjetjerenehan. — M. S. Glochidium glaucum var..................................348

ïjikadoe, zie Malawasil.

Tjinoe..............................................................................................................1342

U2

-ocr page 171-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Tjipede ajer................................................................................................1343.

Tjodokang. — Cel........................................................................................1345.

Tjoebadak ajer. — S. Artocarpus sp....................................................89,

// oetan. — Sum............................................................................1344.

// rimbo. — Sum. Sideroxylon sp..............................................750.

Tjoekilan. — J. Schmidelia raceiuosa.....................................1366.

Tjoeudjoeng. , _ s Talauma Can(lollei................................................791.

Tjoenljoer. \\

Tjoklai. - M. S. Theobroma Cacao......................................................835.

Toeba. — Lamp. Pierardia dulcis........................................................632.

Toeik. — Tim..............................................................................................1346.

Toelian. — Eusideroxylon Zwagerii..........................................................299.

Toemih. — Tim........ ..........................................................................1347

Toendjoeng — S..........................................................................................1348.

Toengoeroet,. — S. Castanopsis Tungurrut..............................................181.

Toentoen, — Ncphelium lappaccum..........................................................590.

Toepie. — Tim............................................................................................1349.

Toetoep antjoor (autjper). — Bal..........................................................J350.

Tolak tangol. — S. Paratropia longilblia................................................607.

Tolor. — Cel. Guettarda sp......................................................................372.

u kartas. - - Cel. Alstonia sp............................................................39.

Tombawa. — Cel. Dysoxylon sp........................................265.

Tomie Tomie. — Flacourtia sp..................................................................333.

Tonger of Pongei. — Sum........................................................................1351.

Totondong. — Cel. Alstonia sp.....................................38.

Trantang. — S. Buehanania sp................................................................123.

Troeëp. — S. Artocarpus elastica..............................................................73.

Troes goeuoeug. — S. Hartighsia excelsa..............................................383.

Trotoep ......................................................................................................1352.

0 i Artocarpus Blumei..........................................................71.

Turnip. — S. r , .

) v elastica......................................................../ •

Tuwah. — Ton. Calophyllum sp..............................................................149.

Ulassie. — M. Nauclca i\'agifolia..........................................................572.

Waat. — Amb. Bruguiera Rumpliii.................\'....................118.

Wadaug. — J. . /.r-i

. \' rterospermum subentolium..........................\')74.

quot; oerang. — J. v

Waderau. — .F...............quot;.............................. 1353.

Wadoe...................................................... 1354.

Walirong.................................................... 1355.

Waï. — Ton. Mangifera sp....................................................................508.

Wakan. — Cel. Tetranthcra amara............................. 814.

Wakkat. — Amb. Bruguier.i Rumpliii.-........................ 118.

Walan (Walang). — M. J. Pterospermum diversifolium......................672.

143

-ocr page 172-

ALGEMEEN REGISTER.

No.

Waleh (Walee). — Ton. Diospyros Ebenuin...............................243.

Walen badak. — S. Ficus scabcrrima....................................................316.

Waliklan. — J. Acer laurinum................................................................5.

Walikoekoeu. — J. Schoutenia ovata......................................................737.

Wanatali. — Men. Murraya sumatrana..................................................544.

Wangkal. — J. Albizzia sp......................................................................24.

Wankol (Wankaol). — Cel. Uvaria sp . ...............................................858.

Wangoon......................................................................................................1356.

Wani. — Mak. Mangifera Kemanga......................................................505.

Warawasey. — Ton. Intsia amboinensis..................................................424.

Wareng. — J. Gmelina asiatica..............................................................355.

I Urostigma euneatum..................S47.

Wariengien of Wringien. — S. J. ^ n \' microcarpum............852.

// benjaminum..............845.

Wariinetten. — Amb. Artabotrys suaveoiens........................................69.

Waring. — M. Ton. Avicennia officinalis............................................96.

Waroc ot\' W. laoet. - M. Hibiscus tiliaceus......................................391.

n goenoeng. — S. M. n elatus..........................................392.

n gombong. — // // sp................................................391.

// linggies. — n // //...............................394.

// lot. — J. Neesia altissima..........................................................586.

Warocdcdak. — Tetrantbera sp................................................................833.

Waroetelik. — // n................................................................834.

Warotan. — Cel. Laurinea sp..................................................................471.

Wasian. — Cel. Michclia sp....................................................................528.

Welahan.................................................................J357.

Weiirang, zie Lirang.

Wenoeang (Wenuang). — Cel. Öctomeles sumatrana........................597.

Weroe. — J. Albizzia procera..................................................................22.

Weronbon................................................................1358.

Wesem (Wessie). — Schleicliera trijuga................................................736.

Wijauw. — Ton. Aleurites sp. div......................... 25 en 26.

Wining. — J. Pterocymbium javanicum..............................................680.

Winong. — J. Tetrameles nudiflora.............................811.

Wisar. - Cel. Dysoxylon sp................................. 266-

Woengoe. — Lagerstroemia Reginae............................ 451.

Woenie. — M. J. S. Antidesma Bunius................... . . . 54.

I\' tjaai. — S. n n var..........................................55.

Woenoeng. — Pterocymbium javanicum....................................................680-

Woering. — Men. Cratoxylon sp............................................................227.

Woeroe djagel. — Tetranthera sp............................................................830.

Woleh. — Cel. Aglaia sp......................................................................19.

Woloh. — Cel. Pterospermum sp............................................................678.

IU

-ocr page 173-

Register der Nederlandsclie namen.

Advokaatbooin (Persea gratissima)..............................................................624.

Aloëhout (Aquilaria Agallocha)..................................................................64.

Baniaanboom (Urostigma .benjaminum)......................................................75.

Bcnzoë-boom (§tyrax Benzoin)..................................................................773.

Broodboom (Artocarpus incisa)..................................................................75.

Cacaoboom (Thcobroma Cacao)..................................................................8S5.

Dadapboom (Erythrina iusca)...............................................................291.

Djattieboom (Tectona grandis).............................. 797—803.

Drekhout (Premna foetida)..........................................................................657.

Ebbenhout (Maba Ebenus).............................................488.

Eiken................................................... 687—704.

Fluitboora (Casuarina eqnisetifolia)............................................................182.

Gifboom (Antiaris toxicaria)........................................................................53.

Guajava-boom (P^Hium Guajava)................................................................662.

Gutta-percbaboom (Tsonandra Gutta)..........................................................428.

Kajoepoeti-booni|r(Melaleuca Cajeputi)......................................................510.

Kaneelboom (Cinnamomum zeylanicum)....................................................204.

// (Wilde) (C. Kiamis)...................................................200.

Kapokboom (Eriodendron anfraetuosum)....................................................289.

Kinaboom (Cinchona Calisaya)....................................................................195.

Klapperboom (Cocos uucifera)....................................................................213.

Koffij boom (Coffca arabica)................................................................214.

Kokospajm (Cocos nucifera)..................................................213.

Kruidnagelboom (Caryophyllus aromaticns)............................................167.

Kurkhout (Alstonia scholaris)....................................................................33.

Letterbont (Ambonsch) (Brosimnm Anbletii ?)........................................1089.

Mangaboom (Mangifera indica)..................................................................492.

Mangiesboom. Mangostan (Garcinia Mangostana). ...........................337.

Mirobolan (Terminalia Gatappa)..............................................805.

Moerbeiboom (Indische) (Moms indica).....................................542.

Notenmuskaatboom (Myristica fragrans)....................................................549.

Oranjeboom (Citrus Auranléum)...................................................207.

-ocr page 174-

1 6 REGISTER DER NEDERLANDSCHE NAT-xlN.

. No.

Pompelmoes (Citrus deeumana) ..............................................................209.

Rozen-appeltje (Jambosa vulgaris)..............................................................439.

Sagoeweerhout (Gareinia sp.)......................................................................339.

Sandelhout (Rood) (Pteroearpus santalinus)..............................1360.

// (Wit) (Santalum album) ........................................................720.

Sapanhout (Cacsalpinia Sappan)......................................130.

Slangenhout (Strychnos colubrina en S. ligustrina)..............• 1362

Tamarinde-boom (Tamarindus indiea)........................794-.

Vleesehhout (öehoutenia ovata)..................................................................737.

Wortelhout (Ambonseh) (Pteroearpus saxatilis)....................................666.

Ijzerhout (Mesua ferrea)..............................................................................519.

// (Riouwseh) (Sloetia Sideroxylon)............................................754.

// (Sumatraanseh) (Eusideroxylon Zwagerii) . ..........................299.

/\' (Tcrnataanseh) (Blaekwellia foetida)......■...... ...............106.

Zonnehout (Pteroearpus indieus)....................*........................663.

Zuurzak (Anona murieata).............................. ............44.

\'f.

-ocr page 175-
-ocr page 176-