-ocr page 1-

m

-ocr page 2-

Misc. doctr.

Qu, .»19 2

-ocr page 3-

RJKSUNVERSITEIT UTRECHT

04

90 5281

-ocr page 4-
-ocr page 5-

: -gt;■

-ocr page 6-
-ocr page 7-

^ISSERTATIO PHYSIOLOGICO-MEDICÂ INAUGURALIS

CONTJNENS DiSQÜlSITIONES

^^ULI ACCOMMODATIONIS QUAINTITATE.

-ocr page 8-

.M ,

(I

-ocr page 9-

ONDERZOEKINGEN

OVEE

öe hoegrootheid

ACCOMMODATIE

Ih. H. MlC-GIIliVRÏ.

PROEFSCHRIFT

^ERKEIJQINö van den GEAAI) van doctob in dk oeneeskunde
aan de utrechtsche hooöeschool,

25 Junij 1858.

ÜTRECHT,

j- 6. ANDEIESSEN.
1858.

-ocr page 10-

Gedrukt bij j. g. andeikssen.

■ • t.

-ocr page 11-

-^SERTiTIÖ PHYSIOIOGICÖ-MIDICA IMUfiüRAUS.

CONTINENS DISQUISITIONES

«CDU ACCOMMODATIOIS ftUMlTATE,

quam

ANNUENTE SUMMO NUMINE,

ex auctofiltate eect031is magmipici

PET EI HARTING,

Med. et akt. obst. doct. et math, et phil. nat. pkoi\'. okd. ,

nbc hon

a-mplissmi senatus academtci consensu

et

nobilissimae eacultatis medicae degketo,

^^fo ^prabtt ^göcfötrahts

summisqtje in

Medicina honoeibus ac pkivilegiis,
liK ACAOKMIA BHENO-TBAJECTIIVA

eite et legitime conseqüendis,

Publico ac soienni examini submittit

■quot;ffiOBOROS HEBRICDS MC-GIILAVRÏ,

INDO-BATAVUS.

A. D. Xy-i,

^ mensis junii , anni mdctlclviii , hora i.

I-

ß^SSS^^/nbsp;TKAJECTI AD KHENUM,

y^f J. G. ANDEIESSEN TYPIS MANDAYIT.

ildccclviii.

-ocr page 12-

.■i.i

-

Pï-

f ■nbsp;Utenbsp;x

a

¥0 -

m \'

f

.14 .

i \'X

!

f^r-

^

•quot;■\'■toSquot;::/nbsp;__

-ocr page 13-

^\'^g altijd blijft het eene onmogelijkheid, voldoende
rekenschap te geven van hetgeen plaats grijpt bij
accommoderen van het oog voor verschillende
afstanden. Nadat Cramer geleerd had, dat, bij de
de kromming van de voorvlakte der
eene andere wordt, trachtte
Helmholtz te be-
^ y^eti ^ ^^^^ verandering de eenige voorwaarde

^ accommodatie

uitmaakt. Hier moet men echter
(Jat, indien men beproeft rekenschap te
^ Van de krachten, welke de voorvlakte der
tiollej, (Joen worden, feiten ontbreken, welke ter
^ ^quot;^S onmisbaar zijn. Van daar dan ook, dat
\'^oorstelliijggj^, welke de eerste geleerden van het
isöie ^ej. accommodatie hebben gegeven, niet

met elkander i«nbsp;. • ■•

m overeenstemming zijn.

Van verschillende zijden , langs verschil-
e quot;Wegen, de oplossing van het vraagstuk beproefd

1

-ocr page 14-

is, zou men kunnen vooronderstellen, dat, werd thans
de bovenvermelde zwarigheid uit den weg geruimd,
het geheele leerstuk zoo goed als afgerond zou zijn;
en vreemd inag derhalve de bewering klinken , dat
een onderzoek , hetgeen het meest voor de hand ligt,
tot nu toe niet is verrigt: wy bedoelen de quan-
titatieve bepaling der accommodatie.

Door den Hoogleeraar Donders opmerkzaam ge-
maakt, dat hier eene leemte bestaat in onze kennis,
dat onderzoekingen in deze rigting geene onbelang-
rijke resultaten zouden aan den dag brengen, hebben
wij, na de verzekering ontvangen te hebben, dat
daar, waar onze krachten te kort schoten, het ons
niet aan hulp en raad zoude ontbreken, den weg in-
geslagen, door bovengenoemden Hoogleeraar aan de
hand gedaan, om eenen vasten maatstaf te verkrijgen
ter vergelijking der accommodatie van verschillende
individuen.

De volgende bladen bevatten de uitkomsten van
ons onderzoek, Eene korte aanwijzing van den bij
ds uiteenzetting daarvan gevolgden gang moge voor-
afgaan.

In de eerste plaats doen wij eene keuze uit het
aantal in de wetenschap bekende optometers, en zijn
aangevangen met de vermelding van de punten,
waarop wij hierbij bijzonder gelet hebben , en van
de bezwaren, welke de aanwending van sommige
optometers mede brengt. Daarbij wordt tevens be-

-ocr page 15-

^andeld de beteekenis van de uiterste grenzen der

accommodatie.

Hierop volgt de uiteenzetting der methode, door
\'Welke, uaaY o^g gebleken is, de accommodatie-
grenzen het meest naauwkeurig zijn te bepalen; en
quot;herder die figj. wijze, waarop uit deze gegevens
uitgestrektheid der accommodatie kan gevonden

quot;\'borden.

Een tweede gedeelte handelt over de verschillende
«instandigheden , die op de hoegrootheid der accom-
\'^odatie invloed oefenen. De belangrijkste is wel
leeftijd der onderzochte individuen; desniettemin
bonden wij het wenschelijker, deze in de tweede plaats
behandelen en aan te vangen met den invloed,
de convergentie der gezigtslijnen uitoefent, aan-
Sezien het hierdoor duidelijk wordt, welke bezwaren
^^^ te overwinnen heeft, om de accommodatie van
® individuen vergelijkbaar te doen worden.

derde gedeelte handelt over hetgeen ons ge-
bleken is bij bet onderzoek der accommodatie van
normale oogen.

Het is

aangename pligt hier ter plaatse
te kunnen vermelden hoe grooten dank ik aan U
Prof.
Donders, zeer geachte Leermeester en Pro-
®aotor, verschuldigd ben. Terwijl Gij steeds den

-ocr page 16-

eerstbeginnenden met raad en hulp ter zijde stond
was tevens de ruimste gelegenheid tot ontwikkeling
onder Uwe leiding voor mij open gesteld.

Slechts korten tijd was mij het geluk vergund uw\'
leerling te zijn, maar een diep gevoel van dank-
baarheid verpligt mij voor altijd aan IJ, en doet mij
den wensch uitspreken, steeds uwe vriendschap te
mogen blijven bezitten.

-ocr page 17-

I.

ödien men van een oog verlangt te kennen de
nood\'nbsp;accommodatie, is in de eerste plaats

quot;^va- ^^ kennis van het naaste en verste punt,
doelnbsp;^^^nbsp;accommoderen. Wij be-

(}nbsp;deze punten twee punten, gelegen

^^^ gezigtsiijn, welker afstanden van het midden
gjfg^^J^^l^^^akte van de lens de kleinste en grootste

ns^t rnbsp;\'nbsp;^\'oorwerpen volkomen scherpe

sbeelcJen kunnen leveren. Reeds sedert een

dennbsp;^s\'^ktuigen in gebruik, bekend onder

otntre ^^ • ^^^^ optometers. De eerste opgaven daar-
^d\'nbsp;P
^teefield die later in

besch ■■ • ^^^^ Medical Essays eene meer volledige
optorn^\'an zijn instrument gaf, en den naam
Wiist ^^ ^^ wetenschap invoerde. Zijne methode

De o^ \'tekende proef van Scheiner.
beterd ^nbsp;van Porterfield werd later ver-

•^oor ïaomas Young , die de volgende be-

1) TreatUe

ihe Eye, I Vol. — 1749,

-ocr page 18-

schrijving geeft in zijne Course of hectures on natural
Philosophy and the mechanical Arts.
1807,

»De optometer kan vervaardigd worden van een
stuk kaart-papier of ivoor , ongeveer acht duim lang
en een duim breed , in de lengte afgedeeld door eene
zwarte lijn , welke niet te dik moet zijn. Het eene
uiteinde van het papier moet ingesneden worden
■ - 200dat het kan omgebogen en in eene
hellende rigting bevestigd worden; of wel een afzon-
derlijk stuk kan aan den optometer worden toege-
voegd. --- In dit gedeelte moet een gat gemaakt

worden van ongeveer een halven duim in het vierkant,
en de randen moeten zoo worden ingesneden, dat er
een stuk dik papier kan ingeschoven worden, voorzien
met spleten van verschillende afmetingen, van Vio
duim — Vïo duim breedte, van elkander gescheiden
door breedere ruimten , opdat elk waarnemer die kan
kiezen, welke het best voor zijne pupil passen.quot;

Ten einde het werktuig voor verziende oogen te
doen dienen, bragt
Young nog eene lens aan van
vier duim brandpuntsafstand en gebruikte daarbij
eene schaal, waardoor de schijnbare punten van
accommodatie tot de ware werden overgebragt. De
spleten, in plaats van kleine ronde openingen,
waarmede
Scheiner experimenteerde, dienden om
grootere lichtsterkte te verkrijgen. De overlangsche
lijn werd gefixeerd en met behulp van een\' verschuif-
baren aanwijzer op de schaal het punt afgelezen,
waar de zwarte lijn enkel gezien werd.

Wij hebben geene beschrijving van eenen optometer
ergens kunnen opsporen, die in principe van den

-ocr page 19-

boven beschrevenen afwijkt, met uitzondering van
het door
Ruete geleverde werktuig,\') dat voor ons
doel niet geschikt is, en van den optometer van
von Graefe,

De optometers, welke op Scheiner\'s proef be-
rusten, zijn reeds van verschillende zijden onbruikbaar
geoordeeld, om de uiterste grenzen der accommodatie
te bepalen. Hoogstens kunnen zij dienen, om te zien,
waarvoor een oog geaccommodeerd is, niet waarvoor
een oog accommoderen kan. De hoofdbezwaren zijn,
dat het onderzochte oog niet den afstand kent, waar
de te fiseren voorwerpen geplaatst zijn, en bovendien
door de kleine openingen de verstrooijngs-cirkels ver-
minderd worden. Uitvoerig heeft
von Graefe hier-
over gehandeld in het
Archiv für Ophthalmologie,
2ter Band, 1ste Ahtheil. S. 161. Daarom scheen het
ons verkieslijk , ons te bedienen van den optometer
van VON G
raefe, bestaande in een metalen raampje,
(ongeveer 1 hoog en 2quot; breed), waarin fijne draden
zijn uitgespannen. Ter meer naauwkeurige bepa-

1)nbsp;Der Any^f\'-megei und das Optometer.

2)nbsp;Door Helmholtz is nog voorgeslagen, eenen optometer aan
te wenden,nbsp;l^erust op de grootere en kleinere breekbaarheid
der stralen, waaruit het witte licht is zamengesteld. Ziet men door
eene kleine opening, waarachter een gekleurd glas is geplaatst, hetwelk
hoofdzakelijk \'oo^® ea violette stralen doorlaat, zoo zal men, indien
voor de roode stralen geaccommodeerd wordt, een rood punt met
violetten hespeuren; omgekeerd, geeft accommodatie voor de
violette stralen een violet punt met rooden zoom. Wanneer de zoom
geheel ontbreekt, is het oog voor de tusschen in gelegene groene
stralen ingerigt.

-ocr page 20-

ling en meerder gemak werd de volgende inrigting
gekozen:nbsp;^

Eene plank van 1 N. E. lengte werd op een voet-
stuk bevestigd, zoodanig dat ze hooger en lager kon
gesteld worden. Aan het eene uiteinde werden twee
zijstukken aangebragt, waartusschen het voorhoofd
van de onderzochte personen geplaatst wordt. De
zijstukken dragen vizieren, beantwoordende aan het
nulpunt eener schaal. De verdeeïing dezer schaal is
empirisch bepaald en wel aldus: meet men den af-
stand van den binnenrand der eene cornea tot aan
den buitenrand van de andere bij evenwijdige ge-
zigtslijnen, zoo verkrijgt men gemiddeld 28\'//quot;. De
afstand der draaipunten van beide oogen bedraagt
natuurlijk evenveel en neemt men voor den afstand
van elk der draaipunten tot aan de pool der lens-
voorvlakte gemiddeld 3quot;\' aan, dan verkrijgt men de
afstanden van de lensvoorvlakte tot aan het gefixeerde
voorwerp op de schaal vertegenwoordigd, door met

stralen van 1quot; -i- R\'quot; oquot; p o;,,nbsp;. ,

du X -1- ö , 2 • oquot;, enz. uit het

draaipunt als middelpunt telkens de loodlijn te
«quot;ijden, die op het midden der lijn, die de draaipunten
vereenigt, is opgerigt.

In de overlangsche sleuf der plank past een
koperen voetstuk , dragende een optometer van
vok
Gkaefe
met een\' zijdelingschen arm, die over de
schaal schuift. De voorvlakte van het ligchaam der
ossa supra-niaxülaria steunt tegen twee uitstekende
latjes, die in en uitgeschoven en met eene schroef
bevestigd kunnen worden, waardoor het mogelijk wordt,
met behulp der vizieren steeds de pool der lensv\'oor-

-ocr page 21-

klakte aan het nulpunt der schaal te doen beant-
woorden. Bovendien is het werktuig voorisien met
een scherm, om ée\'n oog af te sluiten en met
statieven voor lenzen.

conv^ behandeling van den invloed, welke de

van^r\'^^\'^^^^ ^er gezigtslijnen op den brekingstoestand

^ uitoefent, zal blijken, dat de optometers

^ e ^^^auwkeurige bepaling toelaten van het mini-

^^^ \'quot;spanning van \'t accomodatie-vermogen

quot; punt). Daarom is door ons steeds van de
eigende i,
punt quot;^quot;ethode gebruik gemaakt, om de grens-

^ ^^^en der accommodatie te bepalen. Vooreerst werd
^fs^tar d^*^\' de onderzochte personen op grooten
gï\'ondnbsp;groote, zwarte drukletters op witten

hetzi\'nbsp;?\'a.g8n , dan wel, of hiertoe hetzij positieve

^^ negatieve glazen vereischt werden ; — voorts ,
P°®itieve glazen getolereerd werden, zonder dat
hieronder leed. In het laatste
vereischt^^^ quot;nauwkeurig de brandpuntsafstand van de
g.^.nbsp;of combinaties van glazen bepaald.

gezigtslijnen

dezernbsp;^\'^dere woorden de convergentie-hoek

Iequot; do^quot;*^^^nbsp;\'nbsp;moeten de lichtstra-

evov,nbsp;Sefixeerde voorwerpen uitgezonden,

geacht worden.

ziea linbsp;lens noodig voor het duidelijk

verte , dan is de focaal-afstand dezer lens,

-ocr page 22-

verminderd met haren afstand van de voorvlakte der
kristallens , het ware punt van accommodatie. Bij het
scherp zien in de verte door negatieve glazen moeten
de grootheden, die in het vorige geval van elkander
worden afgetrokken, bij elkander worden opgeteld,
om het verste grenspunt der accommodatie te vinden.
De reden, waarom men aldus te werk moet gaan,
is , zoo als van zelf spreekt, deze: dat evenwijdige
stralen, na de breking door lenzen, naar het brandpunt
convergeren of daarvan divergerende schijnen uit te
gaan, en het dus eveneens is , althans voor negatieve
lenzen, alsof de voorwerpen in het brandpunt ge-
plaatst waren.

Eene grootere moeijelijkheid doet zich op bij
de bepaling van het naaste punt. Het is bekend,
dat de convergentie der gezigtslijnen invloed uitoefent
op den brekingstoestand van het oog, en de pogingen,
door ons in het werk gesteld, om te weten , hoe groot
deze invloed is, zullen later vermeld worden. Voor-
loopig moeten wij ons bepalen tot de mededeeling,
dat in de tabel het verste punt steeds bij evenwijdige
gezigtslijnen is aangegeven, en dat het naaste punt
bepaald is: voor myopische, normale en ligt pres-
byopische oogen , zonder hulplens, bij dien conver-
gentie.hoek der gezigtslijnen alzoo, waarbij het
nog
mogelijk was , scherp te zien ; terwijl oogen met
een ver af gelegen naaste punt onderzocht zijn met

1) Uitzondering maken hierop de onderzochte personen met insuf-
ficieotie van de binnenste regte oogspieren, welker naaste punt is
bepaald door beurtelings e\'én oog af te sluiten.

-ocr page 23-

positieve glazen , waardoor de convergentie-hoek on-
geveer gelijk werd aan den gemiddelden van normale
oogen, beboerende aan personen van gelijken leeftijd.

Heeft men bij de bepaling van eenen accommodatie-
grens Van hulp-lenzen gebruik gemaakt, dan kunnen
l^it de schijnbare waarden gemakkelijk de ware worden
®Kend. Bij het zien in de verte is de wijze,
^ïiarop de herleiding geschieden moet, reeds boven
aangegeven. Voor de overblijvende gevallen stelle
Wen den focaal-afstand der hulplens . . . = ƒ ,
afstand tusschen de hulplens en de lens
^an het oog..........

afstand tusschen de hulplens en het ge-
fixeerde voorwerp........— b y

afstand van de hulplens tot het punt,
^it hetwelk de stralen schijnen uit te gaan,
^ of Waarnaar zij convergeren na de breking. = m.
® Waarde van m wordt gevonden uit de formules :
ƒ
positief.nbsp;f negatief.

Jl _ 1 1nbsp;—ó ƒ

b

h f

bf

f-b

Indien f ^ h , wordt de waarde van m negatief

met betrekking tot de lens, doch blijft positief met

ƒ trekking tot het oog; is 6 gt; ƒ zoo heeft het om-

eerde plaats. Daar h met betrekking tot het oog

steeds positief is, moet de waarde van k , om het

punt van accommodatie te vinden, in het eerste

bij ni opgeteld, in het tweede van m afgetrokken
^\'orden.

f

-ocr page 24-

Door de aanwending dezer formule in staat gesteld ,
om, ook bij \'t gebruik van hulplenzen, voor het
onderzochte oog geplaatst, naauwkeurig naaste en
verste punt te vinden, doet zich de vraag op : kan
men, door gebruik te maken van deze gegevens, de
grootte der accommodatie naauwkeurig uitdrukken in
cijfers, die, voor verschillende individuen berekend,
onderling vergelijkbaar zijn ?

By de accommodatie voor nabij gelegen voor-
werpen laten zich twee mogelijkheden denken; óf
de breekkracht van het systeem moet grooter
worden, óf wel de gezigtsas langer. In het laatste
geval zou het verkieslijk zijn , als geheel zich aan-
sluitende aan de werkelijkheid, te bepalen, hoeveel
deze verlenging der gezigtsas bedraagt. Het is
evenwel bekend, dat op de vormverandering van
de voorvlakte der lens de accommodatie berust.
Wil men dus aan de waargenomen feiten getrouw
blijven, zoo verdient enkel de eerstgenoemde moge-
lijkheid in aanmerking te komen, n. 1. het toe-
nemen in breekkracht van het systeem. Stelt men
zich een oog voor, geaccommodeerd voor het verste
punt,
zoo zou men eene lens met -positieven brand-
puntsafstand aan dit oog hunnen toegevoegd denhen,
waardoor de stralen van een voorioerp, in het naaste
punt geplaatst, zoodanig werden gebroken, dat zij
van het verste punt schenen uit te gaan. De focaal-
afstand dezer lens han nu als maat worden aange-
wend, om de accommodatie van alle oogen vergelijkbaar
te maken.
Deze focaal-afstand is nu gemakkelijk te
berekenen uit de formule :

-ocr page 25-

-L — Jl ^

anbsp;pnbsp;r

waarin p de afstand van \'t naaste punt, en r die

verste punt voorstelt, maar waarbij in betoog
moet worden gehoud

en , dat r negatief wordt, indien
naaste en verste punt aan dezelfde zijde der lens
bggen.

Zi\'

J gt; namelijk ƒ, de brandpuntsafstand eener ideale,
^^ plaats van het oog gestelde lens,die de van het
pujit uitgaande stralen op het netvlies doet
convergeren, en a de brandpuntsafstand der hulplens,
e vddr de eerste moet geplaatst worden, om voor
stralen van het naaste punt uitgaande, het kruispunt
het netvlies te vinden, dan is, den afstand
quot;sschen lens en netvlies = c stellende :

V

1

1

c

~ ƒ

l

_ 1

1

_)--

c

ƒ

a

waaruit

1

1

1

p

r

a

oor de praktische toepassing wendt men deze

^amgnli\'k^\'^quot;^^\'^nbsp;^^ formule slechts zijn, wanneer de ge-

ideale 1 ^nbsp;middenstoffen van liet oog door eene zoodanige

l\'nelitnbsp;vervangen worden, die aan beide zijden door

easd is.nbsp;Dit jg echter niet geoorloofd. Intusschen schiint

eenvoudige fnnbsp;i

ons hiernbsp;voor de pralctiselie resultaten, waarom het

^anmerF ^^nbsp;genoeg, en zij komt te meer in

de tonbsp;uitkomsten eener meer naanwkeurige berekening
opassmg in hooge mate zouden compliceren.

-ocr page 26-

met het meeste gemak aan onder deze

formule
vormen

r lt; co ea r negatief

r — (X) en r negatief
p lt; co en r positief
p ~ co en r positief

a

r p

1

1

a

P

1

_ P r

a

p r

1

1

r positief en p negatief doch p gt; r

p—r

p r

Eene wijze van bepaling der accommodatie, die
voor de beoordeeling, met welke brillen myopen en
hyperpresbyopen moeten worden toegerust, belangrijk
is, en waarvan wij ons een oogenblik voor dit
onderwerp goede diensten beloofden , is deze. Men
beginne, om het zoo eens uit te drukken, met het
oog eenen normalen versten grens van duidelijk zien
te geven, dus bij evenwijdige gezigtslijnen juist op
oneindigen afstand te brengen door middel van ge-
schikte glazen , en bepale daarna het naaste punt,
hetwelk het oog achter deze zelfde glazen kan be-
reiken. Wij dachten hierin eene eenvoudige methode
van bepaling gevonden te hebben voor de hoegroot-
heid der accommodatie. Indien n. 1. een myopicus
of hyperpresbyopicus een glas van 12quot; negatieven of
positieven brandpuntsafstand behoeft voor het duidelijk
zien op afstand, en hij met deze glazen tevens tot
op 5quot; scherp kan zien, bezitten zijne oogen (de glazen
als een onderdeel hiervan gedacht) ~ accommodatie.

-ocr page 27-

Hoe gevvigtig ook eene der£;elijke bepaling voor den

onbrnbsp;^^^ onnauwkeurig en daarom

baar voor de beoordeeling van hetgeen wij
^erlanfren inbsp;t. j

br\'1 Inbsp;Kennen , want, voorondersteld , dat de

gazen op 1\'/ van de voorvlakte der lens waren

acfo^^^^^\'nbsp;\'nbsp;schijnbare

de ware te berekenen, deze

^yopicus
^an 4quot; tot 13quot;

Hyp erpreshyop icus
van 7quot; tot 11quot;

1 ® accommodatie bedraagt dan voor het Myopische

nor\'nbsp;Hyperpresbyopische ^ en voor het

eenquot;^^ oog Omgekeerd volgt hieruit, dat, indien

eennbsp;hyperpresbyopicus in werkelijkheid

groot accomodatie -vermogen bezit als iemand,

onquot;nbsp;oogen toegerust, en men aan de beide

^-ersten vn

on • j- ^^ uitersten grens van duidelijk zien den
^\'oor H ^^^nbsp;heeft gegeven, het naaste punt alsdan

^ieo\'en^\'^ ^ypei\'Pi\'esbyopicus het digtst bij het oog zal
het^^quot;\' ^^^ ^^^ normale hierop zal volgen , en
hetnbsp;quot;og grooteren afstand van

tgt;ereiT^ naaste grens van duidelijk zien reeds zal

ont^^^ ^^^ ^^^nbsp;gezegde duidelijk zijn , dat

grooürquot;^^^^ bepaling alleen ontoereikend is, om de
torens ^^^nbsp;te leeren kennen , en men

raken ^ka^^ ^^^ gebezigde methode hiertoe ge-
de hnbsp;^^nbsp;Physiologie van belang,

in de ^ Slootte te leeren kennen, terwijl men
vannbsp;praxis met het minst verlies

y iiet naaste punt kan bepalen van alle oogen,

-ocr page 28-

welker verste grens van duidelijk zien natuurlijk of
kunstmatig gelijk
cc is. Het cijfer, hiervoor ver-
kregen als noemer geplaatst eener breuk , welker
teller — 1 is, geeft eene waarde voor de accom-
modatie, die voor oogen met abnormalen versten
grens van duidelijk zien te groot of te klein uitvalt,
echter voor myopen meer van de waarheid afwijkt
dan voor hyperpresbyopen, en met den naam van
kunstmatig beschikbare accommodatie zou kunnen
worden bestempeld.

M

-ocr page 29-

IL

invloed van de convergentie dee gezigtslijnen

op de accommodatie.

De

der
het

ïïieening, dat aan eene bepaalde convergentie

gezigtslijnen steeds dezelfde brekingstoestand van
oog beantwoordt, die door
Poeterfield , later
j Johannes Müller werd voorgestaan, is reeds
als onwaar erkend. De eerste, die hiertegen
optrad en overtuigend aantoonde, dat de absolute
. ^^\'^^\'Ijkheid tusschen convergentie en accommodatie
bestaat was
Volkmann i). Later deelde Donders
\'\'^yiie proeven hieromtrent mede , en deed uitkomen
hoe groot belang eene meer naauwkeurige studie
■^an dit onderwerp zou zijn, vooral met het doel te
®®ren kennen de grootte van den invloed , dien de
onvergentie op de accommodatie , en deze op gene
Uitoefent.

In de eerste plaats dient gezegd te worden , dat,
Ji vroeger gewaagd werd van eene convergentie

m

2)nbsp;Physiologie des GesicMsinnes,\\Uamp;. s.148.

onandische Beiträge nu den Anatomischen und Physiologischen

^^^enschaften.

-ocr page 30-

der gezigtsassen , men eigenlijk van die der gezigts-
lijnen moet spreken. Immers vpordt de convergentie
bepaald door bet aantal graden van den hoek, welks
hoekpunt in \\ fixeerpunt ligt, «n welks beenen \'t
fixeerpunt met de raaculae luteae vereenigen. Deze
beenen dragen, zooals bekend is, den naam van ge-
zigtslijnen , en maken, hetgeen
Helmholtz heeft
aangetoond, eenen hoek met de gezigtsassen.

De gang van ons onderzoek werd in den beginne
door twee hoofdvragen bepaald , met welker beant-
woording wij zullen aanvangen. In de eerste plaats
werd onderzocht, hoeveel het verste punt, in de
tweede, hoeveel het naaste punt door convergentie tot
het oog nadert. Het i« voor de beantwoording der
eerste vraag noodig, uit te gaan van het verste punt
bij evenwijdige gezigtslijnen , en daarna de ligging
van dit punt te bepalen, wanneer de convergentie-
hoek een zeker getal graden bereikt heeft. Bij uit-
nemendheid geschikt zijn hiervoor de myopische oogen,
welker verste punt bij O® convergentie gevonden
wordt uit de som van lt;len brandpuntsafstand der
zwakste negatieve glazen, waarmeê scherp gezien
wordt op grooten afstand, en der ruimte gelegen
tusschen deze glazen en de plaats, van waar af de
verwijdering der accommodatie-grenzen moet gemeten
worden, welke plaats wij nulpunt willen noemen.
Het verste punt, bij eenen convergentie-hoek grooter
dan O®, kan onmiddellijk door optometrische bepaling
gevonden worden, en bij de vergelijking der ver-
kregen cijfers bleek, dat indien een myopicus bij even-
wijdige gezigtslijnen als verste punt een\' afstand heeft

-ocr page 31-

^\' bij gt; zonder glazen ziende, niet kan accomoderen
voor voorwerpen, op a afstand geplaatst, maar deze,
nad^^^^quot;^^ g^^ien te kunnen worden, tot het oog moeten
zoodat de waarde van het verste punt thans
IS geworden. Een vrij groot aantal myopen is
X d^^ onderzocht, maar de onregelmatigheid,
orstraalde bij de vergelijking van cijfers, voor
ulende individuen verkregen, maakte het noodig,
zocht*^^\'^nbsp;te vermelden den leeftijd der onder-

dat\' ^nbsp;\' de totale grootte hunner accommo-

denbsp;gegevens te berekenen, hoeveel van

eele accommodatie verbruikt wordt voor een zeker

Wellgt;nbsp;^y liebben diegenen uitgekozen,

^ hij bet onderzoek naanwkeurig en scherp

tabel^nbsp;aangaven, en hunne cijfers in eene

vereenigd, te gelijk met den gang van het

V?-? ^^^P®^presbyopen kan het verste punt bij even-
afstan^ ^®^quot;gtslijnen bepaald worden uit den focaal-
sche quot; ^^^ sterkste positieve glazen , waarmede nog
foca f ^f®tand gezien wordt, indien men van dezen
brilTnbsp;aftrekt de ruimte, gelegen tusschen de

connbsp;b®^ nulpunt. Hun verste punt, bij eenen

^ ^ergentie-hoek grooter dan Oquot;, wordt gevonden door
^^ometnsche bepaling met behulp van sterke lenzen.
^^ y ers, op deze wijze voor hyperpresbyopen ver-

het^^quot;\'nbsp;elkander onophoudelijk tegen, iets

gsen a priori te verwachten was, want er komen
gsene individuen voor, bij welke het zoo bezwaarlijk

c^e\'b ^ benoodigde glazen te bepalen. De aan-
^ oren hyperpresbyopicus

is niet in staat vrij aan-

-ocr page 32-

1

merkelijke verschillen in de sterkte der glazen waar
te nemen. Het schijnt nu eenvoudig, slechts op te
klimmen tot het sterkste, dat verdragen wordt, maar
herhaalt men de bepaling, zoo zal men uiterst zelden
resultaten verkrijgen , welke in overeenstemming zijn
met de vorigen. Geheel iets anders is het, wanneer
men met verkregen hyperpresbyopie te doen heeft,
maar overal waar hyperpresbyopie bestaat en vroeger
een normaal accommodatie-gebied aanwezig was, is het
accommodatie-vermogen geheel of bijna geheel ver-
loren. Hetgeen dus uit waarnemingen bij hyperpres-
byopen zou voortvloeijen, meenen wij achterwege te
moeten laten, omdat het zeker is, dat de grondslagen
der berekening dikwijls onjuist zijn en de berekening
tot onmogelijkheden leidt.

Voor oogen met normalen versten grens van duidelijk
zien is het verkieslijk, de nadering van het verste
punt bij toenemende convergentie te bepalen voor een
aantal hoeken , die b. v. steeds met 5quot; toenemen.
De volgende cijfers geven eene voorstelling van den
gang van het verste ipunt bij steeds en regelmatig
toenemende convergentie, en van de accommodatie,
welke noodzakelijk verbruikt moet worden, om van
den eenen tot den anderen hoek te komen.

Convergentie-

hoek = 0« B» IQO 150 20» 250 ^O» 35quot;

Verste punten. GO 1540\'^nbsp;SF^/\'

Hoeveelheden
accommodatie,

tusschen twee ^nbsp;1nbsp;11nbsp;111

aangrenzende

punten gelegen. 1540 BSVanbsp;T^^U 33 239/io 136

-ocr page 33-

Nog een middel bestaat er, om de nadering van het
quot;eerste punt door convergentie te bepalen. Wanneer
men op grooten afstand geschikte voorwerpen fixeert,
V. zwarte drukletters op witten grond, en nu voor
een oog of beide oogen prismatische glazen brengt met
naar binnen geplaatsten kanthoek, zoo ontstaan dubbel-
beelden, Spoedig gelukt het nu, wanneer men zich
eenigzins geoefend heeft, en van zwakkere tot sterkere
Prismata opklimt, de dubbelbeelden te doen ineensmel-
ten. In (jgj^ beginne was de convergentiehoek gelijk
5 indien nu de prismata eenen afwijkingshoek van
^ hebben, zullen de gezigtslijnen,, wanneer wederom
fnkelzien is ingetreden, elkander onder eenen hoek
gelijk
aquot; snijden. Men merkt dan op, indien de ge-
dwongen convergentie-hoek slechts eenigszins aanzien-
^yk wordt, dat de drukletters niet meer scherp gezien
\'^\'i\'orden, en men kan vervolgens beproeven, welke
glazen de scherpte der retina-beelden doen terug-
»-eren. Het zwakste hiervoor benoodigde negatieve glas
^ ert dan het middel, om de ware plaats van accom-
^odatie onder deze omstandigheden te leeren kennen.
^ oor dit onderzoek werden de prismatische glazen uit
®n briltoestel voor het scheelzien aangewend; echter
boeten wij vermelden, dat het moeijelijk en niet altijd
hogelijk is, den afstand tusschen de negatieve glazen
en het nulpunt volkomen juist te bepalen. Even-
^^e kan hierdoor in de berekening geen groote fout
geboren worden, omdat de overige cijfers in de formule
^00 groot zijn in vergelijking met het kleine cijfer,
at den afstand tusschen negatief glas en nulpunt
Voorstelt. Geheel iets anders zou het zijn, wanneer

-ocr page 34-

de verwijdering van \'t fixeerpunt geringer werd,
hetgeen plaats zou moeten hebben, indien men deze
methode wilde toepassen op den gang van \'t naaste
punt bij toenemende convergentie.

De afwijkingshoek der prismata is Bepaald door op grooten afstand,
welke naauwkeurig tekend was, eene loodregte zwarte lijn op witten
grond te fixeren, en nu het prisma voor één oog te hrengen met
den kanthoek naar eene zijde gekeerd, waarbij gezorgd werd, dat
het prisma niet de geheele opening der pupil bedekke. De verlich-
ting werd zoo geregeld, dat enkel de gefixeerde lijn en naaste om-
geving, voor zoo verre .ulks noodig was, mati« sterk verlicht waren
en ander licht zoo goed mogelijk was afgesneden, ten einde de
pupü tamelijk wijd te houden. De schijnbare verplaatsing der zwarte
lijn, by minimum van afwijking, op eene horizontale werd aange-
teekend door eenen helper; de^e herhaalde later op zijne beurt de
Tvaarnemingen, terwijl ik aanteekende. Het bleek uit de verge-
hjkmg der beide tabellen, waarop de grootte dezer lijnen was aan-
gegeven , dat op deze wijze de sinus van den afwijkingshoek scherp
kan gemeten worden. Uit de waarden, voor de sinussen verkregen
en den bekenden afstand tusschen oog en fixeerpunt was verder
gemakkelijk de afwijkingshoek te berekenen.

De verkregen cijfers voor twee waarnemers zijn
deze:

Totale accommodatie ==nbsp;Verste punt =

Leeftijd 24 jr.

00

Convergentie-
hoek.

Kruis-
punt
der
gezigts-
lijnen.

Negatief
glas indien
absoluut
verband
bestond.

Gevonden
negatief
glas.

Accom-
modatie.

Fractie

der
totale
accommo-
datie.

00

00

16quot;

00

0

0,0000

18® 9/30quot;

7,7\'^

7,9quot;

20

\'ki

0,1706

35051/ 6,6V

5,49//

5,6quot;

7

Vs

0,4479

-ocr page 35-

Totale aecommodatie = ^ Verste pust = 00
Leeftijd 40 jr.

Convergentie-
hoek.

Kruis-
punt
der
gezigts-
lijnen.

Negatief
glas indien
absoluut
verband
bestond.

Gevonden
negatief
glas.

Accom-
modatie.

1

ïractie

der
totale
acoommo\'
datie.

00

00

cao

12,2//

12,9//

80

Vai

0,0823

18» 9/30/\'

7,7quot;

7,9//

60

Vet

0,1093

23° 37/12//

6//

6,1//

25

V.6

0,2564

^SHl/ 6,6//

5,49//

5,amp;//

15

V16

0,4167

Voor de beantwoording der tweede vraag werd

zonT^^quot;®^^ liet naaste punt van Myopen bepaald

48 b ^ ^^ negatieve glazen , terwijl tevens door

^proeven, welke de sterkste negatieve lenzen
^aren

j^.. \' waarmede na eenige oefening nog duidelijk

®^enwijdige gezigtslijnen kon gezien worden , het

® punt bij eenen convergentie-hoek van Oquot; bekend

Bij alle onderzochte individuen was dit laatste

hen ^^^ ^itvoêrbaar, omdat men eenige oefening bij

^eslu\'^quot;^^ kunnen vooronderstellen, wil men eenig

trekken uit hunne uitspraken. In verband
Wiet dennbsp;,

^ quot; gang van het verste punt, kunnen wij de
gende cijfers aanvoeren, welke gekozen zijn uit de

este Waarnemingen.

-ocr page 36-

24

Totale Verste punt
j bij
Accommo- j evenwijdige

datie.nbsp;lijnen.

Leeftijd.

Natuurlijk
verste
punt.

Convergen-
tie-koek
van het
natuurlijk
verste punt,

Nood-
zakelijk
verbruikte
accommo-
datie.

1

quot;3,16
1

2,38

_^

1

2,74
1

3,6
1

2,86
1

4,63
_

4,78
1

4,24~
1

Jiëf
1

5,43
1

3,54~

1

IO2/3O

22\'/

13

13//

31,67
1

144
1

288,75
1

43^
1

36

_1

36

1

32,8
1

41,8
1

\' iTsTT

15

87,ï\'/

16«

8V3

IW

I7V2quot;

19

19

21«

20

4//

32«

305/6\'

4V2

4//

20

20Ve

63/,//

21

23

24«

23

I2V3O

12V//

liv/\'

18«

25

86
1

252/3«

26Vi

44,43
1

36

14\'/,//

2S

-ocr page 37-

25

Con-
vergentie-
hoek.

Natuurlijk
naaste
punt.

Con-
vergentie-
hoek.

Verschil
dezer
con-
vergentie\'
hoeken.

Nood-
zakelijk
verbruikte
accommo-
datie.

Practie

der
totale.

Si7

153/5«

1474»
14^X5«

21730«

41gt;V,8«

28«

1375»

282/50

58»

24»

407,0«

2472°

29»

3//

2quot;
V/

37/\'
2quot;

440

727i»

38V

18,88
1

1

1

10,72
1

7,54
i

6IV15»

K „

66V9»

697,

10

v\\

44«

%
%

2OV3O

4873«

14,03
1

32,2^
1

3,87
1

1

14,88

282/,o

42quot;

3073O
1773»

350

3679«

V

I 465/1^«

5/ //

467,,«

283/,fl
0,1874
0,0436
0;2326
0,2556
0,4787
0,4086

0,3373
0,1245
0,6770
0,3300
0,2379

-ocr page 38-

Uit de vorige tabel hebben wij twee kleinere uit-
getrokken , waarin de waarnemingen volgens de
grootte der hoeken gerangschikt zijn, ten einde het
overzigt gemakkelijk te maken.

Con-
vergentie-
lioek
vaa
het naaste
punt.

Nood-
zakelijk
verbruikte
accommo-
datie.

ïractie

der
totale.

Verschil
tusschen de
convergen-
tie-hoeken
der naaste
punten.

Nood-
zakelijk
verbruikte
accommo-
datie.

Tractie

der
totale.

32«

1

0,1000

1

0,4787

36

7,54

305/,0

1

0,0794

40Vio»

1

0,4086

36

7

262/jO

1

0,1222

86V9O

1

0,6770

44,43

3,87

24»

1

0,1131

2S3/4O

1

0,3300

41,8

16,45

21«

1

0,0634

28«

1

0,3373

43,36

14,02

SOVequot;

1

0,1107

21730«

1

0,2556

32,8

10,72

18»

1

0,0305

1575quot;

1

0,1874

86

18,88

16«

1

144

0,0158

U\'A»

1

53,25

0,0436

1

0,0377

1

0,2326

112,5

17,27

11725quot;

1

0,0347

13^5«

1

0,1245

102

32,25

10%«

1

0,1000

ll^uquot;

1

0,2379

31,67

14,88

1

0,0158

288,75

-ocr page 39-

De ongeschiktheid der hyperpresbyopen voor derge-
lijke proefnemingen en de onnaauwkeurigheid welke
de bepaling met prismatische glazen met naar buiten
geplaatsten kanthoek noodzakelijk zoude medebrengen,
hetgeen reeds boven behandeld is, waren beletselen ,
om van dergelijke bepalingen eenig resultaat voor
ons onderwerp te verkrijgen. Wij vermelden enkel
nog, even als dit vroeger voor het verste punt ge-
schied is, den gang van het naaste voor hetzelfde
individu :

00 50 iQO 15« 20quot; 25» 30» 35«

14Va 9V, 6V5 53/,9 5 48A„ 4V2

_J_ JL__Lnbsp;0

9,88 16,88 10,6 53 24,5 55,125 ^

Uit alles blijkt, dat een gelijk verschil in aantal
graden van den convergentiehoek niet steeds den-
zelfden invloed op de accommodatie uitoefent, zelfs
niet bij hetzelfde individu, verder dat uit onze cijfers
niet eene algemeene wet voor allen is af te leiden.
Hetgeen opmerkelijk is, en beter nog uit andere waar-
nemingen blijken zal, is, dat voor het doorloopen van
hetzelfde aantal graden convergentie, van denzelfden
hoek en in gelijke rigting voortgaande, de invloed
eene andere is op het naaste dan op het verste punt.

Het tot hiertoe medegedeelde doet zien, dat aan een\'
zekeren convergentiehoek steeds een accommodatie-ge-
bied beantwoordt. Met andere woorden: een normaal
oog kan bij onveranderde convergentie, zoo lang het
kruispunt der gezigtslijnen binnen de absolute grenzen
van duidelijk zien blijft, steeds voor een nader en

-ocr page 40-

een verder gelegen punt accommoderen , dus over een
gedeelte der totale accommodatie beschikken. De
reeds aangevoerde cijfers voor den gang van verste
en naaste punt bij een individu doen zien, dat dit ge-
deelte niet altijd even groot blijft. Om hieromtrent,
nog iets naders te kunnen mededeelen, hebben wij nog,
eenige waarnemingen toegevoegd, welker aantal wel
is waar gering is, maar èn de empirische bepaling
èn de latere berekeningen zijn tijdroovend, en diegenen,
welke in aanmerking kunnen komen voor deze onder-
zoekingen , tamelijk schaarsch. De resultaten zijn
graphisch voorgesteld PI. I, fig, 1, 2, 3 en 4, om een
gemakkelijk overzigt te geven. De abscissen stellen
de hoeken voor, terwijl op de ordinaten naaste en
verste punt zijn vertegenwoordigd, op die wijze, dat
tusschen de ordinaten en de stukken, waarin zijdoor
de curven van naaste en verste punt worden gesneden,
dezelfde betrekking bestaat als tusschen de accommo-
datie-hoeveelheden, welke aan de gevonden grenzen
van duidelijk zien beantwoorden. De diagonaal ver-
tegenwoordigt den gang van het convergentie-punt.

Het blijkt, dat, wanneer het verste punt op onein-
digen afstand ligt, de speelruimte der accommodatie bij
eenen onveranderlijken convergentie-hoek het grootst
is, en dat de invloed op het verste punt bij toe-
nemende convergentie langer blijft bestaan dan op het
naaste punt, terwijl ten slotte bij zeer grooten
convergentie-hoek het accomodatie-gebied oneindig
klein wordt. De reden , waarom slechts ée\'n paar
curven verder dan 35quot; is voortgezet is deze, dat
slechts een der waarnemers in staat was , zoolang de

-ocr page 41-

proefneming zulks vereischte , voor dezen kleinen af-
standen geconvergeerd te blijven.

Wij hebben tot nu toe enkei behandeld den invloed
der convergentie op de accommodatie, terwijl door alle
schrijvers ook van het omgekeerde gewag gemaakt
wordt. Het spreekt van zelf, dat indien de accommo-
datie eene willekeurig gegevene is, de convergentie
daarmede in een zeker verband moet staan. Werd
b. V, gevraagd voor iemand, waarvan de accommodatie-
ruimten aan bepaalde convergentie-hoeken beantwoor-
dende, bekend waren, hoe groot de convergentie moet
^yii. indien voor eenig gegeven punt geaccommodeerd
Wordt, met
één oog, terwijl het andere gesloten is,
200 zou men enkel dit punt op eene der ordinaten
behoeven te vertegenwoordigen , en hierdoor eene lijn
trekken evenwijdig met de lijn, waarop de hoeken zijn
aangegeven. Overal waar de eerste lijn de ordinaten
hinnen de curven snijdt, zou een hoek gevonden zijn,
die aan het gestelde vraagstuk in theoretischen zin
beantwoordde, terwijl het natuurlijk is, dat werkelijk
van deze hoeken die zal genomen worden, waarbij
de bepaalde accommodatie het gemakkelijkst verkregen
Wordt. Indien beide oogen geopend zijn , zal ten
behoeve van het enkelzien steeds geconvergeerd
worden voor het accommodatie-punt.

De facultatieve en zwak relatieve Hyperpresbyopen,
Welke steeds voor een verder punt accommoderen dan
het kruispunt der gezigtslijnen , hebben geleerd zich
van alle mogelijke hulpmiddelen te bedienen,
om hun
zien te verbeteren; zien zij met één oog in de verte,
zoo wordt het bedekte naar binnen gedraaid, en thans

-ocr page 42-

scherper waargenomen dan met beide oogen tegelijk.
En ondanks voortdurende oefeningen blijft altijd het
accommodatie-punt op grootereu afstand dan het con-
vergentie-punt met uitzondering van de facultatieve
Hyperpresbyopen, wien het voor een kort oogenblik
mogelijk is te accommoderen voor het kruispunt der
gezigtslijnen. quot;Wil men een bewijs voor het gezegde,
zoo behoeft men slechts dergelijke ooglijders, voor-
werpen op eenigen afstand enkel te laten zien, wanneer
een prisma met naar binnen geplaatsten kanthoek
voor één oog wordt gehouden, waardoor de voor-
werpen veel duidelijker worden gezien dan ooit te
voren. Wij herinneren bovendien aan diegenen, welke
een naaste punt hebben verder verwijderd dan en
zonder positieve glazen nooit hun absoluut naaste punt
verkrijgen , verder aan de Myopen , die zonder glazen
nooit accommoderen voor voorwerpen, in het absolute
verste punt geplaatst. Verder is gebleken, dat, wanneer
de accommodatie van natuur zeer klein is of de accom-
modatie-toestel door indruppeling van sterke atropine-
oplossingen verlamd, waarbij wij bijna altijd met
zekerheid nog accommodatie konden aantoonen, men,
indien enkel de accommodatie met den optometer
bepaald werd, ligt zou meenen, met volkomen verlies
van accommodatie te doen te hebben, terwijl een verst
punt bij evenwijdige gezigtslijnen en een naaste punt
bij zeer sterke convergentie bepaald, door een accom-
modatie-gebied gescheiden zijn. Moet hier aan een\'
direkten invloed der oogspieren op de accommodatie
gedacht worden ? Naar onze meening is men nog niet
geregtigd, om dezen direkten invloed volstrekt te ont-

-ocr page 43-

kennen, ook wanneer geene verlenging der gezigtsas
kan worden aangenomen, want de mogelijkheid laat
zich denken, dat de sterke inspanning der oogspieren
de drukking achter de lens hooger opvoert dan in
de oogkamer en hierdoor de lens-voorvlakte boller
kan worden.

INVLOED VAN DEN LEEFTIJD.

De waarnemingen, welke wij verrigt hebben ten
aanzien van de grootte der accommodatie loopen over
een tijdvak van 50 jaren. De jongsten der onder-
zochte individuen waren 11 jaren oud, de meest
bejaarden 60. In tijdvakken van 5 jaren zijn deze ge-
rangschikt, en vervolgens is van elke afdeeling ge-
zocht de gemiddelde grootte der accommodatie bij
Myopische, Hyperpresbyopische en normale oogen ,
terwijl van deze te zamen wederom de gemiddelde
genomen is.

Wij hebben deze gemiddelden door lijnen uitgedrukt
Pi. II, waartusschen de juiste verhouding verkregen
IS, door voor eene accommodatie gelijk Vi» 48 gelijke
tusschenruimten van verticale lijnen aan te nemen,
Waaruit volgt, dat b. v. eene accommodatie gelijk
V3 door 16 tusschenruimten wordt vertegenwoordigd.
Op enkele plaatsen, b. v. in het tijdvak van 30 tot
35 jaren is de algemeene gemiddelde te klein uitge-
quot;^\'allen, omdat de gemiddelde der normale oogen
toevallig te geringe afmeting heeft verkregen, en

-ocr page 44-

deze blijkbaar van de waarheid afwijkt. Eveneens is
het aan toevallige omstandigheden te wijten , dat de
hyperpresbyopen van 10 tot 15 jaren zoo weinig
accommodatie vertoonen.

Twee omstandigheden verdienen onze aandacht,
wanneer wij de accommodatie naar den leeftijd nagaan,
n. 1., het verschuiven en het kleiner worden van het
accommodatie-gebied. Een normaal oog kan bijziende
worden of bij bestaande myopie deze toenemen. Het
is natuurlijk, dat dan naaste en verste punt tot het
oog moeten naderen , maar het verste sneller dan het
naaste. Omgekeerd verschuift met het klimmen der
jaren het accommodatie-gebied in tegenovergestelde
rigting bij alle oogen, met uitzondering dergenen, die
aan progressieve Myopie lijden ; kleiner wordt het
accommodatie-gebied reeds spoedig.

Hoe groot het beneden den leeftijd van 10 jaren
is, was ons niet mogelijk te bepalen, maar na het
15^6 jaar begint reeds eenige vermindering, terwijl
na het 45ste deze snel voortgaat. Op eenen leeftijd,
waarop alle functiën nog ver van hunne hoogste
ontwikkeling verwijderd zijn, de eerste aanleg van
sommigen nog te wachten is, en vooral de spiertoestel
in kracht toeneemt, zien wij de accommodatie , die
op spierwerking berust, kleiner worden. Men kan
ter verklaring niet wel aannemen, dat de musculus
Brückianus de eenige spier is, die in kracht verliest,
wanneer alle andere spieren nog steeds winnen. De
Hoogleeraar
Donders meent, dat het vaster worden
der lens, dat reeds op jeugdigen leeftijd schijnt te
beginnen, oorzaak is van het verminderen van de

-ocr page 45-

uitgestrektheid der accommodatie op een\' leeftijd,
wanneer alle verrigtingen nog op den hoogsten graad
van ontwikkeling staan.

Wij moeten nog vermelden , dat in de tabel niet
opgenomen zijn die cijfers, welke, in vergelijking met
de overigen, veel te klein waren , wijl zij klaarblij-
kelijk of bij min geoefenden of bij bestaande stoor-
nissen van \'t gezigtsvermogen gevonden waren. Achter
elke lijn is een cijfer geplaatst, hetgeen het aantal
waarnemingen aangeeft, waaruit de gemiddelde is
afgeleid. Wij erkennen gaarne, dat het voor als nog
te klein is.

-ocr page 46-

III.

DE GEOOTTE DER AGCOMMODÄTIE BIJ OOGEN MET
ABNORMALE GRENZEN VAN DUIDELIJK ZIEN.

De ligging van versten en naasten accommodatie-
grens levert de grondslagen ter verdeeling van abnor-
male brekingtoestanden van het oog. Men diene in het
oog te houden, dat het verste punt van duidelijk zien
normaal op oneindigen afstand ligt en derhalve ziekelijk
te digtbij of te ver af kan liggen. Aangezien het aan-
nemen van eenen afstand, verder verwijderd van het oog
dan de oneindige, noodig is, maar toch de uitdrukking,
hiervoor gebezigd, onjuist, zoo zullen wij voor het
verste punt digter bij gelegen dan
co , de uitdrukking
verste punt met divergentie , voor dat op co , verste
punt met evenwijdige stralen, en voor dat verder
dan 00 , verste punt met convergentie in plaats stellen.
Het naaste punt kan nooit te digt bij liggen. Bij
onveranderden afstand van \'t verste is de geringste
voor het naaste punt als het meest der volkomenheid
naderende te beschouwen. Voor het te ver ver-
wijderd naaste punt zullen wij de uitdrukking naaste
punt met zwakke divergentie, met evenwijdige stralen
en met convergentie bezigen, en eene dezer verstaan

-ocr page 47-

onder den algemeenen naam van verwijderd naaste
punt.

Bii normale ligging van \'t naaste punt ban het
verste abnormaal divergerende of convergerende stralen
Uitzenden. In het eerste geval noemen wij het oog
niyopisch, en myopie is derhalve de toestand, waar-
bet oog slechts kan accommoderen voor stralen
met groote en geringere divergentie. In het tweede
geval noemen wij den toestand facultatieve hyperpres-
l^yopie, hetgeen beteekent, dat het accommodatie-gebied
de normale grenzen omvat, maar bovendien het oog
voor zwak convergerende stralen kan accommoderen.
I^igt het naaste punt te ver af, en het verste op
kleineren afstand dan oneindig ver, zoo bestaat er
\'Myopie met presbyopie. Een zoodanig oog kan enkel
voor zwak (min of meer) divergerende stralen accom-
moderen. Bij te ver verwijderd naaste en normaal
gelegen verste punt is het oog presbyopisch, en
kunnen scherpe netvlies-beelden gevormd worden van
voorwerpen, die zwak divergerende of evenwijdige
stralen uitzenden. Zendt het naaste punt zwak diver-
gerende of wel evenwijdige, en het verste conver-
gerende stralen uit, zoo bestaat er relatieve hyper-
presbyopie. quot;Worden eindelijk naaste en verste punt
zoo ver verwijderd, dat zij beide convergerend licht
Uitzenden, zoo is de hyperpresbyopie absoluut.

Achtereenvolgens behandelen wij de accommodatie
^y myopie, myopie met presbyopie, presbyopie,
facultatieve, relatieve en absolute hyperpresbyopie, en
als aanhangsel: verlies van accommodatie.

^ij myopen ligt het naaste punt digt bij het oog

-ocr page 48-

en wij hébben gezien, dat de ligging van \'t verste
bepaalt, of iemand als bijziende moet worden aange-
merkt. Zoo iemand is derhalve bijziende, wanneer
hij, voor divergerende stralen kunnende accommo-
deren , het vermogen mist, den normalen grens van
ver zien te bereiken. Men treft personen aan, welker
naaste punt ongeveer met dat van normale oogen
overeenstemt, en die slechts zwakke negatieve glazen
voor het zien op afstand behoeven. Deze zijn desniet-
temin myopen, maar hunne myopie is eene geringe.
Aan dezen toestand eenen eigen naam te geven is
onjuist, omdat zij van de meest ontwikkelde bijziend-
heid slechts quantitatief verschilt, geenszins qualitatief.
Door eenige schrijvers worden de geringe graden
myopie zaamgevat onder den naam van myopia in
distans. Behalve het bezwaar, reeds tegen eene
afzonderlijke benaming aangevoerd, komt hier nog
bij, dat onder myopia in distans een toestand
verstaan wordt, waarbij door pogingen tot ver zien ,
plotseling, bij eene zekere verwijdering van \'tfixeer-
punt, eene krampachtige inspanning van den accom-
modatie-toestel intreedt , waardoor het oog voor het
naaste punt geaccommodeerd wordt

Wat de oorzaak der bijziendheid betreft, waarover
vroeger veel uiteenloopende meeningen verdedigd zijn,
zoo is tot nog toe geene andere empirisch aangetoond
dan verlenging van het oog in de voor-achterwaartsche
afmeting. Dagelijks hoort men beweren, dat velen ,

1) Vergel. von Geaefb : Archiv, ƒ. Ophthalm. B, II. Abth. 1.
S. 158.

-ocr page 49-

die hunnen accommodatie-toestel sterk en veelvuldig:
inspannen, bijziende worden , zoo als beginnende
mikroskopisten, horologiemakers, enz., en de onbe-
vooroordeelde waarneming bevestigt deze meening.
Zeer aannemelijk schijnt bij den eersten oogopslag de
\'verklaring, dat de voorvlakte der lens langzamerhand
blijvend eene grootere bolheid verkrijgt. Maar behalve,
deze grootere bolheid niet empirisch is aange-
toond , pleit hiertegen, dat
hi^na zonder uitzondering
elke progressieve myopie eene verlenging der oogas
worden geconstateerd.
Onderzoekt men den
fundus oculi bij personen, welker verste punt zich
lä^gzamerhand, somtijds vrij snel van den normalen
quot;^\'ersten grens van duidelijk zien verwijderd heeft, en
Wel zoodanig, dat het tot het naaste is genaderd, zoo
2al men in bijna alle gevallen beginnende ontwik-
Iseling van zoogenoemde sclerotico choroidilis posterior
aantreffen , waarbij men met hooge waarschijnlijkheid
tot staphyloma posticum besluiten raag. Het geheelè
hierbij ten gronde liggende proces is nog duister,
maar voor ons doel is het voldoende te achten,
Wanneer wij de verlenging der oogas als een bewezen
feit hier ter verklaring inroepen. Bij aangeboren
bijziendheid mist men in den regel, vooral bij jeugdige
mdividuën, de pathognomonische teekens van een sta-
phyloma posticum, maar toch kan men dikwijls ook hier.
bij hooge graden, de abnormale lengte der oogas con-
stateren , wanneer men het oog sterk naar binnen laat
draaijen en den afstand meet van de pool der cornea
tot aan de plaats waar de conjunctiva den oogbol
quot;Verlaat. De beweging van een sterk verlengd oog

-ocr page 50-

vindt men steeds beperkt. De uitzetting der vliezen
van het oog bereikt somtijds een\' hoogen graad. De
Hoogleeraar
Donders vond eens de oogas 35 m. m.
lang, terwijl men 22 m. m. a 23 m, m. als normale
lengte moet beschouwen.

Als regel kan men stellen, dat myopen een groot
accommodatie-vermogen bezitten, en dit dikwijls, wan-
neer hunne oogen overigens normaal blijven, lang
blijven behouden.
[Verg. de tahel.)

Het moge vreemd schijnen, wanneer men zich niet
genoegzaam rekenschap heeft gegeven, wat myopie en
wat presbyopie is, dat beide toestanden te gelijker tijd
kunnen bestaan, vooral indien men zich van de
Nederlandsche benamingen bijziendheid en verziend-
heid bedient. Al het zonderlinge houdt op, zoodra
men zich heeft duidelijk gemaakt, dat de ligging van
\'t verste punt voor myopie en die van \'t naaste punt
voor presbyopie beslissend is. Stelt men zich iemand
Voor, wiens oogbouw hem enkel in staat stelt, om
divergerende stralen in
één punt op het netvlies te
vereenigen, en dat, deze persoon, oud geworden, weinig
of geen accommodatie meer bezit, terwijl tevens de
voorachterwaartsche afmeting van \'t oog kleiner is ge-
worden , zoo zal het naaste punt zoo ver afgelegen
kunnen zijn , dat hij, om op 1\' scherp te zien , een\'
positieven bril behoeft, terwijl het verste punt wel
sterk genaderd is tot den normalen uitersten grens,
maar toch dien nog niet bereikt heeft. Met een\'
negatieven bril is het hem derhalve eerst mogelijk, op
afstand volkomen scherp te zien. Dergelijke lijders
komen werkelijk voor, en zijn niet zeldzaam. Hoewel

-ocr page 51-

ons geene voorbeelden bij kinderen bekend zijn, moet
men de mogelijkheid hiervan toegeven. Indien b. v.
bij oogspierverlammingen ook de accommodatie-toestel
liierin deelt, zal een kind, dat vroeger
in niet te hoogen
graad bijziende was, nu tevens
Verziende zijn ge-
worden. Atropine - indruppeling bij dergelijke myopen
levert voorbeelden, hoewel slechts tijdelijke, van
dezen

toestand.

Zuivere presbyopie moet voor personen van hoogen
leeftijd als normale toestand worden beschouwd. Slechts
^an is zij ziekelijk, indien zij zich ontwikkelt bij
individuen, welke door nog jeugdigen leeftijd aan-
spraak hebben op een niet ver verwyderd verste punt.
Het spreekt van zelf, dat presbyopie niet kan bestaan
-ionder een klein accommodatie-vermogen.

De oververziendheid kan , naar de wijze van ont-
staan, in twee soorten worden onderscheiden, de aan-
geborene en de verkregene. Deze laatste komt meer
quot;^oor, dan men gewoonlijk gelooft. Een aatatal oude
zoogenaamde presbyopische lieden ziet scherp op afstand,
zonder behulp van positieve glazen, maar aangezien ons
Voorbeelden bekend zijn, waarbij het naaste punt niet
abnormaal verwijderd is, en toch bij evenwijdige ge-
2\'gtslijnen een positief glas kan worden verdragen ,
\'\'^elfs dit het zien verbetert, ligt het voor de hand,
bij zoogennamde presbyopen iets dergelijks, in hoogere
mate ontwikkeld, als volstrekt niet zeldzaam te be-
schouwen. Een aantal waarnemingen heeft deze
meening bevestigd. Wanneer men de facultatieve
lgt;yperpresbyopie bij jonge lieden vindt, zoo kan men
^^onder te dwalen, dezen voorspellen , dat zij op ge-

-ocr page 52-

lukkig bereikten hoogen leeftijd tot de tweede klasse
zullen behooren n. 1. de relatief hyperpresbyopen.

Deze zien, hoewel hun oog voor divergerende stralen
kan accommoderen, nooit eenig voorwerp duidelijk met
beide oogen. Bij evenwijdige gezigtslijnen zijn zij voor
convergerende stralen geaccommodeerd; wordt de con-
vergentiehoek nu allengs grooter, zoo wordt het oog
achtereenvolgens voor evenwijdige en later voor diver-
gerende stralen ingerigt, maar wanneer het noodig
was, zwak divergerende stralen in een punt op het
netvlies te vereenigen, kon dit enkel voor evenwijdige
plaats hebben , en later voor stralen, welke minder
divergent waren , dan de gefixeerde voorwerpen uit-
zenden (Zie den invloed der convergentie op de
accommodatie). Beschouwt men den fundus oculi
bij relatief en absoluut hyperpresbyopische oogen, zoo
ziet een myopisch waarnemer zonder negatief glas
een duidelijk beeld, en hij, die een verwijderd naaste
punt heeft, slechts met behulp van een positief glas.
Zekerheid verkrijgt de diagnose, wanneer de onderzochte
individuen slechts met behulp van positieve glazen op
afstand duidelijk zien. Evenwel is men in staat , ook
zonder deze hulpmiddelen hyperpresbyopie bijna in
alle gevallen met zekerheid te diagnosticeren, wanneer
men let op den vorm der oogen. En profil beschouwd
vertoont de oogkamer eene geringe diepte, de iris
is meer nabij de achtervlakte van het hoornvlies ge-
legen, en wanneer het oog sterk naar binnen wordt
gedraaid , blijkt, dat de afstand tusschen de pool der
Cornea, en de plaats waar de conjunctiva den oogbol
verlaat, geringer is dan bij normale oogen. Boven-

-ocr page 53-

dien is op te merken, dat wanneer men de horizontale
doorsnede van het sterk myopisch oog mag noemen
eene ellips, waarvan de lange as met de oogas zamen-
valt, de doorsnede van het hyperpresbyopische oog
door de gezigtsas eene ellips voorstelt met grooter
of kleiner verschil der assen , waarvan de korte
aan de oogas beantwoordt. Dergelijke verschillen
in kromming kunnen, bij vergelijking met de norma,
op het gezigt tamelijk naauwkeurig worden beoor-
deeld , doch moeten steeds gecontroleerd worden
door de overige teekenen van hyperpresbyopie. Deze
individuen zijn het, welke voor het grootste gedeelte
tet aantal lijders aan zoogenaamde hebetudo visus
leveren. Door sterk te convergeren, spannen zij tevens
den accommodatie-toestel sterk in, en kunnen dan
somtijds zelfs klein drukschrift lezen. Eene zoodanige
sterke inspanning e\'n van de musculi recti interni én
^an de spieren, die de accommodatie bemiddelen, kan
niet lang worden volgehouden. Spoedig wordt door
verslapping der spieren de convergentiehoek kleiner
en verwijdert zich het naaste punt. De regels schijnen
den lijder over elkander heen te schuiven (gekruiste
dubbelbeelden), de letters worden met groote ver-
strooijingscirkels gezien, en het lezen na korte oogen-
blikken onmogelijk, terwijl over pijn en een gevoel
^an vermoeijing der oogen geklaagd wordt. Een posi-
tieve bril van toereikende sterkte, bij groot accom-
modatie-vermogen dezelfde, welke voor afstand dient,
y gering accommodatie-vermogen eene geêvenredigd
sterkere, neemt alle bezwaren wexr.

Wnbsp;°

anneer men zich , in de graphische voorstelling

-ocr page 54-

van den gang van naaste en verste punt, elk accom-
modatie-gebied zoodanig verschoven denkt, dat het
convergentie-punt digt bij te zamen of verder valt
dan het snijpunt van curve en ordinaat, verkrijgt men
eene voorstelling van de oorzaak der hebetudo. Be-
stempelt men met dezen naam enkel het verschijnsel,
dat niet lang achtereen voor eenig punt kan geaccom-
modeerd worden, zoo is elk individu voor de groote
convergentie-hoeken met deze kwaal behebt.

Bij het vermelden van den invloed der convergentie
op de accommodatie is gebleken, dat gedwongen con-
vergentie, b.
V. met behulp van een prisma, met naar
binnen geplaatsten kanthoek, den Hyperpresbyopicus
in staat stelt, zonder positief glas scherp te zien op
afstand. Men kan zich de relatieve hyperpresbyopie
voorstellen, alsof het verband tusschen accommodatie
en convergentie was verbroken, en wel zoodanig,
dat bij gelijk gebied van convergentie dat der accom-
modatie was verschoven, waardoor de verste grens
van het laatste achter den versten grens van het eerste
komt te liggen. De grootere of kleinere afwijkings-
hoek van het voor de proef benoodigde prisma kan
dan als maat dienen van de verschuiving.

Amblyopie gaat dikwijls met hyperpresbyopie ge-
paard en dan meestal op een oog. Met de beoor-
deeling, of een hyperpresbyopicus amblyopisch is, moet
men groote omzigtigheid in acht nemen. Alvorens van
deze toestanden bekend was, hetgeen wij nu weten,
werden velen als amblyopen beschouwd en behandeld,
welke thans door positieve glazen volkomen scherp
zien. Doch voor anderen kan men geen glas vinden,

-ocr page 55-

hetgeen hun gezigtsvermogen normale scherpte geeft.
De lijders zoeken , zonder dat zij zich hiervan ooit
rekenschap hebben gegeven, en ook dikwijls dan nog,
wanneer zij met het meest geschikte glas zijn voorzien,
de opening, waardoor het licht in het oog treedt, te
verkleinen. Met een stenopaeïsch apparaat en benoodigd
positief glas wordt meestal beter gezien dan enkel
met dit laatste. Deze omstandigheid geeft duidelijk
te kennen, dat de netvliesbeelden , ondanks de hulp
tier lenzen, nog steeds door verstrooijings-cirkels om-
geven zijn, en gaat men van de andere zijde na »
hoeveel door hyperpresbyopen met het bloote oog
Wordt gezien, ondanks de buitengewoon groote ver-
strooijings-cirkels, dan kan men moeijelijk tot ver-
mindering van de retina-gevoeligheid ter verklaring
zijne toevlugt nemen.

Dikwijls echter is het niet mogelijk, te twijfelen
aan eene de hyperpresbyopie vergezellende amblyopie.
Doch dan is het meestal één oog, waarop beide toe-
standen voorkomen, terwijl het andere enkel hyper-
presbyopisch mag genoemd worden. Absoluut hyper-
presbyopisch zijn behalve de geopereerden van cataract
slechts zeer weinige oogen.

Hyperpresbyopische oogen hebben steeds een kleiner
accommodatie-vermogen dan myopische en normale.
(^^rg. de tabel.)

-ocr page 56-

VERLIES VAN ACCOMMODATIE.

De raeest algemeen voorkomende individuen, waarbij
verlies, althans bijna geheel verlies van accommodatie
wordt waargenomen, zijn de hoogbejaarden en de van
cataract geopereerden. De strijd, of na cataract-ope-
ratie nog accommodatie overblijft, is enkel door zeer
zorgvuldige observatie, over een groot aantal indi-
viduen zich uitstrekkende, voor goed uit te maken.
Von Graefe heeft eenige optometrische bepalingen
meegedeeld bij verlies van lens , waaruit blijkt, dat
bijna altijd nog accommodatie was overgebleven. Te
betreuren is het, dat wij niet vermeld vinden op
welken afstand de hulplens van de voorvlakte der
kristallens was geplaatst.
Von Graefe zegt van zijne
waarnemingen: „ Ich muss ferner bemerken , dass
„je schärfer und constanter die Angaben bei wieder-
„ holten Prüfungen, desto geringer auch die Spiel--
„ räume waren, so dass wir auch von diesem kleinen
„ Accommodations-gebiet noch vielleicht eine Quote
„abzuziehen hätten.quot; Wij kunnen
von Graefe
niet toestemmen, dat het accommodatie-gebied zijner
patienten zoo klein is uitgevallen; bij een individu,
waar wij de bepaling dikwijls herhaalden, waren wij
ten slotte gedwongen , tot bijna volkomen verlies te
besluiten. Voorondersteld, dat de hulplens door
von
Graefe
op van de voorvlakte der kristallens was
geplaatst, zoo heeft
Samuel Seiffert, die 66 jaar

]) Archiv, für OpUhalmologie, Zweiter Baud, Abth, I. S. 188.

-ocr page 57-

oud was en met convex 2Va van 6\'/ tot accom-
modeerde, eene accommodatie bezeten vannbsp;welk

cijfer nog iets grooter zou geworden zijn, indien het
absoluut verste punt, dus bij evenwijdige gezigtslijnen,
was in rekening gebragt. Was de afstand tusschen
hulplens en kristallens \'/jquot;, zoo verandert het cijfer
Wanneer men hierbij bedenkt, dat

m

.10,4nbsp;quot;36,4-

iemand van 66 jaar in den regel scherp accommo-
deert van 00 tot 24quot;, misschien hoogstens tot 18quot;, en
derhalve zijne accommodatie = Vj4 of i/j^ is, zal men
de door
von Graepe gevonden cijfers waarlijk zoo
klein niet kunnen vinden.

Bij een geval van iridodenosis congenita in hoogsten
graad op beide oogen hebben wij ons overtuigd , dat
accommodatie bestond. Het betrof eenen Heer van
43 jaren , die aangeeft, altijd een goed gezigtsver-
mogen voor verschillende afstanden te hebben bezeten,
Thans is zijn accommodatiegebied =

Bij ziekelijke verlamming van den accommodatie-
toestel is ons eens gebleken, dat het verste punt
zich van het oog verwijderd had, een verschijnsel
betgeen enkele malen na indruppeling eener oplossing
van sulphas atropini eveneens werd waargenomen.
Het getal personen, waarbij wij atropine hebben inge-
druppeld, is gering; wij hebben geene bevindingen
hieromtrent mede te deelen, welke eene naauwkeurige
opgave onzer proeven zouden verlangen. Enkel dient
opgemerkt te worden, dat wij, even als
Zehender i),
nog steeds een gedeelte accommodatie bewaard vonden;

1) Archiv für Ophthalmologie, Zweiter Band. Abth. II. S. 97.

-ocr page 58-

een resultaat hetgeen ons opmerkelijk voorkomt,
omdat wij met eene sterke oplossing (IV Gr. Sulph.
atrop. op Unc. 1) hebben ingedruppeld, terwijl
Zehendek zich bediende van eene zwakke (1 Gr.
Sulph. atrop. op Unc. VIII). Echter kan het
accommodatie-gebied niet aangetoond worden, dan
wanneer de absolute grenzen van duidelijk zien be-
paald worden.

-ocr page 59-

VERKLARING DER APBEELBINGEÏÏ.

Plaat I, Fig. 1.

VP, verste punt bij evenwijdige gezigtslijnen.

VP\', verste punt bij 30«» convergentie.

Np/, naaste punt bij evenwijdige gezigtslijnen.

NP , absoluut naaste punt.

NP\'—NP, curve van het naaste punt.

^I^—VP\', curve van het verste punt.

Iq %. 2, 3 en 4 is VP^ het verste punt bij
50«, 35quot; en 35«; overigens blijft de beteekenis der
verschillende teekens dezelfde als in fig. 1.

-ocr page 60-

Plaat II.

De cijfers, boven de vertikale lijnen geplaatst,
geven de grootte aan der accommodatie.

De groene lijnen vertegenwoordigen de accommo-
datie der normale oogen ,

de roode die der hyperpresbyopische,
de blaanwe die der myopische en
de zwarte de gemiddelden uit normale, hyper-
presbyopische en myopische oogen afgeleid.

Het cijfer achter elke lijn geplaatst beteekent het
aantal waarnemingen, waaruit elke gemiddelde is
gevonden.

-ocr page 61-

PL.I.

Fzy.2

YSquot; ^ iaßiquot;

Fr (/.I

Jhùrlt^ a^iOjrLTfzv^Mîe. —

VP-\'SfJ/iquot;

-MTfitrp\'

ÏÏI^

VjP

ienbsp;iSquot;

y^/ Jâ

NP=

/

/O\'nbsp;/J\'nbsp;so-

__ce/ro

Fiff. J.

TctaZe. arconvfnf\'dit
XP =
VP - oc^

Jj-/^

/

) 7\' ■

ê

TJgt; -

0\'nbsp;S-nbsp;/0\'nbsp;Z0\'nbsp;zs-nbsp;30-nbsp;3.S\'nbsp;■\'iC

^iÉsrcdr. dgt;. Indu^wie Utre.c.n.L..

-ocr page 62-

PL. IL

â

\\

!

/

J

\\

7

\\

S

{

i

Q

\\

)

f

gt;

7

/

3

\\

/

(
[

ù

1

e lt;

3

\\

i

\\
(

4

^ )

10 -Jâ

J-i—4-

«îfeî-t -À\'. Jndass-U Otncht

35-iO

iri-50

gt; äO-äJ

éfZ

-ocr page 63-

theses.

I.

Asthma uervosum berust niet op krampachtige
zamentrekking van de organische spiervezels der
luchtpijptakjes.

II.

Bij hydrothorax is eene operatieve behandeling
slechts dan te regtvaardigen , wanneer het essudaat
door zijn volumen levensgevaar veroorzaakt.

HL

De substantia intercellularis der beenderen is bij
menschen en zoogdieren niet uit die der kraak-
beenderen ontstaan.

-ocr page 64-

IV.

In sommige gevallen is ^kanker enkel een plaatse-
lijk lijden,nbsp;^

V.

IJzerpraeparaten zijn bij chlorosis onwerkzaam
zonder goede voeding en ligchaamsbeweging.

VI.

Verband, door onmiddellijke aanraking met reeds
pvormd weefsel, is een vereischte, om aan cellen
die zich uit eenig exsudaat ontwikkeld hebben , een\'
blijvend bestaan te verzekeren.

VII.

De aanwezigheid van veerkrachtige vezels in sputa
bewijst slechts verwoesting van eenig weefsel in
welks zamenstelling veerkrachtige vezels optreden
Om met zekerheid tot vernietiging van longweefsel
te besluiten, is het noodig, veerkrachtige vezels te
vinden, die, in verbinding met elkander, den karak-
teristieken vorm der longcellen vertoonen.

VIII.

Ten onregte beweert Pünke, dat de papilke
fungiformes aan de punt der tong ongevoelig zijn
voor smaak-indrukken.

-ocr page 65-

IX.

De werkingswijze van geneesmiddelen te verklaren
door hypothesen, die niet proefondervindelijk kunnen
worden getoetst, is schadelijk voor de ontwikkeling
der therapie.

X.

Ten onregte schrijft Hyrtl r „ Die Umständlich-
keit dieser Methode (Subconjunctival-Tenotomie bei
Exstirpatio Bulbi) wird sie gegen die ältere Operations-
Norm nicht aufkommen lassen.

XL

De periodieke zamentrekking der slagaderen, in
het oor van het konijn, kan geenszins als eene
accessorische hartswerking worden opgevat.

XH.

Bij geene verlamming is de voorzegging zoo
gunstig als bij die der oogspieren.

XIII.

Bij amaurosis, die met pigment-ontwikkeling in
\'t netvlies gepaard gaat, is het gestoorde gezigtsver-
mogen niet van de pigment-ontwikkeling afhankelijk.

-ocr page 66-

Alvorens tot eene der tegen varicocele aangegevene
operaties over te gaan, moet de genezing door stelsel-
matige drukking beproefd worden, inzonderheid volgens
de methode van
Carey.

XV.

Wanneer door verlamming van den accommodatie-
toestel het verste punt van duidelijk zien zich van
het oog verwijdert, bewijst deze verwijdering geens-
zins het bestaan van eenen tonus der spieren, die
de accommodatie bemiddelen.

XVI.

Het aantal primitief-bundels eener spier bepaalt,
caeteris paribus , de kracht; het arbeidsvermogen der
spier is bovendien van de lengte der zamentrekkende
bundels afhankelijk.

XVII.

Doorsnijding van den nervus sympathicus bij het
konijn maakt ruimeren toevoer van voedsel nood-
zakelijk.