SPECIMEN JURIS MARITIML
ft
quot;^^^ftlCTlOIE, QUAE ASS1CÜRATIÖKE COflTRACTA
FIEEI POTEST,
quod
ANNUENTE SUMMO NUMINE,
ex auctoritate kectoris magnifici
^•io. kt art. obst. doct. et math. et phtt, nat. prof ord. ,
nsc non
\'^^ssimi SENATUS ACADEMICI consensu
et
^quot;^^i^\'issiMAE FACULTATIS JUKIDICAE MCREÏO,-
SUMMISQUE IN
\' ^^OMANO ET HODIEEIYO HONOHIBUS AG PRIVILEGIIS
m mmmm sïiiiKis-TriS^iig^TflEi^
kite et legitime conseqüendis ,
ERUDITORSJM EXAMINI SUBMITTIT
^»IJIUEIIIJS FERDIMPJDUS SCHOOR,
ORAVESjtlVDANVg.
■ XXX M. JUNII, A. MDCCCLVIII, HORA I.
\'Hagae Gomitis
A p II d C. H. s Ü s A N Jr.
mdccclviii.
-ocr page 4- -ocr page 5-AKADEMISCH PROEFSCHEIPT
W. r. SCHOOK
Jim. UTR. ET LITT, IIUM. CASD.
f
Inï».
JpElDiNG........................................^
•^OPDSTUK I. Wamneer is het ahandonnement geoorloofd\'^ 19
^ Schipbreuk........................................21
^ Stranding met verbrijzeling....................23
^ Onbruikbaarheid door zeeschade......................29
^ Vergaan of bederf door zeeramp......................37
^ Opbrenging en aanhouding door vreemde Mogendheid
en aanhouding door de Nederlandsche Regering na
het begin der reis.................
jj ^ Gebrek aan tijding..................58
^\'\'Dstuk 11. Gevolgen van het ahandonnement............68
Overgang van den eigendom der geabandonneerde
Voorwerpen..........................................—
jj ^ Onherroepelijkheid..................................79
Stuk III. De ivijze, waarop het ahandonnement ge-
Ij^ \'\'^\'\'dt. ............................................84
IV. Verjaring.....................91
.nbsp;. Ahandonnement van de goederen voor de vracht. 100
•1
«5
t.-.
-ocr page 9-eene^*^nbsp;^^e-contracten dat van verzekering
Oude ^^^^^^ bekleedt, mag onder de belangrijkste
\' ^^^ ^^^^^^^ aanmerking komen, het
^aonnement wel bovenaan worden geplaatst.
^ati \\nbsp;^^^^ aanleiding van de artt. 663—681,
^ijne ^e^^oeÄ van Koophandel, in verband met
lïift^ ^®®^hiedenis en ontwikkeling, en met vergelij-
loe jnbsp;vroegere en vreemde Wetgevingen
^ijn.nbsp;proefschrift het onderwerp
Niej. ,
•^eliDo.nbsp;schroom geef ik echter deze verhan-
K V^ ^^^nbsp;^®halve dat ik mij bewust
\'oopt zich, bij de behan.
pla zee-contracten, op een verkeerd standpunt
\'nbsp;gevolge eene meening te
raet de handelsgewoonte,
onder Inbsp;regtsontwikkeling, — kwam mij,
^eej. jj^®^ afschrijven, de uitstekende arbeid van den
d^\'-^^™\'nbsp;^^^nbsp;Akademie
^^^ \' in handen, en zeker zoude ik het gewaagd
■nbsp;Specimefi juris manümi de derelictione quae
lt;^ontracio fieri solet. Traj. ad. Rh., 18é4.
-ocr page 10-hebben geacht, na de lezing daarvan, met mijn on-
derwerp voort te gaan, ware mij niet eene andere \'
meer historisch vergelijkende, behandelingswijze ovei\'
gebleven.
Reeds bij den aanvang van ons onderzoek doet
de vraag voor, wat abandonnement is en hoe be^
de wereld is gekomen.
Het oudste stuk, waarin over het eigenlijk aba\'^
donnement wordt gehandeld, is voor ons de Gui ^^
de la mer, alwaar wij. Ch. VII, art. 1, deze o^^^
schrijving lezen: «/aire délais — c\'est-à-dire ^^
«ef délaisser ses droits, noms, raisons et action^^^
iila propriété, qu\'il a en la marchandise
«dont il est assuré.^\' Van deze bepaling wijkt ^^
welke Emérigon geeft (1), als hij zegt: \'\'Vactef^^^
« lequel l\'assuré quitte et délaisse aux assureurs \'
droits, noms, raisons et actions de propriété,
«a en la chose assurée,^ slechts in zooverre af» ^^^
hij niet bepaald melding maakt van de lading. ^^^^
meer algemeen zegt: «/a chose assurée. ^^ Zijn ^^^
mentator , Boulay-Païy , omschrijft het abandonnequot;^^^^
beter , als : 4\'actepar lequel l\'assuré dans certains
^déterminés par la loi, délaisse à l\'assureur ^^ ^^^^
lt;^priété des objets assurés, et réclame la soi^^^
« venue pour l\'assurance. » Meno Pohls (2), op
(1) Emésigon , Traité des assurances et des contrds à li^ ^
par P. S. Boulat-Paty. Rennes, 1837, Vol. II,nbsp;^ 0,r
(3) Darstellung des See-JssecuranzrecMes nach gemeinen
burgischen Rechte w. s. w. Hamburg, 1833, Th. Il, S. 59é.
j.S^ttieene wijze sprekende, zegt: het is de hande-
Waarbij de verzekerde zijnen verzekeraar aan-
8 » dat hij , op de betaling van de verzekerde som
^^ ® aanspraak doet gelden, en daarvoor aan den
afstaat de verzekerde zaak, met alle,
Verzekerde, daarop toekomende regten. Wes-
(1) geeft , even als Ricard (2), die ook koopman
Sch •• praktische, maar niet zeer juridieke om-
hij noemt ahandonnement: de handeling
kinbsp;e^ïi schip, of in een schip ge-
^ Waren, heeft laten verzekeren, — welke plaats
\' Wanneer hij van derzelver verlies den verze-
^ berigt geeft, hem de verzekerde voorwerpen
^^^ en daarentegen betaling van het verlies
^JïN^^^\'nbsp;quot;quot; eindelijk nog de, bij
(tjnbsp;(3) aangeprezen, bepaling van Alauzet
P- 169) vergelijken, die zegt, dat het is de volle
v^^ ^^^®°^\'waardelijke overdragt aan den verzekeraar
Ki ^^^ eigendom, dien de verzekerde op de zaak
fj^ \' die het onderwerp uitmaakte van \'t verzeke-
de^^^\'^^^tract, dan mogen wij vragen, of er van al
Wwnbsp;wel eene enkele is, die geheel het
\\nbsp;omvang dezer regtsinstelling uitdrukt,
het voor , dat noch de eene, noch de andere
^^s^ett, Theorie u. Praxis d. Ässemranzen, aus dem Engl.
(3) gquot; ^ Ewgelbbdcht. Lübeck, 1783, In voce.
\'•quot;\'J S Tf ----xn vom.
(3)nbsp;Traité général du commerce. Amst., 1781.
Y. j^\'nbsp;System d. See-Assekuranz- u. Boämereiwesens,
^i-te. Hamb., 1851, TL II, S. éé2.
-ocr page 12-volledig kan worden geacht, daar zij slechts het doe
der handeling aangeven, zonder op eenige wijze
gewagen van de voorwaarden , waaronder van dit
middel kan worden gebruik gemaakt.
Als aangevende het begrip van abandonnement ^^^
men aannemen, dat de bepalingen dezer schrijd®\'\'®
èn onderling èn ten opzigte der zaak in overeenstc^^
ming zijn — als juiste bepaling echter kan noch ^
eene noch de andere gelden. Het ware dus
beter te zeggen: abandonnement (1) is die hao
ling van den verzekerde of diens gemagtigde,
door hij , op grond van natuurlijk, of door
als zoodanig aangenomen , verlies, de verzekerde
in evenredisfheid tot de verzekerde som, geheel
zuiver, met al hare gevolgen, afslaat aan den
zekeraar, terwgl deze daardoor gedwongen wordt de^\'\'
zekerde som aan hem, of aan zijne regthebben^e\'^\'
uit te betalen.nbsp;^
I t oOê
Met deze bepaling hebben wij alleen op n®*\'
het eigenlijk abandonnement, want het
abandonneöi®
van de goederen voor de vracht is van geheel and ^
aard, en heeft met het verzekerings-contract eige
niets te maken ; doch hierover later.
Gelijk men in \'t algemeen geneigd is eiken
den handel voorkomenden , regtstoestand met het
gerlijk Regt in overeenstemming te brengen en daa^ ^^
elke handelsverbindtenis te verklaren, heeft
(1) ïr. : abandon, délais, délaissement. Eng. : a^\'
ahandono, nnunzia alV incetta. Sp. : abandono, dexaäon,
^tracht het abandonnement tot eene burgerlijke ver-
^^^ tenis terug te brengen; men wilde weten, aan
gfg regels men het zoude binden , binnen welke
men het konde terugdringen ; en zoo kwam
over ^^^ ^raag, of het niet geacht kon worden
te komen met de handeling, welke men in het
j^^^^einsche Regt derelictio pleegt te noemen. Men
iuist^^^nbsp;gezochte en on-
^^j®® vertaling van het woord abandonnement, en zag
^aii Knbsp;, dal hij derelictio geen sprake zijn kan
het overdragen aan een bepaald persoon of van
Voonbsp;andere waarde voor het verlaten
de/p^^^\'nbsp;toch strijdt met den regel: res
^^^^^ ^^^^^ occwpaw^j; en derelictie aan een
tef^^^ persoon is eene contradictio in terminis;
Vati^nbsp;aangaat, derelictie het begrip
.schadevergoeding geheel uitsluit, daar iemand,
•^eti ^^^^nbsp;\'nbsp;het hem onnut is gewor-
daardoor nog geen regt krijgt op iets anders,
^iider*^nbsp;kunnen denken aan koop en verkoop
4 (q voorwaarde, doch al geeft men toe, dat
^eonbsp;volkomen is, dan weet men nog geen
noodzakelijk vereischte van prijs, daar
^iechtsnbsp;^^^ ^^^^ abandonnement vaak
H ^quot;geheeld is, en zeker hoogst zelden gelijk
de verzekerde som. De verzekeraar
de verzekerde zaak, want juist op het
Wde \' hij eigenaar is geworden, is de verze-
H het^\'^f. ^^^^^^^nbsp;geworden , dan zij was
Sluiten van het verzekerings-contract. Daaren-
-ocr page 14-boven zou het geheel strijdig zijn met den aard
het koop-contract, aan de willekeur van den zoo g®
naamden verkooper over te laten te bepalen , of de »f
der, casu quo, al dan niet kooper zal worden , zoo^®\'
dat het een zoo genaamde premie-koop is. AH^®^^^
art. 1292, Burgerlijk Wetboek, spreekt de nielig^^®\'
daarvan, met zoo vele woorden, uit.
Men zou verder den verzekeraar kunnen beschou^
als borg voor het zeegevaar, en zeggen, hij ^^^^^
borgt den verzekerde tegen het zeegevaar , en wanö ^
deze nu door de zee schade lijdt, spreekt hij
borg aan en draagt hem al zijne vorderingen op ^^
hoofdschuldenaar over; doch dan vooronderstelt ^^
iets, wat niet beslaat, namelijk eene hoofdverbiO^
tenis, terwijl juist de verzekering, die als accessor^^
zoude moeten worden gedacht, de eenige verbind ^^
is, waarop hel abandonnement wordt gegrond-
opvatting van het abandonnement schijntnbsp;^^jv
zoo geheel vreemd te zijn, daar v. d. Ende
daad van eene hoofd verbind ten is gewaagt. (1)
Hel abandonnement laat zich echter, onzes
met geene andere verbindtenis vergelijken. Het
mede even eens gelegen , als met den wissel, ^^^
eenige overeenkomst heeft met andere regtsbeU®\'^ ^^^^
gen , maar toch eene zelfstandige, aan het Roine\'^^^ ^^
Regt vreemde (2), verbindtenis is, die zich dooiquot;
uit het Ilandelsregt heeft ontwikkeld.
--
(1)nbsp;M. J. M. Babels , Admjzen. over den Koophandel en
Amst., 1781, I, 120.nbsp;pfl\'
(2)nbsp;Wanneer men aanneemt , dat de Eom. geene verzekerio
-ocr page 15-^bandonnement is alleen van toepassing bij zee-ver-
^\'^ering; dat er melding van gemaakt wordt in de
P^^issen van brand-verzekering, komt slechts daarvan ,
^ de vorm dezer polissen ontleend is aan die der polis-
gt; Waarvan men zich bij de zee-verzekering bedient.
^ bijna geene Wetgeving wordt gezegd, dat aban-
. quot;^iiement alleen bij zee-verzekering van toepassing
\' doch hetPreuss. L\'andr. sluit, om allen twijfel
S te nemen , in § 2330, het ahandonnement bij alle
dan zee-verzekeringen uitdrukkelijk uit: «-Bei
igen Arten der Versicherungen findet kein Aban-
quot;^^^ement statt.^ In ons Wetboek van Koophandel
de afzonderlijke codificatie van de verzekering
zee- en tegen landgevaar en het opnemen van
ahandonnement alleen bij de verzekering tegen
\'Sevaar (B. II, ïit. 9, Afd. 5) een gelijk gevolg.
Ahandonnement kan uit verschillende oogpunten
.nbsp;---« «».uaa vcsvnbsp;» v^a kjt-\'lxahvyajnbsp;v^nbsp;«a m 1/1 i
^ len beschouwd. Van de zijde van den verzekerde
.. quot;^en het eigendoms-overdragt noemen; van de
J ® des verzekeraars eigendoms-verkrijging. Niet
belangrijk is deze regtsinstelling, wanneer men
Sc/nbsp;als in de plaats tredende van geheele
^ ® en als middel, om eene moeijelijke, dikwijls
geheel
onmogelijke, schadeberekening te vervangen.
de:
j da
Heijigj^^ ƒ ervalt daarmede natuurlijk ook de vraag van abandon
^ftist \' ^^^ ^öhls, II., I, 4; J. v. Hall, de magistro navis
^^tér \'iènbsp;gt; Collection de Lois maritimes
au ise dècle. Paris, 1828, T, 73.
quot;iù
he
^egen
het
Zee-.
Onder deze drie vormen te gelijk komt abandonne-
ment niet voor; eigendoms-overdragt echter bevat het
altijd. Wanneer abandonnement het bewijs van vef
lies vervangt, dan treedt het niet in de plaats van
schadebegrooting, daar het namelijk onzeker is» ®
er al dan niet schade is geleden, zoo als dit b®^
geval is bij het wegblijven van tijding.
In den Guidon de la mer, waarin het abandon\'
nement reeds onder al deze vormen voorkomt, is ^^^
opmerkelijk , dat alleen van den inlader wordt gesp«quot;®\'
ken. (1) Daaruit volgt echter nog niet, dat het aban-
donnement bij schepen niet geoorloofd was. Het ^ \'
gumentum a silentio zou hier niet gelden, omdat
zwijgen slechts regt geeft tot de vooronderstelling»
het abandonnement bij schepen weinig plaats vood*
Zoo spreekt Gh. V, § 1, eod, slechts van verzek^\'
ring op goederen, terwyl in V, 3, toch van scbepequot;
wordt gesproken. Voor het overige ligt in VII,
opgesloten, dat men ook schepen kan
abandonneren.
daar dit artikel in het algemeen spreekt van den
zekerde, en in den aanhef zelfs uitdrukkelijk scbep®\'^
worden genoemd.
Wij gaan nu over tot de behandeling der vraag\'
ivaar, wanneer en hoe is hel abandonnement ontstaan*
Wanneer wij spreken van het ontstaan van ^
(1) Cli. VII, 1, 2, 4, 13.
-ocr page 17-®Jgenlijii abandonnement (1), dan zal ons onderzoek
® echts een negatief resultaat kunnen opleveren. Wij
JJ^^gen bij dit onderzoek veilig gebruik maken van
argumentum a contrario, en besluiten, dat dit
•Middel onbekend is geweest, zoolang er in de ver-
ordeningen op het stuk van verzekering geen gewag
^an Wordt gemaakt; daar het niet denkbaar is, dat
deze zulk een geheel eigenaardig regt met stil-
zwijgen zoude zijn voorbij gegaan, wanneer het inder-
reeds toen in werking ware geweest,
^nder de oudste, ons bekende instellingen, zou
ooren de Kamer van Assurantie, die, volgens de
^^lïben bestaan ; maar door Pardessus (2) wordt, op vrij
^^\'inetnelijke gronden , het geheele bestaan dier Kamer
betwijfeld, en daar er in allen gevalle geen spoor
\'^eer Van over is, kan zij bij ons onderzoek in geene
quot;^^\'^^erking komen.
^et Gonsolato del Mare, uit den tijd van Lo-
^quot;^WïJK den Heilige , 1226—1270 (3) , kent nog geene
Zekeringen, en van abandonnement is dus geen
^Ç^ake. Even eens is het gesteld met de Rôles
ofnbsp;Vlaamsche en Amsterdamsche
\'^nkhuizer Ordonnantiën en de Wisbysche
^\'^regten.
Vgi.
beneden over het abandonnement van de goederen voor
^ bracht.
IJ II, 370; I, 356.
^ Ï\'ardessüs, II, 25.
H
^onijk van Ylaanderen, in 1310, te Brugge zoude
\'t
Met eenigen grond zou men den oorsprong van
abandonnement in Italië zoeken. De handel had
toen zijn zetel, \'t Handelsregt, de handelsterminologie
van Italië zijn in bijna alle andere landen overgegaan»
maar hoezeer men in de S t a t u t e n v a n G e u u
(1) geschillen behandeld vindt, occasione assecuratio^^^^\'
ontstaan , — van abandonnement is echter scbij\'^
noch schaduw te bespeuren. De Verordeningen vaO
Barcelona, van 1435 (2), bevatten even min i®^®
dienaangaande; in die van 1458 en 1461 wordt
gezegd, dat, bij gropte onzekerheid, de verzekerde reg\'
heeft op de verzekerde som, maar van abandonnem®\'^\'^
wordt niet gesproken, en had men het gekend, ^^^
zoude zeker zulk een gewigtig en bijzonder regt
drukkelyk hebben gemeld.
\'t Ontstaan van het abandonnement schijnt echt^quot;quot;
in Frankrijk gezocht te moeten worden, daar het o«^®^^
stuk, waarin van abandonnement sprake is , een Frans
stuk is, namelijk de Guidon de la mer,
verordening, volgens Pardessus (3), opgeteekend is ^^^
sehen de jaren 1556 en 1584. Daar vinden w® ^^^
geheel hoofdstuk gewijd aan dit regtsmiddel (4-)- ^^^^
nieuwe instelling echter kan het toen bezwaarlijk geweß®\'\'
zijn, want juist dat daar de gevallen opgegeven
in welke het is toegelaten , is, dunkt ons, een voldoen
(1)nbsp;Fréméey, ÉMes de droit commercial. Paris, 1833, P- ^^^
(2)nbsp;Afgedrukt bij Capmanï, Memorias historicas, T. IL
(3)nbsp;L.I. , Vol. II, 372.
(4)nbsp;Ch. VII, dw délais ou délaissement.
-ocr page 19-B^\'ond, om aan te nemen, dat het reeds vroeger had
hestaan, en er reeds uit een loopende meeningen om-
tfent dit punt waren. Wij mogen dan ook veilig aan-
•^^ttien, dat het hiermede zal zijn gegaan, als met
ander regtsvoorschrift, dat men eerst dan pleegt
\'^P te teekenen, wanneer het punt, waarover het han-
reeds eene periode van ontwikkeling heeft door-
\'^open, wanneer er over en weer is gehandeld en
getwist, en eindelijke regeling dringende behoefte is
geworden. Zeer lang echter kan het vóór die veror-
dening nog niet bestaan hebben, daar de trap van
Ontwikkeling, waarop wij het in den Guidon vinden,
tamelijk laag is. Zoo vinden we b. v. de vraag
behandeld, of de verzekeraar door het ahandonnement
®^§enaar wordt van de geabandonneerde voorwerpen en
daarop een antwoord naar de regelen van het ge-
\'\'^eene regt gegeven (1). Men kon het zich in den
\'^Sinne dus nog niet voorstellen als eigendoms-over-
«ifagt,
maar verlangde, om den verzekeraar eigenaar
maken, iets meer, dan de bloote verklaring van
^^^ verzekerde.
boven staande redenen, komt het mij voor, dat
ahandonnement ontstaan is vóór 1556, doch na
waarschijnlijk in Frankrijk,
\'^en naauwste met de vraag naar het waar en wan-
^^eer y^j^ j^gj. oj,tsiaan van het ahandonnement, is de
naar de oorzaak van zijn ontstaan verwant,
antwoord op deze vraag zou ons tevens verkla-
ren, of het een algemeen of wel een bijzonder reg\'\'
is, met andere woorden, of het mag worden uitge*
breid naar analogie, of dat het moet blijven beperkt
tot de uitdrukkelijk bepaalde gevallen.
Bij den vooruitgang van handel en scheepvaart, t\'®
rijkste bronnen van welvaart en beschaving voor aH®
volken, in alle tijden, was het natuurlijk, dat oi®\'^
meer en meer gebruik maakte van het heilzame ver-
zekerings-contract, maar even natuurlijk had het toe-
nemen der verzekeringen ten gevolge, dat de verze-
keraar meer malen dan vroeger voor de verzekerde
som werd aangesproken. Geen wonder dan ook, ^^^
de verzekeraar zich door \'t opwerpen van allerl®^
exceptiën meer en meer van de betaling zocht af
maken, vooral zoolang het beginsel van associati®
nog weinig was doorgedrongen en er dus weinig
geene maatschappijen bestonden, maar de verzekeraar
alleen de geheele vergoeding moest dragen.
Van daar eene zee van eindelooze twisten. Dikwijl®
kon het bewijs, dat de, aan de zee toevertrouwde»
en tegen zeegevaar verzekerde, voorwerpen werkelij\'^
waren verloren gegaan, niet worden geleverd. Veelal
ook kon de schade^ niet worden begroot, en de e®\'^
beweerde, dat ze aanzienlijk, de ander, dat ze germ»
was, of wel dat er volstrekt van geene schade bleek, b- v-
bij het niet aanwezig zijn van tijdingen. Zoo doende
zou de verzekering, in plaats van heilzaam te wer-
ken , nadeelig worden; de koopman deed geene groote
ondernemingen; hij was te beangst voor groote ver-
liezen , en tiad geleerd op de verzekering niet te vee
15
Vertrouwen, daar deze, na veel getwist, dikwijls
hem in rook verdween. Aan beide zijden was
onzeker. Betaalde de verzekeraar de volle som,
betaalde hij vaak te veel; vond hij een middel
het regt te ontduiken, dan had de verzekerde
alles verloren. Het was in beider belang, dat
dien toestand een einde werd gemaakt, en zocht
\'^ön een middel, dat den een kon verzekeren in geen
te veel te zullen betalen, en den ander, dat hij
altijd
voor schade zou gevrijwaard zijn, men moest
op de natuurlijkste wijze vinden in den vorm van
^\'^andonnement.
flet abandonnement ontstond dus, op grond van bil-
JKheid, als een natuurlek en noodzakelijk gevolg van
verzekerings-contract, en trad in de plaats van
moeijelijk, ja dikwijls onmogelijk, bewijs van wer-
^^yk geleden verlies.
Tr
doordat men het abandonnement als regt had in-
ö^voerd, had men wel getracht den verzekerde de
te geven om, na verloop van zekeren tijd,
tekenen van het ontvangen der laatste tijding aan-
de verzekerde voorwerpen, de verzekerde som
Vorderen, door de bepaling, dat hij, na het ver-
^ \'^pen van den gestelden termijn, zijne aanspraak kon
gelden, maar voor den verzekeraar was niet gezorgd ;
^erd geen eigenaar, ook al bleef er eens iets over.
2oo Qj^g Roccus (1): «Dominium rerum asse-
^^ \'quot;\'O.\'oihm et mulo, item de assecuration. mtah. et selecta re-
-ocr page 22-«curatamm non transit in assecuratores, sed
«remanet, cujus erat ante assecurationem , nihil
\'^diente pacto, quod si illae pereant, non eorum do\'
lt;^mino, sed assecuratori peremt.^ De verzekerde wer\'^
gebaat; de verzekeraar benadeeld, terwijl, naar billijk\'
heid, beide gelijke regten moesten hebben , daar eerst
door beider bestaan handel en scheepvaart kunne»
bloeijen. Al had nu de verzekeraar al eenige aanspra»\'^
op het geredde, deze vergoeding was van luttel be\'
teekenis, daar de verzekerde geen \'t minste belai^^
er bij had, zich tot redding veel moeite te geveH\'
terwijl de verzekeraar daartoe niet in staat was, oiO\'
dat zijn regt eerst na de redding geldig werd.
kwam men eindelijk tot het beding, dat de verz^\'
keraar eigenaar werd der verzekerde voorwerpen, ^^^
de verzekerde de volle som vorderde. Een spoquot;\'\'
daarvan vindt men in de polis: «Nicolaes
Eemerën, woonende f Antiverpen — en stellen
ons geheel in uwe plaetse — alles sonder bedroog
of arghelist.» (1)
Toen dit nu een maal als gewoonte was ingevoerd gt;
en zich naast de Wetgeving had gevestigd, was de
Wetgever gedwongen, het als een regt te erkenne» ^^
aan vaste regels te binden. Doch de Wetgever
dacht
het niet uit, \'t was van zeiven ontstaan, als natuuf\'
(1) Ordonnantie op de Verseecheringhe oft Ammantie, v. FhilI?®
van 3 October, 1563, Artyckel 2, te vinden in de Handvesten, \'P^\'
vïlegiën. Handelingen, Costuymen en Willekeurêtt der stadt Amstelre^quot;\'\'\'\'^\'
1624, blz. 188, a. Zeerechten, Amst. 1693.
en noodzakelijk gevolg van de eischen der bil-
^ykheid. Wij vinden dan ook gezegd in den Guidon
® ia mer, VII, 1, dat het slechts als laatste mid-
\' in de uiterste noodzakelijkheid, moet worden
geheel ten onregte is het abandonnement door som-
\'^\'gen beschouwd als een hatelijk middel, dat zooveel
^ogelijk moest worden uitgesloten (2). Zoo noemt
^quot;^ï-öAssERONi het (3): esterno odiosissimo rimedio.
Verder gaat Lord Ellenborough , die het voor-
^lelt als eene soort van pest, waartegen de verzekeraar
op alle mogelijke wijze moet trachten te behoe-
hij zegt:
. disperate risk east upon the underivritter, who
save himself as well as he can» (4). Even zoo
^^«t men in Noord-Amerika.
geluk voor handel en zeevaart heeft deze, het
^ndonnemeiit zoo vijandige, beschouwingswijze voor
andere plaats gemaakt. Vraagt men echter, hoe
^^ iinen van gezonde regtsbegrippen en daarbij door-
van de ware belangen van den handel, tot
eene dwaling konden vervallen, dan kwam dit,
öoven wij, daardoor, dat zij den natuurlijken en
^Zakelijken oorsprong van het abandonnement voor-
y^agen en te eenzijdig bleven hechten aan de nadee-
(1) Exireme
[gj ^EiïECKE, II., II, 445.
^elle assec. marit., II, P. VI, Tit. 6, § 30.
^ T^mt\'s King Bench Reports, 341, Baiubkidge contra Neiison.
len, die het kon ten gevolge hebben. Zij vroegen zi^b
niet af, van waar die nadeelen ontsproten, en of ze
niet, met behoud der instelling, waren te voorko-
men, maar beschouwden ze reeds dadelijk als een
niet te voorkomen gevolg van \'t abandonnement zei-
ven, zoodat ze dus, om het daarmede, huns inziens»
verbonden nadeel, de geheele zaak verwerpelijk ooiquot;
deelden. Daarbij waren zij zich zeiven niet helder be-
wust, dat het regt niet is een product van willekeurig
overleg; dat het niet geschapen wordt alleen door een
voorschrift, maar dat het iets is, wat leeft en zieb
langzamerhand ontwikkelt. Dat het abandonnement
soms tot onbillijkheid en benadeeling aanleiding g^^\'
is niet te ontkennen, doch de oorzaak daarvan
niet in de zaak zelve, maar in de verkeerde toepaS\'
sing en \'t m.isbruik, dat er van werd gemaakt- D®
Wetgeving toch, hoe goed ook, kan niet in alle g®\'
vallen voorzien; \'t regt wordt niet gemaakt, niaa»\'
ontwikkelt en wijzigt zich met den tijd, en al zijquot;
nu ook de gebreken der codificatie in den aanvaog
nog zoo gering, ze worden grooter met der tijd\'
vooral als men te veel vasthoudt aan het oude, ^^
lessen der ervaring in den wind slaat, en weiger^
zich naar de veranderde omstandigheden te regelequot;\'
In de praktijk gevoelde men de nadeelen, aan bet
abandonnement verbonden; door ervaring geleid, ^^a^
zij in staat die gebreken te veranderen, en zij kweet
zich van haar pligt, door in de polissen somniig®
gevallen buiten te sluiten of te beperken.
dit dit alles nu trekken wij het besluit, dat het abaP\'
-ocr page 25-^^nnement is ontstaan als natuurlijk en noodzakelijk
iati!nbsp;verzekerings-contract, dat het zich
^^^gzamerhand heeft ontwikkeld, en, niettegenstaande
ofoordeelen , heeft gehandhaafd, dat het echter, als
Jüde een jus singulare, niet behoort te worden uit-
naar analogie, en er bij de toepassing van
^jJiglJgheid moet worden gehandeld , dat er althans
^^^^chts bij vrij groote waarschijnlijkheid van verlies
g Worden gebruik van gemaakt, omdat men anders
gevaar loopt inbreuk te maken op den regts-
praesumptio cedit veritati.
^^^ooral moet men in het oog houden, dat het aban-
^^ iiement een onderdeel uitmaakt van de verzekering,
verz deze ten doel heeft het vrijwaren van den
^^^^^ekerde voor verlies, maar geenszins het overbren-
Wei-. ^®quot; onderneming, of van de verzekerde voor-
^^^Pen, opden verzekeraar, tegen eene vooraf bepaalde
(jg regt, gelooven wij, stelt dus Roccus (1), dat
^^^eigendojjj van de verzekerde voorwerpen aan den
^eii ^nbsp;\' daar de vergane goederen den ver-
^^^eraar nooit hebben behoord, en men dus, zoodra
Uitj ^^^ g®val van abandonnement verkeert , dit
»■ükkelijk moet verklaren.
IVa j
ovej.nbsp;inleidende beschouwing kunnen wij nu
tot de behandeling van het abandonnement
-ocr page 26-zeiven. Wij zullen dit doen, naar aanleiding van ^^
volgende vragen:
lo. In welke gevallen kan abandonnement pla^\'\'®
hebben ?nbsp;^
Welke zijn de gevolgen van het abandonnemeiit-
3°. Op welke wijze heeft het abandonnement plaats-^
4«. Binnen welken tijd is men er toe geregtigd\' ^
welke is de termijn van verjaring bij het abandon«^\'
ment?
Om hierbij ten S«., als aanhangsel, te voegen ^^^
oneigenlijk abandonnement van de goederen voor d®
vracht.
tOamm h i)et abanîronnm^nt
geoorboftr?
^ar het abandonnement een buitengewoon reglsraiddei
worden toegepast, wanneer het
Wet uitdrukkehjk wordt toegelaten, is het van zeer
^^ gevallen te kennen, in welke raen zich er
S^gaa^*^\'^quot;^quot;nbsp;wanneer de verzekering is aan-
clausule vrij van avarij, want daardoor
schejj ahandonnement niet uitgesloten; en de twist tus-
quot;quot;quot; verzekeraar kan slechts door eene^
Omjnbsp;dier gevallen worden beslist,
jj^ ^Jijds waren die gevallen niet met juistheid opgegeven.
van den Guidon: «Ou fel autre destourbier
quot;i^\'il y^^^alion, ou telle empirance en la marchandise,
^^ste ^ ^^^ moyen l\'avoir fait naviguer à son dernier
\' (1) doen althans vermoeden, dat het toen in zeer ruime
(1)
^■tidon
. Ch. VII, 1.
mate geoorloofd was, en Valin (1) neemt dan ook di^
woorden in zoo algemeenen zin, dat ze, volgens hem,
beperkende verklaring van de Ordonnance de la ^^
rine, van 1681, uitsluiten. Pothier (2) was dezelf«^®
meening toegedaan, en maakte de leer van ValiN
de zgne. Reeds voor het verschijnen dier Ordonnantie ^^^
er slryd over de beteekenis van deze plaats uit den Cfiquot;-\'
don (3), en zy kon dan ook ligt aanleiding geven tot ui\'
breiding van de gevallen van abandonnement; maar
dwaling was, gelooven wg, daaruit ontstaan, dat meö
weinig lette op het buitengewone van het abandonneDieo|^
en te veel bleef hangen aan een enkel woord, zonder
in verband met het overige te beschouwen. De Gui\'^\'^
zegt wel : « ou tel autre destourbier, » maar- voegt er M ^
«remède extréme^ quand par son travail» etc., waaiquot;\'\'
genoegzaam blijkt, dat wel niet alle gevallen zijn quot;P^quot;
noemd, maar er toch eerst dan raag worden geabaD\'lquot;^
neerd, wanneer alle hoop op redding verloren is.
De Code de Commerce, dacht men, bragt io ^^^
onzekerheid geene verandering, hoewel men hier zou ^^^^
nen vragen, of aan deze meening geene dwaling ten
lag, daar de uitdrukking: «Ze délaissement —
fait» (4), in verband gebragt met: «Tous autres
mages sont réputés avaries » (5) enz., die
oDzekerUeiquot; »
gelooven wij, geheel opheft.
Elders was het abandonnement in ruimer mate geoorfo® ^
Uit de Statuten van Genua blijkt, dat het daar
(1)nbsp;L. III, Tit. VI, art. 46.
(2)nbsp;i./., nquot;. m.
(3)nbsp;Wij noemen hier den Guidon, omdat deze den gro»dsWi=
de opvolgende Wetten over dit regt uitmaakt.
(4)nbsp;Art. 369.
(5)nbsp;Art. 371.
-ocr page 29-^ocht zich dan door abandonnement te vriiwaren. Dit
Qs kotnt ons voor de bedoeling te zijn van de woorden
quot;^^Q Guidon (2): «parceque l\'assureur» etc., en: «pour
^^and rabais du prix» (5).
^^ Nederlandsehe Wet somt, in artikel 663, de gevallen
» daarin kan worden geabandonneerd, en sluit daardoor,
^ Aanmerking genomen het bijzondere van hel abandonne-
^^^ \' en den regel: qui dicit de uno, negat de altero, elk
voo^*^nbsp;uit. Mogt men dit, op die gronden, nog niet
^Selaien in gijj^ sinistre majeur : « Concedit assecuralis
\'nbsp;exigendi in qmcunque casu sinistro securitates
^^fitum, si _ voluerint, et res assecuralas (seu ut vulgo
^^Ci/wr, implicitam) renuntiare (1). Dit gaf aanleiding lot
•ïiisbruik, ten nadeele der verzekeraars; men schijnt
• het dalen der prijzen onder gerekend te hebben,
alth
^^ UUgemaakt houden, dan zal men toch moeten toe-
dat hel abandonnement niet behoort tot het wezen
h
fJn verzekerings-contract, en dus, als zynde uitzonde-
§gt; Volgens het Romeinsche Regt, in elk geval, dat niet
jj^^ukkelijk wordt genoemd, is uilgesloten. Zie 1. 9, 125,
jur., ÖO, 17.
O,
Het
eerste geval, door onze Wetgeving opgenoemd, is :
1. SCHIPBREUK.
t® komen tot eene bepaling van den toestand , door
lll^ J^^^^\'R^Gis, Discursm legales de commercio. Ven., 1740 , Disc.
L \' ^iatut. Gemens., Lib. IV, Cap. 7.
n r art. 9.
^ art. 10.
deze uitdrukking aangeduid, kan ons de etymologie v»quot;
het woord niet van dienst zijn, maar moeten wij ^^^
gen, wat er in het gewone spraakgebruik van den han
door wordt aangeduid, met andere woorden, de verklaiquot;\'\'\'^
is niet slricle, maar extensive te nemen, zoodat er alles to
behoort, wat er sensu vulgari onder wordt gebragt (!)•
^ nß
De engere beteekenis geeft Accürsius op 1. 1 gt;
naufragiis, 11, S: n dicitur naufragium quasi navis f^^^
iura, a nave et frango; quia plerumque navis frang^^^\'\'
dum naufragium patitur;ygt; 1. 3 en 5, Cod. eod.:
vel submersa ßuctibus navi.»
Zij is tweeledig : 1«. wanneer het schip is onder ^
geraakt; 2». wanneer het is gestrand en vol water geraak*\'\'
maar daarom nog niet verdwenen (2), Beide gevallen
sinistres majeurs, waarvoor de verzekeraar aansprakß^Ö
was, zoowel volgens de Ordonnance de la
van 1681 , als volgens de leer der verschillende schnj
over zee-verzekering (3). Targa (4) leert, dat er
breuk is, zoodra het schip onder water is geraakt»
het ook naderhand weer vlot geworden.
Onbsp;t tlßquot;
Of beide gevallen echter aanleiding geven tot abando
ment, is eene andere vraag.
De Ordonnance de la Marine, van 1681
(1)nbsp;Over het strandregt en de roofgierige handelingen bij
breuk, in ons Vaderland, zie men Heemskerk, Bat. Arcadia-
1739, blz. 291, volgg.
(2)nbsp;Valiït, Liv. IV, Tit. IX, art. 24; Esteaijgin op PolH
U., 119.
(3)nbsp;Casaebgis, U., Dis. I, nquot;. 142; CCXXVI,nbsp;= ^^^
mus, de jure mariiimo, I, 7, nquot;. 3, te vinden in deu
scriptor, de jure nautico et maritimo, ei. Heineccius. Hal. Magd-;
(4)nbsp;Ponderazione, Cap. 57.
(5)nbsp;Liv. III, Tit. VI, art. 45, 46.
-ocr page 31-schipbreuk abandonnement toe; en Vaun teekent er
J aan: zonder twijfel, want het schip is verloren zon-
hoop. Wanneer Valin daarin gelijk heeft, dat narae-
ƒ hel schip zonder hoop is verloren, dan is het aban-
^^\'^Oenient geldig; maar zijn gevoelen is, onzes inziens,
^eel gebouwd op de engere beteekenis van het woord
^^hipbfgyjj^ gelegenheid tot ahandonnement zal, in
S^^al, slechts dan gegeven zijn, wanneer het schip als
°®danig heeft opgehouden te bestaan, waaneer het niet
aanwezig is in rerum natura. De Nederlandsche Wet-
onderstelde dit, want art. 664, Wetboek van
^\'^phandel, Iaat slechts dan ahandonnement toe, wan-
het schip onbruikbaar is geworden, wanneer het
«leer zeewaardig is, en het, om weêr in dien toestand
® ^Oßien, kosten zou vereischen, welke meer dan drie
van de oorspronkelijke waarde zouden bedragen.
^ eenvoudige uitdrukking schipbreuk moet worden
^^\'^houwd in verband met de geheele leer van hel aban-
\'^\'^\'^einent.
A^® tweeden grond lot ahandonnement noemt de Wet:
2. STRANDING MET VERBRIJZELING.
^^ï^oor het toevoegen van c(mel verbrijzeling» wordt hier
tla\'nbsp;duistere, uitdrukking duidelijk. Vroeger liepen
aronatrent de meeningen vrij wat uit elkander, hetgeen
jj^ ^^ö kan , wanneer raen slechts in enkele Wetgevingen
^^P^hngen nagaat van het stranden gegeven. Zoo lezen
jj*\' de Assekuranz- u. Havarie-Ordnung v.
Ij^^JJ\'hurg, van het jaar 1731, Tit. V, art. 88: stranding
plaats, wanneer het schip door storm en onweder
\'\'-ulk een toestand is geraakt, dat het de voorgeno-
mene reis niet kan volbrengen. Hier bevat dus het begquot;P
van stranden altijd de onmogelijkheid om de reis te kunneO
voortzetten (1). In de Voorwaarden van de Haiquot;\'
burger Z e e-V e r z e k e r i n g-Maatsc h a pp ij e n ,
1800 (2), staat: voor stranding wordt gehouden het ge^®\'\'
dat een schip, door gevolgen van overmagt en niet doo*
ebbe, vast geraakt is, en op het strand wordt gezet,
dat het öf in geheel niet, öf slechts door het lossen ^^^
lading en met vreemde hulp kan worden afgebragt. In n®^
Allgemeinen Plan Hamburgischer See-Veiquot;®\'
cherungen, van 1847 (5), wordt gezegd: het geval
stranding bestaat, als het schip aan den grond raakt ß*^
vast blijft zitten, of slechts door buitengewone middelen
worden afgebragt (b. v. kappen van den mast), of \'
wanneer het al door hoogen vloed is vlot geraakt, zulk
schade aan de kiel is toegebragt, dat daardoor de lading
bedorven. Hier beoordeelt men dus stranding naar het
deel, aan de lading toegebragt.
b ß\'
Eene nog uitvoeriger beschrijving geeft § 28 der NeU\'
arbeiteten Bedingungen der Bremer VI Ve^®
cherungs-Gesellschaften.
De Copenhager Zee-Verzekering-Overe®\'\'
komst, van 2 April 1850, verslaat, in § 76, onder straquot;
ding het aan den grond zeilen of drijven van het sch\'P\'
zoodal het niet kan worden vlot gemaakt, tenzy door bnit^\'\'
gewone middelen (vreemde hulp, kappen van den mast, enzj\'
en wanneer het tevens een aanmerkelijk lok bekomen he^\'lquot;
ScHUßACK (4) neemt de beteekenis zoo ruim , dat er o
(1) Verg. A. Heise md F. Cbopp, Jur. AbhandL, Tli. I,
(3) § 23.
(3)nbsp;B. II, Tit. II, art. 93.
(4)nbsp;Be jure liiioris, § 33.
-ocr page 33-•^ilcr gerekend wordt het geval, waarin het schip wel is
gebragt^ maar belangrijke schade heeft geleden. Met hem
^\'■cenigen zich de Engelschen in hunne vonnissen.
_ Benecke (1), aan wien ik het boven slaande ontleen,
J^den vvij eene korte, en ik geloof juiste , omschryving;
Zegt namelijk: een schip is gestrand, wanneer het, aan
^^^ grond geraakt zijnde , geheel verongelukt, of slechts
\\vrak kan worden afgebragt.
^i)ne beschouwing komt ook overeen met die van Heise
Cropp ^2) , die van meening waren , dat een schip dan
\'^^^ti\'and kon heeten, wanneer het 1°. aan den grond was
^^\'\'^akt, 2°. vast zat en 3o. daardoor belangrijke schade
® ontstaan. Vooral deze meening moet op den voorgrond
®\'den gesteld, daar beide, uitstekende practici en Reglers
\'\'\'»ken van koophandel bij de Hanse-steilen, niet afgingen
^ het gezag van dezen of genen , maar de zaken van nabij
en in de gelegenheid waren het goede over Ie ne-
met verwerping van het slechte, en de praktijk met
\'\'quot;gebreide regtskennis vereenigden.
Ordonnance de la Marine, van 1681 (3), maakte
Van stranden melding, zonder daarvan eenige nadere om-
ook
jl^^\'ïjving Ie geven. De Fransche jurisprudentie bragt niet veel
\' Om over dit punt eene gevestigde overtuiging te doen ont-
vt
^ althans Valin (4) verhaalt een geval van verzekering
^ ^an avarij, waaruit 1». blijkt, dat men toen ter tijd over de
j ^\'^ekenis van de bepaling der Ordonnantie nog zeer verschil-
tracht, en 2°. kan gezien worden, van hoeveel belang
te weten , wanneer er raag worden geabandonneerd.
Th. II, S. 225, volgg.
Til. I, S. 75.
W Liv. lii^ Yj^ art. 46.
^ ^ Tom, II, p. 102.
Zeker schip was tusschen de rotsen geworpen, doch dooi\'
de bemanning afgebragt; het was daarop eene noodbaveD
binnen geloopen , en aldaar gekalfaat. De eigenaars zag^®
hierin een geval van abandonnement, en de vordering ^^^
hun toegewezen door Admiraliteit van Marseille , bij voQD\'®\'
van 22 Augustus, 17S2. In appèl besliste echter het
van Aix, bij arrest, van 6 Junij, 17S4, dat abandonneUK-\'^^
eerst plaats vinden kan, wanneer het schip in zulk quot;
toestand is gekomen , dat het niet meer kan worden he^
steld, dat met andere woorden de stranding moet volkoiW®®
zijn. Op dit arrest beroept zich Valin , om zijne roeeo\'\'^^
te staven. Drie jaren later echter werd er weer een
geO
geveld, waarbij abandonnement werd toegelaten van
schip, dat, na het lossen dér lading, weer vlot was gev^^quot;^
den. Even zoo oordeelde men in 1764 , 176S , 1767,
1 tiT
bij arresten van hetzelfde Hof te (1). De gevallen
behandeld zijn echter te veel in strijd met den aard eo
strekking van het abandonnement, om deze verklaring ^^^
de Ordonnance de la Marine, al is zij ook van
verordening de juiste geweest, te kunnen overnemen
regel. Wij vereenigen ons dan ook geheel met
de verklär\'quot;^
van stranding, als grond tot abandonnement, door
gegeven, terwijl wij die van Estrangin (2) als onaannenie ij
verwerpen. Deze houdt al de gevallen voor stranding»
welke een schip is gedreven op eene bank of plaat, daaf^P\'
bij onvoldoende diepte, vast zit, en ophoudt te kunn®*^
varen. Wanneer nu echter alle schepen, die vast zitt^^^\'
gestrand heeten moeten, dan zouden er, bij laag wate*quot;\'
nog al eenige gevallen van stranding voorkomen.
(1) Emésigon, U., cl XII, Sect. XIII, § 2.
(3) LJ., nquot;. 130.
^ Öo Déclaration op de Ordonnance dc ia Marine,
Augustus, 1779, gegeven (1) , maakte aan alle on-
erheid een einde, door ahandonnement bij stranding te
^^\'hieden , tenzij het schip niet weder vlot gemaakt heeft
\'^QOen Worden ^ of wanneer de stranding met verbryzeling is
^^Paard gegaan. Deze verklaring ging als Wet over in den
quot;^de ile Gommerce, art. 369, 4e lid, hetwelk geheel
is met art. 663, 3e lid, van ons Wetboek
Koophandel,
spreekt van zelf, dat bij al het boven staande slechts
^^^ Schepen kan worden gedacht, daar bij goederen van
^\'■\'\'anding met verbrijzeling, of schipbreuk geene sprake
zijn. Verkeeren echter de goederen, bij schipbreuk of
j.^ Qding, in een staat van verlies of bederf, dan is niet
^ 2 en 3 van toepassing, maar lid 5 bevat geheel en al
\'^töslandigheden,
waarin zy kunnen geraken, en is al-
voldoende voor het geval van ahandonnement.
^ Verklaring van stranding, door Valin gegeven, is, wat
^ hoofdinhoud betreft, in onze Wetgeving overgegaan ,
gt; in art. 664 met zoovele woorden wordt gezegd , dat
^\'^donnement.
in geval van stranding, slechts dan is ge-
of gt; iodien het schip niet kan worden vlot gemaakt,
^ staat gesteld de plaats zijner bestemming te bereiken,
j reparatie-kosten , die meer bedragen dan drie vier-
der oorspronkelijke waarde (2).
^ -nbsp;pourront les assurés être admis a faire le
n\'ienbsp;du navire échoué, si ledit navire relevé, soit par les forces
Hvipage soit pat des secours empruntés, continue sa route,» etc.
In dit artikel merk ik eene onnaauwkeurigheid van redactie op.
etgever zegt; u gestooten hebbende of gestrand zijnde, zoeder vlot
^«»■■sfcM,// eiiz. Zijne bedoeling was: gestrand zijnde, of
hebhende, weder vlot gemaald, hersteld, enz.
Duidelijker nog blijkt de bedoeling van den Wetge\'\'\'\'^^\'
hoewel zij niet uitdrukkelijk wordt uitgesproken,
woorden van het volgend artikel, in lid 1, waar de verz®
keraar, in boven gemeld geval, met onraiddellgk abandon
nement wordt bedreigd , zoo hg weigert de kosten tot redding
voor te schieten. Dat nu de reparatie-kosten meer dan
vierden der oorspronkelijke waarde moeten bedragen,
geene beperking van het regt van abandonnement,
het schip hersteld kan worden, blijft het toch ^^^
nste
het
van den verzekerde, dan eene beperking. Wanneer
schip uit een is geslagen, dan is,\'hetgeen EmbrigoN zeg \'
volkomen waar: «les débris du navire naufragé exista \'
(.(mais le navire n\'existe plus» (2).nbsp;^
Voor het overige is stranding, op zich zelve beschou^ ^^
te brengen onder byzondere avarij , terwijl stranding gt; \' ^^
toedoen van den schipper, om aan een dreigend gevaar
ontkomen , onder avarij-gros komt, wanneer namelijk scb\'P
en lading beide gevaar hebben geloopen. Dit leerden de zaS\'®\'^
stellers, van het Gonsolato del Mare (3), zoo ook
eus (4), Targa (5), Gasaregis (6), Valin (7) en anderequot;\'
terwyl de Nederlandsche Wet het uitdrukkelijk zegt (8)\'
Een derde grond , volgens de Nederlandsche Wet, i® \'
5,
(1) L. 9, D. de verb. sigmf., 50, 16; 1. 21, D. de heredit.
(3) L.I., Ch. XVII, Sect. II, $ 6.
(3)nbsp;Cap. 192.
(4)nbsp;L.I., nquot;. 60.
(5)nbsp;L.I., Cap. 76, p. 317.
(6)nbsp;L.I., Disc. XIX, 11». 18; Disc. XLVI, 61.
(7)nbsp;Z./., Liv. IV, Tit. IX, art. 44.
(8)nbsp;Wetboek van Koophandel, art. 699 , 15», 710, 1°.
zoo
schip, al zijn de kosten van reparatie ook nog zoo hoog
en de bepaling is dus eerder eene uitbreiding, ten g\'^
3. ONBRUIKBAARHEID DOOR ZEE-SCHADE.
^ok dit geval kan alleen op schepen en niet op goederen
daarvoor is het volgende lid van art. 665 ge-
%nbsp;Fransche tekst zeide: « innavigabililé par for~
^ de mer;)) dit is het bij ons ook: onbevaarbaar-
heigeen hetzelfde is als onbruikbaarheid, zoo als uit
■ 664 blykt, en van goederen niet kan worden gezegd.
^^ bijvoeging: «door zee-schade)) was noodig, omdat het
quot;^\'len schuld van den verzekerde moet zgn , en de schipper
^ baratterie moet hebben gepleegd; in het eerste geval
^ den verzekerde zgne culpa worden tegengeworpen , in
tweede is art. 640 voldoende om abandonnement uit te
j^j^^\'^Deer evenwel, ten gevolge dier onbevaarbaarheid,de
niet kan komen ter plaalse van hare beslemming, dan
nii(] volgens den Code de Commerce (1), waar dit
quot;quot;ukkelijk wordt gezegd , het abandonnement ook voor
^ ladina
ttquot;
\' den Guidon (2) zou men kunnen beweren, dat dit
hllnbsp;geoorloofd was, want de woorden : «ou
® ^^pirance — qu\'il n\'y ait moyen Vavoir fait naviguer»
^cht
«Vet
J^) Ärt. 394.
Ch. VII, art. 1.
Pas;
Zoowel op het schip, als op de lading.
Vftti^ \'^^Stspraak, die zich ontwikkelde uit de artt. 45 en 46,
Ordonnance de Ia Marine, liet abandonnement
eoU lading toe , zoodra dit geoorloofd was voor hel schip,
er
\'«et hetzelfde verschil van gevoelen, als boven,
stranding, vermeld is, zoodat ook hier de Déclara-
lion, van 7 Augustus, 1779, te hulp kwam , en een ein\'l\'^
maakte aan de onzekerheid, door het abandonnement,
dat geval, te beperken tot de omstandigheid, dat geen aquot;\'
der schip kon worden gevonden. Ook bij ons is de schippß\'\'
verpligt naar een ander schip om te zien; maar het aban-
donnement staat daarom den inlader niet vry.
Zoo er nu eens geen ander schip kan worden gevonden»
schijnt dit onbillijk; maar op eene andere, meer met de natuur
van het verzekerings-contract overeenstemmende , wijz®
ook deze schijn van onbillijkheid weggenomen. Is naoielÜ\'^
de lading bedorven , dan kan men abandonneren , volg^quot;^®
art. 665, lid 25, Wetboek van Koophandel, mits
schade ten minsten drie vierden der verzekerde waarde b®
draagt; is de lading gaaf, doch, door gedwongen verkoOp\'
in waarde gedaald, dan handelt men volgens art. 637.
rekening van den verzekeraar zijn alle verliezen en schade®\'
die aan de verzekerde voorwerpen overkomen, door
van buiten komende, onheilen, hoe ook genaamd.
De Ordonnantie van Amsterdam zeide wel.
aft. 28, dat een schip, dat buiten staat geraakt was verd®*^
te varen, mogt worden geabandonneerd , maar spreekt ni^
van de lading.
Ook in Amerika bestaat geen regt tot abandonnement
de lading, zoo het schip onbevaarbaar geworden is»
er geen ander schip tot verder vervoer kan worden
den (1) , in welk geval men in de noodhaven mag ab^\'\'
donneren.
In Engeland is men, in dit geval, slechts dan tot abaö^
donnement geregtigd , wanneer het bedrag der vracbt
(1) Campbell, JVisi Prius Reports,T!oxo.. II, p. 626, WitsoU^®\'
Roij. Escli. Co.; W. Phillips, A Treatise on the law of ^
Boston, 1840, Tom. II, p. 413.
^^^arde der lading overtreft (1). Men heeft daarvoor den
^ •■ Loss of the voyage.
^obruilibaarheid door zeeschade geeft, in Nederland, den
^^\'^elierde slechts voor het schip regt om den verzekeraar
abandonnement in zijne plaats te stellen. Ons blijft op dit
nog de vraag te beantwoorden over, wat is onbruik-
^^rheid door zeeschade en hoe wordt zij bewezen?
. ^P de eerste vraag antwoordt art. 664 : een schip is on-
•quot;•^ikbaav geworden , ten gevolge van de gevaren der zee,
^Qeer het zooveel schade heeft gfeleden , dat het buiten
is de reis te volbrengen, m. a. w. is afgekeurd en de
(jgp herstelling meer dan drie vierden der waarde
gCQ ^ °°b\'\'quot;ikbaarheid blijkt door de uitspraak van deskundi-
het overleggen van het journaal; de berekening der
^^ en ygjj herstel is niet moeyelijk; maar te bewyzen, dat
ejj ^\'^.\'^^^^\'ïi\'baarheid werkelijk een gevolg is van zeeschade,
^^ quot;^\'et van eigen bederf, of van den slechten toestand,
Se»^quot;\'^nbsp;uitloopen verkeerde , is eer
dan gedaan. De veelvuldige pogingen van vroegere
gjj - —nbsp;ojv. fvau viuegere
tw\' Wetgevers, om deze aanleiding lot oneenigheid en
quot;iit den weg te ruimen, kunnen ten bewijze strekken,
^aak de oorzaak , door de Wet vereischt, de zeeschade,
tw
^oe
^^^ verzekeraars grond gaf, om zich van het betalen
^Verzekering ontslagen te rekenen.
«oi, Philips beval daarom, dat bij elk zeilree schip
borden onderzocht, of het zee kon bouwen (2).
ISOg^ ^^^shall, a Treatise on the. Law of Insurance. Lond.,
Mernnbsp;P- Boijfield c^ Bkown; Danson et Lloyd
^Henbsp;Nieuwe Ordonnantie op \'t stuJc van de Navigatie,
\'^^-vustinghe van de Schepen, van 5 Augusti 1579, te vinden
-ocr page 40-In Frankryk had men Reglementen, die dit bevolen,
men heeft die nog. Bij Estrangin (1) vindt men er opg®
geven, als van 19 Julij, 1708, Mei, 1711, Maart, 1716,
Januarij, 1717, enz., waarbij deze visitatie als verplig^
voorgeschreven, niet in het belang der verzekeraars,
als maatregel van zee-politie ; eerst later beval de Déd^
ration, van 17 Augustus, 1779, hetzelfde, met het oog quot;P
de verzekeraars, en ditmaal waren twee visitatiën voorga
schreven : eene bij het uitloopen , en eene bij het binD^quot;\'
komen, voor schepen, die op de groote vaart voeren
cours) , of telken jare eene voor schepen, die bij de kl^^^^
vaart werden gebruikt (cabolage) ; de laatste diende, «m
bepalen , of het nadeel voortkwam uit eigen bederf, of
zeeschade was veroorzaakt. Art. 4 bepaalde: «les assUt\'^^
seront admis à faire le délaissement qu\'en représenta^^^
procès verbaux des visites ordonnés. »
Onder de Ordonnance de la Marine, van
had het even zoo plaats, als maatregel van publiek^
ligheid, ten einde tegen het roekeloos in gevaar breng
van menschenlevens te waken , terwijl het tevens een
men gaf aan de ambtenaars der Admiraliteit.nbsp;,
In elke havenplaats waren acht Deurwaarders-visiteurs (
die belast waren met dit onderzoek en daarvoor eene
ning ontvingen , die bekend stond onder den naai»
droit de visite en als ongelden (gewone avarij, avarie
nue) door de eigenaars werd betaald (5).
in den Codex Belgicm, door Ahtonio Anselmo uitgegeven te
werpen, 1649, ged., fol. 123.
(1) Supplément op Pothieb, l.l.. Ch. IV, p. 433.
X2) Valiu, l.l., Liv. III, Tit. VI, art. 30.nbsp;^^.jj,;
(3) Q. Weijtsen, in zijn Tractaet van avariën, noemt deze
commune, waarvan veelal in zijn tijd de verzekeraars \'h ^^^^
ler\'^^ ^^^^ ï^eglementen doelt de Code de Commerce (1)
plaatse, waar daarin die visitatie bevolen wordt.
verpligting onder het Fransche Regt, uit
^^ode van de daarmede gepaard gaande kosten, niet werd
heeft de Nederlandsehe Wetgeving haar veran-
bquot;nbsp;\'nbsp;naleving den schipper is bevolen,
9 daartoe door de belanghebbenden wordt aangespro-
^^ gt; Waarvan dan ook de kosten, volgens de Wet, door
, die bet onderzoek heeft verlangd , gedragen wor-
kan van die bepalingen der Wet, bij het con-
v^nbsp;bevrachting, worden afgeweken en kan de be-
tronbsp;^^dingen , dat door mannen, waarin hij ver-
®telt, de toestand van het schip en van den inven-
«Oo(]nbsp;onderzocht en goed gekeurd worde, of daaraan
verbeteringen worden aangebragl, als hij nood-
j^^^ö\'k of wenschelijk acht. De Nederlandsehe Handel-
^^^\'^Ischappij pleegt zoodanige bedingen te maken, en te
jlist ^ heeft de Maatschappij Veritas zich, door
^it^ waarheidlievende beoordeeling, zoowel binnen als
peil \'^l^öds, zulk een vertrouwen verworven, dat sche-
(le \'nbsp;haar zijn gekeurd, ver boven anderen wor-
gesteld.
Flrl
tig Wordt wel eens weinig waarde aan dergelijke cer-
gehecht, omdat het
eene vaak door hel andere
^Ud ^^g^Dgesproken. Bij Boulay-Paty vinden wij, onder
^^\'■baa\'d, dat twee certificaten waren opgemaakt
de ^ ®en zelfde schip, waarvan het eene inhield , dat
gezond was, terwijl het andere mededeelde, dat
pr.. Code de Comm.
• 347 j Wetboek van Koophandel
L.
-ocr page 42-de drie apostelen (Judas-ooren) waren verrot, — zoodat vvij
het veeleer prijzenswaardig in de Nederlandsche Wetge*\'®^
mogen achten, dat zulk eene bepaling daarin is achterleg®
gelaten. Het nut van het onderzoek schijnt bovendien quot; ^
niet bgzonder groot te zgn; men zoude althans in dat g^^
verwachten, dat er in Frankrijk door de belanghebbend^\'\'
meer voor zou worden gezorgd, dat de schepen werd^\'\'
onderzocht, dan tegenwoordig wel plaats grgpt.nbsp;^
Te regt bepaalt onze Wet, dat certificaten van onderz
geen bewijs opleveren voor de zeewaardigheid van
schip, op het oogenblik van het ondernemen der reis \\
Men kan hier nog by voegen, dat de Wet den belaag
hebbende volkomen vryheid laat (2), waarde aan het
• I n^
derzoek te hechten, weshalve ook ten dezen opzigt^
weglaten van het Fransche gebod volkomen te vefd
de
gen IS.
Het onderzoek vóór de reis bewijst alzoo niet, dat ^^
onbevaarbaarheid uit zeeschade is ontstaan; maar waiquot;\'^^
het niet plaats gehad heeft, dan zal per analogiam van art»
lid 1, het bewijs van het tegendeel geleverd moeten
den door dengenen, die ontkent, dat de onbevaarbaarbe^^
is ontstaan door eigen gebrek en in zooverre is bet
den verzekerde van belang, zijn schip te laten onderzoek\'j|\'^^
vóór het de reis onderneemt. Is dit niet geschied, en i® ^^^
schip naderhand onbevaarbaar geworden, dan ontstaat
vraag, wie de zeeschade moet bewijzen.
Dat de verzekerde de onbevaarbaarheid moet bewy ^^^
volgt uit den aard der zaak, want het is de grond,
hij zijne vordering instelt, en boven zagen wij, ^o®
(1)nbsp;Art. 479, lid 2, Wetboek van Koophandel.
(2)nbsp;Art. 347, eod.
-ocr page 43-S^schiedi. ]V[aar hij moet evenzeer aantoonen, dat de onbe-
door zeeramp is ontstaan, want daar de Ter-
^faars alleen vrgwaren tegen zeegevaar, ligt dit in de
der verzekering, en het wordt dan ook in de Wet-
S^vinggjj en door de schrgvers gezegd, waarvan wg hier
^\'quot;plaatse eenigen zullen aanhalen: zie Reglement voor
^ s t e r d a m, art. 2S; Targa ,1.1, Ch. LX, p. 286 ; Pothier,
no. 66, not. B; 61, note; Code de Gommerce,
580, 382; Gasaregis, l.l. Disc. CXLH. Deze zegt,
j^j. S\'^ond van eene Decisie der Rota te Florence , van 31
y\' • 726, dat onbevaarbaarheid voorondersteld wordt te
, Voortgekomen
uit de zaak zelve, zoodat hg, die ze uit
^^ •\'ampnbsp;^ jit pjogj aantoonen: «qui fundat se
^^ \' ^ispositione qualificata debet probare dispositionem et
. ^^«^tïaïem,» Verder Valin, op de Ordonnance de la
\'^«quot;inp T--.. TTT rr-. Trrnbsp;. ^^nbsp;.. .
van
(1)
Wetboek
vm Koophandel, art. 666.
^Oe, Liv. III, Tit. VI, art. 29, 46; Wetboek
^handel, art. 663, lid 4,
enz.
lies ^^\'\'baarheid moet worden beschouwd als geheel ver-
lïetnbsp;zoodanig te regt grond tot ahandonnement.
tieenbsp;quot;Pg^bouden een schip te zijn, wan-
^het de eigenschap van zeewaardigheid mist.
^jj^^J\'^^^er de onbevaarbaarheid volkomen is, kan het
^^vainbsp;terstond worden gedaan; is dit niet het
^enbsp;bet schip weêr in staat worden gebragt
«mj^^®nbsp;te zetten, dan moet men vragen, hoe veel
jj ^ de noodzakelijke kosten lot herstel beloopen.
^^Ifs*^nbsp;daarvan geschiedt door deskundigen, of
drienbsp;aanbesteding. Zijn nu deze kosten hooger, dan
^ednbsp;de som, waarvoor verzekerd is, dan laat de
\'■^Qdsche Wetgeving (1) het ahandonnement toe; zijn
-ocr page 44-ze daarentegen zoo hoog niet, dan is slechts de avarij-a\'\'quot;®
van kracht. De bepaling der Nederlandsche Wetgeving
dezen opzigte is geenszins een uitvloeisel van de verzek^^
ring zelve, maar alleen eene regeling van de hoegroothequot;
der reparatie-kosten.
In vroeger tijd stond de verzekeraar zelfs bij gering®\'^
schade aan abandonnement bloot. De Guido n (1)
abandonnement toe van goederen, wanneer de waarde
zeeschade is verminderd ; van schepen wordt echter n\'®\'\'
gezegd. De Ordonnance de la Marine, van
Liv. III, Tit. VI, art. 46, sprak van geheel verlies
entière). Van daar, dat er strgd ontstond, wat
de bedoeling was. Valin verklaarde de uitdrukking vaD
Ordonnance de la Marine uit de woorden van
Guidon, en daarin werd hy gevolgd door PothieB
terwijl Émébigon (3) van eene andere meening is,
woorden dor Ordonnance de la Marine letter\'ö
neemt, waarin hij , onzes inziens, volkomen gelijk h^®
wanneer men slechts blijft in het oog houden, dat
abandonnement een buitengewoon reglsmiddel is, eo ^^
IJC/
er als zoodanig geene uitbreiding aan mag geven- ^
meening van Émérigon werd dan ook door de Reg^\'^^\'\'
bo-
van Koophandel te Marseille (4) als de juiste aangeuof^^^^
en dit vonnis by meerdere arresten bevestigd. De gevo\'g^^
dezer verschillende meeningen komen vooral uit bU ..
zekering, aangegaan met de clausule vrij van
want, volgens Émérigon , is in het geval van verlie®
ven drie vierden geene vergoeding verschuldigd; ^^^
ei) Ch. VII, 1.
(2)nbsp;LI., nquot;. 121.
(3)nbsp;Ch. XVII, Sect. 2, § 6,
(4)nbsp;Esteangin op pothiee, l.l., nquot;. 121.
-ocr page 45-zyne volgers daarentegen, zal de verzekerde
^^^\'\'\'^o\'^\'iereu, en zoo doende geheel buiten schade
volgde de Code de Commerce, waar, in
\'^ßö» abandonnement wordt toegelaten, op dezelfde
, als bij ons , in art. 664, Zoodat de Wet iets heeft
^^^voerd , wat uit den aard der zaak geenszins zou volgen,
^ati ^^^nbsp;verloren gaan eener zaak niet afhangt
^Od ^^ hoegrootheid van het verlies, maar veeleer van
omstandigheden,
iiba \'^^^yot ons de Engelsche berekening , volgens welke
^^^^üdontiejjjgjjj, ter zake van onbevaarbaarheid , niet wordt
^^ gelaten , tenzij het gerepareerde schip minder waard zij,
Aninbsp;bedragen. Met betrekking tot
2egt Story, indien het herstelde schip ter plaatse
hgj,nbsp;^nbsp;7nbsp;--- ---------o^.x.jj loi piaaioc
het dubbele waard is van \'t geen het
«Oojj. ^^^^^^^nbsp;S®^®®^\'nbsp;volkomen verlies (1),
den verzekerde dan het abandonnement vrij slaat.
VERGAAN OF BEDERF DOOR ZEERAMP.
Öit
quot;^tibenbsp;lading, wal schipbreuk, stranding en
voor het schip is. Het öe lid van art, 663,
^Pgennbsp;Koophandel, waarin dit geval wordt
\' geeft, wanneer men hel niet in verband met
tuss^j^nbsp;leest, aanleiding tot het vinden van verschil
Q den Franschen tekst en deze bepaling; doch men
c\'- ^far^lmd lm. Comp., 12 Pbteks, Suppl. United
Ji^ports, p. 398; Benecke, l.l, Th. II, S. 527.
vindt de nadere toelichting en beperking van dit artikel
art. 664, waarin het geval wordt teruggebragt lot een ver-
lies van len minste drie vierden , en hetgeen dus door d®®
Code de Commerce in eens gezegd was, wordt in on«®
Wetgeving eerst door het in verband brengen van t^e«
afzonderlijke artikelen gevonden.
Indien het verlies volkomen is, dan levert het abandquot;quot;\'
nemenl geene moeijelijkheden op; maar wanneer hetslecb\'®
gedeeltelijk is, dan rijst de vraag, hoe de berekening
schade geschiedt; een paar voorbeelden, om te doen
dat dit soms ingewikkeld worden kan.
Wanneer eene lading koorn b. v. in eens verzekerd i«\'
dan is het genoeg, dat deze door zeeramp tot op een vier^®
der waarde is verminderd, om het abandonnement
Ie doen zijn , al vond men er ook nog eenige mudden
die geheel geene schade hadden geleden, want de
lading is nu toch in waarde verminderd, en de ge/t^^^^
lading is verzekerd. Heeft men daarentegen laten
zekeren 12 pijpen wijn, gemerkt b. v. 1, 2, 5,
elke pijp tegen 3 % premie, dan heeft men slechts regt op
abandonnement van elke pijp afzonderlijk, die tot op ^^^
vierde verminderd is, want nu is er niet verzekerd ee»^
lading wijn, groot 12 pijpen, maar 12 pypen wijn,
men het beschouwen moet, als waren er twaalf verschilleD\'^^
ladingen geweest, waarop even zoovele afzonderlijke ver«^\'
keringen zijn genomen.nbsp;/
Bij de clausule vrij van beschadigdheid is hel loeg^\'^\'
ten abandonnement van veel gewigt, omdat door die
sule wel alle avarij-actie is uitgesloten, maar niet ook
abandonnement. In den Code de Commerce (1) ^^
(1) Art. 409.
-ocr page 47-^\'^^mkkelijk gezegd ; bij ons niet, maar ook zonder dat dit
rij^^^nbsp;, volgt het uit den regel, dat elke uitzonde-
^^ § slrictissimae interpretationis is, en dus slechts datgene
\'uitgesloten gehouden worden moet, wat uitdrukkelgk
^quot;tgesloten wordt genoemd.
^ le vf^ij ^^^ beschadiging verzekert, sluit avary uit,
^ derogeert daarom geenszins aan het abandonnement,
^ het abandonnement is eene bepaling ten gunste van
Verzekerde , en wordt derhalve ook maar niet zoo stil-
^bnbsp;gedaan gehouden. Voor het overige zijn
jj ^\'^\'lonneraent en instellen der avary-actie zaken van ge-
vo^ ^^\'^^^\'^^\'^^quot;den aard , die wel alleen uit de verzekering
§en, maar voor het overige geheel niet met elkaêr in
\'^^^nd staan.
Oor ongegrond mogen wij alzoo de meening houden ,
^ ® ®ENecke (1) is toegedaan , dat er namelijk geen vol-
^ \'^ejï verlies is van eene lading, die, vrij van bescha-
9\'^heid verzekerd, nog in natura ter bestemder plaatse
hoe groot ook het verlies moge zijn door schade
^ gebragt.
^ quot;^iCQ toch de clausule vrij van beschadigdheid aan het
^ verlies eene geheel andere beteekenis kan geven,
^^ 2ou (JoQf [j^ar (jg regel worden opgeheven, dat alle
felnbsp;moeten worden ingekort, dat, in geval van twy-
het ^^nbsp;van den bedinger de slechtste is (2). Kortom
verklaren, hoe Émérigon (5) kon zeggen,
lading koren bestaat, al is ze ook verrot,
derf der lading is altijd grond tot abandonnement ge-
^veest
althans het komt voor in de oudste bronnen van het
J ^eneckb, l.l, Th. II, S. 485,
^rt. 1385 , Burgerl. Wetb.
Ch. XVII, Sect. II, § 6.
-ocr page 48-Zeeregt; maar over de hoegrootheid van het bederf ha^
men , op verschillende tijden , verschillende bepahngen. ^^
overtuiging, dat bederf den verzekerde regt geeft tot abaO\'
donnement, is dan ook zoo algemeen gevestigd , dat
polissen van Parys, van Bordeaux en Rouaan (1) , die ander®
alle gevallen van den Code de Commerce,
behalve
gebrek aan lijding, uilsluiten, loch abandonnement loelateii\'
indien de goederen voor meer dan drie vierden zijn bedor-
ven. De Guidon (2) liet reeds abandonnement toe b\'J
avarij boven de helft, hetgeen vrij ruim klinkt, doch
tel-
de
iet
ligt daaruit moet worden verklaard , dat de vracht toen
tgde hooger was, hetgeen men zou mogen opmaken uit
bijvoeging, dal abandonnement ook geoorloofd is, als rf«
goederen door bederf de vracht niet meer waard zgn, alth^\'\'^
is er voor dit gevoelen daarin grond, dat beide gevaH®\'\'
vrij veel overeenkomst hebben. De Guidon was ook d®quot;
in een ander opzigt voor de verzekeraars nadeelig.
Zoo als wij zagen, is abandonnement van gedeelten d\'
denkbaar bij een schip, en bij goederen verboden; va^^^\'
volgens den Guidon (3), had men vrijheid om het bed^\'\'
vene gedeelte te abandonneren, en het gezonde te
behouden;
ja zelfs was het laatste daarin uitdrukkelijk bevolen \'
bij vruchten echter, en verder bij zout, graan en dergeÜj\'^®\'
spoedig aan bederf onderhevige, waren was dal gedeeltelijk®
abandonnement uilgesloten (S). Bestond de lading uit
schillende waren , dan kon de eene soort worden geabaP\'
donneerd en de andere worden behouden; doch voor vrucb\'
(1)nbsp;Zie Vauchee, Polices dj\'assurance maritime. Parijs, 1830.
(2)nbsp;Ch. VII, 1.
(3)nbsp;Ch. VII, 7.
(4)nbsp;Ch. VII, 9.
(5)nbsp;Ch. VII, 8.
-ocr page 49-en andere levensmiddelen, die buiten het jaargetijde
of 50 7„ bedra-
Iq de Ordonnance delà Marine, van 1681, wordt
het geheele geval niet eens gesproken , maar het aban-
^^ûQement wordt uitgesloten , behalve by volkomen verlies (2)
{parte entière) , op grond waarvan door Valin beweerd
^•^•quot;dt, dat aan die woorden eene uitbreidende verklaring
•^oet worden gegeven ; doch wederom gelooven wij , in
\'»anir.erking genomen het buitengewone van het abandonne-
dat het moet worden geacht te zyn uitgesloten overal,
het niet uitdrukkelijk is toegelaten , terwyl ook eene
gltist, door eene vorige Wetgeving verleend , maar door
^erie volgende niet meer toegekend , moet worden gerekend
meer le bestaan, daar het stilzwijgend voortbestaan
^zer gunst een nadeel zou zijn voor den verzekeraar. Wij
billen hiermede echter geenszins beweren , dat er slechts
^an
er
^an geheel verlies sprake zoude kunnen zyn , wanneer
^ïe/s meer is overgebleven, want, al is er nog iets over,
kan het verlies toch van dien aard zyn , dat men even
kan aannemen, dat de voorwerpen als zoodanig hebben
opgehouden le beslaan. Een schip b. v. is geheel verloren ,
Wanneer er slechts de losse planken van over zyn, eene
^ quot;^g tabak is weg, wanneer zij onbruikbaar is geworden
Zeewater, hoewel, in beide gevallen, het verlies niet
^^heel is, in de volle beteekenis van dat woord.
lö hetzelfde gevoelen schynt ook door Casaregis (3) te
^•^•\'den gedeeld, daar hij ergens zegt: aln casu, quo mer-
dsseciiratae sunt solum deterioratae, vel damnißcatae ,
^^ren , moest het bederf algemeen zijn
gen
Ch. YII, 9.
J^J Liv. III, Tit. VI, art. 46.
^ ) discursus legales, Disc. III, 2.
k.
tenentur assecuratores ad solam dammi emendalionem sivß
ad reßciendum deteriorationis pretium et non ad tota^
assecurationem ;» hoewel sommigen daaruit afleiden , dat
hg een ander gevoelen was toegedaan; maar het vergoeden
van schade, de prijs van het bederf, vooronderstelt het nog
in natura aanwezig zgn van de verzekerde voorwerpen»
daar er toch geene sprake zijn kan van schade, of van het
betalen van het bederf, wanneer de voorwerpen door eenig®\'\'
invloed van buiten alle eigenschappen hebben verloren)
waardoor zij zijn , wat zij zgn , maar er in dit geval gezegd
zoude moeten worden , dat die zaak verloren is, en ni®\'\'
meer bestaat.
Nog andere gevallen, waarin het ahandonnement doofd®
Nederlandsche Wet is toegelaten , zgn :
g 5. OPBRENGING EN AANHOUDING DOOR VREEMD®
MOGENDHEID EN AANHOUDING DOOR DE NEDER-
LANDSCHE REGERING NA HET BEGIN DER REIS.
Wat den eersten grond tot ahandonnement betreft is
bijzonder opmerkelijk, dat een zeer gewoon geval van abaO\'
donnement, namelgk zeeroof, door de
Nederlandsche
Wetgeving met stilzwggen is voorbijgegaan en alzoo is
gesloten, terwijl die toch ten aUen tijde tot abandonnernen*\'
regt gaf. Wat van deze uitsluiting oorzaak is, is moegeUj\'^
te zeggen; zeker is het, dat de uitdrukking «
M ogendheid
niet toelaat ook aan zeeroof te denken. De uitlating is e^®®\'
wel van niet zoo groot gewigt, als wel schgnt, omdat zee
roof wel altgd volkomen verlies zal ten gevolge hebben,
de verzekerde dus op eene andere wijze toch gedekt is-
Intusschen schijnt de uitlating meer bij toeval, dan ^^^
opzet, te hebben plaats gevonden.
ï\'e vormen, waarin het eerste geval zich kan voordoen
^yn verschillend: het kan zijn een maatregel van repre-
®®ille, een embargo, een gevolg van kaapvaart,
prgs-ver klaring in oorlog, een uitoefening van
^et opperste gezag, in geval de vreemde Regering schepen
goederen noodig heeft, of in geval de lading contra-
\'^^Qde inhoudt. Of nu het laatste geval grond geeft tot
Abandonnement, hangt af van de vraag, of verzekering,
contrabande genomen , geldig is of niet.
Öe aanhouding en opbrenging gaat, in deze omstandig-
j gepaard met verbeurd-verklaring, en is dan geheel
^^flies, of zij geeft verhindering in de reis, of is oorzaak
Van gedwongen verkoop.
Wanneer er geene verbeurd-verklaring gevolgd is, dan
er nog wel geen slellig verlies, maar voor den verzekerde
bet onderscheid niet groot, daar hij met de verzekerde
voorwerpgQ toch niet, naar welgevallen, handelen kan,
\'erwijl het tevens hoogst onzeker blyft, of er van de ver-
^ekerde voorwerpen iels teregt zal komen. Bij de verzekering
^^\'\'dl het dus te regl gelijk gesteld met geheel verlies, en
^^ fibandonnement toegelaten, hoewel men er, in 1781,
® Hamburg anders over dacht (1).
algemeene leer laat abandonnement toe in elk ge-
Vft 1
Van opbrenging, hetzij door vriend of vijand, door
erkende Regering of door zeeroovers, omdat voor al
Ulfk
^ gevallen de regtsgrond dezelfde is. Dit leerde reeds
• CrROTiLs, als hij zegt (2): «Placuit g en tibus, ut is ce-
Pisse intelligatur, qui ita detinet, ut recuperandi spem
^^^babilem alter amiserit», terwijl de latere byvoeging:
hamburg Assec- u. Havarie-Ordnung, v. 1731, Th. XV, art. 1.
J H. Grotii , de jïire belli ac paäs, Lib. III, Cap. 6 , § 3, n°. 1.
«Recentiori jure gentium inter Europas populos introduc
atum videmus ut talia capta censeantur, ubi per horas
lt;än polestate hostium fuerint, niet uitsluitend voor erkende
Mogendheden geldt, maar slechts een antwoord is op
vraag, na welk tijdsverloop het bezit voor verloren mag worden
gerekend. Ook Benegke (I) is van dezelfde meening, e»
niemand zal dan ook wel in staat zijn de reden op te geven,
waarom prijs-verklaring door zeeroovers geen grond tot aban-
donnement zoude zyn.
la bijna alle Wetgevingen, zoo oude als nieuwe, is
geval van zeeroof öf uitdrukkelijk opgenomen, öf toegelaten
onder eene algemeene uitdrukking.
Eenige hiervan aan te halen is, gelooven wij, niet on-
belangrijk , daar hierdoor blijken zal, dat zoowel in bei
Noorden als in het Zuiden dit geval regt tot abandonne-
ment gaf. Wij noemen onder anderen de Ordonnantie
van Middelburg, van 1600, art. 15, 26; Ordonnan-
tie van Amsterdam, van 1744, art. 8; Ordoquot;\'
nantie van Rotterdam, van 1604, art. 12, 13; Or-
donnance de la Marine, van 1681, Liv, III, Tit. Vi\'
art. 42—45; Code de Commerce, art. 369, 2°,; Of
denanzas de la Universidad y Casa de Co»\'
tractacion de Bilbao, Cap. XXII; Kon. Preus«-
See recht, VI, II, art. 22, waarin evenwel is opgeno-
men, dat de hoop op herkrijging ongegrond moet zijquot;\'
Vergelijk verder Barels, Advyzen over den Koophandel ^^
Zeevaert, I, blz. 86; Meno Pohls, t. a. pl., S. 599.
Huig de Groot zegt: «Een Schip buyten \'slandls bij
(i hooger hant zynde aangehouden, ofte and er sints onnut g\'^\'
« worden om de reyse te doen, moeten de eygenaers van
(1) L.I., Th. II, S. 267\', 528.
-ocr page 53-^^^ersekerde Schepen ende waren, \'t de sehe waren mede
^^kojnert zynde ofte niet, zes maenden nadat ter plaetse
^^daer het meerendeel der versekeraers is xmnende, de ivete
^^ gedaan, indien het belet is gevallen binnen Europa ofte
^^^arbarie, ende indien daer buyten een geheel jaer verbey-
qI^qj. voorsz. Schip ofte goederen te ver-
Inten, maer mag de versekerde middelertyt den verseke-
i\'aer voel bedwingen om borg ofte pand te stellen voor de
^^nekering )gt; (1); terwgl hij er op laai volgen: «Een
\' ^^hip geworden zynde onseylbaer, insgelijks Schip ende
^^ Goederen by vyanden, ofte see-roovers zynde gerooft, soo
^\'^g den versekerde dadelyk van hetselve afstant doen,
de versekeraers aenspreken , die binnen drie maenden
versekering zullen moeten voldoen)) (2).
dus eene prijs-verklaring door zeeroof een even goede
S^ond tot ahandonnement is, als elke andere prys-verkla-
S s IS zoo algemeen in de Wetgevingen aangenomen en dan
^^^ zoo zeer overeenkomstig den aard van het verzekerings-
\'^\'^\'^Iract, dat men het als daarmede strijdig mag hesehou-
dat de Nederlandsche Wetgeving dit geval heeft on-
\'^•quot;löeld gelaten.
anneer verbeurd-verklaring is gevolgd, dan kon men
Vroeger tgd hier te lande, te gelijk met het abandonne-
de verzekerings-som vorderen; althans, zoo de ver-
^ürd-verklaring door hooger hand was geschied, bestond
^^Qaangaande geen twijfel (5),
^^ een schip verbeurd verklaard en nog niet teruggege-
\' Voordat de verzekerde zgne vordering instelt, dan is
J^) Inleid, t. d. Holl. BecMsff., Boek III, Deel XXIV, n». 37.
Ihid., uo_ 29_
Barels, U., I, 128, vc
• 25.
jurisprudentie nam dit geval zoo zwaar op, dat het abandonne
ment zelfs niet werd uitgesloten door gevolgde loslating!
oordeelde althans de Admiraliteit van Marseille , op 27
17Ö8, in de zaak van Barthélémy Benza , van welk vood\'
werd geappelleerd, doch, op rapport van de CoRIO!\'\'^\'
werd het door het Hof van Aix bekrachtigd , bij arrest,
3 Maart, 1789 (1).nbsp;^^
Toen de Code de Commerce werd ingevoerd,
ook aangenomen, dat de verzekerde moest worden beia®
in elk geval, zoodra hij had geabandonneerd, en dit abaquot;^
donnement was goed gekeurd , heizij de verzekerde goeder®
later terug kwamen of niet (2), en deze bepaling
wij ook in ons Wetboek van Koophandel (5). ^^^^
In al deze gevallen is de verzekerde, of hetgeenhetz®
is, zijn plaatsvervanger, verpligt, de belangen van
verzekeraar te behartigen ; hij moet pogingen aanwen
om de verzekerde voorwerpen terug te krijgen , maai •
mag niet vrij koopen , zonder den verzekeraar te he
geraadpleegd, want dit zoude, volgens de Nederland«^^^
Wetgeving, eene handeling zijn, die geheel buiten
verzekerings-contract ligt, en de omstandigheden 20 ^^^
moeten uitwyzen, of er eene negotiorum gestio voor ^^
verzekeraar had plaats gegrepen, of dat het eene
deu
deO\'
matige handeling was geweest. Neemt de verzekeraaiquot; ^^^
vrijkooping aan, terwijl het abandonnement reeds
plaats gehad, dan is het eene negotiorum gestio ,nbsp;^^
donneert de verzekerde niet, dan moet de
vrijkooping goed keuren , zal zij geene onregtmatig^
deling, maar eene negotiorum gestio zijn.
(1)nbsp;Zie Valin, 1.1., Liv. III, Tit. VI, art. 45.
(2)nbsp;Art. 385.
(3)nbsp;Art. 679.
-ocr page 55-^ns den Code de Commerce (1) was dit anders,
aan den verzekeraar de keus gelaten was , om den los-
voor zich te nemen, of er zich geheel buiten te
°1den, en de verzekerde som te betalen.
voorschrift was uit de Ordonnance de ia Marine,
1681, Liv. in, Tit. VI, art, 67, overgenomen ; maar daar
^ er een ander gevolg aan toegekend, dan in den Code de
\'öwierce het geval is. De Code beschouwt dezen vrijkoop
eene buitengewone uitgave, en brengt dien dus tot avarij ,
de verz^ekering doorloopt, als of er niets ware ge-
terwgl de schrijvers (2) over de Ordonnantie dit over-
door den verzekeraar als overneming van den koop
^schouwden,
hetgeen ook door de jurisprudentie werd aan-
•^en. Pothier (3) echter beschouwde het als avarij ,
»Haar
Wordt door zijn commentator Estbangin weerlegd.
Is de verzekerde in staat van hel ongeval kennis te geven,
vervalt de vraag, of het, in casu, eene negotiorum
^ of eene onregtmatig« handeling is, want hij heeft
quot;t met den verzekeraar eene schikking getroffen, óf
^\'j^bandonneerd ,
óf heeft het voorval verzwegen en is dan,
^ef^^^ zijne culpa, door art. 673, Wetboek van Koophan-
gt; met vergoeding van kosten, schaden en interessen be-
^reigd. ^ ^
I\'idien er na de verbeurd-verklaring is geabandonneerd,
fcïyft het
voor het abandonnement onverschillig, wie er
Wordt, zoo de verbeurd verklaarde goederen wor-
Verkocht. Al koopt de verzekerde ze zelfs, het aban-
\'^fint blyft onherroepelijk; zgn koopen der verbeurd
J^) Art. 396.
■ijnenbsp;Ct. XII, Sect. 31, § 6, en Boulay-Paty. i
Conférences ad h.l.
^^^nbsp;135.
jurisprudentie nam dit geval zoo zwaar op, dat het abandonöC
ment zelfs niet werd uitgesloten door gevolgde loslating gt;
oordeelde althans de Admiraliteit van Marseille , op 27 Ju^Ö\'
1738, in de zaak van Barthélémy Benza , van welk vonn««
werd geappelleerd, doch , op rapport van de coriol\'\'®^
werd het door het Hof van Aix bekrachtigd, bij arrest,
5 Maart, 1759 (1).nbsp;,
j werquot;
Toen de Code de Commerce werd ingevoerd? ^^
ook aangenomen, dat de verzekerde moest worden beiaa
in elk geval, zoodra hij had geabandonneerd, en dit abaquot;
donnement was goed gekeurd , hetzij de verzekerde
later terug kwamen of niet (2), en deze bepaling
wg ook in ons Wetboek van Koophandel (5)\' ^^^^
In al deze gevallen is de verzekerde, of hetgeenhet^e^^^
is, zijn plaatsvervanger, verpligt, de belangen van
verzekeraar te behartigen ; hij moet pogingen aanwende^^_
om de verzekerde voorwerpen terug te krijgen, nia®\'
mag niet vrij koopen , zonder den verzekeraar te
geraadpleegd, want dit zoude, volgens de Nederlan ^^^
Wetgeving, eene handeling zijn, die geheel buiten ^^^
verzekerings-contract ligt, en de omstandigheden zo ^^^
moeten uitwgzen, of er eene negotiorum gestio voor
verzekeraar had plaats gegrepen, of dat het eene on
matige handeling was geweest. Neemt de verzekeraar ^^^
vrijkooping aan , terwijl het abandonnement reeds ^^^^
plaats gehad , dan is het eene negotiorum gestio , maar a ^^
donneert de verzekerde niet, dan moet de ^erzekeraar^^^
vrijkooping goed keuren , zal zij geene onreglmat\'g®
deling, maar eene negotiorum gestio zijn.
(1) Zie Valin, 1.1., Liv. III, Tit. YI, art. 45.
{2} Art. 385.
(3) Art. 679.
Voïgens den Code de Commerce (I) was dit anders,
aan den verzekeraar de keus gelaten was , om den los-
voor zich te nemen, of er zich geheel buiten te
\'^den, en de verzekerde som te betalen.
Hit voorschrift was uit de Ordonnance de la Marine,
^Aü 1681, Liv. IIÏ, Tit. VI, art. 67, overgenomen ; maar daar
^erd er een ander gevolg aan toegekend, dan in den Code de
^löuierce het geval is. De Code beschouwt dezen vrijkoop
® eene buitengewone uitgave, en brengt dien dus tot avarij ,
^^odat de verzekering doorloopt, als of er niets ware ge-
terwyl de schrijvers (2) over de Ordonnantie dit over-
^^ojen door den verzekeraar als overneming van den koop
^schouwden, hetgeen ook door de jurisprudentie werd aan-
gewonnen. PoTHlER (3) echter beschouwde het als avarij,
^Aar Wordt door zijn commentator Estbangin weerlegd.
h de verzekerde in staat van het ongeval kennis te geven,
vervalt de vraag, of het, in casu, eene negofionm
of eene onregtmatig« handeling is, want hij heeft
^f met den verzekeraar eene schikking getroffen, öf
geabandonneerd , óf heeft het voorval verzwegen en is dan,
^ quot;gens zijne culpa, door art. 673, Wetboek van Koophan-
gt; naet vergoeding van kosten , schaden en interessen be-
^ödien er na de verbeurd-verklaring is geabandonneerd,
blijft het
voor het abandonnement onverschillig, wie er
^ genaar wordt, zoo de verbeurd verklaarde goederen wor-
\'lonbsp;Al koopt de verzekerde ze zelfs, het aban-
\'^lement blyft onherroepelijk; zijn koopen der verbeurd
J^) Art. 396.
) Ekérigon, U., Ch. XII, Sect. 21, § 6, en Boulay-Patï, in
Zi.
^\'^ftférences ad h.l.
. n». 135.
verklaarde goederen heeft met de verzekering niets te
ken, daar zijne betrekking tot den verzekeraar door he^
ahandonnement is opgelost en het geheele verzekering«\'
contract alzoo is afgeloopen.
Deze waarheid is algemeen erkend (1), in het Zuiden»
zoowel als in het Noorden, voorheen zoowel als thans, niet-
tegenstaande door enkelen werd beweerd, dat het strijdig
is met hel doel der verzekering, vergoeding namelijk voof
geledene schade, maar nooit winst, die loch op deze vvijz^
kon worden verkregen. Men lette er echter niet op, dat die
winst niet eene vrucht was van de verzekering zelve, e!^
daaraan noodzakelijk verbonden, maar dat zij alleen het ge-
volg was van een\' koop, die ook door den verzekeraar ba^J
kunnen worden aangegaan, en dal het voordeel dus ook
door hem had kunnen worden genoten, indien hij zulks h^^
verlangd.
Een laatste geval van neming is, wanneer eene vreeffld«
Mogendheid schepen of goederen in beslag neemt, die ech-
ter niet verbeurd verklaart, maar ze zich toeeigent tegeo
betaling.
In dit geval is er geen geheel verhes; maar volgens (2)
Casaregis en Rocci;s(3), mag men toch abandonneren , welk^
laatste, even als de Lüca (4) aanneemt, dat de verzekerd«
zaak voor den verzekerde verloren is, zoodra zij hare be\'
(1)nbsp;Becisiones Rotae Gemensis, Dec. 101; Meno Pohls il,s.
Benecke, j treatise on the prir.ciples of IndemnUy in MarLe iLura»^\'\'
Bottomry and Respondentia. Loud., 1824, p. 334; W. PhilMFS, ^
Ih-eatise on the Law of Insurance. Boston, 1840, p. 452; s. MaksSA^\'^\'
A Treatise on the Law of Insurance. Lond., 1802, p.\'581.
(2)nbsp;Discurs. leg., Disc. I, nquot;. 46, 103.
(3)nbsp;L.l., not. 54, 55.
(4)nbsp;Be credito, Disc. 106.
-ocr page 59-^^\'\'»iiming niet bereikt. De Guidon (I) beveelt alleen
Schadevergoeding te geven voor den te geringen prgs.
Ordonnance de la Marine (2), van 1681,
®Prak van arrêt de prince, hetgeen , volgens het gevoelen
Valin (5), slechts zou zien op oorlog of represaille
^ Qiet met het oog op ons geval zon zyn geschreven, zoo-
.nbsp;bij geleden schade daarin slechts zou kunnen voor-
door de actie van avary.
dezelfde meening was Pothier (4), terwijl die dan
reeds vroeger door de Rota van Genua (o) was
en in Frankrijk als regel gold (6).
^ ^eemt men den aard van het abandonnement in aanmer-
dan moet men zeggen, dat het ook door onze Wet-
J^ving in (Jit geval niet is toegelaten, daar het niet uit-
^ \'^kkelijk wordt vermeld, en bij gevolg is uitgesloten.
tnen echter den grond voor het ongeoorloofde van
^ ^ödonnement, in dil geval, in den verkoop zeiven , dan
^ eert men in eene dwaling, omdat gedwongen verkoop
verkoop meer is, hetgeen uit den aard van de ver-
■•jjï-lrjl gt;
tranbsp;volgt, daar men zonder vrijen wil geen con-
k^n aangaan. Gedwongen verkoop is, m. a. w., eene
^^^adictio in adjeeto.
^ ^et Wetboek van Koophandel (7) staat aban-
^\'^lement toe , zoodra er aanhouding heeft piaals gehad ;
[Jj Ch. VIII, 6; IX, 13.
\' Liv. III, Tit. VI, art. 49.
J\'^) Vaun, ad h.l.
! ^ •
^ ^ Decisio 69.
l.l., Ch. XII, Sect. 33. Verg. BAtDASSEEom,
^^azioni marittime. Part. V, Tit. XI, art. 38, 39.
\' ^rt. 663, lid 6, JFeéb. van Kooph.
maar deze uitdrukking wordt daarin niet nader verklaard,
en het kon dus twijfelachtig zgn, of ons geval daarmede
bedoeld is; doch alle twijfel houdt op, wanneer wg er art.
66B, lid 1 , mede in verband brengen; dit artikel is alg^
meen, en staat slechts dan abandonnement toe, wanneer
verzekeraar weigert, eene som voor te schieten, tot het
doen v^n reclame. Door die som nu voor te schieten,
de verzekeraar den verzekerde, wiens goederen op ^^^^
wijze zijn verkocht, op zijnen eisch kunnen antwoorden)
door de exceptie, dat hij niet verkeert in een geval va®
abandonnement, daar de Wet hem daartoe geen
geeft, want hij heeft wel verlies geleden, en kan dus e^\'^®
actie van avarij instellen; maar hel verlies is niet volkom®quot;
en abandonneren kan hg dus niet.
Het gaat even min aan, ons geval onder zeeramp te bre\'\'
gen, terwijl art. 668 een anderen grond voor ons gevoe\'®\'\'
geeft. Bij aanhouding en opbrenging kan slechts, na
beurdverklaring, worden geabandonneerd , of na zekere te^r^
mijnen, indien er geene teruggave of ontslag is gevolgd-
ons geval nu is er geene verbeurd-verklaring, en de uitb®
taling eener vergoeding slaat niet met ontslag of
gelijk, en wat nu bij duisterheid van eenig Wetsvoorschr\'^
in het algemeen geldt, in dubio pro debitore, hier den
zekeraar, zal zonder twijfel voor dit geval wel moeten
den aangenomen, daar het hier niet eens gewone regt®\'\'
maar buitengewone regten, uitzonderingen, betreft. ^^
Aanhouding door de Nederlandsche Regelquot;\'
na het begin der reis geeft even zeer regt totaban ^^^
nement; het geval verschilt in zooverre van het vorige»
.. . .. ®
er natuurlgk hier geen sprake zgn kan van oorlog {^J\'
(1) Zie Weskett, U., in voce, nquot;. 3, en Maltnes, Lex«^\'\'\'quot;^^quot;
-ocr page 61-regelen, die voor het vorige geval gelden, zijn dus ook
^ep Van toepassing.
^ Js echter de aanhouding, ten gevolge van overtreding der
^^ Astingwetten, geschied, dan zal men in geen geval kunnen
AQdonneren, al neemt men ook aan, dat verzekering op
ten \'nbsp;uitvoer verboden is, geoorloofd hee-
^kan, want de Nederlandsehe Wet is voor iedereen ver-
^^quot;^dend, en de straf, waarmede de overtreding wordt be-
^J^gd, IS voor geene verzekering vatbaar, waaruit tevens
is ^^^ eene verzekering op zich zelve reeds nietig
aaar haar grond een ongeoorloofde, met de Wet strij-
is.
ver^^\'^ schrijvers komen dan ook daarin overeen, dat eene
^^^zekering genomen op goederen, die, met ontduiking der
^^^astingwetten, of tegen geheel verbod van invoer, in het
^^^erland zullen worden binnengebragt, voor nietig gehou-
W^r borden moet; maar eene verzekering op dergelijke
\'Jend\'^nbsp;bet buitenland wordt door velen voor verbin-
Vannbsp;mits de invoer geschiede met medeweten
diequot;* verzekeraar, en er beslaan dan ook vonnissen, in
geest geveld.
ove/\'\'^^ (1) en Émérigon (2), die hunne verhandelingen
^®®-verzekering schreven, toen de Ordonnance de
vefj,nbsp;van 1681, van kracht was, hielden zulk eene
VsQnbsp;voor niet strijdig met den aard van het contract
Verzekering, en dus voor verbindend. De laatste beroept
^oor zijn gevoelen op een arrest, van 25 Junij, 1745,
Ui
geene ^^^^^^ ^^^ abandonnement ook geoorloofd is, indien
^ waarsdiijnlijkheid bestaat, dat het verzekerde in zee kan gaan.
Ch. Vi-T \' Xn. Sect. 51; CL VII, Sect. 5; Ch. XI, Sect. 8-
Liv. iii, Tit. VI, art. 49, 52.
-ocr page 62-gewezen in de zaak van Figon en Regayet van
seille (1). Hij zegt de smokkelhandel is, uit het
der zedelijkheid beschouwd, wel ongeoorloofd; maai\'
handeldrijvende Staten maken zich er allen schuldig aan
de gewoonte heeft er dus hare sanctie aan verleend.
Men zou, gelooven wij, even goed kunnen beweren,
diefstal eene zeer geoorloofde handeling is, omdat men oD^^
alle natiën dieven vindt. Na de invoering van den Go
de Gommerce kwam de zaak meermalen ter spral^®\'
zoowel bij het verzekerings- als bij het bevrachtings-con
tract. Het Hof van Rennes vernietigde, op 1 Decenibe«\'\'
1826, een vonnis, dat de geldigheid er van had aangenoroeD \'
maar de juistheid dezer uitspraak werd zeer betwiji^ \'
o. a. door Boulat-Paty , die, in zijne Conférences ^P
Émérigon (2), zegt, dat men meer de inspraak vao
geweten, dan het strenge regt had geraadpleegd, en Aiquot;^^
zet (3) voegt, om de onwettigheid nog meer te doen ^^^
komen , er dit bij: «noch de theologen, noch de Jezui^ ^
keuren den smokkelhandel af.» Wij gelooven echter, ^^
zulk een bewijs niet behoeft te worden weerlegd. Op
Augustus, 1833, velde het Hof van Rennes een vonni»^
waarin wel het onwettige van de overtreding van Belasquot;quot;»^
wetten in den vreemde werd erkend, maar tevens aaO
overeenkomst, waardoor die handeling was verzekerd,
bindende kracht werd toegekend, zoodat dus, wonder
genoeg, daarbij de stelling werd aangenomen, dat eene
wettige handelwijze wettige gevolgen kan hebben. Niet
der merkwaardig, dan de grond, door Alauzet aangev^e
(1) émékigon, I.I., Ch. Vin, Sect. V, § 2.
(3) L.I., Ch. XII, Sect. 51.
(3) Traité Général des Assurances, par Isid. Alauzet. par»
Tom. I, Ch. X, p. 313.
l^^^die van Valin en Émérigon , welke hierop nederkomt,
de vreemdelingen het in Frankrijk doen, en dus de
^^^anschen het als maatregel van represaille elders mogen
hadden even goed kunnen beweren, dat de zeeroof
geoorloofd is, omdat er volken zijn , die zich daaraan schul-
§ Haken, en zoo doende zouden zij den toestand van het
^^ omnium contra omnes van den tijd, waarin het regt
^^ den sterksten gold, moeten goed keuren.
Hoewel nu én onderden Guidon, én onderden Code
quot; e p
^^ Commerce verzekering op zulke goederen niet voor
^geldig gehouden werd, vond ook, ter eere van Frankrijk,
tegenovergestelde meening hare verdedigers. Pothier (1)
voerH« jnbsp;---------
tot quot;\'^^•■^oor gunstige argumenten aan, die wij geheel
^ de onze kunnen maken, en zullen trachten le vermeer-
her*^\'nbsp;hewijs voor het ongeoorloofde ontleent hij aan
Volkenregt, volgens welk regt een ieder zich moet
erwerpen aan de Wetten van het land, waarin hij zich
P het oogenblik bevindt en de overtreding dier Wetten
^ rhalve even goed strafbaar is, als die der Wetten van
Vaderland. Nu heeft elke Regering volkomen regt, den
^ uitvoer van zekere goederen geheel te verbieden of
hezwaren en het overtreden harer bepalingen , ten dezen
, is dus eene ongeoorloofde handeling, terwijl het
^^^quot;^^^^^eren van dergelijke verboden of bezwaarde goederen,
^ quot;\'\'ii\'van men weet, dat zij , met ontduiking dier bepalingen,
worden ingevoerd , even ongeoorloofd is, omdat de
^^ Zekeraar gerekend wordt het verbod te kennen , het ge-
\' door ontduiking daarvan ontstaan, dus voor zyne
^\'^ïog neemt, en derhalve medepligtig wordt aan de
58.
overtreding. Nu v^erpt Estrangin Pothier tegen , dat dez^
geen onderscheid maakt tusschen inlander en vreemdeling\'
dat verder niet alle onzedelijke handelingen tevens ook on-
wettig zijn, m. a. w., dat niet alle onzedelijke handelingen
Tallen onder het bereik der Wet, ja dat het alles niets hee«
te maken met Staats- en Burgerlijk Regt; maar toegegevequot;
eens, dat het eén\' vreemdeling vrij staat de Wetten vaquot;
andere volken te schenden, is het dan niet in strijd met de
zoo hoog geprezene comitas gentium, wier meerdere in-ach\'\'
neming in latere tijden oorzaak was, dat men zooveel mindequot;quot;
te lijden had door de rampen van den oorlog, en het on-
derling verkeer zooveel grooter heeft doen zijn. Verder zeg\'
Estrangin , dat het verbod of de belemmering van in- equot;
uitvoer nadeelig kan zijn voor handel en nijverheid, en mequot;
dus, door het te beschermen, zich zeiven benadeelt. Aan de
waarheid van het eerste zal niemand twijfelen; maar is daarotquot;
de overtreding van de Wetten van den eenen Staat, door
de burgers van den anderen, geenszins nog de wettige equot;
geoorloofde wijze om dit nadeel te verhelpen, en is ^^^
toeslaan van verzekering op contrabande niet een erkennequot;
van het geoorloofde van zulk eene overtreding?
Eene andere bewering van Estrangin is nog, dat h^\'
eene land, met betrekking tot rijkdom en nijverheid,
voortdurenden staat van oorlog tegen over het andere v®quot;quot;
keert; maar zij bewijst slechts, dat men, in zijn tijd,
eene bijzonder bekrompene opvatting van rijkdom en van ^^
ware belangen van handel en nijverheid had, en dat hp^
die bekrompen opvatting deelde; terwijl wij niet geloovequot;\'
dat er thans velen zullen worden gevonden , die dit argu-
ment van Estrangin tot het hunne zullen maken.
Anderen, zoo als Pardessus, Lemonnier en Kent kenrequot;
de beslrijding van den smokkelhandel goed; maar zeggequot;\'
dat het kwaad te diep is ingeworteld om het te kunnen wercquot;-
ßven min als de Franschen , waren er de Engelschen altijd
byzonder op uit, ten dezen opzigte, de onderlinge wel-
\'\'»\'lendheid der volken te bevorderen,
ï-en Statuut van George II verbood verzekering zonder
Aög, met uitzondering echter van schepen op Spanje
Portugal.
oorzaak dier bepaling wordt door Blackstone (1)
opgegeven.
Engelschen dreven namelgk sluikhandel op die beide
^en; van die smokkelgoederen nu konden geene cog-
■^oscementen worden opgemaakt, en men mogt ze dus ook
\'^^et verzekeren; maar nu nam men verzekering zonder
\'\'^\'erest, en het was dan voldoende uit de polis te vorde-
tot betaling.
dezelfde kunstgreep was bij de sluikhandelaars in Frank-
in gebruik, en een arrest van het Parlement van Aix,
Vn Vv
28 Junij, 1745, stond de vordering tot betalen der
som uit zoodanige polis toe (2).
^Enecke (3) stelt verzekering op contrabande voor als
, zoowel in Engeland als in Noord-Amerika.
Niettegenstaande nu de beste schrijvers over zee-verzeke-
8 het gevoelen zijn toegedaan, dat verzekering op con-
ande verbindend zoude zijn, kunnen wij die overtui-
onmogelijk tot de onze maken, zoowel om hetgeen
bo
^en
(2)É;
^^^ Th. 11,quot; S. 137.
ven reeds aanvoerden , als om de volgende redenen,
verzekert zich altijd tegen gevaar, en wel tegen
gevaren , die, wel is waar, mogelyk zijn, maar dan toch zoo
quot;^^eker, dat men ze op verscheidene gevallen slechts een-
, Commentaries on the Laws of England, Loiid.s
\' \' Tom. II, p. 137.
\'Mesigon, 1.1., Ch. VIII, Sect. 5.
-ocr page 66-maal behoeft te vreezen. Nu is het gevaar van verbeurd-
verklaring der gesloken goederen op verre na zoo onzekC
niet, maar juist het omgekeerde is waar: het moet io dequot;
regel worden verwacht. De aanhaling is niet een toevalhg
iets , wat elk ander schip even goed trelFen kan, maar
is het noodzakelijk gevolg van de handeling van den ondeiquot;\'
nemer, en het is juist andersom zeer toevallig, wanneer de
aanhaling niet geschiedt.
Eene Wetgeving, waarbij verzekering op sluikwaren i®
toegelaten, is eene onzedelijke, omdat zij den smokkelhaD
del begunstigt, en deze, al mag raen ter harer verdediging
nog zooveel aanvoeren, toch altgd op de personen, die
drgven, eenen sterk demoraliserenden invloed heeft, en d®
eerbied voor Regt en Wet, die juist bg het meer oo^e\'
schaafde gedeelte het sterkst moet werken, omdat zy daar
meestal het eenige tegenwigt tegen slechte handelingen i®\'
er steeds meer en meer door wordt ondermijnd.
De Nederlandsche Wetgeving vereischt voor elke ovef\'
eenkomst eene geoorloofde oorzaak, en spreekt, bij gebrek®
daarvan, de nietigheid der overeenkomst uit. Onzes jn
ziens, worden daardoor dergelijke verzekeringen met het
zelfde gevolg bedreigd, en mogt men nu al eens reg terlijt\'\'
uitspraken kunnen aanvoeren, die voor het tegendeel he
slissen, men vergete niet, dat dit de zaak niet uitmaakt\'
daar de jurisprudentie niet altijd in overeenstemming is
het regt.
§ 6. GEBREK AAN TIJDING.
Een\' anderen grond tot ahandonnement geeft het ontbr\'^
ken van tijding.
ölt volgt wel niet onmiddellijk uit den aard der zaak
njaar steunt op de geschreven Wet, die in het be-
\'\'g van den handel, te voorzien had in die gevallen,
men onzeker bleef, of de verzekerde voorwerpen
g aanwezig waren.
. I^aartoe nam de Wet als praesumptio juris et de jure,
plaats van een volledig bewijs, dat welligt nooit geleverd
kunnen worden, een onvolledig bewijs, dat te geven
als volkomen aan, en stelde, dat de verzekerde voor-
•■pen voor verloren moesten worden gerekend, zoodra,
Zekeren termijn, alle berigten achterbleven.
^^Dit gemis aan tijding moet echter, om regt te geven tot
^«donnement, volslagen zijn, dat is, niet alleen moet het den
anghebbenden aan tijding ontbreken, maar niemand (1),
bet ook zij, moet berigten hebben ontvangen, waaruit
bestaan der verzekerde voorwerpen blijkt. Wanneer
e berigten aanwezig zijn, kunnen ze den verzekerde,
^ Zyn regi; abandonnement doet gelden, worden te-
geworpen; het bewijs echter voor de waarheid dezer be-
en, jj jgj jjgj, gp^p gepraaid is, moet worden gele-
door dengenen, die zich tegen hel abandonnement
^t, omdat by, die eene exceptie opwerpt, ze geldende
löaken: reus excipiendo fit actor.
^^ ® G^uidon (2) geeft van ter zijde de vooronderstelling
ti\'dquot;\'nbsp;uitging bij het erkennen van gemis van
^^ quot;\'S als voldoenden grond tot abandonnement; wij lezen
^^soit que les pilotes se fussent fourvoyés des lignes de
compas OU aslrolabes, pris route pour route » etc. (3)
(1) Pothier, IJ., nquot;. 122.
Ch. VII, 12.
wordt alleen van abandonnement van de lading, niet
liet schip gesproken.
De zainenstellers gingen dus van hei denkbeeW uit, dat b^t
gebrek aan tijding veroorzaakt werd daardoor, dat fa®\'
schip, ten gevolge eener onjuiste berekening, van
koers was geraakt en in onbekende zeeën was verongelukt\'
Dat men, na verloop van zekeren termijn , bij genais v®quot;
tijding, de verzekerde voorwerpen als verloren kon aannje^\'
ken , was evenzeer vroeger als nu in \'t Handelsregt a^ê®\'
meen erkend. Wij vinden het niet alleen bij degenen » ^^^
over dit regt hebben geschreven, maar ook in de mees\'®
Wetten en Verordeningen , die over de verzekering handelequot;\'
Stracgha (1), Stïpmannus (2), Kuricke (3), Casaregi^ ^^^
leeren het allen.
De oude Nederlandsche verordeningen op het stuk
zee-verzekeringen erkenden het evenzeer als de Guidquot;\'^\'
en verlangt men bewijzen, dat onze kooplieden van ^^
noodzakelijkheid er van waren overtuigd, wij behoevei^
slechts uit de Ordonnantie van de Beurs van ^^^^
werpen, art. 5, aan te voeren, waar wij lezen, ^^^
verzekerde het regt heeft de volle som te vorderen, equot;
verzekeraar verpligt is die te consigneren, wanneer, na j®^
en dag, sedert de verzekering, van de verzekerde voorW®*^^
pen geene tijding ontvangen is. Eene dergelijke bepaling b®
men te Amsterdam (S), echter moesten voor reizen, \'\'\'
(1)nbsp;Benevenutus Steacoha, Trad. de assec., Colon. Agrip.,1^^^\'
glos. n». 30.nbsp;■
(2)nbsp;Fb. Sïïpmannüs, ad Jm MarUimum, P. IV, C. 7, no. ^
vinden in den Fasciculus script, de jure nautico et maritimo, ei- ^
NEccius. Halae Magd., 1740),
(3)nbsp;R. Küeicke, JDiatribe de Assecurationibm (te vinden bij ^
NECCIÜS, l.l.).
(4)nbsp;Discursus legates. Disc. I, n». 61; II, n°. 2. \'
(5)nbsp;Ori., van 1744, art. 29. Vergel. die van 1775, art. 29; \'
van Amst., art. 5.
^^\'\'der waren dan Europa of de Barbarijë en omstreken,
jaren zijn verloopen, een bewijs , dat men in Amster-
naauwkeuriger te werk ging, dan de Antwerpsehe ver-
^^^ieraars deden.
in de verordeningen van andere handelssleden treft
dergelijke bepalingen aan, zoo als in die van Middel-
art. 12, van Rotterdam, art. 67.
^ Geinig anders leert Huig de Groot, in zijne Inleiding
^^ de Holl. Recht s-geleertheid (1), als hij zegl: «In
H Schip ofte goed gesonden na Europa ofte Barbarie,
Her ende dagen, ofte verder synde gesonden twee jaren,
haer vertrek van de eerste ladingplaetse agter blyven,
^^nder dat daer van tyding wert gehoort, soo ivert het
^^hip gehouden voor verloren.»
Fr ankrijk was het beginsel, door den Guidon gehul-
door de Ordonnance de la Marine, van 1681,
^^^ Verloochend; maar zelfs in zooverre beter toegepast,
^ quot;^en voor gewone reizen één , voor zoo genaamde voyages
^^ ^^^g cours twee jaren vorderde (2) ; welke verandering
de zamenstellers van den Code de Gommerce (5)
gekeurd werd in dat Wetboek te worden opge-
Spaansche verzekeraars kenden hunne verpligting,
^^ het ahandonnement, op grond van gebrek aan tijding,
^ nemen uit de Ordenanzas para los seguros
j ^\'quot;\'timos que formaron el prior y consoles de
Universidad de mercaderes de Burgos, van
\'gt; art. 18, uit de Ordenanzas de la Universi-
^^ y Casa de G o n t r a o la c i on de Biibao, art. 37
Jl) B. III, Deel 24, n». 24.
Liv. III, Tit. VI, art. 58.
^ ) Code de Comm., art. 375.
-ocr page 70-en uit de Recopilacion de Leyes, art. 6, welkquot;
Wetten sedert vervallen zijn, daar dit punt door het We\'\'
boek, van 1829, in art, 908, nader geregeld is, en b^t
abandonnement wordt toegelaten, nadat, zonder berigt\'
een of twee jaren sedert zijn verloopen.
Ook in andere landen was door de Wet in het geval v^n
uitblijven van berigt voorzien. Zoo hebben wij voor Pruissquot;\'^
te vermelden het Preussisch Seerecht, v. 1727,
27 (Preuss. A s s e c. - O r d n., § 151), In de Preu«®quot;
Assec,-Ord., van 1766, §§ 2311, 2312, eischte m^®
drie maanden voor reizen naar de Oost- en Noordzee,
voor het overig Europa enz.
De Hamburgers (1) hadden op dit punt hun eigen
dat drie gevallen onderscheidde: 1°. was de verzekerde
abandonnement geregtigd, zoo boven den gewonen tijd de*quot;
reis nog drie maanden waren verloopen bij schepen, die oa®*^
eenige Europesche haven zijn bestemd ; het abandonneiö^quot;^\'
geschiedde dan door een\' makelaar, met 2 7o kortio»\'
2°. in elk geval, dat de verzekeraars tegenspraak doeD\'
zijn zij verpligt de volle som te betalen , zoodra veeiquot;\'\'^\'\'
maanden, sedert de uitreis, zijn verloopen; ja reeds ^^
drie maanden zijn zij gehouden voldoenden waarborg
geven; 3°. voor verdere reizen neemt men den tijd
omstandigheden.
Daarin bragt, in 1847, het Ontwerp voor Harobuf\'
ger Zeeregt (2) eene verandering, door geen
tyd te bepalen, maar aan te nemen, dat die zou worden
rekend naar de lengte der gewone reis, terwijl tevens ino^®\'\'
worden overgelegd eene verklaring van de overheid
xl
(1) Hamburg. Assekur. u. Hamrie-Ordnung, v. 1731,
(2j Th. II, Tit. IV, § 130.
PWis yjjjj bestemming, inhoudende, dat het schip niet
was aangekomen. Is dit alles in orde, dan heeft de
\'^«•zekerde regt op de volle som.
^ Zes Bremer V e r z eke ri n gs-Ma a t so h a p p ij e n
in hunne Reglementen (1) gebrek aan lijding, ge-
rek^^\'^^\'^ 12, 13, 21 enz. maanden, sedert de afvaart, te
^■ïen naar de grootte van den afstand der reis.
j, Wetgevingen , die op den leest geschoeid zijn van den
^^^^Oschen Code de Commerce, hebben ook meest
^ ten dezen opzigte, dezelfde bepalingen; zoo zijn bij
Jorbeeld de artt. 405, 406 van het Sar d inisch e Wet-
,1 ^^ gelijkluidend aan de arit. 373, 376 van den Code
u p p
commerce.
geenbsp;» minder tot codificatie genegen zgn, is
^^ tijd bepaald. In Engeland b. v. rigt men zich naar
abnbsp;en is het al of niet geoorloofde van
j^^^Qdonnement in een bepaald geval geheel overgelaten aan
irinbsp;den Regter, onder wiens offlcium dan ook
Qgeland meer valt, dan elders plaats heeft of zou kun-
^ plaats hebben (2).
^atinbsp;zagen, nam men vroeger den termijn aan
^«ari^^\'^\'^nbsp;uitbreiding van handel en scheep-
§innbsp;lieverlede worden verlengd; maar men
We}^ \'^^^quot;^hij niet bijzonder regelmatig te werk, en hel kan
op^. anders, of in elke Wetgeving worden, ten dezen
de \'^^g leemten gevonden. Zoo is, om iels te noemen,
Va/^^^ 1|- jaar te kort voor schepen, die op China
Hjd ^^nbsp;rondom de wereld doen, terwyl — een
zes maanden weêr veel te lang is voor een stoom-
60.
^quot;era \'nbsp;j ^ Ireatise on the Lmo of Marine Insurance and
Vol. II, p. 794- Besecke, l.l., Th. II, S. 219.
-ocr page 72-schip van Rotterdam op Antwerpen (1). Om deze rede»
zouden wij ons dan ook beter kunnen vereenigen met be\'
gevoelen der Engelschen, die de tydsbepaling, zoo als
zagen, hebben overgelaten aan de prudentie van den B^S\'
ter. Bij Stracgha (2) vindt men ook reeds de klagt over di®
tydsbepalingen.
Neemt men nu echter in het Wetboek eene bepaling
omtrent den tyd, na welken het abandonnement geoorloofd\'
is, dan dient men daarin ook te antwoorden op de vraag j
trent den termyn , van waar die tijd moet worden gerekequot;
te beginnen. Sommigen geven daarvoor aan den datum
het uitzeilen (3), by anderen geldt die (4), waarop het coP\'
trad is gesloten; beide bepalingen zijn echter onjuist.
de eerste bepaling betreft , daarvan ligt het ongerijquot;\'^^
voor de hand; daardoor toch zou het mogelyk worden ^
schip, waarvan men nog den voorlaatsten dag tijding he®^\'
ontvangen, twee dagen later te abandonneren, en dat d®
tweede bepaling even gebrekkig is, is niet minder dquot;\'\'
delijk, want gesteld eens, de reeder laat zijn scb\'P\'
sedert hij verzekering heeft genomen, gedurende bijna ^^^
geheelen tijd, in de haven liggen, dan zou hij fflOgequot;
abandonneren, al had het daarna nog geen maand g®^®
(1) Vgl. Wetboek van Koophandel, art. 667.
(3) L.l., glossa 30.
(3)nbsp;Guidon, Ch. VII, 13; Gostmien v. Amsterdam, art. 5; .
Burgos, 18; v. Bilbao, 37; Uecopil. d. Leyes, art. 8; Preiiss. Seef^\'^^^
VI, 37; Formule v. Bordeaux. Vgl. Éméeigoh, U., Ch. XIV, Sec^-^^^
,§ 1. Voor Genua zegt onsÏAKGA, Ponderazione, Ch. 51, § 218:
!,che quando fia m anno d\'alla partenza, alcun de sadetti asdcH^\'\'^
u non partino nova justificata delta sahessa di detta nave, si intef\'\'^^
tttal caso sinistrata, et sia luogo aW intimatione et riscorsione.quot;
(4)nbsp;Ord. V. d. Beurs van Antwerpen, art. 5; v. Mia
13, enz.
gt;nbsp;Wanneer er inmiddels maar geene lijding was aange-
^ raen den tijd bepalen, dan moet men den termijn,
^\'■van men begint Ie rekenen , ook stellen in.het laatste be-
gt;nbsp;hetwelk aangaande de verzekerde voorwerpen is ingeko-
Va ®®dert dat berigt kan er van het ontbreken
hjding sprake zyn , en raen vindt dit gevoelen dan ook even
ge^nbsp;S^\'^^^\'^den verkondigd en in sommige Wet-
^^ \'^gen opgenomen (1). Echter kan men eerst dan zeg-
geti\' ^^^ ^^ding ontbreekt, wanneer er na de laatste tijding
^g tijd verloopen is, om het ontvangen van nieuwe
mogelyk te maken en deze desniettegenstaande
^^ ^gn aangekomen. Vraagt men nu, op welken grond
g^^\'^\'^\'^derstell men bij gebrek aan tyding het vergaan van
^^ Schip, het antwoord luidt: op gelyken grond, als
^ men een\' persoon als dood beschouwt, waarvan in
^nnbsp;^^^^nbsp;teeken is vernomen. Men past per
\'\'^giam den regel, voor personen geschreven, op zaken
\' by beide dwong de noodzakelijkheid lot dit logisch
/^Wettig
besluit. Men stelde een bewijs door Wetduiding
jj ® plaats van het ware bewijs, omdat dit laatste wel-
^ öooit, het eerste allyd geleverd kan worden en men
dus het eenige middel had om eene onzekerheid weg
^^\'ften , die hoogst bedenkelyke verwarringen kon na zich
^^^^onnance de la Marine, Liv. Ill, Tit. VI, art. 58; Émérigon ,
■^isc jnbsp;Kuricke, l.l, not. 16; Casakegis, Disc, leg.,
ai-t. gg \'nbsp;Loccenius, l.l, c. 8, n°. 18; Wethoel v. Koopk,
keljjj^ \' ^^ C\'owM., art. 375. de Formule, te Ancona gebrui-
^Wus: uSi abhinc menses XII, de dicta nave non fuerint
quot;^^iat)^^^nbsp;o-sseciiratùres ohligantwr dare et solvere pecuniam
quot;^ehet ^^^^^ assecuratam. M si postmodum salva advenerit, asseoiratus
\'quot;^^tituere mmmos istos, quos a dictis assecuratoribus acceperit. n
slepen. Wat bg den mensch de dood is, is bij zaken het
Tergaan (1).
In beide gevallen heeft deze fictie eene terugwerkend\'^
kracht tot op het oogenblik der laatste tijding, maar lO
\'t algemeen is dit van weinig belang; slechts dan verkrijg\'quot;
het bij zaken groot gewigt, wanneer de verzekering
een bepaalden tijd is geschied.
De schryvers zijn ten dezen opzigte verschillende meenquot;\'\'\'
gen toegedaan. Casaregis (2) werpt den last van het bewij®\'
dat het schip gedurende den tijd van de verzekering
vergaan, op den verzekerde; hij zegt: « quando temptt^ ^^^
de suhstatitia vel fundamentum intentionis tune debet praec^^^
et deierminate probari.»
\'t Parlement van Aix was van hetzelfde oordeel in tv*®®
vonnissen, van 10 en 20 Junij 1747; maar deze meeni\'\'^
werd, twee jaar later, verworpen door den Conseil d\'Él^\'\'
en het bewijs van het tegendeel den verzekeraar ofé^\'
legd (5).
PoTHiER (4) is van hetzelfde gevoelen als de Cons^\'
d\'État en verdedigt het, op grond van den regtsregel, ^^^
hy , die excipiëert, bewyzen moet: reus excipiendo fit
Omdat men zich gaarne op geschreven regt beriep\'
voerde men, uit den G u i d o n j als grond voor het ge^f
len, dat de verzekerde het bewys niet behoeft te leveren»
woorden aan «si faire se peut (b); kan hij het niet,
men, dan moet de verzekeraar bewgzen; maar daarna®
(1) Commentaire de la coutume de la Rochelle, art. 56, n».
PôHLS, U, Th. II, S. 615 ; Valin, l.l., Liv. III, Tit. VI, art. 58,
(3) Discursm legates, Disc. II, nquot;. 8.
(3)nbsp;Émémgon, l.l.. Ch. XIV, Sect. 4, § 7.
(4)nbsp;L.I., 11°. 134.
(5)nbsp;Ch. III, 2.
-ocr page 75-^ jef ïïien hangen aan de woorden , of handelde ter kwader
daT^^\'nbsp;artikel in zijn geheel, dan blijkt,
\'ïiaa^^^™ geen sprake is van het ontbreken van tijding,
^ van zeeramp, terwijl op de eenige plaats in den
\'^idon (1), waar ons geval voorkomt, met geen woord
^ verzekering voor zekeren tgd wordt gerept.
^ Spaansche Wetboek (2) zegt uitdrukkelijk, dat
j.. ^^\'■gaan van het schip wordt voorondersteld te zijn gebeurd
^ de verzekering, en deze bepaling, uit den Code
Commerce (5) overgenomen, vinden wij ook in het
jj^\'^erlandsche Wetboek van Koophandel (4).
^^ftnede is dus allen twijfel weggenomen.
^^Alvorens nu van de behandeling van dit punt af tcstap-
hoo\' ^^^^nbsp;^^ moeten gewagen van het zonderlinge,
gst onjuridiek, gevoelen , dat de anders zoo kundige
(5) ons, als de juiste voorstelling, geeft.
Van ^^nbsp;middelweg in , en doet de zaak af, bij wijze
fe»nbsp;\'l®®^nbsp;bedoelde geval den verzekerde
Vfgnbsp;d® halve verzekerde som. Het is bijzonder
^J^d» dat een zoo uitstekend regtsgeleerde goed vinden
een maatregel voor te stellen , die stellig altijd onjuist
«oix^^\'^\'\'nbsp;^\'^l^\'P» ty^i^iï® de verizekering vergaan, dan
•litj verzekerde slechts geregtigd zgn tot halve vergoe-
^ord\'nbsp;tegenovergesteld geval de verzekeraar
met eene risico, waarvoor hij geene premie
, en het contract alzoo zonder afdoende reden
S VII, 12.
(3)
^^ Comm., gelijklmdemi aan art. 406, Wetb. v.
, ■ Sardinië.
^quot;»iderazione, Ch. 52, n», 21, p. 231.
-ocr page 76-©^tjoljgm mn abantronniemmt\'
Het verrigten van elke daad vereischt bij hem, die
volvoert, de volle bewustheid van hetgeen hij doet,
onderstelt zgne bekendheid met de gevolgen, die door ^^
handeling zelve natuurlijk of noodzakelijk veroorzaakt
den. Zoo ook moet hij, die abandonneert, volkomen ke»quot;\'^^
dragen van hetgeen die handeling in zich bevat; voor^^
moet hij bg zich zeiven overleggen, of het raadzaam \' quot;
hg soms nog eene andere weg zal inslaan.
De gevolgen van het abandonnement laten zich io
deelen scheiden: lo. in het aan den verzekeraar in vo\'\'®quot;
eigendom verkregen zijn van het verzekerde voorwerp j ^\'
de onherroepelgkheid van het eens gedane abandonneinequot;\'\'
3o. het regt van den verzekerde op de geheele verzekerde soquot;^
§ 1. OVERGANG VAN DEN EIGENDOM DER GEABAN-
DONNEERDE VOORWERPEN.
Het eerste gevolg, de eigendomsovergang, werd voor
-ocr page 77-Verschillende wijzen opgevat; men was het niet eens,
\'^et abandonnement, zonder bijkomende overdragt, den
^l^gepdoin aan den verzekeraar deed overgaan, en, zoo ja,
gelden moest van het oogenblik af, dat het gedaan
^A® gt; of wel eene terugwerkende kracht uitoefende, zoodat
Verzekeraar gerekend werd eigenaar van het geabandon-
^^erde voorwerp te zgn geweest van het oogenblik, dat
•Contract van verzekering was gesloten.
Hoor abandonnement verkrijgt de verzekeraar het geabon-
^«üneerde voorwerp in vollen eigendom. Zoowel de Code de
^®»nnierc e (1) als het Nederlandsehe Wetboek van
/^opband el (2) geven dit aan in meer of minder duide-
J e bewoordingen. Was dit vroeger ook zoo, zie daar eene
\'^^Ag» wier beantwoording wij in de geschiedenis van het
^erzekeringscontract moeten zoeken. De polis «Nicolaesvan
\'\'quot;^Eren » behelsde, dat de verzekeraar zich geheel in de plaats
^. Van den verzekerde. Hetzelfde bevatte deOrdonnan-
. ^^an Amsterdam (3) en de Guidon zeide: «Ie dèlais
a un transport» (4). En toch was dat ipso jure
van eigendom aan den verzekeraar nog zoo zeker
öien kende dergelijke middelen van eigendomsovergang
\' kortom men verlangde iets meer, dan het eenvou-
g Abandonnement. Roccus (5) althans leert ons: ndomi-
rerum asseeuratarum non transit in assecuratores,
lt;( Sed •
^jus remanent, cujus erant ante assecurationem, nihil
P^diente pacto, quodsi illae pereant, non eorum do-
^^ gt; sed assecuratori pereant.» — Dit moge vreemd
385.
) Art. 678.
Art. 8
Ch. VII, 1. 3, 12.
-ocr page 78-klinken, doch inderdaad, zoolang aan het ahandonnement
niet door de Wel zelve dit gevolg was toegekend\'
was deze meening zoo onnaluurlgk niet, want met reg\'
kon men vragen, op welke wijze de verzekeraar
dien eigendom had verworven; er had toch geene tradi^^^
plaats gehad.
Volgens de Ordonnance de la Marine, (1) was de
eigendom ipso jure overgegaan; immers Valin gebruikt de
woorden : «devolus et acqttis. » Ahandonnement gold voo«quot;
cessie en overdragt.
Volgens de Nederlandsche Wetgeving gaat de eigendo»\'
slechts over van de voorwerpen zelve, en niet het regt
de vorderingen , die voorwerpen betreffende, in te stellen«
Men zou ons kunnen tegenwerpen, dat art. 284 uitdm\'^\'
kelijk van alle regten spreekt, en dus daardoor alle vord®\'
ringen bedoelt; doch wg vermeenen met regt te kunnen
antwoorden, dat voor het byzondere geval van abandon
nement, alleen art. 678 geschreven is, en daar dat slec^l®
spreekt van den eigendomsovergang der geabandonneerd^
voorwerpen, daardoor van zelfde vorderingen, waartoe
deze
aanleiding geven , zijn uitgesloten; te meer nog, daar art.
algemeen zgnde, men niet uit het oog mag verliezen, da\'
art. 656 uitdrukkelijk cessie van actie vordert, waardeer
aan art, 284 wordt gederogeerd, althans volgens het:
toto jure per speciem generi derogatur. Art. 284 spree^^\'
alleen van schade, die vergoed is, en niet van abandonn®\'
ment, waardoor geene schade, als zoodanig, wordt vergoed\'
maar de geheele verzekeringssom wordt gegeven. Voor
overige is het niemand geoorloofd voor een ander op ^^
Ireden, tenzij hy bepaalde volmagt hebbe, of wel zijn reg^
(1) Liv. III, Tit. VI,^ art. 60.
-ocr page 79-(ie Wet zelve ontleene, en daar nu het laatste niet reg-
is, zal ijet eerste noodig zijn.
Frankrijk kwam, in 1778, vooral de vraag ter sprake,
io het abandonnement ook begrepen was de vracht der
^^\'■edde goederen, en 2o. of, bij verzekering op casco, niet
de vracht van de goederen, die, tgdens de zeeramp,
^et sehip zich bevonden, moest geabandonneerd worden,
ook die reeds verdiend en ontvangen was vóór dien
•i*^» doch loopende de verzekering (1).
Voor dien tgd had het Parlement van Rouaan, bg von-
Van 1 Julij, 1751, beslist, dat, bij verzekering op
^^sco, jjjgi ^ takelaadje, tuig, mondbehoeften en oorlogs-
§» de vracht der geborgen goederen den verzekerde toe-
oorde, en de verzekeraar daarop niet het minste regt
uitoefenen (2).
De
doi
reden, waarom men ging beweren, dat de vracht,
het gedane abandonnement, den verzekeraar toebe-
\'^^rde, steunde op een dwaalbegrip, dat reeds vroeg had
gevonden. Men beschouwde de vracht als de bur-quot;
\' Dke vrucht van het schip.
aaromtrent leerde Stracgha (5): «notandum est eliam
^^^turas navis inter accessiones seu fructus civiles an-
quia veluti usurae non natura proveniunl, sed
JUfe propiQj. percipiuntur,» tot staving van welke uit-
hij zich beroept op het gezag van Bartolus\' aantee-
^\'^quot;ög op 1. 35, pr., D. de reivind,, 6, 1,1. 62 , D. eod., 1. 55,
J^) Émérigon, l.l, Ch. XVII^ Sect. 9.
^Déïiisaet, in, voce: Assurance, I, 181. Vgl. Émékigon,
II, Sect. 17, § 9; Valin, U., Liv. III, Tit. VI, art. 15;
locnbsp;°P Pothïee, nquot;. 36; Pardessus, U., Tora. III, p. 396;
op art. 386, Code de C.; Uelvincoubt, Instit., Tom. II, p. 433.
^ -öe navihus, p. III, n». 31.
D. de cond. indebiti, 12, 6. Even zoo wordt de vracht do»\'\'
Rogcus(I) en Stvpmannüs (2) tol de fruclus civiles gerek-^^^^\'
Geen wonder dus, dat Émérigon en anderen, op hun voet\'
spoor, tot dezelfde dwaling vervielen, en meenden, dat i^®
vracht het accessorium van het schip uitmaakte.
het volkomen waar, dat zonder schip geene vracht ^^^
worden verdiend, doch valsch is de voorstelling, dat h®^
schip de vracht verdient; het is de reeder, die, door
verbindtenis aan te gaan, de vracht verdient; niet doquot;\'\'
de vaart, maar ter gelegenheid van de vaart, ontstaat®*^
vracht.
Op nog anderen grond, kenden zij den verzekeraar ^^
verdiende vracht toe; uit de ongeoorloofdheid namelijk,
het verzekerings-contract winst ten doel hebbe, leidden
het regt van den verzekeraar af.
Nu heeft deze grond wel eenigen schgn voor zich, ^^^^^
«igenlijk is hij valsch, en dit zal blijken uit het volg®\'\'\'
voorbeeld: Stel eens, dat zeker schip voor de volle
is verzekerd, dat het vracht heeft verdiend en vervolg®|j^
wordt geabandonneerd; moet nu
de verzekerde de vra®\'\'
laten varen, dan zou hij niet schadeloos zijn door de verz®
keringssom te ontvangen , want in allen gevalle zou hij
liezen, want zijn kapitaal zou geheel rusteloos zijn g®^\'^
ven, en al zgne moeite vergeefsch zijn. Het contract ^^^
verzekering heeft tot onderwerp de gevaren, die het sclquot;P
loopt; tegen deze gewaarborgd te zijn is de bedoeling
den verzekerde, en daarvoor betaalt hij eene preni\'e»
vracht is eene zaak, die geheel buiten het spel blijft, ^
deze heeft de verzekeraar niets te maken, het moet h®^
(1) Be mvibus, tiquot;. 63,
(3) L.I., Part. IV, Tit. X, n». 3.
-ocr page 81-^e^s voor eigen rekening voer, en de eigenaar het schip
^ Andonneerde, zou hij dan van de geredde voorwerpen aan
^\'^\'■^ekeraar vracht moeten betalen? Ik geloof, dat hij
^ Wijls in de verzoeking zoude gebragt worden, om met
bergen niet veel haast te maken, althans, wanneer de
^\'öst op die voorwerpen, by behouden arrivement, luttel
^\'Are. Dergelijk Wetsvoorschrift verlokt hen, die er aan
\'boeten gehoorzamen, tot onzedelijke handelingen.
ËiiÉRiGoiy ^ waar hij een schip met een grondstuk verge-
gt; heeft, wat de hoofdzaak betreft, in zooverre geens-
^ Verkeerd gezien , daar beide den eigenaar voordeel op-
\'^eogen; wanneer hij verder deze voordeden vruchten
^\'kotnen onverschillig zijn, of de verzekerde winst of geene
^quot;öst doet, want dit is des ondernemers zaak. Wanneer
men
öoemt
willen wij hem ook dit nog voor een oogenbhk toe-
^^Ven ; doch als hij , op grond van deze redenering, den
^Jzekeraar door abandonnement eigenaar gaat maken van
^^ Vracht, omdat de hangende vruchten met het grondstuk
^^ eenigd zijn , dan dwaalt hij van zijne eigene stelling af.
^ Aat de vracht gelyk met vruchten , dan zijn het geene
\'■\'^^rlijke maar burgerlyke vruchten, en deze
^den genoten van dag lot dag (1).
^elke zonderlinge gevolgen deze leer in hare toepassing
Q et hebben, kan men zien by Valin (2). Volgens de
^^^^^\'^aance de la Marine, van 1681, betaalde men
Verloren goederen geene vracht, doch de vervrachter
beding
h
3gen, dat de vracht vooruit werd betaald zonder
§ »quot;egt op terugvordering (3).
een zoodanig geval is het voor den vervrachter voor-
JJ; L. 25, 5 2, 1. 58, D. «
Uv. in^ Tit, YI, art. 15.
7, 1.
(3) Li
V. III, Tit. VI, art. 18.
-ocr page 82-tleelig, dat de gansche lading vergaat, want dan is er, met
betrekking tot den verzekeraar, geene vracht verdiend, want
het packm tusschen den be- en vervrachter de non repe\'
tendo was voor hem eene res inter alios acta, terwijl»
zoo er geborgen is, hij pro rata van die voorwerpen op de
verzekerde som wordt gekort.
Zoo had de Wet zelve het den schipper en den schepe-
lingen in de keus gelaten, öf de belangen van hunnen
meester, door niet te bergen, want wat zij bergden was
ten zijnen nadeele, óf die van de inladers, eigenlijk ver-
zekeraars, te behartigen; het was juist de Wet, die, voor
de verzekeraars gunstig schijnende, tot kwade praktijken
uitnoodigde, en het meest de verzekeraars, althans die op
de lading moest schaden. ïn den regel toch zouden sche-
pehngen, traag in het bergen, de voorkeur genieten boven
hen, die dezen hunnen pligt naauwkeurig betrachtten.
De Ordonnance de la Marine bevatte eigenlijk di®
bepaling niet, want (1) er was geschreven: naprès ^^
lt;(délaissemeut signifiè, les effets assurés appartiendron^
«rassureur;» maar de jurisprudentie met de schryvers had
deze uitlegging gegeven. De polissen hielden in, dat de
verzekeraars zich in de plaats der verzekerden stelden»
comme assuré ne fut, zoodat al ligt de vraag kon rijzen»
wat dat wel beteekende.
Men verklaarde het hierdoor, dat aan het ahandonnement
eene terugwerkende kracht moest worden toegekend. B®\'
halve de zoo even aangehaalde gronden, die nog eenig®®
schyn voor zich hadden, zocht men zich verdediging
het Romeinsche Regt, en wel de I. 1, § 6, D. si quid
fraud.patr., 38, 5, moest hier ten tooneele worden gevoerd
(1) Liv. III, Tit. VI, art. 60.
-ocr page 83-quot;^^er (leQ vorm, waarin zij gedrongen was; hoe men zich
^Venwel op die plaats durfde te beroepen, is nog een
^^adsel. De woorden, die zij bevat, zijn deze: aqmd
\'^^pudialur, retro nostrum non fuisse palam est.» Het ge-
aldaar bedoeld, bevat een legaat, wat een vrij-gelaten,
Dadeele van zijn patroon , verwerpt, weshalve Julianus
dat de legataris, die het hem gelegateerde niet aan-
^eemt, nimmer eigenaar van hetzelve geweest is. Hoe nu
geval van verwerping eenige overeenkomst kan hebben
abandonnement, blijft voor rekening van hen, die deze
^■\'stige toepassing hebben uitgevonden (1). Was die leer,
men toen in Frankrijk verkondigde en volgde, de
gt; dan moet zg ook den toets kunnen doorstaan van
^ \'^P het einde toe te worden doorgezet; zoodat men, om
gelijk te blijven, zoude moeten erkennen, dat het
^•^donnement terug werkte tot op den oogenblik van de
\'■«\'s» waarvan het gevolg zoude zijn, dat öf alle
eepvaart óf alle assurantie zou vervallen,
^e midden van deze dwaze leerstelling kwam het wet-
J\'^Vend gezag tusschen beide en in de Dé cl ara tion, van
^^ Augustus, 1779 (2), werd gezegd, datde verdiende
, ^ht den verzekerde toebehoorde, dat ook deze kón wor-
, Verzekerd. Niettegenstaande,
onzes inziens, dit de ware
J^ is, kwam men toch spoedig lot een ander inzigt, en
aati\'^^^ ^ode de Commerce (3) is het, als beginsel,
j^^^genomen , dat de vracht steeds een deel uitmaakt van
^ abandonnement, dat deze alzoo dan ook voor geene
ove ^ g vatbaar is, en wanneer wij de beraadslagingen,
dit punt gehouden, nagaan, dan raag men hel in der
Éméeison, U., Ch. XVII, Sect. 6, M-
7) Art. 6.
Art. 386, 347, Code de Comm.
-ocr page 84-mm
daad voor vreemd houden , dat deze beide bepalingen geene
tegenkanting hebben ontmoet (1). Wat het verbieden van
verzekering op de vracht te nemen betreft, dit zou men
nog kunnen verklaren uit den eerbied, dien men voor de
Ordonnance de la Marine, van 1681, koesterde, om-
dat deze even eens hetzelfde inhield (2). — Als verdediger
van den C o d e d e C o m m e r ce noemen wij voor anderen
Fréméry (3) , omdat hij deszelfs slechte bepaling met schijn-
baar goede redenen verdedigt, welke hierop hoofdzakelijk
nederkomen, dat de vracht in de plaats treedt voor de
slijting, die \'t schip heeft ondergaan, de vergoeding is voor
hetgeen aan huren, mondbehoeften, uitrustings-onkoste»
enz., is uitgegeven ; dal dus, zoo de eigenaar, bij aban-
donnement , deze behield , hij voordeel zou hebben van eene
onderneming, die mislukt is; doch wij antwoorden henJ»
of niet juist de verzekering genomen is tegen de gevare»
der zee, terwijl hel die gevaren zijn , welke de ondernemiD^
hebben doen mislukken; of de reeder, wiens kapitaal geheel
renteloos is gebleven, en die voor zijne moeite en veela\'
omslagtige berekeningen volstrekt geene belooning ontvangt\'
niet in een geval van verlies verkeert ? Voorzeker is de ver-
goeding, die hij, volgens het Fransche Regt, door aban-
donnement zich ziet gegeven, niet de zoodanige, welke n^et
den juisten aard van hel verzekerings-contract en de belaquot;\'
gen van den handel in overeenstemming is.
Evenwel zijn er in Frankrijk, zoowel als elders, schrij-
vers over het Zeeregt, die den verzekeraar niet zoo buitequot;\'
sporig gunslig zijn, als de Fransche Wel zulks is, en onde^
hen noemen wij, met de meeste overtuiging, dat hunne
(1)nbsp;Locké, Législation de la France. Par., 1827, Tom. XVIII, P- ^^ \'
(2)nbsp;Liv. III, Tit. VI, art. 15.
(3)nbsp;Études de droit comm. Paris, 1833, p. 309,
A
-ocr page 85-beschouwing, in hoofdzaak, de ware is, Estrangfn (1),
Öenecke (2), Phillips (3), Piantanida (4), die, op ver-
schillende gronden steunende, doch voornamelijk van het
\'^\'^gpünt van eigendomsregt uitgaande, tot hunne, aan den
•■^nschen Code tegenovergestelde, meening zijn geraakt,
^-enigzins verschilt Benecke (3) van deze, die eene on-
derscheiding maakt tusschen het geval, waarin het schip
^^leen of met de kosten van uitrusting te zamen is verze-
kerd, in ^elk laatste geval hij deze wil hebben vergoed uit
de Verdiende vracht, eene meening, welke toch eigenlijk
de hoofdzaak betreft, van die der anderen weinig af-
daar deze toch meer in een bijzonder geval voorziet, dan
van algemeene toepassing is. Wij geven hier Benecke\'s
Meening over dit punt vooral op , omdat bij de Amerikanen,
^hhans van New-York, in Massachuset en elders, na veel tegen-
spraak te hebben ondervonden, thans voor regt geldt (6).
^\'^re zij den zamenstellers van het Wetboek van
J^^ophandel, die, met even veel duidelijkheid als kort-
, de ware leer ten dezen opzigte hebben gehuldigd (7).
Het Pr eussische Landrecht beveelt, hg verzekering
casco, mits hieronder de uitrustingskosten zijn begrepen,
ahandonnement van de vracht (8).
1.1, nquot;. 36.
^ f2) System, Tom. III, p. 552; Tom. V, p. 172; A Treatise on the
^^eipigg f^j} x^fi^demnity in Marine Insurance, Bottomry and liesponden-
p. 408.
A Treatise on the law of Insurance. Boston, 1840, Tom. II, p. 478.
N». 49, p. 84.
Ed. Nolte, Th. II, S. 548.
Kekt, Commentaries on American lato. New-York, 1854, Tom.
p. 332.
Art. 678.
§ 2325.
-ocr page 86-Voor Spanje geldt sints het Wetboek van Koophandel,
van 1829, bij casco-verzekering geheel de Fransche Wet (!)•
De Verzekering-Maatschappijen te Koppenhagen (2),
gen, in hunne Verordening, van 2 April, 1850, de leer
van Benecke.
Voor dat wij van deze leer, die in den Code de Com-
merce verkondigd wordt en die wij bestrijden, afstapp®quot;^
achten wij het niet overtollig een staaltje te geven, bo®
weinig de voorstanders er van zich gelijk bleven. Indigo
men aanneemt, dat de vracht burgerlijke vruchte®
zijn, dan kan het niet anders, of men moet erkennen,
hetgeen het schip, op eene andere wijze, dan door voor
anderen te varen, verdient ook tot dezelve te moeten wordeD
gerekend; en toch leert ons Émérigon (3), dat het abandonne-
ment van een kaper geenszins medebrengt het
abandonne-
ment van de gemaakte prijzen. Zelfs Boulay-Paty beweert\'
dat deze de belooning zijn van de dapperheid der schep®\'
lingen, en dus niet in het abandonnement begrepen zij^\'
Laat ons eens nagaan, of er onderscheid zij. Vooreerst,
de vracht is een gevolg van de berekening van den eigen^®*^
en van den ijver, de moeite en de werkzaamheid
der schepe-
lingen; hetzelfde geldt voor den gemaakten buit. De vooj^
deelen van de kaapvaart representeert hier de vracht; bei
geschiedt door varen; bij beide is de inspanning en naau*^
keurigheid van de bemanning het hoofdvereischte; het zg\'\'\'
in dien zin, evenzeer burgerlgke vruchten.
Den inhoud van dit alles drukken wij kortelijk uit, door»
met den Nederlandschen Wetgever, te zeggen, het ^^^^^^^^
nement draagt den vollen eigendom van het geabandonneerö
(1)nbsp;Art. 915.
(2)nbsp;Art. 169.
(3)nbsp;Ch. XVII, Sect. 10.
-ocr page 87-^^orwerp aan den verzekeraar over, van het oogenbhk
^^arop het gedaan is.
ï^en tweede gevolg is, zeiden wij, de
2. ONHERROEPELIJKHEID.
^^öe beteekenis van dit gevolg kan aanleiding geven tot
erschil van raeening, daarom zullen wij nagaan , wat daar
quot;■^der zij te verslaan.
^^^P den voorgrond moet weder gesteld worden de meening
^^ de Fransche schrijvers over het verzekerings-contract,
^ toch onze Nederlandsche Wetgeving, voor een groot
haar beslaan te danken heeft aan den Code de
^^lömerce, en deze, als uitvloeisel en omwerking van de
^Jdonnance de la Marine, van 1681 , gegrond is op
jurisprudentie van de Fransche Geregten aan den eenen
Jt, en op de opvatting van de Fransche juristen aan den
\'^\'^eren kant.
^ok hier zien wij verscheidenheid van meening.
^alin (1) meent, dat, zoo het abandonnement heeft
Zor^\'^ g^h^d» en het schip later terug is gekeerd door de
g van de verzekeraars , de verzekerde zou kunnen worden
^^^ oodzaakt lot teruggave van de verzekerde som, daar er
slechts sprake zou kunnen zijn van avarij-vergoeding,
aba^nbsp;hebben verzet tegen het abandonnement. Bij
^^^ödonnement, wegens gebrek aan tijding, neemt hij
^ Wel geheele onherroepelijkheid aan, zich beroepende
Y^t- 12, Ch. VII, van den Guidon.
® Ancona, verhaalt ons Piantanida , dat inderdaad dit
(1) Liv.
III, Tit. VI, art. 60.
-ocr page 88-gebruik in zwang was (l), heigeen hij goed keurt. Dezelfde
meening wordt ook door anderen voorgedragen, waaronder
wij noemen Santerna (2) , Roccus (3), en ook CasaRë\'
Gis (4), die als zeker vast stellen , dat, zoo de geaban-
donneerde zaak terug komt, de verzekeraar van all^
uil het verzekerings-contract door abandonnement ont-
stane verbindtenissen , behoudens evenwel de gewone,
ontslagen, zoo hij den verzekerde in het bezit van dezel^^
stelt. En dit is, volgens hen zoo waar, dat zelfs, indien ^^
verzekerde som reeds betaald is, en men zou wanen,
daar door de verzekering geheel is afgeloopen, de verz®\'
keraar geregtigd is, om deze van hem terug te vorderen gt;
als indebitum , rails hij hel geabandonneerde voorwerp ovef\'
geve. Zoo evenwel slechts een gedeelte terug komt, dan
het iets anders (ö).
Dat door het abandonnement het verzekerings-contraquot;\'
niet geheel is opgelost, staat bij hen zoo vast, dat zij
verzekerde , aan wien de verzekerde som reeds is toegetel^\'
na behouden aankomst, toch de keuze geven , om, zoo d®
verzekeraar soms het abandonnement laat gelden, zelf
te vernietigen en, tegen teruggave van deze som,
geabandonneerde eigendom terug te vorderen.
Wanneer een termijn, binnen welken deze terugvord^\'
ring van de verzekerde som of van hel geabandonneerd^
voorwerp plaats zou mogen hebben , in de Wet werd opg^\'
nomen, en deze niet te lang werd gesteld, dan zou dit\'
(1) N°. 117, p. 100; M. PÖHLS, U., S. 616.
(3) P. Santeena, Tract, pemtilis, et quotid. de Assecur. et
sion. Mercat. Genevae, 1675, Part. IV, nquot;. 45.
(3)nbsp;L.l., n». 34, 50.
(4)nbsp;L.l., Disc. I, nquot;. 151.
(5)nbsp;L.I., Disc. I, n°. 109.
-ocr page 89-l^^^es inziens, eene verbetering zijn, en men had, door het
perken van deze praesumho juris et de jure, meer het
8 gevolgd , dat overal en ten allen tijde op waarheid moet
\'nbsp;den juisten regel: praesumtio cedit
quot;^\'^tati, gehuldigd.
^^^eis dergelijks leert Émérigon (1), daar hij zegt, om te
bevinden in de gevallen, bij
»leeT^^ \'^^PaaW. Heeft men buiten die gevallen geabandon-
\' ^^ ^^^^ ^^^^ \'nbsp;verzekerde
bet mogen herroepen. Tot bevestiging hiervan beroept
^ioh op de aanteekening van Acosta op Just. Inst, I,
\'P^-: ((Nam et recte revocari, rescindi et retrahi dicitur,
HUod ipg^ y^^g nullum est.»
^ijst^^^^^ ^oders denkt Boulay-Patv er over, die vooral
gen ^^ noodzakelijkheid, dat, zoo het eenmaal is aan-
verzekeraar, het dan onherroepelijk be-
\' ^\'\'ij^illige aanneming, de
^^^oepmg verbiedt, geloof ik, heeft hij volkomen juist gere-
■Qörnbsp;aanneming geldt tusschen partijen
^ quot;^ereenkomst, en daarmede is de zaak afgeloopen (2).
vooraf iaat gaan, dat de gebreken
«e aanneming gedekt zijn, terwijl de Regter beslist,
.^^\'quot;^^\'^^rde in een geval van abandonnement verkeert,
to^* regelen van het gemeene regt voorbij, en zou
ïeiï,^quot;^ ongerijmde gevolgtrekking voeren, dat de Regter
«ehep ^^^ i^ilien kan noodzaken, eene omstandigheid
Vow\'^^^\' P^^®^® van te beslissen, wat regtens is (4),
® de gegevene omstandigheid zelve.
Ö) tt
(2)nbsp;P- 100; M. PÖHis, U., S. 616.
(3\\nbsp;marifime, Tom. IV, p. 380.
, \' -torn. IV n 577
(4) T . P- 377.
-ocr page 90-Wij beamen volkomen het gezegde van Émérigon (l)\'
dat abandonnement, gedaan door dwaling, geen
heeft, zoo de dwaling heeft plaats gehad omtrent hetgee»
men weten moet, om te kunnen abandonneren, b. v. D\'®\'\'
abandonneert op valsche tijding.nbsp;^^
De Nederlandsche Wet (2) zegt wel, dat, abandonneipe»^
gedaan zijnde , de geabandonneerde goederen aan den ^
zekeraar toebehooren, dus onherroepelijk is, maar ^oeg
er, in eenen adem, bij, indien het gedaan is volgens
voorschriften der Wet.
Wat hier mede bedoeld is, zegt zij niet. Men zou ^^^^
nen denken, dit ziet alleen op den vorm, op het bet®
teekenen op wettige wijze : doch hierop antwoorden
dat het Handelsregt niet beschouwd moet worden als al
vervat in het Wetboek van Koophandel; maar dat ^^
levens aangevuld moet worden uit de reglsbeginselen eU^^^
voorschriften van het Burgerlijk Wetboek, en waoO®^^
wy daar lezen, dat toestemming, op dwaling berusten ^^^
nietig is (3), dat voor elke overeenkomst toestemming ^^^^^^
vereischt (4), dat dwaling omtrent het voorwerp de geb®^^^
handeling nietig maakt, dan geloof ik, dat men,
passing van art. 1, pr., Wetboek van Koophan .
jo, art. 677, pr., eod. en van de 1. 9, D. de juris et
ign., 22, 6, met het volste regt beweert, dat aha» ^^^
nement, op dwaling gegrond, gedaan, zoowel dooi\' ^^^
verzekerde als den verzekeraar kan worden
Slechts één geval moet men hier van uitzonderen,
(1) L.l., Ch. XVII, Sect. 6, § 5.
(9) Art. 678 , Wetb. v. Koopk.
(3)nbsp;Art. 1357.
(4)nbsp;Art. 1356, pr.
-ocr page 91-daar, waar de Wet aanneemt eene praesumtio juris et
(te jnpQ^
ÏQ Frankrijk oordeelde men dan ook zoo, in het geval
de korvet Ie Pelotin en het schip de Graaf d\'Arbaud ,
\'e, onbevaarbaar verklaard zijnde, werden geabandon-
neerd, doch op valsche tyding; weshalve het gedane aban-
^öDement werd herroepen.
Ook van een anderen kant kan men nog zeggen, elke
\'^üdeling moet eene oorzaak hebben; is deze valsch, dan
de handeling zonder grond, berust op dwaling, of liever
te achten in het geheel niet te zijn geschied, mits die
^ ^i\'ahng van dien aard zij, dat zij hem, die er in verval-
is, niet kan toegerekend worden,
^ord Ellenborough\'s (1) oordeel is volkomen hiermede
^^ereenstemmende; hij zegt, nam raen dit aan, dan zou
quot;^en de verantwoordelijkheid van den verzekerde op eene
^\'\'^egimatigg wijze vermeerderen. Hierby voegen wy nog
eo regisregel: praesumtio cedit veritati.
Amerika evenwel oordeelt men anders er over, en volgt
•^aar de leer, die Boulay-Paty in Frankrijk heeft verbreid.
derde gevolg, het regt van den verzekerde op de
verzekeringssom, waarvoor hem zelfs een tacitum pignus
^ de geabandonneerde voorwerpen door de Nederlandsche
(2) wordt toegekend, behoeft, na de behandeling er
door den heer W. Römer, geene verdere toelichting,
Qalve wij, te dien opzigte naar zijne verhandehng ver-
10 Easf
gt; p. 137, seqq.
Reports, p. 3él.
art. 680, M. 3.
Bc voij\\e, waarop J)et abantr0nmm^nt
De Nederlandsche Wetgeving zegt: zal het abandonoe\'
ment gevolg kunnen hebben, dan moet het zyn geschied
volgens de regelen van de Wet (t). Vraagt men nu echteiquot;\'
welke voorschriften geeft dienaangaande de Wet, het ao^\'
woord luidt: geen enkel,\'dat dit punt bepaald behandelt\'
alleen geeft art. 680, lid 1, Wetboek van Roophaquot;\'
del, door de uitdrukking , dat het beteekend wordt,
vermoeden, dat het de wil des V\\\'\'etgevers geweest is, daar-
toe het ministerie van een\' Deurwaarder te gebruiken.
Deze is immers de bevoegde ambtenaar tot het beteekenequot;
van akten ; dat een Notaris, of eenig ander publiek aojb\'®
naar, er de bevoegdheid toe heeft, wordt niet gezegd; ^^^
moet derhalve de uitdrukking beteekenen in den ei
genlijkel»
zin nemen, en dan kan slechts de Deurwaarder zulk eequot;®
verklaring doen , zal zij in regten kunnen gelden.
(1) Art. 678, Wetb. v. Kooph.
-ocr page 93-öe vorni zal dus zgn een Deurwaarders-exploit, waarvan,
quot;P de gewone wijze , afschrift wordt achtergelaten , hetwelk
en Verzekeraar voor oorspronkelijk zal gelden,
^et schijnt ecliter vreemd , dat de Wetgeving de wijze ,
daarop dit, zoo belangrijk, middel wordt aangewend , met
, ^^ilzwijgen is voorbij gegaan,
Vroeger dacht men daarover anders.
den Guidon vinden wy tot het doen der verklaring
^^\'quot;scheidene personen geregtigd , als : Ie greßer des poli-
Ie notaire, ou Ie sergeant royal (1), elders wordt nog
§®«proken van tabelUons (2). — De Ordonnance de la
^i\'ine, van 1681 , bepaalde wel niet, door wien het
\'^oest geschieden; maar uit Valin (o) zien wij, dat het
^^^eurde door een\' Notaris, Deurwaarder of Sergeant, Te
^•\'seille volgde men eene afwijkende, geheel eigenaardige,
^ïi^e; men verklaarde namelijk ter griffie van de Kamer
Koophandel, dat men abandonneerde: dit werd
quot;yzondere registers opgeschreven, gold in eens voor alle
Zekeraars en bespaarde veel kosten.
Iq 179J werden de Kamers van Koophandel opgeheven,
^fftiede dit gebruik verviel, dat sedert niet meer is inge-
hoewel de Kamers van Koophandel werden her-
^^ ïl ons was, tijdens de autonomie der sleden, de Bode.
het ^nbsp;van het Collegie van Zeezaken, met
^^ doen der beteekening bevoorregt; — ook wel de Deur-
^rder der Kamer van Assurantie, Volgens het
Ch. in^ 1.
gï VII. 3, 3e lid.
^ I-iv. III, Tit. VI, art. 43.
Ch. XYiTquot;quot;\'nbsp;Émérigon, l.l.,
■•■I gt; Sect. 5, § 1; Estkangin op Pothiee , l.l., n». 130.
-ocr page 94-86
Preussische Landrecht is het weêr anders. Wij le^®®
daar namelijk (1), dat het geschiedt door (2) een\' Notarjs
of een\' Makelaar.
Waar nu de verklaring door bgzondere ambtenaren wordt
afgelegd, heeft zij een geregtelijken vorm, die op zijn nains\'
in eene schriftuur zal bestaan. Ook de Guidon (3)
eischt reeds een geschreven vorm: a forme authentiq\'ue p^
lettres. Hetzelfde wordt gezegd, in vele andere verordenin\'
gen op het stuk van verzekering. Zoo in die van Amstei\'
dam, van 1764, art. 26, van 1775, art. 29; in die vaD
Rotterdam, van 1721, art. 64; in de Terminazioquot;^
di Venezia, van 1771, art. 12; in \'t P r e uss isch®
Seerecht, van 1727, Abth. Vï, art. 21, 22; in ^^
Preuss. Assec.-Ord., van 1766, Abschn. XIII, §
1 Q
in de Ordenanzas de laUniversidadyCasaquot;
Contractacion de Bilboa, v. 1737, art. 30; enz*
In Engeland volgt men eene geheel afwijkende gewooo\'®\'
althans Benecke (5) zegt, dat er geene akte, nog eenig®
andere schriftuur toe noodig is. De gebruikelijke vorm
wei is daar, en zoo ook in de Vereenigde-Staten
Noord-Amerika, de schriftelijke; zij draagt den naam
Notiee of Abandonment.
Omtrent den inhoud is onze Wetgeving meer naauwke«
rig. Art. 675, Wetboek van Koophandel, schrÜ\'
voor: opgave van alle verzekeringen op het goed, en ^
elke geldopneming, bij wijze van bodemery. Waarom
er niet bijvoegde: opgave van de verzekeringen op
(1)nbsp;Ord. V. Amst., van 1744, art, 26.
(2)nbsp;§ 2322.
(3)nbsp;Ch. VII, 3.
(4)nbsp;m. pöhls, l.l., S. 606.
(5)nbsp;1.1, Th. II, S. 450.
-ocr page 95-is raadselachtig, althans wordt de reden daarvan niet
opgegeven. WeUigt echter is het te wijten aan eene minder
^Nauwkeurige redactie, want aan te nemen , dat hetgeen voor
d® goederen, in dit geval, noodzakelijk is, geen vereischte
zijn voor het schip, gaat moeijelijk; en toch wordt hier
den Wetgever alleen van de goederen gesproken,
d^^r hij ze in hetzelfde artikel bij bodemerij onderscheidt
het schip.
Verder is hij verpligt op te geven, wat hij in het werk
heeft gesteld, tot behoud of tot het terug krijgen der ver-
zekerde voorwerpen, met vermelding van de personen,
^elke daartoe voor hem hebben gehandeld (1).
öe Guidon (2) vordert bij ahandonnement: lo. geldig
hewijs van het verlies; 2«. overlegging der bevrachtings-
^OQlracten; 3o. geldig bewgs van de lading zelve, en meer
^\'^standigheden en verklaringen, die echter meer behooren
het bewijs van den grond, waarop men de verzekerde
vordert, dan wel voortvloeijen uit den aard der akte
^elve. Of nu de voorschriften van den Guidon wel zoo
^^ allen opzigte werden nagekomen, daaraan zou men met
kunnen twijfelen, want in de Ahandonnements-
^kte, van II Mei, 1630, «/e Matthieu Alorge (3) is
daarvan geen spoor te vinden.
/Öe Ordonnance de la Marine, van 1681 (4), is
\'^^et 200 uitvoerig. Volgens deze, is men slechts gehouden
Opgave der gesloten verzekeringen (5) en van de gelden,
opgenomen bij wig ze van contrat ä la grosse. Men kon
(1)nbsp;Art. 676, Wetb. van Kooph.
(2)nbsp;Ch. II.
Afgedrukt bij Pakdessus, Lois Maritims, Vol. II, p. é33.
Liv. iii, Tit. VI, art. 53.
Toutes les assurances ; dus zoowel op het schip als op het goed.
-ocr page 96-evenwel niet maar zoo abandonneren, want men moest
tevens verklaren de gronden, die er voor waren, met biJ\'
voeging, dat men zich het regt van abandonnement voorbe-
hield, of dat men terstond abandonneerde (1).
De Code de Commerce (2) is bijna gelijk luidend op dit
punt met de Ordonnance de la Marine, van 1681-
Hg vordert echter het bewijs, wanneer de verzekeraar voor
de verzekerde som wordt aangesproken, niet reeds by ^^
akte zelve (5).
Of de verzekeraar nu het abandonnement aanneemt, kaquot;^
nooit in het onzekere zijn, zoodra men zich bedient van
akten , die beteekend worden. Die onzekerheid is echter
in Engeland mogelijk; daar laat de verzekeraar niets van
zich hooren, en, tenzij de aanneming van het abandonne-
ment ex factis blijkt, vooronderstelt men, dat hij er g®®®\'
genoegen in neemt (4).
Wanneer de verzekerde, bij het doen van het abandonne-
ment, zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het
voorschrift der Wet, dan wordt bij ons, door art. 675?
regt tusschen culpa en dolus onderscheid gemaakt. In het eerste
geval zegt lid 1, dat de betaling wordt geschorst, tot op h^t
oogenblik van de verbetering , de zuivering der culpa, terwijl
de termijn van verjaring doorloopt. In geval van dolus echter
blijft de verzekerde, volgens lid 2, van de voordeden der
verzekering verstoken. Daar nu elke strafbepaling slrictisS\'\'\'\'
mae interpretationis behoort te zijn, zoo zal, voor het g®\'
val, dat er meerdere verzekeringen zyn genomen, dan de
(1) Liv. Ill, Tit. TI, art. 42, 43.
(3) Art. 379.
(3)nbsp;Art. 383, Code de Comm.
(4)nbsp;Stoky^ bij W. Phillips, A Treatise on the Law of hisufcircct-
Boston, 1840, Tom. II, p. 401; Beneckb, l.l., Th. II, S. 450.
^Pgegevene, de bedriegelijke opgave alleen kunnen worden
\'^geroepen door dengenen, die er door verkort wordt in
^yn regt, en voor de overigen zijn eene res inter alios acta.
Ordonnance de la Marine, van 1681, was op
punt niet bgzonder duidelyk. Art. 53 moest worden in
Verband gebragt met art. 54. Daarop teekent Valin aan , dat
abandonnement eerst geldig zal zijn op het oogenblik,
aan de Wet is voldaan, iets, waarin hem Pothier (1)
zoodat dus eigenlijk de eerste verklaring van aban-
\'^Qnement als niet gedaan moest worden beschouwd. De
Redenen , door Valin bijgebragt, voor het verpligte der op-
gave van alle verzekeringen, zijn: de mogelijkheid, dat de
^^\'\'Zekerde te veel heeft verzekerd , in welk geval, volgens
22, der Ordonnance de la Marine, de verzeke-
\'\'g nietig is; en de verzekerde wordt gestraft met ver-
^^Urd-verklaring der koopwaren (dus niet van het schip).
Uitlegging, die Valin verder daarvan geeft, leidt tot
^\'^öderlinge gevolgtrekkingen. Hij zegt namelijk, die ver-
^Urd-verklaring betreft alleen het te veel verzekerde. Maar
gesteld nu eens, Titiüs laat eene waarde van f 10,000
\'quot;»■zekeren,
eens voor f 8,000, en daarop nog eens voor
^jOOO, dan is, in dit geval, de tweede verzekering nietig,
o^dat er op de f 10,000 slechts f 2,000 resteerde, wes-
^\'ve de overgebleven waarde van f 2,000 wordt verbeurd
^\'■\'ilaard. Wanneer nu Tiinis echter eens beide verzeke-
quot;\'gen voor de volle waarde aangaat, wat kan men dan
\'^»quot;beurd verklaren ? Niets, en hij komt er dus ,in dit ge-
\' slechts met verlies der premie af.
*quot;^érigon (2) staat eene andere leer voor, dan Valin en
L.l., 140.
L.I., Ch. XVII, Sect. ö, § 3.
-ocr page 98-Pothier. Volgens hem, wordt den verzekerde geene schuld
toegerekend, daar art. ö5, der Ordonnance de la M®\'
rine, alleen het verzwijgen bedoelt, d. i. het willens en
wetens niet doen van \'t geen de Wet beveelt. Deze me®\'
ning werd aangenomen, bij vonnis, van 16 Dec., 1751»
zake van Joseph Imbert, die niet had opgegeven het
opgenomen bij wijze van contrat ä la grosse. De verze-
keraars hadden de bepaling van de Ordonnance iug®\'
roepen; maar, op het verslag, door Émérigon uitgebrag^\'
werd het verzuim den verzekerde niet toegerekend.
Een dergelijk geval vermeldt Émérigon (1) , betreffeßde
zekeren Jean Labbé ; hier was sprake van het onvermeld
laten van meerdere verzekeringen. De zamenstellers echte\'quot;
van den Code de Commerce dachten er anders over»
althans we vinden door hen, in art. 379, de meeniog
Valin tot Wet verheven.
t
Wat nu door den verzekerde moet worden gedaan, quot;P\'
dat het abandonnement worde geldig verklaard, beho^\'quot;\'^
niet tot den vorm of inhoud der akte, maar vormt een deel
van het bewijs en vindt, als zoodanig, elders zijne pla^t«-
(1) L.I., Ch. XVI.
-ocr page 99-Öerjarittg.
, wanneer de verjaring de uitoefening van dit regt
of
dc
hebben gezien, in welke gevallen, en op welke
^yze het ahandonnement kan geschiéden, en er blijft ons
flog slechts over te onderzoeken, binnen welken tijd
dit middel gebruik moet worden gemaakt, met andere
I \'den , wanneer de verjaring de uitoefening van dit regt
ophouden. Daarmede zullen wij de vraag verbinden,
^^ er ook gevallen kunnen voorkomen, waarin het ahan-
\'^^öenient noodzakelijk is , zóó dat het door den verzekeraar
^vorden gevorderd, omdat\' hij verpligt is de volle ver-
ekeriiigs_sojn te betalen.
\'^P de eerste vraag is onder de Nederlandsche Wet-
het antwoord gemakkelijk, daar deze in eens af
slelt (1), dat alle vorderingen, uit de polis voort-
, na S jaren aan de exceptie van verjaring zullen
onderworpen , terwijl dit tijdsverloop gerekend wordt
(1) Art.
Ï\'43, Wetb. van Koopk.
-ocr page 100-een\' aanvang te nemen met den dag der geslotene overeen-
komst. Zij maakt geen onderscheid tusschen reizen va»
korten en langen duur, geheel naar het voorbeeld harer
Fransche zusier (1) ; echter met dit verschil, dat deze a\'®
terminus a quo stelt «la, date du contrat», terwijl onZ^
Wetgeving daarvoor den dag stelt, waarop de overeenkom«\'
is gesloten, ook al is de polis nog niet geteekend.
Elders nam men den dag, waafop de polis werd getee-
kend , als punt van uitgang aan , zoo is b. v. volgens d®
Ordonnantie van Antwerpen (2) de verjaring volk«\'
men na 4 jaren, sedert dien dag verloopen.
In Duilschland heeft men, naarmate de Wetgeving^quot;
verschillen, ook verschillende termgnen aangenomen.
Volgens het Preuss. Landrecht (3) is men tot abaU\'
donnement geregtigd na 6, 12 tot 24 maanden, naar g®\'
lang van den duur der reis, en te rekenen van het oogeO\'
blik, waarop de zekere tijding is aangekomen der gebeuquot;quot;\'
tenis, waarop het abandonnement wordt gegrond.
Heeft
men het nu laten beleekenen, dan moet men binnen de^
bepaalden tijd zijne vordering laten gelden (4), om nieta^P
de verjaring bloot te slaan. Door deze te stuiten, hetgeen indequot;quot;
daad vreemd is, omdat men nu de regelen van het gewone reg\'
gaat volgen, kan de termijn tol 50 jaar worden verlengd
Te Hamburg (6) treedt, na tien jaar, de verjaring i®\'
terwijl te Bremen, (7) na zes jaar, alle vorderingen,
(1)nbsp;Art. 432, Code de Comm.
(2)nbsp;Art. 17.
(3)nbsp;§ 2346—2358.
(4)nbsp;§ 2351.
(5)nbsp;§ 2356.
(6)nbsp;Haml. Assec.- u. Hav.-Ordn., v. 1731, Tit, XVII, 1,
(7)nbsp;Neuhearheit. Beding, der Bremer VI Versich.-Qesellsck, v.
Abschn. V, art. 36.
verzekeriügs-conlract ontstaan, voor verjaard gerekend
borden,
^ Zweden (1) geven driejaar, na verloop van 6 raaan-
» of jaar en dag , sedert het zekere berigt van de gebeur-
gt; die aanleiding tot het abandonnement heeft gegeven.
Spanje volgt (2) men den Code de Commerce,
lerwiji
Portugal geene bgzondere verjaring kent, daar de
^^igo Commercial daarover niets bepaalt.
^ Vindt men in boven gemelde verordeningen den tijd
®Paald, binnen welken de vordering, uit het abandon-
^^i^ent ontstaan, moet zijn ingesteld, in andere treft
Weder het verbod aan, orn te abandonneren, alvo-
^ ® Zekere tijd verstreken zij. Onder deze noemen wij
V- den Guidon (5); de Ordonnance de la Ma-
de Ordonnantie van Burgos (b); van
^Jlboa (6); het Preussiseh Seerecht, van 1727 (7);
^ Preussiseh is sec. Ordnung, van 1766 (8);
^ Ordonnantie van Rotterdam (9) ; van A m s t e r-
(10), enz. Een dergelijk verbod treft men ook in het
^tboek van Koophandel aan, maar alleen voor het
» dat hel abandonnement zijn grond heeft in gebrek
Hiding; het betreft alzoo meer het wezen der prae-
Pl-ie j dan den loop der aclie-verjaring.
Schwedische ÄsseJcuranz-RecM, v. 1750 , art. 3, § 1.
Jy TTetboeJc, van 1829, art. 997.
yp Ch. VII, 6, 13.
J^) -W. III, Tit. VI, art. 48.
(5) Art. 11.
Art. 34.
680, 681.
VI, 25
§ 154, ,
Art. 64
Art. 2(
Zoo lang in Frankrijk voor het Handelsregt nog de Of\'
donnance de la Marine gold, was er geene stellig\'\'
bepaling, of de vordering vóór den gestelden termijn mquot;®®\'
zijn aangelegd , of wel reeds geheel afgeloopen. De jm\'^\'
prudentie beslistte dit (1), in dezen zin, dat de procedure
moest zijn begonnen en gedurende een even lang tijdsve\'quot;
loop niet mogt zijn afgebroken; slechts wanneer er
conlestatio had plaats gehad, mogt men nog 3 jaar wac\'\'\'
ten, voor de verjaring kon optreden.
Dit gold toen in Frankrijk voor aangenomen regt
en de jurisprudentie maakte zoo doende veel afhankels\'^
van den ijver en de werkzaamheid van den Procureur»
terwijl het inderdaad zonderling mag heeten, dat door ^^
litis conlestatio de verjaring zooveel werd verlengd. De
mijn der verjaring begon te loopen met de zekere tgdio^
van het ongeval, of wel sedert de beteekenins van
1
ahandonnement, of, wat daarmede te Marseille gelijk stonquot;\'
de verklaring aan de Kamer van Koophandel gedaan; ev®quot;\'
wel kon , in dit geval, de verzekeraar den termijn \'erquot;^
zetten, door het bewijs te leveren , dat er zekere tijding
geweest, vóór dat het ahandonnement was gedaan.
zekerheid was eene vruchtbare bron van twisten.
Valin, Émérigon en Pothier zeggen, dat de tijding» ^^
zeker te kunnen worden genoemd, algemeen moet
doch dat raen ook wel anders oordeelde, bewijst een
(1)nbsp;Émêeigon, l.l., Ch. XIX, Sect. 5; De Lamoignoh,
Titre : De la péremption, art. 10.
(2)nbsp;Zie Journal des Audiences, Tom. IV, pag. 434; Bbope^^\'
Lotjet, litt. P, Somm. 14; Id., sur la coutume de Paris, Tom-
p. 91, nquot;. 9; Chaeohdas, questions et réponses,^. 258 ; thevei^®^ \'
p. 389; Despeisses, Vol. I, p. 739; Daix, sur le Statut de
seille, p. 433; Buisson, Codex de j^Wtós; Bosiface, Vol. Igt; P- „
Decobmis, Vol. II, col. 675, 1713; Pothiee, du retrait, nquot;- ^
Var» de Admiraliteit te Marseille, van 14 Augustus, 1781,
ö Émérigon (1) vermeld; en wg zien ook de reden niet,
^Vaardoor eene tijding, den verzekerde alleen bekend, niet
^^eQzeer zou moeten gelden.
^en plagt in Frankrijk aan te nemen, dat de bekendheid
quot;^^gelijksch een zeker aantal mijlen aflegt en onder de heer-
^^l^appij yan den Guidon werd Rouaan als middelpunt
genomen, van waar de tijding begon te loopen, terwijl de
\'\'donnance de la Marine, van 1681, daarvoor Parys
fle plaats stelde.
Slet betrekking tot de vraag, of de vordering moet zijn
\'\'\'gesteld of reeds afgeloopen, vóór den bepaalden termyn,
J alle zwarigheid weggenomen na den Code de Procé-
\'quot;^e, omdat de voorschriften in art. 577 en 401 alge-
l^een zijn; en even zoo is voor ons deze vraag beantwoord
liet voorschrift van art. 279, lid 1, van het Wetboek
Regtsvordering, waar wy lezen: n Alle instantie
\'^^fvalt, indien de zaak binnen drie jaren tijds niet is
^^^oortgezet.»
als wij zagen, is het abandonnement een geheel bui-
^ gevvoon middel, vooral ten gunste van den verzekerde in
etgeving opgenomen , zoodat deze het in zyne keus
de
(1) 1.1,
h
er al of niet gebruik van te maken. Is nu de ramp
^^Zeker, dan zal hij, om tot de verzekerde som te gera-
^^ gt; vvel altijd moeten abandonneren; doch, indien de be-
^\'gten zeker zijn, dan staat het hem vry , om, des geoor-
^ gt; het abandonnement te doen, of wel eene eenvou-
^^b® avary-actie in te stellen. Indien de verzekering is
Aangegaan onder het beding vrij van avarij] dan is het
bet uiterste belang le welen , of het abandonnement ge-
, Ch. XIX, Sect. 14.
-ocr page 104-oorloofd is, want het is dan het eenige middel (1) , waai\'\'
door de verzekerde de schade kan vergoed krijgen, daar
het, in dit geval, voor den verzekerde de eenige weg i®\'
om schadevergoeding te bekomen, omdat de clausule v^\'ê
van avarij alle actie, op avarij gegrond, uitsluit. D®^®
clausule, die dus den schipper wel eens zou kunnen ver-
leiden , om het schip in een geval van abandonnement
brengen, of althans dien toestand niet te vermyden, heeft»
volgens Casaregis (2) haren oorsprong in verzekering
aan spoedig bederf onderhevige waren, die in kleine vaar\'
tuigen op betrekkelyk korten afstand werden vervoerd.
Het onderscheid tusschen het vorderen der geheele vei\'
zekeringssom door abandonnement of door avary-actie i®
voor den verzekeraar belangrijk, omdat, in het eerste gevfl\'
al, wat er nog van het verzekerde voorwerp teregt kom\'»
ipso jure zijn eigendom wordt.
Een opmerkelijk voorbeeld daarvan vinden wij by
loz (3), en om de practische gevolgtrekkingen, waartoe b®*^
kan leiden, deelen wij het hier kortelijk mede.
In 1792, werd een Fransch schip met de lading, door
Spanje verbeurd verklaard, doch, na den vrede, werd i®
1814, de waarde er van aan den eigenaar teruggegeven»
terwijl deze reeds schadevergoeding hadden genoten uit d®
verzekering. Was er nu niet geabandonneerd, dan zou be\'
voor de verzekeraars moeyelijk zijn geweest, om zich
deze vergoeding schadeloos te doen stellen, maar nu er g®
abandonneerd was, was alle bezwaar opgeheven.
(1) Disc. leg., Disc. XLVII, nquot;. 4. Vgl. Valin, l.l., Liv.
Tit. VI, art. 47.
(9) émêeigon, 1.1., Ch. XVII, Sect. 3; Pothibb, l.l,
Esteangin, Supplém. op Pothier, Ch. IV, p, 417.
(3) Dalloz, Héceuil périod., Tom. XXXVI, I, p. 357.
Vele sehrijvers zijn van meeniog, dat het abandonnement
noodzakelijk vereischte is, om, met goed gevolg, de
scheele verzekerings-som te kunnen eischen. Émérigon (1)
daarvoor als reden op, dat de verzekerde nooit stellig
kan , of er iets van het voorwerp der verzekering over is,
^^ de mogelijkheid , dat er iets zal teregt komen , altijd be-
Valin teekent op de Ordonnance de la Marine,
^ Hl, Tit. VI, art. 46, hetzelfde aan en voegt er nog
^ Zonderlinge meening bij, dat het abandonnement niet in
keuze van den verzekerde moest zijn, maar dat de ver-
^ ^raar zou moeten beslissen, omdat het een bijzonder
middel is; te meer, omdat de verzekeraar schuldenaar
Ging deze meening, die ook Émérigon (2) voorstaat,
iod\'nbsp;verzekering vaak nutteloos worden; vooral,
de waarde der lading aanmerkelijk was gerezen. Ge-
tle t.nbsp;^ 100,000 geschat, is voor
elft verloren; maar, gedurende de reis, is het product
verdubbeld; welk nut zou de verzekerde dan uit
Contract trekken? Wij houden deze meening dus voor
toelaten van het abandonnement bij
Vei-\'^^nbsp;verder den grond betreft, dat de
schuldenaar geworden is, wij behoeven dien
^Ub\'^^ ^®derleggen. Het is eene uitbreiding van het in
pro debitore, die met even veel regt op het wissel-
«lle^^^ kunnen worden toegepast; kortom, waardoor
hare buitengewone kracht zou worden
op ^^Ifde vraag wordt door Pothier (5) aangeroerd; doch
andere wijze. De Ordonnance de la Marine
(3)nbsp;^VII. Sect. 6.
(3)nbsp;XVII, Sect. 9, § é.
169, 1.31, 115, 193.
Ik.
-ocr page 106-liet het abandonnement vrij, en Valin erkende, dat dieD
ten gevolge de verzekeraar den verzekerde door excipi®\'quot;®\'\'
niet tot abandonnement kon dwingen, even min als
daartoe in den Guidon (1) de raagt wordt gegeven.
redeneert Pothier aldus: indien de avary, die vergoed iC®\'
worden, eens bijna de geheele verzekerde som verslond,
dan zou de verzekerde er voordeel bij hebben , want
halve hetgeen er van schip en lading overblijft, ont*®®^
hg nog bgna de geheele verzekerde som ; maar inderda^
moet dan de schade-rekening, die Pothier zich
wel zeer slecht geweest zgn, daar wg gelooven, dat ^
waarde van hetgeen overgebleven is, vermeerderd met
vergoede avarij, juist gelijk zal staan met de waarde
het verzekerde voorwerp, en het althans nooit in vvaa
zal overtreffen.
Jp
Dal de chicane het soms zoo ver gebragt heeft, dat
avarij-actie voor den verzekerde voordeeliger is, dan het ah^®
donnement, kunnen wij ons voorstellen; maar het is
geen bewijs van goede regtsbedeeliog en goede reglsg®\'®^^
den, dat die zulk een hoogte zou kunnen bereiken-
gevallen door Valin aangehaald, ora zijn gevoelen te
ven, zijn allen op chicane gegrond.
Zoo al de verzekerde niet kan worden gedwonge\'^ ^^^
abandonnement, maar hem de keus gelaten is tusschen
middel en de actie van avarij , terwijl hg in sommig® ^^^
vallen ook zonder abandonnement de verzekerde som
vorderen, zoo mogen wg toch geenszins met CasaRE^iS
en met Émérigon of met Lord Ellenborolch (3)
(1) Ch. VII, 1.
(3) Disc, leg.. Disc. Ill, iiquot;. 23; Disc. LXX, nquot;. 5, ^3.
(3) J. A. Paek, law of Imurance, p. 999; 10
Bench Reports, p. 36.
d^t het ahandonnement, in geval van geheel verlies, eene
\'^\'^Itelooze formaliteit is, tenzij men voor geheel verlies
^echts het eigenlijke physische houdt. Hetgeen lot die za-
en behoort, die men zich wel denken kan, maar die in
vverkelijkheid niet voorkomen, want hoe groot en volle-
het verlies ook is, er komt altijd iets, hoe ggt; ring dan
teregt. Wordt echter onder geheel verhes ook ver-
^\'^äan, vvat de Wet als zoodanig beschouwt, b. v. verbeurd-
verklaring, dan begrijpen wij niet, op welken grond hunne
quot;quot;edenering steunt.
^et regt gelooven wij uit het boven staande te mogen
^fleiden, dat het ahandonnement eene geheel willekeurige
Afdeling is, waartoe de verzekerde zelfs, al vordert hij de
Scheele verzekerde som, op geenerlei wijze kan worden
genoodzaakt.
-ocr page 108-aijanbönn^m^nt van he ^oehtxm
öe ma(ï\\t
Het abandonneren van de goederen voor de vracht heef\'
met het eigenhjk abandonnement slechts den naam getueeoJ
het is niet een middel, om zich tegen geleden zeeschad®
te dekken, en, door afstand van de goederen te doen, ^^
volle waarde vergoed te krijgen ; maar door dit abandon\'
nement maakt de bevrachter of inlader zich af van het b®\'^\'
len der vracht, door in plaats daarvan de lading aan dequot;
vervrachter over te laten.
Eigenlijk behoort derhalve dit abandonnement in het g®\'
heel niet tol ons onderwerp; maar wij kunnen het gevoeg®\'
lijk als aanhangsel daarop behandelen, omdat het er
vele punten mede overeenkomt, en mogelijk wel heef\'
bijgedragen tot het ontslaan van het eigenlgk
abandonne-
ment.
Lang vóór dal men aan verzekering dacht, vóór dat z®\'^®
■enlijl\'
A
scheepvaart eenige beleekenis had , was dit oneig
-ocr page 109-ahandonnement, als wij dit zoo eens mogen noemen , bekend
Livius reeds deelt ons mede, dat in het jaar
voor Christus, de prijs van het graan eensklaps zoo
gedaald, dat het de vracht van Sicilië naar Rome niet
goed maken, waarom de bevrachter, een Siciliaansch
quot;optnan, de lading aan den schipper overliet, om daar-
bevrijd te zijn van het betalen der vracht (1).
Van deze buitengewone wyze van betaling wordt echter
de overgebleven schriften der Romeinsche Icti met geen
^oord gerept, hetgeen zeker vreemd is; maar om nu, met
ARDessus (2), aan te nemen, dat het een oud regt zou
geweest, waarvan de latere regtsgeleerden niets wilden
, is geheel onnoodig, daar wg hun stilzwggen veel
eenvoudiger verklaren kunnen uit de zeldzaamheid van het
^eval, den geringen omvang van den handel, die te Rome
^verd gedreven , en vooral uit den lagen dunk, dien men
quot;\'^trent den handel koesterde, hetgeen in \'t algemeen oor-
«aak was , dat raen omtrent menig, daarmede in verband
^^\'^and, onderwerp beter en vollediger inlichting bij de
^rieksche redenaars kan vinden , dan in de schriften der
®nieinsche regtsgeleerden; men denke b. v. aan avarij en
^edetnerij.
ï-ater was deze wijze van betaling overal geoorloofd, waarbij
\'^eri zich regelde naar het Consolato del Mare. De
^^quot;aenstellers daarvan zeggen , in Gap. 230 , dal de schipper,
® de vracht niet is betaald, regt van retentie heeft op de
S^deren ; doch dat de inladers ter betahng der vracht af-
kunnen doen van de lading,
eze plaats scheen duister cn gaf aanleiding tot verschil-
Jl) Lib. XXX, Gap. 38.
I^-l., Tom. 11, p. 404, note g.
-ocr page 110-lende uitleggingen, omdat in Cap. 22S was gezegd, dat de
inlader den schipper niet kon dwingen, de goederen
betaling voor de vracht aan te nemen. Deze duisterheid
was evenwel slechts schijnbaar en lag niet in de woorden
van het Consolato del Mare zeiven, maar in de kort\'
zigtigheid der uitleggers.
In Cap. 225 wordt niet van de geheele lading gesprO\'
ken; maar slechts dit wordt gezegd: den inlader kom^
het regt niet toe, den schipper, in plaats van geld,
veel van de lading op te dringen, als de vracht bedraagt\'
terwijl in Cap. 230 wordt gezegd, dat hij hem wel de g®\'
heele lading mag laten, zoodat dus Cap. 225 meer een«
beperkende verklaring van Cap. 230, dan iels geheel nieuW«\'
geeft, en dus welligt beter op art. 230 had kunnen
gen, of daarin zijn opgenomen (1).
In den Guidon (2) was dit regt ook erkend; maar het
was er meer beperkt. Daar liet men het slechts toe, in g®\'
val waren, op fust geladen, wijn, b.v. of olijven, gehee®
of bijna geheel waren uitgelekt, terwijl nog daarenboven
het abandonnement moest zgn geschied, voordat er gelquot;®\'
was, wilde het in de plaats doen treden voor de betalió^
der vracht.
Deze beperking is billijk, zoowel ten opzigte van de\'\'
schipper, omdat hg moet leveren, wat hij geladen heeft\'
namelijk volle fusten, als ten opzigte van den inlader; waa\'quot;\'
zoo als het bij Liviiis en in het Consolato del Maquot;quot;®
voorkomt, was het een middel, waardoor de inlader de risic^
van de markt op den schipper overdroeg, zoodat dez®\'
die alleen zijn arbeid en zijn schip wenschle le verhuren\'
(1) Verg. Paedessus ad h.L
(3) Ch. VIT, 11,
door de Wet, legen wil en dank , lot verzekeraar werd
8®niaakt voor eene onderneming, die geheel buiten hem lag.
öe Guidon was dus zeker meer in overeenstemming
löet de zuivere regtsbegrippen; doch alle misbruik, dat van
middel kon worden gemaakt, was nog geenszins belet,
ï^e gevallen, waarin men er zich, ten nadeele van den
^^hipper, van bediende, vindt men als \'t ware opgesomd in
Ordonnance de la Marine, van 1681, waar ver-
acQ vvordt, goederen voor de vracht Ie abandonneren,
geval van daling in prijs, van bederf uit eigen natuur
Van toeval (1). De ondervinding had den koopman de
getallen leeren kennen, in welke het verlies der lading
^^ordeeliger was, dan het betalen der vracht, en menig
^evrachter kreeg, als loon zijner ngverheid, bedorven goe-
; niet omdat dit in de bedoeling der Wet lag, maar
de woorden door de geslepenheid van het eigenbe-
zoo konden worden uitgelegd. Valin keurde de beper-
^\'^g van dit regt in de Ordonnance de la Marine
• Hij meende, dat het onbillgk was in al die gevallen
^ abandonnement uit te sluiten, b. v, in geval van schip-
\'\'^uk. Volgens hem en Casaregis kan de inlader altijd
^\'^Istaan met de lading over te laten voor de vracht, om-
op de lading alleen de vracht kan verhaald worden.
^^ hunne redenering evenwel juist is, kan met grond wor-
betwijfeld, want dat de lading voor de vrachtpennin-
otnnbsp;\'nbsp;bevoegdheid van den schipper,
^^ ®ene zuiver personele actie in Ie stellen, volstrekt niet
^^ • Dal de lading bovenal verbonden is voor de vracht, is
Soort van slilzwggend pandregl, maar die een pandregl
vvordt daardoor nog niet verstoken van de vordering,
fl) Liv.
ni, Tit. 111, art. 35.
-ocr page 112-liie een minder bevoorregte heeft: integendeel is hem dat
pandregt op de lading juist tot verzekering zijner personele
vordering gegeven.
Door de zamenstellers van den Code de Commerce
alle twijfel weggenomen, met de bepaling, dat of de scbip\'
per (1) de lading kan verkoopen, indien de geconsigneerde
ze niet wil ontvangen, terwijl hij, in geval de opbreng«\' d®
vracht niet dekt, voor het te kort zijn regt tegen den io-
lader kan laten gelden; eene bepaling zeker in overeen-
stemming met den aard en het juiste begrip van het paöd\'
regt.
Hetgeen Valin verder tot staving zijner meening
voert, dat namelijk de vracht niet meer mag bedragen, da»
de lading waard is, is het gevolg van eene zoo schee^®
beschouwing der werkelijkheid, dat het dagelijks
weerlegd, b.v. door het vervoer van minerale wateren,
brieven, van guano enz. De laatste reden, door ValiN aan-
gevoerd , is deze:
Volgens de Ordonnance de la Marine is
geene vracht verschuldigd (2) voor goederen , die verlorequot;
zijn gegaan door schipbreuk, stranding of zeeroof (3),
wanneer er slechts bederf is, al is dit nog zoo zwaar, d^P
moet de vracht worden betaald. Dit noemt Valin hard en
onredelijk, maar zou de billijkheid beter in acht genoC«eP
zijn, als men den schipper in plaats van den inlader be
zwaarde? Valin vergat het: res perit domino, en ^ag
voorbij, dat bederf een periculum is van het goed, terWy
schipbreuk en stranding aan het schip eigen zijn, en
(1) Art. 305.
(3) Liv. III, Tit. III. art. 18.
(3) De Guidon, Ch. VI, 2, was even gunstig voor den
bij roof of buit.
helaalt dus niet voor bij schipbreuk verloren goederen,
l^aar wel voor bedorven goederen, omdat van het verlies
^^ schip de oorzaak is, doch van hel bederf niet.
Terwijl de Ordonnance de la Marine nog in vi-
gneur was, had men in de praktijk een loopje gevonden,
ahandonnement van de goederen voor de vracht te
^eheppen in een geval, waarvan de Wet zweeg. Wanneer
e goederen namelijk door schipbreuk waren verloren ge-
gaan , werden zij door den geconsigneerden niet opgevraagd,
Zoodat zij van zelve geene vracht betaalden, en de schipper
^roeg de vracht niet, omdat hij de goederen niet leveren
lion.
Ook bij ons was dit ahandonnement niet onbekend; maar
ll\'et bij alle soorten van goederen was het geoorloofd, al-
äns, volgens de Ordonnantie van Karel V, van 19
1557 (1), was het alleen van vloeibare waren loege-
^\'en. Hieruit kan men eene gewoonte verklaren, die toen-
quot;^^als bestond; bij het inladen klopte raen driemaal op de
ten einde te loonen, dat ze vol waren, en zoo het
J^\'ijs, dat zij onderweg waren leeg geloopen, gemakkelijk
^ blaken. Hoe duidelijk nu echter de bedoeling dier Or-
^\'^nantie sprak , het ontbrak toch niet aan kooplieden , ja
aau regtsgeleerden, die meenden, dat ook van andere
§oederen het ahandonnement geoorloofd was, en zich, lot
^\'Qg hunner meening, op Hüig de Groot (2) beriepen,
(^l) Art. 44.
iffi Geoot, Inleiding t. d. Holl. Rechts-geleerth., Boek III,
V ^^\' 26: // Wederom mag een hevragter volstaan met afstant
quot;trnbsp;\'\'\' ^\'^d^^^-^en gnet, sonder dat hij voort in de bedongen
Scht quot;nbsp;quot; ^i®nbsp;■«ati Philips, Tit. Van
jPPers en Kooplieden; Wisbysche Zeeregten, 9, 44; Costmies van
quot;quot;^quot;quot;\'^Pen, art. 54.
zoo als Bauels ons uiededeeldt in zijn Advysboek (O\'
waar hij te gelijk dat gevoelen weêrlegt.
In Hamburg (2) was het misbruik nog grooter. Me«
had er zelfs de gewoonte, bedorven vruchten voor de vracW
te abandonneren, tot daaraan een einde werd gemaakt door
betere inzigten, en minder groote inhaligheid. Eindelij\'\'
stelde de Code de Commerce (5) vast, dat dit oneigeO\'
lijk abandonnement slechts mogt plaats hebben, in ge^®^
de lading bestaan had uit fusten, gevuld met olie, wijo»
honig, of andere vloeistoffen, maar geheel of gedeeltelijk
leêggeloopen. Niet onbelangrijk komt het mij voor hier b®^
oordeel over le nemen van Kent (4), omtrent het al
niet geoorloofde van het abandonnement van de goedere»
voor de vracht. De reeder, zegt hij, heeft de verpligtiöS
jegens den inlader vervuld, wanneer hij de goederen v®quot;quot;
voert en aflevert. Hierdoor reeds is zijn regt op de vracb\'
volkomen, want als vervrachter slaat hij voor den goedequot;
toestand der waren niet in, even min als hij op zich
men heeft de gevaren der zee, inwendig bederf, of daliquot;^
der markt Ier plaatse van bestemming; zoo hij maar g®\'
durende de reis zijn pligt vervult, dan heeft hij met d®
waarde-verandering der lading niets te maken. Alleeo d®
zekerheid, die het pandregt op de lading hem voor de be\'
taling van de vracht verschaffen kan, wordt bij bederf g®\'
ringer; doch op de personele vordering of op het abaquot;\'
donnement oefent hel niet den minsten invloed uit.
Deze redenering is, mijns inziens, niet geheel in oV®\'\'
(1)nbsp;D1. I, biz. 38.
(2)nbsp;Benecke , U., Tli. II, S. 560.
(3)nbsp;Art. 310, lid 2.
(4)nbsp;Kent, Commentaries on American Law. New-York, 1854,
III, pag. 225.
^^östemming met het contract van bevrachting, eu het is
^Izoo niet alleen op historische gronden, dat de Nederland-
sche Wetgever (l) den inlader van vloeibare waren op fust
^•^elaat deze voor de vracht te abandonneren, zoo ze ge-
\'\'^el of gedeeltelijk zijn ledig geloopen, want de schipper
lieeft Waren op fust geladen, niet fusten alleen, hij heeft
de cognoscementen aangenomen, waren op fust over te
l^fetigen, en moet ze nu ook uitleveren. Hoewel de Neder-
\'^odsche Wetgeving geen onderscheid maakt tusschen ver-
bij cherte-partij en stukvracht, is het niet tw^felach-
dat dit abandonnement uitsluitend bij stukvracht kan
^orden gedaan, 1°. omdat er niet gedeeltelijk kan wor-
\'^en geabandonneerd (2); 2quot;. omdat het uiterst onwaar-
is, dat eene lading geheel zal uitgelekt zijn.
beslaat eene lading bij cherte-partij niet uit afzon-
quot;^^rtgke voorwerpen; maar vormt een ondeelbaar geheel,
^e vervrachter neemt aan voor eene som in ééns, met de
van zijn schip b. v., olie op vaten te vervoeren, niet
vaten olie, elk voor zóóveel vracht, want dit juist is
kenmerkend onderscheid tusschen cherte-party en varen
siükyracht.
(1)nbsp;Wethoeh van Koophandel, art. 497, M 2.
(2)nbsp;Wetboek van Koophandel, art. 677, lid 1, welk artikel, hoe-
■*\'oorkomende onder den titel over verzekering, niet te min ook
Van toepassing is, omdat de aard van het abandonnement geene
toelaat, zoodat hier volkomen moet opgaan: ubi eadem
irl.^
-ocr page 116- -ocr page 117-THESES.
-ocr page 118- -ocr page 119-lo
lus
Ex Scto D. Marci pignus taciturn non habet is, qui
P®cuniam dedit ad reficiendas, sed quidera ad restau-
^(\'\'Udas aedes.
Qui priorem creditorem judicio superavit in ejus
^Utn non succedit.
^otior creditor habet jus offerendi ei, qui secun-
est.
-ocr page 120-Jure Juslinianeo dies inlerpellat pro homine.
Quod poena committitur aut lex commissoria,
non est morae effectus.
L. 69, D. pro socio, 17, 2, itnmerito damnata est-
Art. 840, al. 2, C. C.N. non significat domiu«quot;\'
refectiones majores facere dehere, sed solumiwodquot;
usumfructuariura ad eas non teneri.
Qui ob debilitatem ingenii ipse se ciirae subnif\'\'
tendum curavit, amittit jus testandi.
Uxor, quae sine auctoritate niariti contraxit, per
\'^tihabitionera raariti non obligator invita.
X.
Merces , quae contra leges in regionem peregrinam
t\'^iportabuntur, assecurare non licet.
XI.
^^lale Legislator Franco-Gallicus in art. 347, i¥.,
^^quot;luin assecurari vetuit.
XII.
Ärt- 380, C. M. Fr.-Gallf, cum natura contractus
^^ssecurationis pugnat; idcirco Legislator Neerlandus
^•^dandus, quod illum non recepit.
\'^^lizzae assecuratoriae per indossamentum bene
-ocr page 122-jni
Iudex in inipensas ex officio condemnare nequit.
XV.
I
Lex , quae certas merces exportari vetat, non debc*^
extendi ad eas merces, quae, jam antea vendita® »
nondura exportatae sunt.
XVI.
Art. 158, Legis Fun dament alis , cum
judiciali potestate pugnat.
Eadem delicta eadem poena, nulla personaruu^
ratione liabita, punire neque cum poenarum
neque cum humanitate congruit.
Vana est opinio eorum, qui censent juris criiniO\'\'\'\'^
Iheoriam quaerendam esse. ^
Conatus bigamiae ex Codice Poenali puniri
^on poiest.
Art. 339 C odi ci s P o en a lis cmn bonis mov\'ihus
Pwgnat.
Ittiprobandus Rauter {Traité théor. et pratiq. du
^^oit criminel), statuens socios puniendos esse eadem
P^cna, qua parricidam.
Ûe
eenige biilijke belasting is die, welker grond-
naar de inkomsten wordt genomen.
heffen van in- en uitgaande regten is ten
quot;^•^^ste af te keuren , omdat het de voornaamste bron
is van de onzedelijkheid dei- grenshevvoners, en de
inning derzelven veelal onmogelijk is.
Het gemis aan feestdagen leidt, even als het ^^
groote aantal van dezelve, tot achteruitgang van een
volk.